weringen van den heer V. A., die het publiek op een dwaalspoor brengen, heb ik cijfers en feiten gegeven, wier juistheid niet te weerspreken is. Men moet niet denken, dat de schrijver met opzet zijn onjuistheden verteld heeft. Hoogstwaarschijnlijk hoort hij thans voor het eerst iets van het niet-bestaan van den "Bond", de "Algemeene Orde" en van het wei-bestaan van oneenigheid en opzettelijk verbreken van de meest eenvoudige, vriendschappelijke betrekkingen. Als hij en de leden van het Hoofdbestuur, die tot de uitgave der brochure hun toestemming hebben gegeven, niet langer geheel onkundig willen blijven van den toestand der Vrijmetselarij buiten hun Groot-Oosten, ben ik gaarne bereid hen nader in te lichten en hen daardoor in staat te stellen niet voor de tweede maal aan het publiek een onjuist beeld van de Vrijmetselarij te geven. Doch hij leze slechts het Ma^onniek Tijdschrift van I Februari 1911, blz. 279, 280. "Maar dat is niet voldoende als het niet komt tot groote aaneensluiting, algeheele samenwerking van de verschillende magonnieke grootmachten. Van het bestaan dier samemverking is het nog verre af1) en het is wel eigenaardig in dit verband te wijzen op een merkwaardige mededeeling onlangs uitgegaan van het Internationaal bureau voor magonnieke betrekkingen. "Men zou oppervlakkig geneigd zijn te meenen dat de gewenschte samenwerking, dat althans voeling, zou bestaan tusschen die Groot-Loges en Groot-Oostens die onder elkander vertegenwoordigers wisselen, maar het schijnt dat men zich daarvan geen al te hooge verwachtingen mag maken. "Op 't eind van 1904 heeft gemeld bureau aan de voor buitenlandsche grootmachten bij de Groot-Loge 'Alpina' aangestelde vertegenwoordigers verzocht mede te deelen welke de ervaringen waren door hen als vertegenwoordigers opgedaan. l) Cursiveering van mij. V. G. "En wat blijkt? Van de 28 Groot-Loges die bij Alpina zijn vertegenwoordigd, onderhouden slechts 10 een geregelde correspondentie met hare representanten ; 12 vernamen nooit iets van haar Groot-Loge; 6 GrootLoges hadden zelfs nooit bericht gezonden op haar gedane mededeelingen: Vrij algemeen was dan ook de overtuiging dat de instelling van vertegenwoordigers niet is van zeer groot belang." Een stukje Geschiedenis der jongste tijden. In Duitschland bestond de "Symbolische Groot-Loge van den Schotschen Ritus". Deze werd niet erkend, was dus onregelmatig! Deze Groot-Loge werd kort geleden ontbonden. Wat gebeurde er nu. De onder deze Orde ressorteerende Loges werden zonder moeite opgenomen door de andere Groot-Loges en de leden dus ook; en wel zonder dat zij opnieuw ingewijd werden. Dus zij waren geen echte Vrijmetselaren, de Groot-Loge wordt ontbonden, zij worden welwillend opgenomen in een wel erkende Groot-Loge en nu zijn zij zoo ineens ECHTE Magons!! Dit is historisch en geeft een kijkje op de opvatting der verschillende Orden. Uit grondige studie omtrent het erkend, "regelmatig" zijn, bleek mij dat er geen vaste grondslag bestaat. Volgens sommige schrijvers is men echt Magon als men lid is van een magonniek lichaam, dat door vele andere magonnieke Grootmachten erkend is. Volgens andere als men behoort tot een magonniek lichaam dat "God" erkent of "den Bijbel als een Heilig Boek aanvaardt". Enz. Enz. Maar een vaste grondslag bestaat niet. Hij zou er trouwens ook niet kunnen zijn. Er is een groot aantal volkomen zelfstandige Grootlichamen, en derhalve geen algemee?ie Orde, zelfs is er geen Bond tusschen hen, want er bestaan slechts,in aantal en aard, zeer gebrekkige vriendschappelijke betrekkingen, terwijl vele het openlijk hebben uitgesproken, dat ze met enkele Orden niets te maken zouden willen hebben. Elk houdt er zijn eigen maatstaf op na — en alleen omdat men niet altijd zegt dat het zijn maatstaf is en als rechter over een ander Grootlichaam optreedt alsof men — d.i. één der vele GrootLoges — de geheele Vrijmetselarij vertegenwoordigde, komt het groot publiek, dat niet op de hoogte is, op een dwaalspoor. Voorloopig houden schrijver dezes en velen met hem zich dus maar aan de reeds gegeven definities. Dan staat men op den vasten grond. Afleiding van den oorsprong, d. w. z. dat men op regelmatige (?) wijze uit een der Britsche Groot-Loges moet zijn voortgekomen — ook een grondslag volgens sommigen — is nog vager. Van waar kwamen de loges die deze Groot-Loges vormden ? Nog nooit is onwrikbaar zeker uitgemaakt, waar en wanneer de Vrijmetselarij haar oorsprong had. De Standpunten in dezen zijn: 1 Uit de Gilden. 2 Uit de Mysteriën. (Ik en duizenden met mij houden ons aan den onder 2 genoemden oorsprong en deze valt niet opjuiste gronden te betwisten. Wij staan op goed terrein en hebben alle recht ons standpunt te verdedigen en materiaal in voldoende mate.) Ook de afstammingsgrondslag is dus foutief. Mijne conclusie omtrent "echt" of'nietecht" isdusdeze: Geen enkele Orde of Loge heeft het recht zich het alleenvertegenwoordigerschap der Ware Vrijmetselarij toe te kennen; de Ware Vrijmetselarij troont hoog boven alle Orden, zooals het ware Christendom boven alle kerkelijke sekten troont. In alle Orden is een weg of moet althans een weg zijn, die tol ware Vrijmetselarij voert, maar geen enkele Orde of Loge bezit op dit puilt een monopolie. Wij lezen nu verder in de brochure — en hebben deze hiermede ten volle en letterlijk weergegeven — : "Het is mogelijk dat iemand die kennis nam van een onlangs in ons Vaderland verschenen tijdschrift 'De Swastika' en geen Vrijmetselaaar is, tot de meening komt dat hem daarin de weg is gewezen om Vrijmetselaar te worden, (i) In het eerste nummer van dat tijdschrift wordt immers gesproken van de Vrijmetselarij en de Orde, van den Inspecteur van den Ritus, enz. (2) Dan bestaat hier in Nederland ook wat men genoemd heeft 'De Gemeenschappelijke Vrijmetselarij in Nederland', die haar Opperbestuur heeft in het buitenland. Deze organisatie bezit ook in ons land een loge, genaamd: 'De Loge Cazotte no- 13'. gevestigd in Amsterdam. Tot haar worden zoowel mannen als vrouwen toegelaten. (3) Wij willen niet in een beoordeeling treden van de bedoelingen en beginselen van dergelijke organisaties ; zelfs willen wij gaarne aannemen dat hun programma's in meer dan één opzicht onze instemming kunnen hebben. (4) Wij behoeven ook geen uiteenzetting te geven van de principiëele of praktische bezwaren die de groote meerderheid der Vrijmetselaren van alle landen heeft tegen de toelating der vrouw tot de Orde. (5) Hierop alleen meenen wij de aandacht te moeten vestigen — geen andere bedoelingen, ook geen propagandistische, hebben deze Inlichtingen — dat o. a. de Loges dier Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij niet wettig zijn erkend door den grooten Bond van Vrijmetselaren, dat iemand die in ééne daarvan is aangenomen en zich op grond daarvan Vrijmetselaar meent te kunnen noemen, niet behoort tot de Orde van Vrijmetselaren en door de Loges en leden dezer Orde, die haar zetel heeft te 's Gravenhage, niet als Vrijmetselaar wordt beschouwd. (6) Deze niet-erkenning heeft hij ook te verwachten van de andere magonnieke Lichamen in het buitenland, voor zoover zij tot de oude en algemeene Orde behooren. (7) Dat de naam Vrijmetselaar ook wordt gebruikt door niet als wettig erkende vereenigingen, kan niet worden verhinderd, maar sticht helaas niets dan verwarring. (8) Het moge waar zijn dat het geestelijk leven en zijn bevordering, de levensbeschouwing, de zelf-ontwikkeling, de toewijding aan de menschheid, het dienen van het algemeen geluk, in één woord de waarachtige Humaniteit de groote hoofdzaak is in de Vrijmetselarij en dus ook andere vereenigingen naast de Orde op denzelfden grondslag en naar dezelfde beginselen hetzelfde doel kunnen beoogen en daarom haar volle sympathie hebben, toch mogen bij het bepalen van haar verhouding tot die andere vereenigingen enkele zaken, die van belang zijn voor haar organisatie, niet worden vergeten. Gelijk in elke organisatie moeten ook in de magonnieke organisatie, in de Orde van in wettig erkende Loges aangenomen Vrijmetselaren, alle dingen met orde geschieden, volgens reglementen en bepalingen. De Orde in Nederland, aangeduid met den naam van : 'de Orde van Vrijmetselaren onder het Groot-Oosten der Nederlanden' heeft haar eigen inrichting, haar eigen Statuten en Reglementen, om daarmede haar bestaan en werken zoo goed mogelijk te verzekeren. Hoe ruim de opvattingen der Orde mogen zijn en hoe wijd de kring worde getrokken waarbinnen zij anderen als geestverwanten wil beschouwen, toch zal zij, om een behoorlijke organisatie te kunnen blijven en een geregelde betrekking met het magonnieke buitenland te onderhouden, zich als een afgesloten kring moeten handhaven. (9) Anarchie zou haar ondergang zijn. Zij heeft, als elke vereeniging, recht en plicht om grenzen te stellen, uit te maken wie al of niet geacht kunnen worden tot haar te behooren. Heeft iemand zich dan laten aannemen in een niet wettig erkende Loge van lieden die zich Vrijmetselaar noemen, dan wordt hij noch door het Groot-Oosten der Nederlanden, nóch door de buitenlandsche magonnieke Lichamen als Vrijmetselaar erkend, ook al ware hij eiken Vrijmetselaar tot een voorbeeld. Te meer, waar de leden der Orde tot elkaar in een bijzondere, zeggen wij intieme verhouding staan, is de nauwkeurige zorg voor orde en tucht in dezen van groot belang. (10) In de tweede plaats wijzen wij er op dat de Orde van Vrijmetselaren ter bereiking van haar bovengenoemd doel zekere hulpmiddelen gebruikt; zij heeft een eigen methode waarnaar zij haar leden tracht te vormen, op te voeden, geschikt te maken om het geluk der menschheid te verhoogen ; zij heeft haar eigen symbolen en ritualen ; met elkaar geven die het eigenaardig karakter aan de Orde. Ook in dat opzicht onderscheidt zij zich van andere vereenigingen of bonden, wier leden, hoe hoog zij ook staan, zij niet als vrijmetselaar erkent, omdat hun de kennis en toepassing ontbreken van dingen die alleen in den afgesloten kring der Orde zijn te vinden. Wij mogen tenminste niet aannemen dat Vrijmetselaren die ten aanzien daarvan geheimhouding hebben beloofd, in vereenigingen die buiten de Orde staan zich om hun belofte niet zullen bekommeren. (li) Vergissen wij ons, dan wete ieder voor zich hoe hij over dezulken heeft te oordeelen. (12) Hierop wilden wij in de derde plaats wijzen. Zij die het voornemen hebben om Vrijmetselaar te worden, bedenken dus wel dat zij alleen dan door het Groot-Oosten der Nederlanden als Vrijmetselaar worden erkend, als zij in een wettig erkende Loge onder zekere plechtigheden tot Vrijmetselaar chure wordt gesproken van het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetselaren in Nederland. Hier had moeten staan van één Orde of van "de Orde onder het Groot-Oosten der Nederlanden". Het publiek moet niet verkeerd ingelicht worden alsof het Ned. Groot-Oosten het recht had zich de Orde van Vrijmetselaren in Nederland te noemen. Hiermede is gedeeltelijk ook punt 2 beantwoord. Slechts blijft even de titel "Inspecteur van den Ritus" te verklaren. Ieder Vrijmetselaar in het bezit van den 30° draagt den titel Chevalier K. D. S., Inspecteur van den Ritus, en aan dien titel zijn zekere bevoegdheden verbonden. De Gemeensch. Orde telt in Nederland op ditoogenblik vier zoodanige leden, die al naar zij zulks willen, het recht hebben hunne bevoegdheden uit te oefenen. Ikzelf, de in "De Swastika" bedoelde Inspecteur, zal dat zeer zeker doen ook. Dadelijk wil ik erkennen dat deze wijze van vermelding op den omslag der "Swastika" hier in Nederland een weinig vreemd was, enkelen onaangenaam aandeed. Goed, het zal veranderd worden. Ik volgde eenvoudig te slaafs het voorbeeld van mijn Engelsche collega's in The CoMason, maar niemand is gewilliger om vriendschappelijken raad te aanvaarden dan ik. Het onder (3) geschrevene is hóógst onvolledig. Men leze hierover mijn eerstdaags verschijnende brochure "De Vrouw in de Vrijmetselarij" (ook als aanhangsel in het werk van Gould gepubliceerd) of "De Swastika" afl. I. Kortheidshalve vullen wij de onvolledige mededeelingen van den heer Van Assendelft even aan. Er bestaat ééne werkelijke Wereldorde, nl. die Puissance magonnique welke werkt onderden Supreme Conseil Universel Mixte die hare vertakkingen over de geheele wereld heeft en thans 12.000 leden telt. Tot kort geleden telde deze Orde één loge in Nederland, de genoemde, doch uit haar ontstonden twee andere in Nederland en een driehoek in Genève en dituitbreidings-procesbegint nu eerst recht. Het is dus zeer verkeerd al wat op het gebied van "Gemeenschappelijke Vrijmetselarij" in het Algemeen of van Nederland in het bijzonder, plaats vindt terug te brengen tot die loge, die een specifiek karakter draagt en rustig haar eigen weg gaat, en voor zoover ik zulks nu weet, wars is van alle propaganda of verdere uitbreiding behalve in een bepaalden kring. Daar mijn arbeidsveld in de Alg. Gem. Vr. buiten die loge ligt, is van hetgeen ik doe die loge dus zeker niet aansprakelijk, evenmin als ik aansprakelijk wil zijn voor hetgeen die loge doet. Men begrijpe ons goed : Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij is een begrip, d.w.z. Vrijmetselarij, waarin de vrouw naast den man op volkomen gelijken voet samen werkt tot Heil der menschheid. De Orde der Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij in Nederland is een onderdeel ressorteerende onder den Suprème ConseilUniversel Mixte, die dezeOrde over de geheele wereld vertegenwoordigt en te Parijs zetelt. De Orde onderhoudt geen betrekkingen met een der tallooze andere Grootlichamen, alhoewel zij ouderis dan vele der jongste, en heeft vanwege haar Internationalen aard daaraan ook geen behoefte. De loges in Nederland staan tot dusver nog rechtstreeks onder den Sup. Cons. Indiener voldoende uitbreiding verkregen wordt, zooals bijv. in Engeland, Amerika enz., worden deze loges onder Kapittels en een Areopaag vereenigd met een gemeenschappelijk program, terwijl een lid van den Areopaag tot vertegenwoordiger van den Sup. Cons. wordt aangesteld. Alle tot dusver voorgestelde pogingen tot het onderhouden van betrekkingen met andere Grootlichamen worden door den Sup. Cons. systematisch afgeweerd. Wij wenschen op onszelf te blijven. Men leze hierover vooral hetgeen onze Groot-Redenaar Dr. Georges Martin daarover zegt in zijn eerstdaags verschijnende rede *), gehouden bij de ontvangst der afgevaar- *) "De Swastika", ie Jaargang, No. 2. 1 April 1911. digden onzer Orde in den Tempel te Brussel als gasten van de Loge Les Amis Philantropes I. In onze Orde is elke loge een vrije loge in een vrij lichaam. Naar een willekeurige loge is dus het geheele Grootlichaam niet te beoordeelen, noch is het omgekeerde het geval. In welk opzicht de Alg. Gem. Vrijm. in Ned. zich dan onderscheidt van het Ned. Groot-Oosten ? Het is onze plicht geworden u hierop openlijk en onomwonden antwoord te geven. Onze Orde is in zeker opzicht als een aanvulling te beschouwen en naar het inzicht van schrijver dezes rust op beide een taak die zij behooren te vervullen, vermijdende wat scheidt en zoekende wat verbindt. Twee punten in het bijzonder rechtvaardigen de vorming van onze organisatie naast het Groot-Oosten der Nederlanden. Deze punten zijn : (a) het recht der vrouw om op volkomen gelijken voet met den man in de Vrijmetselarij opgenomen te worden, (b) het aantoonen en bevorderen der geestelijke en mystieke zijde der Vrijmetselarij. De Toelating der Vrouw. Er bestaat thans geen enkele theoretische grond meer om aan de vrouw het recht te ontzeggen, tot Vrijmetselaar gewijd te worden, indien zij zulks verkiest. Deze uitsluiting berust slechts op verouderde, geheel uit den tijd zijnde meeningen omtrent de zoogenaamde minderwaardigheid der vrouw. De profane wereld heeft overvloedig aangetoond, dat de plaats der vrouw naast den man is, in welke beweging dan ook. In vele gevallen heeft de ondervinding reeds bewezen, dat de opname der vrouw in de Vrijmetselarij aan deze een hoogere ernst en wijding kan bijbrengen, welke deze toelating meer dan rechtvaardigt, al is natuurlijk niet te ontkennen, dat in de praktijk zich nog vele ernstige bezwaren voordoen, die echter alleen door ervaring en experimenten kunnen bestudeerd en verholpen worden. De Geestelijke Zijde der Vrijmetselarij. Het meerendeel der mannelijke Loges heeft steeds in groote mate de geestelijke zijde der Vrijmetselarij ontkend of veronachtzaamd. Zij hebben al hare aandacht bepaald bij een zeer lofwaardige toepassing van het rituaal, ethische bouwstukken, het inwerken op maatschappelijke zaken op de wijze zooals dat een Vrijmetselaar betaamt, en het uitoefenen van een groote mate van weldadigheid. Maar zij hebben er slechts in zeer enkele gevallen naar getracht, een diepere beteekenis in hare ritualen en symbolen te zoeken of te leggen. Daardoor is de Vrijmetselarij niet wat zij kon en o. i. behoorde te zijn : een geestelijke kracht in de wereld. In deze twee fundamenteele opzichten verschilt dus onze Orde in Nederland van de meeste andere Orden. Als iemand om die redenen zich niet bij haar wenscht aan te sluiten, welaan, trachte hij dan hetgeen hij zoekt bij andere Orden te vinden. Niet dat de Alg. Gem.Vr. geen Loges zou dulden, waarvan de leden hetzelfde zouden zoeken als in die andere Orden, maar zij die de geestelijke zijde der Vrijm. zoeken, vinden in die Orden zeer weinige medestanders en de arbeid der verschillende Loges heeft een zoo geheel andere richting dan de hunne, dat zij beter doen met tot de Alg. Gem. Vr. toetetreden, waar de Loges niet naar één model werken en waar zij in enkele harer Loges vele geestverwanten vinden. Nu wil ik hier niet betoogen, dat de loges der Gemeenschappelijke Vrijmetselarij beter zijn dan vele werkende onder het Groot-Oosten der Nederlanden. Ik ben er vast van overtuigd dat vele dier laatstgenoemde loges in alle gevallen beter arbeiden dan enkele gemeensch. loges. Maar de beide Orden vertegenwoordigen ieder een tak der Vrijmetselarij, die gelijkelijk recht van bestaan naast elkaar hebben. Bestond er inderdaad ééne Wereldorde, streefde men er naar, een middel te zoeken om praktisch het vraagstuk van de toelating der vrouw op te lossen, dan zou ik zeker met den heer Van Assendelft meegaan en zeggen: waarom nu naast de bestaande Orde eene andere, waarom die verwarring, mededinging enz. ? Juist het tegengestelde van het onder (4) beweerde moet gedaan ; "de bedoelingen en beginselen" moeten wél beoordeeld en getoetst worden en er moet worden gestreefd naar samenwerking naast elkaar. (5) Er moest wel eene uiteenzetting gegeven worden van de "principiëele en praktische bezwaren" tegen de toelating der vrouw. Principieële toch zijn er niet te vinden; getuige de magonnieke literatuur over het onderwerp. PraktischebezwdLr&n zijn er meer dan voldoende en daar kan ik, die nu jarenlang ervaring heb van de praktische uitvoering, beter van meespreken dan de heer Van Assendelft. Die bezwaren zijn zéér groot; zeker, maar wij hebben ten minste praktische proeven genomen. (6) Hetgeen hier gezegd wordt is blijkbaar half waar, want de brochure draagt steeds de kleur van propaganda voor de eenige ware Orde. (zie o.a. den titel !) "De Loges dier Alg. Gem. Vr. niet wettig erkend zijn door den Grooten Bond". Wij hebben reeds genoeg gewezen op het geheel fiktieve van den Bond, wij stippen slechts aan dat loges alleen erkend worden door haar eigen Groot-Loge. Hoofdzakelijk is de bedoeling van den heer V. A. te willen zeggen dat de Alg. Gem. Vr. niet is erkend door de mag. Grootmachten. Maar waarom doet hij voorkomen alsof het Ned. Groot-Oosten door deze wel erkend is, terwijl toch de groote meerderheid het niet erkent? (7) Wat die "erkenning" betreft, men weet nu hoe ver dit gaat. Persoonlijk heb ik in Engeland, Duitschland, België, Frankrijken Italië geen bezwaren ontmoet om in het dagelijksch leven door Vrijmetselaren als vrijmetselaar erkend te worden. Dat bezwaar deed zich alleen hier te lande voor. Ik stem dadelijk toe dat ik geen loge-bijeenkomsten kan bijwonen, behalve die van onze eigen Orde, maar dit is vaak met leden van andere Orden ook het geval, zelfs waar deze betrekkingen onderhouden. (8) Zie onze definitie van Vrijmetselaar op bl. 4. De heer V. A. spreekt van "verwarring". Die verwar- ring is er niet als de heer V. A. en het Hoofdbestuur van het Ned. Groot-Oosten zich juist uitdrukken en ophouden den naam van "de Orde" te geven aan "één der Orden". Sedert + een kwart eeuw (!) heeft "hun" Orde het monopolie in Nederland — n.1. van de z.g. Blauwe Vrijmetselarij want er zijn ook "Hooge Graden" en "een Afdeeling van den Meestergraad" — en al wat de heer v. A. schrijft, is er op gericht om dit monopolie der omstandigheden te behouden. Vandaar alles aangewend om de Alg. Gem. Vr. als minderwaardig ten toon te stellen. (9) Ook dit betoog valt wanneer men den waren toestand kent. (10) Bijzonder kras is hier zeker de uitdrukking "ook al ware hij eiken Vrijmetselaar tot een voorbeeld." Een jr//z;>,!-maatstaf te laten gelden boven een waren en zuiveren. (11) Dit is ook reeds gedeeltelijk weerlegd. Het is toch te begrijpen dat de symbolen en ritualen nagenoeg dezelfde zijn bij verschillende Orden. Maar ook zelfs deze zijn niet geheim meer. Men kan hier te lande op het Amstelveld of in de Oudemanhuispoort voldoende literatuur hierover koopen en in het buitenland zijn er tal van boekhandelaren, die niet anders verkoopen dan speciaal alle boeken, magonnerie enz. betreffende.. Maar iedere Orde kan toch volgens de algemeene, geschiedkundig bekende gegevens haar eigen ritualen ontwerpen ? Er wordt hier dus nog een andere grond gegeven waarom de Alg. Gemeenschappelijke Vrijmetselarij geen vrijmetselarij is, nl. omdat aan de leden er van "de kennis en toepassing ontbreken van dingen die alleen in den afgesloten kring der Orde zijn te vinden. Wij mogen..." Niet alleen dat de schrijver ons zoo geheel ten onrechte verteld heeft van een "Bond", een "Orde" van zekere magonnieke Grootlichamen, maar hij fantaseert daar nu n°g bij dat in dezen besloten kring zijner inbeelding een "kennis en een toepassing" zijn, die andere Grootlichamen MEERDERE INLICHTINGEN VOOR HEN DIE HET VOORNEMEN HEBBEN OM VRIJMETSELAAR TE WORDEN :. Ifc DOOR &'# I'' t --V- $$ H. J. VAN GINKEL HOOFDREDACTEUR VAN "DE SWASTIKA" lift ;.1'« • V/- '.-■ 1 ' " «'li' '- V i';*•* »'••: • :--u v" - / •. ," ;• ' '.. ...' <<,'••«• .'V -• . M-./ , 1911 UITGEVERSMAATSCHAPPIJ "HERMES", BLOEMGRACHT8 AMSTERDAM ,%jol »*8k« ¥ v-tMr öt:! "\" -' v.-*51% MEERDERE INLICHTINGEN VOOR HEN DIE HET VOORNEMEN HEBBEN OM VRIJMETSELAAR TE WORDEN DOOR H. J. VAN GINKEL HOOFDREDACTEUR VAN "DE SWASTIKA" I9II UITGEVERSMAATSCHAPPIJ "HERMES", BLOEMGRACHT 8 AMSTERDAM TYP. DUWAER & VAN GINKEL — AMSTERDAM. Met een gevoel van weemoed nam ik kennis van de in Februari verschenen brochure HOE WORD IK VRIJMETSELAAR? INLICHTINGEN VOOR HEN DIE HET VOORNEMEN HEBBEN OM VRIJMETSELAAR TE WORDEN. UITGEGEVEN MET TOESTEMMING VAN HET HOOFDBESTUUR DER ORDE VAN VRIJMETSELAREN IN NEDERLAND. DOOR H. VAN ASSENDELFT TE GOUDA. Met een gevoel van weemoed,omdat ik nog altijd denk: "ilfaut laverson linge sale en familie", maar, nu door deze brochure groote strijdvragen op het gebied der Vrijmetselarij in het publiek op den voorgrond gebracht zijn, die de Orde, waarvan ik deel uitmaak, in een ten onrechte zeer verdacht licht stellen, moet ik wel de pen ter hand nemen om dingen in het publiek te behandelen, die beter elders besproken waren. Groote onwetendheid omtrent de Vrijmetselarij blijkt uit deze brochure. De heer V. A. schijnt zich zoo blind getuurd te hebben op den beperkten kring van zijn Groot-Oosten, dat hij zich blijkbaar geen juist denkbeeld kon vormen van de Vrijmetselarij er buiten. Dat het Hoofdbestuur van het Groot-Oosten der Nederlanden toestemming gaf tot deze uitgave, moet ons nog meer verwonderen. Voorloopig neem ik als verklaring aan, dat het den inhoud niet of te vluchtig gelezen heeft. Van dit bestuur toch zal men niet mogen verwachten dat het zóó slecht op de hoogte is of tot minderwaardige dingen zijn toevlucht zou nemen, om eene Orde te bestrijden, die het om ongenoemde redenen liever niet naast zich ziet opgroeien. Wij willen hier niet te diep ingaan op de onjuistheid van den titel der brochure — "Hoe word ik Vrijmetselaar?" — die veeleer had moeten luiden: "Hoe word ik lid van de Orde der Vrijmetselaren, onder het Groot-Oosten der Nederlanden", want dat zou ons voor ditmaal veel te ver voeren. Toch moet in het kort hierover iets gezegd worden. Vrijmetselarij is de geest der dienende liefde, welke hen bezielt, die de menschheid willen leiden op het moeilijk pad der evolutie. Een Vrijmetselaar is een ieder die met dezen geest bezield is, die steeds aan zichzelf arbeidt, zoowel moreel als intellectueel, om deze moeilijke taak van leider der menschheid te vervullen, en iedere Orde van Vrijmetselaren erkent dit ook door te spreken van Vrijmetselaren zonder schootsvel. Men kan dus geheel op zichzelf staande, zéér goed Vrijmetselaar zijn. "Hoe word ik vrijmetselaar?" is dus te beantwoorden door: "Arbeid aan uzelf, om te worden een leider der menschheid, een Bouwer van den Tempel der Menschheid". (Men leze hierover verder bijv.: F. J. v. paasschen: "Watis Vrijmetselarij? Proeve van Beantwoording". 'sGravenhage, F. J. van Paasschen, 1910. ie en 2e duizend. 8°, 14 blz. Prijs ƒ0.10.) Nu zijn niet velen krachtig en bekwaam genoeg om op eigen beenen te staan en te blijven staan en is het duidelijk, dat iemand daarom zoekt naar aansluiting bij een kring van leiders, die van gelijk streven zijn en hem kunnen steunen bij den arbeid aan zichzelf en bij zijn werken naar buiten. Op die wijze ontstaan Vereenigingen, die magonniek van aard zijn, d. w. z. Orden, welke Vrijmetselaars — denk aan onze definitie — omvatten. (In hoeverre nu de praktijk aan deze theorie beantwoordt, zullen wij ditmaal niet bespreken.) Deze Orden doen dus als geheel, of behooren te doen als geheel, wat de Vrijmetselaar als mensch alleen doet of behoort te doen: de menschheid te leiden in dienende liefde. Om dus te weten, of iemand, of eene Orde, REGELMATIG is, kent schrijver dezes maar éénen maatstaf: Menschen en Orden, die de menschheid dienen op magonnieke wijze, zijn V r ij metselaren en Vrijmetselaarsorden, zonder uitzondering. Elke andere maatstaf is onjuist, verkeerd, oneerlijk, onzuiver. Nu is hieraan nog iets toe te voegen, want volgens deze bepalingen zouden tallooze vereenigingen magonniek zijn. Men zou kunnen zeggen: ja, dat is ook zoo, maar zonder sch ootsvel. Sedert onheuglijke tijden toch kenmerken de Orden, welke men magonniek noemt, zich door eene plechtige CEREMONIËELE WIJZE VAN AANNEMING harer leden, door het gebruik van symbolen, enz. Waren onze eerste definities dus de theoretische, zoo moeten wij er eenige bepalingen aan toevoegen, om ze van practische waarde te doen zijn. Een Vrijmetselaar is iemand, die aan zichzelf arbeidt, zoowel moreèl als intellectueel om de moeilijke taak van leider der menschheid te vervullen, en die tot zijn opbouw bijzondere middelen bezigt, welke men kan samenvatten onder den verzamelnaam Maconnieke Symboliek, wederom onderverdeelbaar in: Ritueele symboliek. W oorden-symboliek. Beelden-symboliek. Handelingen-symboliek. (zie o.a. The Co-Mason, Juli, 1910. Vol.I, 3. blz. 137 e. v.) Tenzij men dus voelt voor symboliek en rituaal — en al wat daarmede samenhangt — is het m. i. absoluut onnoodig, zich bij een Magonnieke Orde aan te sluiten, want hoe ontaard vele dier Orden ook mogen zijn, de symbolen en ritualen hebben zij nooit geheel losgelaten en, tenzij men voor deze wijze van arbeiden gevoelt, zou daarom het geheele ceremonieel der aanneming enz. eene niets beteekenende vertooning zonder zin zijn, belachelijk of zinledig, al naar het temperament van den candidaat, en zou het veel beter zijn, als deze zich bij eene vereeniging aansloot, die theoretisch maar niet praktisch Magonniek is, b.v. de Theosofische Vereeniging. J) Om nu terug te keeren tot onze brochure. Men zal al dadelijk zien, dat daar niet zuiver omschreven is "Hoe word ik Vrijmetselaar?" want men leest daar het volgende: "De omstandigheden maakten het noodig, deze Inlichtingen, die als officieel kunnen worden beschouwd, uit te geven, ten gerieve van allen die in de Orde van Vrijmetselaren begeeren opgenomen te worden, maar niet altijd weten langs welken weg zij hun doel kunnen bereiken. Een deel van hen zal het bij de begeerte laten, omdat zij geen enkelen weg kennen; in den kring hunner kennissen is geen Vrijmetselaar; betrouwbare gegevens staan hun niet ter beschikking; een zekere schroom houdt hen terug van pogingen om den weg te vinden. Door deze en andere oorzaken blijven de stappen achterwege, die gedaan dienen te worden om in de Orde te worden opgenomen. Herhaaldelijk verklaren menschen die op gevorderden leeftijd gekomen zijn, dat zij er vroeger wel over dachten ') Natuurlijk bestaat er ook zoo iets als "zelf-inwijding", ook "ceremoniëele zelf-inwijding". Hierop in te gaan zou een boekdeel op zichzelf vormen. Men leze bijv. eens wat de bekende schrijver over Gnostiek, G. R. S. Mead, B. A., daarover schrijft in zijn "Echoes from the Gnosis." om zich bij de Orde aan te sluiten, maar de weg er heen was hun niet bekend. Een ander deel, door gesprekken, lectuur en verder nadenken, begeerig geworden naar het Vrijmetselaarschap, maar eveneens zonder raad of voorlichting van een lid der Orde, gaat op verkenning uit. En allicht is er onder al het in druk verschenene iets dat tot vingerwijzing kan zijn. Maar de kans bestaat ook van op een dwaalspoor te worden gebracht. In het buitenland b. v. bestaan vereenigingen van mannen die zich Vrijmetselaren noemen, maar eigenlijk geen andere kunst beoefenen dan de kunst om den goedgeloovigen zoeker op een handige manier wat geld uit den zak te kloppen. Dergelijke vereenigingen, clandestiene loges, plegen aangeduid te worden met den naam van 'Winkel-loge'. Hoe gemakkelijk zou een Hollander, die in Duitschland vertoeft, er in kunnen vliegen, als hij, op een annonce in een of ander blad, zich in betrekking gaat stellen met de menschen die hem voor goed geld Vrijmetselaar maken; spoedig zou hij tot zijn groote teleurstelling ontdekken geen Vrijmetselaar te zijn, maar wel het slachtoffer van slimme bedriegers." Dit laatste is kort geleden in Berlijn gebeurd en ieder profaan heeft dit bijv. in Het Handelsblad kunnen lezen. Om in dezen tekst dit feit als een aanloopje te nemen om kort daarop over te gaan tot de Orde der Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij noem ik allertreurigst. De brochure is tegen de Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij gericht en het genoemde onderwerp mocht met haar in geen enkel verband gebracht zijn. Daarna lezen wij verder: "Doch al heeft men niet met zulke bedriegers te doen, dan bestaat toch de kans dat men terecht komt bij een vereeniging die zich ook noemt 'Orde van Vrijmetselaren' en haar loges heeft, maar niet is de een paar eeuwen bestaande Orde van Vrijmetselaren ui Nederland, die met andere buite7ilandsche maconnieke lichamen den grooten Bond van Vrijmetselaren vormt. Om tot dien Bond te behooren, dus lid te worden van de Orde van Vrijmetselaren, moet men zijn aangenomen, d. i. op plechtige wijze gewijd zijn, in een wettig erkende Loge. Het is dus zaak zich vooraf er van te vergewissen of de vereeniging bij welke men aanklopt, ook al noemt zij zich Vrijmetselaars-Loge, wel is een wettig erkende Loge der Orde van Vrijmetselaren." En nu kom ik aan EEN GEWICHTIG PUNT. In het aangehaalde gedeelte wordt voortdurend gesproken van "De Orde der Vrijmetselaren", en wordt de uitdrukking "wettig erkende" gebezigd. Ik zou dergelijke uitingen kunnen begrijpen van een profaan, want de profane wereld leeft vaak in de gulden verbeelding, dat er zoo iets als "Een Wereld-Orde van Vrijmetselaren" bestaat, maar de heer Van Assendelft kon en moest beter weten. Neen, hij weet wel beter — en het Hoofdbestuur zeer zeker toch ook? — dat er geen sprake is van een Wereldorde, van De Orde of van "den Grooten Bond". De uitdrukking "een paar eeuwen bestaande Orde" in Nederland zullen wij maar niet te nauw nemen. Het begin der moderne Vrijmetselarij valt in ons land in I734> terwijl in 1756 een band kwam tusschen eenige Loges en eerst in 1771 de Groot-Loge ontstond, die later den naam Groot-Oosten ging voeren. De Annuaire geeft als jaar van oprichting 1756 in Nederland en verder varieeren de data van oprichting van 28 met name genoemde Groot-Loges van 1717 (GrandLodge of England) tot 1906 (Grand Oriënt deTurquie.) ') Cursiveering van mij, v. G. De overige data zijn 1730, 1736, 1736, 1744, 1760, 1770, 1783, 1798, 1811, 1811, 1811, 1821, 1836, 1844, 1846, 1849, 1858, 1859, 1860, 1868, 1880, 1883, 1886, 1889, 1891. *) Verder nu wat betreft dien "grooten Bond van Vrijmetselaren". Er zijn zoover mijn gegevens strekken — doch waarschijnlijk eer veel meer dan minder — 146 Grootlichamen. (Groot-Loges, Opperraden enz.) Dit nu nog daargelaten. Want als die 146 lichamen nu eens een reuzenverbond vormden? Maar jawel: De Groot-Loge of Engeland onderhoudt betrekkingen met 72 andere Groot-Loges. De Groot-Loge of Ierland onderhoudt betrekkingen met 72 andere Groot-Loges. De Groot-Loge van Schotland onderhoudt betrekkingen met 72 andere Groot-Loges. De Deutsche Grosslogenbond met 49 andere Groot- Loges. (Deze Bond omvat 9 Groot-Loges.) De Supr. Conseil mag. Chef d'ordre de Luxembourg met 21 andere Groot-Loges. De Groot-Loge van Zweden met 23 andere Groot-Loges. De Groot-Loge van Noorwegen met 32 andere GrootLoges. De Groot-Loge van Denemarken met 21 andere GrootLoges. De Grossloge von Ungarn met 46 andere Groot-Loges. (1) De Geschiedenis der Vrijmetselarij is niet geheim, nooit geheim geweest. Voor uitvoerige mededeeling over deze Grootlichamen leze men het beroemde Engelsche werk, waarvan de Nederlandsche bewerking, "Beknopte Geschiedenis der Vrijmetselarij, door R. F. Gould" spoedig zal verschijnen. Het is een standaardwerk, nog enkele maanden geleden in België bekroond. Een Fransche en Duitsche uitgave bestaan eveneens. Aan de Nederlandsche uitgave zal men toegevoegd vinden een beknopt Geschiedkundig overzicht van "De Vrouw in de Vrijmetselarij", van mijn hand. Het Grand Oriënt de France met 19 andere Groot-Loges. (30.000 leden!) De Grande Loge de France met 25 andere Groot-Loges. Het Grand Oriënt de Belgique met 55 andere GrootLoges. Het Groot-Oosten der Nederlanden met 34 andere Groot-Loges. De Gross Loge Suisse Alpina met 36 andereGroot-Loges. Het Grand Oriënt d'Italie met 38 andere Groot-Loges. Het Grand Oriënt d'Espagne met 28 andereGroot-Loges. Het Grand Oriënt de Portugal met ? andere Groot-Loges. Het Grand Oriënt de Grèce met 44 andere Groot-Loges. Enz. Enz. Enz. Het onderhouden van betrekkingen bestaat hierin, dat men een wederzij dschen verte ge nwoordiger heeft, dus in den geest zooals men bij de verschillende regeeringen onderling gezantschappen heeft. Maar nu een paar staaltjes van dien Bond (?) tusschen de betrekkingonderhoudende Orden! Het Fransche Groot-Oosten is bij verscheidene andere magonnieke lichamen in den ban omdat het "God" uit de ritualen heeft geschrapt x). De Zwitschersche Groot-Loge ') Toelichting hierbij: In de Statuten van het Groot-Oosten van Frankrijk kwam vroeger voor, dat de Vrijmetselarij tot beginsel heeft het bestaan van God, de onsterfelijkheid der ziel, enz. Dit werd op i3Sept. 1877 geschrapt, maar toegevoegd werd: "Zij sluit niemand om zijn gelooi uit". Men ging tot deze wijziging over omdat de Vrijmetselarij is een instelling, die open staat voor "alle breede en vrije opvattingen". De Groot-Loge van Engeland verklaarde evenwel op 6 Maart 1878, dat zij nu de leden van dat Groot-Oosten niet langer kon "erkennen als ware en echte Vrijmetselaren". Toen zijn dan ook alle vriendschappelijke betrekkingen tusschen deze twee magonnieke lichamen afgebroken en nu worden de leden van het Fransche niet meer toegelaten in de Loges van het Engelsche. De Groot-Loge van Ierland verklaarde "het gelooven aan het bestaan van een persoonlijk God" in overeenstemming met het grondbeginsel der Vrijmetselarij en ook zij, en bovendien nog verschillende andere magonnieke Grootmachten, verbraken de betrekking met het Fransche Groot-Oosten, hoewel gezegd moet worden dat eenige dezer niet verder gingen en dus de leden van wordt door enkele Groot-Loges niet erkend omdat het wel betrekkingen heeft met dit Fransche Groot-Oosten. Het regelmatig zijn komt volgens den heer Van Assendelft neer op het feit of men deel uitmaakt van DEN bond van Vrijmetselaren. Dit is dus al dadelijk terug te brengen tot: lid zijn van een Orde die door een AANTAL andere Grootlichamen wordt "erkend", doordien deze met haar "betrekkingen onderhouden" : De heer V. A. nu zegt dat de loges der Alg. Gem. Vr. niet wettig erkend zijn door "den Grooten Bond van Vrijmetselaren". Een grootere opeenstapeling van dwalingen in kort bestek is haast niet denkbaar. Deze Bond ontbreekt ten eenen male; erkenning is niets anders dan het aanknoopen van vriendschappelijke betrekkingen, dus is het woord "wettig' misplaatst; "loges" worden niet erkend, maar alleen "Groot-Loges". Men kan hier zelfs niet lezen: "de Alg. Gem Vr. wordt niet door de Magonnieke Grootmachten erkend", want geen enkele magonnieke Grootmacht wordt door "de" overige erkend. In plaats van de bloote be- dit Groot-Oosten als vrijmetselaren blijven erkennen. Het Fransche Groot-Oosten zelf bleef alle vrijmetselaren als vrijmetselaren beschouwen, dus ook als deze behoorden tot mag. Grootmachten, die dat Groot-Oosten en zijn leden verketterden. Niettemin had het hinder van "de onverdiende, systematische zwartmaking van zekere magonnieke machten" en het schreef daarom in 1884 aan den toenmaligen Grootmeester der Engelsche Groot-Loge, om mogelijk misverstand weg te nemen; o. a. werden aangehaald de woorden van den vrijmetselaar Desmons — die rapporteur was van de commissie welke in 1877 de wetswijziging had voorgesteld, maar tevens een protestantsch geestelijke — ten "einde aan te toonen dat het niet de bedoeling was dat de wetswijziging zich voor het atheïsme zou uitspreken, maar alleen dat zij gelijk recht aan alle richtingen zou geven. Het antwoord van 12 Jan. 1885 was evenwel dat Engeland de "broederlijke betrekkingen" niet wenschte opnieuw aan te knoopen. Sedert is in dezen toestand geen verandering gekomen. Het Fransche Groot-Oosten wordt evenwel toch door een vijfde of een zesde gedeelte der meest bekende Groot-machten erkend en volgens het Jaarboek van het Intern. Bureau voor Magonnieke betrekkingen voor 1911 ook door het Groot-Oosten der Ned. zijn gewijd. Dan alleen ook zullen zij in staat zijn zich behoorlijk te legitimeeren. (13) En wat is nu de weg om in zulk een Loge als Vrijmetselaar te worden aangenomen ? Voor hem die een Vrijmetselaar in den kring zijner bekenden heeft, is die weg met weinig moeite tevinden. En hem die buiten elke aanraking met een Vrijmetselaar staat, zouden wij aanraden zich persoonlijk of schriftelijk te wenden tot den Voorzitter der Loge in zijn woonplaats, wiens naam gemakkelijk is te weten te komen, o.a. door er naar te vragen aan het Logegebouw. Woont men evenwel in een plaats waar geen Loge gevestigd is, dan kan men zich wenden tot den Voorzitter der Loge in de dichtstbij gelegen plaats. En geeft ook dit bezwaren, dan kan men in elk geval zich onmiddellijk wenden tot het Hoofdbestuur der Orde (adres: het Orde-gebouw, Fluweelen Burgwal, 's Gravenhage) dat bereid zal zijn de aanvrage ter bestemde plaatse te brengen. De noodige inlichtingen zullen zonder eenig voorbehoud worden verschaft. Een Inspecteur van den Ritus tot wien men zich zou moeten richten, of eenig ander tusschenpersoon, kent de Orde niet. (14) Van hetgeen voor belanghebbenden wetenswaardig zal zijn, willen wij het volgende nog vermelden. Aan den Candidaat-Vrijmetselaar wordt als eisch gesteld dat hij den 2i-jarigen leeftijd heeft bereikt, van goeden levenswandel en ernstige levensopvatting is en in het bezit van een mate van geestelijke ontwikkeling en beschaving als noodig is voor de bevordering van het doel der Vrijmetselarij. Geen godsdienstige gezindte is buitengesloten ; de Orde heeft haar leden onder de belijders van verschillende godsdiensten, al zal er natuurlijk overeenstemming moeten zijn met de beginselen vangezvetensvrijheid en verdraagzaamheid die de Orde huldigt. Zij kiest geen partij voor een godsdienst of kerk. Uitgaande van de erkenning dat een mensch waarde heeft als geestelijk wezen en van de godheid alleen sprekende in symbolen, laat zij elk harer leden vrij om zich een persoonlijke voorstelling te vormen van het bovenzinnelijke en zijn eigen gedachten te hebben over de betrekking waarin hij staat tot dat bovenzinnelijke. (15) Daarom geeft zij ieder het volle recht zijner eigen godsdienstige belijdenis. (16) Met opzet vermelden wij dit in deze Inlichtingen, omdat meerderen in den waan zijn gebracht dat Vrijmetselarij en Theosophie elkaar vrijwel dekken. Niets is evenwel minder juist dan dat. Er kan tot op zekere hoogte sprake zijn van samenstemming, omdat ook de Theosophie in alles de waarheidskern tracht op te sporen, de humaniteit wil bevorderen en de eenheid der menschen versterken. En elk Vrijmetselaar blijft wederom vrij in zijn recht om de Theosophische leeringen geheel of ten deele als waarheid te erkennen. Maar de Vrijmetselarij spreekt zich nóch voor, nóch tegen die leeringen uit evenmin als voor of tegen andere, die geheel afhankelijk zijn van zuiver individueele geaardheid. (17) De Orde is niet in het bezit van De Waarheid, maar doet haar zoeken. Voor hen die Vrijmetselaar wenschen te worden is ook hierin een vingerwijzing gegeven, waar zij wellicht hun voordeel mee kunnen doen. Maken wij er ten slotte nog melding van dat wie Vrijmetselaar wenscht te worden zich daar geldelijke offers voor zal moeten getroosten, dan zij ook dit tot een wenk dien velen zullen begrijpen. (18) En hiermede vertrouwen wij allen een dienst te hebben bewezen die bij het zoeken van een betrouwbaren weg niet op een dwaalspoor willen gebracht worden. (19) Geen propaganda was het doel van deze Inlichtingen. Wie tot ons komt, kome als vrij man, uit eigen beweging !" (20) Gouda, 191 i. H. VAN ASSENDELFT. Men ziet, wij schuwen geen verbreiding van deze reclamebrochure van de Orde, werkende onder het Groot-Oosten der Nederlanden. Integendeel. Hoe meer nieuw, jong en krachtig leven er in die Orde komt, hoe beter! Hoeveel leden hebben ikzelf en mijne vrienden daar al niet toe bijgebracht. Als zij maar kiezen met open oogen en niet misleid worden door mededeelingen dat zij nu lid zijn van de ALge?neene Orde der Vrijmetselarij; mits zij niet onwetend gelaten worden omtrent bestaan, doel en wezen van andere Magonnieke Orden, waartoe zij zich wellicht eer of meer aangetrokken zouden gevoelen. Op blz. 14 hiervoor zegt de heer Van Assendelft: "Dat de naam Vrijmetselaar enz.". Het publiek dient ingelicht te worden wat hier moet worden gelezen in plaats van "wettig erkende vereenigingen". Deze woorden zouden alleen juist zijn, wanneer een autoriteit bestond boven de magonnieke Grootmachten, die, volgens de eene of andere wet, machtiging had te geven voor het oprichten van Groot-Loges of wel deze oprichting moest bekrachtigen. Wij hebben echter reeds nagegaan, dat van zulk een autoriteit, onder welken naam ook, geen schijn of schaduw aanwezig is. Wat wel bestaat, is eenvoudig het volgende. De verschillende Grootmachten, die geheel zelfstandig zijn, kunnen twee aan twee vriendschappelijke betrekkingen aanknoopen, wat natuurlijk inhoudt dat dan telkens twee harer elkander "erkennen." Bestaan die betrekkingen niet en wij hebben gezien dat o. a. het Groot-Oosten der Ned. met nog geen derde gedeelte betrekkingen heeft, derhalve slechts door een minderheid erkend wordt ■— dan kan het zijn dat de een den ander voor niet "waar en echt" houdt, zooals deEngelsche Groot-Loge verklaard heeft ten opzichte van het Fransche Groot-Oosten. Doch gelukkig is dat geen regel zonder vele uitzonderingen en het persoonlijk oordeel der meeste Vrijmetselaren is, dat iemand Vrijmetselaar kan zijn, ook al behoort hij tot een Groot-Loge, die geen betrekkingen heeft met de hunne. Dit is trouwens geheel overeenkomstig het gezond verstand, want de eene Grootmacht is geen hoogere autoriteit dan de andere, geen rechter, die aangewezen is om over het al dan niet Vrijmetselaar-zijn uitspraak te doen. Het Nederl. Groot-Oosten stoort zich dan ook niet aan de bekende uitspraak der Engelsch Groot-Loge en deze is zoo wijs om het dit niet kwalijk te nemen, want zij heeft vriendschappelijke betrekkingen met het Ned. Groot-Oosten. Dat de Algemeene Vrijmetselarij geen vriendschappelijke betrekkingen heeft met het Ned. Groot-Oosten, dat een der leden enz. gesteund door het Hoofdbestuur die Grootmacht verdacht tracht te maken, heeft dan ook niets te maken met de vraag of de leden enz. vrijmetselaren zijn. Als het Ned. Groot-Oosten een uitspraak deed over de Alg. Gem. Vr., zou het zich eigenmachtig op een voetstuk plaatsen en zich belachelijk maken wat nu reeds zijn Hoofdbestuur doet. Wanneer de leden der Alg. Gem. Vr. op magonnieke wijze arbeiden om zichzelf tot betere en wijzere menschen te maken en tot heil hunner medemenschen te strekken, dan is hun Orde een magonniekeen zijn zij Vrijmetselaren. Wij mogen daarom terecht spreken van de inbeelding van een gedeelte der Vrijmetselaren, die tot het Ned. GrootOosten behooren en van hun Hoofdbestuur, dat zij een hoogere autoriteit zouden zijn, een bevoegde Hooge Raad om uit te maken of de Alg. Gem. Vr. wel Vrijmetselarij is. Nog onlangs sprak ik een lid van de bedoelde Orde, een oud schoolvriend van mij, die opmerkte, dat als hij van het bestaan van een ma^onnieke Orde had ge- weten, waar de vrouw opgenomen werd, hij tot die veel liever zou zijn toegetreden en dat hij, wat dit betreft en ook op andere punten eer van misleiding door zijn Orde dan door de Orde der Gemeenschappelijke Vrijmetselarij kon spreken. Natuurlijk, volkomen juist. T oen ikzelf en andere mannelijke leden tot de Gemeensch. Orde toetraden, waren wij volkomen bewust en op de hoogte van het bestaan van die andere Orden en wij kozen met open oogen die, waarvan wij nu nog lid zijn. Persoonlijk was ik zelfs wel zoo goed op de hoogte dat ik niet de minste lust meer gevoelde om tot de Orde onder het Groot-Oosten der Ned. of tot een Engelsche of Fransche Groot-Loge — waartoe ik verscheidene malen aangezocht werd — toe te treden. Er is in die Orden weinig dat mij trekt. Doch vrijheid, blijheid en verdraagzaamheid bovenal. Ook in de Vrijmetselarij zijn er vele stroomingen en zij alle hebben reden van bestaan. Verscheidenheid in éénheid en "mijden watscheidt en zoeken wat verbindt" zij onze leuze ten allen tijde, waar ook en hoe ook, ten dienste der menschheid. Dit in antwoord op het in de brochure onder Q geschrevene. Want uit hetgeen in "De Swastika" staat is nergens op te maken dat er sprake is van de Orde onder het Groot-Oosten der Nederlanden. Die Orde moet maar voor eigen propaganda zorgen en zij zal dat nu ook wel moeten doen. Maar niemand kan met grond uit het in "De Swastika" geschrevene tot de meening komen, dat hem de weg gewezen wordt om lid te worden van "de Orde werkende onder het Groot-Oosten der Nederlanden". Komt hij tot de meening dat hem of haar de weg gewezen wordt "Vrijmetselaar" te worden, dan is zijne of hare meening nog niet zoo onjuist. Door het lezen van "De Swastika" zal men nader komen tot een begrip van wat Ware Vrijmetselarij is dan door den inhoud bv. van een groot deel der officiëele magonnieke periodieken. Nog het volgende. Tot zelfs op het titelblad der bro- niet bezitten: voor zoover, wat niet aangenomen mag worden, leden van dezen kring hun niet ter hulpe zijn gekomen. Ik vertel slechts, wat ieder weet, als ik zeg dat men uiterst zeldzaam een vrijmetselaar ontmoet, die tot het Ned. Groot-Oosten behoort, en die van inwijdingen, sy7tiboliek, enz. IETS afweet. De blijkbaar zeer weinigen, die hierop een loffelijke uitzondering maken, zijn in dit opzicht " self-made men ", en hoewel de leden der Alg. Gem. Vr. hen zullen waardeeren voor hetgeen zij weten, en het jammer vinden dat deze moeilijk kunnen samenwerken met de gelijksoortige in die Alg. Gem. Vr., zoo kunnen zij toch evengoed hun weg vinden, als die weinige leden van het Ned. Groot-Oosten, voor zoover deze werkelijk iets of veel meer weten van de magonnieke onderwerpen dan een buitenstaander er van weet. Het publiek moet ingelicht worden, dat er geen bepaalde kring van Groot-Loges is, waar men iets weet of iets toepast, dat de moeite waard is geweten en toegepast te worden en alleen het eigendom van dien kring zou zijn. Zij die, om zich deze kennis enz. te verwerven, zich zouden willen laten opnemen in het Ned. Groot-Oosten, zullen geheel teleurgesteld uitkomen. Het is noodig om dit te zeggen, nu de heer Van Assendelft, gerugsteund door het Hoofdbestuur van het Nederlandsch GrootOosten, komt vertellen dat men in dat Groot-Oosten iets vindt wat de Alg. Gem. Vr. niet heeft. Leden winnen voor dat Groot-Oosten is het duidelijke doel van den schrijver. Hij zegt wel tot tweemaal toe, dat hij geen propaganda voor zijn Groot-Oosten maken wil, maar toont het tegendeel ten duidelijkste door vrij uitvoerig te gaan aangeven tot wien men zich moet wenden, als men in het GrootOosten opgenomen wil worden en door den titel van de brochure. Zijn geschrift is er verder geheel op aangelegd om den "concurrent" in discrediet te brengen. Was zijn geschrift alleen eenzijdig geweest, ik had er het zwijgen toe gedaan, maar het is telkens geheel in strijd met de waarheid. Onkunde en verblindheid zijn er de oorzaken van. Het is niet te verwonderen dat de heer Van Assendelft en het Hoofdbestuur den "concurrent" zóo vreezen, dat zij trachten hem in discrediet te brengen: ie. Aan de dwaze uitsluiting van de vrouw doet de Alg. Gem.Vr. niet mede, en 2e. Geeft de Alg. Gem.Vr. het eerste voorbeeld van het streven naar een "grooten Bond", een "algemeene Orde", door haar Loges te vestigen in steeds meerdere landen der wereld, met groote zelfstandigheid dier Loges, waardoor zij rekening kunnen houden met de volksgeaardheid enz. van elk land en dus bereikt wordt de ware Broederschap die geen afscheidingen kent. 3e. Door ALLE Vrijmetselaren als bezoekers te ontvangen en in dezen een beschamend voorbeeld te geven aan het N. Groot-Oosten en zoovele andere Groot-Loges. En verder: die insinuatie aan het adres van leden van "wettig erkende" Orden treft mij zeer onaangenaam, omdat ik begrijp dat de heer V. A. wil speculeeren op den tegenzin die rechtschapen lieden zouden gevoelen als er verraad in het spel ware. Maar men kan toch of behoeft toch niet te verraden wat een ieder weet? De schrijver toch doet het voorkomen, alsof er een groep van magonnieke Lichamen is, die tezamen een afgesloten kring vormen en dat alleen deze kring de ware kennis enz. bezit. Wij hebben reeds gezien, dat van dien kring geen schijn of schaduw aanwezig is. Een ieder, die een weinig bekend is met de magonnieke literatuur, weet dat er geen Groot-Loges zijn wier literatuur blijkt geeft dat zij meer kennis en oefening hebben dan de andere. Het is niets dan grootspraak dat de Alg. Gem. Vr. of welke andere Orde ook, het niet zou kunnen stellen zonder de hulp van leden van het Ned. Groot-Oosten. (12) Ware beter ongeschreven gelaten. (13) Het is geen propaganda-brochure, maar men lokt de candidaten in spe toch naar de eenige ware Orde door hun voor te spiegelen dat zij alleen daar en dan "echte" magons worden. (14) Neen, geen Inspecteur van den Ritus, want die Orde bezit geen Hooge Graden. Maar wel is er een afzonderlijke Orde van Hooge Graden naast het Groot-Oosten, die wèl of half erkend worden en die feitelijk de lakens uitdeelen. Wij zullen daar voorloopig maar liever niet op ingaan, nietwaar ? (15) En het is geen propaganda-brochure! (16) Behalve wanneer men Katholiek is, of in een enkele Duitsche Orde Jood is of niet aan een persoonlijk God gelooft (Ierland) of wanneer men Theosoof is. In het laatste geval wordt men geenszins geweerd, dat zou moeilijk gaan, maar men wordt scherp in het oog gehouden als zijnde "van de nieuwe richting". (Zie Maconniek Tijdschrift.) (17) Profanen zullen van deze anti-Theosofische tirade weinig begrijpen. Magons van "de nieuwe richting" des te beter. Daar zie ik wel eenigszins de hand van het Hoofdbestuur in. Het is overigens vrij bar dat een lid van een geheel besloten kring met de sanctie van het Hoofdbestuur, het publiek reeds bij voorbaat waarschuwt tegen een gedeelte van de leden van dien kring. (18) Die geldelijke offers zijn bij de Orde w.o. het GrootOosten der Nederlanden aanmerkelijk hooger dan bij de loges der Gemeenschappelijke Vrijmetselarij, zóó zwaar dat ze menig uitstekend mensch moeten terughouden. (19) Wij kunnen niets anders antwoorden dan dat de brochure op een dwaalspoor voert. (20) Dat mocht er zeker wel bij gezegd worden, want voor een ieder behalve blijkbaar den schrijver, ligt de propaganda er dik op. Overigens kan men moeilijk vrij man zijn in een Orde, waar nu dit dan dat "verboden" wordt op straffe van tuchtmaatregelen. "Het is verboden de loge Cazotte te bezoeken." " Het is verboden veel Theosofie in de loges te brengen." "Het is verboden 'de Swastika'te steunen, te lezen enz.; het Hoofdbestuur van het Ned. Groot-Oosten heeft reeds te kennen gegeven, dat het deze Beweging (De Swastika enz.) "krachteloos" wil maken! (Zie het Maf. Tijdschrift van I Maart 1911.) Niet alleen de leden, maar ook volkomen onafhankelijke buitenstaanders moeten nu gelooven aan de "oekasemanie" van het Hoofdbestuur. (Vraag: Wat is het verschil tusschen clericalisme en anti-clericalisme?) Kom, laten wij niet langer op deze wijze tegenover elkander staan. Laat elk in vrede zijn weg gaan, dat zou beter zijn voor het prestige der Vrijmetselarij in het algemeen. Ik schuw den strijd niet, wellicht is hij noodig, maar dan zal ik, als men op deze wijze optreedt als in de genoemde brochure, wel zwaarder geschut laten aanrukken. Zoo sterk staat "de eenige ware Orde" in Nederland niet dat zij zulk een openbaren strijd kan entameeren. Laren, Maart 1911 H. J. van GINKEL. — n==—^ __ Bij uitgevers dezes verschijnt: De Swastika Driemaandeiijksch Tijdschrift voor de studie van Symboliek.Vrijmetselarij en aanverwante onderwerpen Abonnement per jaar franco binnenland f 4.buitenland f 5.- :: Losse afleveringen franco binnenland f 1.25, buitenland f1.50 De Vrouw in de Vrijmetselarij Een beknopt geschiedkundig overzicht door H. J. van Ginkel Prijs ing. f-.25 ' '''' ' Beknopte Geschiedenis der Vrijmetselarij door R. F. Gould. P. S. G. D. Nederl. bewerking door H. J. van Ginkel 30°. Ing. f 4.-, geb. f 5.± 400 bladz. roy. form. 1 . ' ' r . ■ i; i. \ ; ; ' — ——