Per serie (IQ ure.) f .5— Aft. nrs. f 0.60 Uit Zenuw- en Zieleleven Uitkomsten van Psychologisch Onderzoek Serie TI — No. 6 DE TOOVERSPIEGEL DE PSYCHOLOGISCHE BETEEKENIS FAN ZEKERE VISIOENEN DOOR Dr. ADOLPH F. MEYER Zenuwarts te 's-Gravenhage BAARN HOLLANDIA-DRUKKERIJ 1921 Een merkwaardige nieuwe Roman! RUDOLF HANS BARTSCH LUKAS RABESAM HOE TWAALF MODERNE MENSCHEN GOD ZOCHTEN Geautoriseerde Nederlandsche Vertaling door Tony db Ridder f 2.90 ingenaaid — f 4.15 gebonden „Een Merkwaardig Boek" noemde „Den Gulden Winckel", het bekende Maandschrift voor Boekenvrienden onder leiding van Gerard van Eckeren, dezen nieuwen roman van den Oostenrijkschen schrijver Bartsen. En het oordeelde verder: „...Zóó schrijven wij, Hollanders, ze niet. Zoo kunnen we 't niet, zóó fijn en gevoelig, toch zonder eenige sentimentaliteit en met zoo'n kinderlijke innigheid. „ . . . Als motto voor zijn boek gebruikt Bartsch deze Evangeliewoorden: „Mijn rijk is niet van deze wereld". En dat typeert het werk volkomen. Want 't is een boek voor eenzamen; voor hen en van hen, die zich in deze wereld nooit recht thuis voelen, dwazen, droomers, onpractische menschen, die in zich voortdurend een groot heimwee dragen. — Het is een boek van een gezond mysticisme, van een zuiver en vroom natuurgevoelen " Aandoenlijk geschetst is de figuur van den grijzen wandelleeraar Rabesam; diep godsdienstig en tóch at en toe van zulk een sprankelenden humor de lessen aan zijn „twaalf discipelen": mannen en vrouwen van dezen tegenwoordigen tijd met al hun nooden en behoeften. Een heerlijk, rein en geestig boek! Geheel voor onzen tijd! En dat zeker veel opgang zal maken! In de reeks „HISTORISCHE KARAKTERS" is als nieuw deel verschenen: IN DEN RÉVEILKRING door EVERARD GEWIN Prijs f 2.90 ingenaaid — f 4-'5 gebonden INHOUD: Van de Ontwaking. — Mevr. Groen van Prinsterer. — Dr. A. Capadose. — Da Costa en De Clercq. Om dit belangrijke werk te kenschetsen geven wij de volgende aanhaling uit het „Woord Vooraf" van den schrijver: „Het geschrift dat hier wordt geboden, betreft een onderwerp, dat mij uit psychologisch en historisch oogpunt belang inboezemde. Ik heb in deze bladzijden menschen trachten te teekenen, menschen in hun verhevenheid en kleinheid, lust en leed. Het zou mij een voldoening zijn, niet enkel wanneer het mij gelukt mocht zijn hen voor mijn lezers te doen leven, maar ook wanneer ik hun godsdienstige overtuiging, die ik niet deel, met juistheid en onpartijdigheid had geschetst. „Mijn kennis van dien kring berust voor een groot deel op eenige onuitgegeven dagboeken en mémoires, en op onuitgegeven brieven ten getale van ongeveer 5000 É Ml Iiniirmnir Als voorgaand nr. verscheen in de serie „Uit Z8I1UW- 6n Zielsleven . GEBOORTETIJD EN KARAKTER door W. WIJKER (Leeraar aan het Rijks-Opvoedingsgesticht te Alkmaar) Prijs f 0.60 UITGAVEN DER HOLLANDLA-DRUKKERIJ TE BAARN lll.l!./1'- j DE TOOVERSPIEGEL DE PSYCHOLOGISCHE BETEEKENIS VAN ZEKERE VISIOENEN door Dr. ADOLPH F. MEIJER Dooi alle eeuwen heen heeft de mensch het zeer onaangenaam gevonden dat hij slechts kan waarnemen wat in zijne nabijheid gebeurt en slechts beschikt over de kennis van het verleden en het tegenwoordige. Steeds is het zijn verlangen ook te ervaren wat op een afstand gebeurt, steeds smacht hij er naar in de toekomst te zien. Tot op den huidigen dag hebben dan ook de waarzegsters nog een goed bestaan. In de Oudheid werd vooral aan de priesters de gave der voorspelling toegeschreven, welke dan zou berusten op ingeving van hoogere machten. Meestal gebruikten de priesters daarbij verschillende methoden, waardoor ze aanwijzingen verkregen, die men toeschreef aan die hoogere machten en welke aanwijzingen dan door hen werden verklaard. Tot de meest gebruikelijke methoden behoorden die, waarbij de priester iemand liet staren op eene spiegelende oppervlakte; deze zag dan gewoonlijk na eenigen tijd daarop allerlei beelden verschijnen, zoowel van personen als van landschappen, enz. Wat hij zag, deelde hij dan den priester mede en deze gaf aan die beelden eene uitlegging. Men had daarbij de voorstelling dat deze beelden, te voorschijn werden geroepen door eene godheid en zich in de ziel van den „ziener weerspiegelden; daarom moest die ziel zooveel mogelijk „rein wezen. Als ziener koos men daarom in den regel eene reine" maagd of een „onschuldig" knaapje. Voorts werd die ziel nog bijzonder ontvankelijk gemaakt door allerlei ceremonieën, welke men vooraf liet gaan om den ziener in de gewenschte stemming te brengen. Dat tevens de godheid, van wie men hulp of voorlichting verwachtte, werd aangeroepen behoeft nauwelijks vermeld te worden. Als spiegelend oppervlak deden verschillende voorwerpen dienst en naar dit hulpmiddel werd de methode genoemd. Zoo vermelden de Grieksche klassieken vooreerst het gebruik van een gewonen spiegel, toentertijd bestaande uit een gepolijste metalen plaat; zij spreken dan van „katoptromantie". Nog meer in trek was wel een spiegelend watervlak. Het eenvoudigst was het hierbij gebruik te maken van eene natuurlijke wateroppervlakte, bijv. van een bron of een put. In den tempel van Demeter te Patras werden deze methoden zelfs gecombineerd. Men liet daar een spiegel aan een koord in de heilige bron zakken totdat de onderrand van den spiegel de oppervlakte van het water aanraakte, daarna richtte de ziener zijn blik op den spiegel. Ook gebruikte men een schaal gevuld met water, soms met een mengsel van olie en wijn. Bij voorkeur werd deze in een donker vertrek, bijv. 's avonds, op een laag tafeltje geplaatst, terwijl drie fakkels of lampen eenig schijnsel op het water wierpen. Ook werd gebruik gemaakt van een kristal, hetzij een stuk bergkristal of eenig edelgesteente. Dit werd eenvoudig in de hand gehouden of het werd neergelegd op een stuk donkere stof. Nog eenvoudiger was de methode der „onychomancie , waartoe de nagel van een vinger met wat olie werd bestreken. Deze methoden, die reeds dateeren uit de grijze Oudheid, zijn tot in onze dagen blijven voortleven. We vinden dat ze voornamelijk nog in landen buiten Europa worden toegepast. Vooral uit Indië en Egypte zijn daaromtrent allerlei verhalen tot ons gekomen, die vaak aan het wonderbaarlijke grenzen. Maar ook uit andere hemelstreken, tot zelfs van eilanden uit den Grooten Oceaan, wordt het gebruik van den tooverspiegel vermeld. Hij schijnt vooral gebruikt te worden om dieven op te sporen en verloren voorwerpen te ontdekken. In Europa schijnt de tooverspiegel tegenwoordig in onbruik te zijn. Maar in de middeleeuwen deed hij nog wel dienst. Echter was hij toen niet in handen der priesters, want die 172 schreven zijne beelden toe aan inblazingen van den duivel. Slechts enkele alchimisten en astrologen waagden het hem in het geheim soms te raadplegen. Maar dit was zeer gevaarlijk want in hun ijver om den duivel te bestrijden, bedreigden de meeste vorsten de „specularii" met strenge straffen. Eerst later, toen de macht van den clerus taande, durfden ook de specularii meer voor den dag komen. Sedert vermeldt de geschiedenis dat verschillende vorsten in kritieke omstandigheden raad zochten bij astrologen, die met behulp van spiegels hun de toekomst ontsluierden. Toch is de tooverspiegel in de laatste jaren weer door enkelen ter hand genomen. Maar nu niet om de toekomst te ontsluieren, doch om eens te onderzoeken of er inderdaad beelden in te zien zijn en wat daarvan dan wel herkomst en beteekenis zou wezen. Het is toch niet meer dan natuurlijk dat men, alvorens allerlei gevolgtrekkingen te maken uit eenig verschijnsel, eerst nagaat hoe het eigenlijk is en wat de oorzaken ervan zijn. Dit nuchtere principe, de grondslag van alle kennis, is men eindelijk ook gaan toepassen op psychische verschijnselen, die een vreemden indruk op ons maken en daarom in vroeger tijden aan bovennatuurlijke krachten werden toegeschreven. Vooral met het doel deze laatste verschijnselen aan nader onderzoek te onderwerpen werd in 1882 in Londen opgericht de „Society for psychical Research , die sedert onafgebroken heeft voortgewerkt. Het was in eene vergadering van deze vereeniging dat m 1889 voor het eerst verslag werd gegeven omtrent waarnemingen met den tooverspiegel, die den naam van onderzoek mogen dragen. Ze waren verricht door eene dame, die voorloopig onbekend wenschte te blijven en daarom als Miss X werd aangeduid; later bleek dit Miss Goodrich Freer te zijn. Het verslag van dit onderzoek werd opgenomen in de Proceedings ') der Vereeniging en later gevolgd door meerdere resultaten van haar onderzoek. ') Miss X . . „Recent experiments in crystal-vision". Proceedings of the Society foi psychical Research: Vol V, blz.486. 173 ^■nkele jaren later werd in diezelfde vereeniging door F. W. H. Mijers verslag gedaan van proefnemingen, die op zijn verzoek door verschillende personen waren gedaan. Bij al deze Engelsche proeven werd een kristal gebruikt. Ook door Prof. Pierre Janet in Parijs, die zich geheel wijdt aan psychologisch onderzoek, vooral bij abnormale personen, zijn onderzoekingen met den tooverspiegel verricht. Hij gebruikt daartoe een glazen bol en liet verschillende personen daar op staren, met verzoek hem mede te deelen of ze iets zagen en zoo ja, wat. Uit deze onderzoekingen is vooreerst gebleken dat inderdaad verschillende personen bij het staren op een kristal of iets dergelijks daarin allerlei beelden zien. Hun aantal is echter niet groot. Zoo vermeldt Mijers dat hij ongeveer 50 personen heeft overgehaald met de noodige zorgvuldigheid en geduld met het kristal te experimenteeren; slechts een tiental van hen had eenig succes. Janet had nog minder succes, terwijl Miss X eveneens verklaart dat slechts zeer weinig personen er aanleg voor hebben. Deze personen hebben vooreerst een sterk visueel geheugen. Miss X deelt van zich zelf mede, dat ze een kamer, waarin ze eenigen tijd vertoefde, tot in de kleinste bijzonderheden kan beschrijven. Daartoe denkt ze zich weer zittend op den stoel, waarop ze bij haar laatste bezoek zat; dan beschrijft ze eerst wat in hare onmiddellijke nabijheid was, geleidelijk duikt het overige op en zoo kan ze een inventaris opmaken „die een vendumeester geen oneer zou aandoen". Voorts schijnen ze neiging te hebben ook zonder kristal somtijds allerlei beelden te zien, door Mijers ') en Janet meestal aangeduid als hallucinaties. Ik geef de voorkeur aan den term „visioenen" ; onder hallucinaties verstaan we beelden, die den indruk maken reëel te zijn. Die spontane visioenen hebben echter meestal een eenigszins ander karakter. Eene der proefpersonen van Mijers zegt bijv. dat ze vaak als ze op een kristal gaat staren, eerst *) F, W. H. Mijers, „Sensory automatism and induced hallucinations . Proceedings of the S. P. R, Vol. VIII. blz. 436. 174 beelden ziet die haar herinneren aan iets dat ze nog vergeten heeft te doen. Deze beelden ziet ze echter niet i n het kristal en bovendien zijn ze minder levendig. Wat nu de echte kristal-visioenen betreft, deze bestaan, bij alle onderzoekers, voornamelijk uit onveranderlijke beelden, die eenigen tijd blijven bestaan en dan weer verdwijnen. Soms is er ook eenige beweging in deze beelden, in die van personen eenige actie. Slechts zelden gaat een beeld geleidelijk over in een ander. Gewoonlijk ziet de proefpersoon op het kristal of den glazen bol eerst de gewone reflexen, lichtvlekjes en kleuren. Na eenigen tijd schijnt het kristal donker te worden, de reflexen vervagen, er is niets meer in te onderscheiden, het is of een nevel het vult. Die nevel wordt steeds dichter en eindelijk komen er figuren voor den dag, eerst eenvoudige, later meer samengestelde. Eene der proefpersonen van Prof. Janet gaf bijv. de volgende beschrijving van wat ze zag, woordelijk door hem genoteerd ') : „De bol wordt heel donker. Er zijn lichtstrepen, die elkaar kruisen. Het is een venster. Daar is het hoofd van een man, die er door kijkt. Neen, het zijn rechtop staande personen, met loshangende haren. Nu gaan ze bij een fontein zitten. De fontein is weg. — Een witte muts; een hoop bladeren; een standbeeld; een boom. Mijne oogen gaan pijn doen, ik kan niet goed meer zien. — Ha, een vaandel; soldaten, zouaven trekken voorbij met ambulancewagens; generaal Saussier te paard. — Hé, nu is t weer heelemaal donker' . . . enz. Het eigenaardige is dus dat de „ziener'' in het kristal allerlei beelden aanschouwt, waaraan hij niet gedacht heeft, die hemzelf even vreemd zijn als dengene, wien hij ze mededeelt. Hij ziet een bonte rij van visioenen, waarvan hij de herkomst niet kent en waarvan de beteekenis hem ontgaat. Hij zit er zelf met verbazing naar te kijken alsof het eene bioscoopvertooning is, waarvan hij zelfs het programma niet gelezen heeft. *) P. Janet, „Sur la divination par les miroirs et les hallucinations subconscientes". Névroses et idees fixes. pag. 407. 175 Geen wonder dat men vroeger deze beelden toeschreef aan inspiratie van hoogere machten. Maar in den laatsten tijd hebben we geleerd dat heel veel van wat vroeger aan daemonen werd toegeschreven, het product is van onzen eigen geest. We hebben geleerd dat er in ons zieleleven heel wat gebeurt dat buiten ons bewustzijn omgaat '). We hebben geleerd dat niet-bewuste geestelijke werkzaamheid allerlei producten levert, die door ons bewustzijn worden waargenomen, maar niet als voortbrengsel onzer persoonlijkheid herkend. Zouden ook de visioenen in het kristal de producten zijn van niet-bewuste processen? Dit wordt door nadere beschouwing wel waarschijnlijk gemaakt. Vooreerst bestaat er eene categorie van visioenen, die de ziener onmiddellijk als zijn geestelijk eigendom herkent. Hiertoe behooren beelden, die vooral in het begin optreden en die eenvoudig de herinnering zijn aan iets dat kort te voren is aanschouwd. Miss X ziet bijv. weer het boek, waarin ze zooeven heeft gelezen of eene advertentie die haar aandacht trok. Verder behooren hiertoe de beelden van personen uit zijne omgeving of de reproductie van gebeurtenissen, die hij bijwoonde. Zoo vertelt Miss Goodrich Freer dat eene harer vriendinnen, die zij voor het eerst van haar leven op een kristal liet turen, daarin het gelaat zag verschijnen van eene vriendin, die zij kort te voren had verpleegd gedurende eene zware ziekte, die haar ten grave had gesleept. In deze gevallen is het visioen dus duidelijk eene persoonlijke herinnering en is zijne herkomst uit den geest van den ziener niet twijfelachtig. Tevens ziet men dat de beelden, die zich vertoonen, meestal personen of herinneringen betreffen, die eenigen indruk op het gevoelsleven hebben gemaakt. Ook heel oude herinneringen kunnen soms in het kristal verschijnen; meestal worden die opgeroepen door hunne asso" l) Zie o. a. het door mij vertaalde werk van L. Loewenfeld „Het niet bewuste in ons Zieleleven". 176 ciatie aan iets dat pas gebeurd is. Als voorbeeld noem ik de volgende ervaring van Miss X. — Op een goeden dag zag zij in haar kristal een antieke leuningstoel en op de leuning rustte de hand van een ouden man, voor den dag komend uit een zwarte mouw. — Langzamerhand herkende ze hierin de herinnering aan een dorpspredikant, dien ze sedert haar tiende jaar niet meer had ontmoet. Vanwaar die herinnering? Na lang peinzen schoot haar te binnen dat ze 's morgens in Dante had gelezen en dat ze diens werk indertijd heeft leeren waardeeren onder de leiding van dien predikant. Maar niet alleen herinneringsbeelden, die men na meer of minder nadenken als persoonlijke herinnering erkent, duiken in het kristal op. Er vertoonen zich ook vaak beelden, die men voor pure fantasie houdt en die toch bij onderzoek blijken reëele herinneringen te zijn, die de persoon in kwestie echter bewust volmaakt „vergeten" is. Het is aan het inzicht en den speurzin van Miss Goodrich Freer te danken, dat ze daarvan vele staaltjes heeft kunnen beschrijven, waarvan ik hier enkele wil vermelden. Waarom ik er veel waarde aan hecht, zal later blijken. Zoo vertelt Miss X dat ze op zekeren dag zeer duidelijk in haar kristal een donkeren muur zag, geheel bedekt door witte jasmijn. — Zij kon zich niet herinneren dat ooit gezien te hebben en in haar woonplaats Londen is zulk een schouwspel ook stellig niet alledaagsch. — Den volgenden dag ging ze dezelfde wandeling maken als dien morgen, doch keek nu goed om zich heen. Toen vond ze de plek waar de jasmijn bloeide en herinnerde zich daarbij dat ze den vorigen dag die plek was gepasseerd in druk gesprek met een kennis. Onderbewust was de indruk opgenomen en bewaard. Een ander voorbeeld. — Op een morgen was Miss G. F. druk bezig geweest met hare boekhouding en wilde eindelijk uit eene lade haar spaarbankboekje nemen. Maar toevallig stootte haar hand tegen haar kristal en ze vond dit eene welkome aanleiding om zich wat afwisseling te verschaffen. Ze staarde in het kristal, zag daarin het getal 7694 ver177 schijnen en hardnekkig stand houden. Ze begreep ter wereld niet hoe ze aan dit getal kwam en legde eindelijk het kristal weer weg. Toen ze daarna het Spaarbankboekje uit de lade nam, dat ze zeker in maanden niet in handen had gehad, zag ze op den omslag het nummer 7694! In deze voorbeelden hebben we te maken met herinneringen van recenten datum. Een staaltje van lang bewaarde herinnering is het volgende. — Eens zocht ze naar een recept, dat haar jaren geleden door haar dokter was gegeven, maar ze kon 't nergens vinden. Toen ze enkele uren later haar kristal hanteerde zag ze daarin het beeld van een papiertje, dat het gezochte recept scheen te zijn. Maar bij nauwkeuriger beschouwing zag ze dat t niet het schrift droeg van haar dokter, maar van hare vriendin E., met wie ze veel correspondeerde. — Ze zocht toen alle brieven van E. na, die ze bewaard had, om te pogen de verklaring van dit visioen te vinden. Eindelijk werd hare moeite beloond door de ontdekking dat het vermiste recept in een brief van E. gevouwen was. Daarbij kon ze uit andere dingen afleiden, dat het recept daar al meer dan vier jaar moest gelegen hebben. Na dergelijke ervaringen is het te begrijpen dat Miss G. F. er zelfs toe kwam haar kristal te raadplegen als ze iets vergeten was en dat het haar dan gewoonlijk terecht hielp. — Zoo wilde ze eens een brief beantwoorden, dien ze verscheurd had zonder het daarop vermelde adres van de schrijfster te noteeren. Wel herinnerde ze zich in welke stad die vertoefde, maar straat en huisnummer waren haar onbekend. Ze raadpleegde toen haar kristal en zag weldra in zwarte letters op grijzen grond staan „Hibbs House '. Op goed geluk adresseerde ze daarheen haar brief en jawel, een paar dagen later ontving ze weer antwoord, geschreven op grijs postpapier dat het hoofd „Hibbs House" droeg. Nog één voorbeeld van eene in het kristal opduikende herinnering wil ik hier vermelden omdat daarbij iets eigenaardigs in het spel is. Op een keer had Miss X over een kennis gesproken maar ze kon zich met geene mogelijkheid haar gelaat te binnen brengen. Daarom wilde ze haar portret 178 gaan opzoeken, dat ze in een album had. — Maar ook in dit geval besluit ze eerst haar kristal te beproeven. Dit weigert aanvankelijk volkomen, ze ziet er niets in. Een tweede poging slaagt beter, in zooverre dat ze nu de bladzijde uit het album ziet, die het gezochte portret bevat; maar het portret zelf is bedekt door iets dat haar toeschijnt de achterzijde van eene foto te zijn. — Ze legt nu haar kristal weg, haalt het album en vindt inderdaad het portret van haar kennis bedekt door een omgekeerde foto. — Toen schoot haar weer te binnen dat ze de foto, die zoo zonderling in het album-lag, enkele dagen te voren aan eene vriendin beloofd had. Deze belofte had ze echter vergeten, of liever, zooals ze ook zelf zegt, ze had verzuimd die belofte te vervullen. Het eigenaardige, waarom ik dit voorbeeld vermeld, is dat zoogenaamd „vergeten" van eene belofte. Sedert Freuds onderzoekingen daaromtrent, weten we dat zulk „vergeten" slechts schijn is. In zoo'n geval is aan het vervullen der belofte iets onaangenaams verbonden, ze is niet met volkomen instemming der geheele persoonlijkheid gegeven, er is iets in den beloyer dat zich tegen de nakoming verzet. Het eerste gevolg hiervan is dat de vervulling der belofte wordt uitgesteld en dan wordt de herinnering eraan heel handig uit het bewustzijn „verwijderd". Dit alles gebeurt niet met bewust overleg, maar gaat buiten het bewustzijn om. Ook de herinnering aan de belofte blijft buiten het bewustzijn bewaard. Niet alleen door „crystal-gazing", maar ook langs andere wegen kan men aantoonen dat ze nog wel degelijk aanwezig is. Eene dier middelen is de hypnose. Wanneer het gelukt iemand in hypnose te brengen, dan kan men eveneens allerlei herinneringen bij hem constateeren, waarvan hij gewoonlijk geen kennis draagt. Ook heel oude tafereelen uit de prille jeugd kan men dan weer voor den dag zien komen. Maar wat gedurende een somnambulen toestand wordt waargenomen en ondervonden is in normalen toestand voor het bewustzijn verborgen. Vooral personen, die aan aanvallen van spontaan somnambulisme lijden, kunnen dan allerlei dingen 179 doen, zelfs heel samengestelde en goed geordende handelingen verrichten, waarvan ze in hun gewone doen niets afweten. Zoo stond een patiënt van mij 's nachts meermalen op, ging aan zijn schrijftafel allerlei papieren uitzoeken en verscheuren, ja zelfs brieven schrijven, 's Morgens was hij dan zeer verbaasd over de verrassingen, die hij op zijn schrijftafel vond. Maar ook deze buitensporigheden blijven voor den tooverspiegel niet verborgen. Ook wat in hypnose of in spontaan somnambulisme is gezien, kan in het kristal zich verraden. Daarvan geeft Janet het volgende interessante voorbeeld. Een zijner patienten, die vaak 's nachts aanvallen van spontaan somnambulisme had, stapte dan uit zijn bed en deed allerlei dwaasheden. Zoo schreef hij eens aan iemand een brief, waarin hij allerlei bedreigingen uitte; 's morgens bij het ontwaken wist hij natuurlijk van niets. De brief werd door het verplegend personeel aan janet overhandigd. Enkele dagen later liet Janet hem in den glazen bol staren. Na een poosje zag hij daarin geschreven woorden verschijnen, waarop Janet hem verzocht die na te schrijven. De patiënt ging nu aan den arbeid en, terwijl hij geheel den indruk maakte, van te copieeren en zelfs eenige woorden oversloeg, die hij beweerde niet te kunnen ontcijferen, bracht hij nogmaals den geheelen brief op papier, dien hij enkele dagen te voren in somnambulen toestand had geschreven. —- Daarbij verklaarde hij van den geheelen brief niets te begrijpen, de beteekenis ervan was hem een raadsel. Uit het voorgaande blijkt dat inderdaad een groot deel der beelden, die men door kristallomantie verkrijgt, niet van buiten zijn ingebracht doch aan persoonlijke herinneringen hun ontstaan te danken hebben. Daarbij vind ik het zeer merkwaardig dat de voorbeelcien door mij aangehaald, een complete staalkaart vormen van alle soorten herinneringsbeelden die ons bekend zijn. Niet alleen komen bewuste herinneringen als visioenen te voorschijn, maar ook de niet-bewuste worden uit hunne 180 schuilhoeken voor den dag gehaald. En wel alle bekende variëteiten daarvan, zoowel herinneringen aan gebeurtenissen uit de jeugd, als van indrukken die door distractie niet tot het bewustzijn zijn doorgedrongen, als van beelden die „vergeten" zijn wegens associatie met iets onaangenaams, als eindelijk van de gebeurtenissen in somnambulen toestand. Het blijkt dus dat bij de personen, die tot „crystal-gazing" in staat zijn, door dit procédé alle mogelijke sluimerende en niet bewuste herinneringen in beeld kunnen worden gebracht. Het groote belang hiervan zal straks nog ter sprake komen. Maar niet alles, wat in den tooverspiegel weerkaatst wordt, bestaat uit herinneringen. Dit is bijv. wel duidelijk voor de meeste bewegelijke visioenen; deze vormen soms heele tooneelen welke de ziener zich ziet afspelen op eene wijze, die hij stellig nooit in werkelijkheid aanschouwde. Nog minder kunnen sommige der visioenen, die geheele gedaanteverwisselingen ondergaan, als zoodanig zijn waargenomen. Maar ik heb er straks reeds op gewezen dat er bij het opduiken van herinneringen meestal een gevoelsmotief in het spel is. Dit doet ons vermoeden dat ook de andere visioenen met gevoelens en gedachten van den ziener verband houden, dat ze producten zijn van zijn fantasie, die uiting geven aan wat zijn geest bezig houdt. Werkelijk vindt men vaak reeds bij eenig nadenken dat zulks inderdaad het geval is. Allereerst wil ik een paar voorbeelden van Miss X aanhalen, waarin een kristalvisioen in letterlijken zin een „denkbeeld" was. Op 3 Augustus teekent ze aan dat ze in het kristal een kamer zag, waarvan de vloer bedekt was met een rood karpet en de wanden waren beschilderd met strepen rose, wit en groen. Wat dit te beteekenen had, bleef haar voorloopig duister. Eerst maanden later kwam haar weer een brief in handen, gedateerd 2 Augustus, waarin eene vriendin o.a. vertelde dat de trap in haar huis geverfd was en er nu uitzag als „glacé k la Napolitaine". Blijkbaar had dit in haar de voorstelling opgewekt van een huis dat geheel met verschillend gekleurde strepen was versierd. 181 Op een anderen keer zag ze in het kristal een rotsige kust met ruwe zee; na eenige oogenblikken werd dit beeld bijna geheel bedekt door dat van een reusachtige muis. Na een paar dagen las ze in een bundel gedichten en werd getroffen door de versregels: Only the sea intoning, Only the wainscot mouse. Toen schoot haar te binnen dat ze dit vers terloops had ingezien kort voor haar visioen. Terwijl we in deze beelden duidelijk de visueele uitbeelding van een voorstelling vóór ons zien, blijken andere beelden de uitbeelding te zijn van een gevoel of eene stemming. Zoo vertelt Miss X dat eene van hare vriendinnen, die voor het eerst van haar leven een proef nam met „crystalgazing", na eenigen tijd daarin een ingespeld lijk zag verschijnen ; hoewel ze de gelaatstrekken niet kon onderscheiden had ze daarbij 't gevoel dat dit 't stoffelijk overschot was van een bloedverwant, die op dat moment zwaar ziek was. In dit geval is wel duidelijk dat de vrees voor het verlies van dien bloedverwant de aanleiding tot het visioen was. Heel duidelijk uit zich de stemming van den proefpersoon in het volgende voorbeeld, dat ik aan Janet ontleen. Uit den mond van een zijner patienten teekende hij op, terwijl ze op den glazen bol staarde: „O, ik zie bloemen . . . bergen, eene rivier; men zou zeggen dat er een bootje op vaart. Een mooie tuin; ach, die dame, die er in wandelt, lijkt wel te schreien! Een troepje kinderen, gekleed in blauw en rose. Rood, kleur van het bloed, ik doop er mijne handen in; 't is het abattoir!... Een nevel bedekt dat stadje, eene vrouw loopt op straat met een meisje op den arm, kijk het gaat slapen. Het is dood! — O, wat een mooie grafkelder, het is of ik er in afdaal; het is er koud. — Het meer van Genève. Een gletscher; dames die er over klauteren. Krak, ze vallen allemaal in de diepte... ze zijn wel gelukkig... 162 ze zijn dood! enz. Deze patiente was ten prooi aan melancholische gevoelens. In hare visioenen ziet ze slechts bloed en tranen, ziet ze alle handelende personen sterven, ziet ze slechts ongelukken en grafkelders. Ook in deze gevallen behoeven wij er wel niet aan te twijfelen dat de visioenen producten zijn van de psychische werkzaamheid van den ziener. Uit alles blijkt dat ze uiting geven aan zijne gevoelens. Maar naast deze visioenen, die zonder veel moeite te herkennen zijn als voortbrengselen van de geestelijke werkzaamheid van den ziener, bestaan andere, waarin deze herkomst niet zoo duidelijk is. Vooreerst is er een groote groep van beelden, men denke aan de eerstgenoemde patiënte van Janet, die wel niet op zichzelf vreemd zijn, maar waarvan men niet begrijpt waarom ze verschijnen. Het zijn eenvoudige voorstellingen van dieren, bloemen, landschappen, enz. Alledaagsche beelden, die noch met aangename, noch met onaangename gevoelens gepaard gaan. Hoogstens brengen ze den ziener in verbazing omdat hij er vreemd tegenover staat. Deze categorie van visioenen, die volgens de overeenstemmende verklaringen van alle onderzoekers verreweg in de meerderheid is, wordt meestal vrij stiefmoederlijk behandeld. Zoo verklaart Miss X dat ze al die figuren van dieren, planten, landschappen, enz. niet de moeite van nadere beschouwing waard vindt. Ze acht hunne beschrijving eenvoudig tijdverlies en als ze slechts dergelijke beelden aanschouwt, legt ze het kristal spoedig ter zijde. Janet wijst er alleen op dat deze visioenen den ziener m verbazing brengen, omdat hij ze niet herkent als zijn eigendom, ze hem dus vreemd toeschijnen. Maar wel zijn beiden het er over eens dat deze visioenen producten zijn van geestelijke processen van den ziener. Miss X verklaart ze voor „gewone geestes-oog schilderingen" en stelt ze op een lijn met de „niets beteekenende brokstukken van innerlijke visioenen die voor ons zweven, als onze aandacht is verslapt". — Volgens haar dient dan ook 183 het kristal voornamelijk om de aandacht te concentreeren en indrukken van de omgeving uit te sluiten. Haar gewone methode is het kristal te leggen op een lap zwarte stof achter in eene diepe, half opengetrokken lade, zoodanig dat de omringende voorwerpen er niet in weerkaatsen. Maar een vergrootglas, gehouden voor een donkeren achtergrond, vindt ze ook geschikt. Zelfs deed een foto, in donker lijstje, hangend aan den kamerwand, waardoor het licht binnenvalt, haar evenzeer dienst. Dergelijke visioenen, „die voor ons geestes-oog zweven, als onze aandacht van de omgeving is afgeleid", treden wel het meest op als onze oogen gesloten zijn en de indrukken der omgeving totaal door ons genegeerd worden, m.a.w. in den slaap. We noemen ze dan droomen. Met droomen hebben de kristalvisioenen trouwens toch veel overeenkomst, vooral de bewegelijke en de vrij zeldzame, zich geheel wijzigende en in elkaar overgaande. Ook het vreemde van het visioen is aan den droom eigen; ook dien herkennen we niet als ons eigendom en begrijpen er in den regel niets van. Nu weten we, sinds Freud ons hier den weg wees, dat droomen eveneens verbeeldingen zijn van onze gevoelens en gedachten. Maar het belangrijkste wat hij ons leerde, is dat in den droom vooral de niet-bewuste stroomingen zich verraden. In de droombeelden komt ons geheele geestesleven tot uiting, zoowel het bewuste als het niet bewuste. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat ook het raadselachtige in de visioenen van den tooverspiegel eveneens berust op individueele eigenaardigheden van den ziener. Waarschijnlijk zal ook het optreden van allerlei beelden, die hem onbeteekenend lijken, een gevolg zijn van de gevoelens, die hem beheerschen, vooral van de dieper liggende. Om die veronderstelling te toetsen lijkt de aangewezen weg die visioenen geheel te behandelen als droomen en ze volgens de regelen der kunst te analyseeren. Een eerste proef in deze richting is genomen door Her- 184 bert Silberer in Weenen en door hem beschreven in het Zentralblatt für Psycho-analyse '). Voor zijn onderzoek had zich beschikbaar gesteld een Israëlitisch meisje, afkomstig uit Praag, even in de twintig, lichamelijk gezond. Ze is nogal nerveus maar kan toch nog als psychisch gezond beschouwd worden, heeft eene levendige fantasie en is geneigd tot zelfbeschouwing. Intellectueel is ze goed ontwikkeld. Van nature zelfstandig, leed ze als kind veel onder een bekrompen ouderlijk régime ; ze werd niet heel liefderijk behandeld en gedwongen tot hard werken. Op haar negentiende jaar kreeg ze eindelijk wat vrijheid, doordat ze, na een Handelsschool bezocht te hebben, op een kantoor kwam. Toch bleef hare omgeving nog steeds drukkend voor haar. Vooral hinderden haar de onoprechtheid en liefdeloosheid harer ouders; ze trachtte die te overwinnen door zoo goed en vriendelijk voor hen te zijn als haar mogelijk was. Maar eindelijk werd het haar te machtig; ze verliet het ouderlijk huis en trok naar Weenen, om verre van haar oude omgeving te zijn en zelfstandig te kunnen leven. Met dit meisje, door Silberer als Lea aangeduid, hield hij in den loop van eenige maanden een reeks van tien zittingen. Hij gebruikte daarbij de „lekanomantische" methode. De zittingen werden s avonds in zijn studeerkamer gehouden. Lea zat, met haar rug naar hem toegekeerd, voor een laag tafeltje, waarop een glazen schaal met water stond, flauw verlicht door drie kaarsen die op een hooge tafel daarachter waren geplaatst. Zij staarde gedurende twintig a dertig minuten op het water en zei hardop al wat ze zag. Silberer zat aan zijn schrijftafel en noteerde direct, bij 't licht van een klein lampje, alles woordelijk wat ze zeide. Inderdaad bleek Lea een geschikte proefpersoon te zijn. Ze zag in elke zitting verschillende beelden op den waterspiegel. Ook bij haar traden die beelden meestal afzonderlijk op, bleven korten tijd bestaan en verdwenen dan weer. Na *) Herbett Silberer „Lekanomantische Versuche". Zentralblatt für Psychoanalyse. II Jahrgang, blz. 383, 438, 518 en 566. 185 cene pauze, waarin ze niets zag, verscheen een ander beeld. Vaak duurde het 3 of 4 minuten eer het eerste beeld zich vertoonde, ook de pauzen tusschen de beelden waren soms enkele minuten, doch meestal korter. Soms was er eenige actie in die beelden, enkele malen ging het eene in het andere over. — Ook aan Lea vertoonden zich enkele beelden, die op directe herinnering berusten; zoo zag ze bijv. een paar maal hare moeder. — Daarnaast vertoonden zich enkele beelden, die stellig fantastisch waren, bijv. een man met een kinderhoofd en een hand, waarop een mannegelaat ontstaat. Maar ook bi] Lea bestaat de meerderheid der visioenen uit eenvoudige gezichtsbeelden, zooals dieren, landschappen en personen. We zien dus dat hetgeen Lea zag, geheel overeenstemt met de ervaringen der Engelsche en Fransche onderzoekers. Maar Silberer wilde weten of deze beelden, evenals droomen, eene uiting zijn van ons gemoedsleven. Daartoe werd, dadelijk na afloop van elke proef, eene analyse der beelden begonnen. Aan Lea werd gevraagd te zeggen wat haar bij elk beeld in de gedachte kwam en daarbij aan hare invallen zooveel mogelijk den vrijen loop te laten. Toen bleek het dat de invallen bij elk beeld voerden tot voorstellingen en herinneringen, die voor haar gevoelsleven van groote beteekenis waren. Ik zal hier natuurlijk dat alles niet uitvoerig beschrijven, doch slechts enkele staaltjes vermelden. Zoo zag Lea in de eerste zitting o.a. een zwarte kip op een bronzen schaal. Na afloop van de zitting gevraagd wat haar daarbij invalt, zegt ze het eerst te denken aan de kip, die bij eene ceremonie op Grooten Verzoendag dienst doet (tenminste in Boheme; naar ik vernam, is deze ceremonie in ons land niet gebruikelijk). Hare gedachten komen daardoor geheel in haar „godsdienstcomplex" ; ze vertelt hoe die godsdienst haar steeds op onaangename manier werd opge drongen, hoe ze tot allerlei ceremoniën werd gedwongen waarvan haar de beteekenis niet werd verklaard, hoe ze daardoor een tegenzin kreeg tegen alles wat daarmee samenhing. 186 Dat de kip zwart is, voert hare gedachten in eene andere richting. De zwarte kip wordt gebruikt door de mannen, terwijl voor de meisjes witte dieren dienst doen. Dit doet haar denken aan de vaak geslaakte verzuchting „ik wou dat ik een jongen was!" De bronzen schaal voert eveneens tot allerlei religieuse voorstellingen via wierookschalen en dergelijke. Ook doet t geheel haar denken aan het hoofd van Johannes op den schotel, gedragen door Salome. Maar zij wordt telkens met Salome vergeleken en zij neemt vaak het hoofd van haar verloofde in hare handen en denkt dan aan die geschiedenis. In een later visioen komt de zwarte kip nog eens voor den dag. Maar dan is ze in een zak gestopt, die door een hand wordt dichtgehouden. — Daarin ziet ze zelf het beeld van het uiterlijk godsdienstig formalisme, welks macht door haar overwonnen is. We zien dus dat met dit betrekkelijk eenvoudige beeld verschillende van hare belangrijkste gevoelscomplexen samenhangen. Zoo gaat het eveneens met alle andere beelden. Op een anderen avond ziet ze bijv. een vos, die voorbij sluipt en in een hond verandert. Hare invallen loopen alle uit op sluwheid; dat de vos in een hond verandert is slechts eene vermomming. Ze denkt aan allerlei gelegenheden waarbij ze bedot is. Daarom let ze altijd nauwkeurig op de gelaatsuitdrukking der menschen, met wie ze in aanraking komt. Maar toch wordt ze nog dikwijls bedrogen, vooral als ze denkt dat het niet meer mogelijk is en ze dus niet zoo op haar hoede is. Dit is ook een van hare groote verdrietelijkheden ; ze verlangt naar vertrouwelijkheid en wordt telkens teleurgesteld. Overal vindt ze bedrog en valschheid. Bij eene andere proef ziet ze een zwarte kat. Deze doet haar vooral denken aan de valschheid der menschen, die even lief zich voordoen, maar die men toch nooit vertrouwen kan. Sommige beelden treden meermalen op. Zoo komt vrijwel in alle zittingen het beeld van een ouden Jood, maar telkens in andere omstandigheden. Reeds in de eerste zitting ziet 187 ze hem; het is dan alsof hij een rede houdt. In de tweede zitting ziet ze hem eerst weer op dezelfde wijze, dan verschijnt een hand die hem met een zwaard wil treffen. Als die hand verdwenen is, ziet ze hem als held; korten tijd daarna zit hij in gepeins verzonken. In een andere zitting ziet ze hem als Hassan, een sprookjesfiguur, met een tulband op, in storm en regen. Uit hare invallen blijkt dat deze figuur haar vader voorstelt en ook soms diens vader, dien ze niet persoonlijk gekend heeft, maar van wien ze veel hoorde en wiens portret ze dagelijks zag. — Bij de figuur van Hassan denkt ze bijv. aan beiden. Die Hassan was een onnoozeie bloed; eens dat hij zijn geld in zijn tulband had geborgen, woei die in een hevigen storm van zijn hoofd en zoo verloor hij alles. Haar vader en grootvader waren beide eveneens onpraktische menschen, vol idealen en fantasie, maar ongeschikt voor het werkelijke leven. Ook zij zijn niet opgewassen tegen de stormen des levens; die berooven hen nog van het weinige dat ze bezitten. — Bij hen is dan ook voor de anderen geen steun en bescherming te vinden. Haar grootmoeder heeft zelfs haar grootvader verlaten en zorgde voortaan als onderwijzeres voor zich zelf. Ook Lea, die zich ook in andere opzichten met hare grootmoeder vergelijkt, heeft haar huis verlaten. Bi] de rol van held, die de oude Jood in de tweede zitting speelt, herinnert Lea zich dat in haar oog nog steeds de grootste held is een jongetje, die in hare jeugd een meisje uit de Moldau redde. Direct valt haar daarbij in dat haar vader haar dikwijls opnam en dan schertsend dreigde haar in de Moldau te zullen werpen. De oude Jood is dus telkens het beeld van eene der eigenschappen van haar vader, die voor Lea van groote beteekenis zijn geweest. In het verdere verloop der proeven wordt zijne beteekenis nog meer subjectief. In de laatste zitting, die vijf maanden na de eerste gehouden werd, bleek de oude Jood vooral dat deel in haarzelf voor te stellen „dat is als haar vader , het 188 deel in haar dat neiging had toe te geven aan den wensch van hare ouders om tot hen terug te keeren, dat wat haar aandreef om uit gemakzucht zich bij het oude neer te leggen. Over het algemeen wordt de beteekenis der symbolen in de laatste zittingen steeds meer eene innerlijke. Zoo treedt in de beide laatste zittingen nogmaals de zwarte kat op, doch nu omgeven door een vurigen ring. Uit de invallen blijkt dat hij nu niet meer de valschheid der omgeving voorstelt, doch hare eigene lagere aandriften. De vurige ring wijst op de hevigheid dier driften, op den gloed dien ze kunnen ontsteken en op het gevaar dat ze aldus kunnen opleveren. Tevens herinnert die kat haar aan een roman, waarin hij de bewaker is van den drempel tot het bovenzinnelijke. Hare lagere neigingen willen haar beletten het hoogere te bereiken. Ook bij de analyse van droomen vinden we voor de verschillende beelden meestal eene subjectieve en eene objectieve beteekenis, waarvan de innerlijke gewoonlijk het laatst voor den dag komt'. Ten slotte wil ik nog vermelden dat Silberer in verschillende zittingen had beproefd door vragen Lea er toe te brengen eenig contact met hare visioenen te krijgen. In de twee laatste gelukte dit en was het haar somtijds alsof ze de personen hoorde spreken. Naast de visueele traden dus ook auditieve beelden op. Maar ook deze waren geen hallucinaties. Lea gaf uitdrukkelijk aan dat het een „innerlijk" hooren was, eene voorstelling van wat de personen zouden kunnen zeggen, niet alsof ze werkelijk het stemgeluid hoorde van een sprekend mensch. Uit dit onderzoek van Silberer is dus gebleken dat de schijnbaar onbeteekenende visioenen even goed uitingen zijn van de gevoelens van den ziener als die, waarvan de gevoelsbeteekenis dadelijk in het oog valt. De vos, dien Lea ziet, is even goed eene gevoelsuiting als het ingespelde lijk, dat de vriendin van Miss X aanschouwde. Ze berusten zelfs op gevoelscomplexen, die voor den ziener van groote innerlijke beteekenis zijn. 189 Er worden echter van verschillende zijden enkele visioenen vermeld, waarbij men meent dat krachten buiten den ziener in het spel zijn. Ze zijn wel zeldzaam, maar maken des te grooteren indruk. In die gevallen zou men werkelijk gaan denken aan de vermogens, die van oudsher aan den tooverspiegel werden toegeschreven, namelijk dat hij den ziener in staat zou stellen in de verte of m de toekomst te zien. Laat ik beginnnen met de verhalen, die ons uit Indië en Egypte worden gedaan. Als voorbeeld kies ik hier een verhaal van Lane, dat blijkbaar nogal indruk heeft gemaakt, tenminste ik vind het bij verschillende schrijvers vermeld en het geniet dus een zekere reputatie. Lane *) dan verhaalt het volgende omtrent de voorstelling die een Egyptische toovenaar in zijne tegenwoordigheid gaf. Deze begon met een jongetje van acht of negen jaar bij zich te roepen uit een troepje voorbijgangers. Nadat hij 't knaapje gezegd had wat hij van hem verlangde, begon hij allerlei ceremoniën, vooral bestaande in het verbranden van papiertjes, waarop spreuken uit den Koran geschreven waren, in een komfoor vol gloeiende houtskool, waarin tevens allerlei specerijen geurden. Daarna teekende hij in de handpalm van het knaapje een magisch vierkant en goot in het midden daarvan een beetje inkt. Vervolgens liet hij het knaapje op dezen zwarten variant van den tooverspiegel staren, met opdracht hem te zeggen wat hij zag. Terwijl de man voortging met zijne aanroepingen en het verbranden van Koranspreuken zag het knaapje na eenigen tijd eerst een man, die met een bezem aan t vegen was, daarna een tafereel met soldaten en vlaggen, — Maar toen kreeg Lane den inval aan den toovenaar te vragen of het knaapje ook Lord Nelson zou kunnen zien. Deze bracht die opdracht aan den jongen over, waarop deze zeide een man te zien in donkerblauwe uniform, die zijn linker arm heeft verloren; bij nader toezien verklaarde hij dat die aan zijn borst is bevestigd. — Deze beschrijving klopte heel aardig met de werkelijkheid, want Nelson droeg *) Lane. Manners and Customs of the modern Egyptians. 190 gewoonlijk de leege mouw voor aan zijn jas vastgespeld ; alleen, hij miste den rechter arm. — Lane vroeg daarom aan den toovenaar of de jongen de dingen zag als in werkelijkheid of als in een spiegel. Toen deze de visioenen tot spiegelbeelden verklaarde, vond Lane dat hierdoor de vergissing van den jongen voldoende verontschuldigd en dus geen flater was. Het begin van deze vertooning stemt geheel overeen met hetgeen ons reeds bekend is. Ook de patiente van Janet zag eene parade .van soldaten met vlaggen en Miss X vermeldt dat zulke militaire tafereelen zelfs heel dikwijls voorkomen. — Maar iets bijzonders is de verschijning van Nelson. Nu moet ik daaromtrent vooreerst opmerken dat we daarbij niet meer te doen hebben met een spontaan visioen. Er wordt door een toeschouwer naar een bepaald beeld gevraagd en de toovenaar brengt die vraag aan het knaapje over. Of die jongen nu inderdaad een beeld ziet of dat hij alleen antwoordt zooals hij meent dat de ondervrager het graag hebben wil, weten we absoluut niet meer. Maar in elk geval hebben we niet meer te doen met het spontaan optreden van eene voorstelling, maar met eene beschrijving naar aanleiding van vragen. Als de toovenaar een beetje handig is, weet hij die vragen wel zoo te stellen dat het knaapje beschrijft wat hij wil. Daarop wijst ook wel de verbetering die 't knaapje in zijne beschrijving aanbrengt. Voor de beschrijving van Nelson is dus alleen noodig dat de toovenaar weet hoe die zeeheld er uit ziet. Nu is het in het algemeen heel moeilijk uit te maken of iemand van het uiterlijk van een beroemd persoon op de hoogte is of niet; hieromtrent bestaat minstens altijd onzekerheid. Maar in dit speciale geval is het zeer waarschijnlijk dat de toovenaar wel degelijk wist hoe Nelson eruit zag. Want volgens een ander reiziger, Lord Nugent, zou de toovenaar van Lane zich wel voor een Egyptenaar hebben uitgegeven, doch inderdaad een Schot zijn geweest. Dezelfde Lord Nugent l) heeft voorts vergelijkende onder- 1) Lord Nugent. Lands classical and sacred. 191 zoekingen ingesteld bij andere Egyptische toovenaavs. Aan verscheidenen van hen heeft hij opgedragen hun „zienertje' bepaalde personen te laten beschrijven, maar geene enkele der beschrijvingen vertoonde ook maar de geringste gelijkenis met het origineel. Tot dezelfde uitkomst leidde een onderzoek van Sir Grant Wilkinson '). Deze nam bovendien nog de voorzorg zelf een knaapje te laten halen, liefst van eenigen afstand. Het is toch niet uitgesloten dat het, zoogenaamd toevallig, voorbijkomende jongetje daar op verzoek van den toovenaar op het juiste oogenblik aanwezig is en dat er te voren eenige afspraak is gemaakt. Met het vreemde knaapje mislukten alle opdrachten volkomen, waarop de toovenaar, om zijn figuur te redden, beweerde dat het kind leugens vertelde. Nu was dat, zooals Sir Wilkinson droogjes opmerkt, „ongetwijfeld waar, doch niet de oorzaak der mislukking ". Ik heb dit uitstapje naar Egypte vooral gemaakt, om te laten zien hoe voorzichtig men moet zijn met verhalen omtrent buitengewone dingen. Bij nader onderzoek blijken hunne oorzaken meestal heel „gewoon te zijn. Vooral bij personen, die hunne buitengewone krachten tegen betaling vertoonen, is bijzondere voorzichtigheid noodig. Bij hen denke men in de eerste plaats altijd aan handigheid en kunstjes. Maar ook de verhalen van anderen beschouwe men met de noodige critiek. Het is merkwaardig te zien met welke zeldzame lichtgeloovigheid allerlei verhalen worden opgedischt en verder verteld, volkomen te goedertrouw, die in flagranten strijd zijn met wat we dagelijks waarnemen en hoe die dan als bewijzen worden aangevoerd voor de werking van bovennatuurlijke krachten. Zelfs in de „Proceedings der Society for Psychical Research" vindt men de ongeloofelijkste verhalen, zelfs spookgeschiedenissen, die door de heeren, welke ze mededeelen, blijkbaar voor zoete koek zijn geslikt, zonder dat ze zelfs een poging hebben gedaan om ze nader te onderzoeken en na te gaan of die verhalen werkelijk volkomen juist zijn. ') Sir G. Wilkinson. Modern Egyptians. 192 Want nog steeds is de mensch ontevreden over zijne kleinheid en zwakheid, nog steeds wil hij graag meer zijn dan hij is. Daarom gelooft hij nog steeds zoo gaarne verborgen krachten te bezitten en is al tevreden als hl] maar mag aannemen dat die bestaan en dat anderen er ten zijnen bate over kunnen beschikken. Daarom wordt gretig alles geloofd wat aan die illusie voedsel kan geven en wordt nader onderzoek en vooral critische beschouwing maar liefst achterwege gelaten. Maar de weinigen, die zich deze gemakkelijke bevrediging van hunne eigenliefde ontzeggen en trachten door waarneming tot inzicht omtrent den waren aard en omvang onzer vermogens te geraken, zijn daarmee niet tevreden. Zij verlangen dat elk feit goed wordt geconstateerd en dat zijn samenhang met andere feiten zooveel mogelijk worde nagespeurd. De meeste menschen hebben er bovendien geen vermoeden van dat zulk onderzoek heel moeilijk en heel noodzakelijk is. Gewoonlijk meent men dat als iemand iets heeft bijgewoond hij daaromtrent ook een nauwkeurig verslag kan uitbrengen. Maar ook in dat opzicht overschatten wij onze vermogens. Onze waarnemingen en onze herinneringen zijn lang niet zoo betrouwbaar als we meenen. Naar aanleiding van allerlei waarnemingen en experimenten, die daaromtrent gedaan zijn is reeds een heele literatuur betreffende de „betrouwbaarheid van het getuigenis ontstaan. Het voornaamste resultaat daarvan is dat die betrouwbaarheid vrij gering is. Zelfs bij de beschrijving van een gebeurtenis, die van te voren is aangekondigd of van voorwerpen, die men laat bezichtigen na mededeeling dat er eene beschrijving van gevraagd zal worden, waaiop dus van tevoren de aandacht gevestigd is, worden allerlei fouten gemaakt. Voorname onderdeelen van het gebeurde worden door de waarnemers niet opgemerkt, kleine details ontsnappen m massa aan hun aandacht, zelfs volkomen onjuiste opgaven worden te goeder trouw gedaan. Met de beschrijving van onverwachte gebeurtenissen is het nog erger. Dit geldt even goed voor ontwikkelde personen als voor minder ontwikkelde. Komen invloeden van buiten af storend inwerken, dan wordt 193 de betrouwbaarheid nog heel wat minder. Kortelings verrichtte ik nog een experimenteel onderzoek hieromtrent door talrijke personen eenige eenvoudige voorwerpen te laten bezichtigen en hen daarna schriftelijke vragen daaromtrent, eveneens schriftelijk, te laten beantwoorden. Van de 40 vragen waren er 15 suggestief, in dien zin, dat daarin iets werd verondersteld dat niet juist was; omtrent een volkomen gaven postzegel vroeg )k bijv. „van welken hoek is een stukje afgescheurd ?" Het is merkwaardig te zien hoeveel stoornis reeds door dergelijke nuchtere schriftelijke suggestieve vragen wordt veroorzaakt. Als voorbeeld zij vermeld dat door een groep verpleegsters van de vragen, die geene suggestie bevatten, gemiddeld 14 % foutief werden beantwoord en 5 % onbeantwoord werd gelaten, zoodat 81 °/o juist werd beantwoord. Diezelfde groep beantwoordde van de suggestieve vragen 19 */o foutief en lieten er 30 % onbeantwoord, zoodat slechts 51 % juist werd beantwoord. Door krachtiger suggestie v/orden nog veel grooter fouten in de antwoorden veroorzaakt. Verder is het herhaaldelijk vastgesteld, dat eene suggestie des te meer kans van slagen heeft, naarmate ze waarschijnlijker wordt geacht door den proefpersoon. Met deze cijfers en feiten voor oogen kan men niet veel waarde hechten aan de verhalen van ooggetuigen omtrent allerlei wonderlijke gebeurtenissen. Vooral wanneer de vertellers daarin eene bevestiging van hun geloof zien, daalt de betrouwbaarheid tot een zeer laag peil. Daar we gewoon zijn op onze waarnemingen te vertrouwen, des te meer naarmate ze overeenstemmen met wat we verwachten, gevoelen we gewoonlijk al niet veel behoefte om wat we zien en hooren nader te controleeren. Des te minder wordt die behoefte gevoeld door hem die daarin eene bevestiging ziet van wat hij gelooft. Maar uit de onderzoekingen omtrent de „betrouwbaarheid der getuigenis blijkt dat die reeds gering is voor gewone alledaagsche gebeurtenissen; men kan dus nagaan, dat die nog geringer is wanneer het geloof in 't spel komt. 194 Nog erger is het dat degeen, die gaarne iets bovennatuurlijks aanneemt, niet alleen iedere verdere controle nalaat, maar bovendien geene poging doet om eene „natuurlijke" verklaring te vinden. Ik wil hierover thans niet verder uitweiden maar meen voldoende gezegd te hebben om tot voorzichtigheid aan te manen bij wat ook omtrent den tooverspiegel voor wonderlijks verteld v/ordt. Want niet alleen uit het Oosten worden wonderverhalen omtrent den tooverspiegel gedaan, ook Miss X onderscheidt in hare visioenen eene categorie, waarvoor ze geene verklaring weet te vinden. In hare eerste publicatie omschrijft ze deze visioenen als „mogelijkerwijze telepathisch of helderziend, wijzend op het verkrijgen van kennis door super-normale middelen". Vier jaar later spreekt ze van visioenen „die mij inlichtingen brengen omtrent iets uit het verleden, het heden of de toekomst, dat ik door geene andere middelen weet". Terwijl ze in hare eerste publicatie de mogelijkheid van andere verklaringen open laat, schijnt ze later overtuigd te zijn van occulte invloeden op hare visioenen. — We moeten dus, vooral in hare mededeelingen uit lateren tijd, op onze hoede zijn. Want haar geloof aan occulte invloeden zal allicht afbreuk doen aan hare neiging tot zelfcritiek en onderzoek. Deze categorie van visioenen is, volgens Miss X, heel zeldzaam, maar toch deelt ze er eenige voorbeelden van mede. Daarvan zal ik hier enkele bespreken. Ter inleiding kies ik het volgende. Op een Maandagavond nam Miss X haar kristal ter hand met de bedoeling er iets in te zien, dat hare gedachten bezig hield. Maar in plaats daarvan zag ze een bundeltje narcissen, een klein, stijf ruikertje van twee of drie bloemen. Dit vertoonde zich in verschillende standen telkens opnieuw, niettegenstaande hare pogingen om het kwijt te raken. Ze meende dat het eene herinnering was aan den vorigen dag, toen ze aan tafel bij eene vriendin de eerste narcissen van het seizoen had gezien. — Doch Vrijdagsavonds veranderde ze van meening want toen ontving ze van eene andere vriendin ten geschenke een schilderstukje, voorstellende een bundeltje narcissen op 195 blauw satijnen grond, dat precies overeenstemde met wat ze in het kristal had gezien. Daarbij vernam ze dat de schilderes Maandags studies had gemaakt van deze bloemen en hen daartoe op verschillende manieren had geschikt. Naar aanleiding hiervan merkt Miss X op, dat in de literatuur eenige gevallen vermeld zijn, waarin iemand in gedachte een geschenk zag, dat juist naar hem onderweg was. In de beschrijving van Miss X treft het mij dat ze vier dagen na haar kristalvisioen nog kan verklaren dat het geschilderde bouquetje daarmede „precies overeenstemt. Nog te meer verwondert me dit omdat ze in één adem verder vertelt, dat de vriendin de bloemen in verschillende schikkingen schetste en zij in haar kristal de bloemen eveneens in verschillende standen zag. Heeft ze nu het bouquetje steeds in de schikking gezien, waarin het is geschilderd ? Dan stemt haar visioen niet overeen met de handelingen van hare vriendin. Of heeft ze de bloemen in verschillende combinaties geschikt gezien? In dat geval ontbreekt eene nadere aanduiding van het moment waarop de schikking der bloemen in haar visioen „precies" met die op het schilderstukje overeen kwam. In elk geval hapert er dus iets in de vaststelling der nauwkeurige overeenkomst van het visioen met de werkelijkheid en ik kan hier geen motief zien om eenige telepathische werkzaamheid aan te nemen. De verklaring, die Miss X aanvankelijk zelf geeft, nl. dat haar visioen het gevolg was van het zien der narcissen op de tafel van hare vriendin, lijkt me veel aannemelijker. Nog te meer als we hooren dat het de eerste van het seizoen waren en er dus allicht bijzondere aandacht aan geschonken is. Dit laatste verklaart tevens voldoende waarom de andere vriendin ze als onderwerp voor haar schilderijtje koos. Door Prof. Janet, die dit voorval ook met enkele woorden bespreekt, wordt de onderstelling geopperd dat men misschien eenvoudig te doen heeft met eene kleine indiscretie, die versterkt en aangevuld is door het kristal. Ook dat is mogelijk. Iemand, die zoo sterk is in onbewust waarnemen en bewust vergeten, kon allicht omtrent het schilderstukje der vriendin 196 iets hebben gehoord of gezien, dat niet bewust werd geweten, maar door het kristal werd verraden. Een ander visioen, dat de gedachte aan telepathie doet opkomen, beschrijft Miss X als volgt. Op een Zaterdag schreef ze aan eene vriendin, die na eene afwezigheid van een paar maanden in Londen was teruggekeerd en daar al tien dagen verblijf hield, en vroeg in dien brief waarom ze haar nog geen bezoek had gebracht. Het verwonderde haar dus niet dat ze Zondagavond die vriendin in het kristal zag verschijnen; maar ze begreep niet wat het beteekende dat die met een smeekend gebaar iets omhoog hield, dat een muziektasch scheen te zijn. Maandag ontving ze een antwoord, waarin de vriendin zich verontschuldigde over haar wegblijven door de mededeeling dat ze de Academie voor Muziek bezocht en daardoor het grootste deel van den dag bezet was. Miss X verzekert dat dit bericht volkomen onverwacht kwam want dat de vriendin reeds getrouwd was en totnogtoe alleen voor liefhebberij wat muziek had gemaakt. Voorts dat ze zich later overtuigde dat hare vriendin werkelijk een muziektasch gebruikte gelijkende op die, welke ze schetste naar haar visioen. Ook voor dit geval lijkt me toch eene heel nuchtere verklaring mogelijk. Het beeld dat Miss X zag was klaarblijkelijk eene symboliseering van wat hare vriendin belette haar te bezoeken en niet een beeld van wat ze deed. Ze stond toch niet werkelijk met een muziektasch te wuiven toen Miss X in haar kristal keek, maar schreef een brief of had dien zelfs reeds geschreven en deed nu heel wat anders. Het is dus niet eene uiting van zien in de verte, maar van weten wat de reden is van het uitblijven der vriendin. Maar deze was al tien dagen in Londen, allicht waren er gemeenschappelijke kennissen, die op de hoogte waren van hare muzikale studie; het lijkt me daarom heel goed mogelijk dat Miss X terloops iets van die studie had gehoord, waarschijnlijk in een oogenblik van distractie, bij voorbeeld door een gesprek. En ze beschrijft zelf hoe dergelijke waarnemingen door haar niet-bewust worden gedaan en onthouden, 197 terwijl ze er bewust niets van weet en heel verbaasd is wanneer ze in het kristal zich verraden; men denke aan de visioenen van de geschilderde kamer en de fotografie. Dat het visioen op denzelfden dag verscheen, waarop de brief werd geschreven, is een logisch gevolg van het feit dat de vriendin dien dag den boozen brief ontving en natuurlijk direct beantwoordde, vooral omdat het Zondag was en ze dus den tijd had. Dat de muziektasch geleek op die in het kristal, wil ik graag gelooven; alle muziektasschen lijken op elkaar. Ik zou in die gelijkenis alleen dan iets merkwaardigs zien als de vriendin een heel bijzondere muziektasch had gebruikt en die in het kristal ware verschenen. In een ander geval dat Miss X mededeelt, werd eene verklaring door onbewust weten inderdaad gevonden. Dat ging als volgt in zijn werk. Op zekeren dag werd haar gevraagd of ze niet eens wilde beproeven woorden te zien, iets wat haar nog nooit overkomen was. Ze beproefde het en zag spoedig iets dat blijkbaar een advertentie was. Bij nader toezien las ze daarin het doodsbericht van eene dame, die ze indertijd meermalen ontmoet had en die zeer bevriend was met enkele van hare intiemste vriendinnen. Dit bericht zou haar dus zeker sterk geïnteresseerd hebben, als zij het bewust gelezen had. — Den volgenden morgen aan het ontbijt vertelde ze haar visioen, daarbij verzekerende dat ze in maanden niets van die dame gehoord had en dat ze in elk geval niets van hare ziekte wist. — Later kwam toevallig ter sprake dat ze den vorigen avond de Times niet geheel had uitgelezen: ze was in hare lectuur gestoord. Hierop zocht hare gastvrouw direct de Times van den vorigen avond op . . . en daar stond de advertentie bijna woordelijk zooals ze die in het kristal had gezien. Thans nog een geval, dat Miss X voor telepathisch schijnt te houden. — Op zekeren dag besprak ze de kwestie van kristal-visioenen met een heer, met wien ze dien dag eerst had kennis gemaakt en van wiens vrienden of omstandigheden ze niets afwist. Deze toonde zooveel belangstelling 198 voor het onderwerp „dat ze beloofde in het kristal te zullen zien met de vaste hoop iets te aanschouwen wat hij persoonlijk belangwekkend zou vinden". — Toen ze dat later deed, zag ze o. a. eene kamer waarin een hoog glazen scherm, waaromheen na eenige oogenblikken eene dame voor den dag kwam. Deze was klein en gezet, droeg een blauw costuum met een kort manteltje en hield de handen in de zakken; ze had donker haar, donkere oogen en droeg een matelot. Terwijl ze voorbij wandelde, zag ze om en scheen met eenige nieuwsgierigheid naar Miss X te kijken. — Toen deze eenige dagen later dien heer voor zaken op zijn kantoor moest bezoeken, vertelde ze hem haar visioen. Hij herkende daarin zijne secretaresse, die toevallig niet aanwezig was. In haar kamer stond een glazen scherm. Doch een paar meisjes op het kantoor verklaarden dat de secretaresse geen matelot droeg. — Later maakte Miss X kennis met die dame en vernam toen dat ze haar, om bijzondere redenen, eenige belangstelling inboezemde; voorts vernam ze dat ze vroeger een matelot had gehad maar die was, eenige dagen voor het visioen, in de Theems gewaaid. Ook in dit geval gevoel ik zelfs niet de verleiding aan telepathischen invloed te denken. Het meest waarschijnlijk komt het mij voor dat ook hier eene niet-bewuste herinnering in het spel is. Want Miss X ziet de dame met een matelot, dien ze eenige dagen voor het visioen verloor; ze ziet haar dus niet zooals ze op het oogenblik der visie was, maar zooals ze er eenigen tijd daarvoor uitzag. Verder blijkt het dat die juffrouw om speciale redenen belang in haar stelde. Ik vermoed daarom dat ze de dame eenige dagen te voren op straat gepasseerd is, dat die toen even omkeek en haar nauwkeurig opnam, geheel zooals het kristalvisioen dat vertoonde; daarin zie ik dus eene waarneming, die niet tot het bewustzijn is doorgedrongen, maar niet-bewust bewaard werd. — Dat Miss X wist dat die dame iets met den heer R. te maken had, eveneens niet-bewust, zal wei op dergelijke wijze veroorzaakt zijn. Ze zegt wel dat ze niets van hem afwist, maar dat bewijst nooit iets tegen niet-bewuste 199 kennis. Bovendien trad haar visioen op eenigen tijd nadat ze met hem kennis had gemaakt en een lang gesprek met hem had gevoerd. Daarna zal ze toch wel wat van hem hebben geweten en ook van anderen vernomen hebben, want hij had blijkbaar grooten indruk op haar gemaakt. Dat Miss X inderdaad ten tijde van deze gebeurtenis tot krasse prestaties op het gebied van „vergeten" en distractie in staat was, blijkt wel uit het volgende staaltje. — Op een dag zag ze in het kristal een jong meisje, eene intieme vriendin van haar, die haar uit haar rijtuig toewuifde. Daarbij trof 't haar, dat het meisje het haar opgestoken droeg, terwijl ze het nog loshangend droeg toen ze haar den laatsten keer ontmoette. Den volgenden dag bracht ze het meisje een bezoek en werd toen gekapitteld, omdat ze haar niet terug gegroet had. Want ze had haar inderdaad vanuit haar rijtuig toegewuifd in het voorbijrijden den vorigen dag. Ook droeg ze het haar opgestoken. Van iemand, die in staat is eene intieme vriendin bewust niet te zien, maar alleen onbewust waar te nemen en dan zelfs veranderingen in haar uiterlijk op te merken, is in zake „verstrooidheid" alles mogelijk. Als zoo iemand beweert dat ze iemand niet kent of niets omtrent hem weet, dan moge ze bewust volkomen te goeder trouw zijn, maar niet-bewust kan ze volkomen op de hoogte zijn en dat kan zich uiten in kristal visioenen. Ten slotte vermeldt Miss X ook nog eenige visioenen die schijnen te wijzen op een zien in de toekomst. Hiertoe rekent ze niet die visioenen, welke iets vertoonen dat later gebeurt, doch dat men al lang vurig gewenscht heeft. Ze beschouwt die als uitbeeldingen van den wensch en vindt het niet verwonderlijk, dat iets wat men vurig wenscht, ook later in vervulling gaat. Deze visioenen komen overeen met eene categorie van „profetische" droomen, waarvan dezelfde verklaring te geven is ')• Maar niet alleen de wensch, ook de vrees dat iets ge- *) Adolph F. Meijer, „De Droom". Uit Zenuw- en Zieleleven, Serie IV, No. 9. 200 beuren zal, in het algemeen het sterk denken aan iets, kan zich in visioenen uiten. Wanneer dan datgene, waarvoor men vreest, inderdaad gebeurt, dan heeft men een „profetisch visioen gehad. Als de bloedverwant, wiens lijk de vriendin van Miss X in het kristal zag, omdat ze vreesde voor zijn leven, inderdaad ware gestorven (wat niet gebeurde), dan zou ze een profetisch visioen hebben gehad. Maar Miss X vermeldt ook visioenen, waarin van hoop of vrees geen sprake is en waarin ze helderziendheid mogelijk acht. Laat ik ook daarvan een voorbeeld geven. Op een avond in Januari zag ze in het kristal een man, gebukt voor een klein raam en zoo van buiten af in de kamer ziende; zijne gelaatstrekken kon ze niet zien, want die schenen bedekt te zijn. Het kristal was echter erg donker en ze keek niet langer, omdat ze het beeld onaangenaam vond. — Ze schreef het toe aan een gesprek, dat juist te voren gevoerd was over de vele inbraken waarvan de couranten in den laatsten tijd melding maakten. Tevens bedacht ze met eenige voldoening dat de eenige vensters in haar huis, die er uitzagen als die in het visioen, in een zolderkamer waren en dus vrijwel onbereikbaar. Drie dagen later brak in die zolderkamer brand uit en moest een brandweerman, het gelaat bedekt met een natten doek wegens den rook, door het raam in die kamer klimmen. Miss X is critisch genoeg om bij dit verhaal te zeggen dat ze zelf geene verklaring heeft en het aan den lezer overlaat te denken aan helderziendheid of toeval of profetie of iets anders. Ik zal het evenmin wagen eene verklaring te geven maar wil alleen opmerken dat eene oppervlakkige overeenkomst het eenige is wat ik hier kan ontdekken. Ik zie dan ook zelfs geen reden om eenig verband tusschen het visioen en den brand te zoeken; het visioen is reeds volkomen verklaarbaar uit het voorafgegane gesprek over de inbrekers. — Maar bovendien was het visioen heel onduidelijk en zag ze er slechts kort naar, zoodat er alle gelegenheid was voor de fantasie om het wat bij te werken. Niet- 201 tegenstaande dat blijft toch de overeenstemming tusschen een inbreker, die naar binnen loert en een brandweerman, die de ruiten inslaat, zoo oppervlakkig dat ik liever van een duidelijk verschil zou spreken. Mij dunkt dat men slechts aan iets profetisch zou kunnen denken als Miss X onmiskenbaar de figuur van een brandweerman had gezien, desnoods zonder doek voor zijn gezicht. Ook in deze laatste groep visioenen van Miss X zie ik dus niets anders dan producten van haar gemoedsleven, hetzij de reproductie van iets dat ze inderdaad zoo gezien heeft, hetzij de uitbeelding van eene gedachte. Dit resultaat verwondert mij niet, want het stemt overeen met wat wij uit andere bronnen weten. Voorspellingen zijn alleen somtijds uitgekomen als ze berustten op een vermoeden als gevolg van ervaring en nadenken, als ze het waarschijnlijk resultaat waren van bekende feiten, m.a.w. als de voorspelling een op logische gronden berustend vermoeden was. Maar dat eenig mensch ooit van eene onverwachte gebeurtenis te voren kennis zou hebben gedragen, is nog nooit gebleken en komt me ook absoluut onmogelijk voor. Bij de verhalen, die daaromtrent gedaan worden, bedenke men vooreerst wat ik straks omtrent de betrouwbaarheid der getuigenis gezegd heb en verder dat daarbij vaak achteraf de voorspelling is bijgewerkt. Ditzelfde geldt voor de verhalen omtrent waarnemingen op grooten afstand. Ook de mededeelingen daaromtrent zijn, naar mijne meening, nog steeds niet bestand gebleken tegen scherpe critiek. Het eenige wat, naar mij voorkomt, door geloofwaardige mededeelingen waarschijnlijk is gemaakt, is dat sommige personen wel eens de innerlijke overtuiging gevoelen dat er iets buitengewoons gebeurt met iemand die hen lief is en dat zulks dan een enkele maal inderdaad het geval is; dat gevoel uit zich dan gewoonlijk in een visueel of auditief visioen, meestal in een droom. Of echter zelfs die gevallen werkelijk door „telepathie", dat is „gevoelen (wat) in de verte (gebeurt) moeten verklaard worden, betwijfel ik. 202 Ik kan hiero^gchfér^th^s niet verder ing^a?^JiaH3éwaar ik voor e£j»e^andere gelegenheid. // Als algemeene conclusie mogen we dus zeggen dat de beelden in den tooverspiegel producten zijn van den geest van den ziener. Ze zijn öf de reproductie van iets dat hij aanschouwde of de symboliseering van iets wat in zijn gemoedsleven zich afspeelt. Het vreemde en verrassende dat deze beelden voor den ziener hebben, wordt verklaard door de groote rol die het niet-bewuste deel van zijn zieleleven daarbij speelt. De visioenen van den tooverspiegel vertoonen dus sterke verwantschap met de andere vormen van visioenen, vooral met hypnogage visioenen en droomen. Alle zijn ze uitingen van het zieleleven in al zijne schakeeringen; alle zijn ze ook te gebruiken tot het onderzoek daarvan. We zien dus dat de tooverspiegel niet weerkaatst wat veraf en in de toekomst ligt, maar wat innerlijk leeft en streeft. Toch kan ik hem als psychologisch onderzoekingsinstrument niet aanbevelen. Want vooreerst is het aantal personen, die men er mede onderzoeken kan, heel gering. En verder werkt een zoodanig kunstmatig opwekken van visioenen allicht op den duur ongunstig. ^Mprrmalcn is de vraag gesteld uf de zou zcld/auiti „b'peCIF ^ layi" wel als psychisch normaal beschouwd kunnen worden. Veïen. zeker niet, tenminste Janet vond er verscheidene onder zijne patiënten. Maar Silberer is van opinie dat Lea nog wel binnen de normale breedte valt, hoewel ze toch ook nog al nerveus is. Ook zijn personen als Miss X, die eene goede vriendin, welke haar toewuift, bewust niet opmerkt hoewel ze (niet-bewust) haar beeld vastlegt en haar dus recht aankijkt, niet bepaald alledaagsch. In elk geval zijn deze personen stellig wel buitengewoon impressionabel en voor dezulken is alle overbodige emotie minstens ongewenscht. N. Daarom wil ik tot slot den raad hier herhalen, dieh-Janet heeft gegeven: „Als ge ooit wilt experimenteeren met den Z03 tooverspiegel, doe het dan heel matig; want ik ben-er niet van overtuigd dat hefVütirotnei>-slagen dier poging bevorderlijk zou zijn voor uwe goede geestelijke gezondheid'^ 204 Een nieuw deel in de serie „BOEKEN VAN WIJSHEID EN SCHOONHEID": Uren met Andersen Iets over den geestelijken achtergrond van Andersen's Sprookjes, verduidelijkt aan fragmenten uit zijne werken door CHRISTINE DOORMAN f 2.90 ingenaaid — — f 4.15 gebonden Indien er iemand in den geest van Andersen s fijnzinnig werk is doorgedrongen, dan zeker wel de bekende Andersen-vertaalster Christïnb Doorman. Wij zijn gewend geraakt Andersen's Sprookjes in hoofdzaak als voor kinderen bestemd te beschouwen — een geheel onjuiste opvatting. De ware diepte dezer Sprookjes is door kinderen niet te verstaan. En volwassenen zullen van de volle schoonheid ervan eerst kunnen genieten indien zij iets van den geestelijken achtergrond dier sprookjes leeren beseffen. Dit boek, dat een nauw verband legt tusschen Andersen's leven en persoonlijkheid en zijn werk en aantoont hoe dit werk geheel in zijn persoonlijkheid wortelt, zal zeker welkom zijn aan de velen die dezen dichter uit de wereldliteratuur beter willen leeren kennen. Voor kort verscheen in de bovengenoemde serie: Uren met John Ruskin Een Keur van stukken uit zijne werken, vertaald en ingeleid door J. DE GRUYTER f 9.90 ingenaaid f 4.15 gebonden Deze bundel, met de mooie Inleiding (52 blz.) van den door zijn Multatuli-biographie plotseling bekend geworden essayist J. DE Gruyter, bevat, in fraaie vertaling, met zorg gekozen stukken uit: „Modern Painters"; Lectures on Architecture and Painting"; „The Seven Lamps of Architecture"; „The Stones of Venice"; „The two Paths"; „Unto this Last"; „Sesame and Lilies". De figuur van Ruskin blijft er een van groote beteekenis; Ruskin is bij uitstek als aestheticus modern in zooverre hij nergens, als andere schrijvers, zijn kunstbeschouwingen losmaakt van het leven, doch zich doorloopend blijft rekenschap geven van de waarde en het rechtmatige van alle kunst als zoodanig ten opzichte van de andere levensbelangen en levenseischen, ten opzichte van heel ons geestelijk wezen en dat onzer gemeenschap. In „LEVENSVRAGEN", een brochurenreeks voor allen die in den Geestesstrijd onzer dagen belang stellen, verschenen als nieuwste nrs.: A. Tjaden v. d. Vlies (Enka), Religieus Socialistische Stroomingen in Nederland. f 0.60 Dr. K. Sonies, De Scheidingslijn tusschen Rechtzinnig en Vrijzinnig. f 0.60 UITGAVEN DER HOLLANDIA-DRUKKERIJ TE BAARN Een nieuw Boek in den trant van de werken van Prentice Muiford! EDW. E. PURINGTON DE TRIOMF VAN DE DAAD Vertaling van Mevr. B. nolthenius — mektens f 2.90 ingenaaid — f 4,15 gebonden INHOUD: I. Hoe de handelende mensch overwint.— II, Een dagelijksche Gids bij het werk. — III. De ware Optimist. — IV. Vrijheid het doel van bet leven. — V. Hoe te slagen. - VI. Ongebruikte Vermogens. — VII. Hoe Geluk te verwerven. — Vllf. Waarom wij ons dikwijls ongelukkig voelen. IX. Hoe men gelukkig kan zijn, — X. Het voorrecht van Concentratie. XI. Een Krachtig Lichaam en de uitwerking ervan in het leven. — XII. Het werk der Vrouw. — XIII. Dapperheid, ruime blik, Broederschap. — XIV. Het genot van te leven. — XV. Wanneer wij ons vrij voelen. XVI. „Dank u pijn!" — XVII. De Mensch en zijn Gemeenschap. — XVIII. De ware wijze van geven, — XIX. „Ik moet" tegenover „Ik wil". — XX Wijzen van Karakterlezen. — XXI. Het toekomstig leven. — XXII. Werken is dienen. — XXIII. De man die „klaar" staat. — XXIV. Spaar uw Zenuwen. — XXV. Als de Liefde komt. — XXVI. Eenige Levensregels. Met een belangrijke nieuwe uitgave is dezer dagen een begin gemaakt, n.1, met: GROOTE DENKERS (Nieuwe Reeks) door Prof. Dr. B. J. H. OVINK; Prof. Dr. Jhr. B. H. C. K. v. d. WYCK; G. J. A. JONKER; P. v. d. ELST, E. a. Prijs bij inteekening (6 nrs,) f 3—. Afz. nrs. f 0.60 In deze Nieuwe Reeks, welke in 1920 verschijnt en min of meer een aanvulling bedoelt te geven tot de bekende series van Dr. A. H. de Hartog en Julius de Boer, zullen, zonder dat daarbij op een onderling?n samenhang gelet wordt, verschijnen: Henri Bergson (door Prof. Ovink). Friedrich Nietzsche (2e druk, door Prof. v. d. Wyck). Sören Kierkegaard (door G. J. A. Jonker). Hermann Ulrici (door P. v. d. Elst). Theodor Fechner (door P. v. d. Elst). Als 6e nr. in deze reeks zullen de inteekenaren vermoedelijk eeu beschrijving ontvangen hetzij van de ideeën van Herbert Spencer, hetzij van die van Stuart Mill. Hieromtrent zal nog nader bericht worden. De nrs. 1—4 zijn verschenen. NIEUW: Hot Rijke Jtlrr. Bloemlezing uit «*e Gedachten van Prentice Malford. (Verjaardagalbum). geb. f3.50 UITGAVEN DER HOLLANDIA-DRUKKERIJ TE BAARN