MIJN BIBLIOTHEEK EEN ZOMER AAN ZEE * DOOR J-L-F • DE LIEFDE H.TEN BRiNKMEPPEL EEN ZOMER AAN ZEE. No. I. MIJN BIBLIOTHEEK ONDER REDACTIE VAN J. C. WIRTZ Cz. SCHÒLOPZIENER IN HET DISTRICT WISSCHOTEN EEN ZOMER AAN ZEE. Door J. L F. DE LIEFDE. OEILLUSTHEERD HUT ZWARTE HN 4 OEKLEURDE PLAATJES DOOR C.. MAKKES VAN DER DEIJL. H. TEN BRINK. MEPPEL. ,Dus mevrenuw, u weet hat, dat moest u zien te doen, naar ree" PLANNEN . Ik vind het leuk,, jubelde Elsje. En ik vind het dan heel naar,* pruttelde dora Twee bedden stondun in de groote huiskamer Het was iets hèt ongewòns en de kamer zag er daardoor heel anders uil. De slaapkamers waren alle boven en daar het vele trappenloopen veel te vermoeiend was voor Mevrouw, had ze hier twee ledikantjes neergezet. Ze- nwntlen nnnl EL kaar, zoorinl de patientjes hel gezellig hadden. Els «-as overeind gewipt, want kon je daar nu kalm bij blijven liggen, als je zoniets verrukkelijks had gehoord! Kaarsroohtop zat ze en haar smal kopje stond heel pittig omhoog op den dunnen hals. Het heldere blauw van haar oogen tintelde opgewonden. Ze had het wol goed gehoord. Naar zee- moesten ze. Een hoelen zomer naar zee. Dat was anders dan bittere drankjes slikken en levertraan innemen. Tweemaal had de dokter hel gezegil: • Weet u. mevrouw Jansen, wat hen er nu eons bovenop kon helpen? Als zo een boelen zomer aan zee waren, niet de vacantie alleen: dal is Ie kort, maar een maand of drie. vier. En dan maar in do duinen on op het strand spelen. U moest eigenlijk met het heele gezin gaan. Deze twee hebben hot wel het hardst noodig, manr voor de kleine jongens zou hét tooh ook zoo goed wezen. Wij, dokters, kunnen aan al dat gehoest zoo weinig doen. Do zeelucht, die zou hen sterker maken. Dus Mevrouw, u weel hot, dat moest u zien te doen. naar zoo.- Dij stond al in do deur. terwijl hij dat zei en dadelijk daarop was hij weggegaan. Mevrouw liet hem altijd zelf uil en dezen koer bleef zo een heel poosje wog. ■ Wat praat Moe lang met don dokter,• vond Els, > zeker nog over hot gaan naar zoo. O, ik hoop loeh zoo, dat het gebeurt.* Dora was half overeind gekomen on blng op don arm. dien zo mei den elleboog in hel kussen had geplant. Zo antwoordde niets, maar keek prullig voor zieb. Naar zoo? Dat beteokondo wog van school, als nog geen dor andere meisjes wegging. Dan bad je je rapport nog niet gekregen; het was nog geen repetitie geweest; de anderen kwamen je natuurlijk voor. En dan ze had juist zoo'n heel mooi afspraakje met Ester, haar vriendin, gemaakt. Moedor wist er nog niets van, maar zij zou bot vragen, zij aan haar moeder en Ester aan de hare, of ze nu oena hij Ester mocht logeeren. Ze was haar vriendin, maar hel was zoo naar, dot zo niet in dezelfde stad woonde. Daarom kwam ze eiken morgen met den trein en ging dan na vier weer terug. Ester was heel rijk en ze woonde op een builen. Het zou zoo heerlijk geweest zijn, daareens te logeeren, op een buiten. Nu kon er niets van komen. Wat was er aan om naar zee te gaan zonder vriendinnetjes? Hot is toch maar innig louk,> zei Els. «als je iets mankeert, waarvoor je naar zee moet.. lk vind het dan veel prettiger, al» je in het geheel niets mankeert on nel mag doen, wat andere kinderen mogen: schaatsenrijden on laat buiten zonder mantel en zooveel. Moes, gaan we?, riep Els, toon ze de kamerdeur zag opengaan. Hot was niet Moe, maar kleine Jaunoman, die heel verbaasd bleef staan, want gaan? Gaan? Hoe kon Elsje vragen van gaan? Er was in langen tijd geen sprako geweest van uitgaan voor de zusjes, want ze hoestten telkens zoo en de dokter kwam voor haar „ Waar naar toe? vroeg hij heel verbaasd van het eene bed naar het andere kijkend. Menu-n kwun Moaflar ook wim binnen en Els riep inmkerend: 'Gaan we, Moedert Gaan wet* Mevrouw lachte even. -Zoover is hot nog niet. haastige Els. Maar waarheen dan tocht, herhaalde Jantje, terwijl zijn leuke kijkertjes weer van luit oono bod naar hot andere gingen. Hot moest wel iels hooi gewichtigs wezen en als hij Els aankook, leek het heerlijk, maar zag hij Dora, dan werd hij er oen beetje bang voor. En Moedert Die koek zóó ernstig voor zich. Wat dan toch-Mevrouw trok hem op haar schoot en begon te vertellen. Vind je hot niet dolletjes?, riep Els er doorheen. Gaan we allemaalt- vroeg Jantje mot zijn klein kopje al vol bedenkseltjes. ■Vadertje ook en u ook- Als.... het kan, gaan we allemaal.' Dan wil ik ook moe en dan vind ik het prettig*. Mevrouw moest noodig weer naar de keuken om le zien, of de bouillon, dien ze voor de zwakken had opgezet. niet te hard kookte. Het werd weer stil in de kamer. Kwart over twaalf kwam Chris uit school. Mot zijn gewone bedaardheid slenterde hij de gang door. schoof, een echte Piotjo-socuur, langzaam zijn tnach precies in zijn hoekje van de kast en, omdat er tóen niols moer te doen was. ging hij de huiskamer maar in. Daar zou Moeder wel zijn. Nauwelijks had hij de deur open, of Eis jubelde hem te gemoet: .Wij weten wat! Wij weten wat!. ,'t Zal heel wat wezen! 't Kan me niks schelen, niks hoor!- zei Chris en liep onverschillig door. Hij kende dat maniertje van Els nu al wel, om hem er tussohen te nemen. Nee hoor. nu zou ze hem niet vangen. • Als je 'tmaar eens wist ■ • Heb jullie maar geheimen*, zei hij met nog grooler onverschilligheid. Hij snapte haar best. Dat was hel. gewone spelletje van zijn grootere zusjes om hem er in te laten loopen. .Jullie maakt me toch niet nieuwsgierig, denk dal maar niet,* verklaarde hij. maar het leek toch wel. alsof er nu werkelijk iels was. Hij blikte van de een naar de ander, Elsjes oogon glinsterden van geheime pret. • Non*, sprak Dora heel waardig, alsof ze tien in plaats van vier jaar ouder was dan haar broertje, *als je het niet wilt weten, dan behoef je het ook niet te weten, wat zeg jij Elsï* Wat is er danf* vroeg Chris korzelig. .O. heden, zou je hol nu waarlijk toch willen welen ï Och zoo, ik dacht, dat je niet nieuwsgierig was. Wol zoo, wol zoo!* zei Els sarrig. >Oeh. vervelend kind,- snauwde Chris, uit zijn humeur, omdat hij zich toch weer heet had laten nomen en hij liep boos do kamer uit naar Moeder. Plok, do hond, had hom ook gehoord en kwam aangesprongon. /oo met hun drietjes. Mevrouw, Chris en de hond, kwamen ze de huiskamer weer in. Elsje was do heele plagerij al vergoten on toen ze haar houd zag, riep ze vroolljk; -Klok. kom eens bij je eigenlijke vrouwtje, dan zal ik je wat vertellen. Wc gaan naar zee Mei ons allen, het heelo gezin, naar zee. Wol drie of vier maand. Begrijp je dat Klok?» 'O, ik dacht, dat ik het niet mocht wetens (nepte Chris, blij, dat hij iels vond om haar dal geplaag betaald te zetten. Meestal wist hij zoo gauw geen antwoord cn als hem dan oen zot terug inviel, was hot lo laat om het nog te zoggen. Maar nu had hij hol niot op zich laten zitten. Je mag hel bost welen, waarom niet?. Och,' zei Mevrouw mot een zucht, »zijn jullie nu waarlijk al weer aan hol kibbelen, Chris is nog geen kwartier iu huis. Dan moot hl] ook maar niet altijd zoo gauw boos worden. Hij is ook zoo allerverschrikkelijkst gauw aangebrand. Zoo’n flauwerd •, mengde üora zich mot heel wat wijsheid als oudste zuster er in. Hè Dora-, zei Mevrouw rustig, .wees toch niet altijd zoo onaardig.- -Maar Moedor, we gaan toehï? vroeg Els nog oeits opnieuv. -Zoo ver is hot nog niet. II. AFSCHEID. Maar hel kwam toch zoo ver. Vader ging op reis om huizen te zien on koerde terug mei de gewichtige mededeeling: .Ik heb iets gehuurd.- De kinoen drongrn om hàr toe en keken over haar shouders hèn Waar-? Waar, Vader?. riepen Els en Chris te gelijk. Hier, antwoordde lachend en reikte zijn vrouw een prentbriefkaart over. De kinderen drongen om haar toe en keken over haar schouder heen. >O, wal staan or weinig huizon', zoi Dora. -.ln nl linnl wniniir. non niirnnHil; rlnrn in lint hint Tint Ja, al hooi weinig, «on eigenlijk dorp is hol niot Hot badhotel, een inrichting voor zenuwlijders, hot huisje van don strandwaeht on twee villa’s, waarvan wij or dan nu één gehuurd hobbon, «lat is eigenlijk alles. En clan moor landwaarts in. oen groepje armoedige huisjes van scholpenvisschers. Die liggen achter hel duin, maar deze huizon zijn or bovenop gebouwd. Non, dat is dan nog's om jo dooil te vervelen •.pruttelde Hora. die liet plnu, dat zo met Ester had gemaakt, maar niet kon loslaten. Ja. Doorl)e«, zei Mijnheer lachend, dat ziet er dan leeljjk voor jou uit, want jegaat oen droevig lot tegemoet, mijn kind •. Dora keek een beetje op haar neus en zweed verder maar. Zoodrn bel échte zomerweer begon, begon ook do drukte vun liet pakken. Nu moet jullie maar cens goed bedenken, wat jo zoo al graag moe wilt hebben . zei Mevrouw. Dal breng je dan maar bij me. Els vond, dst het een gezellige rommelboel werd in huos: koffers, doozen, kisten, manden, het leek wel een halve verhuizing. En ze sleepten maar aan. O, Moeder, riep Chris, .weet u wat toeh in elk geval mee moet? Het zal wol niot in den koffer kunnen, maar ik kan hol best zelf dragen en meenomen in den trein: mijn aquarium. Dal moet mee. „Maar ik kan het best zelf drazen en mènemen in den trein mijn nquarium. O, jongen dat kan niet... Maar Moedor, nou zelf ook niotV salamanders dood on de Roudvisschen. Oio moeien tweemaal in de weck schoon water liehbon en wie wij WOR zijnV Ik zal hot zelf wol dragen. 'Breng eerst de schoolboeken maar-, oordeelde Mevrouw, .dan zulle» we over dal aquarium nog wol een» praten. Ze moesten natuurlijk in die vacantio van drie maand wel loeren en Moeder kon hen helpen mei de lessen. leder had het druk, Mevrouw wol het allermeest, met zooveel dingen, waaraan gedacht on zooveel, dat gedaan moest worden. Dagen aan dagen ging hel maar door on altijd koffers on kisten in de gang. De oone kast na do andere raakte leeg, de eono koffer na den andoren word gesloten on bij do verzameling van pakzaken*. zooals Els zei, gezel, die klaar heetten. Hot was een rust. toen eindelijk do dag van het vertrok was aangebroken. Vader bad voor hen allen. „Nou moet het gebeuren, kondigde Dora aan met hetzelfde verdrukte-onacbuld-gezirht. waarmee zo al dagen lang had rondgeloopen. Om elf uur ging de trein. Din is nu het laaiste oogennblik dat we habbn zei Mijnheer, loon zo mol zijn allen om do ontbijttafel zaten. Ze keken elkaar aan en den kring rond. De kinderen werden er stil van ,want opèns voelden ze zò hèl stek dat hel gaan naar zee toch niet voor plezier was begonnen. maar iets was, dal moest En dan Vader moeal thuisblijven, hij kon onmogelijk zoo lang van hel kantoor weg. Kom,- sprak Mijnheer, daten we oen negen vragen. Dat lieden zo eiken morgen. Dan zalen ze juist zoo om de tafel als nu, klaar voor het ontbijt, dan bad Vader hardop, alles nel als nu, maar 't look loch anders en het bidden was zoo heel ernstig. Ze gingen naai- «on heel andere plaat» en Vader moest alleen achterblijven. Vader bad voor hen allen om bewaring on dal de zeelucht hen werkelijk goed zou doen. zuodat ze sterk on gezond mochten worden. O. liot wan »oo stil! Dora hoorde de stilte on daarin de stem van Vader zoo bijzonder ernstig. En meteen was het, of ze in die stille van de kamer ook hoorde haar eigen stem, zooals die de laatste weken telkens had gemord: Daar aan zee verveel je je natuurlijk dood.' Toen zo on hel perron stonden, sloee Mijnheer ziin Toen ze op hel perron stonden, sloeg Mijnheer zijn armen om zijn oudste meisje heen. Ze was al zoo lang. haar hoofd reikte hij zijn schouder. -Doreke-, zei hij, en dat zei hilj nirt dikwijls màr als hij hàr zò noemde gat hot Dora altijd zoo'n blij gevoel. -Dorcke. zal je nu een lieve oudste dochter voor Moeder wezen on ook oen lieve oudste zus voor * wat had hij hàr nagoken on nn ñgetig gejaguikt tazen ze weĝinng Vorder kwam hij niet, want Door sloeg haar armen om zijn hals, -Ik zal mijn bost «loon.» tranen waren niet alleen, omdat «laar ook do meisjes van haar klas stonden. zoo langen lijil af- Elsje wna had stil. Ze /.al al in een hookje voor het raam van der coupé, bij het open portier en zag de andoren nog op hot perron. Ze was er maar gauw ingegaan, want, o, nu gingen ze weg, en allen had ze mee kunner nemen, maar Flok niet, dien lieven Flok. Er waren zooveel konijnen in hot duin. dat daar volstrekt geen honden mochten loopen. Hij kon bij dezelfde menschen in don kost, waar Vader kwam. gelukkig, want dan kon Vader toch eiken dag zien, of hij wel genoeg te eten kroeg. Wal had hij haar nagekeken en zoo angstig gejankt, tóen ze wegging. Hij begreep het bost, dal zo nu lieelcmaal wegging on dat hij in dat vreemde huig bleef. Flok begreep alles. O. o, zoo gejankt! En als ze goed luisterde, dan ze stak de vingers in (ie ooren. want het huis was vlak tegenover het station en hot was werkelijk, of ze hem nog hoorde met zulke hoogs jankgilletjes. -Ik zul goed op hem lotton, hoor Els-, beloofde Mijnheer nog mot een lachend knikje. Elsje laehle ook wel even terug. Dor» kwam naast haar zitten en troostte: •Ze houden daar veel van dieren, hij zal hel er stellig goed hebben.. 't Was allemaal wel waar, maar.... 't Is ook niet eerlijk-, zei Els, -want do dokter heeft gezegd, dat we met hol heele gezin moesten gaan en nou mag Flok niet mee.* •Ik heb mijn salamanders ook niet mee kunnen nomen ■, zei Chris, zich heel gelaten In hel onvermijdelijke schikkend. Do goudvissohon waren al dood gegaan on toen had hij den rand van Moeder nog al aannemelijk gevonden om de salamanders bij zijn vriendje in het aquarium uit logoeron te doen. •Salamanders,, zei Els, ten zeerste verontwaardigd, -die hooren nooit bij de familie, maar Flok wel. Alsof salamanders hetzelfde zijn als Flok*. IÌ. DAG ZEE Hol WUB gelukkig een zonnige dag. Het kijken naar alles, wal ze voorbij spoorden, vroolijkte hen langzaam op. Elsje bleef het langst zwijgen, want— zon Plok nu nog aan dal touwtje zitten I Als ze dat nu maar even zien kon. Hij jankte altijd zoo wanhopig, als hij vaalgebonden zat Hoe verder ze kwamen, des te moor afwisseling, Natuurlijk bestond er voor die paar huizen geen spoorstation. In de naastbij gelegen slad moesten ze uitstappen en por rijtuig verder, want do stoomtram reed eerst met half Juni tot aan zee door. Het was een echte zomerdag en Mevrouw nam een open landauer. Chris mocht op den bok. Eerst ging het door het drukke eentrum van de groote stad. Toen volgden de buitenwijken, den een dorp, dat al heelemaal aan de stad vnstgegroeid was: want stad on dorp reikten met de buizen aan elkaar. En eindelijk na al het geroos van trein en stadsverkeer kwam een rustige landweg lussehon boomgaarden eu groentenkweekerijon door. Nu merkten ze toch, dal ze er gauw zouden ziju. We gaan hier naar het eindje van de wereld», zei Dora, toen ze de vlakte van al maar groen land en weiden aan weerskanten van don smallen grintweg, waarop ze. reden, over keek. In het geheel geen huizen 0n.... Hé, riep ze opeens, ondanks zichzelf verrast, en wees recht voor zich uit. -Kijk daar een»! Moeder, zijn dat de duinen ?. Zij zal naast Mevrouw achter in het rijtuig, de andoren tegenover haar, zoodot die nog aldoor hel gezicht hadden op de huizenmassa van stad on dorp. Zij had het open land voor zich. Natuurlijk, dat moesten de duinen zijn. Moeder knikte blij van ja, maar ze wisten het al lang. dat witren de duinen. Aan liet eind van de groene landvlakte lag een krans van heuvels, niet groen als de weiden, die tegen hun voet lagen, maar geel en bronzig bruin. Al maar heuvels, znchM onde koppen en glooiingen, de een half achter den ander wegkruipend, al maar golvende lijnen op en neer on al maar heuvels van geel en brons. En wal zag dat geel er prettig uit legen die heldor blauwe lucht; zoo blij. Als je daar bovenop stond! Midden in dien hcuvelkrans staan op don hoogstelt kop, boven alles uit, en dan rondkijken! Toe, koetsier, kunnen de paarden niet een beetje harder loopen ? vroeg Chris. liet was, of ze liet er om deden, want juist nu begonnen ze zoo sukkelig le stappen. .Ja, weet je, het loopt bier op, dan is het zwaar trekken. Je zit hier vlak tegen den duinrand aan. Kijk maar eens om. Chris draaide zijn hoofd om en achter zich zag hij den grintweg als een gele streep tussehon hol groene land naar beneden loopen en voor zich do stijging naar liet duin. • Moeder, waar is de wind toch?- kwam Jun’s vroolljk stemmetje heel gewichtig. • Ik hoor den wind. maar de hoornen waaien niet* He schrale slruikaehtige boompjes aan den wegkant bewogen slechts even. Nu eerst letton de grooten daarop. • Dal dool de zec,« zei Mevrouw. -Het waait niet zoo O. o, hoe popelden ze toeh om de zot' te zien, die aldoor maar verstopt bleef en die ze toch al hoorden. Dora wipte overeind en keek over Chris zijn schouders heen. maar nee, nog geen zee. Steeds nog voor hen uit do grintweg, die al steiler de hoogte opliep en aan hel eiml daarvan aan weerszijden onafzienbaar ver de dninketen. Ze zaten stil te luisteren. Ja. nel als de wind deed de zoo'n zaeht gelijkmatig geruiseh. De paarden gingen langzamer, knikten diep voorover. -Vu bereikten ze het hoogste punt, lot waar ze den weg met het oog hadden kunnen volgen, een geul lussrhen twee duinen in. Meteen boog de weg zieh reehls om, de wielen ratelden over een stuk straat, dat hier was aangelegd en daar zagen ze de hulzen, oon stuk of wal als een heel, heel klein dorpje genesteld in de duin wereld. Do paarden pakten onmiddcllijk weer den draf en na een oogenhlik hield hot rijtuig stil voor oen huis. hun huis dus. •Duinzicht-, las Chris hardop van den gevel. ■ Dat is hot- De kinderen riepen; -O, Moedor, eerst naar zee! Het allereerst naar zee!. Uut gebeurde. Ecrsl maar haastig evén tip taaschon in til* vestibule gezet on loon naar zoo! Moedor pakten ze tussehon zieh in, midden in hun rijtje; Aaltje, de meid, werd mee aangohnakt. Een pas of wal verder, waar do straal weor ophield, nog hooger, daar sagen zo, owat zo nog nooit luidden gezien,- vlak bij, beneden zicii tot zoo ver ze kijken konden voor zich uil. zoo groot en zoo wijd en zoo vlak en zoo blauw, de zee, de zee! De zee de zee ! Heelemaal tol hot eiml. waar ilci luohtkoDpel naar beneden woitdó, tot daar reikte dozoe. Nergens hmd, alleen de zee. Het blauwe water, dat overal bewoog, trilde en kabbelilu, rimpelde en woelde, (leen plekje, waar luit stil lag. En do zon goot zoo volop van tien bentel haar stralen er over uit Het leek wol. of de zee hel prettig vond. on de golfjes bij hel strand spelletjes maakten met de zonnestralen, want daar schitterde het van zilveren loovertjes in hel heldere blauw. Ile frissche, milde wind. die over heel die groote zee gestreken kwam, woei hen om de ooron on hlios hon do haren uil hot goxiohL Ineen» stak Jantje zijn ilikke woralannpjos ile lucht in-Dog zee dag zee! jubelde hij. Elsje juichtespringend mest Ken prettige» winl in wou «o, er in rondhollen en zwaaien mot rto armvii. Het was hier zoo groot en zoo vrij en zoo ruim! -Dag zoo, dag zpe! riep zo en meloen sjorde ze hot hoolo rijtje moe voort. Moeder en Aaltje, de groote mensolion; .lan mot zijn korte beentjes, 01109 moest moe. of zo wilden of niet, zo inor»h’ii, de helling of. Hun heenon vlogen onder hen voort, ui gauwer en gauwer, do sehuinte af naar beneden, hot vlakke strand op. IV, EEN NIEUW TEHUIS. Toen weer naar hot nieuwe huis on do hamers bekijken. I>ora cn Elsje kregen boven samen een klein kamertje en toen ze uit het raam keken, was daar weer die heerlijke blij blauwe zee en de duinenrij. O, wat was lu-t leuk! Allemaal vreemde meubels en daar nel mei' te doen, alsof bol je eigen waren en dnartussehen ie wonen. Ziezoo, zei Mevrouw, toen het noodigste was uitgepakt, nu moet er toch ook oets van onszelf aan den muur hangen, anders zouden we niet. oen» weten, of dit ons huis wel is.- Ja, stende Chris roe, het is zò gek, net also we bij andere mensclien zijn, maar de andere mensehon zijn op reis.- Mevrouw nam twee schilderijtjes van den wand af en hing daarvoor iuplaats twee groole portretten: Grootvader en Grootmoeder. Niemand wist. dal die in den koffer lussolien de kleeren waren meegekomen. Dal had Moeder stilletjes gedaan, He ja-, vond Dora, -nu is liet net als thuis: als we aan tafel zitten, zien we Grootvader en Grootmoeder.- Daar koken ze ook altijd naar die lieve oude gezichten in ovaal zwarte lijsten. Mevrouw had nog lels in de hand, een kaart. Die moet ook nog hangen, die hoort fr bij, als hot zal wezen ais bij ans thuis. De kinderen herkenden dadelijk de kaart. Hot was een tekst, die llmlfl op de slaapkamer hing; nu niet juist een heel mooie. De kleuren waren «-el wol verschoten, maai- Moeder gaf hom een eercplants tusschen de beide portretten. Thuis in Arnhem hing daar ook een leks!, oen voel groolere en mooiere, met de woorden; *lk en mijn huis. wij sullen den Heere dienen.* Die was zeker Ie groot geweest om mee le nemen. Een lak wilde rozen was op deze van de slaapkamer geteekend en dan iu den hoek in goudlellers de woorden: Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen. Nog meer had zo stilletjes in den koffer gestopt. Nieuwsgierig keken de kinderen loc. wat er nog verder voor don dag kwam. O, ze zagen het al, op den schoorsteenmantel zette Moeder het neer, een groot portret van Vader. Nu kunnen we Vader geen enkelen avond goeden nacht zeggen*, zei Chris. Nee, dal is heel jammer, maar weet je wal we doen moesten '< Nu dadelijk een briefkaart aan Vader schrijven om te vertellen, dat we goed zijn overgekomen*. -En de zee al hebben gezien*, riep Jantje. Dat dotten ze. Teder mocht een paar regels schrijven. Jantje toekende een heele rij nulletjes. Nu moet jij er bij schrijven: -Kusjes van on»allemaal-,zei hij legen Els. Het word etenstijd. En toen zo in het vreemde huis om de vreemde tafel zaten, zei Mevrouw: -Nu willen we zingen, al is Vader er niet bij mot zijn sterke stem, Aĺes net als thuis. En ze zette in: Uit den hemel teeder Zier de Heere God op de kindren neden En bostiumrt hun lot. Als de familie in Duinzicht uil ile ramen keek. zagen ze behalve de zee, de duinen en de groene landvlakte, togen hen over. met den voel in hel mulle duinzand, een arbeidershuisje. Het was maar van dén verdieping en wanneer ÏJora en Els op haar slaapkamertje waren, dan zagen zo er hoolomaal overheen. Groot was het ook niet, aan don vóórkant had hot slechts dén raam. De deur zagen ze niet, die was zeker op zij. want don volgenden morgen, toen do .lansontjoa nog maar net beneden waren voor hel ontbijt, zei Els: -O, kijk cons. dia wonen allemaal in dat huisje.- Een heel rijtje kinderen kwam op zij langs het huisje geslapt. E6n, twee, drie, vier. vijf-, lelde Chris. •Vijf.* ..la,viJK bevestigde Dora. ilricmeisjes ontweejongnns.. '/,<• gluurden eveu nieuwsgierig nunrde villa, die ‘s winter» altijd leeg stond. • Die moeten een heel eindje loopeu naar school.- Kaar school behoefden de Jansen tjes niet, konden zo hier ook niet, maai- eiken dag moeiden ze wel een paar uur loeren. Den eersten dag den besten begonnen zo daar al mee en zoodra de les was afgoloopen. was hun ceiiij- liegocrcn: Xaar zee. natuurlijk weer naar het strand. liet was er nog leeg. Slechts een paar heeren en dames, zeker gasten van hot hotel. liepen er. want de grooto drukte begon hier eerst later in don zomer. O, Moeder, kijk oen», nou rijden ie», riep Jnntje in verrukking. .Mogen we gaan kijken?. Die grappige witte dingen, net grooto vierkante kasten op wielen, dio Moedor badkoetsjes noemde, worden tfn Een tuee drle, vler vijr" voor een dichter naar zee toegereden. Dat moesten ze zien en toen ze naderbij knamen, fluisterde Jantje: „O, wat een gekke man. He, he, giechelde Els, -in zijn onderbroek en op bloote voeten!- Ze koken allen naar de rood baaien broek, waar van onderen twee bloote voeten uitstaken. Och. Moes , zei Jantje heel meewarig, is die man Zört arm? Kan hij in het geheel geen kousen en schoenen koopen?' Toen vernamen ze, dat dit de badknecht was en dat hij altijd op bloote voeten liep, omdat hij met liet oprijden van de koetsjes telkens mee moest loopen hot water in. -Altijd? vroegClu-is, naar do bloote mot zand bekleefdo beenen van den man kijkend. 'Af zagen er zoo sterk uil en zoo bruin van de zon. Zou hij geen koude voeten krijgen? De man schoen wel te raden, wat hij dacht, want hij zei: >Ja. Jongenheer, zoo loopen zo niet in de atail. Chris kreeg een kleur, maar de man lachte prettig legen hem en zijn oogen keken zoo aardig. Daar moet je togen kunnen . zei hij, -Jon zou liet niet goed bekomen, dat kan ik aan je neus wel zien. f bent hier zeker gekomen om al die wangen wal kleuriger Ie krijgen? Non Mevrouw, dat zal wel lukken. De zee brengt er de kleur wel o|>, eerst bruin en dan rood. dat zal u muur eens Zien. En jij. meisje- meteen pakte hij mol zijn grove eellhand Dora in den knokig mageren schouder – -jij mag wel een beetje dikker worden ook. want nou kan je nog wel rechtsomkeert in een larnpeglas.- Dom schudde een beetje gekrenkt ilie bami van haar schouder. Zoo’n vervelende man! Ze word toch al altijd mei haar lengte geplaagd. V. ARIE Hoor en Els liepen vorder om dicht aan hot water de golven Ie uien aanrollen. Even later kwam Moeder bij haar. .lontje hield aldoor haar hand stijf vast, want alles was hier zoo heel erg groot en eenzaam en de zee maakte zooveel leven, dal hij zich niet volkomen veilig voelde, als zijn Moeder niet vlak bij was. Chris bleef in zijn eentje naar den badman mot hot paard kijken. -Hij is in 't goheel niet bang voor liet water-, begon hij te babbelen. Vos is net als ik, hij houdt van do zee. Wie bang ia voor water, moet hier maar niet komen. Ik hond ook van de zee- , verklaarde Clu'is in een gevoel van kameraadschap on toen: -Woont u hierï ..la, vlak tegenover jullie.. Weel u dan. waar ik woon»- Xou wou hij den badman eens beetnomen. -Jawel. Ik heb hel wel gezien, vlak togen ons over in Duinzicht- Niet» van aan. Ik woon in Arnhom.- Wacht jou-, plaagde do man mol oou zwaai van zijn zweep naar Chili toe. Hij had wol schik in hel blpeko ventje, dat zoo vertrouwelijk bloof babbelen. Hoe heet je? Chris, Chris .lansen. Zoo. En ik boel Arie, Arie Prins, maar ze noemen mo nllijil Arie, zeker omdat ik locll geen prins ben.i Er kwam een blosje van plezioer op Chris zijn blèk gezichtje want nu wist hij nieuwtje hoe de badman nèţe Dàr zoude Dorn en Elg nog eens van opkijken Kijk, zei Aria, mul zijn zweep de /.co over wijzend, daar gaal oen lioot, dal ia een Engel aohe, die vaart op den hoek. Chris wist in hot geheel niét weikon honk; hij daeht, dat do zoo Keen hoeken hnd on rond was. maar hij kook mol vool vorstand naar de boot. Hooi in de verte zag hij wel een lang grijs ding op hot water en daarboven eon rookwolkje. Hoe Arte zien kon. waar die vandaan kwam en waar hij naar toe ging? Ario look hom oen woinlormensoh. Met verban ing staarde bij hem aan. Kent u alle booten V- vroeg hij. Alle. dat wil ik niet neggen, maar ik weet looit wol, waar ze ñar toe koersen U ziet ze ook alle dagen. U moet de menschen helpen met baden, u bent de badman. •Dé strandwachl-, verbeterde Ario. -Badman. dal is lo zeggen, do tmui, die dn bad kaar Ijas verkoopt. dal is Maarlén. Hij hum kun jo badpakken krijgen ou simden huren, bij mij niet Maarten zit in dio houten schuur op liet strand, voor hol hotel. Ik moet opletten, dat de inensoiien niet lo ver zee ingaan, want dat is erg gevaarlijk. Je zou best kunnen verdrinken.” Chris bleef nog oen poosje zwijgend toekijken naar Arie, Vos en de zee. Zoo'n grooto zee. Ze was zeker vreosolijk diep. goeie schepen zonken er in weg. tot op ,Arie, kun je hier wel vieachen vangen ? don bodem. Wat gek. Wam dan zwommen do vissollen over het schip heen. Zijn goudvisschen waren nu dood. Als hij liter .«ons nieuwe ving. Hot behoefden niet juist goudvisschen Ie zijn, als het maar vissollen waren, dan konden ito in het aquarium. Arie, kun ju hier wel vissollen vangen?• Welja, jongen, visnli genoeg. Als ur In Ue zou geen Maar sis joke nou vangen wilt? Moe moet je dat doen". Hol tintelde even in Arie's oogon on er trokken heel fijne plooitjes om do hoeken. Chris lotto er niet op. Hij zag zijn aquarium voor zich, don vierkanten glazen hak mol nieuwe vissollen er in. echt uil zoo. Wol jongen, dan moet jo nol doen als ik. nietje bloote beunen in hot wnlor gaan slaan on als zo bijten, mooi je ze gauw grijpen.. Chris zijn heolo gezichtje leefde vnn de gedachten, die achter zijn voorhoofd elkaar verdrongen. Zou hol erg zoor doen? Maar dal hinderde ook niet, dal had hij er best voor over. tn oen grooto flosch kon hij zo wol in ’t loven houden on meenomen naar Arnhem. Arie moest hol paard wegbrengen. .Probeer het maar eens«, riep hij nog vroolijk achterom, Chris zocht de andoren weer op. Rijk mot zijn nieuwtjes kwam hij bij hen. Nu kon hij toch oona iets heel merkwaardigs vertollen. -Do man mot do bloote voelen is niet do eigenlijke badknecht. Hij is strand wacht on hij woont in hot huisje vlak tegenover ons. Mi) heet Arie. Chris door, de badman van het hotel heet Maarten, die zit in dat houten huisje. Daar moet jo badkaartjes koopen en pakken Imron. en stoelen. De strandwacht is heel wal hoogcr, want die moet opletten, dat do mensrhen niet Ie ver gaan met baden, anders zouden ze wel kunnen verdrinken, want hot is heel gevaarlijk.* Gevaarlijk, zei Dora twijfelend en uil do hoogte op het kleine broertje neerkijkend. >Ja. housch, je kunt wel verdrinken.- Ja, echt*, verzekerde Chris mol, klom. > Arie hoeft het zelf gezegd. En. Moe, mag ik mijn kousen uil hebben? Ja, toe Moe, mag hot?- Wóu je zoo gauw al zee in? Hot is er nog niet warm genoeg voor, vrees ik." Och, Moes. laat me nou maar. een heel kon |>oosje, ik wou vischjes vangen.* Hen.... hou * riepen Els en Dora Ie gelijken barstten in schateren uit Daar heb je hom weer*. Alsof dat niet kan*, zei Chris, geprikt door hun sarrig geschater. Daar begonnen zo ai weer mot dal gelach, maar hot kon hom nu eens niemendal schelen, wam hij Wist er alles van. En zij niet -Het kan bost- Nou, dat wou ik dan wel eens zien," En wat wou jo dan met die visschen, vont?, vroeg Mevrouw. Bakken-, flapte Dora er Insschen. Nee, niet bakken-, verzekerde Chris met vuur, .voor mijn aquarium. Door en Els proestten het opnieuw uit, zoo hart ze màr konden. Heusch vent, dal kan niet, je kunt zoo maar geen vissollen grijpen, dat moet je mot oen nul doen.- Jawel Moeder, Arie heeft het gezegd. Arie doet het zelf ook zoo. Dan moet je met je bloote boenen in hot water gaan slaan en als zo bijton, moet je ze pukken. Arie heeft hel gezegd.- O, o, ooooo! riep Elsje. Zo lachte, dat hot over liet hcelo strand klonk, voel harder dan ze eigenlijk hoefde met hooge gilletjes on giertjes en dan proestte zo weer achter haar zakdoek mol aanstellerig gezwaai van hel bovenlijf. In Mevrouws oogen glom het ook oven. Ze U-ok Chris lachend bij den schouder en zei op prettigen toon: O, o. baasje, jij hebt je beet laten nemen, geloof ik. Die Arie houdt van een grapje.- Dan moot je ze grijpen-, bouwde Els haar broertje na en begon weer onbedaarlijk te gierliiehen. >En als je vogels wilt vangen, moet jo hun zout op den staart leggen.- Chris stond verslagen, .Dan hoeft Arie gejokt-, riep hij mot een di'lftlgon stamp in liet zand. Nog eens geproest van Dora. Die valsche Arie-, stoof Chris door. nooit geloof ik hem meer, nooit, nooit weer. Ik vind hom oen nkcligen man. Hij liegt, en ik wil ook nooit meer met hem praten," Nu heb jullie wel genoeg gelachen-, sprak Mevrouw hool kort tegen ilo beide mcisjoa Zo hielden op on keken wel oen beetje op haar neus. Moeder had haar al zoo vaak verboden Chris altijd weer Ie plagen; zo wisten, dal zo hora er driftig mee maakten, maar die flauwe jongen ook«. •Hoor eens, Chris,4 zei Mevrouw, »AHo heeft een grapje willen maken on daar heb je zoo gauw niet aan gedachte Hij hooft, hot toch gezeld on dan hooft hij gejokt*, hield Chris vol. Je moet niet zoo driftig worden, vont, heusch, Arie heeft hot voor oen grapje gezegd. Er zijn menscheu, dié voel van grappen houden en dan moot je er niet boos om worden.' Chris werd kalmer. Moeder zei het zoo prettig en Moeder lachte hora nooit uit, zooals do zusjes. Op school was hij al achter, omdat hij zooveel ziek was geweest en daar noemden ze hem altijd -suikerpojipie-. omdat hij niet alles mee mocht doen, wat anderen moch zusjes hom dan ook nog uitlachten dat kon hij niet uitstaan. O, o, hij zou toch oppasson, dat hij zich nooit weer liet beetnemen, door geen monsch. Arie? Nee. hij praatte niet moor mol Arie, vast niet. Toon hij don volgenden morgen hol strand opliep, zag hij hem al van verre. Met een omwegie wou hij hem ontwijken, maar Arie had hem al lang gezien. Heb je er vool gevangen?- riep hij jolig. Och», gromde Chris met een half boozen elloboogzwaai. Dan zal ik je wel eens loeren, hoe jo ze grijpen moeL-Meleon sloof Arie op hem af, zijn bloole vooton hoorde je poffen in hot «and. Chris or van door, in oen bocht om een groep strandstoelen heen. Hei, wat jij, vlugge aal-, grapte Aria zoo genoeglijk, tint Chris schik in de jacht kreeg. Hij rende, wat hij kon. ■ Nee, Arie, dal valt je legen, ik kun hard genoeg loopon.- Fluks zwaaide Arie om. dwars lussehen de stoelen door. In bochtjes om on om zaten zo elkaar na. tot opeens, Chris wist zelf niet, hoe het zoo gauw ging. daar was hij gepakt. „la. jochie, ik hol) je.< Bij een arm en een been greep Arie hem in zijn sterke handen van don grond. Een oogenblik wou Chris zich boos verwecren, maar voor hij alles goed gesnapl had. flap, daar zat hij heel prinsheerlijk bovenop hel trapje van een badkoets. Vos stond aan den andoren kant or al aangespannen. Huut Vos,- klonk het en daar ging het! Hel heole strand dwars over. ■ Nee,, dacht Chris, -ik vertel er niet» van aan de zusjes-, maar toen hij thuiskwam, fluisterde hij wol heel zachtjes aan zijn moeders oor: >lloor u 'a. Ik heb van Arie mee mogen rijden op de badkoetsjes en Vos trok zoo hard. Arie is toch wel aardig en hij staal zijn paard ook niet.' VI. HET VOGELTJE. In het duin spelen was een ({rooi genot Als de .lansenijes de aehlerpoorl van hun schutting uitgingen, stapten zo zoo hot duin in. Moeder moest noodig naaien, omdat Elsje don elleboog door haar mouw had. De kinderun beloofden heel dicht bij huis te blijven, want dan kon .lantje ook moe, en zoo gingen ze dus met hun viertje». lk «roet een prnchligon kuil. vlak bij», zei Chris, .achter dien hoogon top.' Hel was werkelijk een heel bijzonder dnindnl, zooals ze nog niet gevonden hadden. Het leek moer een kom. aan alle zijden door hoogo toppen omnieten. Aan één kant was de helling bedekt met dicht ineengegroeid struikgewas. Hè ja«. Hop Elsje verrukt, -dut is oen ravijn, oen echt ravijn om in te vluchten, weet je Wel, nel als in dal boek over dè Waldonzen. Daar moeten we iets heel prettigs in spelen. Huismoedertje-, stelde Doru voor, die altijd nog nl van iels gezelligs hield. »en ilan graven we stoeltjes en tafeltjes uit in liet zand.- Hè nee, dal kunnen we van den winter in Arnhem nog vaak genoog doen.- Roovortjo*. bedacht Chris. Ja, dal is tenminste boter, laten we rooverljo doen. Dal is echt hier in liet duin. Dat zijn allemaal rotsen, die duinkoppon en kijk daar oens, wal oen diepe kloof, En. o. nou weel ik alles al-. Elsjes oogen begonnen te tintelen van genot «Eén moot er gevlucht zijn, oou reiziger. Chris moei de reiziger maar zijn en dan komen wij je overvallen- Wij zijn roovers.» Ja, on dan kruip ik in die struiken weg, daar ga ik liggen slapen.* O. wal jammer, dal Plok niet moe mocht-, Hop Els ineens in bittere teleurstelling. -Als Klok er nu was,dan kon die je redden. Dan was hij een St. Bomanlshond. Als wij je alles hadden afgonomen, lieten we je voor dood liggen. En ïie je, dan moest Klok komen on blaffen, En dan waren wij weer monniken, wat konden we je dan heerlijk redden. Was Klok er nu toch maar. Het lijkt me verrukkelijk om iemand te redden.. Nou ja.-- zei Dora, -dan doen we de monniken maar niet, alleen maar de roovers. Goed wegkruipen ■. vermaanden zo Chris nog. en klauterden met. Jantje tnsschon zich in de helling op. Toen ze uil het gezicht waren, sneden ze zich elk oen stok, want Dora meende, dat roevers altijd oen stok bij zich hadden. Elsje wrong zich een paar lenige twijgen mot bladeren er aan om hol middel. 'Dalis mijn gordel-, zei Ze voldaan, 'maar jij ziet er nog lang niet woest genoeg uit Ik heb natuurlijk oen mes in mijn gordel verborgen.- Ze stond even stil om iel» Ie verzinnen, waarmee ze Dora een rooverachtig aanzien kon geven on loon stoorde haar plotseling de roep: -O, kom toch oens gauw hier.» Daar stond waarlijk Chris, heel gewoon hun broertje Chris, geen reiziger, hoog op hot duin. Jo moot wegschuilen, want, wij moeten wachten, tot je ingoslapon bonts nop Els in groote verontwaardiging. Ja maar. kom cens gauw. O, zoo'n snoezig vogeltje. Gauw, andere is hot weg. Het kan nog niet vliegen. Toon ik in do slroiken wou wogkruipen, vloog lid daaruit op.. Ineens gaf Elsje roovore en reizigers prijs. Een vogeltje? Ze rondo omhoog on loon in dezelfde vaart naar beneden den kuil in. Daar fladderde werkelijk iet», oen bruingrijs hoestje, met ongelukkige vlerkalagjes. een ■ Vangen!- Dal was de gedachte, die Elsje bezielde. Ze vloog op hol diertje toe. Wip! Weg was hot weer, fladderde oen eindje, zonk weer legen het duin neer. Elsje, even vlug op haar lenige boenen het na. ■ Pas op, pas op,- waarschuwde Chris, >aiulers vliegt het weer in de struiken.- •Ga jij daar dan op wacht staan-, zei Dora, die nu ook te hulp schoot om hel vogeltje te vangen. Angstig vloog het kleine diertje hoon en weer door den kuil, do kinderen toch altijd nog Ie vlug af. Telkens wipte hot vlak voor hun grijpend uitgestoken handen weg. Zoo ging hot niet on zo konden hot ook wel zeer doen, als zo hot ineens zoo wild beetpakten. ■lets er op gooien*, bedacht Elsje. *Een pet!* Daar lag Jantjes marinebaret. Mot eon gris had ze die gepakt. Haai- wangen gloeiden; angstig voorzichtig sloop ze op de leenen van achteren op hol vogeltje toe. Hot beestje bleef moe zitten in een holletje togen oen helmbos] e aan. In hel mulle zand hoorde je geen voetstapje. Toon mot een goOilje, gauw do pet er op. Ja, hol zat er onder. Do slappe bol van de matrozenmuts ging oven op en neer, maar do beweginkjes waren niet krachtig genoeg om de pet om te wippen. Meteen ook was Elsje er bij. stak voorzichtig de hand onder don stijven baret- dicht omheen. Ja, werkelijk, zo had hot; in haar hand zagen ze liet kleine vogeltje. Alleen hot kopje mol een bruin puntig snaveltje, ann do hoekjes nog een beetje geel, stak er uit. Hel hoelc-vogellijfje was in hel holletje van haar hand verscholen. sloop ze op de teenen van achturan op het vegelty soe. Toen stonden ze nu al bet gedraaf een oogenblik stil en keken naar dal kleine vogelkopje met de ronde zwarte kraaloogjes. Ze trilden 7.00 bang. die oogjes en oen donkerblauw vliegje knipte er zenuwaehtig over open on dicht • Wat is hg bang-, zei Chris medelijdend. HH wil weer naar zijn nestje terne.. meende Jantje. Hij wil weer iinnr zijn nestje terug», meende Jantje. Ik kan zijn hartje voelen kloppen in mijn hand.. Wal moest dal oen klein hartje zijn. zoo n heel klein klopje voélde Els, maar erg gejaagd. Och. laat hem maar weer vliegen", mailde Dora nu aan. die ineens haar hart voelde opengaan voor hot hulpelooze vogeltje. Hè nee., weerde Elsje verschrikt af. en toen zei 7.c met grooto beslistheid en blij, dat ze zichzelf ook overtuigen kon: -Als we het laten vliegen, wordt het natuurlijk door de kal opgegeten. De kat van het hotel loopt altijd in hel duin rond en dat is een valsch beest We zullen het in een kooitje zetten en voeren. Het ia een» gewoon musohje en musehjes eten wol geweekt brood en aardappel.- Zoo gauw ze konden, liepen ze naar huis. Knijp hem toch niet-, zei Dora nog eens. Elsjes hart bonsde mol dut van hol vogeltje mee. Xoe. knijpen, natuurlijk niet, zoo'n schattig klein beestje, maar hij mocht toch ook niol ontsnappen. Onafgebroken staarde zo op hot vogelkopje; als het maar even draaide, of als hei lijfje even wroette in haar vingers, beefde ze van onrust, Moedor, Moeder, we hebben een vogeltje gevangen. Geef u gauw een kooitje?» Daarmee stormden ze binnen bij Mevrouw, die rustig zat te naaien. Een kooitje geven? Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want wat ze meegenomen hadden uit hun eigen huis in Arnhem, geen vogelkooien. Do kinderen koken elkaar hulpzoekend aan. Daaraan had nog geen van hen gedacht. Och-, zei Mevrouw goedig, *je moest hot maar weer laten vliegen», maar Elsje herhaalde met dezelfde beslistheid als in het duin: • Dan eet de kat van het hotel het zeker op. Maar in een kooitje gaal hij toch ook dood.- Mevrouw had dat al vaak gezien met zoo'n onvolwassen vogeltje, dat gevoerd moest worden. Een dag of wat ging hel goed, maar dan zat meestal hel beestje als een dik klompje voeren benauwd te hijgen en eindelijk werd hol dood gevonden op den bodem van zijn kooitje. „0 nee, Moes, geef u als 't u belieft iets om hel in te zotten-, smeekte Elsje. .Als ik hem buiten zet, blijft hij we in leven. De zal goed voor hem zorgen.- „Dan moot je maar een kooitje timmeren van een kistje. Voorloopig kan hol wel in oen stoof. Vraag de keukenstoof maar van Aaltje.- Dal was een goede raad. Elsje snakte naar hel oogenblik, dal zo het angstige diertje vrij kon laten. Ze lei oen zacht baaien lapje onder in de stoof, een plankje over don open kant. want door de palen kwam lucht genoog voor zoo'n mussehenadempje. Toen oen mooi kistje van den zolder gehaald, smalle latjes gesneden van sigarenkistjes en die als tralies er overheen gespijkerd. Dora wist een luikje te maken om het eten er in te zetten on zoo kwam het kooitje Elsje was dol in haar schik. Ze droeg hel kooitje in muschje dood on ot het tierig was. Ze kon er niet bij vandaan. Klok was zoo ver weg, maar nu had ze toch werkelijk een beestje om voor Ie zorgen. Niet een pop. die je toeh eigenlijk nooit echt verslond, maar een levend diertje, 's Avonds nam ze bot kistje mee naar haar slaapwerd hel was nog maar vier nur hoorde ze heel zacht; Psjierp! psjierp! >Hij roept om eten-, dacht ze on wipte in haar nachtpon gauw even naar hem toe. Gulzig snapte hij met wijd gapend snaveltje naar de stukjes geweekt brood, die zo op een stokje hom toestak. Ze keek het raam uit. Hè, wat scheen de zon al lekker ovor hel duin. Als nu hol vogeltje buiten was! Moeder had gezegd, dat hot zooveel mogelijk buiten moest wezen. Heel zachtjes draaide ze de kruk vau de balkondeuren om, drukte de deur oen eindje open en Schoof hol kooitje er door. Heerlijk, nu scheen de morgenzon er in. Zijn veertjes glansden op den rug. .Ziezoo. Piot,, zei ze lief- koozend, en toen ze weer in bed slapte, was ze gelukkig in do gedachte, dat ze een levend beestje had en dat hot wol groeien zou. vu. een nieuwe Kennis, Toen op pen morgen nu hot lessen loeren de zusjes Jansen samen de trap afgingen van hot hotel torras, zagen ze op hol eenzame strand tot haar verwondering óen meisje loopen zoo groot ongeveer als Dora zelf. Hot was niet oen van de vissehorskinderen uil hel dorp. dal was aan haar kleeding duidelijk Ie zien. Zo had oen witten mantel aan op een vuurrood rokje, Onwillekeurig liepen ze ilien kant uit, >Wnl ziet ze er bijzonder uit«, (luisterde Dora. • Ja, wel aardig.* 'Nou. Zeker aardig. Wat een allerleukst kapje heeft ze op. Heb jij ooit zoo’n kanton mutsje gezien, Els?' Jawel de boerinnen dragen ze Och. jij malle Els, alsof zoo’n meisje een hoerinnenmulx zou opzeilen, hot is natuurlijk iets hooi nieuwmodisch. En kjjk oens, van die echte slrandschoenon. Dat Moeder ons die nou ook nog niet heeft gegeven. Zie je. dal is nou een echt strandpakje, zoo moesten wij het ook heblien. Wij zien er altijd zoo dood en doodgewoon uit, nel alsof we in de stad zijn. Hot komt or ook wat op aan-, «ei Els jolig, -wat jo aan hebt, als je er maar mee hollen on vliegen kunt. Kom. ga je mee naar Arie?- Dal laatste sprak ze luider en hel vreemde meisje scheen haar stom te hebben gehoord, tenminste ze keek on middellijk om en knikte prettig goedendag. De zusjes groetten terug on Dora vond. dal het kanton mutsje beeldig stond over donkere krullen. Ze kon hel meisje nu in 't gezicht zien. Zullen we een aindje anmen oploopen ? Ze schoen in het geheel niet verlogen te zijn, want toen de zusjes wilden doorgaan, vroeg ze: > Zullen we oen eindje samen oploopeu? Ik heb hier den hooien morgen al in mijn eentje rondgedwaald. Vind je het hier niet erg saai?» „O, nee, betuigde Els met vuur, "wij vinden het hier dol on dol heerlijk, niet Door?. Zelfs Dora, die zooveel angst had uitgestaan over don lijd, waarin ze zich zou «dood vervelen-, roemde moe: „Nee, heerlijk vindon wo hot.- Jullie bont misschien voor hot eerst aan zee?» „Ja.» „O. dan wil ik hel wel golooven,» zei hot meisje, hel hoofd met een eigenaardige waardigheid achterover buigend. -Ik ben al eonigo zomers aan zee geweest en dan raakt de aardigheid er af om in zoo'n nesterig plaatsje te zitten als hier. Eerverleden jaan zijn we in Schevoningen geweest en verleden jaar in Dalende,- Heden, waar is dat?» vroeg Els. „Weet je dat niet? In hel buitenland, iil Bélgiö. Ik bon voel liever m het buitenland. 'I Is bier het strandje wol en jo ziet geen lovende ziel. Je moest in Oslonde oons zien, wal oen rij koetsjes, wol een paar honderd. Ik zal mijn kantenjurk tenminste maar in den koffer laten, wal heb jo er hier aan? Die heeft Papa nu nog wel voor me nioogebracht uit Parijs. Moedor moet stilte hebben, daarom zijn wc hier. In hol hotel. Drie weken.- Doru stond het meisje steeds in bewondering nnn te kijken. Wut ontlijstte (Int wille hullekapje hot gezicht snoezig. En dan. de buitonlandsehe badplaats on een kanton jurk uil Parijs maakten diepen indruk op haar. Ze voelde zich wel een beetje klein, want dit meisje praatte er over, alsof het heel gewone dingen waren; maar hel was toch wel prettig ook, dat dit meisje, die aan builenlandsche badplaatsen was geweest en zoo'n beeldig strandpakje aan had, met haar stond te praten. Ze drentelden al keuvelend samen voort en hoemeer ze onder de beschutting vnn de duinen uitkwamen, des te meer joeg do wind haai- de haren om de ooren. „Hè, die nare haren-, mopperde Kls. „Daar heb ik peen last van-, zei hol meisje. •Dun moei je ook zoo'n mutsje opzetten.■ „Als we hel maar hadden., antwoordde Els eenvoudig. Wij zijn immers voor het eerst aan zee en dan heb je nog niet alles. – O, maar als je aan bet strand bent, moet je je voor het strand kleeden, dat doe ik ook. zooals je ziek Dat een zakdoek. Dat deden ze in Scheveningen allemaal.- een zakdoel. Dat deden ze in scheveningen allemaal. Ja, zoo-, zei Kls, haar zakdoek uit den zak halend. Zo lei in elke punt een knoop on trok hem toon strak over het hoofd, zoodat haar ooren er diep in zaten. O, heden.' riep hot meisje, proestend van 'I lachen, wat oen gezicht, ’tldée! Om daarmee Ie loopen I Ezeltje met vier ooren!- Meteen trok zo op de volgorde af één voor eén aan de naar vier kanten aitpiekende zakdoektippen. Noord. Oost, Zuid, West-, plaagde ze, -Ga maareens gauw moe naar mijn kamer in het hotel, dan zal ik hot je wijzen. Hot moet ook zoo’n mooie Turksehe zakdoek zija." Els had niet bijzonder veel zin om nu al mee terug te keeren, maar Dora vond het verrukkelijk, want ilag aan dag was ze langs liet hotel gegaan en dan had ze op hol terras de gasten aan kleine tafeltjes zien zitten. Het hail haar altijd een voor haar nooit te bereiken heerlijkheid geleken om in hel hotel te logeeren. Dan was je eerst met recht -badgast-. Zij woonden maar heel gewoon in een huis. En nu mocht ze mee in hot hotel • Hoe heet je?* vroeg ze verlangend aan hel vreemde meisje. -Ik heet Dora en zij Els-, • Zoo, ik Lily, Lily van Rauwcnhorst.- Dora zag haar nog eens mot bewondering aan. Wat een mooie naam! Eigenlijk vond zo alles aan Lily mooi, haar gezicht met de groote, donkere oogen, het van onder hot kanten mulscnrandjc springende krulhaar, den witten mantel on hot gloeiend roode plooirokje, hot was alles zoo bijzonder en zoo als zij het niet had of ooit zou krijgen. Thuis vertelde ze opgewonden van het nieuwe kennisje, dal aan buitonlandsche badplaatsen was geweest on nog maar zoo ond was als zijzelf. Chris zat haar met wijd open oogen aan te staren en smeekte: -Toe. als je nog oon* in het hotel gaat, neem mij dan mee. Hen je werkelijk boven geweest?' „'t Is maar genottelijk, dat ze net dezen zomer hier is" roomde Doru.- Dat hadden we ook niet gedacht, hi‘ Kls, dat we hier zdrt'n meisje zouden vinden om moe om te gaan." .Ik vind hot zoo dol heerlijk niet-, kwam Els er heel nuchter bovenop, -ik vind haar oen beetje oen branie.. Den volgenden morgen, toen Dora en Els even voor het huis waren, kwam Lily haastig op haar loegeloopen. ■lk ga morgen een bad nemen. Nu moet jullie te gelijk met mij gaan. Dat is veel leuker, met ons drieën.* ',la, maar ■ -Och, wal te maren, doe hot en dan • •Ja, maar ik ben bang. dat wij niet mogen. Wij hebben nog niet gebaad.* .Kom, doe je best eens bij je moeder, ,1e moet het zoo gauw niet opgoven. Waarom zou je niet mogen? Het water is niks koud. Ik heb hot wol gedaan, als het heel wat frisscher was. dat beloof ik je. Daar moet je niet om geven.- Daar geef ik ook niet om., zei Dora gekrenkt. Lily ,behoefde niet te denken, dal ze een koudklcum was. -Maar ik denk, dat we niet mogen, want de dokter heeft tegen Moedor gezegd, dat liet alleen mocht, als het warm was.- • Nou maar vind jij het dan niet warm? Hot is het heerlijkste weer van de wereld. Als je nü niet gaat baden, dan kun je wel wachten tot van den winter bij do kachel.* >Ja, maar Nou, kijk een*, wal je gedaan kunt krijgen. Dag!- Hol zou innig, innig leuk zijn om met Uly samen te baden. Die wist er natuurlijk allos van. Als Moeder toch maar niet zoo overdreven voorzichtig was. I,lly mocht veel meer van haar moeder. Zoodra Dors thuiskwam, vroeg ze hunkerend; -Moeder, nu is hot warm, mi moffen we toch zeker baden ?« •Ik mal mms don. Als... hol water ook warm is « Hol hoilcnkolijk godoKl vnn liaar moeder brauht Dora plotseling uit haar humeur. -O, natuurlijk, wij lullen weer niet mogen*, pruttelde /.e binnensmonds. VIII- DORA'S KWADE DAGlk zal eens zion>, bod Moeder gezegd. Al do Jauscntjos mol Mevrouw tussclum hen in trokken naar hol strand. Als gewoonlijk gingen zo hot terras over. dan behoefden zo niet hot mulle duinzand door, maar konden de trap nomon. .luist wildon zo naar beneden gaan, loon zo iemand hoorden zeggen: 'Nou kan ik je niet verder krijgen." Ze kenen naar den kant, vanwaar de stem kwam en zagen een hooi jong dienstmeisje bij oon laag trekwagontjo, zooals aan bol strand vool word gebruikt, maar groolor. Ze had blijkbaar hard moeten trekken, want re rag er moe en rood van. Geen wonder, want toen de Jansentjes goed tookckon. zagen ze in hot wagentje oon meisje zitten van een jaar of twaalf. Els stootte Dors aan. Dorn knikte. Ja, ze had liet ook gezien, dat grooto meisjo.dat in een wagentje gereden word. Zo had zeker iets aan de beenen. •Zoo is ‘t ook ver genoeg», kwam een vroolijko stom uit hel wagentje terug. •Kijk «elf maar, zoo kan ik de koetsjes zien rijden on do kinderen zien spuien. .Ie hebt me net ver genoeg gekregen. Dank je wol.* Hel kindermeisje boog zich voorover, totdat ze mol haar hoofd op gelijke hoogte was als liet kind in liet lage wagentje. ..la, zoo kun je toch veel meer zien dan op hel terras,- zei ze, zelf ook voldaan. Toen waren de .Jansentjos voorbij. Zo hoorden nog even de beide stemmen. maar verstonden niets meer. Op liet strand was hel vrij levendig mol don Woensdagmiddag. Dora overzag het met een blik. Daarna baastig een tweeden blik op Maarlens tent. Daar hing hot zwarte bord, waarop de warmrop de warmtemtegragraad van het water driemaal daags werd aangegeven. Twee en Zestig! Dat zou eraan spannen. Koud was het niet, maar Arie, wilt zou ]ü er van denken, zou ik zo kunnen laten baden?- vroeg mevrouw. # „Och. heden!- verzuchtte Dora legen Lily, die er wijsneuzig bij was komen slaan, nu ging Moedor waarlijk aan Arie om raad vragen. Had die dan do wijsheid in pacht? Nou Meveusd," begon Arie met zijn gewone gemoe~ delijke bedaardheid, .wat zal ik zeggen?- ,Ja," dacht Dora boos, .dat behoef je niet te vragen. „Ja” moot je zoggen.- Ziet ü. als ze er eenmaal aan gewond waren, dan was het wat anders ..... maar Als we nooit begninen, raken we er ook nooit aan gewond,* gooide Dora er Oen bootje snibbig tusnellen. I.ily wipte weg. .Ik ga mijn badpak vast halen-, riep *e jolig. Arte keek haar aan. Daarna nog cens naar do andere bleeke gezichtjes. Ik zou hol V niet raden. Ik zelf plas met ploizier den heelen dag in hol water, al is hel vijf en vijftig, maar zij ik zou hot u niet radon. Mevrouw.. Hora begreep Hot al lanjr. >Natuurlijk, wij mogen niot," „Arie, wat zun jij er van denken ?" pruttelde ze in zichzelf on keerde zich van do anderen nf. die mot Arie een praatje bleven maken. .Ken je dot meisje, dot in dol wagentje zit, zoo'n groot meisje?* vroeg Kls. Arie wist alles van hel strand en hel was wel, zooals ze gedacht had. Arie kon haar nieuwsgierigheid bevredigen. ,Of ik huar kon? Nou. ilat »ou ik meonen. ledere on kont haar. Heel het dorp. Ze komt hier haast elk janr. Een nichtje van de directrice van de zenuwinrichting. Een stakker! Dat zon je tenminste zoo zeggen. Ze is aa beide beenen lam." Kan zo niot looppa Y- vroeg Chris vol medelijden. ,Nee, zoo'u jong kind. En dan altijd zoo lo zitten! ,Weet je ook, hop zo hooi, Ario V • vroeg Chris. ,Tannie. ledereen kent Tannie. Ze maal soms maar heel alleen mot haar wagentje in het duin. Het is hier zoo veilig en wie zou zoo'n stumper non ook kwaad doen ? De zusters van de zenuwinrichting hebben niet altijd tijd om met haar mee Ie gaan, daar is hel 's zomers druk. Ark' kreeg ook werk. want or kwamen heeren om een badkoetsje vragen. Mevrouw niir hora al een nas of wal van haar af met Mevrouw zag Hora al oen paa of wat van liuarafmar gebogen hoofd voorUhm teren. Het was een groots teleurstelling voor baar, dat zo niet baden mocht. Ze ging naar haar too on 10l half spelend, halt Uefkoozond den arm om haar middel. Hot is wol hooi Jnmmor,» zoi ze opbeurend, •mnor wo kunnen or loeh wol 0011 gezellig middagje van mnkon. Zoo mol ons vierdes.» Zoo met ons viertje».* Alsof hol snul snrnk. kwam daar l.ilv namrestoven met Alsof hol spul sprak, kwam daar Lily aangostoven mot haar gewone, drukke manier van doen. Zo had oon rol badgood onder den arm. «Mag je?- vroeg zo onmiddellijk aan Dora. Nee,« nntwoordde die pruilerig. he mevrouw waaron niet? Lily keerde zich naar Mevrouw en bleef haar teleurgesteld en verwonderd annalen.. Hebt u hel water al oenu gevoeld ? Toe. ga u eens mee en voel u zelf een» met uw hand. Het is werkelijk lekker.. •Op hel bord slaat twee en /.oatijf on dal is niet warm genoeg om mee te beginnen. Arie vond bel ook niet raadzaam.' .o, maar Mevrouw, Ariet Wal weet Aric er nu van» Ik geef niets om Arie. jo vat zoo gauw geen kou. De dokter in Ostende zei altijd: -Die hot meest oppassen, worden het vaakst verkouden.* Ik baad altijd en Ik val nooit kou. Je wordt er door gehard.- .Onze doktor vindt hol niet goed voor ouzo kinderen.* antwoordde Mevrouw hooi kalmpjes op hol dringen van Uly. -Als hel kwaad kan, mogen wo hot niol doen. Kom, wij gaan verder.* • Dag!* riep Uly haar nog na en ging Arie een koetsje vragen. •Laten wo een flink eind hot strand langs wandelen, hot is zulk heerlijk stil weer,* stelde Mevrouw voor, maar I>ora mopperde onmiddellijk legen: -O, als'ln belieft niet. Laten wo dan maar liet duin ingnan, dan behoeven we tenminste niet do lerging uit te staan van het baden te zien en het zelf niet te mogen.* • Nou, Ik wil er wol graag naar kijken,• zei Chris, • Het is juist aardig om het te zion.« ■Alsof kijken en doen hetzelfde is. Wij mogen ook nooit. iels. Allé kinderen mogen, wij niol. Het is liet prachtigste weer van de wereld. En «iel koud.* Doorke, als je toch eens niet altijd het vet in andermans potten zag. Daardoor word je zoo ontevreden. Jullie hebt hier zoo’n heerlijken zomer als bijna geen onkel ander kind. De moeste kinderen komen haastig met die nare stootorlge tram een paar uurtjes, maar jullie bent hier dag aan dag. Morgen raag jij misschien en dan moeten do andere kinderen naar school.» ■ Als ik toch niets raag. dan zat ik ook liever in schooL* • Dora*, zei Mevrouw ernstig, vind je nu heuseh, dat je goed doolt Wo zijn hier voor de gezondheid. Wc vragen eiken dag aan den Heer, of Hij je sterk on gezond wil maken, maar dat kunnen wo toch niet bidden, als we zelf gowaagdo dingen doen. We mogen niet voor pleziertjes je gezondheid in de waagschaal stellen. Den laatslen keer zag je na het voetjesspoelen al zoo wit Je zoudl zelf toch ook niet graag weer zes weken moeten liggen, zooals voor twee jaarï* Daar viel niet veel legen Ie zoggen. Dora zweeg, maar haar humeur was door de ontmoeting mot Lily geheel bedorven. •Toe Moeder-, vleide Els, -181011 we in het duin gaan zitten en vertelt 11 dan een verhaal 'f Als u een prettigen middag wilt maken, moet u dat doen.* Mevrouw lachte. Hot leek haar ecu best plannetje en zo slaken dwars af naar het duin toe. Dora sleepte haar lange beonen moe onder zich voort door hel mulle zand. • Kom Door*, zei Mevrouw beslist. *llll moetje ilen zeewind eens door je hoofd laten waaien, dat al die brommerij er uitgaat. Anders moet je maar liever naar huis gaan en alleen zitten. Denk nu oen» aan dat gebrekkige meisje in liet wagentje. Die kan nooit loopen en die was zoo tevreden, dal ze al zoo n klein stukje in het duin gereden wenk. Ze vomlcn iliehtbij oen geschikt plaatsje om Ie zitten en onwillekeurig dwaalden Dora's oogen naar een top of wat verdol', waar ze Tannio's wagontjo zag. Tannie zelf wn» niet te «lon, want do grljslinnen kap was opgezet legen zon on wind. Naast haar zat hel kindermeisje. Er was iet» gezelligs in, zooals die beiden daar zaten on J)ora had heel graag eens onder do kap gegluurd. Maalais zij zelf hei oen» moest? Daar zitten en altijd zitten? Nooit kunnen gaan, waar jo zelf wou, of je moest er gebracht worden? •Nou ja,- dacht Dora bij zichzelf. Dal was ook heel iets anders. Ze zou het vroesolljk vindon, rniinr als jo er aan gewoon was Tannie wist natuurlijk niet boter. Die had nooit kunnen loopen. Maar als er niets aan jo liehaam vergroeid was en je mocht dan niet, omdat ja. omdat die nare Arie het afraadde. Tannie zou wel nooit zoo snakken naar liet zeewater als zij nu. Niemand zou ook met haar een afspraakje maken, zooals LUy gedaan had om -samen te gaan baden.- Gebrekkige kinderen waren heel anders. Ze bad pas immers nog een verhaaltje gelezen van oen jongetje in Londen, dat. op krukken liep on lueil'ers .verkocht. Mij gaf niet om wilde spelletjes en verlangde altijd door naar den hemel. Hij was dan ook vroeg gestorven. Zulke kinderen waren zoo stil en van zelf altijd lief. Mevrouw begon te vertellen: -Er was eens een klein meisje, die geen zusjes of broertjes had. Ze vond dat heel, heel naar, want nu moest ze altijd alleen in den tuin spelen, tusschen do hooge muren van de andere huizon.» Dora hoorde wel de woorden en oven wekten ze oen prettige nieuwsgierigheid naar alles, wat er mot dat kleine meisje ging gebeuren, dat naar zusjes on broertjes verlangde. Toen sloeg zo in gedachten don blik naar zee; tiaar waren zo aan hot baden. Ze wilde er niets van zien, had zo gezegd, maar nu draaide ze zich juist een beetje schuin om beter te kunnen zien. Ze tuurde en tuurde la, die eeue, tusschen al die in bel water omplassende menschen en kinderen, leek Lily wel. Haar badpak kon zo op zoo'n grooten afstand niet onderscheiden. Hot zou zeker wol mooi zijn. Lily had alles zoo mooi. Lily mocht alles van haar moeder. Waarom mocht zij nu ook niet baden ? Hot «o» niet koud. ■ Dal kon natuurlijk niet. want hol buurmeisje wist niet. dat er oen gaatje in do schutting wa5....,» ving Dora van hol vertollen op. Een zin of wat luisterde zo. maar zo begreep den loop van hol verhaal niet Zo had niets gehoord van een buurmeisje on oen schutting, waarin een gaatje zat Daarom keek ze maar weer naar het baden, dat anderen mochten en zij niet, en in haar hartje bleef het wroeten: ■ Klauw, dal ik niet mag.» IX. NOO EEN NIEUWE KENNIS. Lily ging oen paar dagen bij haar oom in ilo atncl logeoren. ,Oom laat me met zijn auto halem verlde ze met grootenophef àn de jansenjes ,om half twaalf kom jullie me goedendag «eggen. Door en Els Y • Op den bepaalden tijd stonden de vier kline jansentjes voor het hotel op wacht en daar kwam de auto aantuffen, een mooie zwart gelakte mat veel blinkend koper. Chris on Jannoman verkneukelden zich er in, dal zij ook mochten kijken. Lily haii do auto gehoofd en kwam bet portiek van hot hotel nitgeslnpt. Zo had oon (likken maillol tuin on oen Wil zijden «luier om don hoed gebonden. -Dol hè, om naaide stad te gaan? Daar zie je tenminste meer dan hier.' Els kreeg oen vluclitijf kusje. mur Dora drukte zo stijf in de armen. -Dag Door! Dag Door! Als Ik jou hier niet bad gevonden in dat saaie oonl, dan kniesde Ui me dood. Tot ziens, fk reken op je. als ik terugkom, voor het baden. Wij moeten voor deze drie weken maar vriendsehap sluiten. Tot ziens.. Jantje bleef oen beetje Op een afstand van het groote, puffende, walmende ding en volgde den rhauffeur met spanning bij al üijii bewegingen. Zoo'n man, heelemnnl in een jas van beestenvel! (lauw even over den rag van dien -oorae beer- gestreken. Xu wist hij hel. Het was heusehelijk haar van een houscholijk beest. • Tot ziens, < riep I.ily. Dora's hart bonsde van blijden trots onder de onstuimige begroeting. >Tot ziens,* riep ook zij opgewonden terug. Hel was iels, dat haar nog nooit in haar leven was overkomen, »lot ziens* te roepen legen een meisje, dat in een auto wegreed. Daar moest Ester eens bij zijn. maar ze zou haar van avond oen brief schrijven en alles vertollen. „ Tot ziens," Wil je hard rijden?* hoorde ze Lily aan den Chauffeur vragen. «Niet zoo zoetsappig, alsof we bang zijn. Mhen nooit bang;* ,Maar we mogen geen ongeluk krijgen, Jongejuffrouw.» ,O, maar do bangste mcnachen krijgen hot eerst een ongeluk." De kinderen bleve wuiven, tot de auto de krommeng van den wes was omgezwierd. Ze toefden nog even. -Kom,* zei Dora, .laten we naar huis gaan, aan die stofwolk is niet veel Ie zien. Ze is toch weg,. Opeens scheen do dag zonder Lily haar heel leeg en saai. De laatste week was ze aldoor met haar samen geweest en nu was het plotseling uil. ,Ik wou. dat ze maar weer terug was.* ,Och,* zei Els, blijgemoed als altijd, -het was heel leuk met Lily, maar zonder haar hadden we ook schik.* ,Zou jij niet graag in oen auto zitten?* vroeg Chris. ,Nou, natuurlijk, maar niet als ik dan weg moest, zoo als zij. Ik wou over oen uurtje weer bij de zee zijn.* Els hipte al pratend als een vogeltje voort over don weg. Dora volgde mol loome passen. Nu leek dan de tijd Bangebroken, waartegen ze in Arnhem al had opgezien, de tijd. waarin zo zich xiood zou vervelen.* Lily vond hol hier toeh ook net als zij, saai zonder vriendinnen. .Wat moet je nou don hooien dag doen? De boeken, die we hebben meegenomen, zijn al uit,* pruttelde ze. ,O. zei Els, weer terughuppeleud, .dan doen we wat anders. Misschien mogen we vandaag wel baden. Kijk, de zok komt door." De zon leek bij Dora nog niet door Ie breken. Ze was moe en voelde zich vervelend. Het dartele doen van Elsje ergerde haar. Mevrouw had ook al lang opgemerkl, dat de Opgewonden Lily haar vermoeide on toen ze de kinderen zag, kwam ze mol het plannetje voor den dag om een boeten middag in het duin te gaan liggen. *En dan gaan we vóór hot koffiedrinken. Ik heb bedacht, dat we beat de boterhammen moe kunnen nemen. leder draagt wat, want er dienen ook oen paar flc-sscheii molk meo.« Hol pion viel onmiddellijk in den smaak en het fleurde Hora zelfs een beetje op. Zoo gebeurde hot dus. Ze kozen bet vlakke pandje aan de binnenlij van de duinkotcn, langs de weilanden, • Kijk, daar zit ze weer,* (luisterde Chris zijn moeder in, loon zo een eind op weg waren. Daar stond hel bekende wagentje met de grijs linnen kap. Het was hier een allerliefst piekje om te zitten, want het duin was met groote vlierstruiken bezet en het wagentje stond als in een prieeltje van vlier, half verscholen achter een grooten bos braam. •Zou ze hier den heelen middag alleen staan?* vroeg Chris medelijdend en Els stelde dadelijk voor; >l.OlOll wij bij haar gaan zitten. Moeder. Dat zal zo prettig vinden.* •Toe Moedor*, drong Elsje nog eens aan, want zo verlangde toeh ook wel erg om Tannie van nabij te zien. Hoe dichter ze bij het wagentje kwamen, des te moor werd Hora hot mot Elsje cons. Hot was toch wel saai den hooien middag alleen te zitten. Zij moesten Tannie gezelschap houden. • Als zo hel prettig vindt ,* zei Mevrouw. Intusschen waren ze vlak bij het wagentje gekomen en Tannie keek nieuwsgierig om den rand van de linnen kap heen, om te' zien. wie haar in haar eenzaamheid kwamen opzoeken. Ze bleet Mevrouw vragend aanzien, meenend, dat die wel iets van haar zou willen. ,Wij waren ook van plan in het duin le gaan uitten, net als jij,* zei Mevrouw vriendelijk. -Wat heb je hier een aardig plekje. Die struik hangt, heelemnal over je heen, we zagen je eerst niet eens. „Wat heb je hier een aardig Piekje," Ja. hier komt bijna niemand. Do monsehon uit de stad gaan natuurlijk naar hot strand.* Zo zei hot zoo roemend, dat het wel schoen, alsof ze juist daarom dit plaatsje had gokozen on de eenzaamheid in hot gohool niet naar vond. Ze konden haar nu geheel zien. zooals ze was, alleen de beenen niet. die waren verborgen omlor een kleedje, dal op hel wagentje was vastgoknoopt. Dora vooral lotto sterk op haar. Tannie zelf zag or heel gewoon uit. Zo had een langwerpig rond gezicht, hl hot geheel geen bleeke, uitgeleerde wangen, maar oen gezonde lint van zon en buitenlucht. Sluik, bruin haar en bruine oogen. lang niet zoo groot on donker als van Lily, maar mol oen bijzonder vriéndelijke» glans er in. Kr was iets in die oogen, die van uit hei lage wagentje zoo stil tot haar ópkeken, dal Dora warm mankte voor dit ongelukkige meisje en toen zo van die oogen naar het kleedje blikte, waaronder do tamme beenen verborgen bleven, ging haar hart voor haar open on zo zou het allerliefst bij haar gaan zitten om haar don eenzamen middag gezellig te maken. »Vind je hel niet saai hier aldoor zoo alleen te zitten?* vroeg ze. *En je kunt zoo weinig uitkoken, je zit net met do kap naar hel mooie uitzicht toe. Ais we je wagentje cons een beetje omlrokken, kon je de weilanden zien en do heele stad.* •O, nee, dank je wol,* antwoordde Tannie hartelijk. Zo praatte heel zachtjes, alsof zo bang was, «lat iemand hooren zon, dat ze hier stond, ,Verveel je ju dan niet ?, ,o. nee, in hot geheel niet Ik zil de laatste dagen meestal hier en ik heb ook wel een boek bij me. Hier verveel ik me nooit„ Zo was vrionclolijk on toch schoon iot* in haar houding to zeggen, ilnt zo gcon gezelschap begeerde. Hel look zelfs, alsof ze verlangde. flat dia vreemde menschen weer heengingen. Eli daarbij dat geheimzinnig lachte pralen: Dora vond het vreemd. Hoe kon zo zeggen: «Hier verveel ik me nooit- Hier. waar niets Ie zien viel. Ze begrepen eehter, dat ze Taimio geen dienst deden door te blijven. „lk donk, dat ze erg verlegen is.- zei Mevrouw, loon ze een eindje weg waren. Al lieol gauw vonden zij ook een mooio, begroeide duinhelling, waar zo een ruim uitzicht hadden over do groene weivlakle mol vee en ilaarachter de stad. ,Moedor, mijn maag is heelemaal leeg,- kondigde Chris aan, die nooit honger kende. Hel was nog wel een half uur voor koffietijd, maar do andoren verzekerden ook, dat ze onuitstaanbare!! honger hadden. Do laseh wérd dus opengomaakL ,Wat is ilat moeten we nog eens vaker doen," ,Ja. als Vader er is, Ze vonden hol verrukkelijk boterhammen te eten zonder bordje en zonder mes, zoo maar uit het vuistje een heele snee op to kluiven on dan nog wel builen.» Chris riep dan ook ineens: .Wat smaken ze hier lokker.» En anders zat hij wol cens nehter zijn boterhammen to huilen, omdat ze op moesten on hij ze niet op kon. .Ik wil altijd boterhammen bulten eten.» kondigde Jantje aan. ,Mot zeewind er op inplaats van roggebrood of koek.» ,Ja,» jubelde Elsje, »mot zecwintl er op en geen bordje er onder. lk nog een buitenbolcrham." ,En ik„ •En ik.„ •En ik.„ moeder kon biina niet aĺe besteĺingen volden ,Ik bon al aan mijn dorde buitenbotorbam.* Daar was wàrlijk opèns de tasech lèg ,nu date doen we stelig nog èr wèr vond Moverou òk want zoo link aten de kinderem anders nòit .En dan èm grootere tasoli mee! Toon ze vroolijk naar huis tcrugkeerden langs hetzelfde graspàdje àn den binnenkant van het duin dachte Dora ,Zon Tannie er nog staan?» Ze konden hel niet weten, voor ze er vlak bij waren, want het wagentje stond in een diepe inbuiging van het duin. Plotseling kwamen twee jongens van achter een zandrug geschoten en liepen hen hard voorbij. Op hetzelfde oogeublik hoorden ze angstig roepen. Zou het Tarnde wezen? Hoorden ze goed. kwam het geluid van den kant, waar zo haar wagentje hadden gezien? Daarna word alles weer stil. Ze hoorden niets meer dan achter do duinen do zoo, die nooit tot zwijgen komt. •O, Moeder, zouden ze Tarnde kwaad gedaan hebben?» vroeg Dora verschrikt en holde meteen zoo hard ze kon vooruit -Dan hebben die twee jongens liet gedaan,» riep Els bijdehand. Ze kook om, -Daar loopen zo nog.< Ze waren al flink eind weg, maar liepen nog op oen draf, alsof ze vreesden achtehaald te worden. Haastig slapten do Junsentjes door en werkelijk, daar stond nog Tannie's wagentje, onder den vlierstruik juist als oeli paar uur te voren. Dora hoorde zocht snikken eu toen ze zoo dicht bij was, dal ze onder de kap kon kijken, zag ze Tnnnie met de handen voor bet gezicht zitten schreien. •Wat hebben ze je gedaan?- vroeg Dora verontwaardigd. -Hebben zo je kwaad gedaan?* ,Nee niets, mij niet-, jammerde ze hopeloos. Ze stonden nu allen om huur heen in een groole behoefte om haar te vertroosten. ,Wat is er dan gebeurd. Tannlc. kun je hot, ons niet vertellen?- vroeg Mevrouw. ,Missnhien kunnen we je wel helpen, ,Er is niets meer aan Ie doen. Xe hebben het toch al gedaan en • ,Die twee jongens zeker. Ik wou. dat ik zo gegrepen had., zei Els boos, *ik zou ze ,Ja, twee jongens. Zo hebben hel uilgehaald. Daar ligt het. Do Jongens keken naar do plaats, waarheen Tnnnie wees en daar lag oen rond ineengedraaid bolletje twijgjes, hooi en veertjes, liet wanne nestje, waarin jonge vogeltjes of eitjes gezeten hadden, nu leeg en achteloos weggesmelen in hot zand. ,Wat genteen., viel Chris uit. ,Ja, gemeen. Gemeen is het! Valseh, echt valseh!• riep Tannie driftig. Haar wangen gloeiden van boosheid en haar oogen stonden alles behalve vriendelijk. Elsje raapte het nestje op en streek liofkoozend over den molligen rand. Het was door de ouden zoo zacht en tekker klaar gemaakt voor hun kleintjes. »Wal spijtig! zei ze. •En dfltii- hooft hot gezeten,- leiTanniouit -Kijk daar? In dien dichten vlierstruik.- ,Hebben zo de eitjes meegenomen?- ,O. nee. het waren al jonge vogeltjes. O, o. hot was zoo snoezig. Eerst wist ik niet, dat hier oen nestje zal. maam' op. Dell middag, toon Qt hier zoo stil alloon stond, zag ik een zwarten vogel met iets in zijn bek dien sreuik invliogen. Even later kwam hij er weer uit Nneonoogonblikje kwam hij al weer terug on toen zag ik duidelijk, dat hij een worm in den bek had. -Daar zit een nestje,- dacht ik. Telkens kwam hij om de jongen te voeren en nou hebben ze hol uitgehaald. Van middag. Ik zal hier weer heel alleen en toen zag ik ineens twee jongens. Ze slopen naar den struik en toen begreep ik natuurlijk, dat zo naar het nestje wildon. O, ik schrok er zoo van en ik zei: -Dat mag je niet. ,En zijn zo toen niet weggegaan?- ,Nee. do oonc keek wol bang, maar de andere • Tarnde begon te schreien on snikkend voltooide ze: -De andere zei; -Zij kan ons toch niks doen.- En dat kon ik ook niet Ik kon er niet uit Toon heb ik zoo hard geschreeuwd, als ik kon en toen zijn ze wol op don loop gegaan, maar hot nestje hadden ze al. Daar ligt hot,O, Moedor,- zei Dora, -wat naar.- V.o kreeg de tranen haast in de oogen, niet zoozeer om do jonge vogeltjes, maar om de arme, machtelooze Tannio. Hel was soms toch wol vreesclijk, als je niet loopen kon. •En hebben ze de jonge vogeltjes meegenomen? ■ •Ja, het waren, denk ik, merels en die zijn geld waard.* Het was even stil. Allen keken naar het leoge nestje, dal Elaje voor Tannie op hel wagenkloedje neerlei. Toon ruischte daar iets boven hun hoofden. Zo zagen op. Het was een zwarte vogel, do oude merel met een wurmpje in den bok. Hl] verdween in den struik en vloog oen «ogenblik later met oen ungatigen schreeuw er uil op Toen kwam ook do andere van hot vogelpaar. Het was, of hij den noodschreeuw had gehoord. Heen en weer vlogen ze boven don struik, waarin het nestje gezeten had; ze wilden nader komen en scholen dan weer verschrikt weg, alsof ze bang waren voor do raenschen. die ze zagen. ,Och." zei Chris, .wij hebben het niet gedaan, voor ons hoef je niet bang te wezen.- ,Ze zoeken do jongen on zo vinden ze natuurlijk niot meer. Nou hebben ze dagen lang zoo hard gewerkt om eten te halen. O, u moest het eens gezien hebben, hoe ze zich repten, want do jongen schreeuwden altijd om eten. Hoor! do oude roept nog. Hoor maar, *oo riep hij altijd en dan riepen do jongen in hol neet terug. Ik lag er altijd naar lo kijken on omdol ik zoo stil zit. gingen ze gerust hun gang. De jongen worden al zoo groot, want eerst kon it niet eens precies zien, waar hat nest zal, maar nu 'begonnen Zo zoo lo bewogen en dan kon ik do bekjes zien, vier gele en bruine kopjes. Nou kan ik er nooit meer naar kijken ook.» Do Jansontjcs wisten weinig te zoggen tol troost, er was geen verhelpen meer aan. Ze begrepen nu. waarom Tannie maar liever zonder gezelschap bleef en waardoor het kwam. dal ze zich op dit plokje nooit verveelde. Nu was hot uit voor de arme merelvader en moeder, maar ook voor Tañie «Hol is verbazend jammer,, zei Mevrouw, .maar ik denk, dal de merels wel een nieuw nestje zullen maken en nieuwe eitjes leggen,. Ze wilden Tannie niet alleen achterlaten mot haar verdriet. Ze gaf er zelf ook niet om hier langer Ie blijven, zoodat ze het voorstel van Mevrouw om met hen moe te gaan, dankbaar aannam. Dora en Els trokken het wagentje, Chris duwde van achteren en kleine .lanneraan lei zijn handjes er ook legen met alle kracht, want ieder wilde iets voor Tannie doen, die zoo bedroefd was. X DO RA'S GOEDE DA O Den volgenden middag stond Tarnde weer mot haaf wagentje op hel duin. zoodat ze de zee en de spelende kinderen kon zien. Dors en Elsje gingen onmiddellijk naar haar toe. Kom jullie een poosje bij me zitten?* vroeg ze. -Zuster zon nog komen, maar ze heeft het zeker te druk, want ze is er nog niet. De meisjes legden zich languit op het korte duingras neer, dal warm was gebroeid door de zon. Natuurlijk , begonnen zo nog Bons ovor het merolnestjo; Elsje vertelde van haar vogeltje on beloofde, dat ze hot eens halen zou om het Tannie te laten zien. Terwijl ze zoo rustigjes zaten te keuvelen, hoorden ze «enige malen vroolljke reepjes van spelende kinderen aan den anderen kant van den top, waarop zij zalen. ,Hoor", zei Tannie; daar zijn nog meer kinderen.* ,Een, twee, drie, buut! • klonk hel luid en zegevierend en loon volgde een blij geroep van veel stommen: «Alles vrij! Alles vrij !• Tannio’a geziekt begon lo lovon van plezier, omdat ,alles vrij* was, Wie vrij waren, wist ze niet, maar zo begreep het spel wol. *lk wou, dat ik ze zien kon. Kun jullie zo zien, als je slaat?* Elsje wipte vlug op en deed haar waarnemingen. ,O, ja, zo zijn vlak bij. aeliter ons, in een diepte van liet duin. Wel twaalf kinderen, zeker kinderen uit het dorp. Zoo zien ze er uil.* ,Ze spelen zeker verstoppertje ï* vroeg Tannie, haar hals bunkerend uitrekkend, alsof ze dan ook wol over hel duin heen kon kijken, zooals Elsje. ,Konden wc ze maar zien. fk vind hot zoo aardig om er naar te kijken," Dora blikte tiaar onwillekeurig aan, want dat begreep ze niet Als je zelf niet kon loopen en spelen, dat je hot dan prettig vond er naar te kijken, als anderen er van genoten Dat moest dan juist akelig wezen. Meisjes als Tannie, die gebrekkig waren, werden toch wel anders. Net als dat Londcnsche jongetje. • Zou je ze werkelijk graag zien •Dol graag.. •Kom Els, lalen we don een» probecren, of we liet wagentje niet zoover op kunnen trekken.» •O. toe, als je belieft, het zal best lukken, jullie hebt me gisteren ook zoo heerlijk voortgclrokken. Hot ging Over het korte gras was hel wagentje gemakkelijk voort te krijgen. >O. pas op-, waarschuwde Tannie vroolijk, •de helling, aanstonds buitelen we nog met ons drieën Ze vonden een vlak plekje, waar de wagen veilig kon in den kuil te tollen mot do banden voor de oogen en geleund legen een stam van een dooden boom, die blijkgalmde toen heel hard en gerekt; -Honderd, ik kom; anders oen tip van een kiel • Weg! Weg!- wenkte Tannie. -Gauw – •Ken je die kinderen ï« vroeg Dora. • Sommigen wel. Die nu teil. is Mina. Ze kennen mij wel, want ik kom hier elk jaar. Die twee meisjes, die •Ja, want die wonen tegenover ons. Die kon ik ook, maar ik wist niet, dat zo Marrigje en Gcesjo hoeton.. Allen waren nu weggekropen en het was geheimzinnig stil. Mina trok tip handen voor het gezicht vandaan en spiedde in het rond. Niemand te zien. Geen geluidje werd vernomen. Mina moest wel aan hot zoeken. Daar ging ze. Met aarzelende pasjes en aldoor om zich hoen speurend, of ook ergens gevaar dreigde. Plotseling kwam er een hoofd Ie zien, achter een hoogen zand bult. Tannio gaf een schokje van schrik. Gelukkig, hol was nol achter Mina's rug geweest, ze had niets gemerkt >IH>, bijna gesnapt,- fluisterde Tunnie l>ora toe. Üorn wist bijna niet meer, waar ze kijken moest, naar de zoekende Mina ot naar Tnnnie's gezicht dal telkens wisselde van uitdrukking. Zittend in haar wagentje leefde zo hot heelo spel mee in al het leuke, hot gewaagde, de spanning on do angsten. •Waarom doe jullie niet mce?« riep ze ineen» al» een invallende gedachte naar ilc meisjes, die aan de overzij van don kuil zaten te breien. •We kunnen niet, wam we moeien breien,- »0. zei Tonnie. is 't anders niet. Geef mij die kous maar, ik kan goed breien, want Moeder hoeft het me geleerd on omdat ik toch zooveel zit, hol) ik het heel voel gedaan. Geef maar hier, dim kim jij spelen. Ik kan toch niet meedoen.» Dora vond breien het allervervelendste werk, dal In bedenken was. maar zo vroeg toeh: -Zal ik dan aan die van Gocsje breien ï Ik speel ook niet- Ze zou zich geschaamd hebben, als zo het niet had aangeboden. Elsje herinnerde zich te goed al de koeren, dat ze -geknoeidhad mot breien, ze was maar heel blij, dat er slechts twee kousen waren. • Dan zal ik maar meespelen-, besloot zo vroolijk. Dora en Tannie bieren dus samen. Ze volgden weer bel spel. Ja. daar zag Mina iels, en toen ze goed tockeek – Dora en Tannie zagen liet ook een heel trobbelljo kinderen bovenop en naast elkaar in een holletje van hot duin. »Piet, Leenden, Anna, Mioljo, Goortje . riep zo af, heel blij, dat ze er zooveel te gelijk had ontdekt. Toen stormde ze naar den boom. • Eén, twee,drie. buut!* klonk het weer luid on. de opgonoemden kwamen langzaam aan te voorschijn. „Een, twee, drie, huut!" lammer, dat ze zoo gauw gesnapt waren. Mina kreeg meer meer en klauterde behendig tegen de helling op. Bovenop bleet ze een oogenblik staan om het terrein af te spieden. Zag zo daar iels? Ze tuurde en tuurde.... Op datzelfde oogenblik gluurden oen paar oogon ora een duinkant heen, juist achter Mina's rug. Tannie had ze onmiddellijk opgomerkt Haar oogen schitterden van hoop. Een klein, vlug kereltje schoot te voorschijn. Mina hoorde iets, draaide zich snel om en toen werd hot een wedloop van die beiden. Zij en hot kleine rappe baasje, ieder van een tegenovergestelde!! kant komend, om het hardst, naar don boom toe. Wie zou hol winnen? Het jochie en zoodoende alle anderen verlossen? «Loop. loop,* werd geroepen on Tannie dreef zoo hard zo kon mee aan; ,Loop, loop*. Dora kon do oogen niet van haar afhouden, ook niet toen de kinderen een ander spelletje gingen doen, waarbj ze zich meer in het duin verspreidden. Ze vond dat gebrei aan een dikke sajetten kous op zoo'n hcctcn dag als van daag alles behalve prettig, maar er was iets gezelligs in dat samen zitten met Tannie en hat leek, dat Tanne het toch ook prettig vond gezelschap bij zich te hebben. Hoe meer Dora naar haar keek en den zochten glans in haar oogen zag, des te meer begon ze van haar te houden. ,Waar woon je?, vroeg Tannie. ,In Arnhem." ,In Arnhemv. zei Tannle heel verrast «In Arnhem»* ,Bon je daar zoo blij om?* ,Daar ben ik ook geweest. Wat was het daar heerlijk.* ,ln welke straat logeerde je dan?* ,In het Diaconeaaenhuis. Eén ilokter dacht, dal ik nog wel beter zou worden, maar het heeft toch niets geholpen, wat hij probeerde,* Er kwam iels droevigs over haar gezicht en de blijde levendigheid was er voor een oogenblik geheel uit verdwenen. Het waa even stil: Tarnde heek voor zieli uil, alsof ze dacht aan wat ze zoo had gehoopt en wat toch niet was gebeurd. Hora durfde niets te vragen, want misschien vertelde zo daar liever niet over. ,Later ben ik in do Johanna-stichting geweest* ging Tannie vorder. ,Was het daar dan zoo prettig V* vroeg Dom. Ze had het groole huis wel cens zien staan en gehoord, dat er gebrekkige kinderen in waren. ,Ja. heerlijk, en van den winter mag ik terugkomen, heeft de zuster beloofd.* ,Hoe was hot daar dan? Waarom vond je het er zoo prettig ?< Het was er altijd zoo vroolijk en we hadden er zooveel schik met de zuster on met elkaar. Toen ik binnenkwam, leek hel me vreesolijk. want vlak bij de .leur kroop een meisje over den grond met verdraaide handen en voeter en haar hoofd hing in oen ijzeren bengel mot watten er omheen. Bij do tafel zal een jongen zonder handen. Hij had niets dan stompje. Hij zag er zoo naar uit dat ik tegen ile zuster zei; .O, hoef ik hier als ’l u belieft niet in?' Ze lachte om me en zei. dat ik maar eens pond moest kijken, dan kon ik aan de gezichten van de kinderen wel zien. of het hier zoo akelig was.. Aan hel andere eind van de zaal hoorde ik zingen en toen ik daar kwam, merkte ik, dat het ook gebrekkige kinderen waren. Veel ongelukkiger dan ik. Dien eersten dag vond ik 'l nog wel naar om alles te zien. maar later dacht ik er niet veel meer aan en toen hadden we altijd sehik. Die kinderen konden van alles maken. Die jongen zonder handen kon prachtig schrijven en liet meisje met dat nare hoofd en verdraaide handen kon kralen rijgen met haar mond. .Ie kon niet begrijpen, boe zo het deed. En zo vonden nooit iets erg. Ik moest haar telkens helpen, maar eerst durfde ik haast de naald niet aan te pakken uit die akelige handen, maar dan zei zo: ,Toe dun, ik moet voort Pak dan aan, ,En er wis zoo'n aardige zuster. Alg hét regende zei ze: -Nou mooi jullie zingen, want ik kan niet tegen regen, dan word ik verdrietig.. O. on loen op oen keer, bedaohl ik, dat we oens moesten probeeren, ot het waai' waa. Een paar kinderen werden toch zoo vreeselijk boos op me, omdat ik Zuster verdrietig wou maken, maar de onderen vonden hel goed. We doden geen mond open. Telkens als Zuster binnenkwam, riep or een: .Huilt u nog niet?. O. o. wal hebben we gelachen, wanl toen kwam ze weer de zaal In en riep met een erg huilerige stem: ,Zing juller dan ook, want ik ga aan't huiten Ik dacht eerst werkelijk, dat ze schreide, want ze had tranen op haar wangen, maar ineens riep een jongen; ,Do tranen zitten in uw haar ook, u hebt niet ro/il gehuild,- Weel je wat ze gedaan had? Ze had haar hoofd in de waschkom gestopt Wat hebben we baar geplaagd.- ,Dar wou ik or ook wol eens heen,- zei Dora. ,Als ik or van den winter ben. moot je me eens komen opzoeken. Pan kun je alles zien. wal die kinderen maken. De jongens vloeiden beeldige mandjes. Dat meisje met vergroeide handen hooft een armband voor me geregen. O. kijk, ik heb oen leesleggor. die heeft een meisje voor me gekleurd, die alleen de linkerhand had. geen rechter.» Tannie haalde uil een bakje, dal opzij aan haar wagentje hing. een boek. Ze reikte Pora don leeslegger over. Hij was van perkamentpapier gemaakt, waarop heel fijn een takje varen was geleekend. Daaronder stond; «Aldaar zal geen nacht zijn." Tannie las de woorden hardop. En haar gezicht stond daarbij heel ernstig, maar niet droevig. Dora moest haar altijd maar weer aankijken. alsof or iets in Tannie was, dat ze niet begreep. ,Zuster zei, dat >aldanr< do hemel bcteekont.< Dora dacht weer aan het Londonscbo jongetje op krukken, dat altijd naar den hemel verlangde en vroeg gestorven was. Zou Tannie ook gauw sterven? Zo zag er toch niet ziek uit Zo had zeker don Hoere Jezus wol lief. Uit brandende nieuwsgierigheid vroeg ze:-Heb jij ook den Heer liet? Nel als wij bij ons thuis.- Tannie keek haar zoo verbaasd aan. dat Dora er verlegen onder word. • Natuurlijk,- zei ze. .Als je het alles weel van God en den bijbel, dan heb je don Heer toch ook lief. Er zijn menschon, die hot niet weten, de heidenen. Als de Heer nog op aarde «-as, zou Pa met me naar Hem toegaan en dan zou de Heer me ineens beter maken. Dal kan nou niet, «-ant de lieer is niet moer op aarde. Maar als ik in den hemd kom, ben ik ook bij don Hooien dan maakt Hij, dat ik loopen kan.* Dora werd angstig onder deze ernstige godaehten. • Zou Tnnnio werkelijk spoedig stervenV< ,Verlang jo naar don hemelV (Ja je dan il ~...?> Opeens bedacht zo, dat ze dit toeli niet vragen mocht, want hel kon wol heel naar voor Tannio zijn, als ze daarnaar vroeg. ,Wat?. ,O, nee, niks. ,Jawel," drang Tannie. " Dat is flauw, dat je het niet zoggen wilt Toe, zeg hel nou.- Tannio hield niet op voor Dora toegaf. ,Of je denkt, dal je gauw sterven gaat?« Tnnnie vond blijkbaar, dat dit meisje bed malle dingen vroeg, want ze koek Dora erg verbaasd aan. -Hoe kun je dat nou vragen? Dal weet immers niemand, Weel jij, wanneer je sterven zult? Ik word misschien wel oud, wanty bij ons in de straat woont een man met grijs haar en die zit ook in een wagentje. Hij la nol als ik, maaihij kan lang zoo vaak niet uilgaan, want hij is zoo zwaar en daarom moot er altijd een man komen om hem te rijden. Pa hooft mij beloofd, dnt ik oen wagentje krijg, waarin ik mezelf kan rijden. Op fietswielen. Is dat niet heerlijk? Dan kmi ik alleen uitgaan. maar Ik krijg het pas, als ik vijftien ben. Nog ruim twee joai’ moet ik wachten. Was ik ninur vijftien!* ,Hbo lang blijf jo bier nog?> vroeg Dorn. ,Ik weet hot niet. tol Moedor me komt halen. Na een poosje moesten Marrigjo on Ooesjo naar huis on kwamen haar kousen terughalen. •Dank jo wel. Tarnde,- zei Gocsjc mol wangen nog heel van hot plezier. Dank je wel. Dora hail Marrigjos kous gehad. Ze had al pratend gebreid on Marrigjo bekeek het sujetten boon goedkeurend. Verrast juiehle zo: »Mijn laak is heelemaal at Wal heerlijk I Dank jo wol." Dora on Elsje trokken hot wagentje weer naar zijn oorspronkelijke standplaats terug, want ook zij moesten haar huis. Dora had een heerlijken middag gehad, ofschoon ze een uur lang hot •allervervelendste werk* had gedaan, dat Ie bedenken was, namelijk breien. Ze kwam zingende thuis, en hoopte, dat Tannie’s moeder nog maar heel lang wegbleet. XI. BADEN Pootjebaden, dat was, nee, dat kon je nu n|et zoggen, hoe prettig, of dal was. Zoo iets, dat anders nooit kon on nooit mocht Met je blooto voeten in liet water rond- plassen niet in een wasohkom of badkuip, maar builen in de kop. En als ilnn het zand zoo lekker warm gebroeid was door de zon en het water zoo warm om je voeter spoelde, wal kroeg je dan een zin om er heelemaal In te plonzen. Hat leuke, bewegelijke water heelemaal om je heen te voelen, om je rug, om je schouders, om alles hoon. Eindelijk mocht het en.... gelukkig, I.ily was er nog. Ze zou overmorgen vertrekken. Arie oordeelde ook. dal het nu kon. -Als je maar durft,, begon hij Dora te plagen. • Vind je Arie niet een aardigen man t< fluisterde Chris geheimpjes mei Lily. •Jij bent zeker dikke maatjes met hem.* Lily begon schamper te lachen. • Vind jij hem dan niet aardig?* vroeg Elsje verontwaardigd, want niemand moest aller vriend Arie te kort doen. •Ooh,< zei Lily een bootje verwaand, .aardig? Ik vind hom tamelijk flauw. Dat je kleine broertje hem aardig vindt, dal kan ik wel begrijpen, maar hij maakt altijd van die flauwe grappen. En dan komt hij overal mol zijn wijsheid bij. Net zoo’n burgemeester van het strand. Hoor, nou is hij weer bezig.- ■Ja, Doortje, als jij maar geen watervrees hebt,-plaagde Arie. Nu was dan de dag gekomen, waarop Ze zelf oen koetsje ingingen. Wal hadden zo vaak mol heuijding loegokokon, als anderen er in wegreden. Het smalle deurtje ging achter haar dicht, Dora met Elsje samen in één koetsje. Wat leuk om in xoo'n kastie te xitlen. door niemaml Wat leuk om in zoo'n kostje te zitten, door niemand gezien en op een prik te weten, hoe hel daar builen nu toeging. Ze volgden de geluiden: Het, stappen van Vos on hot aanhaken van het spon. Toen, bom! bom! togen den wiuul van Chris zijn koetsje. Dal waren twee slagen mol den zweepatok, ten toeken, dat Vos aantrok, want, dan kreeg je opeens een schok. -Don gauw gaan zitten,- had Moeder gewaarschuwd, -andere rol je omver,- maar.... och. nee, dal was niol noodig. vond Dora. Moedor was altijd overdreven voorzichtig. Zij wilde het eerst het water in on vooral met l.ily te gelijk. Bom! Bom! Nu tegen hillir koetsje. Toe. gauw maar verder uitkleeden en zee in I Vos trok aan. met oen schok schoot hot koetsje vooruit. Pof! De lange Door tegen Elsje aan. Els van do boon (ogen do deur. de deur open en daar kwam een groot wit iels hel trapje van de badkoets afdulkelen. Toen hot in hel zand neerviel, bleken hel Dora en Els te zijn, • Au! ON kermde het uit het hoopje witte ondorkleeren. gi-men on heenen, dat op hot strand lag. ■AuN.nogeens heel benauwd, want de rokken waren Dora over het hoofd geslagen. Toen 'voer een gierlach. Elsje sprong hel eerst overeind en wilde zoo gauw mogolijk weer hol koetsje invluehton, maar Ontnuchterd kook ze rond, wout weg was hel koetsje. Een hooi eind verder, vlak hij hel water, daar reed hol. • Ho! Arie toch! We moeten meoN • Hoooooo! HooooooN hielp een heer, die lachend stond te genieten van de valpartij, met sterke stem moe. -Ho. Arie, je hebt jo vraclitjo verloren.* A rie zag om. Dam- stonden zijn twee passagio» in witte ondorklooding op hot strand, do blootc armen on boenen le wrijven, die duchtig legen liet houten trapje hadden gebonsd. • Wel bob ik vim mijn leven, dat is me nog nooit gebeurd. Mooi ik je soms vastbindenï Ik snap je wel, juffie, bang geworden. Watervrees! Vooruit maar, gauw er weer in- Die blonde plekken spoelt de zee er wel weer af.. Chris sprong al vroolijk in do langzaam uitrollende brandinggolfjes rond, toen de zusjes haar trapie kwamen afgeatapt. Dora vond hel heel vervelend, dat zij zoo achlorannkwamen. Met een vaartje liep ze het water in, Chris voorbij naar Lily. Die malle Aric! Dat behoefde hij niet te zoggen. ,Ga maar niet Ie ver», zei Chris. ,Kom, jochie, jij behoeft ons niet te waarschuwen, onze beenen zijn langer dan de jouwe.» Hot was dol plezierig. Stampen on schoppen, dal hol water hoog om je heen spatie, zelf golven maken. Nu behoefden ze niet op te passen, dat de kleeren niet nat werden, zooals met pootjebaden. Hoe wild en luidruchtig ze ook deden, het kon geen kwaad. «Kom gerust nog maar eon eindje verder», riep I.ily, die zelf doorgeloopon was naar het diepere water.» Hier is het pas heerlijk.» ■We mogen niet zoo ver,» riep Chris. •Wij zijn niet bang.» ,Ja, maar hol is gevaarlijk,, riep Chris weer. ,Gevaarlijk!» De zusjes proestten het uit. •Gevaarlijk! Net zoo'n stille zee.» Hel water kwam haar nog niet eens ver over de knieen Ario heeft het toch gezegd.» •Ja. goed hoor! Aric heeft ook gezegd, hoe je visch moet vangen. We zullen er oen paar voor je meebrengen.» Chris keerde zich boos om. •Dora en Els!» waarschuwde Mevrouw, die mot Jantje op hot droge gedeelte van hel strand in eon stoel zat Ze kon wel niet alles verstaan, maar zo begreep wel, dat hot weer het oude gehakketak was van Door on Els mot haar broertje. Ario rood mot het koetsje hoen en weer, spoelde badpakken uit en sloeg af on toe een blik op de badende kinderen. «Niet Ie ver!» waarschuwde hij ook. ■ Och, Ario,» riep Dora terug, ineens opspringend om zich in haar volle lengte Ie verloonen; ze slak nog halverwege boven hot water uil. • Nou. voorzichtig maar, en.... niet vorder. Donk er om.» Do zusjes begonnen met Lily te stoeien, gooiden elkaar een futs water in hel gezicht en hipten dan weer hand aan hand al springend vooruit. Ze waren nu Chris al een heel eind voorbij; die maakte dicht aan hol strand plezier met andere kleine kinderen. Daar was het water zoo kalm. maar hier. waar zij drietjes ronddansten, begonnen de eigenlijke golven pas. Daar legonlnapringen, tegen die uil zee aanrollende golven, dat was huerlijk! -Ia. toe. nog een eindje verder,, raadde Elsje aan. Alles, waar durven bij te pas kwam, was zoo prettig. Hoo vorder je ging, hoe moor j« armen konden meeplonsen in hot «rotor. Merk jij nou iets von het gevaar», vroeg xs nan Llly. .... . ..L....;. flowuni.’ Nel nlsnf ik vroog ze aan i.i.j, LUy begon Ie schateren. .Onzin! Gevaar! Net alsof ik voor hel eerst in mijn leven water voel. Hij zou ons wel aan oen touwtje willen binden, donk ik. Niets dan koude drukte, «lat geroep van gevaar. Burgemeester van het poppenstrandje! Ario Prins!» En hipten dan wèr hand hand at apreingend vòruit Dora vond, dat Lily volkomen gelijk had on als Lily vorder durfde, dan durfde zij ook. Als je aan builenlandschc badplaatsen was geweest, don wist je toch wol, hoe jo baden moest. ,kom steide Lily vòr ik in ;t meer aan gewend, dan sta je vaster. Geef me elk een hand. Pas op, niet vallen hoor! Daar ging het weer. Huup! Huup! Al springende voort. Zoo was het prettig! • Zitten, zitten! • riep Lily. als er oen groote golf aankwam en dan bruiste het water ovor haar heen. Zoo moest het, dat begrepen Elsje en Dora wel. Hip! Hip! weer een echte roller. >Zitlen. zitten*, waarschuwde Lily verschrikt, maar het was te laat. do golf sloeg tegen haar volle lengte aan en trok de smalle, tengere Elsje van de been. Plotseling raakte *o den bodem kwijl, struikelde en meteen glipte haar hand uit die van Lily los. Zo rolde om on hol water woelde over haar hoofd heen. O, dat water! Wal hart hot oen kracht! Nergens had ze houvast meer • Het gevaar, het gevaar!" Die gedachte schoot haar door her hoofd en een hevige angst groep haar aan. Hot water bruiste om haar heen. over mond, oogen on ooren. (Joon adem kon ze krijgen! Niets zien en dan geen vasten grond meer onder do voeten. Nergens iels om je aan vast Ie grijpen. In angst sloeg zo blind de handen uit in het wilde water. -Waar waren Dora on LilyV Zou ze stikken* Hier plotseling ontkomen?* Ineens zonk het water rondom haar heen neer en ze slootte met do knieën op hel zand. Ze sloeg de oogon verbijsterd op en zag weer de zee, heel gewoon ala te voren mol de nanrollende golven en het geschitter van de zon. en vlak bij Dora. die angstig rondkeek. I.ily zag er in het minst niet verschrikt uit en lachte vroolijk. ,Dal was een buiteling. Els!* grapte ze. «Sou bon jo goed schoon Elsje proestte het water uit mond en neus en gaapte Lily aan. Hol hart bonsde hoor nog van schrik. Hoe hml zo hot nu? Was er clan in het goheel goon gevaar geweest? Waa zo alleen maar zoo bang geweest, omdat zo niet wist, dat het water je zoo omsmijten kon on dan met jo spelen? Ze durfde hel niet te zoggen, dal: ze werkelijk aan mrdrinken had gedacht. Dat zou Lily wel •om te gieren* vinden. De golf. die haar ondersteboven gegooid had, waa lang uilgeloopen op het strand en hel water reikte haar niet hooger dan lot liet middel. Ze hijgde nog naar adem. .Maar ik ga toch niet verder.* zei ze ineens mot haar gewone beslistheid. Kom, Kom:' ,Nee, ik cloo hol niet, flauw of niet flauw, ik doe het niet. Ario heeft toch ook gezegd, dal we niet verder mochten gaan.» Elsje had geen lust in oen tweede oogcnblik van zooveel angst. -Toe Door, ga mee terug,• smeekte ze. .Laten wij nu samen blijven. Ik val alleen misschien weer om, want liet water ia veel sterker dan je denkt-Dora was ook geschrokken, toen ze plotschng haar zusje door liet onstuimige water bedolven zog en ze van Lily was losgeslagen. Ze stond zich een oogenblik te bezinnen. -Toe, Dora,- drong Elsje nog cons en Dora's goede hart overwon. Haar zusje alleen laten V Nee, dat wilde ze toch niet on ze liet Lily los. ,Dan ga ik alleen verder,- zei die, -ik heb geen zin in zoo’n voetbad.- Dora keak haar nog even met oen blik van benijding na, terwijl ze mot Elsje terugging. Elsje hield haar krampachtig vast, want dal bracht haar 10l kalmte. .Hot was erg benauwd onder water.» klaagde ze, »en ik ben vreeselijk geschrokken, je kunt tegen dat malle water niets doen. ,Ik ben eigenlijk ook gesel)rokken,• zei Dora, die nu maar heel blij was, dal ze om Elsjes wille was teruggegaan. Samen keken zo naar do grimassen en kunsten, die Uly in hot water maakte, Het was toch een vrodlijbord, die Uly! Maar plotseling voor do zusjes zagen, hoe het gebeurde en voor ze begrepen, wat er gebeurde daar zonk Uly wOg. In Mn oogenblik. recht neer in de diepte. Niet gevallen, zoo als Elsje, maar ze verdween, zooals zo stond. Twee armen grepen wild boven het water uit on toen zonken ook dio mot bot hoofd weg. Het water sloot zich or boven toe. Dora stond verlamd van schrik te stiu'on op do plek, waar Uly verdwenen was, -Holpl Help!» hoorde ze vlak naast zich gillen, maar Elsjes zwakke meisjesstem verklonk in hot gebruis van de branding on hel ruisohen van do grooto zee. Niemand, ilie den zwakken angstkreet had gehoord. Meteen gaf ze een ruk aan Dora’s hand, waardoor die lot bezinning kwam. • Arie halen,- gebood Elsje. Ze keerden zich om on op hetzelfde oogenblik zagen zo in onbegrijpelijke vaart door het water haar voorbijschieten do blauwe trui on de roodo broek van Arie. Hol was Arie! Hij stoof in eenou door naar do plek, waai- Uly gezonken was. -Te ver, gilde Elsje verschrikt, zoo hard ze kon. Hij was even te gegaan, maar Arie kon niets meer hooren, Do handen mot do palmen tegen elkaar gelogd was hij al neergedoken on ook van hom was niets moor te zien«O. o,« kermde Dora. «Lieve Hoer, help zo toch! Red zo toch!< Een paar seconden zagen ze niets dan do branding en daarachter de groote, wijde zee tol aan den horizont toe. met torche stapepen kwam nij het water stòr àngeze met zijn aierker armen hàr n LOVEING OMVAŢEOND Toen kwam daar oen hoofd. Arie’s hoofd, zijn schouders in do bokondo blauwe trui en in zijn arm .Hij hooft haar!, riep Elsje en barstte in snikken uit. Werkelijk in zijn arm lag Lily de drenkelinge machte oos en slap, zonder weet van lictgoon mot haar gobourdo. Mol forscho slappen kwam hij het water door aangezel, met zijn sterken arm haar stevig omvattend. Elsje en Dora rilden, toen liïj vlak langs haar heen ging. Ze konden juist even een blik op haar gezicht slaan. Het was zoo blauwbleek on do oogen waren gesloten. Zou ze....Y Is ze dood fluisterde Dora nauwelijks hoorbaar. Ario verstond er niets van on stapte door. De zusjes volgden. • Dal heeft weinig geschoeid! Een haartje!» hoorden ze hem zeggen togen Maarten, die ook hard kwam aangerend met de reddingsboei in do hand. Ze is zeker bewusteloos, dach t elsje XII. SCHULD. Op het strand had men gemerkt, dat er wat gaande was. Eerst had niemand iet» van hel gevaar bespeurd, maar ploseling had een heer, die bij Arie stond te proten, hem hoeren zeggen: •Daar gaal er oen !• Vos. de koetsjes, de wachtende badgasten, alles had hij in don steek gelaten. Een schel fluitje was gehoord en onmiddellijk daarop was ook Maarten loegesneld, had de boei gegrepen, die altijd gereed hing aan een paal midden op het strand, en was hem nageloopen. Enkelen slechts hadden begrepen, wat dat alles beduidde. Hel was zoo snel gegaan, dat het gerucht zich niet had verbreid. Een klein groepje menschen, waaronder ook mevrouw Jansen, Blond vlak aan den waterrand in spanning Arie's komst af te wachten. ,Kom er uit, kom er uit.» riep ze bleek van schrik haar kinderen loc. ,lk heb baar, maar hel had geen seconde langer moeten duren. "zei Arie. Zoodra hij met F.ily op het droge was, lei Idj haar voorover en schudde haar geducht heen on weer, waardoor het zeewater mond on neus uitstroomde. Toen voer haar een rilling doof do machteloos neerhangende leden en zo sloeg do oogon op. ,Ze komt bij.» riep een hoor, on men hoorde een zucht van verlichting uit het mensehengroepje opgaan. Gelukkig was ze maar heel kort onder water geweest en nu eenmaal hot bewustzijn was teruggekeerd, herstelde ze spoedig zoover, dal ze op haar boenen slaan kon. Xu moest ze het koetsje in en aangekleed. ,Ik zal haar wel helpen,» bood mevrouw Jansen aan, en Arie gaf nog den rand: • Klink droogwrij ven. Mevrouw, ze moot rood worden op de huid. Zoo hard wrijven als u maar kunt. Lily liet zich willoos hot trapje opluiden, haar gedachten sollenen nog niet heldor te zijn. Do mcnschon zagen hot deurtje achter haar toegaan. Do andere kinderen trokken zich ook terug in de koetsjes, geen een had moor lust om in het water Ie blijven. Arie liep dood bedaard, alsof er niets bijzonders aan de hand was, met Maarten moe en toen Elsje en Dom aangekleed en wel hel koetsje uitstapten, zogen ze hem al weer met droge kleeron aan, een zelfde pakje als altijd, de blauwe Irni met roodo broek. Me» dezelfde gemoedelijkheid ook van altijd liep hij over het strand naar Vos toe en klopte hel dier op den nek. ».Ie bont een boste," begon hij tegen het paard, ,maar je zult vandaag niet voel meer te doen hebben, ,t Is onze schuld niet, hoor Vos!< De kalmte keerde op hot strand terug, nu de menschen Arie heel gewoontjes hoen en weer zagen loopcn om de badpakken uit te spoelen. De warmte van hol koetsje, dat den hooien morgen in de zon had staan te stoven en het steving wrijver hadden Lily weer op droef gebracht, maar Dora keek toch met zorg naar haar bloeke wangen en haar starenden blik. Ze sprak geen woord. ,Nu is het hel boste, dat je hel zelf aan je moeder gaat vertellen,» raadde mevrouw Jansen aan, »dan schrikt ze het minst Blijkbaar weet niemand in hot hotel er iets van, want anders waren er wol menschen komen hoeren.* Hel liefst waren ze met haar drietjes stil langs een omweg naar huis gegaan, zoodat niet alle menschen haar zagen, maar Arie had haar ai weer opgemerkt, "ga jullie eens met mij moe.< sprak hij streng. Geen durfde iets te zeggen. Arie was heel ernstig on de boosheid stond in zijn gezicht Bedremmeld liepen ze naast hom voort Ook Arie zweeg. Hij nam zo moe naar den paal. dien zo altijd op het strand hadden gezien er waaran een lijn met reddingsboei hing, .Weet je wel voor wie of dal daar hangt?' vroeg hij. Ook andere kinderen er om heen komem staan, Schovcningon nog een dame verdronken, maai- ik zeg; Niks dan roekeloosheid. Daar ginder- – Arie wees met zijn zweep het water over-'daar, zit een bank, dal kan u zien, omdat daar de branding het sterkst is. En achter die bank is een diepe geul. Dat kan je aan het water zien en als ze nog verder waren gegaan, dan waren ze in die geul terecht gekomen. Lily is er in gezogen. Er is daar zoo’n geweldige trekking in hel water, dat zou u niet gelooven met zoo'n kaime zee. ja moet hier den bodem kennen en dat ken ik,« Lily scheen nog geen antwoord te kunnen vinden en daarom zei Dora bedeesd: -Voor schipbreukelingen.- ,Nee, niet voor schipbreukelingen, maar voor drenkeltiigen, voor menschen, die met baden te ver gaan. En als je ze dan nog maar met de lijn kunt bereiken! Wie roekeloos is, die krijgt hier geen bad meer. Ik had jullie gewaarschuwd.- Do kinderen luisterden vol ontzag en de stedeingehes keken eerst naar Arie en toen naar de bleeke Lily. -Wou je een ongeluk krijgen ?«ging Arie voort. ,Hot had weinig gescheeld.- Het was, of do meisjes geen van drieën iets wisten te zeggen. Verlegen keken ze voor zich. -Nee,- zei Arie tol slot en de goedmoedigheid begon alweer door te glanzen in zijn vriendelijke oogen, -nee, verstand van baden heb jullie nog niet. Dat kan je kleine broertje Chris nog boter. Wees nou maar voorzichtig in het vervolg.- ,Is het baden hier zoo gevaarlijk?- vroeg Mevrouw later aan Arie. Ze had zelf ook gemeend, dat hol geen kwaad kon. ,Gevaarlijk ? barstte Arie in verontwaarding log. ,Gevaarlijk. Mevrouw? Nee, gevaarlijk niet, maar ze moeten naar me luisteren. Die kinderen kunnen niet tegen de kracht van het water op. Ze moeten naar me luisteren, groot en klein, daarvoor ben ik hier op hel strand. Maar gevaarlijk? Ziel u. als je op don wegloopt en er komt oen rijtuig aan, als je dan niet opzij gaat, dal is ook gevaarlijk. Er is hier nog nooit éf-n enkel ongeluk gebeurd met baden Verleden jaar ìs er in Als alle dagen zat de kleine kring van do familie Jansen om de tafel voor hel middagmaal. Als allo dagen las Mevrouw voor uit den Bijbel en of hel zoo trof, of dal Moeder met opzet voor dezen dag dit hoofdstuk had gekozen, dal wisten de kinderen niet, maar opeens hoorde Dora de woorden; -Wij zijn alle uur in gevaar.» Ze zonken haar in het hart. En 's avonds, loon 10 voor hot slapen gaan als alle dagen geknield lag voor haar bed, renen haar als van zelf de woorden naar de lippen: >Wil II ons bewaren in dozen nacht?* Bewaren logen hot gevaar -Ik dank l’ lieve in gevaar geweest on was het niet haar eigen overmoedigheid geweest? Haar eigen schuld? »0. lieve Heer,* bad zo voort, .wilt U het on» vergeven en ons bewaren, van nacht en morgen on altijd?* Moeder kwam na oen poosje nog oens naar de kinderen zien, Dora was den heelen dog na het baden zoo stil geweest, nel alsof haar iels drukte. Zou te wel kunnen inslapen na don schok? Moeder,« Duisterde zo, want Elsje sliep reed» lang, •we hadden wel kunnen verdrinken, Els en ik ook. En als we mei ons drieën legelijk in de diepte waren gezakt, dan had Arie ons toch niet alle drie kunnen redden.* Toen begon zo te vertollen, hoe het alles was loegegaan, dat Elsje was gestruikeld on daardoor zoo bang was geworden, dal ze niet meer alleen durfde te loopen. •Moeder, omdat Elsje hot vroeg, bon ik moe teruggegaan. Als Elsje niet was gevallen, dan..... opeens barstte zo in snikken uit -dan was ik mot Lily ineegogaan en dan was ik misschien verdronken. Hel was mijn eigenschuld geweest, want Arie had ons gewaarschuwd.» Zou lily wel een goed vriendinnetje voor je zijn? vroeg Mevrouw ontroerd. Hora dacht een oogenblik na. -Ik vind 'Fannie toch eigenlijk veel liever.» antwoordde ïo. XIII. STRANDJUTTEN. Eiken dag baden mochten ze niet, want daarvoor waren ze voel Ie zwak. De dokler had gezegd: *Niol meer dan een», hoogstens tweemaal per week.» Hel was maar goed, dal ze er dien prachtigen dag voor hadden waargenomen, Zou, lully wel een goed verendinnerje voot je zijer want hel weer veranderde geheel- Arie zei, dat er onweer geweest was. De zee was onstuimig: groote golven waren er met wit schuim op den rug en in het aanrollen zotten zo zich nl hoogor en hooger op, lot zo zich niet moer kónden houden on ineens mot voel gebruis en gespat oversloegen. Nog nooit hadden zo de zoo zoo woest gezien. Hot water spatte je in hot gezicht, ui stond je or oen heel eind vandaan. •Ik proef ile zee,* riep Jantje, vroolijk met zijn armen in den wind zwaaiend. Hij likte zijn lipjes af. Ja, de anderen merkter het nu ook, handen en lippen, alles smaakte zitig van den zeewing. Den hooien naelit woei liet zoo door en toen do kinderen den volgenden morgen hun'gewone gangetje nuur het strand maakten, zagen zo iets heel eigenaardigs. Langs do hoeks kust, zoo ver hun oog reikte, liep oen breed o, donkere streep van allerlei aanges)M>elde dingen. Anders toekende wel altijil een streep van wier en schelpen af, tot hoe ver de vloed was geweest, maar nu lag een heele breedte bezaaid mot allerlei, dat zo op een afstand niet konden onderscheiden. Op een drafje ronden ze er heen. Arme visschersiongens kropen op de knteen er tusschen door en raapten stukken drijfhout op. Kon mandje hadden zo op don rug gebonden en daar ging alles in, wat ze vergaarden. •Kijk V riep Chris en hij hield een groot® stopfloach omhoog. • Zoo, zei Arie, *OlOOl je ook al aan het jutten?* Nou, ik bewaar hem*, zei Chris blij. ,Ocli, en kijk pons, wat oon groole stukken zeeschuim or nu liggen en wat oon massa. En dam' oen heels kist. •En daar nog mooil Qessohen, o, wat oon flossebon!» Papieren, briefjes, ateenen. brokken door de zee afgoknaagd bout, oen verroest pannetje, oon paar uien, van alles vonden zo on sjouwden liet bij elkaar in de kist. ,Zou dat alles van schepen wezen, die vergaan zijn? vroeg Dorn opeens mot oen grooten ernst op haar gezicht •Wat akelig!. Ja, «laar «root jo niola van,- antwoordde Ario. -Misschien ook wol over boord gegooid, al dio loogo flcsschen. Wal de zee krijgt, dal gcoft ze weer, «laar kun jo vast op aan. Als jullie wat krijgt, dan houd je het, maar de zee geeft alles «-eer terug. Die wil geen cadeautjes hebben.* Dia malle Ario,« zei Chris, maar hij hield loch vau hem en bleef bij hem in de buurt, toen de zusjes zoekend verder liepen. Kijk ’s, hoo vind jo die?* vroeg Arie, een grooten hoorn omhoog houdend. Hot was oen heel mooie, zoo gedraaid en heeicmaal gaaf van rand. Hè, wat oen prachtige ! Kleine, zwarte hoorntjes lagen er altijil bij massa's, dal waren alikruikenbuisjes, maar zoo'n grooten grijzen hadden ze nog nooit gevonden. Lag dio op hol strand, Arioï. Als dat zoo was. dun wilde Irij ook oens aan hot zoeken gaan. •Jh. van morgen vroeg. Dio liggen er niet allo dagen.* • Nee,- stemde Chris toe. • Wil jij hem? Noem hem clan maar.- Chris zijn negen gingen wijd open van verrassing. Die mooie hoorn voor hem? -O, Ario, dank je wel.dank je wel, Ik heb er thuis nog genoeg. Als je hom tegen je oor houdt, dan hoor je de seeer in.- „Wij je amullen ?" Chris drukte den hoorn met den mond tegen zijn oorschelp aan en luisterde. .In, werkelijk. dat was hot ruischen van do zee. Dat kwam zeker,omdathij zoolang diep in de zee had gelegen. Dora en Elswaren al èn heel eind verder verder at twè van de stènem kribben, tlio hi'ar op bopaalde afstanden in hot strand gemaakt waren, voorbij. • Wil jo smullen*, vroeg Els, een doodcn viscn dij zijn stnnrl omhoog houdend. >Muu. wat vics,< griezelde tiara. -nat is v™ muuiv voor Chris, voor zijn aquarium!- Elsjes oogen begonnen ie Helden van guitigheid. «Ja, voor zijn aquarium, dat is een leuke mop! Laten we dien voor hom meebrengen en zeggen, dat wij dien voor hem gevangen hebben op Ario’g manier.. En oven lalcr: .Non. weet je. wat nog veel en veel leuker is?- Hel was, of liaor huele gezichtje meelachle mot Wat nou Tannio hot naar vindon. Die hield net zooveel van beesten al- ik. Ik «al haar van avond oen brief schrijven. Was ze nog maar hier. toen Eieje zich gieg avonty tròte ovrer het gemig van hàr vogeiue doòr aan Tsnnie te sehrijvie nam onk sik van pen an begen brier »Ja, zei Dora peiuzend.»was ze nog maar hier. ze verlangde naar Tannio. Er was iels in Tannie. dal haar hielp om goed Ie zijn. En loon Elsje zich dien avond troostte over hol gemis van haar vogeltje door aan Tannio Ie schrijven, nam ook «ij oen pen en begon oen brief. Elsje moest hem Ineluiton bij den huren, maar niemand mocht weten, wat ze aan Tannie geschreven had. XVII, HET MEDAU-t-ONNETJE- Toen gebeurde er iels, dat aller gedachten van hel droeve voorval mei hot vogeltje aftrok. Het was Woensdagmiddag on zeldzaam mooi weer om aan zee Ie wezen. Bijna geen wind on een felle zomerzonneschijn. In de stoffige stadsstraten was het nu broelïg warm, maar over hot strand blies een vochtig koeltje frischheid aan uit zee. Met de stoomtram, per automobtel. per rijtuig, per fiets of wandelende kwamen do stedelingen om van het strand te genieten. De .Innsenljcs vonden hel heerlijk, want nu zouden ze wel speelmakkertjes nanlreffen onder al de slrandbczoekers. Mevrouw huurde bij Maarten een stoel, Jantje bleef mel zijn schopje en emmertje bij haar spelen, zoodot do anderen vrij konden rond loopen, waar ze wilden. Op een van de steenen kribben, die aangelegd waren om de kust Ie beschermen, zagen zo andere kinderen. Daar gingen ze maar oons hoen om to zien, wat die doden. Laten wo krijgertje spelen,» stelde Dors na ecu poosje voor, " Nu zijn we met zoovelen." Hot was ineens mot algemeen goedvinden besloten, er werd afgeteld en liet spel begon. Vroolijk sprongen ze heen en weer over den steenen rug, om en door elkaar, .luist op de krib was hel zoo aardig, want had je er oen op het oog om te tikken, dan joeg je dien don steenen dam op, tol, waar de golven er over heen sloegen. Daar aan hot eind spoelde aan «trio kaaien hel, water. Er was maar Mn uitweg en daar stond je zelf. klaar om te tikken. Jolig dreven ze elkaar op tot liet uiterste punt, bijna do golven in. Hora on Piel. een van de stadskinderen, bleken de beste loopors te zijn en zoodra Piel hem was, begon hij op Hora aan Ie leggen. Die moest hij nu eens raken; daar had hij zin in. want die lange Door met liaarsteltbeenen was nog allen te vlug af geweest. • Mij krijg je loeli niet,* pochte ze lachend, terwijl ze wol oppasle aan den landkant te blijven. Op on om don steenen rug kon ze hem best onlloopen, dal wist ze wel. als ze maar naar Piets korte boenen keek. De hare waren een heel stuk langer. Pralend bleef zo slaan on liet hem heul leukjes nader komen. De andoren stonden het spelletje van die beiden lachend aan te kijken, wantzij waren nu voor oen oogonblik buiten schot. Met onverschillige kalmte slapte Piel dichter bij. stapje na stapje, O. nee, haast was er niet bij! I lij zou nog wel oen heel eind zootjes voortgaan en Dora liet hem rustig komen. Op het laatste moment kon ze nog wegspringon, vlak voor zijn handen weg. Plotseling, met een vaartje, schoot hij vooruit, op haar Plotseling, mot unn vaartje. schoot hij vooruit, op haar loc, slak zijn hand grijpend uit. daar •Mig. mis,. Hop oova on de anderen plaagden vroolijk mee: 'Mis, mis!' Zijn vinger» liadden bijna tegen de uitflndderendeStrook van haar katoenen jurk nongetipl, maar daar sprong xo been. ongedeerd en vrij. Mei oen vlugge zwenking was hij weer vlak hij haar on traditie haar de krib op te drijven. Zijn korte heen Ij e» gingen als een maehinelje zoo vlug. 't Was onbugrijpolijk. lioo Als jelOcli maar rijk bent,» dacht ze. -wal mag je dan veel spelen on wat heb je dan oen heerlijk leven.» Ze was met opzet dezen kant uitgogaun, omdat ze don hot heel»strand kon oversten. Hol gaf wal afleiding om daarnaar te kijken. Ze zou wel moe willen doen mot die kinderen, die daar zoo vroolijk heen en weer sprongen over de krib, maar dal waren natuurlijk allemaal rijke kinderen, geen kinderen als zijzelf dat zag ze van verre wel aan hun kleeren. Kinderen uit de stad, die met liun ouders in hel hotel gingen eten of theedrinken. Al behoefde ze nu niet op Uimisju en Manusje te passen, dan kon ze tooh niet naar dat spelend troepje gaan en vragen; -Mag ik meedoen V- Dal zou mijnbeer van Zanten, do eigenaar van hel hotel nóóit goedvinden. Die wou niet hebben, dat zij en andere arme kinderen zoo tussehen de bezoeker» van het hotel liepen. Andere kinderen deden het toch wel en bedelden dan om centen, maar Vader wou hot niet hebben en Vader werd door mijnheer van Zanten betaald. Marrigje kwam maar langzaam vooruit, aan elkohnnd een kleinen dreumes. Do kleintjes stolperden rnooielijk voort door het mulle zand. Pof! Daar lag me die Hinnsje al voorover, zijn handje ontglipte Marrigjes vingers. Ze bukte zich om Item op te helpen en toen— bó! wal glinsterde daar zoo in do helm? Ze greep er naar en had oen prachtig dingetje in do hand, oen langwerpig rond plaatje mot oen steentje in het midden er op. Even stond zo stil en vergat alles om zich heen, het slrand, de tweelingen en de spelende kinderen op de krih.Dat kleine dingetje in hoor hand! Wat was hot mooi.' Bat was zoo iels. als ze nog nooit zolf in handen had gehad, als ze alleen maar vooi' de ramen van winkels had bewonderd. Zooiel» kwam nooit bij bon In huis en zooiols had zij nu gevonden. Onbewust bewoog zo de hand even en toon straalde hot steentje, alsof er een zonnetje in zal Ie branden en te lichten, rood en blauwgroen, regenboogkleuren on schittering, alles in dal f-dne glaspnntjo. Het was een steentje niet grooter dan een sagokorrel, maar het zonnevuurtje zond haar oen gloed legen, waarvan haar hartje sneller klopte. Blij van bewondering werd ze. hot steentje lonkte haar togen en ï was nu van haar. Het was ven haar ! Plotseling stopte zo hot schichtig in «lon znk, heel iliop weg onder den zakdoek en andere dingen. Een gedachte w.t» haar toogofluislerd, hot leek wel door haar eigen hart. = Dut moest je aan Vader brengen.- Alles wat op hel strand werd gevonden, moest aan den strandvonder worden gebracht en die moest het aan hel Rijk overgeven. Vader zei altijd: – Het behoort niemand toe. hel is van hel Rijk.- Als Vader iels van belang vond, bracht hij hol ook aan den strandvonder, die iels verder op in een huisje woonde, achter hol duin. Verschrikt keek ze naar de gezichtjes van de kleintjes, of die ook iels hadden gemerkt Hun onschuldige oogjes blikten haar oven vragend mm. alsof ze verwonderd waren over het sehitterliclilje, dal ineens verdwenen was, maar hun kleine mondjes konden nog geen vragen doen on ook niets vertollen. Kom,' zei Marrigjo togen Rinus, -geef me oen bandje. anders vai je weer Hol ventje zag haar hand hem toegestokon on hij loi gehoorzaam do zijne er in. Zoo scharrelden zo vorder lot zo een prettig plekje vonden om lo gaan zitten. Nu zal hot in haar zak. dat dingetje. In het donker schitterde hol steentje niet natuurlijk niet want hel lag logen hot katoen van den zak aan. Even voelen! Haar hand schoof den zak in; ja, onder in hel hoekje, zoo in don punt daar belastten baar vingers iets kleins on hards, glad en langwerpig rond. Dat was hot Do achtorzij bevoelde zo nu, want hel steentje zat natuurlijk aan den vóórkant. En bovenaan was zoo'n klein oogje met nog een ringetje er door: hol bewoog oven logen haar vingertop aan. Zou hol zilver zijn? Zou zo hot aan Vader moeten geven? Weer afslaan, nu ze het zoo'n kort poosje bezeten had? Zoo iels als ze nooit weer zou vindon? Maar hol was niet op hol strand gevonden, niet aangospoeld, dus bol ■ was niet •gejut* ‚Manus, niet zoo ver weggaan. waarschuwde ze naar de om haar heen in hel and rondkruiponrle kinderen. Manusje was altijd stouter dan Rinus. Nobg even zien. nog heel eventjes het stee ntjelaten schitteren! Hier zag niemand het En— wat hinderde het ook, dat ze het had. Ze had het. toch eerlijk gevonden. De tweelingen groeven mot hun knuistjes in hot zand en letten niet op hun groote zus. Hot was hier een eenzaam plekje ver van hel voetpaadje af. Eerbiedig bracht haar hand der schat naar boven in liet lielil van den dag. Omniddollijk pakte hol de r.onmudrnlon lm daar was wOc'r dal koel mooie, uls een scliittoromlo «lon. maar niot liook in do lucliL Vlak bij haar, in baar oigon hand. van haarzelf. Langzaam bewoog ze hol hoon en weer togen hot licht Naar alle kanton schoot hot piokslraaltjos uit vol kleur: hot look wol, of dat hoolo steentje trilde on toch was hol hard on stijf als glas, Zou hel ï Zou hol diamant zijn? Ee daar was weer dat heel moole, ais aan schltarende rer. Een plotselinge onrust kwam over Imnr. Als het diamant was nee, nee, zo behoefde het niet aan Vader te geven, het was geen diamant Het kon geen diamant lijn. Diamant was ZOO vreeselijk duur, dat zat in de kroon van de koningin; dat hadden gewone mensehen niet Misschien, die net zoo rijk waren als de koningin, maar die kwamen niet hier, wol in Sohoveuingen. zei Vader. Nee. diamant was liet niet en goud ook niet Goud kende ze wel, dal was geel. Het zou wel niet eons veel waard zijn, hel look geen zilver ook. want zilver glansde en dit zag dof, zoo grijzig. Het kwam er niets op aan. of ze hol hield en als zij niet waa gekomen, dan was hot natuurlijk al door het zand oversloven geworden en dan had niemand het ooit gevonden. In het duin vond je bijna nooit iets terug. Het was heel toevallig, dat zij hel had gezien. Heel, heul toevallig, en als zij hot niet had opgeraapt, dan had degene, die het had verloren hel toch nooit teraggekregen. Eli. euh! klonk drenzig hot geluidje, dat Rinusje altijd maakte, als iets hem niet naar den zin ging, Onmiddellljk kromde Marrigje de vingers over het medaillonnetje toe en stopte hot weer veilig in haar zak. Rlnusies klomp was uilceaaan en klepelde met de bandjes. Knusjes klomp was uilge.gaan eu klepelde met dB bandjes, waarmee hij vastgebnmlen was geweest, bij r.fjn voetje. Goedwillig als altijd hielp marrigje hem en zei troostend. Ziezoo, nou zit hij weer goed, hèV■ en toen lachten de bruine oogjes uil het besmoeaelde geniolitje haar blij tegen tot dank. XIX. HET ZOET QEHEIM. ,Marrigjel* klonk ineens een roep over hel duin tol haar. Ze stond op en loen zag ze haar moedor bij hun huis staan wenken. Ze moest oen boodschap doen, met de tweelingen in den wagon naar het dorp. want Oija had zijn klomp stuk gesprongen en als hij geen nieuwen had, kon hij morgen niet naar school. Erg jammer vond zo het, want ze was veel liever op het duin gebleven, maar ze zei toch gewillig; «Goed, Moeder., Zo wist veel te goed, dal Moeder er zelf ook niets aan doen kon. Moedig duwde zo don zwaren wagen voort over don boeten landweg «onder boomon en als de zon dan erg brandde op haar rug en de hitte wol van den grintweg haar in hot gezicht aalteen te kaatsen, dan dacht ze tot troost: 'Ik heb wat, Ik hab wat," En in den klompen winkel werd hel nog veel prettiger, dat gevoel van: >lk heb wat.. Die man met al zijn klompen! Hij paste het mnalstokje, dat Moeder had meegegeven in het ccne paar na het andere. -Deze zijn goed,* zei hij. Alles was zoo heel gewoon, want hij wist niet, dat ze iels had. lels had gevonden. Niemand wist hel. Het was een geheimpje van haar. Niemand behoeft het ook te weten,* zei zo logen zichzelf op den terugweg. -Ik houd het voor mij alleen. Arie kwam dien dag eerst 's avonds laat thuis. Gewoonlijk praatte hij nog al eens over allerlei nieuwtjes, die hij van de gasten had gehoord, maar hij was zoo moe na den drukken, langen dag op hot zonnige strand, dat hij in den leunstoel een beetje ging zitten soezen. Do kinderen moesten Ie bod. Marrigje en Gees sliepen op zolder. Twee jongere zusjes. Aaltje en Mario, vonden ze al long in slaap in de krib. die Vader logen den muur had getimmerd van oude planken. Zij beiden sliepen samen in een ledikant. >O. als ik nu voor don nacht nog maar iSdn keertje mijn moois kon bekijken,- kwam hot in Mnrrigjo op. Oen boelen nacht zou het nu zoo doelloos In haar zak zitten on daar kon hot toch ook niet in blijven. Moedor zou hot vinden. Wist zo maar een plekje, dat niemand zou onldokkken. Wacht! Onderaan in dien Meien schuinen balk was een molmgal, net in een donkeren hoek. tussehen tien muur en den balk: hot dingetje zou er wei in wegschuilen. en den balk: hot dingetje zou er wei in wegschuilen. Ze was mtuaarhen uitgekleed <-n zooals allo avonden knielde ze noor om haar gebedje te doen. Goe» knielde naast haar voor hot ledikant; dat waren «o zoo gewoon on ieder bad stil voor zich. Of de Heer hen allemaal bewaren wilde on hen wilde helpen om goed op Ie passen, vroeg Marrigje. want dat vroeg ze lederen avond. En toen, of de Heer haar ook hel kwaad wilde vergeven. Terwijl ze dat bad. dacht ze aan allerlei dingen, die ze den hooien dag door had gedaan. AUoa wist ze niet moor, maar.... van het modaillonnotje nog wel. Niemand wist het dan zijzelf on de Heer in den hemel, die wist het natuurlijk ook. UZ nu urn.' .... 11.... lui. itiinlrnn m.r-oiiL-f mi IniH Iw.t Hé, nu was ze aan hot donken geraakt on had het bidden vergoten. Goosjo stond al op. -Amen,» voegde ook zij or gauw maar aan too on ging in bed. •Vind jo hot niet erg donker van avond?* vroeg ze fluisterend, toon Goosjo hol kleine draaghunpjo had uitgeblazen on ook in bod slapte. Och, malle meid.' zei Gocsjo lachend, -zoo ia hel altijd, als de maan niet schijnt Dat verheeld je je maar.* >.ln dnt zal dan wol zoo zijn,- Mnrrigjo kook nog olm» don zolder op. Het look toch werkelijk zoo donker on daar in haar zak was Den volgenden morgen, loon ze de zusjes had geholpen met aanlcleeden en die mot Gcoa naar beneden waren, nam ze gauw hol mcdaillonneljo uil den zak. E6n blik er op! O, wat was hot toch mooi. Als je hol in zoo'n poosje niet had kunnen zien. leek hel nog mooier. En goud was het niet, noen, geen goud. Als hot van. goud was. d0n..,., ja dan moest zo hel tegen Vader zeggen en dan moest die het naar don strandvonder brengen. Als hel goud was, zou ze hot ook zoggen, natuurlijk! Maar- het was niet oons zilver on geen diamant ook. Do moester op school had (natst nog verteld van valseho diamanten, die nog meer schitterden dan echte. Ze duwde het mednillonnetje met de vingers diep in het molmgat. Zoo zat het goed. Als je er langs liep, kon je er niets van zien, zelfs geen puntje. Wat wonderlijk, dat nu in dien oenen lialk, zoo maar in dat hout een zilvo nee, zilver was het niet. Hoe kwam zo daar bijt In dat ruwe hout zat nu zoo'n mooi dingetje. Hel kon wel krassen, ze zou er een papiertje om doen. Later na schòltijd slòp ze stil nàr dite plekje heen. Even kijken! Even genieten van het zien, dat steentje je in de oogen laten stralen! Ze dewde het medaiĺon met de viageren diep het momar Ze hail een stukje van een krant gescheurd en wikkelde het daarin. Toen stopte ze het weer weg. Den dag door gingen telkens haar gedachten naar den het gat in don balk. 't Was net, of zo dan met haar gedachten kon doen, wat ze mot de oogen deed, als ze een gelegenheid vond om oven naar don zolder te snappen, genieten van ’t zien on van 't hebben. En 's avonds, wat leek het toch vreemd, dat Hoesje nu met haar op donzelfden zolder was. soms vlak langs den balk liep, en niets zag en wist dan den zolder. Ze knielden weer naast elkaar neer. Nu wilde Marrigje toch boter bidden dan gisteren avond, toen ze eigenlijk niet gebeden had. Ze had daar wol nel zoo gebogen gelogen als Ocesje. Wanneer iemand het had gezien, had hij gezegd: 'Dat zijn twee kinderen, die bidden, zusjes,* en eigenlijk had er maar Mn geboden, Gecsje alleen. Zulk bidden als lij gedaan had. daar iou de Hoor (och niet naar luisteren, dal nam de Hem- niet aan. En de Heer zag Abel en zijn offer nan, maar Kaïn en zijn offer zag hij niet aan! ■ Waar hoorde ze opeens die woorden? Was er iemand, die Ze had gesproken? Nee, dat kon niet; Geesje bad nog en er was niemand behalve Aaltje en Mafte, die rustig lagen te slapen. Maar een eigenlijke stom was er ook niet geweest eu zo had toch de woorden zoo duidelijk verstaan. Angstig luisterde ze naar de stille van don zolder en naast haar bad Geesje. ,O. Hoer. wil IT looh naar mij ook luisteren en mijn gebed ook aannemen?- Ja, het was wel heel prettig zooiels moois te hebben als dat gevonden dingetje, ze hield zooveel van moois en ze keek vaak naar do jurken van de rijke meisjes in de Villa aan don overkant. 'I Was heel prettig, maar den volgenden dag ging ze geen enkel keertje naar haar sehat kijken. Hel medaillonnetje log daar doelloos in hot molmgat verstopt en toen haar gedachten er heen dwaalden, schrikte ze bang terug. XX- FEESTDAG. Vader kwam! Van Zaterdag tot Maandag. Dat was een (eest. ■Nou is hot pas echt Zondag,: zei Jantje, loon hij aan het ontbijt met zijn hoog stoeltje vlak naast Vader zat. >Jij weet hot,* stemde Moeder lachend toe. *Wo zijn hier al weken, maar we hebben nog geen Zondag zoo heerlijk gevierd als dozen,- En wat hadden ze veel te vertellen. leder weer wat anders. .Hoe is 'l mei Klok?, vroeg Els het eerst -Zit hij nog altijd aan oen touwtje?- ■Springlevend en gezond. Hij gaat maar getrouw met >O, Pa. en die Ariö is toch zoo’n aardige man,- begon Chris, -en hij loopt altijd op bloote voeten.» >.la. Pa en • riepen er al weer twee te gelijk. Al het moois moest verteld, van Arie en van de zee. «Ie schelpen, hot strand en.... Vindt u hot niet vreeselijk jammer van mijn medaillunnetjc-?- vroeg Dora. Zo had het toch nog eens zeggen ook. En dan was er nog iels, waarover geen van allen sprak. Op hetzelfde oogenblik gingen de oogon van do beide zusjes naar de leoge plaats aan don wand, tussohen do portretten van Grootvader en Grootmoeder, Plotseling merkten ze, dat ze er beiden naar keken on beiden aan hetzelfde dachten. Zou Vader de leoge plok ook zoo akelig kaal vinden als zij? Zou Vader daar ook iets het toch al zoo naar had in die lange eenzaamheid, over dat nare maar gezwegen ï • Kijk. Vader, kijk u nu gauw,, riep Chris opgewonden. Daar gaan do kinderen van Arie. Dat zijn ze niet alle- maal, alleen «lo grootste. We alen ze eiken morgen voorbijkomen naar school. Dal is (jeesjo, en dat Marrigjo, en dal, die in het midden. Oijs, want ik heb gisteren met Oijs gespeeld, ik ken hem.. Anders mochten ze niet zonder van tafel opstaan. Anders moeiden zo niet zonder vragen van tafel opstaan, maar in hun angst, dat Vader niet alles zou te welen komen en niet alles Ie zien krijgen, waren ze van hun stoelen opgevlogen on— Vader was maar meegcvlogen. ,Ze zien er altijd zoo knop uit, zei Mevrouw, "zes hebben zeker een (linke, goede moeder, want er zijn zes kinderen en zooveel zal Arie ook wel niet verdienen. Zes. Moeder? Acht Acht kinderen,• verbeterde Chris. Dal heeft Ario me zelf verteld. O, Pa, u hebt nog nooit zoo'n annligeii man gezien, roemde Chris. -In de stad zijn de mensellen nooit zoo aardig. Ze zijn hier heel anders, heuseh.< 'Dan moot jij mo van middag Aric «ons aanwijzen, maar nu mouten we voortmakon. anders komen wij nog te laat in de kerk: de kinderen van Arte zijn al lang op weg. Wat zullen we nu eens zingen?’ ,Dat weet ik wel, zei mevrouw met stralende oogen. "Loof loof den Heer mijn ziek, psalm 103, want we zijn vandaag allen allen even blij. O, wal ging hot zingen prettig mot die sterke volle stom van Vader er weer bij. En wal zongen zo van harte, het leek wel. of ze opeens mot veel meer menschee waren, zoo vol was het geluid. Zelfs kleine Jan, die al zoo aardig wijs kon honden, deed volop zijn best mee. Hij kende de woorden niet heelemaal en zong telkens maar weer bij elk couplet: >l,oof, loot. den Heer mijn ziel met alle krachten,, maar hij zong toch. im van harte, want hij was heel blij en zal met zijn handje in Vaders hand. Dat was in weken niet gebeurd. Niemand had zoo's sterke en toch zoo'n zachte hand als vader. Na Hi< kerk dronken ze vlug koffie en toen met z’n allen naar het strand. Jantje liet geen oogenhlik zijn vaders hand los, die hand was zijn eigendom, vond hij-Dora, Els en Chris stormden te gelijk op de andere los. •Ik naast Vader,» riepen ze allo drie, zoodat de gasten van hot hotel, die do .lansentjes al wol konden, hurlelijk lachten. ,Moeder, als jij do dochter» eons nam, dan houd ik do zonen,- zei Mijnheer, lachend de meisjes van zich afschuddend, Do holeltrap naar hel strand werd voor andoren versperd, toen zij mol hun heolo troepje, dnt vlak om Vader wilde blijven, er at gingen. De mensehon, die juist naar boven kwamen, hadden mee schik in de harlelijke vroolijkheid, die uit aller oogen hen tegenstranlde. Het was toch ook zoo heerlijk, dat hel zulk mooi weer was; nu kon Vader alles in volle fleur zien. Dat is de winkel van Maarten,- begon Els uil Ie loggen. *Hij zelf zit er in.« Chris gunde zijn vader bijna geen lijd om te kijken, maar trok hem voort lot bij do badkoetsjes, want lussehon de wielen door had hij twee groote bloole voelen gezien en den onderrand van do roodbaaien broekspijpen. • Kijk, Vader, dat is nou Ario,« kondigde hij vol glorie aan. Zoo, is dat nou Ario V • Meteen stapte Mijnheer door tot vlok bij hem en zei lachend; -Dag, Arie. Ja, ik weel al lang, hoe je heet- Zoo, -Mijnheer, hoeft hol in de Arnhemsvhe krant gestaan V Nou. u hooft me ook niet te vertellen, hoe u heet-Arie's oogen. die zoo innig genoegolijk konden lachen onder zijn borstelige wenkbrauwen, gingen het koele troepje langs van groot tol klein. >Nou hebben ze bun zinnetje.- Het was voor Ario oen drukke dag; telkens mensehon, die een bed wilden nemen: de een moest op den ander wachten, want de koetsjes warén voortdurend in gebruik. Zijn oogon moesten overal Ie gelijk zijn, in het water, op hel strand, bij de koetsjes, bij Vos. Hij had geen tijd om praatjes le maken en «Ie Jonsentjes wandelden door haar het stillere gtillere gedeelte van het strand. Ool naar de krib, waarop het medaillonnetje was zerloren. En nu ligt liet in dien groeten waterplas,- aei Dora vol spijl. XXI. .DAT 18 NOU AltlE." Togen den avond, toen hel strand leeg begon te worden, wandelde mijnheer Jansen nog eens met zijn drie grootste kinderen langs de zoo. Na de beweeglijkheid on de kleurige volte van den Zondagmiddag leek het alles rondom zoo rustig, nu de stadsmenschen woggclrokkon waren. Het leek meer hun eigen strand, zoo nis zij het kenden, die hier nu woonden. Mevrouw maakte Jantje, die voor den -feestdag, al heel laat was opgebleven, naar bed, en in dal poosje vonden de drie oudsten het een bijzonder genot om zoo vertrouwelijk met Vader alleen te gaan. Eerst keken ze naar den zonsondergeng. In het Westen was de hemel met fijne veerige wolkjes bedekt. Een rosse gloed lag er over en uit die wolken kwam de zon zinken, al lager en dieper als oen groote vuurbol. Waar zee en lucht elkaar raakten, daar was het een groote vuurgloed, over de wolken naar omhoog on over do spiegelende golven beneden. Ze stonden zoo zwijgend U' kijken, in spanning bijna, want hot leek wol nl gauwer on gauwer te gaan, de vuurbol zonk tot op do zee, or in, al lager on dieper weg. En hol was zoo prachtig al dat vuur on al dal licht. Net alsof je nu in den hemel kunt kijk en zie chise zacht. Hij alak nog maar half boven do kabbelende watervlakte uit. je kon hem zien glijden. Nog één smal boogje vuur en toen. „Aanestonda hoor je hem sieen," zel Arie opeens «,Aanstonds hoor- je hom sieson, zei Arie opeens. Zeschrikten van zijn stem want meteen washetstreepje vuur uitgedoofd in zee, Ze keerden zich om naar Arle, dien mallen Ario, met zijn Krappen, en opeen» lag daar voor hen uit hetleoge, verlaten strand in hel donker van den dalenden avond. De zon was onder en diepe schaduwen zonken neer tusschen de duinruggen. >H6. wat was dat mooi,» /ei Mijnheer Jansen. Nou, Meneer, dan moest u eeus zien, ala hij weer opkomt. Dat zie je nergens zoo mooi als op zee.« ,Zoo, Arie, en heb jij dab vaak gezien ? ,Nou, Meneer. Aria lachte oons achter zijn «nor. Twaalf jaar gevaren en dan de zon niet vaak hebben zien opgaan boven zee? ,Zoo, zoo, heb je twaalf jaar op het water gedobberd en bon je nu een landrot geworden ?■ Een landrot? Een landrot. Meneer? Dat word ik nooit en dat kun je niet worden als je zoo gevaren hebt als ik. met hart on ziel. Als ik niet alle dagen do zee kon zien, zoonla hier en ik niet altijd dien lokkeren zeewind om me hoon voelde waaien, wel Meneer, ik geloof, dal ik verteren zou van chagrijn.* En waarom ben je dan opgehouden met varen ' -Hum, ja, «'al aal ik u zeggen? Als je vrouw en kinderen hebt Hel ie telkens weer afscheid nemen en je vrouw in de zorgen achterlaten. Ze was altijd bang, dat ik niet weerom zou komen. Twee broer» van me zijn ook op zee gebleven. E6n onder Ijsland, dal is nou elf bent nou een week of wat van ze weg geweest en u zal wel verlangd hebben.- •Nou, als jo belieft!- ja. wout ii, on nou u terugkomt, zijn ze allemaal ovou blij on zo wildon wol, dal u vier nrinon limit, dan koudon zo elk aan iV'n hungon. Maar als ik thuiskwam, was ik soms oou half jaar wog geweest; dan had ik nok naar mijn kinderen verlangd. In weken hoor jo dan niets; brieven bereiken je niet altijd. En als ik dan kwam, kenden de kleintjes me niet racer. Als ik zei: Kom 's bij Vader, ik ben Vader,* dan kropen ze aeliter Moeders rokken weg. Ziet u, Meneer, als je eigen kinderen bang voor je zijn. dat gaal, tegen je natunr in. De meisjes drongen onwillekeurig dichter togen Vader aan on Chris stond, zijn heele gezichtje in ernstigon eerbied lot zijn vriend Ario opgoheven. te luisteren. En als ze dan weer goed on wol gewend waren, och. dan was het voor mij al weer gedaan." ,Dan bon je zeker wol blij, dal je nu je brood aan land hebt gevonden.* ,Ja. Meneer, dat bon ik. ik kan er God voor danken, Broed hebben we hot niet, want we zijn alle dagen met ons tiene en het is niet bij een keer gebleven, dat de kinderen zonder boterham naar bed moesten want zonder eten naar bed, gaat toch altijd nog heter dan zonder eten naar school. Maar als je het onder elkaar goed kunt vinden, dan heb je toch een gelukkig leven. ,En hoe lang is het nu. dat je niet moer vaart?* ,Ja, laat 's kijken, dal zal nou oen jaar of zes zijn, want onze Aaltje was tooi) nol geboren on mijn vrouw was zoo zwak. Aaltje on Mario scholen nog geen jaar en toen hadden we twee platte kinderen over don vloer. Mijn vrouw had er al zoo vaak over gedaan, dat ik oen postje aan land zou zoeken. • Ario.* zei ze dan. >al moesten we ons heele leven droog brood eten. ik zou er nooit spijt van hebben.* En toen Aaltje dan geboren was on ik weg moest, toen zal ze op oen avond zoo Ie huilen in do kamer, toon ik thuiskwam. Ik zeg: Ouwe, wal scheelt er aan? Zijn de jongens ondeugend geweest of hed je zoo'n pijn in je rug van de wasch? •Och, nee, nee.- -Anders zei zo niet. Ik begreep best. Meneer, waar hem de schoen wrong, maar ze wou het niet zoggen on toen zeg ik: -Nou. Sticn. nis ik nou's niet Och. Meneer, ze was toch zoo gelukkig. Daar kan ik nog anders van worden, als ik donk. wat een gezicht ze toen zette. Ik zal hot lot aan mijn dood niet vergelen. Toen hoorde ik van dit postje. Ik er op af en ik heb liet gekregen ook. Zes jaar ben ik nou hier.. : Zoo gaal het toch met de meesion, die eerst met geweld naar zee willen. Als ze eenmaal een huisgezin krijgen, dan blijven ze liever aan land.* • Och ja, dan zeg je ook: >Oost West, thuis best.- En als je aan land je brood kunt vinden, ga je om de boter niet op zee, maar dal ligt hem niet aan de zee, Meneer, dat moeten zo niet zoggen,- Hij moest opkomen voor zijn vriend, do zee. Niemand mocht er iels kwaads van denken. -Van de zee moeten zij hol ook hebben. Meneer.- Hij wees naar de kinderen. -Wal zegt u er wol van ! Er komt al een heel andere tint op hun wangen. Dat dool de zoo. Meneer, onkel de zee.- Toen den volgenden morgen hot bekende rijtje van Arie's kinderen frisch en vroolljk den weg opstapte, keek Chris ie na. -Ze hebben zeker van morgen wol een boterham gehad,- fluisterde hij zijn moeder in. zelf verlucht, dat ze er zò gezond en opgewek uitzagen XXII EEN ONGELUK In don namiddag waren do Janaentjes eon eindje landwaarts hol duin ingegaan. Vlak nan den wegkant stond een hoog duin met een diepe uitholling er In. Daar zaten zo on trachtten mandjos te vlochten van helmbiezen, zooals zo dat andere kinderen wel hadden zien doen. Onderwijl koken zo naar alles, Wat over don wog ging, hoon on weer tusschen hol dorp on hot hotel. Daar kwam ook weer do vrachtwagen van don bodo, dien zo al zoo goed kenden, omdat hij dikwijls iets voor hol hotel te brengen had. Uct was oen groots wagon met een kap van zwart zeildoek. Ze lazen nog cens woor de rousahtig groots, witte lettors; .Vrachtrijder tusschen • verder kwamen zo niet, want toon was do wagen hen voorbij en koken zo 'achter onder de kap. ,Hoera! DagS nopen ze en zwaaiden mot ile armen, want daar zagen ze opeensJnplaaU) van de gewone stapels pakken on kistjes liet hoelc groepje van Arie's kinderen. • Die komen vaniluug prettig thuis,■ zei I torn. De kinderen op hol duin on do kinderen onder do wagenknp lachten elkaar blij toe orn hol innig genoeglijke van zoo mee te rijden. Xa een «ogenblikje hield de voerman zijn paard in. Ze wisten hel al. nu moesten ze er af. want bij de sterke stijging van don weg, gaf een voerman zijn paard liever geen onnoodig vrachtje er bij. Met een joligen sprong. „O, Gijs," riep geesje verachriut, Je kiet," kal achter kal, kwamen ze op den «rond neer en do kar reed door. 'O. «ijs., riep «oogje verschrikt, je kiel!. Al do broertjes on zusjes koken op «ijs zijn rug on hijzelf verdraaide zijn nek bijna om toch ook inuar op zijn eigen rug Ie kijken. Een groote scheur!- •Waar?, vroeg Gijs. Hij had niets gemerkt Marrigjo toekende, haar vinger met kracht op zijn rug duwend, de scheur af. In ontzetting voelde hij den vinger gaan. zAd broed en zóó lang! Een winkelhaak, dal vond Moeder altijd zoo erg en het was zijn Zondagschc kiel. Tranen kwamen en hij drukte do vuisten in tlo oogen. Opeens slond op allo gezichtjes groote verslagenheid. De losgescheurde punt hing naai’ beneden en door het gat kwam een plekje bruine tricot l tors trok Ie zien. Hel zag er zoo gehavend uit en dat voor oen Zondagschen kiel • Nou. huil maar niet., troostte Geesje moederlijk. >ik zal hel wel voor je aan Moeder zeggen.* *En ik zai wei zeggen, dal je in hot geheel niel wild bent geweest en dat je hol niet kunt helpen,* zei Marrigjc. ■ Non, Ik bon niet wild geweest.* jammerde Gljs, >hel Is zeker op den wagon gebeurd aan een mand. want ik heb niet eena gespeeld voor school. De jongens vroegen nog wol. of ik meedeed, maar ze waren aan het stoeien op een hoop oude balken en daar dorst ik niel op met mijn Zondagschen kiel. En nou ia er loeh een scheur in gekomen.* De .lansontjcs mankten geen onkel vleehtsteekje aan de mandjes, maar zaten zwijgend Ie luisteren on toe te zien. Die arme Gijs! Moeder heeft mijn mantel bij den kleermaker laten stoppen.< fluisterde Els. -en nu kun je er niets van zien. Zou ik hun dat even zeggen V • Ja, maar zo lijn zoo arm. Als je niel pens altijd een boterham krijgt, voor je naar bed gaal,... ,Nee, zei Dora, >ik woel iets voel beters. We moeten aan Moeder vragen, of hij oen van Chris zijn blouses mag hebben.* ,Ja.* riep Chris blij, >dat moeten we doen, want ik heb er drie. Ze sprongen al overeind en kwamen do arme kinderen gauw opzij. Die schoten niet hardop, want Oijs wilde maar niet voort. De anderen beijverden zich nog steeds om hem te troosten met alles, wal ze maar konden bedenken. Ja maar,* klaagde Gijs, -nou krijg ik altijd brommen, omdat ik zoo wild ben; nou ben ik in hel geheel niet wild geweest en nou is toch mijn kiel gescheurd.' Ik zal hel aan Moeder zeggen.. verzekerde Geesjo nog eens *en dan krijg je ook geen brommen.. Ze sloeg als oudste zus beschermend den arm om Gijs hoen en schoog hem zoo mee voort. Di! Janscntjes stapten hen haastig voorbij. •ilij past zeker,* fluisterde Elsje bijdehand, «want loon we hou voorbijliepen, heb ik er op gelet; Chris zijn rug is nel zoo lang on net zoo breed nis die van tiijs. Als de rug paal, past alles, dat zei die juffrouw in don winkel legen Moeder, looit Moedor oen blouse kocht voor zichzelf.' De kinderen waren bitter teleurgesteld, toen Mevrouw op al hun opgewonden vragen een heel bodenkelijk gezicht zette. Zo hadden verwacht, dal ze haast wel, voor Hijs thuis was, niet don kiel In de hand bij zijn moeder zouden staan. En dat al de droefheid dan plotseling vreugde zou worden. Ik zou ze dien kiel wel willen geven zei mervow maar hei ie een heel knop gezin: ik weet niet, of we ze ook beleodigen zouden mol zoo iets. Ik kon zo niet zoo.' ,Ik weet mart,- viel Hls uit. We moeten net (loon, alsof hel Sint Nieolaa» is en den kiel inpakken. Voor Gijs, zetten we er «lon op on leggen hem stilletjes om het hoekje van de deur. Toe, Moeder, geef u nou maar gauw de blouse, zoo kan hei best.- Top «lan maar.- xoi Mevrouw, lachuml om haar bijdehande Els. iüp nooit voor (•(•» gal gevangen aal. -Ik zal mijn blouse halen,* riep Chris en stonmle al naar boven. De grijze.- riep zijn moeder hem nog na. Chris was dol blij. Die arme Gijn! Al* je toch ook «om» geen eten kreeg. Hijzelf moest wel een» eten, ai» hij heelemaal geen trek had en dan mocht hij niet spelen, voör de boterham op was. Kon hij hem maar aan Rijs geren! Wat zou hij blij zijn met die grijze blouse. Hij zou hem wol heel mooi vinden, want er zat een horlogezakje op. Heden, daar kon hij wel wat instoppen, oen verrassing. Dal deed Moedor ook wel een» bij hi-m. Wat V lets uil zijn spaarpotY Dan kon liijs lorli altijd wn krentenbroodje koopon, als hij geen «ten kreeg. Gauw maar, want anders begrepen de- zusjes niet. waarom Idj zoo lang boven bleef. In een papiertje wikkelen, want liet mocht er ééns uit glijden. er oeus uu gujoen. Ziezoo,• zei hij voldaan. Een kwartje had hij er in gestopt Als de anderen hel nu maar niet merkten. Moeder zou hel wel goed vinden, dal wist liij wel. maar hij vond het niet prettig om hol lo zeggen, nel alsof hij zieh een beetje schaamde. Daarom sloeg hij de blouse dubbel en nog eens over dwars dubbel, dan kon zo zoo ingepakt Kijk eens,- riep Els. die al met een groot papier klaar stond, -al opgevouwen on wek* •Moot hij niet nop eerst afgeborsteld?. kwam BUllaUaa acbtar ham. -Heelemaal niet noodig,. verzekerde Chris gejaagd, -iloe er nou maar gauw hol papier om. of nee. geef maar Iner. dat zal ik wel doen, dat kan ik zelf wol, hel is mijn blouse.. Nou. mank er iimnr nipt zoo'n drukto bij,- zpi Dor» beredderachtig. „Jongens kunnen geen pukjes maken. geef maar hier. ,Nee, het is mijn blouse,Hij drukte zenuwachtig liet grijze pnlcjo blouse tegen zich aan onder don arm. -Ik wil hem zelf inpakken.- Els kwam stilletjes nehier hom. Van dien kant waohllo hij liet gevaar niet en verdedigde zich alleen maar logen Dora. Opeens voelde hij oen rukje en daar glipte do blouse hem van onder den arm weg. Driftig gooide hij zich om en stoof op Klsje af, die lachend de blouse in de hoogte houdend, rondsprong. Geef hier. het is mijn blouse en jij zult er af blijven. Els, als je hem nu niet geeft, dan ■ Nou, wat dan? Een vogeltje, dal je weg kunt laten vliegen, is er nou toch niet meer.- Hat stak Chris, dat ze dat zei, Valsch was het om hem dat nu weer te verwijten en meloen toch barstte hij bijna in snikken uil van drift en schaamte te gelijk, en van angst, dat hol kwartje uit hot zakje zou vallen. Natuurlijk zouden zo hem er mee plagen. ,Moeder,* riep hij, geen uitkomst ziende, door do openstaande deur het huis in. „Mag ik nou niet zelf de blouse inpakken? Mévrouw was maar even mot Jantje weggeweest. Ze keek do kinderen ddn voor een aan, toon zo weer binnen kwam. lk zal zelf do blouse inpakken.* zei ze streng. Was het nu al weer zoo? Dom meende altijd, dat ze wol iels meer kon beredderen en bedillen over haar jonger broertje. als Vader er niet was. Het was gisteren oen heerlijke dag geweest en nu was er al weer twist. De kinderen trokken zich terug, met zichzelf verlegen, omdat ze do vreugd van geven al weer verkibbeld hadden. XVIII VAN WIEN? Hel bleef met deze zomerdagen lang licht en de kinderen van Arie speelden laat buiten. Aan don overkant, in Duinzicht kwam telkens een hoofd voor het raam en verdween dan weer. De spelende kinderen letten er niet op, hot was niets buitengewoons en zo hoorden niets van het zoggen achter de ruften: – Nee, 't is nog te vroeg, ze hebben de lamp nog niet op.« Eindelijk zei Arie; .Vrouw, het groole licht gaat uit, je bederft je oogon, de lamp moet op.* Ze lei de blouse neer; het was waar, ze kon niet goed meer zien en die winkelhaak in hol rafelige cheviot was zoo lastig te stoppen. Ze koek er nog oven naar en zuchtte. Hot was niet naar haar zin geworden on hot was Gijs zijn Zondagsche kiel. Do Jansenljos zagen Geesjo builen komen. Ze klapte de groene luiken togen hot raam naar elkaar toe en riep toen: ■Jongens, 't is tijd. binnen komen.* Het werd nu heel vol daarbinnen in de kleine kamer. twee grooto mensohon en ïos levendige kinderen, alles saam in bol kleine woonvertrek. Do tweelingen sliepen ai in do bedstee. Maar hot werd nu voor de andoren ook bedtijd, elk kregen ze nog een snee brood en dan moesten ze naar boven • Hoor ik daar ito achterdeur?* vroeg Moeder. Hij hleid hem bij de mouwen voor aller oogen omhoog. • Wie ons hebben moei, roept ons wei.-- zei Ario rustig. een dievn komen hier niet Ik hoor toch iemand loopen, Vader. ,Ja.ik ook. ,Nou, Geesje, ga dan eens even zien.' (feesje ging. Zo hoorden haar logen niemand praten, dus het was oen vergissing geweest. Daar kwam ze al weer terug. >Er was niemand, maar dit lag aehter de deur.. Allo oogen gingen van verbazing wijd open en alle monden stonden een oogenblik stil, de pratende en de etende. Er staal Uils op,- xei Goeajo on la» van hot grijze papier: „Voor Gij». Toen alle blikken op Cïijs. Voor (iijs* Wat botookcmle dat nu? Nou.- zoi Arie, ,ik hob wol cens gehoord van linnldieven en van brengdieven. ,Sinterklaas al. juichte Aaltje, O, mank hel loeli open. Als liet maai- geen fopperij is....» Gijs kreeg liet pak en snood mei liet broodmes, dat op tafel lag, het touwtje door. Zijn vingers trilden, terwijl hij hel papier afwikkelde. Drie- viermaal moest hij hot pakje omleggen on t00n..,. Zo sagen het allen; Ken grijs wollen opgevouwen ding. hot leek w01..., ja, hot wils een kiel. Hij hield hem hij de mouwen voor aller oogen omhoog. ,Hoe is hol mogelijk?* vroeg Moodor verrast on de tranen sprongen haar in de oogen. «Van wien knn dat zijn? Dal weet ik niet,. jubelde Gijn. .maar nou is liij van mij, want het stond op hel pak.- ,Ik weet wol van wien hot komt,• Zei kleine Piet ernstig. lk weel wol van wién hot komt,- zei kleine Piet ernstig. ,Dal hoeft do lieve lieer gestuurd, want ik heb gevraagd, of do lieve Heer niet oen nieuwen kiel voor Gijs had.' Ik weot hok boter, vim wien hij is,= zoiMarrigjo gevat, ik heb die blouse wel meer gezien. Verleden week Imd Chris van hierover hem aan. .la. erin waar, kijk maar. paarlemoeren knoopen en er zit een horlogezakje op, ik heb het goed gezien. Arie lachte. •Het zal hor tc bezien slaan, wie hel beter weet, Marrigjo of Piet,- zei hij, zacht over Piets borstelig haar strijkend en zijn vrouw recht in de oogen ziend; Wal denk jij er van, Moedor?- Moeder lachte dankbaar mee in de algemeene blijdschap, want, o, het stoppen in hol rafelige goed lukte zoo slecht. Ze had er bezwaard mee gezeten, hoe de scheur netjes te stoppen, en nu zoo’n mooie blouse thuisgebracht te krijgen lk snap er alles van,- bevestigde Geesje, •do kinderen van hier over waren in het duin, vlak aan don weg, toen wij het van die scheur zagen.* ik zal hem maar dadelijk aanpasson,* besloot Hijs. want ik ben nu toch in mijn borstrok.- Moedor zat zijn Zondagschen kiel te sloppen en Geosjo was bezig geweest om den daagsohen weer draagbaar te maken. Hij stak met trots zijn armen in de mouwen on knoopte de mooie paarlemoeren knoopen dicht. Met een stralend gezicht keek hij langs zichzelf naar beneden. De zusjes keerden hem om en om, telkens mot non anderen kant naar de lamp toe. Vijf knoopen, lelde Gijs hardop, *en dan nog een zakje. Een horloge had- hij wel niet, maar het zag er zoo echt uit, als je zoo over je borst keek, daar links een zakje te zien zitten. Hij moest er eens oven in voelen. Hé? Zat er iets in? O. een dotje papier zeker. Hij haalde hel er uit. Er scheen toch wol iets in te zitten. Hij vouwde het stokje papier open en daar kwam een kwartje voor den dag. „Jij bent goed af, oen kiel èti oen kwartje!* „Dat zal er bij ongeluk in zijn blijven zitten.* veronderstelde arie. „Ja. man, dat kon wel zijn, daar bad ik zoo gauw nog niet aan gedacht. De menschee hebben zeker niet eens geweten, dat het er nog in zat' ,Ja natuurlijk niet, kijk maar het papiertje is al zoo oud. Mag hij hel dan wel houden?* vroeg Piet, on Gijs antwoordde zelf dadelijk: Natuurlijk niet. Dat spreekt toch vanzelf.* Goed zoo, mijn jongen,* prees Arie, *zoo mag ik hol hooren, We zijn wol arm, maar eerlijk. Goddank eerlijk. Hij zei het met groolen ernst; en uit den grond van zijn hart herhaalde hij: .Ja. Goddank eerlijk.* Plotseling was de klank van zijn stem veranderd en er was ook op zijn gezicht een andere uitdrukking. Onwillekeurig zagen de kinderen hem aan. .En dal hopen wc tc blijven.... mot Gods hulp, want het is niet gemakkelijk arm én eerlijk. Er was iels, dat Goesje ontroerde en waarom ze ineens diep gebogen zat over den daagschon kiel van Gijs, waaraan ze al een heel poosje niet meer voortgenaaid had. ,Ja, hoorde zo Moedor bevestigen, .dat zullen we en dat kunnen we ook. Met Gods hulp.- Ook zij was plotseling heel ernstig; Goesje durfde niet op te zien, maar hot leek wol. alsof ze tranen hoorde in Moeders stem. Was er iets? Kon de huur niet betaald worden? Dat was wel moor een punt van groole zorg geweest voor Vader en Moeder. Do kinderen wisten het wel. Als ik maar twaalf jaar ben on van school af mag. dan ga ik meeverdienen, he, moeder? zei M arietje, dan kan ik mijn eigen kleeren betalen. >En ik heb nou al vaat een kiel, ilio Vader geen eenl heen gekost,' zei («ijs mei blijde voldoening over hel grijze goed strijkend. -Dut Is waar,- zei Arlc, en hij lachte ui weer met zijn oogon en zijn heclo gezicht -Muur nou moot eerst hel kwartje weg, toe, Marrlgje, breng jij hel een» gauw. Netje» je bood schap doen on zeggen, dat Moeder zelf wel komt bedanken.- Marrigje ging stil heen mol hel kwartje nog in hel papiertje gewikkeld. ■ We..,, we • had Vader gezegd. >Wo- dot i» wij. Wij zijn eerlijk gebleven, wij. dat is allemaal. Vader, Moeder en tloe», en do anderen en zijzelf Heul, heel langzaam liep zo, bel korte afstandje van bun huis naar villa Duinzicht aan den overkant. Gestoken had hut haar, dat >we< van Vader, lels aangeraakt dal ze uil haar gedachten had willen wegduwen en tint er nu toch was. 'Eerlijk gebleven.- Ze had enkel aan tl ijs gedacht en aan den nieuwen kiel. die zoo maar in huis was gebracht, on in het geheel niet aan hot medaillonnclje. Wal had die kiel ook te maken mot het medaillonnclje Y Niels, itiols. Waarom had ze er toch ineens aan moeten denken, bij dat ■we-, aan liet meduillonnelje en aan liet molmgntiii den balk? En wat was Vader ernstig geweest Meel anders dan gewoon. Moeder on Vader hadden heiden gezegd : Mot Gods hulp.- O, hot wat vroosolijk om niet eerlijk to blijvon, oen hooi erg kwaad. We.. we... lels binnen in haar schoon wol telkens «lal kleine woordje na le fluisteren; We -we maar jij niet We «lat ia allemaal, behalve «eén,. DFat zij nu ook juist bet kwartje* moest wegbrengen. Hot stond xoo eerlijk en.... XXIV. HET ZOET GEHEIM ? Marrigje schelde aan en terwijl ze wachtte op de stoep, hoorde ze haar eigen hartje bonzen. O, het mcdaillonnetje in liet molmgat op zolder! Was hel er maar niet, «■as liet er maar nooit gekomen! Had ze het maar nooit gevonden. Voetstappen hoorde ze in de gang. Alles begon moe té bonzen met «lat rare hart het leek wel, of hel stuk springen wou. Daar ging de deur open en hel volle licht teruggekaalst door de witgekalkte muren, viel over haar uit .Ais 't u belieft,' zei ze zachtjes, terwijl ze heel bedeesd naarden blauwen stoepsteen keek. ■ Dat zal in het zakje van de blouse on Moeder zou zelf wel komen bedanken.. Meteen keerde ze zich haastig om en ging been. Aaltje begreep er niet veel van. Ze bracht de boodschap net zoo over en gaf hot kleine futseltje papier aan Mevrouw. Het kind was erg verlegen,* zei ze nog. „Als't u belleit. Chris. Dora en Elsje zetten grootc oogen op. Wio bracht het? Hoe weten ze dat het van ons is?« Ze hebben het zeker geraden,* zei Mevrouw, het papiertje losvouwend, ik zeker wist ik zeker niet, dat dal er in zat, zei ze, toen het kwartje op tafel rolde – Je hoeft niet te vragen, of dat ook eerlijke menschen zijn. Hot ia zeker van jou, Chris. Wistjij,dat het nog in het zakje zat ? Chris boog zich diep voorover, zijn oogen scholen ineens verraderlijk vol tranen; als ze nu maar niet over hel randje heenwipten. Hij Wau niet huilen. Dora en Elsje merkten onmiddellijk. dat er iet» was met dal kwartje. Dora gaf geen antwoord, toen Els haar aanslootte en keek ernstig voor zich; Mevrouw trok Chris op haar schoot Hij was klaar om naar hert Ie gaan, al in zijn nachtgoed en zoo knuffelde ze item lekker tegen zich aait, alsof hij nog oen hooi klein jochie was. In sommige dingen was hij ook altijd een beetje kindcrachtig gebleven, maar ze kende zijn goed hartje zoo. -Heb je het er ingestopt om hel aan Gijs te geven, vent?, vroeg ze hartolijk. Ja. Moes. want hij krijst soms geen boterham, •Dan mag je het hem morgen zelf terug gaan brengen, hoor. Moeder vindt het best.' Haat u tlan moeï- vroon hij. Hij voelde *ich verlogen met hel geval. Dora on Klaje koken elkaar in hot geheel niet aan. Plotseling kwam dal wonderlijke weer over Els. dat haar zoo heel klein mankte. En toen ze Chris goeden nacht zei. gaf zo hem een hartelijkor kus dan gewoonlijk. Had ze hom maar niet geplaagd met do blouse! Do meid deed open., y.ei .Miurigjo. toen ze thuiskwam, •on loon heb ik het aan haar afgegoven.» Good, En nu moeten de jongens en Aaltje en Mariagauw nàr bed , Marrigje gine mee naar bove om de kleine zusje te heipen dat was hàr taak want ze had zoo'n slag om mot do kleintjes om te gaan. Goesje bloot naaien en loon ze zoo alleen mei Vader en Moeder zal. zij, de oudste, die al wel een» meewist van de zorgen, die er naren, vroeg ze; -Moeder, is er iets ? Kan de huur niet betaald worden?- Vrouw Prins keek verbaasd op. -Hoi- kom je daar nou bij. kind?. ■ Oi'h, ik daohl zoo umdsl u sol: Eerlijk hopen wc U> blijven, en omdat u *OO ernstig kook.' Hoesje /.elf voelde het niét. maar Arie’s bogen rustlon met groote liefde op zijn oudste, Moeders trouwe hulp. ■ t). ik begrijp het al,, zei hij. Nee. kind. gelukkig zit hel op liet oogenblik niet zoo benauwd. Nee, goeierd, dat is het niet, maar ik dacht aan iels, dat gebeurd is. of nee, gebeurd is liet niet, gelukkig niet. Bijna gebeurd en toch niet. maar dal zal ik je later wel eens vertellen, als de anderen er ook bij zijn. I.anl ze het maar weten. Morgen.. De .lansenljes wilden wel den volgenden morgen dadelijk na het ontbijt naar hun overburen stormen om het kwartje te brengen, maar Mevrouw vond hel in hel geheel niet geschikt om vrouw Prins zoo vroeg op te houden in haar werk. Ze zou het lang niet prettig vinden, als we kwamen en ze had haar huisje nog niet aan kante zei ze. Boven* dien. Gljs zou niet thuis wezen voor vijven, want zo bleven tussehen dan middag over. Toen ze dachten, dat hun maaltijd goed en wel was afgeloopen, stapten ze liet smaJte dumpaadte langs Artes huisje op. Vrouw Prins koek wel een beetje verbaasd, toen ze daar opeens Mevrouw en do drie groolsto kinderen uit de villa zag aankomen. We hebben een boodschap, of eigenlijk heeft Chris een boodschap voor Gijs., Wol, Mevrouw, dan zal ik hem laten roepen, want hij is hot strand opgegaan. Wilt u niet oven binnenkomen I. Dora en Els gaven elk van een kant haar moedor oen veelzeggend duwtje. Gijs scheen wel heel ver af te zijn, tenminste ze hoorden eenige malen een luiden roep : ,Gijs ! Gijs !, maar hij verscheen nog niet De kinderen vonden hel heerlijk, want hoe langer hij wegbleef, des te langer ook konder zij in Arie's huisje toeven. Weken lang hadden ze buiten tegen de muren gekeken, het schoorsteentje op hol dak zien rooken. Ario on de kinderen in en uit zien gaan. met Ario gepraat en zoodoende lets gehoord en begrepen van het loven, «lal in dat huisje geleefd werd. En.... nu konden zo zien. De kamer was niet groot voor oen gezin van tien. Er stonden lang gooit tien stoelen. Togen den muur wel een geverfde, afgesloten bank zonder rugleuning, daim zalen de kinderen zeker op. Op don grond lag een vuil poppetje van een der kleintjes en een stuk of wal blokjes, de stoelen waren erg oud on do biezen afgesloten, de tafel piepte met een punt door het zeiltje hoen, maar juist dal verstotene, dol toch zoo proper zag. gaf iels heel huiselijks aan do kamer. Voor liet raam hing oen gordijn, dat zoo echt frisch en bolder zag en op liet theeblad op latei stond hot koperen komfoortje tussehen de kopjes te glimmen, alsof het feest was. •Hè,- onlsnaple hot Dora, -wat is hel hier gezellig, Moedor.- Vrouw Prins becon te lachen. .Nou, Jongojutfrouw,bij Vrouw Prins begon to lachen. .Nou. Jongejuffrouw.bij n aal hot nog wol gezelliger wezen, En dat heb ik dadelijk togen mijn man gezeul, dal u ja. ik zal maar zeggen, dat u nel was als wij. Er zijn tegenwoordig zooveel menschen die niets van God willen weten,. •En wy kunnen mm hinten God leven, is ’t wel '<■ Hot dood mevrouw Jansen Ineens warm aan, hier op dat vreemde plaatsje iemand te vindon, mót wie zo zich dón voelde. >Maar hoe weet je dat zoo?- vroeg ze verbaasd. Vrouw Prins lachte alweer. *.l», Mevrouw, wij weten misschien meer van u, dan u denkt. Als je vlak tegenover elkaar woont Verleden jaar waren er menschel! in de villa, die zoo vreeselijk vloekten, dal ik hang was. dat de kinderen het zouden hooren. En ziet u, u zing iederen dag. Zeker bij hel ontbijt en bij het middageten, want we hooren het altijd op hetzelfde uur. En den eersten dag, dal u hier was, hebt u gezongen: •Uit den hemel loeder.- Dal hebben onze kinderen op de zondagsschool geleerd en toon zei ik tegen Ario-Dat zijn nol menschel) als wij.. Dora on Elsje hoorden stil toe. Er «-as iets bijzonder prettigs in de manier van vrouw Prins, zoo hartelijk, alsof zo echt blij was, dat ze dol alles vrijuit kon zeggen. En terwijl ze zaten te luisteren, gingen de oogen van de heide' meisjes de kamer rond en de moren lajigg. In zoo'n arm huisje Ie zijn was iels geheel bijzonders voor haar. In Arnhem kwamen wel eens arme kinderen aan do deur bedelen en die kregen dan een boterham. Ze moesten hem in de gang opeten en dan hadden Els en Dora ze daar wel zien staan, vuile kinderen meestal on dan rook het vies in do gang van hun vuile kleeren. Er waren er ook wel geweest, die alles over armoe logen en snoepeenlon wilden hebben. Hier was het wel armoedig, maar heel zindelijk en door de netheid zoo huiselijk. • Dat. zijn menschen net als wij,, had vrouw Prins gezegd, maar de zusjes voelden het, hier woonden kinderen net als zij en toch kregen zo soms geen eten. Aan don muur hingen een paar schilderijtjes on geel geworden portretten. Die breeds deuren dfliir waren zeker bedsteden en die eeno daar, dat was een kast Daartusschenin hing een tekst, met groots vuurroods klaprozen, heel grof goteekend, met de woorden: -Waar liefde woont, gebiedt de Heer don zegen.- Gijs kwam en toen gaf Chris het kwartje. .Het was voor jon,- zei hij. ■Was het dan geen vergissing?- vroeg vrouw Prins verbaasd, .wal zal p dan gelachen hebben, dat we het tcrugbrachlen. Nou Ciijs. jongen, dat is me wat Wat zog je daar wel van?- Gijs zei alleen; >Dank je wel,- maar zijn oogen on zijn gezicht zeiden veel meer. Tot groole verwondering van Mevrouw waren do zusjes heel stil, toen ze na hot bezoek in Aric’s huisje met zijn allen oen eindje het duin inwandelden. Dora zei nog eens: .Wat zag het er daar toch gezellig uit,- want zo Kfol'l voél van zoo'n knus huiselijk gedoetje. mnnr vorder bloéf *é in gedachten zwijgen. , Zij en Els dwaalden een beetje opzij af. Ze hebben bij Arié denzoltden tekst als wij,* zei Dora. ,Ja,, antwoordde Elsje, slechts half luisterend. ,En daar hangt hij nog. Bij ons niet meer.- ,Nou ja, zie Elsje op haar gewone luchthartige manier, terwijl ze van hel cone zandbultje op hel andere sprong. Dia kinderen zullen ook wel geen heilige boontjes zijn en ook wel kibbelen, net zoo goed als wij.. Maar toon ze terug aan Aria's huisje, waar de tekst nop hing en ze terug aan Arie's huisje, waar de tekst nog hing en toen schoten haar Aric’s woorden te binnen: .We hebben een gelukkig loven onder elkaar.’ Was de tekst in Arle's huis géén leugen? XXV. DAT IS NOU ARIE. • Vader, u zou ons nog iels vertollen.' «el Hoesje, toon den volgenden avond de kleintjes sliepen en de grooten in de schemering rustig met Vader en Moeder buiten zalen. Arie lag mol zijn rieten leunstoel achterover gewipt tegen den muur. De kinderen hadden do bank naar buiten gedragen on naast Vaders stool gezel, want de kleine kamer was benauwd warm na oen dag van zoo fel zonnebranden. Hier blies het frissehe kooltje uit zee. Ze konden de zee zien, donker lag ze onder do neerdalendo nachtschaduwen. En door die donkerte op de groote, eenzame zee gleden lichtjes. Ze kenden ze heel goed, die kleine visschorsschuitjes mot lichtjes in don mast, de schokkertjos. I>nur gingen zo. schok, schok, golfop, golf-af, er-op. er-af. Ze keken er altijd gaarne nnnr en als zo dan de kleine lichtjes zagen en de nacht rondom al donkerder word, dachten zo ook aan do stormen, waarvan Vader had verteld. Eu aan dien fitfuen vrooselijken nacht, waarin Vaders broer over boord was geslagen. Hel wob nu geen storm, maai- oen zoele zomeravond, Arie. kijk nou nog eens in de wieg, vind je niet dal hij erg wit ziel? tin nl min/lni' wnpHl t. .Ooh tl Si linrl ïnn'n enilu umiilin En nl minder wordt?- *Oob, hij bad zoo’n «pils snuitje gekregen, net een ouil mannetje, niet Moeder? ,Ja. cm altijd maar zoo wil, soms nol, alsof hij dood was. Ik luisterde wel vaak. of hot adempjenog wel ging. 't Was akelig,- zei Arte. 'akelig om Hun te zien. En dan dacht ik: "Ze vergoten ons ook maar. je kunt hier wel sterven, zonder dal er een mengelt naar je omkijkl.- Ik was boos tegen alle menschen, die het beter hadden dan wij en boos lepen God. Ik weet nog op een avond, dat Piet zoo heel min lag en Marrigje zoo akelig hoestte, dal ik in mezelf zei: Als ze dood zijn. dan willen de mensolien het weten, dan moet ik het op hel stadhuis gaan aangoven, maar dan is hot te laat* Van akeligheid liep ik meestal hot leege strand op en neer. Als de wind me dan maar hard om mijn ooren joeg, luchtte me dal wal op. I)ag aan dag liep ik mot mijn eigen akelige gedachten alleen. Als er nog maar werk was geweest dat ik mijn Inden had kiuVnen roeren, maar wat was er te doen op een leeg strand? Toen komt er een storm. In den nacht. Jongens, wat een drijfhout op ’t strand, drijfhout on van alles. Ik had in lang zoo’n aanspoeling niet gezien. Ik was er's morgens hel eerste bij en daar zie ik ineens vlak voor me eon zakje liggen, eon vuilgrauw zakje met pikdraad toegenaaid. Het was aan een spijker, die in een stuk balk zat. vastgehaakt. Ik raap het op. Jongens, wat was hel zwaar! Met was of ze tegen me zieden; .Daar zit geld En daar zie ik Moeder op haar knleen liggen voor een stoel. in; Aric, als niemand je helpl, help dan jezelf.- Ik belast hel natte zakje on voel rondo, harde schijfjes. Natuurlijk was hel geld. En ik steek hel in mijn zak. Terwijl ik naar huis pa. loop ik een deuntje te fluiten. Ik was verbaasd over mezelf, dal ik mijn eigen mond weer hoorde fluiten, dat wn» in weken niet gebeurd. Ik denk; ■ Ziezoo, nou zijn we uil de narigheid.* Ik dot* de deur open, ga binnen en daar zie ik Moeder op haar knieën liggen voor oen stoel. Zoo bij de wieg lag ze.- Arie zweeg even. Het was heel stil in hol rond, alleen hel zaelite ruischen van de zee zong om hen heen en toen Geesje naar do schoklichtjes keek, die in dogroote, doezelige duisternis heel, heel klein leken, schemerde hot haar voor de oogen. Roerloos zalen ze en Marrigje gaf een zochten snik. >Ja. meid, ja, liet is een donkere winter geweest,* zei Arie met moeielijke «tem, *en als God me niet. had tegengehouden.... Toen ik Moeder daar zoo zag liggen bidden kijk, daar word ik raar van. loon kwam hot zoo in me op: .Zij bid/, voor de kinderen en jij steel! er voor.* Hel bleet weer een oogenblik stil. ■ En toen heb ik het zakje non den strandvonder gebracht,- sprak Arie heeseh.... ■ Het was nog dicht.* • O Vader.* zei Geesje snikkend. >ik vind hel zoo naar.- ■ Nee. kind, nee,- troostte Moeder. -Het is niet nnnr. Het is ons geluk geweest, dat God mis heeft tegengehouden, want wal voor oen ellende had daaruit kunnen voortkomen, We zijn eerlijk gebleven.* •Ja,- bevestigde Arie dankbaar. -En onze Piet is toch groot geworden on Marrigjef» Oei was weer heelemaol de stom van Ario, zoo vroolijk en als gemaakt om grappen te zeggen .onze Marrigjc, dat is nog do flinkste van allen, wal jij Moeder?* Meteen greep hij Slnrrigjo. ilie naast hem zal. liartelijk in den schouder, waarop ze bitter begon te schreien. ,Kom, kom, troostte Moeder goedig, ‘nou moot jo er niet meer om huiled: kindermeel en eieren heb jullie niet geluid o« toon hut voorjaar kwam on do zon siiieon, zijn jullie zeker van do zon beter geworden,- XXVI. ARM MAAR EERLIJK Hot was laat geworden onder hot vertellen, de kinderen moesten noodig naar bed. Ze stonden langzaam Oji en gingen naar binnen. De lamp word opgestokon. Hè, wat een hel licht opeens! Geen van allen sprak veel, hun gedachten schenen wel buiten te zijn gebleven bij do voorlachokkende lichtjes, hot geruisch van de zee en don morgen aan het strand, waarvan Vader had verteld. Vreemd rustig zeiden zo goeden nacht. Wilde Oijs drukte heel stijf de armen om Vaders hals. Marrigje draalde nog wat om : zij kwam het laatst van allen en toen ze bij Vaders stoel stond om hem den nachtkus te geven, barstte ze opnieuw in snikken uit Ze sloeg de armen om hora heen en boog hel hoofd tegen hom aan. Tuaschcn do snikken door wrong ze do woorden uil de kool en zoo viel do bekentenis van hel drukkend geheim haar van het hark , Vader, ik hon niet eerlijk, ik heb iets gehouden, dat niet van mij is.* Meteen blikte ze op en loon zag ze hot gezicht van haar vader veranderen, dal prettige gezicht, waarvan ze zooveel hield, met vriendelijke oogen. Hij werd bleek. meteen blikte zo op en comn zag ze gezwient van haar Vader varande Geen woord sprak hij. Niet ecriykf Wild vlogen zijn gedneiiten in do krant had gelezen. Dat kleine kinderen tegenwoordig nl zoo slecht waren, schoolkinderen iela wegkaapten. gedaan hebben. zijn eigen Marrigjo? Ze lag logo» zijn schouder, hel hoofd in wanhoop diep woggedrukl togen zijn wollen zeemanstrui aan, maar zo had hel gezien, Vader Was’ er wit van geworden. >O, Vader,. zei ze, -ik wil het teruggered. Ik wou, dat ik hot nooit liail gehouden. Ik zal het teruggeven, als ik maar wist, van wie hol is. Kunnen we het naar hol politiebureau brengen V • Arie gaf oen schok van schrik. Hot woord politic in verband met zijn eigen bange vermoedens riep hem het vreesdijkato voor den geest. Wat heb je gedaan ?• vroeg hij, zelf niet eons wetend, hoe streng zijn stem wel klonk. En loon beloert Marrigje alles van het morinillonnotjo, dat nu al drie weken in hot mohngal verstopt had gozeten en waarnaar ze niet eend meer durfde te gaan kijken. tïa het dadelijk halen, en terwijl Marrigjc naar boven was; .Wacht'al. Daar kwam iols iu hem 0p..-, had hij hol gedroomd? Of was hel werkelijk gebeurd en had hij hol vergoten* Had niet iemand hem verteld, dal er oen modaillonnelje op liet strand verloren was? Het begon al helderder in zijn herinnering Ie worden, Het moest werkelijkheid zijn geweest Hij had zoo'n flauwe heugenis van veel kinderen in den zonneschijn op hot strand. En toen ineens zei hij verlicht: Ik geloof waarlijk, dat ik liet weet Hel is misschien wel van een van de meisjes uit villa Duinzicht* Marrigje kwam terug met het dingetje in de hand. Hier. Vader, hier.* zei zo en gooide het modaillonnetje haast op tafel. Weg moest het. weg ook uit haar hand: hel was. of hot haar branden kon, als zo het nog Mn minuutje langer had moeten vasthouden. Het kwaad móést van baar af. Ze zag. hoe Vader hol stukje krant losvouwdo, hoe Moedor mol con bezorgd gezicht toekeek en toen zag zo ook weer voor den dag komen dal mooie dingetje, waarbij haar hartje cena gebrand had van begeeren. In dagen had ze het niet meer gezien, want hel was enkel angst en onrust geweest het «toontje zoo blij te zien schitteren. Nu ouder hot licht van do lamp schoten er vonken uit en hot gloeide weer als een vuurtje vol kleurenpracht. he, wat mooi ! zei Gijs. Mooi? Mooi! Marrigjc voucl hot akelig om to xieu. Dat mooie Jiopi'flo niel hij hou in huis, hot wna niel van bon. • Zou ik hot nog nuar Hét' iioUtlobufoau kunnen bregen? ,Nou. ik weet niet, of dat noodig is. Als ik me niet vergis, dan hooft hel meisje van hierover. Dora. me verteld, dol ze een medaillonnetje had verloren. Hot kon best van hàr wezen dus dat moet je èrst màr eens gàn vragen Moeder,' vroeg Marrigje ameeheml, 'gaal u ilan mol me mee? va... .|.- ma...“ man) „nu... nmugin ..‚. u.» ‚au... w... villa Duinzicht, nu met haar Moeder. Ze voelde zich de kool loegeschrocfd. Er leok wol opeens oen dikte in te zitten, die zo maar niet kon wegslikken. Gaan vragen, of alles bekennen! O. zo durfde niet Hoe zou ze de woorden over do lippen krijgen? En toch, hel moest, ze voelde, dal hol moest niet slechts, omdat Vader hot had gezegd, maar omdat ze bekennen moest. Ze werden in een klein kamertje gelaten naast de voordeur en boorden de meid naar boven gaan. Even later iemand de trap aftomen. Zeker Mevrouw zelf. • Wol, vrouw Prins, wal is er?- vroeg ze hartolijk. Maar er kwamen goen woorden, enkel tranen. wanl ze zag onmlddollljk aan beider gezichten, dat or ieis was Och, Mevrouw! Als u «ons kijken wou. Is dit misschien van de jongejuffrouw'- Zo haalde hot medaillonnotje te voorschijn on lai het op tafel. Waar komt dm vandaan?* vroog mevrouw Jansen in grootc vcrhazingl »Hoo is lif-l mogelljk? Dorn's modailtonnotje! Hooft een van de kinderen hel gevonden ? Na zooveel waken on wal slot liet er nog goed uit!< ,Nou, Marrigjo." sprak vrouw Prins, -nou mooi je hot maar aan Mevrouw zeggen.- Marrigjo sloeg de oogen neer. -Zeggen, zeggon,- herhaalden haar gedachten. alsof ze het zichzelf gebbòde màr er kwamen geer woorden, enkel tronen. -Kom, Marrigjo, zeg hel inc maar gerust,» moedigde Mevrouw aan. >Hcb jij me wat te vertollen van dal medaillounelje? Hol) jij hot gevonden?» De vriéndelijke stom gaf oen beetje moor moed. >.la,< bracht Marrigjo rael moeite uil, -maar niet van daag. Een heele poos geleden al, en on loon heb u, m. ..„..‚...‚..„. ik hot gehouden.' Mevrouw zag hol behuilde gezichtje mot na te eten.* ,Spelen? vroeg Morrigje heel verbaasd, toon ze bij haar kwamen. Nu alf Dal was zo in hot geheel niol gewoon. En toch, het leek zoo aanlokkelijk. Haar oogen glansden er al van. .ik denk,dal ik nog welmoet breien,» zei zo, -want de kousen moeten noodig af; Rinusjo heeft zulke sleuhto, Moeder kan ze haast niet meer stoppen. En do aardappelen moeien nog geschild. Dat moet in elk •Moei jij dat doen?- vroegen Els en Dora te gelijk. Zooiots was in haar hoofd niet opgekomen, zoo’n klein • Niet allemaal. We moeten elk een portie. Als Moeder die alleen moest schillen, dan kwam ze nooit klaar en dan konden we geen aardappelen eten. Daarom heeft Vader gezegd, dat we ieder onze eigen portie moeten dat je niet mag: toe, vraag het nog eens,, drong El»,die nooit gauw iels opgaf, -of nee. ik weet wal, breng do aardappelen mee, dan helpen we je.< Dal wa» oen oplossing, want vragen, of ze dadelijk mocht gaan spelen, dal begreep Marrlgje. te goed. dal ging niet Al gunde Moedor hot haar nog zoo graag, zóóveel tijd kon zo haai' niet laten verspelen. In haar drukke dag was, want de wasoh, die op hol duin bad liggen bleken, moest gespoeld en opgehangen. Ze schilde wel meer do aardappelen huilen. Moeder het afgepaste maal aardappelen er in klaar stond, uil do keuken haalde. Nu nog een tweeden emmer, half vol • Ziezoo, zei Marrigjo, -on hier zijn do messen. Aaltje on Marie namen dadelijk elk een mes over, dat hoorde blijkbaar zoo. Zo pakten rik oen aardappel en haar kleine handjes draaiden hom al heol handig in het rond tegen het mes aan, zoodot de schil or netje» in kransjes afviel. Els on Dora tastten ook flink moe toe. Dal ging er van, vijf paar handen en vijf aardappels lo golijk. ,Nou gaat het vijfmaal zoo gauw ala anders,' zei Elsje met grooto voldoening. ,O, maar Aaltje en Muric schillen altijd mee, die doen ook al haar eigen portie. De jongens moeten eigenlijk ook, maar .... waar zitten ze nou weer ? Marrigje stond op. >lk doe hot niet meer voor hen.« Met hoos besliste stappen was zo in een ommezien een hoogen duintop op en riep zoo hard als ze maar kon: ,Gijs, Piet!. Geen antwoord. Nog eons driftig: .Gij..s, pie.....'t Weer volgde stilte. Marrigje koerde zich boos om. Do tijd was kostbaar. -Als zo niet komen ze moeten hot zelf maar weten, maar ik schil hun portie niet meer. Ik hoef niet van Moeder.- Met vastberadenheid stapte ze naar de emmers terug en van verontwaardiging draaide de aardappel in haar handen nog radder dan zooevon. Plons! Daar was er al weer een klaar en in don emmer met water. Do spuiters vlogen de andoren om do ooren. ,Vijfmaal zoo gauw als anders zal het wol niet.gaan,t moest Dom bekennen on ze keek hooi bedenkelijk van haar eigen handen naar de vlugge, nooit missende bewegingen van Marrigjes vingers. Marrigje keek ook naar haar „O, maar zoo maeg het niet," riep zo verachnkt. ,O, maar zoo mag hot niet,* riep ze verschrikt Daar lagen, onder Dora’s en Elsjes mes uitgevallen, brokken schil met heelo klompen aardappel er aan. Ze pakte oen stuk op. >Dat is voel, veel te dik.* ,Nou ja,* zei Els lachend, •dat komt er ook wat op aan. Als ze maar wit zien.* ,O, nee, maar het mag zoo niet. Moeder kijkt altijd de schillen na en als we te dik schillen, zegt Moeder: ,Jullie zorgt beter voor de geil dan voor ons*, want do schillen zijn voor de geit on do aardappelen voor ons.* ,Dan heb ik het goed met do goit voor,* grapto Els jolig, terwijl ze oen nieuwen aardappel nam. Hiep. hiep, daar vielen do stukken alweer. ,Ja maar,* zoi Marrigje in zorg, .zoo mag het in het geheel niet houd als je belieft op. Ze zijn zoo duur. het zijn wol oude, maar die zijn ook al duur. Dertig cent de vijfkop.* Elsje liegroep nu, dat aardappelschillen oen zaak van grooten ernst was. /ij wist hoegenaamd niet, wat do prijs was van oude of nieuwe aardappelen on hoeveel er eiken middag moesten wozon. Aaltje, do meid, schilde ze en het eenige, wat zij wist was, 'dat er 's middags een schaal vol gekookt en wol op tafel stond on zij maar eten kon'. Ze probeerde nu hot heel dun te doen on dat lukte ook wol zoowet. Prachtig dunne floddertjes vielen van haar mosje af, maar, o, wat ging het dan ontzettend langzaam. ,Onze hulp helpt niet voel,* zei ze teleurgesteld. Na een poosje mat Marrigje mol do oogon don voorraad in de beide emmers en zei: „Nou is het wel genoog. Wat er nou nog gedaan moet worden, is Piet en Gijs hun portie en die doe ik nou’s niet moor voor hon.« .Dat zou ik ook niot doen. Ik zou zo lekker liodankon,- stemde Dora mee in, ;Ik nek. hnnp' Ze kunnen hel zelf immers hesL. ,Ik ook, hoor! Zo kunnen hel zelf ünmors best* ,lk doe hot ook vast niet meer,* verzekerde Morrigje nog ocns mol groote stelligheid. -Dan moeien zo morgen maar met een boterham toe." -Eigen schuld. Marrigje sjouwde do emmers Mn voor Mn naar de keuken en kwam toen met een stralend gezicht vertellen: ,Ik mag voor dezen koer spolen.* Wat zullen we dan doen?* Schooltje? Dut kunnen we hior zoo leuk, In do schuur van do sohielverceniging, die ia van hol hotel en wordt toch nooit gebruikt We mogen er altijd in van mijnheer van Zanten. Al overleggend dwaalden ze meer naar hel duin toe. ,Kom, laten we maar dadelijk beginnen*, zei Marrigjo, wie de tijd veel te kostboor was om met wikken en wegen zook te brengen. Juist waren zo do schuur in, toen opeens in do open deur twee hoofden verschenen on twee stommen riepen: >Hou! hier zijn wij ook nog, Juffrouw, wij moeten ook nog in school.* ,Kun je denken,” zei Marrigjo beslist; voor jullie is nog we wal anders te doen, kijk maar’s in don uurdappelemmer. ,Nou ja. zei Gijs vergoelijkend, .dat doen we later wel, laat ons nou maar meespelen.* En kleine Piel hielp ook nog mco met zijn ameekeml gezichtje en memmetje. ■ Toe non maar, Mar.- •Nou maai’ roken er maar vaat op, dieren ophijschen. ,Wal is dat nou voor een spel, dieren worden nooit opheheschen, dat is heetemaal niet echt. ,Nou, en of! Ik heb hol laatst In do stad zelf nog gezien. Als kooien in hel schip moeten, dan krijgen ze oen zeil onder d’r buik door. En dan gaat betmaan Haal op! Haal op!» Het was zoo'n eenig gezicht, als hun pooten van den grond afgingen.» ,Ja, ja.» riep Elsje, >dieren ophijschen.» Het raakte haar niet, of dat ooit in werkelijkheid met dieren gebeurde, maar het beloofde .leuk» te worden. ,lk woel wel oen louw,» pochte Piot. ,En ik weet. waaraan wo ze kunnen ophijschen. Dal zal ik jullie wijzen.» Gijs ging voor. >Je weet wol.» begon bij, al meer in vuur gerakend, >die pijp van de waterleiding tusschcn hol >olectrische huisje» en hol hotel V Die is sterk, want ijzer is altijd erg sterk.» Dat idéé viel in goede aarde. De .lansentjcs hadden die pijp ook al wel gezien. Een eindje achter hel hotel stond het machinegebouwtje voor eleetrisch lich voor het hotel en do zenuwinrichting. Van het reservoir boven in het hotel liep een buis naar dit gebouwtje om de stoommachine van water te voorzien, want hoe vreemd het ook leek, hier, vlak bij zoo'n groote waterplas was het heel moeilijk om aan bruikbaar water Ie komen. Piet haalde het touw. .dat hij wist» Het was prachtig dik. ,Nou moet er een schip wezen en een walkant.» maakte Gijs uit, en dal begrepen zo heel goed. want do dieren konder toch niet zoo maar voor plezier opgeheschen worden. Met zijn link trok hij een heel grooton eivorm in het zand. ,Dat is hot schip» Toen oen rechte stroop. 'Dal is do walkant. Dus daar om het schip heen is alles water, kon hier, daar kun je niet staan." De dieren werden op een hoopje gedreven op den walkant. Chris mocht hot eerst koe wezen on was zeer vereerd. Els en Dora hadden geroepen, dat zij hijschen zouden. Hot touw werd hem om het middel gebonden, het andere eind over do pijp gegooid en toon ging hot volkomen naai- don oisch: .Haal op! Haal op!» Ze trokken en trokken en daar voelde Chris zijn voelen van den grond gaan. Hot wan heel prettig, maar hij greep toeh in angst boven zijn hoofd naar het louw, want hij had het gevoel, alsof dat touw hem wol door kon snijden. Hot trok zoo pijnlijk in zijn buik. Maar hij rees, rechtstandig omhoog en hing toen aan do pijp heen en wèr te zwabberen „O, mijn buik, mijn bulk,< kermde hij benauwd. Hij voelde niets maar van de heerlijkheid van het spel, want het touw trok zijn lenden zoo venijnig in elkaar, hel leek hem wel door de kleeron hoen te snijden. Zoo moet het ook niet,» riep Gijs in grooto verontwaardiging. 'Je doet net, alsof je een mensoli bont en je bent een koe. .Ie moet je vier poolen slap laten hangen.* Hol hoole troepje barstte in lachen uit. -Ha, hal Jo vier poolen !• on door hot geschater hoon klaagde Chris nog oen»: -Mijn buik, mijn buik. I.nnt dnn toch sakken. Zakken dan toch ! Ze lieten hel louw vieren en Chris was heel dankbaar, dat hij koe af was. ,Zoo moet het, zei Gijs en mankte zich tot eot) echten viervoeter door zijn handen op den grond to zotten. Ja. maar,- protesteerde Chris, .do koeien krijgen ook een zeil om. Als jij dubbel moet hangen over een touw. dat zou je ook niet bevallen.- Piet begon ook wel tegen het oogenblik op te zien. dat hem het heerlijke van geheschen te worden, beschoren was. „lk wil geen koe zijn, ik wil hijschen, bedong bij. „Hij gaat Daar gaat hij ? ,Dat kan niet, besliste Gijs, ,want dan zijn or nog meer hijschers dan koeien. Elsje wist weer raad te schaften. Als wo «ons een mat over het touw leiden, wij hebben zoo'n stevige cocosmaL Dat is nog veel beter dan een zeil.- De raad vond ormiiddollijk bijval bij ullon, Dorn holde om tle mal. Gijn stolde zioh in positie, >do vior poolenop fen grond. het touw werd met de mat er tusscher stevig om zijn lijf gebonden. -Haal op! Haal op!- Met zijn allen aan bol bijsehen, uil alle macht. Dal was me een ander vrachtje dan de tengere Chris. De mal bleek uitstekend dienst te doon, want Gijs had niet don minsten hinder. ,Haal op! Haal op! Haal op!- klonk het jolig. En daar rees het dier Gijs in de hoogte mot vier slap neerhangende poolen. ,Hij gaat! Daar gaat hij! Plotseling mimen de koe door woestheid aangegrepen ..... „m, van! gum. Plotseling solioen do koe door woestheid oangogrepen ie worden. Hij schopte met tle poolen in hol rond, sloeg mot don kop, spartelde en Pats! Daar smakte hij op don grond neer, in hol schip fif er naast, niemand zag het. want gelijk mol don val spoot hel water in pen geweldigen straal op hen neer. Hevig ontsteld sprongen allen opzij. Hijs had de volle laag gekregen, hot water ‘ droop hem uit de kleeren. O, dat water, dal water! Het spoot maar door met dezelfde kracht en. als door oen groot gevaar bedreigd, sloegen ze allen op do vlucht hel duin in. Maar opeens greep een nog heviger schrik Marrigje aan en bracht haar tot helder denken terug. Hot water spoot door. Dat was het verschrikkelijke. Hot sou blijven spuiten en dan liep het heels reservoir in hel hotel leeg. Heen water, dat beteekende geen stoom voor elcctrisch licht. Het hotel van avond in donker. In een jacht vlogen al die bange gedachten haar hoofdje door. En Vader, die door het hotel werd betaald. Mijnheer van Zanten was soms zoo kort aangehouden. •We moeten het/eggen,- riep /o in wanhoop de anderen toe. Do angst in haar slem bracht plotseling *llen tot staan. Ze koerden zich om on daar zagen ze weer de plaats van het vreesclijk onheil. Hot water was met geen machten te sluiten. Het boorde mol zijn straal een gat in hel duinzand en stroomde dan naar allo kanton heen in kleine riviertjes. • Dat komt, omdat jij zoo gesparteld hebt.' verweet Elsje aan Gijs. ■O, maar we moeten het zeggen,- herhaalde Marrlgje, want dit was haar «me gedachte: het water moest gestuit worden on dat konden zij niet doen. •Ja,- zei Gijs onder den indruk van het vreeselijke Dat moet jij dan maar doen,- besliste Elsje. -Het is jouw schuld.- Plotseling brandden er twee roede vlekjes op Uarrigjes gezicht, op elke wang één. haar oogen werden donker van den gloed, die er inkwam. -Dal is valsch,. zei ze. ■we hebben allemaal samen gespeeld en nou Gijs er voor op te laten komen V We moeten hét zeggen, en al* jullie dan niet mee gaat. dan ga ik toch.. Motooi) trok ze Gij» bij zijn mouw on ging ile richting van hot >electrischo huisje- in. Elsje kook beschaamd voor zich, Evon wilde drift in haar opbruisen, maar toen zo Marrigjc zag gaan on al dichter bij hot huisje komen, dus al dichter bij hot oogcnblik van >zoggon<, rooide zij zich schuldig. Dal was doen als oen ochl zusje. En hoe deed zijï Als hol Chris had gegolden, zou zo dan ook mot hom mee zijn gegaan, zooals Marrigjc mot fiijsV ïooals Marrigje mot Gijs? Zi> liep hen na on kwam nog te gelijk bij hel huisje aan. Marrigje stootte do deur open. Gelukkig. Rietdekker, do machinist, was er. Nu moest hot go«ogü worden. Allen zwegen en schenen wel op elkanders woorden te wachten. ,Er is iets vreeselijks geboord. Kimt u ons niet helpen ?' vroeg Marrigje. • liet la aoo org,< zei Gijn. nu ook moed vattend. -De waterpijp is gebroken* toen we < • Wol, vordriomasterd,- riep do man on sloof hem bijna ondoi'slo boven. In non vnurl holdo hij door naur hel hotel. Do kinderen bleven in angst naar hot steeds nog doorspuilendo water kijken on wachtten in spanning af, wal er gebeuren zou. Toon, plotseling, word doV een geheimzinnige macht dat wenselijke water getornd, de straal verzwakte en in oen oogonhllk was liet spuiten gedaan. Slechts een enkele druppel bleef uit de gebroken buis nalokken. In groote dankbaarheid ïagon zo op naar het brokstuk pijp, «-aar géén water meer uitstroomde. Maar do buis bleef kapot, dat zagen ze ook, Wat zou er nu gebeuren? Rietdekker kwam terug. (rijg blikte lor sluiks naar zijn gelicht on drong in angst dichter naar hem toe. lets in rijn binnenste lid hora geen rust. Als hel maarniet op Vader neerkwam Nu wna hij vlak bij den machinist, o. hij had wol weg willen loopen, en toch.... •Rietdekker,* fluisterde hij. De ken jou wel baasje Rietdekker keek hem aan. ,Heb je het aan mijnheer van Zanten verteld? ' ,Nou, wal dacht je anders, snauwde Rietdekker barsch. ,Rakkers. dat jullie toch bont Je hooft me niet te vertellen, wie het woor gedaan hooft Als jo pakje het niet verklapte, dan wist ik het nog wel. Ik ken jou wel, baasje, en dezen keer kom ie er zoo niet at< Hij pakte Gijs in den kraag van zijn druipnatten kaiel, Gijs verwoorde zich niet Wal moest hij? Wal zou hij? Hij had hot voorstel gedaan van dieren ophijsehon 0n.... als hol maar niol op Vader neerkwam. Een onbestemde angst groep hem aan. Wat kon daar wel uil voortkomen ¥ Rietdekker,* waagde hij nog oons, -zou Vader non erg standje krijgen? Vader kan hot toch niet helpen.* • Och wal, jongen! .la, nou je in do penarie zit, beu je onder een hoedje te vangen.cn anders.... Wildebras!- Gijs werd in hot stookhuisje geduwd, de anderen buiten gelaten en do deur ging voor Iran neus dicht -Ziezoo.* bromde Rietdekker, .nou moet je maar oona stoomketel flink op. -Trek je rommeltje maar uit-Gijs deed hol gedwee met een wonderlijke mengeling van angst on hoop, want zoo kwaad was Rietdekker niet Wat beduidde dit alles? Wat wou Rietdekker mot Item? Zou er nog iets heel vrooselijks k0men,0f...,? Waarom spreidde hij dan zelf de natte klooren op don ketel uit om zo te drogen? Rietdekker hield van Vader on, o, wat had hij al vaak Gijs geholpen, als hij met zijn kwajongonsgrappen wat had verbruid. In spanning volgde hij elke beweging, die Rietdekker mankte. Alweer porde >.la, ventje, je moet er aan geloovcn, gebraden moet je. en draaide hom om, zoodot hij nu mei. zijn rug naar don ketel kwam te staan. Gijs zag zijn eigen broeit dampen. Rietdekker scharrelde wat in een hoek, waar ijzeren pijpen stonden, daarna in een gereedschapskist on haalde daar iels uit, dut Ilij opzij lei. Toon ging hij eens op de kleeren voelen, of ze al droogden en keerde ze om. Het blijde gevoel van hoop begon al moor do overhand le krijgen bij Gijs. Zou hel nog goed afloopen, voor hem en voor Vader ? ,Nou, bromde Rietdekker, «dal is nog oen geluk bij bet ongeluk, mijn waterbak is vol. Anders was het van avond in donker zittn en, nou, dan was het niet malsch geweest.' Na oen poosje ging hij nl weer naar de klooron voeten. Ze dampten bijnu niet meer. ,De rest moet de zon maar doen, trek ze nou maar gauw weer aan.. Gijs gehoorzaamde on wierp nog oons een steelsehon blik op Rioldekker's gezicht, maar dozo koerde zich om en scheen weer iels te zoeken. Gijs was aangekleed en stond nog steeds op hetzolfde plokje voor don ketel, waar Rietdekker hem had noergeplanl. •Nou,< begon Rietdekker en deed de deur open, -en nou ga jij als de wind voor me naar het dorp, schavuit, die je bent. en dit me halen bij den smid. je weet wol. Roevers ?. Gijs knikte dankbaar van ja. want plotseling was al zijn angst verdwenen on zijn hoop werkelijkheid. Rietdekker hield hom een klein stukje pijp voor mot schroefdraad er op. •Begrepen, bengel? Twee breng je er zoo moe. En als je niet binnen oen uur terugbent, dun.... donk er om. hoor! Dan helpt er geen lieve vader of moeder aan. dan vertel ik hot aan mijnheer van zanten. Oijs koek verrast op. Had hij goed gehoord? 'Heb je 1... 1...... .1.... m... ..1.-. .....-..»1.xv« •Als je niet maakt, dat jo nou weg komt,» snauwde Riull!okknr‚ ......,„‚ De 4e... uil. m; n. .‚-.. j. 1...... ma niet weer zulke grappen uit* Hij gaf Hijs een flinke pats tegen zijn broek, dal hij meteen met een schok de deur uitvloog en een eind naar buiten, De kinderen hadden in bange spanning om hot stookhuisje hoongedwaald. Want wat was hel 10l van hun mnkkar .1.a..n.1........r .\1.1.....- 1....1.1.... m g.-w...-1.. 011 111‘ was slechts één ding geweest, dat een beetje moed gaf; 7... hadden 1...... m... Iwumn ....1...-......vn..„ .11... ..1 m...» avan 11....1.-1.1..-r'.. «w... 1.... 1.00.... mag“... 11.. 11u 1......“ ging a.- nleur upan .-.. Gijn .......r n. ...., in m. .....-..1..... den weg op naar hot dorp. • Zeg maar aan je vader, dal die vooroerat niet terugkomt, 1.1; mot-l m. 1......1...1..... vuur nlO .1...-..„ zei 1...... 4.1.1.... w. m. kinderen. .1-:.. al. jnllin m... al 1u ........1.... samen m... m... ....-...- verklap! .1.....1. mnlmijn nc‘...-..‚..a.. zal 1.... 1101.; WOl losloupon. 1...... ik n1.....-.1....1. ...—.....‚1.e. is de laatste keer geweest: als jullie me nog eens weer zmín bakkh ..i.1.....11„ .1.... z... 5.. nr v... 1m... a... n.» loof ik Jo.< XXVIII „W AAR LIEFDE WOON T." ,Wal hebben we toch eenlg gespeeld!- zei Elsje legen haar' zusje, toon zo na hel eton samen oven buiten liepen. ,Hot was tooh ontzettend Jammer,' dal do pijp bralt, want het ging allerleukst; mol die mat er lusselion had ik me ook nog oen» laten ophijsehon. Die Oijs is oen leukerd, daar kun je eonig pret mee hebben.- ,Ik vind zo allemaal aanlig, Marrigje ook.- ,Ja....- zei Elsje en ze kwam niet vertier. ,Als wij zoo spelen, gaat hel nooit zoo. Zij kunnen zoo echt spelen en ... ik weet niet, hoe het komt, maar het is anders. ,Natuurlijk, zei Elsje mot haar gewone wijsheid van alles Ie weten on alles Ie begrijpen. -Wij zijn ook maar met ons drioön, dan is alles anders.- ,Ja, maar ik vind, dat zij ook andors doen-. Elsje zweeg daarop. Toen zo oen eindje liet duin in waren gedwaald, hoor ze twee meisjesstemme zingen. ,Hoor je wol? ik geloof vast, dat hotGeeson Marrigje zijn, ga jo moe er heen?» ,Goed, en dan kunnen wij meozingon, dal kennen wij ook; -Houd Gij mijn handen beide mot kracht omvat.- Het was goed geraden. Uoosjo on Marrigje zaten buiten op het duin vlak bij hun huls. Zo hadden do twee emmers, die Door en Elsje dadelijk herkenden, voor zieli staan. Die beiden zelen danr zoo gjttjUg on terwijl haar Stemmen zacht snmenklonkim in de stilte, die's avonds alijd over het duin was, schilden ze met grooten ijver aardappelen. • Zij» jullie uu al wéfir na» hol aardappelen schillen ?• flapte Els tusschen do woorden van hot tied in.- En jo had je portie al lang klaar?. ,Och ja, ,zei Geesje. ,maar we mogen we meer doen ook, Nooit minder. • Als Gijs thuiskomt, zal hij wol moor zin hebben in eten dnn in aardappelen schillen.' meende Marrigje, maar ze voegde er weer mol groolo beslistheid aan toe: -Maar.... dit is dan ook de a 1... lorlaalsle keer. dat ik hot voor hem doo.< Op een na, plaagde Geeste, niet Mar, do aller, Allerlaatste keer... op een na. •Nou ja Kom. laten wo maar doorzuigen.* Mnrrigje zette weer In. 131 a on Hora lioton zich omvlllo-Itouiig naast haar op hot zniul neer on bleven luisteren. Do beide meisjesstemmen klonken zoo vredig samen: Marrigjes geluid was wat scherp, maar hier buiten in do groolo ruimte hinderde «lat niet Hel was. of zo «lon vrede on de vergenoegdheid van haar hart moest uitzingon in de grooto stilte over do eenzame duinen. De zee ruisehte zacht moe als oen steun voor don zang. En hoog boven de golvemle duinketen, boven Arie’a huisje en over do zingende kinderen, wolfde zich do hemel met zachte tinton van blauw en groen. De zusjes .lansen koudon niet móCzingen, want zo merkten al heel gauw, «lal hot aJloén de wijs was on niet do woorden „Och ja", zei Geesje, „maar we mogen wel meer doen ook, nooit ninder". van .Houd Gij mijn handen beide.* Ze volgden den zang. De Heer woont in den hemel. En'k zie Hem niet, Maar hij ziet op mij neder, Hoort nu mijn lied. Hij kent mijn vreugd on smarte, Weet waar ik woon : Hij leest ook in mijn harte. Daarop zijn troon. Hij is de trouwe herder. Ik 't schaapje klein: Hij leidt mij vriend'lijk verder, 'k Wil bij Hem zijn; Want dreigden er gevaren, Hij let op mij: Hij wil mij trouw bewaren, Is steeds nabij. Als 'l kwade mij wil lelden Hij Hem van daan, Dan wil Hij met mi strijden, Vlak naast mij staan. De zonde mij vergeven, Hoe greel die zij. Hij schenkt mij ‘1 eeuwig loven. Stierf eens voor mij. Terwijl zo aandachtig anten Ie luisteren on opaagen naar ilen hemelkoepel, waai- oen enkele bleoke ster als een klein eenzaam lichtje stond Us linlelen, kwam een verlangen naar vrede en liefde haar hartjes binnen. Rn dat verlangen ging mot hot lied tol God omhoog. •Je moest het een paar koer «ingen-, verzocht Elsje. • wanl wij kennen ile wijs ook, maar heel andere woorden on ik vind deze toch ook zoo mooi.- Toon do aardappelen klaar waron on de.Tansentjeshel nieuwo liedjo konden, wipten zo nog oven mee Aria's huisje in. In de kamer heersehte weer dezelfde gezelligheid, on netheid, dio 't armoedige vertrekje zoo bekoorlijk maakten. Zo begonnen een praatje en terwijl ze zoo knusjes zaten te bubbelen over hiin huis in Arnhem en over Flofc, die nu gauw' heelemaal alleen bleef, omdat Vader vacantie kroeg, viel Elsjes blik weer op do bloemkaarl met do spreuk: .Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen.< Hoe hel kwam, wist zo niol goed, maar als zo bij Ario in huis waren geweest, on clan hun eigen huiskamer weer binnengingen, merkten zo opeens de loege plek aan don wand weer op. Hel loek wol. of hij riop: Kijk naar me. Hier hoeft wol iets gehangen, maar hol is weg. Wfcg!- XXIX. GROOT FEEST. -Een brief! Een brief!- juichte Dora. Voor ons alleen.- V.o hield Elsje hot adres voor on die las: »Uel U stellig over Moeders verjaardag,* fluisterde Elsje gevat en moffelde den brief in haar zak. voordat een der anderen hem had gezien. Mot haar beidjes op een ■ verborgen plaatsje in hel duin lazen ze hem. Aan mijn heide groole meisjes. -Vh moet jullie Vader eens helpen. Moeder is volgende week jarig, zonals je weet, en mijn raeantir begint juist twee dagen te voren, lid, wal verlang He naar jullie allen. Van nue/il heb ik zon genóten! Weet jr waardoor? Ik droomde, dal ik in hel duin zal. Jullie zalen allen om me heen en Moeder vertelde een prachtig verhaal. Maar.... daar word ik wakker ca ik zie niets dan de lakens en dekens van mijn bed. O, dal was zoo saai.' Maar nog njjf dagen m dun kom ik werkelijk. Mttar nu over datgene,waarin Jullie boidjct me helpen mooi. C’hrio kan inieeóhien ook wol meedoen. Hot ijoUU dc cade.antjee, wanl bij Maarten in de tent ie niet voel andere Ie krijgen dan ennnortjre en echopjee. Na moei Jullie oone 'jood bedenken, wal Moedor wol i/ebmiken lnm: «(nu gum: ‚m- .„„‚..„ mmr ‚ln ma „m .'‚.4-„„‚‚‚w‚ nv doen en ik zat zorgen nonr een dikke beurt." • Wal Hol! Wal dol!" jubelde Elsje, den brief hoven haar hoofd zwaaiend. -O, Dooi', Door, Wal dolletjes!» ■En dan gaan we misschien wel taartjes eton, nel nis toen Eslher en ik mot Vader uit waren.- -Laten we hol gauw aan Chris vertellen.- -Als hij het maar niet verklapt. -Welnee, dal zal hij niet doen en het is nie^aardig om hel hom niet Ie vertollen, want hij zal er zieh natuurlijk net zoo op verheugen als wij.- Met veel gewicht werd Oliria mee in het geheim genomen. Van verklappen was geen sprake, want Chris voelde zieh veel te rijk. dal bij nu eens mee was geleld en met do zusjes samen hot geheim doelde. Mij zou er geen woordje van reppen. Toen Vader goed en wel met zijn driespannetje naaide tram trok, plaagde hij zijn vrouw: >Noo Moeder, je mag niet mee. ik wil nu oens met mijn drie groolc kinderen alleen uit. Voor Jnniioman brengen we wal mee, bh Jan? Maar voor jou niets, niemendal. Geen iepogriotjei* Het was verrukkelijk om zulko dingen te koopen en nog veel meer moois Ie zien; de winkels waren hier nog heel wal mooier dan in Arnhem. En taartjes Ie gaan eten, dat viel in Arnhem ook niet voor. > Laten we nu onze pakjes oens lollen,* zei Mijnheer, terwijl do kinderen nan do gebakjes bozig waren, liet hamltusohje geef ik; de ceintuur Borat Jnnnemau den penhouder: Chris do portemonaic, en maar wo hebben er Mn te kort! Dat gaat niet Jullie denkt veel meer om do tnnrtjcs, geloof ik, dan om onze inkoopon.« Dan moeten wo or nog oens op uit, Vader, zooveel Ie beter. Ze vonden hol allen oen genot nog meer en andere winkelstraten door te gaan. ,Kijk 's,* riep Chris, »wat een mooie platen zijn daar.. Hij liep een eindje vooruit naar een groot raam mol een prachtige uitstalling van platen en teksten. Wel, jongen, daar breng je me op een goede gedachte, we moesten Moeder een moeien tekst geven. Er is onder de portretten van Grootvader on Grootmoeder zoo'n kale plok aan don muur. Daar moest iels hangen. En or hangt geen enkele tekst in de huiskamer van onze woning aan zee." Elsje on Dom koken elkaar aan. Zou Vader alles weter ? Non. wat donk jullie daarvan ?' vroeg Mijnheer vroolijk. Zon vander alles water ? Je lijkt het er we niet heelemaar mee eens te wezen ? •O, jawel Vader. Jawel. Moeder zal wol graag oen tekst hebben.* ,Ja,zeker,dat geloof ik wel. Nu dangaan we hier in." De mijnheer inden winkel lei de heele toonbank vol teksten, dure. goedkoope, kleine groote, met bloemen, of enkel goudletters op witten grond. >Dat is oen mooi olijke keus, er is haast te voel.' zei Mijnheer, -jullie moet me goed helpen uitzooken.» Ohris vond er oen, dien hij niet genoog bewonderen kon, want daar was een plaatje op van een sohip on oen stuk zoo. -Oio, Vader, die!• Mijnheer lachte even, want de woorden waren: -Hoor Gij, mijn zoon! on word wijs.* Chris moest unit nok lachen. Hij had alloon maar naar het mooie plaatje gekeken en niet op ile woorden gelei. Hij vond dat stukje zee zoo' geschikt, omdat hot voor het huis aan zee was. Els en Dora zochten ijverig mee. •Do Hoer is getrouw.- Hielt en 11 zal gegeven worden.- Allemaal mooie teksten, Vader had gelijk, omdat er zooveel waren, was liet veel lastiger tol een keus Ie komen. Opeens las Wlsje : Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zagen.- Zo kreng oen hoogo kleur. Zon Moedordion willen ophangon V Zon Moeder dien van baar willen aannamen, want dit word oen cadeautje, dal zij moest geven. Zo stootte Dom aan 011 de Kusjes stonden golioimidnnig met blikken over en weer Ie overleggen. Dorn knikte van ja. > Vader,deze. Dat is turn mooie 0n.... mooie woorden Ook, drong Elsje. Mijnheer keek haar aan, want ze was plotseling in vuur en toen ze zijn blik zoo vragend op zich voeilde, kleurde ze opnieuw on sloeg do oogen neer Ja, Vader, toe, neem u dezen, dit is de is de allermoouste voor Morder. Mijnheer keek nog even neer op het gezichtje met de neergeslagen oogen, Zijn dartele Els was plotseling ernstig geworden en Dorn zei ook al met bijzondere!) nadruk: ,Ja. Vader, toe, doe u dat maar." Was er iets aan dien tekst verbonder, dat haar had getroffen? •Omdat jullie beidjes hol *oo «raag wilt,, gaf Mijnheer toe en do tekst werd ingopakl. En mogen wij dan samen den tekst geven?- vroeg Dora. De groote dag. Moeders verjaardag, werd met een feestelijk™ optocht geopend. Met verjaardagen ging hel altijd als volgt in de familie Jansen. „uw nu». u... m» m ‚u. v- .- De jarige moest op do canaptf gaan zitten, al de anderen verdwenen on dan kwamen r.c in optocht terug mol de geschenken, .Ie jongste voorop. Zoo ging het ook nu. Daar kwam de feestelijke stoet, kleine Janncman heel trolsch voorop mot oen grooton ruiker rozen. Zijn handjes konden hem ter nauwernood omklemmen, maar toch hield hij hem hoog boven zijn hoofd. Hier lieve, lieve Moes, «Mo zijn voor u,« riep hij blij en klauterde naast haar op de eanapii om haar lekker Ie pakken. Hij perste haar hoofd lussehen zijn armpjes On kuste haar wangen gloeiend rood. Dan k wnm heel bedaard GKrls, «mar mul zijn blauwe oogon stralend van innige warmte. Daarna do beide zusjes, die samen een keurig in vlooi gewikkeld plat pakje droegen. -Moedor, ilit is van ons samen.- zei Els. En Moedor zilf riep: 'Lest best, toen haar man kwam, die nu blijven kon, tot ze met bet heele gezin weer naar Arnhem zouden terugkeoren. Ja, hol was dubbel fessi, «rooi feest Nu de pakjes uitpakken, ilnl ook in de volgorde moest gebeuren, waarin ze gebracht waren. Wat vond Moeder alles mooi on wal straalde baar gezicht van liefde en blijdschap. ,En dal Is van «Ie beide zussen samen ï Wal kan dat zijn? Zo dacht zoo hall on half aan een portret, want lang voordat ze naar zee waren gegaan, was Vader mel haar belden alleen ultgeweest en toon had ze zooiets hooren smoezen overeen photograaf. Ze koek lachend wan do een naai- do ander, maar tol haar verwondering, kwam er in hol geheel geen blij lachje van do meisjes terug. Dora was zelfs bijna In tranen. Ze wikkelde dus maar eerst het papier af, in spanning. wat het was. En toen had ze de kaart voor zich, een effen wille grond, zoo fijn dof. alsof het fluweel was en daarop in den hoek oen paar paarse violen. Getroffen las zo stil voor zichzelf de woorden. Toen sloeg ze den blik op en keek haar beide meisjes aan, Al de liefde. vnn haar warm hart lap in haar diep blauwe oogen. Plotseling barstte Dora in tranen uit en sloeg do armen om baar moeders hals. >O. Moes. wilt u hom rnihanoonY,O, Moes, will ii hem ophangen ? ,Ik wil bol graag,- antwoordde Moedor ontroerd. Elsje stond er verlogen bij, baar rad tongetje schoon wol niet voort te villen on toch. au begeerde het ook van gansulior harte. Moedor trok baar togen zich aan. want zo kende baar Elsje wel, die nooit zoo gemakkelijk zei, wal diep zat. Elsje koek baar aan en toen zag Moedor niet alléén in haar negen liet vochtig glausje maar ook een ernstige belofte. •Ja,* sprak Mevrouw ontroerd. -Ik wil hom graag opknagen en wo nomen hom moe naar ons oigon hui» in Arnhem. Daar mooi hij Ook inde huiskamer een plaats hebben nol als hier.* , „ONS HUIS IN ARNHEM " Ja, ze wisten wol. dal het er was, zo wisten wel van al de eigen meubels en kleine dingen, die zo er hadden gelaten, maar— ze dachten er niet eens zoo heel gaarne aan. want teruggaan naar Arnhem, dal beloekendo wfcggaan van zee, die heerlijke zee. Van Arte, van do overbuurtje» in hot strandwachtershuisje, van hot strand en van do tluiiifii. Ze verlangden wel naar de schoolvriendinnen en vooral ook naar Flok, maar afscheid nemen van do zoo, dat konden ze bijna niet. Toch k wamde dag. Voor den landden koor liepen ze liét strand op on stonden stil te luisteren naar den ruischzang van de zoo. Groot en kiein uit het strandwachtoeshuosje kwam aan het rijtug om to grooten •O. Arie,< «ei Tlora, >wo kunnen haast geen afscheid nemen van de «eo, we kunnen niet meer buiten de nw> net als jy.. ,Dan kom je den volgenden zomer maar terug, want in den winter is liet hier vrij saai.- Dora had werkelijk moeite mol de waterlanders. ,Wat, meisje loeh, geen tranen, hoor!» plaagde Arie. Zout water hebben we genoeg. Houd op, andere loopt de zoo over. En ga jullie mot een rijtuig of mot de tram ?• ,Welnee,- plaagde Chris, -met een rijtuig. Die tram van jullie, dnt is er me een! ,lo springt van do bank op. zoo stool hij.. ,Ochi, ja., zei Arie met een heel wijs gezicht, .weel je. hoe dat komt? Die tram hebben de heeren uil do stad gemaakt en toen hebben ze er achtkante wielen ondor gezet inplaats van ronde.- Chris stond Arie in stomme verbazing aan Ie gapen. Daar zou hij nog eens naar gaan zien. Groot on klein uit hot strand wachlerehuisjo kwam aan het rijtuig om te groeten, ou toen het wegreed, zagen de Jansontjos eeu hoela bos handen wuivend omhooggoslukon. Alleen Arie met zijn wollen trui en roode broek ontbrak. Hij kon op dit uur van don dag ónmogelijk op hel strand gemist woeder. Het schemerde Dora voor de oogen en.... niet alleen Dora. Daar gingen ze, weg van hun geliefde zoo. Bijna don hoelon rit over zwegen zo, ieder in eigen godaohten verdiept. Flok was ontembaar van blijdschap. Ditgelalon holde hij maar van don een nnur den ander en sprong Jantje haast van de been. Het is hier zoo stil. Je denkt aldoor, dat je wat hoort en je hoort juisl niets., zei Janneman, toen ze in het eigen huis looh weer met vreugde al de bekende dingen terugzegen. Ze liepen de kamers rond om all.es te zien, wal ze zoo goed kenden on nu toch wel nieuw voor hen leek. En toen Mevrouw -s avonds de bedjes nog eens rondging om te zien, of ze allen rustig waren ingeslapen, den eersten nacht in het eigen huis, toen zag ze iets in Chris zijn hand. Ze boog zich in hot halfdicht van de kamer over hem been om het goed te zien. Hel was de hoorn van Arie, waarin je de zee kon hooren ruischen. Hij had hem stijf legen zijn oor gedrukt en zoo luisterend naar do zee was hij ingeslapon. Ik heb lekker geslapen,- riep hij den volgenden morgen. -want ik heb den hcelen nacht de zee gehoord.. ,Och, de zoel Was hot maar waar, dat je die hier hooren kon." Kijk, zoó. wees Chris on drukte Dora den hoorn stijf tegen het oor. ,Ja, echt do zee.* ,Mag ik hem van nacht van je Iconen? vroeg Els. ,En ik morgen,* bedong Dora. IN H OIT D. I. Plannen . . . . . . . . . . . . . . . 5 II. Afscheid . . . . . . . . . . . . . 10 III. Dag Zee . . . . . . . . . . . . . 17 IV. Een Neiuw tchuis . . . . . . . . . 21 V. Arie . . . . . . . . . . . . . . . 27 VI. Het vogelteje . . . . . . . . . . 34 VII. Een nieuw kennis . . . . . . . . 42 VIII. dora's kwadw dag . . . . . . . . 48 IX. Nog een nieuw kennis . . . . . . . 56 X. Dora's goede dag. . . . . . . . . . 67 XI. Baden . . . . . . . . . . . . . . . 77 XII. Schuld . . . . . . . . . . . . . . 87 XIII. Strandjutten . . . . . . . . . . 92 XIV. De grap . . . . . . . . . . . . . 98 XV.Piet wag ! . . . . . . . . . . . . 104 XVI. Berouw . . . . . . . . . . . . . 108 XVIL. Het Medailonnetje . . . . . . . 114 XVII. Marrigje . . . . . . . . . . . . 124 XIX. Het zoet gebeim . . . . . . . . . 130 XX. Feestdag . . . . . . . . . . . . . 134 XXL. ,Dat is nou Arie . . . . . . . . 139 XXIL. Een ongeluk . . . . . . . . . . 144 XXIII. Van wiew ? . . . . . . . . . . . . . 151 XXIV. Hel zool geheim ? . . . . . . . . . . 157 XXV. Dal ia nou Arie . . . . . . . . . . . 166 XXVI. Arm maar eerlijk . . . . . . . . . . 171 XXVXL. Toch water! . . . . . . . . . . . . 184 XXVIII. Waar liefde woont . . . . . . . . . 195 XXIX. Groot feest . . . . . . . . . . . . . 199 XXX. ,Ons huis in Arnhem, . . . . . . . . . 206