GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS door Mr. FR. WITTEMANS. Met een voorwoord van Dr, W. H. DENIER VAN DER GON. Firma L. J. C. BOUCHER — DEN HAAG 1921. GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS. GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS door Mr. FR. WITTEMANS. Met een voorwoord van Dr W. H. DENIER VAN DER GON Firma L. J. C. BOUCHER - DEN HAAG 1 9 21. INHOUD. Blz. Voorwoord 7 Inleiding 9 I. Het ontstaan van de Orde der Rozekruisers . ' 10 II. De herleving der Orde In de XVIIe eeuw 19 III. De Rozekruisers in Nederland 30 IV. De Rozekruisers in Frankrijk 35 V. De Rozekruisers in Engeland 39 VI. Het verband tusschen de Rozekruisers en de Vrijmetselarij ... 48 VII. Het Ergon en het Parergon der Rozekruisers 53 VIII. De Gouden Rozekruisers . 58 IX. De Rozekruisers in Rusland 66 Xa. De Rozekruisers of Achttiende Graad der Schotsche Vrijmetselarij 68 b. De Rozekruizersgraad in de Nederlandsche Vrijmetselarij .... 71 XI. De St. Germain en de Fransche Rozekruisers der XVIIIe eeuw . 73 XII. De moderne Rozekruiserslichamen 78 Nabetrachting 85 Voornaamste data der geschiedenis der Rozekruisers 87 Bibliographie 89 VOORWOORD. Tijdens zijn vierjarig verblijf in ons land, heeft Mr. Wittemans, naast heel wat anderen arbeid, een boek over de Orde der Rozekruisers geschreven, waaraan een uitgebreide studie en veel nadenken ten grondslag liggen. Nu hij weer naar Antwerpen terugkeert, laat hij het aan ons land en vooral aan zijn vele vrienden hier achter. Dankbaar wordt het aanvaard door hen, die de copy mochten lezen. Te rechter tijd verschijnt dit boek. Het waren meest Rozekruisers, die in de 17de eeuw, deels ook vroeger, deels ook later, de geesten geleid hebben. Er is sedert een tijd geweest, waarin zeer veel van hetgeen de inhoud en de vorm van hun geschriften uitmaakt, niet behoorde tot wat, ook in de kringen der denkers, het meest de aandacht trok. Hierin is reeds eenige verandering gekomen en gelukkig, want het wijst op meer geestelijk leven, op verdieping van inzicht. Velen zoeken nu steun bij schrijvers uit de oudheid; maar voor anderen z'in de geschriften der Rozekruisers beter, omdat zij ons nader staan dan de ouden, zij dit ook alleen, wat de vormen en niet den eenen inhoud van hun boeken betreft. Moge het boek van Mr. Wittemans de belangstelling ontvangen, welke het waard is; dan zal hij niet alleen met meer genoegen aan zijn arbeiden in ons midden terugdenken, maar, wat meer zegt, ook zijn doel bereikt zien: door het opwekken tot de studie der Rozekruisers-geschriften en het voor ons banen van den weg er in, medegewerkt hebben tot de hernieuwing van onzen tijd. Dr. W. H. DENIER VAN DER GON. Amersfoort, Januari 1919. INLEIDING. $ Sedert de laatste jaren bestaat er e^ne herleving van de algemeene belangstelling in de geschiedenis der Rozekruisers. Vooral bij de Vrijmetselarij, is er een ver-" dieping waar te nemen in de studie van een gezamenlijken oorsprong, of, wat mijne meening is, van eene geastelijike afstamming, die bij de eersten te vinden is. Het is zeer moeilijk aan de ware geschiedenis der Rozekruisers den dichten sluier te onttrekken, die haar benevelt, daar deze. als de bewaarders eene'" verborgen overlevering, aan de wereld getgeven door de Brahmanen in Indië, Helmes Trismegistus in Egypte en ürjijheus in Griekenland, uitteraard geen gemeengoed van liunne arcana maakten. Het is in 't bijzonder geen gemakkelijke laalsj, na te gaan welke ritualen en symbolen de Rozekruisers aan de Vrijmetselarij der XVIIe en XVIlIe eeuw gegevan hebben, aangezien de archieven van de beide Orden natuurlijk niet k,onden worden gepubliceerd. Aan dit tweeledig werk hebben sedert eeuwen talrijke schrijvers en voorname geschiedkundigen, hunne beste krachten gewijd. De wetenschap der geschiedenis is echter van dien aard, dat allel bijdragen over een bepaald onderwerp van belang zijn. Bovendien is in de laatste jaren veel verborgens aan het licht gekomen. Er is stof voor eene diepgaande studie;, die boekdeelen zou vragen, tot ondierwerp hebbende: dei rol door de Rozieikrii'sers, gespeeld in de ontwikkeling der beschaving in Europa., Groote figuren.. als P a r a c e 1 s u s, Boehme,van Helmont, Andreae, Bacon, C(omenius. B o y 1 e, L o c k c, S t. Germ a i n, nemen een voorname plaats in, zoowel in de algemeene geschiedenis der nienschheid, als in die der Rozekruisers., Daar ik echter niet in de gelegenheidben, zulk een werk mijnen lezers aan te bieden,, wil ik in 't kort de vrucht van lange jaren opzoekingen geven, hor pend dat anderen mijn werk zullen hervatten en het volledig maken, ten einde een bouwstuk op te leveren, dat de Mysteriën van het Rozekruis waardig zal zijn. I. HET ONTSTAAN VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS. Het onderzoek naar den oorsprong v3ii de Orde der Rozekruisers voert ons in een ver verleden terug. Tereclit schreef Michel Maier iti zijn „Silentium post clamore's", dat de Rozekruisers de opvolgers zijn van de colleges der Indische Brahmanen, der Egyptenarem, der Eleusische Eumolpiden. der Mysteriën van Samothracië, der Perzische Magiërs, der Aethiopische Gymnosophisten, der Pythagoreërs en der Arabieren. Hij nad er kunnen bijvoegen, de scholen der Noo-Platonici (Ammonius Saccas, Plotinus. Porphyrius, Jamblichus, Proclus) de Gnostische Broederschappen, de Albigensen, de Ridder-Orden, de Tempelieren en eenigszins dei secten der Waldensen. der Beggaerden en Hussieten. Ten allen tijde heeft het mystieke lichit der waarheid geschenen buiten de exoterische leer der verschillende godsdien-, sten. Dragers van dit verborgen licht vóór het optreden der Rosekruisers waren o.a.: Gerhardus van Cremona (rond 1130) de eerste vertaler in het Latijnsch van Aristoteles en Ptolemaeus, Albertus Magnus (1193—1280). bijgenaamd „doctor universalis", de beroemde hoogleeraar van Regensb'irg, Straatsburg. Keulen en der Sorbonne te Parijs; z'ijh leerling de groote Thomas Aquinus (1225—1274), de verdediger van de Hebreeuwsche geschriften tegen de vernielinggewoonte van on-Roomsche werken, PicusdeMirandola (1463— 1494), niet minder „de ^e omni scibiius" dan Albertus Magnus en Reuch1 i n, de schrijver van „De Verbo MJrifico". lioogleerar de Tübingen (1481) len te Ingolstadt (2519). Een ganscli bijzondere plaats tusschen de voorloopers der Rozekruisers wordt ingenomen door Dante Allighieri (1265—1321), zooals verder zal aangetoond worden. Een rechtslreeksch verband tusschen de Rozekruisers en de Egyptische Mysteriën is in dezen tijd aangeduid geworden door Spencer Lewis. tegenwoordige Imperator van de Rosae Crucis Society in Amerika. Deze verklaart in een studie „History of the Order Rosae Crucis"1) dat koning Thutmose III (1500—1447 v. Chr,) de werkelijke stichter van de Orde der Rozekruisers waa. en menige van de regels insteldei, die heden nog in gebruik zijn. Twaalf leden, negen broeders en driel zusters, inbegrepen de vrouw van Thut-t inose„ waren bij de oprichting aanwezig, schrijft Sp. Lewis. De bijeenkom* sten hadden plaats op Donderdag; dien Donderdag voor de volle Maan na de lente werd eene bijzondere ceremonie gehouden, welke met de wijzigingen des tijds. heden nog gevierd wordt op Watten Donderdag. Het zegel van Thutmose'zou steeds bewaard zijn gebleven en zich thans bevinden in het bezit van Sp. Lewis zelf. Een der opvolgers van Tnutmose, Amenoteh III, was de schrijver van een diepe wijsbegeerte en geschriften nog door al de loges ovjer heel de wereld zoo algemee|n gebruikt.." Onder Amenoteh IV telde1 de Orde 300 leden!, waarvan 62 zusters. Dezie vo. st bouwde den tempel van Karnak, in den vorm van hel ansata-kruis, -y en ontwierp de symbolen, inbegrepen de roos en de rijzende Maan, die hedein nog de wijsbegeerte der Rozekruisers uitdrukken. Hierbij kan worden gevoegd, dat de koningen van Egypte, die tevens ingewijden waren, eene groote wetenschap bezaten, welke laler verloren ging. Zij wisten de metalen in goud om te zefcleh, kenden de chemische kleurindustrie, cm hadden het geheim van het vloeiend vuur en springstoffen, hetwelk enkel als verdedigingsmiddel tegen vijandelijke aanvallen gebezigd werd. Wetenschap ging gepaard met wijsbegeerte in de Egyptische mysteriën. De Koninklijke Kunst had aldus de beteekenis van Levenswijsheid en Natuurkennis, in 't bijzonder de Chemie. Aan de scholen der Egyptische mysteriën kwamen later de Griekscho wijsgeeren esoterische en hermetische leeriingen ontvangen, toen de OrphSsche *) Zie „Tlie Channel", 1915—'16 nrs. 3 en 4. mysteriën in verval waren geraakt, zoo b.v. Solo, Thai es, Democritus, Pythagoras en P 1 ato. Christus heeft ook zijnen jongeren cene geheime leer gegeven, niet voor de buitenwereld bestemd. In oen zijner Logia, of korte openbare toespraken, zei hij: „Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uwe parelen voor de zwijnen, opdat zij niet te eeniger tijde dezelve met hunne voeten vertreden en zich omkeerende, u verscheuren." (Matth. 7:6)., Deze esoterische leer vormde de overlevering der Gnostieken, en wordt rn hunne geschriften, voornamelijk de „P i s t i s S o p h i a" (Geloofswijsheid), teruggevonden, Maar al te veel was zij uitgelekt bij de niet voldoende voorbereiden, en mettertijd was zij ook toet onzuiverheden bezwaard geworden, zoodat C ons tantin us na zijne overwinning op Maxencius „in het teeken des kruises" in 312, het noodig vond de eenheid in de Kerk in te stellen (warvoor bij in 325 het Concilie van Nycea bij,eenriep), en overal het licht der oude Mysteriën te looven. *) Hij nam het standpunt in, later met zoo veel bezieling door Augustinus (394—430) verdedigd,der eenmaking van het geloof tegenover allerlei secten,, die in het Christendom binnengeslopen waren, en waarvan het Manichelsme de voornaamste was.2) *) Constantinus verbood alle mysterie-diensten, als die van Mytliras, Serapis en Bacchus, der Iiabiren, Druiden en Gnostieken. Zijn verbod werd bekrachtigd door zijne opvolgers V a 1 e n t iniauus in 372, Theodosius in 381 en T li e o d o s i u s II in 450. 2) Later zou het Gnosticisme toch in groote mate in de orthodoxe Kerk doordringen, want A1 b e r t u s M a g n u s, Thomas van Aquino, Petrus Lombardus, St. Victo r, Fraaciscus van Assisi, en anderen mag men onder hun aanhangers noemen.. In het begin der Xlle eeuw, zei de benoemde hervormer der tucht in de Keirk, S t. Bernard van Clairvaux, over de Gnostieken: „Als gij hun naar hun geloof vraagt, kan niets meer christelijk, zijn; als gij hun gesprekken aanhoort', kan niets onschuldiger zijn; en wat zjji spreken, bevestigien zij door hun han- De Kruistochten, die het licht van het Oosten aan het Christendom Jerug brachten, huldigden een tijdperk in, warin de vrije mystieke geest geien vrede meer hebben kon met de crislallisatie van het levenswoord in ker-< kelijke dogmatiek, en deden eenc beweging ontstaan, die in de Orde der Rozekruisers zou uitloopen. Deze beweging uitte zflch op drieërlei wijze, schrijft Sédir !): lo. het Gnosticisme, door de C.atharen, de Waldensen, de Albigensen en de Tempelieren gevolgd, waarvan Dante de geniale vertolker is; 2o. de mystiek der kloosterlingen; 3o. de alchemistische en hermetische overlevering. in de Rosaria vertolkt. In die tijden van onderdrukking van het vrije geloof, werd sub rosa het gejheini der ingewijden bewaard; achter dit aloude symbool bleef de waarheiid bij troubadouren2) en schrijvers versluierd. Le Roman de la Rose van Guillaume de Lorraine. die er het eerste deel van schreeif in 1260, voleindigd door J e a n de M e u n g, en de Divina Commedia van Dante, zijn twee verschillende vormen van dezelfde godachte. Het eerste is behalve! eeinel satire tegen de grooten en de geestelijken van den tijd, tevens eene gesluierde openbaring van de beginselen van heft hermetisme en de alchemie. De/ tweede is cene Gnostische en Johannistische toepassing van de leer der Kaballa op de Christelijke dogma's, schrijft Eliphaiz Levi in zijn Histoire de la. Magie; het delingen." (Y a r k e r, „Oorsprong en Scholen der gewijde scholein", De Swastika". 5de jaargang, no. 3). J) Histoire des Rose-Croix, Parijs 1910. 2) Er bestonden verschillende richtingen tusschen de Troubadouren: de ga-, lante, de geschiedkundige, de didactische, de satirische, de theologische, de mystieke en de hermetische. De laatste was vertegenwoordigd o.a. door Wolfram von Eschenbach, schrijver van een Graal-gedicht, waarin het stelsel van heit voorbestaan en de verhuizing der ziel verkondigd wordt. De troubadour P i e rre Cardinal wordt ook nog aangelliaald als vertolker der Graal -legende in gesluierde taal. Paradijs wordt cr in voorgesteld dooreen reeks cirkels, verdeefld door het kruis, met in het midden de roos, hare bladen wijd uitspreidend.l) "Wij hebben hier het symbool van het Rozekruis met zijne verschillende beteekenissen van de Geheime Leeir aan het Christendom verbonden, de oude Mvsteriën met die van het kruis ineengesmolten, de liefde gekruisigd in de wereld/, en van de verborgenheden der natuur, als openbaring van den geest in de stof. Andere „Rozeromans" werden nog gepubliceerd door Arnoldus Villanova, de beroemde Provlen^aalsche doctor (rond 1243). en z'ijn voornaamste leerling L u 11 i u s (1235—1315). de ingewijde, die met hem in Spanje aan de voeten zat van de groote meesters, voor ben ook: door Ortholanus. Roger Bacon, (121-1—1294) bijgenaamd „doctor admirabilis", en lot in de XVe eeuw, door NicolasFlamel.de Parijsdie geneesheer (overl. in 1848), die zijne „Rose mystique" opdroeg aan Venus, in dezelfde beteekenis als de Christenen die roos aan Maria wijden. Het is waarschijnlijk', dat al deze ingewijden onder hetzelfde svmbool van het Rozekruis vereenigingen oprichtten, waar zij ongehinderd hun ideaal nastreefden. In het „Rosarium" van Arnoldus de Villanova is er spraak] van eene „Societas Physicoram". L u 11 i u s spreekt eveneens hiervan i) In zijn 18de Canto van het Prga- torio gebruikt D a n t e nog veel andere symbolen, waarop de Vrijmetselarij1 voor zich zelf aanspraak maakt, als de mystieke ladder, de keizerlijke adefaar, dc pelikaan of watervogel, het Avond* maal van het Lam, de zuilen van Ge>loof. Hoop en Barmhartigheid, het punt, ile cirkel en het vierkant. Dante bawijst overigens in zijn Diviua Commedia lid te zijn van een Genootschap, dat treffende overeenkomsten vertoont met het rituaal, dat thans nog in de Vrijmetselarij gébruikt wordt. Onder zijne diep symbolische verzen verbergt hij dit rituaal van zijn genootschap, welk niets anders is dan een uiterlijk beeld van het louteringsproces, waardoor de menseh zijne eenheid met de Godheid tracht te herstellen. in zijne „Theoria", en meldt zelfs dat er een „Rex physicoram" was. In het „Theatrum chemicum Argentoratum" (1613), waarin deze beide werken overgedrukt zijn, wordt gesproken van een Bisschop van Trier, Graaf von Kalken s t e i n, als „de zeer vermaarde eln verlichte prins en vader der wijsgeerqn"' van de XlVe eeuw. Deze von Falkenstein staat bekend als een der eersteRozekruisers. Ivarl K iesewetter, wiens grootvader Imperator der Orde der Roz'ekruisers in de XVIIIe eeuw was, levert het bewijs, dat von Falkenstein tot de Orde behoorde!., op grond van het oudste eener serie manuscripten, do'or zijn grootvader gedurende zijn lange ambt van 176 4 lot 1802 overgeschreven, welke documenten alle in zijn bezit zifn ge'b leVen en hem in staat stelden hoogst belangrijke gegevens omtrent de geschiedenis der Orde in het licht te geven,1) In dit manuscript, heetende „Compendium totius Philosophiae et Alchemiae Frater-* nitatis Rosae Crucis ex mandato Secenissimi Comit's de Falkenstein, Imperatoris nostri. Anno Domini 1374", Wo/rdt voor het eerst melding gemaakt van de Broederschap van het Rozekruis, en den titel van „prins en vader der wijsgeren'* alsook dien van „Imperator" aan het hoofd der Broederschap gegeven.2) 1) Zie zijne studie over de Rozekruisers in het nr. van Januari 18861 van het tijdschrift „Der Sphinx" (uitgegeven door Dr. Hübbe-Schleiden), overgenomen in „The Theosophist" van April 1886. 2) Dat de Orde der Rozekruisers als zoodanig bestaan heeft, neem ik als van zelf sprekend aan, op grond van de talrijke bewijzen in mijn werk gegeten*, alhoewel volgens sommigen de uiterlijke ktenteekens van dit bestaan ontbreken. W a i t e en G o u 1 d beantwoorden ook bevestigend dejze vraag. De laatste schrijft in zijne „Beknopte Ges^'hieidenis der Vrijmetselarij",, bl. 71: Wijj staan voor het feit, dat de halve geleerde wereld in Europa zichzelve uitdrukkelijk Rotzckruisers noemde, onder dien naam bijeenkomsten hield en boekecï schreef. Als dit de werkelijkheid van e«(n vereeniging van menschen niet belwijst^ is het moeilijk te zeggen wat dit dan wel zou doen." cteee grot er uit zag en door eene kunstmatige zon verlicht werd. Laat ons enkel er van onthouden, dat er vijf cirkels in waren voorgesteld, wier opschriften mogen gelden ais hoofdspreuken der broederschap: Jesus inihi omiiia (Jezus js mij, alles). Nequaquam vacuum (Er is nergens luchtledig). Legis Jugum (Het juk der wet). Libertas Evangelii (De vrijheid van het Evangelie). Dei Gloria intacta (De Glorjie van God is onaantastbaar). De „Confessio" voegt geen bijzonderlie^ den toe aan de verhalen van de „Fama", behalve 't jaartal der geboorte van „Vader Christiaan" (Rosencreulz) 1378 en dezes ouderdom van 106 jaren, bij1 zijn dood. Doch deze gegevens zijn even ononbetrouwbaar als de „Fama". en hebben niet meer waarde dan die van de overlevering bestaande in het begin der XVIIe eeuw, omtrent den legendarisch geworden stichter der Broederschap van het Rozekruis. M i c h e 1 M a i e r noemt in zijne „Themis Aurea" vader Rosencreutz een tijdgenoot van Albertus Magnus, Arnoldus en Lullius (XlIIe eeuw). Kiese we titer geeft nu echter het jaarttal 1378 op, niet als dat van de geboorte van Rosencreutz, maar (omstreeks) dat van de oprichting zijner orde. Deze verklaring, die mij' het meest aannemelijk lijkt, -wordt bevestigd door hetgeen Mevr. Besant over hem schrijft in haar werkje „The Masters." Mevr. Besant is eene occulliste, en hare beweringen omtrent de reïncarnaties van Rosencreutz kunnen door anderen niet worden nagegaan; nochtans leek het mij uit documentair oogpunt van belang hier mede te deelen, dat volgens haar, Rosencreutz in de XlVe eeuw leefde, en sedert diep op aarde terug kwam in de XlVe eeuw als Hunyadi Janos (1388—1456), in de XVle als Francis Bacon (1561— 1,626), en in de XVlle als de S t. Germain (1696—1784?). Werkelijke geschiedkundige gegevens over nem zijn meer dan schaarsch. De „Swastika"x) reproduceerde naar eene i) Orgaan van de Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij van Jan. 1912, zeldzame oude gravure het portret van Christiaan Rosencreutz. Noemenswaardig is nog wat Irenaeus Agnoslus schreef: „Rosencreutz is niet meer de stichter der Orde der Rozekruisiers, dan Salomo, want de leer bestond vóór hunne menschelijke vertegenwoordigers. Hij heeft haar gereorganiseerd. Hij wist alles over wereldsche wijsbegeerte, maar het ontbrak hem in de dingen van het geloof. i) ' De overlevering omtrent Rosencreutz', in de „Fama" weergegeven, bevestigt dat hij meer een natuurkundige, een alchemist, was dan een mysticus. Hiji wilde voornamelijk het boek M(imdi) bestudeeren en stelde er het eerste deel van samen met zijne discipelen. De wetenschap was nog niet proef onderving delijk, doch apodictisch en empirisch. Zij; was onveranderlijk ingedeeld volgens de classificatie van Arjstoteles, wiens sys-. teem in de hoogescholen zou gelden tot de XVIIIe eeuw. Het ontsluieren van het boek der Natuur was het doeleinde van alle oorspronkelijke zoekers der Middeleeuwen, en daarvoor moest het ondier-, zoek naar de samenstelling der dingen: de Chemie, of Al-chemie volgens de Arabieren, zoo'n voorname plaats bekleeden in hunne navorschingen.. De alchemisten dachten dat er een geest of „alcahest" in de metalen aanwezig was, die kon worden, als het ware, losgemaakt door de smelting, en aangewend om ze alle in het edeJste, het goud, om te zetten. Dezien geest ineenden zii het lichtst bewerkbaar te vinden in het lood, dat het gemakkelijkst smelt; na de ontdekking van het kwikzilver, zochten ziji hierin den „rooden leeuw", de „roode stof", het .Unctuur" (om maar enkele der namen te noemen van de ongeveer honderd die zij aan deze „materis prima" gaven), die ook nog andere eigenschappen had, nl. die van een universeel geneesmiddel e'n van een levenselixer. Het groote werk, „opus magnum", „magisterium", had aldus drie aspecten onder stoffelijk oogpunt beschouwd, en werd onder geestelijk oogpunt geheeten de „steen der wijizen". of de omzetting van het lager zelf in het fcooger. vj Sédir, passim. Defce buitengewoon groote en brave man, die alleen, zwak en arm. tege.11 de geleerdep van Europa zijn onderzoek! der Natuur wist door ite zetten, onoverwonnen door de vijandschap van d o etorculi en pedagogen" (Sloddart), wist toch door z'ijne geschriften ve,le disqlpelen in Europa te vormen, als Heinrich Khunrath en J. B. van Helm o n t, terwijl wij na helm in de rangen van de Rozekruisers voorname geneiesheieren vindein als Adam vo n Bodea» stein, Michael T.oxlcates. Joh a 11 n H ufe r en Michael M aie'r 'Kiesewetter). Heinrich Khunrath (1560— 1605) verspreidde de werken van Paracelsus en de Leer der Rozeferuiseirs door verschillende geschriften, waarvan liet ,Am p h i t h e at r u'm Saptemtiae aeternae solius verae C. liristiano Kabbalisticum", het meest bekende is. Dit werk verscheen in 1598 met de goedkeuring van Keizer Rudolf. Het is een bo.ejk over de hooge inwijding, in zeven graden verdeeld, verschillende pantakels voofs tellend, waarin de esoterische waarheid gesymboliseerd wondt. De vijfde van deze figuren stelt eene roos van licht voor met in lie.t midden eene menschelijke gedaante, de armen in den vortn van het kruis uitgestrekt. Niqt het stoffelijke goud, schreef hij, is de steen dier wijden, maar dei z'uiwere geestelijke schatten, dite niet kunnen bedorven wordlen. Boeh'me (1575—1624) de groote Duitsche mysticus, was eveneens' een Rozekruiser en volgeling vian Paracelsus. Zooals deze, schreef hij een werk „De signatura rerum". waarin hij handelt over den Steen der Wijzen, den heiligen lioeksteien der Wijsheid, of Christus. In zijn „Mysterium Magnum" toont hij zich een kenner der Gehekn'e Leer, en zijn „Aurora" of „Morgenröthe im Aufgang", heeft als neventiltel ..De wortel of Broeder der Theosofie, Astrologie on Theologie uit den waren grond, of beschrijving der Natuur", Vele ,y.*n dei cosmologischie en hermetische beschouwingen van den beroemden schoen'ma ker van Alt-Seidenberg, bij Görlitz1, zijin onbegrijpelijk voor diegenen, welke niet den sleutel der Rozekruisersgedachten kennen.J) Zijn „Aurora" was de' oorzaak zijner kerkelijke vervolging en gevangenisschap. Losgelaten, en biervolen niet meer De schrijven, kbn hij1 niet nalaten gevolg te geven aan den drang van de „Goddelijke openbaring". Zoo werd hij opnieuw aangeklaagd en gerechtvaardigd door heL Opperconsistorium; weergekeerd tot de zijnen, stierf hij' weldra, zoo misprezen, dat men hetn eerst niet begraven wilde, aan het nageslacht overlatend,' zijn geestelijken schat te begrijpen. Dr. Westcott2) noetmt als andere Bozekruisers, die na Boeiune meestal in Duitschland leefden, GJ f f theiil. Wendenhagen, Z immer man. Frankenburg en Peter M o rm i u s, allen schrijvers, wier enkele boeken nog bestaan. Meer 'bekteïnd is de Belgische Rozekruiser J. B. van Helmont (1577— 1644) nog een leerling van den grooten Paracelsus. Hij werd in Beieren in het mystieke gezelschap der Rozekruisers tc egelalen, schrijft A1 p h Leroy, hoogleeraar te Luik, in de ,,©k>graphie Nationale". Deze vertelt van hem waarom hij' in 1632 door de Inquisitie te Brussel werd veroordeeld. Zijne vrijheid van denken en zijne uitgebreide wetenschap hadd'eh hem den naam1 van alchemist gegeven. Velen kwamen hem naar zijne geheimen vragen in zijn kasteel te Vilvoorde'. Zoo kwam eens dei lector van een monnikenklooster bij hem om het middel van goudmakerij te verkrijgen. Op zijne raadgevingen en niettegenstaande zijne waarschuwing van waarschijnilijke mislukkingen, zette heel het klooster zich aan het werk; doch zonder ander gevolg, dan heel veel geld aan proefnemingen besteed te hebben, zoodat de gemaakte schulden niet betaald konden worden. Uit wraak voor wat van Helmont als een grap had beschouwd, zlegt Le'roy, deden de monniken hem tot gevangenisstraf veroordeelen. Een ander maal wilde de Inquisitie hiern vervolgen Wegens zijn geloof aan het dierlijk magnetisme; maar hij wist naar Engeland te ontsnappen, en wachtte geduldig tot de voorzitter van den Baad van State, *■) Zie D r. Wl e s t c o 11 in „Ars Qua tuor Coronati", Vol. VII. 3) Passim. R o e d c r, zijn patiënt en vriend, de zaak in orde gebracht had. Van den beroemden Brusselschen geneeesheieer is deze uitspraak': „In den meiisch ligt eene magische kracht, die door de zonde in slaap is gegaan. Zijl kan worden gewekt door de H. Schrift, of door de Kabbala. Als wij ons weten af te zionderen van alle uitwendige invloeden, en ons door het innerlijke licht laten leiden, dan zulLem wij in ons zuivere en heilige kennjis vinden. In dit stadium defr concentratie onderscheidt de geest ieder voorwerp, waarop hi) hare opmerkzaamheid richt, hij kan zich met hen vereenigen en zelfs tot God komen." Ten tijde van Helmont bestond er eene splitsing tusschein de Rozekrüisers, die tot in latere tijdein zou blijven be^ staan; de eenen wilden de mystiek' vooropstellen, de anderen het natuuronderzoek. Van Helmont poogde tevergeefs deze twele richtingen 't!e verieenigen, wajt overigens niet te verwonderen viel, aangezien beide richtingen naast elkaar hun reden van bestaan hebben. Van Helmont wist zijne hoedanigheid van Roze'kruiser goed te verbergen, hetgeen zijn plicht was, want zij was zijn eigen zoon onbekend. Deze, Fr. Mercurius van Helmont (1618—1699), ziou anders niet LeibnSz, met wien hij beivriend was, in 1696 aan Cochiansky hebben doen schrijveln: „Fratres Rosae Cricds fiiclitios esse suspioi'or, quod et Helmontius mihï confirmavitt" (Setnier).*) ' Van Helmont was niet de eenige Roze>- i) De Broeders vain he|t Rozekruis houd ik voor een fictie, waarin van Helmont mij bevestigde." kruiser, diie in de Nederlanden het slachtoffer werd van de onwetendheid der Kerksche theologie. Reeds in 1620 was Adam Haselmeyer notarius (notaris of secretaris volgens Sédir) van Aartshertog Maximiliaan, met enkele andere Rozekrüisers door den Grooten Raad van Mechelen levenslang tot de galeiien veroordeeld geworden als ketter en magiër, ein hun veraanilging als ,,perniciosa magorum societas" gebrandmerkt. Hiejt „Historisch Verhaal" van den Am~ sterdamschen medicijnmeester Nicolaes a Wassenaar1) waaraan wij deze laatste inlichting danken, voegt er bijt volgens N a u d é, dat vijf broeders R. C. in Duitschland te dien tijde zelfs opgehangen werden. ; Met de bestrijding van heit Protestantisme door Rome, en voornamelijk met het oprichten van de Orde der Jezuïten, was een noodlottige geest van onverdraagzaamheid en vervolging in de Kerk ontstaan, waarvan de Rozekrüisers het rechtstreek'sch gevolg zouden dragen. Zij, die door de voornaamstan der Kerk zelve gedurende die vorige eeuwen in de goddelijke wijsheid onderrient wanen geworden, /.ouden voortaan een tijdperk van verval van de mensclielijkte vrijheid beleven. Alleen de vorsten ziouden hun nog eenia verlichte bescherming blijven geven. Daarentegen, 2o«den hunne geschriften voortaan een beolist Protestantsch karakter dragen. Zelfs in Nederland zullen wij de orthodoxie der Hervormde Kerk in 1628 de sam .nüomsten der Rozekrüisers zien verhinderen, 'met dia veroordeeling van Torrentius. !) Anno 1624, bl. 120. II. DE HERLEVING DER ORDE IN DE XVIIE EEUW. Paraeelsus had voorspeld dat „Elias Artista. een wonderbaar wq7. en. na hen zou komen, dat vele ding era onthullen zou." Deze zou de- omzetting van alle metalen leeren, en alle wetenschappen, die thans bedorvie,n waren, herstellen. Figulus die in 1604 aan Keizer Rudolf II zijn „Thesaurinjella chymica aurea tripartita" opdroeg, profeteerde ook de komst van Elias Artista. Erne hervorming van alle dingen werd door velen verwacht, naast de godsdienstige hervorming. Mem hoopte weldra den wereldvrede, en het duizendjarige rijk te bereiken. De Rozekruisers zochten aansluiting met alle alchemiste.li en zoekers deir waarheid. Barnaud (1535—1601) een Fransch Rozeikruiser, vertelt dat hij sedert 1559 in alle landen van Europa reisde om de liefhebbers der chelmfc op te zoeken, ep hun zijne politieke ideeën medie te deelen. Hij begaf zich eerst naar Spanje, waar de Ilozékruisers gedachte belichaamd was in de Alumbrados, of verlichten, illumi naten. Doch dit land had toen geheel het licht verloren. da!t het bestraalde ten tijde van die Arabieren, toen G e b e r, Avicenna Rhases en Aveirrhoës (1126—1198) er in hun scholen van Toledo, Salamanca en Barcelona de alchemie, magie en astrologie onderwielzen.1) De Alumbrados waren in 1529 door de Inquisitie vervolgd geworden te Toledo, waar Ludovico Vives, een geestesheld, werkzaam in den geest van het Rozek'ruis, het humanismie van F.rasmus (1467—1536) verkondigde.2) De ketterij was echtter groot geblevein in het Spanje der XVIIe eeuw. In het ,/W assenaers Historisch Verhaal" van 16243) lezen wij, Kdat de Rozekruisers (di. de Alumbrados) een vuur z'ijln, dat gejheel Spanje zal verteren"; zij profetaeren eien algemeen ge- *) Zie Basinus ,„Diècultibus magibus". 2) Dr. M«yer, „De Rozekruisers of de Vrijdenkers der XVIIe eeuw", Haarlem 1916. 3) BI. 120 en v. voelen (religio Catholica) *) en datiedea* onverstoord zijn godsdienst zal mogen bedienen." Xa een vruchteloos vejrblijf in Spanje reisde Barnaud in 1590 in Duitschland, om er de Hertnleiische meesters te beizoeken. In 1601 liet hij te) Gouda een brief drukken aan alle wij sgeieren in Frankrijk en Holland gericht, hen verzoekende al hunne/ kunsten, om den steen der wijzen, of het universeel gereesmiddel te leeren samenstellen, door Paraeelsus „astrorum celestium varum balsamum" gehaeten, aan Hendrik IV en 'Maurits van Nassau bdkend te maken, maar alleen indien zij beJoofdietn deel uit te maken van de vereeniging, dipi hiji. Barnaud, in Frankrijk tot stand gebracht had. Kiesewetter en Dr. Meyer2) besluiten hieruit, dat Barnaud zijn op^ roep in werkelijkheid tot de Rozekruisers richtte, wat voor de hand ligt,daar de Orde niet openlijk optrad, en da voornaamste vereeniging was van alchemisten en hertiietisiten. Uit dezen oproep blijkt ook voldotefide, welken openlijken steun de alchpimisten van de staatshoofden genoten, Katsch deelt ons in zijn werk, „Oio Entstehung und der wahre EndzWeck' der Freitnaurerei'', de naimein der volgeinde Duitsche vorsten mede, die alchemisten in hunnen dienst aangesteld hadden : Ernestus van Beieren, F r ader ik van Wur tem berg, Ha'ndrik van Brunsw'ijck, Maujrits van Hessen. Semler verklaart, dat de keurvorst van Saxen sietdert 1575 zelf het geheim der translmulatie keilde.. De kiefeer Rudolf II (1576— 1611) onderhield ook persoonlijke) betrekkingen met Rozek'ruisers, alchemisten en adeptein; als doötjoren had hij de Rozek'ruisers Gerhard Dop, Thad- !) ,,Religio catholica'''; deze woorden, die algemeene religie bteduidend, heeft men soms met recht ook gelezen in d(3 letters R, C. der Rozekruisers. 2) D r. M e y e r, De Rqzekruisejrs pf de Vrijdenkers der XVIIe eteuiw", Haajnlem 1916. , , , deus von Hayectk' en Michael M a i e> r CKiesewctler). In 1598 had Simon Studio n, de mystieke leeraar en visionair van Marbach. te Neurenberg zijne M i 1 i t j a Crucifera Evangelica opgericht, e.vieineieins op het symbolisme van de roos en het kruis, en in 1604 had hij; ziijne „N a o m e t r i a" of mystiakie, beschrijving van dein goddelijkcn teimpel des mefnschen, doen verschijnen. De leden dezer militja, wier stichting volgens Sédir reeds in 1586 plaats vond. vereenigden ziich weldra met de Rozek'ruise.rs. Benedictus Figulus schreef dat in 1607 de vereenigïng van alchemist e(n en doctoren, die; sedert de XlVe eeuw bestond, nl. in Italië, waar Barnardus van Trevisa in 1453 vijf!tien van deze wijsgeer en, bezitters van den steen, telde, eveneens overging iin de Orde der Roziekruisers. Wanneer werd deze hernieuwd en kreeg zij de stuwkracht, die in het begin der XVII 'eeuw hare volle uitwerking had? Hierover is men helt niet eens. Michael Maier heeift een manuscript nagelaten, dait in de Bibliotheek van Lelipzig (niet van Leiden, zooals soms per vergissing gedrukt werd)x) nog aanwezig is, door F e s s 1 e r en Magister Pianco f) aangehaald, waarin liij beweert, dat liet Genootschap der oude Magische Broeders of Wijze Mannen in 1570 herleefde onder flen naam van Broeders van het Gouden R o z e k r u i s. (Op het woord Gouden Rozelkruis 'kom ik verder terug). Nochtans schreef Sperber (overl. 1616) in zijne „Echoder von G o t t.e r 1 e u c jhtelen Fraternitat", waarvan de tweiede voorrede in 1597 opgesteld wlerd, dat me,n toen nog beraadslaagde; over het stichten van verschillende nieuwe colleges der Broederschap. Algemeen wordt aangenomen, dat de Orde hare herleving in Duitschland ontving, in het jaar 1604. Katsch neeml dit jaartal aan, volgens Schweighart, een tijdgenoot. Ook Gabriel Naudé geeft dezen datum in 1623 op. Openlijk! 1) Zie ,.De Vrijmetselaar" Februari 1907. 2) ,.Deir Rosenkreuzer in seine Blósse" 1782. traden de Broeders toch niet op vóór 1614, het jaar, waarin zij. op grond van die toen bestaande' overleveringen omtrent het ontstaan der Orde in de vorige eeuwen, hun beroemde manifesten in druk bekend maakten: die* ,.F am a Fr aternitatis, of Onthulling van de Broederschap van de zeer loflijke Orde van het Rozekruis", en de ,,-Confessio Fratarnitatis, of Belijdenis dier loflijke Broederschap van het hooggeëerde Roz'ckruis, aan de geleerden van Europa geschreven." De F a m a was echter in manuscript sedert jaren reeds in omloop. Haselm ey er verklaart het in 1610 onitvangen tie hebben in Tyrol, als een oproep om tot de Orde toe te treden. Sperber zegt dat er in 1595 melding van werd gemaakt in verscheidene geschriften en Razauer doet het dagleekenen tusschen 1570 en 1580 (Zie Sédir). In het voorwoord van de F am a wordt aangetoond, dat louter duisternis en onwetendheid over de wereld was giokomen, en dat de voortreffelijke wijfeheid eens door den wijzien koning Salomo bezeten, aan de wereld terug zou worden geschonken. Die: Fama en de Confessio (die jn 1615 verscheen), onthulden nu wat de wereld van de Broederschap, door dien edelen schat kon verwachten, n.1. door haar een volmaakt geneesmiddel deelachtig te doen worden. Al mocht veel van hetgeen openbaar weird gemaakt, slechts als een ijdel vertoon lijken — de Fama möet inderdaad beschouwd worden als eene fantastische overlevering — eir zou uit de belijdenis der Broeders blijken, zei de voorrede der Fama, dat er meer in necessu (noodzakelijk waar) was dan men moge veronderstellen. De Fama, aan de Leideirs. Standen eti Geleerden in Europa opgedragen, geeft dan het verhaal van hed' leven Van Broeder C. R., of C. R'. C. (Cliristian poselncreutz), zooals het hierboven in 't korl is vervat. Na een verzoek itot aansluiting bij de Broederschap, wordt eene Christelijke geloofsbelijdenis in Hervormdeln zin afgelegd, het gebruik van slechts twee sacramenten besproken, ien de overeenkomst tusschen het groot wonderboek, deai Bijbel, en de leer van P1 ato. Aristoteles eai Pythago- Ir. 1629 schreef Comenius (15921671), die in de Broederschap der Rozekruisers opgenomen was geworden onder de leiding van Andreae, tusschen wiens „vereerders, leerlingen epa zonen'' hij zich noemde, om „enkele meeningm le vernemen, die reeds j'n het licht waren gegeven." Andreae antwoordde, dat hel moeilijk was naar uitgediende zaten te vragen, en dat zijne verzwakte krachten ternauwernood Voldeden voor de zorgen zijner sc"hapen; waarop Comenius hem verzocht het strijdperk niet te verlaten, en 'hem als veteraan aanzette nieuwe a;thleten te vormen. Daarop gaf Andreae de volgende uitleggingen: „,Wij telden voor ongeveer acht jaren slechts eemige mannen, de m.eesten van groote waarde, die te samen gekomen waren na het „ludibi'ium" der ijdele Fama, en velen hadden zich aangemeld om zich met ons te vereenigen, topn dia troebelen van Duitschland (van den Dertig-jarigen Oorlog) ons kwamen uiteendrijven De mieesten traden in de eeuwige rust; enkelen gaven zich over aan de wanhoop. Wat mij betreft, ik vond liet genoegzaam mijne zeilen te strijken Aangezien die welke noch recht staan, nieen van de Dalen, ende aldaer inde tegenwoordigvheyt van den geest Socrates, de Meester van P 1 a t o, ende de, Geest van Johannes Hus als getuygen, neffens die van 't 0.udie ende Niéuwe Testament, mitsgaders d'Argonauten, Philosoplien, ende Poëten, om niet alléén de Harmonie van de Klockjes ende da constige gesangen in den Hamel, 't aenhoorcn met alle verborghene Cabala, maer dat sy ook met die Eerwaerdighe Rabbynein heu. ren Messias ende Gesalfdeln willen te gemoed trecken, ende het wreken ende wederwreken een eyndB maken." Deze oproep geeft voldoende het kabbalistische, messianistische, neo-Platonische en vredelievende programma der adepten te kennen. Maar tevens staat e,tl in gedekte woorden te leizicn, dat de Rozekruisers van Warmond hunne bijeenkomsten hielden in het paleis van Frederik Hendrik („bij een van de Dalen in 't Noorden van dein Haghe"), dat hij jn dien tijd op het Noordeande had laten bouwen. Orvius schreef immers ook dat de Rozekruisers een paleis in den Haag hadden.x) Nederland verdiende echter niet lang den lof door Sorbière uitgesproken we^. gens zijne gastvrijheid voor de 'Rozekruisers. Hunne bombastische beloften, zoo openlijk afgelegd, zouden er gelijtó in Duilschland als eene ketterij aan d)et kaak worden gesteld, nietIjegieinstaanda dat in het door L. D. V. Z. beantwoorde stuk van het „Histfprisch Verhael". volgens Cramerus (passim), ,,God haar invloed beschermt met een woleke voor haar vijanden", en dat . sy tot haar dienst de geesten dw inghen konnen oni van haar kostelvke dingen te bekomön'\ De Prolestantsche orthodoxie dulde !) Zie het artikel van J. H. de Sitter, in het Juli No. 1917 van ,.De Vrij'metselaar". niet het vrije onderzoek der R. C , notih hunne wijsgerige beschouwingen buitén de H. Schrift om. Zij, d$.e in 1619 01denbarneveld ter dood hadden veroordeeld, als verdacht van Arminianisma, zjouden ook wel de fraterculos, zooals Andreae [hen minachtend ten slotte;noemde, onschadelijk weten te makie|n. Een onderzoek werd in 1623 legten dte/ „Broederschap de la R. C." ingesteld door de Gecomtniteerde Radeln van Holr land, Zeeland en Friesland, en helt oordeel omtrent hen gievraagd aan de' Theologische Faculteit te Leidetm DILt luidde in 't kort, dat ,.6ekere personefn, d ,e hen noemen Broeders van dejn Roosen Cruce, haar woonplaats genomen hebben binnen de stadt Parys, nu ook gecomimen souden zijn inde de Provincieinl, en dat zyliieden zyn dryvendje saeck(enT die zeer schadelick zyn voor den Staet van 't lant ende dat de secte zéér erroneus is." Een der o rider beek e n aren van het oordeel der Faculteit was de: Antwerpenaar T h y s, die toch tot hert R. C. kapittel van CasseJ had behoordi, Dit advies werd den Heenen van Ilaerlem bekend gemaakt, met verzoek „in 't bysonder te letten op sékfetrten» Torrentius, die geseid wordt we) eenen der princdpaelsten te wesen der voorseide secte". Deze Torrentius, of Van der Beek, was eem schilder die bekend stond voor de geheimzinnige wijze, waarop hij zijne stillevens schilderde, en welke niets anders was, dan1 het gebruik van de camera obscura1) Torrentius was feitelijk een „bon vivant" en een losbol; een getuige bracht in, dat hij op de gezondheid van dien Duivel gedronken had. De onvoorzichtige schilder was dus een goed slachtofr fer. De betichting van Godslastering, tegen hem ingebracht, loochenend, wefrd hij gepijnigd; blijvende protesteeren van zijne onschuld, werd hij onderworpen aan het oordeel van vijf beroeimdie; ad'vo^. caten in den Haag; deze veiiM aardén, dat Torrentius een dissoluut leven leidde, en dat feijnie ontkenningen van gelen waaii- J) Zie het artikel van Jhr. B. W. F, van Riemsdijk, directeur van 't Rijksmuseum te Amsterdam, in het Nr. van 1 Aug. 1915 van het tijdschrift „Lux*', waarin hij de schilderij van Torrentius, door hem ontdekt, beschrijft de waren. Eindelijk, na eien proces daC vijf jaren gfeduurd had, word op 25 J&r nuari 1628 het vonnis uitgesproken. De schout vroeg de doodstraf en den brandstapel; het vonnis luidde 20 jaar gevangenisstraf wegens „blasphemie. tegen Godl ende smaeckende Godsloosheyt, mitsgaders schrikkelyke ende zepr schadelicke hereae."*) Merkwaardig is, zegt D r. Meye r, dat bij het verhoor Lodewijk van Nassau!, Jhr. van Bevervoort, natuurlijke zoon van Prins Maurits, met vele edelen van 't gevolg aanwezig waren.. Torrentiu,s riep dan ook den invloed van den stadhouder in, om begenad5gd te worde,u. Zijn verzoekschrift werd echter niet ingewSIligd, vóór dat de Engelsche gezant, namens de koning K arell, die vefeil van zijne schilderijen Meld, hel hij deirt Pensionaris ondersteund had. Frederik Hendrik liet zich bewÈgejn gratie, te. schenken, mits TorrenlHus terstond naar Engeland werd gezonden, waar hij door Karei gieroepen ward. De veroordeeling van Torrentius en mtet hem van Coppens, etein ander R. C., was een zware, doch geein dooM delijkei slag voor het werk deir Broekjers van het Rozekruis fin Nederland Iiun invloed, alhoewel onzichtbaar, deed zich nog een langen tijd gelden nt. in de Rederijkkamers, en bij Netifelrland's grootsten wijsgeer, Spinoza. Van hun bijteiein-, komsten vinden wij geen me.ldjing meier; de Nederlandsche vertaling djeir „Fama" is onvindbaar geworden; en Fredelrik Hendrik vond 't raadzainler zijne hooge bescherming te geven aan dlei herleefde Vrijmetselarij, dan aan het kabbalistische en alchemistische Rozekruis. In 1637 \verd te 's Gravenliage de Loge „Frederik's Vredendal" opgedicht door eenige Broeders vrij'meltselaars, die besloten hadden om de Loges, welke, se-, dert de troebelen in algjelmee'n v. ar val waren geraakt, weder op te beuren, en dienstig oordeelden de Logei „Vredlendal" te Amsterdam in 1519 opgedicht en sei* !) Zie Dr. Bredius: „Johannes Torrentius, Schilder 1589—1644, 1909, en voor het oordeel van de Theiol. Faculteit: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde", jaargang 1917. ) dert 1601 sluimerend, naar den Haag te verplaatsen. Zij vergade|rdte[n capi. t u 1 a r i t e r, dus als kapabel, op 29 Januari 1637, en vernomen hebbendfei, dat Prins Frederik Hendrik 'in het geL heim der Orde was ingewijd, verkozen zij hem tot Oppermeester der Loge, en gaven aan dezen den naam van „Fredlerik's Vredendal". l) De Nederlandsche loges van 1519 en 1637 waren een academie of soort redelrijkkamer. Heit Constitul(ic-patenl; van de Loge „Vredendal" van Amsterdam berustte in de rederijkkametr ,,De Rozenstok'', ook genoemd , De Egelantier in Liefde Bloeyende". 2) Haar bul was door den Engelschman John Allen uitgereikt g|eworden, een feit waarop Lord Stanhope zich nu in 1637 beriep,, om de Londensche Groot (?)-loge als moederloge van de nieuwe Haagsche Loge te willen doen erkennen,. Deze bekende het historisch verband met de Engelsche Grootloge; doch daarbij bleef het. Ludwig Keiler, die ons dez'a voor de geschiedenis der Vrijmetselarij zoo belangrijke punten mededleelt in het ..Hohenzollern-Jahrbuch" van 1906, besluit dat de rederijkkamiers, waarmede de Loge „Vredendal" van Amsterdam zoo nauw verbonden was, dezelfden rol vervulden als de Academies in Italië De Loge „Frederik's Vredemdal" was echler meer elelnie verQenigfng voor deomgeving van den stadhouder, die zidh weinig bezig li/ijeld met ge|e)stelijke zaken; wel viierde zij het St. Jansfejeist, maar onderling genoegen en gletzelljg lafelver- x) Zie Schel tem a, ,.Iets voor of over de openbare geschiedenis van de. Orde der Vrijmetselaren in Oud-Nederland" 1837. 2) Merkwaardig is, dat er ook een verband schijnt beslaan te hebben tusschen de Rederijkskamer „Dei Egelantier in Liefde Bloevendlcf" en de RiOü(e-i kruisers zelf. Haar blazoen vertoonde den Christus hangenden aan eein jn kruisvorm bloeiende ©glantier of hageroos. Het woord bloeien is tevejns een zin-l s'peliihg op liet bloeden van Christus» aan het kruis. Fludd schreef in eeïi) verdediging van het Rozekruis, dat hun sylmbool een kruis was, besprenkeld mfe.t het rozJebloed van Christus. mp.ak schijnt eten harer voornaamste bazigheden te zijn geweest. Zij hield op: met bestaan in 1647 na den dood van Prins Frediertik Hendrik *) De ware speculatieve Vrijmetselarij zou in Engeland ontstaan onder dein invloed der Rozekruiserg, zooals wij verder zullen zien. In Nederland bleef de geest dier Rozekruisers werjkzaam in de Rederijkkamers, waar ten spijt der Orthodoxie, de Grieksche en Romeinsche wijsheid op de planken gepredikt werd, zegt D rt. Mey er. De egelantier nam er de vorm aan van een kruis, en werd gevlochten om dein bijenkorf, het symbool der vrij te denkers. Dr. Meyer geeft in zijn werk eiene teekening wefer, overgenomen uit het „Sumimuim Bonurn" van den Rozekruiser Frisius, voorstellend de rpos op eien kruisvormige stam, tusschen een spinneweb en bijenkorven. Iletaelfde symbool vindt men jn de „Inslauratio Magna" van R a c o n, die de speculatie vergelijkt met het nuttelooze werk der spinnetn, en zijn ervardngs-imethode met dein arbeid der nijvere bij. Het ideaal der Rozekruisers waren, zooals Dr. Meyer het vermoedt. iV. DE ROZEKRUISERS IN FRANKRIJK. Frankrijk was in die XVIIe eeuw geen gunstige bodem voor de adepten van het Rozekruis. Hun openlijk optreden, daar ovetn uitdagend als in Duitschlandi, verwelkte weinig succes. De tijden waren riiet meer geschikt voor heit bestudieortein del" alchemie; het overwinnende Katholicisme gedoogde in Frankrijk, ,..la filLe ainée de 1'Eglïse", geen openlijke opvolgiers van Agrippa of Barnaud en Hendrik IV, de vredevorst en beschlerrnier der alchemisten, was in 1604 door hielt meis der Jezuïten vermoord geworden. Hjett „Wasseinaer's Historisch Verhael' vermeldt dat in 1623 zes broeders van dje Orde der Rozckruisers. dje toen in heit geheel zesden-dertig leden zou geteld hebben, (verdeeld ovier Spanje, Italië, Engelland, Zweden; Dujlschland. Vlaanderen en Franche-Comté, behalve Nederland) intrek namen te Pariij's en de volgende bekendmaking op de muilen djeir stad aanplakten: ;,Nous députés du Collége principal de's Frèreis de la R', C. faisons séjour visüble et invisjble en cette villie, par la graoe du Très-Haut, veris lequel se tourne le ooeur du juste. Nous montrjons et enseignons a parler sans livres ni raarquels, a parleir toutes sortes do langues des pays oü nous voulons être, pour tiner les homtnes nos semblable's d'erretuir et de mort." („Omtrelnt dei kerek" sloegen zij een tweede biljet aan, luidende als volgt: I ,,S'il prekid envie a quelqu'un die nous voir par curliiosité seiulement, il ne coinni'uniqueira jamais avec nous; mais si la volonté Le porie réellemeint et de fait a s'inscrine sur le registre de notne oonfraternité, nous qu| jugetons des penseie,s, lui ferons vqir la vérjité de nos promesses; tcllement que nous nte miettons point lei lieU de notre demouitó, puisque. les pensées jointeis k la volonté réieille du lecteur seront capables de nious fairei oonnaitre a lui et lui a nous.'' ' Hiet Wl. H. V. voegt er bij, dat de Fralres na deze tweede bbklendinaking van velrblijf veranderden, en ,.haer iin die Faubourg St. Geirmain begaven, daan sy vele van haer Confrérie aannamiem." Heit is te betwijfelen, of de broederschap inderdaad veile aanhangers maakte na deze bekendmaking. Hare pretentie eene nieiuwe algemeene kennis te openbaren, was nilet nSeu'w, alhoewel overdreven, wat hetzelfde jaar aangetoond werddloor Campanella, in zijne ,.De Monarchia ldspanica discursus" (1623). (Campaniella was nochtans voorstander der proefondervindelijke studie der natuur, en meende evente'ens eieine algemeene hervorming der wetenschap en der wijsbegeerte noodzakelijk1). Doch het aanwerven van nieuwe leden op grond van telepathie komt als hoogst onwaarschijnlijk voor. Overiigöns vinden wij nergeins bevestigd, dat de onzichtbare broeldlerschap eene uitbreiding tei Parijs of in Frankrijk zou hebben ondergaan na hunne* vestiging aldaar in 1623. Wat elr van zij, werden de Rozekruiselrs onmiddellijk na hunne verschijning mlelt heftigheid aangevallen door de Roomsche geestelijkheid: de Franschen, hoei sceptisch zij1 ook aangelegd zijln,. moielsten eens geloof stelten in hunne beloften. Verschillende geschriften w'erdeh tegen hen opgesteld door de P.P. Jeisuïten G a r a s s e (overl. 1630), Gaultiier (1560—1636) em Robert, hen uitmakleind voor atheiïsten, anabaptisten ein libertijnen. GabrjelNa udé (16001653) x) de beroemde bibliograaf van Rich.eljeiu en Mazarin, en geneesheer van Lodewijk XIII, toeln nog student, maandie iln '1623 needs Frankrijk tegen de vierkondiglngen der Rozsekruisers in zijn „Instruction a la Franciel sur la vérité dje rhistojrei de la Rose-Croix", zich niteft kunnende onthouden hum zelf wonderlijke vermogens toe te kennen. „Le(s Rose-Croix — schreef Naudé — affirmient être destinés è. accomplir le x) Naudé heleft ook 'naam gekregen als hlelbbemde uitgemaakt in opdracht van Richielieu dat de schrijver van die Imitatio Christi Thomas a Kjefcnplis is. rétablissetme'nt de foutes choseis dans un état mefillejur avant la fjLn du monde lis connaissent par révélalion ceux qui sont digneis d'êtr© adimts dlans leur Société. Ils guérisseint sans 1'eimploi d'aucunie drogue, par la prière et 1'effdrt de la volonté. Ils ont trouvé un nouvel idliome pour espj-imer la nature d© touteis choses et ont d'autres pouvoirs metfvetflleux". Dit al belette niet, dat Naudé beisloot dat de Rozekruisers moesten worden beschouwd als de voorloopers van dein Antechrist. Richelieru kon gemakkelijk in zijne „Memoires" over de Rozekruisers schrijvlein: „J'aime mjieux me remettre au P. Gautileir et plusieurs autres, qui ont écrit des opin'ons de la Compagnie des Rosle'-Croix et des Invisibles, que dp parLer de leuxs pertinences". Het doel der Orde, het aanbrengen van eene hervorming dier wetenschappen en van eene nieuwe wijsheid, was in Frankrijk in :t geheel niet begrepen gjewordleM. De „ Invisibles" maakten er dan ook geien opgang. Descartes (1596—1650?) stelde zich echter niet tevreden mlet het lichtvaardig o orde lel der wereld omtrent d,ezen, en wilde zich een eigen opinie vormetn. In zijn „Etude sur le bon sens" schreef hij: „Si les Rose-Croix étoient diös importeurs, jl n'est pas juste de les ladsser jouir d'oune réputation mal acquise aux dépeïis de la bonne fov des peuples; s'ils apportojent quelque chose die nouveau dans le monde, qui valüt la peiine d'être sui, il auroit été malhonnête a luy, de vouloir mépriser toutes leis sciiemees. parm.i lesquelles il s'en pputrait trouver uno, dont il auroit ignoré Les fondements." Descartes zocht aldus met de nieuwe geleerden in kennis te treiden, wat echter niet he|el gteïnakkielijk was, aangezien een hunner leerstellingen medebracht, niet te schijnen wat zij warteh. < , Na zijn eleirste verblijf in Nederland', diefn dietnst van Prfns Maurits verlaten heibb einde in 1619 wegens de teriechtstelliing van Oldanbarneveldt, reisde Diescartels Duitschland door melt de trpepen van den Hertog van Beieren, waar hij nu klemnis maakte te Ulm met den mathematicus F a u 1 h a b e r,, die Rozekruiser was. Hij trachtte in verdere aan¬ raking te koinietn met de onzichtbare Broeders, doch schijnt hierin niet g|eslaagd le zijn, want hij verklaarde na zijne terugkomst in Frankrijk in 1623. niets met zekerheid omtrent hen vernomen te hebben. („Necduan de illis quidquam celrti compertum habeo"). D|t belette niet, dat hij te Parijs vernam. „que son séjour d'Allemagne luy avoil valu la réputation d'êtrei de la Confrérie des Rosö-Crodx", (A. B a i 11 e tT „La v.'e de Monsieiur Descartes", 1691). Het waren P. Daniël en de Basschop van Avranchefs, P. D. Huet, die hem als Rozelkruiser wilden doen doorgaan. (Sédir). Descarteis verdedigdle zich teigen deze aantijging. Toch waren de geruchten, die daarover rond liepen, misschien niet ontbloot van waarheid. "Faulhaher était afiilié aux Rose-Croix, et il dut ejn parler a Descar'tes, ou oelui-ci dut s'einquérir aupres de lui Descartes s'en défendilt, il est vrai, plus tard' a Paris et en Hollande. Nous compreinons qu avec, son habituelle prudence, il ait repoussé loin de lui parefijlo ianputation." Adam et Tannery, „Oeuvres de Descartes, publiées sous les auspice^ du Ministèrei de 1'Instruction Publique", (Paris 1910, vol. XII), waaruit ik deze aanhaling overschrijf, deelen nog het volgende merkwaardige over Descartes mede: „Le peu qu'on sait de's régies prescrites aux confrères de la RoseCroix, s'accordie cependant avec quelqute,s singularités de la vie de Descartes, comfme l exercice gratuit de la médecine et la science occulte, mise; gratuitament au service de 1'humanité souffrante." Zleler zeker was Descartes doordrongen van den geest der Rozckruisersi. Zooals zij, wilde! hiji de Aristotelische wijsbegeerte vervangen door de natuurphilosoph£e| len eene systematische hervorming dleir wietenschapipen op don grondslag der ervaring. Zijn groot werk „Lei Monde" moest alle mogelijke onderzoekingen op gebied van wiskunde, natuurkunde, meetkunde en wijsbegeerte bevatten. „De mechanische natuurbeschouwing, djei het gebeuren tot beweging terugvoerde, was naar den geest dies tijds en nergens schier zoo scherp uitgesproken" zegt Prof. R. Casimirover De'scartes in zijne „Geschiedenis der Wijsbegeerte". Daarbij wilde) hij zooveel mogelijk onopgemerkt blijven; hij wilde leven als toeschouwer en niet als acteur in het groot© levensdrama; het is pas latler dat hij besloot zijne! werken uiit te gewin Zijn spreiuk was ,,Bene qui latuit belne vixit" (Hij heeft goed gelaafd, di|o verborgen bleef),v dei bekend© leuze van nog ndet rijp voor het vrije onderzoek. Diejscartes wilde zich niet onnoodig blootstellen, zonder nu juist zijne gedachtem te verberglen. Da tijden waren nog niet rijp voor het vrlije onderzoek Toen hij in 1626 te, Parijs andermaal terugkeerde, na zijn verblijf in Italië, vernam hij dat een paar jaar- te voren, dein 4 Juli 1624„ het Parlement het verdedigen van drie theses tegjein Idis Aristotelische wijsbegeerte geschorst had, hunne vernietiging bevolen, en voortaan het onderricht van welk maxime ook, dat tegen de oude stellingen inging, verboden. Toen hij zich in 1629 voor goed1 in Nederland vestigde, haal'dle hij zich elan hevigen strijd op den hals met de pedante Hollandsche hoogleeraren, opgesloten in de discipline van den onomstootelijken Aristoteles, die in de Nederlandsche hoogescholen tot in de XVIILe eeuw zegevierde. Het Calvinistische Nederland, lezen wij b.v. Descar. tes in da „Djctionnaire Encyclopédique du XlXe siècle" van Larousse, was niet verdraagzamer dan de Roomsche monniken ; de Inquisitie had Sn 1633 den zeventig jarigen Galilei verplicht zijne heliocentrische wereldbeschouwing af te zweren; de Congregatie der cardJinalen te Rome verbood nu de werken van Descarleis te drukken, te lezen of zelfs te bezitten. In Nederland zouden zijne tegenstanders niet terugdeinzen voor verfoeilijke handelwijzen, om zijn genie, dat zij niet verdragen konden, in het openbaar af te breken. Voelius bedacht inderdaad! verschillende stellingen, waarin Descartes als atheïst werd voorgesteld, en liet ze drukken als zijnde door diezen zelf geschreven; eene beschuldiging tegen Descartes werd voor den Magistraat van Utrecht aanhangig gamaak'l; doch Dcsv carles leverde gemakkelijk het bewijs., dat de opsteller niemand anldiers dan Voelius, de aanklager zelf was. Na e|en verblijf van twintig jaren in Nederland, begaf Descartes zich naar| X weiden op verzoek van koningin Christina, alwaar hij in 1G50 slierjF. Hij maakte vosr haar het plan van eene Academie op en slaagde er in haar tot het Katholicisme over te halen. In Zweden zou hij tot de Broederschap der Rozekruisers toegetreden zijn, als men voor waarheid aanneem);, wat Huet in 1692 schreef in zijne „Memoires nouveiaux pour sarvir a 1'histoire du Cartésianisme". ' Hij zou aan zijn zwager Chanut, den Franscheln gezant in Stockholm, bekend hebban, dat hij de studie titer Geometrie vaarwel zei, om zich alleen aan de Chemie', de Geneeskunde, (ie Kabbala, enz. te wijden. Huet vertelt verdler, dat Descartes in werkelijkheid niet in 1650 overleed, dat eene comedie werd gespeeld om zijne dood te simuleeren, en dat hij zfch in Lapland terugtrok om zich van dte! "wereld af te zonderen, meenende zijn leven tot 500 jaar te kunnein vterlengen.*) De „Nouveaux Mémoires" van Huet moeten echter als eene satire opgevat worden, in den geest van zijn vorige werk „Yoyage au monde de Descartes", een scherpe crities en eien fantastisch verhaal, Descartes' verschillende systemen afbrekend. Voor de onwaarschijnlijkheid van Deiscartes' dood in 1650 pleiten nu wel enkele omstandigheden. Christina zou hem nog op 27 Februari 1654 ger schreven hebben over haar voornemen om afstand te doen van den troon, en, evenals hij, uit het schouwtooneel der wereld te verdwijnen. Men leze hierover de studies gewijd aan Descartes door D r. Möyer, in de „Tijdspiegel" van 1911 ein 1916. Ook Prof. Bolland schrijft in zijn werk „De Vrijmetselarij": „Bijzonderheden van liet overlijden van Descartes en zijne begrafenis wekken verdenking, en zijn vriend abbé Picot heeft niet aan zijn dood willen ne!oove!n. Van Chrislfne moet een schrij1ven beslaan aan hem bestemd, gedagtelekend 27 Febr. 1652 (1654?), en nog i) Uit dtei correspondentie van Descartes met den abbé Picot, blijkt dat hij ernstig dacht een zeer hoogen ouderdom lei bereiken, dank zij zijne uilgebreidie weienschap. in 1656 zou van htelm zielf een schriftelijk zelfverweer zijn verschenen." Voldoend© gronden ontbreken om aan tei nieimen, dat Descarttes in Zweden lid der geheimzinnige broederschap zou zijn geworden, of dat hij reeds vroeger tot haar zou toegetreden zijn. Den 31 Maart 1649, eenijge maanden voor zijn vertrek naar Zwielden, schreef hij nog aan Chanut, dei geheime chemie en de astrologie bespottend: „Je voi que ceux qui se vanteht d'avoir deis secrets par ex. en la c'helmiei ou 1'astrologie judiciai're (voorspellende astrologie), rue manquent jamais, tant jgnorans et impertinens qu'ils puissant êtnei de trouver des curieux, quft achètemt bien cher leurs importances."*) Descartes was overigens bon catholique, hield de Jezuïten in eter, en was persoonlijk bevriend met etein hunner, P. Mersenne, eein vurig bestrijder der Rozekruisers. B ai liet kon dus gerust schrijven: „que la conduite de M. Descartes, dans sa manière de vivres d'étudier et de raisonner, a été une perpjétuelle réfutalion dc la soöiété des Rose-Croix". Thans kunnen wij, met oen ruimeren blak op de geschiedenis, besluiten, dat Descartes de Roz'ekrudsieirs nochtans meer nabij heeft gestaan dan men toen dacht. !) -Adam et Tannery IV p. 327. Enkele jaren na zijn dood, in 1660, slaagde eem zekere Jacqu.es Rose een nieuwe Roziekruisers-vereteniging te Parijs op te richten; doch dezo baeM op la beslaan in 1674, in verband met de zaak der giftmengster, de markjezin die BrinvüUiers, welke in 1676 onthoofd werd.!) Dat er in Frankrijk' gedurende de tweedie helft der XVII,a aeulto ook nog oorspronkelijke Rozekruisers wanen, wordt aangetoond dioor het vv'ai'k „Le Comte de Gabalis", van 1'Abbé de Villars (1635—1677), een© zeler eigenaardige verhandeling omtrent Üie betrekkingen tusschen de mienschcn en de engelen, in 1670 te Parijs vjersclfcnpi, en sedert dien herhaaldelijk herdrukt.2) De Villars geeft in dit werk wiepr, die talrijke medeeleelingietn, die hij van den zi.g. Comte de Gabalis ontving, waaronder talrijke zinspelingen over hlet bestaan der oude Veroeniging der Rozekruisers, door hem1 ..les PhjlosopheB," geheeten. De Gabalis was eichter zelf een Italiaan en heette G i u se p p o Francesco BorrL3) !) D r. F. Hartman n, #.Jn the Pronaos of the Tempiel of Wisdiom, containing the Hfistory of the true and the false Rosicrucians", Londen 1890. 2) In de laatste jaren nog te Londen bij W. Rider and Son. 3) Zie Bibliotheca Rosicruoijana. \ V. DE ROZEKRUISERS IN ENGELAND. De pogingen der Rozenkruisers om het nieuwe geestelijke gebouw der ipenschheid op te trekken, mislukt- in Duitschland, Nederland en Frankrijk, zouden in Engeland ten volle bekroond worden. Hier zou de orthodoxie dei ontwikkeling der menschelijfce gedachte niet aan banden leggen, en ontstond eene geestelijke beweging, later hare voornaamste vertolking vindend in die Vrijmetselarij', geworden de algemeen© Tempel van. Wijsheid en Broederschap. De eerste aanhangers dfer R.C. manifesten en verspreider hunner boodschap: was Robert Fludd, alias De Fluct.ibus, alias Otreb (1574—1637). Maier ■was de schakel, die Flutid aan de Broederschap verbond; hij bezocht hem te dien einde in 1620. FlultM had in 2ijn jeugd in Frankrijk, Spanje, Italië en Duitschland gereisd en was een der merkwaardigste geleerden van zijn tijd. Sédir (passim) schrijft van hem: „Tont en se montrant parlisan outré de la Kabbale, dont ii avait sondé les mystères il aimait les sóiences exactes et fajjsait preuve d un rane espfrit d'observation. II étaU a la fois plulosoplie médec.in. anatomiste. physioietti, chiiiniste. mathématicien af mécanicien. II était renommé dans tont 1'Europe co mme asl rologue, nécroniancien et chiromancien" Reeds in 1616 had Flndd zijne „Apologia" doen verschijnen, een|el verdediging van het Rozekruistersgeloof, welke zoo'n indruk maakte, dat Gassend! en Keppler (1531—1620) zelf, hetnoodiig vonden te trachten het te weerleggen. In 1617 schreef hij zijn „Tractatus A po 1 o g e t i c u s", de Socdetas de Rosea Cruce verdedigend tegen de aanvallen van L i b a v i u s. Hij schreef ook nog, behalve een groot aantal alchemistische boeken de „C 1 a v i s P h i 1 osophiae et Alchymiae", (1633)dat kan worden besdhaulwd als het standaardwerk der XVIIe eeuwsche Roz;ekruisers; het is zijn slotantwoord aan Gassendi, Mersenne en Lanov i u s, waarin hij Gassendi's bespotting omtrent de afwezigheid van een zetel der Broederschap weierlegt. Verder geef ik enkele uittreksels ua t Fludd's werk „Tractatus Apologelticus", dat met recht kon eindigen mist dieze wioorden van Johannes: „Het licht scheen in de duisternis, en de duisternis heietfl het niet begrepen." Fludd wondt algemeen ten onrechte1, ook aangezien als de schrijver van het „Summum Bonum'\ in 1629 te Frankfort verschenen, aan de hand van Joachim Frisius, een werk dat in waarde naast de „Clavis Philosophiae" staat, hierna öok aangehaald'. In dit laatste werk noemt Fludd den Schot Frisius als een zijner vrienden, die hem wilde verdedigen 'legende lage aanvallen van P. Mersenne en beke!nt enkele wijzigingen aan het „Summum Bonum" aangebracht te hebben. In de "ware! liefde voor hun gezamenlijken Meester, stelde het „Sumhiuin Bonum" het Rozekruis open voor alle Christenen, zonder het Protestant isme op den voorgrond te stellen, gelijk de Duitsche Rozekruisefs helt deden. 1 In het „Sumtaruta Borium" vinden wij beschreven het volgende' eigenaardige symbolisme van het Rozekruis. Frisius vergelijkt eerst heft Rozekruis miet de roode kleur van Christus' kruis, geverfd door hel bloed van onze zoa'dten, en door Zijne deugöen weggenomen; vervolgens zegt hij, dat he't ware Rozekruis met leliën versierd is, beschreven door Esdras (IV. v. 2—19): „Ik heb', zegt de Heer, zeven bergen vol rozen en leliën voorbereid, waarover ik uwe zonen mlet vreugde vervullen zal." Eindelijk heeft volgens hem, het Rozekruis betrekking op de parabel van het Hooglied: „Ik ben de roos van Saron en de lelie des velds " D r. Westcott' ') noemt Fludd als de eerste Magus van de Broiederschap der R. G. in Engeland, en als zijn opvolger Sir KenelmiDiigby (1604—1665) In de oprichting van de Engelschc Rozekruisers-vereeniging werd Fludd bijgestaan door Sir Francis Baaon 1561—<1626), die meer dan een mledle- *) „Data of the Ilistory of the Ro sicruclians", London 1916. werker was. Bacon is de grootste figuur geweest, die ooit tusschen de Rozekruisers bestaan heeft, zijne wonderlijke gaven aan de menschheid achberlateinlcl op de verborgen wijze, die hun bijzondere kenteeken is. Pas in de laats«te jaren is het volle licht op dezen mielrkw aardig en man en zijn werk verspreid geworden. De besluiten van helt historisch onderzoek omtrent het geheimzinnige van zijn leven, dat nog in vollen gang is, komen hier op neer: lo. Bacon heeft, al is het dan niet in naam, de hoofdrol gespeeld in de Rozekruisers-ver&eniging waarvan Fluddde Magus was. 2o. Hij is ook de voornaamste tusschen diegenen, welke het wijsgeerige erfdeel van het Rozekruis aan de Vrijmetselarij gegeven hebben in hare hervorming gedurende dte XVIIe eeuw. 3o Hij is in werkelijkheid de schrijver van de tooneelstukken, dein naam van Shakespeare dragend. Laat ons een overzicht van deze dnks zoo belangrijke "vraagstukken houden, die ieder een boekdtelel zouidten eischen, om behoorlijk behandeld te worden Bacon als Rozekruiser Indien aan de profetie door Paracelsus gedaan van de komst van dten geheimkunstenaar Elia, een wonderbaar wezen, dat vele dingen zou onthullen, eeniigie waarde mag gehecht worden, dan verdient zeer stellig Francis Bacon door zijn wetenschappelijk werk deze profetie te hebben vervuld. Om Bacon te oordeelen als Rozekruiser, jnoet men zijne Nova Atlantis" lezen. Dit werk, in 1624 geschreven, onvoltooid gebleven en na zijn dood in 1627 gepubliceerd], kan als zijn geestelijk testament wordein beschouwd. !) Het is de beschrijving van het „Huis der Geleerden",, of van Salomo, ook geheeten het ,,College of six days work", gelegen op het denkbeeldig eiland Bensalem, (in het Hebneieuwsch, Zonen des Vredes), eeln tastbaren vorm gevend aan de proefondervindelijke wetenschap, en ©ene voorspelling van wat deze dn do toekomst te wachten s'.bnd. De veelbelovende randinscriptie der i) Zie de Nederlanld'sche vertaling in ,,De Vrijmetselaar" 1912—1913. titelvïgnelte van N. A. was: „Tempora patet occulta Verita s". (Me t' den tijd zal de verborgen waarheid) aan den dag treden). De geleerden van „Nova Atlantis" maken gebruik van telefoon (means tot convey sounds in trunks and pipes in strange lines and dlstances) en fonograaf (sound houses, where we practise and demonstrate al unds also diverse strange and artifjcial echos, yea sorne rendering the voioe), bewegingstoteg éllen, vliegmachines en onderae eërs, diergaarden en anatomische musea, telescopen en microscopen, bedde alsdan nog zeer primitief, gecondenseerd water bewegende kracht door water voortgebracht, toesnellen om de kracht van den wind te vergrooten, enz. Door deze beschrijving deed Racon zich kennen als een buitengewoon natuurkundige. Dit „Huis der Geleerden" stieldie nu ook een vereeniging Rozekruisers voor. Het hoofd der geleerden heeft op zijn turban een rood kruisje; de geleerden dragen een rooden mantel. De overeenkomst tusschen hen en die Roaekruisers werd dan ook door de buitenstaanders der Orde zoo goed begrepen, dat John Hevdon (geb. 1629) eengroote apoloipist der Orde, alhoewel er niet toie behoorend, een werk schreef, geheeten „Voyage to the land of ïthe' Rosicrucians", dat eene letterlijke copy is van „Nova Atlantis", waarin hij enkel in de plaats van de Geleerden, de Rozekruisers schreef. W. F. C. Wigston, schrijver van het zeer gewaardeerde boek ,-,Racon. Shakespeare and the Rosicrucdans" [Londen 1888), besluit dat her werk van Heydon geen litteraire fantasie is, en ziet in de geschiedenis van „Nova Atlantis" die van Bacon's geheime RozJekruisers-vereeniging, waarvan hij feitelijk het hoofd, de „Tirsaan" der N. A. was. In zijn „Nova Atlantis" schiep Racon een „model van een vieireeniging tot het voortbrengen van groote en wonderlijke werken, tot nut" der nHe.nschil oict". En niet alleen sclirelef hij er over, maar inderdaad vormde hij, naar Joseph Glanville, Kajpelaan van Jamasi I mededeelt, een gezelschap om dit werk te beproeven. Waarschijnlijk man. upon wfiiose helad I aet !the crown and for whose sake I wore detested blot of murderous subornatlon." Deze laatste woorden hebben betrekking op de veroordfeeling, die Bacon als aartskanaeilier in 1621 wegens omkooperij van rechters onderging, en hem de afzetting van zijn hooge amblt kostte. Hij, Lord Vier u lam. Vice-Count van St. Albans, was door zijno politieke tegenstanders, met zijn persoonlijken vijand Ceail aan het hoofd, beschuldigd geworden van corruptie en voor het Huis dier Lords vervolgd. Bacon antwoordde: „Ik weiet dat mijne handen zuiver zijn en mijn hart rein, en ik hoop dat mij(n huiis voor mijne vrienden en huisgenoten onschuldig blijven zal. Zulke dingen tegen mij (ingebracht, zijn krankzinnig, bijzonder in dezen tijd dat beschuldigingen als doel tegen grootheid van karak'-> ter gebruikt worden." De betichting kwam dan ook als onaannemelijk voor. Tot ieders groote verwondering erkende Bacon zich nochtans schriftelijk plicht'ig aan de feiten hem opgelegd. Hij Wierd vieïroordeeld tot gevangenisstraf, maar werd onmiddellijk door dien koning begenadigd, en trok zich terug te Gorhambury House (gebouwd met de steenen voortkomende van het ..Masons Home", opgelicht ter nagedachtenis van St. Albans. volgens eene weinig geschiedkundige overlevering, bouwer der eerste Christelijke kerken in Engeland en slachtoflie/r van het geloof te Verulam.Lum of Weiarlamceaster in 303. Bacon wijdde zich aldaar voortaan geheel aan de studie der wetenschap, en schreef er zijne „Nova Atlanlis". Het hierboven overgeschreven uittreksel van het cryptogram geeft de uitlegging van Bacon's bekentenis. Om den koning te dekken, legde hij eene gedwongen schuldbekentenis af. Udn y schrijft in „The Channel", dat Baeon als Gneiat Sollicitor twee bedienden had dhe volgens het algemeene gebruik geld ontvingen in alle zaken om aan de rechters te geven, met dien verstande,, dat deeen het geld van de verliezende partij moesten teruggeven. Deziei praci.ïijr ken, alhoewel onbekend aan hun meestelr, kpsttlen hem het verlies van zijn ambt. E|e)n der ware plichtigen, Bushel, be¬ kende later zijne schuld, door een schreven opgenomen in het werk „The first Part of Youth's errors" (1628): As ior riiy self, with shame I must acquit' the titte and plead guilt'y; which groeves my vietry soul, that so mal'chless a Peer should bie lost by insinualing caterpillars. who in his own nature scorned the least thought of any basei,"x) Ten tijde van Bacon bestond reeds de mieiening, dat hij onschuldig veroordeeld was gelwiorden, en opgeofferd aan de politiek van den koning James, waarmede liij liet niet al lij d eens was. nl. in zake van een oorlogsverklaring aan Spanje wegens de Pfalls-kwestie. Tusschen de meest belangrijke werken over de Baoon-kwestie in de laatste janen verschenen, verdient ook eene bij zondeine vermelding, het boek „BaconShakespeare-Cervantes (Francis Tudor)" van Alfrield von Weber — Ebenhof (Leipzig—Weenen 1917), waarvan ik kennis nam na het bovenstaande reeds geschreven te hebben. Dit werk merkwaardig gedocumenteerd en rijkelijk geïllustreerd, bevat een schaf van inlichtinge|n over de verborgenhedlen van Bacon's lefven, o.a. zijn verhouding tot Koningin Elisabeth en haar anderen zoon, uit het morganatisch huwelijk met Ledcester, geboren nl. lord Essex Bacon's broeider; over zijn auteurschap van Shakespeare's drama's;2) over de ver'valsching van 't oorspronkelijk Shakespeare's monument te S'lratford, dai eertijds Bacon's borstbeeld droeg, waarachter 't. gehel Jm va n^ij'n auteurschap verborgen lag;3) over de verschillende pseuübnie- x) Zie S m e d 1 e y, „The mystery of F. Bacon". 2) In de „Intauratio Magma" beloofde Bacon voorbeelden (fabulae sive exiempla) der menschelijke hartstochten op het tooneel tle brengen, om aan te toonen, hoe het lot der menschen en der volken zich ontwikkelt, volgens de natuurlijke wetten van overerfelijkheid en aanpassing. 3) Het gelieim van Bacon's leven en de avonturen van het Engelsche hof, in velel drama's van Shakespeare gesluierd beschreven, was door zijne tijdgenool'en wel bekend. De latere geslachten trachtten zooveel mogelijk deize dynastieke en staatsgeheimlen te verbergen, door den tooneelspeler Shakespeare als den waren schrijver voor te stellen.. , men, waaronder deze schreef: Immerito Ignoto. Lyly, Kyd, Greene. Spenser Warlser, Nash, Burton, Barclay, eui^.; en over de schijndood van Bacon. Volgiems von Weber—Ebenhof stier! Bacon nfeft in 1626, maar wel in den ouderdom van ongeveer 104 jaar. Zijn leven onvejiiig zijnde in Engeland, zou hij na eten schijhbegrafenjs zijn vlucht genomen hebben naar een Koz*kruiserskloosteir ïn Holland, om zich aldaar rustig te wijdien aan de ontwikkeling van de door hem gestichte proefondervindelijke wetenschap. In zijn grafkelder te St. Albans in de St. Michael kerk werd slechts een looden pop gevonden. Het Bacon monument in deze kerk bevat als opschrift: „Sic seidebat Baconus" (zoo 'had Bacon de gewoonte te zitten), niet hel gebruikelijke ,,Hic jacet" (hier ru^t). Dit opschrift ziegS v. Weber. verbergt op humoristische wijze Bacon's schijndood. In zijn werk vinden wij ook de reproductie van het titelblad van Bacon's levensbeschrijving door Dr Bart hol Mosqr, in 1645 verschenen. Baron van Verulamiium in de vier hoofdperioden van zijn leven voorstellend. het laatst als een stokouden grijsaard in monnikspij. Het meest bijzondere van von WeberEbienhof's werk is het betoog dat Bacon ook da schrijver was van de voornaamste werken onder den naam van Cervantes (1547—1616) uitgegeven: Galatea, Novelas Exemplares en Don Qujixiotel. Alvorens tot een grondig onderzoek de;r kwestje over te gaan, meldt von Weiber, dat Sir Edwin Durning Lawrence, schrijver van het werk „Bacon is Shakespeare" (1910) tot de verrassende ontdekking kwam, dat het exemplaar der eerste Engelsche ver tan ling van de „Don Quixote' door Shelton correcties bevatte van het hem ze;er bekende handschrift Bacon's. waaruit hij ■kon besluiten, dat deze de schrijver zelf moest zijn. In het Juni-nr. van hel' tijdschrift „Baconiana" der „Bacon Society' van Londe/n. verscheen een artikel van Hut chinson, bewerend dat de z.g. Engelsche vertaling van de „Don Quixote" de eigenlijke oorspronkelijke roman js. waarvan Ceirvantes slechts de Spaansche vertaling uitgaf, metf toestem¬ ming van dietti gêlheim gebleven schrijve)4. In „Don Qujxobe!" (1605) de ronddolende radder, die de kennis bezit van een rechtsgeleerde,., een theoloog, een arts. een astroloog en een wiskundige, heeft Bacon zichzelf geschilderd. Wij hebben hier de samenvoeging van Prins Arthur uit ,vTaunie Queen" en van Prospero vgit ,.The Tempest". Het idieaal van humanisme,, berustend op de kennis der natuur en de onderwerping aan de hoogste moraal, was zeer zeker niet dat van Cervantes, een schrijver van zeer middelmatige ontwikkeling en talent. De watenschap der ronddolende ridders, hoog boven dat Idter scholen en universiteiten gesteld, is niets anders dan die der Rozenkruisers, waartoe, zegt v. Weber, alle voorname geleerden,, wijs geeren en dichters behoorden. Cervantes was een weinig interessant man. Zijn bleiste levensjaren, van het een-efn-twiintigsie tot hol' drie-en-derligste, bracht hij door als soldaat en als gevangene van Algerijnsche zieeroovers. Daarna leidde hij een niet miinder avontuurlijk en zelfs onzedelijk leven. Von Weber slaaft verder door menigvuldige bewijzen zijn Bacon—Cervantes theorie, o.a. het gebruik van defcelfde cryptogrammen, als die welke in de werken van Shakespeare wforden teruggevonden b.v. in z,g„ woorden met Bacon's getalswaarde, en andere als honorificabclJitudiivtatibus. ,Salatica" (1611) is een herderroman, wiaanin in bedekten vorm de intriigues van het hof van Koningin Elisabeth worden voorgesteld. De „Novas Exemplares" (1613) zijn twaalf novellen, geschreven in den schitterenden stijl, eigein aan Bacon), stukken uit het volle leven, van verblindende kleurenpracht, vol verborgen zinspelingen. wlier schrijven door Cervantes. destijds een ouden versleten man, geheel uitgesloten is. In het ,.Baconisme" zijn aldus in de laatste tijden buitengewoon belangrijke ontdekkingen gedaan. Wat zal er nog op dit terrein gevonden worden? Men *) 'Tier opheldering van de Baconkwestie is zelfs in Weenen een ,,Oes1ferneicliische Shakespeare—Bacon—Gesellschafl" opgericht geworden. _ bteüiocde zich echte#1 voor ongegronde veronderstellingen. Zoo is beweerd ger wordein, dat Bacon ook de schrijver zou zijn geiweest van de ,.Fama" efn de _ Confassio", waarvan J. V. Andreae voor de verantwoordelijke schrijver doorgaat. Dr. Speekman1) meent dit auteurschap lei kunnen afleiden uit enkele anagrammen en de getalswaarde van sommgiei woorden. Er bestaat echter gefetn voldoende bewijsmateriaal om een Bacon-Andreae theorie op te bouwen Met woordomzettingen en woord-kabbalisliek dient opgepast te wtorden; de Stralforders hebben zelf vaak spitsvondige anagrammen ten voordeele van hun stelsel bedacht. De Rozekruisersende wetenschappelijke beweging in Engeland. . Niet alleen is uit de Engelsche Rozekruïserij de moderne wijsgeorige Vrijmetselarij ontstaan, maar ook eene andere beweging, die Engfoland de eerste! plaats deed innjemen in de ontwikkeling der wetenschap. Er bestond eene dubbele strooming bij dei Rozekrujisers. die wij reeds ten tijde van Van Helmont aantroffen; de exoterische, wielke voor strekking had de posdLieve wetenschap te bevorderen, en de esoterische, willende d!e kabbalistische en alchemistische kennis geheim houden. In Engeland stond Bacon aan luelt hoofd der eerste, terwijl de tweede onder leiding van Fludd was Deexoterici bereikten hun doel na het overlijden varaan voerder, door het oprichten in 1645 van het „Invisible Colleg e". In den beginne waagden zij toch niet openlijk te voorschijn te tredjen; de vervolgingen in Duitschland. Frankrijk, Italië en Nederland tegen de vrije denkers ingesteld, waren nog van te jongen datum. Het „Invisible College" wilde het plan verwezenlijken door Bacon in zijn ,.Nova Atlantis" beschreven. Als stichter wordt genoemd de Duitsclier Theo dor !) Zie het ..Maconuiek Weekblad" van 8 Februari 1919, en Sir Robert Moray, of Murraj>,"\ secretaris van Staat voor Schotland, eenV voornaam krijgskundige en wijsgeer. J Na enkele jaren kon het „Invisible College" in de buitenwereld optreden, en nam den naam van „Gresham's College" aan., in 1660 opnieuw in düe van „Academy" veranderd. Veel mfeer, in 1662 werd de Rozekruisers-Academie door Karei II officieel erkend en ,,R o y a 1 Society" of „Regalia Sooietas Londini pro scientüa naturali promovendi" geheelen. Die koning wast. evenals zijne voorgangers James I en Karei I. een beschermer der alchemjstem. en persoonlijk bevrjiend met B o y 1 e die van hem aldus wist te verkrijgen(, dat de eerste wetenschappelijke AcadeIxilie in Europa opgericht werd. Tot voorzitter van de „Royal Society" werd Sir Moray benoemd. Dank zij den vrijen gepst van Engeland,. kon Karei II eene blijvende bescherming aan de natuuronderzoekers schenken, terwijl in de andere landen de vorsten hun deze onder dan druk der Kerken hadden moetjen ontzeggen. De boodschap door de Rozekru,isers aan de wereld gegeven,, het opbouiwen der nieuwe. proefondervindelijke wetenschap, was in Engeland dankbaar aanvaard geworden, en ter navolging van dit land. zou later elders de bevoridlering der natuurkennis door staatsinstellingen plaats vinden. Zoo werd in 1666 naar het voorbeeld van de „Royal Society",, in Frankrijk door Colbert de „Académie des Sciences" gesticht, pas in 1699 door Lodewijk XIV goedgekeurd, vergaderden. Rond hem schaarden zich\ mannen als de wijsgeer Locke (1632— ' 1684), zijn persoonlijke vriend, de groote . bouwmeester Sir Christoph Wren l (1631—1723),, bouwer van St. Paul's en j ontwerper der nie,uwe stadsplannen^ na j den grooten brand van 1666 in Londen/ dra bij B o y 1 e, de groote natuurkundige** (1626—16911). Uit dezes brieven is be-V Upnri dat de leriipJn bii hem ten huize) ^Haack; de leiding berustte echter wel-1 i VI. HET VERBAND TUSSCHEN DE ROZEKRUISERS EN DE VRIJMETSELAREN. Het is niet moeilijk nog meer overeenkomst te vinden tusschen de beide Orden, dan w|ij reeds aantroffen. Katsch toont aan,, dat vele symbolen buiten de hierboven genoemde, en waarvoor analogieën te vinden zijn in de oude Vrijmetselarij, werden gebezigd door de Rozekruisers. Fludd zegt in zijn .„Clavis Philosophiae": „Het is onmogelijk dat wij tot het hoogere leven kunnien opklimmen, zonder de tusschenschakels der natuur. Uit die schakels of treden was de Jacobsladder samengesteld;, en ook de keten, die aan den troon van Zeus bevestigd was en tot de aarde reikt.'' Ook de „Fania" spredkt van de Jacobsladider. De passer komt ook bij Fludd voor. evenals de sleutel, de „ware Davjdssleutel",. waarmede het boek der zeven zegelen kan worden geopend. Bij Fludd treffen wij nog de zon zin: ,,Wanneer heden het Oude Testament gelezen wtordl wordt het niet verslaan, en blijft de blinddoek voor de oogen der lezers. Bekeerqn zij z|ich tot den Heer. dan valt die blinddoek." Frisjus gebruikt symbolisch de ruorma, letterlijk vertaald, winkelhaak. Met den voorganger der Rozekruisers. Lullius (zie zijn „Testamentum Novjissimium"),, wijst hij op God als den Bouwmeester des Heelals. Het „Summum Bonurni" bespreekt den rechlhoe' kagen grond- of hoeksteen en bevat heel dé ethische steensymboliek." Bouwt u zelf op als een geestelijken tempel uit levende s'teenen, op Christus, de bockstelen', roep(t Frisius den broederjen toe. Zijn werk noemt de ware Ma^ie (Magiërs zijn Wijzeni. tevens Koningen; dus Magie is gelijk met Wijsheid of Ivonïnklijke kunst), de Kabbala, e.n de Chemie, de drie voortreffelijke zuilen van den Tempel der Wijsheid', gebouwd op den bezielden berg. Het oudste Conslitutieboek der Vrijmetselaren zegl. dat de Bouwmeester des Heelals. aan Adam naar zijn beeld geschapen, de meetkunde, in heit hart legde, wcdfco uitloopt op de Koninklijke Kunst, de Mathesis en de Kabbala. Juljus de Campis schrijft over den symbolischen spiegel: „Wie goddelijke wijsheid betracht, ziet als in een spiegel zijne toekomstige heerlijkheid van het eeuwige leven." Van zijnfe inwijding als B. C. zegt hij: „,Ik reisde naar het Oosten, het Zuiden, het Wleslien en de Middernacht (Noorden)." i Hij verklaart ook, dat de deur niet openstaai voor wie komen met ongewasschen handen, of met een gemoed dal aan geld hangt (handwasch al » reinigingsbeeld en aflegging der metalen). In het „Speculum Bhodo-Staurotieon" van S c h w e i g h a r tv die door zij ne nauwe betrekkingen met de Broederschap R. G. veel over haar weet mede te deeleri. komt voor over het Collegium of Losament (Loge) der Rhodostaurarische (Rozekruisers) Broeders, waar men ingaat „den nieuwen Heliae. der nieuwe opgaande Zon tegemoet" Dit candidaatsinii'reöten geschiedde: ,mit er öff neten Herzien (linkerborst), enlblössten Haupt (de meesters droegen toen een hoed) und nackenden Füssen" Maier spreekt in „Themis aurea" van de notae of herkenningsteiekens der R. C.; het kenwoord werd „gespeld'' en in zijn „Silentium post clamores'' bespreekt hij het gr aden stelsel; er waren , broeders, tevens orde-leden", br.oedera. niet orde-leden" (denkelijk dlie niet alle regelen aannamen) en de ^haerecïes" (erfgenamen of opvolgers) Iedier die aangenomen werd; meldt de ^Asserlion'". moest „seines Lö'ibes machtig und freyer Herr" zijn', m.ai.w, zonder lichamelijke gebreiden (nog in Amerika de eisch bij de Vrij'mietseJarij) en vrij man. Het zoeken en aankloppen wordt herhaaldelijk in de „Fama" en in de „Clavis Philosophiae" symbolisch gebruikt. larij, vooral dé MeestèrsInWijding bewijst door zfich zelf, dat de Orde zooals Waite schrijft, niet eene vieraeniging is ten doel hebbende biet verspreidjein der gewone' ethiek, maar wel de ontwikkeling van den hoogeren mensch, drie in het licht der oude scholen van inwijding de kennis van zijn inwezen terugvindt. Graaf Coblet d'Al viel la, GrootInspecteur van het Suprème Consejl van Belg|ië, zei op de Conferentie van Rozckruisers. gehouden te Brussel in 1888. „dat het juist in het rituaal van den MeesLergraad is. dat de duidelijkste b'Qwijzen gevonden wiorden van die overlevering der Rozekruisors". *) De definitieve indeel'ing in drie graden dagüsekent echter van na 1717. De bepalingen voor den nieuwen Meestergraad wenden eerst in 1724 samengesteld. In het Engelsch Vrijmletselaars-ritaaal, getuigend nog altijd van het zoeken naar „the hidden mysteries of nature and scïence", klinkt" du:delijk de RozekruV serij na", zegt Bolland nog in zijn laatst genoemd werk. De Quincey !) komt lot hetzelfde besluit als Buhle, dat de Vrijmetselarij der drie graden niets anderfs bevat in hare beginselen, ritualen en symbolen* wat niet in de eerste geschriften der Rozenkruisers teruggevonden wordt. Beiden zijn dan ook van oordeel, dat Üe Vrijmetselarij niets anders is dan de Rozekruiserij, gefwij'zigd door degenen, die haar van Duitschland in Engeland ingevoerd hebben. Katsch gaat nog verder in het besluit van zijn onderzoek naar den oorsprong der Vrijmetselarij, dien hij bewijst bij de Roaekruisers te kunnen vinden, en spreekt van eene ontaarding hunner christelijke mystiek: „Seildem die Freimaurerei ihr einst so heil leuchtender S tem der „königliclien Kunst" erlosch, ist sie keineswegs überall mehr die alt©, in weiser Sielbstbeschran'kung kraftbewusste. Miorsch ward ihre einst so festgei ugto th©osopliische 1) Zie „Compte-Rendu de la Conférence internationale des Rose-Croix , Bruxelles. Weissenbruch 1888'. 2) „History Critico Inquiry of the Freemiasionery and Rosfcrucianism", 1824. Stiitze. crschütterl ihr ödler Stoltz Und ihr inniges Vertrauen auf ihijen kubischen Grund- und Eckstein: Je sus von Nazareth." In Nederland heeft Heymans1) het standpunt van Katsch ingenomen betreffende de afkomst der Orde. De juiste toedracht der omzet'ingvan den ma^onnieken arbeid onder d'tn invloed der Rozekrufisers, is echter nog niet geheel in het licht kunnen gesteld wiorden. Djt zou alleen mogelijk zijn door het onderzoek van de notulen dei" werkzaamheden van de Engelsclie Vrijmetselarij in de XVIIe eeuw en vroeger, voor zoover deze bewaard wteirden. N i c o 1 a ï meent, dat de symbolen dfie behaoren tot de kennis der natuur' de zon, de maan, de vlammende ster, de cirkel, de winkelhaak, het waterpas en de Jacobsladde.r met drie treden, pas rond het jaar 1682 door de Vrijmetselarij aangenomen werden als algem ene minnebeelden van den wederopbouw van Salomo's Tempel. Zek'er is dat een nieuwe en krachtige impuls in het midden der XVIIe eeuw, aan de speculatieve richting der Vrijmetselarij werd gegeven, door het toetreden van voorname Rozi;kruisers als S i r M o r a y, die reeds in 1641 in de Orde opgenomen \Verd B o y 1 e, Si r Wren en L o c ke, allen leden van de „Royal Society". Verder worden genoemd Elias As h mol e, de beroemde wüjsgeer, alchemist en antiquair, schrijver van „The way lo Bliss" (1658), (wiens inwijding te Warringtan in 1646 door zijn dagboek algemeen bekend is, maar die niet in het gezelschap der Vrijmetselaren vond wat hij zocht waar hij dan ook niet terug verscheen voor 1682); Robert Samber, alias Eugenius Philaletes, al'as Thomas Vaughan, (1612?). schrijver van verscheidene alchemistische boeken en uitgever van de eerste Engelsche vertaling van de „Fama" in 1652, Will. Oughtred, Will. Lilly, Georg R1 p 1 e y en P. S t a ë 1. De hervorming der Vrijmetselarij in 1717 was, mag men zeggen, de definitieve overwinning van den geest der i) „Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij", 1901. ftozekru.isérs óp de loutere overlevering der bouwgilden. „Vier oude bouw 1 oges van Londen verenigden zich onder een grootmeester, zegt F in de], om enkel g e e s t e 1 ij k e doeleinden na te jagen en eëne symboliek- bouwkunst te bestudeeren, wLer etj,nige kunstige bouwstof de mansch zelf was. Zoo trad in die plaats van het in volslagen ontbinding verkeerende steenWerkers-gildie eene nieuwe en hoogere instejling, de vrijmetselaarsbond, als ...midldlelpunt van dé vereeniging' d/er geschiedden menschheid lol eenen algeomenen liefdebond. ' „Een der eerste handelingen van de Engjalsche Grootloge na 1723, zegt Öjr. Goblet d'Alviella (passim) was den meestergraad te hervormen-" Wij zagen reeds dat volgens dezen zeer verlichten schrijver de meestergraad ontegensprekelijk de bewijzen van zijn Rozekruis^rsherfcomst draagt. Aan dit werk namen de Rozekruisers toch geen rechtstreeks d:el. „Het is niet beweerd g: worden, schrijfl Gould1) dat de Rozekruisers eenttger wlijize tot de oprichting van erd hebben, zich veel moeite gevend om de wereld te overtuigen, en waarvan zij de opvolgers zijn, alhoewel zij maar enkele symbolen en inwijdingsleekenen er van overgenomen hebben. De leden van deze vereeniging droegen den naam van Rozekruisers, en hunne officieren genoemd gelijk de onzen, grootmeester opzieners, enz. droegen in hunne plechtigheden een rood kruis als herki nningstce'ken." Het artikel van de ,,Daily Journal", door Prof. B o 111 a n d als zeer kenschetsend beoordeeld, werd, schrijfl hij in zijne „Orphische Mysteriën", ook overgenomen in het „Daily Nie^vs" van 24 September 1730. Zijn inhoud kan in verband worden gebracht met hetgeen Prof. Bollaud verder zegt, dat Robe rt S amber in 1723 zinspeelde op de Rozekruisers-geheimen als de Vrijmetselaar s-ge he.i men der hooger klas. Het geestelijke doel door de Rozekruisers gevolgd was te hoog, dan dat het geheel bereikt kon worden, alleen door het gebruik van symbolisme en rituaal in de Vrijmetselarij; dit doel is de inwijding in het hoogere leven, de totale zedelijke hervorming, door wat genorc ti werktuigen voor magische waarzeggerij bestaande in twaalf edelslleenen, waarvan elk in verband was met een der teiekens van het dierenriem, gedragrn door den hoogepriester aan zijn ephod of linnen gewaad. Zlie I Samuel 28:6: ,,En Saul vroeg den Heere. maar de Heere antwoordde hem niet noch door droomen, noch door Urim, noch'd'oorde Profeten." De Urim en Thummim waren niet oorspronkelijk Hebreeuwsch, doch warefn gelijk de meeste anderen godsdienstige riten van de Egyptfenaren overgenomen. bij wie de geheimzinnige scarabee, welke op de borst van de Inwij:ders gedragen werd, dezelHe verrichtingen (had. (Zie Blavatsky's ..Geheime Leer" I, 838 en „.Theosophisch Woordenboek", waar men leest dat Urim openbaring beiteeken'l en Thummin wlaarheid, en verdere uiteenzettingen volgens Diodorus en Filo Judaeus aangegeven worden). z.g. het hemelsche vuur van de engelen ontvangt; eene grootte menigte pelgrims, kaarsen dragend, ontvangen vervolgens van hem het vuur, waarmede hunne kaarsen aangestoken worden." Bij de Rozekruisers werd het H. Avondmaal op Witten Donderdag voorafgegaan door de verheerlijking van het mystieke vuur, symbool van de scheppende kracht en de goddelijke vonk in alle wezens aanwezig, bron van het verstand en alle beweging, beeld van het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt, en dat, gelijk de vlam, naar den hemel opstijgt, niete achterlatend don de herinnering aan zijn gloed. / VIII. DE GOUDEN ROZEKRUISERS. Vanaf de tweiede helft van de XVIje eeimv, mjeldt de geschiedenis het bestaan van Gouden RozekTuisers. F1 u d d schreef dat de Broeders verdeeld waren in twee klassen: de eerstien heetten AureaeGrucisFr a#t r e s; de tweeden Rosae Crucis Fratres; de eelraen. waartoe Fludd behoordet, waren theosofen, de anderen hielden zich meer bezig met aardsche dingen. Deze uitlegging wordt door S é d i r gegeven Julianus de Campis („Sendbrief") onderscheidde de Rozekruisers van de theologen door hen theosofen Ie noem; ,n, in den zin van ondogmatische Christenen, enkel steunend op de le?r van Christus, zooals deze in de Evangeliën opgeschreven werd. De Aureae Crucis Fratres waren aldus die broeders, die meer die mystiek beoefenden, en da gewone Rosae Crucis Fratres degenen die zich meer met natuuronderzoek bezig hielden. Het goud had bij de alchemisten de symbolische beteekenis van reinheid en lichl. De naam van „Aureae Crucis" wordt soms ook b.v. door Kieselwetter, gegeven aan heel de Rozekruisersveneeniging. Wij zagen reeds dat er van Maicr een manuscript bestaa?, *) waarin hij zegt dat in 1570 het Genoot schap van oude Magische Broeders, of „Wijze Mannen", herleefde onder den naam van Broeders van het Gouden Rozek'ruis. Opmerkelijk is dat Maier zelf het woord „Gouden" gjelbruikt in den til,el van verschillende zijner alchemistische- en Rozekruisersboeken: „Symbola Aureae", „Tripus Aureus" en „Themis Aurea." Madathanus schreef in 1621 als „Theosophus Medicus et tandem Dei gratia aurae crucis frater", zijn „Aureum seculum redivivum" (Geschiedenis der Gulden eeuw), waarin hij trachtte het werk van Boehmie te vereeinigen met dat der Hermetisfcn. In dit werk zien wij eene nieuwe poging om die tw^e richtingen, bij de Rozekruisiers aanwezig, ineen te doen smelten. i) Zie bi.2^. Dr. Hartmann houdt zich bijzonder bezig met de Gouden Rozekruisers, Waarvan hij de „Geheime Symbolen" uitgaf, en waarover hij in zijn wijsgeerige roman „With the Adep'ts" schreef. Heft eerste w'erk is eene vertaling van e^ne uitgave in 1785 te Altona in heit licht gekomen, welke reeds gedrieltelijk in 1625 verscheen onder den ti'tel „Ein güldener Tractat vom Philosophischen Steine. Von einem noch Lebenden, doch ungenanten Philosophen, den Fili:sdoctrinae zur Lehre, den Fratiibus aureae Crucis aber zur Nachrichtung." M o r m i u s weet ons ook iets te vertellen van de Gouden Rozekruisers. Hii schrijft, dab hij in 1630 te Levden kennis maakte met een stokouden man, R o s e geheeten afkomstig uif Dauphiné, lid dier Gouden R. C., die volgens hem maar drie leden telde. Mormius Werd zelf geen lid van de Orde, maar wel R o s e ' s vertrouwensman, en zocht w'at hij van hem leerde op zijn reis naar deii Haag met Woeker aan de Staten -Generaal t'e verkoopen. Dtezr gaven geen gehoor aan zijne kunsten; daarop maakte Mormius zijne arcana bekend, (welke waren: perpetuum mobile, rectus et circularis quadruplex, en helmiddel om geringe metalen in edelere om te zetten) door het uitgeven van het Werk „Arcana totius na t u ra e secretissimae a Collegio Rosiano inlucem produntur", 1633. Indien wij eenige waarde mogen hechten aan de gezegden van Mormius en Rosé zelf, hebben wij hier te doen met eerue andere inrichting van Gouden Rozekruisers, Welke niet de mystiek op den voorgrond hunner beschouwüngen plaatsten. Op grond der bewteringen van O rv i u s, waren er in Nederland ook Gouden Rozekruisiers. Dit kunnen wij althans afleiden uit de volgende verklaringen: De begroetingswoorden, tevens een )herkenningsteeken der Rozekruisers Orde, waarvan Orvius tevergeefs zocht lid te wlorden. waren: „Ave Frater-auraae et Rosae Crucis-benjejdfctus Deus Domiinus noster-qui dedit nobis sjgnum."!) Zij droegen als onderscheidingsteeklen een koord van zwarte zijde in het bovenste knoopsgat) van hun rok, symbol iseerend dat zij zich liever zouden laten wurgen, dan hunne geheimen te openbaren. Deze snoer, schrijft N i co la ï, werd hun gegeven, nadat zij eenige extases hadden gehad. Op de vergaderingen droegen zij een verguld kruis, gekroond met een roos, aan een blauw! ordelint. Hun schootsvel was van zwartte zijden koorden. Zij haddien ook als teeloen, dat hun haar tusschen die kruin en het voorhoofd weggeschoren werd. Op hooge feestdagen moesten zij voor zonsopgang naar buiten gaan, vóór een bepaalde buitenpoort der stad elkander opwiachtefn en begroeten op de aangeduide wfijze. De#ze Rozekruisers werden geheelen van liet tweede Stelsel, ook Fratres Roris C o c t i, of Broeders van dien „gekookten dauw",, waaronder men den steen der wijzen verstond. Er werd beweerd dat de dauw de grootste onttbindelnde kracht op het goud bezit'. De Gouden Rozekruisers zochten feitelijk ook lapis philosophorum. In diefn loop der XVIIe' eenw wordt verder niets openlijk vermeld omtrent de Gouden Rozekruisers, die in de volgende eene groote uitbreiding namen. In 1710, alsook in 1714, ter gelegenheid van heit eeulwfeest der eersite uiitgave der „Fama" (Kiesewfetter), verscheen tle Breslau het voornaamste bekende werk over de G. R. C.: „Die Wahrhaffte und volkontaiene Bereitung des Philosophischen Steins der Brüderschaft aus den Orde des Golden und Rosen Kreutzes", aan de hand van Sincerus Renat u s, wiens echte naam was S a m u e 1 Richter, een geestelijke uit' SiLefz'ë. die blijkbaar geen G. R. C. was. Dit wierk bevat de 52 regels der Orde, waaruit Wij; de volgende overschrijven, ons een volkomen beeld van hare organisatie gevend: 1. Het aantal leden, primi'tievelijk x) In het Ma?onniek Museum te 's Gravenhage zijn verschillende schootsvellen met het opschrift': ,.Benedk!tus Deus Dominus noster qui dedit nobis signum Fratrum Rosae Crucis.'" van 21, zal niet 63 te bloven mogen gaan. 2. De 36 eersten mochten gieen Katholielken (papisten) aannemen, wad nu wel geoorloofd is, maar de Broeders mogen niet naar eikaars geloof vragen. 3. De keizer zal voortaan niet meer voor tien jaren gekozen worden, maar levenslang. Hij moet alle tien jaar van naam, pseudoniem en woonplaats veranderen. 4. Twjee huizen zullen te Neurenberg en te Ancona ingericht w'orden. 6. Ieder belooft gehoorzaamheid tot den dood aan zijn overste. 7. De broeders mogen niet gezamenlijk eten, tenzij Zondags en als zij te samen arbeiden. 10. De tijd van leerlingschap is van twiee jaar. 11. Als twee leden elkander ontmoeten, begroeten zij elkander op bijzondere wlijze (als hierboven, volgens O rv i u s, beschreven), en toonen hun ziegel. Als men een valschen broeder erkent, maat men onverwiijld de stad ontvluchten. 12. Als het Magisterium zal medegedeeld wiorden aan een brocld'er, dat hij zich tegenover God verbindc er ge®n gebruik van te maken, noch voor zich zelf, noch om een of ander koninkrijk in oproer te brengen, noch om een tiran te dienen, maar dat hij zegge, dalt hij het magisterium.' nieit kenit, en dat het een bedriegerij is. 17. Groote gesprekken moeten venmeden w-orden. 19. 20. Het is verboden den Steen aan eetnfe zwiangere vrouw te geven omdat zij anders onmiddellijk bevallen zou, noch « ook op de jacht te gebruiken. 22. Het is verbodbn paarlen en etielsteenen te maketn, grooftfer dan die welke gemeenlijk voorkomen. 24. Als een broeder zich wil doen kennen in een stad, dat hij op Pinksterdag vóór Zonsopgang naar buiten ga in de buurt der Oosterpoort', en een rood kruis toone als hij broeder is van het Gouden kruis, en een groen,, als bij Rozekruiser is. 26. 51. 52. Ieder broeder zal na zijne aanneming van naam en voornaam verandotren en die van den laatst overleden broeder aannemen. Hij zal voor de vreemden zijn naam behouden. Hij zal zich door miiddel van dein Stteen verjongen en dit herhalen bij iedere woonstverandering. 27. 28. Men mag niet langer dan tien jaar buiten zijn vaderland blijven., noch ^ergens arbeiden, alvorens een jaar verblijf gehouden te hebben. 29. Dat geen overste zijn rijkdom toione, en dat hij niet mett kloosterlingen omga. Dat men niets van dezen onfr vanige, en hun geen aalmoes geve. 33. De broeders moeten zoo veel mogelijk met Pinksteren in de groo'te huizon te samten komen, om elkaar den naam en de verblijfplaats van den keizer medie te deelen. 35. Als een broeder van woonplaats verandert, dat hij nie't zegge waarheen hij gaat; dat hij verkoope wat' hij niet kan medenemen, en den opbrengst tusschen de armen verdeele. 36. 37. De reizende broeder moet den stelen in poeder, ni t in tinötuun. in een mletalen doos bij zich dragen. Hij zal niets eten, tenzij hij hert eerst heeft laten proeven door wie liem uitnoodigt. 40. Als een Broeder met een ander in aanraking komt, zal hij zeggen een nieuweling te zijn. 42. De Broeders mogen niet huwen. Het huwelijk is echter na ontbinding geen bezwaar tot toeitreding. 43. De erfgenaam moet eerst tien jaar op proef gesteld worden, alvorens als zoodanig opgenomen te worden; hij moet daartoe de toestemming van den Imperator verkrijgen, en mag slechts weinig vrienden hebben. 44. Wanneer een Broeder als R. C. door een gezaghebbende ontdekt wordt',, moet hij zich liever laten dooden, dan zijne geheimen verraden. 45. De aanneming geschiedt in een van de geboulwde kerken der Orde, in bijzijn van zes Broeders, na drie maanden onderricht te hebben ontvangen en aan God detn eed van stilzrwiijgendheid te heibhen afgelegd. Het vnedeteeken wordt aan den nieuweling gegeven met eeh palmtak en drie kussen, en als herkenningsteeken worden hem zeven haarvlokken afgesneden, 's Anderdaags en de drie volgende dagen wordt een gezamenlijk maal gebruikt, waar geen woord gesproken wprdt; alleen bij het weggaan groeten de aanwezigen elkaar door deze woorden: „Frater Aurteae vel Rosae Deus sit tecum cum perpefüuo silenftio, Deo promrissio et nostrae sanöliae Congregationi." !) 46. Na deze drie dagen, moet ieder eiesn aalmoes aan de armen gevtn. 47. De aangenomen Broeder mag daarna met anderen in een hunner huizen te samen wonen, doch niet langer dan twee maanden. Semler deze regels besprekend in zijn: , Unparteiische Samimlungen zur Historie der Rosencreutzer" (LeipzJig 1788), ziet e,'r het bewijs in van eene Jelzuïtische inmenging. Vele schrijvers deelen deze meening. Semkier zegt verder dat Renatius doet vermoeden, dat er in 1624 maar neigen broeders deel uitmaakten van deze nieuwe Orde, en dat hare meer uitgebreide regels, waarin hij onderscheid maakt tusscben de , practica ordinis minoris" en de ,.pr|ao lica ordinis major is", na 1666 opgemaakt werden. | Kiese w etter zegt dat het zegel, w'aarvan sprake, is in den elfden regel,, bestond in een schild te midden van een cirkel., met van onder een roos; boven, beneden en aan de beidie zijden stond de letter Q, en deze vier letters beteekenden: Crux Christi Corona Christianorum. Hij vertelt' wlait als toelichting van regel 29 kan dienen, daitl in 1641 twtee Rozekruisers, die hun rij ladom getoond hadden;, door foltering ter dood wteridjen gebracht, nadat men tevergeefs getracht had hun de geheimen te ontrukken, die zij verborgen hielden. De Gouden Rozekruisers hadden zich door heel Duitschland verspreid en er wede huizen opgericht', ja zelfs kerken geibouiwd. Wat de vorige eeuw ten tijde van Andneae niet mogelijk was^ werd door meer omzichtigheid der Broeders verwezenlijkt. Het arbeidien aan den ruVen steen en de studie der alchemie werden nu in het geheim doorgezet. Tot deze Rozlekruisers behoorden;, zegt S é d i r. de geestelijke S e i 1 e r. die in !) Broeder van het Gouden of Rozekruis. God zij met n, alsook het eeuwige stilzwijgen, de gelofte aan God en onze heilige Broederschap. 1-4»77 goudtransmutaiie in bijzijn van het keizerlijke hof vertoonde,, de apothekeralchemist van Halle, de adept Sehfysld van Rodaun bij Weenenl. en de onbekende goud/omzelteiT wiens vermogens vastgesteld werden door een vonnisi. in 1715, Ier instan'l'ie van gravin von Erbach uitgesproken.*) Tot die GoUden Rozekruisers zou ook Leibniz (1646—1716) behoord hebbesi'. volgens L e n n i n g' s „Handbuch der Freimaureirei" (Iste uitgave) en C a r p e n t i e r A11 i n g's ..Maconniek Woordenboek". Op de tweehonderdste herdenking van Leibniz' dood', den 14 November 1910. heeft Prof. Wundt Duitschland's grootslien wijsgeer ook als Rozekruiser genoemd;, zeggende, d'at hij secretaris der Vereeniging te Neurenberg was. Het Rozekruisers-lid'maatschap van Leibniz was waarschijnlijk niets anders dan zijnie aansluiting aan de alchemistische vereenig'ng!, van z.g. Rozekruisers, gieheeten ,,Fruchti'ragendie Gésellschaft" te Neurenberg, waarvan hij rond 1667 heit ambt van secreillaris vervulde. Wel is waar dat hij met het s'iteVe|n der Rozekruisers geheel instemde.. Hij noemde die Alchemie de voorbereiding voor dei mystieke theologie;, en stelde de begrippen „arcana naturae" en „Chymica" als synoniem2) Leibniz zocht dan ook de ware Rozekruisers op, maar uit zijne briefwisseling met Cochiansky (hierboven aangehaald, blz.18) blijkt dat hij in 1696 nog niet in zijne pogingen geslaagd was. Of hij later de oorspronkelijke R. C. ontdekte', heb ik nergens kunnen vinden. Sommige Maconnieke schrijvers zeggent dat de Rozekruisers van het nieuwe stelsel ophielden te bestaan in heitmiddeln der XVIIIe eeuw1; dat von R r ü n, die in 1748 overleed,, een dier laatsten van delze richting was. en dat ('usschen 1756 e.n 1768 een derde stelsel van Duitsche Gouden Rozekruisers ontstond;, die in hoofdzaak meit hunne voorgangers overeen kwamen', maar wier doel toch mieer opzettelijk', door onverschilligheid 2) Zie de verhalen van deze alchemiistefn in Dr. Hartmann's „In the Pnonaos". 2) Zie „Monatheffte der Comenius Gesellschaft". 1903, bl. 143. in godsdienstzaken te bevorderen, was, he't katholicisme zijdelings te ondersteunen. Nicolaï schrijft dat de Jezuït.em werkelijk tot de Orde {toetraden en noemt tusschen hen J o s. Frank, voorzitter der R. C. te München. de tegenstander der Illuminaten van Weisshaupt, die de Vijanden waren van de Rozekruisers.x) S é d i r noemt als ook toik de Jezu,ïtefi behoor.ende den predikant S t ar ck. Delze z.g. nieuwe Duitsche Gouden Rozekruisers vormen eene zeer belangrijke ontwikkeling van de Rozekruisersbeweging in Duilschland gedurende de tweede helft der XVIIIe eeuwi, die m i. over 't algemeen niet juist beoordeeld is gawordön. Het was gteen nieuwe stelsej, doch slefchts de inwrerking van de Rozekruisers op de Vrijmetselarij, in navolging van 't voorbeeld door de Engelsche Rozekruisers in de eerste hellt der vorige eeifw. De Vrijmetselarij had in Duitschland, zooals overal in West-Europa, een ruimer ingaan gekregen; het was een uitnemend instrument', dat door de Rozekruisers in Duitschland gebruikt werd voor ve rimeerdeiining van de zedelijke ontwikkeling en de verdieping van geestelijke kennis harer lede ra waarvoor het enkel bijwonen van rilueele bijeenkomsten niet voldoende kon bijdragen. Te dien einde zochten zij ee , en wiaarvan „verscheidene volkomein wterken verrichten'") hrik den Groote, als zijnde te liberaal. zich aldus geen goede opvolgers toonehdle van hunne geestelijke voorvaderen. Frederik, Üle beschermer der Duitsche Vrijmetselarij, slierf ilweemaaiïde(Q na het opmaken van zijne Constituties der Hooge Graden, waarin ook een Rozekruisersgraad opgenomen was, gedagfjeekend van Mei 1786. Zijn opvolger, Frederik II, als kroonprins onder dien naam van Ormesus Magnus tot Rozekruiser gemaakt', wilde enkel hooren van deze Orde, terwijl zijn minister W ö 11 n e r. Grootmeester der Grootloge ,,Zu den drei Weltkügeln" evenfeens als Rozekruiser ingewfijd vol ijver de 0rdj3 te Berlijn ingevoerd had. Nog hetzelfde jaar, den 16 Juli 1786, !) Moeilijk te plaatsen in het' verband van mijn opstel is de inwijding als Rozekruiser van den keizer Frans I, in ©en opzettelijk daarvoor geslicht Kapittel te Bayreuth, door Prof. Bolland vermeld in zijn werk over „De Vrijmetselarij." Datum van aanneming en bron van inlichting worden door hem niiet opgegeven. Vermoedelijk werd Frans I onder de Gouidjen Rozekruisers opgenomen. In 1731 was hij als hertog van Loh tharingen te 's Gravenhage onder voor^ zitterschap van den graaf van Chesterfield, door een deputatie van cfeai Engelsclien Grootmeester lord Lovel, later graaf van Lieicester, (waaronder Desagukiers) tot leerling en gezel aangenomen geworden. Later werd hij te Londen als Br. Lotharingen tot meester bevorderd. Frans I wlas een overtuigd begunstiger der Vrijmetselarij, niettegenstaandie zijne gemalin, de keizerin Maria Theresia, hare bijeenkomsten in 1764 ten sl'rengsfte verbood. Hij overlfced in 1765. Zijn broeldter Karei van Lotharingen (overl. 1780), Gouverneur Generaal der Oostenirijlksche Nederlanden, werd! eveneens in eene Nederlandsche loge tot vrijmetselaar ingewijd en beschermde openlijk de Orde in België, wlaar hij zielf drie loges oprichtte'. droejg Frederik II op d'e Conventie van Wilhelmsbad eene memorie voor, otn eene geheime vereeniging tusscheii de Duitsche Vrijmetselarij en de Orde dier Rozeikruisers voor te stellen, welkje mjemorie bekroond w,erd. Wöllner gaf in 1788 zijn religieus edict uit, waardoor iedereen onderworpen 'werd aan de dogmatiek der kerk. De Illuminalefn, geleid door N i c o 1 a i. verzetten zich tegen hel edict, maar hunne geschriften werden in beslag genomen. Intusschen had in de Ordie zelf eenie reorganisatie plaats gevonden. Daar de broeders te veel het Paqergon op dien voorgrond brachten, wierfd hun in 1775 het alchemistisch werk verboden, en in 1777 wjerden zij vermaand niet Mammon, maar liet Rijk Gods te zoeken. In Oostenrijk mjeende de Keizer Jozef II het noodig in 1785 zelf eene verordening teg:en hen te verkondigen. Eiene poging werd nu te Weenen in 1786 gedaan om de Rozekruisers wier ster verbleekt was, te doen herleven, door M e s m e r aan hun hoofd te plaatsen. De troonsbestijging in 1790 van Leo pol d II, een vriend van de alchemisten, gaf ook weer nieuwe hoop. Doch in 1792 werd de uiterlijke beweging der Rozekruisers op bevel van het Vice-generalaat opgeheven. In Zuid-Duitschland was reeds in 1787 een gebod tot stils'fand verkondigd. In het Noondien van Duitsdhland, waar de Ortde zich uitgebreid had onder den invloejdi van Frederik II en den Prins Frederik van Bro St Germain had niet alleen Europa, waarvan hij bijna alle landen bewoonde, als tooneel van zijn bezigheden gekozen; hij begaf sfcch ook naar Afrika en tweemaal naar Indië „overal een vast plan doorvoerend, oirn d'e wereld die hem niet begreep, voort Kie helpen, overal goed doende en milde liefdadighe'd bewijzend. Volgens een© Duitsche biographie verbleef hij zes maal in Nederland van 1770 tot 1773, nl. te 's Gravenhage, Amsterdam en Ubbergen, schrijft M r s. Cooper Oakley,1) Volgens zekere overlevering zou hijte 's Gravenhage verblijf gehouden hebben in het oude kasteel Zorgvliet, dat zie!) verhief waar het tegenwoordige Vredespaleis staat. De St. Germain was tevens een grooit muziekkunstenaar en eein goed schilder; zijne schilderijen muntten uit door een buitenge wfonem glans. Zijrue taalkennis was eveneens buitengewoon, behalve al de Europee sche talen, sprak hij Chineesch, Arabisch, Sanscriet en de oude klassieke talen.2) Hij hoeft ook een voorname politieke1 rol gespeeld. In 1759 werd hij dloor Lodewijk XV, wiens vertrouwen hij gewonnen had, en die hem verscheidene malen voor diplomatieke zendingejn bij de Europeesche hoven gebruikte, met eene geheime zending gelast, n 1. om te 's Gravenhage den vrede tusschen Engeland en Frankrijk te bewfcirken. Daar de opdracht buiten den Minisiter van Bultenlandsche Zaken, de Choiseul, gegeven werd, en de Fransche gezant te. 'sGravenhage, d'Affry. er geen voorkennis van gekregen had, vrotg deze tegen hem eejn letl're de cachet, welke Lodewijk XV aan de Choiseul niet durfden te weigeren. D,' Af'fry deelde aan dien Ha-idspensionaris het order tot arresteeren mede. en deze bracht erde Gedeputeerde Staten, vergaderd onder voorzitterschap van Bentinck, mede in kennis. Bentinck, die een vrietnd van ide SI. 1) „Le Comte de St. Germain", Milano 19il2. 2) Touchard Lafosse, „Chroni- (j^ues de 1'oeil de boeuf", 1864. Germain was, deed üfczen echter waarschuwen en gaf hem aldus de gelegenheid naar Engeland te vluchten. In Frankrijk heeft de St. Geu\main gepoogd den val van d'e Fransche dynastie te voorkomen, en door tegemoetkomingen aan het Fransche volk de bloedige omwenteling van 1789 tegen te houden. Reeds in 1774 gaf hij eene ernstige waarschuwing, niet alleen aan de Comtesse d' A 'd b é m a r, de vriendin van Marie-Antoinetle, en den Graaf de Maurepas, dien hij noemda ,,un rninistre frivole et incapable", maar rechtstreeks aan de Koningin, haar de anarchie voorspellend, die het koningschap ten val zou brengen. In 1788 vermaandel hij weer Marie-iAntoineUfttej zeggend dat" de Bourbons van alle tronen in Eiiröpa zouden worden weggeslingerfd, en dal de schuld van 50 millioen, waarvoor de revolutie ging uitbarsten, plaats zou ï^aken voor eene schuld van verscheidene milliarden, onder het dictatorschap van philanthropen, rhetorielSci en fijne sprekers. De St. Germain heeft evenofens ecu rol gespeeld bij het sluiten van den vrede tusschen Duitschland en Oostenrijk in 17G1, en bij de gebeurtenissen in Rusland, die Catharina in 1763 op den Iroion geplaatst" hebben. Als Rozekruiser heeft de St. Genmain gepoogd meer eenheid te brengen tusschen de verschillende R. C. lichamen, die in dien loop der 18e e&uw ontstaan waren. Hij was aanwezig op de Maconuieke Conventie den 15 Februari 1785, te Willemsbad gehouden, c|n trachtte aldaar van een anderen kant de RozekrujSers te verzoenen met de Illuminaten, de Cabbalisten en de Humani'tariërs. *) Persoonlijk stond hij in betrekking met de Rozelkruisersorden van Duitschland en Oostenrijk, zooals de „Asiatische Brüder" en de „Ritter des Licht)s".2) Hij was ook verbonden met de Martinisten te Parijs. Ten slotte meldt C adet de Gassicourt3) dat de St. Germain insgelijks een verbinding trachtte te bewerken met de Tempelieren, die ln Frankrijk herleefden. —/ i) Cantu Ce sa re, „Gli Eretiici cï"Italia", Turino 1867. 3) Cooper Oakle y, passim. 3) „Le Tombeau de Molay". De St. Germain ging door voor een philosoof van hooge waarde. Hij onderwees zijne wijsbegeerte in de maconnieke vergaderingen, o.a. in de Loge „Les Amis Réunis ou les Philalètes", in 1773 opgericht, waar een sterke Rozekruisers-slichling bestond.1) Deze loge was in twaalf klassen verdeeld, waarvan de zes laatste de hooge Vrijmetselarij vormden, ingedeeld in Rozekruisers, Tempelridders, Onbekende Philosofen, Ingewijden en Philaleten (zoekers der waarheid). 2) De archieven der Vrijmetselarij toonen aan dat de St. Germain ook deelnam aan de groote Mafonnieke Conferentie in 1785 te Parijs gehouden, waarop nog aanwezig Lavater, de St. Martin, Mesmer, Wöllner, de Gleichen en C agliostro. ») < In vele mystieke broederschappen speelde de St. Germain aldus een vooramen rol. Hij wordt zelf voorgesteld Is hun werkelijk hoofd, en werd er ver■crd als een soort van liooge r wezen.4) Noemenswaardig is nog dat hij tusschen de flfijen 1750 en 1760 in het slot van den Hessischen landgraaf Willem III, den toenmaligen Gouverneur Generaal, der Oostenrijksche Nederlanden, Karei Ale.xander van Lotharingen, den beschermer der Vrijmetselarij in België, tot Ridder van het Rozekruis verhief.5) Volgens de getuigenis van al degenen, die de St. Germain van dichtbij gekend hebben, heeft hij den naam gelaten van een wonderbaar wezen. Voor den alledaagschen mensch wekte bijna alles bij hem achterdocht. Eene curieuse bijzonderheid van zijn leven was, dat hij nooit !) Cooper Oakley, passim. 2) Cl a vel, „Histoire pittoresque de Ia Franc-Maconnerie". s) Dr. E c k e r t, „Magazin der Beweisführer für die Verurtheilung des Freimaurerei Ordens", 1857. 4) Zie voor meer bijzonderheden omtrent de Maconnieke werkzaamheden van de St. Germain, het artikel van L. A. Lange veld in „De Vrijmetselaar", jaargang VI. nr. I. 5) Prof. Bolland, „De Vrijmetselarij. Voorheen, thans". in bijzijn van anderen at. *) Dank zij' een volkomen kuischlieid en het gebruik vau zijn „elixir de jcunesse", vertoonde hij een verbazende onveranderlijkheid in zijn trekken. Behalve op het einde van zijn leven, leek hij niet ouder dan een man van veertig jaar. Volt ai re schreef over hem aanFrederik II 2): ,,C' est un homme qui ne meurt jamais et sait lout." De gewoonlijke overdrijving der wereld schreef hem een ouderdom van verscheidene eeuwen ld- Hierover ondervraagd doorLodewijk XV, antwoordde de St. Germain: „Sire, je m'amuse parfois, non pas a fajre croire, mais a laisser croire, que j'ai véc.u dans les temps anciens". Een meer actief dan passief genoegen, want hij wist allerlei verhalen te doen uit de vervlogen eeuwen, alsof hij ooggetuige geweest was. Het meest geheimzinnige in het leven van de St. Germain is de datum van zijn dood. Het heet, dat hij overleden is in 1784 als gast van Karei van Hessen in Sleeswijk, zijn beschermer en discipel, bij wien hij de laatste jaren van zijn leven intrek genomen had. T ö uchard Lafosse en de Gleichen vertellen de omstandigheden van zijn dood; het kerkregister van Eckernfoerde toont aan, dat hij op 27 Februari 1784 overleed, en Karei van Hessen bevestigt in zijne „Mémoires de mon temps", St. Germain's dood in deze stad. Desniettegenstaande wordt door onderscheidene geschiedschrijvers de tegenwoordigheid van de St. Germain vermeld zcoals wij zagen, op de Maconnieke conventies va.i Parijs en Wilhelm>bad in 1785. Herhaaldelijk gaf hij nog bewijs van zijn bestaan. In 1788 verklaarde de graaf de Chalons aan de gravin d'Adhémar, terugkeerend van zijn gezantschap in Venetië, met hem gesproken had op de Place St. Mare, den avond voor hij Ve- 1) Eene andere bijzonderheid van de St Germain was zijne menigvuldige naamsverandering, ten einde, overal bekend als hij was, het incognito-reizen te vergemakkelijken. Zoo nam ijjj o.a. den naam van graaf Weildone aan-, en «Sl ook dien van graaif Surmont te Brussel in 1752. 2) Letlre CXVIII (volgens Cooper Oakley) , XII. DE MODERNE ROZEKRUISERS-LICHAMEN. De groote oplaaiing van de Rozokruisersbeweging gedurende de tweede helft der XVIIIe eeuw was langzamerhand uitgedoofd. Na de overdrijvingen van dweepers en gelukzoekers, na het buitengewone door een adept als de St. Germain verricht, was de herinnering aan den grooten tijd der Rozekruisers vastgelegd geworden in den I8den graad der Schotsche Vrijmetselarij, als eene cristallisatie van eene veel meer omvattende leer. Echte Rozekruisers van den ouden stempel waren nochlans overgebleven om de zuivere overlevering aan nieuwe ingewijden over te brengen. Tot hen behoorde Lord Lytton, de Engelsche staatsman en romanschrijver (1803— 1873). Volgens Wynn \V e s t co 111) werd hij te Frankfort tot de Orde toegelaten, in eene loge die in 1850 opgeheven werd. Zijn roman „Zanoni", z.g.n. in het geheimschrift der Rozekruisers geschreven, door hem omgezet, is een belangwekkend werk over inwijding en occulte vermogens, dat nog lang van geslacht tot geslacht gelezen zal worden. Eliphas Lévi (abbé Louis Constant) schrijver van vele occultistische werken2) (overl. 1875), was ook door de Rozekruisers in hunne Orde opgenomen geworden en werd door hen voor het uitgeven van deze werken berispt, daar hij „er openlijk meer van de geheime leer had medegedeeld, dan wenschelijk was." De oorspronkelijke oude Orde der Rozekruisers beslaat noig heden in vele landen. Zij telt nl. ook leden in Nederland; maar dezen, overeenkomstig debe-» ginselen van alle scholen van inwijding, timmeren niet aan den weg'. De kosteioöze beoefening der geneeskunde is nog steeds een hunner uiterlijke verplichtingen. Deze verplichting moet echter sym¬ 1) „Data of the history of the Rosicrucians", Londen 1916. 2) Z'ijne hoofdwerken zijn „Histoire de la Magie'', „Clé des grands Mystères" c^n „Dogme et Riluel de la Haute Magie". bolisch worden opgevat, lezen wij in eene lange, tamelijk gesluierde mededeeling gedaan door Frater Enrico, een lid der Orde, in „De Vrijmetselaar"; i) d.w.x. de Rozekruiser moet louter ter wille van het dienen der menschlieid het geestelijke leven bijbrengen aan allen die in de wereld leven, en die van geestelijk oogpunt beschouwd ziek zijn.2) Doch nieuw sap was uit den bodem van liet ongeziene in den eeuwenouden boom van het Rozekruis in den loop der XlXe eeuw gestegen, en had verscheidene sterke takken boven de uitgestorvene doen ontstaan. Drijft de ontwikkeling der maatschappij niet steeds hoogere vormen va^ leven op lot eene dienende veeleenheid? De Soc ietas Rosicruciana in An g lia, in 1865 opgericht, is de eerste voorname dezer nieuwe takken, die wij in de moderne tijden ontmoeten. Voor 1836 bestond wel in Engeland eene vereeniging van pseudo-Rozekruisers, volgens de bewering van Godfrey Higg i n s, s) wier leden eenen algemeenen godsdienst aankleefden, mengsel van Boeddhisme en Manicheïsme (Sédir). Haar bestaan was echter van korten duur. De „Societas Rosicruciana in Anglia" werd opgericht uilsluitend lusschen, en voor leden der Vrijmetselarij met den graad van Meester bekleed. Hun doel was behalve onderlinge hulp, het bestudeeren van de groote levensvraagstukken en het ontdekken van de geheimen der natuur, het bevorderen van de studie der wijsbegeerte op de Kabbala gesteund, alsook *) Jaargang V, nr. I. s) Deze mededeeling geeft ook enkele bijzonderheden omtrent gebeurtenissen, die zich in de laatste tijden in de Orde voorgedaan hebben, bevat de vertaling van een document over de geestelijke taak der Rozekruisers, aan de hand van den raadsheer von Eckarthausen (1752—1803), en verwijst naar een nieuw Rozekruisers-tijdschrii't „The Equinox", in 1909 in Engeland verschenen. 3) Zie zijne „Anacalypsis". het onderzioek naar de beleekenis en het symbolisme van al wat van de wijsheid, de kunst en de letterkunde der oude wereld overgebleven is.*) Dgze nieuwe vereeniging werd opgericht door R. Wentworth L i 111 e, tevens haar eerste Magus. Kenneth R. H. Mackenzie en Har gr ave Jennings, schrijvers van verschillende werken over Vrijmetselarij en Rozekruiserij, vtaren tusschen hare voornaamste leden. In 1866 werd door haar liet „Metropolitan College" te Londen gesticht, en de „Societas Rosicruciana in Scotia". Sedert 1868 is haar orgaan „The Rosicru ian". In 1871 werd LordLytton als „Grand Patron" van het „Metropolitan College" bencemd, tot hetwelk in 1873 ook E1 ip h a z L é v i als lid toegelaten werd. De „Societas Rosicruciana in Anglia", ook geheeten „Rosicrucian Society of England", heeft verschillende „colleges" door heel Engeland opgericht. Zij is de moedervereeniging van do „Socielas Rosicruciana in U. S. A.", of „Ro icriician Society ot'the United States of America' , die in 1880 gesticht werd, en Laarhoofdzetel heefL te Boston, nadat reeds i;i 1879 een college te Philadelpliie werd opgericht. De S. R. I. A. heeft ook vertakkingen in Frankrijk (te Parijs sedert 1880), in Duitschland, Engelsch Indië, en sedert een tiental jaren ook in de Fransche kolonies en Zuid-Amerika. Haar tegenwoordige Supremus Magus is D r. Wil1 i a m W y n n Westcott, in 1892 Lot dit ambt benoemd, en tevens Voorzittend Meester van de Loge „Crux Chrisli Corona Chrislianorum" te Londen; hij is de schrijver van een groot aanial verdienstelijke werken over godsdienst, Kabbala, Hermetisme en getallensymboliek. Haar secretaris F. L e igh Gardner, is de uitgever van de zeer goed gedocu^ menteerde „Bibliotheca Rosicruciana"2) De „Royal Masonic Cvclopedia" va:; Kenneth R. H. Mackenzie bevat' een volledig tableau van de iiuleeling der negen graden met hunne getalswaarde, die door de „S. R. I. A." overgenomen werd. i W a i t e deelt van zijn kant dit gra- !) Westcott „Data 'of the History of the Rosicrucians." Zie hierboven bl„£ 4, drnslelsèl, met zijn onderverdeel ing en het werkelijk aant^ leden, mede, als volgt: lste Orde: Graad 1 Zelator, 33 leden; „ 2 Theoreticus, 27 leden; „ 3 Practicus, 21 leden; „ 4 Pliilosophus, 18 leden; te samen 99 leden. 2de Orde: Graad 5 Adeptus junior, 15 leden; „ 6 Adeptus major, 12 leden; 7 Adeptus exemplus, 9 leden, te samen 36 leden. 3de Orde: Graad 8 Magister lempli 6 leden; „ 9 Magus 3 leden; te samen 9 leden. Aantal leden der Orde 114. Dez'e 144 (12 X 12) leden zijn verdeeld als volgt: 72 in het hoofddistrict Londen, 36 in dat van Bristol en 36 in dat van Manchester. Bovendien zijn er 16 eere-leden (4 X 4). Het gezamenlijk aanial leden der aangesloten lichamen over de geheele wereld bedraagt ongeveer 5Q0. Het christelijk geloof is eene voorwaarde tot toetreding. De leden vereenigen vier maal per jaar te Londen en hebben jaarlijks een feestmaal. li) r. Westcott erkent in zijn laatste werkje „The Rosicrucians", dat de leden van de „S. R. I. A." geenszins de nakomelingen zijn van het oorspronkelijke collegium der R. C., zeggend: „In Duitschland en Oostenrijk zijn er andere R. C. leerscholen, die van meer rechtstreeksche afkomst zijn, dan de onze, en die niet gebonden zijn door eenige van do beperkingen, waaraan de Vrijmetselarij onderworpen is. Enkele hunner leden begrijpen de wonderbare verschijnselen, die onze zelatoren niet bestudeerd hebben; zij trachten de menschelijke vermogens buiten de stoffelijke, in de etherische, astrale en geestelijke wereld uit le breiden. De Duitsche Rozekruisers j behouden het geheim omtrent hun scholen, hun lidmaatschap, en geven geen handelingen, noch geschriften uit. Naar ik vernomen heb, zouden zij gefen rituaal gebruiken, maar viva voce hunne leeringen ontvangen." In een vorig werkje „Data of the History of the R. C.", schreef Dr. West- metselaren. De „Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij" in Engeland en Nederland, staat beslist in het teeken) der oorspronkelijke Rozekruisers, werkend langs de lijnen van ceremonieel, symbolen en innerlijke studie, die hen kenmerkten. Hare Hilversumsche Loge draagt den naam van „C h r i s t i a a n Rosencreutz", en gaf in 1912 eene Nederlandsche vertaling uit, door A. K e r d ij k, van de „Fama", de „Confessio", en „Het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rosencreuiz", onder den titel: „Mysteriën van liet Rozekruis",1) met een voorwoord van H. J. van Ginkel, waarin gezegd wordt: ,.De ware Orde der Broeders R. G. is eene verlichte gemeenschap des geestes, welke over de gelieele wereld verspreid ij, maar door Eén wordt bestuurd. Deze Orde bezit eene innerlijke school der ware Mysteriën en vele uiterlijke scholen. weike op verscheidene wijzen den weg bereiden tot die innerlijke school." De naam va'n twee. andere ltoges van de Gemeenschappelijke Vrijmetselarij in Nederland duidt ook deze geestelijke afstamming aan; de Haagsche Loge draagt dien van „Racokzy", en de Utrechtsche Loge dien van „Graaf van Weld o n e" 2) een naam gedragen door de St. Germain, toen hij incognito reisde, zooals wij zagen, willende ook hem vereeren, die zoo'n voorname rol gespeeld heeft in de vorige eeuwen bij de oprichting en de ontwikkeling der Vrijmetselarij. Noemenswaardig is ook nog een RozekruLers-vereeniging in den laatslen tijd te Hilversum opgericht, wier uiting is de Uitgevers Maatschappij „Het Rozenkruis". Tusschen de meest belangrijke werken door deze laatste uitgegeven, is dat van den chemicus A. A. van den M e u 1 e n over de vloeibare zuurstof, nl. „Het Vraagstuk der Zuurstof", 1918. De schrijver schijnt de alchémislische scheiding van een vloeibare stof uit de lucht !) Voor belangstellenden verkrijgbaar bij de Uitg. Maatsch. „Hermes". Amsterdam. 2) Deze beide loges hebben zich in 1919 van de Gemeenschappelijke Vrijmetselarij afgescheiden. gevonden te hebben1) door de ontdekking van een praeparaat dienende als geneesmiddel tegen tuberculose, waterziekte en andere kwalen. Ter inleiding der bespreking van het laatste lichaam, opgericht door den moderner. Rozekruisersgeest, de „Orde van. den Tempel van het Rozekruis", diene eene aanhaling uit de voorrede van D r. Ferdinand M a a c k' s uitgave der vier hoofdwerken. aan Andreae toegekend (op cit.): „Wij zien aldus dat de messianistische gedachte zich historisch met de Theosopliie en het Rozekruiserdom ontwikkeld heeft. Het is dus geen wonder, dat deze historische vereeniging bij onze moderne theosofen herleeft; dat men ook heden bij dezen de verwachting van de komst van een nieuwen Messias koestert. En het kan geen verwondering baren, dat in verbinding met dezen transcendenteelen impuls, liet Rozekruiserdom op het punt staat in eene nieuwe phase van zijne ontwikkeling te treden.^ Verder zegt Dr. Maack nog: „De Vrijmetselarij stamt uit de Rozekruisers, maar zij zou hare tegenwoordige vorm niet ontvangen hebben, zonder het bestaan der Engelsche arbeidersleven. De Vrijmetselaren hebben van hun kant weer de Gouden Rozekruisers beïnvloed, en deze zijn aansprakelijk voor de liooge graden (in Duitschland). De (moderne) Vrijmetselarij is ten slotte gekomen. Hare ontwikkelingsstrekking is van Rozekruisersaard. De toekomst behoort aan de Rozekruisers." Hoe opvallend is nu, dat de „Orde van den Tempel van het Rozekruis'' in 1912 gesticht is geworden door leden van de Engelsche Gemeenschappelijke Vrijmetselarij. Mevr. Annie Besant, VicePresidente van den Opperraad dezer laatste Orde, Mevr. Marie Russak en H. Wedgwood. Doel en omstandigheden van het oprichten der nieuwe Orde zijn als volgt beschreven in twee artikels van het tijdschrift „The Valian". 2) „Bij het kiezen van den naam „Tempel van hel Rozekruis", hadden de stLhters verschillende oude organisaties in ge- .—r— x) Zie hierboven bl. '&S. S~ 2) April en Mei 1912. clachte. Een was de beroemde Orde der Tempelridders, gevormd om de pelgrims, die naar het Heilige Land reisden te beschermen en de Mysteriën van het Christelijk geloof te verdedigen. Hij die nu Meester Rakoczi is, was met dit lichaam verbonden, zoowel als met enkele veronderstelde uitloopers van die Orde, waarvan een later in Frankrijk bestond onder den naam van ,,Ordre du Temple". Op dezelfde wijze wenschen de tegenwoordige Tempelieren van het Rozekruis, dat zij waardig mogen blijken ;?ich te verzamelen om den Christus, wanneer Hij weerkomt, en de Mysteriën te verdedigen met het zwaard van den Geest." „De Orde van den Temoel van het Rozekruis" zal zijn gewijd aan de studie van de Mysteriën, het Rozekruiserdom, de Kabbala, de Astrologie, de Vrijmetselarij, de Symboliek, het Christelijk ceremonieel, en de mystieke en occulte overleveringen, die in het Westen gevonden worden." Onder documentair oogpunt deel ik nog uil deze artikels de volgende inlichtingen mede, omtrent het ontstaan van de Orde der Rozekruisers: „Hel voornaamste lichaam, waarmede de tegenwoordige Orde in occulte betrekking slaat., is de middeleeuwsche vereeniging, geslicht door den boodschapper der Witte Broederschap, die korten tijdlaler den mystieken naam van C h r i s t i a a n Rosencreutz aannam.- Op dien vroegen datum waren de Broeders der Orde speciaal samen geïncarneerd, met het doel mede te werken in het groote werk om de Mysleriën te herstellen en ze in een Christelijk gewaad te kleeden. De Orde beantwoordde aan haar doel en was een baaklicht der Waarheid, dat er in slaagde veel van de duisternis en onwetendheid der Middeleeuwen te doen verdwijnen." -JJe Orde van den Temepl van het Rozekruis, poogt „om de oorspronkelijke leeringen van de oude Orde te herstellen, en te trachten haar zoo veel mogelijk te bevrijden van het bijgeloof en de dwaalbegrippen, waarmede zij omwolkt is." Zij heeft over de geheele aarde hare tempels opgericht, arbeidend hoofdzakelijk langs de lijnen van rituaal en cerenionieele magie, om den Heer te dienen, en aan de naar redding uitziende maatschappij de innerlijke boodschap te brengen: „Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn padeö recht?", eene boodschap, niet meer eens roependen in de woestijn, noch de vage verwachting der Rozekruisers der XVIIe eeuw, doch de besliste aankondiging eener naasle gebeurtenis, door de voornaamste oprichtster der Orde, Mevr. Annie Besant, als een tweede Johannes de Dooper, in bezielde bewoordingen aan de wereld verkondigd. NABETRACHTING. Een blik werpend op hetgeen de maatschappij te danken heeft aan de RozekruLersgedachte doior de eeuwen heen, kunnen wij vaststellen, dat de Orde, gestiel^* door Christiaan Rosencreutz, is geweest de groote inwijdingsschool van hetJv Westen, een kanaal, waardoor de Oude Wijsheid^ naast het Neoplatonisme en de leer der Kabbala, aan de Christelijke wereld is gegeven geworden. Bovendien heefl zij een Tempel voor de wetenschap opgebouwd, waarin de menschheid bevrijd is geworden van het juk der empirie, waar zij geleerd heeft het groote boek der goddelijke openbaring in de natuur te ontsluieren, en zich heeft onttrokken aan het kerkelijk verbod van het leven op de hoogere gebieden te onderzoeken. onder voorwendsel van ontheiliging der dingen, die verborgen moesten blijven. Eindelijk, heeft zij machtig geholpen den godsdienst los te maken van het dogmatisme, van wereldsche macht, sectarisme en 'bijgeloof, in samenvoeling van alle Godskinderen, zonder onderscheid van geloof, in de volle vrijheid des geestes. In de kroes der geestelijke omzetting, hebben de Rozenkruisers den volmaakten mensch gevormd, die God boven alles liefheeft, in wiens hart de Christus is fointwaakt, en een steen van liefde en wijsheid in de samenleving is geworden. In hunne stoffelijke smeltkroesen, hebben zij de eenheid van alle stoffen gevonden, naast hel kostbare goud, symbool van de zlonnekracht en het geestelijk licht, de wetten vaststellend, die ten grondslag aan de studie der chemie liggen. In geneeskunde, hebben de Rozekruisers eene nieuwe plantkundige pharmacoepa ontdekt, alsook de beginselen, die uitgewerkt werden in de homoeopathie. Naast het zoeken tiaar een universeel geneesmiddel of levenselixer, hebben zij ullvii I UUVl VJ111 7 O . veest de groote inwijdingsschool van het*^ ■\ 7—< 1-nnnnl miorrlnAr Hf* Ollflp. f vooropgesteld volkomen genezing door de omzetting van ons eigen hart, door het geestelijk proces, de harmonie van het lichaam herstellend. Zich aanpassend aan de tijdsomstanjlieden, heeft het Rozekruis steeds uitdrukking gegeven aan de geestelijke behoeften der menschheid: aan de Godzoekende zielen, gaf het de mystiek, die hen boven deze stoffelijke wereld met hare verleidingen en begoochelingen verhief^ aan de Inquisitie leverde het de slachtoffers, uit wier bloed de vrijheid van geweten groeide; van de Vrijmetselarij maakte het den Tempel van broederschap en zedelijke opheffing, die zoo vele millioenen lot zijne mysteriën toegelaten heeft; zijne aanhangers gaven aan de wetenschap het proefondervindelijk onderzoek, waardoor zij geheel hernieuwd werd. Men kan zeker aan de Rozekruisers verwijten, dat zij in hunne groote verwachtingen soms wel wat aanmatiging getoond hebben of grootspraak verkondigd. Naar mate hunne rangen zich voor talrijke aanhangers openden, vooral in een lijd, dat de grooten der wereld het als eene eer beschouwden zich onder de roos op het kruis te scharen, hebM ben ook minderwaardige elementen den goeden naam der aloude Broederschap aangetast. Geen menschelijke instelling anlko'mt aan de onvolmaaktheid der aardsche dingen. Doch als eene scheppende kracht, als een ordenend beginsel, treedt de zuivere, ware Rozekruisersgedachte telkens weer naar voren in nieuwe verschijningsvormen, de menschheid steeds naar een liooger ideaal leidend. In den tegenwoordigen tijd onderwijzen de Rozekruisers eene vollediger cosmologie, dan ooit te voren bekend was; zij hebben aan de astrologie haren ouden scepter teruggeschonken; zjj. helpen met ar.dere groote geestelijke stremmingen de oude geneeskunde te vervangen dooreen wijziging van het zielêleven; zij maken de menschheid weer vertrouwd met het testsan van scholen van inwijding, wier kennis onder den druk der orthodoxie en van het ongeloof, nog slechts bij enkelen bestond; zij hebben aan het Messianisme een ritueelen vorm gegeven, die de toegewijden, naar de geestelijke redding der maatschappij . uitziend, tot zich trekt. Pe mystieke Roos, zich slingerend nond het Kruis, is aldus het symbool van het l even zelf met al zijne geheimen. Hare bloemblaadjes, het hart omsloten houdend., zijn het zinnebeeld der verborgeti1 eden die de menscheid omringen, zoekend het LUX VERITATIS te ontdekken het Absolute zelf zijnde onbereikbaar. Het Licht der Waarheid dringt wel niet op gelijke wijze tot allen door. Doch zooals hun voorgangers, zijpa de moderne Rozekruisers, tot welke richting zij ook behooretn, tusscheü de besje leiders voor zoekende geesten. VOORNAAMSTE DATA DER GESCHIEDENIS DER ROZEKRUISERS. 1378 ('Omstreeks). Oprichling der Broederschap van het Rozekruis, door Christiaan Rosencreutz. 1507 Wederoprichting der Orde te Parijs door het stichten van A g r i pp a' s Sodalitium. 1541 Dood van Paracelsus, Monarcha secretorum, Reorganisator derOrde. 1559 Barna ud begint zijne pogingen oin de verspreide Alchemisten met de Rozekruisers te vereenigen. 1570 Herleving van het Genootschap der Magische Broeders, onder den naam van Gouden Rozekruisers. 1591 Bezoek van Barnaud aan Nederland om een Rozekruiserscentrum op te richten. 1592 (Vóór). Oprichting in Nederland der R. C. Societas van Isaacus Hollandus. 1601 Oproep van Barnaud tot de Hermetische Meesters om hunne kunsten aan H e n d r i k IV eaPrins M a u r i t s bekend te maken. 1604 "Wederoprichting van de Broederschap van het Rozekruis in Duitschland. 1605 Dood van K. Huhnrath, schrijver van het „Amphiteatrurn Sapientiae" 1607 Vereoniginjg der Broederschap met de „Militia Crucifera EVangelica". 1614-1615 Verspreiding van de Rozekruisers-manifesten „Fama" en „Confessio Fraternitatis", onder leiding van A n d r e a e. 1615 Oprichling van het R. C Kapittel van Cassel door den landgraaf Maurits. 1619 Verschijning van Andreae's „Turris Babel" de „Fama" bespottend. 1620 Bezoek van Maier aan Fludd en' dezes toetreding tot de Orde der R. C. Inwerking, omstreefe dezen tijd, van de. Rozekruisers in de Vrijmetselarij, door het oprichten van eene speculatieve ' afdeeling. „ Medewerking van Sir Franc i s Bacon, die beschouwd wordt als - het hoofd der Engelsche Rozekruisers. 1622 Melding van het bestaan van Rozekruisers-centra in Nederland te Amsterdam, te Warmond en te 's Gravenhage, waar zij vergaderden met Prins Frederik Hendrik in zijii paleis. 1623 Nieuwe vestiging van Rozekruisers te Parijs. 1624 Dood van Boehme, wiens wijsgeerige geschriften het stelsel der Rozekruisers bevatten. 1625 Veroordeeling van de Rozekruisers door de Theologische Faculteit van Leiden. 1628 Veroordeeling van Torrentius enCoppens te Haarlem. 1644 Dood van J. B. van Helmont, die de splitsing tusschen de mystieken en de natuuronderzoekers bij de Rozekrinisersi poogde te doen verdwijnen. 1645 Oprichting te Londen van het R. C. „Invisible College" door de natuuronderzoekers, onder latere leiding van B o y 1 e, en medewerking van Locke en Sir Wre n. in 1662 als „Royal Society" door Karei II erkend. 1650 Dood van D esc art es, die voor Rozekruiser doorging'. 1666 (Na) Vaststelling der regels der Gouden Rozekruisers. 1671 Dood van C o m e n i u s, de geestelijke voorvader der moderne Vrijmetselarij. 1716 Dood van L e i b n i z, secretaris eener z.g. Rozekruisers-vereeniging te Neurenberg. 1740 Bekendmaking door Sincera- 1865 tus Renatus der regels van de Gouden Rozekruisers. 1873 1747 Oprichting te Atrecht van het „Chapitre primordial de la RoseCroix Jacobite", dat als model 1875 diende voor de Rozekruisersgraden in de Scliotsche Vrijmetselarij. 1750 Invoering van den Rozekruisers- 1879 graad in de Nederlandsche Vrijmetselarij. 1888 1757 Oprichting der nieuwe Orde der Gouden Rozekruisers in de Duit- f) sche Vrijmetselarij. 1782 Inwijding van den kroonprins Frederik Willem, den laleren koning Frederik II, als RoZe- „ kruiser te Berlijn. 1781 Dood van den graal' de S t. Ger- ma in, hoofd der Fransche Roze- 1890 kruisers. 1787 Invoering van den RozekruisersTheoretischen Graad in de Russi- sphe Vrijmetselarij. 1900 1788 Oprichting te Amsterdam van de kapittels „David ën Jonathan, en Jezus Christus" en „Credentes vi- 1910 vent al Illo", waaruit in 1803 het Opperkapittel der Hooge-Gra- den te 's-Gravenhage opgericht 1912 werd. „ 1792 Ontbinding van de Orde der Duitsche Gouden Rozekruisers. 1804 Oprichting te Parijs van den Oud- 1915 en Aangenomen Schotsche Ritus in 33 graden, waarin de Rozekruisersgraad als 18e opgenomen werd. Oprichting van de „Societas Rosicruciana in Angïia". jDoio|d van Sir Bulwer Lytt o n, Grand Patron harer Metropolitan College. Dood van den Franschen occultist Eliphas Lévi, als Rozekruiser te Frankfort ingewijd. Oprichting van de „Societas Rosicruciana in U. S. A." Oprichting te Iveighley van de „Orde van den Dauw en het Licht." Oprichting te Parij's door S l anislas de Guaita van de „Ordre Kabbalistique de la RoscCroix". Internationale Conferentie van Rozekruisers-Yrijmetselaren te Brussel. Oprichting te Parij's door den Sar Péladan van de „Ordre du Graal et de la Rosé Croix Catholique". (Omstreeks) Stichting van Duilsche Rozekruisers-scholen onder leiding van D r. S t e i n e r. (Omstreeks) Oprichting door Max 'H e i n d e 1 van het „Rosicrucian Fellowship" te Oceanside (Cal.). Oprichting te Londen door M e v r. Besant, Mevr. Russalc en H. Wedgwood der „Orde van het Tempel van het Rozekruis". Oprichting te New-York door Spencer Lewis van de „American Rosae Crucis Society". BIBLIOGRAFIE. Adam et Tannery. Oeuvres de Descartes, publiées sous les auspices du Ministère de 1'Instruction Publique. Paris, 1910. Amiable. Zie Conférence Internationale des Riose-Cnoix. Andreae Joh. Val. Algemeine und general Reformation der ganzen Welt. Cassel 1612. Epistola ad Reverendam Fraternitatem R. C. 1613. Assertio Fraternitatis R. C. a quodam Fraternitatis. 1615. Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz, 1616. Menippus sive Dialogorum Satyricorum centuria, 1617. Invitatio Fraternitatis Christi, 1617. Mythiologia Christiana, 1619. Turris Babel sive Judiciorum de Fraternitate Rosasae Crucis Chaos, 1619. Verae Unionis Christo Jesu specimen, 1628. Augustalia Selenia. 1 i Vita ab ipso conscripta. Andreas de Valentia. Turbo 1616. Assertion oder Bestatigung der Fraternitat R. C. (B. J. M.) Dantzig 1614. Bacon, Sir Francis. Instauratio rnagna, 1605. Alvancement and proficience of learning, 1605. Novum Organon, 1620. Nova Atlantis, 1627. Blavatsky, H. P. The Secret Doctrine London, 1888. The Theosophical Glossary, 1892. Boccalini, Trajano. De Ragguagli di Par- nasso, Venetia, 1612. B,eiland, Prof. De Vrijmetselarij. Voorheen en thans, 1913. i Orphische Mysteriën, 1916. Bredius, Dr. Johannes Torrentius, 1909. Buhle, Prof. :Ueber den wahren Ursprung der Orden der R. K. und Freymaurer, 1804. < Campanella. De monarchia hipanicadiscursus, 1623. Campis, Julianus de. Sendbrief, il615. Carpentier Alting. Woordenboek voor Vrijmetselaren, 1884. C la vel. Geschiedenis der Vrijmetselarij. Colloquium Rhodo-stauroticon, 1621. Comenius, Joh. Amios Prodnomus pan(sophicum, 1633. Opus pansophicum, 1648. Opera didactica, 1657. Conférence internationale des Rose-Croix, Compte-rendu, Bruxelles, 1888. Confessio Fraternitatis R. C., Cassel 1615. Cooper-Oakley, Mrs. I. Mystical traditions, Milano 1909. Le Gomte de St. Germain, Milano 1912. Cramerus. Soc. Jesu et Rosae Crucis vera, 1617. Croese Ed. F. W. De orde der Rozekruisers, „De Vrijmetselaar", No. 41910. > Eigenhuis, J. Van, een zonderling manspersoon, „De Vrijmetselaar", nr- 12, 1917. Fama Fraternitatis R. C., Cassel, 1614. Findel, J. G. Geschiedenis der Vrijmetselarij, 1870. Florentinus de Valentia. Rosa florescens contra Menapii calumnias, 1617. Fludd, Robert. Apologia, Compendarium Fraternitatem de Rosea Cruce, 1616. Tractatus apologeticus, 1617. Clavis philosophiae et alchymiae, 1633. Frater Enrico. De Rozekruisers, „De Vrijmetselaar", No. 1, 1910. Freudenberg, Dr. Aus der alteren Geschic'hte der Rosenkreuzer, iz.p.n.d. Frisius, Joachim. Summum bonum, 1629. Gardner, F. L. Bibliotheca Rosicruciana, Londón 1903. Gassendus, P. Epislolica exercitatio, Paris 1630. ' Ginkel, H. J. van. De Rozekruisers, „De Vrijmetselaar", nr. 4, 1907. Goblet d'Alviella. Zie Conference internationale des Rose-Croix. Gould, R. F. A poncise history of the VERBETERINGEN. Bladz. 12, le kolom, 2e regel onderaan: Societas Physicorum inplaats vanPhysicoram. Zelfde kolom le regel noot lezen: Purg a t o r i o. Bladz. 13, le kolom ongeveer op de helft te lezen : de Confessio. Bladz. 19, noot J) lezen: De cultibus magibus. Bladz. 28, le kolom, onderaan lezen: zegt inplaats van regt. Bladz. 30 le kolom, le noot, doorhalen op 2en regel het woord Scientes. De tekst zelf gaat bij vergissing in de 3 laatste regels van de noot door. Op bladz. 49, 58, 79, 82 en 83 wordt respectievelijk bij de daarop geplaatste nooten verwezen naar bladz. 34, 20, 24, 10, 54. CH'RISTIAN ROSENCREUTZ EN DE EERSTE ROZEKRUISERS. De middeleeuwsche gedachte om de roos aan het kruis te verbinden, dé uilloopster, gelijk wij zagen, van de verschillende groote geestelijk© beweginglen van dien tijd, werd belevendigd ineen taan, bekend onder den naam van Christian Rosencreutz — een naam, die de mystieke beleiékenis had van de boodschap, welke zijn drager te vervullen had, en defwielke deze wist te belichamen in een blijvend organisme. Hij zielf verdween weldra in den nimbus der legende, gelijk het ge>* val is met zooveel stichters van groote geestelijke bewegingen, zoodat bijna alle historische gegevens omtrent zijn persoon in het duister zijn geraakt. Algemeen wordt door de schrijvers omtrent hem overgenomen, al is het dan niet op vasten grond, wat de Rozekruisers-manSfesten van het begin der XVIIe eeuw, de ,,Fama" en dr. Coufenis over hem vertelt. Rosencneiutz zou uit een adellijke Duitsche familie geboren zijn, Hiji werd in een klooster geplaatst, en op zestienjarigen leeftijd ondernam hij een reis naar het Oosten, om het Heilig® Land te bezoeken. Wegens lichamelijke z'wakte verbleef hij echteir te Darncar of Damascus (?), alwaar hij door de Wijteen ingewijd werd om den Christus in de geheimen der natuur te vinden; hierdoor geraakte zlijn geest zoozeer in vuur, dat zijne gedachten minder vervuld waren van Jeruzalem dan van de (wetenschap, die hij! van de Arabieren ontving. Hij bekwaamde zich aldus in de natuur- en wiskunde; daarna begaf hij zich naar Egypte, waar hij de planten dierkunde bestudeerde; ten slotte wend hij door de Arabieren naar Fez verwezen, waar hij in de magie en de Kabbala onderwegen werd. Na twee jaren verliet Rosencreutz de stad Fez en zeilde met ve,el kostbaarheden naar Spanje, in de hoop dat de getleerden in Europa in zijne vreugde zouden deelen en hunne studies volgens nieuwe grondslagen zouden leiden. Zij naüien het echter niet ernstig op, vreezende dat zij1 hun goeden naam zouden verliezen door al het nieuwe dat Rosen¬ creutz hun voorhield. Spanje was toen ternauwernood nog de Tuin der Hesperiodeii, waar in vorige eeuwen de gouden appels der kennis groeiden. Rosencreutz keerde, na hetzelfde antwoord in andere landen te hebben verkregen, terug naar Duitschland, waar hij na vijf jaren weer begon te denken over de gewenschte hervorming, en eenige medewerkers uit zijn eerste klooster zich bij hem aansloten om zijne Axioma ta te besludeeren. Deze waren eelne samenvatting van alle wetenschappenen kunsten, en behelsden, werd beweerd, het middel om voldoende goud en zilver aan de vorsten te schenken voor hunne noodZakelijkjo uitgaven en wettige doeleinden. Op deze wijlze kwam de Rroedlerschap van het Rozekruis tot stand, aanvankelijk door slechts vier personen^ waarin weldra vier anderen opgenomen werden. Hun overeenkomst was de volgende: lo. Geen hunner zou iets .anders doen dan zieken genezen en dat gratis. 2o. Niemand zou een zeker soort kleed dragen, wat voor kloosterlingen of geneesheenen wel het geval was, doch ieder moest daarin de gewoonte van het land volgen. 5o. Ieder jaar, op de C(onventus?)dag moesten zij' te samen komen in het huis S a n c t i Spiritus, of de oorzaak van hun afwezigheid berichten. 4o. Elke broeder moest uilzien naar een waardig opvolger. 5o. Het woord R. C. zou hun zegel, wachtwoord en kenteeken zijn. 60. De broederschap zou gedurende honderd jaar geheim blijven. Na deze belofte afgelegd te hebben, vertrokken de broeders in verschillende richtingen, behalve twee, die bij Rosencreutz bleven. Elk jaar kwamen zij bijeen, om verslag te geven van hetgeen zij gedaan hadden. Zij hadden ook besloten, altijd volgens de ,,Fama", dat de plaatsen van hun graven zooveel mogelijk geheim zouden worden gehouden Het lichaam van hun stichter werd echter zoo gezegd, teruggevonden in een verborgen gehouden spelonk, op wier deur geschreven stond: Post CXX annos patebo. (Na 120 jaar zal ik ontdekt worden. De „Fama" beschrijft nauwkeurig hoe Andere data worden nog aangeduid voor de (wederoprichting van de Orde der Rozekruisers. F i g u I u s geeft daarvoor in 1607 het jaar 1410 op, en P., Gautier eenigen tijd daarna, 1413. De eerste noemde de Orde: ,,R e g i in e n gubernatoris Olympia." *) Maar toen was de legende reeds aan den gang; later (ia 1622) zullen wij Orvius zien verklaren, dat de Orde was opgericht door een Franschman, heetende Christian Rose. Gedurende de XVe eeuw laten de Rozekruisers weinig van z/ich hooren. K i es e w e 11 e r vermeldt tusschen de manuscripten in zijn bezit, één, geheelen „C 1 a v i s S a p i e n t i a e", gedagteekend van 1468, en den naam dragend van den Imperator, titel van het hoofd der Orde, Johann Carl Frie'sen. Dit werk bevat verscheidene alchemistische formules, waarmede in de XVIIe eeuw de beroemde scheikundige von L o e wenst. ern, de ontdekker van het phosphorus, goud maakte, zooals hij in zijn , Laboratorium chymicum" bekend maakte. Von Loewenstern was de alchemist van de keurvorsten van Saxen en Brandenburg en van den koning Karei XI van Zweden, die hem adellijke brieven schonk Wegens zijn uitmuntende diensten., S é d i r weet ook mede te deelen over den Imperator J. C. Friesen, of Fris a u, dat zijn werk „Toeltii coelum alchymicum referatu m" een brief bevat, waarin gezegd wordt dat op de honderd ternauwernood één waard is een waar Rozekruiser te worden. De geheeie broederschap mocht niet meer dan 77 leden tellen. Frisau zelf moet reeds niet meer de waarheid omtrent de oprichting der Orde gekend hebben, want hij plaatst haar ten tijde van Diocletianus. In liet begin der XVIe eeuw herleeft de Orde, als een phoenix onder een nieuwe vorm te Parij's. Eene geheime vereeniging met de Rozekruisers verbonden, werd er in 1507 opgericht door Cornelius Agrippa van Nette sheim (geboren te Keulen in 1486, gest. te Grenoble in 1531) die zelf het ambt van Imperator bekleedde, volgens Ira- !) Zie Semler, „Unparteiische Samilungen zur Historie der Rosenkreutzer', Leipzig 1788. naeus Philalethes.. Prof. Bolland deelt mede in zijn werk „De V r ij( m e t s e 1 a r ij voorheen en thans, dat de,ze vereeniging s o d a 1 itium heette, en dat een zekere X) r. Landolf, te Lvon, in 1509 een brief aan Agrippa schreef, om iemand aan te bevelen, „die den eed wilde afleggen in hunne kapittels." Volgens Yarker1) vestigde Agrippa een afdeeling van zijne vepeeniging te Londen. Agrippa, beroemd als alchemist en als wijsgeer, was raadsheer en geschiedschrijver van Keizer Karei. Paracelsus. De volgende gekeindo Imperator der Orde was Theophrastus Bombastus von Ho hen hei in, Iwelken laatsten naam hij latiniseerde in dien van Paracelsus, beteekenend verheven in de geestelijke dingen. In de manuscripten van Kiesewetter komt hij voor met den ti;t!el van R e o r g a n i s a t o r, en hij zelf noemde zich iMonarcha Secretorum. Paracelsus werd in 1493 te Einsiedeln geboren. Na een studie aan de Universiteit te Bazel, werd hij als leerling aangenomen door den vermaarden abt van Sponheim, Johann Trithemius,den leeraar van Agrippa, schrijver van een beroemden brief tegen de valsche magie (1533), die hem n.1. onderwees in de kennis der telepathie en van het magnetisme. Hij diende als chirurg in de legers van Italië, Zweden, Denemarken en Holland en zwierf verder heel Europa doolr, tot in Constantinopel, venwaar hij zich zelfs naar Egypte en Tartarije begaf. Men heeft hem terecht den naam gegeven van Vader der Heelkunde, en van Lutherder Geneeskunde. De medische kunst stond te dien tijde nog treurig ten achter bij die van China eri Egypte. Hem dankt zij vele onschatbare ontdekkingen; om enkele te noemen, die van zink, calomel, bloemt van zwavel, chloride van kwikzilver en verschillende preparaten van ijzer en antimonium. De vaststelling der eerste beginselen dier1 Ilomoeopatliie is ook aan hem te danken. Paracelsus was in veel opzichten een revolutionair. Gelast zijnde doior den Se- „Oorsprong en oudheid der Gewijde Scholen". naat van Ba-zel in 1526 een nieuwen stoel van chirurgie te békleedejn, deed hij op de eerste les de wieirkejn van Ilippocrates, Galenus en A v ic e n n a (of A1) u Cenna, leefde van 980 tot 1036) in het midden der gehoorzaal brengen en stak ze in brand, zeggende, dat z'ijn hoed, z'ijh baard en zijn schoenen meer van genejejskunde wisten, dan al de doctoren der oudheid. Tot groot schandaal van de andere professoren, doceerde hij niet in Latijn, maar in het Duilsch. Bij een grondige kennis der scheikunde, voegde hij een innerlijke waarneming, het gevolg van geestelijke openbaring; dit stelde hem in staat, de oorzaken der ziekten te ontdekken. Hij wist ook de hoedanigheden van de kruiden, die alle hun bijzondere functie in de, genezing der ziekten hebben, en volgens hem door Gods hand geteekend zijn, welke teekens „signa reruin" gcheeten werden. Vandaar zijn buitengewone genezingen, die geen ander medicus in staat was te evenaren; daardoor kwam ook dat zijn collega's hem als een kwakzalver uitmaakten, zooals heden nog steeds het geval is voor allen, die die; buitenpadcn der gewone geneeskunde bewandelen.. In Neurenberg verbitterden ideee aanvallen hem zoo zeer, dat hij uit zelfverdediging de autoriteiten vetrzocht een aantal ongeneeslijke personen aan zijn zorgen toe te vertrouwen; het verzoek werd toegestaan, en de archieven |3er stad geLuigen van het volkomen succes in zijn behandeling deZer ziekejn.. Moeilijkheden, die hij met eenige invloedrijke personen van Bazel over da betaling zijner behandelingen had, de:;den hem de stad, alsmede het ambt van hoogleeraar verlaten, en hij hernam zijn zwerversleven. Hij verbleef in verscheidene plaatsen van Zwitserland, Duitschland, Oostenrijk en Hongarije, en stierf in 1541 te Salzburg, op den leeftijd van 48 jaren. Zijn weinige goederen had hij onder de armen verdeeld, e,n zijn graf bleef eeuwen door bedevaartgangers beziocht. Nog in 1830 toen de cholera Salzburg zwaar teisterde, werd ©ep bedevaart daarheen gehouden, en „post aut propter", de epidemie', week. De spreuk van Paracelsus was: Alterius non sit, qui suus esse po- lest (Wie zich zelf kan zijn, doe zich voor zooals hij is)., En de verkondiger van dit levenswoord, de grootste wonderdoctor, die de wereld ooit gekend heeft, gaf het voorbeeld van de ve'rei schten, welke hij voor den geneesheer stelde: kuisch zijn en zuiver zijn van gedrag. E r a s m u s, met wien hij bevriend was, hield hem in hooge eer en raadpleegde hem bij gelegenheid. Het occultisme van Paracelsus was voornamelijk dat der Neo-Plalonici en der Kabbala. In het werk van Anna Stoddart „The Life of Paracelsus" (Londen, 1911), vinden wij de volgende korte uitlegging van dit esoterisch boek der .Toden: „De Kabbala is de geheime leer omtrent God, den oorsprong van de duisternis en den Chaos, de eerste schepping in zes groote tijdperken, de schepping van den mensch en zijn geestelijken val, de herstelling in de primitieve harmonie, en de eindelijke terugkeer van alle wezens in God". Paracelsus was ook doorgedrongen in de Magie, of traditioneele wetenschap der geheimen der natuur, en kende aldus de wettejn deihelderziendheid, levitatie en hypnose. Hij geloofde aan de kracht der talismans, sprak van het astrale lichaam der wezens. en schreef bijzondere werken over het leven van de elementalen der natuur, b.v. de geesten der wouden, durdales of dryades geheeten, die van het vuur, salamanders of acthnici, van het water, nymphen of melusinen, van de lucht, sylphen of nenufareri, en van de aarde, gnomen of pigmati. Zijne geschriften, ten getale van 364, die in alle landen van Europa verspreid waren, werden na zijn dood op raad van den aartsbisschop van Keulen door H us e r bijeengebracht en gedrukt op kosten van den keurvorst. Zij waren gemerkt •met een R of een roos. Dit tee^ken trok wonderlijk genoeg niet de aandacht der Rozekruisers in de XVIIe eeuw, want in de „Fama" wordt hij niet bij hunne broederschap gerekend, alhoewel er in vermeld wordt, hij toch vol ijver het Boek M gelezen had en daardoor zijn scherpen geest ontwikkeld, zoodat hem zoovele hinderpalen in den weg door dö menigte, geleerden e|n z'.g. wijzen werden gelegd, dat hij nooit in staat was met; anderen te spreken over de kennis die hij van de Natuur had . r a s. aangetoond. Verder wordt betoogd tegen de „goddielooze en vervloekte goudjm aker ij. die in den tlegenwoord'jgen tijld zoozeer de overhand gekregen had, dat avonturiers en schurken liiot goede misbruikte!), terwijl voor de waqe. wijfclen het maken van goud slechts pare)rgon (bijzaak) is." Allen werden aangekocht hunne opmerkingen in druk mlede te deeliem, opdat de ppstiellers deir F am a me't hen in aanraking ziouüen kunnen komen. Hun gebouw, „al hebben honderdduiziemden menschen het van nabij aanschouwd, zou in alle eeuwigheid onaangeroerd en verborgen blijven vooln de goddelooze wereld." Het manifest eindigde met deze woorden : Sub umbra alarmm' tuarum. J e h o v a (in de schaduw van Uwe vleugels Jehova), zinspelend op de cherubs van het tabernakel in Salomo's tempel. De Confessio licht weftnig den sluier der verborgenheden der F a m a op, daar ds schrijvers , geenszins gemeengoed van hunne arcana wilden maken". De belangstellenden werdetn aangezet tot de voortdurende studie d'er H. Schrift, terwijl he.t anti-Roomsche der broeders nog meer werd onderlijnd, doordat de Paus nu uitdrukkelijk als een bedrieger, een adder en de Antichrist wordt voorgesteld en verfoeid. Een stroom van waarheid, licht e(n -grootheid werd voorspeld voor het elilnde der wereld, dat spoedig volgen zou,. Verder lezen wij in dit boek, dat de Broederschap gefbruifc maakte va/n een magisch of geheim schrift, alsook van astrologische gegevens, en dat zij het Ptolemaeus' geocentrische stelsel van epicvcli en eccentrische cirkels, verwierp. Beide geschriften waren naamloos. De Fa ma, geeft als schrijvers op ,*,Wïj Broeders der Broederschap van het R. C.", en de Confessio, de Frater nitas R. C." Het lijkt mij dan ook van geen belang of een enkele persoon als hun opsteller moet worden aangezien, en er historisch verantwoordelijk voor gehouden. Over deze kwestie bestaat eene heel litteratuur; en er is mjöer waarde aan gehecht geworden, dan zij eigenlijk verdient, daar het meer op den inhoud, dan op den naam van den schrij¬ ver aan kjom th, Ik aal imlij dan ook niet in dezen pennestrijd mengen, en wil enkel aanhalen, dat volgens Semler, Spr engel, Nicolai, Herder.. Hossbach, Guhrauer, Arnold. Buhle, Kiesewetter, Begemann en nog anderen, de opsteller van beide geschriften was Johannes Valentinus Andreae, een Wurtembergsch theoloog en talentvolle schrijver, die mteer dan honderd werkten in het licht bracht, terwijl slechts enkelen, hoofdzakelijk' Katsch, na een zeer nauwkeurig onderzoek, dit vaderschap betwisten, wegens de houding die Andreae later tegenover de Fama aannam; en omdat hij zich moeit pis zijn opsteller bekend maakte. Ook dient aangetoond te worden, dat hij dit niet kon zij;n, indien haar manuscript reeds vóór 1600 bestond. De meening van Herder, Sprefng e 1, Hossbach, Guhrauer e. a. is. dat de manifesten als een grap bedoeld waren, door de mystieken te goeder trouw, en niet minder door de bedriegers als ernst opgevat. Buhle daarentegen, na een grondig onderzoek' van het leven van Andreae, verklaart dat deze het ernstig meende met het uitgeven der Fama en een oproep tot de geleerden hierin gedaan Als bewijs dat dit werk door Andreae zou zijn geschreven geworden, wondt geweien op de laatste woorden: „Subuinbra alarm» tuarum Jehova", wier hoofdletters als ge,heiimteeken zouden staan v6pr: S'tipenaarus Valentinus Andreae Tubingensis Johannes. De drie laatste woorden der Me nip pus: „In Vno Acquiesciimus", zouden ook in geheimschrift den naam van J. V. Andreae begrijpen Dergelijke bewijzen berusten echter op louter veronderstellingen Het eenige wat vaststaat, is dat A nd r e a e met dertig anderen de Fama uitgegeven heeft, als een soort proefbal, ,,um zu erfahren ob und welche verborgene n Liebhaber der wahren Weisheit in Europa steckten". Wij hebben hierover de getuigenis van Andreae zelf aan zijn vriend A r n d t, een beroemd 'Luthersche mysticus (schrijver van het R. C. werk „Zweyles Silenlium Dej"), die berichtte aan Chistoph Hirsch, predikant te Eislebten, eveneens Roae- kruiser, dat Andreae heim dit ,,secrofcu!m sub rosa" medegedeield had (*) Naast Andreae worden nog gelnoemd als schrijvers der zooveel besproken manifesten, T a u 1 e r u s (niet te verwarren met den grooten Dui;tschen mysticus), Valentinus Weigel, Joachjm Jung, G u 11 m a n n, en zelfs Paracelsus en Thomas a Rem1 pis (Sédir)! In alle geval Andreaei schijnt de hoofdrol gespeeld te hebben in het uitgeve'n der manifesten, en werd beschouwd als de voornaamste leider der Broederschap na hare herleving in 1614, en wat blijkt uit Zijne briefwisseling met C o tn e n i u s, verder aangehaald. Johannes Valentinus Andreae werd geboren te Heprenbierg in 1586 in eene familie van predikanten; zijn grootvader was een dier mannen, welke Luther hadden bijgestaan in zijn strijd tegen Rome. Bijzonder goed begaafd en bezield met de edelste gevoelens, trad hij heel jong in kennis met broeders van het Rozekruis, die medewerkten aan de ontwikkeling van z'ijhte hooge idealen Hjj had ook in zij,n jeugd, als opvoeder van jonge Duitsche edellieden, in Duitschland, Oostenrijk. Italië en Frankrijk gereisd e!n daardoor züjine overtuiging versterk)!, dat de hervorming niet alleen op godsdienstig, maar ook op wetenschappelijk e)n politiek gebied moest worden voltrokken. !Hij gaf in 1612 eene velrlaling uit van een sprookje uit Boccalini's (1556— 1631) „Ruggluagli di Parnasso Cenluria prima", onder den titel van ,<.Allge:meine und General Refprmation der ganzen Weilt". De schrijver laat er zeven wijzen uit Griekenland een gesprek voeren met Cato, Senietea, en |elen secretarius Mazzonius, op verzoek van keizer Justinianus, om te overleggen hoe de ellende der menschen te doen eindigen De beste, raad wordt die van Seneca bevonden: eene vereeniging op te» richten, die in stilte voor het welzijn oer tnenschheid zou werken. In dit plan lag nu het strevem der Roziekruisersi x) Zie Dn. med. F, Maack, 1ste deel van het werk „Geheime Wisschenschaften", uitgegeven door A. van der Linden, Berlijn 1913 Cf. Arnold ,,Kirchen u. Ketzerhistorite" 1729. zelf opgesloten, te meer, daar er ook spraak is in de „Reformation" van chemische arcana of geheimen. Dit plan kon practisch uitgewerkt worden, waar M orus (1480—1535) zich in zijn „Utopia" op een maatschappelijk standpuri,t plaatste, buiten het wetenschappelijk streven derRozekruisers, en Campanella (1568—1639) zijn „Civilas Sols" uit een zuiver geestelijk oogpunt schreef. Na de verschijning der „Fama" en der „Confessio". waarin het plan der „Rei'ormation" feitelijk ontwikkeld werd, trachtte Andreae het werk der Broiedeirschap zooveel mogelijk te begunstigen. B u h 1 e, hoogleeraar te Göttingen aan het eind© der XVIIIe eeuw, die é.ene diepe sludite van Andreae's levien gemaakt heeft, en als zijn biograaf m&g worden beschouwd, schrijft in zijn werk ,.Ueber den Ursprung der Orden d'er R. K. und Freymaurer", dat Andreae voor de verdediging dier Broederschap reeds in 1613 naamloos uitgaf: E pi stola ad Revenendam Frate/rnitatem R. Q., en in 1615, „Assertio Fraternitatis R. C. a quodan Fraternitatis". Hij gaf nog in 1617 zijn „Menippus" uit;, eenie scherpe critiek tegen de geleerden en hoogleerareai Zijn meest bekten die werk, gedurende deze strijdperiode geschreven, is de Chytnische Hochzeit Chistiani R o se nfcr e u t z", anno 1459. (1616) In zijn „Vita ab ipso conscripta" of autobiographie (*) erken|t Andreae het vaderschap van de „Chvmische Hochzeit", eveneens naamloos verschenen, dit werk als een „ludibrtiuin" of spotternij beschouwend, waarin hij den draak stak met de zoo veelvuldig bestaande alchemisten, geschreven op den jeugdigen leleflijd van zestien jaar. Een ludibrium kan het werk wel wordien geheeten, want heft is een fantastisch verhaal, zichtbaar geschreven om de1 goudzoekers om den tuin te leiden. Yellen hebben te vergeefs gezocht een voltódige verklaring te gleden van de verschillende voorstellingein, ceremonieën en be- !) Bewaard op de Wolfeinbulteilsche Bibliolheek en overgenomen in Seyb o 1 d's Autobiography of celebratejd Men (1796). proevingen, die Chr. Rosencreutz gedurende zeven dagen zou hebben doorgamaakt, om als Ridder van het Gulden Vlies of den Gouden Steen te worden geslagen. Al schreef Aridreae» nu echter in zijne! biographie, dat hij niet begrijpen klon. dat de onnoozele dweepers dit ludibrium voor eene ware1 geschiedenis lwiakten, het is ontegensprekelijk, dajt er ze»er diepzinnige optaerkingen naast eene geestige satina in voorkomen. Heft opschrift van het werk: „Geef geen parels aan de zwijnen, noch rozen aan de ezels". Zeieir zeker was de „Chytniscfoa Hochzeit" meer dan eene spotternij, „welches die Torheid der Ne.ugierigiën babe darstellen sollen". Waite („The real history of the Rosicruc&ans"), die ook van deze meening is, voegt er bijl dat het werk, zooals het uitgegeven wletrd, niet de onveranderde pennevrucht van een jongeling van zestien jaar was. Wat er van zij, de tijidgenooten hebben eene diepere verklaring in dit werk gezocht. Zoo meende Brotoffer („Elucidarius major", 1616) in de zeven dageinvanhet „Chemisch Huwelijk" da volgende overeenstemming te kunnen vinden melt do verschillendie fasen van de „preparatie lapidis: I. Distilatio. II, Solultio, III. Putrefactio. IV. Nigredo (Zwartonakfing) V, Albedo (Witmaking). VI Rubedo (Roodmaking). Multiplicatio. Ferlnentatio, VII Projectio. Medecana. Tusschen de lange romantische! beschrijvingen, waaruit het wie(rk bestaat, zijn van een licht begrijpelijk' symbolLstae, het wiegen der deugden van de can gidalen, met wie Rosencreutz de beproevingen der inwijding doormaakt; de voornaamste hunner, vorsten en geestelijken, te dien eindei op de weegschaal geplaatst, komen het meerendeel niet eens aan het eerste oordeel Loe, en worden met roedein en geeaclslagpu van de weegschaal geworpen; bet bespotten der geleerden, voorgesteld als geesten in de onderwereld, tusschen wie de efene z g den hemel hoort ruischen, een tweede Plato's Ideeën kan leizen, een derde de atomen van Delmöcritus lellen, en anderen aanspraak maken op de eeuwige beweging; de dood der begeerten, de eerste vereischte voor de inwijding, voorgesteld door eene schoone Venus, levend begraven, het begeerige aanschouwen van dewelktei, reeds als eene fout aangerekend wordt; de bescheidenheid van Rosencreutz, die, nadat hij tot Ridder van den Gouden Steen is geslagen, en in een kleine kapel zijn naam moet schrijven, .dezen laat voorafgaan door de spreuk: „Summa scientra nihil s c i r e. (*) Zeer humoristisch js liet me|dedeelen aan Rosencreutz op den derden dag van zijn geestelijk huwelijk', van een ,.C atalogum Haereticorujm", opdat hij voortaan met knleer verstand zou oordcelen tusschen go e r. e:n kwaad Men vindt veroer in het werk duidelijke zinspelingen op het werk de'r elementalen bijl het chemisch proces, op de!n bijstand van astrale helpelrs, op dtei wetten van geestelijke beproeving en wederbelichaming, op de getallensymboliek, op de schijnbegrafenis, wel bekend in de oudje Mysteriën, en de opstanding. De datum van 1459, waarop de denkbeeldige inwijding van Rosencreutz zou hebben plaats gevonden, komt overeen met den veronderstelden tijd, waarin hij volgens de „Confessio" leefde. De benoeming van Rosencreutz als Ridder» van het Gulden Vlies, vraagt e/chfljer eenai toelichting. In de latere geschiedenis dleir Rozekruisers heeft men in Duftschland een verband gezocht tusschen de Orde van het Rozekruis, en de Orde van het Gulden Vlies, in 1430 door Filips van Burgonje gesticht, waarvan men dac'hlt nat de eerste als eeta zijtak in 1459 werd opgericht. Dit is althans de meening van S em 1 e r. Het Gulden Vlies heeft echter ae symbolische beteekenis van de heilige kennis en de koninklijke kunst In dezen zin verhaalde Andreae de inwijding van Rosencreutz). Het is ook in deze beteekenis dat moet worden opgevat hlefc mythologisch verhaal van Jason, die aan hel hoofd der Argonauten het Gulden Vlies in Colchjs ging halen. De groote herleving der aloude Broederschap der Rozekruisers, gevolg dar verspreiding harer manifesten, werd belichaamd in het Rozek ru isers-Kapititel van Cassel, waar deztei heit licht zagen in 1615, door den landgraaf M au rits l) De slotsom der wetenschap is, dalt wij niets weten. van Hessen-CasSel opgericht. Eene memorie, betileld ..Recherches sur l'orjgine et le caractère, des Rose-Croix"., voorgedragen op de Internationale Bijeenkomst van R o z ckr ui s er s - V rijlmtet se'1 ar e n gehouden te Brussel, in het jaar 1888, door Ch. Rahlenbeck, een Belgisch geschiedschrijver, bevat belangrijke inlichtingen omtrent dit Kapittel. Het' ontstond uit een matighe'ids-vereeniging (société de tempérance), door denzelfden l&rdgraaf Maurits in 1601 opgerficht, tusschen edellieden, als prins Frederik Hendrik, de toekomstige stadhouder, de landgraaf Lodevvijk van HessenDa r m s t a d t, de markgraaf Johannes Georgius van Brandenburg, de keurvorst Freiderik IV. de prins Chri1 stjaan van Anhalt Bijna al dezen traden ook toe he|t Roizekruisers-kapittel toe, dat geen zuiver aristocratisch karaklter meer droeg, aangezien er ook dteel van uitmaakten A ndreae, de arts Michel Maier, de geleerde Raphael Eglinus uit Zw.itserland, de theoloog Antonius Thys van Antwerpen, en de' professor Jongman van Gent. 0 Dit Kapittel js echter niet lang werkzaam geweest. Na een groole oplaaiïng der Rozekruisers-gedachte, volgde een spoedige inzakking, veroorzaakt door de felle • tegenwerking die zij ondervond;. Het gevraagde antwoord der wetenschappelijke wereld van den tijd op del uitdaging der Rozekruisers was niet achter gebleven; een heftige strijd was ontbrand naar aanleiding van hun aanmatigende manifasLe'n. Geschriften van ecine vereeniging, die zich verborgen hield, en beweerde de gebeete maatschappij! onder godsdienstig, wfetenschappelijk en politiek oogpunt 'te verbeteren, moesten zulk een ,-vterztót verwekken. liane geloofsbelijdenis werd ook van Protestan}1sche zijde bevonden niet zuiver Luitersch te zijn .Hare leer werd als fantastisch, dweepzuchtig en bedriegelijk beschouwd. Zelfs van (alchemistische zlijdei viel L i b av i u s de kabalisl.ische en magische wij'sbegeerie der Rozekruisers aan. Onder het volk werde|n de Rozekrui- x) Zie „Compte-R/eindu de la Conférence Internationale des Rose-Croix >tlenuie a Biruxeltes, les 28 et 29 mars 1888" Bruxelles 1888. sers verdacht van tooverij;, geesitenoproieping, hekserij en bekeering der Jod/enIn het „Wassenaar's Historisch Verhaal" heet hel., dat sv grouwelycke accoordten ït et Satan sluiten; dat sv van d'iejejne plaats tot d'andere in een ©ogenblik vervolart worden; haar onsienlyck maken, planeten lezen e(n de secneten dtar menschen gedachten le. weten kennie'n". Hunne manifesten hadden volledige kennis aan de onwetende menschheid beloofd; is het wonder dat men hun allerlei kunsten toeschreetf? De schrijvers, die hen aanvielen, gebruikten dan ook de kracht van hun fantasie, om de Rozekruisers te begraven onder de overdrijving van hun lof en hunne wonderlijke bedenksels; was de „Fama" zelf niet een vie. en „Madathanus" ,.A ureum secu1 um redivjvum". (1621). Andreae. de voornaamste leider der nieuwe broederschap, bezat njet de kracht om te blijven doorstrijden voor ae gedachten, die hem iin zijne jeugdl lief waren geweest. Het martelaarschap ,wenschte hij niet te dragen, en Wij! wilde zidli als predikant verdedigen tegen de talrijke aanvallen, die! hij als Rozekru,iser uitgelokt had. De bedoeling van zijn „Chemische Hochzejt" was niet begrepen geworden Hij besloot dan zich openlijk van zijne alchemistische; en kabbalisctische Broeders af te scheiden. Onder dfen naam van Andreas de V a 1 e! n t i a gaf hij in 1616 ïsijn „T u.rb o" mjt, waarin hij op kleineerende wijze de Broederschap aanviel, zich op het standpunt van hare vijanden plaatsend. Irenaeus A gnostus floorzag spoedig het nieuwe masker, en begroette een strijdgenoot in den ,,vroege!ren stipendarius van Tübingen". In 1619 achtte Andreae helt noodig, het geestelijk kind, da't1 hij, het meest, zegt ,men, geholpen had het licht te geven, in een nieuw werk den doodsteek aan te brengen. Hij kende zich het recht toe, in V.T urris Babel", dat hij terecht met den ondertitel van „Chaos van oordeelen omtrent de Broederschap van het R. C." kon betitelen, te schrijven: „Eheu mortales! Nihil est quod Fraternitatem expectalis; fabula peracta est Fama astruxit, Fama destruxit. Sic enim probaretur mundus, rejiceretur Christus, laudaretur sanilas, culparetur solidiitas, aestimaretur impostura". (Welnu, stervelingen! Wat gij van de Broederschap verwachte t is niets. De Fama heeft opgebouwd en zij heieft vernietigd- Op dezia wijze moest de wereld beproefd worden, Christus verwiorpen, de gezonde redis geloofd, de ernst in gebreke komjen, liet bedrog gewaardeerd). De schrijver was echter schijnbaar de voorrede d'er , Fama ' vergeten, w'aarin stond dat de belijdenis der Broederschap meer in necessu (noodzakelijks) bevatte, dan mocht blijken. Andreae meende voortaan ongestoord zijn hoog geestelijk ambt ite kunnen vervullen. Hetzelfde jaar ondernam hij een reis naar Oostenrijk, ter uitvoering van eene zending, hem door den vorst van Wurtemberg toevertrouwd, om het opkomende Calvinisme te bestrijden en hef Lutherdoln te verspreiden. Na zijne /terugkomst werd hij dan ook benoiejmd als predikant te Stuttgart. De vervolgingen der bestrijders van het Rozekruis en ae verdachtmakingen der orthodoxen hielden njiet op. Andreae wilde van zijn kant zich toch wijden aan een hoög iaeaal, zonder zich voortaan in 't openbaar bloot te stellen. De talentvolle schrijver van Ilerrenberg was een dier mannen, die het licht der waarheid ontvangen hebben en het niet durven bekennen voor de buitenwereld, wanneer zij er onder lijdleh. Hij paste het woord der Rozekruisers, „Jesus mihi ornnia" in den enge>n zin toe, en bezat niet den moea om het voorbeeld van den Meester tot liet kruis te volgen Hij nam de jzoo veel zeggende roos van het kruis weg, en stichtte in 1620 eene nieuwe vereemgi'ng, die hij eenvoudig dje „Christelijke Broederschap" noemde. Deze was enkel op Christelijken grondslag opgericht, en had als doel de Kerk van Christus te zuivenefn, de tucht in haar midden te verbeteren en de 'theologie ite verlossen van de dogmatiek. x Het kruis behield nog enkel maar den reuk van de roos met hare betooverende geheimen en schoonheid: „Wie icli nun die Geselschaft der Fraternitat selber fahren lassa, so werde ich doch nimmer die ware Christliche Brüderschaft verlassen, welche unter dem Creutz pach Rosen riechet", schreef Andreae in zijne „M ythologia Christiana" (1619). De nieuwe vereeniging was eene onschuldige prjvale vereeniging, die weinig deelnemers telde en afdeelingen te Stuttgart en te Neurenberg had. In 1617 had Andreae reeds 'zijne plannen daarmede uiteen gelegd in: „I nvitatio Fraternitat is Chris tW'; de astrologie en magie werden er afgekeurd, de studie der natuur wel niet verboden, maar, deze mocht niet het geloof benadJelelen. Een later werk „Verae Unionjs in C h r i s t o Jesu specimen" (1628), was nu eene verdediging van de Luthersche leer tegen de Protestantsche ketterijen en dweperijen. Quanto mutatus ab illo, sedert de „Chemische! Iiochzoit"! In zijné autobiiographrie zou Andreae later zelfs durven schrijven, dat hij nimme'r gemeenschap had gehad, met „de droomerijeji der enthusiasten, dei subtiliteiten der onbescheidenen, de glibberigheid van het Syncre! is'rmis" (de leer die de verschillende godsdielnslfge meeningen wilde vereenigen, door de Rozekruisers verkondigd). , was dit de Orfde dier Roaekruisers, waarvan Bacon als de wederoprichter genoemd wordt. Bacon wijldlde zijn leven aan het hoofddoel dier Rozekruisers, de vergeestelijking der mteinschhetid en dte bestrijding van heerschende wantoestanden. Hij zegt evenwel tekens, „dal' Üte wijsheid nnoet worden bijgebracht op bedekte wijze, daar mien zich andiers verzet tegen onmiddellijke lessen, maar dat men ze opneemt als ze op aangeiname wijze worden aangedienfdl."x) Het ideaal der Rozekruisers, de; vernieuwing der wetenschap, was volkomen belichaamd in de werken van Bacon, „I h s t au r atio magna" (1605). „Advancement of learning" (1605), en ,,N o v um Organum (1620). Aristoteles' logische geschriften heieten Organon; door den naam van „Novum Organum" gaf Bacon te kennen, een geheel nieuwe richting te willen inslaan Het systeem van Bacon berusStte op twee methoden, de s.inld!uctive philosophy" of interpretatie der natuur, en de „anticlipation of the mind'l als ontdekkingsbron van den grond der dingen. De laatste komt: overeen, met wat mlen hsden oneer noemt de „Öleüuctitevte kennis"; inductie beteekeinl! afleiding van het bijzondere naar het algerniee;ne; dedluctiie, die van het algeimeenie naar bet bijzondere. Bacon wordt d'an ook beschouwd naast Telesio en diens leleïling Desc a r t e s, als een der voornaamste stichters der proefondervinidlelijkfer wetenschap. Daar hij zich in zijne overdenkingen buiten de geloofskwesties hield, werd zijne wijsbegeerte: gehee'ten, de empiristische, gevolgd door Hobbes (1588—1679), Locke (1632—1684; en Berkeley (1684—1753), terwijl Descartes tevens de rij opendie dier r ational listen, die gleen onderscheid! maakten tusschen ;t(heolog|iie en pbilosophie, als Spjcnoza, Male branche (1638—1715) en Leibniz (1646—1716) Bacon als voorlooper der Vrijmetselarij. In „Nova Atlantïs" vinden wij het bewijs dat die Rozlekruisers de symbolen bezigden, die' ook in de oude Vrijmetselaarij niet onbekend x) Het Pad van Volmaking in Bacon's Dramas", door J. J. van der Le euw, in „Theosophia" van Nov. 1914. waren: de zon, de maan, die winkelhaak, de waterpas, de cubus en dte ster. Het schip, waarop de Geleerdetn zych naar het eiland Bensalem begeven, vaart tusschen de kolommen vaan Herkules, en hun Huis wordt ook dat van Salomo genoemd. In de eerste uitgave van dte „Nova Atlantis" staan de letters I en B op twee kolommen vaan het titelplaatje. De Hermetische wijsgeer en, zegt G o u 1 d in zijne „Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij", zich aansluitend bij Woodford en P i k e, waren in het bezit van een grooitf delel van het symbolisme door de ouidle Vrijmetselarij' gebruikt, als het liniaal, hët! paslood1, de gepolijste steen, de heilige delta, de sleutel van Salomo. Nu werden de meeste diezer symbolen ook wel door de bouwcorporaties voor de XVIIe eeuw rertls gebruikt. x) Maar zeer zeker hééft Bacon dit symbolisme niet benut in den Z'elfdleln zin als de bouwcorporaties, alhoewel helt streven in eitlwsche ricblng hun ook niet vreelmd was, wat voldoenldle blijkt! uit de zedelijke plichten hun door dtei oude Constituties opgelegd. Het is juist omdat de Rozekruisers ook gebruik maakten van de symbolen der bouwcorporaties, maar in een diöpfetten zin, dat zij aansluiling gezocht hebben bij de werk-metselaren, en bij hein een schuilplaats gevonden om hun wijsgeerig- en inwijdingsstelsel in een ruimeren kring iin te voeren. Vóór de Rozekruisers waren re elds de oud-evangelisclie Broeders of D o o p e r s, die als W al de n se n (in Provence in de Xlle eieuw), Humuliaten (monnikorde in Italië van 1134— 1576), Patarenen (verschillende godsdienstige secten in liet Noordein van Italië), Beggarden (in Duitschland Frankrijk en Italië gedurende de XIIIa eeuw), Armen van Lyon, en hoe ze ook mogen geheieteh hebben, in de bouwhutten schuilgegaan, als innerlijke kringen.2) * J) Zie hjerover het zieiehr belangr ijkte artikel van Jos. Raemaekersin heit „Mafonniek Tijdschrift" van Mei 1918 2) Zie Jos. Raemaekers in het „Mafonniek Tijdschrift" Mei en Augustus 1918. I Het is duidelijk, zteigt W a i l'e in zijn werk „The sec.ret Traditiion of Fretamasonrv" dat leidendle personen van aanzien in oudere occulte en mystieke genootschappen, Tempeliers, Rozekrudsers, Alchemisten, enz. na die heftige vervolging dezer bewaarplaatsen der mysteriën-kennis, waarbij deze ordein grootendeels vernietigd wlerden, door allerlei middelen in die gilde'n traden, om verder aan vervolging te onfkom'en en toch voeling met elkander Ke houden, terwijl zij de traditie konden voortplanten. Het is anders niet' te verklaren, dat in de Loges der arbteüdlersgildiein van verschillende landen etetn vrij groot aantal edellieden en andere hooggeplaatste personen zich als ledlen lieten aannemen. Om nu echter dies te meer invloed te krijgen in de Vrijmtetselarij, werd door velen in Engeland de naam „Roziekruisers" niet meer gebeaigd. F1 u d d schrijft in zijn „Clavis Philosophiae" dat zijne medestanders betel- dloen voortaan den naam van „wijzen" (reeds volgens Maier in 1570 gebruikt), te nemen, omdat de benaming Rozekruiser zoo vaak misbruikt wordt; en von Murr zegt in zijn werkje „Ueber dein wrahren Ursprung der Rosencreutzer und des Freumaurer Ordens", (1803) dat de Wijzen zach in figuurlijken zin bedienen vaan den wederopbouw van den Tem> pel vaan Salomo om „ihre Absuchte zu verbergen". Om op Bacon terug te komen, W i gston (op. cit.) komt tol' het besluit dat: ,,i,t is our opinion that Bacon was associatód earlv in a movement to revivify or rescucitate the Fre.e-Masonry thourough Europe". N i c o 1 a ï („Einige Bemerkungen übier den Ursprung und die Geschichte der Rosencreutzer und der Freimaur.er" 1806), leidde neeüis het ontstaan dier moderne Vrijmetselarij van de Physicader Rosekruisers en Bacon's „Nova Atlantis af, waardoor een aantal personen te samen gekomen zijn, met het doel ©ene vereenigjing op te richten, he!r Huis van Salomo geheeten, om het werk van God in de natuur en den grond der d'ingm na te vorschen. Nicolaï's meening heeft e(en warmen verdediger gevondfen in R. W al dein: „Beitragen zur Vorgöschichte dier Freimaurerei'', Deel III (Berlin 1890). Tegen eene afstamming onzler Orde van de „Nova Atlantis",. schreef verder Jos. Raemae'kers, *) bestaat van deze zijde geen betzwaar; reeds spreekt voor dit vermoeden, de oude overlevering, als zou de Vrijmetselarij nauw verbonden zijn met die „Nova Atlantis". In dit artikel zoekt hij naasï het voorbeeld van Walden, een verband tusschen de N.A. en de oude Engelsche Mtetesterswoordten, wijzien is. Deze w'oorden zouden eene omzetting zijn van het woord „Bacons Bensalem.2) Bacon maakte zelf veel gebruik van geheime woorden in zijne geschriften zooals verder aangetoond wordt. Dit was trouwens eene zeer begrijpelijke gewoonte van vele Rozekruisers om geen aanstoot Kot vervolging te geven. Trithe m i u s, de leermeester van Paracelsus. had eene zeer geprezen methode van geheimschrift bekend gemaakt, en Bacon beschreef ook verschillende cryptogrammen in zijn „Advancement and Profücience of Learning". Hij voerde verder de oude kabbalistische getallensymboliek bij de Rozekruisers in en deze is hieruit gedeeltelijk in da Engelsche Vrijmetselarij overgenomen. Ten slotte, het teeken der maconnieke verkorting. het d riep u n: ui ge werd door heim geplaatst als een geheim t.eeken in vele zijner werken. De eerste uitgave van de „Shepheardes Calender \ onder pseudoniem I m m e r i t o, heeft reeds dit) fceieken onder de titelopgave. De samenwerking tusschen de Rozekruisers en de Vrijmetselarij in den loop der XVIIe eeuw, waarvan ik verder nog meier bewijzen zal aantoonen, zou dus reteds ten tijde van Bacon bes-aan hebbe'n. Dit punt werd onderzocht' in de Londie.nsche Loge „Quatuor Coronatfi 2076", vergaderd den 2 Maart 1894 met Wynn Westcott, als voorzittend Meester. Na een bouwstuk van de- !) Zie „Union Fraternelle" No. 1 1914. 2) Zie in het „Jaarboekje voor VriJmletselaren 5891" de bijdrage van T. G G. Valette voor een Geschiedkundig Woordenboek op grond van Walden s meöedeelingen omtrent de Nova Atlantis. zen over „The RosïcrucianSL their history and alm s, with reference to the alleged connection be.tween them and the Fraemasonry", verklaarde Edw; C onder J r. in het debat, da/' in 1620 datum van de oudste notóilen in bezit van dei Orde. eene speculatieve afdweling in de Vrijmetselarij bestond; dat vóór het jaar 1636 de Meestergraad bekend en „recorded" was; en dat spr. daarom tot de overtuiging kwam. dat indien de Vrijmetselarij iets te danken heeft aan de Rozekruisers, dit het geval moest zijn 'vóór heit jaar 1620 x) In zijn schets betiteld „Geschiedenis der Vrijmetselarij" (1918) noemt W H Denier van der Gon Lord Bacon den mogelijken geestelijken vader der moderne Vrijmetselarij, en naast hem de Orde der Rozekruisers als haar geesbellijke bron. Prof. Carpentier Altin g verklaarde ook dat Bacon onmogelijk buiten de Maconnieke beweging kan hei>ben gestaan, en nijgt aan te nemen, dat hij er een voorname rol in gespeeld heeft. 2) In biet „Ma^onniteik Tijdschrift" van Novetober 1918 komt los. Raemaekers terug op het gees'lelijk verband tusschefn de Rozekruisers en de Vrijmetselaren, maar plaatst den datum van dit verband na Bacon's dood. In 1629 zegt hij, verscheen hetSummum Bonum" van F r i s i u s, zijnde het program'ma der Rozekruüsers. hetwelk de medledteéLing bevatte dat naams-verandering noodig was. In 1633 kwam het „Clavis Philosophiae" van F 1 u d d uit, zeggende dat die verandering plaats heeft gehad en tegelijkertijd verscheen een vierde druk van een profaan werk. „Stows Survev". dal voor het eersf melding maakte van e|en nieuw genootschap van „Freemasons", van wieike hij in de drie vorige u^tgaveïn niet rep'.fa. In de litteratuur van vóór 1633 komt de naa/m „Fretemasons" nfiet voor. De geestelijke bouwers, of Rozekruisers. traden nu toe tot de operatieve bouwvaklogas, hetgeen mogelijk was daar toiein de „Masons" nog geen erkend x) Zfie „Ars Quatuor Coronati". Vol. VII. 2) Zie „MafonnLek Tijdschrift'1. Maart 1917. gilde waren, en er dus nog geen beperkende bepaling omtrent vak- of niejtvaklui of aantal leiden bestond, terwijl erkende gilden slechts een precies aantal lelden mochten hebben. Eersfi in 1677 kneigen de „Masons" gildepatent. De oprichting van de Orde van Vrijmetselaren dagteekent aldus volgens Jos Raietnaekers van omstreeks 1633 zijnde het werk der Rozekruisers, nadat zij1 vroeger bestaan hadden als W ij z e mannen of sapientes. Het ,Sumnum Bonum" efn het „Clavis Philosoiphïae'", zegt hij verder, waren de oude oorkonden, die Desaguliers, Ander s o n en anderen in de volgende eleuw onder oogen hadden voor de bewerking van het eerste,,Con s ti! fiultie(boek°'. Bacon als schrijver der stukken van Sliakespeare. Eene andere belangrijke bijzonderheid uit het leven van Bacon waarop slechts in de laatste tijden het volle licht der geschiedenis geworpen werd. is dat hij de schrijver was van de tooneelslukken. die den naam van Shakespeare dragen. M r s. Pott vestigde in 1883 de aandacht der geleerde wereld op de Bacon-Shakisspeiare kwestie door haar werk Bacon and hjis siecret Society". Sedert is de kweistie verrijkt geworden door eene ontvettende bibliographie, die op ongeveer 20,000 werken en artikels geschat wordt. Heden schijnt de strijd tiusschen de Bacomans en de Shakespeareans zoo goed als beslist, ten voordeele der eersten. Ddze beroepen zich hoofdzakelijk op de wiefrken van F. Oonnelly. /rhe great Cryptgram", D r. O wen, ..Sir Francis Bacon Cipher Story", Sir Durning Lawrence, Bacon is Shakespeare", en M r s. E. Wells G a 11 u p, ,.,The bilateral Cypher Story of Sir Bacon". In Neoeiiand vonden de Baconïans verlichte verdedigers nl. D r. Speekm an, in „Bacon is Shakespeare" (Arnhem. 1916) ein Taco H. de Beer, in „Shakespeare .. een Pseudoniem" (Bussuln 1917). De Bacon-kwestie is zelfs rechterlijk: uitgemaakt geworden. Den 21 April 19'16 weird uitspraak gedaan door de High Coürt van Chdcago, in zake van de ,Selig Polyscope Cy", exploitant van een film over het leven van Shakespeare te Stratford, teigen Colonel Fabian, die geschre- vein had, dat tlje drama's van Shakespeare helt werk van Bacon waren. Het gerecht stellde vast, ,.dai! in de werken van Bacon teen geheimschrift werd onthuld door hem in zijn jeugd te Parijs bedacht, en dat hij dein naam en de persoon van Shakespeare als een masker gebruikte om wijsgeierige beschouwingen uit te geven, kunnende bijdragen tot de letterkundige Renaissance in Engeland. Wölke de roem der wereld' zijn ge- • Wordep." Dr. Speekman geeft ons in zijn gjetnoemd werk de reden op waarom Bacon gebruik maakte van den naam van diefn grooten tooneelspeler voor een déél van zijn litterairen arbeid. „Beoefenaars der schoone letteren, zeg1!! hij, Verden n&et in zijn tijd geacht. Een man van stand, die tooneel schreef, zou zich buiten zijn kring geplaatst hebben" Zoo had Bacon verscheidene personen die de verantwoordelijkheid op zich namen van de werken, die hij niet onder zijn naam uitgaf, en werden o m. zijne astrologische boeken uitgegeven ondier detn naam van Selenus (in 't Griekscli maanbelwonter). Wat was dat geheimschrift dal zoo ve|le geslachten nïet ontcijferd hebben? In hielt werk van D r. Speekman vinde'n wij er talrijke uitleggingen van op grond van Bacon's eigen uiteenzellingen in zijn werk ,,The Advancement and Profficieta'ce of Learnimg". B.v. het gebruik, vaak zonder beteekenis in het verband van lo. zekere ^oorden die dielzelfde getalswaarde hadden als de z.g. Bacongetallen, gevormd door de uitdrukkingen als: Fr. Bacon, Fra. Bacon, Fra Ros.icrosse, Bacon Shakespeare: 2o. b:ijgevoe|jde letters, als a en b, door wier herhaling en vermenging, een volledig alphabet samengesteld werd. zoodat eten geheel op zich zelf staand verhaal in dein tekst ingelaschl' werd; 3a. cursief gedrukte woorden en willekeurige beginletters van woorden in hoofdletters gedrukt; 4o. opzett lelijke misdrukfce paginatuur, wier getalswaarde overeenkomt met de Bacongetallen; ^5o onzinnige woorden, als ,.Hoiiorificabjliitudinata'ibus"; 60. ongrammatische taal, opzettelijke drukfouten enz. „Thie Rape of Lutece".. zegt Dr. Speekman, is van begin tot het einde vol van IdVergelijke aanwijzingen, dat Bacon de schrijver van dit drama is. In „The Tempest",, zïjn laatste werk hebben wij de magische, bovenmenschelijke voorstelling van den dichter, die den hemel van zijne kunst opent en zich aelf bekend maakt op zijn betooverd eiland. Prospero is altijd aangezien geworden voor den dichter-schepper zelf, die niemand anders was als Bacon. In geheimschrift zegt Bacon ergens: „'Bacon is oen bij! die honig vergaderd heleft voor het nageslacht'." Heit geheim van Bacon's leven. Bacon heeft inderdaad door zijn geheimschrift veel honig vergaderd voor de volgende geslachten. Niet alleen heeft hij millioénen kunnen beïnvloeden door zijne drama's en tot hooger geestelijk inzicht bne.ngen, waar hij door zijne pMlosophische werken slechts een klein aantal branaikte, maar hij heeft naast den sleutel toi' de ontdekking van den waren schrijver der stukken, die hij dooi» Shakespeare liet spelen, vele andere geheimen van zijn leven ter ontdekking achtergelaten. Deze geheimen zijn voluit beschreven in de letters en woorden voor zijn geheimschrift gebruikt. Helt' Amer'kaansche Tijdschrift „The Channel". onder nedactie van Mrs Marie Russak. heeft aan dit belangrijke onderwerp eene serie artikels gewijd in de nrs I II en III van dein jaargang 1916—'17, aan de hand van Er nest Udnv. Wij lezen er. dat Bacon door zijn cryptogram helt volgende bekend maakte: Hij was de zoon niet van Bacon, dan kanselier van Elisabeth, maar van elen geheim huwelijk van haar miet Lord Leicester. Wegens deze reden Werd hij zeer jong naar Frankrijk gezo ndie|n. om er zijne opvoeding te ontvangen. Na den dood van Elisabeth werd hij door Cecil naar de Tower of Londen gebracht en verplicht een troonsafstand te onderteekenen ten voordeel.» van James. In zijn „cypher" schreef Bacon, dat hij steleds de hoop koesterde door Elisabeth als haar wettelijke opvolger op den (toon van Engeland erkend te worden: ,Undcr the vejil of this bitter, frantic curse, mv true titles to the crown and seaf of England, Inedand and France. are obscurefd and hid." Verder: „That sacred balm hatli consecrated king this forgetful De Rozckruisers noemen hun slrev'cn een „Kunst" of ©en „Mysterie", bevoel'end door de Brahmanen. N u m a Pompilius, Zoroaster, en de Wijzen. die liet kindje Jezus kwamen bezoeken. De oudste mafonntieka termien luiden voor ons „Art" en Mystery". De benaming N o a c h i d e u. die in het tweede Gonstitutieboek en enkele ma?onnSeke graden voorkomt!, was reeids in gebruik bij de Rozenkruisers. Zij zeggen: .„.De Adamskinderen zijn uit Gods mond ingelicht en vla Noach is de oudste reinste leer tot ons gekomen. We est volgers der reine Godsleer. of Noachide,n, d.i. verkondigers der mondelinge leer van God dn de natuur, want God laat Adam alles zien en noemen." F1 u d d spreekt van de Noachiden in denzelfden zin als Comenius, de Dooper-biisschopi, die zei':: „Wanneer de booze wereld met water wordt overstroomd. treedt dan gij als zonen van Noac'h in de Arkl die u de'n lieer zal aanwijzen." De diepere toeteekenis der Hiramlegende der oude Vrijïnetsolaars was reeds den Roze kruisers bek' -nd. Op het titelblad van Maier's „SepEmanaPhilosopliica" (et Arabiae Regina Saba, nee non Hyramo, Tyri Principe), z'it Koning Salomo met de Koningin van Saba rechts en Hirani linksy hun zijne .aenigmata (raadsels) mededeelend. Hiram. gadood door de onwetendheid, de leugep en de heerschzuchl. en Christus, di;e den tempel der Menschheid to Jeruzalem wilde stichten1, waarvan Salomo's tempel het profetisch voorbeeld was. hebben in dein grond dezelfde beteekienjs. Het symbool van den pelikaan die sfich de borst opent om zijne jongen te voeden (de visschen uit zijn bek halend), heeft eerïe hermetische b. ileekenis en stelt voor het Eeiïe, zich 20venvoud'ig openbarend, het Licht de zevenkleurige stralen verspreidend. Het „Summum Bon urn" schrijft Katsch (passim) bevat het oerbeeld en ideaal der Vrijmetselarij, het programma., waarop deze zich uit de Rozekruiseirsorde ontwikkelde. Als men den schrijver Frisius vraagt: 5VZijt gij Rozékruiser?" zegt hij: „Dat heb ik weliswaar niet verdiefnd, doch die zeigen hangt af van Gods gettiade." (Rom. 9, 16); m.a.wl „Ik ben het niet, in zooverre ilemand oqit geheel volmaakt wiordt, maar mijne Broeders noemen mij zoodanig." Buhle besluit dat de voltooiing der beweging, die van de Roz.ekruise.rs uitging en aan de Vrijmetselaars de verborgen wijsheid en het ondterzoek van het werk Gods in de natuur als grondlegging gegeven heeft, zich voltrokken heteft tusschen de jaren 1633 en 1646. *) In 1638 publiceerde Adamson zijne „Muses Threnodje", waarin deze woorden voorkomen: ,,'Want wij zijn Broeders van het Rozekruis, het mafonnieke woord en het tweede gezfcht beziLtend." Nü houdt Waite wel vol te-gen Buhle: „The Freemasonry has niever been an associalion for scieotifical researches nor claims tot possession of any transcendental socrets of alchemy; itwas originaly an associatiion for diffusion of natural moraliity, now simply a benefit society." Prof. Bolland geeft het antwoord op deze opwerping in zijne „Orphische Mysteriën": „Bij dein overgang van het Rosicucianisme tot de Vrijmetselarij, heeft de symbolentaal dier bouwkunst, die der alchemie doen wijken. dewijl deze deed dlejikien aan een afkomst, die men meier en meer ontveinsde. Meer en mleier werd de Rozekruiserij en hare on-Engelsche vrijzinnigheid (?) verloochend, en eenzijdig Meld men een bouwkundig symbolisme aan. dat weliswaar al had medegedaan in de Rozekruiserij1 zelve, doch dat nu kon dienen tot voorspiegeling eener afkomst met ouderwïïtsciie Engelsche braafheid. Het lijdt geen twïjf.el, dat de afleiding van de Vrijmetselarij der XVIIe eeuw uit de oude Engel sche bouwvereeniging een mystificatie is, etn dat zij eene nieuwiervVetsch.e; beoefening van het oude Mysterje'wezien zal zijn geweest, die door de Nieio-platonischej belezen Rozekrujsers dei" XVIIe eeuw aan den gang was gebilacht." Het inwijdingsrituaal der Vrijkneitse- !) Zie hierbioveoi bl.4j, \ VII. HET ERGON EN HET PARERGON DER ROZEKRUISERS. „De groote schatten en geneeskunde der R. C.", schreef L. D. V. Z. in het „W assenaer's Historisch Verhaal", zijn niets anders dan de schatten der zielen en de hernieuwing^ des Geesles ende de,n ouden Adam te verlaten." ,.De steen der wfijzen zijt gij zlelf; uw eigen hart is de „materia pfilma" di)e in zuiver goud moet worden omgezet. ' Dat is de wjare formule der Rozekruisers, hun voornaamste werk, of Ergon: de heiliging van den innerlijken mensch. De goudmakerij is slechts het Parergon (bijzaak); omdat Montanus cilit niet begreep, is hij uilt hun gezJ schap verwijderd, schrijft D r. Freudenberg in zijn werkje ,Aus der alteren Geschjichte der Rosiencreuzer." Om het Ergon goed te kunnen verrichten. kon echter de studie van h>eti boek M(undi). bijdragen, ten einde de scherpte van den geest te ontwikkelen (Faina). Dttt symbolische boek werd voorgesteld door Paraceisus in zijn „Paragrianum", als het natuurleven, de wereldziel, ook gelieeten het „ens astrale", waarin alle schepselen, zoowel in den hemel als op aarde hun bestaan hebben, en waaruit, alle elementen zijn ontstaan. De Rozekrunsers lazen natuurlijk niet allen op dezelfde wijze uit dit Boek dor Openbaring. Hunne leer was geen corpus doctrinae invariabele; hunne oostnologie was soms nog primitief. F 1 u d d dacht b.v. dat de zon het licht aan de Sterren geeft. Niettjeunin vinden Wij v el merkwaardigs in hunne leeringen. Zij geloofden in de wiet van wederbelichaming, en het oude Hermetische leerstelsel van 't algemeene levensbjeginsel, dat telkens hoogere vormen van loven aanneemt op de verschillend; trappen der natuur. De mensch was volgens hen een microcosmos, in zijne samenstelling het beeld van het macrocosmos.x) De wereld is ontstaan door de erna- i)' D r. F. Hartmann „The secret symbols of the Rosicrucians", Boston 1888. natie Gods. God scheidde bij die schepping oen deel van zijn w.ez>;n af uit den chaos, om zich te openbaren in drfe werelden, de engelenweneld, d liemelsche en de elementaire; hierdoor trok hij zijn wezen dichter te samen en ontving deze afscheid,ng eene andere kracht en beweging. x) Het scheppend woord der wereldwas muziek. Deze wiordt ook noodzakelijk voortgebracht door de onophoudelijke stoffelijke verrichtingen der natuur; de harmonie der sferen is oen werkelijk iets, niet enkel een poëtische droom.2) Volgens de Rozekrujisers-Kabbala, lezen wij nog in dit laatste werk. is d:e bojvenwereld verdeeld in het Empyraeum, het Aethereum en het Elementaal gebied; deze drie rijken staan in verband met de drie hoofddcelen van het menschelijk lichaam; het eerste met helif hoofd, of heft verstand', hel twfeede met db borst of hel hart. als zetel van het be\v"usfl'zijn, en hel derde miet den buik, als zetel der dierlijke eigenschappen. Paraceisus schrijft in „De P e stilita'te: „Das Herz is die Sonne im Microtosmi. Alles imaginiren kommtaus dem Herze." In zijn „Paragranum" noemt hij „Magnum Limbus", de kweekplaats, waaruit alle schepselen gegroeid zijn, dat zjch openbaart nl. als levenswerkzaam heid, als geestelijke kracht1-, maar ook als levensstof, waaruit de substantie van de levende wezens ontstaat". „Niets in dei naüiaur is dood; de geheebe wereld is een lev. ndig organisme." Paraceïsus wlas aldus de verre vooruitlooper van het moderne Psychomonisme, als weienschap opgebouwd door Fechner en Heymans. In zijne geschriften zegt D r. F. x) „Die theoretische B r ii d e r oder 2le Slufe der Rosencreutzer" Athen 1789. 2) Hargrave Jennings, „The Rosicrucians. Iheir rites and mysteries" London 1879. H a r t m a n n, *) vinden wij die leer der zeven beginselen van den mcnsch, ook Planeten genoemd, d.i. de drie hoogene substanties en de vier elementen, welke den microcosmos evenals d) n macrocosmos uitmaken. „Im Menschen liegen alle Ascendenten", zi i Paracelsus, daardoor bedoelend die overeenkomsten die de Planeten met een onderde 1 van ons lichaam hebhein. Hij noem't „Spiritus vitae", of „Archaeus" het zenuwfluidum, waarin de aard, de hoedanigheid, het karakter en het dnwlezen dier wezens bevat is. Het bevat ook de elementen van alle cosmische invloeden en de oorzaak van de Werking der sterren op het onzichtbaar lichaam des menschep. Dit Archaeus is van magnetischen aard, veroorzaakt ziekten, wanneer verontr inigd en herstelt de gezondheid waanneer het wieer zuiver is. Het zoeken der Rozekrui:» rs naar het levenselixer is het aanweinden, in verhoogde maat van de algemer-ne levenskracht in alle dingen vervat. „Het is verkeerd te mennen, dat er e n bépaald „omzettingspoeder" of „steen d r wijzen" of „levenselixer" beslaat" schrijft H. P. Blavatsky:2) „Dit laatste is in e'lke bloem, elke:n steen em elk mineraal over den ganschen aardbodem verborgen." In hetzelfde werk3) lezen Wij nog: „De alchemistische scheiding der zuivere lucht zou den levensgeest en zijn elixer opleveren"; en bl. 202: „Hij die de trage zuurstof allotropiscli zoude omzetten in ozion tof op den trap van alchemistische act'vileitl door die terug te brengen toil' haar zuiver inwieizen, zoude daardöor een middel ontdekken ter vervanging van het Levenselixer en het voor practisch gebruik gereedmaklen". De modhrne wetenschap richt zich naar de oplossing van dil vraagstuk door het aanwenden van zuurstof tot hersilefl der gezondheid. De Rozekruisers waren nu evenwel nog niet zoo ver gevorderd, en zochten !) „Theophrastus Paraoelsus als Mystiker". Lefipzig 1894. 2) „De Geheime Leer", Deel III bl. 542. 3) Deel I, bl. 806. op allerlei wijze hun levenselixer, doch meestal door metaalomzet'Sng. De sftcen der wijzen diende dus niet alleen voor het maken van goud, maar ook voor het herstel der zieken. K i e s e wie t te r v rhaalt uit aanteekeningen van zijn grootvader, dat „een adfept F. R. C., die in een soort van eervolle ge.vangenisschap In Dresden leefde, onder bewaking van verscheidene officieren in 1748 vier q.ui n talen goud maakte voor dien prins van Saxen, en wat levenselixer van de hoeveelheid van ee.n hazelnoot. Zijn grootvader schreef den 3 Juli 1765, dat „hij niet langer twijfelde aan de werkelijkheid van den steen, omdat hij het elixer beproiefd had. Het werd bevonden uit lood en kwikailver te zijn, en goede resultaten te geven." „The Royal Masortic Cyclopejdia" *) deelt bïograpliische gegevens mede over talrijke bdkefnciie Rozekruisers, die de kunst bezaten van het vervaardigen van den steen der wijzen. Hij bespreekt nl. de genezingen verkregen door den alchemist Butler gedurende zijne gevangenisschap in het kasteel van Vilvoorden, wiaar hij door van Helmont bekocht werd. Deze getuigt, dait Butler door middel van zeker rood poeder, dat zijn Hermetisch geheim was. een m, edege van genie, 'n Engelsche monnik, in een uur tijd genas van een wiaiïhopige rooszielcte; en dat hij ondermeer andere gevallen, ook nog ©ene vrouw* die achttien jaar lang aan verlamming in deii arm em de vingers leeid. na enkele behandelingen gienas, door het nkel toepassen van den steen op hare tong. De S t. Germaan, dien wij als Rozekrufiser ontmoeten zullen, maakt j zijn levenselixer uit kruiden. Hierna nog meter omtrent het koslbare elixer en den steen der wijzen, waar 'ik die. Gouden Rozekrujsers bespreek. In hoofdzaak zetten de adepten R. C. hunne proefondervindelijke ond 'rzoekingen voort op het ruime veld der a 1chemfe, zoodat de naam van alchemist dikwijls met den van Rozekruiser verward wordt De alchemisten zochten echter niet alleen naar liölf middel !) Uitgegeven door Kenneth Mackenzie, Londen 1877. om alles in goud otm te zetten, maar ook naar de grondstof der dingen." Alle dingen zijn ontslaan door het nadenken van het Eene; daaruit komien alle aanpassingen." , Dit was de leier van den grooten Hermes Trismegistus, in latere lijden (300 jaar voor Chr.) in de Tabula Smaragdjna neergeschreven. Dit beginsel is ten alle tijde het axlioima geweest der alchemisten en ehemisten. Die groote Franscbe scheikundige Berthelot was ook doordrongen van de waarheid der eenheid van d'e stof, en erkende dat niets in de wleite»schap zich «Kt* tegen de mogelijkheid der transmutatie verzat!,e. Dr. Hartmann deelt in zijn ,,In the Pronaos of the Temple" de Hermetische axiomata mede, welke noodig zijn voor de bereiding van den „steen der Wijzen". lo. Het ontdekken van de ware prima m a t e r i a, de een levende stof is. 2o. Het gebruik van het roodgekleurde bloed van den Rooden Leeuw en het zuiver witte gluten van den Arend, Wijzende op de zuiverheid van die gedachten en de kracht van den wil. 3o. Het verkrijgen van het Heilige Vu u*r, dat niet door menschen voortgebracht wordt. 4o. De vermenigvuldiging en uitbreiding, waarvoor men de schalen der rechtvaardigheid en der rede gebruiken moet. 5o. De toepassing op de metalen, zonder kunstmatige hulp. Al mogen nu velen de alchemie in diiscrediet gebracht hebben, door hun mfelukte pogingen, veroorzaakt omdat zij: met de geestelijke voorwaarden, volgens deze Axiomata vereischt, verwezenlijken konden, zij hebben niettemin bijgedragen tot het vastleggen der moderne chemSe. Dank zij gedurende eeuwen doorgezette proefnemingen, hebben de alchemisten talrijke stoffen ontdekjt, als liet potassium, alcohol,, laudanum, phosphoor, zink, calomel, bloem van zwavel, chloride van kwjïkzilver, oim maar enkele te noemen. De chemie dankt hun ook de wetenschappelijke termen van saturatie, affiniteit, precipilaa!, distillatie, quintessens, enz. De alchetmjisten meenden dat een algemeen dissolvent of geest der metalen gevonden moet wlorcKon in een smeltings- of rottingsproces; zij spraken dan ook van eene putrefactao, wlaaruit door subblimisatie „de koning der koningen" ontstond. Zij verdeelden ziïch ten slottfe voor het onderzoek naar het rottingsproces der levende substantie, in uriinlisten, semiinalislen en stercoriston. Hett , u S gJ OW ffl O 1 Magiërs 9 7 12 Mieesters 8 77, •3 Adepten 7 777 4 Majores 6 788 5 Minores 5 799 6 Philosofen 4 822 .7 Practici 3 833 8 ïheoretici 2 844 ■9 Juniores 1 , 929 Er wordt geimleld dat in de hoogere gradefn dje Kabbala, Magie en practische Alche|mie beoefend werden. In üten vijfden graad ontving die leerling wijn en brood, eLvfenals bij het Heilig Avond' maal; hij werd gezalfd en in een halfgeiestelijk gewaad gekleed, terwijl hij eep naam em een bijzonder te eken ontving. In den zesden graad heete het dat de leden „op de hoogte van engelen" waren. Van af dien graad werd het leven in godsdienst gewijd'; het werd geleefd als onder kloosterregels. Evenals bij de Gouden Rozekruisers mocht de lagere den hoogleren niet vragen in welken graad hij was. Het tijdschrift „Lux Oriënt'is"1) wijdde eene serie artikels aan üleze Russische Rozekruisers, waaraan ik nog het volgende ontleen: Het heldere licht van het innerlijke leven Straalde langs verschillende wegen van uiterlijke handeling uit den Theoretischen Graad in die Maconniekie Loges, ongeveer een 150 in aantal, alle van het stelsel vaji de „Striete Observantie" (waarvan Baron von Hun'dt (geb. 1722), heit voornaamste werktuig voor verspreiding geweest was). Ook op gebied der liefdadigheid was die werkzaa'mheid der leden van den Theoretischen Graad zeergroot. De Orde der Vrijmetselarij was snel aan het uitgroeien tot een kracht, een geestelijke macht, waarmede de Regeering melende rekening te moidten houden bij het beheer van helt rijk. Ca't'harina II, die geen gevoel had voor geestelijke zakm, besloot „het kwaad" bij denwortejl aan He ling, die niet uitgesloten mag wiorden. Toch hebben wij alle gronden om aan te niemen, dat de Rozekruisersgjraad die van het gradenstelsel van de vierde (tot de£i achttienden alleen in Frankrijk en in Nederland is overgebleven, primitief eene katholieke invoering, en wial van de J©zulten is geweest. De vermoedens van ïnwterking dezer Orde, steeds (die menschelijke evoluties dw'arsboo'mend, op die Rozekruisers- en de Vrijtaetselaars-.oirde, ten doel hebbepd haar te doen ouJtja arden, wKXnd'en zekerheid, volgens de geschiedschrijvers voor wat betneüb hel instellen van den Rozekruisersgnaad in d(e Schotsche Vrijmetselarij. De eerste sttjap wjordl reeds in (dfe XVIIe eeuw door D. Johnson aangetoond.1) Hij zegr dat vele Jezuïtai gebruikmaak-1 ten van de onlusten, die na den dood van Crotawall (1658) ontstonden, om in de Ordie der Rozekruisers binnen te sluipein, haar te doen ontaarden en haire langzame verdwijning te veroorzaken. Zij l) ,/Histoir© secrète du rólablissemeint de Charles II sur le tiröne". Londres 1679. zouden de Vrijtaetselarij 'dienstbaar gemaakt hjebben voor him beschermen James II. Nadat deze verslagen wierdt in 1690, vluchtten zij me/V hun onttroonden koning naar Frankrijk; deae vestigde zttch in het Jezuïtische College van Clermont (Mon't de Clercs), vanw'aar la;Ier de eerste nieuw© Tempeliersgraden irr de wereld gezonden werden. Ragon, die Johnson aanhaalt in zijn werk „Ordre Chapitral nouveau Grade de Rose-Croix", beschrijft de ve|rde-re afwikkeling van het plan der Jezuïfcen. Volgens hem stichtten zij in 1715, na de overwinning van Georges I, den vorst van het nieuwe huis van Hannover, op den pretendent James Sl-uarl, den Schc/tschen graad van St. Andreas. De ver-* dene slap was, volgens Ragon, de oprichting in 1728 van die Schotsche Tempeliersgraden. Volgens C 1 a v e 1 („Geschiedenis der Vrijmetselarij"), moesten dezo graden dienen, om de Katholieke godsdienst in Engeland weder in te voeren. Verworpen te Londen, werden zij (je Parijs aangenomen, na de beroemde redevoering er doo(r Ramsay in 1737 uitgesproken, om de oude Schotsche Vrijtaeltsdlarij als de oorspronkelijke te doen aannemen. De Schotsche graden vonden in Parijs e,en verbazenden opgang, en men zicjt hen rond 1740 van alle kanten ingang nepien in de Vrijtaetselarij. Men hee.Pt eichter ten onrechte Ramsay gehouden voor den stichter zelf de(r Tempeliesrsgradetn. In zijne rede zei hij uitdrukkelijk, dat de Vrijmjettselarij melt[ dfe dri© eerste graden volledig was, en üat zij nieftJ voor godsdienstige of politieke dioeleijiden mag gebruikt w'orden; er blijkt ook uit, dat hij, de leerling van den quielistischen bisschop Fenelon, door de Jejzuïten van het Hof verbannen en te Kamerijk geplaatst, zeer stellig niet als hun handlanger mag beschouwd worden. Wel is wjaar, verklaa'rde Ramsay dat volgens hem de Vrijtaetselarij van de Ridderorden afstamde, nl. de Johannitór Orde van Jerusalem, en dat zïj', fat ontaarding geiktomen, door dégelijker leden gefeuiverd diende te wlorden. De derde uitvinding van de Jez uiten ■«'as de verzinning" van den RozekVuiseirsgraad, in Frankrijk ingevoerd door den pretendent Charles Eduaird S'fua r t, na de mislukking dier Fransche on derneming te Culloden 1646, d!ie voor doel had diezen op den troon z'ijner vaderen te plaatsen. De verslagen prétendent, gevestigd tfe Airecln!". richt'le er in 1747, uit dankbaarheid voor het goede onthaal dat hij er gedurenldte zes maanden genoten had, heflf „C h a p i t r e p r imordial de Rose-Croix Jacobite" op. Ragon deelt in zijne „Orthodoxie Ma^onniquie" (1853) den tekstt der oprichtingsbul van dit kapittel mede, wiens geschiedkundige beteekenis zeer groot zou worden. Daar komt het volgeüde in voor: „Nous, Charles Edouaird. roi d'Angle'tertre, de France, elt dflrlande, et en cetle qualité substi/tu'P G. (Granid?) M. (Maitre?) du chapitre de H. (Herodom?), connu sous le titre de Chevalier de 1'AigLe et du Pélican, e.t üepuis nos infortuines, sous celui de Rose-iCroix. voulant fémoigner aux Ma^ons artésiens combien nous sommes reeonnaissants efnvers eux preuves de bienfai-1 sance, qifils ont prodiguées avec les officiers de Ia garnison di'Arras. pendant le séjour die six mois que nous avons fait en cette ville, avons créé en ladile ville un S. Chapitre primojrdial de RoseCroix, sous le titre disftinctif dpEcosse Jacobite, qui sera régi et gouvarné pair les chevalliers X, Y, Z, auxquels nous permetlons de créer un chapiflre dans toutes les villes oü ils croiront devoir le faire':" Het is blijkbaar, dat di t. nieuwe lichaam e|en instrument in de handen van den pretendent was, om zijne geheime bedoelingen te dienen, welke niefs anders konden zijn, na de voorafgaande verzinningen der Jezuïten, dan zoo veel mogelijk diergelijke H. Kapittels 1e stichten, ten einde eene katholieke hervorming in de Vrijmetselarij teweeg ie brengen. Daarvoor werd op listige wijze de naam, het symbolisme en de geschiedkundig© strékking van het. Rozekruis gebruikt. De mysteriën van het Rozekruis, die gediend hadden om de wetenschap te be¬ vrijden van het kerkelijk gezag en om van die Vrijmetselarij eene school van wiijsgeierig inzicht en humanisme te maken, werden misvormd. Meestal waren zij n:'e|t meer bekend bij die ledian dei zer laatste vereeniging; z'ij werden orifdaan van hunne diepere beteekenis en geleid tot een zuiveren eeredienst voor Jezus, symbool van Gel ooi'. Hoop en Liefde. IHet onderricht van dezen nieuwen Rozekruiaersgfraad verklaarde dat deze door Godfried van Bouillon gesticht werd, eti dat de Vrijmetselarij we,nel uitgedacht om aan de Sarasenen de mysteriën van den godsldienst onaer symbolische, figureh te verbergen. De graad werd > Roze(kruiser geheeten, omdat „die eierste metselaren in Schotland medailles lieteai mak'en, waarop het symbool van e(en roos op het kruis voorkwam". Jezus werd vergeleken wegens zijne goedheid! met die roos van het Evangelie (?). In het eerste vermeld wcjrk van R agon leest men: ,,Les Jésuites réussirenl a faire du Rose-Croix Un oirdre sacerdotal, dans Iequiel les génuflexions abondient. Ils inventèrenf le titre de Souverain Prince Rose-Croix, et réussiremt a capter la grande majorité des Maf ons. Le ritujol de ce grade set vil., sauf des variantes, de modél e aux fabricateurs dies rites: lo. Hérodon ou d'e Perf/ection en 25 degrés; 2o. le Régime francais en 7 degrés; 3o. le Rite Ecossais Ancien et Accepté en 33 degrés: Ie Rite de Misraïm; 5o. le Rite de Memphis". Ragon had bij de'z e opsomming nog andere Riten kunnen voegen, welke deïi niéuwen Rozekruisersgraad overnamen, als Les Elus de la Vérité, Les Philathes. Les Empereurs óf Oriënt et d'Oceidenlf (1758), in 25 graden, waaruit in 1804 de Rite Ecossais Ancien et Accepté *) onlfelaan is, de Loge Ecossaise de Marseille, ea nog andene hooge graden, na 1747 opgericht gedurende dien buitengewoon groeten bijval die zij in de XVIIIe eeuw genoten. !) Het I ijkt mij noemenswaardig, da'ti Cl a vel het besfaan van de Riil,e Ecossais Ancien et Apcepté reeds in 1770, bij de Loge „La Bonne Amitie", té Namen verméldt. < Dat de Roaek'ruiserSgjraad 7Joo'n algemenen en ingang bij de verschillende Vrij + metselaren vond, be-wijsft ech'tier dodr zich zielf, dat hij niet specifiek Jezuïtisch wjas Het rituaal was dan ook essentieel Christelijk, alhoewel meer katholiek in dein vorm. Het eindigfde met liet Avondmaal en het „Consommatum est". De kleeding was een wit zijden kasuifel met van voor en van achter een rood kruis; de Broeders ston'dlen in het tfcekfön van dein goeden herder. Doch het oorspronkelijk Roziekruiserskfruis. het Grieksche kruis met twaalf gelijke zijden, de twaalf teiekens van den Dierenriem svmboliseerend, was in het Ro.omsche kruis veranderd. waarvan 1de onderste arm op den Calvariënberg rus't, ziegt Rahlemb e c k (passim). De R. C. formule I. N. R. I. werd ontdaan van hare naturalistische beteekemisx) en de verheeflij1kiing van het vuur wierd uit de cereimonie weggelaten. 2) In 1787 werd de Rozekruisersgraad! erkend door het nieuw opgerichte C hapi tre Métr op ol itain, en in 1864 definitief opgenomen als de 18de graad in de Rite Ecossais Ancien e!t Acc epté, laler in de meeste landen ingevoerd. Mettertijd werdien rniel de oor- J) Am ia b le; op de Conférence Internationale des Rose-Croix. gehouden te Brussel 1888. 2) Graaf Goblet d'AIvi,elia ibidem. spronkelijke beteefctenis, enkele der ov;eri leveringen van het Rozekruis aan dezea graad teruggegeven. Al was deze graad het werk'lder Jezuïten, mag de Vrijlmelselarij hun edgenlijk dankbaar zijn voor eene toevoeging aan het srtelsel, welke in alle landen behouden is geworden,, en zelts in enkelen, als de ecniige van de Kapitulaire graden. Het plan der oprichters van de Orde een instrument in de handen der Kerk te maken, had geen ander gevolg dan dat de Vrijlmetselaren den girooten Nazarener, ter dood gebracht door de priesterheerschappij, huldigden als den eeuwiigen zaaier van mepschenliefde. R a g o n merkt nu w,el niet zoiider gegronde redens',n in zijne „Orthodoxie, ma?onmque" op, dat „les Jésuites ont fait d'un grade alchimique, un grade chétien «taMgla vraie Mafonnerie nemet pas en grade les croyances religieuses; elle les respect©, rnais nl'impose aucua joug religieux a ses initiés; elle lajsse cet'te subitilité de conscienoe aux grades écossais". In waarheid Jezus en al de groote godsdiensltsflichltters zijn, door het pad van volmaking aan te toonen, ons op den weg van inwijding en bevrijding van het aardsche leven voorafgegaan, in de Maconnieke inwiijding gesymboliseerd. Hun herdenking in de hoogere graden is dus geheel overeenkomstig de beginselen en de overleveringen, die ten gtomd1slag aan de Orde liggen. Xb. DE ROSEKRUISERSGRAAD IN DE NEDERLANDSCHE VRIJMETSELARIJ. De Rozekruisersgraad zou rceids in 1750, uit Engeland komend, zijne intrede in de Nederlandische Vrijmetselarij gemaakt hebben volgens Schiffmann Wiens bewering ik niet heb kunnen na-« gaan. J. Helder, de schrijver van < ene „Studie over Mafonnieke Rit.ual'en in Nederland en 0e Koloniën" (Zierik'zeo 1901), zegt van zijn kant, dat deze graacf te Maasltricht rond 1780 ingevoerd werd1 in eene Schotsche loge van Hermetisch karakter, besltaande uit militairen. Dit gaf aanleiding tcrt eene refclamatie van de andere Loge uit Maastricht, welke ingediend werd! door hare afgevaardigden bij de GrootiLoge der Zeven V«re'enia,de Provinciën. De klacht luidde, dat „,eehige Broeders zich noemende Rose - C j~o i dewelke zich zekere superioiriteilt aanmatigen en min of meer w'anord'o teweleg brengen in de gewtoontejn der ordinaire Loges der Blauwe Maconnieke. Reclamanten verzocWten inlichting, hoe zich dienaangaande te gedragen. Het oordeel van de Groot-Loge was overeenkomstig een vroeger genomen be/sluit, betreffende de Schotsche graden, waartegen do gewone vrijmetselaren ook eeir^t gereclameerd hadden: ,.In aanmerking nemend het geresolveerde in dato van 18 December 1757, waardoor alle Orders, zich noemende EIus, Ecossais, enz. in hunne waarde gelaten werden, doch gesepareerd van de aloude Vrijmetselarij met drie itrappen uit Engeland ontvangen, is goedgevonden zich daaraan te con formeer em." Weldra zou eene poging volgen, uitgaande van d'e Orfde der Franciscanen om de Nederlandische Vrijmetselarij, door middeli van de Hooge Gradefn. onder d-3 auspiciën van Rome te brengen. Dit is hel oordeel van v. Meeteren Brouw e r, die er volledig licht over verspreid heeft in zijne belangrijke Studie: „Bouwstuk betreffende het historisch overzicht *) Zie „Union Fraternelle". 1903 no. 30. van het ontslaan en de samenstelling van het Hoofdkapittel der Oppergnakfcn in Nederland." De schrijver stelt er helt volgende in vast. In he.t Kapittel „Concordia V i n c i t Animos" te Amsterdam, opgericht in 1755. krachtens een diploma te Edinburg uitgegeven, t n erkend in 1777 als Schotsche loge, was eene verbazende verzameling van graden binnen hare poorten veretnigd, als die van Volmaakt Meester, drie Schotsche graden (leerling, gezel cin meester). Groot Scliotsch Meesterschap, Elu of uitverkoren, Ridder van den degen, Ridder van het Oosten, Prins van Jeruzalem, Ridder van het Rozekruis tot den vierden graad en Jonathan en David. De voorzitter en bestuarsl den van diö kapittfel. Bolt, Diepves i en S I. o 11 stonden in dienst van Romte, en in betrekking met de pauselijk1» gezanten Mir cheli en Bombalduini, „Grootmeestersgevolmachtigden van de Orde van Jonathan en David en Jezus Christus". Boll en Diep vest kregen van dezen de machtiging om in 1788 fe Amsterdam een kaJ pit lel van „David en Jonathan en Jezus Christus" op te richten, alsmede een kapitfel van den Arend en den Pelikaan onder de benaming van „C r edentes vivent ab Illo" (Die gelooven zullen door Hem leven). Bolt werd als Groot Meester van de beide kapittels benoemd en werd bevestigd door den Paus Pius VI. De nieuwe kapitjtjels warden geplaatst onder de vleugels van het kapittel ,Concordia Vincit Animos". Hun doel wlas de hooge graden dioor het Katholicisme te beïnvloeden; en misschien is de veronderstelling van van Meeteren Brouwer niet uitgesloltjem, dat aan dezen opzet de handen der Je/zuïten niet vreejmd, waren gebleven. Het blijkt ech'ler uit het diploma van aanstelling van Rolt* dat de Oi'dc van David en Jonathan eene andere benaming \Vas voor de Orfde der Franciscanen, die na verschillende scheu- ringen, in het 468site jaar van haar bestaan een nieuw verbond zocht te sluiten. Deze Franciscanen Waren tot 1635 bewakers van het H. Graf geweest, waarvan zij door de Grieken veirjaagd \\\anen geworden, en beriepen zich nog op hun vroeger recht. De verplichtingen der leiden van het Kapittel Jonathan en David waren zeer verheven. De nieuw aangenomen Ridder verbond zich: lo. Zijn broeder, en zooveel mogelijk anderen, niet door Woo'Yd of daaid te insinueeren, he'fizïj bij leven of na zijn dood. 2o. Geen proces te beginnen, wanneer er er Uiige kans bestond tol wegruiming van geschillen door arbitrage. 3o. Nooit te duelleercn, en gjepn zelf-> moord te plegen, maar zijne beswaren het Kapittel voor He leggen. 4o. Door eerlijke middelen zijn bestaan te verzekeren, en gelen ambten te veroveren doo(r. knoeierijen of oneerlijke middelen. 5o. Zich op te werpen als vredestichter in fam'ilie, en ziich niet af lei geven; met huw elijksmal koren Meester; 2o. do Schotsche graden, of Ridder van St. Andreas; 3o. de graad van Ridder van (ellen Degen of van het Oosten; 4o. de graad van Souvereine Prins van het Rozelkruis. De kerkelijke kleur van id;e vier graden of orden w)erd ontdaan van haar dogmatisch voorkomen en karakter, en Jezus van Nazaa-eth werd niet meer gehuldigd! als beinidde-» laar tot het vergeven der zonden, maar w'erd herschapen in het zuivere symbool van liefde van den mensch tot den mensch. Het Opperbestuur van de Hooge Graden bevestigde in 1807 het beslotene in 1803; maar in 1854 werden de receptiën voor de eerste graden afgeschaft en de laatste alleefn behouden, onder den naam van „Ridder van het Rozekruis". XI. DE ST. GERMAIN EN DE FRANSCHE ROZEKRUISERS DER XVIIIE EEUW. Na de verhouding van het Rozektuis tot de Vrijmetselarij geduretodie <1© XVIIIe eeuw, in Engeland, Duitschland, Frankrijk en Nederland te hebben aangetoond,, moet ik terugkomen op de Franscha Rozekruisers dezetr eeuw. aan wier hoofd eene hoogst merkwaardige persoonlijkheid, de Graaf de S t. Germain te voorschijn trad. Deze geheimzinnige figuur, door de oenen als e in soort van halve God be-i schouwd, door ide anderen vooir een kwakzalver en een b>edriege;r gehouden, omdat zijne vermogens door hen niet verklaard konden woirld'en, heeft over 't algemeen meer verbazing dan vereering verwiekt. De volledige geschiedenis van dezen buitengewonen man moet nog geschreven worden. Een onpartijdig onderzoek naar zijn leven doet hem echter voorkomen als een geniaal mensch, die in vele opzichten den vooruitgang der maatschappij op merkwaardige wijze heeft willen Steunen. De St. Germain, wiens geboorte nog met veel duisters omringd is. zag volgens de laatsle geschiedkundige onderzoekingen het daglicht in 1696, als ouds\e zoon van Frans II Rackoczi, afstammeling van de vorsten van Transsylvanië, die den 26 September 1694 in het huwelijk getreden was met Charlotte Amélie van Hesseji-Rheinfels. Hun oudste zoiijii, geboren den 28 Mei 1696, zou zeer jong gestorven zijn, dit werd ten minisiie beweerd, om hem te onttrekken aan de vervolgers van zijn vader, welke als tegenstander van den Keizer, die hem van zijn troon berooifd had, vogelvrij was verklaard. Het kind we'rid' echter toevertrouwd aan den laat'slen der Médecis in Italië, Waar hij, volgens de getuigenis van Mme de Genlis grootgebracht wlerd. r) *) Zie hierover de studi© van A. J. Hamerster, verschenen in het „TheiOsophisch Maandblad voor NekJ.-Indië", October 1917 en vervolg. De jonge Rackoczi nam den naam van St. Germain aan, naar de slad San Germano, waar zijn vader bezittingen had,, toen hij hoorde dat Karei VI aan zijn broeder en zuster de namen hatï gegeven van St. Charles en Sle. ElisabeYh. Het werk" waaraan hij zich wijdde was de vervulling len alle tijde van de taak der Rozekruisers: de bevordering der wetenschap, leiding te geven aan de menscliheid langs den w'eg van on'dogman lischen godsdienst en de algemeene evolutie te bevorderen. Op wetenschappelijk gebied was hij evenals alle groote Rozekruisers zijn tijd eeuwen vooruit. Hij bezat nielt alleen de kennis der transmutatie der metalen, maar ook tiie om paarlen te doen groeien en diamanten meer glans te- geven, eche, kunst, die hij voor de grooten van zijne omgeving gaarne vertoonde. Maar hij gebruikte veeleer zijne uitgebreide kennis der natuur om de industrie vooruit te brengen. De graaf C o b 1 e n z I schreef den 8 April 1763 aan Kaunitz. dat hij hem te Rrussel nielt alleen bewonderd hald voor zijne oimzetling van ijizer in goud maar ook voor het bereiden van kleurstoffen en Ieder. De St. Germain richt-',© dan ook eene fabriek op te Doornik' voor het verven van zijde, wol e,n hout en het vervaardigen van reukïooze kleuren, en later in Duitschland', met be-> hulp van den prins Karei van Hessen, voor het verven van zijde en andere stoffen, aldus den grond leggend voor de groote moderne k'1 e, uren -u ndu & tr ie. Graeffer vertelt,2) dat de St. Germain hem zei, zich in Engeland bezig te houden met twee groote uitvindingen die men in de volgende eeuw noodig zou hebben, de stoomboot en de stoomwagen. Met M e s m e r bestudeerde hij te Weenen het dierlijk magnetisme;. Hij muntte ook uit in geneeskunde, en had een soort gezondheidselixer samengesteld, dat hiji gratis aan de armen gaf, en waailmed© 2) „Kleine Wiener Mémoires", 1846. netië verliet om als gezant naar Portugal te gaan. De gravin d'Adhémar Schrijft in hare „Souvenirs", dat zij zelve nog zesmaal met den geheimzinnigen graaf na 1784 gesproken heeft. De eerste keer was in 1785 te Parijs, in een kapel der Fransiskamers, nadat hij haar een brief geschreven had, om nieuwe waarschuwingen te geven over de gevaren, die het koninklijk huis te wachten stonden; hij herhaalde haar mondeling, dat de endergang van de monarchie onvermijdelijk geworden was, en voorspelde den triomf, maar ook den spoedigen val van den hertog van Orléans. Aan het einde van het lange gesprek, dat z'ij met den Graaf had, vroeg Mme. d'Adhémar hem wanneer zij hem terug zou zien. Het antwoord luidde: „Nog vijf keeren". Een jaar voor haar dood, schreef de gravin in een noot, gedateerd 12 Mei 1821, nog het volgende: „Ik heb M. de Saint Germain teruggezien, en steeds tot mijn grootste verbazing, bij den moord op de koningin (16 October 1793), bij de nadering van den 18den Brumaire (8 No'vember 1799), den morgen van den dood van den hertog d'Enghien (15 Maart 1804), in de maand Januari 1815, en den avond voor den moord op den hertog de Berri (1820)." Het volgende „Sonnet Philosophique" wordt hem toegekend door Mercier: x) Curieus scrutateur de la nature entière, J'ai connu du grand tout le principe et la fin. J'ai connu 1'or en puissance au fond de sa minière, J'ai saisi sa 'matière et surpris so,n levain. De St. Germain heeft een werk over Getallensymboliek nagelaten, dat aangehaald wordt door Ragon in zijn „Mafonnerie occulte'',2) en door B 1 a v a t sky in hare „Geheime Leer". 3) Niet minder besproken dan de St. Gerrriain, was izijn leerling Giuseppe Balsa m o, z.g. graaf C a g 1 i o s t r o, door hem als Rozekruiser ingewijd. Hij verwierf eveneens buitengewone vermogens, maar maakte er een verkeerd gebruik van; hij had een groot succes bij het !) „Poèmes philosophiques sur Thorn me", Paris 1795. BI. 434. 3) III, bl. 721 en 723 hof van Lodewijk XVI en genoot in de Fransche maatschappij zeer veel bijval. Doch de St. Germain schijnt zelf zich ongunstig over hem uitgelaten te hebben. Ik wil dus voor mijne aanteekeningen omtrent hem met de volgende volstaan. Cagliostro speelde ook een voorname rol in de Vrijmetselarij. Hij werd, zelfs in Nederland den 29 Maart 1778 met maconnieke eerbewijzen ontvangen, nl. in de loge „L'Indissoluble" van den Haag. In 1782 richtte hij eene Egyptische Maconnerie op, waarvan hij de Groot Kopfta was, en zijne vrouw Groot Kopftin. Hij werd, ten onrechte, betrokken in de zaak van „le collier de la Reine", en ten slotte door de Inquisitie te Rome veroordeeld tot de doodstraf (1789). De Paus veranderde de straf in levenslange gevangenisschap, die Cagliostro te San Angelo onderging, alwaar hij in 1795 overleed. De critiek is sedert eenigen lijd werkzaam Cagliostro in eer te herstellen, en Zijne nagedachtenis te verdedigen tegen de aantijgingen omtrent hem door de Inquisitie ingebracht. d'Almeras en D r. Mare Haven 1 in Frankrijk, en Tombridge2) in Engeland, hebben in dit nieuwe licht geschreven'. In Nederland heeft ook L. A. Lange)veld in „De Vrijmetselaar"3) een verdedigende studie aan Cagliostro gewijd. Tot de geschiedenis der Fransche Rozekruisers behoort ook mi. de inwijding van Dr. Sigismond Bacstrom door den Graaf de Chazal den 12 September 1794 op het eiland Mauritius, dat toen nog aan de Franschen behoorde. W a i t e heeft in de bibliotheek van wijlen Frederic Hockley het diploma van aanneming in de Orde der Ro» zekruisers van den eerste door den tweede gevonden, en deelt in zijn werk „The real History of the Rosicrucians" den tekst van dit merkwaardig stuk mede. De Chazal woonde op MauriLius, als oud Fransch kolonel; hij was een hoog ontwikkeld man, die door helderziendheid op afstand de gruwelen van de Fransche omwenteling bijwoonde; hij volbracht ook, zegt men, het „magnum !) „Le Maïtre ineonnu Cagliostro". 2) „Cagliostro. The Splendour and Misery of a Master of Magie", London 1910. 3) Jaargang VI nrs. 2 en 3. opus" en wijdde na de noodige voorbereiding Dr. Bacstrom in de mysteriën van het Rozekruis in. Wij moeten aannemen, naar den tekst van het diploma te oordeelen, dat de Rozekruisersvereeniging, waarLoe de Chazal behoorde, een zijtak was van de oorspronkelijke, want katholieke invloeden zijn er duidelijk in waar te nemen, en omtrent den oorsprong der Orde eni den tijd harer samenwerking met de Vrijmetselarij, steunde zij niet meer op eene zuivere overlevering. Men leest er inderdaad o.a. het volgende: „Een der eerwaarde leden van de heerlijke, aloude en zeer geleerde Vereeniging, der Onderzoekers van de goddelijke geestelijke en natuurlijke Waar-> heid, welke zich sedert meer dan twee honderd vijftig jaar van de Vrijmetselaren gescheiden hadden, maar nu ween in denzelfden geest met hen vereenigd zijn onder de benaming van Fratres Rosae Crucis, d.i. Broeders die gelooven in de Groote Verzoening, gemaakt door Jezus Christus op het kruis, bevlekt en gemerkt met zijn bloed voor de redding van geestelijke wezens, hebbende mij onderwezen, om aangenomen te worden in hunne Orde als leerling lid en Broeder, om aan hunne kennis deel te nemen, enz." Verder treffen wij er de volgende onverwachte belofte aan: „Daar er in de geestelijke wereld geen onderscheid van geslachten bestaat lusschen de gezegende Engelen, noch lusschen de onsterfelijke zielen van het menschelijk ras; gezien wij gehad hebben Semiramis, koningin van Egypte, Myriam, de profetes, Per onella, de vrouw van Flamel, en onlangs Leona Constancia, abdes van Clermont, als practica in onze vereeniging aangenomen, en tot meesteres in 1735 bevorderd, welke vrouwen geloofd worden allen in het bezit van het Groote Werk, en derhalve Sorores Rosae Crucis geweest te zijn; te meer, daar de verlossing aan het menschdom door middel van eene vrouw, de Heilige Maagd, geopenbaard werd, znllen wij niet aarzelen eene waardige vrouw als eene leerling in de Orde toe te laten." Over het „magnum opus" zfegt dc aannemingsbul: „Ik neem mij voor, met God's genade, ons groot werk met eigen handen te ondernemen, zoodra de omstandigheden (gezondheid, tijd en aangelegenheden) het mij zullen toestaan." Betreffende het gebruik van de Rozekruisers-geneesmiddelen: „Ik verbind mij het aurum potabile niet aan een patiënt met eene venusziekte aangetast, te geven; noch ooit het gefermenteerd metallieke geneesmiddel voor transmutatie, zelfs niet een enkel grein, aan iemand te bedienen, tenzij hij ingewijde en aangenomen lid van het Rozekruis zij." Als de ingewijde iemand ontmoette, die zich Broeder Rozekruiser noemde, moest hij onderzoeken of deze „voldoende uitleggingen kon geven over het universeel Vuur of de Natuur, over het magnetisch zout en de ontbindende elementen." Hij moest zich eindelijk verplichten „geen regeering geldelijk te ondersteunen, tenzij door belastingen; noch kerken, hospitalen of openbare gebouwen te stichten, maar de liefdadigheid in het geheim te doen. Tusschen deze verschillende bepalingen komt als geheel nieuw voor, die betreffende de gelijkheid Van jnan en vrouw om beiden in de mysteriën van het Rozekruis te worden ingewijd, een recht waarvan enkele vrouwen zouden gebruik gemaakt hebben. Wai'te geeft ook de reproductie weer van het zegel aan het diploma vastgehecht. Het stelt vóór een naakten man, staande in een cirkel waarin een driehoek en een vierkant geteekend zijn met uitgestrekte handen, waaruit twee straaltjes bloed stroomen, aantoonend m i. dat het magnum opus verband houdt met de levenskracht, die van den men'sch uitgaat. cott' „Verscheidene centra van de hernieuwde R. C. logps op het vasteland van Europa, zijn actief werkend onder dezelfde voorwaarden als gedurende de vorige eeuwen, leden van de beide geslachten aannemend, die niet noodzakelijk Vrijmetselaren zijn. Gelijk in de vroegste tijden van het Rozekruis, reizen zij veel, het goed doende en de zieken genezend. Zij gebruiken bijzonder de geneeskundige kracht van gekleurd licht en bezigen ook de geneeskunde der gedachtekracht, waardoor geestelijk licht gegeven wordt, en de gaven van helderziendheid en" helderho.orendheid ontwik' keld worden." Dr. Westcolt verklaart eindelijk in het eerste werk, dat „de Duitsche R. C. scholen eene groote herleving sedert 1900 beleven, en dat de leer van Dr. Rudolf S t e i n e r eene voorbereiding voor hun systeem is." 'Het tijdschrift „Lucifer" van 15 Juni 1889, meldde het bestaan van eene Razeil rui sers vereeniging, of Orde van den Dauw en het Licht, wier zetel te Keighley was, en die leden telde door heel Engeland. Men werd toegelaten op onderzoek van het horoscoop. Deze vereeniging hield zich bezig met het bestudeeren der alchemie, van het levenselixer, de astrologie, de hoedanigheden en de geneeskundige waarde der kruiden, en van de astrale invloeden. Zij gaf ook sedert 1888 een tijdschrift uit: „The Lamp of Thot" ;doch do „Societas Rosicruciana in Anglia" meende openlijk door een artikel in „Lucifer" van Juli 1889 het publiek te moeten waarschuwen tegen de weinige kennis, door de leiders dezer nieuwe orde bezeten, welke vermoedelijk van korten duur geweest is. In Frankrijk werd in hetzelfde tijdperk ook eene nieuwe vereeniging opgericht, de „Ordre kabbalistique de la Iiose-Croi x", door de Frarrsche occultisten, aanhangers van C 1 a u d e de SI. Martin, Martinez de Pasquali.s en Fabre d'Olivek, die aan de Fransche occultistische school een grooten luister gaven. De stichter en eerste voorzitter was de bekende schrijver van „Le Serpent de la Genèje", Stanislas de Guaita. 'Het Fransche tijdschrift „Initiation", van Januari 1889, deelt de volgende bij¬ zonderheden over deze kabalistische orde mede: „L'organisation nous montre ala tête un conseil de douze membres, dont six sont connus et dont six autres restent inconnus, prets a relever 1'ordre si une circonstance quelconque venait a le détruire. Outre un degré, exclusivement pratique, il en existe deux autres, subsid:aires et théoriques, oü est donnée 1'initiation. Chaque membre fait te serment d'obéissance aux membres du conseil directeur, mais sa liberté est absolument sauvegardée, en ce qu'il peut quitter la société dès qu'il lui plait, sous la seule condition de garder secrets les ordres ou les enseignements re?us." 'Na den dood van de Guaita (1897) wero C h. Bariet voorzitter, en vervolgens, de zeer bekende D r. Papus (Dr. Encausse), in 1917 overleden. De oprichters vormden deze vereeniging, niet als rechtstreekscbe opvolgers van de oude Rozekruisers, maar als geestelijke arbeiders, voor wie het Rozekruis in de Westersche beschaving steeds het symbool blijft van het innerlijke licht, en het idttial van de geestelijke herleving der maatschappij. De stichting van den markies de Guaita mocht zich echter ook niet op. een langdurigen bloei verheugen, wat blijkt uit hetgeen Sédir, die ook tot de moderne Fransche occultistische school behoort, en vermoedelijk medelia van de „Ordre Kabbalistique die la Rose-Croix", in 1910 over deze vereeniging in zijne „Histoire des RoseCroix" schreef: „Depuis quelques années, la fondalion du regretté marquis de Guaita a risqué de voir son caractère original s'altérer; la plupart des érudits qui en étaient la glolre ont disparu peu a peu, et des étudiants sincères, sans doute, mais peut-être trcp curieux de titres, de parchemins et de phénomènes ont voulu les remplacer: mais Elias Artiste veille, espéronsle " Wederom bleek het dat velen het Parergon boven het Ergon plaatsen. Bovendien was eene scheuring in het nieuwe lichaam in 1890 ontstaan, doordat de Sar Joséphin Pélad an, lid van zijn Conseil Suprème, een „O r d re de la Rose-Croix du Temple et du Graal, ou de la Rose-Croix Cat h o 1 i q u e" oprichtte. De bedoeling van Péladan was zeer zeker uitstekend, doch hij stond bijna alleen voor eene meer dan grootsche taak: liet gevaar inziend, dat de Roomsche Kerk, door haar exoterisch dogmatisme, de samenleving op de klippen van het godsdienstige, evenals van het ongodsdienstige materialisme drijft, wilde hij de katholieke wereld redden door haar de verborgen wijsheid terug te geven. Zijn „Rose-Croix Catholique" was levens eene letterkundige en kunst-beweging, strekkende tot het inrichten van tentoonstellingen van mystieke kunst' en het opvoeren van mysteriespelen. Te dien einde schreef Péladan een aantal stukken, waarvan de voornaamste zijn: „Prométhée", „Oedipe et Sphin x", „O rphé e", „L a Rose C r o i x", ,,L e M y s t è r c du Graal". Onder de benaming van „A c t a Rosae Cruci s", gaf hij nog andere werken uit, waarvan een eene bijzondere melding verdient: „I, e pro chain Conclave. Instructions aux cardin a u x." Het is een smeekkreet tot den Paus gericht, wien hij op bezielde wijze» vraagt, in het belang van het behoud van het Roomsche gezag, zich een waar Katholiek te toonen, di. algemeen denkend en voelend, en zich te openen voor hel licht der Mysteriën, dat niet meer op de altaren van de Roomsche kerken brandt. Pogingen werden gedaan om de „RoseCroix Kabbalistique" en de „Rose Calholique" te vereenigen, doch zonder gevrlg. De laatste bleef het persoonlijk werk van Péladan en heeft hem zeker niet overleefd; hij overleed in 1918. jDoch geen tijd is er ooit geweest, waarin meer menschen verlangend waren naar eene nieuwe geestelijke waarheid, dan de tegenwoordige. Geen wondei' dat er dan ook nimmer zoo veel zaden uit de diep symbolische roos in den vruchtbaren bodem der moderne samenleving ontkiemden. Wij zagen dat de leeringen van D r. S t e i n e r, die aan liet hoofd staat der Duitsche Anthropo-' sophische1) Vereniging, een voorbereiding zijn voor het stelsel der Duitsche Rozekruisers. Hij zelf noemt zich pok *) Dit woord is niet nieuw; het werd reeds gebezigd door de Rozekruisers in de vorige eeuwen. Rozekruiser, en ziet in deze benaming het symbool van het esoterisch Christendom, daar hij in zijne theosophische 'beschouwingen eene vooraanstaande plaats aar. den christelijken godsdienst geeft. Hij gaf onder veel andere werken uit üe „Rozekruisers Symbole n". z'iilido de afbeelding en uitleggingen van de symbolen, die de muren der vergaderzaal van het Theosophisch Congres te Munchen in 1907 versierden. Een leerling van Dr. Stciner, Max H e i n d e 1, richtte, na zich in Amerika gevestigd te hebben, te Oceanside (Californië) een „Rosicrucian Fellows li i p" op. Hij beschreef de wetenschappelijke en wijsgeerige beschouwingen, alsook hel doel zijner Roeekruisersvereeniging, in het werk: „Rosicrucian C c s m o c o n c e p t i o n, o r M y s t i c C h r i s t i a n i t y", (1910), eene belangwekkende verhandeling over de evolutie van den mensch in het verleden, zijine samenstelling en zijne ontwikkeling in de toekomst. Het werk kan beschouwd worden als de tegenwoordige opvatting der Duitsche Rozekruisers omtrent den cosmos, de natuur en den mensch, zonder aanspraak te maken op eene onveranderlijke waarheid, de menschelijke waarheid zich steeds ontwikkelend naar een wijder verschiet. Een enkele aanhaling uit dit boek, betreffende den stichter der Orde der Rozekruisers in de XlVe eeuw: „Zijne geboorte als Chr. Rozencreutz was bel begin van een nieuw tijdperk in het geestelijk leven der Westersche wereld. Dat bepaalde Ego heeft sinds dien voortdurend in een van de landen van Europa een stoffelijk bestaan geleid. Wat meer is hij is heden ten dage belichaamd, ee n ingewijde van hoogen rang, eene machtige werkdadige factor in de aangelegenheden van het Westen. Hij werkte met de Alchemisten eeuwen voor de opkomst der moderne weienschap; hij inspireerde de werken van Francis Bacon; Jaco b Boehme en anderen ontvingen door hem eene bezieling, waardoor bun werken zoo geestelijk verheffend zijn." Voornamer dan 't genootschap van Max Ileïndel (f 1918), en blijkbaar opk dan de „Rosicr)ucian Society of the United States'' is de „American Rosae Crucis Society", in 1915 opgericht. In haar tijdschrift „The American Rosae Crusis"1) heeft de Groot Meester Generaal en Imperator dezer orde, de heer Spencer Lewis, de omstandigheden van hare oprichting beke d gemaakt. De nieuwe vereeniging werd in Amerika gesticht mot de toestemming van den Opperraad der Orde in Frankrijk en Egypte, waarvan tot dusverra geen andere publieke teekens van bestaan gegeven werden. Zooals wij reeds zagen 3) zou de Orde afstammen ) van de „Oude en Mystieke Orde van het R osekruis", door Thutmose III in Egypte in het leven geroepen. Sp. Lewis schrijft verder, dat de Orde der Vrijmetselaren zelve ee i uitspruitsel van ,de Orde van het Rozekruis is. terwijl zij over deze afkomst zeer stilzwijgend is, en dat zij haar oorsprong afleidt van Salomo's tempel. „De eerste graad in onze R. C. loges, zegt hij, biedt veel gelijkenis met den derden graad van de Vrijmetselarij De Rozekruisers zijn operatief, en de Vrijmetselaren zijn speculatief." De Rozekruisers zijn werkzaam op het gebied van de practische alchemie. De nieuwe Groot-Meester en Imperator heeft inderdaad voor de Supreme Grand Loge in den Tempel van New-York, den 22 Juni 1916 eene openlijke demonstratie van goudmakerij gehouden. Volgens het verslag hierover in „The American Rosae Crucis" verschenen, wil ik in 't kort samenvatten, wat uit dit verslag waard is vermeld te worden. iHel was de eerste maal dat in Amerika het bewijs geleverd werd van de werkelijkheid der alchemie en dat voor de leden zelf de demonstratie er van werd gehouden. De Imperator heeft het .recht eens in zijn leven zulk eene openlijke proef te geven. Deze vond plaats in eene bijeenkomsl zonder het gebruikelijke ceremonieel. in bijzijn van een vertegenwoordiger van de „New-York World." Vijftien der zeven-en-dertig leden haddén eene kaart van den Imperator ontvangen, waarop vermeld was welke ingredienlen en voorwerpen zij voor de !) Zie het artikel overgenomen in „The Channel'-, Jaargang 1915—1916, nrs. 3 en 4. 2) Zie bi. "i. /O. operatie mede moesten brengen. Zij verbonden zich het opschrift van deze kaarten geheim te houden, en de vijftien deelen der formule niet voor drie jaar na den dood van den Imperator bijeen te brengen. Na het gebed en een toespraak van dezen over de wetten der samenstelling der stof, werd een stuk zink, dat de toetsproef door middel van salpeterzuur had doorstaan, in een chineesch schoteltje boven den igloed van een smeltkroes geplaatst; de verschillende ingrediënten, waartusschen ook bloembladen eener roos, werden daarop door vijftien broeders en zusters, onder wien eene de rol van Vestaalsche maagd vervulde, aan den Imperator toegereikt, die ze successievelijk op hel schoteltje legde. Na de gevraagde zestien minuien,, gedurende welke de operator eene buitengewoon groote geestelijke kracht inspande, wa.i het stuk zink in goud omgezet, wat scheikundig vastgesteld werd. Het stuk goud werd gedurende een bepaalden lijd acn bet onderzoek der buitenwereld in het cabinet' van den Imperator tentoongesteld, en een klein stukje werd er uitgesneden, om gezonden te worden aan den Supreme Conseil der Orde in Frankrijk. !) • Hel is te hopen dat de Amerikaansche Rozekruisers nog meer van hunne werkzaamheden bekend zullen maken, en verdere bewijzen zullen aanvoeren omtrent het nauwe verband tusschen hunne orde en die der Vrijmetsèlaren, waarvan zij de afleiding in een ver verleden zoeken, De Mysteriën van het Rozekruis bevatten nog veel verborgens; rtlaar steeds meer zoekende zielen trachten haar licht te bereiken, niet het minst onder de Vrij- i) In het „Maponniek Weekblad", hceft Dr. te Hennepe gepoogd de bewijskracht van deze demonstratie in twijiel te brengen, op grond van eene onvoldoende gewichtsverhooging van het metaal na de transmutatie. Ook heeft Dr. t. H. er de feiten van alchemie, aangeduid hierboven bladz.SS bestreden, als zijnde niet voldoende bewezen. Men leze mijn antwoord, waarin ik verklaar, dat in enkele gevallen het metaal zoo niet geheel, ten minste gedeeltelijk in goud omgezet is geworden (Nrs. 23 en 30 Nov. 1918. 4, llenil8Jan en 15 Febr. 1919), Freemasonry, 1903. Nederlandsche vertaling. . Guttmann, A. Revelatio majestatis divi- nae, 1619. Hamerster, A. J. Grepen uit het leven 1 van den Graaf de St. Germain. „Theosophisch Maandblad voor Ned.-Indië", October 1917 en vervolg. Hartmann, Dr. F. The Secret symbols of the Rosicrucians, Boston 1888. In the Pronaos of the tempel of wisdom, or the history of the true and the false Rosicrucians, 1890. Theophratus Paracelsus als mvsti- ker, 1894. Heindel, Mas. The Rosicrucian Cosmo- conception, 1910. Helder, J. Studie over Mafonnieke ritualen in Nederland, 1901. Heydon, ^olin. .Voyage to the land of the Rosicrucians (omstr. 1660). Higgins, Godfrey. Anacalyptis, 1835. ITilaric. Benedictus. Echo colioquii Rho- do-stauroticon, 1824. Initiation. L'. L'ordre Kabbalistique de la Rose-Croix, Parijs Januari 1889. Irenaeus Agnostus. Regula yitae. 1619. Frater non frater, 1619. Fcns gratiae, 1619. Thesaurus fidei, 1619. Tintinabulum sophorum, 1619. Epitimia, 1619. . Hennings, H. The Rosicrucians, their rites and mysteries, Londen 1887. Heymans, B. Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij, 1901. Johnston, D. Histoire secrète du rétablissement de Charles II sur le trone, Londres, 1679. J. D. D. A. S Rosa Jesuitica oder Je- suitische Rottgesellen, 1620. Katsch, Dr. F. Die Entstehung und der wahre Endzweck der Freimaurerei, Berlin, 1897. Kiesewetter, Karl. Die Rosencreutzer, .Der Sphinx", B runs wijk, Januari 1886 en „The Theosophist", Madras April 1886. Keiler, Ludwig. D c Hohenzollern und die o'raiiier, in ihren geistigen, verwantschaftlichen und politischen Beziehungen, Hohenzollern Jahrbuch, 1906. . „ Khunrath, H. Amphiteatrum Sapientiae aeternae, 1598. Leeuw, J. J. van der. Het Pad van vol¬ making in Bacon's drama s, „Theosophia", November 1914. .enning, C. Allgemeines Handbuch der Freimaurerei, 1879. .évi, Eliphas. Histoire de la magie, Par ris, 1860. ,ewis, Spencer. History cf the Order Crucis, „The Channel", III—IV, 1915. .ibavius, A. De Philosophia harmonica Fraternitatis de Rosea Cruce, Frankfort, 1615. Lux Orientis. De Russische Rczekruisers. Weltevreden, nrs. van Januari tot Juli 1913. Lytton, Sir Bulwer, Zanoni, London 1842. Maack Dr. Ferd. Andreae Chemysche Hochzeit, etc mit Ein etung voo, Berilin 1913. Mackenzie, Iienneth. Royal MasonicCyclopedia, London, 1877. Madathanus, Hieron. Aureum seculum redivium, 1621. Magister Pianco (von Ecker). Der Ro- , sencreuzer in seiner Blösse, Neurenberg, 1782. Menapius (F. Gentdorp). Cenle \irgilianus de fratribus R. C. 1618. Maier, Michel. Apologeticus, 1617. Silenlium post clamores, 1617. Themis Aurea, 1618. Tripus Aiu-eas, 1618. Symbola aureae, 1617. Meeteren Brouwer, van. Het ontstaan en de samenstelling van het Hoofdkapittel der Oppergraden in Nederland, 1914. Meyer, Dr. W. De Rozekruisers of de Vrijdenkers der XVIIe eeuw, Haarlem 1915. Mersenne, F. Marin. Questiones Celebberimae, 1623, Paris. Missiv an die Hocherleuchete Bruderschaft des Ordens des Goldenen und Rosenkreuzer, Leipzig 1783. Moltherus, Dr. Georg. Von einem frembden Mansperson, 1616. Mormius, Peter. Arcana totius naturae .secretissiLmae a Collegio Rosiano in lucem produntur, 1617. Murr C. G. von. Uber den waliren Ursprung der Rosenkreuzer und des Ordens, 1803. Mysteriën van het Rozekruis volgens Fama Fraternitatis, Confessio Fraternitatis en het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rosencreutz, in het Nederlandsch overgebracht door Zr. A. Kerdijk, Mij. Hermes, Amsterdam 1912. Naudé, Gabriel. Instruction a la Frande sur la vérité de 1'histoire de la Rose-Croix, Paris 1G23. Nicolaï, F. Einige Bemerkungen über , den Ursprung und die Geschichte der R. K. und F. ML, Berlin 1806. Orvius. Anweisung der Hermetischen Wissenschaft, 1737. Paracelsus. De Pestilitate. Paragranum. Péladan, sar Joséphin. La Rose-Croix. Le prochain. Conclave. L'Art ddéaliste et doctrine mvslique de 1'Ordre et du Salon annuel des RoseCroix (du Temple et du Graal), Paris 1894. Philaletes, Eug. F. R. C. The long livers 1715. Pott. Mrs. H. Bacon Francis and his secret society, 1892. Quincey, de. History critico inquiry of the Freemasonry and Rosicrucia(nism, 1824. Raemaekers, Jos. De Rozekruisers, „Union Fraternelle", 1903 en 1904. Ragon. Orthodoxie Maconnque, Paris 1853. Mafonnerie occulte. Ordre Chapitral Nouveau grade de Rose-Croix. Rahlenbeck, Ch. Zie Conférence internationale des Rose-Croix. Renatus, Sincerus. Die wahrhaffte und volkommene Bereilung des Philoso'phischen Steins der Rrüderschaft aus den Orde des Gulden und Rosen Creutzes, Breslau, 1710. ReSponsio Fraternitatis R. C. Prag, 1617. Schröder. Rosencreuzereie, 1805. Schweighart, Theoph. Speculum sophicum Rhodo-stauroticon, 1618. Sédir. Histoire des Rose-Croix. Paris 19 iO. Semler, Dr. J. S. Unparteiiesche Samlungen zur Historie der Rosenkreuzer, Leipzig, 1786. Sitter J. H. de. Een nieuw argument voor het bestaan der Loge Frederiks Vreedendal in den Haag, „De Vrijmetselaar", Juli 1917. Speekman, Dr. A. H. W Baoon is W. Shakespeare, Arnhem, 1916. Sp(erber) J. Echo der von Gott hocher- leuchten Fraternitat des löb-Ordens R. C, Dantzig, 1615. Starke Erweise aus den eigen Schriften des hochlübl-Ordens der Gold und Rosen Kreuzer, Wien, 1788. Staurophorus Rhodioph. Raptus Philoso- phicus, 1619. 1 Steiner, Dr. Rud. Rozekruisers-symbo- len, 1907. v Stoddart, A. The life ;of Paracelsus, Lon- don, 1911. Theoretischer Brüder, die., oder 2te Stufe der Rosencreuzer und ihre Instruction. Athen, 1789. Theosophist the. Some notes on Rosicrucianism, 'Madras October 1907. The resurreclion of a Golden Age, Januari 1909. Zie Kiesewetter en "Westcolt. Udny, Ernest. Sir Francis Bacon, Vicicount of St. Albans, „The Channel", I—II, Los Angelos, 1916. Vahan, the. The tempel of the Rosicross, London, April en Mei 1912. Verhaeghen J. Spieghel der Broeders van de roose kruysse, 1621? Vrijmelselaar, de. Rozekruisers ts Warmond? 's Gravenhage, nr. 3, 1906. Was'senaer, Dr. Nicolaes a. Historisch verhael aller gedenkwaerdigheden, Amslerdam, VII, 1624. Waite. A. E. The 4-eal History jof the Ro>sicrucians, London, 1887. Seoret traditions of Freemasonry. Occult Sciences. Westcott, Dr. W. W The Rosicruclans, their history and ajms, „Ars qualuor Coronati"N London 1894. History of the Societas Rosicruciana in Anglia, 1900. Data of the history of the Rosicruciana, 1916. The Rosicrucians, z. p. n. d. Numbers, their occult power and mystic virlue, 1892. Christian Rosencreuz and the Rosicrucians, „The Theosophist", vol. XV. Wigston, W. F. C. Bacon, Shakespeare and the Rosicrucians, London, 1888. Wittemans, Fr. Het Parergon der alchemisten, „Mafonniek Tijdschrift", Aug. 1918. Yarker. John. Oorsprong en oudheid der gewijde scholen. „De Swaslika", 3e jaargang en v.