L.jjKv£ . i\ ei s vo VAN bartel paauw dooy (l(»i i Srlirnjvc:r» der» LE NTEJAREN er» z U' tjjf *vf e ver) otff OT * DE SLAAN ie HAARLEM. fin 9 TafereelerL. VERMAKELIJKE BIJSCHRIFT^ emms VAN BARTEL PAAUW. GROOTE VOORSTELLING IN 9 TAFEREELEN HAARLEM. I. DE HAAN. VERSCHRIKKELIJKE Bartel Paauw was een man, die veel vaneen goed leven hield. Hij woonde met zijn vrouw op een dorp en was daar wethouder, schoolopziener, kerkvoogd en ik weet al niet wat meer; nu zult gij mogelijk denken dat Bartel een zeer verstandig man was, het kan wel zijn dat gij u daarin zeer bedriegt, lees zijn reis-avonturen en oordeel dan zelf of deze daad, die vaneen verstandig man was. Op zekeren dag zat Bartel in zijnen gemakkelijken stoel met een lange pijp inden mond en een glaasje portwijn bij zich, hij scheen te peinzen, en blies de wolken rook met een zeker welbehagen uit zijn mond, dat peinzen en rooken had al een geruimen tijd geduurd, toen zijne huisvrouw, die druk bezig was voor het middagmaal te zorgen, met kannen en potten beladen het woonvertrek binnentrad. Bartel richtte zich uit zijne gemakkelijke houding, sprong van den stoel op, klopte zijn vrouw met de eene hand op den schouder, en zeide: „Vrouw, ik heb een prachtig plan, ga eens zitten, en luister aandachtig, het zal niet lang meer duren of de geheele provincie zal opgetogen zijn over den ondernemingsgeest van uw echtgenoot Bartel Paauw.” ~Maar manlief! ik heb geen tijd, ik ben inde keuken bezig.” Verschrikkelijke Reis-Avonturen van Bartel Paauw. „Wat, inde keuken bezig! vrouw, de belangen van je mangaan voor de belangen van de keuken, ga zitten en luister aandachtig.” De goede vrouw zag wel dat tegenspreken niets zoude baten, zij onderwierp zich dus aan zijn wil, en plaatste zich inden stoel, terwijl Bartel weder zijn pijp stopte, en de kamer nogmaals met rook vulde. ~Vrouw!” zoo begon hij, terwijl hij rookende de kamer op en neder liep, ~ziet gij daar dat portret van onzen geëerbiedigden koning; welnu, aan hem heb ik het te danken dat ik verschillende eereposten bekleed, hij heeft mij wethouder gemaakt, door hem ben ik een man van aanzien; ik wil hem spreken, ik zal hem de belangen van ons dorp voor oogen houden, ik zal zorgen dat hij in eigen persoon komt kijken hoe hier zijn geld besteed wordt, en wat hier door mij al gedaan is tot heil van den staat.” ~Och Bartel, wat hebt gij u in ’t hoofd gehaald, denkt gij dat de koning hier komen zal? Geloof dat nooit, waar zou hij zijn intrek moeten nemen, er is in ’t geheele dorp geen enkel huis waarin men een koning kan ontvangen.” ~Dan zal ik hem hier in onze huiskamer ontvangen, hier is een gemakkelijke stoel, daar een knappe tafel, ginds hangt zijn portret, waarom is deze kamer niet geschikt om den koning te ontvangen; maar kort en goed, mijn plan is gemaakt, het is een ingeving, juist is er op dit oogenblik een prachtig paard te koop, ik ga naar de herberg, koop het paard, en morgen als iedereen aan zijn werk is, zal men Bartel Paauw in zijn zondagspak getooid het dorp door zien rijden.” „Gij boven op een paard! och Bartel, denk aan je arme vrouw, ik zie je al terug komen met gebroken armen en beenen.” ~Zwijg, vrouw ik met gebroken armen en beenen terug komen, ik die hier alle menschen onder den duim heb, ik zou geen paard onder den duim krijgen; maar goed, gij kent mijn plan, zorg dat het middagmaal gereed komt, ik ga in dien tijd naar de herberg om het paard te koopen.” Dit zeggende zette hij zijn steek op en liet zijn vrouw voor het middagmaal zorgen. n de herberg was het op dezen tijd van den dag zeer druk, Bartel vond daar vele vrienden en ook den paardenkoopman; de koop was spoedig gesloten en Bartel vertelde aan iedereen wat zijn voornemen was. es namiddags was het praatje algemeen over den dwazen tocht van Bartel, en toen den volgenden morgen het paard voor de deur van Bartel’s woning stond, liepen alle inwoners naar buiten om den groeten en reedTo te P t6,.Z,len zitten' Dit streelde reinig zijn hoogmoed, trots zat hij te paard dh langzaam mogehjk, hij gevoelde zich wel niet erg op zijn gemak toen het paard zich wat sneller begon te bewegen, maar voor geen geld van de wereld zou hij dit willen laten blijken. ij ziet het ook duidelijk op de tweede plaat, hij wordt uitgelachen door allen die hij voorbij gereden is, terwijl hij met nieuwsgierigheid wordt aangekeken door allen, die hij nog passeeren moet oe verder hij komt hoe voller het op straat is, ja zelfs de ramen der huizen zijn bezet met nieuwsgierige kijkers, en natuurlijk de jongens zijn allen op straat. Zoo lang het overal kalm en rustig ‘tl’ g'o L- ?0ed'’ maar Zle*> daar heeft een jongen den stouten inval, met zijn pet het paard een slag u uenJe w , ,gaeVeiY; hl®fdoor het beest en gaat aan ’t hollen. Daarop was onze ruiter niet e act, hij hield zich echter goed, klemde zich zoo stevig mogelijk vast, doch verliest door het hollen eerst zijn prachtigen mantel, daarna zijn steek, en verbeeld u de pret der omstanders, daar vliegt zijn pruik de hoogte in. E.en algemeen geschreeuw en gelach vervulde de lucht. Nu kunnen de inwoners zich met langer goed houden, zij vergeten dat het de wethouder is, die zoo’n gek figuur slaat. Zelfs de honden worden wakker en loopen blaffend het paard achterna, algemeens verwarring heeft er plaats, de vogels teekoon°hLTaren,r 'f °Ver de Iraat^e Springen’ vl’eBen angstig heen en weder, een jongen die appelen te koop biedt, valt met zijn mand op de straat; door al dat leven en al die verwarring wordt het paard angstig, en rent in dolle vaart het dorp uit. Niemand was blijder als Bartel, nu dacht hij, was hij uit het gedrang, en in zijn angst was hij reeds vast besloten zich van het paard te laten vallen, zoodra hij uit het gezicht der menschen was. Dit geluk was echter niet voor hem weggelegd; nauwelijks had hij het laatste huis van het dorp achter den rug, of ziet, nieuwe rampen stonden hem te wachtenin plaats van nu alleen aan zijn lot overgelaten te zijn, bevond hij zich weder in eene dichte menschenmassa. De wijze wethouder had in zijn overmoed de belangen van zijn dorp geheel vergeten, hij was geheel vervuld met zijn groote plan, en had er volstrekt niet aan gedacht dat er juist dien dag een groote harddraverij buiten het dorp moest plaats hebben. Gij kunt u begrijpen welk tooneel er nu volgde, eensklaps bevond onze arme wethouder zich omringd van de eerste paardrijders. Had men in het dorp om hem gelachen, hier werd hij openlijk voor den gek gehouden; in plaats dat iemand hem hulp verleende, deed iedereen zijn best om het paard zoo schuw mogelijk te maken, onze arme Bartel kon het niet langer uithouden, hij klemde zich om den hals van het paard en lag zoo, lang uit, met de beenen inde hoogte inden grootsten angst, hij wist niet meer wat er met hem gebeurde, en liet het paard aan zijn eigen lot over. Er is echter zelden een ongeluk zoo groot, of er komt nog geluk bij, zoo ging het ook met Bartel. Terwijl hij bewusteloos op zijn paard lag, bleef dit eensklaps stilstaan, een ezel stond midden op den weg, het paard hierdoor verschrikt bleef den ezel eenige oogenblikken verwonderd aankijken en keerde zich daarna om, alsof hij zeggen wilde: Neen, met zoo’n dier wil ik niets te maken hebben. Bartel werd weder eenigszins wakker, hij richtte zich op, en vatte het paard weder bij de teugels. 'Nu werd het hem duidelijk; hij bevond zich bij den rijbaan en was omgeven van harddravers en nieuwsgierige lieden; het ongeluk en de doorgestane ellende hadden hem onverschillig gemaakt, zonder eenigszins na te denken liet hij zich door het paard brengen, waar deze het wilde, het dier scheen nu wat bedaarder te zijn, het liep stapvoets en dit was voor Bartel de grootste uitkomst; eenmaal had hij nog den moed achterom te kijken, daar zag hij weder die vreeselijke harddravers, maar gelukkig zij waren nu een heel eind van hem verwijderd en hij reed in dezelfde richting, dus zij zouden hem nu wel met rust laten. ».d "'"T rv* “hmm- “■ ** hij bekeek zijn schoenen, kousen en korte broek ’, ' , 1 ' 'Jn paaid, het dier zag er goed uit, er met den schrik te rZ ’ *“ ** spreekwoord bewaarheid ”lacht Z b.oods<*I?ap tehuis kom> dan zal het sloeg hij met zijn hand op zijn . O! Hemel eenZluwe schrik -’h ™F°* Mzeggende zijn hand kwam terecht. ' op ziin naakte hnnfrl- na op zlJn s^eek slaan, maar pruik, dit verlies maakte hem wanhopend Watte’dTeJmT N Verduivelde steek “ zonder hoofddeksel: lang peinsde onze held leenZZ PJ P *ochzlJn mtocht inde stad niet maken hij kon geen hulpmiddel vinden. O! vreeselijke da» voor Bartel*! nu zult d!* gevaar’ maar hoe hij peinsde, – “rr *—■ – ~«8». ü : artr*,“- r*° Goede raad was duur en Bartel hesmm Pm w- J, spot m ilet dorP terug komen. Nog eenmaal keek hij wanhopend in het verschiet °°a- °P en te blazen. —wi ™™.l « SrrrS? > “ * «“*• •“ • hij wrijft ze eenige malen met de handen, is nu alles een droom cf\ hU JfJn en vertrouwen, hij staat bijna vlak voor het dorp ziiner inwoning qu m ’of 1J rondom de wereld gereisd, naar ’t hoofd. De arme ridder hadZZnLts daZ-7™!!“ M b'°ed st^l en Bartel’s verheven gedachten hadden hem niet den tijd ge aten ZZjnrichtingZte61 °mgSWend’ star i-lr-r r-»“™:- *■> – aan, hoor hem eens schreeuwen* Jan Piet 1 öezien; Daar kwam die straatjongen alweer uitlachten; hij moest zich dus aan het noodlot onderwerpen en stapvoets deed hij zijn treurigen intocht in het dorp waar hij zich altijd had verbeeld, het groote genie te zijn. . Ziin vrouw, die weder met het huishouden bezig was, hoorde het leven op straat, zij liep naar buiten juist op het oogenblik dat Bartel, met veel moeite, door den kastelein van het paard werd geholpen. De goede vrouw had medelijden met den armen ridder, zij bespotte hem met, maar ontving hem liefderijk zij bracht hem naar zijn woonvertrek, plaatste hem in zijn gemakkelijken stoel, gaf hem zijn uiip en tabak en spoedde zich naar de keuken om eenige ververschingen gereed te maken. Toen zij eenige oogenblikken later met een heerlijke kop koffie en een broodje met eijeren binnenkwam, was Bartel aangedaan, hij gaf zijn vrouwtje een lekkere kus, en zeide: . Vrouwlief! ik ben genezen van paardrijden, en van het bespottelijke denkbeeld om den koning bij mij te logeeren te hebben.”