LOF en DANKBETUIGING3 AAN DEN WELEERWAARDEN, HOOGGELEERDEN HEERE, J. Ai. BOON, Leeraar in de Gemeente, toegedaan de onveranderde Augsburgfche Geloofsbeliidenis, te Rotterdam. Voor zyne gedaane AANMERKINGEN, op een Stukje, ten Titel dragende; PREDICATIE OVER DE BEWYZEN, VOOR DE L E E R, DER HEILIGE DRIEËENHEID3 Gehouden in Amsterdam, DEN 25 JüNY 1786. door A.. S TE R K, Leeraar in de Gemeente, toegedaan de onveranderde Augsburgjclti G:loofibeleidenis, te Amjlerdam. Is te bekoomen; tAmfterdam by Ehve , Borchers , Langeveld. Egmond. Ver■ lem,. Kuyper, L. Groenewui, de Erve de Kruyjfvn Brave', v. Vliet, Emenes en de Vries &c. Rotterdam Êrorikhorft', D. en A. Vis Bal, Krap , Hofhout, Bothal &c Dolvc de Groot, Gouda Verblaamv , in 's Hnge by H. H. v. Drecht, J. A. Bouvink Utrecht A. v* Paddenburg; JJ, Otterloo, S. de Waal, B. Wild &c. Leyden A.cn.j; Bmoop, Grj?, Hirding ($c. Haarlem Lootjes; 9. d. Ai, Q»c:  Versheide zonderlinge en vreemde begrippen werden deezen grooten Man (CauxtcjO ten laften gelegd die nVw vergroot, en met de zwartte kleuren gefcbildèW werden gelyk dit doorgaans het geval is, van de onfehuidigrte Ruk ken, wanneer kwaadaartigbeid en partyfchap ze in bandenkru gen Van deezen aart waren zyne begrippen , wegens de" durftere wyze, op welke de leer der Drieéénbeid geopenbaard was, onder de bedeeling des Ouden Verbonds; van d" Ver fchynmgen des Zoons Gods, flaande dat tydperk- van de«11' zaaklykheid der goede werken, tot het erlügen dereeuwlt behouden.sfe; en dat God, by toeval de oorzaak der zonde ff Deeze gevoelens heeft men, naar 't oordeel der befte Rech4 ren in Godgeleerde Zaaken, altoos aangezien als van PPT* onverfchillige natuur, en zodanig, da, al wa erfzy val*h iy nochtans de hoofdieerfteliingen des Chrijiendoms nietraiVo! J. L. MOSHEIM, Kerkelyke Gejchiedenisjtn. Negende DeeL  Weleerwaarde Hooggeleerde Heer! Tk heb nog nooit aan een Predikant, over Gelooft- Amculen gefchreeven, en het zoude ml misfchien nooit in den zin zyn gekoomen, nm het te doen, indien gy *er my geen gele, £ toe had gegeeven. Het heeft doch wat in dat een gemeen Leek, aan een Eeilfarden , Godfl|en , Hooggeleerden. durft frhrvven' la! ik weet niet, of ik er niet nog gSide -— maar neen, ik poet, ik wil aan ÏÏ fchryven; indien ik myhierin tegenftond, E ! — Ja dan zoude het misfchien .erger worJen Oi dertusfehen Dominé gelieft ge te bearvDen , dat ik veel heb te overwinnen gehaa, neemen ontdekte: Man! wat raakenU de Kerker ? w7n\kcn? wat raakt U Dominé Boon, laat hyvk eSf Dominé Sterk zo mooi fchryven a s S wil , wat raakt het U ? — en toen ik het mvn Buurman zei, andwoordehy: „hoor Buurtman!wilt gy'naar go^.rjjjfe laat U voorneemen vaaren , Domme Hom " smctuwLof- en Dankbetuiging niet gediend " èn de RequelWen zyn met de aanmerkin'ï VU van dien Hoogverlichten Man, zo uit " he"naauw. gebracht, dat zy uw gefchiyfnog I eeniee aanmoediging meer behoeven. — Bo" vendien verwagt ik eerftdaags een fchoon " GeSt van den alom beroemden Jochem " Rofèllon , die men zegt Melchior Soonle *■'Voorzanger enz. te Schiedam te zyn; deeze " mr diefndeezentroeblen tyd, doorilaande " Svk'en vin zyne bekwaamheeden in het op, M Sollen van Requeftcn enz. heeft gegeeven, zal mfzekeï, den behoorlvken lof, aan zynen " booten hulp, den Leeraar Boon met weige, " fen° en w?ar zoud gy dan. belanden.1' Zo tp ak'mvn Buurman: maar ik ^«SÏ^St door niet afgefchrikt! ^ verzekeide al brachten Meefters Soonle, beudeker, Ugj*  co huizen, en al de Requeftranten, U een kruiwagen vol Lof- en Dankbetuigingen, gy ook de myne in gunft zoude aanneemen, en'er door aangemoedigd worden, om op hetfpoor, dat gy begonnen hebt, manmoedig voord te wandelen. -— Maar, nog eene zwaarigheid had my byna m aan U te fchryven, tegengehouden, te weeten: indien ,k myn naam op den Tvtel van dit gefchnftftelde, kreeg ik misfchien die meer dan vyf Honderd Leeden aan den hals, die dat Adres, waar van gy wel zult gehoord hebben, aan het Confiftorie hebben ingeleverd, en die zouden my dan maar erg over den hekel haaien en dezelve reden herhaalen, die myn vrouw of" myn buurman tegen my gezegd heeft: toen dacht Jk, ik zal doen, gelyk Monfieur Soonle, en maakenvan de Letters van myn naam. een anderen : maar men ziet hoe flim het Menfchdom is, gelyk het uitgevorfchd heeft, wie den Opfteller van het Requeft is, zo zoude het ook kunnen uitvorfchen , wie deezen wierook aan Uw Hoog Eeerwaardigheid heeft toegezwaaid, hever dacht ik, zonder naam! — Laaien de Kequettranten, en de Leden van de Oefening van Mr. Obenhauzen, en de verdere yveraaren voor de zuiverheid der leere, dan bu'iten ftaat zyn, om my, voor myne moeite te beloonen, en te bedanken; 't is my genoeg, dat ik iets tracht toetebrengen , om uwen yver brandende te Houden, en zo 't mogelykis, nog meer te doen ontbranden. Maar hoe kryg ik myn gefchryf gedrukt, en dat zonder naarri ? wel aan 1 wy zullen het probeeren. — Fluks aan een Boekvcrkooper gevraagd, of hy een Lof- en Dankbetuiging aan een Leer aar" der Lutherfche Gemeente wil drukken? mits dat denAutheur on- beKend blyve? ó Jaj was 't antwoord, en daar mede was deHiftorie afgedaan. Wat dunkt U Uominé vloeide dat begin niet al vrvgoed ? — Nu aan't fchryven! Welaan Dominét laat ons door dit portaal binnen treeden. Har-  ttirrelvk zv Uw Eerwaardigheid gedankt , voo? dat het U behaagd heeft, om by uwé TaSmfrkincEn uw naam te zetten, hier meede ?oCd ^, gSn duifterling te zyn, of den mmften fchroom voor wederlegging te hebben , dat is iets nieuws in de tegenwoordige Kerk geSten de opfteller van het Requeft , het 5v door 61 Mans, en zo veele Vrouwen gereekend ïlSüdt zich als nog fchuil: maar gy , Koomt openlyk voor den dag — dit! die is alle loffpraak waardig!! 1 , Ik zal U op den voet volgen , en met Bladzvde i beginnen, en tot gemak onzer Leezeven uwe aanhaalingen Curcyf laateri drukken, ren, uwe dd |ladzvde >t geCal derzelver St^nf omlie' gednurig Bladzyde zo veel en *°HeÏt %htfeT,eer gnvtfeli, of en hoe® üil 't openbaar zoud uitlaten over enz. gy heb her mch eindelvk MeestErlyk begonnen Hof l Harteivk zv U Welecrwaardighei. E vóór Kffi, Si het U behaagd om een g IhJ 9 tv zaast U dan alleen , van uw SlmtKlNcEK^C eerder Zyt voor denj. BI. U . i. I » s r B r i ei S ƒ ft e g n i1  (4) den Lof m rook had getracht te doen verdwynenli gy zult met die verwylingzekerlvk edelmoedige oogmerken gehad hebben: — Maar gy zegt in die Prcdicatie zyn Stellingen die niet minder dan beflaanbaar zyn met de Leere enz en evenwel zo lang met tegenfpreeken gewast ' dit is alleen geween:, om dat gy vertrouwde dat de Heer Sterk zoude bekend maaken , dit deze efnandeTvrnT1' H^ WaS -^f^S een ander voor U den taak vantegenfchryver on zich zoude genoomen hebben, S 'tl beter laat dan nooit; uwe Aanmerkingen zyn juift van pas gekoomen, waaren zy vroeger11 koomen, zy hadden niet meer nuttigkunïen z^n en hier van zal ik ü de reden geeven Zie' af ben ik geen Rcqueftrant, ik weet toch wat/ var ° geen 'er hier en daar omgaat, maar waarom be bïnT ünu KT' dat>geenRequeTan is zal' ^frh Ji J gCZegd' dat gefchreeven rln n g < 'efven b,yven- Gelief dan te wee ten Domme, dat 'er voorJeeden week beden" togen zyn uitgekomen, mede op dezelve Pie" dicatie van Dominé Sterk- au.&"fZ- e • e] vanverfcheidenRequeÏÏSengreS want al wat tegen de drie innrrf>« d r g n' gekant is, behfagd her. • miar fir fredjcanjen het met begrypeS ; net^sTingw ak zommigegezegdens, driemaalSee7cnWb zonder den zin te kunnen vatten, dSjfzekï' RÏqueftran^eÏRr"^ ^ - -^de nollmLTz^^ om my zeiven te verhoerd" en ï?.?" naar waarde verhevenThr^eSkeYv^"! hi0n°eïen: "dï InVn' alleen> °» " «"he ? «i3^?«,SbSS3S til ï00raI df Requeftranten begree^Sne^wfi^-ï -ken van die meer dan <-^~ jj ""'"en-  hv, weet dan, hot is den Apothecar S. .... Ar Slzelfde die by het overlyden van Domme Deiman zoo hartelyk geweend en zo fraargezongen heeft. Eer ik hier van afftap, moeuk U nog herinneren, dat Domme Deiman ovei het leerftuk des H Drieéénhe.d ]iutt zo gedacht heeft, als Dominé Sterk nu doet, en toen heeft de Schryver van deeze bedenkingen fti gezeetcn _ Apropo Dominé, waaroni hebt gy geene aanmerkingen tegen Dominé Dei« fiet licht gegeeven? — W» ^'" myn verhaal gebleeven? — Ja! Ifzienetai* ik" zal den draad weder opvatten, ikze de , dat uwe aanmerkingen juilt van pas fyn.gekoomen. Gelief dan te weeten Dominé, dat er voorlceden week een Adres aan den Heer Jochen R fellon ln 't licht is gekomen, in dit Adics, worden de Letters van deezen naam ontcyfrerd, In dan kan men 'er Melchior Soonle uitleezen o deeze onderftelling bouwt men, gelykhe ?eeltvds gaat, andere Hellingen, en zo komt de Zufter van gemelde Soonle meedein tiym te pas. Deeze ontdekking heeft eene groote vernaagenheid by veele Broeders cn Zufters Requelïranten veroorzaakt, zy zeggen: is de Zufter van ons opperhoofd Lr. ■ u - weet , wat ons opperhoofd zeiven is gedaan ? Zulk èen heiraanvoerder willen wy niet hebben , de befte Schryver van den Chriften vriend, kan een eerloos, een godloos hart hebben en zie Dominé dat zeg ik ook. 't Is waar, dat den. SoTd van veelcn niet verflaauwd is, want vee ^Broeders en Zufters fchreeuwden overluid: dat afwas de Zufter van hun opperhoofd gefSbraakt, de Broeder daarom eerlyk zyn kan en z e 'dat zeg ik ook. daar waaren niet alleen. Zufters die by deeze uitdrukking zilte traanen ftonteden maar onder de Broeders waaren 'er , ?t°g eeke" wel Zuikerbakkers Knegts die met hun vreefelyke groote handen , zo fterk op de dit de bierkan en barrclfle. met.  co j \ 1 i ï l c BI. 4. ■v d Ji a fe o t( w z< S- dt n; tt b< ' b£ oi vl Ha glafen en pypen 'er afvloogen. ■ 21e daar de reden, waarom ik Uzeide :dat uwe Aanmerkincen juift van pas zyn gekoomen. Uw Schryfftyl vloeit onvergelykèlyk beter, dan die van den Apothecar, en een gefchrift van een Predikant, heeft meer credit, dan dat van een particulier Perzoon. Door uw gefchrift wordt den beruchten jochem, hy zy dan Voorzanger te Schiedam of niet, gerugfteund en opgebeurd: laaten zyne tegenfpreekers nu eens aan hem durven tornen! hy koomt met drie laag gefchut, ;elyk voor den dag. Hv heeft door meer dan sen gefchrift getoond wat hy kan. ^ Het fpyt my, en het zal alle requeftranten pyten, dat het U aan tyd en luft ontbreekt, om illes wat in die Predicatie voorkomt van ftuk tot luk te doorloopen, en, enz. my dunkt dit was toch rel der moeite waardig geweeft, dewyl het J toch te doen is, om den lof die men aan'deeze hedicatiegeeft, te ontneemen: maar oordeelt gy ner toe genoegzaam, om alleen de voornaame oofdzaaken te befchouwen, ik zal 'er met de Reueftranten, Amen op zeggen. Hartelyk zy Uw weieerwaardigheid gedankt, oor de omverwerping van het eerfle bewys er Predicatie ! zoudt gy nu'wel zo goed wil:n zyn om by deeze vriendelvkheid, nogeene adere te voegen : Gy zegt dat 'de natuurlyke openwring niet in dien zin als de Heer Sterk haar pgeeft, de eerfle openbaaring is enz. nu wenfch: ik wel te weeten: of gy den Heer Sterk el hebt begreepen ? — Of gv U kunt verderen, vooreerft dat de opehbaaringen die >or U opgegeeven worden, door Hem voor ituurlyke openbaaringe gehouden worden ? ten /eeden, of God, na de openbaaring aan den )Ozen Cai'n zich niet meer heb.be geopen- ard? en hoe lang die onmiddelvke lenbaanngen geduurd hebben, en welken'in3ed zy op het toen leevend menfchdom ged hebben V — met de beantwoordiging de^ zer-  C7) vraaeen, die niet te naauwkeurig kan zyn, Zt Sern groot Licht verfpreiden ,-miffchien ggt% , eel gek kan meer vraagen dan zeven wvzeS kunnen beantwoorden! en dit zeg ik nnk Gv zegt te meenen, nu genoegzaam door daaden bewenen te hebben enz. Is dit geendruk?*f,9 _ dit woord daaden zou myn kortzigtig ooa ontflipt zyn, maar een naauwkeurig Leeze? w lthet my wel fyntjes onder den neus te wrwen, Hv zeide: Itond er fpreekende daa den,ln was het naaukeuriger in den Schryfftvl - maar de Sehryver zeiven blaaft te lctnelyk tnomph! ü Uwe betuiging dat het verre van U zv data Uzoudt onderwinden iemand uwerbroeluTSchtzinnig te verklaaren 5 ^e^e begueing, overfchrydt alle paaien vanedt moeüiö heid !! mag ik U wel iets vraagen? blyft D«. Sterk by aïïes wat gy op zyne Predicatie. heb aantemerken, nog rechtzinnig? — hebt. gs U alleen aangegord, om tegen hem te fchry. ven uit loutere verkiezing, om een naam « 3e5 —• maar bladz. 2. hebt gy gezegd ™X onder zyne ftellingen, ^e .yn dte m minder dan beft aanhaar zyn, ^^'Z door een Luthersch Leeraar moeten geleeraar ZldeT— En nu zegt gy: het zy verre yanm enz- hoe moet ik dit vatten Domme ? Is Uu. St^rk onrechtzinnig, en durft p het niet rondu verklaaren? — Dan moet ik het nog eens ne haaien Uwe edelmoedigheid overfchrydt al enï 'V maar wat belet U hier in? onze dr SftePi-edikanten, roepen byzonder «de. eenden tyd, dat wy toch voor de waaihc moeten u koomen, dat wy 'er om moeten ih den en'er alles voor moeten over hebben. Vo dkfpoodik'UdeSymbolifch veel op geftoft word, nooit geleezen: maai vï laat die- zekerlyk in den grond, geef Artkulen duidclykop, tegen welken Domn Sterk indeeze of in andere Predicatien gezc S heeft, en verklaar hem dus voor onrecl A 4 BI. 6. 7- 1 { 'i t e e ■t cl g o ;y le ié nitn-  BI. 1 10. C 8 ) zinnig: — maar neen j dit behoeft niet: toon alleen de Articulen waarby zyne onrechtzinnigheid blykt, en deeze aanwyzmg alleen, is genoegzaam, om hem voor onrechtzinnig te verklaaren; laat geene menfchenvrees bier in Ute^en houden, draaft den lof te hoog, dien men zyne Predicatie heeft coegezwaait; oncneem hem dien niet alleen: maar te gelyk, alles wat cy kunt, bouw dus uw zegepraal op de puinhoop van zynen goeden paam. Gy'vraagt of toffe ftellingen, Hlfioriefch onwaar zynde, tot bewyzen kunnen ftrekken van rechtzinnigheid? en deeze vraag, deed ik op Uw gezag, aan een Voorftander van Dominé Sterk en die gaf my deeze weder vraag ten antwoord! heeft Domme Sterk loiTe Hellingen tot bewyzen van zyne rechtzinnigheid opgegeeven— 8. Ei lieve Dominé, beantwoord deeze vraag voor my, enof deonnaauwkeurigheid waar mede gy Hem op de volgende bladsvde befchuldigd, door hem wordt opgegeeven, als een bewys van zyne rechtzinnigheid ? — Gy dpetze ais zodanig voorkomen : maar als ik eens met zyne Vrienden aan 't harrewarren raak, dien ik" grond om op te bouwen te hebben, en dan is het niet genoeg, dat ik zeg: Dominé Boon heeft het in zyne aanmerkingen dus gefchreeven. • Ik heb my verwonderd, dat gy uw ze]ven tot hier toe, zo geheel gelyk zyt gebleeven; gy hebt U maar hier en daar een énkel lteekiig, fchimpend woord , laaten ontvallen , en !q twiftfehnfeen is het natuurlvk eigen, dat de bitterheid altoos boven weid.' maar nu, in deeze en de twee volgende bladz. fchynt uw geduld ten einde: Gy waart wel geneegen, U 'er op toe leggen, om der befcheidenheid in alle opzichte hulde te doen: maar het kan Uniet ten kwaads geduid worden, rond uit'tefpreeken, wanneer het er op aankomt om de eer van liet aanbiddelyk Opperwezen en van zyn heilig en altoos geëerbiedigd voord te handhaven. Valt niet Dominé, dat kfr. U niet  (O U niet ten kwaade geduid worden: maar zeg my eens, wat moet ik antwoorden, wanneer ik op uw gezag vertel, dat Dominé Sterk den inhoud van de Heilige Openbaaring des Ouden Testament zeer verminkt, zeer verkeerd, zeer gebrekkig opgeeft ? want om U de waarheid te zeggen is het geen hy bybrengt, tot deeze befchuldigiug, gantfch niet genoegzaam. Ik ben blyde dat uw toorn zo fchielyk bedaard is, gy'laat het zwaard zakken, en legt zeiven verdediging, in den mond van uw party, gelukkig, dat deeze toegeevenheid niet lang duurt, daar zou een misbruik van kunnen gemaakt worden, gy befchuldigt Hem van onnauwkeurigheid , en van ter minjlen gelegenheid te hebben gegeeven tot minachting', tot verachting, van het allerdierbfidrft gefchenk, dat het Opperweezen in den ouden dag, behoudens de wyzeoogmerkenzyner huishouding, geeven konde, zulke befchuldigingen doen altoos veel af, zy houden de Leefluft bezig, daar een drooge opgaave ons vaakrig en vadfig maakt, het fpyt my maar, dat gy by de befchuldigen op deeze bladz., geen bewyzen gevoegd hebt, ik fta verlegen, als men die vorderd. men is niet altyd met befchuldigingen zonder bewyzen te vreeden. Zeg eens Dominé, hebt gy niet een of ander bewys, om te betoogen, dat Dominé Sterk niet zoude leeren: dat 'er voor den menfchen, om de alleen genoegzaams en voldoende heilverdiensten van den toekoomtnde Mesfias, in de orde van yaare boete en geloof, by den Almahtigen, rechtvaardigen en heiligen God? Genade en vergevinge van Zonde was, dat dit het voornaam Leerftuk des Oude Teftament was. hebt gy geen bewys dat Hy hier anders overdenkt dan Gy ? was dit optefpooren dan was 'er veel gewonnen. Straks vraagde gy bladz, 8. kan ik hier myn oogen gelooven P maar nu vtaag ik: kan ik hier myne oogen gelooven? daar gy beweert: dat hit Leerjluk der. Hoogheilige Drieè'enhetd , zo klaar, A j 2« ïl ii.  C *0 1 I BI. 12. 1 i \ 1 13- r 'i t ï h z d: di °; Z( V( & fe St ui 14. Fe bv JiÈ to I5> bv Dc U ne q zo duidelyk , zo overtuigend in de Schriften vanhet Oude Teftament te vinden is, dat de bewyzen voor dit LeerJtuk, m de Schriften des Nieuwe Tellament -.even klaar miar niet klaar er worden aangetroffen? ó Ja! gy zegt het, en ik verlang, om iet te vernemen Indien gy hier waarheid gechreevenhebt, dan is uw bekwaamheid in't jetoogen, boven allen lof: aan, eer gy dit beedeneert moeten 'er nog eenige dingen vooraf\aan. ° ° J Hartelyk zy Uwhoog Eerwaardigheid gedankt [?hL t°rPgT?ï diC 'ZT geenverfchilistuschendeLeerJluteen des Ouden en die des Nieuwen Teftament, de bewyzen die gy daar voor »ybrengt,zyn zo fterk,dat Jochem', en alle zye Requeftranten, 'er hun Zegel aanhangen, -r mag een of ander Domoor zvn, die U zal ïgenwerpen dat Paules elde-s heeft gezegt: dat ;zus Chriftus de onfterflykheid aan 't licht seft gebragt, en dat Hy, "'t zv met eerbied ee:gd, dus een onnodig werk heeft verricht, 'in™nuWeSde fteek houd; of 'ermag eenan-ren Styfkop zyn, die zeggen zal, dat als de jenbaaring des Ouden Teftament zo volledig, » klaar is, als dezelve door U word opgegeem, dat God dan ook een onnodig werk heeft jdaan, door ons het Nieuwen Teftament te henken; ik zeg, 'er mag zulk een Domoor of yfkop zyn maar zy zullen U daar doorniet : het zadel hgten, gy zit veel te vaft. Het getuigenis van Apoftel Paulus, voor flus en Koning Agrippa door U ten Iaaften gebracht, tot ftaavmg der zogenaamde ftelg; dit getuignis, haalt den knoop volkomen ï, dat heet ik eerft bewyzen!!! Ik merk, dat uw toorn'weer gaande wordt, t fchryven der volgende bladzyde: maar 'mme, ik bid U bedaar, waarom maakt gy zo moeielyk het mishaagd U niet alleen, -n> om rond en zonder omwegen te fpreeken maakt- zwaarigheid, groote zwarigheid, ja  C ii ) irv weigert volftrekt , (welk een opklimming! hoort mannen hoort!) om zulk een onwaardige beleidenis, als gy zegt dat de Heer Sterk bladz. ii van zyne Predicatie ,. vraagswyze voorfteld, afteleggen: — maar Domme wat ben ik dom: by de voor (telling, en naderhand by de Leezing, heb ik niets onwaardigs erin gevonden, zo min als de redenen die U bewegen om ze zo te noemen. Ei wees zo goed ter mvner, en veeier verlichting, om uwe Drie redenen nader te ftaaven, dit is toch voor uwe Hooggeleerdheid een kleinigheid!! Gv zeer in het licht der Natuur ontbreeken eroote, gewigtige en allernoodzakclykfte waarhee%n voor een zondig menfch, om der zaligheid deelachtig te worden. Maar zeg my eens Domino de Heidenen, zei myn Schoolmeefter, hadden geene Goddelyke Openbaaring , en alleen het licht der Natuur , hun onbraaken dus als zondige menfchen, de waarheden om de zah 'heid deelachtig te worden; zouden nu alle Heidenen zo maar voetftoots zyn verlooren geworden?-eeuwig verlooren? — onze Hooggeleerde Dominé Hamelau fchynt dat gevoelen, blykens zvne laatft gehouden Catechizatie, over de H Drieenheid, toegedaan te zyn: doch anderen zyn van dat gevoelen niet , een zekeren Spitsneus wierp my den Text van Paulus voor de fcheenen: naamelyk, dat die zonder wet gezondigd hebben , ook zonder wet zullen geoordeeld worden. Hebben nu de Heidenen, zeide hy, zonder de wet gezondigd, zy zullen zonder de wet geoordeeld worden, hebben zy tegen de wet, die in hun was, gezondigd; d'ie wet die in hun was, zal hun ook veroordeelen; niemand is aanipraakelvk voor het geen hv niet heeft ontvangen , daarom zyn de Heidenen ook niet aanfpraakelyk voor meer, dan zv ontvangen hebben; zy die naar 't licht der Natuur, dat hen gefchon-, ken was, gewandeld hebben —den onzienlyken  BI. 16. 17- 1 ( J 1 1 1 c t iS. 2 \ t z d h h k d 19- ti C 12 ) God uit zyne werken hebben Ieeren kennen,naar de mfpraak van hun geweeten gehandeld, fenndUhvf.]kekdeugd ^ edele g™dbegin&en geoeffend hebben, zullen zekerlyk voorwerpen der ?v vanyie, °ntf£™lng Zyn- Dominé ™ «gt gy van deeze reden, van dien zekeren Spiesneus, is't niet maar 't beft en't gemakkelvkft om met Dominé Hamelau, dus te ?edenkavelen • 'er is buiten Chriftus geene zaligheid" de Heidenen kennen Chriftus niet, by "gevolg zv zvn verdoemd, en deeze redenkaveling ft ookt oll he beft met den fmaak der Requlftranten en kyk Dominé die menfehen moeien wy zo 'veel weiS. Y 'l'.tC VriCnd h°Uden' en in dehand Neem my niet kwalyk Dominé, dat ik het ÏIsTv T dM°ef5eid e"^lennner'thierzo nie lis gy gevoeld,, dat zal beter vlotten, als -v nyn verzoek volgens myne aanmerking op dl ronge bladzyde beantwoord hebt Hartelyk zy Uw Hoog Eerwaardigheid geJankt voor uwe wedervragen, op de vraagswy;e voortellingen des Heeren Sterk: maaf ze>ens Dominé, zoudeD- Sterk niet eeven get ? over het Verzoeningswerk, dat door j op deeze bladzyde word opgegeeven den :en? zo ja- Waarom wordt dif door'u zo .reed bygebracht? Zo neen! Ei bewys het lan zullen de Requeftranten hem zeker afzeten en gy zult 'er de eer van erlangen Nu begint gy my recht te fmaaken? Waarom yt gy niet op deezen toon aleer begonnen Gv S rfü qT >aaI' g£lyk een Scnoolmeêfter ïgen de Schooljongens, dit's 'c waare 1 draaf o maar door myn lieve Dominé ' Toen ik eeze en volgende bladzyde las, heb ik my ten ebt, om uit uwe Hoogheid op zulk eenen onund.gen, in de aloude Heilige Schriften, neer te zien Waarlyk uwe beleefdheidTs'veel r groot. Men mooge zeggen, dat als men aan 't  C 13 ) 'r fchelden gaat, dat men 't dan kWyt is: maar daar is een onderfcheid op den algemeenen reëel, dat ftaat U vry, — dat ftaat U mooi, ik hoop maar dat 'er meer zulke ftaalen van uwe bekwaamheid in deeze aarmerkmgen zullen °vn _ 6 Ja! — koftelyk, — gy gaat nog; gelukkig voord, om 's Mans onkunde te befchimpen, en ik zie, het blyft 'er niet by , want na dat gv vraagt, of Hy uwe opgegeeven vier Texten nooit geleezen heeft, volgt'er eeneuitdaaeine, — gantfch bloed, nu zal het'er (pannen, ik hoop niet dat Dominé Sterk zo vuurig zal weezen , als ik my verbeelde dat gy by deeze uitdaaging waart, want dan wierd 'er zeker bloed geftort, neen!— neen! ik merk, gy zyt althans nu wat kalmer van Geelt, en ik ook, welaanj laat ons nu gclaaten worden: maar neen! ik zie, gv wilt niet: gv wordt op 't nieuw ontrult. door onkundige overhaafte en onbedagte Taal, me\ een vertooning van Meejterachtigheid voordgebraclit die een nadenkend Menfch,tot in e enen groot en tra\ beleedigd. Gyhebt gelyk Dominé, vaar in uwei vver voort, ik zie nu, ik deed met wel, oml tot gematigtheid aanteraadcn , gy doet zeer wel dat gv, al wat Itrydigheden fchynen, voorftry di"heden opgeeft, want daar door brengt g' hen die uwe aanmerkingen leezen in vaitenver beelding, dat de geheele Predicatie van Domm Sterk louter brabbeltaal is; gy verftaat dit kunit ien zo fraai, om zo nu en dan, iets toetelten men en dan die toeftemming weer om ver t werpen, dat het fchynt, of gy dit werk w< meer hebt ter hand gehad, dit is de befte we om 't Gemeen zand in de oogen te ftrooijen Mvn lieve Dominé verfchoon myne domheid heeft Dominé Stp kk gefteld, dat de Openbaarir des Nieuwen Teftaments, voor ons ten een maal nodeloos zv, in dien zin als het hier doi U werd voorgefteld? — Ei wees een wem infchikkelyk, op de vorige bladzyde hebt 1 Hem vollediger opgegeeven als m deeze, m mc Jl.20. 1 21. > 1 1 > C t e 1 g > 22. Cf t> >r is :y m et  C 14) » ] J Bl.23.1 i t e 72 a li u g a is d e: d w di al zeu (*) Hoe zeer ik tegen Nooten ben, ikmoet 'erevenwel hier een bezigen, 0111 U te herinneren dat ik door Pieter en Paulus hier geenfins verfta de uitmuntende Zamenfpraaken die onder deeze naamen weeklyks uitkoomen. ó Neen ! deeze zielroerende Schryver "even ü van ganfcher harten gelyk, dewyl zy zo oud orthodox zyn als Gy. Ik bedoel onder deeze benamingen, met andere woorden, Jan en alle man, of elk dis maar luft heeft, dit zy genoeg om misveriland voor te koomen. moet ook iemand het vel niet geheel over den neus haaien, de partydigheid, kwaadaartigheid moet niet al te fterk een elk in de oogen ftraalen' . Dat gy nu hier van afflapt, en 'sMans gebrekpg redenbeleid befchimpt, dit'sallerloffeiyklt' fa Domme, het fchelden doet veel af Ik o-e' oof, als Dominé Sterk het waagt, om aan°a :e ichryven, dat hy zich wel zal wasten, om >p uwe onkundigheid of redenbeleid te fchim>en, en minder zal Hellen en meerder bewyzen 3y heeft het geleerd disputeeren meer bv de' land gehad. 3 Dominé, waarom haalt gy andere menfchen a t gefchil? — Na dat gy al uw gal hebt uitelpoogen: laat gy uwe aanmerkingen den onparydigen Leezer ter beoordeeling over; moet Pieter n Paulus, (*) nu over des Leeraars rechtzinigheid het vonnis vellen? waarlyk dit kunt gv Ileén wel af, zeg maar kort en goed, de man : onrechtzinnig, en daar meê af. Door deeze we overgroote infchikkelykheid, zoudt gy de eheele zaak kunnen verbrodden; 't is waar le de Requeftranten, klein Noorweegen, dat de Foely, Ridder en Jonkerftraaten, als me' f,attenburg> en veele Catechizeermeefters 1 Meeftreffen, zyn grootendeels op uwe zvzy Hemmen gaarne blindelings toe, alles at tot nadeel hunner jongfte Predikanten kan enen: maar bedenk toch, de Stad is "root i nu eens een veel grooter aantal opftond, en  C *5 ) zeide dat uwe beoordeeling, van des Leeraars rechtzinnigheid, hatelyk, oproerfteekend, lasterlyk en onvoldoenend was, waar zou t dan met' U heenen ? dan was al uw geichryf vruchteloos, dan wierdt Dominé Sterk misfchien niet afgezet, dan zou de verbittering met aangroeiden, enz. Het fpvt my dat ik het zeggen moet, maar hier zyt 'gv al te vriendelyk. Veel. beter, veel meer afdoenend is het,daar gy uwe Leezers tracht te doen begrypen dat de Heer Sterk anders zoude leeren dan Apoftel Petrus, indien gy dit yder een aan 'tverftand kunt brengen , ik 'meen ontegenzeglyk bewyzen, dan zal yder zich met den Toon der Requeftranten mengen: Gaat van ons uit. Ik moet my al weer over myne domheid beklaagen, en tevens my over uwe hooggeleerdheid verwonderen ; niets ontflipt uw naauwziend oog, de verklaaring van Gal: 4 kunt gy ook al niet billvken. Ik heb in voorige dagen nooit gedagt, dat 'er onder de Lutherfche Predikanten zo veel onderfcheidene Schriftverklaarers waaren, en nog minder dat zy die van elkander verfchillen, zich om dat verfchil, onderling verketteren, fchoon het verfchil geen wezenlyk Geloofspunft betreft: maar nu ben ik wyz'er geworden; want zy die zo hooggeleerd zyn, als gy, zeggen: 't verfchilSchynt klein, maai het is groot, 'er fchuilt een adder onder 't gras. Wie zou over 25 Jaar hebben durven denken, dat een Leeraar onrechtzinnig zoude verklaarc worden, als hy zyn Gebed befluit, en verhoo ring fmeekt, om den wille van Jezus, in plaat: van 077i Jezus wille? Maar nu, na dat deRequeS tranten, de drie oudfte Predikanten, hebbel wakker gemaakt, nu ontflipt 'er niets, da flechts een fchaduw van onrechtzinnigheid zou de kunnen genoemd worden. Welken dank zyi wy dus niet aan onze Requeftranten verfchm digd, en byzonder aan hunnen heiraanvoerde den beruchten Rofellon. — 't Is waar, me zegt U.2516. \ 1 1 r a t  C lO zegt, Jochem is door anderen tot dit bedfvf aangezet, en wel door de zulken die zich vblftrekt fchuil houden; die tot nog toe belet hebben , dat 'er geen groote Kerkelvke Vergadering belegt is, om dat 'er dan fchrikkclykedingen zouden aan den dag koomen : maar ai is dit zb, Jochem verdient als uitvoerder van 't Werk, alle eer, wie weet hoe veel moeite het gekoft heeft, om een voorwerp te vinden, diè zich geliefde te verledigen, om zulk een fraay gefchrift in de waereld te zenden! en in wiens handen had het beter kunnen vallen ? — Kroont het einde het Werk; hy ziet zyn Werk misfchien boven zyne verwachting bekroond: drie en zeftig Requeftranten en zb veeleRequeftrantinnen zyn zo geruft, zo vertrouwend op zyn Geleerdheid, en andere heerlyke eigehfchappeh, dat zy zich geen tweemaal"laatennodigen, om zyn opftel voor hêt hunne en haare te erkennen , en het ten blykè van dien met dërzelver handtekening te bekragtigen: — Men mooge zeggen dat dit getal van Tekenaaren te klein is, in vergelyking van de grootheid der Gemeente , — of vraagen: of de Requeftranten zeiven hunne aankiagten bewuft zyn, daar het tegendeel is gebleeken aan eenigeh, die van den'lyft wenfchten afgenoomen te werden ? — Of wat dies meer kan bygebracht werden , en werkelyk bygebragt word : maar deeze tegenwerpingen, werden door Jochem geheel Weggenómen, hy kan zich beroemen, dat, al is 't getal zyner Tekenaaren klein, het getal zyner ftille toéjuicheren oneindig grooter is, en dat derzelver bitterheid tegen de Heercn MutzenbEcher ,' Baum en Sterk , niet minder is, dan die van de openbaare Tekenaaren. Welk een genoegen , moet dit niet in 't Hart van den Requeft Opfteller baaren. Dit genoegen werdt nog vergroot, door dat de oudfte Predikanten, hunne hoorderen, aanleiding geeven, om te vermoeden de jongfte Predikanten, waarlyk onrecht- zin-  ( 17 ) zinnig zyn, en hier door de fcheurihg en verweidering der Gemeenten helpen bevorderen, een Premier Noble der Requeftranten, heeft my dit, uit naam zyner medegenooten, zeiven gezen en' dat dit hem ook bewoog, zyne tekening'getrouw te blyven. Wat dunkt uDominé, heeft Jochems werk geen heerelyke kroon? — Dan, laat ons voordgaan. De gefchiedenis der waareld. zegt gy, is niet gunjlig voor 'een andere ftelling van den Autheur: dat de menfchen onder het O. T. onkundig enz. waaren, en, onder hetN. T. fchrander enz. zoude zyn, en gy nodigt Hem, op de volgende bladzyde uit, om redelyk en .edelmoedig deswegen te handelen. Als deeze uitnodiging nu door Hem word aangenoomen, zult gy dan gelieven, op onwrikbaare gronden te bewyzen, dat 'er onder de Jooden niet deezen en geenen; want dit is dé vraag niet: maar dat het Joodendom, het grootfte gedeelte voor het geheel genoomen, dat 'er duizenden onder hen zyn geweeft; die zo uitmuntende in Godvrucht hebben uitgeblonken, dat gy moeite zoudt hebben^m in deeze dagen menfchen te vinden, die by hen eeniger maate kunnen vergéleeken worden. Met dit te bewyzen, zult gyeen groot licht ontfteeken, en dan kunt gy veilig befluitenomalle verkeerdheid, alle ongerymdheid, zo als gy het gelieft te noemen, die door den Autheur bladz. 16 tot zi van zyne Predicatie word opgegeeven aanzyne verantwoording over telaaten. — Maar zeg eens Dominé! gy herhaalt weder de vraage: of het tot dusverre beredeneerde, bewyzen zyn voor de rechtzinnigheid van deeze Predicatie? mag ikU wel iets vraagen? wat onrechtzinnigheid is 'er in ? tegen welk Artykel, dat denLeeraar ondertekend heeft, leert hy? ei Dominé geef dat eens duidelyk op. . Hartelyk zy Uwhoogeerwaardigheid gedankt j voor dat wy emdelyk tot de befchouwing der eigenlyke hoofdzaak zyn gekoomen, daar heb jJs reeds lange naar verlangt, 't Geen gy by Bl. 2?. 28. 3t,.  wyze van voorbericht vooruitzendt, belooft my al veel goeds. Ik brand van verlangen 3-. Wat moet ik my weder, over myne domheid beklaagen, en my over uw vernuft verwonderen! — Uw eerfte bewys,heb ik altoos als een bewys van Gods Eenheid hooren verklaaren • maar by U is 't 'er een voor de Drieeenheid. - Gy Hemt volmaakt accoord met onzen aoór en doorkundigen Dominé Hamelau. De gelegenheid waarby deze woorden: hoort Israël ï de Heere.' onze God, is een eenig Heer.' zyn uitgefprooken , voldoen volkomen om' 'er de Drieeenheid uit afteleiden: maar dit worde nogfterker door uwe vertaaling, dezelve luid: Hoor Israël! ■Jehova, ojizeGod, Jehova, (zyn) een. Wie is 'er nu, die hier de Drieeenheid niet ontdekt? maar ach.' het fpyt my myn lieve Dominé; dat 'er menfchen zyn, "die'op dit ontegenzeggelyk scHynend bewys, aanmerkingen maaken.' zy zeggen: dat het woordtie zyn door U tusfehen twee haakskens gefield niet in den grondtext gevonden wordt, — 'dat de gelegenheid waarby deeze woorden gefprooken zyn, mets afdoet, — dat de groote R van het eerfte, en de N. van het laatfte woord niets afdoen, en dat de woorden letterlyk dus ' luiden: Hoor Israël, de Heere, onze God, de Heere, Een; en dat het dus wel een bewys voor de Eenheid van Gods Weezen: maar niet voor de Drieeenheid is. 7oek nu eens, of gy niet een oud handfehrift kunt vinden,waar in men dus leeft; Hoor Israël! de Vader den Heere .' is met onzen God, den Zoon, en den Heere, den H. Geeft, Een, dit zoude veel, zeer veel afdoen, dan was het Pleit voldongen» en gy — zegepraalde!!! Ü -Apropo Dominé! kyk eens, of gy waarheid gefchreeven hebt, toen gy ftelde, dat uw Party, zo als gy het gelieft te noemen, zoude beweerd hebben,dat het leerftukderH. Drieeenheid, aan de Heidenen gegeeven waare, op dat  C 19 ) dat deeze domfte Afgodendié-naars, in kenniffe boven de Jooden verheven wierden , ik heb dit uit de Predicatie niet kunnen haaien. Uw doorzicht is giooter. Waar Haat het? Gv zyt al weder infchikkclyk, om het aan den 'Leezer overtelaaten om uw gevoel by zich te optewekken. Uw gevoel is in werking gekoomen by de befchouwing, van de gelegenheid waar by Moles deeze woorden heeft uitgefprooken. Gv verhaalt de Hiftorie zo naauwkeuri", dat het-fchynen'zoude , indien zulks mogeïvk waare, dat" Gy 'er zeiven by tegenwoordig waarc geweéit., en iemand, die veel gevoel heeft, by voorbeeld vo als Jochem en de Requeftranten; zullen by deeze leezmg, ook uw gevoel zyn ontwaar geworden: maar ik vrees Dominé, dat dewyl gy niet hebt gelieven te bkvEelën, dat'er veelcn zullen zyn,die uw gevoel niet by zich zullen opwekken, en daar zo lang mede wagten, tot dat gy een heel oud, oud haridfehrift voor den dag brengt, waarin alle die onderfcheidingen van voorftellen, worden opgegeeven !! Dit komt van uwe ove'r groote infehikkelykheid. Ik moet twee bladzyde verder , al weder dezelve infehikkelykheid in U bewonderen , gy vraagt elk onpariydigen Leezer, of de Gödfpraak van "Mofes, aan de opgegeeven kenmerken van een voldoende bewysplaats voldoet? Ja! dan neen? — Od uw gezag zullen 'er veelen zyn die zeggen zullen .* Ja Dominé heeft het grootfte gelyk van de waereld, dit bewys gaat Matth. 28 vs. 19 en i Toh 5 vs 7. verre te boven: maar er zullen 'er ook zyn , die gaarne gewenfcht hadden, dat kv eens onderzocht had, fchoon uwe uitlegkunde aan die van den ouden tyd voldoet, of zy ook aan de bevorderde uitlegkunde van deezen tya voldoet? en welke uitlegkunde, die van den ouden of van deezen tyd, het meefte met de waarheid overeenflemd? — Dit onderzoek, volmaakt B 2 S8- BI. 3S37-  Bk 38. .< ] t » < e e d (20) gefehiedende, zoude den onpartydigen en oribevoor* oordeelden Leezer, veel licht verfpreiden. Wy beleeven thans een wonderlyken tyd, voorheenen deed het gezag van een Spreeker of Sehryver alles af, en nu, by veelen zeer weinig; zo verbafteren de eeuwèn! waar wil 't op 't laaft nog heenen? — Men vraagt nu, en die vraagers worden, ik durf het byna niet ter neder Hellen, verftandigen genoemt, men vraagt nu: wat is Waarheid! DioCasfius nog levende, zoude hier uitroepen: ó tyden! ó zeden! Uw tweede bewys voor de leer der H. Drieeenheid, onteenduit Jez.48 vs. 16. word zeker voor een groot bewys aangezien, als zodanig heeft een groot Man, een nog leevend Leeraar onzer Gemeente, ineenaanzienlykeStad, het in voorige dagen ook opgegeeven: maar, een zeker iemand zeide mv : dat als men voor den gezondenen; den tweeden Perfoon, van het Opperweezen neemt, dat dan God de Vader, en den H. Geeft, de zenders zyn, en dat dan ieezen Text, onoverkomelyke zwarigheden inlmt, dewyl de Zoon nooit door den H. Geeft can gezonden worden, maar wel door den Vaer, en dat de H. Geeft, nooit als Zender van len Vader, of den Zoon kan aangemerkt worlen: maar altoos, of van den Vader, of van den .oon , of van beiden tevens uitgaande of gezonLen wordende; mvn verftand is te bekrompen >m te befliffen, of dit laaftewel in aanmerking an komen. Uwe Hooggeleerdheid, zal, verrouwen ik, welmiddelenweeten, om dit gevoeen om verre te werpen,, en 't uwe ftaande te iouden; wat zou toch voor uw manier van beoogmg te veel gevergd kunnen zyn,! Uw derde bewys uit Pf. 33, kondeik, nog en klein Kind zynde, op myne duimpje, als en bewys voor de Drieeenheid aanvoeren, en it deed ik nog onlangs met uwe aanmerkingen ia  (:2t ) inde hand, tegen iemand die ook al van de zogenaamde nieuwe Studie is; hy nam my het Boekjen uit de hand, en las van Bladz. 39 tot jL2 en wierp het mv driftig voor de voeten, zeggende: ais Dominé Boon zich-verheelt dat fpotten bewyzen is, dan heeft hy het gewonnen: maar dit is het by my niet, dus doende toont hy zichbaar zyne verlegenheid. Ach Dominé ! denk toch, de vroomen hebben veel te lyden. ] . Het fpyt my, dat myn vermogen my niet toelaat , Qm ve'ele Boeken te koopen , anders had'ik my ook eigenaar van Buddeüs , Onderwys 'in 'de Leerftukken van de Godgeleerdheid, gemaakt, dewyl Gy 'er een voorreeden voor hebt gemaakt niet alleen: maar ook, dewyl gy met zo veel ophef in deeze uwe aanmerkingen 'er van gewaagt. Wie weet hoe groot dit Werk zal uïtdy en ? En wat hut het zal te weeg brengen! Uwe'bewyzen voor de Drieenheid worden nu nog nadèr aangedrongen door Gen. 19 vs. 24 en dit bewys kwam my zo fterkfpreekend voor, dat ik my in aller y'l naar een voorftander ', van Dominé Sterk begaf* en zeide , zie daar Domoor, kunt gv fterker bewys verlangen'? maar hoe ftond ik verwonderd toen n\ niy iachende vroeg I wordt Dominé Boon kinds bedenkt hy eerft eene ftelling, en zoekt hy dn dan in den Text te leggen, in plaats van d< Helling uit den Text te haaien? — toen wier< ik toornig en zeide: dag Ketter. Het verwonderd U, en 't heeft my ook ver wonderd, tot toen Dominé Sterk de Drieeen heid uit het N. T. zoude bewyzen ; dat hytoe; 1 Joh. 5 vs. 7. niet heeft bygebracht. Uwbe toog om de waarheid van deeze plaats te itaa ven is uitmuntende, en gepaft; dewyl gy me weet, of de Heer Sterk deeze plaats ontkent c erkent, maar mag ik U in myne eenvoudighci wel iets vragen? Is het waarheid, dat deez plaats, in niet eene Bvbel by Lntherich lee V B 3 ^ BI. 4344. > j 1 t f d e fd  C 22 ) tyd uitgègeeven , te vinden is? en heeft 'den grootén Michaelis niet volkomen het verfchil over deeze plaats beflift ? — Menzóüdebyna zeggen, hoe durven jongere Predikanten zich onderwinden, om wanneer zy een- of ander Leerftuk zuilen bewyzen, dit te doen met am dere niet mindei' fterke plaatfen, dan hun Ouderc voorgangeren het gedaan hebben : maar ach! 't gaat met hen, als met de Kinderen, dié nadat zyden leidband hebben afgelegt,- en fterk genoeg zyn geworden, om alleen te gaan; den leidband van nieuws aan niet weder opzoeken: maar door hunne bedryven toonen, alléén te kunnen gaan. ó Wat levert de waereld niet al wedervaardigheeden op! waarom volgen alle Leeraaren niet den gewoonen flenter ? waarom loopen zy niet altoos aan den leidband? dit is immers veel gemakkelyker; dan behoefden zy minder zeiven te werken: willen zy dan geleerd Prediken, dan kunnen zy eene Predicatie van den een of ander voornaamGodgeleerderïvan' buiten leeren , en ontbreekt hen hier toe den tyd, door dat zy te veel vizites hebben te gecven, dan eene Predicate ex temporé uitgebazuind — dit 's geen, kunft voor een bejaarden Leeraardie den gewoonen leidband volgt! Eer ik hier van afftap moet ik ü nog iets vragen : Is elke Lceraar niet verplicht, niet verbenden, om de leerftukken die hy plechtig belooft voorteitaan, met bepaalde bewysolaatfen te verdedigen?- en is het niet een bewys van zvne onrechtzinnigheid, en zondiging aandeKe'rkelyké wetten, wanneer hy een leerftuk vol* XEDicbewyft en verdedigd, met eene onbetwiftbaarer text, dan hem in de Kerk formulieren is voorgefchreeven? Ach Dominé zoekttog de Jverkelyke wetten door en door, gy hèbt ü nu ais kampvechter aangegord , laat uw begonnen werk niet ten halven vaaren, rooy lochem #i cia~ nY een tweede Requeft inleveic, om I Pa-  C 23 ) n«miné Sterk aftezetten , en om U in zyne Domme «ei k zonder no_ fiatie? Ja DoS «A Nominatie , een ÏÏ^GyLetenwy^ StfaazS:<ïï5«JÏÏ?ii^K^ zmn blazen, ny v, , • bartfchreeu- ^o^oi^ SSen\e riryden ! maar zelfs ten bloede toe! , !fr pptO fraav prediken: — en ais aaiThang-ftaan gereed om ^ jafte Kgna^ voor de zuiverheid der leere, met hunne icnoo vellen, bytels en hamers te kampen. Loktu deezTuitnbdiging niet «it om totonso^»; 'Fr zvn 'er veelen die reikhalfende naar U verlinken zv herinneren zich nog met my, gedum'guweyfraave Proefpredicatie enWdg hHyk, dat Gy die door den druk gelieft alge ^taSjftSS verfehooning voor deezen uitftan vraagen, zulke moeten 'er met veel ko£ nf mvn offer zou al te groot worden, — Jaar 'komSBoekverkoopcr om te vraa n nf ivn Lof- en Dankbetuiging gereed S'jl S man / ik doe dat werk in myn rn?nr^e7ümen ik ben in eens andereu dienft, •v ?Pr den eêheèlen dag in dc Steenkopery oir ik zit den geliceien b fchryven, SSS&J&ifi alïmyn ^^fe ging arbeiden, dit is myn avondwei k, onder ?ooken van een pypjen en 't drinken va. eci glaasjen rótt9~, "fziehe BladzyTe dat j£*Su2 ^ W B 4 | | BI. 47-  1 \ I F £ ƒ 11 o d a V d fll. 48.1} hi di de & ftfö tr, o;k Autheur te berispen: maar het is toch een klein ruikertje, buiten uw oogmerkwilt gv toch uw Leezer doen begrynen, dat den Autheur niet in een nette orde tewerk«aat hy moeit ook meer fchriftuurtexten hebben ongenoemd, by U geld de veelheid, enbv Hem de zwaarte van bewyzen ; wanneer gy nu hier Hoog Leeraar word, doed dan uw beft, om Hem uw gevoelen, leertrant en denkwvs optedringen ie ouderdom verdiend toch geëerbiedigd te worien. By deeze gelegenheid, moet ik uwe neingheid den verdienden lof toebrengen • nanentlyk, op den tytel van uwe aanmerkingen, reeft gy U geen anderen eere tytel, dan den Heer >terk; waart gy minder nedrig, gy had volkonen recht, om U oudfte Leeraar, 'en Hem dien W uw Party noemt, den jongften Leeraar te noenen. Gy zult misfchien zeggen, dat zyn maar wgatellen, ik toon myn meerderheid en meefterchap genoeg, deeze zweeven 't ganfche werken myner aanmerkingen door, 't is o0k waar • laar wees niet al te voorbaarig.' nry is voor naarheid bericht,: dat Dominé Alberti van zve meerderheid in Jaaren , een voortreffelyk ebruik heeft gemaakt, zeggende in eene conItorieaale vergadering, toen by zich over de etwifte text niet konde uitredden, dat hy de ;hriftal verftond,toen zyn tegenfpreeker nog 1 de wieg lag. Zie eens Dominé, hoe veel de uderdom niet afdoedl Jammer was het maar, at de jongere Leeraar, reeds twintig Jaaren zyn npt met veel Lof en Zegen heeft bekleed, én sel meer onderzoekluft heeft, dan zynen ouïi-ch Yveraar en.tegenfpreeker. Maar ik ben al weer -van den Text geraakt. : moet U thans myne lof en dankbetuiging toeengen, voor de oplosfing der zwaarigheid 2 elk denkend Leezer, hehaiven Jochem en Requeftranten, in de oogen zondevallen, t narnently'k de bewyzen voor de Drieëenheid' hetN. T, menigvaldiger zyn, dan die van he>-  ( *5 ) 0 T j_ De oplosfing van deeze zwaarigheid1, behandeld gy 10 voortreffelyk, als uw bewys voordl Drieëenheidmt Gen. 19. vs. a4. alles ïfdoende is,ik zoude hier gaerne meer zeggen, maar om niet te veel te zeggen zwygen. ^Dominé wat zyt gy gelukkig , dat gy het woord Perzoon in den Bybel gevonden hebt, Sar 'er zo veele Geleerden met lantaamen vergeefs naar gezocht hebben. Hebt gy nu niet fen doorfiaand bewys van \ Leeraars onrechtzinnigheid? daar hy van een meerderheid van pTzoonen fpreekende durft zeggen : Gelyk men ott noemt My dunkt het pleit is voldongen, 5e onrechtzinnigheid is beweezen, zo, dra gy kun? bewyzen dat elke Leeraar onrechtzinnig is Gie het woord Perzoon voor U in den Bybel niet heeft kunnen vinden!!! Maar nog een woorS 'en. Houdt gy den Wel Edelen alom be7nemden Heer H. van Alphen met voor een bvuTtftek geleerd en taalkundig Man? en met al zvn geleerdheid en taalkunde fchryft hy ; 1 de derde afdeeling van de gronden zynei Geloofsbclydenis, enz., dat hy het woord Per voan by gebrek van een beter woord, gebruikt. Houdt gv Prof. Schubert niet voor een ortho doVMan , en echter het woord Perzoon , beken h? niet Bybelfch te zyn. Uwe. Geleerdheid gaa dus deeze en veeier anderen Geleerdheid verr teEindeïy:k 'is uw hartelyke wenfch , dat d Heer A. Sterk, geen Autheur van deeze, te dus verre door U beoordeelde Predikatie z} Waarom Dominé? Als dit zowaare, dan ha oV immers tegen uw fchaduw gevochten, e flechts het kleine prysjen getrokken, datgyet Voorftander van de oude rechtzinnige Leei waart, en eenWaaker voor haare verdediging die "een de minfte inbreuken kunt of zult dt den ö Niemand twyfïelt toch aan uwe rech zinnigheid! maar kunt gy het aan uw zelv verantwoorden, 6 Wachter op Zions munre B 5 c BI. 50. t d' n " n e 1t:naJ at  C 2P O dat gy U zo ftil hebt gehouden,toen Dominé Rutz voor eenigen tyd zyne Predicatien over den Duivel heeft in *t Jicht gegeeven ? Of waaren die meer Orthodox'dan deeze Predicatie van Dominé Sterk fchynt te zyn, en dus uwe aanmerkingen noodeloos ? . . Maar ik dwaal al weer van den weg, — m zal vervolgenals Dominé Sterk nu tegen uwen wenfch Autheur van deeze Predicatie is, wat hebt gv dan op zyne rechtzinnigheid te zeggen ? Ei 'lieve zoek toch met alle nauwkeurigheid de Kerkelyke keure eens na, of 'er niet een artykel in is, 't welk dikteert, dat, indien eèn Predikant het Leerftuk der H. Drieeenheid alleen uit het N. T. onomftotelyk bewyft, en de Texten die men gewoonlyk uit het O. T. bybrengt, onvoldoende keurt, Hvdan onrechtzinnig is. —Dominé.' als gy zulk eene keure vind, dan hebt gy al te veel papier befchreeven: maar ook, aan is de Hiftorie uit, dan moet uw zogenaamde party gebannen, al was hy zo zwaar van Goud, als hy nu van Vleefch is: maar kunt gy zulk eene keure niet vinden • ó Jèmeni' dan moet hy blyven, af fchryft gv nog zo veel Boekjes met aanmerkingen, al fchryft Jochem nog meer Requeften, ja a! kloppen onze drie oudfte Predikanten hunne handen bont en blaauw op de rand van den Predikftoel, Ach Do. miné doe toch wat gy kunt.... Ik ben 'er niet voor om eene lange reden ge. heel uittefchryven, myn tvd is my daar toe te kqftelyk: maar nu kan ik" 'er niet buiten, dus luiden uwe woorden • Nu zoude ik 'er van affcheiden, indien ik het niet van de grootfte noodzaaklykheid oordeelde, mynen Leezer en nog eene aanmerkinge onder het oog te brengen: waaromtrent de Autheur zich in het Jlot van deeze redenvoeringe uitlaat, en zyne Toehoorders zyne vermadninge mededeelt. Dan ik betuig , dat zy op den Autheur niet moet worden toegepaft, byaldien hy niet tot die Kerkgcmeenfchap, waar van ik be- h  C 2? ) , ê u fln, behoort: noch ook indien ik zyne mee50 V5 ^ nm U den behobrlvke lof hier voor toe- metl Hv wi ne aao«^e nüt op den minfte; Hy wn z>" * &£?20ür£ tot ^utfteur kWe» fpf^Vwv'üéld Dominé Boon fche Kerkg^eenfehnp te behooren ^ mei op dew Aut'ieur'^htr m0° f /,e^en opgevat- SE? Thfrfc Do intBooN niet gezorft dat Waarom heett uo. opvattede? n^ dfS ^SwKdSS>«*«l*i nietduidci, dC ^ïiSSutt? Sas zyn vóoritel te inIvk genoeg uit^diuKt y md gewikkeld? Waa^"V9ineel. m°en aan 't hekelen opheldering gevraa6d? e«. men ^ 1 en tweeden, jg^J uW betoos ftuksvfvS« d^tlfopen afesw.: gy in acht bladIvde ze is; een beoordeeling over S P!'edicat,ei en over uwe aanmerkingen , . opteftellen, waarin de Predicatie allerveiach-  C 29 ) relvkst .word afgemaald, en uwe aanmerkingen ten toppunt van Geleerdheid verheven worden, en dan deeze beoordeeling den Hooggeleerden Schrvveren van de Nederlandfche Bibliotheek aan \e bieden,'met verzoek om dezelve lpoedig te plaatfen; niemand zal dan durven denken dat dit van U zeiven af komftig ft* en elk zal uwe verdienften verheften. Hoe moet net u gegriefd hebben, toen gv deeze Predicatie, daar gy zo veel op te zeggen hebt, zo gnnltig neot moeten zien recenfeeren, van deSchryvers der Letter oeffeningen ; maar aJ' dien lof zaldoor uw opftel in de Bibliotheek verdoofd worden. VV at dunkt,U van deezen raad? Ach! laat toch,dat ik ö bidden mag, den goeden Jochem metdeKequeftranten niet in den pekel zitten .' blaas bunnen moed aan ten ftryden.' 'er moet geftreeden worden of alles is verlooren/.'/ Dat uwyver nietWerdoofd worde, wanneer U ter oorèn koomt: dat Gy uwe Aanmerkingen, tegen Dominé Sterk alleen zoudt in'tiicht gegeeven hebben, om eenen ouden gewortelden haat tegen Hem! — en om U te wreeken,dat U het Amfterdamfch Beroep mislukt is. —j\reen i — g0rd U gednurig met niewen moed . aan, gelyk Gy in deeze uwe Aanmerkingen gedaan hebt. Hier toont Gy, wat Gy kunt; ,daar uwelaatfte redenen, nog boozer, nog klemmender , dan de eerfte zyn. Agt-en-veertig bladzyden, door U metveelerlye befchimpingen be.fchreeven, zyn nog niet genoeg, bladzyde negen - en - veertig, toond Gy, niet uitgeput in woordverdrajingen te weezen '! — Wie U daar leeft, zonder den Heer Sterk geleezen te hebben, ftemt niet met U overeen? — dat iemand, die zo Schryft en Predikt,als Gy uw party ten lafte ligt, doodkrank gaat, aan ongeneefelyke en onverbeterlyke vooroordeelen? — waarom Gy ook over Hem, dat Menfchlievend,dat Edelaartig, dat Weldenkend, dat Grootmoedig, Ja! maar ook' dat fchrikwekkend, dat door merg ea  C 30; en been donderend vonnis, uitfpreekt: datHy. als onherjielbaar bedorven, aan zyn beklaaglyknoodlot , moet worden overgtlaaUnll — Jammer, ja' driemaal jammer is hec, dat de Predicatie'van Dominé Sterk, in zo veeier handen is, ém wel in handen, van dezulken, die lees - en - onderzoek lust hebben, en die vergeefs zullen moeten blyven zoeken, naar de befchuidigmg die G; uit Handl. XVII en XIV bybrengt; dewyl Gy, zo als Gy meer gedaan hebt, hier uw party anders opgeeft, en beoordeelt, dan Hy verdient: maar tot uwe onuitfpreekelvke vertroófting, opbeuring en bemoediging, kan ik U ook berichten ; dat uwe Aanmerkingen van veelen — Ja! van zeer veelen, geleezen worden , die de Predicatie des Heeren Sterk, noch gezien , noch geleezen hebben. By alle deezen, doen uwe AanMERKiNGfeN, onbegrypelyk veel af; dewyl zy alles voor waarheid opneemen, wat gy'ten'nadeele, van hunnen Leeraar fchryft. -— Wie heeft ook luft om Alles te leezén! maar wanneer iemands eer ontnomen word, dan wordt de leesluft recht opgewakkerd !.' — Deeze aanmerking kan U uitermaate te ftade koomen, wanneer gy U verledigd, om de twee Stukjes Leerreedenen van denzelven Autheur, te beoordeelen. Vergeet dan toch vooë; n et, 't geen de Requeftranten en hunne u;ille toejuicheren, zo veel mooglyk alom verfpreiden, en 't geen, ik U al eer moeft onder het oog gebragt hebben, datnaamlyk, de Leerredenen, niet zo woordelyk zoude zyn uitgegeeven, als dezelve door deu Spreeker zoude zyn gefprooken. Deze befchuidigmg, is zo fraav uitgevonden, dat men zeggen moet, hoe de boosheid tot zulk een toppunt kan fteigeren ? — Begrvp eens Dominé ! een man van Eer — Een Chriften — Een Dienaar van Jefus Chriftus, verzekerd het tegendeel, Hy verdient dus alle geloof, en echter durft de boosheid zulk een laftering verzinnen — en verfpreiden 1 Gy kunt 'er U fraar van be- die-  C 31 ) nen 'ttoch uw oogmerk, om Hem den t dien men Hem geeft, te ontneemen, en dan ian ^r om dk oogmerk te bereiken niets tehar irhr vvorden' - Dat zvnePrcdicatien door IlSBCvrienden, en niet door zvne vyanden ge£ :iS en dat deeze hatfte alleen ales kezen, wat de verbittering tegen Hem kan Snde houden, en verder aanvuuren yht. werkt Scheel* _ Om dat my daartoe de vermoo- c°nnrbreeken ^ luft en °PgeVi:ekt' gens o^bieeken , alomberuchten jocnem, 1 , o m nften doen zien, dat &e r^X^-g: "foute u- TT hreedvoerig wilde verhellen! -— ^^"«■^«^ Kien — Zo veel gefchreeven te hebben!- Sn al zoekt Gy al de Steenkoperycn door,ïn " al vond «v den man die dit Werkjen van Jr.ll feden heeft gezuiverd, (want dat kunftjen Sa 1 mv nietten Hy maar ten halven nog ynudt ixv my niet kunnen vinden, want Hy alJ? her 7wv°-en: — Maar,maak ik my bekend£ vreeïik voor die meer dan vyfhonj ^AHrP^eekenaaren: fchoon ochem en de t$££EË£ in hun e vnnde neemea: — maar wat is dit laatite noop PSeinT en daar by zo veel gemeen volk ! ~  C30 in vergelyking van de eerfte party' — Nu Dominé; ik blyf by myne eerfte keus. om onbekend te blyven; maar luft het U een enkel woordtjen . tot ftichting en aanmoediging aan my te fchryven, doet het dan aan den Lof en Dankbetuiger van Dominé Boon. HANS MICHEL.