1331 Prijs ƒ3.50 mi. MODERNE HOLLANDSCHE INTERIEURS Verschijnend in 12 losse nummers 12 Verzamelingen van afbeeldingen van in Nederland ontworpen en vervaardigde meubelen en interieurs van den tegenwoordigen tijd RICHARD REENS 1E AFLEVERING Uitgegeven door de redactie van „Het Hollandsch Interieur" Bussum 1916/1917 UITGEGEVEN DOOR Dr. OUSTAV SCHUELER, UITGEVER TE BUSSUM GEDRUKT DOOR DRUKKERIJ M. LINDENBAUM & Co. TE AMSTERDAM CLICHÉ'S VERVAARDIGD DOOR DE < CLICHÉFABRIEK DIRK SCHNABEL TE AMSTERDAM FOTOGRAFISCHE OPNAMEN DOOR HET FOTOORAFISCH ATELIER MERKELB ACH TE AMSTERDAM Juni 1916 VOORWOORD De „beweging" naar een vernieuwing van de bouw- en kleinkunsten, in Holland als in andere Europeesche landen sedert 25 jaar opgekomen en gegroeid, is, óók hier te lande, niet zonder invloed gebleven op de industrie, — en dit geldt in het bijzonder de industrie van gebruiks- en siervoorwerpen, in de eerste plaats de meubelindustrie, — al is er dan ook grond tot de klacht, dat kunst en industrie nog niet zoo innig verbonden zijn als wel gewenscht is. Inderdaad is het verband tusschen kunst en industrie, juist in onzen tijd, — en wel in het bijzonder dus waar het de meubelindustrie betreft, — van groote beteekenis. Daargelaten nog de esthetische overweging, dat men gelukkiger is in eene schoone omgeving, dan in eene welke alle schoonheid mist, daargelaten ook de moreele overweging, zoo juist uitgedrukt in Morris' woord: „What is worth to be done, is worth to be done well" — heeft het samengaan van industrieel en kunstenaar nog bovendien dit groote economische belang, dat door die samenwerking het product, — in dit geval het meubel, — sterker wordt in den concurrentiestrijd met de buitenlandsche voortbrengselen. De opkomende industrie in het algemeen, en zoo ook de meubel-industrie, heeft een periode gehad, dat zij, althans plaatselijk (vooral in Duitschland), het krachtigste concurrentie-middel zocht in een tot het kleinst denkbare minimum gereduceerde goedkoopte. De gevolgen daarvan bleken noodlottig. Die geforceerde goedkoopte leidde tot een zóódanige minderwaardigheid van het product, dat het de concurrentie, die niet dat middel toepaste, op den duur gemakkelijk viel, de goedkoppe waren van de markt te verdringen. En men kwam tot het inzicht, dat men den industrieproducten een andere, meer positieve aantrekkelijkheid ter markt moest medegeven, dat de negatieve, — immers de qualiteit verminderende, — van de goedkoopte. Hier nu ligt de groote waarde van den kunstenaar voor de nijverheid. Hij verschaft aan het product, behalve een technische, ook een esthetische „qualiteit", hij verleent den producten een bijzondere aantrekkelijkheid, verhoogt dus hun waarde. Het zou dan ook voor de hand moeten liggen, dat de Nederlandsche meubel-industrie al het mogelijke deed om zich van de medewerking van den — natuurlijk Hollandschen — kunstenaar te verzekeren. Dit nu doet zij, en zeer zeker in Holland, niet, althans lang niet in voldoende mate. De moderne nijverheidskunst bevat tal van elementen, welke ongetwijfeld voor de industrie van groote waarde zouden kunnen zijn. Waar het hier geldt, niet slechts een belang voor de kunst op zich zelve, maar wel degelijk, —■ zooals wij betoogden, een economisch, dus inderdaad wel zeer algemeen belang, daar kan niet te dikwijls aangedrongen worden op een nauw en innig samenwerken van kunst en industrie. Temeer is dat noodig omdat vele industrieelen, wier bedrijf allereerst in de termen valt een k u n s t-nijverheid te zijn, ten onrechte meenen dat zij in dat bedrijf kunst en nijverheid toch wel laten samenwerken. Ten onrechte, — waar zij het kunstelement in hun bedrijf zoeken te brengen door toepassing van de vormen uit alle stijlperioden. Hiermede wil geenszins gezegd zijn, dat verschillende historische stijlen geen kunst hebben opgeleverd. Het ware absurd, dit te beweren. Maar toch is de toepassing van oude stijlvormen in de nijverheid van onzen tijd niet zonder bedenking. In de eerste plaats is daar het bezwaar dat de kunst zelve nood lijdt tengevolge van het gebruik van oude stijlvormen. Welk bezwaar aangetoond wordt door de vraag te stellen wat er — in esthetischen zin — terecht gekomen zou zijn van bijvoorbeeld, den bloeitijd van de 17de eeuw in Holland, wanneer de Hollanders in dien tijd, in de plaats van zeiven een nieuw vormensysteem - een stijl — te scheppen, zich hadden tevredengesteld met het copieeren en compileeren van allerlei vormen uit vroegere stijlen. Een tweede bezwaar is in den vorm en de voorwaarden waaronder de huidige meubel-industrie wordt gedreven. De industrie van thans sluit, uit haar aard, liefde voor het werk, om het werk zelf, bij den maker uit. En schoonheid zonder liefde is ondenk¬ baar. Welnu, de eenige thans nog denkbare liefde in de industrie is die van den vormgever, van den ontwerper, voor de vormen welke zijn eigen geestesproduct zijn, welke hij inderdaad geschapen heeft. Maar de industrie verwaarloost nog veel te veel de krachten, welke zij uit de moderne kunst tot eigen versterking zou kunnen aanwenden en het gevolg is, dat die krachten verschrompelen door werkloosheid dat, wat met zooveel hoop en enthousiasme en goede belofte is begonnen, ten slotte is verslapt en machteloos geworden en een kwijnend bestaan lijdt, tot schade van kunst en industrie beiden. Nog tal van andere bedenkingen zijn er, welke wij hier niet allen zullen opsommen. Alleen zij nog gewezen op het groote stijlkundige beginsel, dat de vorm van een ding bepaald dient te worden door materiaal, bestemming en techniek. Welnu: in het huidige bedrijf worden tal van materialen gebruikt welke men te voren niet kende; onze tegenwoordige levenswijze en beschaving stellen eischen, welke nimmer in vroegere tijden bestonden, zoodat vele zaken een andere bestemming hebben gekregen niet alleen, maar bovendien allerlei dingen gemaakt worden welke men vroeger niet kende omdat de bestemming, welke zij hebben, vroeger niet bestond (een automobiel, een spoorbrug, een radiator voor centrale verwarming, een electrischeschel-bouton, enz.). Ten slotte de techniek: deze is in het algemeen, tengevolge van de steeds verbeterde en verder doorgevoerde toepassing van de machine, zoo ten volle gewijzigd, dat er van vergelijking met oude technieken eigenlijk geen sprake meer kan zijn. Hier hebben wij inderdaad een hoofdfactor. Alle oude stijlvormen zijn ontstaan in en door het handwerk, zij dragen het karakter van het handwerk en een deel van hun schoon- heid danken zij aan het feit, dat zij in het handwerk zijn ontstaan. Een handwerkvorm welke machinaal wordt nagemaakt, zal dus zijn karakter, zijn eigenaardige schoonheid verliezen, zal het leven dat de werkende hand er in kon leggen, missen. Zoo hebben dus esthetisch de hoogste waarde die vormen, die zijn ontstaan en zich hebben ontwikkeld op den basis van de nieuwe, — totaal van alle ouderen verschillende, —■ gegevens en voorwaarden. En waar wij zagen dat een esthetische nijverheid ook economisch van belang is, moeten wij komen tot de conclusie, dat het algemeen belang inderdaad gediend wordt door een sterke, moderne kunstnijverheid. Daarom, herhalen wij, is het te betreuren dat er nog te weinig verband bestaat in ons land tusschen nijverheid en kunst. En daarom ook waardeeren wij te meer den arbeid van die enkele industrieelen, die zooveel mogelijk er naar streven dat verband te herstellen en te bevestigen. Dit standpunt is het, dat leiding gegeven heeft bij het plan tot de uitgave van deze en volgende reeksen afbeeldingen van Hollandsche interieurs en meubelen, waarvan het doel is een zoo volledig en goed mogelijk overzicht te geven van wat in dezen tijd door Nederlandsche kunstenaars en Nederlandsche meubelfabrikanten wordt gemaakt. Wij zouden niet durven verzekeren, dat alles, wat in de werkplaatsen van Hollandsche meubelmakers wordt gemaakt, onvatbaar is voor kritiek (dat wil zeggen: voor esthetische, voor stijlkundige kritiek). Maar in dit geval is het oude woord, dat „1'art est difficile, la critique est aisée", zeker wel volkomen onjuist, althans wat de kritiek betreft. Integendeel, de kritiek ten aanzien van de producten der huidige nijverheidskunst is buitengewoon moeilijk. Want dit is wel zeker, dat de nijverheidskunst van thans nog niet geworden is tot het vast¬ stellen van een vorm van schoonheid, en dat voor haar zeker nog geldt het axioma, - dat intusschen toch eigenlijk niet zoo onaanvechtbaar een axioma is, als het wel het air aangenomen heeft te zijn, — „dat over den smaak niet valt te twisten". Over den smaak valt wel degelijk te twisten, maar alleen, over den smaak behoeft niet getwist te worden wanneer er maar een zekere eenheid van begrippen, van idealen, van principen is, die alle menschen de levens-illusies, het levensdoel, dus ook de schoonheid, doet zoeken in eenzelfde richting. Aan een dergelijke eenheid zijn wij nog lang niet toe, - wij leven nu eenmaal in een overgang tusschen twee kuituurperioden, — wij zijn integendeel nog maar in een tijd waarin „ieder zichzelf het naast is", in een tijd van „zooveel hoofden, zooveel zinnen", en zoo valt voor ons wel degelijk over den smaak te twisten, — wat in laatste instantie hierop neerkomt, dat wij geen van allen voor zeker weten wat schoon is, wat niet. Wat blijft ons dan ter waardebepaling over? Hoe zullen wij uitmaken wat al, wat niet schoon is? Het is moeilijk dit uit te maken, maar toch zijn er wel elementen, waaraan wij eenig hoüvast hebben. Daar is bijvoorbeeld de zuiverheid, de eerlijkheid, de waarheid van het werk, welke zich kennen doet in de afwezigheid van streven naar valsch effect, naar secundaire verfraaiingen. Maar daar is bovenal de liefde. Wij zeiden het reeds: geen schoonheid zonder liefde. En nu is wel niet van deze stelling altijd en onder alle omstandigheden het omgekeerde waar, maar dit staat toch wel vast, dat, waar het werk met liefde is gedaan, daar wordt de kans op schoonheid grooter, daar wordt de kans op schoonheid wel vaak zekerheid van schoonheid. Deze reeksen van afbeeldingen zullen dus een overzicht geven van wat thans in Holland reeds gemaakt is, — zij bedoelen te zijn een basis, waarop zoowel de critisch beschouwende kunstenaar als de critisch denkende fabrikant zich een beeld kan vormen van het huidige werk, teneinde het slechte van het goede te onderscheiden, buitenlandsche invloeden van Hollandschen eigen-aard te onderkennen, — en op die wijze mede te werken tot de ontwikkeling van een zuiveren, modernen Hollandschen meubelstijl, opdat deze zich, niet slechts in eigen land, maar ook ver buiten de grenzen, het aanzien verschaffe, dat hij zich waardig kan maken, dank zij het talent en de bekwaamheid der Hollandsche kunstenaars, het initiatief der fabrikanten en de zeer goede eigenschappen der industrie. De Redactie. De Uitgever. MODERNE HOLLANDSCHE INTERIEURS 1E AFLEVERING R1CHARD REENS UITGEGEVEN DOOR DE REDACTIE VAN „HET HOLLANDSCH INTERIEUR" R1CHARD REENS AMSTERDAM Het werk, waarvan dit eerste deel een reeks afbeeldingen geeft, beantwoordt zeker aan de beginselen en opvattingen, welke hiervoor als basis van deze uitgaven, zijn uiteengezet. De meubelen van Reens kenmerken zich door de afwezigheid van valsch effect door bijkomstige versiering, door een streven naar zuiverheid van vormen en juiste verhoudingen en door de liefde, welke er uit blijkt, voor den arbeid zeiven. Temeer is deze arbeid van den heer Reens te waardeeren, omdat zijn onderneming niet door hem zeiven is gesticht, maar eene oude zaak is, welke reeds door een vorig geslacht, — onder den naam Gebroeders Reens, — werd gedreven, zoodat hij, toen hij die zaak in nieuwe banen ging leiden, een werk van algeheele hervorming ondernam, — wat dikwijls moeilijker is dan de stichting van een nieuw gebouw op zelf gelegde, nieuwe fundamenten. Ongetwijfeld zal het heel wat geestkracht gekost hebben om van een zaak, die, zooals alle zaken uit een vorige periode, onder leiding stond van menschen die bereid waren alles te maken en af te leveren wat door een, esthetisch vaak onopgevoed, publiek werd gevraagd, of zelfs geëischt, — te maken een toch wel zooveel hooger staande onderneming, waarin slechts gewerkt wordt op zoodanige wijze, dat de leiders van die onderneming hun arbeid ten volle voor hun esthetisch geweten kunnen verantwoorden. En niet slechts geestkracht moet daartoe noodig geweest zijn, maar ook overtuiging, en liefde, en vertrouwen, en idealisme, — allemaal elementen zonder welke kunst, dus ook nijverheidskunst, — ondenkbaar is. Dit geeft aan dat werk een zekeren adel, en vooral die charme, die in de dingen welke men in zijn „tehuis" om zich heen zal hebben, zoo noodig is om dat tehuis inderdaad tot een gelukkig, tot een waar „tehuis" te maken, waar men zich rustig voelt en veilig en vertrouwd. Daartoe werkt mede het systeem dat de heer Reens volgt. Vroeger, zeker, in de allereerste periode van de „moderne beweging", had het zijn eigenaardige bezwaren om met de opdrachtgevers overleg te plegen, daar dit bijna altijd moest leiden tot concessies aan de beginselen. Men zat zoo zeer vastgegroeid in het mengelmoes van verhanselde en gedegenereerde oude vormen, men was zoo gewend aan het toch wel vaak - laat ons maar zeggen bijeengeraapte — stijllooze interieur, dat men bij zijn vaders en grootvaders had gekend, dat de waarlijk ernstig willende kunstenaars die zich met de inrichting van het interieur gingen bezig houden, wel gedwongen waren zich schrap te zetten en op hun stuk te blijven staan tegenover de grillen en ongemotiveerde wenschen van hun, esthetisch vaak vrijwel totaal onbeschaafde, opdrachtgevers. Maar de beweging, en de inzichten en beginselen waardoor zij werd geleid, hebben doorgewerkt onder „het publiek". Men heeft die beginselen leeren waardeeren, men heeft geleerd de schoonheden waartoe zij ontegen- zeggelijk dikwijls leiden, te zien, te erkennen en te apprecieeren, en zoo is langzamerhand overleg tusschen den kunstenaar en den opdrachtgever wel degelijk mogelijk geworden. En de heer Reens nu, daarvan overtuigd, zoekt juist zooveel mogelijk contact met zijn opdrachtgevers. Hij gaat uit van de overtuiging, dat een interieur nooit mag zijn een dood ding, een samenstel van meer of minder mooie meubelen, maar dat het moet geven een beeld van het karakter en de meest sprekende eigenschappen van den bewoner, — dat het moet zijn een levend organisme, dat in en door een harmonisch schoonen vorm tot den bewoner spreekt, en waarmede hij zich innig verwant voelt. Hij zoekt overleg, contact, samenwerking met hen, die zich een interieur laten maken, en tracht daardoor een duidelijk beeld te krijgen van de persoonlijke wenschen en meeningen van den opdrachtgever, dezen zeiven vaak nauwelijks bewust. Maar dat is toch ook immers juist de moeilijke taak van de „vormgevers", de architecten en meubelmakers van dezen tijd, dat zij de goede, de zuivere, de schoone oplossing vinden voor de eischen die onze periode van verfijning, van comfort, van hyper-beschaving, stelt, — onze periode, die toch ook nog altijd de periode is van een — zij het dan misschien uitbloeiend of mogelijk ook wel zich steeds meer verfijnend — individualisme, — waarin dus de waarde van een persoonlijke meening en opvatting zich zal hebben te stellen onder de leiding van meeningen en opvattingen welke zijn gegroeid en ontstaan uit technische bekwaamheid en ontwikkeling en esthetische ervaring en begrip. Deze werkwijze sluit vanzelfsprekend uit het hebben van een magazijn met een overvloed van modellen waarin ieder zijn keus kan doen. De heer Reens ontvangt hen die zich van zijn talenten en bekwaamheden willen bedienen, in zijn eigen woning, Honthorststraat i; daar krijgt men een indruk van het bewoonde huis, zooals hij het zich denkt en maakt. Deze wijze van werken leidt er toe, de afbeeldingen in dit boek doen het reeds duidelijk zien, hoewel daarop uit den aard der zaak het belangrijke element van de kleurenwerking ontbreekt, — dat elk interieur een eigen karakter, en dus een eigen „stemming" heeft. En wij konden constateeren, dat die stemming altijd er een is van huiselijkheid, van gezelligheid. Om dat te bereiken, weet de heer Reens bijna altijd de juiste en meest geëigende middelen te vinden, en niet in de laatste plaats zoekt hij die middelen in de werking der kleuren, welke hij met veel smaak weet uit te zoeken en te combineeren. Aan de hand van de hier beschikbare afbeeldingen zouden wij van die „stemmingen" in 't bijzonder willen noemen een drietal typen. Wij zouden de stemming, uitgedrukt in de interieurs van afbeeldingen 30 en 31, kunnen noemen een stemming van deftigheid, van waardigheid, van kracht en bloei. In de afbeeldingen 17, 22 en 23 (serre en morgenkamer) vinden wij vroolijkheid, bloemen, — inderdaad een morgenstemming. In de afbeeldingen 10, 14, 15, 25 enz. van woonkamers ten slotte, zien wij rust, intimiteit, gezelligheid. De heer Reens heeft de Rijksschool voor Kunstnijverheid bezocht, heeft veel gereisd en op zijn reizen veel gezien en bestudeerd; hij kent bovendien zelf terdege het zoo uiterst moeilijke meubelmakersvak. In samenwerking met den bekwamen ontwerper D. van Dorp heeft hij zijn zaak weten op te werken tot een inrichting, welke wel waarlijk een gelukkig verschijnsel is in de evolutie der nijverheidskunst. T. Landré. Plaat i. Gesmeed ijzeren ingangsdeur. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 2. Hall, trapopgang. Woonhuis van den Heer R. R , Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 4. Eetkainermeubelen. Plaat 5. Buffetwand, eetkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Hout horststraat 1, Amsterdam. Plaat 7. Studeerkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 8. Hall. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 9. Muziekkamer Palissander deurpartij. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat 1, Amsterdam. Plaat 10. Leeshoekje, woonkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat li. Zitje bij den haard, woonkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. 3laat 12. Ontbijthoekje, eetkamer, Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 13. Serre met ingebouwde kastjes. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat 1, Amsterdam. Plaat 14. Woonkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Theemeubel mei hangkastje. Honthorststraat 1, Amsterdam. Plaat 15. Woonkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Honthorststraat 1, Amsterdam. Plaat 16. Slaapkamer. Woonhuis van den Heer R. R., Meubelen in citroenhout. Betimmering in ivoorlacqué. Honthorststraat i, Amsterdam. Plaat 17. Woonhuis van den Heer Serre-ontbijtkamer. Van Hengel, Amsterdam. Hoekoplossing met bloemen. Plaat 19. Huiskamer. Boekenwand met dichtgeklapt schrijfbureau. Woonhuis Mevr. Van den Bergh, Rotterdam. Plaat 20. Studeerkamer. Woonhuis van den Heer £. H. Vinke, Rotterdam. Plaat 21. Boekenkast en dressoir. Woonhuis van den Heer A. S. Berg, Amsterdam. Plaat 22. Serre-ontbijtkamer. Woonhuis van den Heer Van Hengel, Amsterdam. Plaat 23. Serre-ontbijtkamer. Woonhuis van den Heer Van Hengel, Dressoirwand. Amsterdam. Plaat 24. Zitkamermeubel. Plaat 25. Woonkamer, zitje bij den haard. Woonhuis van den Heer Sylvain Kahn, Amsterdam. Plaat 26. Eetkamer, buffetwand met deur. Woonhuis van den Heer A. Marx, Amsterdam. Plaat 27. Houtsnijwerk van het bovenlicht eener deur. Plaat 28. Toilettafel. Plaat 29. Plaat 30. Privékantoor. Twentsche Bankvereeniging, Amsterdam. Plaat 31. Privékantoor. Twentsche Bankvereeniging, Amsterdam. Plaat 32. Schoorsteenwand. Woonhuis van den Heer M. L. Rosenberg, Amsterdam. ■JJ9aaii0g»i ,Eetkamer, buffetwand. Woonhuis van den Heer W. van Leer, Amsterdam. Plaat 34. Zitkamerstoel. Plaat 35. Salonkast. Plaat 36. Eetkamer. Woonhuis van den Heer E. H. Vinke, Rotterdam. Plaat 37. Boogdétail. Woonhuis van den Heer E. H. Vinke, Rotterdam Plaat 38. Gezellig zitje. Woonhuis van den Heer A. S. Berg, Amsterdam- Plaat 39. Zitkamer. Woonhuis van den Heer E. H. Vinke, Rotterdam. Plaat 41. Eetkamer, buffetwand. Villa van den Heer J.' Menko, Enschede. Plaat 42. Bureau met fauteuil. Villa van den Heer J. Menko, Enschede. Plaat 40. Doorkijk van zit- naar woonkamer. Woonhuis van den Heer E. H. Vinke, Rotterdam. Plaat 43. Zitkamermeubel, afscheidingsscherm zitkamer-serre. Plaat-44. Ronde eetkamertafel. Villa' van den Heer J. Menko, Enschede. Plaat 45. Détail beeldhouwwerk kamerdeur. Plaat 46. Fauteuil. Villa van den Heer J. Menko, Enschede. Plaat 47. Eetkamer. Woonhuis van den Heer M. H. van Herzfeld, Rotterdam. Plaat 48. Muziekkamer. Woonhuis van den Heer L. Gerzon, Amsterdam. Plaat 49. Schoorsteenbetimmering Woonhuis van den Heer L. Gerzon, heerenkamer. Amsterdam. Plaat 50. Zitkamermeubel. Woonhuis van den Heer L. Gerzon, Amsterdam. Plaat 51. Zitkamer. Woonhuis van den Heer J. Flesseman, Rotterdam. Plaat 52. Badkamer met ingebouwd bad en plantennisjes. Plaat 53. Kast betimmering. Woonhuis van den Heer J. Flesseman, Rotterdam. Plaat 54. Buffet met ronde kristalkasten. Plaat 56. Bronzen staande lamp. Plaat 57. Gashaard. Plaat 58. Bronzen belgreep. Plaat 60. Bronzen trekker. Plaat 59. Bronzen deurgreep van terzijde gezien. Plaat 6r. Bronzen deurgreep van voren gezien. GLAS IN LOOD In tegenstelling met zooveel, dat door de ontwikkeling der industrie geheel werd vervangen en verdween, heeft het glas, in lood gevat, zich de eeuwen door gehandhaafd. Oorspronkelijk de eenige wijze van beglazen voor kerk en woonhuis, heeft de kunst van glas in lood zetten en de daaruit voortgekomen glasschilderkunst, eene lange en belangwekkende geschiedenis, die evenwel. in deze regelen slechts even kan worden aangestipt. Het streven naar versiering der ramen deed ontstaan een mozaïek van stukjes gekleurd glas en zoogenaamd grisaille. De stukjes gekleurd glas werden naar den vorm van het WAPENRAAM, ontworpen en vervaardigd in de Ateliers „Onder den St. Pictcr", Kunstafdeeling van den „Stichtsclie Glaihandet" te Utrecht. beoogde figuur gesneden en door lood verbonden tot een geheel. De glas-industrie leverde echter nog slechts hoofdkleuren, die, veelal hard en scherp, een onoverkomelijk beletsel vormden om iets anders dan voor deze grisailles geëigende motieven weer te geven. De voor elk ander beeld onontbeerlijke nuanceering kon niet worden verkregen. Om deze leemte aan te vullen, begonnen schilders het gekleurde glas met hun penseel te bewerken, en dat zij daarin zijn geslaagd, bewijzen zoovele prachtvolle ramen in kerken en kapellen, waaruit de ontwikkeling en de geschiedenis der glasschilderkunst van eeuwen terug ons wordt geopenbaard. Edoch, deze wijze van beglazing ontwikkelde zich alleen ten behoeve der kerken en enkele bijzondere gebouwen; voor het woonhuis werd ze vervangen. Voor huis en winkel werd'méér licht gevraagd en de glasindustrie leverde grooter en helderder glazen, zoo groot en zoo helder, dat ten slotte draperieën en gor¬ dijnen weder gedeeltelijk het licht moesten temperen. Langdurig is het tijdperk geweest, waarin het glas in lood uit de woonhuizen bleef gebannen, totdat eenige vooraanstaande architecten (in ons land in 't bijzonder Dr. Cuypers), terecht inziende hoeveel schoons daardoor aan het interieur van een woning werd onthouden, weder begonnen glas in lood in het woonhuis toe te passen. De glas-industrie, die eerst het glas in lood uit winkel en woonhuis had helpen verdrij¬ ven, bood nu krachtigen steun dit weder te herstellen. Alle kleuren, tot in de zachtste tonen, worden gefabriceerd. De fijnste , nuanceering kan zelfs met onbeschilderd glas worden verkregen, en, daar dit gekleurde glas zoowel in ondoorzichtige als in doorzichtige glassoort wordt gemaakt, is het mogelijk geworden op vele plaatsen licht te brengen, waar dit door het plaatsen van een raam met doorzichtig glas minder gewenscht of minder fraai zijn zou. Onnoodig is het zeker te zeggen, dat glas in lood artistiek uitgevoerd en juist aangebracht, 't interieur der woning ten goede komt. Ongerekend de bovenlichten der ramen in kamers en serres, die, bezet met glas in lood, door de deskundige aanwending van kleuren een aangenaam licht verspreiden, zijn er vele plaatsen waar licht noodzakelijk, doch doorzicht zeer ongewenscht is. Te donkere trappen, traphallen en tusschenkamers kunnen door glas in loodramen of -plafonds zeer verfraaid worden. En dat op dit kunstgebied iets schoons kan worden geleverd, bewijzen ons de vele teekeningen van uitgevoerde werken in de portefeuilles der Kunst-Ateliers „Onder den St. Pieter", eene afdeeling van den Stichtschen Glashandel te Utrecht. (Kr. N. Gr. 23). Enkele dezer schetsen drukken wij hier af; jammer is het, dat dit niet kon geschie¬ den in kleur, zooals deze schetsen hier voor ons liggen, wijl dan tévens de schoone harmonie der kleuren in de combinatie van geschilderd gebrand glas en gekleurd glas zou uitkomen. De goede reputatie, die deze ateliers zich door hun werk hebben verworven, zoowel in het genre der profane kunst, als in dat der kerkelijke kunst, zij hunne aanbeveling voor hen, die in deze branche iets wenschen, dat artistiek en solide is uitgevoerd. PLAFONDRA AM, ontworpen en vervaardigd in de Ateliers „Onder den St. Pieter", Kunstafdeeling van den „Stichtsche Glashandel" te Utrecht. MODERNE HOLLANDSCHE INTERIEURS VERSCHIJNEND IN 12 LOSSE NUMMERS 12 VERZAMELINGEN VAN AFBEELDINGEN VAN IN NEDERLAND ONTWORPEN EN VERVAARDIGDE MEUBELEN EN INTERIEURS VAN DEN TEGENWOORDIGEN TIJD * * * 2E AFLEVERING OflDER Dm 5TMAARTEM UITGEGEVEN DOOR DE REDACTIE VAN „HET HOLLANDSCH INTERIEUR" BUSSUM 1916/1917 UITGEGEVEN DOOR Dr. GUSTAV SCHUELER, UITGEVER TE BUSSUM GEDRUKT DOOR DRUKKERIJ M. L1NDENBAUM & Co. TE AMSTERDAM CLICHÉ'S VERVAARDIGD DOOR DE CLICHÉFABRIEK „POLYORAPH" TE HAARLEM luli 1916 HOE MOET IK MIJN HUIS INRICHTEN? Om deze vraag te beantwoorden, dient gij vooraf te overwegen, hoe uw huis gebouwd zal zijn. In de laatste 15 jaren is de mensch gaan begrijpen, dat het in vele opzichten het aangenaamst is buiten te wonen. De verbindingen met de groote steden zijn verbeterd, waartoe andere transportmiddelen, als rijwielen en auto's, veel hebben medegewerkt. Er is dus een trek naar buiten gekomen. Hoe verbazend veel er buiten gebouwd wordt, blijkt ook uit eenige afleveringen van „Het Moderne Landhuis in Nederland", uitgegeven door Martinus Nyhoff te 's-Gravenhage, die een blik geven op wat sinds 1900 in ons land gebouwd werd. Het is jammer dat deze afleveringen niet een begeleidenden text gaven, wat zeer zeker dit interessante werk meer onderhoudend zou hebben gemaakt en de belangstelling ook van den leek zou hebben opgewekt. Wanneer gij dus vrij zijt om U een huis te laten bouwen en gij geen huis in de stad behoeft te bewonen, zie dan eerst het bedoelde werk in en neem nauwkeurig kennis van hetgeen men gebouwd heeft. Bouwt_gij, dan dient ge U eerst met den platten grond van huizen vertrouwd te maken. Bekijk dan veel en goed allerlei platte gronden en zie eerst in welk kader uw te bouwen landhuis zal passen. Ga dan na of gij een klein of een groot huis wenscht. Bouw nooit te klein, maar neem ook niet de zorgen van een te groote woning op U, want op het land is het aangenaam om een gemakkelijk te bewonen huis te bezitten, veel comfort en weinig zorg. Er is niets verdrietiger voor een huisvrouw dan buiten zich met huiselijke zorgen te moeten ophouden. Aangenomen nu, dat gij U een voorstelling van uw woning hebt gevormd, dan komt allereerst in aanmerking de HAL. Is het huis klein, dan laat gij uwe hal tevens als woonvertrek dienst doen, en is uw behoefte aan vertrekken beperkt, dan kunt gij de hal als woonvertrek en als eetkamer doen fungeeren. Er is dan slechts één algemeen vertrek. Vergeet nooit daaraan een dessert- of dienkamer te verbinden, waar gij, desgewenscht, al uw zaken voor het dagelijksch huishouden bergt. Daar moet dan ook, zoo noodig, een ijskast staan. Alles moet practisch en frisch zijn en er dient plaats te zijn om uw tafelgerei af te wasschen; dus laat er ook een marmeren of geëmailleerden bak voor dat doel aanbrengen. Natuurlijk zal uw dienkamer, hetzij door een deur of door een luik, met de keuken in verbinding moeten staan. DE KEUKEN. Laat die vooral vroolijk zijn/wit geschilderd, mooi groen of bourgogne-rood met veel tegels, zoo ruim mogelijk en goed geventileerd. Neem geen buitenlandsch fornuis, waarmede ons keukenpersoneel niet om kan gaan en laat U een boiler aanbrengen, die zorgt, dat ge, behalve een warm bad, ook warm water voor keuken en dessertkamer kunt hebben. Meer toevoer van warm water is voor uw waschtafels ook noodig. Neem geen waschtafels uit een meubelmagazijn, maar zie eerst rond bij firma's, welke sanitaire artikelen aan de markt brengen en kies daar een sanitairen waschbak, eenvoudig of sierlijk. DE BIJKEUKEN EN DE EETKAMER voor het personeel. Ook deze zijn geriefelijke appartementen. Wanneer uw personeel eemgszins talrijk is, beveel ik U aan een eetkamer voor hen in te richten. Er is niets onfrisscher dan bij het bereiden van den maaltijd veel ander gedoe daar bij te hebben. Zoo zijn we gekomen tot een buitenhuis met hal, dèssertkamer en keuken; de hal is dan tevens eet- en woonvertrek. Gij hebt ook een entree of vestibule noodig. Wenscht ge een trappenhuis aan te brengen, leg dit dan afgezonderd van de entree. Moeilijker is de inrichting van een grooter Landhuis met meerdere vertrekken. Daarin wordt de hal meer een decoratief vertrek, waarmeê al de andere kamers gemeenschap hebben. Maak U liefst geen suite, schuifdeuren zijn alleen van dienst bij die huizen, waar de bouwheer meent, daardoor wat goeds te bereiken. Laat dus schuifdeuren weg, tenzij zij werkelijk noodig en onmisbaar zijn. Uw slaapkamer moet praktisch zijn — geen groot vertrek — maar naast de slaapkamer een behoorlijke badkamer, met alle mogelijke sanitaire gemakken. Misschien herinnert ge U vroeger in het Palace-Hötel te Brussel, in het Esplanade te Berlijn of in het Cecil te Londen gelogeerd te hebben. Hoe geriefelijk was daar de badkamer door een klein voorportaal aan de slaapkamer verbonden! Ge gevoeldet U daar zoo thuis in het groote geheel. Trouwens van de praktische inrichting van hotels hebben we veel geleerd, ook voor onze Plaat t. Modelwoning, Onder den St. Maarten. Rookkamer, Oud-Holl. stij Plaat 2. Modelwoning, Onder den St. Maarten. Ontvangkamer, meubelen in Chippendale- en in Adamstijl. huishouding. Wie veel gereisd heeft, zal dan ook in den regel zijn slaapkamers gemakkelijk inrichten. □ □ □ Deze inleiding was noodig om U een nadere bestudeering van uw te bouwen huis in overweging te geven. Is dit geschied, ga dan tot de inrichting er van over. Is dit voor een landhuis noodig, voor een huis in de stad evenzeer. Ik heb voor jaren personen ontmoet, die mij uitgenoodigd hebben, alvorens tot de inrichting van hun huis over te gaan, eerst in het buitenland te gaan zien en ik ben hun daarvoor zeer dankbaar. Toen mij voor het eerst het verzoek gedaan werd om op een Dinsdagmorgen vroeg, mijn a.s. cliënt in het Firth Avenue Hotel te Londen te ontmoeten, meende ik, kortzichtig als ik was, dat men daartoe niet buiten Holland behoefde te gaan. Nu ben ik hun dankbaar, want ik heb veel gezien, veel geleerd en ik meen, dat ook anderen de oogen er voor zijn opengegaan, dat ons Hollandsen interieur veel getransformeerd is naar het buitenlandsche. Ik zeg niet alleen naar het Engelsche, maar ook naar het Fransche en het Duitsche. Het authentieke Engelsche fabrikaat getuigt van bekwaamheid, degelijkheid en grondige studie van de renaissance. Ik herinner mij dien morgen in Londen, die mij voerde naar het John Soanes-Museum. Zelden heb ik meer genoten. Dit museum aan de schilderachtige Lincoln's Inn Fields is voor mij als architect, het meest volmaakte, wat een museum kan geven. Sir John Soane, die in het begin der 19de eeuw werkte, heeft zeer veel voor de architectuur van zijn land gedaan. Hij was een man, die in zijn woning een paar heel mooie vertrekken heeft nagelaten. Ik ben zoo gelukkig, van deze kamers de afbeeldingen te bezitten en er is daarin zooveel goeds; dat men het werk thans niet zoude künnen verbeteren. Soane was een zeer bereisd man, had vele opmetingen in Italië en Griekenland gedaan, getuige de vele maquettes in zijn museum aanwezig; ook Egypte was hem niet vreemd. Gij zult ook meerdere belangrijke Egyptische oudheden in het benedendeel zijner woning aantreffen. Ook eene verzameling betreffende Napoleon benevens veel belangrijk teekenwerk en platen. Gij vindt er tevens aardige series van spotprenten. Laat ik U ten slotte er op attent maken, dat gij er de mooiste fauteuil uit het nader aan te duiden Chippendale-tijdperk aantreft. Zocht ik te Londen ook decoratieve zaken, dan richtte ik mijne schreden naar het Victoria & Albert Museum; daar is zeer veel moois: prachtige betimmeringen, prachtige meubelen, zeer interessante stukken, die in de goede tijden, toen het oude hier geen geld waard was, ook uit Holland zijn overgebracht, 't Meest trof mij een interieur uit een Hollandsche Protestantsche kerk, waardoor ik bovenstaande bewering bevestigd zag, toen ik in het snijwerk van een doophek, de woorden „Van Roode, ouderling" aantrof. Dat hek is een pracht van beeldhouwwerk 'tis veel mooier dan wat ik ooit in Holland zag — 'tzal vermoedelijk uit Holland afkomstig zijn, al is het niet in den geest van dat van het kerkje te De Rijp. Het stuk schijnt mij toe, de reis naar Londen waard te zijn. Hoe dom is men geweest, dit vóór een 30-, 40-tal jaren voor £ 30/- verkocht te hebben! Dit museum gaf mij tot een herhaald bezoek aanleiding. Ik liet photo's nemen van de meeste goede specimen en zond een onzer medewerkers gedurende een winter er heen. 't Is jaren geleden, maar nog zie ik met genoegen de opmetingen van die goede oude stukken voor mij. Heeft Engeland mij veel stof tot studie van ons interieur gegeven, ook te Parijs heb ik gedurende het twaalftal jaren, dat ik daar geregeld kwam, in het Musée des Arts Décoratifs veel desbetreffende kennis opgedaan. Men vindt* er mooie meubelen uit Napoleon's tijd, prachtige kleederen en uitrusting-stukken en niet minder interessante schilderstukken. Ten slotte meen ik Duitschland niet te mogen vergeten. De tentoonstelling te Dresden, heeft mij daar lang geboeid en — 't was meen ik in 1904 — mij veel doen zien, wat al of niet navolgenswaardig was. □ □ □ Toen dus de uitgever van bovengenoemd tijdschrift zich tot mij wendde met het verzoek om eenige der onder mijn leiding in ons land uitgevoerde interieurs te reproduceeren en mij te gelijk naar mijne meening vroeg omtrent den stand der hedendaagsche meubelkunst, meende ik aan zijn verzoek gevolg te kunnen geven. In het bijzonder heeft hij mij verzocht, de gedachten en het streven weer te geven, die in de door mij uitgevoerde werken zijn uitgedrukt. In deze werken valt een treffend verband tusschen den stijl van het Engelsche en het Hollandsche interieur op te merken. Eenmaal met de Engelsche origineele interieurs bekend, heb ik getracht in ons land hetzelfde genre toe te passen, want er bleek mij zooveel verwantschap tusschen de goede, oude Plaat 3. Modelwoning, Onder den St. Maarten. Ontvangkamer, Adamstijl. Plaat 4. Modelwoning, Onder den St. Maarten. Gezicht in Ontvangkamer, Adamstijl. Plaat 5. Villa, Museumplein, Amsterdam. Bovenzaal, Chippendale stijlmeubelen. stukken in Engeland met onze Hollandsche kunst, dat ik meende, ook onzen vakmannen een dienst te bewijzen door hen met den Engelschen stijl bekend te maken. Inmiddels bleek mij, dat in de 17de en in den aanvang van de 18de eeuw veel gelijksoortigs in beide landen was voortgebracht en het scheen mij toe, dat in Engeland zeer veel is bewaard gebleven in oude betimmeringen, meubelen en andere kunstvoortbrengselen. Of ik nu geslaagd ben met mijn streven in dezen geest, blijft een vraag. Vóór eenige jaren heb ik in een samenkomst van de leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs aan de fabriek „Onder den St. Maarten" uiteen gezet, de ontwikkeling der achtereenvolgende belangwekkende stijlen. Bij die voordracht heb ik van lantaarnplaten gebruik gemaakt. Mijn overzicht zou thans minder onvolkomen zijn, zoo ik U tëlkens de vele afbeeldingen kon toonen, waarover ik destijds te beschikken had. Ik zal mij daarom thans bepalen tot een korte beschrijving van die stijlen, die in bijgaande interieurs zijn toegepast. De behoeften zijn in den loop der eeuwen veranderd, maar die oude stijlen met hun rijk studieveld, hebben ons eene aanpassing op onze tegenwoordige huisinrichting mogelijk gemaakt. Indien wij de hierbijgaande afbeeldingen bezien, dan blijkt, dat veel ontleend is aan de zoogenaamde „William and Mary"-stijl. Willem III, erfelijk Stadhouder van Holland sinds T672, huwde Koningin Mary II van Engeland in 1689. Deze coïncidentie schijnt van den meesten invloed geweest te zijn op de geschiedenis der verwantschap van het Engelsche en Hollandsche interieur. De invloed van Spanje, Portugal en Frankrijk had zich op onze Hollandsche zeden doen gevoelen, en de voorafgaande jaren van strijd tusschen die landen, hadden ook in de meubelkunst nawerking. Het is zeer eigenaardig, maar 't schijnt dat een land, na met 'n ander in strijd te zijn geweest, vele zeden en gewoonten van het laatste overneemt. Wij zien dat later met Engeland, dat zijne zijde-wevers uit Frankrijk wist te krijgen en eene zeer belangrijke industrié daardoor stichtte. Holland, dat eerst onder de overheersching van Spanje had geleefd en daarna een der toonaangevende natiën op 't gebied van den handel bleek te zijn, heeft onder het koningschap van zijn Stadhouder Willem III op de Engelsche kunstnijverheid veel invloed uitgeoefend. Willem de Derde heeft vele Hollandsche meubelen in Engeland in zwang gebracht. Uit dit tijdvak kent men veelsoortige meubelen, stoelen met gedraafde en getorseerde pooten, al of niet van voor even breed als van achter, vaak van rothanvlechtwerk voorzien, doch ook wel met tapisserie bekleed, veelvuldig met goed beeldhouwwerk versierd. Ook balpoottafels, soms geïncrusteerd en gebeeldhouwd, aardige kleptafels, geriefelijke commodes, die wel zwaar, maar toch sierlijk zijn. Prachtige gesneden spiegels in groote verscheidenheid. Het typische van al deze stukken is de versiering, door de draaibank aangebracht. Welk een lust dat nauwkeurig te bezien en het verschil op te merken tusschen goed en slecht draaiwerk. En dan 't torswerk, waarin veel afwisseling is gebracht. De paneelbetimmeringen der kamers omlijsten de schouwen. In Holland was de vuuropening groot en daardoor tochtig, in Engeland werd zij meer omlijst. Ziehier een verschijnsel van meer practisch nut, ook voor de moderne toepassing. Die interieurs waren meest van eikenhout, donker van kleur. Een procédé om deze warme, deels door den tijd mooi geworden kleur in het tegenwoordige meubel aan te brengen, werd ons hier aan de hand gedaan. Die eikenbetimmeringen vormen ook thans een smaakvol geheel voor hal of eetkamers en gij zult op de afbeeldingen de toepassing vaak aantreffen. Eerst later is men tot het gebruik van notenhout gekomen. Men kende dit hout in onze landen niet, en leerde dit uit Indië. Maar vóór 't hier inheemsch werd, wisten de Italianen het door aanplanting te verkrijgen. In den „Queen Ann"-stijl, volgende op de „William and Mary"-periode, aanvangende omstreeks 1702 bij 't bestijgen van den troon door Mary, treft men de toepassing van dit hout veel aan. Dit materiaal is door zijne zachtheid zeer goed voor het versieren geschikt en de beeldhouwer weet er wonderen mede te doen. Het werd niet, zooals heden ten dage, door de regeeringen opgeëischt, om het voor oorlogsdoeleinden te gebruiken. Bij het oudere snijwerk vindt men nog een andere houtsoort veel toegepast. We bedoelen het lindenhout, dat zacht en fijn van naaf is en bij voorkeur voor versierde lijstwerken, kroonlijsten, parelranden en guirlandes aan schoorsteen-omlijstingen werd verwerkt. Voorbeelden daarvan treft men vooral aan op het kasteel „Hampton Court", een slot dat ik U bij uw bezoek aan Engeland ter bezichtiging ten zeerste aanbeveel. Gij bereikt het uit Londen per coach, en het zal U nooit berouwen dezen tocht gemaakt te hebben. Reeds op zichzelf is de streek, die ge doorkruist, interessant. Prachtig gelegen aan de Theems, te midden van schoone tuinen, biedt zij een geliefkoosde verzamelplaats aan vele bezoekers. Hier in Holland spreken wij van Engelsche Plaat 6. Villa, Museumplein, Amsterdam. Ontvangkamer. Plaat 7. Villa, Museumplein, Amsterdam. Ontvangkamer, ChippendalestijL tuinen, op „Hampton Court" — het verblijf ook destijds van Willem III — noemt men deze hoffelijkheidshalve Dutch-Gardens. Gij ziet daar de Hollandsche bloemen, kleurig en met overleg dooreen geplant, prachtige boomgroepen, reusachtige serres. En dan het gebouw zelve. Wanneer gij deze indrukken in U.hebt opgenomen, betreedt ge het inwendige. Hoe vele en hoe-belangrijke vertrekken gij daar betimmerd ziet, laat zich niet beschrijven. .. Gij treft er schitterend beeldhouwwerk aan van Grinling Gibbons, een beroemd Engelsen beeldhouwer. Maar ook hier merkt men "veel verwantschap op met het. goede Hollandsche'werk.. Wat betreft het notenhout, dit werd op den duur èn in Engeland èn in Holland een inheemsche houtsoort, bruikbaarder en beter te verwerken, doch in het begin der 18de eeuw werd het gedeeltelijk door het mahoniehout verdrongen. Déze laatste houtsoort, aanvankelijk uit Cuba aangevoerd, werd in warm gebeitste tinten , toegepast. De diepe kleur van het Cubahout paste bij den töerimaligen stijl en maakte, het inzonder geschikt voor het lobbege ornament, groote paneelen en monumentale schouwen. Ook intarsia-meubelen kwamen voor, gelijktijdig met de „Boule"-meubelstUkken in Frankrijk. Daarbij trof men. mooie lage meubelen, zoogenaamde commodes, aan, welker laden en paneelen soms met inlegwerk of snijwerk van arabesken versierd waren. Ook op de rugpaneelen der.ïstoelen —. en in Engeland is de verscheidenheid en de volmaaktheid der stoelen van die tijden veel gr.ooter" dan. bij ons — treft men inlegwerk aan. Toch. bleef het snijwerk ovërheerschend; vooral toert het tijdperk der meubelkunst aanbrak, dat men met den naam „Chippendale" aanduidt. " ; □ □ □ , Thomas Chippendale, die te Londen werkte van 1735—1779, verwierf op het gebied van de meubelkunst groote bekendheid. Hij was::de zoon van een meubelmaker uit Worcester. Deze woonde als eenvoudig meubelmaker te Londen van 1720—1727; zijn zoon wist echter door.'.arbeid en geschrift de meubelmakerij tot een kunstvak op te voeren.- Er is ook een derde"geslacht, dat het werk voortzette tot 1805. Op onze platen ziet men vele interieurs met Chippendale-meubelen: fraaie vitrines, die, o. a. op de destijds te Amsterdam gehouden tentoon- stelling (gevuld met kostbare porceleincollecties) de aandacht van menigen bezoeker trokken. Ook vindt men afbeeldingen van tafels uit de Chippendale-periode met eigenaardige klauwpooten en bijzonder snijwerk, het kenmerk van dien stijl. Talloos vele zijn de motieven, welke zich als studieonderwerpen uit den Chippendale-tijd voordoen. In de stoelen komt groote verscheidenheid. Het paneel van den rug wordt losser van vorm, er ontstaan vele geestige oplossingen met sierlijk ornament. De achterstijlen loopen nu eens in de richting van den bovenrugregél naar binnen en buigen naar elkaar toe, dan weer wijken ze van elkander af, om in een buitenwaartsche beweging meer losheid aan te brengen. Het snijwerk van het rugpaneel dezer stoelen vertoont telkens afwisselende figuren. Soms is de rug bekleed, voornamelijk bij arm-fauteuils en banken, meestal echter open en dan versierd. De voorzijde van den stoel, de voorpooten, prijken met arabesken, die in den zoogenaamden „bokkepoot" uitloopen. De voet wordt gevormd door den klauw, die den bol omsluit, zoodat het geheel aanmerkelijk afwijkt van den Queen Ann-stijl. Maar ook de studie van de Gothiek doet veel nieuwe motieven aan de hand, evenals die der Chineesche kunst, die in weder andere motieven zich verraadt. Het bekleedingsmateriaal bestaat veelal uit damast en toont bloemmotieven en arabesken. Onder de meubelen ziet men veel zoogenaamde „side tables", maar ook porceleinkasten. Deze laatste vertoonen een geheel ander type dan de oudere Hollandsche vormen, daar deze Hollandsche meer verwantschap hebben met de oude kabinetten. Trouwens, in later tijden heeft men ten onzent vaak omgewerkte linnenkabinetten, tot porceleinkasten verbouwd, in gebruik genomen. De Chippendale-porceleinkast dan, heeft een horizontaal laag plint op de bekende pooten, of een vast voetstuk dat op den grond staat. De hoofdlijnen zijn meer horizontaal en. vertikaal omlijst; de glazen deuren vertoonen door roeden veel afwisseling. Het beeldhouwwerk is goed verzorgd, de lijsten versierd met astragalen of bladmotieven, aan de Renaissance verwant. Enkele porceleinkasten komen op onze platen voor. Deze stijl leent zich echter ook zeer goed voor fraaie boekenkasten. Thomas Chippendale was niet alleen leider, doch ook uitvoerder, die door zijn arbeid het voorbeeld gaf. Authentieke gegevens omtrent den brand Plaat 8. Villa, Museumplein, Amsterdam. Ontvangkamer, Chippendalestijl. 3laat 9. Villa, Museumplein, Amsterdam. Serre-boüdoir, Sheratonstijl. Plaat 10. Villa, Museumplein, Amsterdam. Serre-boudoir, Sheratonstijl. van zijne werkplaatsen, leveren het bewijs voor zijn groote scheppingskracht en veelzijdig werkvermogen. In het laatst zijns levens werkte hij veel samen met en voor Robert Adam. Deze, een beroemd architect, leefde van 1728—1792. Hij reisde in 1754— 1756 in Frankrijk en Italië, bestudeerde de ruïnen van het paleis van Diocliotianus te Spalato in Dalmatië en was later bouwmeester van den Engelschen Koning. In zijne broeders heeft hij medewerkers gevonden bij den bouw van vele huizen en voorname woningen. Er is veel belangwekkends over hem verschenen, waaruit blijkt, dat Adam over bekwaam hulppersoneel beschikte, dat hij uit het buitenland, voornamelijk uit Italië, had weten mêe te brengen. Ik noem o. a. Zucci en Angelica Kaufman. Zij versierden de interieurs en hebben prachtige details nagelaten. Onder Adam kenmerkte zich de stijl door grooter strengheid. Bij de stoelen werden de pooten zuiver rechtlijnig, de ruggen vertoonden schildvormen. De meubelen werden meer architectonisch'van vorm; de Adam-stijl bracht meer regelmaat en bezonkenheid, speciaal noodig bij het inrichten van meër voorname vertrekken. Adam heeft zeer veel gebouwd, en'hëeft daarbij een bij uitstek deftigen meubileeringsstijl ingang doen vinden^-a^--omstreeks 1800 tot bloei geraakte. Men kan in zijne werken- vëel studie-materiaal vinden, om tot een monumentaal geheel te geraken. Ook trekt in dezen tijd de naam Hepplewithe de aandacht. George Hepplewithe was meubelkunstenaar en leefde omstreeks 1780. Zijne producten hebben veel overeenkomst met die van Adam. Men spreekt ook wel van Hepplewithe-meubëlen, evenals van Sheraton-meubelen, ook uit dien tijd afkomstig. Voor mij bevat de Adam-periode veel rationeels en tegelijk een grooten rijkdom aan detailleering. Deze stijl is een herleving van de zuivere klassieke kunst. Hij is en blijft de stijl voor groote ruimten. De profielen zijn rustig en weloverwogen, hetgeen blijkt uit de verdeeling der paneelen, van deuren, van de schouw en het plafond. In de laatste twintig jaren ongeveer, heeft de architect dikwijls getracht gezelligheid aan te brengen door niet geheel normale, maar verdeelde plattegronden. Daarbij is hij gebleven buiten het kader van den Adam-stijl, die groote oplossingen en zuivere assen toepast. Velen onzer zullen er baat bij vinden den Adam-stijl nader te leeren kennen, omdat uit het werk dier dagen een kalme, bezonken logica spreekt. De daaraan vooraf- gaande perioden hadden dezen stijl reeds aangekondigd, zoodat hij geleidelijk schijnt te zijn uitgegroeid. Op de rijke ornamentiek van de voorgaande tijden moest deze stijl vol evenwicht en bezonkenheid logisch volgen. □ □ □ Wij behoeven niet blindelings na te volgen, maar we kunnen ons door de ouderen laten inspireeren en na studie tot een interieur komen, dat ook voor deze tijden geschikt en aannemelijk is. Op het oude kunnen wij voortbouwen om tot het nieuwe te geraken. De hier in het bijzonder genoemde stijlen van William and Mary, Queen Ann, Chippendale en Adam, bieden ons een bron van rijke studie en iederen dag zal men daarin nieuwe rijke stof ontdekken. In Engeland en in Nederland, beide zeevarende en door de zee bespoelde landen, bestaan in vele opzichten overeenkomstige maatschappelijke toestanden. Het volkskarakter, zoo hier als ginds, de opvattingen omtrent het tehuis, de waardeering van het interieur, het eigen „home", bieden veel punten van overeenkomst. Deze overwegingen geven mij gereede aanleiding om te verwachten, dat ook het schoonheidsgevoel omtrent het interieur, de zin voor deftigheid, de keuze van het materiaal, in beide landen op gelijke grondslagen rusten. Onze Hollandsche meubileeringsstijl is onder den Koning-Stadhouder naar Engeland overgebracht, heeft daar burgerrecht verkregen en is er tot nieuwe ontwikkeling gekomen. Waarom zou ons geestelijk eigendom niet heden nog naar het vaderland kunnen terugkeeren, om, met de noodige wijziging in modernen geest, een nieuw tijdperk van bloei të beleven? De talrijke werken, waarvan er hier eenige vertoond worden, mogen een denkbeeld geven, hoe en het bewijs leveren, dat in ónze werkplaatsen met ernst en ijver wordt getracht langs dezen weg tot iets goeds te geraken. J. A. Pool, B. £ Plaat 12. Onder den St. Maarten. Chippendalestijl. Plaat 13. Villa, Museumplein, Amsterdam. Slaapkamer. Plaat 14. Villa, Museumplein Amsterdam. Slaapkamer Plaat 15. Modelwoning, Onder den St. Maarten. Eetkamer, William & Marystijl. Plaat 16. Villa, Museumplein, Amsterdam. Slaapkamer. Plaat 18. Onder den St. Maarten. Stoelen in Adamstijl. Plaat 19. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Uitvoering in Oud-Holl. stijl. Plaat 20. Koningskade I, Den Haag. Eetkamer, eiken uitvoering. Plaat 21. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Kinderwerkkamer, uitvoering in eikenhout. Plaat 22. Huize „Hooghduine", Bloemendaal Hal, Oud-Holl. stijl. Plaat 23. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Eetzaal. Plaat 24. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Slaapkamer. Plaat 25. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Logeerkamer, Sheratonstijl. Jlaat 26. Koningskade 1, Den Haag. Schouw salon, uitvoering in mahoniehout. laat 27. Koningskade 1, Den Haag. Eetkamer, uitvoering in eikenhout. Plaat 28. Graanhuis, Rotterdam. Uitvoering Onder den St. Maarten. Ontwerp Prof. K. Sluyterman. Plaat 29. Graanhuis, Rotterdam, Vergaderzaal. Ontwerp Proi. K. Sluyterman. Plaat 30. Graanhuis, Rotterdam, Vergaderzaal. Uitvoering Onder den St. Maarten. Ontwerp Prof. K. Sluyterman. Plaat 31. Graanhuis, Rotterdam. Uitvoering Onder den St. Maarten. Ontwerp Prof. K. Sluyterman. Plaat 32. Graanhuis, Rotterdam. Plafond, uitvoering in eiken en stucco. Ontwerp Prof. K. Sluyterman. Plaat 33. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Boudoir. Plaat 34. Huize „Hooghduine", Bloemendaal. Ontvangkam Plaat 35. Modelwoning, Onder den St. Maarten. „ ,, Rookkamer, Oud-Holl. stijl. Plaat 36. Villa, Museumplein, Amsterdam. ■Hal. VERWEEGEn i KOK GRAVEMHAGE • H00G5TR:X3 ■ AM5TERDAM • KALVtTOTR: 55-90, „ONDER DEN ST. MAARTEN" AMSTERDAM, Rokin 9-11 HAARLEM ROTTERDAM, Wijnhaven 110 DEN HAAG, Kneuterdijk 2a-4 AXMINSTER TAPIJTEN effen en gebloemd MOQUETTE TAPIJTEN effen en kleine dessins, kleur op kleur MOQUETTE TAFELKLEEDEN zeer uitgebreide sorteering in prachtvolle dessins LINOLEUMS (Nederlandsen fabrikaat) Effen, Graniet, Houtnerf en Bedrukt VITRAGES, ALL-OVERNETS, TULLE GORDIJNEN (Nederlandsch fabrikaat) Dessin uit de Tekko collectie der N.V. Rath & Doodeheefver's Behangselpapierhandel. Dit dessin kan evenals alle andere uit die collectie in elke kleur uitgevoerd worden. TEKKO. Een groote fout van wandbespanningsstoffen is, dat zij ware stof- en microbennesten zijn en dat zij de onaangename geuren van rook en spijzen in zich opnemen. Tekko daarentegen, zonder te spreken van zijn buitengewoon decoratieve effecten, bezit een poriënlooze oppervlakte, waardoor bovengenoemde ongemakken niet bestaan.Tekko kan beslist met borstel of doek gereinigd worden; het verdient zelfs aanbeveling zulks van tijd tot tijd te doen. Bovendien is Tekko, in tegenstelling met de duurste stoffen, absoluut lichtecht. In onze Tekko-collectie vindt men dessins in alle Fransche en Engelsche stijlen. Het artikel is 80 cM. breed, waardoor het aantal naden sterk vermindert. — Wij leveren niet rechtstreeks aan particulieren, maar uitsluitend door bemiddeling van behangers, echter zijn wij gaarne bereid U met monsters, prijsopgaven en inlichtingen te dienen. Firma adres zie advertentie.