TWEEDE AANVULLINGSBLAD OP DE VERZAMELING VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DEN . BURGERLIJKEN GENEESKUNDIGEN DIENST WELTEVREDEN ALBRECHT & Co. 1917 3 Blz. 3 Bijvoegen: Voorts artikel 2 der ordonnantie van 15 Maart 1917 (Staatsblad No. 112) luidende: Ten tweede: Te bepalen dat, waar in ordonnantiën dan wel in besluiten van den Gouverneur-Generaal of van lagere autoriteiten gesproken wordt van: I. „Europeesch(e) geneesheer(en)" of „Europeesch(e) geneeskundige^)", daarvoor gelezen wordt: „arts(en)" of indien uit de verordening of het besluit blijkt dat alleen in 's Lands dienst , zijnden bedoeld zijn: „Gouvernements arts(en) '; II. „Inlandsch(e) geneeskundigen)", „Gouvernements Inlandsen^) geneeskundige(n)", ..Inlandsch(e) genees- en heelkundi- ■ ge(n)". „Inlandsch(e) genees-, heel- en verloskundige(n)" „dokter(s) djawa", „Inlandsch(e) arts(en)" of „Gouvernements Inlandsch(e) arts(en)", daarvoor gelezen wordt: a. „dokter(s) djawa" of, voor zoover de betrokkenen in 's Lands dienst zijn „Gouvernements dokter(s) djawa", indien uit' de verordening of het besluit blijkt dat bedoeld zijn personen in het bezit van een diploma van dokter djawa op den voet van het „Reglement voor de school tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen te Weltevreden", vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 24 November 1875 No. 7 (Staatsblad No. 265), dan wel: b. Jndisch(e) arts(en)" of, voor zoover de betrokkenen in 's Lands dienst zijn, „Gouvernements Indisch(e) arts(en)", indien uit de verordening of het besluit blijkt dat bedoeld zijn personen In het bezit van een diploma, hetzij van Inlandsch arts op den voet van het „Reglement voor de school tot opleiding van Inlandsche artsen", vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 9 December 1902 No. 38 (Staatsblad No. 443) hetzij van het eindexamen der Nederlandsch-Indische artsenschool ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 8 Mei 1913 No 42 (Staatsblad No. 365), dan wel: -c „(Gouvernements) dokters djawa en (Gouvernements) Ind.sche artsen", indien het blijkt dat zoowel de bezitters van de sub a als van de sub b gemelde diploma's bedoeld zijn. en artikel 3 van het Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No 62 (Staatsblad No. 113) luidende: 4 Te bepalen dat, waarin besluiten van den Gouverneur-Generaal of van lagere autoriteiten gesproken wordt van „Europeesche vroedvrouw(en)" dan wel „Inlandsche vroedvrouw(en)", daarvoor celezen wordt: „vroedvrouw(en)". 5 Blz. 10 Ingevolge de ordonnantie van 24 Juli 1917 (Stbl. No. 453) . wordt artikel 16 van het Reglement op den B. G. D. in Nederlandsch-Indië gelezen als volgt: „De officieren van gezondheid en de Gouvernements artsen in actieven dienst en zij die op eervolle wijze den dienst hebben verlaten, zijn bevoegd tot uitoefening van de geneeskunst in haren vollen omvang in geheel Nederlandsch-Indië." Blz. 17 Artikel 40 van het Reglement op den Burgerlijken Genees¬ kundigen Dienst wordt ingevolge artikel 1 der ordonnantie van 15 Maart 1917 (Staatsblad No. 112) gelezen als volgt: „De bevoegdheden en de verplichtingen van de. Indische „drtsen en dokters djawa, zoomede van de vaccinateurs, .worden door den Hoofdinspecteur vastgesteld." Blz. 28 Artikel 74 van het Reglement op den Burgerlijken Genees¬ kundigen Dienst is vervallen bij artikel 1 der ordonnantie van 15 'Maart 1917 (Staatsblad No. 112). Blz. 35-36 Bij Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No. 62 (Bijblad No. 8730) is bepaald dat in het derde lid van artikel 5 der instructie van den Hisp. Chef B. G. D. voor „het Europeesche personeel" moet worden gelezen „het personeel" en voor ,,het Inlandsche personeel", ,,de Gouvernements Indische artsen en doktersdjawa", en voorts dat in het vierde lid vervallen de woorden: „Europeesch en Inlandsch" en in het vijfde lid het woord j Inlandsche". ; Blz. 45-46 De onder D genoemde voorwaarden om als leerling-vroedvrouw (Europeesch) te worden ingeschreven zijn vervallen (besluit Hisp. B. G. D. van 20 Mei 1917 No. 4174. Bfjbl. No. 8770). Blz. 50-51 Het onder 2 opgenomen Programma van het examen voor vroedvrouw (Europeesch) is vervallen (besluit Hisp. B. G. D. van 20 Mei 1917 Nb. 4174. Bijbl. No. 8770). 7 Blz. 51 Het programma voor het examen van apothekersbediende is bij besluit Hisp. Chef B. G. D. van 26 Juni 1917 No. 5191 aangevuld met de volgende paragraaf: III. op een daartoe strekkend verzoek kan door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst aan candidaten vrijstelling worden verleend van het examen in de beginselen van de Fransche of de Hoogduitsche of de Engelsche taal. Deze vrijstelling zal door de betrokken commissie op het af te geven getuigschrift moeten worden vermeld. Blz. 52 Het in het eerste aanvullingsblad vermelde besluit van den Hisp. B.^ G. D. van 25 Januari 1917 No. 707 is opgenomen in het Bijblad onder No. 8709. Blz. 67-77 Het onder 2 opgenomen Reglement betreffende de bevoegdheid en de verplichtingen van Inlandsche vroedvrouwen is vervallen (besluit Hisp. B. G. D. van 20 Mei 1917 No. 4174. Bijbl. No. 8770). 9 Blz. 82-83 Bij het besluit Hisp. B. G. D. van 8 Juni 1917 No. 4714 is het model van de doodsoorzaakverklaring vervangen door het ondervolgend model: DOODSOORZAAK-VERKLARING. Naam van het Gewest waar Naam der plaats waar het het overlijden heeft plaats gehad; overlijden heejt plaats gehad: Overleden een Europeaan ') uveneaen een —— _ (de naam van de (n) met Europeanen gelijkgestelde l) v ' overledene niet vermelden) Geslacht Vr. i) Leeftijd jaar maanden wonende te 2) .'..*„.v......... bij zijn overlijden verblijf houdende te 2) sedert ; aan de gevolgen van >; . . S) geneeskundig behandeld door x) niet geneeskundig behandeld ïj [ uitwendige ■SÖfcuf.' :— doodschouw verricht door i\ inwendige -",'•" / s (Datum) :_; $. (Handteekening) 4) J) Doorhalen, wat niet wordt ingevuld. 2) Opgave van adres, zoo nauwkeurig mogelijk, met huisnummer. 8) Invullen volgens de internationale nomenclatuur. 4J Handteekening van den geneesheer die den dood geconstateerd heeft (in den regel de medicus die den overledene behandelde). 10 Deze verklaring is bestemd voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Zij wordt gestoken in een gesloten, liefst verzegeld, couvert, hetwelk dwars over de sluiting voorzien wordt van de handteekening van den geneeskundige, die ook de verklaring onderteekend heeft. Dit couvert wordt met de doodsverklaring in een ander couvert gesloten en geadresseerd aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Deze laatste zendt wekelijks alle binnengekomen doodsoorzaakverklaringen ongeopend aan voornoemden Hoofdinspecteur, en wel door tusschenkomst van den Chef van den Gezondheidsdienst, voor zoover betreft plaatsen, waar een dergelijke dienst is ingesteld. Blz. 90 Algemeene Opmerking Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No. 62 (Staatsblad No. 113). fende de formatie van het personeel der Centrale burgerlijke ziekeninrichtingen te Batavia (besluit van 25 September 1909 No. 16) en te Soerabaja (besluit van 7 Augustus 1909 No. 43), van de Centrale burgerlijke ziekeninrichting te Semarang (Staatsblad 1908 No. 64, 1909 No. 40, 1911 No. 20, 1912 No. 336, 1913 No. 681 en 1915 No. 197), van de Inlandsche" ziekeninrichtingen buiten de drie genoemde hoofdplaatsen (Staatsblad 1905 No. 258, 1909 No. 59 enz.), van het beri-beri gesticht te Buitenzorg (Staatsblad 1898 No. 32), van de Landskoepokinrichting. en het daaraan verbonden Instituut Pasteur te Weltevreden (besluit van 17 Juli 1915 No. 40) en van het geneeskundig laboratorium te Weltevreden (Staatsblad 1915 No. 155) bij de daarin vermelde betrekkingen de aanwijzing: „Europeesche(n)" of „Inlandsche(n)" voorkomt die aanwijzing vervalt, zullende in het besluit van 24 September 1913 No. 27 en in de bepalingen omtrent voormeld laboratorium (Staatsblad 1915 No. 155) voor „ Europeeschen amanuensis" en „Inlandschen amanuensis" onderscheidenlijk gelezen worden: „eersten amanuensis" en „tweeden amanuensis" en voor „Inlandsch personeel": „minder personeel". Blz. 92 Na het Gouv. Besl. van 24 September 1913 No. 27 latén volgen: „Bij Gouv. Besl. van 26 Maart 1917 No. 17 isbepaald.dat het bedrag van ƒ 1070, bij artikel 3, onder a, van het besluit van 24 September 1913 No. 27 bij wijze van tijdelijken maatregel ten behoeve van ' het stadsverband, thans centrale burgerlijke ziekeninrichting, te Batavia beschikbaar gesteld voor de indienststelling van het bij die inrichting benoodigd Inlandsch personeel, ook kan worden aangewend voor de indienststelling van Europeesch personeel. 13 Blz. 96 De Gouv. Besl. van 12 October 1912 No. 9, 16 Augustus 1914 No. 14 en 21 Augustus 1916 No. 62 zijn buiten wer. i king gesteld bij art. 1 van het Gouv. besl. van 7 September 1917 No. 28 (Stbl. No. 551). Blz. 126 Bij ordonnantie van 28 Augustus 1917 (Stbl. No. 530) is bepaald dat het eerste lid van artikel 43 van het Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië wordt gelezen: „De artikelen 37 tot en met 40 zijn van toepassing op Inlanders 'en Vreemde Oosterlingen, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht zijn geplaatst en krachtens wettelijke bepalingen zijn of zich vrijwillig hebben onderworpen aan den zeventienden titel van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek. 15 lz. De op deze bladzijden voorkomende staten aantoonende de 153-155 formatie van het personeel bij de krankzinnigengestichten zijn 157-159 bij artikel 6 van het Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No. 62 161-162 (Staatsblad No. 113) vervangen door de ondervolgende. Ten zesde: Met intrekking van de ter zake bestaande voorschriften: I. vast te stellen de aan dit besluit gehechte staten Letters A en B, aangevende de samenstelling zoomede de bezoldiging en verdere voordeelen van het personeel bij de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en te Lawang en van het bij Iaatstgemelde inrichting behoorend annexgesticht Soeko: II. te bepalen dat de formatie van het onder I bedoeld personeel jaarlijks bij de begrooting naar de behoefte geregeld wordt en over de jaarlijks op de begrooting uitgetrokken sommen voor bezoldiging van ondergeschikt personeel bij de onder I gemelde inrichtingen, daaronder begrepen klerkengelden, schrijfloonen, kantoorbehoeften en toelagen, zal worden beschikt door de geneesheeren-directeur dier inrichtingen volgens aanwijzing van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, zullende door hen van alle mutatiën onder het personeel aan genoemden Departementschef kennis gegeven worden. 16 STAAT LETTER A, aangevende de samenstelling, zoomede de bezoldiging en verdere voordeelen van het personeel bij het Krankzinnigengesticht te Buitenzorg. Bezoldiging , . per maand Verhoogingen in guldens ,n Suidens Betrekkingen 1 Ë E - I a Io~ 3 3 ttf ' ra I ö «ï ^ E E | S 'J.g c 'S * "g E ga s I < | m |oj- Geneesheer-directeur l) 800 1200 2 200 * 3 Geneesheer ') 500 | 1000 5 j 100 3 Gouvernements Indisch arts 3) ... Op eene toelage van ƒ 50 's maands boven de hem volgens de bepalingen toekomende inkomsten. Huismeester ») 275 400 2. I 62.50 3 Eerste hoofdverpleger (-verpleeg- ster) 3) 150 250 4 25 2 Tweede hoofdverpleger (-verpleegster) ») 120 200 4 20 2 Machinedrijver tevens smidsbaas ") . . 120 ■ 200 4 20 2 Hofmeester *) 80 110 3 10 2 Kok s) 50 70 2 10 2 Portier 2) 60 60 — — _ Ambtelijk gediplomeerd verpleger (-verpleegster) 6) 60 90 3 10 3 Verpleger (verpleegster) ') ) Oppasser(es) der eerste klasse ').. . \ iv t o /. Idem der' tweede klasse ') ( Leerling-verpleger (-verpleegster)').. \ Nachtwacht (binnen.) ») 70 100 4 7.30 2 Nachtwacht (buiten-) a) 60 60 Lampenist ') -. 50 60 2 5 2 Ondergeschikt personeel 8) Naar verdienste, met een minimum van ƒ 10 en een maximum van ƒ 50 's maands. ') De geneesheer-directeur en de geneesheer zullen de voor hen bestemde Gouvernementswoningen bij het krankzinnigengesticht betrekken tegen de daartoe vastgestelde of nader vast te stellen korting op hunne bezoldiging, zullende deze korting echter niet verschuldigd zijn door hen, die bij de inwerkingtreding van het besluit van 28 December 1914 no. 2 (Staatsblad no. 786) reeds in gemelde betrekkingen werkzaam waren. a) Geniet vrije woning, 3) Geniet vrije woning of huishuurihdemniteit van ƒ 40 's maands." ') Geniet huisvesting en voeding als voor lijders der derde klasse. 5) Geniet vrije woning of huishuurindemniteit van ƒ 12.50 's maands, zoomede voeding als voor lijders der derde klasse. 6) Geniet huisvesting of huishuurindemniteit van ƒ 25 's maands en voeding als voor lijders der tweede klasse. ') Geniet huisvesting en voeding als voor lijders der tweede klasse. 8) Geniet vrije woning of huisvesting en, voor zoover noodig, dit laatste ter beoordeeling van den geneesheer-directeur, voeding als voor lijders der vierde klasse. 17 STAAT LETTER B, aangevende de samenstelling, zoomede de bezoldiging en verdere voordeden van het personeel bij het Krankzinnigengesticht te Lawang en het daarbij behoorend annexgesticht Soeko. Bezoldiging ... . , ï per maand Verhoogingen m in guldens 9uldens Betrekkingen 1 E ■ .e 1 2 P S s •- '3 5 "O e «ï *- c S 2 » I o S "> ; i [ I < I m |og- Geneesheer-directeur fjj 800 1200 2 ' 200 I 3 Geneesheer >) .„ 50o | j 000 5 | 100 I 3 Gouvernements Indisch arts 2) .... op een toelage boven de hem volgens de bepalingen toekomende inkomsten: voor' het gesticht te Lawang van ƒ 50 en voor het annex-gesticht te Soeko van ƒ 100 's maands. Huismeester ») 300 , 400 | 4 j 25 | 3 benevens eene toelage van ƒ 50 's maands voor het voeren der administratie van het annex-gestich't : - te Soeko. Hoofdverpleger (-verpleegster) ") . .\ Landbouwopzichter 3j J, 150 250 4 I 25 3 Opzichter over de werkplaatsen '■<).ƒ Ambtelijk gediplomeerd verpleger (verpleegster) 3) ^ 6Q | gQ | 3 1 lQ j 3 benevens eene toelage van ƒ 30 's maands ingeval van plaatsing bij ,, , , het annex-gesticht te Soeko. Verpleger (verpleegster) 4) 1 Portier 5) '.'.'. '.'.( 50 60 2 I 5 3 Nachtwacht *) ) i 0 ó Leerling-verpleger (-verpleegster) ij 40 40 _ _ j Ondergeschikt personeel •) .' naar verdienste, met' een minimum van ƒ 12 en een maximum van ƒ 40 's maands. ) De geneesheer-directeur en de geneesheer zullen de voor hen bestemde Gouyernementswoningen bij het krankzinnigengesticht betrekken tegen de daartoe vastgestelde of nader vast te stellen korting op hunne bezoldiging, zullende deze korting echter niet verschuldigd zijn door hen die bij de inwerkingtreding van het besluit van 28 December 1914 no. 2 (Staatsblad no. 786) reeds in gemelde betrekkingen werkzaam waren ') Geniet vrije woning. 3> Geniei huisvesting of huishuurindemmiteit van ƒ 25 's maands en voeding als voor lijders der tweede klasse. t| S6niet uhuisvestin9 en voeding als voor lijders der tweede klasse ) Oeniet huisvesting en voeding als vcor lijders der derde klasse ) oeniet. voor zoover noodig, ter beoordeeling van den geneesheer, directeur, huisvesting en voeding als voor lijders der vierde klasse 18 Algemeene bepaling. Het geheele personeel in dienst der gestichten geniet, ook voor het gezin, zoo wettig als niet-wettig, vrije geneeskundige behandeling en verstrekking van geneesmiddelen, terwijl zij, aan wie vrije huisvesting in het gesticht met voeding is toegekend, bovendien aanspraak hebben op vrije wassching van lijfgoederen. 19 GEZINSVERPLEGING. Gouv. Besl. van 18 Juli 1917 No. 37 (Stbl. 410). Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 4 januari 1916 No. 22 machtiging te verleenèn om ten behoeve van de gezinsverpleging van Inlandsche lijders van het krankzinnigengesticht te Buitenzorg te beschikken over een bedrag van ten hoogste ƒ 130 (één honderd en dertig gulden) 's maands; met bepaling, dat van dat bedrag niet meer dan ten hoogste ƒ 8 (acht gulden) 's maands mag "worden uitgegeven voor eiken lijder, die in verpleging is in het gezin van een oppasser van dat gesticht en van ƒ 10 (tien gulden) 's maands voor eiken lijder, die in eigen gezin wordt verpleegd. Blz. 165 4. Rangschikking van Europeesche verpleegsters bij de krankzinnigengestichten onder de passagiers der le klasse bij reizen over zee. Gouv. Besl. van . 16 April 1917 No. 54 (Stbl. No. 170). Eerstelijk: Met afwijking in zoovèr van de klasse-indeeling der Gouvernementspassagiers bij overvoer met particuliere stoombooten in den Indischen Archipel, vastgesteld bij het besluit van 15 Maart 1861 No. 6 (Staatsblad No. 10), zooals dit sedert is gewijzigd en aangevuld, laatstelijk bij Staatsblad 1916 No. 23, te bepalen, dat de Europeesche verpleegsters bij de krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië, bij dienstreizen over zee in den Indischen Archipel, worden gerangschikt onder de passagiers der le klasse en dat zij, in verband met artikel 1, § b, der Regeling in Staatsblad 1902 No. 230, derhalve bij reizen over land per spoor of stoomtram, vergoeding genieten voor vervoer in rijtuigen der 2e klasse. Ten tweede: enz. 21 Blz. 166 Gouv. besl. van 13 Januari 1917 No. 30 (Bijbl. No 8683). Gelezen, enz. Is goedgevonden en verstaan ; Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 1 van het besluit van 16 Januari 1903 No. 28 (Bijblad op het Staatsblad No. 5928) aan te teekenen, dat gerekend van 1 October 1915 ten laste van den Lande komen de verpleegkosten van Inlandsche schepelingen der Koninklijke Marine, die in de Gouvernements krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië worden opgenomen in de klasse, voor hen bepaald bij artikel 2, onder 5 van het Reglement in Staatsblad 1885 No. 139, in verband met Staatsblad 1905 No. 109, zooals dit artikel wordt gelezen ingevolge artikel 3, onder A, van het besluit van 16 Januari 1903 No. 28 (Staatsblad No. 44). Ten tweede: Door het Departement van Onderwijs en Eeredienst wordt voor de in artikel 1 bedoelde verpleegkosten per hoofd en per dag in rekening gebracht ƒ 1.— Die verpleegkosten worden maandelijks door het Departement van Onderwijs en Eeredienst met dat der Marine verrekend. Ingèval Inlandsche schepelingen in een hoogere klasse worden toegelaten, worden de verschuldigde verpleegkosten boven genoemd bedrag van ƒ 1.— door de lijders of hunne betrekkingen rechtstreeks zonder tusschenkómst van het Departement der Marine voldaan. Uittreksel enz. 23 Blz. 179 8. Rondschrijven van den Hisp. B. G. D. van 24 Augustus 1917 No. 6813 aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur op Java en Madoera. Het is herhaaldelijk voorgekomen, dat Hoofden van plaatselijk bestuur, gebruik makende van de hun bij de artikelen 12 en 24 van het Reglement in Staatsblad 1897 No. 54 toegekende bevoegdheid, personen in een der krankzinnigengestichten in bewaring stelden, zonder mij van hunne betrekkelijke beschikkingen afschriften te verleenen. %t§§ Voor de uitoefening van het oppertoezicht over het krankzinnigenwezen, welk toezicht mij is opgedragen bij artikel 8 van het aangehaald Reglement, zooals het moet worden gelezen in verband met Staatsblad 1910 No. 650, is het bepaald noodzakelijk dat de dezerzijdsche dienst waarvan de definitieve gestichtsaanwijzing uitgaat, steeds op de hoogte wordt gehouden van besluiten als bovenbedoeld, waarbij tijdelijk over plaatsen in de gestichten beschikt wordt. Ik heb mitsdien de eer UHEdG. uit te noodigen de afdeelingschefs in Uw gewest v. z. n. te verzoeken om in voorkomende gevallen van hunne besluiten, houdende lastgeving tot inbewaringstelling van personen, voor zoover die inbewaringstelling geschiedt in een der krankzinnigengestichten, ook aan mij steeds BP?' een afschrift te doen toekomen. Ter verspreiding onder de betrokken autoriteicen in Uw gewest, gelieve U hierbij exemplaren van dit rondschrijven aan te treffen. De Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, . Namens dezen: De Inspecteur-Souschef, (wg. i Dr. TERBURGH. 25 Blz. 180 Ingevolge artikel 2 van het Gouv. Besl. van 16 April 1917 No. 54 (Bijbl. No. 8752) vervallen in § 3 der „Regelen voor het vervoer van krankzinnigen en van het hun toe te voegen geleide" de woorden „met dien verstande dat voor Europeesche verpleegsters minstens de 2e klasse wordt aangewezen." 27 Blz. 192 5. Rondschrijven van den Hisp. Chej B. G. D. aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur in Ned-Indië van 2 Juli 1917 No. 5346. Het moet, naar mij is medegedeeld, een enkele maal zijn voorgekomen, dat personen voor vervoer naar en opneming in een leprozengesticht op den voet der daarvoor geldende voorschriften (Bijblad No, 6004 en Gouvernements besluit van 25 November 1910 No. 24) werden in aanmerking gebracht van wie na hunne aankomst in de leproserie bleek, dat zij niet aan lepra lijdende waren. Om dergelijke vergissingen, waardoor de betrokkene nood.eloos aan een verhoogde kans op besmetting met lepra wordt blootgesteld, zooveel mogelijk te voorkomen, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken, om, voor zoover zulks 'niet thans reeds pleegt te geschieden, de aanvraag om machtiging tót opzending van een lepralijder steeds vergezeld te doen gaan van eene geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat de betrokkene naar deskundig oordeel inderdaad aan lepra lijdende is. Dezelfde gedragslijn ware te volgen wanneer de opzending niet op 's lands kosten en dus buiten mij om plaats vindt. (alleen voor Voorts meen ik, v. z. n., te Uwer kennis te moeten brengen de Resi- dat de leprozenkolonie Dono Redjo (afdeeling Japara der residenten op dentie Semarang, spoor en postadres: Tajoe, afdeeling Pati) Java en sedert eenigen tijd in het bezit is van een op het vervoer van Madoera) lepralijders speciaal ingericht ambulance-rijtuig, waarvoor over aiïe spoorlijnen op Java kosteloos vervoer is toegestaan. , • Voor het vervoer van lepralijders naar Dono Redjo, welke inrichting zooals U vermoedelijk niet onbekend zal zijn, uitsluitend bestemd is voor Javaansch sprekende leprozen, zal dus voortaan zooveel mogelijk van bedoeld ambulance-rijtuig en dus niet meer van gewone spoorwagens zijn gebruik te maken. Daartoe zal, nadat mijnerzijds machtiging tot vervoer naar Dono Redjo is verleend. Uwerzijds een aanvraag om bedoeld vervoermiddel zijn te richten tot den Geneesheer-Directeur van genoemde leproserie (Dr. Bervoets), die zijne medewerking heeft toegezegd om steeds zoo spoedig mogelijk aan die aanvraag te zullen voldoen, ook al betreft het het vervoer van slechts een enkelen leproos. 28 Ten slotte zij te Uwer kennis gebracht het verzoek van Dr. Bervoets om steeds ten minste een etmaal te voren te worden gewaarschuwd wanneer er Uwerzijds leprozen naar Dono Redjo worden opgezonden en zulks met het oog op de voor de opneming te treffen voorzieningen. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, DE VOGEL. 29 Blz. 193. Het in het eerste aanvullingsblad vermelde Gouv. Besl. van 2 Januari 1917 No. 15 houdende eene nieuwe lezing van letter e van § I, ten le van de Bepalingen betreffende de bestemming der Inlandsche Ziekeninrichtingen buiten de drie hoofdplaatsen van Java is opgenomen in het Bijblad onder No. 8680. Blz. 196. Aan de noot toevoegen: Tangerangl Bijbl. No. 8724. Bangli Stbl. 1916 No. 162 (art. 5, onder X) en Gouv. Besl. 27 December 1916 No. 25. Madioen | Gouv. Besl. 14 Maart 1908 No. 18. Achter Tandjong Pinang het G. B. 25-2-16-57 wijzigen in G. B. 3-7-17-43 (Stbl. No. 328). Blz. 208. Aan de noot toevoegen: Hospitalen van de Bataafsche Besl. Hisp. B. G. D. Petroleum Maatschappij te Balik- 20 — 9—17 — 7601. papan en te Tarakan (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo). 32 ƒ 125.— (een honderd vijf en twintig gulden) 's jaars voor de aanschaffing van tijdschriften en drukwerken, 5t-i#f* ƒ 8880.— (acht duizend acht honderd tachtig gulden) 's jaars voor voeding en andere huishoudelijke uitgaven. Ten derde: enz. 31 Bz- Formatie van het personeel van het Koningin Wilhelmina 210-211. Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng. Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië van 18 Juli 1917 No. 18 (Stbl. No. 398). Gelet enz. , Is goedgevonden en verstaan : Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van de artikelen 3 en 4 van het besluit van 19 Januari 1910 No. 11 (Staatsblad No. 44), Ïzooals eerstgemeld artikel luidt ingevolge het besluit van 18 Januari 1911 No. 40 (Staatsblad No. 99), van artikel 3 van het besluit van 28 December 1910 No. 59 en artikel 2 van het besluit van 1 October 1914 No. 23, bij h'et Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng in dienst te stellen: a. een geneesheer-directeur op eene aanvangsbezoldiging van / 600._ (zes honderd gulden) 's maands; b. 1 (één) verpleegster huishoudster op eene bezoldiging van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands benevens vrije woning in het Gasthuis en vrije voeding; c. 1 (één) mandoer-schrijver op eene bezoldiging van hoogstens ƒ 30.— (dertig gulden) 's maands benevens vrije woning in het Gasthuis; d. 4 (vier) oppassers, ieder op eene bezoldiging van hoogstens ƒ 15. — (vijftien gulden) 's maands benevens vrije woning in het Gasthuis ; e. 4 (vier) bedienden, ieder op eene bezoldiging van hoogstens ƒ 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) 's maands; /. 1 (één) kok op eene bezoldiging van hoogstens ƒ 15.— (vijftien gulden) 's maands; g. 1 (één) hulpkok op eene bezoldiging van hoogstens ƒ 10.— (tien gulden) 's maands. Ten tweede: Ten behoeve van het Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng beschikbaar te stellen een bedrag van ƒ 100.— (een honderd gulden) 's jaars voor de aanschaffing en het onderhoud van Instrumenten en b.enoodigdhedën. ƒ .300.— (drie honderd gulden) 's jaars voor het onderhoud en de aanvulling van den inventaris; ƒ 90.— (negentig gulden) 's jaars voor schrijfbehoeften. 33 Blz. 214. Artikel 3 van het Gouv. Besl. van 28 December 1910 No. 59 is buiten werking gesteld bij het Gouv. Besl. van 18 Juli 1917 No. 18 (Stbl. No. 398). 35 Blz. 234. Regelen voor de toekenning van tegemoetkomingen uit 's Lands kas aan gebiedsdeelen met eigen geldmiddelen ten behoeve van hunne ziekeninrichtingen (Stbl. 1917 No. 229). ARTIKEL | (1) Aan geoiedsdeelen met eigen geldmiddelen kunnen ten behoeve van hunne ziekeninrichtingen door den Gouverneur-Generaal tegemoetkomingen worden verleend op den in deze Regelen omschreven voet, met dien verstande dat, wanneer voldaan wordt aan de vereischten en voorwaarden in deze Regelen gesteld, onthouding van tegemoetkoming slechts zal plaats hebben in bijzondere omstandigheden en bij een met redenen omkleed besluit. (2) De Gouverneur-Generaal is bevoegd in bijzondere omstandigheden bij verleening van tegemoetkomingen aan ziekeninrichtingen als in het vorkje lid bedoeld bij een met redenen omkleed besluit af te wijken van het bepaalde in artikel 4. ARTIKEL 2. Onder ziekeninrichtingen zijn bij de toepassing van deze Regelen te verstaan: a. ziekenhuizen, zijnde inrichtingen, waarin door een tot uitoefening van de geneeskunde in Nederlandsch-Indië bevoegd geneeskundige aan in die inrichting opgenomen personen geneeskundige hulp wordt verleend, voor welke hulp de geneeskundige dagelijks beschikbaar moef zijn; b. "hulpziekenhuizen, zijnde inrichtingen waar, behoudens bijzondere omstandigheden ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, tot ten hoogste vijf en twintig zieken kunnen worden opgenomen tot het bekomen van geneeskundige hulp als bedoeld in de „Gebruiksaanwijzing van de medicijnen, die uit 's Lands voorraad verstrekt worden aan ambtenaren van het Binnenlandsch-Bestuur en anderen ten behoeve van de zieke bevolking", hetzij die hulp verleend wordt door een in Nederlandsch-Indië bevoegd geneeskundige, hetzij daarvoor dagelijks beschikbaar is iemand in het bezit eener verklaring van een zoodanig geneeskundige, dat te zijnen genoege is aangetoond dat de betrokkene voldoende bekwaamheid en geschiktheid bezit om vorenbedoelde hulp te verleenen. 37 b. voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding, waaronder niet begrepen gewoon onderhoud, alsmede voor vermeerdering' der uitrusting, die noodig is in verband met de yernieuwing of uitbreiding der inrichting, het drievierde gedeelte der uitgaven dan wel van het bedrag, waarvoor naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal een aan de erkende behoeften voldoende voorziening kan worden verkregen; Voor zoover de verbouwing, vernieuwing of uitbreiding — ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal _ de betalende afdeeling der ziekeninrichting betreft, geldt voor de daarover toe te kennen tegemoetkoming hetzelfde als hiervoren is bepaald in de slotzinsnede van punt a. (3) Als jaarlijksche tegemoetkoming wordt te goed gedaan het drie.vierde gedeelte van het tekort op de bedrijfsrekening van de afdeeling voor behoeftige en minvermogende lijders over het jaar, waarvoor de tegemoetkoming wordt aangevraagd, voor zoover naar het oordeel van den GouverneurGeneraal is aangetoond dat het beheer deugdelijk en zuinig is geweest. ARTIKEL 5. (1) De jaarlijksche tegemoetkoming wordt uitgekeerd in het begin van het jaar, volgende op het bedrijfsjaar waarvoor zij worJt aangevraagd. . (2) Op de in lid 1 vermelde tegemoetkoming kunnen desgewenscht in den loop van het bedrijfsjaar met goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst voorschotten worden verleend. ARTIKEL 6. (1) De aanvraag om tegemoetkoming in eens moet vergezeld gaan van: a. de noodige bescheiden waaruit kan blijken: le. dat de inrichting is een ziekenhuis of hulpziekenhuis in den zin van artikel 2; 2e. dat de inrichting voldoet aan het bepaalde in artikel 3, onder b; 3e. welk tarief zal gelden voor verpleegkosten van betalende lijders; 36 ARTIKEL 3. De in artikel 1 bedoelde tegemoetkomingen worden slechts verleend: fcv$sl a. indien en voor zoover de behoefte aan de ziekeninrichting door den Gouverneur-Generaal is erkend; b. indien de ziekeninrichting, voor zoover het een ziekenhuis betreft, toegankelijk is voor personen van alle landaarden, tenzij voor hen, die uitgesloten zijn, op andere wijze voldoende gezorgd wordt en indien het een hulpziekenhuis betreft, de inrichting toegankelijk is voor personen van alle landaarden voor zoover de lijders geen besmettelijke zieken of gevaarlijke krankzinnigen zijn. ARTIKEL 4. (1) De tegemoetkomingen worden onderscheiden in: a. tegemoetkomingen in eens; b. jaarlijksche tegemoetkomingen. (2) Als tegemoetkoming in eens wordt toegekend: a. voor oprichting van de ziekeninrichting, daaronder begrepen den bouw van woningen voor het personeel en het verkrijgen van terrein, voor zoover geen geschikte Gouvernementsgrond beschikbaar is, die in beheer is of kan worden afgestaan, alsmede voor de eerste uitrusting van de inrichting, het drievierde gedeelte der uitgaven, dan wel van het bedrag, waarvoor naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal een aan de erkende behoeften voldoende ziekeninrichting kan worden opgericht en uitgerust, met dien verstande dat voor zoover— ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal — deze tegemoetkoming eene bijdrage is in de oprichtings- en uitrustingskosten van het deel der ziekeninrichting dat bestemd is vcor verpleging van betalende lijders, zij wordt aangemerkt als een voorschot, waarover aan het Land een in elk bijzonder geval nader vast te stellen rente zal worden te goed gedaan, terwiji voor elk geval afzonderlijk tevens de aflossing van dat voorschot zal worden geregeld; 39 f| 237. Bij het Gouv. besl. van 27 December 1916 No. 32 is met der e. buitenwerkingstelling van artikel 1 Van het besluit van 18 Mei 1915 No. 17, machtiging verleend om ten behoeve van de „Vereeniging tot oprichting en instandhouding van eene Leprozen-Kolonie in de residentie Riouw en Onderhoorigheden" te Tandjong Pinang (Riouw en Onderhoorigheden), welke het beheer voert over het op het eiland Si Katap in genoemd gewest opgericht melaatschengesticht te beschikken over eene a. f 10.— (tien gulden) per maand' voor iederen in'die leproserie verpleegden lijder, tot een maximum van 30 lijders; b. ƒ 20.— (twintig gulden) per maand voor de bezoldiging van een mandoer bij die inrichting. Blz. 238. Bij Gouv. Besl. van 31 Juli 1917 No. 27 is ten behoeve van ' onder h. het leprozengesticht te Sitoemba een bedrag van ƒ 30 's maands beschikbaar gesteld voor de bezoldiging van een mandoer (ƒ 20) en een mandoeres (ƒ 10). Blz. 238. /■ Leprozenkolonie in de onderafdeeling Singkawang der residentie Westerafdeeling van Borneo. Deze kolonie, uitgaande van de te Pontianak gevestigde Vereeniging der Paters Capucynen ontving bij hët Gouv. Besl. van 18 April 1917 No. 61, bij wijze van üjdelijken maatregel eene subsidie van: a. ƒ 10.— (tien gulden) per maand voor iederen in die leproserie verpleegden lijder, tot een maximum van 80 lijders; * b. ƒ 20._ (twintig gulden) per maand voor de bezoldiging van een mandoer bij die inrichting; c. ƒ 50.— (vijftig gulden) per maand, als buitengewone toelage aan den Officier van Gezondheid, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst te Singkawang, voor . het twee maal per week bezoeken van de leprozenkolonie, ter uitoefening van het geneeskundig toezicht op delijders. 38 b. door het Hoofd der betrokken Waterstaatsafdeeling en den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen" Dienst, deugdelijk bevonden ontwerp-stukken, alsmede van eene tot in bijzonderheden gaande begrooting eer kosten van het in- of op te richten dan wel uit te breiden gebouw. (2) De aanvraag om de jaarlijksche tegemoetkoming moet vergezeld gaan van een jaarverslag en van eene bedrijfsrekening der ziekeninrichting waarin de bedrijfsuitkomsten van de betalende afdeeling en die van de afdeeling voor behoeftige en minvermogende lijders gescheiden gehouden zijn, een en ander betreffende het jaar waarover de tegemoetkoming gevraagd wordt. ARTIKEL 7. De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer der in dez? Regelen vervatte voorwaarden en aan die vrijstelling zoodanige voorwaarden te verbinden als Hij noodig acht. ARTIKEL 8. Besluiten van locale raden, waarbij eene krachtens deze Regelen gesubsidieerde ziekeninrichting wordt gesloten of aan zoodanige inrichting een andere bestemming wordt gegeven, treden niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal te zijn goedgekeurd. ARTIKEL 9. Zij, die belast zijn met het geneeskundig Staatstoezicht en verder zij, die door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, zijn voorzien van een bijzon dere opdracht met betrekking tot de ziekeninrichting, hebben dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen, toegang tot de inrichting. ARTIKEL 10. Deze Regelen kunnen worden aangehaald als ,,Plaatselijke ziekeninrichtingen-Regelen". 41 Blz. 245. Blijkens het Gouv. Besl. van 13 Juli 1917 No. 34 wordt in- Kzake het verleenen van kostelooze genees-en verloskundige hulp van 's landswege aan daarop rechthebbenden door de Regeering het standpunt ingenomen, dat die hulp slechts voor zooveel mogelijk zal worden verleend en dat, indien die hulp niet kan worden verschaft, hetzij omdat op de standplaats van den rechthebbende geen geneesheer of vroedvrouw van Gouvernementswege kan worden geplaatst, dan wel omdat de daartoe aangewezen deskundige tijdelijk niet beschikbaar is, van een recht op terugvordering van den Lande van door den rechthebbende betaalde kosten voor genees- of verloskundige hulp geen sprake kan zijn. 43 Blz. 265 9. Vrije geneeskundige hulp aan gewezen militairen. Rondschrijven van den Hisp. Chef B. G.1D. aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur en de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van den B. G. D. van 7 April 1917 No. 2862. (Bijblad No. 8741). Krachtens het Reglement voor den militairen geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1909 No. 225), zooals het sedert is gewijzigd, hebben o. a. gepensionneerde en gega- Ïgeerde Europeesche militairen en hunne gezinnen recht op kostelooze genees-, heel- en verloskundige hulp. Verder is bij dat reglement bepaald (vgl. mede het Bijblad No, 4151), dat op plaatsen, waar de militaire geneeskundige dienst niet door een officier van gezondheid wordt uitgeoefend, de civiele geneesheeren gehouden zijn dien dienst waar te nemen. Bovenstaande bepalingen behooren krachtens een sedert door de Regeering genomen beslissing ') in .dien zin te worden opgevat dat genoemde gewezen militairen hun recht op vrije gëneeskundige hulp, — c. q. verloskundige hulp voor hunne vrouwen — blijven ontleenen aan de militaire voorschriften, ook daar waar de burgerlijke geneeskundige dienst, wat de uitvoering dier voorschriften betreft, voor den militairen geneeskundigen dienst in de plaats treedt. Ook bij eene benoeming in eene burgerlijke betrekking, waaraan een landsinkomen van niet meer dan ƒ 150 's maands is verbonden, kunnen gewezen militairen als vorenbedoeld niet geacht worden door die aanstelling ook nog van den burgerlijken geneeskundigen dienst het recht op kostelooze Gouvernements geneeskundige hulp — c. q. verloskundige hulp voor hunne vrouwen — te hebben verkregen, als waarop burgerlijke landsdienaren — niet gewezen militairen — krachtens de desbetreffende bepalingen in Staatsblad 1906 No. 213 aanspraak hebben. Bevindt, zich een gepensionneerd of gegageerd militair, die een burgerlijke betrekking met een salaris van ƒ 150.— s= 's maands of minder bekleedt, op een plaats waar èn een officier van Gezondheid ën een burgerlijk geneesheer (of een ') Gouvernementsbesluit van 24 Maart 1917 No. 79 waarbij op een reclame van een gegageerd Europeesch militair in een burgerlijke betrekking in vorenstaanden zin is beslist. 45 Blz. 273 Het bedrag van ƒ 1.— bedoeld in het Gouv. Besl. van 2 Februari 1915 No. 33 betreffende'de verpleging van Inlanders in de hospitalen der Bataafsche Petroleum Maatschappij te Balikpapan en Pangkalan Brandan is bij het Gouv. Besl. van 13 Juli 1917 No. 33, gerekend van 1 Januari 1917, verhoogd tot ƒ 2,50 (twee gulden vijftig cent). Blz, 292 Onder Banjoemas bijschrijven: „„ ,. Madienanq en Madjenang J * 5 Mei 1917 No. 3602 Wanaredja Blz. 297 bijschrijven: Soengei Penoeh.l Djambi Stbl. 191 7 No. 275 Keboemen Kedoe G. B. 3 Juli 1917 No. 41. Madjenang .... Banjoemas . .. G. B. 4 Augustus 1 ' 1917 No. 33. schrappen: Korintji Djambi G. B. 13 Augustus 1915 No. 36. In de 3de kolom achter Ngraho lezen: Stbl. 1917 No. 327 en achter Padang Sidempoean: Stbl. 1917 No. 407. 44 Gouvernements vroedvrouw) gevestigd zijn, dan heeft, in verband met de vorenstaande interpretatie, de rechthebbende zich voor kostelooze geneeskundige of verloskundige behandeling te wenden tot den militairen arts. Uwer Excellentie Ik heb de eer UHEdG. beleefd te verzoeken in voorUWEdG. komende gevallen met de bovengegeven uitlegging rekening te willen houden en haar v. z. n. bekend te willen maken, waarvoor op verzoek de noodige exemplaren van dit rondschrijven zullen worden verstrekt. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w. g.) DE VOGEL. 47 Blz. 300. Zie de algemeene opmerking onder Hoofdstuk II (blz. 90). Blz. 301. Gouv. Besl. van 18 Juli 1917 No. 43 (Stbl. No 416). Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 24 Juli 1915 No. 20 (zie blz. 313), te bepalen als volgt: In artikel 1 van het besluit van 25 Juli 1907 No. 57 (Staatsblad No. 317) regelende de samenstelling van het aan de Landskoepokinrichting te Weltevreden en het daarbij behoorend Instituut Pasteur verbonden personeel zoomede de verdere fondsen voor die inrichtingen, wordt I aan paragraaf a, zooals die wordt gelezen ingevolge artikel 2, onder I, van het besluit van 20 Januari 1915 No. 44 (Staatsblad No. 119) het volgende toegevoegd: 5e. een opzichter, op eene bezoldiging van ƒ 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands, met'vier driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands elk; II paragraaf aa, waarmede dit artikel is aangevuld bij artikel 2, onder II van het besluit van 20 Januari 1915 No. 44» (Staatsblad No. 119), gelezen als volgt: aa. voor gemelde inrichtingen wordt beschikbaar gesteld eene som van ƒ 3732 (drie duizend zeven honderd twee en dertig gulden) 's jaars voor bedienden. 49 Blz. 319. K. Rondschrijven' van den Hisp. Chef B.G.D. aan de Hoofden Ivan Gewestelijk bestuur in Ned.-Indië van 15 Juni 1917 No. 4918 omtrent de onverwijlde opzending van door vermoedelijk dolle honden geïnfecteerde personen naar het tnstituut Pasteur te Weltevreden. Bij het dezerzijdsch schrijven van 9 Februari 1911 No. 267 werd bij de Hoofden van Gewestelijk bestuur aangedrongen op onverwijlde opzending van door vermoedelijk dolle honden geïnfecteerde personen naar het InstituutP asteur te Weltevreden. Aangezien blijkens mededeeling van den Directeur van genoemde inrichting met dat verzoek niet altijd rekening wordt gehouden, heb ik de eer „ "werJf«ellentie_ beleefd uit UHoogEdelGestrenge te noodigen de aandacht van de Hoofden van plaatselijk bestuur in Uw gewest te willen vestigen op het vorenbedoeld schrijven. Den inhoud daarvan laat ik gemakshalve hieronder volgen. „Volgens bericht van den Directeur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur te Weltevreden komt het in den laatsten tijd herhaaldelijk voor, dat personen, die door vermoedelijk dolle honden zijn geïnfecteerd, niet direct naar het Instituut Pasteur ter behandeling worden opgezonden, doch worden aangehouden totdat van gemeld Instituut bericht is ontvangen of het inmiddels naar dat Instituut opgezonden van den verdachten hond afkomstige materiaal bij onderzoek op rabies een positief resultaat heeft opgeleverd. Daar dit wachten op bericht uit Batavia volgens Dr. Nijland de kans op succes bij een eventueel noodige behandeling aan het Instituut belangrijk vermindert, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken de Hoofden van Plaatselijk Bestuur in Uw gewest te willen doen weten dat onverwijlde opzending van door vermoedelijk dolle honden geïnfecteerde personen dringend noodig is en dat, indien ook materiaal voor onderzoek aan meergemeld Instituut kan worden gezonden, de opzending van de personen tegelijk met of zelfs nog vóór die van het materiaal dient te geschieden." Eenige exemplaren van dit rondschrijven gaan hierbij ter Everdeeling aan de Hoofden van plaatselijk bestuur in Uw gewest. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) DE VOGEL. 51 Blz 320. Zie de algemeene opmerking onder Hoofdstuk II (blz. 90). Blz. 321. Artikel 2 van het Gouv. Besl. van 18 December 19i6 No. 36 houdende vaststelling van een nieuw Reglement voor het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, is opgenomen in het Bijblad onder No. 8648. Blz. 327. Het Gouv. Besl. van 1 December 1916 No. 11 betreffende de deelneming door Officieren van gezondheid van de Marine aan den cursus in tropische ziekten bij het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, is opgenomen in het Bijblad onder No. 8644. Blz. 330. Het besluit van den Hisp. B.G.D. van 25 November 1916 No. 9758 betreffende delegatie van -bevoegdheid aan de gewestelijke inspecteurs, is opgenomen in het Bijblad onder No. 8695. Blz. 332. gl Machtiging aan den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, om het onder hem dienend geneeskundig personeel èn hulppersoneel ter beschikking te stellen van Hoofden van Departementen van algemeen bestuur of van andere diensttakken, dan wel werkzaamheden voor die Departementen of andere diensttakken op te dragen. tGouv. besl. van 3'Juli 1917 No. 58. v Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk enz. Ten tweede: Den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te machtigen, het onder hem dienend geneeskundig personeel en hulppersoneel ter beschikking te stellen van Hoofden van Departementen van algemeen bestuur of van andere diensttakken dan wel aan dat personeel werkzaamheden voor die Departementen of andere diensttakken op te dragen, indien daaruit geen buitengewone uitgaven voor den Lande voortvloeien. Uittreksel enz. 53 fBlz. 333. Het op regel 10 genoemde Gouv. Besl. van 26 Februari 1916 No. 50 wijzigen in 18 Juli 1917 No. 19 (Stbl. No. 399). Blz- Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No. 62 (Stbl. No. 113). 334-335. 7en zevende: Te bepalen dat: a. waar in het besluit van 28 December 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786) .gesproken wordt van „het Europeesch geneeskundig personeel" van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst of van de daaronder ressorteerende inrichtingen, dan wel van „(de) medische ambtenaren", daarvoor gelezen wordt: „(de) geneeskundige ambtenaren"; b. in § II der bij artikel 12 van het onder a gemeld besluit vastgestelde bepalingen de woorden: „Den Europeeschen medischen ambtenaren" yervangen worden door: „Den geneeskundigen ambtenaren, met uitzondering van de Gouvernements-Indische artsen en -dokters djawa". Blz. 339. Het Gouv. Besl. van 11 September 1916 No. 61 betreffende den dienst der civiele geneesheeren is opgenomen in het Bijblad onder No. 8603. Blz. 343. art. 4 Gouv. Besl. 20 Juli 1917 No. 39 (Stbl. No. 429). •'jfpjjlf Met buitenwerkingstelling van het besluit van 5 Februari 1909 No. 1 (Bijblad op het Staatsblad No. 6978) den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te machtigen om bij ontstentenis of tijdelijke verhindering van Europeesche geneeskundigen, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst en het opzicht over de vaccine, deze dienstverrichtingen tijdelijk op te dragen aan Gouvernements Indische geneeskundigen, onder genot van een toelage berekend naar den maatstaf van ƒ 100.— (één honderd gulden) 's maands; met bepaling dat deze toelage wordt uitbetaald van en met den dag, waarop evenbedoelde werkzaamheden zijn aanvaard tot en met den dag, voorafgaande aan dien, waarop zij zijn neergelegd. 55 || 346. • lila. NATUURWETENSCHAPPELIJKE EN TECHNISCHE AMBTENAREN. Gouv. Besl. van 26 Juni 1917 No. 35 (Stbl. No. 294). Bij den burgerlijken geneeskundigen dienst in dienst gesteld vijf natuurwetenschappelijke en technische ambtenaren op eene bezoldiging van ƒ 350.— (drie honderd en vijftig gulden) 's maands, met twee tweejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 's maands en jaarna vijf driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 100.— (een honderd gulden) 's maands. III*. ANALYSTEN. Gouv. Besl. van 28 Juni 1917 No. 57 (Stbl. No. 313). Eerstelijk; Met intrekking van de in artikel 1 onder b. van het besluit van 5 Februari 1915 No. 34 (Staatsblad No. 155) bedoelde betrekking van Europeesche amanuensis bij het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, bij den burgerlijken geneeskundigen dienst in dienst gesteld vier analysten' op eene bezoldiging van ƒ 250.— (twee honderd en vijftig gulden)'s maands met drie driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands tot een maximum van ƒ 400.— (vierhonderd gulden) 's maands. Ten tweede; Bepaald dat aan de in artikel 1 van dit besluit genoemde analysten bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst verboden is de uitoefening van betaalden arbeid buiten het eigenlijk dienstwerk. 57 Blz 366. 2b Reglement van orde voor het eind-examen van de School tot opleiding van Inlandsche artsen, bedoeld bij artikel 26b van het Reglement voor die School, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van den Wd Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 13 Januari 1915 No. 321, en van 26 Maart 1917 No. 2507. 'È^^P'r ARTIKEL I. Het eind-examen heeft ten doel te beoordeelen of de candidaten voldoende kennis en vaardigheid bezitten om tot de praktijk der genees-, heel- en verloskunde te worden toegelaten. Het onderzoek naar hunne theoretische kennis mag daarbij Iniet op den voorgrond treden. De commissie benoemt een haier leden tot secretaris. In eene door den voorzitter belegde vergadering der examencommissie wordt voor het examen in elk der verschillende vakken een subcommissie samengesteld. In elke subcommissie nemen zitting: a. de leeraar in het betreffende vak; b. een niet-leeraar, zoo mogelijk beoefenaar van dat vak; en c. >een derde lid, beiden door de commissie aan te wijzen. De voorzitter wordt in alle vergaderingen der commissie 'bij ontstentenis door het in jaren oudste commissielid vervangen. De commissie wijst in iedere subcommissie een der leden dier subcommissie aan als secretaris. Bij wettige verhindering- van een lid eener subcommissie wijst de voorzitter een der andere leden in diens plaats aan om in de subcommissie zitting te nemen. Blijkt dit niet moge- flijk, dan voorziet de Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, in de behoefte op de wijze, die "hem het beste voorkomt. Het oordeel over de kennis der candidaten in eenige rubriek respectievelijk onderdeel daarvan wordt uitgedrukt door een der cijfers van 1 tot 10, aan welke de volgende beteekenis wordt gehecht • ^^^1 58 10 — uitmuntend 9 — zeer goed 8 — goed 7 — ruim voldoende 6 — voldoende 5 — twijfelachtig 4 — onvoldoende 3 — zeer onvoldoende 2 — gering 1 — zeer gering. Bij toekenning van gemiddelde cijfers worden voorkomende breuken kleiner dan een half verwaarloosd; die grooter dan een half voor een geheel gerekend. Bedraagt de breuk een half, dan wordt bij meerderheid van stemmen door de commissie of betrekkelijke subcommissie beslist, of zij verwaarloosd dan wel voor een geheel gerekend zal worden. Bij staking van stemmen wordt de breuk voor een geheel gerekend. ARTIKEL V. De commissie beslist omtrent elk der candidaten, of hij al dan niet tot het examen zal worden toegelaten. Hiertoe worden door den directeur der school alle cijfers der periodieke beoordeelingsstaten van zoo mogelijk de laatste vier kwartalen verstrekt. Een candidaat wordt niet toegelaten tot het eindexamen : a. wanneer hem voor een der rubrieken I, II en III, genoemd in de „Vereischten, waaraan de leerlingen der S.T.O.V.I.A. bij het eindexamen moeten voldoen", een gemiddeld onvoldoend cijfer (4 of minder) is toegekend; b. wanneer hem voor een der rubrieken I, II, III, IV en VII , het cijfer 5 en verder voor een of meer rubrieken een cijfer lager dan 6 is toegekend; c. wanneer hem voor twee der rubrieken IV tot en met VIII een onvoldoend cijfer (4 of minder) is toegekend. Toelating tot het eindexamen kan door de commissie worden geweigerd, indien aan een candidaat voor een der rubrieken V, VI en VIII een onvoldoend cijfer (4 of minder) en voor een andere van deze rubrieken het cijfer 5 is toegekend. 59 Het rubriekcijfer behoeft niet te zijn het gemiddelde der cijfers, voor elk onderdeel der rubriek toegekend, maar kan worden bepaald met inachtneming van de meer of mindere belangrijkheid van elk onderdeel. Voor elk van de in bovengenoemde zinsnede aangeduide rubrieken heeft de betreffende subcommissie het recht van inzage van het periodiek proefwerk van zoo mogelijk de laatste vier kwartalen. Zij mag op grond van haar bevindingen daarop andere dan de door de leeraren, resp. den Directeur gegeven cijfers toekennen. Het gemiddelde van de door de leeraren, resp. den Directeur, en de door de subcommissie toegekende cijfers wordt alsdan aan de subcommissie ter kennis gebracht, welke op grond hiervan omtrent de toelating tot het examen beslist. ARTIKEL VI. Voor elk der candidaten wordt door de subcommissie vastgesteld, of hij al dan niet van het examen in de betreffende rubriek .zal worden vrijgesteld. Zoodanige vrijstellingen worden verleend wanneer aan den cajididaat op grond van de cijfers der periodieke beoordeelingsstaten van zoo mogelijk de laatste vier kwartalen in de betreffende rubriek een gemiddelde van minstens 8 is toegekend en geen der periodiek toegekende cijfers (op den voet van art. IV van dit reglement) minder bedraagt dan 5. De subcommissies hebben het recht van inzage van het periodiek schriftelijk proefwerk van zoo mogelijk de laatste vier kwartalen. Zij mogen op grond van haar bevindingen daarop andere dan de door de leeraren resp. den Directeur, gegeven cijfers toekennen. Het gemiddelde van de door de leeraren, resp. den Directeur, en de door de subcommissie toegekende cijfers wcrdt. alsdan aan de commissie ter kennis gebracht, welke op grond hiervan omtrent de al of niet vrijstelling van het examen in de betreffende rubriek beslist. Indien aan een candidaat in de laatste vier kwartalen wegens welke redenen dan ook tweemaal of meer geen periodiek cijfer is toegekend, kan hij voor een vrijstelling in deze rubriek niet in aanmerking komen. In de rubrieken, waarin geen vrijstelling wordt verleend, moet een volledig examen, op den voet van het bepaalde in de „Vereischten, waaraan de leerlingen der school tot opleiding van Inlandsche artsen moeten voldoen" worden afgelegd. 60 ARTIKEL VII. Na examinatie in een rubriek repect. onderdeel daarvan moet door elk lid der betrekkelijke subcommissie voor den candidaat eeu cijfer van beoordeeling worden aangeteekend. Het gemiddelde dezer cijfers van de leden is het eindcijfer van den candidaat voor deze rubriek, respect, onderdeel daarvan. ARTIKEL VIII. Na afloop van de examens, afgenomen door de subcommissies, beslist de commissie bij meerderheid van stemmen omtrent den eind-uitslag. Staking van stemmen wordt geacht een beslissing te zijn in voor den candidaat gunstigen zin. ARTIKEL IX. Een candidaat wordt afgewezen voor het eerste gedeelte:- a. wanneer hem voor de rubriek I, genoemd in de „Vereischten, waaraan de leerlingen der school tot opleiding van Indische artsen bij het eindexamen moeten voldoen" een onvoldoend cijfer (4 of minder) is toegekend; b. wanneer hem voor de rubriek I het cijfer 5 en voor de rubriek VI of VIII een cijfer lager dan 6, is toegekend; c. wanneer hem voor de rubrieken VI en VIII een onvoldoend cijfer (4 of minder) is toegekend. Een candidaat kan worden afgewezen voor het eerste gedeelte: a. wanneer hem voor de rubriek I het cijfer 5 is toegekend; b. wanneer hem voor één der rubrieken VI en VIII een onvoldoend cijfer (4 of minder) en voor de andere rubriek het cijfer 5 is toegekend. Een candidaat wordt afgewezen voor het tweede gedeelte: a. wanneer hem voor een der rubrieken II en III een onvoldoend cijfer (4 of minder) is toegekend ; b. wanneer hem voor een der rubrieken II, III, IV en VII het cijfer 5 en verder voor een of meer rubrieken een cijfer lager dan 6 is toegekend. Een candidaat kan worden afgewezen voor het tweede gedeelte, wanneer hem voor één der rubrieken II en III het cijfer 5 is toegekend. 61 ARTIKEL X. Omtrent den einduitslag van het examen wordt geen beslissing genomen in een vergadering, waarin meer dan 3 leden ontbreken. ARTIKEL XI. In gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie op denzelfden voet als in artikel VIII, behoudens goedkeuring van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL XII. De einduitslag van het examen wordt dadelijk aan de candidaten medegedeeld. De toegekende diploma's worden zoo spoedig mogelijk uitgereikt. De commissie dient een verslag van het examen in aan den Hoofdinspecteur, ' Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. 63 Blz. 368. Bij Gouv. Besl. 14 Juli 1917 No. 28 (Stbl. No.' 381) is de buitengewone verhooging van ƒ 25 's maands voor de onderwijzers bij de Stovia (zie onder d) verhoogd tot ƒ 100 's maands. iz. 368. Het onder e genoemd bedrag van ƒ 100 als toelage voor de assistent-leeraren van de Stovia is bij artikel 5 van het Gouv. Besl. van 20 Juli 1917 No. 39 (Stbl. No. 429) terugge bracht op ƒ 50. Blz. 372. Bij Gouv. Besl. 14 Juli 1917 No. 28 (Stbl. No. 381) is de buitengewone verhooging van ƒ 25 's maands voor de onderwijzers bij de Nias (zie onder d) verhoogd tot / 100's maands. Blz. 372. Bij artikel 5 van het Gouv. Besl.,van 20 Juli 1917 No. 39 (Stbl. No. 429) is de onder h genoemde toelage voor de assistent-leeraren aan de Nias voor allen gesteld op ƒ50 's maands. Blz: 373- Paralelklassen. ■ Gouv. Besl. van 20 Juni 1917, No. 4. Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen dat het aantal klassenafdeelingen van de Voorbereidende afdeeling • van de Nederlandsch-Indische artsenschool te Soerabaja voor het leerjaar 1917 — 1918 wordt vermeerderd met één, en in verband daarmede het aantal onderwijzers bij voormelde school, bedoeld bij paragraaf d van artikel 2 van het besluit van 8 Mei 1913 No. 42 (Staatsblad No. 365), zooals deze paragraaf is gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van 13 Juni 1916-No. 22 (Staatsblad No. 423), uit te breiden met één onderwijzer der le, 2e of 3e klasse op de gewone inkomsten en verdere voordeelen voor onderwijzers van gelijken rang vastgesteld, benevens eene verhooging van ƒ 100.— (één honderd gulden) 's maands. Ten tweede: Machtiging te verleenen om ten behoeve van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde klasse-afdeeling beschikbaar te stellen eene som van: a. f 500.— (vijf honderd gulden) voor eerste inrichting; b f 250.- (twee honderd vijftig gulden) voor aanschaffing van boeken en andere leermiddelen voor dienstverbandleerlingen. Ten derde: enz. 65 Blz- 7- Bezoldiging der Gouvernements Indische geneeskundigen. ■376-377.' Staatsblad 1917 No. 429. Is goedgevonden en verstaan; Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 29 November 1910 No. 38 (Staatsblad No. 615), de bezoldiging der Gouvernements Indische geneeskundigen — waaronder te verstaan de Gouvernements dokters djawa en de Gouvernements Indische artsen — te bepalen op ƒ 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands, met twee tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands, drie tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands en daarna vijf driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands. Ten tweede: Te bepalen dat voor de Gouvernements Indische geneeskundigen, die op 1 Januari 1917 in dienst waren de diensttijd vóór dien dag, doch niet verder terug dan 1 Januari 1913, medetelt voor de toekenning der bezoldigingsverhoogingen op den voet van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde nieuwe wedderegeling. . Ten derde: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdige voorschriften, te bepalen dat aan Gouvernements Indische geneeskundigen, bij gemis aan vrije woning, de volgende huishuurvergoeding wordt toegekend: Aan hen die geplaatst zijn op de hoofdplaatsen Batavia, Soera- baja, Semarang, Bandoeng en Medan, een bedrag van ƒ 50. (vijftig gulden) 's maands, op de overige gewestelijke hoofdplaatsen een bedrag van ƒ 35.- (vijf en dertig gulden i 's maands en elders een bedrag van ƒ 25.- (vijf en twintig gulden) 's maands. 67 Blz. 377. Onder 8 bijvoegen: Moeara Aman (Benkoelen) ƒ 30.— G. B. 21 Juli 1913 No. 17 (Stbl. No. 463). iBij art. 6 van het Gouv. besl. van 20 Juli 1917 No. 39 (Stbl. No. 429) is bepaald dat met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdige voorschriften, voor zoover Gouvernements Indische geneeskundigen in het genot zijn"gesteld van eene toelage wegens dure levenswijze, die toelage a. vervalt voor zoover zij niet hooger is dan het bedrag der huishuurvergoeding, waarop door hen ingevolge artikel 3 van dit besluit bij gemis aan vrije woning aanspraak kan worden gemaakt, b. wordt verminderd tot het verschil tusschen die toelage en de onder a bedoelde vergoeding indien die toelage het Wéf'fi- bedrag der vergoeding overtreft. Bij art, 7 van het Gouv. Besl. van 20 Juli 1917 No. 39 (Stbl. No. 429) is met buitenwerkingstelling van het onder b. bepaalde in het besluit van 20 Mei 1911 No. 9 bij wijze van tijdelijken maatregel bepaald, dat de Gouvernements Indische geneeskundigen van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Soerabaja, die voor eene tijdelijke werkzaamstelling te Merauke (Ambsina) zijn aangewezen en gedurende die werkzaamstelling hun gezin te Soerabaja achterlaten, boven hunne bezoldiging zullen genieten eene toelage van ƒ 20.— (twintig gulden) 's maands. 69 ■ Blz. Gouv. Besl. van 17 Februari 1917 No. 26 (Stbl. No. 77). 381-384. Gelezen enz; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat aan artikel 9 van het Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst (Staatsblad 1882 No. 187), zooals dat reglement laatstelijk is gewijzigd bij Staatsblad 1916 No. 23 wordt toegevoegd een tweede lid luidende als volgt: „Onder gewoon dienstwerk wordt verstaan het vaccineeren en „revaccineeren volgens een vastgesteld rondreisplan of dienstregeling; het onderzoek naar het voorkomen van pokkengevallen, als- I.mede het vaccineeren en revaccineeren van de bevolking buiten .rondreisplan of dienstregeling ter beteugeling of voorkoming , „van de pokziekte, valt niet onder het begrip „gewoon „dienstwérk."" Ten tweede: Enz. Ten derde: Te bepalen, dat waar in het Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst (Staatsblad 1882 No. 187), zooals dat reglement laatstelijk is gewijzigd bij Staatsblad 1916 No. 23, gesproken wordt van hulpvaccinateurs, daarvoor wordt gelezen „candidaat-vaccinateurs". 71 Blz. De onder 3 genoemde Voorschriften betreffende bet examen 389-391. voor Inlandsch vroedvrouw en wat daarmede verband houdt zijn vervallen (besluit Hisp. B.G.D. van 20 Mei 1917 No. 4174 bijblad No. 8770.) Bij dat besluit zijn vastgesteld de volgende: Voorschriften betreffende de vroedvrouwen. ARTIKEL 1. (1) Het examen ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de verloskunde in Nederlandsch-Indië als vroedvrouw, bedoeld in artikel 5 van deze voorschriften, tot Ihet afleggen waarvan minstens tweemaal 's jaars gelegenheid wordt gegeven wordt afgenomen volgens de Voorschriften • vastgesteld bij het dezerzijdsch besluit van 18 April 1914 No. 3582 (Bijblad. No 8058), voor zoover die Voorschriften op het examen van vroedvrouw betrekking hebben. (2) Het kan op verzoek van de candidaat in de Maleische taal worden afgenomen. ARTIKEL 2. Voor de toelating tot het examen moet het bewijs worden overgelegd, dat de candidaat in Nederland of in Ned-erlandsch-Indië als leerling-vroedvrouw is ingeschreven en daarna minstens tien gewone verlossingen in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige in Nederland of in Nederlandsch-Indië verricht heeft. ARTIKEL 3. Voor de inschrijving als leerling-vroedvrouw in NederlandschIndië wordt vereischt: a. eene schriftelijke verklaring van het Hoofd van plaatselijk bestuur harer woonplaats, dat de candidaat van onbesproken gedrag is; b. eene schriftelijke verklaring van een bevoegd geneeskundige, dat zij eene goede gezondheid geniet en vrij is van lichaamsgebreken, welke bij de uitoefening van het beroep van vroedvrouw hinderlijk kunnen zijn; c. een bewijs, dat zij in staat is, zoowel mondeling als schriftelijk hare gedachten in de Nederlandsche of Maleische taal (met Latijnsche karakters) behoorlijk uit te drukken, een duidelijke hand schrijft en bekend is met de vier hoofdregels van het rekenen; 72 d. een bewijs, dat zij den leeftijd van achttien jaren heeft bereikt; e. een bewijs, dat zij voldaan heeft aan het examen van mantriverpleger, aan het examen voor ziekenverpleging bedoeld in Bijblad No. 8378 of in het bezit is van een door den Hoofdinspecteur volgens artikel 3 van het Gouvernements besluit van 20 Augustus 1915 No. 43 aan laatstgenoemd bewijs gelijkwaardig verklaard getuigschrift. ARTIKEL 4. (1) De inschrijving als leerling-vroedvrouw geschiedt door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. (2) De aanvrage tot inschrijving wordt gericht tot genoemden dienstchef en aan hem ingediend door tusschenkomst van 'den betrokken Inspecteur van dien dienst door de(n) verloskundige, die de opleiding op zich wil nemen, onder overlegging van de in artikel 3 genoemde bescheiden. ARTIKEL 5. Het programma van het examen is als volgt: A. Theoretisch gedeelte: a. elementaire kennis van het samenstel van het menschelijk lichaam en zijne verrichtingen; b. meer bijzondere kennis van het bekken en van de vrouwelijke geslachtsdeelen; c. kennis van den loop der zwangerschap, der baring en van het kraambed in den regelmatigen toestand en van den daarbij te verleenen bijstand; d. theoretische bekendheid met en practische bedrevenheid in de toepassing van antisepsis gedurende de baring en het kraambed, benevens eenige kennis aangaande de zwangerschapshygiëne; if^iè'? e. kennis van de meest voorkomende stoornissen gedurende de zwangerschap, de baring en het kraambed en van de daartegen aan te wenden middelen, b. v. het verrichten van eene onderhuidsche injectie; ƒ. eenige kennis van de behandeling en verpleging van het pasgeboren kind in de eerste levensdagen. B. Practisch gedeelte: a. aanwijzing op het droge bekken of op het fantoom van 73 het werktuigelijke verloop der baring bij de verschillende liggingen der vrucht: b. het aanleggen van de tang bij laagstaand hoofd en het verrichten van eene keering zoo noodig met opvolgende extractie. ARTIKEL 6. Het examen wordt niet in het openbaar gehouden doch kan worden bijgewoond met vergunning van den voorzitter der examineerende commissie. ARTIKEL 7. (1) Zij, die voldaan hebben bij het examen voor vroedvrouw n Nederlandsch-Indië, leggen in hadden van den voorzitter der examineerende commissie den volgenden eed (of belofte) af: „Ik zweer (beloof) dat ik de verloskunst volgens de „daarop wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste «weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand „zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is „toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen, tenzij mijne „verklaring als getuige of deskundige in rechten gevorderd „of ik anderszins tot het geven van mededeeling door de „wet verplicht worde. „Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dit beloof ik). (2) Het proces-Verbaal der beëediging wordt ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. - '(3) . Deze voorziet daarna de beëedigde op haar of namens haar gedaan verzoek van eene akte van toelating tot uitoefening der verloskundige praktijk als vroedvrouw in Nederlandsch-Indië. (4) Deze akte kan wegens wangedrag, onzedelijkheid of krankzinnigheid (waaronder ook te verstaan ziekelijke wijzigingen van het voorstellingsvermogen) van de toegelaten personen, worden ingetrokken. ARTIKEL 8. Alvorens de praktijk uit te oefenen doen de vroedvrouwen haar bewijs van bevoegdheid viseeren door het Hoofd van gewestelijk bestuur in het gewest, waar zij zich vestigen. 74 ARTIKEL 9. (1) De vroedvrouwen zijn alleen bij ongestoord en natuurlijk verloop der baring bevoegd tot het verleenen van verloskundigen bijstand of raad. (2) In alle andere gevallen roepen zij de hulp in van een tot de uitoefening der verloskunde bevoegd geneeskundige. (3) Bij ontstentenis van dezen, roepen zij den bijstand in van een ander geneeskundige, desnoods van een vroedvrouw, en in geval de vereischte kunstbewerking geen uitstel kan lijden gaan zij zelve daartoe over, onder verplichting hiervan onverwijld kennis te geven te Batavia, Semarang en Soerabaja aan den Directeur der Centrale burgerlijke ziekeninrichting en elders aan den geneesheer, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst ter plaatse. ARTIKEL 10. De vroedvrouwen zijn bevoegd tot het zetten van lavementen en het aanwenden van den katheter bij barenden. Op voorschrift van een geneeskundige mogen zij ook bij niet-barenden den katheter aanwenden en lavementen zetten. ARTIKEL 11. De vroedvrouwen geven aan de geneeskundige autoriteiten belast met het toezicht op den burgerlijken geneeskundigen dienst alle door hen gevraagde inlichtingen omtrent de uitoefening van hare kunde. ARTIKEL 12. De vroedvrouwen, die onderstand van Gouvernementswege genieten, voeren den titel van Gouvernements vroedvrouw en staan als zoodanig onder de rechtstreeksche bevelen, te Batavia, Semarang en Soerabaja van den Directeur der Centrale burgerlijke ziekeninrichting en elders van den geneesheer, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst ter plaatse dan wel bij ontstentenis van dezen, van een door den betrokken Inspecteur of fg. Inspecteur aan te wijzen geneeskundige. 75 ARTIKEL 13. De Gouvernements vroedvrouwen zijn verplicht steeds onmiddellijk de bestemming te volgen, die haar door of namens den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, wordt aangewezen, en moeten zich bij aankomst ter plaatse harer bestemming melden bij den gewestelijk Inspecteur, den geneesheer onder wiens bevelen zij staan en bij het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 14. Behoudens bijzondere regelingen harer verplichtingen, zijn de Gouvernements vroedvrouwen verplicht om, binnen een kring met een straal van twee paal, gerekend van af hare woonplaats bij bevallingen en gedurende negen daarop volgende dagen gratis bijstand te verleenen aan: a. behoeftige vrouwen, behoorende tot de Europeanen en met dezen gelijkgestelden. Zij kunnen van dezen de overlegging van een bewijs van behoeftigheid eischen afgegeven door het Hoofd van plaatselijk bestuur; , b. vrouwen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, indien de geldswaarde van het maandelijksch inkomen der vrouw zelve of van haren verzorger minder dan ƒ 10— bedraagt. Het inkomen zal worden geschat door de vroedvrouw; bij verschil van meening dienaangaande beslist het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 15. (1) De Gouvernements vroedvrouwen zijn verder verplicht een register aan te houden van de door haar verrichte verlossingen. Een extract uit bedoeld register volgens het model bijlage I, wordt maandelijks ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, door tusschenkomst van den betrokken (fungeerenden) Inspecteur van dien dienst. (2) Voor het register en het extract daaruit worden gedrukten z.n. in de Maleische taal verstrekt, aan te vragen op de wijze als omschreven in artikel 18. 76 ARTIKEL 16. De Gouvernements vroedvrouwen ontvangen als eerste uitrusting een aan de binnenzijde van eenige linnen zakjes voorziene lederen tasch (model citybag), lang + 45 cM. en de geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten, vermeld in bijlage II. .ARTIKEL 17. (1) Bij het onbruikbaar worden van de in het voorgaand artikel bedoelde geneesmiddelen, utensiliën of instrumenten wordt op aanvraag van de Gouvernements vroedvrouw door het Hoofd van plaatselijk bestuur in overleg met den geneesheer, onder wiens bevelen zij staat, eene commissie benoemd, welke daarvan procesverbaal opmaakt volgens het model, bijlage III. (2) Het prbces-verbaal wordt door tusschenkomst van genoemd bestuurshoofd ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, die machtiging verleent tot verkoop of tot vernietiging van het onbruikbare. (3) Instrumenten, die voor reparatie vatbaar zijn, kunnen — vergezeld van een advieslijst, de defecten van elk instrument aangevende — door bemiddeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur ter . reparatie naar het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst worden opgezonden. ARTIKEL 18. Aanvulling, verwisseling of vernieuwing van de vorenbedoelde geneesmiddelen, utensiliën of instrumenten, geschiedt op een eenvoudige schriftelijke aanvraag aan den geneesheer, onder wiens bevelen de Gouvernements vroedvrouw staat, en bij ontstentenis van dezen aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 19. (1) De Gouvernements vroedvrouwen zijn verplicht de haar van Landswege verstrekte instrumenten zorgvuldig te onderhouden. (2) Bij verwaarloozing van die instrumenten of van de haar verstrekte geneesmiddelen en utensiliën wordt daarvan door haar onmiddellijken dienstchef, door tusschenkomst van den 77 Gewestelijken Inspecteur (fungeerenden Inspecteur) van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst aan den Hoofdinspecteur, Chef van dien dienst, kennis gegeven, onder nauwkeurige opgave van het geldswaardig bedrag der berokkende schade, waarna door genoemden Dienstchef de maatregelen worden getroffen, die in elk bijzonder geval zullen worden noodig geacht. ARTIKEL 20. In geval van staking van haren onderstand of hare toelage moet de Gouvernements vroedvrouw den aan het Gouvernement toebehoorenden voorraad geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten, door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk bestuur, opzenden aan den Directeur van het Algemeen Magazijn van geneesmiddelen te Bandoeng, of, op de Buitenbezittingen naar de militaire apotheek, van waaruit de aanvulling van geneesmiddelen plaats vindt. Bijlage t STAAT VAN DE DOOR DE GOUVERNEMENTS VROEDVROUW te ::. verrichte Verlossingen gedurende de maand 19 80 81 S § C > > "O o, O) E o I ? ^ -° o. -S | 3 Beroep van « i a g « = — Z Naam van de I de kraam- t > g \ Ê 1 | | § vrouw of van "o -° S «, 2. ■ I o. kraamvrouw '. ... = « •£ a <3 u 0 haar echt- « " J2 \ ~ a -o "° 1 genoot * 1 « > n S1 | 1 I x I I «3 "T S E ö '5 „. .;| ,j= ° .c o > g «Je1 £ ~ nu is jj i - a «S -g 5 ^ & g =• S. S »| | -a m'M Z S 3 Indien een of meer 5 J; ^"S c g m JU S ai g o 73 t geneesheeren tever- fee - c «2 > § o > «5 C ■ , 'CC TD O S 01 S ^—. CT *0 O B fe « o geefs ter hulp ge- >oi gc o-0* tf "O o °nj «) , «ï. roepen werden, jj2"E .5 "c a> "o * S ° ^ Ë | iS « namen der . | ™ £ J c f1| j? ft' *g ■om » w s geneesheeren £ 3 S S — . Ji ° SfeË „ > Sc §" ct> ^«3 S-ïï -a-0 È t > 4 • * 1 s1 J "§ s 3 ° 5 «» l. » 1 s 2 ° 1 « £ c K ' ^ o ^ -o > I> « O £ £ , X I i_ | o -o i 82 BIJLAGE II. Eerste uitrusting ten behoeve van de Gouvernements vroedvrouwen. ARTIKELEN A. tot verbruik bestemd. I. Geneesmiddelen 0.05 KG. Aether cum spiritu. 0.003 . Extr. secaüs cornuti (solutio aquosa 1X9). 0.1 „ Glycerinum. 0.1 „ Iodoformum 0 1 „ Liquor kresoli saponatus. 0.0003 „ Nitras argenticus (sol. aq. 1 : 100). 0.1 „ Oleum olivarum. 0.2 „ Phenolum liquefactum. 12 stuks Tabletten chinosol. 0,1 KG. Vaselinum flavum. 2. Verbandartikelen en Utensiliën. 5 Meter Band, navelstreng (breed 1/s cM.) 1.5 „ Buis elast. 1 stuk Catheters elast. Nélaton No.- 14. . 5 pak Gaasiodoform a 1 M, 10 „ Watten hydrophile a 0.1 K. 1 doosje Zeep (carbol) voor vroedvrouwen. 2 klosjes Zijde sublimaat (No. 1 en 2.) ARTIKELEN B. (Inventarisgoederen.) Instrumenten en Utensiliën. 1 stuk Canulen lavement ebon. met kraanstuk. 1 „ Canulen vagina ebon. 1 . Catheters n. z. vr. blaas. 1 „ Centimetermaten. 1 . Doozen hechtnaalden. 1 . Flesschen droppel. 1 „ Iodoformprays. 1 » Irrigators email. 83 2 stuk Klemtangen arterie Pean. 1 » Maten glazen. 6 „ Naalden hecht gebogen. 1 » Naaldvoerders rechte Hégar. 1 „ Nagelborstels in flesch. 1 „ Pincetten fixeer 3 _|_ 4 tand Graefe. 1 „ Scharen rechte. 1 „ Spuiten microclysma. 1 f Stethoscopen. 1 „ Tangen, uteruspolyp, Maijer. 1 „ Tangen, verlos Neagle. 1 „ Taschen vroedvrouwen. 1 „ Thermometers medische. 1 „ Verbandbekkens. 84 Bijlage III. BURGERLIJKE GENEESKUNDIGE DIENST te ...v PROCES-VERBAAL van keuring van onbruikbaar opgegeven geneesmiddelen, utensiliën^ enz. Op heden den hebben wij ondergetee- kenden ingevolge last van den *) ons in commissie gesteld, ten einde ten overstaan van de Gouvernements vroedvrouw op te nemen en na te gaan den staat van onbruikbaarheid van de na te melden geneesmiddelen en utensiliën, behoorende tot den voorraad dier vroedvrouw, waarbij onze bevinding is geweest als volgt: GENEESMIDDELEN. Gewicht in N. P. Omschrijving Advies van den Getallen in Benaming _ 1 der redenen Advies der HoofdlnsPecteur. Bevonden Chef van den ; der | van de on- Commis- toestand . . Burgerlijken Ge- artikelen bruikbaar- sie M I letters cijfers , ., neeskundigen heid 3 ~, ■'' dienst _ . j ■ ') Hoo: ifd van plaatselijk bestuur. 85 UTENSILIËN, CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN. ,-, . .. . Advies van den „ . ,, Omschrijving I Getallen m „„„„„,.„„ A A AJ . . Hoofdinspecteur, Benaming der redenen Advies der r ... Bevonden , . Chef van den I i der yan de on- commis- toestand , .., Burgerlijken Ge- ... artikelen bruikbaar- sie a ' letters enters . neeskundigen [heid 3 1 Dienst En hebben wij hiervan opgemaakt dit proces-verbaal om te dienen daar waar zulks behoort. Ten overstaan van mij: Te De Gouvernements- op dag en datum als vroedvrouw voor- voren omschreven: noemd, De Commissie, Gezien: Het Hoofd van plaatselijk bestuur, 87 Blz. 394 De onder 6 opgenomen verplichting van Inlandsche vroedvrouwen, die van Gouvernementswege onderstand genieten is als vervallen te beschouwen (zie art. 14 van de Voorschriften betreffende de vroedvrouwen). Blz. 398 Het Gouv. Besl. van 9 Mei 1916 No. 21 genoemd onder VII 1 vervangen door het Gouv. Besl. van 14 Juli 1917 No. 25. Blz. 400 Achter § IX bijvoegen noot 1 luidende: (1) Ingevolge artikel 1 van het Gouv. Besl. van 19 Maart 1917 No. 20 is deze paragraaf niet van toepassing voor leerlingen-verpleger, die na 1 April 1917 in opleiding worden genomen. Verplegingspersoneel. Blz. 398. Gouv. besl. van 7 September 1917 No. 28 (Staatsblad No. 551). Gelet enz. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 12 October 1912 No. 9, de besluiten van 16 Januari 1913 No. 67 (Staatsblad No. 133) en 9 Augustus 1913 No. 22, en de artikelen 1 van de besluiten van 16 Augustus 1914 No. 14 en 21 Augustus 1916 No. 62, te bepalen, dat bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, met uitzondering van het krankzinnigenwezen, wordt in dienst gesteld een korps gediplomeerd verplegingspersoneel, bestaande uit hoofdverplegers of verpleegsters, verplegers ot verpleegsters der 1ste klasse en verplegers of verpleegsters der 2de klasse, tot indienststelling waarvan mag worden beschikt over de jaarlijks daarvoor op de begrooting uitgetrokken fondsen. Ww&w Ten tweede: De bezoldiging van het in artikel 1 bedoeld verplegingspersoneel vast te stellen als volgt: a. voor de hoofdverplegers (verpleegsters) ƒ 250.— (twee honderd vijftig gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands; b voor de verplegers (verpleegsters) der 1ste klasse ƒ 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands met 3 (drie) driejaarlijksche verhoogingen elke ƒ25 — (vijf en twintig gulden) 's maands; met bepaling dat deze verplegers (verpleegsters i bij de toekenning van de laatste weddeverhooging tevens den titel krijgen van „eerste verpleger (verpleegster)"; c. voor de verplegers (verpleegsters) der 2de klasse ƒ 120 (een honderd twintig gulden) 's maands met 1 (één) driejaarlijksche verhooging van ƒ 20.— (twintig gulden) 'smaands. 90 Ten derde: Te bepalen dat het in dit besluit vermeld verplegingspersoneel verplicht is, waar daartoe gelegenheid bestaat, te wonen in eene tot de ziekeninrichting, waarbij het is werkzaam gesteld, behoorende woning, in welkgeval het personeel inwoning (met inbegrip van verlichting en bewassching) geniet, tegen inhouding op de maandelijksche bezoldiging van 15 (vijftien) ten honderd. Ten vierde: Voor zooveel noodig met afwijking van artikel 2 der Bepalingen omtrent kostelooze gouvernements hulp aan Europeanen (Staatsblad 1906 No. 213) te bepalen, dat het in dit besluit vermeld verplegingspersoneel alsmede het wettig gezin vrije geneeskundige behandeling geniet door de(n) geneeskundige(n) van de ziekeninrichting, waarbij dat personeel is werkzaamgesteld, met kostelooze verstrekking van genees- en verbandmiddelen. Ten vijfde: Te bepalen, dat benoembaar zijn tot de betrekking van: a. hoofdverpleger (-verpleegster) en verpleger (verpleegster) der 1ste klasse zij, die in het bezit zijn van een Nederlandsch getuigschrift, dat door den Nederlandschen Bond voor ziekenverpleging als gelijkwaardig met het zijne is erkend, of zij, die het Nederlandsch-Indische examen voor ziekenverpleging hebben afgelegd, als bedoeld in het besluit van 20 Augustus 1915 No. 43 (Staatsblad No. 514); b. verpleger (verpleegster) der 2de klasse zij, die in het bezit zijn van het zoogenaamde militaire of van een hiermede door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, gelijkwaardig verklaard getuigschrift voor ziekenverpleging. Ten zesde: Krachtens de machtiging bedoeld in het Koninklijk besluit van 29 Juli 1916 No. 78 (Indisch Staatsblad No. 724), en ten vervolge van het besluit van 19 Maart 1917 No. 23 (Staatsblad No. 118) de benoeming en het ontslag van de hoofdverplegers (-verpleegsters) en de verplegers (verpleegsters) der 1ste klasse over te dragen aan den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Ten zevende: Bij de benoeming van het in dit besluit vermeld verplegingspersoneel kan de diensttijd, na het verwerven van het getuigschrift, waaraan dat personeel zijn benoembaarheid ontleent, doorgebracht in eene lands-, gemeente- 91 of particuliere ziekeninrichting, worden medegeteld voor de — z. n. al dadelijk — toe te kennen regelmatige weddeverhoogingen, met dien verstande dat de tijd van werkzaamheid buiten de keerkringen doorgebracht voor 9/10 gedeelte wordt medegerekend. Ten achtste: Bij wijze van overgangsmaatregel te bepalen: a. dat het krachtens de besluiten van 16 Januari 1913 No. 67 (Staatsblad No. 133) en 9 Augustus 1913 No. 22 in dienst gesteld verplegingspersoneel,. voor zoover dit niet in aanmerking komt voor benoeming tot verpleger (-pleegster) der 1ste klasse, en eene bezoldiging geniet van meer dan ƒ 140.— (een honderd veertig gulden) 's maands, bij benoeming tot verpleger (-pleegster) der 2de klasse, boven de aan deze betrekking verbonden hoogste bezoldiging eene voor de berekening van pensioen, wachtgeld, verlofsbezoldiging en bezoldiging buiten werkelijken dienst als een gedeelte der organieke bezoldiging te beschouwen personeele toelage zal worden toegekend evenveel bedragende als het verschil tusschen de oude en de nieuwe bezoldiging; b. dat, voor zoover het onder a van dit artikel bedoeld verplegingspersoneel op de Buitenbezittingen is werkzaam gesteld onder genot eener toelage en het bij benoeming op den voet der nieuwe regeling in inkomsten zou achteruitgaan, het gesteld wordt in het genot van eene niet voor pensioen enz. medetellende toelage tot zoodanig bedrag dat het nadeel, hetwelk uit de nieuwe regeling voor de(n) betrokkene zou voortvloeien, wordt ondervangen, met dien verstande dat deze toelage vervalt bij de overplaatsing naar Java of Madoera. Ten negende: Te bepalen, dat dit besluit wordt geacht te zijn in werking getreden op 1 Januari 1917. Uittreksel enz. 93 Blz. 403. Gouv. Besl. van 15 Maart 1917 No. 60. Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen dat de mantriverplegers bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, voor zoover zij van Java afkomstig zijn, bij werkzaamstelling in de Buitenbezittingen in het genot treden van eene toelage wegens dienstbelang boven hunne bezoldiging van ƒ 10 (tien gulden) 's maands. Ten tweede: enz. Blz. De Gouv. besl. van 16 Januari 1913 No 67 (Stbl. No 133), 409-410. 9 Augustus 1913 No. 22, 12 October 1912 No. 9, 16 Augustus 1914 No. 14 en 21 Augustus 1916 No. 62 zijn buitenwerkinggesteld bij art. 1 van het Gouv. Besl. van 7 September 1917 No. 28 (Stbl. No. 551). Blz. 415. Het Gouv. Besl. van 4 November 1916 No 34 betreffende het reglement voor de gezondheidscommissie te Batavia is opgenomen in het Bijblad onder No 8635. Blz 423. Het besluit van den Hisp. B. G. D. van 25 November 1916 No. 9755 houdende vaststelling eener instructie voor de Directeuren der Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen te Batavia, .Semarang en Soerabaja is opgenomen in het Bijblad onder No. 8658. Blz. 427. De onder ///.vermelde Voorschriften betreffende de bevoegdheden en verplichtingen van de Gouvernementsartsen zijn opgenomen in het Bijblad onder No. 8700. 95 Blz. 429. lila. Instructie van de gewestelijke Gouvernementsartsen. Besl. van den Hisp. B.G.D. van 16 Maart 1917 No. 2244 (Bijbl. No. 8727). ARTIKEL 1. (1) De gewestelijke Gouvernements artsen oefenen onder de rechtstreeksche bevelen van den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, ter beschikking van wien zij zijn gesteld, het geneeskundig staatstoezicht uit binnen het hun aangewezen ressort, waartoe zij in dat ressort: a. zich op de hoogte houden, ook door onderzoek der volksziekten van den staat der volksgezondheid en van de toepassing der voorschriften den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst betreffende; b. de gegevens voor de sterfte-statistiek, zoo mogelijk uitgebreid tot de geboorte-statistiek, verzamelen, controleeren en zoowel statistisch als grafisch bewerken; c. hetzelfde verrichten ten opzichte van de gegevens omtrent in hun ressort voorgekomen gevallen van besmettelijke ziekten; d. voor zoover hun dat door den Inspecteur is opgedragen, toezicht uitoefenen op den arbeid en de plichtsbetrachting van ffifc'- allen die op het gebied van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voor den Lande werkzaam zijn —met uitzondering van het personeel verbonden aan het Hoofdbureau, aan het Geneeskundig Laboratorium, aan de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur, aan de Scholen tot opleiding van Indische artsen, aan de afdeelingsbureaux, aan de Centrale burgerlijke ziekeninrichtingen en aan de krankzinnigengestichten — dan wel in eenigen vorm voor de behandeling of verpleging van zieken uit de schatkist voordeelen genieten en aan vorenbedoelde organen van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voorlichting naar behoefte geven; e. hun bijzondere aandacht wijden aan de vaccine-toestanden in hun ressort benevens — voor zoover hun dct door den Inspecteur is opgedragen — aan den hygiënischen toestand van gouvernements inrichtingen (gevangenissen, scholen, kazernes voor gewapende politiedienaren e. d.), van inrichtingen van openbaren aard (markten, vleeschhallen, enz.) en van de bijzondere voorzieningen der locale ressorten (abattoirs, waterleidingen, rioleeringen, enz.). 96 (2) De gewestelijke Gouvernements artsen hebben zich — voor zoover zij daartoe opdracht ontvangen hebben van den Inspecteur — in overleg en in samenwerking met de betrokken locale raden en gewestelijke en plaatselijke autoriteiten binnen hun ressort, bezig te houden met de voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten en met alles wat verder kan strekken tot bevordering der volksgezondheid. Zij zijn alsdan bevoegd daartoe met de betrokken autoriteiten briefwisseling te voeren. (3) . Aan de gewestelijke Gouvernements artsen kan door den Inspecteur het beheer van eene ziekeninrichting op hun standplaats en het toezicht op de verpleging van zieken daarbuiten worden opgedragen. ARTIKEL 2. (1) De gewestelijke Gouvernements artsen dienen aan den Inspecteur, ter beschikking van wien zij zijn gesteld, voorstellen in aangaande alle onderwerpen, welke in verband staan met hunne in artjkel 1 omschreven taak. (2) Zij geven, na-overleg en in overeenstemming met den Inpecteur, adviezen den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst betreffende aan locale raden, aan het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur in hun ressort, welk overleg slechts in die gevallen, waarin spoedig'ingrijpen noodzakelijk is, achter, wege mag blijven. Van de uitgebrachte adviezen wordt de Inspecteur op de hoogte gebracht. ARTIKEL 3. (1) De gewestelijke Gouvernements artsen dienen zoo spoedig mogelijk na gehouden inspecties, welke voorstellen ten gevolge kunnen hebben, vóór alles aan den Inspecteur een kort en zakelijk verslag in betreffende hunne bevindingen en geven niet dan na verkregen machtiging van den Inspecteur daarvan kennis aan andere autoriteiten en aan derden. l) (2) Zij houden een dagboek aan volgens nader door den Hoofdinspecteur vast te stellen regelen. (3) Aan het einde van ieder kwartaal bieden zij den Inspecteur een verslag aan nopens hunne verrichtingen in het belang van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in hun ressort. Uittreksel, enz. ï§|ptf 1) Besluit Hisp. B.G.D. 15 Augustus 1917 No. 6577 97 Blz. 429. De onder IV vermelde instructie voor de havenartsen is opgenomen in het Bijblad onder No. 8701. Blz. 446 De besluiten van den Hisp. B. G. D. van 4 en 18 October 1916 Nos. 8210 en 8577 betreffende de instructie voor de civiele geneesheeren enz. bij de fabrieken tot briketteering zijn opgenomen in het Bijblad onder Nos. 8613 en 8657. Blz. 455 Het keuringsreglement voor aspirant burgerlijke landsdienaren is nader gewijzigd bij Stbl. 1917 No. 496. !. 457 Het Gouv. Besl. van 28 Augustus 1916 No. 49 betreffende de herkeuring van gewapende politiedienaren is opgenomen in het Bijblad onder No. 8662. 462 14. Keuring van personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene opleiding tot Inlandsch leeraar. Gouv. Besl. van 14 Maart 1917 No. 3 (Bijbl. No. 8725). Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen dat de personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene opleiding tot Inlandsch leeraar, ter verkrijging van de daartoe o. m. vereischte geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat zij een gezond gestel hebben, ambtshalve zullen worden gekeurd door den ter plaatse met den burgerlijken geneeskundigen dienst belasten geneeskundige, die voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kan brengen ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent). 99 Blz. Gouv. besl. van 2 Mei 1917 No. 33 (Staatsblad No. 190). 464-465. Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat de zinsneden 3 en 4 van artikel 4 der "Bepalingen regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken", vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 13 December 1913 No. 39 (Staatsblad No. 695) worden gelezen als volgt: 4 (3) Als vo°rzitter treedt op te Batavia, Semarang en Soerabaja de „Directeur der Centrale Burgerlijke ziekeninrichting én «P de „overige plaatsen de gewestelijk dan wel plaatselijk eerstaanwezend Officier van Gezondheid of diens tijdelijke vervanger. „ (4) De voorzitter voegt zich voor ieder onderzoek twee leden „toe; daar, waar meer geneesheeren gevestigd zijn, volgt |,.hij een rooster, waarop voorkomen alle ter plaatse gevestigde „Gouvernements-artsen en Officieren van Gezondheid, met uit. ..zondering, wat de eersten betreft, van de Gouvernements-artsen „werkzaam bij de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur „en bij het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, zoomede „van den Gouvernementsarts bij den plaatselijken gezondheidsdienst, die als Hoofd van dien dienst is aangewezen en wat „de laatsten aangaat van den Chef. van den Militair Geneeskundigen Dienst en van de op diens kantoor en bij het Centraal „Militair Geneeskundig Laboratorium te werk gestelde Officieren „van Gezondheid. Indien geen voldoend aantal Gouvernements I„artsen of Officieren van Gezondheid beschikbaar is, kunnen „ook particuliere geneesheeren om beurten worden aangewezen. „Mocht de beoordeeling van de noodzakelijkheid van een buitenlandsch verlof vorderen, dat in de Commissie zitting neemt „een specialist, die onder de bovenbedoelde in 's Landsdienst „zijnde en voor het zitting nemen in aanmerking komende „geneeskundigen niet aanwezig is, doch wel onder de in „'s Lands dienst zijnde hiervoren van het zitting nemen uitgezonderde geneeskundigen, dan is de Voorzitter bevoegd dien „specialist, voor zoover ter plaatse aanwezig, aan te wijzen. „Gelijke bevoegdheid heeft de Voorzitter ten aanzien van de „aanwijzing van een particulieren specialist ter plaatse voor het „geval de specialistische voorlichting, waaraan behoefte bestaat, „niet van een der vorenbedoelde in. 's Lands dienst zijnde .geneeskundigen kan worden verkregen." Afschrift ënz. ,0, Blz. 468. Afkeuring van personen kort na hunne indiensttreding hier te lande, die door de' Geneeskundige Commissie van het Departement van Koloniën voor den Indischen dienst physiek geschikt waren bevonden. Rondschrijven van den Wden Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 15 Juni 1915 No. 5085 aan: a. de Voorzitters van de Geneeskundige Commissies te Batavia, Buitenzorg, Magelang, Tjimahi, Semarang, Willem I, Djokjakarta, Soerakarta, Malang, Soerabaja, Padang, Koeta Radja. Makasser, Medan, Amboina. b. de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid, fd. Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Sumatra's Westkust te Padang, Tapanoeli te Taroetoeng, Atieh en Onderhoorigheden te Koeta Radja, Sumatra's Oostkust Ite Medan, Riouw en Onderhoorigheden te Tandjong Pinang, Palembang en Djambi te Palembang, Westerafdeeling van Borneo te Pontianak, Zuider- en Oosteraf deeling van Borneo te Bandjermasin, Celebes en Onderhoorigheden en Menado te Makasser, Amboina en Ternate te Amboina, Timor en Onderhoorigheden te Timor Koepang. a — b. Door den Minister van Koloniën is de wensch te kennen gegeven dat, indien personen die door de Geneeskundige Commissie van het Departement van Koloniën voor den Indischen dienst phijsiek geschikt waren bevonden, kort na hunne indiensttreding hier te Lande definitief worden afgekeurd, steeds afschriften uit de betrekkelijke keu- Iringsregisters aan het Departement van Koloniën zullen worden opgezonden. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer UHEdG te verzoekenb. de in Uw ressort aanwezige geneesheeren, die daarvoor in aanmerking komen (artikel 3 alinea 6 van Staatsblad 1913 No. 695) te willen opdragen a — b. om voortaan in gevallen als evenbedoeld steeds een afschrift van de aanteekeningen der commissie te voegen en mij die toe te zenden evenals gebeurt met de geheime ziekte verslagen, betieffende ambtenaren voor wie een buitenlandsch verlof wegens ziekte wordt voorgesteld. 102 Rondschrijven van den Hoofdinspecteur, Chej van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 14 Augustus 1917 No. 6548 aan de Voorzitters van de Geneeskundige Commissies te Batavia, Buitenzorg, Magelang, Tjimahi, Semarang, Willem I, Djokjakarta, Soerakarta, Malang, Soerabaja, Padang, Koeta Radja, Makasser, Medan en Amboina. In vervolg op mijn schrijven dd. 15 Juni 1015 No. 5085, heb ik de eer UHEG mede te deelen, dat de vraag gerezen is, welke termijn moet worden verstaan onder de in dat schrijven voorkomende woorden „kort na hün indiensttreding." Het wil mij voorkomen dat hiervoor in het algemeen een termijn van vier jaren ware te stellen, waarom ik U bij dezen verzoek die woorden in bovengenoemd schrijven aldus te willen lezen: „binnen vier jaren na hunne indiensttreding." *) *) Een dergelijk schrijven is eveneens gezonden aan den Voorzitter van- de Geneeskundige Commissie te Fort de Koek. 103 Blz. 475 6. Bij keuring van gewapende politiedienaren de „merkbaie teekenen" nauwkeurig invullen op de verbandakten. Rondschrijven Hisp. B. G. D. aan alle Inspecteurs en fd. Inspecteurs van 'den B. G. D. van 11 September 1917 No. 7313. Het geval heeft zich voorgedaan dat een Inlander, dingende naar de betrekking van gewapend politiedienaar, door een geneeskundige' daarvoor lichamelijk werd goedgekeurd, terwijl later bleek dat de betrokkene een lichaamsgebrek had, waarvoor hij afgekeurd had behooren te zijn. Aangezien door bedoelden geneesheer op de verbandakte van dien politiedienaar niets was vermeld omtrent merkbare teekenen, is niet kunnen worden nagegaan of in het onderhavige geval mogelijke persoonsverwisseling heeft plaats gehad. Ten einde dit in den vervolge zooveel mogelijk te voor- Ikomen, heb ik de eer ^^dG- belee{d te verzoeken de onU WEdG. der U dienende geneeskundigen te willen opdragen op de betrekkelijke verbandakten voortaan bedoelde merkbare teekenen steeds nauwkeurig in te vullen en met hun paraaf te waarmerken. De Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, Op last: De Inspecteur-Souschef, (w. g.) Dr. TERBURGH. 105 Blz. 476 Het Gouv. Besl. van 9 September 1916 No. 28 (zie onder 6) is opgenomen in het Bijblad onder No. 8675). Blz. 492 Voor de lijst van geneesmiddelen enz. welke door vroedvrouwen kunnen worden aangevraagd zie aanvulling van blz. 389 — 391. Blz. 512 De uitvoeringsvoorschriften van den Directeur der B. O. W. betreffende het veiligheidsreglement zijn opgenomen in het Bijblad onder No. 8600. Blz. 521 Het Gouv. Besl. van 2 Januari 1914 No. 43 betreffende het ttoezicht op de middelen tot het verleenen van hulp aan en het vervoer van gekwetsten bij spoor- en tramwegen en het samenstellen en controleeren van verbandtrommels is opgenomen in het Bijblad onder No. 7987. Blz. 522. Gouv. besl'. 15 December 1914 No. 34 (Bijbl. No. 8161). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van artikel 1 van het besluit van 2 Januari 1914 No. 43 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 7987) te bepalen, dat het toezicht op de middelen tot het Iverleenen van hulp aan en het vervoer van gekwetsten bedoeld bij artikel 23, alinea 4 van het Algemeen Secundair Spoorwegreglement, Staatsblad 1902 No. 218, zooals dit artikel wordt gelezen ingevolge de ordonnantie van 10 Maart 1909 (Staatsblad No. 190) op het in de residentie Lampongsche Districten gelegen lijngedeelte van den Zuid-Sumatra Staatsspoorweg, wordt uitgeoefend door den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voor de Buitenbezittingen en den met de uitoefening van dien dienst ter hoofdplaats Telokbetong van genoemd gewest belasten geneeskundige. I- Blz. 523. Onder de plaatsen waar cursussen in verbandleer worden gehouden bijschrijven: „Djember". 107 Blz. V. AUTOMOBIELREGELING. 29-530. Gouv. besl. van 25 Augustus 1917 No. 88. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De bij artikel 1 van het besluit van 14 Maart 1913 No. 59 (Bijblad op het Staatsblad No. 7815) vastgestelde'.regeling betreffende het declareeren voor per eigen automobiel afgelegde dienstreizen, zooals deze regeling sedert is gewijzigd en aangevuld bij de besluiten van 20 September 1913 No. 44 en 24 December 1915 No. 32 (Bijblad op het Staatsblad Nos. 7917 en 8451) wordt met ingang van 1 November 1917 vervangen door de volgende „Automobielregeling". ARTIKEL 1. Ambtenaren, op wie deze regeling, hetzij voor hun geheele ambtsgebied, hetzij voor een deel daarvan, door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van toepassing is verklaard, ontvangen voor hunne dienstreizen, met terzijdestelling van alle andere krachtens bestaande bepalingen hun toekomende vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, de volgende vergoedingen: I. eene toelage van f 125.— (een honderd vijf en twintig gulden) per maand; II. voor alle dienstreizen per eigen automobiel welke zich verder uitstrekken dan negen kilometer buiten de standplaats van den reizigér: a. een bedrag van ƒ 0.16 (zestien cent) per kilometer, welk bedrag verhoogd wordt met ƒ 0.04 (vier cent) of met ƒ 0.06 (zes cent) naar gelang een dan wel meerdere personen in het belang van den dienst worden medegevoerd, zullende door de medereizenden alsdan geen vervoerkosten over de als medereiziger afgelegde afstanden in rekening mogen worden gebracht, terwijl aan hen voor zoover zij aan de bestaande bepalingen het recht ontleenen om den Lande ook verblijfkosten in rekening te brengen,- terzake niet meer zal mogen worden tegoed gedaan dan kan worden uitbetaald op den voet van het bepaalde onder c tot en met e van dit artikel; 108 b. de vervoerkosten van de eigen automobiel indien het medenemen daarvan in het belang van den dienst noodzakelijk is, en voor zoover het vervoer kan plaats hebben per Staatsspoor of -tram; c. een' voedinggeld van ƒ 2. — (twee gulden) indien de reiziger op den dag van vertrek van zijn standplaats weder op die standplaats terugkeert; d. een daggeld overeenkomstig de bepalingen van het Reisreglement (Staatsblad 1890 No. 209) voor de dagen welke de reiziger verplicht is buiten zijn standplaats te overnachten; e. de helft van het onder d bedoelde daggeld voor den dag van terugkomst van een dienstreis welke langer dan één dag heeft geduurd. III. voor dienstreizen niet per eigen automobiel de vergoedingen aangegeven in de bemalingen van het Reisreglement en de regeling in artikel 2 van Staatsblad 1913 No. 12, zooals deze regeling sedert is of nader zal worden gewijzigd. ARTIKEL 2. (1) De toepasselijkverklaring van deze regeling gaat in op den dag waarop de eigen auto voor den dienst in gebruik is genomen; bij verandering van betrekking of ressort eindigt de toepasselijkverklaring met ingang van den datum waarop de betrekking wordt neergelegd of het ressort verlaten. (2) Indien de hiervoren bedoelde tijdstippen niet vallen op den eersten eener maand wordt de in artikel 1 bedoelde maandelijksche toelage slechts gedeeltelijk toegekend en berekend naar den maatstaf van ƒ 4.— (vier gulden) per dag over de dagen dat de toepasselijkverklaring geldt. (3) De Directeur van Binnenlandsch Bestuur is bevoegd in gevallen waarin zulks hem noodig voorkomt, deze regeling, met ingang van een door hem aan te geven tijdstip in te trekken zoomede de uitkeering van de maandelijksche toelage te schorsen, indien de eigen auto tijdelijk buiten gebruik is gesteld. ARTIKEL 3. (1) Tot het verkrijgen van de volgens artikel 1 toekomende vergoedingen worden door den reiziger reisrekeningen ingediend, waarop, voor zoover in deze regeling niet anders is bepaald, de bepalingen van het Reisreglement van toepassing zijn. 109 (2) De reisrekeningen worden ingediend aan den onmiddellijken. chef van den reiziger, binnen tien dagen na afloop van de maand waarop iedere rekening betrekking heeft, tenzij op den laatsten dag der maand een dienstreis nog niet beëindigd is, in welk geval de rekening zoo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na het beëindigen van bedoelde dienstreis wordt ingediend. (3) Op het voorblad der reisrekening wordt (worden) de maand(en) vermeld .waarop de rekening betrekking heeft. (4) Bij iedere reisrekening wordt door den reiziger eene opgave gevoegd, waarin kortelijk, dag voor dag, de dienstverrichtingen worden omschreven, met "vermelding van het aantal uren daaraan besteed. ARTIKEL 4. (1) De ambtenaren, op wie deze regeling yan toepassing is verklaard, zijn verplicht, indien het belang van den dienst eischt dat zij zich door een of meer ambtenaren, beambten of particuliere personen doen vergezellen, deze medereizende, voor zoover het aantal zitplaatsen in de eigen auto zulks toelaat, tegen de in artikel 1 vastgestelde vergoedingen mede te voeren. (2) In de reisrekeningen worden bij de omschrijving van de betrokken dienstreis, de namen en betrekkingen vermeld van hen die als medereiziger zijn medegenomen zoomede het doel waarvoor zij medereisden. ARTIKEL 5. De reizigers zijn verplicht binnen één maand na afloop van ieder kalenderjaar aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur eene opgave in te dienen, maandsgewijze ingedeeld, van het aantal kilometers in dat jaar per eigen automobiel afgelegd en waarvoor door hen, op den voet van artikel 1 dezer regeling kilometergeld in rekening ;s gebracht. ARTIKEL 6. Overgangsbepaling. Deze regeling wordt met ingang van 1 November 1917 van toepassing op de ambtenaren, op wie, vóór genoemd tijdstip, de bestaande autoregeling (Bijblad op het Staatsblad Nos. 7815, 7917 en 8451 van toepassing was verklaard. Afschrift enz. 111 Blz. 537. Rondschrijven van den lsten Gouvernements Secretaris aan de Ch der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van C westelijk Bestuur (uitgezonderd die van Riouw en Onderhoorighed Amboina en Timor en Onderhoorigheden), van 19 Februari 19 No. 402 (Bijblad No. 8470). Het komt den Gouverneur-Generaal gewenscht voor c voortaan bij het verstrekken van rentelooze voorschotten a Landsdienaren ten behoeve van de aanschaffing van een au mobiel rekening te houden met de mogelijkheid dat een n behulp van dat voorschot aangekocht voertuig door den 1 trokken ambtenaar wordt verkocht vöör dat het voorschot is aó gezuiverd. Teneinde in een dergelijk geval het geheele voorsch dan wel het nog niet terugbetaalde gedeelte daarvan, vc zooveel noodig te kunnen terugvorderen, bestaat het voornem de desbetreffende voorwaarde bij de verleening van de hierl doelde voorschotten (zie ten 2de van de model-voorwaarde behoorende bij de dezerzijdsche circulaire van 14 Maart 19 No. 668, opgenomen onder No. 7816 van het Bijblad op 1 Staatsblad) te doen luiden: „bij zijn overlijden of zijn ontslag uit de betrekking of ,,'s Lands dienst, ingeval hij buitenlandsch verlof mocht bekom( „zoomede bij eventueelen verkoop van de automobiel, 1 „geheele bedrag van het eerstbedoelde voorschot, dan wel 1 „alsdan nog niet aangezuiverd gedeelte daarvan, zonder nad< „opzegging in zijn geheel opvorderbaar zal zijn." Door de mededeeling van het vorenstaande met verzoek c daarmede v.z.n. rekening te willen houden, heb ik de eer v bekomen bevelen mij te kwijten. Blz. 541. IX. Het Gouv. besl. van 28 November 1916 No. 2 is op< nomen in het Bijblad onder No. 8728. Blz. 554. XXI. Het Gouv. besl. van 3 Januari 1917 No. 36 is op< nomen in het Bijblad onder No. 8699. Blz. 564. Het besluit van den Hisp. B.G.D. van 2 December 19 No. 9956 houdende vaststelling der modellen bedoeld in doodschouw-ordonnantie is opgenomen in het Bijblad onc No. 8660. 113 Blz. 565. Besl. van den Hisp. B. G. D. van 26 Maart 1917 No. 2515 (Bijbl. No. 8734). HEEFT BESLOTEN: Ten vervolge van het dezerzijdsch besluit van 2 December 1916 No. 9956 krachtens artikel 6 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612), vast te stellen de volgende modellen: a. KOSTELOOS. Verklaring van doodschouw, bedoeld in artikel 1 van de doodschouwordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612). Ondergeteekende l) verklaart dat s) op den eed (de belofte) bij de aanvaarding zijner bediening afgelegd, hem verzekerd heeft op heden, den „.„.„. 19 , te hebben geschouwd v het lijk van .-. „ , —, oud m ....... te ') - b. KOSTELOOS. Verklaring van bevinding van doodschouw, bedoeld in artikel 1 van de doodschouwordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612). Residentie ., afdeeling District : Onderdistrict ....i.-......:„..l „....., kampong: datum : Uur van aangifte van overlijden ') Een der personen-door den Hoofdinspecteur, Chef van den B. G. D. aangewezen voor het afgeven van doodschouwverklaringen. '•') Hier in te vullen den naam van den geneeskundige die de verzeke• ring omtrent door hem verrichte doodschouw aflegt. 114 — middag, n Uur van schouwing (volgens verklaring van den betrokken geneesheer, op den eed (de belofte) bij de aanvaarding zijner bediening afgelegd) — middag, n Naam : - Geslacht: : - ----- Leeftijd : - - -— Vast woonacht,g (tetep): (hoelang Tijdelijk verblijfhoudend (menoempang) Bevinding (vermoedelijke doodsoorzaak) (volgens verklaring van den betrokken geneesheer, op den eed (de belofte) bij de aanvaarding zijner bediening afgelegd) ._.„..„.... Te > .„... , den Bovenstaande verklaring is uitsluitend bestemd voor den geneeskundige die ingevolge art. 3 der doodschouwordonnantie voor de in ontvangstneming daarvan door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst is aangewezen. Afschrift enz. 115 Blz. 565. _ Aanwijzing der personen voor het afgeven van de verklaringen, bedoeld in artikel 1 der doodschouwordonnantie en van de genees- Ikundigen, aan wie de verklaring van'bevinding bij doodschouw moet worden afgegeven. BATAVIA. (vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van den Hisp. Chej B. G. D. van 24 Maart 1917 No. 2483) le. De ter beschikking van de Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats Batavia gestelde geneeskundigen; ' 2e. . Den fd. havenarts te Tandjong Priok, voor zoover betreft de aldaar overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen; 3e. Den Directeur van en de Gouvernements geneeskundigen bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia, voor zoover betreft de in die ziekeninrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen, en aangebrachte lijken van personen van die landaarden. l) 4e. den Chef van het Militair hospitaal aldaar en de Garnizoensdoktoren ter plaatse, voor zoover betreft respectievelijk de in dat hospitaal overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen, en de daarbuiten overleden militairen van die landaarden. 2) 5e. de geneeskundigen belast met de gerechtelijke doodschouw;3) 6e. de geneeskundige leeraren aan de school tot opleiding van Indische artsen ter plaatse voor zoover betreft de in die school aangebrachte lijken van Inlanders en Vreemde Oosterlingen, dan wel de lijken van personen van die landaarden in die inrichting overleden. 8) 7e. de onder 6e genoemde leeraren wanneer zij dienst doen ■in de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting ter plaatse, ook voor zooveel betreft in die inrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen en aangebrachte lijken van personen van die landaarden. 8) 8e. de Officieren van Gezondheid der Zeemacht aan boord van de ter reede liggende oorlogsschepen, voor zoover betreft de op die schepen overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen. 4) ]) Luidt aldus ingevolge besl. Hisp. BGD 12/4 — '17 No. 2981. 3) Aangevuld bij besl. Hisp BGD 29/3 — '17 No. 2634. a) i » „ „ 12/4—'17 No. 2981. *) Aangevuld bij besl. Hisp. BGD 3/5 — '17 No. 3503. 116 Afgifte van de verklaring van bevinding bij doodschouw voor de Hoofdplaats Batavia en voor Tandjong Priok, aan den Chef van den Gezondheidsdienst. SEMARANG. (vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van den Hisp. Chef B. G. D. van 24 Maart 1917 No. 2483). le. de ter beschikking van den Wden Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst gestelde geneeskundigen op zijn standplaats; 2e. den Directeur en de Gouvernements geneeskundigen bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting aldaar voor zoover betreft de in die ziekeninrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen en aangebrachte lijken van personen van die landaarden; J) «■ 3e. den Chef van het Militair hospitaal aldaar en de Garnizoensdoktoren ter plaatse, voor zoover betreft respectievelijk de in dat hospitaal overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen, en de daarbuiten overleden militairen van die landaarden;2) 4e. de geneeskundigen belast met de gerechtelijke doodschouw; s) 5e. de bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting aldaar werkzame tijd. Gouvernements arts Mevr. Stokvis —geb. Cohen Stuart, ook voor zoover betreft buiten die ziekeninrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen ; 4) 6e. de Officieren van Gezondheid der Zeemacht aan boord van de ter reede liggende oorlogsschepen voor zoover betreft de op die schepen overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen. 4) Afgifte van de verklaring van bevinding bij doodschouw voor de hoofdplaats Semarang, aan den Inlandschen arts Raden Ngamdani te Semarang. ') Luidt aldus ingevolge besl. Hisp. BGD 12,4-'17 No. 2981. ") Aangevuld bij besl. Hisp. BGD 29/3 —'17 No 2634. 3) "\ ., „ „ 12/4— '17 No 2981. <) Aangevuld bij besl. Hisp. BGD. 3/5 — '17 No. 3503. 117 SOERABAJA. (vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van den Hisp. Chef B. G. D. van 26 Maart 1917 No. 2517). le. de ter beschikking van den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Oost-Java gestelde geneeskundigen op zijn standplaats; 2e. den Directeur en -de Gouvernements geneeskundigen bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting aldaar voor zoover betreft de in die ziekeninrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen en aangebrachte lijken van personen van die van landaarden; l) 3e. den Chef van het Militair hospitaal aldaar en de Garnizoensdoktoren ter plaatse, voor zoover betreft respectievelijk de in dat hospitaal overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen, en de daarbuiten overleden militairen van die landaarden; 2) 4e. de geneeskundigen belast met de gerechtelijke doodschouw;8) 5e. de geneeskundige leeraren aan de school tot opleiding van Indische artsen ter plaatse voor zoover betreft de in die school aangebrachte lijken van Inlanders en Vreemde Oosterlingen, dan wel de lijken van personen van die landaarden in die inrichting overleden; s) •6e. de onder 5e genoemde leeraren wanneer zij dienst doen in de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting ter plaatse, ook voor zooveel betreft in die inrichting overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen en aangebrachte lijken van personen van die landaarden; 3) 7e. de Officieren van Gezondheid der Zeemacht aan boord van de ter reede liggende oorlogsschepen, voor zoover betreft de op die schepen overleden Inlanders en Vreemde Oosterlingen en bovendien de Oudstaanwezende Officier van Gezondheid bij den Torpedodienst en bij de Marinekazerne aldaar, voor zoover betreft de van boord zijnde en buiten het Militair hospitaal en de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting ter plaatse overleden marineschepelingen van vorenbedoelde landaarden. 4) Afgifte van de verklaring van bevinding bij doodschouw voor de hoofdplaats Soerabaja aan den Wd. Gouvernements arts S. Citroen. ') Luidt aldus ingevolge besl. Hisp. BGD. 12/4 —'17 No. 2981. 2) Aangevuld bij besl. Hisp. BGD. 29/3 — '17 No. 2634. ') ,. ,. 12/4 —'17 No. 2981. 4) ' " 3/5 — '17 No. 3503. 119 Blz. 567. XXXII. Gezondheidstoestand in gevangenissen. Rondschrijven van den Hisp. Chef B.G.D. van 27 September 1915 No. 8188 aan de geneeskundigen belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst op Java en Madoera. Het is eenige keeren voorgekomen, dat zich gevallen van dysenterie, beri-beri en dergelijke ziekten in eene gevangenis in meer of minder hevige mate voordeden en dat het optreden dier ziekte slechts door een toeval ter kennis kwam van den betrokken Inspecteur van deri Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. In verband hiermede heb ik de eer U te verzoeken om zoodra U een verhoogde morbiditeit of mortaliteit aan ziekten als bovenbedoeld in eene gevangenis waarneemt, daarvan direct aan den betrokken Inspecteur mededeeling te willen doen. De wd. Hoofdinspecteur, Chef van den y->'i~'. Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) OUWEHAND. Een rondschrijven van gelijke strekking gedagt eekend 24 . December 1915 No. 10564 is gericht tot de geneeskundigen ' in het ressort van den Inspecteur B.G.D. voor de Buitenbezittingen belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst. 121 Blz. 567. XXXIII. Evacuatie van gewapende politiedienaren. Rondschrijven van den Hisp. B.G.D. van 17 Juli 1917 No. 5831 tot alle Inspecteurs en fd Inspecteurs van den B.G.D. met uitzondering van die van Atjeh en Onderhoorigheden. De Chef van het Korps Gewapende Politie alhier deelde mij mede dat het herhaaldelijk is voorgekomen, dat gewapende politiedienaren naar het Centraaldepot te Soekaboemi werden geëvacueerd tot verder herstel van gezondheid, zonder dat omtrent hen eenige inlichtingen werden verstrekt. Daar het wenschelijk is te achten met de ziektegeschiedenis van de betrokkenen rekening te houden, heb ik de eer UWEdG. Ite verzoeken den behandelenden geneesheer te willen opdragen om van de politiedienaren die voor evacuatie naar Soekaboemi of elders in aanmerking komen, een beknopte ziektegeschiedenis op te maken, welke rechtstreeks aan den betrokken geneesheer ware te zenden. *) De-Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, De Inspecteur-Souschef, Dr. TERBURGH. *) Indien op de plaats van evacuatie geen geneesheer gevestigd is, kan de opmaking der ziektegeschiedenis natuurlijk achterwege blijven. 123 f. 572. REGELING VAN DE BEVOEGDHEID TOT HET AFGEVEN VAN GENEESKUNDIGE VERKLARINGEN VOOR BINNENLANDSCHE VERLOVEN AAN BURGERLIJKE LANDSDIENAREN EN VAN DE WIJZE, WAAROP DE PLAATSEN, WAAR DIE VERLOVEN MOETEN WORDEN DOORGEBRACHT, BEPAALD WORDEN. Gouv. besl. van 20 Februari 1912 No. 50 (Staatsblad No. 199). IGelet enz. De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord: Is goedgevonden en verstaan: Eerstel ijk: Enz. Ten tweede: Enz. Ten derde: Met buitenwerkingstelling van de „Regeling van de bevoegheid tot het afgeven van geneeskundige verklaringen voor binnenlandsche verloven aan Europeesche burgerlijke landsdienaren en van de wijze waarop de plaatsen, waar die verloven moeten worden doorgebracht, bepaald worden," vastgesteld bij het besluit van 22 Augustus 1900 No. 30 (Staatsblad No. 237) en gewijzigd bij het besluit van 21 October 1909 No. 34 (Staatsblad No. 503), vast te stellen de aan dit besluit gehechte „Regeling van de bevoegdheid tot het afgeven van geneeskundige verklaringen voor binnenlandsche verove'n aan burgerlijke landsdienaren en van de wijze, waarop de plaatsen, waar die verloven moeten worden doorgebracht, bepaald worden." Ten vierde: De bij artikel 3 van dit besluit vastgestelde „Regeling van de bevoegdheid tot het afgeven van geneeskundige verklaringen voor binnenlandsche verloven aan burgerlijke landsdienaren en van de wijze, waarop de plaatsen, waar die verloven moeten worden doorgebracht, bepaald worden" toepasselijk te verklaren op de door of namens den Gouverneur Generaal aangestelde Hoofden van Vreemde Oosterlingen. Ten vijfde: De voorafgaande artikelen van dit besluit treden in werking op 1 Mei 1912. Ten zesde: Enz. Afschrift enz. 124 REGELING van de bevoegdheid tot het afgeven van geneeskundige verklaringen voor binnenlandsche verlover, aan burgerlijke landsdienaren en van de wijze, waarop de plaatsen, waar die verloven moeten worden doorgebracht, bepaald worden. Artikel 1. (1) De geneeskundige verklaringen, noodig tot het vei krijgen van een binnenlandsch verlof wegens ziekte en tot verlenging daarvan, moeten worden afgegeven .door Europeesche of Inlandsche geneeskundigen. (2) De geneeskundige verklaringen moeten, behoudens de in de artikelen 4 en 8 vermelde uitzonderingen, voorzien zijn van het visum, op Java en Madoera, Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche Districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton van den betrokken inspecteerenden ambtenaar, elders van den gewestelijken eerstaanwezenden officier van gezondheid. ') Artikel 2. Van ieder, aan wien een verklaring voor binnenlandsch verlof is uitgereikt, wordt door den geneeskundige, van wien dat certificaat afkomstig is, een geheim ziekteverslag opgemaakt uitsluitend bestemd voor de betrokken geneeskundige autoriteiten; dit verslag wordt zoo spoedig mógelijk ingediend aan de in de tweede alinea van artikel 1 bedoelde autoriteit. -) Artikel 3. Het in de tweede-alinea van artikel 1 bedoeld visum strekt tot bewijs dat hij, die het stelt, instemt met de noodzakelijkheid en den duur van het verlof, zoomede met de keuze der plaats of plaatsen, waar het verlof moet worden doorgebracht. ') Luidt aldüs ingevolge Stbl. 1914 No. 692. Bij Stbl. 1912 No. 439 bepaald, dat de door de Europeesche of Inlandsche geneeskundigen bij de tinwinning op het eiland Banka afgegeven geneeskundige verklaringen noodig tot het verkrijgen van een binnenlandsch verlof wegens ziekte en tot verlenging daarvan, bij afwezigheid van zijn standplaats, verhindering of ontstentenis van den betrokken inspecteerenden ambtenaar, moeten voorzien zijn van het visum van den Inspecteur SousChef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. a) Luidt aldus ingevolge Stbl. 1914 No. 172. 125 Artikel 4. (1) Is de in de tweeda alinea van artikel 1 bedoelde autoriteit van oordeel, dat het verlof niet'noodzakelijk is, dan stelt zij, onder opgaaf van redenen, zulks op de geneeskundige verklaring bekend. (2) Ingeval die autoriteit niet instemt met den aangegeven duur van het verlof en/of vermeent bij de aanwijzing der plaats of plaatsen, waar het verlof moet worden doorgebracht, niet voldoende het bepaalde bij artikel 2 van het verlofreglement in Staatsblad 1912 No. 198 is in acht genomen, zoo vermeldt zij op de geneeskundige verklaring den door haar noodig geachten duur van het verlof en/of de (plaats of plaatsen, waarheen het verlof behoort te worden verleend. Artikel 5. (1) De in het tweede lid van artikel 1 bedoelde autoriteit alsmede de tot het verleenen van het verlof bevoegde autoriteit kunnen, zulks noodig oordeelende, omtrent de noodzakelijkheid van het verlof doen beslissên door eene geneeskundige commissie als voor buitenlandsche verloven is ingesteld, wanneer zoodanige commissie, met inachtneming van artikel 3, tweede lid, der Bepalingen in Staatsblad 1913 No. 695, van uit de verblijfplaats van den verlofaanvrager over land in één dagreis is te bereiken. (2) Maken de in het eerste lid bedoelde autoriteiten van de haar aldaar toegekende bevoegdheid gebruik, dan is het bepaalde bij artikel 5, lid 3. en artikel 6, lid 1, van voormelde Bepalingen van toepassing en komen de reiskosten, naar de plaats waar de commissie vergadert, en indien dat het geval mocht zijn ook terug naar de standplaats voor rekening van den lande, op den voet van de ter zake geldende bepalingen en voorschriften.*) Artikel 6. In het geval, bij artikel 4 voorzien, kan de belanghebbende of de geneeskundige, die het certificaat heeft afgegeven, zich wenden tot den Hoofdinspecteur, Chef van den burgerlijken geneeskundigen dienst, die naar bevind van zaken zelf 'een beslissing zal nemen, dan wel dit zal opdragen aan eene geneeskundige commissie als voor buitenlandsche verloven ingesteld, wanneer zoodanige commissie, met inachtneming van artikel 3, tweede lid, der Bepalingen in Staatsblad 1885 ') Luidt aldus ingevolge Stbl. 1917 No. 583. 126 No. 70, van uit de verblijfplaats van den landsdienaar, voor wien het verlof wordt noodig geacht, jDver land in één dagreis is te bereiken. In het laatste geval is het bepaalde bij artikel 5, tweede lid, van toepassing. Artikel 7. Indien, ter beoordeeling van den geneesheer, die het certificaat heeft afgegeven, belanghebbende de beschikking op zijn verzoek om verlof niet kan afwachten zonder ernstig nadeel voor zijne gezondheid, wordt dit in het certificaat of in eene nader afgegeven verklaring geconstateerd en kan, onverminderd de opvolging van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4 en 6, aan belanghebbende door den hoogsten plaatselijken bestuursambtenaar worden toegestaan al dadelijk van het gevraagd verlof gebruik te maken. Artikel 8. (1) Het kan aan belanghebbenden worden toegestaan hun verlof elders dan op de aangewezen verblijfplaatsen door te brengen, wanneer uit het certificaat of eene nadere verklaring blijkt, dat uit een geneeskundig oogpunt "daartegen geen bedenking bestaat en den Lande niet meer transportkosten worden in rekening gebracht dan anders zouden kunnen worden tegoed gedaan. (2) Van de besluiten, waarbij met toepassing dezer bepaling verlof wordt verleend, wordt aan de in de tweede alinea van artikel 1 bedoelde autoriteit afschrift of extract gezonden. 127 Bladz. Het rondschrijven van den Wden lsten Gouv. Secr. van 594 — 595. 21 April 1915 No. 889 en dat van 9 November 1916 No. 2825/IIl/Ai. zijn opgenomen in het Bijblad onder No. 8722. 129 Blz. 31-32. Bij het Koninklijk besluit van 4 Mei 1917 No. 46 (Indisch Staatsblad No. 497 onder 65°) zijn in het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst (Stbl. 1882 No. 97) de volgende wijzigingen aangebracht. Artikel 87 wordt gelezen: !„Overtreding van de voorschriften op de uitoefening der geneeskunde, behalve van dat vermeld in artikel 41, wordt gestraft „met geldboete van ten hoogste honderd gulden. „Indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren „zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den „schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, „kan hechtenis van ten hoogste vijf honderd gulden worden „opgelegd". Artikel 88 wordt gelezen: „Overtreding van de voorschriften op de uitoefening der „artsenijbereidkunst, behalve die van artikel 56, die van artikel „66, tweede lid, voor zoover afschriften door rechterlijke of „geneeskundige ambtenaren gevraagd worden, die van artikel „72, eerste lid, en die van artikel 79, eerste lid, wordt gestraft „met een geldboete van ten hoogste honderd gulden. „Indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren „zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den „schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, „kan hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten „hoogste vijf honderd gulden worden opgelegd". In artikel 89, derde lid, worden de woorden na „gestraft" vervangen door: „met hechtenis van ten hoogste een jaar of „geldboete van ten hoogste zes honderd gulden". Treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht. 131 Blz. 1C8 Bij het Koninklijk Besluit van 4 Mei 1917 No. 46 (Indisch Staatsblad No. 497 onder 103°.) zijn in het Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië (Stbl. 1897 No. 54) de volgende wijzigingen aangebracht. Artikel 44, aanhef, wordt gelezen: „Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van „ten hoogste zes honderd gulden wordt gestraft:" Artikel 16, tweede lid, van gemeld reglement wordt gelezen: „Ingeval de rechter oordeelende in strafzaken, met toepassing „van het tweede lid van artikel 44 van het -Wetboek van „Strafrecht heeft bevolen dat iemand in een krankzinnigenge- t„sticht zal worden geplaatst geschiedt de opneming van zoo„danigen persoon tegen overlegging van een uittreksel uit de „onherroepelijk geworden uitspraak, die de plaatsing beveelt. „Dit uittreksel en de expeditie van de in het eerste lid en in „"de artikelen 20, 21/ 32, 33 en 48 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan den geneeskundige van het gesticht „worden overgelegd; zij worden vermeld in en bewaard bij een „register, ingericht naar een door den Directeur van Onderwijs „en Eeredienst vast te stellen model. Artikel 27, tweede lid, van meergemeld reglement wordt gelezen: „Ingeval de rechter oordeelende in strafzaken, met toepassing „van het tweede lid van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht heeft bevolen dat iemand in een krankzinnigengesticht „zal worden geplaatst, geschiedt de opneming van zoodahigen „persoon tegen overlegging van een uittreksel uit de onherroepelijk geworden uitspraak, die de plaatsing beveelt. Dit uittreksel >,en de expeditie van de in het eerste lid en in de artikelen 29, ,,36 en 48 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan den -.geneeskundige van het gesticht worden overgelegd; zij worden ,.vermeld in en bewaard bij een register, ingericht naar een door „den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen model." Treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht. 133 Blz. Bij het Koninklijk Besluit van 4 Mei 1917 No. 46 (Indisch 527-528. Staatsblad No. 497 onder 163°) zijn in het Reglement, houdende bepalingen op het maken van ijs en minerale wateren en het daarop uit te oefenen toezicht (Stbl. 1908 No. 318) Ide volgende wijzigingen aangebracht. ffe ! ■ In het eerste lid van artikel 7 worden de woorden voor „wordt gestraft" vervangen door: „met hechtenis van ten hoogste „eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden." In het tweede lid van artikel 8 worden de woorden na „gestraft" vervangen door: „met gevangenisstraf van ten hoogste „zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden, „met of zonder ontzetting van het recht om ambten te bekleeden." In het derde lid van laatstgemeld artikel worden de woorden na „gestraft" vervangen door: „met hechtenis van ten hoogste „drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd „gulden." Treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht. Blz. 563. Bij Koninklijk Besluit van 4 Mei 1917 No. 46 (Indisch Staatsblad No. 497 onder 275°) is bepaald dat in artikel 7 van de Doodschouwordonnantie (Stbl. 1916 No. 612) de woorden na „gestraft" worden vervangen door: „met hechtenis van len hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden." Treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht. 135 567. Bij het Koninklijk Besluit van 4 Mei 1917 No. 46 (Indisch Staatsblad No. 497 onder 192°) zijn in de Morphine-ordonnantie (Stbl. 1911 No. 485), opgenomen in het eerste aanvullingsblad, de volgende wijzigingen aangebracht. In het tweede lid van artikel 7 worden de woorden na „gestraft" vervangen door: „met geldboete van ten hoogste „honderd gulden. Indien tijdens het plegen van het feit nog „geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere ver„oordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan geldboete van ten hoogste vijf „honderd gulden worden opgelegd." De tweede volzin van artikel 9 wordt gelezen: „Overtreding wor^dt gestraft met geldboete van ten hoogste „honderd gulden. Indien tijdens het plegen van het feit nog „geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroor„deeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste één jaar of „geldboete van ten hoogste vijf honderd gulden worden opgelegd." Treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht.