EX BIBLIOTHECA VIRI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANNO 1897 DEFUNTI UNIVERSITATI DONATA  NAGEBATEN WERKEN VAN FREDERIK ben 11, KONING van PRUISSEN. VIERDE DEEL,   NAGELATEN WERKEN VA» FREDERIK den II, KONING van PRUISSEN. UIT HET FRANSCH. VIERDE DEEL. AMSTERDAM, DORDRECHT en LEYDEN, sy jf. TNTEMA, d'erven P. METER en G. WARNARS» P. BLUSSE en L. HERDINGH. MD C C X C. Met Priyilegie van de Edele Groot Mogende Heeren Staaten yan Holland, en Westfriesknd.   GESCHIEDENIS VAN DEN ZEVENJAARIGEN OORLOG. TWEEDE DEEL.   GESCHIEDENIS VAN DEN ZEVENJAARIGEN OORLOG. ELFDE HOOFDSTUK. Over den Winter van het jaar 1759 tot het jaar 1760. In dit jaar viel eene gebeurtenis voor, welke groote veranderingen in Europa had moeten voortbrengen, en ze evenwel niet voortbragt. De Koning van Spanje ftierf zonder kinderen na te laaten. Zyn Ryk verviel, volgens recht, aan zynen Broeder Don Carlos, Koning van Napels. Tot dus verre was 'er noch twist , noch ftry. digheid van gevoelens: maar deeze konden ontftaan over de opvolging in het Koningryk Napels. De Franfchen , de Oostcnrykfehen en de Engelfchen hadden, by den Vrede van Aken , vastgetteld, zonder dat de Koningen van Spanje en van Napels daarover geraadpleegd waren, dat, wanneer Don Carlos zynen Broeder op den throon van Spanje zoude zyn opgevolgd , de jonger Broeder van beiden , Don Philippus , Hertog van Parma , Koning der beide Sicilien IV. DEEL. A 4 ZOU- 1759- 1760. Dood van FERD1NAND, Koning vaa Spanje.  Ï759- 8 G E S C H I E D E N I'S zoude worden (*). De Koning van Napels lloeg ,geheel geen acht op pit Verdrag , waartegen hy eene plegtige betuiging had gedaan: hy regelde zyne opvolging zo als hy zelve gevoegelyk oordeelde: zyn Qudfte Zoon, die krankzinnig was, werd onbekwaam tot de regeering verklaard , de tweede werd verklaard tot Prins van Afturien , en de derde tot Koning der beide Sicilien. Door deeze fchikkinge bleef Don Philippus Hertog van Panna , en de KeizerinKoningin verkreeg dit Hertogdom niet. Honderd oorlogen zyn in Europa gevoerd, over zaaken van minder aangelegenheid dan deeze. Indien dceze gebeurtenis toen geencn' oorlog veroorzaakte , moet men dit niet toefchryven aan de gemaatigdheid der Keizerinne-Koninginne: want deeze deugd is. niet doorgaans de deugd der Vorfl.cn: maar aan de omftandigheden des tyds; dat is te zeggen, aan den reeds ontfteken oorlog , aan een geweldigen haat, aan de meer vit O* (*) Verfta hierby : En dat de Hertogdommen Parraa , Piacenza en Gualtalla in dat geval weder um het Huis van Oostenryk, en den Koning van Sardinië, zouden keeren. Want zodanig was de inhoud van het Zevende Punt van den Akenfchen Vrede. Doch, fchoon wagen aar Fadeii. 7//s/s D. X^. bl. 252, enz. van veele Protesten fpreekt, welke , by gelegenheid van deezen Vrede, door verfcfieïdene Mogendheden gedaan werden , mankt hy geen gewach van eenige tegenbetuiginge des Konings van Napels. Fert.  van dén ZEVENJAAR. OORLOG. 9 Vuurigc begeerte om Silenen te herwinnen, een Gewest van eene geheel andere aangelegenheid, dan de Hertogdommen Parma en Piacenza. De Keizerin-Koningin, en de Koning van Sardinië, die insgclyks van eenige voordeden verllekea werd, ontveinsden, derhalven , hun misnoegen: Frankryk bewerkte het huvvelyk van den Aartshertog Jofeph met dc Dochter des Hertogen vaii Parma: en men lswam overeen, dc zaaken van Italië opgefehort te houden tot na het fluiten van den Vrede in Duitschland, en Frankryk beloofde dan, in hoedanigheid van Middelaar, al de waereld omtrent hunne eifchen genoegen te g:cvcn. De Koning was oplettende op dc omwentelingen in Italië; niets koude voordeeliger voor hem worden , dan eene afwending in Lonibardyen, het zy tegen den Koning van Frankryk , het zy tegen de Koningin van Ilongaryen. Om te weetcn, waarop hy ltaat koude maaken, zond hy den lieer van Cocceji, zynen Adjudant, na het Hof van Turin, om den Koning van Sardinië te pollen. Deeze nu bejaarde Vorst was tot bygeloovighcid overgellagen, had dien krygshaftigen • geest verloren, door welken hy, in zync jeugd, bad uitgeblonken , cn van zic'nzclveu noch het verlangen , noch den wil, om weder aan heiwerk te gaan. Ondcrtusfchcn werd hy nog meet wederhouden door den toelland, in welken hy zich bevond , dan door den ouderdom of door A 5 gods-. 1759- Vruchte* looze pooging om den Koning van SiTdir.:v. in <*en oorlog te nikkelen;  17591760. Gelyk ook by de Porte. VJ GESCHIEDENIS goü^uienftigheid. De Koning van Sardinië bevond zich zonder Bondgenooten , vooral zedert de vereeniging, welke plaats greep tusfchen Frankryk en Oostenryk ; en in het voeren van den oorlog zoude hy Oostenrykichcn , Franlchen , Spanjaards, Napolitaanen en Parmefaanen tegen zich gehad hebben; hiervoor was hy beducht. Het gebrek aan eenftemmigheid tusfchen deeze Vorften, en de geringe waarfchyuelykheid dat men hen zoude kunnen verecnigen, deedcn alle hoop verliezen, waarmede hy zich van dien kant wel had gevvenscht te vleien. Deeze vruchtelooze pooging verhinderde , evenwel, niet het doen van'verfcheidene andere. Het werd van tyd tot tyd bezwaarlyker den oorlog te verduuivu , en de gevaaren werden grooter. Hoe groot ook het geluk der Pruislifchen mogt weezen ; daar deczen zo dikwyls genoodzaakt waren zich aan hetzelve over te geeven , was het onmogelyk , dat zy 'er niet fomtyds door verraden wierden. Van den kant van Italië had men niets te verwachten. De Ottomaunifche Porte fcheen tot nog toe niet ■genegen, om met het Huis van Oostenryk te breeken. 'Er was, derhalven, niets overig dan de middelen , welke men mogt kunnen vinden, om de Mogendheden, welke het Groot Verbond uitmaakten , te verdeden of van een te fchciden. Dit gaf gelegenheid tut de onderhandelingen, welke men, zo in Frankryk, als in Rusland,  van den ZEVENJAAR. OORLOG, n iand , aanving , om te beproeven , welke van beide men van liet Hof van Weenen mogt kunnen aftrekken. De Koning kwam met den Koning van Grootbritannie overeen, om aan alle Mogendheden het verlangen te doen verklaaren , het geen zy hadden , om middelen ter verzoeninge te vinden, tot herftclling van den algemeenen Vrede. Prins Lodewyk van Brunswyk werd gelast deeze opening in den Haag te doen aan de Staatsdienaaren der oorlogende Mogendheden, terwyl, ter zelfder tyd , Engeland aan Frankryk verzekering deed van de begeerte, welke het had om onderhandelingen aan te vangen, die tot een zo heilzaam einde konden leiden. Het was te vermoeden, dat Frankryk zich in eene voor den vrede gunftige gefteldheid zoude bevinden , dewyl het moedeloos moest geworden zyn door al de gewichtige verliezen , welke het geleden had. De Engel* fchen "hadden den Franfchen dit jaar Guadeloupe ontnomen , gelyk ook Quebec en Niagara in Canada. Het Escader van den Heere de la Clue had, op de hoogte van Lagos, de nederlaag gekregen , en de Vloot des Fleeren van Conflans was gellagen door den Admiraal Hawke , die een aantal van Franfche, in de rivier de Vilaine geftrande, fehepen verbrandde. Het Escader van den Fleere le Fort behaalde eene volkome overwinning over hen in de nabuur* fchap van Mafulipatan; zy verboren de fterkte van St. David, en werden daarenboven gefla- gen nS9r 1760. Vredelievende betuigingenvan Engeland en Pruisfen. i  t2 GESCHIEDENIS 17591760. Hoe dezelve opgenomen worden. gen in het gebied van den Mogol , alwaar de Engelfchen zich meesters maakten van hunne groote bezittingen omllreeks Pondicheri. Zo veele rampen moesten Frankryk afkeerig maaken van eenen oorlog , in welken het verliezen onderging, en geheel geen voordeel konde hoopen. De beide Volken waren nogthans wel verre van eensgezind te weezen omtrent de begiafelen, welke tot eenen grondflag voor den vrede zouden dienen. De Koning gevoelde , hoe noodzaaklyk het ware hen nader by elkander te doen komen: want, indien men hen tot een Verdrag' had kunnen brengen, zoude Frankryk, door zyn afzonderlyken vrede, zich van Oostenryk afgefcheiden hebben. Men werkte, naar dit beftek, met zo veel te grooteren yver, dewyl de vyanden , na veele langwyligheden, eindelyk verklaard hadden , dat zy de voorflagen aannamen , welke men hun gedaan had tot herftelling van den vrede ; mits dat m«n toeHemde eene Byeenkomst te Augsburg te doen houden , op welke ai de Mogendheden omtrent hunne wederzydfche belangen zouden kunnen overeenkomen. Dit was den langwyligften wech voorflaa» van allen , welken dc vyanden van Eruisfen konden uitdenken, om het fluiten van den vrede op de lange baan te fchuiven, naarmaate hunne belangen het zouden vorderen; dewyl de ftrydigheid deezer belangen , onder een zo groot aantal van Vorften, langduurige overweegingen vorderde , en het niet ontbreeken kou<  van dxn ZEVENJAAR. OORLOG. 73 konde aan voorwcndfelen, om deeze onderhandeling te doen duuren zo lang men mogt goedvinden. Men heeft hiervan een duidelyk voorbeeld in de Byeenkomst te Munfter, welke acht jaaren (*) fleet, eer men kwam tot het linken van den Westphaalfchen Vrede. Dit voegde den Koning niet : daar hy al te vet! vyanden te beftryden had, moest hy wenfchen, dat 'er een fpoedig einde kwam aan deeze beroerten , om dezelfde reden, om welke het Hof van Weenen dezelve wenschte te verlengen, dewyl het veele Bondgenooten had, van welker hulpe het zich veroveringen beloofde. Daar dan de toeftand der zaaken zodanig was, als wy zo even voorgelïeld hebben, vaardigde de Koning eenen Zendeling af na Frankryk , om de geneigdheid van het Hof van Verfailles te polfen, en hem, zo als ook den Koning van Engeland, daarvan verflag te doen. Hy verkoos tot het uitvoeren van dit werk een' jongeling van Edelsheim, wiens vader omftreeks Frankfort landeryen had , die aan niets verbonden, (*) Eerst omtrent het einde des jaars 1641, werd de Stad Munfter benoemd tot de plaats der Vredehandelinge , welke van haar den naam draagt • de Vrede werd getekend op den dertigflen van Louwmaand des jaars 1048. Dit is dus ruim zes jaaren. Maar men was al vroeger begonnen te handelen over de plaats , welke tot de byeenkomst dienen zoude. Zie wagen aar, d. XI, bi. 357 enz. rerl. 1760. na Frankryk gezonden.  J7591760. u GESCHIEDENIS den , hem aanbevolen was door het Hof van Gotha, en, gevolgelyk, zich beter dan een ander van deezen last konde kwyten , dewyl hy niet bekend was , en in het geheel geen vermoeden konde verwekken door zich te VerfailIcs te verwonen. Deeze jongeling vertrok, zonder eenig charaoter aan te neemen : hy moest zich vervoegen by den Bailli van Froulay, den Gezant der Orde van Maltha in Frankryk. De Heer van Edelsheim werd te Parys vry wel ontvangen: men gaf hem, in algemeene uitdrukkingen, te kennen, dat de uitflag zyner handelingen zoude afhangen van de meerdere of mindere vaardigheid, met welke Frankryk over zyne verfchillen met Engeland konde overeenkomen; maar, dat men, vernomen hebbende, dat de Koning van Pruisfen zich voorftelde den Koning van Poolen fchadeloos te ftellen ten koste der Kerkelyke Vorften van Duitschland, welker goederen hy waereldlyk wilde maaken (*), hem verklaarde , dat de Allerchristclykfte Koning daartoe nimmer zyne toeftemming zoude geeven. De Heer van Edelsheim kwam den Koning,- welke toen te Freyberg was , dit antwoord brengen; vandaar vertrok hy na Londen , om het den Staatsdienaaren van Grootbritannie mede te deelen. Juist in denzelfden tyd, op welken deeze. zendeling daar kwam , vertoonde 'er zich een ander ftaafkundig verfchynfel, een man, welken •,, men (*) Secularifer.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 15 snen nooit heeft kunnen ontcyfTeren. Hy deed zich voor, onder den naam van Graaf van St. Germain. Hy was in Franfchen dienst geweest, en zelfs zo ver in de gunst van Lodewyk den XV gevorderd, dat deeze Vorst hem het kasteel van Chambord had willen fchenken. Deeze man fpeelde de rol van eenen Staatsdienaar, hy bemoeide zich met onderhandelingen, zonder daartoe last te hebben, en fprak ter gelyker tyd in beleedigende uitdrukkingen van Mevrouw van Pompadour, en van den Ilertoge van Choifeul. De Engelfehen behandelden hem als eenen avanturier, en zonden hem te rug. tiet zy de Engelfche Staatsdienaars den Iieere St. Germain mistrouwden, het zy hunne veroveringen hunne hoop deeden toencemen, het zy de verklaaring der Staatsdienaaren van Verfailles, raakende eene Byeenkomst, hun niet voldeed, zy gelastten den Grootbritannifchen Staatsdienaar in den Haag, den Heer Yorke, aan den Heere d'Afri, den Franfchen Gezant, te zeggen , dat de Koning van Grootbritannie gereed was den Vrede re maaken , dat hy zyne toeftemming gaf tot het houden ecner afzonderlyke Byeenkomst; mits dat Frankryk de geheele behoudenis [der bezittingen] van zyn Pruisfifche Majefteit aannam, als eenen grondllag der voorafgaande punten. Frankryk antwoordde , dat het niet beter verlangde, dan over zyne gefchillen met Engeland te handelen; maar dat het, niet met Pruisfen in oorlog zynde geweest, ook deszelfs belangen niet 17591760. Do Gt -af van Sr. c E R Ji .\ 1 rc.  17591760. Wedervaaïen van EDf-.LSHElll in Frankryk. 16 GESCHIEDENIS niet konde vermengen met die van zyne Britannifche Majefteit. Dit antwoord deed de geringe hoop, welke men op deeze onderhandeling nog gebouwd had, geheel verliezen. De lieer van Edelsheim, die eenige kofiers te Parys had gelaten, keerde van Londen, over Holland, weder na Frankryk. Hy vermomde zich niet , wel verre van zich fchuil te houden , ging hy by den Bailli van Froulay , terltond na dat hy te Parys was gekomen. Deeze Gezant, ingenomen met een gunftig vooroordeel voor de oprechtheid der oogmerken des Konings van Frankryk, tot herftelüng van den vrede, haalde den Heet van Edelsheim over , dat hy zyn vertrek nog eenige dagen zoude uitftellen, om tyd te geeven , ter wederaanknoopinge zyner afgebroken onderhandelinge. Maar hoe groot was des volgenden dags de verbaasdheid des Heeren van Edelsheim, wanneer hy zich, uit kracht eener lettre de cachet, in hechtenis zag ncemen, en na de baftille brengen! De Hertog van Choifeul kwam denzelfden dag ook aldaar ; hy verzekerde den gevangenen, dat hy geen ander dan dit middel had kunnen vinden, om op zyn gemak met hem te fpreeken , zonder achterdocht te verwekken by den Oostenrykfchen Staatsdienaar , die alle zyne fchreden naging: hy voegde 'er by, dat, dewyl deeze plaats gefchikt was tot eene heiraelyke onderhandeling, hy gaarne hem daar zoude houden , om te meermaalen met hem in gefprek te kunnen komen, en dat hy de middelen  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 17 fen om zyne brieven den Koning [van Pruisfén] veilig en vaardig te doen toekomen, hem zoude bezorgen. Hy liet zich vervolgens uit in klag1 ten tegen de Oostenrykfchen, welken alle zyne gangen van naby gade floegcn : want, voegde hy 'er nevens, den Fleere van Stahremberg zyn alle perfoonen bekend, welken door den Koning van Pruisfén in deeze onderhandeling gebruikt zyn: nog zo even heeft hy eenen renbode van Weeneu ontvangen, door welken men hem onderricht van alles, wat bier omgaat. Deeze onbetaamelyke vertooning had geen ander oogmerk dan zich meester te maaken van de papieren des Hecren van Edelsheim, waaronder de Heer van Choifeul hoopte berichtfehriften van den Koning te vinden , welke hem cenig licht konden verfchaffen omtrent dcszelfs oogmerken. Doch hy vond niets anders dan eenen credietbricf, welken de Afgevaardigde niet noodig had gehad te gebruiken. Bèfchaamd over deeze nutloozc ontdekking , was dit alles wat deeze Staatsdienaar won by zyne flordige behandeling. Des anderendaags deed hy den Heer van Edelsheim ontilaan , met last, om den wech van Turin te neemen , ten einde uit het Ryk te vertrekken. Misfchien zal men oordeelen, dat wy deeze gebeurtenis met al te groote breedvoerigheid verhaald hebben. Dcrzclver zonderlingheid heeft 'er ons , gedeeltclyk , toe bcwoogen , maar vooral de manier, waarop zy dc denkwyze kenfchet&t, welke het Hof van Vcrfailles in dien iV. deel. B tyd r?591760.  iS GESCHIEDENIS 1759" 1760. Vruchrelooze poogingen by het Hof van Rusland. tyd had. Wanneer men opmerkt met hoe groote voorzorge het vermydde eenig achterdenken by het Hof van Weenen te verwekken , zal men gemaklyk overtuigd worden van de foort van . onderwerpinge , in welke het door de Oostenrykfchen gehouden'werd (*). De poogingen , welke de Koning te Petersburg deed , hadden geen beteren uitfiag. Men gebruikte daar een Holfteinfchen edelman , die zelfs geene gelegenheid kreeg, om het geen, waarmede hy belast was , te openbaaren. Hy werd, evenwel, door de Rusfen met meerdere zachtheid wechgezonden , dan den Heere van Edelsheim by de Franfchen gebeurd was. De geest der Keizerinne Elifabeth was al te zeer vooringenomen, en al te fterk verbitterd tegen den Koning , dat men haar, ten opzichte van denzelven, ligtlyk van gedachten konde doen veranderen. Zy werd geregeerd door haaren gunfteling, en deeze door het Hof van Weenen. Al wat haar omringde was geheel overgegeven aan het welbehaagen van Frankryk en van Oostenryk. Deeze Vorftin , welke zich daarenboven (*) Het zo even verhaalde geval bewyst evenwel die onderwerping niet, zo als het hier wordt opgegeven. Immers, het geen de Heer vak choiseul tot edelsheim zeide , was, volgens des Konings verhaal, niet meer dan een bloot voorwendfel, en de waare reden der hechtenisfe van den Pruisfif'cheu Gelastigden, enkel de begeerte om deizelfs geheimen te ontdekken. Vtrt.  van den ZEVENJAAR. OORLOG, ly ven ftreetóe met dc aanwinninge van het Koningryk Pruisfén , het geen zy reeds als aan Rusland vastgehecht b.ichouwde , zoude gemeend hebben aile haare voordcelen t« verliezen , indien zy met den Koning in de geiïngfte onderhandeling ware getreden. En vanhier vond men alle toegangen geflopt, door welken men haar eenige andere denkbeelden mogt willen inboezemen. Tcrwyl men dus aan alle deuren klopte, liet Denemarken eenige geneigdheid blyken, om den Koning te onderfteunen. De Koning van Denemarken vreesde de vermeerdering van de magt der Rusfen, en nog meer derzelver nabuurfehap. Men wist, dat zy zich gereed maakten, om dit jaar de belegering van Colberg te onderneemen, en , deeze ftad veroverd zynde , waren zy de meesters der geheele Oostzee. Indien de tegenwoordige oogmerken van Rusland ftrceden tegen de belangen van Denemarken , de gevolgen toonden voor het toekomende een nog grooter gévaar , uit hoofde der eifchen van den Grootvorst van Rusland op Schieeswyk, welke deeze Vorst, wanneer hy Keizer wierd, konde doen gelden , waartoe deeze nabuurfehap hem het grootfte gemak zoude bezorgen; daar, in tegendeel , wanneer eene Mogendheid, gelyk Pruisfén, tusfehen Rusland en Denemarken gevestigd is , bet ontwerp van eenen oorlog in het Holfteinfchc in de uitvoeriuge bykans oumogelyk f, 5 wor.1 ëluul"v o " . . . _ . 1760. Onderhandeling inet □ene «arken , welkt op nietSj uitloopt.  ao GESCHIEDENIS 1759Ï7C0. De Koning is genoodzaakt zich te redden zonder vreemde hulpe. wordt voor een Rusfifchen Keizer, hoe magtig hy ook zyn moge. Deeze welgegronde bedenkingen bewoogen de Staatsdienaars te Koppenhagen , om eenige openingen te doen aan des Konings Afgevaardigden (*) by dat Hof. Men begon met hulpbenden aan te bieden tot verdediging van Pomcren; maar weldra had men 'er berouw van uit vreesachtigheid en befluitloosheid; vervolgens verfchrikt over den ftap, welken men gedaan had, was men alleenlyk" bedacht om zich uit dcnzelven te redden; en om deeze onderhandeling af te breeken , zonder dat de Koning van PruisTeu 'er iets op konde te zeggen hebben, ftclde men de hulpbenden op een zo hoogen prys , dat men redelyker wyze zeker was , dat zy niet zouden aangenomen worden. Zo veele onderfcheideti proeven van onderhandelingen, van welke niet ééne wel geflaagd was , overtuigden den Koning meer en meer, dat hy , in de tegenwoordige omftandigheden, niets te verwachten had van eenige der Europifche Hoven. De driften waren nog al te hevig, en de beweegingen, welke zy in de gemoederen veroorzaakten , al te geweldig , dat het mogeiyk zoude geweest zyn dezelve tot bedaaren te brengen. Den Koning bleeven dus flechts twee Bondgcnooten over , de Dapperheid en de Volharding , door welker hulpe hy met eere (*} Envoyé.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 21 eerc uit deezen doodelyken oorlog konde geraaken (*). Alle deeze ftreeken van het Staatsvertrek betroffen de Legers niet. Ook verhinderden zy de vyanden niet, geduurende den winter, verfcheidene onderneemingen te vormen. De Rusfen, welken , voor een gedeelte , hunne kwartieren hadden omftreeks Neu-Stettin, iineedden het ontwerp om de ftad Schwedt te verrasfen , alwaar zich Prins Ferdinand, des Konings Broeder , de Markgraaf van Schwedt en de Prins van Wurtemberg bevonden. Prins Ferdinand was (*) By archenholtz, D. II. bi. 31, enz. kan men leezen , van welke middelen zich de Kening bediende, om zich van geld en volk te voorzien, ten einde zynen vyanden het hoofd te kunnen bieden. Ik zal op die middelen hier geene aanmerkingen maaken. Zy zullen eenen iegelyk , die het genoemde Werk leest, van zeive wel voor den geest komen ; en men mag wel denken , dat archenholtz ze niet op de ongunftigfle wyze voor zynen Held heeft voorgedragen. Alleenlyk zal ik zeggen , dat , fchoon de bedryven der Oostenrykfchen, Rusfen en Saxifchen, in den herfst van het jaar 1760, te Bcrlyn en daaromftreeks uitgevoerd, niet kunnen verdedigd worden, zy, evenwel, het niet onnatuurlyke gevolg waren der verbitteringe, welke de wyze , waarop de Koning in Saxen huis hield , en de afperfingen , welke dat ongelukkige land onderging, moesten veroorzaaken in de gemoederen van deszelfs Ingezetenen en Bondgencoten» B3 17591760. Schw3dc wordt doot rie Rusten verrast.  17591760. De Generaal CZET- tERlTZ raalu geVdi'gen. .2 GESCHIEDENIS was eenige dagen te voorren vandaar vertrokken , wanneer , de burgers , die de wachten waarnamen , vergeten hebbende, de brug over den Qder op te haaien , de Kofakken dezelve overtrokken , en den Markgraaf, nevens den Prins van Wurtcmberg , in het kasteel gevangen namen, welken zy eene myl weegs met zich voerden. Deeze Printen gaven hun een handfehrift, waarby zy zich erkenden voor hunne gevangenen. De Keizerin van Rusland keurde , evenwel, deeze onderneeming af, en wilde van geen losgeld hooren fpreeken. In dc Lausnitz ging de oorlog zynen gang, in weerwil van den winter. Wy hebben verhaald, dat dc Koning eenen hoop Ruiteryc na Cofsdorf had afgevaardigd , onder de bevelen des Heeren van Czettcritz, om het oog te houden op de bewecgingen van den Heerc van Beek. Deeze Üostenrykfche Generaal trachtte deeze Pruisfifche'Ruitery te overvallen. De Heer van Czettcritz werd hiervan verwittigd ; hy begaf zich na zyne voorposten. Hy kwam 'er by, ïuist zo als de Heer van Beek ze aantastte. De "wachten weeken te rug na het gros van hun volk , en werden door den vyand gedrongen. Het paard des Heeren van Czettcritz viel , en hy had liet ongeluk van door de Oostenryk. fchen krygsgc-vangen gemaakt te worden. De Kuhasfiers van Schmettau vielen , evenwel, op het voik des Heeren van Beek aan, floegen het, en kwamen te rug met tweehonderd gevangenen»  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 23 nen. Ik befpaare den Leezer eene oneindige menigte van partygevechten en kleine byzonderhedcn , dc gevolgen dier hardnekkige verbitteringe , welke deezen oorlog kenmerkt, en van het verlangen ook der minfte Officieren, om zich eenen naam te maaken. Deeze kleine onderneemingen waren, om zo te fpreeken , het voorfpel der groote Hagen, welke de Keizcrfchen en de Pruislifchen tegen den volgenden veldtocht in den zin hadden. TWAALFDE HOOFDSTUK. Veldtocht van het jaar 1760. In het voorjaar aanvaardde dc Koning het bevel over het Leger in Saxen. De rampen, welke zyne benden in den laatstvoorgaanden veldtocht ondergaan hadden, noodzaakten hem twee regimenten Dragonders, tot verfterking van zyne Ruiterye , uit het Vereenigde Leger te rug te roepen. Hy {telde Prins Hendrik tegen de Rusfen; beval den Heere van Fouquet de bcwaaring der engten by Landshut, en de Prins van Wurtemberg werd gelast de Zweeden in bedwang te houden. Dc vervallen toeftand, waarin de benden zich bevonden, noodzaakte den Koning dezelve met groote omzichtigheid te gebruiken: B 4 hei 17591760. 1760. Schikkingen tt den Veldtocht.  1760. f4 GESCHIEDENIS het was niet geraden met afgezonderde hoopen volks te werken , en men moest voor alle dingen zich voordellen , om met dicht in eengetrokken benden den oorlog te voeren. Dc in het gevecht by Maxcn, en in dat van den Heere Dierecke, verloren regimenten waren, geduurendc den winter , het is waar, weder hcrfteld ; maar dit waren gcene oude krygsknechten, noch tot gebruik gefebikte troepen ; men konde alleenlyk 'er zich van bedienen om vertooning te maaken. Want wat zoude men uitvoeren met een opgeraapten hoop volks , beftaande gedeeltelyk uit Saxifche boeren , gedeeltelyk uit overloopers van den vyand, en aangevoerd door Bevelhebbcren , welken men uit nood , en om dat men geene anderen vinden kon , had aangenomen? En nog hadden de regimenten Voetvolk een zo groot gebrek aan Bevelhebbcren, dat hun naauwelyks twaalf waren overgebleven, in plaatze van twccënvyftig, het getal dat by de Keur (*) bepaald is. Deeze ongelegenheden verhinderden , evenwel , de werkzaamheid des Legers niet, dewyl deeze door de noodzaaklykheid gevorderd werd : in plaatze van over den Hechten Haat der benden te klaagcn, was men alleenlyk bedacht op de middelen, om den vyanden , met meerderen nadruk dan ooit te vooren, tegenliand te bieden. Van den anderen kant, had de Heer Laudon van het Hof van Weenen het (*) UOrdonntwcCc  van den ZEVENJAAR. OORLOG 25 het bevel ontvangen over het Leger , dat voor Silenen gefchikt was. Dit was veertigduizend man fterk. Deszelfs verrichtingen moesten 011deffteund worden door de beweegingen der Rusfen , welken zich na den Oder moesten begeevcn , volgens eene door de beide Keizerinnen gemaakte overeenkomst. De Maarfchalk Daun, welken men in het bevel over het voornaamlte Leger had doen volharden , moest hetzelve in Saxen doen vergaderen. Zyn oogmerk was weder na Silenen te keeren, om de verovering van dat gewest te voltooien , terwyl de Prins van Tweebruggen , welken hy voorhad omftreeks Dresden te laaten, met de Kreitstroepen Saxen zoude zuiveren, en de weinige Pruisfifchen,welken daar nog mogten overgebleven zyn , verdryven. liet groote getal der vyanden, welken den Koning van alle kanten drongen; het ontwerp, dat zy gefmeed hadden, om, geduurende deczen veldtocht, hunne magt nader byeen, en als in één punt te zamen, te trekken; de verzwakking van des Konings Leger , na de verliezen , welke het zo onlangs had geleden; kortom, alles deed vreezen, dat de veldtocht, welken men ging openen , nog rampfpoediger zoude zyn dan de voorige. Men poogde evenwel den moed der beuden te doen herleeven, en haar weder vertrouwen in te boezemen , door het verzinnen van afwendingen , van welke men binnen kort tyding ftond te bekomen, door gunftige voorzeggingen onder het volk te B 5 ftrooi- 1760.  ió GESCHIEDENIS 1760. Opening van denzelven. UUDON valt in Silefien. VergeefTche ondern eenlingen der Oostenrykfchen. ftrooien, en door zyne toevlucht te neemen tot alle geoorlofde middelen , om het gemeen te misleiden. Op den vyfëntvvintigften van Grasmaand betrok de Koning de Legerplaatzen van Schlettau en van de Katzenhaufer. De menigte van, dorpen, welke men in die landftreek vindt», maak» te, dat men het grootfte gedeelte des Legers in dezelve de kwartieren konde doen neemen. Deeze waren de eerfte oogenblikken van rust, welke de benden genooteu. De Heer van Laudon, welken wy by Olmutz gelaten hebben , trok, omtrent deezen tyd, in Opper -Silenen. Zyne Ruitery tastte den Heer van Goltz aan , die van Neuftadt week om zich na Neisfe te begeeven. Het regiment Voetvolk van Manteufel ftreed , geduurende den geheelen tocht, tegen vier regimenten Oostenrykfche Ruiterye, welke te vergeefsch poogden hetzelve te febeuren. Laudon bad zynen flag gemist; hy liet Draskowitz met zesduizend man te Neuftadt, en floeg, met het overige zyner benden , op wech na Bohemen. Draskowitz, zich alleen ziende, wilde eene onderneeming beproeven , welker goeden uitflag hy met niemand zoude behoeven te deelen. Hy kreeg de lucht, dat een bataillon van het regiment van Mofel , van Landshut vertrokken, op wech was, om zich na Neisfe te begeeven. Hy tastte het aan met zyne geheele Ruiterye: maar het bataillon verdedigde zich kloekmoedig, verloor niets, floeg hem veel volks  van den ZEVENJAAIl. OORLOG. =7 volks af, en kwam als in zegepraal in dc vesting Neisfe. In Pomcren had de lieer van Forcade , die tegen de Rusfen was afgezonden, drie hoopen volks vooruit doen trekken, om riczelven in liet oog te houden; te weeten, den Heer van Platen na Schicvelbein , den Heer van Grabow na Coslin , en den Heer van Gablenz na Groifenberg. Z. K. H. , welke het algemeene bevel over al dit volk had, hield toen zyn verblyf te Sagan, alwaar hy de Heeren van Goltz en van Schmettau met hun volk had doen byeenkomen. Hy oordeelde toen dienitig eenen Hand te neemen, welke hem nader by de hand bragt, om zich te kunnen verzetten tegen de oogmerken der Rusfen. Hy trok na Frankfort , en gaf bevel aan den Heere van Forcade, om zich te Landsberg by hem te voegen , alwaar de algemeene verzamelplaats van dit Leger was. Terwyl deeze benden zich vereenigden, trok de Heer Laudon dwars door het Graaffchap Glatz (*), en drong in Silenen , met twee hoopen volks, van welken de eene den tocht nam over Silberberg , en zich na Reichenbach begaf, alwaar de andere , die langs den wech van Patschkau kwam, zich by hem voegde. De Heer van Fou^uet, van deeze beweeginge verwittigd, verbeeldde zich, dat de vyand het oog had op Brcslau; hy verliet hierop zyne engten by (*) In Bloeimaand. 1760. Schikkingen van Prinfe HENDRIK tegen de Rusfen. LAUDON dringt in Silefien:  28 GESCHIEDENIS 1760. belegert Clatz: flaat 10 uquet, en neemt denzelven gevangen. by Landshut, en begaf zich na Canth. De Oos» tenrykfchen deeden terftond hun voordeel met zyne afweezigheid , om de posten van Grisfau en van Landshut met afgezonden hoopen volks te bezetten. Wat den Heere Laudon zeiven betreft , die trok met zyn Leger weder in het Graaffchap Glatz , en berende de vesting van dien naam (*). De Heer van Fouquct , zich misleid ziende door deeze fchielyke wendinge der Oostenrykfche troepen , keerde weder na Landshut, en deed, zonder moeite, de vyanden vandaar verhuizen. Zyn oogmerk was deeze doortochten na Bohemen te bewaaren, en te wachten tot dat hy verfterking ontving , om over Braunau in het Graaffchap Glatz te kunnen dringen , en den vyand tot het opbreeken der belegeringe van deszelfs hoofdftad te noodzaaken. Hy koos zyne legerplaats op het gebergte ; zyn rechter vleugel belloeg dat van Blafsdorf, de linker den Doctorberg. Om deezen grond wel te bezetten, waren 'er driemaal zo veel benden noodig, als hy by zich had; en de Heer van Fouquet konde denzelven nog minder dan te vooren vervullen, na dat hy den Heer van Ziethen met vier bataillons had afgezonden , om op den Zeisfenberg zyne gemeenfchap met Schweidnitz te verzekeren. Zo ras de Heer Laudon van den Hand der Pruisfifchen by Landshut verwittigd was, liet hy (*) In Zomermaand.  VAN DEN ZEVENJAAR. OORLOG. %9 hy twaalfduizend man voor Glatz , om het ingefloten te houden, trok met het gros zyns Legers over Johannesberg en Wustengiersdorf, en kwam zich nederilaan te Schwarzwalde, vanwaar hy de Husfaaren van Malachowsky , die hier eenen post van uitkyk hadden, deed verhuizen. De gelegenheid, om met weinig kosten een grooten naam te maaken, was hier fchoon: Laudon had niet meer voor zich dan achtduizend Pruisfifchen, welken hy met achtentwintigduizend man konde aantasten: hy wilde, evenwel, tot meerdere veiligheid, dc verraslïng by het geweld voegen. Des nachts van den drieëntwmtigften [van Zomermaand] maakte hy zich meester van twee hoogten, op welken de Heer van Fouquet zynen rechter vleugel had. Deeze gewichtige posten bezorgden hem gelegenheid tot het oprichten van batteryen , welke op de zyde en den rug der Pruisfifchen werkten. De Heer van Fouquet verdedigde dapperlyk de posten , welke hem nog overig waren. Na veel volks verloren te hebben, ontdekte hy eene kolom Oostenrykfche Ruiterye , welke in vollen optocht was om hem den hertred af te fnyden. Hierop verliet hy zyne gebergten , en vormde van zyn Voetvolk een vierkant , waarmede hy zich op den tocht begaf, om den wech van Bolkenhayn te bereiken. Zyne troepen hadden bykans al hun kruid verfchoten. De Oostenrykfche Ruitery viel op hem aan; hy dreef dezelve verfcheidenmaalen te rug : maar, na een ede- 1760.  I7öo. 3o GESCHIEDENIS edelen en grootmoedigen tegenftand, werd het vierkant door den vyand gefcheurd. De Heer van Fouquet ontving twee wonden , en werd gevangen genomen , gelyk ook het giootllc gedeelte van zyn volk. Hy had zich verdedigd van twee uuren in den morgcnitond tot tien Huren in den voormiddag; en wel verre van dat dit ongeluk aan den, zedert zo langen tyd, en zo vasten grond gevestigde», roem van deezcu dapperen Bevelhebber eenig nadeel zoude toebrengen, vermeerdert het deszelfs luister, door een voorbeeld te geeven van het geen de dapperheid en ftandvastigheid vermogen tegen het getal, hoe groot ook deszelfs meerderheid moge weezen. Deeze fchoone verrichting kan alleenlyk vergeleken worden by die van Lconidas en van de Grieken, welken Thermopylae verdedigden , en een lot hadden bykans gelyk het zyne (*)• Ondertusfchen werd nog al dit volk niet verloren. De Huslaareu van Gersdorf en de Dragonders van Platen baanden zich, met den degen in de vuist, eenen wech dwars döOT de vyanden, en borgen met zich vyftienhonderd man van het Voetvolk , het geen zy weder te Breslau bragten. Wat den Heere van Ziethen aanbelangt, hy verliet , na dit ongeluk, den Zeisfenberg, en wierp zich in Schweidnitz, om een (*) De Koning had eene byzondere vriendfehap voorden Heere fouquet, gelyk bekend is. Dit most deeze grootfpraak veroutfchuldigen. Fert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 31 een lot, gelyk dat des Heeren van Fouquet, te ontgaan. De Oostenrykfchen maakten een barbaarsch gebruik van het voordeel , dat zy behaald hadden : zy pionderden de Had Landshut op bevel van hunne Generaals , welken hunne wreedheid en hunne buitenlpoorigheden niet toejuichinge goedkeurden ; en de toomelooze en woedende krygsknecht, aangemoedigd tot euveldaaden en rooveryen , lpaarde alkenlyk de armoede en dc lelykheid. De tyding der inlluitinge van Glatz was de eerfte, welke de Koning in Silenen ontving. Dezelve vergrootte de moeilykheid van den toeftand , in welken hy zich reeds bevond. Het was even hard deeze vesting, welke, om zo te fprecken, de fleutel van Silefien is, te verlaaten, als het onmogclyk was haar te hulp te komen. Men moest Haat maaken, dat men, na het verlies deezer fterkte , de engten tusfehen Silefien én Bohème niet meer zoude kunnen bezet houden , dewyl de Oostenrykfchen eenmaal meesters zynde van de doortochten van Silberberg en van Wartha , de benden, welke op de bergen geplaatst waren, in den rug konden vallen, en men geen (land meer over had, uit welken men dit Landfchap (*) konde dekken. Van den anderen kant was het ook gevaarlyk Saxen te verlaaten. Indien de Koning, met een gedeelte zyncr benden, zich na Silefien had begeven, liepen de ar> (*) Te weetefl, Silefien. Vert. 1760. D :sKonings hichelykc t jeftand.  32 GESCHIEDENIS 1.760. Hy befluit na Silefien te trekken. Tocht dtf wsards. andere , welke dan in Saxen zouden gebleven zyn, gevaar van vernield te worden door de groote meerderheid, welke de Keizerfchen, ten deezen tyde, in 'getal hadden boven de Pruisfifchen. Het fcheen , derhalven , d'at 'er niets beters was uit te deuken , dan dc zaaken derwyze te beftuuren, dat de Koning, wanneer hy den tocht na Silefien zoude onderneemen, den Maarfchalk Duin der waards, als in zyn gevolg, niet zich trok. Van een anderen kant ging dit middel verzcld van gevaaren, dewyl deeze verrichting den Koning in de noodzaaklykheid bragt van zich te Hellen tusfehen den Heer Laudon, die reeds in Silefien was, en tusfehen het Leger van den Maarfchalk Daun, het geen men onderftelde, dat hem op zyde zoude blyven. Evenwel, dewyl hy zich met den Heere van Fouquet (van wiens nederlaag men nog onkundig was) konde vereenigen , belloot de Koning de party van- na Silefien te trekken, de voorkeus te geeven boven alle andere. Ten dien einde deed hy het gedeelte des Legers, het geen hy tot dat gebruik fchikte, over dc Elbe trekken. Dc brug werd by Zehren gemaakt, en den vyfticiidcn van Zomermaand ging men die rivier over. Op den anderen oever voegde de Prins van Holftcin, welke de twee regimenten Dragonders , die in het Leger der Bondgenooten gediend hadden, zich by deeze benden. Alle dc uitgezonden, hoopen des Heeren van Lafcy weeken na Reichenberg op de nadering der Pruisfifchen, welken  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 33 "ken de legerplaats van Zehaila innamen , tegen over den Heer van Hullen, wiens volk te Meisfen was gebleven ; en men maakte met viyt bruggen over de Elbe, om de gemeenfchap tusfehen deeze beide lichaamen open te houden. Van Zehaila trok de Koning na Radeberg. Hy ontmoette op zynen tocht het veldleger des Heeren van Lascy , dat gedekt werd door de vier regimenten Saxifche Dragonders, welke behoorden tot het volk, waarover hy het bevel voerde. De Pruisfifche voorhoede maakte 'er jacht op , en ontnam hun vierhonderd man ; en zy vluchtten in vcrvvarringe, zich bergende by het gros van het volk des Heeren van Lascy , die ftil gehouden had aan den voet der hoogten van Bocksdorf en van Reichenbcrg , in de nabuurfehap van een dorp Beibigsdorf geheten. Het Pruisfifche Leger maakte Gfliikkiugeü , om den Heer van Lascy des anderendaags aan té tasten,. Het verwachtte den Heer van Hulfen, welken de Koning bevel had gegeven, om zich met een gedeelte zyner benden by hem te voegen , en die de legerplaats van Radeberg niet vroeger dan tegen den nacht konde bereikem Des anderendaags waren dc zaaken van gedaante veranderd. De Maarfchalk Daun was by Dresden over de Elbe gegaan met zyn Leger, het geen nu dc legerplaats van Bocksdorf en van Reichenberg befloeg. Dc Heer van Lascy had * in den nacht , Berbigsdorf verlaten, om deii rechter vleugel des Maarfchalks Daun , in deii IV. deel. C Hand 1760.  1760. De Kening verneem r. de nederlaag van Ï'OUQUET. 54 GESCHIEDENIS ftand van Laufa , te gaan dekken. De Koning deed.den grond bezetten, welken de vyand verlaten had. Ily plaatfte den Heer van Krockow met drie regimenten Husfaaren, twee regimenten Dragonders , en twee vry-bataillons , omftreeks Bcrbigsdorf. De Heer van Lascy tastte dit volk den volgenden nacht aan, maar zonder iets uit te voeren. De Pruisiifehen deeden , op hunne beurt, eenige poogingen tegen hem ; maar dit alles bragt alleen wederzydfche verontrustingen voort, en niets zaakelyks. Toen eerst ontving men bericht van het ongeluk , dat den Heere van Fouquet was overgekomen. Dit ongeval maakte de zaaken van Silefien te cenemaal wanhoopig. Des Konings Leger , dat by Radeberg geene voeraadje meer had, betrok de legerplaats van Gros-Dobritz. De Heer van Krockow maakte driehonderd gevangenen van eenen hoop volks, die langs den wech van Moritsbourg gekomen was , en zich gevleid had de pakkaadje des Legers op het lyf te zullen vallen : maar wat was het gevangen neemen van driehonderd man , in vergelykinge van zo veele gantfche lichaamen, welke de Koning verloren had? Die gebeurtenis van Landshut, welke op eene zo onverwachte wyze was voorgevallen , bragt de maatregels in de war, welke de Koning in dit hachelyk tydsgewricht wilde neemen. Fly konde nu Saxen minder dan ooit te vooren verlaaten, ten zy het gefchiedde in gezelfchap van den Maarfchalk Daun, om de wei-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 3S k*nt , zich niet hl beweeging ftellen vóór de Aankomst der Kreitstroenen, welker optocht vertraagd werd door de langzaamheid des Prinfeil van Twecbruggen. Eindelyk kwamen zy (*). Dö Maarfchalk Daun liet hen by den Windberg. Dö Heer van Hulfcn bleef te Meisfen: en de beide Legers begaven op denzelfden dag zich op wech na Silefien» De Kcizerfchcn trokken over Bi» fchofswerder, vanwaar zy den Heer van Lascy afvaardigden na den Keulenbcrg, om hunne linker zyde te dekken. De Koning richtte zynen wech over Crakau, alwaar hy bcfloot eene pooging te doen tegen den Heere van Lascy , die hierop geheel gecne gedachten had, De Pruisfifchen verzekerden zich van den Konigsberg , en in den zelfden nacht ging het Leger op den tocht in vier kolommen , twee aan gecne , en twee aan deeze, zyde der beek de Pulnitz. De voor» hoede viel de ligte troepen des vyands op het !yf: dit maakte den Heer van Lascy wakker; en hy Helde zich met zo veel verhaastinge iiï veiligheid , dat men hem niet konde acbterhaa* len, cn naauwelyks tweehonderd man van zyne achterhoede gevangen kreeg. Het Leger bragt den nacht door op den Keulenberg. Den vol» penden dag biceven de Pruisfifchen en de Oostenryk* (*) Tn Hooimaand, c * weinige benden , welke hem nog overig waren gebleven , niet geduurig by kleine gedeelten te verliezen. De Kcizcrfchen konden, van hunnen 1760.  I7Ö0. Geweldige hitte. 36 GESCHIEDENIS rykfchen elkander op zyde: de Oostenrykfchen trokken over Tautzen, en floegen zich neder by Jurck, en het Leger des Konings by het Klooster Marienfchein. Den zesden van Hooimaand bereikte de Maarfchalk Daim Gorlitz , en de Pruisfifchen Niederjunck. Omftreeks Bautzen, by den overtocht van de Sprce , had men een gevecht met de achterhoede der Oostenrykfchen. De Major van de Husfaaren Zetmar trok onvoorzichtiglyk over eene brug , by welke hy zyn verderf zoude gevonden hebben, indien de Koning hem niet juist van pas onderfteund had. Men trok vervolgens deeze rivier naar de regels over, en.niaakte eenigen van den vyand krygsgevangen. De hitte was op deezen dag zo fterk, dat tachtig man van het Leger in den vollen optocht dood ter neder vielen. De Oostenrykfchen ondergingen eene gelyke , en misfehien nog grootere, fchade, dewyl hun dagtocht langer was. Ondertusfchen had de Heer van Lascy den tyd gehad, om zich te herftellen na het gebeurde op den Keulenberg. Hy had zyn volk weder byeen verzameld , en ftclde zich voor, des Konings tocht te vertraagen , en deszelfs achterhoede zonder ophouden te ontrusten. Zyne befpieders (*), meenende dat dc Keizerfchen by Bautzen gelegerd waren , werden door de Pruisfifche lluiter-fchildwachten gevangen genomen. Hierdoor viel men op het denkbeeld om den (_*) Coureurs,  van den ZEVENJAAIl. OORLOG. 3? den Ulatinen eens ter dcge op het lyf te vallen, ten einde hun zo veel vreeze aan te jaagen, dat hun de lust mogt vergaan van des Konings Leger te naderen. Zy hadden hunnen post te Salzforftien , eene myl van de legerplaatze. Twee regimenten Husfaaren, en evenveel Dragonders , werden gelast dit ontwerp uit te voeren. Het ongeluk wilde, dat zy op voeraadje uit waren, en dat men , in plaatze van vierduizend paarden , ter naauwernood vyftienhonderd konde byeen krygen. Dit verhinderde, evenwel, den Koning niet de onderneeming te beproeven: men viel op deeze Ulaanen aan , welken , by den cerlïen fchok , vierhonderd'man verlooren; en men vervolgde hen heftiglyk tot aan Gothau. De Heer van Zctmar, die niet altoos meester van zynen moed was , trok deeze engte door. De Koning was genoodzaakt hem te onderlteunen, dewyl de gehcele Ruitery van Lascy, die by Rothcn - Nauslitz gelegerd was , reeds by hoopen aankwam. Men vond , evenwel, middel om den Heer van Zetmar uit deezen nadeeligen toeftand te redden. De Pruisfifche Ruitery begon na Bautzen te wyken , en deeze beweeging gefchiedde langzaam. De Koning, die vreesde, dat het grootere getal der vyanden hun voordeel zoude geeven op de Pruisfifchen, deed toen een bataillon uit de bezeftinge van Bautzen met gefchut uitrukken. Dit bevel werd zeer net van pas uitgevoerd : want de vyand • C 3 be- 1760.  JftJQ. De Koning befluk LASCY te Ycrdryven. 3g GESCHIEDENIS begon op de escadrons in te dringen, en decza in wanorde te gcraaken, wanneer eenige fchooten uit het gefchut hem tegenhielden : waarop de Heer van Lascy zyn volk weder na RothenNauslitz geleidde , en de Pruisfifche Rukery gerustelyk in haare legerplaats keerde. Men moest nu een betluit neemen omtrent de party, welke men wilde kiezen, of den Maarfchalk Daun na Silefien te volgen , of met alle magt den Heere van Lascy op het lyf te vallen, ten einde zich eens voor goed van denzelven te pntflaan , om dat men zelve met zyne achterhoede , op den tocht, welken men na Silefien wilde doen , anders meer verlegen zoude geweest zyn , dan. met den vyand , welken men voor zich had : men koos deeze Jaatfte party als de veiligfte. Indien zy gelukte , konde zy tot grootere dingen leiden. Des avonds van den achtften , verzamelde het Leger zich te Schmolen. In plaatze van den wech van Gorlitz te neemen, gelyk men uitfirooide, wendde het zich eensklaps na Roihen-Nauslitz; en vond overal van de achterblyvers (*) van den Heere van Lascy, By het naderen van Bifchofswerder, drong men van naby op zyne achterhoede aan. Hoe groot ook zyne waakzaamheid en dc fnelheid zyncr bewcegingen waren , men dreef hem tot voorby de engten van Harta, alwaar het Leger des Konings den nacht doorbragt. i' •>  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 39 Den volgenden dag (*) vervolgde men hem nog tot aan de hoogten van Weisfig , alwaar men batteryen oprichtte , om hem van het Witte Hert (t) te verdryvcn. Men had het gcfchut geen tweemaalen gelost, of het Voetvolk bereikte dcezen post, vanwaar men het volk des Heeren van Lascy in volle vlucht zag, het geen by Dresd.en de Elbe overtrok. Des Konings toeftand was zodanig, dat hy alles moest onderneemen, en alles waagen, om zich eenige meerderheid boven de vyanden te bezorgen. Het eerfte denkbeeld, dat hem voor den geest kwam, was by Caditz over de Elbe te trekken. Deeze verrichting moest men verbinden met verfcheidene onontbeerlyke toebercidfelen , om ze te doen gelukken: en dewyl het, in zulken gevalle, dienftig was den vyand aan vcrfcheiden kanten ongerust te maaken , breidde de Koning zynen linker vleugel uit na de zyde van Pilnitz, en maakte de vertooning van daar eene brug te willen Haan , terwyl een andere hoop van het Leger zich verzekerde van den post van Fischhaus, en van dien van Reichenberg , en de Heer van Hulfen, ter uitvoeringe der bevelen, welke hy ontvangen had, na Bris- nitz (*) Den tienden. [Zo ftaat in het oorfpronglyke op den rand-aangetekend. Maar waar is dan de negende gebleven? Of is hier of' kort te vooren een misdag in de dagtekeninge? Fert.} (fO Le Cerf liane. C4 1760. Trekt over de Elbe,  Belegert 40, GESCHIEDENIS nitz kwam aantrekken; zyne brug van Meisfen met zich de rivier opvoerende. Om evenwel den Maarfchalk Daim niet geheel uit het oog te verliezen, werden vyfhonderd Husfaaren na den Weisfenberg en na den kant van Reichenbach gezonden, om deszelfs beweegingen waar te neemen , en daarvan bericht te doen. De onder-. fcheidene maatregels, welke men genomen had, waren niet voor den dertienden volkomen in orde gebragt. De Heer van Hulfcn had op zynen tocht vierhonderd krygsgevangenen gemaakte De Koning , over de Elbe getrokken zynde, voegde zich by hem; hatende evenwel den Hertog van Ilolftein, met omtrent tienduizend man, op den Drachenberg naby Caditz. Deeze vertooningen hadden zo wel het Leger der Krcitzen, als den Heer van Lascy ontrust; zy vreesden , dat een deel des Legers by Pilnitz over de Elbe zoude trekken, en hun in den rug vallen , terwyl dc Koning hen van vooren zoude aantasten : zy verlieten daarom fchiclyk hunne legerplaats by Plaucn, en weeken, de Heer van Lascy na Grofs Scdelitz, en de Prins van Twee-, bruggen na Donna» Terftond hierop ging de Koniug Dresden in-, fluiten , waarvan men befloot de belegering te beginnen, Dit was een onvoorbedacht ffuk: want, dewyl men deeze onderneeming niet mo>. gelyk geoordeeld had , was 'er niets te vooren in gereedheid gebragt. Hy plaatfle de benden yan Grunau tot aan Rackniïz. De Pandoeren had-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 41 hadden voorgenomen zich in den Grootcn Tuin te verdedigen: maar zy werden 'er uitgedreven; zelfs veroverde men de voorflad van Pirna, alwaar de vyand zich Hechts op eene flaauwe en ijappe wyze tegen de befpringers verdedigde. Al het gefchut en al de krygsbehoeften, welke men in haast konde verzamelen, om deeze belegering te onderneemen, beftonden in twaalf mortieren, twaalfhonderd bomben, twintig ftukken gefchut twaalfponders , en vierduizend kogels. Men arbeidde met vlytigheid, men bragt takkebosfehen , planken , en al den toeftel tot eene belegering, in gereedheid. Het geen de meeste hoop gaf op een goeden uitllag, was , dat men de cerfte batteryen aan de hoofdgraft van de ftad koude plaatzen, en dat, in de nabuurfehap van den tuin derGraavinne van Moscinska, eene oude verfchanfing opzetlyk fcheen gemaakt te zyn , om voor eene parallele te dienen , en om 'er een battcry tot ricocliet-fchootcn te plaatzen. Dc Prins van Holftein moest, aan de andere zyde der Elbe , een valfchen aanval doen op de nieuwe ftad, tot welken hy niets anders konde gebruiken dan veldftukken en eenige haubitzers. Schoon de Heer Maquire in Dresden, waarvan hy Gouverneur was, eene bezetting had van zesduizend man, vleide men zich evenwel, dat hy deeze Hoofdftad eerder zoude overgeeven dan ze in de asch laaten leggen. Men deed hem ópeifchen ; maar hy antwoordde , dat hy zich niet dacht over te geeven. Men tastte, derhalC 5 ven, 1760»  J7f5o. 4» GESCHIEDENIS ven , de ftad aan van den kant van de Pirnafche poort. • Indien de Koning in deeze gelegenheid' -wel gediend ware geweest, was Dresden het zyne geworden ; maar Officiers, Ingenieurs, en Artilleristen ftreeden, wie de meeste misflagen begaan zouden (*). De batteryen werden , evenwel , tot ftand gebragt. In de oude huizen der voorftad, van welke men op den ftadswal konde fchieten , plaatfte men jaagers, en deezen zuiverden denzelven fchielyk van allen , die 'er zich op vertoonden, om hem te verdedigen. Reeds begon het gefchut eene bres te maak en ; eene bomb ftak het dak der Kerke van het H. Kruis in brand; hetzelve ftortte in, en wierp die geheele wyk het onderlte boven: eene andere bragt den brand in de Pirnafche ftraat, welke bykans geheel vernield werd: andere vielen in de ftraat van het kasteel, en maakten daar geene mindere verwoesting (f). Duizend (*) Men is algemeen eens, dat de overleden Koning minst bedreven was in dat gedeelte der Krygskunde , het geen betrekkelyk is tot het aanleggen, befpringen en verdedigen, van vestingwerken. Hy wilde 'er , evenwel, over oordeelen, en verdroeg niet gemaklyk tegenfpreeken of onderrichting. Daarby ontzag hy , in die gevallen , de noodige kosten. Het is dus niet onmogelyk, dat, ook in dit geval, de voornaame fehuld by zyne Majefteit ware. Fert. Cf) Men weet, hoe de Pruisfifche Schryvers bit» terlyk geklaagd hebben over het bombardeeren van Kuftria door de Rusfen, in het jaar 1758. Men kas  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 43 zend bomben, en honderdduizend ponden kruid meer, zouden deeze belegering roemruchtig hebben doen afloopen. Maar waarfcbynelyk was in het boek des noodlots gcfchreven, dat de Pruisfifchen Drcsden niet zouden herneemen. Weldra ontving men berichten , da: de Maarfchalk Daun fchielyk Silefien had verlaten , en met groote fchrederi kwam aanrukken.om Dresden te ontzetten. By deszelfs nadering trok men den post van het Witte Hert in. De ligte troepen talmden verkeerdlyk te lang, eer zy deezen post verlieten. In het bosch werden zy aan den kant van het Fischhaus aangetast, en verloren omtrent vyfhonderd man. In denzelfden Dicht deed men den Prins van Holftein dc Elbe overtrekken, en wees hem eene plaats aan, tusfehen Lepta en Uckersdorf. Zo ras de Maarfchalk Daun den anderen oever der Elbe naderde , was het noodzaaklyk volk te hebben omftreeks Uckersdorf, om den doortocht door de engte van Plaueu vry te houden, zonder dat de vyand het betwisten van denzelven in het hoofd konde krygen. Ter zelfder tyd veranderde de Koning de plaatzin g zyner benden: een gedeelte des kan in het Algemeene Oefenfchool, Mengehv. D. III. bl. 20, en D. V. bl. 286, eenen Lierzang op dit onderwerp leezen. Maar het geen de Koning hier verhaalt, gelyk ook de belegering van Praag in 1757, toont genoeg, dat hy de fteden zyner vyanden niet meer fpaarde, dan zy de zyne. Vm. 1760.  ï7<5o. Vergeefsche uitval der Oostenrykfchen. De Oostenrykfchenveroveren Glatz. 44 GESCHIEDENIS des Legers Ooeg zich neder tegen over den Heer van Lascy en den Prins van Tweebruggen; liet andere plaatlte zich aan den kant van den Grooten Tuin ("alwaar men verhakkingen maakte) tot voorby Racknitz naby Plauen. De Maarfchalk Daun vertoonde zich daarop by het Witte Hert, en bedekte, achter en ter wederzyde van Drcsden, den anderen oever der Elbe met zyne benden. In den nacht van den twceëntwintigften, zond hy zestien bataillons af, om eenen uitval op de Pruisfifchen te doen in de voorftad van Pirna. De Koning had 'er zich tegen gewapend : hy had zyne benden zodanig geplaatst, dat zy den vyand wel konden ontvangen. De uitval gefchiedde; de Oostenrykfchen werden te rug geflagen, en verloren driehonderd man met den Generaal Nugent, die hen aanvoerde. Een bataillon van Bernburg, het geen in deeze belegeringe zynen plicht niet gedaan had, werd geftraft door de fchande van den fabel niet meer te mogen draagen. Deeze kastyding, zo gevoelig voor eiken krygsknecht, die eer bezit , maakte een voordeeligen indruk op het Leger , en verwekte in het gemelde bataillon de begeerte, om zynen misflag te verbeteren , waartoe het ook gelegenheid vond in den veldflag by Lignitz, gelyk wy ter zyner plaatze zullen zeggen. Het fcheen wel , dat, door een zonderling nootlot van deezen veldtocht, de kleine voordeelen der Pruisfifchen geduurig moesten opgewogen worden door zwaare verliezen. De bovenga  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 45 gemelde .Generaal Nugent, welken men by dcezen uitval had krygsgcvangcn gemaakt, bragt den Koning de tyding, dat de Had Glatz door den IJcere van Harsch was veroverd. Hoe on* gelooflyk ook deeze tyding mogt weezen, men ontving wel ras de bevestiging derzelve uit Sile* iien. In den nacht van den eer.ëntwintigften tot den tweeëntwintigften (*) had de Heer van Harsch de loopgraaven voor de vesting geopend. D'O, die 'er Bevelhebber was, had eene bezetting van vyf bataillons, en alle noodige oorlogsen mondbehoeften, om. eene lange belegering te kunnen verduuren. De vyand had zyne eerfte parallele doen fteunen aan Scherlendörf naby de Neisfe, vanwaar zy, de beneden ftad en het kasteel omloopende, aan de linker zyde lloot voor het huis van den Baron Pilatti. De Generaal Harsch maakte zich gereed tot het doen van twee aanvallen , den eenen op de benedenftad omtrent de Boheemfche Poort, den anderen op het kasteel tegen den Feld-Thor (f). Naauwelyks waren eenige ftukken gefchut op de batte* ryen, (*) Hier, of een weinig vroeger, moet een misdag in de getaien zyn. Want, indien de Heer van Harsch eerst op den hier gemelden tyd de loopgraaven voor Glatz opende, hoe konde dan de lieer Ntigent, die in den nacht van den tweeëntwintigften gevangen werd genomen, den Koning de verovering der ftad melden? Vert. (t) Of de Landpoort. Vert. 17 fc*  1760. 46 GESCHIEDENIS ryen , of de belegeraars'wilden de belegerde!» doen verhuizen uit een buitenwerk, waaraan de Heer van Fouquet den naam van dc Kraan had gegeven , uit hoofde van de lange gedaante en naauwe keel, welke het had. Dit werk, dat ut de rots was uitgehoold, had flechts verdediging noodig, om'-tlen vyand geheele wecken te kunnen ophouden. Maar naauwelyks vertoonden zich de Oostenrykfchen om het aan te tasten, of de belegerden verlieten hunnen post, en floegen op de vlucht. Zy zochten zich door den fluitboom te bergen ; dc vyanden volgden hen heftiglyk; zy, die den botlekten wech verdedigden , in plaatze van op den vyand te fchieten, vloo'den over de brug in het ravelyn. De Ooftenrykfehen, onder hen vermengd, kwamen 'er te °-elyk in. De Heer van Harsch, die bemerkte wat 'er gebeurde, zond eenige bataillons uit zyne loopgraaven, om deeze eerfte benden te onder* fteunen. Met één woord , de Oostenrykfchen veroverden deeze vesting zonder te weeten hoe, en zonder bykans tegenftand te ontmoeten. De Bevelhebber, die in de beneden-ftad was, liep op het gerucht na het kasteel : maar dit was reeds ingenomen ; en dewyl het door zyne ligginge de werken van den Schaferberg en van de beneden-ftad beheerscht, hadden de Pruisfifchen geene wykplaats meer, in welke zy zich konden verdedigen. Deeze fchandelyke en dc Pruisfifche wapenen onteerende gebeurtenis, was het gevolg eener geheime onderhandelingc, welke de Heer  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 47 Heer Laudon , al zedert lang , had aangelegd door het kanaal der Jefuiten, der Monniken, en der gcheele Roomschgezinde Pricsterfchaar (*). Door middel van deezen was het hem gelukt eenige Officiers, en een groot gedeelte der Gemeenen , van de bezettinge om te koopen; en van dit getal waren zy, die de wacht hadden op de plaats, alwaar dc Heer van Harsch zynen aanval deed. Deeze rampzalige tegenfpoed gebeurde in eenen toeftand van zaaken, welke in zichzelven reeds genoeg belemmerende en verdrietig was. De nadering van den Maarfchalk Daun, deszelfs ftand naby Nieuw-Dresden, het gebrek aan oorlogsbehoeften tot eene belegering , noodzaakten den Koning af te zien van het oogmerk, het geen hy had, om zich van deeze ftad meester te maaken; en hy nam ernftige maatregels om zich ten fpoedigften na Silefien te hegeeven , ten einde, indien het mogelyk ware, te beletten, dat 'er nog moeielyker ongevallen , dan welke wy verhaald hebben , in dat Landfchap. voorvielen. De Koning verliet den dertigften den grond van Plauen , zonder dat de vyand hem ontrustte, en nam den Heer van Hul feu tot zich in zyne legerplaats by Meisfen. Des anderendaags (f) trok het Leger 1* (*) Prêtraille ftaat in het Fransch. Deeze is gewisfeiyk eene verachtelyke benaaming; doch welker kracht ik niet met één woord wist uit te drukken. Vert. Cf) Den ceruen van Oogstmaand. [Men moet hier OH. 1760, Ds belege* ring van üresden wordt opgebroken,en de Koning trekt na Silefien.  i7<5o. 48 GESCHIEDENIS by Zeliren over de Elbe, en nam zynen Hand by Dallwitz. De Maarfchalk Daun, na het geen gebeurd was, vrcczende, dat, indien by Dresdcn verliet, de Pruisfifchen de belegering op nieuw zouden beginnen , regelde zyne tochten en be^weegingen met zo veel bekwaamheid naar die des Konings, dat de beide Legers bykans altoos ge* zamentlyk optrokken. Dc Oostenrykfchen namen den grooten wech over Gorlitz; de Pruisfifchen waren hun op zyde: deezen trokken de Reder over by Roitz, de Spree by Radibor, en dewyl de vyand hun was voorgekomen by Reichenbach, gingen zy naby Schonberg en Rothkrctfchau langs , oin den kortltcn wech tc hebben. Een Vreemdeling, die dc bewecgingen der beide Legers gezien had, zoude 'er zich in hebben kunnen bedriegen. Zekerlyk zoude hy geoordeeld hebben, dat alles den zelfden meester toebehoorde. Het Leger van den Maarfchalk Daun moest hem de voorhoede van den troep fchynen, dat der Pruislifchen dc middeltucht (*), en het volk des Hoeren van Lascy de achterhoede. Deeze laatfte, evenwel, uit vreeze voor eenig ongelukkig avontuur omzichtiger geworden , kwam den Pruisfifchen niet nader dan tot op eenen af- onderdellen, dat de Heer van Hulfen by den Koning is gekomen , 's daags na dat deeze van Plauen was opgebroken : want waar is anders de eenendertigde van Hooimaand gebleven? Vert. Le corps de bataille.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 4< afftaml van drie mylen. Deeze tocht had zyne nuttigheid : want dewyl het Leger oniniddelyl tusfehen den Maarfchalk Daun en Lascy was. werd een Adjudant van den Maarfchalk, belast met brieven voor den laatstgemelden, krygsgevangen gemaakt. In zyn pak vond men verdere tydingen van het geen in Silefien gebeurd was: men zag 'er daarenboven de ontwerpen in, welke de Maarfchalk vormde voor den veldtocht, die hy naauwkeuriglyk ontwikkelde , en over welke hy den lieer van Lascy raadpleegde. De Silefifche tydingen behelsden, dat de Meer Laudon Breslau had aangetast, maar dat Prins Hendrik hem de belegering had doen opbrceken. Dit had zich dus toegedragen : Z. K. H. had zich na Landsberg begeven, en aldaar opgemerkt hebbemle , dat de beweegingen der Rusfen alle na Silefien gericht waren, verliet hy de Nieuwe Mark , en trok , langs den wech van Zullichau , na het land omftreeks Glogau, op de berichten, welke hy ontving, dat de Rusfen en de Oostenrykfchen zich na Breslau wilden begeeven op eenen dag, welken zy beftemd hadden , om deeze hoofdftad van de beide zyden van den Oder tc gelyk in te fluiten. Dit ontwerp werd in zyne uitvoeringe veranderd , om twee redenen: vooreerst, door de traagheid der Rusfen , die nog naauwelyks te Pofen waren gekomen , en in de tweede plaatze door den voorfpoed, welken de Heer Laudon had gehad, zo tegen den Heer van Fouquet, als in de bele- IV. deel» P ge- i 1760» Breslaa wordt door I. A O O O N belegerd; maar ontzet • door Prins  1760. 50 GESCHIEDENIS geringe van Glatz. De Heer Laudon , geene vyanden meer tegen zich hebbende , geloofde, dat hy fterk genoeg was , om zyn oogmerk op Breslau met zyne eigene benden, zonder hulpe der Rusfen , uit te voeren ; hy trok 'er heen, en wierp, terftond na zyne aankomst (*), bomben in de ftad , van welke een gedeelte in de asch werd gelegd. Prins Hendrik, van deeze onderneeminge verwittigd, deed zyn Leger langs de beide oevers van den Oder voortrukken, en kwam met fpoed aantrekken. De Heer van Werner, aan het hoofd der voorhoede van eene zyner kolommen, floeg eenen hoop volks, welken de vyand voorwaards gezonden had na Parcbwitz, om het oog te houden op de Pruisfifchen, en vernielde het geheele regiment Dragonders van den Aartshertog Jofeph. Dit toeval , gevoegd by de nadering van Z. K. II., deed den Heer Laudon befluiten de belegering Van Breslau op te breeken, welke Had de Heer van Tattenzien met ftandvastigheid en beleid verdedigd had. Dit kostte een gedeelte der voorlieden , welke men genoodzaakt was te verbranden. Prins Hendrik kwam 'er denzclfden dag, op welken Laudon na Canth geweken was, en de Rusfen te Hundsfeld aankwamen. De PrinS zond (*) Evenwel na dat hy dezelve behoorelyk had laaten opeifchen, en een weigerend antwoord bekomen. Zie archenholtz, Gefchied. v. d. Zevenj* Oarlog. II. Deel, bl. 53.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 51 zond de Heeren van Platen en van Thadden na Freywalde, alwaar zy zich vcrfehansten in eenen flaftij welken zy namen om de Poolfche voorftad van Breslau te befchermen tegen de onderneemingen der Kol'akkeu. Het andere gedeelte des briefs van den Maarfchalk Daan, het geen zyne oogmerken voor den veldtocht behelsde , liep over deeze vraag: of het voordeeliger zoude weezen de belegering van Schweidnitz, dan die van Neisfe te onderneemen? Hy eindigde met «ten Heete van Lascy te zeggen, dat hy zich niet behoefde te verhaasten, noch zyne hmden te vermoeien, dewyl 'er niet aan gelegen was, of hy eenen dag vroeger dan laatcr kwam. Na deeze» renbode onderfchept te hebben, vervolgde het Leger zynen tocht op Arnsdorf: den volgenden dag kwam het te Rolhwasfer, en den zewüdcu van Oogstmaand te Bunzlau , op de i zelliLn tyd, waarin dc Maarfchalk DaimLowciiberg befotot haJ. De beide Legers, welke in vyf dagefl den wech van de Elbe na den üober afgelegd hadden , waren genoodzaakt eenige rust te neemen. Den negenden gingen zy we :cr op wech , maar met zeer ilrydige oogmerken. De Koning was in de uoodzaaklykheid van nieuwen voorraad van leevensmiddelen te moeten opdoen; ten dien einde wilde hy Breslau of Schweidnitz bereiken, alwaar de groote magazynen voor het Leger waren : van het geen hy met zich had kunnen voeren was hem niet meer dan voor tien D 2 da- .175©. Tocht der beide Legers.  5z GESCHIEDENIS dagen overig gebleven. Het oogmerk van den Maarfchalk Daun was eenen Hand achter de Katzbach te neemen , door welken hy den Koning te gelyk van Breslau en van Schweidnitz konde aflhyden ; het geen den Koning in de noodzaaklykheid zoude gebragt hebben van, of zich tot een nadeelig gevecht tegen eene grootere magt in te laaten , of na Glogau te deinzen , waardoor hy den Oostenrykfchen en den Rusfen gelegenheid zoude gegeven hebben, om het Leger van Prinfe Hendrik te vernielen, en Breslau en Schweidnitz te veroveren. Zo ftrydige inzichten moesten ook vreemde ftrydigheden in de verrichtingen deezer beide Legers veroorzaaken , gelyk wy welhaast zullen zien. Ongetwyfhdd beging de Koning eenen misflag , door met zyne benden na Goldberg te trekken , werwaards de Maarfchalk Daun zich met zyn geheel Leger wilde begecven. De Pruisfifchen hadden aan dien kant eene fpits moeten toonen, maar met hunne voornaame magt over Lowenberg op Hirschberg losgaan , om daar de bakkery en aanzicniyken voorraad van leevensmiddclen te vernielen, welken de Oostenrykfchen 'er geplaatst hadden. Vandaar behoefden zy alleen zich na Landshut te begeeven, om Schweidnitz te bereiken. Deeze verrichting zoude, zonder eenig gevecht, den vyand genoodzaakt hebben na de gebergten van Bohe. men te wyken, ten einde brood en leevensmiddelen te bekomen. De waare reden , waarom men deeze onderneeming niet aanving, was, dat men  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 53 men geene kennis had , dat de Keizerfchen verzamelingen van leevensmiddelen te Hirschberg gemaakt hadden: men werd dit eerst naderhand gewaar. De Koning vertrok , derhalven, met zyne voorhoede na Goldberg. De Husfaaren en vry-bataillons, welke zich by hem moesten voegen, kwamen niet, het zy uit misverftand, het zy uit traagheid , het zy om andere redenen. De troep , welken de Koning aanvoerde, ontdekte , by het naderen van Goldberg , eenen hoop vyanden , die omtrent tienduizend man fterk mogt weezen. Ongevoelig begon men van weerskanten te fchermutfelen, het geen den tocht der voorhoede vertraagde: want in deeze gefteldheid van zaaken zoude het onvoorzichtig zyn geweest de Katzbach over te trekken, dewyl de Markgraaf Karei , die het Leger geleidde , nog ver af, cu men niet met zekerheid verwittigd was van dc plaatze, waar zich de Heer Laudon bevond. Behalven dat, was de Maarfchalk Daun in vollen aantocht; men zag hem van de hoogten van Lowenberg afdaalen , juist wanneer de fpits van den Markgraave Karei zich by de voorhoede voegde. De Oostenrykfchen breidden zich terftond achter de Katzbach uit , van Seiferdau over Prausnitz na Zosnitz. Deeze fchikking noodzaakte de Pruisfifchen de beek voor zich te houden , en zy floegen zich neder by Hohendorf. Uit dit dorp ontdekte men het volk van den Heere Laudon, die zich by den rechter vleugel van den Maarfchalk Daun had gevoegd. D 3 Men 1760.  ï?6o. Middelen Hoor den Koning _cebrüikt, om 2tch tegen dés vyands övermsg:te jjSveiligen. I 54 GESCHIEDENIS Men zond terftond aan alle kanten op kondfehap uit , om te onderzoeken , of aan den benedenkant der Katzbach alle overtochten eveneens bewaard wierden. De Officiers, welken met deeze verrichting belast werden, bragten bericht, dat zy eenen hoop vyanden by Hochkirch , een anderen nog op de hoogte van Wahlftadt , en een derden achter Parchwitz, ontdekt hadden. Des anderendaags'brak de Maarfchalk Daun op, en vervulde met zyn Leger dc gehcele plaats, Welke door deeze hoopen flechts aangewezen of afgebakend was , en van welke dezelven alleen de voornaamfte punten bezet hadden. Dit Leger was toen op de volgende wyze verdeeld: de lieer van Nauendorf was te Parchwitz gelegerd , dc Heer Laudon tusfehen Jefehendorf en Koschwitz, de Maarfchalk tusfehen Wahlftadt en Jefchendorf , en de Heer van Beek , die op den linker vleugel was , ftrekte zich uit tot zelfs voorby Cosfendau. Deeze voordeclige fland des vyands verbood, buiten tegenfpraak , den Pruisfifchen den overtocht van de Katzbach : evenwel volgde de Koning den vyand , en floeg zich neder met den rechter vleugel by Scbimmelwitz en den linker by Lignitz. Hy begreep wel, dat het hem niet voegde met dertigduizend man, welken de fterkts Van zyn Leger uitmaakten, te ftryden tegen ten minften negentigduizend , uit welken de legertoagt des Vyands was zamengefleld. In den toeRand in welkEil hy zich bevond 4 wist hy geeii gé*  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 55 gevoeglykcr middel uit te denken,' dan het gedrag van eenen partygangcr na te volgen , die alle nachten zynen Itand verandert , om zich te onttrekken aan de flagen, welke een Leger hem zoude kunnen toebrengen, ingevalle het hem ontbrak aan werkzaamheid en waakzaamheid. Deeze oplettendheid werd van aanbelang en noodzaaklyk uit hoofde van de menigte moeilyke Hukken , welke men moest vereenigen om wel te flaagen : men moest van posten veranderen om de veiligheid van het Leger, en ter gelyker tyd eenen vyand, die driemaal zo fterk was, in bedwang houden, op dat hy zich niet mogt wenden tegen Prins Hendrik, welke reeds een Leger van tachtigduizend Rusfen voor zich had. Het eenige middel, om zo veele zaaken te volbrengen , was, derhalven, dikwyls van ftand te veranderen , zonder evenwel , eenigen te neemen, die te verre van den vyand verwyderd ware. Dit bragt hem in de war; hy kwam de legerplaats, welke men genomen had , bezichtigen ; hy maakte langzaam zyne fchikkingen , en , wanneer hy ze wilde uitvoeren , vond hy niemand meer voor zich, en was genoodzaakt deeze plegtigheden weder van vooren af te beginnen. Met tién woord, men won dus doende tyd; en daalde magt niet toereikende was , moest men dit gebrek vervullen door behendigheid en waakzaamheid. Ingevolge van dit bedek brak des Konings Leger op in den nacht tusfehen den tienden en elfden. Zyn oogmerk was over Jauer D 4 om 1760.  5ö GESCHIEDENIS 1760. om den vyand heen te trekken, om Schweidnitz te bereiken. Wanneer de benden omftreeks Hohendorf waren , ontving men bericht, dat de Heer van Lascy even te vooren te Prausnitz was aangekomen. Men bekwam eenige gevangenen, welke dezelfde zaak bevestigden. Dewyl het onmogelyk was de Katzbach over te trekken in het gezicht van dit volk , en onder het bereik der batteryen, welke de vyand op de oevers deezer beek had aangelegd, was het Leger genoodzaakt weder langs dezelve opwnards te trekken tot aan Goldberg. Door oleezen omwech kreeg de Heer van Lascy genoeg vooruit, om in tyds te kunnen wyken, en den Maarfchalk te verwittigen van de beweeginge der Pruisfifchen. De doorgefneden gronden van dit Gewest waren den Heere van Lascy voordeclig in deeze gelegenheid , om zich behendiglyk te onttrekken aan de aanvallen, welke men tegen hem in den zin had. Het is waar, hy verloor 'er zyne pakkaadje by; maar de Maarfchalk Daun kwam in tyds met het groote Leger aan, om hem te onderfchraagen. Door zich by Hennersdorf te plaatzen konde hy Jauer dekken , en fneed den Pruisfifchen den wech na Schweidnitz af. Niettemin bleeven de Heeren Laudon en Nauendorf in de oude legerplaatze, even als of de Maarfchalk Daun hun den ffand aan de Katzbach had toevertrouwd. Des Konings Leger , te rug gehouden door vier of vyf engten, welke het moest doortrekken,kwam eerst laat tegen over de vyanden. De lieer van Wied  van ben ZEVENJAAR. OORLOG. 57 Wied was verplicht zynen post by Prausnitz te neemen , om de engte te bewaaren , welke de Koning achter zynen linker vleugel had, en het Leger floeg zich neder by Seichau. Men had voorbedachtelyk deezen valfchen ftand genomen om den vyand te misleiden: de waare, welken men gekozen had, was honderd fchreden meer achterwaards. Men waagde , derhalven , niets met zich by Seichau neder te flaan, dewyl men het ieder oogenblik in zyne magt had in deeze fterke legerplaats te trekken. Den volgenden dag, zond men ecnig volk na Pomfen , om te beproeven, of men van dien kant om den vyand konde heen trekken, door den wech van Jagerndorf dwars door het gebergte te neemen. Maar hier bevond zich de Heer van Beek met een vry aanzienlyk deel volks , zo dat men niet dieuftig oordeelde deezen tocht te onderneemen. Daarenboven zyn de wegen, welke- dwars door het gebergte loopen, zo naauw, dat de groote trein van leevensmiddelen, met welken men belast was, en het zwaar gefchut, 'er nooit zouden hebben kunnen doorkomen. Evenwel deed de Koning des anderendaags de toppen van het gebergte bezetten , en plaatfte daar zyne benden. Eene vlucht van overloopers, welke aankwamen , getuigden eenpaariglyk , dat in hunne legerplaats bevel was gegeven , dat men zich moest vaardig' houden om de Pruisfifchen tegen den middag aan te grypen. Inderdaad, men zag de Oostenrykfchen in flagorde gefchaard voor D 5 hun- 1760.  1760. 58 GESCHIEDENIS hunne wapenplaats, en op de beweeging, welke de Koning zyne benden deed maaken, niet alleen de vyanden weder in hunne legerplaats trekken, •maar ook hunne Generaals weldra te voorfchyn komen , welken zeer oplettende fchcenen in de .Pruisfifchen waar te neemen , tot dat het volkomen nacht was. Indien de Koning, gedunrende den nacht, in zynen Hand gebleven ware, is het ontwyfelbaar , dat hy des anderendaags, met bet aanbreeken van den dageraad , zoude zyn aangegrepen. Niettegenftaande zyne fchikkingeu voor deezen grond goed waren , zoude hy te veel gewaagd hebben met daar te blyven, en had altoos te vreezen , dat hy onder het groote getal zyner vyanden zoude bezwyken. Hy vertrok daarom dien zelfden avond. De benden namen weder den wech van Lignitz, om dezelfde legerplaats te betrekken , uit welke zy des daags te vooren vertrokken waren. De Maarfchalk had van deezen tocht geene kennis, en maakte niet de minfte beweeging. De Prins van Ilolftein , die den linker vleugel der Ruiterye aanvoerde , dwaalde in de dyisternisfe van zynen wech , en mengde zich op den tocht in andere kolommen. Eerst met het aanbreeken •van den dag,konde men de kolommen weder in orde krygen. Indien de vyand , in dat oogenblik van verwarringe, iets tegen de Pruisfifchen ondernomen had , zoude hy , zonder twyf fel, geflaagd zyn; maar hy dacht 'er niet om. De benden trokken gerustelyk weder over de Katz-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 59 Katzbach, en het Leger geraakte vry met eene goede bcgroetinge uit grof gefchut , welke het uitftond , terwyl het dicht by het volk heen trok , dat Laudon te Cosfendau en te Dohna had (*). Weinig tyds , na dat de Pruisfifchen hunne tentWJ gefpanncn hadden , zag men den Maarfchalk met zyn Leger te voorfchyn komen, gevolgd door het volk van Beek, van Janus en van Lascy: hy plaatfte zich op denzelfden grond, welken hy twee dagen te vooren heilagen had. De Koning werd toen , langs geheime wegen, verwittigd , dat de Heer van Czernichef, aan het hoofd van twintigduizend Rusfen, by Auras over den Oder was getrokken, en dat de Oostenrykfchen alleen zyne komst verwachtten, om de Pruisfifchen te verpletteren. De Maarfchalk Daun had volk in overvloed , daaraan ontbrak het hem niet : maar hy bezat de bekwaamheid niet om 'er zich vaardiglyk , en op het juiste tydftip , van te bedienen. Des Konings toeftand was toen zodanig , dat hy niet meer brood en befchuit dan voor drie dagen had : hy was belast met tweeduizend wagens, zo voor leevensmiddelen als voor oorlogsbehoeften , welken eene verfchrikkelyke verhindering in het voorttrekken maakten , en van welken hy zich trachtte te ontdoen, om zyne beweegingen met te meerdere fclhelykheid te kunnen verrichten. Hy konde het by Lignitz niet langer houden , dewyl zyn (*} Den dertienden. 1760. De Rusfen trekken in Silefien om zich met daun te vereenigen.  6o GESCHIEDENIS 1760. De Oostenrykfchenzyn voorneemensden Koning aan te tasten. zyn rechter vleugel by Schimmelwitz den rechten fteun niet had, en by niet konde beletten, dat men om denzelven heen trok. Men moest derhalven de Katzbach weder over trekken by Lignitz, de nutlooze wagens na Glogau zenden, vandaar leevensmiddelen trekken, na Parchwitz gaan , om langs deeze of geene zyde van den Oder voort te rukken, ten einde op de eene of de andere wyze het Leger van Prins Hendrik te ■bereiken, waarmede men zich noodwendig moest vereenigen , dewyl deeze beide lichaamen , elk op zichzelven, te zwak waren om zich te verzetten tegen de Oostenrykfchen en de Rusfen, en dewyl men, door ze dus afgezonderd te laaten , zich in gevaar ftelde van ze ten langen laatfle beide te zien verpletteren ; en dan was alles verloren geweest zonder middel van herfteliinge. Twee vyanden, welke eenige jaaren achtereen elkander beoorlogen , verkrygen eene zo volmaakte kennis Van hunne wederzydfche manier van denken , werken en onderneemen , dat zy van weerskanten de ontwerpen gisfen, welke zy kunnen vormen. Het oogmerk der Oostenrykfchen was toen zekerlyk den Koning aan te tasten: uit den ftand der vyandlyke benden konde men befluiten, dat de Heer van Lascy gefchikt was, om den rechter vleugel der Pruisfifchen om tc trekken, dat dc Maarfchalk Daun zich voor derzelver fpits zoude vertoond hebben , en dat de Heer Laudon , waarfchynclyk , de hoogten van  van den ZEVENJAAR.. OORLOG. 6t van PfalFcudorf achter Lignitz 3011de bezet hebben , om hun den wech na Glogau en den hertocht at' te i'nyden. Deeze bedenkingen decden het befluit neemen om de legerplaats van Lignitz denzelfden avond te verhaten, en de Katzbach weder, over te trekken , volgens het ontwerp, het geen wy boven voorgeltcld hebben. Deeze beweeging konde by dag niet gemaakt worden, uit hoofde van de nabyhekl der Oostenrykfche legerplaatze. De vyand zoude niet in gebreke zyn gebleven van een gevecht tegen de achterhoede te beginnen , het geen op eene: voor de Pruislifchen nadeclige wyze zoude zyn uitgevallen, dewyl de grond van hunnen rechter vleugel dien van den linker beheerschte, en zy langs den laatstgemelden moesten aftrekken. Men deed al de pakkaadje vertrekken onder de befcherming van twee vry-bataillons en honderd paarden , welken ze na Glogau geleidden. De Koning ging, met zyne Generaals, kennis neemen van de hoogte van Pfaffendorf; hy wilde daar zyn Leger in orde itellen, na de Katzbach by Lignitz te zyn overgetrokken , om vandaar zynen tocht op Parchwitz te richten. Zo ras de avond viel (*), begon het Leger zich te beweegen ; op den tocht bragt men by den Koning eenen Officier , die van de Oostenrykfchen was wech gelopen, eenen Ier van geboorte: hy was zo vol wyns , dat by niet dan al tuimelende kon- (*) Den vyftiendeu. 1760, Koning breekt in den avond op:  ï7öo. en (laat LAUDON* 6a GESCHIEDENIS konde zeggen, dat hy een geheim van aanbelang had te ontdekken. Na hem eenige glaazen hauw water te hebben doen drinken , en na eenige ontlastingen, zeide hy, het geen men reeds gegist had, dat de Maarfchalk Daun dien zelfden dag (*) den Koning wilde aantasten. Maar de Pruisfifchen hadden niets te vreezen: zy veranderden de plaats des tooueels , en bragten gevolgelyk het geheele ontwerp der vyanden in de war, het geen gemaakt was naar de gefteldheid van den grond, welken men reeds verlaten had. Zo ras de Koning de hoogten van Phiffendorf bereikt had , zond hy den Heer van Hund op kondfehap uit na den kant van Binowitz en van Polnifchildern. Geduurende deezen tyd fielden de troepen zich in flagorde op den grond, welken men hun had aangewezen. De Heer van Hund kwam zeer fchielyk te rug , en bragt den Koning tyding , dat hy geweest was by twee kolommen Voetvolk en by twee kolommen Ruiterye van den Heere Laudon , die in vollen optocht, en niet ver af, was. Men had geen oogenblik te verliezen 'om zich in ftaat te ftellen , van hem het hoofd te kunnen bieden. De Koning verdeelde, derhalven, zyn Leger in twee hoopen: zyn rechter vleugel bleef, onder bevel der Heeren van Ziethen cn van Wedel, onbeweegelyk op de plaats , alwaar hy zich in orde gefchaard had : hy maakte in haast batte- (*) Eigenlyk den volgenden dag. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 63 ryen , om de beide wegen van Lignitz te beftryka» , de eenigen , langs welken de Maarfchalk Daun konde trekken, om by hem te komen. Ter zelfder tyd deed hy zynen linker vleugel van ftand veranderen, en fchaarde denzelven met de rechter zyde na de Katzbach, met de linker na eenen vyver. Al dit volk (*) bedroeg niet meer dan zestien bataillons, en dertig escadrons. Tcrwyl het Voetvolk deeze richting nam , geraakte de Ruitery , welke men vooruit gezonden had om hetzelve te dekken, met den vyand hevig aan 't fchermutfelen , het geen duurde , tot dat men eene zwaare battery had gereed gemaakt op eene hoogte , welke de omliggende ftreeken beheerschte. Deeze fchikkingen gemaakt zynde , ontving de Ruitery bevel om te rug te wyken , het geen zy wél uitvoerde. Het grootfte gedeelte werd achter het Voetvolk verdeeld, om hetzelve te onderfteunen , bebalven het regiment van Krockow en eenige Husfaaren, welke men op de linker zyde plaatde , om van dien kant den vyand in het oog te houden. Ondertusfchen verwachtte de Heer Laudon niets minder dan eenen veldüag. Hy vermoedde wel , dat hy eenige benden tegen zich over had : maar het was zo donker , dat hy (*) Te weeten, zo als men uit alle omftandigheden fchynt te moeten befluiten , de linker vleugel der Pruisfifchen , Welke tegen Laudon gefield werd. Pkri. 1760.  64 GESCHIEDENIS 1760. hy noch de Pruisfifchen, noch derzelver richthig, konde onderfcheiden. Hy had gecne voorhoede voor zich uit doen trekken , dewyl hy flechts voorgenomen had eenige vry-bataillons te verrasfen , welke des daags te vooren by PfaiTendorf waren gelegerd geweest , nevens het perk voor de leevensmiddelen , het geen hy aldaar nog dacht te vinden. Men deed toen de groote battery , welke men op de hoogte had aangelegd , op den vyand fpeelen. Het voorfte gedeelte der Oostenrykfche kolommen was 'er niet verder af dan achthonderd fchreden : op deeze dicht in een gedrongen hoopen deed het gefchut eene groote uitwerking. Dc Heer Laudon befpeurde, in dit oogcublik, dat 'er eenige misflag in zyne rekening moest weezen. Wan• neer hy zyn volk wilde in orde ftellcn, konde hy geene grootere fpits maaken dan van vyf bataillons , en de Pruisfifchen vielen op deeze linie aan, welke terftond overhoop werd geworpen. In dit oogenblik, deed hy zyne Ruitery voorwaards rukken , om de geenen , die hem aangreepen, in den rug en in de zyde te vallen: maar hy kende den grond niet, en konde in de duisternis geene hoogte neemen. Deeze Ruitery wierp de Dragonders van Krockow overhoop; maar vervolgens door de Kuirasfiers van Friederich in de zyde gegrepen zynde , werd zy op haare beurt te rug gejaagd, en verftrooid in moerasfen, uit welke zy niet dan met groote moeite zich konde redden. Met het krieken van den da-  van den ZEVÈNJAAR. OORLOG. 65 Üageraad, deed het Voetvolk eenen aanval op de tweede linie der Oostenrykfchen. Wanneer toeft zag , dat deeze in onorde geraakte , liet men 'er eenige escadrons Ruiterye op los , welke ze fcheurden , en bykans geheel krygsgevangen maakten. Kleine, hierendaar langs deezen grond verfpreide , boschjes waren van eeiie vervvondcrlykc nuttigheid om hoopen Ruitery te verbergen, welken onverwacht den vyand op het lyf vielen , én hem op de Vlucht dreeven. De Heer Laudon trachtte hetzelfde te doen : zyne Ruitery tastte het Pruisfifche Voetvolk aan , maar de Ruitery des Konings dreef haar kloekmoediglyk te rug. Eindelyk, na vyf achtereenvolgende aanvallen op vyf linien van Oostenrykfchen, elke linie van vyf bataillons, werd de verwarring zd algemeen onder de vyanden , dat het geheele lichaam aan het vluchten floeg, en in degrootfte wanorde de wyk nam na Biuowitz, om dc Katzbach weder over te trekken. Men zond eenige kleine hoopen uit, om de vluchtelingen na te jaagen. De Heer van Moliendorf ftak het dorp Binowitz in brand, alwaar hy veele krygsgevangenen maakte. De Koning wilde den Heer Laudon niet heftiger vervolgen , dewyl hy in het geval konde komen van zich van deeze zelfde ben Jen, welke dc overwinning behaald hadden .; te moeien bedienen , om ze by zynen rechter vleugel te voegen , en tegen den Maarfchalk Daim te doen ftryden. Deeze Maarfchalk hadj inet zyne benden kolomsgewyze gefchaard, deii IV. deel; E |ë?  66 GESCHIEDENIS 1760. geheclcn nacht doorgebragt by de beek, welke zyn Leger van de oude Pruisfifche lcgerplaatze affchcidde. De Koning had , uit voorzorge , aldaar eenige Husfaaren achtergelaten, die, het gewoone roepen der ronden en der fchildvvachten doende , den vyand in het denkbeeld hielden, dat het Leger zich nog aldaar bevond. Met het krieken van den dag begonnen Daun en Lascy zich te beweegen , om de Pruisfifchen aaa te tasten. Maar hoe groot was hunne verbaasdheid , dat zy de plaats ledig vonden, en geheel geen bericht ontvingen, wat 'er van het Pruisfifche Leger geworden ware! Men zoude gezegd hebben, dat het lot bepaald had, dat den Oostenrykfchen dien dag niets moest gelukken. Zelfs de wind was hun tegen. Noch de Maarfchalk, noch de Heer van Lascy, hoorden (*) het geraas van (*) Anderen fpreeken hiervan anders. Zie hier wat dekina zegt, Leven van frederik den II; bl. 221. ,, De Maarfchalk daun, en de Generaals lascy en hec k, verrascht door het gebulder van ,, het gefchut, en door de berigten, die hun van „ den aanval op laudon gebragt worden, ver„ liezen den tyd met zig te beraaden in plaats vau „ met de grootst mogelyke vaardigheid tot hulp van „ laudon toe te (chieten, die 'er zig zeer fterk „ over beklaagde , en zyn affcheid vroeg. Het is thans geen geheim meer, dat men behoeft te zwy„ gen, dat de Maarfchalk daun, en misfehien ook „zyne amptgenooten , laudon benydden , die „ ook indedaad naa den oorlog voor de voornaamlle „ held  van den ZEVENJAAR, OORLOG. 67 van den fiag , die achter Pfadfeudorf, op eene halve royl afftands van hun, geleverd werd, fchoon ten minden tweehonderd Hukken gefchut van wederzyue losbrandden. De Maarfchalk was langen tyd onzeker, welke party hy moest kiezen; eindelyk, na veele beraadslagingen en verfchillende voorllagcn, belloot hy by Lignitz de Katzbach over te trekken, en iiet volk van den Heere van Ziethen, dat hy in flagonie zag Haan , aan te tasten. Hy zond den Heer van Lascy, om hoogerop bel Schwarzwasfer over re trekken. Dit was onuiogelyk , ten minften indien deeze niet eenen omwech van anderhalve myl maakte, om eene brug te vinden: want dewyl de oevers van deeze beek moerasug zyn, is het niet genoeg, dat men bruggen hebbe, men moet ook dyken opwerpen , om ze voorby Lignitz over te komen. Dc ilag was reeds gewonnen, en de Koning begaf zich juist weder by zynen rechter vleugel, wanneer men de voorhoede van den Maarfchalk Daun ontdekte, die van Lignitz kwam aantrekken: maar het Pruisfifche gefchut had deezen hoop reeds dermaate van zyn Huk gebragt , dat men uit deszelfs houdinge konde oordeclen, dat hy op het punt ware van deeze plaats „ held van het Oostenryksch leger wierdt gehouden, „ Het kan zyn dat deeze naïever eenig deel gehad „ hebbe aan de baraadfiaagingen der andere Gena„ raaien, toen zy hoorden, dat hy alleen met de» ,, Koning van Pruisfén handgemeen was," E * 1760.  68 GESCHIEDENIS 1760. Verl'es der Oestenrykfclun. plaats te verlasten. Om de zaak ten einde te brengen, en den Maarfchalk Daun te verzekeren van de nederlaag des Heeren Laudon , welke hy bereids vermoedde, om , eindclyk, deszelfs aftocht te verhaasten, deed de Koning zyne benden een' vreugdefchoot (*) doen. Naauwelyks had men het tweede rottenvuur (f) gedaan , of des vyands kolommen keerden zich om , en trok* ken by Lignitz weder over de Katzbach. Op denzelfden dag viel een klein gevecht voor in het bosch. Men had den Engelfchen Staatsdienaar Mitchel, eenige geheimfchryvers, en de pakkaadje van het hof kwartier, derwaards gezorden, onder bedekkinge ecner compagnie Grnnadiers van de Lyfwacht. Deeze bende werd aangevallen door driehonderd Dragonders en Husfaaren. De Heer van Prittvvitz , die het bevel had over dit volk, verdedigde zich zo wel, dat hy niet de minfte beuzeling verloor van het geen hem was toevertrouwd. Het gevecht by Pfaffendorf kostte den Heere Laudon tienduizend man ; het flagveld was bezaaid met Oostenrykfchen. De Pruisfifchen waren in bezit van eenen grond, die glooiende afliep, en geduurig laager werd aan den kant , van welken de vyanden hunnen aanval decden: dit gaf hun de overhand in (*) Unc rcjoaisfance. (f) Feu roulant hebbe ik geoordeeld dus best te kunnen vertaaien , fchoon niet volkomen zeker van myne Overzettinge. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG 69 In liet fchieten, en voordeden boven bun 11 c befpringer's. Zy maakten veele krygsgevangenen, twee Generaals, tachtig Officiers, en zesduizend Gemeenen : daarenboven verboren de Oostenrykfchen, in dit gevecht, drieëntwintig vaandels en tweeëntachtig Hukken gefchut. Ondertusfchen zoude de vrucht van deezen flag verloren zyn geweest, indien men niet, zonder vertoeven, de Katzbach by Parchwitz ware overgetrokken. De vyand was in verwarringe en verftrooid. Van den eenen kant, vluchtten de overblyffels van het volk van Laudon, met gefchcurde gelederen na Wahlftadt; aan eene andere zyde bevond zich de Maarfchalk Daun in de legerplaatze, welke de Pruisfifchen den voorigen dag bcflagen hadden , onberaden , welke party hem te kiezen ftond; cindelyk, de lieer van Lascy dwaalde op eene myl afftands vandaar , en zocht vruchteloos eene plaats om het Schwarzwasfer te doorwaaden. Dit was buiten twyffcl het oogenblik, waarvan men zich bedienen moest, om den vyand den tyd niet te geevcn om tot zich zeiven te komen. De Koning nam zynen linker vleugel,die geftreden had, en trok recht op Parchwitz aan. De Heer van Naucndorf, welke den anderen oever der beek bezet hield , zich te zwak bevindende om den Pruisfifchen tegenftand te bieden , liet hun den zo langen tyd, en Zo hardnekkiglyk, betwisten Overtocht vry.. Men bepaalde de plaats voor het Leger voorby Parchwitz. De Heer van Ziethcn, E 3 die 1760.. De Koning trekt de Katzbach over.  7o GESCHIEDENIS 1760. Bes Kn nings list oir* de.Rusfen te vervyyderen. die 'cr zich ook moest heen begeeven , hield zich op het flagvetd niet langer op dan noodig was , om de Pruisfifche gekwetftea, Welker getal elfhonderd man beiiep, te redden. Te Parchwitz werd men gewaar, dat de Heer van Czernichef, zedert eenige dagen, by Lisfa gelegerd was , .het geen nieuwe ftof tot ongerustheid baarde. De Oostenryklchen konden zich met hem vereenigen ; hy konde zich te Neumai'ck nedeiiha;: : en het zoude verdrietig zyn geweest, een ituk, dat eerst des daags te vooren bellist was, weder op nieuw te moeten betwisten. Men moest alle mogelykc middelen beproeven , om zich te ontllaan van eenen vyand , welken men geheel gcenen lust had te bevechten. Men nam zyne toevlucht tot de list : de Koning fchreef aan den Prins zynen broeder, dat hy de Oostenrykfchen te cenemaal in de pan had gehakt; dat hy eene brug deed maaken om over den Oder te trekken, ten einde de Rusfen op dezelfde wyze te behandelen ; dat hy ftaat maakte den Heer van Solükow aan te tasten; en dat hy den Prins verzocht dan van zynen kant dc beweegingen te maaken , welke men met elkander had afgefproken. Men belastte eenen boer met deezen brief, en men beloofde denzelven eene groote belooning, op dat hy op het zelfde oogenblik zoude vertrekken , zich gevangen haten neemen door de buitenposten van den Heere C/.ernichef, en denzelven deezen Mef, als uit vreeze voor ftraffeovergecven..  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 71 Schoon men niet konde gisten , of deeze boer zyne rel wel 'zoude fpeeleu , noch ook , welken indruk het leezen van deezen brief op den geest des Heeren van Czernichef zoude maaken, vertrok des Konings Leger den volgenden dag (*). Het begaf zich op den tocht in drie kolommen , eerder in de orde der dekking van een geleide , dan van een gewoonen legertocht. De Koning voerde de kolom van den rechter vleugel aan, cn dekte den optocht van den kant der Oostenrykfchen. De Heer van Krockow geleidde eene fterke voorhoede voor de tweede kolom ; hy werd gevolgd door de krygsgevangenen , door het gefchut , dat men op den vyand veroverd had , en door de gekwetften van het Pruisfifche Leger. De Prins van Holftcin was aan liet hoofd der derde kolom, welke beftond uit de ligte Ruiterye , en onderfteund werd door eenige bataillons , om het geleide te dekken tegen de Kofekken , die van Leubus , alwaar zy zich onthielden, dewyl het water laag was, op fommige waadbaare plaatzen over den 'Oder konden trekken. Eindelyk , de Heer van Ziethen , met alle benden , welke niet in het gevecht geweest waren , maakte dc achterhoede des Legers uit. De Koning ontmoette welhaast den Heer van Nauendorf op zynen wech. Deeze had by Moticht post gevat, vanwaar eenige vluchten kanonkogels hem deeden verhuizen. De Pruis- (*) Den zestienden. E 4 1760.  72 GESCHIEDENIS Pruisfifche Husfaaren ontdekten onder wech eene kolom met pakkaadje der vyanden, welke Hechts zwak gedekt was. Zy vielen 'er op in , en maakten een aanzienlyken buit. Men vernam uit de gevangenen, dat deeze pakkaadje behoorde tot het volk van den Prinfe van Lowenftein, en van den Heere van Heek , die in vollen optocht na Ncumarck waren, alwaar zyr zich by de Rusfen moesten voegen : daarenboven ontdekte men , op omtrent drie vierde eener myl afftands , aan de rechterhand van des Konings benden , het gchcele Leger van den Maarfchalk Daun, zonder dat men konde onderfcheiden, of hetzelve den wech van Neumarck , van Canth of van Schweidnitz volgde. Men was nu, misfchicn,in den alleronaangenaamften en allermeest ontrustenclcn toeftand van den gcheclen veldtocht : het Leger had niet meer dan voor éénen dag brood: indien de Rusfen verhinderden, dat men zich uit Breslau, en de Maarfchalk Daun, dat men zich int de vesting Schweidnitz, voorzag, werd de overwinning, welke men behaald had, nutloos: want hoe konde men den vyand ilag leveren, daar men zesduizend gevangenen, en elfhonderd gekwetfien, te bcwaaren had?En welk een hard befluit zoude het geweest zyn, dat men na Glogau had moeten te rug wyken? Ondertusfchen , toen de fpitzen der kolommen Blumcrode bereikt hadden, reed de Koning met eenige Husfaaren vooruit, floop in het bosch, en kwam na genoeg by Neumarck,om te ondek- ken ^  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 73 keu , dat aan de andere zyde noch legerplaats, noch troepen, waren. Men zond eenen Officier op ontdekking uit; deeze kwam fcbielyk te rug, en bragt by den Koning een Oostenrykfchen Luitenant-Kolonel, welken hy in Neumarck zelve had krygsgevangen gemaakt, en die, wanhoopig over zyne gevangenis, alles zeide, wat hy wist, om te toonen , dat het zyne fchuld niet was, dat hem dit ongeluk was overgekomen. Hy voer heftig uit tegen de Rusfen , en zeide , dat hy was belast geweest met eene boodfehap aan den Heere van Czernichef; dat hy niet alleen denzelven niet meer had gevonden, maar dat zelfs de brug was afgebroken , zo dat hy niet had kunnen over den Oder komen, om zich by hem te voegen. Hierop verdween alle fchroom, en het Leger betrok gerustlyk zyne legerplaats by Neumarck. Daar men nu de gemeenfehap met Breslau weder open had gekregen, was men verzekerd, dat men leevensmiddelcn konde vinden, en men gaf eenige rust aan de benden, welke, geduureude negen dagen van aanhoudende krygsverrichtin-. gen , met eene heldhaftige ftandvastigheid de grootfte vermoeienisfen verdragen hadden, en alle zwaarigheden , welke zy ontmoet hadden, waren te boven gekomen. De boer, welken men met den brief aan Prins Hendrik had afgezonden , had zich van zynen last wel gekweten; naauwelyks had de Heer van Czernichef dien brief in handen gekregen, of hy trok dien zelfE 5 den De Koning krygt de gemeenfi hap met Breslau open.  74 GESCHIEDENIS 1760. Hy verecnigt zich met Prins HENDRIt En dekt Schweidnitz. den avond over den Oder te rug, en begaf zich , in allen mogelyken haast, by den Heer van Soltikow ; vreezende zelfs , dat hy te laat zoude komen. Van den anderen kant had het Oostenrykfche Leger zynen ftand genomen op den Pitfchenberg. De lieer van Laudon onthield zich te Striegau, en men had den Prins van Lowenftein voorwaards doen trekken op het gebergte van Wurben, vanwaar zyn volk de vesting Schweidnitz eenigzins, doch weinig, benaauwde. Geduurende alle deeze beweegingen der Oostenrykfchen en der Pruisfifchen, was Z. K. H. Prins Hendrik, den Oder met zyn geheel Leger overgetrokken, en" had zich by Hurrérn nedergeflagen, om de Rusfen te naderen. Kort daarna week de Heer van Soltikow, over Trachenberg en Herrenftadt, na Poolen. De Prins volgde hem tot aan Vinzig. Maar, dewyl 'er, van den kant der beide Pruisfifche Legers , geene onderneeming van aanbelang konde gedaan worden , zo lang zy van elkander gefcheiden bleeven , werd befloten , dat de Heer van Golz de Rusfen, met een lichaam van twaalfduizend man zoude in het oog houden, en zich nederflaan omftreeks Glogau. Het overige van des Prinfen Leger trok den negenëntwintigften weder over den Oder, en jvereenigde zich met des Konings Leger, dat, omftreeks Breslau, tusfehen Arnoldsmuhlc en Grofs-Mochber, te velde lag. Het was tyd toe te fchieten ter hulpe van Schweidnitz , welks belegering de vyanden op her  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 75 het punt waren te beginnen. De Koning begon zynen tocht den dertigften. Van Wernersdorf ontdekte hy de Legerplaats van den Maarfchalk Daun op den Pitfchenberg , en die des Heeren van Lascy op het gebergte van Zobten. Hy deed een grooten hoop Oostenrykfche Ruiterye , welke de voorhoede ontmoette, aangrypen, en des Konings Ruitery dreef denzelven te rug, tot onder het gefchut van den Maarfchalk Daun. Het was, evenwel, niet geraaden met het Leger de engte tusfehen deeze twee vyandlyke lichaamen door te trekken. De Koning zwenkte daarom links af na Rogau, en nam zynen ftand tegen over het gebergte van Zobten naby Ptfchiderwitz: men floeg eenige tenten op, alleenlyk om vertooning te maaken, terwyl de Heer van Zietheu door het kreupelbosch trok, en in ftilte de engte van Muhlendorf bereikte , welke op de vlakte van Reichenbach en van Schweidnitz uitkomt. Den zelfden avond volgde het Leger deezen wech in twee kolommen. De voorhoede ontmoette by Pfaffendorf tweehonderd Dragonders van St. Ignon , die, op ontdekking uitgegaan zynde, den Pruisfifchen Husfaaren onverwacht op het lyf vielen. De voorfte benden des Konings geraakten in verwarring: maar het regiment van Ziethen ging jacht maaken op den vyand, en nam veertig man van denzelven gevangen. Het Leger, door deezen tocht, weder gemeenfehap met Schweidnitz bekomen hebbende, floeg zich neder by Koltfehen , op eene kleine my 1760.  GESCHIEDENIS ï7°"o. Mislukte Ondernecining op de Oostenrykfcbe magazynen. myl afftauds van de gemelde vesting. Met liet aanbreeken van den dag bemerkte de Maarfchalk Daun , dat men om hem was heen getrokken. Hy verliet, onmiddelyk, het gebergte van Zobten en den Pitfchenberg , en betrok de legerplaats by Kunzendorf. Zyn rechter vleugel had zyn fteunfel op de hoogte van Burckersdorf, en de linker ftrekte zich uit tot aan Hohenfriedberg. Het volk van Janus befloeg daarenboven de engten van Wartha en van Silberberg, en de Heer van Nauendorf hield de posten van den Spizbcrg en van den Streitberg, in de nabuurfehap van Striegau, bezet. Des anderendaags (*) betrok des Konings Leger de legerplaats van Palz, alwaar het zich [eenen dag] ophield. Doch dewyl deeze plaatzing niet gunftig was, om de vyanden van het gebergte te verdryven , ging het zich den derden by Bunzelwitz nedeiilaan. Men vocht ge* duurende den gantfehen tocht , eerst met het volk van Ried by Schonbrunn, daarna met dat van Beek by Jauernick, en dewyl men den Heer van Nauendorf niet te Striegau konde dulden, ging de Heer van Ziethen jacht op hem maaken : hy dreef hem tot aan Hohenfriedberg, onder de batteryen des Heeren van Laudon , en nam, na vierhonderd krygsgevangenen gemaakt te hebben , bezit van de legerplaatze by Striegau , uit welke hy den vyand verjaagd had. De (*) Den eerften van Herfstmaand.  van dën ZEVENJAAR. OORLOG. 77- De Koning wenschte dc Oostenrykfclicn uit Silefien te verdryven, ten einde in (raat te zyn om meerder volk tegen de Rusfen te kunnen afvaardigen. Het beste middel , om dit oogmerk te bereiken, was om de legerplaats der Oostenrykfchen heen te trekken , het zy om derzelver magazynen te vernielen, het zy om de geleiden te onderfcheppen , welke zy uit Bohemen ontvingen. De uitvoering hiervan was niet zonder moeilykhcid ; want de vyand befioeg een zeer uitgebreiden grond, welken het bezwaarlyk was rond te trekken , dewyl de Maarfchalk Daun, door eene kleine bevveeginge van zyn middelpunt, de Pruisfifchen konde voorkomen; hy had alleenlyk de pees (*) en de Koning den boog (f) te befchryven. Nogthans , welke hindernisfen men ook voorzag , de noodzaaklykhcid van iets te verrichten, en de tegenwoordige behoefte der zaaken, behielden de overhand boven alle deeze bedenkingen , en men liet den uitflag aan het geluk bevolen. Het Leger begaf zich op den tocht, in den nacht van den elfden van Herfstmaand , om de hoogten van Friedberg om te trekken, en de voorhoede bereikte de engte van Kauder. Zo ras de Heer van Laudon deeze fpits ontdekte, begreep hy, dat men voorhad om hem heen te trekken : hy verliet zynen ftand , en week na het dorp Reichenau. De Maarfchalk Daun, (*) La corde. (f) UArc. I7<5~C>;  78 GESCHIEDENIS 1760. Voordeei op den Heer van bb c k bekaaid. Q*) Ravin. Daun , van zyne zyde, niet minder oplettende op de beweegingen der Pruisfifchen , kwam ten zelfden tyde zich vertoonen aan den anderen kant der diepte (*) , welke Rcicbenan doorfnydt. Door deezen tocht behoedde hy den Heer Laudon, die het gevaar ontfnapte, waarmede de Pruisfifchen hem dreigden. Met het einde van den dag, kwam het Leger aan zyne plaats : de krygsknechten konden ter naauwernood hunne tenten opflaan. Des Konings ontwerp was eenige manfehap na Landshut af te zenden, alwaar de vyand zyn magazyu had ; maar men was genoodzaakt de uitvoering hiervan tot den volgenden dag uit te ftellen. De Heer van Ziethen werd met dit werk belast. Met het aanbreeken van den dag, moest hy den wech van Harta en van Ruhbank in Haan: maar een onverwacht toeval deed de onderneeming mislukken. De Heer van Beek had des daags te vooren bevel ontvangen, toen het Leger opbrak , om den rechter vleugel van den Heere Laudon te dekken. Terwyl hy in den donker van Hohenfriedberg na Reichenau trok, ontdekte hy des Konings legerplaats, welke hy voor die der Oostenrykfchen nam, en plaatfte zich op den linker vleugel dier legerplaatze, met den rug na des Konings Leger gekeerd. In dien zelfden nacht werd de Koning hiervan verwittigd. De Pruisfifchen bleevcn onder de wapenen , en vóór den  vak den ZEVENJAAR. OOR.LOG. 79 don dageraad Helde men zich in Haat om hem aan te tasten. Eenige kanonfehooten bragten zyne benden in wanorde. In dat oogenblik Hortte des Konings Ruitery 'er op in, en nam een geheel bataillon Pandoeren, van achthonderd man, gevangen: zy vervolgde het volk van Beek, dat na Hohenfriedberg vluchtte , en tot aan Ronflock toe nagezet werd. Hy zoude 'er nog Hechter afgekomen zyn , indien niet de Prins van LowenHein tot zyne hulp ware toegefchoten, met verfche troepen, welke de vluchtelingen verzamelden , en den aftocht dekten. Dit fchieten uit het gefchut, en het geraas van het klein geweer des Voetvólks, decden den Heer van Ziethen gelooven, dat men aan des Konings linker vleugel in eenig ernfiig gevecht gewikkeld was: hy wilde het niet waagen het Leger te verhaten in een oogenblik, waarin, misfehien, zyne tegenwoordigheid noodzaaklyk zoude worden : hy Helde zyn vertrek uit tot den middag: maar het gunfiige oogenblik was voorby ; hy konde niet verder komen dan tot aan Harta , alwaar hy zich nederlloeg, dewyl Laudon alle engten, welke na Landshut leiden, met krygsvolk bezet had, en dewyl de Heer van Lascy met twintigduizend man by Ruhbank had post gevat. De Heer van Nauendorf, wiens volk by Zirhu, in de nabuurfehap vanFreyburg, gelegerd was ge» bleven , verfpreidde zich , geduurende deezen tyd , in de vlakte , en zond zyne partyen uit tot aan Jauer en Liguitz. De Koning zond den Heer 1760.  So GESCHIEDENIS 1760-. Tochten en tegentochten der beide Legers. Heer van Krockow na Wahlftadt , die eénen* hoop volks van Nauendorf verraste , meer dan driehonderd mannen fterk , welken hy allen gevangen by het Leger bragt. Ondertusfcheu was de Maarfchalk Daun niet zo gerust als hy wel geleek : hy maakte wegeii gereed van Landshut na Bolkenhayn : hy deed volk na Ruhbank afzakken ; en wanneer men deeze toebereidfels met elkander vergeleek, konde men daaruit gemaklyk befluiten, dat hy eert ontwerp fmeedde, om, door eenen omtocht, des" Konings Leger te verrasfen, en hetzelve, langs den wech van Bolkenhayn, welken men llerftclde , in den rug te vallen. Men konde dit gevaar ontwyken ; het zoude vermetel zyn geweest 'er zich aan bloot te ftellen; daarenboven zyn de Pruisfifchen beter gefchikt tot den aanval dan tot de verdediging; hierby kwam, dat de voeraadje der omliggende ftreeken verteerd was : zo dat de Koning, in plaatze van zich aan de onzekerheid cener diergelyke gebeürtenisfe bloot te ftellen , het ontwerp beraamde, om met zynen linker vleugel om den rechter van den Maarfchalk Daun heen te trekken, doof eene bewecging recht aanloopendc tegen die ^ welke hy met zynen rechter vleugel tegen den Heer Laudon gemaakt had. Op den avond van den zestienden, verliet het Leger de legerplaats Van Reichcnau en van Baumgarten. De eerfte pooging moest men doen op de hoogte van Kunzendorf: maar de vyand, welke zich fchielyker der-  Van den ZEVENJAAR. OORLOG. H derwaards konde begccvtn, voorkwam de PrUiS* fifchen: daarenboven, deWyl men het dorp Cider moest doortrekken., begon de Prins van Lowenftein, die naby hetzelve gelegerd was, terftond te fchermutfelen, het geen weldra van eene heftige begroetinge uit gefchut gevolgd werd. De richting van den tocht, welken des Konings Leger hield , liep drieduizend fehreden van den voet van het gebergte , om het volk te minder bloot te (lellen voor de uitwerkfelen van het Oostenrykfche gefchut: maar de vyand, die van zyne hoogten afkwam , bragt de maatregels, welke men genomen had, een weinig in de war» De Heer van Ziethen , die de achterhoede geleidde, had naauwelyks de legerplaats verlaten j of hy werd, zonder ophouden, op zynen wech ontrust. Dewyl dit zynen tocht vertraagde, was het voorfte gedeelte des Legers meer dan eens genoodzaakt (til te houden , om den behoorlyken aflland niet te verliezen, en op dat men irt ftaat mogt zyn van elkander onderling by te fpringen. Zo ras de voorhoede in de nabyheid Van Kunzendorf kwam, deed men deeze hoogte bezetten door Husfaaren en Dragonders; Het Pruisfifche Voetvolk konde niet fchielyk genoeg volgen om dezelvcn te onderlteunen. Ter zelfder tyd verfcheen de voorhoede des Maarfchalks Daun , van Furftenftein komende. De Husfaaren en Dragonders , al te zwak om deezen geWichtigcn post te verdedigen , waren genood» gaakt denzelven te verlaateu. De achterhoede, IV. deel* F wel- 1760.  Sa GESCHIEDENIS 1760.. welke den tocht van des Konings Leger zeer vertraagde , gaf aanleiding tot het maaken van een nieuwen ftilftand aan den kant van Schonbrunn , om haar tyd te geeven , dat zy zich weder by het achterfte gedeelte der kolommen voegde. Dc vyandlyke Generaals, zich \-leiendc, dat zy by deeze gelegenheid voordcel konden behaalen , tastten het Pruisfifche Voetvolk aan met dertig escadrons; maar zy werden ontvangen met fchooten uit grof gefchut, gemengd met een fterk vuur uit klein geweer, en vervolgens door de Kuirasfiers van Hendrik, en van Seidlitz-, tot aan hunne linie te rug gedreven. De Koning bereikte , eindelyk , het dorp Bogendorf, tcrwyl de Keizerfchcn hem geduurig op de zyde bleeveu. Vandaar bragt hy zyne voorhoede recht aan op de hoogten van Hohengiersdorf: men was genoodzaakt eene verhakking op te ruimen , welke de vyand hier gemaakt had, om den wech in de gebergten te verfperren. De Maarfchalk, ten naasten by des Konings bedoeling gisfende, ftelde zich, niet verre van HochBogcndorf, in orde vyf of zes linien diep, om, door eenen wech , welke daar naby is , de hooge vlakte (*) van Hohengiersdorf eerder dan de Pruisfifchen tc bereiken. De Heer van Zicthen begroette hem uit het gefchut met een zo goed gevolg, dat de verwarring onder zyn volk bykans algemeen wierd. De Heer van Wied be- reik- (*) Plateau,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 83 reikte evenwel eerst de hoogte van Hohengiersdorf, met een bataillon van PMè Hendrik, en een ander van jong Brunswyk; hy vond'er tien Oostenrykfc'ne escadrons , welke afgellegen waren , en' welke eenige vluchten kogels uit het gefchut tt-rtlond verjaagden. Zo als hy vandaar vertrok om zich derwyze te plaatzen , dat hy den vyand den wech tot deeze vlakte affneed, ontmoette hy dc 1'pits van tien bataillons Granadiers, welken de Maarfchalk Daitn met het zelfde oogmerk derwaards zond. De Heer van Wlèd tastte hen aan ; het gevecht was zo heftig als kort: de Oostenrykfchen werden geüagen , cn verlooren 'zeshonderd Granadiers cn veertien Rukken gefchut. De voorhoede cu de linker vleugei van des Konings Leger volgden den Heer van Wieu , en plaatttcu zich van de gemelde vlakte tot aan Blauerauzen: men deed de hoogten van Seitendorf bezichtigen , welke de vyand vaardiglyk bezet had. Het fohutgevaarte, dat met het aanbreeken van den dag begonnen was, en, geduurende het geheele gevecht, had aangehouden, werd niet gellaakt voor des avonds ten half tien uuren. Het geluid , 't geen men te Breslau gehoord had , fcheen daar zo fterk „ dat de Officiers geloofden , dat 'er een veldllag was voorgevallen. . Het was inderdaad niet meer dan een gevecht onder het voorttrekken ; maar in vroegere tyden had men mecrmaalen flkg geleverd , zonder zo veele fchooten uit het gefchut, als deezen dag gedaan waren. Men &ad F 2 Wah- 1760.  . 1760, 84 GESCHIEDENIS Wahlenburg wel willen bereiken, alwaar dc vyand eene bakkcry had ; maar men was zö zeer opgehouden, dewyl men geduurig vechten moest, dat het den Pruisfifchen onmogelyk was, voor deeze rcize, hunne voordcelen verder voort te zetten. Den volgenden dag (*) ging het geheele Leger des Konings , alleen de Kuirasfiers uitgezonderd , de hoogten van Giersdorf bezetten. Men deed eene pooging, om, over NeuReufendorf en den Kohlberg, door te dringen na Wahlenburg. Geduurcnde den nacht was de Heer Laudon vooruitgetrokken, cn reeds in het bezit der engten , welke deezen doortocht verdedigen: zelfs voegde de Heer van Lascy zich in deezen Hand by hem , zo dat de onderneeming der Pruisfifchen alleenlyk uitliep op het wisfelen van eenige kanonkogels. Ondertusfchen maakte dc Koning zich meester van de hoogten van Becisdorf. De linker vleugel zyner legerplaatze floot aan Kunast, vanwaar de linie liep door Beersdorf en Ditmansdorf, alwaar het hoofdkwartier was. Vandaar ging zy door Blauerauzen ; en de hooge vlakte van Hohengiersdorf, aan het einde des rechter vleugels , was bezet door de benden , die tot eenen waarborg dienden , waarover de Heer van Forcade het bevel voerde. Het Leger van den Maarfchalk Daun befloeg een meer uitgebreiden grond. Het volk der Heeren van Laudon en van Lascy ftrekte zich (*) Den achttienden»  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 85 zich uit na Jaucrnick cn Tanhaufcn over NeuReufendorf tot aan Seitendorf. Dc Maarfchalk Daun begon vandaar , en vervulde de gehcele hoogte, welke zich üitftrekt tot aan Bogendorf. De Heeren van Lowenftein cn van Beek dekten zyne linker zyde, met de fpitze na Schweidnitz gekeerd, en de Heer van Nauendorf dekte zynen rug by Furtlenftein. De beide Legers hadden zich derwyz: in dit gebergte gefloten, dat noch het eene , noch het andere, voorwaards konde trekken , en hunne legerplaatzen waren van weerskanten onwinbaar. Deeze legerplaatzen waren daarenboven zo naby elkander , dat het alleen van de Generaals zoude afgehangen hebben , elkander met vrucht uit het gefchut te befclïieten ; maar, dewyl dit nergens toe dienen koude, hield men zich zeer ftil: de ruiter-fchildwachten Ronden met den neus aan elkander, alle fchieten was verboden , en men zoude gezegd hebben , dat men tot eenen ftilftand van wapenen had beiloten: dit ging zo ver , dat beide Oostenrykfchen en Pruisfifchen de Ronden, die door de donkerheid van den nacht verdwaalden , weder op den wech bragten, die na hunne posten leidde. Evenwel verfchanllen beide Legers zich nog, tot meerdere veiligheid, in deeze gebergten zelve, van welke het der natuure behaagd had eene foort van vestingen te maaken. De toeftand, waarin de Maarfchalk Daun zich bevond, begon hem lastig te worden. Het was Ijem. onverdraagelyk, te zien, dat hy deezen veldF 3 tocht 1760. Onderneeming tegen Berlvn door cle Ocstenrykthen en Ruslen be* raamtl.  86 GESCHIEDENIS Ï760. tocht zoude verliezen, daar hy in deszelfs goeden uitflag zyne grootfre hoop gefield had. De voeraadje van het gebergte was verteerd, in de vlakte konde hy niet anders dan kleine partyen zenden : dc gebroken wegen maakten het aankomen der geleiden, welke hy uit iïohemen trok, moeilyker : hy was eindelyk op het punt van Silefien te verhaten , alwaar van nu af niets meer voor hem te onderncemen was. In zyn verdriet wist hy geen ander middel te bedenken om zyne zaaken te hcrftellen , dan eene afwending, die, tot in het leeven friydendé, den Koning mogt noodzaaken zich te vetwyderen. Hy bewoog hemel en aarde, om 'er de Rusfifchc Generaals , en vooral den Heer Soltikow, toe over te haaien. Zyn oogmerk was eenen troep Rusfen recht op Berlyn te doen aantrekken, en, om hen tot deeze verrichting aan jtc fpooren, fteldc hy zich voor , eenig volk van zyn Leger zich met dezelven te doen vereenigen , als overtuigd zynde, dat zulks het eenige middel zoude weezen om den'Koning te noodzaaken, dat hy tot hulp van zyne Erflanden toefchoot, en der» halven Silefien verliet , eer hy de Oostenrykfchen konde dwingen na Bohemen te wyken. Hy zond eenen Hoofdofficier na de Rusfifche legerplaats, om over deeze zaak te handelen; het Hof van Weenen vaardigde dagelyks renboden af na Petersburg , om het ontwerp te onderüeuneii ; men hield den Rusfen het lokaas VQOf- van buit eji plonderinge en zo ras zy hun-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 87 hunne toeftemming hadden gegeven , werd de lieer van Lascy van Seitendorf afgevaardigd, om tot de' uitvoering de hand te lcenen. Schoon de Koning van deeze oogmerken verwittigd wierd, liet hy, evenwel, niet na, den Heer van Wied met zesduizend man na Opper-Silefien af te zenden. De Heer van Wied vond hier het volk van Bethiem by Neuftadt; de Dragonders van Krockow gingen op kondfehap uit , maar verboren daarby , door verkeerd beleid , honderdentwintig man: doch dit zyn Hechts beuzelingen. De Heeren van Czernichef en van Tottleben hadden reeds, den twintigiten van Herfstmaand j den optocht begonnen met omtrent twintigduizend man.. Zy waren by Beuthen over den Oder getrokken , vanwaar zy zich na Christianftadt hadden begecven, terwyl de Heer van Sultikow zynen tocht van Schlichtingheim in Poolen richtte na Frankfort, alwaar hy den zesden van VVynmaand aankwam. In Saxen waren de zaaken , zedert des Konings vertrek , kwalyk gegaan. De Kreitstrocpen namen eerst Nosfen in bezit. De Heer van Hulfen , te zwak om alle posten te bezetten, welke hy zoude hebben moeten bewaaren, om den Prins van Tweebruggcn te beletten om hem heen te trekken , konde zynen ftand by Schlettau niet bewaaren , en week na Strchla. Deraraards werd hy onmiddelyk gevolgd door de f 4. ■ 'm 1760. Begin van den tocht derwaatds. Slechte toeftand der zaaken in Saxen.  88 GESCHIEDENIS vyanden (f), De Heer van Luzinsky begaf zich na zyne rechter zyde, tervvyl de Prins van Stolberg den rechter- vleugel der Pruisfifchen op den Durrenberg aantastte. De Heer vanBraun, welke het bevel had over deeze brigade , floeg den vyand met dapperheid te rug. De Dragonders van Schorlemmer en de Husfaaren van Kleis-t vielen denzelven tevens op. het lyf, en gaven hem volkomen de nederlaag. Zy maakten den Prins van Nasfau , Colonel in Oostenrykfchen dienst , met nog twintig Officiers en vicrhon.. dcrd Gemeenen, krygsgevangen , waarop de Prins van Tweebruggen aftrok. Maar het fcheen, dat de Heer van Hulfen niet genoeg had aan het aantal vyanden , waartegen hy ftryden moest} het geval verwekte hem nog nieuwe. De Hertog van Wurtemberg verfcheen weder in liet veld : hy verbeeldde zich gelukkiger te zullen zyn, wanneer hy onder de Oostenrykfche banieren (f) diende , dan wanneer hy met de Franfchen den oorlog voerde : hy had zich voorbei hou-' (*) Pen twintiglten. [Uit het voorgaande , en uit eene kleine kanttekening van het oorfpronglyke, zoude het fchynen, dat hier de twintigfte van ïfynmannd bedoeld wierd. Doch uit den zamenhang var} het volgende > en vooral uit den tyd der veroveringe van Wittenberg blykt, dat de Koning hier; weder te rug treedt, en den twintigften van Herfstmaand in het oog heeft. FertJ] Cf) Ik hebbe geoordeeld de weezenlyke meening yan auffecs dus best te zullen uitdrukken. Vert^  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 89 houden , dat men hem , met zyn volk, in een afzonderlyk lichaam zoude gebruiken , en trok na Saxen. Dewyl by zich toen omftreeks Grimma bevond , vond de Heer van Hullen niet dienftig zyn verblyf by Strehla langer te rekken : hy week na Torgau , om het magazyn, het geen hy daar had , te dekken zo veel de omltandigheden hem zouden toclaaten. De Prins van Tweebruggen volgde de Pruisfifchen, en kwam zich te Belgern nederflaan. De Hertog van Wurtemberg trok van Bitterfeld voorwaards na Pretsch. De Heer van Luzinsky begaf zich na Dommitsch ; hy maakte daar eene brug, en trok nog denzelfden dag over de Elbe. De Prins van Tweebruggen en de Heeren van Haddick en van Maquire trokken, ten zelfden tyde, op den Heer van Hulfen aan,en kwamen de hoogten van Suptitz bezetten. Deeze vereeuigde beweegingen der vyanden , en het overtrekken der Elbe door het volk van Luzinsky, deeden vreezen , dat de vyanden een ontwerp hadden om Torgau te belegeren, of; misfchien, zelfs voort te rukken tot Betiyn, alwaar weinig krygsvolk was. De Heer van Plulfen (*_) wilde zo gevaarlyke oogmerken voorkomen : tot dat einde trok hy by Torgau over de Elbe, en nam zyne legerplaats by Jesfen, alwaar de Elfter en de Elbe in een loopen. Terftond na zyn ver-, trek verbrandden de vyanden de brug van Torgau., (j*) Den zevenëntvvintigilen. I" 5 1760.  1760. Torgau verloren , ook Wittenberg. Des Konings tocht tegen de Rusfen. 90 GESCHIEDENIS gau. De Bevelhebber dier ftad deed geen de militie tegenweer ; hy gaf zich denzelfde.11 dag over: zyne bezetting, die achthonderd man fterk was, veele zieken van het Leger, en een aan» zienlyk magazyn, alles werd verlooren, en viel den Keizerfchen in handen. De Prins van Tweebruggen trok vervolgens voort na den Ellter, en de Heer van Hullen den vyanden , welken hy voor zich en achter zich had , geen wederftand kunnende bieden, week na Coswig, vaawaai hy na Berlyn werd geroepen, gelyk wy zo aanlbnds zullen zeggen. De ftad Wittenberg werd terftond hierna belegerd. De Heer van Salenmon, die 'er Bevelhebber was, verdedigde zich met dapperheid en met ftandvastigheid. De vyanden befchooten de plaats met bomben., ,en leiden 'er drie vierdedeelen van in de asch. Den Bevelhebber ontbrak het eindelyk aan krygsbehoeften. Hy gaf zich evenwel niet over voor den veertienden van Wynmaand, na alles gedaan te hebben , watmen van eenen man van eere moest verwachten. De omkeering van Saxen, de gevaaren, welke de Keurmark cn Berlyn dreigden , waren voldoende redenen om den Koning te beweegen, dat hy zich haastte tot hulp deczer Gewesten. Men was reeds in Wynmaand; en het was niet te vermoeden , dat dc vyand , zo traag in het maaken zyner toebereidfelen, in dat gevorderde jaargetyde eene belegering-zoude beginnen, deWyl in Silefien alle zyne maatregels in de war gebragt waren. Alle deeze waarfchynelykhetkn dcc-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 91 deeden den Koning neigen , om te gelpoyen, dat hy , zonder gevaar , Silelicn konde verhaten. Dewyl, derhalven, zyne tegenwoordigheid elders zo hóogstnoodzaaklyk was , riep hy den Heer van Wied uit Opper-Sileiien te rug, en vertrok, op den zevenden van Wynmaand uit de legerplaatzc by Dittmansdorf. Hy richtte zynen tocht over Bunzelwitz, Jauer, Conradsdorf en Primkenau na Sagan , alwaar de Meer van Goltz zich , op den elfden , by hem voegde. Deeze Generaal had, reeds in Herfstmaand, den Heer van Werncr na Colberg afgevaardigd; waarvan wy teritonc^de redenen zullen zien. Van Sagan trok des Konings Leger over Guben na GrosMorau , alwaar het den vyftienden aankwam. Des Konings ontwerp was de Rusfen in den rug te vallen , om dien geheelen hoop , welke zich tot Berlyn toe gewaagd had , te vernielen. Maar dit was niet noodzaaklyk ; want zie hier den keer, welken de zaaken namen. De Heeren van Czernichef cn van Tottleben waren langs den wech van Guben cn van Becskow getrokken , cn kwamen den derden van Wynmaand voor de poorten van Berlyn. Dc Prins van Wurtemberg (*) , welke den Zweeden het hoofd bood, had 'er de lucht van gekregen. De oorlog, welken hy tegen de Zweeden voerde, bleef by aanhoudinge dezelfde. De vyand (*) De tweede broeder van den regeerenden HerSog, Vert. 1760. Dsezen komen voor Berlyn.  ï7öo. De Rusfen belegeren vruchteloos Colberg. 92 GESCHIEDENIS vyand trok over de Peene ; men floeg een van zyne uitgezonden hoopen , en hy ging te rug om van een anderen kant weder voorwaards te trekken : met één woord , in deezen oorlog gebeurde niets, het geen de oplettendheid der nakomelingfchap konde verdienen. De Prins van Wurtemberg bevond zich te Pafewalk, wanneer hy bericht ontving van den tocht der Rusfen. Uit Pomeren had hy tot zich getrokken den Heer van Vverner , die den luisterrykften voor» fpoed tegen de Rusfen had gehad. De zonderlingheid van zynen tocht beweegt ons denzelven te vernaaien , ten einde de treurige deftigheid deezcr ftaffe een weinig te vervrolyfcen. ]>e Rusfen hadden hunnen Admiraal Zacharias Danielowitz, met zesentwintig oorlogfchepen, waarby zich een Zwecdsch Vlootdcel voegde, afgezonden , om het beleg te flaan voor Colberg. Zy openden de loopgraaven op den zesëntwintfgften van Oogstmaand, en volhardden in hunne verrichtingen, tot den achttienden van Herfstmaand. De Bevelhebber en de bezetting deeden, om ftryd, wonderen door hunne verdedigingen, en door hunne uitvallen. De tyding van deeze beiegeringe deed den Heer van Werner uit Silefien vertrekken , om tot hulp van Colberg toe te fchieten , met vier bataillons en negen escadrons. Hy kwam, verraste den vyand by Selnow , maakte zich meester van den gewichtigen doortocht van den Kautzenberg, en wierp zich in de ftad. In den zelfden nacht, brak dc vyan:l  van' den ZEVENjAAR.. OORLOG, pi vyand de belegering op , en ging aan boord van zyne fchepen , met achterlaatinge van vyftien Hukken gefchut, zeven mortieren, en van zyue oorlogsbehoeften. Wemer maakte zeshonderd krygsgevangenen ; hy vertoonde zich den volgenden dag op den oever der Oostzee, en, door eene ongelooflyke uitwerkinge van den fchrik , ligtte de Vloot de ankers , ging onder zeil, cn liep op ruime zee. Het was ongetwyff'eld voor den Heere van Werner bewaard, eene Vloot op de vlucht te jaagen met eenige escadrons Husfaaren. Na dat deeze Generaal de Rusfen geheel uit Pomeren verdreven had, begaf hy zich na Prenzlow , alwaar hy zich by den Prins van Wurtembcrg voegde. De Heeren van Werner cn van Belling bleeven in deeze ftrecken, om zich tegen de Zweeden te kanten, terwyl de Prins van Wurtcmberg , met groote dagreizen, na Berlyn trok, alwaar hy den vierden van Wynmaand aankwam. In deeze Hoofdftad had al de waereld de wapens opgevat. Men gebruikte oude verminkte krygsknechten (*) cn zieken , om zich te verdedigen. De vestingwerken der ftad beftonden uit eenige ligte werken (f) van aarde , welke voor f *) Invalides. (t) Flèches. [By stammetz, in zyn Groot Woordenboek , vinde ik , dat deeze foort van ligte werken, welke, doorgaans, in vestingen, voor de uitfpringende haaken der gloojinge van den bedekten wech 176"®. Serfyti wordt door Je Oosten» •vkfeben en ïtusfen injenotnen.  94 GESCHIEDENIS voor de poorten waren opgeworpen. Deeze ge* wichtige posten waren bevolen aan gekwetlte of zieke Generaals van het Leger, welken zich in de ftad bevonden. De Prins van Wurtemberg trok, met zyne Ruitery, uit de ftad, door de Silclifche poort, alwaar hy den vyand ontmoette, cn zes uuren lang werd aangetast door den Heer van Tottlcben , die hem omfingelde met eenen hoop van zeven- of achtduizend, zo Kofakken ais Dragonders. De Prins floeg hem niet alleen af , maar dreef hem te rug tot aan Kopenick. Den volgenden dag werd de poort aangetast door tweeduizend Pviisfifche Voetknechten. De Heer van Scidlitz, fchoon hy van zyne , by Kuncrsdorf bekomen, wonden nog niet genezen was, voerde 'er het bevel, en floeg den vyand af. Men had aan den Ileere van Hullen kennis gegeven van het gevaar , waarin de Hoofdftad zich bevond ; hy was 'er fchiclyk heen getrokken van Coswig, en kwam 'er terwyï dit gebeurde. Indien het alleen te doen ware geweest om de Rusfen te verwyderen , zoude het gelukt zyn hen te verdryven ; maar de aankomst des Heeren van Lascy was het, dat wech aangelegd worden , in het Nederduitsch ook wel den naam van Kappen of Mutzen draagen. Doch dewyl ik gcloove, dat die haam niet zeer gebriiikelyk is, hebbe ik beter geoordeeld in eene aantekening gewach 'er van te maaken, dan hem in den tekst te voegen. Vert.  vak den ZEVENjAAR. OORLOG. 95 dat het verlies der ftad veroorzaakte. Hy had reeds Potsdam en Charlottenburg bezet , en kwam van dc zuidzyde op Berlyn aantrekken. Deeze Hoofdffad heeft drie mylen in den omtrek. Maar het was onmogelyk , dat zestienduizend man een zo wyden omvang, daar men noch werken , noch wallen had , verdedigde tegen twintigduizend Rusfen en achttienduizend Oostenrykfchen , die , niets te ontzien hebbende , alles konden onderneemen. Reeds wierp de vyand bomben in de ftad. Indien men het uiterfté had afgewacht, liepen de benden gevaar van gevangen genomen, en de hoofdftad van tot den grond toe vernield te worden. Deeze gewichtige en bondige bedenkingen gaven aanleiding tot het beduit , het geen dc Generaals namen, om af te trekken; tevens de Regcering der Had aanzeggende , dat zy Afgevaardigden aan de vyaudiyke opperhoofden moest zenden, om ccne foort van Verdrag van overgaave te maaken. De Prins van Wurtemberg en de Heer van Hullen vertrokken in den nacht van den negenden , en weeken na Spandau : in deezen aftocht leed niemand iets dan alleen de bende der Jaagers. Denzelfden dag trokken de Rusfen in Berlyn. Men kwam overeen, dat de burgcry, by wege van fchattiuge, de fom van twee millioenen zoude heffen, welke zy zoude betaaien om zich vry te koopen van plonderinge. Dit verhinderde niet, dat de Heeren van Czernichef cn van Lascy in verzoeking geraakten van 1760,  96" GESCHIEDENIS Ï760. van een gedeelte der ftad in brand te fteekeri, en misleiden zoude 'er eenig droevig voorval gebeurd zyn zonder de bondige vertoogen des Heeren Vereist, Staatsdienaar van het Gemeenebcst der Vercenigde Nederlandeni Deeze waardige burger (*) fprak hun van het recht deiVolkeren , en fchilderde hunne wreedheid met zo affchuwelyke kleuren, dat zy 'er befchaamd over wierden. Hunne woede en dolheid keerde zich tegen Charlottenburg en Sclionhaufen, twee koninglykc huizen, welke, door de Kofakken en door de Saxifchen, geplonderd werden (f). Öri- (*) Républicain ftaat in liet oorfpronglyke. Dit betekent, gelyk men weet, eigenlyk, den Voorftander van een vryen regeeringsvorm, in tegenftellinge der Alleenhcerfchinge; of den burger van eenen Staat, welke op zulk eene wyze beüuurd wordt. Doch dewyl dit in het Nederduitsch niet zonder eene vry wydloopige omfchryvinge konde uitgedrukt worden t hebbe ik eenvoudiglyk burger gcfteld. Vert. (f} liet fchynt zeker, dat de Oostenrykfchen en Rusfen, in en omftreeks Berlyn, flecht genoeg huis hielden. Ondertusfchen moet men eenige voornaame Officiers van deeze befchuldiginge vryfpreeken. Denin/v en archenholtz gecven beiden hieromtrent eene loflyke getuigenis aan den Oostenrykfchen Generaal esterhasi, en den Rusfifchen tottlebek, welker eerfle het (lot te Potsdam bewaarde, terwyl de andere de inwoonders van Berlyn , zo veel hy kon, befchermde. Denina voegt 'er nog den Rusfifchen Brigadier bachmann by , en bedient zich in het algemeen van gemaatigder uitdruk-  van dën ZEVENJAAR.. OORLOC. tyr Ondertusfchen vermeerderde het gerucht van des Konings aantocht. De Heeren van Lascy cn van Czernichef hadden berichten ontvangen, dat het oogmerk van dien Vorst ware hen af te fnyden. Deeze tyding deed hen te grooteren haast maaken met hun vertrek. Zy weeken [van Berlyn] den twaalfden. De Rusfen trokken by Frankfort en by Schwedt weder over den Oder , en den vyftienden ging de Heer van Soltikow ■op den tocht na Landsberg aan de Warte. Wat den Heer van Lascy aanbelangt, deeze pionderde alles , wat hy op zynen wech out» hmette, en had in drie dagen Torgau weder bereikt. De Prins van Wurtemberg, en de Heer van Hullen, met zichzelven verlegen, waren na Coswig gekeerd , en hadden zich daar in de . dorpen gelegerd , dewyl zy niet wisten wer» waards zich te begeeven. Te Gros-Morau ontving de Koning bericht van deeze onderfcheidën byzonderheden. Dewyl cr kingen dan archenHoltz, die doorgaans ruim zo veel den ftyl van eenen Lofredenaar heeft als van eenen Gefchiedenisfchryver. Doch in één opzicht, ipreeken zy elkander vlak tegen-, Archenholtz verhaalt, dat de Koning, uit wederwraak, het Saxifche flot Hubertsburg deed verwoesten; terwyl, volgens denina, de Saxifchen, welken by de Oosten* rykfchen waren, tot hunne verdediging inbragtcn, dut het geen zy deeden , gefchiedde uit weerwraak van het geen de Pruisfifchen in het kasteel van Hu* bertsburg by Dresden gedaan hadden. Vert* IV. deel G Berlyn wordt weder verlaten. rié Pniisvifuien en OoMenrykfthen trek. ken in Saxen.  1760» De Koning trekt over de Elbe. oS GESCHIEDENIS 'er nu geene Rusfen meer te beftryden waren, had de Vorst dc handen ruim om alle zyne poogingen tegen Saxen te richten; en dus , in plaatze van den wech van Kopenick in te liaan, koos hy dien van Lubben. Ondertusfchen was de Maarfchalk Daun den Koning gevolgd in. de Lausnitz : hy naderde toen Torgau , en dewyl men gewaar werd, dat hy den lieer van Laudon te Lowenbcrg had gelaten , ontving de Heer van Goltz bevel om weder na Silefien te keeren , ten einde , zo goed hy konde , zich aan tc kanten tegen dc onderneemingen der Oostenrykfchen. Het Leger des Konings kwam den tweeëntwintigften te Jesfen. De benden des Prhifen van Tweebruggen hielden den geheclen linker oever der Elbe bezet : hy zelve onthield zich te Prata, tegen over Wittemberg, met het aauzienlykfte gedeelte zyner benden ; maar hy ontruimde deeze vesting, zo ras het hoofd van des Konings Leger zich naby de gemelde ftad vertoonde. De onverwachte omwentelingen, welke in deezen veldtocht waren voorgevallen , vorderden, dat men nieuwe maatregels nam , en nieuwe fchikkingen maakte. De Pruisfifchen hadden in geheel Saxen geen enkel magazyn meer. Des Konings Leger leefde van den eenen dag tot den anderen: het trok een weinig meel uit Spandau: maar deeze voorraad zelve ftond welhaast uitgeput te worden ; en daarby was de vyand in het bezit van geheel Saxen. De Maarfchalk Daun  van jdün ZEVENJAAR. OORLOG. 99 Daun ftond te Torgau te komen ; de Krcitstroepeu waren langs den ftroom der Elbe gefchaard , en de Hertog van Wurtemberg hield het land omftreeks Desfau bezet. Om zich van zo veele vyanden te ontlïaan, deed de Koning den Heer van Hulfen en den Prins van Wurtemberg , na Maagdeburg te trekken , om daar over de Elbe te gaan, en om de met meel geladen fchuiten tc dekken , welke zich na Desfau moesten begee'vcn , alwaar de Koning be» floot met den rechter vleugel zyns Legers over de Elbe te trekken , om zich vervolgens met den Heer van Hullen tc vereenigen. De Prins van Wurtemberg ontmoette , in het Prinsdom Ilalberltadt, ccnen hoop van het volk van den Hertog zynen broeder, welke te ccnemaal vernield werd ; de Hertog keerde , zonder ftil te houden , over Mcrfeburg cn Léipzig na Naumburg. De rechter vleugel van des Konings Leger trok, op den zcsëntwintigften, over de Elbe , en voegde zich by den Heer van Hulfen en den Prins van Wurtemberg, in de nabuurfehap van Desfau. Op deeze beweeging , verliet de Prins van Tweebruggen de oevers der Elbe, cn week over Dubin na Leipzig. Hy had den Heer van Ilied achtergelaten in een bosch tusfehen Oranienbaum en Kemberg , alwaar deeze Officier zich met weinig oordeel geplaatst had; hebbende het bosch geftoffeerd met zyne Husfaaren , en zy» ne Pandoeren in de vlakte post doen vatten. G a D« 1760» Voordeeten L>e latld op de Rykscroepen en p de Oos* tenrykl'chen»  100 GESCHIEDENIS 1760. De Pruisfifche voorhoede tastte hem aan. Zyne benden, die geheel in kleine hoopen verfpreid waren, werden de eene na de andere geflagen, en bykans deeze -geheele troep werd vernield: van zesëndertighonderd man , welke hy vóór het gevecht gehad had , konde hy te Pretsch, waar aan toe men hem vervolgde, niet meer dan zeventienhonderd byeenzamelen. Zo ras des Konings Leger Kemberg bereikt had, trok de Heer van Ziethen, die, met den linker vleugel, by Wittenberg den vyand in bedwang had gehouden , over de Elbe, en voegde zich by het gros des Legers. Ondertusfchen had de Maarfchalk Daun zich te Torgau by den Heer van Lascy gevoegd. Dewyl men met zekerheid gewaar werd , dat deszelfs voorhoede den wech van Eulenburg was ingeflagen, konde men zich niet anders verbeelden , dan dat zyn oogmerk was zich met het Kreitsleger te vereenigen. Op dit vermoeden, trok het Leger na Dubeu, om zich te verzetten tegen eene vereeniging, welke voor des Konings belangen zo nadcelig zoude geweest zyn. Wanneer men te Dubeu kwam, vond men daar een bataillon van Kroaaten , die of gevangen genomen , of nedergefabeld werden. De Koning maakte deeze ftad tot een voorraadplaats voor zyne leevensmiddelen. Deeze plaats fcheen daartoe de gefchiktlte , dewyl zy een fchiereiland is , bykans te eenemaal omringd door de Mulde. Men maakte 'er eenige redouten , en liet 'er den Heer van Sydow met tien ba-  van de*j ZEVENJAAR. OORLOG. 101 bataillons, om ze tc verdedigen. Vandaar trok des Konings Leger na Eulenburg. De Oostenrykfche benden, welke in deeze ftrceken waren gelegerd geweest , weeken over Mochrena na Torgau, met zo veel verhaastingc, dat zy een gedeelte van haare tenten achter lieten. Het Leger floeg zich neder met den rechter vleugel by Thalwitz, en den linker by Eulenburg. De Heer van Hulfen werd verplicht met eenige bataillons de Mulde over te trekken. Hy nam zynen post tusfehen Belzen en Gostevra, tegen over den Prins van Tweebruggen, wiens Leger by Taucha was. In den toefland , in welken men zich bevond , was het een noodzaaklyk voorafgaande , dat men de Kreitstroepen verdreef, zo dewyl zy achter den rug der Pruisfifchen waren , als om hunne vereeniging met de Oostenrykfchen voor te komen: dit te doen kostte geene groote moeite. De Heer van Hulfen deed hen ontrusten (*) : hierop braken zy in dien zelfden nacht op , trokken de Pleisfe over , vervolgens den Elfter , en weeken na Zeitz. De Major Quintus viel met zyn vrybataillon dapperlyk op hunne achterhoede , van welke hy vierhonderd man krygsgevangen maakte. Na deeze zo gelukkiglyk geëindigde verrichting, kwamen de Pruisfifchen weder in het bezit van Leipzig , en de Heer van Hulfen voegde zich weder by het Leger. Al- (*") Alarmtr. C 3 1760. Leïpzig vvurdc ge. wonnen.  102 GESCHIEDENIS 1760. Redenen, welke den Koning bevvecgen d;n vyand rot een gevecht te noodzaaken. Alle deeze gebeurtenisfen waren tot nog toe tot des Konings voordeel uitgevallen. De inval der Rusfen en de verovering van Berlyn door dczelven, welke zo groote gevolgen fcbeenen te moeten na zich fleepcn, eindigden op eene minder nadeelige wyze dan men had kunnen verwachten : zy kostten niet anders dan geld en brandfchattingen. De vyand was nu van dc Brandenburgfchc grenzen verdreven; men had Wittenberg cn Leipzig herwonnen , en zelfs de Kreitstrocpen vcrwyderd op een genoegzaam grootcn afftand , om niet te behoeven te vreezen , dat zy zich fchielyk met de Keizerfchcn zouden kunnen vereenigen. Maar alles was nog niet gedaan, en de ontwerpen, welke men nog moest uitvoeren, waren het moeielykfte gedeeltevan het werk. De Rusfen , welken zich by Landsberg aan de Warte ophielden, konden vandaar geruste aanfehouwers zyn der gebeurtenisfen , die in Saxen zouden voorvallen. Ondertusfehen had de Koning ook bericht ontvangen, dat nog andere redenen hen bewoogen om zich niet al te ver van de hand te begeeven, dewyl hun oogmerk was, ingevalle de Oostenrykfchen eenig voordeel behaalden op des Konings Leger, of de Maarfchalk Daun zich by Torgau konde fl-aande houden , weder in het Keurvorftendom Brandenburg te trekken , en , gezamenlyk met de Oostenrykfchen,hunne winterkwartieren langs de Elbe te vestigen. De gevolgen van dit ontwerp zouden doodelyk en wanhoopig geweest era  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 103 zyn voor dc Pruisfifchen. Door deezen Rand fneeden de vyanden het Leger des Konings niet alleen af van Silefien en van Pomeren , maar ook van Berlyn , die voedftermoeder , welke regimentskleeding, wapens, pakkaadje, en alle behoeften der troepen, bezorgde. Men voege by deeze bedenkingen , dat 'er dan voor des Konings Leger geene andere winterkwartieren overig bleeven, dan aan de andere zyde der Muide , tusfehen de Pleisfe , de Saaie , den Elfier en den Unitrut. Deeze al te bekrompen grond koude eene zo groote menigte van krygsvolk niet van leevensmiddelen verzorgen, geduurende den winter. Vanwaar zouden de magazynen tegen het voorjaar gekomen zyn ? Vanwaar de regimentsklederen ? Vanwaar het nieuw aangeworven volk ? Dit Leger dus ineen gedrongen , en het Leger der Bondgenooten (.*) als op het lyf geworpen, zoude hetzelve uitgehongerd hebben, terwyl het zelve honger leed. Zonder diepe kundigheden van krygszaaken te hebben, zal ieder verftandig mensen begrypen, dat, indien de Koning zich voor deezen herfst by het tegenwoordige gehouden, en geene nieuwe onderneemingen gefmeed had, het even goed zoude geweest zyn, als of hy zich, met gebonden handen en voeten , aan de befcheidenheid der vyanden had overgegeven. Voeg nog by alles, wat (*) Te weeten het Leger, waarover Prins Ferdinand van Brunswyk het bevel voerde. VaU G 4 1760.  io4 GESCHIEDENIS wat wy gezegd hebben , dat de voorraad van leevensmiddelen, welke men te Duben had by« eengebragt, naauwelyks voor vier weeleen toe-, reikende was tot onderhoud van het krygsvolk;. dat de wateren der Elbe binnen kort moesten vast raaken door dc koude, welke reeds begon zich te doen gevoelen ;. dat , gevolgclyk , de fchuitcn niet meer leevensmiddelen van Maagden burg zouden kunnen aanbrengen: dat men, met één woord, zich tot de uiterfte ellende gebragt zoude gezien hebben , indien men toen geene goede maatregels had genomen, om den vyand te verdry ven , en om eenen grond te winnen die gefchikt ware om 'er het Leger tc plaatzen,. cn te doen beftaan. Na alle deeze redenen wcL rypclyk gewikt en gewoogen te hebben, befloot men het lot van Pruisfén aan de uitkomst van eenen veldllag te onderwerpen , indien men ,. naamelyk , door krygskundige beweegingen (*) het niet zo ver konde brengen , dat men den. Maarfchalk Daun zynen post by Torgau deed verlaaten. Het is goed hierby in aanmerking te neemen, dat de foort van ongerustheid, welke men hem konde veroorzaaken , flechts twee dingen tot haar voorwerp had : het ééne , dat men voor hem Dresden bereikte, alwaar flechts een zwakke bezetting was gelaten; het andere, dat men de Elbe naderde , en hem deed vree-, zen. voor zvne leevensmiddelen, welke hy van: Dies-. (*) Manaeuvrzs^  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 105 Dresden langs dee^e rivier deed afzakken. Men moet , ondertus/chen, bekennen, dat deeze laatfte verrichting hem geene groote ongerustheid konde verwekken , dewyl hy meester was van den geheelen rechter oever deezer riviere , en op karren konde doen vervoeren, het geen de fchuiten niet meer konden overbrengen, liet moeielykfte, in de uitvoering van dit beftek, was het vcrcenigen van twee zaaken , welke bykans regelrecht tegen elkander ftreeden, het trekken van het Leger na de Elbe , cn de veiligheid van den voorraad van leevensmiddelen. Om niet van de regels af te wyken, moest des Konings Leger, wanneer het voorwaards rukte, zich niet verwyderen van zyne linie van verdediginge, door welke het zyne leevensmiddelen dekte: en deeze beweeging, welke men na de Elbe moest doen, verwyderde het Leger te eencmaal aan de rechter zyde, en liet deszelfs rug bloot. Men poogde, evenwel, de onderneeming tegen den vyand met de veiligheid van den voorraad overeen te brengen. De Koning nam voor, zich na Schilda te begeeven, om te zien, hoe de Maarfchalk Daun zich houden zoude , en om denzelven by Torgau aan te tasten, indien hy hardnekkiglyk befloten had zich daar te handhaaven. Dewyl men flechts eenen dagtocht tot aan Schilda had te doen, behoefde men, indien de Maarfchalk op deeze beweeging tc rug week, niet te vreezen, dat hy iets tegen Duben zoude onderneemen; en G 5 in- 1760.  1760. Hy trekt op den vyand aan. Stand des Oostenryki'chen Lesers. 106' GESCHIEDENIS indien hy by Torgau bleef, was 'er waarfchynelykheid, dat men, den volgenden dag den aanval doende, hen wel zo veel werk zoude geeven, dat hy gcenen tyd zoude hebben om ontwerpen te fmeeden tot vernieling van des Konings IVlagazynen. Daar alles te zamen liep om den Koning in het befluit , dat hy genomen had , te bevestigen, deed hy, den tweeden van Slachtmaand, het Leger na Schilda trekken. Den gebeelen wech langs was hy by de Husfaaren - Voorhoede , om waar te neemen , na welken kant de vyandlyke voorposten weeken, naamaate zy door des Konings benden te rug gedreven werden. Men was hierover niet lang in twyffel , de afzonderlyke partyen weeken alle na Torgau, uitgezonderd den Heere Brentano, welken men te Belgcrn aanviel, en van zulk eene zyde aangreep , dat hy zich niet anders dan na den kant van Strehla konde bergen. De Heer van Kleist maakte achthonderd man van zyn volk krygsgevangen. Des Konings Leger floeg zich neder van Schilde over Probsthain na Langen-Reichenbach , en de Maarfchalk Daun bleef onbewecgelyk by Torgau. Men behoefde toen niet meer te twyfrelen , dat hy van zyn Hof ftellige bevelen had, om zich in zynen post te handhaavcn , wat het ook mogt kosten. Men maakte dé volgende fchikkingen om hem des anderendaags aan te grypen. De rechter vleugel der Keizerfchen had zynen fteun achter de poelen van  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 107 van Groswich. Hun middelpunt bedekte den heuvel van Suptitz ; de linker vleugel eindigde voorby Zinna, zich (trekkende na de poelen van Torgau. Behalven dit, hield de Heer van Ried , van den rand van het bosch van Torgau , het oog op het Pruisfifche Leger. De 'lieer van Lascy bedekte , met eenen waarborg van twintigduizend man , den dyk en de poelen, welke aan het uiteinde zyn van de plaats, waaraan de Keizerfchen hunnen linker vleugel hadden doen fluiten. Ondertusfchen ontbrak het den grond , op welken de vyand zich bevond, aan genocgzaame diepte, en zyne linien hadden geene driehonderd fchreden afftands van elkander. Dit was eene voor de Pruisfifchen zeer gunftige omftandigheid , dewyl men door dit middelpunt van vooren cn van achteren aan te vallen, den vyand tusfehen twee vuuren bragt, cn hy noodwendig moest geflagen worden. Om de zaaken zo ver te brengen, verdeelde de Koning zyn Leger in twee hoopen , waarvan de eene gefchikt werd om de Elbe te naderen, na het bosch van Torgau te zyn doorgetrokken, ten einde den vyand op de hoogte van Suptitz jn den rug te vallen , terwyl de andere , den wech van Eulenburg na Torgau volgende, eene battcry op den heuvel van Groswich moest oprichten , en ter zelfder tyd het dorp Suptitz aantasten. Wanneer deeze beide lichaamen eenpaariglyk werkten, moesten zy noodzaaklyk het Oostenrykfche. Leger in zyn middelpunt doorfny- den; 1760. Schikkingen van de zyde des Konings.  1760. Ve-ldflag by Torgau. 108 GESCHIEDENIS den ; waarna het gemaklyk zoude geweest zyn de overblyffels na de Elbe te dryven , alwaar de grond, met eene zachte hellinge allengskens laager wordende , den Pruisfifchen fchoon fpel zoude gegeven, en hun eene volkomen overwinning bezorgd hebben. Den derden begaf de Koning zich in optocht met het aanbreeken van den dag. Hy werd gevolgd door dertig bataillons, en door vyftig esca» drons, van zynen linker vleugel. De benden trokken , in drie kolommen , dwars door het bosch van Torgau. De wech van de eerfte linie des Voetvolks bragt dezelve door Mochrena, Wildenhayn, Groswich en Neiden; de wech deitweede linie leidde over de Pechhutte , Jagerteich en Bruckendorf na Elsnich ; de Ruitery, welke de derde kolom uitmaakte, trok door het bosch van Wildenhayn, om zich na Vogelfang te begeeven. De Heer van Ziethen begaf zich, ter gelyker tyd, op den tocht met den rechter vleugel des Legers , beftaande in dertig bataillons en zeventig escadrons, en floeg den wech in , die van Eulenburg na Torgau loopt. Het gedeelte des Legers , welk de Koning aanvoerde, vond den Heer van Ried, welke, met twee regimenten Husfaaren, even zo veel Dragonders , en drie bataillons Pandoeren , aan het uiterfte van het bosch van Torgau geplaatst was. Men zond eenige vluchten kanonkogels op hem af, waarop hy na den rechter vleugel der Keizerfchen deinsde. Naby Wildenhayn is eene kleine  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 109 11e vlakte in het bosch, alwaar men tien bataillons Granadiers op een goeden post vond, welke de vertooning maakten van den Pruisfifchen den doortocht te willen betwisten. Zy deeden eenige fchooten uit het gefchut op des Konings kolom, welke door de Pruisfifchen beantwoord werden. Men vormde eene linie van Voetvolk om op hen aan te vallen , maar zy weeken te rug na hun Leger. Ter zelfder tyd bragten de Husfaaren bericht, dat het regiment van St. Ignon in het bosch was tusfehen de beide kolommen van het Voetvolk , en dat het zelfs was afgeftegen. Men deed het onmiddellyk aangrypen, en dewyl deeze Dragonders gcenen doortocht vonden om te ontfnappen, werd het geheele regiment vernield. De gemelde Granadiers , en dit regiment, hadden last om gezamentlyk te vertrekken ter beproevinge van eene onderneeminge op Dobeln, en de Pleer van St. Ignon, welken men gevangen kreeg, beklaagde zich bitterlyk, dat de Heer van Ried hem niet verwittigd had van de naderinge der Pruisfifchen. Dit kleine gevecht deed de benden flechts weinige oogenblikken verliezen. Zy vervolgden haaren wech, cn de fpitfen der kolommen kwamen, ten één uur na den middag, aan den uitgang van het bosch in de kleine vlakte van Neiden. Uier ontdekte men dc Dragonders van Bathiany en vier bataillons, welke, uit het dorp Elsnich komende, eenige kanonfehooten in ■ - het 1760.  1760. „o GESCHIEDENIS het wilde (*) deeden, nevens eene losbranding uit klein geweer, buiten twyffcl veroorzaakt door eene aandocniuge van verbaasdheid, om dat zy, misfehien, eenige Pruisfifche Husfaaren gezien hadden. Deeze benden wceken op eene hoogte achter de engte van Neidcn. Op deeze plaats is een groot moeras, het geen van Groswich zich uitftxekt tot aan de Elbe, en men kan niet anders dan langs twee enge dyken dwars door hetzelve heen trekken. Indien het gemelde volk post gevat had op den voordeeligen grond, welken het befloeg, zoude 'er, zonder twyffel, geen flag zyn voorgevallen. Welk een vast gegrepen befluit de Koning ook mogt hebben, om de Keizerfchen aan te tasten, het ware hem onmogelyk geworden; men had van dit ontwerp moeten afzien, en wel fchiclyk te rug keeren om Eulenburg weder te bereiken. Maar de zaaken namen een geheel anderen keer. Deeze bataillons haastten zich om zich weder by hun Leger te voegen, waartoe zy genoodigd werden door een vry hevig fchieten uit gefchut, het geen zy van den kant des Heeren van Zicthen hoorden. De Koning geloofde, gelyk daarvoor alle waarfchynelykheid was , dat zyne benden reeds met den vyand handgemeen waren. Dit deed hem de party kiezen van de engte van Neiden door te trekken (*) Au hazard.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. iJÉt ken met zyne Husfaaren en met zyn Voetvolk; want de Ruitery, welke had behooren voor te trekken, was nog niet aangekomen. De Koning Hoop in een klein bosch, en nam zelve kennis van den ftand der vyanden. Hy oordeelde, dat 'er geen gefchikte grond, om zich tegen de Oostenrykfchen in flagorde te fchaaren, te vinden was, dan door dit kleine bosch door te trekken , het geen zyne benden eenigermaate konde dekken, en vanwaar men eene diepte (*) konde bereiken, die aanmerkelyk genoeg was om de benden tegen het vyandlyke gefchut te beveiligen , terwyl men ze in flagorde ftclde. Het is waar, deeze diepte was niet verder dan achthonderd fchreden van het Oostenrykfche Leger: maar het overige van den grond, die van Suptitz al glooiende na de Elbe afloopt, was zodanig , dat, indien men het Leger in dat gedeelte gefchaard had, de helft zoude omgekomen zyn, eer zy den vyand had kunnen naderen. De Maarfchalk Daun had, van zynen kant, moeite om te gelooven, dat de Pruisfifchen op hem aantrokken: niet dan na herhaalde berichten, gaf hy bevel , dat zyne tweede linie zich zoude omkeeren, en dat het grootfte van het gefchut van zyne eerfle linie na de tweede gebragt wierd. Welke voorzorg dc Koning ook gebruikte om den optocht zyner benden te dekken, de vyand, die vierhonderd ftukken gefchut op zyne batte- ryen ( * ) Rai'in. 1760.  z7<5o. (_*) Deployer. (t) Flegme. Iia GESCHIEDENIS ryen had, liet niet na, veelen van zyn volk te dooden: achthonderd krygsknechten fneuvelden, en dertig Hukken gefchut werden, met hunne paarden, hunnen trein, en hunne artilleristen, in den afgrond geftort, eer de kolommen ter plaatze kwamen, alwaar men dezelve zich wilde doen ontwikkelen (.*>.' — De Koning fchaarde zyn Voetvolk in drie linieri, elk van tien bataillons, en gefchikt tot het doen van een by» zonderen aanval. Indien hy zyne Ruitery had by zich gehad, zoude hy twee regimenten Dragonders in eene laagte, welke aan den rechter vleugel van zyn Voetvolk was, geplaatst hebben, om zyiie zyde te dekken. Maar de Prins van Holftein, wiens koelzinnigheid (f) door geenerlei oorzaak van haar ftuk konde gebragt worden, kwam eerst een uur na dat het gevecht begonnen was. Volgens de wyze, waarop de fchikking der aanvallen geregeld was, moesten zy ter gelyker tyd gefchieden; en het gevolg hiervan moest zyn, dat of de Koning, of de Heer van Ziethen, by Suptitz het middelpunt der vyanden doorboorde. Maar de Heer van Ziethen, in plaatze van aan te vallen, hield zich langen tyd op met eenen hoop Pandoeren, welken hy in het bosch van Torgau vond : vervolgens hield hy een hevig fchutgevecht met het volk des Heeren van Lascy, welke , gelyk wy  van den ZEVENJAAR. OORLOG. ïig wy gezegd hebben, achter de poelen van Torgau had post gevat; met één woord, de beraamde fchikking werd niet uitgevoerd; de Koning deed alleen den aanval, zonder door den Heere van Ziethen onderfteund te worden, en zonder dat zyne Ruitery 'er zich by bevond. Dit alles belette hem niet zyn ontwerp te vervolgen. Des Konings eerfte linie kwam uit de diepte (*), en trok in eene goede houding op den vyand aan; maar het verfchrikkclyke vuur van het Keizerlyke gefchut, en de glooiend afloopende grond , gaven den vyand een te groot voordeel: het grootfte gedeelte der Pruisfifche Generaals, der Bevelhebbers van de bataillons, en van de Gemeenen, werd doodgefchoten of gekwetst. De linie deinsde, en kwam een weinig in wanorde te rug. De Oostenrykfche Karabinicrs deeden hiermede hun voordeel; zy vervolgden ze, en lieten niet los, dan na eenige vluchten kanonkogels ontvangen te hebben van de tweede linie. Deeze Helde zich terftond in bcweeging, en, na een heviger en hardnekkiger gevecht dan het voorige, werd zy ook tc rug gcflagen, en de Heer van Bulow, welke haar aanvoerde, viel in de handen dei1 vyanden. Eindelyk kwam de Prins van IIolftein met zyne zo lang verwachte Ruitery. Dc derde linie der Pruisfifchen was bereids in gevecht: het regiment van Prins Hendrik, op den vyand C + ) Ravin. IV. deel. ït 1760.  1760. -H4 GESCHIEDENIS vyand aanvallende, werd, op zyne beurt, door de Oostcnrykfche Ruiterye aangegrepen. De Heeren van 1 lund , van Reitzenftein, en van Prittwitz, onderfteunden dat regiment met hunne Husfaaren, welke p\>ogingen de vyanden ook deeden om 'er in tc breeken. Het verfchrikkclyke vuur, 't welk de Keizerfchen uit hun gefchut gemaakt hadden, had derzelver krygsbehoeften al te fchiclyk doen verbruiken. Zy hadden het overige C*) van hunnen oorlogsvoorraad aan de andere zyde der Elbe gelaten , cn hunne ineengedrongen linien lieten niet toe dat zy de met kruid cn kogels geladen wagens tusfehen beide deeden doortrekken, cn verfchen voorraad aan de battcryen uitdeelden. De Koning maakte zich bet oogenblik te nut, waarin bun vuur begon te verllaauwen, om hun Voetvolk door dc Dragonders van Barcuth te doen aantasten. De Heer van Bulow (f) voerde dczelven aan met zo groote dapperheid en heftigheid, dat zy de regimenten van den Keizer (-I- ), van Neuperg, van Geisruck en Keizerlyk Barcuth , in minder dan drie minuten, ( * ) Referve. (f) Misfchien een bloetverwant van den ftraksgemeklen. Vert. (j) Ik hebbe eenigzins getwyfïeld, of ik VEmpereur hier voor den Keizer, of voor eenigen eigen naam moest neemen. Het eerfte is my, evenwel, waarfchynlykst voorgekomen. Vert.  vaw den ZEVENJAAR. OORLOG, m ten , gevangen namen. Ter zelfdcr tyd vielen de Kuirasiiers van Spaan en van Fredeiïk op dat gedeelte des vyandlyken Voetvolks, het geen meer aan de rechter hand der Pruisüfeheu was, Hoe-en het op dc vlucht, en bragten een aantal van gevangenen met zich te rug. Wat den Prins van Moiftein belangt , men had hem geilek! om de linker zyde des Voetvolks te dekken. Zyn rechter vleugel raakre aan dezelve, en de linker ftrekte zich uit na de Elbe. De vyand vertoonde zich weldra tegen hem over met tachtig escadrons: hy had zynen rechter vleugel na den kant der Elbe, en den linker by Zinna. Het was de Heer van Odonel , welke het bevel voerde over deeze Keizerlyke Ruitery. Indien hy den moed had gehad om den Prins van Hoi Hein aan tc vallen , zoude de Koning den flag verloren hebben , zonder middel van herfteHinge : maar hy ontzag eene graft van -auderhalven voet wydte ; welke men de fchermutfelaars (*) verbood over te trekken. De vyanden verbeeldden zich , dat dezelve eene aanzienlyke wydte had, om dat men de vertooning maakte van ze te ontzien, en blecven Haan tegen over den Prins van Holftein, zonder iets uit te voeren. Qndertusfchen hadden dc Dragonders van P>areuth den heuvel van Suptitz fchoon gemaakt. De Koning deed het regiment van Maurits , dat niet in het gevecht was geweest , (*) Efcannoachctirs. H 3 176©.  n6 GESCHIEDENIS 1760. Overwinning der Pruisfifchen. Zonderlinge voorvallen. weest, derwaards trekken; en een dapper en waardig Officier, de Heer van Lestwitz, bragt eenen hoop van duizend man , welken hy gevormd had uit veifcheiden regimenten, die, in de voorige aanvallen, te rug geflagen waren. Met deeze benden maakten de Pruisfifchen zich meester van de hoogte van Suptitz, en men vestigde ze aldaar met al het gefchut, dat men in de haast konde byeen verzamelen. Dc Heer van Ziethen, eindelyk, ter plaatze zyner bcftemminge gekomen zynde, deed ook van zynen kant den aanval. Het was reeds nacht, cn om , voor tc komen, dat Pruisfifchen tegen Pruisfifchen in gevecht geraakten, floeg het Voetvolk van Suptitz den marsch. De Heer van Ziethen had 'er zich fchielyk mede vereenigd. Naauwlyks begon men op deeze plaats zich eenigzins in orde te fchaaren, wanneer de Heer van Lascy met zyn volk aankwam om des Konings benden te doen verhuizen. Maar hy kwam te laat. Tweemaalen werd hy te rug geflagen. Moede van zo kwalyk onthaald te worden , week hy ten half tien uuren in den avond na Torgau. Na den flag waren de Keizerfchen cn de Pruisfifchen zo na by elkander in de wyngaarden van Suptitz, dat verfcheidene Officiers en Gemeenen, van weerskanten, gevangen wierden genomen, terwyl zy, wanneer reeds alles geëindigd, in orde en gerust, was, in de duisternisfe verdoolden. De Koning zelve, zich na het  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 117 het dorp Neiden willende begeeven , zo om eenige bevelen, betrekkelyk tot het winnen van deezen veldflng, af te vaardigen, als om deszelfs goeden uitflag in Brandenburg cn Silefien bekend te maaken, hoorde naby het Leger het geraas van een rytuig. Men vraagde het woord, en het antwoord was: Oostenryksch. Het geleide des Konings viel 'er op in , en nam een geheel bataillon Pandoeren, verzeld van twee Hukken gefchut, het geen in de duisternisfe des nachts van zynen wech gedwaald was, krygsgevangen. Honderd fchreden van daar ontmoette hy eenen hoop paardevolk, en op het geroep, wie daar ? antwoordde men : Oostenrykfche Karabiniers. Des Konings geleide tastte ze aan, en verftrooide ze in het bosch. Die men gevangen nam, verklaarden, dat zy met den Heere van Ried in het bosch verdoold geraakt waren, en geloofd hadden, dat de Keizerfchen meesters waren van het flagveld. Het geheele bosch, het welk het Pruisfifche Leger vóór den flag was doorgetrokken, en langs welks, kant de Koning nu reed, was vol van groote vuuren. Men konde niet gisfen, wat dit weezen mogt, en zond 'er eenige Husfaaren heen om het te onderzoeken. Deezen bragten bericht , dat 'er rondom deeze vuuren krygsknechtcn waren in het blaauw, en anderen in het wit, gekleed: maar, dewyl men 'er naauwkeuriger kennis van begeerde te hebben, zond men 'er Officiers heen, en toen ontdekte men een. H 3 zou.» 1760.  1760. Weder' nJ GESCHIEDENIS zonderling voorval, waarvan ik twyuele of men wel eenig voorbeeld in de Gefchiedenisfe zal vinden. Het waren krygsknechten van beide Legers , welken in dit bosch eene fchuilplaats gezocht hadden : zy hadden onder elkander een verdrag van onzydighcid aangegaan , om te wachten, tot dat het lot de zaak tusfehen de Pruisfifchen en de Keizerlyken befliste; zich van weerskanten onderworpen hebbende om de zyde van het geluk te volgen, en zich aan de overwinnenden over tc geevcn. Deeze veldflag kostte den Pruisfifchen dertienduizend man, waarvan drieduizend gcfneuvcld waren, en drieduizend den vyanden in handen vielen in de eerfte aanvallen, welke deezen affloesen. De Heeren van Bulow en van Finck waren van dit getal. Des Konings borst was gefthaafd door eenen kogel, de Markgraaf Karel kreeg eene kneuzing, en verfcheiden Generaals werden gekwetst. Het flagveld werd van wederzyde hardnekkiglyk betwist. Deeze hevige woede kwam den Keizerfchcn te ftaan op twintigduizend man, van welken achtduizend, met vier Generaals, gevangen werden genomen. Zy verlooren zevenentwintig vaandels, en vyftig Rukken gefchut. De Maarfchalk Daun werd reeds in de eerRc aanvallen gekwetst. Wanneerde vyanden de eerde linie der Pruisfifchen zagen deinzen, zonden zy, al te ligtvaardig in 'minne hoope, renboden na Weenen en na Warfcftau, om hunne overwinning te boodfebap- pen t  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 119 pen (*): maar in den nacht verlieten zy het flagveld, en trokken by Torgau weder over de Elbe. Des anderendaags morgens (f) gaf Torgau zich over aan den Ileere van Hulfen: men deed den Prins van Wurtemberg over de Elbe trekken : hy vervolgde den vyand, die in wanorde vluchtte, en vermeerderde nog het getal der krygsgevangenen, welken men reeds gemaakt had. De Keizerfchen zouden eene volkomeue nederlaag geleden hebben , indien niet dc Heet van Beek, welke den voorigen dag geen deel in het gevecht had gehad, hunnen aftocht had gedekt door zyn volk, tusfehen Arzberg en Tricstewitz, achter de Landgraben , post te doen vatten. Het ontwyken van deezen veldflag had enkel van den Maarfchalk Daun zeiven afgehangen. Indien hy, in plaatze van den Heer van Lascy achter de poelen van Torgau (welke zes bataillons genoegzaam zouden verdedigd hebben) te ftellen, denzelven post had doen vatten achter de engte van Neidcn, zoude zyne legerplaats onwinbaar geweest zyn. Van zo groote gevolgen kunnen de geringlte onoplettendheden zyn, in dit moeielyke beroep. Zo ras de Rusfen bericht ontvingen van de wyze, op welke het lot der Oostenrykfchen en der (*) Den Koning was hetzelfde overgekomen in den (lag by Kunersdorf. Vert. (|) Den vierden. H 4 1760. Torgau geeft zich over. Verdere vooideelen. De Rnsfeu wyUcn ra Poolen , en de Koning vervoer, de Óostenryk.fchen.  120 GESCHIEDENIS der Pruisfifchen by Torgau, door het geluk be* Uist was, weeken zy na Thorn, alwaar zy weder over den Weichfel trokken. Des KoningsLeger trok den vyfden voorwaards na Strehla, en den zesden na Meisfen. De Keizerfchen hadden den Heer van Lascy aan deeze zyde der Elbe gelaaten, op dat hy den grond van Plauen, vóór hunne aankomst, mogt dekken. Hy wilde aan dc voorhoede van des KoningsLeger de engte van Zehren betwisten; maar, zo ras hy befpcurdc, dat de Ruitery zich begon te bcweegen, om over Lommatsch om hem heen te trekken, vluchtte hy na Meisfen, alwaar hy de Tripfche weder overtrok. In weer-, wil der fnelheid van zynen tocht, brak men op zyne achterhoede in, en hy verloor vierhonderdman. Men volhardde in hem te vervolgen,, om, onder begunftiging der verwarringe en der wanorde, in welke de vyand was, tc beproeven , of men met hem de laagte van Plauenkonde doortrekken, en zich van deezen gewichtigen post meester maaken. Maar welke vlyt men daartoe ook aanwendde, men kwam 'er ecu. paar uuren te laat. Want toen men te Uckersdorf kwam, ontdekte men een anderen hoop vyanden , welken reeds op den Windberg post gevat hadden , cn welker rechter vleugel zich tiitftrckte na Trompeter Schlosgen: dit was de Heer van Haddick. Met den Prins van Tweedruggen had hy Leipzig verlaten, was na Zcitz-, qn, vervolgens na Rofswcin getrokken» Zo ras  van den ZEVENJAAR. OORLOG. laï zy verwittigd waren van het nadeel, het welk de Keizerfchen by Torgau hadden geleden , trokken zy, met grooten haast, voorwaards om Dresden te dekken , eer de Pruisfifchen daar konden komen. By Uckersdorf bepaalden zich de voortgangen des Konings, en de gevolgen van den llag van Torgau. Dewyl de wonden van den Maarfchalk Daun hem verhinderden zich met het bevel van zyn Leger bezig te houden, droeg hy de zorg daarvoor over aan den Heere van Odonel. Deeze Generaal trok by Dresden weder over de Elbe, vanwaar hy dc regimenten, die het meest geleden hadden, na Bohemcn zond, om zich in geruste winterkwartieren te herftellen. De Prins van Wurtemberg, die in Saxen niet meer noodig was , keerde weder na Pomeren, om zich te voegen by de Heeren van Werner en van Belling, met welken hy weldra de Staatcn des Konings gezuiverd had van het overblyffel der Zweeden, welken dezelven nog onveilig maakten : waarna hy zich na het Mecklenburgfche wendde , alwaar by zyne winterkwartieren vestigde. Nadat de Koning en de Maarfchalk Daun Silefien verlaten hadden, was de Heer Laudon van Lowenberg vertrokken, en voorwaards gerukt tot aan Leobfchutz. Zyn oogmerk was zich meester te maaken van Cofel. Qp den vier- en vyfëntvyintigften van WTynmaand deed hy op die ves=. r,ing twee aanvallen , den eenen na den andeH 5 ren, 1760» De Zweeden worden uit Pomeren verj lagd. Silefifche zaaken.  122 GESCHIEDENIS 1760. Veldtocht Tan Prins FËtOlNAND ren , en werd tvvcemaalen afgeflagen door de goede fchikkingen des Heeren van Lattorf, die Bevelhebber van dezelve was. De nadering des Heeren van Goltz noodzaakte den Oostenryker de belegering op te brceken (*). Hy week na Oberglogau , en vandaar na de hoogten van Kunzendorf. Wanneer hy, evenwel, zag, dat de Heer van Goltz, aan het hoofd van tweeëntwintig bataillons en zesendertig escadrons , op hem aantrok , floeg hy den wech in van Wartha, en weck na het Graaffchap Glatz, alwaar hy zyne benden in de winterkwartieren leide; dezelve in de nabuurige kreitzen van Bohemen verfpreidende. Des Konings Leger ftrekte zich van Neisfe over Schweidnitz tot aan Landshut, Lowenberg , en Gorlitz. De benden die in Saxen moesten zyn (f) , trokken weder over Elfterwerda , Coswig, Torgau, Meisfen, Freyberg, Zwickau en Naumburg. De Koning vestigde zyn hoofdkwartier te Leipzig , om te beter by de hand te zyn , ten einde, met den Prime Ferdinand van Brunswyk, eenige ondernecmingen te beraamen tegen de Franfchen en de Saxifchen, welken van deezen kant (*) Den zesëntwintigften van Wynmaand. (f) Les troupes de Saxe ftaat in het oorfpronglyke. Men zoude dit ook kunnen overzetten : de Saxifche benden: maar de zamenhang toont duidelyk, dat 'er gefproken wordt van Pruisfisch krygsvolk, dat men in Saxen wilde hebben. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 123 kant tot aan Muhihaufen en DudcrHadt waren voorwaards getrokken. Om het vervolg der verrichtingen, welke deezen winter gedaan werden , te doen bcgvypen , zal het noodig zyn verflag te doen van den veldtocht der Bondgenooten, welke dit jaar niet gelukkig was. Hun Leger werd verfterkt met zevenduizend Engellenen , en met een bykans even groot getal van ligte troepen, welke, geduurende den winter , geworven waren. Reeds op den twintigHen van Bloeimaand trok Prins Ferdinand van Brunswyk te velde. Hy verzamelde zyne benden te Fritzlar, en zone! dc Heeren van Imhof cn van Luckncr vooruit , om dc gewichtige posten van Kirchheim en Amoeneburg te bezetten , en ter linker hand van dezelvcn zond hy den Heer van Gilfe , die zich te Hersfeld vestigde. Weldra werd de Erfprins verplicht in het land van FuÜa te trekken, om de leveringen van voeraadje, welke het Leger der Bondgeuooten uit hetzelve trok, te befchermen. Van de andere zyde vergaderde het Franfchc Leger niet voor den tienden van Zomermaand by Friedberg. De Heer van Broglio deed terftond den Graaf van Lufitien (*) in het Bisdom Fulda rukken, om een waakend oog te houden op de bcweegingen van den Erfprins. 'Deeze eerfte Happen ontdekten de ontwerpen der Franfchen voor (*) Of van de Lausukz. Hy was Prins xavemus, tweede Zoon des Konings van Poolen, fat. 1760.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 115 main , die aan den Neder-Rhyn was, moest zich by den Maarfchalk van Broglio voegen. Om den Heer van Sporken, die tegen hem over ftond , van het fpoor te helpen , trok hy eerst voorwaards na Unna , vanwaar hy fclhelyk afdraaide na de Roer en vandaar na dc Dimcl (*_). De Hanoverfchc Generaal liet zich niet verfchalken , en kwam te gelyk met hem aan de Dimel (f). Om de vereeniging met den Hecre van St. Germain gemaklyker te maaken , trok de Heer van Broglio na Neuftadt, en vandaar na Corbach. Prins Ferdinand, die nog te Ziegenhayn was , zond den Erfprins in het land van Waldeck , en volgde denzelven van naby. De laatstgemclden naderde Corbach , om den optocht der Bondgenooten te dekken , welken de engte van Sachfenhaufen , eene myl achter hem, (*) Ik hebbe de vryheid gebruikt van hier de zinfcheiding eenigzins anders te maaken, dan zy in het oorfpronglyke is. Indien ik dat letterlyk gevolgd had, moest het geweest zyn: De Heer van St. Germain , die aan den Neder-Rhyn was, moest ziek by den Maarfchalk van Broglio voegen , om den Heer van Sporken, die tegen hem over ftond , van het fpoor te helpen ; hy trok eerst voorwaards, enz. De geheele zamenhang en de natuur der zaake toonen, dat deeze de meening van den Schryver niet kan weezen , en de geheele verandering , welke ik gemaakt hebbe, beftaat in eene kleine verplaatzinge der zinfeheidende tekenen. Vert. (f) Den achttien van Hooimaand, 1760.  17Ó0. ï26 GESCHIEDENIS hem , doortrokken. Het Franfche Leger , veel grooter in getal dan zyn byzonder lichaam volks, tastte hem aan: hy leed hier verlies aafi manfehap cn gefchut, en week te rug na Sachfenhaufen , alwaar hy zich weder by den Prins zynen Oom voegde. Daar het geheele Franfche Leger te Corbach was, wilde Prins Ferdinand ten minften het Bisdom Padcrborn dekken. Hy zond derwaards den Heer van Sporken; welke, naauwelyks daar gekomen zyhde, den Heer van St. Germain tegen over zich vond , welken de Heer van Broglio hem tegenftclde. Ondertusfchen verdroeg de Erfprins met ongeduld het nadeel, dat hy in het gevecht by Corbach had geleden, en wachtte niet lang met zyne fchade te verhaalen. Hy vertrok in ftilte uit de legerplaatze , en ligtte , by Kirchhayu , een geheelen hoop Franfchen op van drieduizend man, te gelyk met den Brigadier Glaubitz , die 'er het bevel over voerde , en den Prins van Cothen. Van den anderen kant, bleef de Heer van Broglio niet werkeloos ; hy poogde het volk van den Pleere van Sporken op te ligten, en hoewel deeze Hanoverfche Generaal na Volkmarfen te rug week , en het Leger der Bondgenooten naderde om hem te onderfteunen, werd zyne achterhoede niettemin door de Franfchen mishandeld. Na deezen ftoot, nam Prins Ferdinand zynen post by Calben om Kasfel te dekken , de Erfprins te Oberwellmar, de Heer van Wangenheim te Munchof, en de Heer van Sporken te  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 127 te WestofFelen. Het Franfche Leger volgde de Duitfchers tot voorby Freyenhagen , vanwaar de Graaf van Lufatien zich na den Eder begaf, en de Heer van Muy na Warburg. Dewyl het volk van den laatstgenoemden den Bondgenootcu de gemcenfehap met het Bisdom Paderborn cn de ftad Lippftadt benam, werden de Erfprins cn de Heer van Sporken na deezen kant afgezonden. Het Leger der Bondgenooten volgde hen onmiddelyk. De Erfprins was reeds om den Fleer van Muy heen getrokken toen Prins Ferdinand aankwam. Flet gevecht begon terftond daarna. De Franfchen, twintig Hukken gefchut en vierduizend man verboren hebbende, wecken na Volkmarfen, alwaar men hen, misfehien, niet in rust zoude gelaaten hebben, indien niet een toeval gebeurd ware, het welk alle maatregels in de war bragt, die dc Bondgenooten genomen hadden. Zo ras Prins Ferdinand zich van Kasfel verwyderd had, gaf de Heer van Broglio last aan den Graave van Lufatien om die ftad te belegeren; en naauwelyks vertoonde zich deeze , of de gemelde Hoofdftad gaf zich aan hem over. Zy werd door de Franfchen veroverd op denzelfden dag, op welken de Heer van Muy by Warburg door de Bondgenooten geflagen werd. Het Franfche Leger trok terftond hierop na Volkmarfen aan de Dimel, en zond den Heer van Muy vooruit na Stadtberg, terwyl de Graaf van Lufatien, van zynen kant, over Munden in het Keurvorftendom Hanover drong. i-Co.  ï.760. ia8 GESCHIEDENIS drong. Prins Ferdinand, die te Warburg gebleven was, ftclde den Heer van Sporken .tegen den Heer van Muy, verzekerde zyne gemcenfchap zo goed hy konde achter de Ditnel, cn de Erfprins en Luckner trokken by Holzmunden over den Wezer (*). Zy nikten op den Graaf van Lufatien aan, noodzaakten denzelven Eimbeck, Nordheim en Gottingen te verhaten, en maakten, in alle byzondere voorvallen van deeze verrichtinge, meer dan zeshonderd krygsgevangenen. Wat den Graaf van Lufatien aanbelangt, hy floeg den wech in van Witzenhaufen, en haastte zich om Munden weder te bereiken. De Erfprins , den Heer van Wangenheim te Uslar gelaten hebbende , om het oog op de Franfchen te houden , ging zich weder by het Leger van zynen Oom voegen. Ingevolge der onderfcheidene verrichtingen en beweegingeu , van welke wy verllag gedaan hebben , hadden de Bondgenooten niet meer dan eene fmalle ftrook van Hesfen behouden , en daar zy van Ziegenhain geheel waren afgefneden , viel deeze vesting in de magt der Franfchen , welken de bezetting krygsgevangen maakten. De Maarfchalk van Broglio, dus alles achter zich fchoon gemaakt hebbende , en zich in bezit van geheel Hesfenland ziende, verzamelde alle zyne afgezondene hoopen tot zich , begaf zich na Durrenberg, en maakte de vertooning van (*) Den zevenden van Oogstmaand.  van DBM ZEVENJAAR. OORLOG. 10 van met alle magt in het Keurvorftendom Hanover te willen dringen. Op deeze vertooning weeken de Bondgenooten te rug na den Wetcr, koozen hunne legerplaats by Bühne , en bezetten, door byzondere huupen volks, de posten van Beverungen, Bodenhagen en Teisfelberg. Dc Erfprins bleef by Warburg, vanwaar hy, in den nacht, eenen hoop van vyf honderd Franfchen te Ziercnbcrg verraste. Weinige dagen laatcr trok hy na den kant van den Edcr , om de mider^ neeming des Ilecrcn van Bulow. op Marburg te onderlteuncn. Deeze Officier rukte met het Brit» fche Legioen na die ftad ; hy overrompelde de Franfchen, en vernielde derzelvcr geheele bakkery , en zoude zyne voordeden verder voortgezet hebben , zonder het ongeluk , het welk den Colonel Fersfen overkwam. Deeze moest hem van den kant van Corvey onderlteuncn, om zynen aftocht te dekken , maar liet zicli liaan door den Ileere van Stainville. De Heer van Bulow, die hiervan niet in tyds verwittigd werd, had groote moeite om zynen aftocht tc doen, en bereikte het volk van den Erfprins niet dat] na verfcheidene nadeelige aanvallen, op zyne achterhoede, ondergaan te hebben. Tcrwyl dit g.-beurde (*),-was de Heer van Broglio weder na Kastel gekeerd, en Prins Ferdinand betrok daar; op de legerplaats van Gcismar. Dewyl, cmder-; tusfehen., de Franfchen niet afzagen van hun ■ (*) Den veertienden van HerJ&tttHtand. jV. deel. T i"6o.  I7<5o. 130 GESCHIEDENIS oogmerk om in het Keurvorftendom Hanover te dringen , verfterkte de Maarfchalk Broglio het volk des Graaven van Lufatien met zestienduizend man. Zyn oogmerk was den Heer van Wangenhcim by Uslar te overrompelen. Deeze Generaal werd aldaar op den negentienden [van Herfstmaand] aangetast. De overmagt der vyanden noodzaakte hein tot den aftocht ; maar hy volbragt denzelven zonder aanmerkelyk verlies te lyden. Zo ras Prins Ferdinand bericht ontving van het gebeurde , zond hy eenige verfterking aan den Heere van Wangenheim, waarmede die Generaal zynen ouden post weder ging bezetten. De Graaf van Lufatien begaf, van zynen kant , zich na Lutterbcrg , en heroverde Gottingeu , terwyl andere hoopen van Franfchen zich meester maakten van Vach, Hersfeld,Eschwege en Muhlliaufen, alwaar zy magazynen aanleiden , tot welke de Hertogdommen Gotha en Eifenach genoodzaakt werden de leveringen te doen. Andere hoopen breidden vandaar zich uit in Thuringen, om de hand te bieden aan de Rykstroepen , en aan die van den Hertogc van van Wurtemberg, welke , in deezen tyd, voorwaards trok na de Elbe, aan den kant van Wittenberg en van Torgau. Door de onderfcheidene maatregelen, welke de Franfchen namen, zag Prins Ferdinand duidelyk , dat de Maarfchalk van Broglio het oogmerk had, om zich, geduurende den winter , zo in Hesfen , als in het land van Hanover te handhaaven. Hy geloof-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 131 loofde dit beftek niet anders te kunnen verydelen dan door bet doen eener krachtdaadige afvvendinge , welke , een gedeelte der vyandlyke magt elders heen lokkende , hem gelegenheid mogt gecven tot het beraamen van eenige onderneeminge tegen dat gedeelte des vyandlykeu Legers, het geen tegen hem over zoude blyven. Hy haastte zich om dat ontwerp uit te voeren , en belastte zynen Neef, den Erfprins, met dc belegeringe van Wefel: dezelve vertrok aanltonds , aan bet hoofd van vyftienduizcnd man na den Neder-Rhyn. De Prins verRerkte, op zynen tocht , zyn volk, met alles , wat hy uit de bezettingen van Mimiter en van Lippftadt konde ligten , cn berende , in het begin van Wynmaand , dc ftad Wefel , welker bezetting ten dien tyde beftond uit zesëntwintighonderd man. Het is blykbaar , dat deeze verrichting , indien zy zoude flaagen , var.rdiglyk moest gefchicden , en dat het , door een Routen Rag te waagen, en krygsvolk, van ladders voorzien, van den Rhynkant in ftilte te doen naderen, terwyl men van den kant der Berlynfche poorte tc gelyker tyd een loozen aanval deed , mogelyk zoude geweest zyn de vesting en het kasteel tevens te veroveren. Misfchien fcheen deeze onderneeming al te onzeker , en had de Erfprins zyne redenen om aan de gewoone wyze van vestingen aan tc tasten de voorkeuze te gceven. Dy deed een gedeelte zyner benden den Rhyn overtrekken , maakte I 2, ZtCfl  1760. i32 GESCHIEDENIS zich meester vna de ftad Kleef, alwaar hy zeshonderd krygsgevangenen maakte : vandaar begaf hy zich na Roermonde , het geen, zonder tegenftand te bieden, werd ingenomen: waarna hy na Burich keerde, alwaar hy zich verfehanfte tusfehen deeze ftad en den Rhyn, en zyne bruggen van gemeenfehap over deeze rivier floeg, boven en beneden Wefel. De loopgraaven werden, op den elfden, voor deeze vesting geopend. Van den anderen kant bleef de Maarfchalk van Broglio niet werkeloos. Uit den wech, welken dc Erfprins was ingefiagen, giste hy, hoedanig de natuur der verrichtinge ware, welke dezelve ging ondernecmen , en vaardigde den Heer van Castries , aaii het hoofd van ■ een lichaam van twintigduizend man, zonder vertoeven, af, na den Ncder-Rhyn. Deeze Generaal trok de Wetterau door , en maakte zo grootcn fpoed , dat hy den veertienden te Nuys aankwam.; hier deed hy tienduizend man, welken hy gedeeltelyk uit het land van Keulen trok , gedeeltelyk uit de bezettingen der Nederlanden, zich by hem voegen. Na derzclver aankomst trok hy voort na Rheinberg, en nam zynen post achter de graft van Eugenia (*), eene vaart, welke van deeze plaats na Gelder loopt: vandaar breidde hy zynen (*) Aldus genoemd na de Spaanfche Infante en Aanshertoginne isabella clara eugenia, onder welker regeeringe deeze vaart werd gegraven» V*rt.  van dkn ZEVENJAAR. OORLOG. 133 ncn linker vleugel uit na Clostcr Cauipen. De Erfprins , kwalyk onderricht van de magt der vyanden, en niet geloovende, dat hy met eene zo fterkc party zoude te doen hebben , oordeelde , dat het zyne zaak was den Franfchen tegen te trekken , dewyl, indien hy deeze hulp konde verflaan , Wefel van zelve moest vallen, en dewyl, indien hy den Heere van Castries tyd liet om zyne benden te vermeerderen , hy zoude moeten belluiten de belegering deezer vestinge ook zonder gevecht op te brceken. Met dit oogmerk naderde de Prins Rheinberg , en in den nacht, van den vyftienden tot den zestienden , trok hy op den vyand aan, om deszelfs linker vleugel voorby Closter (Jampen aan te tasten. De Prins wist niet , dat het volk van Fifcher voor het Franfche Leger geplaatst was. Dewyl hy genoodzaakt was hetzelve van zynen post te verdryven, bragt dit fchicten de wapenkreet onder het volk des Heeren van Castries, en terftond daarna begon het gevecht. Hetzelve was hardnekkig, en duurde van vyf uuren in den morgen tot negen uuren voor den middag. De Bondgenooten drongen eene linie der vyanden te rug, maar het getal kreeg de overhand. Daar de Franfchen , zonder ophouden, verfche benden deeden aanrukken, die nog niet geftreden hadden , breidden zy , op de beide vleugels, zich verder uit dan hunne befpringers. De Bondgenooten konden dit niet wederftaan, en de Prins, die het nadeel befpeurde, het geen 13 zy- 1700.  1760. m GESCHIEDENIS zyne benden in den ftryd lecden, koos de party van na Burieh te wyken. Dit gevecht kostte hem twaalfhonderd man. De Franfchen vervolgden hem niet. Maar, wanneer hy in zyne legerplaats te rug kwam , vond hy, dat zyne bruggen door het water , het geen gewasfen was, wechgevoerd waren. Eerst op den achttienden had hy dezelve herfteld, trok den Rhyn over , brak de belegering der vestinge op , en floeg zich neder by Brunen, het geen niet verder dan eene myl van Wefel is. Vandaar hield de Prins cenigen tyd het oog op de Franfchen , welken geenen fchyn gaven van hem te willen volgen 5 waarna hy weder na Munfterland keerde , en vandaar een gedeelte van zyn volk na Neder-Saxen gezonden hebbende, leide hy de rest zyner benden op de dorpen inkwartier (*). Geduurende deeze verrichtinge, gebeurde , van den kant van Prinfe Ferdinand, niets van aanbelang , uitgezonderd dat de Heer van Wangenheim , verfterkt door eenige benden, welke hy uit het groote Leger had ontvangen , den Heer van Stainville verdreef van Duderftadt, en zelve zich daar vestigde. De Heer van Broglio zyne legerplaats by Kasfel verfchanst hebbende, zond zyne Ruitery in het Bisdom Fulda: Prins Ferdinand trok toen weder over den Wefer , en verfterkte zyne posten van Uslar, Moringen ea Nord- (.*) Qnartien de cantonnemcut.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 135 Nordheim. Binnen kort zullen wy zien, welke middelen de Generaals van wederzyde in het werk fielden, om Hesfen te heroveren of te behouden. Deeze worfteling duurde nog de twee volgende veldtochten, en werd, eerst kort voor den vrede, beflist ten voordeelc der Bondgenooten. DERTIENDE HOOFDSTUK. Over den Winter van het jaar 1760 tot het jaar 176X. Des Konings Leger had reeds den achttien van Wintermaand de winterkwartieren betrokken. Flet behoefde niet te vreezen, dat het door de Keizerfchen zoude ontrust worden. Deezen hadden den veldflag by Torgau nog al te levendig in gedachten, en hielden zich alleenlyk bezig met de middelen, om de daar by geleden fchade te herttellen. Met de Franfchen was het zo niet gelegen. Zy hadden op Prins Ferdinand voordeden behaald , door welke zy des Konings Staaten, en de grenzen van Saxen, genaderd waren. De Maarfchalk van Broglio was in bezit van Iiesfenland , hy had eenen hoop Saxifchen en Franfchen vooruitgezet te Gotha, hy hield Gottingen bezet, en door dw*. I 4 zsn. 1760. 17601761.1 Onderncemingen in den winter beraamd.  1761. 136 G E S C H I E O E NI S zen ftanüi ber.aauwde hy even zeer de Pruisft« fchen en dc Bondgenooten. Om den vyand op zyne beurt te benaauvven, drong de Koning Prins Ferdinand, om, zo ras hy konde, aan het werk tc gaan: want de Pruisfifchen waren ieder jaar genoodzaakt tegen de Rusfen, de Zweeden, dc Oostenrykfchen en de Franfchen, te firyden met dezelfde benden. Prins Ferdinand ging met zyn Leger op Gottingen af: doch 'er ontftouden zwaarc regens, welke de rivieren deeden zwellen en overvloeien, en dc wegen onder water fielden. -Men konde het Leger noch mondbehoeften , noch oorlogsvoorraad, toevoeren : met dén woord, de ondernccming mislukte, en Prins Ferdinand hernam zynen voorigen ftar.d. Men gaf, evenwel, den moed niet verloren; in de plaatze van het kwalyk gedaagde ontwerp, deed men een ander volgen. Prins Ferdinand nam voor, langs drie wegen in llesfenland te dringen, om terzelfder tyd verfchcidene Franfche kwartieren op het lyf te vaden, waardoor hy,mct reden,konde hoopen,dat hy,den vyand tot aan de Mein zoude tc rug dryven, de plaatzen in het Hésfifche heroveren, cn den (faal des oorlogs berftellen op eenen voet, die voordceliger ware voor de Bondgenooten. Om den Prins dies te meer tot deeze onderneeming aan tc moedigen, beloofde de Koning, dat hy, met een gedeelte zyner benden, hem zoude byfiaan, welk gedeelte de Prins zoude mogen gebruiken tot aan dc oevers van de YYcrnt cn van de Vach;  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 137 Vach: en men beraamde, met gemeenc afinraak, maatregels om deeze onderneeming ter uityoeringc te brengen. In gevolge hiervan , trokken zevenduizend Pruisfifchen voorwaards na Langenfalza (*.), alwaar dc Heer van Stainville post had gevat met een deel Saxifchen en Franfchen, De kleine beek de Salza fcheidde de Franfche Ruitery van het Saxifehe Voetvolk. De Heer van Stainville onthield zich met zyn volk aan den rechter oever deczer beek , cn de Graaf van Solms aan den linker; hebbende een moeras tusfehen zich. Dc Pruisfifchen fchooten terftond by hunne aankomst uit gefebut, op de Franfche Ruitery, die onmiddelyk op de vlucht floeg. De Saxifchen, zich dus verlaten ziende door den Ileerc van Stainville, koozen de party van te wyken. De Heeren van Lollhoftel, van Anhalt en van Prittwitz , grecpen het oogenblik aan, waarin zy zich begonnen te beweegen , vielen 'er op in met de Pruisfifche Ruitery , fcheurden de gelederen , namen zestig Officiers cn driehonderd Gemeenen krygsgevangen, met vyf Hukken gefchut , en hadden al de eer van eene zo fchoo11e verrichtinge. De Heer van Sporken kwam hier op toefchieten met zyne Hanoverfchen, en voegde zich by des Konings benden om de vyanden te vervolgen. De Heer van Luckner tast- '(*) Den twaalfden van Sprokkelmaand des jaars 1761. I 5 I7fjOI761. D(j Franfchen en Sasifehca uit ;.angei fnlza verdreven.  1761. Fiitzlar veroveid. Kastel, Ziegenhain en Warburg vruchteloos belegerd. 138 GESCHIEDENIS tastte deeze Saxifchen op nieuw aan by Eifenach, en vervolgens by Vach, alwaar hy derzelver Voetvolk tc eenemaal verftrooide. Vandaar trokken de Heeren van Sporken en van Luckner voort na Herzfeld. De Erfprins van Brunswyk maakte zich ter zclfder tyd meester van Fritzlar, en van de verzameling van voorraad , welke de Franfchen daar achterlieten. Prins Ferdinand, die, met het gros des Legers, zich hield in het midden tusfehen deeze beide lichaamen, ging over de Ftüda, en trok recht op Kasfel aan. De Heer van Broglio , onverhoeds overvallen, wachtte hem niet af, en week door de ftad Fulda na Hanao en Frankfort. Hoe ongunftig het jaargetydc zich ook mogt vertoonen tot het onderneemen van belegeringen , Kasfel uit de handen der Franfchen te rukken was, evenwel , van zo veel aanbelang , dat Prins Ferdinand befloot dc onderneeming te beproeven. Hy belastte den Graaf van de Lippe met deeze verrichtinge. De vesting werd verdedigd door eene bezettinge van zesduizend Franfchen. De Graaf van de Lippe deed de inlluiting met vyftienduizeud Hanoverfchen. Omzyn voordeel te doen met de gelegenheid welke zich aanbood, en met de verwyderinge des Franfchen Legers , deed Prins Ferdinand drie plaatfen te gelyk belegeren,te weeten Kasfel, Ziegenhain en Marburg. De onervarenheid der Generaals en der Ingenieurs, de traage aanvoer der krygsbehoeften, de Hechte en gebroken we- gen,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 139 gen, waarin de karren wechzonken, deeden ze hem alle drie mislukken. Terwyl alle deeze belegeringen gefchiedden, was de Erfprins voorwaards getrokken, om het oog te houden op de beweegingen der Franfchen omtrent Frankfort, en aan de Mein. De Prins zyn Oom was, met het groote Leger, een weinig tc ver achtcrwaards, om hem fpoediglyk hulp te kunnen toebrengen. Op dit afgezonden volk , viel de Heer van Broglio aan met het geheele Franfche Leger. De Erfprins verloor in dit gevecht driehonderd man, en voegde zich, met het overfchot van zyn volk, weder by Prins Ferdinand. De Heer van Broglio volhardde met in Hesfenland voorwaards te trekken. Een hoop der Bondgenooten, welke Ziegenhain belegerde, trok te laat, en, zonder behoorelyke fchikkinge, af, in tegenwoordigheid des vyands, en werd te ecnemaal gellagen en vernield. Om grootere ongelukken voor te ko' men, geloofde Prins Ferdinand, dat de voorzichtigheid van hem vorderde, dat hy Hesfenland ontruimde. Hy beftuurde zynen aftocht met zo groote voorzorge, dat hy in het land van Hanover te rug kwam zonder de geringfte fchade geleden te hebben. De Heer van Broglio waagde het niet hem te volgen: hy vergenoegde zich met de ftad Kasfel van leevensmiddelen te voorzien, en 'er de bezetting te verfterken, gelyk ook die van Giesfen, van Marburg en van 17601761. Nadeden door de liotidgenoocen gelede».  "4° GESCHIEDENIS 17601761. Voordeel behaald op een iiedeelte des Rykslegers. Frankryk wordt den Oorlog moede. van Ziegenhain , waarna hy weder achter de Mein tc rug week. De benden , van welke de Koning zich bediend had tegen de Franfchen en de Saxifchen, voortaan aan de Werra onnut zynde, werden daarop gebruikt tegen het Ryksleger. Naauwelyks had men eenen vyand geflagen, wanneer men weder een anderen moest aantasten. De Heer van Schcnkendorf voerde ze, in Lentemaand, aan tegen eenen hoop van vierduizend man der Krcitstroepen, welken naby Schwarzburg hunnen post hadden: hy verfloeg dezelven, en bragt met zich te rug twaalfhonderd man krygsgevangencn, en vyf Hukken gefchut. Na dc gebeurtenisfen van eenen veldtocht, in welken men den winter niet ontzag , en alle jaargctyden tartte, onder uw gezicht gebragt te hebben, moeten wy nu ter loops het oog flaan op het geen in de Staatsvertrekkcn der Vorften omging. Frankryk begon de gevolgen van het voortduuren van deezen oorlog te gevoelen; het verloor zyne krachten door de geheele verftooringe van zynen koophandel, door de fchade, welke het lèed in Oost- en West-Indien, en door de onmaatig groote kosten , welke de Duitfche oorlog veroorzaakte. Het verbond met het Huis van Oostenryk had den bloei der nieuwigheid verloren, zo dat de eerfte vuurige drift der mode van hetzelve was voorbygegaan. Het volk, dat Dier met veele tongen en met weinige oogen, klaagde over den oorlog, waarvan het de  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 141 de lasten droeg, en welken men voerde ten gevalle van het Huis van Oostenryk , den erfe vyand van Frankryk. Eene meer achtenswaardige Item, die der verflandigeri, verbette zich insgelyks tegen eenen oorlog, welke het Ryfc in den grond hielp, om de magt van een verzoenden vyand te vergrooten : en deeze Rem begon den boventoon tc krygen. Maar het Hof had zyne byzondere inzichten. In alle Staateu is een aantal van burgeren, die, verre van het gewoel der zaaken , dezelve zonder drift befchouwen, en 'er even daardoor gezond over oordeelen, terwyl zy, die het roer in handen hebben, de voorwerpen niet anders zien dan met begochelde oogen, niet redeneeren dan volgens de herfenfehimmen , welke hunne verbeelding hun voorhoudt, en veeltyds, door de uitwerkfelen van een valfchen ftap , wechgefleept worden tot eene aaneengefchakeldc reeks van gevolgen , welke zy niet hebben kunnen voorzien. Zodanig was ten naastenby het geval , waarin zich de Staatsdienaars van Verfailles bevonden. In het begin van dit jaar gaven zy aan hunne Bondgenooten eene fchriftelyke verklaaring, welke behelsde, dat Frankryk, nu zedert vier jaaren, in gemeenfehap met zyne Bondgenooten, vruchtelooze poogingen gedaan hebbende om dèn Koning van Pruisfén te verpletteren , en daarin niet hebbende kunnen flaagen, zich niet meer in ftaat bevond om te volharden in het doen der onmaatig groote kosten, welke het 17601761. Deszelfs Verklaar- [carift.  17Ó1. Hoe 1 etzelve wordt opgenomen te Wartchau, I4a GESCHIEDENIS het tot nog toe gedragen had; dat men, met den oorlog voort te zetten, Duitschlaud, welk 'er het tooneel van was , te eenemaal zoude verwoesten, en in den grond booren. Men belloot met de andere Mogendheden te raadeu, dat zy liever, voor ditmaal , wilden afzien van alle oogmerken van veroveringe en vergrooringe, om crnltiglyk op de herftelling van den vrede te denken. Dezelfde verklaaring gefchiedde, in nog fterkere uitdrukkingen, te Stokholm. De reden hiervan was , dat de hofparty , op den Rydsdag der , in de gemelde Iloofdftad, vergaderde Stenden , heftiglyk was aangevallen op den Franfchen aanhang , denzelven befchuldigende van deezen oorlog te hebben ontfteken, denzelven gaande te houden , en 'er Zweeden, tot zyn verderf, in gefleept te hebben. Dus had deeze vredelievende geneigdheid, welke de Franfche verklaaring ten toon fpreidde , geen ander oogmerk gehad dan de ontruste gemoederen tot bedaaren te brengen , de redenen, van welke de tegenparty zich bediend had , te doen vervallen, en de afhangelingen, welke Frankryk in den Ryksraad befoldigde ,te handhaaven. De beide Keizerinnen en de Koning van Poolen ontvingen deeze verklaaring met de onderfcheiden gevoelens , welke hunne verfchillende belangen hun moesten inboezemen. De Koning van Poolen was in den grond den oorlog moede ; hy begon te befpeuren, dat zyn land 'er het tooneel van was, en, door hun, welken hy zyne vrienden  van pen ZEVENJAAR. OORLOG. 143 den noemde, evenzeer in den grond zoude geholpen worden als door zyne vyanden: hy vleide zich, evenwel, nog, dathy, langs den wech der onderhandelinge , eenige fchadeloosftelling zoude bekomen. De Keizerin van Rusland beminde den vrede, en zoude gaarne het einde der beroerten gezien hebben, dewyl zy eenen afkeer had van de beflommeringe der Staatszaaken, van den arbeid, en van bloedvergieten. Maar, daar zy gcmaklyk de indrukfcls aannam, die haar gegeven werden door de zodanigen, welken invloed op haareu geest hadden , en opgeftookt werd door de geenen, die haar omringden, had zy zich diets gemaakt, dat haare waardigheid haar niet toeliet den vrede tc maaken dan na de vernedering der magt van Pruisfén. Aangaande de Keizerin - Koningin, welke het genot had van de poogiugen, welke geheel Europa aanwendde om den hoofdvyand van haar Huis ter neder te vellen, zy zoude wel gewenscht hebben eene geestdrift, welke haar zo voordeelig was, te doen voortduwen, en de wapens niet af tc leggen , voor dat zy alles volkomen had uitgevoerd, het geen zy tegen Pruisfén in den zin had. Om, evenwel, het Hof van Verfailles niet voor het hoofd te ftooten, en om belangen, zo onbeftaanbaar met elkander, in fchyn overeen te brengen, floeg zy voor, het houden eener algemeene zamenkomfte (*) te Augsburg; verzekerd zyn- (*) Congres, 1763I7ÓI. te Per.crsbui j, te Weenen.  17Ó1. Algemeene Zatnenknins' voorgedagen, en aangenomen. Byzomlere voorllag en oogmerken van Frankryk. i44 GESCHIEDENIS zynde, dat zy hiermede Frankryk vleide, tertoyt zy, ter zelfder tyd,in de oogen van het gemeen, de vertooning zoude maaken van een gedrag vol van gemaatigdheid, het geen , in het zaaklykc , geheel geen nadeel konde toebrengen aan haare oogmerken, noch aan haare belangen, dewyl zy de meesteres bleet" van deeze onderhandeling zo lang flecpendc te houden , als zy gevoegelyk zoude oordcelen, en ondertusfehen den oorlog met nadruk voort te zetten geduurende den veldtocht , welken men ftond te openen, en op wiens goeden uitflag zy de grootfte hoop vestigde. De voorllag tot deeze Zamenkomst werd te Londen gedaan door den Prinfe Gallizin , Rusfifchen Staatsdienaar by den Koning van GrootBritanuie. De Koningen van Pruisfén en van Engeland gaven tot dezelve terltond hunne tocftemming, met zo veel te minder tegenzin, dewyl zy zeiven het jaar te vooren zulk eene zamenkomst hadden voorgeflagen , zonder dat hunne vyanden zich toen verwaardigd hadden op die opening te antwoorden. Frankryk verborg, onder een vredelievend voorkomen, dieper liggende oogmerken. Het bood Engeland eenen ftilitand van wapenen aan, cn het wederzydfche toezenden van Staatsdienaaren , om hunne gefchillen in het minnelyke by te leggen. Zyne heimelyke bedoeling was, door deeze onderhandelinge, Engeland op den tuil te houden, om dö ontzachlykc tocbereidfels , welke deeze Na-  van de* ZEVENJAAR. OORLOG. i.\5 Natie ter zee maakte, te vertraagen , om haar deezen veldtocht te doen verliezen, zyne eigene Vloot weder in Haat te Hellen , ea Spanje in deezen oorlog te wikkelen, of indien de Engellenen zich tot den vrede mogten geneigd tooncn, hoopte Frankryk, onder de mom van Middelaar, de Scheidsman tc zullen zyn van dc ZamenkomHe te Augsburg, en daar een rol tc tpeelcn, gelyk die, welke het gehouden had by de Zamenkomst over den Westphaalfchea Vrede. Na eenige zamenlpraaken gaven de Britannifche Staatsdienaars hunne toeHemming tot het wederzydfche afvaardigen van Gezanten (*), maar weezen, ter zclfdcr tyd, het fluiten van eene wapenfchorüng van de hand, tot dat men omtrent de voorafgaande punten zoude zyn eens geworden. De Koning, welken de denkwyzc zyner vyanden bekend was, benoemde Staatsdienaars tot de Zamenkomst te Augsburg. Hun last bragt mede, dat zy alle voorflagen, welke men hun zoude doen, moesten aanneemen, zonder antwoord op dezelve te geeven; dewyl de Koning zich voorfielde ernflig over den vrede te doen handelen, door zyne Staatsdienaareu tc Londen, alwaar hy het voordeel' zoude vinden van rechtltreeks met Frankryk over zyne belangen te (*) Miniflre (laat in het Fransch; doch, om eene lierhaaling van het zelfde woord te vermyden, heb,fee ik da.t van Staatsdienaar niet willen gebruiken ifrrt. iV. deel, U 17601701. Antwoord van Engcland. Oogm cn des Koning*.  17601761. De Zamen- Jtomst gaat niet voort. Dooö des Konings van Engeland. 146 GESCHIEDENIS te kunnen overeenkomen, zonder dat hy tevens met zo veele Vbrften te gelyk zoude te doen hebben. De Koning konde, in de omftandigheden , in welke hy zich bevond , zich niet verzetten tegen een afzonderlyken vrede tusfehen de Engelfchen en de Franfchen ; hef kwam 'er alleenlyk op aan, om zyne voorwaarden zo goed te maaken, als mogelyk ware; en ingevolge hiervan bedong men, dat de Franfchen zouden verplicht weezen, de landen der Pruisfifche heerfchappye, welke zy, geduurende deezen oorlog, hadden ingenomen, weder over te gecven, en dat Engeland den Koning zoude voorzien van volk en van onderftandgelden, op dat hy de vyanden , welken hem nog overbleeven, mogt kunnen noodzaaken tot het toeftemmen van een eerlyk vergelyk: men beraamde daarenboven, dat geen Afgezant des Keizers op deeze Zamenkomst zoude kunnen toegelaten worden, dewyl men den oorlog had gevoerd tegen de Keizerin-Koningin, en niet tegen het Hoofd des Ryks. Dit beding, van hoe weinig aanbelang het in den grond mogt weezen, was oorzaak, dat deeze beruchte Byeenkomst nimmer voortgang had. In deezen tyd verloor Engeland den Koning George den Tweeden : hy eindigde zyne roemryke regcering door een zachten en haastigen dood (*). Vóór zyn einde had hy het genoegen' (*) In Slachtmaand 1760. [By anderen vinde ik dit  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 147 ka van de verovering van Mont-Réal te verneemeii, waardoor de Engelfchen de vermeestering van Canada voltooiden. Deeze Vorst bezat, onder andere goede hoedanigheden , eene heldhaftige ftandvastigheid, welke maakte , dat zyne Bondgenooten een volkomen vertrouwen in zynen perfoon konden ftellen. Zyn Kleinzoon volgde hem op; hy was ter naatiwernood meerderjaarig; en deeze is het, die tegenwoordig regeert onder den naam van George den Derden. De onderhandeling, welke te Conftaiitinopoleri van wegen Pruisfén werd aan den gang gehouden, en van welke in dit Werk zo dikWyls melding is gemaakt, begon in deezen tyd eene foort van beftendigheid te krygen: Den tweeden van Grasmaand, tekende de Pruislifehe Gezant een Verdrag van Vriendfchap met den Grooteu Vizir, en werd by denzelven tot openbaar gehoor toegelaten. Men had zich, van wederzyde, de vryheid voorbehouden van deeze vereeniging naamver te maaken, en ze te veranderen in een Verbond van onderlinge verdedigingc: Hoe weinig wezenlyks ook in dit Ver-" drag ware, liet het niet na ongerustheid te verwekken by het Hof van Weenen, en zelfs by aat van Rusland. Men vermoedde, dat de verbindtcnis, welke de beide Mogendheden hadden' aangegaan, naamver ware, dan' openlyk gezegd wierd.' in fterfgeval geplaatst op' den vyfè'ntwintigften van Wynmaand.' Vevt, K * 17I0- 1761; Verdrag vin Vr.'endClnp tus='f l :heil Pruis» fen en dé l'orte.  i.48 GESCHIEDENIS 1760- 1761. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Veldtocht van het jaar 1761. Voorbereidiels en ui'gmerken van des Konings vyanden. De vredelievende gevoelens , welke de beide Keizerlyke Hoven met zo veel ophefs ten toon fpreidden , beletten hun niet de toebereidfels tot den aanftaanden veldtocht met zeer grooten yver te verhaasten. Zy hadden voorgenomen de fterkfte poogingen te doen , en alles in het werk wierd. Evenwel, dewyl de Ottomannifche troepen geene de minfte beweeging maakten, geloofde de Keizerin-Koningin, dat zy, voor deezen veldtocht, tegen alle afwending veilig was. De benden bleeven gerust in haare kwartieren tot aan het einde van Lentemaand. In Grasmaand verzamelden zich die in Saxen lagen reeds in dorpskwartieren (*), en de Koning verplaatfte het zyne van Leipzig (f) na Meisfen. ( *) Cantonnement. (f) Hoe deeze ftad, geduurende den winter , door de Pruisfifchen behandeld was, kan men zien by archenholtz, II. Deel, bl. 93, enz. Deeze Schryver tracht, evenwel, de fchuld van de daar gepleegde wreedheden, ten minften gedeeltelyk, van des Konings hals te fchuiven, fchoon zy in de ftad, in welke hy zyn verblyf hield, en dus onder zytj oogen, gebeurden. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 149 werk te ftellen om den Koning van Pruisfén tot het uiterfte te brengen. De Maarfchalk Daun aanvaardde het bevel over het Keizerlyke Leger in Saxen , en dat van Silefien werd den Heere Laudon toevertrouwd. Deeze Generaal kwam zich nederfiaan by Seitendorf (*) , tegen over den Heer Goltz, die zyne benden by Kunzendorf geplaatst had. De voordeden , welke de Koning, in den laatften veldtocht, op de Oostenrykfchen behaald had , waren niet genoegzaam geweest om de balans geheel na zyne zyde te doen overflaan. De Keizerin had haare benden, geduurende den winter, weder voltallig gemaakt , en het Ruslifche Leger, dat zy tot haare befchikking had, gaf haar altoos het voordeel van het getal, nevens de gemaklykheid van zich zaakelyke afwendingen te bezorgen, wanneer zy dezelve dienftig oordeelde. Behalven deeze hulp had zy nog die van de Rykstroepen, en van het Zweedfche Leger. Met minder volk, cn minder Bondgenooten, wierp Alexander het Pcrfifche Ryk overhoop (f). Zie (*) Den zesden van Grasmaand. (f) Hoe deeze vergelyking hier te pas kome, toegrype ik even weinig als de gepastheid der vergelykinge van fouquet by leonidas , in het Twaalfde Hoofdfluk. De vereenigde magt van Oostenryk en Rusland was ongelyk veel grooter dan die, met welke alexander Afie'aanviel. Maar ?oude de Koning van Pruisfén eene vergelyking van K 3 zich- 1761.  perzelver ontwerp ,-n. GESCHIEDENIS Zie hier de onderfcheiden ontwerpen, welke de oorlogende Mogendheden voor deezen veldtocht beraamden. Frankryk bclloot met twee Legers tegen Prins Ferdinand te werken: het ééne aan den Neder-Rhyn, onder de bevelen des Heeren van Soubife, moest zich meester maaken van Mimfter: het andere aan deMcin, waarover de Heer van Broglio het bevel voerde , moest over Gottingen in het Keurvorftendom Hanover dringen. De Heer Laudon was , door het Hof van Weenen, gefchikt tot het voeren van eenen oorlog van belegeringen in Silenen, waarin hy door de Rusfen moest ondcrfteund worden. Deezen wilden hunne voornaame magt na de Warte wenden, alwaar zy Pofen tot het middelpunt van hunnen ftand gekozen hadden: vandaar moest de Heer van Butturlin in Silefien werken, naar de fchikkingen welke hy met de Oostenrykfche Generaals daaromtrent zoude beraamen, terwyl de Heer van Romanzow, met eene groote afzonderlyke party volks, onderfteund door de Rusfifchc en Zweedfche Vlooten , Colberg zoude belegeren. De Maarfchalk Daun werd bewaard tot de beflisfende flagen. Zyn Leger was, om zo tc fpreeken, het voorraadhuis, waaruit de verfterkin- gen .-.iehzelvei» en. van zyn Leger met darius, en de v-erwyfde Perfen, niet als ten uiteriten hoonende befehouwd hebben, wanneer zy door iemand anders gemankt ware? />;•/.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 151 gen moesten trekken na dc plaatfen, welke ze noodig hadden. Hy zond werkelyk den Heer van Odonel met zestienduizend man na Zittau, alwaar deeze Generaal even zeer by de hand was, om zich, het zy na Saxen, het zy na Silefien te begecven. Aan de zyde des Konings met zyne Bondgenooten was het onmogelyk genoegzaam voldoende maatregels te neemen, om zich met de rechte kracht te verzetten tegen de oogmerken cn poogingen eener zo groote menigte van vyanden. Zie hier, evenwel, in het ruwe de fchikkingen, welke men beraamde. Prins Ferdinand belastte den Erfprins met de zorge van Munfterland te dekken, tegen de aanvallen des Heeren van Soubife. Hy zelve nam Paderborn tot zyn hoofdpunt, alwaar by by de hand was om den Erfprins te onderfteunen, of wel den Heer van Broglio van achteren aan te vallen , indien deeze Maarfchalk het mogt waagen den Wefer over te trekken, en zich in het Keurvorftendom Hanover te begeeven. De Koning vertrouwde het Leger in Saxen aan den Prinfe zynen broeder. Hy gelastte denzelven het oog te houden op den Maarfchalk Daun; en, ingcvalle de gemelde Maarfchalk den wech na Silefien mogt inflaan, denzelven te volgen met een gedeelte zyner benden, laatende den Heer van Hulfen met eenig volk te Meisfen, op dat hy zich in Saxen mogt kunnen handhaaven, zo veel de omftaudigheden het zouden toelaaten. De Koning K 4 he- 176:. Schikkingen aan ile zyde des Konings en der Bondgenooten.  Be Konirg beaeeli zich ie velde. ï.513 GESCHIEDENIS behield voor zich de verdediging van Silenen*Hy verkoos den Heer van Goltz om Glogau te dekken met een lichaam van twaalfduizend man. De Prins van Wurtemberg, die in het Mecklenburgfche overwinterd had, werd, met de benden, over welke by het bevel voerde, gefchike tot dekking van de ftad Colberg, en men deed met yver werken aan de verfchanfte legerplaats, welke hy, rondom deeze ftad, moest betrekken. Men voorzag, dat, indien deeze belegering den Rusfen mislukte, zy zich of na dc Keur-Mark, of na Silefien, zouden kunnen begeeven. In het eerde geval werd vastgefteld, dat de Prins van Wurtemberg en de Heer van Goltz zich by Frankfort zouden vercenigen 0111 Berlyn tc dekken, wervvaards een van dc twee groote Pruisfifche Legers, dat het minfte werk om handen zoude hebben, hun verlterking moest zenden en, in het tweede geval, had de Heer van Goltz zynen last cn onderrichting om Glogau of Breslau te dekken, naar dat eene deezer beide Heden zoude blyken zulks meest benoodigd te zyn. Men begon eerst met de benden te doen vergaderen , op de plaatzen van haare beHcmminge. De Koning begaf zich in optocht op den vierden van Bloeimaand. Denzelfden dag trok hy, hy Hivschftein over de Elbe , cn kwam den tienden te Lowenberg, zonder eenige verhindering op zynen tocht ontmoet te hebben'. Op 'e nadering der Pruisfifchen verlier de Heer van Lau-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 153 Laudon zyne legerplaats by Scitendorf , week na Bohemen , en verfchanftc zich by Hauptmannsdorf in de nabuurfehap van Braunan. Ily voorzag, daarenboven, dc posten van Silbcrberg én van Wartha met een genoegzaam aantal van benden, om deeze beide engten, welke na het Graaffchap Glatz leiden, te verdedigen. De Koning koos zynen ftand naby Kunzcndorf : zyn rechter vleugel belloeg den Zeiskenberg en Furftenftein , de linker breidde zich uit op de hooge vlakte van Bernsdorf. Bovendien werd de Heer van Bulow, met eenen hoop Ruiterye, by Nimptsch geplaatst, om eene vrye gemeenfehap met Neisfe open te houden. Ter zelfdcr tyd vertrok de Heer van Goltz met een lichaam van tienduizend man na Glogau , vanwaar hy den Heer van Thadden, met vier bataillons, afvaardigde , om zich te voegen by den Prins van Wurtemberg, die reeds zyne verfchanfte legerplaats naby Colberg betrokken had. Terwyl deeze toebereidfels , zo in Silefien, als in Pomeren en in Saxen, gemaakt werden, beraadflaagden de Oostenrykfchen en Rusfen met elkander. Zy konden bezwaarlyk eens worden, en veranderden herhaalde maaien het bellek hunner kiygsvcrrichtingen. Eindelyk beraamden zy met elkander, dat de Heer van Romanzow Colberg zoude belegeren, en dat de Heer Butturlin recht op Breslau zoude aantrekken. Middelerwyl werd de Heer van Goltz ziek, en door eene ontfleekingskoorts in weinige daK 5 gen 17ÓT.- Ontwerp der Oostenrykfcheo en Rusten. Vergeeffclic onderneeming tegti' de Rusfen.  Maatregels des Konings om de verceniging der Eusfen met de Oostenrykichen te beletten. ï54 GESCHIEDENIS gen wechgerukt. De Heer van Ziethen , welke, deszelfs plaats innam, werd belast met het ontwerp eener verrichtinge in Poolen , welke men reeds tweemaalen te vergeefs had getracht uit te voeren , en die nu wederom mislukte : dit was eene onderneeming tegen eene der Rusfifche kolommen in derzelver optocht, en terwyl zy nog te verre van elkander verwyderd waren om zich fpoedig te kunnen vereenigen. De ééne dier kolommen richtte haaren tocht op Schneidemuhle,eene andere op Schwerin, en de derde op Pofen. De Heer van Ziethen trok voorwaards tot Frauftadt, alwaar hy eenen hoop Kofakken verfloeg: maar verder dorst hy niet gaan, dewyl de drie Rusfifche verdeelingen (*), reeds twee dagen te vooren, zich by Polen hereenigd hadden. De Heer van Butturlin begaf zich vervolgens op den tocht ; hy trok het Palatinaat van Pofen door, met kleine dagreizen, en vervolgde langzaam zynen wech, terwyl hy, evenwel , Silefien van den kant van Militsch, naderde; het geen zynen toeleg op Breslau aanduidde. De Heer van Ziethen bleef hem op zyde; richtende zynen tocht op Trachenberg. Zo ras, de Rusfen zich begonnen te beweegen, verliet de Heer van Odonel de Lausnitz, en kwam zich voegen by het Leger des Heeren van Laudon. De ftand, welken de Koning in de gebergten van Silefien had genomen , was zeer ongewis en. (*) Divifivns*  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 155 en hacheiyk (*). Hy dekte , zo veel de omftandighcdcn het toelieten, het platte land tegen de invallen der vyanden ; maar, zedert dat de Heer van Butturlin den wech van Militsch was ingellagen , ftond hy , zonder vertoeven , een aanzie nlyk Leger achter den rug te krygen , daar hy de Oostenrykfchen reeds voor zich had. Het was, daarom, uoodzaaklyk het gebergte te verlaaten , en het Leger derwyrze te plaatzen, dat het, zonder aan eenige byzondere verdediginge gebonden te zyn , zich vaardiglyk konde begeeven, werwaards het noodig mogt zyn, om de vyanden voor te komen. De legerplaats by Pulzen was tot dit ontwerp de gevoegelykfte: de Koning deed dezelve door het Leger betrekken, en nam voor, zo veel hy konde, zich in het midden te houden tusfehen het Leger der Oostenrykfchen en het Rusfifche, om zich tegen derzelver vereeniging aan te kanten. Hy nam ook het bcfiuit om den Oostenrykfchen fiag te leveren, indien zich daartoe eene gunftige gelegenheid aanbood; maar, van den anderen kant, met alle zorgvuldigheid omtrent de Rusfen alleen verdedigender wyze te handelen ; om dat, indien hy eene overwinning op de Oostenrykfchen behaalde , de Rusfen van zelve zouden aftrekken , en , indien hy hetzelfde voordeel op de Rusfen verkreeg, dit den Heer van Laudon niet zoude beletten met de verrichtingen van zynen veld- ' r ~) Précaire, 1761,,  ï56 geschiedenis LJH3D0Ï«*S oogmtrS ep Netsfc veredeld. veldtoclit voort te vaaren. De Oostenrykfchen zyn de natuurlyke en onverzoenbaare vyanden der Pruisfifchen (*) , in plaatze van dat alleen de omftandigheden de Rusfen zodanig gemaakt hadden , en dat eenige verandering of omwenteling hen tot vrienden , of zelfs tot Bondgenooten konde maaken. Laat ons, om ter goeder trouwe te werk te gaan , by deeze bedenkingen voegen , dat het Pruisfifche Leger zich niet in ftaat bevond om alle dagen te vechten, en dat de Koning genoodzaakt was de krachten zyner benden te fpaaren tot de gewichtigfte en meest befiisfende oogenblikken. Slechts weinige dagen was de Koning in de legerplaats by Pulzen geweest, wanneer de Heer Laudon , door de engte van Steinkunzcndorf, tegen over de Pruisfifchen uit het gebergte te voorfchyn kwam (f). Deeze onbehendige verrichting ontdekte alle zyne oogmerken , en het was als of hy openlyk zyn voomeemen verklaarte *) Welke was de oorzaak deezer vyandfehap? Zekerlyk geene andere dan des Konings onderneeming op Silefien in het jaar 1740, de oorlog toen zo onverwacht der Koninginne van Hongaryen aangedaan, en het verbreeken van den vrede van Breslau in het jaar 1744 , waardoor de Koningin verfteken werd van al de voordeelen , welke zy van dert voorfpoed haarer wapenen tegen den Keizer en tegen Frankryk had mogen hoopen. Fert. (f) Den eenentwintigden van Hooimaand.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 157 klaarde , om de vesting Nciste te befpringen, Terftond des anderendaags brak des Konings Leger op, en nam bezit van de hoogten van Siegroth; en dewyl men gezien had, dat de Oostenrykfchen den wech van Frankenftein infloegcu , belloot men, om hun voor te komen, eerder dan zy de hoogten van Munfterberg te bereiken. Terwyl men deezen tocht deed, vond men des anderendaags den Heer Brentano, welke post gevat bad tusfehen Frankenftein en Henrichau , vanwaar hy eenige Pandoeren in Munfterberg had geworpen. Dc Vrywilligers van Courbicrc en de Granadiers van Nimfchcwsky overweldigden de ftad , en de Heer van Brentano, na eene vry hevige begroeting uit het gefchut ondergaan te hebben , week op eenigen afftand van den post, welken hy had bezet gehouden. De Heer van Moring, welken men met zyn regiment voorwaards zond na de hoogten van Nosfen , veroverde daar de geheele legerplaats des Heeren van Laudon, welke door niet meer dan driehonderd Husfaaren gedekt werd. Terwyl men het Voetvolk op deeze hoogten plaatfte, ontdekte de Koning, aan den kant van Frankenflein , het Oostenrykfche Leger , het geen, door zyn heen en weder trekken , cn door de onzekerheid zyner beweegingen, genoeg te kennen gaf, dat zyne oogmerken in de war gebragt waren. De bedoeling des Heeren van Laudon was inderdaad geweest deeze legerplaats te betrekken, om den Koning van 1761.  Beweegihgen der wederzydfcheLegers. i58 GESCHIEDENIS van Neisfe af te fhyderi, eri vervolgens post te vatten op de hoogten vart Voitz , van Giesmansdorf en van Neudorf; hierdoor zoude de vesting , aan deeze zyde der rivicre, zyn ingeiloten geweest , terwyl de Rusfen , door, by Oppeln, over den Oder te trekken , zouden gekomen zyn om haar te benaauwen van den kant van' Opper-Silefien , van Billau tot aaii Carclau. Des Konings Leger vertoefde flechts' korten tyd te Nosfen; het trok dëuzelfdën dag nog voort tot aan Carlowitz , feil des anderendaags breidde het zich uit op die reeks van heuvelen, welke van Ottmachau over Giesmansdorf loopt , en zich uitftrekt tot aan Schilde: De Heer van Laudon , in zyne ontwerpen het fpoor byster geworden , floeg zich neder by Ober-Pomsdorf (*). Het zy uit natuurlyke onrustigheid, het zy uit gewoonte van kleine afzonderlyke hoopen volks (f) onder zyne bevelen te hebben, hy veranderde zesmaal van ftand in acht dagen tyds , zonder dat het mogelyk ware daarvan eene voldoende reden te geeven. Ondertusfchen trokken de Rusfen voort na Wartenberg , vanwaar zy zich weldra tot aan' Namslau uitbreidden. De Heer van Ziethen J die hen in het oog hield, begaf zich eerst nader aan Breslau, en kwam vervolgens om Brieg te dekken. Kort na zyn vertrek van Breslau, werd (*) Den drieëntwintigfteir: (f ) Détachemem:  van den ZEVENJAAR. OÖRLOG. 159 werd de Poolfche voorftad dier plaatze operilyk door de Rusfen befprongen ; het geen den Koning verplichtte den Heer van Knobloch met. tien bataillons, en even zo veel escadrons, derwaards af te vaardigen. Wat het Oostenrykfche. Leger aanbelangt, dit bleef in eene geduurige beweeginge. Na de Neisfe over en weder over getrokken te zyn ^ floeg het zich neder by het dorp Baumgarten in de nabuurfehap van Wartha. De Koning bediende zich van dit oogenblik , trok over de Neisfe, en nam zynen ftand by Oppersdorf, vanwaar hy met een afzonderlyken hoop volks na Neuftadt vertrok. Hier had de Heer Bethlem zich neder geflagen met zesduizend Oostenrykfchen, en men vermoedde^ dat de Heer Laudon hem na den kant van Oppeln wilde zenden , ten einde den Maarfchalk Butturlin , die , naar men geloofde , voorhad daar den Oder over te trekken , om zich met het Oostenrykfche Leger te vereenigen, de behulpzaamc hand te lecnen. Des Konings voorhoede, die uit Husfaaren beftond, viel een regiment der vyanden op het lyf, dreef het tc rug en vervolgde het tot onder het gefchut van Hennersdorf, alwaar de Oostenrykfchen redouten hadden opgeworpen. De Heer van Ziethert was den Oder by Brieg en de Neisfe by Schurgast overgetrokken, hy kwam daarop van Steinau, en trok om de rechter zyde des Heeren van Bethlem heen , welke , daarop in haast na Jagefndorf wykende , vervolgd werd door den Hee-  17-51. Duisterheid van de oogmerken der Rusfen. 160 GESCHIEDENIS Heere van Losfuw , cn van Jagerndorf over Troppau tot aan dc andere zyde der Mora in Moravien gejaagd. De vyand verloor,by den aanval te Neuftadt en op zynen aftocht, vier- of vyf honderd man. Na dus den lieer Bethlem verwyderd te hebben, vestigde de Heer van Ziethen zich te Schnellwalde, en de Koning kwam weder by zyn Leger , welks linker vleugel bykans raakte aan het volk des Heeren van Ziethen, en welks rechter vleugel zich uitftrekte op de hoogten voor Oppersdorf. Dewyl de verceniging der vyanden in Opper-Silelicn door deeze verrichtinge bezwaarlykcr was geworden , was het niet waarfchynelyk , dat de Heer Butturlin volharden zoude in zyn voorneemen om by Oppeln over den Oder te trekken. De bewcegingen van des Konings Leger bragten het Oostenrykfche van nieuws in onrust. De Heer Laudon floeg zich neder by VVcidenau, des anderendaags by Johannsberg,alwaar het kort daarna hem ook niet behaagde , eindelyk trok hy weder over de Neisfe , en hield ftil omftreeks Camenz. Geduurende deeze verfchillende tochten en tegentochten, breidden de Rusfen zich uit aan dc. andere zyde des Oders. Zy pionderden en verwoestten het land ; en men hoorde van dc wreedheden , welke zy bcdrceven. Voor het overige waren hunne verrichtingen bedekt met zo veel duisternis , dat het onmogelyk was te doorgronden , of hun wcezenlyk oogmerk ware den  oen ZEVENJAAR. OORLOG. Xff .den Oder over te trekken in Qpper-Süefieri, of aan den kant van Ohlau, dan of zy eenige belegering wilden aanvangen ; met één woord, welke de onderneeming ware, die zy in den zin hadden. Dewyl men niets had , waarop men •met zekerheid konde ftaat maaken , oordeelde de Koning dienftig (*) zich tot alle uitkomftcn gereed te houden, en eenig volk tusfehen Breslau en Biïcg te zenden, het geen by de hand mogt weczen om dc eene cn de andere deezcr vestingen, welke het noodig mogt hebben, tc helpen, en tevens het oog op den Oder tc houden. Tot bereiking van dit oogmei k, vertrok dc Heer van Knobloch na Grotkau, vanwaar by, in weinige uuren, de gemelde twee Heden ter hulpe konde komen, en zelfs, indien het noodig ware , zich weder by des Konings Lc7 ger tc voegen. De Rusfen waren voortgetrokken tot Ilundsfeld , dat niet meer dan eene myl van Breslau ligt, cn dewyl deeze beweeging aanduidde, dat zy aan het overtrekken van den Oder in Opper; Silefien niet meer dachten, trokken des Konings Leger en het volk des Heeren van Zietheu weder over de Neisfe , en kwamen des anderendaags, door middel van een verhaasten tocht (f"!? by Strehlen, om zich altoos in het middelpunt tusr (*) In Oogstmaand. ( f ) Harche forcée. IV. DEEL, L Derzeiver aanlbg op Breslau mislukt,  1761. i62 GESCHIEDENIS tusfehen de beide vyandlyke Legers te bevinden , en derzelver vereeniging te beletten , zo veel het eenigzins mogelyk ware dezelve te keer te gaan. Men had den Heer Butturlin gevleid, dat men , door middel van vierduizend Oostenrykfche krygsgevangenen, welken te Breslau waren , eene der ftads poorten zoude kunnen overrompelen, en dat, indien de Rusfen ter zclfder tyd de Poolfche voorftad, welke aan de andere zyde van den Oder is , aantastten , zy, door een Routen flag , deeze hoofdftad zouden kunnen veroveren. De Heer van Czernichef belastte zich met deeze ondernecminge: hy trok, met eenig volk , in de gemelde voorftad , die open ligt: maar de Heer van Tauenzicn, Gouverneur der plaatze , had zoo juiste maatregels genomen , dat hy de gevangenen in bedwang hield , en de Rusfen afiloeg. De Heer van Knobloch ylde hem ter hulpe. Dccze beide Generaals deeden een hevigen uitval op den vyand, en verdrecven hem te eenemaal , uit het gedeelte der voorftad , dat hy nog bezet hield. De Koning vergenoegde zich niet met de voorzorgen , welke hy reeds ' genomen had : ten overvloede deed hy den Heer van Platen , met elf bataillons en vyftien escadrons na Rothenfirben vertrekken , vanwaar dezelve zynè , oplettendheid konde laatcn gaan over Breslau, en over den Oder den Heere Tauenzien hulp toevoeren, en tyding bezorgen van de plaatze, op welke de Rus-  Van den ZËVËNJAAR. OORLOG. 163 kusfen toebereidfels mogten maaken om de gemelde rivier over.te trekken. lntusf'chen (*) bragten des Konings uitgezonden partyen hem bericht, dat het Oostenrykfche Leger zich by Kunzendorf had nedergefia* gen, en dat de Rusfen het land omftreeks Breslau verlaten hadden. Hierop verliet het Leger zynen (land by Strehlen , en kwam , door een verhaasten tocht, voorby Schweidnitzer-Wasfer en Canth, alwaar de Heeren van Platen cn van Knobloch zich by hetzelve voegden. Des anderendaags (f) veranderde dc Koning den ftand des Legers , en deed het zich by Moys nederflaatl. In deeze legerplaatze verfpreidden zich verwarde geruchten Dankende de Rusfen , welken, zo ais men zeide, aan den kant van Auras den Oder waren overgetrokken. Sommigen verzekerden, dat het niets anders waren dan Kofakken, anderen fpraken van een afgezonden gedeelte (|) des Legers, en fommigen beweerden zelfs, dat de Heer van Buttürlin 'er met zyne gantfche magt ware. Dewyl deeze tyding van het allergrootfte aanbelang was, Helde men alles in het werk om hieromtrent nader licht te krygen. De Heef (*) Den negenden van Oogstmaand* (1) Den twaalfden. [Zo (laat in het oorfprong" lyke. Maar zoude dit niet moeten zyn den tien. den ? De zamenhang fchynt dit laatfte te begunfHgen. Fert.~\ C { ) Detachement* L a 1761* De Rnsfeit trekken ov. r den Oder.  1761. 164 GESCHIEDENIS Heer van Schmettau werd na Neumarck gezonden , vanwaar hy eene bende Kofakken verjaagde , en eenige krygsgevangenen bekwam: de Heer van Mollcndorf, op kondfehap uitgezonden na een dorp Rock geheten , verdreef vandaar insgelyks eenen hoop vyanden. Maar men ontving weinig licht van de gevangenen , welken zy in het leger bragten , dewyl dezclven, reeds drie dagen te vooren, al zwemmende over den Oder waren gekomen; en daar zy met pionderen zich bezig hielden , hadden zy zelfs niet onderzocht,wat 'er van den Heere van Butturlin en deszelfs Leger geworden ware. Eene beweeging , welke de Heer Laudon na den kant van Striegau maakte, gaf gelegenheid tot eene andere van des Konings Leger , om den heuvel van Leipe met den rechter vleugel, en Eisdorf met den linker, tc bezetten. Maar dewyl de vraag, of de Rusfen al of niet den Oder waren overgetrokken, nog Reeds op te losfen bleef, moest men , om daarvan gewisfe tyding te bekomen, eenen hoop volks afvaardigen, die fterk genoeg ware , om zich ruimbaan tc maaken , voorwaards te rukken, en, door het bezichtigen der plaatzen zelve, zich van de waarheid der zaake te verzekeren. De Koning zond, met dat oogmerk, den Heer van Platen af met veertig escadrons en tien bataillons ; en gelastte hem na den kant van Parchwitz op kondfehap uit te gaan. De Koning begaf zich by het regimentvan Ziethen, dat aan het uiterfte van den rechter  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 16$ ter vleugel gelegerd was, om den Heer van Platen met de oogen te geleiden, en te oordeclen, of hy noodig had onderfteund te worden , of men hem moest tc rug trekken, of welke maatregels men gevoegelykst zoude kunnen neemen. Maar naauwelyks had hy zich derwaards begeeven , wanneer een zwerm van drie- of vierduizend Kofakken op het regiment van Ziethen initorttc, met dat geroep en gefchreeuw, het geen zy gewoon zyn by het aanvallen te maaken. Men zond ylings na het Leger om dc cerfte regimenten , welke aan den rechter vleugel hunne plaats hadden , te doen aanrukken ; cn terwyl men derzelver aankomst afwachtte , ftelde men zich in ftaat om zich te verdedigen. De escadrons werden in tweeën verdeeld , om hunne fpits te beter te voorzien , en hunne zyden te dekken. Voor elke bende deed men eenen Onderofficier zich plaatzcn met tien Husfaaren, welken bevel hadden om zich gefloten en onbeweegelyk te houden , en zich alleenlyk met karabynfehooten, al fchcrmutfelendc, te verdedigen. Zo ras de Kofakken vertooning maakten van deeze kleine afgezonderde benden op het lyf te willen, vallen , onderlteunden de escadrons, die meer achterwaaards ftonden, dezelve met de fabel in de vuist , zonder , evenwel , zich in een gevecht te wikkelen. Dit fchermutfelen duurde anderhalf uur: maar zo ras de Kofakken van verre de aanrukkende hulp gewaar wierden, namen zy met verhaastinge de vlucht, en weeL 3 . ken  Voerdeel op (le OostenrykfcheRuitery behaald. ,66 GESCHIEDENIS ken na den kunt van Gros-Wandris. Al wie flechts den Kofakken een goed gelaat toont , heeft niet veel gevaar te loopen: want het regiment van Ziethen , dat veel minder in getal was , hield het alleen tegen hen uit, zonder dat een eenig Husfaar gevangen genomen of gekwetst wierd. Naauwelyks had dc hulp uit het Leger zich by den Koning gevoegd, wanneer men in de vlakke velden van Jauer veertig Oostenrykfche escadrons ontdekte , welke op een Herken draf voorttrokken na Wahlftadt. De Heer van Platen had , van zynen kant, de Rusfen gedreven tot voorby Gros-Wandris : de Koning had hem den Heer van Ziethen nagezonden , met zes bataillons en tien escadrons om hem te onderfteunen , en volgde hem ten laatfien zelve. Zo ras de benden op de hoogte van Wurgen waren , zag men het voorfte gedeelte der Oostenrykfche Ruiterye , welke aan den kant van Wahlftadt uit de engte kwam. Zy werd terftond begroet met eene goede vlucht gefchutkogelcn, cn wanneer, onmiddellyk daarna, dc Heer van Reitzenftein , met de Dragonders van Finck en twee escadrons van Czetteritz, haar aangreep, wierpen twee achtereenvolgende aanvallen haar weder in dc engte, uit welke zy gekomen was, en men-maakte driehonderd krygsgevangenen. Deeze Ruitery vluchtte , met gefcheurde gelederen , na Jauer , en flechts één regiment voegde zich by den Heer van Butturim , dewyl het eerst de engte was doorgetrokken.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 167 ken. Het geval wilde, dat zelfs dc Kofakken, in dcezc gelegenheid , de Oostenrykfchen hielpen verdaan. He Oostenrykfche Dragonders , welken het hoofd der kolom hadden uitgemaakt, waren in het blaauw gekleed: de Rusfen zagen dezelven voor Pruisfifchen aan ; en terwyl de Heer van Reitzenftein hen aantastte , grecpen de Kofakken hen in de zyde. Onze Ruitery, de Oostenrykfchen overwonnen hebbende, dreef de Rusfen, op hunne beurt, tot onder dc legerplaats , in welke de Heer van Butturlin zich verfchanst had. Zyn Leger bellocg den grond van het dorp Koschwitz, tot aan het dorp Kunzendorf: het was by Leubus over den Oder getrokken, en had met groote vlyt gearbeid om zich in deezen post te verllcrken. De redenen , welke de Koning had om de Rusfen niet aan te tasten , blcevcn fteeds dezelfde. Hun Leger had zich dcrwyze geplaatst, dat men het niet, zonder veel volk op tc offeren, op dien voordeeligen grond zoude hebben kunnen overweldigen, en wy hadden geen volk te veel. Dat den Koning gevolgd was beliep in het geheel vierentwintig bataillons en achtenvyftig escadrons , dewyl het gros des Legers, met den Markgraave Karei , in de legerplaatze van Leipe was gebleven , om den rug vry te houden voor des Konings benden, en om tevens, van naderby, het oog te houden op de beweegingen der Oostenrykfchen. Ondertusfchen was dc afftand niet zo groot, dat deeze beide lichaaL 4 men 1761. Waarom da Koning niet op de Rusfen aanviel.  ï<& GESCHIEDENIS rhen zich niet in minder dan twee trurcn korfde» byèenvöegen. De Heer Laudon was al te ver van Leipe verwyderd , om den Markgraaf onvoorziens tc kunnen aantasten: wat 'er ook gebeuren mogt, deeze had tyds genoeg om kennis te geevén, en hulp af te wachten. Wat de Rusfen aanbelangt, derzclver traagheid liet den Koning toe, ingevalle van noodzaaklykheid, den Markgraaf Karei by zich te doen komen. Zyne Majefteit nam zyne legerplaats tusfehen KleinWandris en Wahlftadt. Hy deed dezelve zorg* vuldiglyk verfterkeir, om niet onverhoeds overvallen te worden , en men hcfftclde eene oude redoute aan den Wurgentcich , om zo veel té beter dc gérrreenfehap tusfehen dc beide Pruisfifche Legers te verzekeren. Des anderendaags vertoonde zich eene nieuwe legerplaats achter Jauer. Te weetén, dat dit Oostenrykfchen waren , was niet genoeg: men moest ook doorgronden , met welke oogmerken dit volk zich na deezen kant bcgceven had. Ten dien einde verkleedde men eenen Officier en drie Husfaaren , vVelken een weinig Rusfisch verftondeiij als Kofakken ; en deezen floopcn des morgens vroeg in de legerplaats by Jauer , onder voorwcndfel, dat zy, by gebrek van kundigheid in de wegen , onder het uitgaan op kondfehap , verdwaald waren. De Oostenrykfche Officier, welke de wacht had , bewees hun allerlei beleefdheid, cn zeide, dat zy behoorden tot eenen hoop van zesduizend man , onder bevel vail den  Van den ZEVENJAAR. OORLOG. 169 den Hecre Brcntano , en gelast waren het Oostenrykfche gefchut te dekken, het geen de lieer Laudon derwaards had doen vooruit trekken , 0111 het te beter by de hand te hebben , ingevalle de Pruisiifchen de Rusfen mogten aantasten , en dat dan de Oostenrykfchen zich ter* ftond in het fpel zouden mengen ; zo dat de Koning van Pruisfén, door twee Keizerlyke Legers overftelpt , noodwendig zoude moeten bezwyken. Ue Heer van Butturlin brak den volgenden dag op ; hy trok naby Lignits langs , cn nam zynen ftand by het dorp Klein-Eicke. De Heer van Laudon meende dus den Koning gelegenheid te hebben gegeven , om de Ruslen op hunnen tocht aan te tasten. De bcweeging des Heeren van Butturlin gefchiedde ouder het bereik van het Pruisfifche Leger , en langs eenen grond, die niet bezwaarlyk fcheen te gebruiken: maar men moest niet afwyken van zyne beginfelen. De Rusfen werden niet aangetast; zelfs ontrustte men hunne achterhoede niet. Na de beweeging, welke zy gemaakt hadden, was het onmogclyk zich verder te verzetten tegen hunne verecniging met de Oostenrykfchen. Deezen hadden zich op hunne hoede gehouden : om geen vat aan zich te gcevcn , had de Heer Laudon den voet van het gebergte nimmer verlaten, en de behendigheid gehad van , by alle gelegenheden , de Bondgenooten van het Huis van OosL 5 ten- l?6ti LAUDON tracht vergeefs den Koning uit te lokken.  iy6i. Vruchtelocze pooging om de Oostenrykfchenyan hunne magazynen af te fnydpn. i?o GESCHIEDENIS tenryk bloot te (lellen voor de gevaarlykfte tochten en onderneem ingen. De voordeelrgfte party, welke de Koning, in deezen toeftand , konde kiezen , was, door een verhaasten tocht, de hoogten van Kunzendorf te winnen, dewyl men, indien men vóór den Heer Laudon dien post konde bezetten , het Oostenrykfche Leger affneed van zyne magazynen, en de Rusfen , welken niet anders konden beftaan dan van de leevensmiddelen, welke de Keizerin- _ Koningin hun bezorgde , zich , by gebrek van brood, genoodzaakt zouden gezien hebben, om zich nader by den voorraad, welken zy in Poolen gelaten hadden , te bcgeevcn : zo dat dit ontwerp , gclukkïglyk uitgevoerd zynde , voor deezen veldtocht de geheele gedaante der zaaken in Silefien zoude veranderd hebben. Des Konings Leger begaf zich terftond op den tocht, en de Markgraaf zond, om tyd te winnen, terftond den Heer van Knobloch uit , om den Pitfchenberg in te neemen, over welken het Leger noodzaaklyk trekken moest. Hy llocg zich op den eigenden avond daar neder, en des anderendaags (*) trok het Leger uit de engten omftreeks Jauernick en Bunzelwitz. Maar men miste het oogmerk , dat men zich had voorgefteld. De Heer Laudon was den Koning voorgekomen , cn des daags te vooren had reeds een twintigtal bataillons van zyn Leger zich by Kun- zen- (*) Den twintigften,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 171 jzendorf nedefgeflagen. Dc hoogten van Kunzendorf maaken eenen post, in welken de benden, die zich op denzelven bevinden , niet kunnen overweldigd worden. Men konde geen ftouten llag waagen , tc meer, dewyl men het Oostenrykfche Leger ontdekte , dat in vollen aantocht was om zich na dcezc legerplaats te begceven, en dezelve in haare volle uitgeftrektheid te bezetten. Het Leger des Konings, niet aanvallender wyze kunnende te werk gaan, breidde zich van het gebergte van Wurben uit na het dorp Zeelten, waar de rechter' vleugel eindigde, die voor een gedeelte gedekt was door het Nonnenbusch. Niets Helde nu der vcreeniginge van de Rusfen en de Oostenrykfchen voortaan eenige hindcrpaalen in den wech. Men voorzag, dat deeze beide Legers binnen kort zich omftreeks Schweidnitz zouden verzamelen. In deeze omftandighedeu , moest de Koning zorg draagen voor de veiligheid zyner legerplaatze, en voor die der vestinge Schweidnitz. Hy konde eenen Rand by Pulzen neemen, alwaar de natuur alles fchyut gedaan tc hebben, wat eene legerplaats kan verfterken. Maar, indien het Leger zich daar in veiligheid bevond, men ftelde zich, van den anderen kant, daardoor in gevaar, dat de Heeren van Laudon, en van Butturlin, Schweidnitz zouden belegeren, in het gezicht des Konings , met zyn gantfehc Leger, en zonder dat hy het konde beletten. Om deeze reden gaf men 1761. De Koning doet zyne legerplaats verfterken.  kji. GESCHIEDENIS men de voorkeus aan den ftand by Bunzelwitz, dewyl deeze de vesting dekte, en de belegering ondoenlyk maakte. Men had, evenwel, nog te Vreezen, dat het Leger der beide Keizerinnen volk op Breslau zoude afzenden; het geen den Koning mogt noodzaaken de nabuurfehap van Schweidnitz te verlaaten , en daardoor den vyanden de gelegenheid en de middelen zoude verfchaft hebben, om de laatstgemelde plaats te belegeren. Maar het was onmogelyk zich te Verzetten tegen alle onderneemingen, welke zo veel talryker benden konden beproeven, en men moest iets aan het geluk overlaaten. Om ondertusfehen den ftand des Pruisfifchen Legers tc verzekeren, deed de Koning zyne legerplaats verfterken , zo in de fpitze, als op de zyden, en van achteren, üeeze legering werd eene foort van wapenplaatze, voor welke het gebergte van Wurben als voor een kasteel verftrekte. Van deeze hoogte tot aan het dorp Bunzelwitz , was de legerplaats gedekt door een moeras. Men verfterkte de voorzyden der dorpen Bunzelwitz en Jauernick, en men plaatfte 'er groote batteryen, welker vuur, zich kruisfende, de fpits verdedigde, aan welke de Heer Laudon den Koning zoude hebben kunnen aantasten; zo dat de Oostenrykfchen genoodzaakt waren deeze twee dorpen te veroveren, eer zy in ftaat konden zyn om het Leger zelve te ontginnen. Tusfehen deeze beide dorpen, maar een weinig meer achterwaards, was de fpits des Voetvolks ge-  van den ZEVENjAAR. OORLOG. 173 gedekt door groote redouten, die met een aantal ftukken gefchut bezet waren. Tusfehen beide had men doortochten open gehouden, om der Ruiterye ruimbaan tc laatcn, indien meu het noodig oordeelde. Voorby Jauernick, en meer achterwaards na den kaut van het Nonnenbusch, had men vier heuvels verfchanst, welken den gchcelcn grond behccrschtcn , en voor welken tene modderige cn ondoorwaadbaarc graft liep, alwaar men met klein geweer den vyand het liaan van bruggen konde beletten. Verder na tic rechterhand, doorfneed eene groote verhakking (*) bet Nonuenbusch, en werd verdedigd door de jaagers en dc Vry-bataillons. Oe modderige graft, van welke wy gefproken hebben, kromde zich achter het bosch, en aan den voet der heuvelen, langs welken het Leger zich uitftrekte. Aan het uiterlic van den rechter vleugel begon de zyde des Legers, welke, eene met de beek van Striegau evenwydige lyn maakende, uitliep op ecu bosch, het geen gedekt wierd, door de engte die van Pé> terwitz komt. In dit bosch, het geen achter den rug des Legers was, had men eene gemaskerde battery aangelegd, welke , achter eene verhakking, gemeenfehap had met eene andere battery, welke men, aan het einde van hetzelfde bosch, aan den kant van Neudorf, had geplaatst. Vandaar begon eene andere verfchan- fing, {*) Abatis. 1761.  l/6i. De Pruisfifchen worden bykais ingeflotcn. X74 GESCHIEDENIS fing, welke achter het Leger zich vercenigdè met de werken, die men op de hoogte vari Wurben had gemaakt. De verfchanfmgen hadden overal eveneens de dikte van zestien voeten , en de graften twaalf voeten diepte op zestien wydte. De fpits was omringd met zwaare ftormpaalen, en de uitfpringende deelen der werken waren ondermynd. Voor de Mynen had men wolfskuilen gegraven , cn voor deeze kuilen maakten dicht in een geplaatfte, cn in den grond vastgezette, Friefche Ruiters, den geheelen buitenften omkring. Het Leger des Konings beftond uit zesenzestig bataillons en honderddrieënveertig escadrons : vierhonderd-enzestig Rukken gefchut lagen op dc onderfchciden werken; en honderd-entwee-entachtig gevulde Mynen waren gereed om te fpringen, op het eerlte teken, dat men daartoe zoude geevcn. Men had den tyd nog niet gehad om alle deeze werken geheel te voltooien, wanneer de Heer van Butturlin aan het hoofd van zyne Rusfen verfcheen. Hy kwam zich ttederflaan (*) aan den voet der hoogten van Hohenlriedberg. Twee dagen daarna (f) veranderde hy zynen Rand. Het gros van deeze benden beflocg den grond, die van Oels na Striegau loopt. De Heer van Czernichef breidde zich uit van den Strek* (*) Den vyfëntwintigften. (j) Den zevenëntwintigften.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 175 Srreitbcrg na Nicklasdorf. De Heer van Brentano plaatfte zich op de linker zyde der Rusfen by Preilsdorf, en dc fleer van Berg, met zyne Kofakken, nam post by Lasfen , vanwaar hy over dc beek van Striegau trok, en het Pruisfifche Leger in den rug kwam. Wat den Heer van Beek aanbelangt, die nieuwlings uit de Lausnitz was aangekomen, men plaatfte hem tusfehen Gels cn het Nonnenbusch, om dc onderlinge gemcenfehap der beide Keizerlyke Legers te verzekeren. De dus genomen ftand der vyanden maakte eene foort van inflnitings linie, welke twee derdcdeelen des Pruisfifchen Legers omringde. Toen geloofde de Heer Laudon ftraffeloos zyne bergen te kunnen verhaten. Hy daalde neder in dc vlakte, en breidde zyne Oostenrykfchen uit; beginnende van Camerau, en over Arnsdorf voortgaande tot na Cirlati. Tusfehen Camerau en Arensdorf deed hy werken aan eene verfchanfinge, waaruit hy voorgenomen had den aanval tegen des Konings Leger te beginnen, en welke hem even zeer tot het aanvallen dienen konde, als tot verdediging, ingevalle hy genoodzaakt wierd te wyken. Dit werk werd door het Pruisfifche gefchut dikwyls geftoord. Ondertusfchen hadden deeze vertooningen een zo ernftig voorkomen, dat zy met zekerheid het bcfluit fcheenen aan te kondigen, het geen de vyanden genomen hadden om de Pruisfifche benden aan te tasten, cn 'er alles aan te waagen , wat 'er van komen mogt. Den- i76t*  Schikkingen des K'nirgs .om zich te yecdedigen. 176 GESCHIEDENIS Denzelfden dag deed de Heer Laudon eene pooging tegen dc fpits van het dorp Jaucrnick. Dc tegenftand, dien hy daar ontmoette, ging de denkbeelden, welke hy 'er van gehad had, verre te boven. Hy deed den Major Fa vrat, die 'er het bevel voerde, opeifchen om zich over te geeven. Deeze Bevelhebber antwoordde hem op den toon, welken men van eenen man van eere moest verwachten , cn de Heer van Laudon was genoodzaakt van zyne onderneeminge af te zien. In de verwachtinge, waarin men was van een op handen zynde gevecht, maakte men alle noodige fchikkingen tot eene dappere verdediging. Des daags had men weinig te duchten, dewyl de legerplaats van eene oubedenkelyke fterkte was , maar des nachts had men , uit hoofde van de groote nabyheid der [vyandlyke] Legers, veel te vreezen. Het was niet waarfehynelvk, dat den Pruisfifchen eenig ongeluk zoude overkomen, ten'ware de Heer van Laudon, onder begunftiging der duisternisfeu en der donkerheid, by verrasfmg zich meester maakte van eenig gedeelte der legerplaatfe, eer de in den flaap bedolven benden den tyd had^ den om tot deszelfs verdediging toe te fclrietcn. Om zulk een ongeval voor te komen, deed men alle avonden de tenten ftryken, het Leger fchaarde zich in de verfchanfmgen , en bragt de nachten door onder de wapenen. De nabyheid van Schweidnitz, in welke dc Pleer  van den ZÊVENJAAR. OORLOG. 17? van Laudon zich bevond, door de posten van Camerau, van Schonbrunn en van Bockendorf, v/elke hy bezet had , veroorzaakten van den andereu kant de noodzaaklykheid om eenig volk te plaatzen tusfehen Schweidnitz en het Leger, zo om de gemelde plaats, in geval van nood en van aanval, te kunnen byfpringen, als tot dekking van de geleiden des Legers , het geen zyn brood, zyne voeraadje cn zyne leevensmiddckn, alleen uit deeze vesting moest trekken. Met dat oogmerk begaf de Heer van Gablenz zich met eenen hoop van etlyke bataillons voorby Tunkendorf, alwaar zyn rechter vleugel befchermd werd door de bafteryen der legerplaatze , de linker door het gefchut van Schweidnitz, cn alwaar hy bovendien zynen ftand nog meer verzekerde door goede verfchanfingen, met welke hy zyne fpits dekte. Denzelfden dag ontvingen de Generaals (*) de fchikking van de verdediginge der legerplaatze, en van de wyze, op welke ieder zich te gedraagen had in dat gedeelte, alwaar hy het bevel voerde. Hoe uit* geftrekt ook de grond mogt weezen , welken het Pruisfifche Leger befloeg, had men middel gevonden, om de mogelykheid van den aanval tot drie punten te bepaalen. Het eerfte was tusfehen de dorpen Bunzelwitz en Jauernick. De Koning had voorgenomen dit gedeelte zelve te verdedigen tegen den Heer Laudon, welke zyne na- (*) Officiers generatix. IV. of. el. M I7fjl.  i?8 GESCHIEDENIS 1761. nadernis (*), of verfchanfing, aan dien kant had opgeworpen. Het Was den Oostenrykfchen onmogelyk deeze verfterkte dorpen achter zich te laaten , en op het middelpunt in te booren, dewyl zy een ontzachlyk vuur uit grof gefchut. op hunne beide zyden door te ftaan zouden gehad hebben. Men moest daarom vermoeden, dat zy , voor alle dingen , zich zouden toeleggen om eenen van deeze posten te overmeesteren. De Koning befloot hen daaraan te laaten arbeiden , en zyne Ruitery niet op hen los tc laaten , dan na dat zy reeds een aanzicnlyk verlies zouden geleden hebben. Men konde , daarenboven , de benden van deeze beide dorpen door verfche hoopen van Voetvolk ondei>fteunen , zo veel men dienftig zoude oordec-» len; zonder nog te rekenen, dat zestig Hukken gefchut van werken, ter zyde van deeze dorpen aangelegd, den toegang tot dezelve verdedigden. Het tweede punt , waarop een aanval konde gefchieden (f), was tusfehen het dorp Zefchen en het bosch op onze rechter zyde. De Heer van Ziethen voerde hier het bevel. De Rusfen , welken tegen over hem gelegerd waren, zouden waarfchynelyk met deeze onderneeminge belast worden. Om by de Pruisiifchen tc komen , waren zy genoodzaakt de beek van Striegau C*) Approche. C t) Le feeand point d'attaque.  van den ZEVENJAAR. OORLOG, tft gau over te trekken , onder het vuur uit het klein geweer en het gefchut onzer verfchanfmgen, en zouden by deezen overtocht hun beste Voetvolk verloren hebben, zonder de menigvuldige hinderpaalen te rekenen , welke zy nog moesten te boven komen om de verfchanfingen te naderen; zo dat eenige aanvallen van Ruiterye , welke de Heer van Ziethen van pas zoude hebben doen verrichten, genoeg zouden geweest zyn om hen te verttrooien. Het derde punt van aanval was aan den kant van Peterwitz, en van de engte, welke dit gedeelte der Pruisfifche legerplaatze dekte. De Heer van Ramin verdedigde dit gedeelte, en de aanval zoude, naar waarfchynlykheid, zyn bevolen geweest aan de Heeren van Czernichef en van Brentano, dewyl het volk , dat deezen onder zich hadden , 'er naast by was. Men had beflotett den vyand in vrede te laaten voorttrekken tot aan de engte van Peterwitz, alwaar hy in de zyde zoude zyn gegrepen door de gemaskerde battery van het bosch, welke geheele laagen van fchroot op hem konde afzenden; waarna de Heer van Platen last had, om met veertig escadrons hem in den rug te vallen, en tot dit einde had men eenen wech dwars door het bosch gereed gemaakt, langs welken hy konde uitkomen. Dc grootfte fterkte van deeze legerplaatze beftond hierin, dat zy den vyanden drie wapens ontnam, welke zy alle voor dePruisfifchen bewaarM 2. ds Sterkte van des Konings legsrplaat-  i8ö geschiedenis 1761. rc Ruffi- iche Gene» raai fchroomt dezeive aan te tasten. de. De aanvallers konden zich van gefchut niet bedienen, dewyl, alle Landen rondom de verfchanling zeer veel laager zynde dan de grond, op welken dezelve gemaakt was, hun gefchut zoude losgebrand hebben zonder eenige uitwerking te doen. Even weinig konden zy van hunne Ruiterye zich bedienen; want zo ras zy deeze flechts vertoond hadden, ware zy vernield geworden door het vuur der battcryen. En wat zouden zy uitgevoerd hebben door middel van het klein geweer? Zouden zy met fnaphaanfehooten tegen het gefchut geftreden hebben?. Kónden zy al fchietende de Friefche Ruiters uittrekken , en de fformpaalen omhakken ? Men was derhalven Verzekerd, dat men in deezen ftand gebruik gemaakt had van al het voor* deel, het geen de grond en de kunst aan het eene Leger kunnen geeven boven het andere. Na het maaken deezer fchikkifigen, verwachtten de Pruisfifchen (*), met gerustheid, de onderneemingen hunner vyanden. Kort na de aankomst des Heeren van Butturlin, kreeg men een Rusfifchen Officier gevangen, die in den nacht was verdoold geraakt., en, terwyl hy meende de wachten zyner legerplaatze te naderen, zich bevond in het midden der Pruisfifche. Deeze man, die niet loos was3 zeide openhartiglyk, dat de Generaals beiloten hadden de verlchanfingen des Konings, op den eer- (*) In Herfstmaand.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 181 eerften van Herfstmaand, aan te tasten. Het vyas waar, dat de Heeren Butturlin en Laudon deezen aanval te zamen beraamd hadden, en dezelve zoude plaats gehad hebben zonder de volgende omftandigheden. De Heer van Butturlin , die lange zittingen aan tafel hield, by welke de wyu niet gefpaard werd, had, in een oogenblik van vrolykheid, en met het glas in de hand , zyne toeftemming gegeven tot het geen de Heer Laudon hem had voorgeilagen. De fchikkiugen tot de drie aanvallen waren in gefchrift gefield, men had ze gezonden aan de voornaamfte Officiers der Legers, welken [op de byzondere posten] het bevel voerden, cn de Heer Laudon was wel te vreden over de. Rusi fen heen gegaan. De Heer Butturlin geraakte daarop in flaap, en, by zyne ontwaaking, zyne voorzichtigheid, geraadpleegd, hebbende., herriep hy de bevelen, welke reeds gegeven waren, dewyl hy, met eenige reden, vreesde, dat de Oostenrykfchen zyn Leger zouden opofferen zonder het behoorlyk te onderfteunen, en dat, indien dc onderneeming niet gelukte, de Rusfen 'er alleen de blaam en de fchande van zouden, wechdraagen. In plaatze van de groote Ontwerpen , met. welke men zich des middags had bezig gehouden, vergenoegde hy zich met eeni-n ge bomben na dc PvuisiïTehe legerplaats te doen werpen, maar welke dezelve, op eenige honderd fchreden afftands na, niet, bereikten. Wanneer de Heer Laudon bericht, ontving van. deeza M 3 ffhie^ 1761.  *8a GESCHIEDENIS 1761, De Rusfen en Oosten? yyklchen lireeken. op, Rusfifche Msgazynen in Poolen vernield. fchiclyke veranderinge, was hy woedende; 'ervertrokken renboden na Weenen, en de Generaals gedroegen zich koel jegens elkander. Evenwel, de zaaken bleeven zo als zy waren, alleen met deeze uitzonderinge, dat de Heer van Laudon het volk des Heeren van Drasko-. witz van Wartha deed naderen, en het op de hoogten van Ludwigsdorf plaatfte. De Legers bragten het overige van den tyd door met elkander aan tc kyken, tot aan den tienden van Herfstmaand, wanneer de Heer Butturlin opbrak, cn den wech na Jauer inlloeg, dewyl de Oostenrykfchen geene Magazynen had-, den, die aanzienlyk genoeg, en geene kudden, die talryk genoeg waren, om hem van brood en vleesch te voorzien. De Heer Laudon, welke geloofde te zeer blootgedeld te zyn, indien hy, na het vertrek der Rusfen, in de vlakte bleef, week na het gebergte, en hernam zyn ouden ftand by Kunzendorf, De Koning vaardigde denzelfden dag den Heer van Platen af na Breslau, met het Volk, dat hy den gantfehen tyd onder zyne bevelen had gehad, onder voorwend.fel van een geleide na het Leger te brengen. Zyne waare beftemffiing was den Oder over tc trekken, en verhaaste tochten te doen om het groote Magazyn té vernielen, het geen de Rusfen hadden in een kleine ftad van het-Palatinaat van Pofen, Koublin geheeten , om vandaar zich te voegen by den Prins van Wurtemberg, die zyne hulp konde.  van ren ZEVENJAAR. OORLOG. 183 de noodig hebben; cn eindelyk moest hy, na dat de veldtocht in Pqmeren zoude zyn afgelopen, zich in Saxen met Prinfe Hendrik gaan vereenigen. De Heer van Platen vernielde den voorraaa te Koubtin; hy veroverde daar vyfduizend wagens, vyf bataillons, tweeënveertig Officiers en zeven (lukken gefchut. Vandaar trok hy na Pofen, alwaar hy alles bedierf wat den Pvusfen toebehoorde; waarna hy zynen tocht na Pomeren en na Colberg vervolgde. D;eze verrichting verhaastte den aftocht des Heeren Butturlin , en deed denzelven het denkbeeld verliezen, het geen hy, misfehien, had om in de Keurmark te dringen, Hy haastte zich om den Oder weder over te trekken (*), ten einde Poolen weder te bereiken. Het volk des Heeren Czernichef had geen deel in deezen tocht; het beliep, ten naasten by, twintigduizend man, en was by den Heer Laudon gebleven , dewyl de Keizerin van Rusland der Keizerinne-Koninginne dit zonderlinge blyk haam vriendfehap wel had willen geeven. Indien de voorraad van leevensmiddelen' des Konings Leger had toegelaaten zich in de legerplaatze van Bunzelwitz te blyven ophouden, zoude de veldtocht in Silefien zyn ten einde gelopen, zonder dat de ontzachlyke toerustingen der vyanden eenige merkwaardige gebeurtenisfen voortgebragt hadden. Maar het Maga zyi ('*) Den zeventienden. M 4 17001, De Rusfen wykeii meestendeels na, Pooien, Het Legea verwyders zich vr.ii Si hweid." mtz ,  1*4 GESCHIEDENIS zyn van Schweidnitz, dat, geduurende eeu groot gedeelte van deezen veldtocht, het Leger van leevensmiddelen verzorgd had, begon ten einde te loopen. De voorraad, welke 'er nog voorhanden was, konde niet langer dan voor eene maand dienen. Zedert het vertrek des, Heeren van Platen, dorst de Koning het Leger door het afzenden van nieuwe hoopen volks, niet verder verzwakken. De groote verzameling van voorraad was te Breslau, en men had niet minder dan tienduizend man tot dekking noodig, om de geleiden vandaar met veiligheid na het Leger te brengen. Deeze redenen , rypelyk overwogen zynde, deeden het befluit neemen , om met het Leger Neisfe te naderen, alwaar men leevensmiddelen. en voeraadje in overvloed zoude vinden , en vanwaar men den vyand ongerustheid konde aanjaagen , zo voor het Graaffchap. Glatz als voor Moravien, om den Heer Laudon na deezen kant te lokken, en daardoor de Rusfen en de Oostenrykfchen van Schweidnitz te vcrwydcren. Ingevolge van deeze fchikkinge, betrok het Leger eerst de legerplaats by Pulzen, alwaar het zich eenige dagen ophield. De Koning liet in Schweidnitz vyf voltallige bataillons, de herftelde zieken van het Leger, en honderd Dragonders. Hy gelastte den Heer van Zastrow, die in de vesting het bevel voerde, voorzorg en waakzaamheid te gebruiken, om alle onderncemingen voor te komen, welke de vyand, geduurende de af- wee-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 185 weezigheid des Pruisfifchen Legers, mogt fmceden. De Koning betrok den aehtëntwintigften de legerplaats by Siegroth, en den negenëntwintigfien die van NosCen by Munfterberg, alwaar hy zich bleef ophouden, om uit de beweegingen der vyanden te oordeelen, welke party dezelven zouden kiezen. De Heer Laudon zond terftond volk af, om de posten van Silberberg en van Wartha te verfterken 1 maar zyn Leger, waarby de Hees van Czernichef zich bevond, was zo talryk, dat eene vermindering van twintig- of dertigduizend man hem niet verhinderde te handelen zo als hy dienftig oordeelde. Den eerjten van Wynmaand ontving de Koning te Nosfen bericht, dat de Oostenrykfchen, door een gewaagden flag, zich meesters van Schweidnitz gemaakt hadden. Hoe ongeloollyk ook deeze tyding mogt fchynen, hy werd éven* wel waar bevonden. Deeze onderneeming was beraamd en beftuurd op de volgende wyze. Men had. in deeze vesting omtrent vyfhonderd krygsgevangenen in bewaaring, onder welken zekere Major Roca , een Italiaan en partyganger, een der voornaamften was. Deeze Major had zich voorgefteld, dc vesting, in welke hy bewaard werd, den Oostenrykfchen in handen te doen vallen. Met dat oogmerk, had hy dc behendigheid gehad van zich/zo wel in tc dringen in de gunst des Bevelhebbers , dat deeze hem grootere vryheid toeftond dan ecu krygsM 5 ge 1761. dat door da. Oostenrykfchen overrompeldwordt.  iM G E S C. II I E D E N I S gevangen behoort te hebben, vooral, wannee?. dc ftad , ia welke men hem bewaart, door vyanden omringd is. Roca ging door de vestingwerken wandelen; hy wist de plaats van a»; de wachten, en van al dc byzondere vergaderingen ; hy bemerkte de verfcheidene verwaarloozingcn, welke in den dienst der bezettinge plaats hadden; hy verkeerde in het openbaar met de geheele waereld, cn bezocht daarenboven vry dikwyls de Oostenrykfche krygsknechten, welke, even gelyk hy, krygsgevangen waren; eindelyk, hy richtte in dc ftad kuiperyeii aan, fpaarde geene omkoopingen, en zond den. Heere Laudon naauwkeurige berichten van alles, wat hy zag, gewaar werd, of zelve uitdacht om denzelven tot de verovering deczer ftad gelegenheid te geeven. Op de kundigheden, welke deeze Major den Heere Laudon bezorgde, grond-, de de laatstgemelde zyn ontwerp om de plaatsi te verrasten, en voerde het uit in den nacht tusfehen den laatften van Herfstmaand en den. eerften van Wynmaand, zo als wy zullen verhaaien. Fly verdeelde twintig bataillons tot het doen van vier onderfcheiden aanvallen , den eenen op de Breslaufche poort, den tweeden op de Striegaufche poort, den derden op de fchans Bockendorf, en den vierden op de Waterfchans, De Heer van Zastrow was op eene dansparty geweest: dewyl hy, evenwel, eenig vermoeden had gekreegen, deed hy de bezetting tegen de». ?.vond de wapenen opvatten, en verdeelde ze in 4$  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 1S7- de vestingwerken: maai- hy beging den roisflag van aan de Officiers geenen last te geeven , raakende de wyze hoe zy zich hadden , tc gedraagen; van zyne Ruitery niet, tot eenen bepaalden afftand , op kondfehap uit te zenden, van geene vuurballen te doen uitwerpen om het veld te verlichten ; kortom, van te onachtzaam te zyn omtrent alle zyne plichten. Ondcrwylen trokken de Oostenrykfchen voort, en kwamen tot aan dc ftormpaalen, eer zy ontdekt werden. Pot alle verdediging werden 'er flechts twaalf fchooten uit het gefchut gedaan, en het vuur uit het klein geweer was zo zwak, dat de vyanden doen konden wat hun behaagde. De. wacht aan de Striegaufche poort werd verrast* Van daar drongen zy in de vestingwerken. In deeze. verwarringe ligtteu de Oostenrykfche krygsgevangenen het momtuig af: zy maakten zich meester van de binnenpoort der ftad , en openden ze voor de eerfte vyandlyke benden, welke zc naderden : kortom, in minder dan een, uur, maakten de Oostenrykfchen zich meester van de geheele ftad. De Heer van Bévilie, welke in de Waterfchans het bevel voerde, was de eenige, die het uithield, tot dat alle kans van heritelling verloren was, en hy geene middelen meer had om zich te verdedigen. Het toevallig fpringen van een kruidmagazyn, in dc fchans van Bockendorf, deed den Oostenryk-, leliën eenig volk verliezen: zonder dit zoude dc verovering deezer ftad hun niets gekost hebben. Een •  iSS GESCHIEDENIS 176.1. Des Konlnr.3 maatregels om de" Oostenrykfchen in omza'cn te houden* Een zo onvoorzien ongekik bragt alle maatre^. geïs des Konings in de war. Hy moest zyne ontwerpen laaten vaaren , zyn bellek verande* ren, cn, voor het overige van den veldtocht, op niets anders bedacht zyn dan om de vestin7 gen, en den grond , te bewaaren, welken men tegen de groote overmagt, der vyanden konde befehermen. Het Leger trok na. Strelilen, alwaar het zich nederftoeg om 'er eenigen tyd te ver? toeven , ten. einde Neisfe, Brieg en Breslau tevens te dekken. De Koning, had,uit voorzorg, eene legerplaats by Breslau doen verfchanfen» Het eerfte oogmerk was geweest zich van de? zelve te bedienen voor de uitgezonden hoopen volks, welken dikwyls deeze hoouiftad tot op een kleinen afftand naderden :zy zouden 'er zich. te« gen den vyand hebben kunnen, verdedigen tot op de aankomst van des Konings Leger. In de omftandigheden, in welke men zich nu bevond^ konde het Leger zelve 'er gebruik van maakeiu. de Pruisfifchen hadden , om 'er te komen, eenen, dagtocht minder te doen. dan. de vyanden. Van, dit tydftip af, zag de Koning zich bepaald toe eene enkel verdedigende wyze. van handelen maar men moest zorg draagen , dat. de Heer, Laudon hiervan geen vermoeden kreeg :. want, indien dit geheim hem ware hekend geworden., zoude het hem gewonnen fpel, op de Pruisfifchen gegeven hebben,, Om te beter zyne bedoelingen. :e vermommen , gaf de Koning aan het Leger, D?vel 5 dat de benden zicli tot het gevecht. moes->  vam ken 2EVENJAAR. OORLOG. 189 fcen gereed houden, dat men de geweercn op nieuw zoude laaden , dat men de klingen der labels zoude fcherpen , en genoegzaamen voorraad van krygsbehoeften aan de artillery uitdeekn : met één woord , men Iprak niet dan van groote toebereidfelen, en van groote ontwerpen. Bekende Oostenrykfche verfpiedêrs , welken in het Leger waren , vertrokken op ftaande voet, om den Heere Laudon hiervan kennis te geeven , en het geen , misfehien, der nakomelingfchap ongeloof baar zal voorkomen , is, dat dit Oostenrykfche en Rusfifche Leger , het geen zich op het gebergte van Kunzendorf had nedergellageu, op drie dagtochten affiands van de Pruisfifchen , acht nachten onder de wapenen dcorbragt; zekerlyk ftaat maakende, dat het ieder oogenblik zoude aangetast worden. De Heer Czernichef hield fterk aan by den Oosten* rykfchèö Generaal , dat hy op Breslau zoude losgaan. Redenen van oorlog en redenen van ftaatkunde vorderden zulks. Want, indien de Heer Laudon zyn groot Leger in de vlakte had gebragt, zoude hy, aan alle kanten, zich verder dan de Pruisfifchen uitgeftrekt hebben , hy zoude dezelven verdelgd, en de eer gehad heb* ben van den oorlog ten einde te brengen. Hy verfchoonde zich by deli Heer van Czernichef met te zeggen, dat hy niet zo diep in het land konde trekken, dewyl het hem ontbrak aan gefioegzaame leevensmiddelen, en aan paarden om dezelve te vervoeren. De Heer Laudon verborg 1761.  1761. iqo GESCHIEDENIS borg de waare reden , welke hem wederhield van iets te ouderneemen: hy fchroomde zich in de vlakte bloot tc geeveu, dewyl de Oostenrykfchen daar menigmaalen geflagen waren. Daarenboven , dewyl hy alleen ftond, en geene befchermers bad aan het Hof van Weenen, wilde hy niets waagen. Hy vergenoegde zich met den roem, welken hy zich door de veroveringe van Schweidnitz had verworven , en bleef zich op de gebergten onthouden in eene volflagen werkeloosheid (*). Om- (*) De Koning fpreekt fomtyds van den Heere Laudon op eene wyze , welke eene foort van kleinacluinge fchynt aan te duiden, en het geen hier gezegd wordt, is 'er niet volkomen vry van. Ontlertusfehen zoude men wel kunnen vraagen , of het gedrag van Laudon in dit geval niet het gevolg ware van een voorzichtig overleg. Hy had te doen met eenen Vorst , welke meermaalen met eene mindere magt veel talryker Legers, dan het zyne, overwonnen had, en, in den tegenwoordigen hachelyken toeftand zyner zaaken , alles zoude in het werk gefield hebben, wat zyne krygskunde, aangevuurd door bitterheid en wanhoop , verrichten konde, met eenen Vorst, die aan niemand rekenfehap behoefde te geeven, en van zyne voorneemeus een ondoorgronclbaar geheim konde maaken, tot op het oogenblik waarin zy moesten uitgevoerd worden. Laudon was, van een laagen rarig, enkel door zyne verdienften, opgeklommen , bykans zonder Iteun ten Hove , het voorwerp van veeier afguuftigheid , welken, indien hy den Koning aangetast en de nederlaag gekregen had,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. it)t Omtrent het einde van Wynmaand, verergerden dc zaaken in Pomeren dermaate , dat de Ko- had , niet gemist zouden hebbert zich van zyn ongeluk te bedienen, om zynen val te bewerken. Ja de verovering van Schweidnitz , waardoor de Oostenrykfchen voor de eerfte keer in fhat gelteld werden, om dé winterkwartieren in Silefien te neemen, Werd hem kwalyk genomen. „ Ondank ," zege ftRCHENiioLTZ, D. II, bl. 127, wïens woorden, ter eere van den grooten Veldoverften, ik niet kan nalaarcn hierin te voegen; ,, ondank was zyn loon? „ en 'er zou eene formeele beflraffing gevolgd zyn, indien niet de Keizer franciscus en de oude „ Vorst wenzel van LicHTENSTEiN, die>ii de Keizerin als een' Vader vereerde , hem met hun- „ nen geheelen invloed bcfehermd hadden Ech« „ ter werd het voorgevallene hem niet vergeven. „ Zyne misdaad was : dat hy eene zo gewichtige zaak, zonder last, en zonder verlof van den Krygs,, hofraad te JVecnen, ondernomen had; eene forma„ liteit, die , vvaarfchynlyk, door de daarmede gepaard „ gaande langzaamheid, het gantsch ontwerp zou „ verydeld hebben, ,, De ongemeene fpoedige bevordering van lau* don tot de hoogfte Krygswaardigheden , en wel zonder eenige kuipery en hofgunst , enkel uit s, hoofde van perfoonlyke verdienden, en dat in een „ land als Oostenryk, was een voorbeeld, dat men in onze eeuw nog niet beleefd had. De Kroaaten,, Majoor laudon, die, nog in het jaar 1757, om „ de uitvaardiging der Keizerlyke bevelen, by de ,, Schryvers der Oostenrykfche Dicafterijn, ootmoedig moest folliciteeren, en wachten, tot het hun ge- Het Leger betrekt de winterkwartieren.  i*a GESCHIEDENIS Ï761. Koning zich niet konde onthouden van nieuwe hulp dei-waards te zenden. Hy deed den Heer van ,, legen kwam, wierd, in het jaar 1761, van gantsch „ Europa als de grootfte fteun van theresia's „ Troon befchouwd, en was dit ook in den eigen„ lykften zin. Hy was het, die het plan der over„ rompeliug by Hochkirch ontwierp. Hy had, door „ het wegneemen van het groot Pruisfisch Trans„ port, in Moravien, Olimitz gered. Hy had het „ Corps van fouquet geflagen, en deezen groo„ ten Generaal ge-vangen genomen. Hy had Glatz „ bemagtigd. Hy, en niet soltiuow, hadden „ Koning by Kunersdorf geflagen ; veele andere „ groote, hoewel min gewigtige, voordeelen, had„ den de Oostcwykers hem te danken , en thans had hy Schweidnitz veroverd. „ De groote Krygstaleflten van deezen Beveiheb„ ber fcheenen echter , van het geluk , ten voor- deele van frederik beftemd te zyn. Laudon ,, was, vóór den oorlog, in Berlin , en verlangde Pruisfisch Kapitein te zyn. De Koning floeg dit „ af, en nu vertrok hy uit zyne Staaten; een man, naar het uitwendig voorkomen, van weinige bete. „ kenis, maar die van het noodlot uitgekozen was, „ om den grootlten invleed op den gantfehen oor„ log te hebben. Was laudon niet by het Leger „ van theresia geweest, dan had men niet,zeven „ veldtochten lang, geftreden, en alle krygsverrich„ tingen van frederik, benevens derzelver ge. volgen, zouden geheel anders geweest zyn. Hy „ had het ontwerp ter overrommeling van Schweid„ nitz den Keizer medegedeeld , en tevens de zwaarigheden voorgefteld, welke talmende forma- „ li-  VA'ri DEN ZEVËNJ AAR. OORLOG. 193 Van Schenkendorf (*) , met zes bataillons cii tien escadrons derwaards vertrekken. Wy zullen weldra zien, töt welken dienst dit volk gebruikt wierd. De Honing handhaafde zich in zynen ftand by Strehlen, tot 'den tienden van Wintermaand , wanneer de benden in de win- tcr- „ iiteiten by eene zodanige onderneeming zouden „ veroorzsaken. Niets kon het gelukkig gevolg ver-„ zekeren, dan de fnelheid der uitvoering.... Tn „ deeze omftandigheid, nam de Keizer op zich, om „ hem by Zyne Cemaalin voor te fpreekeri j en hy j, was het ook , die haar de eerfte tyding 'van eea geluk bracht , die meer waardig was dan eene voordeeiige Veidflag. T h eb. es ia , ongewoon; „ door dit Kanaal oorlpgstydingen te bekomen , êa „ hoogstIftaaryvèrig op haar gezag, betuigde, in de eerfte oogenblikken, daar geene vreugde over. Zy was verftoord, en de gering geachte Krygshofraad > ftookte haaren toorn nog meer aan. Daar Werden geene gronden aangehoord, en laudon zou, ,, zonder de edelmoedigheid van franciscus eii ,, licktenstein, verloren geweest zyn."1 Ik hebbe my niet kunnen wederhouden van tleeze tamelyk lange aantekening hier tc plaatzen. Zy geeft ons reden van de werkeloosheid des Oosterirykfchen Veldoverften: zy geeft tevens den ffciitël van de minachtende Wyze , op' welke de Koning doorgaans fpreekt van deezen groeten man, welken hy, inderdaad, befchouwde als zynen' gevaailykfteri vyand in het veld. Vorften erkennen zo bezwaarlyk* ongelyk gehad te hebben! Fert. (*) In Slachtmaand. W. deel; N  Pomerfche zulten. 194 GESCHIEDENIS terkwartieren gingen. De Heer van Laudon had het volk van Odoncl reeds weder na Saxen gezonden , en zyne benden legerden zich op de dorpen in het gebergte. De Rusfen waren in het Graaffchap Glatz getrokken. Van de zyde der Pruisfifchen werd het regiment van Bernburg in Neisfe geworpen ; de Heer van Wied overwinterde omftreeks Grotkau met tien bataillons , en even zo veel escadrons. Het land rondom Breslau werd bezet met twintig bataillons en veertig escadrons , en de Heer van Zeunert begaf zich na Glogau, op dat deeze plaats, ten miniten geduurende den winter, tegen allen aanval mogt beveiligd zyn. Bovendien vertrok de Heer van Schmettau met eenige Ruiterye na Guben, om de gemeenfehap met Berlyn en met het Leger in Saxen open te houden. Na het geen dit jaar in Silefien voorviel zonder af breeken verhaald te hebben, zullen wy ter loops het oog flaan op de Pomerfche gebeurtenisfefl. De Prins van Wurtemberg was, den vierden van Zomermaand, in de legerplaats by Colberg getrokken , alwaar de Heer van Thadden zich den zevenden by hem voegde. Deeze legerplaats der Pruisfifchen omringde Colberg zodanig , dat de beide uiterften der verfchanfinge aan de Oostzee uitkwamen. De rivier de Perfante dekte den rechter vleugel der legerplaatze , en het middelpunt, dat het ligtst genaakbaare gedeelte derzelve was , werd verdedigd door goede verfchanfingen. In het eerst was  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 19S was de Heer van Werner na Coslin gezonden, vanwaar hy tc rug week op het naderen des Heeren van Romanzow, die aan het hoofd van twaalfduizend Rusfen kwam aanrukken. De Heer Romanzow koos zynen eerden ftaud by den Godenberg. Alles bleef vry gerust tot aan den twintiglten van Oogstmaand, wanneer de verecnigde Rusfifche en Zwcedfche Vlooten voor Colberg verfeheencn. Zy naderden de haven , cn fchooten heftig uit het gefchut op dc Pruisfifche batteryen , welke de haven en den oever dekten. De Heer van Romanzow nam deezen tyd waar , om den Prins van Wurtemberg te naderen , cn zich op den afftand van het vierde deel eeqer myl van de Pruisfifchen te legeren (*). Tot hier toe had de Prins van Wurtemberg niets te vreczen : maar, in plaatze van de Magazyneu van leevensmiddelen zo overvloc* digiyk°te voorzien als men hem had aanbevolen, fpaarde hy zelfs het land omftreeks zyne leo-e'rplaatzc , alwaar hy» wist , dat de Rusfen ftonden aan te komen: en in het algemeen was de geringe oplettendheid , welke men had op mondbehoeften, oorzaak van al de onheilen, welke in Pomeren gebeurden. Het eerfte gevolg was , dat hy den Heer van Werner van de hand' zond , om zyne leevensmiddelen te fpaaren, en, misfehien, ook, om dat zy niet met elkander eens konden worden. De Heer van Wcr- (*) Den vierden van HerfstmaandN a Misdagen des I'rinfen VAN WUR1'LMBEUt'.  ty6 GESCHIEDENIS 1761* Werner begaf zich na Treptow, en had de on= voorzichtigheid van zyn volk in de dorpen in kwartier te leggen (*) : de Rusfen verrasten hem ; hy werd gevangen genomen , en bykans vyfhonderd Ruiters Van zyn volk hadden hetzelfde ongeluk. De Rusfen , hierdoor aangemoedigd , poogden , des nachts, tusfehen den zeventienden cn achttienden van Herfstmaand, een vry-bataillon op te ligten , dat voor den linker vleugel der Pruisfifchen geplaatst was, in eene zo ver van de legerplaats verwyderde redoute , dat men ze zelfs uit het gefchut niet konde bereiken. De vyand trok door eene plaats, welke men voor een ondoorwaadbaar moeras had gehouden , by gebrek van het te doen peilen: hy tastte de redoute by de keel aan , en ligtte de tweehonderd man op , welken ze verdedigden. De Heer van Romanzow, opgeblaazen door deeze kleine voordeden, geloofde, dat het verder alleen van hem zeiven afhing de Pruisfifche verfchanfingen te bemagtigen, wanneer hy zulks zoude willen onderneemen. Hy naderde de redoute Verte (f) , welke aan den kant van het mid-- (*) Cantonner. Ct) Men zoude dit kunnen vertaaien , de G'roer.e Redoute , en ik hebbe getwyffeld , of men ook de Redoute, om eenige reden, dien naam had gegeven; maar dewyl Verte in het oorfpronglyke met eene groote V gedrukt ftond, hebbe ik best geoordeeld het, als eenen eigen naam, te behouden. Vert,  van dijn ZEVENJAAR.. OORLOG. 19? middelpunt des Prinfen van Wurtemberg was. Hy' opende de loopgraaven , richtte batteryen op, als of hy eene regelmaatige belegering eener vesting had te doen , tastte ze naar de kunst aan, en veroverde ze o'p den negentienden. Naauwelyks was hy begonnen zich hier te vestigen , wanneer de Colonel Kleist, aan het hoofd der Granadiers, hem deed verhuizen met verlies van elfhonderd man. Deeze redoute was, tegen de regels , geplaatst op eenen afftand van drieduizend fchreden van de verfchanfmge , van welke zy door eene diepte (*) werd gefchciden. Ondertusfchcn, fchoon zy alken ftond, en wel gelegenheid gaf tot den aanval, de Rusfen,evenwel, moedeloos geworden door het verlies, dat zy geleden hadden, ontrustten ze niet meer. De Heer van Platen, het'Magazyn van Koublin veroverd hebbende , trok thans (f) door de Nieuwe-Mark, vanwaar hy zich rechtftreeks na Coerlin begaf. Hier nam hy eenen hoop van driehonderd Rusfen wech; maar dit maakte geenen indruk op den Heer Romanzow , die zich niet bewoog in zyne legerplaatze. De Prins van Wurtemberg begeerde , dat de Heer van Platen zich achter den vyand zoude begeeven, terwyl hy zelve van vooren denzelven zoude aantasten. Maar door eene noodlottigheid, welk? aan alle Legers gemeen is , verfchilden deeze twee (*) Ravin, (f) In Wynmaand. N 3 1761. Oneeni»lieid tusfehen de Pruisfifche Generaals.  ïj6l. ï98 GESCHIEDENIS twee Generaals in alle Hukken van gevoelen, eu konden over niets eens worden. De Heer van Platen wendde zich na Spie, cn kwam zich nederflaan aan des Prinfen rechter zyde op den Kauzcnberg , en hunne nabuurfehap vermeerderde flecht3 hunne oneenigheid. Ondertusfchen waren de Heeren van Fermor cn van Berg den Heer van Platen van naby gevolgd. Berg plaatfte zich tc Grciflenberg met tienduizend man , zo Kofakken als Dragonders, welken hy onder zyne bevelen had. Het jaargetyde , dat van dag tot dag ruwer werd, verbood, aan de andere zyde, de vereenigdc Vloot der Zweeden en Rusfen langer zee tc houden ; dezelve week te rug na haare havens, en vergenoegde zich met, op de reede van Colberg, twee Fregatten tc laaten, om de haven iii te fluiten. Dit was genoeg om den geleiden, welke men hoognoodig had, het inkomen in de itad te beletten. De Prins van Wurtemberg, zich ter zee gecne nieuwe leevensmiddelen kunnende bezorgen , wilde ze over land van Stettin doen komen. Tot dat oogmerk vaardigde hy den lieer van Platen af, ten einde den tocht der geleiden te beveiligen. De Heer van Platen richtte zynen tocht, over Treptow en Stuchow , na Gollnow. In deeze legerplaatze had hy een engen doortocht (*) voor zich , door welken hy een regiment Husfaaren en twee bataillons deed doortrekken, ïkt' C*) Défilé.  van mn ZEVENJAAR. OORLOG. i99 Deeze troepen werden door den Heere van Fermer , welke zich daar bevond met zyne geheele bende (*) , terltond aangetast, en de gantfche hoop werd geflagen en gevangen genomen. Na dit ongeluk week de Heer van Platen na Damm J en de vyand vernielde het geleide , het geen de andere moest dekken. De Prins' van Wurtemberg , die niet wist wat by Gollnow gebeurd was , zond verder den Heer van Knobloch , met drie bataillons en vyfhonderd paarden , na Treptow, om het geleide te dekken, bet geen hy onderftelde te moeten aankomen , en het geen alreeds genomen was. Naauwelyks was de Heer van Knobloch tc Treptow gekomen, wanneer negenduizend Rusfen hem omringden , en , na dat hy , geduurende drie dagen, zich wel verdedigd had, by gebrek van oorlogs- cn mondbehoeften , gevangen namen. De vyand deed zyn voordeel met dc misflagen cn ongelukken der Pruisfifchen: op zyne beurt floot hy den Prins van Wurtemberg in , zo dat dc Heer van Platen, die ziel niet by hem konde voegen, na den kant var Stargard weck, werwaards hy door den Hcei van Berg gevolgd werd. Dc Koning, bericht ontvangen hebbende var den deerniswaardigen toeftand zyner zaaken ii Pomeren, zond de Heeren van Schenkendorf ei van Anhalt derwaards, gelyk wy vroeger ge zeg Dihifion. N 4 i7Ör. Pruisfisch celeidc vernield. De Koning zend meer* 1 der voli; na Pomeren. 1  X?6i. JD.e Prins VAN WURTEMBERG verlaat Colberg. ' soc GESCHIEDENIS zegel hebben. Het was van nu af niet meer. mogelyk, de Magazyncn van Colberg van leeftocht tc voorzien. Door het laatfte geleide, liet geen de Rusfen onlangs vermeesterd hadden, waren alle paarden wechgenomen, welke de landfehappen zich in Raat bevonden te leveren. Daarenboven hadden de-Rusfen zozeer de overhand in getal, zy hadden zo veele benden afgezonden tusfehen Colberg en Stettin, dat het zèdelykerwyze onmogelyk' was een geleide tusfehen dezelve te doen doortrekken. Van toen af moest men de plaats ais verlooren aanmerken, cn het volk des Prihfen van Wurtemberg bergen, dewyl dit het beste was, dat men in deeze droevige omftandigheden doen konde. Weike vlyt de Heer van Schenkendorf ook had aangewend, hy konde zich niet vcor clen tienden van Slachtmaand, tusfehen Pyritz en Arenswalde , met den Heere van Platen vereenigen. Zy trokken gczamcnlyk na GreifFcnberg, alwaar zy den Keer Jacoblcf, welke van het groote [Rusfifche] Leger derwaards was gezonden , aantroffen. Terwyl de Heer van Platen deezen in bedwang hield , verliet de Prins van Wurtemberg, des nachts, tusfehen den veertienden cn den vyftiënden , zyne legerplaats , trok langs den oever der Oostzee, en kwam te Treptow, zonder vyanden op zynen wech ontmoette hebben. Vervolgens vcrcenigcle hy zich net het volk, dat hem den wech, geopend bad. Na minne vereeniging, poogden zy nog dc Rusfen van  ?an den ZEVENjAAR. OORLOG, «ox van Colberg te doen verhuizen, met zich achter derzelver Leger te bcgecven. Maar befpeuraide, dat zy door deeze behandelinge niet tot hun oogmerk zouden gesaaken, trokken jqj, op den twaalfden van Wintermaand, voorwaards na Spie; tastten de redoute van Drenow aan, veroverden zc, en maakten het volk, dat ze verdedigde, krygsgevangen. Zy zouden verder, voortgerukt zyn, indien niet bet geheele Rusfifche Leger zich voor hun vertoond. had in dezelfde legerplaatze , welke de Pruisfifchen te vooren béflagen hadden. En dewyl zy de onmogelykheid begreepen van den vyand in zyne verfchanfingen aan tc tasten, deinsden zy na Greiffenberg, alwaar zy vernamen, dat de honger de bezetting van Colberg had genoodzaakt zich over tc gceven, en na Stettin weeken. De Prins van Wurtemberg trok, met eenige benden , een cordon achter den Oder, om Stettin te dekken , en terzelfder tyd vertrok de Heer van Thadden na de Lausnitz, de Heer van Platen na Saxen, en de Prins van Wurtemberg floeg den wech in na het Mecklenburgfche. Tot nog toe zyn wy met zo gewichtige zaaken bezig geweest, dat wy geene melding gemaakt hebben van het Zwcedfchc Leger , en van den Heere van Belling, die met vyftienhonderd Husfaaren, en twet bataillons, aan hetzelve het hoofd bood. De lieer van EhrenschT werd was, den negentienden van Hooimaand, aan het hoofd der Zwecden, over de Peene geN 5 trok" 1761, Colberg geeft ziciii over. Verrichtingen tegen de Zweeden.  202 GESCHIEDENIS 1761. trokken. De Heer van Belling, die te Maichin was, vernomen hebbende , dat eene party Zweeden te Bartow gelegerd was, tastte dezelve aan, cn ontnam haar honderd man en drie ftukken gefchut. Van daar ftortte hy (*) den Heere van Hesfenftein op het lyf, die te Ropenack was, en beroofde hem van zeshonderd man , met zes ftukken gefchut: op een anderen tyd werd de zelfde Heer nog eens geflagen, en verloor driehonderd man. Deeze kleine voordeden wederhielden, ondertusfehen, het Zweedfche Leger niet, van in de Ucker-Mark voort te trekken. Een hoop van zesduizend Zweeden, die van Treptow aan de Tollenfee kwam, naderde, om den Heer van Belling aan te tasten. Maar deeze ftelde zich in eene hinderlaag, viel den vyanden onverwacht op het lyf, cn ontnam hun bykans zeshonderd man. De Prins van Bevern, welke den vyand fteeds zag voorttrekken, niettegenftaande den dapperen tegenftand des Heeren van Belling, zond aan deezen eene verfterking van drie bataillons. Ter zelfder tyd voegde de Heer van Stutterheim zich by hem, met eenige manfehap uit het Leger van Prins Hendrik. Met deeze hulpe tastte Belling eenen hoop Zweeden aan , welken by Rebdow hunnen post hadden , cn floeg dcnzeL ven eenig volk af. Des anderendaags trok de Heer van Ehrcnschwerd na Golluow, om, hiervan (*) Den vyfclen van Oogstmaand.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. ao3 van wraak te neemen. De Heer van Belling, die zich daar bevond, kennis hebbende gekreun van den toeleg der vyanden, Helde zich nogmaals m hinderlaag, viel oP hen aan, bragt zc in wanorde, en week na Rcbelow, vanwaar hy zich na Kuhblanck begaf, en de Zweeden na Friedland. Belling trok hun tegen, fcheurde de Ruitery van Sprengport, welke de voorhoede van deezen troep uitmaakte, en verfloeg ze (*). Vervolgens wendde hy zich na Lockenitz, vanwaar deeze onvermoeide Generaal den Zweeden, die by Friedland verfchanst lagen, op het lyf viel. Hy tastte de verfchanfing niet aan, by gebrek van Voetvolk en van gefchut, en vergenoegde zich met eene groote legerwacht van veertig Dragonders op tc ligten. Het fchynt, dat men de gefchiedenis der Amadisfen befchryft, wanneer men fpreekt van de bedryven des Heeren van Belling, die geduung in gevechj is, en welken men nooit op dezelfde plaats wedervindt. Hy had zyn Voetvolk te PafeWalk,en zelve verder voorwaards, by Ferdinandshof, post gevat. De Zweeden trokken op hem aan. De Pruisfifchen deeden hunne voorhoede op hun Voetvolk ftorten, noodzaakten hen tc rug te deinzen, en begonnen, den volgenden dag (f), een nieuw gevecht, waarby de vyanden vyfhonderd man verlooren. De (*) Den negenden van Herfstmaand, (f) In Wynmaand. 1761.  ij6i. Einde van den veldtocht aan deezen Jtanto 204 GESCHIEDENIS De Prins van Bevern, verplicht zynde geleiden [van leevensmiddelen] na Colberg te zenden , trok toen de twee (*) bataillons weder tot zich, welke hy den Heere van Belling geleend had. De laatstgemelde Generaal zelve ontving last, om zich nader aan Berlyn te begeeven , het welk een troep Oostenrykfchen , die in de Lausnitz verfpreid waren , met eenen inval fcheen te dreigen. Hy vertrok inderdaad: maar dewyl men naderhand ^f) bevond, dat dit gerucht geheel ongegrond was, keerde hy zich nochmaals tegen de Zweeden, alwaar hy verwachtte nieuwe lauweren te zullen inzamelen. Deeze veldtocht duurde tot den zesden van Wintermaand, wanneer de Heer van Ehrenschwerd Demmin verliet, en zich nader aan Straalfond begaf; en aan de oevers der Peene viel niets voor , dan eenige gevechten van weinigaanbelang tusfehen de wederzydfche partyen. Wanneer de Prins van Wurtemberg na liet Mecklenburgfche trok, nam de Heer van Belling den voortocht. Te Malchin vond hy eene be, (*) Wat vroeger heeft de Schryver gefproken van eene verfierkinge van drie bataillons, welke de Heer van Belling van den Prinfe van Bevern ontvangen had. Of hier, of daar, is dus eene misftelling; ten ware men ftelde, dat de Prins flechts twee van de drie geleende bataillons had te rug ontboden. Doch dan is de uitdrukking niet naauwkeurig. Vert, (f) In Slachtmaand.  van den ZEVENJAAR. OORLOG* 205 bezetting, welke hy infloot en berend hield tot op het oogenblik , waarin de Prins van Wurtemberg by hem kwam. Men had dit vlek met den degen in de vuist kunnen inneemen. Maar de troepen waren in een vervallen toeHand , de regimenten gefmolten en overftelpt van vermoeienisfen, en daar by moest men het volk bewaaren tot betere gelegenheden. Om deeze redenen vergenoegde men zich met de ftad heftig uit het gefchut te befchieten , en men zoude ze veroverd hebben, indien niet de Heer van Ehrenschwerd, tyding bekomen hebbende van het gevaar, dat zyne benden liepen, met zyn geheele Leger ware toegefchoten (*)4 Hy trok de bezetting uit Malchin, en keerde weder na Straalfond. De benden gingen van weerskanten in de winterkwartieren, de Zweeden in de nabuurfehap van Straalfond, en de Pruisfifchen in het Hertogdom Mecklenburg, omftreeks Schwerin en Roftock. Wy hebben gezegd, dat de Heer van Platen in vollen optocht na Saxen was, en het is gcvoegelyk hier te verhaalen wat dit jaar in het Leger van Prins Hendrik omging. Wy hebben Z. K. H. gelaten in de legerplaatze van Meisfen en van Katzenhaufer, den Maarfchalk Daun in zyne legerplaatzen van den Windberg en van Dippoldiswalda, en het Leger der Rykskreitzen tusfehen Hof en Plauen. Z. K. H., die heE oog (*) Den derden van Louwmaand 1762'. i?6u VeldtoebE in Saxen*  1761. Schikkirger vu Prinié, HENDRIK. 266 GESCHIEDENIS oog op den Maarfchalk Daun moest houden, en denzelven volgen, ingevalle hy na Silefien trok, had voorgenomen zich niet van den oever der Elbe te verwyderen, om deeze rivier te gelyker tyd met de vyanden te kunnen overtrekken. Om, ondertusfehen, dc Oostenrykfchen op te houden , en eenigermaate tot een verdedigenden oorlog te noodzaaken, deed de Prins alle hoopen volks, welke de Maarfchalk Daun Hechts een weinig ver van zyn Leger had afgezonden, ontrusten of aantasten. Onder anderen deed de Heer van Kleist de vier Regimenten Saxifche Dragonders, welke dc vertooning maakten van zich by Freyberg te willen vestigen, van daar verhuizen. Na dezelven tot aan Dippoldiswalda te hebben nagezet, bediende hy zich van deeze gelegenheid om te Marienberg het volk van den Heere Torrek onverwacht op het lyf te vallen, en noodzaakte hetzelve na Bohemen te vluchten. De Heer van Scidlitz, van zynen kant, maakte jacht op den Heer van Ried, die zynen fiand by Kesfelsdorf verliet , en in haast week na de legerplaatze van den Windbcrg. De Oostenrykfchen verdroegen geduldiglyk dccze tergingen, behandelden ze als beuzelingen, en dachten zelfs niet eens om hun verhaal te neemen. De Maarfchalk Daun bleef in zyne werkeloosheid volharden tot aan het openen van den veldtocht in Silefien, en bepaalde zich alleenlyk tot het beletten van alle rechtftreekfche gemeen-  van den ZE VEN JAAR. OORLOG. 207 taeenfclïap tusfehen de beide Pruisfifche Legers: hy vaardigde tot dat einde den Heer van Lascy af (*), die over de Elbe trok, en zich vos» tigde in het dorp Dobbcritz naby Grosfcnhayn. De Maarfchalk Daun won hierby zo veel, dat de Pruisfifche renboden genoodzaakt waren grooterc omwegen te neemen, öm hunne brieven met veiligheid over te brengen. Dit ongemak was voor dien tyd van geen gevolg: maar 'er konde een ander kwaad van grooter aanbelang uit voortkomen: en dit was, dat, indien de Maarfchalk Daun had ondernomen na Silefien te trekken, de Prins, de Elbe niet dan laager kunnende overtrekken, ten minften eenen dagtocht verloor, cn, ter Hond by zynen overtocht,', den Heer van Lascy tegen over zich zoude gevonden hebben, om hem den doortocht door de Lausnitz moeicïyk te maaken. Maar hy onderllekle, dat de Maarfchalk Daun een ander oogmerk had: hy geloofde, dat de bewceging, welke de Heer van Lascy had gemaakt, eene vereeniging met de Rusfen, of eenigen nieuwen inval in de Keur-Mark, tot haare bedoeling had. Het was niet mogelyk, dat de Prins" zich teger zo veele zaaken te gelyk zoude verzetten : hj vergenoegde zich met den Heer van Robel me eene bende Husfaaren na Torgau te zenden om vandaar het oog te houden op de beweegingen van Lascy, en van dezelve bericht ti gec (.*) Den zestienden van Hooimaand» 1761,  2ö8 GESCHIEDENIS 17Ö1. be Prins zendt hulp aan den Heere van selling. geeven. Ten einde zich in {laat te ftellen oni de oogmerken des vyands op de hoofdftad voor' te komen, deed hy een gedeelte zyner behdeit zich legeren in de dorpen tusfehen Strehla eii Leimbach, waardoor hy eenen dagtocht uitwon ,• ingevalle hy genoodzaakt mogt worden op het dekken van Berlyn bedacht te weezen. Deeze benden, welke voor den Maarfchalk Daun verborgen waren , konden dienen om heimelyk eenige hoopen af te vaardigen, van welken het voor den vyand zeer bezwaarlyk was kennis té krygen. Het duurde niet lang eer de gelegenheid zich daartoe aanbood. De Heer van Klcefeld was, met een gedeelte der Kreitstroepen, voorwaards getrokken tot aan Penig, De Prins zond den Heer van Kleist, om hem tot het verlaaten van deezen post te noodzaaken. Naauwelyks was hy verdreven, of hy kwam weder j om zich voor de tweedemaal, even gelyk de eerfte, te doen wechzenden. De Koning was, ondertusfehen, zo bezet met de Oostenrykfchen en met de Rusfen, dat hy met alle zyne benden, ter naauwernood, zich tegen de overmagt zyner vyanden konde ftaaride houden. De Prins zyn broeder oordeelde,dat de Heer van Belling hulp noodig had, om met te beter gevolg zich te verzètten tegen de onderneemingen, welke de Zweeden nog konden vormen. Hy was de éénigc, welke volk na dien kant konde afzenden, dewyl dc Maarfchalk Daun zich tot dien tyd toe in rust had ge-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 209 toehouden. De Prins deed derhalven den Heer van Stutterheim, den jöngften der broederen van dien naam, met vier bataillons , vertrekken , om zich by den Heer van Belling te voegen, en wy hebben reeds gezien, welk gebruik de laatstgemclde van deeze benden maakte. De voornaamc reden, welke Z. K. H. deed befluiten dit volk af te vaardigen, was, op dat mert troepen by dc hand mogt hebben, om, ingevaUe het noodzaaklyk ware , de Hoofdftad te verdedigen tegen de aanvallen van eenige kleine hoopen volks, dewyl de bezetting van Berlyn, op dien tyd, uit niet meer dan twee zwakke bataillons gewapend landvolk (*) beftond. Dc kleine oorlog bleef in Saxen (f), van den kant der Pruisfifchen, voortduuren. De Heer van Klcist floeg voor de tweedemaal eenen hoop vyanden by Freyberg; en de Heer van Seidlitz gaf by Pretfchendorf de nederlaag aan een groot lichaam van Ruiterye. Terwyl dit gebeurde , begonnen de Kreitstroepen zich te bcweegen. De Heer van Serbelloni, die 'er het bevel over voerde, was tot aan Romburg voortgetrokken , en dewyl het vandaar gemaklyk voor hem zoude geweest zyn, om de zyde (|) der Pruisfifchen heen te trekken, zond Z. K. H. tegen hem den Heer van Seidlitz, met vyf bataillé*) Milïce. (f) Den negencntwintigflen van Oogstmaand; (j.) Flane. IV. deel. O f76 li Beweegingen der Kreitstroe; pen.  210 GESCHIEDENIS 1761. Voortgang der Franfchen. Wolfenbuttel door de Saxifchen Veroveid, en weder verlaten. taillons en vyftien escadrons. Deeze Generaal • beftuurde zyne beweegingen met zo veel kunst en behendigheid, hy maakte den Heer van Serbelloni zo befchroomd voor het Leger, het geen deeze onder zyne bevelen had , dat hy zich verplicht oordeelde na Hof, in het Duitfche Ryk, te rug te deinzen. Het Franfche Leger maakte, in deezen tyd, eenigen voortgang. De troepen des Graaven van Lufatien waren over Eimbeck in het Keurvorftendom Hanover gedrongen, en dreigden de ftad Wolfenbuttel; en dewyl de zwakheid der bezettinge deed vreezen , dat de verdediging niet zeer krachtig zoude zyn, zond Z. K. H. den Colonel Bohlen derwaards met vyftienhonderd man. Deeze wilde zich in de vesting werpen; maar de Heer van Stammer, die 'er, van wegen den Hertog, het bevel voerde, weigerde hem te ontvangen. De Heer van Bohlen week te rug, en twee dagen laater maakte de Graaf van Lufatien zich meester van de ftad. Zo ras de Saxifchen Wolfenbuttel hadden ingenomen, zond de Heer van Serbelloni den Generaal Luzinsky af, met zesduizend man, om zich by dezelven te voegen: hy nam zynen post aan de Saaie, en vermeesterde Halle (*). De Prins ftelde den Heer van Seidlitz tegen hem, die, over Desfau en Bernburg trekkende , zich gereed maakte om den vyanden den ingang van het (*) Den elfden van Wynmaand.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 9» Ut Hertogdom Maagdenburg te betwisten. Maaide Graaf van Lufatien had reeds Wolfenbuttel geruimd: hy was na Hesfenland geweken, en de Heer Luzinsky na het Kreitsleger, zo dat de Heer van Seidlitz, in deeze ftreeken nutloos geworden, zich weder by Z. K, H. kwam voegen. Naauwelyks waren de zaaken aan den kant van Neder-Saxen herfteld, wanneer het vertrek des Heeren van Butturlin uit Silefien deed vreezen, dat hy recht op Berlyn zoude aantrekken , gelyk de Rusfen in den voorigen veldtocht gedaan hadden. Om de beweegingen van dit Leser waar te neemen, zond de Prins den Heer van Podewils met achthonderd man Ruitery na Furftenberg: maar de tocht des Heeren van Platen na Koublin, liet den Rusfen niet toe dit ontwerp tc volgen; onderfield zynde, dat zy 'er weezenlyk aan dachten, en de Hoofdftad werd gerust gefield. Eindelyk (*) ontwaakten de Oostenrykfchen uit hunne flaapzucht. De Maarfchalk Daun bepaalde zyne verrichtingen, tot de uitbreiding van zyn Leger, langs de geheele keten van gebergten in Saxen, welke aan Bohemen grenzen. Dit was zich met een dorp vergenoegen, daar men een Koningryk hebben konde. De Heer van Haddick vertrok met een aanzienlyk lichaam *yan Krygsvolk na Dippoldiswalda, en .vestigde zioh (*) Den zestienden. O a Schroonp voor de Rusfen, Trange be? weegingen van 9Ai,iNj  212 GESCHIEDENIS 1761. welke zich in Saxen uitbreidt. zich te Freyberg, terwyl de Maarfchalk al de posten der Pruisfifchen aan de Tripfche deed ontrusten, om Z. K. H. te beletten, dat hy met magt zich tegen den Heer van Haddick keerde. De beweeging , welke de Oostenrykfchen gemaakt hadden, bragt hen onmiddelyk op de rechter zyde der legerplaatze, welke de Katzenhaufer befloeg. Om dit ongemak tegen te gaan, veranderde de Prins den ftand zyner benden. Hy deed eene verfchanfte legerplaats op den Petersberg in gereedheid brengen, cn gaf het bevel over dezelve aan tien Heere van Seidlitz. De 'verrichtingen der Oostenrykfchen bepaalden zich in Silefien, zo als wy gezegd hebben, met de veroveringe van Schweidnitz. Dc Heer Laudon, door de Rusfifche troepen van Czernichef, die tot zyne bevelen waren, zich fterk genoeg bevindende, zond den Heer Campitclli met het volk, dat de Heer Odonel hem uit de Lausnitz had aangebragt, weder na Saxen. Deeze Generaal trok, op den eerfien van Slachtmaand, de brug van Dresden over, vanwaar ... hy na Freyberg werd gezonden, om den Heer van Haddick in het gebergte te verfterken. De Maarfchalk Daim verliet hierop zyne legerplaats op den Windberg, en kwam met zyne gantfche magt voor dc fpits des Pruisfifchen Legers. De dag werd van wederzyde doorgebragt met elkander uit het gefchut te befchieten, en met eenige kleine gevechten tusfehen partyen Voetvolks uit de beide Legers. De Pruisfifchen floe-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 213 Hoegen hunne vyanden af, die hen wilden verdryven van de overtochten over de Tripfche, welken zy verdedigden. Terwyl dc Maarfchalk Daun de Pruisfifchen ontrustte, trok de Heer van Haddick voorwaards Ürhgs de oevers der Mulde, alwaar hy zich nederfloeg van Nosfen en Dobeln tot aan Rofswein. Deeze posten achter de Mulde, welken de Oostenrykfchen bezet hieldeii, zyn zeer bezwaarlyk te naderen. De hoogten beheerfchen de geheele uitgeftrektheid van den grond, en daar het bed der riviere in dc rots is uitgehold, wordt men belet dezelve anders over te trekken dan over fteenen bruggen, welke 'er op drie plaatzen gevonden worden. Z. K. H. zich niet fterk genoeg vindende, om het verdry ven van eenen vyand, die hem in getal van manfehap overtrof, uit een zo voordeeligen ftand te onderneemen, vergenoegde zich met de posten, welke zyn Leger befioeg, te verfchanfen, om zich, geduurende den winter, in dezelve te kunnen handhaaven. De Pruisfifchen wisten zich door hunne vyanden zo wel te doen ontzien, dat alle partyen (*), welke de Heer van Haddick over dc Mulde deed trekken, te rug gedreeven of geflagen wierden. De Koning had zich gevleid, dat dc veldtocht der Rusfen in Pomeren, noch langduurïg. noch gevaarlyk, zoude weezen, cn had denliee: vat ("*) Détachetnem. 03 1761. Prins h e nd r 11; handhaaft zich in Ss>en.  "4 GESCHIEDENIS if6i. Veïatocnt Vati Frins van Platen voor Saxen gcfclükt. Maar de zaa'ken hadden, gelyk wy gezegd hebben, daar een verdrietigen keer genomen, en de Heer van Platen konde zich niet by het Leger van Z. K. H. voegen foor den elfden van Louwmaand [des Jaars 1762]. Naauwelyks was hy te Altenburg en te Naumburg gekomen, om daar zyne kwartieren te neemen; of het Kreitsleger trok na de plaatfen , in welker bezitting hy zich gefield had. Hy ruimde voor hetzelve den grond, welken hy niet konde verdedigen.' In het aftrekken werd de Heer van Stojentin, Colonel van het regiment van Jong Brunswyk, aangetast door vierduizend man , maar verdedigde zich zo wel, dat hy Meufclvvitz bereikte , zonder ander verlies geleden te hebben, dan dat van zyne zieken, welken hy niet van Altenburg konde medeneemen. De Pruisfifchen handhaafden zich in hunnen ftand, geduurende den geheclen winter: 'er vielen ontrustingen voor , welke de nabyheid der beide Legers menigvuldig maakte. Maar wat 'er ook gebeurde, in de moeielyke omfiandigheden , in welke de Pruisfifche zaaken zich ter deezer tyd bevonden , was Saxen te behouden van zo veel aanbelang, dat Z. K. II. alles waagde om 'er zich te handhaaven : en hierin Haagde hy minder door de fterkte van zyn Leger, dan door zyne goede fchikkingen, zyne ftandvastigheid en onverzettelykheidiOm het algemeene tafereel van dit jaar te voltooi ■■  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 215 tooien, hebben wy niets meer te doen, dan dc verrichtingen van het Leger der Bondgenooten tegen dat der Franfchen na te gaan. Wy hebben Prins Ferdinand te Padcrbom gelaten, den Erfprins te Munfter, den Heer van Soubife aan den Neder-Rhyn, den Heer van Broglio te Kasfel, en den Graaf van Lufatien omftreeks Eifenach. De Heer van Soubife opende den veldtocht met zich na Dortmund te bcgeeven, terwyl dc Heer van Broglio verlcheidene lichaamen van krygsvolk verzamelde, welke de Dimel dreigden. Prins Ferdinand liet den Heer van Sporken aan de Dimel, met last om na Lippftadt te wyken, ingevalle de vyand met te fterkc magt op hem aankwam, en het groote Leger der Bondgenooten trok den Heere van Soubife tegen. Dit Leger van den Neder-Rhyn was na Unna getrokken. Dc Erfprins naderde Hamm, en Prins Ferdinand, tyding ontvangen hebbende, dat de Heer van Soubife eenen hoop volks, onder bevel des Prinfen van Condé, had vooruit gezonden, deed den Erfprins by zich komen, viel deeze voorhoede op het lyf, en noodzaakte dezelve na haar Leger te rug te wyken. De Prins vond de Franfchen al te wel verfchanst (*), om een gevecht met dezelven te waagen, en richtte zynen tocht op Dortmund, ten einde om hunne legerplaats heen te trekken. Des avonds, wanneer hy kwam aan de (*) Den tweeden van Hooimaand, O 4 1761.  2IÓ GESCHIEDENIS de brug van Kurle, werd Iry aldaar aangevallen; door de Franfchen, welken by met verlies te rug dreef. De ftand, welken de Bondgenooten genomen hadden , zoude den Heer van Soiw bife ongerust gemaakt hebben over zyne lee^ vensmiddelen, indien niet de Heer van Broglio, die hem ter hulpe trok, op deezen tyd aan de Dimcl ware te voorfchyn gekomen. By de nadering der Franfchen week dc Heer van Sporken, met eenig verlies, te rug: maar, in plaats van zich na Lippliadt te begeeveu, gelyk zyne bevelen luidden, deinsde hy na Hamrn. De Heer van Soubife had toen niets dat hem fterker drong, dan zich te vercenigen met den Heere van Broglio, en hunne beide Legers ontmoetten elkander te Paderborn. Prins Ferdinand begaf zich tot het vervolgen des Heeren van Soubife: hy begon meer dan één gevecht met deszelfs achterhoede; maar die niet beflisfende waren. De Heer van Broglio liet den Graaf van Lufatien te Paderborn, om de verzamelingen van voorraad te dekken, welke hy daar gemaakt had, en de beide Franfche Legers kwamen zich by Soest nederllaan. Terwyl deeze Legers, en dat der Bondgenooten, in bewecging waren, wist een partyganger der 'laatstgemelden, Freytag genaamd, tusfehen Kasfel en Warburg, drie geleiden van meel. op te ligten, welke voor de vyanden gefchikt waren. Dit verlies bragt de Franfchen dermaate in de war, dat zy tien dagen bcltceddeu. met leevens- aiid-  van den ZEVENJAAR.. OORLOG. 217 middelen voorwaards te doen komen, en met de orde in de beftuuringe hunner mondbehoeften te herftellen. Prins Ferdinand deed zyn voordeel met deeze werkeloosheid, om zich wel te vestigen in zyne legerplaats , tusfehen de Aspe en de Lippe. Hy voorzag ter gelyker tyd in de veiligheid van Lippftadt, door den Heer Wangenheim derwaards te zenden aan het hoofd van zes bataillons, .by welken zich eerlang de fleer vau Sporken voegde. De beide Franfche Maarfchalken kwamen den vyfticnden van Hooimaand op Prins Ferdinand aanrukken. Derzelver Leger, uitgebreid in een halven kring, omringde den geheelen omtrek zyner legerplaatze; want dc beide vleugels hadden zy aan de Lippe doen fluiten. De Heer van Broglio overweldigde, in den aanvang, den post van Nellen, welke door de Engelfche Granadiers verdedigd werd. Opgeblazen door dien geringen voorfpoed, deed hy eer klein bosch voor het dorp Villinghaufen aantas ten, welk door het Britfche Legioen bezet was maar dit konde hy niet doen verhuizen uit eenei post, welken het met dapperheid en ftandvas tigheid verdedigde. Omtrent zes uuren in dc: avond fcheen het , dat het gevecht algemee wilde worden , en het zoude ook zo gewees zyn, indien de duisternis van den nacht het nie opgefchort had. Des anderendaags begon he vuur op nieuw, met het krieken van den dag De Heer van Soubife tastte het gedeelte aan O 5 waa; 1761. Gevecht tusfehen de Leeers, tot nadeel der Franfchen. I 1 1 t t t *  aiS GESCHIEDENIS 1761. Wederzydfche beweegingen. waarover de Erfprins het bevel voerde. Hy deed eenen .aanval op een dorp, maar de kloekmoedige verdediging cener redoute hield hem tegen. Ondertusfchen deed de Heer van Broglio van zynen kant eenige poogingen tegen Prins Ferdinand. Deeze poogingen waren flaauvv , en de Prins befpeurde, onder het gevecht, eene zekere waggcling in het Franfche Voetvolk, welke onzekerheid en moedeloosheid aanduidde. Hiermede deed hy, als een groot Generaal, zyn voordeel. De Heer van Wangenheim zich op deezen tyd by hem gevoegd hebbende, trok hy met zestien bataillons uit zynen post, greep de benden des Heeren van Broglio ruwelyk aan, fcheurde derzelver gelederen, en noodzaakte ze de vlucht te neemen. Deeze onverwachte flag verplichtte de beide Maarfchalken van hunne onderneeminge af te zien: zy verlooren zesduizend man, daar het verlies der Bondgenooten niet meer dan tweeduizend beliep, dewyl zy op een goeden post lagen, en overwinnaars waren. Na het gevecht, fcheidde de Heer van Soubife zich van den Heere van Broglio, en naderde de Rhoer, terwyl zyn amptgenoot na Paderborn trok. De Erfprins volgde den Heer van Soubife, en begaf zich na Harftrang, om den anderen te beletten weder over de Rhoer te komen: Prins Ferdinand volgde den Heer van Broglio. Dit Franfche Leger breidde zich achter den Wefer uit, van Paderborn tot aan Hameln. Het begon zich by Hoxter te verfterken , en verzamelde al-  Van öen ZE VENJAAR. OORLOG. «19 iildaar voorraad van oorlogs- en mondbehoeften. Men befloot hieruit, dat zyn oogmerk was Hameln te belegeren: waarop Prins Ferdinand den Heer van Luckner dervvaards afvaardigde : en dewyl men deeze belegering niet konde beletten , dan door den Heere van Broglio elders eenige ongerustheid te veroorzaakcn, zond hy de Heeren van Wangenheim en van Wuthenow af, welken in het land van AValdeck drongen, en een vyandlyken hoop volks naby Stadtberg verllocgen. Deeze tocht verplichtte den Heer van Broglio zyn middelpunt te verzwakken. Prins Ferdinand wachtte alleenlyk hier op, om zich, over Dalbruck en Detmold, na Reilkirchen te begeeven. De Franfchen, verrast door deeze onverwachtte bewceginge, braken on, en kwamen aan den voet der hoogten van Reilkirchen , zo beroemd door de nederlaag van Varus. Zy Vonden 'er de Duitfchers al te wel gevestigd, om ze ongeftraft te kunnen aantasten, en weeken tc rug na Neheim en Steinheim. De Heer Luckner begaf zich daarop na Solling, alwaar hy, tusfehen Gottingen en Hoxter, eenen hoop krygsvolk, onder bevel des Heeren van Belfunce, verfloeg. Prins Ferdinand, die begeerig was tot eene beflisfmg te komen, en zich daar toe, in zynen tegenwoordigen ftand, niet fterk genoeg oordeelde , ontbood den Erfprins by zich. Deeze begaf zich achter den rug des Franfchen Legers , en noodzaakte den Heer van Broglio den Heer van Stain- 1761. Oogmerken van BROGLIO verydeld.  22o GESCHIEDENIS 1761. Stainville tegen hem te ftellen. De Franfchen, om zich te ontflaan vsn de Bondgenooten, welke hen omfingelden , tastten de kleine ftad Horn, voor den rechter vleugel van Prins Ferdinand, aan: maar eenige Engelfche brigades, welke voorwaards trokken om deezen post te onderfteunen, deeden hen dit ontwerp verhaten. De Heer van Broglio, door tegenfpoed moedeloos geworden, en de hinderpaalen moede, welke hy overal ontmoette, zag af van de bclegeringe van Hameln , en was allcenlyk bedacht op het doen vervoeren van zynen voorraad van Hoxter: hier ging hy, langs drie bruggen , over den Wefer. De Bondgenooten volgden hem , maar konden geen vat op hem krygen. De vereeniging des Erfprinfen met' het Leger der Bondgenooten, welke de zaaken van Neder-Saxen begunltigd had, was fchadelyk geweest voor die van den Neder-Rhyn. Dewyl zyne tegenwoordigheid daar noodzaaklyk werd, was hy verplicht weder derwaards te keer en» Door zynen tocht, noodzaakte hy den Prins van Condé, de belegering van Hamm op te breeken. De Franfchen weeken na Munller, alwaar zy zich vereenigden met den Heere van Soubife, welke die ftad ingefloten hield. Om Munfter te verlosfen, berende de Erfprins onverwacht Dorften , en maakte 'er zich meester van, gelyk ook van de bezettinge, welke de wapens nederleide. Door deeze veroveringe, bevond zich dc Prins in de nabuurfehap van Wefel, en ver- hiiv-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 221 hinderde het Franfche Leger van daar zyne geleiden te trekken. De verlegenheid , waarin deeze tocht den Heer van Soubife bragt, verplichtte denzelven , de influiting van Munfter op te breeken, en over Duimen na Halteren te wyken. De Heer van Broglio , door het vertrek van den Erfprins uit Neder-Saxen, meerdere ruimte gekregen hebbende , trok voorwaards na Eim/ beek en dc Leine, waarop Prins Ferdinand zyn Leger verdeelde. De helft liet hy aan den Wefer, en met de andere helft begaf hy zich na de Dimel, om vandaar op het volk des Heeren van Stainville te ftorten. Deeze Franfche Generaal doorgrondde de oogmerken van den Prins, trok in haast af, cn wierp zich in eene vcrfchanfte legerplaats, welke in voorraad by Kasfel was gereed gemaakt. Wanneer deeze flag, door de vaardige werkzaamheid des Heeren van Stainville , gemist was, nam Prins Ferdinand eenige maatregels om zich van Munden meester te maaken. De Fleer van Broglio wierd hierdoor dermaate verfchrikt, dat hy 'er met de helft van zyn Leger op toefchoot: maar, by zyne nadering, weeken dc Bondgenooten na Geismar. De Heer van Broglio, hierop zyn volk by Munden nutteloos vindende, zond eenige verfterking aan den Heere van Stainville , en keerde met het overige zyner benden na Eimbeck (*). Men (*) In Wynmannd. 1761.  S.S.2. GESCHIEDENIS De Graaf VAN LUSA T IE N verovert Wolfenbuttel, maar is genoodzaakt het .fpoedig te verlasten. Men had nu niet meer te vreezen , dat de Heer van Soubife Munter zoude kunnen belegeren , dewyl het jaargetyde te ver verlopen was: en daar het volk, onder den Erfprins, van grooteren dienst konde weezen in Neder-Saxeq, dan in Westphalen, zond Prins Ferdinand denzelven bevel , om zich aan de Dimel by zyn Leger te komen voegen. Zo ras hy daar geko* men was, trokken dc Bondgenooten op den Fleer van Stainville af; die weder te rug week , .en de Heer van Broglio fchoot voor dc tweede? maal toe tot deszelfs hulp, met een gedeelte van zyn volk: want hy had het grootfte gedeelte van zyn Leger in Solling gelaten, van Plolzmunden tot aan Lamforde. De Bondgenooten, hun ontwerp verydeld ziende , trokken in het Vorftendom Waldeck, het geen hun beter van lco vensmiddelen konde voorzien dan het Hesfifche, De Heer van Broglio had opgemerkt, dat de Bondgenooten, in hunne beweegingen, alleenlyk bedoelden hem, door het maaken van afwendingen , af te trekken van het bereiken zyner oog-, merken. Ply wilde , op zyne beurt, ook eene afwending maaken , en zond den Graaf van Lufatien met acht of negenduizend man Saxifchen in het Hertogdom Brunswyk, om Wolfen* buttel te belegeren. Wanneer deeze ftad zich had overgegeven, zonder grooten tegenftand te bieden, wendde de Graaf van Lufatien zich na Brunswyk , welke ftad hy iniloot. De Heer Luckner, welken Prins Ferdinand tot hulp van Wol?  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 223 Wolfenbuttel had gezonden, kwam te laat: maar, wanneer kort daarna Prins Frederik van Brunswyk zich by hem gevoegd had , overweldigde deeze jonge Prins , vol van eere en van eene edele roemzucht, als tot zyne proef, den post, welken de vyanden]; in het dorp Oelper hadden, wierp zich in Brunswyk, deed de belegering van die ftad opbreeken, en verhaastte de ontruiming van Wolfenbuttel. Zo verfloeg Alexander, wanneer hy eerst uit zyne kindschheid kwam , in het Leger van zynen Vader Philippus, de Athenienfers met den vleugel van Ruiterye , over welken hy het bevel voerde. De gevechten van afzonderlyke hoopen volks (*) verhinderden de groote Legers niet hunnen gang te gaan. De Heer van Broglio had den post van Duderftadt verfterkt; hy had den Heer van Stainville te Jesfen geplaatst (f) ; eenige brigades bewaarden Eimbeck, en de Heer van Chabot hield de engten van Efchershaufen bezet, met een lichaam van tienduizend man. Indien Prins Ferdinand den vyanden had toegelaten zich, geduurende den winter, in deezen ftawd te handhaaven , zoude dit hun tegen den volgenden veldtocht al te groote voordeelen hebben gegeven. Dit deed hem belluiten, door het middelpunt van den grond , welken het Franfche Leger befloeg, heen te breeken. Met dit oogmerk (_ * ) Affaires de détachement., (-J-) In Slachtmaand. 1761. Eerfte verrichting vaa Prins FOB. DERIK VAN BttL'NSWÏG. FERDINANB noodzaakt de Franfjhen na Irjc Hesfifche tc wy^ ken.  224 GESCHIEDENIS merk trokken de Erfprins en Mylord Granb'y' over de Leine (*) , en plaatften zich by eene hoogte, de Huve genoemd, in de nabuurfehap van Eimbeck. Van zynen kant trok Prins Ferdinand, op den vierden, by Tundern over den Wefer, en ging op den Heer van Chabot los, die het geluk had van hem te ontkomen, en de vyanden werden van alle kanten heftiglyk gedrongen. De Fleer van Broglio geloofde , dat alles verloren was , wanneer hy den Erfprins tegen over de Huve zag. Evenwel, de dag liep ten einde met elkander uit het gefchut te begroeten , en wanneer de Franfchen des anderendaags verfterking hadden gekregen, was het niet meer tyd de zaak met geweld door te zetten. Dit gaf gelegenheid tot eene beweeging, welke alle benden der Bondgenooten na hunnen rechter vleugel maakten. De Franfchen befchouwden dit optrekken als eenen aftocht: zy wilden de Duitfchers ontrusten, maar werden aan alle kanten te rug gedreven en geflagen. Prins Ferdinand won, door deeze wendinge, de hoogten van Wangelftedt, waardoor hy den past van de Huve in den rug kwam. Dit hielp den Fleer van Broglio te ecnemaal in de war, die, zich niet langer in deezen ftand kunnende handhaa* ven , genoodzaakt was Eimbeck te ruimen , en na Hesfenland te wyken. Met deeze fraaie verrichtinge eindigde Prins Ferdinand eenen veld* tochtig*) Den vyfden.  van dkn ZEVENJAAR. OORLOG. zz$ tocht , die hem met roem overlaadde , en de beide Legers betrokken van weerskanten hunne winterkwartieren. In de gebeurtenisfen van deezen veldtocht hebben wy gezien , dat Prins Ferdinand van Brunswyk de eenige der Bondgenooten was, die denzelven ten einde bragt zonder verlies te lydcn. Dc Pruisfifchen waren in het algemeen on* gelukkig in alle gewesten , in welke zy den oorlog voerden. Prins Hendrik had al het gebergte in Saxen verloren ; en op den grond, welke hem nog was overgebleven, was by binnen zo enge paaien befioten , dat hy ter naauwernood het dagelykfche onderhoud zyner benden 'er uit konde trekken. De overmagt der vyanden had denzelven de middelen gegeven, om de voordeeliglte posten te bezetten, en men had voor den winter, en voor den volgenden veldtocht, alles te vreezen. Maar boe flecht ook de toefiand van Z. K. H. ware , hy geleek niet naar dien van des Konings Leger. Het verlies van Schweidnitz fleepte. dat van de gebergten,en van half Silefien, met zich. De Koning had niets meer dan de vestingen van Glogau , Breslau, Brieg , Neisfe en CofeL; hy was meester van den loop des Oders en van de Vorfiendommen aan den anderen oever dier riviere , welke de Rusfen in het begin van den veldtocht verwoest hadden , en uit welke men geene leevensmiddelen konde trekken. Deeze konde hy ook niet uit Poolen doen komen , dewyl .vyftienduizend IV, deel, P RUS-V 176l. Nadeeleu door de Pruislifchen in c'eezen veldtocht geleden.  1761. 226 GESCHIEDENIS Rusfen , welken langs de grenzen een cordon getrokken hadden, den doortocht verbooden. Het Leger was verplicht zyne fpits tegen de Oostenrykfchen te verdedigen , en zynen rug tegen de Rusfen. De gemeenfchap van Berlyn met Breslau was ten uiterften ongewis (*_). Maar, hét geen bovenal deezen toeftand te eenemaal wanhoópig maakte , was het verlies van Colbert Niets verhinderde nu de Rusfen terftond in het voorjaar de belegering van Stettin te onderneemen, of zich van Berlyn, en het geheele Keurvdrltendom Brandenburg, meester te maaken. De Koning had Hechts dertigduizend man in Silefien over. Prins Hendrik had niet meer ; eu de benden, welke in Pomeren tegen de Rusfen gediend hadden , waren zo vernield , dat 'er naauwelyks de grond van was overgebleven. Het gh-ootfte gedeelte der Landfchappen was overweldigd of bedorven; men wist niet meer vanwaar men nieuwe manfehap zoude haaien, waar men paarden of uitrusting zoude krygen , waar men leevensmiddelen zoude vinden , noch hoe jnen de oorlogsbehoeften in veiligheid tot het Leger zoude doen komen. Wy zullen, evenwel, zien, dat de Staat, die terleren fcheen ■, het niet was ; dat men met vlyt het Leger herltelde; en dat eene gelukkige gebeurtenis alle verliezen vergoedde, welke men geleden had. En dit dient tot een voorbeeld om %*) Précair*,  vak den ZEVENJAAR. OORLOG. 227 om te bewyzen, hoe bedriegelyk het uitwendige voorkomen der dingen is, en dat, in groote zaaken , de volhandigheid alleen den menlchen dc gevaaren en zwaatighedeu , welke hen dreigen, doet te boven komen. vyftiënde hoofdstuk. Over den Winter van het jaar 1761 tot het jaar 1762. In het verhaal van den voorigen veldtocht hebben wy gezien, door welke ongelukken Pruis» fen overltelpt was , én welke het nog verder dreigden. Nogthans deeden, ook in het hachelykfte tydsgewricht, cn waarin het lot der wapenen voor dat Ryk het allernadecliglte fcheen tc weezen, eenige flikkeringen van hoope hetzelve lbmmige, fchoon onzekere, middelen van reddinge als in het verfchiet aanfehouwen. In Wynmaand , na het verlies van Schweidnitz, wanneer des Konings Leger by Strehlcn was, èrt de Rusfén in Pomeren het legertje des Printen van Wurtemberg te gelyk met de ftad Colberg belegerden, ontving de Koning een Ge. zantfehap van den Khan der Tartaren. De Gezant was de baardfehcerder van zynen meester. Dit moet vrèemd lchynen aan gemoederen, die P 2, met 17Ó1. 1761I762- Tartanrfche Gezant by den Koning.  a28; GESCHIEDENIS ï7ói- $762, Verbond met de Ta jaaren. met liet plegtige der Hoven zyn vooringenomen, en aan hun , die over vreemde volken oordeelen enkel by vergelykinge van derzelver gewoon* ten met de Europifche zeden: maar het is geen ongewoon gebruik by de Oosterfche Volken, by welken de Adel onbekend is , en zy als de voornaamüe perfoonaaujeii aangemerkt, worden., welken het naaste tot den perfoon des Opperheers worden toegelaten. Heez.e baardfchcerdcr, of deeze Gezant , vertoonde zyne Geloofsbrieven. De ftyl derzelveii was bclachelyk , maar op eene andere wyze dan de ftyl der Duitfche Kanfelaary. Het oogmerk deezer zendinge was, den Koning een Verbond met den Tartaar voor te Haan , en denzelven eenen, bylrand van zes_tienduizend man hulpbenden aan te bieden, tSé gen eenen onderftand, waaromtrent, men zoude, overeenkomen. In den toeltand, in. welken des Konings zaaken zich bevonden , waren deeze voorllagen niet te verwerpen. Men nam ze.nie$. alleen aan, maar, om tyd te winnen, belastte men ook den baardfeheerder met, ontwerpen van Verdragen van Bondgenootfchap. en van onder-; Handgelden i men overlaadde hem met gefchaiv ken voor hem en voor zynen meester, en, byzyne terug reis, deed.men h.em verzeilen door, den jongen Heere van Goltz, om op de uitvoer ring deezer verbijidtenisfen aan te dringen , en dit lichaam yan hulpbenden na Hongaryen te; geleiden, alwaar men. 'er zich van wilde bedie* aen, oei. een? afwending te tpa.ak.en m .de Staa-.  Va» den ZEVENJAAR. OORLOG. 229 ten der Keizerinne-Koningimie. Dc Heer Boscamg , Zendeling des Konings te Baciefarai , werd ter zelfder tyd gelast alle zyne vlyt aan te wenden , om den Khan over te haaien tot het doen van eenen inval in Rusland j om dat, wanneer de eerde vyandlykheden zouden gepleegd zyn, de Porte zich verplicht zoude vinden den Khan te onderfteuuen , het geen 't eenige middel was om dezelve te doen treeden in maatregels, van welke zy tot nog toe zo groote afkeerigheid betoond had. Indien dit ontwerp gelukte , moest bet Pomeren verlosfen van de Rusfen; en de Keurmark bevryden van de gevaai-en, waarvoor dezelve was blootgefteld. Wat aangaat den inval deezer zestienduizend Tartaaren in Hongaryen , het was buiten twyffel, dat men denzelven door een lichaam van geregeld krygsvolk moest onderfteunen. Maar, dewyl de Keizerin - Koningin genoodzaakt zoude weezen tweemaal zo veel van het haftre [ter verdediginge ] af te vaardigen ; moest zy noodwendig het Leger verzwakken , waar tegen de Pruisfi fchen in het voorjaar zouden te ftryden hebben, Alle berichten , welke men , in deezen tyd. van Conftantinopolen ontving , gaven hoop oj het fpoedig fluiten van een Verbond van onder linge verdediginge , waarover de Koning by d< Porte handelde. Ondertusfchen was 'er no! een groote afftand van de hoope tot de daade lykheid. De Groot-Vizir, een man van eei gevorderden ouderdom, was geen krygsman, ei p 3 fehroom 1762. Men tracht c!cn Khan tot eenen in vil in Rusland té beweegeni De Prrte begint zictt 1 te vvapenSit* I |  l-6i1762. Nieuwe verzekeringenvan den Tartaar fchen Khan. 230 GESCHIEDENIS fchroomde een beroep te aanvaarden , waarvan hy geene kundigheid bezat: hy vreesde, bovenal, zyn welgevestigd geluk bloot te Hellen aan dc hachelyke kans des oorlogs. Om deeze reden had hy zich ten naa'uwften verbonden met den Mufti, om, met gemeen overleg, de zodanigen te dwarsboomen, welker geweldige raadgeevingen ftrekten , om met het Huis van Oostenryk te breeken ; en hy vertoonde hun, dat, dewyl de wapenfehoriing met de Keizerfchen nog niet ten einde was gelopen, men dezelve niet konde fchenden, zonder de wet van Mahomet te overtreeden. Evenwel deed de Porte , door een gevolg van die tegenftrydigheden , voor welke het menfehelyke gemoed vatbaar is, groote hoopen van Janitzaarcn na Hongarycn trekken. De legermagt, welke zy omftreeks Belgrado verzamelde , beliep hondcrdëntienduizend man. De Basfaas deeden deeze benden voorwaards rukken, en vormden van dezelve een cordon langs de grenzen van de landfehappen der KeizerinneKoninginne. Dit was veel voor de Porte, maar het was te weinig voor Pruisfén , het geen daadelyke hulp noodig had. Dewyl men, ondertusfehen, in Europa op geene andere Mogendheid dan op deeze eenige hoop konde bouwen, deed de Koning op nieuw, zo te Conftantinopolen,als te Baciefarai, alle bedenkelyke middelen beproeven , om 'er krachtdaadige befluitcn te wege te brengen. Geduurende den winter, kwam een nieuwe Zendeling  van den ZEVENf AAR. OORLOG. 231 iing van den Khan te Breslau. Deeze bevestigde alle beloften, welke de baardfcheerder, uit naam van zynen meester, aan den Koning gedaan had. Hy verzekerde , dat de Khan , in het voorjaar , een lichaam van veertigduizend man zoude byeenbrengen, gelyk ook naderhand bewaarheid werd; en dat hy, vervolgens, naar des Konings verlangen zoude handelen, het geen niet gebeurde. Wy zullen weldra zien, dat de omwentelingen , welke in Rusland voorvielen, op deeze Oosterlingen een zo vreemden indruk maakten , dat zy de maatregels ftuitteu, welke dczelven op het punt waren te neemen, cn alle hunne ontwerpen opfchortten. De Zendeling werd , ondertusfchcn , te rug gezonden met gefchenken , zo voor hemzelven als voor zynen meester: want by deeze Volken moet men alles koopen. De Tartaar had zyne daaden en zyne dienden op prys gefield : men betaalde hem zo veel voor ecu gunllig antwoord, zo veel voor het verzamelen van zyne benden, zo veel voor het maaken van eenige vertooningen , zo veel voor eenen brief, welken men hem aan den Grooten Heer deed fchryven. Het onderfcheid , dat 'er is tusfehen den geest van belangzucht der Oosterlingen en dien van andere Volken, beftaat, myns bedunkens, daarin, dat de eerstgemelden zich aan deeze flordige drift overgeeven, en zich onteeren, zonder daarovei te bloozeu, en dat de Volken van Europa tea üünften eenige vertooning van fchaamte maaken. P 4 Ter 17611762.  ïf6i1762. Veroveringen lier Engeli'cheii in lndie. Onderhan- delingen tusO hen f rankryk cn Engeland. 132 GESCHIEDENIS Terwyl men dus trachtte het Oosten te doefl opftaan, werden de zaaken in Engeland van tyd tot tyd verwarder. Frankryk had den Heer van Busfy derwaards gezonden, om over den vrede te handelen. Deszelfs tegenwoordigheid wiegde de Britfche Staatsdienaars niet zo volkomen in flaap , als men zich aan het Hof van Vcrfailles gevleid had. Misfchicn was 'er wat minder drift voor de toerustingen ter zee, welke de Natie in gereedheid bragt. Niettemin veroverden de En-* -gelfchen, geduurende deeze onderhandelingen, het eiland en de fterkte Belle - He ; zy maakten zelfs zich meester van Pondichéri in Oostindien, alwaar zy de gewigtige bezittingen vernielden , welke de Franfche Maatfchappy in die ftreeken had. De onderhandeling des Heeren van Busfy vorderde dus niet veel te Londen. De Heer van Choifeul, om de Engelfchen om den tuin te leiden, gaf den Heere Stanley de ftreelendfte hoop, maar welke terftond weder verzaakt werd door de verklaaringen, welke de Heer van Busfy daaraan wist te geeven. Deeze ftaatkundige fchermutfeling duurde tot aan het einde van het jaar 1761 , wanneer de onderhandelingen met meerderen yver hervat werden. Frankryk, welks bedoeling was Engeland te misleiden, begon te befpeuren , dat het hierin niet zoude llaagen. Het wilde niets verliezen, en een meer voordeeligen vrede fluiten, dan het lot des oorlogs het toeliet te hoopen; doch, dewyl de konftenaaryen der onderhandelingen niet tocreikendï wa-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 233 waren om de zaaken zo ver te brengen, wierp het de oogen op Spanje, en de Heer van Choifeul had de behendigheid van hetzelve in de belangen van Frankryk in te wikkelen. Dit Verbond konde den Engelfchen ontzach inboezemen , of, onderfteld zynde dat het deeze uitwerking niet had , de hulp der gemelde Kroone konde altoos dienen, om den oorlog met meerderen nadruk en voorfpoed voort te zetten. Het middel , waarvan de Heer van Choifeul zich bediende, om den Koning van Spanje over te haaien tot het omhelzen der belangen van Frankryk, zoude niet overal zo goed gelukken. Dit was het ontwerp van het beruchte FamilieVerbond, het geen, wel verre van deeze Kroonen te vereenigen , in tegendeel de Spanjaards van alle Verdrag met Frankryk voor altoos moest afkeerig maaken. Wy zullen ons vergenoegen met 'er de voornaamfte punten van aan te haaien. 'Er wordt in gezegd , „ dat de beide „ takken van het Huis van Bourbon voortaan als één en dezelfde zullen befchouwd wor„ den; dat de Onderdaanen der beide Kroonen „ wederzyds dezelfde voordeelen zullen genie- ten ; dat men ten allen tyde van elkanders „ belang eene gemeene zaak zal maaken, inge„ volge waarvan de Koning van Spanje aan En„ geland den oorlog zal verklaaren, indien dee- ze Mogendheid weigere hem recht te doen „ op fommige bezwaaren , hoedanige zyn het fi hakken van het Campechehout , en eenige P 5 „ zee- 17611762. FamilieVeibondtusfehen Frankryk en Spanje.  I7<52. a34 GESCHIEDENIS „ zeerooveryen door de Engelfche Kaspers ge" pleegcr; dat Spanje ter zelfder tyd den Ko" ning° van Portugal zal aantasten ; en (het " geen 'er het allerongemeenfte in is) dat, dewyl de beide takken van het Huis van Bour" bon als hetzelfde Huis befchouwd worden, ook hunne veroveringen en hunne verliezen •] gemeen zullen zyn , zo dat de voordeden „ van den eenen de verliezen van den anderen " zullen vergoeden." Welke was, derhalvcn , de meening van dit Verdrag ? Zoude het niet even goed geweest zyn, dat Frankryk tot Spanje gezegd had: Gy zult den oorlog voeren, omdat zulks met myne belangen overeenkomt: ik hebW aanzienlyke verliezen- geleden in den kryg tegen de Engelfchen; maar, dewyl het waarfchynelyk is dat gy veroveringen op hen maaken zult, en'dat gy Portugal zult wechneemen , zult gy dat geheele Land zynen bezitteren wedergeeven, ■om de Engelfchen te verplichten , dat zy ons de landfchappen weder afftaan , welke zy op ons veroverd hebben , en welke wy hun niet weder kunnen ontrukken ? Nog eens , waarom den Koning van Portugal aan te tasten , welke niemand beleedigd had , en op het Koningryk van welken noch Spanje noch Frankryk eenige rechten had ? De reden hiervan was de voor deelige koophandel, welken Engeland in Portugal dreef, en welken Frankryk wilde bederven. Deeze Mogendheid was,daarenboven,overtuigd, dat de Engelfchen het beste gedeelte hunner ver-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 235 veroveringen zouden te rug gegeven hebben, om het gemelde Ryk aan den Koning van Portugal weder te bezorgen. Maar is dit eene reden om eenen Vorst aan te tasten , welke daartoe geheel geene wettige reden geeft? ó Staatsrecht(*), hoe ydel en nutloos is het, u te beoefenen! Ondertusfchen werd dit Verbond , hoe ongerymd het ook mogt weezen, door de beide Kroonen getekend. De Franfchen bedienden 'er zich terftond van. De Heer van Busfy ontving last, om, uit naam des Konings van Spanje , de teruggaaf te vorderen van eenige fchepen , welke de Engelfchen deezer Kroone ontnomen hadden, cn, bovenal, dat zy afltand deeden van het hakken van Campechehout. Dit voordel verftrekte tot eenen twistappel , welke al de Grootbritannifche Staatsdienaars in verdeeldheid bragt. Twee mannen, geheel verfchillendc in characters, en in alles ftrydig tegen elkander, bevonden zich aan het hoofd deezer Regeeringe. De ééne was Pitt: hy had eene verheven ziel , een geest bekwaam tot groote ontwerpen, ftandvastigheid in de uitvoe- rin- (*) Dreit public. Zoude men, ondertusfehen, niet eenigermaate foortgelyke aanmerkingen kunnen maaken op des Konings poogingen, van welke hy zelve, weinig vroeger, en ook naderhand, fpreekt, om de Porte te beweegen tot het beginnen van eenen oorlog tegen Oostenryk, in weerwil van de trouwe der Verdragen? Vert. • / . 17611762. Verdeeld, heid tusfehen de Briifche Staatsdienaars.  1762. fe36 GESCHIEDENIS ringe , eene onbuigbaare aankleeving aan zyne gevoelens , omdat by ze befchouwde als voordeclig voor zyn Vaderland, het geen hy beminde. De andere was Bute? deeze was de Beftuurder van des Konings opvoedinge (*) geweest. Meer Baatzuchtig dan bedreven , wilde hy heerfchen onder de ichaduw van het koning]yke gczaeh. Hy had tot eenen ftelregel , dat het web der eere voor eenen ftaatsman flechts van een grof zamenweeffel moet zyn ; hy geloofde , dat hy , door den vrede , tot welken prys het ook zyn mogt, aan zyn Volk te bezorgen , de afgod van hetzelve zoude worden. Hy bedroog zich, en het gemeen hield hem in vervloekinge. Deeze twee Engelfehen befchouwden het voordel van Spanje met zeer vcrfchillende oogen. Pitt , overtuigd , dat Spanje den oorlog verlangde, en dat, gevolgelyk, een vredebreuk onvermydelyk was , wilde , dat men deeze Mogendheid onvoorziens zoude op het lyf vallen , dewyl zy haare toebercidfels nog niet volkomen gemaakt had , en (temde , dat men haar den oorlog moest aandoen , terwyl men in het geval was van te moeten vechten, en niet van in onderhandeling te treeden. Bute, yreezende, dat deeze nieuwe vyanden het duiten van den vrede bezwaarlyker zouden maaken } Vertoonde , dat men , door de begrippen var! zynen tegendreever te volgen , de regeering iii bun (*) Gouverneur du RM*  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 23?, buiteiifpoorige kosten zoude wikkelen , en in nieuwe gevaaren, van welke men bet einde niet voorzien konde $ dat., indien by het gevoelen van den Heere Pitt afkeurde , dit bovenal gefchiedde , om dat het, in de omftandigheden, waarin Engeland zieh bevond-, gemaklyker was te Madrid eene onderhandeling te beginnen, dan te Londen nieuwe geldlbmmeii tot den oorlog tc verzamelen. Het gevoelen, van Bute kreeg, in des Konings Raad, de overhand, op dat van. zynen tegenftander. De Heer Pitt gevoelde hierover een zo hevig verdriet , dat hy , vol- van verontwaardiginge, zyne bedieningen nederleide. Zyn voorbeeld werd-, kort daarna, gevolgd door de. Hertogen van Newcastle e-n van Devonshire, weiken insgelyks afftand deeden van hunne ampteii. De Heer Bute maakte zich hunnen buit te nut., by nam in den Raad- de plaats, welke hem best behaagde, en vormde een nieuw Reliëf van. Staatsdienaaren , zamengefteld uit de Lords. Hallifax, Egremont cn. Greenville, welk het Driemanfchap genoemd werd maar Bute was 'er de zjei van. ■ Niet lang daarna toonde de uitkomst, dat de Heer Pitt over de. oogmerken van Spanje geoordeeld had als. een [ recht fchapen j- Staatsman :• want de Heer Bute verloor zynen tyd- met onderhandelingen , en men was genoodzaakt tot de wapens, zyne toevlucht te neemen. De Engelfchen waren verplicht den Koning van Portugal by te. ftaan met hunne krygsbenden , en de VerkoeKng tuifchen Pruisfén e;: E.igslanc!»  176a. • peod der Keizerinae van Rusland. 3jS GESCHIEDENIS de voordeden , welke hunne Vlootcn behaalden was men nog verfchuldigd aan den Heere Pitt welke, geduurende zyn Staatsdienaarfchap,. de ontwerpen deezer verrichtingen gemaakt had. Naauwelyks was de Heer Bute in bediemnge, wftnneer de verkoeling, welke tusfehen Prtusfen en Engeland begon te heerfchen, grootlyks toe* nam De Heer Bute weigerde de onderdandgelden' welke het [Britfche] Volk tot dien tyd toe den'Koning betaald had ; hy vleide zich daardoor deezen Vorst tot de noodzaaklykheid te zullen brengen, van zyne toedemming te geeven aan de voorwaarden van vrede, welke de Staatsdienaars yan Grootbritannie zouden goedvinden denzelven voor te fchryven. Deeze Engelschman verbeeldde zich, dat het geld alles doet, en dat 'er geen geld was buiten Engeland. Maar van welke kleinigheden hangen de zaaken der waereld , en de ontwerpen der menfchen af' De Keizerin van Rusland derft; haar dood'bedriegt alle Staatkundigen van Europa, en doot eene oneindige menigte van zorgvuldigIvk beraamde, en met vlyt in orde gefchikte bedekken en oogmerken om verre. Deeze Vorstin , welker gezondheid , in de laatde jaaren , wankelende was geweest, werd, op den acntften van Louwmaand des Jaars 1762, door eene bloedfpuwinge fchielyk wechgerukt. Door haa~ xen dood viel de Kroon op den Grootvorst haaïen Neef, welke, onder den naam van Pieten ien Derden, regeerde. De Koning had de vnend-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 239. fehap met deezen Vorst aangekweekt , in den tyd , waarin dezelve nog niet meer was dan Hertog van Holftein , en door eene tedergevoeligheid, welke onder dc menfchen zeldzaam, maar nog zeldzaamer is by Oppervorften , had deeze Prins hiervoor een erkentelyk hart bewaard. Hiervan had hy zelfs blyken gegeven,, geduurende deezen oorlog : want hy was het» die het meeste had toegebragt tot den aftocht van den Maarfchalk Apraxin in het jaar 1757, wanneer deeze, na den Maarfchalk Lehwald geflagen te hebben , te rug week na Poolen. Geduurende alle deeze beroerten, had zelfs deeze Vorst zich onthouden van in den Raad, in welken hy zitting had, te verfchynen, om geen deel te hebben aan de maatregelen , welke de Keizerin tegen Pruisfén nam , en welke hy afkeurde. De Koning fchreef hem eenen Brief /an gelnkwenfchinge over zyne komst tot den throori , in welken hy , zonder bewimpelinge,, het verlangen betuigde, het geen hy had om in goede eensgezindheid met hem te leeven, en de achting, welke hy altoos voor deszelfs perfoons zoude behouden. Oe Heer Keith, Staatsdienaar van Engeland aan het Rusfifche Hof, verwittigde eerlang den Koning van de hoop , welke hy op de goede gezindheid van den niéuwenVorst konde bouwen. Kort daarna, werd de Fleer Goudowitz, des Keizers Günfteling, na Duitschland gezonden, onder voorwendfel van deszelfs Schoonbroeder , den Vorst van Zerbst, te be- groe. i7fji1762» Gunffige geneigdheid van pieter. DEN 111.  576i- a4o GESCHIEDENIS groeten. Maar zyne geheime berichtfchriften go. tastten hem zyne terugreis over Breslau te neemen , alwaar de Koning zyn kwartier had, om. denzelven van des Keizers gevoelens van aehtinge en vriendfcbap te verzekeren. Deeze gelegenheid was al te fchoon om ze zich te laaten ontfhappen. De Koning opende zich hartelyk aan den Heere Goudowitz: hy bewees den-, zeiven, zonder moeite, dat 'er geene de minfte weczcnlyke reden van oorlog was tusfehen de beide Staaten ; dat de tegenwoordige beroerten alleenlyk een gevolg waren der konftenaaryen van het Hof van Weenen, het. welk flechts voor zyne eigene belangen werkte; en dat niets gemaklyker was, dan het goede verftand. tusfehen de beide Hoven, door een vasten vrede, te fcerftellen. Ter gelykertyd voegde hy hierby , als in het voorbygaan, dat hy zich van des Keizers billykheid beloofde , dat dezelve tot den yrede geheel gecne voorwaarde zoude vorderen, welke tegen de eer van eenen Oppervorst ftrydig ware, alzo de Koning dezelve nimmer zou-, de°kunnen ondertekenen. En dewyl-de gelegenheid gunftig was, om zich te verzekeren van het. voordeel, het geen men zoude kunnen trekkenuit de goedwillige gefteldheid des Keizers, zeide: de Koning, 'even. als of het hem oncfnapte, dat. hy, wel verre van. de geringfte gevoeligheid, over het geen gebeurd was, te behouden, niets met meer.verlangen wensfihtc, dan met den keiaer dm band. der. volmaakttte veteeniginge tc vo>  van den ZEVENJA'AR. OORLOG. 241 vermen. Deeze verklaaring werd verzeld door eenen brief voor den Keizer, bykans in dezelfde uitdrukkingen ontworpen , op dat deeze Vorst dies te meer geloof mogt geeven aan het bericht , het geen de Heer Goudowitz hem ten opzichte van des Konings gevoelens, ten zynen opzichte, zoude brengen. Naauwelyks was de Heer Goudowitz na Petersburg vertrokken, wanneer de Heer van Goltz hem volgde in de hoedanigheid van buitengewoonen Afgevaardigden (*), om den Keizer over deszelfs komst tot den throon te begroeten , cn vooral om de onderhandeling over den vrede aan te dringen, en het fluiten derzelve , vóór de opening van den veldtocht, te verhaasten. Men was, evenwel, niet zonder bekommeringen. Want, op welken grond konde men onderftellen , dat de onderhandeling te Petersburg een gunftigen keer zoude neemen ? De Hoven van Verfailles en van Weenen waren der overledene Keizerinne borgen gebleven voor het Koningryk Pruisfén; dc Rusfen waren in vreedzaamc bezittinge van hetzelve: zal dan een jong Vorst, die pas tot den throon gekomen is, van zelve afftand doen van eene veroveringe , voor welker bchoudenisfe zyne Bondgenooten hem borg bly ven ? Zullen het belang , of de roem , welken een aangewonnen landfehap verfpreidt over het begin eener regeeringe , hem niet weder» ' * ) Envoyi extraordinaire. IV. DEEL. O 176'r1762. les Koniru* jnzekerleid. — LoF van pikim den Ut.  17-61I7Ö2. o42 GESCHIEDENIS derhouden? Voor wicn? Waarom? En uit welke beweegreden zal hy het afftaan ? Alle deeze, bezwaarlyk op te losfen , vraagen vervulden de gemoederen met onzekerheid over het toekomende. Maar dc uitkomst was gelukkiger dan men konde hoopen. Zo bezwaarlyk is het de tweede oorzaaken te ontwikkelen, en de 'onderfcheiden dryfveeren te kennen , welke 'den wil der meiifchcn bcpaalen. Het bleek dat Pieter de III een uitmuntend hart bezat , met edeler en verhevener gevoelens , dan men gcmecnlyk by de Vorften aantreft (*> Hy fchiktc zich na al de verlangens des Konings , en ging zelfs verder dan men konde verwachten. Uit eigene beweegingc riep hy den Heer van Czernichef met deszelfs Volk uit het Oostenrykfche Leger tc rug; hy eisebte van den Koning geen den minften afftand , fchoon hy daartoe bevoegd zoude geweest (*) Een groote lof wordt deezen Vorst hier gegeven. Verdiende hy denzelven? Uit zyne volgende verrichtingen, zyne wyze van regeeringe, zyn zedelyk gedrag , de behandelinge zyner Gemaalinne en Kinderen aangedaan, of tegen dezelve voorgenomen, het voegen van zyne wapenen by de Pruisfifche tegen het Huis. van Oostenryk , dat hem niet beleedigd had, en andere gebeurtenisfen heeft men meei dan voldoende reden om hier aan te twyffelen. Maar kan men ook den Koning van Pruisfén zyne dankbaarheid jegens den man , aan welken hy zyne behoudenis verfchuldigd was, wel kwalyk neemen ? Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 243 wecst zyn, zonder dat men 'er iets op zoude te zeggen gehad hebben; by verhaastte de onderhandeling over den vrede, en begeerde, tot alle vèrgêlding , niets meer dan des Konings vriend- cn bondgenootfehap. Eene zo edele, zo grootmoedige, zo ongemeene wyze van handelen moet niet alleen tot de nakomelingfchap worden overgebnrgt, maar behoorde met gouden letteren in de lhatsvertrekken van alle Koningen gefchreven te worden. Oe oogmerken des Keizers waren in deezen tyd, in het byzonder,tegen Denemarken gericht. Hy was gevoelig over dc beleedigingen , welke de Koningen van Denemarken zynen Voorouderen hadden aangedaan. Daarenboven had hy perfoonlyke onrechtvaardigheden te wrecken : want, geduurende het leeven van Keizerinne Elifabeth, hadden de Dcencn vcrlchcidemaalen gepoogd hem te berooven van het gedeelte van Holfteih , welk hy nog bezat; waartegen hy zich altoos met ftandvastigheid verzet had. Zynen geest door zo veele beleedigingen verbitterd zyn de, had hy in den zin, daarvan eene wydklinkende wraak te neemen , en indien hy de;; oorlog tegen Pruisfén eindigde , gefchiedde dij alleenlyk om denzelven met zo veel tc grooterc heftigheid weder te beginnen tegen Denemarken. De Koning handelde met den Keizer niet, gelyk de eene Vorst met den anderen; maar met die hartelykheid, welke de vriendfehap vordert, en welke derzclver grootftc aangenaamheid O 2 Wfe 1-61- 1762, Deszelfs oogmerken t-.'cn Deiife marken. Gemeen? xatmhciij des K(Win|| met d?D RusSfctyen Éffuff  17611762. Mislukte poogingen des Graaven VAN BUTE te Petersburg en te Weenen. 244 GESCHIEDENIS uitmaakt. De deugden van Pieter den III maakten eene uitzondering op de regelen der Staatkunde ; en men moest wel eveneens handelen ten zynen opzichte. De Koning trachtte hem voor te komen in alles , wat hem aangenaam konde weezen; en daar hy verlangen fcheen te hebben om den Graaf van Schwerin , des Konings Adjudant, (welke , in den vcldflag by Zorndorf, door de Rusfen gevangen genomen zyndc, het geluk had gehad van zyne gunst te verdienen) nog eens weder te zien , ondernam deeze Graaf die reis zonder vertoeven, en bragt, geduurende zyn verblyf in Rusland, niet weinig toe tot het ondertekenen der Verdragen van Vrede en Bondgcnootfchap. Dc Heer Bute , die , door verachtingc van andere Volken , onkundig was van het geen in Europa omging , en nog meer van dc denkwyze des nieuwen Keizers van Rusland , vervuld met de denkbeelden van den algemeenen Vrede , welken hy met alle geweld wilde maaken , gelastte den Vorst Gallizin , den Rusfifchen Staatsdienaar te Londen, aan zyn Hof te berichten, dat, welke afftanden dc Keizer van Pruisfén mogt vorderen , Engeland zich fterk maakte hem dezelven te doen erlangen , mits dat hy zich niet overhaastte, en volhardde den Koning van Pruisfén in de engte te houden, door het volk des Heeren van Czernichef by de Oostenrykfchen te laaten blyven. De Keizer , verontwaardigd over deeze voorfiagen, antwoord-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 245 woordde op dezelve , zo als een Pruisfisch Staatsdienaar zoude hebben kunnen doen. Hy zond een affchrift van den brief des Vorften Gallizin aan den- Koning, om denzelven te doen zien, hoe zeer Engeland hem verried. Maar dit was niet dc cénige trouwloosheid, welke de gemelde Engelfche Staatsdienaar omtrent den Koning pleegde. Bute, niet te vrede met de zaaken van Pruisfén te Petersburg in verwarring te willen brengen, was ter zelfder tyd met het Hof van Weenen in onderhandeling getreden. Hy wilde, zonder weeten des Konings, vrede maaken met het Huis van Oostenryk. Milddaadig ten koste van de Pruisfifche landfehappen, en des Konings belangen zonder eenige zwaarigheid opofferende, bood hy deszelfs buit der Keizerinne-Koninginne aan, even als of hy meester geweest ware om daarover naar welgevallen te befchikken. In deeze gelegenheid diende het geval den Koning nog beter, dan. de fynfte ftaatkundige ftreeken hadden kunnen doen. De Graaf Kaunitz nam deeze openingen verkeerdlyk op : hy vermoedde , dat het oogmerk van Engeland ware het Hof van Weenen met dat van Verfaillcs in de war te helpen, en hy antwoordde den Heere Bute met alle trotsheid en gemelykheid van een Oostenrykfchen Staatsdienaar; hy verwierp, met verfmaadinge, voorhagen, welke hy befchouwde als verwrikkende; daar byvoegende, dat de Keizerin-Koningin magtig genoeg was om zich op haare eifchen Q 3 ïccni: 17611762.  2A& GESCHIEDENIS 1762. Misnoegen én bed; kte ZamenT inningen in feusland. fenvoor- dien de* nieuwen feeizers. recht te bezorgen, cn dat zy tegen haare waardigheid zoude handelen niet eenen vrede aan te neemen, hoedanig dezelve ook zyn mogt, van welken Engeland zich tot Middelaar zoude maaken. Dus mislukte dit ontwerp, tot befchaaming des gecnen, die het gevormd had. In weerwil van zo veele gelukkige gebeurtenisfen en ontdekte laagen , was , evenwel, de Koning niet vry van ongerustheden. De brieven van Petersburg deeden hem beeven voor den perfoon des Keizers; zy kondigden allen de beginfels cener Zamcnzwceringc aan, welke op het punt was van uit te breekem De perfoonen, welken men verdacht hield van in deeze Zamcnfpanniug te deckn, waren de minst fchuldigen. Dc waare aanleggcrs arbeidden in ftilte, en onttrokken zich met alle zorgvuldigheid aan de kennisfc van het gemeen. Naauwelyks was de Keizer op den throon, of by voerde geduurigc nieuwigheden in het inwendige beftuur zy-, ner' Staaten in : hy eigende zich de landen der Geestelykheid toe, volgens het ontwerp van Pietcr den I; maar Pieter de 111 zat in verre na zo vast niet op den throon, noch werd, door. zyn Volk, zo'zeer geëerbiedigd. De Geestelykheid was in dit ryk des te magtiger, daar het beestachtig domme volk omkroop in de diepfte onkunde. Door deeze Archimandriten en Popen :.an te tasten, maakte men zich onverzoenbaars Vyanden, dewyl alle priesters meer gehecht zyn a#ij, hunne inkomiten dan aan de gevoelens , wel-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 247 welke zy verkondigen (*). De Keizer had , ongetwyffeld, het doen deezer hervorminge wel kunnen' uitftellen, en dan nog zoude men ze met eene voorzichtige hand hebben moeten aanvatten. Behalven deeze zaak , welke een groot gefchreeuw veroorzaakte, leide men hem nog te last, dat hy de Ismailoffche en Preobrazinskifche Lyfvvachten onder eene te ftrenge krygstucht hield , en dat hy Denemarken den oorlog wilde aandoen , het geen den Rusfen te meer tegen de borst was, dewyl zy openlyk zeiden, dat hunne Natie daarby geen belang had. Kwalykgezinde perfoonen verfpreidden deeze bezwaarnisfen onder het gemeen, om den perfoon des Keizers haatelyk te maaken. De vriendfehap , de erkentenis , zo wel als de achting, welke de Koning had voor dc uitmuntende hoedanigheden van deezen Vorst, bewoogen hem aan denzelven te fchryven , en deeze netelige ftof te ontginnen. Men moest hierin.die uiterfte tcer- (*) Over des Konings denkwyze , raakende den Godsdienst, hebbe ik elders een woord gezegd. Ik wil den Godsdienst niet verwarren met deszelfs Bedienaars. Maar het is laag eene geheele orde van menfehen, zonder uitzonderinge, dus voor huichelaars uit te maaken. Tegen veele Kerkelyken kunnen , ongetwyffeld , gewichtige beschuldigingen ingebragt worden: maar hoe zoude het met de Konin. gen gaan , indien men ook hen naar het grootfle gedeelte der perfoonen van hunnen rang wilde oordeelen ? Fert. Q 4 1761176?.  17611762. 248 GESCHIEDENIS teergevoeligheid ontzien, welke maakt, dat alle Vorften hun gezach als wel gevestigd willen aangemerkt hebben; men moest, met oneindige behoedzaamheid,zich verklaaren omtrent de zaak van Denemarken. Om den Keizer het tcrftond onderneemen van den oorlog tegen Denemarken te ontraaden, hield de Koning hem alle redenen voor , welke hem deeze onderneeming konden doen uitfteilen , om dezelve tot een volgend jaar tc vcrwylen: bovenal drong by 'er op, dat de Keizer , eer hy uit zyne ftaaten toog, en zich in een buitenlandfchen oorlog inwikkelde, zich te Moscou moest doen kroonen, om, door zyne huldiging (*), zynen perfoon te gehciligdcr te maaken in de dogen zyns Volks, dewyl zyne Voorzaaten die plcgtigheid altoos zeer zorgvuldiglyk onderhouden hadden : hy maakte vervolgens melding van de omwentelingen , welke in Rusland waren voorgevallen geduurende de afweezigheid van Pieter den I; maar over deeze ffof gleed hy zachtjens heen, en eindigde met den Keizer op eene hartelyke wyze te bezweeren , dat hy de noodzaaklyke voorzorgen tot veiligheid van zynen perfoon niet wilde verwaarloozen; betuigende de Koning tevens, dat het oprechte belang, het geen hy in deszelfs behoudenis Helde, de eenige beweegreden was welke hem de pen had doen opvatten. Deeze brief maakte weinig indruks op den Keizer ï (*) Sacre-,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 249 zer : hy antwoordde 'er op in deeze eigende bewoordingen : „ Myn roem eischt , dat ik „ wraak neeme van de beleedigingen, welke de „ Dcenen mynen perfoon , en vooral mynen „ Vooroudereu , hebben aangedaan. Men zal „ niet zeggen , dat de Rusfen eenen oorlog ,, voeren voor myne belangen, zonder dat ik my aan hun hoofd bevinde; daarenboven vor„ dert de pïegtigheid myner krooninge al te „ groote kosten : dit geld zal beter tegen de „ Deenen gebruikt worden. Wat aangaat het „ belang , welk gy ftelt in myne behoudenis, ,, bidde ik , dat gy daarover u niet wilt ont„ rusten ; dc krygsknechten noemen my hun„ nën vader ; zy zeggen , dat zy liever door „ eenen man , dan door eene vrouw , willen geregeerd worden; ik wandele onverzeld, en „ tc voet, langs de ftraaten van Petersburg: in» „ dien iemand my kwaad wilde doen , zoude „ hy reeds voorlang zyn voorneemen uitge,, voerd hebben ; maar ik doe goed aan al de ,, waereld , en ik vertrouwe eeniglyk op Gods ,, hoede; en daar onder hebbe ik niets te vree„ zen." Dit antwoord verhinderde den Koning niet te volharden in zyne poogingen, om deezen Vorst de gevaaren onder de oogen te brengen, welke hem dreigden. De Heeren van Goltz en van Schwerin ontvingen last, om deeze ftof op het tapyt te brengen, in de gemeenzaame gefprekken, welke zy met deezen Vorst hadden. Maar het was geheel te vergeefs, dat men hem Q 5 zei- 17611762. Deszelfs verwaarlooZÏng van nes Konings wmfcboti* wingen.  17611762. Verdrag van Vrede , en Verlui, d tusfehen Rusland en Pruisien. Vrede tusfehen Zwe£' den en Pruisfén. 250 GESCHIEDENIS zeide , dat in een land, waarin diergelyke zeden heerschten als in Rusland, een Opperheer icher niet genoeg voorzorgen voor de veiligheid van zyn perfoon kan gebruiken. „ Hoort," antwoordde hy eindelyk, „ indien gy van my, ne vrienden zyt , roert dan dit onderwerp, dat my haatelyk is, niet weder aan." Daarop moest men zwygen, en deezen armen Vorst overlaaten aan de gerustheid , wélke zynen val veroorzaakte. Om Troje te verdelgen verblindden de Goden onze oogen , zegt virgilius, Jen. L. II (*> Deeze zaaken verhinderden de onderhandelingen , over den Vrede en over een Verbond, niet, om een fpoedigen gang te gaan. Reeds in het begin van Hooimaand, zond de Keizer den Graaf van Schwerin met het getekende Verdrag van vrede en bondgenootfehap aan den Koning ; te gelyk met een bevel aan den Graave van Czernichef, die te Glatz was, om zonder vertoeven op te 'breeken, ten einde zich by het Leger des Konings te voegen, en, te gelyk.met hetzelve, den Oostenrykfchen den oorlog aan te doen. De " Zweeden , welken zich , na deeze verandering van (*) Les dieux pour fèrdre Troie aveuglèrent noi [Dit vers is, waarfchynelyk, uit eenige Fran* fche Vertaalinge van virgilius genomen. In het oorfpronglyke Werk van gemelden Dichter, ten minften in het tweede Boek, is Seene plaats, waaraan deeze vertaaluig naauwkeuriglyk beantwoordt.] Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 251 van ftclfel en maatregelen van hunnen fterkfteg fteun beroofd zagen , waren genoodzaakt vrede te maaken , uit vreeze voor het kwaad , dat hun zoude kunnen overkomen , indien zy langer daarmede wachtten. De Koning ontving van dc Koninginne zyne Zuster een piegtigen brief (*), welke door den Stokholmfchen Ryksfaad was opgegeven: hy antwoordde daarop zulkerwyze als de Koningin konde verlangen; haar betuigende het vermaak, dat hy gevoelde, door eenen oorlog , tusfehen zo nabeftaande Bloedverwanten te zien eindigen; dat hy, uit vriendfchap voor de Koninginne zyne Zuster, de onregelmaatigc en vreemde handelwyze van het Zweedfche Volk wel wilde vergeetcn , zonder daarover eenige gevoeligheid te behouden; dat, indien hy den vrede maakte, dit enkel uit ach» tinge voor haar gefclhedde, onder voorwaarde, evenwel, dat de zaaken naauwkeuriglyk op denzelfden voet zouden gebragt worden, op welken zy vóór het begin der beroerten waren. Dewyl de vrees de Zweeden voortdreef, werd deeze onderhandeling fpoedig ten einde gebragt. De Gevolmagtigden der beide Hoven vergaderden te Hamburg, en tekenden dc voorafgaande punten vóór het einde van Hooimaand. Van zynen kant dreef de Keizer van Rusland zyn ontwerp tegen Denemarken heftig voort. Evenwel, om in deeze vredebreuk alle plegtig- ^>'Si!tiiv #i'>i.óv sf lavod he(*) Lettre tfapparat, • 17&U 1762-. Denemarken ftelt zich in (laat van tegenweer. ~  17611762. 25a GESCHIEDENIS heden der gerechtigheid in acht te neemen , en op dat het blyken mogt, dat de hardnekkigheid der Deenen hem genoodzaakt had met dezelven te breeken, floeg hy eene zamenkomst te Berlyn voor, op welke de Staatsdienaars der beide partyen moesten trachten, onder Pruisfifche bemiddeling , derzelver gefchillen by te leggen. De Heer van Saldern, des Keizers Gevolmagtigde, was gelast van de Deenen de teruggaaf van geheel Holftein te vorderen , het geen oudtyds den Voorouderen van zyne Keizerlyke Majefteit had toebehoord. Deeze Vorst was zeer wel verzekerd , dat de Deenen aan zo fchandelyke voorwaarden nimmer hunne toeftemming zouden geeven , en dit was het voorwendfel, waarvan hy zich wilde bedienen om zich tegen hen te verklaaren. Een Leger van zestigduizend Rusfen, waarby zich zesduizend Pruisfifchen moesten voegen, was tot deezen tocht gefchikt. De Koning van Denemarken , welke het onweder gereed- zag om boven hem los te barlten , had het bevel over zyne benden gegeven aan een beroemden Krygsoverften; deeze was de Graaf van St. Germain. Hy had den Franfchen dienst verlaaten, uit hoofde van eenig misnoegen, het geen de Maarfchalk van Broglio hem gegeven had. De Heer van St. Germain bevond zich hu aan het hoofd van een ongeoefend Leger, waaraan hooge Officiers, welke bekwaam waren om het bevel te voeren» Ingenieurs, Artilleristen , toeftel tot de leevensmiddelen , met één woord ,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 253 woord, alles ontbraken. Hy zelve alleen vervulde alles, waaraan hy gebrek had. Dewyl de krygskas Hecht voorzien was , Relde hy de ftad Hamburg onder fchatting , en deeze bezorgde hem de fommen , welke hy noodig had. De Deenfche Staatsdienaars ontfchuldigden deeze vreemde wyze van behandelinge met de noodzaaklykheid, welke geene wetten kent. De Heer van St. Germain naderde vervolgens Lubek , waarvan hy voorhad zich meester te maaken zo ras de oorlog zoude verklaard weezen; en, om het tooneel van denzelven van de grenzen van zynen meester te verwyderen, trok hy met een gedeelte zyner benden voorwaards na het Mecklenburgfchc, en floeg zich, tusfehen moerasfen en poelen , neder op eene voordeelige plaats, alwaar hy, waarfchynelyk, den Rusfen den ingang in het Holfteinfche eenigen tyd zoude hebben kunnen betwisten. Wy zullen hem in het midden van zyne toebereidfelen laaten, van welke een breedvoeriger verllag te doen overtollig zoude weczen, dewyl deeze oorlog, voor welken Denemarken met zo veel reden beducht was , geenen voortgang had, cn eene nieuwe omwenteling alles te Petersburg van gedaante deed veranderen. Van alle Mogendheden van Europa was het Hof van Weenen meest verflagen over de in Rusland voorgevallen gebeurtenisfen. Nooit had ■ de Keizerin-Koningin haare hoop hooger doen ftygen, dan op het einde van den laatfïen veldtocht. 17611762. Verflagenbeid aan hec Hof te Weenen.  1762. 254 GESCHIEDENIS tocht. Alles voorfpelde haar de omkcering van Pruisfén, de verovering van Silefien, en de vervulling van alle haare ontwerpen. Haare overtuiging was zo fterk , en haare gerustheid zo volkomen , dat zy , geloovende een gedeelte haarcr krygsbenden niet noodig te hebben tot het voleindigen van den oorlog, eene ontydige befpaaring deed, door last te geeven tot het afdanken van twintigduizend man. Daarop ftierf de Keizerin van Rusland ; en kort daarna verliet het volk des Heeren van Czernichef het Leger van Laudon , om zich weder na Poolen te begeeven. Het Hof van Weenen wilde, maar te laat, de twintigduizend man weder verzamelen , die het had afgedankt, welken nu dooide waereld verftrooid waren , en wier plaats de tyd niet toeliet te vervullen. Hierop kwam de tyding van den tusfehen Pruisfén en Rusland gefloten vrede , kort daarna van het Verbond tusfehen de beide Kroonen getekend , eindclyk die van de vereeniging van het volk van Czernichef met het Leger des Konings. Tot overmaat van rampfpoeden richtte eene befmettelykc ziekte groote verwoestingen aan in de legerplaats van Laudon. Deeze was eene foort van melaatsheid, welker voortgangen zo fchielyk waren , dat zy zyn Leger dunden , en zyne ziekenhuizen bevolkten. Wanneer men hiervan flechts de ferm eens opneemt , vindt men , by dc gemaakte rekening, twintigduizend man afgedankt volk by de Oostenrykfchen , en twintig- duf-  van den ZEVENJAAR. OORLOG, 255 .duizend Rusfen minder, te zamen veertigduizend man; en deeze twintigduizend Rusfen , nu meerder zynde by het Leger des Konings, maaken, tusfehen de beide Legers, een verfchil van zestigduizend man ten voordeele der Pruisfifchen. Al had de Koning drie volle veldflagen na elkander gewonnen , zy zouden hem geen grooter voordeel aangebragt hebben. De dood der Keizerinne van Rusland, en de nieuwe fchikkingen in de zamenkoppclinge van ftaatkundige belangen, welke dezelve in Europa voortbragt, maakten een geheel verfchillenden indruk op de Porte. Zo veele fpoedige omwentelingen , de zo heftige haat tusfehen onderfcheiden Staaten , welke zo fchiclyk in naauwe verbindtenisfen tusfehen de Vorften veranderde, dit alles fcheen der Oostcriëhe Staatkunde onbegrypelyk, cn vervulde de Turken met verbaasd* heid cn wantrouwen. Men moet bekennen, dat zy eenige reden hadden,om verwonderd te ftaan. Na dat de Pruisfifche Staatsdienaar hun lastig was gevallen met de dringendfte verzoeken, om hen tot het verbreeken van den vrede met Rusland over te haaien , veranderde deeze Staatsdienaar eensklaps van taaie , cn bood hun de goede dienden van den Koning zynen meester aan , om eenige gefchillen , welke zy met het 1 lof van Petersburg hadden , over hunne grensfcheidingen, in het minnclyke te vereffenen; en dezelfde Staatsdienaar volhardde enkel in hen aan 12 zetten tot verbreeking van de wapenfehon* fin- 17611762. Indrukfels, wjlke deeze veranderingen op de Porte maa( I76i,  176a. (*) Ravin. n?z GESCHIEDENIS den avond, terwyl elke hoop zich begaf na de plaats, welke hem was aangewezen. De gantfche magt van het lichaam, dat tot deezen tocht gefchikt was, beftond uit eenentwintig ■bataillons en vyfëndertig escadrons. Deeze benden waren gedeeld in vier afzonderlyke hoopen. Die van den Heere van Seidlitz verzamelde zich achter Mockcrwitz; die van den Heere van Canitz achter het dorp Zernitz , en de Heer van Stutterheim , de oudfte der broederen van dien naam, welke op den Petersberg was gelegerd geweest, trok voorwaards na Zocherwitz: wat de Husfaaren en de ligte troepen des Heeren van Kleist aanbelang , hy ftelde dezelve in orde tusfehen Zwenig en Hafslau. Deeze vier kolommen naderden in den nacht , door een heimelyken tocht, de oevers der Mulde, en verfchoolen zich achter eene diepte f*), welke zo wel hunne nadering, als hunne oogmerken, voor de vyanden verborg. Z. K. H. had de plaatzen voor de batteryen uitgekozen , men had 'er het gefchut opgebragt , en het bedekt met kreupelbosch, zo dat het, op het eerfte teken, op de redouten der Keizerfchen konde losgebrand worden. De byzondere troep der vyanden, welken de Prins zich voorftelde aan te tasten , ftond onder de bevelen des Heeren van Zcttwitz, een Oostenrykfchen Generaal , hy konde hulp ontvangen van de benden, welke by Freyberg, Chem-  van pen ZEVENJAAR. OORLOG. 273 Chemnitz en Waldheim in de dorpen in kwartier lagen. Zyne eigene bende was vierduizend man fterk ; by bad de redouten , in de engten ■cn op bet gebergte, bezet met Voetvolk en gefchut , onder welker befchermiug hy zyne Kroaaten en Pandoeren, in verfcheidene hoopen, langs de Mulde verfpreid had. Deeze benden bragten geregeld den nacht door onder de wapenen ; men had zelfs opgemerkt, dat zy alle morgens, met het aanbreeken van den dag, omtrent vier «uren, zich in hunne tenten begaven. Op deeze waarneemingen had dc Prins bepaald , dat de aanval niet gefchieden zoude voor des morgens ten zeven uuren. De Pruisfifche jaagers, welken by Zeschnitz geplaatst waren , begonnen, het zy door het uitwerkfcl van eenig toeval, het zy uit ongeduldigheid, vóór den beftemden tyd tc fcliermutfelen. Hoewel het toen nog niet laater dan zes uuren in den morgen was , befloot Z. KJ H. hierop den aanval tc vervroegen. De vier kolommen trokken oogenblikJyk, op het teken, dat haar gegeven werd , over de Mulde, onder de bedekking van veertig ftukken gefchut. De Heer van Seidlitz, welke de Ruitery , door de waadbaare plaats by Tcchnitz, aanvoerde , vond by het dorp Masterau de Kroaaten in zynen wech , welken zich in eene nabuurige redoute bergden. De Heer van Kleist, die wat laagcr over de Mulde trok, greep, tef zelfder tyd, den vyand in den rug, terwyl de kolommen van het Voetvolk de hoogte beklbto* IV- peet,. S tóen. 1752.  af4 GESCHIEDENIS men. Deeze zamengeftelde beweegingen verbaasden de Oostenrykfchen , en zy verlieten hunne fterkten. Geduurende deezen tyd viel de Heer van Kleist met zyne Husfaaren de Kuirasfiers van van Ville op het lyf, en floeg ze op de vlucht. Dewyl hy dezelven had voor zich heen gedreven , maakte dit vervolgen, dat hy het Voetvolk des vyands, het geen in vollen aftocht was , vooruit geraakte. Hy tastte het in de fpitze aan , terwyl het Pruisfifche Voetvolk het van naby op de hielen zat, zo dat het in verwarring geraakte, en van deezen geheelen hoop Keizerfchen niemand ontkwam, dap die in tyds de voorzichtigheid gehad hadden van zich in Waldheim te bergen. De Heer van Zettwitz en tweeduizend man van zyn volk , vielen den overwinnaar in handen. Den zelfden dag deed Z. K.^H. de legerplaats zyner benden affteeken by het dorp Kcsfelsdorf, en de Heeren van Hulfen en van Foren de vooruit trekken, welken de posten van Schlettau en van de Katzenhaufer betrokken. Den dertienden, trok des Prinfen Leger na Oedern ; het ontdekte , op eenigen afftand , den optocht der Oostenrykfche benden, welke van Waldheim kwamen, waarby de vluchtelingen van den voorigen dag zich gevoegd hadden. De Fleer van Kleist viel op derzelver achterhoede aan, welke hy op de vlucht floeg; vandaar greep hy het regiment van Luzani aan , en ontnam hetzelve vyfhonderd ma?i. De  VAN öisN ZEVKNJAAR. OORLOG. *?5 De lieer van Maquire , welke te Freyberg het bevel voerde , hoorcude wat te Rofswein was voorgevallen, wilde zich niet aan een diergelyk lot blootltellen. Hy ruimde het Zinnewald , Nosfen en Freyberg , cn week na Dip* poldiswalda. Z. K. H. betrok terltond hierop de legerplaats by Freyberg. Hy zond zyne voorhoede voorwaards tot aan Bobrich (*) , en de Heer van Seidlitz maakte de Wilde Wcistrita aan alle zyden fchoon. De Prins betrok den zestienden de legerplaats van Pretfchendorf, vanwaar hy een byzonderen hoop volks na Reichs» ftadt zond. Hy plaatfte posten van Sabischdorf tot aan Fraucnltein, om alle doortochten te bewaaren , langs welken de vyand eenige onderneem ing tegen de benden mogt kunnen ia het werk itellein De Heeren van Hullen en van Forcude trokken ter gelyker tyd met den Prins voorwaards , en namen hunne plaats tusfehen Harte en Conftapel ; zy voorzagen dc dorpen Braunsdorf, Harte en Weisdrup , met ligte troepen, ten einde de gemeenfehap der legerplaatze by Landsberg met die by Pretfchendorf te ver* zekeren. Terwyl de Pruisfifchen dus bezig waren met hunne voordeden tegen de Keizerlyke tronen voort te zetten, trok het Kreitslegcr, onder bevel des Printen van Stolberg voorwaards na Tfchopa. Z. K. H., welke geeneu vyand, zo jin- (*) Den i>eer-tienden. S a Verdere voortgang. der l'rutstii leliën» Ftet Krcirs* in SaxMj  1762. Prins HENn e ik verfterkt /yne legerplaats. É76 GESCHIEDENIS naby zich, achter zynen rug, konde dulden £ -vond zich genoodzaakt eenig volk na dien kant af te zenden. Hy ftelde den Heer van Bandemer tegen deeze benden., met duizend paarden, welke door vier bataillons onderfteund werden. De Heer van Bandemer bezette de oevers van de Flohe , en zond den Heer van Roder op kondfehap uit. Deeze Officier werd befprongen door al de Ruiterye , welke in het Ryksleger was. Hy zoude, evenwel, zonder verlies van aanbelang, zynen aftocht gemaakt hebben, indien niet de Heer van Bandemer, zeer onvoorzichtiglyk , befloten had de engte van de Flohe door te trekken om hem by te fpringen. Deeze bende, welke den doortocht flopte , vermeerderde de verwarring van die des Heeren van Roder , welke fchikking had gemaakt om af te trekken. De Pruisfifchen hadden te firyden tegen een getal , dat viermaal zo groot was als het hunne, en voor deeze keer zegepraalde het getal over de dapperheid; zy verlooren, in het te rug wyken , vier ftukken gefchut, en omtrent vyfhonderd man. Deeze tegenlpoed noodzaakte Z. K. H. van maatregelen te veranderen. Hy deed den Heer van Canitz , met verfche benden , van Pretfchendorf vertrekken, en plaatfte zich by Oedern , alwaar hy niet meer dan twee mylcn van den vyand was , die zich by Chemnicz gelegerd had. Het Leger van Prins Hendrik befloeg eene groote fpits. Om de ongemakken tegen te gaan , welke ontftonden uit de  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 277 de noodzaaklykhcid , waarin hy was, van menigvuldige hoopen volks af te zenden, deed hy arbeiden aan het verfterken van al de plaatzen, welke, hy bezet hield; men bewerkte overftroomingcit by die, welke 'er vatbaar voor waren;, men maakte verhakkingen in de bqsfehen , en verfchanfte de gronden, op welke noch moerasten , noch beeken, noch gehoomte waren, waarmede men voordeel konde doen. Dc Heer van Serbelloni, der werkeloosheid moede, in welke hy tot nog toe gekwynd had, bcfloot een ontwerp uit te voeren , het geen hem met roem moest bedekken. Hy begon (*) met den Heer van Stampach , welke tot nog toe , met eenen hoop van zevenduizend man, zich in de engte, van Zittau had opgehouden, te doen by zich komen. Met deeze verfterkinge vertrok hy van Dippoldiswalda , om de ligte troepen van Z. K. H. , welke by Reichsltadt gelegerd waren, te verrasten. Maar, op zyne nadering, weeken de Heeren van Kleist en van Eglofflein na de legerplaats van Pretfchendorf. Het bataillon van Hordt , dat nicuwlings geworven was, verloor eenige manfehap op deezen aftocht. Deeze groote krygsverrichting liep. uit op een ichutgevaart, het geen den geheelen dag duurde. Reeds des anderendaags zonet Z. K. H. de Heeren van Kleist en van Eglofltein, om denzelfden post weder te bezetten. Dewyk even- (*) Den eerften van Zomermaand» S 3 1762. Vergeeffchc ondevneeming der Oostenrykfchen.  \7^, liet Kreitsleger wykt weder uit §axtn. 278 GESCHIEDENIS evenwel dit volk te Reichsftadt noch noodzaakt, lyk was , noch van weezenlyk aanbelang (*_) a trok men het, eenige dagen laater, in. De Heer van Belling , welken het teltenen van den Vrede met de Zweeden tot nog toe in het Meckleuburgfchc had opgehouden , konde zich niet by het Leger in Saxen voegen vóór den achttienden van Zomermaand. Deeze verfterking ftclde Z. K. II. in Haat , om eenige onderneeming tegen het Krcitsleger tc beproeven. Het was voor het Leger in Saxen noodzaaklyk, cn zelfs van onvermydelyke noodzaaklykhcid , dat het zich ontfloeg van eenen vyand, welken het achter den rug had, en wiens nabuurfehap , in, fommigc moeielyke omftandigheden, doodelyk zoude kunnen worden. Dc Heer van Seidlitz werd belast met het beftuuren deezer onderneeminge. Hy begaf zich na Penig, De Prins van Stolberg, welke eenentwintig bataillons, en eenendertig escadrons in zyn Leger had , weck hierop 11a Anuaburg. Zyn af-? tocht van Chemnitz gaf den Heere van Canitz vryheid, om zich te Zwickaü by den Heer van Seidlitz te voegen. Dc benden der Kreitzen Verlieten Saxen , en verlooren veel volks , ter» wyl zy na Bareuth weeken. In dcnzclfden tyd was de Heer van Kleist bezig aan den kant. van Marienberg, vanwaar hy den Colonel Toricck deed verhuizen, welken hv noodzaakte na $sfe*>.H*k  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 279 Bohemen te vluchten : waarna hy zich weder by het Leger voegde. Terwyl de Prins van Stolberg in den fchoot des Ryks zyne toevlucht zocht, liet de Heer van Serbelloni zyne gedachten gaan over een ontwerp van nog grooter aanbelang, dan het voorige. Hy ftelde zich voor , den Heer van Hullen te liaan door langs de Elve te lluipen, ten einde om deszelfs ftandplaats heen te trekken. Om zyn oogmerk te beter tc verbergen, deed hy, op zekeren morgen (*)» al de voorposten der legerplaatze van Pretfchendorf ontrusten. Eene kolom van zevenduizend man vertoonde zich aan de rechterzyde van het dorp Hennersdorf, en geliet zich den doortocht van dc Steinbruckenmuhle te willen beproeven: -eene andere kolom ftelde zich in dagorde tegen over Frauenftein. De Heer van Ried, welke te Benerich het bevel voerde over een lichaam van twaalf bataillons , en , in den voorigen nacht, verlterkt was door zestien bataillons en vyfëntwintig Compagnien Granadiers, fchaarde zich, geduurende deeze geveinsde vertooningen , des morgens, in drie hoopen, in orde op de hoogten van Benerich. Dc eerfte kolom rukte aan op het dorp Grumbach, vanwaar zy een vry« bataillon, dat zich in de redoute van Pfarrholz wierp, deed verhuizen: maar de drift der Oostenrykfchen werd gemaatigd door het vuur der hafc (*) Den zevenënuvintigften S 4 1762. Nieuwe onderneemingder Oostenrykfchen.  VeUirncV.t der Bondgenooten. 280 GESCHIEDENIS battcrycu van den Landsberg.1 De tweede kolomder vyanden trok voorwaards na Cubach; en de derde, welke die van den rechter vleugel was, deed een Pruisfisch bataillon het dorp Weisdrup verlaatcn. Deeze laatfte kolom werd gefluit door het vuur der redoute van Conltapel, welke het bataillon van Carlowitz verdedigde. Na een dapperen tegenftand van de zyde der Pruisfifchen , werd de vyand genoodzaakt te wyken, en dc benden , welke Z. K. H. van Pretfchendorf na den Landsberg ter hulpe zond, kwamen eerst aldaar na het eindigen van het gevecht. De vyand vergenoegde zich met het doen van flaauwe en kwalyk doorgezette aanvallen. Hy offerde, by deeze gelegenheid, zonder vrucht, krygsvolk op , waarvan hy meerder nut had kunnen trekken , indien hy het met grootcre ftoutinocdigheid bad weeten aan tc voeren. Terwyl het geluk , in Saxen , het lot der Pruisfifchen en der Keizerlyken in evenwigt hield , verklaarde het zich , in het Duitfcbe Ryk , volkomen tot voordeel van de Bondgenooten en van Prins Ferdinand. Dc Franfchen hadden zich , dit jaar , bepaald om niet meer dan dén Leger in Duitschland te hebben , met eenige benden tot eenen waarborg, om den Neder-Rhyn te dekken. Deeze waarborg, waarover dc Prins van Condé het bevel voerde , was zesenveertig bataillons en achtendertig escadrons fterk. Het Leger zelve, onder de bevelen der Heeren van Soubife en van d'Estrées beftond uit hon-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. aSi honderdënerf bntaillons en honderdéénëntwintig escadrons. Deeze Maarfchalken hadden voorgenomen, met hunne magt, in het Keurvorftendom Hanover te dringen. Het ontwerp van Prins Ferdinand liep rechtftrceks tegen het hunne aan; want hy maakte zich gereed om de Franfchen Uit Ilesfenland te verdry ven. Hy verdeelde vooreerst zyn Leger, op het voorbeeld der Franfchen. Hy zond den Erfprins met twintig bataillons en eenentwintig escadrons af (*), om zich tegen den Prins van Condé te verzetten , en behield voor zich tweeënzestig bataillons , eenenzestig escadrons, en vyfduizend man ligte troepen, tot dc uitvoering van zyn ontwerp. Dc Prins van Condé opende den veldtocht aan den Ncder-Rhyn. Op den tienden van Zomermaand trok hy over deezen itroom , verzamelde zyne benden te Bockum , en maakte de vertooning van zich na Dortmund tc willen begeeven. Al de beweegingen der Franfchen en der Bondgenooten, in dit gedeelte van Duitschland, waren alleen betreklyk tot den overtocht over de Lippe , welken de beide partyen van weerskanten elkander betwistten. Geduurende dit voorfpel, verzamelde Prins Ferdinand zyn Leger op de hoogte van Brackel, vanwaar hy zich na de Dimel begaf, cn het kasteel Sabbaburg innam Cf), Ter zelfder tyd deed hy de bosfehen van Geis- mar- In Zomermaand, (f) Den achttienden. S 5 1762.  282 GESCHIEDENIS 176a. Gevecht tot nadeel der Franfchen. mar en van Lubenau bezetten', om zich meestei' te maaken van de doortochten aan de Dimel. Het Franfche Leger, het geen zich by Kasfel verzameld had , trok den tweeëntwintigften na Grebcnltein , vanwaar het den Graaf van Lufatien na den kant van Gottingen afvaardigde. Terftond daarop werd de Heer Luckner door Prins Ferdinand na de Leine gezonden, om het oog te houden op de beweegingen der Saxifchen. Prins Ferdinand befloot hierop de Franfchen aan te tasten , ten einde hen, van het begin des veldtochts af, tot eene verdedigenden oorlog te noodzaaken. Tot dat einde ontving de Heer Luckner bevel, om, met een gedeelte van zyn volk, Sabbaburg te naderen. Hy moest den rechter vleugel des vyands aantasten. Lord Granby kreeg last om den linker vleugel te ontginnen ; en Prins Ferdinand had voorgenomen ter zelfder tyd, met het gros zyns Legers , zich voor de fpits der Maarfchalken te vertoonen. Reeds op den vierëntvvintigften trokken de Bondgenooten allen over de Dimel, om deeze onderfcheidene aanvallen te doen. De Franfchen namen deeze beweeging voor een algemeen uitgaan op voeraadje , en lieten 'er geheel geene ongerustheid over blyken. Ondertusfchen werd het volk des Heeren van Castries, welke den rechter vleugel des Heeren van Soubife dekte, terftond overhoop geworpen, en de Bondgenooten befprongen de legerplaats zelve. De Heer van Soubife zich van vooren, op zyde en  SfAtt den ZEVENJAAR. OORLOG. 283 en in den rug, aangetast ziende, befloot tot den aftocht. Dc Heer van Stainville wierp zich, niet de bloem der Franfche henden , in het bosch van Wilhclmsthal om denzelven te dekken ; en aldaar gebeurde tusfehen hem en Lord Granby een gevecht, het geen den ftryd befliste. Al het volk des Heeren van Stainville werd ingelloten en verflagen. Ondertusfchen gaven de Heeren van Sporken cn van Luckner gelegenheid, dat de Maarfchalk yan Soubife na Iloehkirch konde wyken, het geen de onderneeming, welke Prins Ferdinand tegen Kasfel in den zin had, deed mislukken. In dien zelfden nacht trok de vyand over de Fulda, en nam zyne legerplaats op de hoogten, welke van Munden na Kasfel loopen. De Bondgenooten llocgen zich neder tegen over de Franfchen , en maakten, door verfcheidene afgezonden hoopen, zich meester van etlyke kastcelen, welke hun voordeelig waren. De Maarfchalk van Soubife , welke voor Ziegenhain vreesde, deed de Heeren van Guerchy en van Roehambeau optrekken , om na die plaats en vandaar na Melfungen te gaan , en achter den rug der Bondgenooten partyen uit te zenden. Prins Ferdinand zond tegen hen Lord Granby , welke hen floeg by het kasteel van Homburg. Naarmaate de Bondgenooten bunnen rechter vleugel uitbreidden , deeden de Franfchen het zelfde omtrent hunnen linker vleugel. De beide Maarschalken, ouderwylen befpeurende, dat zy den ibnd 1762, Andere na. deelcn duor de Franfchen geleden.  1762. 284 GESCHIEDENIS Hand huns Legers te zeer van volk ontbloot^ ten, riepen den Graaf van Lufatien te rug van Gottingen , om dc ledige tusfchenruimten van hunne legerplaatzen te vullen, en plaatften denzelven met zyn volk by Lutterberg. De Prins, bemerkende, dat de Saxifchen, in dien post,bykans geheel op zichzelven Honden (*) gelastte, den Heer van Gilfe hen in denzelven aan te tasten. Deeze Generaal doorwaadde de Fulda aan het hoofd van zestien bataillons. In het begin van het gevecht verdedigden de Saxifchen zich: maar, toen zy befpeurdeu, dat eene hunner redouten was veroverd, koozen zy het haazenpad , en vluchtten in wanorde. De Maarfchalk d'Estrées kwam hun te hulp , en maakte , dat zy niet te eenemaal verdagen wierden. De Heer van Gilfe trok voorzichtiglyk over de Fulda te rug (f) , om zich niet in te laaten met vyanden, welker getal ieder oogenblik aangroeide. Deeze onderfcheidene poogingen deeden Prins Ferdinand oordeelcn, dat het gemak-r lykftc en zekerde middel, om de Franfchen te overwinnen, was, dat men hen noodzaakte zich nog verder uit te breiden; cn vol van dit ontwerp zond hy den Heer Luckner na den kant van Hirschfcld. Deeze partygangcr veroverde. Fulda, Amoeneburg, en een aantal van kleine, op den grooten wech van Kasfel na Frankfort (*) Ifolês. (f) In Hooimaand.  van dén ZEVENJAAR. OORLOG. 285 gelegene, kasteden. Deeze tocht, welke fchielyk verricht werd , had verdrietige gevolgen voor de Franfche Maarfchalken, dewyl hy hen in de engte bragt ten opzichte van hunne leevensmiddelen, welke zy, ten grooten deelc,van de Mein trokken. De Heer van Soubife vleide zich , dat hy zyne zaaken zoude hcrftellen door veertig ba'taillons aan den Eder te brengen, om den post van 'Schwalm te bezetten. De Heer van Luckner, onderfteund door Lord Granby, noodzaakte dit volk de Fulda weder over te trekken. Flierop kwam de Heer van Soubife zelve; hy trok over den Eder , en vestigde zich by Heiligenberg. Dewyl men de Franfchen in dien ftand niet konde aantasten , liet Prins Ferdinand Lord Granby by Falkenberg , en begaf zich met het Leger na den zamenloop van den Eder en de Fulda. In de verlegenheid, tot welke de Fran* fche Generaals zich door deeze verrichtinge gebragt zagen , wisten zy geen ander middel van reddinge te bedenken , dan de benden, welke tot eenen waarborg dienden , van den Neder-Rhyn by zich te ontbieden. Ingevolge der bevelen, welke de Maarfchalken hem gaven, liet de Prins van Condé den Heer de Voyer, met eenig volk , aan de Nedcr-Lippe ; en , na dat hy, te vergeefs, op zynen tocht getracht had Hamm te veroveren, trok hy de Wetterau door, en kwam over Giesfcn aan den Olim te voorfchyn. Zyn oogmerk was zich na den Boven- Eder 1762. De Franfche Maarfchalken ontbie. den den Prins van condé by zich.  Te leur geHéld om. werp van Prins ter. din4nd, 256 GESCHIEDENIS Eder te begceven , ten einde aldaar het ontwerp te hervatten, welks uitvoering den ileerc van Soubife mislukt was. De Erfprins, welke, tot dien tyd , het oog gehouden had op deii Prins van Condé , vertrok zo fchielyk als hy, Het eenige benden achter om den Heer de Voycr in het oog te houden , trok door het Vorftendom Waldeck, cn bereikte de oevers van den Ohm, eer de waarborg der Franfchen van den Nedcr-Rhyu aan denzelven konde komen. Geduurende deeze beweegingen der beide waarborgen, zoude Prins Ferdinand wel gewensebt hebben den Heer van Soubife aan tc tasten, eer de Prins van Condé zich by denzelven konde voegen. Fly nam voor, de geheele fpits des vyands te ontrusten , maar , evenwel , zyne voornaamfte magt te wenden tegen den Fleer van Guerchy, die aan de andere zyde der Ful* da, in de nabuurfehap van Melfungen, gelegerd was. Prins Frederik van Brunswyk werd met zes bataillons en twaalf escadrons afgezonden, ten einde hy de Werra zoude omtrekken, en zich meester maaken van Wanfried en van Esch* wege , waardoor hy zich achter den rug deï vyanden moest bevinden, fvlen maakte zich gereed, om den algemcenen aanval te doen, op den achttien van Oogstmaand: maar een opgekomen overvloedige regen, welke dc wateren der Fulda deed opzwellen, maakte dat de benden dezelve niet konden doorwaaden, noch ter gelyker tyd aankomen op dc posten, welke haar waren aan- ge-  Vak den ZEVENJAAR. OORLOG. gewezen. Deeze ondernceming liep dus uit op een fchutgevaart, het geen drie dagen duurde. De Prins van Condé veroverde , in deezen tusfehen tyd , het kasteel Ulrichftein. Na herhaalde reizen , maar telkens re vergeefs, den overtocht over den Ohm beproefd te hebben, trachtte hy eenen hoop volks voorwaards na Hirschfeld te zenden , om vandaar den beiden Maarfchalken , welken het bevel hadden over het Franfche Leger, de hand te bieden. Om de oogmerken des Prinfen van Condé te be« gunftigen , gelastte de Maarfchalk van Soübife den Heer van Stainville het kasteel Fricdewaldé met bomben te befehieten. Dit gelukte , en hierdoor werd dc tot dus verre afgebroken ge'meenfehap des Franfchen Legers, met de Mem, weder geopend. Dit Leger had zich toen in Hesfenland zulker wyze geplaatst, dat het genoegzaam een grooten halven kring vormde, waarvan het eene einde, over Marpurg en Gies* fen loopende , tot aan de Lahn reikte, en het andere , dat Hirschfeld, Mélfungen, Kasfel erj Munden infloot, aan de Fulda eindigde. Prins Ferdinand brandde van begeerte, om tot eene beflisling te komen; Hy wilde eenen flag flaan, welke hem de overhand op dc Frarrfchen konde bezorgen voor het overige van den veld-tocht. Met dit oogmerk, verfterkte hy den Erfprins met vyftien bataillons en twintig escadrons. Plet ontwerp der Bondgenooten was het volk des Heeren van Levi op te ligten. De Erfprins zoude hier* 176c» Plaatzing des Franfchen Legers. De Erfprins van Brunsi wyk wordt gekwetst.  êS8 GESCHIEDENIS hierin geflaagd zyn , indien de Heer Luckner in tyds ware aangekomen ; evenwel ontfnapten hem weinige Franfchen (*)• Na deezc verrichting dreef hy den Prins van Condé van de oevers van den Ohm tot voorby Giesfen , by eene oude verfchanfing der Romeinen , Welke de Polgraben genoemd wordt, maar dit werd met een fchutgevaart bclloten. Dewyl, evenwel , de Heer van Soubife zich niet langer in Hesfenland konde handhaaven, zonder zich bloot te ftellen voor de grootfte gevaaren, ontruimde hy Gottingen, wierp veertien bataillons in Kasfel, en week, over Flirschfeld, na Fulda. Prins Ferdinand bleef hem van naby op zyde , en zond, ter zelfder tyd, Prins Frederik van Brunswyk achter zich af , om Kasfel in te fluiten. De Franfchen weeken te rug tot aan de Mein, dewyl het groote Leger niet anders, dan door deezen tocht, zich met den waarborg onderden Prinfe van Condé konde hereenigen. De Erfprins zat deezen Prins , welke, over Butzbach en Friedberg, na Frankfort deinsde , heftiglyk op de hielen. Wanneer nu het Leger der Bondgenooten zich by Schotten aan dc Nidda had ' nedergefiagen , ontving de Erfprins last om Fritzlar te bezetten (f). Hy was in optocht na Asfenhcim , wanneer hy door den Heer* Luckner bericht ontving , dat Friedberg en de boog- (*) Den vierëntwintigftcn. (f) Den denigften.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. aSo hoogten van Nauenheim door den vyand bezet waren. In haast trok hy dervvaards, en tastte de Franfchen aan , welken hy van de hoogte deed verhuizen. Maar weldra werd hy gewaar, dat hy , in plaatze van met een afzonderlyken hoop volks te ftryden , met de voorhoede des Legers van Soubife te doen had. Dit Leger kwam, in verfcheidene kolommen, aanrukken; hy wordt op zyné beurt aangetast , verdedigt zich dapperlyk, maar heeft het ongeluk van gevaarlyk gekwetst tc worden , en zyne benden vluchten , zonder dat men ze weder kan in orde brengen. Deeze ramp noodzaakte Prins Ferdinand van ontwerp, en van Hand, te veranderen. Hy verplaatfte zyn Leger na Orlof, tegen over Friedberg , en bleef daar tot den zevenden van Herfstmaand. Op de tyding, dat de Franfchen in ftilte na Butzbach trokken , oordeelde hy, dat hy , om zyn groot ontwerp te volvoeren, het geen in de herovering van Kasfel beftond, het mogt kosten wat het wilde, den vyand moest beletten, door Opper-Hcsfen en het Waldekfche, in het beneden gedeelte van Hesfenland te dringen. Om dit te bewerken, begaf hy zich met het Leger op den tocht, ten einde de hoogten te bereiken , welke achter den Ohm cn de Lahn opryzen. De Franfche Generaals ontrustten hem op zynen tocht, ten einde den Prinfe van CondC den noodigen tyd te bezorgen, om by Marpurg over de Lahn te trekken , en de IV. DEEL. T hOOÏ- 1702. Prins FERDINAND belet dc Franfchen in het liesfifche te dringen.  1762. Kasfel door de Bondgenootenheroverd. Overgang tot de Sile fifche zaalieo. c9o GESCHIEDENIS hoogten van Wettern te bereiken. NögthanS was Prins Ferdinand, in weerwil der regens, en der menigvuldige gevechten by zyne achterhoede, de eerfte die Wettern bereikte. De Prins van Condé zich voorgekomen ziende, vermydde alle gevecht, en trok weder over de Lahn. De Bondgenooten vestigden zich bier, en breidden hunnen linker vleugel over Kirchheim uit na Homburg aan den Ohm. De Fleer van Soubife, die Ziegenhain en Kasfel wilde verlosten, trachtte zich dèn wech te openen, die na Ziegenhain leidt. Tot dat einde begon hy een gevecht aan de Bruckenmuhle, het geen hardnekkig werd,en waarby hy veel volks verloor , als zynde dapperlyk, cn herhaalde keeren, afgellagen. De beide Legers bleeven , voor het overige van den veldtocht, in denzelfden ftand. Geduurende derzclvcr werkloosheid , opende Prins Frederik van Brunswyk de loopgraaven voor Kasfel. De belegering begon den vyftienden van Wynmaand, en werd voortgezet tot op den zevenden van Slachtmaand, wanneer de ftad zich op voorwaarden overgaf. Zodanig was het roemryk bef] uit van deezen veldtocht der Bondgenooten , in welken Prins Ferdinand gelegenheid had om alle zyne bekwaamheden te ontwikkelen, en te doen zien, dat een goed Generaal aan het hoofd eens Legers meer afdoet, dan eene menigte van krygers. Wy hebben ons gehaast, om beknoptelyk de verrichtingen van het Leger der Bondgenooten voor  van den ZEVENJAAR. OORLOG, *£g voor te duttgeii , met zo veel te meer reden , dewyl, in dit jaar, de oorlog in Duitsehland zich verwyderd had van dc grenzen , zo van Saxen als van dc Staatcn des Konings , cn , derhalVöd , de beweegingen van Prins Ferdinand geheel in geen verband ftonden met die der Pruisfifche Legers. Wy zullen nu den draad van den veldtocht in Silefien weder opvatten, en dc aaneenfchakeling der gebeurtenisfen zal ons noodwendig na Saxen leiden , alwaar wy het verhaal der bedryven van deezen veldtocht zullen befluiten , met het verflag der daaden van Z. K. H. den Priufe Hendrik. De Lcezer zal zich ongetwyffeld herinneren, met hoe groote zorgvuldigheid men getracht had der Keizerlyke Ruiterye vrees aan te jaagen , cn hoe wel men daar in reeds gedaagd ware. Dit was een der voorafgaande punten voor deezen veldtocht. Plet andere,dat van evcu groote noodzaaklykbeid (.*■) was, werd niet verwaarloosd ; want dc Prins van Bevern was reeds tot aan Troppau voortgcrukt , vanwaar hy den Fleer van Werner na Gratz had gezonden. Deeze Generaal maakte hier hondcrdënvyftig krygsgevangenen, het geen den Fleer van Beek noodzaakte over dc Mora te trekken , en na Freudenthal te wyken. Wy zullen het,ten opzichte van deeze afwending, hierby laaten berusten, om tot de Rusfen over" (*) Tont ausfi esfentiel, T a 1762» Voordeden In Oppci» Silefien be? liaald. Aaiiknnïst der tyujlfrl  1-62. Optocht van des Ko nings Leger. a9i GESCHIEDENIS over te gaan. Deezen trokken den dertigftetl van Zomermaand over den Oder , cn kwamen denzelfden dag te Lisfa. De Koning had vooraf den Heer van Wied, met vierentwintig bataillons over de beek van Schweidnitz gezonden , onder voorwendfel van den optocht der Rusfen te dekken; maar inderdaad om aan den anderen oever dier beek een lichaam te hebben, het geen 'er noodzaaklyk was tot volvoering van het ontwerp , het geen de Koning tegen de vyanden gefmeed had. Deeze benden hielden zich in de dorpen, in zeer digt ineengedrongen kwartieren, op dat de Keizerlyken 'er geene achterdocht uit mogten opvatten. Des Konings Leger begon zyne verrichtingen op den eerften van Hooimaand. Het groote Leger kwam zich ncderflaan by Sagfchutz , terwyl de Heer van Wied het des nachts op zyde trok, en, aan den anderen oever der beek, in dicht ineengedrongen legeringen zich voorwaards begaf. Hy had, van den kant der Oostenrykfchen , niets te vreezen, noch konde door dezelven ontdekt worden , dewyl de Heer van Reitzenftein voor hem was met vierduizend paarden , en den Heer van EUerichhaufen op den Pitfchenberg ingefloten hield. Indien de Maarfchalk Daun Hechts met eenige hardnekkigheid zyne legerplaats by Domanz had willen bewaaren, zoude de Heer van Wied om hem zyn heen getrokken; hy zoude de beek van Striegau by Petervvitz zyn overgegaan, en langs het Non-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 293 Nonnenbusch getogen, vanwaar by de legerplaats van Kunzendorf zoude bereikt hebben. Deeze lag den Maarfchalk Daun in den rug, cn [het bezetten derzclve] zoude hem in de noodzaaklykheid gebragt hebben van over Bogcndorf te rug trekken, en zich weder in het gebergte te werpen , het zy na den kant van Hohengiersdorf, het zy na dien van Leutmannsdorf. Maar de Maarfchalk Daun, te voorzichtig om dit uiterfte af te wachten, verliet in dien zelfden nacht het gebergte van Zobten en den Pitfchenberg , en plaatfte zyn Leger op de gebergten tusfchcti Bogendorf, Kunzendorf, en den Zeiskenberg. Des Konings Leger volgde hem van naby (*) , en nam weder zyne oude ftandplaats by Bunzelwitz. De ligte troepen naderden de groote legerwachten der Keizerlyken, tot op den afftand van eenen piftoolfchoot. De Heer van Reitzenftein nam de hoogten van Striegau in bezit , en de Heer van Wied , welken hy dekte , leide zyn volk in kwartier in de gemelde ftad, en in de naastbygelegen dorpen. De plaatsing, welke de Maarfchalk Daun genomen had, maakte dat zyn Leger in de fpitze niet konde aangetast worden: men konde, evenwel, aan den rechter en aan den linker vleugel, om hem 'heen trekken. Dewyl men te veel zoude gewaagd hebben met dit te onderneemen tusfehen Silberberg cn Bogendorf , . dewyl de Heer; (*) Op den derden van Hooimaand; T3 1762. Verjeeflche aanval op een gedeelte des vyand. iyken Legers.  m GESCHIEDENIS Heer van Haddick zich te Wartha bevond, en de gebergten aan dien kant ruwer en moeilykcr zyn, verkoos men liever dit op des Maarfchalks linker vleugel tc verrichten , door hem , over HohcnlViedbcf^, Reichcnau cn den Engelsberg, van achteren aan ic grypen. Dit ontwerp werd, op dc volgende wyze, wcrkftdlig gemaakt. De Heer v I SüeChffl hield dc kielplaats van Bunzelwitz hezet ftiet de tweede liuie, en men liet hem daar, om den vyand in ontzach te houden, al dc Kuirasficrs van het Leger, welken, in het gebergte, onbruikbaar waren. Ondertusfchen begaf de Koning zich des BVOflds (*) op wech, met zyne eerfte linie, en voegde zich by de Heeren van Reitzenftein en van Wied, welken hem tot eene voorhoede dienden. Met het aanbreeken van den dag, bevond zich deeze voorhoede naby Reichenau, vanwaar zy aanviel op dc voorposten, van Brentauo, welke fcbielyk voortgedreven werden tot aan den voet van den Engelsberg, alwaar hun Generaal gelegerd was. Brentauo had zyn Voetvolk geplaatst op den top van drie rotzen, wc'ke door een goeden naauwen wech gedekt werden. De Heer van Wied, vol van yver,tastte hem, misfehien al te driftig, aan. Deeze rotzen waren zo bezwaarlyk by te komen, dat de troepen ze niet konden beklauteren. De Pruislifchen deeden vergeeffche poogingen 5 zy werden afgeslagen , cn veriooren twaalfhonderd man aan doo- (*) Op den zesden  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 295 doodcn , gevangenen en gekwetften. Het gros der benden floeg zich neder by Reichenau; maar de Heer van Wied vervolgde zynen tocht dooide engten van Landshut. Het oogmerk van deezen tocht was het groote magazyn der Keizerlyken te Braunau op te ligten. De Heer Brentano, welke hierop vermoeden kreeg, verliet den Engelsberg, en vertrok , met allen mogelyken haast, om zich, nog in den zelfden nacht, na Friedland te begeeven. De Maarfchalk Daun, van dit volk, het geen hem van achteren dekte, beroofd, vreesde, datde Pruisfifchen hem in den rug zouden vallen, verliet daarop zyne legerplaats van Kunzendorf, en weck na Dittmansdorf, vanwaar zyn linker vleugel zich uitftrekte na Beersdorf. Daarenboven plaatfte hy eenen hoop volks te Taiiiiliaufen, welke hem deeze zyde dekte, en een anderen op zynen rechter vleugel tc Burkendorf, door middel van welken hy zyne gemeenfehap met de vesting Schweidnitz bewaarde. De Fleer van. Ziethen volgde onmiddellyk den vyand, en nam bezit (*) van de hoogten van Kunzendorf en van Furltenftein. liet volk , het geen dc Koning na het gebergte geleid had, voegde zich by hem, cn floeg zich van Seitendorf tot Bogendorf neder in dc zelfde legerplaatze, welke de Maarfchalk Daun in het jaar 1760 had heilagen. (*) Op den zevenden. T4 mijn deinst ichter- «aards.  1762. Voordeel door den Heere wxeb ber.aald. 296 GESCHIEDENIS gen. Byzondere hoopen hielden de engten van Waldenburg en van Gottsberg bezet , en de Heer van Manteufel greep post, met zesduizend man, op de hooge vlakte van Hohengiersdorf, aan welker voet, na den kant der vlakte van Schweidnitz, men den Heer van Knobloch met zyne brigade plaatfte. Wat den Heer van Wied aanbelangt, welke zynen tocht vervolgde, hy ontmoette het volk van Brentano by Friedland ; en begroette het met een hevig lchutgevaarte , waarna de Heer van Rcitzenftein den vyand aangreep. De Dragonders van Finck hadden , by deeze gelegenheid , dc eer van drie regimenten Keizerlyke Kuirasfiers tc liaan, van welken zy honderdentachtig krygsgevangen maakten. Brentano borg zich in Bohemen, en nam post tusfehen Dittersbach cn Hauptmannsdorf, in eene legerplaatze, welke dc vyand reeds te vooren had doen verfterken , om de verzamelplaats zyner leevensmiddelen tc beveiligen. De Heer van Wied werd des anderendaags verfterkt met vier bataillons , en drie regimenten Ruiterye. Maar al ware het geheele Leger tegen Braunau opgetrokken, zoude het daar niets hebben kunnen onderneemen, dewyl deeze engten tusfehen de rotzen onhandelbaar zyn , dewyl men ze met weinig volk verdedigt, en 'er niet om heen kan trekken. De Maarfchalk Daun had den Heer van Haddick met tienduizend man hulpbenden van Wartha derwaards gezonden, De-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 297 Dewyl deeze gebergten, welke dc vyand bezet hield, denzelven buiten bereik fielden, richtte de Heer van Wied zynen tocht op Trautenau. Vandaar zond hy alle zyne Kofakken , onderfteund door eenige Dragonders , in Bohemen. Deezen verfpreidden zich door dit geheele Koningryk , en bragten overal den fchrik. Reeds op den tweeden dag van hunnen inval , vertoonde zich eene hunner benden voor de poorten van Praag. De vrees, welke hunne tegenwoordigheid inboezemde, was zo groot, dat dc Heer van Serbelloni op het punt was van Saxen met zyn Leger te verlaaten, om zich in perfoon tc verzetten tegen de wanorden, welke de Kofakken aanrichtten. Het is waar, dat de handelwyze van dit volk wreed was", zy beroofden, pionderden en verbrandden dc plaatzen, welke zy op bunnen wech aantroffen. Deeze inval zoude niet zonder vrucht geweest zyn, indien men denzelven langer had kunnen doen duuren. Maar, van den eenen kant, hielden deeze benden, welke men onder geene krygstucht konde brengen, zich enkel bezig met het maaken van buit, en met denzelven in veiligheid te brengen ; waardoor het gebeurde, dat zy by hoopen, zonder last van hunnen geleider , te rug kwamen, en hunne vangst borgen, om ze in Poolen te verkoopen; zodanig, dat, ten einde van acht dagen, Bohemen, zonder eenen flag te doen, zich van hun verlost zag: men zoude ze tot een tweeden inval hebben kunnen gebruiken, indien van T 5 een 1764. Inval der Kofakken in Bohemen.  1762. De Koning bed' ii p den Orscen' ryk ct.ej rechter vleugel tc weiken. 29S GESCHIEDENIS een anderen kant de zaaken niet onverwacht van gedaante veranderd waren. De Heer van Wied, welke hunnen aftocht dekte, verzekerde ter gelyk er tyd zyne gemeenfchap met het groote Leger. Zyne afgezonden hoopen waren trapswyze verdeeld , en bewaarden de keelen van de gebergten. De Heer van Gablenz hield achter hem de engte van Schazlar bezet; de Prins van Bernburg , nader aan het Leger, die van Liebau, vanwaar hy gemeenfchap had met den Heere van Salenmon te Conradswalde , die aldaar eenen tusfchenpost beiloeg. Alle deeze hoopen hadden , van den kant der vyanden, dies te minder te vreezen, dewyl de fchroom, van het magazyn te Braunau te verliezen, derztlver aandacht dermaate had ingenomen , dat zy het, tot meerdere veiligheid , na Scharfeneck, in het Graaffchap Glatz, deeden vervoeren. Wy hebben zo even gezien, dat deeze afwending der Kofakken in Bohemen van geene de minne weezenlyke uitwerkinge was. Tegen het magazyn van Braunau , welk de Keizerfchen elders heen vervoerden , konde men geene ontwerpen meer fmeeden; zo dat de geheele linker vleugel des vyands niet meer eenig vruchtbaar veld voor krygsonderneemingen aanbood. Dewyl nu het voornaame doelwit van deezen veldtocht was Schweidnitz te heroveren, ftelde de Koning zich voor, op den rechter vleugel der Oostenrykfchen te werken, en de posten, welke zy te Burkersdorf en te Leutmannsdorf hadden, te does  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 299 doen verhuizen, om hun alle -gemeenfchap met Schweidnitz af te fnyden. Dit ontwerp, dat alle voldoende trappen van waarfchynclykheid had, om als onfeilbaar befebouwd te worden , werd den volgenden dag onzeker , en bykans eene herfenfehim, door eene van die onverwachte en fchielykc gebcurtenisfen , welke der menfehen maatregels omver ftooten. Eene omwenteling had dc gedaante der zaaken in Rusland veranderd. De Heer van Czernichef bragt 'er de eerfte tyding van aan den Koning. Op zekeren namiddag kwam by denzelven zeggen , dat Pietcr de Derde door de Kcizerinne, zyne Gcmaliune, ontthroond was \ dat hy van den Ryksraad bevel had ontvangen, om door zyn volk den eed van trouwe aan zyne nieuwe Oppervorftinne te doen afleggen, en onmiddellyk het Pruisfifche Leger te verlaaten, ten einde 11a Poolen te wyken. In de gefteldheid, waarin de Koning zich bevond,, in bet midden van eenen veldtocht, waarvan de onderneemingen gegrond waren op de hulp der Rusfen , was deeze tyding voor hem een donderflag. Hoe hard ook deeze flag mogtweczen, hy moest zyne party kiezen, dewyl het kwaad onherftelbaar was , en toevlucht neemen tot zyne eigene middelen van reddinge , dewyl de vreemde hem begaven. De tydingen, welke uit Pruisfén of uit Pomeren kwamen, boodfehapten alle, dat de Rusfifche krygsbenden zich gereed maakten, om de vyandlykhedeivweder te beginnen, 'Er kwam eene Ukafc (of Bevelfchrift) te voor« 176*2,, Omwenteling in Rus land.  1762. De Koning beüuk de Oostenryk fche poste aan te tasten. Soo GESCHIEDENIS voorfchyn, waarin de Koning genoemd werd dt erflyke en onverzoenbaare vyand van Rusland. Reeds hadden de Gcmagtigden der Keizerinne de inkomften van het Koninglyke Pruisfén weder in beflag genomen. Kortom , naar alle waarfchynelykheid, was men op het punt van eene nieuwe vredebreuk; maar, gelyk dikwyls gebeurt, deeze waarfchynelykheden werden bedriegelyk bevonden. De frappen, door de Keizerinne gedaan, rustten op valfche onderftellingen. Zy vreesde, dat de Koning, de hechtenis van Pieter den Derden gewaarwordende, het volk van Czernichef zoude noodzaaken, zich voor den Keizer te verklaaren, of het, ingevalle van weigeringe, ontwapenen. Om niet onvoorziens overvallen te worden, nam zy Pruisfén in beflag, om haar tot eenen waarborg voor des Konings gedrag te ftrekken: ter zelfder tyd gaf zy last aan haare Veldoverften om zich gereed te houden tot het weder beginnen der vyandlykheden, zo ras zy het dienflig zoude oordeelen , maar zy dwaalde in haare onderftellingen. De Koning kantte zich niet tegen het vertrek des Heeren van Czernichef. De eenige infchikkelykheid, welke hy van denzelven vorderde , was , dat hy zyn vertrek drie dagen zoude uitttellen; en hiertoe gaf deeze Veldoverfte beleefdlyk zyne toeftemming. Deeze drie dagen waren kostelyk; men moest zich van dezelve bedienen, om eenigen beflisfen1 den flag te flaan. De tegenwoordigheid der Rusfen bedroog de Oostenrykfchen, en deezen ware* nog  van den ZEVENJAAPv. OORLOG. 301 nog onkundig van de gebeurde omwenteling; men moest Schweidnitz herneemen, of befluiten , geene andere kwartieren te hebben, dan langs § den Oder, gelyk in het laatstverlopen jaar. Indien deeze veldtocht zonder vrucht voorbyging, waren de poogingen verloren , welke men gedaan had, om de helft van Silefien te heroveren , cn het vooruitzicht van den vrede verdween te eenemaal. Deeze redenen deeden den Koning befluiten iets aan het geval over te laaten ; hy handelde met meerdere roekeloosheid en ftoutheid, dan hy, in gunftiger omftandigheden, zoude gedaan hebben. De onderneeming, welke de Pruisfifchen konden beginnen, beftond in den aanval op twee ontzachlyke en bezwaarlyke posten. Die van Burkersdorf verdedigt de engte , welke door het gebergte gaat van Konigsberg, en by Oehmsdorf op de vlakte uitloopt. Aan beide kanten van deezen naauwen doortocht, verheffen zich oneffene en fteile bergen , verfterkt door redouten , welke met gewelfde wallen voorzien (*), met ftormpaalen bezet , en met verhakkingen omringd waren; drie der geene , welke naast by Hohengicrsdorf lagen, hadden met elkander gemeenfchap door eene verfchanfing, welke ze onderling vereenigde. Vanhier begon eene andere verfchanfing, welke den bodem der engte floot, en vervolgens opklimmende voortliep tot den top van een na den kant van Leutmannsdorf liggend gebergte. De (*) Cafetnatées, 176a. d>il; kinen daartoe.  3oa GESCHIEDENIS De Heer van Okclli verdedigde deeze werken met vierduizend man. De post van Leutmannsdorf, hoewel door dc kunst minder verfterkt, vertoont eene fpits van bezwaarlyken toegang, vol en doorfneden met diepten (*) en holle wegen, en behelzende alle hinderpaalcn, welke de ruwe natuur op eenigen grond tot deszelfs verdediging kan uitleveren. Deeze post werd ine» gelyks verdedigd door vierduizend Oostenrykfchen. Om het Leger tot het aantasten van deeze posten in ftaat te ftellen , moest men beginnen met al de benden eene wending te doen maaken (f). De Heer van Gablenz betrok de legerplaats van Trautlicbersdorf, om het vertrek des Heeren van Wied, na Bohemen, voor den vyand te bedekken. De Heer van Knobloch verliet de legerplaats van Seitendorf, en volgde den wech des Heeren van Wied. Beiden daalden van het gebergte in de vlakte van Freyburg; zy trokken om Schweidnitz heen , dat door des Konings Ruiterye was ingefloten. De Heer van Wied begaf zich in den nacht na Faulbruck , alwaar hy zyn volk op de dorpen deed legeren. Hy werd gedekt door den Heer van Rohl, welken de Koning, geduurende den geheelen veldtocht, met duizend paarden in deeze ftreeken geplaatst had, om het oog op den vyand te houden, zo dat de Oostenrykfchen geheel niets gewaar wierden , van de naderinge der Pruisfifchen. Wat den Heer (*) Ravins. (f) Den achttienden.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 303 Heer van Knobloch aanbelangt , welke in den nacht over Bunzelwitz en Creysfau trok, hy begaf ziclj •> des anderendaags morgens, op de linker zyde van Polnisch Weiftritz, terwyl de Heer van Mollendorf, die, met zyne brigade en tienduizend man, van den voet der gebergten va» Hohengiersdorf kwam , zich aan de rechter zyde van het gemelde dorp plaatfte. Door de vereeniginge van deeze beide Generaals, fneed de Koning aan het volk van Burkersdorf, en gevolgelyk aan het Oostenrykfche Leger , de gemeenfchap met Schweidnitz af. Het volk des Heeren van Wied was gefchikt tot den aanval op Leutmannsdorf; de benden der Heeren van Knobloch en van Mollendorf tot den aanval op Burkersdorf. Om van de maatregelen, welke deeze onderneeming vorderde, niets over te (laan, zullen wy aanmerken, dat de Heer van Manteufel reeds vooraf geplaatst was op de hooge vlakte van Hohengiersdorf, alwaar de zwaare batteryen, welke men daar had aangelegd, dienden, ©m de naast aan deezen post gelegen verfchanfu:gen, welke de Heer van Okelli bezet hield, in den rug aan te grypen. Tot nog meerdere veiligheid had men den Prins van Wurtemberg met twintig escadrons afgevaardigd, op dat hy, geduurende het gevecht, de Oostenrykfche posten van Silberberg en van Wartha in het oog zoude houden, en op dat de vyand niet van daar den Heere van Wied in den rug mogt kunnen vallen, terwyl deeze de Oostenrykfchen by Leutnianns- dorf 1762.  Ï7Ö2. Orde van den aanval. 3o4 GESCHIEDENIS dorf zoude aangrypen. De Maarfchalk Daun vorderde nog grooterc voorzorgen; men moest hem, geduurende den aanval, in bedwang houden, om hem het zenden van hulpe na de posten, welke men veroverde, te beletten. Met dit oogmerk ontving de Heer van Gablenz last, om eenige vertooningen te maaken na den kant van Braunau, om des vyands oplettendheid tot zich te trekken. De Heer van Ramin kreeg bevel, om, met de posten der Keizerfchen, aan de zyde van Tannhaufen, te fchermutfelen. Het groote Leger moest zyne tenten ftryken , en zich in flagorde fchaaren, cn men beval den Heere van Manteufel de zorg, om de Pandoeren, welken tusfehen zyne legerplaats en den rechter vleugel der Oostenrykfchen waren, te ontrusten. Deeze onderfcheidene voorwerpen, met welke men den Maarfchalk Daun bezig hield-, verhinderden hem het ontwerp der Pruisfifchen te doorgronden, en maakten denzelven dc uitvoering gemaklyker. Wat de aanvallen zelve belangde, die van den Heere van Wied moest den anderen van den Heere van Mollendorf voorgaan , dewyl deeze Generaal, in het omtrekken van den ftand by Burkersdorf noodzaaklyk zyne zyde moest bloot geeven aan dc Oostenrykfchen, welken hunnen post by Leutmannsdorf hadden, cn , indien de Heer van Wied het ongeluk had van te rug geflagen te worden, het volk des Heeren van Mollendorf in gevaar zoude geweest zyn van te eenemaal vernield te worden. In den nacht tusfehen  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 305 fchen den twintigften en eenëntwintigften maakte de Heer van Mollendorf zicli meester van liet kasteel van Oehmsdorf, alwaar hy vyftig vyandlyke krygsknechten gevangen nam. Men had dit kasteel noodig, om te nader te komen aan den voet van het gebergte , alwaar men dien zelfden avond de loopgraaven opende. Men maakte daar batteryen voor veertig haubitzen, en voor twaalf Hukken gefchut twaalfponders. De haubitzen moesten dienen om bomben in de redouten te werpen, en het gefchut om de engte tc bcftryken, door welke de Heer van Okelli hulp had kunnen ontvangen uit het Keizerlykc Le°er. De gemelde Generaal verbeeldde zich op eenen post te weezen , welke niet aangetast konde worden; by was in dc grootfte gerustheid , fchreef de beweegingen der Pruisfifchen enkel toe aan derzelver oogmerk, om Schweidnitz te belegeren, en befchouwde alle ftappen, welken zy deeden, als voorbereid fels tot deeze onderneeming. Den eenëntwintigften, met het aanbreeken van den dag, betrok de Heer van Wied eenen heuvel , tegen over en naby den post van Leutmannsdorf; hy vestigde daar eene battery van dertig ftukken zwaar gefchut, onderfteund door eene linie van veertien bataillons. Onder de bedek, king van dit vuur floop de Heer van Lottmn, rmet zyne brigade, ter rechter zyde in een hollen wech, welke hem tot op dan rug des vyands leidde. Deeze beweeging werd onderfteund door IV. deel. V eene 1762. Aanval op de Oostenrykfcheposten va Leutmanns dorf en Burkcrsdorf.  1762. Welke veroverd worden. 306 GESCHIEDENIS eene foortgelyke verrichting , welke aan de linker zyde gefchiedde. De tocht des Printen van Bern burg werd gedekt door diepten en krcupelbosch; hy begaf' zich na de rechter zyde der Keizerfchen. De vyand, dus in den rug en in de zyde door de Pruisfifchen aangevallen, bood flechts een flaauwen wederftand. Ter zelfder tyd , trok de Heer van Wied voorwaards op hunne fpits aan , cn de verfchanfing werd met den eerften flag overweldigd. De overwinnaars dreeven vandaar de overwonnelingen in eens tot aan Henrichau, Heidelberg en Hausdorf. Brentano, welken de Maarfchalk Daun, in weerwil van alle ongerustheid , welke men hem veroorzaakt had, ondertusfchen tot hulp van deezen post had gezonden, Brentano, zegge ik, kwam te laat, en werd door de Oostenrykfchen, welken even te vooren by Leutmannsdorf geflagen waren, in hunne vlucht medegellcept. Zo ras de Heer van Wied meester was van de hoogten, begonnen de Pruisfifche batteryen te Oehmsdorf op den vyand te Telneten. Vyftienhonderd Ruiters, welken de Heer van Okelli, in eene laagte, voor zyn Voetvolk geplaatst had, welken niets minder verwachtten, dan dat zy aangevallen zouden worden, en van hunne paarden geftegen waren, zagen zich onverwachts befchoten, en met bomben beworpen van batteryen, welke zy niet befpeurd hadden: zy wierpen hun eigen Voetvolk overhoop, brasten het n wanorde, en fleepten het in verwarringe met zich  van den ZEVENJAAR.. OORLOG. 30?' ■zich tot na het Leger van den Maarfchalk Daim. Door de vlucht van deeze benden, blecven de redouten van deezen post Hechts zwak bezet. Terftond wierp de Heer van Mollendorf zich aan zynen linker vleugel in het bosch, dat gemeenfchap heeft met dc bosfeheu van Lcutmannsdorf, cn, door het gebergte om den Heer van Okelli heen trekkende, deed hy den vyand, na een maatigen tegenftand, verhuizen. Het Pruisfifche Voetvolk ftak den brand in de ftormpaalen cencr redout, welke dc Oostenvykfehen nog bezet hielden, het geen hun eindelyk noodzaakte dezelve tc verlaateu. Ondertusfchen hield de Heer van Okelli, nicttegenftaaude deezen aanval, zich nog ftaande op dc liooge vlakte, welke ter rechter zyde is van den wech van Poiniscli Weiftr.it» na Konigsberg. Om hem. te noodzaaken , dat hy ook dit gedeelte van zynen ftand verliet, plaatfte de Heer van Mollendorf eene battery op het gebergte, dat hy veroverd had, en men bragt dc veertig haubitzen aan den voer van den berg, van welken men den vyand |og niet had vtfcdrceven. Ter zelfder tyd greep ge Heer van Manteufel dcezc verfchanfingen, wc:k.in de nabuurfehap van zynen post van Hohengiersdorf waren, in den rug. Deeze'begroetingen uit het gefchut van vooren, van achteren,, en in dc zyde, dwongen eindelyk de vyand tor. wyken. Ia alle deeze onderfeheiden aanvallen, maakten de Pruisfifchen tweeduizend gevangenen. De bezetting van Schweidnitz «deed, We) V at 4 1762»  3°8 GESCHIEDENIS 1762.' daun verar.dert van legerplaatze» Voorzorgen om bet beleg van Schweidnitz te dekken. is waar, geduurende het gevecht, eenen uitval'; maar de Ruitery , die men haar tegen ftelde, en eenige vluchten kanonkogels, welke men op haar affchoot , deeden ze , met vry wat verhaastinge, in de vesting te rug wyken. Door deeze nu gèdaanè verrichtinge, fneëd de Heer van Wied, die, zich in de nabuurfehap van Heidelberg bevond, het Keizerlyke Leger eenigermaatc af van het Graaffchap Glatz. De Maarfchalk Daun , overtuigd van de noodzaaklykheid, waarin hy was, om van ftand te veranderen, brak dien zelfden avond op. Hy verfchafte zynen rechter vleugel fteun op de Eule, den hoogften berg daaromftreeks, vanwaar de fpits zyns Legers zich, over Wusten Waltcisdorf en Tannhaufen, uitftrekte na jauernick. De benden, welke, onder dc bevelen des Heeren Laudon, dit Leger tot eenen waarborg dienden, dekten den linker vleugel des Legers, cn plaatften zich tusfehen Wusten Giersdorf en Braunau. De Heer van Wied nam eene legerplaats tegen over den rechter vleugel der Keizerfchen , en befloeg de keten van bergen , welke van Tafchendorf na Heidelberg loopt. De Heer van Manteufel werd met zyn volk voorwaards gezonden tot Beersdorf, alwaar hy met zynen linker vleugel floot aan den Heere van Wied, en aan den Heere van Ramin met den rechter. De laatstgemelde bleef met zyne brigade onbeweegelyk op den berg van Seitendorf. Behalven deeze on-  van den ZEVEN JA AR. OORLOG. 3°9 ©nderfcheidene legerplaatzen, bleef het Leger nog posten behouden te Gottsberg, te Waldenburg, en de Heer van Salenmon, die een post van uitkyk (*) had, hield de engten van Landshut bezet, om het oog te houden op de beweegingen, welke de vyand aan dien kant mogt kunnen maaken. Alle deeze benden , fchoon gelegerd op Helle hoogten, hadden last om zich te vcrfchanfen. Men maakte vestingwerken van aarde, en voorzag dezelve van ftormpaalen , men maakte verhakkingen op gevoegelykc plaatzen; met den woord , men vestigde zich zo zeker, dat geen van deeze hoopen , welken het gebergte bezet hielden, of aanval, of verrasfing, van den kant der vyanden , hadden te vreezen. Deeze voorzorgen, welke in andere omftandigheden overtollig zouden geweest zyn, waren toen noodzaaklyk, dewyl de Koning verplicht was zich vierentwintig bataillons te verzwakken, om de belegering van Schweidnitz te onderneemen, en dewvl men zich gereed moest houden, om zich in het geval te zien van menigvuldige hoopen volks te moeten afzenden, welke men niet dan met gevaar des Legers van hetzelve had kunnen neemen, indien deszelfs Hand niet tegen allen aanval veilig gemaakt ware. Hpr ynnoer mo-rrr . n-rvimirmrti' opeze verrirnrin- ue kusis (boeiden gen, was, dat, op denzelfdcn dag, waarop de van ite Maarfchalk Daun zyne legerplaats by Dittmans- Pru!sfe!;' dorf (*) Pofte cFayertisfement, V 3 1762.  "jfoebjereidV. 5'els tot het beleg van Scliweid-- 31o GESCHIEDENIS dori verliet, cm zich op [de Elite en te Wusten Wnltcrsdorf neder tc liaan, de Rusfen van de Pruisfifchen fchcidden , en na Poolen vertrokken , zonder dat de Keizerfchen de geringftetyding hadden van deeze fcheidiugc. Ondertusfchen vergaderden de vierentwintig bataillons en de dertig escadrons, welke tot de belegering van Schweidnitz gefchikt waren, aan den voet der hoogten van Kunzendorf. Het grootfie gedeelte der Ruiterye , waarvan men noch in het gebergte, noch tot dc belegering, gebruik konde maaken, zond men aan den Prinfe van Wurtemberg , welke nog te Kletschbcrg was , en maakte ernftige toebereidfcls tot het aantasten cencr vestinge, welke, door eene bezettin ge van elfduizend man, cn door eenen der grootftc Ingenieurs van Europa, verdedigd werd. De afwending, met welke men zich gevleid had yan de zyde der Tartaren , konde men niet meer hoopen. De Khan van de Krlffl trok, het is waar, met vyf- of zesduizend man, op de grenzen van Poolen heen en weder. Maar alle de fchielyke veranderingen, welke in Rusland waren voorgevallen, hadden de Turken en Tartaren zodanig van hun ftuk gebragt, dat zy tot geen befluit konden komen omtrent de party, welke hun te kiezen ftond. Deeze redenen deeden , eindelyk, den Koning belluiteii, oln den Prins van Bevern te rug tc roepen uit Moravien, alwaar dezelve zich nog bevond. Om ecniger«aate verzekerd te zyn , dat men Schweidnitz zou-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 311 2011de veroveren, was het noodig, dat alles tot dit oogmerk zamenwerkte. De Koning had geenen man te veel tot deeze onderneeming ; en zo ras dezelve ten einde zoude gebragt zyn, was hy meester om zyne benden elders naar welgevallen te gebruiken. Om overtuigd te zyn van de noodzaaklykheid van deeze vereeniginge des Legers, behoeft men flechts het getal der krygshoopen na te rekenen, aan welken het Pruisfifche Leger het hoofd moest bieden. Wy vinden dan het Leger van den Maarfchalk Daun, en de benden van Laudon, van Haddick, van Brentano, van Beek, van Ellerichhaufen, behalven dc afgezonderde hoopen van Silberberg, en van Wartha. Deeze allen maakten te zamen zeventigduizend ftrydbaare mannen. Hoewel des Konings Leger niet zwakker was, moest men 'er nogthans de benden afrekenen, welke tot de belegering van Schweidnitz befcemd waren, en vooral acht geeven op de oneindig veel grootere uitgelliektheid van grond, welke de Pruisfifchen beflocaen, dan welke de vyanden behoefden tc bezetten. Daarenboven moest de Koning ftaat maaken op lterke poogingen van den kant der Keizerfchen, om Schweidnitz te ontzetten, en men moest gereed zyn om zich vaardiglyk tegen dezelve aan te kanten. Niettegenftaande , derhalvcn , de Heer van Werner (*) in Moravien een (*) Vati de heldendaaden, door den Generaal van Werner in Moravien bedreven, kan men eenig beV 4 ric^* Sterkte der wederzydfche Legers.  Ï762. De ftid wow belegerd. 3i2 GESCHIEDENIS ecu aantal van voordeden op den Heere van Beek behaald had, was hy genoodzaakt vandaar te wyken, en voegde zich, op den eerften van Oogstmaand, in de legerplaatze van Peterswalde, by den Prins van Wurtemberg. De Prins van Bevern , welke hem volgde , kwam ter zelfder tyd te Neisfe, vanwaar hy het geleide der oorlogsbehoeften dekte, dat men tot de belegering van Schweidnitz verzamelde. Dc Heer van Tauenzien, welken het beftuur deezer belegeringen werd toevertrouwd, vertrok daarop van Breslau met een diergelyk geleide, om zich in dc nabuurfehap der vcstinge te begeeven. Hy floot de ftad in, op den vierden van Oogstmaand ; de loopgraaven werden geopend op den zevenden : zy begonnen van het tichelvvcrk , cn draaiden na YYurben , om de veelhoeks zyde van Jaucrnick, waartegen de aanval gericht was, te omvatten. Denzclfden dag deed de Bevelhebber eenen uitval, maar welke niet beantwoordde aan zyne verwachtinge. De Heer van Reitzenftein viel met zyne Dragonders op dit Voetvolk, en dreef het te rug tot aan de flagboomen der vestinge. Reeds op dien tyd was de Koning van gevoelen, dat, indien de Maarfchalk Daun het verlosten deezer vestinge wilde beproeven, hy, buiten twyffel, over Silberberg, Wartha cn Langon-Biclau in de vlakte zoude ko- riclit vinden in de Gedenkfchriften van den Graave var: noKDT, II Deel, bl, op—103. Vert,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 313 komen. Deeze was de gemaklykftë wech ; hy zoude allerlei foórt van hindernisfcn ontmoet hebben , wanneer hy den wech van Landshut ware ingcflagen. Zyn magazyn had hy van Braunau te rug gebragt, het geen, in dat gedeelte des lands, het vervoeren zyner leevensmiddelen voor hem bezwaarlyk maakte. Daarenboven is deeze wech de afgelegenfte, en men konde 'er hem gemaklyker voorkomen. Eindelyk, wanneer hy, over Silberberg, in de vlakte kwam, dekte hy ter gelyker tyd Glatz, konde gebruik maaken van bet volk, dat de engten in het gebergte bezet hield, en was altoos meester van zynen hertocht, dewyl hy twee wel verfterkte posten achter den rug had. Overtuigd door de klaarblykelykbeid deezer redeneeriuge, verplaatfte de Koning zyn hoofdkwartier na Peterswalde: hier voegde de brigade van Mollendorf zich by hem. De plaats, op welke de Koning zich legerde, raakte, om zo tc fpreeken, den linkervleugel des Heeren van Wied. De brigade van Nimfelicwsky werd geplaatst op eenen berg der engten van Steinfeiffersdorf, waardoor zy de brigade van Knobloch dekte, die zich bevond aan het uiterfte der legerplaatze van Tafchendorf. Des Konings Voetvolk ftrekte zich uit achter de diepte (*) van Peterswalde , en zyne Ruitery befloeg den grond, die voor Pciskersdorf na Faulbruck loopt. De Prins van Bevern kwam des (*) Ravin. V5 1762. Voorzorgen om het ontzetten der plaatze te verhinderen.  3*4 GESCHIEDENIS des anderendaags , met een verhaasten tocht, van Neisfe, en zyne plaats werd hem aangewezen aan de andere zyde van Reichenbach , op de hoogten van Mittelpeile na de zyde van Gnadenfrey. De plaatzing van dit kleine Leger maakte eene foort van hoek, waarvan het eene been, van Steinfeiffersdorf afdaalende, zich in de, richting van Reichenbach verlengde', vanwaar het andere, van de heuvels van Peila beginnende by eene vry aanzienlyke fteilte ten einde liep. De ftad Reichenbach, tusfehen deeze beide legerplaatzen in gelegen , maakte juist de punt des hoeks. Deeze plaatzing had alle voordeelen, welke men konde verlangen. Zy dekte den Heer van Wied door de legerplaatze van Peterswalde, om welken de vyand, zonder deeze voorzorge, had kunnen heen trekken; en het volk des Prinfen van Bevern belette de Oostenrykfchen , by het uittrekken uit het gebergte, zich na den berg van Zobten te begeeven, vanwaar zy Schweidnitz konden onderhennen, en, gevolgelyk , de belegering der ftad doen opbreeken: zo dat de vyand , aan deezen kant, genoodzaakt was, of eenen omwech over Nimptsch te maaken , het geen den Pruislifchen den tyd gaf om hem te Pfaffendorf voor te komen, of den post van Peila aan te tasten, die goed was, en in welken dc Prins van Bevern zich met eere koude handhaaven. Daarenboven, wanneer men onderftelde , dat de Keizerfchen den wech van Landshut waren ingellagen, om Schweidnitz ter hul-.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 315 hulpe te komen , konden zy niet, dan na het doen van twee groote tochten in de vlakte afdaalen, in plaatze dat des Konings benden in zes uuren zich van Peterswalde konden begeeven na Freyburg, alwaar men eene legerplaats bad gereed gemaakt, om, in gevalle van noodzaaklykheid, de belegering van Schweidnitz van dien kant te kunnen dekken. Dat de Koning de hoogten van den Hutberg en van den Klctschbcrg niet deed bezetten, gefchiedde om dat deeze gronden niet beantwoordden aan zyne twee voornaame bedoelingen , te weeten de zyde des FIceren van Wied, en te gelyk de belegering te dekken. De Flutberg en de Kletschberg liggen voor de engten van Biela, alwaar de vyand een verfterkten post had , welke , met de Eule gemeenfchap hebbende, hem het gemak zoude bezorgd hebben, om met zyn geheele Leger op dc vlakte te komen achter den ftand , welken men dan zoude genomen hebben ; waaruit de verdrietigfte gevolgen hadden kunnen voortkomen. Dewyl, daarenboven , deeze beide heuvels te ver afgelegen waren van de ftandplaatzen der Pruisfifchen om dezelven te kunnen befchadigen, was het ook zeer zeker, dat de Oostenrykfchen, met dezelven te bezetten , geenerlei foort van voordeel konden doen. Naauwelyks had de Prins van Bevern zich by des Konings benden gevoegd, wanneer de Fleer van Beek, die hem volgde en het oog op hem hield, zich op den Kletschberg vertoonde. Fly vond, 1762* Kleine fchenniitö- ling.  rjAMN komt in de vlakte. 316 GESCHIEDENIS vond, evenwel, niet geraden daar langen tyd te vertoeven, en week na Silberberg. De Husfaaren van Moring vielen op zyne achterhoede in, cn beuamen hem eenen luitenant-colonel, eenig volk en pakkaadje. Wy hebben reeds gezegd, dat de Oostenrykfchen een verfchanften post hadden in de engte der bergen, welke zich opent by het dorp Langen-Bielau. Dit dorp, waarvan de Pruisfifchen twee derde gedeelten bezet hielden , was voorzien met dc vrywilligers van Hordt, en diende tot eenen post van uitkyk (*). Verder vooruit had men troepen Husfaaren geplaatst op den Hutberg en den Spitzberg. Men voorzag, evenwel , dat de vyand, wanneer hy uit het gebergte te voorfchyn kwam, deeze plaatzing voor zyn Leger zoude kiezen: en dewyl men befloten had hem dezelve over te laaten, had men 'er flechts kleine hoopen volks geplaatst, welken gereed waren om op het eerfte teken af te trekken. Voor deeze keer gebeurde alles , wat men voorzien had. Op den zestienden van Oogstmaand kwam de Maarfchalk Daun in verfcheide kolommen op deeze vlakten. Zynt voorhoede fchermutfelde met het volk van Langen-Cielau , het geen in goede orde na des Konings Leger te rug week. De Maarfchalk Daun betrok , aan het hoofd van veertig bataillons , en even zo veele escadrons, zyne legerplaats, welke hy uitbreid? Pofte tFavertisfement.  van den ZEVENJAAR.. OORLOG. 317 breidde van den Huiberg tot aan den kant van den Heidersdorf. De Heer Beek floeg ter zelfder tyd zich op den Kletschberg neder , met twaalf bataillons en twintig escadrons. Dewyl de Keizerfchen, om dit Leger te verzamelen, hunne posten in het gebergte grootlyks van volk ontbloot hadden, waagde men niets met insgelyks te doen , zo dat de Koning de brigades van Ramin en van Saldern tot zich trok, met welke zyne benden, die van den Prinfe van Bevern daaronder begrepen , achtentwintig bataillons en tachtig escadrons uitmaakten. Ondertusfchen vordert dc waarheid der gebeurtenisfe, dat wy hier byveegen , dat deeze twee brigades eerst des avonds na het einde van het gevecht aankwamen. De Koning had vooraf zyne fchikkingen gemaakt tot de wederzydfche verdediging der beide legerplaatzen , en met den Prinfe van Bevern afgefproken , dat zy onderling elkander zouden byftaan. Men had de wegen verbreed, en de gemeenfchap open gehouden. De fchikking bragt mede , dat het lichaam , dat aangetast werd, zich tot de eenvoudige verdediging zyner legerplaatze zoude bepaalen , terwyl het andere tct deszelfs hulp zoude toefchieten, en aanvallender wyze te werk gaan. De grond fchikte zich wonderbaar tot deeze verrichting. Want onderfteld zynde, dat-het volk by Peterswalde wierd aangetast, dan trok de Prins van Bevern natuurlyker wyze aan op de rechter zyde en den rug des 17C2. Doet een vergt? et- r.htt> 110 V:.l Ctp (te PrüHi- rehen.  176a. 3i8 GESCHIEDENIS des vyands: en, ingevalle het volk van Peila'be* fprongen wierd , maakte de Koning met zyne benden, eene foortgelyke bewceging op de linker zyde der Keizerfchen. Omtrent den middag befpeurde men, dat het oogmerk van den Maarfchalk Daun ware den Prins van Bevern aan te .grypen. Zyne geheele magt begaf zich na dc rechter zyde tegen over de legerplaats van Peila; daar hy, indien hy zich met het volk by Peterswalde had willen in gevecht begeeven, zynen linker vleugel moest verfterkt hebben, en ziek by de engten van het gebergte uitbreiden. In dit gedeelte was geen Voetvolk. Alles,wat zich. omtrent des Konings rechter vleugel vertoonde, beftond Hechts uit eenige escadrons Husfaaren, welke geheel de oplettendheid niet konden tot zich trekken. De Koning, die verzekerd was, dat men, dien zelfden dag, of den volgenden nacht, een gevecht met den vyand zoude hebben , hield zyn Voetvolk onder de wapenen, dc paarden zyner Ruiterye gezadeld en getoomd, en zyn ligt gefchut naby deeze Ruitery. Hy ging kondfehap neemen van de vooruitgaande posten. Naauwelyks was hy by dezelve, wanneer men de tenten des Prinfeu van Bevern zag ftryken, en het losbranden van deszelfs gcfchul hoorde. De Major Ostin, welke zich met eenen hoop van vyf honderd Husfaaren by dc hand bevond, werd, zonder vertoeven, afgezonden,om zich by het volk van Peila te begeeven, cn dc Prins van Wurtemberg ftelde zich aan .het hoofd van  van ben ZEVENJAAR. OORLOG. 319 Van vyf regimenten Ruiterye, met de brigade van de ligte Artillery. De Heer van Mollendorf ontving last om met zyne brigade ook denvaards te trekken. De Koning nam het regiment van Werner met zich, om te fpoediger op het flagveld te komen. Ondertusfchen nam de Heer van Ziethen het bevel over het volk van Peterswalde op zich, om te zorgen, dat aan dien kant niet iets ongelukkigs gebeurde. Wanneer de Koning Reichenbach was voorby getrokken , ontdekte hy de geheele fchikking, in welke de vyanden den Prins van Bevern aantastten. De Heer van Lascy was het dorp Peila voorby getrokken met zes bataillons, welke hy bedekt hield achter eenen heuvel, op welken hy eene battery van twintig ftukken gefchut had aangelegd. Tien andere bataillons vertoonden zich aan dc zyde van G'nadenfrey : zy hadden insgelyks eene groote battery voor zich geplaatst. Hun oogmerk was de oplettendheid des Printen van Bevern tot zich tc trekken , op dat hy de beweeging des Heeren van Beek niet mogt befpeuren, welke door de bosfehen floop, om hem in den rug te vallen. De Heer van Odonel was, ter zelfder tyd, met veertig escadrons uit het dorp Peila op dc vlakte gekomen , om de linker zyde des Heeren van Lascy te dekken. De Ruitery van Lcntulus, welke tot het volk des Printen van Bevern behoorde, en de Husfaaren van Ostin, hadden reeds, tot drie herhaalde keeren, dc Keizerfche Kuirasfiers in dat dorp te rug gedreven. Terwyl dit se»  1762. 32o GESCHIEDENIS gebeurde, kwam de Prins van Wurtemberg aan: by fchaarde zich onmiddellyk tegen over des vyands zyde. De Heer van Odonel konde nu geenen ftand neemen, die goed ware. Indien hy den Prinfe van Bevern de fpits bood, gafhy zyne zyde bloot aan den Prinfe van Wurtemberg: indien hy het volk van deezen Prinfe het hoofd bood, gaf hy den Heere Lentulus vat op zyne rechter zyde, en had, daarenboven, het vuur uit het gefchut des Prinfeu van Bevern in den rug. In deeze verlegenheid, welke den Heere van Odonel ontrustte, en welke zyne Kuirasliers gevoelden , ontving hy eene vlucht van kogels u t vyftien ftukken zesponders der ligte artillerye, van welke men in haast eene battery had aangelegd. Dit maakte de verwarring onder zyn volk volkomen. Het regiment van Werner , onderfteund door dat van Czetteritz, tastte ter zelftkr tyd deeze Keizerlyke Ruiterye aan , en dreef ze, na een hevigen fchok, tot voorby het dorp Peila. De vlucht van deeze Ruiterye ontblootte de zyde des Heeren van Lascy, welke voor zyn Voetvolk vreesde, en zich haastte om af te trekken. De Heer van Beek, die met den Prinfe van Bevern in gevecht was geraakt, hield insgelyks af. De brigade des Heeren van Mollendorf kwam aan, maar te laat: want de vyand week reeds aan alle kanten. Dit gevecht kwam den Oostenrykfchen tc ftaan op vyftienhonderd Ruiters; de Pruisfifchen verlooren 'er niet meer by dan vierhonderd man van het regiment des Mark-  van dén ZEVËNJAAR. OORLOG. 3a* Markgraaven Hendrik , dat zich in deezen ftryd deed uitmunten-, als hebbende alleen het hoofd geboden aan al het volk des Heeren van Beek. Dc Maarfchalk Daun, kwalyk te vreden, dat hy •zynen flag gemist had , oordeelde niet dienftig langer op den Hutberg te vertoeven; vreezende misfehien voor zyne posten in het gebergte, Welke hy van volk ontbloot had. Des avonds van den volgenden dag (*) week hy over Wartha en Glatz na Scharfcneck , alwaar hy bleef tot het einde van den veldtocht, zonder eenig teken van leeven te geeven. De Koning volgde de Oostenrykfchen ; maar dewyl dit bergachtige, met enge doortochten en beeken vervulde, landfehap geheel niet gefchikt is tot het vervolgen , deed men hun niet het geringde kwaad. Men vergenoegde zich met den Heer van Werner voorwaards te zenden na Habensdorf, om vandaar de posten van Silber* berg en van Wartha in het oog te houden. Alle deeze beweegingen der benden haddert de belegering van Schweidnitz benadeeld, welke niet zo verre gevorderd was , als wel behoord had. De Heer van Guasco , die Gouverneur der ftad was, begon zich, evenwel, van zyne verdediginge niet veel goeds te voorfpellen, zedert den ftoot, welken de Maarfchalk Daun bekomen had. Hy deed, derhalven , eene pooging om voordeelige voorwaarden van overgaave, eii deil (*) Den zeventienden van Oogstmaand IV. deel. X 1764. Voortgang der belegering van Schweid» nltti  1762. *>n GESCHIEDENIS den vryen uittocht voor zyne bezettinge te verkrygen. • Geduurende deeze onderhandelingen, deed de Heer Laudon ,behendiglyk, in de handen der Pruisfifchen eenige zendelingen vallen,belast 'met brieven voor den Gouverneur, welke groote ■ontwerpen behelsden, die het Kcizerlyke Leger tot deszelfs vcrlosfing wilde werkftellig maaken. Doch hoe groote begeerte de Koning ook had, om deeze ftad fpoediglyk te veroveren , twee redenen verhinderden hem zyne toeftemming te geeven aan de voorwaarden van overgaave, welke de Heer van Guasco aanbood. De eerfte rustte daarop, dat de Heer Laudon, in het iaatstverlopen jaar , in uitdrukkelyke bewoordingen, aan den Markgraave Karei, welke met de verftandhoudinge des Legers belast was , gefchreven had, betreffende de uitvoering van het verdrag van uitwisfelinge , dat zyn Hof zich van het houden van zyn woord, en van het vervullen zyner verbindtenisfen jegens den Koning van Pruisfén, zo met betrekkinge tot het uitwisfelen der krygsgevangenen , als over welk ander onderwerp het ook weezen mogt , ontflagen achtte. Dit antwoord deed men gelden by den Heere van Guasco, en antwoordde denzelven, dat het woord van eere, het geen hy voor zichzelven en voor zyne bezettinge aanbood , om binnen een jaar tegen des Konings benden niet te dienen , na de duidelykc verklaaring van het Hof van Weenen , welke in den brief des Heeren Laudon vervat was, niet konde aangenomen wof-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 32J Worden. Maar de gewichtigfte reden, en welke men ontveinsde , was, dat men eenen hoofdmisdag zoude begaan hebben, met tienduizend man té laaten vertrekken uit eene vestinge, welke men , met een weinig geduld te oefenen, toch zoude veroveren; dewyl, indien men deeze bezetting den Keizerfchcn wedergaf, derzclver Leger tienduizend man fterker, cn dat des Konings, ten minftcn, vierduizend, welken men in deeze ftad in bezetting moest leggen , zwakker zoude geworden zyn; het geen , in het geheel, het Pruisfifche Leger veertienduizend man minder maakte , dan dat des vyands. Men brak deeze onderhandeling af, en de belegering ging haaren gang gelyk te vooren. De Koning begaf zich in perfoon derwaards, op den twintigften van Herfstmaand, op dat de verrichtingen met te meerdere nadruk mogten voortgezet worden. Le Fevre nam by de Pruisfifchen den post waar van Opperftcn Ingenieur: hy had tegen zich een der voornaamfte Ingenieurs van diert tyd, Griboval genaamd, welke de plaats verdedigde. Le Fevre wilde de mynen der belegerden doen berften, door gebruik te maaken van de nieuwe uitVindinge van den perskogcl (*)• Griboval doorgroef (f) twee derzelven; dit maakte hem verlegen , en de Koning was genoodzaakt zich te mengen in dc byzonderheden der belegeringe en in (*) Globe de coi/ipresfion. Ct) EveMat X %  Overgaaf du ftad. 324 GESCHIEDENIS in het beftuuren der werken. Men verlengde terftond de derde parallele, men plaatfte 'er eene battery om bres te fchieten, men ftelde ftukken tot ricochet fchooten by het tichelvverk : men maakte nog eene andere battery op den Kuhberg, welke de aangetaste werken van achteren befchoot; men deed eenige takken van de mynen der belegerden in de lucht vliegen. De bezetting deed twee uitvallen, en deed de Pruisfifchen verhuizen uit een verfterkten kuil (*}, uit welken dezelven nieuwe takken wilden graavcn. Dit betwisten van den grond verlengde den tyd der belegeringe ? dewyl men een onderaardfchen oorlog voeren moest. Ondertusfchen waren de meeste ftukken gefchut der vestinge of te ruim van laadgat geworden', of van hunne affuiten gefchoten; de leevensmiddelen begonnen fchaars te worden, en de vyand zoude zich ook om deeze reden hebben overgegeven, indien al niet eene bomb voor het buskruidmagazyn der fterkte Jauernik, waarvan de deur toevallig open ftond, gevallen ware, het buskruid in brand geileken , een gedeelte der fterkte om ver geworpen , en driehonderd Granadiers der vyanden gedood had (f). Dit toeval, waardoor de vesting open lag , verplichtte den Gouverneur de chamade te flaan. De ftad gaf zich op voor- waar- (*) Entonnoir couronnê, Letterlyk ten gekroonders trechter. (f) Den achttien van Wynmaand,  van den ZE VEN JAAR. OORLOG. 325 waarden over op den negenden van Wynmaand. De Heer van Guasco gaf zich krygsgevangen met zyne bezettinge , welke nog negenduizend man fterk was: zy werden na Pruisfén gezonden. De Heer van Knobloch werd belast met het bevel over deeze vesting , en de Heer van Wied vertrok na Saxen met een grooten hoop volks , om aldaar Prins Hendrik te verfterken. Dus eindigde de veldtocht in Silefien, wel minder voordeelig dan men in den beginne konde vermoeden , maar evenwel beter dan men hoopen konde na de laatfte omwenteling in Rusland. De Koning gaf het bevel der troepen in Silefien aan den Prinfe van Bevern; hy zond dc Heeren van Ramin, Mollendorf cn Lcntulus met hunne brigades na de Lausnitz , om het land omftreeks Gorlitz te bezetten, en den Oostenrykfchen ongerustheid over Zittau en Bohemen te veroorzaaken, ten einde de krygsverrichtingen van Prins Hendrik gemaklyker te maaken. Het Silefifche Leger werd op de dorpen in kwartier gelegd, naby de verfterkte legerplaats, welke het den geheelen veldtocht had beOagen , en die men zich vergenoegde , geduurende den winter, te doen bewaaren door afgevaardigde hoopen volks , welken alle acht dagen afgelost werden: waarna zyne Majefteit zelve zich na Saxen begaf. Terwyl de Heer van Wied bezig is de Lausnitz door te trekken, zullen wy den draad des veldtochts van Z. K. H. weder opX 3 vat' 1762. Einde des veldtocht* in Silefien.  I7Ö2. Veldtocht van den Prinle henprik. Invallen in Bohemen gedaan. 326 GESCHIEDENIS vatten, en denzelven volgen tot op de aankoaan deezer hulpe. Wy hebben deezen Prins bezig gelaten, met het in de war brengen van de ontwerpen des. Heeren Serbelloni, en den Heer van Seidlitz handgemeen met de kreitstroepen, welke hy van Voigtland te rug dreef, tot aan het Markgraaffchap van Eareuth. Z. K. H. wilde wraak neemen , van de aanvallen, welke de vyanden gepoogd hadden tegen zyne posten in het werk te Hellen (*). Dewyl hy, evenwel, dezelven niet met geweld konde aantasten in de ontzachlyke posten , in welke zy zich vast genesteld hadden , nam hy voor, zyn verhaal tc zoeken doorhet maaken van afwendingen in Bohemen. Met dit oogmerk trok de Heer van Kleist den Basberg over , cn verfpreidde den fchrik in den Saatzer kreits. Het gerucht van deeze ontrus-. tingc kwam weldra tot den Heer van Serbelloni, welke den Heer Blonquet , aan het hoofd van vierduizend man, tot hulp van Bohemen zond. Deeze deed den wech van Einfiedel verfterken, plaatfte daar eenig volk, en vestigde zelve zich te Dux met het gros zyner bende. Van een anderen kant was het kreitsleger Oelsnitz genaderd, vanwaar het den wech van Schneeberg wilde in» Haan, en langs de grenzen vau Saxen trekken, met oogmerk, om zich met den Heere Blonquet te vereenigen. De Heer van Kleist, naauwelyks uit In Zomermaand,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 327 uit Bohemen tc rug gekomen, was genoodzaakt weder derwaards tc kecren , om dit ontwerp te doen mislukken. Hy verzamelde, in de nabuurfehap van Porfchenftcin , het volk , dat onder zyne bevelen moest dienen , veroverde met geweld de verfchanfing van Einfiedel nam daar vierhonderd man gevangen, cn vermeesterde een link gefchut. Vandaar viel hy aan op de DraT gonders van Bathyani, welke de benden, die hy geflagen had, ter hulpe kwamen trekken, jaagde ze op de vlucht, en vervolgde daarop den Heer Blonquet, die, op zyne nadering, van Dux na Topiitz weck. Hy liet denzelven daar, cn vloog na den Basbcrg , alwaar by zich plaatfte op dc zyde van het Leger der Ilykskrcitzen, het geen, zonder vertoeven, na Annaberg, vervolgens na Hof, en eindelyk na Barcuth te rug deinsde. Prins Hendrik bcfloot hierop een aanzienlyker lichaam na Bohemen te zenden , cn zyn voordeel tc doen met de afweczighcid van het ; jireitslegcr, om eenen flag van gewicht tc fiaan. Zyn oogmerk was den vyand van Topiitz te verdry ven, en zich meester te maaken van Altenberg, ten einde door dit middel om den post van Dippoldiswalda heen te trekken , het geen de Keizerlyken tot het verhaten van denzelven zoude genoodzaakt hebben. De Heer vau Seidlitz , die met de uitvoeringe van dit ontwerp belast werd, vergenoegde zich met , by zyn VCÏ- (*) In Hooimaand, X4 1762. Wis lukte lanfhg op le Ooster yklche legerplaats b; 1'oplitz,  3*g GESCHIEDENIS vertrek , den Heer van Schulenburg, met vyfhonderd paarden, tegen over den Prins van Stolberg en het Ryksleger te laaten , om dezelven in het oog te houden , en trok met zyn volk in Bohemen , alwaar hy , na het doen van een verhaasten tocht , op den eenendertigden te Commotau kwam. De Heer van Kleist drong » op den eerften van Oogstmaand, derwaards door , over het dorp Gorck. Alle vooruitgezette posten (*) des vyands werden op de vlucht gejaagd. De Heer van Seidlitz nam denzelfden dag kondfehap van de legerplaats by Topiitz, en maakte zyne toebereidfels , om dezelve aan te tasten. Des anderendaags wilde hy eene hoogte inneemen , welke dc Keizerfchen verwaarloosd hadden te bezetten. Maar door een zonderling toeval, het geen men niet konde verwachten, gebeurde het dat de Pruisfifchen van hunnen kant, en de vyanden van eene andere zyde, tegen deezen heuvel opklauterden. De Oostenrykfchen , welken eerst denzelven innamen, wonnen hierdoor het voordeel van den grond. De Heer van Lowenftein, welke hen aanvoerde, ontving, geduurende het gevecht, verfterking, en de Pruisfifchen werden, met verlies van vierhonderd man en twee ftukken gefchut , te rug geflagen. De Heer van Seidlitz had tot deezen aanval niet meer dan vier bataillons gebruikt 5 de vyanden hadden twaalf, , en men moest voor bet (*) Poft es d'avertisfement.  van den ZEVENJAAPv. OORLOG. 329 ïict getal wyken. Dit lichaam , dat het einde zyner beftemming niet konde bereiken, week na Saxen , en verfchanfte zich te Porfchenftein. Hoewel de verwachting van Z. K. H. niet vervuld, en deeze flag mislukt was, verhinderden, evenwel, alle deeze opeenvolgende onderneemingen , geduurende de geheele Oogstmaand, de vereenjging van het Ryksleger en van dat der Keizerfchen. De Prins van Stolberg , die niet meer dan vyfhonderd paarden tegen zich had , nu niet meer eenigen hinderpaal vindende , welke fterk genoeg was om zyne werking te beletten , trok met zyn Leger van Bareuth na Caden, alwaar de Colonel Torrcck zich by hem voegde. Aan de zyde der Pruisfifchen had de Heer van Beijing zich gevoegd by het Leger in Saxen. Hy werd terftond gebruikt, en na Voigtland gezonden ; vanwaar deeze Generaal , zich de afweezigheid des Prinfcn van Stolberg te nut maakende, eenen inval deed in Bohemen, met oogmerk om denzelven derwaards te doen keeren. Hy kwam onvoorziens voor de poorten van Egra, deed eenige ftukken gefchut op de ftad losbranden , en het fcheelde weinig of de zwakke bezetting, welke de vesting verdedigde, zoude zich aan zyne Husfaren hebben overgegeven. Maar Z. K. II. had fchielyk dit volk elders noodig, en hy was genoodzaakt na dc Lausnitz te vertrekken , om zich te verzetten tegen den Heer Luzinsky , welke met zyn volk aan den kant van X 5 Ei, 1762, Inval in Bo De Heer van Kleist bragt , na deezen fchooncn tocht, in het begin van Louwmaand [des jaars 1763] zyne benden weder in Saxen. Men trok een Cordon langs de Tripfche en de Mulde , het geen zich van Seyda tot Meisfen uitftrekte. Andere hoopen volks werden verfpreid te Chemnitz, Zwickau en Gera, langs de grenzen van Bohemen, cn het gros des Legers werd van Sorau tot aan dc uiterfte eindpaaleu van Thuringen verdeeld. (*) Volgens archen 110ltz, Gefchiedenis van den Zevenjaarigen Oorlog, II Deel, bl. 174, en b!. 186 enz. had de Koning reeds te vooren eenen ftflftand van wapenen met de Oostenrykfchen gefloten, eer hy kleist met tienduizend man op deezen tocht uitzond. Schoon die wapenfchorfing zich alleen tot de Oostenrykfche en Pruisfifche landen bepaalde,achtten de Oostenrykfchen eerst, dat hun door dezelve de handen gebonden waren. Zy kwamen wel naderhand tot andere gedachten ; maar toen was het te iaat, en kleist keerde met grooten buit weder na Saxen. FerK Y a ZE*  344 GESCHIEDENIS I763- Eerde opening tot den vrede door den Heere FSI TSCH gedaan. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK* Over den Freds. N aauwelyks begon men de benden op de dorpen in kwartieren te leggen , wanneer de Heervan Fritsch , Raad des Konings van Poolen, zich na Meisfen begaf, alwaar het hoofdkwartier was, Hy bad landgoederen in de nabuurfehap,, zo dat zyne aankomst niets buitengemeens lebeen aan te duiden, Hy verzocht gehoor by den Kening , cn begon met eenige algemeene aanmerkingen over dc onheilen des oorlogs, en over de voordeden van den vrede. Vervolgens opende hy zich verder, en voegde 'er by, dat de vrede misfehien minder ver af was, dan men zich wel verbeeldde ; dat hem zelfs zekere last was opgedragen, met het openen van welken hy alleenlyk wachtte , tot dat hy vooraf wist, dat dezelve niet kwalyk zoude worden opgenomen. De Koning antwoordde, dat zyne vyanden hem tot het voeren van den oorlog genoodzaakt hadden, dat zy het waren, welken tot nog toe zich te« gen den vrede aangekant, of denzelven ontweken hadden onder verfchillendc voorwendfelen; dat men niet hem moest vraagen, of hy na het einde der beroerten van Duitschland verlangde, maar wel hun, welken die beroerten tot nog toe aan- ge-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 345 geftookt en gaande gehouden hadden, welker hevigheid en verbittering toegenomen waren, naarmaate van de tegenkantinge en van den wederftand , welken zy ontmoet hadden in de uitvoeriuge hunner verderflyke oogmerken. Daarop bood de lieer Fritsch den Koning eenen brief aan van den Keurprins, behelzende, dat deeze Prins, dc rust van Europa ter harte neemende, alle zyne zorgen had aangewend om dezelve te herftellen, dat hy, tot dat einde, de oogmerken der Kcizerinne-Koninginne had doen polfen, en dezelve daartoe volkomen geneigd bevonden; dat, men dus alleen dc medewerking van zyne Pruisfifche Majefteit noodig hebbende , om de gefchillcn der oorlogvoerende Mogendheden by te leggen, hy verzocht, dat zyne Majefteit zich aan hem, nopens dit onderwerp , geliefde te verklaaren. .Na deezen brief gelezen te hebben, fchetfte de Koning het gedrag, 't geen het Hof van Weenen, geduurende deezen geheelen oorlog, had gehouden, cn zeide, dat daar het oude gebruik van dat Hof was altoos den vrede te maaken na zyne Bondgenooten, gelyk de gefchiedenis zo veele voorbeelden daarvan opleverde, het niet waarfchyiielyk was, dat het tegenwoordig een oprecht oogmerk daartoe zoude hebben: dat , evenwel , op dat hy het verwerpen van openingen , welke tot het eindigen van deezen heilloozen oorlog konden leiden, zich niet mogt te vervvyten hebben, de Koning, alleen uit hoofde van deeze bedenkinge, verklaarde, dat, welke Y 5 re* 1763- Antwnnrd diis Koninj-.s.  176a- ï'763. 346 GESCHIEDENIS reden hy ook mogt hebben om fchadeloosftelling te eifchen voor de wreedheden en verwoestingen , welke men in de landfchappen van zyn gebied had aangericht , hy , uit liefde tot den vrede , daarvan afltond , onder voorwaarde , nogthans,■ dat niemand zyner vyanden, van zynen kant, op diergelyke fchadeloosftcllingen zoude dringen , dewyl hy vast beüoten had , het geen hy tot nog toe met den degen verdedigd had, en nog zeer wel in ftaat was te verdedigen, niet te verliezen door een enkelen pennetrek, en hy voegde hierby : „ Indien dan het „ Huis van Oostenryk, inderdaad, voorneemens „ is met my in onderhandeling te treeden , is „ het noodig, om alle twylfelachtigheid, en alle „ dubbelzinnige uitlegging, voor te komen, dat ,, wy vooraf overeenkomen over de beginfeleu, „ welke wy van weerskanten zullen toeftaan, ,, en ik weete Hechts drie, welke dit werk tot ,, een gewcnscht einde kunnen brengen , te ,, weeten : dat men een billyken vrede maa„ ke , waarby geene der verdraagende partyen ,, beleedigd worde; dat de voorwaarden eerlyk ,, zyn voor de geenen, welken 'er deel in nee„ men; en dat de vrede bevestigd worde door ,, genoegzaam krachtige maatregelen, om duur„ zaam te kunnen weezen." De Heer Fritsch begreep uit het antwoord des Konings, dat hy voor alle dingen den geest van deezen Vorst moest geneezen van het wantrouwen, dat dezelve had ten opzichte van de oprechtheid der oogmerken van  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 34? van het Hof van Weenen. Om hem volkomen te overtuigen van de goede geneigdheid, waarin de Keizerin was met betrekkinge tot den vrede, deelde hy den Koning een verhaal mede , het geen de Heer Saul, een zendeling aan het Hof van Weenen, kort tc vooren aan den Keurprins had gezonden. Dit verhaal behelsde eenige verzekeringen , welke de Graaf Kaunitz gegeven had aan den Heere Saul , raakende het verlangen der Keizerinne , om den oorlog fpoedig te eindigen , en bragt ook mede , dat de Graaf Kaunitz den zendeling verzekerd had , dat de Keizerin-Koningin tot tweemaalen toe den Koning van Pruisfén den vrede had aangeboden, de eerfte reize door het kanaal van Frankryk, de andere door dat van Engeland , cn dat de weigeringen des Konings dc maatregels rechtvaardigden , welke de Koningin zich genoodzaakt vond te beraam en , tot voortzetting van den oorlog. Dit waren blykbaar valfchc voorgecvens ; want nooit was 'er, van wegen het Flof van Weenen, eenige opening aan den Koning gedaan door Frankryk , en nog minder door Engeland. Dit begin fcheen niet veel goeds te voorfpellen; want wrelke hoop konde men vestigen op eene onderhandeling, welke eenen aanvang nam met onwaarheden ? Evenwel, daar beuzelingen dikwyls hinderlyk zyn in het bewerken van groote zaaken , moest men zich niet ophouden met de gefprekken , welke de Graaf Kaunitz gehouden had met een Saxifchen zendeling, 17621763.  848 GESCHIEDENIS J763- Redenen, welke de KeizerinKoninginlot den vrede moesten beweegen. ling, maar had alleenlyk te treeden tot het onderzoek der redenen , welke de Keizerin konde hebben, om den vrede te fluiten, om overtuigd te worden, dat derzelver bondigheid cn gewicht indruk op haaren geest moesten maaken. Honderdduizend Turken, op de grenzen van Hongaryen , waren eene drangreden zeer bekwaam, om den allerheftigst tot den oorlog geneigden Staatsraad vredelievende gevoelens in te boezemen. Voegt by deeze bedenking, den afval der Rusfen en der Zweeden , van welken de eerstgcmelden, zelfs een gedeelte van den laatiten veldtocht met de Pruisfifchen gedaan hadden ; en wanneer men al in denzelven geene nieuwe vyanden mogt te vreezen hebben , waren zy altoos oude vrienden, en gevolgclyk zo veele afwendingen te minder tegen Pruisfén. Moest men in Weenen niet zyne oplettendheid vestigen op den afzonderlyken vrede, welken de grootfte Vorllen van Duitschland onlangs met den Koning van Pruisfén gefloten hadden ? Want waaruit was het Ryksleger te zamen geftcld ? Was het niet uit derzelver troepen ? Van den anderen kant waren de voorafgaande punten tusfehen de Franfchen en dc Engelfchen getekend, en de Franfchen hadden zich verbonden, zonder vertoeven, hunne benden uit Duitschland te rug te trekken. Van alle de oorlogvoerende partyen waren , derhalven , alleen de Keizerin en de Koning van Pruisfén op het llagveld gebleven, bykans, gelyk twee kampvechters, welken in een ge-  I . van dén ZEVËNjAAR. ÖOilLOG. 34O gevecht, om het leeven (+), door hunne byftan- ders (f) verlaten worden» Ziet daar de ftaatkundige redenen. Die, welke de inwendige toeftand van den Staat opleverde , waren niet minder dringende. Deeze waren de moedeloosheid, ontftaan door den Hechten uitflag van den Jaatften veldtocht, de eindelooze zwaarigheden, welke men ontmoette in het verzamelen der noodige geldfommen , tot het goedmaaken der onkosten van den oorlog , het misverftand onder de Generaals , de oneenighedeu der Staatsdienaaren, de gefchillcn in het Keizerlyke Gezin, de wankelende gezondheid des Keizers , en, misfehien, ook nog de vraag, of 'er, daar de Keizerin, met zo veele Bondgenooten, niet had kunnen llaagen in het vernederen en vernielen van Pruisfén , niet minder waarfchynelykheid was, dan ooit te vooren , dat haar dit gelukken zoude, nu zy alleen was, en van zo veel hulpe verHeken. — De oorlogskundige redenen waren even krachtig, als die, welke wy aangehaald hebben. De Had Dresden was Hecht voorzien van voorraad, de magazynen in Bohemen waren gedeeltelyk ledig, of vernield door den inval des Heeren van Kleist. Dit moest natuurlyk , zo wel te Warfchau als te Weenen, doen vreezen, dat de ftad Dresden, terftond in het begin van den volgenden veldtocht , door den Koning zoude her- (*) Combat a outraiKi* (f) Seconds; 1-62-  17621763. Kader ïcjprek des Konings roet den Heere IR1TSCH» Antwoord van het Ween er Hof. 350 GESCHIEDENIS heroverd, en dat, gevolgelyk, Bohemen, indiefi al niet het tooneel des oorlogs, ten minden het tooneel zoude worden van de invallen der Pruisfifche krygsbendeu. Alle deeze redenen overtuigden den Koning , dat het Hof van Weenen oprechtlyk verlangde , dat de vrede herfteld wierd. Na dit alles rypelyk overwogen te hebben, gaf hy den Heere Fritsch een gunftig antwoord , en belastte denzelven met eenen brief voor den Keurprins , waarin hy denzelven bedankte voor de moeite, welke hy zich gegeven had, om de gemoederen te verzoenen, en verzekerde , dat hy met vermaak, zo veel zyn roem het zoude toelaaten , het zyne zoude toebrengen, tot herftel van den vrede. .Weinige dagen daarna vertrok de Koning van Meisfen , hy reisde langs het cordon , dat op de grenzen van Bohemen en van het Ryk getrokken was, en begaf vandaar zich na Leipzig , om in die ftad zyn kwartier, geduurende den Winter, te vestigen. De Heer Fritsch vertoonde 'er zich, weinige dagen na des Konings aankomst: hy kwam gclterkt met het antwoord, 't geen het Hof van Weenen gegeven had op de beginfelen , welke men tot eenen grondflag voor de onderhandelingen wilde doen dienen. Dit gefchrift was beladen met verfcheidene hoogklinkende (*), raadfclachtige, duistere, en voor elk ander man, dan den Graave van Kaunitz, ba* (*) EmphatiqueSt  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 351 onverflaanbaare uitdrukkingen. Gelukkiglyk had de Graaf Flcmming, Saxifche Gezant te Weenen, deezen tekst uitgelegd door een langen brief, in welken hy den duisteren ftyl der Oostenrykfche Kanfelaarye verklaarde ; hy gaf fterke verzekeringen, raakende de oprechtheid van de gevoelens der Keizerinne, en van de toeftemminge, welke zy gaf tot alle herltellingen, welke men van haar konde vorderen, uit aanmerkinge van den beklaagenswaardigen ftaat, waartoe het Keurvorftendom Saxen gebragt was. Fly waarfchouwde , evenwel, uit voorzorge, dat men, van den kant der Oostenrykfchen , welftaanshalve , eenige kibbelingen en omwegen had te verwachten. In den grond der zaake waren de partyen het eens , cn de vrede konde gefloten worden op zodanige wyze, als de Koning verlangde. Van den kant des Konings liepen ook veele beweegredenen te zamen , om hem aan zedige en gemaatigde vredesvoorwaarden de voorkeus re doen geeven, boven andere meer voordeelige. Die voorwaarden te verhoogen , kwam dies te minder te pas in den ftaat, waarin de zaaken waren, dewyl men geene vergoedingen van fchadc zoude verworven hebben , dan door overwinningen , cn dewyl het Leger al te veel vernield cn verbasterd was, om 'er zich eenige luisterryke verrichtingen van te kunnen belooven. Het getal der goede Generaals was verminderd, en men had 'er gebrek aan tot het aanvoeren van 17621763. 1 Redenen tot gemaatigdheid aan des Konings zyde.  I7Ö217Ó3. 352 GESCHIEDENIS van afzonderlyke liehaamen van krygsvolk. Dö oude Officiers waren gefneuveld in eene groote menigte van bloedige gevechten , in welke zy voor het Vaderland geftreden hadden. De jonge Officiers waren nog niet van eenen ouderdom, om groote dienften te belooven. Dc achtenswaardige oude krygsknechtcn, die hoofden deibenden, waren niet meer, en de nieuwen, uit welken het Leger was te zamengefteld, beftonden, voor het grootfte gedeelte, uit overloopers ,of uit zwakke jonge luiden , beneden de achttien jaaren , buiten ftaat om de vermoeienisfen van een ruwen veldtocht te verduuren. Daarenboven waren niet weinige regimenten , die herhaalde reizen vernield waren, geduurende den oorlog , tot driemaal toe weder opgericht, zo dat de benden, in den ftaat, waarin zy waren,zich het vertrouwen der gcenen, welken het bevel moesten voeren , niet konden verwerven. En welke hulp konde dc Koning verwachten, indien hy den oorlog bleef voortzetten? Hy ftond te eenemaal op zichzclvcn, en zonder Bondgenooten. De gevoelens der Keizerinne van Rusland, ten zynen opzichte, waren twyffelachtig: de Engelfchen handelden met hem minder als vrienden, dan als verklaarde vyanden: de Turken, verbysterd door zo veele omwentelingen, als in Rusland waren voorgevallen, onzeker, welke party hun te kiezen ftond , ontwecken het verbond van onderlinge verdediginge , het geen men reeds zo langen tyd hun had voorge- lla-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 353 iflagen : zelfs de Khau der Tartaren had den Pruisfifchen Relident genoodzaakt zyn Hof te verhaten. Boven cn behalven alle deeze omftandighcden , was het zeer te vreezen , dat de voortduuring des oorlogs , in Saxen , in Silefien, en in het Brandcnburgfche, de pest zoude veroorzaaken , dewyl het grootlte gedeelte der landen onbebouwd bleef liggen, de leevensmiddelen fchaarsch , op een buitenfpoorigen prys , cn dc velden ontvolkt waren van menfchen en vee, zo dat men, in alle deeze Laudfchappen , niets anders zag dan de verfchrikkelyke voetftappen des oorlogs, en de voorloopcrs van nog grooterc rampzaligheden in het toekomende. In eene zo jammerlyke geftcldheid van zaaken had men niets te hoopen uit het voortzetten des oorlogs. Wanneer men al den veldtocht , waarvan de opening naby was, begonnen had, zoude men daardoor gecne betere voorwaarden bedongen hebben ; men zoude een kwaaden kring hebben rond gelopen , cn , na eene nuttelooze verdediging , genoodzaakt geweest zyn tot dezelfde voorwaarden tc rug te komen, over welke men het nu reeds eens was. De Oostenrykfchen floegen het houden cene,r Zamenkomst voor; de Koning aanvaardde dit terftond. Zy benoemden van hunne zyde den Heer Collenbach tot gevolmagtigdcn Staatsdienaar, en de Koning van de zyne den Heer van Hertzberg , zynen Kabinetsraad. Men kwam, daarenboven, overeen, dat de byeenkomftcn te IV. deel. Z Hit- ï7ó> 1763. Zamcniomst te fiuberts» JUI'g.  176a. Slechte behandelingd:-n K Miing saiii/edaan, door de Britfche Staatsdienaaren. 354 GESCHIEDENIS' Hubertsburg zouden gehouden worden , en , door eene openbaare verklaaringe, werd deeze plaats, te gelyk met haar grondgebied, onzydig gefield. De Onderhandelingen werden , op den eenëndertigften van Wintermaand met dc gewoone plegtigheden begonnen. Dus bedaarden, in deeze gelukkige tyden, de door den oorlog verhitte en verbitterde gemoederen eensklaps, van het Noorden tot het Zuiden van Europa. Wy hebben gezien , dat dc voorafgaande punten tusfehen Frankryk en Engeland getekend waren. De Staatsdienaars van Verfailles waren daartoe bewogen , door den ongeluk kigen uitflag hunner wapenen, zo in de Indien als in Europa; want reeds in de Lente deezes jaars [1762] hadden de Engelfchen Martinique veroverd, en, geduurende den Zomer, hadden zy den Spanjaarden , welker vloot zy te eenemaal vernield hadden, de Havana ontnomen. Deeze rampen, gevoegd by de onmaatige uitgaaven van Frankryk , en by de onmogelykheid van nieuwe geldmiddelen te vinden, hadden, eindelyk, den Raad tot den vrede doen befluiten. De Engelfchen, van hunne zyde, in plaatze van een roemryken vrede te maaken , waarvan zy hunnen vyanden de voorwaarden konden voorfchryven, offerden, onder de beftuuring van den Heere Bute, de belangen hunner Bondgenooten op. Zy hadden hunne toeflemming gegeven, dat dc Franfchen, na het fluiten van den vrede, hi de bezittirige der vestingen Wefel, Gelder, ea  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 355 en derzelver grondgebied, zouden blyven. Niet vergenoegd met de onderlinge verbindtenisfen" en de goede trouw der Verdragen met voeten te treeden , ftelde de Heer Bute zyne heimelyke ftreeken te werk aan het Hof van Petersburg, en zaaide aldaar de zaaden van wantrouwen en achterdocht tegen den Koning, zo dat deeze niet alleen geenen Baat konde maaken op eenige der Mogendheden van Europa; maar ook alle reden had , om nieuwe oneenigheden met de Rusfen te vreezen. In het midden van deeze algemeene beroerin- ' gen , waarin men , dikvvyls befluiten nam met 1 weinig overleg , gebeurde het, dat de Britfche [ Staatsdienaars , zonder twylfel tegen hun oogmerk , den Koning van Pruisfén een gewichtigen dienst deeden, en zie hier op welke wyze. Naauwelyks waren de voorafgaande punten getekend, wanneer deeze Staatsdienaars, door eenen geest van fpaarzaamheid , alle ligte troepen afdankten , welke in het Leger van Prins Ferdinand gediend hadden. Onder dit getal was het Britfche Legioen, en dit lichaam, dat drieduizend man uitmaakte, ging over in den dienst des Konings. Hierby voegde men achthonderd Pruisfifche Dragonders van Bauer, en even zo veel Brunswykfchc Vrywilligers , welken de Koning in zynen dienst had genomen. Deeze hoop , welke tusfehen de vyf- en zesduizend (*) man uit- (*) De getalen moeten hier zeer ia het ruwe opZ 2. ge- 17621763- Velke hem, venwel , mitet) hun logmei'k, iienst doen.  1762- 356 GESCHIEDENIS uitmaakte , ontving bevel, om,zonder vertoeven^ zich te begeeven na de grenzen van het Hertogdom Kleef, het geen den Franfchen een zonderlingen febrik veroorzaakte. Zy verbeeldden zich, dat de Koning in den zin had eene afwending te maaken in Vlaanderen, of in Braband. Hunne vermoedens deelden zy den Oostenrykfchen mede, welken op ftaande voet tienduizend man deeden optrekken , om de oevers van den Rhyn te bereiken. De Hanoverfche Staatsdienaars beeldden , op hunne beurt, zich in, dat de Koning hartelyk verbitterd over het gedrag der Engelfchen , zich daarvan zoude wreeken op het Keurvorftendom Hanover. In Engeland geloofde men , dat de Koning het oog had op het Bisdom Munfter, om zich daardoor van de wedergeevinge der Hertogdommen Kleef en Gelder te verzekeren ; en dewyl de Heer Bute reeds'in de gewoonte was van,by alle gelegenheden, blyken van zyne kwaade geneigdheid jegens de Pruisfifchen te geeven, deed hy de bezetting van Munfter verdubbelen, met verbod van eenigen Pruis in de ftad te laaten komen. Dus vervoerde eene eenvoudige en natuurlyke gebeurtenis eensklaps de verbeelding der Staatsdicnaaren, en deed de helft van Europa buitenflaan. Ondergegeven , of een gedeelte der manfehap niet gemeld zyn. Immers uit de aangetekende kan men niet meer dan tusfehen de vier- en vyfduizend man berekenen. firf.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 357 dertusfcben keerde deeze dwaasheid tot voordeel des Konings. Deeze Vorst had noch om diergelyke afwendingen, noch om de ftad Munfter, gedacht : zyne éénige bedoeling was de bezetting van Wefel te overrompelen, om zich weder in het bezit dier ftad tc ftellen. De Franfchen, ondertusfchen , fterk getroffen door het denkbeeld. , dat in de Nederlanden een nieuwe oorlog zoude kunnen ontbranden, en vreezende in denzelven gewikkeld te worden, deeden, door den Hertog van Nivernois, aan des Konings Staatsdienaar te Londen een verdrag van onzydigheid voor de Nederlanden voorflaan, ingevolge waarvan zy den Koning zouden herftellcn in de bezitting der Landfchappen, welke door bun waren ingenomen. Deeze voorllag werd zo ras aangenomen als gedaan; maar de afgelegenheid der plaatzen , en de mocilykheid der overvaar); uit Engeland , in dit ruwe jaargetydc , waren oorzaak, dat de vrede van Flubertsburg getekend wierd eer het andere Verdrag tot rypheid kwam. Wy zullen , derbalven, den draad der onderhandelingen in Saxen hervatten , alwaar, inderdaad, al de belangen van Pruisfén, welke nog te överwcegen ftonden, geregeld werden, Zo ras de Gevolmagtigden tc Ilubertsburg waren bycengekomen, deed de Fleer Collcnbach een Vertoog opftellcn, waarvan dc zaaklyke inhoud ten naasten by deeze was. ,, De lieer „ van Collenbach, door zyne volmagt daartoe 3j bevoegd, verklaart, dat haare Majefteit, de Z 3 „ Kei: i76a1763- Voorfbgen van het Hof van Weenen.  176217^3- 358 GESCHIEDENIS „ Keizerin-Koningin, om de geheele waereld te „ overtuigen , dat zy oprechtlyk wenscht den „ Vrede herfteld te zien , geene zwaarigheid j, maakt de eerfte voorflagen te doen; en dewyl „ men van weerskanten overeengekomen is den „ Vrede te hcrftellen op reclitmaatige , eerlyke „ en duurzaame beginfelen, zo dat niemand der „ met elkander verdraagende partyen weezen„ lyke fchade lyde, eifchen deeze diie hoedanig,, heden dc volgende voorwaarden: Vooreerst, „ dat liet Hof van Saxen, op een gevoegely„ ken cn wederzyds gelyken voet, in deezen „ Vrede begrepen worde; Ten tweeden, dat men ,, behoorelyke oplettendheid gebruike omtrent „ de Ryksftanden, by naamc die van Franken,, land , gelyk ook omtrent den Flertog van Mecklenburg, en den Vorst van Zerbst; Ten „ derden, dat men zyne toeftemming geeve tot „ liet berftellen van den Vrede in het Ryk op „ eene voor den Keizer loflyke wyze; Ten „ vierden, dat 'er eene algemeene kwytfchelding ,, van al het gebeurde plaats hebbe, waarin het „ Roomfche Ryk begrepen worde; Ten vyf den, „ dat , ingevolge der gemaakte overeenkomst „ tusfehen den Koning en den Keurvorst van ,, den Paltz, raakende de opvolging van Gulik „ cn Berg, dit Verdrag, na het fluiten van den ,, Vrede, wederom zyne kracht kryge, en op den ouden voet vernieuwd worde; Ten zesden , dat, om deezen Vrede duurzaam te „ maaken, het Graaffchap Gktz, het geen, door  van den ZEVENJAAR. OORLOG, 359 ,, zyne ligging, Bohemen dekt, aan de Keize„ rinne-Koninginne blyve; Tm zevenden, dat, „ om alle verzoeking tot vergrooting van magt, en alles, wat nieuwe denkbeelden van ftaat,, zucht zoude kunnen verwekken , uit den , wech te ruimen, de Keizerin den Keizer zal ,, overhaalen , om Toscaanen af te zonderen ,, van de erfenisfe des eerstgeborenen van zyn „ Huis , onder voorwaarde , evenwel , dat de ,, Koning zich eveneens verbinde, ten opzichte ,, van de opvolginge in de Markgraaffchappeu „ van Bareuth en van Anfpach, welke tot dee„ zen tyd toe door de tweede Zooncn [en derzel,, ver nakomelingen] bezeten worden; Ten acht„Jten, dat, in vergeldinge van dc Landfchap,, pen, welke de Keizerin aan den Koning' we,, dergeeft; deeze Vorst zyne ftem wel zal wil? „ len geeven tot de verkiezing van den Aartsher- tog Jofeph, tot de waardigheid van Roomsch,, Koning ; gelyk ook , ten negenden , tot de ,, verwachting der leenroerige opvolginge (*) in „ het Hertogdom Modena, ter gunfte van den 5, jongeren Aartshertog, welke zich met de erf- genaamc van dat Hertogdom zal in huwelyk „ begeeven; Ten tienden en eindelyk, dat men ,, de Vredesverdragen van Breslau en van Dres,, den vernieuwc, met betrekkinge tot de hand-, haaving van den Roomfchcn Godsdienst, tot „ de Silefifche 1'chulden , en tot de onderlinge „ ver-. (*) Suecesfion féodale. Z 4 1762-  17621763. TeaenontV crp van de I'inisfifclie ïyde» 360 GESCHIEDENIS „ verzekering der wederzydfche bezittingen, wel» „ ke de Koning wel verder dan de paaien van„ dit Verdrag zal gelieven uit te (trekken ; dat men van beide zyden elkander alle krygsgevangenen wedergeevc, en afftand doe van de ach,, terftallige brandfehattingen." Deeze voorflagen , van welke verfcheidene bedriegelyk waren , werden onderzocht met alle oplettendheid, welke het gewicht der zaake verdiende: men pluisde de punten uit, welke, in zin en uitdrukkingen, ftreeden tegen de grondbeginfels, waarop men was overeengekomen den Vrede te herftcllen: vooral viel het gemaklyk te bewyzen , dat de afftand van een Landfchap, Welke kleuren men ook denzelven mogt geevcn , altoos eene zeer weezenlyke fchade was, Welke eene gedwongen betekenis , of eene met dubbelzinnigheid verklaarde uitdrukking,op geenerlei wyze van natuure konde doen veranderen. Men ftelde daarvoor het volgende punt in de plaats: „ dat de volkomen teruggeevingc der „ Staaten , aan de oorlogvoerende Mogendhcden toebehoorendc, zoude dienen tot grondllag van het Verdrag,het geen men wilde maa„ ken; dat men, gevolgelyk, beloofde den Ko,, ning van Poolen zyn Keurvorftendom Saxen, „ en de daartoe behoorende Landfchappen , we„ der te gecven , zo ras men de Pruisfifchen zoude herftellen in de bezitting der Landfchappen , welke men hun ontnomen had." Men vraagde vervolgens uitlegging van zekere onbe- paal-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 361 paalde uitdrukkingen in het Oostenrykfche Gefchrift vervat, dewyl men , om ze te kunnen verftaan, bepaalingen noodig had. Wat konde de belworelyke oplettendheid betekenen, welke men, ten opzichte der Ryksvorften, van den Koning vorderde ? Men deed te gelyker tyd de Oostenrykfchen opmerken , dat, dewyl de gcfchillen, welke de Koning met de Ryksvorften gehad had, door deezen Vrede ophielden, het overtollig was ten opzichte dier Vorften eenige byzondere voorwaarde te bedingen , ten ware het der Keizerinne-Koninginne behaagen mogt, in het zelfde punt, en met eene volmaakte wederzydfche gelykheid, dezelfde verplichtingen op zich te neemen , jegens de Bondgenooten des Konings, welken men noemde , te weeten, de Keizerin van Rusland , den Koning van Engeland , als Keurvorst van Hanover, den Landgraaf van Hesfen, en den Hertog van Brunswyk. In plaatze van het derde punt floeg men voor de vergeeting van het gebeurde , en de hernieuwing van den Westphaalfchen Vrede. Het zesde punt, betreffende den afftand van het Graaffchap Glatz, werd ronduit afgeflagen , als ftrydig met de grondbeginfelen , omtrent welke men was overeengekomen. Men ontweek het zevende punt, door aan tc tooncn , hoe onbetaamelyk het zy , dat eene vreemde Mogendheid zich bemoeije met de huislyke wetten en fchikkingen, welke eene andere Mogendheid in haar Geflacht affchaft of invoert; en om een heufchcren Z 5 draai 17621763.  1762.' I7Ö3- Oosteuryksch Antwoord. Aanmerkingen op hetzelve. 3Ó2 GESCHIEDENIS draai aan deeze weigeringe te geeven , voegde men 'er by, dat, dewyl de Koning niet beweerde , eenigen invloed te moeten hebben op de fchikkingen , welke de Keizer mogt goedvinden ten opzichte der erfopvolginge in zyn Gedacht te maaken, de Koning eveneens zich vleide, dat noch de Keizer, noch de Keizerin, zouden willen denken aan het befchikken over erfenisfen, welke wettiglyk en van rechtswege den oudften tak van het Brandenburgfche Huis te beurt vielen. Ten opzichte der verkiezinge van den Aartshertog Jdfeph tot de waardigheid van RoomschKoning, en van de leenroerige erfopvolginge in het Hertogdom Modena, koos de Koning, welke noch het eene noch het andere konde beletten, de party van 'er goedwilliglyk zyne Hem toe te geeven , om zich daarvan eene verdiende te maaken , en dit punt werd in het geheel niet betwist. Dit Tegenontwerp werd door den Heere Collenbach na Weenen gezonden. Het antwoord kwam vry fchielyk te rug, en de Oostenrykfchen gaven toe omtrent het meerderdeel deipunten : zy bleeven eigenlyk flechts op twee punten dringen, den afftand van het Graaffchap Glatz , en het Verdrag , dat men by voorraad zoude duiten, om de erfopvolging in de Frankenlandfche Markgraafschappen te regelen. Men had, derhalven, alleenlyk bewyzen tebeftryden, welke reeds half wederlegd waren. De Oostenrykfchen hielden ftaande , dat de vesting Glatz in  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 363 in hunne handen niet meer dan eene plaats van verdediging ware, cn dat zy, in die der Pruisfifchen, diende tot het doen van eenen aanval; zy booden aan, den Koning fchadeloos te ftellen door het gedeelte van het Vorftendom Neisfe, waarvan zy de bezitters waren , en het geen 'er dan te kort kwam met gereed geld te betaalen, tot afdoening der fchulden, welke op Silefien gevestigd waren. Men vergenoegde zich met dezelfde redenen tegen hen om te keeren. Men bewees hun, uit de liggingc der plaatzen, dat 'er, in dit gedeelte der grenzen van Bohemen, verfcheidene posten zyn, welke den Vorst, die Glatz bezit , het inrukken in dat Ryk verbieden, hoedanige zyn de posten van Bergicht, Politz, Opotschna, Nachod, Wisfoka en Neuftadt , zonder Konigsgratz mede te rekenen; welker minfte , wel verdedigd wordende , een Leger als dat van Xerxes zoude tegenhouden, dewyl zy zo goed zyn als de engten van Thermopyke; terwyl, in tegendeel, in Silefien, en aan deeze zyde van Glatz , in de vlakten van Frankenftein en van Reichenbach, geen post is, uit welken een Leger den vyand het inrukken kan betwisten: waaruit klaarblykelyk voortvloeit, dat Glatz , in de handen der Oostenrykfchen, eene plaats wordt, gefchikt, om aanvallender■wyze te oorlogen, dat het hun de drie wegen van Johannesbcrg, van Wartha, en van Silberberg openftelt, om vryelyk in Neder-Silefien af te daalen , waardoor zy, terltond in het begin eenei 1762. 1763.  r,Ó4 GESCHIEDENIS eener vredebreuk , den oorlog in het hart va* dat Landfchap kunnen vestigen: in plaatze das Glatz , in handen des Konings van Pruisfén , niets meer is dan eene plaats van verdediginge, en geen vryen toegang geeft in liet Koningryk Bohemen: en dewyl dit onderzoek te eenemaal krygskundig werd, beriep de Koning zich op de kundigheden van den Maarfchalk Daun, als welke de gegrondheid van het geen men aandrong, niet zoude kunnen ontkennen. Om, evenwel, de zaak met eene verplichtende betuiginge van beleefdheid te verzachten, voegde de Koning 'er by , dat, indien het alleenlyk om den afftand van een Landfchap te doen ware, ten einde de vriendfchap eener Vorftinne van zo, zeldzaame verdienfte als der Keizerinne, te verwerven , hy niet gelooven zoude, dat hy dezelve door zulk eene opoiferinge te duur betaalde ; maar dat eene ftad van zo veel aanbelang als Glatz niet konde afgeftaan worden, ten zy men tevens te eenemaal vergat, wat een Vorst aan zyne nakomelingfchap verfchuldigd is; vooral, dewyl des Konings toeftand hem niet noodzaakte de wet van zyne vyanden te ontvangen , daar hy het dubbel, van het geen men aan hem uit te keeren had , konde wedergeeven. Het andere punt, raakende de overeenkomst door dc Oostenrykfchen voorgcflagen , om de erfopvolging in de Frankenlandfche Markgraafschappen te regelen, was al te ftrydig tegen de belangen vim het Koninglyke Huis om toegedaan te worden,  VAN den ZEVENJAAR. OORLOG-. dén. Men floeg dit af, vooreerst met dezelfde redenen by te brengen , welke men reeds gebruikt bad; en ten tweeden met dezelve te verfterken , door bedenkingen ontleend van voorbeelden , welke toonen , hoe nutteloos verdragen , die men by voorraad aangaat, worden, by gebrek van uitvoeringe. Het was niet bezwaarlyk den Oostenrykfchen dit voorftcl te bewyzen , dewyl zy nog in verfche geheugenis hadden , van hoe weinig kracht de beruchte Pragmatique SanStie geweest was , waardoor Keizer Karei de VI de opvolging in zyne Staaten had geregeld. Het Hof van Weenen gaf nog een wederantwoord op deeze twee punten, en, na eenige poogingen omtrent het Graaffchap Glatz gedaan te hebben, ftond het af van zyne eifchen; verklaarende, dat het de vesting en het gefchut zoude wedergeeven in den ftaat, waarin de eene en het andere zich werkelyk bevonden; het gaf insgelyks toe, omtrent het maaken van een verdrag by voorraad , met betrekkinge tot de Frankenlandfche erfenisfen. De Vredehandeling met de Saxifchen ging voort op denzelfden voet, als die met de Oostenrykfchen. Zy ontmoette geene groote zwaarigheden , dewyl de Koning van Poolen zich overgelukkig rekende , dat de Koning hem zyn Keurvorftendom wel wilde wedergeeven. De Saxifchen bepaalden zich tot het vorderen , dat wen zyn best deed , om een gevestigden ftaat 176*1763. Vreiie handeling met Saxen.  1763. De Vrede wordt geiloten. Bedenkingen over de Gebeurtenisfen van deezen Oorlog. 366 GESCHIEDENIS ftaat (*) te bezorgen aan de kinderen des Konings van Poolen, en voornaamelyk aan Prinfe Karei, welken de Keizerin van Rusland kort te vooren zyn Hertogdom Courland had afgenomen. Dus eindigde deeze bloedige Oorlog, welke dreigde Europa het onderfte boven te keeren, zonder dat eenige Mogendheid, Groot-britannie alleen uitgezonderd, de grenzen haarer heerfchappye het allerminfte uitbreidde. De Vrede, tusfehen Frankryk en Engeland, werd alleenlyk eenige dagen vroeger,dan die van Hubertsburg, getekend (f). Frankryk werd door dit verdrag ontbloot van zyne voornaamfte bezittingen in America. De Engelfchen gaven aan hetzelve te rug Martinique, Guadeloupe, de fterkte BelleIsle en Pondicheri; en Frankryk gaf het eiland Minorca den Engelfchen weder. Wy kunnen ons niet wederhouden van hier eenige bedenkingen by te voegen, over het aantal der Gebeurtenisfen, welke wy verhaald hebben. Moet het niet verbaazende voorkomen, dat het allerfynfte , het geen men in de menfchelyke voorzichtigheid aantreft, gevoegd by de (*) Etablisfement. ( + ) Het is eenigzins zonderling, dat de Koning den netten dag niet meldt, op welken eene zaak van zo veel aanbelang haar volle beflag kreeg. — De Vrede werd te Hubertsburg getekend op den vyftienden van Sprokkelmaand des jaars 1763. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 367 de magt, zo dikwyls de fpeelbal is van onverwachte uitkomften, of van de flagen des gevals ? En fchynt het niet dat 'er een zeker , ik -weet niet wat, is, het geen met verachtinge den fpot dryft met de ontwerpen der menfchen ? Is liet niet duidelyk, dat, in het begin deezer beroerten, ieder verftandig man zich moest bedriegen in het oordeel, het geen hy vormde over de ontknoopinge van deezen Oorlog? Wie konde voorzien, of zich verbeelden, dat Pruisfén, aangevallen door de magt van Oostenryk, van Rusland , van Frankryk, van Zweeden, en van het geheele Ft. Roomfche Ryk, aan die ontzachlyke verbindtenisfe het hoofd zoude kunnen bieden, en, zonder eenige zyner bezittingen te verliezen, zich redden uit eenen oorlog, waarin alles deszelfs ondergang aankondigde ? Wie konde vermoeden , dat Frankryk , met zyne innerlyke krachten, met zyne groote verbonden, met zo veele middelen, zyne voornaamfte bezittingen in Oostïndie zoude verliezen, en het flagtoller van deezen Oorlog worden? Alle deeze zaaken moesten , in het jaar 1757, ongelooflyk Ichynen. Evenwel , indien wy van achteren de oorzaaken onderzoeken , welke de uitkomften een zo onverwachten keer deeden neemen, zullen wy vinden, dat de volgende redenen den val der Pruisfifchen verhinderden: Vooreerst, het gebrek ▼an eensgezindheid, en het mangel van eenftemmigheid tusfehen de Mogendheden van het groote verbond, derzelver verfchillende belangen, welke haar 176 a17Ó3.  3óS GESCHIEDENIS 17621763. Oorzaaken van de verliezen door de Franfchen geleden. haar verhinderden omtrent zekere krygsverrich* tingen overeen te komen ; de geringe eensgezindheid tusfehen de Rusfifche en Oostenrykfche Generaals , welke hen omzichtig maakte $ wanneer de gelegenheid vorderde , dat zy met nadruk handelden , om Pruisfén te verpletten, gelyk zy inderdaad hadden kunnen doen. Ten tweeden, de al te fyn uitgepluisde en te naauw gezifte ftaatkunde van het Hof van Weenen , het geen door zyne grondbeginfelen gedreven werd, om zyne Bondgenooten te belasten met de moeilykfte en hacbelykfte onderneemingen, om by het einde van den oorlog zyn Leger in beteren ftaat en voltalliger te bewaaren, dan de Legers der overige Mogendheden. Hieruit ont« ftond het, herhaalde keeren, dat de Oostenrykfche Generaals , door eene te ver gedreevene omzichtigheid, verzuimden den Pruisfifchen den genadeflag te geeven, wanneer derzelver zaaken in een wanhoopigen toeftand waren. Ten derSen, de dood der Keizerinne van Rusland, met welke het Oostenrykfche Verbond in denzelfden grafkelder begraven werd; de afval der Rusfen, het verbond van Peter den III met den Koning van Pruisfén , en de hulp , welke de gemelde Keizer na Silefien zond. Indien wy, van een anderen kant, onderzoek doen na de oorzaaken der verliezen, welke de Franfchen in deezen oorlog leeden , zullen wy den misllag opmerken, welken zy begingen, met zich tc mengen in de beroerten van Duitschland.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 36*0 land. De oorlog , welken zy den Engelfchen aandeedcn, was een oorlog ter zee; zy lieten zich misleiden , en verlooren dit voornaame onderwerp uit het oog, om een vreemd onderwerp na tc jaagen , waarmede zy , eigenlyk , niets te maaken hadden. Zy hadden, tot dien tyd toe, ter zee voordeden behaald op de Engelfchen; maar zo ras hunne aandacht door den oorlog op het vaste land werd afgetrokken, zo ras de Legers in Duitschland alle geldmiddelen inflokten, welke zy hadden bchooren te belleeden , tot het vermeerderen hunner Vlooren, leed hunne Zecmagt gebrek aan de noodzaaklykfte dingen, en de Engelfchen bekwamen eene meerderheid, welke hen tot overwinnaars maakte in al de vier waerelddeelen (_*_). De buiteufpoorig groote fommen, welke Lodewyk de XV aan onderftandgclden betaalde , en die, welke het onderhoud der Legers in Duitschland kostte, gingen, daarenboven, uit het Ryk; hetgeen de hoeveelheid van gereed geld, dat in den omloop was , zo te Parys als in de Landfchappen, tot op de helft verminderde: en, tot overmaat (*) Deeze aanmerkingen waren reeds vóór het begin des oorlogs gemaakt, door den Maarfchalk van noailles, welke, om deeze zelfde redenen, nadrukkelyk beweerde, dat Frankryk, indien het tegen Engeland wilde oorlogen, den oorlog alleen ter zee moest voeren. Zie millot's Gedenkfchriften , VI Deel, bl, 279. IV. deel, A a 176c 1763  1762- 1763. tïcdenkïngcn over de onzekere uiikomften van der inenfchen onderneeniingen. 370 GESCHIEDENIS maat van vernederinge, begingen de Generaais, welke het Hof verkoos , om het bevel tc voe* ren over zyne Legers , cn welken zeiven zich voor Turennes hielden , de allergroffte misdagen. Laat deeze voorbeelden de Staatkundigen 9 welken zich met uitgeftrekte ontwerpen bezig houden , ten minften leeren , dat, hoe uitgebreid des menfehen verftand moge weezen , het nooit genoegzaam is, om tot de fyne zamenkoppelingen door te dringen, welke men moest kunnen ontwikkelen, om de gebeurtenisfen te voorzien , of naar zynen zin te fchikken , welke afhangen van toekomftige toevalligheden. De reeds voorby zynde gebeurtenisfen verklaaren wy duidelyk , dewyl derzelver oorzaaken zich ontdekken , maar wy bedriegen ons altoos omtrent die, welke nog aanftaande zyn, dewyl de de tweede oorzaaken zich onttrekken aan onze vermetele befchouwingen. Dat men bedrogen Staatkundigen ontmoet, is geene byzonderheid, welke aan onze eeuwe, boven andere, eigca is; het is eveneens geweest in alle tydperken, waarin de menfehelyke ftaatzucht groote ontwerpen baarde. Om hiervan overtuigd te zyn, behoeft men zich flechts de gefchiedenis van het beruchte Kamerykfche Verbond te lierinneren , de uitrusting der onverwinnelyke Vloot, den oorlog van Philippus den II tegen de Hollanders, de uitgeftrekte bedoelingen van Ferdinand den II by het begin van den dertigjaari- g:en  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 371 gen oorlog, de onderfclieiden ontwerpen van verdeelinge, welke den oorlog om de Spaanlche throonsopvolginge voorgingen , en dien oorlog zeiven. Alle deeze groote onderneemingen hadden een einde, het geen bykans rechtftreeks aanliep tegen de bedoeling der geenen, welken ze eerst aan den gang hielpen. De reden is, dat het der menfchelyke zaaken mangelt aan beftendigheid, en dat de menfchen, derzelver ontwerpen , en de gebeurtenisfen, onderhevig zyn aan geduurige wisselvalligheden. Wanneer de oorlogvoerende Mogendheden het ftrydperk verheten, waarin zy, met zo grooten haat en verbitteringe gevochten hadden, begonnen zy eerst haare wonden te gevoelen , nevens de noodzaaklykheid van dezelve te geneezen. Zy leeden alle , maar rampen van onderfcheideu aart. Wy zullen ze hier eenigermaate de monftering doen ondergaan , om eene beknopte fchets te hebben van haare geleden fchade, en van haaren werkelyken toeftand. Pruisfén rekende, dat honderdëntachtigduizend zyner mannen door den oorlog verteerd waren : de Pruisfifche Legers hadden in zestien volkomen velelilagen (*) geftreden, de vyanden hadden hun, daarenboven, drie heiren bykans te eenemaal vernield , dat van het geleide na Olmutz , dat van Maxen , en dat van den Heere van Fouquet by Landshut; daarby werden Batailkï rangées. Aa % 1762'763. Verliezen door de oorlogende Mogendheden geleden. Pfuisfen.  1762- 1763. Rusland, Oostenryk. Frankryk, Engeland, Zweeden, en liet Ryk. Schulden der Mogendheden. 372 GESCHIEDENIS den nog ééne bezetting van Breslau , twee bezettingen van Schweidnitz , ééne van Torgau4 en ééne van Wittenberg verloren door het veroveren deezer fteden. Men rekende tevens, dat in het Koningryk Pruisfén twintigduizend zielen waren omgekomen , door de verwoestingen der Rusfen , zesduizend in Pomeren , vierduizend in de Nieuwe Mark , en drieduizend in het Keurvorftendom Brandenburg. De Rus- fifche benden waren in vier groote veldflagen geweest , en men rekende , dat deeze oorlog hun honderdëntvvintigduizend man ontroofd had, daar onder geteld de nieuwaangeworven manfchap, welke omgekomen was, wanneer zy,voor een gedeelte, van de grenzen van Perfie en van China op wech was, om zich by haare Legers in Duitschland te voegen. De Oostenrykfchen hadden tien volkomen veldflagen geleverd; te Schweidnitz hadden zy twee , en te Breslau ééne bezetting verloren, en berekenden hun Verlies op honderdënveertigduizend man. De Franfchen deeden het hunne ftygen tot tweemaal honderdduizend ftrydbaare mannen, de Engelfchen, met hunne Bondgenooten, het hunne tot honderdënzestigduizend , de Zweeden tot vyfëntwintigduizend , en de Kreitstroepen tot achtëntwintigduizend. Het Huis van Oostenryk vond zich , by het einde van deezen oorlog, belast met eene fchuld van honderd millioenen ryksdalers ; de grenzen van Bohemen en van Moravie hadden fchade ge-  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 373 geleden, zonder dat 'er, evenwel, fpooren van vernielinge of verwoestinge waren overgebleven, In Frankryk was de regeering zonder crediet, door. de rooveryen van de Inzamelaars der geldmiddelen , en door de trouwloosheid der geenen , welken gefield waren om het beftuur te hebben over de uitgaaven : men was zo ver gekomen, dat men de betaaling der renten van de opgenomen hoofdfommen had opgefchort; het weinige , dat men daarvan voldeed , werd niet geregeld betaald. Het volk zuchtte onder den last van fchattingen , waardoor het verpletterd werd, en fchoon geen vyandlyke inval de Landfcbappen verwoest had , leed 'er de Staat niet te minder door, dewyl door dc vernietigingen van den koophandel der beide Indien, de bronnen van den algemeenen overvloed uitdroogden. Daarenboven waren de fchulden van den Staat opgehoopt , en beliepen zo geweldig groote fommen , dat de buitengewoone belastingen, na het fluiten van den vrede , voor tien jaaren verlengd wierden , om te dienen tot goedmaaking der renten , en om een fonds van aflosfinge te maaken , waaruit men de hoofdfommen konde bctaalen. De Engelfchen, te land en ter zee overwinnaars, hadden, om zo. te fprecken, hunne veroveringen gekogt voor de onmeetelyke fommen , welke zy opgenomen hadden tot den oorlog , en welke hen bykans buiten ftaat (telden van tc kunnen betaalcn. De rykdom van., byzondere perfoonen ging onder hen alle verA 'a 3 heeli 1-63-  l?6i1763. Slechte tce» Band der fruisfifehe landen» 374 GESCHIEDENIS beelding te boven. Deeze rykdom en deeze weelde des volks ontftonden uit de aanzienlyke pryzèn , welke zo veele byzondere perfoonen, zo op Frankryk als op Spanje (*) gemaakt hadden , en uit den verbaazenden aangroei des koophandels , welken zy , geduurende den oorlog , bykans alleen bezeten hadden. Rusland had, het is waar, aanzienlyke fommen uitgegeven; maar het had den oorlog meer gevoerd op kosten der Pruisfifchen en der Poolen, dan op zyne eigene. Zweeden was op het punt van eene bankbreuk te maaken. Plet had niet alleen de hoofdfom der bank aangefproken, maar, door eene onbehendige werkinge van de beftuurderen zyner geldmiddelen , had het de bankbriefjes nog te veel vermenigvuldigd, waardoor het evenwicht vernietigd werd , dat ieder wel beftuurde Staat moet houden tusfehen het papier en het gemunte geld. Pruisfén had het meest geleden. Oostenrykfchen, Franfchen, Rusfen, Zweeden,Kreitstroepen, tot den Flertog van Wurtemberg toe, hadden allen daar verwoestingen aangericht. ook had de Staat hondcrdënvyfëntwintig millioenen rykdalcrs uitgeteld tot onderhoud der Legers , en tot andere oorlogskosten. Pomeren, Silefien en de Nieuwe Mark hadden groote fommen (*) Zyne Majefteit had 'er Holland wel mogen byvoegeu, fchoon dit geen deel in den oorlog nam, en de Engelfchen beweerden met het Gemeenebest in vriendfehap te leeven^ Vert,  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 375 men noodig , om zich te herftellen. Andere Landfchappen, als het Hertogdom Crosten, het Vorftendom llalberftadt cn dat van llohenftein, vorderden insgelyks aanzienlyke hulp , cn men moest fterke poogingen aanwenden, onderfteund door groote naarftigheid, om ze te herftellen in den ftaat, in welken zy waren vóór de beroerten, dewyl het grootfte gedeelte der landen, by gebrek van zaadkoorn en-vee, niet bebouwd was ; en alles, wat tot onderhoud des volks dient, ontbrak 'er eveneens. Om in zo veele behoeften te voorzien, werden, volgens eene rechtmaatige verdeeling, in deeze Landichappen uitgedeeld , vyfëntwintigduizend maaten (*) tarwe en meel, zeventienduizend maaten haver, vyfendertigduizend paarden , zo van de Ruiterregimenten als van de Artillcry, en den edelluiden en boeren werden leevensmiddelen bezorgd, Behalven deeze onder» ftcuning , fchonk de Koning aan Silefien drie millioenen tot deszelfs hcrftelling, veertienmaal honderdduizend ryksdalers aan Pomeren en aan dc Nieuwe Mark, zevenmaal honderdduizend aan het Keurvorftendom, en honderdduizend aan bet Hertogdom Kleef, behalven achtmaal honderdduizend, welke het Koningryk Pruisfén ont-, ving. De belastingen van het Hertogdom Cros-, fena (*) Mcfures. Welke .maat de Koning hier bs«. 4oele, is my onbekend. Vert, Aa 4- 176a1763. Schikkingen 0111 denzcl, ven te verbeteren*  376 GESCHIEDENIS 176a1763. Beüuit uit het bovengemelde. fen, van dc landen van Hohenftein en van Halberftadt, werden tot op de helft verminderd; eindelyk, het volk greep genoegzaamen moed, om niet wanhoopig te worden over zynen toeftand, om te arbeiden, en om door zyne vlyt en werkzaamheid de rampen te herftellen, welke de Staat geleden had. Uit dit algemeene tafereel, het geen wy hier gefcbetst hebben , volgt , dat in Oostenryk , in Frankryk , cn zelfs in Engeland , de regecringen , overladen met fchulden , bykans zonder crediet waren ; maar dat de ingezetenen , niet reebtftreeks door den oorlog geleden hebbende , denzelven niet anders gevoeld hadden , dan door de verbaazende belastingen, welke hunne Vorllen van hun geëischt hadden ; terwyl , in tegendeel , in Pruisfén de regeefing van geld voorzien was, maar de landfchappen ellendig gemaakt en in den grond geboord waren , door de roofzucht en de barbaarschheid der vyanden. Na Pruisfén was het Keurvorftendom Saxen, onder de Landfchappen van Duitschland , dat geen , welk het meest geleden had (*) , maar dat Keurvorftendom vindt, in de deugdzaamheid van zynen grond, en in de naarftigheid zyner Inwooneren , middelt*) Van de wyze, op welke de Pruisfifchen in Saxen huisgehouden hadden, kan men onder anderen een Haaltje vinden hy archenholtz, II Deel, blsdz. 93 , enz. Vert.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 377 iielen tot herftelling , welke Pruisfén, met uitzonderinge van Silefien , niet vindt in zyne overige Landfchappen. De tyd , welke alle kwaaien geneest en uitwischt, zal, buiten twyffel, binnen kort, aan de Pruisfifche Staaten derzelver overvloed , voorfpoed en eerften luister wedergeeven : de overige Mogendheden zullen zich insgelyks herftellen ; vervolgens zullen andere Staatzuchtigen nieuwe oorlogen doen ontftaan,en nieuwe onheilen veroorzaaken. Want dit is het menfehelyke gemoed eigen, dat de voorbeelden niemand verbeteren: de dwaasheden der vaderen zyn verloren voor de kinderen , en elk gedacht moet de zyne bedryven. Wy zullen flechts één woord voegen by dit Werk , (het geen , misfehien, reeds al re lang en te wydloopig is) om de nakomelingfchap te voldoen , welke , zonder twyffel , begeerig zal zyn te weeten , hoe een zo weinig vermogend Vorst, als de Koning van Pruisfén, geduurende zeven veldtochten , een vernielenden oorlog tegen de grootfte Alleenheerfchers van Europa heeft kunnen uithouden. Indien het verlies van zo veele Landfchappen hem in groote verlegenheid bragt, indien men, zonder ophouden, geld moest vérfchaflën tot buitenfpoorig hooge uit? gaayeri , 'er waren , evenwel, nog eenige middelen overig, welke de zaak mogelyk maakten. De Koning trok vier milliocnen uit de Landfchappen , welke hy nog behouden had. De belastingen van Saxen beliepen tusfehen de zes Aa 5 en 176a1763» Door welke middelen de Koning deezen oorlog konde uithouden.  1763. Slot. 3?8 GESCHIEDENIS en zeven millioenen ; de onderftandgelden van Engeland, welke vier uitmaakten, werden veranderd in acht millioenen (*), de munt, welke men verpacht had , gaf, met het verlaagen der geldfpecien, zeven millioenen, en, behalven dit, had men de betaaling van de jaargelden der burgerlyke Amptenaaren opgefchort, om alle geldmiddelen tot de onkosten van den oorlog aan te wenden. Deeze onderfcheiden fommen, welke wy aangeftipt hebben, maakten te zamen vyfëntwintig millioenen flecht geld , het geen , met behulp van eene goede huishoudinge, toereikende was tot betaaling en onderhoud des Le. gers, en tot de buitengewoone uitgaaven, welke men eiken veldtocht op nieuw moest doen. De Hemel geeve , (indien de Voorzienigheid in haare zorgen zich vernedert tot op de menfchclyke beuzelingen) dat het onveranderlyke en bloeiende lot van deezen Staat de Vorften, welken denzelven zullen beftuuren , in veiligheid ftelle tegen de plaagen en wederwaardigheden, welke Pruisfén ondergaan heeft in deeze dagen van omkeeringe en beroerten , op dat zy nimmer (*) Ik bekenne dit niet volkomen te verftaan. Wil de Koning ook te kennen geeven, dat hy, van vier millioenen goed geld, acht aan Hechtere fpecieu maakte ? Maar zyne Majefteit verlaagde de waarde der gemunte gelden nog vry wat meer , indien men archenholtz, II Deel, bl. p5, enz. mag geloeiven. Veit.  van den ZEVENJAAR. OORLOG. 375 mer mogen gedwongen zyn hunne toevlucht te neemen tot die geweldige en heillooze middelen , van welke men genoodzaakt is geweest zich te bedienen , om den Staat te bewaaren tegen den heerschzuchtigen haat der Vorften van Europa, welken het Huis van Brandenburg wilden vernietigen , en alles , wat den Pruisfifchen naam droeg, voor altoos verdelgen 1 Te Berlyn, den zeventienden van Wintermaand des jaars 1763. IN- 1762- 1763.  INHOUD DER HOOFDSTUKKEN VAN HET VIERDE DEEL. XI. HOOFDSTUK. Over den Winter van het jaar 1759 tot het jaar 1760. . . . Bl. 7 XII. HOOFDSTUK. Veldtocht van het jaar 1760. . . 23, XIII. HOOFDSTUK. Over den Winter van het jaar 1760 tot het jaar. 1761. . . . 13J XIV. HOOFDSTUK. Veldtocht van het jaar 1761. . . 148 XV. HOOFDSTUK. Over den Winter van het jaar 1761 tot het jaar 1762. , 227 XVL  INHOUD der HOOFDSTUKKEN.' XVI. HOOFDSTUK. Veldtocht van het jaar 1762. . i Bl. 258 XVII. HOOFDSTUK. 'Over den Vrede. KB I 344