( 1 ) B Y L A A G E. Behoorende tot de Bejluiten van den 25. Febr. i?$f. Burgers Representanten! Wlchard Peterfen , wonende alhier in den Haag, thans gevangen op de Voorpootte van den Hove van Holland, veele jaaren als Timmermans knecht op de gemelde Voorpootte gewerkt, en ook vvèl nu, en dan in drukke omftanoigheden de Gevangenen bediend hebbende , wordt in de maand Oclober des voorleden jaars als Knecht of Bediende van den Cipier dier gevangenis aangelteld. Hy doet alvoorens die funclïe te aanvaarden den gewonen eed , belovende onder anderen , dat hy zich zorgvuldig zoude wagten, om met de Gevangenen over hunne zaak en te fpreeken, direct of indirect, en niet zoude luisteren of gehoor geven aan 't geen dezelve Gevangenen hem daarvan zouden komen te vertellen, en wyders , dat hy zich nimmer, en by geene gelegenheid zoude laten gebruiken, om van of aan de Gevangenen te doen eenige boodfchappen, 't zy mondeling, of by briefjes, en dat zoo weinig van buiten , de Poort , als met opzichte tot den eenen Gevangenen aan den ander. De Procureur Generaal over de voormaalige Gewesten van Holland en Zeeland, wordt nochthans na verloop van een korten tyd, na dat de gemelde Peterfen zich op den hier vooren gemelden voet in den dienst van den Cipier hadt verbonden, geïnformeerd, dat hy een brief van Wybo Fynje, destyds gevangen op de gemelde Voorpoorte, hadt bezorgt aan den Zoon van deazelven Fynje, zich destyds bevonden hebbende aan het huis van eenen Voorftad, woonagtig alhier in den Haag, doch al mede als nu gevangen op de evengedagte Voorpootte , en dat vericheidene Brieven van, en voor van Langen , en Fynje doorhem Peterfen by gemelden Voorftad waren geb ragt.  c « 3 mcercndecls komende van, en geadresfeerd aan derzelver Huisvrouwen. De gemelde informatiën door den Procureur Generaal ter Kennis van den Hove gebragt zynde, wordt tegens deezen Peterfen, door 't Hof verleend Alandament Crimineel, uit kracbte van het-welk hy geapprehendeerd, en in hechtenis gebragt, mitsgaders door Commisfarisfen op Articulcn gehoord zynde, in fubftantie heeft beleden, dat hy in zyne voorgemelde qualiteit onder anderen de Gevangenen van Langen en Fynje bediend, en van tyd tot tyd voor beide die Gevangenen Brieven bezorgt hadt, aan het huis van Voorftad op het Zieken, alhier in den Haag, dat hy insgelyks aldaar Brieven voor beide die Gevangenen hadt ontfangen, en dezelven heimelyk aan hun overgèferagt. Dat de Brieven, welken hy Gevangen in voege voorfchreeven aan dat huis gebragt hadt, geadresfeerd waren aan voorn. Voorftad, voor zoo verre dezelve onverzegeld waren, doch dat de verzegelde Brieven van van Langen, ten gemelden huize doorhem Gevangen bezorgt, waren geadresfeerd geweest aan de Burgeresfe van Langen, en dat op die van Fynje, alleenlyk geïchreeven waren de Letters F. W. Dat hy .Gevangen de voorfz. Brieven ten huize voornoemd aan den meergedachten Voorftad hadt gegeven, en van dcnzelven, behalven Brieven voor gemelde Gevangenen gedestineerd, ook mondelinge boodfehappen voor den bovengenoemden van Langen bekomen hadt, behelzende , dat de vrienden hun best zouden doen,, dat hy van Langen ontflagen niégt worden. Dat hy Gevangen eerst door van Langen zoude verzogt en gebeden zyn , om een Briefje voor hem aan het huis van Voorftad te bezorgen , inhoudende verzoek aan zyne Vrienden , om zyn ontflag te bewerken; en dat vervolgens dceze hem Gevangen zoude verzogt hebben, dat hy daar van «art IVyho Fynje kennis zoude geven, \ welk hy Gevangen dan ook gedaan, en aan /j'.v/Vgvvraagd hadt, of hy voor dcnzelven mede het een of ander konde bezorgen, waar van Fynje dan ook gebruik gemaakt hadt. Dat wyders hy Gevangene gevvoonlyk de Briefjes, welken  C 3 J ken dooi- Voorftad aan ws» Langen gefchrëeveii Wierden , na ■ dat die door den laatstgemelden geleezen waren, ook Vervolgens aan W. Fynje zoude hebben laten leezen, en dat hy eindelyk voor al het hier voren gemelde, niet anders zoude genooten hebben, als eens van van langen elf stuivers , doch dat gemelde van I^angen en Fynje aan hem Gevangen zouden hebben gezegd , dat zy nu geen geld hadden, maar indien zy los kwamen, zy hem als dan wel zouden behonen. De Gevangen wordt op die Confesfie, gevoegd by de erkentenis van het Crimineele zyner daaden , by fententie van dén Hove gecondemneerd, om gebragt te worden ter plaatze, daar men gewoon is Crimineele Juftitie te doen, en aldaar met roeden wel ftrengelyk te worden gegeesfeld, en wyders voor den tyd van vier eerstkomende jaaren, in een Tuchthuis geconfineerd, en daar na voor twintig jaaren uit de voormaalige Gewesten Holland, Zeeland en Utrecht gebannen te worden, met condemnatie van denzelven in de kosten en mii'en van Juftitie. De tyd van de pronuliciatie en executie deezer Sententie was reeds bepaald, maar alvoorens dat een en ander plaats moest hebben, adresfeerd de Gevangene zich by Requeste aan deeze Vergadering, en verzoekt abolitie pro Deo van het hier vooren gemelde misdryfy met furcheance van alle procedures hoofdzakelyk op de volgende gronden: Dat hy Gevangene zedert eenige jaaren zynde geweest Timmcrmansknegt op gemelde Voorpootte, als ook aldaar de Gevangenen opgepast, en verder dan huisdienst waargenomen hebbende, vermeende zich nut fiducie te konnen laten voorlïaan, dat hy zich ten allen tyde van zynen pligt gekweeten, en aan al dat geen, het welk zyn beroep mede bragt, ftïptelyk- voldaan hadt, dan dat hy ten tyde, wanneer Wybo Fynje en S. $f% van Langen mede op de gemelde Voorpoorte wierden gecustodiëerd, zich door dezelven heeft laten perfuadeeren,om eenige weinige, meest onverzegelde Briefjes, voor hun aan derzelver Bloedverwanten te bezorgen. Dat hy Requestrant zekerlyk zulks niet zoude hebben A 2 ge~  t 4 3 gedaan, wafe het niet, dat de voorn, voormaalige Gedetineerden hem ten fterkften hadden verzekerd, dat gemelde billietten niets misdadigs inhielden, maar alleenlyk over hunne huisfetyke zaaken rouleerden, zoo als hy daar in te meer zoude zyn verfterkt geworden, door dien hy een en andermaal deeze briefjes open, of onverzegeld bekomen hebbende, by zich zeiven heeft kunnen overtuigd worden, dat het gemelde gezegde ten eenemaal der waarheid conform was. Dat, hoe zeer hy Requestrant niet wilde ontkennen, dat hy aan de voorfz. aanzoeken van gemelde van Langen en JVybo Fynje, geen gehoor hadt moeten geeven, en hun mitsdien hadt moeten weigeren , om die Billietten voor hun te bezorgen, hy egter gerustelyk vertrouwde, dat deeze daad (hoe zeer ook volgens den ftrikten letter der Wet ftrafbaar) allezins gratiabel was. Dat daarvan zoude blyken, het zy men in aanmerking nam, dat dezelve meer aan eene natuurlyke genegenheid, om andere ongelukkigeh van dienst te zyn , moest toegefchreeven worden, als aan een malitieus opzet, om tegens de Wetten aan te handelen, het zy men conlidereerde, dat hy deeze daad gepleegd hadt, ten faveure van zoodanige Perfonen, welken door het Vertegenwoordigend Lichaam waardig zyn gekeurd, om in de generale amnestie te worden begrcepen, en het mitsdien ten uiterften hard, en grievend voor den Suppliant zoude zyn , om eene flettrisfante eninfamerende ftraffè te moeten ondergaan, op het zelvde ogenblik bykans , dat.zy, op welker inftantiën en iterative aanzoeken hy hadt gepecceerd, op vrye voeten gefield, en van alle verdere pourfuites vry geiprooken zyn. Het behaagdï Uwlieden dit Adres te (lellen in handen van 't Hof van Justitie, over de voormalige Gewesten van Holland en Zeeland, om daar op der Vergadering te dienen van confideratiën en ad vis, en inmiddels de verzoch» te fuTcheance te verleenen. Het Hof aan Ulieder verlangen voldoende, geeft bydes.zells advies onder anderen te kennen, dat de Requestrant geenzins de onillandigheden van het gebeurde , en zyn wanbedryf' ovarüenkomltig de waarheid, en zyne eigene  t 5 1 bekentenis hadt opgegeven, doch dat het daar mede zoo* danig gelegen was, als wy Uwlieden hier boven in iubftantie hebben voorgedragen, én dat hy over zulks door zyne valfche voorgeevens zich de gratie van den Souvsrain ten eenenmaale onwaardig hadt gemaakt. Dat hy wyders by de ❖erhooren, zyne misdaad niét hadt trachten te verfchönen, door zyne als nu voorgewende natuurlyke geneigdheid, om anderen ongelukkigen van dierist te zyn , hebbende hy daar en tegen hier van geehe de rriinfte melding gemaakt * gelyk ook zoodanig voorWendzel hem niet zoude konnen te llade komen, om zynë trouwloosheid, en moedwillige verbreeking Van eed en plicht eenigzihs te bedekken. Dat hy veele jaren op de Pöort verkeerd hebbendé zeef wel bewust Was , dat geene Bediendens eenige Brieven of Boodfchappen van, of aan Gevangenen mochten overbrengen , en dat zyne daad te minder verfchoning verdiende, daar hy niet lange te voören zich zoo plechtig, hadt verbonden, om zich nimmer, enby geene gelegenheid daar toe te laten gebrüiken; Dat ook den inhoud van alle de door hém overgebfagTë Brieven niet bekend zynde, mert niet konde berekenen j of, en lil hoe verre de Correspondentie door de toenmalige Gevangenen langs dien weg met hunne Huisvrouwen eii Vriettdéri gehouden eenige fladéelige gevolgen vöor dé gemeene zaak hadt veroorzaakt, of zoude hebben konnen veroorzaakeri. Dat voorts zyri wanbedryf met Zeer veel waarfchynelykheid konde worden toégefcbreeven, aan de hoop op beloöning hem door twee van het gros der Gevangenen * zoozeer' onderfcheidené Perfoncn^ ingévalle zy mochten öntfiagérl worden, toegezegd; Dat eindelyk deeze misdaad geheel op' zich zelfs, én iri geen het minste verband (taande niet die, van Welken de toenmalige Gevangenen van Langen én Fynje befchüldigd wierden , én waar vail dé Requestrant ook onbewust geWeest Was, derhalvën geen grond voor de verzogte gratie daar uit konde ontleend worden , dat het Vertegénwoordigend Lichaam , die beide Burgers om Wyfe redenen onder de' Onlangs verleende Amnestie hadt begrepen, terwyl inteA 3 g««-  f«1 gendeel het belang der Juftitie ongetwyfeld vereischte i dat eene zoo verregaande trouwloosheid, in een Oppasfer der Gevangenen ten affchrik van anderen, en totvoop. koming van allezins nadeelige gevolgen voor de gemeene zaak, op het rigoureuste anderen ten exempel wierdt eeltraft. ° " Op de gemelde gronden, waarvan wy om de kortheid te behartigen, alleenlyk het fiibftantiëeie hebben opgegeven, heeft het Hof van Juftitie geoordeeld, Uwlieden by deszelfs Misfive gedagtekend den 14. January laatstleden te moeten advifeeren, om het verzoek van den Requestrant te wyzen van de hand. Intusfchen behaagde het Uwlieden hy Be/Juit van den 22 January daar aan volgenden, die Misfive te Hellen in nanoen van uwe Mede-leden Kir inga, Stein ParvéenSincke/ y."f W '"sauuiug lc uienen van couiioeratiën en ad- vis. Uwe Commisfie zich van h***. 1... i4. nu zullende kwyten, vmdt zich al aanltoncis verplicht, om met net Hof van Juftitie in te ftemmen , dat byhetRequest van den Gevangenen, de toedracht der zake niet 111 alle opzichten, met de vereischte. naauwkeurigheid en volleedigheid is voorgedragen, maar zV vermeend echter, aat de Vergadering hier omtrent in confidentie zoude konnen neemen , dat het Adres geformeerd en getekend is door Practizyns, die omtrent alle de omftandigheden niet praxies, of met genoegzaam geëlucideerd zynde, of misicbienhct verhaal van hunnen meester niet volkomen begreefen hebbende, de zaak van den Requestrant in zommie;e opzichten, wellicht in een gunftiger daglicht hebben voorgedragen, als gefchied zoude zyn, ingévalle zy van alles fiaauwkeurig waren onderricht geworden, of zich van het gebeurde, in alle deszelfs byzonderheden juiste denkbeelden hadden konnen vormen. In allen gevalle vinden wy geenen genoegzamen grond om het daar voor te moeten houden, dat de nalatigheid van den Requestrant, om aan zyne Raadslieden de meest exacte iilformatiën te geeven , of het verzwvgen vanzommige zaken, die tot Zyn nadeel verdrekken, behoord te worden toegelchreeven aan een doleus opzet, om den Souverain te mis-  C 7 3 rnisleiden, en hem uit dien hoofde (zoo daar toe anderzins termen waren,) alle gratie onwaardig te keuren. Wat de zaak zelve betreft, moeten wy al mede met het Hof van Juftitie eitenften, dat de Requestrant zich heeft ichuldig gemaakt aan eene overtreding van zynen Eed eu Plicht, als mede dat uit hoofde van de omitandigheden by'sHofs advies in het breede" gedetailleerd, en hier vooren kortelyk opgegeeven, men in het afgetrokkené niet kan ontkennen, dat het belang der Juftitie vordert, dat een diergelyk misdryf anderen ten voorbeelde rigoureufelyk behoord te worden geftraft: Uwe Commisfie Burgers Reprafentanten kan dan ook niet anders doen, dan alverder volmondig te avoueeren, dat de Requestrant zich naar ftrictheid van rechten heeft waardig gemaakt die ftraffen, waar toe hyby de Sententie ten zynen laste geveld is gecondemneerd geworden, cn dat hy zich mitsdien , indien dezelve dadelyk waren ter uitvoer gebragt, de rechtvaardigheid van den onpartydigen Rechter zoude moeten billyken. Wanneer men het misdryf des Gevangenen van die zyde befchouwd, dan zouden wy UI. dien volgende moeten aanraden, om conform het advies van het Hof van Justitie deszelfs verzoek te wyzen van de hand: maar wy konnen echter niet ontveinzen, dat ons in de overweging deezer zake zoodanige byzonderc omÏÏandigliedeu zyn voorgekomen, als welken ons vryheid gegeven hebben, om de fupplicatie van den Requestrant uit een gunftiger gezichtspunt te befchouwen, terwyl het uwe taak zal zyn, om onze confideratiëh in uwe wysheid te overwegen, en vervolgens over het lot van denzelren naar billykheid te beflisfen. Wy zullen daar toe geenz'ins aanvoeren de Voordeëlige inforuiatiën, die wy van ter zyde hebben bekome» ten opzichte van het zedelyk gedrag: door den Requestrant bevorens gehouden, niet atteenlyk , om dat daarvan geen legaal bewys voorhanden is, maar ook uit hoofde, dat naar ons inzien uit de omflandighcden, die demisdaad hebben verzeld, of daar toe eene directe betrekking hebben, elgentlyk de gronden voor eene kwytfchclding, of mitigatie der ftrafFe, (zoo verre daar toe termen zyn,') moeten ontleend worden , terwyl de goede eoiiduites van A 4 éénea  C "« 3 eenert Suppliant, zoo dikwyls er favorabel wordt gedisponeerd, alleenlyk het aangenaam gevoel geevan, dat de Souverain zyne Clementie aan geen onwaardig Voorwerp bewyst. Wy konnen echter niet afzyn van Vooraf op te merken, dat, hoe zeer men altoos fpaarzaam moet zyn in het verkenen van eene gratie, waar door een rechterlyk Vonnis buiten efFeét gefield wordt, en dienvolgende de geene, aan wien de uitoeffening der Hoogfte Macht is toevertrouwd, behoudens de rechtvaardigheid, en eerte billyke gelykheid ten aanzien van alle ftraffchuldigen, die een zoortgelyk misdryf hebben bedreeven , niet anders , dan in zeer by2ondere gevallen van dit gewigtig vermogen, Waar voor hy aen den Volke verantwoordelyk is, kan, en mag gebruik makert , die hinderpaalen niettemin veel groter zyn, — dan, wanneer de flraffe door den Rechter bepaald is, volgens den duidelyken letter van eene expresfe fVet, ais, byaldien £r zoodanige Wet niet voorhanden is, en alzoo aan des Rechters befcheidenheid, of Religie js overgelaten, om dezelve naar bevind van zaken te decerneeren. Immers in het eerstgemelde geval wordt niet alleehlyk het gewysde Vernietigd, maar ook tevens eene dispenfatie van de Wet verleend, terwyl in het laatstgenoemde, wanneer den aart der zake zulks gedoogt, door den Sou-1 Verain die redenen van véri'choning tot gronden der Clementie kennen gelegd worden, waar op de Rechter in die hoedanigheid by het vellen der Sententie geen reguard heeft mogen ncemen. En alzoo is het ten deezen gelegen, terwyl ons geene Wet, inzonderheid niet in het voormalig Gewest van Holland bekend is, waarhy de praïciefe flraffe voor een zoodanig misdryf, als waar aan deeze Gevangene zich heeft fchuldig gemaakt, is vastgefleld, gelyk ons even weinig eenig voorbeeld bewust is, dat een Oppasfer der Gevangenen, eene diergelyke trouwloosheid met eene openbare Geesfeling, Confinement en Bannisfement, geboet heeft; Hier by komt noch , dat, hoe zeer de Sententie geveld en gearresteerd is, dezelve evenwel noch niet is gepronunciëeerd geweest, en mitsdien niet kan gezegd worden de kracht van een eigentlyk gezegd rechterlyk gewysde ba»  ( 9 ) betomen te hebben, het welk door middel van eene abo» :->ie of gratie zoude vernietigd worden, terwyl daar toe onbetwistbaar de pronunciatie verëischt wierd* Na deeze vooraf gegaane aanmerkingen, nu dieper ter zake intreedende, moeten wy ten voordeele van dén Requestrant obferveeren, dat hy volgens zyne Confesfie, (waarop ten deezen is recht gedaan,) zich het eerst tot het overbrengen van Brieven en Boodfchappen hebbende laten beweegen, door de verzoeken en oebeeden Van S.j. van Langen, het alzoo niet geheel onmogelyk, noch onwaarfchynelyk is, dat hy door eene zwakheid van Cha^ rafter, en door eene toegevenheid, die (hoeongeoorloofd öok op zich zelve) nochthans als eenigermate vergevelyk zoude konnen befchouwd worden , gehoor heeft gegeevea aan de fmeekingen van dien toenmaligen Gevangenen, ea misfehien het misdaadige van zyn wanbedryf, als mede de nadeelige gevolgen, die daar uit Zouden konnen voort-^ fpruiten, niet genoegzaam doorziende, zynen Eed en Plicht heeft vergeeten. Het is althans uit zyne Confesfie blykbaar, dat hy geene andere beloning met de daad genoten heeft, dan eenmaal eene kleinigheid van elf Stuivers uit handen van den gemclden 6". J van Langen, terwyl het Hof van juftitie^ wel als de waarfchynelyke rede van liet gepleegde misdryf heeft befchouwd de hoop op eene toekomffige meer ruime vergelding, als hebbende van Langen en Fynje aan hem gezegd, dat zy nu geen Geld hadden, doch indien zy lot kwamen, hem ah dan wel zoude hehonen, maar behalven, dat ds onzekerheid van de existentie dier voorwaarde, en van de nakoming deezer belofte,dezelve natuurlyke vvyze veel van haar gewigt moest doen verliezen, zoo fehynt naar ons indien alhier in aanmerking te moeten komen, datzulksdooï den Gevangenen niet is beleeden, en dat hy alleenlyk op zyne bekerrtenis gecondemneerd zynde, dusdanige nadeelige praïfumticn , of o'.:derftellingen, ten zynen nadeele niet konnen gelden, maar dat veel eer , zoo lange het contrarie niet blykt, de gunfiigfte zyde mag worden gekozen. Wyders is het eene waarheid, dat hy volgens zyne Confesfie, xran het briefje, het welk hy voor van Langen aan het Huis van Foorftad hzzoxgd had, inhoudende, dat de Prnttf  Vrienden van den eerstgenoemden deszelfs bntfiag zouden bewerken, mede aan Wybo Fynje kennis gegeven , en tevens gevraagd heeft, of hy Requestrant voor' denzeiven ook het een of ander zoude konnen bezorgen , waar van deeze al aanftonds gebruik had gemaakt: maar behalven dat een ieder, die eenige kennis van het menfchelyk hart heeft, gereedelyk zal toeftemmen , dat, wanneer de eerfte misdaadige ftap gedaan is, men ongevoelig al meerder, en meerder van het pad der deugd afdwaalt, zoo fchynt zulks alhier ook een gevolg te zyn geweest van het ver*zoek door van Langen aan den Requestrant gedaan, en daar mede in een onmiddelyk verband te ftaan. Ondertusfchen hebben wy uit het geen de Requestrant heeft beleden moeten befluiten, (en dit is eene andere confidentie, welke ons ten faveure van denzeiven is voorgekomen) dat hy aan geene verdere Gevangenen, dan alleenlyk aan van Langen en Fynje zynen dienst tot het overbrengen van Brieven of Boodfchappen heeft geleend, en dat overzulks zyn misdryf zich tot deeze Perfoonen hebbende bepaald, hy zich voor het overige aan geene overtreding van zynen ééd en plicht heeft fchuldig gemaakt. Zyn misdryf (zeggen wy) heeft zich tot de twee gemelde Perfoonen, van Langen en Fynje bepaald,"en daarop moeten wy inzonderheid Uwlieder aandagt vestigen , daar het aan Uwlieden allen bekend is, dat die beide Burgers, door een Be fluit van het Vertegenwoordigend Lichaam mede zyn begrepen onder de onlangs verleende Amnestie van alle misdryven en excesfen, welken hunnen oorfprong aan verfchillende gevoelens over Staatkundige onderwerpen alleen verfchuldigd zyn. Wy ftemmen met het Hof van Juftitie aan de eene zyde geredelyk toe, dat het misdryf van den Requestrant niet in een onmiddelyk verband ftaat met de misdaaden, waar van de evengemelde Perfoonen befchuldigd zyn, zoodanig, dat uit het gunftig Decreet ten behoeve van die beide Burgers, om wyfe redenen verleend, deeze Gevangene eene directe aanfpraak zoude hebben op de Clementie van den Souveréih; Wy gevoelen integendeel zeer wel, dat het wanbedryf van den Requestrant van een gansch ver- fchif-  C v ) fchillenden aart op zich zelve is, zynde ons uit deszelfs Confesfie by 'sHoves Advies opgegeven, niets voorgekomen, waaruit wy zouden mogen befluiten, dat de Requestrant zich tot overtreding van zynen ééd en plicht heeft laaten overhaalen, uit hoofde van de overëenflemming zyner gevoelens over Staatkundige onderwerpen , met de evengedagte toenmaalige Gevangenen, of door zyne perfoneele verkleefdheid aan dezelven, gelyk wy ook met het Hof als hoogstwaarlchynelyk (lellen, dat hy van de befchuldigingen ten laste van van Langen en Fynje ingebracht, geene genocgzaame kennis heeft gehad. Maar het is aan den anderen kant evenwel eene waarheid, dat de eenige misdaad, welke door den Requestrant beleeden is, daarin heeft beftaan, dat hy Boodfchappen en Briefjes van of aan van Langen en Fynje heeft overgebracht, welken zoo verre hy die onverzegeld ontvangen heeft, of den inhoud van dezelven hem bekend is geweest, volgens zyne Confesfie daartoe zouden hebben geftrekt, dat de Vrienden van van Langen deszelfs ontflag zouden bewerken, en dat mitsdien het wanbedryf van den Requestrant met dePerzoonen van die Burgers, en derzeiver toenmaalige detentie in verband ftaat, zoodanig, dat men ktfn en mag onderllellen, dat ingévalle zy niet waren gedetineerd geweest, en inzonderheid, zoo de Requestrant door de verzoeken en gebeden van van Langen, niet was overgehaald geworden, om aan hunne ongeoorloofde Correspondentie zynen dienst te leenen, hy aan zynen plicht zoude getrouw gebleeven, en alzoo in de jegenswoordige ongelegenheid nimmer geraakt zyn. Dit vast ftaande, zoo zoude het naar ons inzien meerder gepast zyn de goedertierenheid van den Souverein ook te doen ondervinden aan een eenvoudig Mensch, wiens fchuld wel op zich zelfs boven alle tegenfpraak is, maar echter (zoo verre uit zyne Confesfie is gebleeken) alleenlyk door eene roekelooze toegeevenheid ter contemplatie van Perzoonen, welken in veelerley opzichten verre boven hem verheven waren, heeft misdreeven, — als om deezen naar de geftrengheid van het récht te doen ftraffen, terwyl de geenen, welken hy te wille geweest is, offchoon Van misdaaden van veel grooter belang, en van. veel na- dee=.  C » 3 deeliger gevolgen voor den Staat befchuldigd zynde, het volledig effect eener volkomene kwytfchelding zouden ge» nieten, — voorSJ nog, wanneer men in aanmerking neemt, dat den inhoud van de Brieven en Boodfchappen, zoo veel hem die volgens zyne Confesfie zoude bcKerid geweest zyn, juist geftrekt heeft om het ontllag van van Langen (ware het mogelyk) door de tusfchenkoinst zyner Vrienden te bewerken. Wy meenen ook te mogen onderftellen, dat het aan de Natie over het geheel genomen veel aangenaamer zal zyn, dat deeze Requestrant, in een geval, hetwelk uithoofde der bykomende omftandigheden van eenen zoo byzonderen aart en natuur is, door de Clementie van den Souverein van het ondergaan der verdiende flraffeu wordt gedis» penfeerd, inzonderheid nu van Langen en Fynje vam\alle pourfuïtes ter zaake van de misdaaden, waar ovefr zy 6efchuldigd, en in hechtenis gefield waren, bevryd zyn, dan dat dezelven aan hen naar rigeur van Justitie zouden worden ter executie gelegd. Het zalwyders Uwlieder opmerking niet ontglippen, dat, cffchoon de Requestrant als nu de verzogte kwytfchelding der Straffen, waar toe hy is gecondemneerd geworden', mogte erlangen, het evenwel zeer verre daarvan daan is, dat zyn misdryf ten eenenmaale Ongeftraft zoude blyven, als hebbende hy niet alleenlyk uit hoofde van zyne trouwloosheid, de functie van Oppasfer der Gevangenen verbeurd, maar zynde hy bovendien een geruimen tyd gedetineerd geweest, gelyk hy ook nier ande*s heeft kunnen te gemoet zierr, en reeds het grievend voorgevoel gehad heeft van de fmertelyke en ïnfameerende ftraffen , welker rampzalige gevolgen ook door zyne onfcbuldigeHuisvrouw en Kinderen zouden worden ondervonden. Wy voor ons zouden mitsdien om alle de geallegeerde redenen Uwlieden advifeeren, om aan den Suppliant de verzogte Brieven van Abolitie, pre Leo, te verleenen; terwyl wy UI. nog ten befluite moeten doen opmerken, dat, daar wy onz. confideratiën ten voordeele van den Gevangenen alleenlyk hebben ontleend uit de gedane opgave der Confesfie, en verdere omftandigheden tot deeze zaak betrekkeïyk, door 't Hof van Justitie by deszelfs voorfz  C 13 3 Advies gedaan, naar ons inzien door het verkenen van de verzogte gratie, in dit geval geenszins zoude worden gehandeld tegens den waaren zin en mcening van het geftatuëerdeby het 5oe. Articul der Staatsregeling Lit. q., zoo als door eene perfoneele Commisfie uit Uwlieder midden benoemd, in een ander geval in hetbreede betoogd is. Het zy ons dan vergund, aan UI. in dien geest te mogen voorflellen het neemen van het navolgend Befluit: De Eer/ie Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataaffchen Volks, gezien en geëxamineerd hebbende de Requeste van Wychard Peterfen, woonende alhier in den Haage, doch thans Gevangen op de Voorpoorte van den Hove van Holland, om de daarby geallegeerde redenen verzoekende, dat het aan het Vertegenwoordigend Lichaam zoude mogen behaagen, al het geen hy Suppliant heeft misdaan, ter zaake dat hy zich heeft laaten perfuadeeren, om ten tyde, wanneer hy als Knecht of Oppasfer der Gevangenen by den Cipier der gemelde Voorpoorte wierd geëmploijeerd, onaangezien hy zich by folemneeien Eede onder anderen had verbonden, om zich by geene gelegenheid te laaten gebruiken, om van , of aan de Gevangenen te doen eenige Boodfchappen, 't zy mondeling of by Briefjes, en dat zoo weinig buiten de Poort, als met opzicht tot deneenen Gevangenen aan den anderen, nogthans voor de Burgers J. S. van Langen en W. Fynje , toen dezelven op de gemelde Voorpoorte wierden gecüs* todiëerd, heimelyk Boodfchappen, alsmede gezegelde en ongezegelde Brieven, zoo van die beide toenmaalige Gevangenen aan de hem opgegevene Perzoonen, als ook van anderen aan .dezelve Gevangenen overtebrengen, ex plenitudlne potestatis zouden gelieven te aboleeren, en te niet te doen, en daar van te verkenen Brieven van Abolitie in optima forma pro Deo. En voorts mede gezien en geëxamineerd hebbende de op dat verzoek gerequireerde confideratiën, en het Advies Tan het Hof van Justitie over de voormaalige Gewesten van Holland en Zeeland, en eindelyk gehoord zynde het Rapport van de perfoneele Commisfie, in welker handen de voorfz. Requeste, alsmede het Advies van het gemelde Hof van Justitie waren gefield geworden, om daarop der Vergadering nader te dienen van Confideratiën en Advies, Over-  [ 14 3 Overwegem'e, da' tegens het misdryf door den Requestrant gepleegd, by geene fpeciaale Wet in het voormaalig Gewest Holland, eene bepaalde Straf is vastgefteld geworden. Overwegende, dat de Sententie ter zaake voorfchreeven, wel ten lasten van den Gevangenen is ge weezen, of geveld,' maar noch niet gepronunciëerd is gevorden, en mitsdien de kracht van een rechterlyk gewysde noch niet bekomen, heeft; Overweegende, dat, offchoon de redenen en omftanftandigheden, die ten faveure van den Requestrant in dit byzonder geval in aanmerking zouden kunnen komen, en waar van uit het advies van den Hove infaüo gebleken is, door den Rechter in judicando niet hebben kunnen gcreguardeerd, c m denzeiven deswegens ten eenenmaale te abfolveeren , noch zelfs, om de flraffe, die hy door zyn misdryf naar rigeur van rechten heeft verdiend, te mitigeereu, niettemin daarop door het VertegenwoordigendLichaam , als in name en van wegens des Bataaffchen Volks de Souverainiteit uitöefFenehde, in het onderzoek, en de beöordeeling, of en in hoe verre de Requestrant als een voorwerp van Clementie zoude konnen worden be-. fchouwd , een gunftig reguard kan worden genomen. Overweegende, dat de Requestrant volgens zyne Confesfie, welke ten deezen alleenlyk kan en moet in confideratie komen, zich tot het pleegen van zyne voorfz. misdaad heeft laten overhalen , door de verzoeken en gebeden van den toenmaligen Gevangen S. jF. van Langen, zonder dat hy Requestrant daar voor iets hoegenaamd met de daad heeft genoten , dan liechts eenmaal een fomma van elf ftuivers. Overweegende, dat de Requestrant zich alleenlyk aan het meergemelde misdryf heeft fchuldig gemaakt, met betrekking tot de toenmalige Gevangenen Stephanus Jacobut van Langen en Wybo Fynje, zonder dat op eenigerhande: wyze is gebleken, dat hy eenige andere Gevangenen in dusdanige onbeboorlyke Correspondentie is behulpzaam geweest. Overweegende, dat de meergemelde Burgers S. jf- vatt Langen en W. Fynje, ten opzichte van de misdaaden9 waar van zy door den Procureur Generaal over de voor. maa.  C 15 ] malige Gewesten Holland en Zeeland respeclivelyk zyn befchuldigd geworden, by een fpeciaal Decreet van het Vertegenwoordigend Lichaam mede zyn begreepen onder de onlangs verleende Amnestie, van alle misdryven en excesfen , welken hunnen oorfprong aan verfchillende gevoelens over Staatkundige onderwerpen alleen verfchuldigd zyn. Overweegende, dat het wanbedryf van den Requestrant wel is van een verfchillenden aart en natuur, als zyn die misdaaden, waar van de zoo evengemelde S. vanLangen en W. Fynje zyn geaccufeerd geworden , maar echter met de Perzoonen van die beide Burgers , en derzelver toenmalige detentie in verband (laat, zoodanig, dat men zoude kunnen, en mogen onderftellen, dat ingévalle zyniet waren gedetineerd geweest, en inzonderheid, zoo de Requestrant door de verzoeken en gebeden van van Langen niet was overgehaald geworden, om aan hunne ongeoorloofde Correspondentie zynen dienst teleenen,hy aan zynen plicht zoude zyn getrouw gebleven. Overweegende, dat het meerder gepast is de goedertierenheid van den Souverein , in dit byzonder geval, ook te doen ondervinden aan den Requestrant, wiens fchuld wel op zich zelfs buiten tegenfpraak is, maar, zoo verre uit zyne confesfie is gebleeken, alleenlyk door een ongeoorloofde toegevenheid ter contemplatie van Perzoonen, die in veelerley opzichten boven hem verheven waren, heeft'misdreeven, als om hem naar de gefirengheid van het recht te doen firaflen, terwyl de geenen, aan welken hy behulpzaam js geweest door het overbrengen van Boodfchappen en Brieven, voor zoo verre volgens zyne confesfie hen* den inhoud van dezelven is bekend geweest, gefirekt hebdende , om door de Vrienden van van Langen deszelfs ontilag te bewerken,het volledig efFecl: eener volkomenekwytfchelding zouden genieten, offchoon de misdaaden, van welken zy befc'iuldigd zyn, uit hunnen aarten natuur van veel grooter belang, en van veel meerder nadeel voor den Staat zyn, als het wanbedryf van den Requestrant. Overweegende, dat de Requestrant niet alleenlyk een geruimen tyd gedetineerd geweest zynde, en zich niet anders, dan geftrenge en infamante firaffen voor zyne misdaad, cn deszelfs rampzalige gevolgen hebbende kun-  r 16 ] nen voordellen, maar ook ten gevolge van zyn trouwloos gedrag, van deszelfs functie als Oppasfer der Gevangenen op de Voorpoor'e ontzet zynde , niet kan geacht worden geheel en al ongeftraft te zyn gebleven. Overweegende eindelyk, dat uit de informatiën van het voorfz. Hof van juftitie is gebleken, dat de Requestrant onvermogend is, om de Zegels en verdere kosten op het verleenen en depecheeren der Brieven van Abolitie vallende, te kunnen opleggen en voldoen En zich wyders conformeerende met het rapport van haare voorfz. perfoneele Commisfie, en met de gronden en motiven daar in vervat. BefJuil: Dat in dit fpeciaal geval en uit hoofde van de byzondere omfiandigheden in deezen plaats hebbende, al het geen de Requestrant ter zake voorfz. heeft misdaan, zal worden geaboleerd en te niet gedaan, en daar van aan hem zullen worden verleend Brieven van Abolitie pro Deo in forma: en dat Extract van dit Befluït zal worden gezonden aan het Uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek, ten einde de gemelde Brieven van Abolitie pro Deo te doen depecheeren. En zal dit Bejluit, met byvoeging van des Suppliants Request, en het Advis van den Hove, in originaii, mitsgaders Copie van dit Rapport, ingevolge Art. 60. der Staatsregeling, ter fanctie worden gezonden aan de Twee-te Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataaffchen Volks. Onderwerpende niettemin Uwe Commisfie zich aan Uwlieder beter oordeel. L. J. VITRINGA. M. SINKEL. D. J. STEYN PARVÉ. Vry*  C -7 ) VRYHEID. GELYKHEID. BROEDERSCHAP. Aan de Eerfle Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Ba' taaffchen Republieks. Burgers Vertegenwoordigers ! Het behaagde Ulieden by Decreet van den 20. December des verlopen Jaars, in onze handen ten fine van confideratiën en advis, te ftellen de hiernevens terugKaande Requeste, aan UliederVergaderinggepraknteerd, door ofte van wegens Wichard Peterfen, woonende alhier in den Hage, thans Gevange op de Voorpoorte van den Hove, daarby om geallegueerde redenen verzoekende, dat Gvlieden zeker door hem begaan misdryf, ex plemtudine potestatis geliefde te aboleeren en te met te doen , en daarvan aan hem te verkenen brieven van abolitie 111 optima forma, Pro Deo. Na over dit verzoek te hebben ingenomen de conlideratiën, en gehoord het belang van de Procureur-Generaal, kunnen wy thans de eer hebben aan Lliecen ge* refpecleerd bevel by deezen te voldoen. De onnaauwkeurige opgave der zaak door den hupplian't' die veelal met zyne vrywillige bekentenis ltryrt, verpligt ons dezelve in alk de omfiandigheden, die zoo voor,' als na het pleegen der misdaad plaats greepen, aan Olieden medetedeelen. In de maand October des voorleden Jaars was de Cipief der Voorpoorte genoodzaakt zynen Kncgt onverwyld te doen vertrekken , dit wierd door den Procureur-Generaal ter kennisfe van den Hove gebragt, en daar de menigte der Gevangenen zoodanige hulp onöntbeerlyk maakte, voorgefield om dadelyk daarin te voorzien, w als eelt gefch'ikt middel daartoe voorflaande, .om den Suppliant die zedert veek jaaren als Timmermans Knegt op de Voor ' J j 2 poor"  i 18 ] poorte gewerkt had, en ook wel nu en dan in drukke omftandigheden eenige Gevangenen bediend, aanteftellen, en hem ten dien einde de gewoone Eed te doen afleggen. Dit Voordel wierd in den Raad goedgekeurd, door den Suppliant aangenomen, en hy alzoo beëedigd Na verloop van weinig tyd. wierd de Procureur- Generaal onderricht, dat deg Suppliant dikwijs, en wel des avonds kwam ten Huize van Hendrik jfacob Voorftad, thans mede Gevange op de Voorpoorte, de verdagte byeenkomften die aldaar gehouden wierden, maakten den Procureur-Generaal oplettend op des Suppliants gedrag, en weldra meende hy reden te hebben tot vermoeden , dat de^ Suppliant zich fchuldig maakte aan her overbrengen van brieven en boodfchappen, van en aan de toen mede Gedetineerden Fynje en van Lange; Hy ontbood den Suppliant, onderhield hem over zyn gedrag, dan deeze ontkende alles halftarrig, en betuigde op het allerplechtigfte zyne onfchuld, voorgevende dat zyne bezoeken in het gemelde huis alleen ten oogmerk hadden, om zich naar Canarie-Vogels, die hy aldaar verkogt had, te informeeren. Het gedrag van den Suppliant intusfehen kwam den Procureur-Generaal by aanhoudendheid zoo bedenkelyk voor, dat hy ten tyde der overneeming van den toen gearrefteerden Voorftad en andere verdagte Perfoonen, daarvan aan den Hove kennis gaf, welke den Procureur Generaal authorifeerden den Suppliant van de Voorpoorte te venvyderen. Dit wierd den Suppliant aangezegd, en ook toen nog betuigde hy zich onfchuldig, dan het eerde verhoor van denzeiven Voorftad deede alle twyffeling verdwynen, daar hy beleed dat de Suppliant had gebragt ten zynen huize een Brief, welke door denzeiven aan den Zoon van Wybo Fynje, die mede aldaar was, was overhandigd, en dat verfcheide Brieven van en voor wk Langen en Fynje, by hem waren gebragt, meerendeels komende van, en geadresfeert aan derzelver Huisvrouwen. Na alle deeze informatiën dan verleenden wy aan den Procureur - Generaal op zyn verzoek Mandement Cri-  t '9 ] Crimineel, disponeerende regens den Suppliant in deezen, welke reeds by zyn eerlte verhoor voor de kragt der waarheid zwigten moest, en vrywillig bekende, dat hy in zyne voorgemelde qualiteit onder anderen de Gevangenen S. y. van Langen en Wybo Fynje had bediend , en van tyd tot tyd voor beide die Gevangenen Brieven had overgebragt aan het huis van Voorftad op het Zieken , alhier in den Haag, dat hy insgelyks aldaar Brieven voor beiden die Gevangenen had ontfangen, en dezelve heimelyk aan hun beiden overgebragt. Dat de Brieven, welke hy Suppliant invoegen voorfchreeve aan het voorn, huis gebragt had, gcadresfeert waren aan voorn. Voorftad, voor zoo verre dezelve waren ongecachetteerd, doch dat de gecachetteerde Brieven van van Langen, ten gemelde huize door hem Suppliant gebragt, gcadresfeert waren aan de Burgeresfe van Langen, en dat op die van W. Fynje alleenlyk gefchreeven waren de Letters F. W. Dat hy Suppliant de voorfz. Brieven ten huize voornoemd aan gem. Voorftad had gegeven, en van denzeiven , behalven Brieven voor gemelde Gevangenen gedestineerd, ook mondelinge boodfchappen voor gem. van Langen gekregen had, behelzende: dat de Vrienden hun iest zouden doen, dat hy van Langen ontflagen mogt worden. Dat hy Suppliant eerst door van Langen zoude verzogt en gebeden zyn, om een Briefje voor hem aan het huis van Voorftad te bezorgen, inhoudende verzoek aan zyne Vrienden om zyn ontflag te bewerken: Dat vervolgens deeze hem Snppliant verzogt zoude hebben, dat hy daarvan aan den Gevangenen Wybo Fynje kennis zoude geven, 't welk hy Suppliant dan ook gedaan, en aan Fynje gevraagd, of hy voor denzeiven ook het een of ander konde bezorgen, waarvan Fynje dan ook gjbruik gemaakt had, en dat hy Suppliant gewoonlyk de Briefjes, welke van Voorftad aan van Langen gefchreeven wierden, na dat die door den laatstgemelde geleezen waren, ook vervolgens aan W. Fynje'zoude hebben laten leezen, mitsgaders dat hy daarvoor niets anders zou .genoten hebben, als eens van van Langen js.lt Stuiv* rs; B 3 doch  doch flat gem. van Langen en aan hem Gevangê zoude hebben gezegd, dat zy nu geen geld hadden, doch indien zy los kwamen, zy hem als dan wel'zoude beloonen. Wy willen niet afzyn, Burgers Reprsefentanten! Ulieden tevens te melden, dat wy den Suppliant., na dat hy ook het Crimineele van zyne daaden had erkent, by Sententie gecondemneert hebben om gebragt te worden ter plaatfe daar men gewoon is. Crimineele Juftitie te doen, en aldaar met roeden wel ftrengelyk te worden gegeesfeld , en wyders geconfineerd voor den tyd van vier eerstkomende Jaaren in een Tuchthuis, om met zynen handen arbeid de kost te winnen, hem wyders bannende naar expiratie daarvan voor twintig jaaren uit de voormalige Gewesten Holland, Zeeland en Utrecht, met condemnatie in de kosten en mifen van Juftitie. Vergelyken wy nu de opgave der zaak, zoo als die door den Suppliant in zyn Request werd voorgetteld, met de zoo even gegevene warachtige toedragt daarvan, dan verdiend het al aanftonds eene byzondere reflexie, dat de Suppliant aan uwe Vergadering fitudieufelyk heeft verzweegen deeze zoo notabele omftandigheii, dat hy nog kort voor zyn begaan misdryf den Eed van trouwe had afgelegd, daar hy het doed voorkomen, als was hy te dier tyd enkel als Timmermans Knegt geëmployëerd. Het prtesteeren van dien Red echter, is hiervan te meer gewicht, naar mate den-inhoud der belofte meer bepaaldelyk den Suppliant zynen plicht voorfchreef, en wy achten het daarom van belang, dezelve aan uwe Vergadering te doen kennen, zy luid woordelyk aldus: „ fk beloove en zweere, dat ik al het geen, dat ik ' g'eduurende, en ter gelegendheid van mynen dienst op „ de Voorpoorte, van de Gevangenen en haare zaaken mogte komen te vernemen, heiliglyk zal fecreteeren, en aan niemand openbaaren: dat ik my zorgvuldig zal £- wagten om met de Gevangenen over haare zaaken te ^ fpreek&n, direSt of indireB, en niet zal luisteren of gehoor geven, aan V geen dezelve Gevangenen my daar, van komen te vertellen, maar dat ik haar daarop telkens " zal vermaanen, met my over haare zaaken niet te " fpreekéh, dat ik wyders my nimmtr en by geen gelegend-  [ 31 ] „ he'td zal laten gebruiken, om van of aan de Gevan- U genen te doen eenige boodschappen, 't zy „ momdeling of by briefjes, en dat zoo weinig „ van buiten de poort, als met opzigt tot de , eejn Gevangen aan een, ander, en eindeiyk dat ik ^ my in mynen voorfz. dienst in alles zal gedragen ge- trouwelyk en eerlyk, zoo als een Bediende op de ^ Voorpoorte toeftaat en gehouden is te doen." Duidelyker zeker kan de plicht die de Suppliant zoo kort daarna overtreed, aan hem niet worden voorgeftcld , en even daardoor word hem alle mogelyke twyfeliug benomen, wat hem toen hy door van Langen tot misdaad wierd aangezogt te doen ftond, daar juist deeze daad -aan hem, in terminis, was verboden. Dan verzwygd de Suppliant deezen zoo helangryke cmltandigheid" geheel, in de opgave van anderen is hy niet veel getrouwer. Uit zyne zoo even medegedeelde Confesfie immers bïykt onwederfpreekelyk, dat geenzins Fynje, maar alleen van Langen door bidden en fmeeken hem tot zyn gepleegd misdryf heeft overgehaald, daar integendeel hy zelve op aanrading of verzoek van van Langen, den Gevange Fynje zynen dienst heeft aangeboden, van welke deeze dan oofc gebruik gemaakt heeft, en dat aanbod van dienst, 't welk in allen gevallen op zich zelve ftond, en door den Gevange zeer ligt had kunnen worden agtergelaten, is al weder een zeer aanmerkelyke, en voor den Suppliant weinig gunftige omllandigheid. Even min getrouw draagt de Suppliant voor, dat hy maar eenige weinige meest onverzegelde Briefjes voor van Langen en Fynje, aan hunne Bloedverwanten zoude hebben bezorgd, en dat hy zeker zulks niet zoude hebben gedaan, ware het niet, dat gem. toenmalige Gedetineerden hem ten fterkften hadden verze/evl, dat gem. Billetten niets misdaadigs inhielden , maar alleen over hunne huislyke zaaken reuleerden, zoo als hy hierin te meer was verf er kt geworden , door dien hy een en cn lermaal deeze Briefjes open krygsndc, by zich zelv kon overtuigd worden, dat het gemelde gezegde ten eenemaal der waarheid conform was. Zien wy ook ten deezen refpefte in des Suppiiants vr -  [ 2£ ] vryvvillige Confesfie, dan verkrygt deeze zaak al weder eene andere gedaante. Het waren geen onverzegelde Briefjes voor den gemelde Gevangenen Bloedverwanten, neen zoo verre zy onverzegeld waren, moest de Suppliant die bezorgen aan Voorftad, en de gezegelde door van Langen gelchreeven, luidde aan het Adres zyner Huisvrouw, op die van Fynje ftonden alleen de Letters F. W., en voor zoo verre hy die ongefloten ontving, rouleerden zy niet over huisfelyke zaken; Maar over het bewerken van het ontflag van van Langen. — fa het eerfie Briefje, het geen hy voor van Langen aan Voorftad bezorgden, hield juist een zoodanig verzoek aan zyne Vrienden in, en de ■mondelinge boodfchap aan 't huis van Voorftad, den Suppliant voor van Langen gegeven, was juist de verzekering dat de Vrienden hun best zouden doen dat van Langen ontftagen wierd, en deeze boodfchap was een gepast antwoord op het gedaan verzoek — en ook dit is het eenige , 't geen de Suppliant omtrent den inhoud der door hem overgebragte Briefje heeft kunnen opgeven, — niet alleen Bloedverwanten, maar geheel vreemde Perfoonen correspondeerden door middel van den Suppliant met de Gevangenen — de Correspondentie zoo verre zy bekend is, rouleerde niet over huislyke zaaken, maar direclelyk over de zaak der Gevangenen, die toch de Suppliant beloofd had heiliglyk te zullen fecreteeren, en aan niemand te openbaaren. De Suppliant wist dus niet alleen zeker, dat voorzoo verre hy den inhoud der Briefjes kende, deeze niet op huislyke zaaken betrekking hadden, doch op der Gevangen zaak ; Maar hy, die zedert veele Jaaren by ondervinding had gezien, welk eene handelwyze ten opzichte van Gevangenen plaats had, kende en behoorde immers te weten, dat het enkel correspondeeren over gepermitteerde en onverfchillige ten minden de befehuldiging der Gevangenen niet aangaande, onderwerpen , zoo wel met Bloedverwanten als andere Perfoonen door°aans word toegedaan; mits de Procureur-Generaal die*Correspondentie examineerde, — ja hy wist dat zulks aan die zelfde Gevangenen 'Fynje en van Langen geheel vrv ftond, welke laatUe zelfs met zynen Boekhouder eene . man-  [ n 1 mondelinge Conferentie over zyne affairens gehouden had. En den Suppliant heeft ook op 't geen hem betrekkelyk tot deeze zyne kennis en wetenfchap door de Procureur Generaal by zyne verhooren is voorgehouden, niets anders kunnen antwoorden, dan dat hy zulks zoo niet had doorgedagt. Ja hoe kon tog de Suppliant immers ter goedertrouwe gelooven , dat niets dan huisfelyke zaaken in die Brieven behandelt wierden, daar hy zelfs erkend dat hy de Brieven welke hem ten huyze van Voorftad wierden ter hand gefield, na dat zy door van Langen geleezen waren tok aan Fynje deed leezen. Wy zullen alle de reflexien, welke deeze byzondere omflandigheid deed gebooren worden, niet voorbrengen , maar ons bepaalen tot het befluit 't welk wy zoo eeven uit dezelve getrokken hebben, dat de Suppliant daar door alleen moest zyn terug gebragt van het denkbeeld, (zoo immer dit wezendlyk by hem heeft gerendeerd) dat de onderwerpen der Brieven waaren huisfelyke zaaken. Wy laaten fommige byzondere omflandigheden, als daar is by voorbeeld het overhandigen eener Brief aan den jongen Fynje ten Huize van Voorftad, door deezen opgegeven, in haare waarde of onwaarde, zy zyn door den Suppliant ontkend, en moeten in den tegenwoordigen ftaat van 't Proces dus voor onbewezen gehouden worden. Eindelyk verzwygt de Suppliant weder geheel, dat hy voor dit overbrengen van Brieven en Boodfchappen is beloond geworden, het is waar, het geen hy genooten heeft is volgens zyne eige opgaave gering, maar dit was aan den Gevangene toenmaalige toefland alleen te wyten, en beide deeden hem beloften van na hun ontflag hem wel te zullen beloonen terwyl ook deeze omflandigheid al de kragt beneemd, aan een der geallegueerde Motiven tot Gratie zoo als wy ftraks zullen aantoonen. _ Rn uit dit alles blykt dan ten klaarften, dat de pofitiven in des Suppliants Request voorkomende der waarheid niet zyn overeenkomftig, maar dat hy integendeel door het verbergen van fommigen, het in een verkeerd B 5 liehr  [ *4 ] licht plaatfen van andere omftandigheden, de -fouverawe Vergadering welke hy adiecrde, heeft tragten te furpreneeren, en van dezelve by Sub en Obrepüe te vcrkfygen eene Gratie, welke hy zich eeven daar door geheel onwaardig gemaakt heeft. Stellig'immers zyn daaromtrent de voorfchriften van het recht, welke den Verzoeker verpligten de zaak naar waarheid en in alle haare omftandigheden, (geene uitgezonden) voorteftellen, hem anderszins niet alleen onwaardig kennende om verhoord'te worden, maar hem verftekende van 't effect, der gunftige dispofitie-, die hy op zoodanige valfche pofitiyen mogten hebben geïmpetreerd. Ja het .recht .heeft tegens zodanige misleiding van den fouverain met alle kracht willen waaken , en eeven daarom bepaald, dat na het verkenen van eene dispofitie, den Rechter aan wien de uitvoering derzelve is aanbevoolen, (zoo hy daarop gclyk thans by ons en te recht gebruikelyk is niet gehoord isj als nng naar de waarheid -onderzoek moet doen, en blykt dan van des Verzoekers verkeerde opgaave, hy. is verfteeken van het effect der verkreegene dispofitie, als had hy niets verkreegen, dan het geene hem volgens de Wet toekwam, en zoo hy zich te fchandelyk daarin te buiten gaat hy word gefiralt. Dan wy willen voor een oogenblik onderftellen, dat de Suppliant met alle mogelyke openhartigheid de zaak had voorgedragen, en dus aan het geen de Wet ten deezen opzigte vereischt, geheel voldaan, dan nog meenen wy, dat door de Suppliant geene redenen zyn geftlkgueerd, of hebben kunnen worden, welke Ulieder Vergadering zoude kunnen moveeren om de verzogte abolitie te vergunnen, maar dat integendeel alies aanraad, om ten voorbedde en affchrik van andere te doen Straffen een misdaad welke de veiligheid der geheele Maat'fchappy zoo directelyk aanrand, en naar maate dat zy ligter bedreeven en moeijelyker ontdekt kan worden, des te gevaarlyker is. De Suppliant meend dan in de eerfie plaats tot een motif van Gratie te mogen opgeeven, „ dat zyn daad meer aan eene natuuriyhe geneegendheid om andere onge„ lukkigen van dienst te zyn, moet worden toegefchree- „ ven,  [ =5 ] „ ven, dn.n aan een raalitieus opzet om tegens de Wet,' ten aan te handelen." Wy gevoelen al het edele dat in het betoonen van edelmoedige hulp aan ongelukkigen geleegen is, wy fchat■ten vooral hoog de bewaarder van Gevangenen wiens Ziel verre van verhard te zyn, door het gclta.iig aanfchuwen van Ellendigen, nog vatbaar is voor de zagteIndrukfelen, van waar mededogen, wiens geliefkoosde bezigheid het is, cr op uit te zyn om He rampen der Gevangenen te verzagten, daar hy doch in elk gevangen, welk dan'ook zyn misdryf zyn moge, enkel e^n voorwerp van ontferming ziet, en die alzoo de menschlykheid eerbiedigende aan zyn plicht met betrekking tot de 2'ehe;le Maatfchappy getrouw blyft, zulk een man is het waardig voorwerp'van alle agting. Maar wy zyn niet minder overtuigd, eh de voonermrten eener gezonde reede, kunde op waare wysbegeerte gegrond, bewyzen dat elke deugd (gelyk men gewoon is te fpreeken) haare bepaaling heeft, en dat by het overIchae.ten derzelve, deugd, ophoud deugd te zyn, tot ondeugd overflaat, en eindelyk in misdaad ontaart, zoo is 't dienstdoen aan ongelukkigen op zigzelve befchouwd, en uit revne gronden voortgefprooten deugd, uit by oogmerken gebooreh houd het op deugd te zyn , 't word ondeugd, zoo het aan anderen eenige beleediging toebren«'d. terwyl het inde volftrekfte zin misdadig is,wanneer "het met verzaaking van eene Heilige en heilige plicht word uitgeoeffend, en dit was" juist des Suppliants geval al het medelyden dat hy met de gevangenen mogt hebben al de dienst die hy hun daarom wilde betoonen moest zich bepaalen binnen de grenzen, welke zyn geheiligde pligt die hem nog kort te vooren duydelyk was voorgehouden, en welker naarkoming hy zoo plegtig beloofd had, hem voorfchreef al wat daar buiten ging, was misdaad. ' Dan wat behoeven wy dit breeder aantetoonen, daar het aan een gegronde twvfleling is onderhevig, of wel in de daad mededogen de bron zyner daaden geweest zyn, en of niet veel meer de hoop op eene toekomfHge belooning, welke hem door twee van het gros der Gevangenen, zoo zeer onderfcheide Perfoonen wierd toege-  C ] gezegd, hem tot zyn begaan misdryf hebben aangezet, — By zyne verhooren ten minften heeft hy van zyn mededogen van zyn natuurlyke geneigdheid om ongelukkigen van dienst te zyn, geen het minllen gewag gemaakt, even min als by zyne Requeste van de hem gedaane belofte, daar hy begreep, dat deeze omflandigheid, aan het zoo even geallegueerd motif tot gratie alle waarde ontnemen moest, gelyk wy hier boven reeds met een woord aanroerden. Eene tweede grond, op welke de Suppliant zyn verzoek vermeend te mogen bouwen, is in deeze bewoordingen vervat, „ dat hy deeze daad gepleegd heeft ten „ faveure van zoodanige Perfoonen welke door het Ver„ tegenwoordigend Lighaam waardig zyn gekeurd om in „ de generaale Amnestie te worden begreepen, en het „ mitsdien ten' uitterfle hard en grievend voor den Sup„ püant zyn zoude, om eene fletrisfante en infamante „ flraf te moeten ondergaan, op 't zelfde ogenblik by„ kans dat zy, op wier inïlantie en iterative aanzo'e„ ken hy heeft gepecceerd, op vrye voeten zyn gefield, „ en van alle verdere pourfuites vry gefprooken." Wy merken ten deeze opzigten aan, dat het misdryf van den Suppliant geheel ftaat op zich zelve, en in geen het minfle verband met de misdaad, meergemelde Perfoonen ten lasten gelegd. Ja, de Suppliant kon en mogt niet weeten, welke eigentlyke poin&en van befchuldiging tegens dezelve ingebragt waaren ; hy kon met geen mogelykheid weeten , dat immer die pohiclen door eene Amnestie aan het verder rechterlyk onderzoek zoude worden onttrokken, daar toe is de Souveraine Vergadering zeker door wyze redenen aangezet, maar deeze waaren aan de Suppliant niet kenbaar. Ja, ten tyde dat hy zyn misdaad voor de eerfte keer pleegde, was het verleenen dier Amnestie ver af van bepaald te zyn. Maar wat doed dit alles tog ter zaake ; Het is ten deezen opzigten geheel onverfchillig wat den aart der befchuldiging van de Gevangenen is, het is om het even of de Gevangenen fchuldig of onfchuldig zyn, al ware immers meergemelde Perfoonen by een Rechterlyk Vonnis geheel vry gefprooken , (en dit zou zekerlyk voor den Suppliant in zyn fysthema eene nog gunstiger omftandig-  i *7 1 heid zyn) dit zou nimmer ten faveure van den Suppliant iets kunnen opereeren ; ten tyde dat den Suppliant zyn misdaad pleegde, moest hy de zulke welke op Decreet van den Rechter gevangen zaten in zyne betrekking voor fchuldig houden op zyn hoogst immers, was hunne onfchuld twyffelachtig; maar dit zy zoo als het is, aan de bewaarder van een Gevangen competeerd geen oordeel over den aart der misdaad, over den grond van fchuld of onfchuld , hy moet in beide gevallen zynen pligt waarnemen, en de eventuëele uitflag der Procedures die tot op het laatfte oogenblik der Gevangens onzeeker zyn, kan met geen mogelykheid zyne misdaad verzwaaren, of verligten; — Het tegendeel te (tellen, leid tot de grootfle ongerymdheden. En hier door vervald zoo wy vertrouwen alle gewaande hardigheid, die 'er voor den Suppliant zou gelegen zyn, wanneer hy in de tegenwoordige omftandigheden wierd geftraft; de Suppliant wist op 't oogenblïk dat hy de brieven en boodfchappen overbragt, dat hy zynen pligt fchond, en dat hy, zoo zulks ontdekt wierd, zyne condigne ftraf zou erlangen, dit misdryf ftond op zich zelve, en alle fchadelyke en harde gevolgen, die daar uit in tyd en wylen voortvloeyden , had hy zich zelve te wyten , ■ fchoonfchynende beloften mogen hem verleid hebben, hy mooge met reden zich beklagen door anderen ten hunnen dienfte tot verzaaking van zyn plicht te zyn overgehaald, deeze omflandigheid zelfs moge verachting voor den een, en eenig medelyden voor den anderen inboezemen , nimmer tog zal deeze r/t zy met eerbied gezegd) 't medelyden zoo verre verwekken, en voor al niet'by de Souveraine Vergadering, welke het belang niet van een enkeld Lid afzonderlyk, maar van de geheide Maatfchappy overzien moet dat hy zyn gerechte ftraf ontduiken. Even weinig gewigt hegten wy aan den laatften grond, welke de Suppliant aanvoerd , dat namelyk , daar de voorfz. Perfoonen, van alle verdere pourfuites zyn ontheven , des Suppliants daad, althans nimmer eenig nadeelig gevolg kan opleeveren. De Correspondentie tusfehen de bewuste Perfoonen en hunne Vrienden door middel van den Suppliant, is aan deeze zoo wel als aan ons, niet bekend. Hy kan dus eyen  [ *8 3 even min als wy kunnen beöordeelen , of en welke gevolgen zyn daad gehad hebbe, of hebben kan: dan wat bier ook van zyn moge, de Suppliant kon toen hy de daad beging, de gevolgen daar van niet overzien, en iuht deeze bekrompenheid van 's menfchen doorzigt, raad en gebied dat elk volgens zyn pligt blyve handelen. Het is den Suppliant in geenen deelen te danken, zoo' de Maatfch^ppy door zyn daad geen nadeel lyd, van zyne zyde had hv niets meer te doen dan brieven over te brengen, en zyn misdaad had zyn beflag bekomen, de verdere gevolg'en waaren hem onbekend, hy wist immers derzelver inhoud niet. Waaren wv niet reeds te lang beezig geweest met het onderzoek der door den Suppliant gelegde gronden , wy zouden welligt nog eene en andere renexien kunnen bybrengen. dan wv vertrouwen door het geallegueerde reeds ten allerduidelykften te hebben aangetoond, dat de Suppliant seene redenen voortbrengd, welke den Souveram zouden kunnen permoveeren om zyn gedaan verzoek toe te ftaan. , En even min zvn, aan ons, die pligtshalven gehouden zién 'op alle verfchoonende omftandigheden, welke ons ats zoodan'g voorkomen te letten, eenige andere gronden voorgekomen welke des Suppliant* verzoek eenigzints verfterkcn; Vas zyn bedryf geweest de dwaalmg van een ogenblik, wel ligt zou men hem als eemgzints de Clementie uwer Vergadering waardig kunnen doen voorkomen; maar ook deeze grond ontvald de Suppliant eeheel_by herhaaling misdeed hy, bied zelfs zyn dienst tan iW*t»by de/, Procureur Generaal ontboden , over zvn sednM? onderhoudenfontkend hy op eene halftamgs en onbefchaamde wyze alles , en flaat de hem gegeven vermaningen in de,wind , 't welk voor de,Supphant die voor een^ naauwgezet en vroom Alensch wil doorgaan, al wederom eene weinig voordeelige omflandigheid is. Neen wy vermeenen, Burgers Reprafentanten! wei verre dat des Suppliants verzoek zou kunnen worden ingewilligd, alles aanraad om de misdaad, welke hy begin* exemplair te doen ftraffen, veele bewysredenen zullen wv hier toe niet aanvoeren — wy willen enkel Wieden aaudagt gevestigd hebben op het onberekenbaar na-  [ *9 ] deel, 't welk uit het aboleeren van zoodanig misdryf op de Maatfchappy zou redundeeren, waartoe zal het dan eindelyk heen, wanneer de hoop van belooning aan de eene en die van impuniteit aan den anderen kant, als 't waare om fixyd de bewaarders der Gevangenisfen, of hunne bediendens aanzetten om derzelver pligt óp de eene of andere wyze te overtreeden, wanneer een kwalyk geplaatst meededoogen, de byzondere aart van de een of andere misdaad immer gronden zullen opleveren om vergiffenis van de Souverain te erlangen. Wy behoeven dit maar aan te (tippen en Ulieden wysheid overziet dit alles in zyne geringde deelen. Wy moeten nog een enkel woord fpreeken van des Suppliants verzoek, om dezelve Brieven van Abolitie Pro Deo te erlangen, en hieromtrent kunnen wy uw melden, dat des Suppliants onvermogen ons genoegzaam is gebleken , terwyl door hem het weinige 't geen hy nog heeft af te nemen, zyne meedelydenswaardige Vrouw meer dan hy zou geftraft worden. Op grond van de hier voorgaande confideratiën als nu aan uwe Vergadering zullende dienen van advis, zyn wy van oordeel dat des Suppliants Requesten dof>r Tjïieden zoude behooren te worden geweezen van de hand. , Ons niet te min tot Ulieder beeter oordeel refereerende. Heil en Broederfchap! Gefchreeven in den Hage, den 14. January 1799. het vyfde Jaar der Bataaffche Vryheid. De Praefident en Raaden in den Hove van Juftitie over de voormaalige Gewesten Holland en Zeeland. Ter Ordonnantie van dezelve. HK" ARND* KREET.  p 1 fp Só $ö fe* *>r*t' ■fi 9 C kF / ^7. ^Ura^tUL ^ Al Ufr**M*U Zou a  0M7 :¥/i^>^ ^/4f^s tys, Jbg^fc füjL^> 'Pek****-