SYMBOLEN EN MYTHEN IN RELIGIE. Foto Langdon. Coburn, London. SYMBOLEN EN MYTHEN IN RELIGIE DOOR C. AQ. LIBRA Geïllustreerde Uitgave, met portret van den Schrijver SUUM CU IQ UE CICERO 1922 ELECTRISCHE DRUKKERIJ „LUCTOR ET EMERGO" DEN HAAG BOEK I. VOORWOORD. Laat ik beginnen met te zeggen, dat dit werk over religieuse symboliek niet geschreven is met het doel om den geloovige van zijne kerk af te brengen. Zoolang iemand moreele steun en hulp in zijn geloof vindt, moet hij blijven waar hij is; elke religie geeft, van haar standpunt, een kijk op de waarheid en heeft dus recht van bestaan. Daarom schrijf ik in de eerste plaats voor hen, die, zooals ze meenen, „geene andere religie hebben, dan de Logica", zooals ik het herhaaldelijk heb ftooren uitdrukken. Wanneer ik dus tot conclusies kom, die geheel verschillend zijn van de orthodox-religieuse opvattingen, dan doe ik dit niet om deze inzichten te critiseeren of af te breken, doch alleen om te bewijzen, dat er, naast de naïf-orthodoxe uitlegging der Heilige Schrift, andere uitleggingen bestaan, die inïïer den logisch denkenden mensch kunnen 'bevredigen en hem misschien het verloren geloof kunnen teruggeven. Dit zal m. i. temeer het geval kunnen zijn, eerstens, omdat deze breedere zienswijze drievoudig is en beantwoordt aan de drie hoofdprincipiën der menschelijke ziel, en vervolgens omdat ze overeenstemt met de sagen, mythen en symbolen der Oudheid, die lang voor het Christendom bestonden. Bovendien wordt ze bevestigd door de Gnosis, die reeds in de eerste eeuw onzer tijdrekening de drager der esoteriek was. De Bijbel der Orthodoxie is ook ons heilig Boek; — alleen wij zien er meer eene wereld van symbolen in dan een getrouw relaas van geschiedkundige feiten. Eigenlijk is deze voorstelling geheel natuurlijk, immers Jezus sprak nooit anders als in parabelen of symbolen; Hij kon op geene andere wijze over het Causale spreken; het Geestelijke kan nooit in „materieele" woorden worden uitgelegd en door allen begrepen. Jezus wist dat alle menschen op een verschillend standpunt in evolutie staan en dus allen de zoogenaamde „Waarheid" verschillend moeten zien. Hij sprak in allegoriën of symbolen, omdat een symbool tot eiken mensch eene verschillende taal spreekt, naar gelang van zijn standpunt. Men kan alles op drievoudige wijze beschouwen en wel van het standpunt des lichaams (het natuurlijke standpunt), van dat der ziel en van het geestelijke standpunt; we kunnen deze respectievelijk — met betrekking tot den Bijbel — noemen: 1. de duiding naar de letter (geschiedkundig-orthodox); 2. de duiding naar de symbolieke beteekenis der in het drama optredende personen en die der namen, getallen etc.; en 3. de cosmische duiding. Over de beteekenis dezer methoden wordt in den text gesproken. Natuurlijk beweer ik volstrekt niet, hier iets geheel oorspronkelijks te leveren; want wat men zich als oorspronkelijke gedachte denkt blijkt altijd later eene gedachte te zijn, die reeds vroeger, hoewel misschien op andere wijze uitgesproken of gedacht is geweest en die men, meer of minder afgewerkt, heeft opgevangen. Bovendien heb ik zeer veel overgenomen van anderen en daar het, in een werk als dit, niet doenlijk is, bij elke gelegenheid bron en auteur te noemen, daar ook hij veelal citeerde, wil ik dit slechts bij uitzondering doen en achterin eene lijst der geconsulteerde werken geven. 'k Heb in een klein bestek, — wegens de kortheid, veelal in telegramstijl — samengevoegd wat verspreid was en heb in al die brokstukken der symboliek de eenheid trachten aan te toonen. Geene enkele religie wordt aangevallen of voor onzinnig verklaard; — niet uit angstvalligheid of misplaatste voorzichtigheid, doch eenvoudig omdat ze mij allen noodzakelijke schakels schijnen in den keten, die het Phenomenale met het Causale verbindt. Het klinkt mij altijd zoo ontzettend komisch in de ooren als een geloovige, die een bepaald étiquet draagt, tot een ander geloovige die anders gestempeld is, met belachelijken eigendunk zegt: „Wij hebben het ware geloof, gij staat op een verkeerd standpunt!" Elk standpunt in religie is juist, zoolang het bevredigt en opheft. Zoodra dit niet meer het geval is, ga dan uit uw beperkt kringetje over naar een anderen beperkten cirkel van begrippen en doe dit zoolang — tot ge inziet, dat al deze cirkeltjes in werkelijkheid slechts één cirkel vormen, wier circumferentie nergens en wier middelpunt overal is. Dan hebt ge het meest rationeele „geloof" gevonden en wel in de Universeele religie. •I" -ij -t- Men zal met mij inzien, dat een werk als dit vele leemten moet hebben, — afgezien van zoovele andere opvattingen aangaande de innerlijke meening der symbolen, — daar de stof zoo uitgebreid is, dat ik veelal weinig meer kan doen dan het onderwerp even aanstippen. Dikwijls moet ik in herhalingen vervallen, omdat door vele symbolen bijna hetzelfde wordt uitgedrukt. Elk symbool is een uitstekend object voor meditatie en hij, die eenigermate zijn imaginatie en intuïtie ontwikkeld heeft, zal langs dezen weg tot klaarder inzicht komen van vele oude gebruiken, ritualiën enz. enz., die hem anders onverklaarbaar zouden schijnen. Vooral de Bijbel is eene onuitputtelijke bron, die ik bij eene latere gelegenheid verder hoop te exploiteeren; — hier moest ik mij tot de gegeven voorbeelden beperken. Ik ben zoo vrij geweest, het woord Zon manlijk te nemen; het is zoo vreemd, het manlijk beginsel van onzen Cosrnos vrouwlijk te stempelen. In Frankrijk en Italië, — de beide landen die astrologisch onder de Zon komen — heeft men dit zeker ook gevoeld, zij spreken van le Soleil en il Sole. Moge mijn boek den lezer — omringd als hij is door eene wereld van symbolen — meer inzicht geven in de innerlijke meening van Natuur en ware Kunst en hem een ruimeren kijk geven in zake religie; — dan heb ik mijn doel bereikt. London, 16 Nov. 1921. C. AQ. LIBRA. ONTWIKKELING VAN NATUUR EN MENSCHHEID. De Evolutie is de universeele verlosser van den Geest. St. de Guaita. De Natuur is een spiegel, waarin ieder mensch zijn eigen beeld ziet. A. E. Waite. L'Ineffable Agent, 1'Elément qui sert de char a 1'Eternel et a ses divines Facultés, s'appelle 1'Ether dans toutes nos langues, 1'Akasa en sanscrit. Saint Yvcs d'Alveydre. Lang voordat de uit bet Oosten komende mentale vloedgolf der beschaving, — die in dubbelen rhytmus regelmatig onze Aarde omkringt, — Europa uit zijn dommel opwekte, hadden China, Indië, Chaldea en Egypte dien impuls ontvangen en hadden de verlichte geesten dier landen theorieën opgesteld aangaande 's menschen betrekking tot de Natuur en hare ontwikkeling. Hunne leer aangaande de causale invloeden die in Natuur en Mensch werkten en nog werken, is feitelijk onaangetast gebleven en is — tot op den huidigen dag —, in den grond dezelfde als toen. Zij wisten veel meer van de taal, die de Natuur, door al hare onderdeelen, tot ons spreekt dan wij, en onze geheele verdienste op dat gebied bestaat eigenlijk in niets anders, dan het opnieuw ontdekken der waarheden die zij kenden. Om iets van de taal der Natuur, resp. die der symbolen, te kunnen begrijpen, dienen we eerst een blik te werpen op hare ontwikkeling. NATUURONTWIKKELING. Het is onmogelijk zich een toestand te denken, waarin niets was. Onze allereerste voorstelling van iets, dat nog niet geopenbaard is, doch waaruit eens iets worden zal (differentiatie) wordt gewoonlijk chaos genoemd; wij willen hieronder verstaan de nog ongedifferentieerde Oerstof, waarop de Geest, de Gedachte inwerkt ter voortbrenging van den eersten oervorm. De eerste, voor 't menschelijk oog waarneembare, cosmische oervorm is de Nevel. Door haar als uitgangspunt van onzen □ gedachtengang te nemen kunnen wij door analogie —.door overeenstemming van begrippen — tot beter inzicht komen omtrent zekere wetten van groei of ontwikkeling in ons stoffelijk Heelal. Ook kan men uitgaan van het laatste en door analogie trachten op te klimmen tot de wereld der oorzaken: doch hierover later. De Astronomie in combinatie met de Spectroscopie leert ons, dat de grondvorm van den zich ontplooienden nevel — eene spiraal is. Voorbeelden: de nebula Canum, de n. Berenicis, de n. Ursa Majoris, de n. Piscium, de n. Andromeda en tallooze andere werelden in wording. De Spiraal is ook te onderkennen in den Melkweg, in welks centrum zich ons zonnestelsel, als een nietig atoom, in spiralen voortbeweegt. Daar waar eene roteerende beweging gepaard gaat met eene voorwaartsche moet noodzakelijk de spiraal ontstaan en zoo is de spiraal de moeder van den Cosmos en van alles wat daarin leeft en groeit. De spiraal treedt ons dan ook overal in de Natuur tegemoet, we zien haar in den wervelwind, in den zandstorm, den waterhoos, den cycloon, in de slakkenhuizen der water- en landslakken, in de schelpen van tallooze weekdieren, in de horens van talrijke diersoorten, in de ontplooiing van een varenblad, in de plaatsing der bloembladen van den Chrysanthemum, in de plaatsing der stengelbladeren, in de klimplanten, in de spiraalvrucht van den Helicheris Isora, in den vorm van sommige bacillen, in de gewonden bladeren van den Croton, van den Orchis Cyprepedium, den Clematis Montana, in de vruchtjes van Medicagosoorten en in de ranken waarmee vele planten zich vastklemmen. Prachtig zien wij de spiraal uitgedrukt in den Lotos, in den appel, in den stam van vele palmsoorten, doch ook microscopisch vinden wij haar in de spiraalbundels en talrijke onderdeelen van het plantenweefsel. En — merkwaardig genoeg — wij vinden de spiraal overal bij de microscopische organismen die direct met de voortplanting te maken hebben, n.1. bij de spermatozoïden van — zoo te zeggen, alle wezens, zoover men kan nagaan. We vinden haar zelfs uitgedrukt, en wel op onberispelijke wijze, in de kristallen van Prochloriet. Wanneer de roteerende kracht gering is tegenover de voorwaarts gaande, wordt de spiraal zeer lang gestrekt, maar toch duidelijk te onderkennen, zooals b.v. in de wervelkolom, het bekken, het schouderblad en de beenderen der ledematen bij de gewervelde dieren. Ze is te zien in de beweging der slang, in □ de beweging der vleugels van vogels en insecten, in den gang van dier en mensch. De takvormige ontwikkeling ontstaat uit de spiraalsgewijze, als er naast de roteerende nog een tweeden kracht — bij tusschenpoozen — inwerkt op de voorwaartsgaande. In de natuurkrachten openbaart ze zich in den bliksem, in de dikwijls boomvormige, soms prachtig vedervormige vertakkingen van eene zich ontladende electrische vonk, die volgens de lijnen van den minsten weerstand de zoogenaamde krachtlijnen — zich ontladen. Men zou ze ook lijnen van beweging, van splijting, of lijnen van constructieven bouw kunnen noemen. Wij zien de takvormige ontwikkeling in de bloed-, lymphen zenuwbanen. De vertakking is in den regel het gevolg eener weerstand en we vinden daarom dan ook veelal bij eene vertakking eene geringe verdikking, als 'het ware door stuwing der stofdeeltjes ontstaan. Prachtig treedt de takvorm op in de bladnerven, in den tak, in den boomstam, in de woningen der polypen en sponsen, kristallen, vooral ook in ijsbloemen enz. enz. De concentrische en straalsgewijze ontwikkeling is een derde hoofdvorm, die wij in al hare schoonheid kunnen bewonderen bij de straaldieren, polypen, zeesterren, vele schelpen, zee-anemonen en niet minder in de regelmatige bloeiwijzen der bloemen. Wij zien ze beide vereenigd in het blad van de Alstroemeria. Er is één koraaldiertje, de Xiphacantha Murrayana, welks kalkskelet een getrouwe afbeelding kan genoemd worden van de 12 hoofdkrachten in den Cosmos, daargesteld als 3 kruisen van microscopisch kleine kalkstaafjes. In de gangglioncellen van het ruggemerg zien wij de straalsgewijze en de vertakte ontwikkeling in één vereenigd. Zoo werkt in de Natuur de kracht, het woord, de gedachte, de uitademing van den Logos — langs lijnen van constructie, die dus in zekeren zin de fondamenten van het gebouw der gedachte zijn. Op primitieve wijze kunnen wij dit voorstellen door op eene gladde plaat met ijzervijlsel een electromagneet op verschillenden afstand en in verschillende richting te laten inwerken; door de macht der magnetische aantrekking (vorm van liefde) ontstaan, op regelmatige wijze verdeelde, krachtlijnen, volgens welke de ijzerdeeltjes zich ophoopen in regelmatige figuren. Een dergelijk procédé kunnen wij ons denken bij het ontstaan van minerale en organische vormen en de bouwstof — de atomen — zijn op dezelfde wijze ontstaan, -— gecopieerd naar het model van het zonnestelsel, zooals dit was op het oogenblik dat een bepaald atoom zich begon te vormen. De voorstelling van het atoom — als eene centrale zon waarom planeten zich wentelen — dient dus logischerwijze in zooverre gewijzigd, dat wij ons de electronen (negatieve electr. eenheid) denken als centra van kracht, die in spiralen de atoomzon (pos. electr. eenheid) omcirkelen en zich steeds weder met haar vereenigen, terwijl telkens en telkens nieuwe electronen uit de „Zon" ontstaan. De algemeene wet luidt: „Zoo boven — zoo beneden", dus de spiraalloop van de planeten om de zon moet ongetwijfeld in het atoom haar evenbeeld vinden. (Zie onder Slotwoord.) De rhytmus van het Heelal, het duizenden van eeuwen lange „Pralaya" en „Manvantara"L) — weerspiegelt zich in alle levensuitingen van de bezielde wereld, in meer of minder snel tempo; haar levensrhytmus is nu eens hoog, dan weer laag, nu eens toenemend, dan weer afnemend. De Prana-uitzending der Zon, die alles met zijn leven doordringt, is de bloed- en lymphstroom van het dierlijk lichaam, de sapstrooming der plant, het kristalwater van het mineraal. Deze drievoudige openbaring in de Natuur, die, zooals men zal inzien, niet willekeurig, doch uit de Natuur gegrepen is, moet ons als basis dienen voor onze verdere beschouwingen, daar wij haar overal terugvinden, — niet alleen in het stoffelijke doch ook in de wereld des gevoels en in die der gedachte. Het voorafgaande moge slechts als illustreering dienen, hoe men, van een bepaald feit uitgaande, ^door analogie tot zekere gevolgtrekkingen kan komen, die ons logisch en onvermijdelijk schijnen. Deze drieheid vinden wij overal terug, in 't Goddelijke en in 't menschelijke, in de religie zoowel als in de Natuur, in de menschelijke ziel zoowel als in het menschelijke lichaam. Ik wil hier nog een paar opvattingen geven van het begrip ,,de Natuur", die van de gewone afwijken. Emerson noemt de Natuur de „projectie van God in het onbewuste". Schelling beschouwt haar als de „onbewuste, primitieve poëzie van den geest". Beide definities kunnen ons slecht bevredigen, daar ze het adjectief „onbewust" bevatten. Alsof men van „onbewuste poëzie" kan spreken! Fawcett geeft geene bepaalde definitie doch zegt dat de Natuur geboren is „uit het verlangen naar verandering"; een Vergeestelijking en verstoffelijking. □ wereldstelsel in kiem maakt zich los van den oneiiïdigen imaginatieven Matrix, (— C. I. of cosmische imaginatie); — er ontstaat een stelsel dat door zijn oorsprong tot vergankelijkheid en onvolmaaktheid veroordeeld is. Het is niet zoozeer een ,,gedicht zooals Schelling het noemt als wel een aspect van een gedicht waarin de C. I. zich niet ten volle uitstort, want deze is boven groei en vergankelijkheid verheven. De substantie ^f.r ^Ta1:uur letterlijk „de stof waarvan de droomen gemaakt zijn . De Natuur toont ons dus de metaphysische val, waarin het „Iniversum tot een „Multiversum wordt, — afgezonderd dus van de C . I., volgens hawcett. Hare bestemming is echter wedervereeniging met de C. I. Zie ook pag. 58. Hier is dus uitgedrukt de gedachte van het ontstaan der veelheid — door knopvorming a. h. w. — uit de cosmische gedachte of cosmische inspiratie. Het kwaad dat de insluiting in de stof met zich brengt en dat zoo duidelijk is uitgedrukt in alle stof, is dus werkelijk, reëel, zoolang de ±\atuur nog niet weder één is geworden met de C. I. De mensch echter kan zich door de macht der gedachte boven de stof verheffen als hij tegelijk de eigen wil — d. i. de wil der stof — uitsluit en handelt volgens den Alwil. \\ at wij in de Natuur (organisch en anorganisch) als ding waarnemen is feitelijk slechts eene functie van -iets, dat als kracht of eigenschap in hoogere sferen leeft en deze opvatting is oorzaak, dat men de Natuur gewoonlijk „onwerkelijk" noemt. De drievoudige verdeeling is de grond der occulte wetenschap; het is deze onwrikbare -basis, die haar in staat stelde en nog stelt, om op het gebied der natuurwetenschappen ontdekkingen te voorspellen — lang voordat de officieele wetenschap ze doet. Ik geef hier enkele voorbeelden van het primitieve drievoud waarop de andere rusten: God — de onzichtbare Natuur — de zichtbare Natuur Zon — planeet _ satelliet zuur — basis Z0U(. 7°°d ~~ *bJaUW ~ geel (de drie grondkleuren) Maan — Mercurius (de drie agentia v. h. denken.) Het uitsluitende en eenige werk der Natuur is transmutatie, omzetting van een lager standpunt in een hooger, n.1. in zooverre het de stoffelijke uitdrukking betreft; want het goddelijke leven daarin kan niet hooger stijgen dan hare Bron, — het kan alléén tot die Bron terugkeeren. Doch eerst moet het Universeele Leven worden omgezet; de mensah zet het om in menschenleven, het dier. in dierlijk leven, de plant in plantenleven, het orgaan in orgaanleven. „Een zelfde algemeene wet bestuurt alle physieke en metaphysieke verschijnselen", zegt Papus. Men ga eens na wat in deze paar woorden niet al opgesloten ligt! Deze ééne wet is dus, volgens deze opvatting, de basis, niet alleen van alle materieele wetenschappen, doch ook van alle philosophieën en religies en daarmee is ons meteen het terrein geopenbaard, waar deze drie elkaar de hand kunnen reiken. Daarom zal het hier ons doel zijn, deze ééne aan alles ten gronde liggende wet op te sporen en aan te toonen. Het doel van alle evolutie is blijkbaar om eene kracht of een wezen te doen geboren worden, hooger dan de kracht of het wezen, dat de impuls daartoe ontvangt. Het Universeele Leven komt als Zonneleven — of Prana in openbaring en wordt door de samengestelde „alchemische werkplaats van eiklichaam omgezet in zijne drievoudige openbaring en door bovengenoemd streven in de Natuur wordt het aardleven tot plantleven, het plantleven tot dierleven en het dierleven tot menschenleven. Zoo ontwikkelt de mensch zijne ziel om haar op te voeren tot de Ziel. .. „Zoo wordt instinkt tot deugd en ten slotte tot wijsheid (Pythagoras). . . De drie Krachten der menschenziel, willen, voelen en denken, — zich uitend in de drie werelden, de stoffelijke-, de gevoelsen de gedachtenwereld, — zijn de weerspiegelingen van de drie fundamenteele eigenschappen der Godheid. Wil, Liefde, Wijsheid, waaruit de 3 werelden der Feiten, der H etten en der Beginselen werden geboren. Zoo ontstaat de drieheid — zon, maan, planeet; mensci. familie, stam; — stam, natie, mensohheid; — cel, orgaan, individu, enz. Overal dus als basis der drieheid: — het leidende denkprincipe, de wereld der wetten en de wereld der feiten, — in het kleine zoowel als in t groote. Het kleinere staat onder het opperbestuur van het grootere, ad infinitum. Dat dit geene phantasie is, doch een feit, va t overal te constateeren. Waarom dan getwijfeld aan het opperste, centrale denken van den-Algeest, waarvan alle andere ,,denken slechts eene meer of minder zwakke weerspiegeling is.' Z,e is O minder volmaakt naar gelang van het aantal malen en wijzen waarop de oorspronkelijke gedachte weergegeven werd. Hetzelfde is het geval met de andere twee eigenschappen van den Algeest, die wij Liefde en Wil noemen en waarvan onze menschelijke „liefde en „wil' de zwakke weerkaatsingen zijn. .Het le\ en wordt door ervaring omgezet in bewustzijn, het bewustzijn in combineeren van opgedane ervaringen, het combineeren in denken, of beter het opvangen en teruggeven van hoogere gedachten, dan onze combinaties; want deze hoogere gedachten zijn altijd aanwezig en steeds ter beschikking van hem die zijn denkorgaan reinigt en ontwikkelt. Door analogie kunnen wij dus, — uitgaande van het drievoud — in elke manifestatie (later zal ik meer voorbeelden hiervan geven) besluiten tot de Goddelijke Drieheid of Drieëenheid, zooals die door alle christelijke kerken niet alleen, doch ook door alle andere hoofdgodsdiensten wordt en werd aangenomen. De geestelijke drieheid drukt zich uit in een vierheid van stof (vergelijk 't chap. over de kleuren); — een 7-tal dus van openbaring en daarom bestaat er voor elk symbool — want elke openbaring is een symbool — eene 7-voudige sleutel, die ons toegang verkenen kan tot de 7 gebieden van openbaring. \\ ij zullen deze gebieden, in navolging der "Iheosophen noemen: 1. Atma, 2. Kuddhi, 3. Manas, 4. lagere Manas, 5. Astraal, 6. Aether en 7. Stoffelijk. De 3 eerstgenoemde zijn de 3 geestelijke beginselen, die zich uitdrukken in de vierheid der volgende 4. Ze zijn alle uitgedrukt in den ontvouwden cubus, bestaande uit 3 horizontale en 4 verticaal geplaatste quadraten. De Wil is de Vader, de Liefde is de Zoon en de Wijsheid is de Heilige Geest. Door den Wil werd de oerstof in 't Heelal geschapen, d.w.z. de Wil Ar\Qnl\oo»>4- ninU -1 _ _ _ • • j • r 1 < i l ui ucu piiiiiiiicisren Kracntwervel — het oeratoom; .dan volgt door inwerking van het 2e goddelijke principe de magneetkracht der Liefde —de samentrekking der oerstof in een bepaald deel der Ruimte en uit den Chaos wordt de oernevel geboren, m. a. w. door samenvoeging en samenwerking der tallooze kleine krachtspiralen der oerstof ontstond de reuzenspiraal, de nevel, die de drie Principiën — in samenwerking — tot een zonnestelsel deden ontwikkelen. Dit geschiedde op eene wijze zooals ons die wordt voorgesteld door kant-Laplace, of volgens de explosie-theorie of op andere wijze. Reeds lang echter vóór Kant en Laplace was door Symbolen en Mythen in Religie. □ Emanuel Swedenborg gezegd, dat de planeten hare stof uit de zon ontvangen hadden. De geestelijke drieheid uit zich in de stof als een vierheid. Het Leven, in de primitiefste vormen zich uitend, ontplooit zich in den loop der tijden in meer en meer samengestelde vormen, de hoogere uit de lagere ontstaande, zich van binnen uit ontwikkelend en daardoor tot in de miniemste détails eene volmaaktheid vertoonend, die ten eeuwigen dage de slagboom zal blijven tusschen Natuur en Kunst. Ge kunt alle organische vormen ontleden in hare onderdeelen, ge kunt elk onderdeel verdoelen tot in het oneindige en steeds ontdekt ge door het microscoop eene nieuwe wereld. Een enkele cel bevat werelden in werelden! Onderwerp nu ook eens het fijnste kunstproduct aan steeds sterker en sterker wordende vergrootingen, wat blijft er dan van over? Niets! — chaos! Reeds bij geringe vergrooting wordt de oppervlakte van het fijnste kunstwerk ruw en leelijk en het binnenste vertoont geen spoor van den systematischen bouw die ons in de Natuur overal tegemoet treedt! Waarvoor dient deze evolutie? Op deze vraag, die ten allen tijde gedaan is, zijn verschillende, meer en min bevredigende antwoorden gegeven, die ik hier niet alle kan aanhalen, 't Zijn alle gissingen, die voor verdere uitwerking in aanmerking komen, naarmate we den kern der dingen beter leeren waarnemen. In den verderen text wordt hierover trouwens hier en daar gesproken, doch hier vermeld ik slechts één antwoord op bovengenoemde vraag en het luidt. de evolutie dient ter ontwikkeling der Persoonlijkheid. Dit antwoord doet ons meteen begrijpen, waarom b.v. een mineraal, een bloem, en een dier — symbolen kunnen zijn van eene bepaalde eigenschap; want allen vertegenwoordigen een zekeren trap in evolutie. Deze evolutie begint reeds met de neerdaling in de stof van het oeratoom, terwijl wij de eerste trappen van ontwikkeling der persoonlijkheid reeds duidelijk beginnen te onderscheiden in de kristalvormen van sneeuwvlokken, zooals het cliché onder 't chap. „Edelgesteenten als Symbolen , duidelijk doet zien. OVERZICHT DER MENSCHHEID-ONTWIK KELING. Millioenen van jaren voordat de vaste aardkorst zich uit de moederloog uitkristalliseerde in de schoonste kristalvormen, die later verweerden, leefde de mensch in de lichamen der mineralen, later in plant- en diervormen tot in het grofstoffelijke gebied, — waar hij langzamerhand den tegenwoordigen menschvorm aannam. Parallel aan de menschheid-ontwikkeling loopt eene andere ontwikkeling, die der zoogenaamde Elementairgeesten, door andere „Elementalen" genoemd. Ze hebben geene onsterfelijke ziel doch ze kunnen die "verkrijgen, als ze opstijgen tot mensch. Tot deze groep behooren o.a. de Natuurgeesten zooals de Sylphen of Feeën (in de lucht), de Salamanders (in het vuur) de Undinen (in het water) en de Gnomen, die in de aarde leven. Ze zijn voor den helderzienden mensch zichtbaar, vooral wanneer ze voor korten tijd een weinig grovere stof kunnen ontkenen aan een menschelijk „medium". Ze bewonen het ether-gebied. In den allerlaatsten tijd is het gelukt deze natuurgeesten te photographeeren. (Zie het Strand Magazine 1920, 't Kerstnummer en het Meinummer.) In de magie helpen deze elementalen om zekere verschijnselen teweeg te brengen, die onder hun en niet onder ons bereik liggen. De 4 genoemde groepen staan op resp. dezelfde hoogte in ontwikkeling als onze fauna. ^e willen na deze inleiding ons kort verslag van de mensch-ontwikkeling weer opnemen. Wij willen hier niet spreken van de lange perioden van langzame vergeestelijking en daarop volgende tijdperken van verstoffelijking, waarin alleen herhaald werd, wat in de voorafgaande tijdperken doorschreden was; — wij willen ons alleen bepalen tot de laatste ontwikkelingsphase en, — om zoo min mogelijk in speculaties te vervallen, — willen wij die opvatten op een tijdstip, dat de Aarde bewoond was door vier Rassen, die wij, in navolging van Fabre d'Olivet*) 1. het blanke, 2. het F°t'rfu d Engelsche vertaling „Hermaneutic Interpretation of the origin of the social state of man". □ gele, 3. het roode en 4. het zwarte ras zullen noemen, in een paar woorden trachten te schetsen wat bovengenoemde schrijver in zijn geniaal werk uitvoerig verhaalt. Het blanke ras in het Noorden, bewoonde de landen om de Noordpool gelegen. Het gele ras woonde en woont nog in het Oosten, het roode in het Westen, hoofdzakelijk in NoordAmerika en het zwarte ras in het Zuiden, in den omtrek van den equator. Deze vier rassen worden resp. verzinnebeeld door de vier vaste teekens van den Dierenriem, den Waterman, den Schorpioen, den Leeuw en den Stier. Het zwarte ras, het oudste, was het hoogst ontwikkeld en overheerschte de andere rassen, die gewoonlijk door hen als slaven werden gehouden. Duizenden van jaren later sloeg de slinger naar de andere zijde over en werden ze door de blanken als slaven uit hun land gesleept. Dat het woord zuid (south. süd) oorspronkelijk een slechte beteekenis had, vindt zijne oorzaak daarin; men vereenzelvigde het met den Boozen Geest, zooals dit bij de oude Egyptenaren terug te vinden is in Suth, Soth, bij de Phoeniciërs in Sath, bij de Arabieren en Joden in Setan of Satan (Saturnus), bij de Scandinaviërs in Sathur, Sutliur of Susthur. Het drukt altijd iets „laags" uit, — iets wat beneden is — zooals in de woorden sediment (van 't latijnsche sedere) nog terug te vinden in ' zitten enz. De tegenstelling zien wij in het blanke ras, dat „boven" bij de Noordpool, in Siberië, Groenland, Nova Zembla enz. zijne oorspronkelijke woonplaats had en vandaar dan ook genoemd wordt het Hyperboreesche ('t noordelijkst) ras. De oudste schrijvers en ook latere, zooals Herodotus, verdiepen zich in allerlei bespiegelingen aangaande dit oorspronkelijke ras, echter zonder tot bepaalde conclusies te kunnen geraken, daar, door de latere vermenging met andere rassen, dit onderzoek zeer bemoeilijkt wordt. Inderdaad schijnt Herodotus te betwijfelen of er ooit Hyperboreërs geleefd hebben, doch Callimachus beschrijft hen als de „goudharige Arimaspians", die een leeftijd bereikten van duizend jaar en leefden in „een ideaal Paradijs van eeuwigen vrede, gelegen aan de overzijde der Riphaeische bergen en onder het lichtende paleis van Borcas, — hun schepper." Zij hadden 10 eenoogige koningen, met wie bedoeld worden de anti-diluviaansche Patriarchen en de gelukkige landstreek, — aan de Noordpool, — is de „tuin van den Heer der Aarde", — weggenomen (zooals men dacht) of naar Hades overgebracht".1) Olen 2), in wiens hymnen de Hyperboreesche maagden worden aangeroepen, wordt verondersteld een Hyperboreeër te zijn geweest (een afstammeling, liever) en de oudste der dichters, die in 't Grieksch schreef, de eerste propheet van Apollo en de uitvinder der hexameter versmaat.*) Dit ras wordt ook genoemd het Boreesche of het Ghiboreesche ras, zooals o.a. in t eerste boek van Genesis. Alle schrijvers echter zijn het er over eens, dat dit ras stamt uit de allereerste tijden. De mensch was in zijn oerstaat nog één met de Natuur, die hij door zijne buitengewoon ontwikkelde zintuigen waarnam, — voelde. Hij „denkt" nog niet, — hij neemt slechts waar en gevoelt; hij is nog hermaphrodiet, de scheiding der geslachten heeft nog niet plaats gehad en daarom leeft hij nog in het Paradijs; hij had nog niet van den „Boom der kennis, des goeds en des kwaads" 'gegeten; hij leefde in vrede met de krachten der I\ atuur en de dieren en was gelukkig, totdat zijn perceptievermogen voldoende ontwikkeld was om „het gevoel" op te voeren tot eene hoogere phase, — het medelijden, op den voet gevolgd door de zinnelijke liefde. Toen werden de geslachten gescheiden en de vrouw werd uit „Adarn's rib" gevormd, uit „Adarn's lichaam". Hierover later. In Adam, — hier het geheele menschenras voorstellend, — ontwikkelden zich voortaan mannelijke en vrouwelijke lichamen. Zoodra het menschenras van den „boom der kennis etc." gegeten had, hield zijn natuurstaat op, — hij werd uit het „Paradijs" verdreven. Het vrouwelijke wezen dat zich aan den man Adam tegenoverstelde, met hare geheel andere physieke, moreele en intellectueele constitutie, was juist noodig om Adam, — nu den rnan> uit z'jn „dolce far niente op te schrikken en zoo krijgen wij twee wezens waarin zich de 3 Goddelijke eigenschappen weerspiegelen: 1. den Man, — zelfwil en hersendenken, (wil en wijsheid) vastheid, concentreerend; 2. de Vrouw, — instinkt en gevoel (lagere liefde) veranderlijkheid, verspreidend. De een werkt van een geheel ander motief uit als de ander, de één leeft in de wereld van gedachte en daad, — de ander in eene wereld van gevoel en impuls; hunne wereld is geheel verschillend, zelfs hunne opvatting van waarheid loopt geheel ') Nimrod. History and Fable, 4 vol., vol. I, p. 162. Nimrod citeert hier uit Pheremcus op. schol. Pindar. Olymp. 3. v. 28 etc. ') Paus, IX. C. 27 etc. □ uiteen. Deze twee opvattingen des levens moesten met elkaar in conjunctie komen, — eerst elkaar bestrijden, dan elkaar aanvullen, completeeren om ten slotte tot een schoon geheel samen te smelten, — eene hereeniging der geslachten als het ware, doch op hoogeren trap dan vroeger. Bij de dieren is dit anders, daar zijn het mannetje en het wijfje niet, zooals bij den mensch, geheel verschillende wezens met geheel verschillende behoeften, doch daar gevoelen beide denzelfden natuurlijken drang. Door de inwerking der beide factoren op elkaar ontkiemde in het vuur der hartstocht allengs medelijden, vriendschap en daaruit zal zich mettertijd de Universeele Liefde ontplooien. Van dat oogenblik af aan is dus het mannelijke en vrouwelijke principe in twee verschillende wezens gelegd, — noodig om tot openbaring in vorm te komen; in den man overheerscht — de geest, in de vrouw — de ziel, beide zich uitend in den stoffelijken Adam-Eva. Men kan niet zeggen dat het mannelijke principe superieur is over het vrouwelijke, evenmin als men zeggen kan dat de cathode superieur is over de anode. Beide polen zijn noodig tot het voortbrengen van den electrischen stroom; doch de geest is over 't algemeen eene betere heerscher dan de ziel, welke geneigd is, bij elke gelegenheid op hol te gaan, — uitgedrukt in de oude spreuk: De geest is de koetsier, de ziel het paard en het lichaam de wagen van het drievoudige complex dat wij „Mensch" noemen. De mensch was stom, zijn middel van „gedachten"communicatie — eene primitieve gebaren taal — ontwikkelde zich zeer langzaam in den loop der eeuwen, soms afgewisseld door geluiden, die allengs, al naar den klemtoon, een andere beteekenis kregen, aldus van lieverlede het ontstaan gevend aan een aantal oerwortels der primitieve taal. In reeds veel hoogere ontwikkeling kunnen wij, in zeer oude talen, deze primitieve taalvormen nog terugvinden, b.v. in de Chineesche taal, die c.a. 250 oorspronkelijke teekens heeft, waarop de 1200 primitieve woorden rusten. Op deze laatste werd eerst veel later de Chineesche taal met hare meer dan 80.000 verschillende karakters gebouwd. Door „verdichting" ontstond uit de ijle stof der Mentale, die der Astrale wereld; uit deze kristalliseerde zich ten slotte de Stoffelijke wereld uit met haren dichten sluier, die de hoogere werelden — die hem nog steeds omringen, — voor den mensch onzichtbaar maken. De mensch verliest zijn contact met deze C ausale Werelden, hij kan de wezens die deze bevolken, niet meer waarnemen, — „hij wordt uit het Paradijs verdreven." Het zwarte ras, dat zich verspreid had over geheel Africa en het zuidelijk deel van Azie, bereikte een hoogen trap van ontwikkeling, waarvan ons nog de enorme constructies van Mahabalipoeram, de Cavêrnen van Ellora, de tempels van Ishtakav, vele Pyramiden (niet alle), de uitgestrekte ruïnen van Thebe en van zoovele andere doodensteden vertellen. Zoo had ook het gele ras in Oost-Azië zijn tijdperk van bloei en hoogsten glans, zooals de litteratuur ons leert en zooals ook nog de reusachtige ruïnen in Mexico getuigen kunnen van de hooge beschaving van het roode ras. Het was door de veroveringstochten der zwarten, dat het blanke ras met deze beschaving kennis maakte, alhoewel op eene pijnlijke wijze. Ze konden voortbouwen op het van dezen geleerde en konden aldus tot eene snelle ontwikkeling geraken. Gedeeltelijk door de ruwheid van het Noordelijke klimaat, gedeeltelijk door de voortdurende overvallen hunner vijanden, was het blanke ras een nomadenras, — het bouwde geen groote steden, zooals de rooden en de zwarten, omdat het daarvoor in de vroege eeuwen geene gelegenheid had. Eerst veel later, toen ze van overvallenen en uitgeplunderden zelf aanvallers en plunderaars werden, toen ze, op hunne meerdere lichamelijke kracht vertrouwend, — een equivalent voor hunne slechtere bewapening, — strooptochten ondernamen in 't gebied der zwarten, eerst toen konden ze zich vaste woonplaatsen zoeken. \ an dezen tijd dateert de vermenging der rassen. De zwarte rassen noemden zich Atlantiërs, d. i. „meesters cau het Heelal . Door de blanken werden ze Pelasgen genoemd, d. 1. „menschen met getaande huid" en deze noemden wederkeerig de blanken Scythen, d. i. „uit de golven verrezen", want de zwarten, die hen als steppen-barbaren beschouwden, hadden hun land voet voor voet uit de golven zien opduiken. De Hyperboreeërs nemen nu den naam van Kelten, d. i. „helden aan. Hun land was met moerassen en wouden bedekt en bevolkt door wilde dieren, als tijger, panther en aueros. Ze hadden hunne priesteressen die hen waarzegden en hunne priesters, de Druïden, die in de heilige bosschen onder eeuwenoude boonien hunne offeranden brachten. □ De Druïden bezorgden aldus den dienst der goden, ze waren de bewaarders der religieuse, geheime leer, ze waren profeter! en astrologen en magiërs en geneesheeren. Ze onderwezen de eersten onder de jongeren, ze leerden een leven na den dood, ze beslisten, — in strijdvragen, — onderling en met andere volkeren. Onder inspiratie spraken de profetessen over te behalen overwinningen op de Atlantiërs, wanneer ze te zeer in onderlinge twisten opgingen, die hun dreigden te vernietigen. Bij gelegenheid van eene dier bloedige onderlinge twisten sprak de priesteres in trance bij monde van den grooten gestorvenen held: „Vertrek Valuspa1), haal uw kleed op en begeef u naar de plaats waar uw echtgenoot en uw broeder op het punt zijn, Boreaansch bloed te vergieten. Zeg hen, dat ik, de eerste „Herman", de eerste held van hun ras en overwinnaar van het zwarte ras, neergedaald ben uit mijn paleis in de wolken, de woonplaats mijner ziel; zeg hen, dat ze dezen broedertwist staken. Het is de list der zwarten die hen verdeelt; ze verbergen zich in de duisternis der wouden en wachten tot de dood de dappersten hunner heeft weggemaaid, om zich op de over- blijvenden te storten, Hoort gij niet het krijgsgeschrei dat ze aanheffen aan den voet van hun afgodsbeeld ?" Herman heetten hunne gestorven helden, die onzichtbaar aan de spits hunner troepen streden. Ze noemen hem hun Hcröll, hun Raoul of Röll en ze noemen hun land Herolland, Orland of Raland (Roland). Uitgezonderd een kuststreek aan de Middellandsche zee, was ten slotte geheel Europa in handen der Kelten gekomen en de Druïden verdeelden toen Europa in drieën n.1.: 1. Het Teuts-land, d. i. het verheven land in het midden. 2. Hól-land of Glwl-land, d. i. het laagland in het Westen. 3. Pölland, d. i. het hoogland in het Oosten. Het grensland in het Noorden kreeg den naam van D ahnmark, d. i. de „grens der zielen" en dat in het Zuiden, t welk nog niet in hun bezit was, wrerd d'Asks-tan, d. i. woonplaats der „Asks" of zwarten genoemd. Dan kwam de groote plaag, n.1. ze hadden uit het land der zwarten eene ziekte meegebracht, die — naar de sterke zwelling der ledematen — elephantiasis werd genaamd, eene ziekte waaraan het volk dreigde te gronde te zullen gaan. Rama, een jonge Druid, — de geestelijke oorzaak, die in zijn J) Zie Fabre d'Olivet. Hermeneutic Interprétation, p. 69. volk als ondeugd schuilde kennend, — begeerig, zijn volk te redden, doch wanhopig, omdat hij het middel niet kende, legde zich ter meditatie onder den heiligen eik en had daar een vreemd visioen. . . . Een man van majestueuse gestalte, in het kleed der Druiden, stond voor hem, in de eene hand een staf houdend, waarom zich eene slang kronkelde. Op Rarna's vraag naar de beteekenis, nam hij dezen bij de hand, deed hem opstaan, toonde hem een tak Mistletoe onder den boom en sprak: „Rama, het geneesmiddel dat gij zoekt, is daar!" Zoo werd dan Rama het geneesmiddel voor de zoo gevreesde ziekte geopenbaard en hij genas daarmede zijn volk. Men vergelijke dit verhaal met dat van Mozes en de slang. Het feest der Mistletoe werd gevierd met het begin van het nieuwe jaar, dat is in den tijd der winter-zonnestilstand gedurende den, in deze hooge streken, maandenlangen poolnacht. Rama (= de Ram) bevrijdde zijn volk ook van de gewoonte menschen te offeren bij zekere gelegenheden, — na een visioen te hebben gehad van denzelfden Genius, — en stelde dat gebruik als afschuwelijk en wreed voor; doch hier stuitte hij op grooten weerstand bij de opperpriesteres, die, — hoewel hem niet durvend beschuldigen, — hem zwakheid door overmaat van goedheid ten laste legde. Bovendien waren de Kelten zeer gehecht aan hunne oude, heilige gebruiken, die nog van den eersten Herman (Thor) stamden en toen Rama toch zijn wil doorzette, werd hij zelf vervolgd. Toen verliet Rama met een groot aantal der eersten en besten uit zijn volk, — wier aantal voortdurend aangroeide daar de verspreide Keltische stammen van Iran en Touran zich bij hem aansloten, — het land en trok noordwaarts naar Tat-arak of 1 artarije, welk land hij bevrijdde van de daar nog heerschende Atlantiërs, die hij onderwierp. Daarom kreeg Rama — hij draagt in Tibet, China, Japan en in Noord-Azië de namen van Lama, Fo, Fa Padi-shah enz. in dat land den naam van Gtant-Shyd d. i. overheerscher der zwarten ( t volk van Giam). Hier stichtte Rama een theocratie met de hoofdstad Ver (of Var = waarheid), waarvan Zoroaster spreekt als het „Paradijs, waar allen gelukkig zijn". Ook hier ziet men de symboliek innig samengeweven met de geschiedenis. Rama had veel te strijden *) met de omwonende volkeren, die hij allen versloeg en wier land, —het dal van den Euphratus en den Tigris, — hij veroverde, gedurende den 7-jarigen oorlog. ') Rarna's oorlogen worden bezongen in het gedicht Ramayana. □ Rama deed wonderen; hij deed, evenals Mozes in de woestijn, waar zijn volk van dorst versmachtte, bronnen opspringen uit de rots, hij liet het manna regenen, hij genas de bewoners van een nieuwe ziekte — door een nieuw geneesmiddel. Daar hij door landen trok, waar reeds het geld was ingevoerd, liet ook hij, om den handel mogelijk te maken, gouden, zilveren en koperen munten slaan, die als stempel „de Ram" droegen. Het geld der Atlantiërs droeg als stempel — een draak. Hiervan is afgeleid het woord „dïachme", d. i. een draak van zilver. Veelbeteekenend voor het geld, — eene der hoofdoorzaken van alle ellende! Eerst als deze „draak" verdwenen is, wordt duurzame vrede en geluk mogelijk. „Toen Karna Hindostan veroverde, werd dit land geregeerd door twee dvnastiën, de Zon- en de Maan-dynastie1). In de eerste waren de „Kinderen der Zon", afstammelingen van Ikshaükou, in de tweede waren de „Kinderen der Maan", afstammelingen van den eersten Buddha. De Brahmanen geloofden dat dit hoofd der zonnedynastie, Ikshaükou, de zoon was van den zevenden Manoe2), zoon van Kaivasonata, die van den zondvloed gered werd." De eeredienst in dat land w-as ontaard tot een ware sterrenaanbidding en het was alweder Rama die de oorspronkelijke beteekenis aan dezen eeredienst terug gaf; hij vereenigde beide eerediensten der Zon en der Maan tot één; —- Agni het mannelijke scheppende en Soma als tegenstelling, het vrouwelijke, negatieve beginsel, — „de ziel van hemel en aarde, van Indra en Vishnu, die met Agni een onafscheidelijk geheel vormt, dat licht gaf aan de zon en sterren." (Vergelijk A. Barth, „Les religions de 1'Inde." Rama werd als onsterfelijk beschouwd en daarom zijn de namen van al zijne opvolgers niet bekend, zij worden eenvoudig aangeduid met: „Hij die de plaats vervult van God" en zoo blijft het tot de komst van Krishna. Toen Rama heerscher van Indië geworden was en daarmede zijne priesterlijke autoriteit over de geheele beschaafde wereld erkend was, voerde hij een nieuwen kalender in, hoofdzakelijk gebaseerd op den ouden Atlantischen, doch hij gaf eene nieuwe verdeeling der Zodiacale teekens; — „hij schonk hen dat wonderbare „boek" voor meditatie, dat na lange, lange eeuwren 1) Zie Fabrc d'Olivet. H .1., pag. 141. 2) Een Manoe is de wetgevende Intelligentie, die de aarde bestuurt van de eene wereldcatastrophe tot de volgende. nog steeds de verbazing wekt en tal van geleerden tot studie aanspoort. In de uitvoering dezer Teekens 'heeft Rama al zijn genie uitgestort. Het teeken dat zijn naam draagt (Aries — de Ram) moet zonder twijfel als het eerste gelden. Doch met welken tijd komt het overeen? Waarschijnlijk met het winterpunt, zegt Fabre d'Olivet, 't geen, aangezien het nu in den Steenbok is, eene teruggang beteekent van 120° (is het niet veeleer 90°?) d. i. 4 X 2160 = £>640 jaar. (6480 j.?■) Dit zou dan dus de tijd zijn dat, volgens hem, de Zodiac door Rama verdeeld werd. Hij geeft dan aan, dat Rama veelal met de zon vergeleken wordt (zijn symbool) en dat het leven van Rama opgeteekend wordt door den loop der Zon door de 12 Zodiacale teekens. (Zie hoofdstuk: de Zodiac B.) Gedurende 3500 jaar bleef de dynastie van Rama hare volle kracht over de geheele wereld behouden en waren de „Ariërs" de alleenheerschers. (Ariërs van Aries, Ram.) Het rijk van Rama bereikte dus den rijpen ouderdom 1). Dan nam ook zijn rijk een einde, behalve in Tibet, waar het nog voortleeft in de Lamaïsche cultuur. Overal elders keerden afgodendienst, beeldenvereering, sterrencultus terug; de Kringloop door de drie grondbeginselen, geest, ziel en stof, loopt weer ten einde; ze is haar laatste stadium ingetreden, — dat der stof, —- t welk altijd tot een snellen ondergang leidt. Het is in de vereering van Baal, Moloch, Iswara, dat ze zich uitleeft en zich ten slotte uitkristalliseert in den „toren van Babel". Het wiel draait, — de Zon nadert het punt van den winterstilstand. In Egypte zien wij de vereering van Rama, den zonnegod, m de vereering van Osiris; in Griekenland is hij Dionysius, in China Fo Hi enz., zooals elders aangetoond zal worden. Egypte bleef het langst onder de Atlantiërs en bewaarde dus het langst de tradities van dit volk en deze tradities, gepaard aan die van het Hyperboreesche ras, gaven dit volk een grooten voorsprong in kennis boven andere volkeren. Dan komt Krishna, de groote verkondiger van het goddelijke woord, dat in Christus vervuld werd. Hij voegt aan de twee ') Men bedenke, dat evengoed als bij een mensch, bij een familie een ras, een volk, een staat, men van zijn jeugd, zijn rijpheid, zijn ouderdom en zijn dood kan spreken. \ ele landen en rijken sterven in de jeugd, — „als kinderen" - zelden worden ze oud. □ principes van Rama — het mannelijke en het vrouwelijke — een derde beginsel toe en verkondigt dat het mannelijke en het vrouwelijke beginsel in het Heelal per sé van elkaar gescheiden en dus onwerkzaam moeten blijven, wanneer ze niet door een derde beginsel vereenigd worden. Het is Vishnu die de beide krachten van het Alwezen verbindt, Vishnu — de ziel — die geest en stof, of Iswara met Prakriti verbindt. Hij is de verkondiger der Indische Drieëenlieid en daardoor de lichtbrenger in de dualiteit van Rama en Zoroaster. Krishna wordt als de 8e Avatar of vleeschwording van Vishnu beschouwd en wel die waarin de Godheid zich in al haar macht en glorie openbaarde. Het was voorspeld dat de zoon van Devaki, — Chrishna's moeder, — den tyran Kansa van zijn leven en zijn kroon zou berooven en daarom zocht deze het kind op allerlei wijzen te dooden, doch de ouders, geleid door goddelijke ingeving, zooals het heet, wisten elke poging te verijdelen. Ook hier dus. Over de daden van Krishna, zie onder chap. Mythologie. William Jones en anderen hebben aangetoond welk een merkwaardige overeenkomst er tusschen den Indischen Krishna en den Griekschen Apollo bestaat, eene overeenkomst die trouwens tusschen alle zonnegoden bestaat. En daarna verschenen er, — om den weg voor te bereiden voor den Grooten Wereldleeraar, die later zoude komen — c.a. 1500 j. voor Chr. drie groote geesten ten tooneele, gelijk in kracht doch geheel verschillend in leer, — in hunne drieheid van leering de drie grondeigenschappen van den Logos, — Wil, Liefde, Wijsheid — vertegenwoordigend, nl. Orpheus (in Thracië), Mozes (in Egypte) en Buddha (in Indië)„ Orpheus (= de Genezer) verkondigt in bezielde poëzie de leer van Krishna. Men verwarre hem niet met den mythologischen Orpheus en met Aesculapius. Uit zijne leer ontsproten Pythagoras en in aansluiting met hem Socrates, Plato, Aristoteles en hunne leerlingen. Mozes (— de Geredde) leert de goddelijke eenheid, zooals de kern van de leer der Atlantiërs was en spreekt van de eeuwige en onwrikbare besluiten der „Wet". Zijn symbool is de slang en de staf, het Mercurius-teeken; zijn hoofdstreven is het ontwikkelen van het intellect in zijn volk. Buddha (= de Wijze) (de Fo-Hi der Chineezen) sprak tot het gevoel, door de geheimen te openbaren der wederbelichaming (reïncarnatie) en van de groote raadselen van het Heelal □ Het sanscrit-woord Bud beteekent begrijpen, weten. Hij leert in zekeren zin de leer van Rama. Zoo zien wij in deze drie groote Leeraren de drie voornaamste Godsbegrippen herhaald, verwijd en toegelicht; hunne leer is, hoewel in uiterlijken vorm verschillend, — in hun Wezen één, en deze drie, als vertegenwoordigers der drie grondprincipiën der onveranderlijke Eenheid, zullen zich steeds weer en weer in de toekomst herhalen als voorloopers van den grootsten der Wereldleeraars, die als Rama, Krishna en Christus verscheen. Zoo hebben wij dus gezien dat Atlantis, (resp. Mozes) de Godheid vertegenwoordigt als Eenheid en dus ongedifferentieerd in zijne hoofdeigenschappen; dat in Rama de Eenheid in hare beide hoofdeigenschappen gedifferentieerd wordt en dat ons in Krishna de Drieëenheid (drieheid van eigenschappen ) verkondigd wordt. Jezus werd geboren in een tijd dat de geheele beschaafde wereld zuchtte onder het juk van Rome, „Babvlon's erfgenaam". Julius Caesar, de wereldveroveraar had zich niet slechts tot imperator en dictator laten verheffen, hij was ook Praefectus Morum en Pontifex Maximus en voor alles bekleed met de macht in staat en kerk, wier hoogepriester hij was, terwijl hij in den senaat terzelfdertijd de onsterfelijkheid der ziel loochende. Men verhief hem tot den rang van Godheid. Zijne ontaarde opvolgers leefden een leven van misdaad en bacchanaliën, tot in het onzinnige. Ed. Schuré zegt: „het veroverende Rome leeft als een vampir op het lijk van een verouderd stelsel". Waarlijk, een geschikte tijd, zou men zeggen, voor het verschijnen van den Wereldleeraar! Zijn komst was voorspeld door de profeten. Men is tegenwoordig geneigd, de schouders op te halen voor profeten en profetiën en toch is er niets tegennatuurlijks in, wanneer men in den profeet den „wedergeboren" mensch ziet, die door rein leven en denken, — gepaard aan groote kennis veelal, — in staat is, de goddelijke- of cosmische gedachte, die aan ieder wereldgebeuren ten gronde ligt, te reflecteeren. Zoo iemand is niet langer alleen doch leeft in voortdurende gemeenschap met de Goddelijke bron, hij doorziet de Goddelijke gedachte in hare oorzaak en werking, J esaja, Jeremia, Ezechiël en Elias kondigden den Messias lang voor zijn verschijnen aan en noemden zijn naam en geboorteplaats. □ Hij werd geboren juist toen „de bloedhond Herodes, de geesel van Judea", — door het volk gehaat en veracht, de moordenaar van zijne vrouw en drie zijner zonen — aan eene walgelijke ziekte stierf, verlaten door zijn eigen lijfwacht; slechts zijne zuster Salomé, — zijn slechte genius, — was bij hem. — Zoo werkt de Natuur altijd door tegenstellingen. —- Herodes stierf in 't jaar 4 voor onze jaartelling en 't wordt thans vrij algemeen aangenomen dat dit het geboortejaar van Jezus is. (Keim, das Leben Jesu.) Jezus was reeds bij zijne geboorte door Maria voor eene profetische zending bestemd, zooals dit het geval was met vele andere helden en profeten van het Oude Testament. Deze aan God gewijde kinderen werden Nazareners genoemd (vergelijk Jer. 1. 4). Jezus bracht zijne jeugd door in Nazareth, „een hoekje van den hemel, neergevleid op de helling van een berg.... diepe en teedere zielen hebben stilte en vrede noodig om tot zulke openbaring te komen" (Schuré). Zijne geestelijke opvoeding, meenen velen, ontving Jezus, toen hij volwassen werd, bij de Esseniërs, eene exotischgeestelijke sekte van eene voorbeeldelooze moraliteit, welwillendheid, zachtheid, reinheid en standvastigheid. Ze waren hier en daar in kleine groepen door Palestina verspreid, doch hadden twee hoofdcentra, één in Egypte, aan het meer Maoris en een te Engaddi, bij de Doode zee. Hier werd hij ingewijd in de geheime wetenschappen. Anderen echter meenen weer, dat Jezus zijn inwijding ontving in Indië. (Hierover later meer.) OORSPRONG DER SYMBOLIEK. Vanwaar komen wij? Waarheen gaan wij? Is de dood slechts een slaap? Kunnen wij onzen bewegingloozen broeder zijne warmte, zijn adem, zijn spraak teruggeven? Zoodra de menschheid zich bewust werd, stelde zij zich deze vragen; de Cosmoglyphie loste ze op, zij maakte zich van de geheele natuur meester, ze steeg op van steen tot mensch en van de aarde tot den hemel, om die vragen te beantwoorden.... E. Soldi-Colbert de Bcaulieu. Met dit citaat van den onvermoeiden zoeker en vorscher in symbolen wil ik mijn kort overzicht over dit veelomvattend onderwerp beginnen en hem niet volgen waar hij zegt, dat de mensch — bij elk nieuw element dat hij aantoont, de oorspronkelijke bron van het Leven meent gevonden te hebben. Dit te meenen zou dwaasheid zijn; de aan de aarde gebonden mensch blijft altijd ver genoeg van den Centralen Haard van alle leven en bewustzijn verwijderd, om vaag te weten, dat hij nog altijd bezig is, zijne eerste schreden te doen op het pad der wijsheid. Doch dit zal de Beaulieu ook wel geweten hebben! De Cosmoglyphie beschrijft de indrukken — letterlijk inkervingen, insnijdingen — die de Cosmos maakt op alles wat onder zijn domein valt; op mineraal, plant, dier, mensch en dat de mensch — in navolging der Natuur — weder op zijne wijze navolgt en weergeeft. Gelukkig kan de mensch in den regel niet letterlijk de Natuur copieeren, want dit zou stilstand, beteekenen; hij combineert en vervormt daarom altijd de elementen, die hij gebruikt, en dit is de grond van alle ontwikkeling. Naast de geschapen-Natuur gaat dus parallel eene artificieele natuur, die aan dezelfde wetten gebonden is. De nauwkeurige nabootsing zou geen vooruitgang tot stand kunnen brengen, doch de vervorming is het leven zelf; want het is de worsteling van den mensch tegen de materie en op den langen weg dezer worsteling heeft hij sporen — symbolen — nagelaten die eene welsprekende taal spreken, ,,la langue sacrée". Ze verhaalt ons van de geschiedenis der menschheid niet alleen, doch van de geschiedenis van den Cosmos! In zijn zeer omvangrijk werk, omvattend vele deelen, getiteld „la Langue sacrée" verhaalt S. C. de Beaulieu ons op boeiende wijze van den oorsprong en de beteekenis der symbolen. We willen hem, den expert op dit gebied, een oogenblik volgen en beginnen met dit citaat: „Les Origines de la civilisation ne se perdent pas dans la nuit. Les premières lettres, que nous épilons sont les échos incompris de la joie vibrante, enthousiaste de nos premières r De bloemen. 1. De zon. 2. De hemel. 3. De wolken en de nacht. 4. De regen. 5. De donder en de bliksem. 6. De zonnestralen. 7. De ziel. COSMISCH BOUQUET. De takken. 1. De groei. 2. De steun: 3. De bessen des levens. 4. Dubbele zonnekracht. 5. De vruchtknoppen. 6. De draaiende kruisen. 7. Het opvolgen der geslachten. 8. De universeele kiem. 9. De leidende kracht. aieux. Elles célèbrent les splendeurs du soleil. Elles chantent le dieu lumière et feu, qui ressuscite journellement la nature. Elles réunissent dans leurs contours la science, 1'art et la poesie. PAlphabet est la plus grandiose des hymnes de 1'humanité." □ Hij bewijst in zijn werk, dat men, tot in de oudste tijden, het schrift kan vervolgen, dat eerst een zoogenaamd idiographisch schrift was, 't welk, onafhankelijk van de taal, — tot het gezicht en niet tot het gehoor sprak; — een schrift dat, in steen uitgehouwen of ingesneden, de ontplooiing van den Cosmos in beeld laat zien. Hij noemt deze gewijde, antieke taal de goddelijke boom die als eerste menschelijke voortbrengsel — nog den onderlingen samenhang laat zien, volgens welke de kunsten en wetenschappen zich ontwikkeld hebben. Hij leert ons eene enkele oorsprong der menschenrassen, hij geeft één punt van uitgang der beschaving aan en hij bewijst dat de Cosmische Cultus het begin van alle religie is. De symbolische beelden van dezen oer-ouden cultus zijn in niet te miskennen trekken in dé letterteekens van alle volkeren terug te vinden en we kunnen door hem geraken tot de eerste groep menschen, die ze uitvond. Hij brengt orde in den chaos. De „heilige boom" de „boom des Levens", „boom des vredes", komt altijd voor in de mythen waar „het Paradijs", „de tuin van Eden", , de Elyseesche velden of de , aardsche hemel" beschreven wordt en ook ze een der hoofdsymbolen van de oude plaatsen voor goddelijke vereering en offering. De tuin van Eden bevindt zich sinds den zondvloed ui Hades, doch m Openb. 22. 2 wordt betoogd, dat ze op aarde terug zal komen „als een woonplaats voor de rechtvaardigen". Homerus beschrijft cms dèn aardschen hemel van den Olympus en de Elyseesche Symbolen en Mythen in Religie. 1. De Heilige Boom Egypte. Chaldea. la. De Heilige Boom (variante). weer groen wordend op het graf van Osiris. weer □ velden, aan Menelaus beloofd, is wel de laatste zinspeling op een „aardschen hemel". In het Paradijs enz. komt de „heilige berg' voor, de zetel de Cherubijnen, waar de mensch met God kon samenzijn. Daar groeide de „boom des levens", de „boom der vrede en toen de mensch- 1 • 1 J 1 ^ ( U n.iTTol rorrl rp>\TC>-n \\JD C hrvUWflP neia van acz.cn ucig ui w* •• —> — hij zioh kunstmatig een heiligen berg, door rots op rots te stapelen en op den top werd het „magische ot vestaalsohe vuur ontstoken. De top moest „in den hemel" reiken, d. i. ze moest voldoende hoog zijn, om voor heiligdom of hemel te kunnen ^dienen. Zoo ontstonden vele pyramiden en de „toren" van Babel, die ook een pyramide was. De bouwers dier monumenten waren wijs genoeg om te weten, dat ze den hemel niet konden bereiken, of dat zij het niveau van den zondvloed konden overschrijden. In dat geval hadden ze den „toren" wel op een berg gebouwd-. Volgens Nimrod1) heet de toren ook de toren van Saturnus en het valt op, zegt hij, dat het Capitool te Rome — welke stad het type van Babyion ir. Hor, Riihp! is — ee-noemd werd de „Saturnusberg . Ook Olympia, een andere heilige berg, is de offerplaats van Saturnus en, evenals de andere, tegelijk voor zijn zoon Jupiter. De toren van Babel heet het graf van Jupiter te zijn. De letterteekens van het alphabet nu, doorliepen drie stadiën van ontwikkeling en wel: le. die der Cosmoglyphen, d. z. Cosmische teekens, in steen gegrift; enkele volkeren, b.v. de Kelten, zijn nooit verder gekomen. 2e. Het phonetische schrift, waar de cosmische letterteekens volgens den klank, zijn omgewerkt tot teekens voor eene lettergreep. 3e. Het Alphabet, uit deze teekens ontstaan. In 2 is nog duidelijk het cosmische letterteeken te herkennen. Bijna overal, in alle cosmische inscripties, is de zon het hoogst geplaatst, als voornaamste goddelijke emanatie en daaromheen, of daar onder, de overige eigenschappen. De Scarabeus b.v. stelt de zon voor, die zichzelf schept en de figuren, die erin gesneden zijn, de emanaties der zon. Men vindt hetzelfde op Oostersche tapijten en op Mexicaansche schijven. De Scarabeus werd als talisman gedragen en de daarin gegraveerde gravuren stellen de eigenschappen voor, die men wenscht te ontwikkelen. Op sommige Scarabeeën en schijven zendt de zon spiralen uit, die een punt omringen, aldus de schepping symboliseerend. Egypte. 2. Heil. Boom (variante). >) Zie Nimrod. History and Fables, dl. I, pag. 189—191- □ Daarna komt de tijd, dat de schepping wordt uitgedrukt in hieroglyphen, die cosmische teekens daarstellen. Nog later door een scarabeus, bedekt met hieroglyphen. Zoo groeit de „Heilige Boom", de stam krijgt takken en bladeren en volgens de wet der analogie wordt ze tot een ruggestreng met wervelkanaal, d. i. „de stam" van het levende wezen, en door verdere overeenkomstigheden brengen wij -hem in verband met zetel, scepter, troon, God. De „Heilige Boom" is een symbolisch monument, waarvan elk onderdeel de uitdrukking is eener gedachte, eener kracht, — een letter. De Boom stelt dus voor het Heelal of de Godheid, het Onzichtbare Meer, het Leven, de Kennis van het Goede en^ het Kwade, de Schrift. In den winter verliest hij zijne blaren en wordt voor ons een levenlooze massa, totdat — bij den terugkeer der Zon, het Leven, weer uit zijn takken schiet. Hij is het beeld der Openbaring door het Woord. De ouden zeidei]: het Vuur, dat in den boom is, brengt dit voort, n.1. de vlam — de zon — die de schepper van al het concreete is. De Boom brandt dus, hij zendt vlammen uit de takken — en vonken d. z. de bladeren — de zielen. Evenzoo is de Cosmos een „levende boom" aan welks vurigen stam de knoppen der tallooze microcosmoi zich ontwikkelen. I-it dit symbool van den Boom spreekt de Wijsheid van Tot of Thot, — den Hermes der Egyptenaren, den uitvinder der schoone kunsten en letteren — tot ons. De „Boom" is de „Pilaar die den ,,Tempel draagt. De dood was in Egypte identiek met den nachtelijken zon — Osiris, die weer nieuwe kracht opdoet in het graf (beteekenis der mummies). De Zon — „de architect der Natuur" — is de magiër Tot die met uitgebreide armen den hemel schraagt. Hij wordt ten slotte Osiris zelf, gekroond met den Scarabeus of zonneschijf en gehuld in een met sterren bezaaid kleed. Om te begrijpen hoe het Alphabet ontstond, moeten wij weten, hoe de primitieve levensboom zich langzamerhand vermenigvuldigt, vervormt en ontwikkelt tot de mythologie der oudheid. De Zon, die dikwijls boven den boom geplaatst is, wordt ook wel vervangen door de Maan, door de planeten, den sterrenhemel of door het vuur. De hemel wordt — vooral in Chaldea — door een rechte lijn voorgesteld. Teekening 1 stelt voor de Heilige Boom, weer uitbottend op het graf van Osiris. In het oude Chaldea vinden wij, dat de overeenkomst der letterteekens met den Boom lang bewaard bleven. Figuur 2 □ vertoont de zon in top, in 3, 4 en 5 is de hemel uitgedr., fig. 1 is het Chald. letterteeken voor Gi, fig. 3 dat voor zi en fig. 4 dat voor nun. De schuine lijnen zijn teekens om groei uit te drukken. De Chineezen ontvingen hun schrift van de Chaldeeërs, zooals uit den vorm der letters, die ook met den Boom overeenkomen, valt op te maken. De volgende teekens zijn de symbolische voorstellingen voor Aarde, veld, land. 6. China, 7. Egypte, 8. Mexico. 9. Lenaoes (N.-Am.N). 10. Chaldea. 5* _ zj* Letterteekens voor 't Begrip land of veld. In het algemeen is de orthodox-geloovige geen voorstander van symbolen, omdat hij — en daar is eenige grond voor — meent, dat men met behulp ervan gemakkelijk ertoe komt zich eene imaginatie-wereld te scheppen, die geen recht van bestaan heeft. Hij vergeet daarbij, dat hij zich door deze houding van eene wereld van kennis afsluit, die hem machtig veel zou kunnen openbaren. Hij vergeet ook, dat zijn groote Leeraar Jezus zelden anders sprak als in symbolen èn dat zijne eigen kerk en eeredienst overvloeit van symbolen. Dat men in alle landen in hoofdtrekken dezelfde voorstel lingen heeft voor zekere begrippen, duidt alléén reeds op één enkele bron. Men vergelijke b.v. de Eg. voorstelling der zonneschijf (met de twee vuurslangen) met die van Sardinië, Phoenicië, Java (op den Boro-Boedoer), Indië, Japan en Mexico. Zoo is in de Ohin. en Jap. voorstelling van den „God der Liefde en Genade" Kvjan-on — de Lotos, waarop hij neerhurkt, aan de basis nog omringd door vuurvlammen en op andere voorstellingen zijn de twee vurige draken in de plaats getreden van de twee vuurslangen. De zonneschijf ontbreekt nooit; ze is in de Christel, voorstellingen de aureool, welke ook verschillend daargesteld is; — soms ook met een vlammend lichaam. Zoo ook de Heilige Maagd. D "De schepping, het leven en de opstanding," zegt de Beaulieu, ..dat wil zeggen de meest ernstige problemen, drukte men' vroeger uit door eene bloem — het levende monument, het eeuwige wonder, de magische bloesem der heilige taal." In den tegenwoordigen tijd is deze tempel, — opgetrokken in onsterfelijke monumenten, — voor ons dood en zonder beteekenis; wij bewonderen hare prachtige verhoudingen en kleuren en zien in haar een heerlijke decoratie der Natuur, doch men leert er met meer uit, zooals vroeger, — de reis der ziel aoor liet leven, naar ijlere sferen. De tempel is altijd het beeld der Godheid geweest waarin de X hoofdphasen der involutie en evolutie zijn neergelegd, het neerdalen der Godheid in de stof en het wederopstijgen daaruit, dus als het ware de worsteling van licht en duisternis, van dag en nacht en de eindelijke overwinning van het licht — symbolisch voorgesteld. De van grove materie opgetrokken tempel is de materie waarin het Universeele Leven de bloesem — van boven neerdaalt en ze bezielt, waardoor de tempel tot eene cosmische synthese wordt. Dit huwelijk van het stoffelijke en het geestelijke beginsel, werkt Colbert in twee boeken uit, getiteld „de tempel" en „de bloem" We moeten ons voorstellen, dat de technische kunst (de tempel) vooraf ging. Ze is de oorspronkelijke kunst, die door de cosmische kunst, — geïnspireerd door de levende Natuur, — voltooid werd. Men staat verbaasd over de superioriteit dier architecten die tevens philosophen waren. Door hen leeren wij hunne universeele philosophie kennen, die lang bestond voordat de Grieksche in Alexandr. Scholen geboren werden. Men kan alle architectuur terug brengen tot de twee oer-vormen, de hut (of prieel) voor de levenden en de spelonk (of hal) voor de dooden. De oude Egyptenaren offerden bloemen, tempel van Kamak. blaren cn vruchten bij hunne religieuse feesten> ieder had zijne bepaalde symbolische beteekems. Twee waterplanten, saamgebonden tot een bouquet, — n.1. de lotus en de papyrus — waren het teeken van de macht der \ roegere Pharao s. De lotus is de woonplaats van het Licht, ^011' het Leven, omdat ze fluoresceert in het donker en ze \ ei tegenwoordigt daarom de geestelijke macht van den Pharao, terwijl de papyrus zijne wereldlijke macht vertegenwoordigt. Men zag in de zich openende bloemknop, in den stamper en in de meeldraden, die er uit komen en een vrucht vormen, — het beeld van zijn eigen bestemming en dus van het leven, den dood en de opstanding. En de mensch vergeleek zich zelf met de voortgebrachte zaadkorrel, die, in de aarde geplaatst, zich tot een nieuwe plant ontwikkelt, of wel, als hij de rust in het graf met den slaap vergeleek, zag hij erin het herboren worden tot een nieuw en hooger, meer immaterieel leven. Nog thans hebben de Joden het Loofhuttenfeest, dat 7 dagen duurt, als herinnering aan de tenten die hunne voorvaderen bewoond hebben, alvorens in 't beloofde land te komen. Het paviljoen van saamgebonden papyrusriet, gekroond met de lotus, vervormde zich in de met bloemen getooide kolommen, en de overgang zien wij in het hieroglyphenschrift; (in sommige teekens) doch altijd vinden wij hier en daar, b.v. in den torus, — die den ingang van den tempel omgeeft, — de rietbundels terug. In de gebeeldhouwde Egypt. capiteelen der zuilen vindt men gemakkelijk het oorspronkelijke motief van lotus en papyrus terug, — het licht en de duisternis verbonden. In den tabernakel der oude joden vinden wij ook den oervorm nog terug, zoowel in vorm als in naam. Tabernakel beteekent hut en de vorm der eerste Egypt. tempels was eveneens een langwerpig vierkant met iets naar boven convergeerende wanden (het riet) en de kroonlijst naar buiten uitgewerkt (de lotus). De Zon is voor hen de bron van licht en warmte, vuur en rook, donder, bliksem en regen, de oorzaak van alle natuurkrachten en hij zoekt in zijne symboliek deze natuurkrachten door analogie voor te stellen, b.v. het vuur des hemels door het vuur der aarde, een vlam, rook, etc., doch ook de vegetatie is eene emanatie der zon. Het leven, als tegenstelling van den dood wordt dus voorgesteld door licht, warmte, het water, het vuur, het woord, de bloem, de hoorn, de regen enz. Op de graven van hen, die men liefhad, werd hierboven hun naam geschreven een symbool dat het eeuwige leven en de opstanding voorstelde, b.v. een vaas, een zonneschijf, krans, een Thot, een Scarabeus enz. Dit zijn talismannen en naar gelang van tijd en volk en geloof, nam men als talisman, — d. w. z. als teeken van leven — de zon, de maan, de sterren, het vuur, de wolk, de regenboog, de bloem, de adelaar, de vlinder, Osiris, Buddha, het oog, het kruis, enz. De Eg. tempel is dus eene projectie der Natuur in de kunst; dit is evengoed waar voor den Gr. tempel.fDe zon is aan den top, hare stralen zijn het dak, haar pilaren de boomstam enz. want □ zooals het Heelal, zoo is ook de tempel de woonplaats van God. De pilaren zijn ook de bergen, die den hemel dragen'. Zoo werkte de architect der oudheid de Natuur om in het religieuse monument. Hij neemt, om verschillende redenen, den Lotus als symbool van den Cosmos, ze is evengoed het symbool der opstanding. Elk deel dezer bloem heeft zijne beteekenis. De eierstok is het scheppende beginsel, ze wordt voorgesteld (1) als een zonneschijf, geel van kleur. De bloemblaren zijn de wolken — de sluier der zon (3); de kelkblaren zijn de horens van den ram — de kracht die de goddelijke elementen omhoog zendt (4). De bloem van den verkeerden lotus is het huis der zon — de koepel des hemels; de meeldraden drukken zonnestralen en weerlicht uit (6); een afzonderlijk opgericht kelkblad met meeldraden is bliksem en donder die regen brengen (5 en 4); omgebogen bloemblaren zijn onweerswolken, de tak die de bloem draagt is eene zuil des hemels (2); het sap is uitgedrukt in (1), de groei van den stam; ze groeien uit tot blaren en zaadkorrels (3), als elementen van 't leven vergezellen ze den tak. Beide worden geboren in den vorm van knoppen — de opeenvolging der geslachten (5); 't palmblad (7) is de ziel, d. i. de zon. Zijn kiem, omringd door lichtende stralen, zal zich ontwikkelen in den hemel; de basis is dubbel, soms als 2 vleugels voorgesteld — als symbool van den dood, die opstanding is. Zie teekening par. 32. Dit zijn de hoofdvormen, ze kunnen samengaan of gewijzigd zijn, om meer subtiele gedachten uit te drukken. Fig. 13, 14, 15 zijn 't symb. der Zon, d. i. de geboorte van Horus, ook voorgesteld door een menschenfiguur op een lotuskelk zittend. De geboorte der zon dus. Odk eenvoudiger daargesteld als een bol op een Lotuskelk. Ra heeft zichzelf voorgebracht, hij schiep de Lotus en de Lotus schiep Ra. „Het is Hores die eiken morgen I2- '3- '4- boven de Lotus opgaat." Alle gods- Egyptische symbolen der zon. diensten hebben deze voorstelling der goddelijke geboorte overgenomen van de Egyptenaren. Ook de Kruisiging is in de Lotus voorgesteld, zie teekening 15. Het ansata-kruis is geplaatst in het centrum van de Lotus, in den eierstok. Het crux ansata is het mystieke instrument van het leven, de krachtigste talisman van Egypte, het symbool der opstanding- en daaronder, als een halve schijf, de opkomende zon met twee lotusknoppen daaronder;—het drievoudige leven voorstellend, ontkiemd aan den voet van het kruis. □ De Lotus is overal terug te vinden in de architectuur der tempels en drukt daar verschillende gedachten uit. De ziel, — „het aroma der menschelijke bloem" — is geplaatst in het palmblad boven de aan den dood en de begrafenis herinnerende kapiteelen van den tempel. Het palmblad heeft de lijn van het hemelgewelf overschreden (het dak) en het hoogste doel, — het doel van alle zielen — bereikt, n.1. zich te vereenigen, —- verlicht en triumfeerend, — in de Zon!" Het is weer gekomen aan zijn uitgangspunt, de magische cyklus is voleindigd. Dit is in een paar woorden de basis waarop de heerlijke symbolische uitlegging van Soldi-Colbert berust. Overal wordt de triomf van het licht over de duisternis voorgesteld, als beeld van de worsteling die er overal in de Natuur plaats vindt, doch waarin de zon altijd den draak der duisternis doodt. De Oudheid had de groote verdienste, de poëzie der Natuur te begrijpen en er het rechte beginsel van den godsdienst uit te putten. Dat was met recht kunst die verheft! Deze zoogenaamde „Heilige taal der Symbolen" spreekt niet slechts uit de oude monumenten en hunne inscripties en decoraties, doch eveneens uit de oude Egypt. voorwerpen voor dagelijksch gebruik, b.v. werktuigen, sieraden, speelgoed enz. enz., zooals men die in de graven gevonden heeft. In al deze dingen is de wordingsgang der schepping nagebootst. Dit deel der svmbologie is veel minder rijk dan het voorgaande, doch 't is het oudste. 15. De Lotus des Levens. □ Zelfs in onze hedendaagsche werktuigen kan men, zooals bekend is, met eenige moeite, nog projecties der Natuur zien. „Wat nu een dood ornament is in onze, niet meer daarmee harmonieerende monumenten, was eertijds een wonderschrift, rijker en begrijpelijker dan onze wetenschappelijke, droge etymologie", zegt de Beaulieu; „de schoone openbaringen der Grieksche kunst kan men nog heden niet begrijpen; men bewondert de verhouding, de lijn etc., daar waar veel meer en veel beters te \ inden is. De oude school, — veel verhevener en geïnspireerder dan de onze wist in een ornamenteel motief eene wijsbegeerte neer te leggen .... die wij in onzen tijd weer opnieuw moeten ontdekken. De teekens zijn welsprekend, — door een enkel punt wist men den oorsprong des levens, de escence der ziel, de leidende kracht uit t^ drukken; door eene dunne spiraal het licht, de intelligentie; door eenige cirkels de wetten der wereldorde,' de baan der hemellichamen, de reis der zielen, terug naar de Zon: — een cirkel, anders voorgesteld, drukte ook de wederbelichaming uit, evenals de slang die zijn staart in den bek houdt. Deze „gewijde taal" is de grondslag onzer hedendaagsche kunst, waarin helaas slechts weinig terug te vinden is van den geest die haar vroeger bezielde. 'N roeger was deze „taal bij alle volkeren eene wet waarnaar zich èn kunsten èn wetenschappen richtten, — eene eeuwig \ aste en onveranderlijke basis — en men zal eens weder deze basis als grondslag moeten aannemen, om niet geheel en al op een dwaalspoor te geraken, 't Is eene wet die in den spiraalloop der Evolutie hare grondvesten heeft. Het feit alleen, dat de moderne theologie en philosophie nog geen stap verder zijn dan de oude volkeren, die voor 40 eeuwen en meer leefden, is wel een bewijs, dat deze conceptie geen resultaat was van het menschelijke denken of van de menschelijke vindingrijkheid, met het verlangen naar een voortbestaan, na den hchamelijken dood als achtergrond. In dat geval zou ze reeds honderden malen een ander gewaad aangetrokken hebben. Deze conceptie moet uit hoogere bron tot ons gekomen zijn. Alen kan eigenlijk niet spreken van eene speciale Egyptische, of van eene speciale Grieksch-Egypt. kunst; want de kunst is eene eenheid in zichzelf, die zich in verschillende rassen en volkeren als zoodanig ontwikkelt en daarom gekleurd werd door de eigenschappen van die volkeren. Slechts door dit standpunt in te nemen kunnen wij de kunst beter begrijpen. De kunst is een zooals de menschheid één is, — alle verdeeling in rassen en stammen is slechts een kunstmatige en van de godsdiensten kunnen we hetzelfde zeggen. Eenheid — overal en in alles! Zoo is het met de talen, alle hebben één gemeenschappelijken grondslag, de „Gewijde Taal". In de Lotus is als 't ware de spiraalsgewijze ontwikkeling der gedachte uitgedrukt door de bloembladen, doch de Godheid is boven de beweging der gedachte verheven, — Zij rust in zichzelf, voorgesteld door de zittende houding. Nog een citaat wil ik aanhalen van F. Lenormant, den beroemden Franschen archaeoloog, die van zijne jeugd af zich geheel wijdde aan deze studie; hij zegt: „Al de primitieve schriftteekens, hebben, door hunne symbolieke meening en hun geest een speciaal religieus en gewijd karakter. Ze werden onder het schild van het priesterdom geboren, geïnspireerd door den geest der symboliek. In de eerste morgenschemering der beschaving van de primitieve volkeren, scheen de schriftkunst zoo iets wonderbaarlijks, dat het volk 'daarin niets anders kon zien dan een geschenk der goden."1) . „Feitelijk heeft het geloof in het leven, dat uit de heilige inscripties spreekt, nooit opgéhouden, voegt Soldi-Colbert daaraan toe, „het spreekt uit de gewoonte der Muzelmannen om den naam van Mohammed verticaal te schrijven om een menschelijke figuur voor te stellen. 13e eerste letter \ertegenwoordigt het hoofd, de 2e zijne handen, de 3e zijn navel en de 4e zijn beenen. Wij kunnen dit vergelijken met de Alpha en de Omega, die in het Christendom zoo menigvuldig verschijnt." De Cosmische schriftteekens kunnen verdeeld worden, — naar gelang van den tijd dat ze ontstonden — in 4 hoofdgroepen. 1. de Naturalistische phase, waarin b.v. de zon is-afgebeeld als eene ronde schijf, zonder aanduiding zijner eigenschappen; ') 2. de Animistische phase, waarbij b.v. aan de zonneschijf (het visueele beeld) hare eigenschappen zijn toegevoegd, b.v. eene ster in 't centrum of meedere sterren ervan uitschietend; 3. de Mythische phase, waar die eigenschappen als personen worden voorgesteld; 4. de Geestelijke phase, die der Alexandrijnsche school, is feitelijk een terugkeeren tot de Animistische phase. Hierop volgt dan de ontaarding in 'de moderne Rationalistische phase. ') Zie F. Lenormant. Hist. a. de 1'Or, I, p. 446. ») Zie Emile Soldi C. de B. Le Mystère de la Création, p. 56 etc. O 1. De Naturalistische phase is die van naïve imitatie. De mensch in zijn kindschheid gelooft aan het universeele leven, niet alleen van de wezens, doch ook van de afbeeldingen daarvan. Hier ontstaat het geloof in de „magie" en de naïviteit der dogma's. De mensch geloofde, dat alles om hem heen leefde en dit geloof hield duizenden van jaren stand en leeft nog voort, hier en daar. De zon, de maan, de sterren, de planeten, de steenen, alle voorwerpen leefden voor hem. Hij vereerde de zon, de warmte en het liaht als zoodanig, doch van den onzichtbaren abstracten God kon hij zich geen gedachte vormen. Hij geloofde in de identiteit van alle dingen met zichzelf en maakt vergelijkingen; hij ziet in de stralen der zon de haren van zijn hoofd of vele armen (de bliksem), de donder vergelijkt hij met zijn stem. 2. De Animistische phase. Hier nemen de eigenschappen der zon menschelijke gestalte aan en zoo in de geheele Natuur. De val der bladeren schrijft hij toe aan een uitwendige oorzaak, de donder wordt door een persoon voorgesteld en zoo alle natuurverschijnselen. Hij zoekt de analogie in alle dingen met zich zelf, b.v. hij vergelijkt hoofd, lichaam en voeten met den zon, den hemel en de aarde; de morgen, de middag, de avond vergelijkt hij met de jeugd, de rijpheid, den ouderdom enz. Door analogie is de Mensch een symbool der Natuur, zijn hoofd is het goddelijke, n.1. het vuur, het verstand; het woord is het licht; de gebaren zijn de stralen, want de zon heeft armen. De analogie ontwikkelt zich aldus tot een beteekenende symboliek. De mensch komt n.1. door analogie tot vergelijking en van vergelijking tot zinnebeelden, b.v. zware wolken, die de zon bedekken, worden voorgesteld als de zon, die door een dier verslonden wordt. Zoo ontstaat eene 16. Geboorte van het kind. — Zonsopgang. □ allegorische wereld en naarmate hij het allegorische beeld van het model, dat er den oorsprong aan gaf, scheidt, is hij geneigd aan het beeld zelf de eigenschappen en de kracht toe te schrijven van het model, zooals een kind zijn pop met een levend wezen vereenzelvigt. Zoo werd dat, wat oorspr. voor den ingewijde en den priester een symbool was, voor het volk een werkelijkheid en de beeldendienst ontstond. Het volk wist veelal van geen symbolen, allegoriën, mythen. " Nog steeds wordt door het volk dikwijls de schijn met de werkelijkheid verwisseld en het beeld gehouden voor de kracht, die het symboliseert. Zoo ontstond de scheiding tusschen kunsten en wetenschappen. 3. Mythische phase. Hier neemt de eigenschap van het model den vorm aan van mensch of dier — als scheppingen der phantasie, — doch met cosmischen ondergrond. Ze stellen oorspronkelijk natuurkrachten daar, als de planeten, zon, maan en sterren in hare verschillende werkingen op Natuur en Mensch. We kunnen deze phase bestudeeren in de beeldhouw- en schilderkunst, de ornamentiek, de ceramiek, in Oostersche tapijten en op oude munten. We kunnen veilig aannemen, dat alle kunsten en wetenschappen, die eenmaal gebloeid hebben, in dezelfde chronologische volgorde zich in den loop der tijden zullen moeten herhalen, naarmate ons zonnestelsel — gedurende de lange eeuwen van het cosmische jaar — door den Dierenriem voorwaarts schrijdt. Wij zien in dit derde stadium ook weer den strijd der vier aardsche elementen tegen het hemelsche vuur (de zon) uitgedrukt, doch op volmaakter wijze; — wel eerst nog sterk aan den vorm gehecht, dan echter zich verfijnend. Het is moeilijker te vervolgen, door de vele details, doch zeer goed te onderkennen in de hoofdlijnen. Uit de kleeren b.v. der waardigheidsbekleders in alle landen, uit de hoofddeksels en borduursels spreekt de cosmische taal. Zon en maan spelen daarin de hoofdrol. De zon verschijnt hier dikwijls in een omhulsel, — het lichaam der zon — en de aether is de ziel van het lichaam; ze is aangeduid door fijne curven. Deze ziel der zon — de aether — is het „goddelijke vuur" en dit is de oorzaak van het licht. Het licht behoort weder tot het lichaam der zon; de donkere hemel, zonder zon, is de sarcophaag, waarin de ziel sluimert; — analoog voorgesteld door het ei, de vaas, de urn, de tempel, het standbeeld etc. etc. De stip is het symbool der zon — deze O wordt ook voorgesteld als eene schijf met een kind erin is de geboorte van Horus den Mensch — ook daargesteld door eene gele schijf met rooden vlek (de ziel der zon, de vlam in het licht), of ook als het alziend oog van Ra (vergelijk 't Maleische woord mata-hari, pag. 55). Vergelijk ook fig. 16. „O Agni! heilig, reinigend vuur! Gij die in het hout slaapt en in schitterende vlammen opstijgt van het altaar, gij zijt het hart van het offer, de stoute vlucht des gebeds, de goddelijke vonk, die verborgen is in alle dingen en de glorierijke ziel der zon!" Alle andere voorstellingen der zon kunnen afgeleid worden van dit eenvoudige symbool. In Mexico vindt men dergelijke symbolen, met denzelfden grond; men heeft daar zelfs voorwerpen gevonden, waarop de zon met de 12 Zodiac. teekens zijn afgebeeld en daarnaast eene teekening in welks middelsten cirkel de Christus en daarom heen — als 12 stralen — de twaalf apostelen. Het vuHi \\ as de grond van alle beweging, waartoe men rekende: licht, leven, warmte; het was geconcentreerd in zon en sterren en aanwezig in alles wat leeft. In het vuur was voor hen de Godheid gepersonifieerd — het heilige vuur brandde in elke woning! De kleine aarden lampjes uit dien tijd vertellen ons ook heel wat. Op velen is, naast de andere symbolen, nog een kruis aangebracht, en het beginsel des levens is hier aangeduid door vonken, in den vorm van kleine cirkeltjes op het kruis en dikwijls vindt men direct onder de opening waaruit de brandende pit komt, eene pyramide van een oneven aantal (veelal 3) cirkeltjes of ronde verhoogingen, met de punt der pyramide naar de vlam gericht, want aan den top der pyramide ontspringt altijd het vuur, — het leven. Door vuur aan te maken ont- 17. inscriptie uit het vijfde graf der trekt men aan de aarde het (Monuments d^gypte) levenselement, daarin door de zon neergelegd en daarom is vuur ook het zinnebeeld van vreugde. Nog een voorbeeld: (zie teekening). In t midden een negatieve Godheid zonder armen, achterwaarts gebogen, zwart geschilderd, — d.w.z. „de onzichtbare, mysterieuse". 't Is Osiris, hier God v. d. "acht god der dooden. Naar zijn mond stijgt op een boog van ronde bolletjes, (vuurpunten- — de roode kleur duidt altijd op goddelijken oorsprong) die voortkomen uit den poot van een zwarte scarabee. De Egypt. naam voor scarabee, Khephra beteekent Wezen soms aannemen, ontkiemen. Hij is het symbool der zon, beschouwd als werkelijke bron van zijn wezen. Een tweede scarabee, doch rood van kleur is boven de eerste aaneebracht om het goddelijke element voor te stellen, dat met het aardsche element,»« - he, „wezen" (de kle.ne mensehenfiguur) voortbrengt, dat de soort daarstelt. Hier is dus het samenwerken der geestelijke krachten met die fer Katuur ai^gebeeld. Dit proces is op allerlei wijzen in beeld geacht b. • in de twee slangen, die vuurvonken spuwen en ontspringen van de zonneschijf enz. Q~,-+oriicr Het is het algemeene motief, dat altijd en overai w keert in alle landen, b.v. in het symbool van den Pha11"®' (Grieksch) die de scheppende kracht van de lentezon daarstelt fin t algemeen). Zoo vindt men den Phallus, de Cteis en ook hunne vereeniging dikwijls (op verschillende wijze gemodificeerd) aangebracht ter verduidelijking en nadere omschrijving fan het Spkigsproces. In den ouden tijd was daarin niets onbehoorlijks. Iedereen, die de ^fera^u^^esdche) Javaansche vrouwen gebracht (soms ook door Europeesch ) aan het kanon in Oud-Batavia, zal dit klaar inzien. In de alchemie en de astrologie berusten de symbolen allen op betzelfde grondbeginsel, d. i. de scheppende kracht •]tóww, de kiem. De zon brengt goud voort, de maan zilver, Saturnus 10 D ^Drakenkop (astrol. symb.) is een omwerking van den regenboog, d. i. een ander symbool van de scheppende kfach in eene drievoudige Godheid en ze wordt dan voorgesteld met gouden vonken daarvan uitschietend Ook daargesteld als een gespikkelde slang, die zich in een halven c^kelkromtofo^k als een hoefijzer in verschillenden vorm voorgesteld driedubbel of enkel, gestippeld of met het zonneteeken (O) daarin voorkomend. De aether, die de Egyptenaren zeer goed kenden wordt voorgesteld door dunne, ineengekronkelde concentrische lijnen krullen en spiralen, veelal op scarabeeen aangebracht. De Sebas ') zouden weldra het goddelijke werk vernietigd hebben en den chaos weder ingevoerd, als hij het met eiken morgen weder aanschouwde in het Levende Lrcht , (voor- (sétT~of^Seba), Eg. godheid, waarschijnlijk identiek met Saturnus, Chrono, D naamste agens der Universeele Harmonie, die de Egyptenaren waarheid noemden.) 1) „Hij vervult de lucht met zijn pracht", zegt de Rig-Veda, „met dit licht bedekt gij, O reinigende en beschermende Godheid, de aarde en overstroomt den hemel; de onmeetbare (onweegbare) lucht waaruit de dag en de nacht geboren wordt." „Wees gegroet, Universeele omhulling, die Uwe ziel doet geboren worden en die Uw lichaam doet groeien" (Litanie der Zon"). Reeds bij Hermes vinden wij eene aanduiding der aether. „Als Hermes vraagt om de oorzaak der dingen te mogen aanschouwen, voelt hij zich eerst gedompeld in etherische golven van een heerlijk licht, waarin zioh allerlei vormen bewegen." 2) V Arrlor 1/AmAn CkT CL » 11 11C ÖU1- 18. Munt (Gallië). De Heer der Wereld _ _i „ ^ i zichzelf scheppend. Falen OOk VCCl Op Vazen, glas ... en bronzen voor, te zamen met fijne lichtende punten of tal van kleine cirkeltjes, met eene dubbele of drievoudige (concentrisch) zon in het midden of een in het midden. De beteekenis is klaar: de oorsprong van het leven in het Leven zelf. Ook vindt men deze spiralen menigvuldig, in de oude christelijke kunst, op de gewaden van heiligenfiguren of rondom monogrammen van heiligen. En de leidende krachten des Heelals, die uit de 12 sectoren des hemels vloeien — gesymboliseerd door de 12 Zodiacale teekens, \ indt men ook hier overal terug, b.v. in de horens van den Ram^ symbool van den „Adem Gods, die de wereld bezielt", of van Christus, de ziel der wereld. Zijn symbool is ook de Zon. de bron der uitstroomende kracht. Het is door middel der Maan, dat de ziel zich omkleedt met stof om in de stof te kunnen „afdalen" en 't is eveneens door de Maan, dat ze zich weer daarvan ontdoet om weer od te stijgen". v Elke hemelsector, elke planeet (in de ruimste beteekenis), elke maanphase produceert een bepaalden vorm en aan eiken vorm is weder eene bepaalde uiting van het bewustzijn gebon- *) Grébaut. Hymne a Ammon. Ra. p. 228. *) Ed. Schuré. Les grands Initiés. □ den. In zooverre de zon aan dit procédé deel heeft, is het alleen ■de stoffelijke zon — als vormende kracht, in samenwerking met de maan, de Zodiacale teekens en de planeten, wier gezamenlijke werking zich concentreert in Mercurius, den „boodschapper der goden" (ook geïdentificeerd met Hermes). Hermes Trismegistus zegt: „beweging is de energie des levens: er is niets onbewegelijks in de wereld. De Zon heeft alles wat bestaat, uit zichzelf in de Ruimte geslingerd en heeft aan alles zijn beweging meegedeeld." Hoe grooter de beweging, hoe grooter de energie en daarom is een snelle Mercurius in een horoscoop beter dan een langzame, voor het produceeren eener gedachtencombinatie. Beweging is intellect en daarom duidden de Ouden het intellect aan door lijnen waarin beweging is uitgedrukt. Men vindt b.\. deze beweging aangeduid in de armen van den symbolischen tak, dien Hera in de hand houdt, als ze Prometheus ontvangt en ook is ze uitgedrukt in de voorstelling van Ulyssus, waar hij herkend wordt door zijne dienaren. Het oog fungeert dikwijls als de zon; het wordt op velerlei wijzen vervormd, — rond, als één oog, ruitvormig met vele kleine pupillen of met de Swastieka; verder ook als een driehoek met twee pupillen en driedubbel omlijnd en van deze grondvormen bestaan allerlei varianten en combinaties. De haren zijn vlammen. 20. Gallische munt. Op zeer oude Gallische munten is het worden der stof uit den Geest soms daargesteld door een maansikkel of een zonneschijf boven 'n verbreed komma-teeken; (zie teekening). 't Oude Egypt. hieroglyphische teeken voor vleesch is eene comma. (Zie fig. 19.) Soms ook is het voorgesteld door een paard of een O menschenfiguur, waarin de gewrichten en andere lichaamsdeelen door deze teekens vervangen zijn. Ook op oude Assvrische en Babylonische_ cylinders (van gebakken klei) ziet men door deze komma's en sdhijven (resp. stof en geest) de Godheid daargesteld) — met dieren vechtend; — resp. de Mensch die in zich het dier bestrijdt. Men ziet ze ook in de zoogenaamde „mystieke bouquetten" men soms aantreft op R. Cath. altaren en in kerkhoven. -Men moge in de naïve voorstellingen fouten ontdekken, met betrekking tot den bouw van den Cosmos, doch het valt niet te loochenen, dat de Ouden ons eene synthese der Natuur nagelaten hebben, waarin Religie, Kunsten en Wetenschappen broederlijk hand aan hand gaan. Nog een enkel feit aangaande het Totemisme1) wil ik vermelden. Ook hier wijst alles op de ééne oorsprong van alle symboliek — n.1. Egypte, zooals de Beaulieu heeft aangetoond. b,J de volkeren uit de binnenlanden van Africa, waarvan men met veronderstellen kan, dat ze ooit met de „cosmische mythe — de grond aller latere religies — in aanraking zijn geweest, valt uit de overeenstemming der symbolen op te maken, dat ze denzelfden éénen oorsprong hebben. Alle oervolkeren, over de geheele wereld, hebben'in principe dezelfde Totem-ceremonieën en symbolen, die allen met die van Egypte overeenkomen. 2) Totemisme is ouder dan de Cosmische mythe; het is de eerste uitdrukking der oervolkeren van eene gedachte en van eene ceremonie met religieusen grondslag. Elke stam — zoowel bij den Australiër als bij den Roodhuid van America, heeft zijn eigen Totem. Eene stam was dikwijls weinig meer dan eene groote familie, voortkomend uit ééne stam-moeder; — daar de •vader zelden bekend was, wordt daar niet van een stam vader gesproken. Deze aardsche stam-moeder wordt nog al eens verwisseld met de wereld-moeder Maya-Maria der Mythologie. Het tatoueeren van gelaat en lichaam, bij bijna alle oude volkeren in gebruik, is een uitvloeisel van het Totemisme Bij sommige volkeren, b.v. bij de Siberische Chukchi, de Seri - lexico) en bij de Aino's (Japan) worden alleen de vrouwen getatoueerd. Ook het tatoueeren kwam uit Egypte. Met deze korte beschouwing over den "oorsprong der symbolen, waartoe ook het letterschrift behoort, meenen wij te kunnen volstaan. ») Ibid.5' C,'urchward- S'Sns and symbols of primordial man. Symbolen en Mythen in Religie. 4 DE OUDE WATERMERKEN. Het is zeer natuurlijk, dat men datgene wat men als het hoogste goed beschouwt, voor het nageslacht tracht te bewaren. Van af de vroegste tijden is dit gedaan en om het door alle tijden heen te doen voortbestaan, werden ingenieuse. middelen gevonden. Dit wordt in onze tijden nog gedaan; 't geschiedde in den tijd van „Shakespeare" door den grooten Francis Bacon; 't geschiedde in de Middeleeuwen. Een zeer ingenieus middel is wel dat 't welk door verschillende religieuse secten werd toegepast van af de 13e tot de 19e eeuw, n.1. het watermerk in 't papier. Niemand, die een weinig van symboliek weet, kan er aan twijfelen, dat deze watermerken eene religieuse beteekenis hadden en het feit, dat hetzelfde watermerk terzelfder tijd in verschillende landen in 't papier werd afgedrukt, wijst op den grooten invloed dier sekten over de heele wereld. Deze symbolen waren eene soort geheime taal, verstaanbaar voor elk lid dier religieuse secten. Het is vooral Harold Bayley, die in zijn werk „The lost Language of Symbolism" dit onderwerp uitvoerig behandelt en er de oorzaak in zoekt voor 't ontstaan van zekere letters, namen, woorden, sprookjes en mythen. In hoeverre hij in zijne conclusies te ver gaat, is moeilijk te zeggen. Hij gaat van de veronderstelling uit, dat het zuiden van Frankrijk, Provence vooral, altijd het centrum was van het Gnosticisme 1), dat, hoewel sedert de zesde eeuw uit de geschiedenis verdwenen, toch in 't geheim bleef voortleven onder den naam van verschillende relfgieuse secten, als de Albigenzen etc. Hun streven was moreele volmaking; de mythen werden hoog in eere gehouden, als vormen waarin de oorspronkelijke religieuse concepties waren geopenbaard. De Gnostieker beschouwde zich niet slechts als philosophisch christen, doch hij was ook de bewaarder der oude overleveringen, — die den grond van elke religie zijn. \ele hunner symbolen vindt men thans terug in de Vrijma^onnerie, de Rozekruisers, de Tempeliers, Hugenoten (Albigenzen) etc. 1) Zie Smiles. The Huguenots. □ Deze Gnostikers schijnen grooten invloed op de papierindustrie gehad te hebben, ze vormden geheime gezelschappen onder de werklieden der papierfabrieken, waarvan b.v. alleen Angoumois, in Zuid-Frankrijk, er 600 telde.1) Om een voorbeeld te geven, hoe geraffineerd men zekere waarheden voor oningewijden wist te verbergen en tegelijkertijd ze wist te onthullen aan de leden van hun genootschap, haal ik uit het werk van Bayley het volgende rijmpje aan, dat betrekking heeft op 't boven gezegde: „Les Vaudois, peuple évangelique, Ont mis ce tresor en publique." Dit versje komt — in cijferschrift geschreven — voor aan 't eind van eene der eerste bijbeledities, die van 1535. Dit interessante cryptogram wordt gevormd door de beginletters der woorden van het volgende versje, uit denzelfden bijbel: /.ecteur entends, .ri merité odresse f'iens cfonc ouyr «nstamment sa /romesse -Et vii />arler: /equel en ^xcellence V eult asseurer wostre grelle ^sperance /.esprit tesus gui visite et ordonne Noz tendres weurs, ici j-ans cry ^stonne Tout Ziault raillart cscumant .fon ordure. / renons wouloir èienfaire /ibrement, Jesus guerons z>eoir eternellement. Zijne conclusie is, dat deze watermerken van af hun eerste verschijnen in 1282 tot aan de laatste helft der 18e eeuw, een onafgebroken keten van symbolen zijn — gedachtenkristallen als het ware — die de tradities en de geschiedenis bevatten van talrijke mystieke secten die, hoewel door het pausdom schijnbaar vernietigd, toch in 't geheim voortleefden. Zij waren het, — die eenvoudige papiermakers, — die den stoot gaven tot de renaissance en de hervorming-. Zie Smiles. The Huguenots. SYMBOOL, MYTHE, RITUS. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. „Grandeur.... consists in form, and not in size: and to the eye of the philosopher, the curve, drawn on a paper two inches long, is just as magnificent, just as symbolic of divine mysteries and melodies, as when embodied in the span of some cathedral roof". Charles Kingsley. Mythologie bevat de geschiedenis der architypische wereld. Ze bevat het Verleden, het Tegenwoordige en de Toekomst". Novalis. De Natuur spreekt in symbolen en teekens. IVhittier. Een oeroud geloof stelt de wereld en alles wat daarop is, als bezield voor, — eene rein animistische leer dus, doch verschillend gedacht. Tylor spreekt zich hierover als volgt uit: „Door de biologische verschijnselen, zooals slaap en dood, heeft de mensch in zich zelf een ander, — van het lichaam verschillend — wezen ontdekt, — zijne ziel. Hij kan zich deze ziel niet anders als stoffelijk denken, alhoewel van eene fijnere stoffelijkheid dan zijn lichaam; zij zetelt in de pols, in het hart, in 't bloed, in den adem,. . . . Soms denkt de mensch ook dat meerdere zielen zijn lichaam bewonen. Deze ziel nu, kan het lichaam verlaten, er weder in terugkeeren, vrij rondzwerven, en ook in andere lichamen sluipen. Evenals hij zelf bezield is zoo denkt de mensch zich ook andere wezens, dieren, planten, natuurverschijnselen, ja zelfs alle dingen, bezield. ' Het geloof in het bezield zijn van alle dingen is ook de grondslag der vereering — bij de oude volkeren — van allerlei dieren, afgodsbeelden, totems etc., doch we zouden een valsche gevolgtrekking maken door aan te nemen, dat deze primitieve religieuse vereering de oorsprong der godsdiensten ware en dat zich b.v. uit een primitief veelgodendom het monotheïsme zoude ontwikkeld hebben zooals zij, die eene goddelijke openbaring in deze loochenen, veelal aannemen. Het tegendeel is veel waarschijnlijker, n.1. dat op de goddelijke openbaring — die monotheïstisch is, — na verloop \ an tijd □ verwarring en ongeloof in die openbaring ontstond en dat dus de religie degenereerde. De geschiedenis der religie leert immers klaar genoeg dat het zedelijk-religieuse leven achteruit gaat van het oogenblik af aan, dat een volk zijn geloof in de openbaring verliest. Het monotheïsme wordt dan gewoonlijk tot een polytheïsme. Hoe kan het eigenlijk anders? We zien immers in alles, dat de oorspronkelijke eenheid zich uitstort in eene veelheid. Bovendien kunnen wij zelfs in de polytheïstische godsdiensten nog zeer goed den oorspronkelijken monotheïstischen basis ontdekken. Het geloof in het bezield zijn aller dingen is trouwens lang niet algemeen genoeg bij de primitieve volkeren, dat ze als algemeene grondslag der religie kan worden aangenomen en ze treedt onder geheel verschillende vormen op. Eene der ingewikkeldste voorstellingen hiervan is zeker wel de oude Egypt. godsdienst. De mensch bestond volgens deze opvatting uit een lichaam (Chet), eene ziel (Ba), eene schaduw (Chaibet), de mummie (Sah), de naam (Ren) en zijner persoonlijkheid (Ka), waarvan de laatste niet met het lichaam sterft, doch blijft voortbestaan. Om dit echter mogelijk te maken moet het lichaam in stand gehouden worden. Vandaar de groote zorg die aan het balsemen van het stoffelijk omhulsel besteed wordt. Doch hierover bestaan ook andere meeningen. De spijs en drank, die in het graf gelegd werden, waren dan ook bestemd voor de voortlevende persoonlijkheid — Ka. Hand aan hand met dierenvereering ging meestal eene vereering van zekere boomen, steenen, werktuigen; nooit echter gold deze vereering het dier of den boom zelf, doch veeleer het wezen dat naar willekeur zich vermocht te klceden in dezen vorm. Het symbool diende dus reeds in zeer vroege tijden als middel om de gedachte te verheffen tot het wezen, dat door dit symbool werd aangeduid. Het ééne symbool dat alle andere symbolen in zich sluit en waarop de eigenschappen oneindig en alomvattend toepasselijk zijn is het symbool der Godheid — de Ruimte. E\ enals de Algeest is ze zonder afmeting, zonder eigenschappen, zonder Wezen, want elke 'bepaling zou het oneindige eene beperking opleggen en het begrip van „oneindig" opheffen. Dens zal het oneindige aantal der begrensde openbaringen van het Alwezen dat geen Wezen is, — zich weer in de onbegrensde □ Eenheid, — de Ain-Soph = het Niets (Eng. no-thing) der esoteriek, welk syrribool O is, — van het Alwezen terugtrekken, gelijk de lichtstralen zich in het brandpunt eener lens vereenigen in een punt zonder afmeting. Anders gezegd, de „illusie" wordt opgeheven, de „Maya" verdwijnt in het alomvattende „Het" dat eeuwig werkelijk was en altijd zijn zal — in openbaring zoowel als in niet-openbaring; want beide zijn slechts inademing en uitademing van het Alwezen — dat geen wezen is. Het symbool der Ruimte bevat alle andere symbolen; ze ontwikkelden zich daarin als het ware; — in de groote illusie ontstonden de tallooze kleinere, want met de Ruimte werd het begrip der afgescheidenheid van de Eenheid met God geboren en de eeuwige Causale Eenheid drukt haar stempel op de phenomenale veelheid, die slechts in tijd en ruimte onder voortdurende wisseling bestaan kan. De evangelist Johannes was de geliefde discipel van Christus en Johannes was gnostiker!1) Dit beteekent veel voor hem die kan en wil verstaan. Hij geeft den sleutel tot alle esoterische leeringen, zoowel van Christus als eeuwen daarvoor — in de woorden: „In den beginne was het Woord en het woord was met God en het Woord was God." Een symbool is in zekeren zin te vergelijken met een gedicht. De dichtkunst dicht, d. i. concentreert een lang verhaal in weinige beteekenisvolle woorden; in een symbool is dit „dichten" tot de uiterste grens doorgevoerd; het bevat soms in één paar lijnen de geschiedenis eener wereld. Het spreekt tot U in eene taal zonder woorden en is daarom toegankelijk voor iederen mensch, van welke natie of ontwikkeling ook. Het spreekt tot iederen mensch eene verschillende taal, die rijk of arm is aan uitdrukkingen, — naarmate zijner ontwikkeling en intuïtie. Het veld der symboliek is zoo uitgebreid, dat we hier en daar de dingen slechts even kunnen aanstippen; alleen op 't gebied der kunst en der kerkelijke symboliek wil ik betrekkelijk uitvoerig zijn, omdat deze ons verreweg het meeste onder de oogen komt. *) Gnosticisme, Gnosis (gnos = kennis). Hiertoe behooren verschillende secten, die opkwamen in het einde der le en in de 2e eeuw na Christus; ze zijn Christenen en hangen de zuivere Christelijke leer aan, doch hun streven was, daarboven te stijgen door bespiegeling en philosophie. Om deze reden werden ze door de Kerk veroordeeld, daar naar de opvatting van deze, het vaste geloof dikwijls leed door de speculatieve zijde van wetenschappelijk onderzoek. De Gnostikers maken onderscheid tusschen de hoogere (esoterische) en de gewone leer, de laatste was voor de menigte, de eerste voor enkelen. De Theosophie wordt wel de moderne Gnosis genoemd. □ Een weinig kennis van dezen hoofdtak der Symboliek ontsluit eene nieuwe bron van genot voor hem, die belang stelt in kerkelijke kunst; een schilderij, een paneel, eene beschilderd" glasruit begint eene welsprekende taal tot hem te spreken. De vroegste christelijke symbolen vinden wij in de Catacomben als frescos inscripties, sarcophagen en in 't vaat- en glaswerk, in die graven gevonden. Na de 8e eeuw vindt men ze ook in snijwerk, in rijk geïllustreerde boeken, in glasschilderingen en manuscripten der Middeleeuwen — naast schilderijen en beeldhouwwerk. Ook kan een woord of een zin eene symbolische beteekenis hebben, b.v. een „appel", een „boom", de „oogst". Vooral de Oostersche talen zijn rijk aan mooie symbolen; in 't maleisch b.v. voor zon — mata-hari = Oog des dags. Het symbool kan ook schuilen in een daad, b.v. het rooken van den vredespijp, een handdruk, brood en zout eten, etc. etc. \ ooral in getallen schuilt een groote zinnebeeldige beteekenis, zooals ik in t kort in 't hoofdstuk „Kabbalah" en onder 't chap. der getaUen zal aanduiden. De geheele zichtbare schepping is één symbool, — niet slechts als geheel genomen, doch elk harer onderdeelen is een symbool. De Aarde, de mensch, een dier, eene plant, een mineraal zijn symbolen eener gedachte. Ons lichaam is het symbool van ons karakter, de woorden, die wij spreken, zijn de symbolen onzer gedachten, de gebaren die wij maken onder het spreken, zijn de symbolen der gevoelens, die daarbij opwellen. In onze religieuse ceremoniën spelen de symbolen eene zeer groote rol. Daar waar men getracht heeft alle symboliek uit de religie te verwijderen — 't geen slechts in schijn mogelijk is — daar nam men tegelijk eene groote bron van emotie weg: — de eeredienst kon niet meer zoo sterk tot het gemoed spreken, — ze werd koud en zielloos. \\ anneer wij alles in de Natuur beschouwen als symbolen van moreele feiten en geestelijke waarheden, dan krijgt ze voor ons eene veel diepere beteekenis en vervult ze ons bij elke schrede die wij doen, met vreugde en dankbaarheid. Tezus de groote Leeraar der menschheid kleedde zijn onderricht in symbolischen vorm, waarschijnlijk omdat het symbool niet bindt door woord of vorm, doch den geest vrijlaat in zijn □ vlucht, wanneer hij tracht de geestelijke waarheid, daarin vervat, uit zijn genaturaliseerd beeld te ontwikkelen. Bovendien, eene dogmatieke bewering ontmoet altijd eene dogmatieke verdediging, — ze stompt af, terwijl een symbool den geest en de verbeeldingskracht ontwikkelt en tegelijk velerlei oplossing mogelijk maakt. De oude bouwmeesters, beeldhouwers en schilders kenden de betooverende macht der symboliek en gebruikten ze in hun werk, tot zelfs in de kleinste onderdeelen. Hiermede is natuurlijk niet gezegd dat alle oude kunst eene symbolische beteekenis heeft; natuurlijk kan men dit alleen verwachten bij kunstenaars die tevens studie gemaakt hadden van mystiek en occultisme, — toen nog niet in den ban gedaan door de Kerk. Een weinig kennis van de symbolen verhoogt het kunstgenot zeer en het is vooral daarom, dat ik bij de kerkelijke symbolen meer in détails wil treden. Het is zooals een schrijver zegt, wiens naam ik mij niet herinner: „God schrijft in eene Hem eigene taal, en de vormen zijner schepping zijn de getallen zijner gedachte; de werkingen in de Natuur zijn zijne metholen van compositie.' Juist, omdat God door de Natuur tot ons spreekt, is zij zoo bij uitstek de opvoeder der menschheid. Ze was altijd 's menschen voornaamste onderwijzer. De mensch was aan haar boezem veilig, doch hij had ook tevens den drang in zich, zich boven de Natuur te verheffen en te weten wat zich daarachter verborg. Het is algemeen bekend, — ik zal hiervan later enkele frappante voorbeelden geven — dat de vroege christelijke symboliek, resp. ritus, ontleend is aan de „heidensche" die haar vooraf ging. Het ging ermede als met de christelijke zonnemythe, die een herhaling is van de vroegere zonnemythen. Eene mythe is een symbool, ze stelt in symbolischen vorm de wording van hemel en aarde voor en de krachten die daarin werken worden als goden en helden ten tooneele gevoerd. Eene mythe is geene vage phantasie, doch een scherp omlijnd geheel, waarin ieder onderdeel, elk woord zijne beteekenis heeft. Het „Absolute" dat de eerste oorzaak was van hetgeen wij als Universum waarnemen, wordt door de mythe in een symbolisch verhaal gehuld — en daar deze eerste oorzaak zich uit in de drie werelden der gedachte, des gevoels en der handeling (de materie) zijn er van elke mythe drie hoofduitleggingen mogelijk. Als een zonnegod, b.v. Dionysos — de Godheid in zijn □ tweede Aspect — als Zoon — daarstelt, dan is hij in zijne materieell-cosmische 'beteekenis de Zon en in zijne derde beteekenis de Menschheid of de Mensch. Bij het bestudeeren eener mythe of legende moet men zich plaatsen op het standpunt van den mysticus en begrijpen, dat alle personen, die in de mythe eene rol vervullen, cosmische krachten vertegenwoordigen en dat deze cosmische krachten zich in dit ondermaansche als natuurkrachten uiten. Doch dit is niet alles, — we moeten weten, dat deze „helden", — resp. deze natuurkrachten — in ons leven, dat ze de samenstellende factoren zijn van ons wezen en karakter. Eerst dan begint men den diepen grond, b.v. van het Wajangspel, te begrijpen. In het Theos. Maandblad voor Ned.-Indië, ('t Juli-nummer 1921) zegt Van Leeuwen het zoo duidelijk: „Men moet in het spel daar voor zich, het spel zien in zich zeiven. Deva s en Raksasa s zijn onze deugden en gebreken in eeuwigen strijd gewikkeld. De Pandawa's vormen den vijfvoudigen hemelschen mensch. Pandoe, Dhrtarastra en Widoera is een Trimurti in den mensch, die in Krsna, Drona en Bisma een hooger spiegeling vindt. . . . Wie ziet de hemelsche heelmeesters, de Goden Ashwins, als des morgens de zon verrijst en des middags ter kimme daalt en weet de beteekenis in verband met de magnetische aardstroomen? ....Dat is alleen de mysticus. En hij alleen zal de ware kunstenaar kunnen zijn, de ware filosoof, de ware priester. Maar geen mystiek zonder mystieken Held. De Held is het centrale punt van alle cultuur. De koning, het hoofd van den staat, de ideale mensch tot wien allen opzien als tot het symbool van de geheele natie, een ideaal, dat tijdelijk woont misschien in een sterfelijk menschenlijf, waar het leeft en heerscht zoolang een natie of ras leeft en heerscht. De Koning is de held van de mythe." Zoo is het; het is de Held, die ons in alle mythen tot voorbeeld gesteld is; het is de Held die ons uit onze indolentie en middelmatigheid moet opheffen, het is de Held, die ook in ons leeft, — die den drang onzer lagere persoonlijkheid in ons moet dooden! ..In het leven van C hristus , zegt Evelyn.Underhill1), „zien de christelijke mystici niet alleen het Cosmische proces der goddelijke wijsheid gedramatiseerd, doch eveneens de innerlijke *) Evelyn Underhill. Mysticism. ervaring van elke ziel op haren weg tot de vereeniging met het Absolute tot hetwelk de geheele schepping zich beweegt." En het Absolute? Ik zal niet trachten hier over deze vraag verdere onbevredigende bespiegelingen te geven, omdat dit onderwerp moeilijk door redeneering, doch veeleer door intuïtie te benaderen is. Wel is waar zegt men gewoonlijk dat een „illuminist", d. i. hij die vaag, intuïtief gevoelt, een slechte raadsman is in zake philosophie en dat in elk geval de intuïtief ontvangen openbaringen nooit als basis mogen dienen voor eene philosophische beschouwing. Dit klinkt zeer „logisch", doch het vreemde is dat zij, die dit beweren, zich in den regel aan hetzelfde feit „bezondigen", — natuurlijk zonder dat zij het merken. Als de intuïtie gecombineerd wordt met en geschift door het logische denken, is zeer zeker het gevaar om te verdwalen minder groot, hoewel het „logische verstandsdenken' — in zake bovenzinnelijke dingen — misschien nog veel minder betrouwbaar is dan de intuïtie. Tot de bovengenoemde philosofen behoort m. i. ook E. D. Fawcett, die in zijn uitvoerig werk „The World as Imagination" een heel origineel idee geeft van de Godheid, die we „het Absolute" noemden. Ik wil zijn idee hier in een paar regels weergeven. Zie ook pag. 14. Hij noemt het Absolute de Cosmische Imaginatie (de C. I.) — die te vergelijken is met de menschelijke imaginatie en die, zooals hij zich uitdrukt „verzadigd is met emotie". De C. I. is geene persoonlijkheid, geen op zich zelf staand God, die zich verheugt en lijdt als de mensch, boven wien hij onbegrijpelijk hoog verheven is. De C. I. schept vrij. zonder gebonden te zijn dus, omdat zij alle condities in zichzelf besloten houdt en ze aan geene vaste of voorbeschikte richting in hare schepping gebonden is. Ze is vrij, evenals de menschelijke imaginatie vrij is, die wij in ons zeiven kunnen bestudeeren door haar haren vrijen loop te laten. Hierin schuilt m. i. de groote fout zijner voorstelling; want wij kunnen ons geen harmonische schepping denken zonder een bepaald, vooropgevat plan en zonder de vaste „wet van oorzaak en gevolg", die wij immers overal waarnemen in hare werking en die ons bewijst, dat er van volkomen vrijheid, — zooals wij ons dat begrip denken, — geen sprake kan zijn. Wat is ons begrip van „vrijheid" eigenlijk waard? Misschien is juist dc strengste gebondenheid — in den ruimsten zin de grootste vrijheid! „De C. I. geniet een imaginatief leven", zegt hij verder, ze is geen persoon en daarom ook niets moreels; in den zin zooals gij en ik en een welopgevoede Newfoundlander het etiquet „moreel dragen";. . . . „De C. I. is niet boven tijd en ruimte verheven," zegt hij dan en noemt dit begrip, dat schier alle wijsgeerige stelsels gedwongen zijn geweest, aan te nemen, — eene fictie, de C. I. is niet „tijd-loos ; tijdloos is een geforceerd begrip zonder redelijken grond, zegt hij en hij beredeneert het laatste op vrij logische gronden. Volgens hem heeft „Shakespeare" de C. I. voorgevoeld toen hij zeide: „We are such stuff as dreams are made of", doch volgens hem is de dichter Blake de eenige en ware profeet der C. I. Het werk van Fawcett, hoewel moeilijk te lezen, bevat overigens zeer mooie gedachten over Natuur, schoonheid enz., waarvan ik slechts aanhaal: „Zelfs de zoogenaamde onorganische Natuur verbergt geen onbewust doch een zich bewust leven.... en als wij denken dat de Natuur waarschijnlijk bevolkt is met tallooze ongeziene werkende beginselen, nabij en boven ons eigen peil van evolutie, dan zijn wij aan 't begin der renaissance (onzer ideeën), waarin de poëzie en de philosophie elkaar ontmoeten. De lieidensche kijk op de dingen keert terug, — zeeën, rivieren, meren, wolken, bergen, vegetatie, storm en lachende velden, dat alles treft ons opnieuw met de oude betoovering". Later zegt hij — feitelijk in tegenspraak met zijne vroeger vermelde bewering, dat er toch oorspronkelijk bij de C. I. een plan bestond volgens hetwelk de schepping van een Cosmos vooraf was vastgesteld, doch dat de latere uitwerking van dat plan afhankelijk is van plotselinge invallen en grillen der imaginatie, zooals dit het geval is bij den dichter, wiens inspiratie plotseling eene andere wending neemt door een invallende gedachte, die — van buiten komt. Dit laatste schijnt Fawcett over t hoofd te hebben gezien; want wij kunnen ons toch den C. I. niet denken — beïnvloed door van buiten komende gedachten! Ook zegt hij (p. 253): „Indien er een Cosmisch geheugen is, dan kan het niet onwerkzaam zijn, want niets dat bestaat, is onwerkzaam." Hierin is feitelijk de geheele wet van „oorzaak en gevolg" vervat, zou ik meenen en hierin ligt opgesloten de voortdurende herhaling van elk onderdeel der evolutie bij elk nieuw tijdvak en bovendien de gebondenheid aan een onveranderlijk stelsel. Door redeneering vindt hij ook hier een achterdeurtje, doch daarmee wordt het feit niet ongedaan gemaakt, dat de wet van oorzaak en gevolg ons overal tegemoet treedt. Bovendien zal een zoogenaamd „bewijs" van het al of niet bestaan van een cosmisch bewustzijn wel geen absolute waarde hebben, vermoed ik. De grond van schier alle mythen en sagen is dezelfde als die van alle oude religieuse openbaringen, n.1. de onsterfelijkheid, — de wederopstanding van al het schijnbaar doode. Wij vieren het Paaschfeest, — de wederverrijzing van den Christus, die op Goeden Vrijdag in het graf werd gelegd en daar drie dagen verbleef, zooals dit bij alle voor-christelijke inwijdingen geschiedde in den tijd, dat op 'het noordelijk halfrond de Natuur zich met jeugdig groen siert; — groen, de kleur der hoop en der vreugde. In de Sage van Démeter en Perséphoné is Démeter het Hooger- en Perséplhoné het Lager-zt\i. De eerste tooit de aarde met welriekende bloemen waarin de laatste zich verlustigt, totdat ze de schoonste der bloemen, eene Narciss, plukt. Ze eet door deze daad van „den boom der kennis, des goeds en des 'kwaads, en ze valt". De Narciss, de gele kleur, syrnb. t intellect. Pluto, de God der onderwereld grijpt haar en voert haar mee naar de onderwereld, waarover zij koningin wordt. (Involutie). Démeter is wanhopig en daalt in de onderwereld af om hare dochter te redden en haar weer mee te nemen naar het rijk des Lichts, m. a. w. de Godheid inkarneert zich, om de menschheid van het kruis der stof te redden. In de Sage van Osiris, Isis en Horus vertegenwoordigt Horus, de Godheid, die in de stof afdaalt om zijn vader Osiris, die door zijn broeder Seth gedood en in stukken gehakt is, te wreken en Osiris weer te doen herleven. Horus is dus de Christus, die de in de stof verdwaalde menschheid weder tot God terugvoert. Gedetailleerd vinden wij hetzelfde uitgedrukt in de Cheopspyramide. Hij die daar zijne inwijding moest ontvangen had in svmbolischen vorm het geheele aardleven weder door te maken. Hij daalde af in de schuins naar beneden loopende gang, die precies gericht was op den laagsten stand van de toenmalige Poolster, die hier de Godheid symboliseert. De mensch, die in die gang afdaalt, involueert, daalt in de stof af en verwijdert zich van de Godheid. Het einde der gang eindigt in een bodemloozen put, de put der algeheele vernietiging. De kandidaat, die in den blinde zijn weg moet zoeken, kent het gevaar en weet dat een smalle gang ergens opwaarts a leidt. Na ontzettende moeilijkheden vindt hij de gang, die zoo nauw is dat hij op handen en voeten daarin opwaarts moet kruipen. Ook hier dreigt hem weer het groote gevaar, om door een loodrechten schacht, die ook in den put der vernietiging uitmondt, te storten. Hij komt ten slotte in de Koningskamer, die slechts eene groote steenen doodkist bevat. Hier legt hij zich neder en valt in eene trance, die drie dagen duurt. Een andere gang leidt van hier schuin naar boven en de Poolster werpt, als zij haren hoogsten stand bereikt, juist hare stralen op de sarcophaag — en de schijndoode ontwaakt tot hooger bewustzijn; — door het Goddelijk Licht wordt zijn horizont verwijd en gedurende de drie dagen van bewusteloosheid heeft zijne ziel, die het lichaam verlaten had, het hoe en waarom van zijn leven leeren begrijpen en heeft hij ten slotte zijne geheele toekomst voor zich zien ontvouwen. Het christusbewustzijn is in hem ontwaakt, hij heeft het eeuwige leven en behoeft niet weder te incarneeren. Wanneer hij het toch doet, zooals veelal het geval is, dan doet hij dit als een offer aan zijne jongere broeders gebracht, n.1. om hen voor te lichten door den donkeren engen gang des aardschen levens. I 'aar kan voor den mensch, die de oogeri open heeft en zien wil, geen twijfel zijn dat zoowel de Bijbel als de mythologiën der oudheid opgesteld zijn met het hoofddoel: het in symbolischen vorm kleeden der oude. oude Wijsheid. Dat de Bijbel een cosmische basis heeft blijkt reeds uit de cosmische getallen 12 en 7, die overal terugkeeren en die o.a. in den R. K. ritus eene zeer groote rol spelen. Ik heb hiervan elders eene lijst gegeven (zie getallen) en het zou mij gemakkelijk vallen deze lijst met veel voorbeelden te verlengen. De oorzaak ervan is, dat de oorspronkelijke oude joodsche religie een sterredienst was. Het blijkt reeds uit het gebod, uitgevaardigd door Koning Josua, (zie Kon. II 23. 4, 5, 11) die alle „offergereedschap voor Baal en voor het beeld van het bosch en voor al het heir des hemels" in het dal der Kidron verbranden en de asch naar Bethel brengen liet. Hij schafte de „Chemarim af, die de koningen van Juda opgesteld hadden op de hoogten in de steden en rondom Jerusalem, ter eere van Baal, de zon, maan en de planeten. Baal was de algemeene naam voor eene Godheid, (planeet of ster) en zoo had elke stad of plaats zijn Baal. Oorspronkelijk echter beteekende Baal het mannelijke, scheppende, levengevende principe in de Natuur. Bij de Babyloniërs heet hij Bel of Merodach fMarduk) „de lichtgod", de „God der lentezon". Hij is de hoofdgod der stad Babyion en wordt vereerd tegelijk met Bel's zoon Nebo (Nabu), de god van Babylon's zusterstad Borsippa. De planeet Mercurius was hem gewijd. Als gemalin van Baal treedt Aschtorseth (Astarte, Baalet) op. Ze is de voornaamste Semietische godin, ze vertegenwoordigt het ontvangende, barende, negatieve, vormgevende principe van de Natuur. Haar hemellichaam is de Maan, die gewoonlijk in de voorstellingen haar hoofd versiert. Hoewel ze als godin der liefde en van het geslachtsleven troont, was aan hare priesters en priesteressen de strengste onthouding voorgeschreven. De godin der Maan verschijnt in de mythologie onder 3 vormen. Ie aan den hemel als Selcne, Luna', 2e op aarde, als Diana (Rom.), Artemis (Gr.) of Delia; 3e in de onderwereld als Perséphoné of Proserpine. Ze is de godin der geboorte en des doods, — ze bouwt den stoffelijken vorm en vernietigt ze daarna. Zij hult het goddelijke in den Maya-sluier. Maya-Maria. Maya was de moeder van Buddha. (Ook Soma gen.). Ze is ook de Eg. Iris, de Chald. Astarte. De Maan is 't symbool der lagere persoonlijkheid, zooals de Zon dat der hoogere individualiteit is. De maangodin beslist over conceptie en geboorte, doch zelve blijft zij eene maagd — onbevlekt. De mythologie der Egyptenaren heeft denzelfden grond als de Joodsche, n.1. de 12 zodiacale teekens, de 7 planeten en de sterren. Ze ontaardde ook daar tot afgodendienst en sterrenaanbidding (sabianisme). Horus de zoon van Ra (Osiris) werd onbevlekt ontvangen door „de vrouw" (de Maan). Dupuis zegt daaromtrent: Chaeremon en andere geleerde priesters van Egypte waren met de oude Egyptenaren van meening, dat de eenige goden waren: de zon, maan, de planeten; verder de andere sterren die den Dierenriem vormen en ten slotte al de sterren die, door hun op- of ondergaan, de verdeeling der teekens aangeven benevens hun onderverdeeling; voorts de „horoscoop" en de sterren die erover regeeren, — welke door hen „de machtige heerschers van den hemel" genoemd worden. □ De Zon was hun eerste hoofdgod, hij was de schepper van het Heelal. Hij was Osiris en naast hem regeerde Isis, de Maan, terwijl Horus, volgens Herodotus in Isis vereerd werd. Dus hadden ze twee hoofdgoden, n.1. Osiris en Isis-Horus. Dan kwamen de goden van den len rang nog in aanmerking — de planeten. De goden van den 2en rang waren de 12 zodiacale teekens. Waarschijnlijk waren de goden van den 3en rang de planeetgeesten, die de dagen der week regeerden, doch dit is niet met zekerheid bekend. Isis was vroeger de naam voor het teeken Virgo. De aar en de tak die de Maagd in hare hand houdt, is Horus, „de \ erlosser die komen zal". Dan kwam de ontaarding der oorspr. meening, in den vorm van sterrenaanbidding, waarin niet de eigenschap of de kracht, doch de ster zelf vereerd werd; tal van Goden ontstonden, — daargesteld in half dierlijken, half menscbelijken vorm. Ik geef aan 't slot van dit chap. van enkelen dezer de naam en wijze van voorstelling. Ook de Druïden hadden een zonne-eeredienst; ze vereerden ook eene Maagd, een kind op den arm houdende, eene godin, die gewoonlijk afgebeeld werd naast eene koe. De rouwdienst der Druïden komt in vele opzichten overeen met die van Mithras. Een oude profetie aangaande dezen zonnegod luidde, dat er bij zijne geboorte eene ster zoude verschijnen, „die overdag in haar vollen glans waarneembaar zoude zijn." (Prof. Lee). Ook van de Tolteken en Asteken heeft men overleveringen van een zonnedienst; ook hier wordt de zonnegod geboren onder omstandigheden, die in vele punten met het Christusverhaal overeenstemmen. Ook Baldur was evenals Osiris en Jezus de heerscher over het leven na den dood. Hij sterft door een pijl, geschoten uit een boog die vervaardigd was uit een mistletoe-tak en afgeschoten door den blinden God der duisternis Hoeder. Hij blijft 40 dagen dood en staat dan weer op. (De zon is op eene breedte van 68° gedurende 40 dagen „dood ', licht ons Williamson in.) Zoo is de mistletoe het symbool des eeuwigen levens. in het Christendom is Jezus Christus het Licht, dat de I'uisternis overwint; Hij is de held, de groote slangendooder der mythologie en waar Michael of St. George als zoodanig* zijn voorgesteld, daar zijn ze toch slechts God's vertegenwoordigers. De naam Michael beteekent dan ook „hij die gelijk God is." Ook stelt hij Hermes of Mercurius voor en is hij dus, als planeet, het dichtst 'bij God (de zon). Mercurius is daarom bij de Keltische rassen „de eerste God'' — Wddan of Odin. Ook de slang is bij het Egyptische en in navolging ook bij het Joodsdhe volk tot den tijd van Hezekiah als eene godheid vereerd. Het voorafgaande is meer dan voldoende om aan te toonen, wat o.a. Dupuis uit de nagelaten geschriften van oude autoriteiten klaar bewezen heeft, (hoewel met andere bedoeling) n.1. dat over de geheele wereld de traditie leefde van den Verlosser der Wereld, die den Draak zou dooden, den slang overwinnen; dat deze Verlosser uit eene Maagd geboren zou worden, lijden zou in den strijd met den Slang, doch dat hij ten slotte de Slang zou overwinnen en ten hemel varen. Dit is niet slechts de geschiedenis van den Verlosser alleen, doch tevens die der geheele menschheid en van eiken mensch in 't bizonder. Met betrekking tot onze planeet geldt dezelfde mythe; hier strijdt de Verlosser, — de levengever, de lichtbrenger, de Zon (de zoon) gedurende de lange winteravonden voor het Noordelijk halfrond — met de machten der duisternis, wordt door deze overwonnen in de laatste graden van Sagittarius, om in den eersten graad van Capricornus weder te verrijzen, d. i. weder in lichtkracht toe te nemen. • De Zon is immers het middelpunt van licht en leven en bij zijne wederverschijning (denk b.v. aan den langen poolnacht; ontluikt het nieuwe leven, — de Natuur ontwaakt, staat op. Door haar koesterenden invloed wordt „water in wijn veranderd". Het is de Schepper zelf die in de Zon verzinnebeeld wordt, m. a. w. „de goddelijke Zon". In zijn gezant Jezus wordt de wet der vergelding — „oog om oog en tand om tand" — door Mozes (de profeet van Atlantis) vertegenwoordigd, — vervangen door den God der Liefde en der vergeving. Zooals alle zonnegoden werd hij geboren den 25en December, als de zon in 0° ?& weer begint te rijzen na 3 dagen „dood" te zijn geweest, d. i. schijnbaar zonder beweging. Hij werd geboren op het oogenblik dat de eerste graad van het sterrebeeld de Maagd met Spica (de aar, — zijn symbool) aan den Oostelijken kim verrees. 0° werd zijn Ascendant, dus uit de Maagd werd zijn lichaam geboren, dat immers door den Ascendant getypeerd wordt; — in waarheid eene „onbevlekte ontvangenis." Jezus moeder Maria, symbool der Aarde of van de vruchtbare stoffelijke Natuur is, als zoodanig ook het symbool voor zinsbegoocheling. Maria — Maya wordt op een maansikkel staande afgebeeld, want ze is de godin der Maan, terwijl de maansikkel □ bovendien haar oorsprong aanduidt, want maan en aarde waren oorspronkelijk immers één; — eerst ten tijde, dat de scheiding der geslachten ontstond, had de afscheiding van maan en aarde plaats. Jezus vader, Joseph, stelt de elementaire wereld daar, die gevormd werd vóór de nederdaling in de grove stof. Hij is daarom als een oud man voorgesteld, die in het latere leven van Jezus geen rol meer te vervullen heeft en die daarom sterft als Jezus nog een kind is. Op zijn 30e jaar begint Jezus zijn werk als Leeraar. Hij moet gedoopt worden door Johannes den Dooper om getrouw aan het Cosmische evolutieproces te blijven, waarin — bij het begin van een nieuwen cyklus — steeds de voorafgegane cyklus 111 t kort herhaald wordt. Vandaar de onderdompeling in het water, die het doorgaan door de astrale gebieden der stof \ erzinnebeeldt. Later uitvoeriger hierover. In de Theosophie neemt men aan dat Jezus op dit oogenblik zijn lichaam gaf aan den Christus en dat dus Jezus de Meester-ingewijde, met den Christus is. De Anfihroposophen spreken bovendien nog van een astraal- en aetherlichaam van Zarathustra en Buddha, welke de Christus — benevens het stoflichaam van Jezus — aannam. Men zal mij, naar ik hoop, ten goede houden, dat ik in dit ingewikkelde vraagstuk geen partij kies en hier mijne, mij persoonlijk bevredigende eenvoudige voorstelling geef, dat Jezus, de Leeraar-Ingewijde, door dien doop der stof symbolisch één wordt met de aarde en dus hierdoor symbolisch in stoffelijk contact komt met de menschheid der Aarde. De 30° van Yirgo zijn in deze 30 jaren doorloopen en de nieuwe cyclus vangt met 0° Libra aan. De Christus, wiens zodiacaal teeken Aries is (de Zon is in Aries verhoogd), heeft in Libra zijn val en daarom is in 0° Libra de voet van het kruis geplant. Als wij nu even teruggaan en de kruisiging toepassen op de menschheid, dan kunnen wij direct inzien, dat de voet van het kruis geplaatst moet zijn in Libra. De beide naburige teekens van Libra zijn Virgo en Schorpio, m. a. w. ze zijn de beide steunpilaren van den voet van het Kruis Ln wat vertegenwoordigen deze beide teekens in de Astrologie ? De spijsvertering en de geslachtsorganen. Het symbool laat waarlijk aan duidelijkheid niets te wenschen over. Zonder deze Symbolen en Mythen in Religie. □ beide hoeksteenen zou het Kruis geen steun hebben; 't zou vallen, — het stofkruis zou geen „kruis" meer zijn! Jezus' doodstrijd duurt van den middag tot zonsondergang. Dit kon volgens onze Cosmische opvatting niet anders zijn. Het symbolische opschrift INRI dat volgens velen beduidt: Jezus Nazarenus Rex Judicorum, beduidt volgens anderen: Igne Natura Renovatur Integra. De 4 letters I.N.R.I. werden n.1. reeds c.a. 4000 j. voor Chr. tusschen de 4 armen van het Kruis geplaatst door Hermes-Thot en de Hermetische boeken geven er deze beteekenis aan: I (lot). Symbool van 't scheppende, actieve beginsel, dat de stof bevrucht. N (Nain). Symbool van de passieve substantie, grondslag voor allen vorm. R (Rasit). Symlbool der vereeniging der 2 principes en der eeuwige omvorming der dingen. I (lot). De tweede iot is het symbool van 't scheppend beginsel der dingen, dat — in eeuwigen kringloop — zich steeds weer in vorm kleedt om er daarna weder uit op te stijgen. De apostelen zijn wanhopig, alles is duistere nacht, nu het Licht voor hen niet meer schijnt, doch zooals bij de Egyptische inwijding de driedaagsche bewusteloosheid in het graf, bij den derden zonsopgang, gevolgd werd door de inwijding in een ruimeren bewustzijnstoestand, — zoo volgde ook hier, in den derden ochtend, het verblindend Licht der Opstanding. Maria Magdalena zag Hem het eerst; natuurlijk, want zij typeert de mensch die de ondeugd heeft leeren kennen en overwonnen; zij kon dus de Reinheid het hoogste waardeeren en moest haar dus het eerst zien. Zoo typeert Saulus de menschheid, die voelt dat het oude geloof hem dreigt te ontzinken voor het nieuwe, dat reeds tot hem begint te spreken, doch dat (hij daarom met des te meer woede van zich stoot en vervolgt — totdat hij het Licht ziet en van een „Saulus tot een Paulus" wordt. Het Licht verblindt hem, de inwijding tot de hoogere waarheid doet hem eveneens drie dagen in het graf vertoeven, — hij blijft drie dagen blmd. Zoo had Jezus "in drie dagen den stoffelijken, moreelen en □ intellectueelen tempel, die zich in de menschheid weerspiegelt, weder opgebouwd en voltooide aldus zijne verheven taak. De mythe is ook in nog ruimeren zin toepasselijk, n.1. op ons geheele planetenstelsel; n.1. ook daar is een strijd gestreden, waarvan de ring der schier tallooze planetoïden tusschen Ju pi ter en Mars getuigen en niet alleen daar, doch het kan als zeker aangenomen worden, dat uit ons zonnestelsel, voordat de tegenwoordige harmonie ontstond — een aantal planeten werden uitgeworpen in de Ruimte, omdat ze onregelmatige banen hadden. Ook in onzen Cosmos ontstond dus eerst harmonie na strijd. En zoo zal het in de geheele Ruimte overal ihet geval zijn. Het oude verhaal, dat wij als basis van alle religies gevonden hebben, is ook te lezen in het eenvoudige symbool van de ontwikkeling van het Kruis uit den Cirkel. Het Kruis (+ ) symboliseert de slang, de duisternis, de stof. De Cirkel (O) is de ongeopenbaarde Godheid, oneindig en eeuwig. 0 is de eerste manifestatie der Godheid in ruimte en tijd Het is het teeken voor de zon — de zoon. (Vergelijk ook de andere voorstelling op pag. 186). ® is de Godheid (de zoon) die zich in de veelheid openbaart 111 zijn dubbel aspect van geest en stof, — zon en maan. Ontleed m zijn onderdeden geeft dit teeken het getal 10, d. i. het geta! voor den zonnelogos, bet is het zoogenaamde „volmaakte getal" Begin der involutie. © De involutie bereikt het stoffelijk gebied, met het m. en vr. beginsel in één wezen vereenigd. Het Kruis is nog binnen den cirkel, d. w. z. dat de stof nog door den geest overheerscht wordt. De mensch „leeft nog in het Eden". De Aarde. 1 De geslachten zijn hier gescheiden in aparte m. en vr. individuen en daardoor volgt de „verdrijving uit het Eden" met 't geen daarvan het gevolg is. De 4 hoekpunten v. h. kruis ste len voor: geboorte, leven, dood, onsterfelijkheid en de twee balken van het kruis: geest en stof + en —). Het is de worsteling tusschen de twee. Symibool voor Mars—hartstocht. $ Hier is de geest overheerscher der stof geworden, het kruis is onder, — de evolutie, die reeds in £ begon, wordt hier voltooid. Symbool voor Venus—liefde. Indien ik hier alles symbolisch voorstel is dit niet met het doel om elke andere opvatting, — zelfs de allerprimitiefste n niet —, te critiseeren of de waarde der heil. schrift te verminderen; men zal bij kalme beschouwing der feiten, die niet te betwisten zijn, moeten inzien, dat voor hen, die niet meer in den bijbel der theologen konden gelooven, „het oude boek" weer in zijn rang en eer hersteld wordt. Laten zij, die met de oude opvatting tevreden zijn en daarin hulp en steun vinden, deze behouden; want 't is waarschijnlijk juist wat zij voor 't oogenblik noodig hebben, dooh laat hen ten minste trachten te begrijpen, — dat er andere gezichtspunten zijn, welke voor anderen die naar een logische oplossing vragen, minstens evenveel recht van bestaan hebben. HET BEGRIP DER DRIEËENHEID. Ook het begrip der Drieëenheid is niet bepaald tot de Christelijke religie, doch komt overal voor, — lang voor 't begin onzer tijdrekening; het is zeer natuurlijk dat men reeds in de vroegste tijden tot dit begrip kwam, waar den mensch in de Natuur overal het drievoud van krachten en verschijnselen tegemoet treedt. In het Heelal zag men reeds vroeg het lichaam der Godheid in manifestatie. Door analogie moest men ook hier besluiten, — en wel reeds bij eene oppervlakkige betrachting van den mensch, — tot eene „drieëenheid" van geest, ziel en lichaam, parallel gaand rnet de drie hoofdfunctiën der m. ziel, — het denken,, voelen en willen. Zonder in eene verklarende en daardoor te uitvoerige beschouwing over dit punt te willen treden, wil ik in een paar regels schematisch weergeven, tot welke voorstelling en groepeering men door analogie kan komen. A. God de Vader, 't Scheppende, positieve, mannelijke beginsel, de Eenheid. Wil, macht, noodzakelijkheid, wet, de kiem, de stoffelijke wereld als oerstof gedacht, het primitieve leven, universeel bewustzijn, voeding, plastische kracht. Adam — het lichaam. Osiris, Brahma, Jupiter. B. God de Zoon. 't Vrouwelijke beginsel, negatief en ontvangend, de vorm, de moeder, de veelheid van openbaring,, individueel leven, hoop, liefde, intellect, moed, rechtvaardig- heid, individueel bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop spreken. Eva, de ziel. Isis, Vishnu, Juno. C. God, de Heil. Geest. Vereeniging van A en B, cosmisch denken en bewustzijn, universeele liefde, intuïtie, inspiratie, wijsheid, zwijgen, evenwicht in eenheid, zenuwstelsel, de m geest, het product: Adam — Eva. Horus, Siva, Vulcanus. Muller zegt aangaande dit onderwerp: „Afgescheiden van de philosophische leer, dat alle goden slechts manifestaties zijn van het „Opperste Zelf", het Atma — bestond er (bij de Indiërs) eene drieheid, 1. Agni — de aarde, 2. Vayu of Indra — de lucht, 3. Surya — de zon. Agni is de \ ader, het stoffelijk Heelal en het eeuwige leven daarin gelegd, i. a. w. het lichaam der wereld. Indra is de Zoon, de ziel der wereld en Surya, de geestelijke Zon, is het hooger denken. Zoo hebben wij bij de Hindoes: Brahma, Vischnu, Siva; bij de Egyptenaren: Osiris, Cneph, Phtna; bij de Babyloniërs: Bel, Ea, Anu, r of: Samas (O) Sin (])) Ishtar ($) lenoemde \olkeren en ook de Kelten en andere volkeren hadden verschillende drieëenheden, waarvan ik slechts de bo\ engenoemde citeer. Ze worden als drie goden daargesteld, doch in den grond vertegenwoordigen ze niets anders dan drie verschillende openbaringen — of misschien hoofdeigenschappen dei ééne Godheid. Want, hoewel de drieheid optreedt in ) elke goddelijke manifestatie, is en blijft de Godheid in zichzelf t.ene Eenheid, wiens hoofdeigenschappen wij slechts erkennen als openbaring in de drie groepen. Hoe moet dit opgevat worden? Het is vooral Emanuel Swedenborg die op deze vraag een vrij duidelijk antwoord geeft. Hij zegt dat het begrip der drieeenheid door de kerk altijd verkeerd begrepen en uitgelegd is en daardoor vele menschen heeft afgeschrikt. Hij noemt' de I ader: de Goddelijke Liefde en het Wezen (de Esse) der oer stof; de Zoon: de Wijsheid of het Woord waardoor alle dingen zijn (existere); • s de Heilige Geest: is het werken der goddelijke liefde en macht uitgaande van de verheerlijkte mensohheid. Deze drieheid wordt werkzaam - in tijd - i„ de volmaakte menschheid, m. a. w. in Jezus Christus. In hem openbaart zich de Vader. Dus de werkelijke „goddelijke essence" is, volgens Em. Swedenborg liefde en wijsheid en dus heeft de mensch twee vermogens om met God in contact te komen. Meister Eckehart beziet het van een ander standpunt en geeft ons veel licht aangaande het Wezen der Drieëenheid. Ik citeer hier verkort uit de Mystieke Leer van Meister Eckehart van dr. Raymond van Marle. Hij zegt: „Ver boven alle openbaring troont het Wezen, van hetwelk niets gezegd kan worden dan dat het het rein geestelijk zijn is. Alle dingen welke waren, zijn of zullen zijn, bevinden zich in het Wezen, doch zij zijn daar onkenbaar, -daar zij zonder vorm zijn en hun eenige eigenschap is dat zij in het Wezen zijn. De uitdrukking van het Wezen is de vorm welke door de Goddelijke Drieëenheiid in openbaring afdaalt. God is niet het Wezen, daar God reeds een mogelijkheid tot openbaring in zich sluit. V an God kan men zeggen dat Hij goed en wijs is. Dit zijn eigenschappen en m de bloote zuiverheid van het Wezen bestaan geen eigenschappen. De Godheid is het Wezen Gods, de Godheid kan niet uitgedrukt worden; want zij is eenvoudige zelfstandigheid, doch God wordt uitgedrukt in alkschepselen en God werkt in dat niet. Hij schept; de Godheid is werkeloos, is het eenige Eene, — onaantastbaar, ibehoefteloos verblijft het in zichzelf. Niemand kan het verstaan, maar in zichzelf is het geopenbaard. God openbaart zijn natuur aan zichzelf'. Het Wezen kan echter deze openbaring niet volbrengen, 'doch zij geschiedt door de Drieeenhei waarvan de eerste persoon — de Vader — als het ware dient als et kanaal voor het Wezen — tot de manifestatie. De l ader is met zoozeer de schepping van de Godheid, als wel de oorsprong van de openbaring, zonder dat de Godheid de oorsprong van den Vader is. De Godheid is in den Vader gesloten en daardoor is de Vader al-vermogend, want het Wezenlijke is in Hem. Het Wezen des Vaders is de Godheid en de Persoon des Vaders vermag op zichzelf niets, doch Hij ontvangt alle kracht uit het Wezen, — de Godheid. Het Wezen des Vaders is ook het Wezen aller dmgen, want het Wezen is één en éénvoudig, doch de Persoon des Vaders is met de persoon aller dingen. Doch het Wezen inspireert den Vader eene schepping voort te brengen, welke aan Hem zelf gelijk is en zoo werd het den persoon des Vaders mogelijk het Wezen te openbaren, dat zichzelf niet openbaart. Het is het Wezen des Vaders, dat Hem het Alwezen doet begrijpen; want Wezen kan slechts door Wezen begrepen worden. . , De Eenheid des Wezens maakt de openbaring onmogelijk, daartoe is de Drievuldigheid noodig. De drie personen der Drievuldigheid hebben hiertoe in de eenheid hunner natuur en hunner wezens gelijke vermogens, zij zijn vereenigd in het eenvoudige Wezen, maar in openbaring vormen zij drie afzonderlijke personen. Door den band met het W ezen, waarin elk ding bestaat,, heeft elke persoon scheppingsvermogen, maar het blijft het werk der Drieëenheid, daar de drie personen samen een Wezenseenheid bezitten. De Vader is de voortbrenger van al het bestaande. In het ongeboren wezen bestaat Hij als wezen zonder persoonlijkheid. In den Vaüer vloeit eeuwig het hooge licht des Wezens en de overvloed ervan doet □ Zijn hart overstroom en in den Zoon en uit beiden in den Heiligen Geest. Hellj Ge®st ls dc liefde die uitstroomt van den Vader tot den Zoon en van den Zoon tot den Vader. Tegelijkertijd — zou ik er aan willen toevoegen, is het de eene Wil en de ééne Gedachte, het ééne doel dat beiden gemeen hebben. Uit alles blijkt dus, dat de daarstelling in de christelijke kerk niet oorspronkelijk is, doch — èf overgenomen van „de heidenen", öf stammend uit dezelfde bron der goddelijke inspiratie, — of een samenvoegsel van beide, 't geen waarschijnlijker is. Ook de wonderen die aan Jezus worden toegeschreven vinden wij eveneens vermeld bij vele heiligen, zooals gemakkelijk uit de litteratuur te zien is. Ik wil slechts wijzen op de wonderen die Apollonius van Tyana, Apulcius en vele anderen verrichten; op Pythagoras, die de dooden kon opwekken; op Simon de magiër, die steenen in brood veranderde en voor het oog van een talrijke menigte zich in de lucht verhief. Doch Christus komst was door de propheten aangekondigd, lang voor zijn verschijnen! Zeker, maar dit was ook het geval met vele der reeds genoemde Zonnegoden, dus dit kan niet als argument gelden. Wat blijft ons dan van ons oude geloof over? Alles; niets wordt er afgenomen, als het verouderde; er worden zelfs nieuwe bewijzen voor zijne „echtheid" aan' de oude toegevoegd en tegelijk bewezen, dat het christelijk geloof m haren grond universeel is en altijd geweest is. De hier geciteerde feiten kunnen dus slechts de bekrompen en verouderde voorstellingen verwijden en er nieuw lioht en leven aan geven. Om tot eene, voor ons persoonlijk, ware en juiste voorstelling eener umverseele religie te geraken, moeten wij in de eerste plaats trachten te doorgronden wat Hermes kan bedoeld hebben met de woorden: „De Vader is de Zon, de Moeder is de Maan". VOORSTELLING DER ZODIACALE TEEKENS BIJ DE EGYPTENAREN. (Goden v. d. 2cn rang). Aries (Hf1) Seback, Menschenfiguur met ramskop. Osiris (want de zon is hier verhoogd). Taurus (#) Mu, Mensch met stierkop. Isis (want de maan is hier verhoogd). Gemim (J{) Atmu, Met jeugdig menschenhoofd. Mau, Nefer, Nephru, (Horus). Cancer (@) Peckt, Godin met kattekop. Leo (Q) Tefnu, Godin met leeuwenkop. Virgo (TfP) blatphè, de moeder der goden, met zoogend kind. Libra (lqj) Ma, Waarheid, rechtvaardigheid. Scorpio (TTL) Khunsu, genaamd Hercules. Soms met palmtak. Sagittarius (/ft) Muntu, met haviks- of arendskop. De arend komt onder /H. Capricornus(/5) Tit, met ibiskop. Aquarius (»*•) Seb, Menschelijke figuur m. gans boven het hoofd Pisces (X) Hathor, Aphrodite, Godin met koeiekop. VERGELIJKING DER NAMEN IN VERSCHILLENDE TALEN. | Egypt. Chin. Rom' °rleksch Assyrie. Sanscrit. T Seback Pe Yangh R. Vulcanus San Mesha G. Hephaestos Mecham ö Man. Mu j Kin Nieu R. Jove | Merodach Vrisha G. Jupiter Urouckhabam J3 Atmu. Atum Shang Hiung R. Apollo Yav Mithuna G. Phoebus Mithunam o Pecht Mud Kiu Hiai R. Juno Bar Carcata Menhi G. Hera Carcalacam SI Tefnu Sin R. Mars, Mavors Nebo Siuka G. Ares Sinham nj Nutphé Shah Niu R. Minerva Mitta Canya G. Pallas, Athene Mylitta =2= Ma Tien Tchingh R. Vesta (?) Tolatn G. Hesta Hestia Tula m Khunsu Tien Kie R. Ceres Bel Vrischica G. Demeter Vrounchicam x* Muntu Gjin Ma R. Diana Shamash Danus ^ Mandulis G. Arthemis Dhanason ~Z Tet Thout Mu Thien R. Mercurius Ishtar Macaca Hermes G. Hermes, Cylenius; Macaram ™ Seb Pao Piugh R. Neptunus Anu Cumba G. Poseidon Coumbam X Hather, Athor Shang Yu R. Venus Dagon(?) Mina Aphrodite G. Aphrodite Minam EGYPTISCHE GODEN. Pla- ~ Pla. neten Goden v. d. len Rang neten| Goden v. d. 3en Rang. O Ra (Helios) de stralende Q Osiris de zonnegod, de 3) Neith de uitg'eworpene Heerscher de afgezondene ]) Isis de vrouw § Aroeris de steeds weder- § Aroeris of Hor-Her, of Horus komende de komende en weder- ¥ Mut de moeder, Buto de keerende dochter, die voortbrengt $ Nephtys zuster van Isis, Khem, d-i- rood, boos openend, den morgen 4 bat de rechtvaardige brengend Kneph of Ka, d.i. langzaam Harpocrates; die komt' de o iimun de verborgene, dik- afsnijder wij Is onzichtbaar \ Set, Sat, Zedek, de rechtvaardige, de ware "5 Anubis, Anupus, de rustende VERSCHILLENDE PLANETENNAMEN. O Hebr. en Arab.: Shemish, Chus, Chamah. Eg.: Ra, Sann, Surayah, Heli. Lat.: Sol. Hebr.: Yareah, Lebana. Arab.: Alkama, Lebana. Eg.: m ui , Aah; Sanscr■ '■ Chandra, Hima, Soma. Perz.: Mah W Hebr : Aretz Chald.: Arya. Arab. : Aradt. Sanscr. ■ Gauh. Grieksck: Ge, Era. Lat.-. Terra. Hebr. . Cateb, Cochab. Arab. : Osared. Eg. : Thot o T? Th\Ut Sanscr ' Budha- Bonta. Gr:. Stilbon, Hermes! ¥ Hebr. : Nogah, Hillil. Arab. : Alrohara. Eg. : Athyr, Athor. Sansc. : Sikra, Sivah. Gr. : Heosphorus, rhosphorus, Aphrodite, Hera. Hebr.-. Adom, Madim. Arab.-. Melekh. Perz.-. Azak. Eg.: Khous. Sansc.: Khonda, Angareka, Mangala. Gr. Pirois, Purocis, Ares Hebr.: Zedek. Arab.: Al Moshtari, Gad. Eg.: Ammon Sansc: Brahaspati, Krishapiti. Gr.: Phaeton, Dis. Hebr.: Sabbatei, Sabbath. Arab. -. Zohal, Refan. Eg.: Seb. Sansc.: Aspujat, Sani. Perz.: Kivon. Gr ■ Phainon, Kronos. 21. Ra, de Zonnegod. . 23. Ptah, de Schepper. 25. Hapi, de Nijlgod. 22. Amen, Vader der Goden. 24. Godin Sekhet. 2b. Thoth, iscnrijver aer uoaen. Ve swelling hills and spacious plains! Besprent from shore to shore with steeple towers And spires, whose silent finger points to heaven. Wordsworth. Over de Kerk, als symbool in zijn geheel genomen en in verband met hare onderdeelen, hare fundamenten, hare oriëntatie, zou imen boekdeelen kunnen vullen en elke bladzijde zou getuigen van de bedoeling der oude architekten om de geestelijke grondslagen van het Heelal in den stoffel ijken tempel uit te drukken. Welsprekend drukt Poole dit uit. (Zie Poole Appr. Charakter of Church Architecture.) „Eene christelijke kerk belichaamt altijd de mysteriën der christelijke religie. Eene Gothische kerk in hare volmaaktheid, is een aanschouwelijk beeld van de Christel, leer, eene petrificatie onzer religie", zou Coleridge zeggen, en 'hij vervolgt: „In de verte, lang voordat wij de huizen der stad kunnen zien, vertellen de drie spitsen van de cathedraal, die zich hoog boven rook en mist verheffen, ons van de heilige en ondeelbare Drieëenheid; als wij naderen spreekt ons hare kruisgewijze bouw van den kruisdood, het zoenoffer; de communie der heiligen is uitgedrukt in de kapellen die zich scharen rondom koor en schip; de weerhaan waarschuwt ons, waakzaam te zijn en te bidden; de afschuwelijke gedaanten aan de waterborden van het dak doen ons de ellende gevoelen van hen die de kerk uitgeworpen heeft; de spitsen, de daktorens, het bovenste lofwerk, het opwaarts gekronkelde lofwerk en de koog opgeworpen naaf van het dak, — de horizontale tendens der muuruiteinden en parapets overwinnend, — leeren ons, dat, indien wij aardsche begeerten overwinnen, wij tevens zullen klimmen in hart en geest. Diep beneden, mysterieus, onzichtbaar rust de Kerk op de rots, hare fondamenten de apostelen en profeten — en de voornaamste hoeksteen ervan is Jezus Christus. We treden binnen; de drievoudige verdeeling van het schip, de drievoudige hoogte der drie hoofdafdelingen — het drievoud in lengte van koor, dwarsschip en schip — duiden nogmaals op de heilige Drieëenheid. De dubbele westelijke deur '' vertelt van de tweevoudige natuur van onzen gezegenden Verlosser, zoo ook het altaar in de verte, alsmede het Kruis.' □ Dicht bij den ingang is de doopvont, want slechts door wedergeboren te worden, treden wij Zijne Kerk binnen, ze is diep en ruim, want wij worden in den doop in Christus ondergedompeld; ze is van steen, want Hij is de rots. Het spitse dak der kerk verhaalt van de hooge vlucht onzer gedachten en neigingen wanneer wij met Hem van zijne wateren zijn herrezen. De kolommen zijn de hoofden, de steunpilaren der kerk, elk bestaat uit vele leden en hunne hoofden zijn gekroond met rijkelijk lofwerk, want allen waren vruchtbaar in voortreffelijke woorden. Boven ons hoofd verrijst, nevelachtig in de schemering, het hooge dak, engelen rusten op de bindbalken, op de raamhouten en dwarslijsten als eene groote schaar van getrouwe getuigen, opgehouden als het ware in hun hemelwaartsche vlucht, geesten van hen, die, generatie na generatie zich verzamelden binnen deze heilige muren.... Beneden, in het rijke glas der vensters is nog eene andere groep van heilige gestalten, de apostelen, de profeten, de edele schaar der martelaren, het jubelende koor der maagden, koningen, bisschoppen en andere waardigheidsbekleders, die het tijdelijke met het eeuwige verwisselden." Deze enthousiaste uitspraak, die wij hier zullen afbreken, is de ontboezeming van iemand, die de kerk ziet door de oogen van een devoot en vroom christen en, hoe waar ze ook is en hoe mooi, wij wenschen er toch iets meer in te zien dan dat alleen. Wij moeten vooropstellen, dat de groote architecten der oudheid gedacht hebben, — de kerk als het ware te maken tot het ideale lichaam der Godheid, die zich in den tempel belichaamde gedurende de ritueele plechtigheden. Men gaf daarom aan het geheel zoowel als aan de onderdeelen de verhoudingen die men in de Natuur waarnam en wel in de eerste plaats in het menschelijk lichaam; want de mensch heet naar Gods beeld geschapen te zijn. De Microcosmos is altijd gevormd naar den Cosmos. Hij geeft de grondverhouding in de Natuur, in ons planetenstelsel zoowel als in plant en dier, in het kristal zoowel als in het menschelijk lichaam — 't is de verhouding der ,,gouden snede", d. i. eene verhouding van 1 : 1,618. Voor deze hoofdverdeeling in de geheele Natuur leverde bet planetenstelsel het model; al het stoffelijke is hiernaar gemodelleerd, — in hare verhoudingen. Daarom is bet Pentagram, waarin deze verdeeling (door diagonalen te trekken) herhaalde malen voorkomt, zoowel het symbool voor den Cosmos als voor den Mensch. De om hunne schoone evenredigheden beroemde Gricksche tempels vertoonen dan ook dezelfde verhouding — niet alleen m de hoofdverdeeling, doch in bijna alle details van eenige beteekems. En een groot aantal latere touwwerken, die door mensahen gebouwd werden — die wisten,-— zien we hetzelfde Ik verwijs slechts naar den Keulschen Dom, die deze verhoudingtot in de geringe details Iaat zien. Lang voor den wereldoorlog, die de geheele aarde tot een oord van jammer maakte — doch die blijkbaar noodig was om opruiming te houden met verouderde toestanden en vrij baan te maken voor andere, aan den tijd meer aangepaste — werd door iemand gezegd: „Om de schoonste cathedraal te bouwen zou men het jjortaal van Reims, den toren van Chartres, het schip van Amiens en de abside van Beauvais moeten nemen." En te weten dat een deel dezer kunstwerken thans voor goed van den aardbodem weggevaagd zijn! E\enwel het gezegde is ten eenenmale onjuist, want uit \ ïer heterogeene stukken zou nooit een harmonisch, d. i. schoon geheel kunnen ontstaan. Elk dezer cathedralen is echter een schoon geheel in zichzelf, — de hoofdverhoudingen zijn juist zooals ze zijn moesten, om de harmonie van het Heelal, resp. die van het volmaakte menschenlichaam (resp. van den gekruisigden Christus) te reflecteeren. Doch over d* (jothische Kerkarchitectuur wordt ook door enkelen anders gedacht: Lafcadio Hearn gevoelt altijd, zegt hij, een zeker afgrijzen bii het fsevan^t CHr'1 b?u™kunst ~ omdat ze de zichtbare uitdrukking \ r-i i geloof- Geene andere relig. architectuur symboliseert geestelijk verlangen, doch de Gothische belichaamt het...' „elk deel in"nl °h7 °og of springt".... Het afgrijzen dat hij ondervindt is niet in de bloote suggestie van een groeiend leven, doch in de suggestie ®e,r bovennatuurlijke en vreeselijke kracht. „Ze maakt een kind bang", zonder dat het begrijpt waarom; „het kan niet weten dat de spitsen en curven verschrikkelijk voor hem zijn, omdat ze de wonderlijke overdrijving van een werkelijke wet van den plantengroei zijn. Het is bang voor de vormen, omdat ze schijnen te leven; het voelt, dat die stille manifestatie dier kracht — overal omhoogstekend en doorborend — Ts L ). Symbolen der Evolutie, de weg van Mars tot Venus (zie pag. oó). Het Kruis. Lang voor het begin onzer jaartelling werd het Kruis als symbool gebruikt in Arabië en in andere landen, als symbool voor den god Frey, voor Osiris, Venus etc. Eigenaardig is het, dat het Kruis op de graven der eerste Christenen, in de Catacomben, als afzonderlijk embleem niet voorkomt. Het treedt eigenlijk eerst op, als symbool, onder de regeering van Constantijn. Wèl komt het in de Catacomben voor in combinatie met het monogram van Christus. Het schuinsche Kruis (een Russisch of St. Andreas-kruis) en het Egyptische- of Tau-Kruis zijn de eerste kruisvormen, die door de Christenen werden aangenomen. Het Latijnsche Kruis (a), ook genaamd het Golgothadcruis, symboliseert in West-Europa de Passie of het lijden Christi; soms omringd door P> nun+nn r\n »»rnn.rlün ( J-> t* Alc f\n A. 11 1 +• 29. Kruis- . F"" —> . , ,„7 vormen. einden toegespitst zijn, heet het het lijdenskruis. O Het Grieksche Kruis (b), met gelijke armen, is meer het Oostersche Kruis, — eene der eerste kruisvormen. Het St. Pieters-Kruis (c) is het omgekeerde latijnsche kruis, — Petrus werd met het hoofd naar beneden gekruisigd. Philip pus werd gekruisigd aan een horizontaal latijnsch kruis. Het T'au-Kruis ('dj, dat bij de Egyptenaren, — eeuwen voor Christus geboorte bestond, — had velerlei beteekenis. Voor de eerste Christenen had het de beteekenis van: den levenden Christus, die de ziel van alles is. Eerst later werd het ook als zinnebeeld van het lijden aangenomen. Het Kerkelijke (patriarchale) Kruis (e), is dubbel voor de kardinalen en aartsbisschoppen ('t patriarchale kruis); het driedubbele kruis is het pauselijke. Het Schuinsche Kruis (f), is zoowel het symbool van nederigheid als van lijden. Andreas stierf, — meent men — aan dit kruis. Men heeft nog het Malt heser Kruis (g) het Patée-Kruis (h) (het symbool voor den god Frey), verder het Ornamenteele Kruis (rnet een kruis op elk der vier armuiteinden, of in plaats daarvan de F ransche lelie) en nog andere variaties. De beide laatste varianten ziet men veel op kerkhoven. Het hoofd van den gekruisigden Christus is naar het Noorden gewend, de zijde waar Hij de speerwonde ontving, — om aan te duiden dat Hij zich van de Joden afwendt, om najir de Heidenen in het Noorden gaan. De algemeene beteekenis van het Kruis — in ruimeren zin genomen — is: ^ De „neerdaling", of het „zich hullen" van Geest in de stof. Resultaat: Omfloersing van het Hoogste Bewustzijn. Het is het offer der Eenheid aan de openbaring in de Veelheid gebracht, de Eenheid, die zich in de Veelheid van stoffelijken vorm uitstort en dus „op het Kruis der stof geklonken" wordt. De Cosmische Christus (de Zoon) die de ziel der Veelheid is, voert die Veelheid weer terug tot de Eenheid van den Vader.' Het Pentagram. Met de punt naar boven is de 5-puntige ster het teeken van den C osmos zoowel als van den Microcosmos den Mensch. Met de punt naar benedén symb. ze het Zod. teeken Lapricornus (de kop van den steenbok). Het is het teeken zoowel voor het stoffelijke als voor het geestelijke beginsel. De bovenste punt symb. 't verstand, de beide horiz. armen het gevoel en de 2 onderste punten den wil. Ook hebben wij in de □ 5-puntige ster 't symbool der 5 zintuigen en tevens der 5 wonden Christi. Men ziet het verband: Bij de Kruisiging van den Mensch in de stof ontvalt hem het allereerst de gave om de Causale wereld waar te nemen, het geestelijk gebied wordt voor hem gesloten, hij wordt uit het Paradijs verdreven (de handen — d. z. zijne hoogere zintuigen — worden aan het Kruis geslagen). Daarna worden zijn voeten (de stoffelijke zintuigen) op het Kruis vastgeklonken, m. a. vv. — nadat hij de geestelijke wereld uit het oog verloren heeft, verliest hij ook de stoffelijke wereld, waarvan hij de vergankelijkheid en de waardeloosheid leert inzien. Het wordt duistere nacht voor hein, waarin hij slechts zich zelf kan waarnemen en hij roept vertwijfeld uit: ,,mijn God waarom hebt gij mij verlaten?" Doch ook dat „zelf" moet nog in hem gedood worden, hij ontvangt de 5e wonde, — de lanssteek in het hart. Het „zelf" sterft, d.w.z. zijn gevoel van afgescheidenheid van andere wezens en van de Alziel „sterft". Uit de wonde vloeit „water en bloed", — d. i. het Goddelijke in hem, (het bloed) — het eenige wat eeuwig is — verlaat de stoffelijke woning (het kruis) en gaat, gehuld in 't ijlere, astrale lichaam (het water) op naar een wereld waar de groote stofsluier het gezicht niet benevelt. De 5 vingers en de 5 teenen sy-mboliseeren resp. de 5 hoogere en de 5 lagere zintuigen; we kunnen de eerste de hoogere octaven der laatste noemen. Het is interessant, hierbij op te merken, dat alle stamouders der tegenwoordige een-, twee- of driehoevige (resp. -teenige) dieren vijfteenig waren, zoodat dus dit symbool ook op hen van toepassing is. Een Anker — vastheid, hoop, geduld. Een Schip — duidt dikwijls eene christelijke kerk aan. Kerk in de hand — duidt aan, dat de persoon eene kerk stichtte, b.v. Hieronymus, de grondvester der R.K. kerk, draagt eene kerk op den handpalm. Kerk: vertrouwen, geloof. De Regenboog. Het symbool der verlossing; eigenlijk moet in den regenboog het symb. van den Cosmischen Christus gezien worden of het symb. van de „Ziel der Wereld", die zich aan de menschenziel na een tijd van beproevingen doet kennen, zooals de regenboog onafscheidelijk van den regen is (regen symb. hier de lagere menschenziel), zoo is de Christus één met de hoogere menschenziel, het Hooger Zelf. Bij de Gothen was de regenboog de brug Bistrost, die de woonplaats der menschen (de aarde) met Asgard, de woon- plaats der goden verbindt. Ze voert naar het dal Ida, tot het zilveren dal van Odin in Walhallah. Aan het einde van de brug staat Heimdal, de slapelooze en onvermoeide, die allen moet beproeven, of ze waardig zijn de brug te passeeren. Hij verheugt zich als er een beroemd krijger komt, want eens zullen er reuzen komen die de brug zullen aangrijpen. IJ onn, en ook Lintworm, een ander woord voor Draak of Slang. Het symb. voor stof of stoffelijke beperking. De vele geschiedenissen van den Lintworm berusten waarschijnlijk op ware overleveringen, uit tijden dat hier en daar nog enkele overblijvers van het reusachtige geslacht der hagedissen huisden, waarvan de Palaeonthologie ons nog de geraamten en afdrukken leert kennen. _ Leeftijd, ouderdom, jeugd etc. hebben veelal betrekking, niet op den leeftijd in jaren, doch op het stadium van ontwikkeling der ziel. Een volk, een ras zoowel als een mensch heeft 7 poorten te passeeren op zijn weg tot den „Tempel". De le poort geeft hem toegang tot het Paradijs, 't welk altijd het. eerste hoofdstuk vormt in alle relig. legenden. In den mensch is het de zorgenlooze kindschheid. Het gevoel van „afgescheidenheid" is nog niet bewust geworden, — het „Ik" is nog niet geboren. Het kind zegt nog niet Ik wil dit of dat, doch Jantje, Pietje of Klaasje wil dit of dat. Hij wordt uit het Paradijs verdreven en komt door de 2e poort in het land der ballingschap, het land der stoffelijke beperking. Het eten van den „Boom der Kennis" verleende hem den toegang. Satan, — de stof, — lokt hem uit het gulden land der passieve kinderdroomen en maakt hem als een „Ik" zelfstandig; — van passieviteit gaat hij over tot activiteit. Dan gaat hij door de 3e poort en betreedt het land der schaduwen, waarin ihij de zeepbellen der eerzucht, der begeerte en van den hartstocht najaagt en zelden of nooit acht geeft&op de Goddelijke stem in hem, die tot hem spreekt, 't Is het land der teleurstellingen, die hem moeten leeren, — dat hij in de verkeerde richting zoekt. De 4c poort geeft hem toegang tot het strijdperk, waar hij, door schade en schande wijs geworden, — als George — den Draak begint te bestrijden. Slechts door het ondier (het Lager Zelf), op te voeden en niet te dooden, kan het Hooger Zelf alleenheerscher worden. Door de 5e poort betreedt hij dan de woestijn, waar hem alles ontvalt wat hem vroeger dierbaar was en waarvoor hij voorloopig nog zeer weinig in de plaats krijgt. Dat is de „verlaten- heid", „de dorst'', het verlangen naar Hooger. Als hij trouw blijft en zijn moeilijk pad naar Hooger vervolgt, dan overwint hij het Kruis — geholpen door de macht van zijn denken en betreedt dan de 6e poort, het dal der Liefde, waar hij alle dingen in een nieuw en heerlijk licht begint te zien; het geven wordt zijn eenig verlangen, hij schept met volle teugen uit de bron der wijsheid, die zich nu voor hem opent en — door de 7e poort betreedt hij den Tempel der Inwijding, waarin zich nieuwe werelden van bewustzijn voor hem ontsluiten. Eene Tent is de tijdelijke woonplaats van den mensch, zoolang hij aan reïncarnatie onderworpen is; het lichaam dus, doch niet altijd het stoffelijk lichaam; ze kan ook doelen op de ijlere menschelijke lichamen. Paulus was een tentenmaker. Tentmaker, timmerman, metselaar hebben alle hun symb. beteekenis. Eene grot, eene stal, duidt veelal het menschelijke hart aan. Christus, — evenals Chrishna en de meeste zonnegoden —, werd in eene „stal of grot" geboren, d. i. bet goddelijke principe, ontwaakt in het menschelijke hart. Het is een zeer oud symbool. De Mithra-eeredienst werd in eene grot gehouden, omdat „de Grot" zijne (Mithra's) woonplaats is. Het Heilige der Heiligen is het menschelijk hart waar slechts de Allerhoogste, en niet de profane toegang heeft. De Tempel is 't symbool voor het volmaakte menschelijke lichaam — waarin de Godheid zich openbaren kan. In ruimeren zin is ze 't symbool van den volmaakten Cosmos. Het Heilige der Heiligen is dan de „zon" in den mensch, — het hart. Het Vuur reinigt en verbrandt eindelijk de banden der stof totdat ten slotte communie of vereeniging met de Alziel bereikt en wederbelichaming onnoodig wordt, tenzij — deze moeilijke weg der kruisiging opzettelijk gekozen wordt om de menscbheid voor te lichten. Water en wijn zijn resp. de symb. voor stof en geest. Door het zoogen. „mystieke huwelijk'', d. i. de vereeniging of het éénworden van den lageren mensch met zijn Hooger Ik, (den Christus, die in zijn hart woont), wordt „water in wijn veranderd". Alleen het goddelijk beginsel kon deze verandering tot stand brengen. De Staf of staaf met slang, de Caduceus, staf voor Hermes (Mercurius) ook daargesteld als twee tot een 8 verbonden doornenkronen,— daarstellend den Verlosser en den Verloste, □ repr. het menschelijk intellect, doch veela 1 ook het hoogere denken, als imaginatie, intuïtie. De Ark (zie onder 't sterrebeeld Argo en onder 't schip Argo der Argonauteni) is het schip der redding, overgang van een lageren tot een hoogeren bewustzijnstoestand, — inwijding. „De mystieke Ark draagt het leven door den rusteloozen vloed des tijds. Ze redt het kostbaarste kleinood van ondergang met de rest. Er is in den Bijbel sprake van drie Arken, n.1. die van Noach, van Mozes en van de Arke des Verbonds. Op allen is deze beteekenis van toepassing. De Ark is soms voorgesteld als de wassende Maansikkel (])) als de schelp van Aphrodite en als Lotos bij de Hindu's. De Ark speelt in de ceremoniën der Druiden, als symbool der godin Ceredwyn, eene groote rol. Eveneens in Egypte waar ze o.a. Isis voorstelt, en waar de priesters haar in 't voorjaar een schip met de eerste vruchten offerden. De Ark verschijnt ook in den zondvloed van de oude Mexicaansche en Chineesche overleveringen. In al deze overleveringen is de samenhang der Ark met de Maan te herkennen. De Lamp voor het altaar, brandend met veelal rood licht (de kleur voor het Zod. teeken Aries (het Lam) is rood) duidt op den altijd tegenwoordigen Christus. De olie moet olijfolie zijn, in elk geval geen aardolie. Lampen en lichten in 't algemeen, helbben altijd een heilig karakter (zie Hand. 20. 8). Dc I astentijd van 40 dagen, die Paschen voorafgaat, heeft ook intrekking op Christus' lijden, alvorens Hij gekruisigd werd, en wordt eveneens teruggevonden in de 40 dagen in de woestijn en in nog zoovele andere bijbelsche voorstellingen (Zie Getallen.) ö ' De Exodus is eene dergelijke voorstelling, n.1. eene overganovan het laagste gebied tot een hooger, van 't stoffelijk gebied der duisternis (Egypte) tot het Licht (Kanaan) of wat hetzelfde zeggen wil, van slavernij (kruisiging) tot vrijheid (hemelvaart). De geheele inwijding in de Mysteriën is neergelegd in den uittocht der Joden uit Egypte. De „Roode zee" vertegenwoordiot de beproevingen die de neophyt moet doormaken, de „vleeschpotten van Egypte" zijn de verlangens naar zingenot waartegen hij bestand moet zijn, de „woestijn" is het gevoel van verlatenheid dat elke candidaat van hoogere wijsheid zoo goed kent, -hij moet alles in den steek laten, waaraan hij vroeger zoo groote waarde hechtte om dat te vinden waarnaar hij zoekt. Het is ook de depressie welke de discipel, die het „Pad" betreedt, ondervindt doordat zijne vrienden hem een „crank" noemen en hem bespotten. De Joden zochten 3 dagen naar water (symb. der inwijding) en vonden toen de 12 bronnen in El-im (= de Goden). Num. 30. 10. Het Skelet, of geraamte is 't symbool van den dood, dat de mensch altijd met zich draagt, in 't physieke leven; 't is waar, hij draagt het onzichtbaar, ingehuld in de zachtere deelen van 't lichaam, die nog sneller weder uiteenvallen dan 't geraamte, als de individualiteit de stofwoning verlaat en haar achterlaat ails een slakkenhuis. Het geraamte is de kern van 't minerale kristal, dat lichaam heet en dient dat lichaam tot steun — aldus resp. de minerale en de plantenwereld daarstellend, die de menschheid in hare ontwikkeling doorschreed om de hoogte der dierenwereld te bereiken. Eerst in den mensch richt zich 't skelet of wel de ruggegraat op, — de houding wordt vertikaal, en zoo wordt het symbool van den dood in den mensch tot symbool der opstanding. De Rok zonder naad is het uitspansel, waarin het goddelijke, rein witte Licht zich openbaart; ze is het kleed der sterren, dat de Zon omgeeft; ze is ook het kleed van Mithras, van Orrnuzd, van Osiris. Het oog is gewoonlijk het zinnebeeld voor het zintuigelijk waarnemen en vooral ook van het hersendenken. „Zooals de mensch denkt, zoo is hij" heet het en het karakter van een mensch weerspiegelt zich immers het klaarst in het oog? Het „booze oog" is dus identiek met „slecht karakter", slechte mentaliteit. Als Jezus zegt „ruk uit uw oog" dan doelt hij op omwerking van het gedachtenleven. Ongeveer hetzelfde kan gezegd worden van de ledematen: Hand en voet zijn symbolen van macht, de voet meer wereldsch, de hand meer geestelijk, — zijn de werktuigen van het oog, de uitvoerders der gedachte. Waar Jezus spreekt van „de rechterhand afhouwen", daar doelt hij op het noodig zijn van verandering in handeling en eveneens van den voet, met het boven aangegeven verschil. Het Zuurdeesem is 't symbool van onreinheid, en van het kwade, 't Is feitelijk het kwaad dat zich direct aan 't goede tegenoverstelt, zoodra dit in openbaring komt. Het doet het goede gisten en juist daardoor wordt het goede krachtig in manifestatie. Het Mosterdzaad dat zich ontwikkelt en groeit, is de liefde voor het Goede en Ware, dat, al groeiend, het onkruid overwint, — het is de ontwikkeling van eigenliefde tot universeele liefde, zooals dit in de 7 Parabels van Math. 13 uitgedrukt is. O Pijl — martelaarschap, pijn, lijden. Zon en Maan. De Egyptenaren zagen in de Zon en de Maan de twee oogen der Godheid — het zuidelijke en het noordelijke oog of het oog van Horus (= dag, licht) en het oog van Sut (= duisternis). Hart — liefde, medelijden. Met vlammen omringd, beteekent het religieuse ijver; doorboord beteekent het berouw, boetedoening en devotie. Haar, Baard, zijn gewoonlijk attributen voor macht, wijsheid, majesteit, rechtvaardigheid, kracht. In primitieve voorstellingen ziet men rechts en links van het hoofd drie haren, soms ook zes, die dan gewoonlijk de 3 of 6 attributen der Godheid daarstellen. De Assyrische Godheid van Licht en Wijsheid (Sin) wordt voorgesteld met langen golvenden baard van blauwzwarte kleur, — hier het symbool der uitstroomende Waarheid. Thor is gewoonlijk afgebeeld met een rooden baard. De stralen der zon worden ook gesymb. door haren rondom een hoofd; de haren symb. dus ook vlammen en vuur in 't algemeen. In t Pr. woord Gheveux is die beteekenis (feu) nog teru°" te vinden. Hand. Ze speelt eene groote rol in de symboliek der kerken. De duim duidt veelal den Vader aan, de derde vinger (de langste) is Christus, de Zoon, de tweede vinger (wijsvinger) is de Heil. Geest, — voortkomend, van den Vader en den Zoon. Zwaard. Martelaarschap (Paulus). Zweep — symb. van den Kruisweg. Zelfkastijding. De Kroon — symb. souvereiniteit, overwinning, glorie van het martelaarschap. De kroon is ook 't symb. der Heil. Maagd. De Dolfijn symb. dikwijls den Christus. De dolfijn is ook het symbool voor t Zodiacale teeken Capricornus (Steenbok). Jezus Christus geboorte wordt op den 25en D'ec. aangenomen, den dag dat de Zon in den eersten graad van Capricornus (de Dolfijn) in kracht begint toe te nemen. De Dolfijn was heilig voor Dionysos; want Dionysos was, evenals Poseidon, een zeegod. De Zon wordt soms voorgesteld op den rug eener Dolfijn. Dionysos stak de zee over op den rug eener dolfijn gezeten. De Satyr is 't zinnebeeld der natuurkrachten. De Slang heeft zes hoofdbeteekenissen: 1. wijsheid, 2. als zon-embleem, 3. tijd en eeuwigheid, 4. aardsch leven, 5. vruchtbaarmakende vochtigheid (regen en 't sap in de planten), 6. als Phallisch embleem — in de vereering van Dionysos—Priapus (vruchtbaarheid). □ De Zwaan — eenzaamheid, afzondering. De Aap is soms het symbool voor Satan. Anders beteekent hij: kwaadaardigheid, haat, wrok en listigheid. Draak \ Hebben veelal dezelfde beteekenis (zie ook onder Slang I slang) n.1. die van materie of stof, of van het grofSatan ( stoffelijk lichaam met zijne valsche zinnenwaarDuivel / neming en zingenot, — die het Hooger Zelf verhinderen de leiding te nemen. De Aarde is het groote slagveld voor den strijd tusschen geest en stof. Hare plaatsing in ons zonnestelsel tusschen Venus ($.) het symbool der liefde en Mars ($) het symbool van den hartstocht duidt dezen trek van den geïncarneerden mensch voor beide richtingen duidelijk genoeg aan. De stof (-{-) moet door den Geest (Q) overwonnen worden, zoodat de geest over de stof domineert en dus Mars tot Venus wordt; — uit (£) ontstaat ($). Het is de oude, we kunnen zeggen eeuwige strijd van George met den Draak enz. Zie p. 67 en 83. Lucifer is feitelijk de gevallen Venus-engel, die daardoor dus van $ tot & wordt. De strijd aan den hemel wordt uitgevochten, heet het, in de Zodiacale teekens Aries (de Ram) en Capricornus (Steenbok); juist in deze beide teekens ontwikkelt de planeet Mars eene groote kracht. In Aries, d. i. „het Lam ' is Mars het sterkst, als heerscher van dit Teeken. Daarom blijft „het Lam" overwinnaar; — Christus- „scheidt de schapen van de bokken". De bok knaagt gaarne aan den wijnstok (symbool van Christus). TV Kandelaar in den Temoel der loden had den vorm van een boom. De beide wortels zijn de Vader en de Moeder waaruit de Zoon geboren wordt. Uit Hem (het Licht) ontstaan dan door breking de 7 kleuren, d. z. de 7 armen van den kandelaar. Men kan ook zeggen: 6 lichten en 1 zon. (Zie onder Liclit). Wiel of rad (wiel — chakra) heeft verschillende beteekenissen, b.v. de 12 zodiacale weerstanden (4 stoffel., 4 astrale en 4 mentale) die vorm helpen scheppen, samen met de „kracht . Ze heeten ook Nidana's. Soms ook voorgesteld als een wiel met slechts 4 spaken in plaats van 12 en dan is bedoeld de 4 stoffelijke weerstanden, de 4 vaste zod. teekens, of m. a. w. het Kruis waarop de „wereldziel geklonken is . Het tijdperk der evolutie. Heeft het kruis vleugels, zooals de 30. Kandelaar in den Tempel der Joden. □ Swastika (= vuur) dan is ermee de evolutie bedoeld, waarin de centripetale een heet het, als 't voor de deur van een vertrek of huis geschreven is 't Symboliseert veiligheid, overwinning Bij de ouden was de 5 een middel tegen drankzucht. Ze mengden 5 deelen water met 1 deel wijn en gaven dit het slachtoffer te drinken. Ik vermoed dat de 5 hier minder de schuld is dan \\el de „aquaphobie" van den dronkaard. De 5 heet ook de „Pyramide der Monade, 3 onder en daarop resp. 2 en 1. Vergelijk hiermee de mdee ing der kristallographie in 5 regelmatige lichamen: teti ahaedron, cubus, octahaedron, dodecahaedron en iso- cahaedron. David nam 5 steenen mee om Goliath te dooden t dier in den mensch moet door 't intellect $) bestreden worden (t Mercuriusgetal is 5); 5 dwaze en 5 wijze maagden.' jene Magonmeke Chineesche vereeniging heeft tot zegel eene o puntige ster, 5 planeten vertegenwoordigend: Too . aturnus, Muh—Jupiter.; Schwuy—Mercurius; Kin — Venus en IIo Mars. Joshua hing 5 koningen aan 5 boomen op n 1 u -^msalem' Hebron, Jarmuth, Lachish en Eglon 5 hoofdafdeehngen in Salomon's Tempel. Zelfs op Sabbath mag men 5 dingen dooden, volgens den Talmud: de vlieg in Egypte, de wesp in Nineveh, de schorpioen in Hadabia, de slang van Israël en een dollen hond overal.') ■ i ub,be,n 1llödeel van 5 andere dingen in zich: vuur is 10 der Hel; honig is 1/16 van manna; de Sabbath is 1/16 van den Sabbath hiernamaals; de slaap is 1/16 van den dood en een droom is 1/16 van een prophetie (Talmud). De omkomt m de lithurgie overal voor, veelal als svmbool van de 5 wonden. In China 'beteekent 5 — Shangti of Thian, d. i. de God des hemels m.a.w. de volmaakte mensch (4) stijgt in 5 ten hemel. De 5 zintuigen, de 5 wonden Christi, de 5 boeken van Mozes. t (jetal voor Mercurius. 6. De 6 is Venus, 't getal der ziel. De 6 is bij de Pythagoreeers „de volmaaktheid der deelen", ze is de vereeniging van c e deelen des Heelals. De 6 is .ook 't getal voor 't huwelijk, als ceremonie ter wijding der kinderproductie"l). Volgens Pythagoras was de tijd voor de wedergeboorte in een nieuw lichaam 6 X 6 X 6 = 216 jaar. Op den 6en dag werd de ,,mensch geschapen; Jezus stierf aan 't kruis op den 6en da«der week, — den dag van Saturnus (Satan of de materie) — de beperking van den geest op het kruis der stof De Seraphim hadden 6 vleugels. In eene magonnieke loge zijn 6 juweelen, 3 blijvend en 3 in omloop onder de broeders 0-voudig is de afmeting van den heil. Tempel der Cabbalistem ml de 4 hemelstreken plus de hoogte en diepte; in 't midden is de h. Tempel. De Druïden hadden hunne voornaamste reragop den 6en der maand en met hun zessen gingen ze uit om den Mistletoe te zoeken, 't Si'byllijnsche jaar bestond uit 31 ') Ibid. Symbolen en Mythen in Religie. perioden van 19 jaar en een van 11 jaar, d. i. 600 jaar, volgens Cassini, eene der voornaamste astronomische perioden. Dr. Kenealy berekent, dat elke 600 jaar een Messias ot Wereldleeraar in de wereld gezonden wordt: Adam: de eerste boodschapper. Henoch: 600 jaar later. Fo-Hi: de derde, de Chineesche Messias. Brighou: de Hindu-propheet. Zoroaster: de 5e propheet voor Perzië. Her mes Trismigistus of Thoth voor Egypte. Mozes of Amosis: de 7e voor de Joden. Lao-Tseu: de 8e Messias voor China (600 v. Chr.). ^ Jezus: de °e Messias voor de Joden en de „Heidenen' . Mohammed: de 10e (leerde c.a. 600 a.D.) Chengiz-Khan voor Perzië (1200 a.D.) Die voor 1800? Volgens hem zou dus in 't jaar 2400 de Messias moeten komen? De verdeeling van den Zodiac is volgens de getallen ÖOU (6 X 60), 12 (2 X6), 36 (6 X 6.) en 60 (10 X 6). De groote periode der Babyloniërs was 3600 j., d. i. de Naros van 600 j. X 6. De Tartaren en Chineezen hadden eene periode van 60 jaar. De 'lelie, 't symbool der Maagd heeft 6 bloembladen (de 6 trappen der stof, waarvan Maria 't symbool is), 't Schild van David, 't zegel Salomons is de dubbele driehoek met 6 hoeken, vuur en water elkaar doordringend. In 't boek Job heeft de Leeuw 6 namen; ook de slang heeft 6 namen (6 vormen deistof, volgens 't scheppingsverhaal. Volgens Shaw is 6 het getal der beproeving en der zonde, want op t 6e uur van den 6en dag kwam de eerste beproeving voor den mensch. Blijkbaar is het zoo genoemd, in Cosmischen zin, — Eva — Venus, wier o-etal 6 is brengt den volmaakten Mensch wiens getal 4 is (de zon, Q) ten „val". Of anders — de Maan als schenkster van den' stoffelijken vorm, verduistert de Zon. De Zon heeft twee stallen, 1 en 4. De 1 repr, den volmaakten mensch voor de Involutie (de goddelijke vonk) en de 4 dien aan het eind der Evolutie (Jezus). 'Hij is drie trappen hooger gestegen de trappen der inwijding, resp. de 3 treden van het altaar etc. De getallen der'Maan zijn 2 en 7. De 2 is de stof, het mannelijk principe dat gedurende de 6 dagen 6 trappen doorloopt, van 2 7, — de trappen 2, 3, 4, 5, 6, 7. 666 is het getal voor den Antichrist, - 3 X 6 = 18, 1 + 8 = 9. 9 is een ongunstig getal (zie onder 9). Jezus stierf ter 9e ure. 't Getal voor Christus Jezus is 888, 3 X 8 = 24, 2 + 4 = 6. De 6 (Venus 6) is de tegenpool van de 9 (Mars, 9). Men ziet het dus in de getallen even klaar uitgedrukt als in de symbolen der beide planeten: 6—9 en $ — £. De 6 dagen der schepping, respectievelijk de 6 perioden der wereldvorming, de zes trappen der menschheid n.1.: Adam — de zuigeling; Noach — het kind; Abraham — de jongeling ■ David -- de jongeman; Jeremias — de man; Christus — de rijpe man op leeftijd. Getal voor Venus Het getal 7 is van de allergrootste beteekenis in de Symboliek en dat kan ons niet verwonderen, wanneer wij weten dat alle philosofische stelsels der Oudheid zeven Cosmischè krachtcentra (Chakra's) — d. z. de 7 planeten — aannemen die weder correspondeeren met de 7 zoogen. Chakra's in 't m. lichaam. Ze zenden de 7 levensstroomen uit en wel: 1. de on'\®} Maan, Q)) 3. Mars, (<$ — Agni) 4. Mercurius (8 — Pnthivi), 5. Jupiter (> Vaya), 6. Venus ($ — Apasi en . Saturnus (■$ Akasa). Het zijn de verschillende modificaties der zonneprana; de 5 laatstgenoemde heeten in de Oostersche wijsbegeerte Tattva's, d. z. de werkingen der 5 ethers, zich uitspr. door de 5 zintuigen. Zeven van Septos: „heilig", „goddelijk", „moederloos", „Maagd". De 7 hoofdperioden van het menscheiijk leven worden gebracht onder de 7 planeten, naar haar astrologische beteekenis: 1. Zuigeling, melk — 2. Kind - g, kennis; 3. Jongeling — $ liefde; 4. Man - Q rijpheid; 5. Volle kracht ~at ' i 60 "jp oordeel — ^ en Ouderdom % Met de 7 planeten correspondeeren 7 hoofdorganen in het menscheiijk lichaam: maag, lever, hart, longen, milt en 2 nieren, en met de 7 deelen van 't menscheiijk lichaam, 't Hoofd heeft 7 openingen. De Gothen hadden 7 goden, correspondeerend met de 7 planeten: Zon, Maan, Tuisco, Wodan, Thor, 1-riga beatur. De 7 wijze mannen van Griekenland, de 7 wereldwonderen, 7 menschelijke beginselen, 7 heilige boomen, goden der ucht en 7 der Aarde (Assyrië), de 7 geesten der 7 hemelen en der 7 aardbollen. De geheele ontwikkeling van den mensch geschiedt in perioden van 7 jaren, maanden en dagen* 7 leden maken eene loge voltallig (m.a.w. een microcosmos met t planeten). In China is 't getal des doods 7 en 7 X 7 dagen duurt de rouwtijd. Gewoonlijk werden slechts 5 Tatwas genoemd, doch er zijn er werkelijk 7, n.1. de twee logste n Anu en Anupadaka worden veelal weggelaten (resp.. de „bene de Eenheid" en de „In zich bestaande". 7 Amshaspands (hooge wezens S 't Zoroakrianisme), 7 priesterlijke kledingstukken en 7 extra kleedingstukken voor een bisschop. • Voor verdere informatie verwijs ik naar genoem \ver De symbolische beteekenis van 't getal 7 is zoo uitgebrei , dat hier voor verdere informatie de plaatsruimte ontbreekt. In de Apocalypsus alleen komt de 7 in 16 verschillend beteekenissen voor. De 7 symboliseert ook de 7 volmaakte eigenschappen van den Christus in openbaring resp. de volmaakte menschheid zooals dit ook in de kleuren is uitgedrukt. In het wü is ) het „Licht der Wereld" en in de 7 uitingen resp.: 1. — Leven (rood); 2. — Liefde (oranje); 3. — Wijsheid (geel), 4^ Vrede (groen); 5. - Waarheid (blauw); 6. - Nederigheid (indigo) en 7. — Macht (violet). De 7 dagen der week, de 7 Sacramenten, de 7 gaven van de Heil. Geest; de 7 werken der liefde (7 lichamelijke en 7 geestelijke), de 7 priesterorden, n.1. 4 lagere en 3 resp 1 deurwachter, 2. lezer, 3. exorcist, 4. accohet, 5. subdeken, 6 deken en 7 priester. Verder de 7 hoofddeugden, de 7 hoofdzonden, de 7 vreugden en de 7 smarten van Maria 7 wijze mannen van Griekenland, de 7 woningen der Hindu, (de Aarde is de laagste), de 7e is de zetel van Brahma, de 7 planeten, de 7 metalen enz. enz. 7 is t getal der Maan. 8. De besnijdenis werd gewoonlijk gedaan op den 8sten da&4c/^1s het getal der regeneratie en der volmaking (daarom is "de doopvonf acht-hoekig), doch in de tegengestede belteekenis is de 8 't symbool voor de smarten der hel, voor duisternis, koude, schaamte: marteling, 't Getal voor Saturnus. Q Het getal 9 wordt ook veel als symbool voor de stof gebruikt omdat bet „ooi, ,et. »nd«? als «of og.ver^ r„9he, «oy—, ! 7 , i __ 9 etc. tot in 't oneindige. De 9 Muzen ^aren dochters van Zeus en Mnemosyne ('t geheugen), n.1. Calhope CnoëzieV Clio (geschiedenis); Melpomene (drama), Euterpe fmuziekV Erato (liefde en pantomime); Terpsichore (dans). Uramia (astronomie); Thalia (komedie); en Polyhymnia (wel- sprekendheid). 9 goden der Etruskers en 9 Sabijnsche goden rangen van duivels. De Mohammedanen hebben 99 namen 't -etal 8? dat ' 9 WkS 'bij dC °Ude" &evreesd' vooral Ar verandering bracht en breuk Negen. — Negen Elohim, 9 engelenkoren, 9 hierarchien ziin ziinn3 v 3J A rmeld' i^1 ZCgt dat de P°orten der Hel cJvalip, i opfren' 3 ^zeren en 3 van adamantine). De gevallen engelen vielen 9 dagen, 't Getal voor Mars. Hier volgen enkele samengestelde getallen: 10. Decada of Panteleia beteekent: „geheel comoleet" nf „geheel volbracht''; daarom noemden de Pythagoreeërs de 10 het symbool van de Godheid en van de Euwigheid Hier heeft de evolutie den eindpaal bereikt en kan niet verder — zonder kebnt h" 1 ^ Van de gdleele voorafgaande ontwikkeling. Hier begint dus weer de Monade bij 10 11 12 on- totdat h, in 20 weer vergeestelijkt om daarna wêe! een nfeuw o^rtatr^ te brglnnen'.Zo° ^ Manvantara 10 ee",Mken Er^zifn'fo SePIliroth' chaP" „kkdh,g ™ ^ewustzifn (van Over de Swt '"'""^nd en zooveel meer! Uver de beteekems der grondgetallen in hun verband is ^r^chap. Namen als Symb. iets gezegd, doch t spreek? n □ vanzelf dat hiervoor meer uitleggingen passend zijn. Men zie o.a. onder 't chap. Cabbala. Verder hebben we: 10 geboden, 10 plagen (gesymboliseerd in de 10 meeldraden der passiebloem), 10 apostelen, in de mystieke beteekenis, daar een Hem verraadde en een Hem verloochende. 11. Dit getal heeft altijd een slechten naam gehad, het symboliseert gewoonlijk de tegenpool van alles wat volmaakt is zonde, verdorvenheid, boetedoening. De Cabbalah geeft, in tegenstelling tot de 10 Sephiroth, de 11 omgekeerde Sephiroth _ als symbool van vernietiging en dood. Vergelijk de 16e Tarot-kaart, waarop -beide Seph. voorkomen, ter weerszijden van een toren, die door den bliksem getroffen wordt jDeJoden hebben dit getal voor Lilith, de „vrouwelijke duivel , Adam s eerste vrouw, de vijandin der zwangere vrouwen. Men begrijpt het ontstaan dezer opvatting, als men het van een cosmisch standpunt beschouwt en in Lilith de tweeslachtige metgezel (lin), resp. Maan, der Aarde ziet, ten tijde dat de Aard, nog slechts tweeslachtige wezens voortbracht. (Zie on er 't chap. Namen als Symbolen.) Doch ook dit misdeelde getal ontvangt nu en dan eene gunst van God, merkt Wynn Westcott op, zooals b.v. in t geval van • den man die ter elfder ure in den wijngaard geroepen werd en hetzelfde loon ontving als de anderen. Zoo zal ook Lilith — het prototyp van den zondigen mensch — eens weer in genade en liefde door „Adam als metgezel (lm) worden aangenomen, als alle wezens op aarde weder tot den hermapfhroditischen staat zullen zijn teruggekeerd. Hier in 11 verschijnt dus weder het getal der Maan (2), want 1 + 1=2 volgens de occulte additie, doch het is de Maan in een ander octaaf van trilling, resp. openbaring, t Getal der Maan in volle stoffelijke openbaring is 7, aldus de 7 gradaties van trilling aanduidend, zooals b.v. in kleur en toon. 12. Is het getal der volmaaktheid in openbaring en liet grondgetal van den Cosmos en eiken Microcosmos. De 11 had deze volheid van openbaring nog niet bereikt en was tehta de geestelijke volmaaktheid der 10 gerezen, m.a.w het hoogste en het laagste in één: - vandaar de fatale beteekenis^der 1L De 12 repr. de 12 krachten en weerstanden in t Heelal, in de aard-aura en in eiken Microcosmos. De Zon schrijdt in 12 i) Ibid. O maanden door de 12 Zod. Teekens, die deze 12 weerstanden en krachten symboliseeren. Dit is de basis van alk Cosmische 12-tallen, zooals de 12 stammen Israels, de 12 profeten, de 12 apostelen, de 12 vruchten v. d. Hei). Geest, de 12 maanden van liet jaar, de 12 grondvesten van de hemelsche stad. (Openb. XXI), de 12 steenen van de borstplaat der rabbijnen: Sarduis, Topaas, Carbunkel, Emerald, Saphier, Diamant, Hyacynth, Agaat, Amethyst, Beryl, Onyx en Jasper. 12 enkele letters van 't Hebreeuwsche Alphabet, correspondeerend met de 12 Zod. teekens, evenals alle 12-tallen. Jezus verscheen 12 maal na zijn lichamelijken dood. De God Odin had 12 namen. De eerste ware naam der Godheid had 12 letters, zeggen de Rabbijnen. Eenige correspondenties met de 12 voornaamste Goden uit de Grieksche Mvth. laat ik hier volgen. Ze zijn ontleend aan het werk van IVynn Westcott: Numbers: Grieksch. Pallas, Aphrodite, Helios, Hermes, Zeus, Demeter, Hephaestos, Ares, Artemis, Hestia, Hera, Poseidon, Latijn. Minerva, Venus, Sol, Mercurius, Jupiter, Ceres. Vulcanus, Mars, Diana, Vesta, Juno, Neptunus, Vogel, uil, duif, haan, ibis, arend, musch, gans, ekster, kraai, reiger, pauw, zwaan, Dier. geit, bok, stier, hond, hert, zeug, ezel, wolf, hinde, leeuw, schaap, paard, Plant. olijf. myrte. laurier, hazelaar, p. kastanje, appel, boksboom kornoelje, palm. pijnboom, purg. doorn, olm. 13 was in Oud-Mexico en Yucatan een heilig getal; hun jaar was 28 weken van 13 dagen lang + een extra dag; hun cyclus was 4 X 13 = 52 jaar (zie Dunlop's „Vestiges".) Het Tarot bevat 13 kaarten van elke soort, 't Jaar heeft 13 Maanmaanden. Bij de Joden had dit getal eene vrij ruime aanwendingin de symboliek. 15 en ook 5 duiden in de Ghr. symboliek veelal op de mysteriën van den rozenkrans; de eerste" 5 op de 5 vreugden, de volgende 5 op de 5 smarten en de laatste 5 roemvolle mysteriën. Er waren 15 treden in den Tempel tussohen den \ oorhof van Israël en de vrouwenafdeeling. 26 is 't getal van Ja'hve. IHVH = 10 + 5 + 6 + 5 = 26. 28. De Zodiac werd vroeger verdeeld in 28 maanhuizen, zooals het trouwens bij de Indische astrologen nog gebruikelijk is. 33. Het aantal wervels in de menschelijke wervelkolom en tevens het aantal jaren van Jezus. Elke wervel repr. eene hoofdperiode in de menschelijke ontwikkeling, die men van schaaldier tot mensch zonder moeite kan volgen. 40. Dit getal komt veel voor; de Zondvloed duurde 40 dagen, Noach bleef 40 dagen in de Ark; Christus was 40 dagen in de woestijn, de Joden 40 jaren in slavernij bij ue Philistijnen. Mozes was 40 dagen op den berg, Ehas was 40 dagen verborgen, Jona voorspelde dat in 40 dagen Nineveh zou vallen. 40 dagen verliepen er tusschen de opstanding en hemelvaart van Jezus. 40 is het getal der beproeving. 45 is 't getal voor Adam. ADM. 100 is 't getal van MD VN, d. i. strijd, twist. KLEUREN ALS SYMBOLEN. Dat de kleuren - als de verschillende uitdrukkingen van de svmhnl Vau ' het Wlt ~ 'eene Sroote roI sPeIe" ^ de ymbologie kan ons niet verwonderen; ze werden dan ook door de kunstenaars gewoonlijk met zorg gekozen om de gedachte, in schilder- en beeldhouwkunst uitgedrukt te \ersterken en te completeeren. In hoe hooge mate planten en insecten gevoelig zijn voor kleur is voldoende aangetoond door de velen, die daarover geschreven hebben, en dat de mensch eveneens sterk op kleuren reageert, bewijzen wel de vele actueele als wel „mentale" kleurbehandelmgs-methoden, waardoor vele menschen van hunne anders schijnbaar ongeneeslijke kwalen verlost worden. De menschheïd doorschrijdt in hare ontwikkeling de zeven kleuren van het spectrum en hetzelfde doet elk individu in het bizonder. Gewoonlijk duidt de hoogst staande planeet op Ts hTtTÏ TerugeiT-te' 2ijne roePin& aan in dit aardleven het Mars, dan heeft hij kracht van karakter te ontwikkelen om tot overwinning zijner lagere natuur te geraken; is het de on, dan moet hij door het aankweeken van zelfbeheersching vrr f fferaken; is het Venus' dan 111 °et hij door vriendelijkheid, vertrouwen en liefde tot waarheid en harmonie door ??<=> nl12' ^et,middel daartoe wordt gewoonlijk aangeduid voJp+ rwh lw ;e- 111 Stand en kracht °P de eerstgenoemde volgt. Doch het is hier met de plaats, om dit uitvoerig uit te nharntn,f l niet:occultist- - die misschien het bovenstaande phantastisch vindt, — bedenke dat alles en dus ook kleur eene concrete (phenomenon) en eene abstracte (noumenon) zijde Het witte licht is het symbool van den Logos, die zich gaat Hefde drukken ^ &rondeigenschappen wil, wijsheid, liefde, drukken zich resp. uit in de drieëenheid van kleur die iet eerst ontstaat, n.I. in 't rood, 't geel en 't blauw en uit 'deze 3 grondkleuren ontstaan dan later de 7 kleuren, die het spectrum vormen. De twee uiterste kleuren — het ultra-rood en 't ultra- "?g ?1Ct zlehtbaar voor de tegenwoordige mensch- S bef ^ sensi«™' I" * =erste splitsing - aat het mannelijk rood tegenover het vrouwelijke blauw. Volgens de Chineezen is uit beide het blauw van den hemel gevormd. Het rood is de eerste kleur, diedemensch leert zien; met Mars (zijne kleur is 't rood) begint eerst de vorming der grovere stof, die in staat is het witte licht prismatisch te breken. Van af den tijd, dat de mensch in zich de kleurenperceptie begon te ontwikkelen — en dat is nog niet zoo heel lang geleden — heeft hij de kleur gebezigd om zijne gemoedsaandoeningen uit te drukken. Zoo drukte hij veelal door t zwart rouw en droefheid uit, doch hiervoor werden door andere volkeren ook blauw en wit gekozen. In 't algemeen gold het blauw als de kleur der goden, (Eusèbius) hoewel het meer speciaal de kleur van de „hemelgodin" juno is. Om hare blauwe kleur was ook Lapis Lazuli de meest geschatte edelsteen. Groen gold reeds bij de Egyptenaren als de kleur der hoop en der lentevreugde, ofschoon "het tevens de kleur der onrijpheid heette. Geel was toen algemeen bekend als de kleur van strijd en krakeel al een het goudgeel was hiervan uitgezonderd. Het violet was de kleur van den rustigen ouderdom, van stille vreugde en behage hjkheid. Purper werd alleen door vorsten gedragen; Rood is altijd de kleur der liefde en passie — in hare verschillende uitingen geweest en is het in zekeren zin nog. Deze kleur stond altijd meer of min in slechten reuk, evenals Mars, zijn peet. De Duivel is immers ook vuurrood! Iedereen weet het; zelfs een straatjongen scheldt zijn roodharigen makker, bij de minste aanleiding, uit voor „rooie düvel". Men kan niet ontkennen, dat de vroegere menschheid \eel sterker op een kleur moet hebben gereageerd dan de tegenwoordige; ze moeten toen de uitwerking der kleuren op het gemoed gevoeld hebben, omdat hunne waarneming op merkwaardige wijze overeenstemt met hetgeen heden met oneindig veel moeite en na tallooze proefnemingen — door de officieele wetenschap wordt aangetoond. Ter vergelijking laat ik hier dr. Babbit s lijst der kleuren naar hare therapeutische werking volgen. Ik duid met een letter aan of de kleur zich rechts, links, of in t midden van 't spectrum bevindt. 1. Rood (1) werkt in sterke mate prikkelend op de bloedcirculatie en verwarmend op het lichaam. 2. Purperrood (1) eveneens, doch matiger. 3. Oranje (1) eveneens, doch zwakker; als neveneigenschap werkt het zenuwprikkelend. 4. Geel-oranje (1) en geel (1) werken eveneens zenuw- prikkelend, vooral het eerste. O 5. Blauwgroen (m.) \ Werken bedarend op de bloedcir- 6. Blauw (r.) culatie, de laatste tevens op het 7. Indigo (r.) ' zenuwstelsel. 8. Violet-Indigo (r.) i Werken bedarend op het zenuw- 9. Violet (r.) ) stelsel. Rood is 't centrum van warmte. Orange, geel en geelgroen is 't centrum van licht. Blauwgroen, blauw, indigo, violet is het centrum van electriciteit en chemische werking. Wit is de reflectie van alle kleuren, — allen in een. Het is altijd de kleur der reinheid geweest en daarom bij voorkeur door den priesterstand, of dergelijke, gekozen. Het wit drukt verder uit: rein leven, licht, geloof, onschuld, vreugde. De priesters van Osiris en ook die van Zeus waren in 't wit gekleed; evenzoo de priesters van Brahma, van de Druïden en de Vestaalsche maagden. Bij de transfiguratie verscheen Jezus in een gewaad „wit als het licht '. De engel aan Jezus' graf droeg een gewaad „wit als sneeuw". Kood is de kleur der kardinalen (kleed en hoed zijn rood) en van den paus, als hij de mis bijwoont. ' Rood heeft velerlei beteekenis als: overwinning, leven, scheppende kracht, brandende ijver, goddelijk vuur, goddelijke Liefde, hartstocht, wreedheid, lijden. Scharlakenrood werd rijkelijk gebruikt bij den Tabernakel. De symbolische beteekenis is: eer en voorspoed. Purper is de kleur der majesteit, de kleur der keizerlijke toga, die der bisschoppelijke waardigheid; doch in 't kerkelijke"is purper tevens de kleur der boete en der droefheid; ook edelmoedigheid. Geel symboliseert veelal het verstandsdenken. Joseph draagt geel en eveneens Petrus, doch met een blauw onderkleed, uitdrukkend: wijsheid, erbarming. In de 16e eeuw werden in Frankrijk de deuren der woningen a an schurken en verraders geel geschilderd. In sommige landen werden de Joden gedwongen, geel te dragen, omdat ze den Messias verloochenden. Het intellect ('t symbool der Joden) verloochent in den regel al wat geestelijk is. Goudgeel of goud is de kleur van koningen en macht in het algemeen. Symb. de zon, Gods goedheid, ook soms rechtvaardigheid. I uilgeel verraad, jalousie, lijden, nijd. Judas draagt deze kleur op zeer vele afbeeldingen. Groen — de kleur der lente, — overwinning, hoop op onsterfelijkheid, 't leven in contemplatie, schoonheid, onschuld. Blauw — waarheid, trouw, devotie, vriendelijkheid. Violet — liefde, waarheid na hartstocht en lijden, genezende kracht, 't Is de kleur der martelaren, b.v. voor de Heil. Maagd na de kruisiging en voor Maria Magdalena als boetelinge daargesteld. Grijs en Bruin — nederigheid, rouw, boete. Zzvart en Wit gemengd — dood en vrede, vernedering en rein leven. De Dominikanen en Carmeliten dragen zwart en wit. Het symboliseert de alchemie der ziel, die uit het mengsel van zwart en wit het zwart praecipiteert. Zwart — duisternis, rouw, verdorvenheid, dood. PRIESTERKLEEDING. Religie is de kalk, die de gemeenschap bijeen houdt, het graniet-voetstuk der vrijheid en de sterke ruggegra^t van het sociale stelsel. Guthri. Ilct schijnt dat de priesterkleeding, zooals die thans in de Christelijke kerken vrij algemeen is, zich ontwikkeld heeft uit de kleeding, zooals die vroeger door den Romeinschen burger gedragen werd. Bovendien schijnen enkele dingen overgenomen te zijn \ an de kleeding der Joodsche priesters, zooals die in bijzonderheden door Mozes was voorgeschreven. Tot ongeveer de 6e eeuw bestond er inderdaad geene speciale priesterkleedij, doch werd de dienst gedaan in civiel-kleeding. Bisschop Lcadbcater ) neemt aan, dat ook in de ontwikkeling der priesterkleedij een hoogere invloed heeft gewerkt, zoo niet in alles, dan toch in vele hoofdzaken. Ook zonder de voorgeschreven kleeding, zegt hij, zou de priester de mis kunnen celebreeren, doch het instroomen der kracht, evenals het instroomen der zegening, geschiedt 'beter met dan zonder ad die dingen. De ritus, de kleeding, de bel, de kaarsen, de wierook — al deze dingen, kunnen gemist worden, doch veel tijd en kracht wordt gespaard, door ze te gebruiken en 't zou kleinzielig zijn, wegens een bloot vooroordeel, deze kracht te verspillen. Mij dunkt deze woorden van iemand, die meer ziet dan wij, zijn redelijk en logisch; laat hij die deze inzichten wil veroordeelen, eerst zichzelf tot ziener ontwikkelen en dan spreken. Hier volgt eene korte beschrijving van verschillende deelen Met onderkleed, soutane, cassock. Verschillend gekleurd zwart, rood, purper, blauw, violet, naar gelang van de kerk en' den rang van den drager. Oorspronkelijk is het het kleed waarin de priester ook in het publiek verschijnt, 't Heet ook wel pelliceum d. i. „kleed van bont", omdat het in koude streken een onderlaag had van bont of wol. Het koorhemd of surplice (super-pelliceum) wordt over het onderkleed gedragen, zooals de naam aanduidt. Symbool der reinheid. De Cotta is een korter koorhemd. De Stola' eene smalIe band van geborduurde zijde met 3 ') Zie The Science of the Sacraments, by Leadbeater. □ kruisen, repr. liet touw dat de Christus bij Zijn kruisgang om den hals droeg. Alleen gedragen door bisschop, priester en deken. Het is de band, die Geest en stof verbindt. Het Koorkleed, pluviales of cappa, cape, pallium, oorspronkelijk eene bedekking tegen den regen, zooals uit den naam blijkt, is een rijk geborduurd opperkleed, gedragen bij verschillende gelegenheden. De rijke ornamenteering is wel geschikt om priesterlijke praal en waardigheid uit te drukken. In oosmischen zin symboliseert het het hemelgewelf. De Alb is een wit linnen, geborduurd, nauw sluitend kleed, dat over het onderkleed gedragen wordt en bijna even lang is. Het moet de reinheid aanduiden van den priester, die het altaar bestijgt. Het repr. het witte kleed dat Herodes Jezus omhing, toen hij Hem tot Pilatus zond. De Amice — van amicere = binden, een wit linnen doek, soms voorzien met een geborduurden stijven rand; ze wordt over het hoofd en de schouders gedragen; ze repr. den sluier, dien de joden over Jezus hoofd wierpen toen ze Hem sloegen; ook repr. ze de bespotting van het Hoogere door het Lagere. De Gordel symboliseert het touw waarmee Christus gebonden werd in den tuin van Gethsemaneh. Ze repr. de machteloosheid der persoonlijkheid — tegenover de wereld, — van den vóór de inwijding staanden candidaat. De Cliasable of Casula, van soupele zijde, fluweel of goudstof; het rijkste opperkleed van den priester, dat zijn borst, schouders en rug bedekt. Ze repr. zoowel het purperkleed waarmee de soldaten den Christus bekleedden, als Zijn „kleed zonder zoom". Het geborduurde kruis op den rug is gewoon of Y vormig; de priester die den dienst leidt is de vertegenwoordiger van Christus en draagt daarom het kruis. Manipulus, manipel, armband (stool) ziet er uit als een smalle stola doch veel korter; ze is ook geborduurd met 3 kruisen. Ook de deken draagt haar over den arm. Ze repr. het koord waarmee Christus bij zijne geesteling gebonden was. De Dalmatiek en de Tuniek zijn de opperkleederen, door den deken en den subdeken gedragen; op den rug gewoonlijk een vierkant gehouden borduursel met een IHS of een Zon in het midden. Het is de overgang tot de priesterlijke waardigheid, de laatste stap vóór de volle priesterwijding. Het Altaarkleed, 't Corporeal en 't Pallium repr. het linnen dat voor Christus' begrafenis gebruikt werd. De Bisschopsstaf is de „herdersstaf". Die van den aartsbisschop is nog bovendien van een kruis voorzien. □ De Katholieke1) ritus zooals die neergelegd is o.a in de sacramenten, de indeeling van het jaar etc. bevat eene wereld ^ an symbolen, waarvan ik hier 'slechts enkele kan vermelden. Alleen hiermee kan men boekdeelen vullen. liet Jaar wordt verdeeld in twee hoof daf deelingen: 1. Van Advent tot Pinksteren. 2. Van Pinksteren tot Advent. Advent (van adventus = de komst) is de tijd (3—4 weken) vóór Kerstmis om de geboorte van Christus voor te bereiden. De komst van Christus — die in de grot van ons hart moet geboren worden, — wordt gedurende dezen tijd voorbereid door gebed, meditatie, vasten en boetedoening; — de Christus kan slechts in een hart vol liefde wonen. De kleur der priesterkleeding is dan violet, de kleur der liefde en der waarheid, — na lijden. Daarna volgt tot Pinksteren de geheele tijd van Christus' leven en lijden, t welk terzelfder tijd ook het leven van eiken mensch en van elk ras of volk typeert. De kleur der priesterkleeding en soms ook de wijze van het dragen, wisselt, naar gelang van de beteekenis van den Zondag en de daarop volgende week en de daarmee overeenstemmende svmbolieke kleur. Zoo is voor Advent en voor den grooten vastentijd (5 a 6 Zondagen) de kleur violet. \ oor de 2 Zondagen na Kerstmis en den eersten Zondag na Driekoningen wit. Ook wordt wit gedragen op Paaschzondag en de daarop volgende 5 Zondagen en bovendien op den eersten en tweeden Zondag na Pinksteren. Groen is de kleur voor den 2en—6en Zondag na Driekoningen. Rood is de kleur op Septuagesima, Sexagesima, Quinquagesima en Pinksterdag. Voor de tusschenliggende Zondagen ïaadplege men zijn kalender. Ik geef de hoofdperioden en hare kleuren aan om het verband te toonen; ieder zal gemakkelijk kunnen vinden, waarom de kleur zoo moet zijn. (Zie onder kleuren). De kleur der priesterkleeding verandert gelijktijdig met die van het altaar. Alleen wit kan altijd gedragen worden. >) Hier neme men het woord in zijn uitgebreidste beteekenis van algemeen of universeel, want de Gr. Kathol., de Anglikaansche en de Liberaal-Kathol. Kerken bevatten evengoed deze heerlijke symboliek als de R.-Kath. kerk. □ MONOGRAMMEN. De allervroegste Christelijke letter symbol en XP P , in den vorm van monogrammen, bestaan uit J, de combinatie van het Grieksche-kruis — tevens de beginletters van Christus' naam — of het Tau-kruis met de gr. letter -P. Zie s fig. i—m. Deze combinaties komen in ver/ yj^'" sohillenden vorm voor in de catacomben. ' Een later monogram, op 't zelfde beginsel I. rustend (Christus' naam) is I.H.C. n.1. I.H. n -Jp- — Jezus en C = Christus. Ook I.H.S. = J|s»j H4t Iesus Hominum Salvator (dateert van de 15e I eeuw). Ook in monogramvorm, zie fig. O. A p\ Of ook een enkele maal de Grieksche letters f f j P en X gecombineerd met de Latijnsche N. Ook worden, om Christus aan te duiden, de begin- en eindletters van het Gr. alphabet — Alpha en Omega — gebruikt. (A. — n of x—co). ENKELE AFKORTINGEN. A. D. — Anno Domini. A. M. D. G. — Ad majorem Dei Gloriam. A. M. G P. — Ave Maria Gratia plena. A. O. R. — Anno orbis redempti. A. X. — Anno Christi. B. — Beatus, beata. B. M. V. — Beatus Mariae Virgina. 0. P. N. — Ora pro nobis. D. G. — Deo Gratias. H. L. S. E. — Hoe loco sepultus est. 1. M. — In memoriam. J. M. J. — Jesus, Maria, Joseph. I. N. D. — In nomine Dei. I. N. R. I. — Jesus Nazarenus Rex Judeorum. 1) Ontleend aan Church symbols, by Fr. M. C. Nieuwbarn (oorspronkelijk in 't Hollandsch verschenen). I. N. S. T. — In nomine Sanctis simae Trinitates. u- — Laus Deo. O. P. M. — Ora pro me. P. M. — pjae Memoriae. R. I. P. — Requiescat in pace. S- S. — Sanctus. S. D. G. — Soli Deo Gloria. §• J. — Societatis Jesu (Jesuit). V- — Deo valueti. GROTESKE SYMBOLEN EN KARIKATUREN. In den vorm van draken, duivels, apen, slangen, wilde ;r< ZanAm°T?S in alIerlei gedaante - vooral aan de en wt kerken, zooals aan de dakgoten, torentransen en hoeken — komen symbolische ornamenten voor die de kwade krachten, welke uit de kerk verbannen zijn, daarstellen Ze beteekenen ook de onreine driften, die vooral den mensch beginnen te kwellen die met ernst aan den opbouw van zijn karakter begint te werken, — want waar het licht schijnt, moet tevens de schaduw ontstaan. In deze laatste beteekenis kan men deze karikaturen ook tegenkomen in de kerk. Die welke voorkomen aan de dakgoten en als waterafvoerders dienen worden gewoonlijk Gargouilles genoemd, naar 't gorgelend ge uid dat ze maken, als ze het regenwater ontlasten." Symbolen en Mythen in Religie 9 NAMEN ALS SYMBOLEN. A. x) Bei euch, ihr Herr'n kann man das Wesen Gewöhnlich aus dem Namen lesen. Goethe's Faust. Het is vrijwel algemeen bekend, dat een naam ze moge g-eeeven zijn aan een mensoh, een dier, eene plant, een mineraal of aan een voorwerp — eene beteekenis 'heeft, waarin de meest sprekende karaktertrek van dat wezen of voorwerp is uitgedrukt, waaruit dus volgt, dat namen — symbolen zijn. Als wij b.v. in Genesis lezen dat de aartsvaderen namen gaven aan alle wezens, dan kunnen wij het begrip „naam" gerust uitbreiden en er „karakter" aan toevoegen. Naam is karakter. Dit uitdrukken van een zeker karakter door een bepaalden naam kan op verschillende wijze geschieden, b.v. door m dien naam op te nemen een woord of een gedeelte van een woord dat op die karaktereigenschap duidt, of ook door den naam te verbinden met eene bepaalde getallenwaarde, die in de samenstellende letters vervat is. Elk wezen of voorwerp kan dus naar zijne eigenschappen in een bepaald getal worden uitgedrukt, dat zijne trillingseenheid daarstelt en dat hem eene bepaalde plaats geeft in het „orkest der sferen die door mets of niemand anders kan worden ingenomen dan door juist dat voorwerp of dat wezen. In onzen modernen tijd is men minder scrupuleus geworden in het geven van namen, wier innerlijke beteekenis men met meer kent, maar toch geloof ik vast en zeker dat zelfs het modernste ouderpaar niet geheel vrij is in het kiezen van namen hunner kinderen. In den ouden tijd echter was dit anders en was het geven van een naam eene gebeurtenis van het hoogste gewicht en deze gewoonte geeft ons den sleutel tot vele oude geschriften, mythen en sagen; want door de getallenwaarde der daarin handelende personen te bestudeeren, kunnen wij weten welke karakters of krachten deze personen daarstellen, terwijl de getallen die ,n deze verhaien voortomen ons _ veelal zonder groote moeilijkheid — de innerlijke meening openbaren, die achter dit getal verscholen is. i) Zie hiervoor ook 't chap. Bijbeluitlegging. O Over de meening der namen met betrekking tot hunne getallenwaarde wordt later, onder B gesproken. Vooraf geef ik enkele, dikwijls voorkomende namen van hooge geestelijke wezens en als personen daargestelde typen en geef daarbij aan, hoe ze in de kerkelijke symboliek zijn daargesteld. \ an de Hooge Geestelijke Wezens symboliseeren: de Seraphim: de natuur van het vuur — Liefde; de Cherubim: Wetenschap en Kennis; de Tkronen: Rechtvaardigheid; de Heerschappijen: Overwinning in geestelijken strijd; het beheerschen der sterren; de ï orsten: Macht der nederigheid, macht over lagere geesten; de Deugden: Goddelijke verlichting; de Aartsengelen: leiders der Engelen in aardsche zaken; de Engelen: de 7 engelen hebben macht over de 7 planeten en hare demonen. Ze heeten: Oriphiel, Zachariel, Samaal Michael, Anoel, Raphael en Gabriel; Gabriel = de kracht van God. Uriel = het licht en 't vuur van God. Michael is het hoofd, de „Corporis Solaris". De Cabbalah noemt de 9 Hiërarchieën aldus: 1 De Cherubim, 2. Seraphim, 3. Chasmalim, 4. Aralim, 5. Tarosim 6 Ophanim, 7. Ishim, 8. Malachim en 9. Elohim. Gabriel wordt gewoonlijk voorgesteld met schepter en schild en ) m de hand eene lelie en eene rol met het Ave Maria. Zooals Michael de oppositie der Engelen tegen Satan leidt, zoo leidt Gabriel de geestelijke hulp der Engelen aan de menschen (zijn dag is 18 Maart;). v J Raphael houdt de wacht over de geheele menschheid. Hij was de 'boodschapper van Christus' geboorte bij de herders. Veelal wordt hij tegelijk voorgesteld met den kleinen Tobias, die dan de menschheid symboliseert. Hij draagt een zwaard of ook eene vaas of mand, waarin het vischsymbool, tegen booze geesten. Michael. Met een zwaard en onder zijn voet de neergeworpen draak. (Openb. 12 : 7). Hij is de leider der strijdende kerk in den hemel en dus ook op aarde. Ook is hij de opvolger van de functies van Hermes of Mercurius en wordt in die functie afgebeeld met eene balans. ') Uit Francis Bond. Ecclesiastical Symbols. □ waarin hij de mensohenzielen weegt. Michael beteekent: „hij die is als God." Hij is de beschermengel van het Israël, volk en de aanvoerder der Engelen die den draak bestrijden (zijn dag is 29 Sept.). ENKELE BIJBEL-NAMEN. Christus, Christós (gr.) beteekent gezalfde, d. i. in 't Hebr. Messias; in 't Oude Test. wordt dikwijls deze titel aan koningen gegeven. De Joden verwachtten — toen hun rijk teekenen van verval begon te toonen — een koning uit het geslacht Davids, die het Israëlitische volk weer de vroegere macht zou teruggeven; ze verwachtten niets minder dan de wereldheerschappij. Over dezen en ook de volgende namen is in de voorafgaande en volgende hoofdstukken zooveel gezegd, dat verdere uiteenzetting hier overbodig is. Het is eigenaardig, op te merken, dat de Christus-figuur van af het begin onzer jaartelling tot nu — steeds ouder en ouder wordt voorgesteld, parallel gaande als het ware met den leeftijd van het Christendom en dat Maria (de stof, de Aarde symboliseerend) steeds jonger wordt afgebeeld. Dit kan duiden op de veretheriseering der stof. Jesus is de Grieksche vorm voor Josua, Joshua, Jeshua, eene samentrekking van Jehoshua, d. i.: Jehovah is de hulp of redder. Ook de naam Jason, de leider van het schip Argo, heeft deze symb. beteekenis. Jezus is het Archetype der menschheid. Jahve, Jehovah = „zelf bestaand . Samson = „zijne Zon". Maria. De Heilige Maagd wordt, behalve als hierboven aangegeven, ook veel daargesteld als een hart met een zwaard doorboord. Hare dagen zijn: Maria Annunciatie — 25 Mrt. Met een sluier, het embleem der maagd. (Verkondiging). _ Visitatie — 2 Juli Zij ^ het vrouwelijke, ontvangende principe, — de materie. 1C . Alles wat uit Maria — Maya — - Assumptie - l5Aug. de Maanj geboren wordt) is vergankelijk en moet sterven. — Geboorte — 8 Sept. staat aan den voet van het kruis, — de Maan was in Conceptie — 8 Dec. Aries(Christus)opdendagder kruisiging. Zij is de „vrouw" Purificatie — 2Febr. van den hemel. van dat"' t :!Hu'llge ^Iaa§'d" symboliseert ook — afgezien de i;S n hlervoor en hie™ van haar gezegd heb - 1 ]S " ^iZlnTnWaa1rnring; Zij heeft haar wezen f gereinigd, ze heeft alles gedaan om zich voor te ' °wg IT' i°^dat ~ later ~ ook ZÜ waardig wordt bevonden -J= (LUC-: 23. 49, r Kdl Mai' de zaIf inhoudt) of houdt een open boek in de hand 7ij is de - <**»» ~ « ChStrSt^T, Maria, Ma^daIena de voeten van den J zalft> symboliseert het zich vrijwillig en liefdevol geven van den hoogg-estecen men erin ,1. a- j lletaevo1 >,„■ I t , Sfecs^gen mensen —als dienaar der mensdh- d- In gehoorzaamheid en zelfverloochening rW v, Mo™ioi"i°eoi?Sr "erk; ®° d°e' hel 2»nd« stoffelijk ^!:ZCItvo^ZZ 1 SeÏÏS*■ r!jkdiik d0" JTM' Deze naam 13 waarschijnlijk ontstaan uit de twee ^id/TatT UOn gelijkend (waar) beeld. De legende of ,X 0mca den kruisdragenden Christus haar fluier 233?? zg&ss X StaSLd "ï;'*."- <*• .«^3 r **ÏWffSS z/chiT,Ve- D0Tr; D0°r "jne Sebo°"e »«» >'« o-egrond op weten. De 12 Apostelen zijn ook de 12 karakter fïenschappen - zooals ze getypeerd worden door de 12 Teekens varfden Dierenriem, - die in ieder mensch sluimeren. Ieder heeft ze in zich, deze 12 karaktertrekken, en wel in hun goeden zoowel als in hun geperverteerden, ^vaden zi^ De Judas sluimert in ieder; 't komt er maar op aan of de andere eigenschappen sterk genoeg zijn om hem te beletten eene: hoofdroHn t leven te spelen. Judas (de Slang en de Draak) is het zwakke punt in ons karakter, Johannes (de Adelaar) het ste - . Mattheus (de Waterman, Aquarms) vertegenwoordigt ^De'12 Apostelen typeeren ook de 12 Hiërarchieën waarvan zich 9 in dl stof geopenbaard hebben; de hoogste is die van den Mensch (in zijn volmaaktheid) — getypeerd door den Ram (Aries). In den Bijbel worden hoofdzakelijk ook slechts 9 der Apostelen ten tooneele gevoerd. Ik laat hier volgen hoe deze 12 evolutietrappen, krachten en weerstanden in onze kerken worden voorgesteld. Zie onderstaande teekening. De Olijfberg is Cosmisoh beschouwd — het Zodiac. teeken ucHr ^ARDE- Fig. 32. der Kreeft waarin we (zie sterrekaart) de Stal, de Ruif en de Ezels vinden (volgens /. Pryce). Met betrekking tot den mensch □ is de Olijfberg de derde hersenkamer, met de Pijnappelklier waarvan de 'beide horizontale krachten Ida en Pingala (gesymboliseerd door de 2 Olijfboomen) ontspringen (vergelijk „Kruisiging"). De Kreeft is het punt van den zonnestilstand; het laagste punt der ecliptica (de Poort) en de intocht van Jcsus repr. daarom de hoogste staat van geestelijke verlichting. De Aarde, opstijgende kracht — het Centrale vuur (Kundalini) of Sushumna — repr. Johannes (Petrus?), terwijl de Ida en Pingala bij de kruisiging (in den schedel) door Jacobus en Johannes worden voorgesteld (J. Pryce noemt Judas de Sushumna). Jezus zwijgt voor den Gouverneur, — een ingewijde mag niets vertellen. Vóór de kruisiging is Jezus de Chrestos, d. i. de waardige kandidaat; na de kruisiging wordt Hij de Christos, d. i. de Koning (Pryce). Ook Dionysos wordt van zijn kleeren beroofd en gegeeseld en ook hier wordt een 3-daagsch feest gegeven, evenals bij Jezus' kruisiging. De Doornenkroon is ook 't symbool der stralende zon, evenals de monstrans. Simon draagt Jezus' kruis na. Simon repr. soms het teeken der Visschen, 't welk volgt op dat des Rams, soms ook den Leeuw. Het mystieke getal van dit teeken is 9 en 9 was 't getal der inwijding in Griekenland; 3X3, dat zijn de drie vormwerelden. Als het Kundalinivuur op het kruispunt der 3 krachten (in de Pijnappelklier) komt, begint de kruisiging (ter derde ure) en ter zesde ure, als alle hersencentra tot volle werking ontwaakt zijn, verdwijnt het stoffelijk bewustzijn en stijgt op tot hoogere gebieden; — het wordt donker, de materieele zon wordt onzichtbaar. De vijf Broeders en de zeven Zusters van Jezus. Hiervan geeft James Pryce eene interessante Cosmisohe verklaring. Ik geeft zijne teekening (zie bldz. 135) waarin ik ter wille van de duidelijkheid iets veranderd heb. Hij brengt de twaalf discipelen in verband met de Grieksche mythologie, verder met de vier elementen water (w), lucht (1), aarde (a), vuur (v) en met de broeders en zusters van Jezus. Vier broeders van Jezus worden zijne discipelen (Mare. 1. 14—20; 111. 17). De zeven Zusters zijn de zeven lunaire beginselen, — zusters van het „Nous" (de Logos). Op deze wijze beschouwd, wordt het waterteeken Cancer(@) manlijk en vrouwlijk beide en als regenten van de vier elementen (w. 1. a. v.) krijgen we resp. Andreas, Johannes, Jacobus en Simon. Hij stelt Judas als mede- □ regent raast Jezus en dat is logisch wanneer hij Judas neemt m de beteeken is der „Schaduw" die altijd het „Licht" vergezelt De teekemng spreekt voor zichzelf, zoodat verdere uitlegging overbodig is. ss s Wanneer wij het middelpunt van het Christusverhaal met dat der Gneksche mythologie vergelijken, dan moet ons direct de frappante overeenkomst opvallen. De Olympus symboliseert op Aarde den Dierenriem en den hemel; de omringende 12 bergtoppen zijn de 12 Zodiacale Teekens waarop 6 goden en 6 godinnen zitten, de planeten, — de heerschers en heerscheressen der 11 teekens. Haephaestos werd geholpen door Kratos (kracht) en Bia sterkte); samen zijn ze het drievoudige, goddelijke vuur. e 5 broeders van Jesus uit de evangeliën zijn de 5 levensbeginselen (Prania s) of Kundalini; de 7 zusters zijn de tattva's verder ook de 7 kleuren van 't spectrum enz. enz. Arvar ^7' ' ^acobus ~ Vynana (T]|); Andreas o j Samana — Jokannes (tf) en Udana — Pr)" ffi'£Tsr«.™t™"itWerk'ng ,a° t J'^S™1S,CÏ beSCxOUW^ is' zooa,s °P eene andere plaats aangend is, Maria, Jezus moeder de hoogere wereldziel of hoogste oerstof en is de tempelvrouw, — een der 7 zusters — de lafere wereldziel of wereldether. ë Petrus. Door Nero ter dood gebracht in Rome (Juli 64) Ook geragd Cephas (= rots). Afgebeeld met de sleutels van den hemel of met een visch en een geopend boek. Zijn dag is evenals die van Paulus 29 Juni. g Andreas is de eerstgenoemde der Apostelen en toch zag hij Christus met bij de transfigurantie; wèl daarentegen Petrus Tacobus en Johannes. Hij is de overgang van de le groen er Apostelen tot groep 2 en behoort dus bij beide groepen. Hij is altijd samen met Philippus, die bij groep 2 behoort Hii dTa:Ttren Bfïhsaida' beiden hadden Grieksche namen. Hij diaagt een scheef kruis, dat op den grond rust of een kruis in den vorm eener Y. Soms houdt hij een visch. Hij is een oud man met langen baard. Zijn dag is 20 November. Phthppus wordt voorgesteld met een mand met brooden of her krni T' daar; J een draak doodde door 't opheffen van I V- f0™5 °i 'met een P1,aar> waaraan hij opgehangen werd. Zijn dag is l Mei. FS s u J^obus de Grootere is de 2e of 3e der Apostelen en een der geeerde. Hij werd in 't jaar 44 onder Agrippa gedood. Afgebeeld met tulband op het hoofd, voorzien van een schelp, (Symbool van pelgrimschap). Hij is de patroon der pelgrims en wordt dan ook met den staf en 't kleed der pelgrims voorgesteld, dragend een zak of valies (bedelzak). Dag: 25 Juli. ^ Johannes. Hij was niet zoo zachtmoedig als hij gewoonlijk wordt voorgesteld, doch zeer impulsief evenals de andere zonen van Zebedeus, die allen door Christus de „zonen van den donder" genoemd worden. Hij was geboren mysticus en de jongste en meest geestelijke der discipelen. Afgebeeld met den adelaar, zijn symbool, en met een giftibèker waaruit een gevleugelde slang of draak komt. Hij draagt een palmblad. Vrouwelijk, jeugdig uiterlijk. Dag: 6 Mei. Mattheus. Zijn symbool is: een mensch of engel. Naast hem een tafel met geldkist en inktkoker, timmermanshaak, zwaard, hellebaard of lang kruis. Hij heet Levi, de zoon van Alphaeses; hij is beambte, inner van belastingen van Herodes. Hij woonde in Capernaum. Hij stierf niet den marteldood. Dag. 21 Sept. Marcus. Zijn symbool is de Leeuw. Hij was nooit met Jezus samen, doch was een discipel van Paulus, verliet hem, doch kwam later weer tot'hem. Hij was later de tolk van 1 etrus, daar hij het Grieksch beter kende dan Petrus. Hij was de grondvester van het Christendom in Egypte en de eerste bisschop aldaar. Hij wordt gewoonlijk schrijvend -afgebeeld. Dag: 25 April. , Lucas. Symbool: gevleugelde os of stier. Soms ook afgebeelrt schilderend aan een beeld van Maria. Paulus noemt hem ,,de geliefde dokter". Hij ontmoette Paulus in Troas in 50 a. D. op Paulus' eerste reis. Zijn dag is: 18 October. Thaddeus of Judas. Zoon van Jacobus. Afgebeeld met boot of schip, met timmermanswerktuig of knods. Dag: 28 Oct. Thomas houdt in de hand een steen en een boek, ook soms met speer, lans en winkelhaak. Hij bouwde later in Indië een paleis voor koning Guadnaphar, echter 't paleis werd niet voltooid op aarde doch wel in den hemel, daar Thomas het geld, daarvoor bestCtod, aan de armen gaf. Hij typeert den mensch die vurig zoekt, doch niet kan gelooven zonder stoffelijke bewijzen. Dag: 21 December. Jacobus de Kleinere, broeder van Mattheus, niet te verwarren met een broeder van Jezus. Over de broers van Jezus zijn de 'meeningen verdeeld. Zijn dag is 1 Mei. Afgebeeld met knods, palm of zaag. Judas Iscarioth de laatste der 12, zoon van Simon van Kerioth in Gallilea. Hij werd evenals de anderen (met tweeen) □ met een makker door Jezus uitgezonden om te prediken, doch men weet niet wie zijn medegezel onder de Apostelen was. Hij begint zijn verraad als Jezus' roep begint af te nemen (Joh. 6. 64, 70, 71). Judas repr. het Lager Zelf in den mensch, dat zich tegen alle daden van zelfopoffering, van devotie en onzelfzuchtige liefde verzet en ze bespot. Hij kan de onpeilbare diepte b.v. van Maria Magdalena's hart niet begrijpen. Zijn strijd is in zooverre nutteloos, dat hij eindigt met zelfvernietiging, — zooals alle kwaad ten slotte moet eindigen. Bartholomeus wordt gewoonlijk afgebeeld met een groot mes, het instrument van zijn marteldood en met zijne eigen huid over den arm hangend. Dag: 24 Augustus. De vier Evangeliën correspondeeren met de vier wachters van den hemel, met de vier aangezichten der Cherubim, de vier vaste Zodiac. teekens, de vier hoeken van het Heilige Land, de vier lichamen van den mensch. \ an de 4 Evangelisten repr.: Johannes — 't Pleroma — 't land over — de Aura. den Jordaan Mattheus — deGeestel.wereld — Gallilea — 't Hoofd. Marcus — de Psych. wereld — Samaria _ 't Hart. Lucas — de Stoffel, wereld — Judea — de Navel. In den vorm van een verhaal zijn de ervaringen der menschelijke ziel in de vier evangeliën weergegeven; de vier evangelisten zijn ook de vier collectieve wezens der vier rassen, als menschen daargesteld. Dit zijn eenige der beteekenissen; vergelijk ook p. 166. Adam, Eva. Adam beteekent de schitterende, de uitstekende, de goddelijke en in de oudere beteekenis ook: „van de aarde geboren , of „den dood ondergaan '. Twee beteekenissen dus \ an den eersten en den tweeden Adam; de eene is de trouwe weerspiegeling van zijns Vader's glorie, „schitterend als Spica (de aar) en gezegend als de tak", de ander is de Centaur en het slachtoffer (vergelijk chap. Zodiac en Bijbel). Adam belichaamt de kracht der zon. Eva belichaamt de kracht der maan. Adam verschijnt gewoonlijk in den zin der involueerende menschheid; hij is nog altijd niet in het Paradijs teruggekeerd doch is thans gehuld in dreigende, zwarte wolken waardoor geen zonnestraaltje heen breekt. Toch zijn er vage teekenen van een aanbrekenden dageraad, die evenwel nog ver af is. □ Simson werd van eene „onvruchtbare" vrouw geboren. Eene vrouw die zoogen. „van de Aarde geboren" is, is altijd onvruchtbaar waar het geldt iets goddelijks voort te brengen, — hiervoor is goddelijke tusschenkomst noodig (zie onder Onbevlekte Ontvangenis). Ook Simson is een zonnegod; hij symboliseert de Zon in hare vernielende, verschroeiende, doodende werking. Hij is zoowel de bron van den lichamelijken dood als van lichamelijke kracht en van geestelijke wedergeboorte. Hij verslaat de Philistijnen (de Krachten der Duisternis) met een ezelskinnebak, d. i. als de Zon in Juni in het sterrebeeld de Ezel, (2 sterren, Aselli gen.) — tegelijk de le graad van de Kreeft — haar grootste kracht bereikt en dan de nacht overwint. Simson is in zekeren zin de tegenpool van Christus, n.1. hij verzinnebeeldt de lagere eigenschappen der Zon en Christus de hoogere. Simson ging dan ook onder toen hem zijne haarlokken (de planeten) werden afgesneden, — hiermee werden de lagere eigenschappen der Zon naar buiten geprojecteerd en werd de Zon tot Christusjsymbool. De Christus kon nu, van dit centrum (zooals Hij dit doet van uit elk centrum of hart) de lagere zonne-eigensohappen — de planeten — beïnvloeden en tot zich zelf opheffen. Zoodra dit geschied is, zullen de planeten zich weder met de zon vereenigd hebben. Salomon. Deze naam heeft verschillende meening. Vooreerst beteekent ze vrede (van 't Hebr. Shelomo),de andere beteekenis is wijsheid en in deze beteekenis hebben wij hoofdzakelijk te zoeken naar de oorspr. meening. Niet de hoogste, goddelijke wijsheid is bedoeld, doch de schijnwijsheid, aan het intellect gebonden. Salomons tempel was niet door den Heil. Geest opgericht en daarom was ze vergankelijk; ze werd vernield door Nebucadnezar, die een afstammeling was van Salomon en Sheba. Salomon wist dat zijn „tempel" met den materieelen grondslag mislukt was, zijn uitroep: „Alles is ijdelheid", bewijst dit. Ook de „tempel" van Zerubbabel had geen duurzaam bestaan en evenmin die van Herodes. Alle latere pogingen om den „door God veroordeelden tempel" weder op te bouwen, mislukten om verschillende redenen en nog steeds beweenen de Joden aan den klaagmuur te Jerusalem, — d. z. de oude grondvesten van Salomons tempel, — den ondergang van Jerusalem! De symboliek ontgaat hen ten eenenmale! Elias beteekent „Jehovah is mijn God". Hij verricht hetzelfde werk als Jöhannes de Dooper — eene wederbelichaming van SnaSJlZle ?ap■BybeluitleSSing), n.1. hij bereidt den weg voor den komenden Christus. Elias is de heerscher der lucht het van^han^F 'w- de binnenste cirkel van den Merkab'ah *) van chap. 1 Ezech. Hij verpersoonlijkt het lagere zelf dat nog- SoZa\r^-TTlg,Wr hCt H°°ger Zdf' den Christus. oopnia is wijsheid uit God stammend. Lihth of Lamiah (= nachtuil) is Adam's eerste vrouw ze was uit het slijk voortgebracht, d.w.z. ze had niet het Atma den „Goddelijken adem" in zioh. Ze bracht demonen voort ' H ^ dle den mensch naar beneden trekken' de KahtS 5 fS ,men,S°hen" Van Gen' 6' 4' Lllith is volSe^' de Kaballah ook de vrouw van Samaal (Satan) en samen typeeren ze het Beest, de Antichrist. ' hee/j de tweede maa" onzer aarde, die een tiental jaren sol eï v f Trd' LiUtk ged0°Pt' naar haren onhariont uiSfent1mTe r 'm1ocddie ^ op het menschelijk karakter toefent Ze is donker, bijna zonder licht, en beweegt zich rondom de Aarde met eene snelheid van 3° per dag, d&i iets eTnevef H snelhe"i Va" °nze welbekende Luna, die eene \eel minder ongunstige werking uitoefent. Ve twaalf Stammen, het karakter typeerend van de twaalf z°nen van Jacob zijn de symbolen van de twaalf weerstonden P- krachten m de vormzijde der Natuur zooals w i kannen de twaalf Zodiacal, Teekens, in de Jwaalf NUWs etc. (Zie onder t getal 12). De 12 kraehten zijn in all« volkeren ze gezien als volgt: ^ ^ ^ l™ z !5ae"LtkeB„alkan Sr"™heid- Levi — De Kerk Ijver Dan* I StDe„er,nSCh'"ijk Naphtali _ Spanje en Po, t„„al Strijd voo? wlarheid. Aser _ Szlld» Broederschap. Issachar - De Friezen v'^T Ephriïm Ee Bf H°"a°d G"«®'dd> Liefd=- Manasse Z\ ^'^rikanen Benjamin _ Pa[estfna P) BroedéSp der _Jnhoever dat juist gezien is, „il lk beoordeekn.0"'"6"' ') De verloren stammen Israels, etc. Over de Verloren Stammen Ephraïm en Manasse ïsin de laatste paar jaren veel geschreven; ik woonde m 1920 een congres 'bij in Kensington (London), waar afgevaar ïg en van alle oorden der wereld bijeenkwamen (mt Amerika en a Engelsche koloniën) om 't Anglo-Saksische ras als te doen erkennen en er het „van God gekozen volk m te zien („the chosen people"). Men herinnere zich, dat de c.a 760 v Chr. in ballingschap gaande stammen, sedert spoorloos verdwenen; het verhaal luidt, dat ze op een ei1^ «ch vestigden. Het Engelsche koningshuis stamt K Ebhraim zou de voornaamste stam worden van Israël, het noordelijk koninkrijk in Palestina dat zich afscheidde van ^Manassl vertegenwoordigt de nieuwe, -^tere ^etèn (Amerika) die in de plaats komt van de Oude, welke vergete •wordt. Zebulon die volgens Bruyns Holland sy.^boliseertRekent: volgens hem Verheffing", een haven of een strand. Dit zou met Josepnus die ^woonplaats der f 'g 5™ do° M°3fe BiSlS "aïl'in.ijke speW mogelijke spellingen. Daan l« woord m "Si met de 12! stammen, kunnen we dus te prototypen aiet! van elk ^ Ze werden later door Jacob als zijn eigen kinderen erkend. Benjamin is de zoon van Rachel, die bij zijn geboorte sterft. In hem wordt het hoogste bereikt. Zijn woonplaats is Jerusalcm Zoo hebben wij vier soorten van kinderen, —de vier phasen der tvpeerji. In de eerste en laatste maanpha*(«e^ » laatste kwartier) zijn Lea (Liefde) en Rachel (KracMen Wijsheid) Moeder der Kinderen en gedurende de beidekwar tieren voor en na volle maan zijn het dienstmaagden — dienaren der stof n.1. de inwikkeling in de stof en daardoor de beperking van den geest is gedurende dezen tijd het groots . I)e Zoon, de 2e Logos (in den Cosmos) is Christus Jezus (voor de menschheid) en 't Hooger zelf (voor den enkelen mensch). In algemeenen zin wordt met den „Zoon" bedoeld de Goddelijke vonk, als de essence van elk wezen, — Atma, Brahma, altijd onafscheidelijk verbonden met den Vader. De Via Dolorosa. Jezus' Lijdensweg heeft 14 „stations". Het komt mij waarschijnlijk voor, dat dit oorspronkelijk 12 moet geweest zijn, duidend op de 12 weerstanden zooals die gesymboliseerd zijn in de 12 Teekens van den Dierenriem. De Mensch heeft bij zijne „nederdaling in de stof" 3X4 weerstanden te overwinnen, n.1. 3 in het „Vuur", 3 in de „Lucht , 3 in het „Water en 3 in de ..Aarde", zooals dit in de Astrologie geleerd wordt. Leonardo da Vinei heeft dit uitgedrukt in zijn beroemd fresco het Avondmaal waar de 12 Apostelen in 4 groepen van 3 gerangschikt zijn. \ ergelijk ook de teekening op pag. 135, waar het hoofd van elke der 4 groepen is aangegeven. Bovendien zijn de stations 13 en 14 resp. die van de „Kruisafnemingen die der „Graflegging". Van Jezus' veroordeeling door rilatus tot en met Jezus „kruisdood" tellen wij juist 12 stations. Blijkbaar dus zijn de laatste 2 toegevoegd aan de oorspr. 12. Ik kon voor dit punt nergens eene logische verklaring vinden Hjkf 'US hier S'e°htS weer> wat mij persoonlijk waarschijnlijk Onder 't Teeken des Rams (T) wordt Jezus veroordeeld (>tation I). Onder dat van den Stier (#) een aardteeken neemt -Hij het kruis op zich, d.w.z. dat de Menscheid begint te involueeren (station II). In de Tweelingen (H) wier heerscher Mercurius (8) is, valt Jezus voor de eerste maal, d. i. de Menschheid eet van', den boom der Kennis, des Goeds en des Kwaads" en verlaat" het iaradijs (de woonplaats van den geest) (station III). In de Kreeft(@)(ontmoet Jezus zijne moeder, d. i. de zinnenwaarneming der Menschheid door de stoffelijke zintuigen (Alaria — de stof), wordt het middel der perceptie van de buitenwereld (station IV) zie pag. 132. In dit Teeken begint de neerdaling in de grove stof. In de Leeuw (Q)wordt Jezus door Simon geholpen, het kruis te dragen. Simon is de zonneprana, die den stoffelijken mensch met nieuwe kracht voorziet, (station V). In het Teeken der Maagd (Itf) biedt Veronica Jezus haar sluier aan, waarmee Jezus zich het gelaat afdroogt. Zijn beeld wordt afgedrukt op dien sluier. De sluier symboliseert hier de stoffelijke vorm van den mensch, zijn lichaam dus, waarin het goddelijke mededoogen, dat in den hooggestegen mensch woont, zich uit en zichtbaar is. De Maagd is een vrouwelijk en een Aard-Teeken (stof) (station VI). In de Weegschaal (üy)wier heerscher Venus (£) is, valt Jezus de 2e maal. In Mercurius viel de Mensch in zijn denken; hier valt hij in zijn voelen (startion \ II). In de Schorpioen (Hl) vermaant Jezus de weenende vrouwen' Venus (de vrouw) heeft in dit teeken haar zwakste uiting (station VIII). In de Schutter (&) valt Jezus ten 3en male. Moet dit niet zijn in den Steenbok, waarvan Saturnus (-$) de heerscher is? Saturnus vertegenwoordigt de 3e eigenschap der menschelijke ziel, n.i. het willen of de handeling, zoodat dus daardoor de drievoudige „val" der zich incarneerende „ziel" of „Ego ' verklaard zoude zijn. De Schutter wordt dan station IX en de Steenbok(fc) wordt station X. Hier wordt Jezus van zijn kleed beroofd. Dit is duidelijk, n.1. in /5 heeft de Zon (Zijn symbool) zijn laagsten stand, — zijn „lichtkleed" wordt hem afgenomen. In den Waterman (»*) wordt hij gekruisigd (station XI) en in de Visschen(X) sterft Jezus aan het kruis. In de Astrologie zijn de Visschen bekend als 'het teeken waar de Mensch „afsterft voor de wereld". Natuurlijk is hiermee het onderwerp op verre na niet uitgeput; het is slechts aangeduid in zijn hoofdpunten en ook deze kunnen, op andere wijze astraal uitgelegd worden, doch ik meen in elk geval duidelijk gemaakt te hebben, dat Christus' Lijdensweg oorspronkelijk astraal bedoeld was en dat ze niet één Mensch gold, doch de geheele Menschheid. NAMEN ALS SYMBOLEN. B. De namen in den Bijbel en in 't algemeen die van alle oude ZL ? g,eSOhrift1en en mythen hebben eene bepaalde getallen waarde, die ons kan inlichten aangaande hunne oorspronkelijke beteeken,s. Vele namen zijn verminkt tot ons gekomen en J is ÏÏÏ h "°°dlg> den oorspronkelijken naam te weten. Elke letter heeft eene getallenwaarde en elk getal heeft eene innerlijke beteekenis. i;ii?,J^het^e00r]deeIen 'der namen stuiten wij op grootere moeih kheden, daar deze namen door vertaling enz. dikwijls verminkt sporen 2ljn 'den oorspronkelijke!! naam op te sporen Met bovengenoemde gegevens als basis geeft , Expec- Ten I e W0r ijkf naam van den schrijver is niet aangegeven) „een sleutel voor de studie van den Bijbel", die de innerlijke .Tttlrs Ar ,biiMsche™S dat der Ka'bbkla °P mfrk^aaildi^ wiJze overeenstemt met aat der Kabbala en van de Hermetische geschriften ,- °°r z.ljn,e methode wordt o.a. aan de plaatsen in den Bijbel t jt m te&ensPraak ziJn de geschiedenis, eene griote beteekenis gegeven, — met (betrekking tot de Cosmische Wet die e?i?aml engdert CdS Z°U dUS Wij'ken dat de name» en jaartallen, daarin voorkomend, opzettelijk zoo gekozen zijn feertW eenni7etenhS m. tefnsPraak met g<*n de geschiedenis leert, — een nieuw bewijs dus dat de Bijbel geen puur geschied- verhaal is, doch dat de historische feiten slechts als kleed dienen voor andere, hoogere waarheden, die men niet anders als symbolisch kan voorstellen. In hoeverre zijne methode betrouwbaar is, kan ik niet be oordeelen doch ik wil slechts opmerken dat zijne broohule in de liberaa -theologische wereld eene gunstige ontvangst genoot De lezer kan zich, met behulp der volgende korte wedfrgave zelf een oordeel vormen. Vooraf enkele begrippen, die dikwiils voorkomen, m hunne innerlijke 'beteekenis: De zee = t gebied van het kwade. De rivier - bron van Goddelijke verfrissching Een berg = een uitgangspunt voor 't veranderen der wet isschen vogels, gras, kruiden, boomen, vee, dierlijk leven — Symbolen en Mythen in Religie. 10 □ Den mensch in 2 heteekenissen te nemen: de natuurlijke en de Goddelijke mensch (de wedergeborene) die in de plaats treedt van den natuurlijken mensch. In het Grieksch, Hebreeuwsch en 't Sanscrit heeft elke 'eUer eene getallenwaarde. Aangezien wij bij de studie van den Bijbe. met de twee eerstgenoemde talen te doen hebben, geef ik aan 't eind van dit chap. de getallenwaarde van 't Hebreeuwsch en 't Grieksch alphabet. De klinkers worden weggelaten. We krijgen b.v. voor ADAM: Aleph _ i j , Het natuurlijke leven (4) van den 4 = 45 = van God vervreemden mensch (5). Mem = 40 ^ ' ( (Zie verder). Er zijn twaalf grondgetallen n.1.: 1 = de schepping of scheppend. 2 = velen of menigte. 3 — onderwerping aan Gods systeem van op\ oeding. 4 = het natuurlijke leven, zonder meer; — kan dus hoog o laag zijn. 5 = vervreemd van God, de vervreemden. 6 = onwettelijkheid of de wetteloozen. Ook dubbele bet. in 6 = 2 X 3 = d« vele werken van God, die opvoeden. 7 = allen of 't geheel. De 7 wordt ook gebruikt in de secun¬ daire bet. van onderwerping aan het verbeteringsproces, b v in 21 = 3X7 = onderwerping aan het verbeteringsproces (7) van God (3). 8 = wedergeboren, wederscheppend (b.v. 83 7"dew^rkl "g het wederscheppende (8) werk van God (3). Doch de 8 heeft misschien ook eene secundaire bet. b.v. m 24 (resp. 2 )(4) — de menigte (2) in het natuurlijke le\ en ( ). 9 = de kinderen Gods.. . 10 = onderwerping aan Christus' werk (aan den Zoon Gods, een toestand uitdr.). .... . 11= nadering tot gehoorzaamheid, of zij die naderen tot gehoorzaamheid (eene beweging uitdr. b.v. 211 = de menigten (2) die tot gehoorzaamheid naderen (11) en 2H10 = de menigten die tot gehoorzaamheid naderen, (211) onderworpen aan het werk van Gods Zoon (10). 12 = de geschapene menigte of de schepping der menigte. Behalve de digits 1—9 en de getallen 10 en 11 bevat de code de volgende hoofdgroepen van altijd onafhankehjkc symbolen. A. Symbolen van toestand (veelvoud van 10) 20, 30, 4U, au, 60, 70, 80, 90. □ B. Symbolen van beweging (veelvoud van 11) 22 33 44 55 66, 77, 88, 99. /,,<*, do, C. Symbolen van conditie 100, 200, 300 etc. — 900. D. Symbolen van ras 1000, 2000, 3000 etc. 9000' Voorbeelden: 180 = de schepping van den herschapen staat. 403 = de onherschapen staat onderworpen aan het werk van God (Gen. 11. 15). 5024 = de vervreemde staat der menigten in de natuurlijke conditie des levens. 48 = het natuurlijke leven wedergeboren. 800 = de conditie der wedergeschapenen (Gen. 5. 4). 2000400 = het ras der menigten in de natuurlijke conditie des levens. Natuurlijk zijn hier ook andere combinaties mogelijk. 1260 de schepping der menigten in een wetteloozen toestand, liene breuk beduidt het tegengestelde. b.v. 1/3 = dat wat zich tegenoverstelt aan het oorspr. opvoedingswerk van God, zooals b.v. in Openb. 8. 7 (1/3 der boomen) beteekent de menschen die Gods opvoedingswerk tegenwerkten. Ander voorbeeld (Gr,) Jaspis = 501 = dat wat voortkwam (i) uit den toestand van vervreemding of dat wat daarin opgesloten is. Boas = 79 ) de 2 pilaren van den tempel der magonnerie. Jackin — 90 l 79 = A1Ie zonen Gods en ) 90 = de wedergeboren zonen Gods. De beteekenis, aldus verkregen, stemt overeen met de officieel aangenomen verklaring der 2 pilaren, waarvan Boas betrekking heeft op den tempel der heidenen en Jachin op dien der Joden. v Men bestudeere volgens deze methode eens Noach's Ark De enkele cijfers 2, 3 en 6 duiden altijd op een overgang'van et geestelijke leven van den mensch tot een beter erkennen van de aan God verschuldigde gehoorzaamheid. Zoo komt b.v (Gen uTlfiï Ehn = 46)' in d€ 86 jaren van Abraham Gen. 16. 16), in Demeter = 468. Ook op bijna alle namen der mythologie is deze methode van toepassing. ^ ls de 10 alleen staat beteekent ze uitzondering van wil- energie door den tweeden Logos, Gods zoon. Zoo komt de 10 \oor in Apollo — 1061 = het werk van Gods zoon in zijn contact (10) met het leven dat voortgekomen is uit den wetteloozen staat (61 = 60 + 1). Doch eerst in de veelvouden van 10 krijgt de 10 hare volle waarde, b.v. in 60 = de wettelooze of Kain-toestand. Al deze getallen (beh. 20) drukken eene vermenging uit van Gods wil met 's menschen wil b.v. in Sarah = 505, in Arphaxad = 606, in Naphtali = 570 en in de 40 dagen van Gen. 7. 17 (de nog niet wedergeboren toestand). De 7, gebruikt als een symbool van vooruitgang, duidt altijd op het' inwerken van goddelijke, opbouwende kracht in den mensch, in verschillenden zin b.v. 70 kan beteekenen. alle te verlossen levens of ook: de aanraking met het verlossende werk van Gods zoon. Het eerste geval duidt op een toestand en het laatste op een agens. „Expectans" neemt den zondvloed als het begin van de •schepping in den tijd; hij was het gevolg van een „weteloos" leven buiten tijd en ruimte. Het vonnis voor den verkeerd gerichten wil was de schepping van het Heelal in tijd en ruimte. „Na den vloed" wil dus zeggen: na de stelling van den tijd. De 2 oorspronkelijke krachten liefde en haat, die vorm scheppen, zijn boven tijd en ruimte verschenen, ze zijn tegelijk in het heden, in 't verleden en in de toekomst. Het moeilijke is altijd de verdeeling van een getal; slechts geduldig zoeken en klaarheid van geest kan ons hier dienen. Natuurlijk zouden bij een getal van 6—8 cijfers een ontzaglijk groot aantal comb. mogelijk zijn, doch men kan in deze gerust aannemen, dat de ontwerper dier naam-getallen geene onmogelijk terug te vinden combinaties gebruikt heeft. Dikwijls heeft men, om de juiste afbreking te vinden, zijn toevlucht moeten nemen tot de namen der personen in de Grieksche en Indische mythologie die op denzelfden basis rusten als de Hebreeuwsche. Men zou blind moeten zijn qm dit niet te zien zegt „Expectans", b.v. Dionysius = 4 + 10 + 70 + 50 -f 400 + 200 + 70 + 200 = 1004. Verdeelen wij dit getal in 100 en 4 dan krijgen wij: „de geschapen verblijfplaats (of conditie) van de natuurlijke werkzaamheid". Dit is juist; want Dionysius was de natuurgod, de god der vruchtbaarheid en reproducent der vegetatie. Ook wordt onder zekere planten, b.v. boomen, de natuurlijke, nut wedergéboren mensch verstaan. Olympus = 70 + 30 -f 400 + 40 + 80 + 70 + 200 = 890- /ON . , Verdeeling in 8 en 90 geeft: De wedergeborene (8) in den □ toestand van zonen Gods (90). Dit is een pleonasme dus verdeelen wij anders, b.v. de 8 in 7 + 1 dan zouden wij krijgen' e opsomming of samenvatting van den toestand van zoonsohap met God" (de 1 'bepaalt de extensie van het getal 7) Dit klopt met de beteekenis van den Olympus. HeW lat0i!" 1 G^ecSCh de klinkers niet weg, zooals in het rlebreeuwsch en in t Sanscrit. Nog enkele voorbeelden neem ik over om te laten zien dat ["f" deze" getallenbasis werkelijk een sleutel heeft voo'r de beteekenis der oud-testamentisohe namen, die geene namen van personen zijn, doch rein allegorische figuren. De getallenwaarde van de™2" >?reCleS hCt grondkarakter en de handelingen van de „personen uit, waarvan hier sprake is: MnZ — = de menigte die wetteloosheid beheerscht. werk on den Arl ^ *rnaren Gods»en Zijn eerste opvoedend van nï i (= natuurlijke werkzaamheid van den van bod vervreemden mensch). ^naï= 130 =: de hoogte vanwaar het scheppende werk van God in Christus (30) verklaard is. Atcbo = 58 = de hoogte vanwaar de vervreemden (5) die wedergeboren zijn, (8),het leven kunnen waarnemen. ' ,... lSga'i — ,148 = de hoogte vanwaar de geschapen natuurbeschoauwentelt ^ wed€I®eboren is (8), het leven kan wefe^toenïs248 = * ™i8" ™" wanfTllT 243' m 'i dC voorIooPer. ^s het ware van Abraham werk a l! -fSP W)J"de menigte, de natuurlijke werkzaamheid uitoefenend, die onderworpen is aan de oorspronkelijke werkzaamheid van God." zijn (8)^ ~ ^ de vervreemden (5) die wedergeboren Men moge dikwijls niet kunnen uitmaken waar, in het O T l eESfbSgrïaa' t™* en de SM8tdi'ke' van n,t beglnt',doch ln elk geval ziet men uit deze wijze persoon/JS. * ™ and«s onbegrijpelijke e'J^e'e getallen ter studie: Gehinnom = 108; Sodom m u t' , amonah = 106; Arphaxad = 605- Sarah Naphthali = 570; Laodicea =151; Joshua =='391 ~ 5°5' Hetzelfde procédé kan men gebruiken voor de Sanskrit namen der godheden zooals die voorkomen in de Veda's en" Purana's, doch hier schrijve men de getallenwaarden neer in decimale volgorde van rechts naar links en late de klinkers weg 3.1s in 't Hebreeuw'sch, b.v. ScircisvcLti. S = 7 1 R = 2 27 S = 7 727 V' = 4 4727 'p ^ 64727 De getallenwaarde van Sarasvati is dus 64727, af te breken in 6, 4 en 727 en wij krijgen voor de godin Sarasvati: De vele werken Gods in hun invloed (6 als 2, 3) op de natuurlijke activiteit (4); welk herstellingsproces de menigten regeert. De 4, het symbool voor „natuurlijke activiteit is ingelascht als toelichting Van de 6, omdat wedergeboorte alleen erlangd kan worden door de middelen die het aardsche leven verschaft. Indien deze middelen juist toegepast worden, hébben ze eene opbouwende en richtende uitwerking die den van bod vervreemde (in de stof neergedaalde) tot God terugvoert. De Sanscrit-namen die in de Hindoe-geschriften duiden op den Logos of Demiurgos, verschijnen veelal als veelvouden van 10. als 80 in de 280 = Indra; Lakshmi = 5613, waar 61 /g' io + 1) is dat wat voortkwam uit den wetteloozen toestand; Yama — 51; Dyans = 718 (de 71); Vindhya = 1904 (de 90). _ , _ 01 De symbolen voor werking, — de getallen 3, 6, 7 en — 3, 7 — ziet men in Agni = 3; Surya = 721; Mithra = 21a; Brahma = 5823; Vishnu = 564; Ushas = 76; Himalaya j 358 Het voorgaande zal voldoende zijn om het systeem van Expectans toe te liohten. Voor verdere informatie verwijs ik naar zijne brochure^). Hij zegt dat natuurlijk hiermede de wetenschap der getallenwaarde der namen in de oude geschriften niet uitgeput is, doch dat alleen de grondregels aange- g Zijne ^ opvatting aangaande de geestelijke beteekems die achter alle sym'bolen schuilt, is vrijwel dezelfde als de in de occulte wetenschappen gangbare: „Alle combinaties van leven in stoffelijken vorm ontstaan door het op elkaar inwerken en m evenwicht geraken van twee tegengestelde cosmische beginselen — afstooting en aantrekking, uitzetting en inschrompehjke 1) Expectans. Key to the symbolism of the Bible etc. (Ed. The Times of India rtffinm Rnmbav and Calcutta). liefde en haat. Deze twee beginselen worden op veelvuldige wijze gebroken door de prisma's der levende wezens; niet alleen de zichtbare doch ook de onzichtbare, die leven in eene hoogere orde van realiteit (of lagere, zou ik eraan willen toevoegen). Alle wezens verschillen wat betreft modus en tijd van ontwikkeling en daardoor is van zelf de eindelooze verscheidenheid van vorm bepaald. Er is reden om te gelooven, zegt hij, dat de krachten van afstooting en aantrekking, die hier werken, ergens in essentie bestaan en dat zij voor een groot deel de emoties der gevoelens en gedaohten bewerken, die den mensch tot handelen aansporen; de mensch is toch zeker de schepper van nieuwe vormen bij preferentie, daar hij in het Heelal het hoogste, in grofstoffelijken vorm zich openbarend, wezen is, een wezen dat kiezen kan tusschen de twee tegenstellingen." „Natuurlijk staat achter deze twee Cosmische krachten de Absolute Wil, de Cosmische Intelligentie, die zonder ophouden werkt en van wien alle leven stamt." Deze absolute of Cosmische \\ il werkt, zooals Exp. zich uitdrukt, voortdurend in op de cosmische intelligenties of wezens die zich tot den mensch verhouden als zijne ziel tot zijn lichaam. Ook zij zijn in wezen eene samenstelling der twee krachten; ook hier — evenals overal — in verschillende graden aanwezig en zoo kunnen zij, op hunne beurt, het dubbele aspect van den Absoluten Wil verder brengen, tot het, — na herhaald door andere „prisma's" gebroken te zijn, — zich in stoffelijken vorm openbaart. Deze voorstelling der schepping is kort en duidelijk, doch wij kunnen niet aannemen dat de twee aspecten liefde en haat direct van het Absolute uitgaan; — hier heeft reeds eene breking door een ,,prisma plaats gehad, zij het dan ook het hoogste prisma der Cheru'bim. Zoolang de „Universeele Geest" zich niet openbaart, is haat onbestaanbaar, — we kunnen dan slechts van ..latente Liefde spreken. Bij de eerste openbaring in de stof is echter direct de „Haat" daar, zooals direct ook de schaduw het materieele licht vergezelt. Ik vond eene duidelijkere en meer volledige lijst in Rawson's „Life Lnderstood ' en geef die hierbij weer. De getallenwaarde komt overeen met die van Expectans, met eene uitzondering, die in de_ noot vermeld is. De letterwaarde van het Sanskritalphabet is mij niet bekend en de aanduidingen van „Expectans" zijn in deze ontoereikend. Letter. 1 Hebr. Arab. j Grieksch Getal. i i a als in „Ar" Aleph Alif Alpha 1 b, bh Beth Ba Beta 2 j, ch of zachte G, Gh . . . Gimel Jeem Gamma 3 d, dh of th, als in „the" . . Daleth Dal Delta 4 e of h aspiré aan 't begin van een woord He Ha Epsilon 5 v, V of W aan 't eind van een woord, lange O of v Vau Waw Episemon 6 Zain Zine Zeta 7 h of ch Heth Ha Eta 8 tt Teth i Ta Theta 9 i j y en e in „the" in 't midden of uitgespr. aan 't eind Yod Ya Iota 10 k, kh, c of g (hard) of q . . Kaph Kaf Kappa 20 ] Lamed Lam Lambda 30 Mem Meem Mu 40 Nun Noon | Nu 50 s of zachte c Samekh Seen Xi 60 o ngh (keelklank) Ayin Aine Omicron 70 f of v (aan 't begin) of lettergreep p of ph Pe Fa Pi 80 ss of tz Tzaddi ! Sad | Kappa 90 q, qh Quaph Kaf Rho 100 110 r, rh Resch Ra Sigma 220,200 sh, s Shin Sheen Tau 300 2) t Tau Ta Upsilon 400 th (als in „thing") 405 LETTERS AAN 'T EINDE. k Kaph Sa Phi 500 m ... . Mem Kha Chi 600 „ ^ Nun Zal Psi 700 p Pe Dad Omega 800 tz Tzaddi Za Sanpi 900 Gestipp. Ghine Alpha 1000 Aleph geworpen 1) Genomen uit Life Understood, by F. L. Razvson. 2) Volgens Expectans. de symboliek in den bijbel. wd^eftL^tet;Xe;/K;ednaa7lk/eb0heekt Tt volkeren &Syah°°' ™°r evenaar dC Ess,eniers is de Heilige Schrift. en ztl ■ n,>mrS°ï' ,?a,^,enS?steld uit lichaam en ziel, Uit de stoffelijke letter en uit den inwonenden geest". p. Brunn Het is met een gevoel van schroom, dat ik iets over een onderwerp ga zeggen, waarover reeds door alle eeuwen heen ,"1Z,en n fn duizenden boekdeelen zijn gevuld, door menschen die het onderwerp oneindig beter beheerschten dan ik die van i'Sir f™* da»bewi™ weet van dit wonderschoone complex van geschriften die in ■tod,,ZU,k vormen och het kan ook zijn, dat juist daarom mijn oordeel onbe Tsm\zt;ars'" t z!jn' ~ begint met alles voor waar te «kennen en dan naar argumenten gaat zoeken om die „waar! he 1 Jhrït F™1'* u ïeW1JSt in d6n regd de waarheid in de altidi[ °\'J6 ke'llge schrift zelf en deze methode is mij altijd merkwaardig onlogisch voorgekomen Het schermen met bijbeltexten, is m.i. zoo geheel en al nutteloos, omdat men met denzelfden text veelal tegengestelde standpunten kan verdedigen. „Shakespeare" laat dan ook in *vniSr ïs'x^Bassano ie^n: -tik |n, fa Ïr crU d ,na"r ,1'"eeen -n ffvóeS" v vroegste tijden tot nu, daarover geschreven hebben. Eene uitstekende bibliotheek was ter mijner beschik king en ik begon het pro en contra vlijtig bijeen ie zoeken om tv ^ VeCH gemakk^hiker dan het oppervlakkig schijnt en wel om twee redenen. De meeste schrijvers over dit onderwern concentreeren veelal den hoofdinhoud hunner, soms wanhopig lange uiteenzettingen, in een paar korte hoofdstukken, die men gewoonlijk aan 't slot vindt of ten deele ook in de inleiding en verder hebben velen natuurlijk dezelfde gedachte gehad als ik en ze compileerden in telegramstijl de opinies van hen, wier geschriften onder hun oogen kwamen. En ziet, — wat ik voorgelicht door anderen natuurlijk, — mij over dit onderwerp zoo in den loop der jaren bij elkaar gedacht had, vond ik bij vele critici bevestigd en, — wat voor mij van meer belang was — klaar toegelicht, niet in afbrekenden, doch door bijna allen in opbouwenden zin. ■ Ik heb de studie van de verschillende standpunten der critie , die wii zwart en wit willen noemen, zoolang voortgezet, totda. ik niet anders kon dan alles wit te zien - van mijn persoonlijk standpunt en daarmee viel — voor mij —de orthodox clericale uiteenzetting die ik, het zij terloops opgemerkt, gaarne had willen aannemen. Van tegeningenomenheid m die nchtmg was dus °-een sprake; — slechts de onverbiddelijke logica der daartegen gerichte bewijsgronden gaf den doorslag. Hierdoor verloor X MM voor mij niet zijn waarde, axrnl. oen ,„„seh,«n °«»ii zal zijn te gelooven, integendeel - In, slees zeer ,« STS Hij werd voor mij een gebied waarin ,k, - m.het™ zoo omsladhtig en kostbaar is geworden, — nog memgen ontdekkingstocht hoopt te maken. Hij werd tot eene verheven melodie waarin 'het leven van den Cosrnos en d^ Micrc^osmos zich ontvouwt in eeuwig zijn en met zijn. Geen doode letter de Bijbel, doch eene wonderwereld van symbolen, die t spreken — al naar onzen aanleg en geaardheid. En op deze w j Jezien wordt hij eene leidraad tot beter verstaan en waardeeren der andere religies, - die op precies dezelfde grondwaarheden rusten, zooals ik zal trachten te bewijzen. Als men de oude Indische, Chineesche, Egyptische en andere oude geschriften, die eeuwen voor 't begin onzer jaartelling «•eschreven zijn leest, dan moet de overtuiging wort^el^att€n' da* tve in den Bijbel geen oorspronkelijk geschrift hebben, doch dat -het de oude, oude Zonnemythe is, — op eene andere wijze verteld. En als men van dit gezichtspunt den Bijbel bestudeer dan zal men eerst recht de schoonheid en de onpeübarediepte ervan beginnen te begrijpen. Men kan hem als het ware „microscopisch" beschouwen, — als de Natuur — en er: steeds weer nieuwe „werelden" van occulte wijsheid in ontdekken. □ Het visioen van Johannes b.v. is blijkbaar rustend op het le hoofdstuk van Ezechiel, waar hetzelfde gezien wordt en Ezechiel ontving waarschijnlijk zijne inspiratie uit Assyrie, waar de zinnebeeldige, gevleugelde Stier, Leeuw, Ram en' Adelaar in steen gehouwen werden. De Bijbel is symbolisch te nemen, hoewel de symboliek hier in een historisch gewaad is gestoken, de geschiedenis van het volk Israels — toen het hoogst geëvolueerde volk. Cosmische krachten treden er in op als handelende personen, wier namen — als men ze weet te ontcijferen, — ons nieuw licht doen opgaan omtrent hunne oorspronkelijke bedoeling. Doch ook het geschiedkundig verhaal heeft groote waarde voor ons, omdat de geschiedenis der 12 stammen Israel's zich herhaalt in de volkeren van den tegenwoordigen tijd. 1'Histoire se repète! Alen heeft uit het feit, dat aan de Christelijke religie dezelfde oeroude mythe ten gronde ligt, wel eens de valsche conclusie getrokken, dat Christus Jezus nooit geleefd heeft. Ik ben geneigd de omgekeerde conclusie te trekken, n.1. deze: omdat de rm the daar is, moet Hij geleefd hebben. De mythe is eene voorstelling in beeld van eene Cosimische gebeurtenis en elk voorval in de hoogere gebieden — moet per sé neerkomen in het stoffelijk gebied en zich daar uiten. Het spreekt van zelf dat men, om onbevooroordeeld over den Bijbel en de religies die erop gebaseerd zijn, te kunnen oordeelen, men eene vergelijkende studie dient te maken van andere religies en van de schriften waarop deze steunen. Dit neemt meer tijd, doch het loont de moeite. Men ontdekt namelijk alras, dat de leer van .het Oude- zoowel als die van het Nieuwe Testament volstrekt niet eenig en oorspronkelijk is, doch dat men ze in grondtrekken terugvindt in alle hoofdreligies, die vóór het joodsche en christelijke geloof bestonden. Gecopieerd dus? zal men allicht veronderstellen. Ten deele overgenomen, — ongetwijfeld, doch in hoofdzaak blijkbaar uit dezelfde bron van inspiratie stammend. Juist om de laatstgenoemde reden en omdat dezelfde grondwaarheden ^ an alle groote religies het skelet vormen, begint men de schoonheid en innerlijke diepte der heil. schrift beter in te zien, zonder echter tevens te willen ontkennen, dat terwille der Kerk en dei priesterlijke macht zeer, zeer vele vervalschingen hebben plaats gehad. Dat in de vroegste tijden de priesters daarvoor volstrekt met terugdeinsden, kan gemakkelijk aangetoond worden. Bovendien geeft de onderlinge verdeeldheid en zelfs □ vijandschap die onder de vele christelijke sekten heerscht, hoewel allen „Gods Woord" als basis hebben, ons niet zoo veel vertrouwen in het gros harer vertegenwoordigers, dat we blindelings kunnen gelooven in wat zij de eenige ware uitlegging der Schrift noemen. Trouwens de voorspelling in de Openbaring van Johannes aangaande het lot der zeven kerken, — als symbolen van de tegenwoordige hoofdrichtingen beschouwd — laat aan duidelijkheid niets te wenschen over; de steden waar deze 7 kerken vroeger stonden zijn voor het meerendeel van den aardbodem weggevaagd, of ze vertoonen ons slechts de puinhoopen van vroegere glorie. De enkele die nog stand gehouden hebben, leggen in haar streven blijkbaar meer gewicht op de ontwikkeling van de wereldlijke macht, dan op de strikte navolging van Ohristus' leer en dit is een zeker teeken van verval, zoowel in de kerik als in mensdh en staat; want het is ontaarding. In plaats van één ding hebben we er twee, — de kerk en de religie — en daardoor zijn theorie en practijk geheel verschillende dingen geworden. De groote vraag is of de enkele mensch vrij mag zijn, den Bijbel naar zijne eigen opvatting te duiden of niet. Reeds in de vroegste tijden hebben zich stroomingen van de oorspronkelijke dogmatische kerk, — de Roomsch-Katholieke en Grieksch-Katholieke kerk — die geene gedachten-vrijheid in deze toelaat — afgescheiden, b.v. de Gnostikers en in lateren tijd eene strooming die wij onder den naam der Hervorming kunnen samenvatten. Het resultaat door deze stroomingen verkregen, laat ons niet in twijfel welke voor de macht en den invloed der kerk de beste is, de dogmatische of de vrije. Het is ongetwijfeld de dogmatische; want we zien de R. Kath. kerk schijnbaar in hare \ olie kracht en de Protestantsche versplitterd in talrijke sekten zonder samenhang en macht. Natuurlijk is hiervoor nog eene andere reden op te geven; de Prot. kerk heeft uit hare tempels al het aantrekkelijk-emotioneele verwijderd en ze is daardoor in de oogen van velen koud en zielloos geworden; men heeft, zeggen sommige pessimisten, het kind tegelijk met het badwater uitgeworpen! Inderdaad, eene religie moet emotioneel zijn, zal ze het hart der menschen vinden. Hoevele protestanten ken ik niet die zelden of nooit hunne kerk bezoeken, doch gaarne een oogenblik in rustige meditatie neerzitten in de heerlijke stemming der R. Kath kerken; want hier vinden ze de grondbeginselen waarop alle religies rusten, in, tot de ziel van ieder gevoelig mensch sprekende, symbolen uitgedrukt. Hij die met dezf SS^'bekend is, zal zich tóch kunnin laven aan de heerlijke rust en vrede, die van elke plaats uitgaat waar dagelijks eene devote menigte hare gebeden verricht, - óm van de rest met te spreken. De Engelsche kerk, die zich ook Katholiek (d. i. algemeen of universeel) noemt, al staat ze ver af van de RoómfchTath kerk heeft een groot deel der symboliek, in hare kerken zoowel f ln hfrt ntueel- bewaard en dat was zeer zeker eene gelukkige gedachte van hare stichters; haar ritueel spreekt tot het tZTrtrk dfe h mate dan dat van hare oudere trekt geen,i zusteriijke e">nd- -veïchen T, kan „iet anders dan \enschen, dat ook zijn eeredienst voor den Allerhoogste in een vorm gegoten is, die tot zijne stoffelijke zinnen spreekt en als zijne kerk hem die niet biedt, zoo zoekt hij dders bevrecli -eng wlar zeVerlangen' b'V' .occuIt-r>hilosophisohe stroomin- symboln 1S' 21J het da" °°k vee,al slech^ Daar wordt hem een tip van den sluier opgelicht en leert hij de symbolen verstaan, die in alle religie! zulk een gïoote ol spelen en hij begint de naief-materieele wijze van de kerk, ]i;" te l' "ft "rt te Ie&gen, voor zich persoonlijk belacheV te vinden. Hij begrijpt echter tevens, dat die wifeeTan egging voor de groote menigte, die zich nog laat denken in ake religie, van groote hulp en steun kan zijn in het leven en hun moreel vooruit kan brengen tot het punt, waar zijn gezichts kring zich verwijdt, en als hij breed en toleranfgenoeg Ï egnjpt hij dat ook zijn standpunt slechts een tijdelijk «-ezichts' Ook hij echter, indien hij begaafd is met een riik L^erarinrSs'm^chtL dikwijïs naar eene ceremonieele Wat mit H i !J 'npZ,JS 1 rotestantisme zelden vindt, «rrnnt T J d0en? Ro°msch-Katholiek worden? Den ^ ooten stap wagen, — willens en wetens zijne intuïtieve stem leo^Meer'3 ^ Tl &edachtenvl"ijheid aan banden hiK'H,, g' ?e gel°fte afI'e&g«n dat-hij door alles wat h.j tot dusverre in zake religie voor waar erkend heeft voor goed een streep haalt? Nog veel meer moet hij doen, de R. K. kerk is in deze onverbiddelijk. Hij begrijpt dat hij ten eenenmale onwaar tegenover zicnzelt zoude zijn en dat dit zich later zoude wreken als hij uit den zoeten droom ontwaakt, de zaak van de keerzijde ging bekijken en dan misschien zou ondervinden dat hij nog^ precies op hetzelfde standpunt stond als vroeger, ofschoon hij een ander etiquet draagt! Tegenover hen die den geheelen Bijbel als Goddelijke openbaring aannemen, staan stroomingen als het Rationalisme, het Volontarisme en het Modernisme (in al zijne phasen) die geene goddelijke openbaring aannemen en alles loochenen wat „bovennatuurlijk" is. Ze vergeten dan gewoonlijk, dat het bovenzinnelijke — d. i. dat wat door onze zinnen met begrepen kan worden nog volstrekt niet bovennatuurlijk behoeft te zijnlen dat de zoogenaamde „natuurwetten" feitelijk mets meer zijn dan de — door deductie en inductie gevonden betrekking tussahen de onderdeelen der vergankelijke, stoffelijke wereld, waarvan men nog sleohts betrekkelijk weinig weet. In elk geval sluit deze rein empirische en gebrekkige kennis der natuurwetten de mogelijkheid van „het wonder met uit; _ wat heden als een wonder geldt, is morgen een wetenschappelijk feit, dat onder de vaste natuurwetten valt. In het ergste creval is „het wonder" voor den natuurvorsoher een raadsel zooals trouwens ook het kiemen van een zaadkorrel, het ontluiken eener bloem, in 't kort alle levensverschijnselen raadselen zijn. De Bijbel is eene wereld van symbolen, een „planetarium van oeroude legenden, - gegoten in historiseren vorm en de kern van al die legenden is de mythe, die in oeroude tijden onder al e volkeren geleefd heeft. De mythe houdt goddelijke waarheden in zich, die door symbolen tot ons gemoed spreken en daarom is en blijft de Bijbel eene Openbaring voor.ons. De gekozen beelden zijn dikwijls zeer primitief, naar onze huidige opvatting; het is daarom, voor een goed begrijpen noodig, zich op het standpunt der wetenschap te plaatsen van den tijd, waarin boeken" geschreven zijn. . " Omdat een svmbool tot iederen mensch — naar gelang zijner ontwikkeling - eene verschillende taal spreekt en omdata^ menschen op verschillende trappen van ontwikkeling staan moet de uitlegging van den Bijbel voor ieder vrij zij . □ mensch kan slechts van zijn eigen standpunt tot de waarheid opzien, doch nooit van een ander standpunt. Hiermee is alle dogma voor hem, die zelfstandig denken kan en wil, veroordeeld. Natuurlijk wil dit volstrekt niet zeggen, dat ik hiermee alle dogmatische leerstelsels veroordeel! Alle religies, — de aan dogma gebondene zoowel als de andere — zijn noodig, zoolang ze aanhangers vinden en zijn waar — voor die aanhangers. Terloops wil ik hier even opmerken, dat er sedert eenige jaren eene Uberaal-Kath. kerk bestaat, die vooral in Amerika en Australië zich snel uitbreidt; ze paart aan de schoone symboliek der R. Kath. kerk — volkomen gedachtenvrijheid. Jezus sprak altijd in gelijkenissen, altijd in symbolen, opdat ieder xan zijn eigen standpunt hem zou kunnen verstaan. Indien hij zich in de gewone spreektaal had uitgedrukt, zoo zou hij hoogstens door enkele personen ten volle begrepen zijn. Overal in den Bijbel en langen tijd daarvóór in de oudste overleveringen, sagen en mythen, is de kern van het verhaal de komende Heiland — de geïncarneerde Godheid, die onder de menschen als mensch leeft, lijdt en zich ten slotte offert om de menschheid van het kruis der stof te bevrijden en rijp te maken voor een foooger leven. Aan het slot zal ik aantoonen, dat deze openbaring in de sterrdbeelden geschreven staat op eene wijze, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Deze frappante gelijkluidendheid, die ons overal tegemoet treedt, kan niet nalaten, zelfs op het meest sceptisch verstand een diepen indruk te maken en tot de overtuiging leiden, dat de Bijbel meer is dan een geniaal product van den gewonen menschelijken geest. Iemand die overtuigd is dat de menschelijke ziel na den dood van zijn stoflichaam voortleeft, ziet gemakkelijk in, dat eene goddelijke openbaring aangaande dit ïeven na den dood niet alleen geen ongerijmdheid, doch eene noodzakelijkheid is, daar de mensch langs verstandelijken weg onmogelijk tot deze kennis zoude gekomen zijn. De oud-testamentische openbaring aan het volk Israël1), door het kanaal der Patriarchen, Mozes en de Profeten is de voorlooper der Christus-openbaring, die in de Evangeliën vervat is. De leer der Patriarchen, — een monotheïsme met bijmengselen van het zoogenaamde heidendom der omwonende volkeren, — werd door Mozes tot een samenhangend stnL V°lk 7" he'. intf1IecJuee,le hersencentrum van 't lichaam der Menschheid, srnfitpnH l SP -er beschavmS- Syrië en Arabië, nu gedegenereerd en ïïpt 1,™ ',eent woesteI5jJ; «as eens de bakermat van intellectueele ontwikkeling. v»r l,I" T V°'k deSc"ereerde; ~ het intel,ect is slechts de voorlooper voor hoogere eigenschappen van den geest. □ geheel gemaakt, doordat hij den straffenden, bliksemenden God Jehova (Jahve) tot Israels nationale Godheid verhief, dooh het zijn feitelijk eerst de Profeten, die hun Jahve doen kennen, niet slechts als nationalen God, doch als den Schepper en den Onderhouder van het Heelal. God is naar hunne leer geen natuurkracht doch een persoonlijk God, alwetend, almachtig, de ontwikkeling der menschheid leidend en haar opheffend en verlossend na den zondenval. Ze verkondigen de komst van den Heiland, den „Wereldleeraar, Koning en Rechter". De pogingen van enkelen, o.a. Bauer, (1845), Kalthoff, Drews, Jensen, om te bewijzen dat Jezus nooit bestaan heeft en het evangelieverhaal voor eene, om verschillende redenen uitgedachte mythe voorstellen, hebben totaal schipbreuk geleden op de onloochenbare geschiedkundige bewijzen, zooals de brief van Plinius de Jongere aan Keizer Trajanus, waaruit blijkt „dat Christus bij zijne aanhangers goddelijke vereering genoot". Verder geven de vijanden van Jezus (de Joden) in den Talmud, en de getuigenis van Plavius Josephus (c.a. 95 na Chr.) die over Jezus schrijft als den „zoogenaamden Christus", ons voldoende bewijzen van zijn bestaan, in zooverre de vorm en de inhoud der Evangeliën daarvan nog geen voldoende getuigenis zouden afleggen, zonder nog te willen spreken van de bekeering van Saulus, den vervolger der Christenen en van de Christenvervolging onder Nero etc. De voorspellingen der Profeten zijn door de geboorte en het leven van Jezus bewaarheid geworden en de voorspellingen van Jezus zelf vervullen zich nog steeds tot op den huidigen dag! De Evangeliën zijn geschreven gedurende de eerste eeuw onzer jaartelling, n.1. de synoptische omstreeks 60—70 en het Evangelie van Johannes c.a. 100 j. n. Chr. en deze tijd is te kort voor het ontstaan eener bloote Christus-mythe. Het oorspronkelijke Christendom heeft als middelpunt zijner vereering — naast God den vader — ook den Christus, en kent aan den laatsten de plaats toe van den eersten. Toch zouden hiertegen enkele gezegden van Jezus zelf pleiten, o.a. dat in Joh. 14 : 28 voorkomend, 't welk luidt: „De Vader is grooter dan ik". De kerk legt dit gezegde veelal uit door aan te nemen, dat Jezus hier doelt op zijne niet alleen goddelijke, doch ook tegelijk menschelijke natuur. De Kerk neemt aan dat Jezus' kennis geheel oorspronkelijk was en dus niet aangeleerd, zooals integendeel zij aannemen, die beweren — dat Jezus zijne jeugd doorbracht 'bij de ascetische □ secte der Esseniërs en daar in de geheime leer werd ingewijd. Het zal wel moeilijk zijn, hiervoor historische bewijzen te leveren, want van Jezus' jeugd — tot op het oogenblik dat Hij als Leeraar optrad, — is zeer weinig bekend. De grootheid van Jezus karakter, zijn alomvattend weten, de groote eenvoud zijner leer en van zijn leven, zijne vlekkeloosheid en verheven zelfbewustzijn, die onder alle omstandigheden onwrikbaar dezelfde blijft, is in elk geval boven allen twijfel verbeven. Wanneer de Bijbel Gods openbaring bevat, dan moet ze, volgens de wet der analogie, evenals de Natuur en de Mensch, van twee standpunten te begrijpen zijn en komen wij dus tot twee verschillende uitleggingen, te brengen onder 2 groepen: 1. De natuurlijke uitlegging, d. i. letterlijk, volgens het woord, — de grondslag is historisch. 2. De geestelijke uitlegging, door logische redeneering, door intuïtie gerijpt, rustend op den moxeel-philosophischen en cosmischen grondslag (symbolische daarstelling). De geestelijke uitlegging valt, zooals men zal opmerken, in f minstens twee hoofdgroepen, de cosmische en de moreel-ph'ilo- 1 sophische. Deze beschouwing is zoo oud als het Christendom * zelf; de nagelaten geschriften der eerste Gnostikers bewiizen het. J Maimonides b.v. verklaart dat men de propheten slechts kan begrijpen, als men zich verdiept in de parabolische, metaphonsche en enigmatische beteekenis der Schrift. Origcmes leert eene drievoudige beteekenis der Heil. Schrift. . eene letterlijke (het lichaam), 2. eene moreele (de ziel) en 3. eene mystieke (de geest). Ook de Esseniers namen eene drievoudige verklaring van den Bijbel aan, n.1. die van 't lichaam en die der ziel, — tvelke laatste weer verdeeld werd in twee methoden, die van de ziel en die van den geest. Hierop berustte de verdeeling hunner broederschap in drie orden, de Neophyten, de Broeders en de Meesters. Deze broederschap stond in Jezus' tijd in hoog aanzien door de reinheid, waarheidliefde en naastenliefde harer er en en het is zeer waarschijnlijk, dat Jezus te midden dezer broederschap jaren geleefd heeft. Ik laat hier eene korte aanhaling uit een Fransch werk volgen. In „1 Histoire du Christianisme" *) lezen wij aangaande de h-sseniers o.a.: *) Fleury. L'histoire du Christianisme. Tome I, pag. 15 Symbolen en Mythen in Religie. 11 De tous les Juifs, cetaient ccux qui avaient le plus de réputation pour la vertu. Ils fuyaient les grandes villes et habitaient dans les bourgades; ltur occupation était le labourage et les métiers innocents, mais ils ne s'appliquaient ni au trafic ni a la navigation Ils _n avaient point d'esclaves, mais ils se servaient les uns les autres. Ils meprisaient les richesses, n'amassant ni or ni argent, et ne possedaient pas metne de grandes pièoes de terre, se contentant du nécessaire pour la vie.. Ils vivaient en oommun, mangeant ensemble et prenant _ a un meme vestiaire leurs habits qui étaient blancs. Plusieurs logeaient sousi un même toit L'hospitalité était grande entre eux, et ils vivaient fami- lièrement ensemble, sans s'être jamais vus. Ils metta.ent en commun tout ce qui produisait leur travail et prenaient grand som des malades. La plupart des Esséniens renongaient au manage, et vivaient e continence, craignant 1'infidélité des fcmmes, et les divisions qu elles causent dans les families. Ils élevaient les enfants dautresjes Pren¥* dès lage le plus tendre ils avaient un grand respect pour les vieillards et gardaient une grande modestie; ils retenaient leur cole , ne mentaient ni ne juraient point, excepte le serment qu ilsen entrant dans 1'ordre.... Ils étaient trés sobres et vivaient la plupart jusqu'a cent ans. Inderdaad, de leer der Esseniers komt geheel en al overeen met Jezus' leer. Het moge vreemd schijnen dat de Bijbel in het geheel geen gewag maakt van de Esseniers, doch dit is in werkelijkheid zeer natuurlijk, als men in aanmerking neemt dat de Phariseeërs hunne groote vijanden waren en dat bovendien de geheimen der Orde strikt bewaard werden. Men weet van Jezus leven tussahen het 13e en 30e jaar — mets. N. Notowitch, in Thibet reizend, kreeg daar inzage van een oud manuscript waarin verklaard werd, dat Jezus die periode van zijn teven sleet in noordelijk Indië. Zie ook p. 171. . , , , , Plinius (23—79 A. D.) noemt de Essenische broederschap het wonder der wereld". Ook Philos en Josephus schrijven met de grootste waardeering over deze reine broederschap, in wier orde niemand werd opgenomen dan na een langen en strengen proeftijd. Door kennis te nemen van het leven, de leer en de gebruiken der Esseniers, teert men veel van het evangelieverhaal begrijpen, wat anders onverstaanbaar zoude zijn Feitelijk bestaat er voor alles eene zevenvoudige sleutel, doel slechts drie van de zeven oplossingen zijn toegankelijk voor den mensch op zijn tegenwoordig standpunt , , Wij zulten onder 't chap. Bijbeluitlegging verschillende voorbeelden uit het Oude en Nieuwe Testament nemen en die beschouwen van de drie standpunten, in de beide groepen VeOm den Bijbel te begrijpen moeten wij ons dus afwisselend op deze standpunten plaatsen; want deze beide gezichtspunten O moeten er bewust of onbewust door de geïnspireerde schrijvers zijn ingelegd. Door analogie moeten wij van de natuurlijke daarstellingƒ trachten op te klimmen tot de innerlijke en de Cosmische meening, zooals wij uit den bouw van het menscihelijke lichaam kunnen besluiten tot de eigenschappen der ziel, die daarin woont Wij moeten daarbij steeds in het oog houden dat de schrijvers menschen van hunnen tijd en hunne begrippen aangaande Astronomie, Cosmologie en de krachten der Natuur niet de onze waren. Hun kalender was een maan-kalender, gebaseerd op de vier maanphasen en hierop rusten ook hunne voorspellingen zooals vooral Schiaparelli duidelijk heeft aangetoond. \ erder moet de onderzoeker bekend zijn met de gebruiken 'T , volkeren die het volk Israëls beïnvloed hebben enz. enz. In t kort, hij moet zich op de hoogte stellen van de zeden gewoonten en ceremoniën van het oude Egypte, Babylónië, Assyrie, Chaldea, want de bronnen van het oude Testament liggen daar; verder moet hij een diepen blik geslagen hebben in de occulte wetenschappen, waaronder vooral de Kabbalistiek en de Astrologie en in wat al niet meer! Daarom zullen er wel zeer weinige „competente" bijbeluitleggers te vinden zijn en men begrijpt de voorschriften der R. K. Kerk, waar elke persoonlijke uitlegging der Schrift verboden is. ' We kunnen dikwijls de beeldspraak in den Bijbel begrijpen als wij een woord toetsen aan de dagelijksche beteekenis, b.v. in de uitdrukking: „eene stroom van levend water". Water verkwikt het lichaam, lescht den dorst en reinigt het lichaam van buiten. \\ at het water voor het lichaam is, is de natuurlijke waarheid voor de menschelijke gedachte, n.1. ze stilt zijn geestelijken dorst. Het bloed doet inwendig wat het water uitwendig* doet; het iheeft dvie functies; le door opneming van voedsel en uitscheiding der verbruikte stoffen reinigt het het lichaam; \eroruikte t' in de l01^en reini^ het zichzelf; 3e. het houdt het lichaam in stand met zijn gereinigd zelf ,1"e" Z™ i,S dUS '4 U°ed 'het s-vmb°o1 'der geestelijke waarheid het reinigt den menschelijken geest (in de geestelijke jÓ!,M4 °'4 etcj (VerBdijk b'V' -'eS- * '* Zoo is het vuur het symbool der goddelijke liefde (Math. 3, 11). ») Zie Child. The Bible, its rational principle of interpretation. Ook wordt vuur gebruikt in zijn geperverteerde beteekenis als „verbrandend". Onder Kerk wordt altijd verstaan: God, zooals Hij door den mensch gedacht wordt *). Diernamen worden veelal gebruikt om menschelijke eigenschappen uit te drukken, b.v. de „wolf ' en het ,,-lam in Jes. 11, 6. Zoo heeft ook elk land, in den Bijbel genoemd, zijn beteekenis, naar gelang de ontwikkeling van dit land b.v.: Egypte is het symbool van den wetenschappelijken geest. Assyrië is het symbool van de zedekunst. Babylonië is het symbool van den geperverteerden wil, hoofdzakelijk gericht in de kanalen der emotie en der eigenliefde. Israël';) is het geestelijke principe in den mensch. (Zie Jes. 19, 23). In Israël zijn de drie krachten van den geest, door drie landen vertegenwoordigd, (wetenschap, redeneerkunst en geestelijkheid) tot eene eenheid vereenigd1). Geen symbool wordt in den Bijbel zoowel als in de oudere mythologiën zoo veel gebruikt als ,,de tak , „de boom , „de aar". De boom heeft velerlei beteekenis, doch in t algemeen stelt hij voor het verborgen sap dat opstijgt en de takjes en bladeren voedt. Zoo is ook „de tak" het zinnebeeld van den \ erlosser die het „nieuwe Leven", de wedergeboorte, — de inwijding — brengt. Een afgesneden tak duidt op den lichamelijken dood en de knop die aan het uiteinde van den stomp zich ontwikkelt, is het leven in hoogere sferen. Het kan doeilen zoowel op de wedergeboorte van den Cosmos, een volk als van een persoon. De getallen 7 en 12 duiden bijna altijd op den Cosiniscben achtergrond, ze spelen in alle mythologiën eene zeer groote rol; men vindt in vele werken bladzijden gevuld met voorbeelden, zoodat het onnoodig is ze hier aan te halen. Men sla slechts een bijbelconcordans op over deze getallen, of men vergelijke bv. den R. K. Cathechismus. Dat alle namen in den Bijbel en in alle mythologiën eene symbolische beteekenis hebben, wordt thans vrijwel algemeen aangenomen en 't valt niet moeilijk dit te bewijzen. Elke naam, elk getal heeft hare Cosmische beteekenis; ik laat hier nog enkele ■voorbeelden volgen. Ook de getallen 1 en 4 spelen in den Cosmos en daardoor ook in de mythen eene groote rol en het is gemakkelijk te begrijpen waarom 1 en 4 de getallen der Zon zijn ('t mannelijk principe ~~I) Zie Child. The Bible, its rational principle of interpretation. □ in de Natuur en de 7 en de 2 de getallen der Maan ('t vrouwelijk beginsel), terwijl 12 het getal der oerkrachten is, die van de bodheid emaneeren en tevens dat der 12 weerstanden die met die 1_ krachten in evenwicht moeten komen om vorm te doen ontstaan. De 1 is de Universeele Eenheid, die zichzelf in de schepping tegenoverstelt en de 2 is de maan die zich losmaakt van den nevel-zon. Deze: 1 en 2 (pos. en neg.) zijn vereenigd tot één in de neutrale 3, die in de 4 — door hereeniging met het oorspr. zonnegetal 1 tot de eerste stoffelijke openbaring (4) der Zon I)e 4 1S dus een€ nieuwe eenheid en evenzoo de 7, de / ,de1113 enz- Ze Z1)n afwisselend de geestelijke en de stoffelijke uitdrukking, zooals de 1 de geestelijke zon (noumenon) en 4 de stotlelijke zon (phenomenon) symboliseert. (1 en 4 zijn de beide astrologisdhe waarden voor de zon). Ook waar in de mythen van lichaamsdeelen sprake is, moeten \mj in het oog houden, dat ieder deel van een ledemaat eene bepaalde geestelijke functie kan symboliseeren. Een voorbeeld T *1 I ril 4* ^ U . UIL upnciucren: Het hoofd voedt de ziel De borst — het leven De buik — het lichaam Een lboom heeft: wortel, takken, (bloesems. Een arm heeft: bovenarm, onderarm, hand. Een been heeft: dij, schenkel, voet. Volgens het voorbeeld van de 3 deelen van het lichaam is dus- De bloesem 't symbool der ziel, de tak dat van het leven en de wortel dat van het lichaam, en Hand en voet zijn wederom 't symbool der ziel, schenkel en onderarm van het leven en bovenarm en dij van het lichaam Uok op de onderdeelen van onderdeelen is dit van toepassing. AOO hadden de oude wijsgeeren allerlei middelen om op \ erborgen wijze waarheden neer te schrijven, die niet voor het gewone publiek bestemd waren. De symbolische meening is dus schier altijd eene dubbele, n.l. beteeLnl ^^"P^g^che staat veelal eene cosmische eteekems, die hier en daar zoo duidelijk is geïndiceerd dat wijfel onmogelijk is. De handelende personen stellen daar tevens osmische krachten daar. Zoo is b.v. de Vader het elementaire leven en bewustzijn der wereld — de Eenheid —; de Zoon is de ziel der wereld — het leven en bewustzijn der Veelheid —• de Heil. Geest is het Cosmische denken en voelen, dat van beiden de 3 deelen van het lichaam. uitgaat. Maria is de vruchtbare, altijd barende Natuur (ook de Aarde en de materie die de Menschheid baart.) De Menschheid in haar geheel wordt door den Christus vertegenwoordigd en zijn leven is tevens het leven van den enkelen mensch van zijne geboorte tot zijn lichamelijken dood. Christus, in de symbolische beteekenis van de Zon genomen, repr. altijd de — voor het noordelijk halfrond — in Capricornus weder in kracht toenemende Zon, en wel de voor het stoffelijk oog onzichtbare, daarachter staande geestelijke Zon. Ze omvat ons geheele planetenstelsel en doordringt het met geestelijk leven, zooals de stoffelijke, zichtbare zon van de — organische, stoffelijke wereld de bron des levens is. Johannes de Dooper, Jezus voorganger en wegbereider, werd juist 6 maanden vroeger geboren als Jezus, n.1. toen de zon in den eersten graad van Cancer stond, waar ze weer in kracht begint af te nemen. „Hij zal toenemen en ik zal afnemen", zegt Johannes. Daarom symboliseert Johannes de Dooper de Involutie. De Elementaire Rijken, die door den zich involueerenden Goddel ijken Geest gevormd werden voordat de dichte stof ontstond, worden in den Bijbel door Joseph daargesteld, de grove stof zelf is Maria. Van Joseph wordt weinig gezegd, omdat de Elementaire Rijken gepasseerd waren toen Jezus' stoffelijk lichaam gevormd was. Alleen in de eerste jeugd van Jezus speelt Joseph eene rol (evenzoo in den wordenden Cosmos). H ij is timmerman; want hij is de bouwer van het Heelal en Jezus de Evolutie. De Christus moest, alvorens zijn werk als Godmensch aan te vangen, door Johannes gedoopt worden; want Hij had niet de mensch-inwikkeling (de Involutie) doorge' ) maakt en Hij moest ze doormaken, — wilde Hij Mensch onder - de mensahen zijn. De doop is dus hier de onderdompeling in ^ de elementaire rijken, die de mensch in zijne inwikkeling gedurende de involutie doorschreed. Maria wordt veelal daargesteld met eene maansikkel onder hare voeten en 12 sterren boven haar hoofd. Ook hier spreekt de Cosmische meening zeer duidelijk; immers de Aarde (Maria) was vroeger met de Maan vereeraigd en de laatst heeft, ook na hare afscheiding, een grooten invloed op hare tweelingzuster behouden, — hoofdzakelijk in alles wat met bevruchting en geboorte verband houdt. De twaalf sterren boven haar hoofd zijn de 12 weerstanden, die uit de 12 sectoren des hemels, met de 12 Zodiacale teekens der ecliptica als middelpunt — op de Aarde inwerken en daar, gezamenlijk met de uitstroomende Logoïsche kracht alles, op den impuls der Maan, in vorm □ hullen. Zoo opgevat, kan men de onbevlekte ontvangenis (der menschheid) door de Moedermaagd, in den tijd toen de Aarde nog een oernevel was, begrijpen. Maria stelt ook de menschelijike ziel voor. De Aarde verdichtte zich, de beperking, door den stoffelijken ! vorm, werd sterker en sterker, — de menschheid werd op het kruis der stof geklonken, — de goddelijke wereld der oorzaken (de causale wereld) verdwijnt achter den dikken sluier, het ,,1 aradijs ' sluit zich voor haar. Steeds dieper daalt de mensch in de stof, totdat de Christus. ..Gods 7.nnn H 1 + rrnrlrluliilrrt I beeld van den volmaakten mensch, — het Architype van den . mensch — in een menschenlichaam geboren wordt om aan Adam, (het ontaarde oerbeeld) den weg te wijzen, waarlangs het zich \an het stofkruis kan bevrijden. De menschheid zelf kan er zich met aan ontworstelen, ze kan dit slechts door de hulp van Hem die haar tot voorbeeld gesteld is. Zoo is de Christus in engcren sin de volmaakte vertegenwoordiger en Leeraar der menschheid en m ruimeren sin is Hij God zelf die van de Eenheid (den Vader) zich in de veelheid der openbaring manifesteert, als de Ctel der Wereld en dus de oorsprong der menschelijke ziel met hare drie hoofdeigenschappen: Wil, Wijsheid, Liefde. Hij is een met den \ ader, zooals ziel en lichaam één zijn. Daar zijn zoo oneindig vele dingen in de Schrift, die opheldering verdienen, dat men nooit verder komt dan het begin. In t kort dan nog enkele woorden over verschillende punten: Het Paaschfeest, eigenlijk de voortzetting van 't Paschafeest der Joden, een feest dat we bij schier alle oude volkeren terugvinden en dat berust op de Zon, die, den Equator passeerend, — weer Noorder-declinatie krijgt, is feitelijk een feest der Lente, die alles weer met groen en bloemen tooit In t duitsch Ostem genaamd, van de oud-germaansche godin üstara afgeleid, t Is het nieuwe Leven dat ontwaakt, gesvmbo- l hseerd in het paaschei. De vastentijd, de tijd van rouw gaat vooraf, Christus, 't sym- ' van alle Ieven' is nog in het graf, — de Natuur is nog met ontwaakt, — de zon verschijnt pas weer voor de Natuur Aan t IN. halfrond, als ze de Linie gepasseerd is. Dan jubelt alles van vreugde, zoo zelfs, dat het ontaardt in de zoogenaamde risus paschahs, — in carnaval-lawaai. Vreugdevuren branden op de bergen en zelfs de zon is blij en maakt „drie vreugdesprongen', zegt men! De Verheerlijking van Jezus (zie pag. 187) heeft plaats op t tijdstip dat de Zon, in de eerste graden der Kreeft, het hoogst □ staat en 't meeste licht geeft, ('t Schitteren van Jezus' (Q) kleeden). Maria-Hemelvaart is in de laatste helft van Augustus, n.1. dan komt de Zon in de Maagd. In de weegschaal wordt Jezus gewogen en te licht bevonden tegenover Barrabas, hij moet den Kruisweg betreden. De voet van 't Kruis staat in de Weegschaal, — natuurlijk; want rechts en links staan de Maagd (de spijsvertering) en de Schorpioen (de geslachtsorganen). Zonder deze twee ware er geen Kruis. De top van 't Kruis is in den Ram, het Christussymbool en de beide armen wijzen in de richting van de twee „dieven" de Kreeft en de Steenbok, — in de een wordt van den nacht „afgenomen", in 'de ander van den dag. In 't begin van de Kreeft (in de 2 ezels) heeft ook Jezus' intocht in Jerusalem (op een ezel) plaats. De voorstelling der vier Evangelisten in onze kerken als de vier vaste Zodiacale Teekens Leeuw, Stier, Waterman, Adelaar (Schorpioen), de Monstrans imet de hostie, als Zon daargesteld, de hostie, die door een halvemaantje (lunella) vastgehouden wordt (Moeder en Zoon) en duizend andere dingen, waarover reeds zooveel en door zoovelen geschreven is, duiden alle op den Cosmischen grond van het Christusverhaal. Overal is die Cosmische grond aan te toonen, b.v. de vier wachters van de vier windstreken Gabriel, Michael, Uriel en Raphael zijn de 4 sterren der eerste grootte: Arctur, Fomalhout, Procyon en Atair. De twaalf zonen van Abraham typeeren de twaalf Zodiac. teekens, evenals de 12 steenen op de borstplaat des hoogepriesters, de Urim en de Thummim, verbonden door den gesp met 5 steenen, — Mercurius — den „boodschapper der goden". Van de 12 Zonen Jacobs is Joseph het hoogst ontw. type. Hij droomt dat de Zon, de Maan en de sterren zich voor hem neerbuigen en Jaoob vraagt hem geërgerd: „Zullen dan ik en uw «moeder en uwe broeders zich voor u buigen"? Duidelijk wordt hier dus door vader Jacob te kennen gegeven, dat hij de Zon, Rachel de Maan en dat hunne 12 kinderen de 12 Zodiac. teekens voorstellen. Daar zijn tal van andere plaatsen — ik zal er hier en daar nog verschillende aanhalen — waar de Cosmische ondergrond zoo klaar tot ons spreekt, dat we ons daarin niet kunnen vergissen. Doch hiermee moeten wij ons niet tevreden stellen, want deze beschouwing alleen zou ons al zeer weinig van nut zijn; eene verdere ontwikkeling van het onderwerp kan ons een idee geven, welk een rijkdom van gedachte in -deze symbolen verborgen is. Evenmin als de cel van het menschelijk lichaam zich een idee y an den mensch kan vormen, zoo min kan de mensch zich een jinst begrip van het wezen en werken der Godheid maken De vergelijking: de cel verhoudt zich tot het menschelijk lichaam als de mensch tot God, is wel is waar niet geheel juist; want de mensch beschikt over eigenschappen, als deductie, combinatie en analogie, en het zal hem dus langs anderen weg misschien mogelijk zijn tot een begrip te komen, dat niet geheel van waarheid ontbloot is Door b.v. een parallel te trekken tusschen den mensch en God komen wij tot de volgende conclusie: e 1,TI?in®ch drfagt Z0TS dat de cellen van zijn lichaam voortdurend het noodige ontvangen ter instandhouding; het is de hoofdopgave van den mensch, zijn lichaam, ziel en geest onafgebroken van voedsel te voorzien opdat het geheele organisme goed functionneert. Op dezelfde wijze is God de geest ziel en l.chaan, van te Heelal, (retp. plateeteeM) waa™ d° zonnestelsels (resp. de planeten) als organen en de wezens (resp. de menschen) als cellen gedacht kunnen worden. De cellen" zijn hier echter onafhankelijker van het geheel dan die van t menschelijk lichaam, ze bezitten den zoogenaamden „vrijen V waardoor het hen mogelijk is, zich vrij en onafhankelijk te denken van het Geheel. Ik zeg denken, want in werkelijkheid kan de mensch zich geen oogenblik losmaken van het Geheel 15 j-geV° g ?ezer &edachte? Dat de goddelijke stroom es levens, die voortdurend moet vloeien om de „cel" goed te doen functionneeren, onregelmatig wordt, nu en dan stokt; de Co.mische gedachte die zijn geest bevruchtte, houdt op, de helpende, opbeurende gevoelsemoties, die zijn wereld der gevoelens voeden en in stand houden, worden traag en vaa- — ontevredene.d en een gevoel van verlatenheid zijn het onvermijdelijke gevolg; het materieele dat, - uit de gedachte- en zielewereld zich verdichtend - tot dusverre rijkelijk tot hem kwam, gaat ontbreken, want waar de Bron der oorzaken opdroogt, wordt de werking nihil. Dit is de fatale uitwerking van de verkeerd gerichtte gedachte d. i. het eten van den „boom der kennis", en de oorzaak van den zoogenaamden zonden val. I-endracht1! samenwerken, — coöperatie in den hoogsten zin is noodig om tot harmonie, d. i. geluk te geraken. In de bekende woorden: „hebt God lief boven alles en uwe naasten al> u zeiven is dit zoo duidelijk uitgedrukt. □ Slechts hij kan de harmonie en het geluk vinden, die ten volle zijne eenheid met God beseft en onophoudelijk in zijne daden, gevoelens en gedachten, één met Hem tracht te zijn. Geen twijfel mag in hem opkomen, slechts absolute zekerheid en trouwe naleving der voorschriften, in zooverre zijne krachten hem dit veroorloven. Dit is feitelijk de basis van de leer van Jezus; daar waar het geloof, — d. i. het vaste vertrouwen — ontbreekt, kan Hij geen wonderen doen, doch waar het geloof sterk is, is het bloote aanraken van Zijn kleed voldoende om genezing te verwekken. Petrus wandelt op de golven totdat. . . . één oogenblik van angst of twijfel hem doet zinken. Een oprecht geloovige, — van welke richting hij ook zij — ontbreekt het aan niets, hoe arm aan stoffelijk goed hij ook zijn m0ge; — want hij weet dat zijn levensbehoeften hem zullen toevloeien als het oogenblik daar is, — hij twijfelt niet en hij „zorgt niet voor den dag van morgen". Ik heb een man gekend, — een Rus, Kololoff is zijn naam die, hoewel door den oorlog bijna van al zijne inkomsten geroofd, de gelukkigste mensch was dien men zich denken kan. Hij wist dikwijls vandaag niet of hij morgen iets te eten zou hebben; bood men hem geld aan, wat hij slechts zelden accepteerde. dan nam hij slechts zooveel als voor zijne directe levensbehoeften noodig was; want — zeide hij — als ge mij meer geeft, schenk ik het toch aan anderen, die nog minder hebben dan ik. En dat deed hij! Als hij weer eenig geld gezonden kreeg, dan was zijn eerste werk, het hem geschonkene terug te brengen. Hij stond, niettegenstaande zijne armoede, in hoog aanzien in het plaatsje waar hij tijdelijk verblijf hield; hij werd dopr de armen als heilig vereerd. Natuurlijk zagen velen in hem slechts den zonderling, den „crank". De hemel geve ons meer van zulke „cranks"! De kern van het -bijbelverhaal is de geschiedenis van de ontwikkeling des Heelals en van die der Menschheid, — daargesteld nu eens als het Joodsche volk, dan weer als Adam en leve, of ook als eene kudde schapen, lammeren, visschen etc., en het cyclisch verschijnen van den Leeraar, den Leider der Menschheid. Dezelfde kern, hoewel veel minder uitgewerkt, maar toch in dezelfde groepeering der hoofdphasen, wordt aangetroffen in tal van geschriften, — ouder dan de Bijbel in tal van mythologieën, in tal van sagen en legenden. De Bijbel is dus niet de eerste en eenigste openbaring; doch dit vermindert niet zijn waarde, — vermeerdert haar integendeel, omdat dit altijd en overal wederkeerende verhaal O op een en deselfde bron duidt, waaruit het ontstond, n.1. de scholen voor geestelijke inwijding, die, — onder hooge geestelijke leiding, — de esoterische leer bevatten. „De openbaring is zoo oud als de bewuste menschheid, — het Kind der inspiratie ontstond reeds in den nacht der tijden; men behoeft slechts zorgvuldig de heilige boeken van Iran', nc ie en Egypte te bestudeeren om te zien dat de oorspronkelijke ideeën van esoterisch onderwijs, de verborgene doch diep gewortelde basis dezer openbaringen vormen. Hier kan de onzichtbare ziel, het scheppende beginsel aller groote religies gevonden worden." 1) Jeaus,^ meenen velen, was bij de Esseniers ingewijd in de „Mysterien van ^ den Zoon des Menschen en den Zoon Gods" 71^ r!errWeliih1ij ."S !be,wust van ziJne roeping als Messias, ( de Gezalfde) als W ereld-Leeraar en hij -is de hoogst mogelijke conceptie die van den mensch denkbaar is. Hij stond tegenover bod als de vertegenwoordiger der menschheid, die hij liefhad Hij vertegenwoordigt de Alziel — de Cosmische Christus, de -e Logos en doordat Hij zijn bewustzijn heeft opgevoerd tot het Goddelijke bewustzijn is hij feitelijk de Alziel, — de Ziel der Wereld — zelf, want Hij is één met de „Ziel der wereld". aarom heeft Hij ook het leed te dragen dat de „kruisiging-" der Alziel in de veelheid van vorm, — als beperking en smart ten gevolge heeft. Hetzelfde, doch in veel geringere mate ondervindt de enkele hoogstaande, sensitieve mensch, die — naarmate van zijne eenwording met de Alziel - zijn deel van het leed der wereld er ragen heeft en daardoor den Christus zijn last helpt dragen. aar lijden is, daar wordt geleden omdat het denken, voelen en wi Hen in strijd is met de wetten die het Heelal regeeren zoowel moreele als natuurlijke; _ de laagstaande mensdh lijdt f °or flchz,elf' 'n zooverre hij boven het dier gerezen is, de hoogstaande lijdt voor anderen mee; want het evenwicht dient hersteld De menschheid is zoowel eene moreele als eene sociale eenheid ze moet het kwaad, door haar veroorzaakt, zelf delgen en als het den hoogstaanden mensch veelal het sterkst treft dan staat daartegenover zijne grootere moreele kracht en ook het Wezen van elke Om iets te kunnen begrijpen, moeten wij de dwaze vrees om zoogenaamd „pantheïstisch" te denken laten varen het is een woord dat veelal gebruikt wordt, om kinderen bang te maken als men verlegen is om gezonde argumenten. Men heeft allerlei' soorten van „Pantheïsme" ontdekt, die allerlei mooie namen dragen en door den clerus schromelijk misbruikt worden. Laten wij bever het woord in 't geheel niet verder noemen, doch □ trachten logisch te zijn, want Logica komt van Logos en heeft dus een goeden klank. Uit alles wordt ons klaar, dat de Bijbel eene geestelijke uitlegging verlangt; dit blijkt reeds duidelijk uit de 10 eerste hoofdstukken van Genesis; de geheele geschiedenis van den uittocht uit Egypte, heit verblijf in de wildernis en de apotheose waarin het beloofde land gezien wordt, is geheel bedoeld als eene allegorie van het geestelijke leven. En zoo is het met de profeties — zooals trouwens in 2 Petr. 1. 20 duidelijk genoeg gezegd wordt. Men stelle zich op het standpunt der wetenschappen van den tijd waarin de boeken geschreven werden; slechts dan kan men tot de diepere beteekenis doordringen. Het Christus-verhaal zooals het door de evangelisten tot ons gekomen is, moeten wij eveneens 'in symbolischen zin nemen. Hiermede wil niet gezegd zijn dat ik niet geloof aan Jezus den grooten ingewijde, die, ten volle bewust van wat Hem wachtte, vrijwillig de verheven taak, die Hem als Leeraar ,der menschheid was toebedeeld, op zich nam, integendeel, het Cosmisohe proces, 't welk zich in ijlere sferen afspeelde, moest noodzakelijkerwijs zijne schaduw werpen in het stoffelijke gebied■ Onze voorstelling van den Christus nu eens als de „Ziel' en dan weer als „den Geest der wereld ' l) kan slechts onzen eerbied voor den allergrootsten der menschen — voor den vertegenwoordiger der geheele menschheid verhoogen. Ik wil hier aantalen wat bissohop C. W. Leadbeater over dit punt zegt ails men hem ten laste legt: ,,Gij neemt Jezus, onzen Heiland van ons weg; gij ontkent zijne geschiedkundig 'bestaan. „Wij ontkennen dat in 't geheel niet, maar wij zeggen U, dat het Evangelieverhaal, zooals het nu geschreven is, niet is en ook nooit bedoeld was als een werkelijk verhaal van het leven van dien grooten Leeraar, den Christus. Ik veronderstel dat wij inderdaad zeer weinig weten van Zijne werkelijke levensgeschiedenis. Het sahijnt echter zeker te zijn, dat eenige gedeelten ervan zijn ingeweven in deze mythe en dat ten minste enkele van de gezegden, die in het Evangelie aan den Christus worden toegeschreven, werkelijk door Hem gesproken zijn. Maar het is even zeker, dat dit met eenige andere niet het geval is; het is duidelijk voor iemand die het onderwerp begrijpt, en iets gelezen heeft over vergelijkenden godsdienst, dat het geheele verhaal opzettelijk in dien allegorischen vorm gegoten 1) Deze voorstelling — zooals later aangetoond zal worden — verklaart sommige punten beter dan de veelal gebruikte term: „ziel der wereld . is, dat het niet de levensgeschiedenis van een mensch voorstelt, maar de geschiedenis van liederen volgeling van Christus Dit was duidelijk voor de grootsten der kerkvaders; het is alleen nieuw voor ons omdat wij een groot deel van de duisternis der Middeleeuwen erfden." Daar rijst m. i. nog eene andere vraag op en wel deze: Wordt de mensch er gelukkiger door, als men hem van eene dwalin°overtuigt en men'hem symbolen' geeft in plaats van een — geimagineerd, schijnbaar reëel middagmaal? Dit is moeilijk te zeggen, doch ik veronderstel dat logica het altijd moet winnen \an met-logica: bovendien is geluk een zeer zeldzaam „artikel" en volgens velen, die uit ervaring spreken, — niet van deze wereld. Onder de overtalrijke namen en uitdrukkingen in symboIischen vorm, die imen in alle occulte geschriften en dus ook in den Bijbel voortdurend ontmoet,1 wil ik nu enkele van de meest gebruikelijke vermelden. Vooreerst dient opgemerkt te worden dat in de esoteriek de Drieeenheid: Vader, Zoon, Heil. Geest dikwijls moet worden gedacht als: Vader, Moeder, Zoon. Dan wordt ons de innerlijke meening veelal duidelijker, trouwens het is aldus, dat in vele mytthen de Drieëenheid daargesteld is. De Vader is dan tevens de Heil. Geest (het mannelijk eginsel) die de Moeder (het vrouwelijk beginsel) bevrucht en de neutrale Veelheid (de Zoon) uit de twee aspecten der Eenheid doet geboren worden.1) Het symbool der Drieeenheid is /\. De Vader ® vereenigd met de Moeder @ wordt tot |On. ©■ Df Zoon wordt veelal voorgesteld door het enkele -f- ot ook door een quadraat □ (de heilige vier). ij de beoordeeling der mystieke geschriften moeten wij ons ren Zoon nu eens als 2en Logos en dan weer als 3en Logos r enken, om de symboliek te kunnen verstaan. En, daar elk mysterie der hoogste sferen zijn eigen schaduw werpt op de stoffelijke aarde, geldt het symbool voor deze gebeurtenis zoowel voor den Cosmos als voor de planeet en voor den microcosmos in zijne uitgebreidste beteekenis genomen, n.1. van ïen mensch tot het atoom. Z°°, ,he.rhaf't zich het oneindige en eeuwige in bet eindiee ï rlS h f' ^aar 1S.niets kIeins of &roots voor den oneindigen 'I Geest, het atoom is voor Hem van evenveel waarde als de ') Zie Kingsland, Esoterie Christianity. □ mensch; beide zijn werelden die alles in zich bevatten, beide reflecteeren de Godheid als een spiegel. In Genesis is „de Geest" de Vader en „de diepte en de wateren" is de Moeder. „En de Geest Gods zweefde over de Wateren". In het N. Test. is het vrouwelijk princiep Maria, (Maya, Mare = zee, water). Ze wordt bevrucht door den Heil. Geest, wiens symbool vuur is en hier dus niet den 3en, doch den len Logos vertegenwoordigt. Dit is de onbevlekte ontvangenis in hare esoterische beteekenis, — later verstoffelijkt door de Kerk. Maria verschijnt, zooals wij zagen, in de mythologie onder verschillenden vorm en naam; ze reïncarneert als het ware in telkens nieuwe lichamen, vergankelijk als al het aan vorm gebondene. Zoo ontstaan en vergaan vormen van godsdienst, godsvereering om later, met hetzelfde grondidee, als basis, weder te verschijnen, — telkens en telkens weer, om te oogsten wat ze gezaaid hebben en te evolueeren tot het einddoel: — de Eenheid, — alle religies in één. Maya-Maria doet ze zoolang opnieuw geboren worden, totdat er geen Maya meer is! De uitdrukking in Genesis „in den beginne" duidt slechts op het begin van den laatsten ontwikkelingscyclus der Aarde, waarin alles van de voorafgegane cyclen herhaald wordt, evenals elk embryo in zijne eerste ontwikkeling de achter zich gelaten plant- en diervormen — van cel tot georganiseerd wezen — herhaalt. Er was nooit een begin doch altijd een eeuwig stoffelijk en onstoffelijk zijn — niet zijn, niet zijn — zijn. Ontelbare malen was onze Aarde en was ze niet, en in alle eeuwigheid zal zich dit herhalen. En „alle eeuwigheid" is het Eeuwige Nu, en ofschoon maya ons steeds weer herhaalt dat het Nu slechts een onmeetbaar oogenblik is, — als het ware „de grens tusschen licht en schaduw", — we weten dat maya liegt, al kunnen wij dan ook van ons standpunt slechts maya (d. i. zinsbegoocheling) waarnemen. ,,De val" wil zeggen: gedurende de involutie, of inhullling in de "stof, „daalt" de Zoon in de stof af en naarmate de sluier der stof dichter wordt, verdwijnt het goddelijk bewustzijn (hij hoedt de zwijnen); gedurende de evolutie „stijgt hij weer op en keert 'terug tot den Vader — Geest. God, die zich in de veelheid der openbaring zelf de stof oplegde en zich dus „offerde voor Zijne schepselen", kan slechts zichzelven van dit kruis verlossen; dit werk begint Hij na den middag van den „dag \ an Brahma en het is te middernacht voltooid. Dit is het „otter der Wereldziel voor de zonden der menschheid" voorspeld in Jes. 53. 10. Het le chap van Genesis omvat de schepping der architvpische vormen ) op het mentale gebied, waar alle gedachtena 01 men zijn. e gedachte gaat aan eiken vorm vooraf; een kunstenaar vormt zich eerst het beeld dat hij voortbrengen wil in gedachte en werkt naar dit gedachtenbeeld zijne stoffelijke copie at. J }J" ^ J6 °hap\,Vfn Genesis is & 2e Logos (hier wordt bedoeld het vrouwelijk princiep(©)^ scheppende macht, - de God uit den Bijbel, Alhim. De getallenwaarde van dezen naam is 3,1415, m.a.w. in vier decimalen nauwkeurig, het getal tt a i het vaste verhoudingsgetal van een cirkel en zijn middellijn. f. schept dus den architypischen vorm, dien wij als het negatief (vr.) van de daarop volgende positieve reprod. kunnen beschouwen Alle verhoudingen zijn in het negatief uitgedrukt. n de volgende hoofdstukken wordt vooral gehandeld over het werk van den 3en Logos den Zoon, die m. en vr. ® pos en neg. is en daarom is Zijn werk ook m. en vr. beide - dus met zooals het werk van den 2en Logos, m. en vr. in één De Zoon is dus de Scheppende Macht op de lagere gebieden der manifestatie — die Hiizelf is "tprwiii u;; 1 a i knjwn» a uie nijzcit is, terwijl Hij tevens de Adam Kadmon,— de architypische mensch — uit het 10e chap. Gen. 7ó I 1 i^wi' • 00rd' de "Eerstgeborene der Schepping" Lol. 1. 15.) die zijne pelgrimstocht „in het vleesch" begint in de 4e ronde der aardontwikkeling, — nadat in de 3e ronde zijn Archityp was gevormd. Deze mensch, gebukt onder den 4e rondeZ1JH U1S' TWt]' ~ ee" Product van het 4e ras dezer 4e ronde, de mensch moest, om te worden wat hij nu is de maken 'f ^ ï* ,mineralen-' Planten- en dierenrijk döorlaken, t welk hij doet in de eerste drie ronden Hij is om het theosophisoh uit te drukken, de Monade die ops Ïjg tot de conditie van den zelfbewusten mensch. Van deze Monade hebben alle verschillende vormen van leven en pfi ?Jn 0orsProng; van af het oeratoom schreed ze door e bestaansvormen tot den mensch, om vervolgens. . . 0p den ■ r,f s,™ xï"t d5n terus,ïes,e to" t zelfdé weder d« pol» van één en ^eltde- ~ g°ed en kwaad, — en worden weder één. ') Zie Kingsland, Esoterie Christianity. Symbolen en Mythen in Religie. Chap. I Gen, repr. dus de eerste 3 ronden, de söhepper is Alhim en het symbool voor den Mensch is 0. In Chap. II Gen. (vers 7) moet de Mensch het eerst geschapen worden, daar hij de kiemen van alle lagere wezens in zich heeft en dus uit zich in openbaring moet brengen. Alles is van Hem afhankelijk. De „Hemelsche" of Cosmische Mensch, door Alhim geschapen, wordt dus hier tot Schepper zelf; want het is klaar, dat het hoogtepunt der schepping, — (het Architype, de Christus) — nu niet anders zijn kan als schepper, — evenals slechts het positief door het negatief kan worden voortgebracht, als b.v. in de photographie. Zonder licht echter, ware dit onmogelijk en daarom wijst de Christus overal op den Vader, die Hem zijne kracht schenkt. Op dezelfde wijze als bij de menschheid, staat achter den stoffelijken mensch de Christus, die hem de kracht söhenkt, zijn kruis te dragen. De schepper in Chap. II, — die dus Christus is, — wordt daar genoemd: Jehovah-Alhim en Zijn symbool is dan ook ) 0 Alles wat leeft kan slechts door Hem zijne evolutie voltooien; want alles kwam uit Hem voort en moet tot Hem terugkeeren. De mensch (menschheid) van het le ras was een etherisch wezen, — als het ware „een geest', ,eene schaduw' — door den „Hemelschen Mensch" geworpen en rondom dit ethermodel spelen de cosmisohe krachten, die hem verder afwerken en hem ten slotte zoodanig in een harnas van stof hullen, dat hij ten eenenmale vergeet, dat hij geest is. De eerste „mensch" was hermaphrodiet, — mannel. en vrouwel. beide (m. en vr. schiep hij hem. Gen. I. 27) en kon niet anders zijn, want hij was het evenbeeld van zijn schepper Jah-ve = Ja-Heva of Jehova-Eva. Het le ras had de m. en vr. krachten in evenwicht en hoewel ook in de latere rassen beide krachten aanwezig zijn, zijn ze hier uit haar evenwicht en treedt of het m. of het vr. princiep sterker op den voorgrond; aldus — scheiding der geslachten. Bij verdere evolutie zullen ze zich weer in één persoon vereenigen. In het woord ligt trouwens de beteekenis opgesloten; Hermaphrodiet = Hermes en Aphrodite.1). In de volgende hoofdstukken van Gen. komen herhalingen voor van de voorgaande chap. en wel onder andere namen. Zoo worden de vertegenwoordigers der eerste 3 rassen aangeduid door de dubbelnamen Jah-ve, Adam-Eva, Lam-Abel (van Hebei = vrouwel.), d. z. alle namen voor dubbelgeslachtigheid. i) Zie Kingsland, Esoterie Christianity. In het 4e ras heeft die scheiding plaats gehad. Seth *) is de stamvader \an dit ras dat Enoch heet. Zooals Adam geschapen is naar het beeld van Elohim, zoo is Seth geschapen naar het beeld van Adam; dus beide, Jehovah en Enoch repr. de menschheid na de scheiding der geslachten, want na de geboorte van Enoch begonnen de menschen zichzelven „Jehovah" te noemen. Het symbool is -j- (voor beiden). De geschiedenis van de Patriarchen, na Seth en Enoch, is die van het 4e en 5e ras (het tegenwoordige). Ze begint met den zondvloed waarin een groot deel van het 4e ras (de Atlantiërs) vernietigd werd; — hun continent verdween onder de golven. Eva was geene vrouw, doch de vrouwelijke helft van het bisexueele beginsel in Adam (Jehovah-Eva); zij is het vr. beginsel van al wat leeft. Daarom moest Eva uit het lichaam van Adam geboren worden. Ook in chap. 5, Gen. wordt eerst weer de schepping van den Mensch door Alhim beschreven en wordt dus chap. 1 herhaald; dan komt Adam (de menschheid) en dan volgen de Patriarchen\ te beginnen met Seth. Ik wil hier nog aan toevoegen, dat Orpheus, als de goddelijke Leider van 'het 4e onderras, (het Celtische) van het 4e wortelras (het Arische) wordt aangezien (omstr. 20.000 j. v. Chr.). Men moet hem niet vtrwarreir met latere groote Leiders die denzelfden naam droegen en waarvan de Grieksche legenden vertellen. „Scheiding van het firmament en de wateren" (de Diepte) wil zeggen, dat het eindige uit het oneindige ontstond, zoodra de conceptie van tijd en ruimte, d. z. de aan de stof verbonden beperkingen van het bewustzijn, geboren werd. De mensch overziet niet meer het geheel, doch slechts het kleine deel dat juist onder zijn bereik ligt en dit neemt hij dan als het eenige werkelijke aan. Zoo begrenst zich de gevallen Adam — door zijne eigen schepping voor de eenige ware te houden, en wordt hij in zijn eigen schepping begraven; — want zijne schepping is geene bewuste arbeid meer. Zie onder symboliek; Simson. Om weer bewust te leeren scheppen, moet hij den microcosmos, waarover hij heer en meester is, weder opheffen tot het oorspronkelijke Goddelijke Ideaal. Hier, in zijn microcosmos, is hij Schepper, hij is heer over de keuze zijner gedachten, gevoelens en daden en dit is eene groote verantwoordelijkheid. Zie over deze verantwoordelijkheid het slot van 't Chap Conclusie". " ') Na de geboorte van Seth baart Adam (de menschheid) „zonen en dochters". □ Na ai netgeen onder Symboliek etc. reeds gezegd is over de beteekenis van uitdrukkingen en namen als symbolen, wil ik over enkele hoofdbegrippen, in het N. Test., hier nog iets meer zeggen, daar hierdoor ook meer licht wordt geworpen op de hoofdpersonen, die in andere religies als symbolen fungeeren. Een van deze begrippen is de „Verheerlijking" van Jezus op den berg; tot 'beter begrip ineen ik echter vooraf enkele andere punten te moeten bespreken. De Voetwassching is het symbool der geestelijke wedergeboorte. De Christus wascht de voeten der 12 Discipelen, d.w.z. het Hooger Zelf in den mensch reinigt het Lager Zelf van zijne ongewenschte hoedanigheden — voedt het op tot den hoogsten menschelijken trap (Johannes de Apostel) en maakt hem rijp voor eenwording met den Christus — het einddoel der Evolutie. De 12 Discipelen zijn de 12 trappen der menschelijke Evolutie. Deze 12 trappen in ontwikkeling, zoowel de laagste als het hoogste, voert de inwonende Christus opwaarts. Hij moet zich daartoe in den „laagsten" mensch evengoed manifesteeren als in den „hoogsten", 't geen in Joh. XIII : 4 in beeld wordt voorgesteld door de uitdrukking: „Jezus ontkleedde zich". Hij wascht alleen de „voeten", daar deze hier de lagere eigenschappen in den mensch typeeren; i. a. w. de Judas in den mensah wordt uitgeworpen. Jerusalem, Hierosolvma, Jeruschalajim = „Woning des Vredes", symboliseert het Centrum vanwaar 'wij Uitgingen en waarheen wij zullen terugkeeren, — 't symbool der Geestelijke Zon, het middelpunt, het „hart" der wereld. Hierosoluma is oorspr. de naam eener stad aan den Euphrates en beteelkent de „stad van den God des vredes". Oannês (Ea-khan, Mensch-Visch) werd ook Salimimanu = „God des Vredes" genoemd. Hiervan komt de naam „Salomon" of Sheloumouh. De Kruisiging. Hierover is zooveel gezegd in den text, dat eene uitvoerige verklaring hier overbodig is. Op Golgotha (resp. de mensrihelijke schedel, (het menschelijk brein) stonden drie kruisen, Christus (de menschelijke Geêst, de goddelijke vonk) in 't midden (ook de Wereldziel, geslagen op 't kruis der stof). Van de 2 dieven, aan de kruisen rechts en links, stelt de berouwvolle, die met Christus ten hemel stijgt, de menschelijke ziel daar, de andere dief repr. het menschelijk lichaam, dat tot de aarde terugkeert. In andere woorden: De mensahheid wordt zoowel in geest en ziel als in t lichaam „gekruisigd", gedurende zijn reis door den „via dolorosa" des levens. Het Hooger Zelf (geest, Jezus) stijgt op ten hemel en de gekruisigde „dief" links (ziel, 't opgevoede -Lager Zelf) vergezelt Hem, wordt één met Hem. Alleen de .. ïef rechts (het lichaam) keert tot de aarde, die het van zich gaf, terug. Uw eigen levensboek beslist of de „Pilatus" in u u rijp oordeelt voor inwijding of niet. In de Astrologie worden de drie kruisen voor lichaam, ziel en geest uitgedrukt in het „vaste , het „bewegelijke" en het „hoofdkruis". In de Openb. van Johannes is volgens James Pryce sprake van de kruisiging m de hersenen, als de hoogste centra (chacra) in het hoofd (de „schedelberg") ontwikkeld worden en rechts en links de krachten der Ida en Pingala uitstralen en de Sushumna omhoog stijgt. Vergelijk wat onder de 7 kerken daarover gezegd wordt. De Onbevlekte Ontvangenis is een der vraagpunten in den Bijbel waarover oneindig veel gestreden is en nog gestreden zal worden. Nog niemand is erin geslaagd, het op exoterische wijze begrijpelijk daar te stellen. En toch, wanneer wij van het beginsel uitgaan, dat elke gedachte in /het mentale zioh in stofvorm moet uiten op 't physisch gebied, dan kunnen wij ons niet tevreden stellen met de korte bewering, dat zoo iets in 't ondermaansche onmogelijk is. We moeten zelfs vooropstellen, dat het mogelijk moet zijn, ook al kunnen wij het niet verklaren. Van t Losmische standpunt is de Onbevlekte Ontvangenis te begrijpen; de Eenheid der ongedifferentieerde oerstof wordt tot Veelheid door de manifestatie van den Tweeden Logos, den Zoon, die het leven en bewustzijn is van elk vormwezen der vier natuurrijken. Ook bij den mensch kunnen wij begrijpen dat de Christus in de „grot" van het menschelijk hart geboren wordt als de Christus zich door hem begint te openbaren in denken voelen en willen. De Christus wordt in ons hart geboren te midden der dieren" onzer lagere menschelijke natuur, 't Is het „ontwaken", of de ^ntvangems der hoogere natuur in den dierlijken mensch. o dt met evenzoo in den Cosmos de Zoon geboren in de baarmoeder der „Wereldmoeder", der „Anima Mundi" wanneer bij openbaring de „Wereldgeest" zich gaat hullen in de stof? Het derde Christusaspect — Jezus, de Messias — geeft ons in deze onoverkomelijke moeilijkheden van ons verstand. De verklaring der Theosophen, n.1. dat de Christus bij den doop van Jezus lichaam bezit nam, verklaart ons de Onbevlekte Ontvan- □ genis niet. We kunnen haar alleen symbolisch begrijpen; dit is echter nog geen bewijs, dat ze ook stoffelijk niet mogelijk zou kunnen zijn; — wat heden onmogelijk schijnt, is morgen een gewoon feit. Hoe zou men zich zulk een mogelijkheid kunnen denken? Men zou zich allerlei mogelijkheden kunnen denken, b.v. gesteld dat de onzichtbare, ijlere lichamen der Zon en der Aarde aan eene aard cystolé en - diastole onderhevig zijn, 't geen zeer waarschijnlijk is, aangezien deze ,,pols" aan de geheele zichtbare Natuur eigen is. Gesteld nu, 'dat, met regelmatige tusschen ■ poozen de toppen dezer beide curven van Zon en Aarde elkaar aanraken, dan zou men zich kunnen voorstellen, dat op deze tijdstippen de grootste influx van materieel en geestelijk leven zou moeten plaats vinden en dat dug deze oogenblikken voorbeschikt moeten zijn voor het zich in stof kleeden van het volmaakte Architype der Menschheid. Men zou zich hier zelfs eene bevruchting in 't Astrale kunnen denken en van hier is de stap tot den materieelen vorm,—door uitkristalliseering in den astralen madrix —-minder groot. Natuurlijk moet daar eene reine, geestelijk hoogstaande moeder zijn, die door haar rein verlangen het proces ondersteunt. We kunnen dit mysterie niet doorgronden, doch we kunnen evenmin iets aannemen walt ons strijdig met. natuur en rede dunkt; de exoterische zijde der Chr. religie is dikwijls geheel in strijd met natuur en logica; de esoterische zijde is dit nooit, — integendeel, ze is dikwijls zelfs de voorlichtster in wetenschappelijke zaken. Het is zeer waarschijnlijk dat de Onbevlekte Ontvangenis cosmisch bedoeld is, daar ons van alle zonnegoden verhaald wordt, dat ze onbevlekt ontvangen werden uit eene maagd. In cosmischen zin zijn de beide „dieven ' de twee Zodiacale teekens Cancer en Capricornus, het eerste stijgt op, het laatste gaat onder, zooals wij eiken dag dit — van de Aarde gezien — kunnen waarnemen van af het oogenblik dat de Ram (het Christusteeken) in 't Zenith staat. De astrologische heerscher van Capricornus is Saturnus, (Satan) de heerscher van het stoffelijk gebied. Het is de lagere natuur in den mensch, die onder gaat, terwijl de hoogere natuur ('t Hooger Zelf) zegeviert en opstijgt. Zie pag. 180 onder Kruisiging. Hemel en Aarde — symb. voor geest en stof. • Barrabas (= Zoon van den Vader, meester, leider). Hij is het type van den materieelen mensch, tevens ook van den lageren mensch. Toen de Joden de keus hadden tusschen Barrabas en □ Jezus, kozen ze Jezus om gekruisigd te worden en Barrabas werd in \ rijheid gesteld. Barrabas was een dief en een roover, maar — zooals de naam aanduidt — toch ook een zoon van den \ ader en ,,leider der primitieve menschheid. Hij vertegenwoordigt hier den materieelen vorm der religie, die den Joden (de Menschheid) begrijpelijker was dan de hoogere, geestelijke vorm. De Aanbidding der Herders. — Reiniging des lichaams. De herders hoeden de „schapen en de bokken", d. z. de aan het lichaam klevende dierlijke eigenschappen.- Deze eigenschappen worden overwonnen en ten offer gebracht aan het Hooge Ideaal dat de mensch begint te zien. De herders repr. dus de lagere menschelijke naituur imet de daaraan verbonden eigenschappen. Ze hoeden hun schapen ,,'s nachts", d.w.z. ze verkeeren nog in geestelijke duisternis. De Aanbidding der Magiërs. — Reiniging der ziel. Goud, wierook en myrrhe symboliseeren hier de drie 'hoofdeigenschappen der ziel, het denken, willen en 'het voelen — nog sleohts ten halve aan den éénen Wil onderworpen, doch die, zoodra het Hooger Zelf het roer in handen neemt, slechts op het eene hoofddoel den Christus — gericht zijn. De Magiërs repr de hoogere menschelijke eigenschappen, uitgedrukt in de geschenken, die 'ze aanbieden: Goud 't hooger denken, wijsheid; Wierook = het streven naar het hoogste; 't wierookvat repr. de wil, dit te doen; Myrrhe — reinheid, der ziel, door lijden -verkregen. Hetzelfde als in deze tweevoudige aanbidding, is uitgedrukt in: De .1/ozaïsche en Christel, wetten'. — onder Mozes overwint de menschheid de lagere eigenschappen des lichaams en onder Christus die der ziel. Mozes, Elias, Joh. de Dooper, Christus. Over het verband dezer vier grond-symbolen moet ik iets uitvoeriger zijn. De Nieuwe Maan, d. i. de samenstand of conjunctie van de Maan met de Zon(3)c/Q) is 't begin van een nieuwen bewustzijnscyklus, (in t groot zoowel als in 't klein) in manifestatie. Het is t begin der geboorte van den stofvorm, resp. der conkrete gedachte. Na 7 dagen (eerste kwartier — 3>DO) heeft het eerste conflikt tusschen Geest (Q) en stof (3)), resp. tusschen de abstracte en de conkrete gedachte, plaats, waarin de Maan overwint. De neerdaling in de stof gaat verder en bereikt na 14 dagen haar laagste punt, — de Maan is vol (De/O)- Van dit oogenblik af begint de vergeestelijking; na □ 21 dagen, met laatste kwartier (J □ O) ontstaat weder een conflict, doch nu is de Zon overwinnaar, 't Gevolg is vergeestelijking na 28 dagen en 't begin van een nieuwen cyklus waarin de gedachte van een hooger standpunt zal beschouwd worden — in 't ideale geval; want een nieuwe influx van geestelijk leven volgt met Nieuwe Maan Q) d O). Eene nieuwe onderdompeling in de stof volgt. In 's menschen leven is deze rhytmus eveneens aanwezig, doch in plaats van in dagen, — in jaren uitgedrukt. „Ik zal u geven een jaar voor een dag" heet het in den Bijibel. Hier wordt de gedachte (hier het Ego) in vorm gehuld bij de lichamelijke geboorte (Nieuwe Maan —~~ kruisiging in de stof begint, de lijdensweg wordt betreden. Na 7 jaren is het persoonlijke zelfbewustzijn, d. i. het gevoel van afgescheidenheid als zelfstandig wezen, zoover ontwikkeld, dat het tot klaar bewustzijn wordt; — het Ego wordt hier geboren, nadat het vóór 7 jaren in de stof werd ingehuld. Dit gevoel van afgescheidenheid bereikt zijn toppunt op het eind van 't 14e jaar. Dan begint hij te leeren, dat hij verplichtingen heeft jegens anderen en dat een geestelijke band hem met anderen verbindt. Dit is feitelijk.het oogenblik der geboorte zijner ziel, als tegenbeeld van de geboorte zijns lichaams. (Volle Maan 3) 8 O)- Van af zijn 15e tot het eind van zijn 21e jaar wordt zijn geest (intellekt) geoefend, getraind en voorbereid om als zelfstandige geest op 't eind van zijn 21e jaar geboren te worden. Tot dusver werd hij geleid, nu moet hij zichzelf leiden (Laatste kwartier (£□ 0)- Zijn persoonlijke geest ontvangt dan aan 't eind van zijn 28ste jaar den vuurdoop, n.1. het lagere zelf zijner persoonlijkheid wordt op 't eind van zijn 28ste jaar (met Nieuwe Maan — ~]) 0) overschaduwd door Fig. 33. De 7-jarige rhytmus. □ zijn Hooger Zelf (de Christus in zijn hart). Hoog geëvolueerde Ego's vinden reeds dan hun Meester, zooals b.v. het geval was met Plotinus (ziie pag. 213). Dan volgt 'een nieuwe cyiklus, eene nieuwe onderdompeling in de materie, die culmineert in D 8 O. — de Volle Maan, op het eind van zijn 42ste jaar en eindigt in den tweeden vuurdoop op 't eind van zijn 56ste jaar. Cosmisch kunnen wij dezen Maan-cyklus op de geheele menschheid toepassen. Het cosmische jaar van c.a. 26000 jaar, met 12 maanden van c.a. 2160 jaar, heeft vier jaargetijden van c.a. 6480 jaar. In het eersite halve cosmische jaar, d. i. c.a. 13000 jaar, wordt de menschheid geleid door een Genius, die in den Bijbel gesymboliseerd wordt door Mozes en die in de twee karakters, waarin hij zich vertoont, op het tooneel van het cosmische drama wordt voorgesteld als Elias en Johannes de Dooper. Elias is Mozes vóór de scheiding der geslachten en Johannes de Dooper is Mozes na die scheiding. Elias is de . leider en opvoeder der menschheid in het eerste halve cosmische jaar en Johannes de Dooper gedurende de volgende periode van denzelfden duur. Zooals duidelijk in den Bij'bel is aangegeven, is Johannes eene wederbelichaming van Elias en — beide vertegenwoordigen ze Mozes wiens werk zij voltooien. Hij moest onder een anderen naam worden daargesteld omdat Elias de leider is gedurende den tijd, dat Lilith de maan dezer aarde was; de wezens der Aarde waren ihermaphroditen, ze waren man en vrouw in één.. „Man en vrouw in één schiep Jehovah den mensah". Dit valt dus in onzen maancyklus, gedurende de ontwikkeling van het eerste kwartier. Als dit vol is, met eerste kwartier dus, (3) □ Q) heeft de scheiding in twee geslachten plaats, — Eva wordt geboren. Anders gezien, — van een Cosmisch standpunt — Adam (de Aarde) keert zijne eerste vrouw, (Maan) Lilith, den rug toe en werpt een ring af (rib) waaruit zich Luna, de tegenwoordige maan vormt. (De Aarde was toen reeds vloeibaar). Elias mediteerde in de grot, — de maan gaf nog zeer weinig licht; later, heet het, mediteert hij in het halfdonker, — de Maan naderde toen haar eerste kwartier. Toen had de scheiding der geslachten plaats, n.1. toen 't eerste kwartier vol was, (symbool. 2)) de Alaan was half verlicht, — Adam verloor zijn dubbelwezen en Mozes verschijnt nu als Johannes de Dooper onder Luna's stralen. Het conkrete denken, dat zich langzaam aan ontwikkelt onder Elias en Johannes de Dooper, rijpt snel onder de materialiseerende stralen der toenemende maan; de □ lnvolutie loopt op haar eind en 't is met Volle maan Q) 8 O) dat de grootste diepte in de stof bereikt wordt. De lagere per soonlijlkheid, de diermensch, nu tot volle ontwikkeling gekomen, „predikt" nu — als Johannes de Dooper — in de wildernis, de „woestijn" der materie; het harde conkrete verbergt het aantrekkelijke albstracte van het Paradijs totaal; — de menschheid Adam is zoo diep „gevallen" als hij kon. Als een berouwvolle „verloren zoon" keert ihij terug tot zijn Vader, — de Evolutie neemt een aanvang. De diermensch (Joh. d. D.) is gehuld in .dierenhuiden, en leeft van dierlijk voedsel, sprinkhanen etc. verhaalt de Bijbel ons. Doch hij is de minste, hij (de hoogste) is minder dan de laagste in de wereld van Christus, die 6 maanden later dan Johannes de Dooper geboren werd. 22 Juli en 25 Dec. representeeren resp. 0° der Kreeft en 0° van den Steenbok, -— de plaatsen van den Zodiac, waarin de Zon zijn hoogste en laagste punt bereikt. Daarom zegt Johannes de Dooper: „Hij zal toenemen en ik zal afnemen", d. i. het Hooger Zelf zal meer en meer het lagere zelf ten onder brengen; — de Zon verdrijft ten slotte de duisternis. Johannes de Dooper ' en Elias repr. dus het lager zelf, ook genomen in de beteekenis van 't psychisch zelf en ook in die van Involutie. Christus symboliseert het Hooger Zelf, de Geestmensoh, de Evolutie. Elias doopt den mensch met de elementaire en de grove stof, d. i. hij doopt het lichaam, Johannes de Dooper doopt hem met water (symbool der astrale wereld) d. i. hij doopt de ziel en Christus doopt hem met het vuur van den H. Geest (de geestelijke doop). Eerst als de „maan" van 't Lager Zelf vol is, verschijnt de Christus, — de mensch moet zoolang „zwijnen gehoed" hebben, totdat hij begint te walgen van zichzelf en inziet dat zijn weg in een andere richting ligt. Dan ibegint hij den Augias-stal van zijn Lager-Zelf te reinigen en maalkt hij een plaatsje gereed voor het „Kind", dat in de nabijheid der „dieren" geboren wordt. De Maatstok van Johannes. De 12 krachten, resp. de 12 weerstanden, werken in vier gemanifesteerde werelden van vorm. Ze worden verdeeld in 5 en 7; de 5 is weer onderverdeeld in 1 en 4; de 7 is weer onderverdeeld in 3 en 4 en de 3 weder in 1 en 2. Deze verdeeling is de ha sis van Johannes' maatstok. Ze is van toepassing op alle 4 vormwerelden, symboliseerend den Logos en zijne 4 gemanifesteerde krachten (zonnekrachten) ; de 7-voudige groep (maankrachten) heeft betrekking op de maan en hare 7-voudige tijdperioden. De 5-voudige groep □ correspondeert met de 5 gemanifesteerde elementen (de ether meegerekend), de 5 zinnen, de 5 krachten, de 5 principiën, de 5 werelden van Johannes. i I 2 J 4 I 3 — 4 5 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Fig. 34. 1. 't Empyreum — Aura. 2. De Luoht -— Geestelijke wereld. 3. Rivieren en bronnen — Psychische wereld. 4. De Zee — Phantasmagorische wereld. 5. De Aarde — Stoffelijke wereld. Verder nog met de 5 Architypen: Christus (T) Michael (W) Uriël (V) Raphael (»*) en Gabriel (TTL). De Verheerlijking. Na het voorgaande zal het niet meer noodig zijn te zeggen waarom Mozes en Elias rechts en links van Jezus gezien werden. Ze zijn onafscheidelijk met Jezus — d. i. de mensch die zijn lager zelf opvoerde tot zijn Volmaakt , Hooger zelf — verbonden. Mozes en Elias, (resp. Johannes 1 de Dooper) zijn hier de beide trappen van den diermensch, door den inwonenden Christus tot reinheid en volmaakthei i gebracht. Mozes (Elias -|- J°h- d, D.) vertegenwoordigt het 2e en 3e „Ras", Lemuria en Atlantis. Elias is Lemuria, Johannes de Dooper is Atlantis.1) Bij elke nieuwe ontwikkeling moeten de doorgemaakte ontwikkelings trappen herhaald worden. Dit is waar voor den Cosmos zoowel als voor den mensch, die gedurende zijne embryonale ontwikkeling alle trappen, — van mineraal tot mensch — door moet maken. Zoo moet de Menschheid — als geheel genomen —- de voorafgaande ontwikkeling van Lemuria en Atlantis doormaken, onder daaraan aangepaste leiding, om ten slotte onder den Leider van het 4e „Ras" — den Christus —- de ontwikkeling te vervolgen. Hier is niet de Cosmische Christus, de 2e Logos *) Lemuria en Atlantis zijn de beide in de zee verzonken continenten, waarvan de oude wijsbegeerte verhaalt; ze vertegenwoordigen twee ontwikkelingsphasen (resp. „Rassen") onzer Aarde. □ bedoeld, doch Zijn „plaatsvervanger", zijne „afstraling", dé volmaakte Mensoh, de groote Meester. Hij openbaart zich eerst als de herhaling van Lemuria en Atlantis onder Mozes (resp. Elias en Joh. de Dooper) volbracht is. Dan neemt Hij de leiding op zich. Men kan niet „opgaan tot den berg", d. i. tot hooger bewustzijn, dan nadat men de oude Mozaïsche wet der lagere zelfdiscipline 'beoefend en nadat -men geluisterd heeft naar de stem van Elias of Joh. de Dooper, die in de „woestijn" der stof predikt. Mözes en Elias bereiden dé Transfiguratie voor. Men zal in alle hoofdreligies met dezen sleutel, de hoofdfiguren — anders gesymboliseerd en onder andere namen — kunnen terugvinden en aldus eene nieuwe bevestiging zien van den éénen grond aller religie. Lazarus typeert den mensch, die, moe en walgend van de genietingen, die de stof hem in allerlei vorm schonk, tot hooger, geestelijk leven wordt opgewekt en daardoor zijn horizont verwijdt. De Christus begint in den ,tempel zijns liöhaams" te prediken, de „chacheraars" worden uit den „tempel" verdreven. Chaos — nog ongedifferentieerd, ongevormd, de toestand van ons planetenstelsel „in den beginne", voordat de nevel gevormd werd, die ons als eerste of oervorm den lensvorm — de vader van den bolvorm — vertoont. Dit woord is dikwijls gebruikt in de beteekenis van de Ruimte, of in die van elementaire stof en oerstof. Blindheid genezen bij den blindgeborene is het overwinnen door geestelijk inzicht van de illusies der stoffelijke wereld. Hij wordt dan meester over de stof en is in staat om dooden op te wekken. Nathaniel, die voorgesteld wordt mediteerend onder een vijgeboom, stelt het intellect daar, 't welk zich openstelt voor geestelijke invloeden; het incarneerende Ego wordt door het intellect geleid. (N. is Isradiet, symb. van 't intellect). Zie H. A. V., „The mystic guide in the Gospel according to John," p. 18). Galilea symboliseert het Stoffelijk Gebied, waar alle evolutie begint. Samaria en Judea symb. resp. de Astrale- en Mentale Gebieden, ;— de gebieden waar de ziel hare woonplaats heeft. In Nicodemus wordt het intellect vergeestelijkt voorgesteld, -— een hoogeren trap dus van Nathaniel. De Joden — niet te verwarren met de Israelieten — repr. het intellect zonder meer, — d. i. verhard, nog onvatbaar en O ongevoelig voor vergeestelijking. Het geestelijke (Jezus) dringt [ zich aan hen op, doch ze wijzen het af, ze dooden het. De Joden symboliseeren dus moreele en geestelijke blindheid. 't Genezen 'v. d. blinde. — Het lagere aardsche (klei) moet 111 contact komen met het hoogere (speeksel) om „genezen", d. ï. vergeestelijkt te worden, door afwassching in de „poel van het water des levens." Regeneratie. Fig. 35. Symbolische voorstelling van Macrocosmos en Microcosmos. De zeven Kerken duiden o.a. de 7 hoofdtypen van menschen aan, waarvan de 7 planeten en evenzoo de 7 wegen der ontwikkeling (de 7 stralen) de 7 symbolen zijn. 't Zijn de 7 kleuren van t spectrum en de 7 tonen der muziek in een ander gebied van waarneming, 't Zijn de 7 krachten van de geopenbaarde Godheid, die zich in den Macrocosmos en in den Microcosmos op tallooze wijzen uiten, al naar den brekingscoefficient van den sluier der stof waarin ze neerdalen en zich manifesteeren. u at de 7 planeten in den Cosmos van ons zonnestelsel zijn dat £ijn de 7 bewustzijnscentra in 't menschelijk lichaam (Chacra's D of gangglien); -deze gangglien of zenuwvlechten zijn bij den laag staanden niensch veelal talent, ze worden meer en meer werkzaam, naarmate de moreele mensch groeit. Tegelijk met dit in werking treden of ontplooien dier centra verruimt zich het bewustzijn, tot ze, —- op den hoogsten trap van inwijding — alle tot volle werkzaamheid komen. Dit ontplooien dier centra (de 7 Zegels v. d. Openbaring van Joh.) wordt ons door Tohannes in de Openbaring in symbolischen vorm verhaald. Deze 7 gangglia worden ook getypeerd in de 7 kandelaars — de lichtbrengers. Vorenstaande teekening (overgenomen uit Pryce, The restored New Testament) drukt in beeld den Cosmischen, zoowel als den Microcosmischen Mensch uit, in verband met de 12 Teekens van den Dierenriem en hunne „heerschers", de 7 planeten. Ten zeerste kan ik den lezer de studie van genoemd werk aanbevelen. Duidelijk ziet men hierin ook, hoe de lichaamsdeelen van den mensch in hun natuurlijke volgorde overeen komen met de 12 Teekens in hun volgorde. Het is de opgave van den mensch, deze 7 Zegels een voor een te openen en daardoor zijn beperkt menschelijk bewustzijn tot een onbeperkt Cosmisch bewustzijn te doen worden. Het middel daartoe stelt Johannes voor in de 7 „kerken", dat zijn de syrribolen der zeven bewustzijnstrappen, n.1.: 1. Ephesos1) vertegenwoordigt het geheugen, de band die 't heden imet het verleden en de toekomst verbindt,in 't geheugen berust de bewuste continuïteit van 't individu. 2. Smyrna vertegenwoordigt de rede, 't hoogste philosophisch intellect, 't Is het centrum in het hoofd, waarvan de beide zusterkrachten Ida en Pingala ontspringen. Vanhier stijgt de hoogste goddelijke kracht, de Sushumna naar boven. 3. Pergamos vertegenwoordigt kennis door helderzien; de Zonnevlecht (b. d. navel.) zetel van den „draak" of „satan", Ze ligt tusschen middenrif en lever (symb. der lagere natuur). Tevens is hier het centrum van helderziendheid, — middel om den draak te bestrijden; — ook hier naast het licht de schaduw, naast het kwaad het wapen om het te bestrijden. 4. Thyateira vertegenwoordigt directe kennis. Hier wordt de mensch tot zijn Hooger Zelf, hier leert hij met het hart denken; 1) Zie Pryce. The Apocalypse unveiled. □ ('t is de vlecht op het menschelijk hart). De Christus in hem wordt zijn leidsman. 5. Sardcïs, t centrum in de keel, dat weer verbonden is met het lagere scheppende centrum (verandering der stem bij het ontwaken der puberteit en bij emoties), 't Is het centrum der universeele- zoowel als der lagere liefde. 6. Philadelphia is het centrum in het voorhoofd en 't is van deze plaats dat het, voor den ziener zichtbare, licht uitstraalt, dat hem vertelt of de lagere .hartstochten nog vrij spel hebben, of dat de toestand van geestelijke rijpheid is ingetreden (Jezus). 7. Laodikeia repr. het derde oog, het occulte orgaan, dat in de vroegste tijden der inenschheid het waarnemingsorgaan voor alle gebieden was, doch nu latent is; door Inwijding komt .iet w eer tot volle werkzaamheid. In de Openbaring 2) wordt de Logos hier voorgesteld in de beteekenis van , Goddelijke Substantie". Pryce geeft het volgende schema, waarin slechts de christuseigenschap (Q) alleen staat, doch de andere allen gepaard voorkomen. Planeet. Eigenschap. Hoedanigheid. 1 Helios (O) Directe kennis Macht' dank. v°or- spoed. 2 ! ^res W wil Kracht, Verheffing, phrodite ($) liefde Beheersching. 2 Zeus (2|.) redeneering Bekwaamheid, Eer, Hermes (g) gedachte Bevrijding. 4 Kronos (-5) geheugen Kracht, Roem, Selene Q)) substantie Autoriteit. De Openbaring beschrijft dus het resp. ontwaken der verschillende bewustzijnscentra in den mensch, die tot inwijding schrijdt en tevens het drama in 7 acten van de ontwikkeling der menschheid. De 7 acten zijn: 2) Ibid. □ 1. Opening- der 7 zegels, resp. 't beheerschen der 7 centra van het symphatische zenuwstelsel. 2. 't Klinken der 7 trompetten, resp. 't beheerschen der 7 centra van 't hersen-zenuwstelsel. 3. t Uitzetten uit den geest van alle onreine gedachten (strijd aan den hemel, de draak en zijn engelen). 4. t Oogsten der Aarde en 't werk in den wijngaard, resp. het beheerschen der 7 cardiacale centra (hart). 5. De 7 geesels, resp. 't beheerschen der geslachtscentra, hetwelk eindigt in de geboorte van het zonnelichaam. 6. De strijd in de psychische wereld (heldenwereld, „Harmagedon ) eindigend met het uitwerpen van 't elementale, dierlijke zelf (de 3 beesten). 7. t Laatste oordeel; overzicht der doorgemaakte aardlevens. Alle andere deelen in den Apocalypsus werpen licht op deze 7 hoofdpunten en dienen tot verklaring ervan. t Bovenvermelde is ontleend aan het werk van James M. Pryce. „The magical message according to John". Door 't beheerschen der lichaamscentra voert de mensch zijn zelfbewustzijn op en door 't beheerschen der centra in het hoofd komt hij tot Goddelijk (resp. Cosmisch) bewustzijn. Met betrekking tot het begrip der Drieëenheid lijkt het waarschijnlijk dat de oorspr. bedoeling is -geweest, de Absolute Godheid, d.w.z. de Ongemanifesteerde Eenheid aan te nemen als staande achter de Drieëenheid en dus niet den Vader als Eerste Oorsprong te beschouwen, doch als eerste aspect van het Absolute en zoo vervolgens voor de beide andere „Personae" der Drieëenheid. Persona beteekent „masker" en dus in dit geval manifestatie. Ook uit 1 Cor. XV. 28 2ou blijken dat alleen de Absolute Godheid eeuwig is en dat dus op het eind der „Groote Inademing" ook de drie Logoi tot „Het Ongemanifesteerde" teruggaan, na achtereenvolgens de geheele schepping in zich te hebben opgenomen. Men vergelijke wat Meister Eckehardt hierover zegt. De kern van alle religies is vervat in de twee regels van Bruno Wille: „Was in Ihm lebt und webt und ist, Nie Seine Kraft, nie Seinen Geist vermisst." Hiermede meen ik met een aantal voorbeelden voldoende toegelicht te hebben, hoe men op breederen basis vele symbolen beter kan begrijpen en aldus tot klaarder inzicht kan komen van de eenheid in alle. godsdiensten. Onder de verdere hoofdstukken zal ik in 't kort trachten, de beteekenis te geven van tal van andere symbolen uit den Bijbel. Herhaaldelijk heb ik er op gewezen, dat wij overal drie voor de hand liggende uitleggingen van een symbool hebben, doch dat hiermee de schat van waarheid, die ze bevat, niet uitgeput is; — naarmate de horizon van ons bewustzijn zich verruimt, zal een symbool eene ruimere, meeromvattende beteekenis voor ons hebben. Velen zullen met mijne uitlegging geen genoegen kunnen nemen, zij zien de dingen anders. Natuurlijk! want ze kijken van een ander kopje naar 't gebouw der Waarheid! Symbolen en Mythen in Religie. 13 CHRISTELIJK MYSTICISME. *) Mysticisme was altijd het hart en de kern van het oorspronkelijke Christendom, en de symboliek was de taal der christelijke en andere vormen van mysticisme. Harold Bayley. 't Is the sunset of life, gives me niystical lore And coming events cast their shadows before. Coleridge. De woorden mystiek, mysterie, mysterieus hebben voor iedereen eene bijzondere aantrekking. Zelfs de gewone courantenlezer, die nooit iets anders onder de oogen krijgen dan couranten en nog eens couranten, gevoelt zich — zoodra hij zich verzekerd heeft van de geldkoersen etc. — onweerstaanbaar aangetrokken tot een artikel met een hoofd als: „een mysterieus spoorwegongeluk" of „de mysterieuse verdwijning van mijnheer X." enz. Het woord omgeeft de dingen als met eene mysterieuse mist en maakt ze daardoor mooier, evenals de leeuwen op Trafalgarsquare in Londen, op een mistigen herfstmorgen. De mensch wil door den mist heenzien, hij verlangt te ontdekken wat daarachter is, zooals een stoere Zwitser, — in navolging van zijn natuurgenoot de Steenbok, — niet rustig is,-voordat hij het gevaarlijke kopje — daar voor hem — beklommen en zijne rauwe keelklanken uitgejodeld beeft. Zoolang de mensch gedacht heeft — lang voor de zoogenaamde „geboorte der Philosophie" onder Thales en Pytliagoras, tot op den dag van heden — heeft hij altijd getracht, een tip van den sluier op te lichten, die de mysteriën van het leven verhullen. Reeds Ammonius Saccas, (c.a. 200 a. D.), hoofd van de „Alexandrijnsche school", de groote leermeester van den grooten Plotinus, wijst op de velerlei beschouwingen, die men in zijn tijd had over de ziel. „Bijna al de Ouden , zegt hij2), „verschillen van meening over de natuur der ziel." Tliales houdt ze voor niet substantieel en voor niet onsterfelijk, Pythagoras houdt haar voor een „bewegelijk getal", Plato voor eene „intelligente substantie, uit zichzelf bewegelijk volgens een ') Zie ook onder 't hoofd Conclusie. «) La Doctrine d'Ammonius Saccas. 1836, Bruxelles. □ harmonisch getal (trilling dus) enz. enz. Hij zelf (Ammonius), houdt de ziel voor „incorrublible en onsterfelijk". In ieder wezen is het verlangen ingeschapen, het leven te begrijpen en op allerlei wijzen tracht hij met het hoogste dat in hem is in contact te komen, om vandaar uit den band, — die dit hoogste in hem met het Alwezen verbindt — te volgen en zoodoende aan de Bron van alle leven te geraken. Hij leert begrijpen, dat zijne ziel met de Alziel der wereld innig verbonden is en dat hij niet afgescheiden van deze Alziel bestaan kan; 'hij voelt, dat de mensch, die, — door eene waangedachte, — zich afgescheiden weet van die Alziel — een lichamelijken, intellectueelen en moreelen ondergang tegemoet gaat.^ Hij leert ook, dat het zich voortdurend één gevoelen met die Alziel, (Cihristus, de 2e Logos) voor den mensch — geluk beteekent. Hij ziet ook in, dat hij dat contact niet kan bewerkstelligen door middel van zijn intellect, doch dat daartoe hoogere gaven van den Geest noodig zijn. Zelfs een man als Kant, die alles langs den weg der gedachte trachtte op te lossen, moest tegen wil en dank uitroepen: „Twee dingen vervullen mijn geest met ontzag — de sterrenhemel boven mij en het geweten in mij!" Mysticisme in het algemeen, heeft zich altijd tot hoofddoel gesteld, in contact te komen met het Albewustzijn, en als het ware het persoonlijk bewustzijn tot het Albewustzijn op te heffen. De Christelijke mysticus, die den Christus erkent als God die in hem werkt, moet logischerwijze den lijdensweg van Christus bewandelen, dit is — hij moet Jezus navolgen, en dan zal langzamerhand zijn persoonlijk lager bewustzijn worden omgezet in het Goddelijke bewustzijn, waarmee dus gepaard gaat eene vernietiging van het lager zelf. De mysticus, die zich klaar bewust is van het vergankelijke, onreëele der phenomenale wereld, tracht zich in de eerste plaats kennis te verwerven van 't onvergankelijke en eeuwige, — d. i. voor hem het eenige werkelijke in alles wat hem omringt. Zij die hem niet begrijpen, 'zullen hem misschien een phantast noemen en toch is hij, volgens zijne eigene opvatting, in waarheid de realist. Wat de mysticus gevoelt — wanneer hij, in de zachte wolk van weldadig koesterende rust, zich bewust begint te worden □ van die beginnende bewustzijnsverruiming — die tot vèr buiten zijn gewonen horizont als een lichtende nevel geruischloos in alle richtingen rolt om ten slotte een deel van 't zonnestelsel te vullen, — dat zegt Walt Whitman zoo herhaald en toch telkens weer anders en mooier in zijn „Leaves of Grass": Fig. 36. De Christus, n. Thowaldsen. Symbool van de Wereldziel, resp. van den Wereldgeest. There is that in me I do not know what it is.... but I know it is in me. Wrenched and sweaty calm and oool then my body becomes; I do not know it it is without name it is a word unsaid, It is not in any dictkmary or utterance or symbol. Something it swings on more than the earth I swing on, To it the creation is the friend whose embracing awakes me. Dat Walt Whitman zich in die oogenblikken één voelt met het Al-leven blijkt o.a. uit de volgende gedachte: O T pfW ^ an'ü'- 1 S^'kc m>' white ]°cks at the runawav sun, J effuse my flesh in eddies and drift it in lacy jags 1 cannot say to any person what I faear I cannot say it to myself I bequeath myself to the dirt to grow from the grass I love t you want me again look for me under your bootsoles, ïou will nardly know who I am or what I mean, Hut I shall be good health to you, nevertheless, And filter and fiber your blood. Failing to fetch me at first keep encouraged. Missing me one place search another, I stop somewhere waiting for you. Enkele korte aanhalingen van andere bekende mystici vol "-en hier: H?,Z!eL Dat ^ ik Zag lee,k.,mij toe te z'j" eene glimlach van het Heelal o vreugde! o onvergelijkelijke blijdschap! eevulH in ,mijne. kamer scheen met een intenser licht mim bl^H Pn n Aarde gezien was. Mijne hersenen en zenuwen, mijn bloed en spieren, m.jn heele wezen trilde in sympathieke eenheid lijken Mensch^" * midden deZer lichtende glorie zag ik den Godde- ; Uy BlaAk/'y?e ^'ere,d der imaginatie is de wereld der eeuwigheid- ze van t Ttoflichaan 6111' Waarheen wiJ alllen zulle" S^n na den dood li' ■ U hitman: Ik ben goddelijk, inwendig en uitwendig. Het gebied der Christelijke mystiek is zoo uitgebreid, dat dit onderwerp hier slechts even aangeroerd kon worden. De litteratuur is trouwens zeer rijk en zij die aangaande Böhme, 1 auler, kuysbroeck en vele anderen wenschen ingelicht te zijn, vinden over dit onderwerp overvloedige lectuur. Slechts een paai voorstellingen, die niet zoo gemakkelijk onder ieders oog komen en die toch een bizonder licht werpen op het mysterie der kruisiging, wil ik hier aanhalen. Böhme o.a. zegt: „de mensch is machteloos en niets, zoolang Christus niet in hem geboren is," en als het offer des "ruises den christen van nut zal zijn, zoo moet de kruisiging in hem zelf plaats gevonden hebben. „De Vader moet zijn Zoon geboren doen worden in mijn verlangen naar geloof." II eigel zag de geheele serie van voorvallen in Jezus' lijdensweg voor zijn geestelijk oog voorbijgaan toen hij zeide, dat waar geloof het leven van Christus in ons is, d. i. „het gedoopt worden, het lijden, sterven en weder opstaan met Hem." Gichtél1) spreekt van „Christus met ons vereenigd in de diepten onzer ziel" en Marsay, een Fransch mysticus, neemt aan, dat de Goddelijke Mensch bij „den val" van Adam Zie A. E. Waite. The way of divine union. □ gescheiden werd, doch dat het werken van Christus in ons ons weder terugvoert tot den toestand waarin God ons schiep . Bromley drukt het proces dat zich afspeelt in de ziel als volgt uit: (a) Dood op het mystieke kruis; (b) afdalen in de hel; (c) opstijging tot het eeuwige Paradijs; (d) het ingaan in de eeuwige wereld. Hier is dus overal sprake van het zich openbaren van den Christus aan den innerlijken mensch, waardoor de ziel wordt omgewerkt en herschapen naar Gods beeld, — een bovennatuurlijk proces dus, dat in onze ziel plaats grijpt. Christus is God, die geboren wordt in de individueele ziel, zoodat hier op dit moment „het woord vleesch wordt en in ons leeft." Zoo wordt de „Verloren Zoon" weer door geboorte van den Christus in hem, tot den vader teruggevoerd. Hij komt eerst als een kind, doch hij ontplooit zidh tot den nieuwen mensch, „den rein geestelijken, zooals hij voor het Paradijs geschapen was". De gevallen mensch heeft alle trappen "\an Christus' lijdensweg te doorloopen om tot deze wedergeboorte te geraken, — „de natuur wordt aldus overwonnen door de geboorte van het Goddelijke Leven, dat tegelijk de geboorte der Liefde beteekent, in de hoedanigheid der ziel". — De „middernachtszon" begint hare stralen te werpen. Saint-Martin heeft dit verder ontwikkeld1), n.1. hij verklaart ons stap voor stap wat het gemanifesteerde leven van den Christus beteekent met betrekking tot de processen in onze ziel, iets waarover Eckehardt, Tauler enz. ons in bet duister laten. Ook bij stelt het Christus-leven daar als een nieuw leven, door onze ziel ontvangen en geboren, een leven dat ze reeds bezat vóór Adiam's val. De trappen der persoonlijke ervaring van den innerlijken Christus zijn daargesteld als trappen van lijden, van de conceptie tot aan de kruisiging, want voordat de Godheid in zijn pracht en glorie tot ons kan doordringen, moet zij ons in pijn en lijden bezitten. De opeenvolging van innerlijke processen omvat alle voornaamste détails van Christus leven in Palestina en kan ongeveer samengevat worden onder de volgende hoofden, vooropgezet, dat eraan voorafgegaan is eene drievoudige reiniging van lichaam, ziel en mentaliteit. De voorbereiding is vervat in: 1. De menschelijke ziel is Maria aan wie de Godheid door middel van den Engel aankondigt, dat zij zal worden overschaduwd door den Heiligen Geest en dat uit haar „Gods Zoon" zal geboren worden. 2) Ibid. p. 177—181. (Waite citeert uit „Le nouvel Homme" van Saint Martin). 2. De menschelijke ziel wordt zich van deze ontvangenis bewust. 3. De 'geboorte (d. i. de manifestatie) van God's Zoon in de menschelijke ziel. Hier is blijkbaar bedoeld de Cosmische Christus, of de wereldziel, die zich rein 'begint te uiten door de menschelijke I ziel. Van den Cosmischen Christus was Jezus van Nazareth de reine weerspiegeling, — de reine straal van het Centrale Licht zou men kunnen zeggen. Zoo vat ook Arthur Waite het op, die zich in dezen zin uitdrukt: „Jezus kwam om het mysterie der redding langs den weg van het Christendom aan te toonen en als zoodanig is Hij voor eeuwig onze voorganger, van trap tot trap in ons bewustzijn rijzend en alles rondom zich samentrekkend. Hij ziet in Jezus den Mensch, die als mensch leed, doch die tevens Goddelijk bewustzijn had en als God wist. We willen nu de voorstelling van St. Martin, die natuurlijk door dogma en orthodoxie niet kan worden aanvaard, verder detailleeren. Door St. Martin (in Le Nouvel Homme) wordt het Christusleven voorgesteld als een nieuw leven, ontvangen en geboren in ons *); het was tevens een terugontvangen van 't geen de mensch verloren had, toen hij viel. Dit schijnt ons met de leer van Boebme en zijne volgelingen overeen te komen; —blijkbaar was deze opvatting der symboliek algemeen gangbaar. De trappen van 't persoonlijk ondervinden van den inneren Christus worden daargesteld als trappen van het lijden, — van de conceptie tot de kruisiging. De opeenvolging der inwendige voorgangen omvat alle voornaamste bijzonderheden van het Christus-leven in Palestina en wel ongeveer als volgt: (a) De Ziel is dan gelijk aan Maria en God kondigt door zijn engel aan dat zij overschaduwd zal worden door den Heiligen Geest en dat Hij die uit haar zal geboren worden, Gods Zoon zal genoemd worden, (b) De ziel wordt zich bewust van de conceptie, (c) De ziel reciteert haar Magnificat, (d) De buren, waarschijnlijk getuigen van de regeneratie, begroeten haar als Elisabeth. (e) De geboorte heeft plaats in ons als in een stal te Bethlehem, — d. i. de zieletoestand onzer gewone menschiheid. (f) De Zoon, die geboren is, is Goddelijke Liefde doch tevens een Zoon des lijdens. (g.) Hij wordt aangebeden door herders en engelen, (h) Magiërs brengen Hem offeranden, (i) Hij wordt door Herodes vervolgd; 12 jaar oud, verbaast hij de ,T.he Life of Louis Claude de Saint Martin. Boek V § 2, p. 259, genomen uit Waite, The way of divine union. □ „leeraren" des twijfels, der duisternis en der valsche leer — in het menschelijk hart. „Zoo groeide het Kind Jezus in genade en schoonheid.'' (j) Hij begint eene bepaalde leer te ontwikkelen en ontvangt den doop uit de handen van iemand die zijn gids genoemd wordt, of zijn trouwe metgezel, — n.1. het geestelijk wezen, onze engel, die over ons waakt, (k) Als de doop, die veel meer inhoudt dan eene zuiver lichamelijke, volbracht is, spreekt eene stem van den hemel: „dit is mijn geliefde Zoon, waarin ik behagen heb." Deze Zoon geeft geen blijk, Zijn eigen toestand van vroeger herkend te hebben of zich volledig bewust te zijn van zijne diviniteit. (1) Hierover mediteerend, gaat Hij in „de woestijn van God en den Geest" waar hij zijn geheele „Universum" reinigt en alles uitwerpt wat daarin slecht werkt, (m) Hij wordt in verzoeking gebracht als Christus en verdedigt zich als Zijn prototiep door de macht van het woord, (n) Hij verandert water in wijn te Cana. (o) Hij gaat voorwaarts in Zijne innerlijke wereld en predikt op een mystieken berg tot de gepersonifieerde machten in Hem, welke gereed zijn om opgewekt te worden, (p) Hij getuigt van het Koninkrijk dat komt, verzamelt apostelen rondom zich, wordt omringd door discipelen, doet wonderen, — daardoor de overwinning van dat gebied voltooiend, waarover Hij zou heersohen. (q) Op den Tabor wordt Hij getransfigureerd en hier erlangt Hij de kennis zijns oorsprongs. (r) Triumfeerend trekt Hij zijn eigen Jerusalem binnen, rijdend op den ezel zijner oude natuur, (s) Het laatste avondmaal volgt in behoorlijke orde en dan komt (t) de Lijdensweg met al hare bizondeiheden van den Tuin van Gethsemaneh tot het sterven aan het kruis, (u) Hij gaat in de Hel als in zijn eigen oergrond, om daar te richten en op te heffen, (v) Hij staat op en openbaart zich aan zijn innerlijk Zelf. (w) Hij stijgt op tot den Vader, (x) dat hij Zijn Geest moge uitstorten op de persoonlijkheid waarin hij gewoond en gewerkt heeft, op de Kerk en in de Wereld. Hij vertrekt (y) doch keert weder voor het laatste gericht om het Zion der individueele natuur tot de Gezegende Stad op te heffen, waarna (z) de opstanding der persoonlijke menschheid door den Christus-geest in alle volmaaktheid voltooid is. Dit schema van het menschelijk leven, zooals St. Martin het voorstelt, gaat volkomen parallel aan het leven Christi. Na al hetgeen in de voorafgaande hoofdstukken gezegd is, zal het den lezer veelal niet moeilijk vallen, den symbolischen zin ervan te vatten. In elk geval zal het hem klaar worden, dat in het □ Christus-mysterie niet alleen het Cosmische proces der Goddelijke neerdaling- in de stof gedramatiseerd is, doch tegelijk de er\aring van elke ziel die, op het kruis der stof genageld, tastend, zoekend en strijdend den weg terug tracht te vinden naar zijne eeuwige woning. Deze staat van hooger bewustzijn, waardoor de mensch deelgenoot wordt van hoogere werelden, kan ook op andere wijze dan door meditatie en concentratie ontstaan. Zoo vertelt ons Lord 7 ennyson, dat hij, door zijn naam (het symbool van zijn persoonlijkheid noemt hij zijn naam) eenige malen zacht uit te spreken, soms in een soort van wakende trance viel en in dien toestand zijne persoonlijkheid verloor; alle gevoel van afgescheidenheid hield op, terwijl tegelijk eene bewustzijnsverruiming optrad, die men „Cosmisch" zou kunnen noemen. De Hindoe-mystici bereiken hetzelfde door het opzeggen hunner mantrams, weer anderen door zich langen tijd te verdiepen in 't gebed. "Vele der grootste uitvindingen zijn gedaan in deze oogenblikken van geestverheffing. Het is eene zware taak, die de mysticus op zich neemt; men kan zich -moeilijk eene zwaardere opgave denken, dan te trachten het Cosmisch Bewustzijn deelachtig te worden, want oordat de ziel verstaan en zich herinneren kan, moet zij met den Zwijgenden Spreker even innig vereenigd zijn als de vorm waarnaar de klei gekneed wordt eerst vereenigd was met de gedachte van den pottenbakker. De Stern der Stilte. Het waren in hoofdzaak de bovengenoemde voorstellingen van dit Groote Mysterie, die ik wenschte te geven, daar" ze m. ï. aan den occultist en symbolist de meeste satisfactie Ff-fn' hoewel het mysterie daarom evengoed onopgelost blijft. We zijn omringd door, en we leven in eene wereld van mysterie; letterlijk alles is een mysterie voor ons! Slechts als w ij slapen en sterven ontsnappen we een tijdlang aan deze wereld 11 an mysteriën om in eene andere mysterie-wereld rond te tasten en te zoeken. Ook weer als een blinde? Of kunnen wij daar zien? Zullen wij ooit zien? Zonder twijfel — we zullen langzamerhand leeren zien, langzaam aan zullen we leeren het raadsel van de menscheïijke □ ziel met haar hooger en lager aspect, het raadsel van leven en dood en nog tallooze andere raadsels, op te lossen. Slechts tot zoover heeft Longfellow gelijk, waar hij zegt: „O peaceful sleep! until from pain released, I breathe again uninterrupted breath! Ah, with what subtle meaning did the Greek Call thee the lesser mystery, at the feast Whereof the greater mystery is death." INWIJDING. „Waar hartstocht is, daar is niet het goede, waar het goede is, daar is geen hartstocht, waar het dag is, daar is geen nacht, waar het nacht is, kan het geen dag zijn". Hermes Trismigistus. De oude volkeren geloofden in eene onzichtbare wereld, — niet zooals onze naïve geloovigen zich die denken, ver boven de wolken doch eene onzichtbare wereld, die direct verbonden was met de stoffelijke en deze niet alleen omgevend, doch ook doordringend. Men moet toegeven dat deze voorstellinglogisch is; want als de stoffelijke wereld ontstaan is door „uitkristalliseering uit het „kristalwater" der onzichtbare, dan moet de „vloeistof waaruit het kristal zich verdichtte (of verijlde, volgens Oliver Lodge), — m.a.w. de onzichtbare wereld, de stoffelijke wereld van alle zijden omringen en deze doordringen. Deze voorstelling maakte het den mensch gemakkelijker aan een leven na den dood, — in eene andere wereld, — te gelooven, dan de voorstelling dat de toekomstige wereld ver van ons verwijderd, ergens in het luchtruim is. Ze geloofden in die wereld en ze verlangden naar die wereld over te gaan. Nu zou men kunnen zeggen, dat dit verlangen juist het geloof deed geboren worden. Zou ihet waar zijn dat de mensch te midden eener stoffelijke wereld waar de dood hem in allerlei gedaante voor oogen treedt, tot deze gedachte zou kunnen komen? Het lijkt niet zeer waarschijnlijk; logischer is het aan te nemen, wetend dat de stofwereld zich uit een ijlere wereld verdichtte — dat de mensch in oude tijden, toen de sluier der stof hem nog niet zoo totaal verblindde, met die ijlere werelden in inniger contact was dan thans en dat hij die wereld en haar bewoners zinnelijk kon waarnemen. Bovendien — en dit is misschien een sterker argument, — de gedachte aan een voortbestaan is den mensch ingeboren, omdat hij de elementen dier ijlere werelden in zich draagt. Hij, die achter het gordijn der stof tracht te zien, vindt overal leven; de dood krijgt eene andere beteekenis voor hem, zoo ook b.v. de tegenstellingen slapen en waken, rups en vlinder, t sluiten en t openen der bloemkroon, 't ondergaan en 't weder □ opgaan der zon. Misschien is geen beeld rijker aan figuurlijke beteekenis dan het weder terugkeeren der zon in de hoog noordelijke streken, nadat ze maanden lang onzichtbaar was; de zon wordt „opnieuw geboren". En bovendien, leert de natuurkunde ons niet de wet van het behoud van arbeidsvermogen, 't geen zooveel zeggen wil als dat er in werkelijkheid niets verloren gaat? Is onze geheele analytische chemie niet op deze wet gebaseerd? Het oude geloof van onze Schepping uit niets moeten wij dus laten varen; uit niets ontstaat niets. Daar was iets waaruit de oernevel, 't begin van ons planetenstelsel, zich verdichtte en dat iets was de onzichtbare wereld, waarvan reeds een onderdeel (de ether) door de officieele wetenschap moest worden aangenomen om niet geheel hulpeloos te staan tegenover het verklaren van velerlei natuurverschijnselen. Stof is kracht, leert men ons, — in vorm gegoten kracht, zou men kunnen zeggen en de kracht zal zich gemakkelijker kunnen uiten en dus van grootere werking kunnen zijn, naarmate ze vrijer is van den vorm. Ook in de onzichtbare werelden is de kracht aan stof (vorm) gebonden, want „kracht zonder stof" en „stof zonder kracht" is een paradox. In de onzichtbare werelden wordt de kracht veel minder door den vorm in hare werking belemmerd, dan in de dichte stof en daarom zijn ze de werelden der oorzaken, — de causale werelden. Wat zich in de stof als werking vertoont, ontkiemde daar als oorzaak, n.1. als gedachte of emotie. Gedachte, emotie, liefde, haat, vertrouwen enz. enz. leven in de onzichtbare wereld — hun vaderland — en verschijnen daar in vorm, kleur. De stoffelijke hersenen zijn het instrument (beter het reflectie-apparaat) der gedachte, doch de gedachte zelf leeft in hare eigene wereld. Gedachte en emotie komen veelal zonder onzen wil, 't zijn „indrukken der onzichtbare wereld op onze stoffelijke hersenen, ze vloeien van buiten af in. Hoe kan men anders de plotselinge veranderingen in onze stemmingen verklaren, hoe telepathie en zienerschap? Gedurende zijne nederdaling in de stof doorschreed de mensch, zoo leert men ons, de vier rijken der Natuur en telkens had hij zich te offeren om den daaropvolgenden hoogeren toestand te bereiken. Het zich offeren en in 't algemeen het offer, is daarom in de religies en in de inwijding eene hoofdvereischte om tot hooger bewustzijn te geraken. In mineraaltoestand — het mineraal was toen niet vast zooals nu — was de mensch nog geheel één met den \ ader, — t begrip \ ader als oerstoffelijke wereld genomen. Zijne persoonlijkheid was juist aan 't ontkiemen in het kristal. Het viel uiteen, offerde zich — om tot opbouw van nieuwe vormen te dienen, totdat ten slotte uit de stof van het herhaald gebrachte offer dc plant ontstond, waar reeds eene vrij scherp omlijnde persoonlijkheid en een ontwakend bewustzijn te onderkennen valt, hoewel nog vast verbonden met moeder-aarde. De plant offert zich voor het dier en het dier offert zich voor den mensch op allerlei wijze, op zijne 'beurt den dierlijken vorm veredelend. Als mensch verliest hij zijn zintuigelijk contact met de onzichtbare werelden geheel, doch in zijne ziel bespeurt hij nu en dan zoo iets als van vage herinneringen of van een verlangen ernaar; hij zoekt, verlangt, overpeinst en tast onvermoeid in allerlei richting*, doch vindt ni€t. Moedeloos, wanhopig ten laatste, wil hij den strijd opgeven, totdat ineens, juist na een tijd van diepe verslagenheid en intens gevoel van verlatenheid, — hij als 't ware contact krijgt met de Alziel, met den Christus. Het vage gevoel, het intellectueel verwerken wordt ineens tot een werkelijk innerlijk beleven van zijn één zijn met de Ziel der Wereld. Dit heerlijk gevoel van innerlijke rust en zekerheid, dat soms aan extase grenst en dat kort of lang duurt naarmate van den graad en den duur der moreele depressie, die eraan vooraf ging, is feitelijk dat, wat bij religieuse secten onder den naam van „wedergeboren" of „gered zijn bekend staat. \ oor den religieus-philosofischen menscli is het eene lichte graad van inwijding die zijn bewustzijn verwijdt- en zijne gevoelens veredelt en reinigt. Het is dat wat de mysticus kan ondervinden. Hetzelfde, doch minder duidelijk, ondervindt b.v. de schrijver die over de oplossing van het een of andere vraagstuk tobt en het dan eindelijk vindt; hij zal zien, dat aan dit oogenblik altijd een gevoel van diepe depressie voorafgaat, — het zijn de banngswee'én eener gedachte. Hetzelfde, doch in veel hoogeren graad, zien wij daargesteld in de Egyptische en andere inwijdingsceremoniën. Het is letzelfde wat wij in den Lapricornus- -en Caneer-zon en wat wij in den spiraalloop der planeten om de zon zien. Steeds dichter en dichter naderen de planeten de zon en ten slotte zullen ze zich neder met de zon, — die hen uitzond — vereenigen en deze hereeniging geeft weer nieuwe kracht aan de zon! In al deze voorstellingen is het evolutieproces uitgedrukt n.1. het zich weder vereenigen met de Bron der liefde. Zoo kunnen wij inzien, dat voor de inwijding in de mysterieën □ waarbij de neophiet blijken moest geven van diepe kennis, tegenwoordigheid van geest en moed, — ceremonieën moesten dienen, welke de evolutie symboliseerden en dit is het waarschijnlijk wat Bariet1) heeft willen duidelijk maken in zijne voorstelling, waaruit ik hier enkele aanhalingen zal doen. „In de oudheid waren de geleerden tevens wijzen", zegt hij, „Pythagoras, Plato, Aristoteles bewijzen het; in onzen tijd echter, zoeken geleerdheid en wijsheid elkaar te vinden, doch als ze elkaar ontmoeten komen ze in conflict met elkaar over de religieuse questie." De geleerden zeggen,dat het bovenzinnelijke, indien het bestaat, nooit te erkennen is en toch zoeken ze het raadsel der raadselen voortdurend op te lossen; ze komen echter van het standpunt waarvan ze uitgaan, niet verder, „ze zijn als de vliegen achter een glasruit die het licht zien doch het niet kunnen bereiken" (Bariet). Toch leeren we eruit, langs welken weg het Liciht niet te bereiken is en dat wij dus in eene andere richting te zoeken hebben, willen wij het Licht, — de eerste oorzaak der dingen, •— vinden. Goethe, een der groote zoekers-ingewijden, zegt ons wel is waar, dat bet den 'mensch niet gegeven is de Waarheid (het Licht) te erkennen, doch dat het zoeken zaligheid is. Wij kunnen begrijpen dat dit laatste waar moet zijn, daar de mensch het Goddelijke in zioh heeft en dat deze goddelijke vonk, die de kern van zijn bestaan is, naar zijn vaderland terug verlangt en daarnaar zoekt, — ieder op zijne wijze. Wij willen dus zoeken en trachten of wij ten minste niet iets van het Licht kunnen zien 't welk zoo vele ingewijden klaar meenen gezien te hebben, — ondanks de bewering van Goethe en ondanks het feit dat wij, dus doende, door velen onzer natuurgenooten voor „cranks" worden aangezien. De mensch behoort zoowel tot de gevoels- en gedachtenwereld, als tot de stoffelijke wereld, doch hij beheerscht deze werelden nog slechts in zeer onvolkomen mate; hij kent ze nog maar voor een klein deel; hij beheerscht een deel harer krachten en wordt door een ander deel ervan beheerscht. „Hij staat tusschen dier en engel", zegt Bariet en de inwijding heeft ten doel, „den engel van het dier te bevrijden". De ouden hebben de involutie en de evolutie neergelegd in 22 symbolen, — de 22 Arcana's, — waarvan de 10 eersten de involutie en 'de 12 volgenden de 12 phasen, uren of trappen der inwijding daarstellen, zooals ze door Apollonius van Tyane 1) F. C. Bariet. L'Initiation. □ beschreven zijn. De 13e trap is die van den dood en de opstanding; hier houdt de involutie op en begint de evolutie, want de mensch moet, — om te kunnen evolueeren, — na de 10 eerste Arcana s nog drie trappen afdalen in de elementale rijken der Natuur en wel in omgekeerde volgorde als hij ze bij zijne neerdaling in de stof doorschreed, om ze in hunne oorzaak en werking te leeren kennen. Eerst dan wordt 'hij werkelijk „heer" van deze rijken, hij wordt „gekruisigd en sterft" om daarna den 3en dag op te staan, n.1.: Tn Are. 11 leert hij de Universeele kracht kennen in zijn eigen organisme en in hare positieve en negatieve strooming. In Are. 12 moet hij deze kennis in de practijk brengen en de omzetting der inerte stof bewerken; dit is de alchemie der inwijding waar hij — door het vuur zijner natuur — leert de stof te vervluchtigen. Hij moet moreel volkomen bereid zijn zijne persoonlijkheid te offeren. In Are. 13 leert hij de lagere, levende, inferieure krachten — de elementalen — bedwingen. Hij sterft dan — in moreelen zin voor het gewone leven, om het geestelijke leven te beginnen: „de geestelijke mensch wordt uit het lijk van den gewonen mensch geboren." Hier bereikt de neophyt de grens der aardaura, waaruit de aarde de elementen van haar leven put en werpt hij zich in de ruimte. Critisch oogenblik — hij verliest den bodem onder zijne voeten! In Are. 14 leert hij dan de astrale en planetaire stroomingen kennen, waaraan (hij dan In Are. 15 wordt blootgesteld en waarin de onwetende of onvoorzichtige wordt meegesleurd en ten onder gaat doch waarin de voorzichtige, moedige, reine standhoudt en waar hij m extase den ,,hoeder des drempels" passeert. In de volgende - rcana s worden hem dan de hoogere gebieden geopenbaard. n Are. 16 ondergaat hij den vuurdoop, het verteert den onreine en den onvoorbereide, ze maalkt den reine tot iheer der aardsche krachten en stempelt hem tot „Magiër". In Are. 17 leert hij de grondbeginselen van 't zonnestelsel en Sn Tn' ~ m Tband/aarmed€' — 'begrijpen. De ingewijde ™,™L™-sraa ^CZjfld% met om de lippen ziet meA ze heengaan ... Ze hebben „het kleed van den Meester" aangeraakt. En voor dit Coué Tnrdit nn1^ gedu,rende een twintigtal jaren verricht — ontvangt monsieur Coue in dit ondermaansche geene andere belotfning dan — de dankbaarheid 71'in er medemenschen. H» werkt van den morgen tot som! diep in den nS en tt ziin •De opbrengst der publieke lezingen, die hij nu en dan houdt in df fa da' oeodógatverminktedn. bedraagt duizenden fran" - bestemd voor □ ons. Ook Walt Whitman verstond die .kunst in de perfectie èn drukt dit o.a. uit in de volgende gedachte, ontleend aan zijne „Leaves of Grass": „Ik zag het gelaat van een smerigen en kwijlenden idioot, dien ze in 't gekkenhuis hadden, en ik wist, tot mijn troost, wat zij niet wisten; ik kende d^ werkingen die mijn broeder zinneloos gemaakt en gebroken hadden; hij wacht tot het puin van de gevallen woning opgeruimd is; en ik zal na een korter of langer tijdvak terugkomen en zal dan den werkelijken bewoner, — d&n volmaakt en ongedeerd, ontmoeten, — in elk opzicht evengoed als ik zelf." De dichter zegt het in deze woorden; „Stiinme dich, dann können die Störer nicht Verwüsten. . . . alles in dir muss einig sein mit dem Weltchorus — audh dein Denken! Stimme dein Denken!-' ,,Von Menschentonheit wund gesteinigt, lm Strahlenquell gesund gereinigt, Solist du ein Heil der Erden, Ein stiller Weise werden. Wer treulich schmachtend aufwarts schaut, Dem vvird das Höchste angetraut". BOEK II. Great is the law.... great are the old few landmarks of the law.... they are the same in all times and shall not be disturbed.... I hear you whispering there: O stars of heaven, O suns.... O grass of graves.... O perpetual transfers and promotions.... if you do not say anything, how can I say anything? Walt Whitman. DE ZODIAC EN DE BIJBEL. A. ALGEMEENE BESCHOUWING. Heavn Is as the book of God before us set, Wherein to read his wondrous works and learn Ilis seasons, hours or days or months or years. Milton. De zinnebeelden der constellaties — wier voorstelling over de geheele aarde verbreid en wier woord tot aan 't einde der wereld gehoord is — kunnen, als ze gelezen worden bij het licht der Openbaring, begrepen worden door een kind.... Francis Rollestori. 1 ot dusver hebben wij ons in hoofdzaak bezig gehouden met de symbolen, die ons in het ondermaansche overal tegemoet treden; dikwijls hadden die symbolen eene cosmische beteekenis, doch verder dan ons zonnestelsel zijn we niet gegaan. We willen ons nu, — in navolging onzer moderne vrouwen — op de teenen verheffen en zien wat de millioenen en millioenen zonnestelsels die de Ecliptica en hare omgeving bevolken, ons als symbolen te vertellen hebben. Vele onderzoekers, o.a. Dupitis, Lucius e. a. hebben aangetoond, dat de astronomie de basis is van het religieus Egyptisch stelsel en dat de sterrebeelden symbolen zijn van heilige dingen. Men geloofde — niet alleen in Egypte, doch vrijwel overal — dat de hemellichamen door hunne standen en aspecten teekenen waren van toekomstige gebeurtenissen op aarde. Dit geloofden ook de „drie wijzen van het Oosten" die, door „de ster geleid, den geboren Verlosser kwamen aanbidden. Dit gelooft thans nog de occultist-astroloog, die door berekening den tijd van het op en neergaan der mfenschelijke levenscurven kan bepalen. Hij «kent de innerlijke beteekenis der Zodiacale teekens en den invloed dien ze uitoefenen op den mensch, doch hij kent sleohts een deel der waarheid. En als bet nu eens waar was, dat in vóórhistorische tijden zooals beweerd wordt — de sterren van den Dierenriem in beeld gebracht werden om „tot teekenen en cyklen l) te dienen", en als het eens letterlijk te duiden ware dat de „hemelen Gods ') Er staat „seizoenen", welk woord volgens den oorspronkelijken tekst beter door „cyklen vertaald wordt (Gen. 1, 14). glorie verkondigen"? Zeker is de sterrenhemel een teeken van Zijne uiterlijke glorie, doch dit kan de bedoeling niet zijn van de eerstgenoemde uitdrukking. Van af Genesis tot de Openbaring wordt de vijand der menschheid (hare gebreken, hartstochten etc.) voorgesteld door de Slang of den Draak en de Verlosser door het zaad, den tak, den Leeuw of een Held. Hij treedt op als overwinnaar, doch ook als de gebrokene, de doorboorde of geslagene en al deze namen komen voor in de oudste Zodiacs, in de juiste volgorde waarin de voorvallen van Jezus' leven beschreven zijn en die dezelfde zijn als die welke iedere mensch en de geiheele menschheid heeft door te maken. Daarenboven leefde in elk volk, van het oude China, Egypte en Indië tot het oeroude volk van Mexico, — de Tolteken en de Azteken, — de traditie van een Goddelijk Persoon, die, uit eene vrouw geboren, zou lijden in den strijd met de Slang en ten slotte zegevieren. De Bijbel nu, is vel van uitdrukkingen, die gelijkluidend of gelijkbeteekenend zijn met de voorstelling der sterreteekens. Overal lezen wij van den Draak of den Slang die bestreden, overwonnen en ten slotte gedood wordt en de Held die dit volbrengt, wordt in de sterreteekens handelend daargesteld op eene wijze, die tot in de kleine bizonderheden overeenstemt met het bijbelverhaal. En het is niet éénmaal, doch driemaal in den Zodiac daargesteld, — zooals trouwens te verwachten was volgens de wet der drievoudige Openbaring. Fig. 39. De Zonnegod Schamasch in zijn heiligdom. (Londen, Britsch Museum.) □ Oorspronkelijk was de religieuse aanbidding niet gerioht tot het beeld of symbool, doch ze gold het Wezen, door het symbool voorgesteld. Ik geef in dit ohap. eenige voorbeelden van dezen „zonnedienst". De teekening hierboven stelt den Zonnegod Schamasch voor, aangebeden door den drievoudigen mensc'h, (gedachte, emotie, handeling, d. i. hier offerande). Dit is echter niet alles, de namen der sterren en der sterrebeelden — veelal Oude Arabische, Koptische, Aramaisohe of Hebreeuwsche namen, die reeds eeuwen voor het begin onzer jaartelling bekend waren, duiden allen, onveranderlijk, op de oude mythe aangaande den strijd van liet Licht met de Duisternis. Wel heeft men, zooals dit met alles het geval is, ook den Zodiac traohten te vervalsohen, door het invoegen van nieuwe „moderne" sterreteekens zooals „de Kijker", jhet Microscoop" enz. enz., doch de meeste namen zijn zoo dwaas en kinderlijk, en steken zoo vreemd af bij de oude, beteekenisvolle namen, dat men ze direct herkennen en. . . . schrappen kan. Onze coripheeën der Astronomie. Herschel en anderen, hebben niet veel eer van hun werk. Doch ook lang vóór dezen tijd werden veranderingen aangebracht, die soms zeer moeilijk op te sporen zijn, doch gelukkig hebben wij eenige oude Zodiacs ter beschikking, waaronder die van Esnch en Denderah, die ons dikwijls in staat stellen, de oorspronkelijke ibeteekenis op te diepen. Wanneer wij nu de mythologieën der oudheid nagaan, — bevattend de geschiedenis der talrijke zonnegoden, — dan vinden wij onveranderlijk dezelfde voorstelling —in hoofdtrekken ten minste — en wij kunnen ook deze verhalen lezen in de opeenvolging der Zodiacale sterreteekens. Meer nog, — hier vinden wij zelfs aangegeven, dat zekere voorvallen ter vereeuwiging, door Zeus of Aphrodite „als teekenen aan den hemel geplaatst werden". Zoo werd in den tijd dat de Grieksche Mythologie ontstond, aan vele teekens eene andere uitlegging gegeven, b.v. de ,,Corona Borealis" werd tot de „Kroon" door Bacohus aan Ariadne, de dochter van koning Minos, vereerd, wegens het redden van Theseus (den dooder van den Minotaurus) uit het Labyrinth; dooh men ziet, dat ook hier de oorspr. mythe doorschemert en zoo is het overal, zooals ik zal trachten aan te toonen, als ik de teekens in 't bizonder bespreek. Oppervlakkig beschouwd lijkt het vreemd en verwarrend, wanneer wij zien, dat zeer vele constellaties dubbel zijn, b.v. men heeft 2 Visschen, 2 Honden, 2 Leeuwen, 2 Kronen, □ 2 Beren, 2 Reuzen, 2 Centauren enz., doch bij nadere studie ziet men dat dit juist dikwijls de sleutel is tot beter begrijpen der oorspr. meening, — daar de herhaling veelal duidt op eene positieve en negatieve, actieve en latente werking. Ook moeten wij aannemen dat de aard-as — ten tijde dat de beelden ontstonden — (voor c.a. 6000 j.) anders gericht was. Zooals men weet beschrijft het uiteinde der aardas in een Cosmisch jaar (= 25800 jaren) een cirkel, zoodat de sterreteekens gedurende dezen tijd —een vast tijdstip en een vast uur vooropstellend — alle standen aannemen. Zoo 'vertoont zich b.v. een sterrebeeld gedurende een zeker tijdvak veel imponeerender dan in een ander. Dat de profetie van den komenden Verlosser, den bestrijder en overwinnaar van „de slang" en „den draak" — symbool der stof — in de sterrebeelden kon neergelegd worden eeuwen en eeuwen voor Zijne verschijning, is in werkelijkheid niet zoo vreemd als het oppervlakkig schijnt, evenmin als de voorspellingen der Profeten, wanneer wij betrachten dat we overal in de Natuur eene regelmatige opeenvolging der verschijnselen waarnemen volgens eene vaste, onwrikbare wet. Met zekerheid mogen we besluiten, dat deze wet universeel is en dus evengoed moet werken waar het betreft den doorgang van ons Zonnestelsel door de twaalf sectoren van het hemelgewelf —gedurende het lange Cosmische jaar. In al deze voorspellingen spelen de praecessie van den equinox, de groote conjuncties der planeten en de naar vaste regels (volgens den Saros, een cyclus van 18 j. 11 dagen) terugkeerende eclipsen, eene groote rol. Elke 18 jaar valt dezelfde eclips 11 dagen later. Het gevolg hiervan is dat na 595 jaar dezelfde eclips weer op ongeveer denzelfden datum terugkeert. De eclips begint flauw, neemt langzaam toe tot zijn maximum en weer af, tot zij na c.a. 70 Saros of 1262 jaar en 36 dagen „sterft". Bij het neerschrijven dezer algemeene beschouwing vraag ik mij zeiven af of bet eigenlijk wel noodig is, nog meer bewijzen te leveren van den cosmischon ondergrond der Christelijke en der vroegere religies. Het is immers zoo klaar als de dag, dat men zich in het oude Egypte, Indië, Assyrië enz. enz. de 4 hoofdkrachten der Natuur aan den hemel geprojecteerd dacht! In Indië waren het de 4 Rishi's, die de 4 Veda's brachten; in 't Ohr. geloof zijn het de 4 Evangelisten, die men — evenals de 4 Rishi's — gesymboliseerd zag in de 4 „dieren , d. z. de 4 vaste Teekens van den Dierenriem. In alle Roomsch-Katholieke, Anglikaansche, Grieksche en andere „Katholieke" Kerken vindt men immers deze 4 „vaste Teekens" voorgesteld, — nu eens boven het altaar of aan 't gewelf der kerk, dan weer buiten aan den gevel boven den ingang. Dikwijls is in hun midden de Christus afgebeeld, — soms ook de Zon (Zoon), of ook het Dam, den Ram — als om aan te duiden, dat in dit hoofd-vuurteeken de Goddelijke Macht den „nacht ' van het Niet-Zijn ('t Pralaya der Indiërs) verbrak om in den „dag" van het Zijn zich in Zijne Openbaring ('t Man\ antara der Indiërs) te gaan spiegelen. Het ééne Leven daalt af in de grove stof, nadat het de ijlere stofgebieden der zodiacale vuur-, lucht- en waterteekens achter zich heeft gelaten; — het Woord, de Vonk wordt „vleesch". Gedurende deze 4 stappen of phasen van ontwikkeling worden de „4 Rassen" geboren; de „Vonk", die eerst bij den vierden stap (t Atlantische Ras) van de stoflichamen bezit neemt, ontwikkelt nog een 5e beginsel en zal voortgaan tot en met het 7e, — dank zij de hulp der 12 vormende krachten of weerstanden, — ook wel genoemd in de oude Schriften: „de 12 maagdelijke jongelingen", gesymboliseerd in de 12 Zodiacale Teekens. Doch genoeg hierover; — ik sprak hier en daar genoeg over de zoogen. Astraal-Theologie, om den lezer aangaande dit punt tot verdere studie aan te sporen; bovendien bestaat er over deze studie voldoende litteratuur. In 't volgende chap. kom ik trouwens hierop dikwijls terug. Elik Zodiacaal teeken heeft van ouds eene beteekenis die, door alle eeuwen heen; onveranderd dezelfde gebleven, en door Ptolomaeus tot ons gekomen is. Op deze beteekenis is hoofdzakelijk de Astrologie gebaseerd. De vereeniging der sterren maakte dikwijls plaats voor extatische aanbidding en ontaardde in afgoderij. Zoo _was het ook kort voor het ontstaan des Christendoms en gaandeweg verloor men de beteekenis der sterrebeelden uit het oog, of wel ze werd verdraaid, zooals b.v. in de Grieksche mythologie, waar b.v. de Maagd l) de moeder van I rometheus daarstelt, — een goddelijk wezen dat leed om zijn liefde voor de menschheid. Libra was de weegschaal van Jupiter, waarop de mensch gewogen werd. De Schorpioen was gezonden om de hiel van O Zie Mazzaroth, pag. 81, door Rolleston. Orion te verwonden, den afstammeling der goden. Saggittarius, Capricornus en Aquarius hadden betrekking op de daden van Hercules, een zoon van den hoogsten God, die voor het welzijn der menschheid werkte en door slangengift om het leven kwam, doch later in den hemel verheven werd. Uit de Visschen werd Fig. 40. Zeus van Otricoli (Rome, Vaticaan.) de mensch geboren. Onder Taurus en Aries komt Jupiter, die soms vereerd wordt in den vorm van een ram met den driehoek het mysterieuse, goddelijke teeken — boven het hoofd. In de Tweelingen werd op de dubbele natuur der menscben gelezen, — goddelijk en dierlijk — de zoon van Jupiter was God en mensch tegelijk. Jupiter heeft verschillende bijnamen, als I luvius (regen), Fulminator (donderaar), Hospitalis (de gastvrije) etc. Zijn hofhouding was op den Olympus. Hij was de grootste der goden, de meester van alle gebeurtenissen in den hemel en op aarde. De Kreeft werd gezonden om Hercules in den voet te bijten, zooals de Schorpioen bij Orion. In de andere constellaties, zegt Rolleston, vinden we dezelfde overeenkomst met de oorspron- □ kelijke gedachte. Coma, 't sterrebeeld dat bij de Schorpioen behoort, wordt verondersteld te zijn het Hoofdhaar van Berenice. De Centaur werd gedood door Hercules, m.a.w. het dier werd in den mensch gedood door den Mensch. Waarschijnlijk had gedurende het vierde wortelras de invoeging in den Zodiac van het teeken Libra plaats. Oorspronkelijk had de Zodiac slechts 10 teekens, n.1. Virgo en Scorpio waren één. De „voet van het Kruis" in Libra, verdeelde dit teeken in tweeën. Daar is nog oneindig veel meer overeenkomst tusschen de Grieksche mythologie en de oorspronkelijke Cosmische mythe, doch het bovenaangehaalde is hier voldoende. Het is de oude geschiedenis van de Godheid, die het leven en het bewustzijn der Veelheid van Openbaring is, — den 2en Logos, wiens symbool de Zon is en het verhaal is dat van den strijd en de daarop volgende overwinning van de goede tegen de kwade krachten, welke ontketend worden, zoodra de openbaring in de stof begint en, tegelijk daarmee, de beperking des bewustzijns. Het boek Job, zoover ons bekend is, het oudste der boeken, vloeit over van astronom. zinspelingen. We lezen daar van de Plejaden, van Arctur, van Orion, van de Slang, van Mazzaroth, den Dierenriem etc. en Job leefde c.a. 2200 jaar voor ühr. — zooals verschillende astronomen berekend hebben uit ihet met de Zon gelijktijdig rijzen van Sirius, op den 4en dag na den zomer-zonnestilstand. De Zon is in een planetenstelsel het centrum van alle leven, energie en warmte en in alle mythen is daarom de Zon als Held daargesteld. Tot deze zonnemythen behoort ook ons evangelieverhaal, — dat nooit geschreven is alleen met het doel een geschiedkundig verhaal Je geven van het leven, het lijden, de opstanding en de leer van Jezus. In hoeverre het verhaal betreffend het leven van den Heiland waarheid bevat of verdicht is, weten wij niet, doch zooveel is zeker, dat dit leven en lijden in bijna denzelfden vorm bij talrijke zonnehelden voorkomt, — die vroeger leefden. Het is het oude verhaal van den „verloren zoon", i. a. w. het verhaal der inwijding, dat zich in den Cosmos evengoed afspeelt als in den Microcosmos, — den mensch. In hoofdzaak is het verhaal cosmisch bedoeld, doch 't heeft tevens betrekking op de menschheid waarvan Jezus de hoogste ideale conceptie is en op dén enkelen mensch; juist omdat het □ verhaal in den grond astraal bedoeld is, moet het zijn schaduw werpen in de stoffelijke wereld en moet de geboorte van het „Nieuwe Licht" (de Q 'n O 0 /&) dat de bewoonde Aarde (het noordelijk halfrond) uit de klauwen van den Draak der Duisternis zal verlossen, — zich in de stof openbaren door de geboorte van den Heiland, den 25en December, als de Zon in O0 het laagst staat. De Zonnegod wordt altijd den 25en December geboren en wel op 'het oogenblik, dat het teeken der Maagd aan de Oosterkim rijst. Nogmaals zeg ik: het aannemen van de cosmische beteekenis stelt dus niet voorop het verwerpen van den Christus in menschengedaante, doch maakt het integendeel tot een noodzakelijk gevolg. Ik wil hier enkele, uit de wie mythen en voor-Christelijke verhalen in 't kort citeeren, om het Cosmisch-universeele wezen der mythe aan te toonen. Ik zal bij de Babyloniërs beginnen; de Joden namen zoowel vóór als na hunne Egyptische ballingschap veel van dit volk over en hunne mythologie stemt dan ook op frappante wijze met die van Babylonië en Assyrië overeen. Alle mythologiën komen ook hierin overeen, dat hun God in een menschenlichaam geboren wordt, dat hij in dit lichaam wonderen verricht en dat hij ten slotte dit lichaam Fig. 41. Babylonië. De Maangod (Sin) en Venus (Istar). offert om de menschheid te redden (resp. het Leven te geven.) Wij kunen dit alleen begrijpen als wij het cosmisch beschouwen en denken aan het Goddelijke bewustzijn dat „neerdaalt" in de □ stof — van Eenheid tot Veelheid wordend — en aan vorm gebonden, m.a.w. door den vorm 'beperkt. Dit is de oorspronkelijke bedoeling der „Kruisiging". Zoo wordt de goddelijke reine Mensoh, (m.a.w. de Christus) bij zijne „neerdaling" in de stof tot de gekruisigde menschheid, (resp. de gekruisigde Christus). De goddelijke vonk, die in ieder leeft, wordt versluierd. In Babylomë dan, of Sitmer, zooals de oude naam luidt, heette de hoofdgod Ia of Ya (of Oannes) en zijn even hoog vereerde zoon wordt Tammuz genoemd (ook Tamsi, equivalent met Adonis). Ia is de God des reinen levens en der gehoorzaamheid, die den dooden leven geeft en die in tijden van „dringend nationaal gevaar ' zijn eenig geboren zoon Tammuz op het akaar offerde. Tammuz opent den ihemel voor de getrouwen, hij is de spiegel waardoor de menschheid in staat wordt gesteld bet gelaat zijns Vaders te zien, hij is de Zoon van eene „Mater dolorosa , hij leefde, leed, deed wonderen, stierf en herrees als Christus; hij was ook de „korenaar", „de druiventros", „de tak", „de Herder", „de Gezalfde". Hg. 42. Babylonië. Gedeelte van het scheppingsverhaal. Prof. Sayce zegt: bet Babylonische zesdaagsche scheppingsverhaal, geschreven in de 7e eeuw vóór Chr.') komt merkwaardig overeen met dat van Genesis. Schoon wordt hierin ook de worsteling beschreven van de Duisternis met het Licht. 1) Zie Encyclop. Brittannica, deel 26. Symbolen en Mythen in Religie. 17 Doch het is 'geschreven na Mozes' tijd en kan (lus niets bewijzen. Er is echter een ander Babylonisch boek gevonden1), n.1. het heldendicht van Gilgames, geschreven in 12 boeken, bevattend de 12 teekens van den Zodiac waarin de geschiedenis der Goden belichaamd is." Gilgames ontving het verhaal van den zondvloed van Xisuthrus, — d. i. de Ohaldeeuwsche Noach. Het is zeer waarschijnlijk, dat deze epos werd geschreven omstreeks 2000 jaar voor Chr., doch in elk geval 200 jaar vóór den tijd van Abraham. In dit boek wordt beschreven: de zondvloed, de ark, hare grootte en het „zaad van alle leven" (de dieren). Van den Babylonischen Tammuz nog dit: Hij wordt als Zonnegod, als Verlosser vereerd. Zijne moeder Istar, voorgesteld met een heiligenkroon om bet hoofd en gekroond ° 1 O . * „ — rronf lipt mei bLellcii, Uiaagi S^VYkind" op den arm, en ze heet — evenals de maagd Maria „Koningin des Hemels . Tammuz wordt voorgesteld — tegelijk, als de echtgenoot en de zoon zijner moeder, dus hier is in beeld gebracht het gezegde van Jezus: „Ik en mijn Vader zijn één". Dat de Joden hun godsdienst van de Babyloniërs overnamen, moge o.a. blijken uit 1 Kor. 16. 31—34, waarin bericht wordt dat Achab, daartoe overgehaald door zijne vrouw Isebel, een altaar oprichtte voor Baal. (Habba-al.) (Zie ook Jesaja 46. 1; Jeremia 51. 44.) In Babylonië is in de Zon het mannelijke en in de Maan 't vrouwelijke principe der Natuur belichaamd, die samen het kind Nebo (Mercurius) voortbrachten. Precies hetzelfde herhaalt zich in den Egyptischen cultus waar uit Osiris (de Zon) en Isis (de Maan), Fig. 43. Dagon. Horus (Mercurius) voortkwam. De Philistijnsche Godheid Dagon is de „Visch-zon" en de zoon van hemel en aarde tegelijk. De Zonnegod als zoodanig i) Georgc Smith's Chaldean Account of Genesis. □ n.1. in zijn dubbele beteekenis, wordt beschouwd zoowel als de gever der stoffelijke levensbehoeften dan als de leider der menschheid en de grondvester der beschaving. Vischnu is eene der namen van den Zonnegod der Indiërs, van wien gezegd werd dat hij het Heelal „in drie schreden" doorliep, waarmede o.a. bedoeld wordt de zonsopgang, de culminatie en de ondergang der zon. Hij houdt, zooals geleerd wordt, de wereld en de menschheid in stand — doordat hij zelf, op zekere tijdstippen als dit noodig is, — zich belichaamt in stoffelijken vorm. Hij verschijnt dan als Avatara. En nu is het zeer interessant, om in de Ind. mythologie deze Avataras, — waarvan er volgens hunne leer reeds 9 zijn versohenen, — te vergelijken met de occulte leer, volgens welke de mensoh door de lagere tot de hoogere diervormen schreed, voordat zijn tegenwoordig lichaam ontwikkeld werd. De incarnaties van "Vischnu zijn: le ine. In een visschenlichaam (Matsya) leert hij over de Alziel en de wording der wereld. 2e ine. Als schildpad (Kiirina) dient hij, op den bodem der zee, den berg Mondara tot steunpunt en wordt aldus de bewerker van het overwinnen der demonen. 3e ine. Als ever (Varaha) graaft hij de aarde, die in de oerzee verzonken is, uit en brengt ze naar 'hare plaats terug. 4e ine. Als leeuw-mensch (Narasingha) doodt hij den demon die de aarde bedreigt. 5e ine. Als dwerg, (Vamana) den oermensch typeerend, overwint hij door list den aanvoerder der demonen. 6e ine. Als Parasu-Rdma roeit hij met zijn strijdbijl het geheele geslacht der Kschatryas uit en grondvest de heerschappij der Brahmanen. 7e ine. Als Rama-Chandra is hij de held van den epos Ramayana, (die 24000 strophen en 7 boeken bevat) waar hij de Indische Ariërs helpt, de oerbewoners van Zuid-Indië en Ceilon — als demonen daargesteld — te verdrijven. 8e ine. Als Krihna de nationale held van het Indische volk. (Zie de Mahabharata.) 9e ine. Wordt door de Buddhisten die van Buddha, door de Mohammedanen die van Mohammed, door de Christenen die van Christus genoemd. □ 10e ine. Is die, welke in de toekomst verwacht wordt. Deze Avatara is bekend onder den naam van Kalkï. Vischnu, op een wit paard gezeten, met een vlammend zwaard in de hand, zal het Kali-tijdperk (de Kaliyuaga) ten einde brengen en een tijdperk van reinheid en vrede scheppen (m.a.w. „het duizendjarige rijk"). Is hiermede bedoeld een tijdperk van 365 X 1000 jaren? Van Krishna (d. i. Zon) wordt geleerd, dat hij in eene stal geboren werd, toen zijne ouders onderweg waren naar de stad om hunne schatting aan den koning te ibetalen. Zijne moeder was eene maagd. Zijn oom Kansa, die hem wilde dooden, gelastte bij zijne geboorte, dat alle pasgeboren kinderen zouden, omgebracht worden. Ook de aanbidding der „herders en der wijzen" en de „vlucht" vinden wij in het leven van Krishna terug. Reeds als kind verbaasde hij iedereen door zijne wijsheid en gedurende zijn leven deed hij vele wonderen. Zijne geboorte was vergezeld van mysterieuse lichtverschijnselen, hemelsche muziek en een regen van bloemen. r) Buddha (Budha) (560—480 v. Chr.) werd onbevlekt ontvangen doordat hij, zooals het verhaal luidt, op een witten olifant uit den hemel afdaalde en als eene vijf-voudige licht- In eene Sanskriet-encyclopaedie van ruim 2000 jaren oud wordt gezegd, dat Krishna — een der Indische incarnaties der Godheid —-^ uit eene maagd geboren werd. Hij worstelt met een slang, die hem in den hiel bijt eni hij verbrijzelt den kop van de slang onder ziin voet. Ook reeds als kind doodt hij de slang Caliya. (Vergelijk het leven van Hercules, Osiris, Baldur, Horus). Fig. 44. Osiris, rechter der dooden. Fig. 45. De Godin Neith. straal in het lichaam zijner moeder inging. Zijne moeder was Maya, de maangodin, die evenals Maria, op eene maansikkel staande wordt afgebeeld. Ook Budha was vader en zoon tegelijk (de Zoon is ook hier dus één met den Vader). In Egypte waren feitelijk Osiris en Isis, — vertegenwoordigend de Zon en de Maan — de eenige ware goden en de tallooze andere goden die ze aanbaden en vreesden, vertegenwoordigden feitelijk slechts de verschillende eigenschappen dezer twee hoofdgoden, die in geheel Egypte vereerd werden. Isis is de vrouw van Osiris en tegelijk zijne zuster. Men ziet het cosmisch verband, daar Isis tegelijk de vruchtbaarheid der aarde symboliseert. Ook Zoroaster (Zarathustra) werd onbevlekt ontvangen door eene maagd, bevrucht door eene straal van ,,'t Goddelijk vernuft", geheel in overeenstemming dus met Osiris, die de zoon genoemd wordt van de reine moedermaagd Neith ■— 't symbool der vruchtbare, altijd barende natuur. Osiris wordt door de slang des kwaads, Typhon, gedood en aan stukken gesneden, d.w.z. de Eenheid, "die geestelijk is, offert zich en openbaart zich in de veelheid der stof (Typhon, de slang). In Horus herrijst Osiris, n.1. Horus verslaat de slang en hereenigt de stukken, d. i. de „Verlosser", redt de menschheid uit de 'boeien der stof en voert ze tot den Vader terug. Om dit te kunnen, moest hij in de stof afdalen en daarom wordt Horus, evenals Osiris, in vele oude Egyptisohe afbeeldingen daargesteld — gekruisigd, met uitgestrekte armen, aan het hemelgewelf. Osiris daalt, evenals Christus, in Hades af. Ilorus, (Hor = „Hij die komt als licht"). Zijn zoon is, zoowel als Osiris, een zonnegod, die met den Grieksohen Apollo op ééne lijn staat, zooals ook zijn Grieksche dubbele naam Hor-Apollo aanduidt. Zijn heilig dier is de sperwer, de vijand der slang, want hij is de bestrijder van den God der Duisternis, — zijn broeder Typhon, — dien hij eiken morgen overwint om daarna weer des avonds door hem overwonnen te worden. Horus heeft de heerschappij over de aarde, terwijl zijn vader Osiris nu eens als God des hemels en dan weer als God der aarde verschijnt. Dit wordt duidelijk als men aanneemt, dat de Zoon wordt gedacht te verschijnen als het stoffelijk gebied gevormd is en dus de elementale rijken („de onderwereld",) gepasseerd zijn. Deze elementale rijken moeten bij elke inwijding gepasseerd en van een hooger standpunt gekend worden, vandaar" de driedaagsche „bewusteloosheid in het graf" bij de inwijding en ook bij den Christus na zijne kruisiging. □ Dionysos is de bezielende geest der mat. wereld, zoon van Zeus, den Alvader en aldus de „eerste oorzaak . Dionysos is de „bevrijder". Ook Dionysos (of Kacchus) de zonnegod, die evenals Christus water in wijn veranderde (elke zonnegod doet dit feitelijk), ziet men vaak (met zijne maagdelijke moeder voorgesteld. Ook hij heet Gods zoon en zijne geboorte en zijn leven komen op frappante wijze met dat van Jezus overeen. Ook hij daalt neer in de onderwereld (de hel) en verrijst ^veder. Ook Hercules was een „zon-god' een „zoon Gods . De Zonnegod werd genoemd Archagetos, d. i. „geboren van eene ark"; de Ark was altijd nauw met de Maagd verwant en stelde o.a. voor: het vrouwelijke beginsel in de Natuur. Ze is de horizontale lijn van het Kruis, zooals het mannelijke beginsel de verticale daarstelt. In de astrologie is de maan bekend als 't vormgevende element, —vandaar dat Maria op een maansikkel staande, wordt afgebeeld. De maan was de moeder der aarde, die uit haar voortkwam en ze heeft haren grooten invloed op de aarde behouden in alles wat bevruchting en geboorte betreft. The sun, the imoon, the sitars, Are not t'hese, O soul, the vision of Him who reigns? T ennyson. Van Mithras, Baldur, Quetzalcoatl, Adonis, Attis, Apollo, die alilen op 25 December geboren werden, zou in vele opzichten hetzelfde te zeggen zijn als van de voorgaande, doch ik mag over dit onderwerp niet uitvoeriger zijn; de gegeven voorbeelden zijn meer dan voldoende ons dat te laten zien wat ik wilde, n.1. de eenheid die in alle oudste overleveringen zichtbaar is en verder, dat onze Bijbel volkomen in overeenstemming is met die oude overleveringen. Over Mithras zie 't slot van dit chap. Wij willen nu verder gaan en trachten aan te toonen, dat het Woord", waarop de godsdiensten gegrondvest zijn, — het woord dat door de profeten tot ons gekomen en gelijkluidend te vinden is in alle mythologiën der oude volkeren, — in duidelijke taal in de sterrebeelden van den Dierennem geschreven staat en dat de woorden in Rom. 10. 1/, l» daarop mogelijk betrekking hebben: . „Hebben zij het niet gehoord?" „Ja waarlijk zij hebben □ gehoord en de 'boodschap is tot het einde der wereld gehoord geworden." Gelukkig kunnen ons de oude, wederontdekte Zodiacs dikwijls op het spoor brengen van eventueele vervalschingen en kunnen de namen, daarin voorkomend, het ontbrekende aanvullen. Dit is echter slechts bij uitzondering noodig, de oude Arabische namen verhalen ons veelal genoeg. Zoo draagt soms slechts een gedeelte van een teeken den naam van het geheele teeken, b.v. de Maagd 'heet in 't Hebreeuwsch Bethülah, d. i. „maagd" en in 't Arabisch beteekent dit woord: „een tak", terwijl eene andere Arabische naam voor hetzelfde teeken is: Sunbul = „eene korenaar". Zoo heet ook de schitterendste ster x in de Maagd, Spica, d. i. „Korenaar". Nu valt ons direct op, dat in den Bijbel voor den naam van den Messias dezelfde namen, „tak", „rijsje", „korenaar" gebruikt worden, (zie Jer. 23. 5, 6; Jer. 33. 15; Zach. 3. 8; Zach. 6. 12; Jes. 4. 2), terwijl ons Jes. 11.9 openbaart, dat deze „tak" God zelf is. Aan miss Fr. Rolleston1), eene zeer bekende oriëntaliste, komt de verdienste toe deze oude Arabische, Aramaische en Hebreeuwsohe namen in hare beteekenis opgespoord en een groot materiaal verzameld te hebben, 't welk het James Gall2) en in navolging van dezen, dr. Bullinger *) en anderen, mogelijk gemaakt hebben, over dit onderwerp licht te verspreiden. Dr. Bullinger, bekend Lodonsch theoloog, heeft de gegevens van de eerstgenoemde schrijfster tot een systeem gerangschikt; zijne indeeling, die m. i. logisch en juist is, heb ik precies gevolgd, hoewel ik daarin misschien eene kleine wijziging zoude wenschen. Hoewel ik veel van hem heb overgenomen, kan ik niet altijd met zijne orthodoxe opvatting instemmen en heb den uitleg gegeven, zooals ik zelf mij die dacht. De aangehaalde texten zijn van hem en van Fr. Rolleston. Men kan nu vragen: Indien het waar is, dat de sterrebeelden het verhaal bevatten, dat de grond is van alle mythen en van alle godsdiensten, — is dan deze mythe de oorzaak van het in beeld brengen der sterren op de wijze zooals dat gedaan is, of omgekeerd? Ik zou denken dat het eerste het geval is, doch het doet er betrekkelijk weinig toe, wanneer wij slechts kunnen bewijzen !) Fr. Rolleston. Mazzaroth, or the Constellations. — Letters. — Notes on the Apocalypse. 2) James Gall. Primeval man unveiled. 3) Dr. Bullinger. The Witness of the stars. □ dat de sterrebeelden voorspellingen bevatten die uit de oudste tijden stammen. De grondvoorstelling in de sterren is: de strijd en overwinning van „het dier" door „den mensch". We zien dit in Perseus die, na Medusa het hoofd afgehouwen te hebben, zich wendt tot het 100-koppige zeemonster Cetus; evenals in Sagittarius, die de schorpioen met zijn pijl bedreigt; in Hercules, die den draak doodt; in Ophiucus die de slang onder den voet trapt. Deze worsteling tusschen de machten der Duisternis en die des Lidhts herhaalt zioh in cyklen, die aan vaste trillingswetten gebonden zijn. De eerste dergelijke strijd waarvan de geschiedenis gewaagt, wordt beschreven in de Mahabharata als de oorlog tusschen de Kurus en de Pandus, ze herhaalt zich, — behalve in alle mythen en legenden, — o.a. in den strijd van Israël tegen de Philistijnen, in den oorlog der Meden en der Perzen, waarvan (volgens Sepharial) de oorlog van 1914 eene herhaling is. Hij neemt voor Perzië Duitschland en voor Griekenland Frankrijk en meent dan in 11 Daniël dezen oorlog beschreven te vinden. Dit is zeker, — elke groote oorlog is eene herhaling van eene voorgaande en de wereldoorlog van 1914, die de geheele wereld in rouw en ellende dompelde — en die nog slechts een voorspel is van nog veel grootere omwentelingen, die letterlijk alles omver zullen werpen, — zal door andere gevolgd worden, zoolang de mensch niet gerezen is boven de zucht naar persoonlijke macht en rijkdom. Het is de strijd van het materieele tegen het geestelijke, (respectievelijk door de 3) en de O gesymboliseerd). Het was juist het diepe inzicht van Rama (zie Chap. II) die de zon- en maan-dvnastie tot een harmonisch geheel vereemgde, waardoor hij de rust herstelde in een land waar gedurende langen tijd deze twee machten elkaar bestreden. Hij mocht de rnaandynastie niet uitroeien, omdat de tijd daarvoor nog niet gekomen was. Het kan geen toeval zijn dat die sterreteekens, die „het dier aanduiden dat overwonnen moet worden, altijd laag aan of onder den horizont staan en dus feitelijk tot het zuidelijk halfrond behooren. Zou dit misschien een voorspelling inhouden omtrent de snelle moreele en intellectueele ontwikkeling der volkeren van het N. halfrond in vergelijking met die van het Zuidelijke? □ Newton dacht dat de tocht der Argónauten in verband stond niet de Zodiacale teekens. Musaeus, een der Argónauten, maakte eene hemelglobe en het ligt voor de hand, zegt Newton, dat hij er figuren aan gaf, die betrekking hebben op dit verhaal, zooals Argo, het schip, de draak, die de wacht houdt over het „Gulden Vlies", de Hydra, de beker (Crater) van Medea en een raaf (Corvus) als symbool des doods, enz. Het veilband is duidelijk, doch de conclusie is ongetwijfeld onjuist, daar de Zodiacale teekens lang bestonden vóór den tocht der Argónauten! Het verhaal van dezen tocht is eenvoudig dezelfde oeroude overlevering, in anderen vorm. Dat de deelen van den Zodiac hunne beteekenis zouden hebben gekregen naar 't jaargetijde, — zooals de Maagd met de korenaar in de hand b.v. de oogstmaand vertegenwoordigt, — is eenvoudig ongerijmd, omdat door de praecessie van het lentepunt de oogsttijd na 2160 jaar eene maand vroeger zoude komen en de scheiding van „teeken" en „sector des hemels" eerst vrij laat plaats vond, n.1. omstreeks 700 v. Ghr., naar men denkt, toen het lentepunt in de ster Hamal van 't teeken Aries (Ram) was (O0 Hf1)Het resultaat daarvan is, dat sedert dien tijd de jaargetijden niet meer verschuiven met eene snelheid van c.a. 1 dag in de 71 jaar, zooals dat vóór dien tijd het geval was. Zoo is de Ram de leider der kudde sterren geworden, en de menschen worden gedurende deze cosimische maand als eene kudde schapen voorgesteld; later, als de visschen het equinoxpunt houden, worden ze visschen en de 12 discipelen van Jezus (resp. de 12 Hierarchiën der Zon) worden „visschers" (hoeders) van menschenzielen. Dat inderdaad de geschiedenis der mensohheid, zoowel wat haar verleden als hare toekomst betreft, „in de sterren geschreven staat" is niet zoo vreemd als het oppervlakkig schijnt, als wij de Natuur zien ontluiken, groeien, rijpen, verdorren en afsterven naarmate de zon en de planeten door de ecliptica haren jaarlijkschen schijnbaren kringloop volbrengen en wij deze dan vergelijken met den langzameren rhytinus (een jaar voor een dag), die in een menschenleven den toon aangeeft. De rhytmus voor een volk en voor de geheele menschheid is eene nog veel langzamere, doch ze bestaat niettemin. De oude profeten kenden dezen rhytmus ten deele en daardoor was liet hen mogelijk het rijzen en dalen der curve van een volk te kunnen aangeven; — geholpen door intuïtie en inspiratie, konden zij het geheimzinnige „boek des hemels" lezen. Ze lazen feitelijk de toekomst in de wereld der oorzaken (de □ causale wereld); in deze'onzichtbare wereld kiemt de gedachte en ontplooit zich later in de stoffelijke. Ze bevat zoowel het geheugen van het verleden als de kiem der toekomst en door uit te gaan van de wet, dat een bepaalde oorzaak een bepaald gevolg moet hebben, moet het mogelijk zijn, van het een tot het ander te besluiten door logische combinatie. Wanneer deze gevolgen — van bepaalde oorzaken, in het verleden gelegd — tot uitwerking zullen komen, wordt door den rhytmus in den Cosmos aangegeven; het is deze rhytmus die de tijden van rust en excitatie, van geestelijken hoogstand en rnaterieelen strijd aangeeft — en deze rhytmus is in de geschiedenis gemakkelijk aan te toonen. Deze ingewijden en eerste leiders der menschheid wenschten hunne kennis vast te leggen, zoodat zij voor het nageslacht bewaard mocht blijven en ze konden waarlijk geene betere plaats kiezen dan in den hemel zelve, het „Boek" dat voor geen mensch, „die oogen heeft om te zien" gesloten is. (Zie Hand. 3. 21, 22). Zoo ontstonden dan de symbolische sterreteekens, die dus denzelfden oorsprong moeten gehad hebben als het geschreven woord. Het is de „boodschap der Hemelen" van Ps. 19. Door wien werden de sterrebeelden uitgevonden.'' Wanneer ontstonden ze? Dit zijn twee vragen die moeilijk te beantwoorden zijn. Met zekerheid echter, kan worden aangetoond, dat ze meer dan 5000 jaar geleden reeds bestonden. Cassini zegt dat de astronomie zoo oud is als de wereld en Baily en anderen bewijzen uit de geschiedenis, dat ze beoefend werd in den tijd dat de zomer-zonnestilstand in het teeken der Maagd was en dat was het geval omstreeks 5020 v. Chr. (2 X 2160 -f- 700 j.), n.1. ze was in de Kreeft 0" omstreeks 170 v. Chr., toen de Ram het lenteteeken was. Josephus schrijft de invoering der sterrebeelden toe aan het geslacht Seth, zoon van Adam en beroept zich daarbij op oude schrijvers, waarvan nauwelijks de naam tot ons gekomen is, Seth (3769 v. Chr., zie Gen. 4. 26) rangschikte de sterren in beelden, hij „noemde ze met den naam van Jehovah" en werd daarbij door Adam geholpen, die, naar men gelooft, deze openbaring ontvangen had. Seth verdeelde het „pad der zon — de ecliplica in 12 groepen van sterren „Mazzaroth" of Zodiac genoemd (Job. 38. 32). De Zon, de „zon der rechtvaardigheid" (Mal. 4. 2) werd „het zinnebeeld van den Messias en de Maan het zinne- □ beeld der kerk." (Op. 12. 1) en de teekens werden het arbeidsveld voor den „Messias, die kwam om te lijden" en wederkeerde „om te heersohen". In Babylonië wordt Merodach (Marduk) als de schepper en uitvinder der beelden genoemd, in het 5e tablet der Babylonische Scheppingsgeschiedenis. Daar lezen wij: „Hij (Marduk) maakte de plaatsen voor de groote goden, „Hij plaatste de sterren en hare beelden als sterren van den Zodiac, „Hij bepaalde het jaar en verdeelde het in afdeelingen, „Voor de twaalf maanden bepaalde hij drie sterren." Fig. 46. Archaïsch Babylonisch schrift; de vereering van Nebucadnezar voor Merodach. Hier is dus gezegd dat Merodach niet alleen de plaatsen, of stations, van de groote Goden aangaf, doöh dat hij voor elk □ station een zeker teeken bepaalde en dat hij elk teeken in drie onderdeelen (decanaten) verdeelde, verder dat elk teeken betrekking heeft op eene bepaalde maand. Toen Ale.vander Babyion veroverde, vond hij zekere astronomische observaties van 1900 jaar geleden, d. i. dus ongeveer 2200 voor 't begin onzer tijdrekening. De oude Egyptenaren noemen hun eersten koning Menes, ,,de grootste Zon", door wien alle wijsheid en verlichting Ikwam. Menes was een der directe afstammelingen van Noach. Seth, heet het, was de zoon Fig. 47. Hermes (Mercurius) van Praxiteles. van Adam, hij zocht een monument waarin hij de voorspellingen van zijn vader, aangaande het vergaan der wereld, „door vuur en door water", onuitwischbaar zou kunnen neerschrijven, tegelijk met de wetenschap aangaande de sterren en de planeten. Hij schreef ze neer in de sterreteekens van den Dierenriem, waarvan hij de uitvinder is. Anderen meenen dat Enoch (Henoch) de uitvinder is. Volgens Bechart leerde Abraham, die te Heliopolis, naast andere wetenschappen ook astrologie onderwees, dat — ook volgens de Babyloniërs — Enoch de uitvinder der symbolische sterreteekens was. Tegenstrijdig dus met het 5e tablet. Bij de oude Arabische schrijvers draagt Enoch den naam Edris, d. i. de wijze, de beroemde. De Joden noemen hem de „groote schrijver'' en zeggen dat hij boeken schreef over „heilige wetensohap" en vooral over astronomie. Van Henoch (3270 v. Chr.) wordt ook gezegd, dat hij voor elk der 12 teekens drie decanaten aannam, die zich gedeeltelijk in en buiten den Zodiac bevinden. Deze 12 teekens -f de 36 decanaten, — dus 48 sterreteekens in 't geheel, — vormen nu „het Stcrrenboek" of den „hemelschen Bijbel", zooals het door sommigen wel genoemd wordt. Sommige oude Arabische en Egyptische schrijvers meenen dat Enoch dezelfde is als Hermes Trismegistus, (de eerste Hermes) van wien men ook zegt, dat hij de wetenschap der sterren van hooger hand ontving om ze aan de menschheid te openbaren. In zijn boek „Astronomie" verhaalt Bailly ons, dat zeer waarschijnlijk de Zodiac in de 12 Teekens verdeeld moet zijn geworden in den tijd, dat de zon in den eersten graad van Virgo zijn Solstitium had, — d. i. toen het hoofd der Maagd zich vereenigde met den staart van den Leeuw. Hier staat juist Deneb of Denebola, eene Zon, die veel meer licht uitzendt dan onze Zon. In een oud werk, getiteld „de Openbaringen van Methodius, bisschop van Tvrus , wordt gezegd dat Ionithus, een vierde zoon van Noach, de astronomie „uitvond", die hij van God ontving en Nimrod1) (Nemroth), de reus, — een veelzijdig geleerd man, die ook uit de eerste hand zijne wijsheid ontving, — leerde van Ionithus onder welke sterre-invloeden zijne regeering begon. Hij was de zoon van Clius, zoon van Cham. Ook in eene andere chroniek (Gothofred, Viterb. deel 3. p. 86, 87) vinden wij vermeld, dat Nimrod de astronomie leerde van Ionithus, zoon van Noach; ook nog andere oude schrijvers geven dit aan, en er wordt aan toegevoegd, dat hij tevens de „uitvinder" was der jacht, der magie en der astrologie. I olney haalt aan, dat er in de oudheid overal eene geliefde traditie bestond van den Messias (de verwachtte of gewenschte) een goddelijk wezen, uit eene vrouw geboren, die den draak zoude overwinnen en hij toont aan, dat deze traditie geschreven staat in de constellaties zoowel als in alle mythologieën der wereld. ') Zie Nimrod. Discourse on certain passages of History and Fable vol I pag. 4, 5. □ Ook Dupuis en vele anderen beweren hetzelfde op verschillende gronden, die ik hier niet kan aanhalen, hoewel hij dit argument gebruikt om tegen het Christendom te argumenteeren. Het is waarschijnlijk dat Dupuis, en velen met hem, alleen „den sluier" gezien, doch haar niet opgelicht hebben. Of is misschien hun argumenteering slechts tegen het dogmatieke van vele Christelijke kerken gericht? Ter toelichting van pag. 262 nog een enkel woord over de Mithras-vereering. Ze was vrij algemeen in Europa; vele onzer Christelijke kerken zijn gebouwd op de grondvesten van vroegere Mithras-tempels. De „strijders voor Mithras werden tot „strijders voor Christus" en de ritualiën van beide komen zeer veel overeen. Hunne zeven trappen van inwijding symboliseeren tevens de ontw. van den Cosmos: 1. Corax (de raaf); 2. Cryphius (de sluier); 3. Miles (de strijder); 4. Leo (de leeuw); 5. Perscs; 6. Heliodromos; 7. Pater. In de Raaf begint de Openbaring na het lange Pralaya of rustperiode. Mithras slacht den Stier, — het lentepunt komt in Taurus en het bewustzijn ontplooit zich door de vijf volgende trappen, tot in Pater weder de eenheid met den Vader bereikt wordt. Als het lentepunt in Aries komt, wordt in plaats van den Stier, het Lam geofferd, gevolgd door de „visschers" der zielen, Jezus en de 12 Apostelen en thans zijn we in het teeken van den Mensch Aquarius, die het „water des levens" uitstort over de menigte, die er reikhalzend naar uitziet, nadat zij in de laatste jaren zoo rijkelijk het „gas des doods" heeft ingeademd. In 'bijna alle oude Zodiacs komen de 12 „dieren voor en hier en daar is de getallenwaarde der planeten aangegeven, b.v. in den Zodiac van Denderah wordt Saturnus voorgesteld door 8 personen in een cirkel. De 8 is t getal voor Saturnus. Hiei wordt de Zodiac, — d. i. hier de hemel — gedragen door 8 knielende mannen en 4 rechtopstaande vrouwen; ze symboliseeren Osiris (of Atlas) en Isis. Bij uitzondering werden soms een enkele maal, gedurende een kort tijdstip, de Teekens v. d. Zod. door goden en krijgshelden voorgesteld. De Zodiac der oude Indiërs is anders; 't is een Maan-Zodiac, verdeeld in 28 Maanhuizen (Nakshatras). De oude Japanners vereerden 12 goden, die weder onderverdeeld werden in 2 groepen van 5 en 7. In de Chineesche O Zod. is de Leeuw in een Draak veranderd. Het is een feit, dat men de geschriften der Gnostikers, waaronder velen tot de eerste Christenen behooren, niet kan 'begrijpen, zonder grondige studie der Astrologie gemaakt te hebben: hetzelfde kan gezegd worden van de Paulinische letterkunde. Men bedenke echter bij de studie der oude Zodiacs, dat vele, o.a. die van Denderah, niet op de Ecliptica, doch op den Equator zijn geprojecteerd. Vooral bij 't berekenen van den ouderdom dezer Zodiacs zou men anders tot geheel valsche conclusies komen. De sterreteekens werden in vroege tijden hoog vereerd als iets heiligs en dit zou moeilijk te verklaren zijn, wanneer men achter deze teekens geen mysterieusen achtergrond vermoed had. Als het waar is, dat Seth en Henoch de invoerders der sterrensymbolen zijn, dan schijnt het vreemd, dat men in Genesis geene enkele voorspelling aangaande den komenden Messias vindt, en dit ware inderdaad niet te verklaren als gelukkigerwijze met een deel van het boek van Henoch door een ander kanaal dan Mozes tot ons gekomen ware. In dit boek is inderdaad Christus' komst voorspeld, evenals Zijne overwinning van den dood. En hoeveel litteratuur over dit en andere vraagstukken is er niet verloren geraakt! (Zie James Gall, Primeval man unveiled.) Het was, meen ik, dr. Bullinger, die op het spoor kwam van de juiste indeeling der Zod. teekens, die het hem mogelijk maakte, het „oude verhaal'' in den Zodiac te „lezen". Het is dezelfde indeeling die de theoloog terugvindt in de 12 Apostelen (Apostolus = afgezant, vertegenwoordiger) n.1. in 3 groepen van 4. Groep I. Petrus, Jacobus, Johannes, Andreas. Groep II. Philippus, Bartholomeus, Mattheus, Thomas. Groep III. Jacobus (de 2e), Juda (Thaddeus), Simon, Judas. Het is de drieheid van Goddelijke eigenschappen. Wil, Wijsheid, Liefde, die zich openbaart, involueert, d. i. zich wikkelt in de vier rijken der Natuur, de vierheid der georganiseerde stof; gedurende de evolutie omwikkelt zich de drieheid weder, d. i. ze maakt zich weder vrij van de stof. Dit gaat gepaard met strijd, en deze strijd van het Licht tegen de Schaduw is het onderwerp van alle oude Cosmische mythen. Op meesterlijke wijze is o. a. deze strijd gesymboliseerd in achterstaande reproductie, waar Marduk het Licht en Thiamat de Schaduw reproduceert. □ Fig. 48. Thiamat. Fig. 49. Marduk. Ik zal nu in 't volgende hoofdstuk trachten te bewijzen, dat het waar is, wat o.a. ook Kepler zegt, n.1.: „De Getallen, de Teekens, de Constellaties, de Natuur, — alle zijn ze saamgeweefd met de geheimen der Christelijke religie." Kepler. Iedere studeerende in occultisme weet wat die astronomische en zodiacale allegorie beteekent.... De ,,Slangen der Wijsheid" hebben hunne verslagen goed bewaard en de geschiedenis der menschelijke evolutie is geschreven in den hemel De menschheid en de sterren zijn onwrikbaar saam verbonden, — door de Intelligentie's, die de laatsten regeeren. H. P. Blavatsky. Na deze inleiding kunnen wij overgaan tot eene gedetailleerde beschouwing der sterreteekens, in hunne volgorde zooals ze aan den hemel verschijnen. Bullinger verdeelt het manuscript des hemels in 3 boeken en elk boek wederom in 4 groepen. Het eerste boek handelt over de eerste komst van den Verlosser. Het tweede boek handelt over de verloste menschheid. Het derde boek handelt over de tweede komst van den Verlosser. Elke groep bevat wederom drie sterrebeelden; het zijn de drie decanaten, die onder elk teeken komen. Wij hebben dus in t geheel 3X4 = 12+ 12X3 = 36, d. i. samen 48 sterreteekens te bespreken. De 12 zijn natuurlijk de twaalf Zodiacale teekens en de 36 zijn de decanaten dier iteekens. BOEK I. A de Maagd (T|P) De profetie van den komenden Verlosser. B de Weegschaal (utj) Het volbrachte werk (in genade). Bx de Schorpioen (TTL) Het volbrachte werk (in strijd). Ax de Schutter (^) De vervulling van de beloofde overwinning. BOEK II. C de Steenbok (fój De profetie v. d. beloofde bevrijding. D de Waterman (os) Gevolgen v. h. verrichtte werk (in genade) Dx de Visschen (X) Gevolgen v. h. genotene werk (in strijd) Cx de Ram () De vervulling v. d. beloofde bevrijding. Symbolen en Mythen in Religie. ,o □ BOEK III. E de Stier (V) Profetie v. d. verwachtten Rechter der aarde. F de Tweelingen (X) 's Verlossers heerschappij (genade en glorie). F de Kreeft (@) 's Verlossers bezit (vrij van allen strijd). E de Leeuw (SI) Vervulling v. d. beloofden triomf. Deze harmonie en regelmatige terugkeer van dezelfde grondbegrippen in de onderdeelen van de drie boeken, kan onmogelijk toeval zijn; ze was als schema samengevat voordat de constellaties haar naam en beteekenis kregen. Zonder het te willen of te wenschen — want Bullinger was predikant en dus geen vriend van de occulte wetenschappen — heeft hij de zuiver cosmische verdeeling gevonden van de drieheid die zioh in eene vierheid uitspreekt! BOEK I. DE PROFETIE VAN DEN KOMENDEN VERLOSSER. Fig. 50. De Maagd. lc Groep. De Maagd. (ITf) In dit teeken en in de drie decanaten Coma, Bootes en Centaurus is de geheele lijdensgeschiedenis van Jezus, van af zijne geboorte tot aan zijne kruisiging uitgedrukt. Wat hier en ook in de verdere ontwikkeling van de „mythe der sterren" van Jezus gezegd wordt, geldt evengoed voor de geheele menschheid en voor den enkelen mensch. Men zal er duidelijk uit kunnen zien — als men wil — dat de Zodiac onze oorspronkelijke Bijbel is. Dit is alles wat ik door de volgende voorstelling tracht aan te toonen, zonder ook maar één oogenblik te willen aannemen, dat er niet tal van andere en betere verklaringen mogelijk zijn. De profetie in Gen. 3. 15 luidt: „Ik zal vijandschap stellen tusschen u (Satan) en deze vrouw, tusschen uw zaad en haar zaad; het zal u den kop vermorzelen en gij zult het den kop verbrijzelen." In hoofdtrekken vinden wij deze profetie terug in alle mythen der Oudheid, dikwijls verwrongen, doch nog duidelijk herkenbaar. De vrouw die in den Zodiac het teeken der Maagd daarstelt, houdt in haar rechter hand een tak en in haar linlker hand een korenaar en deze laatste juist op de plaats waar de schitterende ster ot. Al Zimach, Spica (= aar) staat. Vergelijk ook Jes. 11. 1: „Er zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwenen tronk van Isaï" en ook Jes. 4. 2. Dit teeken heet in 't Hebreeuwsch Bethula, d. i. eene maagd en in 't Arabisch beteekent dit woord eene tak. In 't Arabisch heet dit teeken ook Sunbul = eene korenaar, dus tak en korenaar hebben bier dezelfde symbolische beteekenis (zie ook Jer. 23. 5, 6 en Luc. 1. 32, 33); uit de aangehaalde teksten blijkt verder dat met „rijsje", „spruit", „tak", „aar" bedoeld is: de M essias. Het teeken der Maagd svmlb. ook het Korenveld, waardoor de discipelen op den eersten dag der week wandelen n.1. de Zon gaat door dit Teeken als het ikoren en de druiven rijpen. De groene bladeren aibsorbeeren het zonnelicht en het water wordt door de alchemische werking van het „Lidht" tot brood en wijn. Dus zegt de Zoon (Zon) tot zijne discipelen: „eet mijn vleesch en drink mijn bloed". De drie Magiërs stellen in de Astraal-Theologie de 3 groote sterren van Orion voor, die in het Oosten opkomen en naar het Westen reizen (ondergaan), naar Bethl'ehem (Tpp), het „huis des broods". Spica, die dus den Messias daarstelt is eene dubbelster; haar metgezel, die slechts een omloopstijd van 4 dagen heeft, is, hoewel van enorme grootte, donker en daarom onzichtbaar. Waarlijk een treffend symbool voor den volmaakten mensch en zijn lager persoonlijk zelf! Spica, hoewel zeer ver verwijderd, nadert ons zonnestelsel met eene snelheid van 9.2 Mijl per seconde. De Maagd is het sterrebeeld der nevels, n.1. men heeft reeds volle 500 nevels in dit teeken gevonden. Brown neemt ten onrechte aan dat de korenaar en de tak duiden op den oogst, die valt in den tijd dat de zon in dit teeken komt (22 Aug.); hij schijnt te vergeten dat dit niet het geval □ was in den tijd toen de symbolische beteekenis aan de sterrebeelden werd gegeven! Zie pag. 267. De ster (5) in den arm die den tak houdt, heet in 't Arabisch Al Mureddin = „Hij die weder zal komen" of „Hij die heerschen zal". In 't C'haldeeuwsch heet deze ster Vindemiatrix 't geen beteekent „de zoon of de spruit die komt". Wij gaan nu over tot de 3 decanaten van TTfp. a. Coma. Dit sterrebeeld, dat het le dec. van de Maagd vertegenwoordigt, stelt eene vrouw daar, die een kind op de hand houdt, dus hier wordt ons de uitlegging gegeven dat het „verwachtte zaad" (de aar) een kind is. De beteekenis van het woord duidt er trouwens ook op: „de verwachtte' , de „gewensdhte". Coma wordt als zoodanig slechts in de oudste Zodiacs gevonden, n.1. later vinden wij in hare plaats het „Hoofdhaar van Berenice" de vrouw van Energetes, Koning van Egypte (3e eeuw v. Chr.) die haar prachtig hoofdhaar als zoenoffer aan de goden schonk, ten einde haren verloren echtgenoot terug te krijgen. Het hoofdhaar werd uit den tempel vam Venus ontvreemd en, om haar te troosten, verzekerde een Alexandrijnsch astroloog haar, dat Jupiter het genomen en onder de sterren geplaatst had.1) Het Hebreeuwsche woord Coma dat „de gewenschte beteekent, komt overeen met het Grieksche woord Come = haar. Zoo'werden de oorspronkelijke sterreteekens vervalscht! De oude Egyptische naam voor dit teeken was Shes-nu en dit beteekent: „de verlangde zoon". In den Zodiac van Dender ah komt dan ook nog de vrouw- met het kind voor. Naar alle waarschijnlijkheid verscheen in Coma de „ster van Bethlehem"; want eene welbekende traditie, die zorgvuldig bewaard en mondeling van persoon tot persoon werd overgebracht, luidde: „Er zal eene nieuwe ster in Coma verschijnen als Hij geboren is. (Zie Num. 24. 17 en Math. 24. 30.) Thomas Hyde, een knap oriëntalist der 17e eeuw, citeert van Abulfaragius (13e eeuw) dat Zoroaster een leerling was van den profeet Daniël en dat hij den Perzisohen magiërs voorspelde, dat het verschijnen eener nieuwe ster de geboorte zou beteekenen van een mysterieus kind dat zij moesten aanbidden. (Math. 2. 12). In de Zend-Avesta wordt ons verder gezegd, dat deze ster in het teeken der Maagd zoude verschijnen. Prudentius (4e eeuw n. Chr.) vertelt ons dat deze ster schitterender was dan Venus. ') Zie „Star-lore of all ages" by W. F. Olcott. □ b. Centaurus. Dit beeld bevat twee sterren van de le grootte; hiervan is x eene dubbelster en wel de schitterendste en schoonste aller dubbelsterren die op betrekkelijk geringen afstand (slechts 4 lichtjaren) van ons zonnestelsel zich bevinden. De Centaur — half mensch, half paard — gevonden in de villa Hadrianus bij Tivoli, is voorgesteld — geketend; op zijn rug draagt hij den kleinen Eros (Amor, Cupido) den God der liefde, naar wien de oude en grijsgebaarde Centaur zwaarmoedig over den schouder omziet. Eros wordt hier zonder pijl en boog daargesteld. dus blijkbaar als symbool der reine, onbaatzuchtige liefde, die de hartstocht overwonnen heeft, — welke voorgesteld wordt door den geketenden Centaur. Dit is niet de beteekenis in het sterrebeeld, waar de Centaur recht voor zich uit ziet en de speer richt op 'het Slachtoffer, dat hij op het punt is, neer te vellen. Hij duidt hier het dubbele karakter aan van het wezen, dat komen zal, — van den mensch in algemeenen en van den Christus — die verwacht wordt, — in bizonderen zin. — Het Kind dat in Coma verscheen heeft dus een dubbele geaardheid, — het is God en Mensch in één, — zooals reeds vaag in Spica, de dubbelster, was aangeduid, en weer herhaald wordt in de dubbelster x van Centaurus. Ze heette bij de Ouden Toliman = „hiervoor en hierna" of duidelijker: „Hij die was. die is en die komen zal". (Openb. 1. 8, Openb. 21. 6, Jes. 41. 4). De Hebreeuwsche naam was Asmeath, d. i. „het zoenoffer". De Grieksche naam was Cheiron. Cheiron was bekend als profeet; hij was beroemd om zijne bedrevenheid in de jacht, in de muziek en in allerlei athletische oefeningen; vandaar dat alle groote Grieksche helden als zijne leerlingen gelden. Hij was onsterfelijk, doch nam vrijwillig op zich, in den dood te gaan. Hij stierf aan de wonde veroorzaakt door eene vergiftigde pijl, die niet voor hem bestemd was. Hij schonk zijne onsterfelijkheid aan Prometheus en werd zelf tot sterrebeeld verheven. We zien hier de origineele traditie, hoewel verminkt, nog doorschemeren. Tusschen de 4 hoeven van den Centaur schittert het Zuiderkruis; — de Centaur staat laag aan den horizont — waarop de Christus, resp. het mensohdom — geklonken wordt bij zijne nederdaling in de stof. De stof moet door den mensch in het dier overwonnen worden; daarom is zijne lans gericht op het *.... • Slachtoffer. (Lupus of slachtoffer). De mensch moet in zijne dubbele natuur lijden, strijden en sterven. Bij zijn dood eindigt zijn kruisweg, doch terzelfder tijd verschijnt boven den horizont het 3e dec. van Tlf n.1.: c. Bootes, de machtige figuur, houdt in de opgeheven linker hand een sikkel, die hij bijna opheft tot aan de pool. Volgens Plunket stond voor c.a. 8000 jaren Bootes recht op den horizont en maakte toen eene veel indrukwekkender verschijning dan thans. Dit sterrebeeld heette ook Atlas en werd verondersteld, — evenals Japeto's zoon, — de wereld te torschen. Hercules nam hem voor een tijdlang den last van zijne schouders. De sikkel in de eene en de herdersstaf (of lans) in de andere hand duiden hem aan als den grooten „Herder en Oogster der zielen". De voorstelling van Bootes is in onze teekening anders; hij doet hier meer aan Hercules denken. Ook zijn op onze sterrekaant niet alle Arabische en andere namen aangegeven; de bijgevoegde Gr. letter echter duidt de sterren voldoende aan. De schitterende ster der le gr. Arctur staat juist in de knie, het teeken van den Steenbok vertegenwoordigend, waaronder de Heiland geboren werd (de Zon treedt den 25en Dec. in dit teeken). Arctur beweegt zich — met voor een vaste ster zeer groote snelheid — door de Ruimte en schittert, door een teloscoop gezien, met de prachtigste kleuren, waarvan een vurig rood de hoofdkleur is. Arcturus beteekent: „hij komt". De oude Egvptenaren noemden hem Smat = „hij die regeert . De ster (3 (in het hoofd) heet Nekkar, d. i. de doorboorde, waarmee aangeduid wordt dat de Christus, die komen zal, identisch is met den eerstverschenene. Over zijn tweede komst bericht ons Openb. 14. 15, 16. „Ik keek, en zag een witte wolk en op die wolk zat iemand gelijk den zoon der menschen, dragend op zijn hoofd een gouden kroon en in zijne hand een scherpen sikkel enz. Zoo zien wij, dat het eerste boek een kort verslag geeft van de geboorte, het leven en de kruisiging van den Christus, gevolgd door Zijne wederopstanding. Het is alles vervat in het teeken der Maagd en zijne 3 decanaten. We kunnen het noemen het eerste hoofdstuk van den Zodiac. Het bevat tegelijk de geschiedenis van eiken enkelen mensch en die der geheele menschheid. □ Fig. 51. 2e Groep, de Weegschaal (lqj) Ze vertelt ons van het zoenoffer des Heilands. m.a.w. van den losprijs, die in evenwicht is met het volbrachte werk en geeft ons bizonderheden aangaande Zijn dood. Libra, de Latijnsche naam, beteekent Wegen en evenzoo de Hebreeuwsche naam Mozanaim. (Jes. 40. 12). De schitterendste ster, der le gr. (/3) in het bovenste bekken Zuben al Genubi, d.w.z. „de koop" of „de ontoereikende prijs" waaruit zou kunnen blijken dat de „mensch gewogen is, doch ■te licht bevonden", (Ps. 49. 7—9), — m.a.w. de lagere mensch kan zich niet door eigen kracht vrijmaken van de stof doch slechts door de hulp van Hem (het Hooger Zelf) die wèl den losprijs kan «betalen en daarom zien wij in het onderste bekken eene tweede sohitterende ster (#) genaamd Zuben al Chemali, d. i. „de toereikende prijs". (Openb. 5. 9, Openb. 14. 3). Waarschijnlijk is de symbolische voorstelling der Weegschaal eene vervalsching van zeer ouden datum. De oude Akkadische naam voor de 7e maand (lqj is het 7e teeken) was Tul-ku, dat „heilig altaar" beteekent en de naam van het teeken Libra, dat die maand vertegenwoordigt, was Bir, d. i. „het licht of vuur" op het altaar. De ronde schalen kwamen in de plaats van het ronde altaar, dat de beide vangarmen van Scorpio omvatten. De Grieksche naam voor Libra was Chelai, d.w.z. „klauwen", zoodat de Schorpioen destijds twee teekens vertegenwoordigde. Oorspr. waren Virgo, Libra en Scorpio één Zod. Teeken; er waren toen slechts 10 Teekens, die na de scheiding der geslachten tot 12 werden. Hiermee kwam het „Kwaad" in de wereld; overal waar materieel licht (openbaring in grove stof) schijnt, verschijnt direct daarnaast de schaduw, voorgesteld door Scorpio. De mensch moet in Virgo leeren schiften; in Virgo leert de mensch critiek beoefenen. In Libra wordt de mensch de keuze gelaten, of hij □ den voorrang wil schenken aan het dienende, reinigende beginsel (T^p) of aan het materieele, verleidende principe (Til) dat aan deze beide „hoeksteenen van 't stoffel, kruis" ten grondslag ligt. Vooral TTL duidt altijd op gevaar. Zelfs in de beteekenis der letters is dit neergelegd, n.1. Tl^ en 11] vertegenw. de letters L, M, S en Z en de combinaties hiervan en verder ook vele sisklanken(Tll). Vooral in de zwarte magie, in toovermiddelen, amuletten etc. spelen de S en Z een groote rol. Ook het astronom. symbool voor Libra (lqj) gelijkt op een altaar. De oudste vorm van een altaar was rond, welke vorm bewaard is gebleven in de ronde schalen. Hier werd de ontoereikende losprijs der menschheid toereikend gemaakt door het Offer van Christus, hier duidelijk den Zonnegod symboliseerend, want de zon heeft in Libra zijn val. Wat die prijs is en hoe ze betaald werd, leeren ons de drie decanaten, het Kruis, het Slachtoffer en de Kroon. a. Het Kruis heet in 't Hebreeuwsch Adom dat „dooden" beteekent (vergelijk Dan. 9. 26). Door de veranderde richting van de aardas is thans het Zuiderkruis in het noordelijk halfrond niet meer zichtbaar, doch in Jezus' tijd kwam het nog juist boven den horizont. Het Kruis is een merkteeken, — een einde — zooals de laatste letter van het Hebreeuwsch alphabet, de Tau, die vroeger ook den vorm van een kruis had. Teekenend is, dat in den Zodiac van Denderah bet Kruis is daargesteld door een van dorst versmachtenden Leeuw, met de tong uit den bek en wien eene vrouw een beker aanreikt. (Ps. 69. 22.) Dat het Kruis in het teeken Libra zijn standplaats heeft, kan ons niet verwonderen als we den gewonen mensch betrachten met betrekking tot de beide aangrenzende teekens, de Schorpioen en de Maagd, die in hunne astrologische beteekenis de geslachtsorganen en de spijsverteringswerktuigen daarstellen. Dat zijn de beide steunpilaren van het stoffelijke kruis! b. Lupus, of het Slachtoffer. Ook Bestia (lat.) genoemd. Het dier is of wordt gedood. Dit is ook de beteekenis van de Grieksche benamingen Th era en Lycos. In 't Arabisch heet het Asedaton en in 't Hebreeuwsch Aseda, 't geen beide beteekent: „gedood worden". Het teeken bevat alleen sterren van de 4e gr. en kleiner. Het dier is echter niet gedood door anderen, doch door □ zichzelf, — de ware, Goddelijke mensch doodde zelf zijne lagere, dierlijke natuur, waardoor het dubbelwezen tot een enkelwezen, de Centaur tot Mensch wordt. In Hetor. 9. 26 wordt dit uitgedrukt in de woorden: „om de zonde te niet te doen door zijns zelfs offerande". In den Zodiac van Denderah is Lupus voorgesteld als een klein kind met den vinger op de lippen en hij heet daar Sura = een lam. „Hij wordt als een lam ter slachtplaats geleid en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, deed hij zijn mond niet open." Het slachtoffer is dus „het kind" dat tevens „het laim" is. c. De Kroon (Corona Borealis). Dit prachtige sterrebeeld dat in zijn halven cirkel eene schitterende Kroon daarstelt heeft slechts ééne ster der 2e gr. (x) de andere sterren zijn kleiner. De ster ( 11, gezeten op den Melkweg. Hij houdt een geit op den linker arm en twee jonge geitjes worden door zijn linker hand vastgehouden, als een herder die zijne kudde beschermt en redt, zooals in Ezech. 34. 22 en in Jer. 23. 4 is uitgedrukt. In het hart der geit schittert de ster der le gr. Auriga == „voerman of wagenmenner", die ook de namen Capella en Alioth (= „de geit") draagt. De ster (3, in den arm, heet Mankilinon = „de band der gei-ten"; het is de liefdeband die ze met den herder verbindt. Nog andere sterren hebben gelijke beteekenissen, die duidelijk de meening van dit sterrebeeld uitdrukken. In den □ Zodiac van Denderah draagt de herder een schepter, zijn naam is Thun ( — Schepter) en op dezen Schepter is de kop eener geit afgebeeld en onder de hand, die hem vasthoudt, is een kruis, welk teeken vroeger hoofdzakelijk als symbool gold voor het eeuwige leven, — hier bestemd voor de kudde geiten, de rnenschheid. In Indië werd Capella vereerd als „het hart van Brahma". Capella heeft een spectrum dat bijna gelijk is aan dat der Zon; ze is eene dubbelster zooals het spectroscoop laat zien, hoewel dit door een kijker niet te ontdekken is. Ze staat c.a. 34 lichtjaren van ons af en hoewel ze zich met eene snelheid van 15 mijlen per sec. van ons verwijdert, zal het c.a. drie millioenen jaren duren voordat ze van eene ster der le gr. tot eene ster der 2e grootte geworden is! Auriga is rijk aan sterrekluwens. Fig. 59. 2e Groep. De Tweelingen, Gemini. (Jt)- Volgens Bullinger stelt deze groep den Messias daar als den vorst van den vrede. Brown ziet in dit du'bbelteeken eene voorstelling der twee vormende krachten in de Natuur, de Zon en de Maan, die, hoewel elkaar vijandig gezind, hunne krachten doen samenwerken om eene „mysterieuse stad" te bouwen. Des nachts ontvluchten ze elkaar, alleen overdag worden ze te zamen gezien. Op oude Assyrische grenssteenen komen de twee hoofdsterren Castor en Pollux voor, 't geen ons niet verwonderen kan, daar in die dagen de equinox in dit teeken stond. Bij hen duidde de verschijning dezer twee sterren boven den horizon tegen het opkomen der zon, het begin van het nieuwe iaar aan, zooals dit 2600 jaar later met het teeken Taurus in Egypte en nog later in Judea met Aries het geval was. Castor en Pollux zijn in de Grieksche mythologie tweelingbroeders, zonen van Jupiter, ze worden in de Grieksche tempels afgebeeld op witte paarden gezeten en met speren gewapend, omdat ze □ zich zeer onderscheidden in den tocht der Argonauten, onder Jason. Ze worden dan ook wel voorgesteld als twee sterren boven een schip. Zoowel de Romeinen als de Grieken brachten hen offeranden. De Ghineezen hebben voor dit teeken een Aap, de Arabieren twee Pauwen. Men heeft overvloed van voorstellingen en namen voor Gemini, 't geen te begrijpen is voor een teeken dat in de astrologie o.a. veranderlijkheid en dubbelzinnigheid voorstelt. Castor nadert onze aarde, terwijl Pollux zich van ons verwijdert, de eerste, — nu de minst schitterende — was eenige eeuwen geleden waarschijnlijk de sterkst schitterende; want Castor is eene dubbelster met zeer lange periode. In het sterrebeeld draagt Castor eene 7-snarige lier en pijl en boog (in rust), Pollux draagt een knods, in rust tegen den schouder geleund. Het zijn de teekenen der rust na behaalde overwinning in den strijd, de strijd van den hoogeren met den lageren mensoh. Op onze kaart draagt de lier 5 snaren, waarschijnlijk de 5 zintuigen voorstellend; denkelijk heeft ze in de oorspr. teekening 7 snaren, duidend op de 7 krachten, de 7 zegels, de 7 chacra's enz. enz. • Hier en daar wordt Castor ook afgebeeld met den palmtak der overwinning en der vrede, trouwens de houding der twee duidt rust en vrede aan. De namen Pi Mahi (Coptisch) en Thaumim (Hebr.) beteekenen beide: „de Vereenigden". Andere sterrenamen uit Gemini, zooals Pr opus (Hebr.), Al Giauza (Arab.) en al Dira beteekenen „het zaad, de palmtak, de tak". Castor en Pollux droegen ook de Grieksche namen Apollo, d. i. Heerscher, rechter en Heracles, d. i. „die komt om te lijden of te werken", y in den voet heet Al Henah, d. i. „de gewonde". In den Zodiac van Denderah .heet het teeken Clusus of Claustrum Hori, d. i. „de plaats van Hem die komt". Hier is de één mannelijk, de andere vrouwelijk daargesteld. Of dit duidt op de toekomstige ontwikkeling der beide geslachten in één, zooals dit ook bij de involutie der menschheid het geval was of op de geslachtelijke liefde die zich moet ontwikkelen tot de Universeele Liefde die geen geslacht kent? In elk geval, de Grieksche mythologie zoowel als de oude namen dezer sterren laten ons geen twijfel over, dat dit teeken daarstelt: het zioh bewust worden van de enkele menschenziel als eene „cel" der Wereldziel. a. De Haas (Lepus) is de vijand die vertreden wordt, de maan, de vormgever en dus de begrenzer van 's menschen Symbolen en Mythen in Religie. 20 □ bewustzijn. Daar hij het kwaad daarstelt, is hij weder zeer laag aan de kim geplaatst, beneden den hemelequator. Men heeft in dit sterreteeken gezien: Judas Iskarioth, Cain en ook Maria Magdalena in tranen. De adelaar is de vijand van den haas en de Haas verschijnt dan ook eerst boven den horizont als de Adelaar aan de tegenovergestelde kim verdwijnt. Dr Seiss merkt op, dat in Egyptische en Perzische Zodiacs de Haas is daargesteld door eene slang, dit zou dan de derde slang zijn. We hebben aldus gezien: drie reuzen die drie slangen bestrijden en overwinnen. In den Zodiac van Denderah heet hij Bashti Beki, d. i. „de gevloekte". Het teeken heeft alleen kleinere sterren, waarvan de grootste, x, den 'naam draagt van Arnebo, d. i. ,,de vijand van Hem die komt". Andere sterren heeten Nibal = „de krankzinnige", Rakin = „de gabondene", Sugia = „de bedrieger", alle welsprekende namen. b. Canis Major, Groote Hond. In den Zodiac van Denderah heet dit teeken Apes = „het hoofd"; de persoon die het daarstelt, heeft een havikskop (de havik is de vijand van de slang). De Groote Hond staat op de achterpooten, gereed den Haas te bespringen. De mythologie van dit teeken is verward, het teeken is geheel op den achtergrond geraakt door de schitterende Sirius (x) (in den bek) die zoo aan den hemel geplaatst is, dat ze van elk deel der bewoonde aardbol zichtbaar is en die naarmate zij ziah hooger boven den horizont verheft, in andere, ongeëvenaarde kleurschakeeringen prijkt. In oud-Assyrië, Babylonië, Chaldea vinden we Sirius op de gedenkteekenen vereeuwigd, in Egypte was hij een der aanduiders van de Nijloverstrooming en ze heet daarom ook „Nijl-ster". Nog andere namen draagt zij, als Isis, Osiris, Thoth, Hathor. Men ziet daaruit, dat men haar als eene godheid vereerde. Vele Egyptische tempels werden zóó gebouwd, dat Sirius' eerste stralen in het „heilige der heiligen" vielen. Omstreeks het jaar 700 v. Chr., op nieuwjaarsdag, kwam, volgens Lockyer, Sirius tegelijk op met de Zon en vermengde aldus hare stralen met die van „Vader Ra". Homerus zag in Sirius een slecht voorteeken : „Eene ster, wier brandend, vurig rood De lucht vervult met ziekte en dood." De „hondsdagen" dragen den naam naar dit teeken omdat dan, volgens de Ouden, Sirius hare hitte paart aan die der zon. De kleur van Sirius schijnt veranderd; want van het „vurig □ rood" van Homerus en van Ptolomeus, ,^het rood" van Cicero en het „rooder dan Mars" van Seneca valt weinig te bespeuren. Doch wij kunnen begrijpen waarom Sirius van kleur veranderde, want ze is eene dubbelster, — ze heeft een veel kleineren metgezel. Of is het soms eene der planeten van Sirius, of misschien beide? De metgezel van Sirius is half zoo groot, doch heeft slechts 1/40.000 van bare lichtkracht (Bessel). Sirius, 9% X schitterender dan eene ster der le grootte, is 8y2 lichtjaren van ons verwijderd, ze is dus eene der naaste vaste sterren. Van af Sirius gezien zou onze zon als eene ster der 3e gr. verschijnen. Het spectroscoop onthult ons rondom Sirius eene dichte atmosfeer van waterstofgas. Sirius heeft eene snelle eigen beweging en eene oude Arabische traditie zegt, — dat zij van de andere zijde van den Melkweg gekomen is, 't geen ongeveer een tijd zou vorderen van 60.000 jaren. Men vindt deze overlevering nog terug in de Arabische fabel van Suhail, (Canopus) den echtgenoot van Rigel. Canopus doodde zijne vrouw en vluchtte uit angst voor zijne zusters naar de Zuidpool. Sirius vervolgde hem door den Melkweg doch Procyon bleef achter en beweende Canopus. Sirius beteekent „vorst". Vergelijk het woord Sire, en ook het Engelsohe woord Sir. In 't Accadisch heet hij Kasista = Leider. |3 in de linker voorpoot heet Mirzam = „de vorst of heerscher". Andere sterren van dit teeken hebben meer of min dezelfde beteekenis, ik wil alleen noemen Al Shira Al Jemeniya d. i. de „vorst van de rechter hand". De groote Hond met Sirius staat laag aan den hemel en om die reden geloof ik niet, dat Sirius „de vorst der vorsten is, zooals Bullinger aanneemt, doch een voorlooper, die de menschheid moet praepareeren voor zijne volgende komst. Ik zie in dit sterrebeeld het symbool van het intellect, dat zich vooral sedert het 'begin onzer tijdrekening wèl heeft ontwikkeld en werkelijk tot de schitterende, de vorst en heerscher van den tijdgeest is geworden. Doch het intellect is slechts een middel tot een doel, — niets meer. Het moet veredeld worden, zooals de roode, onheilspellende gloed van Sirius langzaam minder en minder werd en overging in het prachtige kleurengamma, dat wij nu in haar bewonderen en dat verzinnebeeld is in c. Canis Minor, de kleine Hond, de metgezel van het vorige teeken, doch veel hooger aan den hemel staande en met twee schitterende sterren Procyon eene ster der le gr. (x) en Al Gomeisa{fi). Procyon (d. i. „de Verlosser") staat slechts 9V2 □ lichtjaren van ons af -en nadert onze zon met een snelheid van 6 mijlen per seconde. Ze heeft een metgezel die in c.a. 40 jaren haren omloop om Procyon volbrengt. Al Gomeisa (Arab.) = „de belaste, dragend voor anderen". Een paar kleinere sterren in dit teeken heeten resp. Al Mirzam = „vorst of heerscher" en Al Gomeyra = „hij die volmaaktheid geeft." In den Zodiac van Denderah is dit teeken een mensch met een havikskop, de overwinnaar „der slang" kenmerkend — en we vinden dan ook daar voor dit teeken den naam Sebak = „de overwinnaar". Dus in dit laatste teeken van Gemini vinden wij dezelfde voorstelling als in Gemini 'zelf, n.1. — de een de overwinnaar en de andere de verlosser, gesymboliseerd in de twee sterren Procyon en Gomeisa, i. a. w. de gereinigde en opgehevene menschheid en Christus de Alziel of Wereldziel hier genomen in de beteekenis der Cosmische gedachte of Cosmisch bewustzijn, 't welk zich langs den weg der imaginatie, intuïtie en inspiratie uit het 'intellect (Sirius) ontwikkelt in dit laatste decanaat van Gemini. Fig. 60. 3e Groep. Cancer, Kreeft (@). handelt over de vrijgeworden menschheid. Niettegenstaande de geringe opvallendheid van dit sterrebeeld, — waarom 't wel eens het „donkere teeken" genoemd wordt, — is er misschien geen teeken waarover meer gephantaseerd en gespeculeerd is dan dit, merkt W. Olcott op. Volgens Plunket hadden de oude Babyloniërs c.a. 4000 jaar v. Chr. voor dit teeken eene schildpad, terwijl in den Zodiac van Denderah en in die van Esneh eene scarabeus, — d. i. het symbool van 't eeuwige leven, — voorkomt. Volgens de Grieksche mythologie is het de Krab die Hercules in den voet stak, toen hij met de Hydra vocht en zoo zijn er nog vele andere voorstellingen. Het draagt ook den naam van Praesepe = „de voedertrog" waaruit twee ezels eten, die voor- gesteld worden door twee sterren, de Aselli. In deze twee sterren, gelegen ter weerszijden van de Ecliptica, plus het sterrekluwen dat in de nabijheid ligt, meenden sommigen den evangelist Johannes te zien. Bij de oude astrologen in Peru droeg Caneer den naam van Cantut-Peta, d. i. eene heilige bloem der Inca's, dieprood van kleur. Ook de Hindu's hadden voor dit teeken eene bloem. In den Zodiac van Denderah heet het Klaria, d. i. „eene kudde vee" of „eene veestal", de Grieksche naam is Karkinos, d. i. „houden of omsluiten . De naam van het sterrekluwen tusschen de beide Aselli (midden in het lichaam der Kreeft), Praesepe, heeft de beteekenis van „eene menigte, de nakomelingschap". De grootste ster (in den kop) heet Tegmini, d. i. vasthoudend. » in de rechter knie heet Acubene — „de schuilplaats". Eene andere ster heet Ma'alaph, d. i. „duizenden verzameld" en Al Himarein = „de lammeren . Issachar had op zijn standaard twee ezels (Gen. 49. 14). „Issachar is een sterke ezel, neder liggend tusschen twee pakken" (schaapskooien). „En hij zag dat de rustplaats goed was." Zoo kunnen wij inzien, dat met het teeken Cancer bedoeld wordt de woning van het ontwaakte deel der menschheid, de „veilige schuilplaats voor de kudde''. Cancer is derhalve ook het beeld der ziel, waarom de Zodiac van Denderah dan ook voor dit teeken een Scarabee heeft. Het is de ziel, die op het punt is zich te reïncarneeren en Cancer is dus in den Zodiac de „poort des levens", waar de zielen tot herbelichaming komen. Daarom is de Maan, — het symbool der bevruchting en het vormgevend element — zijn heerscher. Het tegenovergestelde teeken Capricornus, met den heerscher Saturnus, is het symbool van den materieelen dood, zooals ook uit de voorstelling van Saturnus blijkt, — een grijsaard met eene zeis. In Cancer is de zon het hoogst, in Capricornus het laagst en in de levende natuur is dit eveneens het geval; ze is dood in /t> en tintelend van leven in @. a. Ursa Minor, de Kleine Beer. Nergens op de oude Zodiacs wordt een beer aangetroffen. Wat kan er dan met dit teeken bedoeld zijn? Wij vinden den sleutel in de ster Dubbeh, in den rug van den Grooten Beer. Deze naam beteekent: „eene kudde dieren". In 't Arabisch beteekent Dubah — „vee" en in het □ Hebreeuwsch Daveh — „rust of veiligheid" en Dehver — „eene kudde' . In -den Bijbe! (Gen. 49. 4) is er sprake van twee kudden, die in den Zodiac voorgesteld worden door den Grooten en den Kleinen Beer. Eerst tegen 600 jaar vóór Chr. werd (volgens Straibo) de Beer, bij de Grieken, in den Dierenriem opgenomen en daarom vinden wij den Beer dan ook niet vermeld bij Homerus en Hesiodus. Volgens Plutarchus noemden de Phoeniciërs dit sterrebeeld Doube, Dohveh, d. i. „de sprekende constellatie", doch hetzelfde woord beteekent ook „beer" zoo dat hier misschien de oorzaak der beeldverwisseling te zoeken is. Volgens de Grieksche mythologie werden de beide beren aan den hemel geplaatst als belooning van Zeus, wien zij op Creta eene schuilplaats verleend hadden, toen hij vervolgd werd door zijn vader Kronos, die zijne kinderen verslond. We hebben ook hier dus weder „de schuilplaats", hoewel de naam der teekens veranderd is. De ster % is de Pooister, Al Ruccabe = „die waarom draait". Nu kan men vragen: hoe kan men weten dat deze ster eens de Poolster zou zijn, daar op het tijdstip van het invoeren der sterreteekens, d. i. c.a. 6000 jaar vroeger, x in den Draak de Poolster was? Dat men het wist, blijkt uit den oerouden naam. De voorspelling luidt, dat de „kleine kudde", d. z. volgens Bullinger zij, die reeds door alle eeuwen heen een hemelsch tehuis gezocht hebben „de hoogste plaats in den hemel zijn zal". God heeft voor hen in dit teeken (Hebr. 11. 10—16) „de hemelsche stad" bereid. Zij waren „vreemdelingen, pelgrims op aarde' (Hebr. 11. 13, doch ze zullen het ter gelegener tijd bezitten. (Eph. 1. 13.) De ster x heet Kochab — „wachtend op Hem die komt". Andere sterren heeten Al Gedi, „het lam", Al Kaid, „de verzamelden", Al Pher Kadain = de kalveren. De grootere kudde der geredden is aangeduid door b. Ursa Major, de Groote Beer. Prof. Max Müller en velen met hem, denken dat ook hier naamsverwisseling plaats vond. Zoo wordt in Job 9 en in Job 31. 32 dit beeld „de Wagen" genoemd, zooals ook in den volksmond. In Indië heet het teeken Riksha (wagen), of „de zeven wijze dichters", in Griekenland „de 7 wijzen', „de 7 slapers van Ephese", „de 'wagen van Osiris". Zoo zijn er in tal van landen allerlei mythen in omloop, die ons weinig vertellen van de oorspronkelijke beteekenis, doch die toch hier en daar erop duiden. De Arabieren noemen het teeken D nog Al Naish of Aunaish, d. i. „de samen vereenigden tot eene kudde". De ster x, in den rug, heet Dubhe, d. i. „eene kudde dieren" of ook „een stal" (3 heet Meracli = „de stal" 7 heet Phaeda of Phacda = „geteld, bewaakt". Verdere sterrenamen zijn: Al cor — „het lam", Al Kaid = „de verzamelden", El Alcola — „de schaapskudde", (Ps. 95. 7 en Ps. 100. 3). Misar = „klein, afgescheiden", Cab'd'al Azar = „de menigte , Annaish — „de vergaderden", El Kaphrah — „de beschermden' , Helike = „gezelschap van reizigers", Calisto = „de schaapskooi geplaatst". (Zie Jer. 31. 10, Ezech. 34. 12—16 etc.) c. Argo, het Schip, het tehuis voor de pelgrims. Het is gedeeltelijk onder den horizont, zoodat men in Europa slechts eenige sterren ervan kan zien; hare voornaamste ster Canopus (le gr.) rijst nooit boven de kim. In de Grieksche mythologie was Argo het schip, dat Osiris en Isis over den zondvloed bracht en bij de Joden was het de Arke Noachs. De oorspronkelijke meening is nog bewaard gebleven, n.1. dat 't „schip" de opvarenden na veel lijden en avonturen veilig aan land zet en dat ze den schat, dien ze verloren hadden, terugvonden. De verloren schat is hier het bewustzijn der hoogere werelden. Jason, — het hooger zelf, — ontworstelt het aan den „draak die nooit slaapt". (Zie Jes. 35. 10, Jes. 51. 9—11). Argo beteekent „een gezelschap van reizigers". De achtersteven van het Schip draagt een leeuwenkop. Is dit eenvoudig eene aanwijzing, dat het volgende teeken dat des Leeuws is, of is dat mogelijk eene aanduiding van 't Solstitium-punt ten tijde dat de sterrebeelden ontstonden? In de Egyptische planispheer van Kircher komen twee prauwen met ramskoppen voor en eene der prauwen heeft een achtersteven in den vorm eener vischstaart (twee kudden, twee prauwen). Samen bedekken ze een groot deel van de kim, n.1. de eene prauw strekt zich uit van Taurus tot Virgo en de andere van Leo tot Capricornus. Taurus duidt op den tijd dien men aangeeft voor den tocht der Argonauten, doch de andere teekens ? Canopus wil zeggen „het bezit van Hem die komt". Andere namen van sterren zijn: Sephina = „menigte of overvloed", Asmidiska = de bevrijdden die reizen, Soheil = „de gewenschte", Subilon = „de tak". (De Duif der Arke Noachs kwam ook terug met een tak). Tot zoover de menschheid en haar tehuis. In de Fig. 61. 4e Groep, Leo, de Leeuw wordt ons de triomph van den Messias geschilderd. Dit teeken vormt het slot van den geheelen cyklus, begonnen met de Maagd. „Niemand", zegt Bullinger, „die met aandacht de uitlegging gevolgd heeft, kan er aan twijfelen dat wij hier de oplossing van het raadsel der Sphynx hebben." Ik zou liever willen zeggen dat we hier voor ééne der oplossingen staan, er zijn er andere, zooals wij gezien hebben. De Leeuw verschijnt in alle oude Zodiacs, hij werd overal zeer in eere gehouden, daar hij het teeken der Zon is en deze dus in dit teeken zijne reinste werking heeft. Afgezien van vele andere verklaringen aangaande het ontstaan van den naam „Leeuw", is het duidelijk dat de Zon als „Koning der sterren" werd vergeleken met den Koning der dieren, wiens moed geëvenaard wordt door zijne kracht, de majesteit zijner verschijning en door de onstuimigheid waarmede hij aanvalt. Judah is Leo (Gen. 49. 8, 9) zijn karakter komt geheel overeen met de astrologische beteekenis van dit teeken. Uit Judah kwam David voort. In de Leeuw is het „Lam" de „Leeuw des toorns" geworden en hij is daarom de groote held der zonnemythe. Leo diende ook als „Nijlteeken" met betrekking tot de overs'troomingen, dus hierin zien wij een anderen grond voor de groote vereering van Leo in Egypte en een derde is, dat in Leo één der vier wachters van den hemel staat, n.1. Cor Leonis, of Regulus (in de borst), eene ster der le grootte, die juist op de ecliptica staat en dus elk jaar in preciese conjunctie met de Zon komt (20 Aug.) Regulus is 180 lichtjaren van ons verwijderd en schijnt 1000 X zooveel licht uit te zenden als onze zon. De naam beteekent „onder den voet treden"; de Egyptische naam is Pi Mentikeon, d. i. „de uitstorter van den goddelijken toorn over de oude slang". In den Zodiac van Denderah is Leo plus zijne drie decanaten als eene leeuw daargesteld, die de slang . vertrapt; ziehier de verklaring voor den naam. De Hebreeuwsche naam is Arich, □ d. i. „de volwassen leeuw", de Grieksche naam is Aryo = „de verscheurende leeuw" en in 't Arabisch Al Asad, d. i. „de snel komende leeuw". Dcnebola in de staart (== „de rechter die komt") is eene andere ster der le gr. voor dit teeken. De ster 7 in de manen draagt den naam Al Giebha, d. i. „de verhooging' . Andere sterren zijn: Sarcam = „de vereenigende", Minchir al Asad = „de straffende leeuw", Deneb Aleced — „de komende rechter die grijpt", Al Dafera = „de vijand neergeveld". Als 'wij met deze meening de Arabische namen vergelijken en dat wat geschreven is van den Leeuw van Judah, dan gaat ons menig licht op. Zie ook Op. 5. 5, Num. 2, Gen. 49. 8. 9, Amos 3. 4, 8. Astraal kunnen wij in Openb. 12. 1 en 2 duidelijk het teeken Leo herkennen met de twee naburige teekens Cancer en Virgo. Yirgo is de vrouw, bekleed met de Zon, d. i. de heerscher van het teeken Leo. Onder haar voeten iis de Maan, d. i. de héerscher v Cancer. Aldus, — drie in een — beschouwd, is hierin de geboorte van den Zoon uit eene Maagd uitgedrukt; Gods Zoon, de Zon, die uit de oerstof (hier ether) der Maagd, het voedende en leven gevende centrum van een nieuwen Cosmos wordt, dank zij den vormenden drang der Cosinische CancerMaan. a. De Hydra, „de oude slang" die gedood en wiens werk \ ernietigd wordt door den Leeuw, die den Messias voorstelt. Hydra beteekent „de afschuwelijke . Het is een zeer lang, diep aan den (horizont geplaatst, sterrebeeld, dat meer dan een vierde van den geheelen horizont inneemt, gedurende zekere uren v an den nacht, zoodat dit beeld 7 uren noodig heeft om door den Meridiaan te gaan. Hercules versloeg de driekoppige Hydra hoewel Juno, jaloersch op Hercules, den Krab zond om hem in den hiel te bijten, doch zonder succes. Hercules sloeg het dier de drie koppen af, doch de middelste kop (het egoisme symboliseerend) groeide telkens weer aan, ze scheen onsterfelijk en in plaats van den eenen kop kwamen er twee andere te voorschijn. Doch met de hulp van Iolaus, Hercules' neef, overwon hij ten slotte. Zijne pijlen, in het bloed der Hydra gedoopt, verwondden doodelijk. Ook volgens dr. Seiss is de Hydra „de Duivel" uit den Bijbel. De eenige duidelijke ster van dit beeld is Cor Hydra (x) in 't Arabisch Al Phard genoemd, d. i. „de gescheidene, de verworpeling". Andere sterren heeten Al Drian = „de verafschuwde", Minchar al Sugia = „de bedrieger, de doorborende". □ b. Crater, de beker. Ze is in alle sterrenmythen aan de Raaf verwant en wordt door Dr. Seiss als den beker van Gods toorn beschouwd, waarvan de Openb. v. Johannes 16. 19 spreekt. Het beeld heeft 13, voor 't ongewapend oog zichtbare sterren. c. Corvus, de Raaf stelt het laatste tooneel van het Oordeel daar, n.1. de roofvogel of liever de aasvogel, die de slang verslindt Zij staat met uitgespreide vleugels op de slang en verscheurt die met bek en klauwen. In de Grieksche mythologie wordt zij door Minerva aan den hemel geplaatst, die de dochter van Koning Coronaeus in een raaf veranderde. Ook in de oudere mythen en legenden verschijnt de Raaf altijd tegelijk met Hydra en Crater. In den Zodiac van Denderah heet zij Iierna — Her == de vijand, Na = falend. Er zijn 9 zichtbare sterren in dit teeken en 9 is het getal van het oordeel. De ster tx. (in 't oor) heet in 't Arabisch Al Chibar — „verbindend", van 't Hebreeuwsche Chiba, d. i. „gevloekt". (3 in den rechter vleugel heet Al Goreb, van 't Hebreeuwsche Oreb = raaf. Een andere ster heet Minchar al Gorab — „de raaf die aan stukken rijt." „Laat ze zijn voor teekens en cyklen". Gen. 1. 14. „De raven der vallei zullen het oppikken". (Spr. 30. 17.) „Satan is naar de onderwereld verbannen, Het duizendjarig rijk is aangebroken." Dit is, in 't kort weergegeven, de oeroude en altijd weder terugkeerende geschiedenis, die ons de Zodiac vertelt en die zulk een licht werpt op de oude geschriften. Het Neo-Pythagorisme rust eveneens geheel op astrologischen grondslag en niet minder de Mithras- en de Attismysteriën en de Isis-dienst. Hermes Trismigistus noemt de hemel den zichtbaren, materieelen God en de sterren noemt hij Goden. De planeten — leert Hermes — doen den mensch gebukt gaan onder de ketenen van het noodlot, doch Helios, de Zon, verslaat de Demonen. In anderen vorm vindt men hetzelfde terug in de Chaldeeuwsch-Perzische leer en in de „Astrologische Cosmolo- O gie" van Poseidonius eveneens. (Vergelijk zijn werk „Astronomia"). Het „duizendjarig rijk" doet ons onwillekeurig denken aan het Agartha,1) het „heiligdom van den cyklus van den Ram", dat volgens Saint Yves d'Alveydre werkelijk bestaat, — het heilige rijk met zijne 22 tempels, die de 22 Arcanas van Hermes vertegenwoordigen, — en dat hij op enthousiaste wijze als eene volmaakte synarchie daarstelt. „Het gelijkt op een sprookje van den 1001 nacht", zegt hij, „en toch is niets ter wereld meer werkelijk". Dan beschrijft hij de centrale organisatie van zijn heilig Agartha met zijne millioenen inwoners, de ten deele geopende en gesloten Bagwanda's die, 365 in aantal, even zoovele sferen afsluiten; daarna geeft hij een beeld van den centralen koepel des 'heiligdoms, waarin slechts weinigen mogen doordringen, hij beschrijft zijn volgens magische lijnen geconstrueerden bouw, de verlichting, die van boven komt in een enharmonisch kleurengamma, — kleuren waarvan het zonnespectrum niets meer dan de toonladder is en waaraan zich de magische acoustiek paart. „Gedurende de uren des gebeds, als de Cosmische mysterieën gevierd worden, neemt men — hoewel de gewijde, heilige geschriften slechts zacht gemurmeld worden, in den onmetelijken onderaardschen koepel, — aan de oppervlakte der aarde een vreemd acoustisch verschijnsel waar." „De reizigers en de karavanen in 't verschiet, dwalend bij dag of gedurende den nacht, —menschen en dieren, — allen luisteren in gespannen verwachting. Het is alsof de aarde zelve hare lippen opent om te zingen. Eene vreemde harmonie, zonder waarneembare oorzaak, stroomt werkelijk in de Ruimte uit, ze ontrolt hare grooter en grooter wordende spiralen, doet zacht, de atmosfeer trillen door hare golven, en stijgt op ten hemel, als om daar het onuitsprekelijke te zoeken".... en Arabieren en Perzen, Buddhisten en Brahmanen, Joden, Sublas, Afghanen, Tartaren en Chineezen, in 't kort alle reizigers keeren eerbiedig tot zichzelven in, luisteren in stilte en murmelen hunne gebeden tot de groote, Universeele Wereldziel." Men leze het voorwoord van de vereerders van dezen grooten mysticus en de epiloog van hem zelf om ten minste van zijne hoogstaande persoonlijkheid en zijn ongerepte oprechtheid en waarheidsliefde overtuigd te zijn. Wat Saint Yves hier beschrijft als het onderaardsche rijk Agartha, heet bij de Kabbalisten ,,Paradesa" en volgens hem blijkt uit de woorden van J) Zie Saint Yves d'Alveydre, Mission de 1'Inde en Europe, p. 35. □ Luc. 2. 9 en Me til. 13. 10—12, dat Jezus en ook Moses zeker wisten, dat er in de menschheid zelf een schat aanwezig was, in een gesloten tabernakel, „aan welks deur men kon kloppen, vragen en ontvangen." (Mission des Juifs van Saint Yves d. A.) Na deze enthusiaste uiting van den grooten mysticus en occultist, wiens „Agartha" wel is waar slechts indirect in verband staat met ons zodiacaal drama, doch die ik ter wille van het origineele en sahoone overnam, wil ik den lezer nog eene kleine aanduiding geven, die hem het vinden der sterrebeelden vergemakkelijkt. De beelden zijn genomen uit den astronomischen atlas van Flamstead (van 1782); ik heb de duitsche uitgave gebruikt, daar in de oorspronkelijke fransche editie de teekeningen minder duidelijk waren. Hier en daar heeft de duitsdhe teekenaar zich vrijheden veroorloofd, die beter uitgebleven waren, doch ze zijn voldoende sterk „duitsch" gekleund, zoodat men ze zonder moeite herkennen en schrappen kan. De plaatsing der Teekens is naar den tijd, dat deze atlas verscheen, bijgewerkt, zoodat het begin van het Teeken der Maagd niet op, doch een aantal graden boven den horizont valt. (Zie de algemeene Sterrekaart van ihet N. Halfrond.) Van dit punt uitgaande, verdeele men den cirkelomtrek in 12 gelijke deelen en vereenige ze met de Poolster; men verkrijgt dan de 12 Zodiacale Teekens en vindt gemakkelijker hunne 36 decanaten. De alg. sterrekaart van 't Zuidelijk halfrond liet aan duidelijkheid te wenschen over, reden waarom ze hier niet opgenomen is. Niet alle decanaten der 12 Zod. Teekens zijn daarom in onze reprod. aanwezig, doch bijna alle; zeker voldoende om de juiste opeenvolging aan te toonen. Het zal den lezer dan ook niet moeilijk vallen, het „drama, geschreven in de sterren", op de bijgaande algemeene sterrekaart te volgen en de studie te completeeren, door nog verder de verschillende Zodiacale Sterrebeelden, — die apart gereproduceerd zijn, — te ontleden. Daar staat nog heel wat meer „geschreven", dan ik hier kan geven. Voor hem, die niet opzettelijk zijn oogen sluit, is het klaar als de dag dat Jezus' leven geen bloot verhaal is van een drama, dat een 20-tal eeuwen geleden in Jerusalem voorviel in den tijd dat ons zonnestelsel in de Visschen stond; het Christusdrama — met al zijn bizonderheden — treedt ons overal voor oogen, in de □ sterrenbeelden aan den hemel zoowel als in den enkelen mensch op aarde. Nimojewsky drukt ziich duidelijk uit: ,,De levende, religieuse astrale begrippen werden tot rudimentaire opvattingen. Eindelooze hemelafstanden, die de flonkerende gordel des Dierenriem-s omvatte, schrompelden — in de kerkelijke Theologie — tot een. . . . veestal ineen. De „Astrale Kribbe" werd tot eene gewone ezelskrib, de schoone Astrale taal werd totaal vergeten. Het tooneel der Via Dolorosa, oorspr. cosmisch gedacht, werd verplaatst in een land, — Palestina". ANALOGIE IN SOCIOLOGIE EN ECONOMIE Tout est analogue dans 1'Univers; la loi qui dirige une celluie de 1'homme, doit scientifiquement diriger eet homme; la loi qui dirige un homme, doit scientifiquement diriger une collectivité humaine, une nation, une race. Papus. „De anarchie moet tot synarchie worden; hoe meer versplintering, hoe meer uiteenvallen en zelfstandig worden der ziele-eigenschappen die elkaar moesten completeeren en helpen. Dit leidt onvermijdelijk tot disharmonie, waarvoor het eenige geneesmiddel is: hereeniging, coöperatie". Saint Yves d'Alveydre. De gemeenschap is niet gebonden door of afhankelijk van zijn president of van iemand anders. Ze is alleen gebonden door 't groote centrale beginsel der Broederschap. A. Besant. Reeds in het voorwoord van mijn werk „Cosmos en Microcosmos" en op vele andere plaatsen, heb ik er op gewezen, dat de menschelijke gedachtenstroomingen, — zooals ze uitgedrukt zijn in de philosophische beschouwingen en staatsinstellingen, die door alle tijden heen de menschheid bevrucht hebben, — aan Cosmische wetten onderhevig zijn en ik heb trachten aan te toonen, hoe die stroomingen in breede lijnen door de beteekenis der Zodiacale teekens worden uitgedrukt. We zagen de staatsinstellingen en regeeringsvormen een ander karakter aannemen, naarmate ons zonnestelsel voortschreed door den Zodiac. Hieruit moet volgen, dat van een blijvenden vorm van regeering geen sprake kan zijn, doch daaruit volgt geenszins, dat al deze sociologische wisselingen niet één gemeenschappelijken grond zouden kunnen hebben, waarop allen vast en veilig kunnen staan. Daar is inderdaad zulk eene vaste basis en het is alweer door de wet der analogie, dat we ons hieraangaande eenig licht kunnen verschaffen. Door eene parallel te trekken tusschen den staat en het menschelijk lichaam, vindt men ook daar de organen die met die van het menschelijk lichaam overeenstemmen, m.a.w. men komt tot eene anatomie van een rijk en bij verdere ontwikkeling van dit onderwerp komt men langs denzelfden weg tot eene nationale physiologie en -psychologie. We kunnen bij deze □ eerste schrede alvast constateeren, dat we in den tegenwoordigen tijd helaas meer gelegenheid hebben de pathologie, dan de physiologie van den staat te bestudeeren. Het blijkt uit de geschiedenis der oudheid dat b.v. de oude Egyptenaren de anatomie en de physiologie van den staat kenden, ze kenden de organisatie van hun land en gaven zich nauwkeurig rekenschap van de functie harer organen; dit blijkt uit hunne wijze van koloniseeren, en door het zenden van mannen als Lyeurgus, Solon, Pythagoras, — allen ingewijden — naar die koloniën (o.a. naar Griekenland) om ze te organiseeren. Welk een verschil met den tegenwoordigen tijd, waarin de organisateurs weinig anders verrichten dan afbreken en désorganiseeren. F. C. Bariet*) komt dan langs den weg der analogie tot de volgende hoofdbegrippen: a. De maatschappij is een levend wezen, samengesteld uit vrije en verantwoordelijke wezens of organismen. b. Zij is onderworpen aan biologische wetten, doch zij is in sterkere mate heer over de physiologisahe functiën, als de mensch dit is; zij heeft zelfs het vermogen over hare organen te beschikken — op eigen verantwoordelijkheid. Deze grootere vrijheid van de organen eener maatschappij boven de menschelijke en dierlijke, vloeit blijkbaar hoofdzakelijk voort uit de vrijheid en de verantwoordelijkheid der wezens, die een maatschappelijk orgaan samenstellen. De vraag is natuurlijk hoever die persoonlijke vrijheid kan gaan om harmonisch samenwerken mogelijk te maken en dit hangt weer samen met het meer of minder ontwikkelde verantwoordelijkheidsgevoel der samenstellende elementen. Eene studie van het individu is dus even noodzakelijk als eene grondige kennis van de anatomie, de physiologie en de biologie der maatschappij. De anatomie omvat de studie van de functie dier organen en wel van elk orgaan op zichzelf, d.w.z. alléén gezien (binnenlandsche politiek) en van elk orgaan in zijn milieu (buitenlandsche politiek). De algemeene biologie omvat de functie der sociale menschheid, hare geschiedenis en de philosophie dier geschiedenis.*) De physiologie heeft de moeilijke opgave, niet alleen den staat goed te beheeren, doch ook om de vereenigingen of corporaties, verder het huisgezin en ten slotte elk individu tevreden te stellen. Regel is, dat bij het ontstaan eener nieuwe staat een geïnspireerde leider of eene groep van geïnspireerde leiders aan *) Zie F. C. Bariet. „Principes de sociologie synthétique". \ O het hoofd staat, zoo was het in Griekenland, zoo was het in Palestina (Mozes) en de reden waardoor in den regel eene jeugdige staat zich kenmerkt door harmonie en kracht is te vinden in de beide krachten die haar beschermen n.1. in 't geloof en in 't vertrouwen, waarop ze gegrondvest is. Daarna komt de innerlijke scheuring en verdeeldheid, die Bariet de periode van Analyse noemt en die gevolgd wordt door die der Synthese, waarin men — hoewel dikwijls tevergeefs — weer tracht op te bouwen wat men in de voorgaande periode afgebroken heeft. Eene staat heeft dus hare organen, evenals het menschelijk lichaam en evenals hier, wordt ook het geheele lichaam ziek als een orgaan den dienst weigert of slecht functionneert. Zooals het slecht functionneeren eener celgroep een orgaan ziek kan maken, zoo kan ook elke onregelmatigheid in de functie, elke dienstweigering enz. eener corporatie voor een bepaald orgaan van den staat en dus voor een geheel volk, gevaarlijk worden. Voor een gezonde levensfunctie zijn gezonde organen en gezonde celgroepen en cellen (families en individuen) noodzakelijk. We willen nu de parallel trekken en uitgaan van de hoofdverdeeling van het menschelijke lichaam in borst, buik en hoofd. De borst vertegenwoordigt in den staat de macht, d.w.z. het leger, het politiewezen, de rechterlijke macht. De buik van den staat is de economie, d. i. de finantiën, landbouw, handel en industrie. Het hoofd van den staat is de autoriteit, d. i. de regeering en alles wat gegroepeerd kan worden onder wetenschap, schoone kunsten etc. Het is klaar, dat harmonische samenwerking eene allereerste voorwaarde is voor levensvatbaarheid, de functiën van het eene deel moeten volkomen satisfactie geven aan -de juiste aanspraken der andere deelen. Eene doelmatige arbeidsverdeeling is daarvoor eene eerste vereischte en het menschelijk lichaam wijst ons aan, op welke hoofdgroepen van werkzaamheid wij ons kunnen voorbereiden. Wij vinden daar: De borst — 3-voudige functie: /. de Ontvanger — de longen; 2. de Condensator — het hart; 3. de Verdeeler — de arteriën (centrifugaal) de venae (centripetaal). □ De buik — 3-voudige functie. /. de Ontvanger — de maag; 2. de Condensator —de lever; 3. de Yerdeeler — lymphvaten (centrifugaal), darmen (een tripetaai). Het hoofd —: 3-voudige functie. 1. de Ontvanger — het ruggemerg; 2. de Condensator — de hersenen; 3. de Yerdeeler — beweegzenuwen (centrifugaal), gevoelszenuwen (centripetaal). Doch wij kunnen ook het geheel samenvatten en wel: 1. 't Lichaam — de ontvanger, 2. 't Zenuwstelsel — de condensator, 3. 't Vaatstelsel — de verdeeler.*) Het Symphatische Zenuwstelsel maakt in zooverre eene uitzondering, dat het de verdeeling regelt, onafhankelijk van den wil; het doet — geheel zonder toedoen van den wil — de organen van borst en buik functionneeren en 't vertegenwoordigt daarom feitelijk de alles regelende centrale, sociale wet, die het functionneeren van den staat behoort te regelen. Doch er is van hem in den staat hoegenaamd niets te vinden! Ook de arbeidsverdeeling laat in alle opzichten te wenschen over, zooals uit de verdere beschouwing zal blijken, doch we moeten in aanmerking nemen, dat aan de organen van den staat grootere vrijheid kan worden verleend dan aan die van het dierlijk lichaam (zie boven). Dit neemt echter niet weg, dat het beeld der maatschappij — die het totaal der menschen dier maatschappij daarstelt, — vrij getrouw moet overeenstemmen met dat van den enkelen mensch, om gezonde vitaliteit te kunnen bezitten.1) We zien dan in de eerste plaats, dat in' het lichaam elke cel de vruchten van zijn werk aan dat lichaam afstaat, — alle cellen werken voor het ééne doel: instandhouding van het lichaam, -— coöperatie dus in haren ideaalsten vorm en totale afwezigheid van eigenbaat. \\ at zien wij daarentegen in den staat of in de maatschappij? Xemen wij bijvoorbeeld de functiën die overeenstemmen met die der buikorganen, de economie, de industrie, de landbouw, het handwerk. Het land is grootendeels in handen van groote grondbezitters, die ervan trachten te halen wat er te halen valt, die de andere cellen (de arbeiders) voor ') Zie Julien Leiay: La science occulte appliquée a 1'économie politique. Symbolen en Mythen in Religie. 21 □ zich laten werken en de vruchten ervan, die den staat moesten ten goede komen, ten eigen nutte aanwenden. Zoo is het in de handwerken en in alle industrieele ondernemingen; alles werkt voor zichzelf alleen, allen worden geleid door persoonlijk belang en wel met het doel om zich zooveel mogelijk van het sociale bloed — het geld — toe te eigenen. Het vloeit niet uit ééne bron om dan door kanalen geleid te worden, volgens de algemeene organische wet, doch het hoopt zich hier op, en ontbreekt daar — al naar den gril en de passie van enkele egoïstische cellen. En de „buik", die slechts ééne functie behoorde te hebben, — de voeding, — heeft zich hier nog met eene tweede functie te belasten, n.1. de circulatie, 't Gevolg is „zwaarlijvigheid" der maatschappij. In de borst wordt de vrucht van het werk der cellen, gecondenseerd in het bloed gebracht door de lymphe, door het hart verzameld en door de circulatie naar alle cellen van het lichaan; gevoerd. Elke cel krijgt precies wat zij noodig heeft, — niet te veel en niet te weinig. In de circulatie vereenigen zich de functies van buik en borst en de nerv. symphaticus vereenigt ze beide met het hoofd. In den staat is dit niet het geval; daar heeft de buik de circulatie in beslag genomen en de symphaticus ontbreekt er geheel. Het hoofd belast zich met de administratie, zoodat de verbreiding door een derde lid daar ontbreekt of slechts in primitieven staat — als economie — aanwezig is; in zooverre als de staat zich met productie en circulatie bemoeit. Beide zijn grootendeels in handen van particulieren of vereenigingen die zelfstandig werken, zonder in de eerste plaats op de belangen van den staat te letten. Trouwens, volk en staat leven altijd op gespannen voet. Het hoofd van den staat vertegenwoordigt den wil van het individu, den wil der gemeenschap. In 't lidhaam zijn de hersenen het orgaan van den wil en de hersenen ontvangen het bloed uit de borst ('t hart). In den staat echter, ontvangt het orgaan van den wil (de regeerïng) het geld (bloed) niet uit de algemeene circulatie, want die bestaat niet, doch ergens uit den buik, (uit de belasting) uit eene soort van navelstreng, die eigenlijk niet tot den buik behoort. Als wij nu 'het orgaan van den wil beschouwen — de bestuurders — dan zien wij dat ze uit alle deelen van het lichaam komen, — geheel in tegenstelling met de fijne hersencellen die eerst zeer langzaam in den loop der eeuwen, van generatie op generatie zich ontwikkelden tot hare tegenwoordige volkomenheid. Wij zagen dat door de werking van den sympathicus de D lichamelijke organen hunne functie verrichten, als onder den invloed eener vaste, onveranderlijke wet en wij zagen deze wet nog slechts in embryonaal aanleg aanwezig in den staat. Hieruit volgt direct eene andere onvolmaaktheid in de organisatie van den staat en wel eene van ingrijpenden aard, waardoor feitelijk eene hoogere ontwikkeling van het leidende element in den staat buitengesloten is. In het menschelijk lichaam vindt n.1. eene terugwerking van de organen op het hoofd plaats, die zich primitief uit als gewaarwordingen en in een hooger stadium als gevoelens. In een nog verder ontwikkeld stadium worden daaruit combinaties en conclusies en ten slotte gedachten geboren, dus een geleidelijke ontwikkelingsgang van het leidende denkprincipe — het hoofd. Deze opklimming is in den staat onmogelijk, daar de leidende wet waarvan ze het gevolg is, zeer ongelukkig functionneert en hier en daar totaal afwezig is. Het resultaat is bandeloosheid, wetteloosheid, zelfzuchtige uitwassen van het zoogenaamde intellect als despotisme, kapitalisme, fraude op elk gebied, eene pers die zich richt tegen het leven van den staat zelf, anarchie, bolsjewisme etc. etc. Dit alles en nog veel meer is het gevolg van de geheel onvolkomen samenwerking der organen en het ontbreken der universeele wet, m.a.w. de administratie, zooals de n. symphaticus die symboliseert. De rijkdommen door de buikorganen voortgebracht worden daar opgestapeld en niet naar het hart gezonden, dat ze door het geheele lichaam van de gemeenschap moest sturen en waardoor tegelijk het gemeensdiaps-, het familie- en 't individueele leven normaal geregeld en eene voortdurende reactie der geregeerden op de regeerders zoude buitengesloten worden. Het zwaarlijvige gedrocht van den tegenwoordigen staat sleept zijn ellendig bestaan voort, van de eene ziekte in de andere vervallend, totdat ten slotte eene pijnlijke operatie, waarmee het leven gemoeid is, hem van zijn overtollig darmvet zal bevrijden. Deze operatie schijnt zich thans te voltrekken en we hebben af te wachten of de patiënt ze doorstaan zal of dat er een nieuw kind met frissche levenslust uit zal geboren worden. Eerst sedert betrekkelijk korten tijd is de patiënt zoo corpulent; vroeger was zijn hoofd enorm groot en buik en borst slecht ontwikkeld; toen leefde het hoofd ten koste van het lichaam, dat zich ten slotte wreekte in de Fransche revolutie.*) *) Zie Julien Lejay: L'économie politique. □ Het voedsel dat de ,,cellen" van den staat ontvangen bestaat in loon, vast salaris, rente, geld voor verkochte waren enz. en de verdeeling van dit voedsel geschiedt spasmodisch en zeer ongelijk, want de verschillende krachten van een orgaan staan hier op voortdurenden voet van oorlog tegenover elkaar; de banier die ze zwaaien heet ,,concurrentie". Slechts tegen den staat zijn ze eensgezind; want de staat is hun gemeenschappelijke vijand, dus juist omgekeerd als het zijn moest. De staat n.1. ontvangt het geld uit belastingen en hiervan leveren de producenten en de verkoopers het leeuwenaandeel. Het individualisme wordt onder dezen gang van zaken sterk ontwikkeld, het „ieder voor zich" komt in de plaats van „allen voor den staat". Natuurlijk doel ik hier niet op eene perverse vaderlandsliefde, waarbij het individu zijn leven en de toekomst van zijn gezin opoffert aan den grootheidswaan van het hoofd van den staat, doch op eene gezonde vaderlandsliefde, die het goed functionneeren van het orgaan beoogt, opdat het geheele lichaam — de menschheid — in stand gehouden worde. Men kan nu vragen: hoe moet de staat met hare talrijke organen worden ingericht om, volgens deze analogie tot een harmonisch lichaam te worden dat tot in hare onderdeelen gezond is? Ik geef deze vraag ter beantwoording aan hen die meer van sociologie weten dan ik, die sledhts een schema suggereer volgens hetwelk m. i. deze omwerking met vrucht zou kunnen geschieden. Het is in hoofdzaak het schema van Saint Yves d'Alveydre, waarop Bariet, Papus en Lejay hébben voortgebouwd. Ik zie echter niet in waarom de gedachten van Bellamy (zie „Looking backward") 1) reeds c.a. het jaar 1850 verkondigd, — mits gewijzigd — hier geene goede grondslag zoude zijn. Men verkrijgt een arbeiders-leger dat voor den staat werkt en zich dus nuttig maakt voor het algemeen, in plaats van een leger van goed afgerichte menschendooders en landverwoesters en dit is reeds eene reuzenschrede in de goede richting! i) In 't Hollandsch vertaald: „Het jaar 2000". GELUID, TRILLING, MUZIEK. De geheele Natuur is één reusachtig prisma, waardoor ééne eenige kracht gebroken wordt en aldus zich omzet in warmte, licht, electrici- teit, magnetisme, leven, intelligentie enz Papus. Door de stem des geluids komt de wereld uit de stilte voort. Pythagoras. Geluid — in ruimeren zin trilling — wordt met recht de „Universeele taal van den Cosmos" genoemd. De menschelijke taal, de stem der dieren, ihet ruischen van den waterval, het kabbelen der golven en het loeien van den wind zijn allen oeventonen van den grondtoon der planeten, die voor ons stoffelijk oor verloren gaan doch die Goethe bedoelt, waar hij zegt: Die Sonne tönt nach alter Weise In Brüderspharen Wettgesang. . . . De opbouwende muziek van Orpheus, Brahma en Krishna en de afbrekende sirenenmuziek van Circe; de vertroostende haro- Fig. 62. tonen van David, die genezing brachten aan Saul's vermoeide ziel, zijn allen aanduidingen van die eene kracht die in 't geluid schuilt. Het bouwt op of breekt af, al naarmate het in harmonie of in disharmonie trilt met het wezen of ding waarop het inwerkt. □ Het Woordde Logos, leert ons Johannes, was de schepper der veelheid van vorm; elke vorm heeft een ander „woord" of trilling ten grondslag, — immers rhytmus is de ziel van ieder ding; zonder verschil van rhytmus bestond er geene veelheid in de Schepping. Zoo zijn in de Cabbalah de Sephiroth als symbolen der scheppende hoofdkrachten of vibraties daargesteld en er wordt als verklaring aan toegevoegd, dat daaraan ten grondslag liggen drie oerkrachten: 't geluid, 't licht en 't getal. Pythagoras leerde, dat de wereld door 't geluid uit den chaos was uitgekristalliseerd en gevormd volgens de grondbeginselen van de leer der muziek. Vorenstaande figuur illustreert het ontstaan van materieele diervormen door twee op elkaar inwerkende trillingen (hier: slingers) van ongelijke trillingshoogte, wier rhytmus dezelfde blijft, doch wier uitslag regelmatig kleiner en kleiner wordt. Zie ook de volgende afbeeldingen. Het oergeluid, ,,'het eerste woord" schiep de premordiale stof en vormde het tot oeratoom, de eerste grondtoon, die alleen waarneembaar is in de hoogste gdbieden der Elohim. Veel wat vroeger een groote beteekenis had, heeft thans die beteekenis verloren, omdat men den modus operandi niet meer kent. Dit is zeker het geval met de muziek, die vroeger eene zoo groote rol speelde bij de opvoeding van den enkelen mensch als wel bij die van een volk; de geschiedenis bewijst het en Plato licht het uitvoerig toe, 'hoewel ook hij, geene klaarheid vermag te brengen in deze geheimzinnige kwestie. Hij en Pythagoras zeggen wel dat de onbegrijpelijke macht die er van de muziek uitgaat, berust op eene onveranderlijke wet in het Heelal, doch daarmee komen wij niet veel verder. Of deze wet der trilling ooit weer zal ontdekt worden? In oude tijden stonden op het verraden van dit geheim de zwaarste straffen, de geschiedenis wijst talrijke voorbeelden aan van vervolgden en gestraften, w. o. b.v. Aristoteles, die inbreuk op deze bepaling maakten. Aristoteles die bijkans in alles een tegenhanger van Plato genoemd kan worden, is het in zake den invloed der tonen geheel met hem eens. Het tegenwoordige muzikale systeem had zijn oorsprong in Egypte, vanwaar het door Orpheus naar Griekenland gebracht en vandaar door 't Romeinsche rijk over Europa verbreid werd. De Egyptenaren hadden de modellen die de grondharmoniën daarstellen en die in overeenstemming waren met de schoone kunsten en met de Natuur, — in steen gegraveerd en niemand □ mocht van deze grondharmonieën afwijken. Over de geheele wereld heeft men deze basis der muziek. *) Kong-Si, de „Socrates van China", sprak van den grooten invloed der anuziek op een geheel volk, geheel in denzelfden geest als Plato dit later deed. Naar het heet, putte hij deze kennis uit zeer oude boeken, n.1. volgens de Li-Ki is „de muziek de uitdrukking van de vereeniging der aarde met den hemel, Fig. 63. Trillingsvorm. hare beginselen zijn onveranderlijk, zij bepaalt den toestand van alle dingen, zij werkt direct op de ziel in en doet den mensch in verbinding treden met de hemelsche geesten. Ze doet de hoogste hemelsche geesten op de aarde nederdalen, ze roept „de manes" der voorouders op, inspireert in den mensch liefde voor deugdzaamheid en leert hen, de dagelijksche plichten te beoefenen." „Uit de muziek die aan het hof gegeven wordt," roept Pan- *) Fabre d'OIivet. La musique. D Kan, „kan men weten of een staat goed of slecht geregeerd wordt." Men krijgt hier den indruk als van een intellectueel en moreel beginsel, dat in den vorm eener compositie gegoten wordt, een beginsel dat de macht heeft, in de menschelijke ziel eene analoge gedachte te doen ontwaken. Het moreele effect der muziek zal afhangen van de kennis en toepassing harer wetten in verband beschouwd niet de Cosmisöhe wet, die het Heelal regeert. De kennis dezer wetten, als-mede de meerdere gevoeligheid der bevolking voor geestelijke invloeden, maakte, dat de muziek van zoo groot belang werd geacht, dat b.v. in 't oude China, — uit vrees voor ontaarding der muziek — de regeering de wetten en regels der melodie voorschreef. *) De grondtoon Koung werd door hem aangegeven en gegraveerd op de politieke monumenten. Worden wij hier niet onwillekeurig gedwongen aan de „harmonie der sferen" te denken? Elk volk, elk individu speelt mede in deze symphonie en naar gelang van den grondtoon zijns wezens — is zijne rol die hij heeft te vervullen. Zoo schiep in het oude China elke grondvester eener nieuwe dynastie een nieuwe muziek en kreeg dus zijne regeering en daarmede zijn volk en nieuw cachet. Zoo leest men in Li-Ki, een der Kanonieke boeken van China, dat de muziek van keizer Yao zacht en liefelijk was, dat die van Cliim zinspeelde op de deugden *) Zie Fabre d'Olivet. La musique. Fig. 64. Trillingsvorm. \ □ van Yao, dat • die van Hia groot, nobel en majestueus en die van Chang en Tcheon moedig en actief was, mannelijke deugden uitdrukkend.1) De macht der muziek moet vroeger, toen de menschen ontvankelijker waren, veel grooter geweest zijn dan thans, nu de neiging overheerscht, alles tot zwijgen te brengen door de macht der redeneering en het intellect. Zelfs al kende men hare mysterieuse wetten, die helaas verloren zijn geraakt — en die zoovele denkers tevergeefs poogden weder te ontdekken — hare macht zou thans oneindig veel geringer zijn dan vroeger. Toch is hare macht niet geheel verdwenen, dat weet ieder, die ondervonden heeft welke gedachten de muziek in hem kan opwekken. De muziek werkt, evenals alle vibratie, opbouwend, Fig. 65. Trililngsvormen. — Diervormen. doch ook vernielend; we zien dit prachtig verzinnebeeld in het verhaal der muren van Jericho. Ook in de beteekenis van „het woord" ligt die macht uitgedrukt. Fabre d'Olivet zegt hieraangaande het volgende: „In 't latijn luidt de naam musica en in 't Grieksch mousa. Het Egypt. woord ma of vtoüs beteekent de wording, de voortbrenging of de ontwikkeling (uitwendige) van een beginsel, d.w.z. de volledige openbaring of de overgang tot daad, van *) Zie Fabre d'Olivet. La musique. □ 't geen eene kracht was. Het is samengesteld uit den wortel ash die het oorspronkelijke, universeele beginsel karakteriseert en uit den wortel ma, d. i. alles wat ontstaat, zich ontwikkelt, groeit en dus een uitwendigen vorm aanneemt. Zoo beteekent as in een zeer groot aantal talen de eenheid, het eenige wezen, God en ma heeft betrekking op alles wat bevruchtend en vormend is en wil niets anders zeggen dan: eene moeder. Het Grieksche woord musa (Muse) is dus oorspronkelijk verbonden met elke ontwikkeling van een beginsel, met elke sfeer van activiteit, waar de geest overgaat van kracht tot daad en zich kleedt in vorm." De muziek behoort de getrouwe uitdrukking te zijn der Natuur, — niet van de stoffelijke natuur, doch van de geestelijke krachten die zich door de stoffelijke Natuur uiten. Élke nabootsing der stoffelijke Natuur, — in welke uiting van kunst ook, — is dood, waardeloos kopieerwerk; uit ware kunst evenwel spreekt het hoogere, innerlijke leven der stof tot den gevoel'igen mensch, die zich in hare beschouwing verdiept. Naar dezen strengen, doch waren maatstaf beoordeeld, zou ik wel eens willen weten, welk armzalig procentgehalte van dat wat „kunst" heet, werkelijk kunst kan genoemd worden. Ware kunst is altijd geïnspireerd. De wilde volkeren putten hunne melodiën nog uit de diepten hunner ziel, zij zijn nog nauw verbonden met de Natuur en putten daaruit. De Natuur is voor allen die de geheimen der muziek willen bestudeeren de eenige bron waaruit ze moeten putten, willen ze ooit de oude wet der trillingen weder ontdekken, die eens zulk een groote rol speelde in het gemeenschapsleven. SLOTWOORD. In -de voorafgaande beschouwingen heb ik in alles de eenheid trachten aan te toonen; we hebben gezien dat alles uit de Eenheid ontsproot en weder tot de Eenheid terug zal keeren en dat, naarmate de mensch zijn bewustzijn verruimt, hij deelgenoot wordt van het Cosmisohe bewustzijn. Om dit te kunnen moet hij zijn zelfbewustzijn ten offer brengen; het Zelf moet dienaar worden van het Geheel; alleen door iets op te offeren ontvangt men iets anders in ruil. Het- ~ zelfde geldt voor alle rijken der Natuur. Elk der tallooze wezens dier natuurrijken is een symbool eener bepaalden ontwikkelingstcestand en van dit symbool uitgaande, hebben wij, — afgaande op zijn inherente eigenschappen etc., — door analogie trachten op te klimmen tot het causale 't welk daarachter verborgen is. Het causale is voor alle wezens aller natuurrijken hetzelfde; deze waarheid vonden wij zelfs in duidelijke taal in de sterren geschreven. We willen nu ten slotte nog even de omgekeerde richting volgen en de Eenheid in de Veelheid trachten aan te toonen in alles, — door van de Eenheid uit te gaan, aldus van het cosmische tot -het individueele standpunt gerekend. Hij die een zekeren graad van cosmisch bewustzijn ontwikkeld heeft, weet en gevoelt dat het ééne Leven in alles en allen is, hij weet dat ééne Leven in zich en in allen en hij is daardoor in staat, zich één met allen te gevoelen. Hij weet ook, dat, zoolang hij dit nog slechts voor een oogenblik klaar kan zien, hij nog niet geavanceerd is tot het standpunt van zijn Archityp of Oertyp, dat hem tot voorbeeld gesteld is. Naarmate hij het Oertyp nadert, ziet hij Het in steeds groeiende volmaaktheid, doch tevens terugwijkend, naarmate hij 't nadert en hieruit volgt logischerwijze, dat de evolutie — in den uitgebreidsten zin — onbegrensd, eindeloos is. Dit is waar voor de menschheid, voor een volk, een ras, een individu; het is waar voor 't dierenrijk, de dieren-groepzielen, voor elk dier in 't ibizonder en evenzoo voor het planten- en mineralenrijk. Elk Oertype is eene gedachte van den Logos, voor eeuwig afgedrukt in de ether en van hier neerdalend in de grovere stof, waarin het Oertyp zijn Wezen projecteert, onder medewerking □ der eleotrisch vormende krachten van Zon, Maan en Planeten en de weerstanden (het „Karma") der magnetisch hemmende krachten, die in de twaalf Zodiacale teekens zijn gesymboliseerd. Hunne onderlinge betrekkingen (standen) zijn in oneindige wisseling begrepen en daarom is het aantal gemanifesteerde vormen en karakters van elk der natuurrijken oneindig groot. Voor de zuivere projectie van het Architype moeten de vormende krachten zoowel als de weerstanden volkomen op dezelfde wijze aanwezig zijn — als op het oogenblik dat het bewuste Archityp ontstond, en dat komt nooit voor in den Cosmos; want indien ook de stand der planeten etc. op juist dezelfde plaats (in de Teekens) zich mocht herhalen, dan zou dit toch op eene andere plaats in de Ruimte en dus onder andere omstandigheden geschieden. Bovendien zou de mate der verstoffelijking en dus de beperkende invloed door den vorm waarin het Archityp zich afspiegelt verschillend zijn. Naarmate de manifestatie in bizondere stof plaats vindt, is de beperking en daarmee de disharmonie grooter. Het wezen moet zich in zijne worsteling tegen deze beperkingen der stof, daarvan vrij trachten te maken, hij moet door eigen kracht — door middel zijner gedaohte — zich erboven verheffen. De stof, het kwaad, de Duivel, Satan, de Draak, de Slang, — allen namen die hetzelfde beteekenen, — moet overwonnen worden om het Archityp, den Christus in elk wezen tot volle openbaring te brengen. Het kwaad moet niet vernietigd, doch omgezet worden; want juist het kwaad is onze .beste leermeester, het toont ons met onfeilbare zekerheid waar wij falen. Het eerste rijk van openbaring was het Mineralen-rijk, dat we, naar het daarin voorhanden individueele bewustzijn, nuldimensionaal kunnen noemen. De heerscher van dit rijk is Saturnus,1) de buitenste planeet van ons eerste planeten-octaaf, m. a. w. ,,Satan" of „het kwaad" verschijnt met de eerste uitdrukking van het Leven in de stof. De Logoïsche gedachte doorschreed de geheele minerale wereld en bereikte langs tallooze overgangsstadiën de eendimensionale Plantenwereld, waarvan Jupiter de heerscher is. De plant overwint door haar groei den tijd en krijgt daardoor een eendimensionaal bewustzijn; ze verheft zich daardoor boven het trance-bewustzijn van het mineraal. Door tallooze overgangsvormen van plant-dier en dier-plant *) Vergelijk C. Aa. Libra, „Neptunus-Gedachten" (pag. 49—57). □ wordt gedurende het tijdperk, dat de planeet Mars in wording komt, de Goddelijke gedachte in het dier belichaamd. In het dier is het bewustzijn twee-dimensionaal, doch hier begint, in de hoogere diervormen, zich reeds het drie-dim. bewustzijn te ontwikkelen. In het dier wordt de Ruimte overwonnen, doch slechts in twee tegengestelde richtingen, die we rechts en links zullen noemen; — het is niet meer aan de plaats gebonden waar het neergezet is en dit is eene groote factor voor hoogere ontwikkeling. Door tallooze overgangen van dier-mensch en mensch-dier wordt dan eindelijk de goddelijke gedachte geïncarneerd in den mensch, die het drie-dimensionaal bewustzijn heeft en dit op moet voeren tot het vier-dimensionale. Hij moet dit doen door de macht der imaginatie, nadat de macht van het intellect hem tot voor de „vier-dimensionale" poort heeft gebracht. Zoover is hij echter nog niet; 't is feitelijk eene pedanterie van het mensch-dier, zich mensch te noemen, — de Centaur is nog zwaar in hem. En de toekomst — het vier-dimens. ■bewustzijn — begint hij vaag voor te gevoelen, hij begint te gelooven dat het daar is, doch hij kan er zich nog geene voorstelling van maken — omdat zijn vier-dimens. werktuig of zintuig nog zeer onbeholpen en onbetrouwbaar is. Is er eene grens voor zijne ontwikkeling? In strikten zin genomen niet, want de spiraal zijner ontwikkeling keert eens in zich terug en vormt aldus een cirkel — eene lijn zonder begin en zonder einde, 't symbool der oneindigheid (O). We kunnen ons het ontstaan van het oneindig aantal oertypen voorstellen als we ze ons voorstellen als kleine facetjes op een grooten draaienden bol, die zich langzaam voorwaarts beweegt.1) Alle facetjes zijn door middel van tallooze andere facetjes binnen in den bol verbonden met het centrum. Hier troont de Eenheid die oneindig groot en oneindig klein tevens is. Deze eigenschap verliest Hij, zoodra de eerste manifestatie plaats vindt in drie Architypen, een manlijk, een vrouwlijk en een neutraal. Ieder van deze splitst zich weder in drieën, altijd weder, tot in het oneindige; 3, 9, 27, 81, 243 enz. enz. en door allen loopt een draad die allen met de Oorspronkelijke Eenheid en Drieheid verbindt. Dit is de electrische centrale waaruit onafgebroken het leven naar de circumferentie stroomt en waar onafgebroken de tegenstroom van den omtrek terugvloeit. Dit oneindig aantal splijtingen in drieën vertegenwoordigt het *) Zie Neptunus-Gedachten (C. Aq. Libra), pag. 89—96. □ oneindige aantal architypen; ze kunnen in ons schema plaats vinden, omdat de splijting niet in de Ruimte geschiedt; de drie onderdeelen zijn op nul afstand van elkaar, ze zijn in werkelijkheid drie in één. De mensch staat het dichtst bij het middelpunt, het „Focus van Cosmisch Bewustzijn". Zijn Architype is in de allereerste 3-voudige splijting. Hij was vóór dat dier, plant en mineraal waren, doch als wezen der stofwereld was hij later dan deze drie; want hij exterioriseerde uit zijn eigen wezen de drie andere natuurrijken. Daarom zijn alle mineralen, dieren en planten de symbolen van menschelijke karaktereigenschappen; ze zullen allen vergeestelijkt worden, — d.w.z. opgevoerd tot goddelijke eigenschappen — en aldus tot Hem wederkeeren, als hun tijd der vergeestelijking aanbreekt. Dan keert de mensch tot zijn Architype terug en wordt er één mee, — de volmaaktheid in Christus wordt bereikt. De cirkel (uit spiralen bestaande) sluit zich, — om zich later weer te openen, bij de volgende Involutie, waarmee elke nieuwe openbaring begint. Op het oogenblik staan we nog zeer ver van Hem af, hoewel we innig met Hem verbonden zijn; want we ontvangen voortdurend Licht en Leven van Hem en ons individueele bewustzijn is van Hem. Tot Hem keeren alle Architypen terug en vormen met Hem en in Hem eene eenheid. Het is dit individueel bewustzijn waaruit het gevoel van afgescheidenheid geboren wordt en dat ons dwingt, ons het driedeelige splitsingsproces in tijd en ruimte te denken, omdat we nog niet. geleerd hebben ons in gedachten daarboven te verheffen. Zoodra we ons de „vierde dimensie kunnen voorstellen, heibben wij de Ruimte — thans ook in de derde richting, de diepte, overwonnen. (Vergelijk vorige pag.) Daarna heibben wij ons te prepareeren voor 't „vijf-dimensionaal" bewustzijn onder Venus' hoede. We hebben dan Mars overwonnen en in Venus getransformeerd; £ wordt tot — zinnelijkheid tot Liefde. De ontwikkeling van ieder onderdeel der Schepping gaat eeuwig door in een oneindig aantal splitsingen, die in werkelijkheid niet in de Ruimte plaats vinden, doch in de Eenheid die tegelijk nul en alles is. Daarom is het symbool der Oneindigheid een cirkel (O) en dat der geopenbaarde Eenheid een punt in een cirkel (©)• Altijd gaat alles vooruit in eeuwige beweging; daar is nergens □ rust in het Heelal en daarom leeft alles eeuwig. Er bestaat niets sterfelijks, -— de dood is eene fictie. Het is echter niet voldoende, dat wij ons door geheel abstracte redeneering eene voorstelling trachten te maken van Leven en Evolutie. De mensch heeft twee geheel verschillende denkorganen, eene ideale en eene practische en de laatste zoowel als de eerste moet ons voorlichten. De linker hersenhelft is bij den mensch gewoonlijk de ideale, abstracte, intuïtieve helft en de rechter hersenhelft de practische, waar het uitvoerend bewind zetelt; door haar worden geene luchtkasteelen, doch echt „bruikbare" materieele woningen gebouwd. De linker hersenhelft regeert de rechter lichaamshelft, d. i. de rnanl., pos. of warmte-zijde; de rechter hersenhelft regeert de linker lichaamshelft, d. i. de vrouwl., neg. of electrischchemische zijde des lichaams. De linker hersenhelft — 't werktuig van geheugen, perceptie, spraak — is ons voertuig in de imentaal-imaginatieve wereld; de rechter hersenhelft — 't werktuig voor 't emotioneele en 't organische leven — is ons dienstig, als we iets van een „lager", meer natuurlijk, standpunt willen bekijken. Wanneer we nu de zaak minder abstract gaan beschouwen en van het mentale naar het astrale en den ether afdalen, — het rijk der emoties, der kleur en des lichts — dan kunnen wij o.a. het volgende constateeren: Van dit lagere standpunt beschouwd, nemen we als basis aan, dat trilling de oorzaak is van alle openbaring; — iets wat algemeen erkend wordt. Daarnaast staat eene wet, die overal in de Natuur dezelfde is, n.1. dat alle dingen een lichaams- en een sielebeginsel hebben, zonder van de gedachte te spreken — die aan elk ding ten gronde ligt. Naast het materieele staat altijd het fluidieke, onstoffelijke of fijnstoffelijke; naast de „trillende" atomen staan de ethergolven door de zon uitgeworpen; deze laatste zijn de ziel van alle stoffelijke verschijnselen. De Indiër noemt ze Tattwas, in hare vijf- of beter seven-^voudige verscheidenheid. Alles ontwikkelt zich in spiralen, ons planetenstelsel zoowel als de krachten die het atoom omkringen en samenstellen. Zooals er in ons planetenstelsel 7 centra van kracht zijn, die zich o.a. in de 7 kleurentypen van 't gebroken zonnelicht uitdrukken, zoo zijn er ook 7 krachtwervels die 't „geraamte" van het atoom vormen. Van deze 7 krachtwervels zijn er 5 ten volle ontwikkeld en 2 slechts ten halve. Deze 2 representeeren onze □ 2 nog sluimerende zintuigen, „helderzien" en „helderhooren", terwijl de andere 5 tot volle werkzaamheid ontplooid zijn. Onze 7 spectrale kleuren zijn er feitelijk 5, plus 2 halve kleuren; — blauw, geel en rood zijn de 3 grondkleuren, waaruit als tusschenkleuren groen, oranje en violet ontstonden, benevens de 2 halve kleuren rood-oranje en Indigo, waarvan de waarneming nog in de ontwikkeling begrepen is. Ze correspondeeren weder met de 5 volle en 2 halve tonen van het octaaf der muziek, 't Zijn twee trillingshoogten, waarop het normale menschelijke organisme nog niet geheel en al is ingesteld. Het zijn de 5 (resp. 7) „Tattwas" of ethers, die, onafgebroken door de Zon uitgezonden, de ziel vormen van alle verschijnselen op 't stoffelijk gebied. Al naar het aggregaat waarin de stof zich uitdrukt, hebben de hoofdspiralen der atomen secundaire, tertiaire en quaternaire spiralen, waardoor de ethers vloeien van 't negatieve (electrische) einde1') in de richting van 't positieve (warmte) einde des strooms. Deze etherstroomen vloeien door de atomenreeksen in een dubbelen centralen en eene veelvoudige periphere strooming, evenals de Centrale Zon zijn levensadem in onzen Zon doet invloeien en deze laatste ze weer uitzendt tot in de uiterste hoeken van het planetenstelsel, dat hij voedt. Zoo voedt het hart in el'ken microcosmos door zijn Prana, ('t bloed), alle lichaamscellen. Dat hart is de Zon van ons menschelijk lichaam; het bloed is de drager der zonneprana die het in de longen in zich opneemt om ze door ,,de electrische centrale van het hart naar elke cel te zenden. En het is ons gegeven, — door de kracht onzer imaginatie — geleid door het werktuig onzer gedachte — dezen stroom van levenskracht te wijzigen en ze speciaal op een deel te richten, waarheen we ze wenschen te zenden. Al naar onze wenschen en begeerten kunnen wij te veel of te weinig levenskracht naar bepaalde lichaamsdeelen zenden. Het is onze plicht en opgave, dezen stroom te regelen en in harmonie te brengen met dien in den Cosmos. Men neemt algemeen als de drie fundamenteele eigenschappen der Godheid aan: Wil, Wijsheid, Liefde. Zintuigelijk zijn deze drie principes natuurlijk niet waarneembaar, doch de symbolen ervan wèl; we zien ze in de 3 grondkleuren: 't rood (Wil), 't geel (Wijsheid) en 't blauw (Liefde). ') Vergelijk Leadbcater's en dr. Babbit's atoom (in Principles of Light and Color). In verband hiermede den genezenden invloed der kleuren op 's menschen lichaam en ziel 'bestudeerend, kunnen wij gemakkelijk inzien, waarom het rood den bloedsomloop bevordert, het geel de hersenen en zenuwen sterker doet functionneeren en het blauw aan beide rust geeft. De tusschenliggende kleuren — vooreerst de drie en dan verder zooveel combinaties en overgangen als men verkiest — kan men na eenig zoeken indeelen onder menschelijke karaktereigenschappen en aldus een therapeutisch stelsel opbouwen ter genezing van lichaam en ziel — door kleureninwerking. Het is vrij algemeen bekend dat men melancholie en zwakte genezen kan door rood, geel en oranje, nervositeit, insomnia etc. door het kalmeerend blauw enz. enz. Natuurlijk kan de diermensch niet de reine inwerking der kleuren waarnemen; hij perverteert ze gewoonlijk en maakt b.v. onder den invloed van rood *) (Mars) den Oppersten Wil tot Zelfwil, die zich uit in losbandigheid, dierlijkheid, drift en sensualiteit; onder den invloed van blauw1) (Venus) ontaardt de Universeele Liefde bij hem in chronische verliefdheid en dwaze sentimentaliteit; onder den invloed van geel (Mercurius) perverteert hij Wijsheid in eigenwijsheid, beterweterigheid en zwetsmanie.a) Het is logisch, aan te nemen, dat in elk volgend hoogere rijk der Natuur het atoom volmaakter, d. i. gecompliceerder wordt, immers elk hooger rijk der Natuur beschikt over een wijderen bewustzijns-horizont, — 't resultaat van een beter instrument ter waarneming. Gedurende deze groote openbaringsperiode der Aarde zal het atoom zijne zeven hoofdspiralen benevens zes secundaire spiralen ontwikkelen en daarna zal alles weder vergeestelijken — tot de Eenheid terugkeeren. Daarna volgt eene nieuwe groote openbaringsperiode, gedurende welke het atoom in een hooger octaaf zijne volmaaktheid nadert, totdat het eindelijk in zeven octaven zijne volmaaktheid heeft bereikt. Tegelijk daarmede stijgt het Cosmisch bewustzijn tot Universeel bewustzijn van één der tallooze Centra der Centrale Zon. Elk afzonderlijk atoom heeft alle eigenschappen van 't geheele spectrum in zich; het heeft in de neg. electr. helft, —waar de zonneprana (als ethergolven) instroomt, — het centrum voor chem. werking en electriciteit en in de pos. electr. helft, — waar 1) Vergelijk C. Aq. Libra, „Neptunus-Gedachten", pag. 66—77 en ook pag. 61—65 en pag. 41 van dit werk. Symbolen en Mythen in Religie. 22 □ de ether naar buiten stroomt, — het centrum voor licht en warmte en analoog daarmee is de verdeeling van warmteprod. en cbern. werking in eiken microcosmos en cosmos. De Aarde is over dag positief electrisch, de wolken zijn pos. en neg. beide. Pos. wordt door neg. aangetrokken ( Visschen Pisces [ water beweg. „ Deze 12 Teekens van den Dierenriem repr. dus de 12 weerstanden der Ruimte, ze typeeren de 12 soorten van vorm-wezens uit vroegere ontwikkelingsperioden onzer Aarde. Aan deze vormwezens is het tegenwoordige vormwezen gebonden. In den Bijbel zijn het de 12 Apostelen, die deze 12 hoofdontwikkelingstoestanden der Menschheid typeeren. De 1 krachten, die met deze 12 weerstanden in evenwicht moeten komen, zijn in den Cosmos de 7 planeten en in den mensch de 7 zenuwvlechten of „chakra's", die de een na de ander beginnen te werken, naarmate zich 't bewustzijn ontwikkelt. Aldus vindt mentaal de kruisiging in de hersenen plaats en stijgt de kracht boven den „schedelberg" (de kruin van het hoofd) omhoog en verlaat het lichaam. Dit tot beter begrip van de gekruisigde Wereldziel in hare' drie aspecten van Cosmos, Menschheid en Mensch. Ten einde de voorstelling van cosmisch bewustzijn en menschelijk bewustzijn duidelijker te maken, wil ik ten slotte nog eene parallel trekken tusschen den mensch en den volmaakten Mensch, — ten deele ook, omdat dit de sleutel is van vele, in dit werk behandelde punten. De volmaakte Mensch heeft cosmisch bewustzijn, terwijl de gewone mensch weinig meer heeft dan microcosmisch bewustzijn, d. i. bewustzijn van zijn eigen kleine wereld. □ In den gewonen mensch onderscheiden we 3 hoofdbeginselen n.1. 1 Lichaam, 2 ziel en 3 geest. Het Lichaam is grofstoffelijk : 't Physisch lichaam. De levenskracht die het doordringt, is het Etherisch lichaam (het levensbeginsel des stoflichaams). De Ziel wordt onderverdeeld in 1 het lichaam of de drager der emoties', 't Astraal-lichaam en 2 de drager van 't intellect'. de Verstandsziel'. (in de Indische philosophie Kama-Manas, d. i. de lagere Manas, genaamd.) De Geest, die hoofdzakelijk nog slechts in aanleg bestaat bij den gewonen mensch, heeft drie beginsels nl. : a. het Geestzelf (de hoogere Manas) b. de Levensgeest (Buddhi) c. de Geestmensch (Atma). Van deze 7 Principes heeft dus de gewone mensch er vier ontwikkeld ; de Christus heeft ze allen ontwikkeld. Deze 7 Principes, die wij getypeerd zagen in de verschillende 7tallen (zie onder 't getal 7) vinden wij in den Cosmos getypeerd als de 7 planeten en wel in de volgorde van Saturnus tot de Zon, nl.: 1 Saturnus ("5), 2 Jupiter (if), Mars (c?), Aarde (®), Venus ($), Mercurius (§) en Zon (O)- Het is de Maan die deze beginselen in vorm kleedt; het hoogst te ontwikkelen beginsel is de Zon en 't is ook daarom, dat de Zon het symbool is van den Christus. Volgens de 12 Teekens van den Dierenriem komen wij — afgezien van de planeten — tot de volgende conclusie : /Ö en ^ typeeren bij den gewonen mensch het stoffelijk lichaam. Het aardteeken 16 waarvan "5 de heerscher is, repr. het mineralen-rijk (vergelijk Neptunus-Gedachten, pag. 49-57). Saturnus (*,) is hier het mineralen-rijk zelf en ^, welks heerscher ^ is, het ether lichaam, 't welk aan de grove stof leven geeft. Jupiter is de vertegenwoordiger van het planten'rijk (zie Neptunus-Gedachten, pag. 57-66). Alvorens verder te gaan, wil ik even opmerken, dat we in deze beschouwing de symbolen van een ander standpunt bekijken als b.v. op pag. 134 en 135 en dat we dus hier noodzakelijk tot andere conclusies moeten komen; ik doe dit vooral, om aan te toonen, dat een symbool nooit eene absolute, doch altijd eene relatieve waarde vertegenwoordigt — afhankelijk van het standpunt van den beschouwer. en lqj typeeren de Ziel. De heerscher van TIJ is Mars (cT), de vertegenwoordiger van het dierenrijk (zie Neptunus- □ Gedachten, pag. 66-77). Mars typeert dus het lichaam der zich incarneerende ziel, Mars is het dier ('t lager zelf) in den diermensch of ,,Centaur'\ terwijl Venus ($) — de heerscher van — het „Geest-Zelf", of 't hooger-zelf is. De drievoudige Geest (of de drie-eenheid van Geest) wordt uitgedrukt door de drie volgende Teekens, nl.: Tfp, ft en Cancer is hier het Ego, dat zich in het Aard-teeken Virgo (de Maagd) in de stof hult, terwijl het Vuur-teeken Leo het levensbeginsel in het wezen typeert. De heerscher van Leo is de Zon (o) en de Zon is immers het hart van den Cosmos, die door zijn „bloed" resp. Prana elk wezen van zijn Rijk met leven en bewustzijn doordringt. Tot zoover de gewone mensch, — getypeerd door de Zodiacale teekens TTL, tö, TIJ, SI en @. Het volgende Teeken is Jt (Gemini), welks heerscher Mercurius (§) (zie Neptunus-Gedachten, pag. 77-100), is. Mercurius wordt veelal de „boodschapper der Goden" genoemd en aldus zien wij het in ons schema, nl. het Teeken Gemini is de brug tot de vier nog resteerende Teekens van den Zodiac, nl. T> K en «. Hier zien wij dus in beeld gebracht, dat Mercurius, — d. i. het intellect — ons moet leiden tot voor de poort der hoogere Geestelijke rijken. Mercurius is de „koetsier", die het „paard" onzer imaginatie moet besturen om ons op veilige wegen naar de overige bewustzijnsgebieden te leiden, die door de 4 Teekens T, K en « worden getypeerd. Op dien weg leeren we de drie hoofddeugden beoefenen, n.1. in Taurus ftf) leeren wij onbaatzuchtige Liefde (heerscher $), in Aries (T) leeren wij kracht (heerscher cf) en in Pisces (X) leeren wij wijsheid (heerscher ij-), totdat wij in Aquarius («*) Mensch worden. Het symbool van den hooggeëvolueerden mensch is in de Christelijke religie Johannes (««), hij is het hoogste punt van het kruis der vier Aard-Teekens, wier drie andere hoekpunten door de drie dieren : Stier, Leeuw en Adelaar (resp. de Schorpioen) worden ingenomen. In bijna alle Katholieke kerken vindt men ze afgebeeld, 't Zijn de symbolen der vier Evangelisten, waarvan Johannes — de mensch die het „water des levens" uitstort, — de grootste vriend van den Christus is; Johannes zit aan Zijne zijde. LITTERATUUR F. C. Bariet: 1'Initiation. Saint Yves d' Alveydre: Mission de 1'Inde en Europe. — Mission des Juifs. Papus: Initiation Astrologique. Dr. E. D. Babbitt: The Principles of Liglit & Color. Dudley Wright: Man and Nature. — The Eleusian Mysteries. R. M. Bucke. Cosmic Consciousness. W. Wynn Westcott: Numbers. Jam-es M. Pryce: The Magical Message. A. S. Peake: The Bible, its origin. J. Patterson Smyth: How we got our Bible. Max Heindel: The Web of Destiny. — Rosicrucian Cosmo-Conception. W. Kingsland: Scientific Idealism. — The Physics of the Secret Doctrine. — The esoterie Basis of Christianity. George Smith: C'haldean account of the tabletts of terra cotta. Wladimir Solovjeff: Die geistigen Grundlagen des Lebens. Edward Hulme: Symbolism in Christian Art. Dr. W. Gibbons: The Heart of Job. Addis and Arnold: Catholic Dictionarv. James Gall: Primordial man unveiled. F. Rolleston: Mazzaroth or the Constellations. — Letters of Francis Rolleston. Dr. Bullinger: The witness of the stars. Robert Brown: Stellar Mythology. R. H- Allen: Star names and their meaning. Robert Brown: Primitive Constellations. — Law of Cosmic Order. Robert S. Ball: Starland. J. A. Farrer: Starlore. G. F. Chambers: The story of the stars. Rich. A. Proctor: Myths and marvels of astronomy. E. IV. Maunder: The astronomy of the Bible. — The Heavens and their story. W. F. Olcott: Starlore of all Ages. Thomas Child: The Bible, its interpretation. Joseph Zeiss: The Gospel of the stars. Papus: La Cabbale. Emile S. C. de Beaulieu: La langue sacrée. — Le Temple de la fleur. — Le signe de la croix. L'arbre de la science. — Origine de 1'alphabet Phénicien. Expectans: Key to the syrabolism of ancient litterature. E. Haig: Symbolism of the great martyrs. — Floral symbolism. A. H. Collins: Symbolism of animals, birds. J. B. Craven: Life and writings of Robert Fludd. Faire d'Olivet: Hermaneutic interpretation of the origin of the state of man. Francis Bond: Ecclesiastical symbolism. Murray's illustrated Bible Dictionary. William Benham: Dictionary of Religion. E. D. Fawcett: The world of imagination. Evelyn Underhill: Mysticism. — Practical mysticism. L. B. de Beaumont: Spiritual reconstruction. E. Schuré: Les grands Initiés. — Rama et Moïse. Nimrod: Discourse on c. p. of History and Bible. William Marshall: Symbols of Nature. A. E. Waite: The way of divine union. The secret tradition of Freemagonry. Louis Duchesne: Early history of the Christian Church. A. Fortesque: The ceremonies of the Roman rite. Emile Coué: De la suggestion. G. Schiaparelli: Die Astronomie des Alten Testaments. F. Bruce: Mysticism of colour. C. W. Leadbeater: The science of the Sacraments. The hidden side of Christian festivals. — The inner life. Etc. H. P. Blavatsky: Secret doctrine. — Iris unveiled. Etc. Nimrod: History and fables. Isaac Myer: Cabbalah. A. E. Waite: Ceremonial magie. □ Eliphas Levi: Le grand Arcane. Leader Scott: The cathedral builders. A. Besant: A study in consciousness, etc. Rudolf Steiner: Geheimwissenschaft im Umriss, etc. James Pryce: The New Testament restorêd. — The magical message of Oannes. Gubernatis: Zoological mythology. Donald A. Mackenzy: Myths of Babylonia and Assyria — Egyptian myths and legends. Charles Could: Mythical monsters. Rich. Folkard: Plant-lore, legends, lyrics. INHOUD. BOEK I. C h a p. pag. 1 Ontwikkeling van Natuur en Mensohheid. Natuurontw. . . 11 2 Overzicht der Mensahheid-Ontwikkeling 19 3 Oorsprong der Symboliek 31 4 De Oude Watermerken 50 5 Symbool, Mythe, Ritus. (Aligem. Besoh.) 52 6 De Kerk als Symbool 75 7 Symbolen in de Kerk 83 a. Cosmische Symbolen 83 b. Dieren als „ 86 c. Bloemen als „ 88 d. Boomen etc. als „ 93 e. Edelgesteenten als 96 ƒ. Gemengde „ 98 g. Getallen als „ 110 h. Kleuren als „ 121 i. Priesterkleeding 125 k. Monogrammen. Afkortingen 128 l. Groteske Symb. en Caricaturen 129 8 Namen als Symbolen A .. 130 9 Nasmen als Symbolen B 145 10 Getallenwaarde der letters 152 11 De Symboliek in den Bijbel 153 12 Bijbeluitlegging I73 13 Bijbel-namen en -uitdrukkingen 180 14 Christelijk Mysticisme 194 15 Inwijding 203 a. Magonnieke graden 209 b. Enkele magonnieke Symbolen 211 c. Verzonken steden 214 d. Kort Overzicht 215 e. Het Ontwaken der Ziel 217 16 De Cabbala 219 □ Chap. Paë- 17 Conclusie 223 o. Godsbegrip en Waarheid 230 b. Religie, Intellect, Imaginatie 237 BOEK II. Chap., Pag. 1 De Zodiac en de Bijbel. (Algemeene Beschouwing) .... 249 2 De Zodiac en de Bijbel. (De Mythe in de Sterren) 273 o. Indeeling 273 b. Boek I (Virgo, Libra, Scorpio, Sagittarius en hunne 12 decanaten) 274 c. Boek II (Capricornus, Aquarius, Pisces, Aries en hunne 12 decanaten) 289 d. Boek III (Taurus, Gemini, Cancer, Leo en hunne 12 decanaten) 300 AANHANGSEL. a. Analogie in Sociologie en Economie 318 b. Geluid-Muziek-Trilling 325 Slotwoord 331 Verklaring van enkele woorden en uitdrukkingen 351 Lijst der geconsulteerde werken 361 Inhoudsopgave 365 Oordeel der Pers over: „NEPTUNUS GEDACHTEN". ,.De diepst wijsgeerige ideeën worden met een gemakkelijkheid al spelenderwijs voorgedragen; ongetwijfeld echte verslagen van diep occulte ervaringen, zijn hier gekleed in een luchtigen verhaaltrant, gekruid meit een grap en een kwinkslag." • Eenheid, 19 Jan. '22. ..Libra ziet de Aarde ingekeerd naar het middelpunt als spiegelende planetensferen. Hij wordt door Neptunus als gids geleid door deze verkeerde sferen en vertelt ons van de kristallijnen wonderen van Saturnus. den weligen groei van Jupiter enz Eene reis die Dante op Uranus-wijze maakt, wordt hier op Neptunus-wijze doorvoeld. Zeer belangrijke gevoelens en verschijningen heeft Libra hier weergegeven. Nu eens met vage, halfbewustheid, dan weer een heldergeziene gedachtenreeks, steeds van een groote beteekenis voor den Astroloog, die meer wil zoeken dan quasi-exacte en grappige horoscoopontledingen Wij gevoelen dat de schrijver hier z'n geheele kunnen met volle energie gebruikt, om de buitengewoon lastig weer te geven beelden te beschrijven.... de denkbeelden flitsen van heldere Uranusstralen. Rustig nalezen brengt den lezer de overtuiging, dat de schrijver meer geeft dan een „spel"; — dat hij werkelijk doorleefde en zag." Urania, Mei '22. UITTREKSELS UIT ENKELE BEOORDEELINGEN DER PERS OVER VROEGER VERSCHENEN OCCULTE WERKEN VAN C. Aq. LIBRA. „Libra" verbergt onder zijn pseudoniem een geschoold Astroloog, met breeden blik en omvattende kennis; zijn sohrijftrant is logisch, helder, eenvoudig." Eenheid. „V oor ons ligt het groote voordeel dezer wetenschap hierin, dat ze een bewijs geeft, dat verschijnselen, hoever ook liggend buiten het bereik van verstand en natuurwetenschap, toch daarmee niet in strijd zijn .... Vaderland. Bij dezelfde uitgeefster is verschenen: NEPTÜNÜS-GEDACHTEN DOOR C. Aq. L1BRA, Schrijver van „COSMOS EN MICROCOS MOS" en andere werken. Bevat in kernachtige, dikwijls humoristische voorstelling de oeroude en tegelijk occult-moderne conceptie der evolutiewetten, waaraan onze Aarde en de Rijken der Natuur — in hun astronomisch verband — zijn onderworpen. Prijs ingenaaid f 2.25. Gebonden f 3.25. Bij dezelfde uitgeefster is in bewerking: BEKNOPTE HANDLEIDING DER ASTROLOGIE DOOR C. AQ. LIBRA. Volledig ondanks haar beknoptheid. Een uitvoerig hoofdstuk is gewijd aan karakter opbouw en, in het algemeen, aan opvoeding, langs den weg der autosuggestie, op astrologische basis.