Gansch Frankrijk vestigde in deze dagen het oog op den man, van wiens kunde eri beleid de overwinning moest afhangen. Dat was niet rresident l^oincaré. Het was generaal Joffre, de bevelhebber van de Fransche weermacht. inderdaad, de Franschen mochten van dezen wachten. Den opper- Zwijger noemde men hem, maar mocht hij al niet veel spreken, zijn leven tot dusverre had getoond, dat hij een man van daden was. Josep Joffre — afstammeling van het Spaansche geslacht Da Gouffre in de eeuw Spanje moeten vluchten—was een man van 62 jaar. Bij het dat 18de uit had man veel veruitbreken van den Fransch- Duitschen Oorlog in 1870, studeerde hij aan de PolytechnischeSchool. De leerlingen dier School werden den 2len September van dat jaar tot 2eluitenant benoemd en werkzaam gesteld bij de verdedigingswerken van Parijs. Zoo maakte dus ook Joffre het beleg van de hoofdstad mede. Na den oorlog zette hij aan de Polytechnische School zijn studiën voort en bleef er tot 1872, toen hij de lessen ging volgen aan de „Ecole d'application" te Fontainebleau. In 1876 werd hij als kapitein bij de verdedigingswerken van Parijs geplaatst. Later ging hij naar Pontarlier, daarna naar Montpellier, totdat hij benoemd werd tot chef der genie te Mont-Louis. In 1885 vertrok hij naar het Verre Oosten en 'maakte deel uit van de expeditie van Formosa. Korten tijd daarna werd hij chef der genie te Hanoï. In 1888 keerde hij in het vaderland terug en werd hij toegevoegd aan generaal Mensier, den directeur der genie aan > het Departement van Oorjog. Een jaar later tot bataillonscommandant benoemd, kwam hij met den rang van majoor bij het 5e regiment genietroepen te Versailles. In 1891 werd hij aan de 275 Oeneraal Von Heeringen, bevelhebber van het 7e Duitsche leger, dat in den Elzas stond. Vliegmachines speelden in den oorlog een belangrijke rol. Voor krijgskundige doeleinden werden de ranke luchtvogels gepantserd en met machine-geweren gewapend, gelijk dit Fransche vliegtuig doet zien. „Ecole d'application" te Fontainebleau geplaatst, om zich te belasten met het onderwijs in de vesting-bouwkunde. Maar ook daar mocht hij niet lang blijven. Het volgende jaar reeds werd hij ter beschikking van den Minister van Koloniën gesteld als leider van een missie naar Soedan, waarbij hij zich zoozeer onderscheidde, dat hij tot luitenant-kolonel werd bevorderd. Bij zijn terugkeer in Frankrijk, in 1896, werd hij benoemd tot secretaris van de commissie van onderzoek voor uitvindingen en een jaar later, met den rang van kolonel, als zoodanig herbenoemd. In 1901 tot brigade-generaal bevorderd, zag hij zich belast met het bevel over de 19e brigade artillerie te Vincennes en werd hij benoemd tot lid der technische commissie voor de genie. Later kwam hij als directeur der genie aan het Departement van Oorlog. In 1905 volgde zijn promotie tot divisie-generaal en werd hij aan het hoofd der 6e divisie infanterie te Parijs geplaatst. Daarna volgde zijn aanstelling tot commandant van het 2e legercorps te Amiens, later zijn benoeming tot lid van den Hoogen Baad van Oorlog en ten slotte zag hij zich als chef van den generalen staf de hoogste positie in het Fransche legerbestuur toevertrouwd. Den morgen van den 3en Augustus, vóór nog de oorlogstoestand tusschen Duitschland en Frankrijk was ingetreden, vertrok de generalissimus reeds naar de grens. De Republiek mocht dan ook 276 niet op zoo volmaakte wijze als het Keizerrijk gereed voor den Oorlog zijn — ze was dan toch wel voorbereid! Een oógenblik dient nog stil gestaan bij het Fransche vestingstelsel. Dit mocht inderdaad wel worden vergeleken bij een niet te overklimmen muur, die zich van Belfort tot voorbij Verdun uitstrekte. De vesting Belfort sloot de Trouée de Belfort of Bourgondische Poort, gelegen tusschen de Jura en de Vogeezen. Belfort was hierom van zoo groot belang, wijl van hier uit een Fransch leger den Elzas kón binnenrukken en Altkirch en Mühlhausen aanvallen. Voor een Duitschen aanval werd de vesting door een dubbele rij van forten beschermd. Een aanval op Belfort vanuit het Noorden werd tot de onmogelijkheden gerekend. Van hier tot aan Epinal lagen aan den linkeroever van den Moezel de forten Giromagny, Le Ballon de Servance, Chateau Lambert, Rupt, Remiremont en Arches. Voorbij Epinal, een groote fortvesting, die kilometers ver in het rond het omliggende land beheerschte, lag de Trouée de la Moselle, een „opening", die een breedte van 70 K.M. bezat. Doch behalve dat de Noorderforten van Epinal en de Zuiderforten van Toul een aanzienlijk deel dezer Trouée konden beschermen, zou hier bij een De troepen in het veld waakten steeds voor een bomaanslag uit de lucht, of trachtten de ■ verkennende vijandelijke vliegers neer te schieten. De Duitschers gebruikten daarvoor speciaal vervaardigde snelvuur-kanonnen. 277 Duitschen aanval de sterke Stelling van Nancy een belangrijke rol spelen. Nancy gold eveneens voor onneembaar. De Duitschers, die van Metz uit zouden öpereeren, zouden het fort Frouard op hun weg vinden. En zoo ze langs de spoorlijn Saarburg-Lunéville-Nancy optrokken, was het fort Manonvillers, van het meest moderne verdedigings-geschut voorzien, in staat, den aanvaller op zijn minst zeer langen tijd tegen te houden. • Van Toul tot Verdun was de muur niet minder hecht en sterk. Over dezen afstand — ruim 100 K.M. — vond men langs den rechteroever van de Maas zeven forten: Jouy sous les Cötes, Gironville,' Lionville, Le Camp des Romains, Paroches, Troyon en Génicourt.J) Mitrailleurs, op kerktorens of op daken van huizen geplaatst, werden tegen de vijandelijke aviateurs in werking gesteld. De Trouée de la Meuse mocht — in vergelijking met die van den Moezel en van Belfort — zeer zwak verdedigd heeten. Slechts drie kleine vestingen: Longwy, Montmédy en Mézières — de beide eersten in het dal van de Chiers, de laatste met het fort Les Ayvelles aan de Maas — lagen er en, even voor de Maas het Belgische grondgebied bereikte, vond men bij\ Givet de forten Charlemont en Hours. Waarom deze Trouée door de Franschen schier zoo „verwaarloosd" was geworden? België beschermde hier het Fransche grondgebied. De Belgische ') Hoe sterk de Franschen $e hier genoemde eigenlijke vestingen ■— Be Ifort Epinal, Toul, Nancy en Verdun — hadden gemaakt, moge blijken uit een nadere, opgave omtrent Verdun. Deze vesting bezat 17 groote forten, 21 kleinere verdedigingswerken en 50 afzonderlijke batterijen! 278 Maas-stellingen Namen en Luik konden zich in sterkte met die van de Fransche oostgrens meten, gelijk niemand minder dan generaal Joffre — inderdaad een uitnemend kenner en beoordeelaar van elk vestingstelsel — had getuigd. De verder liggende Noordgrens van Frankrijk werd voorbij de Trouée de TOise — in welke Trouée slechts het fort Hirson gevonden werd — door de linie Maubeuge-Duinkerken verdedigd. Hier vond men de vestingen Maubeuge, Lille (Rijssel) en Duinkerken en daartusschen de forten Le Quesnoy, Maulde, Flines Een omlaag-geschoten vliegmachine, waarvan alleen de motor gespaard Is gebleven. Door de Duitschers vervoerd naar één hunner werkplaatsen, werd de motor in een Duitsch vliegtuig gezet — de beide laatste aan de twëe oevers der Schelde gelegen — en St. Francois. De linie Maubeuge-Duinkerken evenwel kon, ofschoon sterker dan de linie Longwy-Mézières, ook al niet met den „muur" aan de oostgrens in sterkte wedijveren. Wel is waar lag tusschen Verdun en Maubeuge meer naar het Zuiden de tweede verdedigingslinie Reims-Laon-La Fère, die een opmarsch uit het noordon naar de hoofdstad des lands — zélf ook reeds een vesting van beteekenis moest tegenhouden, doch het zwaartepunt der Fransche landsverdediging lag in het oosten. Trouwens, ook daar had men achter den muur van vestingen een 279 tweede verdedigingslinie gereed in de vestingen B e s a n c o n, D y o n en Langres. x) Van den dag, dat Duitschland aan Frankrijk den oorlog had verklaard — die oorlogsverklaring werd den 4en Augustus bekend 2) — tot het oogen- J) Uit dit korte overzicht van het Fransche vesting-stelsel blijkt, dat vrijwel de eenigste mogelijkheid voor Duitschland, om Frankrijk te onderwerpen, in een snellen aanval van uit het noorden gelegen was. Vandaar dan ook de inval in België. Het motief, dat Frankrijk tot dien inval gereed stond, was geheel van bijkomstigen aard. 2) De oorlogsverklaring van Duitschland aan Frankrijk — de Rijks-Kanselier verstrekte bij telegrafische lastgeving daartoe opdracht aan den Keizerlijken Ambassadeur te Parijs — was van den volgenden inhoud: Berlijn, 3 Augustus, 1 uur 5 nam.. De Duitsche troepen hadden tot dusver bevel, om de. Fransche grens ten strengste te eerbiedigen en dit bevel is overal stipt opgevolgd. Daarentegen hebben de Fransche troepen ondanks de belofte, dat de troepen aan weerszijden 10 KM. van de grens zouden blijven, de Duitsche grens gisteren reeds bij Altmünster overschreden en op den bergweg in de Vogeezen staan zij nog op Duitsch gebied. Een Fransche vlieger, die over Belgisch gebied heen moet gevlogen zijn, is bij een poging om 280 Het Fransche Vestingstelsel en de Wie aanval tegen de Republiek. zé tl I. Het 8e Leger 'onder Generaal Von Kluck (richting I"*). II. Het 3e Leger onder Generaal Von Bülow (richting Waremme—Tienen). III. Het 2e Leger ""'/''"eraal Von Haussen (richting Mézières). IV. Het 6e Leger onder'. 1'rins Albrechl von Wurtemburg (Mrand gesticht, opdat de vijand levensmiddelen noch bedekking zou" kunnen vinden. Maar de Franschen bekommerden zich op dit oógenblik hier niet -om. Er waren er, die elkander weenend van blijdschap omhelsden, omdat zij met hun wapenen dit Elzassisch gebied hadden veroverd; anderen kusten den grond, die vier en veertig jaren had gezucht 283 onder den druk van vreemde voetstappen. En zie, in een oógenblik gebeurde het! Mannen en vrouwen uit den Elzas stroomden toe en voor de oogen der soldaten werden de Duitsche grenspalen uit den grond gerukt en zegevierend rondgedragen. Het zware Duitsche geschat. twee der vermaard geworden 42 c.M. kanonnen in stelling tegèn een vijandelijk fort. De Elzas weer Fransch! Dien avond liet generaal Amade, de aanvoerder dezer zegevierende Franschen, een proclamatie van den generalissimus onder de bewoners van het kleine Altkirch verspreiden. En met onbesehriife.liikA 284 ontroering lazen de menschen, die voor het meerendeel nog immer Fransch dachten en Franschen in hun hart waren gebleven: Kinderen van den Elzas! Na 44 jaren vah smartvol wachten betreden, de Franscfle soldaten Het zware Fransche geschut. Een kanon, zooals ze in het Fransche leger gebruikt werden. De z.g. „Jack-Johnsón". Ze werden gemaakt in de fabriek der firma Creusot. opnieuw den grond van uw edel land. Dit is het begin van het groote werk van weerwraak. Welk een ontroering en fierheid voor hen, die dit werk mogen voltooien! Eendrachtig drijft de Fransche natie hen voorwaarts en in de plooien hunner vaandels zijn de tooverwoorden geschreven: „Recht en Vrijheid"! Leve de Elzas! Leve Frankrijk! 285 „Vive 1'Alsace! Vive la France!" Zoo juichten de Franschen en de mannen en vrouwen van Altkirch juichten mee. Het ging voor recht en vryheid! De Elzas moest weder Fransch worden! Van cfe Fransche grens tot Altkiich was de afstand 18 K.M., van Altkirch tot Mühlhausen slechts 17. Vol moed gingen 's anderen morgens de Franschen weder op weg. De spoorlijn volgend, zouden ze binnen enkele uren ook de tweede stad op Duitsch grondgebied hebben bereikt. Mocht Mühlhausen uit krijgskundig oogpunt weinig of geen beteekenis hebben — de Duitsche luchtvaart-industrie had er groote werkplaatsen voor de vervaardiging van ballons en vliegtoestellen. Daarom te meer haastten zich de Franschen. Doch waar waren de Duitschers ? De Franschen zagen er geen; alleen hier en daar een enkel verspreid troepje, dat ijlings bij hun nadering terugweek of onder geestdriftig gejuich gevangen werd gemaakt. 's Middags reeds was het leger van generaal Amade voor Mühlhausen. Het was nog versterkt door een Fransch corps, dat over Thann, eenige kilometers ten noorden van Altkirch, de grens was overgetrokken. Het zou den Franschen dus niet moeilijk vallen, de Duitsche troepen, die Mühlhausen te verdedigen hadden, te verslaan. Evenwel, de verovering van Mühlhausen ging nog gemakkelijker dan men het zich had voorgesteld. De veldwerken waren door de Duitschers geheel verlaten en toen de Fransche dragonders .'s middags te 5 ure spoorslags de straten van Mühlhausen doorrenden, zagen ze enkel nog maar de Duitsche achterhoede, die den hoofdtroep naar Neu Breisach volgde. Dat was de 8e Augustus. Een onvergetelijke dag voor de inwoners van Mühlhausen, die ook nimmer tot de Duitschgezinden hadden behoord. Evenals het in de dorpen, die de Fransche soldaten dien dag waren doorgetrokken, gebeurde, zoo hechtten ook hier vrouwen en meisjes bloemstukken aan de geweren der dapperen, die het „geannexeerde land" kwamen verlossen. En met eerbiedigen groet bogen zich de inwoners voox' de legervaandels, uit welker plooien immers de woorden Recht en Vryheid hun tegenschitterden Alom in Frankrijk werd het schitterend wapenfeit der troepen van generaal Amade, die reeds 40 K.M. ver in het vijandelijk land waren binnengedrongen, bekend gemaakt. En overal verwekte die tijding ontzaglijke uitbarstingen van geestdrift. Ook de Fransche Regeering deelde in de algemeene vreugde. De Minister van Oorlog haastte zich, den generalissimus, den Man van Daden, geluk te wenschen. „De intocht der Fransche troepen in Mühlhausen onder het ge- 286 Een verschrikkelijk gevecht begon. De Fraüschen wilden den gewonnen grond niet wederom loslaten. Geen voetbreed weken ze eerst; zelfs vielen ze hier en daar aan. Maar weldra bleek het hun, dat de overmacht der vijanden te groot was. En bovendien, was geestdrift de voorname bondgenoot der Franschen geweest, toen ze den inval in den Elzas begonnen, nu werd woede over den gedwongen terugtocht de bondgenoot der Duitschers. Onweerstaanbaar was het geweld van hun aanval. De Fransche strijdmacht moest weldra de rondom Mühlhausen bezette dorpen, Napoleons-insel, De strijd op de Fransch-Duitsche grens. Een patrouille Duitschers ontdekt den vijand. Rixheim en Habsheim opgeven en op deze stad zelf terugtrekken. Daar hielden ze stand, terwijl hun artillerie, op heuvelen rondom opgesteld, de Duitschers bestookte. Maar opnieuw drongen dezen voorwaarts. Ze vervolgden den vijand tot in de straten der stad en daar — in Mühlhausen — werd het nu een strijd van man tegen man. Met groote verbittering aan weerszijden werd er gestreden. Iedere straat was een gevechtsterrein en bijna geen huis, of er weerklonken kreten van bloeddorst en wraak. Heel den nacht donderde het geschut rondom en over Mühlhausen, knetterden de geweersalvo's en ratelden de mitrailleurs de Dood maaide met breedé slagen. De lijken der gesneuvelden stapelden Op Leven en Dood. 19 289 Duitschers, verscholen in en achter hooischelven, wachten' het oógenblik af, dat zij „stormen" moeten. op tot bergen en achter deze bergen barricadeerden zich aanvallers of verdedigers Den lOen Augustus werd de Fransche inval in dit deel van den Elzas gestuit. De Duitschers dreven de Franschen uit Mühlhausen en in zuidelijke richting ter,ug. Dat de vijandelijke inval tot staan was 'gebracht, — al gelukte het den Duitschers niet, om het geheele grondgebied yan Franschen te zuiveren — verwekte in heel het land levendige voldoening. Ja, nu eerst recht bleek het, hoe de loop der gebeurtenissen in den Elzas aller aandacht gespannen hield. Na het bekend- worden der Duitsche overwinning bij Mühlhausen ging er een golf van vreugde overx het land. De Elzas — dat was Duitschland en Duitsche grond duldde geen enkelen vijand. Ook Keizer Wilhelm deelde in de algemeene vreugde. En aan generaal Von Heeringen verzond hij het volgend telegram: Dankbaar onzen God, Die met ons was, dank ik u en de dappere soldaten voor deze eerste overwinning. Breng al de deelnemende troepen _mijn Keizerlijken dank, dien hun „oberster Kriegsherr" in naam van het vaderland uitspreekt. WILHELM L R. Gedurende den aftocht der Franschen uit Mühlhausen, die een vlucht werd, vielen den Duitschers 10 officieren en 513 soldaten in 290 handen: de eerste Fransöhe krijgsgevangenen. Daarbenevens maakten zij 4 kanonnen en een groot aantal geweren buit. Onder groote vreugde werden enkele dagen later de veroverde kanonnen op een der pleinen van Straatsburg opgesteld Ook op andere punten van de grens van Elzas-Lotharingen had de generalissimus Joffre een offensief optreden gelast. Den lOen Augustus trokken de Franschen bij Markirch en Lützelhausen over de grens. Straatsburg was het doel van den tocht. O, ze popelden de mannen, als ze zich voorstelden, dat hët hun gelukken zou, deze oude stad, die in '70 na het zware bombardement den Duitschers in handen viel, te heroveren. Stond niet in Parijs op -de Place de la Concorde het gedenkteeken van Straatsburg en was niet sitffls '71 dat standbeeld met rouwdoek omwonden, symbool van Frankrijks droefheid over het verlies dezer stad?- Ja, als ze Straatsburg slechts konden verwinnen — het zou dezen mannen loons genoeg zijn voor duizend en meer opofferingen ..... De Franschen namen stellingen in op de heu vels bij Sainte Marie aux Mines (Markirch), om' zoodoende een Duitschen aanval uit Schlettstadt of Colmar te verhinderen. En ook op de hoogten van Schirmeck plaatsten ze hun kanonnen en mitrailleurs. Ze mochten nu komen, de Alboches! De commandant van een Fransche arHIlerie-sWing, den vijand verkennend en zijn bevelen - door middel van een veldtelefoon - aan zijn manschappen gevend °evelen 291 En ze kwamen. Maar waren zij onkundig van de aanwezigheid der Franschen? Het scheen wel zoo, want noch de Duitsche infanterie noch hun artillerie hield zich gereed voor het gevecht. Toen dan ook plotseling van alle zijden granaten en mitrailleurkogels op hen neersloegen, ontstond er een groote verwarring onder de Duitschers. Doch het bewonderenswaardig militair plichtsgevoel, dat hen onder alle omstandigheden gehoorzaam leerde zijn aan de bevelen hunner meerderen, hield hen van een oogenblikkelijke vlucht terug. Meer nog: ze herstelden de gebroken gelederen en, terwijl de infanterie tegen de door de Franschen bezette hoogten Ook Oostenrijkers namen aan den strijd in den Eizas deel. Onder commando van Duitsche officieren wachtten zij in kuilen den vijand af en richtten dan een verschrikkelijk vuur op hem. opstormde, trachtten de kanonniers hun stukken tegen den vijand in stelling te brengen. Tevergeefs echter en te laat! Want de Fransche granaten verhinderden iedere poging der Duitsche artilleristen, om aan den strijd deel te nemen. De paarden, die de zware kanonnnen tegen de heuvelen moesten optrekken, werden neergeschoten;' de manschappen, die het geschut moesten bedienen, wérden bedolven onder een regen van moordende granaten, vóór ze ze nog één schot hadden kunnen lossen En toen de Franschen een stoutmoédigen bajonet-aanval ondernamen tegen den reeds gedecimeerden vijand, was spoedig het pleit beslist: de Duitschers vluchtten! Groot was de vreugde onder de Franschen, die hier meer dan 500 gevangenen maakten en onder den oorlogsbuit ook 12 kanonnen 292 en 12 machine-geweren telden. Maar wat hun het meest bet hart van trots deed zwellen, wat de kostbaarste krijgs-trophee was voor deze kinderen der Republiek: de Duitschers hadden hun vaandel prijs moeten geven "(] Den 15en Augustus was het, dat de Franschen bij Schirmeck deze overwinning bevochten. Een glansrijke overwinning noemden ze haar, omdat die hen den opmarsch naar Schlettstadt en Straatsburg mogelijk maakte. Evenwel, gelijk het met het Fransche offensief bij Mühlhausen was gegaan, ging het ook hier. Of neen, de qnspoed der Fransche wapenen werd hier nog veel grooter. Ten zuiden van Mühlhausen toch wisten de invallers zich te handhaven, *) maar de Fransche inval in MiddenElzas Werd den 19en Augustus ten gevolge van een overwinning der Badensche en Beiersche troepen bij Weiier, drie uren noordwestelijk van Schlettstadt gelegen, niet alleen gestuit — zelfs werden de Franschen over de grens en over de Vogezen in hun eigen land teruggeworpen. Het Fransche offensief had gefaald Nog Op een andere Kroonprins Kupprecht van Beieren. plaats faalde dit offensief: bij La Garde, ten oosten van Nancy, in Lotharingen. Déze Fransche inval was mee als antwoord bedoeld op de Duitsche bezetting van Briey, noordwestelijk van Metz, in Frankrijk gelegen. Deze bezetting had reeds den 6en Augustus plaa*ts gehad. De Franschen nu trokken de grens over in de nabijheid van x) Het feit, dat de Franschen dit Elzassisch gebied wisten bezet te houden' was overigens van geen invloed op den gang der krijgsverrichtingen. Generaal Joffre had te zeer zijn manschappen noodig tegen den opdringenden vijand, dan dat hij er aan denken ,kon, aanzienlijke versterkingen voor het offensief in den Elzas af te staan. 293 Chateau Salins. Het doel van dezen tocht? Ongetwijfeld hetzelfde als dat van de legers, die uit het zuiden en uit het midden in den Elzas tegen de vesting Straatsburg moesten oprukken. Aan het Eransche corps, dat Nancy verlaten had, was een aanval van uit het westen toebedeeld. Echter, deze opmarsch mislukte geheel. Want in Lotharingen stonden, onder aanvoering van hun dapperen Kroonprins Rupprecht, de Beieren. En als een muur, zoo onwrikbaar stonden ze. De Franschen konden er zelfs niet in slagen, Saarburg te bereiken. Dicht aan de grens moesten ze blijven. En de Beiersche „muur" bewoog zich, dreigde het stoutmoedige Fransche leger te verpletteren. Wat baatte hier de meest onstuimige moed, het verlangen naar revanche, de geestdrift voor Lotharingen? Ja, op enkele plaatsen werden in kleine gevechten overwinningen behaald: bij Moncel (dat evenwel nog op Fransch grondgebied lag) werd een bataillon Duitschers overvallen en verslagen en het dorp La Garde wërd bezet na een bajonet-aanval — maar de Beieren bléven den weg naar het Oostén versperren; de Beieren bléven de Franschen met een algeheele verplettering bedreigen. Bij La Garde kwam het den Hen Augustus tot een treffen. Alpenjagers, een Fransch corps, dat vooral in bergachtige strekfen voor den strijd tegen den vrjand werd gebruikt. 294 Alpenjagers, den vijand afwachtend, met het machine-geweer gereed voor een verdelgend vuur. De donder van het geschut ging wederjaan^de infanterie-aanvallen vooraf. En toen die van weerszijden begonnen waren, werden de mitrailleurs in werking gesteld. Maar alras moesten kanonnen en machine-geweren zwijgen. Franschen en Duitschers waren elkander zoo dicht genaderd, dat beider artillerie het vuren staakte, opdat niet tegelijk met den vijand ook de eigen soldaat zou worden gedood. ' Het werd een geweldige worsteling en vreeselijk waren de wonden, die sabelhouwen en bajonetsteken en de zware slagen der geweerkolven veroorzaakten Zeven volle uren duurde de strijd. De zon scheen fel. De Franschen hadden zich uitstekend verschanst in uitgestrekte veldversterkingen. Bij het naderen van de Duitsche troepen openden de Franschen van een heuvelkam een levendig vuur. De Duitschers stormden echter voorwaarts tot in de vijandelijke gelederen. Om de Duitsche cavalerie te belemmeren, hadden de Franschen in de weilanden lange wolfskuilen gegraven, langwerpige wigvormige kuilen, voor het oog verborgen door een bedekking van gras en hooi op losse aarde. Op den bodem van iederen kuil hadden ze bajonetten met de punt naar boven geplaatst. Gelukkig voor de Duitschers echter, bemerkten' ze spoedig deze 295 vreeselijke vallen, zoodat die in het geheel niet aan hun moorddadig doel konden beantwoorden .... De strijd om het dorp La Garde zelf droeg een zeer verbitterd karakter. De Franschen hadden er elk huis bezet. Zelfs van den kerktoren — zoo merkten een paar officieren — werd het vijandelijk vuur op de Duitschers gericht! Terstond daarop schoot de Beiersche artillerie den toren in puin. En ook het dorp La Garde zelf moest onder vuur genomen worden x) onmogelijk, dat dan deze geheele krijgsmacht was omsingeld en gevangen genomen. Nu nog zelfs vielen den Duitschers meer dan 1000 niet-gewonde Franschen in handen. De nederlaag bij La Garde was volkomen. Twee batterijen geschut, zes machine-geweren en het éérste Fransche vaandel waren de stilzwijgende maar toch veelzeggende teekenen van de overwinning der Beieren, het vierde Duitsche leger. De opperbevelhebber Joffre bereikte met het offensief zijner (Panoram Toen de avond van den Hen Augustus aanbrak, waren de twee Fransche regimenten, die bij La Garde in het vuur waren geweest, in vollen aftocht. Gelukkig, dat de dichte bosschen van het grensgebied hun bescherming boden. Ware het anders geweest, niet !) Op wonderlijke wijze werd in dit gevecht het leven van een Franschen trompetter bewaard. De Franschman zag tweemaal zijn leven gered door zijn hoorn. Eerst, terwijl hij het instrument nog op den rug droeg, deed het een kogel van richting veranderen. Later, toen hij den hoorn voor de borst had gehangen, sloeg een tweede kogel in de opening van den hoorn! 296 D,e Franschen hadden tot voorbij Dinant, ja a€^»men, troepen-afdeelingen voornitgeschover a van Dinant. Toen de Belgisch-Fransche troepei' en aftrekken, vernielden ze; de prachtige bui g over de Maas.) troepen niet het resultaat, dat hij zich hiervan had voorgesteld, doordat de Duitschers telkens de bedreigde punten door een meer of minder sterke legermacht wisten te ontzetten. Het Fransche leger was meer op het defensief aangewezen. Het offensief der Duitschers — de opmarsch tegen Frankrijk, welke na de voltooiing der leger-concentratie een aanvang nam — vertoonde een geheel ander karakter dan dat der Franschen. Reeds van het eerste oógenblik aan bleek, dat de verschillende legers, al 297 . mochten ook uren en dagen afstands hen scheiden, geheel in overeenstemming met elkander handelden. Het was duidelijk, dat het plan van aanval niet nog behoefde gereed gemaakt te worden — dit plan bestond en geheel overeenkomstig daarmede werden de krijgsverrichtingen uitgevoerd. De Duitsche legers strekten zich den 2len Augustus uit langs een lijn, die, bij Mühlhausen in den Elzas aanvangend, de FranschDuitsche grens tot voorbij het Groot-Hertogdom Luxemburg volgde en eerst bij België's hoofdstad, Brussel, eindigde. Het werd de taak van de legers in Elzas-Lotharingen — het 7e leger onder bevel van generaal Von Heeringen en het 4e leger onder den Kroonprins van Beieren — 't oostelijk Fransche vestingstelsel aan te vallen. Mocht deze aanval, uit hoofde van de ongemeen sterke vestingen, al niet terstond het gewenschte gevolg hebben zeer zeker werd dan toch een aanzienlijke vijandelijke macht, die van Belfort tot Verdun gelegerd moest blijven, vastgehouden. En dat vooral moest aan de vijf andere legers te stade komen, die in opdracht hadden, westelijk van den Franschen vestingmuur voorwaarts te dringen. Het voldoen aan deze opdracht eischte een geweldige krachtsinspanning. De Duitsche Kroonprins en Hertog Albrecht von Wurtemburg vonden met hun legers niet alleen de vestingen Longwy en Montmédy op hun weg, maar daarachter lag het Argonner-woud en zeker zou generaal Joffre niet hebben nagelaten, in de Trouée de la Meuse een krijgsmacht van beteekenis te leggen. De arbeid, dien de legers van Von Haussen, Von Bülow en Von Kluck 'moesten verrichten, was eveneens uiterst moeilijk. Lange, geforceerde marschen, zoowel over dag als des nachts; een zenuwafmattende waakzaamheid, die tegenover een immers zoowel in'België als in Frankrijk vijandige bevolking in acht te nemen was; een wegruimen van de ontzaglijke bezwaren, die zoowel de niet te gering 1 te schatten noordelijke Fransche verdedigings-linies als de zeer zeker talrijke en piachtige vijandelijke legercorpsen hun in den weg zouden leggen — ziedaar, een nog maar klein gedeelte van de moeilijkheden, die het 2e, 3e en 8e Duitsche leger wachtten. Doch onversaagd en zonder schroom begonnen de legers hun reuzentaak. Zeide de oud-Rijkskanselier Von Bülow het niet in de eerste dagen van den uitgebroken oorlog in krachtige woorden: „Ook al was de wereld uitsluitend met duivels bevolkt — het Duitsche volk zal zijn plaats onder de zon verdedigen en handhaven"? En vertolkte Hertoe: Ernst Ausrust van Bn 298 schoonzoon, niet, wat er in de harten omging, toen hij zijn Brunswijksch garnizoen toesprak: „Met God in het hart trekken wij ten strijde voor de eer; als trouwe Duitsche soldaten van onzen geliefden Keizer, den oppersten oorlogsheer. Met hem gaan wij, met hem staan wij en met hem vallen wij"!.... Ja, voor niemand en niets bevreesd en met een onbeschrijfelijke geestdrift bezield — zóó was de stemming onder de Duitschers, toen de Groote Opmarsch aanving. De Groote Opmarsch. Prins Rupprecht van Beieren was reeds den 20en Augustus voor den Opmarsch gereed. Dat ondervond het Fransche leger, dat tusschen Metz en de Vogezen stond. Troepen uit Toul, Nancy, Lunéville en Epinal waren hier bijeen en zij zouden, als de overwinning aan hun zijde was, tegelijk met het leger in den Elzas wederom het offensief hernemen. De hernieuwde inval in het vijandelijk gebied zou dan dit keer beslissend zijn. Nadat reeds den 17en de schermutselingen tusschen de voorposten waren aangevangen, volgde den 20en Augustus de groote slag, die — de Duitschers spraken er later met ophef van — een grooter terrein noodig had dan ooit in 1870—'71 de meest bloedige ontmoeting tusschen de vijanden had geëischt. De Franschen mochten nog zoo met leeuwenmoed kampen — Prins Rupprecht van Beieren bleek wederom een uitnemend veldheer te zijn. Na een geweldigen kamp, die aan weerszijden ontzaglijke offers eischte, werden de Franschen teruggedreven. Meer nog: ze moesten meer dan 10.000 gevangenen en 50 kanonnen in handen der zegevierende Beieren laten Officieel Frankrijk ontkende het wel, dat de nederlaag zoo verpletterend was geweest, doch de uitkomst bewees het tegendeel: reeds den 23sten trokken de troepen van den Beierschen Kroonprins Lunéville binnen. Hoe zou dit mogelijk zijn geworden, indien de Duitschers slechts een weinig-beteekenende overwinning hadden bevochten ? Wat Generaal von Heeringen te doen had — in den Elzas het voortdringen van den vijand beletten en den strijd op Fransch grondgebied brengen — werd door de overwinning van den Kroonprins van Beieren zeer vergemakkelijkt. 299 Afrikaansche troepen in Noord-Frankrijk. Onder aanvoering toch van generaal'Paul) hadden de Franschen ten tweede male getracht, van uit het zuiden den Elzas te veroveren. Reeds waren ze wederom tot Mühlhausen doorgedrongen, waar zij in een kort maar hevig gevecht overwinnaar bleven2). De hoop herleefde, dat ditmaal de inval slagen zou maar toen Prins Rupprecht den noordelijken inval had verijdeld, werd het den Franschen bij Mühlhausen onmogelijk, den strijd tot een goed einde ') Generaal Pau, een man van bijna 66 jaar, was een der meest bekende hoofd-ofncieren van' het Fransche leger. Reeds in den oorlog van 1870—71 streed hij mee. Bij Froeschwiller werd hij zeer ernstig verwond, tengevolge waarvan zijn rechterarm gedeeltelijk moest worden afgezet. Na een zeer eervolle militaire loopbaan werd hij in 1909 lid van ; den Hoogen Raad van Oorlog. In 1913 verdedigde hij op warme en talentvolle wijze in den Franschen Senaat de dringende noodzakelijkheid van de Wet op den driejarigen diensttijd. ') Officiéél-Frankrijk berichtte op denzelfden avond, toen het de Fransche nederlaag in Lotharingen bekend maakte, dat aan generaal Pau bij Mühlhausen 24 kanonnen en duizenden gevangenen in handen vielen. Ongetwijfeld wilde officiëel-Frankrijk den indruk, dien het eerste bericht moest maken, wegnemen of althans verzachten. Maar het pleegde daarmede een vergrijp tegen de waarheid; een vergrijp, waaraan ook officiëel-Belgie zich had schuldig gemaakt en waarvoor het volk later veel leeds te lijden had De geringschatting van den vijand, die door deze berichten ontstond, móést wel gevolgd worden door een diepe -neerslachtigheid, wanneer bleek, dat die vijand de Fransche leger» voor zich uitdreef en stad na stad en vesting na vesting aan zich onderwierp. 300 teeken, dat luitenant-kolonel Darche, de commandant der vesting, over de overgave wilde onderhandelen. Twee Fransche parlementairs, een majoor en een sergeant, wachtten bij den watertoren, even buiten de stad, de Duitsche onderhandelaars af. Het waren een generaal, twee stafofficieren en een kapitein van het 5e leger. De besprekingen, die "vanwege den neerstroomenden regen in een auto werden gevoerd, hielden twee volle uren aan. De Franschen wilden uitteraard zoo gunstig mogelijke voorwaarden bedingen. Echter, het feit der overgave stond al zoo vast, dat reeds de Duitsche sappeurs den weg voor den zegevierenden in- Generaal von Bülow, tocht in gereedheid hadden ge- bevelhebber van het 3e leger. ui. bracht en twee colonnes van den Duitschen geneeskundigen dienst de vesting binnentrokken. Eindelijk werd het protocol, dat de bepalingen voor de overgave inhield, geteekend. Commandant Darche stemde toe, dat de gansche bezetting, ongeveer 3300 man, krijgsgevangen zou worden gemaakt. Des avonds half zes had de feitelijke overgave plaats. Eerst werden de bijna 600 gewonde soldaten van de Fransche bezetting naar buiten gebracht — daaronder waren ook een zestal uhlanen en dragonders, die tijdens een patrouille-rit gevangen waren genomen — en toen verlieten de Franschen de stad. Even buiten de poort wierpen ze hun wapens langs den weg op een hoop en daarop werden ze onder militair geleide naar het oosten, naar Duitschland, gevoerd. Commandant Darche, voor Kroonprins Friedrich Wilhelm in diens hoofdkwartier te Esch geleid, gaf dezen de papieren der stad in handen. Toen gespte hij zijn degen los en reikte hij dien zijn overwinnaar toe. Maar met een edel gebaar liet Friedrich Wilhelm den dappere zijn degen behouden. Den dappere, ja! Want de overgave van Longwy geschiedde niet eer, dan toen alle hoop op ontzet geheel verdwenen was. De vesting verdedigen tot het laatst? Dat had luitenant-kolonel Darche gedaan 306 besluit van den Franschen generalissimus ten uitvoer moesten brengen en zuidelijk langs het Ardennen-gebied België binnen waren gevallen, had nu Albrecht von Wurtemburg den strijd aan te binden. Den 23en Augustus greep bij Neufchateau een hevige strijd plaats om de Semois, een rechter-zijrivier van de Maas, die, bij r. — Arlon in Belgisch Luxem¬ burg ontspringend, zuidelijk van de Ardennen voortstroomt en beneden Mézières, in Frankrijk, de hoofdrivier bereikt. Het was het 6e Duitsche leger, dat onder commando stond van Hertog Albrecht von Wurtemburg. En dit 6e leger was al even voorspoedig als de legers, die langs de Fransch-Duitsche grens met den vijand in aanraking kwamen. De Franschen, die reeds over de Semois waren gekomen, Lord Ritenetter, de Commandanten wprHpn torinwp van de Engelsen-Indische troepen verwelkomend. weiueu lei ugge- worpen en zoo overhaast was hun terugtocht, dat zij onderscheidene stukken zwaar en licht veldgeschut moesten achterlaten. En vele Fransche soldaten, waaronder ook hoofd-offleieren, werden in den slag van Neufchateau door de Duitschers gevangen gemaakt. Het zegevierende leger van Albrecht von Wurtemburg achtervolgde den vijand, die zich poogde te herstellen en weerstand te bieden. Tevergeefs! Zegevierend overschreed ook het 6e leeer de 3C8 F het leger der Bondgenooten in groot g< Dat deze omsingeling niet geheel gelukte, mochten de Franschen danken aan den taaien moed der Engelschen, al kon die niet verhoeden, dat de slag verloren werd. De Stelling Namen moést de Duitschers keeren, had generaal Joffre gezegd. En terstond na den tusschen de twee landen ingetreden oorlogstoestand waren Fransche troepen naar Namen gezonden, om in vereeniging met de Belgische bezetting de Stellingte behouden. Voor Luik waren de Franschen te laat gekomen. Want de Duitschers waren onderwijl deze Stelling werd aangevallen — reeds zoo ver getrokken, dat den 15en bij Dinant een hevig gevecht plaats greep, waarin de over¬ winning aan Duitsche zijde was. Echter, het wèlgericht Fransche artillerievuur noopte de Duitschers eenige uren later den rechteroever deiMaas bij Dinant aan de Franschen te laten. De Stelling Namen !), evenals die van Luik, van ongemeene sterkte, werd nu van lieverlede geheel dooide Duitsche legers omvat. Generaal Von Bülow trok langs het Noorden heen — generaal Von Haussen Langs het Oosten en Zuiden. En de legers van beiden ontmoetten elkander ten *) In de geschiedenis van Nederland speelde Namen meermalen een rol van gewicht. Keeds vroeg een vesting, werd de stad in 1691 nog versterktdoorden bekwamen vestingbouwkundige Menno van Coehoorn. In 1692 werd ze evenwel door Lodewijk XIV ingenomen, waarop in 1695 de Her¬ in 1692 werd ze evenwel door Lodewiik R veste en den 21en Augustus het zware v„r . uouewjjK Bovm. Een van de Engelsch-Indische infanterie-r»11,,i1"' v,„,Kn-eland tegen de Duitschers streden. . . , . Aiv ingenomen, waarop m 1695 de her- Beneden.- Engeisch-indische cFfce, tot don strijd geri bombardement aanving, bleek al spoe- overing door Stadhouder Willem III volgde. dig, dat óók deze forten van generaal Na 1<15 was Namen één der Barrière-steden en daarvan niet de minste. Brialmont niet bestand waren tegen de Duitsche projectielen. Ja, 312 rvaar van omsingeling gebracht. westen der stad, waar tusschen Maas en Sambre een aanzienlijke Fransch-Engelsche macht optrok. Namen wrerd, na dat het den 20en Augustus, omsingeld was, met dezelfde onverzettelijke wilskracht als tegenover Luik was geschied door de achtergelaten Duitsche artillerie aangevallen. Evenals tegelijkertijd voor Longwy, werden ook hier voor de beschieting der vesting de Skodakanonnen gebezigd. En met niet te weerhouden kracht sloegen ook op de forten van Namen zoowel als op de stad zelf de zware 30.5 c.M. granaten neer. Generaal Brialmont had van 1888 tot 1892 om de stad een gordel van 9 zwaar-gebouwde pantserforten gelegd. Noordelijk lagea Cognelée, Marchovélette en Maizeret; zuidelijk trof men de forten St. Héribert, Malonne en Dave. De drie andere forten ten oosten en westen der stad waren minder zwaar van bouw, maar uit het oosten nóch uit het westen immers was de vijand te verwachten. Die moest uit het Noorden en Noordwesten (Duitschland) of uit het Zuiden i F ra ukrijk) komen. De Namensche fortengordel was in de eerste dagen van Augustus nog aanzienlijk versterkt door de in de tusschènruimte gelegde landmijnen, door loopgraven en door prikkeldraadversperringen, waar doorheen een electrische stroom van 1500 volts geleid kon worden. Ja, onneembaar was de Stelling Namen! Toen het evenwel den Duitschers ernst werd met de belegering der 313 de Belgen, versterkt door de Franschen, boden wel tegenstand, maar hoe zwak scheen die! De Belgische kanonnen konden de Duitsche stellingen niet onder vuur nemen, omdat onmogelijk de plaats uit te vinden was, waar de Skoda-mortieren waren opgesteld. Een gevolg van Duitsche kunst van oorlogvoeren of een gevolg van Belgische nalatigheid of een gevolg van onmacht tegenover den zoo sterken viia.nrJ? Het was — gelet op de resultaten bij de forten van Luik — geen raadsel, dat reeds den 25en het Duitsche legerbestuur officieel der wereld kon berichten: „Van de vesting Namen zijn vijf forten en de stad in ons bezit; vier forten worden nog beschoten; hun val schijnt aanstaande". Maar wèl mocht het een raadsel heeten, dat deze overwinning in zoo korten tijd tot stand kwam, zonder dat het den Duitschers op nog maar een twintigste deel van de 50.000 manschappen te staan wasgekomen,die— de Bondgenooten hadden het luide verkondigd! — het beleg zeker den vijand zou moeten kosten! Ongetwijfeld, een zware mist, onder welks begunstiging de Duitschers onbemerkt hun geschut konden opstellen, kwam den aanvallers te hulp. En toen, nadat die mist was opgetrokken, tien uren lang een regen van granaten over de loopgraven heensuisde, zonder dat de verdedigers ook maar één schot terug konden geven, was het getal der gesneuvelden groot en het moreel der Fransch-Belgische troepen sterk verminderd. Maar toch blééf het raadsel van het snelle 314 Engelsche infanterie op verkenning. Duitsche succes en blééf het raadsel, waarom de zoo sterke Stelling door de bezetting werd opgegeven £ > '■Jé 9 s Vijf forten waren reeds den 25en Augustus gevallen! Nauwelijks één dag later, den 26en, vielen de overgebleven vier! Het bombardement had in de stad de verwoesting van een 315 honderdtal huizen ten gevolge, terwijl eveneens een honderdtal burgers door het granaatvuur werden gedood. De verliezen der Fransch-Belgische troepen waren uitteraard groot. Dat niet de geheele bezetting den overwinnaar in handen viel, was te danken aan het feit, dat de verslagen soldaten onder bescherming der Zuidelijke forten de stad nog konden verlaten en door het volgen van sluipwegen zich aan een gevangenneming konden onttrekken. Een zware slag voor de Belgen! Maar nog zwaarder trof de slag Generaal Joffre, wiens plannen door den zoo spoedigen val der sterke Stelling geheel omvergeworpen werden! Maar — en dit voorzeker niet ten onrechte — in het Duitsche leger en in al de landen van het Duitsche Keizerrijk en in de verschillende deelen der Oostenrijkseh-Hongaarsche Monarchie was de vreugde onbeschrijfelijk groot Onderwijl om het bezit der Stelling Namen werd gekampt, vervolgde generaal Von HaussenJ) den reeds aangevangen Grooten Opmarsch, Ten Westen van Namen echter, in den driehoek, die door de samenvloeiing van Maas en Sambre werd gevormd, stiet het 2e Duitsche leger op de verbonden Franschen en Engelschen. Vereenigd met het. 3e leger onder generaal Von Bülow viel Von Haussen onversaagd den vijand aan. Het werd een heete strijd, waarin van weerszijden met groote verbittering gevochten werd. Aanval en verdediging wisselden elkander af. Hoog in de lucht zweefden Duitsche Tauben en ranke Fransche ééndekkers, die door het opsporen der vijandelijke batterijstellingen aan den strijd deelnamen. Vreeselijk was het geweld der kanonnade. Tot ver over het Belgische land werd ze gehoord en vervulde ze de bewoners der dichtbij-liggende dorpen en steden met vrees en ontzetting. Doch deze twee, vreeze en ontzetting, schenen geheel afwezig bij de strijdende legers, voor welker soldaten toch het gevaar onmiddellijk en voor sommige legerkorpsen zelfs onafwendbaar was. Want niet alleen de van kilometers verren afstand afgeschoten granaten bedreigden het leven der soldaten — van rondom loerde de dood. Hij besprong de strijders van achter struiken en boomgewas, uit in den grond gegraven kuilen en van daar, ') Generaal Baron Max von Haussen was adjudant-generaal van den Koning van Saksen'en van 1902—1914 Saksisch Minister van Oorlog. In Mei 1914 nam hij met het oog op zijn leeftijd (hij was in 1846 geboren) ontslag en werd tot adjudant-generaal benoemd. Generaal von Haussen viel, vóór de oorlog enkele weken verder was, in ongenade. Men verweet hem, dat hij noodeloos en te veel „Duitsch bloed" had opgeofferd! Generaal von Einem verving von Haussen als bevelhebber van het 2e leser. 316 waar de bodem slechts enkele oneffenheden vertoonde. Duizenden geweerkogels floten er door de lucht; de machine-geweren hieven er hun helschen zang aan: voor tientallen, honderdtallen stormloopende soldaten het doodenlied. Over de batterij-stellingen zweefden wolken van kruitdamp, die zelfs het helle daglicht onderschepten. Maar dan ineens scheurden die wolken! Dan kwamen in woesten galop de ruiter-colonnes te .voorschijn, om in weinige oogenblikken den afstand, die hen van den vijand scheidde, te vernietigen en in dolle oorlogswoede de bevolen charge uit te voeren. Maar vóór ze den vijand hadden Ben Fransch troepje soldaten, door een bom getroffen en gedood. Gruwzame wonden sloegen de vreeselijke granaten. bereikt — welke vreeselijke gapingen dan in die ruiterbenden! Niet zelden bereikte nog niet de helft het aangewezen doel! Ja, soms zelfs was het niet meer dan een tiende gedeelte, dat tot de vijandelijke stellingen kwam, onmachtig in zulk een geval tot den aanval, gedwongen zich over te geven óf voor de keuze gesteld, meedoogenloos te worden afgemaakt! v - Achter een tegen het artillerievuur veilige bedekking opgesteld, wachtten er de infanteristen het oógenblik af, dat tot hen het bevel van aanval zou komen. En niet zoodra hadden de bevelen weerklonken, of onder de opwekkende tonen der krijgsmuziek snelden ze voorwaarts, het vijandelijk vuur, den dood vaak, tegemoet. Ze 317 Reims, dat zich zonder strijd aan Generaal von Haussen overgaf. klemden hun lippen in zwijgenden ernst vast opeen, deze mannen, of ze zongen hun meest geliefde vaderlandsch lied één in den aanrukkenden troep neervallende bom sloeg tien, twintig, meerdere manschappen dood of afschuwelijk verminkt neer. Vaartwel, kaméraden! Géén tijd voor vaarwel. Nu was't alleen de tijd, om hun dood te wreken! Voorwaarts! En weer en meer barstten de granaten over den troep los Wat bleef er over van het krijgshaftig regiment? Een enkel bataillon, een enkele compagnie! Hoeveel stukgeschoten kanonnen, hoeveel gedoode paarden, hoeveel doode of stervende soldaten waren het, die in de derde week van den Oorlog deze nijvere Belgische landstreek tot een oord van verschrikking en verwoesting maakten? Ach! Wie kon het aantal tellen van dit onnut geworden oorlogsmateriaal? Het was den 22en Augustus, dat de slag tusschen de legers der Duitschers en die der Bondgenooten aanving. En drie dagen duurde de strijd over een afstand, die zich van Charleroi zuidwaarts tot Chimay en van deze beide plaatsen westwaarts tot Bergen en dicht bij Maubeuge uitstrekte1). ') In verband met de gevechten, die Hertog Albrecht van Wurtemburg, Kroonprins Friedrich Wilhelm van Pruisen, Kroonprins Rupprecht van Beieren en generaal Von Heeringen tegelijkertijd hadden te voeren, kon worden gezegd, dat het van de Moezel tot bij Bergén één groot strijdtooneel was! Een slagveld, zooals nog nimmer de geschiedenisi had gekend! 318 O? het alleronverwachtst verschenen de Dnitschers'den 25en Augustus in St. Amand ten westen van Valenciennes. • O, het was met Frankrijk, het was met de groote en roemruchte Republiek gedaan! Ook van uit het Noordwesten kwamen de Jobstijdingen tot de inwoners van Reims en tot geheel Frankrijk. De overwinningen der generaals Von Bülow en Von Kluck waren het, die de Franschen met klimmenden schrik vervulden. Generaal Von Bülow1) had, nadat hij met Von Haussen de zege over de Fransch-Engelsche troepen] had behaald, de achtervolging alleen voortgezet. En gedurende deze menschenjaeht kon ook hij — door de Trouée de 1'Oise — zijn Opmarsch voortzetten. Al verder verwijderde zich het 3e van het 2e Duitsche leger. Generaal von Bülow Vervolgde niet als Von' Haussen den Opmarsch naar het Zuiden — meer naar het Westen trok hij. >) General-oberst Von Bülow werd 24 Maart 1846 te Berlijn geboren als zoon van een officier. Als jong officier nam hij aan den oorlog van 1870— 71 deel en verwierf toen het IJzeren Kruis. Herhaaldelijk verwisselde hij den dienst aan het front voor dien bij den grooten generalen staf. In 1900 werd hij kwartiermeester-generaal (sous-chef van den grooten generalen staf) en in 1903 bevelvoerend generaal over hét 3de leger. In 1912 werd hij tot General-oberst en inspecteur-generaal van de 3de legerinspectie te Hannover bevorderd. 322 Dit geschiedde met een tweeledig doel. Eerstens dreef hij de nog immer wijkende Franschen en Engelschen voor zich uit, ze op deze wijze trachtend te beletten, zich op Parijs terug te trekken en het leger vóór en om de hoofdstad te versterken; en ten andere wilde hij de twee vestingen in het noorden van Frankrijk, La Fère en Laon, omvatten en voor zijn Keizer winnen. Von Bülow betoonde zich op het westelijke slagveld een meester in de strategie en tactiek. Hij liet den vijand geen oógenblik met rust. Nauwelijks was.de eene aanvalsdaad achter den rug, of hij ving reeds een tweede aan. En telkens moesten zijn tegenstanders het onderspit delven. Hij dreef ze voor zich uit: van het Maas- en Sambre-gebied tot ver achter Maubeuge. Ten Noorden van St. Quentin *) hielden de verbonden legers eindelijk na-een terugtrekkende beweging, die drie volle dagen had geduurd, stand en daar, door nieuwe Engelsche troepen versterkt, wachtten zij dën aanvaller af. Vol moed waren de Verbondenen,. -En naar de beide hoofdsteden, Parijs en Londen, werden geruststellende berichten verzonden. De ]) Bij hetzelfde St. Quentin bevocht eenmaal de ongelukkige Graaf van Egmond voor den trouweloozen Filips ÏI op de Franschen de overwinning. Te St. Amand vonden de Duitsche verkenners een oógenblik rust. Eén oógenblik maar.. 323 tegen de Duitschers staande legermacht was nu voldoende sterk, om zich tegen iederen opmarsch te verzetten. Ja, de beraamde inval, zoo werd bericht, scheen geheel mislukt! Doch toen het leger van Von Bülow hen aanviel — de vele reeds behaalde overwinningen schenen den moed der Duitschers verdubbeld te hebben, althans met een onweerstaanbare kracht drongen zij op! — bleek het spoedig, dat zij wederom de nederlaag zouden lijden. De verbonden legers mochten sterk zijn — die sterkte was niet voldoende, om Von Bülow te keeren! Het was de 28e Augustus, dat de eerste slag bij St. Quentin plaats' greep. De Franschen en Engelschen hadden uitnemende stellingen uitgekozen. In hun loopgraven hadden ze tal van mitrailleurs opgesteld, die — zoo dachten ze — eiken aanval der Duitschers zouden verhinderen. Doch Generaal von Bülow, van de meening uitgaand, dat de halve overwinning reeds behaald zou zijn door hem, die den éérsten slag kon toebrengen, liet op het alleronverwachtst door zijn mitrailleurs het vuur op de loopgraven openen, waarin de Engelschen zich hadden opgesteld. Op de soldaten van het Britsche eilanden-rijk werd ditmaal de hoofd-aanval gericht. Maar dat was verschrikkelijk! De Engelsche infanteristen, die er het leven afbrachten, getuigden het later zelf, dat zij daar als in de loopgraven lagen opgesloten. Ze konden zich niet bewegen. De Duitsche machine-geweren schoten zoo fel over hun hoofd, dat ze geen hand konden opsteken, zonder gewond te worden. En wie maar even in de loopgraaf opstond, of zich door de vlucht trachtte te redden, werd weggemaaid De Duitschers hadden den éérsten slag toegebracht: de halve overwinning. Maar Von Bülow was hiermede niet tevreden. Hij wilde nu eens en voor goed met deze vijanden afrekenen. Er werd hem bèricht, dat de Engelschen op een ander punt van het slagveld aanvallend optraden. Daar waren het hun mitrailleurkogels, die de gelederen van de. aanvallers dunden, die ze als rijpe halmen voor den sikkel van den maaier deden vallen. Een kort bevel volgde. De cavalerie moest chargeeren, den vijand bezig houden. En weer een ander kort bevel klonk van Von Bülows lippen. De infanteristen moesten onder bescherming van de Duitsche kanonnen de flanken van den vijand aanvallen. En het derde korte bevel werd gehoord: Voorwaarts! De Duitsche soldaten wisten, wat hun generaal van hen verwachtte. Hij zei het den Keizer na: „Wir woUen siegen und wir müssen siegen!" Ja, overwinnen móesten zij! En onder een luid hoera-geroep ging het voorwaarts! 324 Welke macht was ooit in staat, de zee te keeren, als die, door den op de kust staanden stormwind opgestuwd, de wijde zeegaten of riviermonden binnendrong en ver iandwaarts in met haar zoute golven de handelskaden der groote stad bedekte of vlokken schuim over de het land beschermende dijken sloeg? De Engelsche macht kón dezen Duitschen stormvloed niet keeren! iZe bezweek onder den geweldigen aandrang en ze vluchtte, den Franschen bondgenoot in haar vlucht meesleepend Het Engelsch-Fransche leger werd geheel verslagen. „Verscheiden duizenden gevangenen," — berichtte het groote 325 hoofdkwartier, — „7 batterijen veldgeschut en 1 zware batterij zijn in onze handen!" Maar met deze overwinning stelde Von Bülow zich niet tevreden en evenmin zijn leger. Aan rusten dacht noch generaal noch soldaat. De snel terugwijkende vijand moest even snel worden achtervolgd. Of neen, de bewegingen van den vervolger moesten sneller nog gaan. De verslagen en vermoeide vijand moest achterhaald en — zoo mogelijk — geheel worden vernietigd! En den 30en Augustus achterhaalde Von Bülows leger den. vijand in de onmiddellijke nabijheid van St. Quentin, bij de Somme. Hoofdzakelijk Franschen waren het, die hier tot den strijd genoodzaakt werden. En niet weinigen ook! Vier legercorpsen en drie reserve-divisies stonden er in het veld. De strijd woedde twee dagen lang ijn al zijn hevigheid. En alle wapens namen er aan deel. Artillerie en infanterie en cavalerie en — boven in de blauwe lucht — de. rondwervelende vliegeniers. Verschrikkelijk waren de verliezen, die aan weerszijden werden geleden. Als de artilleristen hun stukken in stelling wilden brengen, sloegen de barstende, granaten menschen en dieren soms tot één vormelooze massa uiteen. En uit de aanstormende infanterie-afdeelingen vielen onophoudelijk tientallen mannen neer, somwijlen tot onherkenbaar wordens toe verminkt. Doch terstond sloten zich weer de ontstane openingen in den stormenden'troep en hun krijgs-en overwinnings-geschreeuw overstemde het gekerm der gewonden en het gekreun der stervenden. En den 31en Augustus in den middag vloden de Franschen. Wéér trokken ze achterwaarts, geslagen, overwonnen. En generaal Von Bülow trok wéér voorwaarts triumphator! De naam van generaal Von BüloW was sedert op de lippen van iederen Duitscher, rijk of arm, jong of oud. Hij was een held, een echte zoon van Duitschland. Door hem verkreeg het Duitsche leger eer en roem. Had hij niet in zijn voortdurende gevechten en achtervolgingen — tot het einde van Augustus — nauwkeurig geteld: 6 Fransche vaandels, 233 zware kanonnen, 116 stukken veldgeschut, 79 machine-geweren en 166 wagens en voertuigen buit gemaakt? En bevonden zich daarenboven niet 12934 gevangenen — waaronder vele Engelschen! — in zijn handen? Hoch voor generaal Von Bülow! En de enthousiaste stemming voor den bevelvoerder van het 3e leger steeg, toen in den bekenden onopgeschroefden stijl van den generaal-kwartiermeester Von Stein op den 3en September werd bericht, dat ook La Fère en Laon in Duitsche handen waren. Zonder strijd had Von Bülow ze gewonnen! Maar de voor Duitschland en het Duitsche volk vreugde-wek- 326 kende berichten over Von Bülows overwinningen waren somberzwarte Jobstijdingen voor Frankrijk en het Fransche volk. Generaal Von Kluck,x) de bevelhebber van het 8e leger, bewees eveneens aan de Duitsche zaak onwaardeerbare diensten. Den Feind totmarschiren, hem heisst angreifen — die twee geliefkoosde Duitsche militaire uitdrukkingen — scheen Von Kluck wei tot zijn leuzen te hebben verheven. Wellicht meer dan eenig ander Duitsche legeraan¬ voerder verbaasde hij de wereld door de snelheid . en stoutheid van zijn bewegingen. En zijn tegenstanders vervulde hij met schrik, want onweerstaanbaar geleek hij in alles, wat hij ondernam. Inderdaad verbazingwekkend was de snelheid, waarmee generaal Von Kluck den hem opgedragen Opmarsch aanving en voortzette. Dwars door België heen trok zijn leger. Den 22en Augustus vertoonden zich zijn huzaren niet alleen, maar ook zijn voetvolk en zijn kanonniers bij Oudenaerden en den 25en Augustus — vier dagen, nadat de concentratie der Duitsche legers was voltooid en het bevel tot den algemeenen opmarsch gegeven was! — trok generaal Von Kluck over Roubaix en Tourcoing, bij Rijssel, Frankrijk in. Het Fransche legerbestuur - Het Fransche legerbestuur — ook dit onheils-bericht den volke verkondend — mocht er geruststellend aan toevoegen, dat het Fransche defensief ongeschokt blèef.... de dasren. die volsrden. Generaal von Kluck, bevelhebber van het 8e leger. x) Generaal von Kluck, in 1846 te Munster geboren, had ook reeds als luitenant deelgenomen aan den vorigen oorlog tegen Frankrijk.' Bij Colombey-Nouilly werd hij door een schampschot gewond. Hij kreeg het IJzeren Kruis en maakte na den oorlog deel uit van het bezettingsleger. In 1902 werd Von Kluck luitenant-generaal en aanvoerder van de 37ste divisie te Allenstein, in 1913 inspecteur-generaal van de op 1 October ingestelde 8ste legerinspectie te Berlijn en op 27 Januari 1914 werd hij tot generaal-veldm aarschalk bevorderd. 327 als de artilleristen hun stukken in stelling wilden brenge11' 4^etl de barstende granaten menschen en dieren (bladz. 326). 328 329 leger van Vón Bülow, kwamen zij in de lijn, die Von Kluck te volgen had. En begrijpelijkerwijze liet hij dan deze door de herhaalde nederlagen wel eenigszins ontmoedigde Engelsche soldaten niet met rust. Hoe de Britten zich te weer mochten stellen, ook voor Von Kluck moesten ze terugwijken. Ja, generaal Prench, die zijn hoofdkwartier eerst te Le Cateau, daarna te St. Quentin, vervolgens te Noyon had opgeslagen, moest zelfs in de op slechts vier uren van Parijs gelegen stad Clermont zijn toevlucht zoeken. Rijssel, de stad met 12 forten en een citadel, en Amiens, voormaals de hoofdstad van Picardië en thans het belangrijke station aan de spoorlijn Parijs-Boulogne, waren met de tusschenliggende Waar de Franschen maar een geschikt gevechtsterrein vonden, hielden zij stand en brachten ze hun kanonnen in stelling. plaatsen vóór den 31en Augustus reeds aan generaal Von Kluck onderworpen. En nog immer verder trok hij. Den len September vertoonde zich zijn leger even ten noorden van Beauvais, op 5 a 6 uren afstands van Parijs; den 2en September was het reeds te Senlis, op nauwelijks 3 uren van de hoofdstad Toen vervulde schrik en ontzetting de inwoners van Parijs, die lang — tè lang! — onkundig waren gelaten van den*critieken toestand. En de Regeering, bevreesd voor wat binnen enkele dagen, enkele uren wellicht, gebeuren kon, wierp nu het masker van gerustheid, dat zij zich had voorgebonden, weg 331 „Gewonnen!" — Zoo juichte men in Duitschland'en Oostenrijk in de eerste dagen van September, toen het eene overwinningsbericht snel het andere volgde. — „De veldtocht tegen Frankrijk is. zegevierend ten einde gebracht. Von Kluck staat voor de poorten van Parijs; Von Bülow en Von Haussen naderen ineer en meer; ook de Hertog van Wurtemburg en Kroonprins Friedrich Wilhelm dringen op Gewonnen is de slag. Parijs is bereikt. En die trotsche stad zal vallen, evenals ' Luik en Brussel, Namen en Longwy " » Hadden de Duitschers den strijd gewonnen? ' * Ongetwijfeld, op dit oógenblik moesten de Verbondenen erkennen, dat zij zichzelf iets hadden diets gemaakt, toen ze verwachtten, dat het aan hun vereenigd optreden gemakkelijk zoude gelukken, den aanvaller te weerstaan en terug te slaan. Ze erkenden thans, de voortreffelijke organisatie van het Duitsche leger en de meerderheid van zijn oorlogsmateriëel. Ze noemden nu den Grooten Opmarsch een van de koenste en best uitgevoerde krijgsverrichtingen in de geschiedenis.J) Maar hadden de Duitschers nu den strijd gewonnen? „Neen!" — riepen de Franschen uit en onder hen niet de minsten. — „Neen! Al worden wij verslagen en nogmaals verslagen, dan nóg zullen wij daarom den strijd niet opgeven! Wij zullen volhouden! Moge ook de vijand voor de poorten der hoofdstad 1) Inderdaad een koene en uitnemende uitgevoerde krijgsverrichting was deze Groote Opmarsch. De toeschouwende wereld sloegen de Duitschers met verbazing; de militaire deskundigen vervulden zij met bewondering. Want iedere daad, iédere aanval, die de afzonderlijke legers verrichtten, was het onderdeel van een meesterlijk ineengezet geheel: Wie van de veronderstelling uitging, dat Duitschland het samengaan van Engeland met Frankrijk niet had voorzien, — voor welke onderstelling ongetwijfeld veel gronden konden worden aangevoerd — moest nog te meer de militaire prestaties van het Duitsche leger bewonderen Men mocht zeggen, dat het Duitsche legerbestuur lang van te voren het door de zeven legers uitgevoerde plan van aanval had voorbereid — ontkend kon niet worden, dat iedere nieuwe daad van verdediging, iedere nieuwe tegenaanval van den tegenstander wijziging in den algemeenen toestaad kon brengen en niet zelden ook bracht. Over het lang van te voren vaststellen van een plan voor een veldtocht schreef de groote Moltke, de overwinnaar van 1870—71 o.m.: „Het is een vergissing, als men gelooft," een veldtochtsplan langen tjjd vooruit te kunnen vaststellen en tot het einde te kunnen uitvoeren. De eerstestoot op de vijandelijke hoofdmacht brengt, al naar hij uitvalt, een nieuwe situatie. Veel van wat men wilde, wordt onuitvoerbaar; menige andere daadr die tevoren niet verwacht werd, wordt mogelijk. De veranderde verhoudingen juist begrijpen, ten gevolge daarvan voor afzienbaren tijd het doelmatige aangeven en krachtig uitvoeren, is alles, wat de leiding van een leger in staat is. te doen". 332 staari — wij hebben nog forten, die Parijs kunnen verdedigen; wij hebben nog een Joffre, die het oógenblik van handelen op zijn tijd zal kiezen! Frankrijk is nog niet overwonnen!" In het hart van Frankrijk. De eerste dagen van Septepaber 1914 waren voor de inwoners van Parijs dagen van groote beroering. Bloeiende landstreken werden tot woestenijen, welvarende dorpen werden één ruïne. Ook in de nabijheid van Lille woedde de gruwel der verwoesting. Men vreesde. ■ De, opgewondenheid, die nog slechts een maand te voren had geheerscht, was verdwenen. De stemming was gedrukt .en grensde bij niet weinigen zelfs aan wanhoop. Het was waarlijk geen wonder ook. Al verzweeg de Regeering de nederlagen, die slag op slag geleden werden — de overwinningsberichten, die te kennen moesten gevep, dat de Duitschers verpletterd en Elzas-Lotharingen aan hun heerschappij ontrukt waren, bleven ook uit. O, wat zou er met Frankrijk met Parijs gebeuren, indien de vijand de legers der Verbondenen versloeg! 333 werking tusschen hunne legers, waardoor de verschillende deelen één methodisch"geheel bleven vormen; aan de mannen met onmiskenbaar veldheers¬ talent, die deze verschillende deelen aanvoerden, en die zoowel op strategisch als op tactisch gebied de meerderen waren van de Fransche en Engelsche generaals; aan de voortreffelijke leiding van het Duitsche legerbestuur bovenal, dat alle gebeurlijkhedenscheen te hebben voorzien en daarop dus was voorbereid, of — na een tegenslag — telkens weer de dan noodige maatregelen wist te treffen Eén wapen vooral, dat der uhlanen, onderscheidde zich zeer in dezen Opmarsch. Zij trokken steeds voor de Duitsche legers uit, verkennend en schrik verspreidend. Hun houding was altijd kalm en rustig. Hoewel in een vijandelijk land, scheen het, alsof zij van het vroolijk manoeuvreleven genoten. Die uhlanen wa- T)ie uhlanpn wa De 6r00te °Pmarscl' gestuit. ajiv uiucuieu lïd- Het offensief der Franschen geschiedde met zooveel kracht, dat rpn ovprnl • nn ïoHo 111611 4116611 d6 Groote Opmarsch werd gestuit, maar ook zelfs de xcii uvoiai. teuc Duitschers werden teruggedreven. 349 ren straatweg, op elk pad. Daaruit bleek, dat zij zooveel mogelijk gezien wilden worden. Overal vertoonden zij zich en zij reden maar door, net zoo lang tot zij beschoten werden. Zij gingen al maar door, tot zij eindelijk op den vijand stieten. Hun taak was het, om den dood tegemoet te rijden. Het geheele vijandelijke front werd door hen verkend. Ze werden meestal doodgeschoten, zeker. Doch er was er dan toch altijd wél één, dien het gelukte te ontsnappen, en die kon dan immers inlichtingen geven! Bij ieder boschje, bij iedere greppel moest dé uhlaan tegen zichzelf zeggen: hier zou wel eens een vijand verscholen kunnen zitten. Hij wist, dat hij zich niet verdedigen kon en dat er van alle kanten op hem geschoten zou worden. Overal school voor den uhlaan gevaar, verborgen gevaar. Desondanks reed hij kalmpjes en rustig voort met Duitsche discipline J).... Toen, den 5en September, de Duitschers tot voor Parijs verschenen waren, werd overal — en ook in Parijs — geloofd, dat nu weldra het beleg en — met de hulp der reuzen-mortieren —■ ook de val der hoofdstad zou volgen. „Nach Paris!" was immers de roep geweest, die sinds de eerste dagen van den oorlog de Duitschers hadden aangeheven! -* . ~ Maar het Duitsche opperbevel had andere bevelen gegeven. Generaal Von Kluck althans zette zijn marsch in Zuid-Oostelijke richting door, trok over de Marne en Was het zijn doel, Parijs van het oosten aan te vallen? Of wildé hij ook nog de Seine oversteken, om dan van uit het zuiden zich een doortocht naar de hoofdstad te veroveren? *) Naar een beschrijving van den Italiaan Luigi Barzini in de „Corriere della Sera". 350 Jong-Duitschland In den Oorlog. — De jongste onderOfficier in het Duitsche leger. Deze 14-jarige jongen diende bij het 109e Régiment en onderging zijn „vuurdoop" bij de bestorming van Mousson. Neen! Maar aan hém was de belangrijke taak aangewezen, om met de snelheid van handelen, die hem eigen was, het op de Marne teruggetrokken Fransche hoofdleger in zijn flank en in den rug aan te vallen. Door de legers der generaals Von Bülow en Von Haussen dan van uit het noorden bedreigd, zou het zich aan de omsingeling niet kunnen onttrekken en heel de Fransche en Engelsche hoofdmacht zou verslagen zijn1). Maar die berekening faalde! De Fransch-Engelsche hoofdmacht werd niet vernietigd! Want onder de Fransche generaals bleek er althans één te zijn, ") De Duitschers hadden tijdens hun snellen Opmarsch de „Brummers", die met zoo goed gevolg tegen de forten der Stelling Luik waren aangewend, niet mede kunnen voeren. Een aanval op de zeer sterke Parijsche forten zou den Duitschers te veel tijd hebben gekost. Die vesting moest hun immers toch in handen vallen, zoo ze er in slaagden, de spoorwegen rondom te vernielen. De millioenen-stad zou dan weldra door honger tot overgave genoodzaakt worden, gelijk voor lang reeds door Duitsche militaire deskundigen was uiteengezet. Hoofdzaak voor de Duitschers was op dit oógenblik de vernietiging der Fransche weermacht. Betrekkelijk kleine legers zouden dan nog maar voor de belegering van Parijs en andere vestingen noodig zijn. En de groote Duitsche macht kwam vrij voor den strijd tegen den oostelijken vijand, tegen den Rus! Oud-Duitschland in den Oorlog. — „Vater Kottmann" roemden de Duitsche Soldaten den man afkomstig uit Wevelinghofen, die reeds in 1806 tn 1870 voor Duitschland medestreed en ook' m nessen uunug ju ub voorste geieaeren-stona. 351 die met generaal Von Kluck in snelheid van beweging kon wedijveren : generaal Gallieni, de militaire gouverneur der vesting Parijs. „Ik zal Parijs tot het uiterste verdedigen!" — had hij gezegd. En dag en nacht was hij in de weer, om tot in onderdeelen die verdediging voor te bereiden. Doch hoe? Brachten daar niet verkenners berichten, dat de vijand de hoofdstad liet rusten? Zou zijn degen dan in de scheede moeten blijven, omdat het den Duitschers in den zin kwam, den verwachten aanval niet te doen? Of beoogde de vijand slechts een uitstel en zou hij later, over een week, twee weken, • aanvallen ? In het vijandelijke Fransche gebied wisten de Duitsche pontonniers binnen enkele uren een verwoeste brug te vervangen door een nieuwe, die voor den overtocht dienstbaar kon zijnj Maar generaal Gallieni wilde geen uitstel. Thans, nu het land in het grootste gevaar zich bevond, wilde hij voor zijn Frankrijk ten strijde trekken! Het was op dit oógenblik voor Frankrijk êri voor hem: Sterven of overwinnen! Generaal Von Kluck wilde de reeds aangevangen omsingeling van het Fransche leger ten zuiden van de Marne voortzetten, toen eensklaps in z ij n rug de vijand verscheen. Generaal Gallieni was het, die het Parijsche verdedigingsleger vooruitschoof. Snel, als een schaakmeester, berekende hij, dat de Duitsche omsingelings-tactiek mislukken moest, zoo de vijand onder Von Kluck mat werd gezet. 352 Zij wilden niet terugwijken! Liever moesten ze zich laten dooden, had immers de Zwijger bevolen! Van Verdun tot Parijs woedde de slag, de Slag van de Marne. En schrikkelijker slag kende tot dien dag de wereldgeschiedenis niet. Over een front, dat zich uitstrekte van Meaux over Esternay, Sézanne, Vitry-le-Francois tot Verdun, bulderde zonder ophouden het kanon, ratelden de mitrailleurs, knetterden de geweersalvo's, chargeerde de cavalerie, liep de infanterie storm En hoog in De ontscheping van Marokkaansche troepen te Marseille de lucht cirkelden de vliegeniers, lieten ze zware bommen vallen in de dichte menschenmassa's ver beneden hen, of strooiden ze een regen van scherpe pijlen in een wijden omtrek rondom zich heen. De slag van de Marne was schrikwekkend. Honderdduizenden, millioenen kampten hier met elkander om den voorrang. Wat gaf het, of één m^n, één bataljon, een geheel corps wonderen van dapperheid verrichtte — straks kwam een tienvoudige overmacht, die den onder zooveel doodsgevaren tot stand gekomen arbeid van de enkelingen vernietigde!.... De Duitschers, van alle kantén bestormd en aangegrepen door 360 Indische troepen in één hunner kampementen. De Indische troepen werden door hun Europeesche wapenbroeders rijkelijk van ammunitie voorzien. 361 de Fransch-Engelsche macht, streden met leeuwenmoed. Ze werden weggemaaid bij hoopen, maar ze bleven vechten. Hun oog gerieht op hun officieren, hun oor gespitst voor elk nieuw bevel, vielen ze aan of verdedigden ze zich. Eén troep trachtte den aan den overkant van een zijrivier der Marne verschansten vijand te bereiken. De brug, die de Duitsche pontonniers hiervoor moesten slaan, werd echter telkenmale door de Fransche projectielen verbrijzeld. Zestien maal klonk aan Duitsche zijde het bevel tot den aanval; zestien maal togen de pontonniers onder een moordenden kogelregen aan den arbeid. Toen ook de zestiende Duitsche aanval op dit punt was afgeslagen, namen de Franschen het offensief. Maar welk een schouwspel vertoonde zich toen aan hun blikken! De rivier was afgedamd met menschenlijken .... Geen brug be- noeiae meer over dit water geslagen te worden! Op vele punten van het uitgestrekte front moesten kanonnen én mitrailleurs zwijgen, wilden de kanonniers niet in de kluwens strijdende manschappen, die zich daar over de velden voortbewogen, de eigen soldaten dooden. Kluwens strijdende manschappen waren het inderdaad. Het was er niet meer slagorde tegen slagorde. Duitschers en Franschen en Engelschen en Turco's waren daar in een wilden chaos dooreengemengd. 362 Een Turco en een Fransch soldaat in het Duitsche krijgsgevangenkamp te Friedrichsfeld. En ze stormden op elkander in en sloegen met de kolven hunner geweren en staken met de scherpe bajonetten één slachting! Vooral die Turco's, die Algerijnsche tirailleurs, waren schrikkelijk in het gevecht. Ze bekommerden zich om buil nooh wond — voorwaarts stormden ze. Dat waren geen beroepssoldaten; geen mannen, die huis en haard te verdedigen hadden en daarom tot het uiterste bereid — het waren krijgers van een half-beschaafd, half-verwilderd ras, wien de bloedige strijd van mensch tegen mensch immer een wellust was! En die Indiërs! O, welke onschatbare diensten bewezen ze in dezen slag aan de Fransch-Engélsche zaak. Maar den Duitschers schenen die bruine gezichten, waarin hel de zwarte oogen glinsterden, als toe te behooren aan daemonen. En ja, daemonisch ook werd de strijd, waar Duitschers en Ghurka's en Shiks tegen elkander over stonden. Dan wierpen de laatsten hun geweren weg, die hen in hun bewegingen belemmerden, en met hun lange, vreeselijke messen alleen tot wapen, wachtten zij den Duitschen aanval af, of stortten ze zich op de vijanden van hun Engelschen Opperheer Wonden, door granaatscherven en geweerkogels of zelfs door den steek der driekantige bajonetten toegebracht, mochten vaak zwaar en vreeselijk zijn — de messen-wonden der Indiërs waren afzichtelijk .... daemonisch! Was het leger van generaal Von Kluck den avond van den 7en September in aftocht — dat van Kroonprins Friedrich Wilhelm werd één dag later ook tot terugtrekken gedwongen. De Kroonprins had zijn leger van Eère in Champagne tot beoosten Epernay in stelling gebracht. Zijn voortroepen, waartoe •ook de beroemde Keizerlijke Garde behoorde, bezetten den weg Sézanne-Epernay. Friedrich Wilhelm zélf had. zijn hoofdkwartier opgeslagen in het kasteel Mondement. De Franschen en Engelschen, ^ vijf legercorpsen sterk, waren tegenover dit Duitsche leger vooral hierom ook in het voordeel, dat zij uitnemend met de terreinen rondom het kasteel Mondement bekend waren. Een golvend land was het en de heuvels waren vaak dicht-beplant met struik- en boomgewas: een uitmuntend gevechtsterrein scheen het. Maar de Franschen wisten en ze zeiden het aan hun bondgenooten, dat de dalen tusschen die heuvelen dalen des doods waren. Moerasgrond was het, die mensch en dier vasthield, neerzoog en verzwolg! Wisten de Duitschers dit niet ? Of vergaten ze in de hitte van het gevecht, dat reeds begonnen was, vóór nog de dag aanbrak, hoe gevaarlijk de bodem was, die zoo bij uitstek voor den strijd geschikt scheen? Turco's waren het, die den aanval op het centrum van het 363 Duitsche leger onder Kroonprins Friedrich Wilhelm inleidden. Op en rondom het kasteel Mondement inzonderheid ontwikkelde zich een moorddadig gevecht. Als een troep wolven stormden de Turco's in hun wilden vechlust op de Duitschers aan. Velen wierpen hun geweren weg en slechts met de geweldige Fransche bajonet gewapend, vielen ze den vijand aan. Niets was tegen hen bestand. Maar toen de Franschen het kasteel binnengedrongen waren, kwamen zij onder het Duitsche granaatvuur en, door dit beschermd, kwam de Duitsche infanterie nader en nader. Hun vernietigend geweervuur dreef de Afrikaansche troepen terug. Maar deze hernieuwden den aanval, gesteund door de Fransche 7.5 c.M. kanonnen en weldra was dien dag voor den tweeden keer het kasteel in handen van de Franschen.J) Den geheelen 8sten September hadden de voortroepen van 's Kroonprinsen leger eveneens een zwaren strijd te voeren gehad. En onder deze voortroepen was het inzonderheid de Keizerlijke Garde, die deed wat ze kon, om het onheil te voorkomen. Tevergeefs! Op het einde van den langen, zwaren dag was het overduidelijk voor iederen Duitscher, dat zij op dit slagveld te sterven hadden of zich in Fransch-Engelsche krijgsgevangenschap moesten begeven. En geen van beiden wilde de Garde, omdat zij morgen de thans geleden nederlaag wilde doen veranderen in een overwinning En de Garde vluchtte Het leger van Kroonprins Friedrich Wilhelm geslagen! Zoowel zijn voortroepen als zijn centrum! Toen gebeurde het vreeselijke! Door de Franschen en Engelschen achtervolgd, weken de Duitschers; zij vluchtten. Eensklaps verscheurde een schrikwekkend angstgeroep de lucht: in de moerassen van Mondement zakten menschen en dieren en kanonnen weg in de diepte. ÉIlF* Wat baatten hier het brieschend paard zijn fierheid en sterkte ? Het kon zich immers niet ontrukken aan de geweldige kracht, die het vasthield? En hoe zouden de vermoeide krijgers zich kunnen verdedigen tegen die vreeswekkende macht van den bodem, die van oógenblik tot oógenblik over hen vermeerderde? De moerasgrond verzwolg -tientallen, honderdtallen Duitsche ]) Den volgenden morgen keerden de Duitschers terug en voor de derde maal viel Mondement hun in handen. En toen herhaalde zich het geheele geval. De Turco's renden tegen het moordende vuur in, dat uit het kasteel kwam; de troepen der linie-regimenten kwamen achter hen aan en wederom was het slot Mondement in Eransch bezit. 364 moeite, de ammunitie-colonne naar hun leger-afdeeling te vervoeren. Zoo snel mogelijk handelden ze: een lont werd aangebracht en in brand gestoken Enkele oogenblikken later — de stoutmoedige cavaleristen hadden zich ternauwernood op veiligen afstand kunnen begeven — klonk er een zware slag over het Fransche land: de eerste ammunitie-wagen was in de lucht gesprongen. Wéér een slag volgde en wéér een. Het. was als het ratelend inslaan van den donderslag maar vreeselijker nog en ontzettender. De grond schudde en beefde van de kort op elkander volgende ontploffingen en wolken van Vóór den slag — twee flinke, krachtige jongemannen Na den slag — twee invaliden! kruitdamp stegen op van de aarde omhoog en onderschepten het licht van de zon De aanslag der cavaleristen van generaal Pau was gelukt. Een groote hoeveelheid Duitsche ammunitie was vernietigd. Te laat mochten ze zich nu beklagen, dat zij zoo weinig hun schietvoorraad hadden gespaard Toen de slag aan de Marne in volle hevigheid woedde, moesten de Duitschers op sommige plaatsen het vuur van Franschen en Engelschen onbeantwoord laten. Dat was het succes van generaal Pau! t 367 Had de Groote Opmarsch te veel van de krachten der Duitsche soldaten gevergd? Waren ze inderdaad vermoeid, oververmoeid, zoodat ze aan de hevige aanvallen der Verbondenen geen tegenstand konden bieden? Of waren ze overmoedig geworden en hadden ze, met een te groot vertrouwen op eigen kracht vervuld, de vijandelijke macht in 't geheel niet of voor het minst gering geschat? Al die vragen doemden op in de harten van het Duitsche volk, toen de Voor Duitschland zoo treurige tijding van den terugtocht hen bereikte. En treurigheid kwam in de woningen, toen de lange, zeer lange' verlieslijsten binnenkwamen en het bleek, dat krachtige families geheel waren uitgeroeid; dat jeugdige vrouwen hun echtgenoot, ouders' vaak hun eenigen zoon nimmer weder zouden zien. Een eindelooze ellende scheen over het Duitsche land en volk neergezonken. O, de slagvelden aan de Marne hadden zooveel Duitsch bloed gedronken'! De slachting onder de Duitschers noemden zelfs hun vijanden verschrikkelijk. De lichamen der gevallenen konden, talrijk als ze waren, niet eens meer worden begraven. Wanneer de strijd — in den avond of 's nachts — een oógenblik luwde, dan stegen rondom hooge vlammen op, de Vlammen van de brandstapels, op welke de Duitschers bij hoopen tegelijk hunne dooden hadden neergelegd. Opmerkelijk echter — de eensgezindheid, die van af het begin van den Oorlog onder het Duitsche volk had geheerscht, blééf. In Engeland en Rusland was een talrijke partij, die den oorlog veroordeelde, die met woord en geschrift te kennen gaf, dat hun Regeeringen niet tot dezen vreeselijken krijg hadden mogen besluiten. In Duitschland niet alzoo! 2) *) Zeer sterk trof inzonderheid velen de dood van den socialistischen Rijksdag-afgevaardigde Dr. Ludwig- Frank, een man van groote bekwaamheden, een sympathiek man, die, voor de- eerste maal in het vuur, door een vijandeiykén kogel werd getroffen. Dr. Frank was als vrijwilliger in dienst getreden en had aldus dit besluit verdedigd: „Mijn beweegreden was, door een daad te toonen, dat het besluit van 4 Augustus ons niet door uiterlijke tactische overwegingen was opgedrongen, doch uit een innerlijke noodzakelijkheid voortsproot; dat het ons dus met den plicht tot verdediging van het vaderland bittere ernst is". Gevallen ook deze dappere Gevallen — zijn roeping vervuld. Gevallen met de tienduizenden anderen voor het groote vaderland'! 2) In Frankrijk was het eveneens: niet alzoo. Daar — gelijk als in Duitschland — leefde onder hoog en laag de ééne begeerte: te overwinnen. Ook in Frankrijk hield ieder er zich van overtuigd, dat men dézen oorlog niet had gewild. Althans op dit oógenblik niet. Doch nu hij was uitgebroken, trok ieder die kon, naar de grenzen. Het vaderland móést worden verdedigd! Alle standsverschil hield op; aan partij-geschillen werd niet meer gedacht. Eén Duitschland was het, dat in Frankrijk binnenviel — één Frankrijk was het, dat den indringer zocht te verdrijven en op revanche zon! 368 Inderdaad, dnizenden Duitschers bleven gedurende deze vijf dagen als gevangenen in Frankrijk achter. En vele tientallen kanonnen vielen den Fransch-Engelschen legers in handen of werden door de geweldige kanonnades der Verbondenen vernield. Aan de Marne had Frankrijk revanche genomen voor 1870-'71!... De Duitschers hadden geléérd. Ze hadden geleerd, dat overmoed licht tot overschatting van eigen krachten en tot geringschatting van die des vijands leidt. Ze hadden geleerd ook, dat zelfs hün militaire organisatie nog niet tot de volmaaktheid was opgevoerd. Indien generaal Von Haussen maar tijdig hulp geboden had aan de bedreigde legers van Von Bülow en Von Kluck ja, indien dan was Joffre's offensief gemakkelijk verbroken en zou de Oorlog in het Westen geëindigd zijn geweest Evenwel — de Groote Opmarsch mocht zijn gestuit en de strijd tusschen de Marne en de Aisne mocht den invaller zeer bloedige offers hebben gekost — het voordeel was nog steeds aan Duitschen kant. De Verbondenen zouden niet eerder de vruchten van hun overwinning kunnen plukken dan wanneer zij de verloren vestingen zouden heroverd hebben. It is a long way to Tipperary — zoo begon het Engelsche soldatenliedje, dat in de bivaks en op marsch door de zonen van Albion werd aangeheven. Maar de weg, dien het Engelsche expeditieleger in samenwerking met de Fransche wapenbroeders had af te leggen naar Berlijn, ja slechts ook maar naar de Duitsche grens, was buitengemeen lang en zwaar en moeilijk. Want -de Duitschers hadden de door hen in bezit genomen Noordelijke Fransche verdedigingslinie in luttel tijds zóó versterkt, dat het den Verbonden legers op hun beurt bloedige offers zou kosten, wanneer zij in hün Opmarsch dien muur zouden willen omver stooten Den dag, nadat generalissimus Joffre zijn leger had gewezen op de behaalde overwinning en het in „JoffreTStijl" had gedankt voor de betoonde krachtsinspanning — den 13en September — kwam de dagen-lange Duitsche terugtocht tot staan. En in nieuwe stellingen wachtten nu de Duitschers den aanval hunner tegenstanders af. Neen, zij waren niet van zins, den weg, naar Berlijn voor den vijand open te laten. Eer het daartoe zou komen, moest de laatste man van het laatste Duitsche leger vernietigd zijn. Den krijg hadden ze op vreemden bodem gebracht. En daar moést hij blijven. 372 Gelukkig voor het Duitsche leger — het overgroote deel der soldaten werd gevormd door mannen, die zich door hun eer en geweten lieten leiden. Even weinig als onder het Duitsche volk aan de ondeugden vrijen teugel werd gegeven — even weinig had ook het meerendeel van het Duitsche leger zichzelf een vrijbrief gegeven voor uitspattingen en wanbedrijven. Veeleer beijverden zich de Duitsche soldaten, om de — goedwillige — Belgische bevolking bij te staan, om het leed te verzachten, dat het ongelukkige volk en land getroffen had. Zélf hadden ze immers in het Vaderland hun dierbaren, hun vrouwen en kinderen! Zouden zij, die het echtelijk liefdeleven op zoo hoogen prijs stelden, die, strijdend voor het Duitsche volksbestaan, zulks deden, omdat zij hun kinderen als hun oogappel liefhadden — zouden zij den Belgischen vrouwen en kinderen geweld en leed künnen doen? Maar tegen de franc-tireurs traden de Duitschers — zelfs de meest zachtmoedigen onder hen — met onverbiddelijke gestrengheid op.1) ') De Duitsche legers bestonden n-iet uit roofzieke benden. Waar de bevolking van het hun vijandige land zich buiten den strijd hield, daar bleek, dat de zoo gevreesde krijgers geen „barbaren" waren. Dit bleek in Vlaanderen, waar de goedwillige bevolking geen overlast ondervond van de Duitsche bezetting. Daar ook werden niet — als in Walenland — dorpen verwoest en gansche buurten platgelegd, omdat de Vlaamsche burgers, minder hartstochtelijk dan de bewoners van Walenland, zich van franctirenrs-daden onthielden. Dat bleek ook in Frankrijk. De heer Gouber uit Rouaan, lid van den Baad van State, die Noord-Frankrijk en het gebied aan het Nauw van Calais in ambtelijke hoedanigheid had afgereisd', publiceerde in de Temps van 6 September een brief, waarin hij de correcte houding der Duitsche troepen prees. Nadat hij geklaagd had over den overijlden uittocht van de burgerlijke bevolking van Rouaan, verklaarde hij, dat de Duitschers de daden, die uit België'gemeld waren, niet herhaald hadden. Er waren geen gebouwen in brand gestoken en voor alle opvorderingen van Vleesch, brood enz. was in contanten betaald. Toen de eigenaar van een fietsenwinkel afwezig bleek, namen de Duitschers de drie rijwielen, welke zij noodig hadden, pas mee, nadat zij den burgemeester opgezocht en dien een kwitantie ter hand gesteld hadden. Scherp traden de Duitschers slechts op tegen huizen, welker bewoners gevlucht waren, want zij zochten overal proviand en werden alleen boos, als men die verstopte of weigerde te verstrekken. Aangaande het groote gebied van Noord-Frankrijk verklaarde de heer Gouber, dat hij moest erkennen, dat hij in deze streek, welke hij bereisd had, geen klachten van de bevolking over de Duitschers had gehoord. 384 Panorama van Leuven na de verwoesting. heersen te onder de Leuvensche bevolking? Of deed het in Visé en Luik en in zoo menige andere plaats gebeurde hem besluiten, tot de Leuvenaars een waarschuwing te richten? Die waarschuwing kwam. Den 24en Augustus, 's Maandags, gaf hij bevel, dat de leden der burgerwacht zich als gijzelaars zouden stellen voor het geval, dat erop Duitsche soldaten geschoten mocht worden. Toen echter de roomschkatholieke geestelijkheid der stad aanbood, de bevolking te waarschuwen en tot rust aan te manen, werd dit bevel weer ingetrokken. De dag daarop evenwel, Dinsdag 25 Augustus, werd een dag van verschrikking voor Leuvenaars en Duitschers beiden. Het Belgische leger, in Antwerpen opgesloten, deed een. uitval. De geheel verwoeste Place de la Concorde te Leuven. Zijn voorposten eerst, dichte rijen troepen later, vertoonden zich in de nabijheid van Leuven. De Belgische soldaten kampten onverschrokken om hét hun ontwrongen gebied weer te vermeesteren. Leuven wilden ze heroveren, den vijand in zijn verbindings-lijn bestoken en hem in den rug aanvallen. Het gerucht van den strijd, eerst ver-af, drong door in de stad. En in de harten der Leuvenaars brandde de begeerte naar bevrijding. Hoe langer zoo meer opgewonden luisterden ze naar den doffen dreun van het Belgische veldgeschut. Of waren bet de kanonnen der Franschen, die dood en verderf verspreidden in de gelederen van den Duitschen overweldiger? En zouden straks de tonen der Marseillaise het Deutschland über alles hebben verdrongen ? De Leuvenaars — zij sidderden; zij hoopten én vreesden; zij 394 INHOUD VOORSPEL. Het drama van 28 Juni 1914 te Serajewo, door M. van dek Staal. *. . 1 INLEIDING en Vóórgeschiedenis van den Grooten Oorlog, door Joh. H. Been 13 GESCHIEDENIS VAN DEN GROOTEN OORLOG, door M. van dek Staal. ; ... Zware beschuldigingen 46 Verklaring der Oostenrijkseh-Hongaarsche Regeering 47-48. — De „Daily Chronicle" over den Vorstenmoord 49-50. —Was Rusland schuldig? 50.— Was Servië schuldig? 51. — Officieels bekendmaking der OostenrijksehHongaarsche Regeering betreffende aan het licht gekomen feiten 52-53. Dagen van spanning 53 Anti-Servische betoogingen in Oostenrijk 53-54. — Servische agitatie 54. — Donkere wolken 55-56. — „23 Juli 1914" 56-57. De Nota van Oostenrijk-Hongarije aan de Servische Regeering 57 Oorlogen en geruchten van oorlogen 59-60. — Geschiedenis van Bosnië 61-62. — Servië en Bosnië 63-64. — Eischen der Monarchie 65-67. Entente en Drievoudig Verbond 67 Russische en Fransche en Duitsche meeningen 67-68. — Een brief uit den Duitschen Rijksdag 68-69. —Verdeelde meening in Engeland 71. — Wat zal Italië doen ? -71 Het Antwoord van Servië 72 De stemming op 25 Juli te-Belgrado 73-75. — Het Servische antwoord 76. — De diplomatieke betrekkingen tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië afgebroken. 78-79. Kroonprins Alexander en Czaar Nicolaas 79 Telegram van den- Servischen Kroonprins 79-80. — Servische waarheidsliefde 81. — Telegram van den Czaar 82. — Nog een telegram van den Kroonprins 82. Keizer Wilhelm en het Duitsche volk 83 De Keizer te Balholm 83. — 's Keizers neergedrukte stemming 84. — Anti-Servische betoogingen in Duitschland 85. — Het Duitsche volk verwachtte den Krieg 86. 400 De Oostenrijksch-Servische Oorlog uitgebroken 86 Mobilisatie in Servië en in Oostenrijk-Hongarije 86-87. — De legersterkte der twee Donau-rijken 90. — Oostenrijk-Hongarije verklaart 28 Juli, dat het Rijk zich in staat van oorlog met Servië beschouwt 90. — Een Proclamatie van Keizer Franz Josef 91-92. Het schot van den „Vormeister" 94 Belgrado door Hof en Regeering verlaten 94-96. — Het eerste gevecht in den Servisch-Oöstenrijkschen Oorlog 96—100. In en om de hoofdstad van Servië 100 Afwisselende stemmingen 'in Belgrado 100-10?. — Een Proclamatie van Kroonprins Alexander 102-104. — Bombardement van Belgrado en gevecht aan de Save 106-110. — Een dag des bloeds 110-117. De Groote Oorlog dreigt 117 Gedeeltelijke mobilisatie in Rusland 117. — Ontstaan van het Tweevoudig Verbond 118-120. Telegrammen-wisseling tusschen Keizer Wilhelm en Czaar Nicolaas 121-123. — Ultimatum van Duitschland aan Rusland 123. — Ultimatum van Duitschland aan Frankrijk 124.—Mobilisatie in Nederland 125. De Groote Oorlog uitgebroken 126 , Laatste telegrammen-wisseling tusschen Czaar Nicolaas en Keizer Wilhelm 126. — Oorlogsverklaring van Duitschland aan Rusland 127. Oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland onvermijdelijk . .129 Telegram van Prins Heinrich aan Koning George 129. — Telegram van Koning George aan Prins Heinrich 130-131. - Engeland staat niet voor Frankrijks onzijdigheid in 131. - Frankrflk en Engeland 131-132, - Oproep van President Poincaré tot het Fransche volk 132-134. Luxemburg bezet ,134 Een daad van onrecht — een daad van militaire noodzakelijkheid 134-138. België in den Grooten Oorlog betrokken 138 Mobilisatie in België 138-139. - Engeland vraagt in Parijs en Berlijn eerbiediging van België's neutraliteit 139-140. - Ultimatum van Duitschland aan België 140-143. - België-wijst de Duitsche eischen af 143-144. Engelands hulp-door België ingeroepen en verleend 144-145. — Het Duitsche leger trekt bij Gemmenich over de Belgische grens 146. Engeland verklaart Duitschland den Oorlog 146 Klimmende spanning tusschen Engeland en Duitschland 148-151. - Ulti^ matum van Engeland aan Duitschland 154. - De oorlogstoestand tusschen Engeland en Duitschland ingetreden 156. De inval der Duitschers in België. De verschrikkingen van den Oorlog voor België begonnen . 157 De stemming onder de Duitsche soldaten 157-158. - De Stelling van Luik 159. — De stemming onder de bewoners van Walenland 160-161. — Koning Alberts toespraak tot de Volksvertegenwoordiging 162-164. — Het waakzame Belgische leger 164-166. Een daad van onrecht en een militaire noodzakelijkheid . 166 Een daad van onrecht 166-170. — Een militaire noodzakelijkheid 170-173. 401 OP LEVEN EN DOOD OP LEVEN EN DOOD Geschiedenis van den Grooten. Oorlog DOOR M. VAN DER STAAL | MET EEN BESCHRIJVING DER VOORGESCHIEDENIS VAN JOH. H. BEEN ARCHIVARIS TE DEN BRIEL DRUKKERIJ „LIBERTAS" — ROTTERDAM 1914-'15 VOORSPEL. Eet drama ran 28 Juni 1914 te Serajewo DOOR M. VAN DER STAAL. 't Is Zondag. Met een heerlijk diep blauw welft zich de hemel over Bosnië, het schoone bergland, en met goudene stralen overstroomt er de zon de met schaduwrijke wouden bedekte ruggen der hoogten en; de in zomertooi prijkende liefelijke dalen, die, zoo de bewoners het slechts wilden, door hun vruchtbaarheid zulk een ongemeen rijken oogst zouden kunnen voortbrengen. De zomerzonnedag vult de harten der Bosniërs met blijheid. Als echte zuiderlingen houden zij van de zon en haar zonnewarmte. Wanneer daar dreigend sombere wolken zich opstapelen en donkerheid over het berglandschap komt en de Treskavica en de Bjelasnica x) hun toppen wegsteken achter' een ondoordringbaren, vaalgrijzen sluier, dan overweldigt hen de neerslachtigheid. Doch niet zoodra breekt het zonlicht weer door, of de lust om te leven schijnt als herboren. Dan zoeken en vinden de landskinderen elkaar en reien zich de jongelingen en- maagden ten dans en doen schoone zangstemmen lustig en blij hun liederen opklinken. Men zegt, dat de Bosniërs ruw zijn en trotsch, valsch en wreed, en terugstootend jegens vreemdelingen; dat ze echter, eenvoudig en streng van zeden, gaarne onderling gastvrijheid beoefenen; men prijst hen als dapper in den krijg, eerlijk en rechtschapen in den handel, maar men noemt hen ook dweepziek en bijgeloovig op godsdienstig, bekrompen en conservatief op politiek gebied; hoewel ze lichamelijk krachtig gebouwd en groot zijn van postuur, zouden ze tegen ontbering zeer weinig bestand wezen. Zij dit zoo. Maar ontkend kan niet worden, dat de Bosniërs een !) Twee bergen, 2128 en 2067 M. hoog, zuidwest van Serajewo en in de uitloopers der Dinarische Alpen gelegen. ■Op Leven en Dood. 1 1 natuur hen met hare schatten h£Siï£* * ^ * de _Ü ZQ° h6erSCht dan 00k °P dezen Zondag, dezenl28sten dag _ van Junimaand 1914, nu natuur in vollen rijk» dom haar pracht tentoonspreidt, in de harten van landvolk en stedeling een wondere" blijheid. Maar er is. nog een andere oorzaak die de Bosniërs jubelen doet. In hun hoofdstad, hun Bosna Saraj dat door deWestersche veroveraars Serajewo of Sarajevo wordt genoemd - zal heden de toekomstige heerscher der groote monarchie met zijn gemalin door hen worden verwelkomd. Hij, de Aartshertog-Troon- zich in vlaggentooi hult. Ze willen er met luiden jubel het Vorstelijk Echtpaar verwelkomen, de twee menschen, die — gelijk de mare gaat — elkander zoo recht hartelijk lief hebben en voor het drietal kinderen, hun geschonken, zulkè uitnemende, liefdevolle Ouders zijn. Ziet in die straten de dicht opeengepakte menigte! Welk een schilderachtige aanblik, die mannen en vrouwen in de kleurige kleedij van het land! En die kinderen, die zich met bloemen omkransten en vlaggen meevoeren en straks den Hoogen Gasten van Bosnië's hoofdstad hun schoonste liederen zullen toezingen! Wat is het vertoon reeds feestelijk en hoe zal de vreugde vertienvoudigdzijn, als de langverwachten eindelijk hun blijde intrede in het oude Serajewo hebben gedaan. Ja, het is een dag, waaraan na jaren nog met ontroering zal worden gedacht. Voor Bosnië en de Bosniërs breekt dezen 28sten Juni een nieuwe tijd aan .... De nieuwe Troonopvolger in Oostenrijk-Hongarije, Aartshertog Carl Franz Jozef, met zijn oudsten zoon. Hun blijde intrede! Aartshertog Franz Ferdinand d'Este is gewaarschuwd geworden, van zijn voorgenomen Bosnische reis af te zien. „Hoogheid," — heeft men gezegd, — „ga niet naar Bosnië, ga 3 niet naar Serajewo! Want wel is het Mohammedaansch en het Roomschkatholiek deel der bevolking U wèl-gezind, maar de nationalistische en Grieksch-orthodoxe Serviërs in Bosnië zijn door de overwinningen van het Koninkrijk Servië in de Balkan-oorlogen trotscher en onbuigzamernog dan ooit te voren. Zij zijn verbitterd tegen Oostenrijk, Hoogheid, en wie weet, zullen ze Uw komst niet gebruiken, om nieuwe politieke woelingen te beginnen!" Maar de Aartshertog, die een man is van zeer sterken wil, heeft geantwoord, dat hij beslist aan de groote manoeuvres, die ditmaal in Bosnië plaats zullen hebben, wil deelnemen. De trouwe dienaren van het Keizerlijke Huis hebben daarop in nog duidelijker vorm hun waarschuwingen geuit, doch de plichtgetrouwe, die immers als toekomstig Vorst zijn volk een voorbeeld van moed en plichtsbetrachting had te geven, heeft het toen uitdrukkelijk gezegd, dat hij voor dreigementen nimmer zal wijken. Van den Aartshertog heeft men toen afgelaten. Maar men is tot zijn gemalin gegaan, tot Sophie, Hertogin van Hohenberg, en aan haar deelde men mee, wat mogelijk dreigde. Maar deze, even kloekhartige als liefhebbende vrouw, antwoordde, dat, zoo de Aartshertog ging, zij dan ook,aan zijn zijde op haar plaats zou zijn. Ze had hem immers liefde en trouw beloofd in leven en in sterven! En ze zijn gegaan. Hunne kinderen vertrouwden ze, hoe noode ook, onder vreemde hoede en samen hebben ze de reis naar de verafgelegen provincie ondernomen.- En op dezen heerlijken Zondag staan ze gereed, om zich naar Serajewo te begeven, en er op het Stadhuis de hulde der Overheid en in de straten der stad de hulde der bevolking in ontvangst te nemen. Even te voren heeft er nog een aandoenlijk tooneel plaats gegrepen. Aartshertog Franz Ferdinand, die met recht de onverschrokkene genoemd kan worden, vreest. Maar het is geen vreeze voor eigen persoon en leven, die hem beangstigt. Hij beeft voor zijn gemalin en daarom verzoekt hij haar, hem ditmaal alleen' te laten gaan. Waarom? Omdat, zoo de hem gegeven waarschuwingen hun ontstaan te danken hebben aan een inderdaad dreigend gevaar, hij dan alleen het slachtoffer -zal zijn, en zij, de trouwe Moeder zijner kinderen, in het leven gespaard zal blijven. Doch zij weigert de inwilliging van dit verzoek. Ze wil bij hem blijven en met hem alle gevaren deelen. . . . Om tien ure 's morgens wordt dan de tocht ondernomen. Het is van de kleine badplaats Ilidze naar het Stadhuis van Serajewo slechts enkele minuten. En daarom ook staat langs dien weg de menigte dicht opeen, omdat allen willen zien. Men heeft toch van zoo verre de reis niet ondernomen, om straks, teruggekeerd, te 4 Oostenrijksche soldaten, die tijdens de groote manoeuvres een veldtelefoon in werking brengen. De Oostenrijksche genie op manoeuvres, bezig met het tot stand brengen van een telegraaf-verbinding. moeten bekennen: „In Serajewo zijn we wel geweest, maar onzen Aartshertog zagen we niet!" Daar zijn ze! Hoort het gejuich! Met hoeden en mutsen en doeken en linten wordt er gezwaaid! En steeds luider worden de welkomstgroeten, al hooger verheft zich het vreugdegeroep!- Eensklaps gebeurt het. vreeselijke! Onder de blij-ontroerde menigte bevindt zich een man, die met sombere blikken op het feestgewoel rondom hem heeft neergezien. Hij jubelt niet, neen; de tanden houdt hij op elkander geklemd, •opdat geen kreet van wraakzucht en bloeddorst hem verraden zah En als de auto van den Aartshertog nadert, brengt hij, omzichtig, de hand onder zijn kleed, om die, als de Vorstelijke Personen langs hem heen rijden, bliksemsnel weer te voorschijn te brengen en een donker voorwerp naar hunne hoofden te slingeren. Een vreeselijke ontploffing volgt! En dadelijk daarop weerklinkt een duizendvoudige kreet van afschuw. Een aanslag op den Aartshertog! Enkelen zien, hoe de helsche machine neervalt op de neergeslagen kap van de Aartshertogelijke auto. Ze zien ook de armbeweging van Franz Ferdinand, die met zijn linkerhand de bom terugslaat. Het helsche moordtuig treft dan de volgende automobiel Duitschland is een gevolg van de staatkundige, terwijl later ƒ I zijn régeering en... zijn onderook de economische zich be- - j^L I Ê, JHj -gang geweest, gonnen te doen gevoelen. - JflsÉ^ V* J> JB Geen land van Europa, waarNu waren de staatkundige UKk *4 JraHHEB *:voor dat nationaliteitsbegrip zoo vraagstukken meer geëigend BIBPjIR i\ \ ffi fl gevaarlijk was en is, als voor voor de diplomaten. Het volk HNELjE W \\j wPHÜ Oostenrijk. Dat is meer een kon alleen door sterke stroo- BHuHH^y^ m\a£ 'j99| geschiedkundige, of, nog beter, mingen daarvoor in beweging ^BSHSSt^MJl^kJ^ \&Ji meer een politieke, dan een gebracht worden. De kieswetten vj|HEHHHHHnHj^^| eenheids-staat. Daarin zijn waren hoogst gebrekkig, hingen ' . ' om nu maar de hoofdbestandin het gunstigé geval van een deelen te noemen —, meestal zeer veel te hoogen census af. En wil ón-broederlijk vereend: Duitschers, men Engeland als het klassieke Hongaren en Slaven, land der volksvertegenwoordiging Van de laatsten is de zoogenaamde uitzonderen, dan zij hier vooreerst iHH WKt Slavische beweging uitgegaan. Des te opgemerkt, dat het Hiïtscho rijk in die gevaarlijker voor Oostenrijk in 't bijzonjaren zoo goed als buiten het vasteland ^^^Bfc. dor en voor Europa in 't algemeen, omdat van Europa stond, en voorts, dat er zelfs ■ :lltÜ(1 »'('k('11(M1 kon op en aangetrokken daar na veel strijd en volharding een dringende W^^^ werd door den reusachtigen Slavischen staat, herziening van het kiesrecht tot stand moest komen. ^QHHH WMÊÊf^^ die Rusland heet. Van die Slavische beweging het En wat nu de economische vraagstukken betreft, die ^^^HH ^^pP^ zich eoll gevoelen van al die volken, welke tot dezen waren in die dagen om zoo te zeggen nog in hun begin, ^^^^^^^^^^^ stam behooren en die altijd met jaloersche oogen uitzagen, en althans veel te afgetrokken om door de groote massa'be- i nt de of de Duitschers dan wel de Hongaren te hunnen koste begrepen en naar waarde beseft te worden. Doch het idee, dat S^tentoSSd "Sf «wStt voordeeld werden, is het gekomen tot het voor Europa zoo allen, die door afkomst, taal en geschiedenis bij elkaar behoorden, gevaarlijke Pan-slavisme, het opgaan van al wat Slavisch één natie moesten vormen, lag zoozeer voor de hand, en was voor • spreekt en denkt en hoopt en gelooft in het grootste rijk der iedereen, die er belang bij had, zoo duidelijk en vanzelf sprekend wereld het aldoor in macht en aanzien wassende Rusland, dat, 24 25 gelijk eenmaal Nietzsche zeide, evenals de kerk kan wachten. Het moet eenmaal door Napoleon I voorspeld zijn, dat, honderd jaar na zijn dood, Europa óf een Statenbond zou zijn geworden, óf buigen zou onder de kozakken. Op dit oogenblik ziet het er werkelijk niet naar uit, dat we spoedig de inrichting van een Europeeschen Statenbond hebben te verwachten. En wat de vervulling van het tweede deel der profetie betreft... nog is het geen honderd jaar geleden, dat Napoleon, wiens val door zijn tocht naar Rusland verhaast werd, als balling van Europa op het eenzame Sint-Helena den laatsten adem uitblies. Keizer Wilhelm van Duitschland, Oostenrijks bondgenoot. Wat wil toch dat zwijgende, al maar opdringende Rusland, waarvan men stukken af kan scheuren zonder dat het iets aan zijn logge massa schaadt, het land met zijn al maar toenemende bevolking, met zijn opslokken van de groote legers van Karei XII en van Napoleon, het land... dat wachten kan en welks bewoners gewoon zijn aan pest en cholera en hongersnood? Men spreekt van een geheim testament van Peter den Grooten, waarvan de inhoud voorkwam in de mémoires van de Beaumont, een Pransch gezant in Rusland. Onecht of niet, het geeft een kijk op datgene, wat verondersteld wordt in de plannen der Russische regeering te liggen en gaat van het beginsel uit, dat het Russische volk eindelijk tot heerschappij over Europa geroepen zal worden. Wat Peters opvolgers te dien einde moeten doen, wordt in een 26 reeks van artikelen omschreven. Ik vond die altijd het bondigst samengevat door wijlen Prof. Wynne, en geef dit daarom hier terug. Om dan de heerschappij van Europa te verwerven, moesten de opvolgers van Peter, „uit de beschaafde natiën van Europa generaals en geleerden naar Rusland lokken; steeds een leger op voet van oorlog hebben; de geschillen in Polen levendig houden en dit rijk verdeelen; den wedijver tusschen Zweden en Denemarken voeden; voor de Russische prinsen echtgenooten in Duitschland zoeken; spreide be¬ lijders van den Griekschen godsdienst; zoodra Zweden, Perzië, Polen en Turkije veroverd en de Oosten de Zwarte zee vermeesterd zijn, aan Frankrijk of aan Oostenrijk voorstellen de heerschappijover Europa met Rusland te deelen; zóó, met behulp van Staten, den anderen en ook eindelijk dezen te zich voort durend langs de Oost- en Zwarte zee uitbreiden; zooveel mogelijk de grenzen naar Constantinopelen in de richting van Indië uitzetten; in Duitschland twist tusschen verschillende vorsten stoken ; zich totbeschermer opwerpen van de hier en •daar verden één dezer vernietigen." De voorspelling van Napoleon en het politieke testament van Peter den Grooten beide latende voor wat ze mogen zijn, valt het toch niet te ontkennen, dat in de richting van het laatste de politiek van Rusland heengestuurd is. Wat zyn verhouding tot Duitschland betreft, daar komen we straks op terug. Maar Polen is verdeeld, de Zweedsche gewesten aan de Oostzee zijn opgeslokt, in CentraalAzië is Ruslands invloed onbetwist, aan de grenzen van Indië en 27 Keizer Franz Jozef van Oostenrijk-Hongarije, Duitschlands bondgenoot. Perzië wordt het alleen door Engelai.ds macht tegengehouden, en telkens weer moet het op de vingers getikt worden, die zich al begeeriger naar Constantinopel uitstrekken. In waarheid lijdt deze logge kolossus het meest aan het gebrek van een ijsvrije zeehaven. Naar den Westkant stuit het telkens op een combinatie van Europeesche machten, waarvan steeds Engeland de ziel is. Naar den Oostkant in den jongsten tijd op Japan, nog voor een halve eeuw een geheimzinnig rijk, weinig of niet meetellend in de wereldplannen der Westersche staten, thans al machig genoeg om door het de zeeën beheerschende Albion tot bondgenoot begeerd te worden. Het Oost-Aziatische vraagstuk weglatend, dienen wij onze aandacht meer te vestigen op dat andere ingewikkelde vraagstuk, waarvan onze ouders en grootouders in hun schooljaren reeds als „de Oostersche kwestie" het bestaan leerden kennen. 1 Erg ingewikkeld? Och, sta aan Rusland Constantinopel af, drijf de rest der Turkea naar Klein-Azië of laat deze taak bij wijze van belooning aan Rusland over, en... we zijn een heel eind nader gekomen bij de oplossing. Maar — hoe moet het dan met die bewoners van het Balkan-schiereiland, voor wie een groot en machtig Bulgaarsch rijk het ideaal der toekomst is? Hoe met de Grieken, die droomen van de herstelling van het oude Oostersch-Romeinsche Keizerrijk, waarvan Constantinopel, dat door de Mahomedanen Istamboel wordt geheeten, weer onder den naam van Byzantium de hoofdstad worden moet? Hoe , met al die kleinere èn grootere belangen der staten en staatjes op dat schiereiland, wier inwoners elkaar ternauwernood het licht in de oogen gunnen? En zou eindelijk het groote Rusland aan den tooverban van ijs- en binnenzeeën ontsnapt zijn ? Een ijsvrije haven aan Rusland, waardoor het zich spoediger dan naar de logheid van dit reuzenlichaam te vermoeden zou zijn, ontwikkelen kan tot een macht, die... er zich wel spoedig nog een heele reeks van dergelijke zeehavens bij zal verwerven! De Balkan is heel eigenaardig de Kinderkamer van Europa genoemd. De jeugdige volkeren daar ontzien zich niet om zóó onvoorzichtig mogelijk met vuur te spelen, dat jaren lang de andere volkeren van dat werelddeel in angst zich afgevraagd hebben, of soms heel het huis geen gevaar liep. Helaas, die vraag is in het gruweljaar 1914 in toestemmenden zin beantwoord moeten worden. Europa staat in brand, en weer kwam het vuur uit het Balkanschiereiland. .. Het is daar inderdaad een alleringewikkeldste toestand. Oostenrijk, gewoon in de laatste jaren den „Zieken Man" tot nabuur te hebben, 28 die eens in de volheid zijner krachten telkens dit gedeelte van Europa overstroomde tot hij zich het hoofd stootte voor Weenen, ziet nu ongaarne de staten en staatjes aan zijn Zuidgrenzen tot een machtsuitbreiding komen, welke hen voor het bestaan der monarchie gevaarlijk maakt. En valt de grootste invloed op dat schiereiland toe aan een Slavisch volk, dan weet Oostenrijk wel, hoe de groote Russische beer daaraan niet onschuldig gehouden zal kunnen worden, en ook, hoe de Slavische Volkeren van Oostenrijk als met magische kracht naar het Zuiden getrokken zullen worden, een weg, die ten slotte voor hen naar het Oosten zal leiden, om — het lijke een Tyrol, het schoone Oostenrijksche bergland, biedt treffende vergezichten. Dit „wolkenmeer" werd gezien vanaf de Dreihornspitee. tegenspraak in zichzelf — een heirweg te banen naar het Westen, en wel voor den Russischen kozak. Bij dien toestand op den Balkan hebben echter ook andere staten dan Rusland en Oostenrijk belang. Dat heeft niet minder Italië met zijn Adriatische zee, en niet minder Engeland met zijn weg naar Indië. Ook de Duitsche adelaar is naar dit slagveld aan komen zweven; en al dadelijk moet ik erkennen, dat dat een.heel ongelukkig beeld is. Want Duitschland is met geld in de tasch gekomen, dat gestoken werd in schijnbaar zoo vreedzame ondernemingen als spoorwegen, maar kon toch niet nalaten den Turken den parade-pas te leeren en hen te drillen tot soldaatjes, die nog wel eens te pas konden komen. 29 In den zomer van 1914 was de Bagdad-Spoorweg, waarvoor Duitschland geld beschikbaar stelde, zoover gevorderd, dat ook reeds ten Oosten van Alöppo aan de nieuwe lijn kon worden gewerkt. Want de „Zieke Man" leeft ook nog, heeft ook zijn plannen en berekeningen, kent ook het verhaal van den hond, die met het been wegliep, waarom twee andere honden vochten! Nu zou die „Zieke Man" elke vergelijking met een hond hoogelijk afkeuren, omdat dit trouwe dier een veracht schepsel in het Oosten is. Noemen ze ons niet Christenhonden? En nu Allah het versMad dier Christenhonden verdwaasd heeft, zoodat zij elkaar vermoorde^ en uitroeien bij tienduizendtallen, nu gevoelt die „Zieke Man" dat, een Westerling, een Frank als de Tsaar van Rusland, hem wel zoo heeft kunnen noemen, maar dat hijzelf de Kalif, de Beheerscher der Geloovigen is, met een macht over het geweten der Mohammedanen, die werkelijk voor de Westerlingen beangstigend is. Want er zijn méér Muzelmannen dan dat millioentje in Europa! Men vindt ze in Afrika en Azië, niet het minst in de Engelsche en onze Oost-Indische bezittingen. En... er is niet alleen een Pan-slavisme, maar ook een Pan-islamisme. Zijn er niet meer belijders van den Islam dan van het Christendom? Waar is het einde, wanneer men zich in dat Oostersche vraagstuk verdiept? Ik neem het nu ruimer dan gewoonlijk; maar zou men denken, dat het zich stoort aan allerlei beperkingen door diplomaten aan- en opgelegd? Europa staat nu eenmaal in vuur en vlam. Moge de blussching niet verre zijn. Want niet alleen naar een gansch werelddeel kan uit de Kinderkamer van Europa een brand overslaan. Er zijn buiten Europa ook brandstoffen!... Nu we althans eenig inzicht hebben van de beteekenis der doorelkaar gemengde kwesties, waarvan de eene de Oostersche en de andere de nationalistische heet, kunnen we meer geleidelijk de gebeurtenissen nagaan, die, staande onder deze beide teekenen, zich sedert de- Februari-omwenteling van 1848 voor de Eiiropeesche staten ontwikkeld hebben. Niet het minst van allen werd de Oostenrijksche staat, in die revolutie-koorts betrokken, en waren het vooral de Hongaren, die zich vrij en onafhankelijk wilden maken. Zeer hachelijk heeft 30 het toen met het rijk der Habsburgers géstaan, en vermoedelijk zouden de Hongaren hun doel bereikt hebben, indien, in het jaar 1849, niet de Russen den Oostenrijkers te hulp waren gekomen. Door die hulp werden de Hongaren onderworpen en na een bloedige worsteling tot de stilte van het kerkhof gebracht. Lang heeft het geduurd, eer dat volk van de bekomen slagen zich weder eenigermate hersteld heeft, maar nog getuigen de zangen van den volksdichter Petöfl van den hartstocht, waarmede toen gestreden is en van de wanhoop, waarin zooveel grootsche verwachtingen ten onder gingen. Maar het bestaan van den staat Oostenrijk was gered en verzekerd door Rusland. Dat mocht Oostenrijk niet, en zou Rusland nooit vergeten. Er zouden niet véle jaren verloopen, voor opnieuw de waarheid bewezen werd, dat men goed doet; om maar geen al te groote wissels op de deugd der dankbaarheid te trekken. Deze levensles gewerd Rusland tijdens den Krimoorlog van 1854 tot 1856. Sedert Napoleon III Keizer der Franschen geworden was, lag het ér vanzelf toe, dat er te eeniger tijd weerwraak zou genomen worden voor den ondergang van het Groote Leger in de uitgestrekte vlakten van'Rusland en niet minder voor de nederlaag bij Waterloo, waardoor de Napoleontische macht was ten onder gegaan. Nu was het allereerst naar Rusland, dat zich die revanche richtte. Geen wonder ook! Want tsaar Nicolaas bleef Napoleon III als een indringer en parvenu beschouwen, en''weigerde hem zelfs den onder vorsten gebruikelijken titel van „mon frère". De aanleiding tot een gespannen verhouding tusschen de regeeringen van Frankrijk en Rusland werd voor dezen keer gevonden in het protecto- . ' raat over de Katholieken in het -Turksche Palestina. Rusland eischtevoor zich het protectoraat over .die van den Griek- zat de Sultan van Turkije, die het liefst van alles schen godsdienst en daartusschen De oude Euphraat, wier oevers ten behoeve van den BagdadSpoorweg door een modernen ijzeren spoorwegbrug werden verbonden. 31 de aanhangers van beide godsdiensten voor Allah's aangezicht had uitgeroeid. Maar wie er aarzelen mocht, tsaar Nicolaas I tastte door, zooals dat een Rus kan doen, die weet, dat hij te bevelen heeft. En dan.... Constantinopel begon met dubbele magneetkracht te trekken. Dat kwam van een oude voorspelling, waarvan de inhoud hier op neerkwam, dat vierhonderd jaar na de inneming van Constan-' tinopel door de Turken, wederom het Kruis zou prijken op de Aya Sophia, de hoofdkerk van Constantinopel. In het jaar 1453 hadden de Turken er het Kruis afgerukt om dat te vervangen door de Halve Maan. Welnu, goed opgeteld gaf 1453 plus 400 het jaartal 1853 aan. Het spreekt vanzelf, dat, zoodra de vervulling van zuiK een gevaarlijke profetie ernst dreigde te worden, het in dit opzicht wel Christelijke maar niet bijgeloovige Engeland die proef niet kon toelaten. Zondere nadere toelichtingen gevoelt men vanzelf, dat er weldra een oorlog uit moest barsten tusschen Frankrijk en Engeland aan den eenen en Rusland aan den anderen kant. Daar zat het met de plaag der dankbaarheid bezochte Oostenryk nu vlak bij "het oorlogsterrein in een heel moeilijk parket. 32 De Duitsche Keizer, die van reizen houdt, verblijft gaarne op Korfoe, waar hij dan in het prachtige Achilleion zijn intrek neemt. Wat te doen? Uit dankbaarheid, omdat het vijf jaar geleden door Rusland zoo goed als van den ondergang gered was, nu op zijn beurt.het Tsarenrijk bijstaan? Dat'was den weg banen om den grooten buurman in het nabijgelegen Turkije te brengen, dus eigenlijk een ondergraven van eigen stelling. Dan — ter voorkoming van dit gevaarlijke — partijkiezen voor de Engelschen en Franschen? Dit ware inderdaad een te zwarte ondankbaarheid. Bleef over een neutraliteit, die echter welwillend of dreigend voor Rusland kon zijn. De oude Keizer van Oostenrijk bemint de natuur. Allerlei dieren, waaronder talrijke herten, vindt men in de parken der Keizerlijke sloten. Op deze foto ziet men, hoe mak de herten zijn. Welnu, Oostenrijk heeft de laatste keuze gedaan, heeft zelfs door een verbond met Pruisen een houding tegenover Rusland aangenomen op de grens van het vijandelijke af, en daardoor dit laatste rijk gedwongen zijn troepen uit de vorstendommen aan den benedenloop der Donau terug te trekken. Met het gevolg, dat het hoofdtooneel van den oorlog zich verplaatste naar het schiereiland de Krim, waaraan deze krijg zijn naam ontleend heeft. Rusland heeft in dezen oorlog de "nederlaag geleden, en dat voornamelijk geweten aan de onwelwillende houding van Oostenrijk. Die houding heeft Rusland nooit vergeten en nooit vergeven! Vooreerst kon er echter niet aan gedacht worden om dit op de Op Leven en Dood. 3 33 een of andere wijze daadwerkelijk te toonen. Rusland moest weer een weinig.... wachten. Intusschen kon het zich drié jaren na den vrede, die een einde had gemaakt aan den Krim-oorlog, in stilte verkneukelen over de tegenspoeden, die Oostenrijk begon te ondervinden. Gunde dit laatste rijk aan geen andere mogendheid een overwegenden invloed in het Balkan-schiereiland, zelf oefende het zulk een invloed uit in het Appenijnsche. Het nationaliteits-gevoel, in dat laatste schiereiland door den grooten Napoleon opgewekt, was niet vernietigd kunnen worden door de Oostenrijksche staatkunde, maar bleef smeulen onder de grauwe asch der mokkende onderworpenheid. Door den derden Napoleon, groot althans in het uitdenken en lanceeren van phrasen, was deze vonk tot een vlam aangeblazen, en een nieuwe oorlog uitgebroken, nu tusschen Frankrijk en Oostenrijk, welke oorlog-niet in het voordeel van Oostenrijk uitviel, hetwelk daardoor een groot deel van zijn invloed op de zaken in het Appenijnsche schiereiland moest opgeven. De éénwording van Italië was in haar eerste phase gekomen. Dat men er voorloopig niet sneller mee opschoot, lag aan den man, die den stroom ontketend had. Toen de phraseur te nauw met de werkelijkheid in aanraking kwam, deinsde hijzelf terug voor de gevolgen. Maar voor het naar eenheid strevende volk op het schiereiland was er geen gehater mogendheid óp de wereld dan Oostenrijk.... Hebben we in het zoogenaamde Politieke Testament van Peter den Grooten gelezen van een Duitschland, er werd toen met dezen landsnaam iets geheel anders bedoeld dan het tegenwoordige geslacht daaruit zou opmaken. Toenmaals was het nog het Heilige DuitschRoomsche Rijk, dat, volgens Voltaire, noch Heilig, noch Duitsch, noch Roomsch, noch zelfs een Rijk was. Aan dat Rijk was door de overwinningen van Napoleon I een treurig einde gekomen. De laatste Keizer had in 1806 de kroon neergelegd, eenvoudig omdat heel dat los aan elkaar gehechte slappe lichaam in stukken en brokken gevallen was. Een van zijn laatste daden was geweest, dat hij zijn Oostenrijksche erflanden tot een Keizerrijk verheven had, en daarover als Frans I, Keizer van Oostenrijk, de regeering voortzette. Het Weener Congres van 1815 had het Duitsche Keizerrijk niet hersteld, maar men was gekomen tot een Duitschen Bond, waarvan de hegemonie bij Oostenrijk berustte, 't Was een verbond van allerlei staten en staatjes, en schommelde even log en knarsend voort als het oude Duitsche Keizerrijk. Doch ook onder het Duitsche volk, eeuw aan eeuw genoeg vernederd en klein gehouden, niet het minst door den Franschen koning Lodewijk XIV, ontwaakte het nationaliteits-idee. 'j,Wat is des Duitschers Vaderland?" En het antwoord daarop luidde, dat het 34 noch Pruisen was, noch Beieren, noch Zwaben, noch-welk koninkrijk of vorstendom ook, maar dat alleen het gansche Duitschland en zoover de Duitsche spraak gehoord werd, aan deze voorwaarde kon voldoen. Ja, maar, dan kon de grootste helft van het Keizerrijk Oostenrijk er niet bij gerekend worden! Tot het Duitschland der toekomst konden of mochten geen Hongaren en geen Slaven behooren. En, wijl Oostenrijk ter wille van zulk een idee geen lust en geen plan had om ook al in stukken en brokken te vallen, was de eenige oplossing ter bereiking van een echt en waarachtig Duitschland, dat.... Oostenrijk er buiten werd gesloten. De verzorging van de herten van den Keizer van Oostenrijk in den winter op de voederplaats bij Mürzsteg, in Stiermarken. Deze logische gedachtengang was echter in die dagen iets zoo ongehoords,- dat het staatsgevaarlijk leek dien onder woorden te brengen. Menschen met „beperkt onderdanen-verstand" — en daar heeft men het dikwijls in de Duitsche landen over gehad — deden dan. ook verstandig hierover het stilzwijgen te bewaren. Ik zou ook niet durven beweren, dat die redeneering algemeen voor waar werd gehouden. Het tegendeel was het geval. En al de reuzen-energie van een Bismarck is er tot aan de uiterste grens toe voor ingespannen moeten worden, om deze gedachte in een daad om te zetten en ten slotte.het doel te bereiken. 35 Helaas, ook hier moest weer het zwaard de beslissing brengen, en het was eerst na een bloedigen oorlog — die van het jaar 1866 — dat Oostenrijk met zijn verschillende n natiën en tongen op zij is geschoven kunnen worden. Een Noord-Duitsche Bond werd gevormdonder presidium van den Koning van Pruisen, en, of de Zuid-Duitsche staten, waarvan in de allereerstë plaats Beieren de vertegenwoordiger was, zich ten slotte bij dien Noord-Duitschen Bond tot één groot en machtig rijk zouden aansluiten, bleef aan de toekomst voorbehouden. Heel lang hééft die toekomst niet op zich laten wachten. Slechts vier jaar later meende Napoleon III het breekijzer te moeten zetten in de voegen van het nieuwe gebouw, eer die door den tijd daartoe te zeer verhard- Waren. Hij kwam reeds te* laat, en in plaats, dat hij den nieuwen Bond in elkaar brokkelde, rees, als door de tooverlamp van Aladdin, eèn machtig en heerlijk paleis op: het nieuwe Duitsche Rijk, waarvan de Koning van Pruisen, onder den naam van Wilhelm I, als Duitsch Keizer werd uitgeroepen, en dat wel in de reusachtige Spiegelzaal ; Van het oude kasteel der Fransche Koningen te Versailles, den i 18den Januari 1871. En... waarom had Oostenrijk niet de broederhand Keizer Wilhelm I, de eerste Keizer van het herstelde Duitsche rijk, de zoon van Koningin Louise van Pruisen. 36- gereikt aan Frankrijk? Wat eenheer- lij ke gelegenheid toch was het geweest om revanche te nemen voor de nederlaag van het jaar 1866? Waarom Oostenrijk deze gunstige gelegen heid voorbij liet gaan? Wel... om Rusland, dat in 1866 niet zonder zekere voldoening de vernedering van Oostenrijk beleefd had, denkende aan hetgeen er ruim tien jaar geleden gebeurd was, en het ook niet kwaad vindende, dat zijn mede-buurman van het Balkan-schiereiland een weinig zwakker werd gemaakt. Om Rusland, dat weer in kracht toegenomen was, weer als een macHt gold, waarmede rekening viel te houden, en ... dat in het jaar 1870 tot op zekere hoogte tegenover Oostenrijk eenzelfde houding had ingenomen als dat rijk tijdens den Krim-oorlog. Toch — was er nog iets anders. Of juister gezegd: Er ontbrak iets om het revancheverlangen van Oostenrijk tot een stroom te doen wassen, die, onverschillig voor de gevolgen, dammen en dijken verscheurde. Bismarck toch had, zelfs tegen den gedachtengang van de meesten in, er zich wel van onthouden om Oostenrijk bij den vrede tot voorwaarden te dwingen, die een onuitroeibaren wrok achterlaten in het hart. der overwonnenen, zooals dat na het jaar 1871 met Frankrijk het geval is geweest door den afstand van Elzas-Lotha- r ringen. Voor Oostenrijk was, na de nederlagen van net jaar 1866, door Bismarck een gouden brug gebouwd. Hij had, gelijk later gebleken is, Oostenrijk in de toekomst noodig. Samen zouden zij het groote stootkussen vormen tegen den bedenkelijk wassenden invloed van het Tsarenrijk. Dus... is per slot van rekening Bismarck ook al ondankbaar geweest? Heeft het Duitsche Keizerrijk de welwillende houding van Rusland van 1870 met zwarten ondank beloond? Ja, zoowaar! Die ondankbaarheid is wel het meest uitgekomen in het verbond 'van Duitschland en Oostenrijk, dat in 1879 gesloten werd, defensief is, maaf dat wel degelijk tegenover Rusland, hetwelk er met name in genoemd wordt, — en bij welk verbond zich in het jaar 1882 Italië gevoegd heeft: de Driebond! Schandelijke ondankbaarheid dus? Wèl arm en onnoozel Rusland, dat er telkens zoo ongenadig inliep! Of.... ? Nu zal wel niemand Bismarck als een persoonlijkheid met meer of minder ziekelijke gevoeligheden willen uitbeelden, maar of hij ten opzichte van Rusland een zwarte ondankbaarheid heeft 37 Koningin Louise van Pruisen, die onder de Fransche overheersching nimmer wanhoopte aan de bevrijding van haar land. getoond door met al het geweld van zijn invloed en van zijn practisch verstand zijn meester, keizer Wilhelm, met diens voorliefde voor het Russische Vorstenhuis, tot een Verbond met Oostenrijk tegen Rusland over te halen, zou ik niet gaarne durven beweren. Rusland zelf heeft er aanleiding toe gegeven. Reeds spoedig na de oprichting van het Duitsche Rijk is de Russische diplomatie, en niet het minst de Russische pers, onvriendelijk tegenover den Bouwmeester van het nieuwe Rijk geworden, 't Was, of het er spijt van H De „Bismarck" Tan de Hamburg-Amerika-Lijn, te water gelaten. De Duitsche handelsvloot streeft de Engelsche op zij. gevoelde, dat het door zijn onthouding mede gewerkt had tot de geboorte van zulk een macht, die van jaar tot jaar aan kracht en invloed wies. Het „Verdeel en heersen'!"" van het Testament van Peter den Grooten, viel nu niet meer in Duitschland toe te passen, tenzij men Bismarck van zijn Keizer vervreemden kon. En dat is tot den dood van Wilhelm I onmogelijk gebleken. Bismarck kon inderdaad niet veel goed doen bij de Russische regeering, al versmaadde zij bij gelegenheid zijn diénsten niet, zooals na den oorlog van 1877 tusschen Rusland en Turtóüe, toen Engeland en Oostenrijk er weer eens op toezagen, dat èn Oonstanti- nopel niet in de gevreesde handen zou vallen, èn de groote Slavische mogendheid niet al te veel invloed zou krijgen in het Balkan schiereiland. De Europeesche oorlog, die toen evea dreigde, werd voorkomen door het Congres te Berlijn, waarop Bismarck als „de eerlijke makelaar", Ruslands belangen behartigde. Wat niet wegnam, dat de Russische regeering Duitschland van partijdigheid ten gunste van Oostenrijk verdacht, en dat gevoelen niet onder banken of stoelen stak. Uit dit alles viel al op te maken, dat, hoe hartelijk de verhouding tusschen de twee Vorstenhuizen mocht zijn, Rusland en Duitschland niet op éénen stoel zaten. En die verkoeling werd natuurlijk nog sterker na het sluiten van het verbond met Oostenrijk, weldra uitgebreid tot den Driebond. Welke potjes er nu ook in de diplomatieke keuken van Europa te vuur gezet werden, één feit viel zoodanig in het oog, dat het door niemand geloochend kon worden, namelijk dat het Duitschland goed ging, ja, dat het inzonderheid op het gebied van handel en nijverheid reusachtige vorderingen maakte, zelfs zoodanig, dat, het de aandacht van Engeland begon te trekken. Vooral toen men daar op een goeden dag tot de ontdekking kwam, dat zoowaar vele huishoudelijke artikelen, inzonderheid 40 ijzerwaren, niet van Engelsen fabrikaat wraren, maar ingevoerd werden uit Duitschland. Om de bokken van de schapen te scheiden, moest voortaan op dat buitenlandsche fabrikaat duidelijk gewaarmerkt staan, dat het was „Made in Germany". En nu is het aardig om na te gaan, hoeveel artikelen, ook in ons land, dat merk dragen. Een Duitsche spotprent op den inval van Jameson in Transvaal maakte hiervan een handig gebruik door op de klem, waarin het roofdier, dat Jameson voorstelde, gevallen was, te schrijven: „Made in Germany". Gelijk men op die spotprent, die wij hier bijvoegen, ook zien kan, gaat, in een stralenkrans, de Pickelhaube boven Zaud-AtriKa op. net geneei is een herinnering aan het telegram, dat na de mislukking van dien inval keizer Wilhelm II aan PaulKruger zond en waarvan Europa op Nieuwjaar 1899 kennis kreeg. Die Pickelhaube, oprijzende . boven Zuid-Afrika, was een symbool van een ander streven der nieuwere Duitsche natie, hetwelk zij in de laatste tijden met de Italianen, de Franschen en koning Leopold II van België gemeen had, het stichten namelijk van koloniën in Afrika en Azië. Door die nieuwe afzet-gebieden werd de handel gebaat en uitgebreid, maar daardoor werd ook een grootere ontwikke- 41 lihg van het zeewezen noodig. In één woord: Duitschland begon een concurrent voor Engeland te worden, en, hoe meer jaren er verliepen, hoe geduchter die concurrent werd. De gevolgen bleven niet uit. De Engelschen gingen hun vloot versterken, daarin trouw gevolgd door de Duitschers. Het werd een ware wedijver in het bouwen van dreadnoughs, waarin Engeland den voorsprong bleef houden, maar Duitschland allesbehalve den moed opgaf. In dien'wedstrijd werden de meeste staten van Europa meegesleept, hetgeen ontzaglijk veel van de draagkracht der belastingplichtigen eischte. Inderdaad begonnen hoe langer hoe meer de volkeren te lijden onder deze al zwaarder wordende uitgaven voor vloot en leger. Men kon er echter niet buiten, eenvoudig omdat die uitgaven al meer en meer beschouwd werden als een veiligheidspremie tegen den oorlog. Geliefkoosde sociale — en soms zeer dringende! — wetten en maatregelen werden voor onbepaalden tijd uitgesteld, om geld beschikbaar te' houden voor die verzekeringspremie. Alle lasten liever, dan dat vreeselijke, dat verschrikkelijke, waarvan, helaas, Europa zich toch niet heeft kunnen redden. *'. ^ Wanneer we nu. de rekening van onze laatste beschouwingen opmaken, dan zien we hier een Rusland, dat in allesbehalve vriendschappelijke houding is komen te staan tot Duitschland, elders een Frankrijk, dat .op de Place de la Concorde te Parijs het stedebeeld van Straatsburg met rouwkransen omhangen en daarboven in groote letters geschreven heeft: „Qui vive! — La Prance quand-même"; terwijl we over de Noordzee heen het machtige Engeland steelsche en soms niet al te vriendelijke blikken naar de wassende zeemogendheid Duitschland zien slaan, dat bovendien op de wereldmarkt een te duchten concurrent is geworden. Het spreekt vanzelf, dat die drie elkander ten slotte moesten vinden, en — altijd ter verzekering van den vrede in Europa — tegenover den Driebond „Duitschland, Oostenrijk en Italië", een drievoudige Entente: „Engeland, Frankrijk en Rusland" geboren werd. Het was eerst Rusland, dat de hand aan Frankrijk reikte, en dit huwelijk werd ingezegend door Engeland. Deze twee Drie-eenheden hadden beide hetzelfde parool, en wel een oud;Hollandsch, n.1. dat van Jan de Witt: „Indien gij den vrede wilt, bereid u ten oorlog!" In elk geval, het doel was de vrede, en er is niet ééne reden om te gelooven, dat de leidende staatslieden, en vooral de souvereinen, dit niet ernstig wilden en tot op het noodlottig oogenblik hebben nagestreefd. Welk mensch, door zijn positie boven zijn medeburgers geplaatst, dus hoog in het licht der geschiedenis, die eenmaal, gelijk het Doodengerecht der 42 oude Egyptenaren, over hem oordeelen zal, zou de verantwoording voor God en zijn geweten van dezen afschuwelijken oorlog op zich hebben durven nemen? Er viel in theorie ook wel iets voor te zeggen, dat de groote Boven: Een gedeelte van de Engelsche oorlogsvloot op de zee voor Portsinouth. Op den voorgrond ziet men duidelijk de watervliegtuigen. Beneden: Bij avond, als de schepen hun zoeklicht laten schijnen. mogendheden zich in twee Statenbonden verdeelden. Men zou hebben kunnen doorgaan met philosopheeren en er over peinzen, dat.er nu een derde, en wel een Bond van de kleinere (beschaafde) Staten gevormd had moeten worden, en dat dan de tijd, die wonderen doet, het langs dezen weg eindelijk tot één grooten Europeeschen Staten- 43 bond had kunnen brengen, waarvan Den Haag met zijn Vredespaleis de politieke hoofdstad ware geweest. Men ... zou dan bereikt hebben, wat men verlangde, tenminste had men zich bevonden op den rechten weg. Toch was er ook een gevaar aan verbonden, en een zeer groot gevaar ook. De twee Bonden toch bleven bestaan uit verschillende, geheel hun eigen leven levende staten. Kregen, door verschillende oorzaken, twee van die Staten verschil, doordat de belangen van den een botsten met die van den andere, ja, dan had men nog wel de broederen van beide huisgezinnen, die al wat in hun vermogen was zouden doen om de wereldramp af te wenden; maar dat was dan ook het eenige plechtanker. Want indien een van het drietal oonog kreeg met een van het tweede, werden de anderen er als van zelf ingesleept. 't Zou er mee gaan Keizer Wilhelm van Duitschland en zijn schoonzoon, de Hertog van Brunswijk. als met een zevenklapper. Dien kan men desnoods in z'n brandkast leggen en rustig den nacht ingaan, op één voorwaarde: dat er injgeen geval vonk of vuur bij kan komen. Want dan... komen onvermijdelijk al de zeven ontploffingen na elkaar, precies zooals de oorlogsverklaringen in het begin van Augustus in een reuzensnel tempo achter elkaar gekomen zijn. Ach! er waren zoovele „brandende" kwesties! Kleinere en grootere verschillen over kolonisatie, spionnage, luchtschepen over de grenzen, en altijd — eentonig als de buffelgeschiedenis in het verhaal van Saïdja — de nu eens zich uitzettende en dan weer inkrimpende invloed van Rusland op het Balkan-schiereiland, waar zich de Kinderkamer van Europa bevond. En zoowaar... uit die Kinderkamer zijn de vonken overgespat naar een heel gevaarlijk puntje van den Europeeschen zevenklapper, en nu staat Europa in vuur en vlam. 44 Ziehier, als van een berghoogte, een kijkje genomen op de gebeurtenissen, die langzaam maar zeker tot de uitbarsting hebben geleid, waarvan 'dit levende geslacht, eigenlijk tot zijn eigen verbazing, thans getuige moet zijn. De Duitsche Keizerin met hare Dochter, gehuwd met den Hertog van Brunswijk. De nadere bijzonderheden van bet Voorspel van dezen oorlog mag ik niet behandelen. Dit behoort tot de taak van den heer M. van der Staal, den schrijver van dit boek, dat, indien ik er den titel aan had mogen geven, „het Gruweljaar" geheeten zou zijn. Mijn taak heb ik thans vervuld, welke ik, gedenkende het woord van Cato den Ouderen, eindig met deze belijdenis: „Bovendien ben ik van oordeel, dat de Oorlog vernietigd moet worden!" ... Den Briel, 29 Aug.—2 Sept. 1914. 45 GESCHIEDENIS VAN DEN ©BOOTEN OORLOG DOOR M. VAN DER STAAL. Zware beschuldigingen. De dood van een mensch is, voor wie achterblijven, meestentijds een gebeurtenis van gewicht. Rouw en droefheid vervult de harten en telkens weer wordt de blik als heengetrokken naar de ledige plaats, die nimmer meer door den betreurde zal worden ingenomen. Hoe moeilijk ook vallen den nabestaanden de regelingen, die noodzakelijk moeten getroffen worden! Dan stokt vaak de stem, vult zich het oog met tranen en wordt de hand onmachtig tot het werk. Het is niet dan na langen tijd, dat de smart der scheiding minder schrijnt De dood van den Aartshertog van Oostenrijk-Hongarije zou reeds onder gewone omstandigheden een gebeurtenis van zeer groot gewicht zijn geweest. Immers, in de Donau-monarchie leven verschillende nationaliteiten, die, zoo ze elkander niet haten, dan toch zeer vele punten van verschil hebben, die tot uitbarstingen van openlijke vijandschap kunnen leiden. Duitschers en Magyaren en Tsjechen en Polen en Ruthenen en Sloweneu en Kroaten en Serviërs en Italianen en Rumeniêrs werden er vele jaren slechts bijeengehouden door hun liefde voor den ouden Keizer Pranz Jozef "en hun vrees voor den Russischen kolos. De Aartshertog nu, in de Inleiding een vriend der Slaven genoemd, werd door alle partijen, door alle nationaliteiten om zijn edel karakter hoog geschat. Maar er waren er, die zijn verwachte komst op den Troon met zorg tegemoet zagen. Inzonderheid deden zulks de vrijzinnige en nationalistische Duitschers en Hongaren, die in den Troonopvolger een tegenstander van den dualistischen regeeringsvormJ) J) Sinds 14 November 1868 is de Keizer van Oostenrijk Koning van Hongarye, nadat op 8 Februari 1867 tusschen Oostenrijk of Cisleithanië en de landen der Hongaarsche Kroon of Transleithanië de „Ausgleich" gesloten was. Deze „Ausgleich" is 31 December 1902 hernieuwd. Beide „rijkshelften" hebben ieder een afzonderlijk Parlement. 46 meenden te zien. Doch, al was* er een zorgen en vreezen — dat er bij eenig volksdeel voornemens bestonden, om zich af te scheiden, kan niet worden beweerd. Men wilde afwachten, wat Franz Ferdinand als Keizer eenmaal zou doen. „Hoe zal het met de monarchie gaan, als de oude Keizer sterft?" Die vraag werd vele malen in binnen- en buitenland uitgesproken. En vooral in het buitenland hield men er rekening mee, dat dan zeer wel mogelijk de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie uiteen zou spatten. Berekeningen werden er reeds gemaakt, voorspellingen gewaagd. Alleen, zoo oordeelde men, wanneer de na den dood van Keizer Franz Jozef aan de regeering gekomen Vorst een genie zal zijn, alleen dan is de staatkundige éénheid van Oostenrijk-Hongarije mogelijk. Velen hebben in den ernstig-stillen, streng-eenvoudigen en hoogst beminnelijken Aartshertog Franz Ferdinand dat genie gezien, al was men er niet onbekend mede, dat hij niet immer de rustige en vredelievende politiek van den ouden Keizer goedkeurde. Toch was ook Franz Ferdinand geen oorlogsdrijver. Toen in 1912 de spanning met Rusland en met de Slavische volken van den Balkan tot een bedenkelijke hoogte was gestegen, was hij voor de handhaving van ;den vrede schier rusteloos werkzaam. En nu Aan alle veronderstellingen werd plotseling een einde gemaakt en alle berekeningen vervielen door de schrikkelijke gebeurtenis van Zondag 28 Juni. Heel Europa gevoelde deernis met den grijzen, zwaar beproefden Vorst, die zoo vele van zijn naaste betrekkingen op gewelddadige wijze aan het leven zag ontrukken. En tegelijk werd allerwegen óók een: „Wat nu?" gehoord. Wie en wat zou thans de Troonopvolger zijn? Van Franz Ferdinand wist men althans iets; van wie in zijn plaats zou treden niets. Inderdaad, zoo luidde het algemeene oordeel, deze onverwachte dood is voor Oostenrijk-Hongarije een gebeurtenis van zeer groot gewicht. De dag, die op den Zondag volgde, bracht evenwel een tijding, die velen bekommerd vragen deed: Zal de moord van Serajewo niet alleen voor Oostenrijk-Hongarije ver strekkende gevolgen hebben? Zal door de misdaden van den bommenwerper Cabrinowic en den moordenaar Princip verwarring en ellende zelfs over heel Europa komen ? Toen toch verstrekte de Oostenrijksche regeering aan de haar toegedane bladen de volgende verklaring: „De daad, die in Serajewo gepleegd is, vertoont de sporen van bujtenlandschen invloed. De bevolking van Bosnië is loyaal. Dat heeft ze tot op dit oogenblik bewezen. Er is dus geen reden om de politiek, die de regeering tot nu toe tegenover de wingewesten gevolgd heeft, te veranderen. Daarentegen blijkt, dat men op sommige 47 plaatsen, waar men geen begrip heeft van Europeesche zeden, de tegemoetkomende houding, döor de Monarchie tot nu toe aangenomen, verkeerd begrepen heeft en uitlegt als een teeken van zwakte en machteloosheid. De leiders van de Oostenrijksche politiek hebben daarvan kennis genomen en weten, dat ze in overeenstemming met de Europeesche opvattingen van beschaving zijn, als ze nu verklaren, dat hun geduld uitgeput is. De komende dagen en weken moeten bewijzen, of men overal de plichten erkent, die een zoo schandelijke daad aan buitenlandsche regeeringen tegenover irredentistische ophitsing in het gebied der Monarchie oplegt. Van de verdere Zwitsersche troepen, over de bergen trekkend politiek van Oostenrijk-Hongarije zal afhangen hoe de verantwoordelijke kringen van het buitenland zich ten opzichte van dezen plicht zullen gedragen en geen dreigement zal de Monarchie er van afhouden, om de maatregelen te treffen, die zij noodig acht tot bescherming van haar gebied en van haar instellingen." Duidehjker kon het niet gezegd. Voor den moord op den Troonopvolger was niet in de allereerste plaats de moordenaar Princip aansprakelijk, maar het buitenland. Welk deel van het buitenland? 48 Dit zeide de regeering niet dadelijk. Maar voor niemand was het een geheim, dat Servië bedoeld werd en ook Rusland. Opmerkelijk, dat een Engelsch blad van beteekenis op denzelfden dag uitsprak, wat de Oostenrijksche regeering vooralsnog verzweeg. De Daily Chronicle toch schreef: „ Het is een jammerlijk feit, misschien het jammerlijkste in de geheele geschiedenis van Ruslands buitenlandsche politiek en slechts verklaarbaar door de onverantwoordelijkheid van haar buitenlandsche agenten en hun gewoonte om in deze Kiinder beschaafde streken zeer onbeschaafdewerktuigen te bezigen, dat bij na ieder, die in den nieu weren tijd zich op den Balkan een tegenstander van Rusland heeft getoond, door moordenaarshand gevallen is. De moord op Koning Alexander van Servië1), op Stamboelof2), de ontvoering van Alexander van Bulgarije3), die zeker vermoord zou zijn als hij niet Dat Roemenië het meest welvarende rijk van den Balkan werd, dankt het mede aan zijn Koningin EUzabeth, de bekende Carmen Sylva. J) Koning Alexander I van Servië werd in den nacht van 10 op 11 Juni 1903 door eenige saamgezworen officieren tegelijk met zyn Gemalin vermoord. De Russische gezant, Tsjarikof, stond voor het venster van zijn legatie, om te controleeren, of alles geschiedde, zooals was afgesproken. ') Stephén Stamboelof, of eigenlijk Stephen Stambulow, was een Bulgaarsch staatsman, op wien 15 Juli 1895 een moordaanslag werd gepleegd en die dientengevolge 3 dagen later stierf. 3) Prins Alexander van Hessen werd 29 April 1879 op voorstel van Busland door den Bulgaarschen Baad tot Vorst van Bulgarije gekozen. Toen hy zyn land Op Leven en Dood. 4 49 was afgetreden, mogen alleen worden aangehaald uit de lange lijst van misdaden en wij vreezen, dat het onmogelijk zal zijn, het drama van Serajewo daarvan geheel los te maken". Was Rusland schuldig? Dit land had in Hartwig, den opvolger van den beruchten Tsjarikof, een gezant te Belgrado, die officiéél steeds de vertegen¬ woordiger en verdediger van Ruslands „vredelievende" politiek was. Maar in het geheim leidde hij de Al-Slavische beweging in alle Balkan Staten met het doel, de Oosten- rpSëïPHongaarsche Monarchie, die hij uit den grond zijns harten haatte, te vernietigen. Hij was het, die, bij de inlijving van Bosnië en Herzegowina, Servië aanspoorde, om zijn leger tegen Oostenrijk Hongarije te mobiliseeren. Hij ontwierp het Bal- Portret van Carmen Sylva, in Roemeensehe kleederdracht, in 1881, toen haar eerste gedichten verschenen. kanj- verbond, opdat de Donau Monarchie als door een ring zou zijn omgeven en, als de tijd van handelen gekomen was, van allen kant besprongen zou kunnen wordenl). Hartwig — dat wist een ieder in Belgrado en Servië — ijverde voor de „bevrijding van Bosnië en Herzegowina uit het Oostenrijkschedwangjuk". En hij voorzag daarom de Groot-Servi¬ sche beweging, die hij steunde en leidde, rijk van geld. aan buitenlandschen invloed wilde onttrekken, bediende Rusland zich van het middel van samenzweringen. 21 Augustus 1886 werd hij 's nachts door militairen opgelicht, die hem naar de Russische Donaustad René voerden. *) Hartwig, zoo heeft een Bulgaarsch staatsman verklaard, had hem de verzekering gegeven, dat Bosnië en Herzegowina aan Oostenrijk-Hongarije zou worden ontrukt en bij Servië ingelijfd. Deze verklaring is door Hartwig nimmer gelogenstraft. 50 Rusland was niet onkundig van Hartwigs streven. Meermalen zelfs protesteerde Oostenrijk-Hongarije tegen diens handelingen, maar vruchteloos. Deze diplomaat werd te Belgrado gehandhaafd, omdat zn'n aanzien op den Balkan groot was en zijn blijven Ruslands oogmerken en belangen diende. Was Servië schuldig? Op 29 Juni, dus één dag na den dood van Aartshertog Franz Ferdinand, maakte het persbureau van het Servische Ministerie van Buitenlandsche Zaken de volgende mededeeling openbaar: „Onder den indruk van de tragische gebeurtenissen, waarvan gisteren Serajewo het tooneel is geweest-, vinden wij geen woorden om den verschrikke- lijken aanslag, waar de Troonopvolger van een ons naburig Rijk met zijn Gemalin het slachtoffer van geworden is, te brandmerken. Terwijl wij diep betreuren, dat dit onverwachte over- vomntn-oorfHn veroordeeld".- lijden onder zoo vreeselijke omstandigheden den grijzen Monarch van OostenrijkHongarije en de in dat Rijk levende naties ten diepste heeft getroffen, zyn wij in de gelegenheid om vast te stellen, dat de treurige gebeurtenis ook in ons land gevoelens van de grootste ing heeft gaande gemaakt en algemeen streng wordt Koning Carol van Roemenië, die veertig jaren zijn beste krachten gaf voor zijn land, dat thans een voorname plaats inneemt op den Balkan. Servische regeerings-personen, als Minister Pasjits, de voorzitter van de Skoepsjtina en anderen, ja ook de Koning van Servië, Peter Karageorgewitsch en zijn zoon, Kroonprins-regent Alexander, zonden telegrafisch hun betuiging van deelneming aan de Oostenrijksche Regeering en aan Keizer Franz Jozef en drukten hun afschuw over de gepleegde misdaad uit. Officiëel-Servië. alzoo wees als bij voorbaat een schuldig-verklaring af. Maar in de meeste Europeesche landen, waar men reeds lang 51 de Servische agitatie met klimmende zong had gadegeslagen, was de overtuiging levendig, dat het Servië zeer moeilijk zou vallen, zijn onschuld te bewijzen. En — even moeten we de geschiedenis vooruitloopen — welke voor Servië bezwarende verklaringen publiceerde de Oostenrijksche Regeering in den loop der maand Juli, volgende op den moord? Dat het Servische revolutionaire comité „Narodna Odbrana" in verbinding stond met het Servische Departement van Buitenlandsche Zaken en geleid werd door staatslieden en officieren; dat één dier officieren, Voija Tankosic, in rechtstreeksche verbinding stond met Cabrinovic. en Princip; dat de „Narodna Odbrana" stelselmatig op oorlog met de Monarchie aanstuurde; dat zelfs de schooljeugd met de denkbeelden van dit comité werd vertrouwd gemaakt.. Meer en meer stapelde zich door de bekentenissen der moordenaars en der andere gevangen genomen samenzweerders het bewijsmateriaal tegen Servië op. En met betrekking tot den moord op den Aartshertog maakte eindelijk de Oostenrijksche Regeering den voorloopigen uitslag van het onderzoek, dat de rechtbank te Serajewo onverwijld begonnen was, openbaar. De volgende feiten, zoo zeide de Regeering, zijn aan het licht gebracht: 1. De samenzwering, welke ten doel had de vermoording van den Aartshertog Franz Ferdinand bij gelegenheid van zijn bezoek aan Serajewo, is gesmeed te Belgrado door Gavrilo Princip, Nedeljko Cabrinovic, een zekeren Milan Ciganovic en Trif ko Grabez, met behulp van den commandant Voija Tankosic. 2. De zes bommen en de vier Browning-pistolen en ammunitie waarmede de misdadigers den aanslag pleegden, zijn aan Princip, Cabrinovic en Grabez verschaft door genoemden Milan Ciganovic en den commandant Voija Tankosic te Belgrado. 3. De bommen zijn handgranaten, afkomstig uit het wapendepót van het Servische leger te Kragujevac. 4. Ten einde 'het welslagen van den aanslag te verzekeren, wees Ciganovic aan Princip, Cabrinovic en Grabez, hoe zij de bommen moesten gebruiken, en gaf hij les in het .schieten met Browning-pistolen aan Princip en Grabez in een bosch bij het schietkamp te Topschider. 5. Ten einde Princip, Cabrinovic en Grabez in staat te stellen, de grens van Bosnië-Herzegowina over te trekken en hun wapencontrabande binnen te smokkelen, werd door Ciganovic een geheim transport-systeem georganiseerd. Met behulp dezer regeling werden de misdadigers en hun wapens^ in Bosnië-Herzegowina toegelaten door de ambtenaren, belast met de 52 grensbewaking te Chabac (Rade Popovic) en Loznica, zoowel als door den douane-beambte Rudivoj Grbic te Loznica, met behulp van verschillende particulieren. Servische officieren, Servische staatsambtenaren stonden dus schuldig en waren medeplichtig aan den moord! Mannen, die ih aanzien stonden bij de Regeering en verantwoordelijke betrekkingen bekleedden, hadden tegen den toekomstigen heerscher van een „bevriend" Rijk saamgespannen! Inderdaad, het zag er met Serviê's onschuld niet rooskleurig uit! Dagen van spanning. Te Serajewo, in Bosnië, door heel Oostenrijk-Hongarije kwam het reeds den avond van 28 Juni tot heftige betoogingen. Groote volksmenigten liepen te hoop en het „Weg met de Serviërs, leve Keizer Franz Jozef, leve de dynastie Habsburg!" werd alom gehoord. Weldra ook grepen er, vooral in het zuiden des lands, gewelddadigheden plaats: steenen werden opgenomen en naar de woningen van Serviërs en Servisch-gezinden geworpen, ja het vertoornde volk drong zelfs die huizen binnen om er alles te verwoesten. Ongetwijfeld droeg hiertoe ook een proclamatie van den burgemeester van Serajewo bij. „Al wortelt ook" (zoo liet deze magistraat bekend maken) „dit afschuwelijk misdrijf buiten het vaderland — want op grond van de bekentenissen, door de plegers van den moordaanslag afgelegd, is het buiten twijfel, dat de geworpen bommen uit Belgrado zelf afkomstig zijn —, toch is er grond voor de treurige verdenking, dat ook in ons vaderland ei in Serajewo revolutionaire elementen aanwezig zijn." Tegen die „revolutionaire elementen" richtte zich de volkswoede en alle Serviërs werden er op aangezien, dat zij, zoo ze al niet de hand hadden gehad in het moordbedrijf, toch gewilllig en bereid zouden zijn, tegen de Monarchie en het Vorstenhuis samen te spannen» Werd het niet bekend, dat „heel Bosnië een val" was, voor den Aartshertog opgezet en waaruit het hem onmogelijk zou zijn geweest te ontkomen? Daarom: „Weg met dex Serviërs!" De Oostenrijksche regeering kon er van overtuigd zijn, dat, welke maatregelen zij ook tegen Servië zou willen nemen, het volk er zijn sympathie aan geven zou, mits die maatregelen niet te zacht zouden zijn. Want de Serviërs moesten het gevoelen, dat zij niet 53 maar straffeloos aan hun moordzucht en revolutie-zin den vrijen teugel konden yieren! Aan de overzijde van den Donau wekten de betoogingen te Serajewo en elders grooten wrevel. Vooral de dagblad-pers van Belgrado gaf aan dien wrevel uiting. En ze kwam er zelfs toe, den aanslag te vergoelijken. Want was niet de politiek van OostenrijkHongarije „jezuïtisch, roekeloos en eerloos"? De tusschenkomst van den Minister-President, Pasjits, gaf geen baat: de beschouwingen in de bladen werden met den dag heftiger en meer opruiend. „Europa, dat zich korten tijd geleden nog met den zieken man aan den Vlak vóór het uitbreken van den Grooten Oorlog geleek het erop, alsof in Ierland om de Home-Kule-wetgeving een burgeroorlog zou ontstaan. Men ziet nier te Craigavon, in de provincie Ulster, vrijwilligers zich oefenen in het hanteeren der wapenen. Bósporus bezig hield, zal binnenkort zijn zorg moeten wijden aan den zieken man aan den Donau", zoo schreef omstreeks 10 Juli de Balkan, een blad van niet geringen invloed in Servië. Europa sloeg bezorgde blikken naar het Zuid-Oosten. Zou Servië zich intoomen? Of zou het voortgaan, de Monarchie te prikkelen, gelijk het deed door zijn pers en door den boycot van Oostenrijksche waren? En wat zou de Donau-Monarchie doen? Welke zouden de maatregelen zijn, die zij noodig achtte tot bescherming van haar gebied en van haar instellingen? De Europeesche pers wijdde opvallend veel artikelen aan de Balkan-quaestie en aan de politieke gevolgen van den moord te 54 Serajewo. En voor niemand bleef het verborgen, dat deze Juli-dagen van groot gewicht zouden zijn voor de geschiedenis van dit werelddeel. De buitengewone roerigheid der Servische woelgeesten, maar meer nog het voortdurend zwijgen' der Oostenrijksche Regeering over de door haar te nemen maatregelen, wekten groote bekommering. Er waren lichtpunten. De pers wees er op en de volkeren staarden er naar met zooveel moed, als ze in de gegeven omstandigheden konden verzamelen. President Poincaré, van Frankrn'k, stelde zijn voorgenomen Russische reis niet uit; de Duitsche Keizer ondernam zijn jaarlijkschen tocht naar het Noorden en — vooral dit „lichtpunt" De Ulsterianen, schietoefeningen houdend en op niarsch. Zoodra was de Europeesche oorlog echter niet uitgebroken, of de burgertwisten in Ierland werden gestaakt. vervulde met hoop voor nog een goeden afloop — Keizer Franz Jozef was oud en zou de laatste dagen zijns levens niet willen verbitterd zien door een geweldigen oorlog. Oorlog? Ja, de gedachte aan dezen gruwel der verwoesting was het, die hoe langer zoo meer beangstigend werkte. Dreigend vertoonde zich de spookgestalte van" den oorlog in de verschillende Parlementen. Dat Sir Edward Grey, de Engelsche Minister van Buitenlandsche Zaken, in het Lagerhuis over de krijgstoerustingen der Mogendheden sprak; dat de Fransche staatsman Humbert in den Senaat schrikwekkende onthullingen deed over den toestand in het Fransche 55 leger en constateerde, dat „het materieel, om den Moezel en den Rijn over te steken, ontbrak" — het geschiedde, zoo oordeelde de menigte, niet bij geval. Mogelijk zouden Grey en Hum-bert in Lagerhuis en Senaat dezelfde woorden hebben gesproken, ook al zou de Aartshertog niet vermoord en daardoor gevaar voor verstoring van den vrede gerezen zijn. Maar deze redevoeringen brachten juist nu nog meer bange gedachten in de ontroerde gemoederen. En weer vroeg men zich af: „Zal door de misdaden van Cabrinowic en Princip ellende over heel Europa komen?" Donkere wolken pakten zich boven Europa samen. Beschaafd Europa was er van overtuigd, dat er iets gedaan moest worden, om Servië tot bezinning te brengen, opdat het anarchistische element niet overheersen end zou worden. Maar tegenover beschaafd Europa stond Servië. Servië, dat zoo voorspoedig was geweest in de Balkanoorlogen en door de kracht zijner wapenen maar ook door de behendigheid zijner diplomatie groote voordeden, waaronder een sterke gebiedsuitbreiding, had behaald. Servië, dat zich bovenal krachtig en sterk gevoelde, omdat het achter zich een groot Rijk wist, dat millioenen manschappen in het veld zou kunnen brengen en — voor den Servischen broeder — zou willen brengen ook. Pasjits, de Servische Minister, zeide dan ook in een persgesprek met het doel, zijn uitspraak wereldkundig te doen worden: „Servië heeft vrede en rust noodig, om het op Turkije veroverde gebied tot ontwikkeling te brengen. Indien het echter tot een oorlog gedwongen wordt, zal het zich zoo krachtig mogelijk verdedigen". Zoo brak de 23e Juli aan. In Rusland zat de President der Fransche Republiek aan bij feestmaaltijden; bij Bergen, in Noorwegen, ontspande zich Keizer Wilhelm van de drukke en zorgvolle 56 mocht blijven staatsbemoeiingen maar de Oostenrijksch-Hongaar- sche Regeering had een nota voor Servië gereed,, waarin ze haar eischen stelde. En dit staatsstuk werd den avond van 23 Juli, om zes uur, door den gezant, der Monarchie aan de Servische Regeering overhandigd. En als een schok ging het door de landen van Europa: Oostenrijk-Hongarije verlangt vóór Zaterdag 25 Juli, te zes ure des avonds,, 'antwoord! Met de snelheid van . den stormwind kwam het vreeselijk onweder opzetten. Reeds zag het verschrikte oog de bliksemschichten de lucht doorflitsen en ving het oor het verwijderd gerommel van den donder op ... . Europa sidderde. Vreeze en beving kwam over heel de beschaafde wereld. O, dat het onheil nog te keeren zijn; dat het oorlogsmonster mocht geketend in de donkerste schuilhoeken van den nacht! Hot rommelde overal in Europa in don véórzonioi v' 'M,,,: 'p werd levendig, dat Servië zegevierend ook uit dezen oorlog te voorschijn zou komen. . En zingend trokken. 's avonds de opgeroepen reservisten de poorten van Belgrado uit den weg op naar Kragoejewats. Het bombardement, dat de Donau-oorlogsschepen den volgenden morgen op Belgrado openden, bracht onder de bevolking schrik en ontsteltenis teweeg. In allerijl werden de bomvrij-gemaakte schuil- 106 Een „gewonde" wordt In de motorboot neergelaten. Oefeningen van het Nederlandsche Roode Kruis. Verschillende „gewonden" zijn in de motorboot ondergebracht. plaatsen opgezocht en wie zich die weelde niét hadden kunnen veroorloven, verborgen zich achter matrassen en stroozakken of verschansten zich achter barricades van meubelen De vrees voor de kogels der Oostenrijkers was dus wel groot. Het bleek ook, dat men niet anders verwachtte dan dat over enkele uren, minuten wellicht reeds, de vijand de stad zou binnendringen. Dit gebeurde evenwel niet. Het Servische legerbestuur, dat in de Balkan-oorlogen. gelegenheid te over had gehad, om zijn militair inzicht te versterken, had de laatste dagen terdege gewerkt. Mochten de Oostenrijkers hun aanvalsplan gereed hebben, de Serviërs wisten, hoe ze de verdediging van hun land, en van hun hoofdstad allereerst, moesten inrichten. Bovendien was het hun gelukt, den vijand te misleiden. *S Zaterdags — het gerucht had waarheid gesproken — was er bevel gegeven, dat de troepen Belgrado moesten verlaten. Maar in het geheim was het tegenbevel gevolgd, dat slechts een zeer klein deel der' bezetting vertrekken moest. De spionnen der Oostenrijkers, 107 die zich ongetwijfeld gehaast hadden, den aftocht van het garnizoen te melden, bleven — evenals de bevolking der hoofdstad — onkundig van het' tegenbevel. De Oostenrijksche aanvoerders moesten dus in. de meening verkeeren, dat de stormloop op Belgrado, die na het bombardement moest volgen, weinig of niets beteekende. Aan de inneming der hoofdstad zouden geen bezwaren noemenswaard in den weg liggen. Of de krijgslist der Serviërs gelukte? Terstond na het eerste kanonschot, dat van de „Temes" op Belgrado werd afgevuurd, wemelden de straten der stad van militairen, die uit de kazernes, in welke zij een drietal Krobatin, -de Oostenrijksche Minister van Oorlog dagen waren verborgen geweest, naar de vestingmuren snelden. En aan de zui delijke oevers van den Donau ten oosten en van de Save ten westen der stad kwamen groote menigten van Servische scherpschutters te voorschijn, die den verwachten aanval der Oostenrijksche infanteristen moesten afweren. Daar kwamen de Oostenrijkers! Hoog over hunne hoofden heen slingerden de kanonnen der monitoren hun zware kogels naar en over de oude vestingmuren. Aan de westzijde der stad had het vijandelijk vuur reeds brand veroorzaakt: zwarte rookwolken kronkelden daar omhoog.... Het doel der aanrukkende Oostenrijkers was de spoorbrug over de Save te vermeesteren. Wanneer die 460 Meter lange brug in hun bezit zou zijn, zouden ze langs den rechteroever der rivier op Belgrado kunnen aanrukken. Ze wisten, dat een ander legercorps zou trachten tusschen de hoofdstad en Semendria over den Donau te geraken. Dan — van drie zijden aangevallen — móest. Belgrado bezwijken! Voorwaarts dus! Over de spoorbrug van de Save! Maar daar en daar en ginds óveraHrerschenen de Serviërs! Hunne liniën strekten zich uit tot voorbij Toptsjider, ten zuid- 108 westen der stad, én tot Vichnitsa, 5 K. M. van Belgrado af. Met hunne kanonnen beantwoordden ze het vuur der monitoren en met het geweer aan den schouder wachtten ze, totdat de Oostenrijkers nabij genoeg zouden zijn. Daar bereikte een voorhoede van den vijand de Save-brug, halverwege nog bezet door een afdeeling Serviërs. Zie, zij begonnen te wijken, deze Serviërs. Waren ze overtuigd, dat zij toch het onderspit moesten delven en redden ze daaróm, reeds bij deze eerste ontmoeting, het leven door de vlucht? Of wilden ze, al voortsnellend, den vijand meelokken, omdat zij wisten, dat die dan een zekeren dood tegemoet ging? Wat beduidde anders die uitdrukking van gespannen verwachting op hun gezichten en dat telkens omzien en verkennen, hoe ver die Oostenrijkers reeds de brug waren gepasseerd ? Plotseling hield de wijkende Servische troep stand. Eén uit hun midden bukte zich bliksemsnel, "zijn haastige vingers zochten een tusschen het ijzerwerk bijna onzichtbaar knopje en Een vroolfjk vertrek naar 't slagveld. Oostenrijksche militairen in een wagon. Een hevige schok deed de brug trillen. Met het geweld van een donderslag was de mijn, dien de Servische genie onder één der pijlers had gelegd, gesprongen. Steenen uit dien pijler, verbogen ijzeren stangen werden hoog in de lucht geslingerd; de zware spoorstaven knapten af, alsof het rietstokken waren geweest! De 109 spoorwegverbinding tusschen de beide Save-oevers was verbroken!J) En de achtervolgende Oostenrijkers? De Serviërs hadden zich vergist, toen ze meenden, dat de vijand in blinde vervolgingswoede alle omzichtigheid zou verwaarloozen. Wel terdege letten de soldaten der Monarchie op de bewegingen der Serviërs en- hun aanvoeder, luitenant Josel Nerder van de pionniers, had onder het voortgaan zijn mannen nog gewaarschuwd, daar hij de tactiek der wijkende Serviërs mistrouwde. Toen hij hun plotseling halt-houden opmerkte en één man zich zag afscheiden, begréép hij. „Mannen, terug! Bergt u!" — zoo riep hij. En vóórdat door den druk op het knopje der electrische geleiding het contact was bewerkt, hadden ze reeds rechtsomkeert gemaakt en snelden ze naar den zoo even verlaten linkeroever terug. Toen de mijn ontplofte, waren de Oostenrijkers de gevaarlijke plaats ontvlucht. Zelfs werd door de her en der rondvliegende steenbrokken niemand getroffen! Allen hadden het leven gered en door hun bedachtzaamheid en het voorzichtig beleid van hun aanvoerder waren ze aan den gespannen strik ontkomen * De Serviërs, juichend eerst, toen ze de ontploffing zagen, maar woedend daarna, toen ze bemerkten, dat hun doel slechts gedeeltelijk was bereikt, zonden nu een hagelbui van kogels op de zich terugtrekkende Oostenrijkers af. En Jösel Nerder, de dappere, voortvarende, maar toch ook voorzichtige luitenant, werd in arm en schouder getroffen. Hij was de eerste, die voor den ouden Keizer en het Oostenrijksche Vaderland zijn bloed stortte! Gelukkig, dat zijn wonden niet gevaarlijk bleken. Over de geheele linie was nu de strijd ontbrand. Onophoudelijk ratelde het geweervuur. Tot in Semlin werd .het gehoord en daar zag men langs een ver uitgestrekte lijn tal van witte rookwolkjes, die de stellingen der beide legers aangaven. De 29e Juli beloofde een schoone dag te worden. De zon, die statig opklom aan den diep-blauwen, wolkeloozen hemel, tooverde duizenden van tinten over één dfcr schoonste landstreken, die Europa kent. Zacht glooiende berghellingen en heuvelruggen dragen er lommerrijke wouden, die echter niet zoo diep zijn, of de heerlijke invloed van zonnelicht en zonnewarmte doet er zich op aangename wijze gevoelen. En daar, waar de cultuur de nabijheid. van den ') De brug, die de Serviërs onbruikbaar hadden gemaakt, was een neutrale brug. Volgens een bestaand verdrag, het Verdrag van Berljjn, moeht die door geen der oorlogvoerende partijen worden verwoest Maar het was...oorlog!... 110 veelbezongen en schoonen Donau heeft benut, waar de landman den voorheen woesten grond bearbeidt en er van het uitgestrooide zaad honderdvoudige vrucht oogst, daar zenden de met hun schoonste kleuren prijkende bloemen hun welriekende geuren omhoog. En daar ligt Belgrado, het Alba Greaca der middeleeuwen, het Dar-ul-Dschibad, stad der godsdienst-oorlogen, der Turken, het Beograd, witte burcht, der Serviërs. Belgrado, om welks bezit zoo menigmaal en zoo bloedig werd gekampt. Belgrado, dat wel de zwarte, helsche burcht mocht hëeten, waar in nog geen halve eeuw tot drie malen toe binnen zijn muren Vorstenmoordenaars hun snoode ontwerpen hebben gesmeed. Werd de 2ye Juli een schoone dag? Oostenrijksche compagnie infanterie aan het ontbijt. Kan de dag schoon genoemd worden, als het zonlicht speelt op de koperen monden van dood en verderf spreidende kanonnen of weerkaatst wordt van duizenden blinkende geweerloopen, die menschen op menschen richten, qni de een den ander te dooden? Het werd een dag des bloeds, voor Servië zoowel als voor Oostenrij k-Hongarij e. Behalve voor Belgrado streden en bedreigden de legers dezer twéé landen elkander bij Nikrowits, aan de Hongaarsch-Servische • !) Vorst Michael van Servië werd 10 Juni 1868 in den Dierentuin door aanhangers van het huis Karageorgewitch vermoord. In den nacht van 10 op 11 Juni 1903 onderging Koning Alexander het zelfde lot. En omstreeks April 1914 werd de samenzwering tegen het leven van Aartshertog Franz Ferdinand op touw gezet. 111 grens; bij Fotsa, Ratsa, in Servië in de nabijheid van de Drin; bij Bjelina en Klotjewats, iri Bosnië, waar de Serviërs het Oosten- njksch-Hongaarsch gebied waren ingedrongen. En alsof de strijd reeds maanden aaneen had gewoed, zoo verbitterd werd er gevochten. De krijgsverrichtingen echter, die in Euro pa met de meeste belangstelling werden gevolgd, waren die, welke voor en om Belgrado plaats grepen. De Witteburcht-stad had het onder de kanonnade zwaar te verduren.Wel zweeg soms voor een wijle het geschut en leverde de stad in zulk een rustpoos, volóp badend in het licht der late Juli-zon, een heerlijken aanblik, maar weldra weerklonk dan wederom uit de tientallen 112 in de Herzegowina aan de Drin; bij Losnitsa en Luitenant-Opneraal Snijders, Opperbevelhebber van Nederlands leger en vloot. metalen monden het vreeselijk lied der vergelding en des doods. De Oostenrijksche kanonniers bleken voor de hen opgelegde taak berekend. Vele hunner schoten troffen doel. Mansdiepe kuilen sloegen de bommen in de straten. van Belgrado en de granaten richtten schrikkelijke verwoestingen aan in tal van gebouwen. Vooral leden het prachtige hotel „Moskou" — vuurden de Oostenrijkers opzettelijk sterk in deze richting en had voor hen iedere treffer van „Moskou" een symbolieke beteekenis? —, het gebouw van het Ministe" plaatsen ne van Financien en een kruitmagazijn. Ook de omstreken der stad, die sinds des morgens 11 uur blootgesteld waren aan een welgerichtvuur van Kroatische artillerie-stellingen,leden zwaar. Op vier hadden zien wegtrekken ten oorlog en nu door den wreeden niets ontzienden krijg ook nog beroofd werden van het beschuttend dak? En al feller en al meer nabij klonk het gebulder der kanonnen en het geratel van het geweervuur. De Oostenrijkers drongen op. De pontonniers verrichtten wonderen van dapperheid in het herstellen der verbroken verbinding tusschen de Save-oevers. Maar telkens, als zij meenden te zullen slagen, verjoegen hen de knetterende geweer-salvo's van de overzijde en het Servische geschut vernielde dan het onder zooveel doodsgevaar tot stand gekomen werk. Op Burma, het eiland voor Belgrado, had zich 's morgens reeds Op Leven en Dood. 8 113 Goed gelukte foto van Uhlanenkop (Duitsch cavalerist). tegelijk stegen er zwarte rookwolkenomhoog. Daar verteerde het vuur den arbeid van wellicht vele lange jaren. Liepen er niet handenwringend en schreiend moeders en kinderen rond, die eerst hun be¬ schermers in de vroegte een Oostenrijksche compagnie genesteld. Ze waren er en ze bleven er. Van wijken kon geen sprake zijn. Wèl verlangden de mannen naar het voorwaarts-commando. Ze popelden, om de eersten te zijn, die Belgrado zouden binnenrukken. Maar dat commando bleef uit. Het Servisch vuur was te hevig, om er over het onbeschermde riviervlak tegen in te gaan. Toen, de grootste ramp voor den soldaat in de vuurlinie, tegen den avond dreigde er ammunitiegebrek. En al flauwer werd van hun zijde de aanval, den tegenspoed. Een korporaal met drie infanteristen sprong in een- boot, om nieuwen schietvoorraad te brengen. Doch halverwege nog slechts stortte de korporaal, door een Servischen geweerkogel zwaar gewond, achterover in de boot. Verschrikt sprongen de soldaten in het water en waadden zij naar den oever, hun aanvoerder aan zijn lot overlatend. Wanneer niet een inwoner van Semlin zich in de rivier had geworpen en onder een dichten kogelregen de boot was hagezwommen, om deze met den gewonde in veiligheid te brengen, zou de moedige korporaal in de handen der Serviërs gevallen zijn. Nu ontging hun deze prooi. En ook ontging hun de volledige overwinning op de bezetters van het eiland Burma. Het gelukte dezen, zich aan het vijandelijk vuur te onttrekken. En toen de schemering inviel, ontweken zij ongedeerd naar hun legercorps, waar de brigadecommandant een vleiende toespraak tot hen hield. Maar ginds, waar Donau en Save ineenvloeien, lagen dienzelfden avond enkele menschen-lichamen lang uitgestrekt. Jonge mannenlichamen waren het, lichamen van vurige, dappere Kroaten. Dezen morgen, vol levenslust ontwaakt en blakend van moed en 114 strijdlust, hadden zij op het eilandje een prachtige stelling bezet, van waar zij de Serviërs fel bestookten en zware verliezen toebrachten. Totdat de Serviërs hun verdekte stelling ontdekten! Even toefde nog de oorlogswraak. Maar toen kwam hij, snel als de orkaan. En hij blies over het eilandje met een killen, verstijvenden adem. Bloemen werden van de teere stengels afgerukt, zwakke plantjes vaneengereten. Maar ook de krachtige jonge mannen vielen. Vergeefs, dat met den vinger aan den trekker gespeurd werd naar de scherp schietende Serviërs. Uit ontelbare niet vermoede schuilhoeken werd een vreeselijk vuur op hen gericht. Een kortstondige flikkering, schier onmerkbaar in het warme zonnelicht, en kreunend zonk weer een Kroatische strijder in de armen van den dood. Zij allen vielen, die jonge mannen. Den heldendood stierven ze voor het Vaderland De nacht daalde neer over Belgrado. De sterren straalden met een droevigen glans over de plaatsen, waar dezen eersten dag van den oorlog zoo bloedig gestreden was. Semlin lag in het diepste donker. Al de lichten in de woningen, zelfs die van het station, waar de aankomst van telkens nieuwe troepen ze toch wel noodzakelijk maakten, waren gedoofd. Niets mocht den Serviërs, die getoond hadden in het bezit van een scherp oog en een vaste hand te zyn, dienen, om richting te geven aan hun aanval of verdediging. Want wederom was de strijd om den overtocht over de Save losgebroken. Over Belgrado scheen het helle schijnsel van de zoeklichten van een Donau-monitor. En heel de Servische oever tot aan de brug over de Save lag daghelder voor de OOgen der aanvallende Een Doodshoofd-huzaar, de schrik van het slagveld. De ri„„i„„„;;i,„„„ Duitsche 'Kroonprins staat aan het hoofd van het. korps UOStenriJKerS. Ser doodshoofd-huzaren. 115 Zou de overtocht gelukken ? Zou Belgrado in weinige uren zich aan de zegevierende Oostenrijkers overgeven? Of kwam zich bij de ontzaglijke moeilijkheden, die het aanvallende leger had te overwinnen, nog het bezwaar voegen, dat de verdedigers even machtig, zoo niet machtiger in aantal, waren ? Maar dan waren de inlichtingen, die van een bijna volkomen wegtrekken van het Servische leger uit Belgrado gewaagden, onjuist! Dit diende onderzocht. Een Hongaarsche sleepboot-kapitein, midden in den nacht te Semlin aangekómen, stelde zich met zijn mannen beschikbaar voor dit onderzoek. Tegeö dat de morgen aanbrak, ging het onder vollen stoom vooruit naar den Servischen oever, die vervolgens op een afstand van ongeveer 200 Meter werd gevolgd. Plotseling! Uit de kazematten van de vesting en uit tal van andere plaatsen, waar men heel den duur van den strijd nog niets van verdedigers had bemerkt, brak een moorddadig geweervuur over het schip los.HetOostenrijksche Hoe een brief geschreven wordt van uit het vreemde land^ leger dat in STOOte naar echtgenoote en kinderen. ° ' & spanning den tocht van den sleepbootkapitein volgde, zag, hoe met een dichte witte rookwolk een van de beide schoorsteenen omkipte. Er kwam rook uit het schip, zoodat men dacht, dat het in brand geraakt was, maar het gelukte de bemanning, den schoorsteen snel weder overeind te zetten. En met een grooten boog, maar veel langzamer, voer de boot nu om het groote eiland heen en vervolgens naar den Oostenrijkschen oever terug. Door het vuur van de Serviërs waren van de 5 leden der bemanning er 2 gedood en 1 gewond. Maar door de vermetele vaart van de sleepboot was het doel 116 bereikt en de tegenstander uit zijn schuilplaats gelokt. Men wist nu, dat de vesting Belgrado verre van ontruimd was! Ja, de Oostenrijkers hadden op sommige punten de Servische grens overschreden. Daar trokken ze op, vele Serviërs gevangen nemend of voor zich heendrijvend. Maar voor Belgrado was het, tengevolge van de welgeslaagde Servische krijgslist, dat zij een kostbaren tijd werden opgehouden. De, Groote Oorlog dreigt. Van meer gewicht dan de reeds begonnen oorlog was de steeds dreigender wordende houding van de twee groepen van mogendheden tegenover elkaar. Wel vleiden zich nog velen, en de verschillende berichten in de pers over de vredelievende gezindheid' van Vorsten en Ministers gaven daartoe mee aanleiding, dat de afloop van het internationaal conflict nog gunstig zou zijn, maar.... de krijgstoerustingen, ja zelfs reeds In den oorlog moet een soldaat zich zelf kunnen hejpen. Men ziet er hier twee aan het kousenstoppen. de voorbereidselen daartoe werden hoe langer zoo meer angstwekkend. Rusland was het, dat — zijn belofte aan Servië getrouw — een begin maakte met het oproepen van zijn geweldige legermachten. Den 28en Juli besloot de Keizerlijke Russische Regeering tot mobilisatie in de militaire districten van Odessa, Kieff, Moskou en Kazan. Want Sazonow en zijn mede-regeerders zeiden de Oostenrijkseh-Hongaarsche Regeering niet te gelooven, als ze verzekerde, dat ze van Servië geen wingewest wilde maken. 117 „Neen," — zoo zei Sazonow het des anderen daags, den 29en Jöli, tegen den Duitschen ambassadeur te St. Petersburg, — „neen, Servië zal ongetwijfeld een vazalstaat van Oostenrijk-Hongarije worden, evenals Bokhara een Russische vazalstaat werd." De ambassadeur ging op deze bekentenis niet in. Hij verzekerde evenwel, dat de Duitsche Regeering bereid was te waarborgen, dat de Servische integriteit door Oostenrijk zou worden geëerbiedigd. „Het kan wel zijn," — luidde het antwoord van Sazonow, — „maar Servië zal beslist zijn zelfstandigheid inboeten. En indien zulks gebeurt, zal het Russische volk tegen zijn Regeering in verzet komen. Dat volk zal zeggen, dat wij Oostenrijk hadden moeten tegen komen. Er zal revolutie komen en dus " Dat „dus" was veelzeggend. Ongetroost moest de ambassadeur van Duitschland henen gaan. Echter bleef hem nog de vóór twee dagen geleden gegeven verzekering, dat Rusland onder geen omstandigheid in de aan het Duitsche front gelegen militaire districten: St. Petersburg, Wilna en Warschau zou mobiliseeren! Echter, wat bleek der Duitsche Regeering al ras? Dat de staat van oorlog over Kofnow werd afgekondigd, dat er troepenverplaatsingen (Warschau) en troepenversterkingen (Alexandrowo) plaats hadden. Vandaar, dat men in Berlijn, in weerwil van mondelinge en schriftelijke verzekeringen, zeer wantrouwend werd. Omgekeerd beschuldigde de Russische Regeering den morgen van 30 Juli Duitschland, dat dit Rijk militaire en maritieme toebereidselen tegen Rusland maakte, meer in het bijzonder in de richting van de Pinsche Golf. De toestand werd ernstig. Immers, als het bij twee menschen, tusschen wie het reeds langen tijd wrokt, tot een openlijke botsing komt, dan blijft na het uitwisselen van verwijten het handgemeen niet lang uit. En hoe wrokte het niet tusschen Rusland en Duitschland ! Al sinds een lange reeks van jaren! Tegen Rusland was het, dat Duitschland op 7 October 1879 met Oostenrijk-Hongarije een Tractaat sloot, een „verbond van den vrede en tot wederzijdsche verdediging". Mocht — zoo luidt het in het eerste artikel van dit Tractaat — tegen verwachting en tegen den oprechten wensch van de twee :) Bokhara of Buehara, in Midden-Azië, verzette zich in 1865 er tegen, dat Rusland Tasjkent „onder bescherming" nam. Nadat Rusland met macht van wapenen zijn wil had doorgedreven, werd de Emir van Buehara in 1868 tot vrede gedwongen. Bij dit vredesverdrag verzekerde de Russische Regeering zich voorrechten, voor en bescherming van den Russischen handel. Tevens werd haar gebied aanmerkelijk uitgebreid door den afstand van Samarkand en KattaKurgas (tegenwoordig een deel van Russisch Turkestan). 118 hooge contracteerende partijen één van de twee rijken van de zijde van Rusland aangevallen worden, dan zijn de hooge contracteerende partijen verplicht, elkaar met de geheele krijgsmacht van hun rijk bij te staan en diensvolgens den vrede slechts tezamen en in overeenstemming met elkaar te sluiten. -In het tweede artikel werd het geval behandeld, dat Duitschland of Oostenrijk-Hongarije in een oorlog met een andere mogendheid dan Rusland gewikkeld zou worden. Dan verplichtte het Tractaat niet tot bystand aan den contractant, die in oorlog was. Anders werd het, zoo Rusland als medë-tegenstahder optrad. Indien -— zoo werd uitgesproken — echter in zulk een geval 119 de aanvallende mogendheid van de zijde van Rusland, hetzij in den vorm van actieve samenwerking, hetzij door militaire maatregelen, die den aangevallene bedreigen, mocht gesteund worden, dan treedt de in artikel 1 van dit Tractaat gestipuleerde verplichtingvan wederkeerigen bij stand met de volle krijgsmacht ook in dit geval dadelijk in werking, en de oorlogvoering van de twee hooge contractanten zal ook dan gemeenschappelijk zijn tot aan de gemeenschappelijke sluiting van den vrede. De bepalingen van dit Tractaat — in 1914 noc' van kracht zijnde l) — verplichtten alzoo Duitschland tot een handelend optreden, zoo Rusland zich in den tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië uitgebroken oorlog mengde. Aan Rusland alleen stond het, of het jongste Balkan¬ conflict plaatselijk beperkt zou blijven. Maar Rusland kon, zooals Minister Sazonow het herhaaldelijk uitdrukte, niet meer terug. Servië moest Onze ponton»'1!, '"«t werk. i>it Wd.erlnixl.se]] korp.s is sjteeiaal belast niet het leggen van waterwerken in ons land. Links boren: De stukken der brui; worden op »et telegrammen tusschen Keizer Wilhelm de eerste in een telegram had gewezen op het dreigende karakter van de Russische mobilisatie en op het feit, dat hij zijn eigen bemiddelend optreden nog steeds voortzette, antwoordde de Czaar den 31en Juli, om 2 uur 's middags, met het volgend telegram: „Ik dank U van harte voor Uwe bemiddeling, die de hoop doet opleven, dat alles nog vreedzaam kan eindigen. Het is technisch onmogelijk onze militaire maatregelen te staken, die noodzakelijk zijn geworden door de mobilisatie van Oostenrijk. Wij zijn er zeer: ver van af een oorlog te wenschen. Zoolang de onderhandelingen met Oostenrij k over Servië voortd u ren, zullen Mijn troepen geen 121 Boomen worden omgehakt, om het geschut op te kunnen stellen. uitdagende actie ondernemen. Daar geef Ik U plechtig Mijn woord op. Ik vertrouw met alle kracht op Gods genade en hoop op het succes van Uwe bemiddeling in Weenen voor het welzijn van onze landen en voor den vrede van Europa". Dit telegram kruiste het volgende, eveneens den 31en Juli, om 3 uur 'smiddags, afgezonden telegram van den Duitschen Keizer: „Naar aanleiding van Uw beroep op Mijn vriendschap en Uw verzoek om Mijn hulp, ben ik een bemiddelingsactie begonnen tus- 122 schen Uw regeering en de Oostenrijkseh-Hongaarsche. Terwijl deze actie in gang was, zijn Uw troepen tegen het met Mij verbonden Oostenrijk-Hongarije gemobiliseerd, waardoor, zooals Ik ü reeds heb medegedeeld, Mijn bemiddeling vrijwel nutteloos geworden is. Desniettemin heb Ik die voortgezet. Nu krijg Ik betrouwbare berichten over ernstige' oorlogstoebereidselen ook aan Mijn oostelijke grens. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid' van Mijn rijk dwingt Mij tot verdedigende tegenmaatregelen. Ik ben met Mijn pogingen, om den wereldvrede te redden, gegaan tot aan de uiterste grenzen van het mogelijke. Niet Ik draag de verantwoordelijkheid voor het ongeluk, dat nu de geheele beschaafde wereld bedreigt. Nog op dit oógenblik ligt het in Uwe hand, het af te wenden. Niemand bedreigd de eer of macht van Rusland, dat den uitslag van Mijn bemiddeling had kunnen afwachten. De vriendschap voor U en voor Uw rijk, die Mijn grootvader op zijn sterfbed op Mij heeft overgedragen, is Mij altijd heilig geweest, en Ik heb trouw aan de zijde van Rusland gestaan, als het in groote moeilijkheden verkeerde: vooral in zijn laatsten oorlog. Gij kunt den vrede van Europa op dit oógenblik nog redden, als Rusland besluit zijn militaire maatregelen te staken, die een bedreiging zijn voor Duitschland en Oostenrijk-Hongarije". Maar.... deze telegrammen-wisseling had geen gewenscht gevolg, omdat reeds 's morgens de algemeene mobilisatie van alle Russische strijdkrachten was bevolen! Het onvermijdelijke gevolg van dit Russisch Regeeringsbesluit was een Ultimatum van Duitschland aan Rusland. Aldus luidde de dringende opdracht, die de Rijks-Kanselier aan den Duitschen ambassadeur telegrafisch zond: ' „Ondanks de nog hangende bemiddelings-onderhandelingen, en ofschoon wij zelf tot op dit oógenblik geenerlei mobilisatie-maatregelen getroffen hebben, heeft Rusland zijn heele leger en vloot ook tegen ons gemobiliseerd. Door dezen maatregel van Rusland zijn wij gedwongen voor de veiligheid van het rijk het dreigende oorlogsgevaar af te kondigen, wat echter nog niet mobilisatie beduidt. De mobilisatie zal echter volgen, als Rusland niet binnen 12 uur eiken oorlogszuchtigen maatregel tegen ons en Oostenrijk-Hongarije staakt en hierover tegenover ons een besliste verklaring aflegt. Ik verzoek dit onmiddellijk aan den heer Sazonow mede te deelen en het uur van mededeeling te seinen". Maar ook naar de westergrenzen, naar Frankrijk, sloeg Duitschland waakzame blikken. De verkenningsdienst had gerapporteerd, dat er een opvallende levendigheid heerschte in de vestingenreeks 12a van Belfort tot Nancy. Doch* al zouden deze berichten ook onjuist zijn — Frankrijk was Ruslands bondgenoot. Zou Frankrijk, nu zijn bondgenoot ten oorlog ging, zich onzijdig houden ? Het was voor de Duitsche Regeering een open vraag. 'Maar ze wenschte zekerheid. En daarom stelde ze tegelijk met het ultimatum aan Rusland een Ultimatum aan Frankrijk. , V De tekst, van dit ultimatum hetwelk de Rijks-Kanselier telegrafisch aan den ambassadeur te Parijs zond, luidde: „Rusland heeft ondanks onze nog hangende bemiddelingsactieen ofschoon wij zelf geenerlei mobilisatie-maatregelen getroffen hadden, de mobilisatie van zyn gehéele leger en vloot, dus ook tegen ons, bevolen. Wij hebben daarop den toestand van dreigenden oorlog afgekondigd, waarop de mobilisatie moet volgen, als Rusland niet binnen 12 uur alle maatregelen tegen ons en Oostenrijk staakt. De mobilisatie beteekent onvermijdelijk den oorlog. Verzoeke de Fransche Regeering te vragen, of zij in een Russisch-Duitschen oorlog neutraal wil blijven. Antwoord moet binnen 18 uren volgen. Sein onmiddellijk het uur, waarop gij de vraag hebt gesteld. De grootste spoed noodzakelijk". 124 Vuurtorens worden gebruikt om signalen aan de vloot te geven. De mobilisatie beteekent onvermijdelijk den oorlog! Zoo teekende de Rijks-Kanselier met één pennestreek den toestand. En voor ieder belangstellende in het wereldgebeuren werd het dien dag, den 31 en Juli, duidelijk, dat de zoo lang gevreesde oorlog op het uitbreken stond. Rusland kon zijn gedeeltelijke mobilisatie tegen Oostenrijk-Hongarije nóch zijn besluit tot algeheele mobilisatie ongedaan maken; Duitschland kon de ultimatums aan Rusland en Frankrijk niet herroepen; Frankrijk kon niet toegeven aan den Duitschen eisch, om neutraal te blijven; de Groote Oorlog kón niet meer worden tegengehouden! De groote Europeesche Mogendheden stonden alzoo in ongemeen Met de lichtbundels van vuurtorens beproeft men het gevaar te keeren van Zeppelins en vliegtuigen. dreigende houding tegenover elkander. Allerwegen staken de gepantserde vuisten omhoog Toen was het, den 31 en Juli, dat Nederlands Koningin, ter bescherming van de onafhankelijkheid en de onzijdigheid van Haar land het besluit tot mobilisatie van het Nederlandsche leger teekende. Het „Je Maintiendrai" — „Ik zal handhaven" — bleef nog immer de fiere zinspreuk der Oranje's. En ook in de andere landen van Europa werden buitengewone maatregelen genomen of voorbereid. Europa zou immers over enkele uren in vuur en vlam staan. En de oorlogsbrand dreigde zich niet tot Europa alleen te beperken! De Mogendheden toch, wier légers, met wapentuig van de meest vernielende kracht voorzien, zich straks op elkander zouden werpen, hadden bezittingen en belangen in de Aziatische en Afrikaansche gewesten. En het was te voorzien, dat pogingen, om ook tot daar 125 den oorlog uit te breiden en die bezittingen te rooven, niet zouden uitblijven! De Europeesche Oorlog, de Wereldoorlog, de Groote Oorlog dreigde.... De Groote Oorlog uilgebroken. Te Middernacht van den 31en Juli bevond zich de Duitsche ambassadeur te St. Petersburg in het kabinet van Minister Sazonow, aan wien hij het ultimatum der Duitsche Regeering overhandigde. Doch Zaterdag 1 Augustus, 's middags 12 uur, toen de gestelde termijn verstreken was, had men in Berlijn nog geen antwoord. Wel bereikte den Duitschen Keizer dien dag hèt volgend, door den Czaar om 2 uur 's middags verzonden, telegram: „Ik heb Uw telegram ontvangen. Ik begrijp, dat Gij gedwongen zijt, te mobiliseeren, maar Ik zou gaarne van U denzelfden waarborg hebben, dien Ik U gegeven heb, namelijk, dat deze maatregelen niet oorlog beteekenen, en dat Wn' zullen voortgaan met onderhandelen tot heil van onze landen en van den algemeenen vrede, die Ons zoozeer ter harte gaat. Onze langbeproefde vriendschap moët het, met Gods hulp, gelukken, bloedvergieten te voorkomen. Dringend verwacht Ik vol vertrouwen Uw antwoord". Voor het laatst richtte zich Keizer Wilhelm nog tot den Heerscher over het groote Rusland: „Ik dank U voor Uw telegram. Ik heb Uw Regeering gisteren den weg aangewezen, waarop de oorlog nog te vermijden is. Ofschoon Ik om een antwoord .tegen hedenmiddag had verzocht, heeft Mij tot nog toe geen telegram van Mijn ambassadeur met een antwoord van Uw Regeering bereikt. Ik ben daardoor gedwongen, Mijn leger te mobiliseeren. Een onmiddellijk, duidelijk antwoord van Uw Regeering, dat geen aanleiding kan geven tot misverstand, is het eenige middel, om onafzienbare ellende te voorkomen. Voordat Ik dit antwoord gekregen heb, ben ik tot Mijn leedwezen niet in staat, nader op Uw telegram in te gaan. Ik moet zoo ernstig mogelijk van U verlangen, dat Gij onmiddellijk Uw troepen bevel geeft, onder geene omstandigheden ook maar de geringste schending van onze grenzen te begaan". Toen, het was 5 uur, nog steeds geen antwoord op het ultimatum was ingekomen, beval Keizer Wilhelm de mobilisatie van het geheele Duitsche leger en van de marine. 126 En 's avonds om 7 uur 10 minuten overhandigde de Duitsche ambassadeur, Graaf Pourtalès, aan de Russische Regeering de volgende Oorlogsverklaring van Duitschland aan Rusland. „De Keizerlijke Regeering heeft van het begin van de crisis af haar krachten ingespannen om deze tot een vreedzame oplossing te leiden. Gehoor gevend aan een wensch haar door Zijne Majesteit den Keizer van Rusland kenbaar gemaakt, legde Zijne Majesteit de Keizer van Duitschland in overeenstemming met Engeland er zich op toe een bemiddelende rol te vervullen bij de Kabinetten van Weenen en St. Petersburg, toen Rusland zonder het resultaat daarvan af te wachten, overging tot de mobilisatie van zijn geheele strijdmacht te land en ter zee. Een groep voorname Nederlandsehe officieren. In het midden de Opperbevelhebber, Generaal Snijders. „Tengevolge van dezen dreigenden maatregel, die door geen enkele militaire onderhandeling van Duitschlands zijde gerechtvaardigd was, zag het Duitsche Keizerrijk zich tegenover een ernstig en dreigend gevaar gesteld. Indien de Keizerlijke Regeering in gebreke gebleven ware, dit gevaar af te wenden, zou zij de veiligheid en zelfs het bestaan van Duitschland op het spel gezet hebben. Bijgevolg zag de Duitsche Regeering zich genoodzaakt zich te wenden tot de Regeering van Zijne Majesteit aller Ruslanden en aan te dringen op staking der voormelde militaire handelingen. Daar Rusland niet gemeend heeft te moeten antwoorden op deze vraag en door deze houding kenbaar gemaakt heeft, dat zijn actie tegen Duitschland gericht was, heb ik de eer op last van mijn Regeering Uwe Excellentie het navolgende te doen weten: Zijne Majesteit de Keizer, mijn Doorluchtige Souverein, in naam van het Keizerrijk de uitdaging aannemend, beschouwt zich te zijn in staat van oorlog met Rusland". 127 De oorlog was verklaard. Doch feitelijk was de oorlog reeds enkele uren tevoren begonnen. Toen Czaar Nicolaas aan Keizer In het laatst van Juli. toen de gToote oorlog" dreigde, was het in alle landen voor de vreemdelingen een haast je, rep je, om in eigen „Heimath" te komen. De bovenste foto is aan het station te Maastricht genomen, waar talrijke Duitsche en Belgische uitgewekenen passeerden. De tweede te Beek (bij Nijmegen), waarlangs een stroom van Amerikanen en Engelschen trok. Wilhelm seinde, dat de langbeproefde vriendschap een bloedvergieten moest voorkomen, trokken Russische troepen over de grens bij 128 Prostken, waar zij een Duitsche patrouille beschoten en alzoo de vijandelijkheden openden. Thans was aan de diplomatie het zwijgen opgelegd. Aan kanonnen en geweren, aan dreadnoughts en duikbooten, aan luchtschepen en^vliegmachines nu de beslissing Oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland onvermijdelijk. De Duitsche ambassadeur had zich 31 Juli, des avonds om 7 uur', met een telegram van den Duitschen van de hem door den RijksKanselier opgedragen last gekweten en de Regeering der Fransche Republiek in kennisgesteld met den tekst van het Ultimatum. Maar reeds eerder waren er tal van stappen gedaan, om den Oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland te voorkomen. Het was 30 Juli begonnen Prins Heinrich aan den Koning van Engeland. Nadat hij vermeld had, dat Rusland al enkele dagen R. Poincaré, President der Fransche Republiek. mobiliseerde en Frankrijk bereids militaire toebereidselen trof, ging Prins Heinrich voort: „Als Gij werkelijk wenscht, dit vreeselijk ongeluk (nl. den Europeeschen Oorlog) te voorkomen, mag ik U dan voorstellen Uw invloed op Frankrijk en Rusland uit te oefenen, opdat zij neutraal blijven ?" En verder: „Ik wil hieraan toevoegen, dat thans meer dan ooit Duitschland en Engelaad elkaar behoorden te helpen, om een vreeselijk onheil te voorkomen, dat anders onvermijdelijk schijnt. „Geloof mij, dat Wilhelm zoo oprecht mogelijk is in zijn pogingen, om den vrede te bewaren. De militaire toebereidselen van zijn beide buren zouden hem ten slotte echter kunnen dwingen, voor de veiligheid van zijn eigen land, dat anders weerloos zou blijven, hun voorbeeld te volgen". Op Leven en Dood. 9 129 Zoo telegrafeerde den 30en Juli Prins Heinrich. Dienzelfden dag antwoordde Koning George o.m.: „Mijn regeering doet, wat in haar macht is, om Rusland en Frankrijk te overreden, dat zij verdere militaire maatregelen op7 schorten, voor het geval dat Oostenrijk zich tevreden stelt met de bezetting van Belgrado en het Servisch gebied er om heen, als onderpand voor een bevredigende regeling ten opzichte van zijn eischen, terwijl de andere landen dan tegelijkertijd hun oorlogs- 130 toebereidselen staken. Ik vertrouw, dat Wilhelm zijn grooten invloed zal gebruiken om Oostenrijk te bewegen, dit voorstel aan té nemen". Ongetwijfeld — Keizer Wilhelm was daartoe bereid. Had niet reeds op 29 Juli Graaf Pourtalès het aan Sazonow verzekerd, dat de Duitsche Regeering zich borg stelde voor de eerbiediging van Servië's integriteit? Helaas, den dag na de ontvangst van Koning George's telegram, den 31en Juli, moest Keizer Wilhelm den Engelschen Koning telegrafeeren: „Ik heb juist van den Kanselier bericht bericht gekregen, dat hij zooeven mededeeling ontvangén heeft, dat Nicolaas hedennacht de mobilisatie over heel zijn leger en vloot heeft afgekondigd. Hij heeft niet eens den uitslag van de bemiddeling, waarvoor Ik werk, afgewacht en Mij geheel zonder bericht gelaten". Na dit telegram begreep men ook in Engeland, dat de DuitschRussische Oorlog onvermijdelijk was. Maar Frankrijk had nog geen beslissing genomen. Zou dan een Fransch-Duitsche oorlog niet voorkomen kunnen worden? Maar hoe? Zoo Frankrijk aan het Duitsche verlangen, om neutraal te blijven, toegaf, zou deze Oorlog niet uitbreken. Zóó verzekerde den len Augustus de Duitsche ambassadeur te Londen aan Sir Grey ."-En even gloorde in Berlijn nog de hoop, dat onder waarborg van Engelands leger en vloot Frankrijk onzijdig zou blijven. Reeds werd telegrafisch en telefonisch aan de Duitsche troepen, die naar de Fransche grens optrokken, bevel gegeven het Fransche gebied niet te overschrijden. En de Rijks-Kanselier, die volgens het Ultimatum 1 Augustus 's middags 1 uur Frankrijks antwoord inwachtte, verzekerde, dat tot Maandag 3 Augustus, 's avonds 7 uur, geen vijandelijkheden tegen de Republiek zouden plaats grijpen, wanneer Engeland tegen dat tijdstip zou willen verzekeren, dat het voor de neutraliteit van Frankrijk instond. Maar de Engelsche Regeering liet weten, dat de hoop op een Engelsche tusschenkomst op een misverstand berustte Om -1 uur 's middags van den len Augustus kwam het antwoord van Frankrijk. „Frankrijk zal doen," — zoo zei de Minister-President der Republiek tegen den Duitschen ambassadeur — „wat zijn belangen het voorschrij ven''. Dit antwoord bevredigde de Duitsche Regeering niet. Ze vond het duister en dubbelzinnig. Ongetwijfeld streefde de Fransche Regeering bij haar ontwijkende antwoorden een doel na. Immers, 22 en 23 November 1912 waren er tusschen de Regeeringen van Frankrijk en Engeland (tusschen dén Franschen ambassadeur te Londen, Paul Cambon, en den Engel- 131 schen Minister van Buitenlandsche zaken, Sir Edward Grey) brieven gewisseld, waarin de houding der beide landen bij een eventueelen oorlog, waarin één van beiden gewikkeld zou kunnen worden, werd besproken. Indien — zoo spraken beide diplomaten toen uit, — één der Regeeringen ernstige reden had, een onuitgelokten aanval door een derde Mogendheid te verwachten of indien zij een gebeurtenis vreesde, die den algemeenen vrede bedreigde, behoorde zij onmiddellijk met de andere te bespreken, of beide Mogendheden tezamen zouden optreden om den aanval te voorkomen en den vrede te bewaren, en zoo ja, welke maatregelen zij bereid zouden zijn, gemeenschappelijk te nemen. Het was Frankrijks doel, de Britsche Regeering te overtuigen, dat niet Frankrijk de aanvallende partij was. Frankrijk was vreedzaam gezind, doch Duitschland oorlogszuchtig 's Middags van den len Augustus, om 5 uur, was het met aarzelen gedaan. Toen gaf Frankrijk een ondubbelzinnig en duidelijk antwoord op Duitschlands Ultimatum. De Regeering der Republiek gelastte op dat uur de mobilisatie der geheele Fransche weermacht, zoowel van het leger als van de vloot. En President Poincaré richtte terzelfder ure den volgenden Oproep tot het Fransche Volk. „Sedert eénige dagen was de toestand van Europa aanmerkelijk verergerd. Ondanks de poging van de diplomaten werd de horizon somberder. Op het tegenwoordige oógenblik hebben de meeste natiën hun strijdmacht gemobiliseerd. Zelfs onzijdige landen hebben het hun plicht geacht, maatregelen van voorzorg te nemen. „De mogendheden, wier grondwettelijke bepalingen of militaire wetten niet op de onze lijken, begonnen zonder besluit mobilisatietoebereidselen, gelijkstaande met mobilisatie, te nemen en zetten die voort; toebereidselen, die niet anders dan een uitvoering bij voorbaat zijn. „Frankrijk, dat nadruk had gelegd op zijn vredelievende gevoelens, dat in deze droevige dagen aan Europa raadslagen tot matiging had gegeven en zijn pogingen, om den wereldvrede te handhaven, verdubbeld had, bereidde zich op alle gebeurlijkheden voor en trof toen de eerste onvermijdelijke beschikkingen om zijn grondgebied te beschermen, daar onze wetten de regeering niet toestaan, volledige toebereidselen te treffen, indien er niet eerst een besluit tot mobilisatie geteekend is. Uit zorg voor haar verantwoordelijkheid en in het besef, dat zij in haar heiligen plicht te kort zou schieten, door de zaken op haar beloop te laten, heeft de regeering een besluit genomen, dat de toestand noodzakelijk maakt. „Mobilisatie is geen oorlog. 132 .... Waar zou op de Fransch-Duitsche grensstrook van 300 K.M. het eerste treffen nlaats vinden? .... (nx.tr. I35.i „In de tegenwoordige omstandigheden schijnt zij integendeel het beste middel, om den vrede met eere te verzekeren. „Sterk in het vurige verlangen, om de crisis tot een vreedzame oplossing te brengén, heeft de Regeering de noodige voorzorgen genomen. Zij zal haar diplomatieke pogingen voortzetten en rekent op de edele koelbloedigheid van de nar tie, opdat zij zich niet tot eene ongerechtvaardigde ontroering zal laten meesleepen, en op de vaderlandsliefde van alle Franschen. Zij weet, dat er niet een is, die niet bereid is zijn plicht te doen. Op dit ooe-enhlik ziin er in T?ra,nk- Groothertogin Maria Adelheid van Luxemburg. .. rijk geen partijen. Slechts bestaat het eeuwige en vredelievende, vastberaden Frankrijk. Het vaderland, het recht en de gerechtigheid zijn één in kalmte, waak: zaamheid en vaardigheid." Neen, er was nog geen oorlogsverklaring, maar, gelijk de oudMinister Pichon schreef, metterdaad was toch de Oorlog begonnen. Het was beslist: ook tusschen Frankrijk en Duitschland zou de oorlogsfakkel ontstoken worden. En dat de komende krijg moordend zou zijn, grooter in omvang en ontzettender dan de Fransch-Duitsche Oorlog van vóór vierren-veertig jaren — daarvan was geheel Europa overtuigd. Een siddering doortrilde de wereld, toen het bekend werd, dat deze twee Europeesche grootmachten op elkaar zouden lostrekken. Deze Oorlog beteekende immers vernietiging van de partij, die de zwakste zou blijken Luxemburg bezet. „ABerlin!" Zoo luidde de oorlogskreet, die de Franschen in Parijs en in alle steden en dorpen der groote Republiek aanhieven. 134 „Nach Paris!" Zoo riepen in al de landen van het Duitsche Keizerrijk de talloozen, die aan den oproep tot den Krieg gehoorzaamden. Heel het zeer ontwikkelde spoorwegnet in beide landen werd nu uitsluitend voor militaire doeleinden benut. Duizenden werden uur op uur naar de grenzen gevoerd, waar men den vijand wist en die duizenden groeiden aan tot tien-, tot honderdduizenden. Ja, millioenen zouden binnen enkele dagen tegenover elkander staan ! Waar zou op de Fransch-Duitsche grensstrook van 300 K. M., die zich van Zwitserland tot het Groot-Hertogdom Luxemburg uitstrekte, het eerste treffen plaats vinden? Maar bood dit gebied wel voldoende ruimte van beweging voor de ontzaglijke legerscharen? Moest Duitschland, waar het Frankrijks vestinggordel, die van Belfort tot Nancy reikte, schier onverbreekbaar wist, niet bovendien op een veel kleiner ruimte zijn millioenen samentrekken, om met goed gevolg een inval in het vijandelijk gebied te doen? Met gespannen verwachting werd overal uitgezien naar het eerste bericht, dat omtrent Duitschlands plan van aanval eenig licht zou doen opgaan. Reeds sinds jaren wist men immers, dat het Duitsche leger gereed was. Ook het veldtochtsplan zou dus tot in de kleinste bijzonderheden al lang voor dezen zijn uitgewerkt. Dat eerste bericht kwam op Zondag. 2 Augustus. Duitschland heeft Luxemburg bezet — zoo ging het heel de wereld door. Het was zoo. Op Zondag, den 2en Augustus, zeer vroeg in den morgen, kwam een Duitsche trein over den Wilhelm-Luxemburgspoorweg — die door het Duitsche Rijk werd beheerd — het Groot-Hertogdom binnen. Jinkele troepen bezetten onverwijld de bruggen van Wasserbillig en Remich, die de spoorlijn Trier— Trois Vierges beheerschten. Gepantserde treinen met troepen en ammunitie werden daarop van Wasserbillig naar de stad Luxemburg gezonden. Het waren de Soldaten van het 8e leffprcorm c\\o riWp Ken kiekje uit Luxemburg, de residenWe van Groothertogin legeiiAiips, uit, ueze Maria Adelheid. 135 militaire manoeuvre uitvoerden. Vooruit wisten ze, dat ze op geen verzet zouden stuiten. De bevolking van rond 260.000 zielen had immers geen leger, dat den inval verhinderen kon. HeO eenigste, wat de majoor, de chef van het kleine detachement vrijwilligers toen de Duitschers het station der hoofdstad en de in de stad Luxemburg, kon doen, kazerne in bezit namen, was een protest tegen deze schending der onzijdigheid. Meer niet. Een gewapend optreden tegen de overmacht zou redeloos zijn geweest. Het Groot-Her togdom Luxemburg is klein; slechts 47 vierkante mijlen is het groot. En niet te verwonderenwas het dus, dat in een minimum van tijd de Duitschers zich als sprinkhanen over het kleine landje hadden verspreid. Het kleine landje! Maar een landje, dat onafhankelijk was en welks neutraliteit bij het Tractaat van Londen van 1867 was gewaarborgd! Evenwel — de ©uitscheRegeering liet dien Zondag het Staatsministerie van Luxemburg weten, dat de militaire maatregelen, door Duitschland genomen, niet moesten worden opgevat als een daad van vijandschap tegen het Groot-Hertogdom. Neen, deze Duitsche bezetting beoogde enkel een bescherming der Luxemburgsche spoorwegen tegen een mogelijken aanval van Fransche troepen. Indien 136 Het Luxemburgsen berglandschap bezit een aantrekkelijke schoonheid. Zoo o.a de -Schiessentümpel" (Schietkolk) bij het dorp Itinéralre. het land of zijn bewoners op eenige wijze schade mochten ondervinden, zou door Duitschland voor een volledige schadeloosstelling worden gezorgd Mocht Duitschland het Groot-Hertogdom bezetten? Wettigde het feit, dat de Wilhelm-Luxemburg-spoorweg Duitsch bezit was,, dezë handeling? Onge¬ twijfeld neen! " Het was een daad van onrecht! Het was in strijd met de bepalingen van het volkenrecht! Niemand minder dan de Duitsche Rijks-Kanselier zelf erkende zulks in de historische Rijksdag-zitting van den 4en Augustus. Een andere vraag is het, of deze militaire daad een voor Duitschland militaire noodzakelijkheid was. Daarop moet het antwoord bevestigend luiden. Immers: de Franschen hadden, niettegenstaande de Regeering der Republiek er in de Volksvertegenwoordiging en in de pers meermalen op gewezen had, de LuXemburgschPransche grens vrij wel onversterkt gelaten. Al hun kracht en geld en tijd hadden ze besteed aan de versterking der grens tegen Elzas-Lotharingen. Dit zwakke gedeelte in de Fransche grensverdediging werd in deskundige militaire kringen „la trouée de Luxembourg"x) genoemd. De Wolfsschlucht" (Wolfsmuil) btj Aessbach, in Luxemburg-, vertoont het type van een woest, ontzagwekkend berglandschap. ') Trouée = een opening in een haag of bosch. 137 En deze trouée was het, die voor Duitschland gevaarlijk kon worde11' De Franschen zouden daardoor kunnen oprukken en zoo een inval beproeven in het Neder-Rijngebied. Nu waren de Duitschers hen voor, „vastbesloten er zich door heen te slaan". Het Duitsche veldtochtplan begon zich reeds af te bakenen. Door de bezetting van Luxemburg en de in-beslag-neming der tot het Duitsche net behoorende Luxemburgsche spoorwegen, had het zich den toegang tot de „trouée de Luxembourg" verzekerd. Een gedeelte van zijn reusachtig leger — dienzelfden 2en Augustus trok reeds een 100.000 man sterke troepenmacht door het Groot-Hertogdom — kon zich langs dezen weg op Frankrijk werpen. België in den Grooten Oorlog betrokken. Toen de politieke hemel van Europa al meer betrok, waren het niet alleen de onmiddellijk bij het groote conflict betrokken Mogendheden, die zich voorbereidden op mogelijke gebeurlijkheden, maar ook de Regeeringen van andere landen waren waakzaam. Vooral België betoonde in dit opzicht een activiteit, die even voorzichtig' als opmerkelijk mocht heeten. Reeds den 26en Juli bereidde daar de Minister van Oorlog een versterking van het effectief der troepen voor en luidde het, dat de algemeene mobilisatie in alle onderdeden was voorbereid. En één der voornaamste bladen, de Soir, schreef, dat België waakte en zijn plicht zou doen! Een paar dagen later verluidde het voorts, dat Belgische genietroepen bezig waren de voorbereidende maatregelen te treffen, om in geval van nood de spoorbrug over de Maas bij Val Benoit, in de provincie Luik — over welke brug de spoorlijn van Duitschland naar Frankrijk liep — te laten springen. 138 Koning Albert van België. Ja> Wêl WaS BelSië waak- zaam en bereid, zijn plicht te doen! Den 29en Juli werden door de Regeering de drie laatste lichtingen, die van 1910, 1911 en 1912, opgeroepen, een gedeeltelijke mobilisatie, die het Belgische volk verschrikte. Toen terzelfder tijd bekend werd, dat buitengewone maatregelen werden getroffen, om de vestingen te versterken, werd de beweging onder het volk niet minder. En, gewoon verschijnsel in landen, die dreigen in een oorlog betrokken te worden, de handelswereld geraakte in verwarring en de prijzen der levensmiddelen, o.a. die van graan, begonnen te stijgen. En den 31en Juli, toen de OOriogS-dreiging alom geweldig Koningin Elisabeth van België, werd, besloot de Ministerraad ook de lichtingen van 1902 tot 1909 te mobiliseeren en werd de mobilisatie van de garde civique, de burgerwacht, voorbereid. Dien dag hadden er ook politieke besprekingen plaats. De Fransche gezant vervoegde zich bij den Belgischen Minister van Buitenlandsche Zaken met de mededeeling, dat in Duitschland de staat" van oorlog was afgekondigd en voegde er bij: „Ik neem deze gelegenheid te baat, om u te verklaren, dat geen enkele indringing van Fransche troepen in België zal plaats hebben, zelfs niet, indien belangrijke troepenmachten waren samengetrokken op de grenzen van uw land. Frankrijk wil niet de verantwoordelijkheid hebben, van tegenover België de eerste vijandelijke daad te volvoeren. Instructies in dien zin zullen aan de Fransche autoriteiten gegeven worden". En de Engelsche gezant bracht den Minister over, wat Sir Edward Grey hem gelast had te zeggen: „Sir Edward Grey verwacht, dat België al het mogelijkè zal doen, om zijn neutraliteit te handhaven en dat het verlangt en verwacht, dat de andere Mogendheden haar in acht nemen en handhaven". De Engelsche Minister van Buitenlandsche Zaken had dien dag den Britschen ambassadeurs te Berlijn en te Parijs Ook een opdracht 139 verstrekt. Beiden moesten ze vragen, de ambassadeur te Parijs: of de Fransche, de ambassadeur te Berlijn: of de Duitsche Regeering bereid was te beloven, de neutraliteit van België te eerbiedigen zoo lang geen andere Mogendheid die schond. • De Fransche Regeering gaf de gevraagde belofte ze aan de haar bekende verzekering van den Franschen gezant te Brussel toe, dat, zoo een andere Mogendheid die onzijdigheid schond, haar houding gewijzigd zou kunnen worden in het belang van de verdediging harer eigen veiligheid. De Duitsche Regeering evenwel kon op de vraag van Mi- Prins Leopold van België, Hertog van Brabant Echter voegde nister Grey niet antwoorden. En de Rijks-Kanselier had daarvoor een reden. Er waren, zoo zeide hij, in België vijandige daden tegen Duitschland gepleegd. Men had hem bericht, dat een lading graan, voor Duitschland bestemd, in België in beslag was genomen. Toen den , volgenden das: aan de Belgische Regeering deze twee antwoorden bekend werden, begreep ze, dat ze zich op het ergste had voor te bereiden. En dat ergste kwam! Den 2en Augustus, 's avonds om 7 uur, overhandigde de Duitsche gezant te Brussel den Minister van Buitenlandsche Zaken het volgende Ultimatum van Duitschland aan België. „De Duitsche Regeering heeft betrouwbare berichten ontvangen, volgens welke de Fransche strijdmachten het plan zouden hebben bij Givet en Namen over de Maas te trekken. Deze tijdingen laten geen twijfel aan de bedoelingen van Frankrijk om over het Belgische gebied naar Duitschland op te marcheeren. „De Keizerlijke Duitsche Regeéring kan niet verhelen te vreezen, dat België, ondanks zijn besten wil, niet in staat zal zijn zonder hulp een Franschen opmarsch met zulk een uitzicht op succes af te weren. 140 I dat daarin een afdoénde zekerheid tegen de bedreiging, welke Duitschland raakt, gevonden kan worden. Het is een eisch van zelfbehoud voor Duitschland, om dezen vijandelijken aanval te voorkomen. De Duitsche Regeering zou het daarom zeer levendig betreuren, indien België het als een daad van vijandschap tegen zich zou opnemen, dat de maatregelen der vijanden van Duitschland dit rijk verplichten uit tegenweer ook zijnerzijds Belgisch gebied te betreden. ^„Teneinde elk misverstand uit de sluiten verklaart de Duitsche Regeering het volgende: „1. Duitschland beoogt geen enkele daad van vijandschap tegen België. Als België in den oorlog, die staat te beginnen, toestemt een welwillende neutraliteit tegenover Duitschland in acht te nemen, dan verplicht de Duitsche Regeering zich van haar kant, bij het sluiten van den vrede, het Kb ninkrijk zijn onaf hankelij kheid en zijn bezittingen in vollen omvang te waarborgen. „2. Duitschland verplicht zich onder bovenstaand beding het Belgisch gebied te ontruimen, zoodra de vrede gesloten is. „3. Bij een vriendschappelijke houding van België is Duitschland bereid, in overleg met de Belgische autoriteiten al- ' In de dagen, toen het ook voor België spannen ging, konden de les Wat VOOr ZÜn 1 Belgische Kroonprins en zijn broeder zich niet op de straten der J hoofdstad vertooneh, of terstond werden ze door een van alle troenen llOOdi°' kanten toegestroomde enthousiaste menigte omringd, die hen als " & een lijfwacht volgen bleef. 141 is, tegen contant geld te koopen en elke schade te vergoeden, die wellicht door Duitsche troepen in België veroorzaakt zou kunnen worden. „4. Zoude België vijandig optreden tegen de Duitsche troepen, u£™ i6, Europeesche Oorlog- op het punt van uitbreken stond, mobiliseerde Neerlands Koningin Haar leger En langs neei ae grens werden nu wachtposten uitgezet, die trouw toe te zien hadden, dat de grens niet door één ,-.■,„., _.. _ der oorlogvoerende partijen werd overschreden. up den Mescnberg, te Ensden, hadden onze soldaten een schildwachthuisje gebouwd van korenschoven in het bijzonder hun voortgang bemoeilijken door tegenstand aan de Maasversterkingen of door vernieling van spoorwegen, straatwegen, tunnels of andere werken, dan zal Duitschland tot zijn leedwezen genoodzaakt znn, het Koninkrijk als vijand te beschouwen. In dat 142 geval zou Duitschland tegenover het Koninkrijk geen verplichtingen op zich kunnen nemen, maar zou het de latere regeling van de betrekkingen der beide staten tot elkander aan de beslissing der wapenen moeten overlaten. „De Keizerlijke Regeering koestert de stellige hoop, dat deze gebeurlijkheid zich niet zal voordoen en dat de Koninklijke Belgische Regeering de geschikte maatregelen zal weten te treffen, om te verhinderen, dat feiten, als hiervoren vermeld, zich voordoen. In dat geval zouden de vriendschappelijke banden, welke de beide nabuurstaten verbinden, een verdere en duurzame bevestiging erlangen". Tot Maandag 3 Augustus, 's morgens om 7 uur, had de Belgische Regeering tijd, om een antwoord te geven. De termijn was wel kort: slechts twaalf uur! Wat zou België, het kleine land, doen? In allerijl werd Koning Albert gewaarschuwd en werden de Ministers bijeengeroepen. En een groot deel van den nacht werd doorgebracht met beraadslagingen. Welk zou het antwoord zijn? Wat anders dan een besliste afwijzing van het Duitsche verlangen! Aldus luidde, het in de Antwoord-Nota, nadat in het kort de inhoud van het Ultimatum was weergegeven: „Deze nota heeft bij 's Konings Regeering een diepe en smartelijke verwondering gewekt. „De bedoelingen, welke erin worden toegeschreven aan Frankrijk,' zijn in tegenspraak met de formeele verklaringen, ons den len Augustus namens de Regeering der Republiek gedaan. „Bovendien zou, indien in strijd met onze verwachting een schending van de Belgische neutraliteit zou begaan worden door Frankrijk, België al zijn internationale plichten vervuUen en zijn leger zou tegenover den binnendringer den krachtigsten tegenstand bieden. „De verdragen van 1839, bevestigd door de verdragen van 1870, stellen de onafhankelijkheid en de neutraliteit van België onder de garantie van de Mogendheden en met name van de Regeering van Zijne Majesteit den Koning van Pruisen. „België is steeds getrouw geweest aan zijn internationale verplichtingen; het heeft zijn plichten in een geest van loyale onpartijdigheid vervuld; het heeft geen enkele poging vèrwaarloosd om zijn neutraliteit te handhaven of te doen eerbiedigen. „De aanslag op zijn onafhankelijkheid, waarmede de Duitsche Regeering het dreigt, zou een rechtstreeksche schending van het volkenrecht zijn. [Geen enkel stratégisch belang rechtvaardigt de schending van het recht. „De Belgische Regeering zou, door de voorstellen, welke te harer 143 kennis gebracht zijn, aan te nemen, de eer van de natie opofferen en terzelfdertijd haar plichten tegenover Europa ontrouw worden. „Gedachtig aan de rol, die België sedert meer dan 80 jaar speelt in de wereldbeschaving, weigert zij te gelooven, dat de onafhankelijkheid van België slechts zou bewaard kunnen worden tegen den prijs van de schending zijner neutraliteit. „Indien zij in deze hoop teleurgesteld werd, is de Belgische Regeering vast besloten met alle middelen, welke in haar macht staan, eiken aanslag op haar recht af te weren". Het was ontegenzeggelijk fiere taal, die hier'de Regeering van het kleine België deed hooren. Ze trad den machtigen nabuur onbevreesd tegemoet, vastbesloten, naar ze zei, de eer des lands en zijn onzijdigheid met alle middelen te verdedigen. 't Is waar, België mocht en kon rekenen op den steun van Frankrijk en Engeland, die — evenals Duitschland — 's lands onafhankelijkheid en neutraliteit hadden gegarandeerd. Dit bleek reeds den 3en Augustus, toen de Fransche Regeering die der Belgen de hulp van vijf Fransche legercorpsen aanbood, en Minister Grey den Belgischen gezant te Londen verzekerde, dat schending der Belgische neutraliteit een oorlog met Duitschiand zou tengevolge hebben. De Belgische Regeering dankte voor den aangeboden Franschén steun, maar wees dien voorloopig af, ongetwijfeld nog de hoop koesterend, dat langs diplomatieken weg het dreigend oorlogsgevaar kon worden afgewend. Dat bewees het telegram, 't welk Koning Albert dienzelfden dag tot den Engelschen Koning richtte: „Mij de talrijke bewijzen van. vriendschap van Uwe Majesteit en van Hare voorgangers, de vriendschappelijke houding van Engeland in 1870, en het bewijs van sympathie, dat Zij nog juist ons gaf, 144 Koning George van Engeland hield vóór den Grooten Oorlog meer dan eens een wapenschouw over de Fransche matrozen. herinnerende, doe Ik een hoogste beroep op de diplomatieke tusschenkomst van de Regeering van Zijne Majesteit voor de beveiliging van België". Terstond haastte zich de Engelsche Regeering, om aan dit dringend verzoek gevolg te geven. Zij liet den 4en Augustus door haren ambassadeur te Berlijn protesteeren tegen de schending van het neutraliteits-tractaat, waaraan Duitschland zich dreigde schuldig te maken en verzocht de stellige verzekering, dat Duitschland zijn aan het kleine België gedanen eisch zou intrekken. Onmiddellijk moest de ambassadeur Duitschlands De Engelsche oorlogsschepen waren van zeer ver-dragend geschut voorzien. Deze plaat geeft een afbeelding van twee groote 30 c.M. kanonnen. De portretten zijn die van (boven) Vice-Admiraal John Rushworth Jellicoe en (beneden) van Prins Albert, tweede zoon van den Engelschen Koning, die in het begin van den Oorlog zich aan boord van de „Collingwood" bevond. Dringender kon de Engelsche diplomatie wel niet optreden. Het was evenwel reeds te laat! De schier alvermogende staatslieden van het Britsche eilandenrijk konden geen hulp meer bieden! Dien morgen, den 4en Augustus, om 6 uur, ontving de Belgische Minister van Buitenlandsche Zaken van den Duitschen gezant te Brussel een schrijven van den volgenden inhoud: „Ik heb opdracht gekregen en ik heb de eer Uwe Excellentie te berichten, dat tengevolge van de weigering, door de Regeering van Zijne Majesteit den Koning gesteld tegenover de goed bedoelde voorstellen, welke de Keizerlijke Regeering aan haar oordeel had onderworpen, deze zich, tot haar levendigen spijt, genoodzaakt zal zien — zoo noodig door geweld van wapenen — de maatregelen Op Leven en Dood. 10 , 145 van veiligheid te nemen, als onvermijdelijk tegenover de Fransche bedoelingen uiteengezet". Dit schrijven liet aan duidelijkheid niets te wenschen over. Zoo België niet bukte, zou het aan den lijve de verschrikkingen van den oorlog ondervinden. Maar België bukte niet! De Regeering der Belgen maakte zich gereed, een beroep te doen op de Mogendheden, die België's neutraliteithadden gewaarborgd. Er was nu geen hoop meer op het behoud van den vrede: Zelfs de Duitsche Keizer, die tot in de laatste oogenblikken nog verklaard had, te hopen, dat hij de vriendschap, die hij steeds voor België gekoesterd had, zou kunnen behouden, moest het uitspreken, daj zijn willen en wenschen afhankelijk waren van het nationaal belang van zijn land Dienzelfden 4en Augustus trokken de eerste Duitsche troepen bij Gemmenich over de Belgische grens. Het schoone, bloeiende land, dat in de vervlogen eeuwen zoo menigmaal het tooneel was geweest van bloedige botsingen tusschen de volkeren, was van nu af mee in den Grooten. Oorlog betrokken, welks wederga in de geschiedenis der wereld niet is aan te wijzen. Arm België! Engeland verklaart Duitschland den, Oorlog. De zomer van 1914 was-onvergelijkelijk schoon. Dag aan dag lichtte goudén zonneschijn over de zich in zomerpracht en zomerweelde badende aarde. In geen jaren droegen de velden zoo rijke vrucht èn zwoegden de boomgaarden onder zoó zwarén last van rijpend ooft. Een jaar van voorspoed, van rijken zegen beloofde 1914 te worden. Helaas ! Het stond geschreven, dat lachende, gouden korenvelden zouden worden vertreden onder de hoeven van woest-voortrennende cavalerie-regimenten; dat heerlijk-schaduwrijke wouden zouden dienen tot dekking voor en bescherming van'duizenden, die, met de hand aan den trekker van het geweer, ieder oógenblik gereed moesten zijn om dood en verderf over hun medemenschen te brengen. En wolken van stof en kruitdamp zouden den zonnig-blauwen hemel verduisteren, en gekerm en geween zou 'den blijden lach van de in voorspoed zich verheugende menschheid vervangen De Oorlog van 1914 bracht evenveel leed, neen, oneindig veel meer ellende en leed over Europa, dan de zomer van dat jaar goeds beloofde te geven. Alom werd in de eerste Augustus-dagen het oorlogszwaard uit de scheede getrokken of gereed sreh ouden. 146 Oostenrijk krijgde tegen Servië; Rusland trok zijn troepen samen tegen de Monarchie en gaf aan zijn millioenen den last, tegen Duitschland op te rukken-; Duitschland verzamelde zijn geweldige Engeland mobiliseerde zijn machtige oorlogsvloot. Boven worden twee.oorlogsbodems afgebeeld, de „Masborough" en de „Iron Duke", naar foto's, bij het zee-kiezen genomen. Beneden ziet [men de, Engelsche matrozen, die zich met „zak en pak" aan boord begeven.. legers in de schoone Rijnstreek tegen Frankrijk en viel het welvarende België binnen, dat ten prooi zou worden aan de gruwelijkste verschrikkingen En nóg méér verwarring ontstond, nog banger werd de algemeene 147 toestand, toen ook tusschen Engeland en Duitschland de verwikkelingen leidden tot een oorlogsverklaring Engeland en Duitschland. Wat had al niet sinds lang tusschen die twee rijke, machtige landen verbittering geheerscht! In Engeland sloeg men den groei en de ontwikkeling van Duitschland, inzonderheid op het gebied van den handel,*) met bezorgde blikken gade. Men vreesde zelfs, dat binnen niet vele tientallen jaren Duitschland de eerste zee- en handelsmogendheid der wereld zou hebben overvleugeld. En langzaam maar zeker vestigde zich zoowel in Britsche handelsals in marine-kringen de overtuiging, dat Engelands welvaart slechts dan kon worden verzekerd, als die van Duitschland vernietigd werd. Het is dan ook onmiskenbaar, dat in de laatste jaren, vooral na den dood van Koningin Victoria, het streven der Engelsche politici er op gericht is geweest, zich tegen Duitschland te versterken. Koning Eduard VII begon er mee en .. t. de Entente met Frankrijk en Rusland was van dit streven een gevolg. „Tégen Duitschland!" werd het devies! Tégen Duitschland was ook de schriftelijke gedachtenwisseling gericht, die in 1912 -Minister Grey en de Fransche ambassadeur Paul Cambon voérden. Tégen Duitschland verklaarde zich Minister Grey den 29en Juli 1914, toen hij een onderhoud met den Duitschen ambassadeur te Londen had en woordelijk zeide: „De toestand is ernstig. Zoolang het echter gaat om de geschillen tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië, denken wij er niet aan, om tusschenbeide te komen. Maar als Duitschland er in wordt betrokken, en ook Frankrijk, dan zullen de gevolgen zoo geweldig kunnen zijn, dat alle Europeesche belangen er in gemoeid worden". *) Duitschlands handel ontwikkelde zich wel zeer snel. Bedroeg de invoer in 1880 de som van 2.86 milliard mark, in 1907 was dit cijier reeds 9.57 milliard geworden. De uitvoer bedroeg in het eerstgenoemde jaar-2.95 milliard en in het tweede 7.44 milliard mark. De invoer was alzoo in dit korte tijdsverloop ruim drie maal, de uitvoer bijna drie maal zoo groot geworden! Nog meer blijkt Duitschlands handels-ontwikkeling uit het volgende staatje der Totaal-cyfers in milliarden mark van in- en uitvoer: Duitschland Frankrijk Engeland Vereen. Staten In 1891 8.111 8.642 15.211 7.264 In 1900 11.080 9.208 17.900 9.427 In 1907 17.011 12.105 23.741 13.925 Duitschland de tweede handelsmogen-dheid der wereld! Maar het voor Engeland meest dreigende verschijnsel was, dat het cijfer van Duitschland van begin 1891 tot einde 1907 r u i m t w e e en dat van Engeland slechts even anderhalf maal zoo groot was geworden! 148 En met nadruk voegde de Minister er aan toe, dat — hoe vriendschappelijk thans de besprekingen ook gevoerd mochten worden — ingeval Duitschland en Frankrijk in het conflict werden betrokken, de Engelsche Regeering over zou gaan tot daden, ten behoeve van haar Engelsche belangen..... Het was alzoo zeer begrijpelijk, dat Duitschland zich in de verdere ontwikkeling van het conflict afvroeg: Wat zal Engeland doen'? „Indien het tot een.. oorlog met Frankrijk komen mocht," — zoo zei dienzelfden 29en Juli. *f 14 de Duitsche Rijkskanselier tot den Britschen ambassadeur te Berlijn, — „zal door Duitschland, wanneer het overwint, niet gestreefd worden naar uitbreiding van eenigFransch grondgebied, mits de Regeering van Groot-Brittanië neutraal blijft." „Maar hoe zal het in dat geval gaan met de Fransche koloniën ?" — vroeg hem hierop de ambassadeur. „Ik ben niet in staat, om in dit opzicht een soortgelijke toezegging te geven!" — luidde het antwoord. Toen de Engelsche Regeering van den inhoud van dit gesprek kennis kreeg, verklaarde ze het voorstel van den Rijks-Kanselier onaannemelijk. En met nog meer spanning volgde ze nu den loop der gebeurtenissen. Ontkend kan niet worden, dat door Minister Grey in de laatste dagen van Juli en in de eerste dagen van Augustus tientallen van lange, gewichtige telegrammen werden verzonden, die het behoud van den vrede beoogden. Maar hoe duidelijker het werd, dat het Europeesch conflict op een oorlog zou uitloopen, des te meer werd het voor Engeland een onmogelijkheid, zich onzijdig te houden. Den 3den Augustus verklaarde Minister Grey in de stampvolle zitting van het Lagerhuis, dat aan Frankrijk meer dan diplomatieke steun moest worden geboden. Wanneer in een oorlog tusschen dat land en Duitschland een Duitsche vloot in het Kanaal of de Noordzee kwam, om de Fransche scheepvaart of de Fransche kust aan te vallen, dan moest en zou de Engelsche vloot al de bescherming geven, die in haar macht lag. Minister Grey moést zoo spreken. De Entente bond hem en de bescherming der Britsche belangen eischte zulks. Evenwel: Duitschland had verklaard, de noordkust van Frankrijk niet te zullen aanvallen, zoo Groot-Brittannië onzijdig bleef. En evenzeer verplichtte het zich, in dat geval de Fransche scheepvaart niet te zullen hinderen. „Dat is een veel te enge verbintenis voor Engeland!" — riep de Minister onder toejuiching van het Lagerhuis uit. Engeland wilde dus meer. Het wilde, dat Duitschland niet "tegen Frankrijk ten oorlog trok! En daarom werd dien dag, den 3en Augustus, de mobilisatie der geheele Engelsche vloot gelast! 149 Het Belgische leger was gereed voor de verdediging van het vaderland. Reeds terstond toonde het dit na den inval, door uit verdekte plaatsen op militaire treinen te vuren. 150 Toen, terwijl de spanning reeds zoo hoog gestegen was, kwam het Duitsch-Belgisch conflict den toestand nog verergeren. En op den noodkreet, dien Koning Albert slaakte, haastte de Britsche Regeering zich, in Berlijn voor België handhaving zijner onzijdigheid te eischen. Het was duidelijk, dc nu uiterst gespannen verhouding in aanmerking genomen, dat van het Duitsche antwoord thans veel afhing. „Wees zoo goed," — zoo belastte de Duitsche Regeering haren Londenschen ambassadeur, — „wees zoo goed, ieder wantrouwen te verdrijven, dat bij de Britsche Regeering ten opzichte van onze bedoelingen kan bestaan, door op de méést stellige wijze de formeele verzekering te herhalen, dat, zelfs in geval van een gewapend conflict met België, Duitschland onder geen enkel voorwendsel Belgisch grondgebied zal annexeeren. De oprechtheid van deze verklaring wordt bewezen dcor het feit, dat wij plechtig ons woord aan -Holland verpand hebben, zijn neutraliteit strikt te eerbiedigen. Het ligt voor de hand, dat wij niet met voordeel Belgisch grondgebied zouden kunnen annexeeren, zonder tegelijkertijd grondgebied te verwerven ten koste van Holland. Wees zoo goed, Sir E. Grey te doen inzien, dat het Duitsche leger niet kan worden blootgesteld aan een Franschen aanval door België heen, waartoe, blijkens volstrekt geloofwaardige inlichting, plan bestond. Duitschland moest dientengevolge België's neutraliteit veronachtzamen, daar het voor Duitschland een kwestie van leven of dood was, den Franschen aanval te voorkomen". Dit antwoord vond Minister Grey niet bevredigend. En het bericht, dat de Duitschers de Belgische grens bij Gemmenich waren overgetrokken, deed de maat overloopen. Naar Brussel had hij reeds geseind, dat Engeland, desverlangd in vereeniging met Rusland en Frankrijk, bereid was aan de Belgische Regeering het aanbod te doen van een onmiddellijke gezamenlijke actie, met het doel weerstand te bieden aan de geweldpleging van Duitschland tegen België.*) ') Opmerkelijk was de mededeeling, die de Engelsche gezant te Brussel één dag later, den 5en Augustus, aan den Belgischen Minister van Buitenlandsche Zaken deed: „Ik heb in opdracht, de Belgische Regeering mede te deelen, dat de Regeering van Zijne Britsche Majesteit de gemeenschappelijke 'actie, met het doel Duitschland te weerstaan, beschouwt als in werking getreden en gerechtvaardigd door het Tractaat van 1839." Dat wilde zeggen: België, dat de bescherming van Engeland had ingeroepen, werd vanaf het oógenblik, dat Engeland zich in den oorlog mengde, als bondgenoot beschouwd. Het is hier ook de plaats voor de opmerking, dat de Hollandsche titel van Met massa's werden de moordende mitrailleurs door de Belgische soldaten naar het gevechtsterrein in Oostelijk België gevoerd. 151 CM Mijl. Generaal von Emmich (aan wien de verovering van 'ie ' „ %\, werd opgedragen en die kort en bondig antwoordde „Luik z;\l genomen vvOr fe \ .«en van zijn officieren. De officier in huzaren-uniform in de voorste rij — de achtste va" «e Hertog van Brunswijk, schoonzoon van den Duitschen Keizer. 152 153 Thans gelastte hij den Britschen ambassadeur te Berlijn een Ultimatum van Engeland aan Duitschland over te brengen. Om 12 uur in den nacht van den 4en Augustus, moest de Duitsche Regeering te Londen doen berichten, dat zij België's neutra- Onafzienbare rijen vormden de cavalerie-regimenten, die België introkken. Op de plaatsen, waar zij halt hielden, was het een wirwar van menschen en paarden. liteit zou eerbiedigen, evenals Frankrijk het reeds beloofd had te zullen doen. Te 7 ure in den avond kweet de Engelsche ambassadeur zich het Engelsche Witboek: „Engeland in Oorlog voor de gewaarborgde rechten van kleine naties" min-juist genoemd moet worden. Keeds den 29en Juli immers waarschuwde Minister Grey, dat Engeland tot daden zou komen, indién Duitschland en Frankrijk in het conflict tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië werden gemengd. En Frankrijk was toch geen kleine natie! 154 van dezen last en hij voegde er aan toe, dat bij niet-inwilliging van dezen eisch hij zijn paspoort moest vragen. Het was Engeland dus wèl ernst. Ja, de Regeering wilde doorzetten. Dat bleek ook uit het feit, dat 's middags de Koning het decreet voor mobilisatie van het leger had geteekend. Om kwart voor twaalf, toen te Londen nog geen antwoord was Een der bewegelijkste cavalerie-fegimenten, die in dezen Oorlog veel van zich zouden doen spreken, was dat der Uhlanen. Boven: Een kamp van hooggeplaatste officieren. Beneden: Een Roode Kruis-geneesheer verbindt een licht gewonden uhlancn-aanvoerder. ingekomen, vaardigde de Engelsche Regeering het volgende communiqué uit: „Als gevolg van de summiere weigering door Duitschland, om gevolg te geven aan den eisch van de Britsche Regeering, dat de verzekering zal worden gegeven, dat de neutraliteit van België zal worden geëerbiedigd, heeft de Duitsche gezant te Londen zijn paspoort gekregen en heeft de Britsche Regeering aan de Duitsche Re- 155 geering doen weten, dat vanaf Dinsdagavond elf uur de o o r 1 o g stoestand is ingetreden tusschen Engeland en Duitschland.1) Alzoo: ook tusschen Engeland en Duitschland was de Oorlog ontbrand. Het was wel een vreeselijke gedachte, dat in Rusland, Frankrijk, Engeland, Servië, België, Oostenrijk-Hongarije en Duitschland — dus over veel meer dan half-Europa! — duizenden en tienduizenden van mannen en jongelingen gereed stonden, om elkander te dooden. O, hoe moest niet op hen, die dezen wereldbrand hadden ontstoken, met looden zwaarte de last der verantwoordelijkheid drukken!.... *) Engeland handelde niet langzaam! Vóór twaalf uur in den nacht van den 4en op den 5eii Augustus had het antwoord geëischt. En reeds om elf uur verklaarde het den oorlogstoestand ingetreden! Géén der Mogendheden, die tot dusver gemeend hadden een ultimatum te moeten verzenden, had vóór het verstrijken van den termijn onherroepelijk tot oorlog besloten. Het Belgische leger was gereed De schoonste lanen van het land der Belgen verdwenen de boomen belemmerden den kanonniers het uitzicht en om vrijheid van beweging en van schot te krijgen, werde de soms eeuwenoude boom én omvergehaald. DE INVAL DER DUITSCHERS IN BELGIË. De verschrikkingen van den Oorlog voor België begonnen. Zingend trekken de Duitsche soldaten op. Ze zijn opgewekt en vol geestdrift. Hebben ze niet gisteren, toen «e — één enkel oógenblik maar — in Aken den trein verlaten mochten, op het plein voor den Hauptbahnhof het Kriegerdenkmal bewonderd, dat daar is opgericht ter herinnering aan den heldenstrijd van vóór vier en veertig jaren? En staat niet sedert dat oógenblik als in vlammend schrift het vierregelig vers van dat gedenkteeken voor hunnen geest? Kaiserstadt in Deutschen landen Lijdst du ein zur krönungsschau, Folg dem ruf njun deines Kaisers Treu durch not und tot zum Krieg. De Keizer heeft hen geroepen, hen opgeroepen tot den heiligen strijd. Hoch dem Kaiser! Hoch das deutsche Vaterland! Ze zullen strijden en zeker: overwinnen ook. Evenals in'70 zal het Duitsche leger den Fransoos verpletteren, hem opsluiten in zijn vestingen en met tienduizenden tegelijk hem gevangen nemen. . "Nach Paris!" — zoo roepen ze vroolijk, als de zang voor een wijle verstomt. En onder elkander lachen ze dan, dat deze tocht weinig meer dan een militaire wandeling zal zijn. Ze zijn wel onbezorgd, deze Duitschers. Ja, toen ze gisteren en eergisteren afscheid van de hunnen namen: deze van vrouw en kinderen, ^gene van zijn ouders, wier verzorger hü was, weer een ander van haar, die hij met echt-Duitsche trouw lief'had, toen hebben ze zich in de laatste oogenblikken los moeten rukken en ijlings zich moeten afwenden, opdat niet die onmannelijke tranen gezien zouden worden maar nu is dat leed weer vergeten en stellen ze zich voor, hoe blij de terugkeer van het met roem overladen Duitsche leger zal zijn. 157 m. Tegen gereed geld kochten de Duitschers in België vee. Belgische boeren, die niet bereid waren hun vee van de hand te doen, werden tot den verkoop gedwongen en dan met „bons" betaald En hooger, steeds hooger, schalt, een oógenblik later weer het lied voor het vaderland, dat „ruhig" mag zijn. Tot ver in het rond wordt die zang over de heuvelen van het Land van Hervé weerkaatst. Waar ze zich op dit oógenblik bevinden? Ze weten het niet, deze mannen en jongelingen uit Sleeswijk en uit de lage landen van Noordelijk Duitschland. Maar ze vragen er ook niet naar. Ze kunnen immers op hun officieren vertrouwenDie wéten het, dat deze weg naar de overwinning leidt en daarom hebben ze, toen voor het eerst in het vijandelijk land het commando „Vorwarts!" tot hen kwam,, bijna met een glimlach op het gelaat gehoorzaamd Zóó, lachend en zorgeloos, zingend en vol vertrouwen op de zegepraal, begonnen de Duitsche soldaten den veldtocht Generaal von Emmich, de bevelhebber der Duitsche legermacht, die den 4en Augustus België binnentrok, had in opdracht de Stelling Luik te vermeesteren. Het scheen een onmogelijkheid! Luik immers gold voor een der sterkste vestingen ter wereld! De Stelling omvatte niet minder dan twaalf forten; aan elke 158 zijde van de Maas lagen er zes. Op den linkeroever bevonden zichPontisse, Liers, Lantin, Loncin, Hollogne en Flémalle. Aan den rechteroever van de Maas — voor den Duitschen aanvaller van de meeste beteekenis — vond men, in een straal van 8 K.M. rondom Luik, de forten Barchon, Evegnée, Fléron, ■ Chaudfontain, Embourg en Boncelles. Het fort Barchon beheerschte de heuvels van Wandre én Cherathe tegenover Herstal. Het fort Evegnée bestreek de hoogvlakte van Hervé tusschen de dorpjes Evegnée en Fignée. Het'fort Fléron lag over den weg van Luik naar Aken heen Het fort Chaudfontain kroonde den heuvel op den rechteroever van de Vesdre. Het fort Embourg beheerschte den kam tusschen de Vesdre en de Ourthe voor het bekken van Luik. Eindelijk was er in het Zuiden nog het fort Boncelles, tusschen Maas en Ourthe. Het was generaal Brialmont, de bekwame Belgische genie-officier aan wien België de forten van de Maas-linie te danken had. Gesteund door Koning Leopold II, verkreeg hij in 1885 en 1886 van de Belgische Regeering de eerste credieten voor deze sterkten De forten.kostten 80 millioen franc, maar was die uitgave niet goed besteed? Was generaal Brialmont, de bekwaamste genie-officier van Europa genaamd, niet de uitvinder van de koepelforten die tot het uiterste weerstand konden bieden, al werden zij ook door een zeer gering aantal soldaten bediend? De forten van Adrianopel, mee door generaal Brialmont ontworpen, hadden in den vreeselijken Eersten Balkan-Oorlog landweerstand geboden aan het hevig bombardement en de verwoede * aanvallen der Bulgaren. Zóó zou het ook met de Luiksche forten gaan! Weken, maanden aaneen zouden de Duitschers storm moeten loopen en tallooze malen zouden ze met bebloede koppen moeten afdeinzen, vóór het hun zou gelukken, één fort te bemachtigen! Zoo dachten de Belgen; zoo dachten tal van militaire deskundigen, die dweepten met het uithoudings-vermogen der moderne koepelforten. Blijkbaar oordeelden de Duitsche leger-autoriteiten niet alzoo. Het bevel, dat generaal Von Emmich ontving, luidde kort en bondig • „Neem Luik, de sleutel van'het Maasdal! Maak den weg over Namen en Givet naar Noord-Frankrijk vrij!" En even kort was het antwoord van den generaal: „Luik zal genomen worden!" Schrik en ontzetting heerschte er in den morgen van den 4en 159 Augustus, toen de bewoners der steden en dorpen in het Land van Hervé de vijandelijke machten l) voorbij zagen trekken. Auto's, vol gewapende mannen, snelden in duizelingwekkende vaart over de wegen, wolken van stof achter zich latend; cavaleristen, op vurige, steigerende paarden, zwermden in wijde bogen uit over de landerijen, die met zoo naarstige vlijt waren bearbeid; soldaten te voet, op den schouder het geweer, marcheerden met onverstoorbaren, regelmatigen pas heuvel-op heuvel-af. En al maar voort duurde deze invasie dier lachende krijgers, die niet schenen te beseffen, dat zij een vredelievend en arbeidzaam volk in de diepste ellende stortten! Een patrouille doodskop-huzaren, die schrik en ontsteltenis teweeg brachten, waar ze zich vertoonden. Zie, die kanonnen, die vreeselijke moordwerktuigen, zouden straks losbranden en met hun gloeienden inhoud dood en vernietiging over mensch en. vee uitstorten! Hoe ' konden toch die kanonniers nog zingen en rustig op de affuitén blijven zitten, alsof ze onverschillig waren voor wat in de toekomst van hen gevraagd zou worden! >) De op 4 Augustus België binnengeruKte Duitschers waren troepen uit de vredes-garnizoenen, die nog niet ten volle op voet van oorlog waren -uitgerust. De aanval op Luik — en de verovering later — geschiedde tijdens de mobilisatie van het groote Duitsche leger, dat voor den opmarsch naar Frankrijk bestemd was. Duitschland had eerst omstreeks 15 Augustus zijn weermacht mobiel. 160 De arme Walen! In machteloozen toorn balden ze hun vuist achter den pas voorbijgetrokken troep. Maar dan in-eens moesten ze zich zelf geweld doen, moesten ze alle boosheid en haat zelfs uit hun blikken verdrijven, 'wilden ze niet "de ongewenschte aandacht trekken van een weer nieuw naderend viiandeliik norns. daar tegen Stil! Wat doffe knal! Was 't reeds het kanon, dat ze hoorden? Was reeds de strijd begonnen tusschen hen, die mogelijk nog slechts een week geleden vriendschappelijk met .elkander omgingen? En wat beteekende toch dat al sterker wordend gonzend zoemend geluid? Vanwaar kwam dat? Van om-' waai JvWclUi Generaal von Emmich, net mee Op t jQf o Von ^™ - de bevelhebber der Duitsche legermacht, die j n uat f van om- den *en Augustus België Münentrok. verderf van hoog? Ja, zie, het Belgische land had voorzien. Arme stad, over welke die vlieger koers zou nemen; arm slachtoffer, 't zij man, vrouw of kind, dat gedood zou worden door den van groote hoogte losgelaten bom! die blauwe lucht dreef met wijd-uit- gespreide vleugels een vliegtuig. Het naderde. Het daalde en rees. 't Was of het een spelevaart deed door de onmetelijke luchtzee!... Maar die voor kort nog zoo bewonderdekoene waaghals was nu een vijand geworden, die het mee op 't verderf van Op het oógenblik, dat te Brussel bekend ging worden, dat de Duitseher het Belgisch grondgebied had betreden, ontving het Parlement de Koninklijke Familie met een stoim van toejuiching. Meer dan ooit tevoren werd tusschen de vertegenwoordiging des volks en den sympathieken drager van de Kroon de band der éénheid gevoeld. En ook Koning Albert voelde dien. Hij was bleek, toen hij in de hooge vergadering opstond, om een woord te spreken. En het eerste oógenblik haperde zijn stem, maar weldra klonk die fier en opwekkend door het Parlements-gebouw: Op Leven en Dood. 11 161 „Sedert 1830 heeft België geen uur gekend, zoo ernstig als dit. De kracht van ons recht en de noodzakelijkheid van ons onafhankelijk bestaan voor het belang van Europa doen ons nog hopen, dat de gevreesde gebeurtenissen niet zullen plaats grijpen. Doch moeten wij weerstand bieden aan een inval op ons grondgebied, dan zal deze plicht ons gewapend vinden en besloten tot de grootste opofferingen. De jeugd staat nu reeds gereed om het vaderland, dat in gevaar is, te verdedigen. Geen andere plicht wordt nu ons opgelegd dan hardnekkig tegenstand te bieden. Onze moed, onze eendracht, de eenheid in onze dapperheid is gebleken bij de voorbeeldige Toen de Duitsche inval in België begon, haastten zich de inwoners van de Xederlandsche grensgemeenten, om dqor het plaatsen van de Hollandscbe vlag op hunne woningen, hun bezittingen te beveiligen. mobilisatie en uit de menigte van vrijwillige dienstnemingen. Nu is het oógenblik van handelen aangebroken. l~k heb u bijeengeroepen om de Kamers in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan de geestdrift des lands. Met snelheid, onmiddellijk, zult gij maatregelen nemen, vastbesloten het heilige erfdeel onzer vaderen ongerept te handhaven. Niemand zal te kort komen aan zijn plicht. Het leger is op de hoogte van zijn taak, de Regéering is zich hare verantwoordelijkheid bewust en zal die tot den einde dragen om het hoogste goed van den lande veilig te behouden. Indien de vreemdeling ons grondgebied schendt, zal hij alle Belgen vereenigd vinden om den Koning, die nooit den eed op de Grondwet zal schenden. Ik heb 162 OVERZICHTSKAART VAN DE EERSTE GEVECHTSTERREINEN IN BELGIË vertrouwen in onze toekomst. Een land, dat zich verdedigt, dwingt eerbied aan allen af en vergaat niet. God zal met ons zijn." De Regeering van België was waakzaam geweest — het leger was het ook. Elf uur in den nacht van den 3en op den 4en Augustus, vóór dus nog inderdaad de Oorlog was uitgebroken, meende een bij de Maasbrug te Visé op wacht staande soldaat der Belgische genie in de verte de pinhelmen van naderende Duitschers te zien. Onmiddellijk maakte hij alarm en plotseling.... .... en bijna gelijktijdig werd ook de brug over de Maas bij Argenteau door de ontploffing eener dynamietmijn, die de Belgische soldaten hadden aangebracht, voor een groot deel vernield.... Een geweldige vuurzuil spatte omhoog. De aarde dreunde wijd en zijd onder het geweld der ontploffing, die het schoone bouwwerk over de Maas voor een deel vernielde en de verbinding tusschen de beide rivieroevers verbrak. En bijna gelijktijdig werd ook de brug over de Maas bij Argenteau door de ontploffing eener dynamiet-mijn, die de Belgische soldaten hadden aangebracht, voor een groot deel vernield. • De soldaat was te voorbarig geweest; hij had zich vergist. Maar het voorgevallene toonde, dat het leger gereed was, om naar de gegeven bevelen te handelen. Toen des anderen daags inderdaad de Duitsche inval plaats 164 greep, deed de Belgische genie ook de bruggen bij Embourg en Nesprou bij Dolhain (ten Oosten van Hervé in het dal van de Vesdre aan den spoorweg Aken—Verviers—Luik) in de lucht • springen. Verder werd de tunnel van Trois Ponts, te Grand Halleux aan de Amblève-lijn, grootendeels door een ontploffing vernield. Brachten deze verwoestingen schrik en ontsteltenis teweeg — de omwoners van het fort Boncelles waren de eerste Belgen, die onmiddellijk onder de gevolgen van den ingetreden oorlogstoestand te lijden hadden. Er kwam bevel, dat al de bewoners van de bijna 150 huisjes, die in het schietveld van het fort gelegen waren, hun woningen moesten ontruimen. Alles moesten ze achterlaten; slechts het al¬ lernoodzakelijkste konden ze meenemen. Weenend verlieten de beklagenswaardigen hun voor het meerendeel • eenvoudige huisjes. En als ze nauwelijks eenige schreden gedaan hadden, werd door de soldaten de vlam in de reeds tevoren aangebrachte brandmiddelen gestoken. Weldra was het in wijden kring één vuurzee. 165 België zon in den nu ontbranden oorlog op vreeselijke wijze ondervinden, hoe omneedoogend dit uiterste middel ^r,,. , . . i ! der Staatkunde was (pag. 172). Akelig klonk te midden van het knetteren der vlammen het luiden der stormklok. Ze deed haar plicht, die metalen roepstem: ze riep de burgers van het Waalsche land op voor den strijd; ze spoorde hen, die aan de gevechten niet zouden kunnen deelnemen, tot spoed aan, om de door den vijand bedreigde plaats en omgeving te verlaten. Ze deed haar plicht voor het laatst. Want nauwelijks was de laatste galm weggestorven in de ruimte, of ook op het kerkgebouw snelden de soldaten toe en met stroo en petroleum staken ze het gewijde Godshuis in brand De Belgen waren waakzaam en de soldaten bereid, om goed en bloed op te offeren voor de vrijheid en onafhankelijkheid des lands. Maar ze konden de Duitschers niet keeren. Het was als een lawine, die van een hoogen' bergwand stort en steeds sneller en steeds zich verbreedend een weg naar de diepte zoekt. De spoedige aanval op de Stelling Luik was een strategische verrassing en geen vernielde brug of verwoeste tunnel zou in staat blijken, den opmarsen van het Duitsche Maasleger te verhinderen. Wel zou het den Belgen gelukken, enkele uren, zeer enkele dagen den vijand tegen te houden, maar èn diens doodsvérachting èn zijn even verwonderlijke als bewonderenswaardige organisatie, doch Vooral ook zijn voortreffelijk oorlogsmateriaal, zouden hem in staat stellen, alle hinderpalen uit den weg te ruimen. „Luik zal genomen worden!" — had generaal Von Emmich geantwoord. Eer het midden van de Augustusmaand was bereikt, zou de schier onneembaar geachte Stelling in handen van den zegevierenden Duitscher zijn. Een daad ran onrecht — een militaire noodzakelijkheid. De oorlog is het uiterste middel der staatkunde tot bereiking van het haar gestelde doel — zoo schreef de Nederlandsche generaal M. H. J. Plantenga in zijn „Strategie en' Krijgsgeschiedenis".*) Was ook de tusschen Duitschland en België ontbrande oorlog Zulk een uiterst middel? In de voorgaande bladzijden werd herhaaldelijk gezegd, dat de Groote Oorlog tusschen de Mogendheden komen moést. Iedereen verwachtte hem; 't is waar: met vreeze en beving voor de ellende, i) Het boek van generaal-majoor Plantenga is één der leerboeken, die aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda worden gebruikt. 166 die het gevolg van dezen verschrikkelijken strijd zou zijn; maar uitblijven kón hij niet. De staven der Europeesche legers, die dezen oorlog jaren van te voren' hadden voorzien, hadden zich natuurlijkerwijs op alles voorbereid. Vooral aan Duitsche zijde was bij die voorbereiding tot op de kleinste bijzonderheden gelet. En uit de geschiedenis van het begin van dezen oorlog is gebleken, dat de inval in België reeds sinds jaren tot de mogelijkheden was gerekend en derhalve óók voorbereid. Ja.... België zélf wist, dat de militaire schrijvers der laatste jaren, die, sprekend over den toekomst-oorlog, immer de schending van 's lands neutraliteit hadden voorop gezet, getoond hadden een juisten blik op den toestand te bezitten, 's Konings oom, Koning Carol van Rumenië, had immers in Juli 1912 de ernstige waarschuwing doen hooren: „Ik geef België den vriendenraad, zijn zelfverdediging ernstig voor te bereiden, want het mirakel van 1870, toen België ongedeerd bleef tusschen de twee vijandelijke legers, zal zich niet meer verwezenlijke n". Daarom had eenige maanden later de Belgische Minister van Oorlog er bij de Volksvertegenwoordiging op aangedrongen, zoowel naar de Fransche als naar de Duitsche zijde zich waakzaam te toonen. Naar de Duitsche zijde, omdat de laatste legeruitbreiding in dat land, gepaard met de wetenschap, dat in minder dan 24 uren zich minstens 50.000 Duitsche soldaten op Belgisch grondgebied zouden kunnen bevinden, inderdaad onrust moest verwekken — naar de Fransche zijde, omdat tegen, de Belgische zuidergrens nieuwe forten waren gebouwd en de Regeering der Republiek het aantal regimenten cavalerie en infanterie had vermeerderd. Maar waarborgde het Tractaat van 1839 dan niet de neutraliteit en onzijdigheid van België? Die waarborg was verdwenen, sinds Engeland en Duitschland niet meer Frankrijk als een gemeenschappelijken vijand beschouwden. Het Tractaat, dat België's onzijdigheid garandeerde, was niet een maatregel, ten bate van België getroffen, maar een voorzichtigheidsmaatregel, ten behoeve van Engeland en Pruisen tegen Frankrijk genomen.*) ' ') Aldus de oud-Minister van Oorlog Colijn in zijn belangrijke studie „Over den volkerenkrijg". In deze brochure schreef deze militaire deskundige, die daarenboven ook een tot oordeel en bevoegd staatsman genoemd mag worden, dat de toestanden in Europa zich sinds het sluiten van het Belgische Garantie-Traetaat ten eenenmale gewijzigd hadden. En het was dan ook beter geweest, oordeelde hij, dat men kortweg dit Tractaat had ingetrokken. Hij herinnerde voorts aan de uitspraak van den bekenden Engelschen 167 Maar al was dit Tractaat waardeloos en zonder kracht — er Destond voor België een recht, dat erkend had moeten worden: het recht, dat het zélf beslissen kon, of het neutraal wilde blijven. Dat Duitschland dit recht niet heeft geëerbiedigd, is een daad van onrecht! Maar de op schier volmaakte wijze ingerichte verkenningsdienst der Duitschers bezat wellicht gegevens, dat België niet neutraal zou blijven, dat het in den komenden, oorlog aan de zijde van Frankrijk zou staan ?*) Zelfs al was dit het geval, dan nog had men van Duitschland mogen en moeten verwachten, dat het gewacht zou hebben, tot van dit partij-kiezen openlijk gebleken was. Greep niet Duitschland'eerst naar de wapenen, nadat bericht was ontvangen, dat er tegen de Oost-Pruisische grens talrijke Russische troepenmachten werden samengetrokken? Verlengde het niet den Ultimatum-termijn tegen Frankrijk, omdat het hoopte, dat de Engelsche diplomatie een.middel zou vinden, om Frankrijk van een samengaan met zijn Russischen bondgenoot terug te houden? Inderdaad — zoo er gesproken mag worden van een „Duitsche lankmoedigheid", van een „Duitsche afwachtende houding" tegenover de groote Mogendheden Rusland en Frankrijk — tegenover België was Duitschland niet lankmoedig; tegenover dit land nam het Keizerrijk geen afwachtende houding aan. Neen, de Duitsch-Belgische Oorlog was niet het uiterste middel, staatsman Stüart Mill: „Een land is alleen verplicht een oorlog te beginnen, omdat een verdrag geschonden is, indien het op het oógenblik, dat die schending plaats heeft, geneigd zou zijn, het verdrag nogmaals te sluiten" Dit is een uitspraak, die Sir Grey en de Engelsche Regeering van 1914 ongetwijfeld niet onderschreven. Engeland toch heeft de bedoeling van het yerouderde Tractaat op zij gezet. En de Britsche Regeering heeft aan de doode letter een geest gegeven, die ze in 1839 en lang daarna niet bezat. Engeland is „voor België in het strijdperk getreden". Engeland, dat in den Zuld-Afrikaanschen Oorlog één zijner legers door Portugeesch Oost-Afrika zond; Engeland, dat niet heeft geprotesteerd, toen, eenige weken na Duitschlands schending der Belgische neutraliteit, de Japanners over Chineesch grondgebied optrokken tegen Kiau-Tsjau! Op den in de Archieven te Brussel gevonden brief van den Belgischen Minister van Oorlog (van 10 April 1906) en op de daarop gevolgde mededeeling van de Engelsche legatie te 's-Gravenhage, waaruit vrijelijk opgemaakt mag worden, dat er tusschen Engeland en België besprekingen zijn gevoerd over de vraag: wat moet er gedaan worden, als Duitschland de noordgrens van Frankrijk aanvalt? — eene bespreking, die aan dé Regeering der Fransche Republiek niet onbekend moet zijn gebleven; terwijl, omgekeerd, de Duitsche Regeering niet wist, wat Engeland en België zouden doen, indien Frankrijk door België heen Duitschland mocht aanvallen, — op dien' brief en op die Engelsche mededeeling komen wij in het vervolg der Geschiedenis terug. 168 05 CO de herhaalde aanvragen, om door België te mogen trekken, als zoodanig door haar ook mochten worden opgevat — maar het is een waarvan de Duitsche diplomatie zich heeft bediend — zij het, dat daad van onrecht, waaraan het groote Duitschland zich tegenover het kleine België heeft schuldig gemaakt.... . Maar deze daad was Voor Duitschland een militaire noodzakelijkheid. Duitschland voelde zich vooral ook in het westen bedreigd. Het wist, dat het effectief van het Belgische leger op aansporing der Entente-Mogendheden was verhoogd.1) En „wij wisten," — zoo zei de Rijks-Kanselier in de Rijksdag-zitting van 4 Augustus — „wij wisten, dat Frankrijk tot den inval in België gereed stond. En een Fransche inval in onze flank aan den beneden-Rijn had noodlottig kunnen worden. Daarom waren wij gedwongen, ons over het gerechtvaardigde protest van de regeeringen van Luxemburg en België heen te zetten.... Wie zoo bedreigd is als wij, en voor zijn hoogste bezit strijdt, die mag slechts daaraan denken, hoe hij zich er doorheen slaat"! Zich-er-door-heen slaan! Zoo hadden de Israëlieten gedaan, toen ze onder aanvoering van Mozes tegen de Amorieten een oorlog begonnen, omdat dezen hun den doortocht hadden geweigerd, hoewel Mozes had aangeboden, den vollen prijs van wat er voor het Israëlitische leger noodig was, te zullen betalen en niet over particulier land maar alleen over de heirwegen te trekken; zoo deed ook Agesilaus, die, toen hij uit Azië terugkeerde, den Koning van Macedonië verlof tot een doortocht vroeg en — nadat deze geantwoord had, er over te zullen nadenken — hem dit bescheid gaf: „Overweeg zoo lang ge wilt, maar ik zal al vast doortrekken!" 2) !) In de „Neue Zeit" van 31 Juli schreef de Belgische socialist De Brouckère, o.in: „Ons veldleger is op bevel van de „Triple Entente", die zich als onze beschermster heeft opgeworpen, op 150.000 man gebracht. Enkele dagen na de verkiezingen (die van 1912) gaf men toe aan de dringende aansporingen daartoe van Engeland en Frankrijk en ongetwijfeld ook van Rusland". En hij eindigde dit artikel aldus: „Morgen zal Engeland, dat alleen in eigen land den militairen dienst lastig vindt, wellicht de vervulling van onze verplichtingen van ons eischen". 2) Deze twee gevallen haalde de wereldberoemde geleerde op volkenrechtelijk gebied, onze Hugo de Groot, o.m. aan, toen hij in één zijner werken over de schending van een neutraal grondgebied handelde. En hij schreef dezen regel neer, „dat het land, de rivieren, en het stuk van de zee, dat aan een andere Overheid toebehoorde, steeds voor doortocht open moeten staan, zoo een ander volk zyn leger naar een naburig volk op doet trekken, en voor een gerechtigd doel den doortocht noodig heeft". „Eerst — zoo oordeelde hij — moet verlof tot doortocht opgeëischt worden, maar zoo het geweigerd wordt, kan het met geweld genomen worden". De Duitsche Rijks-Kanselier echter, al of niet bekend met deze woorden van onzen grooten landgenoot, was blijkens zijn besliste uitspraken die meening niet toegedaan. Toch — helaas! — is tot die daad van onrecht besloten. 170 Zich-er-door-heen-slaan! Het ging om het levensbehoud van het Duitsche Rijk! Het ging om de vraag, of Duitschland zich zou laten vernietigen dan wel of het van zich zou afslaan, grimmig en fel. Militaire noodzakelijkheid L) trad hier gebiedend op. Voor die noodzakelijkheid bukte zelfs Keizer Wilhelm, die in deze dagen het uitsprak, dat Duitschland „in gedwongen zelfverdediging, met een zuiver geweten en onbevlekte hand" naar het zwaard greep! Die De ^Landbouw" is één der beeldhouwwerken, die den grooten Boulevard te Luik sieren en die getuigenis afleggen van den kunstzin der Luikenaren. militaire noodzakelijkheid dreef de Duitsche Regeering tot een daad, die —. zij erkende het zelf! — openlijk in strijd was met de bepalingen van het Volkenrecht! Ongetwijfeld: Duitschland maakte zich schuldig aan een politieke J) Zelfs ook, zoo oordeelde oud-Minister Colijn in zijn bovenaangehaald werk, zou, wanneer Duitschland in de eerste dagen van Augustus niet de neutraliteit van België geschonden had, zulks in het verloop van de réuzenworsteling niet uitgebleven zijn, omdat een beslissing aan de Fransch-Duitsche grensüjn op den noordelijken vleugel zou zijn gezocht. 171 fout. De harde militaire noodzakelijkheid deed de Keizerlijke Regeering tot een daad van schreiend onrecht besluiten! De oorlog het uiterste middel'der Staatkunde! België zou in den nu ontbranden oorlog op vreeselijke wijze ondervinden, hoe hard, hoe onmeedoogend dit uiterste middel was! Bloeiende dorpen, welvarende steden, eeuwenoude kunstschatten zouden aan de vlammen worden prijsgegeven en de inwoners mochten zich gelukkig prijzen, zoo ze slechts maar van huis en hof werden verdreven. Reeds de eerste week, de eerste dag was voor het ongelukkige land vol verschrikking. Toch zou het niet zoo ver met België gekomen zijn, indien het volk maar had kunnen besluiten, alleen het leger aan den oorlog te laten deelnemen; indien er geen franc-tireurs waren opgetreden, die — vaderlandsliefde en verbittering over de neutraliteits-schending mochten ook de drijfveer hunner handeling zijn, — vanuit hinderlagen of in de stilte van den nacht door het dooden van enkele Duitsche soldaten hun land meenden te verdedigen. Daardoor trad in beginsel een toestand in, die aan een • volksoorlog herinnerde, in welken niet tusschen de staten maar tusschen de bevolkingen oorlog wordt gevoerd. Nederland, het klassieke land der vrijheid, toonde vanaf het begin van den Oorlog, dat het ook barmhartigheid wist te oefenen. Te Maastricht werden in de eerste dagen vele gewonden binnengebracht, aan wier herstel, onder de deskundige leiding van Dr. Brocx, de uiterste zorg werd besteed. 172 De gewonde Duitschers roemden de voorkomendheid en de gastvrijheid der Maastrichtenaren, die het hun aan niets deden ontbreken. En slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan een volksoorlog belangrijke voordeelen aanbrengen. Meestal sleept zij steeds gevoelige nadeelen met zich mee. Zoodra toch de bevolking zelf aan den krijg deelneemt, de aanvaller dus in eiken burger een vijand moet zien, is een terugkeer tot de vroegere wijze van oorlogvoeren met al hare gruwelen onvermijdelijk. Het geheele land wordt in een woestenij veranderd, de welvaart der burgers wordt geheel te gronde gericht en het lijdt geen twijfel, of ook in moreel opzicht zullen de naweeën van den volksoorlog zich nog geruimen tijd doen gevoelen.]) Zelfs; al stelt men de vraag, of de Duitsch6 legeraanvoerders niet beter hadden gedaan, zoo ze alleen de franc-tireürs hadden gestraft in stee van soms geheele stedenwijken te doen verwoesten, dan toch moet erkend, dat het Belgische volk veel jammer en ellende had kunnen voorkomen, zoo het zich van inmenging in den strijd had onthouden. ») Zoo oordeelde generaal-majoor Plantenga in zijn boven aangehaald werk. 173 Het Duitsche leger in Noord-Oost-België. Nimmer zullen de bewoners van het Land van Heryé en de inwoners der voormaals bloeiende dorpen en steden van het vredige Maasdal beneden Luik de bloedige dagen van den 4én tot den 7en Augustus vergeten. Het was, of de afgrond zijn verschrikkingen uit¬ braakte over deze schoone landstreek.De hemel zag er dag en nacht rood van devlammen, die oplaaiden uit eenzame hoeven zoowel als uit geheele stedenwijken;de aarde zag rood van het bloed, dat daar • uit duizenden van wonden leekte. Boven: De Duitsche Roode Kruis-ambulance vervoert gewonden van het slagveld naar de Hollandsche grens- Beneden: Begrafenis te Maastricht van een aan zijn wonden bezweken jeugdigen Duitschen officier. Het geknetter der geweersalvo's, het geklikklak der mitrailleurs, de donder van het geschut, het geronk van de motoren der vliegmachines en Zeppelins.... en tusschen dit alles door, ja soms ver er boven uitklinkend nog, het krijgsgeschreeuw der kampende vijanden en het akelig gekerm der gewonden.... het maakte België's noord-oostelijk deel tot een oord van helsche verschrikking — 174 Het leger van généraal Von Emmich stuitte reeds bij Verviers op tegenstand. Belgische piotten,J) verscholen achter heuvels en boomgewas, trachtten den opmarsch der Duitschers te weerhouden. Maar, och arme, ze vermochten zelfs niet, die ook maar één oógenblik te stuiten. Het aantal der invallers was te groot. Maar wat het vechtvermogen dier Belgische soldaten als verlamde: dat hun enkele schoten beantwoord werden met een regen van kogels, afgezonden door onzichtbare schutters. Ja, onzichtbaar waren die Duitschers. De groene, reseda-kleurige uniformen, waarin het Duitsche Toen de strnd Torderde, ontbrak de tijd, om aan de gevallen soldaten een graf op een kerkhof te bereiden. In een groot, gemeenschappelijk graf werden de slachtoffers van den oorlog bijeengelegd: een dunne laag aarde werd dan over de lijken geworpen en na een laatsten, eerbiedigen groet gingen de overlevenden weer verder, de overwinning of den dood tegemoet legerbestuur hen had gestoken, versmolten met het groen der heuvelige velden. En eerst, als de vijand meer nabij was gekomen, konden de Belgen hun doelwit kiezen. Maar dan ook was het reeds te laat. Onder luid geschreeuw kwamen de Duitschers met groote sprongen aanzetten en zoo de piotten niet schielijk hun lijf bergden door een snelle vlucht, werden ze onder dezen Duitschen stoomwals verpletterd.' ') Zoo werden door het Belgische volk met één woord de infanteristen aangeduid. 175 En zoo gebeurde het, dat van Verviers tot de Luiksche fortenmuur met onverbiddelijk geweld de Belgische krijgers terug gedreven werden. Maar daar ook hielden ze stand. Daar in die onneembare Maasvesting wisten ze zich sterk. Want generaal Léman, de bevelhebber der Stelling Luik, had het 'gezegd, dat de Duitschers zich op deze Vesting te pletter zouden loopen, zoo ze het waagden, tot den aanval over te gaan. En generaal Léman was een man, die niet alleen vertrouwen wekte, maar het ook verdiende. Ieder in Luik, ieder in België kende zijn naam en wist van hem, dat hij onverzettelijk was en steeds 't doel, dat hij mén man, die in éénen trek, zonder zichtbaar vermoeid te zijn, 50 kilometer te paard aflegde. Generaal Léman was een bewonderenswaardig man, een voortreffelijk soldaat. En op hém was dan ook de hoop van het Belgischevolk en zijn Koning gericht. Nie¬ ten. Hij was mand in heel het type van de beveihlbbéfde^SteUing Luik. het leger, van den werkza- den hoogste tot den laagste, die er aan twijfelde, of onder generaal Léman zou de Stelling Luik een schoone bladzijde in 's lands geschiedenis schrijven. Ja, Luik zou het uithouden, dagen en weken en maanden! Onmogelijk was het, dat de Duitscher deze Stelling vermeesterde. Hoe zou hij het kunnen doen! De verbinding tusschen de Maasoevers bij Visé en Argenteau bestond niet meer en, zoo hij desniettegenstaande een overtocht over de rivier wilde forceeren, zou het vuur uit de forten hem wel dwingen, daarvan af te zien. En de westzijde der stad was gewoon ongenaakbaar. Zoo daar een doortocht tusschen de forten werd beproefd, zou de invaller onder 176 beoogde, wist te bereiken. Generaal Léman, een man van 62 jaren, voerde nog maar slechts eenige maanden geleden 't commando over de Militaire School. Hard voor anderen en voor zichzelven, werd hij niettemin verafgood door zijne ondergeschik- een vuurregen moeten doorgaan. Bommen en graten uit de forten, mitrailleur- en geweervuur uit de loopgraven zouden den vijand bij honderdtallen neervellen en hem eindelijk doen afdeinzen, wilde hij niet geheel verpletterd worden. 'Onoverwinnelijk was het Belgische leger in de Stelling Luik! Langs de Nederlandsche grenzen'Plaatsten de Duitschers overal wachtposten, opdat'geen Duitsch soldaat de neutratneit van hörisnd der Oranje'sTCnEndeti zöu. • "ultscn soldaat de Opdat/ïe macht, die deze Stelling verdedigen zou, zoo sterk mogelijk zoude zijn, was aan de soldaten ten oosten van de Maas het bevel gegeven, op de fortenlinie terug te trekken, nadat ze de macht van den vijand verkend en hem zooveel mogelijk afbreuk hadden gedaan. rarnr • , -ia+ino- hpt Ook Pontisse bezw»ek onder de ongekend zware projectielen, vesmig iiei die de 'Brammer" op dit fort afzond. 235 kunnen uithouden, ook al was ze nog tienmaal sterker dan de fortengordel van Luik genoemd kon worden. Den 15en Augustus kwam het einde. Teruggekeerd op Loncin, besloot generaal Léman daar den Duitscher te keeren of te sterven. Toen de schoten der Duitsche artillerie meer dan het grootste deel zijner kanonniers hadden gedood, hielp hij zelf de resten van het geschut bedienen. Dag en nacht ging hij zijn handvol manschappen voor. Maar zienderhand verloor hij Toen, in het uiterste uur, deed hij de laatste drie kanonnen, welke nog bruikbaar waren, vernagelen en gaf daarna last, den brand in de kruitkamer te werpen .... Met de honderd manschappen, die nog overgebleven waren, wilde hij trachten, zich vechtende terug te trekken. De brandende begeerte, om zich voor zijn land nog verdienstelijk te maken, gaf hem die gedachte in. Het was evenwel reeds telaat l Op hetzelfde oógenblik, dat generaal Léman zich gereed maakte, om zich als een der laatste fortverdedigers bij zijn mannen te voegen, die over het rotsen heuvelachtige terrein reeds eene. stelling trachtten te formeeren, drong een der zware 42 c.M.-bommen door de beton- en pantserbekleeding, deed de kruitlading van de kleine voorraadskamer ontploffen en onder een helsch gedonder stortten muren over muren. Zoo hevig was de ontploffing, dat een betonblok van 25 kubieke meter inhoud eenige meters omhoog werd geslingerd en toen op de geruïneerde koepelbedekking terugviel en daar weer nieuwe verwoestingen aanrichtte. Tot zelfs soldaten, die zich reeds buiten het fort bevonden, werden door de uiteengeslagen steenbrokken gedood. Toen de wervelwind van stof en damp was opgetrokken, stormde de Duitsche infanterie vooruit van de zijde van Ans tot den top "der vesting. De versperringen waren reeds lang vernield, en de stormloop geschiedde slechts over lijken. Nog enkele worstelingen van man tegen man grepen plaats. Maar het overschot der bezetting was een haveloos, half verbrand, totaal uitgeput troepje, tot een 236 De Duitschers, te Luik gekomen, rustten niet op hun lauweren. Ze trokken --verder naar het zuiden langs de Maas en kwamen zoo :'-.*"'-•; allereerst te Hoey. ernstigen aanval niet meer instaat En hun overgave volgde En generaal Léman? De Duitsche infanteristen vonden hem, half bedolven onder stukken beton, het hoofd in het schuin neergevallen houtwerk van een raam beklemd. „Respectez le général! II est mort!" „Eerbiedig den generaal! Hij is dood!" — riep de trouwe adjudant van generaal Léman, die, hoewel zelf gekwetst, vruchtelooze pogingen aanwendde, om het lichaam van zijn held te bevrijden. De groote spoorbrug bij Hoey hadden de Belgen in de lucht laten springen. Het kasteel Ahin, op den achtergrond, bleef gelukkig gespaard. Gelukkig! hij was niet dood, al was zijn gelaat ook geheel zwart en bleven zijn oogen langen tijd gesloten. Nog vóór de Duitschers, inderdaad met eerbied hem vervoerend, den gevallene in hun kampement hadden gebracht, kwam hij weder tot bewustzijn. Even wees hij op zijn zwaar-gekwetst linkerbeen, dat hem schier onduldbare pijnen deed lijden. Maar toen, plotseling zich den toestand, waarin hij verkeerde, bewust wordend, dacht hij niet meer aan eigen leed. „De jongens hebben dapper gevochten. Zet in.het protocol, dat ik bewusteloos wasV' — zeide hij, daarmee te kennen gevend, dat hij zich, levend, niet gevangen zou hebben gegeven 237 Generaal von Emmich, door de telefoon bekend geworden met de gevangenneming van zijn tegenstander, wachtte hem in zijn hoofdkwartier op. Daar werd generaal Léman voor hem gebracht. Maar vrij en fier zag de overwonnene den overwinnaar in de oogen. Hij Was zich bewust, zijn plicht te hebben gedaan. „Gij hebt u dapper gehouden, generaal i" — voegde Von Emmich den gevangerie toe, terwijl hij hem de hand drukte. „Ik dank u," — was het antwoord. — „Onze troepen hebben hun krijgsmanseer bewaard!" Was dit een zinspeling op de verwoesting van Visé en andere plaatsen in Walenland? Beschuldigde generaal Léman zijn tegenstander, zijn overwinnaar nu, van harde, niet met soldaten-feer overeenstemmende maatregelen ? Of was dit woord een laatste groet, een laatste eer- en huldebetoon aan zijn kameraden, die onbegraven nog de velden dekten of straks als krijgsgevangenen naar het vreemde land zouden worden gevoerd? Een oógenblik van pijnlijke stilte volgde op de laatste woorden van generaal Léman. Maar nog pijnlijker oógenblik zou volgen: dat, waarop de overwinnaar den degen in ontvangst moest nemen van den dappere, die overwonnen was. Generaal Léman, diep ontroerd, gespte zijn wapen los, om het generaal Von Emmich aan te bieden. Maar deze voorkwam hem. Neen, weerde zijn hand af. En toen sprak zijn mond het woord, dat den man vóór hem eerde, maar dat ook hém deed kennen als een waar soldaat, een eerlijk strijder, een edelman-van-de-daad: „Gij hebt gelijk, dat de krijgsmanseer behouden werd. Büjf daarom den degen dragen, die haar niet geschonden heeft. Het is voor mij een onderscheiding geweest, hem te mogen kruisen, generaal!" Toen, voor het eerst gedurende deze dagen van verschrikking, van jammer en ellende, kwamen er tranen in het oog van generaal Léman.... de tranen van een man.... Een gebroken man was het, die kort daarop door de Duitschers in krijgsgevangenschap naar Maagdenburg werd gevoerd. Zelf getuigde hij zulks in dit treffend schrijven aan zijn Koning, hetwelk hij, 's daags na de overgave van het fort Loncin, verzond: Sire! Na eervolle gevechten, geleverd op 4, 5 en 6 Augustus, oordeelde ik, dat de forten, van Luik geen andere rol meer spelen kónden dan die van sperforten. Ik handhaafde echter het militair gouvernement, ten einde de 238 verdediging zooveel mogelijk te ordenen en een moreelen invloed op het garnizoen uit te oefenen. Uwe Majesteit weet, dat ik 6 Augustus 's middags in het fort Loncin was. Met smart zal Uwe Majesteit vernemen, dat het fort gisteren om 5 uur 20 minuten in de lucht gevlogen is en dat het grootste gedeelte van het garnizoen onder de puinhoopen werd bedolven. Dat ik bij deze catastrophe niet het leven verloren heb, is hieraan toe te schrijven, dat mijn escorte mij uit het fort bracht, toen ik half verstikt was door het gas, dat zich na de ontploffing van het kruit ontwikkelde. Men bracht mij naar een loopgraaf, waar ik neerviel. Een Duitsch kapitein gaf mij te drinken en vervolgens werd ik krijgsgevangen gemaakt en naar Luik gebracht. Ik weet, dat deze brief niet geheel is, zooals hij zijn moet, De schoon gelegen brug „Pont des Jambres" te Namen was ook door de Belgen vernield. De Duitschers herstelden haar later weder. maar ik ben door de ontploffing van het fort Loncin plïysiek gebroken. Voor de eer van onze wapenen heb ik de vesting noch de forten willen overgeven. Wil mij vergeven, Sire! In Duitschland, waarheen ik mij begeef, zal mijn gedachte steeds bij België en den Koning zijn. Ik zou gaarne mijn leven hebben willen geven, om hen beter te dienen, maar te sneuvelen is mij niet vergund geweest. *■„«,/ Generaal Léman. Duitsche artillerie, door de Rue de 1'Ange te Namen trekkend. Overwonnen was hij. Maar hij bleef, wat hij was: een warm vaderlander, een trouw dienstknecht van zijn Koning, een groot man.... Al zou in het verder verloop van den oorlog generaal Léman zijn arm niet meer ten dienste kunnen stellen van zijn zwaar beproefd land — het Belgische volk blééf hem liefhebben, blééf in hunne Jiarten hem huldigen en eeren als een held, gelijk de stad Antwerpen hem reeds geëerd had, door aan één harer straten zijn naam te geven. En ook zijn vijanden toonden, dat zij zijn heldenmoed op prijs wisten te stellen. Overal in Duitschland werd hij met achting en onderscheiding behandeld en, zooveel dit mogelijk was, werd getracht, de hardheid der gevangenschap voor hem te verzachten. 240 Den oen Augustus werden de eerste Duitschers westelijk van Luik in het Belgische land gezien. De groote opmarsch van het Duitsche leger begon omstreeks den 13en Augustus Den 20en Augustus reeds gaf Brussel zich over. België in het eerste tijdperk van den Oorlog. Koning Albert van België had in den korten tijd zijner regeering reeds meer achting en liefde van het Belgische volk verworven dan ooit aan Koning Leopold II was betoond. Hij was dan ook een man van een zeer hooge en sympathieke persoonlijkheid. Mocht ook worden beweerd, dat hij zoowel den koopmansgeest als de politieke vaardigheid van zijn koninklijken oom miste, door vele zoo niet door al zijn onderdanen, werd" hem zulks als een verdienste aangerekend. Na den inval der Duitschers in het Belgische land was er geen Belgisch soldaat, 't zij Waal of Vlaming, die niet gereed stond, om voor zijn jongen Koning te sterven. De fiere taal, die hij den 4en Augustus in de vergadering der Volksvertegenwoordigers had doen hooren, werd gevolgd door fiere, manmoedige daden. „Niemand zal te kort komen aan zijn plicht," — zoo had hij gezegd. — -Indien de vreem¬ deling ons grönxU gebied schendt, zal hij alle Belgen vereenigd vinden om den Koning, die den eed op de Grondwet nooitzalschënden." En hij stelde de Belgen in de gelegenheid, om zich om hun Koning te vereenigen en met hem te strijden. Wantzèlf trok hij op tegen dien „vreemdeling". Met zijn soldaten leefde en streed hij mee. Als de dappere kerels op rantsoen gesteld moesten worden, weigerde hij den extra-maaltijd, dien men hem aanbood. Kameraad was hij met de „kamera- Duitsche verkenners die de bewegingen der Belgen van ripn" achter een muur gadeslaan. uoii . 242 „Als eens Belgen land een republiek wordt, zal Koning Albert stellig President zijn!" — oordeelden zelfs de verstoktste republikeinen. Want in dezen man vonden ze hun ideaal van burgerdeugd .... Koning Albert was vol moed, toen de oorlog begon, al ontveinsde hij zich niet, dat de strijd zwaar en moeilijk zou zijn. Maar immers, zoo was zijn overtuiging, die hij uitgesproken had, „een land, dat zich verdedigt, dwingt eerbied aan allen af en vergaat niet". België zou zegevierend uit den ongelijken strijd te voorschijn komen, geholpen als het zou worden door Engeland en Frankrijk. En hoe gunstig waren niet de eerste berichten, die van het oorlogsterrein rondom Luik overig België bereikten! Volgens een mededeeling van den Belgischen generalen staf hadden de Duitsche troepen ten getale van 125.000 man verwoede bestormingen ondernomen op de forten van Luik, doch zij waren er niet in geslaagd den gordel van forten te nemen. De drie daarbij betrokken Duitsche legercorpsen waren gedecimeerd en schenen voor verscheiden dagen tot werkeloosheid gedoemd. Een ander, meer uitvoerig, bericht was van den volgenden inhoud: „Het aantal Duitschers was ontzetten'd: ongeveer 120.000! De Belgen telden 35.000 man, het garnizoen der forten niet medegerekend. Van de 12 forten van Luik werden er de helft, alsmede de tusschenplaatsen aangevallen. Het was naar de tusschenplaatsen Flémalle-Boncelles en Boncelles-Embourg een ware stormloop van ongeveer 17,000 Duitschers naar elke tusschenplaats! Het was een schrikkelijk gevecht. De Duitschers werden weggemaaid. Vervolgens ging het gevecht rond Retinne en Queue-du-Bois, en terzelfdertijd naar de forten^ 't Was een wonder zicht, de massa's der Duitschers te zien opdonkeren in de stralen der projectors. Onze kanonnen spuwden mitralje, onze geweren knalden. De stormloopende vijand viel, geknakt als een veld halmen". En geestdrift-vol gestemd schonk in deze dagen een Vlaamsch dichter aan het Belgische volk een nieuwen strijdzang. Het was Constant Eeckels, die uitriep: 't Vaderland wordt aangerand! Allen in 't gelid. Fier de driekleurvlag geplant! Leeuwen, scherpt 't gebit! Overal alarm geluid! Zal het volk zich om ons schamen? Nooit of nimmer! Achteruit! Hier zijn de Vlamen! 243 Kogels fluiten aaklig rond, Zwaar gromt het kanon. Eer men heerscht op onzen grond smoort in bloed de zon. Onze borsten zijn een stuit. Zal er één aan plichten falen? Nooit of nimmer! Achteruit! Hier zijn de Walen! Moeder, zuster, vrouw en kind, niet gevreesd, geweend! Hoog de harten! In God vindt ge ons met u vereend. Worden wij des dwingelands buit? Zal hij vrijheid, recht verzwelgen?^ Nooit of nimmer! Achteruit! Hier- zijn de Belgen!! Ja, achteruit met de Duitschers! Over de grenzen, die ze stout geschonden hadden, moesten ze teruggeworpen worden! Achteruit! Het ging goed zoo, oordeelde het Belgische volk. Ook Koning Albert, de Soldaten-Koning, gelijk men hem reeds begon te noemen, greep naar de pen en tot zijn leger richtte hij een proclamatie, gloeiend van strijdlust en vaderlandsliefde. Aldus schreef hij: Opperbevel van het leger. Algemeen hoofdkwartier te Leuven. 7 Augustus\ 1914. Onze kameraden van de 3de legerdivisie en de 15de gemengde brigade trekken zich terug binnen onze linies, na als helden de versterkte stelling Luik te hebben verdedigd. Aangevallen door legermachten, viermaal sterker dan de hunne, hebben zij al de aanvallen afgeslagen! Geen enkel der forten werd veroverd. Luik is nog steeds in onze macht. Vlaggen en vele krijgsgevangenen zijn de tropeeën van deze dagen. In naam der Natie groet ik u, officieren en soldaten van de 3de legerdivisie en 15de gemengde brigade. Gn" hebt uw vollen plicht volbracht, eer gedaan aan onze wapens, en aan den vijand getoond wat het kost, onrechtvaardig een vreedzaam volk aan te vallen, dat uit zijn heilige zaak een onoverwinnelijke kracht put. Het vaderland heeft het recht, fier op u te zijn. Soldaten van het Belgisch leger, vergeet niet; dat gij op de voorposten staat van de ontzaglijke legers van dezen reusachtigen 244 strijd, en dat wij maar alleen de aankomst van onze Fransche wapenbroeders afwachten, om de volledige overwinning te behalen. De gansche wereld heeft het oog op u gevestigd. Toont door de kracht van uw slagen, dat gij vrij en onafhankelijk wilt leven. Frankrijk, dat edel land, dat men in de geschiedenis steeds de rechtvaardigheid en de edele zaken zag verdedigen, vliegt ons ter hulp, en zijn legers trekken ons gebied binnen. In uw naam zend ik hun een broederlijken groet. ALBERT. TTrifi wprrl T.nilr hnp wprrlpn rlp rln-nnp-rp irprrlprlio-pra rlpr vao Baron Ritter von Skoda, oprichter der Skodaue Udppere verueuigers uer ves- werken in Pilsen en ontwerper der Oosten- ting in deze proclamatie geëerd! ^^^SSZ^^A^^ BWOt Maar het was een verdiende lof immers, die aan stad en leger werd gebracht, waar er gevochten en stand gehouden was tegen een viervoudige overmacht! Het vaderland móést fier op Luik zijn! Doch niet alleen het vaderland — ook Frankrijk, ja heel de wereld hield vol bewondering het oog op de Maasstad gevestigd, die — naar luid van de zegevierende berichten — zoo heldhaftig zich weerde. En Frankrijk gaf van die bewondering, van zijn dankbaarheid tevens, blijk, door een even zeldzame als origineele regeeringsdaad: het begiftigde de stad Luik met het Legioen van Eer. De brief, dien de Fransche Minister van Buitenlandsche Zaken te dezer zake aan President Poincaré schreef, is waard, aan de vergeteBieid ontrukt te worden. , Aldus luidde hij: Parijs, 7 Augustus. Mijnheer de President/ Op het oógenblik, waarop Duitschland in koelen bloede de onzijdigheid van België, die door verdragen is erkend, schond en niet schroomde het Belgische grondgebied te betreden, heeft de stad Luik, in de eerste plaats geroepen om den schok der Duitsche troepen te weerstaan, het gewaagd in een even ongelijken als held- 245 haftigen strijd den invallenden legers het hoofd te bieden. Dit prachtige wapenfeit geeft België en de stad Luik in het bijzonder aanspraak op bewondering en roem, waarvan de Regeering der Republiek de duurzame gedachtenis moet laten voortbestaan, door aan de stad Luik het kruis van het Legioen van Eer te verleenen. Ik heb daarom de eer, U voor te stellen, dit te besluiten. De Minister van Buitenlandsche Zaken, Gaston Doumeegue. Terstond toonde President Poincaré zich hiertoe bereid. Zelfs stelde hij Koning Albert telegrafisch er mede in kennis, welke eer aan Luik ten deel gevallen was. Doch toen reeds was de stad eenige uren in bezit van den „vreemdeling"! Het ging niét goed! Wat wél waar was? Dat de Duitschers op dapperen tegenstand stuitten en dat hun verliezen dientengevolge grooter waren dan ze zich hadden voorgesteld! Maar wat niet waar was? Dat de Duitschers werden tegengehouden, dat hun opmarsen werd vertraagd, dat ze voor verscheiden dagen tot werkeloosheid waren gedoemd! De Belgische overwinningsberichten waren onbetrouwbaar en soms geheel uit de lucht gegrepen. Zelfs de „officiëele" berichten der Regeering gingen aan dit euvel mank! J) Zoo werd er om 12 uur 's middags van den 8en Augustus door het Belgische Ministerie van Oorlog de volgende mededeeling gepubliceerd: „Wij kunnen niets aangaande het leger mededeelen, maar weten dat alles goed gaat"! Maar het Oorlogs-Ministerie wist toch, dat de stad Luik toen reeds meer dan vier-en-twintig uren in handen der Duitschers was! Het wist toch, dat het niét góed ging! De meest dwaze verhalen werden door het Belgische volk, dat niet den strijd van nabij gezien had, geloofd. „Vijf soldaten," — zoo ging een vertelsel rond, — „hebben twee en vijftig Duitschers binnen een paar minuten gevangen" Men gelóófde het. *) Dit moet der Belgische Regeering en den Generalen Staf van het Belgische leger als een fout worden aangerekend. Vele burgers, misleid door de „officiëele" berichten, die steeds en telkens weer van Belgische overwinningen en Duitsche nederlagen spraken, verloren hun vertrouwen in Regeering en Leger, als ze — op het alleronverwachtst! — de Duitschers in hun stad zagen. De paniek, die op vele plaatsen uitbrak, zou althans voor een groot deel uitgebleven zijn, als het volk steeds naar waarheid was ingelicht. 246 „Een fourier en een korporaal schoten zeventien uhlanen neer " Men vroeg niet, waar die heldendaad was geschied; men gelóófde. „Wij staan één tegen tien. Dat is juist de verhouding, die wij hebben moeten " roemde een man, die bij de nadering der Duitschers uit Luik gevlucht was. En men juichte den grootspreker toe en verweet hem niet, dat dan zijn vlucht wel een bewijs van bijzondere lafheid was. „De Duitschers," — zoo werd getelegrafeerd en gebulletineerd, — „schieten slecht, wat aan hun bijziendheid is te wijten. De slapheid en wezenloosheid der Duitschers is treffend. Zij meenen tegen de Franschen te vechten en zijn geheel de kluts kwijt!" Een Brusselsch blad, de „Vingtième Siècle", bevatte in den namiddag van 7 Augustus een telegram, volgens hetwelk zeven Duitsche regimenten zoo goed als vernietigd zouden zijn aan de linkerzijde der Maas, benoorden Luik! Toen Luik — de Stad — réeds vijf dagen in handen der Duitschers was en de Stèlling ieder oógenblik dreigde te bezwijken, jubelde de pers en het volk van België jubelde mee: „Acht dagen na den bruusken Duitschen inval zijn nu voorbij. En de Duitschers "zijn in België tegengehouden. Hun strijdmacht is er aanzienlijk geringer geworden. Zij zitten rond Luik vast. Langs de Ourthe richten zij zich in op verweer. Niettegenstaande eenige zeer weinige schermutselingen is hun aanval in België en hun tocht door België gebroken. Frankrijk en Engeland hebben ruim tijd gevonden hun eigen inzichten, die berekend waren op de vermoedelijke inzichten van Duitschland, te wijzigen. Die twee groote en edelmoedige landen zijn België ter hulp gekomen en hebben zich tot aanval en verweer kunnen voorbereiden. Voor Frankrijk, voor Engeland, voor Rusland heeft België acht dagen tijd gewonnen, die verloren zijn gegaan voor Duitschland" Maar de kroon spande ongetwijfeld een officieel bericht van het Belgische Ministerie van Oorlog! Den 18en Augustus, drie dagen na den val der Stelling en de gevangenneming van generaal Léman, luidde aldus een „officieel bericht": „Het Belgische Ministerie van Oorlog spreekt met beslistheid het bericht tegen, dat verscheiden forten van Luik in Duitsche handen zouden zijn" Inderdaad — het Belgische volk werd misleid. Officiëel en nietofficiëel werd, wat niet de waarheid was, als waarheid voorgesteld! Was het wonder, dat de Belgen, wier verwantschap óók met zuidelijker stammen oorzaak was, dat zij — m^ér dan noordelijker volken — zich door den indruk van het oógenblik lieten gaan was het wonder, dat de Belgen zich overmoedig toonden? 247 HOE MEN VROEGER OORLOG VOERDE. BLINDEN YAN RLTSBOSSEF TEGEN" SCHRAGEN \XOT VAiV TONNEN MET EENE BORSTWERING YAN SCHANSKORVEN. SCHUTGEVAARTE VAX TAB GO NE . Was het wonder ook, dat het ongetwijfeld dappere Belgische leger, eveneens misleid door tal van niet-ware voorstellingen, den toch zoo machtigen vijand te gering schatte? De soldaten riepen en zongen, dat zij „a Berlin!" gingen; de burgers stelden zich reeds voor, dat de Dom van Keulen een Belgisch bouwwerk zou worden genoemd.... Maar toen de officiëele waarheid aan het licht kwam, toen de Belgische soldaten al meer teruggedrongen werden — toen kwam er over het inderdaad gedecimeerde Belgisch leger en over het arme en verarmde Belgisch volk een sombere mismoedigheid Arm België! Het ging een bange toekomst tegen Van Luik naar Brussel. Een op den eersteh aanblik merkwaardig en niet-verwacht diplomatiek stuk was het, dat de Duitsche Regeering op 12 Augustus aan de Belgische deed toekomen: „De vesting Luik is, na dapperen tegenstand te hebben geboden, bij een bestorming genomen. De Duitsche Regeering betreurt het buitenmate, dat het, tengevolge van de houding, door de Belgische Regeering tegenóver Duitschland aangenomen, tot bloedige botsingen is gekomen. Duitschland komt niet als vijand in België. Slechts onder den drang der omstandigheden is de Duitsche Regeering, met het oog op de militaire maatregelen, door Frankrijk genomen, tot het besluit — dat haar zwaar is gevallen — gekomen, België binnen te rukken en Luik te bezetten,' om het tot steunpunt te maken voor verdere militaire operaties. „Nadat het Belgische leger door zijn heldhaftige tegenweer tegen een veel sterkere militaire macht zijn wapeneer op het schitterendst heeft gehandhaafd, verzoekt de Duitsche Regeering den Koning der Belgen en de Belgische Regeering, aan België verdere verschrikkingen van den oorlog te besparen. De Duitsche Regeering is bereid tot elk vergelijk met België, dat zich vereenigen laat met de plannen van Duitschland in verband met zijn geschil met Frankrijk. Duitschland verzekert nogmaals zoo plechtig mogelijk, dat het geen plan heeft gehad, zich Belgisch gebied toe te eigenen, en dat een dergelijk voornemen ook thans in het geheel niet bestaat. „Duitschland is nog steeds bereid het Belgische Koninkrijk onmiddellijk te ontruimen, zoodra de staat van zaken op het oorlogsterrein het toelaat." Een herhaalde aanvrage alzoo om een ongehinderden doortocht door België! 250 eer Sortgonfl bcr fricflcrifriicn DDcrofiontn nófifU 2»irh, Wit in ^oujjtqimrritr üon ScrJin ju orrlrgrn. gé ifk fflir dn ©trjcnébcbürfniê, Der ©eriiner Sürgftfdjaf! mit Strtncm Scbrtoofjl innigften 2>anf ju fagrn fur alk 5ir ftmtftnrbuna.cn unb Scmciff öcr girbr unb 3uncigung, bit in öicfen gro&cn unö fujitffatófdjnjcrtn Sagen in fo rcirfjem Stofje erfaljrcn b,ab£. 3dj ttcrtraue ftfl anf ©ofteö $ilfe, auf bit Supfcrfcil non $rtr unb ffiarinr unb bic uncrfdjuHcrlidje ©nmüfiflfcif bcö bculfdjcn Solfcö in ben ©tanben btr ©cfoljr. Unferer gcrtfljlen Sanjr nrirb bcr Sicg nicht feilen. Wat zou de Belgische Regeering doen ? De verzekering aannemen, dat Duitschland niet als vijand in België kwam? Gelooven, dat het Keizerrijk ten koste van den kleinen genabuurden staat geen veroverings-plannen koesterde? Het antwoord, dat zij den 13en Augustus verzond, was kort en bondig. De Regeering legde al de beloften en verzekeringen, die het Duitsche voorstel bevatte, naast zich neer. Maar voor de vraag, waarop het aankwam, het: „Wilt gij vrijen doortocht verleenen?" had zij een neren Serlln hu ©$Ib&, Doi 16. Sliignfl 1914. krachtig„Neen!" Aldus antwoordde België: „Het ons van Duitsche zijde gedane voorstel is een herhaling van den in het ultimatum van 2 Augustus vervatten eisch. België, dat zijn internationale ver- plichtingen trouw wil nakomen, kan enkel het antwoord herhalen, op dat ultimatum gegeven. En dit te meer, nu sinds 3 Augustus zijn neutraliteit is aangerand, zijn gebied aan een wreeden oorlog neutraliteit hebben gewaarborgd, onmiddellijk hebben voldaan aan het door België tot haar gerichte verzoek om hulp". Het was dus onvermijdelijk, dat al de verschrikkingen van den modernen oorlog over België zouden komen! De ellende voor het arme land was nog maar pas begonnen! De Duitschers zetten na de ontvangst vanjiet Belgische antwoord onverpoosd hun toebereidselen voort. Hun toebereidselen, ja, want de concentratie der troepen was nog lang niet afgeloopen. lederen dag nog steeds werden ontzagwekkende troepenmassa's naar de beide 251 ©tüjelm i b. Sin ben Obtrbttrjermrifter m Serlln. Bij zijn vertrek naar het Westerfront richtte Keizer Wilhelm bovenstaande Proclamatie tot de stad Berlijn. is blootgesteld, en de Mogendheden, die zijn fronten — tegen Rusland en Frankrijk — vervoerd. Alleen naar de Westergrenzen reden dagelijks niet minder dan 1300 lange treinen, alle overvol met soldaten.*) Op het tijdstip, dat Duitschland zich voor de tweede maal tot België richtte — toen dus ongeveer dertien-duizend treinen voor troepenvervoer waren gebruikt — kon de Duitsche generale staf den opmarsen tegen Frankrijk doen beginnen.4) De merkwaardige en niet-verwachte diplomatieke actie van den 12en was van Duitsche zijde een laatste poging, om zonder bloedvergieten de Fransche noordgrens te kunnen bereiken. De Duitsche opmarsch moest worden verhinderd 1 Daartoe rukten met geforceerde marschen Frapsche legercorpsen door het Maasdal op en streden in het Westen met leeuwenmoed de Belgen. Evenwel — het Belgische leger kón den ge vreesden opmarsch niet tegenhouden. De Duitschers waren niet alleen in aantal doch ook in militair opzicht verre hun meerderen. Steeds meer werden de Belgen teruggedrongen. Al leden de Keizerlijke troepen bij wijlen aanzienlijke verliezen — iederen dag kwamen zij nader bij de hoofdstad des lands en werd de afstand tot de Fransche noordgrens minder ver. De voornaamste oorzaak van den voorspoed der Duitsche wapenen was echter wel het foutieve Belgische verdedigings-plan! Wat toch hadden de Belgische strategen zich steeds voor oogen gesteld, als zij de mogelijkheid voorzagen, dat hun land door hun Oostelijke naburen in een Fransch-Duitschen oorlog zou worden betrokken? Dat de uit het Oosten opkomende legermacht zich niet aan een bestorming der — immers onneembare! — Maassterkten zou wagen en evenmin trachten zou, langs de smalle landstrook tusschen de Stelling Luik en Nederlandsch Limburg het land binnen te dringen. Neen, maar die Duitsche opmarsch moest plaats grijpen door Nederland! Over Venlo en Roermond en door Noord-Brabant zou Duitschland trachten België binnen te vallen! En omdat het onmiddellijk gevaar niét uit het Oosten maar meest en vooral uit het Noorden en Noord-Oosten zou dreigen, daarom was reeds voor lang vastgesteld, dat de Belgische hoofdmacht langs de lijn Diest- ]) De algeheele concentratie van de Duitsche legere, die in het Westen te strijden hadden, was — blijkens een dagorder van Keizer Wilhelm, die den 22sten verscheen — eerst den 21sten Augustus voltooid. !) Beginnen. De Stelling Luik was immers slechts door de bezetting uit de vredes-garnizoenen aangevallen (zie blz. 160). 252 Tienen-Namen — niet langs de Maas! — zou worden gelegerd.x) De Belgen hadden zich echter misrekend: Nederlands neutraliteit werd niet geschonden.2) Indien de Belgische generale staf de hoofdmacht had geconcentreerd aan de Maas, zou Luik ongetwijfeld minder spoedig zijn gevallen en de mogelijkheid hebben bestaan, dat na een verovering deze vesting weer werd herovêrd. In ieder geval zou niet onbelangrijk de Duitsche opmarsch vertraagd geworden zijn! De Duitschers, die de Stad Luik hadden veroverd, en sinds versterkt waren door aanzienlijke troepenmachten uit het vaderland, rustten niet op hun lauweren. Een deel trok naar het ^Zuiden, om de tweede Belgische Maas-stelling aan te vallen, en geraakte daar spoedig in hevige gevechten met de verdedigers der vesting Namen en de dezen ter hulp gesnelde Franschen — een ander deel ging naar het Westen, den weg op naar Brussel. Reeds den 8sten Augustus verschenen de Duitschers in het gebied tusschen Waremme en Hasselt. Eerst enkele stoutmoedige uhlanen, die in woesten ren op hun vlugge paarden langs de wegen voortholden; daarna meer geregelde en in. langzamer tempo zich voortbewegende cavalerie- en artillerie-afdeelingen en eindelijk in ') De Oud-Minister van Oorlog, H.. Colijn, schreef in zijn: Over den Volkerenkr\jg: „Blijkbaar bevreesd, dat de Duitschers ook ons grondgebied in Zuid-Limburg zouden schenden, hebben -zij (= de Belgen) hun troepen niet zoo ver naar voren (= achter de Maas tot bij Maastricht) durven brengen. In dat veronderstelde geval dreigde voor hun linkervleugel, indien zij achter de Maas stonden, gevaar voor omtrekking en dus ook gevaar om afgedrongen te worden van hun verbinding met Antwerpen. „Twee fouten zijn in dien gedachtengang aan te wyzen. Vooreerst, dat het gevaar voor omtrekking van hun linkervleugel na 3 Augustus al niet meer te duchten viel. Toen toch was de mobilisatie van het Nederlandsche leger voltooid en zou een schending van Nederlandsch grondgebied hun den steun van het grootste deel van het Nederlandsche veldleger verschaft hebben. En ten tweede had de zorg voor de verbinding met Antwerpen in dit geval niet zoo' awaar mogen wegen. Voor een klein land kan het bezit van een centraal reduit beteekenis hebbed om den strijd te rekken, als het op zich zelf is aangewezen. Maar hier deed het behoud van Antwerpen aan het eindresultaat niets af. De beslissing valt elders en het Belgische leger had er o.i. vooral op bedacht moeten büjven aan die beslissing mede te werken, door zich te vereenigen met de Fransch-Engelsche bondgenooten, terwyl het de verdediging van Antwerpen had moeten overlaten aan het daarvoor bestemde garnizoen". 2) Nog lang na het begin van den oorlog geloofden velen in het buitenland, dat Nederland oogluikend de Duitschers ovef zijn gebied had laten doortrekken! Zelfs mannen van naam en beteekenis (o.a. de Franschman Clémenceau) vonden mede in dit toch van alle zyden gelogenstrafte gerucht aanleiding, om Nederlands strikte onzijdigheid te verdenken. 253 lange, breede rijen de er vaak zoo gemoedelijk uitziende Duitsche infanteristen. Het Belgische landvolk stond als verslagen! Hoe? Kon de vreemdeling, schier onverlet, zoo maar voortdringen? Waar waren dan toch de soldaten, die het land tegen deze indringers te verdedigen hadden? Die soldaten? O, als de Belgen slechts de kunst hadden verstaan, om, evenals de Duitschers, snel hun troepen te verplaatsen, dan was het nog mogelijk geweest, dat hun hoofdmacht de betrekkelijk zwakke vijandelijke machten, die het groote leger voorafgingen, hadden tegengehouden en verslagen! Heel de groote Duitsche opmarsch zou in dat geval zoo niet gestuit dan toch belangrijk vertraagd zijn geworden. Helaas voor België! Zijn troepen misten de daarvoor onmisbare snelheid van beweging en de „misrekening" van zijn generalen staf kon niet meer worden goedgemaakt. Al maar meer drongen de Duitschers voorwaarts. Den 9en Augustus vertoonden zij zich reeds binnen Hasselt, den lOen werden ze opgemerkt voorbij St. Trond (St. Truyen) tot zelfs in de omstreken van Tienen (Tirlemont). En al maar door westwaarts trokken ze. Of er dan in het geheel niet gestreden werd ? Zeker, generaal Léman en zijn dapperen waren niet de eenigste helden van het kleine leger! De Belgische voorposten bleven op hun post, wanneer ze in de verte de Duitsche cavalerie-patrouilles de velden zagen afzwermen en ze hielden stand, wanneer deze gevreesden van nabij op hen afkwamen. Het waren inderdaad dappere kerels, die Belgen, die zelfs niet verschrokken, als de door die patrouilles meegevoerde mitrailleurs op hen werden gericht, of de in galop aanstormende ruiters hen aan hun puntige lansen dreigden te spietsen. Dapper waren ze, doch ze móesten terug, wilden ze niet door de overmacht worden overweldigd. Want het was verschrikkelijk: die Duitschers minderden niet, ook al werden er tientallen neergeschoten. Steeds meer, steeds grooter werd hun aantal! Woensdag, den 12en Augustus, had er bij Haelen een gevecht plaats, dat meer was dan een schermutseling. Een deel der Belgische hoofdmacht: lanciers, Chasseurs te paard, karabiniers en artilleristen, wachtten ten zuiden van Diest — met Haelen als hun centrum — den vijand af, die zich, haar gemeld was, reeds in de nabijheid bevond. Aan den linkeroever der Oeete stonden de Belgen opgesteld. Een hevige ontploffing! De Belgische genie had de brug over de rivier doen springen! 't Was juist bij tijds! Daar vertoonden zich reeds de eerste vijandelijke ruiters. Mecklenburgsche dragonders waren het, prachtkerels, die als vastgegroeid met hun paarden schenen. Och arme! 254 Hoe die arme dieren steigerden, toen de Belgische kogels uit de geweren werden losgelaten! Mannen en paarden vormden in'een oogwenk een warreling van lichamen. Bloed van menschen en dieren .... Aan den linkeroever der Geete stonden de Belgen opgesteld.... (pag. 264). mengde zich dooreen. Het smartelijk gehinnik der paarden en het gekerm der gewonde dragonders klonk uit boven de knetterende salvo's der Belgen. En die Belgen? Ze juichten, want ze zouden 255 hier den vijand wederstaan! Hun loopgraven waren sterk en in aantal waren ze ditmaal niet de minderen. Daar kwam in stormloop — in gesloten formatie al weder! — de Duitsche infanterie. Het vuur uit het Duitsche veldgeschut beschermde haar tegen de zoo scherp mikkende karabiniers. Geen nood, ook de Belgen hadden hun kanonnen en een bediening, die van struik tot struik den juisten afstand wist! Het was een heftige strijd, die uren aanhield en die, vooral onder de aanvallers, groote verliezen veroorzaakte. Op sommige plaatsen, waar aanval en verdediging bijzonder hevig en hardnekkig waren Belgen in den strijd bij Haelen, den Tijand van achter een natuurlijke dekking beschietend. geweest, vormden misvormde en bloedende menschenlichamen als barricades. Daar ook was de grond doorweekt van bloed en steeg een akelige bloed-walm omhoog in de reine lucht De Duitschers, met onstuimigen moed voorwaarts dringend, bezetten reecjs, niettegenstaande de heftige tegenkanting, het dorp Haelen. En ze juichten al, dat ze de overwinning hadden behaald Maar toen kwamen eerst recb.t de Belgen los! Hun moed, hun doodsverachting onthutste de Duitschers, die weken. Wèl werd ieder huis, iedere straat van het daar-even door hen gewonnen Haelen met volharding verdedigd, maar toch — zij wéken, zij móesten terugtrekken ! 256 Toen de Belgische overwinnaars bij Haelen dien avond hoorden, dat ook de Duitsche aanval door middel van gepantserde auto's, doodskop-huzaren en artillerie bij Diest was mislukt; dat een gelijktijdig ondernomen aanval bij het meer zuidwaarts gelegen Eghezée eveneens was afgeslagen; toen juichten ze. En dat was waarlijk geen wonder! Want de hoop leefde nu, dat het overal zóó zou- gaan. Ja, de Duitscher, dien ze haatten, moest terug! Streden de Belgen niet voor hun recht en hun vrijheid? Nog méér: moesten ze niet het bloed wreken van de door Duitsche kogels neergeschoten Brug bij Haelen, die door de Belgen werd vernield en in welks nabijheid een bloedige strijd tusschen Duitschers en Belgen werd gevoerd. burgers uit het land van Hervé, en den brand en de verwoesting van de beklagenswaardige dorpen Visé en Lixhe en Mouland en Berneau en Argenteau en Aubel en Fouron? Den datum van TA Augustus schreven de Belgische overwinnaars van Diest en Haelen met gouden letters in hun geheugen Helaas! Hoe ontmoedigend werden de dagen, die volgden, voor hen, toen telkens opnieuw en met steeds sterker troepenmachten de Duitschers aanvielen! Het was of een zee van vijanden het Belgische land overstroomde! En, gelijk immer door de zee voortgaat haar golven landwaarts te stuwen, al spatten er in de branding ook tien- en honderdtallen uiteen, niets dan een laag schuim achterlatend Op Leven en Dood. 17 257 — zóó was het ook hier. Waar de Duitschers de verdedigers van het land tegenover zich kregen, vielen er honderd en meer, maar de aanvoer 'van nieuwe krijgers ging door.. Hoe langer zoo grooter werd de meerderheid in aantal en de Belgen moesten wijken! Ja, nóg bevond zich het Belgische hoofdkwartier in Leuven en hield het leger bij Tienen stand, maar de Koninklijke familie en de Ministers des lands maakten zich reeds gereed, Brussel voor Antwerpen te verlaten! De toestand voor hét dappere leger van Koning Albert werd critiek! Tusschen Luik en Namen hadden de Duitschers zich ook reeds den overtocht over de Maas kunnen verzekeren en — al bevochten de Belgen met Fransche hulp in dat gedeelte des lands ook een enkele overwinning, zoo o.a. op 15 Augustus bij Dinant, — van alle zijden dreigde de opmarsch. Nog éénmaal — den 18en Augustus — poogden de Belgen den vijand tegen te houden en terug te dringen. Van Diest tot Tienen (Tirlemont), over een uitgestrektheid van twee uren gaans, stonden toen de legers man tegen man. Neen, de Duitschers hadden er honderd tegen de Belgen slechts tien soldaten. En de Duitschers hadden er acht tegen de Belgen slechts twee machine-geweren. En de Duitschers hadden er gansche batterijen geschut tegen de Belgen slechts enkele kanonnen. De dapperheid der Belgen kon hier niet de beslissing brengen — de geweldige overmacht der Duitschers bracht die. Dood en verwoesting waren het, die dien 18en Augustus onder het Belgische leger rondwaarden en na afloop van den slag ontruimde dat leger de onder zoo groote geestdrift en zoovele blijken van vurige vaderlandsliefde ingenomen stellingen. Neen, het .was geen ontruiming, het was geen geregelde aftocht het was een vlucht! De weg naar Brussel lag open voor de Duitschers! Aldus werd door den Belgischen Ministerraad de toestand geteekend : „18 Augustus werd het Belgische leger in een positie, die gedurende verschillende dagen heldhaftig en met succes verdedigd werd, plotseling aangevallen door een veel grooter Duitsche macht. Na een moorddadig gevecht werd besloten, den Generalen Staf over te brengen eerst naar Mechelen, dan naar Antwerpen1). Het veldleger zal zich terugtrekken binnen de vesting Antwerpen, het middelpunt der nationale verdediging. Deze schikkingen, overeenkomstig het traditioneele verdedigingsplan opgemaakt sinds 1859, laten België toe, het*leger te bewaren, dat, ofschoon het geleden heeft door talrijke, roemrijke gevechten, voortgaan kan met voor de vrijwaring der *) De Generale Staf had tot dusver in Leuven gezeteld. 258 onafhankelijkheid afdoende hulp te verleenen aan de legers der waarborgende Mogendheden. Aanzienlijke machten verzekeren trouwens de verdediging der Stelling van Namen, die den overtocht over de Maas beheerscht. „Overtuigd van de gerechtigheid van onze zaak, sterk door de instemming van het algemeen geweten, zal België voortgaan door vaderlandsche éénheid van allen te strijden voor het recht en de verdediging van de onafhankelijkheid van zijn grondgebied" De Ministerraad erkende dus hier, dat de slag verloren was Wél moest deze erkenning der Belgische Overheid zwaar gevallen zijn, temeer, waar zij den 17en Augustus in het bericht, dat de Belgische soldaten in de vuurlinie bij Diest strijdend tegen de Duitschers van Generaal von Kluck. Ministeriëele bureaux naar Antwerpen zouden worden overgebracht en de Koningin met haar Kinderen zich eveneens naar die stad zouden begeven, had medegedeeld, dat de situatie niet slecht was! De situatie „niet slecht".... Helaas, in heel de geschiedenis van het ongelukkige _ land was niet één voorbeeld a,an te wijzen, dat met den rampspoedigen toestand van het oógenblik overeen kwam! Zij, die in staat waren, de officiëele mededeeling van den Ministerraad te lezen, begrepen dit. En die mannen en vrouwen vroegen zich af, waarom de hulp van Engeland en Frankrijk, de waarborgende Mogendheden immers, zoo lang toefde te komen.' En ook de tallooze vluchtelingen uit'Tongeren en Hasselt, uit 259 Waremme en Tirlemont, uit al die tallooze tusschenliggende dorpen en steden, vroegen het elkander en schreeuwden het uit: Waar blijft de Fransche en waar de Engelsche hulp? Een droevige stoet, een wanordelijke menigte bedekte de wegen naar Leuven en Mechelen; naar Antwerpen en Brussel. En als die beklagenswaardige^deze in waarheid ellendigen, voor een door de Belgische soldaten opgeblazen brug of voor een opgebrokenwegvak halt moesten houden, was't één weeklacht, die ten hemel schreide. Mannen zoowel als vrouwen, grijsaards en kinderen waren ontroerd door de verwoes„Wij zijn Adolph Max. burgemeester .van Brussel. verraden! Wij zijn verkocht! ting, die over hun schoone land was gekomen. En allen waren ze bevangen door een panische vrees voor dien ver3 schrikkelijken, vijand, die deze ellende te weeg bracht. Doch ook kreten van opgewondenheid werden gehoord; beschuldigingen tegen eigen land en Regeerine: uit¬ ten' deze ongèlukkigen.riepen ze uit. — „Men heeft ons mooie land overgegeven aan den verwoester. En Frankrijk en Engeland — zij laten over óns komen al het leed, dat hen zou moeten treffen!"...; .... Waar, waar toch bleef de hulp der waarborgende Mogendheden? .... De weg naar Brussel lag open voor de Duitschers. En dien open weg betraden ze. Hoog in de lucht cirkelden vroolijk de Duitsche Tauben, die onschatbare verkennings-diensten aan het aanvallende leger hadden bewezen; omlaag op de wegen snorden de motoren der zwaar gepantserde automobielen, van welke sommige nog bespat waren met het bloed der ongelukkige Belgische soldaten. En luid verhief zich de zang der opgewekte Duitschers, die het van hun aanvoerders 260 Toen de Duitschers Brussel naderden werden in de voorsteden loopgraven gemaakt en barricaden opgeworpen. s=««iaj».<, »u Ook in Brussel zelf wilde men het vijandelijke leger tegenstand bieden en werden daarom verdedigingswerken aangelegd. 261 wisten, dat het na op Brussel, op klein-Parijs, afging. Ja, eerst het kleine Parijs! De intocht in het groote Parijs, het eigenlijke doel van den tocht, zou óók volgen! Den 20sten Augustus trokken de Duitschers Brussel binnen! De tiere, schoone' stad had zich overgegeven! De Duitsche troepen op hun doortocht door Vilvoorde— Auto's, "en ruiterij en voetvolk, fouragewagens en veldkeukens, munitie- en ambulance-wagens — alles Duitsch! — volgden elkander in eindelooze verscheidenheid op — Welk^ een ontgoocheling voor de Brusselaars! Hadden ze niet dag aan dag sinds den 4en Augustus gehoord van roemrijke overwinningen, op den Duitscher bevochten? Bij duizend-, neen bij tienduizendtallen tegelijk was hij verslagen! Aan■zienlijk was het aantal dooden en gewonden, .die telkens van Duitsche zijde op de slagvelden achterbleven! En het aantal gevangenen heette niet te tellen! De Duitschers leden zware 'nederlagen in de buurt van Namen; ze waren verslagen bij Luik en bij Diest en bij Haelen en bij Eghezée; brutale benden waren in de pan gehakt bij Cumptich 262 en Tirlemont Dat van plaatsen, steeds verder van de Duitsche grens liggende, de Duitsche nederlagen werden bericht, scheen Duitsch oorlogsmateriaal voor het Stadhuis te Brussel. niemand, te verwonderen en zoo .het er al enkelen waren, die over deze wonderlijke zaak nadachten, uitten ze toch niet het minste wantrouwen in de waarheid der „officiëele" berichten. 263 Duitschers te bchaerbeek, rustend langs den weg. Tot, eensklaps, een ongeluksbode in de stad verscheen, die de nadering der Duitschers berichtte! Dat kón niet waar zijn! Maar die ééne Jobs-bode werd gevolgd door tien, door honderd anderen! En allen zeiden ze hetzelfde: „De Duts komt! De Prussiens zijn in aantocht!" Komt! Schielijk dan barricaden opgeworpen! Alle man moet meehelpen, om den vijand te keeren! Steenen hoog opgestapeld en zakken en matrassen! Straks komen de karabiniers en die zullen dan van achter deze verdedigingswerken den vijand doen afdeinzen. En de burgerwacht, de zoo bewonderde garde-civique, zal nu ook toenen, dat zij bestaat! Komt, Brusselaars, aan het werk! En dat man noch vrouw noch kind ruste, vóór de veiligheid der hoofdstad verzekerd zij! Ha, ziet die lafaards, die naar de stations rennen! Ze haasten zich om weg te komen, weg naar het sterke Antwerpen, weg naar het verre Gent en het nog meer verre Ostende. Zijt gij Vlamingen, zijtgij Walen, zijt gij Belgen? Lafaards zijt gij! En onze burgemeester zal niet nalaten, uw ellendig gedrag aan de kaak te stellen! Onze burgemeester Maar wat die oploop beteekenen mag? Waarom verdringt men zich achter dien man, die een groot papier aan den. muur slaat en O, het zal een oproep zijn van onzen burgemeester, onzen Max, die de inwoners der hoofdstad gaat aanzeggen, dat nooit de vreemdeling met zijne toestemming de straten dezer stad betreden zal. Neen, voorzeker niet, niemand der burgers zal dit toestemmen 264 De proclamatie, die burgemeester Max tot, de inwoners der hoofdstad richtte, was van den volgenden inhoud: Medeburgers, Ondanks den heldhaftigen tegenstand van onze troepen, geholpen door de verbonden legers, is het te vreezen, dat de vijand in Brussel zal binnentreden. Ladien deze mogelijkheid werkelijkheid zou worden, hoop ik op de kalmte en koelbloedigheid van de bevolking te kunnen rekenen. Dat men zich wachte voor alle opwinding, voor alle paniek. De gemeentelijke autoriteiten zuUen hun post niet verlaten. Zij zullen doorgaan, hunne functies te bekleeden met die sterkte, die gij van hen in zoo ernstige omstandigheden moogt verwachten. Het zal nauwelijks noodig zijn, mijn medeburgers te herinneren aan de plichten van allen tegenover het land. De wetten van den oorlog verbieden den vnand, de bevolking er toe te dwingen, inlichtingen over het nationale leger en over zijn middelen van verdediging te geven. De bewoners moeten weten, dat zij in hun recht zijn te weigeren, wat dan ook aan den indringer betreffende dit punt mede te deelen. Deze weigering is hun opgelegd in het belang van het vaderland. Dat niemand van u aanneme, als gids aan den vijand zijn diensten te verleenen. Duitsche mitrailleurs te Sebaerbeek bij Brussel. 265 Dat ieder zich hoede tegen spionnen en vreemde agenten, die zouden trachten, inlichtingen in te winnen of manifestaties in zekeren zin te verwekken. De vijand kan wettelijk geen aanval doen noch op het leven van de burgers noch op het particulier eigendom noch tegen de godsdienstige of philosoflsche overtuiging noch tegen de vrije uitoefening van den eeredienst. Dat ieder misbruik, door den indringer gemaakt, mij terstond worde medegedeeld. Zoolang ik in leven en in vrijheid zal zijn, zal ik met al mijn krachten de rechten en de waardigheden van mijn medeburgers beschermen. , Ik verzoek den inwoners, mijn taak te verlichten, door zich te onthouden van alle daden van vijandelijkheid, van alle gebruik van wapenen, van alle tusschenkomst in gevechten of ontmoetingen. Medeburgers, wat er gebeure, hoort naar de stem van uw burgemeester en behoudt het vertrouwen in hem. Hij zal het niet verraden. Leve het vrije en onafhankelijke België! Leve Brussel! 19 Augustus 1914. Adolf Max. Bedrogen zij zich niet, die mannen, die zich voor deze Proclamatie verdrongen? Neen, inderdaad, het was zoo: burgemeester Max verwachtte den vyand! Hij zou in Brussel komen! Maar dan al die overwinningsberichten ? Bedrog, niets dan bedrog! Wèg met die bulletins, die leugentijdingen! Wèg ook met die reeds halverwege opgeworpen barricaden! Deze vijand was niet te keeren! Met België's vrijheid, met België's onafhankelijkheid was het gedaan Inderdaad, de overgave van Brussel was een voldongen feit! Den 20en Augustus, des voormiddags, ging burgemeester Max met een witte vlag den bevelvoerenden generaal Von Arnim tegemoet, die met zijn troepen voor de Leuvensche Poort was gekomen. En daar was het, dat de sleutels der fiere hoofdstad aan den Duitscher werden overgegeven. De stad zou een Duitsch garnizoen van 3000 man ontvangen en een oorlogsschatting van 50 millioen franc moeten betalen! Generaal von Arnim waarborgde den eigendom der burgers zoowel als hun veiligheid, indien zij zich van vijandelijkheden onthielden. De gemeentelijke overheid mocht het beheer over de openbare zaken blijven voeren Het was voor Brussel een zeer gunstige overeenkomst, die generaal Von Arnim en burgemeester Max sloten. Maar Brussel was een overwonnen stad. En al het land tusschen Brussel en de Duitsche grens was overwonnen land! Ja, heel Noord-Beteië. oosteliik 266 van de Schelde, uitgezonderd Antwerpen, was feitelijk nu onderworpen aan den vreemdeling! Groot was het Duitsche succes! De opmarsch van zijn leger was niet verhinderd, niet noemenswaard vertraagd! Nog vóór de Duitsche concentratie geheel voltooid kon worden genoemd, was Brussel reeds beréikt en het Belgische veldleger in de SteUing Antwerpen als in een val opgesloten! De Duitsche mannen, die den 20en Augustus de hoofdstad van het hun vijandige land binnentrokken, beseften zulks. En al voelden ze, dat ze zich moesten beheerschen, opdat de inwoners der overwonnen stad aan hun houding geen aanstoot konden nemen — ze hadden toch niet zoo hun gelaatstrekken in bedwang, dat niet duidelijk daarop Duitsche trots stond te lezen. Ja, Duitsche trots! Want zij immers waren zonen van het roemrijke en machtige, het sterke en onoverwinnelijke Duitsche land! Gelijk de Rijn niet te keeren was, waar die zich neerstortte van het Zwitsersche hoogland en schuimend en bruisend door rotsgesteenten zich een weg zocht, zoo ook was geen macht ter wereld in staat de legers van het groote Duitsche vaderland te weerhouden, als die 's lands eer en roem tegenover zijn belagers té verdedigen hadden Voor dè samengestroomde Brusselaars was de intocht der overwinnaars een aanblik, dien ze nimmer zouden kunnen vergeten; het was een droevige historische gebeurtenis. Daar kwamen ze! Vóórop de verkenners, de uhlanen, die tot roekeloos wordens toe stoutmoedige ruiters. Fierkkromden zich de nekken hunner paarden en vlokken schuim hingen aan de stuurs stangen. Als hun berijders ze maar even de vrijheid zouden laten, zouden ze zoo voortrennen door de straten, evenals ze het met de snelheid van den wind over de Belgische velden hadden gedaan. Thans dwongen hen krachtige.handen, om stapvoets langs de dubbele jrijen van burgers te gaan: geen vijand moest meer gezocht of opgejaagd; stellingen behoefden niet meer te worden verkend — het eerste gedeelte van den aan deze Duitsche mannen opgedragen last was vervuld. Lange, lange rijen van soldaten volgden. Het waren infanteristen, de overwinnaars van Tienen. Zie, schier achteloos hielden ze hun geweren over den schouder. Maar de kogels uit die geweren hadden honderdtallen voor de vrijheid en onafhankelijkheid van hun land strijdende Belgen neergeveld. En diezelfde mannen, die op dit oógenblik rustig en onbevangen hun blik over de menigte lieten weiden, hadden in woesten stormloop de Belgische legers besprongen en lachend daarna geteld, hoeveel dooden wel op de slagvelden waren achtergebleven. 267 Hoor! Deutschland, Deutschland über alles! Zoo ging het door die soldaten-rijen. Honderden mannenstemmen vereenigden zich tot één jubel, die uitklonk ver boven de paleizen der hoofdstad. Deutschland über alles — óók over België, óók over Brussel! Was het den Brusselaars toen niet, of hun het hart moest stilstaan? Verscheurde niet een schier onduldbare pijn hun borst, toen ze dat lied hoorden en moesten zwijgen ? Leve het vrije en onafhankelijke België! Zoo had burgemeester Max gisteren nog uitgeroepen. Ach neen! België miste van dit oógenblik, nu de overweldiger zijn zwaren voetstap neerzette op de straten zijner hoofdstad, de heerlijke rechten van een zelfstandig vohksbestaan. Was-het niet, of met iederen nieuwen voetstap weer een gedeelte van 's lands vrijheid en onafhankelijkheid werd vertreden ?.... Nog immer duurde de intocht van den Duitscher voort. Na de infanterie kwam weer cavalerie en daarna volgde artillerie met taUooze rijen kanonnen. Maar de Brusselaars zochten den weg naar hun woning. Ze konden den aanblik niet langer verdragen, dat het groote plein voor het Gare du Nord bezet werd door deze troepen in vreemde uniform; dat ze zich tot rusten neerzetten op de monumentale trappen van het Beursgebouw; dat het sierlijke Stadhuis en de aan historische gebeurtenissen zoo rijke Groote Markt wemelde van overwinnaars van het Belgische leger; dat de wijk der Ministeries en de straat, die langs de ministeriëele gebouwen voerde, door vreemdelingen werd afgezet Van Donderdagmiddag tot Zaterdagmorgen, den 22en Augustus, trokken al maar door de Duitschers langs de Brusselsche boulevards. Auto's en ruiterij en voetvolk, fouragewagens en veldkeukens, munitie- en ambulance-wagens — alles Duitsch! — volgden elkander in eindelooze verscheidenheid op. België had het Duitsche leger geen ongehinderden doortocht willen verleenen — overwonnen, moest het thans lijdelijk aanzien, dat dit leger den doortocht nam. Een sterke en machtige Duitsche troepenmacht vervolgde na de overgave der hoofdstad den opmarsch naar de Fransche grens. 268 DE GROOTE OORLOG IN WEST-EUROPA. Duitschland tegen Frankrijk. De concentratie van het Duitsche leger was den dag \ na de overgave van Brussel geheel voltooid. Reusachtige troepenmassa's waren toen tegen Frankrijk samengetrokken. Generaal von Heeringen vanuit den Elzas, de Kroonprins van Beieren vanuit Lotharingen, de Kroonprins van Duitschland vanuit het Groot-Hertogdom Luxemburg, Prins Albrecht van Wurtemburg vanuit Belgisch-Luxemburg, en yoorts vanuit België de generaals Von Haussen, Von Bülow en Von Kluck — zij allen sloegen vastberaden den weg in, dien bet Duitsche krijgsplan voor hen had afgebakend. En de legers, die zij aanvoerden? Er heerschte een inderdaad ongekende geestdrift onder de troepen. Vast overtuigd waren ze van de overwinning. Overwinnen of sterven — dat was aller parool. Wij zullen overwinnen of sterven — zeiden ze den Keizer na. Keizer Wilhelm, de Vredes-Keizer, scheen een geheel ander man te zijn geworden. Vurige, krijgshaftige woorden sprak telkenmale zijn mond. Gaarne herinnerde hij aan de oude Duitsche geschiedenis, die zoo talrijke daden ,van moed en van trouw en dies ook van overwinning wist aan te wijzen. En dan spoorde hij zijn legers aan, in de roemrijke sporen der vaderen te treden. Kenschetsend waren de woorden, die hij richtte tot de lijfwacht der Hohenzollerns en het eerste regiment der garde te voet, toen die gereed stonden, het garnizoen Potsdam te verlaten. „Het zwaard," — zoo zeide hij, — „dat ik tientallen van jaren in de scheede gelaten heb, zal nu beslissen. Ik verwacht van mijn eerste garde-regiment te voet en van mijn garde, dat zij een nieuwe bladzijde van roem aan hun roemrijke geschiedenis zullen toevoegen. De plechtigheid van heden vindt ons bijeen in vertrouwen op den hoogsten God en in herinnering aan de glorierijke dagen van Leuthen, Chlum en St. Privat. Onze oude roem doet een beroep op het Duitsche volk en zijn zwaard. Het geheele Duitsche volk heeft tot 269 den laatsten man toe het zwaard gegrepen. En zoo trek ik dan het zwaard, dat ik met Gods hulp tientallen van jaren in de scheede gelaten heb " Op dit oógenblik trok de Keizer zijn sabel en hield die hoog boven zijn hoofd. Toen ging hij voort: „Het zwaard is getrokken, dat ik, zonder overwonnen te hebben, zonder eer niet weer op k^n steken. En gij allen moet en zult er Voor zorgen, dat het slechts in eer weer opgestoken kan worden. Gij zijt er mij borg voor, dat ik den vrede aan mijn vijanden zal kunnen voorschrijven. Op, tot den strijd met onze tegenstanders en weg met de vijanden van Brandenburg! Drie hoera's voor ons leger!" Doch ook tot het volk richtte zich de Keizer; het volk, dat in de komende dagen zoo veel ten offer zou moeten brengen : geld en goed en kinderen. „Het gaat om het al of niet zijn van het rijk!" — luidde de Keizerlijke opwekking. — „Wij zullen ons verdedigen tot den laatsten ademtocht van man en ros Wij zullen dezen strijd bestaan tegen een wereld van vijanden Nog nooit is Duitschland overwonnen, als het eensgezind was Voorwaarts met God, Die met ons zal zijn, gelijk Hij met onze vaderen is geweest!" Zoo ooit, dan werd er in deze dagen ademloos naar de Woorden geluisterd, die Keizer Wilhelm sprak en met grenzenloos vertrouwen geloofde en volgde men hem. Overwinnen of sterven! De strijd tusschen de twee legers, die bijkans een halve eeuw zich tot den oorlog hadden toegerust, zou inderdaad gewéldig worden. Want Frankry'k was machtig; machtig door de geestdrift, die zich zoo spoedig van zijn bewoners meester maakte, als ze dachten aan „revanche", aan het terug-bekomen der in 1870—'71 verloren 270 Generaal-Veldmaarschalk Von der Goltz, die na Brussels val benoemd werd tot militair gouverneur In België. Rijn-provinciën; machtig vooral ook door het sterke vesting-stelsel, dat het als een niet te overklimmen muur tegen zijn Oostelijken na-buur — den erfvijand — moest beschermen,]) Sinds het rampjaar — gelijk de Franschen nog altijd het jaar van den Fransch-Duitschen Oorlog van 1870—1871 noemden hadden de Fransche krijgskundigen er zich steeds toe bepaald, aan Frankrijk een defensieve (= verdedigende) houding toe te kennen, ingeval de nieuwe krijg mèt Duitschland uitbrak. Vandaar de ongemeen sterke vestingen, waarmede ze de natuurlijke stellingen (berghoogten en rivieren) in hun Oostgrens te hulp kwamen. Detrouées Duitsche soldaten in Brussel bewaken het Stadhuis. (= gaten, openingen) in deze natuurlijke stellingen sloten ze, opdat niet de Duitscher 'daarvan gebruik zou maken, om naar het hart van het land, Parijs, op te trekken. Frankrijk was machtig óók door zijn leger, dat — op oorlogssterkte — ongeveer 4.750.000 manschappen telde. Wel is waar bestond het Duitsche leger op oorlogssterkte uit 5.400.000 man2), doch. Duitschland moest reeds terstond met een niet onaanzienlijke troepenmacht zijn oostergrens tegen een Russischen inval beschermen. Ook ') Zie het kaartje op blz. 133. s) Dit aantal kon op ruim 9.000.000 worden gebracht, doordat het Duitsche legerbestuur nog 4.000.000 mannen — echter niet- of weinig geoefend — in reserve had. 271 werd een gedeelte van zijn leger in België vastgehouden, waar het 't veroverde grondgebied bezette en — dit niet het minst! — zich tegen het nog zeer actieve Belgische leger in Antwerpen te weer moest stéllen. De Fransche en Duitsche strijdkrachten stonden alzoo in den beginne vrijwel gelijk. In aantal althans. Niet in de positie, die zij innamen. Frankrijk had het niet te onderschattenvoordeel, dat het defensief kon blijven; dat dus zijn troepen niet tot een immer moorddadigen aanval behoefden over te gaan. Frankrijk was machtig niet het minst door de hulp vanEngeland, waarvan het sinds den 4en Augustus volkomen zeker was. Inderdaad, die hulp was van zeer groote beteekenis. Niet alleen toch kon Engeland uit eigen land en uit al zijn koloniën en protectoraten hulptroepen zenden voor den grooten worstelstrijd — het kon meer, veel meer doen: Duitschlands. handel zou worden verlamd, Duitschland zou aan den hongersnood worden prijsgegeven doordat de machtigste vloot ter wereld alle verkeer met Duitschland zou verhinderen. En als dan het Keizerrijk ook nog door den grooten Russischen kolos werd besprongen, zou het dan nog mogelijk zijn, dat het zich kon verweren? 272 De monumentale Hoofdpoort van het Stadhuis op de Groote Markt te Brussel, door Duitsche soldaten bewaakt. Ja, de ure is gekomen — zoo riepen de Franschen het elkander toe — de ure, waarnaar zoo lang reeds reikhalzend is uitgezien! Josep Joffre, generalissimus van de Fransche legers. Thans moet hij bukken, de Germaansche reus, die voor vijftig jaren het arme vaderland schier heeft verpletterd. Thans is het einde ■Op Levenden Dood.: 18 273 van het machtige Duitsche Keizerrijk onverbiddelijk nabij Nimmer was men in Frankrijk zoo hoopvol gestemd als in de eerste weken van Augustus. Even schrok men wel op, toen men hoorde van den val van Luik en van de reuzen-kanonnen, die de sterke forten dezer Maas-stelling in elkaar hadden geschoten —i maar Allons, enfants de la patrie! Le jour de gloire est arrivéJ1^ Zoo zong jong en oud, rijk en arm in de Republiek. Met opgewektheid ging men er den strijd tegemoet. Onder volk en Regeering beide leefde de overtuiging, dat Frankrijk een rechtvaardige zaak voorstond. President Poincaré liet zich aldus uit in zijn Boodschap, die hij den 4en Augustus tot de Volksvertegenwoordiging richtte: „Frankrijk is thans aan een brutalen aanvaPblootgesteld. Het Duitsche Rijk heeft gisterenavond den oorlog verklaard, ofschoon Frankrijk sedert het begin van de crisis met geen daad, geen gebaar, geen woord zich anders dan vredelievend en tegemoetkomend heeft getoond- „De dag volgende op dien, waarop onze bondgenooten en wij openlijk de hoop uitten, dat de onderhandelingen onder de auspiciën van het kabinet te Londen tot een vreedzame oplossing mochten leiden, heeft Duitsehland plotseling Rusland den oorlog verklaard, het grondgebied van Luxemburg geschonden en schandelijk het edele Belgische volk beleedigd. „In den oorlog, die thans begint, zal Frankrijk het recht aan zijn zijde hebben. Het zal heldhaftig worden verdedigd door al zijn zonen, getrouw bijgestaan door Rusland, zijn bondgenoot, en gesteund door de oprechte vriendschap van Engeland. „Frankrijk heeft de sympathie van de geheele beschaafde wereld, want het vertegenwoordigt thans, evenals zoo vaak te voren, voor de geheele wereld de vrijheid, rechtvaardigheid en redelijkheid. Omhoog de harten! Leve Frankrijk!" - En toen — na de voorlezing dezer Presidentiëele Boodschap — de Fransche Minister-President opstond en uitriep: „Attaqués, nous sommes sans reproches; nous serons sans peur!" 2) — toen juichte heel de aanzienlijke vergadering. Ja inderdaad, sans peur ging men den strijd tegemoet. Daarom „omhoog dé harten!" En daarom: Aux armes, citoyens! Formez vos bataillons! Marchons, marchons!'8) ') Op! kinderen des Vaderlands! De dag der overwinning is aangebroken! 2) Daar wij aangevallen zijn, zijn wij zonder blaam; wij zullen ook zonder vrees zijn. *) Te wapen, burgers! Sluit de gelederen! Op marsch! Op marsch! > 274 juich derElzassers" — zoo telegrafeerde hij — „doet geheel Frankrijk van geestdrift trillen. Ik koester de vaste overtuiging, dat het vervolg van den veldtóeht ons overwinningen zal brengen, welker Kaart van het Fransche offensief in den Elzas in de eerste dagen van Augustus. « waarde die van heden overtreffen zal. Maar dit begin van een krachtdadigen krijg, de schitterende aanvallende beweging in den Elzas, brengt ons in geestdrift, die voor ons een kostbare hulp is. Ik ben overgelukkig, u in naam der Regeering mijn groote erkentelijkheid te kunnen betuigen" 287 De oorlogs-ellende had zich ook over den schoonen Elzas uitgestort. Wél hadden de Duitschers door hun terugtrekkende beweging een moorddadigen slag ontweken, maar rookende puinhoopen teekenden den weg, dien ze. langs waren gegaan. En sommigen ongelukkigen, die, al te onvoorzichtig, onverholen hun blijdschap over de nadering der Franschen hadden geuit, had het snel militair recht getroffen. Helaas! Ook hier zou de oorlog in enkele weken, in enkele maanden verwoesten, wat de vlijt van jaren had opgebouwd. Als verzengd door de oorlogsvlam zou heel dit gebied veranderen in onder groote vreugde werden enkele dagen later de veroverde (Fransche) kanonnen op een der pleinen van Straatsburg opgesteld (blz. 290).' een sombere woestenij, boven welke uit slechts puinhoopen zich zouden verheffen en onafzienbare rijen van grafheuvels. Want de Duitschers, één dag den strijd ontweken, waren niet van zins, den Franschen vijand in het bezit van het begeerde land te laten. Reeds in den namiddag van den 9en Augustus kwamen ze. Hun troepen, in getalsterkte grooter dan die van hun tegenstanders, trachtten de Franschen te omsingelen. In een wijden boog trokken ze, al strijdend, om Mühlhausen heen en toen trachtte de cirkel zich te vernauwen. 288: voort te zetten. Want generaal Von Heeringen, niet langer genoodzaakt, om op den gang van zaken in Lotharingen de aandacht gevestigd te houden — immers, zoo Prins Rupprecht de nederlaag had geleden, was het zijn taak geworden, het optrekkend Fransche leger tegemoet te treden —- viel met een groot deel van zijn 7e leger de Franschen van generaal Pau aan en noodzaakte hen overal tot den terugtocht. Den 23en Augustus was bijna geheel de Elzas vrij van Fransche invallers. Die er nog waren — slechts enkele zwakke afdeelingen ten westen van Colmar — konden, waar 'zij door ongeveer even sterke Duitsche leger-afdeelingen in bedwang -werden gehouden, niets tegen de veiligheid van het Duitsche Rijk uitvoeren. Het was voor de Fransch-gezinde Elzassers een zware beproeving. Den troost, dien de generalissimus Joffre hun gaf: „Elzassers, het lot van Frankrijk en van den Elzas hangt af van den grooten slag> die in het noorden begonnen is", waar zij nog pas op „recht en vrijheid" hadden gehoopt — dien troost ontvingen ze in een wel zeer bittere stemming, nu voor de tweede maal het Fransche offensief was gebroken.... Maar generaal Von Heeringen kon nu, in»samenwerking met Kroonprins Rupprecht, onbelemmerd door vijandelijke troepenbewegingen achter zijn rug, het offensief tegen den Franschen vestingmuur aanvangen. Afrikaan sche troepen in Noord-Frankrijk op marsch. 301 De Kroonprins van Duitschland, Friedrich Wilhelm, begon den Grooten Opmarsch in de richting van de vesting Longwy. Terwijl een gedeelte van het 5e leger om Longwy heentrok op weg tarten wnhelm, Kroonprins van Dnitschiana,^e^» het Se >eger, aat aoor ae Trouée ae u Meuse naar Verdun, begon een ander deel den 21en Augustus het bombardement tegen de vesting. Ook hier, evenals bij Luik, bleek de meerderheid van het Duitsche gesehut. De zware mortieren slingerden over een afstand van 7 K.M. de verwoestende bommen naar de verdedie-ina-swprtpn 302 de Fransche vesting-kanonnen trachtten het vuur te beantwoorden, maar het bleef bij pogen: het schotveld was voor dit geschut te groot. De Skoda-kanonnenJ) bewezen bij deze belegering groote diensten aan de Duitsche zaak. Het waren mortieren van 30.5 c.M., die door mechanische kracht (auto's) van de eene plaats naar de andere konden worden vervoerd. Ze waren dus veel meer .handelbaar" dan de 42 c.M.-kanonnen der Duitschers, voor welker vervoerjdertig paarden werden gebezigd en die eerst dan gebruikt konden worden, als de vloer van beton voldoende hardheid verkregen had. Verwoesting en verderving bracht de oorlog over Longwy. En ook over de landstreek rondom brak dra de gruwel der verwoesting los. Het was vooral in de nabijheid van de spoorlijn. LongwyLonguyon, dat den 21en Augustus hevig gestreden werd. De Franschen vonden in de diepe wouden en kloven langs dien spoorweg een natuurlijke verdedigings-linie. Maar de Duitschers — al wisten ze, dat geen strijd moeilijker was dan die, welke in boschachtig terrein moest worden beslecht — drongen vooruit, want de spoorlijn móest Duitsch worden. Doch vóór zij nog de Fransche verdedigers, hadden ontdekt, wisten deze, door hun vliegeniers gewaarschuwd, waar de vijand zich ophield. Terstond brandde het veldgeschut los en inderdaad moorddadig was de uitwerking van dit vuur. Op zelfbehoud bedacht, moesten de Duitschers zelfs van de door hen zoo geliefde formatie — het voorwaarts-rukken in gesloten gelederen — afzien. Ze verspreidden zich. En tirailleurs-gewijze, terwijl rondom met een verschrikkelijk geweld Fransche granaten uiteen barstten, ging het nu voorwaarts. Eindelijk, eindelijk bereikten ze het bosch. Waren ze nu veilig? Neen, want Franschei scherpschutters hadden overal post gevat. Tot zelfs in de toppen der boomen hadden ze zich verscholen. Van overal weerklonken geweerschoten, gevolgd door vloeken en gebeden, jammerkreten en woede-gehuil. Tevergeefs voerden de Duitschers hun mitrailleurs aan. Mochten al de met razende snelheid rondvliegende kogels tientallen Franschen kwetsen en dooden — de meeste projectielen ketsten af tegen de zware boomstammen of dolven zich een graf in den veerkrachtigen boschbodem. De Fransche stelling was te sterk. De Duitschers moesten daarom van een voortzetting van den aanval afzien, wilden ze niet geheel vernietigd worden. Ja, reeds drongen zij, die daar even aangevallen werden, onder luide juichkreten naar voren... De Duitschers vluchtten Maar 's middags reeds kwamen de overwonnenen terug en nü zoo sterk, dat een verlies van honderden niet kon worden gevoeld. x) Zie de foto's op pag.'s 69 en 81. 303 Het legerbevel had verklaard, dat de spoorweg niet in handen der Franschen mocht blijven! En dién middag namen de Duitschers wraak over het aanzienlijk verlies, dat zij 's morgens hadden geleden. Ze lieten zich niet door den dichtsten kogelregen weerhouden, die by tien- en honderdtallen tegelijk de manschappen deed neerstorten. Voorwaarts drongen ze; alles vertredend, wat hun in den weg kwam. De Franschen, al was hun verdediging ook mg zoo heldhaftig, moesten terug. Den avond van dien dag hadden de Duitsche wapenen weer een overwinning te meer bevochten: de spoorweg Longwy-Longuyon was voor een groot gedeelte in handen der Keizerlijke troepen. de toch nlet onaanzienlijke vesting was een puinhoop gelijk geworden (pag. 305). Was het wonder, dat in dit avonduur hoog de vaderlandsche liederen opklonken? Maar deze zang werd geaccompagneerd door de zwaar-dreunende slagen der Skoda-mortieren, die immer door voortgingen, hun verwoestend vuur over het belegerde Longwy uit te storten.... Longuyon was de eerste eindpaal, dien het leger van Kroonprins Friedrich Wilhelm in den Grooten Opmarsch „nach Paris" had te bereiken. En Longuyon wérd bereikt. Reeds den 24en Augustus, nadat twee dagen te voren de vijand aan beide zijden van den spoorweg verslagen was, bezetten de Duitschers deze stad. Wél overvielen de Franschen in den nacht, die op deze bezetting volgde, het vermoeide en slapende leger en hadden dies de manschappen op dat oógenblik slechts 'één gedachte: wèg te komen uit deze stad; wèl ook 304 leden de Duitschers, toen ze in het open veld stand hielden, tengevolge van de welberekende en goed-uitgevoerde aanvallen groote verliezen — maar enkele uren later wérd Longuyon wederom bezet en nu voorgoed. De Duitschers namen daarop zulke maatregelen, dat een tweede overval tot de onmogelijkheden gerekend kon worden en de Franschen moesten al meer in de richting van de rivier de Maas terugtrekken.... Longwy was de eerste vesting, die Kroonprins Friedrich Wilhelm te veroveren had. En Longwy viel, voor nog één week verstreken was. Het gebeurde den 26en Augustus. De Duitschers drongen steeds op. Struik- en boomgewas waren hun een welkome bedekking Vijf dagen lang had het Oostenrijksche geschut onophoudelijk de vesting gebombardeerd. En aan het einde daarvan konden de officieren door hun veldkijkers duidelijk de aangebrachte verwoesting waarnemen; de toch niet onaanzienlijke vesting was een puinhoop gelijk geworden. Dan moest nu tot de bestorming worden overgegaan, besliste de Kroonprins en het bevel daartoe vloog door de gelederen der belegeringstroepen, die zich onder gejuich voor den stormloop gereed maakten. Mocht ook voor velen die bestórming een wedren naar den dood worden — wat gaf zulks? Longwy moest vallen! Doch Longwy viel zonder stormloop! Boven den puinhoop verscheen eensklaps de witte vlag ten Op Leven en Dood. 20 305 want slechts één kanon was nog bruikbaar; al het andere vesting-geschut was door de zware 30.5 cM. granaten vernield en versplinterd. Albrecht von Wurtemburg begon den Grooten Opmarsch van uit de Belgische provincie Luxembprg. Zijn uitgangspunt was het Ardennen-gebied in de omstreken van Neufchateau. Reeds terstond had hij met de Franschen te worstelen, die, eensdeels om de Belgen te hulp te komen, anderdeels om de Duitschers te keeren, reeds een goed eind het Belgisch gebied waren binnengerukt. De Franschen bezetten ten westen van het GrootHertogdom Luxemburg een aanzienlijk deel van geheel Zuid-België en hadden tot voorbij Dinant, ja zelfs in Namen, troepen-afdeelingen vooruitgeschoven. Het Maasdal en de Stelling Namen vooral waren voor de Republiek - nu het Belgische leger ver in het noorden des lands door den opdringenden vijand werd vastgehouden — van het grootste belang. Namen, dat belangrijk spoorweg-centrum, mocht den Duitschers niet in handen vallen; het Maasdal, de natuurlijke verbinding tusschen Duitschland en Frankrijk, evenmin. Wie meester was over beide, kon den opmarsch van den vijand gemakkelijk tegenhouden en zélf tot den aanval overgaan. Gelukte het den Franschen, Namen en het Maasdal te behouden, dan was zelfs de val van Luik nog niet zulk een zware tegenslag, althans een verlies, dat niet onherstelbaar was. Al spoedig bleek, dat een gedeelte van dit Fransche plan schipbreuk lijden zou. Den 20en Augustus toch hadden de Duitschers Namen geheel omsingeld en dezelfde reuzen-kanonnen, die de sterke forten van Luik soms met maar enkele schoten hadden doen vallen, waren nu tegen de forten der Stelling Namen opgericht! Dan moest het Maasdal tegen den opdringenden vijand worden verdedigd, 't Kostte, wat het kostte, maar dien weg móesten de Franschen vrij houden! F,n tpo-pn Wnon Hio Hit- Veldmaarschalk John Frencb, opperbevelhebber CjU leggll ue troepen, Qie ait van het Engelsche expeditie-leger. 307 Fransche grens en den 25en Augustus forceerde het op Fransch grondgebied den overtocht over de Maas! Wèl werd het een dag later door een overmachtigen vijand besprongen, zoodat het weer over de rivier terug moest — maar Albrecht von Wurtemburg zette door en voor de tweede maal trok hij de Maas' over. En nu waren zijn maatregelen van dien aard, dat geen Fransche aanval, hoe fel ook, zijn opmarsch kon verhinderen. Immer strijdend ging het ook immer voorwaarts! De Franschen werden teruggeworpen; hun wijken ontaardde somwijlen in een vlucht. Albrecht von Wurtemburg trok zegevierend Frankrijk binnen. Was zijn leger den 26en Augustus even ten zuiden van Mézières, den 30en was het reeds halverwege de Aisne en nauwelijks vier dagen later had het deze rivier ook reeds achter den rug! De 2e, 3e en 8e Duitsche legers — onder de generaals Von Haussen, Von Bülow en Von Kluck — hadden tijdens den Grooten Opmarsch niet alleen Fransche soldaten, maar ook die van het Engelsche expeditie-leger *) tegenover zich. En onder de vaandels der groote Republiek streden ook zwarte troepen uit Afrika. 2) ]) Engeland heeft niet als alle andere landen een staand leger. Er bestaat geen dienstplicht, zooals o.a. ten onzejit, sedert Napoleon de conscriptie invoerde. Het leger, dat Engeland indertijd naar Zuid-Afrika zond, bestond uit mannen en jongelingen, die zich daarvoor hadden laten aanwerven. Ook voor den Oorlog tegen Duitschland werd slechts van vrijwillige krachten gebruik gemaakt. En het was vooral aan het beleid van den nieuw opgetreden Minister van Oorlog, Lord Kitchener — welbekend uit den Boeren-oorlog — te danken, dat het Engelsche expeditie-leger, flink uitgerust en tot den strijd bekwaam, het Kanaal overstak. België had op hulp van Engeland gewacht. Tevergeefs. De landing in Ostende bleef uit, omdat de Engelschen daarvoor nog niet gereed waren. En toen, tusschen 12 en 20 Augustus, deze landing wel had kunnen geschieden, was de militaire toestand in België reeds van dien aard, dat Lord Kitchener het doelmatiger oordeelde, zijn leger op Franschen bodem voet aan war te laten zetten. Van uit Calais trokken toen de Engelschen met ijlmarschen naar de Fransche wapenbroeders, die in het noorden van Frankrijk en in het zuiden van België tegen de Duitschers moesten strijden. Bevelhebber van het Engelsche expeditie-leger was Sir French, eveneens een bekende' persoonlijkheid in Edgeland en een man met voor zijn landgroote militaire verdiensten. 2) Dat dé Fransehen zwarte troepen tegen den Europeeschen vijand in den strijd voerden, was reeds in 1870 gebeurd. Het was eên noodmaatregel van Frankrijk — eerder te billijken dan het feit, dat de Engelschen hun Indiërs deden overkomen! — want de stilstand en dies de achteruitgang van het Fransche bevolkingscijfer moest wel een terugslag geven op de Fransche legersterkte. De 309 Vooral deze laatsten toonden een woesten strijdlust. Alsof ze het gevaar niet achtten, zoo stormden ze tegen den kogelregen en de bajonetten der Duitschers in. Het strijdplan van dén Franschen generalissimus werd door de opstelling der troepen in Noord-Frankrijk en Zuid-België duidelijk. Aan de Fransche corpsen daar was de taak aangewezen, om met behulp der Engelsche troepen, de Duitschers niet alleen op te houden, maar ze ook in het Maasdal en bij Namen vóór te zijn. Een Fransche legermacht zou dan, door in Lotharingen binnen te vallen, de legers van Von Heeringen en den Beierschen Kroonprins omtrekken en op zijn minst tot werkeloosheid doemen. En het zelfde moest geschieden door de Fransche operaties in het Ardennen-gebied, waardoor de Duitsche Kroonprins en de Hertog von Wurtemburg getroffen zouden worden. Dit plan, hoe genieus ook, leed schipbreuk door de Beiersche overwinning bij La Garde èn door de kundige strategie en de stoutmoedige tactiek der Duitschers.s) De berekeningen van Generaal Joffre steunden er op, dat de Stelling Namen het langen tijd tegen een Duitschen aanval zou volhouden. Bovendien overviel het hem, dat de Duitschers — zonder noemenswaard tijdverlies — Brussel bereikten en vandaar — óók weer zonder eenig oponthoud! — zuidwaarts trokken. Niet aan de Franschen gelukte het, om een wig te driiven in de vijandelijke legers. Integendeel! Door den inderdaad — van krijgskundig standpunt bezien — grootschen en meesterlijken Opmarsch der Duitschers door België werd de rechtervleugel van Senegaleezen en Algerijnen, die reeds in Zuid-België tegen de Duitschers streden, waren tot op zekere hoogte dus te beschouwen als aanvullingstroepen. En dat deze „zwarten" tot de meest vervaarlijke tegenstanders gerekend moesten worden, was riiet te verwonderen van deze voor een groot deel nog onbeschaafde „kinderen der woestijnen", wien de vechtlust in 't bloed zat. Onbeschaafden! Helaas, ze waren niet in Europa gekomen, om beschaafdheid op te doen! Was niet de Groote Oorlog een slag ih 't aangezicht der beschaving? ') Hier volgen eenige uitspraken van militaire deskundigen, die getracht hebben de begrippen strategie en tactiek te definiëeren. Von Clausewitz: „Tactiek is gevechtsieer. Strategie daarentegen is de leer van de leiding der strijdkrachten tot aan het begin van het gevecht en van de aaneenschakeling der gevechten tot de eindelijke overweldiging van den vijand". Jomini: „De strategie omvat het geheele oorlogstooneel; de werkkring der tactiek begint eerst met het gebruik der wapenen". In vele Duitsche militaire leerboeken leest men: „Strategie is de leer der oorlogvoering, tactiek die der gevechtsvoering". Generaal-majoor Plantenga zegt in zijn „Strategie en Krijgsgeschiedenis" o.m.: „In het algemeen bepaalt de strategie, waar het leger moet worden verzameld, waarheen het moet marcheeren, wanneer en waar gestreden moet worden Hoe gestreden moet worden, bepaalt de tactiek". 310 Een af deeling Engelsche infanterie met de stafmnziek voorop, gereed voor een strijd tegen de Duitschers. Een Schotsche troepenafdeeling over een hulpbrug trekkend. 311 Den 25en Augustus te middernacht werd door het Fransche Ministerie van Oorlog bekend gemaakt, dat het leger der Verbondenen had moeten terugtrekken. Wat moest niet een onuitsprekelijke weedom de harten van Regeering en volk vervullen, nu wederom het Fransche leger de nederlaag had geleden! En hoe hard was het niet, te denken aan dat ongelukkige Belgische land, dat ook thans weer de hoop op bevrijding vervlogen zag, dat lijdelijk, weerloos moest toezien, hoe zijn dorpen en steden in puin werden geschoten! Was niet Charleroi het tooneel geweest van een heftigen strijd? En deze stad niet alleen! Over schier ieder dorp, elk gehucht van het ver-uitgestrekte slagveld had als een opgezweepte orkaan de oorlog gewoed en leed en ellende gebracht! Het Fransche leger had moeten aftrekken, zei Viviani, de Fransche Minister van Oorlog. Maar het was erger, veel erger'nog. De aftocht werd een vlucht. En alleen aan de Engelsche'Bondgenooten was het te danken, dat het Fransche leger een débaele bewaard bleef, die de grootste rampen van het rampjaar '70 overtrof! Het waren de Engelschen, die, terugtrekkende, den aftocht der Franschen dekten en voorkwamen, dat de Duitschers zich tusschen de twee legers der Bondgenooten inwerkten. Een oógenblik meenden de Duitschers, dat dit plan was gelukt. En een voorbarig telegram snelde, reeds naar Berlijn, om te ver- _Het Stadhuis van Reims. 319 kondigen, dat de vijand omsingeld was Maar met opoffering van vele kanonnen, met een ontzaglijk verlies aan menschenlevens - één hunner leger-afdeelingen werd zelfs dermate getroffen, dat van de 1350 slechts 230 manschappen overbleven! — slaagden de rmgelschen er in denDuitschen druk te wederstaan. Het Fransche noorderleger was door de Engelschen gered! Generaal Von Haussen liet de vervolging der verslagen legers aan generaal Von Bülow óver. Hij overschreed nu de onbeschermde Fransche grens, en was den 30en Augustus reeds tot Rethel aan de Aisne doorgedrongen, waar hij opnieuw met eën FranschEngelsch leger in aanraking kwam en hen gedeeltelijk overwon, zoodat de overtocht over de Aisne ongehind erd kon worden voltrokken en de Opmarsch in de richting van Reims voortgezet. En den 3en September werd deze stad — de oude Fransche kroningsstad, waar de Maagd van Orleans, Jeanne d'Arc, na Frankrijk van het Engelsche geweld gered te hebben, Karei VII tot koning kroonde — bereikt. 320 De Kathedraal van Reims, een der meest beroemde -bouwwerken der wereld. De Franschen.... hadden de stad verlaten. Ook het Reims beschermende fort Vitry lieten ze zonder strijd in handen van den -vijand! De vrees voor den Duitscher moest wel groot zijn! En inderdaad, de Franschen hadden er reden voor. 't Moest hun wezen, alsof de gehaten onoverwinnelijk waren! Niets of niemand bleek immers tegen, hen bestand. Luik, Namen, Longwy — sterke vestingen toch! — waren in hun handen! De slag van Charleroi tot Bergen verloren! Het sterkste sperfort, dat de Fransche bezaten, Manonviller, ten oosten van Het „de zeeën beheerschende Engeland" voerde voor Frankrijk den oorlog ter zee. Daardoor werd het mogelijk, dat Fransche matrozen aan den strijd te land deelnamen. .Lunéville, was den 28en Augustus in Duitsch bezit! En was niet den 30en Augustus de commandant van Montmédy met de gansche bezetting der vesting tijdens een uitval gevangen genomen, tengevolge waarvan ook die vesting in de macht van het leger van den Duitschen Kroonprins gevallen was? Viel niet den 31en Augustus het sperfort Les Ayvelles den Hertog van Wurtemburg toe en . was niet denzelfden dag de rotsvesting Givet door de achtergebleven troepen van Generaal Von Haussen, die zich van de Oostenrijksche Skoda-kanonnen bedienden, veroverd, tengevolge waarvan ontzaglijke oorlogsvoorraden den vijand in handen vielen? En ook van uit het Noord-westen kwamen de Jobstij dingenj Op Leven en Dood. 21 321 toonden, hoe Von Kluck met forschen greep dat defensief brak, den Fransch-Engelschen tegenstand-vernietigde en... oprukte naar Parijs! En het waren maar heel enkele dagen, die Von Kluck daarvoor noodig had! Reeds den 3en September meldde de telegraaf aan de verwonderde wereld, dat de cavalerie van generaal Von Kluck tot in de nabijheid van Parijs was gekomen! De Verbondenen werden reeds terstond Von Klucks aanwezigheid in Frankrijk gewaar. Zijn eerste daad was een aanval op de ver- Na den slag was.het een droevige werkzaamheid, de fc-pri W9, aanirPTPorl rlie loopgraven na te gaan..... de dood vond hier immer Kea aangezegd, Qie Die vrees-bleek evenwel zonder grond. Generaal Von Kluck wilde dók „nach Paris" en met ijlmarschen ging'het op de hoofdstad der Republiek aan. Ondertusschen zocht hij, waar hij kon, den vijand afbreuk te doen. Dit gelukte hem o.a. zuidwestelijk van Maubeuge, waar de Engelsche troepen zoozeer door zijn onverwachten aanval werden verrast, dat zij meer dan duizend gevangenen en een groot aantal kanonnen in zijn handen achterlieten. En onderwijl hij nu links dan rechts uitviel, vervolgde hij zijn opmarsch. Inzonderheid de Engelschen kwamen zeer door het optreden van generaal Von Kluck in het nauw. Steeds uitgeweken voor het bindingslij nen van het Engelsche leger, met hetwelk hij reeds bij Roubaix in een gevecht was gewikkeld geworden. En ook deze eerste aanval op Fransch grondgebied gelukte, want de Britsche troepen werden zuidwaarts teruggedreven. Wat was het naaste doel van Von Kluck? Men vreesde, dat hij zou oprukken naar de kust, om daar de voortdurende landing van Engelsche corpsen te verhinderen. Reeds meende de vreedzame bevolking der kuststreek, dat ook hun grond het tooneel van bloedige slagen zou worden, toen ze vernam, dat aan de noncombattanten te Duinker- een rijken oogst. stad te verlaten. 330 Hoor Franschen en Duitschers werd" ook een hevige strijd gevoerd op het kerkhof te erom! Over de graven der dooden heen stortte men elkanders bloed! De Parij zenaars begrepen uit wat er op Zondagmiddag den 30en Augustus, gebeurde, dat de vijand dichter bij Parijs stond dan gemeld was geworden. De eerste Duitsche militaire vlieger, luitenant Von Hiddessen, vloog toen op een hoogte van 2000 meter over de stad. Scherp teekenden zich de ranke vormen van zijn Taube tegen de zonnigblauwe lucht af. „Die is gekomen, om bommen op onze stad, op onzen Eifeltoren, op ons Louvre met zijn kunstschatten te werpen!" — riepen de samengeschoolde Parijzenaars uit. — „Waar zijn nu ónze vliegers, die dezen vermetele terug moeten drijven?" Ja, waar waren de om hun stoutmoedige driestheid zoo bewonderde Fransche aviateurs? Waarom bewezen dezen niet, dat'zij de lucht, die ze reeds lang veroverd hadden — óók de lucht, die zich over de hoofdstad welfde — niet beheerschten? De Duitsche Taube zette ongehinderd zijn zweeftocht over de millioenen-stad voort, rijzend en dalend, sierlijke cirkels beschrijvend en gevaarlijk-scherpe zwenkingen uitvoerend De bestuurder van die Taube moest een meester zijn op het gebied van de aviatiek! Dat was luitenant Von Hiddessen inderdaad. Zijn makkers bewonderden heni om zijn moed en zijn durf! Ze wisten, dat hij nimmer be- 334 vreesd was, een vliegtocht te ondernemen. Hij vlóóg bij nacht; hij vloog, als het mistte; hij vloog,"als het stormde. Hij was een man'met ijzeren zenuwen en een ijzeren hand. Dezen 30en Augustus vloog Von Hiddessen niet, om zich als een vollëerd meester aan de toeschouwers daar ver beneden hem te openbaren; hij vloog in dienst van zijn land. En hem was bevolen, de vesting Parijs in onrust te brengen en bezetting en inwoners te verschrikken door zijn koene daden. Parijs geraakte in onrust. Drie bommen vielen er uit de vijandelijke Taube omlaag in de stad; één op den hoek van de Rue Albouy en de Rue Vinaigriers en twee op de Quai Valmy. Was de aangerichte stoffelijke schade al niet van veel beteekenis — de daad van Von Hiddessen oefende wel op het moreel der hoofdstad invloed uit. Den brief, dien hij met een Duitsche vlag naar beneden wierp en die de woorden bevatte: „De Duitsche legermacht is voor de poorten van Parijs — gij hebt niets anders meer te doen dan u over te geven/' die brief was voor velen een openbaring van het gevaar, dat dreigde, dat misschien reeds in de onmiddellijke nabijheid was.... In de laatste week van Augustus waren nog twee gebeurtenissen voorgevallen, die den Parijzenaars stof tot nadenken gaven. Den 26en Augustus was de militaire gouverneur van Parij s, generaal Michel, in dit ambt vervangen door generaal Gallieni. En tegelijkertijd bijna was het bericht gekomen, dat er een ander Ministerie zou optreden! Nu mocht wel worden gezegd, dat generaal Michel De landelijke bevolking in het Noorden van Frankrijk — van huis én have beroofd — vond in de kerken een toevlucht. 335 gaarne naar het front wilde vertrekken, om zich daar met den erfvijand te meten en dat tot de Kabinets-wijziging was besloten, omdat het land een krachtig en . bekwaam Kabinet van waarlijk 'nationaal belang noodig had — de Parijzenaars dachten er het hunne van en begonnen langzamerhand elkander te verontrusten met de meest schrikwekkende verhalen over de wreedheden van den vijand! Eén van de eerste daden van het nieuwe Kabinet was de uitvaardiging van een oproep aan het Fransche volk, waarin hèt o.m. schreef: Kaartje van de vesting Parijs. „Frankrijks zonen vergieten hun.bloed voor vaderland en vrijheid, aan de zijde van de heldhaftige legers van Engeland en België. Zij bieden onversaagd den storm van vuur en ijzer, waarmede de vijand hen overstelpt, het hoofd. „Mogen ook velen hunner vallen, de natie blijft bestaan. De eindelijke zegepraal is verzekerd. „Een groote maar niet beslissende strijd begint. Hoe ook de afloop moge zijn, de oorlog zal voortduren. Frankrijk zal niet, zooals zijn vijand zich dat heeft voorgesteld, een gemakkelijke buit zijn. 336 „Franschen! Uw plicht is tragisch, maar eenvoudig: den indringer terug te werpen, hem te vervolgen en onzen bodem te bevrijden van Franschen, ha een nachtverblijf in een boerderij verkwikt, weer trereed tot de verdedisimr van hun vaderland. zijn tegenwoordigheid, vol te houden tot de grens van het mogelijke, tot het uiterste, om meester van onze eigen toekomst te blijven. „Reeds rukken onze bondgenooten, de Russen, op de hoofdstad Op teven en Dood. 23 337 Van allerlei bedekking werd ook in den strijd in Noord-Frankrijk gebruik gemaakt. DezeFransche soldaten, die zich in een wagen met stroo verdekt hadden opgesteld, namen uit deze verdekte stelling den vijand onder vuur. van het Duitsche rijk aan en brengen den terugtrekken den Duitschen troepen vele nederlagen toe. Wij zullen van het land alle offers, alle krachten, vergen, die het vermag te geven. Laat ons daarom vastberaden zijn. Het nationale leven, gesteund door financiëele- en bestuursmaatregelen, wordt niet onderbroken. Laat ons vertrouwen stellen in ons zelf en alles vergeten, wat niet het vaderland betreft. Laat ons het oog richten naar de grenzen, met den vasten wil om te overwinnen" Het Kabinet begon met moed — door sommigen den moed der wanhoop genoemd — zijn zware, taak. En het gelukte der Regeering inderdaad voor een oógenblik, het Fransche volk van de hoofdstad gerust te stellen. Doch het was maar voor een oógenblikr"*Want al spoedig deden nieuwe en steeds meer onheilspellende geruchten hun intrede in Parijs en veroorzaakten in de harten der Parijzenaars een zenuw-; achtige onrust, een steeds sterker wordende vrees..... De nacht van den 2en op den ,3en September was voor „het hart van Frankrijk" een nacht vol ontzetting. Het was geen geheim meer, dat de Fransch-Engelsche legers tot voor de poorten van Parijs waren teruggedreven en een sterke 338 Duitsche legermacht zich van de Seine tot den Moezel uitstrekte. Niemand verheelde het zich thans, dat een tweede beleg van Parp voor de deur stond, een beleg, dat voor de millioenen-stad niet anders dan ellende en de grootst mogelijke verschrikkingen kon meebrengen. En toen, 's nachts om één uur, lazen de Parijzenaars de RegeeringsProclamatie, waarbij bekend gemaakt werd, dat de Regeering tijdelijk naar Bordeaux verplaatst werd! Een „verplaatsing"! Het was wel ver gekomen met de Groote Republiek, dat haar Règeering tot denzelfden maatregel gedwongen werd als die, welke in het kleine België was toegepast geworden! De Parijzenaars begrepen, dat die „verplaatsing"' weinig'minder dan een vluchten voor de Duitschers beteekende! Den morgen van den 3en September, om even 8 ure reeds vertrokken de President eh de Ministers uit Parijs naar Bordeaux. In een Manifest aan het Fransche Volk deelde de Regeering de reden van haar — voor bijna ieder onverwacht — besluit, aldus mede: Franschen! Sedert eenige weken zijn onze troepen in verbitterde gevechten met het vijandelijke leger gewikkeld. De dapperheid van onze soldaten heeft hen op verschillende plaatsen besliste voordeden doen - — . Een Fransche kanonnier, op weg naar de vuurlinie 339 behalen, doch in het Noorden heeft de druk van de Duitsche strijdkrachten ons tot den terugtocht gedwongen. Deze toestand legt den President der Republiek en de Regeering een smartelijke beslissing op. Om te waken voor het nationale welzijn en de publieke organen zien zij zich voor het oógenblik verplicht uit Parijs te vertrekken. Onder leiding van zijn voortreffelijken bevelhebber zal het Fransche leger vol moed en vuur de hoofdstad en haar vaderlandlievende bevolking tegen den overweldiger verdedigen. De oorlog moet echter tegelijkertijd op het overige gedeelte van ons grondgebied worden voortgezet. Zonder vrede of wapenstilstand, zonder rustpoos of zwakheid, zal de heilige strijd voor de eer van de natie en het herstel van het geschonden recht wordenvolgehouden. Geen van onze legers is tot wijken gebracht en zoo sommige gevoelige verliezen geleden hebben, dan zijn de.leege plaatsen onmiddellijk weer aangevuld. Het oproepen der recruten verzekert ons voor het vervolg nieuwe manschappen, nieuwe krachten. Volhouden en vechten, dat moet het wachtwoord der verbonden legers van Engeland, Rusland, België en Frankrijk zijn. Volhouden en vechten, terwijl op zee de Engelschen ons helpen om de gemeenschap onzer vijanden met de overige wereld af te snijden. Volhouden en vechten, terwijl de Russen voortgaan op te rukken om aan het hart van het Duitsche rijk den beslissenden stoot toe te brengen. Het is de taak van de Regeering der Republiek, om dezen hardnekkigen tegenstand te leiden. Overal zullen de Franschen voor de verdediging van hun onafhankelijkheid opstaan, maar om aan de geweldige worsteling kracht en afdoendheid te verzekeren, is het noodzakelijk, dat de Regeering vrij blijft om te handelen. Op verzoek van de militaire overheid heeft de Regeering dus haar zetel voor het oógenblik naar een punt van het grondgebied overgebracht, waar zij in ongestoorde verbinding met het geheele land kan blijven. De Regeering verzoekt de leden van het Parlement zich niet ver van haar te verwijderen, opdat zij met hun medeleden een symbool van de nationale eenheid kunnen blijven vormen. De Regeering verlaat Parijs eerst, nadat zij de verdediging van de stad en het versterkte legerkamp met alle in haar macht staande middelen verzekerd heeft. Zij weet, dat zij de bewonderenswaardige Parijsche bevolking niet tot kalmte, vastbeslotenheid en koelbloedigheid behoeft te vermanen. Hier toont men steeds aan de meest verheven plichten te voldoen. Franschen! Laat ons waardig blijven onder deze tragische omstandigheden. Wij zullen ten slotte de overwinning behalen. Wij zullen haar behalen door een nooit te verslappen wil, door te volharden en door 340 Indische troepen leerden van de Engelschen het rijden met paarden In eene bespanning opdat zij later bij de artillerie dienst zouden kannen doen. Indische troepen in Frankrijk, bezig met het afladen van mnnitiekisten. Voor net vervoer dezer kisten werden bii voorkeur ezels en muilezels gebruikt, omdat de . velden voor wagens niet te berijden waren. 341 te zetten. Een volk, dat niet wil ondergaan en dat om zijn bestaan te redden voor geen beproevingen en voor geen offers terugdeinst, kan er zeker van zijn te zullen overwinnen. Het Manifest mocht al enkelen met nieuwen moed bezielen — op het meerendeel der bevolking oefenden deze woorden niet den minsten invloed, uit. Voor hen stond het vast, dat de Regeering gevlucht was. En wie kon, volgde dit voorbeeld. Een groote uittocht zooals de bevolking in de Belgische steden ook had ondernomen bij de nadering der Duitschers — ving aan. De rijken volgden de „verplaatste" Regeering naarBordeaux; de minderbedeelden stelden zich met een wijkplaats op het land tevreden. Parijs verkeerde den 3en September in een toestand van opgewonden vrees en van verslagenheid tevens. Parijs was den ondergang inderdaad zeer nabij! Duitsche soldaten, bezig met het slijpen hunner bajonetten, die Toen Was het zulke moorddadige wapens waren in den strijd van man tegen man. 't woord van één man, dat den Parijzenaars nieuwe hoop gaf. Een kort woord was het, in veel verschillend van het Regeerings-Manifest. Generaal Gallieni, de militaire Commandant van Parijs, sprak dat korte woord in zijn Proclamatie: Leger van Parijs! Inwoners van Parijs! De leden der Regeering van de Republiek hebben Parijs verlaten, ten einde nieuwe bezieling te geven aan de landsverdediging. Lt 342 heb opdracht gekregen, Parijs tegen den indringer te verdedigen en zal die opdracht tot het uiterste vervullen. Gallieni. „Ik zal die opdracht tot het uiterste vervullen!" Generaal Gallieni had het gezegd. En hij zou het doen ook. Daarvan was iedereen overtuigd, die hem kende. De vesting Parijs, die generaal Gallieni te verdedigen had, was na 1874 zeer versterkt. Ze bestond feitelijk uit drie groote verschanste legerplaatsen, die omsloten waren door drie gordels van forten. De buitenste van die gordels was op een afstand van 15 tot 18 K. M. van de stad gelegen en had een omtrek van niet minder dan 140 K. M. lengte! Een bombardement van Parijs, terstond nadat een vijandelijk leger de hoofdstad omsingeld had, zou eerst dan mogelijk zijn, als de forten tot zwijgen waren gebracht, of—gelijk het bij Luik'was gebeurd — één of meer doorgangen tusschen de forten waren geforceerd. En daartegen zou het bezettings-leger — niet veel minder 343 dan een half millioen mannen sterk! — zich met alle macht verzetten! Van een omsingeling der hoofdstad gesproken — zou dit den Duitschen legers wel mogelijk zijn, daar zij hiervoor ongetwijfeld tienduizenden en nogmaals tienduizenden manschappen zouden moeten afstaan? Maar de menschen voorraad in Duitschland was toch niet onuitputtelijk? De reusachtige verbindingslijnen in België en Noord-Frankrijk eischten immers een bewaking van honderdduizenden? De omsingeling een onmogelijkheid ? Voor de Parijzenaars stond het vast, dat de omvatting en belegering hunner vesting door de Duitschers, die in slechts even vier weken getoond hadden, dat het woord „onmogelijk" voor hen niet bestond, een feit zou zijn, vóór er een week nog maar was verloopen. Anders was de Regeering niet gevlucht! Het tweede beleg was aanstaande. Maar volhouden zouden ze. Tot het uiterste, zeiden ze generaal Gallieni na! HetFransche legerbestuur hield thans de offlciëele waarheid niet meer tegen, 't Erkende thans, dat de Duitschers uitalle richtingen zegevierend Frankrijk binnenrukten, al verzweeg het—begrij pel ij kerwijze! — nog'veel van wat op dien Opmarsch betrek- .Engelsche artillerie in stfl 6 oprukkende Duitschers. dringenden vijand stelde en king had hem toeriep: „Gij eischt onze In de onmiddellijke nabijheid der hoofdstad bulderde nu het De Matste vooral was op heftigen tegenstand gestuit. Gedurende zijn Opgeschut. Ja feitelijk kon worden gezegd, dat heel Noord-Frankrijk marseli van Longwy naar Verdun, en van Verdun verder zuidwaarts, hadden , , ,' ..j _.„nlo n.-mmoi- nnff rlo njprplH sterke Fransche troepenmachten — bijna het geheele Fransche middenleger het sehouwtooneel was van oen st u, zooa s nininiei nog (ie weieiu r . ,. , , , &. "tl suiuuwiuuucci woo van o j , ^ p vormend — hem den doortocht betwist. En zeer zware verliezen had het 5e had gezien. Overal, van Rijssel tot in een bijkans rechte lijn zuid- Duitsche leger geleden, toen het door het Argonnerwoud voorwaarts trok, toen waarts naar Parijs, van Parijs in een lijn oostwaarts tot Verdun, J) het zich daarna — den len September was het — in het Aisne-gebied op den vijand wierp. Dien dag streed het 5e leger onder de oogen van zijn Keizer. Niet alleen de legers van Von Kluck, Von Bülow en Von Haussen waren En was het die tegenwoordigheid, welke den Duitschers moed gaf, om door met onweerstaanbaar geweld diep in Frankrijk doorgedrongen — óók Albrecht von een stormloop zonder weêrga zich het bezit der vijandelijke stellingen te ver- Wurtemburg, óók Kroonprins Friedrich Wilhelm hadden hun Opmarsch voortgezet. werven, ook al viel het bezettingsleger van Verdun het Fransche veldleger bij? :; 11 stonden er de groote, vijandelijke legers tegenover elkander. En in het daartusschen, door den Duitscher verwonnen gebied, wras het een stille strijd van het Fransche volk tegen den overwinnaar en waren het de Fransche franc-tireurs, die steeds den erfvijand tot een immer-durende waakzaamheid noopten. Heel Noord-Frankrijk één slagveld. Ja, de bloeiende velden waren er platgetreden onder den voet der voorttrekkende legers of omwoeld door de spitse bommen van het veldgeschut. Gansche welvarende dorpen waren er in één rookenden puinhoop veranderd, omdat het vijandelijk vuur de in de straten en tusschen de huizen verschanste verdedigers had zoeken te treffen en langs de wegen was de grond donker gekleurd van het bloed, dat er had gestroomd, en waren de graven, in haast voor de gevallenen gedolven .... Heel Noord-Frankrijk één slagveld, maar ook één kerknof! Was het dan wonder, dat Parijs sidderde, toen het kennis kreeg van den toestand, waarin het land verkeerde? Maar ook — was het wonder, dat op dit oógenblik de met ondergang en dood bedreigde bevolking zich oprichtte, zich tegen den op- 345 haardsteden, gij wilt onze vrijheid — neem ze, maar eerst zult gij dan ons leven nog moeten nemen en dat leven — wij zweren het u — zullen wij tot een voor u uiterst duren prijs verkoopen!"....? Fransche lichtzinnigheid — immers spreekwoordelijk geworden I — maakte plaats voor een hoogen en heiligen ernst; onverzettelijke wilskracht verving de diepe neerslachtigheid, die over het „hart van Frankrijk" — gelijk als over heel Frankrijk zelf! — was neergezonken. En het was die wilskracht, die het Fransche leger bezielde met een ontembaren moed, het was die kracht, welke de vrouwen en dochteren van Frankrijk met een glimlach om den mond deed afscheid nemen van hun dierbaarsten Mocht het ook een afscheid zijn voor immer — Frankrijk riep! Het ging om de eer en den roem en de vrijheid van het vaderland!.... De Groote Opmarsch gestuit! Inderdaad — de Duitsche Opmarsch „nach Paris" was een wapenfeit, dat in de historie zijn wedergade niet had. De kracht en de snelheid, waarmede deze beweging werd uitgevoerd, stelde zelfs de roemrijke tochten van Napoleon, den Onoverwinnelijke, in de schaduw. Ongetwijfeld, de Duitschers van het jaar 1914 hadden aan dezen Opmarsch alles dienstbaar gemaakt, wat de vooruitgang in weten en kunnen gedurende een volle eeuw aan de menschheid had geschonken. Stoom en electrische beweegkracht deden de groote legers in enkele dagen een afstand overwinnen, die voormaals slechts in weken kon worden afgelegd. Maar.... ook hun tegenstanders, Franschen en Engelschen, hadden door den vooruitgang in wetenschap en techniek hun legers tot een bijna volmaakten staat van tegenweer en aanval kunnen brengen. Zij, evenals de Duitschers, konden langs de spoorwegen hun troepen in de gewenschte richting vervoeren, of met wind-snelheid door hun leger-auto's en motorrijwielen belangrijke tijdingen doen overbrengen. Telefoon en telegraaf waren evenzeer onder hun bereik en brachten ook bij hen de verbinding van al hun wijd-verspreide legers tot stand. Hun vliegers cirkelden ook hoog in de blauwe luchtzee, waar ze uren ver in het rond den horizon konden verkennen. En verpletterden de Duitschers met hun 42 c.M. bommen de zwaarste pantsering der forten en moesten in den strijd tegen de Skoda-kanonnen ook onverwoestbare betonwerken bez wijken — zij hadden hun Engelsche lyddiet-bommen, welker splinters gruwelijke wonden sloegen en welker gassen bedwelmden en verstikten en het Fransche turpiniet, de „verschrikkelijkste uitvinding der eeuw", waardoor de vijand met compagnieën tegelijk kon worden verdelgd! 346 De Groote Duitsche Opmarsch het gróótste wapenfeit in de historie der menschheid! In Berlijn en in Weenen heerschte een geweldige geestdrift en tot in de verst afgelegen streken der twee innig verbonden Keizerrijken drong de mare der immer voortdurende overwinningen door. Men hield elkander op straat staande. Wie elkander nooit van te voren gezien hadden, wisselden nu een blijden handdruk en opgetogen klonk het overal, waar Duitschers woonden: „Eén zegetocht, één ononderbroken zegetocht is het!" Ja, het was één zegetocht! Maar die tocht kostte ontzaglijk breede stroomen Duitsch bloed. De zeven Duitsche legers J) drongen Duitschers tijdens een patrouilletoeht in het Argonnerwoud. onophoudelijk verder door in het vreemde land, doch.... één kilometer terreinwinst werd niet zelden betaald met tien en meer Duitsche levens voor iederen voetbreed gronds! ') Feitelijk waren het v ij f Duitsche legers, die den Opmarsch volvoerden. De legers van den Beierschen Kroonprins en van generaal Von Heeringen werden door den Franschen vestingmuur van Belfort tot Verdun tegengehouden. Wel ontbraken ook hier niet Duitsche overwinningen, maar daarop volgende Fransche successen onthielden Kroonprins Rupprecht en generaal Von Heeringen steeds de vruchten van hun offensief. Konden aldus het 4e en 7e leger aan den „zegetocht" geen deel nemen — voor een niet gering deel oefenden ze hierop toch grooten invloed, doordat het Fransche Ooster-leger door hen werd „vastgehouden". 347 Dat de Duitschers zóó hun voorgenomen Grooten Opmarsch uitvoerden, dat de tegen hen verbonden Mogendheden met schrik en ontsteltenis werden geslagen en heel de overige wereld met evenveel verwondering als bewondering voor deze militaire pres- De Groote Opmarsch der Duitsche legers naar Parijs. De lijnen met de daarbij geplaatste datums geven aan, hoe snel die Opmarsch geschiedde. tatie vervuld werd, dankten zij aan de ongeëvenaarde snelheid, waarmede zij de bevolen bewegingen wisten te volbrengen; aan de kracht van hun aanval, die inderdaad, op welk punt hij zich. ook richtte, onweerstaanbaar was; aan de nimmer verbroken samen- 348 Parijs tot het uiterste verdedigen? Het was niet noodig thans. Het land had zijn aanval noodig! En hèt was Gallieni's aanval, bij de samenvloeiing van Ourcq Keizer Wilhelm, de „Opperheer van Duitschlands leger en vloot", in veldtenue. en Marne, die het zegevierende 8e Duitsche leger in gevaar bracht van de Duitsche hoofdmacht te worden afgesneden. Naar twee fronten, naar- Meaux en naar Esternay, had Von Kluck zich te wenden en het was een met den moed der wanhoop bezielde vijand, die hem van twee zijden besprong! Op Leven en Dood. 23 353 Gallieni's leger, het Leger van Parijs, liet generaal Von Kluck geen oógenblik met rust. Aanval op aanval deed het. En daar, waar het den vijand ontmoette, daar dreunde de grond onder de hoefslagen der paarden, daar werd de lucht verscheurd door het krijgsgeschreeuw der woest-kampende strijders en daar kleurden de velden rood van het bloed van Franschen en Duitschers beiden. En de golfjes van de Ourcq, waarover, toen de dag begon, de gouden zonnestralen hadden gespeeld en duizenden van lichtglansen getooverd, werden, eer nog diezelfde dag ter kim was gedaald, vertroebeld door slijk • eir menschenbloed Maar generaal Von Kluck kon Gallieni's aanval niet weerstaan. Dien dag werd de zegevierende Opmarsch van den „onoverwinnelijke" gestuit. Meer nog: Von Kluck wéék ') „Op het oógenblik, dat de slag wordt begonnen, waarvan het heil des lands afhangt, is het noodig allen te herinneren, dat het geen tijd meer is om achterwaarts te zien. Alle pogingen moeten worden aangewend om den vijand aan te vallen en terug te drijven. Een troep, die niet meer kan vooruitgaan, moet, het koste wat het wil, het veroverde gebied behouden en zich liever laten dooden dan terugwijken. Onder de tegenwoordige omstandigheden kan geen wijken meer worden geduld. Joffre". Joffre, de Zwijger, sprak. Het was den 7en September, dat hij deze dagorder aan zijn leger uitvaardigde; het was den 7en ook, dat de tot dusver immer voorwaarts gedrongen Von Kluck in noordelijke richting teruggeworpen werd. Generalissimus Joffre had lang — té lang ? — gezwegen. G eh a n d e 1 d had hij wél. Het herhaalde offensief in den Elzas was daarvan het bewijs. En ook naar het Noorden had hij gehandeld, getuige den strijd aan de Semois en den slag in het Maas-Sambregebied. Helaas echter voor de Franschen! De aanvallen waren telkens door nederlagen gevolgd en een voortdurende achterwaartsche beweging had hen nu'reeds bezuiden de Marhe gebracht! Wien die. nederlagen te wijten waren? Niet aan het gehalte en het aantal der troepen, die tegen den Duitscher in het veld werden gezonden, maar aan de bijwijlen geheel onvoldoende legerleiding, oordeelde de generalissimus! En ook toen De eer van de overwinning-, die het Leger van Parijs aan de Ourcq behaalde, kwam voor een niet gering deel ook toe aan den divisie-generaaL Manoury, die zijn Franschen met bezielende kracht in den strijd aanvoerde. 354 handelde hij. Hij zond de onbekwaam gebleken generaals naar huis, hoe ook de machtige vrienden der ontslagenen poogden, dit besluit te doen vernietigen Maar nu sprak Joffre, de Zwijger! Een Saksisch landweer regiment voor den Duitschen Keizer (geheel links) ln zijn hoofdkwartier paradeerend. Had hij zop gesproken den dag, nadat de Duitsche Kroonprins tusschen Verdun en Reims de overwinning had bevochten, zijn oproep zou door een* niet gering deel van zijn leger met een schier minachtend schouder-ophalen zijn beantwoord. Want dien dag was de tegenstand der Fransche weermacht ontzenuwd. 355 Een Fransche voorpost, met de bajonet een hooiwagen doorzoekend, om mogelijke krijgslisten van den vijand te voorkomen. Maar het gelukte den Zwijger, de op de verschillende slagvelden verslagen Fransche legers bijeen te verzamelen en ze door een meesterlijk volbrachten terugtocht aan een algeheele vernietiging door de Duitschers te onttrekken. Het was een gedwongen terugtocht, gedurende welken de echte Fransche patriotten zich moesten bedwingen, om niet in verwenschingen uit te breken jegens het land en zijn opeenvolgende regeeringen, aan wie ze de schuld gaven, dat het leger zich niet inden gewenschten staat van verdediging bevond.' Maar zij zwegen, evenals hun opperbevelhebber, en ze wachtten, evenals hij, hèt oógenblik van handelen af! En thans, den 7en September — onvergetelijke dag voor al wat Fransch was en voelde! — wg,s dat oógenblik gekomen. Joffre sprak het woord, waarop de patriotten hoopten en dat den mismoedigen weer hoop gaf. Niet den aanval van den vijand afwachten, maar zélf aanvallen! Hem terugdrijven! Zich liever laten dooden dan terugwijken! Generaal" Gallieni had getoond, dat de „onoverwinnelijke Duitscher" niet onoverwinnelijk was. En daarom: En avant! Vive la France!.... Voorwaarts! 356 Ook het Duitsche legerbevel wist, dat thans het gewichtigste oógenblik van den veldtocht in Frankrijk was aangebroken. Zoo het den Duitschers ook nu gelukte, de Fransch-Engelsche macht te verslaan, dan mocht de Tweede Fransch-Duitsche Oorlog in naam nog voortduren, in wezen zou hij geëindigd zijn! Het was generaal Tulff von Tscheppe und Werden bach, die het in een dagorder aan het legercorps, dat hij aanvoerde, uitsprak, van hoe groot belang de thans komende strijd was. Aldus riep hij zijn manschappen toe: „Vitry le Francois, 7 Sept., 10.30 n.m. „Het doel van onze lange, moeilijke marschen is bereikt. Devoornaamste Fransche strijdkrachten hebben den strijd moeten aanvaarden, na zich aanhoudend te hebben teruggetrokken. De groote beslissing is ophanden. Morgen zal dus de gansche Duitsche strijdmacht, waaronder ons legercorps, over de geheele linie van Verdun tot Parijs slag leveren. Om de eer en het welzijn van het Duitsche Rijk te handhaven, verwacht ik van elk officier en soldaat, dat hij in weerwil van .de hevige en heldhaftige gevechten van de laatste dagen geheel zijn plicht zal doen tot zijn laatsten ademtocht. Alles hangt van het resultaat van den dag van morgen af." Door heel Frankrijk werden in den Oorlogstijd jeugdige Fransche-recmten geoefend, opdat zrj mede den strijd tegen den erfvijand konden aanbinden. 357 Met gejuich ontvingen de Duitsche krijgers deze dagorder. In zoovele ontmoetingen met den vyand waren ze reeds overwinnaar gebleven! Zouden ze het ook niet in deze laatste worsteling zijn? Ja, ook zij wilden voor het Vaderland, voor het groote Duitsche Rijk strijden! Hun werd gevraagd, tot den laatsten ademtocht pal te staan en hun plicht te doen! Dat zouden ze, voor huis en haard, voor Duitschland en hunnen Keizer! "'/'^K Ja, hunnen Keizer bléven-ze „treu durch not und tot"! Van de Marne op de IHtfi teruggeworpen. De Groote Opmarsch der Duitschers — ongeëvenaard in de krijgsgeschiedenis aller eeuwen — was tot staan gebracht. De stoot, dien het leger van generaal Von Kluck ontvangen had, was zoo geweldig, dat hij door al de met hem samenwerkende legers werd gevoeld. Had het Duitsche legerbestuur ook maar eenigermate kunnen voorzien, dat de voorgenomen omsingelings-beweging zelfs reeds in den aanvang op een volkomen mislukking zou uitloopen — het zou maatregelen getroffen hebben; dat Von KluCks nederlaag slechts een „plaatselijk karakter" zou hebben gedragen. De niet voorziene slag kwam nu echter zoo haastig en zoo onverwacht, dat heel het methodisch in elkander gezette veldtochtsplan uiteenviel. Een paniek dreigde. Ja, hier en daar in de Duitsche legers brak die vreeselijkste aller rampen, die een leger te velde treffen kan, zelfs reeds uit! Zoo dich t bij het doel en dan terue'seworrtp.n t,p. wnrHonl , ,, ,, t a r, k . ! DeFransch-Engelschemacht Veldmaarschalk Lord Roberts, gedurende lange ° jaren één der hoofdpersonen in het haastte zich, Om de VemietiEngelsche leger. 358 ging van de vijandelijke legers tot een voldongen feit te maken. Generalissimus Joffre begreep, dat er in het Duitsche hoofd• kwartier rusteloos zou worden gearbeid, tot de dreigende en uitgebroken paniek zou zijn bezworen. En daarom — vóór de nieuwe bevelen tot de uitvoering van nieuwe plannen de Duitsche legers zouden hebben bereikt, moesten deze ver teruggeworpen en, als 'tkoD, van den Franschen bodem geheel verdreven zijn, zoo het niet aan de Verbondenen op hun beurt gelukte, den vijand te omsingelen. De Franschen streden als nooit te voren. Ze hadden immers een dubbele revanche te nemen! Niet alleen moesten Straatsburg en Elzas-Lotharingen worden gewroken — ook Charleroi en Longwy, ook Rijssel en Reims, ja al de dorpen en steden van het door den Duitscher bezette gebied riepen om wraak. En achter hun rug wisten de Fransche legers een sidderend volk, dat radeloos van angst naar het zuiden was gevlucht en naar de veilige havensteden; een volk, dat beschermd en moest worden: hun volk Voorwaarts, immer voorwaarts drongen de Franschen, krachtig ter zijde gestaan door de Engelschen. De Engelschen waren den Franschen zeer welkome medestanders. Dezen verdwaalden militairen wielrijder van het Engelsche leger werd hulpvaardig door den Franschen dorpeling de juiste weg gewezen. verdedigd 359 mannen, die van Longwy tot hier den zegetocht van den Kroonprins hadden meegemaakt Toen — o, hoe onmeedoogend de oorlog den mensch toch maakte! - juichten de Franschen. Ze juichten en luide riepen hun officieren het uit: „Hier wordt 1814 gewroken! Als nu de Keizer hier maar was om te zien!" l) Over de gansche lengte en breedte van het front wonnen de Franschen en Engelschen en wéken de Duitschers. De huizen van de dorpen en steden, in welker nabijheid of in welker straten zelfs de strijd woedde, werden in puin geschoten. Maar de zonen van Engelsche Roode Kruls-zusters, na den slag gewonden verzorgend. Frankrijk voelden niet het leed van hun land. Ze juichten, want de vijand week! De velden waren op sommige plaatsen hoog bedekt met menschenlijken of bezaaid met de uiteengerukte lichaamsdeelen van soldaten — heel het schoone en bloeiende 'gebied ten noorden van de Marne was één puinhoop, één kerkhof, waar de lijken van menschen en dieren onbegraven bleven liggen één oord van afschuw en ellende ..... maar Fransche en Engelsche volksliederen !) Deze woorden, door een Engelschman uit den mond van Fransche officieren opgeteokend, bewezen, dat feitelijk de „wrok" tusschen Franschman en Duitscher reeds meer dan een eeuw bestond en dat er in het Fransche leger nog waren, die met een weemoedigen trots terug zagen op de dagen van de „grande armée" en zijn „empereur"! 365 klonken er en de donder der zware kanonnen was als muziek in de ooren der soldaten, die overwinnend dé Duitschers voor zich uitdreven. De nederlaag van Von Kluck had die van Von Bülow én Von Haussen tengevolge; het leger van Kroonprins Friedrich Wilhelm sleepte ook dat van Albrecht von Wurtemburg mee in zijn vlucht. Al de Duitsche legers waren op den terugtocht Het waren glorievolle dagen voor het Fransche leger en voor heel het Fransche volk. Rust keerde allerwegen terug. Men schertste en lachte weer. En niemand was er, die zich niet overtuigd hield, dat het Duitsche gevaar bezworen was. Een niet gering deel van 's lands. dankbaarheid oogstte generaal Pau, generaal „Soixante-dix", gelijk zijn soldaten hem noemden. Soixante-dix tocli was de naam van het Fransche kanon, op welks vernietigende kracht natie en leger hoopten in den strijd tegen den vijand. En „Soixante-dix" was óók generaal Pau: geweldig en onweerstaanbaar als het Fransche geschut. Wat generaal Pau dan had gedaan? Hij was van de veronderstelling uitgegaan, dat de Duitschers met groote moeilijkheden te kampen moesten hebben bij het aanvoeren van den benoodigden schietvoorraad voor hun legers. Fransche en Engelsche ingenieurs toch hadden zich beijverd, alle bruggen en spoorwegen in den rug van de invallers onbruikbaar te maken. Wanneer nu de beschikbare ammunitie den vijand kon worden ontweldigd, overlegde generaal Pau, zou hij als machteloos worden in het vreemde, hem vijandige, land. En dit overleg rijpt6 weldra tot een plan en dit plan werd, zoo spoedig als 't maar mogelijk was, uitgevoerd. Het was bij Crépy-en-Valois, zuid-oost van Compiègne gelegen, dat Fransche verkenners de aanwezigheid van een Duitsche ammunitie-colonne hadden gerapporteerd. Ze spraken er zelfs van, dat de trein een lengte van bijna vijf mijlen had! Generaaj^Pau zond er terstond zijn cavalerie op af. Er moest snel worden gehandeld, beval hij. En of ze snel handelden, deze Fransche cavaleristen. Ze spaarden hun dieren niet. Tot een steeds sneller galop spoorden ze hen aan. En met wijdgeopende neusgaten en hijgende flanken renden de dieren voort, sneller, steeds sneller. De Duitsche manschappen, die de ammunitie moesten bewaken, werden volkomen verrast. Even verdedigden ze zich. Toen staken zij, die aan de degens der Fransche cavaleristen ontkomen Waren, de handen op. Snél moesten de mannek handelen, had generaal Pau gezegd. Welnu, dat deden ze. Ze spaarden zich de — trouwens doellooze — 366 Alle rangen en standen; alle partijen waren er doordrongen van éénzelfde denkbeeld: „Deze oorlog is ons opgedrongen, wij hebben hem niet gewild; nu hij er is, zullen wij als één man het bedreigde vaderland verdedigen l" Zooals Dr. Ludwig Frank dachten in Duitschland de mannen van hooge geboorte zoowel als de mannen van wetenschap, de mannen, wier vuisten in den zwaren arbeid waren vereelt zoowel als de mannen, die in het studeervertrek voor de belangen van het volk werkten. Keizer Wilhelm zond, al zijn zonen in den krijg. In het heetst van, een gevecht, toen al de tamboers gesneuveld Een viertal Duitschers In het Argonnerwoud, in hinderlaag tegen de Fransch-Engelsche troepen. ■waren, greep Prins Eitel Friedrich den trommel en temidden zijner aanvallende kameraden voortgaande, was het zijn onverschrokken möed, die mee de mannen aanvuurde om te willen overwinnen. Prins Joachim, 's Keizers jongste zoon, als ordonnance-offlcier in dén slag aan de Marne werkzaam, werd door een granaat-kartets getroffen en bloedend van het slagveld weggedragen. En zooals 's Keizers. zonen, zóó streed heel het Duitsche leger Was het dan wonder, dat de terugtocht het met zijn leger meelevende Duitsche volk diep en zwaar trof?. De dood van één soldaat werd er door allen gevoeld. Op Leven en Dood. 24 369 „Dit is het begin van den weg naar Berlijn!" Het waren de Franschen, die dezen jubelkreet aanhieven. „A Berlin, a Berlin!" In 1870 hadden de straten van Parijs weergalmd van dezen roep. Ach, hoe bittere ontgoocheling volgde toen. Vesting na vesting gevallen, leger na leger tot overgave gedwongen zelfs de nakomeling van den grooten Veroveraar in Duitsche ballingschap! Maar thans was. het uur der bevrijding, het oógenblik van revanche aangebroken! De terugtocht der Fransche legers enkele dagen te voren was berekening, de overwinningen der Duitschers waren slechts schijn-overwinningen geweest. Joffre, de groote Meester, had den vijand diep landwaarts ingelokt, om dan, als het zijn tijd was, zijn slag te slaan, zijn Meesterslag! Zoo oordeelden de Franschenl) en opnieuw klonk nu in de straten der hoofdstad de kreet: „A Berlin, a Berlin!" En zoo zeker geloofden de zegevierende Franschen en Engelschen aan het- „einde der militaire heerschappij van Duitschland", dat ze het reeds onder elkander een wonder noemden, indien er nog één Duitscher veilig over de grens en in zijn vaderland zou komen.... Den 12en September was het, dat de Zwijger Joffre weer sprak. Hij sprak voor de ooren van heel de wereld, toen hij aldus zich tot zijn leger richtte: „De slag, die sedert vijf dagen geleverd wordt, is geëindigd met een onbetwistbare overwinning onzer wapenen. Het eerste, tweede en derde Duitsche leger trekken terug voor onzen linkervleugel en ons centrum. Ook het vierde Duitsche leger begint ten noorden van Vitry-le-Francois en Sermaise (ten Z.W. van Révigny) terug te trekken. De vijand laat tal van gewonden en groote hoeveelheden munitie in den steek. Overal maken onze troepen krijgsgevangenen. Het door ons gewonnen terrein toont de duidelijke sporen van den verbitterden strijd en van de geweldige -inspanning, waarmede de. Duitschers hebben getracht onzen opmarsch te stuiten. De krachtige hervatting van het offensief heeft ons succes verzekerd. Officieren, onderofficieren en soldaten: Gij hebt gehoor gegeven aan mijn oproep. Gij hebt u zeer verdienstelijk gemaakt jegens het vaderland! Joffre." ") En niet alleen de Franschen! Ook Engelschen! Ja zelfs ook'de toeschouwers, in neutrale landen meenden, dat generaal Joffre de Duitschers in een val had gelokt. Met deze meening waren echter de feiten in tegenspraak, dat generaal Joffre herhaalde malen zich tot het uiterste verweerde en zelfs tot den aanval overging. De achterwaartsche Fransche beweging was inderdaad een niet te loochenen terugtocht. 370 Terwijl een gedeelte der Duitsche troepen de loopgraven groeven, werden door een ander gedeelte deze verdedigingswerken reeds benut voor den strijd. 371 Vastbesloten waren de Duitschers. Den vijand, dien zij thans kénden, dien zij om zijn moed en beradenheid hadden leeren waardeeren, zouden zij wederstaan. Het was geen overmoed, die hen zoo deed spreken: dien overmoed hadden ze achter gelaten op de slagvelden van het Marnegebied. Maar het was een rustig zelfvertrouwen, dat over de soldaten van de Duitsche legers gekomen was. En dat vertrouwen maakte hen sterk, deed hen niet terugdeinzen zelfs voor de aanvallen der in getalsterkte overmachtige vijanden noch voor de tijgerachtige sluwheden en wreedheden der Indische krijgers, De verovering van Maubeuge — die den 8en September plaats greep, maar welker groote beteekenis in de verwarring van den terugtocht niet tot hun denkvermogen was kunnen doordringenJ) — de verovering van Maubeuge, versterkte in de Duitschers het vertrouwen, dat zij zouden overwinnen en deed hen tevens de teleurstelling over het verloop van den slag in het Marne-gebied minder hevig gevoelen. De verovering- van Maubeuge was wel een zeer belangrijk feit. Voor de eerste maal in dezen veldtocht toch moest men een Fransche vesting vermeesteren, die met vooruitgeschoven forten en tussehenliggende versterkte stellingen voorzien was. Deze stellingen bestonden uit versterkte loopgraven, vele overdekte ruimten, sterke draadversperringen, talrijke diep in den grond ingegraven batterijen en voor alles was er krachtige en bewegelijke artillerie. Bovendien was op het noordoostelijk front een gepantserde trein in actie. Zes forten en zeven daartusschen liggende werken moesten worden vermeesterd. De Duitschers hadden vier aanvalsfronten gevormd. De hoofdaanval richtte zich tegen de noordoostelijke forten. Het zware geschutvuur der Duitschers ving aan op een afstand van 8 tot 10 K.M. De stukken bestonden uit 21 c.M. mortieren verdragende kanonnen met vlakbaanvuur, modern geschut met krom baan vuur en 42 c.M. mortieren, versterkt door de Oostenrijksche 30,5 c.M. motor-mortierbatterijen. Den 8sten September capituleerde de vesting met 40.000 man, die onmiddellijk naar drie stations ter overbrenging naar de exercitieterreinen in Duitschland werden weggeleid. De belegering van Maubeuge duurde van 26 Augustus tot 8 September. „Onder de gevangenen bevinden zich tot groot leedwezen van onze troepen slechts 120 afgedwaalde Engelschen, jongelieden van 18 tot 20 jaar" — zoo schreef een Duitsch oorlogs-correspondent aan zijn blad. Een zin, die boekdeelen sprak. Want de Engelschen — d i è veel meer dan de Franschen, ja feitelijk de Engelschen alleen! — werden door de Duitschers beschouwd als de vijanden van hun land en hun volk. Tegen Engeland inzonderheid was het, dat Duitschland op leven en dood den Grooten Oorlog voerde. 373 in ae hitte van den strnd kon aan het gereedmaken van loopgraven niet worden gedacht. De Duitschers — immer voorzien van een schop — wierpen snel een heuveltje op, van waar achter ze op den vijand vuurden. Den 14en September werd in het Aisne-gebied de strijd tusschen de Duitsche en de Verbonden legers hervat. Van Verdun tot La Fère werd met verbittering, met een schier nog ongekende hevigheid gevochten. De Franschen en Engelschen wilden door den Duitschen muur heenbreken — de Duitschers, vastbesloten, wilden stand houden. Dien dag bleef de slag onbeslist. Dien dag! Maar ook de volgende dagen, ook de volgende wéken, ook de volgende m a & u d e n! Het Fransche offensief faalde telkens tegenover het Duitsche defensief. Want de Duitschers hadden zich zulke sterke stellingen gekozen, dat het den Verbondenen noch door kanonnades noch door storm-aanvallen gelukken mocht, hen daaruit te verdrijven. Doch ook omgekeerd: als de Duitschers het offensief hernamen, faalde dit tegenover het defensief der Franschen en Engelschen. Want ook dezen hadden zich dermate verschanst en ingegraven, dat de Duitschers niet bij machte bleken, hen te overweldigen. De veldslag in het Aisne-gebied werd van lieverlede een Stellingoorlog. De tegenstanders groeven zich tegen elkander in, loopgraaf werd tegenover loopgraaf gesteld Het werd een strijd ónder den grond Wéken, maanden hield de strijd in het Aisne-gebied aan. Soms poogden de Franschen en Engelschen er een einde aan te 374 maken door een omtrekkende beweging uit te voeren, opdat zeden vijand in den rug konden aanvallen. Maar de Duitschers, even vlug in hun bewegingen als hun tegenstanders, zonden schielijk dan een gedeelte hunner troepen naar het bedreigde punt en het gevechtsfront was weer met één of met meerdere kilometers verlengd. Doch ook weer omgekeerd: als de Duitschers trachtten den vijand te omsingelen, verhinderden de Franschen en Engelschen dit, door op hün beurt hün gevechtsfront te verlengen Woedde den 14en September de Slag van de Aisne over een gebied van Verdun tot in de nabijheid van La Fère einde October strekten zich in den Stelling-Oorlog de wederzijdsche slagfronten uit tot aan de Noordzee! Van Mühlhausen in den Elzas tot Verdun, van Verdun tot La Fère, van La Fère tot Bijssel en tot Nieuwpoort in België — over een front van 800 K.M. lengte! — stonden de legers tegenover elkander. ; Wie zou in dezen strijd zonder wederga de overwinning behalen ? In de loopgraven, die reeds van te voren door de Duitschers in het Aisne-gebied waren gegraven, werd een afzonderlijke bewaarplaats voor de munitie ingericht. 375 BELGIË IN DEN OORLOG. Belgische franc-tireurs en Duitsche représaille. Toen — den 4en Augustus — de eerste Duitsche troepen de Belgische grens overschreden, werd met kwistige hand een door generaal Von Emmich onderteekende en in het Fransch gestelde Proclamatie verspreid, waarin de Belgische bevolking werd aangemaand, den Duitschen troepen den doortocht niet te versperren. De Proclamatie miste evenwel haar doel. De bewoners van Walenland ontstaken in woede over het onrecht, dat hun land werd aangedaan en in blinden driftygrepen zij naar hun geweer, legden aan op den voorbijtrekkenden troep en trokken af, onverschillig voor wat een onvermijdelijk gevolg van hun daad zou zijn Bij het Verdrag, betreffende de-wetten en gebruiken van den Oorlog te land — vastgesteld in de Eerste Vredesconferentie van 1899 en herzien in de tweede van 1907 — was een Reglement als bijlage gevoegd, waarin over Oorlogvoerenden werd gesproken. Niet alleen de tot het Leger behoorende soldaten, maar ook de leden van vrijwilligers-corpsen werden als oorlogvoerenden erkend, indien zij tot hun hoofd hadden een voor hen verantwoordelijk persoon; een op een afstand zichtbaar vast onderscheidingsteeken hadden; hun wapens openlijk droegen en zich bij hun optreden hielden aan de wetten en gebruiken van den Oorlog . Maar wat bekommerden zich de bewoners van Walenland om dat Reglement! Ze kenden het niet eens. En wie kennis mochten dragen van wat dit Reglement als verplichtend voorschreef, die meenden, dat de „Duitsche daad van onrecht" hen van al die verplichtingen onthief. Vrijwilligers-corpsen werden niet gevormd. Hoogstens sloten drie 376 of vier Belgische burgers zich aaneen, maar van dit troepje was niemand de aanvoerder. Allen waren ze voor elkander gelijk; aUen waren ze bezield met een ontembare woede jegens den invaUer. Een onderscheidingsteeken? Niemand van hen, die het droeg.Toch — ze waren herkenbaar. In hun oog gloeide een vuur, het vuur van den haat. En als ze daar de Duitsche huzaren-patrouiUes over hün land zagen rennen en het Duitsche voetvolk met zelfbewusten stap over de wegen zagen marcheeren, dan grepen ze naar de buks, die zij onder hun kiel hadden verscholen, of ze snelden naar den zolder, , waar, immer geladen, hun jachtgeweer hing, en schonden de wetten en gebruiken van den oorlog. En steeds meer ontembaar werd hun drift; aldoor sterker werd in hen de begeerte, om wraak te nemen op den vijand, die de velden vertrad en de oogsten vernielde, de vredelievende burgers uit hun woningen verjoeg en de soldaten des lands als slachtschapen voor zich uitdreef. Ze konden zich niet betoomen, als in hun onmiddellijke nabijheid de strijd woedde en ze zagen, hoe de mannen en jongelingen van hun volk werden neergeveld door lansstooten en door de kogels uit de vijandehjke geweren en mitrailleurs. Dan was 't, of er een nevel voor hun oogen kwam; of het denkvermogen hen begaf; of er niets meer voor hen bestond, geen huis en geen haard, geen vrouw en geen kind, dan de vijand alleen, de sterke, overmachtige vijand, die hun kleine land overweldigde... en de kruitdamp, die opsteeg achter heg of muur, van uit boomgaard of open venster, verried aan den Duitscher, waar de franc-tireur verborgen zat, die wederom één hunner had neergeveld. Ais dan de over zulk een verraderlijken aanslag in woede ontstoken Duitschers toesnelden en den dader soms nog op de plaats zelf met het wapen in de hand grepen, dan stieten ze met hun geweerkolven hem voort naar hun commandant, die snel het onverbiddelijk vonnis over hem uitsprak Maar indien het den franc-tireur gelukte zich door een schielijke vlucht aan de wraak* van den vijand te onttrekken, dan trof de „gezamenlijke aansprakelijkheid" de bewoners van het dorp of de buurt, waar het schot was gelost en ... tien ^onschuldige burgers" moesten dan met hun leven boeten voor den moordenden kogel van den éénen franc-tireur Duitsche représaille-maatregelen — maatregelen ter afschrikking —- waren het onvermijdelijk gevolg van het deelnemen aan den oorlog door Belgische non-combattanten. De straf bleef niet uit: de lijken van gefusileerde franc-tireurs en burgers langs den weg, de verbrande huizen en de verwoeste buurten en dorpen, toonden aan wie nakwamen, dat het militair recht geoordeeld had. Het franc-tireurs-wezen vertakte in de eerste weken van 377 Augustus wijd en snel over heel het door de Duitschers bezette Belgisch grondgebied. Geen stad, geen dorp, geen gehucht, waar niet burgers in machtelooze woede het voortdringen van den vijand gadesloegen. Hoe in die Belgen de meest hartstochtelijke haat jegens den invaller oplaaide, als ze de radeloozen angst zagen, waarmede vrouwen en kinderen — mannen zelfs ook! — voortvluchtten; als ze in de verte of dichtbij den donder van het geschut hoorden, dat forten ineenschoof, steden bombardeerde en Belgische soldaten bij tientallen neervelde; als ze hoog aan den naChtelijkën hemel den vuurgloed zagen van in brand geschoten dorpen; als ze de gruwelijke verhalen hoorden van het geweld en den bloeddorst dier Duitsche soldaten, die zelfs vrouwen en kinderen niet spaarden! Ja, dan zocht de machtelooze woede een uitweg. Niet meer machteloos was hun arm, want in hun hand droegen ze het wapén, het wapen van den franc-tireur De Belgische Regeering bond in de eerste dagen van den Oorlog al den Belgen op het hart, het aan het leger over te laten, om den strijd voor 's lands vrijheid te voerend. De Regeering bleek echter niet in staat, de ontketende hartstochten der burgers te beteugelen. x) Het was daarom, dat de Duitsche Regeéring den 14en Augustus door middel van die van Nederland de volgende waarschuwing tot de Belgische richtte: „De Belgische Regeering heeft Duitschlands oprecht gemeende voorstellen om het land de verschrikkingen van den oorlog te besparen, afgewezen en gewapenden tegenstand gesteld tegenover den opmarsch door België, waartoe de Duitschers wel verplicht waren door maatregelen Van hun tegenstanders. België heeft den Oorlog gewild. Ondanks de nota van 8 Augustus, waarin de Belgische Regeering meedeelde, dat zij in overeenstemming met het oorlogsgebruik den oorlog slechts met geuniformde manschappen zou voeren, hebben in de gevechten van Luik tal van lieden onder bescherming van hun burgerlijke kleeding daaraan deelgenomen. Zij schoten niet \) Officiëel werd eerst wel ontkend, dat non-combattanten aan den oorlog -deelnamen. Doch deze ontkenning werd op haar beurt wederom weersproken ■door de feiten — feiten, die niet alleen door onpartijdig oordeelende personen, maar ook door Belgen zelf als waar en echt werden erkend. 378 Mobile Etappen Kommandantur Tongern, den 24|9 1914. Bekanntmachung. Verschiedene in der Provinz Limburg vorgekommeneFalieveranlassen mich.denBewohnern folgende Paragrapben bekannt zu ge ben : Nach S 58 Abs. I des Militar-Strafgesetzbuchs wird wegen Kriegsverrats mit dem TODE bestraft, wer mit dem Vorsatze, einer feindlichen Macht Vorschub zu leisten oderdenDeutschen oderverbündeten Trappen Nachteile zuzufügen, i. eine der im § 90 des Deulschen Slrafgcselzbuches bezeichnete strafbare Haadlung begehl, z. Wcgc oder Telcgraphenanslallen zcrslórl odcr unbrauchbar macht, 3. dem Feinde als Wegweiser au einer mililariachen Unttrnchrauag gegen Oeulschc dienl. odcr ala Wcgweiser kriegführendc deulsche odcr verbündete Truppen irreleiler, 4. war dem Feinde, in einer Weise, welche geeignel isl, die Truppen zu beunruhigen ader irrezuleilen, militarrsche Signale oder andere Zcichcn gibl. zur Flucht auffordert odcr da» Saam» meln zerslreuler Mannschaflen verhindert. 9. ca unlernimml, mil Personen im feindlichen Heer, ie der feindlichen Marine oder lei feindlichen Lande über Dinge, welche die Xriegsführung betreffen, mündlich oder schrifllich Verkehr zu pflegce odcr cinen solchen Verkehr zu vermiltetn, 6. feindliche Aufrufe odcr Bekanntmschungen im Heere verbreilct, 7. die pflichtmassige Füraorgc für die Verpflegung der Truppen unterliaal, t. feindliche Kriegagefangene freilassl. Der § 90 des Deutschen Strafgesetzbuchs lautet : Lebenslangliche Zuchthausstrafe trittein, wennder Tater : 1. Feshingen, Passé, bcselzte Plalze oder andere Verleidigungsposlcn, ingleichen Tcilc odcr Angehörige der Deulschen Kriegamacht in feindliche Gewalt pringl ; a. FceNweesrerke, Schiffe oder Fahracuge der Kriegsmarine, öffenllichc Gelder, Vorralc wee Weffen, Schiessbedarf odcr andere Kriegsbedürfnisse, sowic Brückcn. Eiscnbahncn, Telegraphcn wed Transporlmillel in feindliche Gewall brkigl oder zum Vurleile des Fcindca zcrslOrl oder unbrauchbar macht; 3. dem Feinde Mannschaflen zuführt oder Angehörige der deulschen Kriegamacht verlcilcl, zum Feinde überaugchen ; 4. dem.Feinde als Spion dient oder feindliche Spione aufnlmml, verhirgr oder innen Deletend leistet. Ferner wird darauf hingewiesen, dassdie Verbrei/ tang von Zeitungen oder sonstigen Drucksachen, die in einem nicht von deutschen Truppen besetzten Teile Belgiens erscheinen, verboten ist. Es ist ferner untersagt, zwischen diesem Teile Belgiens und dem von den deutschen Truppen besetzten Teile Nactarichten ' irgend welcher Artzu übermitteln. Zuwiderhandlungeh werden mit Freiheitsstrafe .bestraft. Besonders schwere Falie, namentlich das Unternehmen, der feindlichen Macht Vorschub zu leisten, ziehen. die Todesstrafe nach sich. STERZEL, Major und Kommandant. Proclamatie door den Commandant der Duitsche troepen tot de bevolking van Tongeren en omgeving gericht. 379 alleen op Duitsche troepen — zij sloegen wreedaardig gewonden neer en schoten geneesheeren dood bij de vervulling hunner plichten. Het gepeupel in Antwerpen vernielde op barbaarsche wijze het eigendom van Duitschers en vrouwen en kinderen werden op beestachtige wijze afgemaakt. Duitschland eischt ten aanzien van de geheele beschaafde wereld rekenschap van het bloed der onschuldigen en voor de met alle beschaving spottende wijze, waarop België oorlog voert. , Wanneer de Oorlog nu een wreedaardig karakter aanneemt, ligt de -schuld aan België. Om de Duitsche troepen tegen den ontketenden volkshartstocht te beschermen, zal van nu af aan elke niet-geuniformeerde, die niet door een duidelijk kenbaar teeken is aangeduid als gerechtigd te zijn om aan den strijd deel te nemen, behandeld worden als staande buiten het Volkenrecht. Wie de Duitsche verbindingslijnen vernielt, telegraafdraden doorsnijdt of ontploffingen veroorzaakt, kortom op welke wijze ook wederrechtelijk aan oorlogshandelingen deelneemt, zal als franc-tireur behandeld worden en onmiddellijk zonder vorm van proces worden doodgeschoten." De Belgische Regeering diende die van het Keizerrijk — ook al door middel van de Nederlandsche Regeering — terstond van antwoord. Aldus schreef zij: „België, dat den vrede wilde, is door Duitschland genoodzaakt de wapenen op te nemen en een wettige verdediging te stellen tegenover een aanval, dien niets rechtvaardigt en die strijdig is met de ernstige bepalingen der tractaten. Het stelt er zijn eer in, den strijd loyaal te voeren en alle regelen der wetten en gebruiken van den oorlog in acht te nemen. Sedert het binnenrukken der Duitsche troepen op zijn grondgebied, heeft zijn Regeering in alle gemeenten doen publiceeren en zijn bladen hebben eiken dag de bepalingen herhaald, die aan de burgers, aan de niet-combattanten verbieden, daden te verrichten, strijdende tegenover de troepen en de militairen, die het land overweldigen. De inlichtingen, waarop de Duitsche Regeering zich thans meent te kunnen baseeren, om te beweren, dat de Belgische bevolking het Volkenrecht overtreedt, berusten stellig op dwaling. De Regeering protesteert zoo krachtig mogelijk tegen de .juistheid der geuite beweringen en tegen de schandelijke bedreigingen van weerwraak. Indien het een of andere feit, strijdig met de wetten van den 380 oorlog later zal worden vastgesteld, zal er een gelegenheid bestaan, dit op zijn juiste waarde te schatten en rekening te houden met de begrijpelijke opwinding, die de wreedheden, door de Duitsche soldaten onder het Belgische volk bedreven, een door en door eerlijk volk maar energiek in de verdediging van zijn eerbied voor de menschelijkheid, hebben uitgelokt. Lang zou reeds de lijst zijn van die gruwelen, waarvan we de eerste bijeenbrachten, indien we haar thans moesten publiceeren. Geheele streken zijn verwoest en afschuwelijke feiten zijn in de dorpen bedreven. Een Comité, gevestigd aan het Departement van Justitie te Brussel, stelt de lijst dier gruwelen met een nauwgezette onpartijdigheid vast." Ten sterkste alzoo weersprak de Regeering van België de tegen de Belgische burgers gerichte beschuldigingen. In een later officiëel bericht kwam zij nogmaals op de zaak terug en aan alle Regeeringen verzond zij het volgend protest: „Het is onwaar, dat de bewonérs in den omtrek van Luik hebben deelgenomen aan de gevechten. Het is onwaar, dat in hinderlaag verborgen inwoners Duitsche geneesheeren, die gewonden verpleegden, hebben gefusileerd. Het is onwaar, dat gewonden bloot hebben gestaan aan wreedheden van de zijde der Belgen. België is onderteekenaar van de Conventie van Den Haag betreffende de wetten en gebruiken in den oorlog. Het komt deze Conventie nauwgezet na. Van het begin der vijandelijkheden af hebben de Belgische autoriteiten de bevolking eraan herinnerd, dat de burgers zich volkomen moesten onthouden van het gebruik maken hunner wapenen tegen de overweldigers en dat alleen het leger en de landweer, die beiden aan de gestelde -voorwaarden voldoen, daartoe het recht en den plicht hebben." Bedreven de Duitsche soldaten gruwelen? Ja, er werden gruwelen gepleegd! Onder de Duitschers evenzeer als onder alle vólkeren waren mannen, die reeds in het gewone dagelijksche leven op een laag moreel peil stonden. Mannen, die het onderscheid niet kenden of wilden kennen tusschen het mijn en het dijn; die in brasserijen hun leven sleten; die begrippen huldigden, welke streden met de eerste beginselen van zedelijkheid en eerbaarheid. Deze mannen 381 stonden nu in de Duitsche gelederen. In hen gloeide niet de ware vaderlandsliefde; zij voerden niet als velen hunner kameraden een strijd voor de rechten en de vrijheden van het Duitsche volksbestaan — zij voerden oorlog, om roof te behalen; om ongestraft [een reeks van wandaden te kunnen bedrijven. Reeds in den tijd der manoeuvres, der najaars-oefeningen te velde, verslapte vele malen de ijzeren discipline. De controle op in het garnizoen verboden handelingen werd immers geringer, daar de militair, dikwijls ver van zijn meerderen verwijderd, door het Vluchtelingen uit Visé. Bij honderdtallen verlieten in Augustus de vrouwen — ook mannen en jongelieden — het Belgische land. Slechts 't allernoodzakelijkste konden zij medenemen naar Nederland, dat de berooiden gastvrij ontving. geringer toezicht meer zelfstandig en vrij kon optreden. ^_ Hoeveel te meer moest dit dan niet het geval zijn ook in dezen Oorlog ? Ja, er was kaf verborgen onder het vele Duitsche koren. Slechte elementen waren ingeslopen tusschen de overtalrijke goede. En die slechte elementen oefenden een verkeerd-moreelen invloed uit op de zwakken en weifelenden van karakter. Die lieten zich dan meesleepen en vervoeren tot wreedheden en zeer laakbare handelingen. Een gruwelijk voorbeeld van soldaten-bandeloosheid viel te Canne, zuidelijk van Maastricht in België gelegen, voor. 382 Door den drank verhitte Duitsehe soldaten kwamen 's avonds te 9 ure aan de woning, waar.de echtgenoote van den burgemeester van Canne, Mevrouw Postwick, met den advocaat Dirckx en diens echtgenoote bijeen was. Toen op hun kloppen niet te spoedig de deur werd geopend, werden de soldaten door zulk een razernij bevangen, dat zij den heer Dirckx, die eindelijk opendeed, neerschoten en verder met de kolven van hun geweren bewerkten. Mevrouw Postwick, die kwam toegesneld, kreeg ook een kolfslag en werd zoo met de bajonet doorstoken, dat haar gezicht onkenbaar was. Mevrouw Dirckx kwam er met een schotwond af. Zij kon nog Visé na de verwoesting Geen straat, geen huis bleef ongedeerd. met haar zes kinderen naar Maastricht vluchten Het [huis, waarin deze moordpartij plaats greep, stond slechts vier Meter van de Nederlandsche grens verwijderd. Op een bezoek van de Duitsche soldaten daar had niemand gerekend Ja, er waren in het Duitsche leger wèl bandelooze elementen. Evenwel, wanneer de leger-autoriteiten kennis kregen van dergelijke gruwelen en/de misdaad bewezen werd geacht, trof een gerechte straf den misdadiger. Ook de moordenaars van Advocaat Dirckx en Mevrouw Postwick werden door de gerechtigheid achterhaald en een kogel maakte aan hun misdadig leven een einde. 383 Arm België! Den 15en Augustus werd Visé, dat reeds terstond na den inval van de Duitschers onder den oorlog ^ geleden had, andermaal het tooneel van verschrikking. De bewoners van het Maas-stadje hadden zich tot dusver ernstig en welwillend jegens de Duitsche troepen gedragen. Maar den aVond van dien dag werd door de daad van wellicht slechts enkele franctireurs ellende over stad en bevolking gebracht. Onverwachts — het was 11 ure 's avonds — werd op militairen geschoten. En vóór nog de Duitschers zich bewust waren, wat er was gebeurd, lagen één officier, één onderofficier en vier soldaten dood of stervend op den grond, terwijl nog zes andere militairen door de geweerschoten der franc-tireurs werden gewond. Onmiddellijk was geheel de Duitsche bezetting op de been. De trommels werden geroerd, bevelen weerklonken, geweersalvo's knetterden en in ieder huis drongen nu de Duitsche soldaten binnen, waar ze de bewoners, zonder onderscheid van rang, stand, leeftijd of geslacht dwongen, de woniog te verlaten. En terwijl de mannen van Visé op één hoop werden gedreven en onder sterke militaire bewaking gesteld, gingen soldaten van huis tot huis, om den brand in de woningen der schuldigen zoowel als in die van de aan de wandaad onschuldigen te steken. Visé was weldra één vuurzee. Overal sloegen de vlammen hoog-op. Geen straat, die ongedeerd bleef; geen huis, dat niet de sporen der verwoesting droeg. Met bleeke gezichten staarden de mannen naar dit schouwspel van ellende; aanhoorden zij het bevel, dat hunne vrouwen en kinderen voor 4 ure in den middag van den 16en Augustus de stad moesten verlaten; vernamen zij hün vonnis: als krijgsgevangenen zouden zij naar Aken worden gevoerd En zij, die beschuldigd werden, geschoten te hebben, werden, zoo ze niet hun onschuld konden bewijzen, gefusileerd Heel Visé boette voor wat enkele franc-tireurs hadden misdreven^ Te Luik werd 20 Augustus, 's morgens te half 10, een schot gelost uit één der huizen aan de Quai des Pêcheurs. Onmiddellijk schoten de Duitschers met mitrailleurs een twintigtal huizen plat. De bewoners dezer huizen werden door het vuur en door de neervallende' steenen gedood. Kort daarna werden een tiental woningen op de Place de 1'Uniyersité in de asch gelegd. Toen de brand een te grooten omvang scheen aan te nemen, Op Leven en Dood. 25 385 werd de brandweer gerequireerd en uitbreiding door nathouden van de naastbijzijnde huizen voorkomen. Zeer ernstig werd nu voor de Luikenaren'de toestand. De stad moest 10 millioen francs opbrengen. Het legerbestuur legde beslag op de gelden, in particuliere banken voorhanden. Alle zich in het bezit van de burgerij bevindende wapens moesten ingeleverd worden Eén schot was het slechts! Maar welk een ellende bracht dat ééne roekelooze schot over de Maas-Koningin van het Belgische land! Soiron, bij Luik, zag 200 Duitsche soldaten voorbijtrekken. Neen, ze hielden stil. Want dien nacht wilden ze in het dorpje verblijven. Vredig bleVen de soldaten op een boerderij en in de bijgebouwen van het kasteel, waar niemand anders was dan een boschwachter met een tweetal tuinlieden, 's Nachts kwam bij deze drie het dwaze denkbeeld op, om op de slapende Duitschers te schieten. Het eerste schot doodde den schildwacht. De soldaten dachten aan een groote overrompeling en in de verwarring schoten ze op elkaar. Er waren 13 dooden, onder welke de commandant, en 47 gewonden — ging als een loopend vuur het bericht door het Belgische land 's Anderen morgens boetten de boschwachter en de tuinlieden hun overijlde daad met den dood. Soiron boette mee. De soldaten, verbitterd over den dood van hun commandant en zoovelen hunner makkers, verwoestten het dorpje, dat door de bewoners reeds verlaten was. Namen was gevallen, Nauwelijks nog hersteld van de emotie der overgave, brak reeds den volgenden avond de verschrikking van Visé en Luik los over Namen, doordat één franc-tireur slechts zich vergat Uit een huis van de Grande Place werd op de soldaten geschoten. Terstond daarop donderde het geschut en snelden de Duitsche militairen door de straten der stad, roepend, dat niemand het wagen moest, ook maar één schot meer te lossen. En de Grande Place, waar één huis den franc-tireur had geherbergd, ging geheel in vlammen op. Het Stadhuis en de daartegenover liggende huizen zoowel als het gebouw der oogheelkundige kliniek brandden uit Een gansch complex van straten lag in puin. 386 En dat waarom? Omdat er één man was geweest, die zich niet had kunnen bedwingen; die — wellicht vóór hij dit zich-zelf bewust was —zijn vinger aan den trekker had gehad. En omdat de Duitsche militairen op Namen de „gezamelijke aansprakelijkheid" toepasten Heel de wereld was in beroering, om wat er in het Belgische land gebeurde; om het geweld, dat daar heerschte; om de vernieling, die daar werd aanschouwd. Een vreeselijk onweder was het, dat over Europa losgebroken was. Maar de oorlogsbliksem doorkliefde het allereerst de Belgische luchten en zijn donder rolde met breed geweld uit over de steden en dorpen van het vrije en onafhankelijke Belgische land Arm België! Het was inzonderheid Leuven, de door vele eeuwen heen vermaarde Universiteitsstad, het om zijn rijke kunstschatten en prachtige bouwwerken wereldberoemde Leuven, dat wreed door den Oorlog getroffen werd. De Leuvenaars hadden zich zoo veilig gevoeld. In de allereerste dagen van Augustus, toen vroolijk zingend de Vlaamsche Leeuwen door hun straten trokken, hielden ze er zich van overtuigd, dat het geen enkelen Duitscher zou gelukken door de Belgische linies heen te breken. Het onnoembaar-sterke Luik en het zich van Diest tot Namen uitstrekkende Belgische legerfront vormden een sterke dubbele borstwering voor heel het daarachter liggende Belgische land. Ongetwijfeld — zoo geloofden het de Leuvenaars — de invallers zouden met bebloede koppen moeten afdeinzen. En als straks, over nog maar enkele dagen, de legers der garanten van België's onzijdigheid — Engeland en Frankrijk — zich met dat der Belgen hadden vereenigd, zouden het Belgische soldaten zijn, die mee den Opmarsch naar Berlijn aanvaarden en den bruten Verkrachter van het volkenrecht in zijn eigen hoofdstad tuchtigen zouden. En met blijde, lachende gezichten zagen de Leuvenaars óp naar hun driekleur, de vlag van het onafhankelijke België, die schier van huis tot huis fier de banèn ontplooide. Maar Luik viel en het dappere Belgische leger werd uiteengeslagen en de Engelsche en Fransche legers bleven ver Een sombere Dinsdag was het den 18en Augustus voor Leuven. Want toen zag de stad in wilde vlucht, als door een paniek aangegrepen, soldaten en burgers door haar straten snellen „Naar* Antwerpen, naar Brussel!" was de roep, die alom werd gehoord. 387 Panorama van Leuven vóór de verwoesting. ggï'JS^fJ Intérieur van de wereldberoemde Universiteits-Bibliotheek te Leuven, zooals die vóór de verwoesting was. Leuven zelfs bood geen veiligheid meer, want de Duitschers trokken zegevierend op. En ze kwamen, de gevreesden! De Kathedraal van Leuven vóór de verwoesting. Van drie zijden tegelijk: langs de Thiensche Poort,*de Diestsche Poort en de Mechelsché Straat drongen den 19en Augustus de soldaten van het Duitsche leger binnen. Wèg vrüheid. wèe: onafhankelijkheid ! 390' L/euven was niet meer een vrije Belgische stad: verwonnen door den Duitscher werd het L ö w e n! Slechts drie soldaten van het Belgische leger waren nog in de stad gebleven. Zij hadden post gevat op bet kruispunt van de Geldenakensche Buitenvest en den Thienschen Steenweg. Wilden Het prachtige Stadhuis te Leuven, 't welk gespaard bleef bij de verwoesting. zij met hun drieën den strijd aanbinden tegen de honderden, de duizenden, die daar op de stad aantrokken ? Reeds hadden ze hun geweren in den aanslag, toen twee van hen, moedeloos, het wapen lieten zinken, het wegwierpen en vluchtten. Maar de derde bleef. De waanzin van den moed had hem overmeesterd. Hij alléén wilde den geweldigen stormvloed bedwingen De arme held! Een Duitsch geweerschot velde hem weldra 391 „Alles ist frei!" — Zoo riepen de Duitschers elkander toe, toen ze de straten geheel ledig zagen. Want schuw en bevreesd hadden de Leuvenaars zich in hunne woningen teruggetrokken. Toen begon de doortocht van een talrijke ruiterstoet, terwijl langs de Stationstraat ontzaglijke massa's voetvolk de stad binnenrukten onder het zingen van de „Wacht am Rhein", begeleid door pijpers en trommels. Dien dag reeds onderging Leuven het lot van een overwonnen stad. Na 8 ure 's avonds mocht geen inwoner zich buiten op straat vertóonen en de doodstraf bedreigde ieder burger, van wien bleek, dat hij zijn wapens niet ingeleverd had. Von Manteüffel, de bevelhebber der Duitsche troepen, wees het voorstel der Leuvensche overheid, om zijn manschappen in de kazernes en scholen te doen huisvesten, van de hand. Hij gelastte, dat zijn soldaten bij de inwoners zouden worden gehuisvest, een bevel, waaraan geen der Leuvenaars zich kon of durfde onttrekken De Leuvenaars) die voor overlast en voor ongebondenheden der Duitschers hadden gevreesd, herademden. „De Belgen zijn onze kameraden!" zoo zeiden de soldaten tot hen. Mocht ook al een enkeling ongevraagd een wijnkelder binnendringen — van gruwelijkheden, die de mare den Duitschers had ten laste gelegd, bleef geheel Leuven vrij. Het verkeer herleefde, 't Was, of de Leuvenaars zich er reeds mee hadden vertrouwd gemaakt, dat enkel Duitsche uniformen hunne straten vulden. Ja, inderdaad, de Belgen lachten weer onbezorgd; de mannen knoopten gesprekken aan met de Duitschers; de vrouwen en meisjes begonnen met de soldaten — vijanden toch van hun land! — te schertsen Evenwel, niet alle Leuvenaars deden zoo. Er waren er, die wrokten en mokten; mannen en vrouwen, in wier harten, eerst diep-verborgen, de haat naar boven welde. Hun blikken getuigden en hun fluister-gesprekken gewaagden er van, dat zij den invaller den dood toewenschten O, als het den soldaten van het op Antwerpen teruggetrokken Belgische leger gelukken mocht, Von Manteüffel uit het Stadhuis en zijn troepen uit de stad te verdrijven — hoe zouden ze juichen! En Franschman of Engelschman, die hun arme stad zou ontzetten en bevrijden, zouden ze als den redder van het vaderland huldigen en tot in het verste nageslacht zou het Belgische volk dien redder dankbaarheid bewijzen Herinnerde zich Von Manteüffel, dat hij zich in een vijandelijk land en temidden van een zijn leger vijandige bevolking bevond? Of berichtte de Duitsche verkenningsdienst hem, dat er gisting 392 vloekten den Duitscher en baden den hemel om hulp voor de bevrijders.... Eensklaps doortrilde één schok heel de stad! Niet meer ver-af maar dicht-bij, in de stad zélf, klonk geweervuur. Van den kant van het Station kwam het geluid, dat doordrong tot de verst verwijderde boulevards. Neen, niet enkel geweer-salvo's waren het —- duidelijk was het geratel van mitrailleurs te -onderkennen en ver boven al dit verschrikkelijk geweld klonk de scherpe donderslag van het kanon! vn'nVthSrir,«2i V^I),VOf^LnS, ^ed.reifde. ook het schoone Stadhuis, dat bewonderenswaardige voortbrengsel van architectonische kunst. Maar — gelukkig! — de Duitschers wistein, hiïr den brand-tot staan te brengen door de huizen in deWevfng varf dit kunslgewrocht ooo? dynamiet te doen springen " (pag. 398.) Waren de Belgen overwinnaars? Waren Fransche of Engelsche ontzettingstroepen de stad ter hulp gesneld en hadden die nu den vijand verrast? Was het gedaan met Von Manteuffels heerschappij ? Jammerlijke ontgoocheling voor de Leuvenaars, tot wie de hoop was gekomen Een doodelijke schrik overmeesterde hen, toen ze luide kreten van angst, achtervolgd door een woedend geschreeuw van wraak, vernamen; toen in een alles-omverwerpenden galop mannen te paard door de straten renden en Duitsche soldaten overal post vatten en neerschoten, wie zich buiten vertoonde; toen van bet Station tot het Stadhuis honderden geweerloopen op deuren 395 en vensters werden gericht en woedende Duitsche krijgers, met van kruitdamp zwarte gezichten, de woningen in dit stadsdeel binnendrongen en de bewoners soms onder kolfslagen naar buiten dreven; toen uit tien, twintig, honderd en meer huizen tegelijk de rosse vlammen sloegen en de Duitsche soldaten al maar door voortgingen den brand voedsel te geven, opdat heel de oude, roemrijke stad één rsrïne zou worden Wanhoop kwam over de Leuvenaars! De mannen en zonen werden van de zijde hunner vrouwen en moeders weggehaald, weggesleurd bij wijlen, en bij vijven en tienen tegelijk gefusileerd. Vrouwen en kinderen werden op één hoop gedreven en van hun echtgenooten en vaders gescheiden. „Man hat geschossen!" — Zoo klonk door heel de stad het Duitsche antwoord op de verschrikte vraag, waartoe dit alles geschiedde. — „Man hat geschossen!".... En weer werd op een vluchtenden burger aangelegd Een knal, een vuurvlam, en, door den Duitschen kogel gedood, stortte de vluchteling neer. Zoo hij gewond werd, achtervolgde hem toch de dood, want de vluchtende menigte en de haar achtervolgende soldaten vertraden hem onder den voet, of onder het van de brandende gebouwen neerstortende puin werd hij bedolven *) Heel den nacht — o, een eindeloos lange nacht was dit! — en *) Man bat geschossen! Tal van Belgen ontkenden sinds, dat in den avond van den 25en Augustus door Leuvensche burgers op de Duitsche troepen geschoten werd. Anderen daarentegen durfden deze bewering niet volhouden en bevestigden, dat er inderdaad Leuvenaars hun geweer op den vijand afvuurden, wijl ze vermeenden, dat een Belgisch of Fransch ontzettingsleger met de Duitsche soldaten van Von Manteüffel in strijd was gewikkeld. De Waarheid over Leuven? Op het oógenblik, dat deze regelen geschreven worden — 3 Maart 1915 — is nog steeds niet de sluier opgeheven, die voor deze waarheid hangt. Waar is, dat de Duitsche bezettingstroepen in Leuven den 25en Augustus voor het groqtste deel- uittrokken, om den uitval van het Belgische leger uit Antwerpen te keeren; waar is, dat slechts een bataillon landstorm-soldaten uit Neusz, meerendeels rustige huisvaders, ter bescherming van den spoorweg achterbleef; waar is, dat juist op het oógenblik, toen het geweervuur in de stad gehoord werd, een proviand-colonne door Leuven trok; waar is ook ten slotte, dat de landstorm-troepen uit Neusz en die proviand-colonne hevig beschoten werden Maar nog onbewezen is, het, van welke zijde dit vuur kwam. Beschoten in de duisternis de Duitschers elkander, toen de tegen de Belgen uitgetrokken troepen in Leuven terugkeerden? In een Aanhangsel achter dit werk hopen wij gelegenheid te zullen hebben, op dit punt terug te komen. 396 BEKEllUKIHG Aan de inwoners der stad Leuven. Vruchteloos hebben wij onze gemeentelijke afgevaardigden opgezocht. De laatste onder hen, M de Srhepene Schmit. wettelijk belet zijn ambt verder te vervullen, heeft ons den 30 Augustus, bet gemeentelijk gezag overhandigd. Ik meen dal het mijne plicht is dien last op mij te nemen, met de hulp van eenige gekende burgers, die aanvaard hebben mij Ier zijde te staan. In verstandhouding met de Duitsche Legeroverheid, vraag ik aan de inwoheTnem" LeUVe" indeslad te kome" en hunne gewone bezigheden Ie De bevelen uitgevaardigd door M. Colins blijven in voege. Ik herinner in 't bijzonder: I. Dat bet verboden is. na 7 uren 's avonds (Belgische uur), nog door de stad D*\al deien d'f.ge'ijk welk wapen of eenigen schietvoorraad hebben, verplicht zijn alles onmiddehjk op bet Stadhuis Ie kopen afgeven. 3. Dal alles wat kan vijandig schijnen aan bet duitsche leger met alle zont moet vermeden worden. ^ Op deze voorwaarden, heelt de duitsche legeroverheid ons beloofd dat er mels meer zal gebrand „och geroofd worden, en dat de bevolking niet meer zal bedreigd noch belastigd worden. J.S?nJn,ei.al,e Z?3 bea«om van nu «f de gemeentediensten te herstellen: inLï. ,di •8urg?ruUke S!and en de 0iens' «■ "«» stadswaler zullen ten spoedigste heringericht worden. Hï™/^iilieditnSlJe!.1 binsl den da8 gedaan worden door eenige vrijwilligers iZT^-JT*'!!!1 d™gCD me' de k,eUren der **■ en ee"e eenzelvigheid" kaart beide rechtmatig gestempeld. De mannen van goeden w,l die dezen d.enst willen waarnemen, worden dringend verzocht vandaag nog om 4? s namiddags, op nel stadhuis te komen 8' De Oemeenteschrijmr. Eug. Marguery. De aaof ewezen Burgemeester, A. JMERIJNCX. Het Komitat der burgers : Or BOINE. Pater CLAES. Br f. DEBAISIEUX Dr DEfiONINr» o. a . „.,,*. Kp». Mgr DKPLOIGE. , HELLEPUTTE, A THIERY, Dr iSSüKï VInUo Leuven, deu 1 September 1914. De Leuvenaars, naar alle zijden gevlucht, voor eèn groot deel ook naar gastvrij Nederland - uitgeweken, werden door deze Bekendmaking tot terugkeeren uitgenoodigd. 397 den daarop volgenden dag hield de helsche verschrikking over Leuven aan. De brand teisterde meer dan duizend gebouwen. De schoone cathedraal en de rijke Universiteits-Bibliotheek, die zoo vele handschriften en boekwerken van onschatbare waardij bevatte, werden verwoest, gingen in vlammen op. Van het Station tot het Stadhuis woedde de gruwel. En de verwoesting bedreigde ook het schoone Stadhuis, dat bewonderenswaardige voortbrengsel van architectonische kunst. Maar — gelukkig! — de Duitschers wisten hier den brand Plattegrond van Leuven na de verwoesting. Dit kaartje werd van Duitsche zijde verspreid, om te doen zien, dat van Leuven „slechts een gedeelte" — het op den plattegrond gearceerde — werd verwoest. tot staan te brengen door de huizen in de omgeving van dit kunstgewrocht door dynamiet te doen springen Arm België i Arm Leuven! De tegenpartijders van Duitschland noemden de Duitsche troepen barbaren, Hunnen. Ze verweten hen, geheel Leuven in de asch te hebben gelegd; honderden burgers te hebben ^Vermoord; . 398 als daemonen aan hun lusten den vrijen teugel te hebben gevierd !) ° Geheel Leuven echter werd niet verwoest. En temidden van de tooneelen der représaille gaven tal van Duitsche militairen soldaten zoowel als officieren - daden van menschenliefde te zien Velen van hen voerden de gegeven bevelen uit en werkten mee om de stad en haar bevolking te tuchtigen van wege de ingebrachte beschuldiging - maar hun blikken verduisterden zich als zy de weenende vrouwen en kinderen zagen, als zij de als schapen op één hoop gedreven ongewapende, weerlooze mannen met het geladen geweer moesten bewaken. Duitsche harten waren het, die deernis gevoelden met de ongelukkige bewoners van het ongelukkige land. En tal van Duitsche monden uitten een innig woord van beklag met het door den Grooten Oorlog zoo zwaar getroffen arm Belgié! ') Vrijelijk kan aan de vijanden yan Duitschland hier overdrijving worden verweten. Echter - dit moét gezegd - zelfs als de Waarheid dver llnZde JeTUit8Che beweri^en — ** -oeht brengen, zal, wat te Zenven leizerS?' * de e^Unis van he" „De door de Duitschers toegepaste wijze van optreden tegen de Belgische S ,eV°lk;r mf *nït 8Chynt 0n8 Diet ™»«/-» ^t bedoven kWaad, - schreef oud-Minister Colyn in zijn meer aangehaalde studie Wa,ÏT- fT? be7at inzonderheid * betrekking tot Leuven waarheid. Was het inderdaad noodzakehjk, dat 1120 huizen geheel of gedeeltelijk werden :^Tgt^rnm ^ ~ ~ onschSdigen- EINDE VAN HET EERSTE DEEL. Het Duitsche leger in Noord-Oost-België . \ \ . , . . . . 174 Generaal Léman 176. — Franc-tireurs 178-182. — Strijd bü ViSsé 183-194. — In het Land van Hervé 195. De val van Luik 196 Strijd bij Lixhe 196-202. — De brandstichtende franc-tireur van Berneau 203-204 — In Luik 206-210. — Duitsche methode van strijdvoeren 210-212. — Een aanslag op generaal Léman 213-216. — De toestand van Luik wordt ernstig 217-220. — Een Zeppelin boven de stad 221-224. — Val der Stad Luik 224-226. De val der Stelling Luik 226 De sterkte der Luiksche forten 226-227. — Proclamatie van Keizer Wilhelm aan leger en vloot 228. — Het Duitsche veldgeschut en de 42 c.M. kanonnen 229-231. — Val der forten 231-236. —.De nederlaag van een held 237-240. België in het eerste tijdperk van den Oorlog 1 242 De stemming in België 242-244. — Een Proclamatie van Koning Albert 244-245. — Luik gedecoreerd 246. —Misleiding van het Belgische volk 246-250. Van Luik naar Brussel 250 Duitschland herhaalt zijn aanvrage om een doortocht door België 250. — Het antwoord van België 251. — Het foutieve Belgische plan van verdediging 252-253.'— Gevechten bij Haelen en Diest 254-257. — Hof en Regeering van België vertrekken naar Antwerpen 258. — Wanhoop der Belgen 259-260. De Duitschers op -vveg naar Brussel 260-264. — Proclamatie van Burgemeester Max 265-266. — Overgave van Brussel 266. Alles Duitsch 268. De Groote Oorlog in West-Europa. Duitschland tegen Frankrijk , . . 269 Keizer'Wilhelm spreekt tot het leger .en tot het volk 269-270. — De Fransche legersterkte 271. — Hoopvolle stemming in Frankrijk 273-274. — Een Boodschap van President Poincaré 274. - Generaal Joffre 275-276. — Het Fransche vestingstelsel 277-280. - Het Fransche leger treedt offensief op in den Elzas 281-284.'— Een Proclamatie van generaal Joffre 285. — Strijd om en bij Mühlhausen 286-290. — Strijd bij Markirch en Schirmeck 291293. - Overwinning der Beieren onder Kroonprins Rupprecht bij La Garde in Lotharingen 293-297. —, Gereed voor den Grooten Opmarsch 298: De Groote Opmarsch 299 Onder Kroonprins Rupprecht van Beieren 299. — Onder generaal Von Heeringen 299-301. — Onder Kroonprins Friedrich Wilhelm'van Duitschland 302-306. - Val van Longwy 306. — Onder Albrecht von Wurtemburg 307-309. — Het strijdplan van generaal Joffre 310 — De Stelling Namen 312-316. — Slag bij Charleroi 316^320. — Onder generaal Vpn Haussen 320. — Jobstijdingen 321-322. — Onder generaal Von Bülow 322-326. — Onder generaal Von Kluck 327-331. — „Frankrijk is nog niet overwonnen!" 332. In het hart van Frankrijk . 333 Een Duitsche vlieger boven Parijs 334-335. — Een oproep van het nieuwe Kabinet tot het Fransche vólk 336-337: — De Fransche Regeering „verplaatst" naar Bordeaux 339. — Manifest van de Regeering der Republiek 339-352. — Generaal Gallieni 342. - Dé vesting Parijs 343-344. — Heel Noord-Frankrijk één slagveld en één kerkhof 345. — Frankrijk roept! 346. 402 ,De Groote Opmarsch gestuit! 346 De Opmarsch der Duitschers het grootste wapenfeit in de historie der menschheid 346-347. - De uhlaan 349. - Von Kluck wijkt voor Gallieni 350-354. — De Zwijger spreekt 354. — De beslissende slag 356-357. Van de Marne op de Aisne teruggeworpen 358 De voorwaartsche beweging der Franschen en Engelschen 358-359. — De Slag van de Marne 360-363. —Het leger van den Duitschen Kroonprins geslagen 363-364. — „Hier wordt 1814 gewroken!" 365. — Het succes van generaal Pau 366-367. — De terugtocht een zware beproeving voor Duitsch- ' land 368-369. — De revanche van Frankrijk 370-371. — De terugtocht komt tot staan 372. — De val van Maubeuge 373. — De Slag van de Aisne 374. Het begin van den loopgraven-oorlog 375. België in den Oorlog. Belgische franc-tireurs en Duitsche représaille 376 Verdrag betreffende de wetten en gebruiken van den Oorlog te land 376. — Het franc-tireurs-wezen in België 377. — Een Duitsche waarschuwing 378-380. — De Belgische Regeering weerspreekt de tegen het Belgische' volk gerichte beschuldiging 380-381. — Soldatenbandeloosheid 382. — Het drama van Canne 383. Arm België! 385 Visé verwoest 385. - Luik gestraft 385-386. — Soiron 386. — De „gezamelijke aansprakelijkheid" ook op Namen toegepast 386-387. — Leuven van 18 tot 25 Augustus 387-398. — Duitsche deernis met Arm België 398-399. CORRIGENDUM. Pag. 149 — regel 9 van boven — staat: „zei dienzelfden 29en Augustus de Duitsche Rijkskanselier " Deze datum moet zijn: 29 Juli. Pag. 358 staat in het opschrift van het nieuwe hoofdstuk: „Van de Marne tot de Oise". Dit moet zijn: „Van de Marne tot de Aisne". 403