PRIJS F 0.50 DE MYSTIEKE BETEEKENIS VAN KERSTMIS DOOR MAX HEINDEL UIT HET ENGELSCH VERTAALD NAAR EEN UITGAVE VAN HET ROZEKRUISERS GENOOTSCHAP OCEANSIDE, CALIFORNIË HAAR BOODSCHAP EN ZENDING: — EEN HELDER VERSTAND — — EEN LIEFDEVOL HART — — EEN GEZOND LICHAAM — ROZEKRUISERS GENOOTSCHAP — AMSTERDAM 1927 PUBLISHED BY PERMISSION OF MRS. MAX HEINDEL, AND THE ROSICRUCIAN FELLOWSHIP, AN INTERNATIONAL ASSOCIATIO'N OF CHRISTIAN MYSTICS WITH _ HEADQUARTERS AT — OCEANSIDE, CALIFORNIA, U. S. A. VOORWOORD. De inhoud van dit boekje werd van tijd tot tijd in lesvorm door den schrijver aan de studenten van het Rozekruisers Genootschap gezonden. Het bevat zes van zijn negen en negentig brieven. Het belangrijkste van deze lessen is de mystieke geboorte en dood van den Grooten Christus Geest, bekeken van het standpunt van een ziener. De schrijver kreeg deze zeldzame parelen der waarheid door goddelijke verlichting. Zelfs de meest uitgesproken materialist moet wel overtuigd raken van den goddelijken oorsprong van den mensch, nadat hij de openbaringen van dezen schrijver omtrent de innerlijke beteekenis van den Christus en de beginselen, die Hij verkondigde, heeft gelezen. Zeventien van de negen en negentig lessen zijn in boekvorm uitgegeven onder den titel „The Web of Destiny" (Het Web van het Lot), negen zijn uitgegeven onder de benaming „Freemasonry and Catholicism" (Vrijmetselarij en Catholicisme), negentien als ,,The Mysteries of the Great Operas" en vier en twintig als „Gleanings of a Mystic". De rest zal later verschijnen als een tweede deel van „Gleanings."1) Wij hopen dat het lezen van dit werkje over het heilige leven van Christus zal aansporen tot hoogere vereering van den Christelijken Godsdienst, die nu voor ons verstand aannemelijk is gemaakt door het geïnspireerde werk van den schrijver, wiens hoogste doel gedurende zijn leven was, het Christus ideaal en het streven naar een eenvoudig leven, aan dienst gewijd, nader tot het hart der menschen te brengen. 28 October 1920. Mrs. MAX HEINDEL. *) Is inmiddels verschenen in het boek „Teachings of an Initiate," ALTAAR IN DEN TEMPEL DER GENEZERS. DE MYSTIEKE BETEEKENIS VAN KERSTMIS DOOR MAX HEINDEL ZES VERHANDELINGEN OVER HET ONDERWERP „KERSTMIS", DIE DE OCCULTE BETEEKENIS VAN DEZE GROOTE GEBEURTENIS AANTOONEN HOOFDSTUK I. DE COSMISCHE BETEEKENIS VAN KERSTMIS. Wederom zijn wij in den loop van het jaar aan den vooravond van Kerstmis gekomen. De wijze, waarop een ieder van ons dit feest beschouwt, is ongelijk aan die van ieder ander. Voor een vroom, godsdienstig mensch is het een gewijde, heilige tijd, vol mysterie, en hoewel onbegrepen, is het niet minder verheven. Voor den atheïst is het dwaas bijgeloof. Voor den zuiveren intellectueel is het een raadsel, want het gaat zijn verstand te boven. In de kerken wordt het verhaal verteld, hoe op dezen heiligsten nacht van het jaar onze Heer en Verlosser, onbevlekt ontvangen, uit een maagd geboren werd. Hiervan wordt geen verdere verklaring gegeven, en het wordt aan het temperament van den hoorder overgelaten, of hij het wil aannemen of verwerpen. Als rede en verstand hem zoodanig beheerschen, dat zij geloof uitsluiten, als hij niets kan gelooven, dat niet op een gegeven moment voor onze zintuigen bewezen kan worden, is hij genoodzaakt het verhaal als onzinnig en niet in overeenstemming met verschillende onveranderlijke natuurwetten te verwerpen. Verschillende uitleggingen zijn er gegeven, om het verstand te bevredigen, meestal van astronomischen aard. Zij zetten uiteen, dat de zon in den nacht van 24 op 25 December zijn reis van het Zuiden naar het Noorden aanvangt. Hij ) is het „Licht der Wereld". Koude en honger zouden onvermijdelijk het menschelijk ras verdelgen, wanneer de zon altijd in het Zuiden bleef. Daarom is er reden tot groóte blijdschap, wanneer hij zijn noordwaartsche reis weer begint. Hij wordt dan verwelkomd als „Verlosser , want hij komt om „de wereld te verlossen," om haar „het brood des levens" te geven, daar hij het koren rijp doet worden. Zoo „geeft hij zijn leven" bij het kruis (en) der equator (in het lentepunt) en begint dan in den (noordelijken) hemel op te klimmen. In den nacht dat hij zijn noordwaartsche reis begint, staat het zodiacale teeken Virgo, de hemelsche maagd, de „Koningin van den Hemel," om middernacht aan den oostelijken horizon, en is daarom astrologisch gesproken zijn „rijzend teeken." Zoo wordt hij „uit een maagd geboren^ zonder andere tusschenkomst, dus „onbevlekt ontvangen. Deze uitlegging moge het verstand bevredigen wat betreft den oorsprong van het veronderstelde bijgeloof, maar de kwellende leegte, die in het hart van iederen scepticus is, hetzij hij zich hiervan bewust is of niet, zal blijven, totdat die geestelijke verlichting verkregen is, die hem een aannemelijke verklaring geeft zoowel voor zijn hart als voor zijn verstand. In de volgende bladzijden zullen wij trachten een zoodanig licht op dit verheven mysterie te werpen. De onbevlekte ontvangenis zal het onderwerp voor een volgende les uitmaken; nu willen we laten zien, hoe in den loop van een jaar de stoffelijke en geestelijke krachten om de beurt eb en vloed vertoonen, en waarom Kerstmis waarlijk een „heilige dag" is. , j Laten wij beginnen met te zeggen, dat wij aan de astronomische verklaring, vanuit haar gezichtspunt, evenveel waarde toekennen als aan de volgende, waarin wij de mystieke geboorte vanuit een ander oogpunt bekijken. De zon wordt ieder jaar in den donkersten nacht geboren. Zoo wordt ook een wereldverlossende Christus geboren, wanneer de geeste- »} Daar zon in de astrologie mannelijk is, wordt hier zon door „hij weergegeven. lijke duisternis der menschheid het grootst is. Nog een ander gezichtspunt is van het hoogste belang, n.1. dat het geen ijdele dwaasheid is, wanneer Paulus spreekt over den Christus ,,die gestalte in u krijgt." Het is een verheven feit, dat wij ieder een Christus in wording zijn, en hoe eerder wij beseffen, dat wij den Christus binnenin ons moeten ontwikkelen, voordat wij den Christus buiten ons kunnen opmerken, hoe meer wij den dag onzer geestelijke verlichting zullen verhaasten, In dit verband halen wij ons geliefkoosd aphorisme van Angelus Silesius nog eens aan, wiens verheven geestelijke waarneming hem deed zeggen: „Werd Christus ook duizendmaal in Bathlehem geboren En niet in uzelf, zoo zij uw ziel verloren; Vergeefs hebt ge het kruis op Golgotha aanschouwd Zoo gij niet in uzelf het beeld hebt opgebouwd." Gedurende den zomer-zonnestilstand in Juni is de aarde het verst van de zon verwijderd, maar de zonnestralen treffen de aarde op het Noordelijk Halfrond bijna rechthoekig ten opzichte van haar as; dit veroorzaakt de hooge mate van stoffelijke werkzaamheid. Dan vallen de geestelijke uitstralingen der zon in schuine richting neer naar dit deel der aarde en zijn even zwak als de stoffelijke stralen, wanneer deze in schuine richting neervallen. Daarentegen is de aarde gedurende den winter-zonnestiistand het dichtst bij de zon. De geestelijke stralen vallen dan rechthoekig op het oppervlak der aarde in het Noordelijk Halfrond en bevorderen de geestelijke activiteit, terwijl de stoffelijke werkzaamheden krachteloos gehouden worden, omdat de zonnestralen het oppervlak der aarde in schuine richting treffen. Volgens dit beginsel zijn de stoffelijke werkzaamheden tot nul gedaald en bereiken de geestelijke krachten hun hoogste punt in den nacht van 24 op 25 December, die daarom ,,de heiligste nacht" van het jaar is. Het midden van den zomer is daarentegen de tijd van de aardmannetjes en dergelijke wezens, die met de stoffelijke ontwikkeling van onze planeet te maken hebben, zooals Shakespeare in zijn „Midzomernachtdroom" laat zien. Wanneer we met den stroom meezwemmen gedurende den tijd, dat deze het sterkst is, zullen wij met veel mindere krachtsinspanning een grooteren afstand kunnen afleggen dan op eenigen anderen tijd. Het is voor den esoterischen studeerende van groot belang, om de bijzonder gunstige gesteldheid, die omstreeks Kerstmis de overhand heeft, te kennen en te begrijpen. Laten wij de aansporing van Paulus in het 11de hoofdstuk van zijn brief aan de Hebreëers ter harte nemen en elk belemmerend gewicht op zij gooien, zooals menschen doen, die om het hardst loopen. Laten wij het ijzer smeden als het heet is; laten wij al onze krachten gedurende dezen tijd speciaal op geestelijk streven richten en wij zullen een oogst binnenhalen, die wij niet op eenigen anderen tijd van het jaar kunnen inzamelen. Laten wij ook bedenken, dat wij niet in de eerste plaats aan het stijgen van onszelf moeten denken. Wij zijn discipelen van Christus. Als wij naar onderscheiding streven, bedenk dan wat Hij zeide: „Als iemand de eerste wil zijn, dan moet hij van allen de laatste en de dienaar wezen." Er is veel lijden en verdriet om ons heen; er zijn vele eenzame en leeddragende harten in onzen kring van bekenden. Laten wij deze op een niet indringerige manier opzoeken. Geen ander deel van het jaar zullen zij zoo ontvankelijk voor onze toenadering zijn dan juist nu. Laten wij er naar streven om zonneschijn in hun leven te brengen. Op die manier zullen wij hun zegeningen en die van onze Oudere Broeders verwerven. De daaruit voortvloeiende trillingen zullen op hun beurt een geestelijken groei veroorzaken, die op geen andere wijze verkregen kan worden. HOOFDSTUK II. GEESTELIJK LICHT; HET NIEUWE ELEMENT EN DE NIEUWE STOF. Het vorig jaar begon onze schriftelijke cursus over Mystiek Christendom met een les over Kerstmis van cosmisch standpunt bekeken. Er werd toen duidelijk gemaakt, dat de zomeren winter-zonnestilstanden tezamen met de lente en herfst dag- en nacht-eveningen keerpunten vormen in het leven van den Grooten Aardgeest, evenals de bevruchting het begin aangeeft van het proces der neerdaling van den menschelijken geest in het aardsche lichaam, waarop de geboorte volgt, die weer een periode van groei in het leven roept, tot de rijpe leeftijd bereikt is. Hierna treedt een tijdperk van geestelijk rijp worden in, tezamen met een verval van de lichamelijke krachten, dat met den dood eindigt. Deze gebeurtenis bevrijdt den mensch van de banden der stof en leidt het tijdperk van geestelijke stofwisseling in, waardoor onze oogst van aardsche ondervindingen wordt omgezet in zielekrachten, talenten en neigingen, waarvan wij in toekomstige levens het vruchtgebruik hebben, zoodat wij met deze overvloedig rijke schatten in wasdom kunnen toenemen en waardig bevonden worden om als „getrouwe rentmeesters" steeds belangrijker posten te vervullen onder de dienaren in het Huis des Vaders. Deze toelichting berust op den veiligen grondslag van de groote wet der analogie, die zoo kernachtig wordt uitgedrukt door den regel van Hermes: „Zoo boven, zoo beneden." Deze meester-sleutel tot alle geestelijke vraagstukken zullen wij ook gebruiken als een „Sesam open u" voor onze les over Kerstmis van dit jaar, die, naar we hopen, vroegere inzichten van onze studenten naar ieders behoefte zal verbeteren, bevestigen of aanvullen. De lichamen, die oorspronkelijk bij de verschrikkelijk hooge temperatuur van Lemurië kristalliseerden, waren te heet om voldoende vocht te bevatten, om den geest vrije en onbeperkte toegang tot al hun anatomische deelen mogelijk te maken, zooals dat nu het geval is door middel van den bloedsomloop. Later, in het begin van het Atlantische tijdperk, hadden zij inderdaad bloed, maar het bewoog slechts met moeite en zou spoedig opgedroogd zijn door de hooge, inwendige temperatuur, wanneer niet een overvloed van vocht werd verschaft door de waterrijke atmosfeer, die toen heerschte. Inademing van dit oplossingsmiddel verminderde langzamerhand de hitte en maakte het lichaam weeker, totdat een voldoende hoeveelheid vocht van binnen kon worden vastgehouden, om ademhaling toe te laten in de betrekkelijk droge atmosfeer, die later ontstond. De lichamen van de eerste Atlantiërs bestonden uit een korrelige en vezelige stof, die veel overeenkomst vertoonde met onze tegenwoordige pezen en op hout geleek, maar mettertijd stelde het vleescheten den mensch in staat, om voldoende eiwit op te nemen, waardoor hij een elastisch weefsel opbouwde, dat noodig was voor de vorming van longen en slagaderen, teneinde onbeperkt den bloedsomloop, zooals deze nu in het menschelijk lichaam plaats heeft, mogelijk te maken. Tegen den tijd dat deze veranderingen, zoowel in ons als om ons heen, hadden plaats gegrepen, verscheen de prachtige, grootsche, zevenkleurige boog aan den met regen beladen hemel, om de komst van het Koninkrijk der Menschen in te luiden, waardoor toestanden zouden ontstaan, die net zoo van elkander zouden verschillen als de kleuren, die waren ontstaan, doordat de atmosfeer het eenkleurige zonlicht gebroken had. Zoo luidde de eerste verschijning van den boog in de wolken het begin van den tijd van JNoach in met zijn afwisselende jaargetijden en perioden, waarvan Kerstmis er één is. .. De toestanden, die in dezen tijd heerschen, zijn echter evenmin blijvend als die van vroegere tijden. Het condensatie-proces, dat de vuurnevel van Lemurië transformeerde tot de dichte, vochtige atmosfeer van Atlantis en deze la^r vloeibaar maakte tot water, hetwelk de holten der aarde vulde, waardoor de menschheid naar de hooglanden gedreven werd, gaat nog steeds voort. Beide, de atmosfeer en onze eigen physiologische toestand, zijn aan het veranderen, zij kondigen voor hen, die dit zien en begrijpen, het aanbreken van een nieuwen dag aan den horizon des tijds aan, een tijd, die de eenheid zal brengen, in den Bijbel, het „Koninkrijk Gods" genoemd. . De Bijbel laat ons omtrent deze veranderingen niet in twijfel. Christus zeide, zooals het in de dagen van Noach was, zou het ook zijn in den komenden dag. De wetenschap ontdekt nu toestanden, die zij vroeger nog niet tegengekomen is. Het is wetenschappelijk bewezen, dat de zuurstof met een onrustbarende snelheid wordt verbruikt, om onze industrievuren te voeden, ook boschbranden putten enorm uit onzen voorraad van dit belangrijk element; bovendien dragen zij bij tot het opdrogingsproces, hetwelk de atmosfeer reeds ondergaat. Uitstekende natuurkundigen hebben er op gewezen dat er een tijd moet komen, dat de aardbol geen leven meer kan onderhouden, dat voor zijn bestaan afhankelijk is van water en lucht. Hun ideeën hebben weinig bezorgdheid verwekt, omdat de tijd, dien zij noemden, zoo ver in het verschiet ligt; maar, ofschoon de dag veraf ligt, is de ondergang van het Arische land even onvermijdelijk als van het overstroomde Atlantis. Als een Atlantiër in onze atmosfeer verplaatst kon worden, dan zou hij stikken evenals een visch, die op het droge komt. Tafereelen uit het „Geheugen der Natuur" bewijzen dat de pioniers onder de vliegeniers van dien tijd werkelijk flauw vielen, wanneer zij een van die luchtstroomen ontmoetten, die langzamerhand op het land, dat zij bewoonden, neerdaalden en aan hun ondervindingen heeft men veel beschouwingen en verklaringen gewijd. De hedendaagsche vliegeniers ontmoeten reeds een nieuw element en verstikken er door evenals onze Atlantische voorvaderen, en om analogische redenen — zij hebben een nieuw element aangetroffen, dat van boven neerdaalt en dat de plaats van zuurstof in onze atmosfeer zal innemen. Er komt ook een nieuwe stof in het menschelijk lichaam, die eiwit zal vervangen. Zooals de vliegeniers uit Oud-Atlantis flauw vielen en door dalende luchtstroomen verhinderd werden, om het Arische Rijk, Het Beloofde Land, ontijdig binnen te treden, zoo zal het nieuwe element onze huidige vliegeniers en de menschheid in het algemeen misleiden, totdat allen hebben geleerd dit nieuwe element te assimileeren. En evenals de Atlantiërs, wier longen nog niet ontwikkeld waren, in den zondvloed omkwamen, zoo zal ook de komende eeuw eenige menschen aantreffen zonder het „bruiloftskleed," die daarom ongeschikt zijn om deze eeuw binnen te treden, totdat zij zich later hiertoe geschikt gemaakt hebben. Het is daarom voor allen van het grootste belang, om iets van dit nieuwe element en deze nieuwe stof af te weten. De Bijbel zoowel als de wetenschap verschaffen uitvoerige inlichtingen over dit onderwerp. Wij hebben vroeger reeds vermeld, dat in het oude Griekenland godsdienst en wetenschap tezamen met de schoone kunsten als één vereenigde levensleer in de mysterie-tempels werden onderwezen, maar dat deze toestand nu tijdelijk opgeheven is om zekere phasen van ontwikkeling te vergemakkelijken. De eenheid der godsdienstige en wetenschappelijke taal in het oude Griekenland maakte, dat deze dingen betrekkelijk gemakkelijk te begrijpen waren, maar tegenwoordig hebben zich verwikkelingen voorgedaan, die te danken zijn aan het feit, dat de godsdienst en de wetenschap hunne uitdrukkingen hebben ontleend aan het oorspronkelijke Grieksch, waarbij de godsdienst tot vertaling hiervan is overgegaan en de wetenschap deze uitdrukkingen alleen heeft overgenomen, wat veel schijnbare verschillen en een verlies van de schakel tusschen de ontdekkingen der wetenschap en de leeringen van den godsdienst heeft veroorzaakt. Om tot de verlangde kennis betreffende de physiologische veranderingen, die nu in ons lichaam plaats vinden, te komen, brengen wij in herinnering, dat de wetenschap leert, dat de frontale lobben der hersenen tot de laatste ontwikkelingsstadia van het menschelijk lichaam behooren, zoodat zij het brein van den mensch in evenredigheid enorm veel grooter maken dan van eenig ander wezen. Laten wij onszelf nu afvragen: Is er in de hersenen een stof, die uitsluitend eigendom is van dit orgaan, en zoo ja, wat zou haar beteekenis kunnen zijn? Het eerste deel van deze vraag kan beantwoord worden door het een of ander wetenschappelijk handboek over dit onderwerp na te slaan, maar de „Rozekruisers Cosmologie (bladz. 451) geeft meer en wij halen hieruit het volgende aan: „Het brein is uit dezelfde bestanddeelen opgebouwd als de andere deelen van het lichaam, en bevat bovendien phosphor, een stof die speciaal aan het brein eigen is. De logische gevolgtrekking is, dat phosphor het bepaalde element is, waardoor het Ego in staat is gedachten uit te drukken.*** Ook is het gebleken, dat de hoeveelheid en samenstelling van deze stof gelijken tred houden met den toestand en trap van verstandelijkheid van het individu. Idioten hebben heel weinig phosphor, scherpe denkers veel.*** Het is daarom van groot belang dat de candidaat, die zijn lichaam voor verstandelijk en geestelijk werk wil gebruiken, zijn brein van de voor dat doel geschikte substantie moet voorzien." De onbetwistbare godsdienstigheid der katholieken is ten deele terug te brengen tot hun gewoonte, om Vrijdags en gedurende de Vasten visch te eten, die rijk is aan phosphor. Ofschoon de visschen tot een lage levensorde behooren, keurt de „Rozekruisers Cosmologie" het niet goed, om deze te dooden, maar verwijst den student naar zekere groenten als middel om lichamelijk een overvloed van deze gewenschte stof te krijgen. Er zijn ook andere en betere methoden, die in de „Rozekruisers Cosmologie" niet genoemd worden, omdat we daar anders te ver van het onderwerp zouden afdwalen. Het is niet bij toeval, dat de leeraren der Grieksche Mysterie-school deze lichtende stof, die wij als phosphor kennen, zoo noemden. Voor hen waren de woorden „God is Licht" duidelijk — het Grieksche woord voor licht is phos. Zij noemden daarom de stof in de hersenen, die de toegangsweg voor de Goddelijke impulsie is, phos-phorus; letterlijk „lichtdrager." Naarmate wij in staat zijn die stof op te nemen, in die mate worden wij met licht gevuld en beginnen van binnenuit te schijnen, waardoor wij omgeven worden door een stralenkrans als een teeken van heiligheid. De phosphor is echter slechts een stoffelijk middel, dat het geestelijke licht in staat stelt, om zich door de stoffelijke hersenen uit te drukken, het licht zelf is een voortbrengsel van zielegroei. Maar zielegroei stelt de hersenen in staat om een toenemende hoeveelheid phosphorus op te nemen; daarom moet de methode, om groote hoeveelheden van deze stof te krijgen, niet in scheikundige stofwisseling gezocht worden, maar in een alchemistisch proces van zielegroei, zooals dit volledig door Christus in zijn gesprek met Nicodemus wordt uitgelegd. „Want God zond den Zoon niet in de wereld, om de wereld te oordeelen.*** Wie in hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is reeds veroordeeld.*** Hierin toch bestaat het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de menschen de duisternis liever hebben gehad dan het licht.*** Immers al wie kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat het niet aan den dag kome, dat zijn werken van onwaarde zijn. Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat aan den dag kome, dat zijn werken in Gods gemeenschap verricht zijn." (Johannes 3 : 17-21.) Kerstmis is de tijd van het grootste geestelijke licht. Gedurende deze eeuw van afwisselende kringloopen is er evengoed een eb en vloed van het geestelijk licht als van de wateren van den Oceaan. De vroegere Christelijke kerk merkte op, dat de conceptie in den herfst plaats vond en tot op heden wordt in de Katholieke kerk deze gebeurtenis gevierd op het tijdstip, dat de groote golf van geestelijk leven en licht haar nederdaling in de aarde begint. Het wassend tij wordt met Kerstmis bereikt, dat daarom werkelijk de heilige tijd van het jaar is, de tijd, waarop de aspirant naar hooger, geestelijk leven het gemakkelijkst met dit geestelijk licht in aanraking kan komen door barmhartige, welwillende en li^derijke daden. En ook ontbreken de gelegenheden zelfs voor de armsten onder ons niet, want zooals vaak nadrukkelijk in de Rozekruisers-leeringen er op wordt gewezen, telt dienst meer dan geldelijken bijstand, die van nadeel kan zijn voor hem, die dezen bijstand ontvangt. Echter zal van hen, aan wie veel is gegeven, veel geëischt worden, en wanneer iemand gezegend is met een overvloed van wereldsche goederen, zal een bedachtzame uitdeeling hiervan, welke lichamelijke dienst hij ook moge bewijzen, deze vanzelfsprekend moeten vergezellen. Laten wij ons verder het woord van Christus herinneren, die zegt: „Voor zooveel gij di. een van deze mijne minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat mij gedaan." Zoo zullen wij hem volgen als brandende fakkels, die den weg naar het Nieuwe Tijdperk aanwijzen. HOOFDSTUK III. DE JAARLIJKSCHE OPOFFERING VAN CHRISTUS. Hebt U ooit aan het bed gestaan van een vriend of bloedverwant, die op het punt was van deze wereld naar gene zijde over te gaan? De meesten van ons is dit overkomen, want waar is de woning, waar Vader Tijd niet is binnengeweest? Ook de volgende phase van de gebeurtenis, waarop wij in het bijzonder onze aandacht willen richten, is niet ongewoon. De persoon, die op het punt is over te gaan, wordt dikwijls ongevoelig, ontwaakt dan en zie: niet alleen deze wereld maar ook de wereld die hij op het punt is om binnen te gaan, en het is van veel beteekenis, dat hij dan menschen, die in een vroeger deel van zijn leven vrienden en bloedverwanten van hem waren — zonen, dochters, zijn vrouw, ja, een ieder, die hem lief en dierbaar was — rondom zijn bed ziet staan, om zijn overgang af te wachten. De moeder zal vol liefde de armen uitstrekken met een: O, daar is Jan, en wat is hij groot geworden! Wat een prachtjongen! tn 200 zal zij haar kinderen, die naar gene zijde waren overgegaan, de een na de ander, herkennen. Zij zijn aan haar bed bijeen, in afwachting dat zij zich bij hen zal voegen, gedreven door hetzelfde gevoel, wat de menschen hier bezielt, wanneer een kind op het punt staat in deze wereld geboren te worden, jn, Z11. zich verheugen over de nieuwaangekomene, omkomt^ mtm voelen, dat het een vriend is, die tot hen Op dezelfde wijze komen de menschen, die naar het hiernamaals voor zijn gegaan, bijeen, wanneer een vriend op het punt staat, de grenslijn te overschrijden en zich aan de andere zijde bij hen te voegen. Zoo zien wij, dat de geboorte in de eene wereld, de dood is van het standpunt van de andere het kind, dat naar ons komt, is voor de geestelijke wereld gestorven, en degene, die vanuit onzen gezichtskring in het hiernamaals overgaat en hier dus sterft, wordt in een nieuwe wereld geboren en sluit zich bij zijn vrienden daar aan. Zoo boven, zoo beneden; de wet der analogie, die hetzelfde is zoowel voor microcosmos als voor macrocosmos, zegt ons dat wat menschelijke wezens onder bepaalde voorwaarden overkomt, ook moet gelden voor de bovenmenschelijke onder analoge omstandigheden. Wij naderen nu den winter-zonnestilstand, de donkerste dagen van het jaar, den tijd dat het licht van de zon bijna geheel verdwenen is, wanneer ons Noordelijk Halfrond koud en triest is. Maar op den langsten en donkersten nacht keert de zon naar haar opwaartsche pad terug, het Christus-licht wordt weer op aarde geboren en de geheele wereld verheugt zich hierover. Wanneer dus de Christus op aarde geboren wordt, sterft Hij volgens onze analogie in den hemel. Evenals de vrije geest ten tijde der geboorte voor zijn geheele aardsche leven stevig aan zijn stoffelijk lichaam gebonden wordt, zoo wordt ook de Christus-geest iederen keer, dat Hij in de aarde geboren wordt, hieraan gebonden. Deze groote Jaarlijksche Opoffering begint, wanneer onze Kerstklokken luiden en onze blij de klanken van lof en dankbaarheid ten hemel stijgen. De Christus wordt in de meest letterlijke beteekenis van het woord van Kerstmis tot Paschen gevangen gezet. Al verwerpen de menschen het denkbeeld, dat er in dezen tijd van het jaar een toevloed van geestelijk leven en licht is, niettegenstaande dat blijft het een feit, of we het gelooven of niet. Op de geheele wereld voelt een ieder zich in dezen tijd lichter, anders, alsof een gewicht hem van de schouders genomen is. De geest van „Vrede op aarde, in menschen een welbehagen!" heerscht; de geest, dat ook wij iets zouden willen geven, uit zich in het geven van Kerstgeschenken. Deze geest kan niet worden ontkend, daar hij duidelijk zichtbaar is voor diegenen, die dit gadeslaan; en dit is een weerkaatsing van de groote goddelijke golf van geven. God had de wereld zoo lief, dat Hij Zijn eenig geboren Zoon gaf. Kerstmis is de tijd van het geven, ofschoon dit geven eerst volmaakt wordt met Paschen; dit is het kruis, het keerpunt, de plaats, waar wij voelen dat er iets gebeurd is, dat het voortbestaan en de voorspoed der wereld verzekert. Hoe verschillend is toch ons gevoel op Kerstmis van dat wat ons met Paschen treft! Met Paschen is er een verlangen, een energie, die zich uit in sexueele liefde, met als grondtoon de begeerte om zijn ikheid te bestendigen; hoe verschilt dit van de liefde, die zich tegen Kerstmis uit door den geest van geven en die het verlangen naar ontvangen overheerscht. En let nu eens op de kerken; nooit branden de kaarsen zoo schitterend als op dezen kortsten en donkersten dag van het jaar. Nooit klinken de klokken zoo feestelijk als wanneer zij hun boodschap aan de wachtende wereld brengen: „De Christus is geboren." „God is Licht", zegt de geïnspireerde apostel, en geen andere beschrijving is in staat om zooveel van den aard van God over te brengen als deze drie kleine woorden. Het onzichtbare licht, dat gekleed is in de vlam op het altaar, is een gepaste voorstelling van God, den Vader. In de klokken hebben wij een geschikt symbool van Christus, het Woord, want hun metalen tongen verkondigen de evangelie-boodschap van vrede en welbehagen, terwijl de wierook hieraan het geestelijk vuur toevoegt, hetwelk de macht van den Heiligen Geest vertegenwoordigt. De Drieëenheid is zoo symbolisch een deel van de feestelijke herdenking, die Kerstmis tot den meest geestelijken en blijden tijd van het jaar maakt vanuit het standpunt van het menschelijke ras, dat nu in een stoffelijk lichaam in de physieke wereld werkzaam is. Maar wij moeten niet uit het oog verliezen, wat in het begin van dezen brief gezegd wordt, namelijk, dat de geboorte van Christus op aarde den dood van Christus in de heerlijkheid des hemels beteekent; dat op het tijdstip, dat wij ons verheugen op Zijn jaarlijksche komst, Hij opnieuw bekleed wordt met den zwaren, stoffelijken last, dien wij rondom ons hebben gekristalliseerd en die nu onze woonplaats is — de aarde. In dit zware lichaam is Hij dan opgesloten en wacht vol verlangen op den dag van algeheele bevrijding. U begrijpt dat er, evenals voor de menschelijke wezens, een dag en een nacht is voor grootere geesten; dat evenals wij overdag in ons lichaam leven en ons lot uitwerken, hetwelk wij in de stoffelijke wereld voor onszelf hebben geschapen, en dan 's nachts in de hoogere wereld bevrijd worden, om weer op krachten te komen, er ook deze eb en vloed voor den Christusgeest is. Gedurende een deel van het jaar woont deze Geest in onze aarde, waarna Hij zich dan in de hoogere werelden terugtrekt. Zoo is Kerstmis voor Christus het begin van een dag van stoffelijk leven, het begin van een periode van beperking. Waar zou dan de godsdienstige en verlichte mysticus naar moeten streven, die de grootte van Zijn opoffering beseft, de grootte van deze gift op dit tijdstip van het jaar door God aan de menschheid geschonken; die deze opoffering van den Christus voor ons beseft, dit geven van Zichzelf, deze onderwerping van Zichzelf aan een feitelijken dood, opdat wij kunnen leven, deze wondervolle liefde, die in dezen tijd over onze aarde wordt uitgestort — waarnaar zou hij moeten streven? Waarnaar anders dan naar het navolgen van Gods wonderlijke werken, in hoe kleine mate dan ook! Hij moest er naar streven, om zichzelf meer dan ooit tot een beter dienaar van het kruis te maken, den Christus in ieder opzicht beter na te volgen, door zichzelf op te offeren voor zijn broeders en zusters, door de menschheid in zijn onmiddellijke omgeving op te heffen, om zoodoende den dag der bevrijding te verhaasten, waar de Christus-Geest op wacht, naar verlangt en voor werkt. Wij bedoelen de blijvende bevrijding, den dag en de komst van Christus, Laten wij dit streven ten volle beseffen en het komende jaar met goeden moed en volledig zelfvertrouwen ingaan. Als wij tot nu toe aan onze bekwaamheid, om voor Christus te werken, gewanhoopt hebben, laat dan nu deze wanhoop varen, want heeft Hij niet gezegd: „Grootere werken dan deze zult Gij doen?" Zou Hij, die met de waarheid bekend is, zulke dingen gezegd hebben, als het niet mogelijk was deze te verwezenlijken? Alles is mogelijk voor hen, die God liefhebben. Als wij werkelijk eens willen werken in eigen kleinen kring, en hierbij niet naar grootere dingen uitkijken, voordat wij het voor de hand liggende werk hebben gedaan, dan zullen wij bemerken, dat een wondervolle zielegroei verkregen kan worden, zoodat de menschen rondom ons iets in ons zullen zien, wat zij mogelijk niet zullen kunnen verklaren, maar wat hun niettemin duidelijk zal zijn — zij zullen dat Kerstlicht zien, het licht van den opnieuw geboren Christus, hetwelk in de sfeer van onze handelingen schijnt. Het kan worden gedaan; het hangt alleen van onszelf af, of wij Hem aan Zijn woord willen houden, om het bevel: „Weest dan gijlieden volmaakt gelijk uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is" te verwezenlijken. Volmaaktheid kan zeer veraf lijken, wat wij nog duidelijker beseffen, wanneer wij ons met Hem vergelijken en dan zien, hoever wij van het naleven van onze idealen af zijn. Niettegenstaande dat zullen wij ten laatste de volmaaktheid bereiken, door hiernaar iederen dag en ieder uur te streven; iederen dag kunnen wij eenigen vooruitgang maken, kan er iets gedaan worden, kunnen wij op de een of andere wijze ons licht laten schijnen, zoodat de menschen het zullen zien als het licht van een vuurtoren in de duisternis der wereld. Moge God ons helpen om gedurende het komende jaar in meerdere mate dan ooit te voren den Christus gelijk te worden. Mogen wij zoo leven, dat, wanneer opnieuw een jaar voorbijgegaan zal zijn en wij weer de kerstlichtjes zien en de klokken hooren, die ons naar den Heiligen Nachtdienst roepen, wij dan zullen voelen niet vergeefs geleefd te hebben. lederen keer dat wij anderen dienen vermeerderen wij den glans van onze ziele-lichamen, die uit ether opgebouwd worden. De Christus-ether brengt nu onzen hemelbol in beweging en laten wij bedenken, dat, als wij ooit voor Zijn bevrijding willen werken, wij in voldoende aantal onze eigen ziele-lichamen moeten ontwikkelen tot dat punt, waarop zij in staat zullen zijn de aarde te doen bewegen. Zoo kunnen wij Zijn last opnemen en Hem het lijden van Zijn stoffelijk bestaan besparen. HOOFDSTUK IV. DE MYSTIEKE MIDDERNACHTZON. Sinds onheugelijke tijden aanbad men de zon als de levengeefster, omdat de groote massa der menschen niet in staat was verder te zien dan het stoffelijk symbool van een groote geestelijke waarheid. Maar behalve degenen, die den hemelbol aanbaden, dien men met het stoffelijk oog ziet, is er altijd, en ook heden ten dage nog, een kleine maar toenemende minderheid geweest, een priesterschap, die veeleer door rechtschapenheid dan door plechtigheden gewijd is, die de eeuwige, geestelijke waarheden zag en ziet achter de tijdelijke en verdwijnende vormen, die deze waarheden in veranderend ceremonieel gewaad kleeden overeenkomstig de tijden en het volk, waaraan zij oorspronkelijk gegeven worden. Voor hen schijnt de legendarische Ster van Bethlehem ieder jaar als een Mystieke Middernachtzon, die onze planeet ten tijde van den winter-zonnestilstand binnentreedt en dan vanuit het centrum van onzen bol Leven, Licht en Liefde, de drie goddelijke eigenschappen, begint uit te stralen. Deze stralen van geestelijken luister en kracht vullen onzen bol met een bovenaardsch licht, dat een ieder op aarde, van den minste tot den grootste, zonder aanzien des persoons, omhult. Maar niet allen kunnen in dezelfde mate van dit wonderbaarlijke geschenk hun deel krijgen; eenigen krijgen meer, anderen minder en sommigen schijnen helaas geen deel te krijgen van het groote liefdeoffer, dat de Vader ons door Zijn eeniggeboren Zoon heeft bereid, omdat zij den geestelijken magneet, het „Kerstkindje" in zichzelf nog niet ontwikkeld hebben, dat ons alleen tot den Weg, de baarheid en het Leven kan voeren. ,,What profits it the Sun doth shine, Had I not eyes to see? How shall I know the Christ is mine Save through the Christ in me? That soundless voice within my heart Is earnest of the pact Twixt Christ and me-it does impart To faith the force of F act." „Hoe weet ik, dat het Zonlicht straalt Als mij 't gezicht ontbreekt? — Dat Christus voor mij leeft, tenzij De Christus-in-mij spreekt? De stem der ziel diep in mijn hart Met vuur 't verbond belijdt Van Hem met mij-zij geeft 't Geloof, De Macht van Werk'lijkheid". Dit is een mystieke ondervinding, die velen onzer studenten waar in de ooren zal klinken, want zij is even letterlijk juist als de nacht op den dag en de winter op den zomer volgt. Tenzij wij den Christus in ons omdragen, tenzij dit wonderlijk verbond van bloedgemeenschap tot stand gekomen is, kunnen wij geen deel uitmaken van den Verlosser en zou het wat ons betreft niets ter zake doen als de kerstklokken nooit luidden. Maar wanneer de Christus zich in ons gevormd heeft, wanneer de onbevlekte ontvangenis een werkelijkheid in ons hart geworden is, wanneer wij de geboorte van het Kerstkind hebben meegemaakt en onze geschenken hebben aangeboden, door de lagere natuur aan den dienst van het Hooger Zelf te wijden, dan en dan alleen wordt het Kerstfeest voor ons ieder jaar bereid. En hoe harder wij in den wijngaard des Heeren gewerkt hebben, des te duidelijker zullen wij uit die stille stem in ons hart de uitnoodiging hoor en klinken: „Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven. Neemt mijn juk op u want mijn juk is zacht en mijn last is licht." Dan zullen wij een nieuwen toon in de Kerstklokken hooren, dien wij nooit te voren gekend hadden, want er is geen zoo blijde dag als die, waarop de Christus opnieuw in de aarde geboren wordt, geschenken voor de menschenkinderen meebrengende — geschenken, die het voortbestaan van het stoffelijk leven beteekenen; want zonder dien levengevenden, krachtbrengenden invloed van den Christus-Geest zou de aarde koud en triest blijven, er zou geen nieuw lentelied zijn, geen kleine, gevederde zangers, om ons hart bij de nadering van den zomer te verblijden; de ijzige greep van Boreas zou de aarde voor altijd zwijgend omklemmen en het daardoor voor ons onmogelijk maken, om onze stoffelijke evolutie te vervolgen, die zoo noodzakelijk is om ons de gedachtekracht op de juiste wijze te leeren gebruiken. De geest van Kerstmis is dus een levende werkelijkheid voor allen, die den Christus in zich ontwikkeld hebben. De gemiddelde man of vrouw voelt het alleen om en nabij de Heilige Dagen, maar de verlichte mysticus ziet en voelt het maanden voor en na het culminatie-punt in den Heiligen Nacht. In September komt er verandering in de atmosfeer der aarde; begint er een licht aan den hemel te gloeien; het schijnt het geheele zonnestelsel te doordringen; langzamerhand wordt het krachtiger en schijnt onzen aardbol te omhullen; dan dringt het de oppervlakte van onze planeet binnen en concentreert zich langzamerhand in het centrum der aarde, waar de groepgeesten der planten verblijf houden. In den Heiligen Nacht bereikt het zijn minimale grootte en maximale schittering. Dan begint 't het geconcentreerde licht uit te stralen en geeft het de aarde nieuw leven, waarmede de werkzaamheden der natuur in het komende jaar voortgezet worden. Dit is het begin van het groote cosmische drama „Van de Kribbe tot het Kruis," dat jaarlijks gedurende de wintermaanden wordt opgevoerd. Cosmisch wordt de zon geboren in den langsten en donkersten nacht van het jaar, wanneer Virgo, de Hemelsche Maagd, om middernacht aan den oostelijken horizon staat, om het onbevlekte kind voort te brengen. Gedurende de maanden, die nu volgen, gaat de zon door het gewelddadige teeken Capricornus, waar volgens de sage alle krachten der duisternis geconcentreerd worden tot een wanhopige poging om den Lichtdrager te dooden, een stadium, dat op mystieke wijze wordt weergegeven door de geschiedenis van Koning Herodes en de vlucht naar Egypte, om den dood te ontsnappen. Wanneer de zon in Februari het teeken Aquarius, den waterman, ingaat, krijgen wij den tijd van regen en storm en evenals de doop den Verlosser mystiek wijdt voor Zijn werk van dienst aan de menschheid, zoo maken de stroomen water, die op aarde neerdalen, de aarde zacht en week, zoodat zij vruchten kan opleveren, waardoor het leven van hen die hier wonen, in stand wordt gehouden. Dan gaat de zon door het teeken Pisces, de visschen. Om dezen tijd zijn de voorraden van het voorgaande jaar bijna geheel verbruikt en het voedsel der menschen is schaarsch. Daarom krijgen wij dan den langen tijd der Vasten, die den Aspirant op mystieke wijze hetzelfde ideaal voorstelt als de zon cosmisch vertoont. Om dezen tijd is er de carne-val, het vaarwel aan het vleesch, want een ieder die streeft naar een geestelijker leven moet te eeniger tijd de lagere natuur met al haar begeerten vaarwel zeggen en zich voorbereiden tot den overgang, die dan nabij is. In April, wanneer de zon de hemelequator kruist en in het teeken Aries, De Ram, staat, is het kruis er als een mystiek symbool van het feit, dat de candidaat voor een hooger leven moet leeren de last van het aardsche leven terzijde te leggen en de beklimming van Golgotha, de plaats in den schedel, te beginnen, om daar vandaan den drempel naar de onzichtbare wereld te overschrijden. Tenslotte moet hij in navolging van het rijzen der zon aan den noordelijken hemel leeren, dat zijn plaats bij den Vader is en hij ten laatste tot die verheven plaats moet opklimmen. Bovendien, evenals de zon niet op die hooge declinatie blijft, maar cyclisch naar het herfstpunt en winterkeerpunt afdaalt, om telkens weer tot welzijn der menschheid den cirkel te voltooien, zoo moet een ieder, die er naar streeft om een „cosmische Persoonlijkheid, een verlosser der menschheid, te worden, bereid ^zijn, zichzelf telkens opnieuw aan te bieden en zich voor zijn medemenschen op te offeren. Dit is de bestemming, die voor ons allen ligt; iedereen is een Christus in wording, als hij wil, want zooals Christus tot Zijn Discipelen zegt: „Hij die geloof heeft in de werken die ik doe, zal deze ook doen.... en meer dan deze. Volgens het spreekwoord: „Als de nood het hoogst is, is God s redding nabij" was er bovendien nooit zoo n mooie gelegenheid om Christus na te volgen, om datgene te doen wat Hij deed, als tegenwoordig1), nu geheel Europa in den wereldoorlog worstelt en het schoonste van alle kerstzangen „Vrede op aarde, in menschen een welbehagen" verder dan ooit van zijn verwezenlijking schijnt af te zijn. Wij hebben in onszelf de *) Deze les werd gedurende den wereldoorlog geschreven. macht om den dag van den vrede te verhaasten, door over vrede te spreken, te denken en in vrede te leven, want de gemeenschappelijke werking van duizenden menschen maakt een indruk op den Rasgeest, wanneer zij daarop gericht is, in het bijzonder, wanneer de maan in het teeken Cancer, Scorpio of Pisces staat, de drie groote, psychische teekens, die het meest geschikt zijn voor occulten arbeid van deze soort. Laten wij de twee en een halve dag, dat de maan in elk dezer teekens is, gebruiken om te mediteeren over: „Vrede op aarde, in menschen een welbehagen," Maar als wij dit doen, laat ons dan oppassen geen partij te kiezen voor of tegen een der strijdende naties; laat ons ten allen tijde herinneren, dat ieder lid, van welke nationaliteit ook, onze broeder is. De een heeft evenveel recht op onze liefde als de ander. Laat ons de gedachte vasthouden, dat wij wenschen te zien, dat Universeele Broederschap op aarde geleefd wordt, namelijk vrede op aarde, in menschen een welbehagen, onverschillig of de strijders aan deze of gene zijde van een denkbeeldige lijn op de kaart geboren zijn, onverschillig of zij zich in deze of gene taal uitdrukken. Laat ons bidden, dat vrede op aarde moge komen, eeuwigdurende vrede en welbehagen onder de menschen, zonder te letten op het verschil in ras, geloof, kleur of godsdienst. Naarmate wij er in slagen om met ons hart en niet alleen met onzen mond dit onpersoonlijk gebed om vrede tot uiting te brengen, in die mate zullen wij de komst van het Koninkrijk van Christus bevorderen, want laat ons bedenken, dat tenslotte dat hetgene is, waar wij allen voor bestemd zijn — het Koninkrijk der hemelen, waar Christus „de Koning der Koningen en Heer der Heeren" is. HOOFDSTUK V. DE ZENDING VAN CHRISTUS EN HET FEEST DER FEEEN. Wanneer wij tegenover een van de verborgenheden der natuur komen te staan, die wij niet in staat zijn te verklaren, voegen wij eenvoudig een nieuwen naam bij onze woordenlijst, dien wij dan met geleerd gegoochel gebrui- ken, om onze onwetendheid over dat onderwerp te verbergen. Zoo b.v. de ampère, die wij gebruiken om het volume van een electrischen stroom te meten, de volt, die wij zeggen dat de sterkte van den stroom aangeeft, en de ohm, die wij gebruiken om aan te geven hoeveel weerstand een geleider aan het doorgaan van een stroom biedt. Op deze wijze trachten de vooraanstaande menschen van de wetenschap der electriciteit door veel studie van woorden en cijfers zichzelf en anderen te overtuigen, dat zij de verborgenheden der moeilijk te benaderen kracht, die zulk een belangrijke rol in de wereld speelt, hebben doorgrond; maar wanneer alles er over verteld is en zij in een vertrouwelijke stemming zijn, geven zij toe, dat de knapste koppen van de wetenschap der electriciteit maar zeer weinig meer weten dan de schooljongen, die pas met zijn elementen en batterijen proeven begint te nemen. Hetzelfde is het geval met andere wetenschappen; anatomen kunnen gedurende langen tijd het embryo van een hond niet van het menschelijk embryo onderscheiden, en terwijl de physioloog geleerd praat over stofwisseling, moet hij wel toegeven, dat de laboratorium-proeven, waarmee hij probeert onze spijsverteringsprocessen na te bootsen, belangrijk moeten verschillen en ook inderdaad heel anders zijn dan de omzettingen, die het voedsel, dat wij gebruiken, in het scheikundig laboratorium van ons lichaam ondergaat. Wij zeggen dit niet, om de successen der wetenschap neer te halen, of te verkleinen, maar om den nadruk te leggen op het feit, dat er achter alle uitingen der natuur factoren zijn — intelligenties met verschillenden graad van bewustzijn, bouwers en vernietigers, die een belangrijke rol in de huishouding der natuur spelen — en totdat deze werkzaamheden erkend en bestudeerd worden, kunnen wij nooit een voldoend begrip krijgen van de wijze, waarop de natuurkrachten werken, die wij warmte, electriciteit, zwaartekracht, scheikundige werking, enz. noemen. Voor hen, die het geestelijk gezicht ontwikkeld hebben, is het duidelijk, dat de zoogenaamde dooden een deel van hun tijd gebruiken, om onder leiding van zekere geeste- lijke hiërarchieën lichamen te leeren bouwen. Zij zijn de handelende krachten in de stofwisselings- en stofopbouwende processen; zij zijn de ongeziene factoren bij de assimilatie en het is daarom letterlijk waar, dat wij niet in staat zouden zijn om te leven, zonder de belangrijke hulp van hen, die wij dooden noemen. Om een denkbeeld te krijgen van hoe deze „dooden" te werk gaan, mogen wij een voorbeeld, dat in de „Rozekruisers Cosmologie" werd gebruikt, aanhalen. Veronderstel dat een werkman bezig is, een tafel te maken, en een hond — een ontwikkelende geest, die tot een andere levensgolf behoort — naar hem zit te kijken. Hij ziet dan planken zagen; langzamerhand wordt de tafel uit dit materiaal gevormd, tot dat zij tenslotte klaar is. Maar ofschoon de hond den man heeft zien werken, heeft hij er geen duidelijk begrip van, hoe dit gedaan wordt en ook niet van het nut van de tafel. Veronderstel verder, dat de hond slechts met een beperkt gezichtsvermogen begiftigd was en daardoor niet in staat om den arbeider en zijn gereedschap waar te nemen; dan zou hij gezien hebben dat de planken op sommige plaatsen uiteenvielen en dan weer op een andere manier bijeengevoegd werden tot de tafel vorm kreeg en klaar was. Hij zou het vormingsverloop en het eindproduct zien, maar zou geen begrip hebben van het feit, dat de werkende tusschenkomst van een arbeider noodig is, om van het timmerhout een tafel te maken. Als hij spreken kon, zou hij den oorsprong van de tafel misschien uitleggen evenals Topsy dien van zichzelf verklaarde, door te zeggen, dat zij „eenvoudig groeide." Onze verhouding tot de natuurkrachten is gelijk aan die van den hond tot den onzichtbaren werkman, en wij zijn ook geneigd, om de verborgenheden der natuur evenals Topsy te verklaren. Wij vertellen aan onze kinderen geleerd, hoe de warmte van de zon het water van rivieren en zeeën doet verdampen en daardoor veroorzaakt, dat het naar koelere luchtstreken opstijgt, waar het tot wolken condenseert, die tenslotte zoo verzadigd aan vocht geraken, dat zij door de aarde worden aangetrokken als regen, om de rivieren en zeeën opnieuw te vullen en dan weer te verdampen. Het is alles heel eenvoudig, een aardig automatisch, eeuwigdurend proces. Maar is dat alles? Zijn er niet een aantal onvolledigheden in deze theorie? Wij weten dat deze er zijn, al kunnen wij niet te ver van ons onderwerp afdwalen, om hierover te spreken. Eén ding ontbreekt om het geheel te verklaren, namelijk de half-intelligente werking der sylphen (luchtgeesten), die de fijnverdeelde, verdampte waterdeeltjes, die door de Undinen (watergeesten) gereed gemaakt zijn, van de oppervlakte der zee optillen en zoo hoog brengen als zij maar kunnen, voordat gedeeltelijke condensatie plaats heeft en er wolken gevormd worden. Zij houden deze waterdeeltjes vast, totdat zij door de Undinen gedwongen worden, om deze deeltjes los te laten. Wanneer wij zeggen, dat het stormt, wordt er strijd gevoerd aan de oppervlakte der zee en in de lucht, soms met de hulp der salamanders (vuurgeesten), om het geheel met de brandende fakkel van gescheiden waterstof en zuurstof te verlichten en hun ontzag inboezemenden bliksemflits zigzag ratelend door de inktzwarte duisternis te zenden, gevolgd door zware donderslagen, die in de ophelderende atmosfeer weerklinken, terwijl de Undinen zegevierend de geredde regendruppels naar de aarde slingeren, zoodat deze opnieuw teruggegeven worden, om zich met hun moederelement te hereenigen. De aardmannetjes zijn noodig, om planten en bloemen op te bouwen. Het is hun werk, om hun die ontelbare kleurschakeeringen te geven, die een lust voor onze oogen zijn. Zij vormen ook de kristallen in de mineralen en maken de onschatbare juweelen, die in gouden kronen blinken. Zonder hen zou er geen ijzer voor de machinerieën zijn, noch goud, waarmede men dit kan betalen. Zij zijn overal en de spreekwoordelijk nijvere bij is niet drukker aan het werk dan zij. De bij wordt echter voor het werk, dat zij doet, erkend, terwijl de kleine natuuurgeesten, die zulk een onmetelijk belangrijk deel van 's werelds werkzaamheden verrichten, onbekend zijn dan aan diegenen, die men droomers en dwazen noemt. Met den zomer-zonnestilstand zijn de stoffelijke werkzaamheden der natuur op hun toppunt of zenith, daarom is de „Midzomernacht" het groote feest der feeën, die gewerkt hebben, om het stoffelijk heelal op te bouwen, die het vee gevoed en het graan verzorgd hebben en nu vol vreugde en dankbaarheid het hoogtepunt der krachtgolf verwelkomen, die hun werktuig is, om de bloemen die verbazingwekkende verscheidenheid van fijne vormen te geven, waar hun oertypen om vragen en hen te tinten in de tallooze schakeeringen, die het genot en de wanhoop van den kunstenaar uitmaken. Op dezen heerlijksten van alle nachten van den blijden zomertijd komen zij samen uit moerassen en wouden, valleien en dalen, naar het feest der feeën. Zij bakken en brouwen dan hun etherisch voedsel en dansen daarna in pure verrukking en vreugde — de vreugde voortgebracht te hebben en hun belangrijk doel in de huishouding der natuur gediend te hebben. Het is een grondstelling der wetenschap, dat de natuur niets duit dat nutteloos is; parasieten en nietsdoeners zijn een gruwel; het orgaan, dat overbodig geworden is, kwijnt weg, evenzoo het been of oog, dat niet langer gebruikt wordt. De natuur heeft werk te doen en vraagt werk van allen, die hun bestaan willen rechtvaardigen en deel van haar willen blijven uitmaken. Dit is van toepassing op plant en planeet, mensch en dier en eveneens op de feeën. Zij hebben hun werk te doen; het is een nijver volkje en hun werkzaamheden zijn de oplossing voor verschillende verborgenheden der natuur, zooals reeds uitgelegd is. Wij zijn nu aan een andere pool van den jaarlijkschen cyclus, waar de dagen kort zijn en de nachten lang; stoffelijk gesproken hangt er duisternis over het Noordelijk Halfrond, maar de golf van geestelijk leven en licht, die de basis zal vormen voor den groei en vooruitgang in het eerstvolgend jaar, is nu op haar grootste hoogte en kracht. Op Kerstnacht met den winter-zonnestilstand, wanneer het hemelteeken der Onbevlekte Maagd om middernacht aan den oostelijken horizon staat, wordt de zon van het nieuwe jaar geboren, om de menschheid van koude en honger te redden, die zouden volgen, wanneer dit weldadig licht haar werd onthouden. Op dit tijdstip wordt de ChristusGeest in de aarde geboren en begint de millioenen, door de feeën opgebouwde, zaadjes te doordringen, vruchtbaar te maken en van water te voorzien, opdat wij stoffelijk voedsel kunnen krijgen. Maar „de mensch zal bij brood alleen niet leven." Hoe belangrijk het werk der feeën ook is, verbleekt het tot onbeduidendheid vergeleken bij de zending van Christus, die ons ieder jaar het geestelijk voedsel verschaft, dat noodig is om ons voorwaarts te brengen op het pad van vooruitgang, opdat wij volmaakt in onze liefde mogen worden met alles, wat dat in zich sluit. Het is de komst van dit wondervolle liefdelicht, hetwelk wij zinnebeeldig voorstellen door middel van de ontstoken lampen op het altaar en het luiden der Kerstklokken, die ieder jaar de blijde tijding der geboorte van den Verlosser bekend maken, want in geestelijken zin zijn licht en geluid onafscheidelijk; het licht wordt gekleurd en het geluid gewijzigd overeenkomstig den trillingsgraad. Het kerstlicht, dat op aarde schijnt is goudkleurig en brengt gevoelens van altruïsme, vreugde en vrede te weeg, die zelfs de groote oorlog niet geheel kon vernietigen. De oorlog is voorbij, en daar wij altijd datgene het meest waardeeren, wat wij gemist hebben, is het te hopen, dat de geheele menschheid zich op dit Kerstfeest zal vereenigen met het lied der liederen: „Vrede op aarde, in menschen een welbehagen." HOOFDSTUK VI. DE OPNIEUW GEBOREN CHRISTUS. Er is al dikwijls in onze literatuur gezegd, dat de opoffering van Christus geen gebeurtenis was, die plaats vond op Golgotha en die in eenige uren eens en voor altijd werd volbracht, maar dat de mystieke geboorte en dood van den Verlosser voortdurende cosmische gebeurtenissen zijn. Wij mogen daaruit afleiden, dat deze opoffering noodzakelijk is voor onze stoffelijke en geestelijke evolutie gedurende het tegenwoordig stadium van onze ontwikkeling. Daar de jaarlijksche geboorte van het Christuskind nu nadert, biedt dit ons een nooit oud, maar altijd weer nieuw onderwerp om over te mediteeren, waarvan wij kunnen profiteeren, door het te overdenken met het gebed, dat het in ons hart een nieuw licht moge scheppen om ons te leiden op het omhooggaande pad. De apostel gaf ons een wondermooie omschrijving der Godheid, toen hij zeide ,,God is Licht" en daarom wordt „Licht" in de Rozekruisers leeringen gebruikt, om den aard van het Goddelijke toe te lichten, in het bijzonder het mysterie der Drie-Eenheid. Er wordt duidelijk in de Heilige Schriften van alle tijden geleerd, dat God één en ondeelbaar is. Tegelijkertijd vinden wij, dat, evenals het eene witte licht gebroken wordt in drie primaire kleuren, rood, geel en blauw, God ook in een drievoudige rol verschijnt tijdens de openbaring door het uitoefenen van de drie goddelijke functies schepping, instandhouding en ontbinding. Wanneer Hij de eigenschap schepping uitoefent, verschijnt God als Jehovah, de Heilige Geest; Hij is dan de Heer der wet en voortplanting en projecteert de zonnevruchtbaarheid indirect door middel van de manen van alle planeten, daar waar het noodzakelijk is om lichamen te verschaffen voor de ontwikkelende wezens. Wanneer Hij de eigenschap instandhouding uitoefent met het doel om de lichamen, die onder Jehovah door de natuurwetten in het leven geroepen zijn, te onderhouden, verschijnt God als de Verlosser, Christus, en straalt de beginselen liefde en hernieuwing direct naar iedere planeet uit, waar Jehova's schepselen deze hulp noodig hebben, om zich uit de mazen van egoïsme en sterfelijkheid te bevrijden, ten einde tot altruïsme en het eeuwige leven te komen. Wanneer God de goddelijke functie ontbinding uitoefent, verschijnt Hij als de Vader, die ons naar ons hemelsche tehuis terugroept, om de vruchten van ondervinding en zielegroei te verwerken, die door ons tijdens den dag van openbaring verzameld zijn. Deze Universeele, Oplossende Kracht, de straal van den Vader, stroomt dan vanuit de onzichtbare Geestelijke Zon. Deze goddelijke processen van schepping en geboorte, instandhouding en leven, en ontbinding, dood en terugkeer tot den Schepper van ons wezen, zien wij overal rondom ons, en wij erkennen het feit, dat zij handelingen zijn van den Drieëenigen God in openbaring. Maar hebben wij ooit beseft, dat er in de geestelijke wereld geen bepaalde gebeurtenissen zijn, geen blijvende toestanden; dat het begin en het einde van alle voorvallen in alle tijden tegenwoordig zijn in het eeuwige ,,hier" en „nu"? Vanuit den boezem van den Vader is een eeuwigdurende uitstrooming van kiemen van dingen en gebeurtenissen, die het rijk van ,,tijd" en ,,ruimte' binnentreedt. Daar kristalliseert zij langzamerhand, wordt traag en maakt ontbinding noodzakelijk, om plaats te maken voor andere dingen en gebeurtenissen. Er is geen ontsnappen aan deze cosmische wet: zij is op alles van toepassing in het rijk van ,,tijd en „ruimte, den Christusstraal inbegrepen. Evenals het meer, dat in üe zee leegloopt, zich weer opnieuw vult, wanneer het water, dat het verlaten heeft, verdampt is, en als regen terugkeert, om wederom zonder onderbreking naar de zee te stroomen, zoo wordt de Geest van Liefde eeuwig, dag aan dag, uur na uur, uit den Vader geboren en stroomt zonder ophouden in de zonnewereld, om ons van de stoffelijke wereld te bevrijden, die ons verstrikt in haar doodelijken greep. Golf na golf wordt zoo van de zon uit naar al de planeten voortgedreven en geeft daar een rythmische aansporing aan de ontwikkelende wezens. En zoo verwelkomen wij in den meest waren en letterlijken zin een nieuwgeboren Christus met ieder naderend Kerstfeest, en Kerstmis is de meest onmisbare, jaarlijksche gebeurtenis voor heel de menschheid, of wij het beseffen of niet. Het is niet slechts een herdenking van de geboorte van onzen geliefden Ouderen Broeder Jezus, maar de komst van het verjongende liefde-leven van onzen Hemelschen Vader, door Hem gezonden om de wereld te bevrijden van den doodelijken greep van den winter. Zonder deze nieuwe instroo- ming van goddelijk leven en kracht zouden wij spoedig stoffelijk omkomen en onze ordelijke vooruitgang zou, voor zoover het onze tegenwoordige ontwikkelingslijn betreft, te niet gedaan worden. Dit is een punt, dat we grondig moeten trachten te beseffen, ten einde Kerstmis naar zijn juiste waarde te schatten, en wij kunnen in dit opzicht, als in vele andere, van onze kinderen of van herinneringen uit onze eigen kindsheid een les leeren. Hoe groot waren onze verwachtingen niet van het naderende feest! Hoe verlangend wachtten wij niet op het oogenblik, waarop wij de geschenken zouden krijgen, die van Sint Nicolaas kwamen, den geheimzinnigen wereldweldoener, die het speelgoed voor het komende jaar bracht! Hoe zouden wij ons wel gevoeld hebben, wanneer onze ouders ons de verminkte poppen en trommels van het vorige jaar gegeven hadden? Dat zouden wij zeker als een overstelpend ongeluk gevoeld hebben en het zou een sterk gevoel van gebroken vertrouwen hebben achtergelaten, wat de tijd zelfs moeilijk zou kunnen genezen; toch zou dit niets zijn vergeleken bij de cosmische ramp, die de menschheid zou treffen, wanneer onze Hemelsche Vader in gebreke zou blijven, om ons den opnieuw geboren Christus als Cosmisch Kerstgeschenk te geven. De Christus van het vorige jaar kan ons evenmin behoeden voor stoffelijken honger als de regen van het vorige jaar den bodem opnieuw kan drenken en de millioenen zaadjes kan doen opzwellen, die in de aarde sluimeren en wachten op de ontkiemende werking van het leven van den Vader, om met groeien te beginnen; de Christus van het vorige jaar kan niet opnieuw in ons hart het geestelijk streven doen ontvlammen, dat ons voortdrijft om te zoeken, evenmin als de warmte van den afgeloopen zomer ons nu kan verwarmen. De Christus van het vorige jaar gaf ons Zijn liefde en Zijn leven tot den laatsten adem, zonder eenige beperking; toen hij het vorige jaar Kerstmis in de aarde geboren werd, voorzag Hij de slapende zaadjes van leven; zij groeiden en vulden onze korenschuren, om brood van te maken voor ons stoffelijk leven; Hij deelde de liefde, Hem door den Vader gegeven, op kwistige wijze aan ons uit, en nadat Hij zijn leven geheel verbruikt had, stierf Hij met Paschen om weer tot den Vader op te stijgen, evenals de rivier door verdamping naar den hemel opstijgt. Maar de goddelijke liefde welt altijd weer op; zooals een vader medelijden met zijn kinderen heeft, toont onze Hemelsche Vader het met ons, want Hij kent onze stoffelijke en geestelijke zwakheid en afhankelijkheid. Daarom wachten wij nu weer vol vertrouwen op de mystieke geboorte van den Christus voor het komende jaar, beladen met nieuw leven en liefde, ons door den Vader gezonden, om ons te behoeden voor stoffelijken en geestelijken honger, die zou volgen zonder dit jaarlijksche liefde-offer. Jongere zielen vinden het gewoonlijk moeilijk om hun verstandelijke opvatting van een persoonlijke voorstelling van God, Christus en den Heiligen Geest op te geven, en sommigen kunnen alleen Jezus, den mensch, liefhebben. Zij vergeten den Christus, den Grooten Geest, die een nieuw tijdperk inleidde, waarin de volkeren, die onder de leiding van Jehovah waren tot stand gekomen, verbrokkeld zullen worden, opdat het verheven bouwwerk van Universeele Broederschap op hun muren opgericht zal kunnen worden. Mettertijd zal heel de wereld beseffen, dat God „Geest is en ,,in geest en waarheid" vereerd moet worden. Het is goed om Jezus lief te hebben en hem na te volgen; wij kennen geen edeler en waardiger ideaal. Wanneer er een waardiger mensch gevonden had kunnen worden, zou Jezus niet gekozen zijn als voertuig van het Groote Wezen, den Christus, in wien de Godheid woonde. Wij zullen daarom goed doen met „in Zijn voetstappen" te volgen. Tegelijkertijd zullen wij Hem in ons eigen bewustzijn verheffen, door het woord uit den Bijbel aan te nemen, dat Hij geest is en dat wij geen enkele gelijkenis kunnen maken, die Hem afbeeldt, want dat Hij Zijns Gelijke in den hemel of op aarde niet heeft. Wij kunnen de stoffelijke voertuigen van Jehovah als satellieten om de verschillende planeten zien ronddraaien; wij kunnen ook de zon, het zichtbare voertuig van den Christus, zien; rr^r de Onzichtbare Zon, het voertuig van den Vader en de bron van alles, verschijnt aan de grootsten der menschelijke zieners slechts als een hoogere octaaf van de photosfeer der zon, een ring van violetblauw licht achter de zon. Maar wij behoeven dit niet te zien; wij kunnen Zijn liefde voelen en dat gevoel is nooit zoo sterk als met Kerstmis, wanneer Hij ons het grootste van alle geschenken, den Christus voor het nieuwe jaar, geeft. ■ ■, '