C. REDELIJKHEID, NUT DER VERHANDELING OVER DE NOODZAKELIJKHEID, OM ONDER DE MIDDEL- O F PE8ANT- MUUREN £>ER SLUIZEN, Van de voor- tot de agter- zijde der muuren doorgaande twee dubbelde rijen baardplanken te heijen , langs ijdere strekse zijde eene dubbelde rije , ter VERZEKEt ring tegen DE schadelijke doori'ERS6inge der perssende water - colommen : DOOR CORNELIS REDELIJKHEID, j(L3ac men in ons Gemeenebest niet genoeg acht kqnne geven op Sluis en andere Water- keer- wes>  baardplanken bij de sluizen. 3 werken, is overgenoeg bekend; wie tog weet niet, dat wij door Sluizen en Dijken ons moeten verzekeren tegen de ons van alle zijden omringende en teifterende Zeeën en gevaarlijke afkomende Rivierwateren ? Wanneer men te dien einde, of ter bediening en tot gemak der Handeldrijvers, nieuwe Sluizen bouwt, zo wordt er doorgaans van alle des kundigen alle mogelijke oplettendheid gebruikt, en alle middelen bewerkftelligd, welke mogelijk zijn, ten einde de te bouwene Sluis of Sluizen , hegt en fterk te bouwen, om dus doende de Sluizen van langen duur te doen zijn. —« Dan hoe zeer men ook van aloude tijden af tot heden daar op gedagt en gewerkt hebbe, zo is er nogtans iets, dat hier en elders der oplettendheid is ontflipt; en dat is, dat men bij het bouwen van NieuweSlui2en veelmaal niet vooruitziet, hoe men, in gevalle van eenige nodige herftelling,zonder eenig gevaar te vreezen,al het vereischte zoude konnen ten uitvoer brengen. Dit ondervindt men niet alleen in kleine Sluizen, en Waterwerken, maar ook in groote en zelfs gewigtïge. ' 't Zij mij gegund tot een levendig voorbeeld te mogen aanhaalen de Sluis te Muiden, zijnde een groote en zeer gewigtige Sluis,waar aan het Land zeer veel gelegen is; ja meerder dan vcelen in den eerften opilag mogelijk wel zouden denken ,* ze beftaat in  4 C. REDELIJKHEID, NUT DER in 5 openiBgen, of Monden, of Waterloopcn nevens < elkandcren, zoo groote als kleine. In het voor- i leeden jaar 1777, wierd r.oodig geoordeeld,dat ee- 1 ne opening raocst afgedamd worden, om de Punt- j ftukken, of andere zaaken hertelling nodig heb- , bende', te kunnen vernieuwen. De dam gelegd zijnde, heeft men begonnen, het water uit het afge- ; damde te pompen; maar hetwelk, zoo als het begonncn was, geftaakt moest worden, ter oorzake, dat j .het water uit de naast aangelegene opening onder ■ den Pedant - Muur doorperste, en dus eene persfende i Watercolom wierd gefurmeert, waardoor men genoodzaakt was, wilde men de Sluis of 't grootfte ge- ■ dccke van die niet aan een groot gevaar opofferen,, .het voorgenomen werk dies tijds te ftaaken. Mijn oogmerk is alhier geenzins, iemand in zijn i werk,'t zij goed, 't zij kwaad,mcesteragtig te be-rispen of afgunltig te bcoordeelenj maar om uit: r.adeelige gebeurtenisfen voordeel te trekken, en de-zelve in het vervolg ons ten nutte te maaken. De: reden, waarom het water eene persfende Colom formeerde, was zeer natuurlijk; om dat 'er onder den' Pedant - muur geenBaardplanken geheid zijn, geliji voor aan, in het midden, en agter aan de voorfz. Sluis:: 't is dus hier middagklaar, dat de Bouwmeester meen gezorgd heeft voor de verzeekering der Sluis in hare; werking en dienst; dan dat Hij vooruitzigt heeft gebruikt  BAARDPLANKEN BIJ DE SLUIZEN. $ bruikt, hoe te doen, in gevalle van eenige benoodigde herftellinge. Ware men niet tijdig uitgefcheiden met het boven aangehaalde pompen, zo zoude gewisfelijk de Sluis voor het grootfte gedeelte, zoo niet geheel, geruïneerd zijn geweest, waar uit : een zeer groot nadeel zoude gevolgd zijn. Niet alleen, dat 'er onder deeze gewigtige Sluis geen Baard - planken onder den Pedantmuur zijn geheid; •maar 't is ook meer dan waarfchijnlijk, dat het Metzelwerk, en aanrafeering onder en tusfehende Slik- enKluüler- balken in de kamerder Sluis, of niet wel bezorgd is geweest, of door den tijd en andere onvoorziene toevallen verdorven of ontfteld is geworden, want anderszins zoude de persfende ■ Watercolom zoo fpoedig haar vermogen niet hebben kunnen doen kennen. (*) Zulk eene persfende Watercolom, als hier te Muiden zich heeft vertoond, heeft een van de ftraks te mel- " dene drie gevaarlijke uitwerkingen, ja't kan gebeuren, dat de drie uitwerkzelen te gelijk ondervonden worden. Het vermoogen van eene persfende Watercolom is geëvenredigd aan de meerderheid van het water-verfchil; aan de grootte der opening; aan (*) Wegens Je inrigtinge der fundamenten,en aanrafeeriuge der Slik- en Kluisterbalken, en het bezorgen der vloeren in de waterloopingen of openingen der Sluizen, zal ik eldeu handelen.  6 6 REDELIJKHEID, NUT DER aan de meerdere of mindere vastheid of onvastheid van den ondergrond, en aan de meerdere of mindere fterkte van het fundament: eindelijk en inzonderheid naar maate de toevoer en de afftrooming van het water groot is; en dit is rusteloos, tot dat het door de persfende Water -Colom allezins in evenwigt gebragt is. De persfende Water-Colom zal een van deeze drie volgende uitwerkingen doen ondervinden: of,ool5 zomwijlen alle drie te gelijk: i) De Fundecring in den Waterloop der Sluis doen berften. s) Of onder 't fundament doorgaan, en den grond ontbinden en onderholen. 3) Of ook wel onder en agter de Sluismuuren doorgaan. Wat de Eerfte uitwerking belangt. Het is genoeg bekend, dat het water zijn vermogen oefent volgens wegen, waar de minfte tegenftand gevonden wordt, inzonderheid in zulke gevallen;als van welken ik alhier fchrijve: wanneer de grond onder het fundament vast, en de fundeering wel voorzien is: dan vindt de persfende Water - Colom den meesten tegenftand. Het water doorgedrongen zijnde tot onder tegen de fundecring van de naastaangelegene opening der Sluis, zo zal het vermogen def persfing, als de ondergrond te weerbaar, dat is, te fterk  BAARDPLANKEN BIJ DE SLUIZEN. 7 fterk of te vast is, tegen het fundament werken, daar door dringen en de Fundeering doen berften of van een fcheiden. . Het is wel waar,dat al hetGebintwerk onderen in de muuren is gebonden, en er een zeer zwaare last van fteen enz. op rust, vrij wat zwaarer dan het water, en het dus in den eerften opfiag wel als eene volftrekte onmogelijkheid zou fchijnen, dat ééne enkelde Watercolom, door derzelver persfend vermogen onder tegen de Fundeering, zulk eene fchadelijke en gevaarlijke uitwerking zou kunnen doen, maar wanneer men de persfende Watercolom gade flaat, zo zal men ras de mogelijkheid klaar en duidelijk kunnen begrijpen. De doorpersfing, welke in den beginne wel gering fchijnt, neemt hand over hand toe; vermeerdert in vermogen; ontbindt den grond; onderhoolt het fundament, daar het muurwerk op ftaat, waar door vervolgens alles ijdel, los en beweegbaar gemaakt wordt. Het fundament des muurs enz. dus verzwakt, en van alle kragt ontbloot zijnde, zo is 't, dunkt mij, zeer ligt te begrijpen, dac "het muurwerk zakken, fcheuren, breeken en vervolgens ook inftorten moet; waar door het fundament op de eene plaats zakt en op de andere rijst, zo dat er eindelijk openingen en berftingen in de Fundeering worden veroorzaakt, en als dan begint de C c wa-  8 C. REDELIJKHEID, NUT DER waterpersfende Colom haar grootfte vermogen te' oefenen. Er is als dan flegts 2 h 3 minuten tijds nodig, om eene geheele Sluis te doen inilorten en te vernielen. Ik heb wel bijgewoond, dat de grónd onder de Fundeering in twee minuten tijds 10 a 12 voet diep, en ter breedte van 25 a 50 voet weggenoomen , en agter de Sluis als een berg op een gehoopt wierd. Betreffende de tweede fchadélijke uitwerking eener persfende Watercolom. Zo deeze Watercolom in zijne werking ondervindt, dat de Fundeering meerder vermogen heeft in tegenftand, dan de ondergrond zelf, zo is het de grond onder de Fun3'eefing,welke het woedend vermogen vandc persfende'Watercolom moet ondergaan. Naar maatedeeze grond meer of min met zand of andere onvaste ftoffe doormengdis, zo is de uitwerking der persfende Watercolom ook meer of min gevaarlijk. Men zou alhier in den eerften opflag al mede zo veel gevaar niet kunnen befeffen, als bij de uitwerking "dikniaals wel wordt ondervonden, aangezien meri "doorgaans in deezer voege denkt of redenkavelt: De aarde is van rondom befloten tusfehen de over8'vvars ingeheide 'Baard planken ; waar wil de aarde toch heencn, als er geen plaats is, om dezelve te bevatten? Ik heb over 30 a 40 jaar ook wel eens zo gedagt, maar heb de fchadélijke uitvverk- ze-  BAARDPLANKEN BIJ DE SLUIZEN, y zelen eener persfende Watercolom zedert leeren kennen. Offchoon men den weg, welke de persfende Watercolom nemen zal, niec Wis- of Meetkundig voorfchrijven, en men alleen maar zeggen kan, dat de minste tegenftand der gronden voor den weg wordt genoomen,- zo is het nochtans zeker, en de .ondervinding heeft het meer dan al te zeker bewaarheid , dar de uitwerking allcrnadeeligst en gevaarlijkst is: 't is waar, de werking gefchiedt dikwerf wel zo fpoedig niet, als die werking der persfende Watercolom, welke wij 't eerfte behandeld hebben; maar nochtans gebeurt zij binnen zekeren tijd, ja de persfende Watercolom kan al eenigen tijd gewerkt hebben, eer men dezelve of gemerkt, of regt ondekt heeft,of derzelver weg en {trekking heeft kunnen naarfpeuren, en dezelve gegrond bepaalen. Tot bewijs kan dienen de inftorting van de Sluis te Oftcnde in het jaar 1752, waar van de voorteeJkens reeds in 't jaar 1739 waaren opgemerkt, en 't gebeurde aan de Sluis te Vreeswijk aan deLek, mede een reeks van jaaren geleden. Het komt zekerlijk als onbegrijpelijk voor, hoe de grond uitgehoold en weg gevoerd kan worden van onder den befloten grond; maar als men overweegt, hoe het zand eerst weggedreven en vervolgens de dunne (lappe of modderige beftaanlijkheid der gronden, 't zij van ter zijden , 't zij onder door de Baardplanken, niet alleen tot Ces. op  iO C. REDELIJKHEID, NUT DER op , maar ook het vaste zand zelve ontbonden wordt, dan valt het wel te begrijpen. Hoewel 't ook wel gebeurt, dat de werking van de pers lende Wawrtolom, als zij genoegzaamc ruimte gekrccgcn of gemaakt heeft, zig alleen vergenoegt met de gronden gelegen op de vaste Zandplaat, te ontbinden cn weg te voeren. Ook leert de ondervinding, dat de Ondergrond op veele plaatfcn zo vast niet in ccn gedrukt is, of 'er kan eene indringing van water plaats iiebben, en wel te meerder, als 't gemengde I gronden zijn, in verfcheiden Zandplaaten of Aard- en Kleilaagen beftaande, zo als men die in ons Land doorgaans vindt. Zo men dit aangehaalde gelieve te overwegen, dan zal 't zo onbegrijpelijk niet meer voorkoomen: 't is genoeg dat men voorbeelden heeft, dat het gebeur: is; en de reden en de ondervinding leert, dat het gebeuren moet, wanneer men geene genoegzaame voorzorgen gebruikt. Men kan meer en beter van agteren naa de gedaane werking eener persfende Watercolom, wanneer men het werk ontbloot en de zaak tot herftelling bereid heeft, de ftrekking, den loop, de gedaane werking en het hoe! dat is de wijze, op welke de werking is gefchied, of het zig fchijnt toegedragen te hebben, naargaan, dan van te vooren de werkingen het hoe! bepaalcn of befchrijven. En belangende de derde fchadélijke Onderdoorpers-  BAARDPLANKEN BIJ DE SLUIZEN. ^' perfing van eene Water-col om, welke overdwars onder de Fundeering der Sluis doorloopt, en volgens de minfte tegenftandsontmoeting agter den muur heenen dringt of perst; deeze is meede al zeer gevaarlijk, jaa ze is gevaarlijker en heeft grooter en nadeeliger gevolgen dan men wel zoude vermoeden. Wanneer 'er geene mogelijkheid is voor de persfende Water-colom, om overlangs of in de lengte der Sluis te werken, zo gaat dezelve overdwars door, agter en langs den muur heenen; om dat dezelve doorgaans agter tegens den muur de beste gelegenheid, of minften tegenftand vindt: de reden is eenvoudig ; wanneer er eene Sluis gebouwt wordt, zo komt 'er agrer tegens den muur Puin van heele en halve fteenen enz. zomtijds ook Zand. De aanhooging gefchiedt veeltijds onder de hand, terwijl men den muur metzelc , en dikmaals met geen beste of vaste klei; ook wordtzezelden meteen'zwaarenftamperaangeftampt; en de kles-oort-fnijdingen, welken 'er plaat» hebben, beletten niet weinig eene goede aanvulling, en veroorzaaken,dat 'er op verfcheiden plaatzen eenig ijdel overblijft. Zo dra nu de persfende Water-colom daar in koomt, zo is 't ".eer ligt te begrijpen, dat de aarde weggenoomen, de muur los gemaakt, jaa ook 't fundament onderhoold en gevolglijk 'c grootfte gedeelte , zo niet de geheele Sluis geruïneerd moet worden. C c 3 Uit  \% C. REDELIJKHEID, NUT DER Uit deeze zo nadeelige gewaarwording wil ik alleen deeze nuttigheid trekken: dat men alle mogelijke voorbehoedzelen gebruike bij het aanleggen, of bouwen van Sluizen , ten einde geheel en al bevrijd te zijn van zulke nadeel -verwekkende door- ■ persfende Watercolommen. Deeze fchadélijke uit- ■ werkzelen zijn onze regte en wel zeer nadrukkelijke I Leermeesters, welken ons leeren en als met de hand . wijzen, wat wij hebben waar te neemen. Het voornaamfte, zoo niet het eenigfte middel in deezen is: dat men, behalven de gewoonlijk geheid wordende Baardplanken, voor, in het midden, agter aan de Sluis, en onder de Onder- of beneden Slagbalken, ook onder de Pedantmuuren ter wederzijde, langs de twee buitenzijden der muuren, de geheele lengte door, eene dubbelde rije Baard planken inheije, zo diep, als eenigzins doeneiijk zal zijn. Hier door zal men alle de voorheen •gemelde onheilen geheel voorkomen. Let wel: ik (pnderflel, dat de Fundeering in de Kamers en Waterloopen der Sluizen in allen deele wel en zeeker bezorgd is, zo van hout als metzelwerk. Mogelijk zal men meenen, dat eene dubbelde rije Baardplanken vlak in het midden onder den Pedantmuur genoegzaam zoude zijn: ik meenc, neen; omreden, dat als eene Watercolom werkte aan de eene zijde , zo wierd noodwendig voor de helft des-  BAARDPLANKEN BIJ DE SLUIZEN. )3 de^zelfs vastigheid onderhoold; de Muur verliest 'c • evenwigt, en moet gevolglijk ternederftorten. Maar wanneer 'er twee dubbelde rijen Baard-planken, onder ijdcr zijde des muurs eene, gehegtzijn, zo wordt daar door alle vrees weggenoomen. • Wil men zeggen, dat de kosten daar door merklijk worden vergroot; dit beken ik zeer gewillig; maar ik bid, dat men toch altijd gelieve te overweegen en te letten op de vrucht, en op het zo nuttig gevolg, 't welk als volftrekt zeeker te wagten ftaat; en als dan zijn de kosten zeer ligt te draagen; dekosten en het nut moet men altijd tegens eikanderen weegen. Her oude Hollandfche fpreekwoord is alhier waar; „ men moet om één Ei, geen g£ „ hcele ftruif bederven." CORNELIS REDELIJKHEID. 'sGravenhage een 20 Oftober ,778. C c 4 '