D 32 903 SCHAKELS door Herman Heijermans SCHAKELS Vrolijk spel van de huiselijke haard in vier bedrijven 1903 Pancras Duif Jan, makelaar Henk, fabrieksdirekteur zijn zoons Toon, student Coba, zijn dochter Dirk, aannemer, haar man Margriet, Jans vrouw Elsje, haar dochtertje Hein Duif Gerritje, zijn vrouw Marianne: huishoudster bij Pancras Sally, een koopman Dr. Van Rijn Joseph, boekhouder Een arbeider Een kantoorbediende Een dagmeisje Een r.k. liefdezuster Een telegrambesteller DRAMATIS PERSONAE Een privé'kantoor der fabriek. Eerste plan, links, deur naar de fabriek. Eerste plan, rechts, deur naar woonhuis. Inde achtergrond een deur naar buiten, tussen twee ramen. Voor het linkerraam en de deur een afsluithek. Tweede plan, rechts, een grote brandkast. Voorplan, in het midden, een bureausministre. Middag. EERSTE TONEEL De boekhouder, een arbeider, een kantoorbediende, Sally Arbeider, op een stoel bij het hekje: Dat duurt. Een stilte. Ik zeg dat t duurt. Een stilte. Kantoorbediende, door linkse deur: Meneer... Boekhouder, gestoord in gereken: Wat nou weer! Kantoorbediende: Wissel van Wijman, gepointeerd op van' daag. Boekhouder, kribbig: Hoe groot? Kantoorbediende: Zeventienduizenddriehonderdvijftig gulden. Boekhouder: De klapper! Kantoorbediende: Asjeblief meneer. Boekhouder, op z’n horloge kiftend: Vijf minuten voor éne. Hoe komt dat ding zo’n tijd na kastijd? Kantoorbediende: Hij zei... Boekhouder: Hij zei! Hij zei! Dan maar morgen. Meneer belet. De bediende terugroepend. Of nee! Klop an en vraag öf t ge' legen komt. De bediende klopt aan de rechtse deur-een stem «Binnen » – bediende af. Arbeider, opstaand: Zou ’t nog lang duren, dat k... Boekhouder: Dat zal wel. De telefoonschel gaat over. Hallo! Ja. Meneer is in gesprek. Wat zegt u! O. Jawel. Gegund voor een honderdzevenentachtigduizend gulden-de bovenbouw zonder fundering. Zo? Was de Pletterij négen mille hoger? Jawel. Ja' wel. Daar zal voor gezorgd worden. Dank u. Goeiemiddag. Draait nijdig af – rekent hardop. ...Zeventien... drieënveertig... vijfen' zestig... EERSTE BEDRIJF Kantoorbediende: ’t Was in orde. Meneer vraagt of u even tekv fonisch wil adviseren. Boekhouder, schelt korzelig op: Elallo! Nou dan, juffrouw! Schelt weer? Hallo! ...Mot’k telkens driémaal schellen, juffrouw? Ja, driémaal! Nee, niet éénmaal! Honderdzesendertig. Schreeuwend. Hónderdzesendertig. Een. Drie. Zes. Hallo! Spreek k met de Provinciale? U spreekt met de «De Schakel». Ja. We hebben daar’n wissel van Wijman & Co. Herhalend. Wijman! Wijman! ...Wouter, Ijzer, Mozes, Aap, Nul. Ja. Wij man-betaalbaar ge' steld van zeventienduizenddriehonderdvijftig gulden. Na kas' tijd, ja. Dat moet u voor éénmaal maar ’ns door de vingers zien. En morgen hebben we, buiten ’t gewone advies nog twintig mille nodig-gewone cheque. Dank u. U is wel beleefd. Schelt af. Wat wacht je nou nog! De bediende af. Sally, door buitendeur: Dag! Een stilte. Goeiemiddag. Vuil weer. Een stilte. Ik zeg dag. Ik zeg goeiemiddag. Ik zeg vuil weer. De boekhouder trommelt ongeduldig op het bureau. Sally kijkt even schaap duldig op en neer. Die grappen, Jozef, moeten geen twééde keer... NEGENDE TONEEL De vorken, Jan, Dirk Dirk: Goeiemiddag. Jan: Uitje humeur, papa-en dat vandaag! Pancras: Houen jullie’r óók’n kleine kas op na; ’t Is gedorie... Je broer Henk maakt ’n poppekast van de zaak. Tot de binnentred dende bediende, die’t geld aan de boekhouder wil geven. Nee, hier! Dank je. Bediende af. Jacob-voor jou. Arbeider, angstig: Pancras, je wil toch niet... Pancras: Vent, klets geen uur in’t honderd!-Voor jóu.-En’k kom je opzoeken. Waar woon je; Arbeider: Ik w00n... Nee, ’k doe’t niet. Pancras, brusk: ’k Vraag waar je woont! Arbeider: D’r is geen reden 0m... Pancras, ruw'goedig: De deur uit! Mars! Duwt de twee bankjes in Jacob’s boezeroen, wenkt hem te zwijgen. Kop toe! En goed de luren anbinden met’n dubbele knoop, hahaha!... Arbeider: Me zoon zal niet willen... Pancras: Je zoon! Óók onder de plak! Smijt ’m’r uit, Jan! SCHAKELS HERMAN HEIJERMANS Arbeider, glimlacherig: Nou... Nou... Asje met geweld... Pancras: Ja met geweld! Met geweld wordt jou ’n kapitaal in huis gesmeten, hahaha! En as ’k wéér ’n duizeling krijg, pak je me hoor! Poot! Twee poten, ouwe beroerde kerel!... Arbeider: God zal je... Pancras: La/la, geen préék! En je zoon blijft. Arbeider, verlegen: Dank je, meneer... Pancras: Menéér-ben jij betoeterd! Dag Jakob. Arbeider: Dag Pancras... Inde deur. Pancras: Hé! – ’k Weet nog niet waar je woont. Arbeider, verlegen: In’t Nonnensteegie... Pancras: Bij de nonnen! Hahaha, smakker!’k Kom’r hoor-’k kom ook bij de nonnetjes!... Arbeider af. Hij wrijft zich luidruchtig de handen. Daar kijken jullie bij, hè? Da’s potjeslatijn, wat? Weet je wié die kerel was? Neen, hè? Natuurlijk niet! In 64 heeftde me ’t leven, ja ’t léven gered! Samen haaks van ’n stationskap geglejen! Twee milimeter verder en Henk en Toon en tot Dirk jouw vrouw -waren niet geboren! Tot fan. Jij was twéé en zoog op je vuist. Dat hebrie tot je vijfde, zesde gedaan, hahaha! Altijd dorstig weest, hè, Hahaha! Jan knipoogt naar de zij van de boekhouder. O. Mag niet! Schaven jullie maar! Wil je geloven dat die vent me dag goed heeft gemaakt? Da’s tenminste ’n feestdag die met ’n lob lige herinnering begint. Dirk, luchtig: Om de waarheid te zeggen, vader-’t zijn natuurlijk me zaken niet, vond ik u wel wat royaal. Vijftig gulden fooi! – ’t is welletjes. Pancras: In 64 heefivie... Jan, glimlachend: Papa moet ’t zelf weten. Ik heb nóóit wat van die historie gehoord... Pancras : Dat bewijst alleen dat ’k ’n lammeling ben – ’n verdraaide lammeling! Hoe kön’k Jacob Dulk-Jacub Duik vergeten... Boekhouder: Jacob Duik,-is dat de vader van die Gerrit Duik, die... Pancras: Nee, ’t is z’n zóón, hahaha! Boekhouder: Wéét u dat... Pancras: Jawel! Bekend! Oproermaker! Kraaier! Hoe kommen ze in godsnaam an zo’n woord! Wie kraait ’r oproer! Je kraait van plezier, je kraait asje... Jan, lachend: Je hoeft niet te vragen of papa béter is. Pancras, het telegram toewerpend: Laatste bulletijn van je broer Toon, Goed, hè? Antoine! ’k Heb’m geleerd geen grappies uit te halen. Die kraait ook ak'die leest Pallesoe Piesjon! Tot Dirk. Wat zit jij ? Is ’t weer dondere thuis? Dirk, glimlachend: Nee. Gelukkig niet. Maar ’k kom voor zaken en u slaat zo door, dat ’k geen kans zie an ’t woord te kommen. Pancras: Zaken? Jan: Als meneer Jozef even... Pancras: Je bent hier vandaag te veel... Boekhouder, zuchtend: Dan neem’k ’t boeltje maar mee. Pancras, met het zware grootboek spottend: Kan je wel alléén? Boekhouder: Als u maar wéét dat’t niet prettig is... Pancras: Lange'na'niet! Boekhouder af. Hahaha! Toen’k pas be' gon schreef’k me hebben en houen op de kastranden van je moe' der! Nou mot’t in statenbijbels-op z’n Italiaans! Boekhouder, terug met’t hoofd door de deur: Let u op de telefoon!... Pancras: Ja, ja. Ga maar met je vrachie! – Ziezo, ’k Zit. Dirk: Vader-Jan en ik hebben samen’n zaak van betekenis op ’t Pancras: Kom! Jullie samen! Dat gaat toch geen dag zonder her' rie! Dirk,glimlachend: Dat wagen we’r 0p... Jan, lachend: Ja, da’s meteen de gróótste risico. Pancras: De wereld is wel veranderd in me twee maanden ziekte. Jullie lijkt op ’t ogenblik tortelduiven-en anders... Dirk, kregel: Wat nou anders?... Jan, valsig: Ja, wat anders!... Dirk: Anders niemendal. Pancras: Anders waren jullie... Dirk: Nee dat waren we niet. Jan: Absoluut niet. Pancras, glimlachend: ’k Wou zeggen dat anders... Dirk: Dat hóéft u niet te zeggen – daar is geen aanleiding toe. Jan: Papa, haal u asjeblief geen ouwe koeien op! We zijn’r om mekaar ’t leven aangenaam te maken... SCHAKELS Pancras, snel invallend: Juist! Néé, nou herken ik je weer, hahaha! Jan: Héél aardig!... Dirk: Als u liever niét heeft... Pancras: ’k Hou me mond al! En wat wou je nou samen?... Jan: U neemt’r de aardigheid vanaf met uw rare inleiding. Pancras: Als’k jullie beledigd heb, mot je me r maar buiten houen. Telefoonschel. Ja?-«De Schakel»-Koers van Londen.- Ja, ’k schrijf al. Tin contant 15//-op 3 maanden £ll7. Ja-Koper 2/6-°P 3 maanden £527/6-Dank je. Ja!-Zeg Jom gemans... Boekhouder komt linnen om enige paperen van het bureau te krijgen, luistert. ...weet jij, weet jij ’t verschil tussen ’n jonge meid en ’n scheepsanker van «De Schakel»-Nee? Luidruchtig lachend. Nee?-Waarachtig niet?-Nou, dan heb’k meelij met je, ha! Dan mot je niét trouwen, hahaha! Schelt lachend af. De boekv houder gaat met de papieren heen. Of die ’r ingevlogen is! Sjongen, sjongen, tin al weer gestegen. Henk is’n duivel! Die ziet tam kommen als de markt rijst. Net als ik. Wrijft zich de handen. Dirk: Heb u nou’n ogenblikje? Pancras: Zes. Steek af. Dirk: Maar konfidentiëel. Pancras: De hoeveelste ben ik an wie je ’t vertelt? Jan, ongeduldig: Pa, u doet als ’n kind-de zaak is serieus. Dirk: Meer dan serieus. U weet dat ’r al lang kwestie is geweest de spoorlijn achter de stad te verleggen. Pancras: Ja, ja. Dirk: Al wat achter die lijn ligt is dood, afgesloten voor t verkeer. Pancras: Ja, ja. Dirk: De paar ongelukkige huizen die r van vroeger stonden, zijn haast geen cènt waard. Om ’t half uur wachten tot de sluitbomen ópen gaan, wil natuurlijk geen sterveling. Pancras: Nee, nee. Jan: En nou weten wij... Dirk: Hoor!-Nou weet ik... Jan: O-hij weet’t alleen!... Dirk: Wel allemachtig! Nee-die is sterk. Ben ik bij jou gekonv men of jij bij mijn? Jan: Dénk je dat ik as makelaar me ogen in me zak had? HERMAN HEIJERMANS Dirk, bol van opwinding: Da’s brutaal! Nee, da’s poddome om je te bedoen! Vanmorgen nog zeit'ie... Jan, z’ti woorden wikkend: En wat zei ’k vanmorgen?, Dirk: Je zei: poddome, Dirk... Jan: Ja, maar geen woorden verdraaien! Dirk: Woorden verdraaien! Dan most’k jóu zijn!... Jan: ’t Is me de moeite niet waard op jóuw lompheden in te gaan. Pancras, sussend: We waren bij de sluitbomen gebleven. Dirk, nijdig tot Jan: Wil jij?... Jan: Dank je. Je weet’t ommers alléén... Dirk, baalt driftig de schouders op: Flauwe kul!-Enfin-wè zijn dan te weten gekommen vader, dat de raadskommissie in ’n geheim rapport adviseert... Pancras: ...De baan te verleggen... Dirk .gebluft: Hoe weet ü dat? Pancras, vrolijk: Tja! Jan: U had net zo goed kunnen raden, dat ’n aap gejongd heeft! Pancras: Tja! Je ziet dat ’k nog niet zo dom ben! Haha! Dirk: Heeft u iemand gesproken? Pancras: Ik? Geen levend wezen! Maar’t is logisch-niet? Als’n korset te benauwd zit, gesp je ’t los. Jan: Jawel! U raadt ’t toevallig omdat Dirk duidelijk genoeg... Dirk: En hóé duidelijk! – Maar anders weet’r geen kristenziel Pancras: Goed zo. Als’r dan maar geen jodeziel achter komt!... Jan: Grappig! Daar breken wij voor los uit onze zaken. Dirk: Om spijkers met koppen te slaan-doet u mee inde kombi' natie? We hebben de hele strook tot de kerk in handen-over/ morgen, nee maandag, beslissing, ja of nee. ’r Valt’n kwart mil' joen minstens te verdienen... Pancras: Kontant; Jan, driftig: Kontant! Daar hebben we ü voor nodig! Dirk: Wat maak jij je nou driftig? Wou je hebben dat vader toe/ hapte als in’n gesmeerd broodje? Ik zeg alleen: denk rover. Mooier grond/spekulatie is ’r in geen eeuwen gefeest! Acht gul' den de vierkante meter – ’t is kattepis. Jan: ’t Is te geef, te geef! An déze zij doet de grond vijfentwintig. SCHAKELS Dirk: Dertig op de laatste veiling. As’k niet zoveel hooi op me vork had, sloeg ’k alléén toe. Pancras: En als de raad néé zegt! Dirk: Dat neem’k poddome voor mijn rekening! D r zitten —maar vader, as je ’n stom woord loslaat, ben je geen knip voor je neus waard... Jan: Nee, geen knip! Dan ben je... Dirk: Stil nou!... D’r zitten raadsleden inde kombinatie. Nou! Hèhè! Is die goed! Is die fijn! Snap je nou dat wij weten van ’n vertrouweiijk rapport! ’t Zou me poddome niet verwonderen, as we tónnen en nog is tónnen verdienden! Jan: U mot helpen met vijftig mille, ’k Zie kans’r honderd bij n kassier te krijgen, maar dan motje zo’n kerel in vertrouwen nemen en as die onder je duiven schiet, ben je bakker/an. Pancras: En als ’t misloopt! Dirk: Hahaha! God, vader, wat kan jeonnozel uit de hoek kommen! Jan: Ja, dat mot ü nou is voorrekenen. Pancras: Gesteld dat de raad... Jan: Ja, as alle potten breken! Geen haar op me hoofd dat r an denkt. Pancras: Dat kan jij, geloof’k, makkelijk zeggen. Dirk, bot lachend: Hahaha! Geen haar op z’n hoofd!... Jan: Buitengewoon! Kolossaal! Dirk: Nou-aksepteer je, vader! Als wede straat angelegd hebben en ’r an de gemeente overdragen, komt ze PancravDuif-straat te heten. Had je niet gedacht, hé! Pancras: Je mag ’r ook Pancras'Doflfer'Straat noemen, want k doe Dirk: Dóét’t niet!... Jan: En waarom niet as ’k vragen mag! Pancras: Omdat’k me niet bemoei met dingen waarvan k geen jota benul heb omdat ’k geen lust heb ’n halve ton voor góed vast te leggen... Dirk: Voor góéd!... Jan: Wié praat’r van... Pancras: Jawel, ik kèn dat! Rozegeur, maneschijn int begin en ’n verstopt riool an ’t end... HERMAN HEIJERMANS Jan, driftig: Met andere woorden: wij proberen u op te lichten... Pancras, een weinig opgewonden: Wat je probeert weet’k niet, gaat me niet an. Tot Jan.’ k Heb je in’n zaak; gezet-’k heb je’n bèrg geld voorgeschoten-in mijn dagen heb ’k ’t minder makkelijk ge/ had! – ’k ben ’n jaar gelejen voor tien mille borg voor je gebleven, heb kunnen dokken... Jan: Dat’s de tiénde keer, dat’k’t h00r... Pancras, driftig: ’r Is’n grens, ’n grens! Tot Dirk, die hem inde rede wil vallen. Jawel, je zal mekaar inde steek laten! Als ’t jou met de aannemerij tegenliep, was ik ’r nog. Met de bruidschat mee, de bruidschat van me dochter, die in’n wip in revolutiebouw vast/ zat, heb ’k je bij de zestigduizend geleend, geleend op accepten en erewoord. Driftiger tot Dirk, die weerspreken wil. Jawel! ’k Verwijt ’t niet... ’t Staat op je rekening geboekt en basta. Maar nóg is ’n hak ve ton an jullie samen... Jan: An óns? De kombinatie bestaat uit... Pancras: Kan me niet schelen! Dirk: Als raadsleden zélf... Pancras: Kan me niet schelen! Jan: Als’k nou even mag voorrekenen... Pancras: Kan me niet schelen! Dirk: De burgemeester van... Pancras: Kan me niet schelen! Jan, driftig: As u nou niks schelen kan! Pancras, driftig: Nee, niks, niks! Dirk: U is gewoon belachelijk. Mén stelt u ’n zaak voor en u ant/ woordt met personaliteiten. In elk geval dénk ’r over na. We moe/ ten overmorgen beslissen. Pancras: ’k Heb niet na te denken over iets dat misloopt. Jan: En gestéld dat’t misloopt en u’r met vijftig mille inzat, wat dan nog? Pancras: Wat dan nog! Jan: Dan schreef u eenvoudig vijfentwintig mille op ons aandeel af-god, papa, da’s toch geen mirakel! Je bende rijkste man van de stad-je heb totaal vier kinderen... Pancras: Wel zeker.’t Is jammer dat’k geen paling ben. Dan stroopte je me levend. SCHAKELS Jan: Dus u wilt niét... Pancras: Nee,’k wil niet,’k wil nietl’k Hoor van niks as geld, geld. Op me fééstdag weer geld, geld. Je broer Toon, die al tién jaar studeert... Dirk: Eigen schuld! Ik, as vader... Pancras: Jij as vader... Jan: ’n Eér voor de familie om ’n luie rakker met geweld dokter te maken! Pancras: Da’s mijn zaak! De enige die deugt en oppast is Henk. Jan: Natuurlijk. Henk, die u als schooljongen behandelt... Pancras: Dat doet'ie ten goede. Nee,’k wil niet,’k wil niet.- Aarzelend. En al zóu ’k willen – ’k kan niet. De zaak is ’n Maat' schappij geworden. Me eigen aandelen slaat met de vlakke hand op de brandkast liggen hier... Dirk: Listigheden van Henk. Die ’t dichtst bij ’t vuur zit... Pancras: Wel, wat duivel! Waarom heb’k, toen’k voor twee maanden dacht uitte stappen, Henk z’n zin gevolgd ï Waarom hebben we «De Schakel» op aandelen gesteld? Had je liever ge' had dat de zaak, waarin m’n bloed en m’n zweet zit, de zaak die ’k als smidsknecht begonnen ben, de zaak die me grijs heeft ge' maakt-had je liever gehad, dat'ie door jullie uit mekaar was ge' trókken – na – na – m’n dood > Jan: Intussen... Pancras: Intussen! Intussen! ’k Ben zevenenvijftig en niet van plan door jullie onderhouden te worden... Dirk: Ik stap op. We weten hoe laat ’t is. Jan: Me complimenten! U heeft vandaag ’n humeur om te zóénen. Dirk: Toen we binnenkwamen was’t al mis. Jan: ’n Wildvreemde bedelaar worden de bankies toegestopt en Pancras: Jullie wordt mishandeld. Dirk: Da’s ééns maar nooit meer. Pancras: In godsnaam geen PancraS'Duif-straat. Jan: Lach u maar! Maar’t voortrekken van Henk-die nota bene zès jaar jonger is – daar zullen we, als ’t nodig is, ’n stokje voor steken. We hebben dezelfde rechten. U dóét maar. Dirk: Ja, u dóét maar. HERMAN HEIJERMANS Pancras, weer vrolijk: Hahaha! Ezels! Ezels! Ezelskoppen! Dirk: Zullen we morgen? Pancras, aarzelend: ’k Zal-’k zal met Henk... Dirk, korzelig: Bonjour! Jan: Papa u doet zo zonderling as-as-Pancras: As-as-Bonjour! TIENDE TONEEL Pancras, Marianne Marianne, die ’t laatste gehoord heeft: Had u kwestie? Pancras: Kwestie? Kwestie? We deeën wat huiselijk, me zoon, me schoonzoon, ik. De bouillonkoppen bedoelend. Neem maar weg! Marianne, de telefoonkruk voorzichtig aanvattend: Zou ’k effen?. Pancras: Wou jij telefoneren? Marianne: De kippen zijn’r nog niet. Pancras: Toe dan maar? Marianne : Meneer Henk wil niet dat ’k voor ’t huishouen... Pancras: Lala! Zelf schellend. Zeg op van je kippen! Marianne: Met Kok de poelier... Pancras, sprekend: Met Kok-K'OK.-Kok! Ja, ja. Ben jij daar, Kok? De boekhouder komt haljluisterend inde deuropening. Waar de kippen blijven-Met wie je spreekt! – Duif! Pisjeou! Dui/Dui/ uif. De duif vraagt waar de kippen blijven, hahaha! Dadelijk?- Dadelijk zeg Me... Marianne: Zeg u ’m datde’r alles in laat. Pancras: Wat alles. Marianne: De magen en de levertjes. Anders gaptde ze! Pancras: Me huishoudster zegt, Kok, dat je de magen en levers niet mot gappen. En niet bij ongeluk hanen zenden! Dag Kokkie! Scheltaf. Boekhouder verdwijnt. Heb je zo’n haast? Wat hangt’r anje Marianne: Gut, is me medaillon open gegaan! Pancras: Kom hier-zal’k’t dichtknippen? Nadert. Marianne, de twee koppen neerzettend: Dank u. Kan ’k zelf. Pancras: Ben jij zo bang voor me, Mariannetje? SCHAKELS Marianne: Bang! ’k Vin alleen dat ude laatste dagen-’n beetje raar met me omgaat—daar net nog, waar die werkman bij was, over me ogen... Pancras: O! Mag dat niet? Marianne: Maggen?’k Kan’t niet verbiejen. Maar als u zo dóór.- gaat, dan... Pancras: Dan?.. Marianne: Dan... ’t Is niet aardig tegenover iemand die lijk is. Pancras: Zo. Marianne: Nee, lange na niet. En nou’k’r toch over spreek, wou ’k meteen zeggen dat u me inde weken van beterschap érg gehinderd heeft met dat telkens fixeren... Pancras:’t Wat? Marianne:’t Nare lang ankijken-net wat u nou wéér doet-zo kijk je geen fatsoenlijke vrouw an. Pancras: Denk jij nou dat’n ouwe bok geen groen blaadje lust! Marianne: Da’s weer machtig aardig gezegd, maar dan mot u andre groene blaadjes zoeken-ik wil met rust worden gelaten. Pancras: Zo, kat. Marianne: Voor de pleegzuster had u meer respekt. Neemt de kop- pen op. Pancras: Die was de hemel, jij de aarde, kat. Op’t medaljon wijzend. Wie zit ’r in- ’n vrijer? Marianne: Me man-die dood is. Pancras: Je man die... Ben jij weduwe? Marianne: Ja. En ’k heb ’n zoontje van tien, uitbesteed. Pancras: Waar haal je dat allemaal ineens vandaan? Daar wist ’k geen woord van. Marianne: ’t Stond in me getuigschrift. Pancras: Zo. Heb ik niet onder me ogen gehad. Laat’s kijken. Zij zet ie koppen opnieuw neer, ontschakelt het medaljon. Hij knipt het open. Is die jonge vent-dood? Zij knikt. Lang gelejen? Marianne: Negen jaar. Pancras: Ben jij dan met’n jong van’n jaar blijven zitten? Zij knikt. En alleen je kop boven water gehouen? Zij knikt. Da’s verdomd fats... HERMAN HEIJERMANS Marianne: ...Fatsoenlijk-wat’k straks zei. Pancras: Dank je. Die’s raak, kat. De andere zi'{ van’t medaljon openknippend. En is dat-je zoon? Marianne: Ja-toen die ’n halfjaar was. Pancras: Jouw gezicht! Wat ’n bul! Wat ’n benen! Wat n billen! Hahaha!... Marianne: Zestien pond woog/ie toen... Pancras: Zestien pond! Wóóg jij je kinderen-je kind wil’k zeg/ gen! Zij knikt. Heb ik nooit gedaan. Mot ’k onthouen. Kan me te pas kommen, hahaha!-En waarom laat je ’m niet hier... Marianne: Wat ’n vraag! ’n Kind in betrekking... Pancras: Betrekking! Betrekking! Is/die hier? Ja? Dan neemje’m bij je- Marianne: ’k Zal verstandiger zijn, meneer, ’k Dénk ’r niet an. Pancras: We zullen zien! We zullen zien!-Voor jouw ogen... Loop nou niet wèg! Marianne: Asje nou pas vriéndelijk verzoekt... Pancras: En as’k je nou zeg, kat, dat’k-dat’k... ELFDE TONEEL Pancras, Henk Henk: Eén ogenblik, papa. Marianne af. Pancras: ’k Schrik gewoon van je manier 0m... Bergt het medaljon op. Henk: ...M’n manier 0m?... Pancras: ...Om zo ineens... Henk, geprikkeld: Papa, ’k bende laatste om speciaal vandaag on/ aangename dingen te zeggen, maar ’t wordt op me woord te mal. ’t Is hier geen huiskamer, ’k Geloof dat ’t inde eerste plaatst privé/ kantoor van de direktie is. Pancras, tam: ’k Heb ook niet beweerd dat... Henk: Ach kom! Dank u wel voor de vriendelijkheid om ’t niét te beweren. Enigszins driftig. TJ maakt «De Schakel» ridikuul. Ik ben van ’s morgens tot ’s avonds – tot ’s nachts – bezig de bènde te reorganiseren... Pancras: De bende? Welke bende? schakels Henk: De bende op kantoor, op de administratie, op de fabriek... Pancras: La/la! Stel je niet zo an. Je ben in n klaargemaakt bed gestapt... Henk: ’k Spreek geen kwaad van u-’k heb tover de anderen, die allemaal misbruik hebben gemaakt van uw goedheid en de ouwer/ wetse kontrole. Da’s uit nou! ’k Bedank voor kuren en willetjes. En in plaats dat u me ruggesteunt bij het schoonvegen van n Augiasstal... Pancras:’n... Henk: ’n Augiasstal, geeft uop mijn kantoor-ja op «mijn» kan/ toor, papa, «ik» bende verantwoordelijke man geworden-ren/ dez/vous an obskure mensen. Dat heeft geen pas. Relaties met die jood Sally... Pancras: Die jóód heeft me vroeger dikwels uit de zorg gered... Henk: Gered! Nonsens! ’n Redder met woekerrente! Pancras: Die motten’r ook zijn. Als jij verdrinkt en ze steken je n privaat/bezem toe, zoek jij dan eerst handschoenen? Henk: Zulke sjaggeraars laatje schieten, hoe eerder hoe liever! Pancras: Sally is zo kwaad niet... Henk: Papa, u daast! Pancras: Wat doe ’k; Henk: Dazen! Dazen! Dazen! Pancras, niet begrijpend: O! Ja, ’k zal wel dazen... Henk: Gewoon enorm hoe u in ’n half uur n serie komieke dingen doet, die geen kind u zou verbeteren, nóch ’n jongste bediende, nóch ’n vrouw. Pancras, droog: ...Noch’n dienstknecht, noch n os, noch n ezel, noch ’n vreemdeling... Henk, vinnig: Jongemans telefoneert de koersen – u vertelt vuile moppen – door de telefoon – door de telefoon van de zaak- u schelt de poelier op d00r... Pancras: ...Door de telefoon van de zaak... Henk: Dat hoort niet! Pancras: Je heb me netjes laten beluisteren. Henk: Ik heb niks. ’k Wor alleen op de hoogte gehouden. En as ze me niet op de hoogte houen, gaan ze de laan uit. U laat n frans telegram schrijven door de huishoudster-u kent geen frans, k HERMAN HEIJERMANS hoef niet ver te zoeken: da’s onkies. Zulke grapjes doet men entre' nous, niet met de hulp van ’n ondergeschikte die drie maanden in huis is... Pancras: ...En me twee maanden verpleegd heeft. Henk: Dat spreek ’k niet tegen, maar ’n zoon blijft ’n zoon en ’n huishoudster’n huishoudster-’k ben’r nog niet!-u speelt op over vijftig gulden-met welk recht?-U heeft geen prive'hoofd inde boeken-u verjaagt Jozef van werk, van staten die ik ’m op' droeg, van staten waar haast bij is – en voor comble vind k per' soonlijk an’t bureau, an «mijn» bureau’n individu met-met’n kop bouillon. Pancras: Die man heeft me eens... Henk: Papa al daas je tot morgen ’t komt niet te pas. Doe wat u wil, maar niet hiér. Ik hecht aan decorum. Zonder decorum geen ge' zag... Pancras, tam: Dekoor. Dekoor! Jacob Duik en ik hebben vroeger samen gewerkt bij Das... Henk: Wat doet dat’r toe, papa! Wou u nou iedereen met wie u vroeger—vroeger! vroeger!-gewoon enorm hoe u t akijd over vroeger heeft! – met wie u vróéger gewérkt heeft, op bouillon trak/ Pancras: Misdaad als je’t dee! Misschien dóe’k’t morgen, haha' ha! Henk: Kinderachtig ben u toch! Pancras: Die Jacob Duik, jongen... Telefoonschel. Henk, voor de telefoon: Ja. Ben jij ’t Pieneman? Luistert-slaat driftig met de hand op tafel. Geeft u Pieneman tegenbevelen, papa! Da’s kras! Door de telefoon. Papa heeft zich vergist, Pieneman... Pancras, aarzelend: ’k Heb bélóófd. ’t Is de zoon van... Henk, door de telefoon: Papa wist niet dat die onbeschaamde kerel onrust op de fabriek stookt-anders zou papa ’r natuurlijk niet aan gedacht hebben ’n woord an de zaak te verspillen. Ja. Zaterdag uitbetalen en onder géén omstandigheden terugnemen! Schelt drif tig af. Nee, dat doet de deur toe. Pancras, timide: Die Gerrit Duik is’n zoon van... Henk: Al was'die ’n zoon van God'weet'wie, hij gaat ruit. – n Luie vent-’n vent die relletjes uitlokt! —Wat drommel, papa, de schakels HERMAN HEIJERMANS situatie wordt onhoudbaar als u, als vader, meehelpt t gezag te ondermijnen. Pancras:’t Gezag ondermijnen? Ik maak jou niet belachelijk tegenover ’n meesterknecht. Henk: Kom! Betamelijker kun je geen malligheid herstellen. Pancras: Noem jij dat gedorie betamelijk? Henk: Vloek u asjeblief niet. Pancras: Je begint me de keel uitte hangen, ’t Lijkt haast of ik de zoon en jij de vader ben. Henk: Dat lijkt ’t ook. Al die ondoordachte dingen! Pancras: De vader van die Gerrit heeft me in 64 t leven gered... Henk: De redden vallen vandaag uit de lucht! Pancras: Henk, laten we’r geen kwestie om krijgen je zult als direkteur je vader ’n plézier doen door die Duik te houen. Henk: Nee, papa. Bij vijfhonderd man moet’n voorbeeld gesteld worden. Pancras: Dus je doet’t niet? Henk: Nee papa. Pancras: Weet je ’t wel? Henk, schouders ophalend: ’k Denk ’r niet over, papa. Pancras, nijdig: Dan-dan – Henk: Wat dan? Pancras: Dan-niks. Driftig. Dan-niks! Een stilte. Henk: Wil u zo beleefd zijn me even de tinkoersen op te geven die Jongemans getelefoneerd heeft? Pancras: Néé. Henk: Heeft u ze niet genoteerd’ Pancras, nijdig: Néé! Henk, kalm telefonerend: Ja. Acht'honderd'zeven. Is u daar Jongen mans? Wil u even herhalen wat u straks bericht heeft. Papa heeft verzuimd... Dank je. Mooi. Dank je. Merci. Tot ziens! Schelt af. En verder geen boos gezicht, papa. Glimlachend. U is t nog n beetje óngewoon te rentenieren-uw horlogeketting hangt los. Af. Pancras tast naar Mariannes ketting, die uit zijn vestzak hengelt, kijkt grimmig, opent het medaljon. Pancras’ burgerlijbcuderwets gemeubelde huiskamer. Deuren: achtergrond, eerste plan links, eertste plan rechts. Tweede plan rechts, een ouderwetse schouw. Kamen in achtergrond. Tweede plan links, een piano. Avond. EERSTE TONEEL Marianne, Toon Marianne stopt sokken bij de schouw Toon, door achterdeur met een reistasje: Dada! Dada! – Is de ouwe heer uit? Marianne: Hé, ben u ’t? Da’s onverwacht. Toon: Waar is de ouwe? Marianne: Eventjes uit. Blijf u logeren? Toon: Dacht je dat’k in’n hotel ging? Smijt jas en hoed op t tasje. Heb/je bier in huis? Nee? Dorst. Marianne: De thee staat op. Toon: Dank je. Marianne, op het stel wijzend: Hij is vers. Toon: Thee op ’n nuchtere maag-dank je! Marianne: Heb u nog niet gegeten? Toon: Mens, ’k ben om viér uur opgestaan. Marianne: En de morgenstond die goud... Toon: Snij op! Goud! ’k Heb motten beren om over te komen- ’n Piano?’t Wordt goeie! Gaat de ouwe heer spelen? Marianne: Ik speel wel is wat. Toon: Da’s gezellig. Da’s lief. ’k Heb nóóit geweten, dat pa muzi' kaal was. Kondkijkend.’t Is patologisch netjes. Knus. En hand/ werkjes... Marianne: Handwerkjes! Kapotte sokken. Toon: Draag jij sökjens? Marianne: De sokken van uw papa. Toon, neuriënd, wijze: «Voicilesabre»: Knus! Zie hier de sokken, de sokken, de sokken... zie hier de sokken, de sokken van mijn papa!... TWEEDE BEDRIJF HERMAN HEIJERMANS Marianne: Jakkus! Toon: Dat franse telegram was zeker’n mop van Hènk? Marianne: Néé. Van meneer zelf. Toon: Ach! – Leg jij maar met de ouwe onder één deken! Marianne: Daar is geen sprake van. Toon: Dan onder twee of drie. ’t Is ’r koud genoeg voor. Marianne: Komt al die geest uit uw nuchtere maag? Toon: Nuchtere maag! Nuchtere maag! Zitje dik in’t huishoud' geld? Natuurlijk. Leen me’n riks. Dan ga’k’n biefstukje schal' ken. Marianne: ’r Staat ’n kou we kippekluif inde kast. Toon: Kippen! Kippekluif! Dat schranst hier. En ik hap lucht. Geef’n riks. Marianne: En as ’k ’t huishoudboekje overleg? Toon: Hou jij ’n huishoudboekje? Marianne: En of! Daar leit ’t. Toon, het openklappend: Snoezig. Je ben braaf. Leest. Hoofdkaas, elf cent. Lekker. Zalf, tien cent. Zalf? Smeer je die ook op de boter' hammen? Marianne, lachend: Spijkerbalsem. Uw papa heeft zich bezeerd. Toon: Spijkerbalsem! Spijkerbalsem! Hahaha! Wanneer zal de ouwe z’n bijgeloof is afleren! – Transport piano. – Is dat ding van' daag gekomen? Zij knikt. Knus! ’n Ons krenten vijfcent. Vier ons spliterwten. Schrijvend... ’n Riks voor uw zoon Toon, die honger – honger heeft. Marianne, een rijksdaalder gevend: Voor üw verantwoording. Toon, haar inde wang knijpend: Jij ben ’n toetje. Marianne, terugwijkend: Nou, meneer! Toon: Als m’n maag niet zo stoffelijk dee-bleef’k ’n uurtje vrijen. Marianne: ’k Heb je nodig! Toon ,jas aanschietend: ’k Benin ’n kwartier terug. Zegje de ouwenee smoes niks. Dada! Weer terug. Als je na bed ben als’k terug' kom: geen vrijpostige grapjes uithalen met wékken.-’k Kom vanzelf wakker. Dada! Af door achterdeur. TWEEDE TONEEL Marianne, Pancras Marianne, legt de sokken in het handwerkmandje, opent de piano, speelt een paar vingeroefeningen. Pancras treedt door rechtse deur binnen, gaat genoeglijk voor de schouw staan luisteren. Marianne houdt op, kijkt veu schrikt om: Hè! Pancras: Je speelt verdomd mooi —om’r de tranen van in je ogen te krijgen. Marianne: Hahaha! Stel je voor! Gamma’s. Pancras: Da’s voor mijn’n merakel! Vanmorgen, toen ze’m brachten, heb k t ook is geprobeerd. Jij douwt telkens één van die witte en zwarte dingen neer! Ik, met me knobbelvingers, krijg ’r twee en drie tegelijk te pakken! Mot dat? Marianne: Nee. Pancras, zelf een paar toetsen lebonkend: Wat ’n geluid. En ’n prik' kie! Sally heeft m voor me op ’n verkoping gemijnd. Tweehom derdvijfèntwintig gulden. Niet an me zoons zeggen. Marianne: Toon is over. Daar staat z’n tas. Hij had nog niet ge' geten. ’k Heb ’m tweevijftig gegeven. Pancras: Jij mot ze maar bederven! Tweevijftig! Opent de tas, neemt de voorwerpen er uit. Jawel! Odeur! Hou je zakdoek is op. Fijn! k Zal m odeuren. Giet overvloedig, op haar zakdoek. Marianne: Hè, wat’n zonde... Pancras, de rest op z’n handen wrijvend: Zonde! Ruik is! ’t Stinkt ’n uur inde wind. Hahaha! Neemt de trekpot,giet hetflesje vol. Hahaha! ’k Lach me morgen ’n beroerte. Stopt het flesje inde tas, bekijkt de rest. ...Pommade! Wat’s dat? Marianne: ’n Zijje zakdoek. Pancras: Mot'ie in dat lor z’n neus snuiten? Z’n eigen zakdoek’r naast houdend. Apekool! Apekool! Hahaha!'t Etiket van’n doos le* zend. Pasta. Is dat om te eten? Marianne: Om je tanden te poetsen. Pancras : O. Ik heb nooit anders as me gereedschap en me schoenen gepoetst. Alles weer inde tas duwend en z’n handen beruikend. Lekker! De hele kamer stinkt. SCHAKELS DERDE TONEEL De vorigen, Hein, Gerritje Hein, snuivend: Bliksekaters, wat heb jij hier voor kanen gebraaid? Pancras: Cadeau van Pallesoe! Ruik me handen is. Daar val je van om, hè? Ga zitten, ga zitten. – Ja, da’s me nieuwe piano. Hein: Je nieuwe piano! ’k Mot je nog bij n draaiorgel zien! Pancras : Liefhebberij! Liefhebberij! Kost me alles en alles. Draai' end ...vijf gulden huur inde maand... Gerritje: ’k Zou zo’n lamme machien niet in me huis wille hebbe, niet voor vijf gulden inde maand toe. We zijn’r pas om ver- huisd!... Pancras, luidruchtigAacbend: Alweer verhuisd! Alweer! Jullie heb de besmettelijke ziekte verhuizen! Gerritje: Wat’n lol! God'god! Blijf jij wone as ze s morges zeven, boven je hoofd op zo n ding rammele? Marianne aj. Pancras : Voor twee maanden ben je verkast voor de vocht—voor anderhalve maand voor ’n school an de overkant-voor n maand -voor-voor ongedierte-voor veertien dagen 0m... Gerritje: ...Sjonge! Sjonge! Wie betaalt je de moeite? Hein, stug'rokend: Mijn doet ze ’r geen plezier mee. k Heb r genoeg de smoor over in. Gerritje: Watje seit! En wie heit’t eerst gevloekt over de mesiek as we in bed leje? Wie? Hein: Ik. Omdat jij zo verroest zuchtte as ’n ongesmeerde scheeps' katrol. Toen ik nog voer, sliep ’k door alles heen. Gerritje: Toe je nog vóér... Dat wist nou niemand! Ik heb geen lust om in me slaap gestoord te worde. Hein: Dat zeggen méér ouwetjes. Gerritje: Sjonge, wat’n jonge mamvamniks! Hein, zingend en met zipi pijp elk woord beaksentuerend: ...En’nóuwe vrouw en ’n jonge man, daar zit geen fut meer in. Gerritje, opstaand en elk woord met de banden beklappend: ...En n man die altijd gevare heit, daar sit óók geen fut meer in.! Kwakt kwaad' aardig neer. Pancras, de piano: Doe ’t nóg is-dan zal ik r bij spelen! Hein: Ik zeg niks meer. HERMAN HEIJERMANS Gerritje: Je móst ook nog wat segge! As je’m so siet sitte, sou je’m je laaste cent geve. Vemiddag heit'ie de sauskom stuk ge' smete. Hein: De sauskom èn’n bord... Gerritje: En as'die’t nog in drift dee, de stuipekop – maar alles met ’n sarrend smoel! ’k Leer ’t ’m af, hoor. Hij, de sauskom-ik, de kraft... Nou wil ik wel is sien, wie ’t ’t langst volhoudt... Pancras: Vrede op aarde en in je man’n welbehagen... Gerritje: Welja, help ’n handje! Pancras: Met sauskommen smijten! Nee, zó góddeloos ben ’k niet. Krijg jij van Regout provisie, wildeman! Hein, gemoedelijk: ’k Heb ’r vooruit gewaarschouwd, dat as ze vuil wordt waar de méld bij is-de boel stuk gaat! De meid heit ’r niet van nodig of’k’n dagdief, telt op z’n vingers ...’n niksnut, ’n op' vreter,’n sul... Gerritje, invallend: ...’n Stuipekop, ’n suiplap... Hein, kalm op z’n vingers doortellend: ...’n Stuipekop,’n zuiplap,’n vrouweloper... Gerritje: ...’n Mispunt... Hein: ...’n Mispunt ben. Dat hou je gezellig onder mekaar. Gerritje: Die gek Hein telt’n vinger bij stopt de meid sülleke porties vlees toe-’n meid die twee gulden verdient mét verval... Hein: ...Met verval van krachten... Gerritje: ...Dan spreek’k met’m af, dat'ie óp mot houe met op ’r bord te lajen as ’k hoest – en as ’k dan hoest, vraagt de stuipekop Hein telt ’n vinger bij of’k kóu heb gevat... Hein: Ja. Ja. Da’s me plicht. Ze hoest zó ongezond bij de éérste snee, dat je vingers jeuken – om ’r ’n papier met kaarsvet op ’r borst te leggen, ’k Heb an boord van de «Dolfijn» is iemand ge' kend, die in ’n hoestbui gebleven is. Gerritje: Jij sou je geen ongeluk treure, nübvan/n vent Hein telt ’n vinger bij as’t mijn overkwam, hé! ’n Geluk bij ’n ongeluk da/we niet in gemeenschap van goed sijn getrouwd! Hein: Ken jij nou denken, Pancras, dat dié toen we nog vréjenja, we hébben gevrejen! – dat die me brieven schreef zo lang as me halfhempie en dat ze dan an ’t énd zette-in gedachte gekust... Gerritje: As ’k dat schreef, was ’k in die dage stapelgèk. schakels HERMAN HEIJERMANS Hein: En met zo’n stapelgekke, hebben ze me na’t stadhuis laten koersen.’t Is me’n toezicht! Gerritje: Sou je so’n kerel nou niet... Lamsak. Beest. Beu .... Hein, rustig: Op de bibelebonse berg wonen bibelebonse mensen... Gerritje, kwaadaardig: As’k... Hein, luider: En die bibelebonse mensen hebben bibelebonse... Gerritje: Je sou... . . Hein, stevig: ...Kinderen. En die bibelebonse kinderen, eten bibele, bonse pap, pap, pap... Gerritje: Judas, ik sal... Hein, luid: ...Met’n bibelebonse lepel uit n bibelebonse nap, nap, nap’, nap! Zo. Asje wéér begint, hou ’k ’t ’n uur v01!... Gerritje, driftig: Geef me beurs! Hein: Asjeblief. Gerritje: En de huissleutel! Hein: Asjeblief! _ •• Gerritje: Dag hoor! ’k Laatje alleen met je broer, je broer met sijn vuile lachen! Jij drijft me t water in, kerel! Hein: Doe nou met tragisch! ’t Water in! ’t Water in! k Weet wel dat’t vanavond voetenwassen is! Zij' wil opnieuw ziedend opspelen, bedwingt zich, gaat deurstuitend heen. VIERDE TONEEL Hein, Pancras Hein, dampt even rustig: ’k Doe ’r je over! Pancras : Dank je. Jij hebt tè royale buien. Hein: Eerste,klas,werk. Zindelijk, waaks, vertrouwd bij kinderen. Overdag los- s nachts an de ketting... Pancras: Manvast! Hahaha! , Hein: Vroeger heb ’k ’t nooit geloofd, dat iemand lolletjes verkoopt, as z’n kop inde strop van de galg steekt. Je leert elke dag. k Wou dat ’k van ’r af kon trouwen. Pancras: Na regen komt zonneschijn! . , . Hein: Kletspraatjes! Modder. Bagger! Ze is’n lammetje n tortel, duif! Tegenwoordig komt ze los, waar de meid bij is. Gister zei ze-an de meid- trouw nooit’n armoedzaaier. Dat ben ik. En vanmorgen verwijt ze me, in presentie, da’k geen hémd an me lijf had, toen we ’t boterbriefie gingen halen. Daar mag je geen saus' kommen bij stuk smijten, ’k Had ’n hemd, ’n flanel, ’n borstrok, » n... Pancras: Hahaha! Had béter uitje ogen gekeken!... Hein: As je op ’n wijf verkikkerd ben, sta je as ’n schip m de mist. Klaart ’t weer op, dan zit je an de grond. Pancras: En je misthoorn? Hein: Die is daar net de deur uit gegaan. Pancras: Jouw fout is geweest, dat je ’n vrouw met centen heb ge' nomen-en niét in gemeenschap/van/goed ben getrouwd. Nóu ben je afhankelijk. Hein: Me fout is da’k voor anker ben gaan leggen, ’n Vrouw is ’n zandbank. En de mijne ’n wrak onder water, waarop ’t stevigste schip z’n voorsteven stuk stoot. Pancras: Hahaha! ’t Wordt tijd de reddingboot uitte zetten! t Is zeldzaam, zeldzaam hoe jullie allemaal klaagt. Daar heb je me zoon Jan, die met Margriet is getrouwd, ’n Dochtertje van vijftien om te stelen! ’n Engel van’n meid. Net me énig kleinkind. En de ouwers? Kat en hond. Kater en teef of omgekeerd. Zij züur-hij niet lekker voorde z’n twintig potten bier heeft gestouwd. Altijd dorst, dorst. Laat de dorstigen tot mij komen! En van andere vrouwen is/die ook niet vies. Voor’n jaar was ze van’m af-dat af hoor je zo’n enkele maal!-van’m af, omdatde onder dokters/ handen most -je begrijpt voor wat. Heb ’k goed motten praten. Was zo moeilijk niet. Je kan natuurlijk niet scheiden as je ziék raakt, een van twee. Da’s officieel onbekend. – Daar heb je me dochter Coba, die met Dirk is getrouwd. Gemok en gedonder om/ dat ’r geen kinders kommen, ’k Heb ’r gewaarschouwd, toende om ’r heen draaide, dat de gezwabberd had. Gaf niks. Ze wóu m, met geweld. En nou? Lief met mekaar, lief as vers/gepaarde mus/ sen in gezelschap —ja, die hóüen d’r fatsoen! – maar vals en vuil as ze alleen zijn. Hij door al’t taaie geruzie’n oud wijf gewordenvalt over alles- redeneert tegen de dooie klippen'op-zij n meid die je niet meer herkent, gewoon niet meer herkent!... Toon, de jongste, vloekt datde nóóit trouwt. Dat kande makkelijk. Om de schakels week neemt'ie ’n andere. Z’n handen heruikend. Allemaal juffrouwen die... Snuift. Wie heeft’r in Jezusnaam die stinkende olie uitge/ vonden! .. Hein: Tja. In onze jeugd, hebben we niks as Haarlemmer/o e ge/ Pancras: In onze jeugd! Toen waren gedorie de mensen anders. Weet jij nog van vader en moeder? Hoe vader overdag sliep en ’s nachts werkte? Hoe moeder ons op onze falie kwam, as we her/ rie schopten? ’k Hoor ’r nog: je vader slaapt, bliksemse lammelin/ gen! ’n Wijf om te zoenen. Hein: Tja. Tja. En as we’s middags met z’n tienen om de pap zaten, dan was’r mot, wie’t eerst opgeschept zou krijgen. Dan zee jij: zó gaat de zon-dan zee ik: dat lieg/ie, de zon gaat zo-dan zee vader: bek houen-de zon gaat zo as móéder wil... Pancras: Ja, zo as je moeder wil!... En dan verroerden we geen vin meer, dan hoorde je enkel de lepels tegen de borden, k Zou t gedorie nog wel is willen horen -klik-klik-klik... Een stilte. Zeg-vin jij me na me ziekte èrg grijs geworden? Hein: Grijs? Dik peper en zout. Pancras: Zou jij ’t bezopen vinden, as ’k me haar het verven? Hein: Geef de voorpui ’n beurtje. , Pancras, aarzelend: Zie je-nou we zo is samen zijn-en r zolang over trouwen gekletst is... Is je pijp verstopt? Wil je n sigaar? Hein: Laat maar.’k Weet de weg. Gaat op een sigarenkastje toe. Op slot? Ben jij bang datje huishoudster snoept? Pancras, zelf het kastje openend: Nee. Maar in vertrouwen gezeid – hier berg ’k dingen, papieren, die Henk met mag zien. Vane brandkast heeft/ie’n sleutel. Met me suekeme zaken heeft/ie met nodig. Hein: Je stiekeme zaken? r „ Pancras: As’k wat uitgeef, dat Tc niet weten wil, of-of-Zwaar of licht? Hein: Zwaar. En die flessies? Pancras: Da’s om te slapen. Sluit het kastje. De rest gaatje met an. Anders zou ’t niet stiekem blijven. Gaat zitten. Hem-nou zal je me uitlachen... Hein: Ik? HERMAN HEIJERMANS Pancras: Je mot me rajen. ’k Wou- ’k wou hertrouwen... Hein, kijkt hem onnozel aan-harst ineen bulderende lachbui: Jij?... jij? Pancras: Ja-ik. Wel, wel, is dat zó’n mop? Hein: Zeldzaam, zeldzaam. Pancras: Ik heb... Hein: Hou op! Jij kan’r iemand met’n strak smoel in laten vlie/ gen- Pancras: Wel gedorie.’t is ménes. Hein: Ménes» Wou jij werachtig?-Nou goed. Zeg maar wanneer de bruiloft is. En met wie? Pancras:’k Zeg niks meer. Jij praat’r over alsof’t’n lolletje is. Hein: En wat ’n lolletje! – Z’n stoel verzettend en Pancras zwijgend be' starend. ...Verdomd, ik geloof datje... Pancras, ga na de keuken en hou je kop onder de waterleiding. Pancras, nijdig opstaand: Noem jij dat raad geven! ’k Heb jou anders behandeld, as je me nodig had. Hein: Pancras, je ben acht jaar óuwer as ik, je ben n kerel van achtenvijftig... Pancras: Zévenenvijftig... Hein: Zevenenvijftig-’k heb maling an’n jaar meer of mindermaar as je niét van zins ben me ’r in te laten draaien, as je zo gloei/ end/krankzinnige nonsens in je hoofd haalt, ben je op weg kinds te worden. Pancras: En waarom! Driftig. Waarom wor’k kinds as k lust heb ’n gezond wijf in huis te nemen’ Driftiger. ...Waarom... Hein, gemoedelijk: Ja, je hèb ’t te pakken. Met de duim naar de deur wijzend. Die, hé? Pancras knikt stug. Nou, trouw’r. ’n Vrouw van taxerend vijf, zes en twintig... Pancras: ...In januari tweeendertig... Hein: ...’n Vrouw van tweeendertig en zoons en dochters van zes/ endertig en zo voort. Da’s as je éven verstandig nadenkt, als je ’n halve sekonde kalmpjes rekent, ruzie en gedonder zoeken, zóéken. ’n Man, die alles heeft wat z’n hartje begeert én ’n vrouw neemt, doet baldadig as ’n dolle kwajongen. Spiegel je an mijn. Ik ben ’n onbeslagen spiegel.’n Man op leeftijd... Pancras, as je je leven moe ben, zijn ’r zachter middelen, ’n test met dove kolen, ’n bossie fijn gehakt haar.’n gaskraan die je open laat,?n endje touw,’n... SCHAKELS Pancras: An al wat jij zegt, heb ’k vannacht gedacht... Hein: Eén nacht? Doe’r’n dozijn jaren over. Pancras: ’k Ben ’t leven zat, ’t leven dat ’k lij. Hein: As je je leven niét zat was, zou je niet met zulke bombast rondlopen. Dat snap ’k. Pancras: Me kinderen zijn’t huis uit-voor vrinden heb’k geen tijd gehad-’k hoef’t niet voor de centen te laten... Hein, opstaand: Allright! Pancras: Heb je zo’n haast? Hein: Ja, ’k ga liever wat kuieren. As je de misdaad doorzet, heet «ik» later medeplichtig, ’k Zit zelf op blaren-’n ander dan toch rajen z’n gat te branden, néé. Slaap lekker. Pancras, driftig: Da’s dun van jou! Dun en belabberd. Je gunt me de tijd niet uitte praten. Hein: Uitpraten! As je gezonde dit klopt zich tegen ’t voorhoofd door ’n paar knappe ogen verwaterd is, kan je net zo goed de tafel in vertrouwen nemen. Ik zit an ’n diertje vast, dat dikke vijftien jaar ouwer is, jij wil ’n veulentje an ’n ketting leggen. Dag Pancras. Moeder zee altijd, as je niet luisterde en je pijn dee: héél goed, kwaje aap en gaf je ’n stevige mep toe. «Ik » heb niet geluisterd – en Gèrritje heeft ’t meppenbaantje met liefde overgenomen-profi' teer jij nou ook. Ajuus. Pancras: Verdomd, as je zó weggaat, hoef je hier geen voetstap meer te verslijten! Hein, stug'aarzelend, keert na z’n stoel terug: Daar dan! Nou doe’k erger as ’n-as ’n schip in ’t dok, dat laveren wil. Pancras, driftig op en neer lopend: ’n Schip in’t dok! Hoe lang heb ik niet in ’t dok gelegen? Heb jij of’n ander meelij met me gehad? Hein: Meelij? Met jóu meelij? Pancras, na’n wrokkig zwijgen: Toen Toon twéé jaar was, is ze ge' storven, bleef’k met vier kinderen over, viér-Jan, de oudste, was twaalf. Jij voer. ’n Blauwe maandag helvie ’t geknaag en geruzie bijgewoond, dat me’t leven verpestte,’t leven tot’n hel maakte... Hein: ...Laat de dooien rusten... Pancras: ...De dooien rusten! ’t Was ’r schuld niet-ze was zieke' lijk d’r hele gestel lee ondersteboven. – Dat wist’k toen niet-zo iets wéét je eerst, as de dood ’n end an de ellende maakt! – En de HERMAN HEIJERMANS SCHAKELS geldzorgen van die dagen! De vervloekte zorgen, de zorgen die je wakker hielden, nachten en nachten, de zorgen die je ’t huis uit dreven as ’n kwitantie op komst was, de zorgen die ’t vlees van je body scheurden, de zorgen die... ’k Heb me’n boel te verwijten. Ze heeft geen leven bij me gehad-zij bij mijn niet-ik bij haar niet. As ’r zo’n deurwaarder an de deur was geweest, beslag dréig' de, dan stonden we as beesten tegenover mekaar – mekaar schel' dend, mekaar... En’k hield me poten niet thuis. Hein, sussend; Nou! Pancras: Néé,’k hield me poten niet thuis. Om’n kleinigheid kwam ’t an. Om’n woord, ’n.’n zuur gezicht,’n,’n gebroken bord – ’t krakeel was niet van de lucht. Overdag sjouwde ’k as ’n lastdier, in ’t smederijtje, in ’t winkeltje vóór, en vrat me boterhanv men onder ’t werk door. ’s Nachts lei ’k inde bedstee naast r, te moe en te beroerd om te slapen, en vloekte as ’n ketter as Toon blerde en schreeuwde, ’k Zie ’r gedorie nóg in ’r hemd opstaan, en met’r blote voeten rondscharrelen om’m te sussen-Toen’k r t hardst voorzat, ’k de helft van me gereedschap en me voorraad most verpatsen, om ’n wissel van tweeëndertig gulden te betalen – nou neemt «De Schakel» karweitjes an van twee ton en méérlee ze op ’n morgen dood inde bedstee. Jan kwam me halen uit de smederij: «vader, moeder doet zo raar»-Ze lee met d’r ogen open, wijd/open-’k had geen fut ze dicht te douen... Ze heit me jonge jaren verzuurd, de stakker-as ze’n jaar langer geleefd had, had ze mee kennen pótten-had ze 10l an me beleefd... Hein: ’k Vat niet, waarom je juist nóu zo morrelt in-in dingen van twintig jaar her... Pancras: ...Vierentwintig jaar. Oplevend. Vierentwintig jaar is’n tijd! Vierentwintig jaar ben’k weduwnaar gebleven, vierentwin/ tig jaar heb ’k, as je ’t zo zeggen mag, op ’n pijnbank gelegen... Hein: Op’n pijnbank;... Pancras: ...Ja, gedorie! ’k Doe mezelf niet beter voor as’k ben. Noem me’n vuile kerel,’n gemene kerel,’n,’n...’k Lieg’r niet om – ’k heb vervloekte uren gekend, uren waarin ’k op ’t randje af ’n misdadiger was, uren, waarin ’k griende – omdat ’k geen vróuw had, geen vróuw. -’k Bende enige niet. -As je over de twaalf jaar getrouwd ben geweest – met mót, ’t dondert niet! – dan wordt je kop suf en je lichaam ziek, as je onthouen mot.- t Is me ge/ beurd dat’k op most staan, om me gloeiend hoofd onder de pompte sussen, dat me ogen brandden, me slapen klopten, dat k me vies en goor voelde bij me kinderen, die rustig, rustig inde. zelfde kamer leien te slapen, ’t Is me gebeurd, toen dein beter con. ditie’n ouwe huishoudster genomen had-je heb’r gekend, Jans hiette ze-dat’k gèk, met’n mond zo droog as kurk en n tong die pijn dee-de koue zoldertrap opsloop en schrikte van de kra. kende trejen en niet dorst en op de rand van me bed- k schaam me’r niet voor-zat te huilen.-’t Is me gebeurd, dat k centen bij me stak en doen wou, wat de meeste doen, wat je doen mag, en na’n bordeel liep.’n bordeel op’n donkere gracht zo n bor/ deel met ’n rooie lantaarn boven de deur. Maar as k dan zat met zo drie, vier hoeren om me heen en me keus most doen as n sla. ger op de markt, dan kon’k niet, dan werd’k misselijk van me eigen, dan slenterde’k na huis terug en as’k Coba dan zag in r bedje, Co met’r kleine mond, ’r grote ogen, dan was k blij dat k ’t niét gedaan had, geen hoerenloper was geworden. – Voor n man van even dertig, die geleefd heeft, is ’n gezond lichaam n vloek... Hein : ’t Is de eerste maal dat je dat vertelt. In jóuw plaats zou k toen ’n tweede vrouw genomen hebben. , . Pancras: Toen! Toen! ’n Opkomende smederij en vier kinderen. Tweemaal heb ’k de wind van voren gekregen. Ze lachen je uit. Ze danken ’r voor, je vuile boel te redderen! -An ’t end wen je r an monnik te zijn. Nachten heb ’k geploeterd inde zaak, loerend op de gelegenheid ’n slag te slaan. Die heb ’k geslagen. Met speku. leren. Dacht je dat’t geld uit de wolken is kommen vallen? t Mislukte ijzer/syndikaat in Engeland heeft me tonnen ingebracht, tien jaar gelejen! Tonnen. Zwendelen jullie maar, dacht k-nooit hou ie ’t ijzer van de hele wereld onder je knie! Dat ken met. Da s onbestaanbaar.’t Was’r op of’r onder... Een stilte. Toen ji]) uit Indië terug kwam, was de fabriek verbouwd.-«De Schakel» Firma Pancras Duif-de schakel-de schakel.-In me kleine smederij dacht’k’r al an, as’k scheepskettingen smeedde elk zo’n ding is ’r één-elk zo’n ding brengt je’n stap vader-van Amsterdamtot Berlijn zou je de weg kennen meten met de kettingen, die’k gesmeed heb-as monnik-zónder vrouw. Loopt op en neer. HERMAN HEIJERMANS SCHAKELS Voor ruim twee maanden redeneerde’k: nou of nooit. De kinderen waren bezorgd —asje ’t bezorgd ken noemen—en k plaatste n advertentie... Hein: ’n Advertentie... Pancras, memorerend:’n Weduwnaar P.G.-P.G.-door drukke bezigheden verhinderd in anraking te kommen met fatsoenlijke dames-goed, hèï-zèlf geschreven! wenst in’thuwelijk te trejentrejen! trejen! Of je’n haan ben!-met’n weduwe P.G.-P.G. Op geld zal niet gelet worden. Stom, maart mot! – Brieven met portret—je neemt toch geen kat inde zak! —onder motto «Machines» – daar lach jij om: ’k kon me toch niet in me kaart laten kijken door me vorige boekhouder! – onder motto « Machines» – geheimhouding verzekerd. Drie-en-twintig antwoorden! Het sigarenkastje openend. Asjeblief. Machines. Machines. Machines. Machines. Machines. Drieëntwintig machines. Hein: Heb je die nóg’ > Pancras: Morgen gaan ze terug. Drieëntwintig postzegels van n dubbeltje.’n Dag na de bezending werd’k ziek. Twee maanden hebben ze in ’t kastje gelegen. Een couvert openend. Weduwe van ’n -van’n notaris-’n gezicht as’n gebarsten trekpot-ze lacht-ze lacht-. Ander couvert openend.’n Weduwe met vijf kinderen en één op de komst-zal’r nou wel wezen! – Vort! – Derde couvert openend.’n Weduwe van’n-van’n officier-néé, niét kijken!- Mag niet!-Geheimhouding beloofd. En niet nodig.-’n Mond as’n ovenslee, ogen as kouwe aarpels!- Vierde couvert openend.’n’n-ongetrouwde dame van zesenveertig-lid van de Dierenbe- scherming... Hein: Das héél goed. Da’s lief van humeur... Pancras: Dankje. Ze heeft zes katten. Zes en een is zeven. Dag. Vijfde couvert openend. Weduwe va n n dokter – die z n eigen drankjes geslikt heeft. Ze treurt nog, zeit ze. Laten treuren! Laten treuren! De kollektie saamschuivend. Om van te rillen, k Ben al z n leven ziek geworden van de drieëntwintig liefdesbrieven en van de gezichten. En te denken, dat ze natuurlijk allemaal portretten van tien jaar gelejen gezonden hebben! Het kastje sluitend. Nou hak ’k de knoop door. Al gaan jullie op je handen staan. Kijk zo’n huishoudboekie is! Wat’n hand! Doejij t na? Zaterdag. Probeer zo’n hóófdletter! Bij de banketbakker krijg je’m niet beter! Bloemkool tien cent. Viér voor’n dubbeltje. Eerst wou die ’r drie geven. Ze is gedorie zo zuinig as de hel! ’t Vet van de kip/ pen krijg’k morgen op me runderlappies. En talen! Wat weten jij en ik van talen?... Hein: Ik spreek aardig Engels... Pancras: As verzuurd bier. Maar zij! Pallesoe! Pallesoe! En reke/ nen! Ze rekent dat je ’r bleek van wordt. Hoeveel is zevenendertig maal honderddrieënvijftig? Nou?... Zitje as Piet Snot?... Hein: Zevenendertig maal honderddrieënvijftig... Je kan net zo goed vragen hoeveel nul en nul is... Pancras: Nul en nul is twee nullen. Da’s niks. Da’s larie. Maar zevenendertig maal honderddrieënvijftig-da’s werk waarvoor je hersens nodig heb. Nee, jij en ik hebben geen hersens!-Néé!- Daar leit ’n kleedje van ’r op me stoel. Da’s knap. Daar zijn me kettingen van Amsterdam na Berlijn niks bij! Kan Gerrit dat? Hein: Gerrit borduurt letters op vadoeken. Ken zij dat? Pancras: Zij! Zij! Je mot’r op de piano horen! Geen gat heb’k meer in me sokken. Geen stoffie op de meubelen. Daar! Strijkt met een vinger over’n stoelleuning. Daar! En koken! Heb jij wel iswaterbaars met zoet roggebrood-gegeten? Hein: Nee. Gerrit koopt snippers van stokvis... Pancras: ...Of-of-blikkieszalm met-met mejjenèz? Hein: Ken’k niet... Pancras: Wat ken jij wel? Da’» gekluste eieren meipatentolie... Hein: Ik heb gestampte pot gehad. Jullie neemt ’t ’r van! Pancras: Zo prakkezeert ze elke dag andere dingen-’k tróuw ’r- ’k trouw ’r – as ze me wil Ze is zo jong niemeer – en ze heeft óók ’n z00n... Hein: Toe maar! Pancras: ’n Jongen van tien Hein: Nou ben je uitgepraat, Pancras, en nou zeg’k nog is: as je op ’n wijf verkikkerd ben, sta je as ’n schip inde mist... Pancras: Loop met je mist! Hein: Doe’t niet. Doe’t niet! Je begint’t eerste bedrijf van’n treur/ spel. Pancras, weer opvliegend: En as’k’t met doe?’n Ouwe dag met HERMAN HEIJERMANS kinderen, die... Gister het Henk me op de fabriek iets angedaan, iets dat ’k nooit vergeet. Ik wou ’n arbeijer houen – hij het ’m toch an de dijk gezet, toch. Gedorie!-’n Ouwe dag zonder vrouwda’s-da’s-Je mot wéér is ziek raken. Je mot... Aarzelend. Ben jij bang voor de d00d?... Hein: Bang, nee. ’t Enig beroerde is dat Gerritje ’n grafkelder ge/ kocht het voor twéé. ’k Heb is ’n prent gezien: «Eindelijk alleen ». Da’s voor mijn niet weggeleid... Pancras: Lol maar! Ik maak’r geen grappies over. Om de weer/ Echt niet. Of’t me uit me ziekte is bijgebleven of angewaaid-’k weet’t niet: ’k ben verdomd/angstig geworden – angstig om niks, angstig om ’n peuleschil. Voor ’k in bed stap kijk ’k ’r onder... Hein: Da’s slim! Motje daarom trouwen? Pancras, heftig: ...’s Nachts, in dat grote, grote huis naast de fa/ briek, denk ’k dat me wat zal gebeuren-dat ’k ’n hartverlamming -of-of’n... Heb’k dan, gedorie, enkel geleefd om te werken, te werken, te potten, geld uit hoeken en gaten te slepen, ’n vervloekte brandkast te spekken-enin me ééntje uitte stappen? In me eentje! ’k Heb’n bel laten anleggen boven me bed. Vannacht voelde’k me as’n hond zo belabberd, zo wee-inbeelding, inbeelding,’k weet’t wel!-en-’k dorst niet te bellen, om niet uitgelachen te worden, ’k Slik van die rommel het kastje bedoelend en ’k slaap eerst in tegen de morgen! As’k kreperen mot, góéd-’r is geen kruid voor gewassen-maar niet alleen, niet alleen, ’k Heb vier kinderen en ’k ben alléén. Hele avonden heb ’k alléén hier bij de baard ge/ zeten. Alléén dood te gaan--da’s-da’s... Hein: De wereld is’n historie! De één klaagt omdat/ie’s nachts alleen is-de ander zou’r’n lief ding om geven avdie géén ge/ snurk naast zich hoorde. Heb/ie als is ’n grokkie geprobeerd voor je slapen ging’ Ja? Dan mot je ’r vanavond twéé... VIJFDE TONEEL De vorigen, Coba, Elsje Coba: Dag pa. Dag oom. Elsje: Dag opa. Wat ruikt’t hier... SCHAKELS Coba: Gebruik je odeur, pa? Pancras: Ja. Z’n banden spreidend, ’n Nieuw monster machine-olie. Tot Hein. Wat hol je weg? Hein: ’k Heb geen beurs op zak en geen huissleutel, ’k Mot zien da’k binnen kom. Ajuus allemaal. Pancras, ’n schip inde mist... Pancras: Jawel! Jawel! ZESDE TONEEL Pancras, Coba, Elsje Coba: Da’s net goed, pa, datde weg is. Dirk wacht benejen. Pancras: Durftde niet boven kommen? Coba: Ik zou vragen of u ’n beslissing heb genomen? Pancras, ongeduldig: Wat voor beslissing! Coba: Nou, vreet u me niet 0p!... ’n Beslissing over’t land achter de spoorlijn. Tot Elsje. Jij heb ’r niet mee nodig. Bemoei je met je schoolboeken! Pancras: Ben jij tegenwoordig z’n prokuradehouder, datde zelf zijn mond niet opendoet? Coba: Gister heb u ’m zo afgesnauwd! Pancras: Wel. Wel. Dan wordt ’t tijd om ’t bij jou goed te maken. Coba: Dat wordt’t ook, pa. Welke vader helpt z’n kinderen niet met daden? Pancras: Juist! Apostel Johannes. «Mijne kinderkens, laat ons niet liefhebben met de woorden, noch met de tong, maar met de daad en de waarheid!» Coba: Jakkus, schei uit met uw teksten, pa! Pancras:’k Begin’r pas mee. Zeg an Dirk, dat kme hou an Lukas III: 13- Coba: Pa, wees asjeblief niet zo onwezenlijk. Dirk en Jan zeggen... Pancras: En ik zeg Lukas III: 13- Coba: Hoe kan’n man met grijze haren... Pancras : ’k Hèb geen grijze haren! Coba: Hoe kan’n man met grijze haren telkens zo doen als’nals ’n springdnA veld! Dirk heeft eindelijk is kans. Tot Elsje. Zit toch niet alles af te luisteren! Leer je dat op school ? -eindelijk is kans ’n slag te slaan in bouwgrond-zo as u tien jaar gelejen in HERMAN HEIJERMANS ijzer —en u günt’t’m niet. Pa u wordt n echte egoïst... Hij in zware zorgen en ude luxe van—piano s, van, van parfum... k Geneer me ’r voor, dat u ruikt as, as ’n vrouw van verdachte ze/ den. Tot Elsje. Heb ’k je niet gezegd... Elsje: Ja, tante. Coba: ’n Brave, oppassende, goeie man as Dirk.. Pancras: Lukas III: 13. Coba: Geef u raadsels op, as we pandverbeuren! Pancras: Drie, dertien! Drie, dertien! Drie, dertien! Kombinatie met Jan Rap en z’n maat! As je Lukas III: 13 niet snapt, dan sla je maar op: Corinthe IV: 2, vier, twee-vier, twee! Coba, snibbig: Praat u geen hollands meer? Pancras, driftig: Nee! ’k Blief die streken niet om jóu ’r op uitte zenden. Lukas III: 13 – Corinthe IV: 2. Uit! Coba: As ’n ander u hoorde, zoude denken dat u m öm had. Pancras: Dat heb ’k ook. Zes ouwe klare en vier grokkies, daar blijf je niet nuchter bij. Laat Dirk niet zo lang inde kou staan. Van kouwe voeten komt herrie. Zestig mille!... Coba: Weet/u wat u bereikt met uw-met uw egoïsme-met uw onwezenlijkheid ?—Uw kinderen zullen nog... Pancras: Geneer je maar niet-na me dood verlangen. Verlang maar! D’r kan jullie nog ’n lelijke verrassing wachten. Coba: ’n Lelijke verrassing? Pancras: Meer zeg ’k niet. Drie, dertien. Vier. Twee. Pallesoe! Coba, tot Elsje: Kom! Hoor je niet? Zegje vrindelijke grootvader goeiedag. Pancras: Goeienacht bedoel je. Elsje: Dag opa. Pancras: Dag schatje. Motje al die boeken van buiten leren? Elsje: Ja, opa. Pancras: Zo. Hoeveel is zevenendertig maal honderddrieënvijftig? Elsje: Dat is... Coba: Mot ’k nog langer wachten! Elsje: Dag opa. Pancras: Dag schatje. Groeten an Dirk. Vooral Corinthe... SCHAKELS ZEVENDE TONEEL Pancras, Marianne Pancras plonst inde stoel voor de schouw, kijkt grimmig'nadenkend Marianne, met Zal’k nog wachten? Pancras: Nee-dek. Marianne: ’k Heb heet water opgezet. Pancras: Voor wat? Marianne: U had toch zo’n last van kouwe voeten? Pancras, nijdig: Neem zelf maar’n kruik! Denk je dat’n gezonde kerel... Marianne: Da’s erg aardig. In plaats van n dankje... Pancras: ’n Dankje! ’n Dankje! ’n Man van vijftig met ’n kruik! Een stilte. Zij dekt de tafel halfwege. Marianne... Marianne: Ja, meneer... Pancras: Marianne... Niks. Zij dekt. ...Marianne... Marianne: Da’s driemaal. Pancras: Kat! Plotseling opstaand. Marianne... Marianne, laat de suikerpot vallen: Daar nou! U laat me schrikken. Pancras: Suiker op de grond èn scherven... Das n voorteken. Centen en geluk. Blijf nou is staan, mens. Je heb toch geen paardevlees gegeten! Mariannetje-ik tróuw je. Marianne, verveeld: Zo.-Dan zeg k u de dienst op. Dat flauwe gezanik. Pancras: Wil je me niet? Marianne: Willen! ’k Wil de suiker opvegen... Pancras: Kan je strakkies doen! En waarom wil je me niet, Marianne? Marianne, ongeduldig: Og! Og! Brooi/sttijdend. -Twee of drie boter' hammen, meneer’ Pancras : ’k Eet niet – ’k mot met je praten. Marianne: Jawel, praat u maar raak. As u maar weet da k de éérste ’n andre betrekking neem. Driftig'Smerend. Dat gemier. Dat gekles! Pancras: Zeg maar ineens da’k je te oud ben. Marianne: Ik ?eg niks. Wil u suiker of geraspte kaas? Pancras: Geen van twee-’k heb geen trek. HERMAN HEIJERMANS Marianne : De trek zal wel kommen. Dan maar één met suiker en één met geraspte kaas. Pancras: Wat duivel-we leven as man en vrouw-gescheijen van tafel en bed, kan je nog niet eens hélemaal zeggen-je stopt me sokken-je verstelt me hemden. – Enkel de kwestie van... Marianne: Ben u klaar of’k laat u alleen eten... Pancras: ...Jij ben weduwe-ik weduwnaar-jij zesendertig-ik bij de vijftig. As je ja knikt, is toch gedorie je ouwe dag verzekerd, is je zoontje voor zijn hele leven bon af. Marianne: Da’s toch in/gemeen, om me zoon’r bij te slepen... Pancras: In/gemeen? Marianne: U kan mijn wel voor de mal houen, zonder’r’n on/ schuldig kind in te betrekken... Pancras, driftig: ’k Hou je niet voor de mal! Marianne: Og! Og! Pancras: Wel gedorie, gedorie-’k méén’t! Marianne, ongelovig: Wou u mijn... Pancras: Op me woord. Je kan antekenen zo gauw asje ’t zelf wil. Marianne: Nee hoor.-’t Ken niet. Laten we’n boterhammetje eten. Pancras: ’t Ken niet! Ben ’k zo’n ongeluk van ’n vent? Marianne: Dat beweer ’k niet. U is ’n knappe heer/opdeeftijd... Pancras: Knap, dat ben ’k!... Marianne: En’r zullen ’r honderd ja zeggen met likkende vin/ gers... Pancras: ...Duizend! Marianne: Ach ja! ’t Klinkt heel aardig. -Ik ga eten. Pancras: Zo. Heb jij zo’n honger? Jij vindt me’n knappe heer op leeftijd – da’s overdreven. Vierentwintig jaar gelejen is me eerste vrouw gestorven, ’k Ben al die tijd as groente/in/de/bus gekonver/ seerd, góéd gekonverseerd gebleven... Marianne: Gekonserveerd... Pancras: Hé? Marianne: ...Gekonserveerd... Pancras: Dat zei ’k. Dat zéi ’k. Geen muggen ziften! -’k Drink niet. ’k Heb geen lichaamsgebreken, geen, geen rumatiek – geen, geen spataren – geen, geen gebreken van de ouwe... Snel. ...de schakels gemiddelde dag. An’n man van dik inde veertig het’n vrouw beter houvast as an’n broekie van twintig.’k Zou’n levensver, zekering van vijftig mille die nou op me rechtverkrijgenden staat, op jóu laten overschrijven, dadelijk, dadelijk-as je ja zegt: mor, gen. -’k Zou je zoon bedenken niet wat de wet toelaat en as we zélf kinderen... . , Marianne: Toe, fantaseer nou niet verder! ’k Vin ’t – k vin tover, dreven,edelmoedig -’k vin’t-’k vin’t...’k Doe’t niet, meneer. Een stilte. En net zo goed had u me op straat kennen zetten, want na zó’n voorstel kan’k natuurlijk niemeer blijven... natuurlijk Pancras: Zo! Zit kwaadaardig voor zijn hord, hakt driftig de boterham in reepjes. Zo! Hapt. Zo! Heftig met zijn mes gestikulerend. De bons! De kous op me kop! As ’k twintig jaar jonger was, he?... Marianne, timide: Ook dan niet. Pancras: Ook dan niet? Marianne: Nee. Pancras, driftig: Da’s... da’s... Marianne, aarzelend: ’k Heb gister gelogen... Pancras: Wat heb jij gister gelogen? Marianne: Me getuigschrift liegt-’k was niet getrouwd... Pancras: Niet getrouwd? En je z00n... Marianne: Me z00n... me z00n... Begint te huilen. Pancras: Marianne!... Marianne! Zij blijft huilen-hij staat onrustig op-hopt op en neer.- En leeft de vader nog? Zij ontkent snikkend. Zo! Da’s’t beste voor’m.’k Zou’m met vijfhonderd,man,van,de,fa, briek gaan halen. Hou op! Hou op! Je maakt me zenuwachtig.- Dus die zoon van jou het geen vader? Zq knikt nee.-Dan, dan ben jij geen weduwe... Marianne: Nee. Pancras: En-en hoe is dat zo gekommen? Je ben toch fatsoenlijk groot gebracht, je spreekt talen-je speelt piano-je... Een stilte. Vertel je’t liever niet? Marianne: Hij was-hij was me voogd... Pancras: Zo. Jawel. Jawel. Begrepen! Driftig. En die voogd het jou... Dan had je geen vader en moeder meer? Zij knikt. Dan het die slampamper, die ouwe ellendeling... HERMAN HEIJERMANS Marianne: Hij was niet oud... Pancras: Z0... Z0... En-en heb je van’m gehouen? Zij knikt ja. Da’s gedorie slécht genoeg van je geweest, slécht, slécht... Marianne: Hij had me willen trouwen-in drie dagen wasde’r uit-drie dagen ziek en d00d... Pancras: Jawel, die praatjes van voogden ken ’k! Marianne: ’k Heb ’t zuur en ellendig gehad-d’r was geen cent in huis. Pancras: Natuurlijk! Natuurlijk! Meneerde voogd, niewaar? Ja' wel, jawel, die ouwe voogd!... Marianne, Vijf maanden na z’n dood-gebeurde t schandaal... Pancras: Wélk schandaal?... Marianne:’t Schandaal met’t kind... Pancras: Schandaal! Schandaal! Marianne: ’k Had me brood willen verdienen met kamers ver/ huren-’k most weg-weg uit de plaats. -D’r zijn dagen geweest da’k niet te eten had, geen korst brood, tóch’t kind most zogen. D’r kwamen uren da’k’r an dacht-da’k-da k op n hoek van n straat wou gaan staan-da’k- da’k... Pancras: Wie vraagt je daar na? Marianne: Toen, toen heb’k zelf’n getuigschrift geschreven, ben kinderjuffrouw, winkeljuffrouw, een keer werkmeid geweest... Pancras: Werkmeid?... Marianne: In ’n hotel-vaten spoelen, schrobben, dweilen, aard' appelschillen tot ’s nachts twee, drie -as t drukwas. Pancras: En-en-je zóón... Marianne : Me zoon was uitbesteed – me zoon joeg me overal vort – ze kwammen ’r achter, telkens ’r achter – hoe, weet God! en dan lieten de mannen, de smeerlappen me niemeer met rust. – As reen stéék an je los is... Pancras: Gister zei je... Marianne: Gister heb’k gelogen, gelogen... Pancras: En-en—je medaljon dan? Waarom bewaar je die kerel in je medaljon? Marianne: Voor-voor me kind-as ’t groter is... Pancras : En omdat je zélf an ’m denkt. Marianne, ingehouden: ...As’k an’m denk-as kan m denk-heb SCHAKELS ’k moeite om, 0m... Pancras: ...Goed zo. Goed zo! Marianne: ...As’k nóu an’m denk, zou’k’m kunnen... Maar voor later wil ’k niet dat me zoon érger van me gelooft. Pancras: Ben je dan al die tijd helemaal fatsoenlijk... Marianne: Dat heb ’k gister niet gelogen. As ’k niet fatsoenlijk was geweest, zou ’k ’t niet twee jaar in ’n hotel hebben uitgehouen, twee jaar ’t vuil redderen van de gaande en komende man. – Toen me zoon, de engel, me eindelijk weer had vortgejaagd-de ober wou ’s nachts in me kamer... Pancras: De schoelje! De schoelje!... Marianne: ...Stond ’k op straat met veertig gulden. Toen las ’k uw advertentie voor’n huishoudster en schreef... Pancras: ...Zelf’n getuigschrift! Hahaha! Hahaha! Marianne: Lach u daar om? Pancras: Natuurlijk! Héél goed. Waarom mag je van jezelf geen góéd getuigschrift geven? Marianne: Nou weet u’t-nou weet u waarom’t niet kan, on/ mogelijk kan voor uw éigen kinderen – nou weet u ook waarom t gedaan is-waarom’k wéér vort moet... Pancras, driftig op en neer lopend: Zo. Zo. Jawel. Jawel. – Ga jij je échte papieren is halen! Marianne: Wat voor papieren? Pancras: Van jou en je z00n... Marianne: Waarom? Pancras: Om-om te zien-of je-of je niet jokt. Vooruit nou! Vooruit nou! Marianne af. Hij staat in nadenken, neemt een étui uit zijn vestzak, legt een ring op Marianne’s hord, gaat voor het zijne zitten. Ma> rianne keert terug, geeft hem zwijgend een pakje papieren. Pancras, kijkt ze grimmig in, staat op, sluit ze weg: Da’s goed voor morgen. Marianne: Best, meneer. Pancras: En eet af. Marianne: Nee, meneer, ’k Ga na boven. Pancras: Eet af! Zij gaat in gedachten over hem zitten. Wel gedorie, eet je of eet je niet? Zij eet werktuigelijk, ziet de ring, kijkt naar de grond. Nou? Zij beweegt niet. Doe je ’m niet an? Zij knikt néé. Zo. Zo. HERMAN HEIJERMANS Een stilte. D’r is an jou ’n steek los, zei je daar net – bij mijn wel ’n dozijn! Een stilte. Asje zoon-hoe hiet ie;... Marianne: Frans... Pancras: As Frans geen vader het, wordt ’t tijd, datde ’r een krijgt. Morgen zal’k de polis laten overschrijven... Ja! Ja!... Z’n hand over de tafel toestekend. Kom!-Jij het nog geen uurtje geluk in je leven gekend-ik niet... Marianne: ’k Durf niet, meneer. Pancras: ’k Zal-’k zal verdomd goed voor je zijn-je wou nieuw zeil inde voorkamer-je krijgt nieuw zeil.-Je wou effen behang en ’t plafond geschilderd-van de week nog! – En ’t zitje laten we voor Frans in orde maken, wat;-Marianne... ACHTSTE TONEEL De vorigen, Toon Toon: Dada! Pancras, nijdig: Staat de tuindeur open; Toon: Nee, ouwe heer. ’k Had voor alle sekuriteit de sleutel uit de keuken gehaald. Snuivend. Wat muft’t hier! – Hebben jullie bloemkool gekookt; Op de scherven trappend. En’n ruzietje; Heeft toetje ü of heb u tóétje de suikerpot naar ’r bolletje gesmeten; Pancras: ’k Wou dat je je grappies voor je hield, ’k Benin geen bui-Antoine Pallesoe! Toon: Héél goed, ouwe heer... Pancras, driftig: En ’k blief je óuwe/heer niet meer te horen. Toon: O? O! Pa dan, pa... Verwonderd blazend, ’n Boterham met suiker en ’n... Glimlachend van Pancras naar Marianne kijkend... .en ’n ringetje. De facheux troisième is te veel... Pancras, driftig met de hand de tafel beklappend: ...Te veel zijn je jongensopmerkingen! Pas gedorie op je woorden. – Kalm. Mariam ne en ik trouwen de volgende maand. Toon, paf: Daar ga’k bij zitten. Pancras : Jij, as jongste, hoort ’t ’t eerst. – Hou je mond, Marianne! Dreigend. En asje te kort schiet tegenover je tweede moeder, dan... Toon: «Ik» heb ’r niks tegen, ouwe heer-pa-pa. En is dat vana' SCHAKELS vond ’r-’r zo doorgekomen? Knus. Knus. Daar maggen wè dan wel’n fijne fles op drinken – pa – en ma. Pancras: Wè drinken niks-wè gaan na kooi. Toon: Da’s héél gezellig-wè hoeven’t ook niet te doen. Geef de sleutel van de wijnkelder, dan knap ’k ’m alléén. Pancras: In tién tellen gaat de grote kraan uit. Goeienacht. Toon: Nou valt u me op ’t lijf met ’n nieuws dat me fééstelijk stemt. Tot Marianne die heengaat. Nacht ma! – ’n nieuws dat ’n tiendubbele fuif waard is en’r mag geen onnozele fles... Pancras: Ben je klaar?’t Licht gaat voor je neus uit. ’r Zit meer drank in je dan goed voor je is-Antoine pallesoe!... Hij draait het licht half neer. Toon: Geef dan tenminste wat sigaren, ouwe heer-pa-pa-om op me kamer bij de kaars te roken ’k Kan toch niet om tién uur in me bed... Pancras: Nee. Je ziet ’r uit as ’n slappe vadoek van al je gezwabber. Licht datje ééns in ’t jaar slaapt. Draait het licht lager. Toon: Dan maar. Dada. Ik zeg, dada. Af Pancras neemt de ring van Marianne’s bord, draait het licht uit. Af. NEGENDE TONEEL Toon keert na’n kort poosje met’n kaars terug, neemt z’n tas, en uit ie kast n aangebroken fles en’nglas, sluipt op bet sigarenkastje, toe-vindt het gesloten. Op het punt naar z’n kamer terug te gaan, tast hij in z n zak, neemt z n sleutelbos, probeert de sleutels op ’t kastje tot’t hem gelukt. Rustig steekt hij wat sigaren bij zich, steekt er een op, ruikt aan de flesjes, neemt ie paperassen inde handen, schrikt, gaat vlug op ie deur toe, luistert, zet de kaars op tafel, bekijkt grinnekend de fotografieën, begint te schudden van’t lachen, vouwt de andere papieren open, slaat in verbazing de handen op de knieën. HERMAN HEIJERMANS De goeie kamer bij Jan. Achtergrond een kleine serre met enkele planten. Deu' ren, links en rechts. Grote tafel met ontvang'gerei. Kachel. Avond. EERSTE TONEEL Margriet, Elsje Elsje, bij de tafel: Zouen’r soezen genoeg zijn, ma? Margriet, bil kast: Genoeg? Te veel. Schuif de serredeuren dicht. Al dat gas voor de planten! Heeft de kanarie eten? Elsje: Ja, ma.-O, jij schat, mag je enkel wit zaad eten? Hij laat al’t zwart leggen, ma. Hoor u niet, ma? Ma, weet u hoe u zien kan of’t ’n mannetje of’n wijQe is? Margriet : Nee -en dat gaat ’n nest van jouw leeftijd niet an! Elsje: Gropa zegt dat asje ’n mannetje zó langs je oor schudt, dat/ ie dan rammelt-en’n wijfje niet. Margriet: Zegt je gropa zulke malligheid? Elsje: Malligheid?’t Is héus waar. En’n koe-weet u hoe’n kóé kinderen krijgt? Margriet: Hou je haast op? Dat zijn geen gesprekken. Elsje: ...’n Koe krijgt kinderen as de kippen, zegt gropa. Nou maar da’s écht gejokt, ’k Zou wel is ’n koe op eieren willen zien. Kan dat, ma’ Hoor u niet, ma! Margriet: Wrijf de glazen met ’n schone doek na, en hou je mond! Elsje: Ja ma. Een stilte. Ik heb is’n koe gezien, die... Margriet, geprikkeld: As je nog ééns koe zegt, kan ja na bed bom jouren. Elsje: Ik mag niks. Margriet: Nee, je mag niks. Je lijkt je vader wel met je gezanik... DERDE BEDRIJF TWEEDE TONEEL De vorigen,Jan Jan, slaapkribbig: Wat lijkt ze d’r vader wel? Margriet: O. Hij komt wakker, ’k Zou me vest dichtknopen en (me boord andoen. Drie kwartier leggen ronken as visite op komst is. Jan: Hindert ’t jou as ’k na de eten effen tuk? Margriet: Effen! Effen! Slaap voor mijn part de hele avond! Dan mis ’k je gezanik! Jan: Ik zanik niet. Jij zanikt. Margriet: Hoor, ik zanik! Nee, da’s om je’n ongeluk te lachen. Drie kwartier slapen, drié kwartier. Hoe kan men overdag slapen! En net zoveel nachtrust as ik. Jan: Ben ’k niet om half twee na bed gekommen? Margriet: Om half één. Jan: Om half twee! Margriet: Vijf minuten vóór half een! Jan: Of je nou herkauwt as’n koe. Margriet: O, jawel. Daar heb je de koe weer!... Jan, driftig: De koe! De koe! Wélke koe heb je daar weer?-’t Was dik óver half twee. Margriet, ijzig: Half een. Jan, driftig: Om half een heb je pas ’t hete water op me grokkie ge' schonken! Margriet, drensend: En wat zou dat? En wat zou dat? Hebrie ’n uur nodig gehad om je grokkie te drinken? Jan, driftig: ’n Uur! ’n Uur! ’t Was steenkoud toen’k’t eerste slok' kie nam! Margriet: Dat motje ’n ander wijs maken! Jij en ’n kóüd grokkie zijn twee! Jan: Dus ik lieg! Margriet: Dat weetje zelf’t beste. Jan, windt zich op, bedaart, betrekt Elsje boubetogend inde kwestie: ...Als je-as je om half een’n héte grok krijgt-en-en-je proeft’r van as'die koud geworden is – hoelang het’t dan geduurd? Nee, dat mot je nou is an je moeder voorrekenen! HERMAN HEIJERMANS Margriet: Wees de wijste en hou je mond, Els!-Bij je vader blijft grok de héle nacht warm. ’k Zou me vest dichtknopen, ’k Zou me boord om/doen. ’k Zou me vuile handen wassen, ’k Zou me schoenen antrekken. Jan: Jij kan door de grond zakken! Margriet: Door de grond zakken! Dat wenst zo’n ventje op de dag dat'je zeventien jaar getrouwd ben, terwijl je je uitslooft om alles voor de visite klaar te zetten! ’k Wou da’k je nóóit gezien Elsje: Nou, ma! Jan: Nooit gezien! ’k Wil je zeggen wat ik wou! Mot jij mijn in’t bijzijn van me dochter... Elsje: Nou pa!... Jan: ...Hou je mond! Hou je mond, kwaje meid!-van me dochter voor leugenaar uitmaken! ’t Was half twee en de grok was koud, Marcriet: ’t Was halfeen! Al ga je op je kop staan, halfeen! DERDE TONEEL De vo rijden, Dirk Dirk, nerveus: Goeieavond! Goeieavond! Jan, driftig: Da’s goed datje komt! Da’s... Dirk: Stil nou! Stil nou! Jan: Als jij hete grok... Dirk: Stil nou zeg’k je toch! Heb je niks anders te doen as te leu' teren! Hebben jullie, poddome, ’t nieuws van Merenberg gehoord ? Margriet: ’t Nieuws... Jan: Welk nieuws? Dirk: Van de ouwe man! Van vader? Dat kletst overgrok! Woe' deni. Hij is stapel geworden, stapel, stapel! Hij gaat trouwen, trou' wen, poddome! – met z’n huishoudster! Elsje, in ie handen klappend: Dol! Dolletjes! Dan komt ’r ’n bruiloft! Margriet: De kamer uit! Jan: De kamer uit! Elsje: Hè ma! Hè pa! schakels Margriet: De kamer uit! Jan: Hoor je watje móéder zegt! Elsje treuzelend af. Dirk: Half zes schelt'ie me op. Nog geen twee uur gelejen. Dirk je mag me feliciteren, zeit'ie, zomaar inééns, zomaar inééns, zo maar zónder anloop: volgende week teken’k an!... Margriet: Hij zal je voor de mal hebben gehouen! Dirk, heftig: Nee, poddome!’k Zeg: je laat mijn’r niet invliegen, vader, goed isde, heel goed!-Toen zeit'ie: ’k verkoop geen lolle' tjes: ’k teken an met Marianne, ’k heb Henk ’n briefie geschreven en Jan vertel’k’t vanavond ’k Zeg nog is: vader wat n flauwe mop: toen werd'ie nijdig. As ’t dan menes is, zeg ik, kom k effen bij je-waar ben je?-’k Benin de sigarenwinkel'om-dc'hock, zeit'ie. Telefoneren in’n sigarenwinkel, dat je gaat trouwen! In ’n sigarenwinkel! Wat mot'die kerel van de sigarenwinkel den' ken! Wat het de sigarenwinkel met ónze zaken nodig! Margriet: ’k Geloof’r niet dat van. Dirk: Wel poddome! En ’n half uur later ben ’k door Henk opge/ beid-door Henk, die haast niet praten kon van kwaadheid. Jan, zakt bulierendAachend op’n stoel: Hohoho! Hohohóóó! Dirk: Wat lach je nou as ’n idioot! Margriet: As’n idioot? As’n-as’n halve gare! Lachen as'die hoort dat z’n vader simpel geworden is! Jan, nalachend: ...’k Kan’t werachtig niet helpen. Da’s zó... Brult weer. Dirk: Da’s sterk! Da’s nog nooit gezien. lemand die lacht as... Margriet: ’k Ben blij dat je ’m is bijwoont, ’n Zaak waarbij de schrik in je benen slaat en ’n man die vals zit te lachen!... Jan, ineenS'vinnig: Vals! Wie lacht ’r vals? k Zal zoveel lachen as k Margriet: Dat zei je niet! Dirk: ’r Valt niks te lachen! Jan: Wacht, ’k zal hèm permissie vragen! Permissie in me eigen huis of’k lachen mag. Vertel jij niet zulke nonsens! Dirk: Nonsens’ Ben je dan te stom om te begrijpen... Margriet: Of-die te stom is’ Nèt voor je kwam het'ie ’n uur leg' gen sijbelen over ’n grokkie-of’t koud-of’t warm was... Jan: Dat heb jij gedaan! HERMAN HEIJERMANS Margriet: Ik? Ik? Al wou jij grok drinken zo heet as kokend water! , , , Jan: Dat mot zich voor d’r zenuwen koest houen, voor de dokter! Margriet: De dokter! «Ik» most niet voor n jaar na de doktervoor’n ziekte, die... Jan, kwaadaardig: Hou je mond! Margriet : Dan zei jij ’m eerst houen! Dirk: Wel poddome, daar loop ik me voor in’t zweet! ’n Donder/ slag bij heldere hemel! Vader die inde sigarenwinkel/om/de/ hoek... Jan: ...Die jou inde sigarenwinkebonvde/hoek bij je neus het ge/ had, uil! Ben je ’r eergistermiddag op ’t kantoor niet zélf bij ge/ weest, dat/ie Jongemans te grazen nam! Pa trouwen met... Ho/ hoho! Hij ’s goed! Je ben zo verlakt as je ’t maar hebben kan. VIERDE TONEEL De vorigen, Henk Henk: Bonsoir! Smijt driftig z’n hoed op ’n stoel. Dirk: Nou? Wat heb ’k je gezeid! Een lange stilte. Margriet, tot Henk: De wereld loopt bij God op z n end! Zulke sallemanderse kunsten... Henk: Doe me één genoegen en hou die uitvallen voor je. Die heb/ ben niks om’t lijf, nee niks! Dirk: Nee niks! Jan, tot Henk: Heb jij ’n brief van’m gekregen? Henk: Ja. Asjeblief. Legt de brief stug op tafel. Jan, tot Margriet die hem grijpen wil: Eerst ik! Hij leest met in verblujfing wegstrakkend gelaat. De brief zakt naar z’n knie. Gretig trekt Margriet het papier weg, leest, het hoofd in wiegelende ontzetting. Dirk, ongeduldig wachtend, strekt de hand uit. Driftig leest zij nog eens, reikt het paperas in paffe verslagenheid over. Dirk, hardop: «Waarde zoon.-Ik hoop, dat je deze brief in web stand moge ontvangen, gelijk wij het zijn»-pcddome! poddome! – «Zode Heer wil, hopen mejuffrouw Marianne en ik ons inde echtelijke staat te begeven. Moge het leven dat wij nog genieten schakels zullen, rijk in voorspoed, rijk in zegen zijn, maar bovenal mogen gezondheid en tevredenheid ons het leven aangenaam maken, dan wordt de innige wens verhoord van uw liefhebbende vader.» -Poddome! – «Receptie Larensteeg bij de Torengracht U.U, 187.» Margriet: Zou je zo ies achter ’m gezocht hebben? Wat n adder! Dirk: Klopt’t met de sigarenwinkel'onvde'hoek? Jan: Met Marianne! Met Marianne! As'die had gezeid met-met kromme Mie, met Ka Horrelvoet, had ’k niet minder overduveld gezeten! ’k Heb ’r nog pas ’n rijksdaalder fooi gegeven voor de op' passing in z’n ziekte. Margriet: ’n Rijksdaalder fooi? Voor wat? Jan: Toen die béter was. Margriet: Mens, scheelt’t je hier? Mot jij met daalders smijten? En dat vertelt'ie nou pas! Jan, opvliegend: Mot’k jou... Henk, op de tafel kloppend: Nou! Nou! ’k Heb niks geen lust jullie getakineer aan te horen! Hij heeft ’n fooi gegeven en ik en Dirk en allemaal. Dat was fatsoenlijk. En dat heeft ’r niks mee te maken. De hoofdkwestie is en blijft-en dat is ernstig genoeg om voet bij stuk te houen – dat ’t met papa spaak loop!... Dirk: ...Spaak! In’t honderd! Henk: Vin jij ’t verschil noemenswaard om me daarvoor inde rede te vallen?... Dirk: ...Spaak lopen... Henk: ...Zout nou in godsnaam je manier op om altijd inde kon' tramine te zijn! Met haarkloverijen komen we tot geen resultaat – snerpend- tot geen resultaat, nee, Dirk, Dirk, Dirk! Als papa dóét wat'ie me schrijft en dat'ie ’t dóén zal, daar twijfel k geen sekonde an-anders had'ie’t me mondeling gezegd en niet schriftelijk: mondeling dorst'ie niet... Jan: Waar! Heel waar! Jij bende enige voor wie'die bang is... Henk: ...Niewaar? Niewaar? Da’s de proef op de som! Zwart op wit geef je, as je ’n knoop wil doorhakken en geen courage heb om iemand inde ogen te kijken... Als'ie t dóét, als'ie de waanzin uithaalt, om die jonge meid te trouwen, jonger misschien dan één van ons, dan maakt'ie niet alleen «De Schakel» maar ons alle' HERMAN HEIJERMANS maal ridikuul, ridikuul, ridikuul, dan brengt/ie ons in opspraak, dan worden wede risée van de plaats!... Margriet: ...En de centen die je te wachten heb, ken je op je buik schrijven. Dirk, zijn colbert uittrekkend en in hemdsmouwen lopend: Natuurlijk! De warme hand! De warme hand! Henk: De laatste weken heb ’k telkens kwestie met ’m gehad! Eigen/ zinnig, zonderling, nukkig! Dat doet de deur toe. n Man van zestig met ’n ondergeschikte die uit de lucht is kommen vallen... Jan: En die’m gelijmd het! De meid had altijd onzuivere ogen-en op stiaat met’n net voor r gezicht as n dame! Hoe kan n man zich zo vergooien! Dirk: En dat weet nou al de halve stad! Tot Henk. Mijn het/ie t ge/ telefoneerd inde sigarenwinkel/om/de/hoek, waar iedereen horen kan wat je telefoneert! Henk: In welke sigarenwinkel? Dirk, driftig: In welke? Van de boterwinkel z’n vader-in de straat rLar èrges-nou, je begrijpt me wel! Henk: Nee.’k begrijp je niet. Dirk: Hij begrijpt niet! Hij begrijpt niet! Margriet: Ach! Ach! ’k Heb op die manier liever tien kinderen as één vader. VIJFDE TONEEL De vorigen, Elsje, Hein, Gerritje Elsje: Ma, daar zijn oom Hein en tante Gerrit. Henk: Kan je ze niet zolang in ’n andere kamer laten? Jan: In ’n andere kamer? Ze kommen voor de fuif. Henk: We hebben nou net ’n fuif nodig! Gewoon enorm hoe onge/ legen die mensen zijn! Geen wóórd over de kwestie... Hein: Goeieavond saam. Kijkt achterdochtig rond bij de algemene stilte. Jan, jongen, van harte gefeliciteerd zal ’k maar zeggen met je – met je -hoeveel gelukkige jaren is ’t?... Jan, wrevelig: Zeventien... Hein: Met je zeventien gelukkige huwelijksjaren'. Laat k je voor/ schakels lopig’r’t dubbele bijwensen, als tortels, als verliefde parkieten, als... Margriet: Hou maar op! ’t Is welletjes. Ga zitten, tante. Ja, kijk u ’m maar an. Hij ziet’r keurig uit. Mijn laat'ie blaffen as km vrindelijk verzoek z’n boord an té doen, z n vest dicht te maken, z’n vuile handen te wassen-blaffen as ’n hond. Jan, kwasie visite'grappig: As ’n hond hoef je ’r niet bij te zeggen, k Heb nog nooit’n poes horen blaffen, poes. Ja, zolang we ge' trouwd zijn, oom Hein, krijg’k gemopper na me tukkie-da s enkel daarvoor zeventien maal driehonderdvijfenzestig standjes, de schrikkeljaren niet gerekend. Hoeveel is dat, Els? Elsje: Hè pa, u lijkt gropa wel met die vragen! Gister most gropa weten hoeveel vijfenveertig maal tweehonderdeenenzeventig was en nou ü! Dirk: Hoor je ’t kind? Die het ’m ook al in ’t snotje! Jan: Een ogenblikkie dan. Af. Henk: Scheelt’r wat an, tante? Gerritje: Vraag’t je ome. Ik seg niks. Hein: En ik zeg nog minder. Gerritje: Omdat je niks segge durft. Hein: Niks! Gerritje: Wil je gelove dat de senuwe me tot hiér sitte? Hein: Tot daar’ Zolang’t mondgat vrij is, is’r geen levensgevaar. Gerritje: ’n Andere man in jóuw plaas, sou geen bek meer open doen. Hein: Ik ben door de wol geverfd. Gerritje, tot Margriet: Ja, ’k heb ’m betrapt, betrapt met de meid, de doerak! Margriet: Jakkes, oom, met de meid – hoe kom u daartoe! Hein: ’k Heb al driémaal... Margriet: Ach! Gerritje: Driemaal, foefïes! Lamme stuipekop!- k Had al lang inde spiese dat'ie... Margriet: Wacht effen, tante.-Ga zolang inde serre, Elsje! Elsje: Hè, ma! Margriet: En neem ’n soes mee: dat zijn geen verhalen voor jóu... Elsje treuzelend af. HERMAN HEIJERMANS SCHAKELS Gerritje: ’k Had’m al weke inde gate!... Hein: Éérste leugen. Wéken! Alsof jij ’n meid langer as drie dagen houdt!... Gerritje: Dat lieg/ie so groot as je ben! – ’k Had al lang erg dat/ie me met die meid belaserde-ja, belaserde!-Dat was’s morreges kaas en nog is kaas – geef jij jouw meid kaas bij d’r eerste ontbijt? – is’n boterham nie genog?-dat was om twaalf uur weer kaas en nog is kaas en ’n stukkie snijkoek, jawel! jawel! – ’n meid die te lui is om d’r pote op te tille-d’r kam met haar lee so maar met de dotte’r in op de keukentafel-da’s waar hoor!-en twéémaal kaas en snijkoek en an sijn snor draaie, de nul/van/’n/vent, en ’s middags de meid groter stukke vlees as ik... Hein: Tweede leugen. Jouw stuk was groter... Gerritje: Mijn stuk groter! Mijn stuk groter! Ze kon’t nie/eens öp, de doerak-en weer an sijn snor draaie, an s’n lelijke ouwe snor! Ik denk vent: ik loer op je-ik hou me oge open, je sel me niet in me eigen huis bedriege! Vemiddag kom’k thuis van’n boodschap-daar had’k om’m te traktere’n kabeljauwskop ge/ kocht – ’k kom thuis en hoor geen geluid – ’k kom binnen en snap ze-de meid met só’n rood smoel-en hij voor’t raam alsof’r niks gebeurd was... Hein: Derde leugen. D’r was niks gebeurd. Ze had de kamer ge/ stoft. Gerritje, woedend: Se sel jou gestoft hebbe!-Ik snap ze.’k Heb t se late merke, daar ken je van op an! ’k Liep, as ’n spin so nijdig, de kamer uit en trok de deur dicht dat de kalk van de mure vloog!-En de meid het’r boeltje gepakt. Hein: Da’s’t ergste. As’t zo doorgaat het in’n verreljaar de halve stad bij ons gediend, ’t Kost me ’n kapitaal an goospenning en advertenties... Gerritje: Hèm! Hèm! Hij betaalt wat! De klaploper!... Hein: Dankje. Dat hebben we weer gehad. Toen’k nog voer, had ’k geen flauw benul dat je inde huwelijksboot om de halve knoop ’n stortzee krijgt. Ja, geef mijn maar ’n scheut melk inde koffie om me op te knappen. Een stilte. Jan keert terug. Geen nieuws? Dirk, ongeduldig: Nee. Hein: Zo. Da’s knap. Motten wij d’r buiten gehouen worden? Jan: Buiten wat? Hein: ’k Dacht dat we stoorden toen we binnenkwamen. Dirk: Helemaal niet. We babbelden over koetjes en kalfjes. Hein: Zo. De koffie is goed. Nou dan heb ik wat voor jullie-van je vader. Henk: Weet u óók... Hein: Goddank dat jullie wakker wordt! Ja, bij ongeluk weet’k. Vouwt een briefje open. «Waarde broer-Ik hoop datje deze brief in welstand moge ontvangen, gelijk wij het zijn. Zode Heer wil, hopen mejuffrouw Marianne en ik ons inde echtelijke staat te be' geven. Moge het leven dat wij nog genieten zullen rijk »... Henk, nors: De rest weten we. Gerritje: Allemachtig! Dat seit'ie eerst nou! Mocht ik dat niet wete, lamme vent! Hein: Je heb me gekommandeerd in geen acht dagen ’n wóórd met je te spreken – daar heb ’k me an gehouen! Gerritje,gebluft: Gaat Pancras... Dirk: Ja, tante. Margriet: Wat zegt u’r van? Het u in mensenleeftijd van zo’n schandaal gehoord?’n Man met grijs haar.’n man die nog geen twee weken gelejen met ’n kruk liep om op z’n verhaal te kont' Gerritje: Van de Duiven, kind, staatje alles te wachte. Dat sit in ’t bloed, ’k Vertel je toch pas van dié daar! Henk: Ruiterlijk bekend: we wouen u ’r buiten laten. Hein: Jawel. Henk: Hoe minder zo’n enormiteit bekend raakt, niewaar? Dat was de reden... Dirk: Hoe méér je in essetee roert, hoe harder ’t stinkt! Henk: We gingen juist beraadslagen. Hein: Dat zal je wat helpen! Jan, driftig: Helpen! Zal ons dat niét helpen? Hein: Nee jongens. Henk: Beste oom, we willen heel graag uw pertinente verzekering geloven, maar we zijn zo vrij voor ons zelf’n beslissing te nemen. Hein: Natuurlijk. Ik zeg ook alleen... Gerritje: Je heit niks te segge. D’r wordt je niemedal gevraagd! HERMAN HEIJERMANS Henk: Voor elk goed advies zijn we dankbaar, maar aan spottende interrupties heeft niemand behoefte. Onze belangen zijn uw be/ langen. Na papa is tante de grootste aandeelhoudster in «De Schakel». -’n Zo onzinnig huwelijk, dat natuurlijk op ’n brouille tussen vader en kinderen uitdraait, kan-ik zeg niet zal-ik zeg kan de jonge Maatschappij ’n enorme klap geven. Als k morgen aan de Provinciale Bank venei, dat vader, vader: gedelegeerd/ kommissaris, z’n jonge huishoudster trouwt -tróuwt, ’t woord wil me niet uit de keel! – dan wordt ons krediet geschokt-dat weet u zo goed als ik – zachtjes, zachtjes an moeten de resterende aandelen an de man gebracht worden – ’r is nog wel honderdvijftig mille in portefeuille-’k zou, op me woord, niet goed na de beurs dur/ ven gaan-de belachelijkheid -’t ongepermitteerde, om je kinde/ ren die fatsoenlijke staatsburgers zijn, in ’t publiek, in ’t publiek te deklineren! Jan is bij de veertig... Jan: Zesendertig... Henk: Zesendertig-egaal!-je kon’r vader zijn. Jan: Dat kon’k... Dirk: En z’n aandelen! Z’n aandelen aan toonder, ’t Wordt, pod/ dome, ’n ruïne! Margriet: ’n Ruïne? ’t Is krimineel. Maar ’r komt niks van. Alsof ’t zomaar mag. Alsof’n vader z’n kinderen as vulnis, as rotte appelen mag behandelen! Trouwen! Trouwen, n man die op is... Henk: Die smakelijke détails zijn rijkelijk overbodig! Margriet: ’t Zou wel wonder wezen as ’k van jou geen lik uit de pan kreeg! Ze moesten jou Jan/trap/netjes noemen! Op elk woord ïeitde ’n kom zout! Henk: Al kef je nog zo: grapjes van op of niet op, zijn onsmakelijk. ZESDE TONEEL De vorigen, Coba Coba, snel: Goeieavond! Gefeliciteerd! Zoent Margriet. Allemaal gefeliciteerd! Dag oom. Dag tante. Mens, mens, k tril an me hele lijf. En zo stom van me da’k ’m gisteravond niet begreep, toende SCHAKELS sprak van’n lelijke verrassing -de akelige egoïst. Tot Dirk. Vent' lief, toe trek je jas an. ’t Staat zo naar in hemdsmouwen! – Heb jij ’n brief, Henk? Hij knikt, overreikt haar het schrijven. Zij leest eerst zachtjes, dan luid: «...Moge het leven, dat wij nog genieten zullen, rijk in voorspoed, rijk in zegen zijn»-gos! gos! waar haalt'ie de mooiigheid vandaan!-«maar bovenal moge gezondheid en te' vredenheid ons het leven aangenaam maken»-Dat heeft zij’m gedikteerd! Dat kan pa niet, al zit'ie’r nachten voor op!-«dan wordt de innige wens verhoord van uw liefhebbende vader »- gos! gos! Nee, zeg, heb'je ’t onderschrift gelezen. Da’s om je ’n on' geluk te lachen: Receptie Larensteeg bij de Torengracht U.U, 187. -Receptie zonder datum! ’k Zit gewoon te beven. As pa van de trappen was gevallen, had’k niet meer kennen schrikken-wat ’n onwezenlijke man! Hein: Jullie zult ’t verstandigste doen d00r... Margriet, koffieschenkend: Oom, wees ü asjeblief stil. HEiN:’k Wou... Gerritje: Wat jij wou gaat niemand an! Elsje, tegen de serredeur tikkend: Mag’k binnenkommen, ma? Margriet: Nee! Nee! Dirk: Laat ’r maar wèl binnen. Mot ’t kind boeten voor d’r groot' vader? Allemachtig ’n man met kinderen en kleinkinderen! Wenkt Elsje. Vooruit! Margriet: Stil zitten hoor, en nergens je mond in steken! ZEVENDE TONEEL De vorigen, Toon Toon: Dada! ’k Zie niks as glundere gezichten. Pons. Cognac. Rooie wijn-goeie! Da’s heel gezellig. Drie vliegen in één klap. Jan en Griet, « a » -pa en de nieuwe ma, « b » – ik, katterig, « c ». Margriet: Had je je jas en hoed niet an de kapstok kennen han' gen? Toon: Nee, toet. ’k Blijf prècies tien minuten. Jan: Dan zou ’k maar weer dadelijk gaan. Toon: Nee, schalk. As’k dadelijk ging, zou je’n knuffe surprise HERMAN HEIJERMANS missen.’k Heb’n inventaris en’n catalogus bij me-pa en de nieuwe ma zijn ’n lopie gaan doen na ’t kind -na t kind, zeg k – hou je mond! -en vóór ze terug zijn mot ’t zaakje weer achter slot. Henk: Dat ontbrak’r nog an-studentikoze moppen. Dirk: Wat doe je hier! Ruk uit! Toon: Uitrukken, hart? Over ’n kwart minuut ben ’k hier de meest getapte kameraad, zetten jullie me in ’t zonnetje dat k r bruin van wor! Drink eerst’n slok water.’k Mot jullie zenuwen allerbarst kietelen. Primo, pa hertrouwt... Henk: Daar heb je de nachtschuit! Gerritje: Pa seitde! Jan: Dat vindt'ie om te lachen! Dirk: Nou zeg ’k poddome één ding: ’k wil wel familieraad houen, maar zónder nuchter vlees! Toon: Jij ben’n charme! Jij weet woordjes als bruidsuikers te lam ceren! Gisteravond most’k voor pa en ma om tien uur na bed, heb de hele nacht niet kunnen slapen van ’t tortebduivemnieuws dat ’k voor souper kreeg... Margriet: Wist jij ’t gisteravond? Toon: Toet, ik had de primeur... Henk: En je komt nóu pas... Jan: Da’s ongehoord! Toon: Praat jij as je slaapt? Dan mot je kermissen gaan afreizen, met Margriet in tricot voor de tent! Ze hebben me laten maffen tot half vijf-om half vijf ben’k’n stoombad gaan nemen-om half zes ontbijt en diner in één zucht, om tijd te sparen-time is money- had jij vróéger hier kunnen zijn, ophakker? Margriet: Laten we zolang over wat anders praten. Met Toon schiet je op as ’n luis op ’n teerton. Henk: Bonsoir! Willen jullie morgen vroeg bij me op ’t kantoor komen? . . Toon/ï pak omhoog houdend: Bonsoir! Bonsoir! Maarde geheime papieren loop je mis! Henk: Wat voor geheime papieren? Toon: Papieren zo dol om van om te vallen, schalk! Papieren die goud waard zijn, papieren die'die in z’n sigarenkast verstopt had, papieren van haar, van... Vouwt het pak open. SCHAKELS Hein, opstaand, dreigend: Hoe kom jij daar an? Toon: Genomen natuurlijk. Hier heb'je eerst’n serie portretten-Blauwbaard en twee dozijn vrcuwen... Hein: Geef op dat pak! Gerritje: Wel jessis nog toe-is ’t jou in je kop geslage! Hein: Ben jij, terwijl ze uit waren-ben jij an’t stélen geweest... Toon: An ’t stelen? Da’s prachtig! Je steelt niet watje over ’n kwar' tier netjes op z’n plaats legt... Hein: Geef op! Da’s verdomd smerig-dat loopt de spuigaten uit! Groter misbruik van vertrouwen heb’k in geen jaren gehoord! Geef op! Toon: Om de dood niet! Met je handen’r af! Hein: Als je ’n letter durft voorlezen... Toon: Wat dan? Hein: Dan breek ’k je met me ouwe zeemanspoten je nek, aap, kwa' jongen! Zijn jullie allemaal van god'verlaten om te profiteren van zo’n gluiperstreek? Henk, aarzelend: Da’s waar. Als jij zonder permissie, zonder dat'ie ’t weet, papieren heb meegenomen, dan kunnen wij... Toon, kwaadaardig: Klets toe! ’k Heb maling an je dominees'toontje! De volledige bewijzen dat de ouwe heer niet langer toerekenbaar is, dat'ie de zotste streken uithaalt, dat'ie ’n polis van vijftig mille op’n meid met’n onecht kind wil laten overschrijven, dat'ie piano’s en ringen koopt-en as je dat door’n toeval weet -driftig tot Hein – ’k ben goddome geen schooier! – ’k ben ’r achter gekom' men door’n sigaar, die’k wou opsteken!-as je ziet dat je ouwe heer door’n snol ingepalmd wordt-mot je dan doen of je van toeten noch blazen weet? Vuil is dat u ’t wèl wist-anders zou u niet zo onhebbelijk opstuiven-vuil dat u ’t achterbaks hield! Hein: Al stond’r duizendmaal méér in die papieren, je most je ogen uit je kop schamen, om je handen an dingen te slaan, waar' voor de gróótste ploert respekt zou hebben! Gèrritje: Héi'je nou ooit zo’n kankeraar! Anders mot'je de woor' de met ’n kurketrekker uit s’n mond hale en nou ’n slabek voor sès. Hou je d’r buiten! Waar bemoei je je mee? Wie het je wat ge' vraagd? De angetrouwde femilie-ik ben maar angetrouwd, lam' me stuipekop! – de angetrouwde femilie mot ’m lere de boel niet in HERMAN HEIJERMANS de war te schoppe! ’k Ben ’r ook nog, versta je? Hein: Jongens-in’t fatsoenlijke doe’k’n beroep op jullie-je heb géén recht... Henk: Beste oom, in’t begin heb’k wat gevoeld voor uw argu' menten, maar nou ’k van zulke extravagante dingen hoor, moet ’k zeggen dat Toon korrekt heeft gehandeld... Hein, driftig: Je heb geen récht, zeg ik nog ’s!... Dirk: Dan némen we ons, poddome, ’t recht! ’t Gaat u geen blik' sem an! Jan: ’t Recht! Kinderen hebben in alles recht, in alles! Coba: Geen recht, geen recht om achter de nonsens van je vader te komen! Gos-da’s niéuw! Gerritje: Die make sich nog druk om’m te antwoorde: laat’m klesse! Toon: Schuiven jullie bij-dan kan je oordelen! Hein, grimmig/ingehouen: Dus-dus julh'é wordt diefjesmaat. Dirk: Wel poddome! Komt ’r stilte of niet? Toon: Inde eerste plaats... Hein: Dan wens ’k je ’n plezierige avond, ’k Waarschouw je da’k je Pancras op je dak stuur, zo as ’k ’m tegenkom... ’k Heb wel de eer... Af. Gerritje: Hij heit de eer-hij heit de eer-’n die de eer heit... Toon: Inde eerste plaats... Margriet: Ga zo lang inde serre, Els... Elsje: Wat mot ik nou inde serre? Néé! Jan: Wil je niet inde serre-dan na bed! Elsje, Arensend: Nee hoor! Na bed as ’t feest is! Huilt. Margriet: Ja, waarom jij nou’t kind de stuipen op d’r lijf jaagt! Kan ik ’t niet alleen af? Jan: Dat zien we! Dat zien we! Ze luistert niet dat na jóu! Knip/ vingert. Margriet: Na jou wel! Ga dan na je bed, Els, asje vader ’t zeit!... Jan, bot: Na je bed! Na je bed óf... Margriet: ...Of niks! Dat noemwe opvoeden. As hij opvoedt schreeuwtje ’t huis bij mekaar. Toon: Nou hebben we voor éérste intermezzo- oompje gehad – SCHAKELS nóu nog ’n poos ’t kind, dan is precies de tijd om, die ’k nodig had. Henk: Hèdiè! Hèhè! Margriet: Of jij nou hè/hè't en gezichten trekt: «ik» steek geen spaak in ’t wiel – dat doet je broertje, die me de hele vooravond al verstoord het met kouwe en warme grok.-As «ik» zeg dat ze in de serre mot, mot hij niet van bed praten! Hier, Elslief- neem jij ’n paar soezen en wat amandelen en ga stil inde serre-je mag daÜjk werom kommen. Nou ben je ’n engel, hoor. ACHTSTE TONEEL Margriet, Jan, Dirk, Coba, Henk, Toon, Gerritje Gerritje: Nou sijn we onder ons. Ze schuiven om de tafel. Toon, die zich ingeschonken heeft: Proost! Dat jullie allemaal... Laat ’k is ordenen. Inde eerste plaats-’k grijp raak-’t is zó’n verzat zameling documents humains, dat zelfs iemand die an studie ge<- woon is, met z’n handen in ’t haar zit... Henk: Blijf nou zo verstandig as straks en schiet 0p!... Toon: Inde eerste plaats-’k mot voor climax zorgen!-heeft de ouwe heer al voor maanden met de bevolkings/vermeerderings^ teorieof manie – hoeje ’t noemen wil – rondgescharreld – Op z’n hor> loge kijkend. Bij half negen – over tien minuten komt V anßij n hier... Margriet: Wie komt’r? Toon: Van Rijn,’n vriend van me, met wie’k in’t «Gouden Hoofd » gedineerd heb. Dirk: Lees je of lees je niet? Coba: Nou zitje gewoon te sarren! Toon: Om de dood niet, toet – Van Rijn komt ’r bij – ’k prepareer je-Ja, ja, -’k zet’r stoom achter: asjeblief. De «Nieuwsbode van stad en land». Waar staat ’t? Machines- juist machines – «Een weduwnaar P.G. door drukke bezigheden verhinderd in aanraking te komen met fatsoenlijke dames, wenst in’t huwelijk te treeden-te treden met twee e’s-met een weduwe P.G. Op geld zal niet worden gelet. Brieven met portret onder motto Machines bij de boekhandelaar Jorissen. Geheimhouding verzekerd.» HERMAN HEIJERMANS Henk: Heeft pa... Toon, knikt: ...Ruim twee maanden gelejen. Drieëntwintig brieven met portretten. Coba: Cos! Gos! Nee waarachtig-’k kan’t niet helpen da’k me in me koffie verslik van ’t lachen! Geef d’r is wat hier, Toon! Toon: Asjeblief. Smul! De brieven met portretten circuleren. Even een stilte van met mekaar kijken en hoofdschudden en gelach. Inde tweede plaats, lieden, ’n onbetaalde rekening-onbetaald-ik bende enige niet! – van Sally & Co. – ’n piano van twee honderdvijfentwintig gulden... Margriet, Jan, Dirk, driftig de portretten neerwerpend op tafel: ’n Piano! Coba, Gerritje, Henk: ’n Piano van Sally? Coba: Heeft/ie ’n piano gekócht? Toon: Nee, wat jullie me daar lapt, is meer dan, dan, dan... Ezels! Stommerikken! Raapt de portretten tezaam. Hoe kan ’k nou weten, bij welke brief elk portret hoort! Da’s ’n ruïne! Wie is de weduwe Jongejans? Wie weduwe Kip? Wat bezielt jullie om’r’n sla van te maken! Da’s hónds stom... Gerritje: ’n Piano van tweehonderdvijfentwintig gulden, dat ken niet – gister see/die dat/ie vijf gulden huur inde maand betaalde. Henk: Natuurüjk-dat heeft/ie ons ook verteld! Toon: Je zal meer horen! Sally & Co. – ’n piano van tweehonderd/ vijfentwintig pop – ’n diamanten ring van driehonderdvijftig, plus 5% voor Sally & Co.-is zeshonderdendrie gulden vijfenzeventig – onbetaald – onbetaald! Dirk: Poddome! Poddome! Waarvoor had'ie ’n diamanten ring?... Margriet: Voor haar! Voor haar! Begint te huilen. O, o wat’n ge/ mier met die man... Jan, bot: Schei uit met je gesjimp! Sjimp as/ie klaar is!... Dirk: Met blerren kommen we ’n end verder! Margriet: ’n Vader die je... Toon, afkloppend: Stilte! Stilte! ’t Hoeft geen nachtwerk te worden! – Tertio: «Handleiding ter oefening in het vervaardigen van brieven SCHAKELS en andere geschriften», Amsterdam, C. L. Brinkman 1870, met n vouw op blz. 23.- Stilte! «Moge God u nog vele jaren, met onze lieve moe sparen. Moge het leven dat gij nog genieten zult, rijk in voorspoed, rijk in zegen zijn, maar bovenal moge gezondheid en tevredenheid u het leven aangenaam maken, dan wordt de innige wens verhoord van uw...» Dirk, Henk’s brief overlezend: «...Moge het leven dat wij nog genieten zullen, rijk in voorspoed, rijk in zegen zijn, maar bovenal mogen gezondheid en tevredenheid ons het leven aangenaam maken, dan wordt... Toon .invallend: Klopt! «...dan wordt de innige wens verhoord van uw liefhebbende vader...» Lezend. ...Opgaven: Een verjaarbrief aan een tante die weduwe geworden is, op dezelfde wijze als de voorgaande... Een... Margriet: Hou 0p!... Toon: Quadro ’n polis van vijftig mille. Henk: Wat zeg je! Dirk: ’n Polis! Jan: Vijftig mille!... Toon: Die op de nieuwe ma overgeschreven wordt. Stilte van mekaar in gebluf theid bekijken. Daar kan ’k bij pauzeren. Schenkt zich in. Niemand iets te beweren? Dan gaan we over tot... Henk, driftig: ’n Polis van vijftig mille! Grijpt het papier. ...Voor de rechtverkrijgenden... En geen woord dat ik... Coba, over z’n schouder medelezend: ...Over te schrijven op Marianne, Hermina Jansen. ...Heet dat schepsel zo? Henk: Dat heeft-ie dan vandaag an de Levensverzekeringsmaatschappij opgegeven, vandaag zondag-dan wordt morgen, maandag,... Driftig. De man is krankzinnig! Toon: Mijn diagnose. Getroubleerd. Stil nou! ’t Ergste komt. Hier is’n pakketje. – Tot Dirk. Mot’k nog uitrukken, hart? Ben’k waard om in ’t zonnetje gezet te worden?... Margriet: Toe, Toontje, jongen, treiter nou niet... Toon: As’k jullie verlekkerde gezichten zie... Proost! Hier is n pakketje als n schotel aardbeien in december, als ’n kievits- Dirk: As’k me poddome niet inhield!... HERMAN HEIJERMANS Gerritje : Wat heb/ie an sulleke judasstreke as wij sitte te brande... Toon: De papieren van Marianne, Hermina, Jansen-«a», d’r ge/ boortebewijs – daar valt niks tegen te beweren, ze «is» geboren -«b », dat ze gevaccineerd is en ’r tien gezonde tekenen van ongeduld tien gezónde pokken-wat bliksem, interesseert’t jullie niet of je tweede moeder-ja, ja!-de rest komt!-«c», d’r verhuisbiljetsüsjt! – de extraverrassing: ongehuwd – zoon, van ’t mannelijk ge/ slacht-’t pleonasme krijg je toe!-Nederlands Duits Hervormde Gemeente. Henk: En in ’r getuigschrift staat de wéduwe... TooN. ’k Ken honderd van die weduwes, duizend. Tot Henk. Mens, schiet niet uit je slof-ze is ongetrouwd! -«d », ’t geboorte/ bewijs van Frans – Frans Jansen – me nieuwe bróér – kende zoon van Marianne Hermina Jansen-vader onbekendonbekend-«ik» ben’t niet, daar doe’k’n eed op. Gerritje: Dus dat swijn van’n mens is geen weduwe. Jan: Dan het ze ons bedonderd! Coba: En vader ook! Toon: Néé, toet.’t Pakket lei toch in z’n sigarenkast!-Stil nou! Stil nou!-«e », ’n getuigschrift: «Ondergetekende, eigenaar van ’t hotel de «Twee Steden», verklaart hierbij, dat Marianne Jansen twee jaar bij hem als kamermeid gediend heeft en ijverig, eerlijk en zindelijk haar betrekking heeft waargenomen...» Da’s ma d’r laatste baantje geweest. Henk: Dat kan niet. Als ’k me niet vergis, nee, ’k vergis me niet – da’s gewoon enorm! – had ze ’n getuigschrift van ’n dokter, bij wie ze zès jaar huishoudster was. Toon: Asjeblief! Overtuig je. ’t Is nog géén vier maanden gelejen. Henk: Dan heeft ze ons... Dirk: Wat Jan zeit: bedonderd! Henk: En’k hèb’t getuigschrift.’k Moet’t hebben opgeborgen. Dan is ’t vals!... Toon: Natuurlijk! De «Twee Steden» liegt niet. Da’s zo goed as de Bank. Jan: Dan kan ze de kast indraaien. Gerritje: Jessis, jessis-daar sit’k van te davere op me stoel. Hoe ken me so’n uitgespogen stuk spek in sijn huis hale! SCHAKELS Margriet: Ik zwijg. Ik zeg niks. Elk woord, watje zou zeggen is te veel. Coba: Gos, gos, as pa dat allemaal te wéten komt... Toon: En hij wéét ’t, kuiken! ’t Zijn toch de papieren die ’k... Dirk, driftig: ...Co, doe niet zo onnozel! Toon zegt toch... Coba: ...D’r is niet één reden om driftig te worden! Jan, driftig: Niet driftig worden! Dirk, driftig: Wel allemachtig, ben ik driftig? Jij ben driftig! Jan, driftig: Ik driftig? Ik driftig? Kijkje gezicht inde spiegel!. Toon, stilte kloppend: ...ƒ! ...ƒ! ...ƒ! ...ƒ! Ik zeg/, -ƒ, ’n pakkie parti/ kuliere brieven van ma – brieven, uitgeknipte annonces, kwitan/ ties, ’n kollektie ansichtkaarten. Eén brief, zal ’k met verlof van de achtenswaardige aanwezigen voorlezen... Henk: Laat de partikulière dingen schieten-we weten genoeg. Toon: «Mejuffrouw»-’t ding is van négen jaar geleden-«Daar de hele plaats schande over u spreekt en u overal wordt nagewezen, waar u staat en wandelt, zo zeg ’k u tegen de eerste de woning op. Alleen voor fatsoenlijke inhuurders zijn mijn woningen te huur. Hoogachtend, C. P. Molleman. – P.S. De ruit die an de voor/ deur is ingesmeten en de verf die uw hond heit afgekrabd, omdat u hem nachts maar buiten laat janken-zijn voor uw rekeningde ruit kost een daalder. C. P. Molleman.» Gerritje: Tü/tu/tü/tü! Wat’n schorum! Toon: We weten dus ongeveer dat blauw lakmoes rood wordt in ma’s zuur verleden. Vervolgen we met de ouwe heer. Hij speku/ leert. Effektenbriefjes. Dirk: Spekuleert/ie! Henk, de papieren inkijkend: Jawel! Mijnwaarden. Prolongatie geslo/ ten. – Met tweehonderd gulden winst verkocht... Toon: ...Geen uur! Geen uur! ’k Mot vort. Vooraan inde sigaren/ kast stonden ’n hoop flesjes. – Die heb ’k ’r in gelaten, ’t Eerste was haarverf... Coba: Had je mee motten brengen voor Jan! Hahaha! Toon: Kan’k nog doen! Jan: Grappig! Aardig, hoor! Toon: Naast de haarverf,’n niéuw flesje-’n prachtverzameling kwakzalverij, spijkerbalsem, wonderen/der/wereld, Pinkpillen, HERMAN HEIJERMANS zalf van Sequah en slaapmiddeltjes. Nou ben ’k ’r. Méér is ’r niet. Schuif de portretten op! Voegt ze tezaam, schudt ze als kaarten. Da’s de beste manier om te ziften. En de konklusie, de konklusie die ’r dik bovenop ligt: de ouwe heer is getroubleerd. We hoeven’r geen rebus van te maken-’t is mis. Coba: Wat mis? Toon: Mis: gèk-met’n zacht lijntje na’n gesticht... Coba: Toon, zeg niet zulke overdreven... Toon: ...Overdréven! Wis en werachtig niet! Als’k’r anders over dacht, zou ’k niet met de dokumenten zitten, zou oom Hein gelijk hebben, die’t smerig vond, dat’k de geheime papieren... Waar of niet? Rekapituleer zonder omwegen: ’n ouwe heer, pas ziek geweest – nog mot-ie bouillon en versterkende middelen gebruiken – ’n ouwe heer die uit zijn koortsen angsten heeft overgehouen-re- deneer ’k logisch of niet, Henk?... Henk, ernstig: ...Je redeneert volkomen logisch. Toon: ...’n Ouwe heer die slaapmiddelen slikt om te slapen, ’n bel boven z’n bed laat anleggen... Henk: ...En’n slot op z’n deur... Toon: ...Wist ’k niet eens-’n ouwe heer die gezien is... Henk: Héél juist-gedelegeerd kommissaris van «De Schakel»... Toon: ...Je haalt de voorbeelden uit m’n mond!-die kinderen heeft van 3 6 tot 26, -’n kleindochter van 15 – die ouwe heer raakt verkikkerd op’n hip mèt’n zoon van 10 jaar, koopt piano’s en ringen, laat ’n polis van vijftig mille, waarvan niemand weet, op ’r overschrijven-die ouwe heer plaatst in’t geniep’n huwelijksadvertentie, wéét van ’t valse getuigschrift van de «weduwe», spekuleert in stilte om an centen te komen, lijdt aan verspilling... Jan: ...Eergistergaf-ie’n kerel vijftig gulden fooi! Vijftig! Toon: Wist’k niet eens!... Die ouwe heer beliegt z’n kinderen – denk an de piano!-is kinds, bijgelovig, haalt grappies met franse telegrammen uit-gapt odeur, giet’r thee voor inde plaatsheeft-ie gisteravond gedaan! —’n man van zèstig, ja ja!-en as-ie zich zonder iemand te raadplegen met de voor negen jaar verjaagde «verlooft», schrijft-ie brieven uit ’n boekie-met ’n receptiedag zonder datum. Dixi. Nou jullie! Een lange stilte. Coba: Da’s om angstig te worden, as je eenmaal zo iets weet... SCHAKELS Gister had pa zes ouwe klare en vier grokkies gedronken. O! Toon: ...Zès ouwe klare! Vier grokkies! Coba: En Elsje vroegde hoeveel zevenenvijftig maal ’k weet--zelfnietxhoeveel was!... En wel tienmaal riepde Lukas III: 13, rinthe IV: 2. Gos, gos, wat is dat akelig! Dirk: Wat staat ’r in Lukas 111 vers hoeveel? Coba: III: 13.., Jan: Nazien! Waar leit’t testament, Griet’ Margriet: Daar ken je nou met de avond niet bij. Jan: Jawel! Jawel! Zeg waar ’t leit! Margriet. In me linnenkast, achter de doos met je boorden —nee jij niet!-dank je wel-’k zal jou laten rommelen! Door de serredeur. Elslief, ga is effen ’t testament halen. Elsje: Waar leit’t, ma! Margriet: Achter pa z’n boorden. Voorzichtig hoor! Elsje: t Is prettig, as u zeventien jaar getrouwd is-eerst de hele avond inde serre – en dan de bijbel! Af. Henk: ’k Wou om tienduizend gulden dat ’t niet gebeurd was. Toon : Geef duizend voorschot – ’t gebeurt met... Henk. Om t even. Schandaal komt ’r van. Buigen doetde niet. De laatste weken vond ’k ’m eigenzinnig, zonderling, zonder an erger te denken. Eergister was ’t ’n serie grillen. Ja, ’r gaat me ’n licht op! Hij móét overspannen zijn. t Hele privédcantoor schoptede om – opspelen over vijftig gulden-’n individu met bouillon an mijn bureau-op zijn order!-vuile moppen door de telefoon van de zaak-Jozef in z’n werk hinderen en met geweld ’n oproerkraaier an de fabriek willen houen, ’n fabriek met 540 man! tls treurig- t is’n misère-’r is géén andere verklaring voor te geven, dan, dan... Dirk: ...Dan datde stapel is! Kwam’k niet binnen met nieuws uit Merenberg’ Margriet, angstig: t Is zo. ’t Is zó. Je hoeft ’r niet ante twijfelen. An t kind verteltde dat n mannetjes'kanarie rammelt, as je ’m zo houdt, dat ’n koe jongen krijgt as de kippen – stel je voor – ’t is om bang te worden van de ideejen-’n koe op eieren... Henk: En t idiote van de polis —de absurde verspilling! HERMAN HEIJERMANS Jan: Verspilling! Hebben we ’m niet angebojen ’n lap grond achter de spoorbaan, ’n lap tot de kerk toe, voor acht gulden de vierkante meter te kopen ? ’n Kombinatie om ’n half millioen mee te verdien nen! Heeftde niet volslagen warhoofdig geweigerd? Verspilziek! Verspilziek! Misdaad! Misdaad! Dirk: En de halve stad die ’t weet – van die meid – van die verdonv de meid-telefoneren inde sigarenwinkehonvde'hoek, datde de volgende week antekent-de vólgende week! Elsje: Hier is ’t testament, ma. Mag’k nou binnenblijven? Margriet, tot Jan: Mag ze... Jan: Nee! Nee! We zijn an geen kinderwerk bezig! Elsje, builend: ’k Ga na bed! D’r nie'eens bij maggen zijn, as de bijbel gelezen wordt! Dat hiet ’n feest! Dat hiet feest! Toon: Waarvóór mot ze weg? We hebben geen geheimen meer. ’k Ga ’r zelfvan door. Ga op mijn plaats zitten, snuit. Jan, die heftig inde bijbel heeft gebladerd: Lukas III: 13! Lukas III: 13! ’k Ben nèt zo zot as hij om ’t op te zoeken! Lezend. «En hij zeide tot hen: Eist niet meer dan hetgeen u gezet is.» Zich tegen’t voor✓ hoofd slaande. «Dan hetgeen u gezet is! Dan hetgeen u gezet is!» Wat is ’r gezet? D’r is niemendal gezet! Toon, die achter Elsje’s stoel staat: Willen jullie geloven, da’k in geen twintig jaar zóveel huiselijkheid bij mekaar heb gezien? Jan op z’n zeventienjarig trouwfeest met de bijbel in z’n handen, daar most ’n kiekje van genomen worden! Slaat vergenoegd een grok naar bin' nen. Jan, in lachen uitbarstend: Gelijk heit-de, hohoho! Hoe was ’t van Korinthe? Coba: Korinthe IV: 2. Je mot niet vóór, je mot achter wezen! Jan: Korinthe... Korinthe. Lezend. «Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het woord Gods vervalsende...» Dat kan niet! Dat heb'ie half verstaan! Coba : Els – kind, was ’t Korinthe IV: 2, ja of nee ? Elsje: Jakkes, tante, beginnen we katechisatie? Coba: Heeft je grootvader gister geroepen Korinthe IV: 2, ja of nee? Elsje, verveeld: Ja, tante! Ja, tante! ’k Wou dat u ging kienen! SCHAKELS Jan, Margriet, gezamenlijk de bijbel lezend: «Maar we hebben verwor-Dirk, pen de bedekselen der schande...» Gerritje, Henk: Laat mij ’ns kijken! Toon: Nou is ’t hélemaal zalig! Henk klerikaal! De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid! Gerritje, tot Coba: Nee hoor! Hij staat só vast in s’n tekste, dat je ’t verkeerd mot onthoue hebbe. Elsje: D’r zijn twéé Korinthe’s, ma! Jan: Twee Korinthe’s! Coba: Dat weetde niet eens! Ook over de bijbel buigend. Je mot I Ko/ rinthe hebben. Jan, de gezamenlijke handen, die de bladen willen omslaan, afwerend: Lees «ik»,oflezenjullie? Een stilte. I Korinthe IV:2: «En voorts wordt inde uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde.» Dirk: Wel allemachtig! Poddome! Daar bedoelt'ie de land'kom/ binatie mee! Alsof we ’m willen oplichten! Jan: En as ’n koe, as koeien hebben we ’t staan voorkauwen! Margriet: Goddank, daar is de koe weer! Jan: Nee, daar hebben we jou weer! Driftig. Zijn we d’r, ja of nee, om mekaar ’t leven aangenaam te maken? Margriet, sarrend: Jij maakt iemand ’t leven aangenaam! Jan, driftig de bijhel neerkwakkend: Aangenaam maken! Aangenaam maken! Nog geen uur heb jij ’t me aangenaam gemaakt! Margriet: Jou maakt grok alleen aangenaam! Jan, met de vuist op tafel slaand: As ’k me niet voor de familie inhield... De huisschel gaat over. Plotselinge, algemene konsternatie. Een luisterende stilte. De huisschel gaat voor de tweede maal over. Gerritje: Daar is al z’n leven Pancras. Die lamme kerebvamme sou ’m waarschouwe. Toon: Ik smeer’m! Vlucht inde serre. Margriet, tot Elsje: Zeg an Dien dat ze laat bellen. HERMAN HEIJERMANS NEGENDE TONEEL De vorigen, dr Van Rijn Van Rijn: Mag’k zo vrij zijn me voor te stellen? Mijn naam is Van Rijn. De meid zei me na boven te gaan. Toon, die acbter’t glas der serre heeft geloerd, komt haastig binnen: Bonsoir! Bonsoir! M’n vriend, dr. Van Rijn, met wie ’k straks in ’t « den Hoofd» ontbeten, getwaalfuurd en gedineerd heb-die Mies van ’t geval weet. M’n zuster Coba, m’n schoonzuster Margriet, m’n schat van ’n tante Gerritje, m’n broer Henk, m’n broer Jan, m’n zwager Dirk – Dirk trek je jassie an! – m’n nichtje Els, liteit in Korinthes. Van Rijn: Dames en heren,’k hoop u niet te storen. Tot Margriet. Mevrouw, Toon vertelde me van de onplezierige, penibele fami' lieomstandigheden, maar óók van’t bijzonder huwelijksfeestje, dat u hier zo huiselijk verenigt. Mag ’k als vreemde eend inde bijt, beginnen met u van harte geluk te wensen, met ’n zo verheugende reeks huwelijksjaren? Margriet: Dank u! Ga u zitten. Wat wil u gebruiken, dokter? Van Rijn: Wat u bij de hand heeft! De geopende bijbel aanwijzend, ’k Hoop dat ’k niet geïnterrumpeerd heb? Jan: Volstrekt niet. Volstrekt niet! Els-kind, breng je’m op z’n plaats? Elsje met de bijbel af. Henk, Jan, IRK' gezamenlijk: Dokter! Margriet, Gerritje, COBA, Toon: Susjt! Susjt! Zó hoortde niks! Ikga de documents humains inde sigarenkast stoppen, kom over ’n half uurtje terug. Hou de grok warm. Dada! Af. Henk, snel: Dokter, we vrezen voor vader ’t érgste. Jan, snel: Dokter, ’t loopt met vader mis. Dirk, snel: Om’t ineens te zeggen-hij is krankzinnig – hij mot in ’n gesticht. Margriet, in snikken uitbarstend: O! O! ’t Schandaal! SCHAKELS HERMAN HEIJERMANS Coba, meehuilend: Gek-op je ouwe dag! Gerritje, snel: Dokter, hij is simpel, onnosehsimpel... De hoofden buigen angstig en scherp onder de lamp naar de dokter. Van Rijn: ...Dames en heren, ’t pijnlijk geval waarover u konsult wenst... Terwijl bij praat zakt het doek. Pancras’ huiskamer, als in het tweede bedrijf. Middag. EERSTE TONEEL Marianne, Elsje Elsje, tot Marianne, die het daags tafelkleed op de tafel legt: Heb u al koffie gedronken’ Marianne, de dienbak opnemend en voor zich houdend: Ja. Had je mee willen drinken’ Elsje: Daar loop ’k voor uit school weg. Anders zijn jullie toch niet zo vroeg. Marianne, naar de linkse deur: As-je even wacht, breng ’k ’n kopje. Elsje: Nee, dan loop ’k eerst na de boekwinkel. Naar de achterdeur. Marianne, is ’t waar’... Aarzelt. Marianne, bij de linkse deur: Wat’ Elsje, aarzelend: Dat jij... Dat jij... Gut wat gek, as’k tegen jou grómoe mot zeggen... Gierend van’t lachen af. Marianne kijkt haar na, gaat met de dienbak door de linkse deur. Het toneel blijft enige ogenblikken ledig. TWEEDE TONEEL Marianne, Henk, Dirk Dirk, rondkijkend: In orde. Hij is’r niet. Henk, op z’n horloge kijkend: Half een. We kunnen niet te veel tijd verliezen. Hard kans, dat Jozef’m niet zo lang an de praat houdt. Marianne, schrikt: Meneer is ’r niet. Dirk,groj: Dat weten we. We kommen om jou. Henk, hem besussend: «Ik» zou ’t woord doen. Dirk, grommend: Steek dan af. Je hoeft ’r geen handschoenen voor an te trekken. Henk, tot Marianne: Wil u zo beleefd zijn even plaatste nemen. Dirk, op en neer lopend, grimmig: Toe maar! Toe maar! VIERDE BEDRIJF Marianne, verlegen: ’k Begrijp niet... Henk, strabbeleefd: Wil u zo vriendelijk zijn? Wijst haar de stoel aan, zet zich over haar, terwijl Dirk op en neer blijft lopen en af en toe achter de tafel komt staan. Een stilte. Juffrouw Jansen, u zal wel begrijpen... U zal wel geen bijzondere explikatie nodig hebben van ons be' zoek... Een stilte. M’n zwager Dirk en ik hebben op ons genomen ’n enkel woordje met u te praten. Dirk, hem inde rede vallend: ’t Gedonder met de ouwe heer mot uit zijn! Henk, hem weer besussend: Dirk, «ik» zou ’t woord doen. Dirk: ’t Komt’r, poddome, bij jou as stroop uit! Henk, rustig tot Marianne: Juffrouw Jansen, we hebben gisteravond van de ouwe heer ’n allerzonderlingst briefje gekregen, ’n briefje, dat we eerst als een van de vele moppen van vader opvatten, ’n briefje dat géén grapwas, maar’n voor de familie allerzotste en allertreurigste gebeurtenis belooft. U zal zeker wel zonder dwang van onze kant willen meehelpen, om’n èrgerlijk schandaal te voorkomen? Dirk, driftig: En anders!... Henk: Susjt! Hou toch je mond jij! Weer kalm. Is u ’t met me eens, dat ’t niét moet gebeuren. Is u met ons overtuigd, dat de rust in ’n fatsoenlijke familie niet op dié manier mag verstoord worden? Een stilte. Marianne draait haar stoel af. Dirk, grof: Nou dan! Henk: We wachten uw antwoord. Marianne, verlegen: Ik geloof dat u beter doet met uw vader te praten. Dirk, bot: Da’s onze zaak! Nóu praten we met jou! Henk: We hebben ’r de voorkeur aan gegeven éérst met u te spre/ ken. Want we menen-en dat zal u wel niet zo helemaal onbe-- kend zijn-dat de toestand van vader niet van die aard is, om op ’t ogenblik kalm met ’m te overleggen... Marianne: De toestand? De toestand? Henk , glimlachendAronisch: Laat’k me dan-als u’t werkelijk niét heeft gezien – duidelijker uitdrukken. Met iemand in zo hoge mate overspannen als de ouwe heer, zijn we niet van plante diskussiëren -dat wordt de zaak van onze dokter... HERMAN HEIJERMANS Marianne: ...Dokter; Dirk, plomp: Wou je dat we’n schoothondje bij’n krankzinnige zenden! Dat geleuter! Henk, hem met een handgebaar besussend: Al die redenering kunnen we ’r buiten laten. Wij hebben ’t met ü. Kort en bondig, wil u onmiddellijk uw koffers pakken en vertrekken; Marianne, driftig: Daar denk’k niet an!’k Vind’t gemeen dat u achter de rug van uw vader 0m... Henk, scherp: We vragen niet wat ü gemeen vindt. Dat kunnen we zelf beoordelen. Dirk, kwaadaardig: Juist! Juist! ’t Is boter an de galg gesmeerd, om zo’n juffrouw/van/’t'pad zachies ante pakken! Marianne, opstaand: Dank u. Nou weet’k genoeg. Henk, driftig opstaand: Weet u genoeg; U weet niets! Niets! Drei' gend. Ga zitten, asjeblief. Of verkiest u dat we ’r de politie in mem gen; Marianne: De jaren, dat’k me door zulke misselijke dreigementen bang liet maken, zijn voorbij. Dirk, driftig: Boter an de galg, poddome! De politie! Ze is bang voor óüwe bekenden!... Marianne, driftig: Bah, wat vuil! Wil naar de deur gaan. Henk, kalm'scherp: ’k Geef u m’n woord van eer, juffrouw Jansen, dat als u driest genoeg is, om de onderhandelingen, die wij zo wèlwillend zijn te beginnen, op dié manier af te breken, dat ’k hier vandaan regelrecht na de officier van justitie ga-met uw getuig' schrift. Marianne, zich aan haar stoel vastklampend: Met welk getuigschrift; Henk, rustig z’n portefeuille openend en een papier ontvouwend, leest: «O tv dergetekende, dokter H. J. Pieterse te Aalsmeer verklaart hierbij dat mej. wed. M. Jansen tot zijn grote voldoening gedurende zes jaar huishoudster bij hem geweest is. Doordien hij zich inde echt gaat begeven, moet hij tot zijn leedwezen genoemde mejuffrouw de wed. Jansen bedanken. Getekend: Dr. H. J. Pieterse.» Voor ’n maand of drie getekend. -Ik geloof dat u voor ’t ogenblik wel behoefte heeft te gaan zitten.-Waarom is u zo onderste boven; Heb’k niet juist gelezen; Vindt u ’t goed dat ’k’t papiertje na Aalsmeer opzend; SCHAKELS Marianne, neerzittend, stamelend: Die dokter is dóód... Dirk, nijdig: ...Jawel! Leit op’t kerkhof naast je man! Marianne, woest: Geef op dat papier! Tracht’t uit Henk’s hand te scheuren. Geef op! Henk, snel’t papier in zijn jaszak bergend, kalm: ’t Doet me genoegen, dat u begint te begrijpen. Het huishoudboekje van tafel nemend en itu kijkend. U verstaat ’t uitnemend uw handschrift te verdraaien. Met het boekje spelend. Je zou zweren twee handen. Wil u uw koffers pakken? Dirk: En binnen’t uur! Schorum as jij kennen we missen! Marianne, ingehouden: U vader weet van alles, alles.’k Heb’m niks verzwegen, niet van dat, niet van me verleden. Wacht tot'ie hier is, en je kan horen, dat ’k niet lieg. Dirk: An vader hebben we lak! ’n Gek vindt alles goed! Henk: Dat u papa ingepalmd heeft, hoeven we niet uit z’n eigen mond te horen! Al had ’k dit vervalste ding van die dooie dokter niet in me zak, dan bleef de zaak’t zelfde-hou uw mond! hou uw mond! -, dan was wat voor tién jaar gebeurd is meer dan noeg! Er zijn geen woorden te vinden voor de sluwe manier, waarop u ’n ziek man ’t hoofd op hol heeft gebracht, geen den voor de schaamteloosheid, om’n kind, dat wié weet welke vader heeft, óns op ’t dak te schuiven. Wil u dadelijk uw koffers pakken en dit ding terug hebben’-0f?... Marianne: Nee! Als hij me de deur wijst! Henk, kalmer: ’k Dacht dat u ’n voorzichtiger avonturierster was! Dirk: Poddome! Ze is smoor op ’m! Ze gaat zich verzuipen, as ze ’m niet krijgt! Marianne, bevend, met stijgende hartstocht: ’k Ben geen ster...-En hij weet, dat’k’m neem voor m’n zoon, enkel voor m’n zoon.-Maar jullie-jullie zijn vuiliken, ploerten! Jullie hek den neemt ’r ’n vrouw tussen, ’n vrouw op wie je vat heb, ’n vrouw die dat ding geschreven heeft, om’r kop boven water te houen! Loop na de officier van justitie! Zeg ’m da’k me voor me kind doodgesappeld heb, da’k tien jaar lang van deur na deur ben trapt, da’k ben groot gebracht as jullie-as ’n meH heb gesjouwd en gesloofd -om ’t kind te vreten te geven, ’t kind van ’n schooier van ’n voogd! – Zeg ’m dat as ’k strakkies op de keien sta, ’k wéér HERMAN HEIJERMANS nagezeten wor door de kerels, die me niet met rust kennen laten! In snikken voortrazend. Zeg ’m da’k an je vader ja heb gezeid, om/ dat/ie geen leven het bij jullie egoïsten – omdat/ie zo dol, zo dwaas was-ja, hij is gek, hè, as/ie mijn zoon wat geven wil, van wat/ie te veel het! – zo dwaas, om mijn Frans, mijn stumper van ’n Frans, die bij vreemden, vréémden, vréémden uitbesteed is, in z’n huis te willen nemen! Zeg’m da’k razend, razend ben met me kind, zeg ’m, zeg ’m... Valt snikkend met het hoofd op de tafel. Henk, na een stilte: We zijn geen beesten, juffrouw Jansen. We zijn volkomen bereid voor u te doen, wat ’r voor u te doen valt. Hou op met huilen, asjeblieft. Gesnik helpt ons niet verder. Maak’n end an de – an de beroerde historie – en ’k geef u ’n – ’n uitstekend getuigschrift-in plaats van dat. Dirk, ruui'goedig: ’n Getuigschrift van ons-brengt je óveral. Henk: ’k Zou menen, dat we méér dan korrekt met u handelen. Aksepteert u, ja of nee? Marianne, driftig opstaand: Nee! ’k Vecht voor me kind! Pancras weet ’t, wéét ’t, wéét ’t! Henk, z’n jaszak bekloppend: ’k Waarschuw u – binnen ’t uur! Dirk: Je draait de kas in! We zallen je leren briefes te schrijven uit Aalsmeer! Oplichtster! Vee/van/de/straat! Marianne, driftig: Geef’t an! Geef’t an! Geen stap voor jullie! Ah leen as Pancras ’t deurgat wijst! Af. DERDE TONEEL Henk, Dirk Dirk: Nou! Nou? Is ’t uitgekommen? Je heb ’t glad verkeerd ange/ pakt. As je mijn had laten begaan, ha’k uit ’n ander vaatje ge/ tapt. Poddome! Poddome, wat ’n fatsoenlijk gewauwel voor niks! Bij zo’n loeder houdt/ie z’n handschoentjes an! Je mot bij mijn is op ’t werk kommen, om met de polderjongens en grondwerkers ’n kom leut te drinken. Henk: Dank je voor de vrindelijke invitatie. As jij niet telkens zo gróf uit de hoek was gekommen, had ’k ’n boel meer gedaan ge/ kregen. Dat weet ’k bij ondervinding... schakels Dirk: Jouw ondervinding! Jouw ondervinding! Die lap’k an me botten! Henk: Merci, ’k Permitteer me de vrijheid, je niet op je vriendelijk/ heden te antwoorden. Dirk, loopt even te grommen: Nou direk na de officier van justitie. Henk: Nee. Dirk, nijdig: Néé? Henk: Nee, zeg’k. Dat ding heeft morgen zo goed z’n waarde als vandaag. Holderdebolder iemand in ’t ongeluk storten doe ’k niet. We zullen onder mekaar nog is kalm overleggen – overleggen Dirk! – clownsgezichten, grimassen van August/de/domme zijn geen argumenten-we zullen... Dirk: As iemand clownsgezichten trekt, ben jij ’t, jij, niet ik! Henk: Uitstekend. Als me geachte kollega/clown dan maar zo be/ leefd wil zijn, om dadelijk mee op te stappen. Op z’n horloge kij' kend. Is u ’t met me eens kollega dat we geen minuut te verliezen hebben? Dirk: ’k Blijf’r bij as Van Rijn ’m onder handen neemt. Henk, de schouders ophalend: Praat toch gezonde taal. Van Rijn kan jóuw hulp missen. Bij de achterdeur. Laten wede tuin doorgaan. Ik hoor iemand beneden met ’t dagmeisje praten. Hoor je niet ? Dirk: D’r is geen mannestem bij. Henk: ’t Doet’r niet toe. Bij de huisdeur kun je ontmoetingen heb/ ben. Beiden af. VIERDE TONEEL Elsje, Pancras Elsje, kijkt rond, opent de voorste linkerdeur: Juffrouw! Juffrouw Ma/ rianne! Gaat naar de rechtse deur. Juffrouw! Juffrouw Marianne! Werpt haar hoekenpakje op tafel, opent het boterhammentoetje, hapt in ’n boterham, slaat’n leerboek open. Pancras, smijt hoed en jas op’n stoel: Wat doe jij hier! Elsje: Hè! Hè! Wat kom ü lief binnen! Pancras: Heb je geen school? Elsje: Ja, grova, maar’k wou me boterhammen hier opeten. HERMAN HEIJERMANS Pancras: Zo. Enkel boterhammen opeten? Elsje, verlegen: Ja, grova. En-enne-enne... Pancras, korzelig: ...Wat enne! Wat enne! Schiet op! Anders zit je toch niet na je woorden te zoeken. Elsje, nog meer verlegen: ...Enne dan-dan wou’k u feliciteren... Enne vragen wanneer de bruiloft is. Pancras, bij haar aan tafel neerzittend, vriendelijk haar handen nemend: Zo. ’k Dacht datje door hun was gezonden, dat ze je hadden ge' zegd... Elsje: Wat gezegd, grova? Pancras, grommend: Niks, niks! Elsje: U mag vooral niet zeggen, dat’k hier ben geweest, grova. Want ze zijn zó uit d’r humeur, zo vréselijk uit d’r humeur. Pancras: Ongelovelijk! Hebben jullie gisteravond geen bruidsuf kers gegeten? Elsje: Nee, grova, nee, grova. Die had ü motten zenden, en die heb u niet gezonden. Pancras: Je zal ’r niet één te kort kommen. Hier heb je ’n gulden. Dan kan jij de hele klas trakteren. Elsje: Dank u wel. Daar krijg u drie zoenen voor. Grova, weet u waar ’k vannacht over heb leggen denken. Pancras: Dat kan ’k bij geen benadering rajen. Elsje: En daar heb ’k bij leggen stikken van ’t lachen, al vind ’k ’t zaligies dat ’r ’n bruiloft komt. -As u trouwt, mot ’k tegen juf' frouw Marianne grootmoeder zeggen – mot ’k tegen uw kindertjes ome en tante zeggen – en dan zijnde kindertjes van die kindertjes nefies en nichies van me, niet? Pancras, na een nadenkende stilte: Ja – As je ’t niet kwalijk neemt, ’k heb zo vèr nog niet gerekend. Elsje: Wat krijg u liever, grova,’n jongen of’n meisje? Pancras: Zou jij je boterhammen niet eten? Wat voor boek heb je daar? Elsje: Me engels leerboek. Pancras, lezend: «Mijn broeder slaapt nog. Ik geloof dat gij te veel slaapt. Ik slaap gewoonlijk acht uren. Voorheen sliep’k langer. De kinderen sliepen vast.» Wat is dat? Elsje: Motten we in ’t engels vertalen. schakels Pancras, weer lezend: «Mijn moeder leest’s avonds de bijbel. Wij lezen altijd de bijbel aandachtig. Ik heb op mijn verjaardag een bijbel gekregen. De bijbel bevat schone spreuken en wenken.» Elsje: Grova, schei u nou uit! Gisteravond hebben ze thuis ook zo over de bijbel gekibbeld. D’r is helemaal niet gekiend. Pancras: Niet gekiend? Dat zal van blijdschap geweest zijn. Elsje: Gut nee. k Most elk ogenblik inde serre. Alsof je inde serre niet horen kan wat ze praten! Pancras: Heb jij staan luisteren? Elsje: Ze zeien, ze zeien... PANCRAS, z’n hand op haar mond leggend: Niet klikken. Mond houen. Elsje: Als u alles wist. Pancras: ’k Wil niks weten. Elsje: ’t Is ’t feestje wel geweest! Oom Toon is zo dronken gewonden, dawe bij ons op de logeerkamer most, en die dokter, die nare dokter zat de hele avond met oom Henk en oom Dirk en met pa in ’n hoekie te fluisteren. Pancras: Welke dokter? Elsje: Zo n lange. U zal ’m wel zien. Hij zou na u toekomen. Pancras: ’n Dokter? Zou die hiér?... Elsje: Ja, grova, telkes zeien ze... Pancras: Mond houen. ’k Wil niks weten. Elsje: Al klessen ze nog zo.’k hou heel veel van u-’k hou alles van u en k zal erg blij zijn, as ’r ’n nieuwe gromoe bij komt. VIJFDE TONEEL De vorigen, het dagmeisje Elet dagmeisje, een visitekaartje overhandigend: Die meneer wacht benejen. Pancras: Zo. Bekijkt ’t kaartje enige keren: Els – kind, ’k krijg zoek. Wil jij zolang hiernaast wachten? Elsje: Nee, grova, dan wordt ’t te laat voor school. Pancras: En je boterhammen’ Elsje: Die eet kin de melkinrichting, met ’n lekkere kop chocola. Zoent hem. Dag, grova. Af. HERMAN HEIJERMANS Pancras, tot het dagmeisje: Hoe ziet die meneer ’r uit; Het dagmeisje: Zo’n schaarse, meneer. Pancras: Bovenkommen! Het dagmeisje af. Hij gaat naar de voorste linkerdeur, roept. Marianne! Klopt ongeduldig met de voet op de grond. Marianne! ZESDE TONEEL Pancras, dr Van Rijn Van Rijn, binnengeleid door het dagmeisje, dat de deur achter hem sluit: Meneer Pancras Duif; Pancras, bekijkt hem scherp,glimlacht vriendelijk: Maak ’t u makkelijk! Lezend. «Dr. A. van Rijn. Psychiater.» Van Rijn: Meneer Pancras Duif, ’k kom hier met ’n opdracht, die voor u en mij niet helemaal... Pancras, nog steeds het kaartje belezend: Psy/psy/chiater... Tja-Tja! Ken’k niet! Wat wou u weten; Van Rijn: Meneer Duif, gisteravond hebben... Pancras: Wat is dat: Psy/psy/psy/chiater, as’k vragen mag; Van Rijn, met beschaafde aarzeling: O ’n-’n-’n bijtitel... De een is specialist in neus/ en oorziekten, de ander in blaas/ en nierziekten, zo ben ik – da’s overigens bijzaak – ’n specialiteit aarzelend in ziek/ ten van de ziel. Pancras: Wel zo. Wel zo. En is dat ’n mooi vak, meneer;... Leest nog eens dat kaartje. ...Meneer Van Rijn; Van Rijn, glimlachend: Och, mooi! Elk métier heeft z’n mooie en z’n lelijke zijden. Pancras, lachend: Ja, ja! Ja, ja! Van Rijn: Meneer Duif, ’k zei daar net al, toen u me inde rede viel, dat ’k hier kom met ’n minder prettige opdracht. Pancras, naar het sigarenkastje toegaand: Nou, laten we ’r ’n sigaar bij opsteken. Het kastje openend. Havanna; Manille; Ik rook van alles. Van Rijn: Havanna, als ’t u ’tzelfde is. Pancras: Hier heeft u ’n Havanna dekblaadje, om van te smullen. Strijkt’n lucifer af. Asjeblief. Van Rijn, glimlachend naar het open kastje wijzend: Als’k niet in/ SCHAKELS diskreet ben, wat heeft u daar voor vreemde kollektie flesjes? Pancras, met enige flesjes inde hand. Tja, mijn specialiteit! Spijker' balsem. Pinkpillen. Zalf van Sequah. Kenu Sequah? Nee? Knap' pe kerel! Ook ’n specialiteit! En ’n prachtig middel om je haar te verven. Ga ’k vanavond doen. Of is ’t verven van haar ongezond? Van Rijn, glimlachend: Ongezond, och! Ongezond, ochï’t Is wel gebeurd, dat iemand door te lang z’n haar te verven z’n geheugen verloor. Pancras: Dank u. Da’s ’n advies, dat me teminste niks kost. Sluit deflesjes inde kast. Van Rijn, opstaand, glimlachend op Pancras toestappend, strijkt een lucifer af, brengt die op de hoogte van Pancras sigaar: Mag ’k u ook even be' dienen? Houdt plotseling de lucifer bij Pancras ogen. Nee, blijf u staan, ’n Aardigheidje. Enkel ’n aardigheidje. Glimlachend. Heeft u iets aan uw linker oog? Pancras, wantrouwend kijkend, terwijl Van Rijn weer gaat zitten: M’n linker oog kijkt niet goed meer. Van Rijn: Heeft dat’n oorzaak? Pancras: U schijnt dat graag te willen weten! Van Rijn: Graag en niet graag – nieuwsgierigheid van’n dokter. Pancras: Zo. Nou, in 64 ben’k as smidsknecht van’n dak ge' glejen. En met me oog in ’n spijker terecht gekommen. Van Rijn: U neemt me niet kwalijk, als’k daarover wat meer vraag? Pancras, scherp'wantrouwend: Van wat? Van Rijn: Van dat oog, dat, als ’k me niet vergis, ongevoelig is. Pancras: Wouen me zoons en me dochter dat zo ineens weten? Van Rijn: Pardon... Pancras, ingehouden: ...Hebben jullie dat gisteravond bij Jan be' disseld? Van Rijn: Pardon «jullie» heeft niets bedisseld-ik zit als’n om partijdige vreemde over u. ’k Ben niet slinks bij u binnengedrom gen. ’k Heb m’n kaartje laten overhandigen. En ’k ben dadelijk zo ruiterlijk geweest om te zeggen, dat ’k met ’n lastige opdracht kwam. Pancras, ingehouden: Met welke opdracht! Van Rijn, beschaafd^aarzelend: Met de opdracht 0m... om. HERMAN HEIJERMANS schakels Pancras, grimmig'snel: ...Om te zien of’k krankzinnig ben! Van Rijn knikt aarzelend. Dus jouw zielkunde is om te kijken of mensen gèk zijn? Dus de grap met die lucifer... Woest. Dus jij komt’n vader beloeren op verzoek van z’n kinderen? Jij... Van Rijn, kalm: ...Mag’k even uw woordenvloed couperen? Van mijn kant gebeurt niet de minste onhoffelijkheid. Opstaand. Als u in die dreigende toon voortgaat, zal ’k zo vrij zijn me te retireren. Pancras: As ik je laat roepen is ’t tijd genoeg zou ’k denken. Van Rijn, beleefd: Pardon, bij ons gaat’t verzoek zèlden van pa/ tienten uit. Uw drift en opvliegendheid, meneer Duif, zijn niet in uw voordeel. Pancras:’k Zou me de raad geven,’r met’n lachend gezicht bij te zitten. Van Rijn: U zal me niet geloven, maar heus dat zou verstandiger zijn. ’t Is niet de eerste keer, dat de meest gezonde mensen in ’n specialiteit als ik, ’n vijand zien. We leven niet meer inde midden/ eeuwen, we hebben last genoeg met’t domme bijgeloof van’t publiek. Ik ben niet uw vijand, niet uw vriend-ik doe eenvoudig als medicus m’n plicht-op verzoek van uw kinderen, met wie u ’t zelf moet klaar spelen. -Wil u me kalm te woord staan? Pancras, rustig: Ga zitten. Een stilte. Je sigaar is uitgegaan. Strijkt een vlammetje af, reikt dat voorzichtig over. Dat doen wij zó. Asjeblief. Een stilte. Je heb gelijk. Asje nijdig wordt, ben je gek. En as je’t niét wordt, ben je’t óók. Nou jij. Van Rijn: Nu zijn we op de goede weg. Wanneer is dat met uw oog gebeurd? Pancras, staat op, trekt aan het schelkoord, blijft bij de deur wachten tot het dienstmeisje binnenkomt. ZEVENDE TONEEL Het dagmeisje, de vorigen Het dagmeisje: Ja, meneer? Pancras: Weet jij de Nonnensteeg? De eerste steeg rechts van de Houtstraat? Het dagmeisje: Ja, meneer. Pancras: Daar loop je dalijk na toe. En je vraagt ’n zekere Jacob, Jacob Duik, of die onmiddellijk hier wil kommen. – Onmiddel/ lijk! Het dagmeisje: Da’s goed, meneer. Maar benejen zitten uw doch/ ter Coba en uw zoon Jan... Pancras, ingehouden'grimmig: Zitten die daar! Zo! Loop jij maar weg. Die wéten de weg in’t huis.-Jacob Duik-Nonnensteeg. Dagmeisje af. ACHTSTE TONEEL Pancras, dr Van Rijn Van Rijn: ’t Is me niet duidelijk wat u daar... Pancras: Die Jacob Duik was’r in 64 bij. Van Rijn: Roep u’t dagmeisje terug – ik kan ’t zonder getuigen. Eén enkel nauwkeurig onderzoek bij mij thuis, is meer dan ge/ noeg. Pancras: ’t Wil niet geloofd worden. Je zal’t uit z’n éigen mond horen. Gaat weer zitten. Van Rijn: Meneer Duif, meneer Pancras Duif, wanneer’n man op üw leeftijd, ’n man waarvan de jongste zoon zes/entwintig jaar is, ’n man, die ’n 'kleindochter van vijftien heeft, wil hertrouwen met ’n jonge huishoudster van slechte reputatie – ’k fantaseer niets, meneer Duif, sléchte reputatie – wanneer die man-stel u nou is voor dat ü ’t niet ben, dat u ’t van ’n vreemde hoort – wanneer die man behalve diverse kleine gebreken, als bijgeloof, drift, grapjes met thee en odeur-lach u maar niet... Pancras: Hahaha! Hij was goed! Hij was goed! Van Rijn: ...Wanneer die man slaapmiddelen gebruikt om te slapen-dat kan u niet ontkennen-’n exna slot op z’n kamerdeur nodig heeft – ’n elektrische schel laat anleggen – zonder reden, zon/ der reden,-alles om zekere onverklaarbare angsten, wanneer die man aan z’n eigen dochter vertelt, dat/ie an één stuk zes ouwe klare en vier grokjes drinkt... Pancras, In lachen losbulkend: Hahaha! Twéé kruiken Bols! Ha/ haha! HERMAN HEIJERMANS Van Rijn: Is u altijd zo vrolijk in erngstige omstandigheden? Pancras: Ja! ’k Heb in geen tijden zo gelachen! Van Rijn: Dat doet me genoegen voor u... Wanneer die man-we hebben’t nog over die vreemde-an de ene kant weigert z’n kim deren in serieuze zaken te steunen, an de andere kant blijken geeft buitengewoon verspilziek te zijn-’n dure ring koopt,’n piano koopt... Pancras: ...Huurt! Van Rijn: Koopt-nou jokt u. Pancras:’k Heb... Van Rijn: U heeft ’m gekocht, de ring voor driehonderdvijftig, de piano voor ruim tweehonderd... Pancras, scherp: Hoe weet je dat? Van Rijn: Ik weet meer. Vandaag zou u ’n polis van vijftig mille op juffrouw Jansen laten overschrijven. Pancras, snehopstaand en op ’t kastje toelopend, kijkt de papieren na,fixeert de dokter: Zijn ze an de papieren geweest? Woest. Hebben de schoften... Houdt zich in, sluit het kastje. Wie van ze heeft ’t gedaan? Van Rijn: Pardon! Dat zijn mijn zaken niet. Pancras, moeilijk'gebroken op zijn stoel neerzittend: Dat heeft die schooier gelapt... Antoine Pallesoe-Pallesoe-Pallesoe. Begint in ingehouden drift te hakkelen. Palle^Palle/palle... Van Rijn, hem scherp observerend: Wat zegt u? Pancras, afwezig-hakkelend: An AmAmAntoine Palle/palle^pal/ le'soe... Van Rijn: Wil u ’n glas water? Pancras, dof: Dank je. Van Rijn: Wil u dat’k liever heenga? Pancras, zit gebroken, haalt moeilijk de schouders op. Een stilte: ...Heb-' ben ze haar-haar papieren óók ingekeken?... Van Rijn: Dat zou ’k u niét kunnen zeggen. En daar blijf ik liefst buiten. Ópstaand. Mijn bezoek is afgelopen, meneer Pancras Duif. ’k Weet wat ’k als medicus weten moet. En ’k hoop dat u tegen mij geen rankune zult hebben. Z’n handschoenen knopend. Willen we afspreken dat u deze week – als ’t u gelegen komt, bij me aam wipt? Het kaartje van tafel nemend en daarop iets schrijvend. Hier is m’n adres. Mag’k er op rekenen? Pancras beweegt niet.’k Denk schakels dat – dat in ons aller belang is. Heeft u ’r iets tegen! Pancras beweegt niet. Verstaat u me niet! Pancras blijft onbewogen. Van Rijn neemt hem enige ogenblikken aarzelend waar, gaat de achterdeur uit. NEGENDE TONEEL Pancras, Coba, Jan, Dirk, Henk Pancras, staat moeilik op, opent het sigarenkastje, kijkt de papieren na, zoekend of er geen ontbreekt, bergt ze in z’n binnenzak, trekt de voorste linkerdeur open, roept: Marianne! Marianne! Dan snel, loopt hij naar de achterdeur, zet de hand achter’t oor, in beluistering van de geluiden beneden, smijt de deur toe, gaat inde leunstoel bij de schouw zitten. Coba, verlegen met fan binnentredend: Dag pa. Hij is ’r niet, Jan. Jan: Susjt! Hij is’r wel. Dag papa. Een stilte. Dag papa. Een stilte. Coba zit verlegen aan de tafel. We hebben u gisteravond bij ons ver/ wacht. Pancras beweegt niet. Papa, ben u doof! Coba: Papa, Jan praat met u. Pancras draait even ’t hoofd naar hen toe, killet ze allebei aan, stut weer in de leunstoel terug. Coba, aarzelend en verlegen: Gos, papa, wat kijk u ons raar an. Jan en ik zouen... Jan, aarzelend: Ja, we zouen... Coba: ...We zouen is met u praten. Pancras, zich weer langzaam naar hen toedraaiend: Hoeft niemeer. Dat heb je al laten doen. Jan: Inde laatste tijd heb u zo zonderling gedaan... Coba: ...Ja, zó onwezenlijk dat u ’t zelf niet wist... Jan: ...Kinderen op leeftijd raadpleeg je... Coba: ...Die raadpleeg je natuurlijk... Jan: Die dring je zó’n vrouw niet 0p... Coba: Nee, dat doe je niet, pa... Jan: ...As we hard handelen, is ’t voor uw bestwil... Coba: ...Ja, pa, waarvoor zou ’t anders zijn? Jan: ...’k Hoop nooit meer zo’n zuur feestte hebben as gisteravond. Coba: We waren allemaal kapot. Jan: Ik heb tenminste geen oog toegedaan. HERMAN HEIJERMANS Coba: En ik? ’k Heb ’t daglicht zien worden. Ja, al denk u nou nog zo slecht over ons, later zal u onze lieve Heer op uw knieën danken, dat wij u van uw ongeluk terug hebben gehouden. Zeg u nou zelf. Jan: Ja, zeg u nou zelf. Coba: Toe, pa, zit niet zo akelig stil. Jan: Je ben d’r om mekaar’t leven aangenaam te maken, niet om ieder uur van de dag te vergallen. Dirk, met Henk binnentredend: Goeiemiddag! Henk: Dag papa. Coba, zacht: Hij zegt geen woord. Henk: Papa, we moeten’n zeer ernstig onderhoud met u hebben. Dirk: Ja,’t loopt de spuigaten uit! We laten ons niet as oud roest op zij smijten! Henk: Op ons verzoek, en daar komen we rond voor uit, is straks dokter Van Rijn bij u geweest. U was zo nerveus, z0... Pancras: ...Zogèk... Henk: ...Dat we-dat we,’t noodzakelijk vonden, dat we niet móchten aarzelen... TIENDE TONEEL De vorigen, Hein Hein: Middag. Stoor ’k de femilie? Pancras: Jij stoort’t minst. Asje even vroeger was gekomen, had je’n dokter uit’t gekkenhuis bij me kennen vinden. Dof. Dat hebben me kinderen gedaan. Hein, de anderen aankijkend: Hebben jullie... Pancras: Gisteravond bekonkeld. Gisteravond. En de papieren, daar uit ’t kastje, de papieren die ’k jóu had laten zien, hebben ze eerst gestolen, gestólen, om beter te weten hóé gek ’k was. Hein: Da’s geen nieuws voor me. ’k Wou je kommen waarschouw wen onderweg heb ’k me bedacht, ’t Is beter zo. Nou zit je ineens inde volle hurrie, inde volle pret, die ’k je voorspeld heb. Henk: Ja, in dié volle pret zitten we, goddank, door onze schuld! SCHAKELS Gewoon enorm! Gewoon enorm! «Wij » hebben die lamme his' torie angehaald! Wij mensen op leeftijd, wij mensen die stevig in onze zaken werken, wij moeten onze ogen sluiten voor dwaas' heden, zotheden, voor’n schandaal met, met... Dirk: Met ’n juffrouw'van/t pad... Pancras, driftig opstaand, ingehouden'dreigend: Pas op! Pas gedorie 0p!... Dirk, driftig: ...Ja, met – met’n juffrouw'vam’t'pad, met’n juf frouw, poddome, die valse briefes uit Aalsmeer schrijft... Pancras, zich nog bedwingend: Pas op,’k waarschouw je... Dirk,grof: ...Waarschouw je! Waarschouw je! ’k Leg me woorden niet in watten. As ’n kat met ’n muis heit ze met je gespeeld. Ze heit ’t wel inde gaten gehad, dat je... dat je... Tikt zich tegen’t voorhoofd. De smeerlap om ’n zieke man in te palmen! Pancras, stuift verwoed op hem toe: Schobbejak! Schobbejak! Wordt door Jan en Hein weerhouden. Hein: Pancras! Pancras! Coba, huilerig'gillend: O, pa! Pa! Pa, kom toch tot uzelf! Pancras, hees: De deur uit, jij! De deur uit! Dirk: Daar denk ’k niet an! Pancras: D’r uit of’k pakje in je strot! Coba: Toe Dirk, wéés jij de verstandigste! Dirk, heftig: Mot Ik’ Pancras, hees: D’r uit! D’r uit! Dirk, grimmig: k Zal heengaan. Maar eer jij dat schepsel, die ge' mene indringster trouwt, eer jij ’n polis van vijftig mille... Coba, hem huilerig de deur uitduwend: ...Toe ga nou heen. Ga jij nou heen! Pancras wankelt naar zijn stoel terug. Een lange stilte. Henk: Papa, dat zulke scènes voorvallen, vind ’k méér dan ergerlijk. Een stilte. Dirk heeft op z’n ouwe, ruwe manier gezegd, wat we allemaal denken, allemaal, zonder uitzondering. Pancras, dof: Hou je mond-ga jullie ook weg. Jan: Da s allemaal heel aardig: weggaan, weggaan, maar met weg' gaan schiet niemand op. We motten weten wat we an mekaar hebben! Pancras, dof: Ga jullie weg – ’k zou waarachtig gek worden, as je nog langer hier bleef. HERMAN HEIJERMANS Henk: Papa, we zijn eenmaal hard tegen hard bezig-nou is’t béter... Pancras, dof: ...Jullie hebben ’n ding gedaan, ’n zó laag en smerig ding, da’k met jullie niks meer praten kan. Hijgend. As je nog wat te zeggen heb, doe ’t dan an me advokaat, an me advokaat. Jullie wil ’k niemeer zien. Henk: Dus u maakt ’r advokatenwerk van; Pancras: Ja. Henk: Dus u gaat door; Pancras: Vraag ’t me advokaat... Henk: Zoals u wil. In Godsnaam dan maar’n publiek schandaal! Tot Coba. Eh bien; Nous n’avangons pas. Coba: 11 faut lui dire doucement, ce que le médicin a dit en bas. Henk: Disde toi même. (Ja me dégóute. Coba: Je ne dis rien en présence de son frère. Pancras, die met stijgende verbittering het frans gesprek heeft gevolgd: Duurt dat nog lang’-Heb ’k je daarvoor frans laten leren; Henk: We wouen u alleen nog zeggen, papa, dat één van ons bij u in huis blijft. Pancras: D’r blijft niemand... niemand van jullie in huis. ’k Heb hulp genoeg. Henk: Die hulp gaat’r vandaag uit. Wij hebben de huishoudster aangezegd... Pancras: Nou raad’k je nog één ding, terwijl’k kalm op m’n stoel zit – dat as jij die toontjes blijft voeren, die toontjes waartegen ’k vroeger opzag, en waarom ’k nou lach, omdat ’k je heb leren kennen as de anderen -da’k je dan over me knie leg, en je’t pak ransel zal geven, dat je in je jeugd tekort ben gekomen. Verstaan, meneerde direkteur’ De gedelegeerde kommissaris het nog smids/ handen an z’n lijf. Henk: O-Eerst tegenover Dirk, nou tegenover mij. Coba: huilerig: Gos pa wat scheelt u toch! As u dat mens toch laat lopen, is de hele familiekwestie uit! Dat mens met d’r ordinaire ogen! Is de nagedachtenis van moeder voor ’n man op uw leeftijd niet genoeg! Jan: Precies wat ik denk! Hoe kan’n man twéé keer trouwen, hoe kan men zich de last anhalen; SCHAKELS HERMAN HEIJERMANS Henk: Gewoon enorm! Ik praat geen wóórd meer. Ik moet na me zaken. Coba wil jij... Pancras : As jullie niet blieft in te rukken, zal ik ’t huis uitgaan. Coba: Nee pa, u blijft thuis. Nee, pa, u komt niet inde lucht. Dan gaan wij. Dan gaan wij natuurlijk. Dag pa! Dag pa! Zij, Henk en Jan af. ELFDE TONEEL Pancras, Hein Hein, op en neer lopend. Een stilte: Nou’-Zijn’r zachtere middelen as je je leven beu ben’-Sta je as’n schip inde mist, ja of nee? Was ’n bossie fijngehakt haar, ’n endje touw, ’n open gelaten gas' kraan niet makkelijker geweest’-Nou’-Eergisteravond had jij toch ’t grootste woord? Pancras: Ze hebben me’n dokter gezonden om me te onderzoe' ken. Hein: Ja. Ja. – Valt me nog mee. Pancras: Ze hebben mijn en haar papieren uit’t kastje gestolen. Hein: Valt me óók mee. Vóór wat hoort wat. Je wou eergister' avondje kop niet onder de leiding houen, je heb ’m met amour in ’n wespennest'gestoken – en wat ’n wespennest! -Je had ’t niet uit' gezochter kennen verlangen!-Jij wil door noodweer op’n jonge meid toe/laveren – «ik » ben goddelijk'verstandiger: overmorgen zeil ’k na de West – uit de buurt van de klippen. Pancras: Ga je weer varen’ Hein: Ja’k heb as stuurman gemonsterd. In poging Pancras op te vrolijken, ’t Wier me te machtig, ’k Kon me niemeer bewegen of’k trapte op’r tenen.’n Vrouw met wie je overhoop leit, het enden van tenen, énden van tenen. Terwijl ik vaar, laat ’k de tand van de tijd an ’r knagen. Die knaagt zich d’r hol op. Liever as ik. Ik ga weer werken. Arbeid adelt. Al voert de adel niks uit. Zit niet as n geknakte paardeblom! Al zijn je kinderen beesten, ze houen dié ellende van je ouwe dag. Ga mee na de West! As jij zeventig ben, zit zij met ’n smal gezicht, of haalt ’r ’n derde bij. Menagerie a trois! Zij hebben frans gesproken, laat mijn ’t ook is doen! – ’n Vrouw-’n Vrouw-de één noemt ’r bijslaap-in de bijbel hiet ze bijzit-ik noem’r bijlast. Toe’k’r van morrege zee, da’k’t ruime sop lekkerder vond as me soppie thuis, da’k weer varen ging, zee ze dat ’r hart stil stond. Da’s niks, zee ’k: laten stilstaan tot ’k wer-' om ben. Pancras: Hahaha! Hein: Goed zo. Blijven lachen! Wie’t laatst lacht, lacht’t best. Ken ’k hier koffiedrinken; Pancras: We hebben al koffie gedronken; Vróéger koffie gedrom ken, omdat ze me met ’n foeffie van huis hebben gehaald. Roep Marianne of kijk inde kast of’r wat staat. Hein, inde kast zoekend: Ouwbakken brood – boterhamme/worst – heb’k de héle week gehad-dank je-dan neem’k liever-is dat cognac;... Pancras: De cognac van me avondgrokkie. Schenk mijn ook’n glaasje in. Hein: Anders drink jij toch nóóit... Pancras: Vandaag wel. Hein, schenkt in, geeft Pancras’n glaasje: Asjeblief. Proost. Op ’t wes' pennest. Pancras: Proost. Drinkt’tglas in één teug leeg. TWAALFDE TONEEL De vorigen, Marianne Marianne, gekleed om uitte gaan: ’k Wou ’n ogenblikkie, Pancras: Ga je uit; Marianne: Ja, meneer. Pancras: Menéér... Meneer’.. Marianne: ’k Wou u even alleen spreken. Hein: Begrepen. Goeiedag. Misschien kom’k vanavond terug. Dag schoonzuster. schakels DERTIENDE TONEEL Marianne, Pancras Marianne, aarzelend: k Wou u alleen spreken, meneer... Pancras: Meneer! Je zou Pancras zeggen, kat! Marianne: Dat zal ’k niemeer zeggen, meneer, ’k Heb me koffer gepakt. Pancras : Jij heb je koffer gepakt ? Wat bedoel je ? Marianne: ’k Bedoel da’k heenga. Pancras: Heenga? Heenga? Marianne: k Zal straks n kruier om de koffer zenden.—En dan wou ’k dat u me ’n getuigschrift gaf, inplaats van ’t valse dat uw zoon Henk heeft, ’n goed getuigschrift, omdat ’k me best heb ge/ daan, en u twee maanden in uw ziekte verpleegd heb. Pancras, ingehouden: Wat is’r gedorie gebeurd, dat jij-dat jij... Marianne: D’r is niks gebeurd. Pancras: r Is wel wat gebeurd! Jij ben niet ineens uit jezelf om' geslagen. Je koffer gepakt,’n getuigschrift... Driftig. Wat is ’r ge' beurd? Hebben de vlegels jou... Marianne : k Ga uit mezelf. Niemand heeft ’n woord met me ge' sproken. Pancras: Dat lieg je! Marianne: k Lieg niet. k Heb zitten bedenken dat ’t niet kan, niet mag. U heeft me haast gedwongen ja te zeggen, en ’k heb ja gezeid, zonder draaierij, zonder leugens-’k heb ja gezeid-voor me zoon èn voor u. – Is dat niet zo ? Pancras: Wie heeft jou in die tijd bepraat? Marianne. k Heb mezelf bepraat. En’k heb an de deur geluis' terd-toen die dokter’r was-toen uw kinderen ’r waren. -As’k blijf, is t n vloek voor iedereen. We zijn geen jonge mensen, me' neer-we hebben allebei geleerd waar we ons ante houen heb' ben. Pancras: k Dacht niet, dat jij zo gauw in’t komploc zou zijn. Hebben ze je soms omgekocht? Marianne: k Heb vandaag zóveel gehoord, dat dat’r nog wel bij kan. Pancras, snel: Dus ze hebben wèl met je gesproken! HERMAN HEIJERMANS Marianne: Wèl of mét,’t doet’r niet toe.’k Zeg ude dienst op. ’k Ga ’r vandoor in üw belang. Pancras, zich driftig’n glas cognac inschenkend en dat leegdrinkend: In mijn belang! In mijn belang! Jij ben ’n... Marianne: Scheld u niet. Daar zou u later spijt van hebben. Hier is uw ring... Legt de ring op tafel. Driftig zwiept Pancras’m naar een kamerhoek. Zij raapt hem op, legt’m op de piano. En geef u ’n getuig' schrift. Zonder getuigschrift, ben ’k zo ver as toen ’k hier kwam. Pancras: Vraag’t hun! Vraag’t hun! Schrijf’r zelf een!-Je ken’t, gedorie, toch zo goed-zo uitstekend! Marianne, zich bedwingend: Wil u me dan me papieren terug geven ; Bevend sorteert hij de papieren op tafel, werpt ze haar toe. Dank u. Gaat op de deur toe. Pancras: Marianne! Marianne, as jij heengaat... Marianne: ’k Ga heen. Ik ben dwaas geweest. U te goed. Pancras: Marianne, je weet da’k’t niet uithoud, da’k je nodig, nódig heb, da’k bang ben alléén, alléén in dat verdomde, ver/ vloekte huis!... Marianne, aarzelend, zacht: Dan mot u’n andere huishoudster nemen, meneer-U heb me zélf vort gejaagd... Pancras, heftig: Marianne, asje gaat, as jij gaat... Marianne: ’t Mot. ’t Mot. Af. VEERTIENDE TONEEL Pancras, Coba Pancras kromt inde leunstoel bij de schouw, snikt’t wanhopig uit Coba: Pa, pa, wat is u ’n goeie engel, ’n dooivemcloor verstandige engel, ’n héérlijk'verstandige engel, dat u ’t mens de deur uit heb gedaan, dat u an uw kinderen gedacht heb-daar krijg u tien zoenen v00r... Angstig. Pa, huil u? Pancras, haar ajwerend – dreigend: Nee. Nee.-Laat me alleen! Ze gaat af. Hij verzakt opnieuw inde stoel, staart beweegloos de schouw in. schakels Deze uitgave is een overdruk uit het Volledig Toneelwerk van Herman Heijermans, met welwillende toestemming, van Uitgeverij G.A. van Oorschot te Amsterdam.