OP LEVEN EN DOOD OP LEVEN EN DOOD Geschiedenis van den Grooten Oorlog DOOR M. VAN DER STAAL MET EEN BESCHRIJVING DER VOORGESCHIEDENIS VAN JOH. H. BEEN ARCHIVARIS TE DEN BRIEL TWEEDE DEEL DRUKKERIJ „LIBERTAS" — ROTTERDAM 1915 DE GROOTE OORLOG IN OOST-EUROPA. Rusland en zün bevolking. Rusland is een groot land. Het heeft een oppervlakte van 22.470.000 K. M.2 }) En dat wil wat zeggen! Van de geheele aardoppervlakte beslaat het één tweeen-twintigste, van het geheele vasteland één zesde deel. Slechts één rijk is grooter. Dat is het Britsche Wereldrijk met. zijn meer dan 29.000.000 K. M.s grondgebied. Maar dit reusachtig rijk strekt zich uit over al de vijf werelddeelen; hét is geen vast aaneengesloten geheel en dus meer een verzameling van brokstukken. Rusland daarentegen —Rossijskaja Imperija of Rossijskoje £ Gossudarstwo, zooals met trots de echte Russen hun land noemen — Rusland is niet in onderscheidenedeelen gesplitst. Het is ééivland, dat zich ononderbroken over de Oostelijke en grootste helft van Europa, over NoordAzië en het *) Nederland heeft van bijna 33.000 K. M.» Noord-weste¬ lijk deel van Centraal-Azië uitstrekt. Ja, Rusland is een groot land. Maar het is ook een rijk land. Ontzaglijke schatten aan delfstoffen bergt de grond: goud en zilver en edelgesteentën en platina en koper en lood en zink en yzer en steen- en bruinkool en zout en naph- de Koloniën niet medegerekend — een oppervlakte 1 van Rusland. Op Leven en Dood II. 1 ta — zouden het groote land een ongemeene welvaart kunnen bezorgen, zoo slechts met ijver en volharding de bewerking van den bodem werd ter hand genonfen. Het zou dit künnen, maar — helaas voor de Russen — de bevolking van het reusachtige rijk is dom en onontwikkeld; er heerscht onder haar nog een toestand, die vrijwel herinnert aan dien, waarin de volkeren van West-Europa tijdens de .Middeleeuwen verkeerden. Ongetwijfeld zijn er in Rusland, zoowel in de steden als op het platteland," intellectuëele en krachtige persoonlijkheden, maar die enkelingen vermogen niet de massa in beweging te brengen en haar de rijpheid en ontwikkeling, die in West-Europa heerschen, deelachtig te doen worden. En de meest betreurenswaardige toestanden blijven heerschen. Wat zijn — om een enkel voorbeeld te noemen — de vlakten in het onmetelijke rijk vaak niet vruchtbaar! Was weinige jaren geleden de Sarmatische vlakte niet nog het eerste korenland der aarde? Maar het is, of er ook op den landbouw een vloek rust, dat die nog immer op zoo lagen trap blijft! Of neen, het is geen vloek, die op dien landbouw rust. De vloek van het Russische land zijn de speculanten, die voor soms nog geen gulden per H. A. vrucht¬ baar land van de Kroon1) pachten. Na een roofbouw van drie tarweoogsten, gevolgd door een paar uitputtende vlas-oogsten, blijft dat eèrtijds vruchtbare land als woeste grond liggen! En daartegen rijst onder de Russen geen protest, of, zoo een enkele maal de wensch, om een beteren toestand te verkrijgen, den een of anderen moujik tot een daad voert, die op verzet gelijkt, wacht hem in de sombere cellen van een vreeselijke Russische gevangenis eerst en Michael Feodorowitch. de eerste Cnaar uit het [luis Romanóff. >) Ongeveer de helft van het bouwland is Staats-eigendom en behoort aan de Kroon; de andere helft is in het bezit van den adel of van de Mir (= dorpsgemeenschap; zie Dr. A. Kuyper: „Om de oude Wereldzee", dl. I, pag. 119 v.v.) In het eene geval wordt het land verwaarloosd; in het andere uitgeput. 2 later in de sneeuwvelden der Siberische woestenij de straf voor zijn misdaad Ja, Rusland moge ontzaglijk groot en rijk zijn — arm, ontzaglijk arm en beklagenswaardig is er de bevolking. En begrijpelijk is dan ook, dat in beschaafde landen een algemeene verontwaardiging heerscht over de onbeschaving en het barbarisme, die in Rusland nog hoogtij vieren. Maar. er pleiten voor hét Russische Rijksbestuur yerzachtende omstandigheden. Het land toch is zeer ongunstig gelegen en, waar die ligging gunstig genoemd zou kunnen worden, daar leggen verschillende factoren* waaronder vooral die van het ijs, aan handel, scheepvaart en nijverheid schier onoverkomelij ke bezwaren in den weg. Zoo is de haven van Archangel gewoonlijk van October tot April of Mei versperd en zelfs ook in de Pinsche Golf en op de Oostzee stremt de wintervorst vrijwel geregeld .drie tot vijf maanden lang alle scheepvaart. Ook de Zwarte Zee is niet vrij van ijs, al weegt dit bezwaar hier niet zoo sterk als dat van de hevige stormen, de dichte nevels en de verzandende havens, die den Pontus Euxinus van ouds kenmerken. De Kaspische Zee eindelijk is een binnenzee, gröotendeels door woeste steppenlanden omgeven. Ook zyn Ruslands zeeën te ver verwijderd van de groote wegen van den wereldhandel en staan zij met den Atlantischen Oceaan en de Middellandsche Zee op de naastb$gelegen plaatsen slechts in verbinding door Straten, die in het bezit van vreemde Mogendheden zijn (de Bosporus en de Dardanellen, de Sont en de beide Belten). Aziatisch-Rusland 3 Czaar Peter de Groote. verkeert voor verreweg het grootste deel in nog ongunstiger omstandigheden. En sedert in den Russisch-Japanschen Oorlog het rijk van den Mikado overwinnend uit den strijd kwam, is de ontwikkeling van Rusland in het Verre Oosten vrijwel stop gezet. Als tweede groote oorzaak voor het feit, dat Rusland op zoo menig gebied achterlijk is gebleven, moet het groote verschil in nationaliteit worden genoemd. Niet minder dan 142 nationaliteiten zijn het, die, wel onder één bestuur zijn vereenigd, maar die'meer of minder scherp zich van elkander onderscheiden en zich gescheiden houden. Neen, nimmer zal de bevolking van Rusland een eendrachtig en eenswillend volk kunnen worden! Reeds onder het ééne Slavisch bestanddeel van de bevolking des lands bestaat een zeer sterke onderverdeeling. Groot-Russen, Klein-Russen, Wit-Russen, Russen in Azië, Polen, Serviërs, Bulgaren en Tsjechen — het zijn allen Slaven, maar de broederband is in vele gevallen zeer zwak. Voorts zijn er nog in Rusland de Litausche volken (Litauers, Samogatiërs, Letten); de Grieksch-Latijnsche volken (Grieken, Rumenen); de Iranische volken (Armeniërs, Koerden, Osseten, Tadsjik, Perzen, Hindoes, Zigeuners); de Kaukasische bergvolken (Georgiërs, Mingreliërs, Lesgiërs); Mongolen (Kalmukken, Burjeten); Germanen en Semieten; Arabieren en Toengoesische volken; Hyrisch-finsche en Turanische volken; Hyperboraeërs of Arctici en Chineezen en Koreanen Inderdaad — het is schier een onmogelijkheid, om een rijk, dat zoo uitgestrekt is en welks bevolking dit zoo zeer van elkander verschillende nationaliteiten is samengesteld, te besturen naar de begrippen, die in West-Europa worden gehuldigd. En met meer of minder afkeer moge men bezield zijn tegen het Russische absolutisme — hetwelk, niettegenstaande het in 't leven roepen van de Doema, in wezen nog bestaat — en tegen de Russische bureaucratie het Russische volk van circa 175.000.000 zielen mist de historischeontwikkeling der West-Europeesche volkeren en is nog niet tot die politieke rijpheid gekomen, waartoe men ten onzent kwam. Groot, rijk, machtig Rusland — arm, beklagenswaardig, onontwikkeld Russisch Volk Er rijst onder de Russen geen protest tegen de barbaarschheden, waarvan zoowel het land als zijn bevolking ten slachtoffer strekken? Ja, er zijn er, die hun gevoelens niet in bedwang kunnen houden; die dan ook met woord en daad de massa trachten te winnen voor hun idee. Er zijn er, die den oorlog verklaard hebben aan het absolutisme en hét land doortrekken om de bevolking op te wekken tot opstand tegen het over haar staand gezag. Er zyn.er. En de Russische gevangenissen zijn vaak overvol met dezulken, 4 die „op-de-daad" zelf werden gegrepen, of tegen wie vermoedens gerezen zijn, dat zy de revolutionaire idee hebben gepropageerd of van die gedachte aanhangers zijn. En het verre Siberië is bevolkt met bannelingen, mannen zoowel als. vrouwen, rijken zoowel als armen, die zich aan „staats-misdaden" hebben schuldig gemaakt. Maar die alle zijn slechts enkelingen nog onder de velen! De massa laat de zaken, zooals ze reeds eeuw-in eeuw-uit zijn. En ook vrees weerhoudt haar, om gevolg te geven aan de revolutionaire opwekking, die tot haar komt. Vrees voor de gevolgen, voor de zware straf, die onverbiddelijk ieder treft, die zich ook maar even te ver waagt; vrees ook, om den geheiligden persoon van den Czaar, zij het dan ook maar slechts met woorden, aan te randen. „Batjuschka" — „Vadertje" zoo noemt de Russische boer zijn Vorst. En als „Vadertje" spreekt, neemt hij den ruigen muts van zijn hoofd en buigt hij eerbiedig voor den Keizerlijken wil. Als „Vadertje" roept, gehoorzaamt hij; waar „Vadertje" beveelt, loopt hij tegen een haag van bajonetten in. Voor zijn „Vadertje" gaat de moujik getroost in den dood, evenals zijn voorvader dit deed, twee, drie en meer eeuwen terug. Er zijn in dit wereldrijk oogenblikken geweest van geweldige spanning. Zulk een oogenblik was er, toen de oorlog met Japan duizenden en tienduizenden jonge Russische levens opeischte; zulke oogenblikken waren er ook in de tijden van geweldigen hongersnood. Dan stond het gelaat van den moujik onheilspellend strak, schoten zijn oogen vuur, krampten zich de zware handen tot bonkige vuisten samen Maar als dan de Kozakken verschenen, die met gevelde lansen op hen inrenden; als met striemende slagen de Russische zweep over hen heensuisde en bloedige strepen op die ruige koppen teekende, dan gingen de moujiks weer naar hun ellendige hutten terug en met de tranen van spijt, dat zij weerloos stonden tegenover een bruut over hen uitgeoefende overmacht, vermengden zich de tranen van berouw, dat ze tegen hun „Batjuschka" hadden gezondigd. Maar in de steden — daar verheffen zich bijwijlen hoog de revolutionaire golven; daar breekt dan de zoolang in stilte gepredikte opstand uit en drommen van tienduizenden vullen dan de straten, drommen, -tegen wie de kozakken zelfs niets vermogen. In de steden wordt steeds klemmender de luide roep om een wetgeving, gelijk die in West-Europa aan de volkeren werd geschonken. Daar gaan studenten met fabrieks-arbeiders saam, hoogleeraren met ambachtslieden en die allen vragen om recht; zij eisehen het af. Het nieuwe Rusland zal niet geboren worden op het platteland; in de steden zal het 't licht zien. 5 De Czarewitch van Rusland. En als dan de moujik kennis zal krijgen van het ontstaan van dit nieuwe Rusland, zal hij mogelijk voor een oogenblik uit zijn doffe apathie opwaken, maar dan zal hij weer tot zijn vee en zijn akkers terugkeeren, even gevoelloos als voorheen, even onwillig om zelf zich uit zijn geestelijken en socialen nood te verheffen. De Russische moujik breekt den sleur der eeuwen niet. Graaf Witte, gestorven in 1915. Bén der bekwaamste staatslieden, die Rusland ooit gehad heeft. 6 Rusland in dagen van spanning. In de groote Russische steden, in St. Petersburg vooral, heerschte in de week, die onmiddellijk aan de maand Augustus van het jaar 1914 voorafging, evenals in al de andere Europeesche hoofdsteden, een zenuwachtige opwinding. Dreigend teekende ook daar de naderende oorlog zijn sombere schaduwen vooruit. Dat het in de kringen van onderscheiden arbeidersgroepen gistte, zoodat stakingen reeds uitgebroken waren of op het punt stonden van uitgeroepen te worden — het bracht bij lange niet zooveel angst en ontzetting teweeg, als die enkele korte telegrammenzinnetjes uit Weenen en Parijs en Londen en Berlijn. Want Russische ouderharten kunnen ook bloeden bij de gedachte aan de ontzettendeslagveldtooneelen, waar menschen gelijk dieren tegen elkander over staan en de dood met duizend-voudige verschrikking de jonge, krach¬ tige levens overweldigt Sommige kringen wenschten den oorlog. Het waren niet alleen de soldaten-aanvoerders, die den krijg slechts beschouwden als middel om tot roem en eer te geraken — het waren ook de politici, dezulken, die een GrootRusland wilden, een Rusland, dat, naar het Zuiden zich uitzettend, onmiddellijk toegang had tot de Middellandsche Zee. Ook haakten de Slavisch-gezinden naar den oorlog, omdat zij zich één voelden met het kleine Servische broedervolk, dat dreigde vertrapt te worden door de zooveel machtiger Monarchie. En die allen, soldaten en politici en Slavisch-gezinden, zij propageerden door woord en geschrift de groote Russische gedachte. En toen den 28en Juli de Keizerlijke Russische Regeering in onderscheiden militaire districten "de mobilisatie beval, waren het deze menschen, die optochten organiseerden en die zelve dan leidden door de straten van hun stad. Maar meer nuchter gestemde lieden lazen in stilte de officiëele aanplakbiljetten en beraadslaagden dan met elkander over den omvang en den ernst van den toestand. Er waren onder hen, die den oorlog aanvaardden als eene droeve noodzakelijkheid. Doch die noodzakelijkheid vond niet haar grond in de gedragingen van Servische of OostenrijkschHongaarsche diplomaten. Voor 't Russische volk — zoo dachten dezen — was een geweldige oorlog, die het groote ryk op GoremyMn. Voorzitter van den Grooten Russischen Rijksraad. Koreischin, één der Ministers van het Czarenrij k in den Grooten Oorlog. zijn grondvesten zou doen schudden, de eenige redding in den nood, het eenige middel om tot vrijheid en recht te komen. Na den oorlog, als Rusland overwonnen had, zou het volk een vrije en gelukkige en dus betere toekomst tegemoet gaan. Doch Rusland zou ook kunnen verliezen, brachten anderen daartegen in. Maar zelfs ook, voegden zij er bij, al werd Oostenrijks machtige bondgenoot, Duitschland, verslagen, zouden dan de zoo zeer gewenschte veranderingen en verbeteringen door de Regeering aan het volk worden geschonken? Was niet juist dezer dagen het Finsche volk nog onder bijzonder strenge bepalingen gesteld en was. er bij de Regeering eenige neiging te bespeuren, om de beperking van de staatsburgerlijke vrijheid der Joden op te heffen? Zaterdag 1 Augustus verklaarde de Duitsche Keizer „de uitdaging aan te nemen en zich in staat van oorlog metRusland te beschouwen".1) St. Petersburg verademde: de beangstigende druk der onzekerheid was voorbij. En nu scheen het, of in heel het volk niets anders heerschte dan het verlangen naar den oorlog. Zie! Wat optochten door de straten! Overal weerklinken gejuich en gezang! In de Newsky Prospect2) moet zelfs het verkeer met voertuigen stop worden gezet. Officieren en soldaten, die zich in het menschengewoel mengen, of reeds op marsen zich bevinden en op weg naar de grerfs, worden overal met kreten van uitbundige hartelijkheid begroet. En „Weg met de Duitschers!" is de algemeene roep. „Weg met hen, die Rusland bedreigen en de groote Russische gedachte tegenstaan!" En met één zangstem klinkt daar uit de monden der duizenden, die voor de Kazan-kerk zich hebben opgehoopt, het Volkslied der Russen, dat nog hooger de vlam der vaderlandsliefde doet oplaaien. En niet zoodra is de laatste toon van dit lied weggestorven, of een algemeen vreugdegeroep, een geschreeuw van geestdrift weerklinkt En te midden van de onafzienbare menschenmassa bewegen zich priesters in hun kerkelijke gewaden en worden vlaggen hoog boven de hoofden uitgestoken Leefde in heel het volk het verlangen naar den oorlog? Zij, die, onvoorzichtig, in tegenovergestelden zin zich uitten, werden in de gevangenis geworpen.s) Die Russische gevangenissen werden in deze dagen voller dan ooit tevoren met tienduizenden jonge mannen en vrouwen, die gestreefd hadden naar de vrijheid van het Russische volk en daarom ook tegen' den oorlog zich hadden verzet. 1) Zie Deel I, pag. 127. 2) De voornaamste straat in de Russische hoofdstad. 3) Volgens een brief door den Rus Peter Petroff in de Labour Leader gepubliceerd. 8 Russische soldaten trekken ovpr de Weichsel. IEen Russisch kanon, dat uitsluitend dienst moest doen, om den vijand in de lucht, in Taubes en Zeppelins gezeten, te beschieten. In al de overige landen, waar het volk den Oorlog verwachtte, heerschte vrijheid van gedachte. Daar mochten zoowel de voorstanders van den Oorlog als degenen, die meenden, dat hun regeering dien gruwel had moeten voorkomen, vrij-uit zeggen, wat hun hart dacht. Alleen in Rusland niet. Daar bloeide het handwerk van den verklikker. Daar moest, wie niet den oorlog toejuichte, ieder oogenblik vreezen, dat de agenten der geheime politie in zijn woning zouden dringen, hetzij die woning een paleis was of een krot, en hem overbrengen naar de somberste staatsgevangenissen, die ooit de wereld kende In de streken, die onmiddellyk aan de Duitsche en OostenrijkschHongaarsche landen grensden, veroorzaakte het oorlogsbericht minder geestdrift. Integendeel, een schier grenzenlooze verwarring heerschte daar. Zoo in Kielce, de provincie van Russisch-Polen, die aan Zuid-Galicië grensde. Staats-ambtenaren, professoren en officieren maakten ijlings toebereidselen voor hun vertrek. In koortsachtige iaast pakten die het kostbaarste, wat ze bezaten, bijeen en een wilde vlucht naar de stations begon. Zelfs de gouverneur der provincie, toch de voornaamste en de meest verantwoordelijke overheidspersoon, verliet er zijn post. Het gedrang der menschen, die in hun angst blijkbaar niet meer wisten, wat ze deden, was ontzettend. Vrouwen en kinderen werden met de meest mogelijke ruwheid behandeld, zelfs onder den voet geloopen soms. En nog grooter werd de schrik onder de ontzinde menigte, toen het bekend werd, dat tientallen misdadigers uit de .gevangenissen waren losgelaten. Gelukkig, de Polen in de hoofdstad van deze provincie behielden de zoo noodige kalmte. Zij organiseerden een gewapende burgerwacht, -aan wier optreden het te danken was, dat het onheil niet nog .grooter werd Den avond van den 4en Augustus kwamen de opgewonden Russen tot zeer laakbare uitspattingen. Ook al weer: in geen andere JEuropeesche hoofdstad, in Berlijn noch in Weenen, in Parijs 'noch in Londen, deed het volk, wat de inwoners van St. Petersburg deden. Op het plein om de Isaakskerk verzamelde zich dien avond een groote menigte, in welker midden zich een honderdtal met bijlen, breekijzers en andere werktuigen gewapende mannen bevonden. Er werd een korte toespraak gehouden en het parool werd gegeven: „De Duitsche ambassade moet worden vernield". Op dat oogenblik bevonden zich meer dan 30 bereden politieagenten en een even groot aantal onberedenen ter plaatse, wien het heel gemakkelijk zou hebben gevallen den toegang tot het gezantschap te versperren. 10 Ze lieten echter de blijkbaar tevoren georganiseerde bende van de „zwarte honden" kalm hun gang gaan. Eerst toen dezen 't gezantschap waren binnengedrongen, werd een afzetting bevolen, waardoor de bende juist ongestoord aan 't werk kon gaan. Eerst werd getracht den' Duitschen adelaar en de koperen beelden van 't dak naar beneden te halen; onderwijl begonnen anderen van de bovenste verdieping af het gebouw te vernielen. De standaard werd naar beneden gehaald, meubelen en huisraad op 't afgezette straatgedeelte op hoopen geworpen en in brand gestoken, 't portret des Keizers vertrapt. Tegen middernacht staken eenige lieden 't gebouw in brand, maar terstond rukte de reeds gereedstaande brandweer aan, om 't begin van brand te blusschen, daar men vreesde, dat ook de Aangrenzende Russische regeerings-gebouwen vuur zouden vatten. Bij alles wat er gebeurde, hield de politie zich volstrekt afzijdig. Toen de brandweer haar taak had volbracht, werd voor de tweede maal het gebouw bestormd en het vernielingswerk werd nu voortgezet tot 4 uur in den ochtend. Een oude tolk der Ambassade, Hofrat Kattner, werd door de bende vermoord en twee employé's werden mishandeld. Dezen wisten met nog twee anderen over 't dak naar de Italiaansche ambassade te ontvluchten. Den volgenden dag beweerde de overheid, dat zij alles gedaan had om de vernieling tegen te gaan, en dienzelfden dag verschenen er ook extras-edities van de dagbladen met 't bericht, dat men in 't gezantschap het halfvergane lijk van een ouden Rus zou hebben gevonden. Geen enkel Petersburgsch blad durfde dit tegen te spreken en mee te deelen, dat dit niet het lijk van een Rus, maar van den Duitschen tolk te St. Petersburg was.1) Gelukkig, dat in deze dagen van spanning voor Rusland tegen daden van barbaarschheid niet alleen werd geprotesteerd, maar dat onderscheiden Russische dagbladen de bevolking opwekten, niet het Puitsche voorbeeld te volgen. Die Duitschers — zoo werd bericht — behandelden de Russen in hun land en in de grenssteden met weergalooze ruwheid. Alzoo mochten de Russen niet handelen, betoogden die persorganen. En in een der Augustus-nummers van de Rjets kwam dit merkwaardig artikel voor: „Wij zijn den oorlog vol vuur begonnen. Alle meeningsverschillen, alle partijschappen zijn verdwenen tegenover het algemeen gevaar. Een zware proef wacht ons, maar wij zullen haar doorstaan. „Doch ons wacht nog een ander gevaar — het gevaar onze beste menschelijke gevoelens te verliezen. „Een droevig voorbeeld hebben wij voor onze oogen. Na 1870 ') Aldus het verslag van een ooggetuige in de Kölnische Zeitung. 11 placht men met voorliefde het juiste gezegde aan te halen, dat het tweede keizerrijk overwonnen was door den Duitschen schoolmeester. Sindsdien zijn er veertig jaren verloopen, en hoe is Duitschland veranderd. De plaats van den schoolmeester is ingenomen door den Peldwebel.... „Daarin ligt de verklaring van al die grove ruwheid, waardoor ons het cultuurvolk der Duitschers thans zoo verrast. „Wij moeten echter voor ons zelf dit gevolg daaruit trekken: ten dage der zwaarste beproevingen behooren wij alle kracht in te spannen, om onze beste gevoelens staande te houden en om die verbittering uit ons te bannen, die zich in de aangrijpende oorlogsdagen zoo licht van menschen meester maakt. Men bericht, dat, de Duitschers onze gewonden doodschieten, — wij zullen de Duitsche gewonden verbinden; men bericht, dat de Duitschers Russische Öorlogszegels. • ■ afschuwelijk ruw met onze burgers omspringen, — wij zullen bedenken, dat de onder ons wonende Duitschers in het ongeluk zyn, en dat wij trachten moeten, hun lot niet te verzwaren. „Volgden wij thans de Duitsche wreedheid na, dan zou dat hierop neerkomen, dat wij ons door hen lieten dicteeren, — dat wij ons niet gedroegen naar ons eigen richtsnoer, maar naar de Duitsche manieren. Zou dat niet beneden onze waardigheid zijn? „Straks trekt de vijand af. Maar het gevoel van vijandigheid, van haat tusschen de volken, zal blijven en zal ons kostbaarste 12 goed vernielen: dat gevoel juist Van welgezindheid jegens de menschen, waar de ziel van het groote Russische volk opleeft" In trouwe, Rusland mocht nog een half-barbaarsch land worden genoemd — ieder beschaafd wereldrijk zou met recht trotsch kunnen zijn op zulke mannen, die in zoo rijke mate adel des geéstes' toon den te bezitten. Dagen van spanning waren de eerste dagen van Augustus ook voor Czaar Nicolaas en de Russische Regeering. Czaar Nicolaas, de Vorst, dié 28 Augustus 1898 zijn bekende Boven: Kozakken. — Beneden: Infanterie. Geweldig groot waren de massa's, die door de Russische vlakten naar het Westen trokken. Vredes-Manifest uitvaardigde, was wel zeer diep onder den indruk van den oorlog. Geen wonder! Hij, „Batjuschka", wist, dat duizenden van 's lands zonen onder de slagen van dezen geesel der menschheid zouden vallen. En wederom geen wonder ook was het, dat de Czaar, als het Hoofd der Russische Kerk, in zijn Paleis bidstonden hield in tegenwoordigheid van heel het Hof en voor tal van hooggeplaatste officieren. Ja, zelfs met de zonen der moujiks vereenigde hij zich in het gebed. Of al oude hovelingen, die voor de étiquette hadden te waken en iedere te nabije aanraking van den Vorst met zijn onderdanen moesten voorkomen, waarschuwden tegen deze verbreking der traditie — Czaar Nicolaas liet zich niet gezeggen. Te midden 13 van wel duizend jonge soldaten, die naar de grenzen moesten, knielde hy neer. En toen was het de Czarina, die haren gemaal tegen zijn hovelingen verdedigde. „Laat hem toch!" — zeide ze. — „Die soldaten zijn het toch, t die moeten gaan vechten. Moet de Czaar dan ook niet met hen bidden ?" De Doema — de Russische Volksvertegenwoordiging — hield den 8en Augustus een zitting, die, evenals de zitting van den Duitschen Rijksdag 'op 4 Augustus, van historische beteekenis werd. 14 De Doema was bijeengeroepen, om de wetten voor de oorlogscredieten goed te keuren. Doch de bespreking dezer wetsontwerpen hield slechts enkele minuten op. Heel de duur der zitting werd gewijd aan het uitspreken van hartstochtelijke redevoeringen en aan het brengen van even hartstochtelijke huldebetuigingen aan de Ministers en aan de aanwezige Gezanten der met Rusland verbonden landen. Na de gebeden, waaronder zeer vele Doema-leden neerknielden en het hoofd ter aarde neigden, verkregen achtereenvolgens de afgevaardigden van alle partijen het woord. En één waren die allen in hun betuigingen van liefde voor het Russische vaderland en in de belofte, dat zij schouder aan schouder zouden staan in den stryd voor het recht der Slavische volken. Alleen de afgevaardigden van twee partijen protesteerden tegen den Oorlog. Het waren die van de Russische sociaal-democratische partij en de groep van de Troedowiki. Zij noemden den Oorlog, die nu over alle volken gekomen was, een verschrikkelijk en ongekend ongeluk. En zij alleen \ waren het, die door het verlaten der zaal te kennen gaven, dat zij niet instemden met de motie van vertrouwen in de Regeering en niet bewilligden in het toestaan der oorlogscredieten. Zij alleen! Maar de o vergroote meerderheid der Doema-leden juichten minuten-lang Minister Sazonow toe, die den buitenlandschen toestand uiteenzette. En onvoorwaardelijk en met geestdrift werd al wat Sazonow als noodzakelijk aanbeval door deze mannen goedgekeurd. De Russische Regeering mocht er zich overtuigd van houden, zóo werd uitgesproken, dat alle Ruslands zonen zouden weten te sterven voor de heilige zaak. Den dag, dat de Doema vergaderde, had er in het Winterpaleis van den Czaar een indrukwekkende plechtigheid plaats, waaraan — behalve de generalissimus en alle Ministers — ook de leden van de Doema en den Rijksraad deelnamen. In deze vergadering van rijksgrooten verscheen de Czaar, die — gelijk ieder der aanwezigen merken kon — diep geroerd was. Ondereen hoorbare stilte sprak hij woorden, die rechtstreeks naar het hart van zijn hoorders gingen. Hij heette den afgevaardigden welkom in deze benarde dagen, nu Duitschland en Oostenrijk Rusland den oorlog hadden verklaard. De groote liefde voor het vaderland en de gehechtheid aan den troon waren er borg voor, dat de oorlogeen bevredigend einde zou hebben. Hij zeide vol liefde te zijn voor zijn volk en bereid te wezen ook zijn leven te geven met dat zijner onderdanen, die hij kracht voor het heden en vertrouwen in de toekomst wenschte. 15 Neen, niet alléén eigen leven moést worden verdedigd, maar ook dat van de Slavische broeders, de stamverwanten van het Russische volk en hun geloofsgenooten. De Doema-president, Rodzianko, beantwoordde den Czaar en verzekerde hem van de algeheele toewijding der aanwezigen aan hun Vorst en liun land. „Mannen," — sprak de Czaar na deze rede weer — „ik dank u uit den grond van mijn hart voor het blijk van oprechte vaderlandsliefde, dat ge gegeven hebt in woord en in daad. Ik had er nooit aan getwijfeld. Heel mijn hart verlangt naar uw succes. En God zal met ons zijn." 16 Dit woord werd van alle kanten herhaald. „Ja, dat zal Hij!" — geloofden deze Russen en ze bevestigden het elkander met de in hun kringen gebruikelijke woorden: „Groot is de God van Rusland".. -1) Zóó, als verhaald is in deze enkele bladzyden, was de stemming onder de Russen in de dagen van spanning, in den eersten tijd van den Grooten Oorlog, die ook over Rusland een zee van jammer en ellende zou brengen. De Russische stoomwals. Wat een stoomwals is? Als de steenen spreken konden, zouden ze zeggen: een stoomwals is onze grootste vijand en een vijand zonder hart; of we al zuchten en kermen, of we al roepen om erbarming — hij heeft slechts een grimlach voor ons over en gaat voort ons te verpletteren; en niet eer rust hij, vóór we tot gruis zijn vaneengereten, vóór we vermalen zijn tot stof; dat is een stoomwals. Ja, die steenen zouden met zulke woorden de waarheid hebben gezegd. Als een weg verhard moet worden, zóó hard gemaakt, dat de zwaarst beladen vrachtwagen den grond niet kan doen scheuren, dan brengt men een dikke laag puin op dien weg. En dan wordt de stoomwals in werking gezet, een stoommachine, die achter zich voorttrekt een metalen rol van honderden kilogrammen gewichts. Alles, wat voor dien rol komt, wordt naar beneden gedrukt, en al voortrollend wordt zelfs de hardste steen onder dien wals verbrijzeld en verpletterd. Dat is een stoomwals. En zóó — dus verwachtten en zeiden het de Pranschen en Engelschen, de Serviërs en Montenegrijnen, de Russen en al wie den Duitschers en Oostenrijkers vijandig gezind waren — zóó zouden ook de millioenen krijgers uit het Czarenrijk tezamen een stoomwals vormen. Langzaam mogelijk maar toch ontwijfelbaar zeker zou die millioenen-macht de Duitsche en Oostenrijksche grenzen naderen en die overschrijden. En mochten dan ook de legers van Keizer Wilhelm en Keizer Franz Josef trachten weerstand te bieden — het leger van Keizer Nicolaas zou dien tegenstand breken; verpletterd zouden ze worden, Duitschers en Oostenrijkers tezamen want de Russische stoomwals kwam l) Het verhaal van de vergadering in het Winterpaleis is ontleend aan mededeelingen hierover van den correspondent van de Times. Op Leven en Dood. 11. 2 17 Inderdaad, machtig en sterk als een stoomwals geleek de Russische strijdmacht. Reeds de vredessterkte van het Russische leger was geweldig. Die bedroeg in ronde cijfers 1,400,000 man, namelijk 1,200,000 geregelde soldaten, 60,000 kozakken, 47,000 matrozen, 60,000 boschwachters en 38,000 gendarmen. Over de verschillende wapens was de sterkte aldus verdeeld: 1038 bataillons infanterie, 700 eskadrons ruiterij, 369 batterijen, 42 rijdende batterijen, 60 batterijen houwitsers of mortieren, 26 bergbatterijen en 15 batterijen zwaar geschut. De batterijen van de veldartillerie bestonden uit 8 stukken, wat een totaal gaf van 3288 stukken snelvuurgeschut. En deze geweldige weermacht kon in den Oorlog verdrievoudigd Russische artillerie tegen den vijand in stelling in de velden van Polen. worden! Ja, indien noodig, kon Rusland steeds opnieuw millioenen soldaten in den strijd voeren: Ruslands menschenvoorraad was onuitputtelijk! De luchtvloot omvatte 12 luchtschepen van 2000 tot 10.000 kubieke meters en 200 vliegtuigen van Fransch maaksel en van het Russische Sikorsk-type. Daarbij kwamen nog 7 compagnieën voor draadlooze telegrafie, waarvan er zich 4 in Europa bevonden. Elk dezer compagnieën was in het bezit van 6 Marconi-seininrichtingen van het nieuwste model. De Russische strijdmacht, die tegen Duitschland en Oostenrijk Inderdaad, zonderling was de toestand de eerste dagen van Augustus. Terwijl de Duitschers en Bussen op sommige plaatsen reeds in een zeer 18 optrok, bestond uit acht legers. Het eerste leger onder generaal Rennenkampf bevond zich in de buurt van Kowno; het tweede onder Sjilinski stond bij Grodno; het derde onder Mitsjenko strekte zich uit langs de Narew; het vierde onder Lesinsky was bij Warschau gelegerd; het vijfde onder Glevef rukte op voorbij Loeblhv het zesde onder Everth legerde zich bij Cholm; en het zevende onder Dimitriëf en het achtste onder Broesilof trokken • achtereenvolgens bij Przemysl en bij Lemberg den vijand tegemoet. De Russische stoomwals! Twee millioen Russen richtten zich tegen Duitschland; twee andere millioenen stonden gereed, de Oostenrijkers te bekampen. Russische infanterie tusschen Kalisch en Lodz. bloedig handgemeen waren gewikkeld geweest, was het tusschen Oostenrijk en Kusland nog vrede. En het was juist de zeer gespannen verhouding tusschen deze twee landen geweest, die tusschen Duitschland* en Rusland den oorlogontbranden deed! s Dit kon natuurlijk aldus niet blijven. En den 6en Augustus ontving Szaparv de Oostenrijksch-Hongaarsche gezant te St. Petersburg, de opdracht, de Russische Regeering er mee in kennis te stellen, dat Oostenrijk-Hongarije - tengevolge van de dreigende houding van Rusland inzake het conflict met Servië, zoowel als met het oog op den oorlog van Rusland met-Duitschland - zich in staat van oorlog met Rusland beschouwde. Toen den 7en Augustus Montenegro aan Oostenryk den Oorlog verklaarde waren er dus atht landen in den krijg gewikkeld. Te weten: Rusland' Frankrijk, Engeland, België, Servië, Montenegro, Duitschland en Oostenrijk-Hongarije. 19 Maar nog meer Russische mannen en jongelingen waren voor den striid dien het groote vaderland te voeren zou hebben, opgeroepen. Een half millioen manschappen bevonden zich tegenover de Rumeensche en nog een half millioen andéren tegenover de Turksche grenzen, om, indien dit noodzakelijk mocht zijn, daar voor hun Batjuschka in het vuur te gaan. En op hoeveel reserves kon de „stoomwals" niet rekenen! Er was nog een zeer sterke macht in Noord-westelijk Rusland^ m Finland gelegerd. En ook in Aziatisch Rusland bevonden zich Russische soldaten in menigte. Want de Finnen en de Perzen en alle andere volkeren, die zich aan den steeds op hen uitgeoefenden Russischen druk zouden willen ontweldigen, moesten met geweld van wapenen kunnen worden bedwongen. . Maar de stoomwals zou zich van die reserves vast wel niet behoeven te bedienen. Het groote Russische leger, dat zich van Kowno in het Noorden met een grooten boog tot Lemberg in het Zuiden uitstrekte, zou toch wel voldoende blijken, om Duitschers en Oostenrijkers beiden voor lange jaren een gevoelige les toe te dienen. Gelukkig ook maar! Want men kon nooit weten, hoe die Finnen zich zouden houden, wanneer hun land ontbloot werd van Russische troepen en voor de Aziatische volkeren was een machts• ontwikkeling immer noodzakelijk. De Russische stoomwals! O de grootsprakige Duitscher en de hoogmoedige Oostenrijker zouden het aan den lijve ondervinden, wat die stoomwals beteekende; wat ieder deeltje van dien stoomwals in staat was te doen. Als de Russische soldaat, die taaie kerel, een vijand tegenover zich had, zou hij volhouden; volhouden tot het laatste. Vooruit moest en wilde hij. En als, voor een oogenblik, de overmacht hem te sterk zou worden, welnu, dan zou hij behoedzaam terugtrekken Maar niet te ver. Neen, .slechts enkele meters maar! En van uit een nieuwe stelling zou hij zijn vijand bestoken en van achter een nieuwe verschansing één, tien en méér vijanden neerleggen. De Rus in het Oosten, de Franschman in het Westen — al mochten die twee wel zeer van elkander onderscheiden zijn zouden stellig den gemeenschappelijken vijand overwinnen. De Franschman, vol temperament en vechtlust, zou op hem instormen en hem in woede aanvallen. De Rus, meer kalm, m het geheel niet opgewonden, zou zonder vrees den vijand tegemoet treden. Als. hij won, zou hij niet - -als de Franschman - overmoedig worden. Als hij verloor, zou hij niét - als diezelfde Franschman - moedeloos en schier zinneloos zijn. '* lV. Ja de Rus - een vijand van beteekenis zou hij zich toonen. Leerdé hij niet van jongsaf het dulden ? Als zoon van den moujik 20 moest hij dulden het brute geweld van den landheer; als zoon van den fabriekswerker moest hij dulden het tiranniseerend optreden van Bovenstaand kaartje treeft een duidelijk overzicht van het Oostelijk Oorlogsterrein. Men ziet, hoe Oost-Pruisen vooruitspringt in Rusland en (Russisch) Polen in het a-ebied van de beide Germaansche Bondgenooten, Duitschland en Oostenrijk-Hongarjje. den fabrieks-eigenaar; als zoon van het Czarenrijk moest hij dulden het gemis der vrije gedachte. En nu — in den Oorlog — zou hij 21 óók kunnen dulden. De stoomwals móest vooruit — maar zoo er stilstand kwam, zoo de tégenstoom voor een wijle krachtiger druk uitoefende, dan zou om iederen voetbreed gronds bloedig, zeer bloedig, worden gekampt. De Russische stoomwals Maar was inderdaad de wil van iederen Russischen soldaat, om te overwinnen, zóó beslist? Was de stemming in de legers, die de Czaar tegen Duitschland en Oostenrijk in het veld zond, zóó vaderlandslievend ? Hoort! Als een donder rolt het gezang der duizenden en tienduizenden over de breede Russische vlakten. En de dichte wouden kaatsen de echo terug, de echo van het lied, dat de bescherming des hemels over den Czaar inroept, de nationale hymne voor ieder, die in Rusland nationaal voelt: Bózje. tsaarja chrani! Silni, djerzjafni, Tsaarstboej na slawoe nam, . Tsaarstboej na strach wragam, Tsaarj prawoslafni! Bózje, tsjaarja chrani! *) Slechts enkelen zwijgen; slechts enkelingen onder de tienduizenden^ En die enkelingen weten, dat zij dezen donder niet kunnen keeren. Eer zou een menschenkind den bliksem terug kunnen slingeren naar den hemel, vanwaar hij nederkomt, dan dat die enkelingen de massa kunnen verhinderen hun Bózje, tsaarja chrani, hun zegenbede voor den Czaar, tot den God van Rusland op te zenden Onmisbaar voor de werking van den stoomwals zouden de Kozakken zijn. l) De letterlijke vertaling van deze Russische nationale hymne is als volgt: God, bescherm den Czaar! Krachtig, machtig, Heersch tot onzen roem, Heersch tot schrik der vijanden, Rechtgeloovige Czaar! God, bescherm den Czaar! De dichter van dezen zang was Zjoekofski. De Russische woorden zijn in phonetische spelling geschreven, zoodat ze zoo dicht mogelijk de werkelijke uitspraak nabij komen. Het accent op de lettergrepen geeft den klemtoon aan; de uitspraak van de letter g komt overeen met de Fransche g in gargon. 22 Waren er in vredestijd, over 53 regimenten 'verdeeld, een 60.000 Kozakken *) in het leger, die vooral by het onderdrukken van plaatselijke opstanden werden benut — nu het oorlog was geworden, bedroeg dit aantal in 154 regimenten ongeveer 175.000! Inderdaad, een macht van beteekenis! En die macht werd nu tegen de Duitschers in het veld gebonden. Zij zouden — gelijk hunne vaderen het voor honderd jaren gedaan hadden — den vijand in kleine groepjes omzwermen; nu voorwaarts rennend, dan terugtrekkend, zouden ze hem uit zijn stellingen lokken, dat hij zich bloot gaf. En als dan de Russische soldaten-broeders den overmoedig en dus onvoorzichtig geworden tegenstander met gevelde bajonet tegemoet gingen stormen, zouden de kleine Kozakken-afdeelingen zich snel samentrekken tot een grooten troep, die dan den vijand op diens zwakste plaats aanviel. Een wonderlijk volk, die Kozakken! Het is een ruitervolk. Als ze op hun steppenpaarden door de onbegrensde Russische vlakten kunnen rennen, gevoelen ze zich in hun element. De Kozak der groote steden, die met zijn nagaika — een zweep, uit leder vervaardigd en J) Kozak (of kassak) is een Tartaarsch woord, dat Iandlooper of roover beteekent. De Kozakken-vestingen bevinden zich vooral aan den Don, aan de Koeban, aan de Terek in den Kaukasus, btj Orenburg, bij Astrakan, in Siberië, aan de Amoer en in Centraal-Azië. De Don-Kozakken waren in de dagen, toen de Groote Oorlog uitbrak, de meest typische vertegenwoordigers van hun ras. Hun gebied omvatte 164.000 vierkante kilometer (een oppervlakte als het halve Koninkrijk Pruisen). De byna 3.000.000 menschen, die daar woonden, ressorteerden niet onder binnenlandsche zaken maar onder het departement van oorlog. Zij^ behoefden geen grondbelasting te betalen, maar als zij dienstplichtig werden, deze mannen, moesten zij zich zelf paarden en unifprmen aanschaffen; de Russische staat leverde enkel de wapenen: lans, sabel, karabijn en nagaika. De militaire dienst was voor den Kozak lang en zwaar. De voorbereidende dienst begon met het achttiende levensjaar en duurde drie jaren. De jonge mannen leerden rijden en schieten, doordat zy dé oefeningen in hun dorpen meemaakten. Dan moesten zij vier jaar dienen. De volgende vier jaar hadden zij verlof. Maar in dezen tijd moesten zij hun paarden gereed houden, zonder ze voor den landbouw te mogen gebruiken. Daarna waren ze vier jaar in de reserve en behoefden zij geen rijpaarden meer te houden. Ten slotte behoorden zij nog vijf jaar tot de landweer. 5 In actieven dienst kreeg de Kozak soldij, waarvan hij zichzelf en zyn paard onderhouden moest. Daar echter de soldij zeer laag was, ging de man uit stelen. Vooral op paardenvoer hadden zij het voorzien, want voor dé paarden, die hun eigendom waren, toonden zij zich natuurlek zeer bezorgd. De steden en dorpen, waar Kozakken in garnizoen lagen, waren dan ook steeds aan de ongelooflijkste gauwdievenstreken en plunderingen blootgesteld. De Russische Staat had op deze wijze een betrekkelijk go'edkoope ruiterij, maar het Kozakken-volk zelf verarmde en voor het land waren de Kozakkenregimenten een plaag. 23 die van ingenaaide looden kogels is' voorzien — onbarmhartig inranselt op de oproerige manifestanten, is geen Kozak meer; hij is politiedienaar; enkel de wreedheid heeft hij met zijn rasgenooten gemeen. Maar de Kozak daar in het veld, die, staande op het zadel, in vollen ren een raak schot afzendt, of, hangende onder den buik van zijn paard, voortgaloppeert; de Kozak, die schier zonder te rusten, honderden kilometers aflegt en, enkel met lans en sabel gewapend, den strijd tegen den Russischen woudbeer tot een goed einde brengt; diè Kozak is nog de ware, de echte afstammeling der wilde horden, die reeds in de 13e eeuw het land tusschen. de Slavische en Tartaarsche bezittingen bewoonden en onder hun jaarhjksch gekozen Ataman Kosjewoi - hetman( of opperhoofd — een leven leidden meest van plundering en moord. Dat het steeds zijn gebied uitbreidende Czarenrijk ook eindelijk dit woeste volk onderwierp — zoo in 1775 o. a. de Saporoger Kozakken, die in de Ukraine en acbter de stroomversnellingen van de Dnjester hun tenten hadden opgeslagen — deed aan hun aard vrijwel niets af. Zij bleven het karakter behouden van „landloopers" en „roovers". ' Hoogstens boetten zij door hun verslaafdheid aan de wodka een groot deel van hun vermogen om zelfstandig te handelen en van hun snel oordeel- in, werden ze bekrompen van verstand en zwak van wil maar ze bléven in den strijd gevreesde en gevaarlijke tegenstanders. En die Kozakken gingen den Russischen stoomwals vooruit. Al hadden ze in den Russisch-Japanschen oorlog den ouden roem uit den Napoleontischen tijd niet kunnen handhaven, omdat de Japansche cavalerie — bijna even modern als die der Europeesche Mogendheden — krachtiger en energieker bleek ... op de Kozakken mee was de hoop van Franschman en Engelschman, Serviër en Montenegrijn gevestigd. En de Duitsche en Oostenrijksche vrouwen en moeders vreesden voor hunne mannen en zonen, die door deze Kozakken overvallen zouden worden. Russische stoom en Duitsche tegenstoom. De Bondgenooten in het Westen — Frankrijk, Engeland en België — richtten vanaf het begin van den Oorlog hoopvol hun blikken naar het Oosten. Zij vertrouwden op de kracht van den stoomwals. Die moest, vóór Duitschland iets van beteekenis m België en Frankrijk kon uitrichten, ver het Keizerrijk zijn binnengerold. En openlijk spraken de Bondgenooten het uit, dat de daden van het Russische leger van groot belang zouden zijn op den invloed der krijgsverrichtingen in West-Europa. 24 de strijdkreet, die alleen reeds in staat was, hen in verrukking te brengen. Maar „Naar Berlnn!" moesten de Russen willen. Berlijn • 25 Dreikalserecke op de Oostenrh'ksch-Russisch'Duitschegrens. • Het land op djn voorgrond bjnoDrt Duitschland: rechts over de rivier Oostenrijk en links «uslancl. „Naar Parijs!" — zóó was in de gelederen der Duitsche soldaten moest het doel van den veldtocht in het Oosten zijn. En welk een gemakkelijk te bereiken doel was dat! Had Frankrijk, toen het de Russische leeningen bezorgde, niet er steeds op aangedrongen, dat er tegen Duitschland spoorwegen moesten worden aangelegd? Was zelfs niet bij de laatste leening de stellige voorwaarde bedongen, dat die spoorwegen er moésten komen, opdat het gelukken van een spoedigen aanval op Oostenrijk en Pruisen mogelijk zoude zijn? Naar Berlijn moésten en kónden de Russen. Want de Bondgenooten wisten het, dat, zoo iets in Rusland „menschelijkerwijs volmaakt" kon worden genoemd, dit het Russische spionnagestelsel was. Het mocht ontzaglijke sommen Russisch geld hebben gekost, maar het plan van de Duitsche vesting Pilau was geheel, dat van de vesting Koningsbergen gedeeltelijk in Russische handen. Zoo ook kende men in St. Petersburg het Duitsche plan van opmarsch naar het Oosten even goed als in Berlijn. Inderdaad — het moest den Russen gemakkelijk vallen naar Berlijn op te bukken, dat slechts 300 K.M. van Warschau verwijderd was; het moest den bestuurders van den stoomwals gemakkelijk zijn, de verdedigers van het Duitsche spoorwegennet in het Oosten te verpletteren. En ja, die verplettering zou een terugslag hebben naar het Westen. Ook daar zou militair-Duitschland, ondanks zijn veelgeloofde organisatie, vleugellam staan. Wat zou er dan van de „blinkende wapenrusting" overblijven?1) Maar een droevige ontgoocheling volgde op die stellige verwachting. Want Rusland mocht — volgens de berichten—in stilte reeds weken en — openlijk — sinds den 28en Juli gedeeltelijk en sinds den 31en algemeen hebben gemobiliseerd... de afstanden in het onmetelijke Rijk waren in waarheid onmetelijk. En waren dejnassa's, die door de Russische vlakten naar het Westen trokken, geweldig groot... de spoorwegen dienden de concentratie der Russische legers ') De Wiener Allgemeine Zeitung bracht den lOen Augustus de volgende „onthulling" betreffende de militaire overeenkomst tusschen Frankrijk en Rusland en — in verband daarmee — de reizen van President Poincaré naar St. Petersburg: „Poincaré. heeft in lange besprekingen met Sazonow geconstateerd, dat het Russische en het Fransche leger tegen 't einde van 1915 klaar zouden zjjn met hun voorbereidingen om zoo noodig tot een krachtigen aanval op Duitschland ■en Oostenrijk-Hongarije te kunnen overgaan. Nadat zulks uit militair en financieel oogpunt in bijzonderheden was nagegaan, werd 1916 vastgesteld als de tijd, om het overwicht van Rusland en Frankrijk in Europa met de wapenen aan te toonen. „Zooals nu blijkt, is het doel van beide reizen van Poincaré zeer gevaarlijk geweest voor den Europeeschen vrede" Indien het al waar mocht zijn, dat voor de Kabinetten in Parijs en St. Petersburg de oorlog „te vroeg" kwam — de verbonden volkeren waren van den beginne af overtuigd, dat Duitschland de nederlaag zou lijden. En inzonderheid rekende men in de Groote Republiek op de millioenen-macht van het Czarenrijk.. 26 ' • niet of te weinig, omdat „op onverklaarbare wijze'' het geld, voor de ontworpen militaire spoorwegen bestemd, was verdwenen. En Duitsche zonen mochten bezweken zijn voor den zilveren klank der Russische roebels, zoodat zij verraders van hun Vaderland geworden warén ... de niet te loochenen Duitsche energie en veerkracht wisten in maar een korte spanne tijds de forten en verdedigingswerken der verraden vestingen te verbouwen en te veranderen. En... als in 1812, toen Napoleon zijn duizenden naar' Rusland zond, trokken nu in den zomer van 1914 weer tallooze troepenmassa's door Duitschland naar het Oosten. Ditmaal waren" het echter Duitschers. Voor het mobiel-gemaakte Duitschland bestonden geen kilometers, geen afstanden-hoe-groot-ook. Want ontelbaar vele waren de ijzeren wegen, waarlangs de soldaten werden vervoerd! In den ketel van den Russischen stoomwals mocht het water tot kookhitte worden opgevoerd — vóór nog het gevaarte zich in beweging had gezet, gaven de Duitschers vrijheid aan hun tégenstoom. En de eersten, die aanvielen en die — evenals elders — den vijand door hun snel optreden verrasten, waren de Duitschers. Het was de le Augustus. De dag was warm geweest en zwoel. Maar benauwender nog was de druk geweest, dien de komende gebeurtenissen op de grensbewoners der twee Keizerrijken hadden uitgeoefend. Zoo even waren ze nog vrienden, straks zouden ze als verbitterde vyanden tegen elkander oVer staan. De bewoners aan de Duitsche zijde van de grens twijfelden niet meer. Ze wisten, dat het oorlog ging worden, sinds ze de lange slierten van spoorwagens voorbij zich hadden zien gaan en de ernstige, vastberaden gezichten hunner soldaten hadden gade geslagen, wanneer die zich in de nabijheid van hun dorp of hun stad „gereed voor den strijd" hadden opgesteld. En in Skalmieschütz, het laatste Duitsche station aan den spoorweg van Breslau naar Warschau, kwam op hetzelfde oogenblik, dat het uitbreken van den Oorlog officieel bekend werd, het beangstigend gerucht, dat de Russen een nachtelijken aanval op dit Duitsche plaatsje in het schild voerden. Wie dat gerucht bracht? Niemand, die het wist te zeggen. Maar het was er en de bewoners gingen met vrees en siddering den nacht tegemoet. Doch de Duitsche soldaten, bijgestaan door de Duitsche douanebeambten hielden wacht. Alle lichten op het station werden gedoofd en nu mocht de Rus komen. Maar de Rus liet heel den nacht op zich wachten; hij kwam niet. 27 Toen, 's anderen morgens, vóór nog de dag was aangebroken, kwam van over de grens het geluid van geweldige ontploffingen. Was 't het geschut, dat losbrandde? En zouden nu zoo terstond de Russen komen aanstormen, de Kozakken met gevelde lansen voorop en de Russische infanterie, salvo's afvurend, daarachter? Nog altijd bleven ze weg, deze Russen. Maar ze zouden komen, 28 zei immers het gerucht. Misschien rukten ze wel op achter die dikke, laag over het land zwevende rookwolken, die van het punt uitgingen, waar zooeven vlammige zuilen zich hoog tegen de morgenlucht afteekenden. En de Duitsche soldaten en douane-beambten bleven op hun post, scherp uitziende naar alle kanten, den vinger aan den trekker van het geweer. Want als de Rus kwam Maar hij kwam niet! Wie wèl kwam? Eén der Duitsche soldaten, die den nacht buiten in het veld, onmiddellijk bij de grens, op post hadden gestaan. Schielijk en met groote sprongen kwam hy aansnellen. „De vijand is weg! De vijand is weg!" — riep hij al van verre zijn "makkers van het station toe. — „Met alles, wat hij heeft, is hij afgetrokken. Hebt ge de ontploffingen niet gehoord en het vuur niet gezien? Dat waren de bruggen in den spoordijk, die hij liet springen. Komt vlug mee! Wij zullen de eersten zijn, die op „Vadertje's" grond onze voeten zetten!" Het was zoo.- Van een aanval op Skalmieschütz was heel geen sprake geweest. Méér nog: zonder dat de Russen ook maar getracht hadden den aan hun zorg toebetrouwden spoorweg te verdedigen, waren zij afgetrokken. Ze gingen naar Kalisch, waar nog een menigte andere Russische soldaten zich bevonden. Maar ze bleven ook daar niet. Nog verder trokken ze zich terug en op hun terugtocht sleepten ze ook de bezetting van Kalisch mee. Wat die Russen toch bezielde! Wisten ze niet, dat Kalisch een stad van beteekenis zou kunnen worden in den Grooten Oorlog? En dat zoowel de hooge spoordijk als de oevers van de rivier de Prosna prachtige punten voor aanval en verdediging boden? Waarom lieten ze dit deel van hun land open voor den vijand? Op bevel van het legerbestuur? Maar dat moest dan toch weten, dat bij Kalisch in 1706 de Zweden geheel en al door de Russen verslagen werden en dat — zoo Duitschland vernietigd moest worden — met die vernietiging bij Kalisch een aanvang kon worden gemaakt! Maar misschien werd hier de Russische tactiek van terugtrekken en aanvallen in toepassing gebracht? Of was een panische schrik den Russen om het hart geslagen bij het zien der Duitsche uniformen aan de grenzen? Tactiek of paniek — om het even. De Duitschers, die een enkel uur na den terugtocht der Russen in Kalisch verschenen, gevoelden zich opgewekt-blij. Ze lachten over het schitterend gedrag van de Russen. Die zonen van het groote land bleken dan wel een wonder klein hart te bezitten! En hoe verheugd toonden zich ook de inwoners van Kalisch! 29 De stad telde 47.000 inwoners, maar het leek wel, of die allen uitgetrokken waren, om de Duitsche soldaten te verwelkomen. Wel ja, immers! Het waren toch Polen, die hier woonden. Die arme, beklagenswaardige Polen, die«wel het lied kenden van hun land, dat nog niet verloren was, maar die het niet durfden zingen, uit vrees voor de nagaika der Kozakken. En deze Polen begroetten hen, de Duitschers, als hun bevrijders! Zie, van alle kanten werden den soldaten van Keizer Wilhelm bier en worst en sigaren toegestoken en zij, de inwoners van Kalisch, lachten nu om de soldaten van Czaar Nicolaas! Wat? Weer een schot? En een schot uit dat huis? Naar binnen, snel, en den kerel die zulks waagde, te voorschijn gehaald (pag. 32.) „Kalisch is door de Duitsche troepen bezet!" Snel vloog den 2en Augustus de electrische vonk door het Duitsche Keizerriik. „Kalisch bezet!" — juichten Berlijn en de andere steden, waar de heuglijke tijding dien dag nog vroeg genoeg kwam. Maar dienzelfden nacht — of neen — dienzelfden avond nog brak er over de Duitschers, die, Kalisch binnengerukt waren, een helsche verschrikking los. Het was tien uur des avonds. Daar bereikte den staf van 'officieren, die zich te Kalisch bevonden, het bericht, dat er Kozakken waren gezien. Waar? In de 30 omgeving der stad of in Kalisch zelf? Maar de tijd voor het antwoord ontbrak. Weder een nieuw bericht kwam! Ook Russische infanteristen rukten tegen de Duitschers op! In allerijl moesten nu maatregelen worden genomen. Snel werden de machine-geweren in de hoofdstraat in stelling gezet en in de zijstraten stelden zich de Duitsche compagnieën infanteristen op. „Van de vensters weg! De straten vrij!" — klonk door heel de v stad het waarschuwend geroep tot de inwoners. Die toch hadden geen schuld aan den overval der Kozakken en als zoo aanstonds de kogels hun lied gingen fluiten, zou slechts één treffer een treurig slot. zijn van de geestdriftige ontvangst, die de bevolking enkele uren te voren den Duitscher had bereid. Maar waar die aangekondigde Kozakken toch bleven? Ze móesten door de hoofdstraat komen en daar wachtten hen de mitrailleurs. Of ze nu toch eindelijk kwamen! Stil! Het oor te luisteren gelegd! Was dat de hoefslag der Kozakken-paarden? En dat geluid, daar van buiten de stad, was dat de krijgsschreeuw der verwachten? Neen! Nog niet; nog stééds niet! Was het hier dus wederom een loos gerucht, evenals dat van Skalmieschütz den avond te voren? Daar! Een behoedzaam luisterend Duitsch oor ving een zwak geluid op, het geklikklak van een geweer, dat geladen werd en misschien nu in hetzelfde oogenblik aangelegd Maar voor deze Duitscher zijn makkers had kunnen waarschuwen, deed een vuurstraal, de korte slag van een schot zulks al. Die kogel vloog rakelings over de hoofden der compagnie, die in de hoofdstraat de wacht hield. En wéér een vuurstraal liet zich zien en wéér een slag werd gehoord! Thans echter begonnen ook de mitrailleurs van zich af te spreken en scherp klonk hun geratel door de nacht-stille straat. De kogels suisden door de lucht; links en rechts veegden ze de hoofdstraat door. Een snerpende gil weerklonk. Een getroffen Kozak, verschrokken door de plotselinge pijn, stiet dien uit. Ja, hij mocht gillen, die Kozak! De kogel uit het Duitsche machine-geweer deed ook zijn werk en béter nog dan de kogel uit den Kozakken-geesel! Hoe lang duurde dit vuurgevecht? Twee minuten slechts. Toen sloten de Duitschers hun mitrailleurs af, omdat ge§n enkel vijandelijk schot meer antwoordde. Maar die twee minuten hadden Wel uren geschenen. Want de vijandelijke kogels raakten ook en er vielen ook aan Duitsche zijde met een luiden schreeuw neer. De oorlog was geen manoevre, dit gevecht was geen spel de ernst van de bloedige werkelijkheid moest wel over deze mannen 31 komen, die een vrouw en kleine kinderen of een ouden vader en een hulpbehoevende moeder hadden achtergelaten. Maar geen tijd meer voor overpeinzingen nu! Den "\rijand achtervolgd, die daar voortrende de stad uit en de Russische vlakte in. Wat? Weer een schot? En een schot uit dat huis? Naar binnen, snel, en den kerel, die zulks waagde, te voorschijn gehaald..... De gevangenen hoopten zich dien nacht op. Het bleek den Duitschers," dat niet enkel paniek maar misschien veel meer tactiek den vorigen dag de oorzaak van den Russischen aftocht was geweest. In onderscheiden wijken der stad hadden zich militairen in de huizen Verborgen en die hadden ongetwijfeld tot taak gehad den door den De eerste Russen, bij den overval in Kalisch gevangen gemaakt, op weg naar het krijgsgevangenenkamp te Döberitz. Kozakken-overval in verwarring gebrachten Duitschen troep te vernietigen. Heel den nacht door duurde het vuren. Na een wijle gezwegen te hebben, klonken dan plotseling tien, twintig, vijftig schoten tegelijk, omdat men weer Russen in de woningen ontdekte, die uit vensters en deuropeningen op de Duitschers het vuur opendenl) Het straatgevecht van Kalisch was inderdaad zeer hevig en des te ontzettender, daar het 's nachts plaats vond. i) Van een optreden van franc-tireurs was in Kalisch dezen nacht geen sprake. Het waren Russische soldaten, die zich in de woningen verdekt hadden opgesteld. Slechts twee Russische moujiks — géén inwoners van Kalisch! — werden met een nog rookend geweer In de vuist aangetroffen. Deze moujiks boetten hun- onvoorzichtige daad. Ze werden op staanden voet doodgeschoten. 32 Bij het krieken van den dag trokken de Duitsche bezettingstroepen Kalisch uit en gingen ze in kampement vóór de stad. Maar onophoudelijk gingen uit het kamp patrouilles door de stad en ook de naaste omtrek werd naarstig doorzocht. Geleerd door de ondervinding — de Duitschers hadden onder de bedienende manschappen* hunner mitrailleur-afdeeling alleen reeds acht dooden — werd van nu voortaan de uiterste waakzaamheid in acht genomen. Men bevond zich immers in een vijandelijk land en ieder oogenblik loerde de dood „Kalisch door de Duitschers bezet!" Dit vreugde-bericht was niet het eenige, dat den éérsten Maandag van den Oorlog, den 3en Augustus, heel het Duitsche volk verrukte! „Ook Czenstochau en Bendin zijn ons .'"—jubelden de Duitschers. Czenstoohau, aan den linkeroever van de Warthe, was een stad van beteekenis in Russisch-Polen. Eh dat niet alleen om de 70.000 inwoners, die ze telde, maar vooral om het feit, dat het in 1771 het beleg, door de Russen voor de stad geslagen, uithield. Ja, wel was Czenstochau toen een vesting, wat ze sedert 1813, toen de Russen de vestingwerken slechtten, niet meer genoemd kon worden - maar het feit alleen, dat deze vermaarde Poolsche stad nu in Duitsche handen was, beteekende reeds veel. En zouden de Duitschers straks de stad met haar omgeving niet belangrijk versterken, zóó, dat een nieuwe hinderpaal den Russischen opmarsch naar Berlijn in den weg"zou staan? En Bendin, ten Zuiden van Czenstochau, ook genomen? Bendin mocht dan geen stad zijn van groote beteekenis — de Polen, die hier en in het geheele land woonden, mochten nu gaan overpeinzen, aan welke zijde zij in dezen oorlog zouden staan. Kozen zij de Russische znde, dan steunden zij de zaak van den Czaar, maar de Czaar was immers hun „Vadertje" niet. En zoo al niet de Czaar persoonlijk verantwoordelijk kon worden gesteld voor de onderdrukking, aan welke land en volk van het voormalig Koninkrijk Polen lange jaren hadden bloot gestaan — die onderdrukking was toch maar werkelijkheid. En die werkelijkheid zou blijven, indien de Polen met de andere Russische volkeren tegen Duitschland te velde trokken! Ze mochten kiezen nu, die Polen. Maar voor den uitslag dier keuze — oordeelde en hoopte men in Duitschland — zou de bezetting van Kalisch, Czenstochau en Bendin niet zonder invloed zijn. Want de meerderheid der Duitsche wapenen was immers thans reeds overtuigend gebleken. Czenstochau was in een kort maar hevig gevecht door de grensbewakings-troepen uit Lublinitz genomen. En... zóó zou het óveral verder in Polen gaan. Neen, nog verder dan Polen zouden zich de Duitsche overwinningen uitstrekken. Op Leven en Dood. II. 3 33 Was het een onmogelijke zaak naar St. Petersburg op te trekken? „Voor ons, Duitschers, neen!" — gaven zij zelf ten antwoord. En dat mochten de Polen vooral goed overdenken, vóór ze met de Kozakken zij aan zij gingen strijden De Russische stoomwals? Vóór de wals stoomen ging, was de Duitsche tégenstoom reeds in werking gesteld. Land en Tolk van Polen. Wie het meest te beklagen is? De daglooner, die zwoegt van den morgenstond tot dat de dag daalt voor slechts enkele stuivers gewin, of hij, wien na een leven van weelde zijn rijkdommen ontvielen, zoodat zijn laatste dagen voor hem in kommervolle omstandigheden moeten voorbijgaan? Natuurlijk: de laatste! In het hart van den daglooner moge soms de wensch oprijzen, dat hij slechts voor één dag, voor één uur óók heer en gebieder kon zijn — hij is tevreden met zijn lot, dat zijn vader en grootvader vóór hem droegen en dat na hem door zijn zoons zal worden opgenomen. Maar hij, die rijk was, wien vroeger bedienden in zilveren livrei op zijn wenken bedienden en die met trots neerzag op hen, die wellicht door adel des geestes verre boven hem stonden — die rijke, die door speculatie of speelzucht, door roekelooze of misdadige verkwisting zijn bezittingen verloor en nu door zijn bekenden met minachting bejegend en door zijn voormalige bedienden met een vloek wordt verjaagd, dié man is te beklagen; hij is het, die zich de meest ongelukkige der menschen gevoelt. Want de gedachten aan voorbije grootheid zijn pijnlijker voor de ziel dan de zwaarste wonden voor het lichaam kunnen zijn. Voorbije grootheid! Ook de inwoners van Polen, van het voormalig Koninkrijk Polen, treuren over de voorbije grootheid van hun land. Ze weten, dat zij eens waren het machtige volk, waarvoor Russen en Pruisen sidderden én dat van hun Vorsten de Romanows en de Hohenzollerns zich afhankelijk wisten. Eéns! Maar sinds lange jaren reeds boetten de Polen hun onafhankelijk en zelfstandig volksbestaan in. Ze werden geknecht door hen, over wie ze eens hadden geheerscht en hun land, hun dierbare Poolsche land, werd den rechtmatigen eigenaars ontnomen en onder de overweldigers verdeeld. Voorbije grootheid! Helaas voor de Polen — de wetenschap, dat 34 eigen schuld den ondergang van hun land veroorzaakte; dat de grenzenlooze trots en heerschzucht der Schlachtax) en de onderlinge verdeeldheid der „lager-geborenen" het land weerloos maakten tegenover een door eensgezindheid krachtigen vijand; dat de vruchtbare landsbodem, die nog eens zooveel millioenen had kunnen voeden, zoo maar met zorg en teederheid over dien grond was gewaakt, door hen zelf was uitgebuit en mishandeld, zoodat de vruchtbaar-, heid week en de armoede hand over hand toenam die weten- Het Koninkrijk Polen gedurende het trjdperk van znn grootsten bloei (in de 2e helft der 16e eeuw). schap is pijnlijker nog voor het Poolsche volk dan het feit, dat het „geen volk" meer is. De geschiedenis van Polen klimt tot zeer oude tijden op. Betrouwbaar echter wordt het relaas der historie eerst in de tweede helft der tiende eeuw, toen Mscislaw I over het land regeerde. Als vazal van Otto III, „koning van Duitschland en Italië en keizer van het Westen", verwierf hij bij zijn Poolsch bezit nog de tot dusverre J) De omstreeks 100.000 Poolsche adellijke familiön werden te zamen onder den naam Schlachta aangeduid. 35 Boheemsche landen aan den rechteroever van den Oder. Hij was vazal. Maar reeds zijn zoon en opvolger Boleslaw I Chrobry — die Pommeren met Danzig veroverde en Krakau, Sandomir (Klein-Polen) en Silezië aan zijn kroon wist te brengen — maakte Polen kerkehjk onafhankelijk van Duitschland en bereidde ook de politieke zelfstandigheid' van zijn land voor. Maar binnenlandsche verdeeldheid en de onophoudelijke twisten tusschen den Poolschen adel maakten den verderen opbloei van Polen onmogelijk. Reeds had Siberië zich losgemaakt en had Pommerella zijn onafhankelijkheid verzekerd, toen de naburen zich op Polen wierpen en stuk na stuk van het land afscheurden, dat bovendien door de herhaaldelijke Tataarsche invallen werd uitgeput. Gelukkig voor Polen — Koning Wenzel van Bohème, die reeds Klein-Polen beheerschte, werd in 1300 tot Koning van Polen gekroond. En aan Koning Wenzel, een krachtig vorst, gelukte het, de rust in het land te verzekeren, Nu begon de groote Poolsche bloei. Vooral sinds Koningin Hedwig in 1386 haar hand schonk aan Jagello van Littauen — waardoor de vereeniging van Polen met Littauen tot stand kwam —, werd Polen de machtigste Staat in het Oosten van Europa. Op een oppervlakte van 1 millioen vierkante kilometers woonden 35 millioen inwoners. En nog immer breidde het Koninkrijk Polen zich uit. Zoo werden in 1433 Rood-Rusland en Podolië onafscheidelijk met de kroon van Polen verbonden; in 1466 moest de Duitsche Orde West-Pruisen en Ermland aan het Koninkrijk afstaan. Een tijdlang zelfs ook was de Koning van Polen (Wladislaw IV) bovendien Koning van Hongarije! Polen bereikte zijn grootste uitbreiding onder Koning Sigismond II August (1548— 72), die zijn plan, om heel zijn gebied — Littauen, Pruisen, Volhynië, Podolië, de Ukraine en Polen — tot één Staatsverband te vereenigen en een gemeenschappelijken Rijksdag in te stellen, bij de Unie van Lublin in 1569 tot uitvoer bracht. Koning Sigismond, de laatste der Jagellonen, liet bij zijn dood in 1572 Polen in grooten bloei achter. Helaas, van toen af trad stilstand in den bloei en die stilstand werd achteruitgang. Langdurige oorlogen putten het weerstandsvermogen van het volk uit. Toch zou Polen ook de naweeën dier verschillende oorlogen wel te boven gekomen zijn, indien zijn bewoners een krachtig, eensgezind en onverdeeld volk waren geweest. Maar dat juist was niet het geval. Integendeel, een hopelooze verdeeldheid heerschte door heel het land en het was de adel, die in steê van een ridderlijk Voorbeeld te geven, vaderlandsliefde tot een bespotting maakte. Wanneer — als in 1696 — een nieuwe Koning over Polen gekozen 36 moest worden, wisten de Mogendheden, dat zij den adel slechts geld hadden te bieden, om den hun meest gevalligen candidaat op den troon te zien. De Poolsche Koningskroon was inderdaad vooor den meestbiedende te koop. Arm Polen, dat zoo zelf zijn eigen ondergang voorbereidde; dat zelf het graf groef, waarin zijn vrijheid zou worden neergelegd! Het land verzwakte meer en meer en Oostenrijk, Rusland en Pruisen wachten slechts een gunstig oogenblik af, om zich van den Poolschen buit meester te maken. En het moest wel een daad van barmhartigheid schijnen, dat een krachtige regeering zich het lot van het ongelukkige land aantrok! Polen bleek zich zelf niet te kunnen besturen — welnu, Oostenrijk, Rusland en Pruisen zouden zulks dan wel doen. Inderdaad, dit gebeurde. Het ging niet in-eens, maar in drieën, langzaam maar zeker. In 1773 verdeelden van de 750.000 K.M2., die Polen toen nogi besloeg, de drie op uitbreiding van hun gebied beluste Mogendheden er ongeveer 214.000 K.M2. Hoe was de macht van het trotsche Polen getaand: de nazaten van de vroegere vazallen zijner Koningen heerschten nu! Maar dan toch slechts nog maar over een gedeelte? Stil! Weer werd den machtigen naburen van het Poolsche land de „barmhartigheid" te machtig! Polen moest aan een gewissen ondergang worden ontrukt en voor de tweede maal, in 1793 nu, stilden de ^ „Beschermers van Polen" hun landhonger! Doch nu was het genoeg. Het Poolsche volk ontwaakte! Als één man liep het te wapen, om het thans geheel bedreigde volksbestaan te verdedigen, te redden, zoo het nog kon. En het was Kosciuszko, de vurige Poolsche nationalist, welke onder Washington voor de vrij-1 making van Amerika gestreden had, die in deze ure van gevaar zijn landsvolk te hulp snelde. Een dapper held was hij en een kundig . veldheer daarbenevens. Het gelukte hem met 4000 man een vijfvoudige Russische overmacht te verslaan. En voor de tweede maal overwon hij met zijn nationaal Poolsch leger de Russen bij Wraclawice. Was Polen nu gered ? Neen, de gehééle ondergang van het land was aanstaande! Een Pruisisch leger vereenigde zich met de geslagen Russen en by Maciesowice werd Kosciuszko, de vrijheidsheld, verslagen. „Finis Poloniae!" — zoo zeiden de Russen, dat de overwonnen held had uitgeroepen, toen hij, zwaar gewond, van het slagveld werd weggedragen. *) ') Kosciuszko ontkende later, dat hij dezen wanhoopskreet had geslaakt. Zoolang hij leefde, bleef hij voor Polen ijveren en nimmer wanhoopte hij geheel, dat eenmaal het Koninkrijk Polen weer zou worden hersteld. 37 Inderdaad het was met de Poolsche vrijheid en zelfstandigheid nu gedaan. Den 24en October 1795 werd Polen uit de rij der Europeesche Staten gewischt. Wel scheen het, onder Napoleon, dat het Koninkrijk hersteld zou worden. Maar de Groote Keizer bevredigde den hartewensch der Polen niet. Land en volk bleven toebehooren aan de drie Mogendheden, die zich „hun lot hadden aangetrokken". Zelfs het Congres van Weenen, dat zooveel gedaan onrecht herstelde, bestendigde den toestand. Het eenigste, wat de nimmer moede Kosciuszko nog kon verkrijgen was de stichting der „Republiek Krakau onder protectoraat van Oostenrijk", het weder in 't leven roepen van het „Koninkrijk Polen onder beheer van Czaar Alexander" ! Nogmaals: het was wel Pinis Poloniae! „Nog is Polen niet verloren!" De klanken van dit lied verstierven nooit in de echt-Poolsche huisgezinnen. En die gezinnen, waarin met trots aan Polens voormalige grootheid maar, ach, met zoo oneindig groote treurigheid aan den ongelukkigen toestand van het oogenblik werd gedacht, waren en bleven er vele in Polen. 38 „Nog is Polen niet verloren " Ja, eenmaal zou Polen herleven, het Koninkrijk weer worden hersteld. Eenmaal zouden de bewoners van de Weichsel- en Odergebieden volledig den geleden smaad uitwisschen. Polen zou weer vrij worden, weer onafhankelijk Maar met gedempte stemmen dat lied gezongen! Daarbuiten sluipen Russische verspieders rond, wier gluip- oogen glinsteren, als ze wéér een on-Russisch gedachtenleven op het spoor gekomen zijn. En zoo een Poolsch-denkend dorp zich zal willen verzetten, wanneer de zanger naar een vér ballingsoord moet worden vervoerd, dan worden uit Warschau de Kozakken geroepen, die barbaren, die enkel in pijnigingen en kwellingen verlustiging schijnen te kunnen vinden. Maar ook, gij Polen in Duitschland, laat niet te veel uw nationaliteit op den voorgrond komen. De Duitsche overheerscher moge meer humaan zijn dan de Rus — hij blijft óver-héérscher en hij zal niet dulden, dat in zijn gebied propaganda voor een voorbije nationale gedachte wordt gekweekt. Want de daardoor gekweekte tweedracht zou immers de kracht van het Keizerrijk verzwakken. En het Duitsche volk moet één volk zijn, een ééndrachtig en éénswillend volk! Van 1814 tot 1914 bleef voor Polen de toestand dezelfde. Een paar malen braken opstanden tegen de overweldigers uit. Maar in bloed werden die onderdrukt. En het „Nog is Polen niet verloren" klonk steeds meer droefgeestig. Het meest beklagenswaardig ongetwijfeld waren de Polen, die onder Russische heerschappij vervallen waren. De Duitsche Polen zagen veel van hun wenschen ingewilligd — de Russische daarentegen werden hoe langer zoo meer verdrukt. Die Polen ? Ze stonden ver, zeer ver bij de verheven Russen ten achter. En gevaarlijk dat dit Poolsche element was! De Russische Regeering ijsde ervan. En — begeerig, om de ware Russen te beschermen voor een binnendringen van het Poolsche element in de Russische provinciën — verscheen er 21 Januari 1885 een Keizerlijk Besluit, dat beval, dat geen Pool in de tien Westelijke provinciën van het Czarenrijk grond en bodem mocht verwerven. Zóó, geloofden het de Russische regeerders, zou Arm Polen wel arm-Polen blijven! Niet goed te keuren maar wel te verklaren mocht dan ook het feit worden genoemd," dat aan alle samenzweringen tegen offieiëele overheidspersonen in Rusland Poolsche nationalisten deelnamen. 39 Polen in den Grooten Oorlog. „België is door zijn natuurlijke ligging aangewezen om in den strijd, die eenmaal tusschen de Europeesche wereldmachten ontbranden zal, te worden meegesleept. Zijn neutraliteit, al moge die door de ééne Mogendheid worden geëerbiedigd, zal door de andere worden geschonden. In den te verwachten Grooten Oorlog zal België wederom worden het Slagveld van Europa". Zoo luidde reeds voor jaren de uitspraak van deskundigen — militaire vooral! Men mocht België bij voorbaat beklagen, doch onafwendbaar was het gevaar, dat dit land jaar op jaar uit het Zuiden i of uit het Oosten bedreigde. Toen dan ook de oorlog met al zijn verschrikkingen over het Belgische land uitbrak en het tot in zijn uiterste hoeken teisterde, mocht wel heel de wereld de schending der Belgische neutraliteit als onrecht veroordeelen — in militaire kringen stond het vast, dat dit gruwelijk kwaad een noodzakelijk kwaad was. Gelukkig, dat een stroom van sympathie althans nog eenigermate het ongelukkige België verkwikken kon; dat overal — tot zelfs in het land, dat de onzijdigheids-schending bedreef! — deernis met Arm-België werd uitgesproken en getoond. Maar met Arm-Polen gevoelde niemand deernis.1) Het was immers ook reeds zoo lang geleden, dat Polen een zelfstandig land was. Polen? Dat was maar een provincie! Polen? Wel natuurlijk, dat „behoorde" aan Rusland, of aan Duitschland, of aan OostenrijkHongarije! Het was een van-zelfsheid, dat, wie ook overwon, allereerst dat „deel" van het vijandelijk gebied de volle zware last van de oorlogs-ellende zou gevoelen ! Arm-Polen van voor 1914 werd tiendubbel arm en beklagenswaardig in en door den Grooten Oorlog! Met uitzondering van het Belgisch-Fransch gebied in de nabijheid van de Yser, was het in Polen, dat de krüg zijn meest verwoestende uitwerking deed gevoelen. Daar toch was het, dat een zee van millioenen en nogmaals millioenen strijdenden onophoudelijk golven bleef. En die zee, tot torenhooge golven opgezweept, rukte en scheurde en verpletterde. Niets bleef gespaard; alles werd verwoest. Oogsten werden vertreden, dorpen en steden platgeschoten. Onophoudelijk bulderde over de Poolsche velden het kanon; dood en verderf waarden rond onder het Poolsche volk. !) In het eerste tijdperk van den Oorlog althans niet. Eerst, toen bekend werd, hoe vreeselijk de toestand was, dien de volkerenkrtjg in Polen had geschapen, eerst toen vond het Poolsche land beklag. Gelukkig werden toen óók de helpende handen naar het Poolsche volk uitgestoken. 40 In de eerste maand van den Oorlog maakten de Duitschers in verschillende schermutselingen reeds vele krijgsgevangenen. .... dienzelfden 4en Augustus namen de Duitschers in stormpas Kibarty, het eerste Russische station aan den spoorweg van Königsberg naar Kowno en maakten er een niet onaanzienlijk aantal gevangenen .... (pag. 49.) 41 Of, om het anders te zeggen: de Russische stoomwals, die naar Berlijn rollen moest, rolde slechts heen en weer over het Poolsche land. En de zachte grond werd tot meters diep in den bodem als van steen, toen de Duitsche tégenstoom aan den wals ging trekken, hem met nog méér centenaren gewichts naar beneden drukte en, spelenderwijs, hem weer terugzond ver het Russisch-Poolsche binnenland in Ja, wel Arm-België, dat in den Grooten Oorlog werd meegesleurd! Maar oneindig meer nog: Arm Polen, dat reeds voorlang zijn weerstands-vermogen moest missen; dat reeds een ruïne was en nu geheel verbrijzeld werd Welke zal de houding der Polen zijn in dezen Oorlog? Die van hen, welke de Oostelijke gedeelten van Duitschland en Oostenrijk bewoonden, was aan geen twijfel onderhevig. Déze Polen hoopten vurig, dat de Russische legers zouden worden overwonnen. Want die legers streden voor een Regeering, die jarenlang op schromelijke wijze de rechten en vrijheden der Polen had miskend. De Polenclub te Krakau — Poolsche onderdanen van Keizer Frans Jozef — besloot in deze dagen tot een wel zeer merkwaardige verklaring. Aldus heette het daarin: „„Ik vjertrouw mijne volken", — zoo luidden de woorden van het Manifest, waarin de Monarch verkondigde, dat hij ter handhaving van de waardigheid en de veiligheid van den Staat genoodzaakt was, naar het zwaard te grijpen. Deze oproep heeft bij de bevolking van» ons land levendigen weerklank gevonden, zooals dat steeds het geval is met de waarheid bij verstandige menschen. De Polen in dit land scharen zich om den troon. Zij worden daartoe gedrongen door dankbaarheid, door hun eergevoel en uit politieke overwegingen. Wij zijn er den Monarch dankbaar voor, dat het ons veroorloofd is, in zijn staat Polen te leven, terwijl wij overal elders aan onbillijkheden en vervolgingen zijn overgeleverd. De eer gebiedt ons trouw te zijn in deze moeilijke tijden aan hen, met wie wij de weldaden van den vrede hebben gedeeld. Het verstand wijst ons den weg van den plicht als de eenige, waarlangs men nooit bedrogen uitkomt. Waar nu het lot van Europa beslist staat te worden, waar een ommekeer nadert, en wel de hevigste, dien de geschiedenis kent, daar begrijpen en gevoelen wij Polen van dit land — Galicië —, dat de trouw aan deze Monarchie en de bezorgdheid voor dezen Staat, waarvoor wij altijd alles hebben gedaan, wat znn krachtkon bevorderen, met de belangen van onze natie overeenkomt. 42 „Het bestuur van de Polen-Club, dat de vertegenwoordigers van alle partijen omvat, die op het standpunt van de nationale solidariteit staan, verheft in dit historisch oogenblik zijn stem, om uit naam der Polen-Club, als vertegenwoordigers van de Poolsche bevolking van dit land, den Monarch de betuiging van eerbied te brengen, en luid de wereld in te roepen, dat de Polen van dit land het vertrouwen, dat de Monarch in zijn Manifest heeft uitgesproken, niet zullen beschamen. Wij zijn tot de grootste offers bereid. Laten wij doordrongen zijn van mannelijke kalmte; laat ons vertrouwen, dat onze natie, die zooveel geleden heeft, weer zal worden hersteld in haar rechten, die haar hier steeds verzekerd zijn geweest, zoo zeker als het geloof in de gerechtigheid is." In waarheid — de oude Keizer kon staat maken op de trouw zijner Poolsche onderdanen. En zoo kon het ook Keizer Wilhelm, al hadden de Polen in de Duitsche landen ook veel strijd moeten voeren voor de instandhouding van hun taal en hun zeden. De groote vraag: Welke zal de houding der Polen zijn? had vooral betrekking op hen, die in Russisch-Polen woonden. En als zoo gewichtig beschouwden èn Rusland èn Duitschland die houding, dat zij als om strijd den Polen in Rusland de schoonste beloften voor de toekomst voorhielden. Czaar Nicolaas vaardigde in de eerste dagen van den oorlog een Proclamatie aan de Polen in Rusland, Duitschland en Oostenrijk uit, waarin hij hun de herstelling van hun rijk toezegde. Volkomen autonomie, waarborgen omtrent de uitoefening van hun eeredienst en het vrij gebruik der Poolsche taal beloofde hij hun. Alleen zou hij een luitenant-gouverneur voor Pelen benoemen. En Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj, de opperbevelhebber der Russische strijdkrachten, richtte tot de Polen den volgenden Oproep: „Polen! „Het uur heeft geslagen, dat de heilige droom van uw vaders en grootvaders werkelijkheid kan worden. Anderhalve eeuw is voorbijgegaan sedert het levende lichaam van Polen in stukken werd gescheurd, maar de ziel van het land is niet dood. Ze leeft nog, bezield door de hoop, dat voor het Poolsche volk de ure van verrijzenis en van broederlijke verzoening met Groot-Rusland is gekomen. „Het Russische leger brengt u het plechtige nieuws van die verzoening, die de grenzen, welke het Poolsche volk verdeelen, uitwischt en het onder den staf van den Russischen Czaar vereent. Onder dien staf zal Polen herboren worden, vrij in zijn godsdienst en zijn taal. Rusland verwacht van u alleen denzelfden eerbied voor 43 de rechten van die nationaliteiten, waaraan de - geschiedenis u heeft verbonden. „Met open hart en broederhand komt Groot-Rusland u tegemoet. Het gelooft, dat het zwaard, waarmee het te Grünwald zijn vijanden heeft neergeworpen, niet geroest is. Van de kusten van den Grooten Oceaan tot aan de Noordzee rukken de Russische legers aan. De dageraad van een nieuw leven begint voor u en in dien roemrijken dageraad vertoont zich het teeken van het Kruis, het zinnebeeld van lijden en van de verrijzenis van volken." 44 Ook Duitschland beloofde. In de Proclamatie, die luitenant-generaal Von Morgen enkele dagen na de nederlaag van het Narev-leger tot de inwoners van het gouvernement Lomza en Warschau richtte, klonk óók het schoone woord vrijheid hun tegen. Aldus luidde deze Proclamatie: „Het Russische Narev-leger is vernietigd. Meer dan 100,000 man met de bevelvoerende generaais van het 13e en 15e legerkorps zijn krijgsgevangen en 300 stukken geschut zijn genomen. Het Russische Wilna-leger onder generaal Rennenkampf is op den terugtocht in Oostelijke richting. De Oostenrijksche legers komen zegevierend uit Galicië aanrukken. De Franschen en Engelschen zijn in Frankrijk vernietigend geslagen. België is onder Duitsch bestuur gekomen. „Ik kom met mijn corps als voorhoede van andere Duitsche legers en als vriend tot u. Staat op en verdrijft met mij de Russische barbaren, die u hebben geknecht, uit uw schoone land, dat zijn politieke en godsdienstige vrijheid weer zal ontvangen. Zoo is de wil van mijn machtigen en genadigen Keizer. „Mijn troepen hebben aanzegging, u als vrienden te behandelen. Wij betalen, wat ons wordt geleverd, Van u en uw bekende ridderlijke gezindheid verwacht ik, dat gij ons als bondgenooten gastvrij zult opnemen. „Gegeven in het Koninkrijk Polen in September 1914." Hoe de Polen zich onder deze kruising van beloften hielden? Geloofden ze Czaar Nicolaas of Keizer Wilhelm? Ze herinnerden zich, dat in de jaren van hun inlijving bij Rusland de Regeering te St. Petersburg zich herhaalde malen zeer tegemoetkomend jegens hen had betoond. Maar dat was dan steeds, als het Czarenrijk een tijdperk van gevaar doormaakte. Zoo waren hun ook tijdens den Russisch-Japanschen oorlog een aantal vrijheden beloofd welke toezegging echter na dien oorlog weer werd ingetrokken. ') De Polen wantrouwden de verzekeringen van den Czaar en van den Grootvorst. Ze gaven niéts om de beloften, die men hun en anderen deed. Zoo sprak de Grootvorstin een „Manifest aan de Joden" dit volk aan als „Mijn geliefde Joden"! Geliefden noemde men hen, die van te voren alleen plichten en geen rechten hadden; die nooit op eenige bescherming aanspraak mochten maken. Maar het was Oorlog voor het Czarenrijk en daarom moesten al de verdrukte volkeren in Rusland: Polen en Joden, Finnen en Roethenen tam worden gehouden. De hernieuwde onderdrukking zou weer beginnen, als de Oorlog voorbij was. Zóó geloofden het de Polen en zóó zeiden ze het. Zoo zei het de méérderheid der Polen. 45 En de Duitsche beloften? De Russische Polen gevoelden nog steeds sterk de verwantschap met hun broeders aan de overzijde van de Russisch-Duitsche grens. En ze wisten het wel, dat ook die Polen geen vrij volk meer waren. Onderworpen aan een vreemde waren die evenals zij. Maar de Duitsche overheersching mocht streng zijn —ze was niet tiranniek; het „militaire régime" mocht de broeders in Dmtschland hard vallen - barbaarsch was dat régime echter niet Zoo de Duitschers óók de meesters werden van de Russische Polen, zou er in dit feit alleen reeds voor hen winst zijn gelegen. Hoe veel grooter zou. evenwel die winst nog zijn, als Keizer Wilhelm zijn beloften hield; als het Keizerlijk woord in vervulling ging, dat hun de teruggave hunner politieke en godsdienstige vrijheden toezegde! Polen herleefde, voor zoover dit mogelijk was. Want de Russische legers- marcheerden door de Poolsche vlakten en in de Poolsche steden en dorpen bleef overal een sterke bezetting achter, om een mogenlijken opstand in de kiem te versmoren. Neen, de opstand, waarop de Duitschers en Oostenrijkers gehoopt hadden, brak niet uit; die kón niet uitbreken. Maar wat wél gebeurde? Dat overal, door heel het Poolsche land, van huis tot huis, de oproep gebracht werd, om zich bij de Poolsche legioenen aan te sluiten! En die legioenen — ze zouden niet Rusland helpen in hun strijd tegen de Duitschers; maar omgekeerd. Die legioenen sloten zich aan bij de Duitsche en Oostenrijksche legers en vormden daar een keurbende. Want z ij streden naar een heerlijk, naar een heilig ideaal. Zucht naar gebiedsvergrooting beheerschte hun daden niet. Voor hun vrijheden kampten ze en voor de vrijheid van hun zoo lang reeds ongelukkige land! Tot zelfs in Amerika vond de oproep, om zich bij de Poolsche legioenen aan te sluiten, weerklank. Uit alle oorden kwamen de strijdwilligen, die er naar haakten, om het ideaal van hunnen Kosciuszko in vervulling te zien. Aan het hoofd der eerste 32.000 Polen stond Jozef Pilsoedski, uit Wilna. Als jongeling van twintig jaren was hij „onvoorzichtig" geweest Er was een minderheid. En die minderheid sprak uit, de zegepraal der Russische wapenen te wenschen. Maar de groep dezer Russiseh-gezinden vormde nog niet het vierde deel van hen, die tegen iedere verbintenis met Rusland waren. De Poolsche haat tegen het Czarenrijk was reeds honderd jaren oud geworden. Het „Nog is Polen niet verloren!" werd openlijk aangeheven. Van Rusland werd de volkenrechtelijke zelfstandigheid, waarnaar de meeste Polen streefden, niet verwacht. Déze oorlog zou hun de lang verwachte vrijheid brengen. 46 en die onvoorzichtigheid had hij vele jaren reeds in Siberië moeten boeten. Maar hij was uit die barre woestenij ontvlucht en, ziedend van begeerte om zichzelf maar meest om de onderdrukking zijns volks te wreken, wilde hij nu met en voor zijn volk overwinnen of ondergaan en sterven. Jozef Pilsoedski wilde overwinnen. Hij wist, dat Duitschland de stichting van een zelfstandigen staat Polen, die uit de Poolsche gewesten van Rusland gevormd moest worden, niets in den weg zou leggen. En die verzekering gaf hem en duizenden Polen met hem moed en vertrouwen voor de toekomst. I De popen gingen van troep tot troep en hieven er het dubbele kruis zegenend omhoog (pag. 48). En ze gingen in den strijd, de Poolsche legioenen, met de onwrikbare overtuiging, dat het Koninkrijk Polen herleven zou De Russische opmarsen. „Het is in het belang van Frankrijk, dat Rusland dadelijk bij het begin van den oorlog een krachtigen aanval doet". Zoo schreef een Franschman, een militair deskundige, enkele maanden, voordat de verschrikkelijkste aller oorlogen over Europa uitbrak. 47 En die uitspraak herinnerden zich de Franschen, toen de Duitschers België binnenvielen, de sterke Stelling Luik na enkele dagen bemachtigden, optrokken naar Brussel en langs niet minder dan zeven verschillende wegen op Parijs, het hart van Frankrijk, aanrukten. Rusland moest Frankrijk helpen; Rusland moest dat sterke helpen; Rusland moest dat sterke Duitschland gevoelige slagen toebrengen; Rusland moest door een opmarsch naar Berlijn de Germaansche legers wegzuigen uit België en Noord-Frankrijk. Dat was Ruslands taak en Rusland trachtte aan zijn verplichtingen te voldoen. Het gevoelde zich sterk door zijn millioenen en trotsch, dat het de oogen, de hoop en de verwachting van beschaafde wereldrijken tot zich trok. En de Russische legers? Wat voorspeld was, werd werkelijkheid. De soldaten van den Czaar Waren geestdriftig gestemd. Ja, er mocht niet ten onrechte gesproken worden van een bijna fanatieke stemming, die deze soldaten bezielde. De popen *) gingen van troep tot troep en hieven er het dubbele kmis zegenend omhoog; vo&T dè stations, waar de treinen gereed stonden om de strijders naar het Westen te vervoeren, knielden ontzaglijke menigten neer onder de gebeden hunner geestelijken. Voor hunnen Batjuschka gingen zij in het vuur en de God van Rusland zag met welgevallige blikken op hen neer. Zóó zeiden het de popen, zóó geloofden het ook de Russische krijgers. En vast vertrouwend op de overwinning, die zij zekerlijk Grootvorst Nikolai Klkolajewits ') Pope of jerei (= vader): de naam van den priester in de Griekschorthodoxe kerk, de Staatskerk van .Rusland. 48 onder Nikolai Nikolajewitsj zouden bevechten, trokken deze Russische zonen op naar de slagvelden van Oost-Pruisen en van Galicië. Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj, de Generalissimus der Russische legers, was een vertrouwd vriend en raadsman van den Czaar. En hij was niet alleen een kundig krijgsman maar ook d e oorlogsman van Rusland. Bij hem stond het vast, en die overtuiging maakte hem sterk, dat alleen door oorlog het oude Russische ideaal — de verovering van Constantinopel — kon worden bereikt. En al sinds jaren, sedert 1905, was hij dan ook de leider der oorlogspartij in zijn land. Reeds gedurende de Balkancrisis van 1912—1913 stond Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj gereed. Helaas voor hem: Rusland was toen niet gereed voor den oorlog en moest zwichten voor het „Germaansche militairisme". Doch nu! Sterk door de bondgenooten in het Westen, sterk ook door de wèl tot den oorlog voorbereide millioenen, mocht Nikolai Nikolajewitsj het hoogste doel zijns levens bereiken: als Opperbevelhebber der Russen het Testament van den Grooten Peter uitvoeren.:) De Duitschers waren de Russen in Kalisch, Czenstochau en Bendin vóór. Maar wat beteekende dat? „Nitsjewo!" „Het is niets!" — zeiden de Russen. — „Wacht maar! Als Nikolai aan onze legers het sein geeft tot den opmarsch, zullen die Duitsche en Oostenrijksche pralers als kaf voor den wind verstuiven. Hun legers zullen als dundoek worden opgerold en de grootste zorg van den Grootvorst-Opperbevelhebber zal zijn, hoe op het snelst de eerste honderdduizenden van krijgsgevangenen van l) Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj was in 1856 te St. Petersbnrg geboren. Hij nam deel aan den Russiseh-Turkschen oorlog van 1877—1878 en verkreeg voor zijn marsch over den Balkan een gouden eeredegen met het opschrift „voor moed". Achtereenvolgens was hij commandant van het regiment huzaren der lijfgarde en van de 2de brigade van de 2de divisie cavalerie; daarop werd hij benoemd tot commandant van de tweede divisie der cavalerie. In 1894 werd hij adjudant-generaal en inspecteur-generaal der cavalerie. In de politiek trad Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj eerst op den voorgrond in 1905, en wel onmiddellijk na het luwen van de revolutionaire beweging in Rusland. Hy werd toen de raadsman van den Czaar en bepleitte bij dezen de noodzakelijkheid van de onderdrukking der revolutie met geweld van wapenen. Den 26sten October 1905 benoemde de Czaar den Grootvorst tot commandant van de garde en van het militair district St. Petersburg en bevorderde hem tegelijkertijd tot generaal der cavalerie. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot voorzitter van den toen gevormden raad van landsverdediging. Door zijn huwelijk met Prinses Militsa, de dochter van den Koning van Montenegro, was de Grootvorst een warm vriend der Balkan-Staten; met name van Montenegro en Servië. Op Leven en Dood. II. 4 49 het front weg te krijgen, opdat er plaats gemaakt kan worden voor weer andere honderdduizenden Nitsjewo!" Dat den 4en Augustus een aanval der Russen vanuit Krottingen door de Duitschers uit Memel werd afgeslagen en bij Lengwethen in Oost-Pruisen een Russische patrouille was gevangen genomen Nitsjewo! Het bewees, dat de Russen ook aanvallen durfden. Dat dienzelfden 4en Augustus de Duitschers in stormpas Kibarty, het eerste Russische station aan den spoorweg van Koningsbergen naar Kowno, hadden genomen en een niet onaanzienlijk aantal gevangenen hadden gemaakt..:.. Nitsjewo ! Dat was een goedkoope overwinning van een groote overmacht op een zwakke bezetting. Dat Russische cavaleristen, die bij Schwiddern, ten Oosten van Johannisburg, en bij Grodken, tusschen Lautenburg en Soldau, in Oost-Pruisen waren binnengedrongen, den 6en Augustus over de grens teruggedreven werden en dat die bereden soldaten bij hun terugtocht te Neidenburg zeer in de verdrukking waren gekomen Nitsjewo ! Nitsjewo! Dat van overal uit de grensplaatsen het. opduiken van Duitsche patrouilles werd bericht, en zelfs Tsjeutoekan — voor de geloovige Russen een heilige plaats, waarheen jaarlijks drommen ter bedevaart optrokken — reeds den dag na het uitbreken van den oorlog in vijandelijk bezit was Nitsjewo! 't Was immer alles niets! Maar... de dagen vorderden. Reeds was het een week, sinds de oorlog was uitgebroken en — Frankrijk en Engeland en België in het Westen en Servië en Montenegro in het Zuiden zagen met een schier smachtend verlangen naar Rusland uit. Waar waren toch de millioenen en waarom toefden ze te komen ? Die millioenen, ach, met smartvol ongeduld werd er op hen gewacht! Toen voegden zich bij het niet te loochenen feit van een voortgang der Duitsche wapenen in België, voor de tegen Duitschland en Oostenrij k-Hongarije saamverbonden landen nieuwe onheilsberichten. Oostenrijksche cavalerie deed den 8en Augustus een inval in Russisch-Polen en bezette er Olkusz en Wolbrom, zoodat nu Duitschers en Oostenrijkers in het land van den vijand zélf diens opmarsen in één gemeenschappelijk front konden afwachten. En ook hooger-op, van uit Oost-Pruisen, betoonde de Duitscher groote activiteit en begon zich uit de van alle oorden aangebrachte soldaten-troepen één groot leger met een aanzienlijk front te vormen. En — neen, waarlijk! voor den Rus was het begin van zijn opmarsen naar Berlijn al niet zeer moedgevend ! — den 9en Augustus vielen bij Bialla, oostelijk van Johannisburg, de eerste acht Russische kanonnen in handen van de Duitschers. En ook uit Schmalleningken, oostelijk van Tilstt, berichtten Duitsche telegrammen, dienzelfden dag een overwinning. 50 Rusland mocht bij zijn „Nitsjewo" volharden — de bondgenooten in het Westen en in het Zuiden werden onrustig. Reeds verluidde het, dat de Duitschers Warschau binnengerukt waren — gelukkig voor Rusland was het nog lang zoo ver niet! — en begon er critiek los te komen op het Russische legerbevel, dat zoo eindeloos lang werkeloos bleef! Dien 9en Augustus, toen Rusland acht kanonnen in handen van den vijand moest achterlaten, bevond zich de Grootvorst-Opperbevelhebber nog in St. Petersburg. Daar woonde hij, aan de zijde van den Czaar, een plechtige audiëntie bij, die deze aan Zijn Ministers en aan de leden van den Rijksraad en de Rijks-Doema verleende. In plechtige woorden sprak de Czaar Zijn dienaren en de vertegenwoordigers en Zijn volk toe. „In deze beteekenisvolle dagen van opgewondenheid en onrust," — zoo zei de Czaar, — „welke Rusland doorleeft, breng ik u mijn groet. Het Duitsche rijk, en daarna ook Oostenrijk-Hongarije, hebben Rusland den oorlog verklaard. De machtige strooming van vaderlandslievende gevoelens, van liefde en trouw voor den troon, die als een stormwind door het gansche land ging, is mij zoowel als u een hechte waarborg. Ik hoop, dat het groote Rusland den oorlog, welken God ons gezonden heeft, tot een gelukkig einde zal brengen. Uit dezen eensgezinden storm van liefde, van ijver om alles, zelfs het leven ten offer te brengen, schep ik mijn kracht om de toekomst met rust en vastheid tegemoet te zien. Wij verdedigen niet alleen de eer en de waardigheid van ons land, doch wij strijden ook voor onze Slavische broederen, onze geloofsgenooten en bloedverwanten. Op dit oogenblik zie ik ook met vreugde, hoe de éénwording van de Slaven met Rusland zich krachtig en onverbreekbaar voltrekt. Ik ben. overtuigd, dat ieder uwer op zijn plaats zal zijn, om mij de beproeving te helpen dragen, en dat ieder, te beginnen bij mij zelf, zijn plicht zal doen. De God van het Russische land is groot!" Dit Keizerlijk woord werd met luide Hurrah's door al de aanwezigen begroet. Maar het waren wóórden slechts, zoo sprak de cntiek in de met Rusland bevriende landen. Daden wilde men zien; daden verwachtte men van Rusland en zijn Generalissimus Evenwel — die critiek mocht onbillijk worden genoemd. De Grootvorst-Opperbevelhebber wist, dat de concentratie zijner legers naar verhouding slechts zeer langzaam geschieden kon. Het Russische leger was als een kolos, wiens hoofd zich te St. Petersburg bevond; zijn handen breidden zich uit over het Westen; zijn voeten rustten in de Siberische velden eer heel dat reusachtige lichaam in beweging en gereed voor het gevecht zou zijn, moesten er wel weken, maanden zelfs, verloopen. 51 En daarom bleef de Grootvorst de eerste dagen van den oorlog daar, waar zich het hoofd van den kolos bevond. En toen hij het oogenblik aangebroken wist, dat zijn legers gereed voor het gevecht zouden zijn, toen liet hij den kolos zich oprichten en het hoofd verplaatsen naar het Westen..... En dat oogenblik kwam, nog vóór de derde week van Augustusmaand verstreken was. ]) ■) Maanden hadden moeten verloopen, vóór de Russische legers gereed zouden zijn voor dén opmarseh naar Berlijn Maar reeds den 19en Augustus 52 De Russen in Oost-Pruisen; hun opmarsen en hun nederlaag. Eindelijk! Duitschlands vijanden slaakten een zucht van verlichting, toen het groote nieuws bekend werd: „De Russen zijn Oost-Pruisen binnengevallen en hebben, ge wichtige strategische punten bezet!" En dat was zoo, althans voorzoover het de mededeeling van den inval betrof. In de derde week van Augustus gebeurde het. Toen rukten de mannen van het eerste leger onder generaal Rennenkampf langs den spoorweg van Kowno naar Koningsbergen op. Noordelijk opereerde een afdeeling tegen Tilsit, zuidelijk marcheerden belangrijke Russische troepen-afdeelingen onder bevel van generaal Sjilinski uit de richting van Suwalki in Polen naar Goldapp in Oost-Pruisen. Dat waren de mannen van het Wilna-leger. En het Narew-leger — de Narew, een belangrijke rivier, die, met de Bug vereenigd, zich even ten Noorden van Warschau in den Weichsel stortte — verliet onder bezetten de Russen Gum binnen en van 22 tot 24 Augustus was hun opmarsch tegen Oost-Pruisen in vollen gang! Onmogelijk was het, dat de kolos in nauwelijks drie weken tijds zich gereed kon maken; onmogelijk was het, dat de concentratie der gemobiliseerde legers in slechts drie weken voltooid kon zijn. Het feit van den Russischen opmarsch bewees, dat de mobilisatie van het Russische leger reeds lang — zij het dan ook bedekt — in vollen gang moest zijn geweest. De berichten dienaangaande waren zeer verschillend. In Augustus 1914 bij de Masurische meren gevangen genomen Russen verklaarden, dat zij reeds in Maart 1914 onder de wapenen waren geroepen, zonder dat zij het doel van deze mobilisatie wisten In Maart 1914 waren de Russische landweer-soldaten in groepen van 400.000 man opgeroepen, om aan de oefeningen van het actieve leger deel te nemen In April 1914 waren de Russische troepen uit Perzië teruggetrokken en naar den Eaukasus gezonden In Mei 1914 was het Russische leger in den Eaukasus gemobiliseerd Na 28 Juni 1914, den datum van den Vorstenmoord te Serajewo, werden in geheel Rusland de noodzakelijke toebereidselen voor den oorlog getroffen 27 Juli, toen in Duitschland nog alles rustig was, konden reizigers uit St. Petersburg bijna of in 't geheel niet vervoerd worden, daar al het beschikbaar spoorwegmateriëel voor troepenvervoer werd benut Een feit, niet te loochenen, was het, dat in de eerste gevechten tegen Duitschland troepen uit Azië, uit het oostelijkst gelegen gedeelte van Siberië zelfs, meestreden. En in de gevechten, die in de eerste helft van September plaats grepen, maakten de Duitschers tal van gevangenen, die — waren ze eerst in de laatste dagen van Juli 1914 gemobiliseerd — niet veel eer dan in het midden der Octobermaand het gevechtsterrein zouden kunnen bereikt hebben. De vraag: „Heeft de Russische Regeering, lang vóór nog eenig volk ter wereld een schaduw van vermoeden aan oorlog had, niet alles in gereedheid voor den oorlog gebracht?" heeft na het vorenstaande geen beantwoording meer noodig. 53 zijn aanvoerder, generaal Mitsjenko, zijn veiligen Poolschen vestinggordel en ging uitvoering geven aan het bevel, om door Masuren te trekken en Ja, natuurlijk, de Oostzee-vestingen Koningsbergen en Dantzig waren het doel van den tocht. Rusland moest de beheerscher van de Oostzee worden, gelijk Engeland het was van de Noordzee. En verder? Na een vermeestering van de enkele vestingen in Oost-Pruisen zouden de Russen steeds verder Duilschland binnendringen, om daardoor de dreiging van België en Frankrijk af te wenden. Ja, Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj had het beslissende woord gesproken. De Groote Russische opmarsch was begonnen, de stoomwals ging rollen W&'l ' „De Duitschers trekken terug. De grensbewaking- en landweertroepen blijken niet tegen het opdringen der overmachtige Russische cavalerie bestand. Ja, in kleine gevechten, schermutselingen slechts, hebben ze wel overwinningen behaald en is het hun zelfs ook gelukt, hier en daar Russisch-Polen binnen te dringen — maar nu het er op aankomt, de sterke troepenmassa's der Russen het hoofd te bieden, nü moeten ze wijken." Zóó zeiden het de Russen van de Duitsche vijanden en de bondgenooten zeiden het hen na. Er was inderdaad waarheid in dit zeggen en de geallieerden hadden de dagen, die op den Russischen inval volgden, reden tot juichen. Alleen: ze juichten iets te vroeg! Want achter de „schermutselende landweermannen" werd een aanzienlijke Duitsche.weermacht bijeengetrokken. En — eerst wanneer die concentratie tot stand gekomen zou zijn — zou het blijken, of werkelijk de Russische opmarsch voortgang zou kunnen hebben. Trouwens — het was voor den Russischen kolos gemakkelijk, zijn voet op den grond van Oost-Pruisen te zetten. Heel anders was het daar, als in België, waar de „onneembare" stellingen van Luik en Namen, of als in Frankrijk, waar de ijzeren vestingmuur van Belfort tot Verdun, den toegang versperden. Geen versterkte steden, geen forten, geen stellingen — slechts veldversterkingen en loopgraven hadden de Duitschers tegen den vijand gereed. De opmarsch van de sinds vele weken gemobiliseerde Russische legers móest hier wel gelukken. Toch ondervonden de Russen al terstond, dat die Duitschers vechtkerels waren. Ze weken wel, natuurlijk, dat moésten ze, maar het kostte krachtsinspanning, om ze vóór zich uit te jagen. En het kostte den Russen nog iets anders ook. De terugtrekkende Duitschers namen na den strijd bij Stallu- pönen op den I7en Augustus 3000 gevangen genomen Russen en 6 veroverde machine-geweren mee. En toen den 19den Augustus de Russen zegevierend Gumbinnen — aan den spoorweg van Kowno 54 naar Koningsbergen — binnengetrokken waren en ze, een paar dagen later, de vreugde dezer overwinning iet of wat te boven waren gekomen, moesten ze erkennen, dat de „verslagen vijand" tijdens zijn aftocht 8000 Russische strijders en 8 kanonnen had meegenomen! Het werd Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj en zijn aanvoerders wel duidelijk, dat zij op een zeer hardnekkig verzet zouden stuiten bij hun opmarsch en dat de Russische legers zeer zouden moeten lijden. Maar — Nitsjewo! Vadertje Czaar had mannen genoeg! Voor duizend •• De *w™«*rekkeiide Duitschers namen na den strijd bij Stallupönen op den 17en Aueustus.... mo gevangen genomen Russen en 6 veroverde machine-geweren mee.... (pag. 54.) gevangen genomen soldaten zouden tienduizend nieuwe strijdkrachten in de plaats treden! En de Russische opmarsch ging voort! En onder de bewoners van het land werd, om ze gerust te stellen, met kwistige hand de volgende Proclamatie aan de Duitschers uitgedeeld: „Wij, vertegenwoordigers van Rusland, wenden ons als tolken van het vereenigde groot-Slavendom met woorden van wijsheid tot u, Pruisen: „Keert terug, gij verdwaalden, voor het te laat is". „Ziet om u heen: de heele wereld staat gewapend tegenover u, die den wereldvrede hebt verstoord. Rusland, Engeland, Servië en 55 Montenegro, de door u tot zelfverdediging genoodzaakte Belgen en zelfs Japan — allen heffen zij de wapenen tegen u op, als tegen wilde Hunnen, ter verdediging van hun landen tegen den aanval uwerzijds. Italië, uw bondgenoot, heeft zich van u afgekeerd, bitter leed zweeft u over het hoofd! De Slavische lawine van het Oosten, de vereenigde Franschen, Engelschen en Belgen van het Westen omvangen u met ijzeren boeien. „De Duitsche regeering misleidt in blinden nver haar eigen volk, dat reeds in doodsangst om zich heen ziet naar uitkomst. Welke overwinningen hebt gij behaald voor Luik? Waar zijn de lauweren, die gij tegen Frankrijk hebt bevochten? Waar zijn de revolutie en de stakingen in Rusland? Dat is alles utopie. In het Westen en in het Oosten verliest gij slag op slag. Dat houdt men u streng geheim. „Als één man is heel Rusland opgestaan voor de zaak van het Slavendom en het zal het zwaard niet opsteken, vóór het dezen strijd heeft uitgestreden. „Wij brengen u den vrede voor de toekomst, den vrede voor rustigen arbeid. Maar werpt de wapenen, die gij voor vruchtelooze tegenweer gebruikt, van u ; vergiet geen nuttelooze stroomen bloeds. „De Rus is grootmoedig- en vredelievend en wij zullen geen wraak oefenen voor uw barbaarsche slachtingen in Kalisch en Czenstochau en voor de wijze, waarop gij de vreedzame boeren hebt onderdrukt. „Wij strijden tegen het Duitsche leger en niet tegen het volk; de in Duitschland levende Polen zijn onze Slavische verwanten. Weest gerust, uw vrouw en kinderen loopen geen gevaar, uw eigendom zullen wij ongerept laten. „Wij reiken de vredelievende bevolking de hand. Legt de wapenen neder, die uw staat u met geweld in de hand heeft gedrukt. Geeft u gevangen. De Russen behandelen hun gevangenen goed. Een gevangene is voor ons geen vijand meer. Gewonden dooden we niet". Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj was wel zeer rijk in woorden en beloften Op Gumbinnen volgde den 23en Augustus Insterburg, aan den Pregel. Ja, den 24en Augustus waren de Russen reeds 70 kilometers ver het vijandelijk land binnengedrongen en na nog maar een paar dagen, den 26en Augustus, bevonden zich Tilsit, Nordenburg, Bisschopburg en Sensburg in hun handen, zoodat ze zeggen konden: „Wij hebben ons vastgezet!" Wat in België enkele dagen te voren gebeurd was, wérd nu ook in Oost-Pruisen gezien. Honderdtallen, neen duizendtallen van 56 vluchtelingen trokken voor den zegevierenden indringer uit. Van den morgen tot den avond waren de landwegen bedekt met een onafzienbaren stoet van mannen en vrouwen, die zooveel ze maar konden hadden bijeengepakt, maar ach nog zooveel meer hadden moeten achterlaten. Helaas, hoe leed die onschuldige landbewoner, die vredelievende, arbeidzame landbevolking onder de gruwelen van den oorlog, 't Was waar, de geregelde Russische troepen gedroegen zich ordelijk en slechts een heel enkele maal gebeurde het gedurende den Russischen opmarsch, dat Russische soldaten zich in de door hen bezette plaatsen vergrepen aan andermans goed en leven. Maar daar, waar de Kozakken kwamen, in de afgelegen dorpen en op eenzame plaatsen, daar gedroegen deze horden zich naar hun aard. Ze roofden en ze plunderden en ze brandden en ze moordden. Hunnen, vandalen, barbaren betoonden zij zich. En het verantwoordelijke Russische legerbestuur kon niet, als het Duitsche voor het optreden zijner soldaten in België, de verontschuldiging aanvoeren, dat de slachtoffers der Kozakken zich aan franc-tireursdaden hadden bezondigd *) Rusland zegevierde; België en Frankrijk en Engeland herademden. Het ging goed zoo. De Rus had zich reeds vastgezet. Al meer trokken de Duitschers terug. Hun stellingen aan Generaal Von Rennenkampf, bevelhebber van het eerste Russische leger, dat langs den spoorweg van Kowno naar Koningsbergen optrok. !) De Norddeutsohe AUgemeine Zeitung nam in deze dagen volgend bericht op, waarin de slachtoffers der Russische Kozakken met name werden genoemd: „Op den derden Augustus stond het dorp Schwiddern van alle kanten in brand. Radeloos waren de menschen uit hun huizen gevlucht; alle pogingen om kostbaarheden of lijfgoederen uit de vlammen te redden, werden door woeste, bruine duivels —■ de Kozakken — verhinderd. Een in het dorp zeer geziene vrouw, een landeigenares, mevrouw Wiktor, werd, toen zij weenende op straat liep, doodgeschoten. Haar lijk bleef twee volle dagen op straat liggen. Een der oudste dorpsbewoners, de 81-jarige Sokolowski, ontving, toen hij rustig voor zijn huisje zat, een doodelijk schot; men stak het huisje in brand en het lijk van den grijsaard werd in de vlammen geworpen. In het naburige dorp Kosuchen werd een schoolmeisje walgelijk mishandeld 57 de Angerapp, een zijrivier van den Pregel, hadden ze moeten opgeven. Ja, den 28en Augustus forceerden de Russen de overgangen van de minstens 50 kilometer verder naar het "Westen liggende Alle, óók al een zijrivier van den Pregel. En heel het Oost-Pruisische land mocht gerekend worden in handen van den invaller te zijn, toen dienzelfden dag ook onder den onstuimigen aandrang van het Narewleger Allenstein viel. De Russische stoomwals rolde met vervaarlijke snelheid voort. En, zeker van de overwinning, tikten de telegrafisten té St. Petersburg dien 28en Augustus op hun Morse-toestellen het vreugdebericht de wereld in: „Onze troepen naderen de vesting Koningsbergen, de voorhoede van het garnizoen terugdringende " Heerschte er in Duitschland geestdrift over den voorspoed der Duitsche wapenen in het Westen, een verklaarbare mismoedigheid begon het hoofd op te steken, toén hoe langer zoo meer in het Oosten de vijand opdrong. En al jammerde en klaagde men niet overluid — de sombere blikken, waarmee de nieuwsberichten van het Oosterfront werden gelezen, zeiden genoeg. Het Duitsche volk had noodig, dat het een riem onder het hart gestoken werd. In dezen grooten tijd, zoo oordeelde de Groote Generale Staf, had ieder noodig: onbezweken moed en onwankelbaar vertrouwen op wat Regeering en legerbestuur in het belang van land en volk verrichtten. „Vermoedelijk" — zoo werd den 27en Augustus bericht — „zullen er voor het einde der maand op het Oostelijk oorlogstooneel nog beslissende dingen gebeuren!" En Keizer Wilhelm, in wien in deze voor het Keizerrijk zoo zware dagen het hart van het Duitsche volk klopte, bemoedigde zijn Jandgenooten door het telegram, dat hij als Koning van Pruisen aan het Pruisische Ministerie zond: „Dê beproeving van mijn trouwe Provincie Oost-Pruisen door het binnendringen van vijandelijke troepen" — zoo luidde dit telegram — „vervult mij met hartelijke deelneming. Ik ken den in nog moeilijker tijden gebleken onwrikbaren moed van mijn Oost-Pruisen te goed, om niet te weten, dat zij steeds bereid zijn, op het altaar des vaderlands goed en bloed te offeren en de verschrikkingen van en gedood; in Bialla werd de vrouw van een postbode, een moeder van zeven kinderen, doodgeschoten, toen zij uit het raam keek; de koopman Günther, die zijn huis verlaten wilde, kreeg plotseling een paar sabelslagen, die een eind aan zijn leven maakten. Alleen in het kleine Bialla zijn zeven dorpelingen vermoord en een dozijn zwaar, verwond; bovendien zijn alle winkels totaal geplunderd en verwoest. En zoo ging het ook in de andere grensdorpen; overal zijn volmaakt onschuldige menschen vermoord, huizen verbrand, winkels geplunderd. Goddank, dat eindelijk de Duitsche troepen kwamen en dat de Russische Hunnen toen een eind over de grenzen teruggejaagd zijn" 58 De door de Russen verwoeste brug van Allenburg In Oost-Pruisen. Duitsche machine-geweren werden in den „val" van Von Hindenburg gereed gehouden. 59 den oorlog standvastig op zich te nemen. Het vertrouwen in de onweerstaanbare macht van ons heldhaftig leger en het vaste geloof in de hulp van den levenden God, die het Duitsche volk in zijn gerechte zaak en noodweer tot dusver zoo wonderbaarlijk bijstand heeft verleend, zullen niemand in zijn vertrouwen op spoedige bevrijding van het vaderland van de rondom staande vijanden doen wankelen " „Zoo oordeelt Keizer Wilhelm dus over den toestand!" — zeiden de Duitschers tegen elkander en hun blikken verlevendigden. — „Dan is het ginds in het Oosten ook niet hopeloos gesteld! Dan zullen onze mannen dien Rus wel klein krijgen!" En zóóver gekomen, beijverden zich alle Duitschers om den Keizerlijken last, dien hij in het vervolg van zijn telegram gegeven had: de noodlijdende Oost-Pruisische bevolking bij te staan, te helpen uitvoeren. „Het vaderland zal spoedig bevrijd worden!" Dat was de heugelijke tijding, die Keizer Wilhelm zijn volk deed weten. Het was den Duitschers een profetie, aan welker vervulling zij niet twijfelden. Ja, de bevrijding zóu komen! Maar dan moest er ook een bevrijder zijn? Wie de man was, die van den Russischen druk het arme OostPruisen ontheffen zou, wisten de Duitschers nog niet. Maar Keizer Wilhelm en zijn Staf, diè wisten het wèl. De bevrijder was generaal-överste Paul von Beneckendorff und von Hindenburg — kortweg Von Hindenburg genoemd. Hij zou den Russischen kolos weerstaan, hem ter aarde werpen en — in figuurlijken zin gesproken — hem het hoofd doen verliezen! Wie Von Hindenburg was? Generaal-Overste Von Hindenburg was in 1911 op 64-jarigen leeftijd gepensioneerd.1) Men wist toen, dat een bekwaam man den J) Over de redenen, die er toe geleid hadden, dat Von Hindenburg op pensioen werd gesteld, verluidden sedert mededeelingen, die waar kunnen zijn, maar die ook als een „anecdote" kunnen worden opgevat. Von Hindenburg, heette het dan, zou eens bij de Keizer-manoeuvres, in Oost-Pruisen gehouden, als tegenpartij tegenover zich hebben gehad den „Oppersten Oorlogsheer van Duitschland", Keizer Wilhelm. Wat andere generaals in zulk een geval deden, veronachtzaamde Von Hindenburg geheel: hij ging zóó. op in het'oorlogsspel, dat hij zelfs den verschuldigden eerbied jegens den Keizer vergat, dien behandelde als een „gewoon vecht-generaal" en hem overwon. Si non e vero In ieder geval, het verhaal bedoelde te doen uitkomen, dat méér dan eenig ander man in het Duitsche leger generaal Von Hindenburg het Oosten des lands, inzonderheid Masuren in Oost-Pruisen, kende en van de gesteldheid van den bodem partij wist te trekken. 60 dienst verlaten ging; een bekwaam krijgskundige een en warm vaderlander tevens. Dat laatste had hij bewezen in 1866, in den Slag bij Königgr&tz, toen hij zich door zijn buitengewonen moed onderscheidde. En in dien slag ook had hij getoond, het eerste te zijn, n.1. een bekwaam krijgskundige. Want, ofschoon toen nog slechts infanterieluitenant, hij beheerschte niet alleen zijn mannen, maar wist ook telkens, als de toestand dit vereischte, een daaraan passend besluit te nemen. Von Hindenburg doorliep sinds alle militaire rangen en de garnizoenen te Oldenburg, Coblenz en Karlsruhe zagen hem achtereenvolgens als bevelvoerend officier. Opmerkelijk, nooit diende hij in De eerste „Oorlogsbuit" in Oost-Pruisen. Russen en Duitschers, voor enkele uren nog in bloedig handgemeen gewikkeld, werden in één groot graf naast elkaar ter ruste gelegd. Een ander verhaal — wellicht ook slechts een anecdote — wilde doen gelooven, dat Von Hindenburg in gezelschap een „onmogelijk mensen" was. Hoe algemeen de gesprekken ook waren — hij zweeg immer door. In zijn element echter kwam hij, wanneer over de Russen en over een oorlog tegen het Czarenrijk gesproken werd. Dan vatte de „droomer" vuur en de zwijger werd. een redenaar, als hij 'uiteen kon zetten, hoe de Russen in Masuren verslagen moesten worden, als men slechts En dan volgde een krijgskundig betoog, waarnaar ten slotte niemand meer luisterde. Men liet Von Hindenburg zijn stokpaardje berijden en ging zelf door met feest-vieren. Maar wee den nieuweling, dien het „onmogelijk mensch" in het gezelschap opmerkte. Hem voerde de General-oberst mee naareen afgelegen vertrek en heel den avond dwong hij daar zijn slachtoffer te luisteren naar zijn plan tegen den Rus 61 een Oost-Pruisisch garnizoen. Toch, buitengemeen was de kennis, die Von Hindenburg van dat Oost-Pruisen bezat. En geen wonder! Telkenmale, wanneer hij maar verlof kon bekomen, vertoefde hij in Oost-Pruisen, bestudeerde hij Masuren en: „De Russen moeten in de Masurische meren gedrongen worden", werd de vastgewortelde meening van dezen vaderlander en soldaat. En wanneer in Oost-Pruisen manoeuvres gehouden werden, dan zeiden de soldaten, die wisten, dat zij tegen de partij van Von Hindenburg moesten strijden, lachend tot elkaar: „Wij gaan vandaag een bad nemen!" Zóó zeker wisten ze het, dat het aan den aanvoerder hunner tegenpartij gelukken zou, hen in de Masurische meren te duwen. O, indien het eens tot een oorlog met Rusland mocht komen — en niemand in Duitschland, die zulks niet voorzag! — dan zou Von Hindenburg de man zijn en hij alléén, die den Russischen kolos zou kunnen weerstaan. En nu, Augustus 1914, was de Oorlog er! Maar... Von Hindenburg was gepensioneerd! Gelukkig voor Duitschland, dat, toen de ure des gevaars voor het land kwam, Keizer Wilhelm zich herinnerde, dat in het „Spel van den Oorlog", in de groote manoeuvres, Von Hindenburg telkenmale met zijn partij in het Masurische merengebied de overwinning had behaald. En mocht het al waar zijn, dat eens de Opperste Oorlogsheer, gebelgd, dezen man ter zijde had gezet — dan wist Keizer Wilhelm thans een overwinning op zich zelf te behalen. Generaal-Overste Von Hindenburg, die, als voor honderd jaren de grijze Blücher, popelend zat te wachten tot zijn Vorst hem opriep, werd met het bevel over de Duitsche legers in Oost-Pruisen belast. Hoe de gepensioneerde dien last ontving, opvolgde en er zich van kweet? Von Hindenburg vertelde het zelf na zijn eerste ontmoeting met de Russen aldus: „Voor een paar weken bevond ik mij nog te Hannover. Ik had mij natuurlijk dadelijk bij het uitbreken van den Oorlog ter beschikking gesteld en had ook antwoord gekregen, namelijk dat, wanneer men mij noodig had, men een beroep op mij zou doen. Sedert had ik niets meer vernomen. De onzekerheid van het wachten scheen mij eindeloos en na een paar weken had ik dan ook alle hoop opgegeven, van weer in actieven dienst hersteld te worden. Toen kwam plotseling het bericht, dat Zijne Majesteit de Keizer mij het bevel over het Oosterleger had opgedragen. Ik had nog juist den tijd, om mijn oude uniformen een weinig voor veldgebruik te doen inrichten en de allernoodzakelijkste wollen onderkleeding aan te schaffen. Toen kwam mijn prachtige Chef van den Staf, Generaal Lindendorff, reeds met een extra-trein aan. Slaapwagen, eetwagen en locomotief — 62 zóó reisde ik als een Vorst naar Oost-Pruisen. En nadien is alles buitengewoon goed verloopen!" Von Hindenburg mocht wel zeggen, dat hij als een Vorst had gereisd, maar hij verzweeg, dat hij, sinds de opdracht hem gewerd, rusteloos arbeidde, immer door berichten ontving en bevelen gaf. Op zijn reis „als een Vorst" hield zijn trein van station tot station stil, opdat de telegrafische berichten uit de door de Russen bedreigde streken, den generaal konden worden ter hand gesteld. En dan 63 gaf Von Hindenburg, gelijk de jonge luitenant het in den Slag bij Königgratz had gedaan, terstond de bevelen, die vereischt werden En dat de Duitsche landweermannen voor de cavalerie der Russen terugtrokken, mocht een oorzaak hebben eenerzij ds in de overmacht van den vijand en andererzijds in het feit, dat de concentratie der Duitsche legers nog niet ten volle gereed was — ontegenzeggelijk school er opzet achter dezen terugtocht. Von Hindenburg wilde en beval het zoo. Want hij, de kenner van het Oost-Pruisische kolos in de Masurische meren drijven en daartoe was het allereerst noodzakelijk, dat de invallende vijand voorbij die meren getrokken was! „En nadien is alles buitengewoon goed verloopen!" Zoo eindigdeVon Hindenburg zijn korte medédeelingen omtrent zijn weder actief optreden. Het was waar, wat hij zeide, maar... hoe hachelijk scheen voor ieder, behalve dan voor Von Hindenburg, de toestand! In het Noordelijk gedeelte van Oost-Pruisen drongen de mannen van Rennenkampf én Sjilinski, de soldaten van het Wilnaleger, vooruit en naderden zij reeds Koningsbergen. Meer naar het Zuiden trok zegevierend op. Generaal Mitsjenko roemde óók, dat zijn manschappen zich reeds vastgezet hadden in Hohenstein en Osterode en Allenstein. Nog maar enkele dagen, ja, wellicht was het nog slechts een kwestie van enkele uren, en dan zou Elbing, aan het Frische Haf, in zijn bezit wezen. En dan? Dan was heel Oost-Pruisen Russisch bezit te noemen en de daar gelegerde Duitsche troepen zouden als in een val opgesloten zijn. Rennenkampf en Sjilinski en hij, Mitsjenko, werkten eendrachtig samen, om het Duitsche leger in dien val te vangen. 64 Maar... de drie Russische generaals liepen zélf in de val. En die val had Von Hindenburg voor hen klaar gezet! Neen, het was niet noodig geweest, dat er bij Elbing en andere plaatsen groote uitgestrektheden lands onder water waren gezet. In Oost Pruisen lag de landstreek Masuren en die landstreek bevatte de Masurische meren, de meren van Von Hindenburg! Er was water genoeg voor de Russen! Generaal Mitsj'enko was het eerste slachtoffer, dat in Von Hindenburgs val vastraakte! Den 28en Augustus gaf het Russisch bericht, dat de belangrijke stad Allenstein bezet en het Duitsche versterkings-leger op de vlucht gedreven was, heel Rusland en zijn bondgenooten hoop, véél hoop zelfs! Maar zie, slechts één dag later, den 29en Augustus dus, kwam de bekende k war tiermeester-generaal Von Stein met een kort laconiek pers-bericht van den Grooten Generalen Staf: „Onze troepen onder bevel van veldmaarschalk Von Hindenburg hebben het van de Narew oprukkende Russische leger ter sterkte van 5 legercorpsen en 3 divisies cavalerie in een driedaagschen slag in de streek tusschen Gilgenburg en Ortelsburg verslagen. Zij vervolgen nu den vijand over de grens " Voor wie de berichten van Von Stein van het Wester-oorlogsfront met aandacht en nauwgezetheid had gevolgd, was er geen twijfel aan, of de kwartiermeester-generaal had niets te veel gezegd. Maar wat was dat dan met die Russische overwinningen? Lag Allenstein niet minstens zes uur verder Oost-Pruisen in dan Ortelsburg? Inderdaad, de Russen hadden Allenstein bezet. Maar en dit was de val van Von Hindenburg! het geschiedde onder In Masurenland was het terrein voor den Duitschen aanval uitermate gunstig. Struik- en boomgewas maskeerden de troepenbewegingen van Von Hindenburg. Men ziet hier, in struikgewas verborgen een Duitschen trompetter die zijn makkers waarschuwt voor dreigend gevaar. , Op Leven en Dood II. Job diens hooge goedkeuring. Die Russen mochten het enkele dagen lang oprechtelijk gelooven, dat zij vorderden, doch toen ze het punt bereikt hadden, dat Von Hindenburg uitgekozen had, klonk zijn Voorwaarts! tot de Duitschers. En dat bevel werd een donderend Halt! voor de Russen. Met onweerstaanbaar geweld liet de „onmogelijke mensch van de hooge gezelschappen" zijn mannen storm loopen op de Russen van Mitsjenko. Het was voor deze Duitschers overwinnen of sterven. Werden zij geslagen, dan zou van twee kanten de Russische stoomwals in beweging worden gezet, door Rennenkampf vanuit het Noorden en door Mitsjenko vanuit het Zuiden der provincie Oost-Pruisen. En dan zou terstond het grootste gedeelte der Oostelijke Duitsche weermacht vernietigd zijn geworden. Maar Von Hindenburg was er. Rustig en kalm had hij in zijn kamer in het hoofdkwartier vertoefd; schijnbaar onbewogen door de tientallen berichten, die van alle zijden hem bereikten. Maar hij, die „als een vorst" gereisd had, werkte „als een slaaf'. Niet één oogenblik, dat hij zelfs ook maar aan zijn gedachten rust gunde... En maar aldoor bleven zich de Russische troepen westwaarts voortbewegen en maar al door tikte de telegraaf de Russische overwinnings-bulletins de wereld in... Daar sprak Von Hindenburg! Het was het woord, dat voor den geheelen Russischen veldtocht in Oost-Pruisén beslissend was ! En niet zoodra had hij zijn bevelen gegeven, of voort ging het in zijn automobiel langs zijn troepen heen, die... zich afwendden van het leger van Rennenkampf. Want zóó was de gedachtengang van den genialen veldheer geweest en zóó ook luidde zijn bevel: „Valt het Narew-leger, dat onze macht omtrekken wil, aan!" Dat Narew-leger, bestaande uit 5 legercorpsen en 3 cavaleriedivisies, trok met een frontbreedte van meer dan vier uren op, een lawine gelijk, alles verpletterend of meesleurend.Maar.... van drie kanten tegelijk besprong Von Hindenburg den Russischen kolos. Een sterke macht, Oostelijk en Noord-Oostelijk van Allenstein gelegerd, wierp zich op de Russische rechterflank. In het front had Mitsjenko te kampen tegen de Duitsche landweer, die rondom Hohenstein en Tannenberg had post gevat. Maar Von Hindenburgs meesterzet was de aanval in den rug van het Narew-leger, dien hij *) Uit St. Petersburg berichtte men in deze dagen, dat de Russen (t. w. de Wilna- en de Narew-legers te zamen) met een front van 100 mijlen in OostPruisen oprukten en ongeveer 13 legercorpsen sterk waren, die nog voortdurend werden aangevuld! 66 Omzichtig gingen de mannen van het 8e Duitsche leger to werk. Voet voor voet drongen zij voorwaarts.... °e vijand bemerkte hen niet en kruipend en bukkend ging het nu weer eonige meters vooruit * 67 door het le Duitsche legercorps deed uitvoeren. Daardoor toch werd de zuivering van Oost-Pruisens grondgebied, door den „onmogelijken mensen" beoogd, mogelijk. Ja, dat was Von Hindenburgs „val"! Naar drie zijden tegelijk moest Mitsjenko zich verdedigen. Inderdaad verdedigen! Want de Duitsche landweertroepen bij Hohenstein en Tannenberg, „de ruggegraat van het Duitsche volk in de wapenen", weerstonden niet alleen den Russischen opmarsch, maar ze wierpen den vijand ook terug Dat was een slag! De strijd, tot dusver nog in België en NoordFrankrijk gevoerd, verzonk in het niet, bij wat hier gebeurde. De Russen, bezield met een moed, die, door hun popen aangewakkerd, aan fanatisme grensde, liepen storm op de daar voor hen opdoemende Duitschers. Zij wilden zich niet laten keeren! Ze moesten vooruit! Maar daar klonk met zware slagen de donder van het Duitsche geschut en heel de linie daar vóór hen was als één vuurmond, waaruit over de stormende Russen dood en verderf werd uitgebraakt. Ze hóórden niet één afzonderlijk schot, ze zagen niet één afzonderlijken vuurslag — één zware, één ontzaglijke donder rolde over hun hoofd en het was, of er een ondoordringbaar gordijn fan vuur tusschen hen en de Duitschers werd opgehangen. Dien donder trotseeren? Dat gordijn verscheuren? Ze póógden het te doen, maar iedere niéuwe stormloop mislukte. Ze week reeds, deze Russische lawine en in de straten en in dé huizen van Hohenstein, op de met diepe voren doorploegde velden en achter de muren van tusschen het boomgewas verscholen boerenhoeven zochten ze dekking. Tevergeefs! Ook daar achtervolgden hen de moordende granaten; de huizen werden in brand geschoten en stortten neer, de daar verborgen Russen verstikkend of verpletterend. En het Duitsche vuur sloeg neer in de straten en langs de wegen, óveral, waar zich maar Russen vertoonden. Heel de gevechtslinie van Hohenstein tot Tannenberg werd voor de Russen een hel. Wie zich in de voorste gelederen bevond, werd weggevaagd, in stukken gereten door de uiteenbarstende bommen en granaten. Ja, ze hield nog stand, de Russische hóofdmacht, maar reeds schokte door al de gelederen een siddering van vrees. En wie in de tweede en derde en volgende linies zich bevonden, rukten nog wel op het bevel hunner aanvoerders vooruit, maar de moed tot volharden ontbrak, toen de Duitsche landweer stormen ging. De Russische officieren — ze smeekten en baden, ze vloekten en scholden hun soldaten. Het was al om niet. De Russen vloden voor het vuur der kanonnen en de bajonetten der Duitschers. Toen kwam de tweede voorbedachte stoot van Von Hindenburg. Vanuit Allenstein wierpen zich zijn Duitschers op de flank van het 68 Narew-leger. En ook hier weder was het 't overstelpend vuur der zware kanonnen, dat schrik en ontsteltenis in de gelederen van den invaller teweeg bracht. Maar het was ook de groote bewegelijkheid van Von Hindenburgs leger, dat den Rus ontzettende nadeelen berokkende. Van overal drongen de Duitschers op en... in verschillende richtingen oefenden zij hun niet te wederstanen druk uit. Vanuit Allenstein wierpen ze zich in een bijna Zuid-Oostelijke richting op de flank van het Narew-leger; vanuit Bisschofsburg werd die flank in Zuid-Westelijke richting ingedrukt. Waarom? Omdat Von Ben Duitsche sluippatroullle — waarvoor alleen vrijwilligers werden opgeroepen — te midden der Masurische moerassen. Ze had een troep vijanden opgemerkt en wachtte uu het voor haar gunstige oogenblik af Hindenburg het leger van den overmachtigen vijand naar de Masurische meren wilde drijven! Het mocht een schier roekelooze onderneming heeten, die Von Hindenburg hier bestond. Hij waagde zich tusschen twee vijandelijke legers in. Noordelijk van hem bevond zich immers generaal Rennenkampf, die zich in den Russisch-Japanschen oorlog met roem had overdekt en een gevaarlijk tegenstander heeten mocht. Als Rennenkampf zich vanuit zijn hoofdkwartier in Insterburg op Von Hindenburg geworpen had, zou de ondergang van den laatste niet te keeren zijn geweest. Maar Rennenkampf deed niets. Hij liet zich verschalken, doordat de Duitsche veldheer een schijnbaar groote legermacht tegen het 69 Wilna-leger ontplooide. En daarop was het plan van Von Hindenburg gebaseerd: het ééne leger werkeloos houden, het andere verslaan en dan zich tot het eerste leger wenden! Terwijl van Bisschofsburg tot Tannenberg aan de Russen reeds zoo bloedige nadeelen werden toegebracht, liet Von Hindenburg het eerste Duitsche legercorps uit de richting van Gumbinnen per spoor vervoeren naar Gilgenburg; een beweging, die voor de Russen geheel verborgen bleef, dewijl zij op verren afstand van het strijdtooneel werd uitgevoerd. Dat eerste corps zou de beslissing brengen, die voor den Rus zoo vreeselijk worden moest. Snel formeerden zich de per spoor aangevoerde nieuwe strijdkrachten. En terstond reeds werden ze, bij Usdau, in een strijd gewikkeld met het reserve-leger der Russen, dat tot dekking en versterking van Mitsj enko's opmarsch voortrukte. Voet voor voet ging het vooruit. Uren aan één stuk moesten de Duitschers strijden, vóór ze de Russen ook hier tot den terugtocht dwongen, een gedeelte over Soldau naar Polen drijvend, het ander gedeelte voor zich uitjagend naar Neidenburg. En nu... de insluiting, door Von Hindenburg ontworpen, was gelukt. Mitsjenko werd vanuit het Noorden, het Westen en het Zuiden aangevallen, opgejaagd... Slechts één weg ter ontkoming stond hem nog open: dat was de weg naar het Oosten. Maar — ook die uitweg bestond niet. Want in dat Oosten lag het Masurische merengebied! De „val" sloeg dicht. Ontkoming was niet meer mogelijk! En zie! Gelijk hef Von Hindenburg in het „Spel van den Oorlog" |was gelukt, om telkens zijn tegenstanders te overwinnen en in de meren te duwen, zóó gelukte het hem ook, nu de oorlog geen spel meer was maar werkelijkheid. Neen, de Russen konden zich niet staande houden. En geen schuilplaats, geen dekking konden ze vinden. Overal verraste hen de vijand. Bij tientallen, honderdtallen, duizendtallen gaven ze zich, ontzenuwd, over. En zij, die trachtten té vluchten, die onbekend waren met de gevaren van den „eenigen uitweg", welken ze nog open zagen, vonden in de moerassen en meren van Masurenland een afschuwelijken dood. „Als ratten in een val opgesloten". Zoo was het met de Russen. En als schadelijk gedierte ook werden zij gedood, deze Russische soldaten. De overwinning, door Von Hindenburg bevochten bij Allenstein, Hohenstein, Tannenberg en Neidenburg — kortweg door hem de Slag bij Tannenberg genoemd — was overweldigend. 70 De eerste berichten luidden, dat het Duitsche leger 30.000 gevangenen had gemaakt. Maar dit getal klom met het uur. Het groeide aan tot 90.000 zelfs! Dat waren ongewonde gevangenen... Ja, dat was een slag! De verschrikkingen van het Belgisch- en Noord-Fransche strijdtooneel verzonken hierbij in het niet. Hoevele dooden, hoevele gewonden bedekten niet het reusachtig slagveld? Talloozen! Alleen uit Berlijn werden na den Slag bij Tannenberg 3000 man gezonden, om de lijken van mensch en dier te begraven en de menschelijke wrakstukken te verzamelen! Een geheel vijandelijk leger was hier vernietigd Het was den 29en Augustus, dat kwartiermeester-generaal Von Stein zijn kort, laconiek bericht de wereld inzond, dat het Narewleger in een driedaagschen strijd verslagen was. Door heel de wereld werd dit bericht met verwondering ont¬ vangen. Men kon zich de mogelijkheid schier niet indenken, dat een zoo geweldige overmacht niet alleen was tegengehouden, maar ook teruggedreven en verslagen. En deze verwondering werd verbazing, sloeg daarna over in bewondering voor den veldheer, die deze zege had bevochten, toen men vernam, hoe groot wel de overwinning was. De hoe-grootheid van Von Hindenburgs victorie werd — als om de wereld niet te verschrikken! — druppelsgewijs bekend gemaakt. Ieder ,nieuw Duitsch telegram bracht over den toestand in OostPruisen nieuwe maar ook grooter cijfers. Eerst werd het getal van 30.000 krijgsgevangen gemaakte Russen genoemd. Daarna wies dit tot 60.000, tot 70.000. Ja, den 3en September berichtte Von Stein dat er 90.000 Russen zich als gevangenen in handen van Von Hindenburgs mannen bevonden! „En, — berichtte de kwartiermeestergeneraal verder — hoeveel kanonnen en andere zegeteekenen zich nog in de bosschen en moerassen bevinden, valt nog niet na te gaan 1" Was het wonder, dat heel Duitschland in geestdriftige verrukking geraakte; dat, hoewel men bevroeden kon, dat duizenden Duitsche zonen in den zwarén kamp gevallen waren, als met tooverslag de vlaggen zoowel van de openbare gebouwen als van de particuliere woningen werden uitgestoken; dat luide juichkreten door de lucht schalden en geheel vreemden elkander om den hals vielen en gelukwenschten met Von Hindenburgs overwinning? Toen na de eerste bekendmaking der overwinning Keizer Wilhelm den overwinnaar tot generaal-veldmaarschalk bevorderde en hem het IJzeren Kruis le klasse schonk en het volgende telegram hem zond: 71 Groote Hoofdkwartier 29 Aug.. Door de in den driedaagschen slag behaalde volledige overwinning over een Russische overmacht heeft uw leger voor immer de dankbaarheid van het vaderland verdiend. Met heel Duitschland ben ik trotsch op deze daad van het leger onder uw bevel. Wil den dapperen troepen mijn warme Keizerlijke waardeering overbrengen. WILHELM I. R. toen reeds was Von Hindenburgs naam op aller lippen. Maar met ieder uur, iedere minuut klom de vereering voor den genialen Een tafereel uit den strijd in en om Gerdauen. Huizen, muren, verbrijzelde voorwerpen vormden even zoovele stellingen, van waaruit men den vijand bekampte. krijgsoverste. Hij werd van stonden aan d e nationale held. Duitsch lands eer had hij gehandhaafd, Duitschlands roem bevochten. Aan hèm, die reeds zooveel krijgsbuit had verworven, durfde nu heel het Duitsche volk de verdediging des lands tegen den Rus overlaten. Keizer Wilhelm, die zijn volk vóórgegaan was in lofzegging en prijs, volgde het ook verder in zijn vereering voor den held, die aan leger en volk het door den Russischen inval geschokt geworden zelfvertrouwen hergeven had. Hij schonk hem de orde „Pour le mérite", de hooge Duitsche erkenning voor betoonde verdiensten op het slagveld De indertijd „op-pensioen-gestelde" kon, zoo hij zich ooit in zijn eer gekrenkt mocht hebben gevoeld, nu vrijelijk 72 het hoofd opheffen. Onder de Duitsche legeraanvoerders was hij van dezen oogenblik de eerste. Maar de „eerste man" wist, dat de arbeid voor hem en zijn soldaten pas aangevangen was. Hij stond nog slechts aan het'begin van zijn taak: den Rus van den vaderlandschen grond te verdrijven en hem in zijn eigen gebied aan te vallen. Een paar dagen schonk hij zijn vermoeiden krijgers een welverdiende rust. „Maar dan ook, — zoo luidde het in een dagorder aan zijn leger — gaat het echter met frissche kracht weder voorwaarts. Met God voor Keizer, Koning en Vaderland, totdat de laatste Rus onze dierbare zoo zware beproefde provincie verlaten heeft en wij onze aan de overwinning zoo gewoon zijnde vaandels op vijandelijken bodem hebben geplant " Erkenden de Russen de nederlaag? Ze erkenden die, maar niet onomwonden, niet ridderlijk. Onze aanval op Oost-Pruisen is wel niet geslaagd, zoo zeiden ze, maar wij . hebben 300.000 van de beste Duitsche soldaten aan het Westelijk oorlogs-tooneel onttrokken en zoodoende den Duitschen druk tegen de legers van België, Frankrijk en Engeland weggenomen. x) Rusland mocht zijn best doen met geruststellende berichten de wereld in te zenden door van een zuiver plaatselijken tegenslag te spreken — de nederlaag viel niet te verbloemen; ze was buitengemeen zwaar. ') Deze getallen waren op zijn „Russisch", d. w. z. schromelijk overdreven. Wel had de Duitsche Generale Staf soldaten uit het Westen naar het Oosten laten trekken, doch dit aantal liep niet in de honderdduizenden. Toch — er was ook waarheid in deze Russische voorstelling van zaken. De bondgenooten mochten een geweldige teleurstelling ondervinden, toen hun de mislukking van den Russischen inval bekend werd zij hadden minder Duitsche soldaten tegenover zich, toen de Groote Opmarsch der Duitschers tot dicht bij Parijs gevorderd was. En ongetwijfeld was het ook aan deze omstandigheid, gevoegd bij het heldhaftig optreden van Gallieni en het volhardend vechten van het Engelsch expeditie-leger, te danken, dat het defensief van Generalissimus Joffre bij de Marne tot het offensief kon overgaan Trouwens — de oorlogstoestand zoowel op het Westelijk als op het Oostelijk oorlogsfront was immer afhankelijk van het aantal Duitsche soldaten, dat zich daar bevond. Liet de toestand in het Oosten toe, dat de Duitschers troepen naar het Westen vervoerden, dan konden de Russen zich van een tegenslag herstellen en vooruitdringen. Tot zoolang weer het legerbestuur der Duitschers troepenmassa's naar het Oosterfront dirigeerde, om er het offensief te hernemen. In het laatste geval haalden de bondgenooten in het Westen weer wat ruimer adem 73 Behalve een onnoemelijken voorraad oorlogstuig, als kanonnen, machinegeweren, ammunitie, enzoovoort, vielen een kleine 100.000 ongewonde Russen in handen van den vijand. En even groot mocht het aantal dooden en gewonden worden genoemd, die op de slagvelden van Masurenland gebleven waren. Neen, evenmin als men ooit het juiste aantal slachtoffers van Napoleons roekeloozen tocht naar Rusland te weten was gekomen, even zoo min zou ooit het preciese cijfer bekend worden dergenen, die „voor de eer van Rusland" het leven hadden gelaten. Het Narew-leger kon als geheel vernietigd worden beschouwd Gerdauen. het liefelijk stedeke in Oost-Pruisen, dat schier geheel verwoest werd. (Deze foto werd genomen toen de Russen al geruimen tijd uit Oost-Pruisen verdreven waren). en met dat leger was de bloem van Ruslands zonen gevallen. Doch niet alleen dit leger had bij den driedaagschen slag geleden. Bleef Rennenkampf werkeloos — generaal Sjilinski, de aanvoerder van het 2e Russische leger, dat Grodno tot basis had, snelde Mitsjenko ter hulp. Maar hij viel, gelijk de Russen zelf in de eerste dagen van September berichtten. Onder de duizenden dooden aan Russischen kant, werden nog méér generaals geteld: de generaals Samsonow, Martos en Pestitsj. Hun dood was voor de Russische zaak een zwaar verlies. Vooral die van Samsonow, die zich een beroemden naam had verworven tijdens den Russischen veldtocht in Mandschoerijë, toen hij een divisie Siberische Kozakken tegen de Japanners aanvoerde. 74 In allerijl was Samsonow bij het uitbreken van den oorlog uit Tasjkend naar het Westen gesneld, om er aan den Russischen inval in Oost-Pruisen deel te nemen. Maar evenals zijn soldaten verraste ook hem het moorddadig vuur der Duitschers. Toch, echte-soldaat die hij was, week hij niet, zocht hij geen veiliger standplaats op. Hoewel men hem smeekte, zich niet te wagen, blééf hij in de vuurlinie. „Mijn plaats is bij mijn kinderen," — voegde de Russische held hun toe, die hem van zijn soldaten-plicht afhouden wilden. Kort daarna ontplofte op de plek, waar hij zich met zijn staf bevond, een granaat-kartets der Duitschers. En met de meeste officieren van zijn staf vond ook generaal Samsonow den dood Het Russische legerbestuur, dat nu zooveel duizenden van manschappen miste, stelde alle moeite in het werk, om Von Hindenburgs overwinning ongedaan te maken. Onderwijl een nieuwe macht van 700.000 nieuwe soldaten afgericht werd, om de opengevallen plaatsen te vullen, werd getracht, aan het bevel van den Grootvorst-Generalissimus, om in het Noordelijk deel van Oost-Pruisen stand te houden, uitvoering te geven. Generaal Rennenkampf had voor de uitvoering van dit bevel te zorgen. En — zoo luidde den 2en September triomfantelijk het Russische officiëele bericht — ons offensief wordt voortgezet in Oost-Pruisen. Op welke wijze dit „offensief' geschiedde? Het officiëele bericht gaf het zelf aan: Onze troepen hebben de stations Landsberg, Rössel, Bisschofstein, Heilsberg, Zinten en Bartenstein en de spoorwegen ten Zuiden van Koningsbergen vernietigd. J) Nogmaals moet de aandacht op het feit worden gevestigd, dat van het Westerfront een verontwaardigde roep opging over het barbarisme der Duitschers, die in België en Noord-Frankrijk verwoestend optraden. De Duitschers van hun kant beweerden — en de geschiedenis der .dorpen en steden, waar men rustig bleef en waar non-combattanten dus niet naar de wapenen grepen, bewees niet het tegendeel — dat zij spaarden, wat gespaard kón worden. Alleen, als oorlogsnoodzaak zulks eischte: als rondom een dorp of stad de strijd heengolfde, of als uit een bezette plaats in het aan de Duitschers vijandige land ook vijandelijke daden werden gerapporteerd, alléén dan traden de Duitsobers met niets-ontziende gestrengheid op. En bloeiende steden en dorpen werden dan in een puinhoop herschapen De Russen echter hielden zich niet aan dezen grondregel van het oorlogsrecht. Ze erkenden het zélf: ze vernietigden tijdens het offensief. En deze vernietiging werd niet door oorlogsnoodzaak geëischt. De stations toch, in bovenstaand officiëel bericht genoemd, vormden niet het middelpunt van een geweldigen strijd. En de Russen zwegen verder over deze daden van barbarisme. Niet eens rechtvaardigden ze hun optreden door de beschuldiging, dat Pruisische franc-tireurs hen tot deze vernietiging .hadden gedwongen Mochten Arm-België en Arm-Noord-Frankrijk schrikkelijk onder den Oorlog lijden... met Arm-Oost-Pruisen eerst en Arm-Polen later was dit ongetwijfeld in nog meerdere mate het geval. 75 In Sint-Petersburg echter de wereld vernam dezer dagen, dat de stad, naar den Grooten Peter genoemd, voortaan niet meer een Duitsch-klinkenden naam mocht dragen, maar Petrograd zou heeten! in Sint-Petersburg was men niet gerust, of het „nieuwe Russische offensief in Oost-Pruisen" wel zoude slagen. En een voorbereidend telegram werd reeds verzonden: „Officiéél wordt medegedeeld, dat aan het Pruisische front nieuwe Duitsche strijdkrachten zijn verschenen, die hier en daar tot het offensief zijn overgegaan". Zóó stond het er. Generaal-veldmaarschalk Von Hindenburg lachte fijntjes, toen hij van het „offensief hier en daar" las. Goed beschouwd echter was dat „voorbereidend telegram" een blijk van wijs overleg. Want als de buitenwereld vernemen zou, dat wederom Von Hindenburg had gezegepraald, moest nu de schrik wel minder groot zijn dan den eersten keer. En Von Hindenburg, gereed voor den tweeden slag, wist, dat hij zegevieren zou. Het was immers zijn gevechts-terrein, waarop zich de Rus bevond. En als het Narew-leger zou ook het Wilnaleger moeten „baden"! Generaal Rennenkampf, de „tijger-generaal", gelijk hij door de bevreesde Chineezen werd genoemd, toen hij zich in het Verre Oosten bevond, generaal Rennenkampf kreeg een man tegenover zich, die voortaan wel den naam van „leeuwen-generaal" mocht dragen Het tweede offensief van Von Hindenburg had een droevig begin, doordat een van Duitschlands dapperste zonen, generaal-majoor Von Trotha, den dood vond. Het was de 31e Augustus. De le brigade infanterie, die onder Von Trotha's bevel stond, was in twee gedeelten de Russen te lijf gegaan. Het dorp Uleschen werd stormenderhand door de wakkere Duitsche infanteristen genomen. En vele gevangen Russen en veel oorlogsbuit waren het loon voor de mannen van Von Trotha. Het was avond, toen de colonne uit een bosch, zuidwaarts van Malgaofen gelegen, te voorschijn kwam. Men verzamelde zich nu en bracht hier de gevangenen bijeen. Op dit oogenblik begon het vechten in het bosch opnieuw. De vijand was teruggekomen en had het vuur heropend. Het gevecht kreeg bij de invallende duisternis in het dichte bosch, waar vriend niet van vijand te onderscheiden was, een ernstig karakter. General-majoor Von Trotha achtte het noodig, zelf met een tirailleurs-linie het bosch in te gaan, om te zien wat daar gebeurde. De vrees bestond, dat troepen van andere Duitsche colonnes op de Duitschers vuurden. Het bleek echter, dat de Russen wanhopig vochten om hun terugtocht uit het bosch te dekken. 76 En toen werd Von Trotha in het dichtst van het bosch door een granaatscherf getroffen. De gevallen Duitsche aanvoerder had tot stelregel, dat de manschappen hun generaal in de voorste gelederen moesten zien; dan zouden zij nooit den moed missen om er op los te trekken. Zijn stelregel kwam Duitschland ten goede. Helaas., hem bracht ze den dood.... De Duitsche soldaten mochten treuren, toen ze het bericht van Vón Trotha's dood vernamen — tij dom lang met hun gedachten hierbij stil te staan hadden ze niet. Het „Heden ik, Morgen gij" gold een ieder, die zich in dezen verscbrikkelijken oorlo In Oost-Pruisen maakten de Duitschers ook een „ouderwetsch" oorlogstuig: der Russen buit. Het was een slinger, om handgranaten weg te werpen. Wanneer de vork werd neergedrukt, spanden zich de zware stalen veeren aan het ondereinde. Von Hindenburg te mogen veel van deze oorlogsver- bevond. Maar onder strijden nam voor het Duitsche gevoel schrikking weg. En op het Voorwaarts! van hun „leeuwen-generaal" haastten zich de mannen te gehoorzamen. Voorwaarts! Naar het Noorden van Oost-Pruisen! Op Rennenkampf af en hem gedwongen, met zijn manschappen Oost-Pruisen te ontruimen of te sterven! 77 Generaal Rennenkampf, in zijn hoofdkwartier te Insterburg, had het dagen lang op Koningsbergen voorzien gehad. Eerst hadden zijn Russen van Labiau, aan het Kurische Haf, tot Tapiau, voorbij de samenvloeiing van de Alle met den Pregel, tegen deze vesting front gemaakt. Maar de Russische linie werd verlengd en versterkt door de aankomst van nieuwe troepen, zoodat die zich nu over Altenburg over Gerdauen en Nordenburg tot aan Angerburg uitstrekte. Een buitengemeen sterke stelling, oordeelde Rennenkampf, had hij hier ingenomen. Als de Duitschers hem wilden aanvallen, moesten ze dit in zijn front doen, doordat van een omtrekking — gelijk bij het Narew-leger — geen sprake kon. zijn. Want Angerburg lag aan de Lötzer See; één der grootste meren van Masurenland. En dat Masurenland was even zoowel voor Von Hindenburgs troepen als voor zijn manschappen ontoegankelijk! Hoe hij zich vergiste! Von Hindenburg liet inderdaad een aanzienlijke macht in de richting van Gerdauen in front tegen de Russen optrekken, maar ten Zuiden van de Lötzer See, dwars door de moerassen heen, wist hij óók een weg. En langs dien weg liet hij een andere aanzienlijke macht — cavaleristen meest — optrekken, om het Wilna-leger van Rennenkampf straks in den rug te kunnen vallen! Rennenkampf wist weinig van de bewegingen van zijn tegenpartij. Von Hindenburg daarentegen was uitstekend op de hoogte van alles, wat de Russen betrof. Gestadig cirkelden de Duitsche tauben door het luchtruim, onkwetsbaar-hoog voor de machinegèweren en vliegtuig-kanonnen der Russen. En van uur tot uur kwamen de meest juiste berichten bij Von Hindenburg in. En wat deed de generaal-veldmaarschalk ? Zie, daar verliet hij voor de tweede maal in dezen bevrijdingstocht het eenvoudige vertrek in zijn hoofdkwartier. Nog een oogenblik en de motor van zijn auto begon te ronken en voort reed hij langs den weg, voorbij zijn troepen. En gelijk een eeuw terug de troepen van den Soldaten-Keizer in vervoering geraakten, als hun held hen monsterde en het „Vive 1'empereur" van het ééne einde der marcheerende troepen tot het andere werklonk — zoo ging het ook hier. Von Hindenburg! O n z e Von Hindenburg! De held, die ons goede Vaderland beschermt tegen den Rus! En in geestdrift geraakten zelfs de meest ernstige en gemütliche Duitschers. De goedkeurende blik van den veldmaarschalk, zijn woord van bemoediging, zijn kort en helder bevel — het had als een electriseerende uitwerking op zijn mannen. Ziet, daar draafden ze, de cavaleristen, langs den moeilijken kronkelweg der moerassen. Maar ze vreesden niet. Want Von Hin78 denburg had hun dezen weg gewezen. Voor hèn was het hier veilig, maar den Rus wachtte hier de dood. En op de wateren der Lötzer See voeren snelvarende motorbooten heen en weer. Pleizierscheepjes waren het. Nu was de bemanning gemobiliseerd en wist Von Hindenburg van hun groote bekendheid met het „ontoegankelijk gebied" partij te trekken, door hen verkennings- en bewakingsdiensten te doen verrichten. Maar als over de Lötzer See een schot weerklonk, of over deze wateren het scherp-ratelend geluid van een machine-geweer zich deed hooren — dan waren het de Masurische meren-soldaten, die een verdwaalde patrouille van het Wilna-leger overvielen of stout den strijd aanbonden tegen een grooter en sterker vijandelijke troepenmacht Rennenkampfs leger dreigde hetzelfde lot als de mannen van Mitsjenko en Samsonow had getroffen. Wéér had Von Hindenburg een val opengezet en wéér als enkele dagen te voren neigden al meer de raakpunten van dien beweeglijken menschenval naar elkander toe. Ja, Rennenkampf was verloren, indien hij bleef, waar hij was! De Russische generaal had in deze dagen een zwaren strijd. Nog pas immers had men van zijn krijgsmansdaden als van offensieve daden gesproken. En de man, die tegenover de kleine Japansche geboren vechtkerels een pracht-flguur had gemaakt, wist, dat men in Sint-Petersburg op hem groote verwachtingen bouwde en dat in Londen en Parijs met angstvallige verwachting de uitslag zijner krijgsverrichtingen werd tegemoet gezien. Wat moest hij doen? Doen, wat zijn eer hem gebood: den strijd aanbinden tegen Von Hindenburg. Had hij niet langer dan een week tijd gehad, om de door zijn leger ingenomen stellingen van Labiau tot Angerburg onneembaar sterk te maken? En bovendien: was er ook geen soldatengeluk, dat den moedigen en onversaagden steeds vergezelde? Rennenkampf wachtte Von Hindenburg af. En in Gerdauen greep de eerste stoot plaats. Die was — als te voren bij Tannenberg — geweldig. Want Von Hindenburg was. geen man van halve maatregelen. In vredestijd een vijand van bloedvergieten, huldigde hij echter voor oorlogstijd den stelregel, dat hoe vreeselyker de strijd was, des te spoediger het einde van den slag verwacht worden kon. Wederom openden de Duitsche vuurmonden den aanval. In de verte bliksemden hun vuurroode tongen; een slag, aan het rollen van den donder gelijk, sloeg tegen de huizen van Gerdauen op en de verschrikking voor de Russen begon. Want het Russische veldgeschut met zijn ammunitie stond verre bij dat der Duitschers ten achter, zoodat een artillerie-duel steeds ten nadeele der Russen 79 moest uitloopen. Nu reeds wreekten zich de wantoestanden, die, gelijk in alles ook op het terrein der Russische legervoorziening, hadden geheerscht. Van de millioenen roebels, ook voor kanonnen en ammunitie uitgegeven, waren er ettelijke aan „administratieve handen" blijven kleven Den avond van den 6en September was het, dat Von Hindenburg den aanval begon. En heel den nacht duurde de geweldige strijd voort. Maar langzamerhand verminderde de kanonnade in kracht. Toen echter weerklonk, steeds sterker wordend, geweer- en mitrailleurvnur. De Duitschers waren tot vóór de Russische stellingen genaderd. Een bajonet-aanval volgde. De Duitschers gebruikten de vele duizenden gevangen Russen voor landbouwbezigheden en wegenaanleg. Afschuwelijk was deze strijd. Het scherpgepunte staal scheurde de mannenborsten vaneen; de zware geweerkolven beukten op de hoofden der strijdenden een slachtplaats werd dit slagveld bij Gerdauen. Doch toen ook was hier de strijd ten gunste der Duitschers beslist. Gerdauen, het liefelijk Oost-Pruisisch stedeke, mocht in een puinhoop veranderd zijn, waar tusschen de zwartgeblakerde ruïnes de aanblik ontzettend was — Rennenkampfs leger had den eersten deuk ontvangen. «Pil De strijd werd voortgezet. Van Gerdauen ging het naar Nordenburg. Ruim drie uren was de afstand tusschen deze twee stadjes. Voorheen was het een lust geweest, onder de statige beukenrijen te 80 wandelen, die langs den straatweg van Gerdauen naar Nordenbure waren geplant. Op dit oogenblik dacht evenwel niemand hieraan Trouwens, al die prachtboomen waren geveld, opdat ze den Rus tot een bedekking zouden dienen. En achter die gevelde reuzen was heel de weg doorploegd met loopgraven, waar machine-geweren in stelling waren gebracht en Russische soldaten met de hand aan den trekker den aanval afwachtten. Niemand, die zulks den Russen euvel zou mogen duiden. Maar wat wèl misdadig genoemd worden mocht? Dat in de woningen en landhuizen langs den weg van Gerdauen naar Nordenburg aan het ruwste vandalisme de vrije teugel was gelaten; dat alles, wat maar eenigszins waarde had, werd geroofd; dat niets, neen niets ontzien Op Leven en Dood II. 6. Na den striid in het Masurische merengebied werd een gevangen Russisch officier voor jsa aen smju in rai^ wilhelm gebracht, die hem zelf in verhoor nam. was door de meesters-van-één-dag, zelfs niet de enkele bezitting van den armste der daglooners. Maar de wreker kwam! Von Hindenburg zette den aanval door. En al mochten er ook honderden en duizenden Duitschers in den stormloop op de sterke Russische stellingen vallen — die overbleven klemden de tanden opeen; ze weken niet; ze renden voort; onder hun stormpas door schoten ze hun geweren af En, zie, daar bereikten ze inderdaad den Rus, die dit schoone land tot een woestenij had gemaakt een korte strijd van man tegen man; een laatste krachtsinspanning en in radeloozen angst voor de Duitsche bajonetten vluchtten ze, de mannen van Rennenkampf, de velden in, waar evenwel de hen achterna gezonden kogels nog menigeen nedervelde. Zóó gebeurde het op onderscheidene' plaatsen op den weg van Gerdauen naar Nordenburg. De Russische soldaat toch miste het volhardend willen van zijn tegenstander. In den strijd van man tegen man moest hij telkens en immer weer het onderspit delven. De Rus, als hij overmachtig was, gevoelde zich sterk — maar in den strijd tegen deze Duitschers bezweek hij. uitgeput reeds als hij was door het overstelpend vuur, waaraan hij uren lang, bijna onbeschermd, was blootgesteld geweest 'V',** Generaal Rennenkampf had, om zijn krijgsmanseer te redden, den strnd aanvaard. Maar van alle zijden gewerden hem de jobstijdingen gedurende de dagen, dat de slag woedde. Nergens gelukte het aan het Wilna-leger, om den Duitschen druk op zijn front te weerstaan. 82 Eindelijk — het was de 10e September — begreep Rennenkampf, dat hij voor een verloren zaak zijn mannen in den dood liet gaan. Want toen, was zijn linie bewesten de Lötzen-See doorgebroken en — overmaat van ramp! — de door het „ontoegankelijk terrein" beoosten dat meer van Lötzen getrokken cavalerie bedreigde hem reeds in den rug. In snelle marschen trokken de Duitschers op Gumbinnen, op zijn hoofdkwartier in Insterburg zelfs, aan. Het werd 'een „redde zich wie kan"! Want hield men nog den ongelijk geworden strijd vol, dan zou óók het Wilna-leger geheel vernietigd worden. En Rennenkampf, de. tijger-generaal, vluchtte Kwartiermeester-generaal Von Stein mocht wederom een zijner beroemd geworden overwinnings-berichten de wereld inzenden. Aldus luidde het telegram: , „Groot Hoofdkwartier, 10 September. Generaal Vonv Hindenburg heeft met het Oosterleger den linkervleugel van het zich nog in Oost-Pruisen bevindende Russische leger geslagen en zich daardoor den toegang geopend tot den rug van den vijand. De vijand heeft den strijd opgegeven en bevindt zich in vollen aftocht. Het Ooster-leger vervolgt hem in Noord-Oostelijke richting naar de Njemen. Von Stein." Wederom druppelsgewijs liet het Hoofdkwartier de hoè-grootheid der overwinning bekend maken. Den l'2en September heette het: „De Rus is volstandig geslagen. Zijn aftocht is een vlucht geworden. De Koning van Saksen bezocht ook het Oostelijk Oorlogsterrein en sprak er met de landweer-soldaten van een Saksisch regiment, die hefijzeren Kruis verwierven. 83 Von Hindenburg is reeds de grens overgetrokken en meldt, dat bij meer dan 10.000 ongewonde gevangenen heeft gemaakt en 80 stukken geschut veroverde. De krijgsbuit klimt nog voortdurend!" En. één dag later, den 13en September dus, kwam het volledige ambtelijke bericht, dat de Rus tusschen de 20.000 en 30.000 gevangenen en 150 stukken geschut had verloren! „In Ostpreusen ist die Lage hervorragend gut" In Oost-Pruisen is de toestand buitengewoon goed" — jubelde het overwinningstelegram. Ja, het stond goed met de Duitsche zaak in het Oosten. Overal was de vijand verdreven. Toen Rennenkampf den slag reeds verloren had, trachtte het 22e Russische legercorps uit Finland nog in den strijd in te grijpen — het gebeurde bij Lyck, den Hen September — maar Von Hindenburg was en bleef naar alle kanten overwinnaar. De groote Russische inval was ten eenenmdle een mislukking geworden. Wie sprak er nog van den Russischen stoomwals, die voortrollen zou diep het Duitsche land in tot ver voorbij Berlijn? Het sprookje had uitgediend. Zelfs in het land van den Russischen bondgenoot, in Engeland, erkende men, dat Rusland geslagen was. Hét had drie legers in den strijd ingeboet. Maar toen de eerste schrik voorbij was, hief men weer het hoofd op: Ruslands menschenvoorraad was immers toch onuitputtelijk! De kolos lag ter aarde geworpen; 't was waar; maar hij kón en hij zou zich weer oprichten. En dan wee den overwonnene! Die overwonnene-in-de-toekomst was echter op dit oogenblik wel degelijk de overwinnaar, die lachte met de bedreigingen-in-detoekomst Hoe men in Duitschland de overwinning opvatte? Met innig vreugdebetoon maar toch kalm. Men had het immers zoo reeds verwacht! Want Von Hindenburg voerde het Ooster-leger aan, en hém sierde heel het volk met den lauwerkrans van den onoverwinnelijken triumphator! Hoe Von Hindenburg zélf onder dit alles gesteld was? Twee officiëele stukken van zijn hand, die den 15en September verschenen, deden wel zijn opgewekte vreugde kennen, maar gaven tevens ook blijk, dat hij dezelfde bleef: kalm en nuchter. Overmoedig werd hij niet. Het eerste officiëele stuk was een telegram aan zijn Keizer^ Aldus telegrafeerde hij: „Het Wilna-leger, het 2e, 3e, 4e en 12e legercorps, de 3e en 4e reserve-divisie en de 5e cavalerie-divisie, zijn in den Slag bij de 84 Masurische Meren en de zich daaraan aansluitende vervolging volstandig geslagen. „Het Grodnoër reserve-leger, het 22e leger-corps, de rest van het 6e legercorps en een deel van het 3e Siberische legercorps, hebben in de afzonderlijke gevechten bij Lyck zwaar geleden. De . vijand heeft groote verliezen aan dooden en gewonden. Het aantal gevangenen vermeerdert, de krijgsbuit is buitengewoon groot. „Bij een frontbreedte van het leger van ver over de honderd kilometer waren ontzaglijke marschen van soms 150 kilometer in vier dagen noodzakelijk. Van den op dit gansche front zich afwikkelenden strijd kan ik den vollen omvang nog niet melden. Eenige onzer troepenafdeelingen zijn in zware gevechten gewikkeld geweest; de verliezen zijn echter slechts gering. „Het leger was overwinnende over de gansche linie tegen een hardnekkig kampenden maar ten slotte vluchtenden vijand. Het leger is er trotsch op, dat een Keizerlijke Prins in zijne rijen heeft meegestreden en zijn bloed heeft gestort. Hindenburg." De Prins, hierbedoeld, was Prins Joachim van Pruisen, Het tweede officiëele stuk was een Dagorder aan het Oosterlege r. Aldus sprak hij zijn dappere manschappen toe: „Soldaten van het 8e leger! „Gij hebt nieuwe lauweren om uw vaandelen gewonden. In den tweedaagschen slag bij de Masurische Meren en in de dagenlange meedoogenlooze vervolging -door Littauen heen tot ver over de Russische grens hebt gij ook het laatste der beide in Oost-Pruisen binnengedrongen vijandelijke legers, het uit het 2e, 3e, 4e, 20e en ; 22e legercorps, het 3e Siberische legercorps, de le en 5e brigade j scherpschutters, de 53e, 54e, 56e, 57e, 72e en 76e reserve divisie, j dele en 2e divisie garde-cavalerie bestaande Wilna-leger, niet sléchts verslagen, maar verpletterd. Tot nu toe zijn vele vaandels, ongeveer 30.000 ongewonde gevangenen, minstens 150 stukken geschut, vele machinegeweren en munitiewagens en vele vliegmachines op de slagvelden aangebracht. „De oorlogsbuit neemt echter nog steeds toe. Aan uw oorlogsmoed, uw bewonderenswaardige marsch vaardigheid en uw schitterende dapperheid is dit te danken. „Geeft Gode de eere. Hij zal ook verder met ons zijn. „Leve Zijne Majesteit de Keizer en Koning! De opperbevelhebber, Von Hindenburg, Veldmaarschalk." 85 L'histoire se repète — de geschiedenis herhaalt zich! Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj had in Von Hindenburg zijn meester gevonden. Geheel het zorgvuldig voorbereide offensief in Oost-Pruisen. was op een volslagen fiasco uitgeloopen. En dat niet alleen! Het zegevierende Oosterleger trok de Russische grens over en plaatste daar het Russische gouvernement Suwalki onder Duitsch bestuur! Mocht de stdomwals weer westwaarts rollen gaan, dan moest eerst het verloren gebied worden veroverd en het eigen land zou Duitsche landstorm soldaten werden In Polen aan het bruggen-bouwen gezet. Met de bekende Duitsche voortvarendheid werd in het gouvernement huwalki^terstona begonnen met het aanleggen en verbeteren van wegen. dan de zware lasten van den modernen krijg aan den lijve gevoelen. Nikolai Nikolajewitsj en zijn helpers waren blind gebleken voor de lessen, die de krijgsgeschiedenis hun had kunnen leeren. Hun eigen krijgsgeschiedenis nog wel! Want wat Von Hindenburg nu had gedaan, was in 1812 in toepassing gebracht door Kutusow, toen die Napoleon ver de Russische binnenlanden inlokte en... versloeg. Nikolai Nikolajewitsj had zich niet voldoende op de hoogte gesteld met de gevaren van de Masurische Meren en moerassen. En onvoorzichtig als Keizer Napoleon en even onverantwoordelijk als deze, liet hij zijn manschappen maar voopt-marcheeren op het 86 - erraderlijk terrein, totdat ook het sterke invals-leger in Oost-Pruisen de debacle trof. L'histoire se repète. Maar nu werd de Rus zelf getroffen door de „Russische tactiek" Oostenrijk-Hongarije tegen Rusland. Er was fn' heel het verloop van den Grooten Oorlog — op alle fronten — veel dat bevreemding wekte en verraste. De Duitsche inval in België — hoewel, na wat militaire deskundigen reeds voor lang daaromtrent openlijk hadden uitgesproken, niet onverwacht! het onzijdig-blijven eerst van den derden bondgenoot van het Drievoudig Verbond en de oorlogsverklaring vervolgens van Italië aan zijn voor maligen bondgenoot het geheel op den achtergrond geraken van den Oostenrnksch-Servischen Oorlog — het langzaam verplaatsen van het zwaartepunt van den Oorlog en de openlijke uitspraken daarna, waardoor als elkanders doodvijanden zich Engeland en Duitschland openbaarden dat alles en méér nog zag de wereld inderdaad met bevreemding en verrassing. Het Zwaartepunt van den Graaf Berchtold, Oostenrijk's Minister van _ Bnitenlandsche Zaken, toen de Oorlog begon. Oorlog? Achtte men dat eerst niet gelegen te Weenen, Belgrado en Sint-Petersburg? Scheen het niet, dat alleen de Oorlog ontbrand was door de „wreede, overmoedige, misdadige eischen van de machtige Monarchie aan het kleine, door oorlogen uitgeputte Servië"? Was het niet het zeggen van Minister Sazonow en andere Russische machthebbers, dat men OostenrijkHongarije wilde verhinderen, den kleinen Balkanstaat te verpletteren ? En waren al de nadien volgende oorlogsverklaringen niet iets bijkomstigs? Neen, het zwaartepunt lag elders! Het lag te Berlijn! Het Duitsche militairisme moest worden vernietigd. Duitschland, dat naar de wereldheerschappij streefde, moest ten onder worden gebracht. 87 Zoo zei men het te Londen en Parijs en Sint-Petersburg. En door heel de wereld- heen klonken de verontwaardigde stemmen der Entente-Mogenheden tégen Duitschland. Die verontwaardiging was echter licht te verklaren. Het was Duitschland toch, dat, eerst naast de Monarchie getreden, weldra vóór haar ging staan en de leiding in den Grooten Oorlog nam. Het was Duitschland, dat naar het Westen en naar het Oosten de sterke, gepantserde vuist ophief en harder slagen ' uitdeelde dan het zelf ontving. Voor de toeschouwende wereld mocht de Oorlog echter verrassingen brengen — de leidende staatslieden te Berlijn wisten van den beginne, dat *de strijd der Entente in de allereerste plaats tegen het Keizerrijk zou zijn gericht. En het was daarom, dat het Rusland en Frankrijk met zijn oorlogsverklaring vóór was. En het was ook daarom, dat heel het Duitsche volk met zijn Keizer de „blinkende wapenrusting" aantrok en naast en vóór de Monarchie ging staan, omdat de vernietiging van Oostenrijk-Hongarije onvermijdelijk de ondergang voor Duitschland zou' beteekenen. Voor Oostenrijk-Hongarije, dat machtig ook was door zijn sterken Duitschen bondgenoot, was de uitkomst van den oorlog een vraag van z ij n of n i e t-z ij n. En daarom stond het met alle kracht Duitschland in de reuzenworsteling bij. De Monarchie wilde met het Keizerrijk staan of vallen. Dat toonde de oude Keizer Franz Jozef voor zijn volk den 5en Augustus 1914, toen hij door zijn gezant te Sint-Petersburg de volgende oorlogsverklaring aan Rusland deed overhandigen: „Ziende op de dreigende houding van Rusland in het conflict tusschen de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie en Servië, tevens acht gevende op het feit, dat Rusland tengevolge van dit conflict, naar een mededeeling van het Weensche Kabinet, de vijandelijkheden tegen Duitschland denkt te zullen aanvangen en Duitschland zich daarom met de genoemde Mogendheid in oorlogs-toestand bevindt, ziet zich Oostenrijk-Hongarije eveneens als met Rusland in staat van oorlog". En zie, wat Rusland niet verwacht had, gebeurde. Om zijn ouden Keizer schaarden zich al de verschillende volkeren, die de Monarchie bewoonden. Zij, die jarenlang in het Parlement en op de straat als vijanden met elkander hadden omgegaan, begroeven hunne twisten, vergaten alle verdeeldheden. Dé Slaven, die bijna de helft der bevolking telden, toonden zich afkeerig van den grooten Slavischen bevrijder en bleven trouw aan , 88 Een brug, gelijk die door de Oostenrrjksche genie in enkele uren geslagen werd. Een Oostenrrjksche leger-colonne, die uitsluitend met het houwen van bruggen was belast. 89 Keizer Franz Jozef. En de Polen luisterden evenmin naar de verlokkende stemmen, die van de overzijde hen bereikten — ze gingen vol vuur tegen de Russen in den strijd. En de Italianen en de Rumenen, kortom allen, ze% deden wat de Pruisen en Saksers, de Pommeranen en Beieren, alle onderscheiden volkeren van het Duitsche Keizerrijk deden ze volgden hun Keizer-Koning „treu duren "Not und Tot zum Krieg". De zoo dikwerf beklaagde Serviërs in het door OostenrijkHongarije geannexeerde Bosnië deden de maat der teleurstellingen voor de Russische diplomaten overloopen! Zij kozen Oostenrijks partij! Onmiddellijk en zonder aarzelen! Een teleurstelling was dit voor de Russische diplomaten. Maar voor de Russische oorlogsmannen kwam óók een teleurstelling. Het leger der Monarchie was gereed, véél méér en béter gereed dan dat der Russen, in weerwil van hun reeds weken durende mobilisatie. Dat was het werk van het slachtoffer van den moord van Serajewo, van Aartshertog Pranz Ferdinand! Die had zijn taak als Opperbevelhebber der Monarchale weermacht zóó opgevat, dat het Oostenrijksch-Hongaarsche leger — ofschoon niet zoo talrijk en sterk — de vergelijking met dat der bondgenooten kon doorstaan. En dat Oostenrijksch-Hongaarsche leger, dat zich sterk wist gemaakt door den zoo wreed vermoorde, ging daarom met zooveel meer geestdrift tegen Rusland in het veld, omdat het den dood van den beminden Aartshertog wilde wreken, die — daarin dachten generaal •en gemeen-soldaat gelijk — aan de Russische agitatie te wijten was. Terstond, na de oorlogsverklaring van Keizer Franz Jozef, nam de strijd een aanvang. De Oostenrijkers vielen aan. Overal betoonden ze zich actief. Langs heel de Russisch-Oostenrijksche grens bezetten ze hun post en óver die grens trokken ze. Het waren inzonderheid de mannen van Generaal Victor von Dankl, den bevelhebber der Oostenrijksche cavalerie, die in de eerste dagen van den oorlog zich weerden en zich volijverig kweten van den hun opgedragen last: de Russen te beletten, dat ze de concentratie der Oostenrgkseh-Hongaarschelegerszouden verhinderen. Zwermen Russische cavaleristen, Kozakken vooral, kwamen opzetten. Maar ze vonden tegenover zich de ruiters van Von Dankl, kerels, die met hun paarden schenen samengegroeid. Die Kozakken mochten in de Russische steppen rijden hebben geleerd — deze Oostenrijkers hadden een strenge leerschool doorloopen in de Hongaarsche puszta's. Of neen, ze hadden voor het besturen hunner rossen geen school noodig gehad. Rijden konden ze, al van kindsbeen af. Paard en ruiter geleken één lichaam, dat met de snelheid van den wind mijlen afstands in minuten slechts 90 verslond. En de berijder had niet noodig, zijn sporen in de hijgende flanken van zijn ros te slaan, om het door bloedige prikkels tot nog grooter spoed aan te zetten — het dier kende zijn meester. Op zijn zachte aanmoediging vlóóg het: op zijn fluisterwoord stond het stil.' Deze ruiters waren het, die op de Russen inrenden en toonden, dat ze méér nog konden dan enkel een paard besturen. Ze konden strijden ook. En ze vochten met een moed, die de Kozakkenhorden benauwde en op de vlucht dreef. De in aantal minder sterke cavalerie-macht van Von Dankl dreef de Russen van de grens terug en maakte het aldus voor de OostenrijkschHongaarsche hoofdmacht mogelijk, zich samen te trekken en voor den opmarsch tegen Rusland zich gereed te maken. Want dat was het doel van Aartshertog Prederik, na den dood van Aartshertog Franz Ferdinand de Opperbevelhebber der Oostenrijksch-Hongaarsche weermacht: in samenwerking met het leger van den Duitschen bondgenoot in Polen te vallen en daar de kracht van den Russischen stoomwals te breken. Oostenrijk-Hongarije nam het offensief tegen Rusland. Het orgaan vanden Hongaarschen Minister-President Graaf Tisza, dePesterLloyd, schreef in deze dagen dienaangaande het volgende: „Onze belangrijkste taak en onze voornaamste zorg is, in vereeniging met onzen Duitschen bondgenoot, Rusland te vernietigen. „Deze plicht moet aan alles voorafgaan. Rusland heeft den .wereldoorlog ontketend en de wereldvrede kan eerst dan worden hersteld, wanneer Rusland als overwonnene zich in het stof wentelt. f „Onze oorlog met Servië, waarvoor oorspronkelijk alleen onze militaire beschikkingen werden genomen, is door de Russische tusschenkomst van ondergeschikte beteekenis geworden. „Zeker! Van de tuchtiging van Servië kunnen en zullen wij nooit afzien, maar daar Rusland ons aanvalt, hebben wij eerst Rusland te verpletteren, om den arm vrij te hebben. „Het voornaamste oorlogsterrein ligt thans in het Noorden....'." Naar dat „voornaamste oorlogsterrein" werd nu de hoofdmacht der Oostenrijksch-Hongaarsche legers gezonden. En die hoofdmacht viel zoo geducht aan, weerde zich zoo dapper, dat zij in Zuid-Russisch-Polen binnen maar enkele dagen den Rus voor zich uit 'dreef en ettelijke kilometers vijandelijk grondgebied bezette. Evenwel — de Monarchie moest te veel troepen achterwege houden voor de andere bedreigde gebieden des lands. Daar was vooreerst het grensgebied tusschen Italië en Oostenrijk-Hongarije. 91 Van den beginne af rees er wantrouwen tegen den derden bondgenoot, die „onzijdig" bleef en werd er gevreesd, dat Italië zijn slag zou slaan, als Triëst, Karinthië en Tirol van troepen werden ontbloot. Dan was er Montenegro, dat zich den 7en Augustus openlijk naast' Servië stelde en Oostenrijk-Hongarije den oorlog verklaarde. Al was dé macht der Montenegrijnen betrekkelijk gering — het gehalte der soldaten, vechtkerels van het echte ras, vergoedde het mindere aantal. En eindelijk was er Servié; Servië, dat in de twee bloedige Balkan-oorlogen een leger van groote militaire waardij verkregen had; Servië, dat thans het oogènblik waande aangebroken, waarin de nationale droom, één vereenigd Groot-Servië, in vervulling zoude gaan en deswege tot de grootste krachtsinspanning en tot het geven van de bloedigste offers bereid was. De Monarchie kón niet al zijn troepen naar het „voornaamste oorlogs¬ terrein" zenden en toen de Russische stoomwals begon te rollen, was er in de Monarchale legers geen Von Hindenburg, die met een minderheid een meerderheid wist te verslaan en waren er in Galicië geen meren en moerassen, als in Masuren, die door de OostenrijkschHongaarsche strategen en tactici als „een val" konden worden benut 1). Generaal Victor von Dankl, de overwinnaar in den Slag van Krasnitz, vóór den oorlog .commandeerend generaal in Innsbrück. J) Het is een fout geweest van de Oostenrijksch-Hongaarsche Generale Staf, dat dadelijk getracht werd tot een beslissing óp het Servisch oorlogterrein te komen. In tegenstelling toch met wat het blad van Graaf Tisza uitsprak, werd met alle macht de „tuchtiging" van Servië aangevangen en voortgezet. Daardoor 92 Generaal Moritz von Anffenberg, de overwinnaar in den Slag van Zamosc, die ook een korten tijd de Monarchie als Minister van Oorlog diende. Van de Oostenrijksch-Hongaarsche strategen en tactici, die, toen de strijd tegen de Russische legerscharen begon, op den voorgrond stonden en daar sinds ook bleven, behoorde — behalve Aartshertog Frederik, de Opperbevelhebber — generaal Conrad von Hötzendorf, de chef van den Generalen Staf. Conrad von Hötzendorf was in 1852 te Weenen geboren en afkomstig uit een soldatenfamilie. Hij had een eervolle militaire carrière achter zich. In 1878 nam hij deel aan de verovering van Bosnië, werd daarna hoogleeraar aan de krijgsschool, later brigade-generaal te Triëst en eindelijk/ divisie-generaal té Innsbrück. Franz Ferdinand, de vermoorde Aartshertog, die de gave bezat, capaciteiten te ontdekken en die op de geschikte plaats te zetten, maakte den Keizer op de groote militaire talenten van Von Hötzendorf opmerkzaam. In 1906 werd hij derhalve tot chef van den Generalen Staf benoemd. Binnen een paar jaar reorganiseerde hij het leger. Generaal Conrad liet toen manoeuvres uitvoeren, die op een werkelijken veldslag geleken. De tegenwerping, dat de soldaat dan te veel vermoeid werd, liet hij niet gelden. Von Hötzendorf was even onbuigzaam van wil als Franz Ferdinand en het ontbrak dan ook niet aan botsingen tusschen die twee. Franz Ferdinand waardeerde de bekwaamheden van generaal Conrad, maar de Aartshertog was geen gemakkelijk mensch. Hij verlangde gehoorzaamheid en buigzaamheid, en die dat niet had, liep kans in ongenade te vallen. Dit gebeurde ook met generaal Conrad, toen hij orders afkeurde, die de Aartshertog bij de manoeuvres gegeven had. De generaal vroeg toen zijn ontslag, dat echter door den Keizer niet werd aangenomen. En de Aartshertog, die heel goed de waarde van Conrad wist te schatten, vroeg hem, toen de kwade bui voorbij was, weer te blijven. Généraal Conrad was geen impulsieve natuur. Evenals Moltke, die hij zich tot voorbeeld had gesteld, wikte hij nauwgezet het voor toch werd een te groote troepenmacht aan het „voornaamste oorlogsterrein" onthouden. Toen, — gelijk later zal worden uiteengezet — de opmarsch in Servië een einde' moest nemen èn door het moeilijk gevechtsterrein èn door den aanval van het met doodsverachting zich op de Oostenrijkers werpende Servische leger, toén zag de Qenerale Staf de begane fout in. Maar de misslag berokkende Oostenrijk-Hongarije groot verlies aan tijd, aan moreelen invloed bij deBalkanStaten en — wel het minst te herstellen verlies! — aan manschappen. Tegenover Servië moest Oostenrijk-Hongarije een positie-oorlog voeren — wat de Monarchie in het vervolg van den Oorlog ook deed —, welke positieoorlog door de gesteldheid der Oostenryksch-Hongaarsch-Servische grens gemakkelijk sleepende kon worden gehouden, tot de beslising op het „voornaamste oorlogsterrein" gevallen was. 93 en tegen en gaf hij zich zeer goed rekenschap van de situatie, alvorens te besluiten. Maar hij wist, watbij wilde en eenmaal besloten hebbende, handelde hij vlug en vaardig. Wat generaal Conrad von Hötzendorf vooral ook geschikt maakte tot leider der troepenbewegingen, was het feit, dat ieder hem kende als een gloeiend patriot, die tot levensideaal zich had gesteld, zijn vaderland sterk en geëerd te zien. Ja, van den hoofd-officier tot den gewonen soldaat vertrouwde men hem en ging men voor hem door nei vuur. Dat werd reeds dadelijk gezien. De Oostenrijkers trokken onvervaard den vijand tegemoet, niet vreezend voor den ook hen bedreigenden Russischen stoom^ wals en.... het offensief gelukte hun. Onder generaal Victor von Dankl, die de cavalerie aanvoerde, en onder generaal Moritz von Auffenberg, den bevelhebber der infanterie, trokken ze uit Galicië naar Polen op in een front van meer dan 100 K.M. breed. En ze rukten gestaag voorwaarts, al schermutselend, al vechtend, tot de ruiters van Von Dankl den 24sten Augustus — dus nog geen drie weken na de oorlogsverklaring! — zich tusschen Kielce en Radom 150 K.M. ver op vijandelijk grondgebied bevonden. In dezen Oostenrijkschen Opmarsch was zeer veel overeenkomst met den Grooten Opmarsch, dieh de Duitschers op het Westelijk terrein volvoerden. Daar was aan de ruiterscharen van Von Kluck ook de taak toebetrouwd, eerst: om de groote Duitsche legerbe wegingen te maskeeren; daarna: om met vliegende vaandels en in ijlenden galop aan den uitersten rechtervleugel den verren tocht van Brussel over Rijssel naar Parijs in enkele dagen te volbrengen. De bedoeling van Von Dankl was duidelijk. In aansluiting met de Duitsche legers moest één groot en sterk front tegen Rusland worden gemaakt. Terwijl nu de uiterste linkervleugel van Von Auffenberg slechts heel weinig op vttandelnk gebied doordrong, 94 Oravin Lonyay, weduwe van wijlen Kroonprins Rndolph van Oostenrijk, als verpleegster bij het Oostenrrjksche Koode Kruis". Het ging wel zeer snel. moest Von Dankl zorgen, „gericht" te blijven en zóó de aansluiting met het leger van den Duitschen bondgenoot tot stand brengen. Dit vereischte van hem en zijn manschappen een reuzen-inspanning. Het gelukte hem evenwel zijn last te volvoeren en daardoor redde hij in beginsel den toestand op het Oosterfront. Want immers, indien de Russen Von Dankl hadden kunnen verslaan, zouden ze zich tus¬ schen de Duitschers en Oostenrijkers in gedrongen hebben; dan zou toen reeds de „doorbraak", om welke te bereiken sinds tienduizendenvan levens werden opgeofferd,zijn gelukt; dan zou de stoomwals eerst den Oostenrijker en daarna den Duitscher hebben kunnen ver¬ pletteren. Dat Von Dankl slaagde in zijn opdracht, was ook te danken aan het feit, dat hij minder tegenstand ontmoette als Von Auffenberg. Ja, de Russische hoofdmacht trok zich nog oostelijker, samen.J) De Russen toch wilden eerst Galicië bemachtigen en dan oprukken, in Westelijke richting, naar Krakau. Op deze wijze hoopten J) Von Dankl trok van uit een front westelijk van Rceslow op; Von Auffenberg drong ten noorden van Przemysl in Polen; de Russische hoofdmachtevenwel richtte zich tegen Lemberg. 95 rtogln Maria Theresia als Roode Krui: zij samen te werken met de Russische legers, die van uit Warschau door Polen heen in Westelijke richting tegen de legers der centrale Mogendheden zouden oprukken. Slaagden de Oostenrijkers, onder Von Dankl in het eene — de Russen onder generaal Roezsky geraakten tot het andere doel. Het Russisch offensief tegen Lemberg gelukte en had daardoor ten gevolge, dat het Oostenrijksche offensief tegen Polen voorloopig een einde nam. Dat laatste was voor de Monarchalen wel een zeer zware ontmoediging! Wat ging het niet goed! En met hoeveel geestdrift getroostte men zich niet de grootste opofferingen! Het terrein, dat Von Dankl bij zijn offensief moest doortrekken, leverde buitengewoon groote moeilijkheden op: moerassen, waardoor maar zeer enkele voor de artillerie inzonderheid noodzakelijke goede en betrouwbare wegen liepen; of heuvelland, waardoor rivieren stroomden, die met hun vaak steile oevers den Russen tot een krachtig defensief gelegenheid gaven; of bosschen, waar tusschen het kreupelhout de moord en dood verspreidende mitrailleurs waren opgesteld en waar iedere boom als een vesting was, die veroverd moest worden Maar niettegenstaande al deze bijna onoverkomelijke bezwaren kwam Von Dankl vóóruit. In plaats van vier liet hij tien paarden spannen voor het geschut, wanneer hij door moerassige gebieden trok. En vlugge soldaten ' snelden dan. deze artillerieoptochten vooruit, om over den weeken grond de planken te leggen, die het wegzakken der zware kanonnen moesten voorkomen; Telkens en telkens weer gaf dit oponthoud, maar dit oponthoud werd niet gevoeld, omdat de Oostenrijkers zonder klagen zich schier bovenmenschelijke inspanning getroostten. En als. het leger voor een rivier kwam, aan welker overzijde de Rus zich gereed hield, om ieder, die óver wilde komen, neer te vellen, dan wierpen zich tiea, twintig mannen op voor één; dan renden de ruiters van Von Dankl onder den moordenden kogelregen voorwaarts, de paarden mochten steigeren, wanneer' een verraderlijke kogel door de manen floot — voorwaarts! en mochten in den woesten ren mannen en paarden achterblijven, vertrapt, vertreden door die na hen kwamen, tot een onherkenbare bloedende vleeschmassa verminkt — voorwaarts! en met één sprong waren ze dan midden in den bruisenden stroom; zwommen de paarden naar den overkant; schoten de berijders onder het zwemmen hunner trouwe beesten op den achter een veilige dekking verborgen vijand; werd het water rood gekleurd van het bloed, _ dat uit de lichamen van mensch en dier opspoot, wanneer de vreeselijke kogel trof — voorwaarts! 96 En ze gingen voorwaarts, óók door de Poolsche bosschen heen. Ze dreven al maar door den Rus vóór zich uit. Bij Krasnitz stiet Von Dankl op een wèlvoorbereiden tegenstand. Over een breedte van 70 K.M. — van Turobin over Krasnitz tot Josefow — hadden de Russen post gevat met het stellige voornemen, zich niet te laten verdrijven. Vadertje Czaar verwachtte van hen, dat ze stand zouden houden; dat ze den overmoedigen Oostenrijker terug zouden werpen Het was een geweldige strijd, die Slag bij Krasnitz. Drie dagen duurde hij. Drie dagen lang bescheen de Augustus-zon het uitgebreide slagveld, dat ingenomen werd door de met felle oorlogswoede Russische Roode-Kruis-soldaten in een gevangenenkamp in Oostenrijk. kampende partijen. Hier werden de Oostenrijkers teruggeworpen, verpletterd onder het gewicht van den Russischen aanval; daar waren het de Russen, die moesten wijken voor de woedende uitvallen en chargés der Monarchalen. Van 23 Augustus tot 26 Augustus, toen alomme de natuur in de schoonste weelde van den heerlijken nazomer baadde, golfde er over het Poolsche land een zeé van bloed Russisch en Oostenrijksch bloed Maar in de dorpen en steden der Oostenrijkers weerklonk na den 26sten Augustus gejuich. Want de vijand was verslagen: hij vluchtte naar Lublin en 6000 gevangenen, 38 kanonnen, 7 Op Leven en Dood II. 7. 97 mitrailleurs en 3 banieren liet hij in handen van den overwinnaar achter! Bijna geheel het westelijk Weichselgebied viel na dezen slag den zegevierenden Oostenrijkers toe. Wel poogden, o.a. den 27en Augustus bij Niedr Zwiekaduza, de Russen, tien divisies sterk, den opmarsch van den invaller te breken en te keeren, maar hij scheen onverwinbaar. Weer vielen Von Dankl 2000 gevangenen benevens veel krijgsmateriaal in handen. En onder deze gevangenen bevonden zich een generaal, een kolonel en drie stafofficieren! Inderdaad, het scheen, dat de weg naar Warschau binnen enkele dagen open zoude zijn! De Russen konden niets doen dan wijken, al maar door terugtrekken. En op hun terugtocht verwoestten ze de bruggen en de dorpen in het bedreigde gebied, voerden ze het vee met zich mee... Nitsjewo! Het waren maar Poolsche eigendommen en bezittingen, die ze hier opofferden en uit de begeerige handen der Oostenrijkers hielden! Generaal Von Auffenberg was met de bewegingen zijner infanterie evenmin onvoorspoedig. Van de rivier de San opgetrokken, kwam hij, terstond reeds na het overtrekken der grens, in botsing met een Russische troepenmacht. Dat was te Tomaszow, den 21en Augustus. En „schoone resultaten'* berichtte een dag later een telegram uit Weenen over dit samentreffen. Twee kozakken-regimenten en één Russisch uhlanen-regiment werden er op de vlucht gedreven. Van af- dat oogenblik joeg óók Von Auffenberg een groote overmacht voor zich uit. En óók hier lieten de Russen — langs de rivier de Bug in Galicië binnengevallen en bij Sokal verslagen — talrijke krijgsgevangenen en veel oorlogsmateriaal in handen van de Oostenrijkers. Bovendien moesten ze ook op dit punt Galicië ontruimen, wilden ze niet van hun hoofdmacht worden afgesneden. Uitnemende diensten bewezen op het Oostelijk gevechtsterrein de koene „beheersChers van de lucht". Reeds ook Von Dankl had groot profijt van hen getrokken. Vóór die bij Krasnitz den grooten driedaagschen kamp begon, was een luchtschip uit Silezië gekomen, dwars over het Poolsche land — over Czenstochau, Kielce, Chelm — gestevend, had er de opstelling: der Russische troepen verkend en, toen het luchtschip in het Oostenrijksch hoofdkwartier in Galicië neerdaalde, waardevolle gegevens aan Von Dankl kunnen doen toekomen. Niet minder Von Auffenberg deed zijn voordeel met wat de luchtvaarders op hun reis vol gevaren over het vijandelijk gebied hadden, 98 „ D? buit van het Oorlogsmonster in het Oosten. De gesneuvelde Russen werden in lange rijen gelegd en dan In de inderhaast gedolven groote graven neergelaten. ,r„„_ . Het Oorlogsmonster in het Oosten is onverzadelnk Meer dan op eemg ander oorlogsterrein konden hier de verslagenen8fafmeniete worden geteld Lange rnen vormden hunne lijken..;. gereia. 99 / .. V ontdekt.1) En de overwinning bij Tomaszow was vooral ook aan de luchthelden te danken. Maar dat niet alleen!'Voortdurend werden de Russen verontrust * en bestookt door de Oostenrijksche aviateurs, die van de luchtschipbemanning wisten, waar de Russen voorloopige kampementen hadden opgeslagen en waar de geweldige legertreinen zich bevonden, die den Russische strijders proviand en ammunitie moesten aanvoeren. En dan, overwachts, zagen de Russen uit het Zuiden of uit het Westen een zwarte stip aan den blauwen hemel opdoemen; een stip, die snel grooter werd; groote, witte vleugels werden zichtbaar; het ronken van een motor werd gehoord. En als dan die Russische moujiks, zich nog vreemd gevoelend in hun zware oorlogs-uitrusting, verschrikt over de verschijning van dien grooten, witten oorlogsvogel uiteenstoven, regende het bommen op hen en op de ammunitie- en proviand-wagens .,... Von Auffenberg drong voorwaarts naar het Noorden. Maar de Russen zonden uit de vesting Brest-Litowsk sterke troepenmachten over Chelm naar het Zuiden. Het moést dus tot een botsing komen. En die botsing kwam: den 25en Augustus ving de Slag bij Zamosc aan Von Auffenberg had zijn leger stellingen gegeven, die vanTyszowce, aan de Kuczwa — een linker-zij rivier van den Bug — tot aan Zamosc over een afstand van 40 K.M. zich uitstrekten. De Russen vielen met kracht aan. Ontzaglijke menschenmassa's brachten ze naar voren, die in woesten stormloop tegen de Oostenrijksche stellingen inliepen. Ze volgden de tactiek, die de Duitschers op het Westelijk strijdtooneel toepasten: in dicht-aaneengesloten gelederen aanrukken en den tegenstander door de overmacht overweldigen. Maar wat den Duitschers ginds gelukte, omdat hun massaaanval voorbereid was en gesteund werd door geschut van supérieure kwaliteit, gelukte den Russen hier niet, omdat de Oostenrijkers met hun kanonnen van zwaar kaliber het Russische geschutvuur het zwijgen oplegden en zij, de Russen, dus ongedekt en onbeschermd l) Het was wel een gevaarvolle reis, die het luchtschip ondernomen had. Een oorlogscorrespondent bij de Oostenrijksch-Hongaarsche t troepen berichtte er van: Het luchtschip Schütte-Lanz kwam driemaal in het vijandelijk vuur. Het bleef dertien uren in de lucht In de buurt van Iwangorod kwam het in een waren bundel geweerkogels, ten Z.O. van Lublin kreeg het van twee kanten tegelijk infanterie- en artillerievuur. De achterste gascellen werden door 25 geweerkogels doorboord. De granaatkartetsen misten hun doel en sprongen alle ver van den ballon af. Een stuk vloog in het schuitje zonder schade aan te richten. De schade aan het ballonhulsel werd önder de vaart hersteld. De bezetting bleef ongedeerd. 100 den stormloop moesten aanvangen. En dan wachtten hen de Oostenrrjksche machine-geweren, die als woest-zwaaiende zeisen de aanvallers neersloegen; dan wachtten hen de Oostenrrjksche scherpschutters, die met nimmer falende zekerheid hun kogels heenzonden in die compacte menschenmassa. De Russen leden verliezen bij honderden, bij duizenden. Maar ze hielden vol. Hun officieren schreeuwden hun in de • hitte, van het gevecht toe, dat Batjuschka de overwinning van hen eischte. En ze gingen steeds weer opnieuw den Oostenrijkschen kogelregen, den dood, tegemoet. Vooral bij Komarow, het centrum der Oostenrijksche stellingen, betoonden de Russen groote krachtsinspanning. Hier wilden ze doorbreken — dat moésten ze, luidde het hoog-Russisch bevél en met wanhopigen moed stortten ze zich telkens en telkens weer op den vijand. Bommen en granaten, kartetsen en geweerkogels sloegen vreeselijke openingen in de Russische gelederen. Maar die sloten zich weer, telkens opnieuw, omdat, waar tien mannen vielen, er honderd opsprongen om hun plaats in te nemen. En zóó werd de afstand tusschen aanvaller en aangevallene steeds kleiner, tot eindelijk de Oostenrijksche steUingen waren bereikt en de kanonnen en mitrailleurs niet meer konden werken, omdat tegelijk met den vijand ook de vriend zou worden getroffen. En daar, bij Koiriarow, ontstond nu een handgemeen, dat bloedig en vreeselijk was; dat evenaardde, ja zelfs overtrof de gruwzame worstelingen van man tegen man, die tijdens de gevechten op het Westerfront plaats vonden. Want hier streden tegenstanders, bij wie verbittering en haat alle gevoelens van menschelijkheid het zwijgen oplegden. Er werd geen pardon gegeven, geen pardon gevraagd. Iedere slag moest raak zijn en hij, die gewond neerzeeg, mocht ieder oogenblik nog vreezen, dat een sabelhouw of revolverkogel hem den dood zoude brengen. De overmacht, waarmede de Russen zich bij Komarow op de Oostenrijkers wierpen, bezorgde hun voordeelen; ze drongen vooruit en wierpen de Oostenrijkers terug. De geweldige strijd duurde reeds vijf dagen en „nog stééds duurt de slag voort", berichtte men uit Weenen. En — laconiek werd aan de zinsnede, dat de toestand der troepen gunstig was, toegevoegd, dat het weder warm en zonnig was. * Het mocht zoo zijn, dat de zon haar schoonste stralen uitzond — ze belichtte dan toch een gruwzaam moord- en slachttooneel. Ze ging op over moedige en opgewekte soldaten, mannen en jongelingen in de kracht van hun leven — ze ging onder en wierp haar laatste schijnsel over bleeke, verwrongen trekken, over misvormde menschen- en dierenlijken 101 De Slag van Zamosc duurde voort. En generaal Von Auffenberg, onderricht van het terugtrekken zijner mannen bij Komarow, vréésde een oogenblik: het warme en zonnige weder was niet in staat zijn leger te redden. Gelukkig voor de Oostenrijkers, dat hun generaal koelbloedig bleef èn dat de Russen hun aanvalskradhten op Komarow hadden geconcentreerd. Want bij Zamosc woedde ook hevig de oorlogsfurie, maar daar waren het de Oostenrijkers, die aanvielen en de Russen, die, minder talrijk, terugtrokken. Nu kon Von Auffenberg zijn linkervleugel doen zwenken, om het bij Komarow bedreigde centrum te ontzetten. En tegelijkertijd kwamen uit het Oosten — Noordwaarts van Lemberg — onder Aartshertog Josef Ferdinand, hulptroepen opzetten. De doorbraak-tactiek der Russen moest nu worden opgegeven tengevolge van de omsingelings-tactiek, die Von Auffenberg toepaste. En de Duitsche overwinning in Oost-Pruisen deed er verder het hare toe. Want de Russen, bevreesd voor eenzelfde lot als den makkers van het Narew-leger had getroffen, trokken terug; de Oostenrijkers, begeerig om eenzelfde succes als hun bondgenooten te behalen, sloegen steeds verwoeder op de Russen in Een volle week hield de Slag van Zamosc aan. Toen konden in de straten van Weenen en Berlijn, in alle dorpen en steden van de nauw aaneen verbonden- Staten de vlaggen worden uitgestoken^ omdat generaal Von Auffenberg een glansrijke, een volkomen overwinning op de Russen had behaald. In vollen aftocht trokken de Russen over den Bug terug, diep het Poolsche land in. Maar 50.000 gevangenen en 200 kanonnen moesten ze achterlaten! De Oostenrijksche overwinnings-bulletins riepen nog grooter verwachtingen op. Generaal Von Auffenberg en zijn mannen mochten na zoo harden kamp een wijle tot verademing zien te komen — er werd reeds op weer nieuwe overwinningen gewacht. Thans was het wederom de beurt van generaal Von Dankl, den plotseling beroemd geworden ruiter-aanvoerder, om nieuwe lauweren aan de Oostenrijksch-Hongaarsche vaandelen te hechten. Oostenrijk-Hongarije wachtte op nieuwe wapen- en heldenfeiten. Luidde het bericht niet: „Generaal Von Dankl, de overwinnaar van Krasnitz, van overwinning tot overwinning schrijdende, valt thans Lublin aan"? Ja, met vol vertrouwen volgde men het offensief der Monarchale troepen. Oostenrijk-Hongarije tegén Rusland? 102 Dat was immers de strijd van recht tegenover macht, van menschelijkheid tegenover ruw geweld en wreedheid, van beschaving en ontwikkeling tegenover barbarisme! Rusland tegen Oostenrijk-Hongarije. Twee schaakmeesters Doof, blind, ongevoelig voor alles, wat hen omringt; de oogen strak op het bord met de geel-zwarte ruitjes gevestigd; het van gedachten zware hoofd ondersteunend met de hand. Ze kennen elkanders zwakke punten, al tracht ook de een die. voor den ander Russische soldaten, een oogenblik rustend, vóór ze tegen de Oostenrijkers optrokken te verbergen; ze doorzien en voorzien elkanders bedoelingen en willen door meesterlijke zetten den hevigen aanval breken en, zélf aanvaller geworden, dóórzetten tot de overwinning is behaald Twee schaakmeesters: Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj en Aartshertog 'Frederik. De Oostenrijksche meester onderkende in den stand zijner tegenpartij een zwak punt: de uitgestrekte ongezonde Pripet-moerassen verhinderden hem één ondeelbaar sterk leger tegen OostenrijkHongarije in het veld te brengen; zijn opmarsch kon alzoo niet anders geschieden dan in twee van elkander gescheiden deelen. Schaakmeester Frederik zette zijn aanval in op het kleinste dier deelen, op het leger, dat uit Warschau, Iwangorod, Lublin en Brest-Litowsk afgezonden werd. Versloeg hij dit leger de spoor- 103 De Russen vernielden tijdens het offensief der Monarchalen schier al de bruggen op de gevechtsterreinen. Toen zij het offensief namen, herstelden de Russische genie-soldaten deze bruggen met bekwamen spoed, opdat de tienduizenden te sneller zouden kunnen aanvallen, wegen van West-Rusland zouden dan den Rus niet meer van dienst kunnen zijn en van Warschau tot Kowno moést dan de sterke Russische vestinggordel in handen van Oostenrijkers en Duitschers vallen Schaakmeester Nikolai Nikolajewitsj had óók een plan. Hij wilde Lemberg bezetten; van uit Lemberg naar het westen trekken, om de Oostenrnkers van de Duitschers te scheiden; en van uit Lemberg naar het Zuiden heel het Oostenrijksch gebied winnen, om zóó — Rumenen en Bulgaren dwingend, uit zucht naar zelfbehoud, zich openlijk of in het verborgen bij den Rus aan te sluiten — tot verwezenlijking van Peters Testament te komen: Constantinopel aan Rusland En de twee schaakmeesters peinsden rusteloos; hun hersenen werkten koortsachtig snel; en onophoudelijk bewogen zich hun handen, soms beverig van opgewondenheid, om nu hier dan daar een stuk te verzetten. Helaas; die stukken waren hier menschen. Pionnen en kasteelen, paarden en raadsheeren alles menschen! En die menschen werden opgeofferd, om het strategisch doel te bereiken Schaakmeester Aartshertog Frederik was een oogenblik zijn 104 tegenpartij vóór. Het was, toen de cavalerie van Von Dankl als een lawine zich over het Russisch-Poolsche land uitstortte en, „van overwinning tot overwinning schrijdend", het voorgestelde doel scheen te zullen bereiken. Schaakmeester Grootvorst Nikolai Nikolajewitsj had dezen snellen aanval niet voorzien en hij verontschuldigde zich voor zijn nederlaag bij „het belangstellend toeziend publiek" met te zeggen, dat „de ontplooiing van de Russische troepen over een front van ettelijke honderden werst nog niet voltooid" was en dat hij daardoor tegenover die Oostenrijkers „slechts veel minder talrijke troepen stellen" kon. Een Russische reuzen-vliegmachine, waarvan de Russen evenwel niet zooveel voordeelen hadden als de Oostenrijkers en de Duitschers van hun „Tauben". 105 En ijlings zdnd hij aanzienlijke versterkingstroepen tegen Von Dankl in het veld; geen „pionnen" slechts, maar de beste en krachtigste „stukken", die hij bezat. Voor de nederlaag, die Von Auffenberg hem toebracht, had de Russische schaakmeester ook een antwoord, dat het „publiek" tevreden en gerust moest stellen. Het zou opzet zijn geweest, Russische tactiek, om de Oostenrijksche infanterie diep het Poolsche binnenland in té lokken en dan plotseling, op het alleronverwachtst, die door een muur van onweerstaanbare en onneembare Russische ..schaakstukken" te doen omringen Wie in dezen „schaakwedstrijd" de meester zou blijken? Vanzelf hij, die door aanval of tegenaanval zijn tegenpartij „stukken" ontnam, tot een verdedigende houding dwong, of, beter nog, hem geheel schaakmat zette. En de Russische schaakmeester won; kwam althans aan de winnende hand, toen hij Von Dankl en Von Auffenberg dwong, zich uit Russisch-Polen terug te trekken. De Russische aanval op het Oostelijk gedeelte der Monarchie gelukte, óók, doordat de Oostenrijksche schaakmeester nog niet geheel gereed gekomen was met de opstelling zijner troepen vóór Lemberg. Een zeer sterke Russische legermacht trok den 20en Augustus vanuit de vestingen Luzk, Rowno en Dubno nabij Brody de Oostenrijksche grens over. Tegelijkertijd vielen de Russen van uit Podolië de Monarchie aan en trachten ze Czernowitz1) te vermeesteren en over Tarnopol.2) naar Lemberg op te trekken. De eerste aanval mislukte. De 20.000 Russen, meest cavaleristen, die op Czernowitz aanrukten, werden bij Nowo Sielica (op den driesprong van Oostenrijk, Rusland en Rumenië) verslagen. 2) Tarnopol viel den Russen den 23en Augustus in handen. In de Birskoweja Wjedomosü gaf een gewonde Russische soldaat èen beschrijving van de bestorming en inneming van Tarnopol: Onze divisie trok op verscheiden punten de grens over, die juist tevoren door de Oostenrijkers was ontruimd. Met-geforceerde marschen werden de 45 mijl van de grens naar Tarnopol afgelegd. Onderweg hadden geen gevechten van beteekenis plaats. De inwoners van de dorpen, die zich eerst verborgen hadden gehouden, werden gerustgesteld,- toen zij ontwaarden, dat wij hun geen kwaad wilden doen, en kwamen weer voor den dag. In enkele plaatsen werden wij begroet door processies, aangevoerd door priesters, die ons brood, melk en andere ververschingen aanboden, waarvoor zij geen betaling wilden hebben. Er waren nog slechts vrouwen, kinderen en ouden van dagen aanwezig, daar alle voor den militairen dienst geschikte mannen onder de wapenen waren. De oogst stond nog te velde. Wij naderden Tarnopol den 23en Augustus om 10 uur. De plaats was krachtig versterkt. De Oostenrijkers ontvingen ons met een hevig vuur uit hun veldgeschut en machinegeweren. Ons regiment, gesteund door nog twee andere, ging tot den aanval over, en de strijd duurde drie uren. Toen wij echter tot 106 Het was geen geringe onderneming, die de Russen hier beoogden. Want dit deel van Oostenrijk-Hongarije werd doorsneden doortal van snel-stroomende rivieren, welker overgang aan zeer veel moeilijkheden en bezwaren onderhevig was. En de Oostenrijkers, hoewel nog niet op volle sterkte, maakten door hun verwoeden tegenstand die bezwaren nog oneindig grooter. ' Maar de Russen, hier sterk in de meerderheid, trotseerden de gevaren. In allerijl sloegen ze bruggen en gingen dan eerst tegen den kogelregen en daarna tegen de bajonetten der Oostenrijkers in. En — ze waren tien tegen een — voorwaarts gingen ze. Wat gaf het, of er van hen velen achterbleven? Of ze, zooals op 22 Augustus, bij Turnika en Kamionka Strumilowa, werden teruggeslagen en heel veel oorlogsvoorraad maar ook soldaten en officieren als gevangenen in handen der Oostenrijkers moesten achterlaten1)? Ze kwamen immers vooruit. Reeds, het feit, dat zij tijdens het treffen bij Kamionka Strumilowa tot op 40 K.M. van Lemberg gevorderd waren, zei het hun, dat zij, niettegenstaande allen tegenstand, Lemberg zouden bereiken! Ja, de Russen vorderden. Van Noordwaarts en Oostwaarts en ook uit het Zuid-Oosten kwamen ze met tienduizenden tegelijk opzetten. En naar Lemberg toe vernauwde zich de ring, werden de legermassa's, die de Oostenrijkers aanvielen, compacter en dies sterker. En ze namen honderdtallen Oostenrijkers gevangen, veroverden tientallen Oostenrijksche kanonnen. Lemberg, de belangrijkste stad in Galicië móest vallen! Dat begreep ook het Oostenrijksch-Hongaarsche legerbestuur. En het bereidde de bevolking der Monarchie reeds voor op de komende Russische overwinning. „In Oost-Galicië" — zoo luidde het legerbericht den 2en September — „is Lemberg nog in ons bezit. Toch is de toestand daar tegenover den sterken en overmachtigen aanval der Russen zeer bezwaarlijk". Dat Von Dankl overwinning op overwinning behaald had, dat Von Auffenberg steeds verder naar het Noorden voortdrong — het ■de verschansingen waren doorgedrongen, wachtten de Oostenrijkers ons niet af, -om onzen bajonetaanval te weerstaan. Zij vluchtten overhaast, achtervolgd door ■onze ruiterij. Hier werd ik gewond. Naar later bleek, bood de vijand hevigen tegenstand in de stad zelf. Onze troepen werden met machinegeweren beschoten, die op de kerktorens en in de huizen waren in stelling gebracht. Ook schoten de Oostenrijkers uit de ramen. Zeven of acht Oostenrijksche bataljons werden door ons uit Tarnopol verjaagd, en wij 'vermeesterden verscheiden machinegeweren. *) Onder deze gevangehen behoorden ook de Russische generaals Wannofski -en Iwanof, die een dag later, naar Lemberg vervoerd, aan hun in den slag bekomen wonden bezweken. 107 was alles vruchteloos, zuchtten de bewoners van Oostenrijk-Hongarije. Doch de Russen jubelden luid: ze wonnen... „Laat hem maar \" — riepen ze. — „Laat Von Auffenberg maar Noordwaarts dringen. Zoo straks verslaan wij Von Dankl en als we dan Lemberg genomen, v hebben, sluiten we Von Auffenberg in. Heelde Oostenrijksche infanterie' wordt als in een val door ons opgesloten!" Ja, die Russische overwinnings-bulletins! Als luide fanfares schetterden ze over de Russische steppen, weerklonken ze in de armelijke Russische dorpen, waar de oude thuisgebleven moujik mummelend nog Batjuschka's onweerstaanbare macht verheerlijkte. Maar over de toppen der Karpathen bereikten hun klanken als sombere doodsklokgalmen de ooren der Oostenrijksche vrouwen, die lazen, dat alleen na den strijd aan de Gnita-Lipa, een noordelijke zijrivier van de Dnjestr, 4800 lijken van Oostenrijksche mannen en jongelingen begraven waren! Oostenrijksche artillerie op weg; naar het front In Galicië. Den 2en September verzond de Russische Generale Staf volgend officiéél bericht: „Na een dagenlang gevecht is het Russische leger, na zich te hebben meester gemaakt van de zeer sterke stellingen van Lemberg en na 15 a 20 werst te zijn vooruitgedrongen, de voornaamste forten van deze stad genaderd. „De Oostenrijkers, zijn na een buitengewoon hardnekkig gevecht in verwarring op de vlucht gedreven. Zij hebben daarbij hun zware en lichte artillerie en heele veldkeukens achtergelaten. „De Russische voorhoede en cavalerie vervolgen den vijand, die enorme verliezen heeft geleden aan dooden, gewonden en gevangenen. „Het Oostenrijksche leger, dat op het oorlogstooneel bij Lemberg optrad, bestond uit het derde, elfde en twaalfde legerkorps en gedeelten van het zevende en veertiende. Dit leger blijkt volkomen te zijn verslagen. :. •- 108 „Bij de vervolging door de Russische troepen zijn de Oostenrijkers, die al vechtende terugtrokken over de Gnita-Lipa, genoodzaakt geweest nog 31 kanonnen in handen van onze troepen te laten. „De Russische troepen trekken voort langs wegen, die vol staan met geschut en zwaar beladen proviandwagens. Bij Lemberg hebben de Russen in 't geheel een honderdvijftig kanonnen buitgemaakt." Oostenrijksche batterij-stellingen in Galicië. Lemberg moést vallen! Neen, het was geen vesting meer, al waren ook rondom de stad * nog verouderde versterkingen aanwezig, maar als belangrijk knooppunt van spoorwegen — er kwamen acht verschillende lijnen te zamen — had de stad voor den Rus groote waarde. En ook, omdat het de hoofdstad van Galicië was — de door Rusland reeds lang 109 begeerde bloeiende provincie —; in nationaal opzicht een overwegend Poolsche stad; het centrum van den Galicischen handel en van de Oöst-Galicische nijverheid daarom was Lemberg een zeer begeerde buit. En groote moreele kracht zou er van de inneming dezer stad door de Russen uitgaan. De Oostenrijkers wendden dagenlang wanhopige pogingen aan, om de stad te behouden. Vooral de infanterie had het hard te verantwoorden. „Al sedert tien dagen zijn onze infanteristen aan het vechten; sedert tien dagen zijn ze niet uit de kleeren geweest; evenveel nachten slapen zij zoo maar op den grond, zijn elk uur op hun qui vive, onder den blooten hemel, onder een wolkbreuk van projectielen, in het aangezicht van den vijand en den dood. Tien dagen dragen zij hun ransel met veldgerei. Het is niet mogelijk, om hen bij daglicht te verplegen. Als het doenlijk is, rijden, als het donker is, de veldkeukens naar de reserves. Op die reserves rust dan de menschelijke plicht, om hun kameraden in de tirailleurslinie van voedsel te voorzien, misschien af te lossen. Hier en daar zal iemand het inmaakblik van zijn ijzeren -rantsoen opengebroken en het koude vleesch gulzig verslonden hebben. Voor de vermoeidsten was er geen slaap. Een groot deel van de vechtende regimenten zal ook 's nachts op gevechtsvoorposten in de tirailleurslinie liggen met het geweer in de hand, aldoor opgejaagd door drogbeelden, voortdurend in afwachting van overrompelingen door den vijand. Achter hen op twee, drie duizend pas staat de artillerie, de kanonnen zijn er op ingericht om in het donker te schieten " *) Maar de heldenmoed der Oostenrijkers baatte niet. Tegenover zich hadden ze een enthousiaste meerderheid, die hun aanvoerder, generaal Roezsky, 2) verafgoodde en ieder zijner bevelen met de uiterste nauwgezetheid opvolgde. Roezsky, de „vecht-generaal", liet ') Aldus beschreef een Oorlogscorrespondent den moeilijken strijd, dien de Oostenrijkers voor Lemberg te voeren hadden. » s) Generaal Nikolai Wladimirowitsj Roezsky was een van de voornaamste officieren van den Generalen Staf met oorlogservaring uit twee veldtochten. Hij was in zijn 61ste jaar en was, voor den oorlog, lid van den Legerraad en éen van de vertrouwdste medewerkers van den generaal Soechomlinof. Op 18jarigen leeftijd had hij als onder-luitenant bij de grenadiers in den RussischTupkschen oorlog gevochten. Toen hij 31 jaar was, werd hij kolonel, op 42-jarigen leeftijd generaal-majoor. I ■ In den Russisch-Japarischen oorlog werd hij benoemd tot chef van den staf bij het tweede leger in Mantsjoerije, en in die positie deed hij kostbare ervaring op in het organiseeren van de krijgsverrichtingen van groote troepen-massa's. Als lid van den Legerraad, die vraagstukken van controle en aanvoer in oorlogstijd behandelde, en ten slotte als bevelhebber van een legercorps, was generaal Roezsky goed voorbereid voor de bevelvoering over de groote strijdmacht, waarmee hij tegen Lemberg opereerde en die stad overwon. 110 De Russen traden Iri Galicië niet met zoo ruw vandalisme op als In Oost-Pruisen. Toch.... ...werd het fraaie landgoed van een Galicisch edelman (bovenste foto) tijdens hun verblijf in een ruïne herschaDen (onderste fotnV vcruiy* 111 zich niet ontmoedigen door plaatselijke tegenslagen. Doelbewust schreed hij vooruit; stap voor stap, voet voor voet. Het heuvelachtig gebied met zijn vele kraters van uitgebluschte vulkanen kon niet in stormpas worden bemachtigd. Van iedere oneffenheid in den bodem hadden de verdedigers een sterkte gemaakt, die niet dan ten koste van bloed en leven kon worden genomen. Toch voorwaarts!..... Blootgesteld aan de zengende zonnestralen . des daags, die de soldaten deed versmachten van dorst, overgeleverd aan de bittere koude des nachts, die de leden der vermoeide strijders verkilde en machteloos maakte toch voorwaarts! Naar Lemberg! En den 3en September viel Lemberg den Russen in handen! De Grootvorst-Opperbevelhebber kon dien dag twee belangrijke wapenfeiten aan den Czaar melden, want den 3en September viel ook Halicz, dat voor de Oostenrijkers in het gemeen en voor de Galicische Polen in het bijzonder groote historische beteekenis had, daar het in vroeger -eeuwen de woonplaats hunner vorsten was, die de landstreek naar het stedeke Halicz (of Galicz) Galicië hadden genoemd. Aldus telegrafeerde de generalissimus Nikolai Nikolajewitsj den Czaar op den 3en September: „Met buitengewone vreugde en dank jegens God meld ik Uwe Majesteit, dat het zegevierende leger van generaal Roezsky vanochtend om elf uur Lemberg heeft genomen. Het leger van generaal Broessilof heeft Halicz genomen. Ik vraag als belooning voor generaal Roezsky wegens zijn leiding van de voorafgegane gevechten de orde van St. George 4de klasse en voor de inneming van Lemberg dezelfde orde 3de klasse; voorts voor generaal Broessilof voor de door hem geleverde gevechten de orde van St. George 4de klasse." De blijdschap der Russen was alleszins begrijpelijk. Begrijpelijk echter was ook, dat de Oostenrijkers hun tegenslag zooveel mogelijk zochten te bemantelen. Zoo zeiden ze, dat Lemberg vrijwillig door hen was ontruimd en dat den Russen hier een val werd bereid. De ontruiming van Lemberg was slechts als een tijdelijke maatregel te beschouwen, welke paste in het groote Oostenrijksche veldtochtsplan. Het was een schijnoffer, dat hier werd gebracht. Het ware ridderlijker geweest, zoo de Oostenrijkers rondborstig ';hun nederlaag hadden erkend. Ja, een nederlaag was het, die de Monarchie — behalve een aanzienlijk aantal dooden en gewonden, (benevens zeer veel oorlogsmateriaal — 20.000 ongewonde gevangenen kostte Schaakmeester Nikolai Nikolajewitsj was een belangrijke zet vooruit. En schaakmeester Frederik moest de vooruitgeschoven 112 „stukken" intrekken, wilde hijV niet nog meerdere slagen ontvangen. Generaal Von Auffenberg, wiens offensief reeds zulke belangrijke vorderingen had gemaakt, liep na den val van Lemberg en de voortzetting van het Russisch offensief groot gevaar omsingeld te worden. Gelukkig, het Oostenrijksch-Hongaarsche opperbevel zag den toestand in en begreep ook, dat het Lemberg-leger versterkt moest worden, wilde het aan een tweeden stoot der Russen van generaal Roezsky weerstand bieden. Von Auffenberg werd daarom uit Russisch-Polen teruggeroepen. Deze, terstond aan het bevel gehoorzamende, greep met het leger van Lemberg den 5en September bij Rawaruska — ten Aartshertog Karei Franz Jozef, de toekomstige Keizer-Koning van Oostenrijk-Hongarije, in gezelschap van zijn lijfarts en zijn adjudant. westen van Turinka, in Galicië — den vijand aan. En de tweede groote Galicische slag had een aanvang genomen. De Russen waren in de eerste dagen hier niet zoo voorspoedig als tijdens hun opmarsch naar Lemberg. Geen wonder ook, het terrein was hun hier geheel vreemd en de hulp van Russenvrienden, verraders van hun vaderland, moesten ze hier ontberen. x) Het Duitsche tijdschrift Der Völkerkrieg schreef over het Russische spionnage-systeem o.m.: » Tallooze spionnen hebben den Russen den weg bereid. Rusland heeft er vele millioenen voor over gehad, om zich onder de arme Ukrainische boeren spionnen en helpers te verwerven. Reeds sedert jaren wist het zijn lieden in de verschillende districten binnen te smokkelen en hielp hen dan met geld. Het volgde derhalve dezelfde tactiek, die het reeds vóór 150 jaar in toepassing bracht, toen het Polen ondermijnde, om het te kunnen verwoesten" Dit Duitsche blad mocht wellicht ietwat overdrijven — dat het Russische Op Leven en Dood. II. 8 113 Onder de Galicische bevolking, westwaarts van Lemberg, vonden ze geen bereidwillige spionnen. Die bevolking, voorzoover ze niet naar het meer veiligheid biedende binnenland was gevlucht, was geheel afkeerig van den „Russischen bevrijder". Niettegenstaande hij met kwistige hand de volgende in niet minder dan negentalen gedrukte proclamatie verspreidde: „Volken van Oostenrijk-Hongarije! „De Regeering te Weenen heeft Rusland den oorlog verklaard, omdat het groote rijk, getrouw aan zijn historische overleveringen, Servië, dat geen aanval beoogde, niet aan zijn lot kon overlaten en zijn onderwerping niet kon gedoogen. „Volken van Oostenrijk-Hongarije! „Mijn intocht doende op Oostenrijksch-Horigaarsch gebied, verklaar ik u uit naam van den Grooten Czaar, dat Rusland, dat menigmaal zijn bloed heeft gestort voor de bevrijding der volken van een vreemd juk, niet anders wil dan herstel van recht en billijkheid. „Ook aan u, Volken van Oostenrijk-Hongarije, brengt Rusland de vrijheid en de verwezenlijking van uwe nationale wenschen. Gedurende lange eeuwen heeft de Oostenrijksch-Hongaarsche Regeering tweedracht en vijandigheid onder u gezaaid, want zij wist, dat uw twisten den grondslag vormden van haar gezag over u. „Rusland daarentegen beoogt slechts dit eene: dat elk van u zich met behoud van taal en geloof, de nalatenschap uwer vaderen, zal kunnen ontwikkelen en in welvaart toenemen, en dat elk van u, met zijn broeders vereenigd en in vrede en eensgezindheid met zijn buren, onder eerbiediging van hun nationale rechten zal kunnen leven. „Er zeker van zijnde, dat gij met al uw krachten. zult medewerken aan de bereiking van dit doel, noodig ik u uit, de Russische troepen, die voor uw beste idealen strijden, als trouwe vrienden te ontvangen. NIKOLAI NIKOLAJEWITSJ, Opperbevelhebber. Aan den Russischen opmarsch naar het Westen werden enkele dagen later door een nog grooter Monarchale legermacht groote moeilijkheden in den weg gelegd, doordat ook de generaal-der-gedurigeoverwinningen, Von Dankl, zijn troepen uit Russisch-Polen terugtrok — voor een deel daartoe gedwongen door een Russischen aanval in de buurt van Krasnitz — en zich bij Von Auffenberg en het leger spionnage-wezen zeer was ontwikkeld, was van algemeene bekendheid. Reeds in zijn eigen binnenland bloeide immers deze „tak van dienst". Doch ook Duitschers en Oostenrijkers, ja alle oorlogvoerenden, maakten van spionnen-diensten gebruik. Wèl een der meest verfoeilijke oorlogs-gevolgen, dat leugen en bedrog en verraad met officieel geld werden „beloond"! 114 •van Lemberg aansloot. Daardoor mislukte het offensief der Russen, die poogden, de verschillende legers van elkander te scheiden en afzonderlijk te verslaan, al gelukte het het hun ook, den vijand terug te drijven. Nadat Von Dankl zich weèr op het Galicisch strijdtooneel vertoonde, werd er aan weerszijden met groote woede en grimmige verbittering gestreden. Nooit ten volle zal het bekend kunnen worden, hoe buitengewoon verschrikkelijk het oorlogsmonster hier zich vertoonde. Er mocht inderdaad gesproken worden van het werk van een stoomwals. De Russen, 700.000 man sterk, verpletterden, wat vóór hen kwam. Ze mochten vechten, tot de laatste bloeddroppel geweken was, in het open veld moésten de Oostenrijkers wijken, slag op slag. De felste tegenstand verhinderde niet, dat ze . teruggedrongen werden, vertreden, vermorzeld. Soldaten en troepenleiders — zer getroostten zich bovenmatige krachtsinspanning; verrichtten wonderen en dapperheid; maakten, niettegentaande ze telkens terug moesten, toch nog 60.000 Russen krijgsgevangen en vermeesterden 300 kanonnen maar, toen 13 September de tweede Slag bij Lemberg werd afgebroken, hadden zij, volgens een Russisch bericht, 250.000 dooden en gewonden, 100,000 gevangenen en 1000 kanonnen verloren. Bijna één derde van het leger en twee derde deel van hun geschut hadden zij dus in deze titanen-worsteling ingeboet. En nu werd Przemysl bedreigd, na Krakau wel de sterkste vesting van Galicië. Maar Przemysl had zich reeds op een beleg voorbereid De Russen en hun Bondgenooten hieven luide juichtonen aan. Wanneer het nu slechts gelukte, den tegenstand der Monarchalen te breken, die zich nieuwe stellingen hadden uitgekozen van de Karpathen over Przemysl en Jaroslaw en'langs de rivier de San, dan lag de weg naar Berlijn open! Maar dit „slechts" hield te veel in, zelfs voor generaal Roeszky! De Russen mochten'in het bloedige schaaktournooi tal van meesterzetten hebben gedaan, waardoor zij hun Polen van de Oostenrijksche indringers zuiverden en tot ver in het vijandelijk gebied waren doorgedrongen; ja, ze mochten zelfs het beleg voor Przejnysl slaan en in gansch het door hen veroverde gebied als blijvende bezitters optreden de Karpathen èn de Monarchalen vormden te zamen één dichtgesloten, onverwoestbare muur, die zich juist daar verhief, waar de Russen den „weg naar Berlijn" zochten De Russen gedroegen zich in het door hen veroverde gebied als blijvende bezitters. Galicië werd zelfs, sinds ook Czernowitz op 115 15 September -hun in handen was gevallen, als een Russische provincie beschouwd, waarover de Czaar Graaf Bobrinski tot gouverneurgeneraal benoemde. Graaf Bobrinski bepleitte al sinds jaren als politiek schrijver en Doema-afgevaardigde in geschrifte en met het woord de inlijving van Galicië, en in het bijzonder Oostelijk Galicië, bij Rusland. Hij was meermalen in Galicië en alle draden van de Russische agitatie in dat land kwamen in zijn hand samen. In de Doema behoorde hij tot de rechtsche partij en hield er gloeiende vaderlandslievende redevoeringen, waarin hij zich in de eerste plaats bezig hield met de onderdrukking van de „Galicische Een sluippatrouille. Russen" (d. w. z. de Roethenen) door de Oostenrijksche Regeering. Van de Russische Regeering verlangde hij een krachtig ingrijpen te dien opzichte, ja, hij predikte vaak vrij openlijk den oorlog. In Oostenrijk trad Graaf Bobrinski ook meermalen in het openbaar op. Hij bepleitte dan niet de politieke vereeniging van Roethenen en Russen, maar sprak over de éénheid van de Russen in Galicië en die in het rijk -ten opzichte van de cultuur, of anders uitgedrukt, over de eenheid van Klein-Russen en Groot-Russen. Deze propaganda beperkte zich niet alleen tot Galicië en Boekowina, maar strekte zich ook uit tot Noord-Oostelijk Hongarije, waar ongeveer drie millioen Klein-Russen woonden. De Oostenrijksche en Hongaarsche Regeering traden met kracht 116 tegen deze propaganda, die zij als hoogverraad kenmerkten, op en óók Graaf Brobinski werd strafrechterlijk vervolgd! Deze man nu, de verklaarde vijand der Monarchie, werd nu met het bestuur over het veroverd deel van Galicië,belast. Niet te verwonderen was het, dat hij trachtte, de nieuwe provincie van den Oostenrijksch-Hongaarschen zuurdeesem te zuiveren; dat het Duitsch als taal werd onderdrukt; dat met de russificeering met bekwamen spoed een aanvang werd gemaakt. . Maar de Pool, de Klein-Rus, de Galicische bevolking in het algemeen, merkte nog zeer weinig van de blijde vrijheid, die de veroveraar met zich mee heette te brengen. Wie het waagde, de Groot-Russische gedachte te weerstreven — de nagaika der Kozakken viel neer op zijn rug of het verre Siberië werd hem tot een woonplaats aangewezen. Welvarend Galicië werd arm; de rijken en edelen werden bedelaars; de handwerkslieden en boeren kwamen om van honger onder het bestuur van gouverneur-generaal Graaf Bobrinski. ]) De worsteling der drie Keizerlijke legers. Na de zware nederlaag, die de Oostenrijksch-Hongaarsche legers in Russisch-Polen en Galicië hadden geleden, dachten de Bondgenooten, dat de oorlog in het Oosten, voorzoover het de Monarchie betrof, afgeloopen was. Er was nog één vijand daar te overwinnen. Die vijand, hoe sterk hij ook mocht zijn, werd ook in het j Westen vastgehouden. Daar had hij aan de Marne reeds ondervonden, dat hij niet onoverwinnelijk was; daar hield men van Mühlhausen in den Elzas tot aan een punt dicht bij de Noordzee honderdduizenden van zijn weerbare mannen vast, terwijl met kracht getracht werd, den aanvoer van leeftocht te verhinderen Die ééne vijand, Duitschland, moest nog worden overwonnen. Doch zou dat moeilijk vallen, waar allen zich nu tegen dien éénen konden keeren? Evenwel, de Bondgenooten in Oost en West vergisten zich. De Monarchie was wel geslagen maar niet verslagen. En de ') De gevolgen van het Russisch bestuur werden zichtbaar en bekend gemaakt, toen het, na Mei 1915, den Oostenrijkers en Duitschers gelukte, Galicië voor het grootste deel van indringers te zuiveren. Toen Lemberg bevrijd werd, waren de mededeeliügen der Lembergers en der Galicische plattelandsbevolking niet van dien aard, om den buitenstaanders een hoog denkbeeld van den invloed der Russische beschaving te geven. Ofschoon — ook dit moest worden erkend — de Russische veroveraars zich niet, als in Oost-Pruisen, aan grove daden van vandalisme hadden schuldig gemaakt. 117 ' blinkende wapenuitrusting van Duitschland had wel houwen en deuken ontvangen, maar de Duitsche leger-organisatie bezat nog veerkracht en innerlijke sterkte genoeg, om zich naast zijn bondgenoot te stellen. Rusland, dat eerst tegen Oost-Pruisen zich richtte en daarna tegen Galicië, zou nu het Keizerrijk te zamen met de Monarchie tegenover zich krijgen. Wat natuurlijker, toen de twee legers der Centrale Mogendheden zich hadden verbonden, om te zamen te strijden en te zamen te overwinnen of te sterven, dat toen generaal-veldmaarschalk Von Hindenburg naar Zuid-Polen geroepen werd, om de krijgsverrichtingen tegen de Russen te leiden. J) En terwijl tegen de forten van Antwerpen door de reuzen-mortieren van den Tweebond het vuur werd geopend en die met hun donderend geweld de tweede faze van den strijd in het Westen inluidden, trad ook op het Oostelijk oorlogsterrein een nieuwe toestand in: daar kon van nu af worden gesproken van het gezamenlijk optrekken der verbonden Duitsche en Oostenrijksch-Hongaarsche strijdkrachten. Het gebeurde den 29en September. De Russen hadden reeds tal van overwinningen te boeken gehad. Den 20en September hadden ze Jaroslau, Przeworsk en Lancut in Galicië bezet; den 26en waren ze reeds tot Rzeszow in West-Galicië gevorderd en vertoonden zich enkele hunner stoutmoedige verkenningspatrouilles in en over het Karpathen-gebied. De vrouwen en kinderen en de niet-strijdbare mannen in Krakau' begonnen zelfs al door de vlucht zich aan het van zoo nabij dreigend Russisch gevaar te onttrekken !) Zoowel de Duitschers als de Oostenrijkers verzwegen Von Hindenburgs aanwezigheid in Polen. Eerst in het begin van October, toen de generaal weder vertrok, verbrak men dit stilzwijgen. Toen bevatte de OberscTüesische GrenzZeitung — te Beuthen, in Z.O.-Silezië bij de Russische grens verschijnend — de volgende bekendmaking van den burgemeester: „Ik ontving van generaal Von Hindenburg den volgenden brief: „Gedurende de vele dagen, dat ik hier vertoefde, heb ik tallooze bewijzen van vertrouwen en welgezindheid uit alle klassen der bevolking ondervonden. Bij mijn vertrek uit Beuthen verzoek ik u de burgerij mijn hartelijken dank.te willen overbrengen voor de my zoo bijzonder aangename betuigingen van genegenheid. Ik zal my de hier te Beuthen doorgebrachte dagen steeds herinneren en wensch de vooruitstrevende stad toenemenden bloei en voorspoed. Gen. von. Hindenburg, opperbevelhebber in het Oosten." . „Ik maak dezen voor de stad zoo eervollen brief openlijk bekend. Degeneraai kan er zeker van zijn, dat onze innigste beden en beste wenschen hem verder zullen begeleiden. Oberbuergermeister Dr. Bruenig." Dezen brief van den „onmogelijken gezelschapsmensen" bewees, hoe groot de vereering was, die men sedert de overwinningen in Oost-Pruisen hem toedroeg. 118 Maar het water, tot aan de lippen gestegen, rees niet hooger. De uiteengeslagen Oostenrijksche legers hadden zich beoosten Krakau opnieuw gegroepeerd. En te zamen met hun Duitsche broeders, die van uit Silezië oprukten, ging hét nu tégen den stoomwals in. Een ontzaglijk zware arbeid wachtte den verbonden legers. Maar... ze aanvaardden dien arbeid; ze bestonden het, tégen de geweldige overmacht in te stormen. Aan hun kant toch, wisten zij, was de oorlogstechniek hooger ontwikkeld en won het ook het intellect hunner aanvoerders. Of die arbeid zwaar was? Dat bewees wel het feit, dat na 29 September 1914 tot de „Groote Allen gereed, om den aanval te keeren! Doorbraak" in Mei 1915 niet minder dan tien malen de oorlogskansen keerden. 1. Van 29 September tot 21 October offensief der Verbondenen; defensief der Russen. 2. Van 21 October tot 18 November defensief der Verbondenen; offensief der Russen. 3. Van 18 November tot 27 November offensief der Verbondenen; defensief der Russen. 4. Van 27 November tot 1 December defensief der Verbondenen; offensief der Russen. 5. Van 1 December tot 19 December offensief der Verbondenen; defensief der Russen. 119 6. Vanl9DecembertotllFebruari 1915defensiefderVerbondenen; offensief der Russen. 7. Van 11 Februari tot 27 Februari offensief der Verbondenen; defensief der Russen. "8. Van 27 Februari tot 28 Maart defensief der Verbondenen; offensief der R u s s 6 n. •9. Van 28 Maart tot Mei "-g^, der Verbondenen; \ der Russen. ll). Na 2 Mei 1915 de Groote Doorbraak, gevolgd door een geweldig offensief der Verbondenen. Ontzaglijke offers mocht de Oorlog in het Westen aan de strijdende partijen kosten — maandenlang echter blééf het daar een strijd van loopgraaf tegen loopgraaf. Anders evenwel in het Oosten! Daar was heel "het uitgestrekte oorlogsterrein als een kokende zee, die niet tot stilstand kon komen, omdat na den orkaan uit het Westen die uit het Oosten den kop omhoog •stak. De strijdende legers waren daar als reuzengolven, die met woest geweld kwamen aanrollen en dan, tegengehouden door een on wrikbaren dam, terugliepen weer. Een verschrikkelijke, strijd was het, die van de Verbondenen tegen den Rus. Toch ook een heroïke strijd! En de toeschouwende menschheid, die beefde en sidderde, als ze gedacht aan het bloed, dat daar in bosschen en moerassen, op bergkammen en over sneeuwvelden in breede stroomen vergoten werd, kon tegelijk ook haar bewondering niet weerhouden voor den steeds weer opnieuw opvlammenden heldenmoed, dien de kampende legers der drie Keizers daar ten toon spreidden 29 September tot 21 October. — Offensief der Verbondenen. Nieuwe krijgsverrichtingen zijn begonnen, — berichtte den 29en September generaal-majoor Von Hofer, de Oostenrijksche leger-autoriteit, die het officiéele nieuws vanuit Weenen te verzenden had, — nieuwe krijgsverrichtingen zijn door de verbonden Duitsche en Oostenrijksch-Hongaarsche strijdkrachten begonnen. Het bleek, uit wat verder in de ambtelijke tijding volgde, dat na dat begin ook op een goede voortzetting werd gehoopt. Want, zoo verluidde het, de Russen trekken aan "beide zijden van den Weichsel terug. 't Was zoo. De Russen, hun ruiterscharen vooral, hadden zwaar te lijden onder den aanval, dien de „overwonnen" vijand op hen richtte. De Kozakken, hoe stoutmoedig ze ook waren en reeds meester van de hoogten ten Oosten van Tarnow, werden dien dag "120 Wat de mannen, die niet ten Oorlog trokken, in Duitschland deden. Zê werkten dag en nacht in de kanonnen-fabrieken .... Ze vlochten hulsen voor de granaten 121 uiteengeslagen. Die er het leven afbrachten, lieten in allerijl hun paarden zwenken en zochten, gevolgd door de Russische infanteristen, een goed heenkomen over de Wisloka. , En aan de Noordzijde van den Weichsel, in het zuiden van het gouvernement Kielce, werden ook a'1 weer de Kozakken het slachtoffer van het vernieuwde offensief. Hun kleine paarden mochten uitmunten door groote snelheid, maar sneller waren de geweer- en kanonskogels der Verbondenen, die in den aanstormenden dichten ruiterstoet vreeselijke gaten sloegen. Ook daar gelukte het begin van het Duitsch-Oostenrijksch offensief. Von Hofer sprak zelfs van verscheidene divisies Russische ruiterij, die teruggedreven zouden zijn. De Russen waren met het geval wel een weinig verlegen. Na de schetterende overwinnings-fanfares zouden ze nu de bekentenis moeten doen hooren: wij moeten terugtrekken ? Even wachten nog! Misschien dat het hun nog gelukte, den aanval te breken! „Ernstige gevechten worden weldra in deze streek om het bezit van Krakau verwacht " zoo meldden de Russen den 30en September, toen hun belegerings-troepen zich reeds in vollen aftocht naar het Oosten bevonden. Ernstige gevechten, zeker. Maar niet om het bezit van Krakau. De Russen zouden alle krachten in moeten spannen, om te behouden, wat ze hadden; om het voor Przemysl geslagen beleg te kunnen handhaven ; om het veroverd deel van Galicië — het Oegro-Rusland noemde de Czaar het in een telegram aan gouverneur-generaal Bobrinsky — Russisch gebied te doen blijven. Maar de Russische krachten schoten te kort. Wat gaf het, of zij zelf of de pers hunner Bondgenooten de Russische soldaten afteekenden: steeds van verlangen brandend, om in de vuurlinie te komen; alleen a!?1*mi van Pr"lfienv «M? Keruimen tijd op het Oostelijk gevechtsterrein vertoefde, Ulnus in de slee) en Overste Beese, Commandant der vesting Boyen, tijdens een tocht in een motorslee op het Lörventin-meer bij Lötzen. en in het Oosten, om Boekowina onder Russische heerschappij te krijgen. Het Hertogdom Boekowina — Beukenland beteekent die naam — was buitengewoon rijk aan natuurschoon. Maar daarom begeerde Rusland het niet. Neen, de verovering van Boekowina had een politiek doel: den machtigen Balkanstaat, Rumenië, te bewegen, 151 mee aan den oorlog deel te nemen. Aan Russische zijde dan natuurlijk! De bewoners van Rumenië wilden al sinds jaar en dag gaarne hun gebied zien vergroot. Naar het Oosten wendden ze hun blikken, waar in Rusland Bessarabië lag en naar het Westen, naar Zevenbergen in Hongarije. Zou de Groote Oorlog hun één der begeerde landen in den schoot werpen? Als belooning voor een welwillende onzijdigheid of voor het meedoen met Bondgenooten of Verbondenen ? Als Rumenië zich onzijdig hield, vreesden de bewoners, zou het land even groot en even klein blijven als het was. Maar wie der vijandelijke partijen zouden ze dan hun steun bieden? Aan Rusland, zeiden de Russisch-gezinden! Neen, wierpen de vrienden der Duitschers tegen, aan de Centrale Mogendheden! Rusland wierp zich nu in het Hertogdom Boekowina, begon zelfs tegen het op meer dan 100 K.M. van de grens verwijderde Zevenbergen een offensief, opdat men in Rumenië zou gaarf gelooven, dat het einde van het Habsburgsche Rijk gekomen was en het vcor de Rnmenen zaak was, zich aan de zijde van den sterkste te stellen. Inderdaad, de opmarsch van een Russisch leger in dit deel der Monarchie was een handig-politieke zet der Russische diplomatie. De eerste inval in het Hertogdom, na den 15en September, was mislukt. De tweede volgde in de eerste dagen van het nieuwe jaar 1915. In geheel Europa, maar vooral in Rumenië, Volgde men den Russischen opmarsch met groote belangstelling. Want wón Rusland en betoonde Rumenië zich „zeer vriendschappelijk" tegen het Czarenrijk, dan zou Zevenbergen in den Rumeenschen schoot vallen! Maar in het Hertogdom zélf gevoelde men zich allerminst in een gelukkige en geruste stemming, tosn de „Russische bevrijders van Habsburgsche dwingelandij" zich over dit gebied uitbreidden. Want men herinnerde zich daar nog van den eersten keer, hoe, ja wél de Russische officieren zich over het algemeen fatsoenlijk gedroegen, maar de Russische manschappen de bevolking zoo brandschatten, dat de „Russische bevrijding" een „Russische plaag" bleek te zijn. De Verbondenen evenwel hadden het diplomatiek spel der Russen doorzien. En, waar voor hen ook van Rumenië's al-of-nietmeedoen, zelfs ook van zijn onzijdigheid, veel- afhing, daar was het natuurlijk, dat zij zich met man en macht — Russische berichten gewaagden zelfs van een leger van 500.000 Oostenrijkers! — op den invaller wierpen. En — óók in Boekowina werd de stoomwals tot stilstaan gebracht, toen hij trachtte over den Pas van Kirlibaba (geheel in het Zuid-Westen van het Hertogdom tegen de grens van Hongarije) naar Zevenbergen te rollen. Meer nog: de zware wals werd omgezet, 152 Een doodenveld, zooals er vele op het Oostelijk oorlogsveld worden aangetroffen. De sneeuw lag in Russisch-Polen op sommige plaatsen voeten hoog. Dit verhinderde echter het oorlogvoeren niet, gelijk deze marcheerende troep Duitschers en dit verwoest Poolsch dorp daar doen zien. De mannen dragen schoppen mee, om straks loopgraven te graven. 153 naar den. kant vanwaar hij gekomen was. En Oostenrijksche stoom zette thans de machine in beweging en vlugger dan hij was binnengerold — van 3 Januari tot 24 Januari — ging het nu weer op Rusland toe. ^ Het Russisch offensief in Boekowina faalde. Verwarring zelfs werd er bij de invallers opgemerkt. Zoo op 14 Februari, toen de Oostenrijkers Radautz heroverden. Zoo snel geschiedde dit wapenfeit cn zoo onverwacht, dat de Russische Generale Staf van het bezettingsleger geen tijd had om te vluchten en daar in zijn geheel gevangen genomen werd. De generaal van het geslagen leger voorkwam door een zelfmoord een maandenlange krijgsgevangenschap en, erger nog, de ongenade van zijn Regeering. Het Hertogdom Boekowina (werd niet door de Russen bevrijd. Den 17en Februari mochten de Oostenrijkers met blijdschap bekend maken, dat de hoofdstad, Czernowitz, weder door hen was bezet In de Karpathen trachtten de Russen gedurende hun dêrde offensief ook vooruit te komen. Die Karpathen waren, van een militair-aardrijkskundig standpunt beschouwd, voor de Donau-Monarchie van groot belang. Galicië was een open land en dus vrij gemakkelijk te vermeesteren, maar voor Oostenrijk-Hongarije vormden de Karpathen een stevig natuurlijk bolwerk tegen Rusland. Niet, dat die Karpathen een onoverkoombaren muur vormden. Dat deden zelfs de Alpen niet, toen in de Oude Geschiedenis Hannibal en in de Nieuwe Napoleon en Soewarow er over heen trokken. Hoeveel te minder zouden de Karpathen een kundig-aangevoerd leger kunnen keeren, daar maar een zeer klein gedeelte van dit berggebied — de hooge Tatra, het Radna-gebergte en de Zevenbergsche Alpen — het karakter van een hooggebergte bezaten! Neen, een onneembaar bolwerk waren de Karpathen niet. Ze bestonden toch uit een groot aantal gelijkloopende, afgeronde bergruggen met er tusschen ondiepe dalen. Vooral ten westen van den Pas van Lupkow (Zuidwestelijk van Przemysl gelegen) was het gebergte zoo laag en afgerond en waren de dalen zoo breed en de Passen zoo talrijk, dat het bergland voor een leger in opmarsch geen hinderpaal van beteekenis bood. Vier spoorwegen en twaalf straatwegen gingen hier over het gebergte. Daar lag ook de — in den Karpathenslag zoo bekend geworden — Dukla-Pas (op de grens van Hongarije), slechts 502 Meter hoog. Oostelijker van den Pas van Lupkow werden de bergtoppen hooger, de hellingen stijler. Maar toch nog drie spoorwegen en veertien wegen vergemakkelijkten hier den overtocht. Ja zelfs over den 889 hoogen Pas van Uszok — om welks bezit wekenlang zeer bloedige 154 gevechten werden geleverd —, den Rostoki:Pas, 797 M. hoog, en den Veretzka-Pas, hoog 830 M., waren zelfs zeer uitstekende straatwegen aangelegd. Het Karpathen-bolwerk — 1200 K.M. lang en 70 tot 370 K.M. breed — was echter toch voor de Monarchie van groote beteekenis. Zijn Passen niet, want die konden door een aanzienlijke strijdmacht worden aangevallen. Maar zijn dalen, die loodrecht op de bergruggen stonden, en vooral de dalen aan de Noordzijde van het gebergte, Een Duitseri cavalarist in de sneeuw. diè konden prachtig worden verdedigd, daar hier de aanvaller nooit met overmacht kon optrekken. 4 -Vfl' Van midden-December 1914 tot begin April 1915 duurde onafgebroken de Karpathenslag voort. Natuurlijk, soms was het op een of ander punt wel rustig, maar geen dag ging er Voorbij, of er werd door één der partijen getracht, vóóruit te komen. En dit ging dan met vreeselijke verliezen gepaard. Op de plaats der ontmoeting werd dan het sneeuwkleed rood gekleurd door het bloed der helden, die de commando's hunner officieren blindelings opvolgden, den dood niet ontzagen, maar, als 't moest, gaarne hun leven lieten voor hun land. Helden waren het, deze soldaten, 't zij ze voort- 155 kwamen uit de gelederen der Russen of uit die der Verbondenen Den 19den December begon de strijd om den Pas von Lupkow; op 24- December die om den Pas van Uszok, welke reeds in het bezit der Russen was, maar dien de Oostenrijkers weer wilden heroveren, wat hun ook na een vierdaagschen strijd gelukte en den 25en December vingen de gevechten om den Dukla-Pas aan, waarbij de Oostenrijkers verslagen werden. Het Karpathen-bolwerk kón de Monarchie niet redden. Meer en meer kwamen al de Passen in Russisch bezit. Alleen de moed, de doodsverachting' der Monarchale troepen zouden — maar ten koste van zeer vele dure offers — den overtocht over het gebergte, het neerdalen van den stoomwals naar de Hongaarsche vlakten kunnen beletten! De Kaukasische troepen bewezen hier den Russen voortreffelijke diensten. Bergbeklimmers-geboren, wisten die van geen hinderpalen. Zelfs de gevaarlijkste bergtoppen beklommen zij onbevreesd. En als ze niet met het geweer in de hand het bevolen punt konden bereiken, namen ze list te baat. Dan, om een voorbeeld te noemen, hielden ze zich aan de staarten hunner bergpony's vast en zoo, in den donkeren nacht, klommen ze omhoog. En als dan de morgen aanbrak, zagen de verbaasde Oostenrijkers of Hongaren zich plotseling in hun flank of in hun rug aangevallen. Dan moésten die in allerijl hun positie opgeven, wilden ze niet door het welgericht vuur der Kaukasiërs worden vernietigd of aks krijgsgevangenen naar Siberië worden gevoerd . Toen, nadat de oorlog vijf maanden lang de landen, waar zich in het Oosten het gevechtsterrein bevond, had geteisterd, kwam er een oogenblik van stilstand in de operaties. Het gevechtsfront toch van de Karpathen door Polen heen naar Oost-Pruisen was een gesloten lijn geworden, waarvan aan weerskanten de stellingen en het voorterrein daarvan zóó waren versterkt, dat frontaanvallen slechts na lange voorbereiding mogelijk waren. Verder deed zich de behoefte gelden, de wapens, de kleeding en het schoeisel van de troepen eens grondig na te zien. Dit alles werkte er toe samen, om zoowel de Russische troepen als die der Verbondenen eenige dagen de rust; te gunnen, die zij reeds lang hadden verdiend. Daardoor was het. mogelijk, troepen die sedert maanden niet uit de veldstellingen gekomen waren, voor korten tijd weer eens behoorlijk kwartier te verschaffen. De overigen hadden in de practisch en zeer woonbaar ingerichte looograven gelegenheid, om uit te rusten. Wie er echter ook mochten rusten — de Generale Staven der elkander vijandelijke legers niet. Daar werd zelfs koortsachtig gewerkt, opdat als de wintersche ongeriefelijkheden*) voorbij zouden zijn, ') Wintersche ongerieflijkheden? Zóó immers worden sneeuwjacht en ijskoude, storm- en regendagen genoemd in landen, waar het vrede is. 156 weder opnieuw tot den aanval kon worden overgegaan. En die aanval zou, moést, de beslissing brengen. De veldheer, die het meest geniale plan van aanval kon uitdenken, voorbereiden en ten uitvoer doen brengen, dié veldheer zou zijn troepen tot de overwinning leiden. • Wie zou die veldheer zijn? Kaartje van het oinjdtooneel in Galicië. De gebroken lijn geeft het front aan van 1 Mei en de doorloopende lijn dat van 17 Mei.- Grootvorst Nikolajewitsj, de groote „terugtrek-tacticus"? Generaal Maar de wintersche ongerieflijkheden op het Oostelijk Oorlogsterrein droegen een ontzettend karakter. Een door de Bussen in Polen gevangen genomen Beiersch soldaat vertelde: „Toen ik stormliep, zag ik, wat ik meende, dat borstweringen waren voor de Russische loopgraven. Ik kon niet zien, waaruit zij waren vervaardigd. Toen werd ik gewond. Ik kroop nader en zag, dat die borstweringen bestonden uit bevroren lijken van mijn kameraden" Op sommige punten waren de vijandelijke linies slechts honderd schreden van elkander verwijderd en het was onmogelijk, om de daar tusschenliggende lijken weg te halen. Zij lagen daar weken lang op hoopen te bevriezen Van een Oostenrijksche patrouille, die in den omtrek van den Pas van Uszow op verkenning uitging, kwam van de zestig man slechts één terug! De overige negen-en-vijftig werden door de koude overmand en bevroren 157 Rennenkampf, de man, die — zoo loofden hem de Bondgenooten — het geniale ontzet van 'Warschau in October had geleid ? Generaal Radko Dimitriëf, de bekwame Bulgaarsche strateeg, die voor de tweede maal en nu voor goed Przemysl in zijn ijzeren greep hield gekneld? Generaal Roezsky Rusland had niettegenstaande de vele krijgsoversten, die alleen door hun adel of rijkdommen op hun hooge standplaats waren gezet, inderdaad tal van aanvoerders, die door hun bekwaamheid uitmuntten. Maar..... hun Meester hadden zij gevonden in denonmogelijken niensch van de Berlijnsche gezelschappen, in Von Hindenburg. En die Meester — ontstemd moest hij wel zijn, dat telkenmale de stoomwals der Russen de kracht van den Duitschen vloedgolf brak! — werkte zijn aanvalsplan uit Dat plan ? Allereerst den vijand zoowel van Duitschen als Oostenrijkschen bodem verdrijven; dan hem vervolgen, altijd weer; zijn sterke linies doorbreken en hem opjagèn, hem omsingelen net als bij de Masurische Meren Een grootsch plan, maar uitvoerbaar? &'J'. De tijd zou het leeren. Nü echter nog schenén de Russen de sterksten en onmogelijk te overwinnen tegenstanders. Galicië en een gedeelte van OostPruisen bevonden zich in hun macht; hun eigen land leed niet van den oorlog, want zij voerden den strijd op vreemden grond, behalve dan in Polen doch— Polen was „Polen-maar"! Hoe de Russen in het veroverde gebied optraden? Russisch, als vroeger in Polen en in Finland. Weliswaar regeerden zij nóg niet met zóó straffe hand, maar het heden zeide reeds genoeg, hoe de toekomst zou zijn. De Joden werden van stonde aan onderdrukt, de taal der Russen opgelegd als d e officiëele taal, d e godsdienst der Russen als de officiëele godsdienst. En op de landgoederen en in de pastorieën en de rijke boerenhuizingen werden de soldaten van Vadertje Czaar ingekwartierd, die — tal van officieren gingen hun voor in het wegnemen van kostbaarheden — namen, wat hun niet gegeven werd 11 Februari tot 27 Februari — Offensief der Verbondenen. De strijd in de Karpathen, wanneer de winter het veroorloofde, bewoog zich om enkele brandpunten — als de Dukla-Pas — maar kwam niet verder. Ver in het Zuiden werden de Russen in het Hertogdom Boekowina teruggeworpen; in Polen bulderde dag aan dag over de besneeuwde velden het kanon. En in het Noorden 158 Ja, in het Noorden was Von Hindenburg, de Meester. En die begon nu aan de uitvoering van zijn plan. 'Allereerst moesten over de Dditsche grens de indringers verdreven worden. Hoe dit toeging, vertelden, wederom druppels-ge wijs, de officiëele berichten, die Von Hindenburg verzond. Iederen dag wat meer; ieder bericht wat moedgevender Aldus volgden de berichten elkander op, nadat den 5en Februari aan de Oost-Pruisiche grens „nieuwe aanvallen" van de Russen ten Zuiden van de. Memel waren afgeslagen: 9 Februari. Aan de Oost-Pruisische grens zijn weer'eenige kleine plaatselijke successen behaald. 10 Feb ruari. Op zichzelf staande gevechten aan de OostPruisische grens hebben zich hier en daar tot krijgsverrichtingen van grooteren omvang ontwikkeld. Deze nemen een normalen loop. 11 Februari. Aan de Oost-Pruisische grens zijn de gevechten ook gisteren met zeer verblijdenden uitslag voor ons voortgezet, hoewel veel sneeuw de bewegingen van de troepen belemmerde. De uitkomsten van de botsingen met den vijand zijn nog niet duidelijk te overzien. 12 Februari. De Keizer is op het gevechtsterrein aan de Oost-Pruisische grens aangekomen. De krijgsverrichtingen daar hebben de Russen tot eén overhaast prijsgeven van hun stellingen genoodzaakt. Ten Oosten van de Masurische Meren worden op enkele plaatsen de gevechten nog voortgezet. Tot dusverre hebben wij ongeveer 26.000 krijgsgevangenen gemaakt, meer dan 20 stukken geschut en 30 machinegeweren veroverd. De hoeveelheid buitgemaakt oorlogstuig is evenwel nog niet bij benadering te overzien. 13 Februari. De krijgsverrichtingen aan de grenzen van (de provincies) Oost- en West-Pruisen vorderen overal goed. Waar de vijand tegenstand trachtte te bieden, is deze snel gefnuikt. De Berlijners, en met hen heel Duitschland en Oostenrijk-Hongarije, ja heel de wereld, allen begrepen nu reeds, welken kant het weer uit ging. Er was weder een Meesterzet op het Oorlogs-schaakbord gedaan. En iederen dag kon nu de eindzet van den Oorlogs-schaakmeester worden verwacht. De tijding daarvan kwam 16 Februari in volgend officieel bericht uit het Groote Oorlogskwartier: „In den negendaagschen Slag in het gebied der Masurische Meren is het tiende Russische leger, dat uit ten minste elf divisies infanterie en verscheidene divisies cavalerie bestond, niet alleen uit zijn stellingen ten Oosten van het Merengebied verdreven, doch ook over de grens teruggeworpen en ten slotte, na bijna geheel omsingeld 159 te zijn, vernietigend verslagen. Slechts overblijfselen kunnen in de bosschen ten Oosten van Suwalki en Augustowo zijn ontkomen, waar onze vervolgende troepen hen op de hielen zitten. . „De bloedige verliezen van den vijand zijn zeer zwaar. Het aantal gevangenen staat nog niet vast, doch bedraagt stellig meer dan 50.000. Meer dan 40 kanonnen, 60 machine-geweren en een niet te overziene hoeveelheid oorlogstuig is buit gemaakt. „De Keizer heeft de beslissende gevechten in het midden onzer slaglinie bijgewoond. De overwinning is door gedeelten van de legers, die in het Oosten strijden en door jonge, voor deze taak aangebrachte Een der rivieren In Galicië, waar maandenlang de Oostenrijkers en Duitschers tegen de Russen standhielden. troepen, die zich hun in den strijd reeds beproefde kameraden waardig hebben getoond, bevochten. De krijgsverrichtingen der troepen, die bij het ongunstige weer en op buitengewoon slechte wegen dag en nacht hebben gemarcheerd en tegen een taaien tegenstander hebben gevochten, zijn boven allen lof verheven. „Generaal-Veldmaarschalk Von . Hindenburg heeft de operaties, die door Generaal Von Eichhorn en Generaal Von Below op schitterende en meesterlijke wijze zijn volvoerd, geleid." De laatste zin van het bericht had het Hoofdkwartier niet uit den mond van den Veldmaarschalk. Dien had het eigenmachtig neergeschreven, opdat iedereen het weten zou, wie de overwinnaar was. 160 Maar dat behoefde niet nog gezegd te worden! Want de overwinnaar in het Oosten moést Von Hindenburg zijn! Enkele dagen te voren, toen in -Polen tusschen Russen en Duitschers gevechten waren geleverd, die voor geen der partijen ■een verder resultaat brachten, had men spottend uitgeroepen: „Het genie van Veldmaarschalk Von Hindenburg schijnt zich te hebben uitgeput en de regelen der strategie in den wind te hebben geslagen in den grooten slag bij de Bzura"! (L) Nu evenwel bléék, dat het genie nog verre van uitgeput was. Duitsche soldaten, den vijand bemerkend en zich in verdekte stelling tot den strijd gereed houdend. Juist daarin openbaarde zich het genie, dat Von Hindenburg zijn vijanden in den waan bracht, dat hij het op het Bzura-front had voorzien, terwijl zijn doel veel verder lag: éérst Oost-Pruisen bevrijden en dan het offensief in Polen voortzetten! Groot was de bedrijvigheid, die nu de verbonden legers weder ontwikkelden. Bij Memel werden de Russen in de richting van Tauroggen over de grens gejaagd en vervolgd; in de bosschen van Augustowo werd de overwinning bevochten èn bij Grajewo — óveral in het gouvernement Suwalki werden de Russen teruggedreven. l) Aldus waren de woorden van een Oorlogscorrespondent in de Daily News. Op Leven en Dood. II. 11. 161 Wèg moesten ze uit Oost-Pruisen, wèg — zoo ver mogelijk — van de grens en • • • • • hun terugkeer moest hun onmogelijk worden gemaakt. De zon begon weer voor de Verbondenen te schijnen. Want ver in het Zuiden ook, in Boekowina, zetten ze zegevierend den verslagen vijand na. De opmarsch door Noord-Polen en die in Zuid-Oost-Galicie was in vollen gang. Toen echter zetten, wéderom, de Russen, wel de meest taaie tegenstanders ter wereld, zich schrap. Bij Przasnysc boden ze hardnekkigen tegenstand. Ja, het gelukte hun weder, den Duitschen opmarsch te stuiten. Toch, hoe meesterlijk de bij de Masurische Meren verslagen Luitenant-Generaal Boelgakof zijn aftocht had volbracht — door Von Hindenburg van vier kanten aangevallen, wist hij zijn meeste kanonnen nog te behouden — het stond er met de Russische legers niet rooskleurig voor. Reeds begon op 25 Februari de zware Duitsche belegeringsartillerie de vesting Ossowiec — één der steunpunten toch der Russische actie' — te bombardeeren. Als Ossowiec viel, was er een bres in den Russisch-Poolschen vestinggordel en de vijand zou van die opening wel een voor hem goed gebruik weten te maken. En eveneens reeds begonnen de Russen eenigermate het plan te doorzien, dat Von Hindenburg met den gelijktijdigen aanval in Oost-Pruisen en Boekowina wilde doorzetten. „Hij wil ons centrum in de Karpathen en in Polen vooral in het nauw brengen!" — zeiden ze. En wel evén minachtend-lachend om die onmogelijke idee, begrepen ze toch, dat er van hun kant iets gedaan moest worden. Dringend noodig was een hernieuwd Russisch offensief. 27 FebruarTtot 28 Maart — Offensief der Russen. Wat voor de Russen een zon was tijdens hun vierde offensief: de wanhopige toestand, waarin Przemysl verkeerde. Wél hadden ze zwaar werk met die belegerde vesting, maar de val kon ieder oogenblik komen. En dat — zoo verwachtten de Russen — zou voor de Verbondenen een gevoelige slag zijn. Het zóu hen doen inzien, dat alle tegenstand niet baatte; dat onherroepelijk- in het eind de zege aan de Russische wapenen zou zijn. Maar tegelijkertijd probeerden ze op andere punten van het uitgestrekte Oorlogsterrein voordeelen te behalen. En wederom, als reeds tweemalen te voren, zonden ze hun legers op Oost-Pruisen af, vielen ze inderdaad op het Noordelijkste puntje, bij Memel, in die provincie. 62 Victorie? Neen, slechts vier dagen, van 18 tot 22 Maart, mochten ze die vijandelijke stad bezetten. Toen móesten ze weer terug, teruggedreven dóór den ijzeren wil van Von Hindenburg. Dan in Polen maar terreinwinst behaald! Halt! Als een ijzeren muur stonden daar de mannen der Verbondenen in hun onverwrikbare stellingen. Dan in de Karpathen? Maar de Oostenrijkers en de Hongaren, al de zonen derDonauMonarchie, een éénig en onverdeeld volk geworden in den zwaren tijd der beproeving, kampten met leeuwenmoed Iedere bergtop, ieder bergdal was hun een deel van het ééne Vaderland en dien vaderlandschen bodem wilden ze zich niet laten ontweldigen. Het vierde offensief der Russen, in zijn begin reeds uitermate zwak, verflauwde hoe langer zoo meer, liep eindelijk dood op den krachtigen tegenweer, die hunne vijanden hun boden. Alleen één lichtstraal was er en dat was de val van Przemysl! 28 Maart tot Mei ££££ der Verbondenen; defensief j -n offensief der Bussen- Nu kwam de tijd van wrikken en trekken, van aanvallen en verdedigen, verdedigen en aanvallen. Het was, alsof thans eerst de vijanden elkander hadden gevonden, nadat ze lang om elkander hadden heengeloopen en naar ieders zwakke punten hadden gezocht. Nu grepen ze elkander aan en de worsteling begon. Als de kampvechters van het oude Rome, zoo zwoegden en sloofden ze, om de een den ander te vernietigen. Maar ook, alsof ze hun lichamen met olie hadden ingewreven, telkens ontsnapte de een wederom aan den doodelijken greep van den ander. Sterk en behendig, even sterk en behendig waren beiden. Een strijd zonder einde zou het worden, een kampbeslissing, en alleen aan den kamprechter — hier heel de wereld — zou-het woord zijn, om uit te maken, wien de prijs toe moest vallen. Ja, zóó scheen het inderdaad te zullen worden. Meer dan een maand lang kon geen der partijen vooruitgang berichten. De strijd, hoe fel en hevig ontzettend ook, stond stil. De slag, die Europa en geheel de wereld in spanning hield, begon den 28en Maart met de verovering, stormenderhand, van Tauroggen (even over de grens en benoorden de Njemen) door de Duitschers. Stil werd het nu. 163 Wat deden de Duitschers? Wat voerden ze in hun schild? Het duurde een maand, vóór men het wist. Maar toen, schier ontsteld van verwondering, werd het bericht ontvangen, dat de Duitschers op 29 April in het gouvernement Kowno den spoorweg Libau—Dünaburg hadden bereikt; een dag later gevolgd door de tijding, dat de Russen uit Szawle in de richting van Mitau, zuidelijk van Riga, terugtrokken. Wederom alzoo een tipje van den sluier opgelicht, die Von Hindenburgs geheimzinnig plan verborg: 'de Duitschers wilden de maar schaarsche Russische spoorwegen ^in het Noorden bezetten, om straks een Russischen aftocht naar de hoofdstad te verhinderen. Straks? Wanneer? Wanneer de Verbondenen ook elders klaar zouden zijn met het voorbereidend werk; op de andere punten van het oorlogsterrein den vijand in de engte zouden hebben gedreven. Dat voorbereidend werk zou stroomen bloeds kosten aan Russen en Verbondenen beide — maar had niet Von Hindenburg het zelf gezegd, dat hoe verwoeder en wreeder de oorlog was, des te spoediger het einde er zou zijn? Het einde! O, daarnaar verlangden niet alleen de onzijdig gebleven volkeren! Het allermeest zagen z ij naar het einde van dezen bloedigen krijg uit, die dag aan dag de reuzenworstèling mee doormaakten. Maar dan alleen kon dat einde komen, als er een doorbraak plaats greep; een doorbraak, ' die den verslagene aan lijfsbehoud moest doen denken, en die zijn makkers meesleepen zou in de dan onvermijdelijke vlucht. Om die doorbraak worstelden Russen en Verbondenen beide. Nu vooral ging het hier in het oosten op leven en dood Wie de sterkste was? De Rus niet meer. Zijn greep verslapte. Hij streed nog wel in verwoede gevechten om den Uszok-Pas gedurende meer dan een week — van 10 tot 18 April — maar reeds van te voren waren de Oostenrijkers hem daar tegemoet getreden en hadden ze hem het offensief ontnomen. Wie de stérkste was? De Rus niet meer, want, mocht hij nog in aantal de meerdere zijn, de mindere bleek hij, wat zijn hulpmiddelen betrof. Honderden kanonnen, duizenden tonnen ammunitie had hij verloren en machtigRusland was immer technisCh-onmachtig gebleven. De verbruikte en verloren voorraden kon hij uit eigen middelen niet aanvullen en de toevoer van oorlogsmateriaal van buitenaf was onmogelijk. O, als Constantinopel, de bakermat van het Grieksch-Orthodoxe geloof, de zoo hartstochtelijk begeerde stad, de sleutel van den zeeweg naar de Middellandsche Zee — als Constantinopel nu maar 164 Eussisch bezit ware, dan zou de Rus tóónen, de sterkste te zijn! Maar Constantinopel was in het bezit der Turken, den vijand sinds eeuwen! Wie de sterkste was? De Rus niet; Duitscher en Oostenrijker te zamen, diè waren de sterksten. Want die hadden niet alleen legers, die tot alles bereid waren, maar hun oorlogsvoorraad scheen onuitputtelijk. En hun mortieren, waaraan een ontstellend-bekwame techniek een tot dusver ongekend vermogen had gegeven, wierpen met één schot de sterkste stellingen ineen; doodden reeds door de kracht der ontploffing, die de zware projectielen voortdrijven moest. Wie de sterkste was? Hij, die in het begin van Mei 1915 in West-Galicie het heldhaftig verdedigde Russische front doorbrak. Dat was Von Hindenburg; dat was het militaire Keizerrijk benevens de militaire Monarchie. Op 2 Mei werd de Groote Doorbraak ingezet, die een gansche verandering bracht in den Oorlogstoestand van het Oosten; die ook in het Westen zijn terugslag deed gevoelen. Hoevelen, Duitschers en Oostenrijkers en Russen, bloedend, stervend, onder den voet vertrapt en onder de paardenhoeven verpletterd, vermorzeld onder de zware wielen der kanonnen en weggezogen door de moerassen, slachtoffers werden van de Groote Doorbraak, en van den strijd, die darraan voorafging en die daarop volgde? Nimmer, tot aan het einde van der tijden loop, zal ooit dit aantal worden bekend! O, vreeselijke Groote Oorlog, ontketend door onzaligen naijver en zelfzuchtige diplomaten-twisten! 165 HET TWEEDE TIJDPERK VAN DEN OORLOG IN WEST-EUROPA. De Tal van Antwerpen. „Nach Paris!" De leuze van 1870 was ook de strijdroep van 1914. Naar Parijs! Naar het hart van Frankrijk! Ze mochten wrokken en mokken, de Franschen, maar Duitschland moest thans eens en voor al met zijn* erfvijand afrekenen. Tot in verre geslachten moest het onmogelijk worden gemaakt, dat dë revanche-idee werd omgezet in oorlogszuchtige handelingen, in oorlog zelf. En daarom: Naar Parijs! Voor de tweede maal moesten aan Frankrijk de vredesvoorwaarden worden gedicteerd; voorwaarden, onverbiddelijk-streng, hard, niet-te-volbrengen schier maar het kón niet anders, het moést. Duitschland had immers den Vrede lief en zijn ijzeren militaire organisatie zou thans de groote Vredes-gedachte dienen. Maar de Groote Opmarsch werd gestuit; vóór de Poorten van Parijs genaderd, werden de Duischers teruggeworpen; het strijdtooneel aan de Marne werd een slachtplaats, waarop duizenden van Duitschlands edelste zonen bléven Terug moesten de immer-voorwaarts-wil¬ lenden ; geslagen werden de onoverwinnelijken! Van de Marne tot de Aisne — de terugtocht der Duitschers geschiedde over betrekkelijk slechts korten afstand. Maar de slag, dien het Keizerrijk ontving, was ongemeen zwaar, 't Verlies aan kanonnen en anderen wapemvoorraad, de dood en gevangenneming van duizenden manschappen — hoe betreurd ook! — woog niet op tegen het smartelijk gevoel, dat de erkenning der geleden nederlaag bij leger en volk teweeg bracht. In waarheid ja: de Entente-Mogendheden mochten wel spreken van een dubbele overwinning: de overwinning met de wapenen werd een overwinning, die het moreel hunner troepen verhoogde en dat van hun tegenstanders verlaagde. Toch! Hoe krachtig en sterk, hoe onverwoestbaar bleek in deze dagen het Duitsche vertrouwen, de Duitsche energie! Geslagen, sidderde een oogenblik het Duitsche organisme, wankelde 166 het .' maar het vièl niet, het richtte zich weer op: het vertoonde zich in nieuwe kracht: vèrslagen was Duitschland niet. En een niéuwe, geweldige strijd ving aan: bloediger dan de meest bloedige gevechten in het Marne-gebied. De Fransen© en Engelsche stormloop tegen de Duitsche stellingen bij de Aisne bleef zonder vrucht. De aanvallers werden gedecimeerd door het vuur, waarmee de Duitschers — vast-besloten, om niét meer te wijken — hen ontvingen. Dan — zoo besloten Joffre en French — moest de vijand worden omgetrokken. Snelle huzaren-regimenten kregen in last, zich Westwaarts te begeven, daar, waar de Aisne-stellingen eindigden of althans 167 zeer zwak waren -.. De vijand, tusschen twee vuren gebracht, zou zich dan moeten overgeven öf sterven. Maar de Duitschers verijdelden het plan der Entente. Ja, wél mochten de Fransche dragonders komen aanrennen ginds, maar „flest und treu" stond de Duitsche wacht. De aanval werd afgeslagen, heden zoowel als gisteren. En ook morgen zou dit gebeuren. Want de naar het Westen opschuivende beweging der Duitschers hield gelijken tred met die der Franschen en Engelschen. Beide legerfronten rekten zich,, schoven uit Toch had de Entente een belangrijke kans, dat het haar op den duur zoude gelukken, de Duitsche' weermacht tusschen twee vuren tebrengen en te verpletteren. De fronten mochten zich bijna gelijktijdig aldoor maar verder naar het Westen verplaatsen — ééns kwam hieraan een einde. De Noordzee zou de legers keeren. En dan, ja dan was het zoo begeerde oogenblik daar, dat de Duitschers als in een val waren opgesloten. Het vérdragend scheepsgeschut der Engelsche vloot zou dan van uit het Westen den vijand bestoken, terwijl van uit het Zuiden de verbonden legers zouden opdringen, onweerstaanbaar den vijand vóór zich uit zouden werpen. En lag daar nog niet in het Noorden, ongerept, de Stelling Antwerpen met haar tientallen van forten, met enkele tienduizenden Belgische soldaten? 0, de greep der Franschen en Engelschen en Belgen zou vast zijn. Ze zouden hem niet los laten, dien Duitscher, maar hem dooddrukken, verpletteren En eens dat sterke invals-leger krachteloos en machteloos gemaakt, zou ook de Regeering van het vijandelijke land het hoofd in den schoot leggen. Te Berlijn zouden de Bondgenooten militair-Duitschland onschadelijk maken. Maar het Duitsche legerbestuur waakte. Het voorzag den toeleg; het merkte dien aan de uitvallen, die het sinds de laatste dagen van Augustus in Antwerpen opgesloten Belgische leger in den rug van het Duitsche leger ondernam en van den Grooten Generalen Staf kwam een kort bevel tot generaal Von Beseierx): Neem Antwerpen £ ') Generaal Von Beseier streed ook mee in den Oorlog van 1870—'71. Na- 168 Te Ostende landde een aanzienlijke Engelsche troepenmacht, om de Belgen bij te staan. Neem Antwerpen! Maar was dat niet een bevel, dat van overmoed getuigde? Neem Antwerpen! Maar was Antwerpen niet een vesting, die tot de sterkste der wereld gerekend werd? De Stelling Antwerpen was sterk. De Belgische Staat had vele millioenen aan hare verdediging ten koste gelegd. Want in een Oorlog, waarin België gewikkeld werd, zou deze Stelling gewichtige diensten kunnen bewijzen. Reeds vele malen was Antwerpen het middelpunt van den strijd. Uit de historie der stad mogen ten bewijze daarvoor de volgende feiten worden opgediept. Uit de geschiedenis van den worstelstrijd der Nederlanders tegen Spanje herinnert ieder zich de belegering der stad door Panna in 1584 en '85, nadat er enkele jaren tevoren de „Spaansche Furie" had gewoed. De stad was toen n.1., in 1576, de sleutel der Schelde en zeer rijk, zoodat de Spaansche machthebbers, zooals Margaretha van Parma en Alva zich door het bouwen van vestingwerken zochten te verzekeren van haar bezit. Toen de citadel gereed was, veroorloofden dien leeraar geworden aan de Militaire Academie, werd hij — na ook van den Generalen Staf deel te hebben uitgemaakt — in 1904 generaal-inspecteur der vestingen; in 1909 was hij opperscheidsrechter bij de groote manoeuvres; in 1912 echter werd hij op non-activiteit gesteld. Doch, toen de Groote Oorlog kwam, herinnerde men zich zijn bekwaamheden, evenals men zich die van Von Hindenburg had herinnerd. Men riep hem en de grijze generaal verwierf zich voor de Duitsche zaak onverwelkbare lauweren. Den bijnaam van „Stedendwinger" ontving hij. Want Antwerpen in October 1914, NovoGeorgiewsk in September 1915, vielen door zijn wijs, zijn ijzeren beleid binnen maar enkele dagen. 170 Een Belgisi-he Burgerwacht. Vooral ook voor deze mannen, geen soldaten in den gewonen zin des woords, was de oorlog verschrikkelijk. Tóch weerden velen van hen zich heldhaftig. de Spaansche soldaten zich allerlei buitensporigheden tegen de vreedzame ingezetenen en richtten ze den 14den November 1576 een bloedbad aan, waarbij het stadhuis en 600 woningen verbrand en 10.000 burgers gedood werden. Na de vermelde belegering door Panna, werd in 1706 de stad opnieuw in het nauw gebracht. Zij werd toen door Marlbourough belegerd en ingenomen. Wat aan Panna veel langer dan een jaar had gekost, gelukte aan Marlbourough met heel wat minder moeite. In 1746, in den Successieoorlog, wisten de Franschen onder aanvoering van den maarschalk van Saksen in zes dagen Antwerpen te vermeesteren. In 1792 kwamen de Franschen opnieuw voor de stad; na een paar uur gebombardeerd te zijn, gaf Antwerpen zich over. Napoleon, die veel voor de versterking van Antwerpen als vesting heeft gedaan, vertrouwde in 1814 de verdediging der stad toe aan Garnot, wien het ook werkelijk gelukte, haar te verdedigen tot de capitulatie van Parijs bekend was geworden. En eindelijk, Antwerpen speelde in de nieuwste geschiedenis van België, in 1832, wederom een rol van beteekenis. Toen werd de citadel, door den helfhaftigen Chassé verdedigd, door de Franschen en Engelschen aangevallen. Op 15 November 1832 opende een Fransch leger van 70.000 man, onder Gérard, den aanval en den 21en December volgde de overgave der stad In het langdurig tijdperk van vrede, dat België sinds 1839 doormaakte, werd voor de Stelling Antwerpen zeer veel gedaan. Reeds generaal Brialmont, die ook de Stelling Luik versterkte, had Antwerpen in die mate van forten voorzien, dat het een belegering met glans wéken en maanden zou kunnen doorstaan. Maar na 1880 werd een nog sterker verdedigingslinie om de stad aangelegd. Een groot aantal moderne forten, .8 tot 16 K.M. van de stad gelegen, omringden de Schelde-Koningin, maakten haar, na Parijs, de grootste en meest moderne vesting der wereld. De fortenkring, die niet minder dan 130 K.M. mat, kon met gerustheid — zoo zeiden de deskundigen — een aanval afwachten. Maanden zou het leger, dat Antwerpen aanviel, worden bezig gehouden, terwijl de bevolking, ruim van levensmiddelen voorzien, geen hinder van de belegering zou ondervinden! Zóó zei men.. Belaas, voor België en voor Antwerpen in het bijzonder, het tegendeel bleek. Von Beseier, die Antwerpen némen moest, nam het in even zooveel dagen als men had voorspeld, dat het maanden zou worden. Zelfs de hulp der Engelsche divisie, die eenige dagen, vóór den val 171 van Antwerpen arriveerde, was vruchteloos tegenover de „verkorte betegeringswijze" van generaal Von Beselier, den Stedendwinger! De Duitsche tegenslag aan de Marne had voor België vérstrekkende gevolgen. Had de Regeering van het Keizerrijk in de eerste dagen van Augustus te Brussel om een doortocht verzocht, thans werd het Belgische land een étappen-gebied, d.w.z. de Duitschers zetten er zich toe, in het onderworpen land te blijven en de verbinding hunner legers te dekken. Daarom ook moest Antwerpen vallen, daarom Koning Albert aan het front, de Roode-krais-afdeeling van zijn leger inspecteerend. ook moest geheel Vlaanderen, de kuststrook niet te vergeten, worden veroverd. Wat België nu werd? Kwartiermeester-generaal Von Stein liet dit in zijn 'bekendmaking, dat de Duitsche Landstorm gemobiliseerd was, aldus weten: „De beveiliging van de étappen-lijnen moest tot nu toe aan onze legers zelf overgelaten worden. Daar deze echter de.tot heden daarvoor achtergelaten krachten noodzakelijk aan het front noodig hadden, beval Zijne Majesteit de Keizer de mobilisatie van den Landstorm. Deze wordt nu aangetrokken tot beveiliging van de étappen-lijnen en tot bezetting van België. Dit onder Duitsch beheer tredend land zal voor legerbeh oeften van allerlei aard 172 wo r de n be nu t, ten eindehet vaderland te ontlaste n. x) VON STEIN." Van uit Brussel werd nu door de Duitschers de beweging tegen nog-vrü-België ingezet. In de eerste helft van September begon de actie. Koning Albert van België, de Helden-Koning, werd, toen hij persoonlijk het bevel over zijn troepen op zich genomen had, om den terugtocht uit Mechelen — den 2en September door Duitsch geschut gebombardeerd — te leiden, licht aan de hand gewond, door een granaatscherf. 'sKonings bloed stroomde tegelijk met dat der Zonen van Brabant, van de Zonen der Kerels uit Vlaanderenland heldenbloed. Helaas echter voor België! Onder deze Kerels, deze Leeuwen waren lafaards. Mannen, die luid schreeuwden, maar reeds bij de nadering van den vijand vluchtten. Soldaten, die hun Vaderland niet trouw waren im onwaardig, onder den Held Albert te dienen. Lafaards, ja, die in den tijd, dat ze hadden moéten strijden, geen enkelen kogel verschoten. En die lafaards werden niet alleen in lage rangen aangetroffen; officieren, hoofd-officieren zelfs, ontweken stelselmatig een ontmoeting met den vijand en waren er alleen op uit, hun bezittingen en hun „veege" lijf te redden; wat hun dan ook gelukte, toen ze gezakt en gepakt en sommigen met vele koffers tegelijk zich ter interneering aan de Nederlandsche grenswacht overgaven! De Duitschers trokken op, tégen Vlaanderen, tégen Antwerpen. De Belgen trachtten zé te keeren; o.a. bij Dendermonde; doch vruchteloos. Wie zien kon; merkte al ras, dat België's lot bezegeld was1). De Duitschers lieten niet na, 'alle middelen in het werk te stellen, om hunnen tegenstanders schrik in te boezemen. En een zeer ge- wenscht en doeltreffend middel waren voor hen wel de Zeppelin-tochten over het land, dat zij bezitten wilden. Reeds in den nacht van den 25en Augustus wierp een Zeppelin bommen uit over Antwerpen.... Het kwam geheel onverwacht! De Antwerpenaren wisten niet, hoé *) Wij spatiëerden. J) Een Belgisch legerbericht, betreffende den strijd bij Dendermonde: „Wij, 3000 man sterk, hadden een aanval van 20.000 Duitschers te weerstaan. Wij hadden slechts 8 a 15 gewonden; de verliezen der Duitschers schatten wij op 5000 man. Wij zijn echter, wegens de ongelijke sterkte, teruggetrokken". Herhaald moet worden, wat reeds vroeger geschreven werd: Arm-België werd misleid door Offlciëel-België; de meest leugenachtige berichten werden rondgestrooid Toen dan ook voor België de voorloopige eindbeslissing naderde, kon de paniek, vermeerderd door het lafhartig gedoe van vele Belgische militairen, niet uitblijven. 173 de strijd stond; droomden van Belgische en Fransche en Engelsche overwinningen! Die Duitschers — nu, ja, ze hadden Luik genomen en marcheerden nu door het Belgische land heen naar Frankrijk. Maar wacht maar! A 1 s de Franschen en Engelschen goed klaar waren, zouden ze vlugger willen terugkeeren dan ze konden. Als reeds enkele tienduizenden Belgen honderdduizenden Duitschers de handen vol werk gaven, zou de millioenen-macht der groote Entente hen in één tocht voortzweepen naar Berlijn terug! Zoo dachten de Antwerpenaren, voorgelicht door de officiëele berichten. Toén kwam de Zeppelin met die helle lichtstralen in den donkeren nacht; toén kwamen de vreeselijke ontploffingen der bommen, die huizen neersloegen en mensehenlichamen van eenscheurden. En schrik viel op de Antwerpenaren; schrik ook viel er op de bevolking van heel het omliggende land. En de Zeppelin-tochten herhaalden zich. In den nacht van den 2en September liet weder een dezer luchtgevaarten zijn bommen op de Schelde-stad neervallen Ook over nog-vrij-Vlaanderen strekten de Zeppelintochten zich uit; veroorzaakten o.a. in den nacht van 24 September de Zeppelin-bommen schrik en ontsteltenis. Eén zeppeiin-bom. wat konden daartégen de Belgen doen? Niets! Of ja, één middel hadden ze en gebruikten ze, dat der „wilde treinietn". Uit Mechelen, en uit Antwerpen en Gent later, joegen ze treinen vol ijzererts in volle vaart den ijzeren baan op. Machinisten en stokers brachten deze treinen zoo ver als maar mogelijk was, zetten toen alle kleppen open en sprongen er af. „Men weet nog niet, welke rampen deze tremen veroorzaakt hebben, toen ze in razende vaart terecht kwamen midden in het spoorwegnet, door de Duitschers gebruikt," — luidde het Belgisch bericht. — „Zeker 174 is, dat op verschillende plaatsen de lijnen naar Antwerpen voor langen tijd onbruikbaar zijn gemaakt." Waar die treinen, met een geschatte snelheid van 100 K.M., terecht kwamen? De Duitschers werden er in 't geheel niet door verontrust! De tele- De schrik des nachts. Zeppelins varende over een belegerde stad, met hun zoeklichten werkende en bommen werpende. De lichtvlekken in de donkere huizenmassa zijn branden, door de bommen aangericht. foon en telegraaf, die ze als een der onmisbaarste strijdmiddelen, overal herstelden/ of aanlegden, berichtten hun lang genoeg van te voren de komst dezer „dampende bolieds" en één wissel slechts behoefde er verzet, om den wilden trein op dood spoor te doen vastloopen of in 't water te doen storten. 175 Twee wilde treinen der Belgen door de Duitschers op één spoor geleid, waar zij tegen elkander aanbotsten en tot één ruïne werden. De Duitschers per telefoon gewaarschuwd, lieten den woest voorbijjagenden trein ontsporen 176 België's grondgebied tusschen Brussel èn Antwerpen .werd door den Oorlog zwaar bezocht. Daar werden geheele straten en huizenrijen en dorpen zelfs ver- 8 »,. s T--i lUB?onen -prussei en Antwerpen werd door den Ooiioe- zwaar bezocht 7on nnV t i» -ir... i hulzen - geluk ook van het armelijk bezit van dit oud-moedertje^S^laS^Jl^^l^o^ Vele woest; weggevaagd door de onverbiddelijke bommen en granaten der moderne kanonnen. Heldhaftig verdedigden de helden van het Belgisch leger den vaderlandschen hodem. Van Meeneten tot Waelhem, het eerste fort in den Antwerpschen vestinggordel/verdedigden ze voet voor voet hun grond. Op Leven en Dood. II. 12. Ze wilden Antwerpen behouden en geloofden zich in staat, den vijand het begeerde bezit zoolang te betwisten, tot de Entente over den gemeènschappelijken vijand had gezegevierd. Maar die dappere Belgen misrekenden zich. Ze dachten niet aan de reuzen-kanonnen van den vijand noch. aan de mogelijkheid, dat deze niét de Stelling zou omsingelen. Had hij dit gedaan, ja, dan zou de val van Antwerpen mogehjk na vele maanden eerst een feit zijn geworden. Doch Von Beseier bracht de „verkorte belegeringswijze" in toepassing. Gelijk reeds uit het officiëele Duitsche leger-bericht van 29 September bleek, dat het volgende behelsde: „Gisteren (dus 28 September) heeft het Duitsche belegeringsgeschut op een deel der forten om Antwerpen het vuur. geopenH . . tfeti uitval van Belgische troepen gericht tegen de Duitsche troepen, die Antwerpen insluiten, is afgeslagen." Op een deel der forten richtte Von Beseier al zijn kracht. Al zijn macht: het vuur zijner honderden kanonnen, de onverschrokken heldenmoed zijner tienduizenden krijgers, trok hij samen op een deel der forten, op een sector. En die sector moet vallen, luidde het bevel van Von Beseier, gelijk tot hem het bevel geklonken had, dat Antwerpen vallen moest. Inzonderheid de forten Waelhem, Wavre St. Catharijne, Koningshoyck en Lier. en de tusschenliggende redoutes hadden van de vreeselijke kanonhade en van de geweldige aanvallen der Duitsche troepen te lijden. De loopgraven vóór deze sterkten vulden zich met dooden en gewonden: onophoudelijk bulderden over deze soldaten heen de verschrikkelijkste losbrandingen, die ze ooit hadden gehoord. En als dan even een pauze intrad in het geweldig bombardement, moesten de zenuwen tot stilzwijgen worden gebracht, want dan kwamen de Duitschers stormen. Dat er waren, die zich den moed voelden ontzinken, zelfs onder de helden, die bereid waren hun leven voor het land te geven, was na deze kanonnade niet te verwonderen, J§wi§^ Oor- en ooggetuigen deelden mee, dat het er een hel was! Maar wie standvastig blééf? Wie voortging zijn plicht te doen? Dat was Koning Albert! „Het gebeurde te Waelhem," — zoo vertelde één der soldaten, die' daar streden. — „Ik stónd in een loopgraaf, mijn zwager eenige meters van mij verwijderd; tusschen ons stond een stille, lange man. Wij waren in een hevig infanteriegevecht gewikkeld — nu en dan sprong er een granaat in de buurt. Plotseling werd mijn zwager door een scherf getroffen; als een bloedende massa zakte de arme kerel in. elkaar. De lange soldaat, die zelf geen' geweer had, bukte zich, nam het ge~ 178 weer en een tasch patronen van het lijk van mijn zwager, en vuurde de tasch leeg. Daarna stapte hij langzaam uit de loopgraaf. . Het trof mij, zoo kalm en ernstig, de man was. Ik hield met vuren op, keek naar hem. Hij keerde zich even naar mij om. Mon Dieu! De Koning! Het was het schoonste oogenblik in mijn leven; ik hoop dat mijn zwager nog heeft geweten, wie de lange, stille militair was, die hem voor het vaderland heeft zien sterven!" . ..En als dan even een pauze intrad in het geweldig bombardement, moesten de zenuwen tot stilzwijgen worden gebracht, want. ...dan kwamen de Duitschers stormen..°. (pag17&) Generaal Von Beseier bracht de „verkorte belegeringswijze" tegenover Antwerpen in toepassing. Dat die tactiek succesvol was, bleek reeds uit het korte bericht uit het Duitsche Hoofdkwartier van 30 September: voor Antwerpen zijn twee der onder vuur genomen forten vernield. En van dag tot dag ging dat Hoofdkwartier voort, met steeds meerder en grooter successen te berichten: 1 October: De aanval op de Stelling van Antwerpen wordt met succes voortgezet. 2 October: Voor Antwerpen is het fort Wavre St. Catharijne 179 en de redoute Dorpweldt met de daartusschen gelegen versterkingen gistermiddag om vijf uur bij bestorming genomen. Het fort Waelhem is ingesloten. Het "westelijk vooruitgeschoven belangrijkesteunpunt Dendermonde is in ons bezit. 3 October: Bij den aanval op • Antwerpen zijn ook de forten Lier, Waelhem, K o n i n g shoy ck en de tusschen gele¬ gen versterkingen gevallen. In de tusschengelegen stellingen veroverden wij dertig kanonnen. De opening, in den buitensten fortengordel geslagen, stelt de Duitsche troepen in staat om den aanval tegen de binnenste fortenlinie en de stad te beginnen. 4 October: De krijgsverrichtingen voor Antwerpen voltrokken zich heden in overeenstemming met het krijgsplan, zonder dat er gevechten hebben plaats gehad. 5 October. Voor Antwerpen zijn de forten Kessel en Broechem (beide ten Noorden van Lier gelegen) tot zwijgen gebracht. De stad Lier en het fort aan den spoorweg Mechelen—Antwerpen zijn genomen. Den 6en October luidde het bericht, dat er niets bijzonders te 180 .als een bloedende massa zakte de arme kerel in elkaar, (pag. 178.) vermelden was. Maar des te zegevierender klonk het één dag later: 7 October: Het fort Broechem is thans in ons bezit. Onze troepen zijn de Nethe overgetrokken en naderen den binnensten fortehgordel. Een Engelsche brigade en de Belgische bezettingstroepen zijn tusschen den buitensten en den binnensten fortengordel op Antwerpen teruggeworpen. Vier zware batterijen, 52 stukken veldgeschut en vele machinegeweren, waaronder ook Engelsche, zijn in het open veld genomen. ' 8 October: Het fort Breendonck (het zuidelijkste van de buitenste linie aan den westelijken oever van het kanaal van Willebroek) is genomen. De aanval 'op de binnenste fortenlinie en tegelijk de beschieting van de daarachter liggende stadsdeelen is begonnen, nadat de commandant van de vesting de verklaring had gegeven, dat hij hiervoor de 'verantwoording op zich neemt. De beschieting van de achter de binnenste fortenlinie liggende stadsdeelen is begonnen! De geschiedenis van Luik herhaalde zich bij Antwerpen: wat maanden, weken zou moeten duren, gebeurde in maar enkele dagen, enkele uren! Niemand, die zulk een snel verloop had voorzien. Ja, ongetwijfeld Von Beseier wel. Dié wist, dat hij door onophoudelijk aan te vallen, door telkens weer den stormloop zijner manschappen op de reeds Beleische kanonniers bij hua stukken. 181 bres-geslagen verdedigingslinie te doen beuken, winnen zou en móest in zeer korten tijd. Maar de Belgen en hun Bondgenooten hadden zich voorgesteld, dat de tegenstand der forten en van het Belgisch bezettingsleger den Duitschers niet alleen ontzaglijk veel menschen zou kosten, maar ook hen langen, langen tijd zou ophouden; ja, wellicht begon van Antwerpen voor België de victorie! Want was niet Antwerpen, na Parijs, de grootste vesting der wereld? Was Antwerpen niet inderdaad onnéembaar-sterk? Ja, zóó dachten de Belgen. En de optimisten onder hen schreven in de Gazettes of riepen het luid-uit op de straten, dat er van een beleg van Antwerpen geen spraak l) was. En op den dag, dat de Duitschers berichtten,'dat reeds twee der forten rondom Antwerpen door het zware vuur waren verwoest, lazen de inwoners van Antwerpen het geruststellend bericht: „Geen enkel fort is erg beschadigd, geen enkel fort is gedeeltelijk vernield. „Tevens moet gezegd worden, en dat weten wij door de luchtverkenners, dat deze artillerie-demonstratie (n.1. die van den Duitschen vijand), door geen sterke infanteriemacht is gesteund. „Het groote doel dezer beschieting is te beletten, dat de Belgische troepen nog uitvallen doen en hunne communicatie-lijn bedreigen....." In de straten der Scheldestad werd onophoudelijk het • zwaar gebulder van de Duitsche kanonnen gehoord. De huizen dreunden er op hunne grondvesten, maar geen nood, riepen de nieuwsbladen, geen nood, want het moreel van de Belgische troepen is uitmuntend en hun koelbloedigheid bewonderenswaardig, zooals blijkt uit de volharding, waarmede zij alle aanvallen van de Duitsche infanterie met algeheel succes tot heden toe hebben afgeslagen! Een optimisme, dat er op berekend was, de burgers te blinddoeken? .^'I Neen! Zij, die aldus spraken en schreven, gelóófden, wat ze zeiden. De toestand mocht ernstig zijn, doch zóó ernstig, dat Antwerpen vallen moest? Neen, dat kón niet! En waren er ook niet de Engelschen, die kranige vechters, die taaie kerels, onverstoorbaarkalm, maar moedig en vastberaden als geen ander volk? En was niet de Engelsche Minister Churchill in hoogsteigen persoon te Antwerpen aangekomen en had hij er niet de besliste verklaring afgelegd, dat de Verbondenen Antwerpen zouden blijven beschermen? Neen, de bladen, die de hoop opwekten en verlevendigden, dat Antwerpen den geweldigen aanval zou weerstaan, misleidden de schare niet opzettelijk. ') Zoo schreef ,o. a. het Handelsblad van Antwerpen. 182 Een lang officieël bericht had den 30en September voor de meest hoopvolle verwachtingen grond gegeven: „De Duitschers hebben het bombardement voortgezet van de forten Waelhem en Wavre St. Catharijne. Om 4 uur nam de beschieting in hevigheid af en te half vijf hield ze op. De aanvaller is er niet in geslaagd de actie der forten te doen verslappen. Af en toe was hij in rookwolken verdwenen. ' „De beschieting heeft in geenen deele invloed gehad op het moreel van het garnizoen der forten. „De Duitsche infanterie heeft op geen enkel punt een beweging tegen de eerste Belgische verdedigingslinie ondernomen. De eenige poging was gericht op de forten Liezele en Breendonck. Onze troepen, die de open ruimten tusschen deze defensiewerken bezet hielden, lieten den vijand naderen, tot zij hem goed onder schot kregen! Artillerie en infanterie begonnen toen op bewonderenswaardige wijze samen te werken en bedolven de aanvalscolonne onder een hagel van projectielen, welke Wanorde brachten in de gelederen van de Duitschers en hen noodzaakten tot een overhaasten terugtocht. Deze poging is den Duitschers op groote verliezen te staan gekomen. Zij is dan ook niet hernieuwd. Kortom, de gebeurtenissen van heden sterken het vertrouwen in den weerstand van het nationale bolwerk van België " Vertrouwen in den weerstand van het nationale bolwerk van België! Ja, dat koesterden de Antwerpenaren nog den 30en September en een paar dagen daarna. Maar helaas, hoe veranderde toen plotseling de toestand. Sneller dan. de bliksem neerschiet, kwam de wanhoop in de harten, toen de overgave der forten van Waelhem tot Lier bekend werd; toen de dappere Belgische troepen den 3den October door een. hevigen aanval der Duitschers genoodzaakt werden op de Nethe terug te trekken. Vertrouwen in den weerstand van het nationale bolwerk? Het zonk weg, het verdween, toen in de straten der Schelde-stad de volgende kennisgeving werd afgekondigd: De luitenant-generaal, bevelhebber der versterkte Stelling van Antwerpen, verzoekt den burgemeester het volgende besluit te doen kennen. De personen die de versterkte Stelling van Antwerpen verlangen te verlaten, kunnen dat vrij doen. Het is goed verstaan, dat gedurende gansch den duur van de belegeringsoperatiën, geen enkele toelating zal gegeven worden om terug in de Stelling te komen. X.uitenant-generaal bevelhebber, DE GUISE. 183 En wat reeds in Luik en in Leuven en in Mechelen, en overal op het platteland, waar zich de vijand vertoond had, was gebeurd, geschiedde nu ook in Antwerpen: een wilde paniek kwam over de tot dusver zoo goed-geloovigen, zoo vast-vertrouwenden. De bevolking werd als met radeloosheid geslagen. En tegelijk met den vijand die zoo groot onheil over de rijke koopstad kwam brengen, vloekte men nu ook de opstellers van het officiëel-Belgisch nieuws. Men kreet het luide uit, dat België verraden was, verkocht aan den vijand '^pfêï Inderdaad, hoe ongeloofelijk ook, die opstellers durfden den 5en October nog meedeelen, dat „de algemeene toestand geen verandering onderging" zelfs ook, dat „de toestand in den Ant- werpschen fortenkring ongewijzigd was". Neen, niet het Belgische volk mocht worden beschuldigd, dat het tè optimistisch den toestand, zoowel voorheen als op dit oogenblik, inzag. Maar zij, die telkens weer dat optimisme voedden en versterkten; zij, die het volk misleidden met onwaarheden en valsche berichten; zij maakten zich tegenover België schuldig aan een onvergeeflijke misdaad. De val van Antwerpen was niet te keeren. De kennisgeving aan de bevolking was daarvan reeds het bewijs. Wat echter de overgave der Stelling nog enkele dagen tégenhield? De tegenwoordigheid der Engelschen en de beloften van Minister Churchill, dat er nog méér Engelsche troepen zouden volgen. De Engelschen waren het, die de Belgen tot volhouden aanspoorden; 8000 man *) van hen stonden met de Belgen schouder aan schouder, om de Nethe-lihie te verdedigen de Engelschen zouden België's redders zijn! . Maar hoe droevig was de ontgoocheling, toen bekend werd, dat die Engelsche soldaten — een brigade mariniers en twee brigades scheepsvolk met eenige zware scheepskanonnen — voor verreweg het grootste deel ongeoefend waren dat hun officieren — reeds veel te weinig in aantal — niet eens nog de leger-commando's van buiten kenden! •Dat was de Engelsche hulp! En op die hulp vertrouwde het Belgische legerbestuur en het liet 't op een bombardement der rijke koopstad aankomen, omdat Engeland arm België zou bijstaan! Dubbel-arm-België nu! Besprongen door den overmachtigen ') De arme, misleide Belgen meenden, dat het Engelsche leger-corps 38.000 man sterk was en grootendeels uit Canadeezen bestond! 184 DE SCHELDE VOOR ANTWERPEN. — Plaats, waar een druk pontverkeer plaats vindt naar het Vlaamsche Hoofd, beginpunt van den spoorweg do°r het Lahd van Waes naar St. Nicolaas en verder naar Gent en Brugge. — Op den achtergrond het uit de geschiedenis der stad zoo bekende Steen, vijand uit het Oosten, liet de machtige vriend in het Westen het kleine land hulpeloos en de hulp, die nog geboden werd, was oorzaak van nog grooter ellende. Want het bombardement' van Antwerpen zou niet hebben plaats geha^l, zoo de Engelschen aan de overzijde van het Kanaal' waren gebleven! J) De val van Antwerpen was niet meer te keeren. Het Belgisch leger begon, nadat de voornaamste forten in handen der Duitschers waren, de stad te verlaten. Den 5en October ving de uittocht aan. Toen de Antwerpsche Gemeenteraad in een geheime ziting met eenparigheid van stemmen de volgende motie aannam:. „De burgerlijke overheid, vertrouwende op de krijgsoverheid', is het De ingang van het fort Waelhem, thans.... door Duitsche schildwachten bewaakt. volkomen eens weerstand te bieden tot het laatst en liever de stad te laten beschieten dan ze over te geven" toén reeds zocht het Belgisch veldleger door het Land van Waes heen voor een omsingeling van uit het Zuiden zich te redden. ») Winston Churchill werd sinds door de Engelsche bladen heftig aangevallen, om wat zij een persoonlijke onderneming van den Minister van Marine noemden' Toch — niet alleen Minister Churchill, maar heel het Engelsche Kabinet moest de blaam treffen van de mislukking der Engelsche expeditie naar Antwerpen. Wist dat Kabinet nog niet, hoe een echt soldaten-volk de Duitschers waren? En eischte, toen Antwerpen niet meer te behouden bleek, de „bescherming van kleine naties" ook de verwoesting en het voor langen tijd onbruikbaar-maken van Antwerpens havens en dokken? 186 De- energie, die den Belgen tot dusver bezield had," die hen bij Waelhem en bij de Nethe tot daden van heldenmoed had aangespoord -— die energie was weg. Fort No. 7 van de tweede fortenlinie van Antwerpen, zooals de Belgen het verlaten hadden. En mochten er nog zijn, die op de laatste verdedigingswerken stand hielden en vochten als Leeuwen — het gros van de troepen was met vrees en ontzetting geslagen. De Duitschers kwamen! De 187 Duitschers 'waren erl Weg naar de overzijde der Schelde, naar Gént, naar Ostende; wèg, den Duitschers zoo snel mogelijk ontvlucht! - En gedurende deze aftocht bleek, hoe groot de verbittering was, die door de soldaten tegen hun meerderen, tegen het legerbestuur werd gekoesterd. Ze vertelden het elkander met nauw verbeten woede, hoe een kapitein met tweehonderd zijner manschappen tegelijk' zonder' een schot ter verdediging te hebben gelost, was gevlucht; hoe lafhartig vele hoogere officieren zich hadden getoond, toen het op strijden aankwam; hoe weinig en hoe slecht dan nog het voedsel en hoe slecht geregeld de verplegingsdienst was Het Belgisch leger, dat door het Land van Waes heen naar het Westen vluchtte, was geen strijdbaar leger meer. Het was een groote ongeregelde troep van in uniform gekleede mannen, die op dit oogenblik mèt den Oorlog ook die uniform haatten..... En ook de Engelschen vluchtten! Neen, zij bleven niet tot het laatst in de stad, die ze gezegd hadden, dat zich nimmer moest overgeven. Die Engelschen, op wie vooral het Antwerpsche Stedebestuur doelde in zijn motie, vluchtten mèt de Belgen over de schipbruggen van de Schelde.' Want zij óók vreesden de Duitschers, die komen gingen; die onweerstaanbare militaire macht, die zij niet in staat waren tegen te houden. Ook de Engelschen vluchtten1). En toen onderhandeld moest worden over de overgave der stad, was er geen militaire overheid meer in Antwerpen; toen moesten de burgerlijke autoriteiten met den militairen overwinnaar in onderhandeling treden! De commandant der Stelling Antwerpen had verklaard, dat hij de verantwoordelijkheid van een beschieting der stad op zich nam. En1 de burgerlijke overheid had uitgesproken, dat het liever de stad gebombardeerd zag, dan dat ze aan den vijand werd overgegeven. Den 6en October zond generaal De Guise aan al de burgemeesters der Gemeenten, die in de Stelling Antwerpen besloten lagen, volgenden brief: „Ik heb de eer ter kennis te brengen van de bevolking, dat het bombardement van Antwerpen en de omstreken ophanden is Natuurlijk zal de bedreiging met of de uitvoering van het bombar- >) De Engelschen riepen, dat zij den aftocht van het Belgische veldleger uit Antwerpen hadden gedekt. Onjuist evenwel! In Breda geïnterneerde Belgische militairen deelden mee: „Wij behooren tot de troepen, die tot het allerlaatste gebleven zijn in de omgeving van Antwerpen en van de forten, ten einde den terugtocht te dekken» het Duitsche leger zooveel mogelijk tegen te houden, de kanonnen te vernageld en de forten op te blazen*! 188 dement in geen enkel opzicht invloed hebben op den duur van den tegenstand, welke tot het uiterste zal worden volgehouden". En den dag daaropvolgende, 7 October dus, maande hij de burgerij aan, de stad te verlaten, wijl het bombardement ophanden was. Ja, het was zoo: het bombardement was nabij. De Duitschers waren over de Nethe getrokken. Om half elf dien morgen had reeds een Taube een bom op het Antwerpsche station geworpen De burgers volgden de aanmaning van generaal De Guise op. Reeds gedurende enkele dagen hadden vele Antwerpenaren hun stad verlaten. Nu nam de uittocht_ den vorm van een landverhuizing in paniek aan. En toen Arm Antwerpen! begon het bombardement, hetwelk door Von Beseier was aangekondigd. Het was middernacht van den 7en op den 8en October, dat het Oorlogs-onheil in al zijn verschrikking over Antwerpen losbarstte. Fluitend kwam een granaat over de stad; de eerste. De bevolking sidderde. Wie kon, had zich in kelders verborgen, om de gevreesde afschuwelijke verminking te ontgaan. Wéér een granaat en nóg een! Van alle zijden nu huilde het door de lucht; overal kwamen de ■zware Duitsche projectielen neer. Huizen stortten in, huizen sloegen in brand En als zinheloozen vlogen de menschen de straten door, de stad uit. Waarheen, waarheen? Naar de Schelde! Naar de bruggen! Maar soldaten stonden daar, weigerden den burgers den overgang: het leger ging voor. Dan naar de staties, naar de treinen! Naar Holland! Weg, wèg wilden ze! Als ze maar uit djen vreeselijken vuurregen geraakten! Propvol waren de stations; voor het groote, prachtige Centraal-Station drongen duizenden bijeen, begeerig te ontkomen, maar eerst na vele uren zou voor deze menigte hulp ■kunnen opdagen! En weer en onophoudelijk huilden angstwekkend de granaten door de lucht. Zware slagen, gelijk de losbarstingen van den donder, dreunden van straat tot straat! En aldoor stroomde de beangste bevolking naar de treinen, trachtte ze het gevaar te ontwijken Gebeden, vervloekingen Voort, terug naar de Schelde dan! Naar de booten, naar de schepen! Hoor, wat een slag! Wat een regen van vuur en vonken! Een treffer! Die zware, steenen muur van dat hechte gebouw waggelde een oogenblik. Dan, met donderend geraas, stortte het huis in puin een wolk van stof, een regen van steenen Een verwoesting temmeer. En o, gruwelijke Oorlog! Onder dien puinhoop lagen menschen: mannen, vrouwen en kinderen. Mènschen, onschuldig aan den moord van Serajewo, onschuldig aan het pan-slavistisch drijven, onschuldig aan den naijver tusschen twee groote Mogendheden, onschuldig aan de zucht naar gebiedsvergrooting en machtsuitbreiding 189 . de overgave der stad te eischen. Deze eisch werd telkens, met een trotsch gebaar, afgewezen. Toen werd met dubbele kracht het bombardement hervat. 190 Arm Antwerpen! Vóór en tijdens het verschrikkelijk bombardement zond generaa Von Beseier een parlementair tot den commandant der vesting, oe Een groep Tan de Duitsche bezetting te'Antwerpen. - Op don achtergrond de bekende Kathedraal. Het was de morgen van den 9en October, nog heel vroeg. Onverpoosd donderde het zware Duitsche geschut, en van nabij klonken de ontploffingen in de havens en dokken der stad. Ten huize van één der Schepenen van Antwerpen, den heer Louis Franck, die als president van de intercommunale commissie de leiding der burgerlijke aangelegenheden binnen de Stelling op zich genomen had, vergaderden enkele Overheidspersonen In zeer ernstige stemming verkeerden deze mannen. Wat toch was het geval? iMidden in den nacht had men iemand naar generaal De Guise gezonden die terugkeerde met' de verpletterende tijding, dat de Kipitein Schroeder, de militaire gouverneur van Antwerpen, voor het Gouvernementsgebouw. geheele Generale Staf om één uur 's nachts vertrokken was. Geen enkele tijding had de Staf achtergelaten! Niemand wist ook, waarheen deze hoog-verantwoordelijke Staf-officieren zich hadden begeven! Welk een schrikkelijke tijding! En op het krijgsbeleid van dézen Staf óók hadden deze mannen enkele dagen te voren nog zoo vast vertrouwd! Was dit overhaast vertrek niet een teeken, dat de toestand voor de stad hopeloos was? Wat moesten Schepen Franck en de anderen doen? Wat konden ze anders dan trachten te redden, wat nog te redden was! Een deputatie uit hun midden — onder wie de heer Franck, een man, die zich in deze benarde dagen een echten „Zoon der "'. ''J'; ' 191 Kerels" betoonde — begaf zich tot generaal Von Beseier in zijn hoofd-kwartier tusschen Mechelen en Leuven. Geblinddoekt werden deze dapperè mannen, die, tegen het vuur van het Duitsche geschut in, dezen voor hen zoo ongemeen zwaren gang ondernomen hadden, vóór Von Beseier gebracht. Hoe deze vecht-generaal opzag, toen geen militaire maar burgerlijke onderhandelaars voor hem werden gebracht. „Waar is het Belgische leger? Zijn er geen militairen, om met mij te onderhandelen?" Op die vraag van den Stedendwinger moest de deputatie het antwoord schuldig blijven. Helaas, ook zij wist niet, waar het Belgische leger en zijn verantwoordelijke leiders zich bevonden! Er wérd nu afgesproken, dat de onderhandelingen te Contich zouden wórden voortgezet. Maar nauwelijks was de Antwerpsche deputatie in dat dorp aangekomen, of er bleek, dat reeds 's middags de Duitschers de stad Antwerpen waren binnengerukt! Alzoo: de stad was overwonnen, vóór ze overgegeven had kunnen worden. Een prachtig succes voor de Duitsche wapenen, maar ongetwijfeld een bittere teleurstelling voor de Belgiè-lievende deputatie. 's Daags daarna waren, na enkele onderhandelingen, al de forten der Stelling eveneens in Duitsch bezit! > • Den lOen October, 's avonds, -gaf het Duitsche Hoofdkwartier in sobere bewoordingen, maar waarin de juichkreet van den overwinnaar te beluisteren viel, dit bericht: „Reeds na een belegering van twaalf dagen viel Antwerpen met alle forten in .onze handen. Den 28sten September viel het eerste schot tegen forten van den buitengordel. Den lsten October werden de eerste forten berend en den 6den en den 7den October de sterke, opgestuwde, voor het grootste gedeelte 400 meter breede deel van de Nethe door onze infanterie en artillerie geforceerd. „Den 7den October werd in overeenstemming met de Haagsche Conventie de beschieting van de stad aangekondigd. Daar de plaatselijke bevelhebber verklaarde, de verantwoording voor het bombardement op zich te willen nemen, begon dit in den nacht van 7 op 8 October om 12 uur. Gelijktijdig ving de aanval op den binnengordel der forten aan en werden deze genomen. „In den middag van den 9den October kon de stad zonder ernstigen tegenstand bezet worden. De vermoedelijk zeer sterke bezetting had zich aanvankelijk dapper verdedigd. Aangezien zij zich evenwel tegen den stormloop van onze infanterie en onze divisie mariniers en tegen de uitwerking van onze geweldige artillerie ten slotte niet 192 opgewassen voelde, was zij gevlucht in een toestand, waarbij van onderling verband geen sprake meer was. „Tot de bezetting behóórde ook een onlangs aangekomen Engelsche brigade mariniers. Deze moest volgens berichten in Engelsche bladen de ruggegraat van de verdediging vormen. „De graad van ontbinding van de Engelsen-Belgische troepenmacht wordt geteekend door het feit, dat de onderhandelingen over de overgave met den burgemeester gevoerd moesten worden, omdat geen militaire overheid was op te sporen. De overgave is den lOden October door -den chef van den staf van het voormalige gouvernement Antwerpen bevestigd. De laatste nog niet overgegeven forten werden door onze troepen bezet. „Het aantal gevangenen is nog niet te overzien. Vele Belgische en Engelsche soldaten vluchtten naar Nederland, waar zij geïnterneerd werden. Reusachtige voorraden van allerlei aard werden buit gemaakt. „De laatste Belgische vesting, het „onneembare" Antwerpen, is bedwongen. De aanvalstroepen hebben de buitengewone verrichting volbracht, welke door den Keizer beloond werd door hun bevelhebber, den generaal Von Beseier, het kruis Pour le Mérite te verleenen." De val van Antwerpen *) — België's centrale stelling — was een zware slag voor het reeds zoo beproefde België. Wat de Duitschers nu zouden doen? Natuurlijk: trachten zich met spoed' van geheel Vlaanderen met Ostende meester te maken. Zij kregen alsdan een landingshaven voor Engelsche troepen in bezit en konden wellicht den uitersten linkervleugel der Bondgenooten benauwen. Nederland en de Belgische vluchtelingen. „Nederland ia niet onzijdig. De Duitschers zijn door Limburg getrokken en hebben, evenals ze 't met België deden, de neutraliteit geschonden. Maar België heeft zich .te weer gesteld. Nederland echter niet " *» Zoo schreef en sprak men in België en in Frankrijk; zoo gelóófde men het er ook. „'t Is onwaar," — zeiden de Nederlanders verontwaardigd terug. — „Wij zijn een vrij volk, fier op onze onafhankelijkheid! En wie ook het wagen zal, onze vrijheid aan te randen, die krijgt gewapendNederland tegenover zich. Juist, om onze neutraliteit te handhaven, is De stad Antwerpen hadvdeerlijk onder het zware bombardement geleden. Niet minder dan 777 huizen waren er getroffen, waarvan er 190 geheel door brand vernield of door granaten in puin waren geslagen. De stoffelijke schade werd op niet minder dan 40.000.000 francs geschat. Op Leven en Dood II, 13. 193 geheel onze weermacht gemobiliseerd Neen, geen enkele Duitscher is over Nederlandsch grondgebied België binnengetrokken " Niettegenstaande die stellige verklaringen bléven Duitschlands vijanden Nederland wantrouwen. En telkens weer doken er berichten op, dat Nederland in stilte Duitschland de behulpzame hand bood! Doch in de eerste dagen van October 1914 logenstrafte Nederland met een groötsche daad al die verdachtmakingen, al die onjuiste mededeelingen van een door oorlogshaat verblinde pers. Toen, in October 1914, toonde Nederland, dat het gróót, heerlijkgroot was Vanaf het oogenblik, dat de eerste donder van het Duitsche geschut over de heuvelen rolde van het Land van Hervé, werd ook in Nederland een oprecht woord van beklag voor Arm België gehoord. Men voelde zelfs inzonderheid in Nederland voor het volk, welks geschiedenis voor een groot deel met de eigen landshistorie was samengeweven. Welnu, dat méde-gevoel, dat waarachtig medelijden uitte zich, toen in de dagen van Antwerpens val de duizenden vluchtelingen in Nederland bescherming zochten en een toevlucht vonden; toen niet alleen dé rijken en gegoeden maar vooral ook de minder-bedeelden met elkander wedijverden in het bieden van hulp en in het betoonen van naastenliefde. Ja, in waarheid, een klein volk kan groot zijn; een klein volk kan aan de wereld groote daden doen zien! Dat heeft het Nederlandsche volk bewezen, toen het de Belgische vluchtelingen ontving en barmhartigheid bewees; niet Oostwaarts ziende, of men er de wenkbrauwen fronsde, noch vragende blikken werpend naar het Westen, of in het machtigste wereldrijk, dat immers België's land en volk beschermen wilde, ook de beurzen ontsloten werden. Ja, toén was Nederland groot, toen het de goudstukken afwees, die men uit het buitenland het aanbood; toen het toonde, dat het nog steeds het recht had, om den eerenaam te dragen, dat het 't klassieke land der vrijheid was. Uit de gemeenten der Stelling Antwerpen, uit de Scheldestad zelf, stroomden de inwoners weg. Een paniek had hen bevangen. De vrees voor den Duitscher beheerschte hen in die mate, dat ze huis en hof, al hun bezittingen, al waren ze ook geheel ongeschonden, verlieten. Het léven wilden ze redden; hun eigen leven en dat van vrouw en kinderen. De stroom begon reeds den derden October, toen de Stellingbewoners van de militaire Overheid verlof kregen, zonder pas heen 194 te gaan. Trouwens Antwerpen was toen zélf reeds overvol van uitgewekenen, die uit de naburige gemeenten voor de optrekkende Duitschers waren gevlucht. Maar de uittocht-in-massa ving aan, toen de stad zou worden gebombardeerd: ijlings pakten de beklagenswaardigen bijeen, wat ze meenden noodig te hebben, en vóórt ging Belgische vluchtelingen ln Amsterdam. .Nederland hielp! Rijk en arm hielp. Geen man of vrouw in Nederland, die niet met wóórden èn daden zijn of haar ontferming betoonde.... (pag. 196). het, met spoor en tram en boot naar het Westen, naar het Noorden, waar gastvrij-Nederland lag, het meest. En toen het bombardement uitbrak, toen zagen de wegen naar de Nederlandsche grenzen zwart van de menschen; toen voerden eindelooze extra-treinen hen aan in Roozendaal; toen was op het dek en in het ruim der Scheldebooten geen plek meer onbezet. 195 Wat was die aanblik hartverscheurend! De menschen schreiden; wanhopig wrongen ze hun handen. Want achter hen brandde het; daar verteerden de vlammen in minuten, wat zij in jaren van noesten arbeid hadden opgebouwd. En vóór hen lag een onbekende, een sombere toekomst. Ballingen waren ze nu; dood-armen. En de verwarring, die er heerschte! Kinderen zochten hun ouders; ouders verkeerden in radeloozen angst om hun kinderen. Duizenden, tienduizenden kwamen in enkele uren, enkele dagen zoo Nederland binnen. De grensgemeenten in Noord-Brabant en Zeeland werden overstróómd; kleine gemeenten vaak, dorpjes, gehuchten maar hoe heerlijk, hoe gróót toonde zich daar het Nederlandsche volk! Om eigen voeding en kleeding werd bijkans niet gedacht; de vluchtelingen moesten geholpen worden. De zieken onder hen; de zwakke, teere kindertjes, waarvan sommigen in deze uren van verschrikking het eerste levenslicht hadden gezien; de van ouderdom en zwakte uitgeputten allen. En ten Noorden van den Moerdijk las men nauwelijks, hoe groot de ellende was der duizenden vreemdelingen, hoe onmachtig de bewoners der grensgemeenten stonden tegenover den nog immervoortdurenden toevloed der beklagenswaardigen, of men voelde ook daar zich geroepen, hulp te bieden. Heel Nederland, van de Schelde tot den Dollard, ontfermde zich over het Belgische broedervolk; het zond brood en kleedij; het stelde zijn woningen voor de van dak beroofden open. Nederland hielp! Rijk en arm hielp. Geen man of vrouw in Nederland, die niet met wóórden èn daden zijn of haar ontferming betoonde. Nederland vroeg voor wat het deed geen lof en dank. Het deed dit plichtbewust. Het zou ook Duitsche vluchtelingen hebben geholpen, als die in vreeze voor een vijandelijke soldatenmacht zich tot de Nederlandsche bevolking hadden gewend. Het zou Franschen en Engelschen, Russen en Turken voedsel en drank gegeven hebben en woningen voor hen hebben ingeruimd, wanneer dezen zulks noodig hadden gehad. Nederland toch was onzijdig. Het koos noch de zijde der Centrale- noch die der Entente-Mogendheden. Nederland immers bevond zich niet in de macht van het Oorlogsmonster, dat de zachtzinnigsten bloeddorstig, de verdraagzaamsten onverdraagzaam doet zijn. Neutraal was Nederland en kon het zich betoonen. Generaal Von Beseier richtte den dag, dat hij de Scheldestad binnentrok, tot de bevolking van Antwerpen de volgende Proclamatie: „Het Duitsche leger betreedt als overwinnaar uw stad. Aan geen 196 van uw medeburgers zal leed geschieden, uw bezittingen zullen worden geëerbiedigd, indien gij u van elke vijandelijkheid onthoudt. Daarentegen zal alle verzet volgens oorlogsrecht worden gestraft, en zou het kunnen leiden tot de vernieling van uw schoone stad". Een geruststelling voor de achtergebleven bevolking, doch een ernstige waarschuwing tevens! Gelukkig! Antwerpen trof sedert niet het droevig lot van Luik, Visé en zoo menige andere plaats, die voor een deel of geheel boeten moest voor wat onvoorzichtigen — franc-tireurs — misdreven. Een sterke Duitsche bezetting zorgde er ook wel voor, dat geen Een groep Belgische vluchtelingen, die vele maanden lang gastvrijheid ondervonden van de bewoners van Zuid-Beijerland (een dorp op één der Zuid-Hollandsche eilanden). poging zelfs kon worden gewaagd, om tegen den vreemdeling in opstand te komen. Trouwens, de Antwerpenaren waren voor het meerendeel van Vlaamsch bloed. Het waren geen Walen, die plotseling en onverwacht in woede en toorn konden.ontbranden. Bedachtzame Vlamingen waren ze, die zich in het onvermijdelijke wisten te schikken. Zoo immers de Oorlogskoorts, die schier geheel Europa had aangetast, zou zijn uitgewoed, zou België weer van Duitsche overheersching vrij worden, zou Antwerpen weer zijn de vrije, onafhankelijke Belgische havenstad. En ook het optreden van mannen als de heer Louis Franck, een Belg in hart en nieren, maar beleidvol en tactisch als mogelijk 197 maar slechts enkele Staatslieden, behield Antwerpen voor totalen ondergang. Die mannen hielden het hoofd koel en waren hun medeburgers tot een voorbeeld, hoe ook zij zich moesten gedragen zoolang de Duitsche militaire Overheid in het heerlijk Stedehuis zijn Kommandantur had gevestigd. De Vlaamsche Leeuw was nog ongetemd, al was hij ook in ijzeren boeien geslagen. Hij had nog klauwen en tanden Maar, dit geloofden de voormannen der Antwerpenaren, die boeien zouden verbroken- worden. En dan zou de Leeuw zich weer oprichten, zijn oude fierheid toonen Sneller dan zelfs door de Duitschers verwacht werd, keerde de oude rust in de Scheldestad weder. En vele vluchtelingen, door tal van goede berichten eveneens gerust gesteld, keerden terug naar -) Geen te stoute veronderstelling. Uit het telegram van Baron Guillaume, d.d. 9 Augustus, bleek, dat Frankrijk veel voor het Belgische denkbeeld koesterde. *) Welke rechten eerst door Engelands Regeering bestreden werden. Op Leven en Dood II, 16. 241 Bismarck, die achter zich het machtige Duitschland had, Koning Leopold te hulp. En Bismarck zette op de Conferentie van Berlijn de tracta^t-rechtelijke stichting van den Congo-Vrij staat door! In het laatst derj vorige eeuw nam de gebiedsuitbreiding der De Oorlog, die in Augustus 1914 ontbrandde, mocht met recht den naam Wereldoorlog dragen Op bovenstaand wereldkaartje bleef alleen het wit gelaten gedeelte vrij van oorlog. Europeesche Mogendheden in Afrika groote afmetingen aan. Doch die van Engeland spande de kroon; ze was geweldig te noemen. Nadat het in 1885 de door de Boeren gestichte republiekjes Stellaland en Land Goosen had geannexeerd; in 1887 Am'a242 tongaland — waar0p Portugal en deZuid-AfrikaanscheRepubliek elk voor een deel recht hadden - onder zijn protectoraat had gebracht; enkele maandenjater Matabel eland, de noordelijke invloedssfeer van Transvaal, in bezit nam; in 1890 de Portugeesche invloedssfeer tusschen Angola en Mozambique — ongeveer 350 000 vierkante mijl _ tot zich trok % verkreeg het in ditzelfde jaar, 1890, ook de vrije hand in Zanzibar. Deze herhaalde Afrikaansche gebiedsvergrooting kostte Engeland veel sympathie. In België, Portugal, Frankrijk en niet het minst ook in Dmtschland en Zuid-Afrika beschouwde men alles behalve met vriendelijke blikken dezen arbeid der Engelsche koloniale politici. Edoch, Engeland ging zijn gang. Het stond zelfs gaarne Helgo- •S^tSSf- Tolr^lL^ X%ÏÏ^V0™1?«<^ * aan OuitscMand b^en1S.Enonneembaar-8te^ land2) aan Duitschland af, omdat het zijn ideaal wilde bereiken: alle andenomden Indischen Oceaan, van Kaapland tot Sumatra en Australië, een vast-aaneengesloten gordel onder Britsche vlag Duitschlands internationale positie werd te dezer tijd in tegenstelling met die Van Engeland aanzienlijk versterkt. Ze werd nog krachtiger, nl 1914, toen het Keizerrijk een in Duitsch-Zuid-West-Afrika uitgebroken opstand onderdrukte, een opstand, dien de Bastaards van Damara konden voeren met hun in de Kaap-Kolonie opgekochte geweren. En nog wéér sterker werd Duitschlands positie in 1895, te zijn.Een ged6elte dU g6bied' Mashonala»d> werd ondersteld rijk aan goud ') In 1807 op Denemarken veroverd en sinds een Engelsche bezitting. 243 toen dit land verklaarde, dat het 't bestaan der Zuid-Afrikaansche Republiek — gewaarborgd door de Engelsch-Transvaalsche Conventie van 1884 — geëerbiedigd wenschte te zien; een daad, waarmee Duitschland vooral de sympathie der Hollandsche Afrikaanders won.... Engeland kreeg ook Frankrijk tegen zich, toen het met dit land over het gebied rondom de Nijl-bronnen in geschil geraakte. En méé doordat Rusland in het Eilandenrijk een gevaarlijk concurrent zag ten opzichte van China en overig-Azië, ontstond er een vertrouwelijke toenadering tusschen Frankrijk en Rusland, die op hun beurt nu ook toenadering zochten met Duitschland Want was Engeland niet hun gemeenschappelijkevijand ? Duitschland echter wendde zich meer naar de Engelsche dan naar de Russisch-Fransche zijde. Het geloofde niet in een oprechte vriendschap van Frankrijk, dat immers revanche wenschte, en van Rusland, waar het Slavendom vijandschap had verklaard aan den Ger- De Engelsche Minister-President Asqulth. maanschen stam. Méér sympathie scheen er, althans in Duitsche regeeringskringen,voor Engeland te bestaan; wat zich openbaarde in de zeer critieke momenten van den worstelstrijd der ZuidAfrikaners tegen de Engelsche over■*macht. Waarom? Was het, omdat Duitschland zich over¬ tuigd hield, dat het te zamen met Engeland de wereld beheerschen kon? Of. waren de Duitsche diplomaten niet opgewassen tegen de Britsche hooge-politici, die — na eerst buiten Europa gestreefd te hebben naar een Angelsaksische wereldheerschappij — thans in Europa zélf den voorrang voor hun land opeischten? Duitschland zag in — te laat —, dat op een samengaan met Engeland niet te rekenen viel. Dit land toch sloot in April 1904 met Frankrijk de bekende Entente; ging zeer vriendschappelijke betrekkingen aanknoopen met Rusland, dat pas zijn ongelukkig-beëindigden oorlog met Japan had gevoerd En van deze drie landen was Engeland het krachtigst en het machtigst. 244 Het gevolg der Engelsche politiek?.... Het isolement van Duitschland En toen dan in 1914 de Groote Oorlog uitbrak, wilde Frankrijk met België's voorstel, om Afrika buiten den strijd te houden, meegaan, maar Engeland weigerde. Want de Duitsche kolonie in OostAfrika onderbrak de verbinding tusschen het Engelsche Kaapstad en het Engelsche Caïro! De Britsche geest ontwaakt! Wie in de eerste dagen van den Wereld-Oorlog de Engelsche couranten- en tijdschriftenartikelen las, moest sidderen voor het lot, dat Duitschland tegemoet ging. Immers, hoe klonk niet dag op dag de voorspelling, dat thans de ure der groote vernedering voor het militairistische Duitschland was aangebroken! Dat eer-enheerschzuchtige land zou een ontzettende les krijgen voor znn ontembaar- Sir Edward Grey, Engelands Minister van Buitenlandsche Zaken. hoogmoedig pogen, om de wereldmacht te veroveren. Eenerzij ds was er de Russische stoomwals, die het land ten Oosten van Berlijn zou bewerken; anderzijds drongèn de Fransche en Belgische en niet te vergeten de Engelsche legerscharen op, die het land ten Westen van Berlijn zouden overstroomen. En in Berlijn zouden dan den verwaten Duit¬ scher de voorwaarden voor den vrede worden gedicteerd! Reeds stonden tienduizenden van de besten van Engelands zonen gereed, om het geschonden recht van het kleine België te wreken en ook de Koloniën, de Bezittingen, de Dominions verkeerden in een stemming van blakenden strijdlust. Daar was allereerst Canada. .... .„Canada zendt 98 millioen Engelsche ponden meel voor de bevolking — juichte op 14 Augustus een Engelsch persorgaan l) — en haver voor de paarden van het leger en brengt 20.000 man op ') De Times. 245 Bonar Law, de Engelsche Minister van Koloniën. Lord Kitchener, Minister van Oorlog van het Britsche Rijk. 246 de been. Het is bereid, *zoo' nóodig, ons zevenmaal zooveel mannen te zenden De oorlogsschepen, die het al heeft of nog kan koopen, zijn ter volle beschikking van onze admiraliteit. Zijn vrouwen zijn doende in het liefdewerk van een hospitaalschip uitte rusten voor onze matrozen, die bij de vervulling van hun vreeselijken plicht gewond worden... „Het Australische Ge-_ meenebest, Zuid-Afrika, Newfoundland, Rhodesië, elk staat, naar zijn krachten, in niets bij Canada achter. Het Gemeenebest zendt ons ook 20.000 man; Nieüw-Zeeland 8000. Van beide zullen er meer volgen, als wij ze noodig hebben. „Indische troepen kunnen ten getale van 25.000 onmiddellijk beschikbaar worden geacht. Er is dus uit het Rijk een gewapende macht van 75.000 man aanstonds tot de orders van hen, die de bewegingen van onze legers leiden. „Nieuw-Zeelands oorlogsschip, fier naar dat land genoemd, is reeds een met onze eigen schepen ter verdediging van de zeeën van het moederland. De linieschepen en kruisers van het Australische Gemeenebest zijn ons in onze uren van nood vrijelijk gegeven, om er mee te doen, wat de admiraliteit in Whitehall goed vindt. „De Unie van Zuid-Afrika zorgt voor de eigen verdediging en lost dus de rijkstroepen voor den dienst elders af. Aan de Unie zal misschien de taak toevallen, Duitsch-Zuid-West-Afrika, dat aan haar gebied grenst, te vermeesteren.x) Nog andere Duitsche bezittingen aan afgelegen zeeën zullen misschien moeten bukken voor de gewapende macht van de Engelsche gewesten " Den 16en Augustus wisten de Engelsche bladen reeds te berekenen, dat er 100.000 van de flinkste soldaten door de Koloniën zouden worden gezonden. Het was de eerste bezending nog maar. En daarom: beef, Duitschland, beef! Doch Duitschland beefde niét. Het wist zich weliswaar zwak als Koloniale Mogendheid en het voorzag, dat zijn bezittingen in Oost en West in het gedrang zouden geraken— doch het beefde niét. Het sloeg met ge weldige slagen van zich af, verbijsterde Engeland en zijn Bondgenooten door zijn ongemeen-snellen opmarsch door België, en deed door zijn wapenfeiten ter zee verschrikking ontstaan bij de _ zeeën-beheerschers''. ') Drie dagen, voor de Belgische Gezant te Londen zijn Regeering Engelands antwoord op haar voorstel berichtte (zie pag. 240 en 241), werd dus reeds door 'n zoo gezaghebbend orgaan als de Times de Oorlog, dien Botha tegen DuitschZuid-West zou voeren, - als mogelijk (lees: als zeker) voorgesteld. Engelands Minister van Oorlogs-Munitie. Sir Edward Carson, Attorney-Oeneral van het Vereenigde Koninkrijk. 247 Het eerste schot in Afrika werd van Duitsche zijde gelost. Evenwel, deze oorlogsdaad behoorde niet tot den Kolonialen Oorlog. Ze kon integendeel „Europeesch" worden genoemd, de oorlogsdaad van de Duitsche oorlogsschepen, die den 4en Augustus voor de kust van Algiers verschenen en de „oorden van inscheping voor Fransche troepentransporten" onder vuur namen. De éérste Koloniale oorlogsdaad werd van Engelsche zijde ondernomen. Ze geschiedde in de eerste oorlogsweek tegen Togoland1), de Duitsche kolonie aan de Slavenkust in Guinea, ten Oosten van de Engelsche Goudkust, toen een Engelsche expeditie Lome verraste en bezette. Een mooi succes voor de Engelschen, wijl te Kamina in Togoland een der krachtigste en best-ingerichte installaties voor draadlooze telegrafie was aangelegd. De Duitschers hadden er jaren aan gewerkt en hadden het zoover weten te brengen, dat ze van hieruit met Nauen, bij Berlijn, gemeenschap konden onderhouden. En het Engelsche succes duurde de volgende weken voort. Al mochten de Duitschers zich verzetten, om hun gebied tegen den opdringenden vijand te verdedigen — de Engelschen, geholpen nu ook door de Franschen, vorderden en brachten hun tegenstanders dermate in het nauw, dat die den 25en Augustus zich onvoorwaardelijk moesten overgeven. Maar wat voor den Engelschen overwinnaar van groote beteekenis was — de installatie voor draadlooze telegrafie —, hadden de Duitschers eerst vernield Togoland, overmeesterd door de troepen der Bondgenooten, was. alzoo Engelsch gebied geworden. En hoe had — enkele dagen tevoren — een officieel woord geklonken: „In dezen strijd zoekt Engeland geen grondgebied" ? Nog in andere streken van het uitgestrekte Afrika raakten de vijanden handgemeen. Want Engeland en Frankrijk wilden Duitschland overal treffen, waar dit maar mogelijk was en de Duitscher» waren niet van plan, zich zoo maar zonder slag of stoot over te geven, ook al waren zij ver in de minderheid. Ja, óveral, in Afrika, waar Duitsche en Engelsche belangen tegen elkander indruischten, daar botsten ook de Duitsche en Engelsche troepen-afdeelingen. En dan werd er in de tropische oerwouden .of op de onvruchtbare vlakten onder de verzengende stralen der Afrikaansche zon even grimmig en even verwoed gevochten als in België, in Frankrijk, in Rusland. En aan de. „gemeenschappelijke beschavingstaak, welke op de koloniseerende volken rust" werd niet gedacht ") Togoland werd 5 Juli 1884 door Nachtigall voor een Duitsch „schutsgebied" verklaard. Het telde ongeveer 1.500.000 inwoners, meest Ewe-negers, en had Lome tot hoofdplaats. 248 De voornaamste strijd in Afrika was wel die, welke om DuitsehZuid-West1) ontbrandde. Doch dien voerde Engeland niet rechtstreeks. Het was de Regeering der Zuid-Afrikaansche Unie — de voormalige Republieken Transvaal, Oranje Vrijstaat en de Kaap-Kolonie — die vóór Engeland tegen Duitschland den strijd aanbond. En van de houding, die de Unie-Regeering in deze dagen aannam, was de Opstand in Zuid-Afrika een onvermijdelijk gevolg. Een korte bespreking van dien opstand is hier op haar plaats. Toen namelijk in Europa de Groote Oorlog uitbrak, hieven de Unie-Ministers, waaronder in de eerste plaats de Eerste Minister, Generaal Louis Botha, en Generaal Smuts een schoone leuze op. Wij zullen, werd er gezegd, zélf de verdediging der Unie op ons nemen. Geen vijand van Engelands Koning zal over onze grens kunnen komen. Daar staan wij met onze eigen troepenmacht, die sterk genoeg moet en zal znn, om aan alle gebeurlijkheden het hoofd te bieden. Inderdaad, hiertegen viel wel niets in te brengen. Na den zoo tragisch voor de Zuid-Afrikaners afgeloopen worstelstrijd, was Zuid-Afrika Engelsch geworden. En al had nu ook ZuidAfrika na enkele jaren een zekere mate van zelfbestuur gekregen; het verband met Engeland was wel van dien aard, dat de. Regeering zich „op alle gebeurlijkheden" mocht voorbereiden. De Duitschers ') Duitsch-Zuid-West-Afrika was een Duitsche bezetting aan den Atlantischen Oceaan (met een kuststrook van ongeveer 1500 K.M. lengte). Ten Noorden grensde het aan de Portugeesche Kolonie Angola, ten Oosten langs den 20en graad O.L. aan Britsch Betsjoeanenland en ten Zuiden aan de Kaap-Kolonie. De Kolonie had een oppervlakte van 830.960 K.M.! en was — behalve dan door Duitschers, die echter niet talrijk waren — bevolkt door Ovamba's (ongeveer 50.000), Herero's of Damara's (ongeveer 97.000), Hottentotten, Berg-Damara's, Bastaarden (afstammelingen van Kaapsche Boeren en Hottentotten), Betsjoeanen en Boschjesmannèn. „Zuid-West" was sedert 1885 een Duitsche bezitting', toen het opperhoofd Maherero aan Duitschland het recht verleende, in deze streken nederzettingen aan te leggen, handel te drijven en mijnen te ontginnen. En de Kolonie beloofde winstgevend te worden, al kostte ze het Keizerrijk in de eerste jaren ook schatten gouds. Want de uitvoer van guano, rundvee, struisveeren, huiden, robbenvellen, enz., vertegenwoordigde in 1894 reeds een waarde van 1.400.000Mark. En sinds dien steeg die uitvoer al hooger. En reusachtige winsten beloofden de ongemeen-rijke diamantvelden In „Zuid-West" hadden de Duitschers eerst veel met opstanden te kampen. De strijd tegen Hendrik Witboi, een Hottëntottèn-opperhoofd, en later tegen de Herero's kwam Duitschland op het verlies van vele menschenlevens te staan. Echter, dat alles was in 1914 voorbij, vergeten en de Kolonie ging een tijdperk van grooten bloei tegemoet. Helaas, ook hier trad de Oorlog verwoestend op! 249 zouden kunnen trachten in de Unie door te dringen en dat mócht de Unie-Regeering verhinderen. Evenwel bleek al heel spoedig, dat de verantwoordelijke Ministers méér wilden dan alleen den vaderlandschen bodem verdedigen. Van dag tot dag openbaarden ze het sterker, in-alles-één met Engeland te zijn. Openlijk sprak Generaal Botha in de eerste dagen van September in het Zuid-Afrikaansche Parlement de meening uit, dat Zuid-Afrika trouw moest zijn aan het Rijk (aan Engeland), dat van zijn kant een rechtvaardigen oorlog voerde. Maar even later — Reuter berichtte dit den lOen September — stelde Botha aan het Parlement de volgende resolutie voor: „Het Vereenigde Parlement verzoekt eerbiedig Z. M„ aan den Koning der Belgen oprechte bewondering te willen betuigen en aan het Belgische volk zijn hartelijke sympathie te verzekeren voor den heldhaftigen strijd, dien het voert ter verdediging van de onafhankelijkheid. Wij beschouwen, nu het Rijk in oorlog is, ook ons zelf als in oorlog te zijn met den De haven te Kaapstad, in normale tijden vol schepen uit alle gen[ieenSChappelijken oorden der wereld, ondervond al zeer spoedig den terugslag vfiand" van de Oorlogscrisis in Europa. » Na de sympathieke woorden voor België's land en volk kwam dus thans reeds de uitspraak: „wij beschouwen |ons zelf als in oorlog te zijn met den gemeenschappelijken vijand". En hiermede toonde Botha, dat hij niet een lijdelijk toeschouwer der gebeurtenissen wilde zijn, maar actief wenschte op te treden. En wéér even later — het was, naar Reuter berichtte, op den 12den September — deed de Eerste Minister een nieuwen, een beslissenden stap. Toen deelde hü in den Senaat mede, dat de UnieRegeering in overeenstemming met den wensch der Rijks-Regeering, beslotenhad, enkele deelen van DuitschZuid-West-Afrika uit strategische overwegingen te doen bezetten. De Regeering was tot dit besluit gekomen — zette Botha uiteen —, omdat zij den naam en de reputatie van oprechtheid van 250 Zuid-Afrika wenschte te handhaven. Zuid-Afrika had onder de Engelsche vlag de grootst mogelijke vrijheid genóten. Het was bijna even vrij geweest als onder den Republikeinschen Regeeringsvorm. Als ooit een volk met „schoone handen" ten oorlog was gegaan, dan -was het thans het Engelsche volk. Duitschland had het den oorlog opgedrongen..... ■% De schoone leuze: Wij zullen" ons, indien noodig, weten te verdedigen", had aldus uitgediend. Ze diende alleen, om de Afrikaners te gewennen aan de Oorlogs-idee. En toen — duizenden ziedden van Zorsrviildier werd van meet-af aan dft Znid-AfrikjiiTisr.hR Kusten wao.ht p-ehnnrlfin rocpn aati nvowei ^«r» Duitsche kruisers — gelijk deze foto, aan de Tafelbaai genomen, doet zien. toorn over wat zij misleiding noemden — ging Botha den aanvallenden Oorlog prediken. Generaal Botha's houding deed in heel de Unie een storm van verontwaardiging opsteken. Wèl trachtte hij nog dien storm te bezweren door een beroep te doen op de trouw en de meegaandheid van .het Afrikaansch sprekend volksdeel en betoogde hij, dat de Regeering niet tegen het Duitsche volk doch tegen het Duitsche militairisme den strijd aanbond — maar het verzet tegen wat onderscheiden voormannen der Afrikaners een grof onrecht noemden, was niet te keeren. 251 De teerling was geworpen. Zuid-Afrika zou de Rijks-Regeering bijstaan met geld en goed en de zonen des lands zouden zich voor Engeland in den Oorlog begeven en uit „strategische overwegingen" Duitsch-ZuidWest binnenvallen. Diè teerling was geworpen. Doch nog iets anders gebeurde, iets, wat Botha niet had voorzien, wat hij althans niet gedacht had, mogelijk te zijn: de meest geziene Afrikaners gaven door wóórd en daad hun strenge afkeuring over zij n Engelsen-gezindheid Oeneraal Louis Botha, die tegen de Duitsche gjj over den door hem — OD troepen in Zuid-West-Afrika aanvallend optrad. r bevel of verzoek der RijksRegeering — op touw gezetten Veroverings-Oorlog te kennen. In de vergaderingen van Parlement en Senaat kwam deze afkeuring reeds tot uiting. Maar striemend werd ze, toen de bevelhebber van de weermacht der Unie, generaal Beyers, aan den Minister van Verdediging, Generaal Smuts, om zijn ontslag verzocht. Generaal Beyers sprak in den .brief, die zijn ontslag-aanvrage inhield, onomwonden uit, wat hem, den echten, onvervalschten Afrikaner, in de handelingen der Regeering tegen de borst stuitte. Die brief, een merkwaardige bijdrage tot de kennis van den Afrikaanschen Opstand, moge hier grootendeels volgen: Pretoria, 15 September 1914. „Het is u bekend, dat in den loop van Augustus ik u en Generaal Botha mondeling meedeelde, dat ik had gemerkt, dat er kommando's naar Duitsch- Zuid-West-Afrika werden gezonden met het doel dat gebied te veroveren. Ik stond toen op het punt mijn ontslag te nemen, maar hoorende, dat het Parlement bijeengeroepen zou worden, besloot ik te wachten, hopende, dat er een uitweg uit de moeilijkheid zou worden gevonden. Tot mijn uiterste verbazing echter bekrachtigde het Parlement het besluit van de Regeering, n.1. om Duitsch-ZuidWest-Afrika te veroveren, zonder eenige uittarting van de zijde van de Duitschers tegenover de Unie. Het moet de Regeering bekend zijn, dat verreweg de groote meerderheid van de Hollandsen sprekendebevolking van de Unie het besluit' afkeurt, dat wij de grens overtrekken en dat twee bijeenkomsten van kommandanten, onlangs te 'Pretoria gehouden, daarvan welsprekend getuigden. Ik daag de Regeering uit door een beroep op het volk, zonder van dwang ge252 bruik te maken, een anderen uitslag te verkrijgen. „Het heet, dat Engeland aan den oorlog deelneemt om der wille van recht en gerechtigheid, teneinde de onafhankelijkheid van kleine volken te verdedigen en om zich te houden aan verdragen, maar het feit, dat drie Ministers van het Engelsche Kabinet ontslag hebben genomen, bewijst, dat er zelfs in Engeland een sterke minderheid is, die niet van de gerechtigheid van een oorlog met Duitschland kon worden overtuigd. De geschiedenis leert ons ten slotte, dat telkens, wanneer het bij zijn belangen past, Engeland bereid is kleine volken te beschermen, maar helaas weet de geschiedenis ook van Voorbeelden, waarin de heilige rechten op onafhankelijkheid van kleine volken door datzelfde rijk zijn geschonden en verdragen niet zijn geacht. Ten bewijze daarvan hoef ik alleen te herinneren, hoe de onafhankelijkheid van de Z.-A. Republiek en den Oranje-Vrijstaat zijn geschonden en welk gewicht de ZandrivierConventie in de schaal legde. „Het heet, dat er oorlog wordt gevoerd tegen de barbaarschheid der Duitschers. Ik heb vergeven, maar niet vergeten al wat er aan barbaarschheid in den Zuid-Afrikaanschen Oorlog in dit ons eigen land is bedreven. Met zeer enkele uitzonderingen waren alle boerderijen — om te zwijgen van vele steden — zoovele Leuvens, waar wij nu zooveel van hooren. „Op dit kritieke oogenblik wordt er in het Parlement bekend gemaakt, dat de Engelsche Regeering onze Regeering een leening van £ 7.000.000 heeft verstrekt. Dat is zeer teekenend. Ieder kan daar het znne van denken. „Bij het ontbreken van rechtmatige gronden voor de inlijvings-politiek van de Regeering, tracht gij indruk op het publiek te maken met te zeggen, dat de Regeering inlichtingen heeft, waaruit blijkt, dat Duitschland heeft besloten, als het de kans er toe krijgt, Zuid-Afrika in te lijven. Mijn bescheiden meening is, dat dat zal worden , verhaast, als wij Duitsch gebied binnen- ^% vallen, zonder daartoe door de Duitschers ' t te zijn getart. En wat dat zoogenaamde A Duitsche inlijvingsplan betreft, dat is niets * 00 0 Franke, de bevelhebber der nationalen argwaan, die bij zulke gelegen- nuitschetroep^enmZuid-westheden opkomt. De beweringen in het Parlement geuit, dat de Duitschers reeds onze grens hebben geschonden, zijn ongegrond. Zie het rapport van het Informatiebureau, bevestigd door kolonel Maritz en zijn officieren, die op en bij de grens 253 staan. Naar het schijnt, verlangde de Regeering ernaar, dat de Duitschers uit Zuid-West-Afrika over de grens zouden komen, en is zij daarin teleurgesteld, want tot dusverre heeft nog geen enkele Duitsche soldaat onze grens overschreden, zooals gij zeer goed weet. Hét bericht is volkomen juist, dat de Duitschers onlangs onwillekeurig de grens hebben overschreden en zij daarvoor verontschuldigingen hebben aangeboden. „Wat er ook in Zuid-Afrika gebeure, de Oorlog wordt in elk geval in Europa beslist. Zegeviert dus Duilschland en besluit het ons aan te vallen, dan zal zelfs Engeland ons niet kunnen helpen. Maar wij zullen dan tenminste een heilige en reine zaak hebben, wanneer Het werd noodig. dat ook naar Zuid-Af rika Roode-Kruis-expedities togen, om te trachten het Oorlogsleed nog zooveel mogelijk te verzachten. wij ons land tot het uiterste verdedigen, indien wij n.1. binnen onze grenzen blijven'. Worden wij intusschen aangetast, dan zal ons volk als één man opstaan ter verdediging onzer rechten. Bovendien, ik ben overtuigd, dat een kommando van 8000 Duitschers, dat nu in het Duitsche gebied staat, niet zoo dwaas zal zijn om een aanval op; ons land te wagen. „Indién de Unie wordt aangevallen, zullen Boer en Brit dit land zij aan zij verdedigen. In zoo'n geval zal ik het een groote eer en een groot voorrecht achten, mijn plaats aan het hoofd van de verdedigingsmacht van mijn vaderland in te nemen " En aan het slot, zijn protest tegen Botha, en Smuts hernieuwend, 254 om met moedwil de Duitschers — „die ons altijd welgezind zyn geweest" — tot vijanden van het Afrikaansche volk te maken, bood hij dan zijn ontslag aan: „want dit is voor mij de eenige weg van trouw, plicht en eer tegenover ons volk". De Minister van Verdediging, Generaal Smuts, willigde vier dagen later, 19 September, de ontslag-aanvrage in. Hij deed dit door middel van een eveneens gepubliceerd schrijven, waarin de Unie-Regeering tegenover den aanval van Generaal Beyers verdedigd werd. Alle plannen, DuitsCh-Zuid-West betreffende, waren met Generaal Beyers besproken en in veel zou zijn advies zijn gevolgd. [En het zou tusschen de twee Generaals goed zijn afgesproken geweest, dat Generaal Beyers het opperbevel in Duitsch-Zuid-West zou aanvaarden, wanneer de krijgsverrichtingen gevorderd mochten zijn en samenwerking tusschen de verschillende divisies uitvoerbaar zou wezen. „Uw bittere aanval op Engeland," — schreef de Minister verder, — „is niet alleen ongegrond, maar is te minder te rechtvaardigen, nu zij, temidden van een grooten oorlog, komt van den komman dan tgeneraal van een der Britsche gewesten. Uw verwijzing naar barbaarsche daden in den Zuid-Afrikaanschen Oorlog kan. niet de misdadige verwoesting van België rechtvaardigen, en kan slechts dienen om haat en verdeeldheid onder het volk van Zuid-Afrika te verwekken. „U vergeet te vermelden, dat sinds den Zuid-Afrikaanschen Oorlog het Britsche volk aan Zuid-Afrika volledige vrijheid heeft gegeVen onder een Grondwet, die het ons mogelijk maakt, onze nationale idealen te verwezenlijken op onze eigen wijze en welke bijvoorbeeld u vergunt ongestraft een brief te schrijven, waarvoor gij zonder twijfel in het Duitsche rijk een zware straf zoudt beloopen. „Noch het Britsche Rijk noch Zuid-Afrika is de aanvaller in dezen'strijd. Voor zoover wij zelf er in betrokken zijn, wordt onze kust bedreigd, worden onze mailbooten aangehouden en'worden onze grenzen "overstroomd door den vijand. Het is mijn overtuiging, dat het volk van Zuid-Afrika in deze donkere dagen, waarin de Regeering zoowel als het volk van Zuid-Afrika op de uiterste proef zijn gesteld, een zuiverder begrip van plicht en eer zullen hebben dan uit uw brief en handelwijze valt af te leiden. „Uw ontslag wordt hiermede aangenomen " ") Generaal Beyers, om zijn optreden van vele zijden fel aangevallen, was een'rechtvaardige, moest ieder getuigen, die hem kende. Hij was tot niets laags en tot geen verraad in staat; een man met een zeer sterk ontwikkeld rechtsgevoel. Eén uitspraak van hem: „Recht moet zegevieren in het eind. Laat ons zorgen, dat wij aan den kant van het recht zijn, al kost het ons ons leven." Helaas, dat Generaal Beyers zieh tegen de UnierRegeering verzette, "hééft y'< 255 Wat Generaal Beyers gedaan had, werd spoedig door de pers in alle deelen der Unie bekend. Doch was de ontslagname van den opperbevelhebbér der weermacht voor velen een verrassing — een diepe ontroering werd gewekt door den dood van een der meest populaire aanvoerders uit den Bóeren-Oorlog, Generaal De la Rey, „Oom Koos". Reuter berichtte den 16en September: „Generaal De la Rey, bekend |uit den Bóeren-Oorlog, keerde gisteravond in gezelschap van Generaal 'Beyers in een auto naar huis, toen hij een auto van de politie tegen kwam, die den weg bewaakte, -ten einde een rooverbende in het oog te houden. Toen de auto van Generaal De la Rey niet aan de sommatie om te stoppen voldeed, loste de politie een schot, hetwelk De la Rey in het hart trof'. „Een ongeluk," — zeiden de medestanders van de Unie-Regeering. „Neen," — antwoordden de tegenstanders, ~«- „geen ongeluk! Oom Koos ging niet met de Engelsch-gezinde politiek van Botha en Smuts mee. Hij veroordeelde die en dus " En de kwade vermoedens klommen nog, toen Generaal Beyers verklaarde, dat hij met Generaal De la Rey op weg was naar het verdedigingskamp van Potchefstroom en naar Lichtenburg, om de bevolking in te lichten omtrent de kwestie van een inval in DuitschZuid-West-Afrika, waartegen zoowel De la Rey als hijzelf gekant waren. Hij ging er als particulier heen en als volksleider, en ook omdat hij wist dat de Regeering zijn ontslagbrief achterhield. Tegenover de verklaring, dat de politie hun auto zou hebben aangeroepen, stelde Generaal Beyers de zijne, dat hij zulks niet had gehoord. Een ongeluk of een politieke moord ? Het Zuid-Afrikaansche volk, voor enkele jaren zoo heerlijk één in zijn worstelstrijd voor vrijheid en recht, was nu jammerlijk verhem het leven gekost! Den 6en December vond de „opstandeling Beyers" den dood. Doch voor het meerendeel der Afrikaanders was hij géén opstandeling. Als een held vereerde men den Generaal. Men was er van overtuigd, dat hij voor „rebellie" gegronde redenen had en onder zijn tegenstanders waren er niet weinigen, die zijn gewapend verzet een daad van moed vonden en van hem geloofden, dat hij naar zijn beste weten ook in dezen had gehandeld. Schrijver dezes mocht menschen ontmoeten, die Generaal Beyers van zeer nabij hadden gekend en die onomstootelijk geloofden aan de waarheid der beweringen, die hij in zijn brief van den loden September had geuit *) De in de voorgaande noot bedoelde Afrikaner verstrekte Schrijver de mededeeling, dat de politie, die Oom Koos had gedood, naar elders was overgeplaatst en niemand wist, waar ze zich bevond. Deze overplaatsing — misschien slechts een maatregel, om de betrokken politie tegen mogelijke onaangenaamheden te vrijwaren — gaf den medestanders van Generaal Beyers opnieuw grond tot de verdenking, dat de dood van Oom Koos niet aan een ongeluk te wijten was. 256 deeld. Pel stonden ze tegenover elkander, de pro- en anti-Bothamannen. In al de dorpen en steden der Unie werd hartstochtelijk het vóór en tégen van Botha's Oorlog tegen Duitsch-Zuid-West bepleit. Vergaderingen werden belegd, waarin de Ministers optraden en hun reeds bekende gezindheid verdedigden. Doch ook de andere partij hield bijeenkomsten, waarin werd uiteengezet, dat nooit de vrijheidlievende Afrikaner mee mocht doen aan een jingoïstischen verove- nngskrijg Het woelde en gistte in den boezem der jonge Zuid- Afnkaansche Natie als in de dagen, toen rhen' zich gereed maakte tot het verzet tegen den veroverings-oorlog van Chamberlain. Toen was Louis Botha één dergenen, die door zijn woord zijn medeburgers Een wagen van het Duitsche Roode Kruis. aanmoedigde, geen kamp te geven; toen was ook Louis Botha één, dergenen, die hóóg de leus ophieven „Recht moet zegevieren" en „Veroverings-politiek is een politiek van onrecht" ! Indien zich met Beyers niet wijze en bezadigde mannen als o.a. Generaal De Wet in de September-dagen van 1914 door hun openlijke afkeuring aan het hoofd van Botha's tegenstanders hadden geplaatst, zou ongetwijfeld een verbitterde burgerstrijd, een bloedige revolutie wellicht, in Zuid-Afrika zijn ontstaan. Zij, gelukkig, hielden de massa in bedwang, wisten door hun invloed een uitbarsting der volkswoede te voorkomen en hielden de hoop levendig, dat 'de Regeering der Unie tot het inzicht zou komen, dat zij met haar Op Leven en Dood II, 17. 257 plannen tegen den wil van de meerderheid der Afrikaners inging. Toen, den Hen October, kwam de daad van Maritz, die zich met de wapenen in de hand openlijk tegen de Botha-regeering verzette. De Gouverneur-Generaal der Zuid-Afrikaansche Unie berichtte dit in de volgende bewoordingen aan den Engelschen Minister van Koloniën: „Sedert het aftreden van Generaal Beyers als bevelhebber der burgermacht waren er teekenen van onlusten bij de afdeelingen in het Noordwesten van de Kaapkolonie, welke onder bevel stonden van Luitenant-Kolonel Maritz. De Regeering heeft toen besloten, hem van zijn commando te ontheffen. Majoor Hen Bouwer, door Kolonel Brits met die opdracht afgezonden, is bij aankomst in het kamp van Maritz gevangen genomen en daarna weer vrij gelaten met een Ultimatum, waarin gezegd werd, dat, indien de Unie-Regeering hem, Maritz, niet voor Zondag 11 October 10 uur 's morgens in zijn kamp een onderhoud toestond met de Generaals Hertzog, De Wet, Beyers, Kemp en Muller, hij de troepen van Kolonel Brits zou aanvallen en hij zich meester zou maken van het gebied der Unie. „Majoor Bouwer heeft nog meegedeeld, dat Maritz, behalve over zijn eigen troepen, beschikking had over een afdeeling Duitsche troepen en dat hij alle officieren en soldaten, die weigerden zich bij de Duitschers aan te sluiten, had doen arresteeren. „Majoor Bouwer heeft een overeenkomst gezien, geteekend door Maritz en den Gouverneur van Duitsch-Zuid-West-Afrika, waarin de onafhankelijkheid van de Z.-A. Unie-als republiek wordt gewaarborgd in ruil voor den afstand van de Walvischbaai en andere deelen van het Duitsche grondgebied, en waarin staat aangeteekend, dat de Duitschers zich alleen op verzoek van Maritz van de Unie zullen meester maken. „Maritz heeft beweerd, over een voldoende hoeveelheid munitie, wapens en geld van de Duitschers te beschikken. „De Regeering der Z.-A. Unie neemt de krachtigste maatregelen en heeft de krijgswet afgekondigd voor het geheele gebied van Zuid-Afrika." De „Overeenkomst", door Maritz en Seitz, den Gouverneur van Duitsch-Zuid-West-Afrika, geteekend en waarop de GouverneurGeneraal der Zuid-Afrikaansche ünie in zijn bovenstaand schrijven had gedoeld, luidde als volgt: „Overeenkomst gemaakt en gesloten door en tussen de imperiale regering van Duits Zuidwest Afrika, als de vertegenwoordiger "■) Volgens een bericht van de Volksstem. 258 van Zijne^eizerlike Majesteit, die handelt in naam en ten behoeve van een aantal offisieren en manschappen die bereid zijn de onafhankelikheid van Zuidafrika uit te roepen; dat is te zeggen: . 1. De voornoemde Generaal Maritz heeft de onafhankelikheid van Zuidafrika verklaard en is de oorlog tegen Engeland begonnen, 2. De Goeverneur van Duits Zuidwest Afrika erkent alle Afrikaanse machten, die tegen Engeland opereren, als oorlogvoerende machten en zij zullen, na verdere besprekingen, de oorlog tegen Engeland " ondersteunen. 3. Ingeval Engels Zuidafrika onafhankelik wordt verklaard geheel of gedeeltelik, zal de Imperiale Goeverneur van Duits Zuidwest Afrika alle mogelike maatregelen nemen om die staat of die staten zo spoedig mogelik als zodanig erkend te krijgen door 't Duitse Keizerrijk, en hen te brengen onder de bepalingen van de algemene vredessluiting. 4. In konsideratie van zulke steun zal de nieuw gevormde Staat of Staten geen bezwaar hebben dat de Duitse Regering bezit neemt van Walvisbaai en de eilanden tegenover Duits Zuidwest Afrika. 5. Liet midden van de Oranjerivier zal voortaan de grens vormen tussen Duits Zuidwest Afrika. 6. Het Duitse Rijk zal.geen bezwaar ertegen hebben dat de bovengenoemde Staten bezit zullen nemen van Delagoabaai. 7. Indien de opstand mislukt, zullen de rebellen die 't Duitse gebied binnenkomen, erkend worden als Duitse onderdanen en als zodanig worden \ behandeld.'' Nu was de opstand er dan inderdaad. Maar voor Botha en de zijnen was deze „opstand" een politiek buitenkansje. Want Beyers en zijn medestanders hadden door hun optreden dit bewerkt, dat maar zeer weinig Afrikaners gezind waren aan den oproep der Regeering om een vreemd land aan te vallen, gehoor te geven, wijl ze immers het gebruik der verdedigingsmacht tot een offensief optreden onwettig oordeelden. De Regeering was al voor het verzet geweken. Ze stelde eerst de Vrijstaters en vervolgens de dienstplichtigen in de geheele Unie vrij van krijgsdienst en riep daarna verdedigers op om te zamen met het staande leger, den veldtocht te ondernemen. Doch maar weinig vrijwilligers boden zich aan. Toen kwam de daad van Maritz! Die redde de Regeering Want Maritz' overloopen naar de Duitschers was in de oogen van zeer vele Afrikaners verraad en in grooten getale schaarden zij zich nu om Botha en Smuts. Omdat Maritz een inval deed in de Kaap, kon de Regeering ter verdediging de burgermacht oproepen. Het wettelijke bezwaar was opgeheven. Opstand! 259 Een woord, dat fel is van beteekenis. Opstand, dat is» gewapend verzet tegen het gezag. Opstand is niet altijd geoorloofd. Eerst dan mag tot opstand worden overgegaan, als alle middelen, om langs vrèdelievenden weg tot vereffening der geschillen te geraken, vruchteloos zijn gebleken. Zóó was de opstand der Nederlanders tegen Spanje's dwingelandij geoorloofd, wijl èn Prins Willem èn de Edelen èn heel het volk alles hadden gedaan, wat mogelijk was, om Spanje's Koning van onrecht te overtuigen. En nu de opstand van Maritz op 11 October? Mocht hij, na den eenmaal gesloten Vrede van Vereeniging in 1902, zich zelf ontslaan Duitsche koloniale troepen in Zuid-West-Afrika in een kampement in het open véld. van de trouw aan de Engelsche Regeering? Hij, die zich nog wel in militairen dienst der Unie bevond? Ongetwijfeld, voor Maritz bestond niet de noodzaak, gelijk die eenmaal bij de Nederlanders tegenover Filips II aanwezig ■ was. Maar toch ook: begrijpelijk was het, dat hij met geweld wilde hernemen, wat met geweld genomen was. Was het niet — blijkens de „Overeenkomst" — zijn voornemen van de Unie een vrije onafhankelijke Republiek te maken? Maritz' daad had vérstrekkende gevolgen. Zijn opstand was als de lont in het kruitvat. Eenerzij ds stroomden nu de Botha-getrouwen toe, om den „opstandigen verrader" te straffen, anderzijds echter besloten nu ook Botha's tegenstanders tot een -daad. En 260 Duitsche kameelrijders in Zuid-West-Afrika. Duitsche koloniale cavaleristen in Zuid-West-Afrika. ■■iiilllillIlliB 261 die daad geschiedde onder aanvoering van Beyers en De Wet! Weder een telegram van den Gouverneur-Generaal der Unie maakte hier melding van: „De Regeering moet tot haar diep leedwezen aankondigen, dat op aanstichting van enkele op den voorgrond tredende personen een aantal burgers in de noordelijke districten van Oranje-Vrijstaat en in de westelijke districten van Transvaal zich hebben laten verleiden tot het trotseeren van het Regeeringsgezag en tot het voorbereiden van gewapenden tegenstand en opstand. „De Regeering, die reeds eenige dagen geleden kennis droeg van deze oproerige beweging* heeft de maatregelen genomen, die zij in verband met den toestand noodig achtte en alle pogingen gedaan om zonder bloedvergieten den vrede te bewarën. „Nu heeft de Regeering echter vernomen, dat in het noorden van den Oranje-Vrij staat burgers zijn opgeroepen en militaire opvorderingen zijn geschied op gezag van Generaal De Wet en in het westen van Transvaal op gezag van Generaal Beyers. „Gewapende commando's van opstandelingen zijn reeds gevormd, dè stad Heilbron is genomen en den wereldoorlog, de Zondag stil wou houden, zag hij mannen op een kopje een eind van hem; denkende dat zij van zijn manschappen waren, reed hij er heen en toen hij op het kopje kwam werd op hem geschoten met het gevolg dat acht van zijn manschappen, waaronder zijn eigen zoon Danie, gedood werden en een aantal gewond. Toen ontwikkelde zich een gevecht en het kommando van Cronjé werd verslagen. Colin is toen niet naar Beyers gegaan en zal er dus geen bijeenkomst plaats vinden. Mijn pogingen zijn tot mijn droefheid mislukt en moet ik tans maar geduldig wachten om te zien of er niet later een andere gelegenheid zich mocht voordoen. Hadden die bloedvergietingen in de Vrnstaat en Transvaal niet plaats gevonden, dan bad ik nog altijd hoop dat er een uitweg zou worden gevonden, daarom was ik steeds zo angstig dat er niet met geweld zou opgetreden worden". 271 Maar nóg gaf de edele Steijn zijn , bemoeiingen niet op. . Den 10en November verzocht hij voor Generaal Beyers een vrijgeleide naar Generaal De Wet, opdat die twee te zamen zouden kunnen spreken. „Neen," — was het antwoord, dat Smuts gaf. — „De houding van Generaal De Wet is zoodanig, dat ik geen nut van de samenkomst verwacht. Ik moet dus Generaal Beyers maar verzoeken, naar zijn commando terug te keeren." Mislukt! • Minister Smuts sneed boud-weg het eenige middel af, dat nog tot verzoening had kunnen leiden. En toch — ongelooflijk! — had de Minister nog de vrijmoedigheid, den Oud-President het verder voortschrijden der verdeeldheid te verwijten! Waarom had Steijn het volk niet gewaarschuwd? zoo durfde hij den 17en November vragen. Inderdaad — het antwoord, dat de President op deze beschuldiging gaf, was waardig èn waar: „ik heb eerlijk en oprecht getracht, de. ramp van ons land af te keren. Ik kan alleen raad geven en die wprdt niet altijd aangenomen".- Juist, Minister Smuts had 's Presidenten raad verworpen en voor zijn verantwoording kwam het bloedig treffen op Zondag 8 November te Zandrivier. En hem èn Minister Botha moest de blaam treffen, dat zij "i— den ouden, zieken President tot optreden dwingende — het hem door hun handelingen onmogelijk hadden gemaakt, een verzoening tot stand te brengen Gevangenneming van Christiaan de Wet. Generaal De Wet was dan in opstand. Doch niet om tegen Groot-Brittanië te strijden, was het, dat hij zijn hoeve had .verlaten, maar tegen de Unie-Regeering verzette hij zich, die — naar zijn innige overtuiging — een voor oprechte Afrikaners onwaardigen weg had ingeslagen. Wat zijn doel en dat van Generaal Beyers was met den „opstand", wees de volgende Proclamatie uit, die zij uitvaardigden: KENNISGEVING. Kennis geschiedt mits deze aan alle Burgers van de Unie dat nademaal de Regering van de Unie besloten heeft Duits Zuid West Afrika te veroveren en op onjuiste berichten eji beweringen de Parleirientsleden van de Zuid Afrikaansche Partij het besluit van de Regering heeft doen bekrachtigen; En nademaal geprotesteerd is geworden tegen de Goddeloze inval op D. Z. W. Afrika tegen een volk dat ons nimmer iets kwaads heeft gedaan maar altijd goed gezind is geweest; . 372 En nademaal de Regering het recht van het publiek om op vreedzame wijze hun protest voort te zetten door het proklameeren van de Krijgswet en Regulaties ontnomen heeft; Zo is het dat wij blijven protesteeren met het wapen in de hand tegen het zoo gevaarlik beginsel hetwelk de Regering tegen de zin en'^wil van het Volk wenst uit te voeren, overtuigd zijnde dat ons Oud-President M. T. Steijn. volk in de grootste ellende en ramp gedompeld zal worden en dat •Gods vloek gebracht wordt. Daar onze protesterende houding niet is om Broeders bloed te vergieten maar integendeel zoals reeds bewezen is, waar mogelik zulks te vermijden en onder geen omstandigheden aanvallender wijze op te treden; Op Leven en Dood II, ia 273 Doen wij tenslotte een beroep op alle Burgers om alle krachten in [te [spannen hun invloed te gebruiken tegen het veroveren van Duits Zuidwest-Afrika, en tegelijkertijd te weigeren om van de Regering gébruikt te worden ons met de wapenen te bevechten. Daar ons enig doel is, de eer van God en het heil van Volk en Vaderland. C. R. DE WET. G. F. BEYERS. Generaals van de protesterende Burgers. Steenbokfontein, 28 Oktober 1914. Taal, zooals van mannen als De Wet en Beyers verwacht kon worden. Wanneer de twee Generaals hun „Kennisgeving" in de eerste dagen van October hadden doen hooren, vóór nog Maritz tot zijn „verraad" gekomen was, zouden niet enkele duizenden maar tienduizenden aan hun oproep hebben gehoor gegeven. Nu echter had de Botha-Regeermg haar „politiek fortuintje". Méégaan met De Wet en Beyers — zoo werd er gezegd — beteekènde met Maritz meedoen aan landverraad, een zich verkoopen aan den Duitscher! Vele Boeren, tegenstanders van den inval in Duitsch-Zuid-West bleven nu thuis, of lieten zich — waar ze evenmin tegen de beide voormannen als tegen de Regeering dè wapenen wilden opvatten — in den tronk werpen. Maar ook velen — De Wet had 2CKj$, Beyers 3000 man onder zich — toonden metterdaad, dat zij het optreden der twee Generaals voor rechtmatig hielden. Teekenend verschijnsel evenwel : onder de Boeren, die zich tot de commando's der „opstandige" Generaals begeven hadden, waren er, die geheel geen wapen bij zich hadden, en anderen, die — wel geweren en patronen bezittend — deze toch geheel ongebruikt lieten: voorstanders van een lijdelijk verzet, maar daarom niet minder taaie tegenstanders! ■ Generaal De Wet toonde zich terstond actief: hij brak op verschillende plaatsen in den Vrijstaat den spoorweg op, doch zijn commando viel de Regeerings-troepen niet aan. Het eerste treffen — het bleek reeds uit President Steijns telegram aan Minister Smuts — ontstond tengevolge van een aanval van den Regeeringsman Piet Cronjé. Generaal De Wet wilde den Zondag vieren, toen hem de nadering van een ruitertroep werd gerapporteerd. Was het een nieuwe aanwinst voor zijn commando's? Protesteerende burgers evenals hij en zijn mannen? J) In den Grooten Boerenoorlog ging Piet Cronjé na enkele maanden veehtens tot de „National Scouts" en dus tot de Engelsche vijanden over. Neen, vijanden waren het, al waren het ook de zonen van hetzelfde land. En die vijanden openden het vuur op De Wets commando David dé Wet, de jongste zoon van den Generaal, stortte met nog zeven anderen doodelijk gewond neer! Was het wonder, dat de oude Leeuw toornig werd en van zich afbeet? En was het te verwonderen, dat Piet Cronjé het tegenover den Boerenheld smadelijk af moest leggen en alleen door de vlucht zich aan een gevangenneming kon onttrekken? Zie, nu had toch werkelijk bloed gevloeid, edel Afrikaansch bloed! En het waren niet de „opstandelingen", dié dit bloed hadden vergoten. Op Piet Cronjé rustte de schuld en op Generaal Smuts, die dezen man tegen De Wet in het veld had gezonden en op Generaal Botha, die de trouwste Afrikanerharten van zich had vervreemd..... Na het drama van Zandrivier volgde dat van Paddestoelvallei Toen, overvallen door een overmacht van Botha's mannen, werd Christiaan de Wet verslagen. Het moet de somberste dag in zijn leven zijn geweest, die dag van Paddestoelvallei; somberder dag nog dan toen de Vrede te Vereeniging gesloten werd; somberder dag nog dan toen — nauwelijks een week geleden — zijn Danie doodelijk getroffen voor, zijn voeten neerstortte. Want nu, wist hij, zegevierde het onrecht; nu juichten mèt de vijanden van jaren terug zijn vroegere medestanders over zijn nederlaag, over zijn vlucht!' » Ja, Christiaan de Wet moest vluchten achtervolgd door Afrikaners Den 22en November ontkwam De Wet met ternauwernood 6 man aan een omsingeling van zijn „vijanden". Nu was hij, over de Vaal-rivier, in voormalig Transvaal, waar de Regeerings-troepen met auto's hem achtervolgden, zijn en andere kleine commando's vanuit gepantserde treinen bevochten! Aan Botha en zijn mannen was het voordeel van de oorlogshulpmiddelen. Het leed geen twijfel, of na enkele dagen zou De Wet in handen moéten vallen van hen, die hem naarstiglijk zochten. Het onvermijdelijke gebeurde. Den lsten December — een dag van rouw in de geschiedenis van Zuid-Afrika — gaf de Vrijstaatsche Leeuw zich óver. En Re'uter wijdde aan die overgave een zeer lang telegram: „Commandant Coen Brits rapporteert, dat De Wet zich den lsten December op de hoeve Waterburg, honderd mijlen vlak ten oosten van Mafeking, bevond. Men zal zich herinneren, dat De Wet in den avond van den 21sten November met enkele volgelingen de Vaal >;:'. 275 was overgestoken naar Transvaal, [achtervolgd door commandant Dutoit in een auto. Hij ontsnapte eindelijk met zijn vier medgezellen en voegde zich bij een klein commando opstandelingen, dat in bet geheim in de buurt van Schweizer Reneke was gevormd. Het waren hoofdzakelijk rebellen, die uit het westen van den Vrijstaat waren Generaal Christiaan de Wet, die 1 December 1914 werd gevangen genomen en 22 Juni 1915 werd veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf en 2000 pond sterling boete. gevlucht. Met dit commando rukte De Wet zoo snel in westelijke richting op, dat de pogingen van de Regeerings-troepen om hem te omsingelen faalden. Hevige regens en stormen begunstigden zijn topht, daar het door den slechten toestand der wegen onmogelijk was, de auto's te gebruiken. 276 „Ten noorden van Devondale Siding, 18 mijlen ten noorden van Vrijburg, stak De Wet den spoorweg over. Commandant Brits begon van Vrijburg uit de vervolging en nam den 27sten November een gedeelte van bet commando onder commandant Gr. Wolmarans gevangen. „De Wet had deze groep den vorigen dag verlaten en was verder in westelijke richting getrokken. De vervolging werd hardnekkig voortgezet en den lsten December haalde Brits hem op de hoeve Waterburg in. Nadat zï} omsingeld waren, gaven de opstandelingen zich ten getale van 52 zonder een schot te lossen over. „In 't geheel heeft Brits ongeveer 120 opstandelingen gevangen genomen, o. w. commandant Neser, H. Oost (voormalig redacteur van „Het Volk") en vijf veldkornetten. „De achtervolging van Vrijburg uit en de gevangenneming geschieden met behulp van een bijzonder automobielkorps van Witwatersrand, bestaande uit kolonel Jordaans, kolonel van de commando's uit de districten Middelburg, Lijdenburg, Barberton en Carolina. Gedurende de onderneming is er slechts één persoon gewond, nl. een rebel." Toen — het is moeilijk, kalm deze geschiedenis te schrijven — werd de Held naar Johannesburg gebracht, in een fort opgesloten, waar, alsof hij een misdadiger was, de gevangenis-regelen op hem werden toegepast. En niet tevreden, dat men den Leeuw de klauwen had uitgerukt, zoodat hij machteloos geworden was, bespotte men hem — het gebeurde op reis naar Johannesburg in Mafeking!—, durfde een blad1) hem een lafaard noemen, omdat hij „gehandsupped" had! Die behandeling durfde men een man aandoen, die de hem achtervolgenden nog gespaard had, hoewel zijn schot nimmer faalde; die den, niettegenstaande zijn auto's, uitgeputten kolonel Jordaans nog zijn waterflesch aanbood, om zich te verfrisschen. Generaal De Wet gevangen! Het bericht, dat de telegraaf naar alle werelddeelen verzond, was wel in staat, om ontroering te wekken. Vooral in Nederland, waar men voor den Boeren-aanvoerder een verklaarbare sympathie koesterde, waar hij uitermate populair was, schokte de tijding. Welk zou het lot zijn van den grijze, die getoond had, dat Vaderlandsliefde bij hem boven alles ging? Uit Nederland werden telegrammen verzonden aan Minister ') De Pretoria Chronicle. 277 Botha, om zich grootmoedig tegenover Generaal De Wet en de zijnen te toonen Men hóópte Het was ruim zes maanden later, dat Generaal De Wet zijn vonnis hoorde. Den 22en Juni 1915 werd hij veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf en 2000 pond sterling boete!1) Een ongemeen zware, een onmeedoogende straf voor den man, die op de Afrikaansche velden zoo menigmaal voor zijn land de zege bevochten had. Een kerkerstraf voor den Leeuw, een straf van bijna twee en- twintighonderd dagen èn nachten! De Minister-President der Zuid-Afrikaansche Unie" was niét grootmoedig geweest. En ook Koning George, de heerscher van het wereldrijk, dat Groot-Brittanië heet, sprak niet het woord uit, dat den ruim zestigjarige onthief van gevangenis-straf...... Ook 22 Juni 1915 werd een dag van rouw in de geschiedenis vaD Zuid-Afrika een dag van droeve herinnering De dood van Generaal Beyers. De dagen van rampspoed voor Zuid-Afrika volgden elkander snel op: 1 December gaf Generaal De Wet zich gevangen 6 December, liet Generaal Beyers in de Vaal het leven! Generaal Beyers — een man, die wars was van alles, wat slechts naar onrecht streefde; die eerst in het allerlaatste oogenblik besloot, door een daad zich tegen Botha te verklaren; die niet om geld of eer een zaak diende en door geen beschimping of verdacht- >) Dr. Hintragen, een Duitsch officier, die in den Grooten Bóeren-Oorlog de artillerie van Generaal De Wet bediende, schreef na dien Oorlog een boek over zijn ervaringen, waarin hij van zijn Generaal getuigde: „Ik schat mij gelukkig, dat ik dezen man heb leeren kennen, onder hem gevochten en zoo groote dingen beleefd heb. Zoo dikwijls ik in zijn tegenwoordigheid was, bad ik steeds het gevoel: Dat is een waarlijk groot mensch— zoo weinig hij er naar uit ziet —, naar voren gebracht en gegroeid door de grootschheid van de omstandigheden en van het streven en den drang der noodwendigheid Zijn verdienste is het voor alles, de Bóeren uit hun vadsigheid en traagheid wakker geschud én hun langzamerhand de ware beteekenis van den strijd bewust gemaakt te hebben. Hij heeft groote denkbeelden en belangrijke gezichtspunten, en verstaat de kunst deze in zijn sobere, eenvoudige woorden en gelijkenissen den Boeren begrijpelijk te maken Hij zal de Washington van Zuid-Afrika wezen". Neen, de Washington van Zuid-Afrika werd Oom Chrisjan niet. Hij werd als rebel gevangen gezet zes lange jaren. Hoe hij wel door velen van zijn volk — en door hén niet alleen! — werd beschouwd? Als een martelaar voor vrijheid en recht 278 making zich liet afhouden van zijn plicht Generaal Beyers, een held, evenals Christiaan De Wet. Dat hij moedig was, had reeds zijn aanvrage om ontslag getoond; dat hij geen duimbreeds afweek van wat hij meende recht te zijn, toonde ook heel zijn optreden gedurende het gewapend verzet Generaal Beyers had om zich heen 3000 burgers, die vastbesloten waren, zich niet voor een aanvallenden oorlog te laten gebruiken. Maar van die 3000 „opstandelingen" waren ongeveer 1000 slechts gewapend J). En Beyers zélf was — hoewel gewapend — een voorstander van „geen bloedvergieten". Geen enkel schot loste hij gedurende al den tijd, dat hij in het veld was. „Niet om bloed te vergieten," — sprak hij o.a. te Aardappelpan tot een verzameling van Burgers — „niet om bloed te vergieten, zijn wij hier, maar om te protesteeren tegen de handelwijze der Regeering omtrent Duitsch-Zuid-West-Afrika." Wèl sprak hij scherpe woorden, zooals: „in tijden van gevaar gebruikt de Regeering den Boer, om het vuile "werk te doen, doch als 't gevaar voorbij is, komt de Engelschman weer te voorschijn" — doch zijn daden gingen niet verder dan tot een protest. De Regeering kon zulks echter niet dulden. Ze deed ook Beyers achtervolgen en den 27en October reeds werd de gewezen Opperbevelhebber der Unie. door een overmacht aangevallen en verslagen. Toen kwam tot hem de oproep van Oud-President Steyn, om met dezen samen over den toestand te spreken. En Generaal Beyers, hopende, dat deze conferentie nog ten goede zou werken, verliet zijn Commando. Helaas, de onderhandelingen hadden — gelijk beschreven werd — geen gunstigen uitslag. En zonder dat hij ook slechts maar de geringste hoop voeden kon, dat de Regeering van haren doolweg terug zou keeren, nam hij de terugtocht naar zijn commando weer aan. Van af dat oogenblik lieten de mannen van Smuts hem niet los. Onophoudelijk vervolgden ze hem en wanneer hij even te ontwijken wist, hadden ze hem toch spoedig — dank zij hun overmacht en hun uitstekende hulpmiddelen — weer gevonden. Het was een ongelijke strijd: een strijd van tien tegen, één! En den 5en December was geen ontwijkën meer mogelijk: achter hem de troepen der Regeering, vóór hem de snel-stroomende Vaalrivier. De dood moest volgen of gevangenschap. „'t Wil blijken — aldus vertelde de Volkstem — dat de Unietroepen genl. Beyers en zijn klompje reeds twintig dagen geen rust hadden gelaten. Al die tijd was gnl. Beyers vol moed, doch de avond voor zijn % Volgens een verklaring van den getuige Stefanus Hermanus Coetzee, in de strafzaak tegen Ds. van Broekhuizen, van-welke strafzaak de Volkstem een verslag gaf. 279 dood was hij erg neerslachtig en verzocht aan ds. Boshoff en anderen, dat zij 'n bidstond met hem zouden houden. Er werden verscheiden gebeden gedaan; genl. Beyers, zegt men, bad zo innig, dat allen diepgeroerd werden. Toen 't klompje de volgende morgen opnieuw Generaal De la Rey, die 15 September 1914 door een geweerschot doodelijk getroffen werd. (Zie pag. 256.) aangevallen werd, gaf genl. Beyers jast, dat zij zich zouden verdedigen om hem kans te geven^weg te komen, daar hij nog'n laatste poging doen wilde vrij te blijven. Pieterse volgde hem uit eigen beweging en deze was reeds aan de overzijde, toen hij omkeek en de generaal in nood zag. Hij ging weer de rivier in om hem te 280 helpen, doch de twaalf man, die op hem schoten, mikten ook op hem en hij was al nabij de generaal, toen hij doodelik getroffen werd. „Een van de Unie-burgers liep 't water in met 't doel genl. Beyers te helpen, doch d.e stroom was zeer sterk en hij kon niet zwemmen. De man zeide later, dat hij verstaan had, dat genl. Bëyers Generaal G. F. Beyers. die 6 December 1914 in de Vaal verdronk. iets zeide van dat zijn voet vastzat. Dit schijnt 't geval geweest te zijn, want een van de schoenriemen was gebroken, 't Rijpaard van genl. Beyers kreeg 'n schot in de bout, waardoor de generaal vermoedelik afviel; zijn handpaard was reeds doodgeschoten en 't paard van 'Pieterse, waarvan hij de Staart pakte, zwom naar de vrijstaalse kant, waarom hij losliet. #S|f 281 ......Bij hem werden nog 30 mauser-revolverpatronen gevonden — dezelfde hoeveelheid waarmee hij 't veld inging " Zóó vond generaal Beyers1) bij Klerkstroom, aan ,de samenvloeiing van Zandspruit en Vaal den dood. Zijn trouwe makker, Pieterse, die hem nog van den dood der verdrinking wilde redden, werd dood-gescboten Redding was nog mogelijk geweest! Toen enkele dagen later het lijk van Generaal Beyers gevonden werd, weigerde Minister Smuts zijn toestemming tot een begrafenis op de eigën plaats van den Generaal! Een reden voor die weigering vond hij in den toestand „Ergens in de buurt van Makwassie" werd nu een graf voor den „rebellen-aanvoerder" gedolven. En daarin legde men hem neer. Maar een vergeten plekske werd deze grond niet. Duizenden Afrikaner-oogen wendden dag aan dag zich in de richting van dat graf „ergens in de buurt van Makwassie" en die oogen werden vochtig, als gedacht werd, hoe hij, die daar in het eenzame graf was neergelegd, gevallen was in den strijd voor de vrijheid en het recht van het Afrikaansche volk. Jopie Pourie. Joseph Johannes Pourie was een der vurigste medestanders van Beyers en De Wet. Alzoo óók een „rebel"! Op Dingaansdag — 16 December — Werd hij met 43 man op de plaats „Nooitgedacht" bij Pietersburg gevangen genomen. ') Als vele anderen stond Generaal Beyers ook aan vele verdachtmakingen bloot. Men schold hem, dat bij door Duitsch geld zich had laten omkoopen. Laf! De Volkstem schreef wel naar .waarheid, dat „de Generaal geen pennie meer in de wereld heeft bezeten, dan hij op rechtmatige manier heeft verdiend". Hoe groot de persoonlijkheid van dezen Afrikaner was, komt treffend uit in een boek van J. F. Naudé „Vechten en Vluchten van Beyers en Kemp „bökant" De Wet": „De wijze waarop generaal Beyers zich gedroeg in zijn dagelijksch werk, het uitwerken zijner plannen, zijn omgang met officieren en burgers, gaf hem een bijna onbeperkten invloed over hen, en verwierf hem de achting en het vertrouwen der burgers. Hij maakte het een regel geen officier of burger over eenige zaak te spreken vóór het ontbijt, omdat er ook geen noodzaak voor was. Was zyn gemak of zijn ontbijt hem 'dan meer waard dan de belangen zijner kommando's? Neen, juist omdat deze hem van zooveel meer belang waren, en hij gevoelde, dat hij er nooit te geschikt voor kon zijn, wijdde hij het eerste uur na zijn ontwaken aan het onderzoek van Gods Woord. Om stilte te hebben, begüf hij zich eiken morgen voor dat uur naar een afgezonderde plaats weg van het lager onder een of anderen boom. Als hij vandaar terugkwam, werd de fluit geblazen en een korte morgendienst gehouden? dan kwam het ontbijt en daarna waren officieren en burgers welkom bij hem". 282 ' Te Pretoria werd hij reeds twee dagen later — 18 December — voor een krijgsraad gebracht. En daar verdedigde hij zich aldus: „Ik wil weergeven waarom ik op de 16e December 'n gewapende macht tégen de Britse troepen in 't veld had. Ik ben geboren Transvaler, geboren onder de republikeinse vlag. In de laaste oorlog heb ik tegen de Engelsche Regeering gevochten totdat ik zwaar gewond in 't hospitaal werd gebracht. Terwijl ik gevangen was als 'n gewonde heeft 'n Engelsche officier mij een blauwe wonde gestoten met een revolver. Dat heeft mij geen lekker gevoel tegenover de Engelsche natie doen vormen, maar mijn eigen gevoel heb ik bedwongen hopende dat de Engelschen met ons zouden samenwerken om een voorspoedig Zuid-Afrika te kunnen vormen. Deze toestand, heeft eenige jaren geduurd en mijn ondervinding is dat waar de Engelschen een kans gekregen hebben om de gevoelens van de Afrikaners zeer te doen, daar is dat hun 'n plezier geweest. En God weet dat zij mij dikwijls in mijn hart gekrenkt hebben. En ik daag eenige Engelschman uft, wanneer 't hem overkomt, onder een andere natie te staan, en wanneer zijn gevoelens in eenig opzicht worden gekrenkt, om te zeggen dat ik een fout heb gemaakt. „Toen er een tijd geleden sprake was van oorlog in Duitsch Zuidwest, was ik een van die personen, die er niet over geraasd hebben, doch er toch tegen waren, want ik kon niet inzien waarom onze Regeering een oorlog zou verklaren tegen Duitschland dat ons nooit eenig kwaad had gedaan. Ik kon niet inzien waarom onze jonge Afrikaners zouden vechten om de eer van Engeland op te houden; wanneer wij nagaan van de Slachtersnek-moord, van de moord aan de Bloedrivier in Natal en de moord op onze menschen te Pietretief gepleegd door de Kaffers onder aanvoering van Engelsche officieren, wanneer ik denk aan de 30.000 vrouwen en kinderen die vermoord zijn, zie ik niet in waarom ik Engelands eer zou ophouden en daag ik eenige mannen uit met de vinger op mij te wijzen en te zeggen: je hebt een fout gemaakt. „Ik weet dat de Regeering mij beschouwt als een rebel, en teleurgesteld is over mij. Ook ik ben teleurgesteld over de Regeering, die ik daar heb gesteld en waarvoor ik mijn bloed heb opgeofferd. Er wordt gesproken van gelijke rechten. „10 October laatstleden was ik naar 'n concert in 't Operagebouw gegaan, gegeven ter nagedachtenis aan op ze geachte President Kruger op zijn verjaardag. In plaats van muziek te hoorenen aanspraken over het leven van President Kruger, heb ik daar vuile scheldwoorden gehoord, en terwijl door een dominee 'n openingsgebed werd gedaan, is „Rule Brittannia" met stokken door onze kelen afgestooten en werden de dames met rotte eieren op het 283 platform gegooid. Als dit Britsche gelijkheid is, dan wil ik daar niet onder leven, dan is 't mij 'n grooter eer hier te staan als gevangene dan als 'n officier in het Engelsche leger". Commandant Pourie richtte zich thans hooger op en zei met nadruk: „Wat ik heb gedaan, deed ik met open oogen en uit eigen vrüe overtuiging. Ik ben zelfs vandaag nog overtuigd dat God dit onrecht niet zal gedoogen, en ik ben vandaag nog overtuigd ervan, dat er nog menschen genoeg in 't veld zijn om Zuid-Afrika te redden". Een kloeke zèlf-verdediging. Even onverschrokken, was hij hier tegenover zijn rechters als hij het in den Grooten Boerenoorlog was geweest, toen hij rapport-rijder was bij den Staf van CommandantGeneraal Joubert. Maar de rechters wilden niet den moed zien, waarmee de beschuldigde sprak; zij wilden ook riiet letten op zijn betrekkelijke jeugd — Pourie was amper 36 jaar —; zij luisterden ook niet naar de pleitrede van den verdediger, die meende, dat Botha's „vergeef en vergeet" hier van toepassing moest zijn zij spraken het schuldig over Jopie Pourie uit en veroordeelden hem ter dood. Den 19en December — één dag na zijn verhoor — 's avonds om 9 ure werd aan kapitein Pourie aangezegd, dat de dood hem wachtte...".. Reeds den volgenden dag, op 20 December, zou het vonnis over hem voltrokken worden. Het was immers een „opstandeling", wien hier zijn vonnis werd aangezegd; een „rebel", wiens adem alreeds de Zuid-Afrikaansche lucht vergiftigde. Maar de „rebel" vreesde den dood niet. Uit zijn gevangenis, dien laatsten nacht van zijn leven, schreef hij een brief aan zijn Getrouwe Afrikaners, Vrienden en Vriendinnen. Bij de tijd dat gij dit schrijven ontvangt, dan is Jopie bij zijn Hemelse Vader. Om vijf uur vertrek ik van hier op reis naar de Eeuwigheid, met de getrouwe leidsman en vriend Jezus. Ik heb u allen veel te bedanken. De boom die geplant is en met mijn bloed benat wordt, zal opgroeien tot een grote boom, en het zal heerlijke vruchten voortbrengen. Wees getrouw aan*uw tradities, wees getrouw aan uw volk, aan uw Godsdienst en aan uw God. De Heer zal. u leiden. Hij zal u de weg wijzen waarheen gij gaan moet. Schrijf op mijn grafsteen deze woorden : „Voor God en Vaderland". Ik ben jong en mijn leven is zoet, maar ik dank God. Hij heeft mij van alles losgemaakt. Ik heb niets dat mij'hindert; geen haat, geen liefde. God zal voor mijn geliefden zorgen. 284 God komt de wraak toe, getrouwe vrienden; wees overtuigd dat ik uw sympathie en gebeden waardeer. Het spijt mij dat ik u allen niet de hand kan drukken; maar God heeft het anders gewild, en Hij heeft kracht gegeven om mij aan Zijn wil te onderwerpen. IKapitein Joseph Johannes Fourie, die 16 December 1914 werd gevangen genomen en vier dagen later werd duodgeschoten. Dit zijn mijn laatste letteren die ik schrijven zal en mijn vermaning is: „Wees getrouw tot den dood aan uw tradities, aan uw Godsdienst, aan uw taal, aan uw volk". ■ God zij met u allen tot wij wederzien. Joseph Johannes Fourie. 285 En ook tot den Minister-President richtte hij zich dien laatsten nacht: „Den WelEd. Gestr. Heer Louis Botha, Ere Generaal van de Britse troepen, Minister van Brits Zuid Afrika, Kommandant van het Afrikaner Volk. Ik wil u om vergiffenis vragen als ik tegen u gezondigd heb. Ik ga op weg en, Oom Louis, gij zendt mij. Ik hoop gij voelt lekker voor al de smarten die gij mijn familie aangedaan hebt. Groete aan Genl. Smuts. Ik wènsch u .beiden 'n lang leven. Ja zo lang dat gij het einde kunt beleven van den boom dien gij. plant eh als de vruchten zoet zijn, ervan kunt proeven. God redde uw ziel en make uw hart week voor uw volk. Uw getrouwe soldaat Jopie Fourie." Het was Zondagmorgen, den 20en December, om 5 ure, dat men Jopie Fourie halen kwam. Fourie stond op en bad: „O God, geef my kracht, geef mij moed. Het is wel met mij; help mij tot 't einde toe." „ . JNu was hij rustig en rustig bleef hij ook, toen de baljuw de cel binnentrad. Hij vroeg of comm. Fourie eenige beschikkingen had te maken. Fourie verzocht zijn lijk te willen overgeven aan zijn familie, zoodat hem 'n behoorlijke begrafenis kon worden verstrekt. De ambtenaar wees er op dat 't doodvonnis onder de krijgswet werd voltrokken, maar hij beloofde toch zooveel mogelijk te zullen zorgen, dat aan zijn verzoek werd voldaan. fef • • Dr. Clarke, de tronk-geneesheer, weigerde hij eenige medicyn. Alleen, zeide hij, zich tot Ds. Neething keerende: „Hul moet mij toch niet in mijn gezicht skiet nie, ik het 'n groot afrikaner hart: daar ' is plek genoeg om mij te skiet." Ds. Neething verklaarde, toen 't tijd werd om uit te gaan dat hij in de cel zou blijven bidden voor Fourie, maar de commandant draaide zich om, keek hem aan en zeide: „Ou vriend, jij is bij mij gewees tot die laatste, sie mij nou ook af, dit sal mij tot troost wees". Ds. Neething antwoordde: „Zeker wil ik dat doen, Fourie." En beiden stapten naast elkaar de cel uit. Toen zij aan 't achterdeel van de tronk kwamen, waar 't vonnis zou worden voltrokken, drukte Fourie den predikant de hand en zeide alleen: Tot weerziens. Dan ging hij op den stoel zitten, bond zich den blinddoek voor de oogen en zong met vaste stem: Als wij de doodsvallei betreen, laat ons elk' aardse .vriend alleen. Maar Hij, de beste vriend in nood, verzelt ons over graf en dood. 286 Bij de laatste woorden vièlen de schoten en Fourie was niet meer. Geen oogenblik heeft hij vrees of wankelmoedigheid betoond. Alleen wanneer hij van zijn familie sprak of van zijn land en volk, kwamen de tranen hem in de oogen. Hij is onverschrokken, met volkomen vertrouwen op God gestorven " Zoo beschreef de Volkstem de laatste oogenblikken van den man met het groote Afrikaner hart. $g||jjÉ Er was gratie voor hem gevraagd. Zijne vrienden — ook zijn moeder! — hadden Minister Smuts om zijn leven gesmeekt. Tevergeefs! De Minister was ver van Pretoria verwijderd. Per telefoon verwittigd, wat men hem afsmeekte, antwoordde Smuts: „Morgen vroeg te negen uur kunnen de verzoekschriften mij ter hand worden gesteld"! Wist Minister Smuts het niet, dat dan reeds vier uren lang kapitein Fourie een lijk zoude zijn? Geen genade voor den rebel! De Britsche vlag, die over Zuid' Afrika wapperde, eischte voldoening voor haar geschonden eer. „Geen genade," — zeide Jopie Fourie — „wordt mij betoond. Nu moet ik sterven, omdat ik trouw ben gebleven aan datgene, Waaronder ik geboren ben en waarvoor ik altijd heb gevochten. Geen genade wordt mij betoond, hoewel ik toevalligerwijze de jongen was, die onder de witte vlag uitging om de overgave van Dr. Jameson te aanvaarden. En nu is hij Sir Starr Jameson, terwijl ik word doodgeschoten!" Ook de dag van 20 December zou voortaan voor allen, in wier borst een Afrikaner hart klopte, een dag van droeve herinnering, een dag van rouw zijn Totdat Botha — Triumphator! Botha had gezegevierd. De Opstand was onderdrukt. De Wet zat in den tronk; Beyers, Fourie, en vele anderen waren gedood. Die nog „opstandig" en in vrijheid waren, hadden de wijk genomen naar Duitsch-Zuid-West. „Maritz en Kemp," — proclameerde Minister-Président Botha — „Maritz en Kemp zijn er in geslaagd, naar Duitsch-Zuid-West te ontsnappen. Daar uitgerust met nieuwe gèweren en met artillerie en geholpen door hun Duitsche bondgenooten, zuilen zij trachten de Unie binnen te dringen. Onze naaste plicht is nu dat gevaar onder de oogen te zien en het onmogelijk te maken, dat DuitschZuidwest-Afrika in de toekomst weer gebruikt wordt als een veilige 287 basis, om daaruit den vrede en de vrijheid van de ünie te bedreigen". In het eigen land alzoo dreide geen gevaar meer. Öp, Burgers, nu den vijand en den verrader verhinderd, unze Unie te belagen De politiek van Botha zegevierde. De „ontsnapping van Maritz en Kemp" was hem weer een „politiek fortuintje", omdat nu liet feit van den aanvallenden oorlog werd weggedoezeld én de leus kon worden opgeheven: Wij moeten ons land, de Unie, verdedigen! Evenwel, het gewapend of het lijdelijk verzet mocht zijn onderdrukt, e,n Botha mocht triumphator schijnen — hij was het niét! En in de harten van het Afrikaahsche volk werd met stillen eerbied het' levensoffer van Beyers. en Jopie Fourie gedacht en duizenden harten trokken naar den tronk, waarin De Wat opgesloten zat. Voor de „rebellen", eerst gescholden en gesmaad, koesterde hoe langer zoo breeder kring eerbied.x) Botha — triumphator ? Neen! Een in deze dagen van beroering uit Zuid-Afrika verzonden brief, schreef over nei neaen maar Generaal Louis Botha, Minister-President hpvnrrf» oe»n nrnfotio der Zuid-Afrikaansche Unie, die den Opstand onderdrukte. ucvdl'lc ecu uiuieue ll^C' voor de toekomst: „Ek moet erken dat ek sware tije te gemoet sien kom, maar wat ie daar goeds in die wereld nog ooit gekom sonder moeilikheid Die tekene is duidelik dat daar nog duisende is wat die knie vir Baal nog nie gebuig het nie. „Ek het al dikwèls gesê, en vele andere mense denk ook so, dat die ontwikkeling sal wees sö's niemand hom dit nou voorstel nie. Toen Ds. van Broekhuizen, de secretaris van Generaal Beyers, te Pretoria voor de rechters terecht moest staan, rees het publiek eerbiedig op, toen hij de rechtzaal binnenkwam. 288 Verniet kan al die offers seker nie gebreng wees nie; mijn hart bloei als ek denk aan sommige van die wat weggemaai is. En dit so puur verniet so's dit uiterlik skijnN. Maar die Here reger (pres. Steyns's woord aan de predikanten, in het begin van de opstandigheid) die ware en die regte sal op die end triomfeer. „Hou maar moed; dit is donker en baje donker, maar in dit alles is "dan toch veel wat aanmoedig en op betere tijë laat hoop. Die kern van die volk staat reg en die jonge geslag is getrou. Daar kom nou 'n suivering in beginsels wat nie anders als gesegende vrugte vir die toekoms sal afwerp nie. Wie weet hoe noodig dit nie was nie; onder 'n sekere politiek was ons goed op weg om niks te word nie. Maar nou is so'n politiek ondenkbaar." De kern van het volk staat recht en het jonge geslacht is getrouw Een woord vol belofte voor de toekomst van Zuid-Afrika.]) Witboek over den Opstand. Kortelings moge hier volgen, wat de Regeering der Unie over den „Opstand" begin Maart 1915 in een Witboek in het licht gaf. Uit het Witboek blijkt telkens de vèr strekkende invloed van den „profeet" Van Rensburg op de bevordering van den opstand, vooral in het district Lichtenburg. Op 3 Augustus waarschuwde de profeet zijn vrienden, dat de vierkleur spoedig zou worden geheschen en hij riep achthonderd gewapende burgers tot een. bijeenkomst te Treurfontein op. Botha liet Delarey naar Pretoria komen en haalde hem over, de opgewonden Lichtenburgers tot kalmte te brengen. Delarey hield daarop te Treurfontein een rede, tengevolge *) Op 21 December 1915 kwam uit Zuid-Afrika de verheugende mededeeling, dat Generaal De Wet met nog 118 anderen in vrijheid was gesteld. Dit bericht verblijdde ieder, die het hoorde. Nu hoefde immers de oude Generaal niet langer de gevangenis-lucht in te ademen. Nu kon hij weer vrijuitgaan over het wijde Afrikaansche land, onder de stralende Afrikaander-zon, die zooveel edele en heldhaftige verrichtingen van hem had beschenen. Maar er bleven nog vele „rebellen" in de tronken achter. Waarom? Waren ook zij niet, als „Oom Chrisjan" opstandelingen? Rustte op hen minder „schuld"? Dat de Regeering der Unie niet allen de vrijheid verleende, mocht wellicht een oorzaak vinden in het feit, dat er geen geld genoeg was, om al de geëischte boeten te betalen. Tóch: ze had — zij het dan alleen maar uit tactische overwegingen, om de „onverzoenlijken" te verzoenen — alle Burgers, die aan den Opstand hadden deelgenomen, moeten ontslaan. Nu blééf, wat na al het gebeurde -<-$'M niet te verwonderen was, het hart koel voor Botha en de Regeering. Nu blééf mén in Zuid-Afrika uitzien naar den nieuwen'dag Op Leven en Dood U, 19. 289 waarvan de burgers rustig naar huis terugkeerden. De eerste poging tot opstand was daarmede verijdeld. De tweede werd tegen den 15'en Sept. beraamd. Generaal Beyers was de leider van deze samenzwering en hij achtte het van overwegend belang, zich van den steun van Delarey te verzekeren. Delarey kwam den 15en Sept. van Kaapstad te Pretoria aan. 's Avonds tufte Beyers met Delarey. naar Potchefstrooiri' naar 't schijnt, met het doel om Delarey voor een voldongen feit te stellen en misschien ook om hem tot deelneming ovér te halen. Op dien tocht is Delarey op den Witwatersrand bij ongeluk doodgeschoten en zijn^ dood heeft de tweede poging tot opstand verijdeld. Het is gebleken, dat Delarey volstrekt niet betrokken was in de samenzwering, door Beyers, Maritz en anderen heimelijk op touw gezet. De samenzweerders vreesden blijkbaar Delarey in het vertrouwen te nemen uit angst, dat hij hen zou verraden. De derde poging om den opstand te beginnen kwam van Maritz. Er schijnt ampel bewijsmateriaal voorhanden te zijn, dat Maritz verraderlijke betrekkingen onderhield met de Duitschers, zoowel '* ' voor als na het uitbreken van den "oorlog. Het blijkt dat de regeering in haar streven om een burgeroorlog te voorkomen, alle middelen in het werk heeft gesteld om de opstandige leiders over te halen, van uiterste maatregelen af te zien. De Wet is verscheidene malen gezien bij Colin Steyn, zoon van oud-president Steyn, en bij generaal Hertzog. De Wet heeft herhaalde malen beloofd, zijn plannen te laten varen, doch ten slotte geweigerd. Het werd duidelijk, dat het De Wets bedoeling was de regeering aan de praat te houden, terwijl hij onderwijl zijn commando's verzamelde. De regeeringstróepen hadden, met het oog op de bijeenkomst, die er tusschen De Wet en Steyn zou plaats hebben; order gekregen om nog niet in te grijpen ter voorkoming van bloedvergieten, totdat de regeering de overtuigende bewijzen had gekregen van De Wets dubbelhartigheid. Botha nam het bevel op zich over de krijgsverrichtingen in den noordelijken Vrijstaat en na de verpletterende nederlaag, door hem toegebracht aan de rebellen in het Mushroom-dal, werd de opstand verder met behulp van de getrqffen militaire maatregelen onderdrukt. De verovering van Duitsch-Zuid-West-Afrika. Om Duitsch-Zuid-West ontbrandde in Afrika de voornaamste strijd. De Unie-Regeering liet het voorkomen, alsof de Duitschers aan290 v vallend waren opgetreden, wat door Generaal Beyers in zijn ontslagaanvrage werd ontkend.x) Inderdaad: Generaal Beyers diende ook hier de waarheid. Wat door de Ministers Botha en Smuts als een moedwillige overschrijding der Unie-grenzen werd aangemerkt, geschiedde zonder opzet. En de Duitschers boden toen nog hun verontschuldigingen daarvoor aan. Wat generaal Botha beweerde, werd door een oproep van' Dr. Seitz, den Gouverneur van Duitsch-Zuid-West, aan het ZuidAfrikaansche volk weerlegd.2) „De Engelsche troepen — zoo schreef Dr. Seitz — hebben door de inname van Romansdrift de Duitsche grens geschonden en daardoor hebben zij den oorlog van Europa naar Afrika overgebracht. Ik verklaar uitdrukkelijk, dat de Duitschers geen oorlog tegen de Hollandsche Zuid-West-Afrikaanders voeren. Daarentegen zullen wij alle maatregelen treffen, om op alle punten den aanval van de Engelschen af te slaan en wij zullen den oorlog uitsluitend en tot het uiterste tegen Engeland en tegen de Engelschen voeren". Alzoo: niet Duitschland maar Engeland was hier de aanvaller. De geschiedenis bewees, dat Dr. Seitz de waarheid sprak. Den 19en September toch kwam een Engelsche invalsmacht voor Lüderitz-bocht. De 8000 man, die daarop ontscheept werden; hadden gemakkelijk werk, daar het Duitsche garnizoen reeds een dag te voren het binnenland ingetrokken was. De Duitschers, die inzagen, dat ze hier te zwak waren en elders nuttiger werkzaam konden zijn, hadden het station voor draadlooze telegrafie vernield en eveneens den spoorweg, zoodat het den Engelschen niet gemakkelijk vallen zou, hen met succes te achtervolgen. Het Engelsche bericht, dat deze overwinning meldde, werd enkele dagen later — 24 September — achtervolgd door een voor Groot-Brittanje onaangename tijding: dien dag namen de Duitschers de Engelsche nederzetting aan de Walvischbaai. En weer een dag later — 2b September alzoo — moest de Engelsche officiëele berichtgever een officiëele nederlaag aan zijn Regeering seinen. Dien dag werd er bij Zandfontein hevig gestreden. Luitenantkolonel Von Heydebreck voerde met zoo goed gevolg zijn Duitschers aan, dat 3 Engelsche escadrons totaal werden vernietigd, 15 Engelsche officieren — onder wie de bevelhebber, kolonel Grant — en 200 manschappen gevangen genomen en 2 kanonnen werden buitgemaakt. De overwinning had den Duitschers ook bloed en leven gekost: 2 officieren en 12 manschappen sneuvelden, en 25 mannen werden ') Zie pag. 254. ") Het was Maritz, die dezen oproep van uit Windhoek onder zijn volk verspreiden liet. 291 De Engelsche inval in het westen der Duitsche kolonie was mislukt J) Onder de gewonden was ook de overwinnaar, luitenant-kolonel Von Heydebreek, die twintig jaren in Duitsch-Zuid-West had doorgebracht; een ongemeen dapper en kundig aanvoerder. 292 Het zee-èn-wereldbeheerschend Engeland riep uit alle windstreken hulptroepen op ln den strijd tegen Duitschland. — Eén der Indiërs, die Engeland moesten heipen. er gewond1), maar ze hadden den Engelschen getoond, dat, al wilden zij den Kolonialen Oorlog niet, ze van zich af wisten te slaan; dat onder de verzengende stralen der tropenzon hun hart Duitsch gebleven was. :^-- ter verdediging eerst, om zoo mogelijk later- tot den aanval over te gaan. 293 Engeland wilde den oorlog in Afrika en Botha wilde dien ook. Het kleine Duitsche koloniale legertje zette zich daarom schrap, Het woelde en gistte ten tijde van den Grooten Oorlog door heel de wereld. Zoo ook ln Engelsch-Indië, waar Singapore in opstand kwam. Om den opstand te bedwingen werd het corps „special constables" gebruikt, die men op deze foto ziet aantreden. Den 19en September werd het grens-station Rietfontein door een ongeveer 200 man sterke Duitsche troepen-afdeeling bezet. Zij en anderen met hen waren gereed, verder te gaan, toen de verwikkelingen in den binnenlandschen toestand der Unie de aandacht van heel de wereld tot zich trokken. Ook de aandacht der Duitschers zelf, die — getrouw aan wat Dr. Seitz in zijn Oproep had gezegd — niet tegen de Hollandsche bevolking in Zuid-Afrika krijg wilden voeren. Zoo werd het December. Aan weerszijden hield men elkander in het oog, bleef geen enkele beweging onopgemerkt, maar tot een ernstig treffen kwam het niet. De eerste belangrijke gebeurtenis van dien aard werd op Oudejaarsdag van het rampjaar 1914 gemeld. Dat dit bericht sloeg op wat reeds negen dagen te voren geschied was, deed voor de Engelsche zaak iets ongunstigs vermoeden. Inderdaad, ongunstig was het, wat Reuter meldde: Kolonel Maritz, met Kemp als onder-aanvoerder, had met een kommando van 800 man een aanval op de Regeerings-troepen ondernomen. Dezen waren met hun 480 man in de minderheid. Bovendien had Maritz 4 kanonnen en 4 machine-geweren en Botha's menschen hadden slechts 2 mitrailleurs tot hun beschikking. Bij Waterhol in de nabijheid van Schuitdrift greep Maritz zijn tegenstanders aan. Er werd hevig gevochten. Dé aantallen mochten hier aanzienlijk geringer zijn dan hoog in het Noorden, in Europa, even verbitterd als daar woedde ook hier de strijd. En de uitslag? De Regeerings-troepen werden eenige mijlen teruggeslagen, verr loren 92 gevangenen, 80.000 patronen, een ambulance met uitrusting, een konvooi en 26 leege wagens! Oom Chrisjan en Jopie Fourie en generaal Beyers waren gewroken. De Engelsche zaak stond er alzoo in de eerste maanden van den Oorlog niet rooskleurig voor.2) Maar nog voor het jaar 1914 geheel ten einde was, kwam er verandering. Toen toch was de „Opstand" onderdrukt en voelde Botha zich volkomen meester van het terrein. En de Regeerings-mannen, die tot dusver de kommando's ') Men houde in het oog, dat het Reuter was, die aldus de troepensterkten beschreef. 2) Niet rooskleurig! Hoewel de Engelschen alle middelen te baat namen, om tot hun doel te geraken. Den 21en November 1914 toch beschoten de Engelschen — volgens een ■ officieel bericht van den Gouverneur van Duitsch-Zuid-West— de onverdedigde open stad Swakopmund, nadat reeds vroeger kapitein Crampton, de commandant van den in de Walvischbaai liggenden hulpkruiser „Kinfaunco Castle", herhaaldelijk met beschieting had gedreigd. 294 van Beyers en De Wet en Pourie door de wijde Afrikaansche velden hadden achtervolgd, konden nu tegen Duitsch-Zuid-West optrekken. En de overwinning, die Maritz, de opstandeling, had behaald, was Botha dienstig voor een van zijn meest-klinkende proclamaties! „Thans — zoo riep hij in zijn Proclamatie de Afrikaanders toe — bevindt zich een troep Boeren-opstandelingen aan deze zijde dsr Unie-grenzen, die nog zeer kort geleden met behulp van Duitsche artillerie in staat waren, ee*h kleine op zich zelf staande afdeeling Unietroepen aan te vallen en te overweldigen. De aanvankelijke vrees, dat Duitsch-Zuid-West-Afrika" zou worden gebezigd als.een basis, vanwaar een aanval op de Unie kon worden gedaan, is hierdoor ten volle bewaarheid. Het is duidelijk, dat, wanneer de leiders der opstandelingen in Duitsch-Zuid-West-Afrika succes hebben, de toestand opnieuw ernstig kan worden. Met het oog op het gevaar van een inval kan het noodzakelijk zijn over veel grooter troepenmacht te beschikken dan 'aanvankelijk was bedoeld. De Regeering is van oordeel, dat de lasten niet uitsluitend behooren te worden gedragen door de vrijwilligers. Een andere reden is, dat er een groote klasse bestaat, behoorende tot de Hollandsen-sprekende bevolking, met de beste militaire hoedanigheden, welke volkomen bereid is, haar diensten te verleenen, doch bezwaar hebben om zich als vrijwilligers aan te bieden, v^n oordeel als ze zijn dat indien de Regeering hun diensten noodig heeft, zij die moet opeischen". De Proclamatie, die bedoeld was om de patriottische Boeren met vrees voor de lands-veiligheid te vervullen, trof doel; onderscheiden manschappen voegden zich onder Botha's vanen tegen de Duitschers, tegen Maritz inzonderheid. Maar ook nu nog bleef de opkomst der vrijwilligers ver beneden de verwachting, die Botha had gekoesterd. Helaas voor de kloekmoedige verdedigers van Duitsch-Zuid-West— het aantal, dat tegen hen in het veld trad was overweldigend groot. En het was niet aan twijfel onderhevig, wat de uitslag zou zijn van Botha's onderneming. Voortdurend werd er gestreden. Geen dag, die voorbijging zonder dat hier of daar niet 'geschermutseld werd. Groote slagen, gelijk die in Europa werden geleverd, bleven echter uit. Trouwens, die kónden ook niet worden verwacht in een reusachtig groot gebied als dit, met aan weerszijden zulke betrekkelijk geringe strijdmachten. Onwaardeerbare hulp ontvingen de Duitschers van de Boeren„opstandelingen", die onder aanvoering van Maritz, Kemp, Schoemanh en Stadtler, geen gelegenheid ongebruikt lieten, om op hun wijze de Unie-Regeering hun ongenoegen te toonen. En dat deze mannen enkele jaren geleden het oorlogvoeren hadden geleerd, ondervond 295 meer dan één loyaal Regeerings-man. Zoo hadden ze, om een enkel voorbeeld te noemen, den 14en Januari 1915 bij Langklip een „val" opengezet voor de Regeeringstroepen, waar deze inliepen en waarin 36 van hen achterbleven. Éf«fë^f Echter, zooals het met de kommando's van De Weten de andere generaals was gegaan, moest het op den duur ook afloopen met de mannen van Maritz, hoe onversaagd en moedig ze ook streden. Een voorspel van wat komen moest, was, wat er 24 Januari in Upington gebeurde. Upington, aan den Noordelijken oever van de Oranjerivier, was dien dag hettooneel van een hevigen strijd. Enkele In Australië trok in de Oorlogsdagen de band met het Moederland. — Vele vrijwilligers snelden Engeland te hulp en streden op al de slagvelden, het meest later op Galllpoli, tegen den gehaten mededinger. — Deze foto geeft Australiërs te zien in de vlakte bij de Pyramiden. tientallen mannen uit het kommando van Maritz en Kemp waren 's morgens in de vroegte, nog vóór zonsopgang, de stad binnengedrongen. Toen ze bemerkt werden, volgde natuurlijk terstond een hevig geweervuur, dat een einde aan het leven van 9 „opstandige" Afrikaners maakte en binnen korten tijd de drieste Burgers had verstrooid. Maar daarmede was de strijd nog niet afgeloopen. Maritz en Kemp zelf vielen nu de Regeerings-troepen aan. Maar de overmacht van Botha's mannen, het overweldigend aantal kanonnen, dat de Regeerings-troepen met zich voerden, waren het kommando te 296 Canadeesche hulptroepen, te Toronto paradeerend, vóór ze zich naar Furopa inscheepten. Canadaezen namen eveneens tégen Duitschland aan den oorlog deel. Met Engeland voelde zich ook Canada in deze dagen één. i . Aankomst van twee Canadeesche bataillons uit Wrnnipeg te Montreal. sterk. Het regende vuur op hen Ze moésten wijken, vijftien mijlen ver Zóó verliep de aanval op Upington, die Maritz en Kemp 12 dooden, 33 gewonden en 26 gevangenen *) kostte. En zóó moest het óók gaan met den Duitschen aanval, beter nog gezegd: met de Duitsche verdediging van de kolonie Zuid-West. De Oorlog in Zuid-Afrika, door Engeland en Botha uitgelokt, moést eindigen met een nederlaag der Duitschers. Dat dit einde niet dan na bijna elf maanden oorlogvoeren kwam, hield Voor de Duitschers en voor hen, die zich geroepen achtten, Engeland en Botha tegen te staan, een stille hulde in. Want: hoe klein was niet het aantal Duitschers, dat Botha had aangenomen te overwinnen ! Slechts 204 officieren, 3166 minderen, 37 stukken veldgeschut en 22 machinegeweren gaven zich den 9en Juli aan Botha met zijn meer dan tienvoudige macht over! Den 9en Juli 1915 kwam voor Duitsch-Zuid-West het einde. Een dag te voren, 8 Juli, berichtte Reuter, dat er groote gebeurtenissen op til waren. De Regeerings-troepen maakten honderden krijgsgevangenen, vermeesterden kanonnen en bevrijdden Britsche krijgsgevan genen. „Men kan er zich op voorbereiden — jubelde het bericht — dat er aanstonds nog andere heugelijke tijdingen komen De ver¬ kregen voordeelen zijn slechts de eerste uitkomsten van de voortreffelijke, omtrekkende beweging van Botha, die de Duitschers verlamt en de poging om een guerilla te voeren, volkomen heeft' verijdeld. Het 'einde schijnt nabij. De gevangenneming of overgave van wat er van den vijand over is, wordt in welingelichte kringen beschouwd als een kwestie van nog slechts korten, duur". Onvermoeid en snel, luidde de lof, rukte Botha op. De geweldige hindernissen van de natuur ten spijt, werden de voor zijn verschillende brigades ontworpen bewegingen met kracht voortgezet. In strategie, tactiek en handigheid had Botha de Duitschers volkomen overtroffen! Te 2 'ure in den morgen van den 9en Juli had de overgave van Gouverneur Seitz met zijn geheele strijdmacht plaats. Was de door de Duitschers geleden nederlaag smadelijk? Neen! Duidelijk bleek dit uit wat Botha zelf er van meldde: „De omsingeling, die aan de overgave van de Duitschers vooraf ging, slaagde volkomen in weerwil van de bijzondere bezwaren. Alle staven verdienen den grootsten lof. Het krijgsbedrijf heeft zich *) Volgens een later .ReMfe/'-bericht maakten de Regeerings-troepen 125 „opstandelingen" gevangen. 298 laatstelijk vooral gekenmerkt door onafgebroken trekken bij dag en nacht, over groote afstanden, over groote snelheid en gebrek aan drinkwater". Na gemeld te hebben, dat bereden brigades aan den tocht deelnamen, zei Botha verder: „Aan het voetvolk, dat na schitterende marschen op tijd aankwam om de omsingeling te voltooien, alle hulde! De marschen, die allen hebben volbracht, staan uit krijgskundig opzicht hoog. De volharding en het weerstandsvermogen, die de mannen hebben getoond, behoort de Unie van trots in haar soldaten te vervullen. „Een brigade paardevolk en een brigade voetvolk blijven voorloopig te Otawi, om te waken over.de krijgsgevangenen en den buit. Overeenkomstig de voorwaarden van overgave behouden de officieren van de actieve troepen hun wapenen en geven zij hun eerewoord om in plaatsen hunner keuze vrij te blijven, waaraan eenige beperkende bepalingen zijn verbonden De minderen van de actieve troepen worden in het Duitsche protectoraat geïnterneerd ter plaatse, die de Unie aanwijst Allen behouden hun geweer, maar geen munitie Alle reservisten, van alle rangen, leveren hun wapenen in en mogen, na onderteekening van een parool, naar hun huis terugkeeren en hun burgerlijk werk hervatten De officieren mogen hun paard houden De politie wordt behandeld als behoorde zij tot het leger De burgerlijke ambtenaren mogen, na onderteekening. van een parool, thuis blijven, maar, hun ambt niet uitoefenen noch daarvoor van de Unie traktement eischen Met uitzondering van de genoemde wapenen moet alle oorlogsmateriaal aan de Unie worden uitgeleverd Het parool verplicht den onderteekenaar, in den tegenwoordigen oorlog niet aan vijandelijkheden deel te nemen". Neen, de Duitsche nederlaag was- niet smadelijk. Overal in Engeland mocht worden geparadeerd en de Engelsch-gezinden in de Unie mochten Botha met lof overladen — een waarlijk groote eer, die door alle eeuwen den krijgsman voor zijn wapenfeit wordt gebracht — bracht deze overwinning aan Botha niet. Ongetwijfeld, de Duitschers hadden'gaarne een anderen afloop gezien. Gelijk zij tot dusver — aan het einde van het éérste oorlogsjaar — op alle fronten in Europa zich de sterksten hadden betoond en reeds tallooze overwinningen hadden behaald, zouden ze ook bun koloniale leger gaarne hebbep zien zegevieren Maar geduld, zeide men in Berlijn. In Europa zal over het lot van onze kolonie worden beslist. 299 De vernietiging Tan Duitschlands koloniaal bezit. Britannia rules the waves! Het is een trotsche zang, dien de'Engelschen gaarne aanheffen, I als zij denken aan hun heerschappij ter zee. En het is ook niet tegen te spreken, dat de Britten récht hebben, om aldus te spreken en te zingen. Over heel de wereld strekt zich immers het Britsche gezag of de Britsche invloed uit. Geen breedte- en geen lengtegraad, waar niet de vlag van het groote Eilandenrijk wappert; geen zee, waar niet de Britsche vloot eenig meer of minder belangrijk steunpunt heeft. Ja, inderdaad: Britannia rules the waves — Brittan je beheerscht de zee! Deze macht-ter-zee kwam Engeland uitnemend te. stade in den Grooten Oorlof- dien het buiten Europa tegen Duitschland voerde. §^." Duitschland — het is reeds eerder gezegd — was als koloniale mogendheid klein. Trouwens ook nog maar enkeletientallen jaren was het Keizerrijk begonnen aan de uitvoering yan kolonisatie-plan- nen. Het had er nog niet eerder behoefte aan gehad, zich van overzeesche gebieden te voorzien. Maar toeh het rijker en machtiger werd en al meer in De Japanners voor Tsingtao. Z*Cn °-e energie Vanuit hun „modern" aangelegde loopgraven openden zij een vnelrlp nni-ara moorddadig vuur op de Duitsche bezetting. vueiue umwd, 300 ken. om een wereldmacht te vormen, toen waren er koloniën noodig. En toen schiep zich Duitschland ook koloniaal bezit. DuitschZuid-WestAfrika was — vooral ook, doordat Botha zich door den jingogeest vervoeren liet — een gemakkelijke prooi voor Albion. Het 'sneed ter zee eenvoudig alle verkeer af en te land zorgden de troepen der Zuid-Afrikaansche Unie voor het overige. Togoland j . De Japanners voor Tsingtao. moest reeds in Met hun bekende lenigheid beklommen de Japanners , , heuvel op heuvel. de eerste weken van den oorlog bukken voor het geweld, dat Engelschen en Franschen op dit kustland uitoefenden. Dnitsch-Oost-Afrika, waar Engelschen en Belgen (uit den Congo) streden Kameroen en het Kongo-gebied, waar eerst de Franschen alleen, later met de Engelschen' te zamen de Duitschers aanvielen . Duitsch-Nieuw-Guinea en deBismarck- eilanden, waar de Engelsen-Australische vloot op afstevende..... kortom: alle Duitsch overzeesch bezit — de groote koloniale gebieden zoowel als de kleinste eilanden — werd aan het Keizerrijk ontrukt. Brittanje, dat de zeeën beheerschte, had de koloniale mogendheid Duitschland vernietigd. Duitschlands naam was — althans voorloopig — 'van de wereldkaart weggevaagd. Het waren zware slagen, die Duitschland troffen. En het land 301 . Toen overal de oorlog woedde en zelfs ook in de onmiddellijke nabijheid van onslnsulinde zrjn slachtoffers eischte, was het natuurlijk, dat in Nederlandsch Oost-Indië het leger mobiel gemaakt werd tegen een mogelijken overval. erkende zulks ook. Het treurde, het leed er onder, dat het niet bij machte was gebleken, de met zooveel moeite verkregen bezittingen „tegen den vijand te beschermen. Maar de zwaarste slag, dien Duitschland ontving, was het Verlies van Kiao-Tsjou. Kiao-Tsjou, of Tsingtau, stond nog maar eenige jaren onder de Duitsche invloedssfeer. Een Duitsch eskader zette hier — in de Chineesche provincie Sjantung — den 15en November 1897 troepen aan land, wijl door" de Chineezen twee Duitsche zendelingen waren vermoord. Zonder eenigen tegenstand te ontmoeten, namen de troepen het geheele gebied van Kiao-Tsjou in bezit. Op 6 Maart 1898 sloten daarop Duitschland en China een verdrag. Voor 99 jaren, zoo werd overeengekomen, zou Duitschland in pacht ontvangen: het waterbekken van de Baai van Kiao-Tsjou, de ten noorden en ten zuiden daarvan gelegen landtongen, alsmede de ih genoemde Baai liggende eilanden. Voor bijna een eeuw verkreeg Duitschland alzoo alle souvereiniteits-rechten op een gebied, dat meer dan 500 vierkante kilometer 302 oppervlakte bezat Het was, of Kiao-Tsjou inderdaad een Duitsche kolonie was. En zoo beschouwden het de Duitschers ook. Ze werkten er althans en ze bouwden er, alsof ze nimmer weer dit belangrijk gebied zouden verlaten. Maar de Groote Oorlog brak uit; brak ook uit. over Kiao- Tsjou. En aan Japan, Engelands verren bondgenoot in het Oosten, was de eer beschoren, de Duitschers van het Aziatisch vasteland te verdrijven. Japan was Engelands bondgenoot; al sinds jaren. Tusschen beide rijken bestond zooveel overeenkomst, dat het na de ontwikkeling der Wereldgeschiedenis in de 19e" eeuw wel niet haast anders kon, of een nauwe aansluiting tusschen de twee eilanden-gebieden, de twee zeemogendheden, moest volgen. l) In Augustus 1905 kwam te Londen een Engelsch-Japansch verdrag tot stand, hetwelk in hoofdtrekken het volgende beoogde: a. De bevestiging en de instandhouding van den algemeenen vrede in Oost-Azië en Indië. b. De instandhouding van de belangen van alle Mogendheden in China en van het beginsel van gelijke kansen op het gebied van handel en nijverheid van alle naties in China. c. Het behoud van het territoriale bezit van de hooge contracteerende partijen in Oost-Azië en Indië en de verdediging harer speciale belangen in genoemde gebieden. I ■ — ■ _ ■ Nederlandsch-Indische artillerie, zich oefenend. 303 Toen dan, nog meer onverwacht en snel dan de stormwind, de Oorlog in Europa uitbrak en het eene Ultimatum op het andere volgde en volk na volk zich tot den wreedsten krijg gereed maakte, werden ook naar het verre Oosten de blikken geslagen. Wat zou Japan, Engelands bondgenoot, doen? Niets! Althans,, de artikelen van het tractaat verplichtten er Japan niet toe. Was het te verwonderen, dat men hóópte op een neutraliteitsverklaring van Japan, evenals China die in de eerste Oorlogsweek aflegde? Want: zou het „gele gevaar", dat de Westersche volken allen vreesden, niet nader komen, wanneer Japan'aan den , wereldoorlog deelnam ? Men hoopte, maar de neu- traliteitsverklaring kwam niet. Wèl kwam - onverwacht, wijl de Japansche Regeering over - haar voornemens het stilzwijgen had bewaard — op Augustus 1914 een Ultimatum van Yuan Sehi Kai, Keizer van China, ten tijde van den strijd om T ar\stn aan "~ Kiao-Tsjou nog President der Chineesche Republiek, die ,,dr™u nau niet bij machte was, militaire tegenmaatregelen te nemen T)iiitsphlanfll tegen de neutraliteits-schending van zijn land door Japan, i/unoouiauu. in samenwerking met Engeland. jjg nota hield in, dat Japan, met een beroep op het Engelsch-Japansch bondgenootschap, onmiddellijke terugtrekking van de Duitsche Oorlogsschepen uit de Japansche en Chineesche wateren eischte, of wel de ontmanteling dezer schepen. En voorts moest vóór 15 September de onvoorwaardelijke overgave van het geheele pachtgebied van Kiao-Tsjou aan de Japansche Overheid volgen! Indien de bovenvermelde rechten en belangen in gevaar geraken, zullen de beide regeeringen uitvoerig en openhartig met elkaar van gedachten wisselen over de maatregelen, die moeten worden genomen, om die bedreigde rechten of belangen te handhaven. Zij zullen dan, indien — waar ook — een niet uitgelokte aanval of agressieve daad heeft plaats gevonden, door een of meer andere Mogendheden, gemeenschappelijk optreden. Dit verdrag werd in 1911 herzien en onderging toen eenige wijziging. 304 De verantwoordelijke mannen behoefden niet lang te denken over de aanleiding tot dit Ultimatum. Die aanleiding ontdekte de Engelsche Regeering in eén officiëele kennisgeving: „De regeeringen van Groat-Brittanje en Japan zijn, na met Op Leven en Dood II, 20. 305 In de laatste jaren werden de schepen, die voor de Groote Vaart bestemd zijn, steeds gtrooter. Tientallen meters lang en diep en breed, werden ze voorzien van de grootste weelde en de meest mogelijke gemakken. Zeekasteelen — zoo noemde men niet ten onrechte deze drijvende gevaarten. Ook voor de schepen, die voor den Oorlogsdienstbestemd waren, brachten de laatste jaren verandering. Dreadnougts bij menigte telde ten slotte de Engelsche marine. Duitschland en de andere groote Mogendheden volgden het voorbeeld, dat het Eilandenrijk hun gat: ook zij lieten hun dreadnougts van stapel loopen. Maar wat bleek? Dat de reuzenschepen der Oorlogsmarine schier tot machteloosheid waren gedoemd. Niet de dreadnougts, maar de kleine duikbooten waren het, van welke in den Zee-Oorlog voor een groot deel de beslissing afhing. j| Deze eischen, zoo zei het Ultimatum, moesten vóór 23 Augustus ; Onvoorwaardelijk; worden aangenomen. ij Een week bedenktijd kreeg de Regeering van het Keizerrnk I [slechts, om te beslissen. elkaar overleg gepleegd te hebben, van oordeel, dat het voor beide noodig is, maatregelen te nemen ter bescherming van de algemeene belangen in het' Verre Oosten, bedoeld in het Engelsch-Japansche Verbond, vooral met het oog op de onafhankelijkheid en onschendbaarheid van China, gelijk in die overeenkomst wordt bepaald. Er wordt aangenomen, dat het optreden van Japan zich niet zal uitstrekken tot den Grooten Oceaan buiten de Chineesche Zeeën, tenzij het noodig mocht zijn ter bescherming van Japansche scheepvaartlijnen 111 ueii vjuouitjii Oceaan, en niet buiten de Aziatische wateren ten Westen van de Chineesche Zeeën, noch tot eenig buitenlandsch grondgebied, bebalve land in Duitsche bezetting op het • vasteland van OostAzië". Het was duidelijk : óók uit Azië moest Duitschland wórden verdreven. Enge'land wilde het zoo. Dat door Japan werd verklaard, dat KiaoTsjou eventueel weer aan China zou worden teruggegeven, geschiedde alleen om den schijn Admiraal Jellicoe, opperbevelhebber der Engelsche vloot, te redden. Ieder aan boord van het vlaggeschip. wag er yan oyer. tuigd, dat Japan, wanneer het Kiao-Tsjou verwon, het zou behouden -voor zich zelf! Duitschlands antwoord op het Ultimatum? In gesprekken en in couranten-artikelen had men geen woorden genoeg, om de „cynische onbeschaamdheid" van het Oostersche Rijk te hekelen. Men wist het wel : Engeland Zat er achter, maar was dan Japan niet een zelfstandig Rijk? Zeker, klonken luid en allerwegen de vermoedens, zeker, Engeland had Japans hulp gekocht. 306 Japan, dat er financieel zeer slecht bijstond, dat nog steeds niet van de uitputting, die op den oorlog met Rusland was gevolgd, zich had hersteld, Japan was met de ronde som van honderd millioen Yen overgehaald, om aan den oorlog tegen het gehate Duitschland deel te nemen. Hoog gipgen de golven van verontwaardiging door heel Duitsch, land, toen men bedacht, dat nog slechts enkele weken geleden — einde Juli van hetzelfde jaar 1914 — de Japansche Gouverneur van Port Arthur met de uiterste voorkomendheid als gast in het Duitsche Protectoraat was ontvangen. En hadden niet tallooze Japanners hun Het vlaggeschip van admiraal Jellicoe; gedurende een hevigen storm in het Noordzee-gebied. intellect te danken aan de Duitsche opvoeding, de Duitsche ontwikkeling, de Duitsche scholen? Officieel Duitschland — hoe verontwaardigd dit ook mocht zijn ■— wist zich echter te beheerschen. Japan had vóór den 23sten antwoord geëischt. Welnu, luidde den 23sten Augustus de mondelinge verklaring aan den Japanschen zaakgelastigde te Berlijn: „Op de eischen van Japan heeft de Duitsche regeering geenerlei antwoord te geven. Zij ziet zich daarom genoodzaakt haar ambassadeur te Tokio terug te roepen en den Japanschen zaakgelastigde te Berlijn zijn paspoort te doen overhandigen". Duitschlands antwoord op Japans Ultimatum was waardig. Zeker, 307 men wist in het Keizerrijk wel, dat Kiao-Tsjou zeer moeilijke dagen tegemoet ging; ja, men ontveinsde het zich zelfs niet, dat het Protectoraat zeer spoedig in .Japans bezit kon zijn — maar men liet zich niet door vrees overheerschen. En men juichte, toen het bekend werd, dat de Gouverneur van Kiao-Tsjou, kolonel Von Meyer Waldeck, aan de Regeering had geseind, dat hij voor, de uiterste plichtsbetrachting zijner" manschappen instond. De Duitschers, practisch als wellicht geen ander volk, hadden rekening gehouden met de mogelijkheid, dat het Protectoraat zou worden aangevallen, zonder hulp uit het moederland te kunnen krijgen. Met het oog daarop waren maatregelen genomen. Kiao-Tsjou Een Engelsche torpedoboot In volle vaart. zou door zijn natuurlijke ligging wel geen aanval van den zeekant behoeven te vreezen, want de haven lag achter een heuvelreeks, die de geheele kust beheerschte. Op die heuvelreeks waren een aantal forten en landbatterijen aangelegd en met het zwaarste vestinggeschut bezet. Alle forten waren zoo ingericht, dat zij geheel onafhankelijk van elkaar konden opereeren. Ieder verdedigingswerk had zijn eigen inrichting, om licht en stoomkracht te maken, terwijl bij elk stuk geschut ook slaapruimte voor de bedieningsmanschappen was. Elk fort was voor langen tijd van proviand voorzien, zoodat de bezetting een insluiting door den vijand rustig kon afwachten. Van groot belang was ook, dat men niet afhankelijk was van 308 in te voeren steenkool, doch twee kolenmijnen in de nabijheid ter beschikking had. Een aanval van de landzijde zou gevaarlijker zijn dan een van de zeezijde, doch enkel, omdat de Japanners daar hun overmacht meer konden doen gelden. Ook aan de landzijde echter was het Protectoraat door reeds lang geleden uitgevoerde werken versterkt met het oog op een vijandelijken aanval. In de ten gemaakt om de kanonnen in te plaatsen, wat men gedaan had op een wijze, dat het voorterrein volkomen bestreken kon worden. Inderdaad, ook in Kiao-Tsjou had Duitschland zich op den komenden oorlog voorbereid. In Tsingtau, de hoofdstad van het gebied, lagen de volgende troepen in ga/nizoen: 1 matrozenrartillerie-afdeeling van 4 compagnieën ; het 3e zee-bataljon van 4 compagnieën; 1 rijdende compagnie; 1 veldbatterij; 1 pionier-compagnie. Verder was er een gouvernements- vliegstation, een ar- Een Engeische duikboot tillerie- en mijnen- in 8nelle vaart aan de oppervlakte der zee. lépót en een gouvernementswerf. Te Tiëntsin lag het Duitsch-Oost-Aziitische marine-detachement ter sterkte van 657 man en te Peking had Duitschland een detachement van 150 man. De Duitsche vloot bestond ait de pantserkruisers „Gneisenau" en „Scharnhorst" en de kleine kruisers „Leipzig", „Emden" en „Nürnberg", benevens nog 11 torpedo-jagers. • De geheele militaire bezetting van het Kiao-fsjou-gebied omvatte mgeveer rond 4000 man. 309 Geen sterke troepenmacht was het alzoo, die in het Verre Oosten voor het Moederland te strijden zou hebben. Daartegenover had Japan voor Kiao-Tsjou een strijdmacht van bijna 23.000 soldaten bestemd en vermeerderde Engeland dit aantal nog met 1500 man Engelsche troepen! Alzoo een zesvoudige overmacht! Op 23 Augustus 1914 zond Japan zijn Oorlogsverklarin g i). aan Duitschland. Dit Staatsstuk luidde.aldus: „Wij verklaren hierbij Duitschland den oorlog en bevelen ons leger en vloot met alle kracht de vijandelijkheden tegen dat rijk te voeren. Wij bevelen voorts onze bevoegde autoriteiten het nationale doel te bereiken binnen de grenzen van het volkenrecht. „Sinds het uitbreken van den oorlog in Europa, waarvan wij de rampspoedige gevolgen met ernstige bezorgdheid volgen, hebben wij hoop gekoesterd op hetj behoud van den vrede in het Verre Oosten door handhaving van strikte onzijdigheid, maar het optreden van Duitschland heeft ten slotte Engeland, onzen bondgenoot, gedwongen, de vijandelijkheden tegen Duitschland te openen en Duitschland is in Kiao-Tsjou bezig met voorbereidselen voor den oorlog, terwijl zijn oorlogsschepen, die in de zeeën van Oost-Azië kruisen, onzen handel en dien van onzen bondgenoot bedreigen. „De vrede in het Verre Oosten wordt aldus in gevaar gebracht. Met het oog daarop zijn onze regeering en die van Zijne Britsche Majesteit, na een volledige en openhartige gedachtenwisseling met elkander te hebben gevoerd, overeengekomen zoodanige maatregelen te treffen als noodig mochten zijn voor de bescherming van de algemeene belangen waarvan sprake is in de bondgenootschappelijke overeenkomst; en wij van onze zijde hebben, in overeenstemming met onzen wensch om ons doel met vredelievende middelen te bereiken, onze regeering opgedragen om een ernstigen raad aan de Keizerlijke Duitsche regeering aap te bieden. „Op den laatöten daartoe aangewezen dag heeft echter onze ') Reeds vóór de Oorlogsverklaring verluidde het in Japan en in Engeland, dat Japan nu wraak nam over wat in 1895 was gebeurd. In dat jaar toch maakte de vrede van Simonoseki een einde aan den Japansch-Chineeschen Oorlog. Wat Japan gewenscht had: het schiereiland Liaotung met Port-Arthur verkreeg het toen niet, doordat Duitschland, Rusland en Frankrijk zich daartegen verzetten. \J:2?ff- In Japan gaf men Duitschland vooral van deze mislukking de schuld. En het wraakgevoel kropte steeds booger, toen de Duitschers Kiao-Tsjou, de Engelschen Weihai-wai, de Russen Port-Arthur en de Franschen Kuangchoufre namen. Want daardoor zag Japan zijn droom: de alleen heerschappij over China, geheel vervliegen. 310 regeering geen antwoord, waarin die raad wordt aangenomen, mogen ontvangen. , „Niet dan met diep leedwezen zien wij ons, ten spijt van onze innige toewijding aan de zaak des vredes, genoodzaakt den oorlog te verklaren, vooral nu dit valt in deze eerste periode van onze ' regeering, terwijl wij nog rouw dragen over onze betreurde Moeder. „Het is onze ernstige wénsch dat de vrede door de aanhankelijkheid en-dapperheid van onze getrouwe onderdanen spoedig moge zijn hersteld en de roem van het Keizerrijk moge worden verhoogd." . . Alzoo: ook in de wateren en op het vaste land van Azie Oorlog! En dat deze oorlog hier verschrikkelijk zou worden, behoefde geen betoog voor wie de onverschrokkenheid der Japansche soldaten en den heldhaftigen moed der Duitschers kende ' De vrouwen en kinderen der Duitschers verlieten Tsingtau — dat was het begin. En het vervolg was, dat op 28 Augustus het Japansche Marine-departemént bekend maakte, dat de geheele kust van het Duitsche Protectoraat was geblokkeerd. Die blokkade- was niet moeilijk uit te voeren, want de Japanners Een Duitsche duikboot houdt een Engelsen handelsschip aan. 311 beschikten over 28 schepen, die het op zouden kunnen nemen tegen de twee Duitsche pantserkruisers. En, zoo Japan niet zou kunnen slagen, stond Engeland, de „beheerscher der zee6n", gerèed, om met zijn Chineesch eskader — op zich • zelf reeds een vloot -— bij te springen. De loop der krijgsgebeurtenissen was, gelijk men die zich van te voren reeds had voorgesteld: de Japansch-Engelsche legermacht won zienderoogen terrein. Doch wat men in Europa niét had verwacht, gebeurde ook: de Japanners schonden China's onzijdigheid 1), toen ze op 12 September het station der stad KiaoTsjou vermeesterden! Enkele data uit de worsteling om Kiao-Tsjou mogen hier volgen: 2 September: de Japanners bezetten 7 eilanden om Kiao-Tsjou. 12 September: de Japanners vermeesteren het station Kiao-Tsjou, op Chineesch grondgebied gelegen. 18 September: de Japanners hebben in goede orde de landing op het Duitsch gebied volbracht- 19 September: eerste treffen bij Luiting aan de grens van het Duitsche gebied. 24 September: de Japanners trekken onder voortdurende gevechten steeds verder het gebied van het Protectoraat binnen en zijn nu ook versterkt door een Britsche expeditie onder aanvoering van generaal Barnardiston. 27 September: de vesting Tsingtau is geheel van de buitenwereld afgesloten. Het ging den Japanners en Engelschen dus alleszins voorspoedig, wat den voortgang hunner krijgsverrichtingen betrof. Overigens ondervonden ze ook tegenslagen, want de Duitschers boden een taaien en hardnekkigen wederstand; ze vochten immers om hun leven. En ontzaglijke verliezen leden de aanvallers. Op één dag zelfs meer dan 2500 man! De maand October verliep betrekkelijk kalm. Geen groote gebeurtenissen vielen er voor. Wel, natuurlijk, ontbrak het niet aan schermutselingen, die soms in scherpe gevechten overgingen, en dagelijks donderden ook de kanonnen en ronkten de motoren der vliegtuigen hoog in de lucht van Azië — maar het scheen, of de aanvallers hun krachten wilden bewaren tot een meer geschikt oogenblik. :) Dit had men van Japan, of liever van Engeland, dat achter Japan stond, niet verwacht. Engeland had immers in de nentraliteits-schending van België aanleiding gevonden, om Duitschland den Oorlog te verklaren. Wélke overtreding grooter was? China was weliswaar een groot Ryk en België klein. Maar België had een althans- op Europeeschen leest geschoeid legerstelsel, terwijl China zich onmachtig verklaarde, om hier militaire tegenmaatregelen te nemen! 312 Dat oogenblik brak aan op 31 October, den verjaardag van Japans Mikado. Nóg enkele data nu uit den hevigen strijd, dien de Duitschers tegen de geweldige overmacht voerden. 14 October: Tsingtao wordt door de non-combattanten ontruimd. 17 October: De Duitsche torpedoboot S 90 boort den Japanschen kruiser „Takasjiho" in den grond, waardoor 300 Japansche zeelieden verdrinken De S 90 loopt daarna in de Chineesche territoriale wateren op de kust en bluft als wrak aan den grond zitten. De Duitsche bemanning wordt door de Chineezen geïnterneerd. 31 October: begin van den algemeenen aanval ter zee en te land op Tsingtao. 2 November: het fort „Utis" wordt tot zwijgen gebracht. 3 November: de inrichting voor de electrische verlichting en die voor de radio-telegrafie worden verwoest. 6 November: Officieel Reuter-bericht. Het bombardement van Tsingtao wordt voortgezet. Vliegtuigen werpen bommen in de stad en circulaires, waarin den bewoners wordt geraden, niet aan de krijgsverrichtingen deel te nemen. De verliezen aan Engelsche zijde bedragen twee dooden en acht gewonden, waaronder twee majoors; die van de Japanners 200 dooden en 878 gewonden.1) 7 November: Officiëel Reuter-bericht: Tsingtao heeft zich overgegeven. De laatste strijd werd door de Duitschers met dezelfde volharding en denzelfden moed gestreden, als waarmee ze bij het eerste treffen de aanvallers tegemoet gingen. Twee ure in den morgen van 7 November begon deze laatste strijd. Met doodsverachting vielen de Japanners aan. Ze beklommen onder een doodenden kogelregen uit de maChine-ge weren de borstweringen en liepen dan storm. Verblind door de lichtgevende granaten der Duitschers, zagen ze soms den vijand niet, die de kolf van zijn geweer ophief om hen het hoofd te verpletteren, of de punt van -zijn bajonet op hun borst plaatste. Vechtkerels hadden ze zich reeds in den oorlog tegen Rusland getoond. Ze bewezen het ook nu, dat ze niets en vooral zich zelf niet ontzagen, waar ze de overwinning wilden bevechten. En boven het geklikklak der geweren, het geratel der mitraiUeurs klonk luide hun krijgsschreeuw, hun Banzai, over de ruïnes heen, die onder den woesten strijd waren ontstaan. Sober was de Japansche mededeeling der behaalde overwinning: x) Sprekende getallen! De Engelschen namen toch óók deel aan de voortdurende bestorming? Of waren zij..... minder kwetsbaar dan Iran Japansche strijdmakkers? 313 Eén drijvende mijn, die in de netten van een Xederlandschen vissclier was opgehaald. De mijn werd onschadelijk; gemaakt door het deksel ervan los te schroeven. „Op 7 November, 2 uur 's morgens, bemachtigde het leger, dat Tsingtao insloot, het centrale fort, en te 5 uur 's morgens bezette het de twee forten rechts en links van het centrale. Te 7 uur 's morgens vielen ook * de forten Utis en Moltke in onze handen. Ten slotte heesch de vijand de witte vlag. „Te 9.20 's morgens kwamen er Duitsche parlementairen jnet voorstellen omtrent de overgave en te 4 uur "s namiddags was de overgave een voldongen feit"..... Kiao-Tsjou verloren! In Duitschland verwekte deze tijding, al had men ze dan ook verwacht, al geloofde men ook niet, dat de verdedigers van het Protectoraat langer dan drie maanden den ongelijken strijd zouden kunnen volhouden, ontroering. Maar behalve ontroering, vervulde nog een ander gevoel de Duitsche harten. En het was de Voorzitter van den Duitschen Rijksdag, die zich in een telegram aan den Keizer tot aller tolk maakte èn zich aller tolk wist: „Het geheele Duitsche volk is tot in het diepst van zijn gemoed geschokt door den val 'van Tsingtao, dat zich tot op het laatst met doodsverachting heeft verdedigd, maar het tegen een overmacht 314 . heeft moeten afleggen. Een gewrocht van Duitschen arbeid, dat door U. K. K. Majesteit met opgewekten steun van het Duitsche volk was tot stand gebracht als kenmerk en steunpunt van Duitsche beschaving, is ten offer gevallen aan de afgunst en hebzucht, onder welker vlag zich onze vijanden hebben vereenigd. „De dag zal komen, waarop de Duitsche beschaving in het Verre Oosten opnieuw de plaats zal innemen, die haar toekomt. De helden van Tsingtao "zullen- niet vergeefs hun bloed hebben gestort en hun leven hebben geofferd. U. E. K. Majesteit breng ik uit naam van den Rijksdag deze gevoelens tot uiting, welke op dit oogenblik het geheele Duitsche volk bezielen. KaMPF, Voorzitter van den Rijksdag."- Het kon niet ontkend: in den Oorlog buiten Europa was Duitschland niet voorspoedig. Overal elders zegevierden de Duitsche wapenen, op het westelijk zoowel als op het oostelijk Europeesch Oorlogsterrein. Doch in Azië, in Afrika was het de Entente, die op behaalde winst wijzen kon. Weliswaar verdedigden de Duitschers zich wanhopig — o.a. in het voorjaar van 1915 in Duitsch-Oost-Afrika tegen een overmacht van Engelschen, Franschen en Belgen —, maar in Berlijn zelf erkende men, dat men buiten Europa slag op slag ontving en, als Koloniale Mogendheid, vernietigd was. Maar neen, verhief zich dan de Duitsche geest. We zijn wel Nederlandsche torpedoboot, op zoek naar mijnen. 315 buiten Europa geslagen, maar verslagen niet. Niet in Duitsch-ZuidWest of in -Oost-Afrika, niet in het verre Oosten of cp en rondom onze verworven eilanden zal de Oorlog worden beslist, maar in Europa. Op de slagvelden van Rusland en Vlaanderen en op den Balkan, ja, waar ook onze soldaten voor het Vaderland vechten, zullen zij onze vijanden vernietigen. Wij, Duitschers, laten ons niet overweldigen. Aan niemand, den Engelschman in het minst niet, zal het gelukken, ons uit te sluiten van het wereldverkeer. Ons jonge Koloniaal bezit zal Duitsch blijven, ja, 'en meerdere koloniën, die het Rijk noodig heeft, zullen ons toevallen! Zóó dacht men en sprak men in Duitschland over' het einde van den Grooten Oorlog buiten Europa. • 316 DE ZEE-OORLOG. Geen poëzie in den Modernen Oorlog. Hoe de Oorlog vroeger gevoerd werd? - Lees in de oude ridderromans eerst het afscheid van de helden, die teh strijd trokken en geniet van de beschrijving: trappelende rossen, slanke jonkvrouwen, bepluimde helmen, schitterende kurassen, edele ridders. En dan de ontmoeting op bet veld van eer! Hoe vindt de krijgsroep der strijders, die optogen om beleedigde onschuld te wreken, in onze harten een weerklank: Tsa! Valt aan! Voor God en den Hertog! - Van riddereer, ridderdeugd, riddertrouw verhalen ons de oude geschiedenissen. Ja, ook toen was de oorlogsellende schrijnend, ook toen leed het land, dat den Oorlog over zich heen zag gaan maar er was poëzie óók in den Oorlog. Wanneer later, na eeuwen, dan levende dichters en romanciers zich meester zullen maken van de gebeurtenissen, die in den I! Grooten Oorlog van 1914-'15-'16 voorvielen, zullen ze tevergeefs trachten, die voorvallen met een poëtisch waas te omgeven. Het zal hun niet gelukken iets te ontdekken, dat hen in verrukking doet ' komen en dat wederkeerig hun lezers in vervoering zal brengen want de Wereldoorlog van het begin der 20e eeuw bad niets dichterlijks in zich. Ja, daden van vaderlandsliefde, van heldenmoed, van zelfopoffering en zelfverloochening waren er te over. Maar de zee van bloed, die heel de wereld omgaf, versomberde, verzwolg al het persoonlijke. En wat gezien werd, was afschuwelijk, monsterachtig, wreed, duivelsch. Met een huivering wendden reeds de tijdgenooten zich van dien Oorlog af. Voor hen, die later leven en de geschiedenis méér en béter zullen kunnen overzien, zal het eveneens onmogelijk zijn, zich los te maken van de verbijstering, die een bestudeering der feiten, een beschouwing van de gebeurtenissen over den mènsch moét brengen. In den Grooten Oorlog was niets schoons! fTe land groeven' de strijders zich holen en afzichtelijk als de aarde waarin zij leefden, waren ook de oorlogswerktuigen, waarvan 317 Wat de zee op de Nederlandsche kust aan deed spoelen: een vinvlsch. Het gebeurde tusschen Egmond en Wijk aan Zee. De vinvisoh sleepte aan zijn staart een mun mee. Wat drijvend in de Oorlogsdagen op zee gevonden werd: oen Eneelsch watervliegtuig. Wind en golven hadden de prachtige machine geheel ontredderd. 318 zij zich bedienden. En afzichtelijk, weerzinwekkend, waren ook de gebruiken, die in den Oorlog gehuldigd werden. En ter zee? Ook daar geen poëzie, maar onzegbare wreedheid! Op uren afstands van elkander verwijderd, zond men elkander den dood toe. Als men zich wel dicht bij den vijand waagde, geschiedde dit onder het goff-oppervlak, onmerkbaar, onzichtbaar. En dan, plotseling, wanneer die vijand niets vermoedde, trof een goed-gemikt torpedo- • schot uit de lanceerbuizen der duikboot zijn schip, dat"in enkele minuten zonk en honderden levens vaak worstelden dan met de golven! De Oorlog, dien sinds 1914 maandenlang de beschaafdejwereldrijken met elkander voerden,, was wel „modern". Kennis en kunst,, al wat de beschaving aan vooruitgang had gebracht, werden toen immers in dienst gesteld der algeheele verwoesting, der vernietiging!: In den vreeselijken wedstrijd, dien de Oorlog te land en de Oorlog ter zee met elkander schenen te houden, mochten beiden wijzen op de mensphheid verschrikkende successen. , Maar de Zee-Oorlog droeg ongetwijfeld de overwinning weg": die wel het meest bracht bange ontzetting over den mensch; die gaf schier het toppunt der ontaarding, der ontmensching, te zien.'...'. Het griezelig-moorddadig karakter van den „modernen zeeslag"" ging ver dat Van de vroeger geleverde zeegevechten te boven. Het bewijs dezer stelling is niet"moeilijk te leveren. Aan Nelson, een der grootste admiraals in Engeland's geschiedenis, gelukte het bij Aboukir, voor Kopenhagen en bij Trafalgar zulke overwinningen te behalen, dat Groot-Brittanje daardoor mee gedurende een eeuw lang zijn oppermacht ter zee bevestigde. Welnu, de eerste overwinning kostte Nelsons vloot 218 dooden; gedurende den strijd voor Kopenhagen sneuvelden er en werden er gewond 943 man; en voor Trafalgar bleven er 402 dooden. Alzoo: nog geen 2000 dooden! En dit getal 2000 werd reeds in de eerste twee maanden na. 4 Augustus 1914 bereikt!-Alleen aan Engelsche zijde dus! Helaas, toen dag aan dag en week aan week en maand aan maand ook de Zee-Oorlog zich verlengde, klom dag aan dag en maand aan maand ook het aantal slachtoffers Duikbooten en Zeemijnen. •Wel mee van de verschrikkelijkste Oorlogswerktuigen in den. Grooten Oorlog waren de Duikbooten en de Zeemijnen. Een eenvoudige verklaring moge hier volgen. 319 Duikbooten of onderzeeërs konden zich geruimen tijd onder water ophouden. Wat de luchtverversching betrof — zooveel mogelijk werd gewone lucht meegenomen, opdat de boot langen tijd onder Waaraan het te danken was, dat in den Wereldoorlog onze Nederlandsche handel niet ten onder ging? Aan de „Nederlandsche Overzee Trust Mrj.', die ' zich borg stelde brj dë Mogendheden, dat aan haar geconsigneerde goederen niet voor oorlogvoerende landen zouden worden bestemd. Daardoor werden de Hollandsche schepen bewaard voor molest en ondergang en onze handel voor totalen stilstand. Onze foto geeft het teeken te zien, dat voor de schepen — naast de Hollandsche . vlag gevoerd — het herkenningsteeken was voor absolute neutraliteit. water kon blijven zonder schade voor de bemanning. Doch ook werden reservoirs met samengeperste lucht meegevoerd, die (behalve voor de luchtverversching) dienen moest, om bij het lanceeren 320 Tot zuivering van de bedorven lucht gebruikte men zwavelzuur, dat den waterdamp opneemt; de koolzuur werd verwijderd door de uitgeademde lucht te doen gaan door koolzuur-zout. Bij het lanceeren der torpedo's wist een geoefende duikboot-beman- Op Leven en Dood II, 21. 321 De mannen, die dén Nederlandschen Hühdel wisten te handhaven. De Uitvoerende Commissie der Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij, bestaande uit de beeren: Op ton Noort, Maclaine Pont (Secr.), Van Aalst (Voorz.), Joost van Vollenhoven, Hintzen en Van Haren Noman. der torpedo's voldoenden druk te geven of om den water-ballast in de tanken of ketels weg te blazen, als de boot weer naar de oppervlakte der zee wilde terugkeeren. Een duikboot zonk namelijk door het laten instroomen van water. Het „duikbooten-gevaar" deed de reederijen in neutrale landen naar middelen uitzien, om de vaart hunner schepen te kunnen doen doorgaan. — Hierboven ziet men de „Geiria", een Amsterdamsch schip, zeè kiezend, met de Nederlandsche vlag op den boeg geschilderd en den naam van het schip met groote letters op de zijwanden aangebracht. ning tot op 500 a 1000 meter afstands zeer goed te treffen. Een „bellenbaan" teekende den weg af, dien dan de gelanceerde torpedo volgde. f " Hoe die bellenbaan ontstond? De lucht, die de machine der torpedo voortdreef, ontweek, wanneer haar taak gedaan was, uit de holle schroefas. De opstijgende luchtbellen kwamen aan de oppervlakte en verrieden in een onafgebroken rechte lijn den weg, dien de torpedo had doorloopen. Die lijn was de bellenbaan.- 's Nachts kon men die baan dikwijls zien door het fosforesceeren van het water. De in den modernen Zee-Oorlog gebruikte m ij n e n bestonden voor het meerendeel uit voor anker liggende en drijvende mijnen, d. w. z. drijvende mijnen met een sterke ontplofbare lading, die op een diepte van 2 tot 4 meter onder den spiegel vastgelegd werden of los dreven. De vaste mijnen dienden voornamelijk voor de versperring van eigen of vijandelijke havens, terwijl de los drijvende mijnen sedert den Russisch-Japanschen oorlog bij een blokkade of een zeeslag werden gebruikt. Voor het uitzetten der drijvende mijnen werden bepaaldelijk 322 voor dit doel ingerichtë schepen, mij nen-1 egge rs, gebruikt.Doch ook de boven om¬ schreven duikbooten deden — vooral in het eerste stadium van den oorlog — daarvoor dienst. In den „Duikbooten-Oorlog" was het Duitschland, dat het meest op den voorgrond trad en onder de Duitsche helden, die op en onder de wateren der zee voor de Duitsche zaak streden, was Otto Eduard Weddigen de meest gevierde. Otto Eduard Weddigen, geboren 15 September 1880, was de jongste zoon van een aanzienlijk ingezetene van Herford in Westfalen. Onder zijn voorzaten bediènden er onderscheidenen het predikambt en ook de naam zijns vaders werd op het terrein der „Inwendige Zending" met eere genoemd. Otto was als de jongste de lieveling van geheel zijn familie. Geen wonder ook; hij was een opgewekte knaap, die, tegenover zijn zusters voorko¬ mt vrees voor de mijnen durfden de Nederlandsche vlsschers niet uitvaren. Opze foto geeft de haven te zien, vol schepen, die wachten, tot de Noordzee van mijnen en oorlogsschepen zal zijn gezuiverd. mend en behulpzaam, zijn speelmakkers voorging in spelen, waarbij moed en onverschrok- 323 kenheid gevergd werden. Bovendien gloeide hij van jongsaf voor waarheid en gerechtigheid. Leergierig in hooge mate, was het te voorzien, dat hij in de rijen der wetenschappelijke mannen van Duitschland een goede, misschien wel een éérste, plaats zou innemen. Evenwel — Otto's hart trok naar de zee. Het spel der golven trok hem aan. En naar Oost en West wilde hij, de wijde, wijde wereld wilde hij van nabij bezien. " Zijn ouders stonden de ambitie van hun kind niet tegen en zoo werd Otto 10 April 1901 als „Zeekadet" ingeschreven. Met het Oorlogsschip „Moltke" voer hij zoo naar Óóst- en Noordzee en naar West-Indië. Den 5en April 1902 bevorderd tot „Vaandrig ter zee", bezocht hij de Marine-School, nam aan een officiers-cursus op de „Blücher" deel en volgde evenzoo met belangstelling een torpedocursus. Den 29 September 1904 werd hij luitenant ter zee; 10 November 1906 „Oberleutnant" en 25 April 1912 „ Kapitan-leu taant'. In deze verschillende rangen bevoer hij op de schepen „Wittelsbach", de Noordzee, en op de „Vaterland" en de „Tiger" de Oost- • Aziatische wateren. Van October tot December 1908 ontving hij zijn opleiding in den duikboöten-dienst te Kiel, waarna hij 1 April 1909 tot September 1910 als wacht-officier op de U 1, U 2 en U 4 werkzaam was (U is de afkorting voor „Untersee-boo.t"). Na nóg een oefeningstijd, werd hij 25 April 1912 tot „Kapitanleutnant", kommandant van de sinds wereldberoemd geworden U 9, • benoemd. En als zoodanig verwierf hij in den Zee-Oorlog van 1914—'15 onverwelkbare lauweren. *) Toen in 1914 ook de Zee-Oorlog uitbrak, bevonden zich in de Duitsche havens 21 linie-schepen, 5 groote en 8- kleine kruisers en een aantal torpedo-vaartuigen en onderzee-booten; een reserve van 4 linie-schepen en de schepen der zee-kadetten — ziedaar de geheele Duitsche vloot in de Noordelijke wateren van Europa! Wélk een overmacht kon niet Engeland daartegenover stellen! Engeland's voornemen was van den beginne aan allen toevoer naar Duitschland af te snijden. Daartoe zond het zijn machtige vloot die van de Theems tot hoog in de Noordzee koerste en daar Duitschlands handel trachtte te vernietigen. De veel zwakkere Duitsche zeemacht evenwel was sterk door haar onderzee-dienst. Zoo werd de „Pathfinder", één der machtige Engelsche kruisers, den 5en September 1914 door de U 21 vernietigd ; een feit, dat de aandacht vestigde op die kleine, onaanzienlijke >) We gaven eenigszins uitvoerig aan de hand van het Duitsch herinnerings-geschrift „Unser Seeheld Weddigen" deze levens-bijzonderheden van dezen duikboot-kommandant, wql hij, hoé jong ook, zich een plaats in de rij der wereld-grooten wist te verzekeren. 324 1 scheepjes, die evenwel tot zoo ontzettend krachtsbetoon in staat bleken. ') In Duitschland prees men natuurlijk hoog, wat de U 21 gedaan J) Over het vergaan van de „Pathfinder" berichtte een overlevende o. m. het volgende: „Ik was juist met een makker in de stoomsloep geklommen, toen ik een torpedo recht op het schip zag aankomen; de torpedo was toen nog op 50 yards afstand. Onmiddellijk werd bevolen, achteruit te stoomen, maar vóór dit effect had, werd het schip getroffen. Er volgde een vreeselyke ontploffing, die bet in de lucht vliegen van het magazijn veroorzaakte. Onmiddellijk daarop stond het voorschip in brand. Het bevel was gegeven het benedendek te verlaten. Mijn maat en ik worstelden ons uit den rommel, die zich om ons heen opstapelde, en. snelden naar het campagnedek waar de kapitein stond. Met andere leden der bemanning stonden wij daar te wachten op wat ons zou worden bevolen, als was er niets gebeurd. „Zet de booten uit", beval de eerste officier, maar er was slechts één boot in voldoenden staat om te worden te water gelaten; en ongelukkig sloeg zij om, zoodra zij in het water kwam. Het schip zonk snel en de commandant gaf nu het bevel: „Ieder voor zich". Nadat ik wat wrakhout overboord had gegooid, zag ik den eersten officier, op een meter of wat van het schip, in het water, zich vastklampend aan een stuk mast. Ik sprong nu te water en zwom erop af. Zoowat twintig van ons hadden zich aan het brok mast-vastgeklampt; negen anderen hielden zich vast aan een boei. Wij waren zoowat 50 M. van het schip afgeraakt, toen het plotseling in^de golven verdween, met den voorsteven vooruit. Toen het schip onderdook riep de eerste officier met een stem, die wij allen konden hooren: „Vaarwel Pathfinder!" *mgelsc«e oorlogsschepen, die van de Theems tot ver in bet Noorden van de Noordzee allen toevoer voor Duitsche havens trachtten tegen te gaan. 325 had. Maar de geestdrift klom ten top, toen bekend werd, wat de U 9 onder aanvoering van Weddigen had tot stand gebracht. Den moedigen Weddigen noemde men hem reeds in Duitschland, sinds hij in 1904 een matroos, die buiten boord viel, nasprong, niettegenstaande de zee heftig bewogen was, en hem redde — de held Weddigen werd hij, sinds den 22 September 1914, toen hij des morgens met zijn U 9 twintig zeemijlen ten Noord-Westen van Hoek van Holland drie Engelsche-pantserkruisers vernietigde, de „Aboukir", de „Hogue" en de „Cressy". Hier werd de Britsche vloot een zware slag toegebracht. Drie schepen van ieder 12.000 ton, met een bewapening van 150 kanonnen en een bezetting van 785 manschappen, te zamen alzoo 2355 man, werden immers in één oogenblik aan de vernietiging overgegeven ! y Daar, op de wijde wateren van de Noordzee, heerschte een paniek. Het moet een verschrikkelijk schouwspel zijn geweest, die drie zeereuzen, de een na den ander zinkende. En dan die manschappen! Arme zeelieden, die zoo, zonder dat ze iets vermoedden, door één schot van een onzichtbaren vijand werden gedood, of door den schok, dien het schip ontving, in de golven werden geslingerd, of radeloos van angst om wat er. gebeurde OVer boord sprongen. Van Engelsche zijde verscheen over de ramp het volgende ambtelijke verslag van de hand van Bertram W. L. Nicholson, den commandant van de „Cressy": „Terwijl de „Aboukir" op den ochtend van 22 September patrouilledienst verrichtte werd zij om 6 uur 25 aan stuurboordzijde getroffen. De „Hogue" en de „Cressy" draaiden bij en namen positie, de „Hogue" vooruit van de „Aboukir" en de „Cressy" ongeveer 400 yards aan bakboord. Zoodra men zag, dat de „Aboukir" gevaar liep om te zinken werden alle booten van de „Cressy" uitgezet en werd een barkas zonder stoom op neergelaten. Op het oogenblik dat koffers vol met manschappen naar de „Cressy" toekwamen, werd de „Hogue" getroffen, blijkbaar onder het magazijn van de 23.4 c.M. projectielen in het achterschip, daar een zeer hevige ontploffing dadelijk op de eerste volgde. Bijna dadelijk nadat de „Hogue" getroffen werd, zag men een periscoop aan bakboord van ons, op ongeveer 300 yards afstands. Onmiddellijk werd het vuur geopend en de machines met volle kracht in beweging gebracht, om de duikboot te overvaren. „Onze kanonnier Dogherty verklaart stellig, dat hij de periscoop geraakt heeft en dat de duikboot daarna haar commando-toren vertoonde, dat hij ook dien raakte, en dat de duikboot zonk. Een officier die naast den kanonnier stond, meent echter dat de granaat enkel drijvend wrakhout trof, waarvan er veel ronddreef, maar ook 326 de mannen aan dek hadden blijkbaar den indruk, dat de onderzeeboot geraakt was, daar zij van harte juichten en in de handen klapten.;Deze onderzeeboot vuurde geen torpedo tegen de „Cressy" af. „Kapitein Johnson manoeuvreerde vervolgens zoodanig dat wij den bemanningen van de „Hogue" en „Aboukir" hulp konden verleenen. Ongeveer vijf minuten later werd een andere periscoop aan stuurboordzijde van ons schip gezien. Het vuur werd geopend, de bellen-baan van de torpedo, die de onderzeeër op 500 tot 600 yards afstand afschoot, was duidelijk zichtbaar, en zij raakte ons aan stuurboord, vlak voor de achterbrug. Het schip kreeg ongeveer 10 graden slagzijde naar stuurboord, maar bleef vast liggen. Het was toen 7 uur 15. Alle-waterdichte schotten, luiken enz., waren stevig gesloten, voor de torpedo het schip trof. Alle stoelen en tafels en alle hout, dat voor de hand lag, beneden en aan het dek, was buiten boord gegooid, als houvast voor de drenkelingen. Een tweede torpedo van de een of andere duikboot miste doel en ging op ongeveer 20 voet afstand langs het achterschip heen. Ongeveer een kwartier nadat de eerste torpedo ons geraakt had, trof ons een derde torpedo van een onderzeeboot aan stuurboord in het vijfde ketelruim. Tijd 7 uur 30. Het schip begon toen snel over te hellen en sloeg tenslotte om met de kiel naar boven. Zoo bleef het ongeveer twintig minuten liggen, voor het om 7 uur 55 voorgoed zonk". ' Van niet-ambtelijke zijde, maar toch van iemand, die de ramp meemaakte, den radio-telegrafist van de „Cressy", werden de volgende mededeelingen verstrekt: „Toen de „Aboukir" getroffen werd, dachten wij dat dit door een mijn gebeurd was, maar toen de „Hogue" naar den kelder ging wisten wij dat het een torpedo moest zijn. De „Aboukir" viel op zij en zonk langzaam, haar schoorsteenen • lagen bijna gelijk met den waterspiegel, zoodat het leek of de rook uit het water kwam. „De „Hogue" werd in het achterschip getroffen en zonk ook met den achtersteven naar beneden. Zij scheen een sprong uit het water te doen en daarna recht naar beneden te, gaan. Zij werd geraakt na de „Aboukir", maar zonk het eerst. Ik verzond juist een bericht dat de „Aboukir" en de „Hogue" getprpedeerd waren, toen een van de kanonnen van 23.4 c.M. werd afgeschoten. De schok deed mij denken, dat ook wij getroffen waren, eri ik voegde aan mijn bericht toe: „En ook wij zijn getorpedeerd." Dadelijk daarna werden wij metterdaad getorpedeerd. De „Cressy" moet een twaalf schoten of meer gelost hebben. Zii ging langzaam naar den kelder en toen er dingen van het dek begonnen te vallen en dit ondersteboven gekeerd werd, gooide ik mijn kleeren uit beklom het dek en ging verder naar de kiel toe. Er was een schietschijf aan het schip vastgemaakt en sommige matrozen gebruikten die schijf als vlot, maar konden 327 haar niet losgesneden krijgen. Toen het schip zonk, werden zij weggetrokken, maar de schietschijf kwam op de een of andere manier los. Ik kroop op de schijf en werd door den trailer „Coriander" gered „Ik heb veel over schipbreuken gelezen en hoe kalm de menschen daarbij ge1 bleven waren, maar ik had toch nooit gedacht, dat alles zoo • kalm en gedisciplineerd zou toegaan als bij ons. Mannen in het water, die a konden 8" zwemmen, £ hielpen an•g deren die dit Ë niet konden. > Zoo H redde § eenmatroos, g die een kranig zwemmer was, een adelborst, dien hij. op zijn rug droeg " De Engelsche matrozen waren kalm, gelijk dit laatste bericht te kennen gaf. Toch mag vrij-uit gesproken worden van een paniek, van een verwarring. Want niet verschillende duikbooten namen aan den aanval deel, — alléén de U 9 met een bemanning van 20 koppen Was het, die de drie schepen torpedeerde! 328 Den 22en September kreeg ook Nederland gelegenheid zich te onderscheiden. Gelukkig niet door de kracht der wapenen maar door zijn menschlievend hulpbetoon. > De „Titan", een Nederlands^ schip, redde 114 man uit het water. Wat de Hollandsche matrozen belangwekkende dingen van de geredden te hoo'ren kregen! Zoo o>. a. vertelde kapitein Berkhout van de „Titan": „Ver-weg, aan den horizont, zag ik de drie kruisers Aboukir, Cressy en Hogue en na een tijdje was er een verdwenen. Eerst wijdde ik hieraan geen aandacht, maar toen ik even later nauwlettend uitkeek, zag ik dat nog een ander was verdwenen. Er was rook en ik hoorde een lichte ontploffing. Dadelijk zette ik daarheen koers en in de buurt gekomen heb ik twee booten laten strijken om de manschappen te redden, die ik in het water zag rondzwemmen. Ik heb zoo 114 man aan boord gekregen, onder wie drie officieren. Allen waren naakt, want zij hadden zich in het water van hun kleeren ontdaan. Een van deze officieren was commandant W. F. Sells van Plymouth. Het horloge dat hij aan zijn pols droeg, stond stil op 5 minuten over .7 en het was 10 uur toen ik hem oppikte. „Allen waren uitgeput en zoodra de commandant aan boord was, viel hij uitgeput neer. Hij kreeg wat wijn te drinken en na ongeveer tien minuten was hij bijgekomen. Hij stond op, glimlachte en zeide: Dat was een langdurige zwem party. Hij vertelde ongeveer drie uur in het water gelegen te hebben. „Later, toen al het mogelijke gedaan was om de schipbreukelingen te redden, hoorde ik, hoe hij van den eersten kruiser, die getroffen werd, overboord sprong toen zijn schip begon te zinkep. Hij zwom uit de draaikolk van het zinkende schip en werd opgepikt door een van de andere kruisers, maar weldra werd ook deze door een torpedo getroffen en begon te zinken. Hoewel commandant Sells opnieuw in het water moest springen, is hij door de ontploffing niet getroffen en er in geslaagd zich weer uit de zuiging van het zinkende schip te redden. Een derde kruiser nam hem op; maar hij was nog niet lang aan boord voor ook deze door een torpedo tot zinken werd gebracht. Hij moest weer in het water springen en klampte zich vast aan een stuk van het wrak, van waar hij nu eindelijk gered werd. „Op onze vraag, of hij mee naar Holland wilde, antwoordde hij, liever naar Engeland te gaan en wij hebben hem aan boord van den torpedojager „Lucifer" gebracht en ik hoop, dat hij nu veilig in zijn land is. De „Lucifer" heeft ook de meeste andere schipbreukelingen van mijn schip overgenomen en hen, die overbleven, heb ik naar Hoek van Holland gebracht. »r|^ '329 Gezamenlijk optreden van watervliegtuig en duikboot. Om de duikboot voor allerlei gevaren te beschermen, zooals schepen, mijnen enz., heeft men deze nieuwe methode gevonden. De waarnemer in het vliegtuig overziet de zee waar de duikboot optreedt en meldt deze langs draadloostelegrafischen weg welk gevaar ze ontwijken moet. „Enkelen van de geredden beweren, dat twee van de drie torpedobooten, die den aanval deden, gezonken zijn. Zeker is, dat ik alleen één torpedoboot met groote snelheid in de richting vanOuxhaven heb zien wegstoomen, nadat de drie kruisers getroffen waren. „Toen ik met mijn schip bij de kruisers was gekomen, waren daar reeds twee kotters uit Lowestoft bezig met de redding van de manschappen die in zee lagen. Er was een sloep van een der oorlogsschepen te water gelaten, vol menschen en overal rondom matrozen, die zich vasthielden aan stukken hout, terwijl er enkelen zich vastgeklampt hadden aan een tafel " 330 Kapitein Berkhout; viel zelf nog bij zijn pogingen tot redding te water. De „Flora", een schip van de Kon. Ned. Stoomboot-Mij., heeft meer dan 300 man opgepikt en naar IJmuiden gebracht. De „Lucifer" kwam te laat om nog iemand te redden, maar jiam vele geredden van de andere booten over. De moderne Oorlog te land bleek een heel andere Oorlogvoering te eischen dan men zich tot dusver had voorgesteld. Zoo ging het ook met den Zee-Oorlog. Daar maakten duikbooten en mijnen het noodzakelijk, andere maatregelen te nemen. De Engelsche Admiraliteit, de hoogste autoriteit in marine-zaken, vaardigde dan ook de volgende verklaring uit: „Dit feit zal een geweldige verandering brengen in de gedragslijn, tot nu door de Britsche oorlogsschepen gevolgd, bij de redding van overlevenden van zinkende schepen. „Het zinken van de „Aboukir" is alleen een toeval geweest tijdens een onderzoekingstocht,' maar de „Hogue" en de „Cressy" zijn gezonken, omdat ze gestopt hebben -om menschen te redden. Het natuurlijk gevoel van menschelijkheid in dit geval getoond heeft aldus tot zware verliezen geleid, welke voorkomen zouden zijn geweest, wanneer men zich strikt had gehouden aan krijgskundige overwegingen. Een toestel om de nadering van een duikboot aan te toonen. Ben groep microphonen vangt de geluidgolven onder water op en geleidt die naar een kuststation, dat weder de schepen kan waarschuwen. 331 „Deze vergissing is te vergeven onder de omstandigheden van de t moderne oorlogvoering, maar de admiraliteit verklaart, dat het noodzakelijk is voor de toekomst deze gedragslijn voor Britsche oorlogsschepen vast te stellen; wanneer een schip averij krijgt door een mijn of bloot staat aan een onderzèeschen aanval-, moet het ontredderde schip op zijn eigen hulpmiddelen zijn aangewezen, ten minste als het groote oorlogsbodems betreft. „Geen daad van menschlievendheid, 't zij voor vriend of vijand, mag de voorzorgen die in den oorlog geboden zijn, uit het oog doen verliezen en geen maatregelen van redding mogen worden genomen, als ze den militairen toestand kunnen schaden. De kleine oorlogsbodems moeten echter zoo spoedig mogelijk worden opgeroepen om beschadigde schepen te hulp te komen, „De verklaring zegt voorts dat het verlies van bijna 60 officieren en 1400 man niet zoo'n verbittering zou hebben gewekt, als het Veroorzaakt ware door kanonvuur in een open gevecht, maar het is buitengewoon te betreuren onder deze omstandigheden. „Ofschoon de opwinding van het gevecht bij den ondergang der drie kruisers geheel ontbrak, is voorbeeldige tucht en een verblijdende moed en zelfopoffering getoond door de geheele bemanning. „De omgekomenen zijn evengoed ten bate van en voor den roem van Engeland gestorven, als wanneer ze gesneuveld waren in een slag. „Afgezien van het verlies der manschappen, is het verlies der kruisers van weinig beteekenis voor de vloot, daar zij behoorden tot de reeds verouderde schepen. „Volgens rapporten der overlevende officieren is' op den kruiser „Cressy" de periscope van een duikboot op 300 yards afstand gezien. De „Cressy" opende er het vuur op en stoomde er met volle kracht op af. Daarna zwenkte de „Cressy" om de schipbreukelingen van de „Aboukir" en de „Hogue" te hulp te komen. Toen werd een andere periscoop gezien van een duikboot, die op ongeveer 500 yards, afstand een torpedo afschoot, waarvan het spoor duidelijk waarneembaar was. Deze trof de „Cressy" aan stuurboord. Een tweede torpedomiste, maar een derde raakte de machinekamer. „De „Aboukir" is gezonken 35 minuten, de „Hogue" vijf minuten, de „Cressy" 45 minuten nadat zij getroffen waren. : . ( „De „Hogue" is tweemaal geraakt in 20 seconden." De admiraliteit bracht ten slotte warme hulde aan de Nederlandsche schepen „Flora" en „Titan", waarop de Engelsche schipbreukelingen zeer hartelijk waren ontvangen, gevoed en gekleed. , y^ Hoe het verder Otto Weddigen en de U 9 verging? Den 23 September 1914, 's namiddags, keerde de duikboot onverlet in Wilhelmshaven, haar basis, terug. Aan betuigingen van 332 CIS 03 De ondergang van de „Leeuwarden", op weg van Londen naar Harlingcn. (Naar een schets, op de plaats van de ramp vervaardigd.} hulde ontbrak het der bemanning niet. De commandant ontving het ijzeren kruis, le en 2e klasse; alle overige officieren en manschappen — die met name in alle Duitsche bladen genoemd werden — kregen de 2e klasse in dat kruis In October 1914 toog Weddigen voor nieuwe daden met zijn U 9 naar zee en reeds den 13en dier maand vernietigde hij den Engelschen kruiser „Hawke". Een nieuw meesterstuk, juichte men '; in het Vaderland. Maar nóg grooter meesterstuk was de manier, waarop Weddigen aan de talrijke, alleen hèm vervolgende vijandelijke schepen ontkwam. Na de torpedeering van de „Hawke" omvoer hij het groote Britsche Eilandenrijk. Hoe men in Duitschland juichte, toen „unser Held" behouden wederkeerde. De. Keizer gaf hem zelfs den 24en October de orde „Pour le Mérite" en Oostenrijksche, Beiersche, Saksische en andere Ordes volgden. Zijn vaderstad Herford benoemde hem tot „eereburger" en bracht een gedenksteen aan zijn geboortehuis aan. In poëzie en proza werd zijn naam, werden zijn daden gehuldigd Maar terwijl Duitschland juichte, ondernam Weddigen al Weer zijn steeds gevaarlijker worderde tochten. De oorlog tegen Engeland was onderwijl een nieuwe phase ingetreden. De Duitsche Regeering had bekend gemaakt, dat vanaf 18 Februari de Zee-Oorlog verscherpt zou worden. Thans begon de strijd der duikbooten inzoover met nog grooter geweld tegen Engeland, dat zij planmatig den toevoer naar Engeland trachtten af te snijden, om zoo, evenals dit Rijk reeds voor lang gepoogd had, door uithongering Duitschland „op de knieën" te krijgen, den Engelschen handel te benadeelen. Heel de zee rondom Engeland werd tot Oorlogs-gebied verklaard en alle neutrale landen werden gewaarschuwd, dat zij hun handelsschepen uit dit gebied zouden houden. Weddigen —■ hij had nu de „U 29" onder zijn bevel — stak in het begin van Maart 1915 weder in zee. Zijn nieuwe vaartuig was grooter, vlugger en sterker dan de „U 9", en was ook beter bewapend en in staat, om grooter reizen te ondernemen. In den „handelsoorlog" verwierf Weddigen — van Duitsch standpunt gezien — weer nieuwe lauweren. Groote schade bracht hij de Engelsche vloot toe, evenwel zonder zijn ridderlijken inborst te verloochenen, voegden zijn levensbeschrijvers hier aan toe. Den 10en Maart stak de „U 29" van Ostende uit in zee. Den volgenden dag reeds, 11 Maart, bracht de duikboot het Fransche stoomschip „Auguste Conseil" tot zinken, en 14 Maart meldde de Engelsche Admiraliteit, dat de „U 29" dè schepen „Headland", „Andalusian", „Indian City" en „Adenwen" op 13 Maart had getorpedeerd. 334 De Times van 15 Maart 1915 schreef o.a. over deze nieuwe rampen: „Dekapiteins, officieren en bemanningen van de stoomschepen, die VriidacmOTWm hii rlASpillv- eilanden door den Duitschen onderzeeër zijn aangevallen, zijn Zaterdagmiddag te Penzance aan land gebracht. Geen menschenleven is verloren gegaan. „De Indian City" kwam van Galveston en had een lading katoen voor Havre, de „Headland" had een lading fruit van de Middellandsche Zee voor Bristol en de „Andalusian" van Liverpool had een gemengde lading voor Italiaansche havens. „Kapitein Williams vah de „Indian City" vertelde, dat hij zich negen mijl ten zuiden van St. Mary (Scilly eil.) bevond, toen hij Vrijdagmorgen om halfacht den Duitschen onderzeeër (de j . U 29) 300 yards achter zijn schip ontwaarde. De „In- j dian City" werd ingehaald j eninonberispelijkEngelsch I verzocht de commandant j van de duikboot den En- I gelschen gezagvoerder zijn ! vlag te hijscheh, waaraan gevolg werd gegeven. De onderzeeër vertoonde daar- 1 op de Duitsche vlag en deelde aan Williams mede,dat zijn stoomschip in den grond geboord zou worden en hij zich in zijn sloepen moest hep-piTAn " van mÖ"»ire noodzakelijkheid" besluiten, «uiiexne quikdooi tot Zoodra de sloepen van het schip waren afgestoken, werd het schip getorpedeerd. De commandant van de duikboot noodigde 335 Williams aan boord, haalde een kistje sigaren en een flesch wijn te voorschijn en onderhield zich met de Engelsche zeelieden, terwijl hij de reddingsbooten met de bemanning op sleeptouw nam. De „Indian City" was in het gezicht van de genoemde hooggelegen stad St. Mary getorpedeerd. De duikboot bleef gedurende een uur ongeveer in de nabijheid en was het voorwerp van de levendige belangstelling der eilandbewoners, die de gebeurtenissen en het naar den wal roeien van de bemanning van het stoomschip in de sloepen gadesloeg. Onmiddellijk nadat de aanval bekend was geworden, kozen twee patrouillevaartuigen, die te Roadstead waren, zee. Zij haastten zich naar de plaats, waar de duikkoot zich moést bevinden, en openden daarop het vuur met hun kanonnen. De duikboot was op dat oogenblik 10 mijlen uit de kust en de miniatuur-slag werd door een groote menigte gevolgd. Toen de patrouillevaartuigen naderbij kwamen, dook de onderzeeër plotseling onder, doch eenige minuten later verscheen hij ongeveer 2 mijlen westelijker opnieuw boven water. De patrouillebooten stopten om de bemanning van de „Indian City" op te nemen en joegen toen de duikboot na, die hen echter gemakkelijk achter zich liet! De U 29 liet dus wel haar tegenwoordigheid gevoelen, vol trots en vreugde hoorde het Duitsche volk van deze zeemans-daden en te hooger rees in heel het Keizerrijk de vereering voor den held, die zoo manhaftig zich weerde en onkwetsbaar leek. Onkwetsbaar ? Helaas"voor Weddigen en zijn manschappen: Neen! Daar trof alle Duitsche harten gelijk een donderslag het officiëele bericht: • De duikboot U 29 is van zijn laatsten tocht tot dusver niet teruggekeerd. Volgens mededeeling van de Engelsche admiraliteit van 26 Maart moet- het vaartuig met de geheele bemanning vergaan zijn. Het moet dus als verloren beschouwd worden. De waarnemende chef van den' marinestaf, BEHNKE. Reeds den 25en Maart was uit Londen gemeld, dat de Admiraliteit goede redenen had om te gelooven, dat de gevreesde en gehate U 29 met haar geheele bemanning was gezonken. Maar niemand in Duitschland geloofde zulks. Men lachte om deze aankondiging, al joeg ook even het toornig rood naar de slapen, toen men hoorde, dat de Engelsche bladen, deze aankondiging opnemend, Weddigen een zeeroover noemden. Maar toen de Duitsche Marine-staf de U 29 als verloren be- 336 schouwde, twijfelde men niet meer. En over heel Duitsohland kwam rouw. Tot in de verst veiwjgderde streken vam het groote Keizerrijk heerschte een stemming, ateof Weddigen „een eigen betreurde zoon" ware!.... „Otto Eduard Weddigen was als een meteoor in den WereldOorlog van 1914—'15, die glansend en schitterend langs den hemel gleed", prees men hem. En verder schreef men: „In dezen jongen zee-officier, die, alle'sport toegedaan; ook een uitstekend vlieger was. zag men zoo te recht onze gansche heldenmoedige marine belichaamd". Allerlei geruchten omtrent Weddigens einde deden de ronde. Zoo werd uit Wilhelmshaven aan de Morgenpost geschreven: „Over den ondergang van de U 29 zijn hier nog geen bijzonderheden bekend geworden. Ofschoon het bericht aan de Basler Nachrichten, dat de U 2y in de lersche Zee een Engelschen kruiser tot zinken heeft gebracht en daarop zelf door Engelsche oorlogsschepen is vernietiga, tot dus- ™ . . .Mr. Turner, de kapitein van de getorpedeerde „Lusitania". verre van officiëele zijde niet is bevestigd, toch houdt men hier deze lezing voor waarschijnlijk. Daarmee zou tevens het raadselachtige zwijgen van de Engelsche admiraliteit zijn opgehelderd. Als het bericht waar blijkt, zou het aantal vijandelijke oorlogsschepen, door kapitein Weddigen vernietigd, tot vijf zijn gestegen." Maar later vestigde zich een andere meening. Niet in een eerlijk; gevecht zou Weddigen gebleven zijn, maar onverhoeds zou de U 29 door een aangehouden schip zijn geramd en daarna gezonken. Terwijl Op Leven en Dood li 22. 337 er ook Werd verteld, dat door de vreedzaam, schijnende bemanning van een handelsschip op de argeloos nabij gekomen U 29 met haar bemanning zou 'zijn geschoten *).... Wij hebben lang bij kapitein Weddigen stilgestaan, wijl hij èn de Duitsche marine verpersoonlijkte èn de belichaming was van de wijze, waarop Duitschland 'ter zee streed. De Duitschers werden barbaren genoemd croor hunne vijanden. Echter, zoo betoonden ze zich in hun oorlogvoering niet. Wèl was er de schending van België's neutraliteit, wèl was er bok in den ZeeOorlog de betreurenswaardige torpedeering van passagiersschepen — zooals bijv. de „Lusitania", waarbij honderden onschuldigen het leven verloren —, maar Duitschland verdedigde deze feiten met het ' woord „Oorlogsnioodzaak". En inderdaad, de onpartijdige beoordeelaar zag in dit alles, hoe hij er ook van gruwde, een militaire noodzakelijkheid. Want Engeland voorzag zijn koopvaardijschepen van kanonnen — zoo dit niet het werk van de Regeering zelve was, liet deze het oogluikend toe, dat de reederijen hun schepen min of meer 'een Oorlogsuitrusting gaven — en juichte de bemanning zijner handelsschepen toe, als deze een vijandelijk schip tot zinken hadden weten te brengen. België's neutraMteits-sohenditng was onrecht; de torpedeering van de „Lusitania" was een ontzettende gebeurtenis.... maar de Oorlog, die in 1914 door de diplomaten was uitgelokt, droeg van dit alles de schuld.... Nog eenmaal keeren we tot Weddigen terug. Een zeeroover noemden hem de Engelsche bladen. Dat was hij niet. Hij was een Duitsche zeeman, die zijn plicht deed. Daarvan legde een onverdachte getuige, Kapitein Malley van het door de U 29 in den grond geboorde stoomschip „Andalusian", getuigenis af door zijn verklaring aan de Daily News: •' „Ik was de laatste, die ons schip verliet. Toen ik in een der booten afdaalde, werd ik vrij érnstig aan de zijde gekwetst. De officieren van de duikboot verzochten mij toen aan boord te komen, waar ik in . de kajuit van kapitein Weddigen werd verbonden. Hét bleek, dat ik een rib had gebroken. Men behandelde mij met alle mogelijke aohting. .Kapitein Weddigen bood mij sigaren en port aan en toen wij zaten te praten, nam ik de gelegenheid te baat, om hem mijn meening over den Duitschen duikboot-oorlog te zeggen. „Wij doen onzen plicht," antwoordde Weddigen kalm, „maar wij ') Eerst veel later zou de ware toedracht dezer zaak bekend worden. Dat de Engelsche Admiraliteit reeds 25 Maart den ondergang der U 29 bekend maakte, doch de omstandigheden, waaronder dit „einde" plaatsgreep, vérzweeg, gaf van den beginne grond voor achterdocht. 338 willen ook geen burgers dooden. Het is ons te doen, om- schepen, niet om menschen te vernietigen. ,.Op mijn vraag, of hij niet degene was, die drie Engelsche kruisers in den grond had geboord, antwoordde hij toestemmend. „Ik was toen gezagvoerder van de U 9, nu van de IJ 29." . . Nederlandsche slachtoffers van den Oorlog. In de eerste week van Maart 1915 ontplofte bij Zierikzee een mijn, waarvan vijf Zeeuwen het slachtoffer ... aaë-L ,w?rden. Onze foto geeft vier van deze slachtoffers. Van links naar rechts: Stoffel Jan Cashoek, 25 jaar: A. van Burgh, 69 jaar; Marien Cashoek, 27 jaar; in het midden onder de 16-jarige Bverardus Cashoek. ..Intusschen was de bemanning van de „Andalusian" uit de reddingsbooten, die de U 29 op sleeptouw had genomen, op het dek van de duikboot overgegaan. De Duitsche officieren gaven hun sigaren en waren zeer voorkomend, vooral toen we afscheid namen. De duikboot had nl. een Fransche bark ingehaald en wij kregen bevel in onze booten erheen te roeien. 339 Engeland beheerschte de zeeën — bet wilde ook de lucht boven de zee beheerschen. En tal van watervliegtuigen werden daarom vervaardigd, die, — gelijk op de foto, te Spithead genomen,— de actie der Engelsche kruisers moesten ondersteunen. Evenwel, door'den Duitschen duikbooten-oorlog bleek, dat Engeland althans nog één wapen öf te weinig talrijk öf te weinig / ontwikkeld, bezat. ,Mijn onderhoud met kapitein Weddigen -zal wel 't laatste zijn geweest, dat iemand met hem heeft gehad • De Duitsche en de Engelsche vloot. Geharnaste strijders waren de hoofd-vijanden in den' Grooten Oorlog. Engeland en Duitschland. Jaren geleden was alleen het Duitsche land-leger „menschelijkerwijze volmaakt". Maar sinds tusschen het Keizerrijk en het Eilandenrijk een gespannen toestand was ingetreden, had Duitschland1 .ook rusteloos aan de versterking zijner zeemacht gewerkt. En, al bezat Engeland nog steeds het overwicht — het zorgde ook wel, door een voortdurenden aanbouw, dat het in aantal en hoedanigheid der schepen hooger blééf —, de Duitsche vloot werd in den loop van maar enkele jaren een macht, waarmede terdege rekening gehouden moest worden. Duitschland had, toen in 1914 de Zee-Oorlog begon, 33 linieschepen, 13 linie- en gepantserde kruisers, 39 pantserdekkruisers, 149 groote torpedobooten en 28 duikbooten (de oudere torpedobootenrkanonneerbooten, schepen voor bijzondere diensten enz., niet meegerekend). 340 Voor den oorlog waren in aanbouw 7 linieschepen, 4 liniekruisers, 6 pantserdekkruisers, 17 torpedobooten en een aantal duikbooten. Van de linieschepen waren er nog 10, die kanonnen van 24 centimeter als hoofdbewapening hadden. Zij waren uit de jaren 1896—1901. Hun waterverplaatsing bedroeg 11.150—11.800 ton. Hun snelheid was • 18 knoop. De bewapening bestond uit 4 kanonnen van 24 centimeter, 14 of 18 van 15 centimeter, enz.. Tien linieschepen waren uit de jaren 1902—1906. Zij hadden 13.200 ton waterverplaatsing, 4 kanonnen, van 28 centimeter, 14 van 17 centimeter en 18 of 20 van 8.8 centimeter. Zij liepen van 18 tot 19 knoop. In het jaar 1908 liepen de eerste Duitsche dreadnoughts van stapel, het zoogenaamde type Nassau. Zij waren 18.900 ton groot, hadden 12 stukken van 28 centimeter, 12 van 15 centimeter en 16 van 8.8. De snelheid was 19 tot 20 knoop. De eerste linieschepen, die met 30.5 centimeter kaliber waren bewapend, waren van 1909—1910. Het was de Helgoland-klasse, vier schepen van 22.800 ton. Zij hadden behalve het kleinere geschut 12 kanonnen van 30.5 centimeter en een snelheid van 20 tot 21 knoopen. In 1911—1912 Mep de Kaiser-klasse van stapel, 5 schepen. En in 1913—1914 kwam de König-klasse gereed. Het eersite type met 24.700 ton; het andere 25.800. Zij hadden tien stukken van 30.5 centimeter en verder het gewone aantal kleinere kanonnen. Zij liepen 23 knoop. De eerste schepen, met ■38 centimeter kaliber, waren in 1913—1914 op stapel gezet. In Mei De door de oorlogvoerende zeemogendheden uitgezette mijnen bedreigden vooral ook de koopvaardrj-vlopt- Het s.s. „Leerdam" van de Maatschappij „Oostzee" stiet ln de nabijheid van de Engelsche kust op zulk een mijn en verzonk in de golven. 341 waren 7 schepen gedeeltelijk van het type König en gedeeltelijk van het allerlaatste type in aanbouw. Van de gepantserde kruisers waren de beide oudste, „Fürst Bismarck" en „Prinz Heinrich", met stukken van 24 centimeter gewapend, de andere van 21 cenimeter. Een overgangstype vormde de „Blücher" met 12 stukken van 21 centimeter, terwijl de andere gepantserde kruisers elk slechts 2, 4 of 8 groote stukken droegen. De eerste Duitsche dreadnought-kruiser, de „Von der Tann", liep in 1907 van stapel. Deze was 19.400 ton groot met 8 stukken van 28 centimeter en 10 van 15 centimeter en liep 28 knoop. Dan volgde de „Mjoltke" en de „Goeben" met 23.000 ton en 10 stukken van 28 centimeter, de „SeydKtz" uit 1912 met 25.000 ton en dezelfde bewapening. De „Derflinger", 26.600 ton groot, uit 1913, was de eerste kruiser, die met 30.5 centimeter kanonnen gewapend werd en wel mjet 8 stuks. Deze kruiser was echter, evenals twee andere, die in 1913 van stapel geloopen waren, toen de Oorlog uitbrak,' nog niet klaar'. De pantserdekkruisers, waarvan er 39 klaar en 6 in aanbouw waren, hadden een snelheid van 21.5 tot 29 knoop. De waterverplaatsing bedroeg van 2650 tot 4900 ton. Zij waren alle met tien of twaalf stukken van 10.5 centimeter bewapend. De torpedobooten, waarvan er 149 klaar en 17 in aanbouw waren, hadden een grootte van 230 tot 650 ton. Hun snelheid bedroeg 21 tot 32 knoop. Zij hadden elk 2 stukken van 8.8 centimeter aan boord.... Engeland bezat, Augustus 1914, 59 linieschepen en 16 waren in aanbouw. Tien ervan waren met tien stukken van 30.5 centimeter en tien met stukken van 34.3 centimeter bewapend. De in aanbouw zijnde schepen zouden op twee na met 38 centimeter kaliber bewapend worden. De oudere Engelsche linieschepen waren alle met 4 stukken van 30.5 centimeter bewapend. De grootste nieuwe schepen waren ongeveer 28.000 ton groot, de oudere dreadnoughts 19.000 en 20.000 ton en de oude linieschepen tusschen 13.000 en 16.700 ton. De snelheid der nieuwste schepen mat ongeveer 25 knoop. Van de 43 gepantserde kruisers waren er 9 liniekruiser9. Van deze waren de drie nieuwste met acht stukken van 34.3 centimeter bewapend. De oudere hadden acht stukken van 30.5 centimeter. De grootte wisselde af tusschen 17.500 en 29.000 ton; de snelheid tusschen ?6 en 28.5 knoop. Slechts één liniekruiser was nog in aanbouw. Enger land had er nl. den laaitsten tijd de voorkeur aan gegeven, een middending tusschen een linieschip en een gepantserden kruiser te bouwen, met acht stukken van 38 centimeter en 25 knoopen snelheid. De oudere pantserdekkruisers waren meestal met 23 centimeter kaliber bewapend. Eenige hadden echter als zwaarste geschut slechts 19 of zelfs 15 centimeter kaliber. De pantserdekkruisers (gereed 58, in aanbouw 21) waren tusschen 342 De Katwg'ksche visschersvloot dOrfde niet meer de haven uit. En wel was dit te begrijpen. In één week tijds 2—3 van hun booten vergaan, versplinterd door de gruwelijke mijnen — eenzelfde lot kon ook hen treffen. \.- 't:n' de 2100 en 14.400 ton groot. De nieuwste liepen tot 30 knoopen. De bewapening was meest 15.2 centimeter kaliber. Groote torpedojagers bad Engeland er 256; in aanbouw waren er 30. De nieuwe groote hadden meestal drie stukken van 10.2 centkaëter. Bij de oudere booten was het kaliber 7.6. De snelheid ging tot 35 knoopen. Er waren 77 duikbooten gereed en 28 in aanbouw. De grootte , wisselde af tusschen 180 tot 210 ton bij de oudste en 950 tot 1200 ton bij de nieuwste. Een 1500 ton-type was in aanbouw Getallen, om van te duizelen! Wanneer men nu aannam, dat beide Mogendheden nog wel hun „geheimen" hadden, geheimen, die ieder op zich zelf den tegenstander een vreeselijke verrassing zouden bereiden, mocht vrijelijk worden verwacht, dat ook de Zee-Oorlog, die in 1914 uitbrak, in zijn ontzettingen zonder weerga zou zijn. t Engeland en Duitschland waren ook ter zee geharnaste strijders. En als deze of gene een kostbaar schip verloor, was dit een verlies, dat feitelijk niet gevoeld werd. Want rusteloos werd er gewerkt op de groote Oorlogswerven in beide landen; dag en nacht door hamerden er de werklieden aan nieuwe schepen, die op stapel gezet, na korter tijd' dan ooit te voren reeds te water konden worden gelaten.... .y*2 343 De reuzenvloten van Engeland en Duitschland werden steeds ontzaglijker! Echter — Duitschland was en bleef in de minderheid. Want niet aljeen de overmachtige Engelsche vloot, doch ook de niet onaanzienlijke zeemacht van Frankrijk en later de vloot van Italië kreeg het tegenover zich, gezwegen nog van het feit, dat in de Oostzee en Zwarte Zee de Russische vloot ageerde en in het verre Oosten de Japansche Marine aan het werk toog en Australië zijn schepen tegen het Keizerrijk aan den strijd deed deelnemen. Dat de Duitsche vloot op de hulp der Oostenrijksch-Hongaarsche kon rekenen en later nog de Turksche Marine aan haar zijde kreeg, beteekende tegen de geweldige overmacht wèl iets, maar niét veel..., De belangrijkste krijgsverrichtingen ter zee in het eerste Oorlogsjaar. Wat verwacht werd, gebeurde.... ,niet. Men had algemeen de overtuiging, dat heel spoedig de beide groote vloten, of althans niet onbelangrijke gedeelten daarvan, met elkander slaags zouden raken. En, al ijsde men van de verschrikkingen, die dezen zeeslag zouden De „Kronprinzessin Cecilia", die 10 millioen Mark aan goudgeld aan boord had, in den Atlantischen Oceaan aangehouden en bewaakt door een Engelsche torpedoboot. •344 vergezellen - — men spande zijn aandacht voor den uitslag van de komende „goden-worsteling ter zee". * Evenwel — het bericht van een zeeslag bleef uit. Wel doken telkens hier en daar geruchten op, dat na 'een vreeselüke ontmoeting de Duitschers op de vlucht waren geslagen of de Engelschen naar hun havens teruggedreven, maar de gróóte zeeslag kwam niet. Evenals te land in • den loopgraven-oorlog schenen de vijanden ter zee „verstoppertje" te spelen. De groote vloten ontweken elkander. Het werd hoe langer zoo mteer duidelijk, dat men elkander zocht af te matten door kleime gevechten, door schermutselingen 1). Om de geschiedenis van den Grooten Zee-Oorlog — die op zichzelf reeds vele boekdeelen zou kunnen vullen — eenigermate te kunnen overzien, is het wellicht dienstig, de voornaamste gebeurtenissen in chronologische volgorde te noemen. 2 Augustus 1914: De Duitsche kruiser „Augsburg" bombardeert Libau in Rusland. 5 Augustus: De Duitsche mijnen'legger „Königin Luise" wordt in den Theemlsmond, waar zij bezig was mijnen te leggen, door den Engelschen torpedo-jager „Lance" in den grond geboord. 6 Augustus: De, Engelsche kruiser „Amphion" stoot op een door de „Königin Luise" gelegde mijn en zinkt. 9 Augustus: Aanval van Duitsche onderzeeërs op een Engelsche flottielje. De aanval mislukt. De Engelsche kruiser „Birming- ham" boort de Duitsche U 15 in den grond. 17 Augustus: De Oostenrijksche kruiser „Zenta" wordt bij Antivari door de Fransche 'vloot vernietigd. 27 Augustus: De Duitsche kleine kruiser „Magdeburg" geraakt in de nabijheid van de Finsche Golf door mist aan den grond en wordt door de bemanning zélf tot zinken gebracht. De Duitsche hulpkruiser „Wilhelm der Grosse" wordt in den grond geboord. 28 Augustus: Zeegevecht bij Helgoland. Tijdens mist wordt het Duitsche bewakings-cordon bij Helgoland door een aantal Engelsche torpedobootjagers en duikbooten aangevallen. De Duitsche kruisers „Ariadne", „Kö'ln" en „Main", alsmede de torpedo-boot V 187 worden vernield'. Het Engelsche vlaggeschip „Arethusa" en de torpedo-jager „Laertes" beloopen aanmerkelijke schade. 3 September: De Engelsche kanonneerboot „Speedy" loopt in de Noordzee op een mijn en zinkt. ') Doch deze „schermutselingen" waren reeds zoo vreeselijk. dat ze in verschrikkingen vroegere Zee-Oorlógen overtroffen. (Zie daarvoor bladz. 319). 345 ~ 5 September: Een Duitsche duikboot torpedeert in den mond van . de Tyne den Engelschen kruiser „Pathfinder". 8 September: De Engelsche hulpkruiser „Oceanic" strandt op* de Schotsche kust en vergaat. 14 S e p t e m b e r: De E 19 (een Engelsche duikboot) torpedeert nabij Helgoland den Duitschen kuiser „Held". De Engelsche hulpkruiser „Carmania" brengt den Duitschen hulpkruiser „Gap Trafalgar" tot zinken. 18 September: Het Engelsche opleidings-vaartuig „Fisgard" zinkt *'■.. . in het Kanaal. 22 September: De TJ 9 (kapitein Weddigen) torpedeert nabij Hoek van Holland de Engelsche pantserkruisers „Aboukir", „Cressy" en „Hogue". 23 September: De Duitsche kruiser „Einden" bombardeert Madras. 28 September: Turkije sluit de Dardanellen. 29 September: Berichten, dat de „Emden" in den Indischen Oceaan werkzaam is. 6 October: In de monding van de Eems wordt de Duitsche torpedoboot S 116 door een Engelschen onderzeeër tot zinken gebracht. 9 October: Twee Fransche torpedobooten gaan Verloren. 10 0 c t o b er: De Russische kruiser „Pallad'a" wordt door een Duitsche duikboot in den grond geboord. Zes kleine Belgische patrouillevaartuigen en mijnenleggers worden te VMssingen geïnterneerd, nadat Antwerpen gevalen is. ^6 October: Een Duitsche onderzeeër torpedeert den Enigelscben kruiser „Hawke". 17 October: De Engelsche lichte kruiser „Undauted" en vier tor¬ pedojagers brengen ter hoogte van Texel 4 Duitsche torpedojagers, de S 115, S 117, S 118 en S 119 tot zinken. 18 October: De Engelsche duikboot E 3 wordt onder dte Duitsche kust in den grond geboord. (Dezen dag en volgende dagen beschoot een EngeJschFfansche zeemacht de Duitsche stellingen in Vlaanderen en 'hielpen zoo den opmarsch der Duitschers naar Duinkerken en Calais stuiten. Vooral de drie door Engeland in geslag genomen „Braziliaansche" monitors namen een werkzaam! aandeel in deze beschieting.) De Japansche kruiser „Takasjiko" wordt bij Tsirugtab door de Duitsche torpedoboot S 90 in den grond geboord. De S 90 loopt daarna op de Chineesche kust en wordt vernield. 21 October: Bericht, dat de „Emden" in den Indischen Oceaan 5 346 23 October: Bericht, dat de Duitsche kruiser „Karlsruhe" in den Atlantischen Oceaan 13 Engelsche stoomschepen in den grond heeft geboord. ,V . 347 De slachtoffers van de ramp in de Noordzee, — van 22 September 1914 —worden te Hoek van Holland met militaire eer begraven. Onze foto, te 's-Gravenzande op het kerkhof genomen, geeft het groote graf te zien, waarin één voor één de kisten worden afgelaten. De Engelsche predikant te Rotterdam staat rechts van het graf. Links Ds. A. van Geest Ned. Hervormd predikant te 's-Gravenzande. Engelsche schepen in den grond heeft geboord en één heeft • vermeesterd. *•' Engelsche gewonden, overblhvenden van de zeeramp, die de schepen „Aboukir" Cressy" T, en „Hogue" qp 22 September 1914 trof. in het hospitaal te Hoek van Holland. Van links naar rechts: Arthur James Everett, William Keill, William John Parish, Richard. Roberts, John Black. De Oostenrijksche Donau-monitor „Ternes" stoet op eert mijn en zinkt. 24 October: Een Engelsche torpedo-jager ramt in de nabijheid der Nederlandsche kust een Duitsche duikboot. Beide vaartuigen, beloopen schade. 28 October: Het blijkt, dat voor de Noordkust van Ierland door de j-A'V aê£ ' Duitschers mijnen zijn gelegd. 29 October: Schermutselingen van Turksche schepen met Russische : in de Zwarte Zee. De „Emdeh" boort op de reede van Poeloe Pinang den Russischen kruiser „Sjemtsjoeg" en een Franschen torpedojager in den grond. 'W-vm 30 October: Turksche torpedobooten vernietigen in de haven van Odessa een Russische kanonneerboot. 31 October: De Engelsche kruiser „Hennes" in straat Dover door een Duitsche duikboot getorpedeerd. 1 November: Een Turksche kanonneerboot wordt door een Fransch-Engelsche zeemacht aangevallen en laat zich in de lucht vliegen. 2 November: Engeland verklaart de Noordgrens van de Noordzee „gesloten". 3 November: Twee groote en vier kleine torpedobooten — alle 348 IDuitsch — vertoonen zich voor Yarmouth en beschieten er de Engelsche kanonneerboot „Halycon". Bij de achtervolging daarna stoot een Engelsche onderzeeër op een Duitschen strooi-mijn en zinkt. r^en HjngeiscnFranseh eskader bombardeert de forten aan de Dardanellen en Engelsche oorlogsschepen beschieten Aka'ba, Dzjeddah en Jaffa. De Russische kruiser „Sinope" is — naar een bericht uit Turksche bron — tot zinken gebracht. ^November: De Duitsche pantserkruiser„Yorck" loopt bij mist in de Jade op een eigen mijn en zinkt. Zeegevecht bij de Chileensche kust. De Engelsche . schepen „Good Hope" en „Monmouth" gaan verloren. 9November: De „Emden" door een Australisch slagschip bij de Cocos-eilanden tot zinken gebracht. Boven en in het. midden: De tijdens den zeeslag bij Helgoland . De Duitsche in den grond geboorde Duitsche kruisers „Mainz" en *K01n '. .. , tt.. . I; . Beneden: De „Kaiser Wilhelm der Grosse", de Duitsche hulp- Kruiser „i^OlllgS- kruiser. die eveneens door de Kngelsche zeemacht tot zinken Iiavo-" in rian werd gebracht. UCIë 111 ueli . 349 mond van de Rufïji — een rivier in Duitsch-Oost-Afrika — opgesloten. De Duitsche kruiser „Geier" wordt in Honoloeloe • 1 geïnterneerd. 11 November: De Engelsche kanonneerboot „Niger" wordt bij Dover door een Duitschen onderzeeër getorpedeerd. 24 November: De Duitsche duikboot U 18 wordt ten Noorden van Schotland geramd. De beschadigde boot wordt daarop door de eigen bemanning tot zinken gebracht. 25 November: Het Engelsche linieschip „Bulwark" springt bij Sheerness in de lucht. 8 December: Slag bij de Falklandeilanden. De Duitsche kruisers „Scharnhorst", „Gneisenau", „Leipzig" en „Neurnberg" gaan ten onder. 16 December: Tweede tocht van een Duitsch eskader naar de Engelsche kust. Beschieting van Hartlepool, Scarborough en Whitby. fè-sr.. 22 December: De Fransche duikboot „Curie" wordt in de Adriatische Zee in den grond geboord. (Later werd dit vaartuig door de Oostenrijkers gelicht en naar Pola gebracht,) 2b December: Een Engelsch eskader dringt tot voorbij Helgoland door. Engelsche watervliegtuigen laten daarna op en bij Cuxhaven bommen vallen. 1 Januari 1915: De Engelsche kruiser „Formidable" wordt door een Duitsche duikboot in het Kanaal getorpedeerd. 14 Januari: De Fransche duikboot „Saphir" wordt voor de Dar- danellen in den grond geboord. 24 Januari: Zeegevecht in de Noordzee. De Duitsche pantser¬ kruiser „Blücher" wordt in den grond geboord. 25 Januari: De kleine Duitsche pantserdekkrüiser „Gazelle" wordt bij Rügen door een Engelsche duikboot aangevallen. Het schip weet echter een Duitsche Oostzee-haven te bereiken. 4 Februari: De Duitsche Marinestaf verklaart van 18 Februari af de Engelsche wateren tot oorlogsgebied. 24 Februari: De Engelsche hulpkruiser „Clan Macnaughton" vermist. 26 Februari: De Fransche torpedoboot „Daque" zinkt voor Anti- vari op een mijn. 28 Februari: Het Engelsche koopvaardijschip „Thordis" boort een Duitsche duikboot in den grond. 2 Maart: De „U 8" in den grond geboord. 10 Maart: De „U 12" in den grond geboord. 15 Maart: De Duitsche kruiser „Dresden" wordt door drie Engelsche 350 kruisers in den Stillen Oceaan, ten Westen van Ecuador, tot zinken gebracht. 18 Maart: De Engelsche linieschepen „Irrisistible" en „Ocean en het Fransche linieschip „Bouvet" zinken bij de Dardanellen. De „Gaulois" wordt er buiten gevecht gesteld. 3 April: Het Turksche schip „Medzjidieh" zinkt door een mijn. 6 April: De „Eitel Friedrich" wordt in Newport News geïnterneerd. 27 April: De Fransche kruiser „Léon Gambetta" door een Oostenrijksche duikboot in den grond geboord. 30 April: De Duitsche hulpkruiser „Macedonia" buitgemaakt. In de Noordzee zinken twee Duitsche torpedobooten en de Engelsche torpedojager „Recruit" alsmede een gewapende treiler. 3 Mei: Een Zeppelin brengt in de Noordzee een Engelsche duikboot tot zinken. 7 Mei: De Engelsche torpedojager. „Maori" voor de Belgische kust in den grond geboord. De „Lusitania" getorpedeerd. . ; 13 Mei: Het Engelsche linieschip „Goliath" is bij de Dardanellen getorpedeerd. 25 Mei: Het Engelsche linieschip „Triumph" wordt door een Duitsche duikboot bij de golf van Saros in den grond geboord. Het Amerikaansche stoomschip „Nebraskan" door torpedo of mijn beschadigd. 27 Mei: Het Engelsche linieschip „Majestic" voor de Dardanellen in den grond geboord. De Engelsche hulpkruiser „Princess Irene" vliegt in _ de lucht. 10 Juni: In de Adriatische Zee wordt een Engelsche kruiser en in de Noordzee worden twee Engelsche torpedobooten in den grond geboord. 19 J u n i: Gevecht in de Adriatische Zee bij de monding van de Tagliamento. 27 Juni: Een Italiaansche torpedoboot vernield. 1 Juli: De Engelsche torpedojager „Lightning" beschadigd door torpedo of mijn. De „Armenian" in den grond geboord. 2 Juli: Gevecht in de Oostzee. Het Duitsche mijnschip „Albatros" loopt zinkend op het strand van Gothland. 7 Juli: De Italiaansche kruiser „Amalfi" wordt door een Oostenrijksche duikboot in het Noorden van de Adriatische Zee getorpedeerd. 18 Juli: De Italiaansche kruiser „Guiseppo Garibaldi" wordt ten Zuiden van Ragusa getorpedeerd en zinkt. 351 23 Juli: President Wilson doet te Berlijn een Nota overhandigen waarin te kennen gegeven wordt, dat daden als de vernietiging van de „Lusitania" — zoo daarbij Amerikaansche burgers betrokken zijn — door de Vereenigde Staten als „opzettelijk onvriendschappelijk" zullen worden beschouwd. Vorenstaande data en gebeurtenissen geven slechts iets van het vele, dat er in het éérste Oorlogsjaar op zee is gebeurd. Dag aan dag toch voeren de schepen uit, helaas niet om vreedzamen handel üe Engelsche kruiser „Hawke", die den 16en October 1914 door den Duitschen onderzeeër , „U 9" in de Noordzee tot zinken werd gebracht. te drijven of voor doeleinden ten dienste van kennis en wetenschap, maar om elkander te treffen en te vernietigen. Het gegeven chronologisch overzicht is een getrouwe weergave der feiten. Verbijsteren ze niet, deze datums en namen? Is het niet, om van te beven, lang nadat de Vrede ook eenmaal aan dezen Oorlog een einde zal hebben gemaakt, dat geen werelddeel, geen zee vrij kon blijven van dezen woesten strijd om de oppermacht ? Overal de al-verwoestende Oorlog, óveral één pogen-om kostbare waarden te vernietigen, één begeerte om menscben te dooden! Ach! En ergens in een klein neutraal land stond eenzaam en vergeten een Paleis des Vredes, waarvan onder het uitspreken van 352 vredelievende redevoeringen de eerste steen was gelegd, dat, toen het voltooid Was, onder een schier hartstochtelijk „Vrede, vrede, eeuwige Vrede!"-geroep in gebruik was genomen Wóórden, niéts dan wóórden! Zij, die het Vredes-Paleis de kostelijkste ge• schenken vereerden, zinden tóen reeds op Oorlog. Toen reeds werd in stilte berekend, hoe sterk de torpedo moest zijn, die den gepantserden wand van een der ontzagwekkende „zee-forten" zou kunnen verbrijzelen; toen reeds oefende zich de bemanning der dood en verderf brengende duikbooten want de diplomaten wisten, dat de Wereldgeschiedenis een Wereld-Oorlog tegemoet ging. O, de diplomaten, die ook voor den schrikkelijken Wereld-ZeeOorlog de verantwoording op zich hebben geladen! Heldendaden ter zee. ' Wij, Nederlanders, die in altijd-durenden strijd met de zee verkeeren, maar ook door de zee gekomen zijn tot welvaart en grootheid en bloei, wij voelen van ouder op kind voor de zee. En in ons leeft nog de herinnering aan de dagen, toen ons land was een zeemogendheid van beteekenis en hen, die nu trotsch zijn op hun oppermacht-ter-zee, deed sidderen en beven. Dat was in de dagen van Tromp en De Ruyter Die tijd, ónze tijd, is voorbij. Gelukkig — het zij in het voorbij r gaan en met dankbare voldoening gezegd — ons land streeft nu een gansch andere grootheid na; een gróótheid, die het toonde in de sombere October-dagen van 1914; een gróótheid, die . het ook in den loop der jaren menigmalen bereikte. Maar een gevolg van ons Nederlander-zijn, van onzen strijd mèt en onze liefde voor de zee, is, dat wij een meer dan gewone belangstelling koesteren voor alles, wat met die zee in verband staat; óók dus voor den Zee-Oorlog. En is het wonder, dat het Nederlandsche volk, hetwelk nog de roemrijke daden zijner zeehelden in gedachtenis houdt, voor de heldendaden ter zee, die ook in den WereldOorlog openbaar werden, met een schier eerbiedige bewondering vervuld is? Om het even — de helden mochten Engelschen zijn of Duitschers, Turken of Franschen, Oostenrijkers of Russen, zoodra het bericht, van wat zij durfden bestaan, tot ons kwam, juichte ons hart hen toe of we weenden, wijl zulke kostelijke levens verloren gingen ' Even weinig als al wat ter zee is voorgevallen in enkele bladzijden vermeld kan worden, kunnen ook al die gemeenschappelijke of persoonlijke heldendaden hier worden genoemd. Tóch, "over enkele mag en kan niet worden gezwegen. Een korte Op Leven en Dood IL, 23. 353 Gezicht op Whitby, welks historische Abdij door het bombardement der Duitsche oorlogsschepen op 16 December 1914 zwaar beschadigd werd. mededeeling der feiten omtrent den ondergang van een schip of aangaande de wijze, waarop schepen en bemanningen zich niet zelden tegen een sterke overmacht weerden, móge dan een typeerend voorbeeld geven, hoe in den Zee-Oorlog van 1914 de zeelieden der verschillende vloten wisten te strijden en te sterven voor hun land. En aan de nagedachtenis der helden mogen wij dan ook een stille en eerbiedige hulde brengen Het vergaan van de „Amphion". Omtrent dezen Engelschen kruiser, die den 5en Augustus 1914 in de Noordzee verging. — het éérste gevolg van den tusschen Engeland en Duitschland uitgebroken oorlog — deelde het officiëele Engelsche persbureau het volgende mede: „Het derde smaldeel, waartoe de „Amphion" behoorde, was dien ochtend bezig met het afzoeken van een deel van de kustwateren, toen een trawler meedeelde, een verdacht schip te hebben gezien, dat telkens voorwerpen overboord gooide. Even daarna kwam de mijnlegger „Königin Luise" in 't zicht, die trachtte in oostelijke richting te ontsnappen. Vier torpedojagers zetten het schip na, kregen het na een uur te pakken en boorden het in den grond. \„Nadat de overlevende opvarenden waren opgevischt, werd het 354 onderzoek voortgezet en zonder incident ten einde gebracht. Toen om half vier 's ochtends de „Amphion" terugstoomde, werd bij de plaats, waar de „Königin Luise" gezonken was, de koers veranderd, om de gevaarlijke zöne te vermijden. Dit ging goed tot half zeven, toen de „Amphion" op een -mijn stiet. Vlammen schoten rondom het schip omhoog en omgaven de brug, waar de kapitein bewusteloos neersloeg. Toen hij weer bijkwam, liep hij dadelijk naar de machinekamer, om de machines, "die nog met volle kracht vooruit sloegen, stop te zetten. Daar het geheele voorschip reeds in vlammen stond, was het onmogelijk het voorschip onder water te laten loopen, en daarom Werden alle pogingen er op gericht, de gewonden onder de bemanning ' in veiligheid te brengen, voor het geval het kruitmagazijn mocht ontploffen. „Inmiddels waren de torpedojagers naderbij gekomen en daar het de hoogste tijd was, het schip te verlaten, bracht de bemanning daarvoor alles in gereedheid, met dezelfde kalmte, die haar tijdens het geheele ongeluk heeft gekenmerkt. „Twintig minuten, nadat de „Amphion" op de mijn was geloopen, verlieten alle opvarenden het schip en drie minuten later volgde een tweede ontploffing, die het geheele voorschip vernielde. Naar 't schijnt, was het schip nogmaals op een mijn geloopen. De stukken van het voorschip werden hoog in de lucht geslingerd en troffen de reddingsbooten, en de torpedojagers. Op het dek van een torpedojager viel een De verwoeste Abdij te Whitby. De bommen der Duitsche scbeepskanonnen hebben dit historische kerkgebouw buna geheel verwoest. Alleen de hoofdmuren zijn staande gebleven. 355 granaat van de „Amphion*", en de ontploffing daarvan doodde twee opvarenden en een Duitschen gevangene, die van de „Königin Luise" gered was. „De „Amphion" begon na de tweede ontploffing snel te zinken rnet het voorschip naar beneden, terwijl het' achterschip in een' hoek van 45 graden gedeeltelijk boven water uitstond. Binnen een kwartier was het geheele schip in de golven verdwenen. „Kapitein Fox heeft niets dan lof voor het kranig gedrag van zijn officieren en manschappen." De ontsnapping van de „Goeben" en de „Breslau". In den namiddag van 1 Augustus 1914 lagen de Duitsche pantserkruiser „Goeben" en de kleine Duitsche kruiser „Breslau" vreedzaam voor Brindisi. Eensklaps.... knetterde in de hut van den maroonigraaf de electrische vonk. De „draadlooze" bracht berichten over, hoe de gespannen toestand zich dreigde te ontwikkelen. Met het donker worden steeg er wat meer rook uit de machtige schoorsteenen en toen deze door den wind was weggewaaid, was het watervlak in de haven van Brindisi ledig. Slechts grijze schaduwen gleden over het water.... „Nog driehonderd zeemijlen tot Messina?.... Snel de Straat binnen!" Op 2 Augustus gaf de gastvrije neutrale haven kolen, zooveel als de schepen maar bergen konden. In den avondnevel ging het toen weer naar buiten. Geen vijand in zicht. In allerijl westwaarts. Op 4 Augustus scheen de Afrikaansche kust van Biserta te slapen in 't vale vroegochtendlicht. Langs die kust stoomde de „Breslau" met verhoogde snelheid voort en verdween toen in 't Westen. Bij het aanbreken van den dag zonden daarop beide schepen hun metalen groeten naar de Afrikaansche kust. In Philippeville en Bóne lagen stoombooten vreedzaam aan de kade. Spoedig was het vernielingswerk verricht: de versterkte plaatsen en de inschepings-oorden voor Fransche troepentransporten hier waren verwoedt. En toen, bliksemsnel, gelijk zij kwamen, verdwenen de kruisers weer. De kanonnen donderden van land terug. Onschadelijk. Den 5en Augustus waren de oorlogsschepen weer in Messina. Thans werd het ernst. Belangrijker taak wachtte. De haven was door Engelschen en Franschen omringd en het verblijf in de neutrale haven afgemeten. Weder zooveel mogelijk kolen ingenomen en dan eindelijk, en nu echt, op den vijand los. Een „huzaren-rit te water". De zon zonk dieper, donkere schaduwen verbreidden zich over de Straat van Messina, de pijpen rookten, het knarsen van de ankerkettingen werd gehoord. Op de „Goeben" weerklonk het Duitsche volkslied. Blootshoofds stonden officieren en manschappen aan dek. Drie Hochs op den Keizer En toen, terwijl de maan de nachtelijke vaart verlichtte, een diepe stilte.... 356 Waarheen trokken de „Goeben" en de „Breslau"? Hoe zouden zij aan de op hen wachtende Fransche en Engelsche overmacht kunnen ontkomen? Duitsche harten sidderden. In« Frankrijk en Engeland hóópte men. Het zou een schitterend wapenfeit .in de annalen der Entente-marine worden, als deze twee schepen konden onschadelijk gemaakt. Ja, als. Maar de mannen van de „Goeben" en „Breslau" waren waakzaam èn op hun post. Ze lieten zich niet snappen. Terwijl alleen in de haven van Gibraltar 50 paket-booten wachtten op de „zuivering" van de Middellandsche Zee, en een sterk Ententeeskader onder den zonnigen Zuiderhemel de wateren afzocht, stoomden de „Goeben" en de „Breslau" naar het Oosten, naar het groote eilanden-gebied van de Cycladen en Sporaden. In verspreide linie speurden de vervolgers overal, waar ze de gezochten maar vermoedden — vruchteloos: ze zochten naar een naald in een ^hooischelf! Het gelukte aan de „Goeben" en de „Breslau" — dank zij de zeemanskunst der Duitsche bemanning — een voor hen veilig gebied, het Turksche, te bereiken. Ze stevenden door de Dardanellen en bereikten Constantinopel, waar ze door de Turken met warme vriendschap werden ontvangen. '.; -; ' Hoe men daarop in Engeland en Frankrijk toornde! Hoe men Turkije schending van het Volken- en Oorlogsrecht verweet! De Entente evenwel had geen reden tot verwijt. Engeland met name mocht de hand in eigen boezem steken! Had dit rijk niet twee Turksche dreadnoughts, die op Engelsche werven in aanbouw waren, en waarvoor wel een half jaar lang vaderlandslievende Turken in Constantinopel inzameUngen hadden gehouden, eenvoudig „genaast", gelijk ze dit ook met twee voor Chili bestemde en door Turkije aangekochte torpedo-jagers had gedaan? Daardoor verwekten de Engelschen de Turken tot toorn en waren ze zelf oorzaak van de hartelijke ontvangst, die aan de „Goeben" en de „Breslau" in het Turksche rijk ten deel viel.... De ontsnapping van de „Goeben" en de „Breslau" was een meesterstuk. Met wat hieraan voorafging en er op volgde, hield de eenigen tijd later uitgebroken Oorlog van Turkije met de Entente nauw verband. Hoe een Duitsche hulpkruiser werkte en verging. De Duitsche Marine werd in het begin van den Zee-Oorlog verrijkt met een aantal hulpkruisers. Onder deze was een van de voornaamste de „Kaiser Wilhelm der Grosse", van 14.000 ton, die een aanzienlijke stremming in het verkeer tusschen de Kaap en Engeland veroorzaakte. Hoe de „Kaiser Wilhelm der Grosse" wérkte? Een passagier van 357 Let stoomschip „Galician" van de „Union Gastle-lijn" vertelde daarvan het volgende: „Het schip verliet op 29 Juli Kaapstad met bestemming naar Southampton over Teneriffe. Geheel* onverwacht meldde een draadloos telegram op 8 Augustus, dat de Oorlog was uitgebroken. Aan dek werden de lichten gedoofd en de schoorsteen werd grijs geverfd. Den 15en Augustus, 's middags om half drie, toen men in de buurt van het eiland Ferro was, naderde er snel een schip met vier schoor- Gezicht op de zuidzijde van Scarborough, dat zeer van de bommen der scheepskanonnen, die de Duitschers op 16 December 1914 afzonden, te lijden had. steenen, dat seinde: „Bijdraaien of we boren u in den grond." Er werden onmiddellijk bevelen gegeven en de schepen naderden elkaar tot op vijftig yards. Middelerwijl werden er draadlooze telegrammen uitgezonden, toen het bericht van den kruiser kwam: „Als ge probeert eenige gemeenschap te verkrijgen, boren we u in den grond." JEr was geen keus en de draadloos-telegrafische inrichting werd naar beneden gehaald. De kruiser bleek de „Kaiser Wilhelm der Grosse" te zijn van de „Norddeutsche Lloyd", die nu voor oorlogvoeren was ingericht. Het Duitsche schip liet een boot te water en een officier verscheen aan boord van- de „Galician". 358 De toestellen voor draadlooze telegrafie werden over boord geworpen. De bemanning werd gemonsterd, de scheepspapieren en de vrachtlijst werden in beslag genomen, de kolen- en de voedselvoorT raad werden geïnspecteerd, de lading werd onderzocht' en ook de passagiers werden gemonsterd. Twee soldaten werden gevangen genomen. Daarop keerde de boot naar de „Kaiser Wilhelm der Grosse" terug en na langdurige beraadslaging, waarbij de kanonnen zorgvuldig op de „Galician" gericht bleven, werden er bevelen gegeven, Zuidwaarts te varen. De kruiser volgde. Tegen het vallen van den avond werd naar het Zuidoosten aangehouden op het eenzame eiland Rio del Oro. Op 200 zeemijlen afstands werd order gegeven, dat de reddingsbooten van levensmiddelen voorzien moesten worden en dat passagiers en bemanning zich gereed moesten houden, bij dagaanbreken het schip te verlaten. De lichten moesten bedekt worden. De ongezeggelnkheid van de passagiers, die herhaaldelijk het licht in hun hutten opdraaiden of aan dek lucifers afstreken, veroorzaakte veel last. Toen kwam het bevel, dat, als alle bevelen niet stipt opgevolgd werden, iedereen aan boord dadelijk in de booten moest plaats nemen en het schip in den grond geboord zou worden. De booten werden van levensmiddelen voorzien en de passagiers liepen opgewonden sprekend dooreen. Vrouwen vielen flauw. Onverwacht kwam toen bij kapitein Day van de „Galician" de tijding in van de „Kaiser Wilhelm der Grosse", dat het Engelsche schip ter wille van de vrouwen en kinderen gespaard zou worden. „U bent vrij, goede reis!" Passagiers en bjmanning van de „Galician" uitten hun dankbaarheid in gejuich, dat door de Duitschers beantwoord werd...." Kort daarop werd de Duitsche hulpkruiser door den Engelschen pantserdekkruiser „Highflyer" in de nabijheid van de West-Afrikaansche kust bij Rio del Oro in den grond geboord. Tot op het laatst had de „Kaiser Wilhelm der Grosse" de eer der Duitsche marine hoog gehouden. Het schip streed ridderlijk en fier. Dat bewees ook, het telegram, dat Minister Churchill aan het overwinnende schip „Highflyer" zond: „Bravo, Engelsch oorlogsschip! Gij hebt niet alleen aan Engeland, maar aan den vreedzamen handel van de wereld een dienst bewezen. De Duitsche officieren en manschappen schijnen hun plicht met menschelijkheid en zelfbedwang vervuld te hebben en hadden daarom recht op een den zeeman waardige behandeling". Zeegevecht bij Helgoland. De Engelschen waren in den Grooten Oorlog minder fortuinlijk dan ze wel hadden gewenscht èn.... verwacht. Te land werd het leger U$ 359 Het Engelsche oorlogsschip „Formidable", dat op 1 Januari 1915, door de torpedo's van een Duitsche onderzee-boot getroffen, binnen den tijd van één uur zonk. van generaal French teruggedreven diep Frankrijk in en ter zee scheen het admiraal Jellicoe- onmogelijk, een overwinning te behalen. Neen, de eerste Oorlogsweken waren wèl-besehouwd voor het groote Albion zware weken geweest. Slag op slag had het ontvangen en verlies op verlies had het mioeten boeken. De Duitsche marine legde het dan ook wel heel voorzichtig aan. Ze had hare schepen achter Helgoland ligplaats doen nemen en vandaar tot Wilhelmshaven vormden kruisers, torpedojagers en al die andere oorlogsvaartuigen een sterke, onverbreekbare linie, die het Duitsche vaderland voor een Engelschen aanval beschermde. En heel die vloot werd op haar beurt beschermd door een gordel van mijnen, die vooral vóór het Kiel er-Kanaal zeer sterk genoemd kon worden. De Engelsche Noordzee-Vloot deed in de eerste weken niet veel anders dan een blokkade-keten trekken, die van de Forth-baai naar Stavanger liep en later weer zuidwaarts werd verlegd. Het was stil op zee. Alleen een duikboot-aanval hier of een „schermutseling" ginds bracht eenige afleiding, maar overigens was het stil. En in Engeland verhieven zich hoe langer zoo meer ongeduldige stemmen, die vroegen, of dan die zoo hooggeroemde dreadnoughts niet meer dan „parade-vaartuigen" waren. Wat echter den 28en Augustus gebeurde, legde dien vragers het stilzwijgen op en al wat Engelsch sprak en voelde, toonde zich ver360 v Leugd over de prestaties der Engelsche vloot. En zeker: er was reden, urn verheugd en trotsch te zijn.... Drie Duitsche kruisers vernield! Met groote letters werd het eerste wapenfeit van beteekenis in de Engelsche bladen aangekondigd. En de menschen vedrongen elkander voor de nieuws-bureaux, waar met snelle opvolging de berichten werden gepubliceerd over het Zeegevecht bij Helgoland. Dat was een koen en knap stuk van dé Engelsche vloot. Er hing-een dichte mist op de zee voor Helgoland. Deze mist maar ook de her en der verspreid liggende mijnen en de nabijheid der vijandelijke vloot eischten van de Engelschen groote zeemanskunst, om het beoogde doel te bereiken. Maar ze bereikten het, al vorderde — naar Engelsche matrozen later meedeelden — de beweging wel een achttal uren. Eensklaps zag de Duitsche torpedoboot V 187 zich door niet minder dan tien Engelsche torpedojagers aangevallen. De Duitschers weerden zich, wat zij, konden, tegen de geweldige overmacht, doch toen kwamen Engelsche kruisers opdagen. Een poging om door de vijandelijke vloot heen te breken, mislukte de V 187. Ze kreeg een schot in de machinekamer. Men liet toen de boot in de lucht vliegen, om haar. niet prijs te geven aan de Engelschen. De Engelsche schepen vischtende overlevenden op, doch toen er Duitsche schepen naderden om hulp te bieden, verheten de Engelsche schepen het gevechtstooneel. De Duitsche schepen pikten daarop de overlevenden op. Inmiddels was de kruiser „Ariadne" op het gerucht van den strijd naderbij gekomen en déze begon nu een vervolging van den vijand. Twee Engelsche pantserkruisers openden toen het geschutvuur, met het gevolg, dat de „Ariadne" een schot kreeg in het ketelruim. Een half uur verdedigde de „Ariadne" zich nog en bracht ze den tegenstanders zooveel mogelijk schade toe. Het achterschip werd daarbij in brand geschoten en de voorste munitiekamer onder water gezet De ..Ariadne" was ten ondergang gedoemd. De bemanning kon het schip, na een Hoch op den Keizer, in goede orde verlaten en werd door twee Duitsche oorlogsschepen opgenomen. Ten verdween de „Ariadne" in de golven tengevolge van een ontploffing in de achterste kruitkamers. ... *) En méér verliezen nog leden de Duitschers. De kruisers „Mainz" en ,.Köln", die in allerijl de aangevallen „Ariadne" te hulp kwamen, en de Engelsche schepen trachtten te verdrijven, werden nu zelf aangevallen. Van zeer kort-bij sloegen de Engelsche granaten uit het reusachtig scheepsgeschut in de wanden dezer kruisers. En al wat boven op het dek zich bevond, werd weggeslagen door het welgerichte vuur der Engelsche batterijen. Wèl leden ook de aanvallers en hadden in- ') Aldus luiildi- het vtM-liaal van een nuuui-tui^c :i::fi den Duitschen Marine-staf. 361 wonderheid de torpedo-jager „Laertes" en het vlaggeschip „Arethusa" het een oogenblik zeer zwaar te verantwoorden — maar voor de ..Mainz" en de „Köln"fe De bemanning van den Engelschen pantserdekkruiser „Pathfinder" was in den namiddag van dien 5en September rustig aan den maaltijd gegaan., Ze vreesde geen onheil. Immers, het schip lag veilig in de Engelsche wateren, voor de Tyne. Voor Duitsche duikbooten en mijnen was niemand bezorgd. Tot hier kwamen ze niet. J) Deze bewering is later door de Duitschers tegengesproken. Indien het waar geweest zou zijn, zou deze daad der schietende officieren waarlijk monsterachtig genoemd kunnen worden. De groote Duitsche pantser-kruiser \,Blücher", die op 24 Januari 1915 in de Noordzee zonk. 363 Plotseling! Een schok! En aan dek komende, zagen de .manschappen het schip van achteren naar voren overhellen. En weer een oogenblik later had een vreeselijke ontploffing plaats, waardoor het schip aan stukken vloog. Het ongeval duurde 4 minuten. Een torpedojager, welke op 5 of 6 mijlen van de plek was, toen de ramp geschiedde, stoomde- onmiddellijk naderbij en een goed uur later was ook de reddingboot van St. Abbs ter plaatse. Tegen 6 uur in den namiddag waren nog meer schepen, ook oorlogsschepen,'aangekomen, die allen naar drenkelingen vischten. De mijn — ja het moest een mijn zijn! — scheen den kruiser dicht bij het magazijn te hebben getroffen. De ontploffing was zoo hevig geweest, dat van het houtwerk van het schip nog slechts één stuk hout was overgebleven, groot genoeg om een drenkeling te dragen. Reuter berichtte een paar dagen later — 7 September —, dat de ramp 4 dooden en 13 gewonden had .geèischt. Alsook 243 anderen, die vermist werden. Engeland treurde, want het begreep, dat die „vermisten" tot de gedooden behoorden.... Maar den lOen September wist heel Engeland het, dat de ondergang van dezen kruiser een gevolg was van een Duitschen duikbootaanval. En toen schudde men in overmachtig-Engeland de vuist en zwoer men wraak.... De Noordzee versperd. In de eerste dagen van November 1914 gebeurde iets, dat voor Nederland van groote beteekenis was. Wat toch was het geval? In den Zee-Oorlog vielen ettelijke schepen en hun bemanningen ten slachtoffer aan de door Engeland en Duitschland uitgestrooide mijnen. Ettelijke schepen van onzijdige mogendheden; óók van Nederland. De Tweede Haagsche Vredes-Gonferentie had zich wel mtet het mijnen-gevaar bezig gehouden en zelfs ook een Mijnen-Tractaat vastgesteld, dat de veiligheid van de vreed'zame scheepvaart beoogde — doch nu de Zee-Oorlog er was, scheen ook dit Mijnen-Tractaat een „vodje papier" geworden 1). Dag aan dag tenminste werden de onzijdige landen getroffen door de berichten, dat er van hun schepen wederom op mijnen waren gestooten en gezonken. *) Art. 3 van dit Tractaat luidde: „Bij gebruik van verankerde zelfwerkende contact-mijnen moeten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen, worden genomen voor de veiligheid van de vreedzame scheepvaart". 364 Wie voor dit münen-gevaar aansprakelijk was. „Diidtschliarnd!" — riep Engeland beschuldigend uit. Duitschland ontkende niet, dat het in de Noordzee mijnen had laten uitzetten, maar het gaf te kennen, dat zulks ook door Engeland was gedaan 2). In de laatste week van October 1914 werden de Engelschen opge- Bovenstaande teekening wil aantoon en, hoe de Engelschen uit onderzeesche depóts hun duikbooten van olie voorzien. Heel waarheid getrouw lijkt deze voorstelling in tusschen niet! schrikt door tal van berichten, dat er van hun handels- en passagiersschepen door mijnen waren vernietigd of bedreigd. De Engelsche admiraliteit besloot toen een stout stuk. Den 2en November werd door haar de geheele Noordzee als militair 2) Inderdaad, verreweg de meeste van aan de Nederlandsche, Deensche en Scandinavische kusten aangespoelde zeemijnen waren van Engelsche afkomst. 365 gebied verklaard. De bekendmaking — een historisch stuk — moge hier in haar geheel volgen: „In. de afgeloopen week hebben de Duitschers in open zee zonder eenige regelmaat mijnen gestrooid op den voornaamsten handelsweg van Amerika naar Liverpool via de Noordkust van Ierland. Vreedzame handelsschepen zijn hierdoor reeds vernietigd met verlies van menschenlevens. Het s.s. .^Olympic" van de White Star-lijn is louter door een gelukkig toeval aan een ramp ontkomen. Indien Engelsche kruisers geen waarschuwingen hadden gegeven, zouden nog meer Engelsche en onzijdige koopvaardij- en passagiersschepen vernield zijn. Deze mijnen kunnen niet gelegd zijn door een Duitsch oorlogsschip. Ze zijn gelegd door een of ander koopvaardü-schip, voerende een onzijdige vlag, hetwelk langs den handelsweg is komen varen, als had het vreedzame handels-oogmerken, en dat, ten volle profijt trekkende van de onaantastbaarheid, welke neutrale koopvaanlijschepen genieten, moedwillig en roekeloos het leven in gevaar brengt van allen, die de zee bevaren, zonder er op te letten, of ze vriend of vijand zijn, of ze een burgerlijk of een militair karakter aannemen. „Het leggen van mijnen onder onzijdige vlag, het doen van verkenningen met treilers, hospitaal-schepen en neutrale vaartuigen zijn de gewone kenmerken van den Duitschen zee-oorlog. Onder deze |omstandigheden acht de admiraliteit, lettendè op de groote belangen, welke aan de Engelsche marine zijn toevertrouwd, op die veiligheid van den vreedzamen handel in open zee en de handhaving van het handelsverkeer tusschen neutrale landen binnen de grenzen van het internationale recht, het noodig, exoeptioneele maatregelen te nemen, berekend voor de nieuwe omstandigheden, waaronder de oorlog wordt gevoerd. „Daarom geeft zij kennis, dat de geheele Noordzee moet worden beschouwd als militair gebied. Binnen dat gebied zullen koopvaardijschepen van alle landen, visschersvaartuigen en alle andere sèhepen aan de ernstigste gevaren zijn blootgesteld wegens de mijnen, die uitgezet zijn moeten worden en wegens oorlogsschepen, die dag en nacht ijverig zoeken naar verdachte vaartuigen. Alle koopvaardijschepen en visschersvaartuigen worden hierbij gewaarschuwd voor de gevaren, die zij in dit gebied loopen, behalve wanneer zij zich strikt houden aan de aanwijzingen van de admiraliteit. „Alle pogingen zullen worden gedaan, om deze waarschuwing ter kennis te brengen van neutrale landen en van schepen op zee, doch van den vijfden November af zullen alle schepen, die een van de noordpunt der Hebriden over de Faroër naar IJsland getrokken lijn overschrijden, dat op eigen risico doen. „Aan schepen van alle landen, die handel wenschen te drijven op Noorwegen, de Oostzee, Denemarken en Nederland, wordt de raad 36& gegeven, om, indien zij door het Engelsche Kanaal binnenkomen, naar Straat Dover te gaan. Daar zal hun verder de koers worden aangewezen, waarmede zij, voorzoover het Groot-Brittanje betreft, veilig langs de oostkust van Engeland tot de Farne eilanden, (niet ver van de Schotsche grens) zullen kunnen opstoomen. Van hier zal, indien mogelijk, een veilige koers worden aangegeven naar den vuurtoren 'van Lindesnas (zuidkust van Noorwegen). Van daar moeten zij naar 't zuiden of noorden, in verband met hun bestemming, zoo dicht mogelijk onder de kust houden. „Dezelfde route, in omgekeerde volgorde, is aangeraden voor schepen, die in tegengestelde richting varen. „Door deze aanwijzingen stipt op te volgen, zullen de koopvaardijschepen van alle landen hun bestemming veilig kunnen bereiken, voor zoover het Groot-Brittanje betreft, doch elke afwijking, slechts weinige mijlen, van de aangeduide koers kan tot noodlottige gevolgen leiden." „Van den vijfden November af zullen alle schepen, die een van de noordpunt der Hebriden over de Faroër naar IJsland getrokken lijn overschrijden, dat op eigen risico moeten doen " Het feit, dat Engeland, de mogendheid, die de kleine naties zeide te willen beschermen, tot deze oorlogsdaad besloot, was verbijsterend. Engeland hief de vrije vaart op de Noordzee op. Het schreef aan de kleine naties — Nederland, Denemarken, Noorwegen, Zweden — de voorwaarden voor, volgens welke het handelsverkeer op zee nog kon plaats vinden. Van het oogenblik, dat de Admiraliteit in Londen deze bekendmaking de wereld inzond, was Engeland evenzeer schuldig aan nentraliteits-schending als Duitschland. Het laatste rijk schond de rechten van België — Engeland schond de rechten, waarop de neutrale Noordzeestaten, ja alle zeevarende naties van heel de wereld, staat mochten maken: de vrije, ongehinderde en onbelemmerde vaart over de Noordzee.... Maar het was Oorlog en wat stoorden zich de Oorlogvoerenden aan' het Volkenrecht?.... De Engelsche Regeering nam, zoo werd gezegd, deze maatregelen met tegenzin. Ze wierp de schuld op de Duitsche manier van oorlogvoeren, waardoor zij tot deze „onrechtmatige handeling" was gedwongen. Een verxm'tschuldiging, die al heel zwak genoemd kon worden en althans niet in den mond paste van Engeland, dat 1... de zeeën belieerschte. De Engelsche wateren en 't Kanaal — Oorlogsgebied. Onmiddellijk met de beschreven Engelsche oorlogsdaad in verband staande en gevolg mee van de blokkade-politiek, die Engeland toe- 367 paste, was het besluit, dat de Duitsche Regeering nam, en dat den 4en Februari 1915 werd gepubliceerd. Aldus luidde hieromtrent de officiëele mededeeling: De wateren van Groot-Brittannië en Ierland, waaronder ook begrepen is het geheele Engelsche Kanaal, worden hierbij als oorlogsgebied verklaard. lo. Van den 18den Februari af zal elk vijandelijk koopvaardijschip, dat in dit oorlogsgebied wordt aangetroffen, vernield worden, zonder dat het altijd mogelijk zal zijn daarbij de bemanning en passagiers voor dreigend gevaar te behoeden. Em Engelsch oorlogsschip houdt een neutraal handelsvaartuig aan. 2o. Ook neutrale schepen loopen in dit oorlogsgebied gevaar, wijl, gezien de door de Engelsche regeering op 31 Januari *) bevolen misbruiken van. neutrale vlaggen en toevalligheden in den zeeoorlog, niet altijd vermeden kan worden, dat aanvallen, welke tegen vijandelijke schepen gericht zijn, ook neutrale schepen treffen. 3o. De scheepvaart ten Noorden van de Shetlandsche eilanden, *) Een geheim bevel van de Engelsche Admiraliteit, uitgevaardigd 31 Januari 1915, luidde aldus: „Wegens het optreden van Duitsche duikbooten in het Engelsch en Iersch Kanaal moeten de Engelsche koopvaardijschepen onverwijld onder onzijdige vlag gaan varen en reederijteekens, namen, enz., bedekken. De. Engelsche vlaggen mogen niet gevoerd worden. Dit bevel moet geheim worden gehouden". 368 in 't Oostelijk gebied van de Noordzee en een strook van minstens 30 zeemijlen breedte langs de Nederlandsche kust is niet gevaarlijk. De Chef van den Marine-staf, POHL. Berlijn, 4 Februari 1915. Wat de Duitsche Regeering dreef tot dit besluit, deelde het in een uitvoerige uiteenzetting mee aan zijn bondgenooten zoowel als aan al de neutrale en vijandelijke mogendheden. Die mededeefing — eveneens een historisch stuk — moge hier ook een plaats vinden: „Sedert het begin van den huidigen krijg voert Engeland tegen Duitschland een handelsoorlog op een wijze, welke spot met alle volkenrechtelijke bepalingen. Wel heeft de Britsche regeering in verscheidene bevelen de Londensche zeerecht-declaratie als geldig verklaard, doch in werkelijkheid echter heeft zij zich niet aan de voornaamste punten gestoord, ofschoon haro eigene gevolmachtigden op de Londensche Conferentie de besluiten als het geldige volkenrecht erkenden. De Britsche regeering plaatst een reeks voorwerpen op de Ijst van . contrabande, welke niet of slechts zeer indirect voor krügsdöeleinden kunnen gebruikt worden, en derhalve volgens de Londensche decla- Op Leven en Dood II, '24. 369 ratie en de algemeen erkende regels van het volkenrecht, geheel niet als contrabande mogen worden beschouwd. Verder heeft Engeland het onderscheid tusschen absolute en relatieve contrabande feitelijk weggecijferd, wijl 't alle artikelen van betrekkelijke contrabande, voor Duitschland bestemd, zonder in aanmerking te nemen de haven, waar zij uitgeladen zullen worden, en zonder acht te geveh of zij voor vnandélijke doeleinden gebruikt worden of niet, eenvoudig in beslag neemt. De Engelsche regeering schrikt .er zelfs niet eens van terug de Parijscbe zeerechtverklaring te schenden, wijl hare oorlogsschepen van neutrale schepen Duitsche goederen, welke geen contrabande waren, genomen hebben. In strijd met zijn eigen verordeningen van de Londensche decla. ratie, liet Engeland verder door zijn strijdkrachten ter zee talrijke dienstplichtige Duitschers -van neutrale schepen weghalen en krijgsgevangen maken. Ten slotte heeft het de geheele Noordzee tot oorlogsgebied verklaard en voor de neutrale scheepvaart de doorvaart door de open zee tusschen Schotland en Noorwegen zoo niet onmogelijk gemaakt dan toch uiterst bemoeilijkt en in gevaar gebracht, zoodat, in zekeren zin een blokkade van neutrale kusten en neutrale havens, in strijd met het volkenrecht, werd ingevoerd. ■ Al déze maatregelen hebben blijkbaar ten doel door stillegging van den wettigen neutralen handel in strijd met het volkenrecht niet alleen de militaire actie* maar ook den economischen welstand van Duitschland te treffen, en ten slotte door middel van uithongering het heele Duitsche volk aan de vernietiging prijs te geven. De neutrale mogendheden hebben zich over het geheel genomen, paar de maatregelen der Britsche regeering geschikt. Zij hebben niet bereikt, dat de van haar schepen in strijd met het volkenrecht weggehaalde Duitsche personen en goederen door de Britsche regeering zijn uitgeleverd. Ook hebben zij zich tot op zekere hoogte zelfs met de Engelsche maatregelen, die in strijd zijn met de vrijheid ter zee, vereenigd, doordat zij blijkbaar onder de pressie van Engeland den voor vredelievende doeleinden bestemden doorvoer naar Duitschland ook hunnerzijds door uitvoer- en doorvoerverboden verhinderen-. Tevergeefs maakte de Duitsche regeering de neutrale mogendheden er op opmerkzaam, dat zij zich de vraag moesten stellen, of zij aan de tot nu toe geëerbiedigde bepalingen der Londensche declaratie nog langer zouden kunnen vasthouden, als Groot-Brittannië op den door haar ingeslagen weg zou voortgaan eh de neutrale mogendheden al deze neutrnMteitsschenldingen ten nadeele, van Duitschland zouden dulden. Groot-Brittannië beroept zich voor zijn met het volkenrecht 370 ' strijdige maatregelen op levensbelangen, die voor het Britsche rijk op het spel staan en de neutrale mogendheden schijnen met theoretische protesten te volstaan en dus feitelijk de levensbelangen van oorlogvoerenden als een voldoende verontschuldiging voor- elke wijze van oorlogvoeren te laten gelden. Op zulke levensbelangen moet ook Duitschland zich thans beroepen. Het Ziet zich dus tot zijn leedwezen tot militaire maatregelen tegen Engeland gedwongen, die een vergelding moeten zijn voor het Engelsche optreden. Evenals Engeland het gebied tusschen Schotland en Noorwegen tot oorlogsgebied verklaarde, evenzoö verklaart Duitschland de wateren rondom Groot-Brittannië en Ierland met inbegrip van het heele Engelsche Kanaal tot oorlogsgebied en zal het met alle hem ten dienste staande oorlogsmiddelen tegen de vijandelijke scheepvaart aldaar optreden. Daarom zal het van 18 Februari 1915 af elk vijandelijk koopvaardijschip, dat zich op het oorlogsgebied begeeft, pogen te vernietigen, zonder dat het steed9 mogelijk zal zijn de gevaren, die daarbij personen en goederen bedreigen, af te wenden. De neutralen worden daarom gewaarschuwd, aan zulke schepen geen bemanning, passagiers en goederen meer toe te vertrouwen. Verder worden ze er opmerkzaam op gemaakt, dat het ook voor eigen schepen dringend aanbeveling verdient, het binnenloopen in dit gebied te vermijden, want hoewel de Duitsche zeestrijdkrachten ook instructies hebben om gewelddadigheden tegen neutrale schepen, voor zoover die te herkennen zijn, na te laten, toch kan tengevolge van het door de Engelsche regeering bevolen misbruik van' neutrale vlaggen en tengevolge van de toevalligheden van den oorlog, niet steeds voorkomen worden, dat ook zij ten offer vallen aan een aanval, dié voor vijandelijke schepen bedoeld was. Daarbij wordt nadrukkelijk opgemerkt, dat de scheepvaart ten Noorden van de Shetland-eilanden, in het Oostelijk gebied der Noordzee en in een strook van minstens 30 zeemijlen langs de Nederlandsche kust niet in gevaar komt. De Duitsche regeering kondigt dezen maatregel zoo bijtijds aan, dat vijandelijke zoowel als neutrale schepen tijd zullen hebben om hun schikkingen in verband met het binnenloopen der aan het oorlogsgebied gelegen havens daarnaar in te richten. De Duitsche regeering mag verwachten, dat de neutrale mogendheden de levensbelangen van Duitschland niet minder zullen in acht nemen dan die van Engeland, en er toe zullen bijdragen om hun onderdanen en hun eigendom van het oorlogsgebied verwijderd' te houden. Dit mag des te meer verwacht worden, wijl ook voor de neutrale 371 mogendheden er veel aan gelegen moet zijn, den tegenwoordige» vernietigendten oorlog zoo spoedig mogelijk beëindigd te zien." Hét antwoord van Engeland op dit aangekondigde „stelsel van openlijken moord en zeerooverij" was, dat van nu voortaan „voor 't eerst met volle kracht de vijand den druk van de zeemacht der Entente zou gevoelen".... Evenwel, in den verderen loop der Oorlogsgebeurtenissen ter zee bleef de druk dier zeemacht uit. Van een vernietiging der Duitsche vloot was geen sprake. Alleen gelukte het wel aan de Entente, om voor een niet onbelangrijk deel den toevoer uit de overzeesche landen naar Duitschland te verhinderen. Hetgeen op zich zelf geen klein succes genoemd kon worden. De „Emden". „Er zijn in de nieuwe Marine-geschiedenis weinig merkwaardiger episodes dan de meteoorachtige loopbaan van den kleinen kruiser „Emden"...." Zoo luidde even drie maanden na het uitbreken van den ZeeOorlog het oordeel van het Engelsche'blad de Times over den Duitschen kruiser „Emden"! Wèl een merkwaardige uitspraak! Want waren Engelschen en Duitschers beiden er niet op uit, elkander te vernietigen en namen De Duitsche Kruiser „Emden"'. die 9 November 1914 tot zinken werd gebracht. 372 ze niet iedere gelegenheid te baat, om elkander óók met woorden te verpletteren? Maar hier betrof het de „Emden", het Duitsche schip, dat zich door het ridderlijk, manhaftig gedrag zijner bemanning een onvergankelijken roem verwierf. De Times dan'schreef, nadat de „Emden" den 9en November tot zinken was gebracht: „Wij verheugen er ons over, dat de kruiser „Emden" dan eindelijk is vernietigd, doch wij brengen een eeresaluut aan kapitein Von Müller als een dapper en ridderlijk tegenstander. Wij hopen, dat zijn leven is gered, want indien hij naar Londen kwam, zou hij hier een edelmoedige verwelkoming genieten. Ons zeevarend volk weet een stoutmoedig en vindingrijk zeeman te bewonderen, en er zijn in de nieuwe marine-geschiedenis weinig merkwaardiger episodes dan de meteoorachtige loopbaan van den kleinen kruiser „Emden". Kapitein Von Müller, „Bij al Zijn daden heeft de „Em- gezagvoerder van de „Emden". den" de volmaaktë hoffelijkheid betracht en steeds de internationale regelingen in 't oog gehouden. Hij heeft b.v. alleen op een fort en'de olietanks van Madras geschoten en hij heeft in den mist voor anker gelegen voor Pondicherry zonder een schot op deze open stad te lossen. „Indien al zijn landgenóoten op dezelfde wijze hadden gevochten, zou die Duitsche natie thans niet in " de heele wereld worden verfoeid.,.." De „Emden", die toch geheel alleen der Engelsche koopvaardij een schade van meer dan zes en twintig millioen gulden toebracht, werd dus wel door den Engelschman bewonderd! De „Emden", die eenige weken lang in de verre oostelijke zeeën Duitschlands vijanden het pistool op dé borst zette, is het waard, dat bij de overdenking van dé gebeurtenissen in den Zee-Oorlog een meer dan gewone belangstelling wordt gewijd aan de daden, die dit schip, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee Von Müler, heeft ondernomen. „Wij wisten niet, waarheen de vaart ging," — zoo vertelde kapitein-luitenant Von Muecke, een van de twee naar het vaderland 373 teruggekeerde officieren van de „Emden" C1) — „toen wij den Hen Augustus 1914 ons eskader in het Verre Oosten verlieten, slechts van het kolenschip „Markomania" begeleid. Onderweg ham de „Emden" drie officieren van Duitsche schepen over. Dat was wel gelukkig, want later hebben wij hen veel gebruikt bij het kapen en het doen zinken van vyandelijke schepen of bij de bewaking daarvan, wanneer wij ze met ons meenamen. Van Sumatra over Colombo tot nabij Calcutta zagen wij niets. Den lOen September kwam de eerste schuit in zicht. Wij lieten haar stoppen. Het was de „Ponteporrus", een Grieksch schip, door Engeland gecharterd. Den volgenden dag troffen wij de „Indus", op weg naar Bombay, volledig ingericht voor troepentransport doch zonder soldaten aan boord. Dit was het eerste schip, dat wij, lieten, zinken. De bemanning namen wij op de „Markomania". Hoe heet uw schip vroegen de gevangen genomen officieren. „Emden." „Dat is buitengesloten! Dat schip is reeds een tijd geleden na een gevecht met de „Ascold" gezonken!" ... Daarop boorden wij de „Levant" in den grond, een troepentransport-schip, en namen de door ons genomen „Kabinga" mee. Men gewent zich spoedig aan nieuwe bezigheden. Na een paar dagen behoorde het „kapen van schepen" ook daartoe. Van de drie en twintig schepen, die wij gekaapt hebben, gehoorzaamden de meesten reeds aan ons eerste signaal, om stil te liggen. Deden ze het niet, dan gaven we een schot met los kruit en dan stopten ze allen!...." Zoo vertelde deze zeeman voort, al de daden opsommend, die door de „Emden" waren verricht. Kortheidshalve zij hier volstaan met de mededeeling, dat de Kapitein-luitenant ter zee Von Muecke, die — na den ondergang van de „Emden" — met de „Ayesha" aan de Engelschen wist te ontkomen en voor zijn moed en beleidvol optreden het IJzeren Kruis der eerste klasse verwierf. l) In liet boekske „Die Fdhrten der Emden und der Ayesha" von E m i 1 Lsdwig. 374 „Emden" de schrik werd van den Indischen Oceaan. Nu vertoonde zich — zooals op 24 September bij Madras — de „Emden" voor een vijandelijke stad, waar het schip dan de havens en forten bombardeerde, om enkele dagen later op verren afstand weer onverwacht te voorschijn te komen, en vracht- en transportschepen, aan vijandelijke Mogendheden behoorend, in den grond te boren. Japansche schepen, diep-geladen met rijst, Engelsche en Russische kolenschepen, Fransche en Russische vaartuigen — allen waren met vrees vervuld voor de „Emden", den „De Wet van den Oceaan". En toch! De „Emden" was maar een kleine kruiser, met een bewapening van slechts 12 kanonnen van 10.5 c.M. en een bemanning van 350 koppen! Welk een succes voor de Duitsche marine, dat het optreden van dit ééne schip de verzekerings-premie voor de Oostersche wateren enorm deed stijgen en een voortdurende bedreiging vormde voor den Indischen Maildienst! „Ter-zee-oppermachtig-Engeland" zag zich reeds enkele dagen, nadat de „Emden" was begonnen te „werken", genoodzaakt, hulp in Tokio te vragen. En op de Japansche kruisers „Nissin" en „Kassoega" vestigde men in heel Engeland zijn hoop voor de vernietiging van den gevreesden „kleinen Duitscher". Maar zelfs ook die Japansche oorlogsbodems waren nog niet voldoende, om dien éénen vijand te vangen. Al de vloten der Verbonden Mogendheden moesten schepen voor deze jacht afstaan. Fransche schepen uit Pondicherry, Russische uit Wladiwostok, Australische uit Sydney snelden toe, naar den Indischen Oceaan, om de „Emden" onschadelijk te maken! Wat de „Emden" den 28en October durfde bestaan, was wel een stout stuk! De reede van Poeloe Pinang was nog in duister gehuld. Daar kwam, 's morgens te 5 uur, van uit zee een schip met vier schoorsteenen, dat onder vollen stoom de wachtschepen voorbij voer.... Die wachtschepen, in het minst geen kwaad vermoedend, zagen in dit schip geen vijand en hadden in het minst geen erg, dat de vierde schoorsteen.... valsch kon zijn! Maar heel spoedig kwam de ontnuchtering! Een schot weerklonk over de reede. Dat schot kwam van dat vreemde vaartuig, dat de Japansche vlag voerde. Of neen, betwistten de zenuwachtig geworden zeelieden elkander, het was de Russische vlag! Om het even: de vlag mocht Russisch zijn of Japansch — het kanonschot was goed-Duitsch! Want kapiteinluitenant Von Müller van de „Emden" was het, die voor dit schot bevel gegeven had. Nu, plotseling, viel ook de valsche .schoorsteen naar beneden en 375 vol schrik herkende men op den Russischen kruiser „Sjemtsjoeg" en den Franschen torpedo-jager „Mousquet" de „Ennden"! Maar nu was het tot verweer te laat. Nog een schot weerklonk en toen kwamen even onder water in snelle vaart de door de „Einden" gelanceerde torpedo's op de vijandelijke schepen af. Het eindé? De „Sjemtsjoeg" zonk met 85 man naar de diepte en de „Mousquet" volgde het Russische schip binnen enkele oogenblikken! De ondergang van de „Mousquet" was tragisch. De Fransche bemanning was naar de stukken gesneld, om den „Schrik der Zee" te verdelgen. Te laat, om met succes een ongelijken strijd te beginnen. Het in den grond boren van het Fransche oorlogsvaartuig vorderde van de „Emden" slechts weinig tijd Gelukkig, de meeste Fransche zeelieden werden door den overwinnaar gered en opgenomen en konden dra in volle zee de ridderlijkheid van Von Muller en zijn matrozen leeren kennen Aan Commandant Von MüMer werd enkele dagen later 4 November -»- het IJzeren Kruis le en 2e klasse verleend en alle officieren benevens 50 onder-officieren en manschappen ontvingen het IJzeren Kruis 2e klasse. Een welverdiende onderaoheiding! Het was thans met het geduld dér Engelschen — met die laksheid der Engelsche Admiraliteit, beschuldigden de Engelsche bladen — gedaan. Met alle kracht werd nu de vervolging van den Duitscher ondernomen: Het werd een strijd van tien tegen één. En overal in heel de wereld wist men nu, dat iederen dag het bericht van den ondergang der „Emden" komen kon. En dat bericht kwam den lOen November, 's Daags te voren, den 9en November dus, was de „Emden" bij de Cocos-eilanden (in den Indischen Oceaan, halverwege tusschen Brifsch-Indië en Australië) tot zinken gebracht. '■ Minister Grey deed het Engelsche volk in onderstaande mededeeling hiervan kond: „Een gecombineerde operatie is sedert eenigen tijd door snelle kruisers tegen de „Emden gevoerd. Daarbij zijn de Engelsche kruisers geholpen door Fransche, Russische en Japansche oorlogsschepen en door de Australische kruisers „Melbourne" en „Sydney". Gisterenmorgen werd bericht ontvangen, dat de „Emden" bij de &>cos-eilanden was aangekomen en op het eiland Keeling een gewapende afdeeling had ontscheept om bet draadloos telegrafisch station te vernielen en den telegraafkabel te kappen. Daar werd de „Emden" door de „Sydney" verrast en in een hevigen strijd, die volgde, heeft de „Sydney" drie dooden en dertien gewonden gekregen. De „Emden" werd op het strand gedreven en 376 is verbrande De verliezen aan menschenlevens op de „Emden" moeten zeer groot zijn. Aan de overlevenden is alle mogelijke hulp geboden. Met uitzondering van het Duitsche smaldeel, dat uit de Ghileensche kust opereert, zijn de geheele Indische Oceaan en Stille Zuidzee nu van vijandelijke oorlogsschepen gezuiverd. De^ Admiraliteit heeft het volgende telegram gezonden aan de „Sydney" en het Departement van Marine van het Australische gemeenebest: Onze hartelijke gelukwenschen met het schitterende wapenfeit van de Australische vloot en den onschatbaren dienst, welken zij aan de De Zee-Oorlog in de Turksche wateren. Tot den Zee-Oorlog moet ook gerekend worden het aandeel, dat de Fransch-Engeische vloot had In de forceering van de Dardanellen. Op 3 November 1914 bombardeerde een EngelschFransch eskader de forten aan de Dardanellen. Tegelijkertijd drong de Engelsche kruiser -Amethist" verscheidene kilometers in deze zeestraat vooruit, maar, door 3 granaten ernstig beschadigd, werd het schip buiten gevecht gesteld. zaak van de bondgenooten en aan den vreedzamen handel ter zee heeft bewezen door de vernietiging van de „Emden"." Uit de berichten, die sinds werden gepubliceerd, werden uitvoerig de omstandigheden bekend, die het einde van de „Emden" ten gevolge hadden. Den morgen van den 9en November, óm 6 uur, naderde een kruiser met vier schoorsteenen met volle kracht de Gocos-eilanden. De argwaan der eiland-bewoners werd gaande gemaakt, omdat het schip geen vlag voerde en blijkbaar een loozen schoorsteen van ge- 377 De Zee-Oorlog in de Turksche wateren. De in de Dardanellen op 18 Maart 1915 door de Turken in den grond geboorde Fransche kruiser „Bouvet". verfd doek had. Zij waren daarom niet al te zeer verrast door den loop der volgende gebeurtenissen. Men zette, van den, kruiser onmiddellijk een gepantserde barkas en twee sloepen uit, die aan wal kwamen en op het koraalrif 3 gewapende officieren en 40 manschappen landden met 4 machine-geweren. De. Duitschers haastten zich naar het kabelstation, verwijderden de telegrafisten, vernielden de toestellen en zetten schildwachten uit bij de gebouwen. Alle messen en vuurwapenen van het personeel werden in beslag genomen. In weerwil van de opwinding buiten het station werd daarbinnen „al het noodige" gedaan tot op het oogenblik, dat de Duitschers binnenkwamen. Naar alle kanten werd geseind, juist voordat men de inrichting voor de draadlooze telegrafie in de lucht deed springen. Terwijl het kabelstation buiten werking werd gesteld', trachstte de bemanning van de barkas de kabels te kappen, doch zonder resultaat. De electriciteitsinrichtingen werden daarna opgeblazen. ' Om 9 uur 's morgens hoorden de eilanders van de „Emden" het geluid van de stoomfluit en dat was blijkbaar • een signaal voor de iainddngsafdeeling om terug te keeren, want onmiddellijk snelden de Duitschers naar hun booten. Doch de „Emden" ging dadelijk onder stoom en liet de booten achter.... 378 Wat was de oorzaak van dit plotseling vertrek? De ambtenaar, op de Gocos-eilanden belast met de bediening der draadlooze telegrafie, had immers naar -alle zijden heen zijn roep om hulp doen uitgaan. Het Australische oorlogsschip, de „Sydney", die een convooi begeleidde, ontving 's morgens 7 uur dat hulpgeroep en dadelijk voer dit schdp toen met vollen stoom naar de Gocos-eilanden. Met een vaart van 20 knoopen stoomende, kreeg de „Sydney" te kwart over negen 's morgens land in zicht. Bijna onmiddellijk daarna zag men den rook van de „Emden", die de „Sydney" met groote vaart tegemoet voer. De „Emden" opende te 9 u. 40 het vuur en doodde den man, die op de „Sydney" den schootsafstand moest bepalen. Dit was oorzaak, dat het vuur van de „Sydney" in het eerst onzeker was. De „Sydney" bleef op zoo groot mogelijken afstand om voordeel te hebben van zijn verder dragend geschut. Het vuur van de „Emden" was aanvankelijk zeer nauwkeurig en snel, doch verslapte spoedig. De voorste.stoompijp van de „Emdtetti" werd 't eerst weggeschoten. Daarop raakte zijn voorschip leelijk in brand. Het achterschip en een tweede stoompijp kregen er van langs en ten slotte de derde stoompijp. De „Emden" werd toen op 't strand gezet van het North Keeling-eiland, en raakte vast. Te 11 uur 20 gaven 'de mannen van de „Sydney" het schip nog tweemaal de volle laag en lieten het daarna met rust om een De Zee-Oorloy In de Turksche wateren. De op 18 Maart 1915 in de Dardanellen gezonken Engelsche kruiser „Ocean". 379 koopvaardijschip te achtervolgen, dat gedurende het gevecht naderbij was gekomen. Het. was het veroverde Engelsche kolenschip „Buresk", met eenige Duitschers aan boord en een Chineesche bemanning. Maar de Duitschers boorden gaten in den bodem van net schip, dat weldra zonk. De „Sydney" keerde nu naar de „Emden" 'terug en redde de manschappen, die in het water rondzwommen. De „Einden" voerde nog steeds de Duitsche vlag. De „Sydney" vroeg: „Wilt ge u overgeven?", wachtte, doch kreeg geen antwoord, en zag zich daardoor, tegen zijn zin, genoodzaakt opnieuw te vuren. Om half vijf 's middags werd het vuren gestaakt. Vijf minuten later vertoonde de „Emden'" de witte vlag en haalde de Duitsche vlag neerDe „Sydney" trachtte toen nog zooveel mogelijk menschen te redden. Er werd een bezoek aan de Coccs-eilanden gebracht en de schade opgenomen. Den volgenden dag ging een officier den kapitein van de „Emden" opzoeken. Besloten werd, de gevangenen van de „Emden" over te schepen, wat geen gemakkelijk werk was tengevolge van de zware zee. De „Emden" verkeerde in een onbeschrijfelijken toestand. Geen wonder! Tot het laatst toe hadden de Duitsche helden zich verdedigd, hetgeen ook bleek uit het doodencijfer: er sneuvelden 10 officieren en 119 man. En 11 officieren en 200 man werden gevangengenomen. Zóó ging de „Emden" ten onder.... Van den moedigen bevelvoerder van het helden-schip werd sinds het volgende telegram ontvangen, dat daarop wereldkundig werd gemaakt: „Toen een door de „Emden" op de Cocos-eilanden gelande afdeeling bezig was den kabel te kappen, naderde de kruiser „Sydney" mlet volle kracht. Het gevecht tusschen de beide kruisers begon onmiddellijk. Ons schieten was aanvankelijk goed, doch spoedig toonde het vuur van de grootere Engelsche kanonnen zijn overwicht en leden wij zware verliezen onder de kanonniers. De schietvoorraad raakte uitgeput, zoodat het geschutvuur gestaakt moest worden. „In weerwil van de beschadiging van de stuurinrichting door het vijandelijk.vuur werd nog een poging gedaan om de „Sydney" optorpedo-schootsafstand te naderen. De poging mislukte, omdat een schoorsteen was vernield en ten gevolge daarvan de snelheid van de „Emden" zeer was verminderd. „Het schip werd , daarop met .volle kracht aan de noord- (luw-) zijde van de Kokos-eilanden op een rif gezet. „Intusschen wist de landingsafdeeling op een schoener van het eiland te ontkomen. De Engelsche kruiser begon de vervolging, doch 380 keerde in den namiddag terug en vuurde opnieuw op het wrak van de „Emden". „Om verder onnut bloedvergieten te voorkomen, capituleerde ik met de rest van de bemanning. „De verliezen van de „Emden" bedragen: 6 officieren, 4 dekofficieren, 26 onderofficieren en 93 man gevallen; 1 onderofficier en 7 man zwaar gewond." Was het wonder, dat in heel Duitschland — al betreurde men den 381 ondergang der „Emden" — met vereering de namen van het schip en zijn bemanning werd genoemd? En dat Keizer Wilhelm de mond was van heel het Duitsche volk, toen hij — in antwoord op een telegram van deelneming van het gemeentebestuur van Emden, het volgende telegram verzond: „Hartelijk dank voor het telegram van deelneming naar aanleiding van het droevige maar heldhaftige einde van mijn kruiser „Emden", het dappere schip, dat nog in het laatste gevecht tegen een overmachtigen vijand lauweren heeft behaald .... Een nieuwe sterkere „Emden" zal ontstaan, aan wier boeg het ijzeren kruis zal worden aangebracht als herinnering aan den roem van de oude „Emden"!" Ja, zóó zou het zijn! Wat de „Emden" had onderstaan, prikkelde het Duitsche volk tot verhoogde energie en in ieder Duitsch zeemanshart leefde de wensch om te strijden en zich op te offeren, voor het vaderland, gelijk Von Weddigen het in de wateren dér Noordzee en Von Muller het in het wijde gebied van den Indischen Oceaan had gedaan.... Hoe was het échter gegaan met de mannen, die de „Emden" op de Cocos-eilanden aan land had gezet en toen, plotseling, genoodzaakt was geweest, aan hun lot over te laten? . 382 De Zee-Oorlog in de Turksche wateren. Het Engelsche linieschip „Triumph", dat 25 Mei 1915 bij de golf van Saros door een Duitsche duikboot werd getorpedeerd. Deze mannen stonden onder aanvoering van kapitein-luitenani Von Muecke. Gevolg gevende aan het signaal van de stoomfluit, dat van de „Emden" weerklonk, waren zij met hun booten van wal gestoken, doch toen het schip zonder hen wegstoomde, konden zij niet anders doen dan weer aan land te komen. Op de kust van de lagune terugkeerende, schenen zij besloten tot het uiterste te vechten, indien De Zee-Oorlog in de Turksche wateren. Het Engelsche slagschip „Majestic", dat 27 Mei 1915 in de Dardanelleh voor de Engelsche vloot verloren ging. de Britsche kruiser een landingsafdeeling zou uitzenden, doch de vechtende kruisers waren verdwenen en om 6 uur 's middags scheepten de Duitschers zich in op den ouden schoener .jAyesha", die toebehoorde aan den heer Ross. Zij namen kledingstukken en voorraden mede, zeilden weg en sedert zagen de bewoners der Gocos-eilanden hen niet weder. 383 De „Ayesha" verwierf zich sedert ook onvergankelijke", roem, zij het dan ook op eenigszins andere wijze dan de „Emden". Kapitein-luitenant Von Muecke wist alle nasporingen te ontkomen en dwars over door vijandelijke oorlogsschepen bewaakte zeeën wist hij zijn schoener in veiligheid te- brengen. Den 9en November van de Gocos-eilanden vertrokken, kwam de „Ayesha" den 28en dezer maand in Padang, in ons Indië. Aan het Bataviasche Nieuwsblad werd uit die plaats over aankomst en vertrek van het schip het volgende bericht: „Zaterdag 28 November des middags kwam een schoenersoheepje de Emmahaven binnenloopen. Men vermoedde, dat het een schip met contrabande was, maar toen het schoenertje dichterbij kwam, kon men de Duitsche oorlogsvlag onderscheiden en door het wisselen van seinen met dte „Kleist" kreeg men al dadelijk de zekerheid, dat men hier te doen had met een gedeelte van de bemanning van de „Emden". Het was intusschen half zes geworden, voordat de schoener voor anker lag en spoedig werd algemeen bekéhd, dat hier werkelijk aan boord waren de kapitein-luitenant Von Muecke, de eerstfe-luitenant Gieslng en die luitenant Schmidt met 47 manschappen. Deze bemanning is het gedeelte van de manschappen van de „Emden", dat landde op het Gocoseiland en daar de telegrafische gemeenschap verbrak. Naar wij vernemen, was de schoener reeds door de „Emden" genomen en lag nog in de haven, toen de manschappen, die thans aan boord zijn, na verbreking van den kaber naar de haven terugkeerden. Zoo goed als mogelijk was, werd dit scheepje uitgerust, waarbij de employés van het telegraafstation goede hulp verleenden, door waterputten aan te wijzen, enz.. Alles was aan boord zeer primitief: kleeding was er alleen, wat ieder aan had en zoo ging men op reis en arriveerde na 18 dagen te Padang. Op deze reis gebeurde er niets dat der moeite van het vertellen waard is. Brood konden de menschen niet bakken, want de oven werkte niet, omdat er niets te branden was, vermcredehjk, maar chocolade en wat andere levensmiddelen hadden zij voldoende voor de réis. Slechts 24 uur mocht het scheepje in dé Emmahaven blijven en dien tijd gebruikten de manschappen van de in de haven liggende Duitsche schepen, om hunne makkers van wat kleeding, tabak, sigaren, cigaretten, dekens, vruchten en proviand te voorzien. De bemanning" was opgeruimd en wel en den volgenden avond zeilde het schcenerschip de haven uit onder het zingen van „Der Wacht am R hein" en „Deutschland, Deutschland über alles". Het was een* moeilijke vaart, dien dé „Ayesha" te volbrengen had. Zonder kaarten! Zonder de voor een zeeman zoo onmisbare instrumenten! WÈa& 384 Dat toch die „Ayesha" den 7en Januari 1915 het Aziatisch vasteland en de haven Hodeida bereikte, was wel een bewijs van den moed en de zeemanschap dezer Duitschers. Ontvangen door Arabische volksstammen, namen nu de groote ontberingen voor de mannen van de „Ayesha" een einde. Dat ze nog evenwel lang niet alle gevaren te boven waren, ondervonden ze niet lang daarna, toen deze zeelieden genoodzaakt waren door de woestijn te trekken en daar aangevallen werden door vijandig gezinde volksstammen Maar de vermelding dezer voorvallen behoort niet meer tot het gebied van den Zee-Oorlog. De zeeslag in de Stille Zuidzee. „Met uitzondering van het Duitsche smaldeel, dat uit de Ghileensche kust opereert, zijn de geheele Indische Oceaan en . Stille Zuidzee nu van vijandelijke oorlogsschepen gezuiverd". Zoo zei Minister Grey het den lOen November 1914 in zijn officiëele mededeeling tot het Engelsche volk. Geheel Engeland juichte daarop, want nu de „Emden" onschadelijk was gemaakt, kon de verre overzeesche handel weer ongestoord plaats vinden. Zoo althans hoopte men, niet terstond lettende op dat „met uitzondering van het Duitsche smaldeel, dat uit de Chiteensche kust opereert". Doch alras werden de onderdanen van het Vereenigd Koninkrijk zich bewust, dat wel terdege met dat smaldeel rekening gehouden diende te worden. Want wat bleek? De scheepvaart in de Stille Zuidzee en in het Zuiden van den Atlantischen Oceaan was zoo goed als verlamd en de groote uit- en invoerhandel met Zuid-Amerika stond bijkans geheel stil, nadat op 1 November dat Duitsche smaldeel een roemrijke overwinning had behaald op het Engelsche eskader van admiraal Gradock. De Duitsche schepen, die „uit de Ghileensche kust opereerden", stonden dan ook onder bevel van een kundig en ervaren zee-officier. Vice-admiraal graaf Von Spee heette hij en sinds 1912 was hij bevelhebber van de Duitsche zeemacht in het Verre Oosten, in de Chineesche wateren dus x). Het was. dit eskader, waarvan de „Emden" een, *) Graaf Von Spee stond op het punt, om naar Duitschland terug te keeren, toen de Groote Oorlog uitbrak. Ztjn opvolger was reeds op weg, om hem af te lossen. Dat graaf Von Spee nu op zijn post blijven moest, was een voor hem uitgemaakte zaak. En dat hij zich van zijn plicht wist te kwijten, bewees hij op 1 NoVember en 8 December van het eerste Oorlogsjaar. Zij, die de vraag tot oplossing zoeken te brengen, wie de éérst- en de • Op Leven en Dood II, 25. ^5 deel had uitgemaakt. Ook de „Nürnberg", die op afzonderlijke tochten, o.a door de vernieling van Engelsche kabél-stations, den vijand heel wat afbreuk deed, behoorde er toe. Verder bestond het Duitsche smaldeel uit het vlaggeschip de „Scharnhorst", 11.600 ton, „Gnedsenau". 11.600 ton, „Dresden", 3650 ton, en „Leipzig" 3250 ton.' ^getwijfeld, in vergelijking met de Engelfeche-Russische-Japaneche-Australische-Fransche zeemacht, die de wateren dier verre zeeën te bewaken had, «en „nietig en onaanzienlijk smaldeel". Dat Von Spee desniettegenstaande niet aan de kaapvaart alleen zich gaf rf tot een verdedigende houding zich bepaalde, maar óók aanviel, was wel een bewijs van zijn durven en kunnen. Een schepeling van de „Scharnhorst" beschreef althans ih korte bewoordingen de verrichtingen van het eskader. „Den 19en Augustus l— zoo verhaakte hij — bereikten wij de Marschall-eilanden. Maar reeds na twee dagen staken wij, na kolen geladen te hebben, weer in zee. De „Emden" verliet het eskader op 22 Augustus met een bijzondere opdracht1). Eveneens de „Nürnberg". Op 6 September kwamen wij weer met de „Nurnberg" samen. Zij bracht Amerikaansche en Engelsche kranten uit Honoloeloe mede. Nu kregen de Duitschers eeriigszins een overzicht van den toestand! in Europa. Iedereen was in de beste stemming. Men begreep, dat men tegen de overmacht van den vijand niet opgewassen was, maar ging op kaapvaart uit. Te Honoloeloe waren 37 vrijwilligers, bijna alemaal Duitsche Amerikanen, aan boord geslopen; zij kwamen pas in volle zee te voorschijn. „Dienzelfdën avond, 6 September, verliet de „Nürnherg" het eskader, om een Engelsch kabelstation te vernielen. Den 7en Sep- méést-schuldige is aan het uitbreken van den Volkerenstrijd te land en ter zee, hebben óók déze vraag te beantwoorden: Handelde Duitschland wel verstandig, met juist voor het uitbreken van den Oorlog een zoo bekwaam zeeofficier door een opvolger te doen vervangen? En waar hier een beslist ontkennend antwoord moet worden gegeven en de verwonderde uitroep past: Hoe kon de zoo op alles bedachte Duitsche Marine-Staf tot dit besluit komen! daar móét wijl men immers in den loop der jaren wel tot de overtuiging gekomen is, dat in de Duitsche verantwoordelijke kringen men even bedachtzaam als vooruitziend was en men er zich niet aan „opzettelijke domheden" schuldig maakte — deze conclusie worden getrokken: Duitschland heeft niet den Vorstenmoord van Serajewo en de daaruit ontstane Oostenrijksch-Servische en Oostenrijksch-Russische verwikkelingen aangegrepen, om ztjn lust tot oorlog-voeren bot te vieren. Had Duitschland den Grooten Oorlog voorzien en het uitbreken daarvan in den zomer van 1914 gewild, dan was voor graaf Von Spee geen opvolger benoemd. x) De „Emden" verliet — volgens het verhaal van kapitein-luitenant Von Muecke — het eskader den .Hen Augustus voor de eerste maal. Het blijkt dus, dat kapitein Von Muller met admiraal Von Spee wel voeling hield. 386 tember deden de schepen de ....eilanden *) aan, waar de „Niimbeng" zich weer bij hen voegde. Zij had het station in de lucht laten vliegen, den kabel gekapt en in zee gesleept. Verder yernam men., dat er een vüandenjke scheepsmacht in Apia, de hoofdstad van Samoa was. Dadelijk voeren de schepen er met de „Gneisenau" heen, maar zij werden bitter teleurgesteld. De vijand had reeds op 29 Augustus Apia verlaten en de stad met 800 man bezet. De Duitsche schepen voeren verder, vulden bij de Fransche Gezelschapseilanden hun 'kolenvoorraad aan en haalden wat versch Vleesch. Op 22 September verschenen zij voor Papelte op het Fransche eiland Tahiti. De Duitschers vernielden daar de drie forten, de kanonneerboot „Zelée", de werf en het steenkolenmagazijn. De forten schoten veel te kort. De Duitschers vuurden heel langzaam, elk schot moest treffen. Op 2 October stoomden zij naar de ....eilanden2) waar zij op 12 October aankwamen. Misschien komt het nog tot een gevecht met Vier Engelsche kruisers, die de „Dresden" vervolgd hebben. Ook de „Leipzig", die, een Japanschen kruiser, genaamd „Idzoema", op het spoor is, moet zich nog bij ons voegen...." De veronderstelling in het slot van deze mededeeling, dat het misschien nog tot een gevecht zou komen met vier Engelsche kruisers* die de „Dresden" hadden vervolgd, werd spoedig werkelijkheid. Bij de Chaleensehe kust, in de nabijheid van het eiland Santa Maria, op de hoogte van Goronel, ontmoette bet Duitsche smaldeel den len November een ongeveer even sterk Engelsch eskader. Admiraal Von Spee berichtte van deze „ontmoeting": „Op 1 November ontmoetten op de hoogte van Goronel de „Scharnhorst", Gneisenau", „Leipzig" en „Dresden" de Engelsche kruisers „Good Hope", „Monmouth", „GtLasgow" en den hulpkruiser „Otranto". „De Nürniberg" was tijdens den slag gedetacheerd. Bij zware zee werd het vuur op grooten afstand geopend. De artillerie van de vijandelijke schepen werd na 52 minuten tot zwijgen gebracht. Het vuren werd na het invallen van de duisternis gestaakt. De „Good Hope" werd door het artillerievuur en een ontploffing ernstig beschadigd. Men verloor he* schip in de duisternis uit het gezicht. ,,De „Monmouth" ging op de vlucht. De „Nürnberg" vond haan met sterke slagzijde. Zij werd beschoten en sloeg om. De redding van de bemanning was wegens de zware zee, drie er stond en het gebrek aan booten, niet mogelijk. De „Glasgow" is bhjkbaar Moht beschadigd ontkomen. „De hulpkruiser vluchtte na een ernstigen treffer buiten het bereik van ons vuur. *) Deze eilanden zijn niet bij name genoemd. 2) Ook van deze eilanden noemde de briefschrijver de namen niet. - 387 „Aan onze zijde zijn geen verliezen geleden. Wij kregen slechts onbeteekenende schade." Het Engelsche officiëele bericht gaf de nederlaag toe die de Britsche Marine geleden had. Aldus berichtte de Admiraliteit: ' „De Goodi Hope", „Monmouth", en „Glasgow" ontmoetten de „Scharnhorst", „Gneisenau", „Leipzig" en „Dresden". Beide smaldeelen stoomden bij een krachtige bries en woelige zee in zuidelijke richting „Het Duitsche smaldeel ontweek den strijd voor zonsondergang toen het het belangrijke voordeel kreeg van het licht. Het gevecht duur- Het Italiaansche stoomschip „Ancona", Het TJz\%l ^T", °0Stenr«? en Italië uitgebroken zeeoorlog het slachtoffer werd. Het fraaie schip werd door een Oostenrijksche duikboot getorpedeerd, over welk feit ernstige nota's tusschen de Vereenigde Staten en de Donau-monarchie zijn gewisseld de een uur, doch reeds spoedig geraakten de „Good Hope" en de „Monmouth" in brand. Zij zetten het gevecht voort, totdat het nagenoeg donker was. Toen had een hevige ontploffing plaats op de „Good Hope" (14.330 ton) en zonk dit schip. „De „Monmouth" (9960 ton) hield af, maakte veel water en scheen met bij machte weg te stoomen. Zij werd vergezeld door de „Glasgow" (4900 ton), die gedurende het geheele gevecht met de „1*^^' (3250 ton) en de „Dresden" (3650 ton) slaags was geweest. ' „Toen de vijand de beschadigde „Monmouth" opnieuw naderde 388 werd de „Glasgow" ook door een van de gepantserde kruisers onder vuur genomen en stoomde zij weg. „De vijand viel daarop de „Monmouth" opnieuw aan, met nog niet definitief resultaat. „De „Glasgow" is niet zwaar beschadigd en heeft weinig verliezen onder de bemanning geleden. „Noch de „Otranito", noch de „Canopus" hebben aan den slag deelgenomen. „Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken heeft uit Valparaiso bericht ontvangen, dat een oorlogsschip van een oorlogvoerenden staat op de Ghileensche kust gestrand was en dit kan de „Monmouth" zijn. Krachtige maatregelen worden genomen, om voor het geval deze veronderstelling waarheid mocht bevatten, de overlevenden te redden. „De strijd schijnt op de meest dappere wijze gevoerd te zijn, doch bij afwezigheid van de „Canopus" (13.000 ton, met 4 stukken van 30 c.M.) was de overmacht van den vijand groot." Een meer uitvoerig bericht zond de commandant van den kruiser „Glasgow", welk schip nog gelukkig aan het gevaar van vernietiging wist te ontkomen: „De „Glasgow" verMet op 1 November 's ochtends om 9 uur Goronel om zich op de afgesproken plek weder bij de „Good Hope", „Mom>r mouth" en „Otranto" aan te sluiten. De „Good Hope" seinde 'smiddags om 2 uur, dat. uit radiografische oproepen scheen te blijken, dat een vijandelijk schip Noordwaarts stoomde. Het smaldeel kreeg bevel zich met 15 mijls vaart naar Noordoost ten Oosten te verspreiden. Om 4.20 in den middag werd er rook gezien. Het biteken drie vijandelijke schepen te zijn. Onze schepen trokken zich samen op de „Good Hope", die oni 5 uur in zicht kwam. Om 5,47 vormde het smaldeel een lijn. achter elkaar. De vijand, die nu naar het Zuiden koerste, stoomde ook in een lijn achter elkaar, op 12 mul afsfcands. De „Scharnhorst" en de „Gneisenau" voeren voorop. Om 6,18 werd bevolen, 17 mijl*) te stoomen. De „Good Hope" seinde toen aan de „Canopus": Ik ga nu den vijand aanvallen. De vijand was op dat oogenblik op 15,000 yards 2) -afstand® eft handhaafde dien afstand. De zon ging nu precies achter ons onder. Terwijl zij boven den horizon stond, hadden wij het voordeel van het licht, maar de schootsafstand was te groot. De zon ging om 6.55 onderen de omstandigheden, waaronder wij zagen, veranderden, daar onze schepen nu scherp afgeteekend Waren tegen den naglans aan den horizon. Het schemerlicht maakte het moeilijk den vijand te zien, die om 7,3 het vuur opende op bijna 11 'kilometer afstands, daarin spoedig gevolgd door de „Good ') 1 zeemijl is 1855 M.. 1 Engelsche mijl. is 1609 M.. 2) 1 yard is ongeveer 0.9 M.. 389 Hope de „Monmouth" en de „Glasgow". De twee smaldeelen naderden elkaar en elk schip geraakte in gevecht met den in de vijandelijke hme tegenover liggenden bodem. De toenemende duisternis en het van de zee opgejaagde schuim maakte het vuren moeilijk, vooral voor de kanonnen op het opperdek van de „Good Hope" en „Monmouth" De' vijand vond spoedig den schootsafstand en zijn derde salvo veroor-' zaakte brand' in het voorste gedeelte der beide schepen, die voortdurend hi brand bleven, tot er om kwart voor achten een hevige ontploffing plaats had. Om tien minuten voor achten sloegen de vlammen op de „Good Hope' midscheeps tweehonderd voet hoog uit en een totale vernietiging moet gevolgd zijn. Het was nu geheel donker; maar beidé partijen gingen door met vuren bij de lichtflitsen van eikaars kanonschoten. De „Monmouth" was zwaar beschadigd aan den boeg en zwenkte om haar achtersteven naar zee toe te wenden, wat zij aan de Glasgow" seinde. De „Glasgow""seinde om half negen aan de „Monmouth"„De vijand volgt mij", maar kreeg geen antwoord. Bij de opkomende maan zag men de schepen van den vijand nu naderen, en daar de „Glasgow" de „Monmouth" geen hulp kon verleenen, stoomde zij met vole kracht weg, om aan dé vernietiging te ontkomen. Om half negen verloor zij den vijand uit het gezicht. Een half uur later nam zij 75 vuurfMtsen waar, die blijkbaar. afkomstig waren van den laatsten aanval op de „Monmouth". De houding van officieren en manschappen was bewonderenswaardig. Ofschoon zij onder moeilijke omstandigheden kwamen, toen zij onder zwaar vuur geraakten, zonder kans te hebben dat behoorlijk te beantwoorden, bleven allen volmaakt koelbloedig. Men onthield zioh van vuren in het wilde weg. De vuur-disciplne was dezelfde als bij het schijfschieten. Toen er geen doel meer te zien was, staakten de kanonniers uit eigen beweging 'het, vuren. De ernstige nederlaag werkte gansch niet ontmoedigend op de stemming aan boord. De bemanning verlangt eenparig niets liever dan den vijand zoo spoedig mogelijk weer te ontmoeten." Inderdaad, er was voor Engeland wel reden tot bezorgheid. In Duitschland mocht men juichen, dat „de legende van de onoverwinnelijkheid der Engelsche vloot voor goed verdwenen was" — de Britsche eüandbewoners werden geschokt in hun gevoel van volstrekte veiligheid en sidderden. Twee kruisers naar den bodem der zee! 867 man van de „Good Hope" en 693 van de „Monmouth" verdronken! 390 • , / Zeeslag bij de Falkland-eilanden. De Britsche Marine zon op revanche en nam wraak. Het gebeurde den 8en December bij de Falkland-eilanden. Admiraal Von Spee wilde van Port Stanley op de Falkland-eilanden een operatie-basis maken.x) Doch juist één dag te voren was hier een Engelsch eskader onder admiraal Sturdee geankerd. En dit eskader was machtiger en sterker dan het Duitsche smaldeel. Geen wonder, dat terstond admiraal Von Spee bevel gaf tot wenden. Maar het was te laat, om aan de Engelsche overmacht te ontkomen. Wèl duurde het niet minder dan zes uren, vóór er van een geregeld gevecht sprake was — al dien tijd hadden de Duitschers met volle kracht gestoomd, om hun schepen te redden —, doch toen volgde het onvermijdelijke. Of, om het met de eigen woordten van admiraal Sturdee over te vertellen: „Zes uur stoomden wij ze achterna, vóór wij ze onder schot kiegen. Toen de Duitschers zagen, dat zij niet konden ontsnappen, draaiden zij bij en aanvaardden het onvermijdelijke. De „Scharnhorst", het vlaggeschip van de vijandelijke vloot, zonk om 1 uur. Het laatste Duitsche schip, waarmee afgerekend moest worden, werd om 6 uur naar den kelder gezonden. Na vijf uur vechtens schoot dte „Glasgow" de „Leipzig" in den grond. De „Nürnberg" en de „Dresden" ontkwamen onder het'gevecht, maar de „Kent" vervolgde de „Nürnberg" en schoot haar in den grond. De vloot was slechts een etmaal bij de Falklandeilanden geweest. „Wij hadden gedurende ons kort oponthoud in de haven koten ingenomen en de mannen Waren vuil van hun werk. Toen de Duitschers in het-gezicht kwamen, werd het sein gegeven om stoom te maken. Terwijl wij daarmede bezig waren, ontbeten de mannen. De Britten kwamen dus frisch en schoon in- het gevecht. Wij konden geen van de Duitsche schepen buit maken, want zij weigerden zich over te geven en werden met honderden zielen in den grond geboord. De Duitschers vochten dapper. Zij zonken met wapperende vlag en de mannen in gelid op het dek van de ontredderde schepen " Ja, de Duitschers vochten dapper en in het aangezicht van den dood bleef hun nog bij de groote liefde voor hun vaderland'. Zoo had de „Gneisenau", toen ze zonk, geen munitie meer. Toen stelden officieren en manschappen zich op. Als gereed voor een parade stonden ze op het reeds zinkende schip. En toen — het was een ontroerend maar ook een ontzaglijk oogenblik — zongen die helden, die i) Natuurlijk is dit slechts een veronderstelling, want graaf Von Spee, die alleen volledige inlichtingen zou hebben kunnen geven, overleefde dezen zeeslag niet En met ziin vlaggeschip verzonken ook alle officiëele beseheiden. 391 ten doode gedoemd waren nog hun vaderlandsche liederen en toen eindelijk na een hangen doodstrijd de „Gneisenau" onder water verdween, klonk uit honderden monden een donderend Hoch voor Tuitschland® Keizer en vloot De Engelschen behaalden met hun reusachtige overmacht de overwinning. Reusachtig was deze overmacht. Want, om maar slechte eenige schepen te noemen: de „Invincible" was een Hniekruiser van 20,300 ton, loopende 26.6 mijl, bewapend met 8 stukken van 30.5 c.M 16 van 10.2 c.M, enz.; de „Canopus" was een linieschip van ruim 13 000 ton, loopende 18 of 19 mijl en bewapend met 4 stukken van 30.5 c M 12 van 15 c.M. enz.; de „Kent" was een gepantserde kruiser van De Italiaansche pantserkruiser „AmalB", Italiaanschrvlöot 8neUte P»nt»erkrulsere der 10.000 ton, loopende 24.1 mijl en bewapend met 14 stukken van 15 c M enz.; de „Glasgow" was een pantserdekkruiser van 4900 ton loopende 26.3 mijl en bewapend' met 2 stukken van 15.2 c.M., 10 van 10 2 cM enz.. En behalve deze bestond het eskader van admiraal Sturdee uit nog meer Engelsche oorlogsschepen. Waar.de strijd min of meer gelijk was, zooate bij de „Leipzig" en „Glasgow , daar moesten de Engelschen zich een geduchte inspanning getroosten. Hier duurde de strijd zelfs vijf uren, voor de Leipzig" in vlammen gehuld, zonk. " ' ■ >} Een betreurenswaardig voorval greep hier nog plaats: van de Leip zig werd de Duitsche vlag neergehaald en de witte vlag geheschen. De „Glasgow" hield daarop met vuren op en kwam naderbij. Booten werden gestreken om'het overschot van de bemanning te redden. Maar toen de eerste Engelsche boot van boord roeide, ging er op de „Leipzig" weer een kanon af en de granaat sprong op de „Glasgow". Dadelijk werd er weer een salvo op de „Leipzig" afgevuurd, die haar ondergang verhaastte. De Engelsche officieren betuigden later hun spijt over. dezen afloop, aangezien ze geneigd waren aan te nemen, dat het laatste schot van de „Leipzig" bij ongeluk afging De „Nürnberg" en de „Dresden" wisten, terwijl de „Scharnhorst", „Gneisenau" en „Leipzig" hun doodsstrijd streden, te ontkomen. De „Nürnberg" werd echter denzelfden 8en December na een opwindende jacht ook door het Britsche eskader ingehaald. Aangemaand zich over te geven, weigerde de „Nürnberg" dit, waarop ook hier weer de strijd begon, die voor de „Nürnberg" eindigde met haren ondergang. De „Dresden" wist nog. tot 15 Maart 1915 aan de nasporingen en achtervolgingen harer vijanden te ontkomen. Toen brak ook voor de dappere bemanning van dit schip de doodsure aan .... De Engelsche Marine had hare revanche gevonden. Duitschland betreurde tegelijk met het vijftal kostbare schepen het verlies van meer dan 1800 manschappen. En onder dezen was ook admiraal Von Spee met zijn beide zoons. Dat er in Engeland blijdschap heerschte, was geen wonder. En geen wonder ook was, dat Engelands Marine-Minister Churchill aan vice-admiraal Yashiro, zijn Japanschen ambtgenoot, seinde: „Met het zinken van de „Scharnhorst", „Gneisenau", „Leipzig" en „Nürnberg" is het heele Duitsche eskader, dat bij het begin van den oorlog zijn basis in Tsingtao had, vernietigd, welke basis zelf is ingenomen. Deze gebeurtenis is het besluit van het krijgsbedrijf, dat de verbonden vloten ruim vier maanden lang in den Grooten Oceaan hebben verricht. Al is het een Britsch eskader in het Zuiden van den Atlantischen Oceaan te beurt gevallen, om den genadeslag te geven, grootendeels is het te danken aan de machtige en onvermoeide hulp van de Japansche vloot, dat die uitkomst verkregen is. Was de vijand weer westwaarts gevaren, de eer zou te beurt zijn gevallen aan het Japansche en het Australische eskader, die in de algemeene samenwerking' opkwamen. „De vrede Van den Grooten Oceaan is voorloopig hersteld en de handel van alle landen kan over de wijde uitgestrektheid van de kust van Mozambique tot die van Zuid-Amerika veilig voortgaan. De uitdrijving van de Duitschers uit het Oosten is volledig en met goede en waakzame maatregelen zal het uiterst moeielijk en hachelijk voor hen zijn, er terug te keeren " 393 Von Spee met zijn dapperen was dus in een vad geraakt — tusschen Engelschen, Japanners en Australiërs waren zij bekneld — waaruit het hun nooit zou zijn gelukt te ontkomen. Volgens een Duitsch bericht uit Montevideo echter hebben de Duitsche zeelieden hun schepen en hun leven wakker verdedigd. Zeven Engelsche oorlogsschepen — n.1.4 kruisers en 3 hulpkruisers — lagen, naar de bemanning van een Argentijnsch stoomschip had Opgemerkt, — met ernstige averij in Port Stanley op de Falklandeilanden. Een bericht, dat meer zekerheid dan waarschijnlijkheid had. Want van Engelsche zijde werd van dezen zeeslag wonderlijk genoeg zeer weinig losgelaten en plotseling werd juist na den 8en December de draadlooze verbinding tusschen Montevideo en Buenos-Aires afgebroken. Enkele cijfers uit den Zee-Oorlog. Van Duitsche zijde werd de Zee-Oorlog gevoerd onder opheffing der leus: Vrijheid ter zee. De Engelschen daarentegen spanden alle krachten in, om hun oppermacht te behouden. Wie van de beiden zijn doel bereiken zou? Een antwoord op deze vraag viel, zelfs na twintig maanden Zee-Oorlog, nog niet te geven. Wèl echter was men' in staat, enkele vergelijkingen te maken. En ten voordeele van Engeland vielen deze vergelijkingen niet uit. In de eerste maanden —- alzoo nog in 1914 — verloren Engeland en DuitsoWand aan schepen boven de 2000 ton inhoud: Engeland. Duitschland. Linieschepen. Audacious . . 23,370 ton Bulwark . . . 15,270 „ Gepantserde kruisers. Cressy .... 12,190 ton Scharnhorst. 11,600 ton Aboukir . . . 12,190 , Gneieenau . 11,600 „ Hogue .... 12,190 „ Yorck .... 9,500 . Good Hope . 14,330 „ Monmouth. . 9,960 „ Pantserdekkruisers. Hawke .... '7,470 ton Leipzig.... 3,250 ton Hermes . . . 5,700 „ Hela 2,040 „ Pegasus . . . 2,170 „ Ariadne . . . 2,660 , Pathfinder.' . 2,990 | Nürnberg . . 3,400 , Amphion. . . 2,500 v Emden .... 3,650 „ Mainz .... 4,350 „ llpÜ Köln 4,350 i Magdeburg . 4,550 • „ 120,330 ton 60,950 ton 394 Zeker, Engeland kon, wijl het een groote vloot bezat, die groote verliezen dragen, maar toch mocht de verhouding niet zijn van twee tegen één. En ontwijfelbaar zeker is het, dat deze verhouding nóg Ongunstiger voor Brittanje zou worden, wanneer ook in rekening werd gebracht het verlies aan kleine schepen, aan torpedo-booten en onderzeeërs en kanonneerbooten. En nog veel méér ongunstig, wanneer De Italiaansche kruiser „Giuseppo Garibaldi", die 18 Juli 1915 ten zuiden van Ragusa werd getorpedeerd door een Oostenrijksche duikboot. het verlies van handelsschepen aan beide zijden werd opgeteld. | 't Is waar, zeer veel Duitsche handelsschepen, die bij het uitbreken van den Zee-Oorlog in vreemde havens lagen, waren voor langen tijd of voor immer voor Duitschland verloren, maar een veel grooter aantal Engelsche vaartuigen1) — om van de Fransche en Rus- Schrijver sprak met tal van zeelieden, zoowel scheepsofficieren als matrozen, die hem verzekerden, dat een veel grooter aantal aan Engeland behoorende schepen verloren gingen dan officiëel werd beken i gemaakt. En de Noordzee b.v. was vele weken la,ng bij de Engelsche Oostkust geheel verlaten. Geen Engelsche koopvaarder waagde zich hier, waar de Duitsche duikboot heerschappij voerde 395 sische nog niet te spreken — vielen ten slachtoffer van de Duitsche kaapvaarders en niet het minst van de gevreesde duikbooten. Maar méér betreurenswaardig dan het verlies van al deze schepen, die millioenen gouds hadden gekost, was het ontzaglijk verlies aan menschenlevens. Gelijk geen Oorlog te land voor dezen zoo bloedig was als de in Augustus 1914 ontbrande Wereldoorlog, was in heel de geschiedenis der menschheid geen Zee-Oorlog ook zoo verschrikkelijk. Waar ging de wereld heen? Alom twist en krijg! Alom een menschenslachting op groote schaal! En hoe ontzettend en diepbedroevend werd hoe langer hoe meer de haat, die de volkeren van elkander scheidde! Met iederen dag vechtensnamaan beide zijden de verbittering en ook de wreedheid toe! O, wanneer zou weer in Europa het zielverheffend woord van Vrede worden gehoord? Wanneer zou over verwoest België en platgetreden Polen, óver Duitschland en Frankrijk en Engeland, over de wijde Russische steppen en de uitgestrekte Hongaarsche puszta's, over de bergtoppen van Servië en Montenegro en over de eindelooze wateren der wereldzee de Vredeszon verrijzen? Wanneer ? .... EINDE VAN HET TWEEDE DEEL. 396 INHOUD. De groote oorlog in Oost-Europa. Rusland en zijn bevolking i Oppervlakte van het land en de Russische bevolking. 1-4. — Het nieuwe Rusland 5-6. < Rusland in dagen van spanning g In Sint-Petersburg 6-8. — Laakbare uitspattingen 10-12. — Czaar en Doema 13-16. De Russische stoomwals . • 17 De sterkte der Russische strijdmacht 18-19.Het Russische volkslied 22. — De Kozakken 23-24. Russische stoom en Duitsche tegenstoom 24 Aan de grens bij Skalmieschütz 27. - De Duitschers in Kalisch 29-32. — De Duitschers in Czenstochau en Bendin 33-34. Land en Volk van Polen 34 Geschiedenis van Polen 35-38. — „Nog is Polen niet verloren" 39. Polen in den Grooten Oorlog .......... , 40 Arm-Polen 40-42. — De Polen-club te Krakau 42-43. — Grootvorst Nicolai Nikolajewitsj en de Polen 43-44. — Duitschland en de Polen 45. — Het Poolsche legioen en Jozef Pilsoedski 46-47. De Russische opmarsch 47 De Russische generalissimus 49. — Traagheid van den opmarsch en onrust in het Westen bij de Bondgenooten 50-52. De Russen in Oost-Pruisen; hun opmarsch en hun nederlaag . 53 Inval in Oost-Pruisen 53-54. — Bij Stallupönen 54. — Proclamatie aan de Duitschers 55-56. — Plunderende Kozakken 57. —Keizer Wilhelm en Oost-Pruisen 58-60. — Generaal Von Hindenburg 60-64. — De Russen bij Gilgenburg en Ortelsburg verslagen 65. — De „val" van Von Hindenburg 66-70. — 90.000 ongewonde Russen gevangen 71. — Samsonow, een Russische held 75. — Von Trotha, een Duitsche held 76-77. — Tweede offensief van Von Hindenburg 77-82. — Rennenkampf, de tijger-generaal, vlucht 83. — Verslagen Rusland 84. — Een dagorder van Von Hindenburg 85. — Russische taktiek 86-87. 397 Oostenrijk-Hongarije tegen Rusland 87 Het zwaartepunt van den Oorlog 87. —^Oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Rusland 88. — De cavaleristen van Victor Von Dankl 90-91. — Offensief tegen Rusland. 91. — Oostenrijk moet naar vier zjjden zich gereed houden 92. — Conrad von Hötzendorf 93-94. — Von Dankl en Von Auffenberg 94-96. — Driedaagsche slag bij Krasnitz 97-98. — Zevendaagsche slag bij Zamosc 100-102. Rusland tegen Oostenrijk-Hongarye 103 Twee schaakmeesters 103-106. — Inval der Russen op Oostenrijksch gebied 106-109.— Vecht-generaal Roezsky 110. — Strijd om en val van Lemberg 110-112. — Proclamatie van den Grootvorst aan de volken van Oostenrijk-Hongarije 114. — Tweede slag bij Lemberg 115. — Graaf Bobrinsky 116-117. De worsteling der drie Keizerlijke legers 117 Vereeniging der Duitschers en Oostenrijkers' 118. — 29 September tot 21 Octobër, offensief der Verbondenen 120. — Beleg en ontzet van Przemysl 122-126. — Russisch-Poolsch vestingstelsel 127-130. — De bedreiging van Warschau 130-132. — Falen van het eerste offensief der Verbondenen 132-134. — Tweede inval der Russen in Oost-Pruisen 134-136. — 21 October tot 18 November, offensief der Russen 137-138. — Tweede beleg en val van Przemysl 139-142. — 18 November tot 27 November, offensief der Verbondenen 142-144. — 27 November tot 1 December, offensief der Russen 145-146. — 1 December tot 19 December, offensief der Verbondenen 146-150. — 19 December 1914 tot 11 Februari 1915, offensief der Russen 150-154. De Karpathenslag 154-155. — Von Hindenburg werkt aan een nieuw aanvalsplan 158. — 11 Februari tot 27 Februari, offensief der Verbondenen 158. — Bevrijding van Oost-Pruisen 159-162. — 27 Februari tot 28 Maart, offensief der Russen 162. 28 Maart -tot Mei wisselend offensief en defensief 163. — De Groote Doorbraak op 2 Mei 164-165. 'n':r&fa Het tweede tijdperk van den Oorlog in West-Europa. De val van Antwerpen . 166 De stelling Antwerpen 170-171. —■ België een étappen-gebied 172. — Een Zeppelin boven Antwerpen 173. — Wilde treinen 174. — De * verkorte belegeringswtyze van Von Beseier 178. — Koning Albert bij Waelhem 178-179. — Snel verloop van het beleg 180-182. — Het vertrouwen der Antwerpenaren bezwijkt 183-184. — Begin en voortzetting van den uittocht van het bezettingsleger 186-188. — Bombardement van Antwerpen 189. — Val der stad 192-193. Nederland eri de Belgische vluchtelingen 193 Oproep van Louis Franck 198. — Oproep van het Dagelijksch Bestuur van Antwerpen tot de gevluchte Belgen 199. De Duitsche opmarsch door Vlaanderen 199 Strijd b\j Dendermonde 200. — Admiraal Ronarch bij Gent 202. — De omsingelings-beweging der Duitschers mislukt 203. — De Duit- 398 sphers te Gent 205. — Paniek in Ostende 208. - De bekendmakmg der Belgische Regeering 209-210. De opmarsch der Duitschers langs de Noordzee gestuit ... 212 Bij de Achelsche Kluis 214-216. — Het Belgische volk onder Duit" he heerschappij 216. i* Slag bij Nieuwpoort 219-220. — De strijd om Dixmuiden 222-226. — De sluiswachter van Nieuwpoort 227-228. — De inundatie van het Yser-gebied 228-231. — Geen uitzicht op vrede 234. De Groote Oorlog bulten Europa. Politieke bescheiden en koloniale politiek 237 De Britsche geest ontwaakt 245 De éérste Koloniale Oorlogsdaad 248. — Opstand in Zuid-Afrika 249. - Duitsch Zuid-West 249. — Generaal Botha voorstander van den aanvallenden Oorlog 250-251. — Brief van generaal Beyers 252-254. — Antwoord van generaal Smuts 255. — Dood van generaal De la Rey 256. — De daad van Maritz 258. — Overeenkomst tusschen Maritz en gouverneur Seitz 259. — Beyers en De Wet opstandelingen? 262-263. — De schuldigen aan den Opstand. 263. — Generaal Botha de éérst- en méést-schuldige 267. — Oud-President Steijn en de Opstand 267-272. — Gevangenneming van generaal De Wet 272-278. — De dood van generaal Beyers 278-282. — Jopie Fourie 282-287. — Botha triumphator! 287-289. Witboek over den opstand 289 De verovering van Duitsch Zuid-West-Afrika 190 Overwinning van Maritz 294. — Bij Langklip en Upington 296. — Het einde voor Duitsch Zuid-West 298-299. De vernietiging van Duitschlands koloniaal bezit 300 Duitschland verliest tal van koloniën 301. — Verlies van Kiao-Tsjou 302-316. — Oorlogsverklaring van Japan aan Duitschland 310. De Zee-Oorlog. Geen poëzie in den modernen oorlog , 317 Verschrikkelijke verliezen 319. Duikbooten en zeemijnen 319 Otto Eduard von Weddigen 323-324. — Ondergang van de „Aboukir", „Hogue" en „Cressy" 326-332. — Verdere daden van Kapitein Von Weddigen 332-336. — Dood van Von Weddigen 336-340. De Duitsche en de Engelsche vloot 340 De Duitsche vloot 340-342. — De Engelsche vloot 342-343. De belangrijkste krijgsverrichtingen ter zee in het eerste Oorlogsjaar 344 Chronologisch overzicht van den Zee-Oorlog 1 Augustus 1914 tot 1 Augustus 1915, 345-352. 399 Heldendaden ter zee 353 Het vergaan van de .„Amphion" 354-357. — Hoe een Duitsche hulpkruiser werkte en verging 357-359. —' Zeegevecht bij Helgoland 359-363. — De „Pathfinder" getorpedeerd 363-364. — De Noordzee versperd 364-367. — De Engelsche wateren en. 't Kanaal Oorlogsgebied 367-372. — De „Emden" 372-382. — De „Ayesha" 383-385. — De zeeslag in de Stille Zuidzee 385—390. — De zeeslag bij de Falkland-eilanden 391-394. — Enkele cyfers uit den Zee-Oorlog 394-396. CORRIGENDUM. Pag. 349 staat: 4 November zeegevecht bij de Chileensche kust. Dit .moet zijn: 1 November. hfii-A 400