VOORWOORD. Deze regesten zijn aanvankelijk door mijzelven vervaardigd; de verdere zjjjn gesteld door de ambtenaren van mijn bureau volgens de door mij vastgestelde regelen en daarna door mij herzien, geordend en geüniformiseerd. Vooraf ga ik hier rekenschap geven van de gebruikte handschriften en van de categorieën van stukkeD, die aan elk daarvan ontleend zijn. Geëxcerpeerd zijn de volgende handschriften van het Bisschoppelijk archief: 1. De origineele oorkonden, in het bisschoppelijke archief aanwezig. 736 stuks. *. N°. 43, 45. — Het Liber donationum van den Dom, thans berustende in het archief der Oud R.-C. Clerezij, is (na het zoogenaamde cartularium van bisschop Radbod, dat voor ons, behalve hier, ook in een Egmondsch cartularium — thans in het Britsch museum — bewaard is,) het oudste cartularium van het sticht Utrecht. Het bevat: le een iets jonger afschrift van het cartularium van Radbod (722—953), waarbij zich onmiddellijk aansluit een vervolg, inhoudende de keizerlijke giftbrieven voor het bisdom van 936—1145; daarmede sluit het eerste cartularium af. Daarachter vindt men echter een tweede cartularium uit ongeveer denzelfden tijd, dat in hoofdzaak dezelfde oorkonden in anderen, dikwijls beteren tekst mededeelt, benevens eenige andere oorkonden, die grootendeels jonger zijn en over 1025—1026 loopen. Door my zijn deze drie cartularia als het Oudste cartularium van het Sticht uitgegeven. Gemakshalve zijn in deze regestenlijst vermeld alle charters, door mij in deze uitgave opgenomen, hoewel de handschriften, waarin deze belangrijke oorkonden ons overgeleverd zijn, niet allen tot het bisschoppelijk archief behooren. De inleiding mijner uitgave geeft over de geschiedenis dezer codices al het noodige. 3. N°. 1—6. — Diversoria der bisschoppen. 6 deelen, loopende van 1333 — 1527. Aanwezig zijn de diversoria van: Jan van Diest. 1333 (fragment). 1 stuk. Frederik van Blankenheim. 1393—1417. 1 deel. Met fragmenten van zijn tweede diversorium over 1407—1419 (bij het eerste deel ingebonden). V — p. 33—48 en 49—56 — doorloopen en dus. stellig samenbehooren) zijn de oudsten van het register, loopende over 1307—1311. zy behooren echter niet bjj de rest van het register: immers zij bevatten meestal administratieve lijsten en aanteekeningen, geene arbitrale uitspraken van den bisschop. Reeds in 1315 heeft men er echter ook arbitrale uitspraken in bijgeschreven; mogelijk is het dus, dat men de quaterns toen reeds bij het register gevoegd heeft; mogehjk blijft echter ook, dat men ze juist wegens deze verdwaalde arbitrale uitspraken later tij het register gevoegd heeit. De drie andere quaterns — p. 1—32 (7—26), 73—112(87—102) en 113—165 (129—148) — vormen de kern van het register. Zij bevatten in hoofdzaak arbitrale uitspraken van den bisschop, niet altijd in streng chronologische orde ; daartusschen zijn herhaaldelijk andere stukken (ook van andere jaren) geschreven, die het verband storen. Zoo zijn de bladzijden 73—76 en 112*—112**** later tusschengevoegd en ingeplakt; zij dagteekenen, naar het schijnt, van 1317. — De bladzijden 1—6, 27-32, die aanteekeningen over klachten en lijsten van vredeloozen (zonder jaar) bevatten, schijnen eene soort van gerechtsrol te vormen. Het eigenlijke register van arbitrale uitspraken loopt dus over 1308—1310 (p. 7—26), 1311/12 (p. 87—102) en 1313/14 (p. 129— 148). Ook gedeelten van de vroegere en latere registers, misschien zelfs de volledige registers, zijn echter in het register te vinden. De bladzijden 77—86 met de correspondeerende bladzijden 103— 112 bevatten het register over de jaren 1307—1308, dus het oudste deel, de bladzijden 113—128 en de correspondeerende bladzijden 149—164 (p. 165 dd. 1311 is later ingeplakt) vormen daarentegen het register over het jaar 1315, dus het jongste deel. Men vindt derhalve in den band: 1°. het register van de arbitrale uitspraken van bisschop Guy van Avesnes over de volgende jaren: a. 1307—1308 (p. 77—86 en de correspondeerende bladzijden 103—112), b. 1308—1310 (p. 7—26), c. 1311-1312 (p. 87—102), d. 1313—1314 (p. 129—148), e. 1315 (p. 113—128 en de correspondeerende bladzijden 149—164), 2°. eene soort van gerechtsrol (lijsten van klachten en vredeloozen) zonder jaar (blz. 1—6 en de correspondeerende bladzijden 27—32), 3°. een register met administratieve lijsten en aanteekeningen van den bisschop over de jaren 1307—1311 (p. 33—72), waarvan de laatste helft (p. 57—72) wellicht niet bij de eerste (p. 33—56) behoort, 4°. verschillende later (misschien eerst door Boöth) ingevoegde en ingeplakte stukken, zooals p. 62*, 73—76 en 112*—****, 165en misschien andere. 1. N°. 207. — Verzameling losse blaadjes perkament, waarop arbitrale uitspraken (van bisschop Guy van Avesnes en van bisschop VI Frederik van Sierck) over de jaren 1309— na 1317, lijsten van borgen voor veroordeelden en van vredelooze personen, memoriën van grieven van de bisschoppen Guy van Avesnes en Jan van Diest, klachten aan den bisschop, lijsten van aan den bisschop opgedragen landen en van de door Willem van Boecstel verleende landen dd. 1324, en minuten en kopieën van charters uit de jaren 1284—1336. Deze verzameling, die blijkbaar door Dr. C. Booth bijeengebracht is, is een allegaartje, dat niet bijeenbehoort. De arbitrale uitspraken en de lijsten van borgen voor veroordeelden en van vredeloozen schijnen te behooren bij het register van arbitrale uitspraken van bisschop Guy; misschien kunnen ook de memoriën van grieven en de klachten daarbij behooren (hoewel ze gedeeltelijk jonger zijn). De twee lijsten van leenen van den bisschop en van den heer van Dalen kunnen ook behooren bij het administratieve register uit den tijd van bisschop Guy, dat bij het register van arbitrale uitspraken gebonden is. Maar de minuten en kopieën van charters zijn van anderen aard; zij behooren blijkbaar bij de stukken uit den tijd van bisschop Jan van Diest, die (gedeeltelijk afkomstig uit de collectie Booth) thans in het bisschoppelijke archief bewaard worden en grootendeels tezamen door mij uitgegeven zijn. 8. N°. 197—204. — Judiciaal-registers van de bisschoppen. 8 deelen, loopende van 1380—1521. De registers zijn verdeeld over Overijssel en Utrecht. Aanwezig zijn: Floris van Wevelichoven. Oversticht 1380 — 1391. 1 deel. Frederik .van Blankenheim. Sticht en Oversticht. 1393—1423. 2 deelen. Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1425—1453. 2 deelen. David van Bourgondië. 1457—1496. li/2 deel. Frederik van Baden. Oversticht. 1496—1513. 1/2 deel (gebonden bij het vorige nummer). Philips van Bourgondië. Oversticht. 1517—1521.1 deel (gebonden achter het vorige nummer). De judiciaal-registers bevatten in hoofdzaak eene soort van gerechtsrol, aanteekeningen over terechtzittingen en overde termijnen van dagvaarding. De bovendien voorkomende vonnissen, uitspraken, dadingen, oordeelen en dingtalen zijn, al zijn zij niet in den gewonen oorkon den vorm vervat, opgenomen; eveneens enkele hier voorkomende bepalingen over het zitting nemen ter klaring, benevens eene ordonnantie, houdende vaststelling van de rechten en verplichtingen der hoorigen. 9. N°. 370. — Dit register, door mij het Schuldregister van den klerk Hubert van Budel betiteld, is eigenlijk het Liber officiatorum van bisschop Jan van Diest, loopende over 1326—1330. Het is een klein registertje op papier, zonder eenige officieele pretensie. Het is grootendeels blijkbaar geschreven door 's bisschops klerk Hubert van Budel; maar ook andere handen komen er voor. xii miteit op dien weg voort te gaan, daar het gemis der plaatsnamen in dit verband niet zeer hinderlijk is. Op een ander punt is opzettelijk van de Handleiding afgeweken; bij de regesten van akten, welker data niet zijn overgeleverd en slechts bij benadering konden worden vastgesteld, zijn opgegeven het eerste en het laatste jaar van het tijdvak, waarin de akte moet zijn uitgevaardigd; de regesten zijn dan in deze lijst geplaatst op het eerste jaar. De Handleiding wenscht in zoodanig geval het middenjaar van bedoeld tijdvak gebruikt te zien. Hoewel het thans gevolgde systeem het nadeel levert, dat de akten nu grootendeels te vroeg geplaatst zijn, scheen mij daarentegen belangrijker het verkregen voordeel, dat eene zoo volledig en nauwkeurig mogelijke bepaling van de tijdgrenzen, waarbinnen de akte ontstaan moet zijn, wordt medegedeeld. De beschrijvingen der oorkonden zijn allen in den regest vorm gesteld, met uitzondering van die der onder 2 en 3 genoemde akten, die zeiven ook niet in oorkondenvorm gesteld zijn. Ik wil ten slotte met nadruk verklaren, dat de medegedeelde regels, naar ik vertrouw, over het algemeen consciëntieus gevolgd zijn; maar ik wil tevens rondborstig erkennen, dat ik er zelf nu en dan in enkele gevallen wel eens van ben afgeweken in het belang der zaak. Zoo vond ik in het oudste cartularium de bekende aanteekening over natuurverschijnselen onder bisschop Radbod, in een der leenregisters eene historisch niet onbelangrijke mededeeling over een oproer in de stad ten tijde van bisschop David; ik heb gemeend deze beide aanteekeningen en enkele andere, in strijd met de gestelde regels, te moeten opnemen. Dit zijn bewuste afwijkingen; maar ik vrees, dat er ook wel onbewuste zijn, die ik betreur. Ik zeide boven, dat dit werk door vier handen vervaardigd is, en dat ik deze duizenden regesten daarna heb herzien en geüniformiseerd. Dit werk is met zorg verricht; als ik in onzekerheid verkeerde, heb ik telkens den tekst zelf geraadpleegd of doen raadplegen; ik hoop, dat het werk voldoende zal zjjn. Maar ik zie in (en iedereen zal inzien), dat in vele gevallen, denkelijk wel ongelijkmatigheden en fouten in de bewerking aan mijne aandacht ontsnapt zullen zijn; dat is onvermijdelijk: het werk van verschillende personen zal altijd, trots alle zorg, in bijzonderheden verschillend blijven. Alleen als ik alles geverifieerd had, zou dit voorkomen kunnen zijn; maar dan zou het eenvoudiger en minder tijdroovend geweest zijn, alles op nieuw over te doen. Worden dergelijke fouten dus aangetroffen, dan zal mij dit natuurlijk leed doen; maar het zal mij geene aanleiding geven, om mijne handelwijze te betreuren. Wanneer een werk van dezen omvang zóó gedaan was, dat ik zelf (en misschien ook het publiek) daarover in alle opzichten tevreden was, dan had ik het zelf geheel moeten verrichten, en dan zou ik het einde daarvan stellig niet beleefd hebben, zooals ik begeerde. S. Muller Fz. REGESTEN VAN HET ARCHIEF DER BISSCHOPPEN VAN UTRECHT. 1. (722 Januari 1.) Actum Harastallio villa publice in ipsa die Kal. Januarii, anno secundo regnante glorioso domna Thiedrico rege. Karei Martel schenkt aan het klooster in den burg Trecht het castrum Trecht en de villa Vechten. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 1. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 1. 9. (726) Juni 9. Actum Tulpiaco castro publico mense Junio VIIII die, anno VI regnante glorioso rege Francorum Theodrico. . Karei Martel schenkt aan het klooster van St. Salvator en St. Maria (in den burg Trecht) de villa Eist en de andere goederen van Everhard in de gouw Betuwe. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 1 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 2. 8. Z. j. (752—754.) Koning Pippin bevestigt de St. Maartenskerk (in de wijk Trecht) in het bezit van immuniteit voor al hare goederen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 3. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 3vs. NB. Bonifacius, in deze akte „Traiectensis -episcopus" genoemd, werd in 754 vermoord. 4. (753) Mei 23. Datum quod fecit mense Maio die XXIII, anno secundo regni ipsius gloriosi regis (Pippini). Actum Virmeria palacio publico. Koning Pippin bevestigt de St. Maartenskerk in de wijk Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 2vs., 3 vs. Afschr. - Reg. n°. 44 fol. 3, 4 vs. 3 11. (838 Maart 23.) Acta est autem publice in villa Thuuina sub die X Kat. Aprilis, anno XXV Hludouuici gloriosissimi imperatoris. Graaf Rodgar schenkt aan de St. Maartenskerk te Trecht verschillende goederen en ontvangt andere goederen der kerk levenslang in gebruik tegen betaling van cijns. Afschr. — Codex. van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 12 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 1G. 1». (845 Maart 21.) Data XIIKal. Aprilis, anno Ghristo propicio imperii domni Hlotharii pii imperatoris in Italia XXVI et in Francia VI. Actum Aquisgrani palatio regio. Keizer Lotharius I bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit voor al hare goederen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 9. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 11. 13. 850 (Augustus 12). Acta est ac data haec prestaria publice in villa üuadahe, II Idus Augusti, anno incarnationis Domini nostri Jesu Ghristi DCGGL, indictione XIII, regni etiam domni Hlótharii imperatoris anno VUIL Baldric schenkt aan de kerk van Trecht verschillende goederen en hoorigen en ontvangt eenige goederen der kerk tegen betaling van cijns en andere uitkeeringen in gebruik voor zijn leven en dat van verscheidene zijner nabestaanden. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 13. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 17. 11. (854 Mei 18.) Data XV Kal. Junii, anno XXI domni et serenissimi regis Hludouuici in Orientali Francia regnante, indictione II. Actum Franconofurd palatio regio. Koning Lodewijk (de Duitscher) bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit voor al hare goederen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 6. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 7 vs. 15. (858 Januari 2.) Datum IIII Non. Januarii, anno Ghristo vropicio regni domni Hlotharii gloriosi regis tertio, indictione VI. Actum Prumia monasterio. Koning Lotharius II schenkt aan het Utrechtsche sticht het klooster Berg aan de Roer. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 8. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 10 vs. 1G. (896 Juni 24.) Data VIII Kal. Julii, anno incarnationis DCCGXC, indictione XIIII, anno vero regni domni Zuentibolchi secundo. Actum Niumaga regali palatio. Koning Zwentibold bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar, van de 4 voogdij over de mannen der kerk en van vrijdom van lasten te Dorestad, Deventer, Tiel en andere plaatsen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 7. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 8 vs. NB. Zwentibold werd in 895 koning; indictie en regeeringsjaar wijzen op het jaar 896. 19. Z. j. (896?) Actum Niumaga regali palacio. Koning Zwentibold laat, op verzoek van bisschop Odilbold, Odburg, eene hoorige van de kerk te Eist, vrij. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 17. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 22 vs. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium. p. 45 noot 23. IS. 900. Aanteekening over luchtverschijnselen en over verschillende gebeurtenissen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 17 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 23. 19. 914 (Juli 9). Data VII Idus Julii, anno incarnationis Domini DCCCGXIIII, indictione II, anno vero regni gloriosissimi regis Chuonradi tertio. Actum apud Wilinaburg. Koning Conrad I bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Keg. n°. 43 fol. 8. Afschr. — Rog. n°. 44 fol. 10. »©. Z. j. (919—931.) Koning Hendrik I bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar, van de voogdij over de mannen der kerk en van vrijdom van lasten te Dorestat, Deventer, Tiel en andere plaatsen. Afschr. — Codex van. Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 9 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 12 vs. NB. Koning Hendrik regeerde van 919—936; Sickel, Diplomata regum. I p. 63 plaatst de akte echter vóór 931, omdat de onderteekenende notaris Simon na Februari 931 niet meer voorkomt. SI. 936. Anno regni ejus (Ottonis serenissimi regis) V, anno incarnationis DCCCGXXXVI, indictione X. Actum Brugheim curte regio. Koning Otto I geeft verlof om munt te Trecht te slaan en schenkt de daaruit spruitende voordeelen aan de Utrechtsche kerk. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 19. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 25. 5S5B. 938 (Januari 2). Data IIII Nonas Januarii anno Domini DGGGCVIII (met latere hand veranderd: DCCCGXXXV1II), indictione XI, anno regni Ottonis II (met latere hand veranderd: VII). Actum Tulehem. Koning Otto I bevestigt de Utrechtsche kerk in het haar door 5 vroegere koninklijke privilegiën geschonken genot van tienden, tolvrijdom en immuniteit. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. "19. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 25 vs'. 33. 940 (Juli 1). Actum et datum in casiro Traiecti,anno incarnacionis Domini DCCCCXL, Kal. Julii, indiccione VII, regnante domno Henrico II rege invictissimo. Bisschop Balderik schenkt aan de kapittelen van St. Maarten en St. Salvator den aanwas hunner tienden en de tienden der daarbij nieuw ontgonnen landen. Afschr. — Codex te Hanhover. 34. 943 (Juni 24). Actum Traiecti VIII Kal. Julii, anno octavo regni Oddonis gloriosissimi regis, ab incarnatione autem Domini DGOCCXLIII, indictione prima. Bisschop Baldric geeft aan de dochter van graaf Rainer, weduwe van (zijn broeder) Nevelung, en aan hare zonen Baldric en Rodalf tegen betaling van cijns in levenslang gebruik cenigc goederen van het St. Pietersklooster te Berg, en ontvangt daartegen verschillende goederen voor de St. Maartenskerk ten geschenke. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 18. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 23 vs. 35. 944 (Juli 17). Data XVI Kal. Augusti, anno Domini DCCCCXLIIII, anno domni Ottonis VIII. Actum in Benin. Koning Otto I schenkt het leen, dat Waltger en zijn zoon Ratbot van hem in de gouw Lek en Ysel bezeten hadden, aan de kerken van St. Maarten en St. Maria. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 22. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 29 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 61 vs. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 90 vs. NB. Het afschrift van Eeg. n'. 45 leest voor het jaartal abusievelijk: DCCCXLIIII. 3G. 944 (November 26). Data VI Kal. Decembris, anno Domini DCCCCXLIIII, indictione I, anno domni Ottonis serenissimi regis VUIL Actum palacio regio, quod dicitur Walehusan. Koning Otto I verbiedt om in de gouw Drente te jagen zonder verlof van den Utrechtschen bisschop, en beveelt den wildban der Utrechtsche kerk te handhaven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 21 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 29. 39. 944 (November 26). Data VI Kal. Decembris, anno Domini DCCCCXLIIII, indictione I, anno domni Ottonis invictissimi regis VUIL Actum in loco, qui dicitur Walahusan. Koning Otto I verbiedt om in den pagus forestensis in het graafschap van Everhard te jagen zonder verlof van den Utrechtschen bisschop, en beveelt den wildban der Utrechtsche kerk te handhaven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 20. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 26 vs. 6 88. 948 (April 1). Data Kal. Aprilis, anno dominice incarnationis DCCCCXLVIII, indictione V, regnante pio rege Oddone anno XII. Actum Quitilingeburg. Koning Otto I bevestigt de kerk van Trecht in het bezit van den tiend van de domeingoederen binnen de grenzen van het bisdom, en van goederen te Wijk en elders. Afschr. •— Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n". 43 fol. 14. Afschr. — Reg. n°. 44 fol.'14. 8». 948 (Juni 30). Data ïKal. Julii, anno Domini DCCCCXLVIII, indictione VII, regnante pio rege Oddone anno XIII. Actum Nivmaga. Koning Otto I schenkt aan de St. Maartenskerk te Trecht de visscherij te Muiden en in de Almere, en den cijns, cogsculd genaamd. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 10 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 13 vs. 30. 950 (April 20). Data XII Kal. Mai, anno dominice incarnationis DCCCCL, indictione VII, anno vero regni Oddonis regis XV. Actum Quidilingaburg. Koning Otto I schenkt aan de St. Maartenskerk te Trecht het klooster te Tiel met zijne bezittingen, en een wilgenbosch bij de stad Tiel. - Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 10 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 13 vs. 31. 953 (April 21). Data XI Kal. Maji, anno Domini (DCCCC)LIII, indictione VI, regnante pio rege Ottone anno XV. Actum Quitilingeburg. Koning Otto I schenkt aan de St. Maartenskerk te Trecht de domeingoederen en den tol te Muiden, de visscherij in de Almere, het goed van graaf Hatto te Loenen, de domeingoederen langs de Vecht, het goed van graaf Hatto te Eek aan den Rijn en de munt te Trecht. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 11 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 14 vs. 38. 975 (Juni6). Data VIIIIdus Junii, anno DominiDCCCCLXXV, indictione III, anno regni domni Ottonis XIIII, imperii autem VIII. Actum Erpesfort. Keizer Otto II hernieuwt het door zijne voorgangers gegeven verlof om te Trecht munt te slaan en de schenking van de daaruit spruitende voordeelen aan de Utrechtsche kerk. Afschr. — Reg. n". 43 fol. 20 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 27. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 74. 33. 975 (Juni 6). Data VIII Idus Junii anno Domini DCCCCLXXV, indictione III, anno vero regni Ottonis XIIII, imperii VIL Actum Erpesfort. Keizer Otto H schenkt aan de Utrechtsche kerk zijn domeingoed 8 30. 1002 (September 3). Data III Non. Septembris anno Dominice incarnationis MII, indictione (I), anno vero domni Heinrici I. Actum Elisla. Koning Hendrik II schenkt aan den bisschop van het Oude Trecht het voorrecht, dat de mannen der kerk voor den voogd der kerk zullen terechtstaan; de wastinsigen en de vrijen onder voogdij der kerk zullen dezelfde rechten als die der Keulschc kerk genieten; de nalatenschap van vreemde priesters zal aan de kerk vervallen. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1417 November 23.) Afschr. — Reg. n\ 43 fol. 23 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 31 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 233. NB. Het indictiejaar is uitgevallen; zeker heeft er, evenals in de vorige oorkonde van denzelfden koning en van denzelfden datum, ook. hier verkeerdelijk I gestaan (= 10u8), welk cijfer gemakkelijk over het hoofd gezien kon worden. 4©. 1006 (April 24). Data VIII Kal. Mai, anno Dominice incarnationis MVI, indictione III, anno vero domni Heinrici II regis IIII. Actum in Glineheim. Koning Hendrik II verbiedt om in de gouw Drente te jagen zonder verlof van den Utrechtschen bisschop, en beveelt den wildban der Utrechtsche kerk te handhaven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 24 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 33. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 64. 4lt. Z. j. (1012—1023.) De proost Odo, door Immo gevangen genomen, ontvangt van hem tot genoegdoening twee hoeven in de villa Wamel, en draagt die over aan de twee kapittelen van Utrecht. Afschr. — Reg. n°. 43 (ol. 28. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 37 vs. NB. Als getuige wordt genoemd hertog Godefridus, broeder van markgraaf Gozelo; deze Godfrid regeerde van 1012—1028. (P. Hordijk, Alp. Mettensis. p. XVII n°. 4.) 43. 1021 (Januari 2). Actum in Tulpiaco castro anno Domini MXXI, IIII Non. Januarii. Bisschop Adelbold maakt eene lijst op van de goederen, die elk der zeven groote dienstmannen der Utrechtsche kerk van haar bezit. Afschr. — Codex te Hannover. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 73. Afschr. — Reg. n". 273 in den aanvang. £3. 1024 (Januari 3). Data III Non. Januarii, anno Dominice incarnationis MXXIIII, indictione VI, anno domni Heinrici regni XXII, imperii X. Actum babenberg. Keizer Hendrik II schenkt, ter gelegenheid van de inwijding der St. Maartenskerk te Utrecht, aan deze kerk het graafschap Drente. (Ook 9 opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1419 April 24.) Met zegel van den abt van Oostbroek in groene was, 3 zegels verloren; — en: 4 zegels verloren. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 25. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 34. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 62. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 185Ms. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 1. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 37. Oorspr. vid. — Ch. n°. 81. (2 ex.) 44. 1025 (Juli 26) indictione VIII, anno domini Chonradi II regni I, VII Kal. Augusti. Koning Conrad schenkt aan de St. Maartenskerk te Utrecht het graafschap van Trenthe. (Fragment. — Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1419 April 24.) Zegel verloren, — met zegels van den officiaal en den abt van St. Paulus in groene en roode was; 2 zegels verloren, — en: 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 82. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 68 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 3. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 34 vs. ' Oorspr. vid. — Ch. n°. 82. (2 ex.) 45. 1025 (Juli 26). Data VII Kal. Augusti, indictione VIII, anno Dominice incarnationis MXXV, anno domni Conradi secundi regnantis I. Actum Triburie. Koning Conrad II schenkt aan den bisschop van het Oude Trecht het voorrecht, dat de mannen der kerk voor den voogd der kerk zullen terechtstaan; de wastinsigen en de vrijen onder voogdij der kerk zullen dezelfde rechten als die der Keulsche kerk genieten; de nalatenschap van vreemde priesters zal aan de kerk vervallen. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1417 November 23.) Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 26. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 35. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 64. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 233 vs. 46. 1025 (Juli 26). Data VII Kal. Augusti, indictione VIII, anno Domini MXXV, anno autem domni Conradi II regnantis I. Actum Triburie. Koning Conrad II verbiedt om in de gouw Drente te jagen zonder verlof van den Utrechtschen bisschop, en beveelt den wildban der Utrechtsche kerk te handhaven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 26. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 34 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 60. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 185bis vs. 4S. 1026 (Juni 14). Data XVIII Kal. Julii, indictione VIIII, anno Dominice incarnationis MXXVI, anno vero domni Conradi secundi regnantis II. Cremone actum est. Koning Conrad II schenkt aan de Utrechtsche kerk een graafschap in Teisterbant. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 26 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 35 vs. Afschr. — Reg. n". 45 fol. 65 vs. 10 48. Z. j. (1027—1054.) De vrije klerk Adolf schenkt met goedvinden zijner erfgename Wicburga, abdis van Freckenhorst (bij Munster), aan de Utrechtsche kerk het goed Goor in het graafschap Twente, terwijl bisschop Bernold hem in precarie geeft een tiend van 10 Deventersche ponden in Twente en een tiend van pond in Drente. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 32 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 44. 4©. 1040 (Mei 21). Data XII Kal. Junii indictione VIII, anno Dominice incarnationis MXL, anno autem domini Heinrici regis III ordinacionis XIII, regni I. Koning Henric schenkt aan de St. Maartenskerk te Utrecht, waar de ingewanden van zijnen vader Conrad begraven zijn, een goed in de villa Groninga in het graafschap Drente met het graafschap, de munt en tol, en zulks ten behoeve der broeders in den Dom dienende, die daaruit jaarlijks zullen ontvangen 30 voeder wijn, terwijl het overschietende hun door den proost zal geministreerd worden. (Ook opgenomen in vidimussen van den officiaal van den bisschop dd. 1419 April 24 en 1537 October 20, en in eene akte dd. 1359 April 11.) Zegel verloren, — met zegels van den officiaal en de abten van St. Paulus en Oostbroek in groene en roode was, 1 zegel verloren, — en: 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 87. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 29. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 39 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 77. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 186 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 145. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 188 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 4 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 31 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 33. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 56 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 87. (2 ex.) NB. Het afschrift in Reg. n°. 47 fol. 31 vs. is gevidimeerd naar het Liber Donationum imperialmm f. 77 en 78, berustende in het parvum archivum van den Dom. 5©. 1040 (Mei 21). Data XII Kal. Junii, (indictione VIII,) anno Dominice incarnationis MXL, anno autem domni Heinrici regis tercii ordinationis XIII, regni I. Actum in loco, qui dicitur Traiectum. Koning Hendrik III schenkt aan de Utrechtsche kerk de goederen Leermens en Eenum in het graafschap van Bodolf tusschen de Eems en de Lauwers, die Uffo en zijne broeders bezeten, doch volgens rechterlijke uitspraak verloren hebben. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 28 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 38 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 60. 51. 1040 (Mei 21). Data XII Kal. Junii, anno Dominice incarnationis MXL, indictione VIII, anno autem domni Heinrici tercii regis ordinationis XIII, regni I. Actum Traiecto. Koning Hendrik III schenkt aan de Utrechtsche kerk de goederen Uffelt, Wittelt en Peelo in het graafschap Drente, die Uffo en zijne broeders bezeten, doch volgens rechterlijke uitspraak verloren hebben. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 28. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 38, Afschr. — Reg. n". 45 fol. 63. 11 53. 1042 (December 13). Data Idus Decembris, indictione X, anno Dominice incarnationis MXLII, anno autem domni Heinrici tercii ordinationis ejus XV, regni vero IIII. Actum Northuson. Koning Hendrik III schenkt aan de Utrechtsche kerk het graafschap Agridiocehsis of Umbalaha. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 31 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 42 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 05. 53. (Voor 1044.) Actum loco publico ütrect XII Kal. Augusti.... anno ab incarnatione Domini MXXVI, indictione III, luna XVIIII, regnante glorioso imperatore Heinrico, duce Godejrido. De edel vrouw Berta schenkt bij haar huwelijk met den klerk Gezo zich zelve en hare nakomelingschap aan de St. Maartenskerk te Utrecht, en bepaalt de uitkeeringen, door hare nakomelingen te geven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 27. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 36 vs. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium p. 79 noot 8 en Pijnacker Hordijk, De castellani van Utrecht, in: Bijdr. voor vad. gesch. en oudheidk., IV* reeks 2« deel (1902) p. 13-21 (die de oorkonde als in do 12e eeuw. geïnterpoleerd beschouwt). 5-1. 1046 (Mei 22). Data XI Kal. Junii, anno Dominice incarnationis MXLVI, indictione XIIII, anno autem domni Heinrici tercii ordinationis ejus XVIII, regni VIII. Actum Aquisgrani palatio. Koning Hendrik III schenkt aan de Utrechtsche kerk het graafschap Drente. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 31. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 41 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 57 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 186. 55. 1046 (Mei 22). Data XI Kal. Junii, anno Domini MXLVI, indictione XIIII, anno vero domni Heinrici tercii ardinationis XVIII, regni vero octavo. Actum Aquisgrani palacio. Koning Hendrik III bevestigt de broeders der kerken van St. Maarten en St. Maria in het bezit van al hetgeen in de gouw Lek en Ysel tot het domein behoort. Afschr. — lieg. n°. 43 fol. 33. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 44 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 56 vs. 5G. 1046 (Augustus 23). Data X Kal. Septembris, anno Dominice incarnationis MXLVI, indictione XIIII, anno autem domni Heinrici tercii ordinationis ejus XVIII, regni vero VIII. Actum Spire. Koning Hendrik III schenkt aan de Utrechtsche kerk het rechtsgebied met munt en tol te Deventer met een graafschap in Hameland, waarvan de grenzen worden omschreven. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 30 vs. Afschr. — Reg. n°.' 44 fol. 41. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 69. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 90 vs. 13 63. Z. j. (1066-1062.) Koning Hendrik IV bevestigt de gift van liet domeingoed en den tol te Muiden, van de visscherij in de Almere en van goederen te Loenen, aan de rivier de Vecht en te Eek, door zijne voorzaten aan de Utrechtsche kerk gedaan. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 34 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 46 vs. NB. Over de dateering vgl. de noot bij n°. 60. ©4. (1057 Februari 21.) Data VIIII Kal. Martii, anno Dominice incarnationis MLVI, indictione X, anno autem domni Heinrici IIII regis ordinationis III, regni I. Actum Wer ede. Koning Hendrik IV bevestigt de privilegiën van vroegere koningen, waarbij de Utrechtsche kerk den domeintiend, de voogdij over hare mannen, tolvrijdom te Dorestad, Deventer cn Tiel, en immuniteit verkrijgt. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 37 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 50 vs. NB. Indictie en regeeringsjaren bewijzen, dat niet 1056, maar 1057 bedoeld wordt. öü. 1057 (Octóber 30). Actum est hoe anno incarnationis Domini MLVII, indictione X.... Data III Kal. Novembris, in ecclesia sancte Marie. Dietwin, bisschop van Luik, en Willem, bisschop van Utrecht, bevestigen de overeenkomst, tusschen hunne voorgangers Baldrik en Adelbold aangegaan, waarbij de eerste de kerken van Berg en Linne, in zijn bisdom gelegen, doch behoorende aan de Utrechtsche kerk, bevrijdt van alle servicium aan den bisschop, terwijl hem vergund wordt op het aan het Domkapittel van Luik(?) geschonken goed Lcinden eene kerk te stichten, waaraan de bisschop van Utrecht den daarbij behoorenden tiend schenkt. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 37. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 49 vs. NB. Het Utrechtsche exemplaar dezer oorkonde (zie: Bormans et Schoolmeesters , Cartnlaire de St. Lambert. I p. 33) is aan Let slot verschillend ea gedateerd 1058 (Juni 25) VII Kal. Julii. GO. (1059.) 1064 ind. XII, V anno regni Henrici regis. Bisschop Willem oorkondt, op welke wijze de geschillen tusschen de bisschoppen van Utrecht en de heeren der stad Zutfen over zekere tienden zijn beëindigd. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 226. 69. Z. j. (1062—1065.) Koning Hendrik IV schenkt aan de Keulsche kerk den tol te Esserden (bij Rees) in do gouw Hettcr. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 35. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 47. NB. Deze oorkonde moet geplaatst worden in den tijd van de voogdij van aartsbisschop Anno van Keulen over koning Hendrik IV. 14 G8. 1063 (December 28). Data V Kal. Januarii, anno Dominice incarnationis MLXIII, indictione II, anno autem ordinationis domni Heinrici quarti regis VIIII, regni vero VII. Actum Golonie. Bisschop Willem erkent het recht van den abt van Echternach op de helft van verschillende kerken in Holland, door koning Karei aan St. Willibrord geschonken en door graaf Diederik III van Holland en zijne zonen in bezit genomen. Afschr. ^- Reg. n°. 43 fol. 35 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 47 vs. GO. 1064 (April 30). Data II Kal. Mai, anno Dominice incarnationis MLXIIII, indictione II, anno autem ordinationis Heinrici quarti regis VIIII, regni vero VIII. Actum Werede. Koning Hendrik IV schenkt het graafschap in Westfriesland en bij do Rijnmonden, benevens de abdij van Egmond aan de Utrechtsche kerk. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 36 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 49. 9 O. 1064 (Mei 2). Data VI. Non. Mai, anno Dominice incarnationis MLXIIII, indictione II, anno autem ordinationis domni Heinrici quarti regis VIIII, regni vero VIII. Actum Werede. Koning Hendrik IV geeft aan de Utrechtsche kerk de goederen terug, haar door graaf Diederik III van Holland en zijne zonen ontnomen, en bevestigt de immuniteit van de goederen der twee Utrechtsche kapittelen tusschen de Ysel en de Lek. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 50. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 68. 91. Z. j. (1075-1081.) Gravin Adelheit, dochter van graaf Everhard en echtgenoote van Hendrik, schenkt aan de St. Maartenskerk te Utrecht en aan bisschop Conrad het goed Ortina en ontvangt het in beneficium en daarbij in precarie de hoeven Weurd bij Ewijk en Wadenoien bij Tiel. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 40 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 54 vs. NB. Conrad was in 1075—1099 bisschop van Utrecht; daar de in 1081 gestichte vijfde Utrechtsche kapittelkerk van St. Marie niet genoemd wordt, is de oorkonde denkelijk onder dan dit jaar. Aan het kapittel van de door bisschop Conrad gestichte kerk van St. Marie behoorde later de Ordermark op de Veluwe, die waarschijnlijk onder het hier genoemde Ortina te verstaan is. 9*. 1077 (October 30) anno Dominice incarnationis MLXXVII, indictione I. Data III Kal. Novembris, anno autem domni Heinrici ordinationis XXIIII, regni XXII. Actum W(o)rmatie. Koning Hendrik IV schenkt aan de Utrechtsche kerk het graafschap Staveren. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 38. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 51 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 56 vs. 93. 1081 (October 29). Facta est igitur hec traditio anno Dominice incarnationis MLXXXI, anno Heinrici quarti regis XXV, episcopatus autem Conradi VI, IIII Kal. Novembris, Traiecti. Bisschop Conrad schenkt aan de St. Maartenskerk een hem toebe- 15 hoorend grondstuk; waarvan Rotbertus en zijne opvolgers, die het in erfelijk bezit hebben, jaarlijks op St. Maartensdag 3 onsen Utrechtsch geld als cijns zullen betalen voor het jaargetijde van den bisschop. Afschr. — Ueg. n°. 43 fol. 41 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 56 vs. 1086 (Februari 7). Data VII ld. Februarii, anno ab incarnatione Domini MLXXXVI, indictione VIIII, anno autem domni Heinrici imperatoris regni quidem XXXI, imperii vero II. Actum in villa Thuringe, qite dicitur Wehemar. Keizer Hendrik IV schenkt aan de Utrechtsche kerk het graafschap Oostergo en Westergo in Friesland. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 38 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 52. 95. 1086 (April 3). Data III Non. Aprilis, anno Domini MLXXXVI, indictione VIIII, anno autem domni Heinrici regni quidem XXXI, imperio vero III. Actum Ratisbone. Keizer Hendrik IV schenkt aan de Utrechtsche kerk het graafschap Islegowe. Afschr. — Reg.'n°. 43 fol. 41. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 55 vs. 9©. 1088 (October 29). Acta sunt hec in capitulo Majoris ecclesie, anno Dominice incarnacionis MLXXXVIII, anno autem domini Henrici regni XXXIII, imperii vero V, mei vero XIII, IIII Kal. Novembris. Bisschop Conrad bevestigt een oud voorrecht van het Domkapittel, inhoudende, dat de proosten der kapittelen in de stad en het bisdom Utrecht moeten gekozen worden uit de kanunniken van het Domkapittel , — dat de kanunniken der drie Utrechtsche kapittelen op de hooge feesten van den Dom den zang aldaar versterken moeten, — dat de Domdeken het generaal kapittel beroepen mag, enz. — en strekt deze verplichtingen ook tot het door hem gestichte kapittel van St. Marie uit. Afschr. — Codex te Hannover. 99. 1089 (Februari 1). Data est autem Kal. Februarii, anno Dominice incarnationis MLXXXVIIII, indictione XII, anno ordinationis domni Heinrici XXXV, imperii quidem VI. Actum Ratispone. Keizer Hendrik IV schenkt aan de Utrechtsche kerk op nieuw hét graafschap Westergo en Oostergo in Friesland, dat hij vroeger aan markgraaf Ekbert teruggegeven had. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 39. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 53. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 58 vs. 98. 1108 (Augustus 9). Actum est publice anno Domini 1108, indictione I, V ld. Augusti, sub regno Heinrici quinti, presidente sancte Romane ecclesie Paschale. Bisschop Burchard verdeelt het goed tusschen Lek en Linge tusschen de kapittelen van St. Maarten en St. Bonifacins, Arnold van Rothe en Alvaradis, weduwe van Hendrik van Kuch, die daarover langen 16 tijd in geschil waren, en schenkt aan de beide kapittelen den cijns, den tiend en het gerecht aldaar en het recht om er eene kérk te stichten. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 42. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 57. 19. 1108" Actum publice anno ab incarnacione Domini 1108, indiccione prima, sub regno Henrici quinti, sub sacerdocio Paschalis vape, Burchardo in Traiecto presulatum agente. Bisschop Burchard schenkt aan het kapittel van St. Salvator de kerken in de Vier Vlaamsche ambachten. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster fol. 58. 8©. 1118. Facte sunt autem he traditiones anno Dominice incarnationis MGXVIII, indictione XII, quarto vero ordinationis anno G. pie recordationis episcopi. Bisschop Godebald schenkt zijne prebende in het Domkapittel aan den Domdeken. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 44. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 59. 81. 1118. Data anno Dominice incarnationis MCXVIII, indictione XI, anno episcopi Godebaldi IIII et ordinationis eodem. Bisschop Godebald schenkt de kerk van Medemblik aan de kerk van St. Maarten, om uit de opbrengst zijn jaargetijde te vieren. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 45. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 61. 8». (1119 October 30.) Datum Bemi» III Kal. Novembris, indictione XIII. Paus Calixtus II neemt genoegen met de verontschuldigingen van bisschop Godebald voor zijne afwezigheid op de synode te Eeims, en schenkt hem en zijnen opvolgers het recht om een myter te dragen. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 44 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 60 vs. NB. Het 13e indictiejaar is 1120; doch de synode te Reims werd Rehouden in October 1119 (zie de stukken bij: Jaffé, Regesta pontif. Roman. I p. 788), zoodat het indictiejaar zonder twijfel verkeerd is. 88. Z. j. (omstreeks 1120?) Het Domkapittel van Keulen schrijft aan het Domkapittel van Utrecht, in antwoord op een verzoek om mededeeling over de daar van kracht zijnde gebruiken omtrent de verhouding der kanunniken tot den bisschop en andere aangelegenheden. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 45. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 61. NB. De inhoud van het stuk geeft geene aanleiding tot het noemen van een bepaalden datum; alleen het feit, dat het tusschen stukken van omstreeks 1120 geplaatst is, doet vermoeden, dat het wellicht uit dien tijd is. 84. 1121 (October 30). Datum Bemis III Kal. Novembris, pontificatus nostri anno tercio. Paus Calixtus II bevestigt het privilegie, door bisschop Conrad aan het Domkapittel i.d. 1088 October 29 verleend in zake de keus der kapittelproosten. Afschr. — Codex te Leiden. 17 85. 1122 (Mei-26). Data VIIKal. Junii, anno Domini MCXXII, indictione XV, anno autem domni Heinrici quinti, regni quidem (ejus) XXII(I), imperii vero XII. Actum est Traiecti. Keizer Hendrik V bevestigt de kerken van St. Maarten en St. Maria in het bezit van de gouw Ysel en Lek, bepaaldelijk ook van den cijns en het gerecht aldaar. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 43. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 58 vs. Afschr. — Reg, n". 45 fol. 58, 72 vs. 8©. 1122. Acta sunt hec anno Dominice incarnationis MCXXII, indictione XV, regnante Lothowico rege Francie, Lamberto Noviomis pontificante, Calixto papa universalem ecclesiam sub Christo regente. Lambert, bisschop van Doornik, verkondigt het besluit der synode van Doornik, waarbij Reinfrid veroordeeld wordt de kerk van Sysseele, die eenige klerken van het kapittel van St. Maria te Brugge aan het kapittel van St. Maarten te Utrecht ontweldigd hebben, terug te geven. Afschr. — Reg. n". 43 fol. 45 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 62. 89. Z. j. (1123—1125.) Keizer Hendrik V bevestigt de gift van het graafschap van Friesland (Oostergo en Westergo), door zijnen vader aan de Utrechtsche kerk gedaan. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 44. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 60. NB. De kanselier Philippus, die deze akte uitvaardigde, trad op in 1123; Hendrik V stierf in 1125. 88. Z. j. (1124.) Het kapittel van St. Maarten bevrijdt de kerk van St. Maria te Brugge op zekere voorwaarden van de onderhoorigheid aan het kapittel. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 61. NB. Daar deze oorkonde blijkbaar jonger is dan die van Lambert, bisschop van Doornik, van 1122 betreffende de verhouding van beide kapittelen, kan het getal II, dat op het einde dezer oorkonde in margine is geschreven, geene betrekking hebben op de regeeriDgsjaren van bisschop Godebald, die in 1114 optrad. Het moet dus behooren bij de indictie; het jaar der oorkonde is dan 1124. 8©. 1125 (Mei 26). Data VIIKal. Junii, anno Domini MGXXV, indictione III, anno autem domni Heinrici quinti regni quidem XXVI, imperii vero XV. Actum est apud Wachoningon. Mathilde, weduwe van keizer Hendrik V, schenkt aan de St. Maartenskerk het goed Richterich (bij Aken), om uit de opbrengst verschillende uitdeelingen te doen voor de zielsrust van haren gemaal. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 43. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 58. ©©. 1126. Data anno Dominice incarnationis millesimo CXXVI, indictione III, anno episcopatus domini Godebaldi episcopi XII. Actum Traiecti. Bisschop Godebald geeft, volgens uitspraak van het rijksgerecht, aan het Domkapittel terug het broek, behoorende bij Amerongen, 2 19 terug aan de Utrechtsche kerk. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 October 20.) Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 47. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 64 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 185. NB. liet afschr. in Reg. n°. 46 fol. 185 is ontleend aan het Liber donationum imperialium fol. 47 en 48, berustende in het „parvum archivum" van den Dom. ©ö. 1139. Gesta sunt autem hec anno unigeniti Dei incarnati 1139, indictione secunda, anno episcopatus mei duodecimo, anno vero primo regni Conrardi secundi. Bisschop Andreas schenkt aan het kapittel van St. Salvator de tienden en den cijns der nieuw ontgonnen gronden tusschen Maurik en Ravenswaay en tusschen Rijswijk en Zoelen, en bestemt de opbrengst voor uitdeelingen bij de dagelijksche maaltijden der kanunniken. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster fol. 58 vs. © 9. 1139. Gesta sunt autem hec anno unigeniti Dei- incarnati 1139,. indictione II, anno episcopatus mei duodecimo, anno vero primo regni Cunradi. Bisschop Andreas schenkt aan het kapittel van St. Salvator alle novale tienden langs de Gouwe met den cijns en het gerecht. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster fol. 59 vs. ©8. 1145 (October 18). Anno Dominice incarnacionis MGXLV, indiccione VIII, XV Kal. Novembris, regnante Conrado Bomanorum rege II, anno vero regni ejus VIII. Data apud Traiectum. Koning Conradus III geeft aan de kapittelen van den Dom en St. Bonifacius het recht, om bij vacature een nieuwen bisschop te kiezen. (Opgenomen in eene akte dd. 1146 Maart 28.) Afschr. — Codex te Hannover. ©©. 1145 (October 18). Anno Dominice incarnationis MGXLV, indictione VIII, XV Kal. Novembris, regnante Conrado Bomanorum rege II, anno vero regni ejus VIII. Data est apud Traiectum. Koning Conrad ILI bevestigt volgens rechterlijke uitspraak de Utrechtsche kerk in het bezit van het graafschap Oostergo en Westergo. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 48 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 66 vs. 1©©. (1146 Maart 28.) Datum Bome apud sanctum Petrum V Kal. Aprilis, pontificatus nostri anno I. Paus Bugenius III bevestigt de hier ingelaschte oorkonde van koning Conrad III dd. 1145 (October 18) XV Kal. Novembris, waarbij deze aan de kapittelen van den Dom en St. Bonifacius het recht geeft, om bij vacature een nieuwen bisschop te kiezen. Afschr. — Codex te Hannover. NB. De codex te Lelden heeft als datum „XV Kal. Aprilis" (Maart 18). Blijkens eene in den Hannoverschen codex ondergeschreven aanteekoning heeft koning Conrad, om deze bevestiging van het doorhem aan de kapittelen verleende privilege te verwerven, op zijne kosten zijn broeder Conrad as, Domproost te Utrecht, naar Rome gezonden. 20 ÏOI. Z. j. (1155—1178.) Bisschop Godefrid geeft aan de kapittelen van St. Maarten en St. Bonifacius het 1/3 van de aan deze kapittelen behoorende goederen over de Ysel, dat hij zich toegeëigend had, terug. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster, fol. 61. IO*i. 1165. Acta sunt hec anno Dominice incarnationis MCLXV, indictione XIII, regnante domno Frederico Bomanorum imperatore victoriosissimo, anno regni ejus XIII, imperii vero XI, Keizer Frederik I vergunt, dat door de Neude eene waterleiding gegraven worde tot afvoer van het water van den Rijn naar zee, en dat een dam, bij Wijk in den Rijn gelegd, zal blijven bestaan, en beveelt den dam te Zwammerdam op te ruimen. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 October 20.) Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 410. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 6T. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 169. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 186 vs. NB. Over den datum (November 25) vgl. Stumpf, Eeg. II n°. 4056. 103. Z. j. (1165.) Keizer Frederik I beslist de geschillen tusschen bisschop Godefrid en graaf Floris III van Holland over het graafschap in Friesland. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 73 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 69 vs. NB. In 1165 ontstond tusschen den bisschop en den graaf van Holland geschil over Friesland; het werd bijgelegd door den keizer, die daarvoor naar Utrecht kwam. Aangezien bekend is, dat de keizer in November en December 1165 te Utrecht is geweest, schijnt het weinig twijfelachtig, dat deze oorkonde 's keizers uitspraak in dit geschil bevat. 1©4L Z. j. (1165?) Keizer Frederik I(?) doet als scheidsrechter uitspraak tusschen den bisschop en den graaf van Holland over de Echternachsche kerken, het goed Falkenburg, de novale tienden in Holland, het wederzijdsche recht over vrije mannen, de rechten op het goed Kaveslo, de geschillen tusschen den bisschop en den Domproost over zekere goederen , afkomstig van diens broeder den burggraaf en andere goederen, en over de begenadiging der Stichtsche ministerialen, die met de graven van Gelre en Hollant tegen den bisschop geoorloogd hebben. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 412. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 168. NB. In dorso van het charter: „Composicio Frederici inter episcopum et comitem Hollandie, et inter episcopum et propositum nostrnm et prepositum Aldezaiensem." — Keizer Frederik was in de laatste maanden van het jaar 1165 te Utrecht, om de geschillen, waarin de bisschop zoowel met den graaf van Holland als met zijne eigene leenmannen gewikkeld was, te berechten; zeer waarschijnlijk bevat deze oorkonde 's keizers uitspraak in eenige dezer geschillen. 21 JL05. 1165 z. d. Facta sunt hec anno Dominice incarnationis M°C°LX°V, imperante gloriosissimo imperatore Frederhico, imperii sui anno XIII0, episcopatus nostri anno VIIII0. Bisschop Godefridus geeft den grond tusschen Eutherikesdole, Wibernessate, de oude Lenna en Kunren aan de Friezen van Lauimebruke ter bewoning. (Opgenomen in eene akte van 1247 z. d.) Afschr. — Ch. n°. 317. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 26. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 24. ÏOO. 1171 (October 12). Anno Dominice incarnationis MCLXXI', indictione IIII, regnante domno Irederico Bomanorum imperatore invictissimo, anno regni ejus XX, imperii vero XVIII. Datum Aquisgrani IIII Idus Octobris. Keizer Frederik I bevestigt den bisschop van Utrecht in het bezit der door keizer Otto II geschonken goederen, namelijk: het domeingoed en den tol te Muiden, de visscherij in de Almere, goederen te Loenen, langs de Vecht en te Eek, en het muntrecht te Utrecht. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 66 vs. 1©9. Z. j. (1172?) Bisschop Godefrid getuigt, dat op verzoek van aartsbisschop Philips van Keulen te Sulen eene rechterlijke uitspraak onder voorzitting van den graaf van Gelre is gedaan in zijne geschillen met den graaf van Hollant over de vrije mannen van het bisdom; dat de graaf zich aan die uitspraak heeft onderworpen, doch later in weerwil daarvan den bisschop onrecht heeft gedaan. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 411. 108. Z. j. (1172?) Bisschop Godefrid verklaart, zich met zijnen dienstman Eggebertus de Amestelle op zekere voorwaarden verzoend te hebben. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 413. L09. 1173 (Mei 4) anno Dominice incarnacionis 1173, indictione VI, regnante domino Ffrederico imperatore , anno regni eius XXII, imperii vero eius XIX. Datum Goslarie IV Non. Maij. Keizer Frederik I bekrachtigt de overeenkomst, waarbij Lodewijk, bisschop van Munster, aan Symon, graaf van Tekenburg, in leen geeft het leen van Wigbold van Metel en de voogdij in Metel in plaats van de betaling van 24 pond, waartoe de bisschop verplicht was door het verdrag van zijnen voorganger Frederic met 's graven vader Henric over de voogdij van den graaf in de stad Munster, in 's bisschops hof aldaar en over de prebenden (goederen) van het Domkapittel (met uitzondering van den hoff Rekene). (Opgenomen in een vidimus van Otto, heer van Ottenstene, e. a. dd. 1320 October 11.) Met zegels van Otto van Ottenstene, Hugo van Home, Alexander van Langen en Ludolf Hake in witte was; 1 zegel verloren. Oorspr. vid. — Ch. n°. 104. 22 11©. 1173 (Juli 22). Hec autem gesta sunt XI Kal. Augusti, anno Dominice incarnationis MGLXXIII, indictione VI. Verhaal van de wijdingen van den Dom en zijne altaren; met opgave der in elk altaar geplaatste reliquien. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 80. 111. Z. j. (1175.) Het kapittel van St. Maarten te Tours bericht aan het Domkapittel te Utrecht, dat het op verzoek overzendt eenige reliquien van St. Maarten. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 86. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium p. 180 noot 1. 11». Z. j. (1176-1178.) Het kapittel van St. Maarten te Tours dankt het Domkapittel te Utrecht voor het bericht, dat het jaarlijks op 10 Juli het jaargetijde der overleden broeders van het Toursche kapittel zal vieren op even plechtige wijze, als dit voor den bisschop geschiedt, en meldt, dat het hetzelfde op denzelfden dag zal doen voor de overledene broeders van het Utrechtsche kapittel op even plechtige wijze, als dit voor zijnen deken geschiedt. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 86. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium. p. 181 noot 1. 113. 1178. Acta sunt hec anno incarnacionis Christi 1178, indictione undecima, regnante imperatore Frederico, anno regni ejus vicesimo sexto, imperii et episcopatus mei vicesimo tercio. Bisschop Godefrid geeft de tienden van Driel, Giessen en Woudrichem en een stuk land langs de Gouwe, die hij zich toegeëigend had, aan het kapittel van St. Salvator terug. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster fol. 62. 111. (1178.) Acta anno Dominice incarnationis 1188 (sic!), indictione XI, anno regni imperatoris Frederici XXVII, imperii eius et episcopatus mei XXIII. Bisschop Godefrid schenkt aan het bisdom zijn predium Horst; zijne familie zal het in leen behouden, maar het zal een open huis van den bisschop zijn. De twee zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 149. 11S. 1179 (Juni 27). Datum Lateranis per manum Alberti, sancte Romane ecclesie presbiteri-cardinalis et cancellarii, quinto Kal. Julii, indictione duodecimo,, incarnacionis Dominice anno 1179, pontificatus vero domini Alexandri pape tercii anno ejus vicesimo. Paus Alexander III bevestigt het kapittel van St. Salvator in al zijne bezittingen, en bekrachtigt tevens de bepalingen van bisschop Andreas over de successie in de volle prebenden. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunster fol. 61. HO. Z. j. (1187—1188.) De bisschop van Utrecht en de graaf van Gelder sluiten eene overeenkomst ter beëindiging van verschillende geschillen. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 71. NB. Over de dateering vgl.: Bondam, Chartert, p. 268 (die het stuk op 1196 plaatst) en Sloet, Oorkondenb. I p. 367. 23 111. 1188. - Lijst van goederen, inkomsten en rechten van graaf Hendrik van Dalen, opgemaakt door zijn kapellaan Everardus. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 132. NB. Vgl. over de dateering de inleiding bij de uitgave dezer lijst in Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXV (1904) p. 386 vlg. 118. 1196 (Maart 6). Acta sunt hec anno Dominice incarnationis MCXGVI, indictione XIIII, regnante domno Heinrico sexto Romanorum imperatore gloriosissimo, anno regni ejus XXV, imperii vero quinto et regni Sicilië secundo. Datum apud Geilenhusen II Non. Martii. Keizer Hendrik VI beslist de geschillen over het graafschap Veluwe tusschen den bisschop van Utrecht en den hertog van Lotharingen en wijst het toe aan den bisschop, die het den hertog in leen geeft. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 72 vs. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 76. 11©. 1200 (September 30). Datum apud Norinburc anno Dominice incarnationis MGG, indictione IIII, II Kal. Octobris. Koning Philips vergunt den Utrechtschen bisschop, om den tol te Gein naar eene andere plaats binnen het schoutambt van Utrecht over te brengen. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 63 vs. 13©. 1204. Acta anno Dominice incarnationis 1204. Hugo bisschop van Luik, Henric hertog van Lemburg, Philips markgraaf van Namen, Otto graaf van Gelre, Adolph graaf van Berg en Willem oom van den graaf van Vlaanderen bemiddelen eene overeenkomst tusschen den bisschop en Lodewijk graaf van Los, nadat de bisschop den graaf levenslang beleend had met alle goederen van het Sticht, die zijn schoonvader Diederik graaf van Hollant terecht bezeten had. Met zegels van hertog Henric van Lemburg en van Willem oom van den graaf van Vlaanderen, in witte was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 414. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 164. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 75 vs. 131. Z. j. (1204.) Lodewijk graaf van Los sluit, na de Hollandsche leenen van bisschop Diederik in lijftocht gekregen te hebben, eene overeenkomst met den bisschop over de verschillende betwiste rechten. Met zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 415. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 167. 133. 1204 z. d. Willem, graaf van Holland, sluit met bisschop Dirk een verdrag omtrent den wederzijdschen afstand van op eikaars grondgebied gevestigde ministerialen en hoorigen, de afsluiting van den Rijn, het vrije handelsverkeer tusschen beider landen, de rechten op Friesland, de jurisdictie over Heeswijc, de beslissing van grensgeschillen en het niet beschermen van eikaars tegenstanders. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 163. 24 183. (1209 Maart 27.) Datum Laterani VI Kal. Aprilis pontificatus nostri anno XII. Paus Innocentius III bevestigt het kapittel van Zutfen in zijn tiendrecht op de aanwassen in den Rijn van Renen tot Hunepe. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 226 vs. 131. 1209 (vernieuwd in 1236). Synodaal-statuten van het Utrechtsche bisdom. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 78 vs. 135. Z. j. (1212—1215.) De elect Otto geeft aan graaf Gerard van Gelder in leen de novale tienden in zijn graafschap, met uitzondering van degene, die reeds vroeger door kerken of partikulieren bezeten worden. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 70. 136. (1217) 1218. Henricus de Smithusen draagt aan bisschop Otto op het jus patronatus over de kerk van Steenre, hetwelk deze dan aan den proost en de broeders van St. Marie in Bethlehem opdraagt. Afschr. — Reg. n°. 273 fol. 55. NB. Het jaartal 1218 is onjuist, vgl. Broms Regestenlijst n°. 656. 139. 1220 (April 19). Datum apud Frankevord, anno verbi incarnati millesimo ducentesimo vicesimo, ' tercio decimo Kal. Maji, indictione octava. Koning Frederik II vergunt den Utrechtschen bisschop, om den tol te Gein naar eene andere plaats binnen zijn gebied over te brengen. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 71. 138. 1220 (April 26). Acta sunt hec anno Dominice incarnationis MCCXX, indictione IX, regnante domno Friderico secundo Bomanorum rege et Sicilië gloriosissimo anno regni ejus in Germania VIII, in Sicilia vero XXIII. Datum apud Frankenumrt VI Kal. Maji. Koning Frederik JJ schenkt aan de geestelijke vorsten des rijks verschillende voorrechten. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1359 April 11.) Afschr. — Ch. n°. 51. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 72. Afschr. — Reg. u°. 45 fol. 74. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 204. 13». Z. j. (1220 April 30.) Datum apud Franckenvoird in curia nostra solempniter itidicta II Kal. Maij. Koning Frederik II verbiedt den graaf van Gelre, om te Arnhem, Oosterbeek, Lobith of elders aan den Rijn tol te heffen, alsmede om munt te slaan. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1463 Juni 28.) Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 176 vs. 13©. Z. j. (1220 April 30.) Datum apud Frankenvorde in curia nostra sollempniter indicta, II Kal. Mai. Koning Frederik II draagt den aartsbisschop van Keulen op, om 25 graaf Gerard van Gelder, niettegenstaande vroegere vergunning, te verbieden, om tol té heffen te Arnhem, .Oosterbeek of Lobith. (Ook opgenomen in een transsumpt van den officiaal van den bisschop dd. 1463 Juni 28.) Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 73 vs. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 178. NB. Het rijkshof te Frankfort werd in 1220 gebonden. (Zie de oorkonde van koning Frederik II dd. 1220 April 26 hiervoor.) 131. (1223 Januari 4.) Actum apud Prechinam II Non. Januarii, XI indictione. Keizer Frederik II bepaalt op nieuw, dat graaf Gerard van Gelder, niettegenstaande eene vroegere vergunning, van die van Deventer en Salland geen tol zal mogen heffen te Lobith. (Ook opgenomen in een transsumpt van den officiaal van den bisschop dd. 1463 Juni 28.) Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 72. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 176 vs. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium. p. 157 noot 1. 133. (1223) Januari 4. Datum apud Prechinam IIII Januarii, XI indictione. Keizer Frederik II verbiedt graaf Gerard van Gelder op nieuw, om van die van Deventer en Salland tol te heffen te Lobith. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 73. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium. p. 157 noot 1. . 133. (1223 Juli 6.) Datum Sigine secundo Nonas Julii, pontificatus nostri anno septimo. Paus Honorius III bevestigt de overeenkomst tusschen bisschop (Otto) en wijlen graaf Willem van Holland. Met looden zegel. Oorspr. — Ch. n°. 294. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 74 vs. 134. 1225 (October 19). Datum in crastino Luce Ewangeliste anno Domini 1225 in Noda super ripam Eeni Gerard graaf van Gelre verklaart, dat hij zijne geschillen met bisschop Otto over het graafschap van Salland, over het „koregerechte", het „malegud", de novale tienden en de dienstmannen van den bisschop onderworpen heeft aan de uitspraak van arbiters; terwijl hij van zijne aanspraken op tollen en heffingen afstand doet. Met geschonden zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 416. 135. (1226 Januari 26.) 1225 VII Kal. Februarii. Conrad bisschop van Portua, legaat van den paus, doet uitspraak over de geschillen van bisschop Otto en graaf Florens van Hollant 26 over den dam bij Swathenburch, de ruiling van eenige wederzijdsehe mannen en het graafschap Friesland. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 417. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 74 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 165. Afschr., — Reg. n°. 47 fol. 46 vs. NB. Het jaar is 1226, zie: Fruin, Versl. Kon. Aead. afd. Letterk. V p. 284 noot 2, en Sloet, Oorkondenb. I p. 491. 136. (1226 Januari 27.) 1225 VI Kal. Februarii. Conrad bisschop van Portaa, legaat van den paus, bepaalt, dat de bisschop van Utrecht den graaf van Gelre zal geven 1100 Utrechtsche ponden en de aan de St. Janskerk behoorende hoven Alvinchove en Lintfelde voor den afstand van zyne rechten op Sallant. Met fragment van het zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 416. • Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 38. 139. (1226 Januari 27.) Actum Traiecti anno Domini 1225 VI Kal. Februarii. Conrad, bisschop van Portua, legaat van den paus, bemiddelt een verdrag tusschen den bisschop van Utrecht en den graaf van Gelre, waarbij beiden beloven elkander te zullen bijstaan tegen allen behalve den keizer. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 416. 138. (1226 Januari 27.) 1225 VI Kal. Februarii. Conrad bisschop van Portua, legaat Van den paus, bepaalt, dat de bisschop van Utrecht in ruil voor het beweerde leenheerschap van Sallant den hertog van Lotharingen zal opdragen den eigendom van het graafschap Steinro, dat de graaf van Gelre van hem in leen heeft; terwijl de graaf zorgen zal, dat G. de Buchorst de hem verkochte voogdij der kerk van Essende in Sallant aan den bisschop zal overdragen. Met zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 416. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 38 vs. 13». (1226 Januari 29.) Anno Domini 1225 IIII Kal. Februarii. Gerard graaf van Gelre (over het graafschap in Sallant, door hem gekocht van Gerhard van Buchorst). Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 416. 11©. 1226 (Februari 20). Datum apud Frankenvort, anno Domini mülesimo CCXXVI, decimo Kal. Marcii. Koning Hendrik VII keurt het vredesverdrag tusschen bisschop Otto van Utrecht en graaf Gerard van Gelder goed, en geeft aan den bisschop in leen eene voogdij in Salland. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 416. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 71 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 41. 27 111. (1226 Februari 20.) Datum apud Frankenvord anno Domini millesimo CCXXV, X Kal. Marcii. Koning Hendrik VII draagt aan Johannes, kanunnik van St Pieter en notaris van den Utrechtschen bisschop, ten behoeve van dezen, eene voogdij in Salland op. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 73. NB. Het jaar is 1226; zie de oorkonde van denzelfden datum, afgeschreven op fol. 71 vs. van dit register. 11». 1226 {Februari 20) X Kal. Marcii. De pauselijke legaat Conrad bevestigt bisschop Otto, zijne opvolgers en de kerk van Utrecht in de voogdij van Salland, hun door den Roomsch-koning Hendrik geschonken. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 41 vs. 113. 1226 (April 30). Datum anno Domini 1226 pridie Kal. Maii. Gerard graaf van Gelre erkent, dat bisschop Otto hem de 550 pond Utrechtsche penningen, die hij hem op de octaaf van Paschen volgens verdrag betalen moest, heeft voldaan. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 416. 111. 1231. Acta sunt hec anno incarnacionis Domini MGCXXXI anno pontificatus nostri III. Bisschop Willebrand bevestigt de door zijnen voorganger Godefrid aan het Domkapittel gedane schenking van de kerk te Dalfsen met het privilegie der congrue portie. Afschr. — Codex te Hannover. 115. 1243 (September 9). Acta sunt hec in capitulo nostro feria quarta post Nativitatem beate Marie Virginis anno Domini M ducentesimo quadragesimo tercio. De Domproost Diederik schenkt vier prebenden, behoorende tot het officium coquine van den Dom, die vroeger tot zijne collatie stonden, aan het Domkapittel. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 78. 116. 1244 z. d. Gerlag proost van Aldensele verklaart aan ridder Heinric van Almelo in erfpacht te geven het huis Smethinc in de villa Harlo. Met zegels van den proost en het kapittel van Aldensele in witte was. Oorspr. — Ch. n". 514. UK. 1247 (October 26). Datum Colonie septimo Kal. Novembris anno Domini 1247. De pauselijke legaat Petrus bevestigt het privilegie der congrue portie, door den bisschop van Utrecht aan het kapittel van St. Bonifacius verleend met betrekking tot de kerken, waarvan het collatierecht aan het kapittel behoort. Afschr. — Liber eatenatus v. Oudmunster fol. 58 vs. 28 148. 1247 z. d. Bisschop Otto bevestigt den hier ingelaschten brief van bisschop Godefrid dd. 1165 imperante Fredherico imperii sui anno XIII, episcopatus, nostri anno VIIII, waarbij deze aan de Friezen van Lammebruke in bezit geeft het land tusschen Rutherikesdole en Wibernessate, tusschen de oude Lenne en de Kunre, met verlof om daarop £ene kerk te bouwen, tegen betaling van zekere jaarlijksche uitkeering als tiend. (Fragment.) Met geschonden zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 317. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 24. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 26. 11». Z. j. (1252 Juni 18.) XIIII Kal. Julii indictione X. De Roomsch-koning Willem bepaalt, dat geene wereldlijke of kerkelijke grooten, behalve de keizer, burgers of ingezetenen der stad Utrecht in wereldlijke zaken voor hunne rechtbanken mogen betrekken, wanneer dezen bereid zijn voor den bisschop of diens rechter in de stad terecht te staan. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 123 vs. 150. 1253 (Maart 29). Datum anno Domini 1253 IIII Kal. Aprilis. Heidenric, abt van St. Paulus te Utrecht, geeft in leen aan Adam zoon van wijlen ridder Adam van Luchurst den hof in Luchurst met zijn toebehooren, behalve het gerecht en de tienden ten oosten van de kerk ter Eme. Met geschonden zegel van den abt in witte was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 515. 151. 1253 z. d timo Domini 1253. Otto graaf van Gelre belooft den bisschop bij te staan tegen alle aanvallers en verbindt zich, om misdadigers in het Sticht, die naar zijn gebied vluchten, door zijne rechters aan die van den bisschop te doen uitleveren. (Slechts de helft van het charter is bewaard.) Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 418. NB. Vgl. over den inhoud de oorkonde van 1265 Juli 27 hierna. 153. (1256 Maart 15.) Datum Vollenho anno Domini 1255 feria IV post Dominicam Beminiscere. Bisschop Hendrik ruilt met D. graaf van Dale de ministeriale vrouw Jutta, vrouw van Herman van Asch, en haar kind tegen Berta, dochter van den ridder Johan Dalsche. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 153. 1257 (Juni 12). Actum Bodegrave anno Domini 1257 in die beati Odulfi Episcopi. Guy graaf van Vlaanderen en Otto graaf van Gelre doen uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Henric en de stad Utrecht ter eenre en Florens voogd van Holland en G. van Hamestelle ter andere zijde. Met zegel van den graaf van Vlaanderen in bruine was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 419. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 75'vs. 29 151. 1258 (Mei 5). Actum et datum apud Scalunreberg anno Domini 1258 Dominica proxima post diem Ascensionis. • Otto graaf van Gelre sluit vrede met bisschop Henric na den tusschen hen gevoerden oorlog. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 420, 155. 1259 (Juni 12) in die beati Odulfi Confessoris. Walt er van Amersvort draagt aan bisschop Henric op het door hem op zijn eigen goed gebouwde kasteel Stoutenberg en ontvangt het van hem terug als dienstgoed en als een open huis van het Sticht. Met zegels van Walter van Amersvort, Herman van Vorst en Steven van Wie in witte was; 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 155. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 46. 156. 1259 (Juni 12). Feria V in die beati Odulphi Confessoris. Bisschop Hendrik verleent stadsrecht aan Amersfoort. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 234 vs. 159. 1261 (Maart 13). Datum apud Wageninge anno Domini 1261 Dominica Invocavit. Bisschop Henric en Otto graaf van Gelre bevestigen de uitspraak, door vier scheidslieden gedaan voor de tusschen hen gevoerde oorlogen en bestaande geschillen. Met zegel van den graaf van Gelre in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 421. 158. 1263 (April) mense Aprili. Bisschop Henricus van Utrecht belooft zich te zullen houden aan de uitspraak, die in zijn geschil met bisschop Johannes van Doornik over de parochiekerken van Hamere e. a. en over do kloosters van de Willemieten en de nonnen van Eclo zal worden gedaan door broeder Michael, prior der Predikheeren te Rijssel, en broeder Willem de Vaucellis van de Cistercienser-orde, als arbiters aangewezen door M(argareta), gravin van Vlaanderen en Henegouwen. (Opgenomen in eene akte dd. 1264 October 20.) Afschr. — Ch. n°. 261. 159. 1263 (April) mense Aprili. Bisschop J(ohannes) van Doornik belooft zich te zullen houden aan de uitspraak, die in zijn geschil met bisschop Henricus van Utrecht over de parochiekerken van Hamere e. a. en over de.kloosters van de Willemieten en de nonnen van Eclo zal worden gedaan door broeder Michael, prior der Predikheeren te Rijssel, en broeder Willem de Vaucellis van de Oisterciencer-orde, als arbiters aangewezen door M(argareta) gravin van Vlaanderen en Henegouwen. (Opgenomen in eene akte dd. 1264 October 20.) Afschr. — Ch. n°. 261. 30 160. 1263 (Juli 19) feria V post Dioisionem Apostolorum. Gerard Clenke en Hacko, zoon van Steven van Hardenberg, door bisschop Henric tot burggraven op zijn kasteel van Covorden aangesteld, beloven dit als een open huis van het Sticht te zullen bewaren en het op vordering te zullen ruimen na teruggave der door hen geleende 200 ponden Deventersche munt en der door hen gemaakte kosten; de kasteleins van Covorden (nam. Gerard en Rodolf Clenke) zullen dan om hun burgleen te verdienen op den voorburg blijven. Met 5 zegels in witte was (1 los); 3 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 170. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 31. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 139vs'. Vert. — Reg. n°. 2 fol. 32 vs. 161. 1264 (October 20). Actum anno Domini 1264 feria II predicta (feria II post festum beati Luce Ewangeliste). Broeder Michael, prior der Predikheeren te Rijssel, en broeder Willem de Vaucellis van de Cistercienser orde doen als arbiters uitspraak in de geschillen tusschen de bisschoppen Henric van Utrecht en Johannes van Doornik over de parochiekerken van Hamere e. a. en over de kloosters van de Willemieten en de nonnen van Eclo, welke uitspraak hun was opgedragen bij de hier ingelaschte brieven van bisschop Henric dd. 1263 (April) mense Aprili en van bisschop Johannes dd. 1263 (April) mense Aprili. Met zegels van Margareta gravin van Vlaanderen en Henegouwen in witte was, en van den prior in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 261. 16». 1265 (Juli 27). Datum et actum in .. ver da feria II post Jacobi Apostoli anno Domini 1265. Otto graaf van Gelre belooft bisschop Henric te helpen tegen allen, die zijn land vyandelijk binnentrekken, en onderwerpt zijne geschillen met den bisschop voor nu en later aan de uitspraak van acht scheidslieden. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 422. 163. 1266 (Juli 15) in die Divisionis apostolorum. Wilhelmus, elect van Osnabrück, ontvangt in ruil van den graaf van Dale zijne ministeriale Wendensindis, vrouw van Herbord van Lutbergen, met hare dochter en haren zoon. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 161. 1268 (Mei 13) in die beati Servatii. De elect Jan verklaart, dat Nicolaus de Geysteren voor hem erkend heeft aan Henric van Almelo verkocht te hebben zijn hof te Geysteren. Met geschonden zegel van den elect in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 208. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147. 16S. 1268 z. d. Thimo, abt van Corvey, ruilt met den graaf van Dalem de ministeriale Sophia, dochter van den ridder Nithold Swephen, tegen de dochter van Gotscalc van Alsnede. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147. 31 1©©. 1269 (Augustus 7) in crastino beati Sixti. Otto, graaf van Benthem, staat aan zijn zwager Otto, graaf van Dalen, af de ministeriale Aleyt, dochter van Elart van Weldamme, mits deze hem afsta de ministeriale Margareta, dochter van ridder Jan Dalschen, echtgenoote van ridder Arnold Baur. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 1©9. (1270 of 1280 April 24.) Datum anno Domini MCG simo in vigilia Marei Evoangeliste. De elect Jan stelt Herman van Saterslo en zijne nakomelingen aan tot kastelein van het slot Laghe, en stelt daarvoor borgen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 148. 1©8. 1272 (Juli 26) in crastino beati Jacobi Apostoli. De elect Jan verklaart, dat zijn dienstman Henric van Almelo verschillende goederen heeft vermaakt aan zijne drie jongere zonen Henric, Philip en Arnold. Met zegels van den elect, Henric en Arnold van Almelo, het kapittel en de stad Oldenzaal in bruine, groene en witte was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 208. 1©9. 1273 (Juni 30) in crastino beatorum Petri et Pauli Apostolorum. Conradus, elect van Osnabrück, ruilt met Otto, graaf van Dale, den ministeriaal Liborius, zoon van Gerard de Beste, tegen Bruno, zoon van Herman van Recanape. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 19©. 1276 (April 2). Datum anno Domini 1276 feria guinta post Ramos palmarum. De elect Jan geeft aan den apotheker Anselm en zijne erfgenamen ten gebruike den kelder onder zijn huis naast de H. Kruiskapel. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 333. 191. 1277 (October 23) in die Severini. De abdis en het convent van Essen brengen de rechten der. hofhoorigen op hunne landen in Zallant in schrift. (Notariëel afschrift, vervaardigd op verzoek van bisschop Johannes, dd. 1336 September 17.) Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 516. 198. 1278 (December 4). Dominica ante festum Nicholai. Bisschop Jan ruilt met Otto, graaf van Dalen, de ministerialen Margareta en Ghertrut, dochters van Gerhard Man, tegen de ministerialen Ghertrut en Alheit, dochters van Olric van Dam me. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 193. 1279 (Juni 14) in vigilia beati Viti. Boudewijn, heer van Stenvorde, geeft Jutta, dochter van Steven 33 18©. 1290 (December 6) ipso domini (lees: die) beati Nicholai Confessoris. Boldewijn, heer van Stenvorde, geeft aan zijne ministerialen Gertrut en Johannes, kinderen van Ludolf Vroekinc, een vrijbrief. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 181. 1292 (April 13) in octavis Pasche. Hendrik, heer van Borklo, staat aan Willem, heer van Dyepenhem, af de ministerialis Lutgart, dochter van Werner Mursbeke. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 188. 1293 (Mei) anno Domini MCCXCIII post Pentecosten. Gerard van Rammesberch en Gerard van Lamderichem, gevangen genomen wegens roof bij Oldenzaal, dragen den bisschop als losprijs eenige goederen op en ontvangen die van hem weder in leen. Afschr. — Codex te Hannover. 183. 1293 (Augmtus 24) in feslo beati Bartliolomei Apostoli. Bisschop Jan verklaart, dat Philips van Almelo, zijn broeder Arnold, kanunnik van Oldenzaal, en zijne moeder Aleydis, ter gelegenheid van het klerk worden van Philips, van hem het privilegie verkregen hebben, dat zij alle leengoederen, die hun vader van het Sticht bezat, zullen mogen behouden, terwijl hun neef Ecbert ze na hun dood zal erven. (Ook opgenomen in een vidimus van bisschop Willem dd. 1296 December 29.) Met zegels van den bisschop, van den Deventerschen proost Goswinus en van Ecbert van Almelo in groene en bruine was, — en: met zegel van bisschop Willem in bruine was, met tegenzegel. Oorspr. — Ch. n°. 208. Afschr. - Reg. n°. 2 fol. 138 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 208. 181. 1293 (December 6) in festo beati Nicholai. Jan van Wisch ruilt met Willem van Dyepenem, graaf van Dalen, de ministerialis Eveza, vrouw van Johan Rotmundinc., tegen Aledis, dochter van Wouter van Crussene, kleindochter van Jan van Dritlar. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 185. 1293 z. d. Sifrid, aartsbisschop van Keulen, bemiddelt eene overeenkomst tusschen bisschop Jan en den Domproost Adulph over de rechtspraak van den bisschop en den aartsdiaken. Met zegels van den aartsbisschop, den bisschop en den Domproost in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 237. 18©. (1294 Februari 27.) III Kal. Marcii 1293. Sifried, aartsbisschop van Keulen, doet uitspraak in de jurisdictiegeschillen tusschen bisschop Jan en Adolf, aartsdiaken van den Dom. (Opgenomen in akten dd. 1321 October 15 en 1321 October 22.) Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 150. 3 34 189. 1295 (Juni 23). Datum in vigilia beati Johannis Baptiste anno Domini 1295. Rembertus de Turri, „castrensis" in Nyenborch, verkoopt aan Herman van Saterslo het huis Arnoldinck te Tilgede in de parochie Otmersheym. Met zegel der „castrenses" in Nyenborch in witte was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n° 98. 188. 1296 (April 14) in die Tiburcii et Valeriani Martirum. Hendrik van Metelen ruilt met Willem, graaf van Dalen, de hoeve Tentere in de parochie Risnen tegen het huiï Vroweninc in de parochie Billenbike. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145 vs. 18». 1296 (Juni 29) in die beatorum martirum et apostolorum Petri et Pauli. Riswindis, kosterin van het wereldlijke stift EIten, ruilt met Willem, graaf van Dalen, den wastinsige Gerhard van Helborg tegen de wastinsige Beatrix, dochter van Wouter Brunink. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146vs. I»». 1296 (Augustus 27). Datum anno Domini 1296 feria II post festum b. Bartholomei. Bisschop Willem verleent aan Nicolaes van Velde als dienstgoed het kasteel Beverwerde met 40 morgens land, het gerecht en den tiend van Oldecamericke, die op hem waren vererfd door den dood van Hildegundis, echtgenoote van wijlen Sweder van Beverwerde. Met geschonden zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 160. 1»1. 1296 (December 29) crastino Innocentum. Bisschop Willem bevestigt den brief dd. 1293 (Augustus 24) in festo b. Bartholomei Apostoli, waarbij bisschop Jan aan Philips van Almelo c. s. de leengoederen van zijn geslacht bevestigt. Met zegel van den bisschop in bruine was, met tegenzegel. Oorspr. — Ch. n\ 208. 1»». (1297 Maart ,19.) 1296 feria III post Dominicam Oculi. De stad Muden verklaart ondergeschikt te zijn aan- en onmiddellijk te behooren tot de Utrechtsche kerk, en belooft den bisschop trouw op straffe van verbeurte harer privilegiën. Zegel verloren. Oorspr. ■— Ch. n°. 56. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 70 vs. 1»3. 1297 (Mei 2). Actum et datum anno Domini MGCXGVII die Jovis post Dominicam Misericordia Domini. Bisschop Willem verbiedt, dat onwettig geborenen zonder speciale 35 dispensatie van den pans in het Domkapittel opgenomen zullen worden, en dat iemand twee beneficiën zal bezitten in ééne kerk van zijn bisdom. Afschr. — Codex te Hannover. 191. 1297 (September 29) up sinte Mychielsdaghe. Jan, graaf van Holland, en bisschop Willem, sluiten eene overeenkomst, waarbij de graaf treedt in alle rechten der heeren van Aemstel en Worden in het sticht, en verklaart Muden, Wesepe en het goed bij de Vecht te zullen bezetten totdat de bisschop met zeven stolen bezweert, dat het aan het sticht behoort; verder beloven zij elkander hulp tegen de moordenaars van graaf Florens. Met zegels van den graaf en den bisschop in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 57. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 74 vs. 195. 1297 (September 30) des Manendaghes na sente Michghielsdach. Jan, graaf van Holland, belooft bisschop Willem, dat hij zich met Ghysebrecht heer van Aemstel en Herman heer van Worden, niet zal verzoenen en hen niet zal laten terugkeeren op hunne goederen in het sticht; verder dat hij den bisschop hulp zal verleenen. Met zegels van den graaf en den bisschop in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 57. 196. 1298 (April 13) die Dominica in octavis Pasche. Bisschop Willem bevestigt de stad Vreeland in de haar door zijn voorganger bisschop Hendrik geschonken voorrechten. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 231. Afschr. — Reg. n°. 5 fol. 22 vs. 199. 1298 (October 25) des Saterdaghes voer sunte Symon Judendaghe. Jan, hertog van Lotharingen en Brabant, verbindt zich met bisschop Willem tegen Jan, graaf van Holland, en benoemt twee arbiters, om in eventueele geschillen tusschen de bondgenooten uitspraak te doen. Drie zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 424. 198. 1300 (Februari 29). Qhegheven int jaer ons Heren 1300 des Manendaghes na sinte Mathiis doch. Hubrecht van Gobcrdinghen belooft met zijn huis te Westensteyne den bisschop van Utrecht altijd te zullen dienen. Met geschonden zegel van Hubrecht en overblijfselen van dat van zijnen zoon Hubrecht in groene was. Oorspr. — Ch. n". 147. 199. 1300 (December 14) in crastino beate Lucie Virginis. Otto, graaf van Thekeneborg, ruilt met den graaf van Dalem de ministerialis Heilewig, dochter van Jan van Gelinctorpe gez. Post, met hare kinderen tegen de ministerialis Greta, dochter van Sveder van Gelinctorpe met hare kinderen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 148. 36 200. 1301 (Maart 6) oppen doch vorscreven (des Manendages vor Middevastene). Bisschop Ghye oorkondt, dat hij i. d. 1301 des Manendages vor Middevastene als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Reynout Beliartss. bepaald heeft op 350 f£ zwarte Tornoisen, te betalen door Dideric van Cleve en Willam Clinkebile, terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen. Afschr. — Reg. n°. .206 p. 118. SOI. 1301 (Mei 10) VI Idus' Maii, regni vero nostri anno III. De Roomsch-koning Albert beveelt aan de geestelijkheid en aan grietmannen en rechters van Oost-Friesland, om den landvrede, te Nurenburgh ingesteld en door hem hernieuwd, te onderhouden op bevel van de tot uitvoerders daarvan voor dit deel van het rijk benoemde graven van Cleve, Gulik, Berg en Mark, de heeren van Valkenburgh en Euke en de stad Keulen. Met zegel van den koning in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 517. «O». Z. j. (1301?) De bisschop verklaart, dat hij in zijne uitspraak in zake den doodslag op Reynout Beliaerts het zoengeld bepaald heeft op 350 W, en dat Willaem Clinkebile zijn aandeel van dit bedrag, nl. 175 t$, nog niet betaald heeft en alsnog zal moeten voldoen. Afechr. — Reg. n". 206 p. 116. NB. Het stuk moet zijn van 1301 of later: zie de oorkonde op p. 118 van dit register. »oa. z. j. (1301?) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gizebrecht Subborghens. op 300 8?, en dat voor de verminking van de voet van zijn zoon Dieric op 65 fS, te betalen resp. door Wouter Beliaert, Jacop Beliaert, den zwager van Ludolf heer Stevensoen, en Phillips Zap, — en Wouter Beliaert, Jacop Beliaert, Dieric Hoeft en Gnodekijn; men zal ook een voetval doen met 50 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 116 «04L. Z. j. (1301—1317.) Bisschop Ghye doet uitspraak tusschen de Svollre en Yttersimmermarkgenooten eenerzijds en de stad Svolle anderzijds over de verdeeling van de 50 hoeven markgrond. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. NB. Vgl. Bissch. arch. n°. 210. «OS. Z. j. (1301—1333.) De bisschop spreekt den zoen uit over de verminking, door Heyne Swanelden-zoon en Rycolt van den Enghe aan Maes Clutinc toegebracht en bepaalt het bedrag van het zoengeld op 114 pond zwarte Tornoisen. Min. — N°. 20" afd. Arbitr. uitspr. NB. Rycolt van den Engbe was 3 Mei 1333 gestorven. (Vgl. Reg. en Rek. p. 490.) 43 «45. 1308 z. d. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking , toegebracht aan Gert die Clapper, op 90 ff zwarte Tornoisen, te betalen door Adaem van den Zile, Gert Rampoyze, Dieric Rampoyze en Dieric van Maersen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 106. NB. Het jaartal ontbreekt; aan het hoofd der bladzijde staat echter: Anno Domini 1808 a vigilia Philippi et Jacobi (30 April). — Het stuk is doorgeschrapt. «4G. Z. j. (1308.) Jan van Lynscoten en Danyl van Hamele doen, vanwege den bisschop van Utrecht, als scheidsrechters uitspraak in het geschil tusschen Sveder van Abicwoude en Eerstans van Lynscoten, waarbij bepaald wordt, dat het huis te Lynscoten door Sveder aan Kerstans verleend zal worden, zooals het door hem vroeger aan Willem van Lynscoten verleend is, — dat 18 morgen land, genaamd Sannenlant en Eeynerslant, en 6 morgen land, genaamd Wendelmoedenlant, aan Sveder in eigendom zullen toebehooren, terwijl Kerstans aan Sveder 800 fë zwarte Tornoisen als schadevergoeding voor het gebruik van diens land zal betalen, — terwijl eene boete van 1000 fë gesteld wordt op overtreding dezer bepalingen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 7. «49. Z. j. (1308.) De bisschop als scheidsrechter bepaalt het zoengeld voor den doodslag op Alebert Struvine op 300 ft, te betalen door Nannekijn, zoon van de Swarte, c. s. in drie termijnen, terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen1), 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 8. «48. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter, het zoengeld voor den doodslag op Heyne Boevensoen op 400 té, te betalen door Bruning Nannensoen in drie termijnen, terwijl men voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 10. 34». Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Henric Ottensoen op 150 f6, te betalen door Tydeman — sone, Jacop Oedensone, Dieric Hoenemanssone, Gert Dyedewijnsone en Claes Hoenemanssone in drie termijnen, terwijl men voetval zal doen met 250 mannen, 100 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 11. 1) In de oorkonde staat 100 f§ mannen. 44 35©. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gyzebert Vrankensoen op 450 f$, te betalen door meester Coppijn, Zibrant Wybens., Gelijs van Scloeten, Arnout zijn broeder, Symon den Koster, Didde Heynens., Claes Wyaert, Didde Adaemss. en Reyneer Langhe Zibrantss. in drie termijnen, terwijl men voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 12. 354 Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den voet van Clawaert op 150 tB, te betalen door de twaalf in de oorkonde met namen genoemde personen; terwijl tevens bepaald wordt, dat Jonghe Roelof onder eede verklaren zal, dat hij voor zijne misdaad aan „den scoter" vergoeding gegeven heeft. Afschr. — Reg. 206 p. 106. 858. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Willem Heynens. op 80 85 zwarte Tornoisen, te betalen door Thedeman Gertss., Roelof Wicgerss., Gert Biereman en Gert Wouters, kinderen, — dat voor de verwonding van Thedeman Gertss. op 5 fe, te betalen door Blome Cleine, — en dat voor de verminking van Wicgheer op 50 fS, te betalen door Willem Heynens. Afschr. — Reg. n". 206 p. 107. 853. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Pieter Padde op 150 eg, te betalen door Jacop*Nellens.; terwijl men een voetval doen zal met 50 mannen, 100 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 108. NB. Het stuk is doorgeschrapt. 8*4. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Croic op 300 66, te betalen door Dieric Hyldebrantss., zijn broeder Henric, Willaem Nannekines., Tydeman Hadewaertss. en Jan Scoutens.; terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n*. 206 p. 108. NB. Het stuk is doorgeschrapt. 355. Z. j. (1308.) De bisschop doet als scheidsrechter uitspraak in den twist tusschen Henric van Hanewijc, Henric van Rijzewie zijn oom, Gyzebreeht Hasen en Alebrecht van Heremalen eenerzijds en Dieric van Zeist en zijne kinderen en helpers (met uitzondering van Everaert van 45 Heremalen) anderzijds, waarbij o.a. bepaald wordt, dat de vredebreuk, door Dieric's kinderen tegen Henric van Hanewijc en zijn oom gepleegd, gezoend zal worden met 300 ge. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 109. NB. Het stuk is doorgeschrapt. «5©. Z. j. (1308.) De bisschop doet als scheidsrechter uitspraak in den twist tusschen Adaem van Lochurst eenerzijds en zekere bewoners van Amersfoort anderzijds, en neemt op zich, het goed te Sclanghenbergh en de andere erven, waarover twist ontstaan is, na onderzoek aan de rechthebbenden toe te wijzen; tevens worden de zoengelden .bepaald, voor den doodslag van den meier en andere breuken tegen, heer Adaem door de Amersfoerders te voldoen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 110. «59. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Jan van Hamert op 300 te zwarte Tornoisen, te betalen door Kerstans van Lynscoten, terwijl men een voetval zal doen met 200 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 111. «58. Z. j. (1308.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op den zoon van Harman Telders op 120 ge zwarte Tornoisen, te betalen door Kerstans van Lynscoten, terwijl men een voetval zal doen met«60 mannen, 100 zielmissen winnen en kloosterwinning doen tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 112. «59. 1309 (Januari 12) des Sonnendages na Dertiendendage. De bisschop doet uitspraak in het geschil tusschen Baernt de Brune, poorter te Zuitvene, erfgenaam van zijnen broeder Herbort, ter eenre, en Gert Lalant, poorter te Deventer, en de andere erfgenamen van vrouw Aleyd Vadye, ter andere zijde, betreffende de door deze laatste nagelaten goederen. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. ««©. 1309 (Februari 4) des Diinsdaghes na onser Vrouwen daghe Liehmisse. Bisschop Ghye doet eene scheidsrechterlijke uitspraak tusschen heer Ludolf (van Gronebeke) en de Westerpartie over onlusten te Groningen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 6 vs. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 44. «©1. 1309 circa Pentecosten (Mei 18). De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Steven, broeder van Jordaen, op 300 66 zwarte Tornoisen, 46 te betalen door Mourys Monbaer, zijne broeders Gelijs en Steven, Gorte Alebaren, Willem zijn broeder en Alebrecht Seiling in drie termijnen, terwijl men voetval zal doen met 200 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 13. 36S. 1309 (Aicgustus 24). Datum anno et die predictis (die b. Bartholomei Apostoli, que oceurrit sub anno Domini 1309). Bisschop Guydo excommuniceert de Friezen van Stellingwarf en Scoterwarf en stelt hun land onder het interdict, wegens hun beleg van het kasteel van Vollenho en hunne berooving van de kerk aldaar. Met zegel van den bisschop in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. Oorspr. — Ch. n°. 425bis. NB. Met 2 transfixen dd. 1810 (Mei 5) datum anno Domini 1310 feria UI post Dominicam qua cantatur Misericordia Domini en dd. 1311 (Juli 8) datum anno Domini 1311 Sabbato post b. Petri et Pauli Apostolorum. Bij het 2e exemplaar 2 transfixen dd. 1310 (Mei 4) datum anno Domini 1310 feria II post diem Dominicam, qua cantatur Misericordia Domini, en dd. 1311 (Juli 5) datum anno Domini 1311 crastino Translacionis b. Martini Episcopi. 363. Z. j. (1309 September 14) des Sonendaghes voir sente Lamberts daghe. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Sveder van Vianen op 2625 ge zwarte Tornoisen, te betalen in drie termijnen, door 11 personen, in de oorkonde met namen genoemd, en 80 personen, door dezen aan te wijzen (vermeld in het tweede gedeelte der oorkonde), — terwijl men voetval zal doen met 400 mannen, 500 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 14. 364. Z. j. (1309 September 17) te sente Lambrechts misse. De bisschop doet als scheidsrechter uitspraak over verschillende punten, in geschil tusschen Sveder van Abicwoude en Jan van Woudenbergh. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 20. 365. 1309 (October 2) feria 5<* post Bavonis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter fa het geschil tusschen Everard van Stoutenbergh en Jan van Woudenberg, dat partijen elkander eene oorkonde zullen uitreiken, behelzende dat Everard en zijn zoon Everaerd het gerecht en de tienden te Hoevelaic en het goed ter Horst hebben afgestaan aan Jan van Woudenberg, onder bepaling dat zij het mogen lossen met 900 tf zwarte Tornoisen, welke bepaling echter na verloop van vijf jaar zal vervallen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 18. 47 266. Z. j. (1309 c. October 28) circa festum Simonis et Jude Apostolorum. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Juwrijn(?) Willaemss. te Bodegraven op 750 66 zwarte Tornoisen, te betalen in drie termijnen door acht personen, in de oorkonde met namen genoemd, terwijl men voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 23. 369. Z. j. (1309 November 4) des Dynsiages na Alre heyleghen daghe. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Harman Henrixs. op 1012 66 zwarte Tornoisen, te betalen in drie termijnen door 22 personen, in de oorkonde met namen genoemd , terwijl men voetval zal doen met 200 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 21. 268. Z. j. (1309 November 12) feria 4« post Mertini. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Arest van den Boske op 550 68 zwarte Tornoisen, te betalen in drie termijnen door Symon Engbert, Gert van der Vliderhoeve, Gert Stenekijn, den zoon van Thomaes zoon van vrouw Elsbie, Gert Coernekijn en Alebaren die Bont, terwijl men voetval zal doen met 300 mannen, kloosterwinning doen tusschen Noede en Bodegraven en 500 zielmissen winnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 17. NB. De dateering is met andere hand er bij geschreven; hieruit zou men misschien mogen opmaken, dat de datum die is van den dag, waarop de uitspraak plaats gehad heeft, terwijl de oorkonde reeds van te voren in het register was ingeschreven. 26f>. 1309 (December 3) feria IV post beati Andre& Apostoli. Het kapittel van Sutphen ruilt met bisschop Guy zijne goederen in Thyone tegen het goed in Bakerwerde, vroeger behoorende onder 's bisschops hof Tammungh. Met zegel van het kapittel in groene was. Oorspr. - Ch. n°. 318. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 140. «90. (1309 December 25) 1310 VIII Kal. Januarii, indictione VIII, regni vero nostri anno I. De Roomsch-koning Henric verleent aan bisschop Guy de regalia feoda van het bisdom. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 13. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147. «91. Z. j. (1309.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Rike Lambert op 250 68, te betalen door Marcelys Roelofss., 49 399. Z. j. (1310 Mei 16) te Midmeye. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor het geweld, geschied in het huis van Baern, zoon van vrouw Minnekiin, te Amestelredamme, op 150 fg, te betalen in twee termijnen door de 34 personen, in de oorkonde met namen genoemd. Afschr. — Reg. a°. 206 p. 25. 398. Z. j. (1310 Mei 23) des Zatersdaghes voir Urbani. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Henric Goiers. op 112 eg, te betalen in drie termijnen, terwijl men voetval doen zal met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 26. 899. Z. j. (1310 Juni 3) des Bynsdaghes voir Pynster. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de misdaad van Dieric Lam op 100 tg, te betalen aan den bisschop in twee termijnen, 100 tfe aan de inwoners van Dordrecht, eveneens in twee termijnen, en 20 te aan Heyneman van der Hoghe en Harman Zoen in twee termijnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 26. NB. Met eene aanvulling van deze uitspraak: Dictum (Juli 15) in Divisione Apostolorum. 380. 1310 (Juni 6). Ghegeven in den jaer ons Heren 1310 in Pinxeter-avond. Everard van Stoutenbergh erkent ontvangen te hebben door heer Florens, deken van St. Jan te Utrecht, 350 pond zwarte Tournooizen wegens den verkoop van de tienden en het gerecht (van Barne en op de Hare) aan den bisschop. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 302. 881. 1310 (Juni 13). Ghegeven int jaer ons Heren 1310 des Saterdaghes vorgenoemt (na Pinxterdach). Everard van Stoutenbergh erkent ontvangen te hebben van den deken van St. Jan te Utrecht, door Steven Adaemssoene van der Biit, 10 pond zwarte Tournooizen wegens den verkoop van de tienden en het gerecht te Barne en op de Hare aan den bisschop van Utrecht. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 302. 888. Z. j. (1310 Juni 14) in octava Pentecostis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor het geweld, den kinderen van Nanneboy, zijne pachters („lantsaten"), door Gizebrecht van Roemst aangedaan, op 120 tg, te betalen door den dader en 24 in do oorkonde met namen genoemde personen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 87. 383. Z. j. (1310 Juni 14) in octava Pentecostis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld, voor den vredebreuk op Willaem Vrederixsone op 100 te, te betalen door Gert die Grize en zijn broeder Henric. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 87. 4 50 18 84. 1310 (Juni 24) in sente Johans daghe Baptiste te Middesomer. Bisschop Ghye met de stad Utrecht doen als scheidsrechters uitspraak over den doodslag, op Jacob van Lichtenberch, heer Werneer en Gherriit Vrenken gepleegd door Lambrecht Vrese en zijne handlangers, — waarbij o.a. bepaald wordt, dat de schuldigen uit de stad verbannen zullen worden en dat hunne bloedverwanten in eene der Utrechtsche kerken een altaar zullen oprichten, waar jaarlijks zielmissen voor de vermoorden gelezen zullen worden, — van welk altaar het collatierecht — na de eerste benoeming — aan den bisschop zal behooren. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 48. 3 85. Z. j. (1310 Juni 24) in die beati Johannis Baptiste. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor het geweld, Adaem' van den Zile aangedaan, en voor zijne gevangenschap,'op 150 83 zwarte Tornoisen, te betalen door Meus Scimmel, Clais Werenboutssone, Gert Godevaertssone en Peter Custodi. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 88. 38©. Z. j. (1310 Juni 28) Sabbato post Nativitatem beati Johannis Baptiste. De bisschop doet als scheidsrechter nitspraak in het geschil tusschen Hubrecht van Vianen, Gherriit van den Vliete, Ghisebrecht van Ruwele, Johan van Bosinghem, Sveder van Montforde en Baernt van Dorenwerde eenerzijds en Ghisebrecht van Yselsteine anderzijds over roof, brand, schade en verwonding, door partijen wederzijds gepleegd. . Afschr. — Reg. n°. 206 p. 49. NB. Het jaartal ontbreekt; de oorkonde staat echter tusschen twee oorkonden van 1310. 889. 1310 (Juli 9). Ghegeven int jaer ons Heren ende dach vorghenoemt (des Bonredaghes na der octaven sant Peters ende Pauwels). Everard van Stoutenbergh erkent ontvangen te hebben van Florens, deken van St. Jan te Utrecht, 32 pond 5 schellingen 8 penningen, waarmede de koopprijs zijner tienden te Barne en op de Hare (604 pond zwarte Tournooizen) voldaan is. Met geschonden zegel in groene was. Oorspr. - Ch. n°. 302. 388. Z. j. (1310 Augustus 19) feria 4a post Assumptionem. Hubrecht van Vyanen en Gizebrert van Iselstein bepalen als scheidsrechters het zoengeld voor den doodslag op Clais van Beesden op 3100 66 zwarte Tornoisen, te betalen door de 20 personen, die voor het gerecht gedaagd zijn, en door do verdere beklaagden, met uitzondering van degenen, die poorters te Oudewater zijn; terwijl men een voetval zal doen met 350 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Node en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 88. 51 55 89. 1310 (Augustus 19) feria 4a post Assumptionem beate Virginis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Lyze, zuster van Gert Ment, op 800 fg Tornoisen, te betalen door 19 in de oorkonde met namen genoemde personen, terwijl men een voetval zal doen met 100 mannen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 77. NB. De dateering is met andere hand er bij geschreven, met de notitie: „Ende desen brief van desen seggen hebben wi ghegheven nadien dat dit seggen gheseghet wart." 5S90. Z. j. (1310 September 2) feria 4« post Johannis in Augusto. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Harman van Themet op 700 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Gert van der Vleederhoeve; terwijl men een voetval zal doen met 200 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 89. NB. De dateering en de borgen zijn met andere inkt onder de oorkonde geschreven.* 891. Z. j. (1310 October 2) feria 6« post Bavonis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Wouter Reedinc op 350 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Philip zoon van vrouw Aleide, Steven Gizebrertss., Stoyf Jorefaess. en Jan van Zanten, terwijl men 300 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Node en Bodegraven en een voetval doen zal met 200 mannen; tevens verklaart de bisschop, dat hij in de zaak van de kinderen van Pieter Modde en van de verminking van heer Willaem zijne uitspraak nog opschort. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 91. 898. 1310 (November 7) in sente Willibrords daghe. Bisschop Ghy stelt eene wijziging vast van zijne uitspraak tusschen heer Ludolf en de Westerpartij te Groninghen (dd. 1309). Afschr. — Reg. n°. 206 p. 50. 893. 1310. Anno Domini 1310 geseghet te Vredelant. De bisschop spreekt vonnissen uit in vier gevallen: 1° over de schepenen van Diemen, die „in der kenninc bevallen siin" en brieven bezegeld hebben, die onwaar waren, 2° over de burgers van Weesp, die Didde den molenaar sloegen in tegenwoordigheid van 's bisschops pander, 3° in een geschil tusschen Willekin Wedighe en Voper Creyt over de valschheid van een door den laatste overgelegden brief, 4° over de verlamming van den knaap van Willaem van Cleve door Jacob van Bremen. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr.. 891. 1310 z. d. Jordaan van Heynchdorpe, zijne vrouw en kinderen dragen hunne goederen te Henctorpe erfelijk op aan Adolf van Stenhorste, ten overstane van G. (Willem) graaf van Dalen, Herman ridder van Daverenberg en de burgmannen van Daverenberg. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 144 vs. 52 «»5. Z. j. (1310.) ' De bisschop met den proost van St. Jan te Utrecht, den heer van Arkel, den heer Uten Goye en Hubert van Vyanen bepalen, als scheidsrechters in de zaak van het huwelijk tusschen Perenele, zuster van Sveder van Abicwoude, en Jan van Culenborg, dat Sveder vóór Sonnendaghe na sente Symonis ende Juden dach besluiten zal, of hij zijne zuster aan Jan ten huwelijk wil geven, in welk geval Jan goederen, ter waarde van 1200 66 zwarte Tornoisen, en het huis te Culenborg aan Perenele vermaken zal, terwijl Sveder aan zijne zuster geven zal 200 66 's jaars, af te lossen met 2000 66. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 42. *»6. Z. j. (C. 1310.) Lijst van hoeven, die den bisschop toebehooren en van dio hem zijn toegevallen „van heileghen goede." Afschr. — Reg. n°. 206 p. 56. »•». Z. j. (C. 1310.) Lijst van hoeven, die aan mannen van den bisschop toebehooren. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 57. *»8. Z. j. (C. 1310.) Lijst van de nieuwe (ontgonnen) hoeven in de marken van Hengorden, Olst, Middele, Wengele, Wie, Tungeren, Wechterholte, Berchsen en Windesim. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 58—62. 8»» Z. j. (c. 1310.) Lijst van de burgzaten te Goer. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 63. 300. Z. j. (C. 1310.) Lijst van den hoefslag van het land van Woirden, dat betaalt voor het onderhoud van den Spernedamme, zoowel aan het Sperne als te Openesse. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 64. 301. Z. j'. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Reynout Bekaertssoen op 350 66 zwarte Tornoisen, te betalen door Dieric van Cleve en Willaem Clinkebile. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 77. 30«. Z. j. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op de echtgenoote van Geriit Gharbrants. op 200 66 Tornoisen, te betalen door 8 in de oorkonde met namen genoemde personen, terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, zielmissen winnen en kloosterwinning doen zal tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 78. 53 3©3. Z. j. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag van Gert, zoon van heer Rutgheer, op 300 t§ zwarte Tornoisen, te betalen door Meus Scimmel, voor zich zelf en zijn broeder, en door vier van zijne bloedverwanten, terwijl men een voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 87. 304. Z. j. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Herman van Thcmat op 120 f§ zwarte Tornoisen, te betalen door Symon Engelbert; deze zal ook een voetval doen met 100 mannen, 100 zielmissen winnen en kloosterwinningjdoen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven; terwijl tevens bepaald wordt, dat aan Bartoud Speyard als zoengeld voor de verwondingen, hem toegebracht ten huize van Bertrade te Oudewater, door Gerard van Themaet en de 31 personen, die tegenwoordig waren, betaald zullen worden elk 40 s. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 93. 305. Z. j. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter in het geschil tusschen Baudekin van Avesaet, zijn broeder Otte, Dideric van Lyenden en Steven van Lyenden eenerzijds en Sveder van Boechout anderzijds, dat Dideric en Steven het erf in de Mersghe, genaamd dat Bredeslach, aan Sveder zullen afstaan en dat Otte 3001$ zwarte Tornoisen betalen zal. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 94. NB. Het slot der oorkonde en de dateering ontbreken. 3©«. Z. j. (1310.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Thideman Ranken op 200 es zwarte Tornoisen, te betalen door Arnoud Willamss., Jan van Hoerhorst, Arnoud Jacobss. van Vaernehese en Arnoud Buesekin, neef van Arnoud van Winninglare, terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in dc kloosters tusschen Noede en Bodegraven; tevens wordt verklaard, dat de overige beklaagden onschuldig bevonden zijn. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 95. 309. 1311 {Januari 8) des Donredaghes na Dertienden daghe. Bisschop Ghye doet als scheidsrechter uitspraak in het geschil tusschen hemzelf met de bewoners van Gore eenerzijds en de bewoners van Groenloe anderzijds. ..Afschr. — Reg. n°. 206 p. 52. 308. 1311 (Februari 16) des Dynsdaghes na sente Valentijnsdage. Bisschop Ghie doet uitspraak over de betaling van 68 mark 4 s. bruine Engelschen, door de Westerpartij te betalen aan Ludolff van Zelewarde, momber van het kind van Groninghen, en over de door den laatste te geven waarborgen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 54. 55 315. 1311 (October 9). Datum Bodelswert anno Domini 1311 ïm festo beati Dyonisii et sociorum eius Martyrum. Gretmannen en bestuurders der „cetus" Fronekere, Wildinge en Wagingberge berichten aan bisschop Guydo, dat zij na het ontvangen zijner brieven en die van den bisschop van Munster de meyers en gezworenen van Stallingwarth en Scoterawarth hebben vermaand, om hem voldoening te geven, en dat deze de uitspraak in dit geschil aan hen hebben opgedragen, hetgeen zij thans den bisschop verzoeken ook zijnerzijds te doen. De 3 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 425. 316. 1311 (October 29) in crastino beatorum Apostolorum Symonis et Jude. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Clais, zoon van Griete van Judefaes, op 700 f§ zwarte Tornoisen, te betalen door Willaem, zoon van Gizebrert Hontdertmarc, Godekqn Godekijnss. van den Gheer, Willaem, zoon van Pontiaen van der Norde, en door de verdere personen, die de beslissing van hun geschil hebben opgedragen aan den heer Uten Goy en aan Arndt van Wulven; men zal een voetval doen met 200 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n". 206 p. 96. 319. 1311 (December 7) in Onser Vrouwen avonde Verholen. Bisschop Ghye doet uitspraak in het geschil tusschen de heeren van het Duitsge hus te Utrecht en Dideric van Aelste en bepaalt, dat Dideric aan de heeren 150 ft? zwarte Tornoisen geven zal voor den koop, dien zij met hem aangegaan zijn, waarmede de koop vereffend zal zijn, behalve 4x/2 morgens land, vroeger leen van Walraven van Benthem en thans eigendom van het Duitsge hus, welk land in het bezit van dit huis zal blijven totdat het bedrag van 150 te betaald zal zijn. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 165. 318. Z. j. (1311 December 16) feria 5« post Lucie. Bisschop Ghye oorkondt, dat hij het zoengeld voor den doodslag op Willaem Sporne (= Spronc?), geschied te Oesbroeke, bepaalt op 300 te zwarte Tornoisen; terwijl men een voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n*. 206 p. 98. NB. Het jaartal ontbreekt; de oorkonde staat echter tusschen een van 1311 en een van 1312. 31?>. 1312 (Februari 23) feria quarta post Reminiscere. Lodewijk, bisschop van Munster, verklaart, dat hij de twee hoeven, genaamd Hademaring en Landing, in de parochie Delden in de buurschap Beckem, die Gerlach van Wullen als een feodum castrense van Nyenborg erfelijk van de Munstersche kerk bezat, aan hem in eigendom gegeven heeft en daarvoor in ruil ontvangen heeft het huis 71 402. 1317 (Mei 2) in crastino b. Philippi et Jacobi Apostolorum. Ecbert van Almelo erkent, dat bisschop Guy hem de goederen, die door den dood van Philips van Almelo, proost van Ondmunster, en zijnen broeder Arnold aan de Utrechtsche kerk vervallen waren, weder in leen gegeven heeft, met uitzondering van Splinterinchof te Otmerszem, waarvan hij bij dezen nog uitdrukkelijk afstand doet, ter beëindiging van den daarover gerezen twist. Met zegels van Ecbert voornoemd, den graaf van Benthem en Philippus van Almelo in bruine was; dat van den graaf geschonden. Oorspr. — Ch. n°. 208. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 139. 403. 1317 (Juli 17) Dominica proxima post festum beate Margarete Virginis. Lodewijk, bisschop van Munster, ruilt met Otto, graaf van Thekeneborg, de ministerialis Constancia dochter van Enghelbert van Kukeshom tegen de ministerialis Hillekin Operheyde, zuster van Herbert Eidder. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 148. 404. 1317 (November 21) XI Kal. Decembris, pontificatus nostri anno II. Paus Johannes XXII geeft den leenmannen der Utrechtsche kerk kennis van zijne bevestiging der keus van Frederic, bisschop van Utrecht. Met looden zegel. Oorspr. — Ch. n°. 14. 405. Z. j. (1317-1322.) Bisschop Vrederic spreekt den zoen uit over den doodslag, door Everaet Buese en zijn zwager Aelbrecht bij Montforde op Willam Hughenzoon van Montforde en Claus Goden van Lonen gepleegd, bepaalt het bedrag van het zoengeld op 350 zwarte Tornoisen, en beveelt ieder der schuldigen een voetval te doen met 50 mannen, en 100 zielmissen te winnen in de kloosters tusschen Node en Bodegraven. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. NB. In dorso eene uitspraak van bisschop Vrederic over het misdrijf van Willam Godevardesz. ,,alse van den wangen, de hy unsen amgbochtluden wieerde."(?) 406. Z. j. (1317—1322.) Bisschop Vrederic spreekt den zoen uit over den doodslag, door Jan Bolle op Eoloef Borre te Jutfaes gepleegd, bepaalt het bedrag van het zoengeld op 125 pond „swart ghelt", en beveelt den schuldige 300 zielmissen te winnen in de kloosters tusschen Node en Bodegraven. Min. — N". 207 afd. Arbitr. uitspr. 4©S. Z. j. (1317—1322 Augustus) des Wonsdaghes na sunte Laurens daghe. Bisschop Vrederic spreekt den zoen uit over den doodslag, door Johan van Bartanien op Borre van Omeren gepleegd, bepaalt het bedrag van het zoengeld op 300 pond zwarte Tornoisen, en beveelt 74 419. 1319 (October 5) die Apollinaris Martiris. Otto, graaf van Thekeneborg en Dalen, ruilt met den Utrechtschen bisschop de ministerialis Alheit vrouw van Gerhart Menting met hare kinderen, tegen de ministerialis Margareta vrouw van Degenhart van Bermentlo met hare kinderen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 148. 430. 1320 (Januari 8) feria III post Epiphaniam Domini. Bisschop Frederik ruilt met Otto, graaf van Thekenenborgh en Dalen, de ministerialis Margareta vrouw van Deghenhard van Bermentlo en hare kinderen, tegen Aleydis, vrouw van Gerard Menting en hare kinderen. Afschr. — Reg. n". 2 fol. 147. 4181. 1320 (Januari 23) feria IV post beate Agnetis Virginis. De Utrechtsche officiaal beveelt zijnen geestelijken, om aan de aartsdiakens e. a. te verbieden, absolutie van geheime huwelijken te geven. (Opgenomen in akten dd. 1321 October 15 en 1321 October 22.) Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 151. 11818. 1320 (Maart 27) in die Cene Domini. Roderic en Herman de Vorst dragen aan bisschop Frederic op hun huis te Rechter en ontvangen dit weder van hem in leen terug als een open huis van het Sticht. (Ook opgenomen in eene acte dd. 1326 April 13.) De 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 168. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 49 vs. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 187 vs. 18». 1320 (Maart 27) in die Gene Domini. Bisschop Frederik machtigt Roderic en Herman van Voerst, om het slot Rechteren, dat zij hem in leen hebben opgedragen, te versterken. (Opgenomen in eene akte dd. 1326 April 13.) Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 187 vs. 484. 1320 (Juli 28) feria II post beati Jacobi Apostoli. Het Domkapittel belooft aan bisschop Frederic, om de schade, bij den bouw van zijnen toren aan het Bisschopshof toe te brengen, uit de fabriekgoederen té zullen vergoeden. Met zegel van het kapittel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 333*. 485. 1320 (September 9) crastino Nativitatis beate Virginis. De gemeene kerspellieden van Monekebure en zestien andere kerspelen beloven, als de excommunicatie en het interdict, waarmede zij wegens niet-uitvoering van het verdrag met bisschop Guydo belast zijn, opgeheven worden, de pensie voor de weiden van de Utrechtsche kerk met de boete te zullen betalen, — geene goederen van de kerk meer te zullen koopen en de priesters, die tijdens het interdict dienst hebben gedaan, niet meer te zullen toelaten tot de ontvangst der kerkelijke 80 453. (1323) Februari 27. Anno Eiusdem (Domini) 1322 indictione VI..., pontificatus... Johannis... pape XXII anno VIL Gijsbertus de Hoesdem en Gerardas Lapicida de Sarphania, naar hun zeggen Utrechtsche klerken, geven aan gemachtigden van Jan van Dyestre over afschrift van de hier ingelaschte akte, i. d. 1323 Februari 5 indictione VI, door aartsbisschop Henric van Keulen verleend van het appèl van den elect Jan van Brunchorst op den paus tegen de provisie van het Utrechtsche bisdom aan Jan van Dyestre. Met ingelaschte procuratie van den elect op Egidius de Bake dd. 1323 Januari 30, indictione VI, waarin kopie der akte van appèl z. j. is opgenomen. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 15. NB. Indictie- en pontificaatsjaar, benevens de data der geinseerde akten bewijzen, dat deze akte is gedateerd naar een stijl, volgens welken het jaar op 27 Februari nog niet had gewisseld. 453. 1323 April 2. De stad Svol neemt den elect Johannes van Dyest aan als haren bisschop en heer, op de vordering van diens gemachtigden dd. 30 Maart. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 16. 454. 1323 (April 10) des Sondaghes na Beloken Paschen. Bisschop Jan sluit een verbond met jonker Reynout van Gelder. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 156. 455. 1323 (Juni 7) feria tercia post Bonifacii. De elect Johannes verklaart aan Willem van Bronchorst, Johannes van Bare en Sveder van Wische en de met hen komenden toegestaan te hebben, om te Utrecht hunne rekening te komen afleggen in tegenwoordigheid der Utrechtsche kerk. Met geschonden zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 398. 456. 1323 (Juni 7) feria tercia post beati Bonifacii. De vijf kapittelen te Utrecht machtigen den Domdeken Ghiselbert en Johannes van Dordrecht, thesaurier van Oudmunster, om Willem van Bronchorst, Johannes van Bare, Sveder van Wissche en anderen, die de sloten Horst, Stoutenberch en Vredelant bezet houden, aan te zeggen, om te Utrecht rekening te komen doen over hunne uitgaven. Met geschonden zegels der kapittelen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 398. 459. 1323 (Juli 12) des Dinxendaghes voer santé Margrieten doch. De elect Jan, de vijf kapittelen, de kloosters en de stad Utrecht maken bij rade van graaf Willam van Henegouwen en Hollant eene overeenkomst omtrent het bestuur en den schouw van den Yseldamme en de Lekdijk en de benoeming van Oen dijkgraaf en elf heemraden. Afschrift op perkament (van het begin der 15e eeuw) zonder zegel. Afschr. — Ch. n°. 174. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 298. 82 en verschillende wandaden heeft bedreven, — voorts over Ghijsbrecht nut den Ghoye, Jan van Heneghouwen en den heer van Arkel, die eveneens in hunne gerechten 's bisschops pander niet willen toelaten. Min. — N°. 207 afd. Klachten. 4GS. Z. j. (1323—1341.) Memorie van grieven, (door bisschop Jan) ingebracht bij den graaf van Holland over oude en nieuwe wandaden van Sveder van Vianen. Min. — N°. 207 afd. Klachten. 4G6. Z. j. (1323—1355.) Bisschop Johannes draagt aan Ty(demannus) de Veno, proost van Arnhem en aartsdiaken ten Dom, de berechting op van de zaak van Gerardus uten Leen en Abraham de Arena, burgers van Utrecht, tegen Mechteldis, weduwe van ridder Herbernus de Nendem (?), welke berechting eerst aan Mr. Ghijsbertus Wstinc, kanunnik van St. Johannes te Utrecht, en daarna aan Mr. (Hugo) Wstinc, kanunnik ten Dom, opgedragen is geweest. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 140 vs. NB. Het jaar 1323 is het eerste regeeringsjaar van bisschop Jan van Diest, het jaar 1371 het laatste van bisschop Jan van Virneburg.. In een handschrift van den Dom (Inv. 1355*) wordt slechts Gerardus de Veno genoemd als proost van Arnhem, en wel van 1356 tot 1875; Tydeman moet dus ouder zijn. 4UI9. Z. j. (1323—1371) feria IV post Ascensionem Domini. Bisschop Jan schrijft den kapittelen, dat hij wegens gewichtige bezigheden verhinderd is, gevolg te geven aan de oproeping van den Domdeken, om den volgenden dag te Utrecht te komen ter behandeling van eenige de genoemde stad betreffende zaken, en verklaart zich bereid, hun de redenen zijner verhindering te verklaren. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 50 vs. NB. Het jaar 1323 is het eerste regeeringsjaar van bisschop Jan van Diest; het jaar 1371 het laatste van bisschop Jan van Virneburg. 4«8. Z. j. (1323-1371.) Bisschop Jan draagt den officiaal van Keulen op, om de ruiling van beneficiën tusschen Beyus(?), pastoor te A., en W., vicaris ten Dom te Keulen, ten verzoeke van laatstgenoemde ten uitvoer te brengen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 7 vs. 4LG9. (1324 Maart 23.) X Kal. Aprilis pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII verleent aflaat aan allen, die aan de vijf geëxcommuniceerde zonen van wijlen Matheus, vicecomes van Milaan, schade toebrengen. (Opgenomen in eene akte dd. 1324 Maart 28, op hare beurt geïnsereerd in eene akte dd. 1324 Juni li.) Afschr. — Ch. n°. 519. 419 O. (1324 Maart 28.) V Kal. Aprilis pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII beveelt den aartsbisschop van Keulen zjjne 84 zich, zoolang zijne verkiezing niet door den paus is goedgekeurd, van alle beheer te onthouden en aan alle geestelijken beveelt hem niet te gehoorzamen noch hem te erkennen. Met geteekend zegel van den notaris en zegel van den aartsbisschop in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 520. 496. 1324 (September 1) des Saterdaghes te sonne-onderganc na sente Johans dach Baptisten, doe hi onthoet was. Lodewijc, bisschop van Monster, onderwerpt de beslissing over de geschillen tusschen hem en Reynold, oudsten zoon van den graaf van Ghelre, aan de uitspraak van twaalf scheidslieden en van bisschop Johan van Utrecht als overman. (Gehecht aan de uitspraak van bisschop Johan dd. 1324 November 3.) Afschr. — Ch. n°. 212. 499. 1324 (September 7) op vigilie onser Vrouwen, die meheyt Nativitas. Henric van Orch en andere edelen verbinden zich, om bisschop Jan van Dijst te helpen tot herwinning van het land van Drenthen en het recht van den bisschop aldaar. Met zegels van Henric van Orch, Gherijd Clencke, Conraert van den Ghore, Otte van Orch en Ecbrecht van Echten in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 420. 498. 1324 (September 16) Dominica post Exaltacionem sancte Crucis. Bisschop Johannes erkent schuldig te zijn aan Willem van den Geyne, burger te Utrecht, 3 pond 12 schellingen grooten, wegens geleverd bont. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 341. 499. 1324 September 19, indictione VII. Henric, aartsbisschop van Keulen, zendt aan Johannes, bisschop van Utrecht, afschrift van de bul van paus Johannes XXII dd. (1324 Juli 15) Idibus Julii, pontificatus nostri anno VIII, waarbij deze den aartsbisschop beveelt de hier ingelaschte bul dd. (1324 Juli 11) V ld. Julii, pontificatus nostri anno VIII, waarbij de paus den Roomschkoning Lodewijk van Beyeren van zijne waardigheid ontzet, te doen afkondigen. Met geteekend zegel van den notaris en zegel van den aartsbisschop in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 520. 480. 1324 (October 22) des nasten dages der Elvendusent Megeden daghe. Robragt, graaf tot Verneborich, en vijf andere door den bisschop van Munster benoemde arbiters doen uitspraak in de geschillen tusschen Lodewigh, bisschop te Munster, en Reinold, oudsten zoon van den graaf van Gelre, over het huis tot Bredervort en andere zaken, overgezonden aan Johan, bisschop van Utrecht, als oversten arbiter. Met zegels van Robragt graaf van Verneborich, Symon heer van dér Lippe en Vrederick van Bicken, proost van St. Maurits, in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 212. 85 481. 1324 (November 3) des Satersdaghes na Alréheilighen dach. Bisschop Johan doet als overste scheidsman uitspraak in de geschillen tusschen Lodewich, bisschop van Munster, en Reynald, oudsten zoon van den graaf van Ghelre. Met aangehechte kopie van eene oorkonde dd. 1324 (September 1) des Saterdaghes te sonneondergane na sente Johans dach Baptisten doe hi onthoet was, waarbij Lodewyc, bisschop van Monster, de beslissing over de geschillen tusschen hem en Eeynold, oudsten zoon van den graaf van Ghelre, onderwerpt aan de uitspraak van twaalf scheidslieden en van Johan, bisschop van Utrecht, als overman. Zonder zegel. Oorspr. — Ch. n°. 212. 488. 1324 (November 9) feria VI ante festum beati Martini. Lodewic, bisschop van Munster, geeft vrijgeleide aan Wilhelm van Buckestelle en zijn gevolg, om te gaan en te keeren van zijnen hof Dale. Met zegel van den bisschop in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 105. 483. 1324 (December 12) zo suncte Lucien avende. Herman van Ludinchusen de jonge verbindt zich, om den graaf van Dalen, heer van Bokstelle, uit de hoeve te Beldinch, die hij van hem ontvangen heeft, jaarlijks vier „tafelmesse" en 17 schellingen uit te keeren, en hem daar jaarlijks tweemaal te herbergen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145 vs. 484. Z. j. (1324? December 26.) Datum die beati Stephani Prothomartyris. De gezworenen en de gemeente van Drente waarschuwen den schout in Vullenho, de schepenen van Campen, Swolle, Hasselte en Steynwich en de kerspellieden van Gethorne, Wenepervene, Ruenvene en Staphorst, om hunne landgenooten, die het land verlaten hebben en hen thans met brand en roof bezoeken om hen aan zich te onderwerpen, niet te helpen, daar zij hen dan voor medeschuldig zullen houden aan de gepleegde gewelddadigheden. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 430. NB. Vgl. Eegisters en rekeningen v/h. bisdom Utrecht. I p. 41/42? 485. 1324 z. d. Lijsten van de leengoederen, door Willem, heer van Boecstel en Dalen, verleend. Afschr. — N°. 207. 48©. 1325 (Maart 1) des Vridaghes na sente Mathies dach. Bisschop Jan verpandt aan heer Aernt van Yselsteyn het schoutambt van Amersfoort en Eemland. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 48 vs. 86 4189. 1325 (April 2) feria 3 post Palmas. Bisschop Jan machtigt zijne broeders en heer Willem van Bucstel, die voor hem borgen zijn bij de Lombarden van 's Hertogenbosch, om het kasteel te Goor en het schoutambt van Twente in pand te honden, wanneer deze schuld niet voldaan wordt. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 46 vs. 4188. 1325 (April 2) feria 3 post Palmas. Heer Willem van Bucstel erkent het kasteel te Goor en het schoutambt van Twente in pand te houden totdat de schulden des bisschops, waarvoor hij met de heeren van Diest borg is, betaald zullen zijn. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 47. 489. 1325 (April 2) feria 3 post Palmas. De heeren van Diest en heer Willem van Bucstel beloven eenige burgers van 's Hertogenbosch schadeloos te houden wegens hunne borgstelling bij de Lombarden aldaar. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 47. 49©. 1325 (April 11) feria 5 post Pascha. Bisschop Jan belooft Jan graaf van Bentheim te helpen tegen allen, behalve de graven van Holland en Gelder. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 58. 494 1325 (April 11) feria 5 post Pascha. Jan graaf van Bentheim belooft den bisschop te helpen tegen al zijne vijanden. Afschr. — Reg. n". 370 fol. 58. 49*3. 1325 (Mei 19). Ghegheven int jaer ons Heren 1325 des Sonnendaghes na op ons Heren opvoert. Bisschop Johan verleent aan Hyldeware, dochter van Johan Gelijssoen V2 hoeve land te Vredeland en eene hoeve bij het slot bij de Venebrucghe, die haar vader wegens zijn misdrjjf verbeurd heeft. (Opgenomen in een vidimus van Heynric van Loenresloet, deken van St. Jan te Utrecht, dd. 1343 Mei 17.) Met zegel van den deken in roode was. Oorspr. vid. — Ch. n°. 308. 493. 1325 Mei 26, indictione VIII, pontificatus Johannis pape XXII anno IX. , Guillelmus, kardinaal-priester van St. Ciriacus en kameraar van het college van kardinalen, erkent, dat bisschop Johannes van Utrecht hem door zijne gemachtigden Johannes de Firmone en Franco de Buella heeft doen betalen 46 goudguldens voor het complementum servicii familiarium dominorum cardinalium, en ontheft hem tevens van de suspensie en excommunicatie, die wegens wanbetaling daarvan Over hem uitgesproken was. Met zegel van den kardinaal in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 17. 87 494. 1325 (Mei 30) des Donresdaghes na Penxterdach. Bisschop Jan verpandt aan heer Steven van Zulen het rentmeesterambt aan deze zijde van de Ysel. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 53. ■495. 1325 (September 29) die Mychaelis Archangeli. Bisschop Johannes draagt over aan de kerken van St. Maarten en St. Walburg te Groningen den Bisscopshoff, liggende tusschen de huizen aan de zuidzijde van de kerkhoven dezer kerken en die aan de noordzijde der Polstrate, om te dienen als pastorie voor de pastoors der St Maartenskerk, — op voorwaarde, dat de pastorie, altijd zal dienen tot verblijf voor den bisschop, als die te Groninghen komt, terwijl jaarlijks op verlangen van den bisschop 1 pond zwarte Tournooisen zal worden betaald. Afschr. — Reg. n°. 3U fol. 42 vs. 194*. 1325 (October 16?) des Jonsdaghes [lees: Wonsdaghes?] voer sente Lucas dach. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan heer Willem van Duvenvoerde 650 pond zwarte Tournoysen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 56. 499. 1325 (December 17) dies Dinsdaghes na sen Lucien daghe. Berhnd, heer van Ahus, verklaart bisschop Johan van Diest en in het bijzonder de stad Aldenzele zijne geschillen met hem te hebben kwijtgescholden, hem den Egbertinchof te Graes in het kerspel Wessen te hebben opgedragen, welken hij van hem in leen terugontvangen heeft, en belooft hem zoo noodig tegen tegenstanders te zullen helpen. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 69. 498. (1325 December 28.) 1326 des Saterdaghes na Kursdaghe. Everaet van Stoutenberch verklaart, voor zich en zijne erfgenamen, aan Johan, bisschop van Utrecht, af te staan alle recht, dat hij heeft op het huis te Stoutenberch, alle goederen, die tot het sticht behooren , en alle goederen, door de bisschoppen Ghye en Vrederic van hem gekocht, uitgezonderd de goederen zijner leenmannen. Verder verklaart hij aan den bisschop verkocht te hebben al zijne goederen tusschen den Enghe en Veine, behalve de goederen Swartengore en Ter Beke. Met zegels van Everaet van Stoutenberch, Sweder van Zulen, Steven van Wede, Johan van Liesvelt en Cosiin van Ysselt in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 456. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 71 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 136 vs. 499. Z. j. (1325 December?) De graaf van Holland beveelt zijnen baljuwen van Amstelland en Woerden, om zijnen broeder als maarschalk aan deze zijde van de Ysel bij te staan. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 56. NB. Onder de (op fol. 55 vs. van dit register afgeschreven) commissie voor 's graven broeder als maarschalk, waarbij eveneens de datum werd weggelaten, staat geschreven: „Circa Nativitatem Domini"; voorts is de akte geplaatst te midden van oorkonden van 1325 en 1326. 88 ftOO. Z. j. (1325?) Bisschop Jan belooft de Drentsche dienstlieden bij te staan tegen de Drenten. Afschr! — Reg. n°. 370 fol. 58 vs. NB. De akte is geplaatst te midden van oorkonden van 1825 en 1326. SOI. Z. j. (1325?) De Drentsche dienstlieden beloven bisschop Jan bij te staan tegen de Drenten. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 59. NB. De akte is geplaatst te midden van oorkonden van 1325 en 1326; vgl. den eveneens ongedateerden en op (1325?) geplaatsten reversbrief van den bisschop, afgeschreven op fol. 58 vs. van dit register. öOS. 1326 (Januari 4) des Saterdaghes na Jaersdach. Bisschop Johan erkent van Everart van Stoutenberch gekocht te hebben al zijne aanspraken op huizen, tienden en gerechten tusschen den Enghe en de Vèlue, hetzij eigen of leengoed, die zijne voorzaten gekocht hebben, en zulks Voor eene rente van 30 pond zwarte Tournooizen uit het gruithuis te Utrecht. (Opgenomen in een vidimus van den deken van St. Jan dd. 1344 September 6.) Met zegel van den deken in groene was. Oorspr. vid. — Ch. n°. 156. 503. 1326 (Januari 4) des Saterdaghes nae Jaerdaghe. Bisschop Johan vestigt ten behoeve van Everard van Stoutenberch voor den verkoop zijner Stichtsche goederen eene losrente van 30 pond zwarte Tournooisch 's jaars op zijn gruithuis te Utrecht. (Opgenomen in een vidimus van den deken van St. Jan dd. 1344 September 6.) Afschr. — Reg. n". 46 fol. 209 vs. 504. 1326 (Januari 23) des Donresdaghes na Agnetis. Jutte, dochter van Herman van Laghe, doet afstand van haar vaderlijk erfdeel voor 200 mark Brabantsch. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 57 vs. 50.V 1326 (Januari 24) op sente Paulus avont Conversio Pauli. Herman van Laghe geeft in lijftocht aan zijne vrouw Lisebet, dochter van bisschop Jan, zijn huis te Laghe en al zijne andere goederen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 57. , 506. 1326 (Januari 25) circa Conversio Pauli. De proosten van Oldenzaal en van Arnhem en eenige ridders stellen zich borgen voor de betaling van eene schuld van 200 mark Brabantsch door den bisschop aan den heer van Keppel, als oom van moederszijde der dochter van Herman van Laghe. Afschr. — Reg. nV 370 fol. 56 vs. 509. 1326 (Februari 2) op onser Vrouwen dach te Lichtmisse. Bisschop Jan verpandt aan Henric van Leuwenberch de gruit te Utrecht. Afschr. —r Reg. n°. 370 fol. 52 vs. 89 508. 1326 (Februari 15) des Satersdaghes na Groet Vastelavont. Arnd van Bucstel, proost van Arnhem, e. a. stellen zich horgen voor bisschop Jan, wegens de uitkeering van het saldo der rekening van het schoutambt van Salland aan Hako van den Rutenberghe. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 59 vs. 5©9. 1326 (Maart 16) op Palmdach. Bisschop Jan verpandt aan heer Sweder van Abcoude het slot ter Horst, het halve gerecht en den tol te Renen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 51. 510. {1326 Maart 16.) Datum cum littera domini de Abcoude prescripta (int jaer ons Heren 1326 op Palmdach). De proosten van St. Pieter te Utrecht en van St. Walburg te Arnhem verklaren, dat bisschop Jan van heer Sweder van Abcoude geleend heeft 4000 pond zwarte Tournoysen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 52. 511. (Maart 25) des Densendaghes na Paesdaech. Bisschop Jan beleent heer Sweder van Abcoude met de „opten Berch" gelegene en de door bisschop Guy ontgonnen novale tienden bij het huis ter Horst. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 51 vs. 513. 1326 (Maart 25) des Densendaghes na Paesdach. Willem, graaf van Henegouwen enz., belooft heer Sweder van Abcoude te handhaven in zijn pandbezit van het huis ter Horst en het halve gerecht van Renen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 51 vs. 513. 1326 (April 13) Dominica ... qua cantatur Jubilate. Bisschop Jan bekrachtigt ten behoeve van heer Sweder van Rechteren den brief van zijnen voorganger Frederik van Zirik dd. 1320 Maart 27, waarbij hij Roderic en Herman van Voerst, na de opdracht in leen van het slot Rechteren, machtigt dit te versterken. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 187 vs. 511. 1326 (April 13) Dominica ... qua cantatur Jubilate. Sweder van Rechteren bekrachtigt den brief van Roderic en Herman van Voerst dd. 1320 Maart 27, waarbij zij het slot Rechteren aan bisschop Jan in leen opdragen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 187 vs. 515. Z. j. (1326 April 19.) Ghegheven te Deventer des Satersdaghes na Jubilate. Bisschop Jan beveelt den schouten van Vollenhove en Salland, om heer Bernd van den Ahuis een jaar lang het bestuur van het Oversticht gedurende zijne afwezigheid te laten voeren. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 1. NB. Het jaartal is ontleend aan den commissiebrief voor Bernd van den Abuis, afgeschreven op fol. 1 van dit register. 90 516. 1326 (April 19). Ghegheven te Deventer int jaer ons Heren 1326 des Saterdaghes na den Sondach alsme senghet Jubilate. Bisschop Jan draagt aan Bernd van den Ahuis het bestuur van het Oversticht gedurende een jaar op, terwijl hij afwezig is. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 1. 519. 1326 (Mei 1) die Ascencionis Domini anno Ejusdem 1326. Bisschop Jan beveelt aan den magistraat van Heusden, om den Lombarden aldaar bij voorkomende gelegenheden recht te doen, en vergunt den Lombarden in de diocese vrij te verkeeren. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 2. 518. 1326 (Mei 2) des Donresdaghes [lees: Vridaghes] naMeydach. Bisschop Jan verpandt aan heer Steven van Zulen het rentmeesterambt aan deze zijde van de Ysel. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 54 vs. NB. De Meidag van 1326 viel op Donderdag; op Vrijdag 2 Mei deed Steven van Zulen van zijn op 30 Mei 1325 ingegaan rentmeesterschap rekening, blijkens de aanteekening en het reces daarover (afgeschreven op fol. 53 vs. en 54 van dit register). 51». 1326 Mei 19. Bisschop Jan doet door zijnen officiaal twee pauselijke privilegiën afkondigen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 5vs. 53©. 1326 (Juni 12) feria V proxima post festum beati Barnabe Apostoli. Jan Vreselere, ridder, ruilt met Willem van Buckestelle, graaf van Dalen, het huis Nyehus in de parochie Bilrebeke, buurschap Hameren, tegen het goed Boninchof in de St. Jacobs-parochie van Costveld, buurschap Vlameshem. Afschr. —. Reg. n". 2 fol. 145. 531. 1326 (Juli 4?). Datum anno Domini 1326 ipso die Odelrici(?). Lutgardis abdis van Hervord verklaart aan den bisschop van Utrecht over te dragen den ministeriaal Rodolf van Hulzet in ruil voor den ministeriaal Jan Hake. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 293. 533. 1326 (Augustus 15) op onser Vrowen dach te Midoeste. Henric van Vyanen belooft de huwelijksche voorwaarden tusschen Heylwig, de dochter van zijnen broeder Zweder, en Willem van Duvenvoerde te zullen nakomen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 92. 533. 1326 (Augustus 21) feria quinta post festum Assumpcionis Marie Virginis gloriose. Steven van Borclo erkent met den heer van Bucstelle een verdrag te hebben aangegaan tot bevestiging van den vrede en de veiligheid tusschen de wederzijdsche huisgezinnen. Met geschonden zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 106. 91 .Vi-i. 1326 (Augustus 26) des Dinxdaghes na suncte Bartholomeus daghe. Ludolf mnntheer te Stenvorde verklaart, dat Johan de Vreseler, ridder, met Willam, graaf van Dalen, het Nyehns in de buurschap Hameren kerspel Bilrebeke geruild heeft tegen den Boninchof in de buurschap Sten wede kerspel Cosveld, en verklaart, dat beiden den vollen eigendom dezer goederen hebben. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145 vs. .Vi.V 1326 (November 25) die Katerine. De proost van St. Walburg te Arnhem als aartsdiaken machtigt den abt van Mariënweerd, om een zijner kanunniken als pastoor van Beest aan te stellen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 55. 534». Z. j. (1326 December 11) feria 5 post Nycolai. De procureur van Ygram de Fieffes, proost van St Marie te Utrecht, dient bij het kapittel van Deventer eene klacht in over den roof der pauselijke brieven, houdende collatie der proosdij aan zijnen lastgever, hem op het Deventersche kerkhof door heer Johan van Yselstein ontnomen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 90 vs. NB. Het jaartal is ontleend aan de klacht, namens den proost te dezer zake bij den bisschop ingediend op 21 December 1326. 539. 1326 December 21. De procureur van den proost van St. Marie te Utrecht dient bij den bisschop eene klacht in over den roof op het Deventersche kerkhof en over de zuivering bij eede van heer Johan van Yselsteyn. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 88. 538. Z. j. (1326?) Bisschop Jan en heer Jan van Palanen doen eene arbitrale uitspraak over de grieven van den graaf van Holland tegen den Domproost. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 60. NB. De akte volgt in het register na eene oorkonde van 1326. De grieven waren ontstaan in 1322 ter zake van de verkiezing van Jacob van Oudshoorn tot bisschop (Beka, Chronica. p. 112.) 53». Z. j. (1326?) Bisschop Jan en heer Jan van Palanen doen eene arbitrale uitspraak over de grieven van den graaf van Holland tegen den Domproost. (Concept.) Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 60 vs. NB. Dit concept is geplaatst op (1326?), omdat de uitspraak zelve op fol. 60 van dit register volgt na eene oorkonde van 1326. 53© Z. j. (1326?) Willem, graaf van Holland, verzoent zich met den Domproost na de uitspraak van den bisschop en heer Jan van Palanen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 60 vs. NB. Deze akte is geplaatst op (1326?), omdat de uitspraak, waarop zij gegrond is, op fol. 60 van dit register volgt na eene oorkonde van 1326. 100 589. 1328 (September 18) die Dominica post beati Lamberti. Bisschop Jan verpandt aan de stad Zwolle al zijne inkomsten aldaar voor twee jaren. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 119 vs. 590. 1328 (October 4) des Dinxedaghes vor sente Victorsdaeh. Willem, graaf van Henegouwen en Holland, maant de markge-»' nooten van Maesbroec (Mastenbroek), behalve den heer van Vorst, aan, den bisschop van Utrecht gehoorzaam te zijn. Met zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 432. 591. 1328 (November 24) op sente Katrinen avond. Bisschop Jan belooft Willem Macerande, burger van Renen, gelijk zijne medeburgers in zijnen handel te zullen beschermen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 110 vs. 599. 1329 (Januari 17) feria 3 post octavam Epyphanie Ejusdem (Domini). Bisschop Jan verklaart de rekening van zijnen klerk Hubert van Budel opgenomen en goedgekeurd te hebben. • Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 186 vs. 593. (1329 Januari 17.) Datum ut supra (anno Domini 1329 feria 3 post octavam Epyphanie Ejusdem). Bisschop Jan erkent aan zijn klerk Hubertus de Budel schuldig te zijn 107 pond zwarte Tournoysen, die deze op 'sbisschops last aan de Lombarden van 's Hertogenbosch heeft betaald. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 186 vs. 594. 1329 (Februari 26) des Sonnendages nae sunte Mathijs dage. Seyne van Dorrete erkent van bisschop Johan van Diest het huis Dorrete voor 3 pond erfelijk als een open huis in leen te hebben ontvangen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 38 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 70 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 136. NB. Bij het afschrift op fol. 38 vs. staat aangeteekend: „Nota. Littera est in Davantria quesita et in camera scriptorum non inventa." In het afschrift op fol. 70 vs. en 136 wordt gesproken van „Syno" en „Dorrech". 595. 1329 (April 22) in vigilia Pasche. Bisschop Jan beveelt den hem onderhoorigen rechters, om Ghervand, abt van St. Paulus, bij te staan bij het innen zijner inkomsten. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 142. 596. 1329 (April 22) in vigilia Pasche. Bisschop Jan beveelt den officiaal en den schout van Utrecht, om Ghervand, abt van St. Paulus, te helpen om zijne monniken tot de tucht der orde terug te brengen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 142 vs. 101 597. 1329 (Mei 9) feria 3 post Dominicam Misericordia Domini. Bisschop Jan heft het over de St. Paulus-abdij uitgesproken interdict op en beveelt den abt, om de monniken door inhouding hunner prebenden tot naleving der ordesregelen te dwingen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 142. 598. 1329 (Juni 13) des Densendaghes na sente Odolfs dach. Bisschop Jan keurt de rekening van den maarschalk over de reparatiën aan het slot Vreeland goed. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 127. 599. 1329 (Juli 5) des Woensdaghes na sinte Martiins Scuddecorfsdaghe. Bisschop Johan en de stad Utrecht sluiten een verbond, om elkander bij te staan in den oorlog, bepaaldelijk in dien tegen Jan van Lichtenberch. De stad Utrecht zal den bisschop voldoening geven over zijne klachten over inbreuken op zijne rechten en goederen in de stad, volgens uitspraak der kapittelen en der welgeborenen en huisgenooten van het Sticht. Met zegels van den bisschop en de stad in roode was. Oorspr. — Ch. n". 433. GOO. 1329 (Juli Q) in octava beatorum Petri et Pauli Apostolorum. Bernard van Dodorp verzoekt, onder afstand zijner rechten, den graaf van Daylen, de goederen, die hij tot dusverre van hem bezat, aan zijn zoon Albert te verleenen. Afschr. — Reg. n°. 2 p. 147. ttOl. 1329 (Juli 22) ipsa die beate Marie Magdalene. Bisschop Jan geeft kennis van de benoeming van Jacob, bisschop van Zuden, tot wijbisschop. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 146 vs. 603. 1329 (Juli 26) in crastino sancti Jacobi Apostoli. Wolter, heer van Keppel, doet als scheidsrechter uitspraak tusschen Willem, heer van Buckstel, en Wynand van Twickelo in hunne geschillen over de hoeve dy Oldehof in de parochie Nyede, buurschap Nortwich. Afschr. — Reg. n". 2 fol. 146. B03. 1329 (September 24) des Sondaghes na sente Matheus dach. Bisschop Jan verpandt het schoutambt van Vollenhove aan heer Thomas van Diest. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 154. «04L 1329 (September 27). Datum anno Domini MCCCXXIX feria quarta post Mathei Apostoli. Bisschop Jan schenkt aan den Domdeken de collatie der vicarie, gesticht in den Dom voor de zielsrust der vermoorden Jacob van Lichtenberch, Gerard Vrenke en Werner heren Fredericssoon. Afschr. — Codex te Hannover. 102 G05. 1329 (October 21) Sabbato post Luce Ewangeliste. Bisschop Jan geeft voor twee jaren in pacht aan Thomas Gruter de gruit te Volienhove. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 147 vs. 006. 1329 (October 21) Sabbato post Luce Ewangeliste. Bisschop Jan keurt de rekening van den rentmeester en schout van Volienhove goed. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 147 vs. GO?. 1329 (December 1) des Vridaghes na sente Andries dach. Bisschop Jan belooft Herman van Laghe, het slot Laghe te doen voltooien en hem daarna jaarlijks 25 mark Brabantsch te betalen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 158. GOS. 1329 (December 1) des Vridaghes na sente Andries dach. Herman van Laghe verbindt zich, den bisschop geene schade te doen uit zijn slot Laghe. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 156 vs. «O». 1329 (December 1) des Vridaghes na sente Andries dach. Herman van Laghe verbindt zich, den bisschop van Munster geene schade te doen uit zijn slot Laghe. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 157. GlO. 1329 (December 6) op senter Clausdach. De stad Campen en de bisschop sluiten een verdrag over Mastbroec, volgens de uitspraak van den graaf van Holland. Met zegel van de stad in groene was. Oorspr. — Ch. n". 432. Afschr. — Reg. n". 370 fol. 153. Gil. 1329 (December 12) des Densendaghes na sente Nicolaus-dach. Bisschop Jan verpandt aan den bisschop van Zuden en eenige andere prelaten en ridders al zijne sloten en inkomsten aan deze zijde van de Ysel voor 6000 pond zwarte Tournoysen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 151. GIS. 1329 (December 14) in crastino beate Lucie. Bisschop Jan bekrachtigt de schuldbekentenis van 6000 pond zwarte Tournoysen aan verschillende prelaten en ridders, en belooft vóór de voldoening der schuld geen afstand van het bisdom te zullen doen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 152 vs. G13. 1329 z. d. Bisschop Jan verbindt zich, het in de uitspraak van den graaf van Holland met betrekking tot Sallandermark en Mastenbroek vervatte na te komen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 153 vs. 103 G14L Z. j. (1329.) De graaf van Holland doet uitspraak tusschen bisschop Jan en de steden Kampen en Zwolle over Sallandermark en Mastenbroek. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 152. NB. Over het jaartal vgl. de akte dd. 1329 December 6. Gl». 1330 (Januari 9) des Densendaghes na Dertiendach. De bisschop en de stad Hasselt sluiten een verdrag over den twist over Mastbroec. Met zegel van de stad in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 432. BIB. 1330 (Januari 20) ipso die beatorum Fdbiani et Sebastiani Martirum. Bisschop Jan geeft aan heer Herman Wolf en de zijnen geleide tot aan de vasten. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 143. G19. 1330 (Januari 21) die Agnetis. De heer van Voerst en anderen zeggen bisschop Jan veete aan. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 142 vs. GAS. 1330 (Januari 29) des Manendaghes na sente Paulus dach die men heyt ad Conversionem. Bisschop Jan verpandt de schoutambten van Salland en Twente aan heer Arnd van Dyest. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 156. GlO. 1330 (Januari 29) feria 2 post Conversionem sancti Pauli. Bisschop Jan belooft den heer van Bucstel en den proost van Arnhem schadeloos te houden voor hunne borgstelling by Henric Weldam. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 155vs. GSO. 1330 (Januari 29) des Manendaghes na sente Pauwéls dach ad Conversionem. Ghera(r)d, proost van Deventer, Willem, heer van Boecstelle, en Henric Weldam stellen zich borgen voor de betaling van 60 mark Brabantsch door den bisschop aan Boloef den Luyer op 15 Augustus e.k. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 155. GS 1. 1330 (Februari 2) ipso die Purificacionis beate Marie Virginis. Bisschop Jan machtigt heer Arnt Gruters, pastoor van Didam, om tot wederopzeggens toe niet bij zijne kerk te resideeren. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 158. GS 2. 1330 (Februari 3) Sabbato post Purificacionem beate Marie Virginis. Bisschop Jan erkent aan zijn rentmeester Bernardus de Oetmarshem, kanunnik van Oldenzaal, schuldig te zijn 78 pond 3 sch. 6 den. zwarte Tournoysen, wegens de kosten van 's bisschops verblijf te Deventer van 29 Januari tot 3 Februari. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 158 vs. 104 62 3. 1330 (Februari 3) Sabbato post Purificacionem beate Marie. Bisschop Jan verpandt aan Bernt van Oetmarshem de rentmeesterambten van Salland, Twente en Drente. Afschr. — Reg. n". 370 fol. 158 vs. 624. 1330 (Februari 11) die Dominica post Aghate Virginis. Bisschop Jan belooft in overleg met Jacob, bisschop van Zuden, te zullen handelen in de zaak van het proces tot afzetting van Ghervand, abt van St. Paulas, en zijne vervanging door Jacob van Colen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 141 vs. 635. 1330 (Februari 13) des Dinxdaghes na sinte Scolasticaes dach. Bisschop Jan belooft eenigen burgers van Utrecht, hen niet te manen over de door hen gedane schuldbekentenis, voordat heer Jacob van Colen tot abt van St. Paulus is bevorderd. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 141 vs. 636. 1330 (Maart 28) feria 4 proxima post Annunciacionem beate Virginis. Bisschop Jan verzoekt heer Sweder van Apcoi de, om jaarlijks uit de inkomsten van den door hem beheerden tol te Renen 20 pond zwarte Tournoysen voor hem te betalen aan Sweder van Voerne, kanunnik ten Dom. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 177 vs. 639. Z. j. (1330 Maart 30) feria 6 post Judica. Bisschop Jan beleent heer Otto van Asperen met het gerecht van 't Waal(?). Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 145. NB. Het jaar 1330 is aangenomen, omdat de meeste oorkonden, te wier midden deze akte is geplaatst, van dat jaar gedateerd zijn. 638. 1330 (Maart 30) des Vridaghes voer Palmdach. Bisschop Jan verleent aan Hubert Scenc van Culenborch het dagelijksch gerecht van Pothusen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 177 vs. 639. 1330 (April 1) op Palmdach. Bisschop Jan bevestigt aan het kapittel van St. Pieter te Utrecht zijn dagelijksch gerecht aldaar. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 178 vs. 630. 1330 (April 21). Datum Traiecti anno Domini MCCCXXX Sabbato post octavas Pasche. Bisschop Jan verklaart, dat het Domkapittel op de aan hetzelve behoorende dagelijksche gerechten hetzelfde recht heeft als edelen op de hunne, en gebiedt zijnen rechterlijken ambtenaren het kapittel in het vrije gebruik daarvan niet te hinderen. Afschr. — Codex te Hannover. 111 en van Emenesse beloven aan bisschop Johan, om zonder znn verlof geene woningen te maken noch te gaan wonen in het veen buiten de palen en grachten, die de raad van den graaf van Holland en die van Goyland huns ondanks door hunne erven gegraven hebben. Met zegel van de stad Eembrugge in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 190. «9©. 1331 (Augustus 30) feria 6 predicta (feria 6 proxima post festum Decollacionis beati Johannis Baptiste). Gheritus, pastoor van Kercwerc, bericht den bisschop, dat hij de in den brief van 1331 Augustus 17 (N°. 668) vervatte last heeft uitgevoerd. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 6. ©91. (1331 October 4.) Datum Avinione IIII Non. Octobris pontificatus nostri anno XVI. Paus Johannes XXII (draagt) den bisschop (van Utrecht op), om de zaak van den Luikschen leek Johannes de Mexauwe af te doen. (Aanhef en slot, opgenomen in eene akte dd. 1333 Maart 1.) Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 4 vs. ©98. 1331 (October 15) des Densendaghes na sente Victoers. Bisschop Johan erkent schuldig te zijn aan zijn maarschalk Wouter Gerard 42 pond 11 schellingen en 4 penningen zwarte Tornoisen, te voldoen uit de eerste inkomsten van het maarschalkambt. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n0.. 408*. ©93. 1331 (November 12). Datum anno Domini 1331 in die beati Lebuini Confessoris. Grietman en stellingen van Stellingerland berichten aan Thomas (van Diest), schout van Volhove, dat zij alle vroegere overeenkomsten met den bisschop stipt willen uitvoeren, en vragen daarom dag en plaats te bepalen voor eene samenkomst. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 426. ©94. 1332 (Februari 10) in die beate Scolastice Virginis. De pastoors Frederik van Boeide en Frederik van Noertlaren leggen eene verklaring af over het in het dekanaat Drente geldende sendrecht. (Opgenomen in een vidimus van Beynolt heer van Covorde e. a., z. d.) Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 1432. NB. Er volgt op fol. 1433 vs. een begonnen, doch niet voltooide Hollandsche vertaling dezer oorkonde. ©95. 1332 (Maart 30). Datum anno Domini 1332 feria IIpost Dominicam qua cantatur Letare. Henric graaf in Zolmesche erkent van Bernt van Óttmersem, rentmeester van Twente, van wege bisschop Jan ontvangen te hebben 25 mark Munstersche penningen. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 408. 112 696. 1332 (Juni 4). Ghegheven int jaer ons Heren 1332 des Donredaghes na ons Heren Hemelvaerd. Johan van Rysenborgh erkent aan bisschop Jan beloofd te hebben, met het huis te Risenborgh niets tegen het Sticht te doen, en om het den bisschop te openen en hem daarmede te dienen, als hij dit verlangt. Met geschonden zegel van Johan van Rysenborch, Steven en Sveder van Zulen in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 158. •99. 1332 (Jua 26) des nasten daghes na sente Jacobs daghe Apostel. Henric graaf van So(l)messe, heer van Ottensteyne, erkent met toestemming zijner erfgenamen verkocht te hebben aan bisschop Johan al zijne renten en rechten in de stad Enschede. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 77. 698. 1332 (Juli 31) des Vriedaghes na sinte Jacobsdach Apostels. Bisschop Jan en de stad Utrecht sluiten een verbond, waarbij zij beloven in den oorlog tegen Henric van der Lecke, Willaem van Duvenvoerde en Sweder van Vianen in gemeen overleg te zullen handelen en geenen afzonderlijken vrede te zullen sluiten. Met zegels van den bisschop en de stad in roode was. Oorspr. — Ch. n°, 437. 699. 1332 (September 12) opten Zatersdach na Onser Vrowen dach Nativitas. Bisschop Johan geeft aan (zijnen fourier) Vader Heyn een reces van 124 fg 16 sch. zwarte Tournooisen. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 341. 680. 1332 (October 5). Datum anno Domini 1332 feria II post festum beati Mychaelis. Herman van Laghe erkent ontvangen te hebben van Bernt van Otmershem, rentmeester van Twente, 25 mark Brabantsche penningen, die bisschop Jan hem op O. L. Vrouwen-Nativitas (September 8) 1.1. moest betalen. Met geschonden zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 408. 681. 1332 (October 31) op Alre Heilighen avond. Reynoud, graaf van Ghelren, doet uitspraak in den twist tusschen den bisschop van Utrecht en zijne borchmannen van Dypenhem aan de eene zijde, en Heynric, heer van Borclo, aan de andere zijde. Met zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 438. 113 688. 1332 (December 7). Ghegheven 'te Rosendale des Manendaghes na sunte Niclaes daghe int jaer ons Heren 1332. Reynaud, graaf van Ghelren, machtigt Henric van den Toerne en twee andere burgers van Sutphene, om voor hem in mindering zijner schuld van bisschop Johan te ontvangen 2000 pond zwarte Tournoyzen, die deze hem schuldig is te betalen op Dertienden dach (Januari 6) a.s. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 342. 683. 1332 (December 24) op Korsavond. Bisschop Jan stelt heer Walraven van Benthem aan tot schout en rentmeester van Salland. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 3. 68-t. 1332 (December 24) op Korsavond. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan heer Walraven van Benthem 1200 pond zwarte Tournoysen en verpandt hem daarvoor de schout- en rentmeesterambten van Salland. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 3. 685. 1333 (Januari 15) des Vridaghes na sinte Ponciae(n)s dach. Bisschop Jan geeft aan Willem Pilgrimssone van Zutfen een reces voor het saldo zijner rekening als rentmeester van Salland. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 2. 686. (1333 Januari 18.) XV Kal. Februarii pontificatus domini Johannis pape XXII anno decimo septimo. Ganselinus, bisschop van Albanië (Albanensis), poenitentiarius van den Paus, draagt den bisschop van Utrecht op, te onderzoeken, of de acolyth Jacob Dullekijn den doodslag op Gerard van Elden inderdaad in zelfverdediging heeft gepleegd, en-dus tot de hoogere wijdingen kan toegelaten worden. (Opgenomen in eene akte dd. 1333 Maart 2.) Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 5. 689. 1333 (Januari 19) des Dinxdaghes na sinte Ponciaens dach. Bisschop Jan verpandt aan Willem Pilgrimssone van Zutfen het rentmeesterambt van Salland. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 2. 688. 1333 (Januari 24) des Zonendaghes na sinte Agneten dach. Bisschop Jan verpandt aan heer Henric van Solms het schoutambt van Twente. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 1. 689. 1333 (Januari 24) des Zonendaghes na sinte Agneten dach. Bisschop Jan geeft aan heer Henric van Solms commissie als schout van Twente. ' Afschr. — Reg. n°. i fol. 1. €>90. 1333 (Januari 24) des Zonendaghes na sinte Agneten dach. Bisschop Jan belooft aan. heer Henric van Solms als schout van Twente het kasteel van Goor of van Diepenheim tot zijne woning in te ruimen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 4 vs. 8 114 691. 1333 (Januari 24) des Zonendaghes na sinte Agneten dach. Henric van Solms belooft, eene maand na de betaling der door hem aan den bisschop geleende geldsom, het schoutambt van Twente met het daarbij ingeruimde kasteel te zullen verlaten. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 1 vs! 693. 1333 (Februari 8) feria 2 post festum beate Aghate Virginis. Walramus, aartsbisschop van Keulen, begiftigt Henric van den Rijn, kanunnik van St. Jan, met het pastoraat van Eembrugge. (Opgenomen in eene akte dd. 1333 Maart 14.) Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 8 vs. 693. 1333 (Februari 23) in vigilia beati Mathie Apostoli. Bisschop Jan draagt aan den Domdeken tot wederopzeggens toe op de berechting der hem voorbehouden geestelijke strafzaken. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 3vs. 694. 1333 (Februari 23) in vigilia beati Mathie Apostoli. Bisschop Jan beveelt het proces van den klerk Arnold van Neuss tegen Sweder van Godelinchem, kanunnik van St. Pieter te Utrecht, dat hij vroeger aan zijne eigene uitspraak voorbehouden had, voor den deken van Oudmunster voort te zetten. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 2 vs. 695. 1333 (Februari 26) des Vridaghes na Invocavit. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan graaf Reynald van Gelder 1900 pond zwarte Tournoysen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 3 vs. ©96. 1333 (Maart 1) feria 2 post Beminiscere. Bisschop Jan draagt den proost van St. Jan te Utrecht op, den hem door het Domkapittel voorgedragen Florens van den Zande als deken van Bommel te bevestigen. Afschr. — Reg. n°. '1 fol. 3 vs. 699. Z. j. (1333 Maart 1) feria 2 post Beminissere. Bisschop Jan draagt aan de pastoors van Waerdeke en Rijs op, om te onderzoeken, of over de kerk van Forwalde wegens een gevecht op het kerkhof terecht het interdict is uitgesproken. Afschr. — Reg. n'. 1 fol. 4. NB. Deze akte, die geen jaartal draagt, is op 1333 geplaatst, daar zij te midden van akten van dat jaar is afgeschreven. 698. 1333 (Maart 1) feria 2 post Dominicam qua cantatur Beminiscere. Bisschop Jan draagt aan Diederic van Lobede, kanunnik ten Dom, op, om volgens de bul van paus Johannes XXII dd. (1331 October 4) IIII Non. Octobris pontificatus nostri anno XVI, de daarin genoemde zaak af te doen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 4 vs. 115 GO©. Z. j. (1333 Maart 1 ?) Bisschop Jan draagt aan eenige geestelijken op, om eenige door den geëxcommuniceerden abt van Dokkum gepleegde handelingen nietig te verklaren. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 4. NB. Deze akte is gedateerd naar de akten, waartusschen zij afgeschreven staat. 900. 1333 (Maart 2) feria 3 post Beminiscere. Bisschop Jan, gemachtigd bij den hier ingelaschten brief van den pauselijken poenitentiarius dd. 1333 (Januari 18) XV Kal. Februarii pontificatus domini Johannis pape XXII anno decimo septimo, verklaart na gedaan onderzoek, dat de acolyth Jacob Dullekijn den doodslag op Gerard van Elden in zelfverdediging gepleegd heeft, en dus tot de hoogere wijdingen kan toegelaten worden. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 5. SOI. 1333 (Maart 4) feria 5 post Dominicam qua cantatur Beminiscere. Bisschop Jan belooft veertig dagen aflaat aan hen, die giften geven voor den opbouw der in den oorlog vernielde kerk van Vreeland. Afschr. — Reg. n". 1 fol. 5vs. 9©3. 1333 (Maart 5) feria 6 post Beminiscere. Bisschop Jan gelast den pastoor van Kercwerc, om allen geestelijken op straf van excommunicatie te verbieden, aan de ingezetenen der met het interdict belegde parochie Kercwaerde kerkelijke begrafenis te doen genieten. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 6. 9©3. 1333 (Maart 8) feria 2 post Oculi. Bisschop Jan machtigt den pastoor van Oldenzaal (?), om na onderzoek toestemming te geven tot de ruiling van de beneficiën der pastoors van Buxem en Sconenbeke. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 6. 9©4. 1333 (Maart 12) op sente Gregorius dach. Bisschop Jan verleent aan These Albrechtssone toer Leemculen zijnen hof Westerhof te Steenwijk. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 9. 905. 1333 (Maart 14) die Dominica qua cantatur Letare. Bisschop Jan draagt aan Aernt van der Sluys, kanunnik van St. Marie, op, om Henric van den Rijn, kanunnik van St. Jan, door den aartsbisschop van Keulen bn den hieringelaschten brief dd. 1333 (Februari 8) feria 2 post festum beate Aghate Virginis begiftigd met het pastoraat van Eembrugge, in het bezit daarvan in te leiden. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 8vs. 90G. Z. j. (1333 Maart.) Bisschop Jan veroorlooft aan zekere „Thos"(?), non in het Wittevrouwenklooster te Utrecht, om, nu zij van het door haar met 116 den klerk Nyeolaes Cussen begane misdrijf geabsolveerd is, hare rechten in het klooster te hernemen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 5. NB. De akte is gedateerd naar de akten, waartusschen zij afgeschreven staat. 9©9. Z. j. (1333 Maart.) Lijst der borgen voor Hessel van Dietmarghum, kanunnik in het Premonstratenser klooster Mariendaal, dat hij zich voor den bisschop zal zuiveren van den doodslag van zekeren heer Eelco. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 4 vs. NB. De lijst is gedateerd naar de akten, waartusschen zij afgeschreven staat. 9©8. 1333 (April 20) des Densendaghes na Mesericordia. Bisschop Jan verleent stadrecht aan Grafhorst. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 9. 3 W>. 1333 (April 25) up sinte Marcus dach. Bisschop Jan vergeeft Bertold van Ansen zijnen aanval op Herman van der Stripe en Arnold van den Veen in Drente. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 8. 91©. 1333 (Mei 12) optyen avond van ons Heren Hemelvaerd, die men heyt Ascensio. Bisschop Jan legt aan Everard van der Borch en de stad Amersfoort vrede op. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 10. 91.1.. 1333 (Mei 12) in vigilia Ascensionis Domini. Bisschop Jan draagt den provisor van Zuid-Holland op, om den baljuw van Zuid-Holland te bevelen, de rechtsvordering tegen den klerk Gerrit Aerntssone wegens vredebraak te staken. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 9 vs. Concept. — Reg. n°. 1 fol. 9 vs. 91.3. 1333 (Juni 5) op sinte Bonifacius dach. Bisschop Johan erkent schuldig te zijn aan Willam, heer van Boecstel, 7722 pond zwarte Tournooisen, wegens den koop van de heerlijkheid en de goederen van Dalen en Dyepenhem, en stelt borgen voor de betaling. (Ook opgenomen in een vidimus van Bycoud van Hesewiic, proost van St. Pieter, Sveder heer van Abcoude, Johan "haren Roetardssone en Ghisebrecht Gunter dd. 1333 Juni 6.) Met zegels van den bisschop, Ghisebrecht heer van Yselsteyne, Sveder heer van Abcoude, Roderic heer van Voerst, Aernoud van Yselsteyne, Sveder van Rechter, Johan haren Roetardssone, Ghisebrecht Gunter en Arnoud Proyes in roode en bruine was; 2 zegels verloren, — en: met zegels van Rycoud van Hesewiic, Sveder heer van Abcoude, Johan haren Roetardssone en Ghisebrecht Gunter in bruine en roode was. Oorspr. - Ch. n°. 78. - Oorspr. vid. — Ch. n°. 78. 117 9 13. 1333 (Juni 23) op sente Johans avond te Mid[zome]r. Bisschop Jan verpandt het rentmeesterambt aan deze zijde van de Ysel aan Henric van Lewenberg en Gerard de Bole. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 10. 911. 1333 (Juli 25) op sente Jacobs dach. Kliaes van Woudenberch, Johan zijn zoon en Agnete zijne echtgenoote , verklaren afstand te doen van hun recht op alle goederen, die zij van bisschop Johan in leen of lijftocht houden, in het bijzonder van het goed en het gerecht te Hoeflaken, indien Eliaes den bisschop voor St. Maarten in den winter niet heeft voldaan wegens zijn misdrijf. Met drie zegels in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 162. 915. 1333 (September 13). Ghegheven int jaer ons Heeren 1333 des anderen na onser Vrouwen dach die men heyt Nativitas. Wiechman van Eg hen erkent aan bisschop Johan opgedragen te hebben zijn huis ten Velde c. a. te Eghen in het kerspel van Hellenderen, en dat van hem in leen te nemen op dezelfde voorwaarden, waarop hij vroeger den tiend van den hof van Mederen in het kerspel van den flamme hield, die hem nu in eigendom afgestaan is. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n'. 321. 9 10. 1333 (October 24) des Zonnendaghs na der Elfdusent Meghede dach. De gebroeders Bernd en Gerard van Zebelinghen dragen op in eigendom aan bisschop Johan en ontvangen weder van hem in leen hun huis Ther Hondsborch en den Ouden hof te Zenderen in de parochie van Borghenden, en het huis te Zeghorn te Aselo in de parochie van Delden. Met zegels van de broeders en van Everard van Bevervoerde, Goderd van Ghore en Alf van Branthelght in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 325. 919. 1833 (October 26) des Dinsdaghes na der Ilfdusent Meghede dach. Henric, graaf van Zolmisse, schout van Thvente, verklaart, dat Yda, echtgenoote van Bernd van Zebelingen, en zijne drie zusters aan den bisschop hebben opgedragen hun recht op het huis Ther Hondsborch met den Ouden hof en het huis te Zeghorn. Met zegels van Henric van Zolmisse, de gebroeders van Zebelinghen en Sveder van Rechter in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 325. 918. 1333 (October 31) op Alre Heylighen avont. Bycoud van Hesewiic, proost van St. Pieter, spreekt een zoen uit tusschen den heer van Yselsteyne c. s. en de bloedverwanten van Johan van den Zande over den doodslag van heer Hartbaren van Yselsteyne en Johan van den Zande. Met zegel van den proost in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 521. 118 91©. 1333 (December 16) des Donredaghes na zente Lucien daghe. De stad Amersfoerde geeft aan Everaet Meynsenzoene van der Borch een vrede van St. Thomasdach (December 21) tot St. Pouwelsdach „alse hi bekeert wart" (Januari 25). Met zegel van de stad in groene was. Oorspr. - Ch. n°. 522. 9*©. Z. j. (1333.) Bisschop Jan bekrachtigt den brief dd. 1333 Mei 19 (des Woensdages na ons Heren hemelvard ascencio), waarbij hij aan Bicoldus de Hezewijc, proost van St. Petrus, en vijf anderen de sloten Vollenho, Horst, Stoutenberch en Ghor heeft verpand voor geleend geld ten bedrage van 28000 pond zwarte Tornoisen, en verklaart vóór de aflossing geen afstand van het bisdom te zullen doen. Afschr. — N". 207 afd. Charters. 9*1. Z. j. (1333.) Bisschop Jan machtigt den pastoor van —, om eenige lieden zijner parochie, die met heer Willem van Duvenvoerde eenige bisschoppelijke domeinen verwoest hebben, na gedane boete van de excommunicatie te ontheffen. Afschr. — Reg. n°. 1 fol. 8 vs. NB. Het jaartal is ontleend aan de data der akten, waartusschen deze akte is afgeschreven. 9**. 1335 (Maart 31). Ghegheven int jaer ons Heren 1335 des Vrijdaghes nae Mitvasten. Bisschop Johan belooft, dat hij het huis ten Ouden Gheyne, als hem dat door den graaf van Ghelre „toegheset" wordt, te zullen verleenen aan een burger van Utrecht, dien de stad in overleg met hem aanwijzen zal. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 144. 9 * 3. 1335 (Augustus 30). Ghegheven int jaer ons Heren 1335 des neesden daghes na sente Johans dach Baptist, als men scrieft Decollationem. Reynoud graaf van Gelren belooft aan den bisschop, om hem het Oversticht vrij te zullen teruggeven, zoodra de drie jaren om zijn, waarin hij het land onder zijne bescherming hebben zal, en zoodra hem zijne gemaakte kosten vergoed zijn. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 384. 931. 1335 (November 20) feria secundapost octavos beati Martini Episcopi. Johannes episcopus Scopiensis, generaal-vicaris van bisschop Johan, belooft goede rekening te zullen doen van zijne ontvangsten als wijbisschop, en erkent, dat beide partijen na een jaar vrij zijn elkander op te zeggen, hoewel het ambt hem voor twee jaren is opgedragen. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 235. 119 9*5. 1336 Maart 27. Reynaut, graaf van Ghelren, verklaart aan bisschop Jhan geleend te hebben 43000 pond zwarte Tournóoisen, en daarvoor in onderpand genomen te hebben do huizen te Vollenho en Goer met de landen van Vollenho, Zallant en Tvent. Met zegels van graaf Reynaut, Jhan heer van Bylant, Roderic heer van Voerst, Steven heer van Zulen, Gerard heer van Oy, Henric van Bare, Dideric van Linden, Jacob van Mirlaer, Willem die Voecht, Lambrecht van Buren, Dideric van Batenborch, Dideric van Wissche en de steden Arnhem, Harderwijk en Doesburg in groene was, — zegels van Frederic van der Eze, Otte van Zolen, Willam van Broechusen, Jacob van Ambe, Henric van Dorenwerde en Dirc van Apelteren in groene was (los); 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 384. 9*©. 1336 (Maart 27). Ghegheven int jaer ons Heren 1336 des Woensdags na Palmedach. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan Reynaut graaf van Ghelre 43000 pond zwarte Tornoysen, besteed voor den aankoop van Dyepenem en Dalem en tot betaling van oorlogskosten, en verbindt voor de terugbetaling het huis te Vollenho met het land van Vollenho, Zallant en bij de Vecht, en het huis te Gore met het land van Tvinte, met al wat daarbij behoort. (Gecancelleerd.) Met zegels van den bisschop in roode was, en van Roderic heer van Voerst (geschonden), Everart van Bevervoert, Jan van Cuynre, Herman van Lage, Sweder van Rechter, Dyderic van Grimberch, Egbrecht van Grimberch, Steven van Rutenberch, Willam van Bochorst, Sweder van den Damme, Gerard Heyne, Jan van Oestenwoude, de borchlude te Gore, de steden Deventer, Svolle, Hasselt, Geynmuden, Ummen, Risen, Aldensele en Henric, scholaster van St. Pieter te Utrecht, in groene was; vele zegels verloren, — met zegels van den bisschop in roode was, Roderic heer van Voerst, Everart van Bevervorde,\ Godefrid van Gore. Jan van Cuynre, Herman van Lage, Sweder van Rechter, Dirc van Grimberch, Egbert van Grimberch, Steven van Rutenberch, Willem van Bochorst, Sweder van Damme, Gerard Heyne, Jan van Osteuwoude, de borchlude te Gore, de steden Deventer, Swolle, Hasselt, Gynmuden, Ommen, Riissen, Gore, Oudenseel, Ricout van Heeswijc, proost van St. Pieter te Utrecht, Jan van Slewijc, deken van St. Marie te Utrecht en Henric Moliart, scholaster van St. Pieter te Utrecht in groene was; vele zegels verloren, — en: met zegel van den bisschop in roode was, en geteekende zegels van drie notarissen. Oorspr. — Ch. n°. 384. Oorspr. — Ch. n°. 384. Oorspr. — Ch. n°. 384. 9* 9. 1336 (April 7) des Zonnendaghes die men heyt Beloken Paeschen. Elyas van Woudenberg belooft, op verbeurte eener boete van 500 ponden zwarte Tournóoisen, geen oorlog te zullen maken, dan in overleg met bisschop Johan, Gyselbrecht heer van Yselsteine en diens zoon Arnoud, en verder om het huis van Woudenberg voor den bisschop open te zullen houden. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 163. 9 * 8. 1336 (April 14) des Zondaghes na Beloken Paschen. Elyas van Woudenberg en zijne echtgenoote Agnese van den Berghe verklaren overeengekomen te zijn met bisschop Johan van Utrecht, dat hun oudste zoon Johan in huwelijk zal nemen 's bisschops dochter 125 956. 1343 October 31. Datum Avinionis die ultima mensis Octobris anno Domini 1343, indictione XI, pontificatus* Clementis pape VI anno II. Imbertus, kardinaal-priester van de kerk der twaalf Apostelen, kameraar van het college van kardinalen, erkent van bisschop Jan door Guido de Malabayla, lakenkooper te Avignon, ontvangen te hebben voor het commune servicium 1150 goudguldens 5 schellingen 8 penningen. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 20. W9. 1343 (November 13) up sunte Brictius dach. Bisschop Johan bevestigt de in de akte opgenomen oorkonde dd. 1338 (Juli 11) in sunte Benedictus daghe, die heilet Translatio, waarbij bisschop Johan van Dyest den burg- en dienstmannen van Dalen en Dyepenhem verschillende hun van ouds toekomende rechten bekrachtigt. (Opgenomen in een vidimus van bisschop Jan van Virnenburg z. d.) Afschr. — Reg. n°. 31 fol; 173. 958. 1344 Februari 7, indictione XIIpontificatus Glementis pape VI anno II. Godefridus bisschop van Osnaburg verklaart, dat Johannes van Anchem, die uit vrees de diocese van Utrecht niet durft bezoeken, om als ministeriaal den eed van trouw aan St. Maarten te doen, dien eed voor hem heeft afgelegd. Met zegel van den bisschop in groene was en geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 293. 95». 1344 April 12. Eobert van Erkel, maarschalk van het Sticht, en burgemeesters, schepenen en raden van Amersforde sluiten eene overeenkomst over de buitenburgers, de lossing van het aan de stad verpande deel van Loesder-maet en de beslissing over den „aenvanc", door de stad gedaan sedert den tijd van bisschop Johan van Dyest. Met geteekend zegel van den" notaris. Oorspr. — Ch. n°. 124. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 212 vs. 960. 1344 (Juni 10) in octava Gorporis Christi. Het Premonstratenser-klooster Kapenberg verzoekt den bisschop, om aan hetzelve af te staan den eigendom van de goederen van Gerlach de Umma, na daarvoor in ruil ontvangen te hebben den eigendom van den hof Herbede en bijbehoorende hoeven in het kerspel Greven. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 322. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 53 vs. 961. 1344 Juli 9. Sveder van Abcoude, ridder, erkent in het kapittel generaal, dat hij alle goederen, die hij heeft in do stad Renen, op den Heymenberch en in de Node, met alle daarbij behoorende rechten te leen houdt van het Sticht en den bisschop. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 67. 126 968. 1344 (Juli 13) die beate Margarete Virginis. Het klooster Kapenbergh verklaart af te staan aan den bisschop den eigendom van den hof Herbede met toebehooren in het kerspel Greven, in leen bezeten door Erpo de Bene, en daarvoor in ruil te ontvangen den eigendom der goederen van Gerlach de Umma in het kerspel Wernen. Zegel verloren. . Oorspr. — Ch. n°. 322. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 53. 963. 1344 October 28. Bisschop Johan bevestigt de bewoners van Groningen en van Goe en Wolt in het bezit der volgende rechten: 1° de bissehop moet een persoon, die aldaar gevestigd is, benoemen, om recht te doen in de casus episcopales. 2° hij moet daarheen evenals elders te gelegener tijd eenen wijbisschop zenden. 3° de bewoners mogen niet terecht gedaagd worden buiten Hulsforde en den Biscopsberghe bij Westerheslen. 4° de bisschop moet hen zoowel in als buiten het bisdom verdedigen. (Opgenomen in een vidimus van de pastoors van Dalen, Zwelo en Seleen dd. 1355 Augustus 31.) De 3 zegels verloren. Oorspr. vid. — Ch. n°. 88. 964. 1344 (November 15) feria II post festum beati Martini hyemalis. Gezworenen van Drenthe en de bestuurders van Groningen erkennen, dat de bisschop alle schrikkeljaren recht heeft op eene vaste precarie, dat 's bisschops dienst- en leenmannen aldaar hunne goederen niet mogen vervreemden, dat 's bisschops hoorige lieden zonder zijne toestemming niet vervreemd mogen worden, en dat de bisschop met het geestelijke recht zijne tienden mag innen. Met zegels van Drenthe, Groningen, Reynold burggraaf van Covorden en Ludolph van Gronebeke, rechter in Groningen, in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 84. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 39. 965. 1344 November 17. Datum et actum in castro de Horst anno Domini 1344 decima septima die mensis Novembris. Bisschop Jan verklaart, dat heer Johannes de Hopoert, cureit van Yselhamme, onder verband zijner kerk, aan de kapel van St. Pancracius op het kasteel van Horst heeft geschonken eene jaarlijkscho rente van 20 pond zwarte Tournoysen uit de goederen der kerk, en verbindt zich, om bij wanbetaling den opvolger van heer Johannes in de kerk te excommuniceeren en bij volharding af te zetten Met zegel in roode was en geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n". 154. 966. 1344 (November 29) op sinte Andries avont. De stad Utrecht belooft aan bisschop Johan van Arkel, die al hare privilegiën heeft bevestigd en beloofd haar bij aanval te zullen helpen, wederkeerig hulp, wanneer hem of zijn sticht oorlog wordt aangedaan, doch niet over de Ysel dan vrijwillig. Met geschonden zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 439. 127 W9. 1345 Maart 9. Datum Avinionis die 9 Marcii anno Domini 1345, indictione XIII, pontificatus Clementis pape VI anno III. Imbertus, kardinaal priester van de kerk der twaalf Apostelen, kameraar van het college van kardinalen, verklaart, dat op de klacht van bisschop Jan over zijn onvermogen, om het complement van het commune servicium en van het servicium familiarium te voldoen, hem voor die voldoening uitstel gegeven is voor een deel tot Allerheiligen, en voor de rest tot Paschen. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 20. 1345 Maart 15. Het Domkapittel verleent zijne toestemming tot de verheffing der kapel te Vyanen tot eene parochiekerk, zonder inbreuk op de rechten der parochiekerk van Gasperde. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 z. d.) Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 194 vs. W9. 1345 (October 18) op sinte Lucas dach Ewangelist. Henric van Amestelle, kanunnik te Mastricht, en Willam van Amestelle, knaap, onderwerpen de geschillen, die zij om den wil van heer Willam van Yselsteyne met de stad Utrecht hebben, aan de uitspraak van den bisschop van Utrecht. Met 2 zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 214. 1345 November 3. De dekens van den Dom, St. Pieter, St. Jan en St. Marie certificeer en, dat Sweeder van Montfoirde in kapittel generaal verklaard heeft, geen recht te hebben op de hooge jurisdictie over Montfoert en daarop geen aanspraak te zullen maken. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 161. VVÊ.. 1345 (November 26) des Saterdages nae sant Katherinen dach. Bisschop Johan sluit met zijn oom Zweder, heer van Abcoude, en diens zoon Gijsbert, eene overeenkomst over de gerechten en de novale tienden in het kerspel van Renen, waarbij de heer van Abcoude verklaart, zich geen hoog gerecht te zullen aanmatigen in het Sticht en de officiaalsbrieven overal te zullen toelaten, terwijl hij de gerechten te Wijck en Leersem en de novale tienden in Amerongen, die hij beweert dat hem toekomen, levenslang van den bisschop in gebruik krijgt. (Opgenomen in eene akte dd. 1443 April 4.) Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 13 vs. 5 38. 1345 (November 26). Ghegheven up onsen huse te Duersteden int jaer ons Heren 1345 des Saterdaghes na sente Katerinen dach. Sweder heer van Abcoude en zijn zoon Gysebrecht erkennen met bisschop Johan van Arkel voor den tijd van zijn leven overeengekomen te zijn, dat de bisschop al hunne gerechten en novale tienden in het kerspel van Renen zal gebruiken, — dat zij zich in het Sticht geen hoog gerecht zullen aanmatigen en des officiaals brieven niet zullen weren, — en dat zij alle heerlijke rechten, die de bisschop mocht 137 819. 1349 (Januari 6). Datum anno Domini 1349 die Epiphanie Eiusdem. Jan graaf van Cleve verzoekt bisschop Jan, om borg voor hem te willen zijn bij zijne zuster Mechtelt van Virnenborgh, vrouw van Dinslaken, en om den daarover opgemaakten brief te willen bezegelen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 347. 830. 1349 (Januari 8). Ghegheven int jaer ons, Heren 1349 des Donredaghes na Dertiendach. Johan van Culenborch, heer van Woudenberch, verklaart van bisschop Johan van Arkel aangenomen te hebben de bewaring van het huis te Stoutenberch en het schoutambacht van Eemlant, behalve het schependom van der Eme, dat voortaan behooren zal tot het huis te Eembrugghe; hij zal den bisschop daarop leenen 4000 pond en jaarlijks 600 pond ontvangen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 377. 881. 1349 (Januari 8). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 des Donredaghes nae Dertiendach. Henric van Vianen verklaart, van bisschop Johan van Arkel aangenomen te hebben het rentmeesterambt van het land van Utrecht, behalve den tol van Renen, het gruithuis te Utrecht en de renten in het kerspel van Renen; hij zal den bisschop daarop leenen 3000 pond en jaarlijks 400 pond ontvangen. Met geschonden zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 391. 83*. 1349 (Januari 29). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 des Donredaghes na sinte Pouwels daghe Conversio. Lambert Henrixsone c. s. onderwerpt zich voor het gerecht van Amersfoerde aan de uitspraak van den bisschop in zake hun twist met Rycout Careman c. s. Met zegels van Henric Johan Coninx sone, Pouwels van den Sande, Ghysebert Goetscalc, Everd ver Lamborghe sone en Gherid Verken in groene was; vijf zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°, 216. 8*3. 1349 (Januari 29). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 des Donredaghes na sunte Pouwels daghe Conversio. • Lubbert Careman c. s. onderwerpt zich voor het gerecht van Amersfoerde aan de uitspraak van den bisschop in zake hunnen twist met Lambert Henrixsone c. s. Met zegels van Everd die Man, Henric Johan Coninxsone, Ghysebert scouten sone van den Kelner, Ghyselbert Goetscalc, Henric heren Johanssone, Ghysebert heren Everdssone, Gherid Verken eri Ghysebert Scoute in groene was; twee zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 216. 834. 1349 (Februari 5). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 op sunte Aghaten dach. Johan van Pollanen heer van der Lecke e. a. verklaren, dat 138 Ghisebrecht van den Bossche, zoon van heer Herberen van Yselsteyn, met honderd goede „berner" Inde heeft gezworen, dat hij gedurende dezen oorlog geene schade heeft geleden ten laste van bisschop Johan, van zijne helpers noch van de stad Utrecht. Met zegel van Gheriit van Poelgheest in groene was; drie zegels nagenoeg verloren. Oorspr. — Ch. n°. 444. 8*5. 1349 Maart 15. Goswiin van Bakerweerde erkent door bisschop Johan van Arkel voldaan te zijn van alle schulden tot datum van dezen brief, behalve van eene schuld van 814 pond 8 schellingen 7 penningen. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 346. 8*6. 1349 (Maart 29). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 des Sonnendaghes na onser Vrouwen dach Annuntiatio. Ye uter Loe erkent aangenomen te hebben 's bisschops huis te Vollenho te bewaren, en het op verzoek te zullen overgeven aan den bisschop of bij diens overlijden aan zijn broeder Sweder uter Loe en aan Johan heer van Culenborgh. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 386. 8*3. 1349 (April 23). Datum anno Domini 1349 ipso die beati Georgii Martiris. Broeder Nitardus bisschop van Termopolis, wijbisschop van bisschop Jan, verklaart door heer Johan van Nuwennaer, deken van Deventer, voldaan te zjjn van 250 pond kleine Utrechtsche penningen, die hij namens hem aan den bisschop betaald heeft. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 8*8. 1349 (April 25). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 op sunte Marcus dach Ewangelist. Johan Moliaert, proost van Arnhem, en Heinric Moliaert, proost van Emmerik, schelden bisschop Johan van Arkel kwijt alles, wat hij van hunne goederen geïnd heeft en wat hem overgeleverd is, — en verklaren zich te verzoenen met den deken en een kanunnik van Bommel wegens hetgene zij op last van den bisschop tegen hen gedaan hebben. Twee zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 346. 8*9. 1349 (Mei 5). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 des Dinsdaghes nae sente Walburghe daghe. Otto van Byland verklaart, van Gosvin van Bakerweerde namens den bisschop van Utrecht ontvangen te hebben 80 gouden schilden, en scheldt deze den bisschop kwijt. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 346. 142 844. 1349 (Augustus 23) des Sonnendaghes voer sente Bertelmeeus dach. Willem van Beyeren, graaf van Hollant, belooft bisschop Jan van Arkel, dat hij hem, zoolang de vrede tusschen hen duurt, niet zal verhinderen in zijne geestelijke rechtspraak en hem in het bezit zal laten van Emenisse. Met zegel van den hertog in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 445. 8415. 1349 (October 2). Ghegheven in den Haghe des Vridaghes na sente Baven dach int jaer ons Heren 1349. Willem)Hran Beyeren, graaf van Hollant, belooft bisschop Johan van Arkel hem in den tijd, dat de tusschen hen gesloten vrede duren zal (nam. van St. Victoer (October 10) tot St. Nyclaes (December 6)) niet te zullen hinderen in zijne geestelijke rechtspraak, op den voet zooals hij die bezat tot den tijd van graaf Willem IV; voorts zal hij hem laten in het rustig bezit van Emenesse. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 445. 846. 1349 (October 10). Ghegheven int jaer ons Heren 1349 op sente Victors dach. Abraem ntten Corenmarct en zijn zwager Aelbaren Dole, burgers te Utrecht, nemen aan 's bisschops watertollen te Renen gedurende twee jaren te innen voor een loon van 200 gouden schilden en 100 pond zwarte Tornoysen 'sjaars. Met twee zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 392. 849. 1349 (November 14) des Saterdaghes na sunte Mertiins dach in den winter. Aernt van Arkel doet als arbiter uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Johan van Arkel en Sweder heer van Voerst over de heilige lieden en goederen van Essen en andere punten. Met klein zegel van den bisschop in roode was, zegels van Sweder van Voerst (geschonden) en Aernt van Arkel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 443. 848. 1349 November 26. Datum Avinionis die 26 mensis Novembris anno Domini 1349, indictione II, pontificatus Clementis pape VI anno VIII. Stephanus aartsbisschop van Arles, kameraar van den paus, erkent van bisschop Jan door Gilbertus de Wallemborch ontvangen te hebben 1150 goudguldens voor het complementum van het door hem verschuldigde servicium commune, en 176 goudguldens 22 solidi voor het complementum van de vier servicia der familiares, — en geeft hem uitstel tot St. Maarten voor de betaling der servicia van zijnen voorganger Nicolaus, waartoe hij zich verbonden had. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 20. 143 841». 1349 November 26. Datum Avinionis die 26 mensis Novembris anno a nativitate Domini 1349, indictione II, pontificatus Clementis pape VI anno VIII. Guillermus, kardinaal priester der Qnatnor coronati, kameraar van het college der kardinalen, erkent van bisschop Jan door Gilbertus de Wallemborch ontvangen te hebben voor het complementum van het servicium commune van het college 1150 goudguldens, en voor het complementum van het servicium van de familiares van het college 44 goudguldens 5 solidi 6 denarii, — en geeft hem uitstel tot St. Maarten voor de betaling der servicia van zijnen voorganger Nicolaes, waartoe hij zich verbonden had. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch.n". 20. 85©. 1349 (November'29). Ghe(gheven) int jaer ons Heren 1349 op sinte Andries avont. Heynric van den Riin belooft aan bisschop Johan van Arkel en aan de stad Utrecht, om te zullen zorgen, dat uit zijn huis te Jutfaes geene schade aan den bisschop of de stad zal geschieden, op straffe van verlies zijner Stichtsche leenen. Met zegels van Heynric van den Riin, Herman van den Riin (beschadigd), Ghisebrecht Bokel van den Riin, Jacob van den Massche en Johan Gheriit in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 145. 851. 1350 (Maart 15) des Manendages na sunt Gregorius dach. Bisschop Johan verpandt aan graaf Henrik van Solmisse, heer te Ottenstene, het goed te Nederhaermolen voor 150 schilden. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 118. 858. 1350 (Maart 15) des Manendaghes na sunte Gregorius dach. Heynric graaf van Zolmisse heer van Ottensteine erkent door bisschop Johan van Arkel voldaan te zijn voor alle diensten, kosten en schade, behalve van 25 marken, die de bisschop hem schuldig blijft wegens tractement („pensie"). Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 853. 1350 Mei 2. Bisschop Johannes maakt eene nieuwe regeling voor den dienst in de door zijne voorgangers gestichte kapittelkerk van Steenwijc, waar de kanunniken door gebrek aan goederen niet resideeren, — incorporeert daarin de kerspelkerk van Vollenho en het St. Maartens-altaar in die kerk, die tot zijne collatie staan. (Afschrift, bezegeld door den bisschop.) Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 263. 8541. 1350 Mei 2. Bisschop Jan vermeerdert het kapittel van Steenwijk met twee kanunniks-prebenden, door daarbij de kerk van Volienhove en het daartoe behoorende altaar van St. Maarten te incorporeeren, en ver- 144 gunt den kanunniken oru naar keuze op eene dier beide plaatsen te resideeren. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 40. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 51 vs. 855. 1350 Juni 8. Anno Eiusdem (Domini) salutifere incarnationis 1350, indictione tercia, secundum morem et consuetudinem notariorum civitatis Florencie die octava mensis Junii. Actum Florencie. Johannes, zoon en eenige erfgenaam van Aldobrandus Lapi Bruneti de Alfanis, stelt als zijnen gemachtigde in zijn geding met bisschop Johannes en het bisdom Utrecht Symon, zoon van Ricaardus Gherius, burger van Florence. Met geteekend zegel van den notar's. Oorspr. — Ch. n°. 18. 85B. 1350 (September 5). Ghegeven int jaer ons Heren 1350 des Sonnendaechs na sente Johans dach Decollacio. Margriete van Voern, abdis van Oudwiic, verklaart de priorin Sophye Hardebol en de andere nonnen vrij te spreken van alle misdrijven ter zake van den twist over het bezetten der kloosterambten, en belooft aan bisschop Johan van Arkel, deze nonnen daarover geene schade te zullen aandoen en ze in hare ambten te zullen handhaven. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 265. 859. 1350 (September 7). Gegheven int jaer ons Heren 1350 up onser Vrowen avond als. men scrieft Nativitas Marie. Johan van Blomensteyn erkent ontvangen te hebben van den bisschop door Dyric Lam 100 pond Utrechtsch geld, uitgegeven door heer Johan die Zasse, kapellaan van heer Didderic van Rechter. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 858. 1350 (September 18). Ghegeven int jaer ons Heren 1350 des Saterdaghes nae sinte Lamberts dach. Bisschop Johan verklaart zijn veerschip te Deventer in erfpacht gegeven te hebben aan Wenemaer Gelijszoen, burger te Deventer, op de voorwaarden in den brief bepaald. (Opgenomen in een vidimus van den notaris Lubbert van Rysen dd. 1351 April 12.) Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. vid. — Ch. n". 126. 85». 1350 November 26. Guillelmus episcopus Tusculanus, kameraar van het college van kardinalen, erkent van bisschop Johannes ontvangen te hebben eene som van 1150 gouden florijnen, die zijn voorganger Nicholaus aan het college wegens zijne benoeming schuldig was, en eene som van 54 gouden florijnen 18 solidi en 3 denarii, die hij den bedienden van het college schuldig was, en ontheft hem van de kerkelijke straffen, waarin hij wegens wanbetaling dier sommen vervallen was. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 20. 145 8GO. 1350 November 27. Datum Avinionis die 27 mensis Novembris anno Domini 1350, indictione tercia, pontificatus Clementis pape VI anno nono. Stephanus, aartsbisschop van Arles, kameraar van den paus, erkent door den kapellaan Gerard Vrenken en door Anthonius Malabailha, koopman van Asti, ontvangen te hebben van bisschop Johannes voor het servicium commune van zijnen voorganger Nicolaus 1150 goudguldens, en voor een deel van de quatuor servicia familiarium 219 goudguldens 1 solidus, — en geeft hem uitstel voor de betaling van het complementum der beide servicia tot St. Michiel (September 29). Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 20. 8G1. 1350 (December 9) des Donredaghes na onser Vrouwen dach Concepcio. Benne van den Bossche en de buren van Zecvelt beloven den bisschop en de stad van Utrecht voortaan te zullen bijstaan tegen allen, die hun of het Sticht schade willen doen. Met zegel van Ghisebrecht Scade, pastoor van Zecvelt, in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. ri°. 448. 8G3. 1350 (December 29) des noesten daghes na Alre kynder dach. Meynse Meynsensone van der Borch draagt voor 's bisschops tinsrechten op Seldrecht op aan bisschop Johan van Arkel 1/2 viertel land aldaar, genaamd der Hoefdinge lant. Met zegelsv van Henric Ghysebertsone van Wynnincklaer richter, Everd Gheriidssone van Lewen en Ecbert die Bere Vrederixzone tinsmeesters in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 306. SOS. Z. j. (C. 1350.) Het Domkapittel klaagt den bisschop over verschillende grieven en verzoekt daarvan herstel, — bepaaldelijk over de door den bisschop uitgeoefende aanstelling der Groningsehe prefecti, hetgeen meer voordeel oplevert dan het Groningsehe predium zelf, over de slechte Groningsehe munt, waarin de nitkeering van het predium voldaan wordt, over de verzekering der uit de prefectuur aan het kapittel verschuldigde nitkeering, over de bemoeiing der bisschoppelijke ambtenaren met het goed Horst en het bosch Eyngbroec, door bisschop Frederik (van Sierck) aan het kapittel vermaakt, — en met de -novale tienden van Dalvessem. Zonder zegel. Oorspr. — Ch. n°. 89. NB. Vgl. over de tijdsbepaling: Oorkb. v. Groningen. II p. 412. 804. (1351 Februari 4.) Datum Avinione II Nonas Februarij, pontificatus nostri anno nono. Paus Clemens VI draagt de bescherming van de geestelijken en goederen der Cistercienser-orde op aan de abten van St. Genoveva te Parijs, van St. Clemens te Metz en van St. Paulus te Besancon. (Opgenomen in eene bul dd. 1353 Mei 21, geïnsereerd in eene akte dd. 1517 October 23.) Afschr. — Reg. n°. 5 fol. 13 vs. 10 146 865. 1351 (Mei 15) des Sondaghes na sinte Servaes dach. Willam, hertog van Bayeren, graaf van Hollant, slait een zoen met bisschop Johan en de. stad Utrecht omtrent de toelating van 's bisschops ballingen, de lossing van het huis te Vredelant, de grensscheiding in het veen tusschen Emenesse en Goylant, de beleening van den graaf met de heerlijkheden Aemstel en Woerden, de handhaving der geestelijke rechtspraak, het gebruik van 's bisschops weide, de mogelijkheid voor ingezetenen van het eene gewest om poorter, man of buur in het andere te worden, den vrijdom van arrest wegens schade of schuld voor burgers van Utrecht en welgeborene St. Maartens-diénstlieden, in het Sticht woonachtig binnen de Noede en Bodegraven, en de vrijheid der stad om zonder den graaf hare burgers te corrigeeren. (Opgenomen in een vidimus van den Domdeken dd. 1355 Februari 3.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 152. 866. 1351 October 25. Datum Avinionis die 25 mensis Octobris anno a nativitate Domini 1351, indictione quarta, pontificatus Olementis pape VI anno X. Guillermus, bisschop van Tusculum, kameraar yan het college van kardinalen, erkent ontvangen te hebben van bisschop Jan voor het complement van het commune servicium van het college door zijn voorganger Nicholaus 1150 goudguldens, en voor het complementum servicii van de familiares der kardinalen 54 goudguldens 18 soMi en 3 denarii, en spreekt hem vrij van de ter zake der wanbetaling beloopen suspensie en excommunicatie. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 20. 869. 1351 (December 22). Datum in castro nostro Vollenho anno Domini 1351 in crastino beati Thome Apostoli. Bisschop Jan geeft nieuwe statuten aan het klooster Marienberg in Zalland bij het Zwarte water, welks goederen door de pest van 1351 geheel verwaarloosd zijn; terwijl de proost, priorin en convent beloven deze statuten altijd te zullen onderhouden. Met zegels van den bisschop in roode was, en van het klooster in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 266. 868. 1352 (Januari 18) op sunte Priscen dach. Bisschop Johan verpandt aan graaf Henrik van Zolmisse, heer te Ottensteyn, de hoven Ten Vorwerke in het kerspel Aldensale en te Losser, voor 306 schilden. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 118. 86». 1352 (Mei 6) op sente Johans dach, als men scrivet Johannes ante portam Latinam. Bisschop Johan verbindt zich voor den tijd van drie jaren met de steden Deventer, Campen en Swolle, om het oprichten van nieuwe sloten in Zalland of bij de grens, alsmede berooving of gevangen^ neming van burgers en kooplieden tegen te gaan. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 60 vs. 154 999. 1355 (November 2). O hegheven int jaer ons Heren 1355 des anderen daghes na sunte Symons ende Juden dach. Gherijt van Kossem en Willam van den Vliete beloven den bisschop, het huis te Minden zoo te bewaren, dat den bisschop of zijn land daar geene schade uit geschiedt; willen zij het verlaten, dan zullen zij dat den bisschop, zijn maarschalk of zijn officiaal GKeryt van den Vene eene maand vooraf zeggen en er verder niet meer dan vier mannen met mondvoorraad voor eene maand op houden. Met zegel van Willam van den Vliete in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 140. 999. 1355 (December 10). Ghegheven int jaer ons Heren 1355 des Donredaghes na onser Vrouwen dach Coneeptio. Hughe Wolfaerdssone, Scoute Martiinssone en Bartoud Martiinssone erkennen schuldig te zijn aan bisschop «Tohan van Arkel 50 oude schilden wegens het vangen van Foppe Mannekiinssone. Met zegels van Hughe Wolfaerdssone, Scoute Martiinssone en Bartoud Martiinssone in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 353. 908. 1356 (Januari 23). Ghegheven int jaer ons Heren 1356 des Saterdaghes na sinte Angnieten dach. Johan yan den Veen belooft bisschop Johan van Arkel, om hem het huis te Ryzenborch, dat hij van hem houdt, op vermaning in te ruimen op voorwaarde, dat hij het zoodra mogelijk zal terugkrijgen met schadevergoeding. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 159. 999. (1356 Februari 4.) Datum Avinione II Non. Februarij , pontificatus nostri anno quarto. Paus Innocencius VI draagt aan den aartsbisschop van Mainz, den bisschop van Utrecht en den deken der St. Severinuskerk te Keulen op, om de Karthuizerorde, ook buiten hun gebied, te beschermen. (Opgenomen in eene akte dd. 1493 October 27.) Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 308. 9AO. 1356 (Mei 4). Ghegheven int jaer ons Heren 1356 des Woensdaghes na sinte Philips ende sinte Jacobs dach. Gheraerd Aelbrechtssone en 29 andere buren van Lopic erkennen schuldig te zijn aan bisschop Johan van Arkel en de stad Utrecht 736 pond 10 schellingen, omdat zij tegen den graaf van Hollant „verdingt" hebben. Met zegels van Bartelmeus kapellaan van Lopikerkerk, Everaerd Stoepe kapellaan van Jaersvelt, Jacob van den Damme, Ye van den Nesse, Herman de Weldighe en Sweder Pelgrimssone in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 453. 911. 1356 (Juni 19) des Sonnendaeghes na sunte Odulfs dach. Reynout, hertog van Ghelre, verzoent zich voor twee jaren met bisschop Johan van Arckel. Met de zegels van den hertog, Henric die Koe en Vrederic van der Eze in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 454. 155 913. 1356 (Juni 30) des naesten daghes na sente Peters ende sente Pouwels dach. Willem, hertog van Beyeren en graaf van Hollant, verzoent zich met bisschop Johan van Arkele en de stad Utrecht. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 454. Afschr. — Ch. n°. 454. NB. Bij het afschrift een later bijvoegsel over den omvang van de geestelijke rechtspraak van den bisschop. 913. 1356 (Juli 11) des Manendaeghes na sunte Mertijns dach Translacio. Egbert Tackinc, meier van Oetmerschem, doet afstand ten behoeve van den bisschop van alle erfenis, hem aangekomen van zijnen broeder heer Henric van Oetmerschem. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 298. 911. 1356 (November 11). Ghegheven op sunte Martiins dach in den winter int jaer ons Heren 1356. Bisschop Jan en Willem van Beyeren, graaf van Heynnegouwen en Holland, maken een verdrag, waarbij bepaald wordt, dat zij weerzijds uit elkanders raad twee mannen zullen aanwijzen, die te zamen over alle geschilpunten binnen veertien dagen beslissen zullen; verder beloven zij elkaar te zullen bijstaan in den oorlog. Met kleine zegels van den bisschop en den graaf in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 452. 915. 1356 (November 12). Ghegheven in den Haghe op sinte Lébuyns dach int jaer ons Heren 1356. Willem van Beyeren, graaf van Henegouwen en Holland, verklaart te geven aan Ghisebrecht van Vyanen voor het opbouwen van het huis ten Goye 4000 pond payment, en verzoekt den bisschop en de stad Utrecht, die aan hem uit te betalen volgens den zoen, waarvoor hij hem bij dezen kwijting geeft. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 455. 919. 1357 (Januari 27) des Vridaghes na sunte Pauwels dach Conversio. De gebroeders Lambert en Egbert van der Molen verzoenen zich met den bisschop, de steden Deventer, Zwolle en Campen en allen, die schuld hadden aan huns vaders dood. Met 2 zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n". 456. 91 9. 1357 (Januari 31). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 des Dinxdaghes na sinte Pouwels dach in den Afterwinter. Ghisebrecht heer van Vyanen en van den Goye erkent voldaan te zijn door den bisschop en de stad Utrecht van 4000 pond, die zij den graaf van Hollant schuldig waren tot opbouw van het huis ten Goye. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 455. 156 918. 1357 (Maart 14) des mesten Dinxedaghes na sente Gregorius daghe eynes Pawezes. Johan, graaf van Zolmisse, heer ten Ottensteene, erkent, dat hem van wege den bisschop van Utrecht betaald zijn 25 marken Deventer munt 's jaars over de drie laatst verloopen jaren. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 919. 1357 (April 4) up sinte Ambrosius dach. De regeering der stad Amersfoert erkent met den bisschop te zijn overeengekomen, dat deze de gerechten der stad te Randenbroet (lees: Randenbroec), nl. Randenbroet, Vuyten Haige, Den Ackeren, Zwinenvoerde en Swartecamp, behouden zal. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 148. 98©. 1357 (Juni 7). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 des Woensdaghes na sunte Bonifaes dach. Het bestuur en de burgers der stad Emenesse erkennen overeengekomen te zijn met bisschop Johan van Arkel, dat zij binnen tien jaar niet als burgers zullen aannemen personen, die binnen twee jaar van daar of uit het gerecht te Eembrugghe vertrokken zijn, — en beloven om zonder toestemming des bisschops niet metterwoon uit het Sticht te vertrekken. Met zegel der stad in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 191. 981. 1357 (Juli 20). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 des Donredaghes voer sinte Marien Magdalenen dach. Wouter van Minden belooft bisschop Johan van Arkel, dat hij uit het huis te Ruwele den bisschop of het Sticht niet zal beschadigen, en dat hij hem het huis ruimen zal, wanneer hij het ten oorlog behoeft. Met zegels van Wouter van Minden, Johan heer van Culenborch en de Lecke en Steven van Zulen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 141. 933. 1357 (Juli 26). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 des Woensdaghes na sunte Marien Magdalenen dach. De vijf zonen van Rutgher Vonke verklaren, dat zij het huis te Dollenborch met de weerd in bezit genomen hebben wegens wanbetaling der koopsom door den bisschop aan hun grootvader Roelof Vonke, — dat echter de bisschop volgens arbitrale uitspraak van Diric van Lienden heeft bewezen, dat het geld betaald is en dat zij dus van alle aanspraak op het huis afstand doen. Met zegels van Diric van Lienden en van Rutgher, Johan, Roelof, Henric en Willam, zonen van Rutgher Vonke, in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 169. 933. 1357 (Augustus 28). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 op sinte Johans avont Decollacio. Philips van Groenenvelt, proost te Eist, scheldt bisschop Johan van Arkel kwijt alle schuld, die hij voor hem in borgtocht en leisting heeft uitgegeven. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 346. 157 934L. 1357 (Augustus 28). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 op sinte Johans avont Decollatio. Johan van der Weteringhe erkent van bisschop Johan van Arkel, als momber van Philips van Weerdensteyne Willamssone, gekocht te hebben het huis te Weerdensteyne met vier morgens land, leenroerig aan het Sticht, voor 1300 pond. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 222. 931». 1357 (Augustus 29). Ghegheven int jaer ons Heren 1357 op sinte Johans dach Decollacio. Johan van der Weteringhe belooft den bisschop, als deze hem het door Philips van Weerdensteyne Willamssone op te dragen leengoed te Weerdensteyne zal verleenen, terug te geven een schuldbrief van 100 oude schilden, die de bisschop en zijne borgen hem daarop gegeven hebben. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 222. 929. 1358 (Juni 11) op zinte Odulfs avont. Ghisebrecht van Nywenrode belooft den bisschop, zich geen hoog gerecht te zullen aanmatigen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 61. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 210 vs. 939. 1358 (Juni 17). Ghegheven int jaer ons Heeren 1358 des Sondaghes na sente Oedulfs dach. Het bestuur der stad Middelburgh verklaart, dat bisschop Johan betaald heeft aan de erfgenamen van heer Abram Weytensone 300 schilden, en belooft hem daarvan schadeloos te zullen houden, aangezien de schuldbrief in den laatsten grooten brand van Zerixzee verbrand is. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 346. 998. 1358 (September 2). Ghegheven int jaer ons Heren 1358 des Sonnendaghes nae sente Johans dagh Decollacio. Gherit van Leyenbergh belooft zich te onderwerpen aan de Uitspraak van den bisschop en van Gherit uten Vene, proost te Arnhem, ter zake van het „scoeren" der kerk te Berinchem op de Veluwe door hem en de zijnen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 223. 939. 1358 (September 14) op des heilichs Gruys dach Exaltacio. Bisschop Johan verklaart met hertog Aelbrecht van Beyeren, ruwaard van Henegouwen en Hollant, overeengekomen te zijn, dat hij het huis van Croenenborch, door heer Dyric van Croenenborch gebouwd, mag doen afbreken, op voorwaarde, dat hij de materialen aan heer Dyric afgeve, en dat hij op zijne kosten het kasteel doe 158 herbouwen binnen een half jaar, indien de ruwaard binnensjaars bevindt, dat de grafelijkheid van Holland recht heeft daar een kasteel te bouwen. (Opgenomen in eene akte dd. 1358 September 17.) Afschr. — Ch. n°. 457. 930. 1358 (September 15). Ghegeven int jaer ons Heren 1358 des anderen daghes nae des heilichs Gruys dach Exaltacio. Aelbrecht van Beyeren, ruwaard van Henegouwen en Hollant, bevestigt den hier ingelaschten brief, ghegheven tot Nyenvelde' int jaer ons Heren 1358 (September 14) op des heilichs Gruys dach Exaltacio, waarbij bisschop Johan verklaart overeengekomen te zijn met den ruwaard Aelbrecht, dat hij het huis van Croenenborch, door heer Dyric van Croenenborch gebouwd, mag doen afbreken en de materialen aan heer Dyric afgeven, mits hij het op zijne kosten weder doe opbouwen binnen een half jaar, indien de ruwaard binnen sjaars bevindt, dat hij (de ruwaard) recht had het te doen bouwen. Met zegel van den ruwaard in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 457. 931. 1358 (September 19) des Woensdaghes nae sinte Lambrechts dach. Evert Millinc erkent, dat bisschop Johan van Arkel hem voldaan heeft van alles, wat hij hem schuldig was. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 938. 1358 (October 28) op sente Symons ende Juden dach. Reynolt van Eoevoerden neemt voor vier jaren op zich de bewaring van het schoutambt van Twenthe. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 387. 933. 1858 (November 11) op sant Martijns dach in den wynter. Bisschop Johan verklaart, dat de Douvelderdijc in het kerspel Deventer door uitspraak der zevenen onder den door bisschop Ghye ingestelden schouw van Zallant gebracht is. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 227. 931. 1359 (Maart 25) op onser Vrouwen dach Annunciacio. Lambert Eurinc en zijn zoon Lambert verklaren door bisschop Johan voldaan te zijn van alle kost en schade, die zij geleden hebben in dienst van den bisschop als gevangenen van Johan van Vorden e. a., behoudens 100 oude schilden, waarvoor hun toegescheiden is Herbordinc te Luttenbergh. Met 2 zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 354. 935. 1359 (April 11) indictione XII, III Idus Aprilis, regnorum nostrorum anno XIII. Keizer Earel IV bevestigt op verzoek van het Domkapittel den hier ingelaschten brief dd. 1220 (April 26) indictione IX, regnante domino Fridefico secundo Bomanorum rege et Sicilië gloriosissimo 159 anno regni ejus in Germania VIII, in Sicilia vero XXIII, VI Kal. Maji, waarbij koning Frederick II aan de geestelijke vorsten verschillende voorrechten verleent. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 51. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 204. ©3©. 1359 [April 11) III Idus Aprilis. Keizer Karei IV bevestigt do in de akte opgenomen oorkonde dd. 1040 (Mei 21) data XII Kal. Junii ind. VIII anno Dom. ine. 1040 anno Ilenrici III ordin. XIII regni I, waarbij koning Hendrik III aan de Utrechtsche kerk ten behoeve der kanunniken een goed in de villa Groningen met het rechtsgebied, de munt en den tol aldaar schenkt. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 186 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 144 vs. ©3 9. 1359 (Mei 1). Gegeven int jaer ons Heren 1359 op dach sente Jacobs ende Phylips der Apostolen. Reynalt heer van Covorde, Jacob van Sleen deken van Drenthe en Aelf pastoor van Koelde verklaren, dat Koelf Bole, Johan en Bayolt Altinghe in meyersrecht ontvangen hebben van Berent Heyinc, scholaster te Deventer, 's bisschops ambtman in Drenthe, den halven hof te Anloe in het kerspel van Anlo. Met zegels van Reynalt van Covorde, Jacob van Sleen en pastoor Aelf in groene was.. Oorspr. — Ch. n". 320. ©38. 1359 Mei 20, indictione XII, pontificatus domini nostri domini Innocentii pape VI anno VIL Bisschop Johannes kent aan Folker, door paus Innocencius VI benoemd tot bisschop van Gibeleth in het patriarchaat van Antiochië ten einde in de Utrechtsche diocese voor den bisschop de pontiflealia te kunnen verrichten, eene lijfrente toe van 300 goudguldens en verbindt daarvoor de domeinen in Salland. (Opgenomen in eene akte dd. 1359 November 18.) Afschr. — Ch. n°. 355. ©3©. 1359 Mei 20. Aelbrecht, paltsgraaf en ruwaard van Holland, doet uitspraak in een geschil tusschen Ghisebrecht, heer van Abkoude en Dieric van Cronenborch aangaande eene rente van 500 pond, gaande uit een erf in Loenrekerspel, onderpand voor een schuld van 5000 pond ten laste van Dieric van Cronenborch. Met geschonden (klein)zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 114. ©4©. (1359 Mei 26.) Datum Avinionis VII Kal. Junii, pontificatus nostri anno VIL Paus Innocentius VI vergunt aan bisschop Jan, om over alle misdrijven, wier berechting hem toekomt, recht te doen ook zonder klacht, en verklaart, dat hij niet gebonden is door zekere door eed bevestigde algemeene gewoonte, die het tegendeel voorschrijft Met looden zegel. Oorspr. — Ch. n°. 50. 160 944 1359 (Juni 24). Ghegheven int jaer ons Heren 1859 op sinte Johans Alof van Zuychem, Everaet en Henric van Essen verklaren, dat wijlen Henric van Essen en Alof van Zuychem zich als borgen verbonden hebben voor bisschop Johan van Arkel aan Elbrecht van Eyle c. u., waarvoor Sweder uter Lo e. a. beloofd hebben hen schadeloos te houden; zij benoemen nu heer Gherijt van den Veen proost van Arnhem om de schade, die zij te dezer zake geleden hebben, terug te vorderen. Met geschonden zegel van Alof van Zuychem in groene was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 172. 943. 1359 (Juni 24). Ghegheven int jaer ons Heren 1359 op sinte Johans dach Baptist to Middesoemer. Alof van Zuychem, Evert en Henric van Essen specificeeren de kosten, door hen gemaakt ter zake der borgstelling voor bisschop Jan van Arkel bij Elbrecht van Eyle, waarvoor Sweder uter Lo e. a. beloofd hebben hen te waarborgen, terwijl hun slechts 225 pond is gerestitueerd; blijkt het, dat zij minder te vorderen hebben, dan zullen zij dit aan Gherijt van den Veen, proost van Arnhem, dien zij gemachtigd hebben het geld terug te vorderen, teruggeven tot 300 pond toe. Met zegels van Alof van Zuychem, Evert en Henric van Essen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 172. 9413. 1359 (Juli 25) up sente Jacobs dach eyns Apostols. Johan van Solmisse, heer ten Ottensteen, erkent ontvangen te hebben van Ecbert Tackinc, rentmeester van den bisschop in Twenthe, eene som van 25 Munstersche marken. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 408. 9414. 1359 (November 12). Ghegheven int jaer ons Heren 1359 des Dinghesdaghes na sent Maertiins dach in den winter. Ghysebrecht van Nyenroden belooft aan bisschop Johan van Arkel, om van het huis te Nyenroden geene schade te zullen toebrengen aan het Sticht, en om den bisschop altijd te zullen bijstaan, behalve tegen den graaf van Hollant en den heer van Arkel, tegen wie hij alleen het land verdedigen zal. Met zegels van Ghisebrecht van Nyenroden, Johan heer van Arkel, Pieter uten Hamme, Heynric van Loenresloet (beschadigd) en Waernaer van der Hare in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 142. 945. (1359 November 18.) Datum Avinionis XIIII Kal. Decembris pontificatus nostri anno VII. Paus Innocentius VI bekrachtigt de lijfrente van 300 goudguldens, door bisschop Jan van Arkel toegestaan aan zijnen wijbisschop Folker, bisschop van Gibeleth, bij den hier ingelaschten brief dd. Avignon 1359 Mei 20, waarbij de bisschop zijne domeinen in Salland voor de voldoening verbindt. (Notarieel afschrift dd. 1364 October 12.) Met geteekend zegel van den notaris. Afschr. - Ch. n°. 355. 162 051. 1360 (Februari 2) up unser Vrowen dach to Lechtmissen. Gherd van Bevervorde erkent, dat Gyselbert Talpe en de meyer van Odmerzem hem namens den proost van Arnhem betaald hebben 26 oude schilden, die de proost hem schuldig Was voor den bisschop van Utrecht. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 356. 953. 1360 (Februari 5) des Wonsdaghes nae onser Vrowendach te Lichtemisse. Johan van Eerde erkent, dat bisschop Johan van Arkel hem betaald heeft eene som van 200 gouden schilden en 400 pond payment, en wel door hem en zijne erfgenamen zekere tienden en erf af te staan, totdat de aflossing zal zijn geschied. Met zegels van Johan van Eerde, Reynolt heer van Koeverden en Reynolt van Koeverden Roelfsoen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 953. 1360 (Februari 11) des Dynxdaghes na Scolastice Virginis. Johan van Eerde erkent, dat heer Gyselbert Talpa en Ecbert de meyer van Oetmerzem hem van wege den bisschop betaald hebben eene schuld van 100 oude schilden. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 356. 951. 1360 (Februari 22) des Sonendaghes alse men singhet Invocavit in die vasten. Johan van Eerde erkent ontvangen te hebben van bisschop Johan van Arkel eene som van 100 oude schilden. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 346. 955. 1361 (Maart 19) des Vrijdaechs nae sunte Geertruden dach. Adam van Lochorst verbindt zich, om ten overstaan van den bisschop aan Evert van den Borch op te dragen de manschap van den tyns en de tienden op Seldrecht onder het gerecht der heeren van Apcoude, die hij van Evert in leen bezit. Afschr. — Reg. n". 273: los blad achter fol. 19. 959. 1361 (April 14). Anno Domini 1361, indictione quarta detima, XVIII Kal. Maij, regnorum nostrorum Boemie anno 14, imperij vero 7. Keizer Karei IV verleent aan bisschop Johannes het recht, om eene -vrije rechtstoel („frystul") op te richten in Twentia en Salland. (Ook opgenomen in eene notarieele akte dd. 1365 Maart 5.) Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 36. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 30 vs. 959. 1361 (Augustus 24) op sunte Bartholomeus [dach~\. Adam van Lochorst, zoon van Gielis van Lochorst, erkent van Evert van den Borch ontvangen te hebben 34 pond penningen, in 163 afkorting van de 100 pond, die deze hem op St. Maarten schuldig zal zijn wegens den koop van tienden. Afschr. — Reg. n°. 273: los blad achter fol. 19. NB. Vgl. over dezen koop de akte van Adam van Lochorst dd. 19 Maart 1361. 958. 1362 (April 18) des Maendaghes nae Paeschdach. Edewart hertog van Gelre sluit eene overeenkomst met bisschop Johan van Arkel over het recht van den bisschop, om zijne lieden en goederen op de Veluwe te schatten en te bidden. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 135. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 185. Afschr. — Reg. n°. 5 fol. 29 vs. 959. 1362 April 26. Datum et actum Aviniane die 26 mensis Aprilis anno Nativitatis Domini 1362, indictione decima quinta, pontificatus .... Innocencij .... sexti anno decimo. Nicolaas, bisschop van Tusculum, kent aan den bisschop van Utrecht en het Domkapittel aldaar de beschikking toe over twee scholierenplaatsen in het Domus scholarium te Perugia. (Opgenomen in eene akte dd. 1476 November 4.) Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 162. 999. 1362 (October 25) des Dinxdaghes nae der Elfdusent Megheden dach. Bisschop Johan erkent schuldig te zijn aan de stad Deventer 2000 pond Deventer geld, gebruikt in het beleg van het slot te Voerst, en verpandt haar daarvoor de gruit en den tol te Deventer. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 127. NB. Gecancelleerd. — Met deze akte samenverbonden zijn akten dd. 1339 April 30, 1367 Juni 1, en 1395 Juni 11, allen betreffende de gruit te Deventer. 991. 1363 (Maart 29). Ghegeven tutrecht,int jaer ons Heren 1363 des Woensdaghes na Palme dach. Bisschop Johan maakt met de kapittelen en de ridderschap eene overeenkomst over het slaan van munt. Met zegels van den bisschop, de kapittelen van Oudmunster, St. Pieter en St. Jan, Ghisebrecht van Nyenroede, Steven van Zulen, Johan van Rynesse en Wouter van Mynden in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 133. 99*. 1363 (April 16) op den Zonnendach na Paesschen, als men zinghet Misericordia Domini. Vrederic en Evert van Heker verzoenen zich met bisschop Johan van Arkel over het bezit der huizen Rechter en Almelo als opene huizen des bisschops, de hulp aan den bisschop tegen allen behalve tégen Roederic van Voerst en zijne broeders, het hooge gerecht van Almelo, het recht van den bisschop op een slag in Mastbroie, het geven van schatting, het „heylighe goit" (van Essen) dat Vrederic 164 van Heker bezit, en over de verpanding door den bisschop van het gerecht van Hakesberghe en van goederen in Zalland. Met zegels van Vrederic en Evert van Heker en hunne gemalinnen Lutghaert van Rechteren en Rate van Almelo. Oorspr. — Ch. n°. 458. 9G3. 1363 (April 18) des Dinxsdaghes na Misericordia Domini. Steven van Heze en 25 anderen verzoenen zich met bisschop Johan, waarbij zij beloven den bisschop te helpen tegen allen behalve Roderic van Voerst en zijne broeders én om den bisschop schatting te geven, als hij het land wil schatten of bidden. Met zegels van Vrederic van Heker en Henric van Essen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 458. 9B4L. 1363 (Mei 1) op sunten Walburghe dach. Bisschop Johan geeft aan Frederic van Heker voor eene ten bate van het sticht aangegane schuld van 3500 pond Deventersch geld, den hof te Luttenberch en het gerecht van het kerspel Hakesberge in pand onder beding van lossing, en voor eene dergelijke schuld van 500 pond Deventersch geld het goed te Ittersim, onder garantie voor het geval van uitwinning door het kapittel van Essen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 112 vs. «OS. 1363 Juni 6. Bisschop Jan schenkt voor het heil zijner ziel aan heer Willem Valke, zijn kapellaan, als cureyt van Vollenho, eene rente van 16 pond kleine penningen uit de tienden en uit 's bisschops aandeel bij het verdeelen van gemeene landen in het kerspel Vollenho. Met zegels van den bisschop en van het Domkapittel in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 507. ïMift. 1363 (Juni 18) des Sonnendaghes na sinte Odulfs dach. Bisschop Johan verzoent zich met Roederic, heer van Voerst en Keppel, en zijn broeder Wolter van Voerst na den oorlog tusschen den bisschop en Sweder, heer van Voerst, c. s. over het verdeelen van Mastebroec, het stichten eener kerspelkerk aldaar, de „heylighe gueden ende luden" (van Essen), de gracht van de stad Zwolle naar de Ysel en de hofstede van Voerst. Met zegels van Roederic van Voerst, den Domproost Sweder Uterloe, den proost van Arnhem Gheryt van den Vene, Ghisebrecht van Abcoude, Ghisebrecht van Nyenroede, Henric van Loenresloet, Bertolt van Haersolte, Johan van Endenich en Gheryt van Typencampe in groene en roode was; 3 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 458. Oftï. 1363 (Augustus 4) des Vridaghes nae Ad vincula Petri. Paltsgraaf Aelbrecht, ruwaard van Hollant, en de heemraden van Riinland verklaren met die van het sticht Utrecht, uitwaterende door den watergang van Sparendam, eene overeenkomst gemaakt te hebben over hunne rechten en verplichtingen. Met zegels van den ruwaard, Reyner Dever, Heynric van Alcmade Ysebrantssoen, Florens van Alphen, Ysebrant van der Schure, Willam van Leuwen, Diddeborn van Catwiic in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 176. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 211 vs. 166 93 4L 1364 (Juni 26) VI Kal. Julii. Keizer Karei IV vergunt den bisschop van Utrecht, om zonder goedkeuring van de geestelijkheid, de stad of de leenmannen gouden en zilveren munt te slaan van gelijke waarde als die der keizers, en om vreemde munten te waardeeren behalve die der keizers. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1374 December 24.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 243. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 68. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 69. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 2 vs. 93 S. 1364 (Juni 26) VI Kal. Julii. Keizer Karei IV vergunt den bisschop van Utrecht, wegens den achteruitgang der opbrengst van het gruitgeld door het gebruik van hop, om van ieder vat bier één zilveren Tourschen groot te heffen. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1374 December 24.) Afschr. — Reg. n". 46 fol. 69 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 70 vs. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 3vs. 939. 1364 (November 14) des Donredaghes na sinte Martiins dach in den winter. Bisschop Johan bekrachtigt de beloften, door zijn voorganger bisschop Johan van Arkel omtrent het huis ter Eembrug gedaan. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 76 vs. 93 3. 1365 (Mei 19) des Manendages in den Crucendagen. Bisschop Johan schenkt het land van Twenthe een landbrief. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 2 vs. 938. 1865 (Mei 19) des Manendages (?) in den Crucedaghen. Bisschop Johan stelt de rechten der borchmannen van het huis Ghoir vast. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 51. 939. 1365 Mei 20. Bisschop Johannes en de vijf kapittelen sluiten een verdrag, waarbij de beslissing in het geschil tusschen bisschop Johannes (van Arkel) vroeger bisschop van Utrecht, thans van Luik, en de kapittelen «ver het recht van visitatie, reformatie en correctie der kanunniken gesuspendeerd wordt tot over dertig jaren. Met zegel van het Domkapittel in groene was; 5 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 260. 989. 1366 Juni 30. Guillermus, kardinaal tituli St. Marie Trans-tiberim, kameraar van het college van kardinalen, erkent van Johannes, bisschop van Utrecht, door tusschenkomst van Franc. Soderini & Co, voor het commune servitium van het college ontvangen te hebben 1000 guldens, en verleent hem uitstel voor de betaling van het restant van het commune en de minuta servitia tot Paschen. Met geschonden zegel van Guillermus in roode was. Oorspr. — Ch. n". 21. 167 981. 1366 Juli 1, indictione IV, pontificatus domini nostri Urbani pape quinti anno quarto. Arnoldus archiepiscopus Auxitanus, kameraar van den paus, erkent van Johannes, bisschop van Utrecht, door tusschenkomst van Johannes de Altavilla, proost van St. Marie, en van Franciscus Soderini & Co. te hebben ontvangen 780 guldens voor het servicium commune en 220 guldens voor de vier servicia der familiares en officiati, en verleent hem uitstel voor de betaling: van het restant tot Paschen. Met geschonden zegel van Arnoldus in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 21. 98*. 1366 (September 18) des na(esten daghes n)ae sente Lamb(erts dach). Bisschop Johan verklaart de uitspraak in zijn geschil met den heer van Apcoude over de helft der hooge en dagelijksche gerechten van Ryenen enz. verbleven te zijn aan Johan van Erkel, bisschop van Luik, als overman, waarbij zijnerzijds gezet zijn als scheidslieden zijn broeder Alof van Virnenburch en heer Gysebrecht van Nyenrode, en van de zijde des heeren van Apcoude, Gysebrecht van Sterkenborch en (Splint?)er wten Hamme, en verbindt zich hunne uitspraak te zullen nakomen op eene boete van 1000 oude schilden ten behoeve van den overman. Met zegel van Gysebrecht van Nyenrode in groene was; 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n". 69. 983. 1367 (Mei 31) des Manendaghes na ons Heren Hemmelvards dach. De stad Deventer maakt bekend, dat zij en hare burgers met bisschop Johan van Virnenburgh verzoend is van alle twisten over geestelijke of wereldlijke zaken, die tusschen hen hebben bestaan. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 460. 9841. 1367 (Juni 1) des Dinxdaghes na ons Heren Hemmelvards dach. Bisschop Johan van Viernenborch erkent schuldig te zijn aan de stad Deventer 2000 pond Deventer geld, behalve de vroeger aan bisschop Johan van Arkel geleende 2000 pond, en verpandt haar voor deze 4000 pond de gruit en den tol te Deventer. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 127. NB. Gecancelleerd. — Met deze akte samenverbonden zijn akten dd. 1339 April 30, 1362 October 25 en 1395 Juni 11, allen betreffende de gruit te Deventer. 985. 1367 (October 17) des Sondaghes na sente Gallendach. Hinriic van den Broyl erkent ontvangen te hebben van bisschop Johan van Viernenborch eene som van 100 matunen, in afkorting Van hetgene de bisschop hem schuldig is en jaarlijks pleegt te betalen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 358. REGESTEN van het archief DER BISSCHOPPEN VAN UTRECHT (722-1528) DOOR Me. S. MULLER Fz. IN MEDEWERKING MET Mej. E. DE CLERCQ, Jhr. Mr. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET en Mr. A. LE COSQUINO DE BUSSY eerste deel Utrecht A. OOSTHOEK 1917 REGESTEN van het archief DER BISSCHOPPEN VAN UTRECHT (722-1528) DOOR Me. S. MULLER Fz. IN MEDEWERKING MET Mej. E. DE CLERGQ, Jhr. Mr. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET en Mr. A. LE GOSQUINO DE BUSSY eerste deel Utrecht A. OOSTHOEK 1917 IV Rudolf van Diepholt. 1427 — 1438, 1441 — 14S5. 2 deelen. David van Bourgondië. 1457—1496. 1 deel. Philips van Bourgondië. 1517—1523. 1 deel. Hendrik van Beieren. 1524—1527. (Bij het vorige deel gebonden.) Het fragment van het register van bisschop Jan van Diest (op perkament) staat geheel op zichzelf. De serie schijnt begonnen te zijn met het register van Frederik van Blankenheim, waarvan het begin den indruk maakt te bestaan uit later bijeengebonden stukken. De registers, die zonder bepaald systeem samengebracht schijnen te zijn, betreffen de beide deelen van het Sticht: „Utrecht ende Overysele", of „dyocesis universa", zooals op de banden genoteerd staat. Het ontbrekende diversorium van Frederik van Baden is in het archief der Hollandsche rekenkamer geweest, doch daaruit verdwenen, evenals het eveneens vermelde derde diversorium van Frederik van Blankenheim. De oudste registers zijn afkomstig uit de collectie Booth en daar blijkbaar zeer verminkt; het fragment van het register van Jan van Diest is gevonden in het archief van het Burgerweeshuis te Utrecht. 4. N°. 53.— Dit register, dat geheel met dezelfde hand uit de eerste helft der vijftiende eeuw geschreven is, bevat in hoofdzaak afschriften van akten betreffende de privilegiën, door de keizers Karei IV en Wencëslaus aan het Sticht verleend, en over de bevestiging daarvan door de pausen; enkele oude oorkonden, die er bij gevoegd zijn, vallen eenigszins buiten dit kader, maar hebben toch meestal betrekking op de. verhouding tusschen keizer en paus. 5. N°. 46/47. — De beide zoogenaamde Temporaliteits-registers. Deze twee groote perkamenten registers dagteekenen uit het midden der zestiende eeuw en zijn blijkbaar op last van het Oostenrijksche bestuur vervaardigd naar de origineele bisschoppelijke oorkonden, die destijds in het grafelijke slot te Gouda bewaard werden; immers de onder aan de afschriften van verschillende oorkonden geplaatste Romeinsche cijfers komen ook herhaaldelijk voor in dorso van de origineele, thans weder hier bewaarde oorkonden. Niet onwaarschijnlijk zijn de registers samengesteld als vervolg van en in verband met den inventaris, door Corn. Suys in 1552 van het Goüdsche charterdepot der Hollandsche grafelijkheid vervaardigd. De beide registers worden vermeld in den inventaris van het (toen te Utrecht berustende) archief der Hollandsche registerkamer van Corn. Oem (dd. 1580) op fol. CXVvs. en CXVI. Aartshertog Matthias besliste 31 Maart 1580, dat de twee registers volgens art. 25 van de satisfactie van Utrecht te Utrecht zouden blijven, en aldus is ook geschied. O. N°. 206. — Het „Registrum Guidonis" is wellicht eerst door Dr. C. Booth (die het bezat en in zijn register B. 101 onder dezen naam aanhaalt) samengevoegd; hij was het althans, die de bladzijden pagineerde. De drie quaterns p. 33— 72 (waarvan de eerste twee quaterns VII Het register bestaat uit twee helften, waarvan de eene van voren naar achteren en de andere van achteren naar voren loopt; eene systematische reden voor deze. scheiding is echter niet aan te geven. Het register is door mij uitgegeven in de: Registers en f /rekeningen van bisschop Jan van Diest; de inleiding dier uitgaaf' geeft alle noodige inlichtingen over dit register. ÏO. N°. 371-HJ75. — Libri officiatorum et recessuum van de bisschoppen. 6 deelen, loopende van 1404—1524. Deze registers zijn aanwezig van de bisschoppen: Frederik van Blankenheim. 1404—1423. 1 deel. Rudolf van Diepholt. 1424—1455. 2 deelen. Deze twee officiatoria zijn deelen van één register: zij sluiten chronologisch bij elkaar aan. Hoewel de afscheiding niet ten allen tijde is doorgevoerd, en derhalve wel eens eene latere akte in I, eene vroegere in II voorkomt, zoo kan toch als scheiding het jaar 1443 worden aangenomen; de door de deelen bestreken tijdperken zijn dus: I. 1424— 1442, II. 1443—1455. David van Bourgondië. 1456—1496. 1 deel. Frederik van Baden. 1496—1514. 1 deel. Philips van Bourgondië. 1417—1524. 1 deel. Deze registers loopen over de beide deelen van het Sticht. De akten, waarvoor deze registers zijn aangelegd en die dus in zeer groot aantal voorkomen (commissiën en recessen van ambtenaren en de reversbrieven met geïnsereerde commissiën) zijn niet in deze regestenlijst opgenomen. Daarentegen zijn de commissiën van personen, die tot den bisschop niet in ambtelijke betrekking stonden en dus niet rekenplichtig waren (b.v. artsen, landmeters, kosters enz.), opgenomen. De overige in de officiatoria voorkomende akten zijn steeds opgenomen, met name ook de schuldbekentenissen, al zijn die soms uitvloeisels van eene ambtelijke afrekening, en akten van verpanding, al behelzen die tegelijk eene commissie. Met oorkonden gelijkgesteld (en derhalve opgenomen) zijn de vergunningen en overeenkomsten (b.v. tot het slaan van munten en over het bedienen van ambten), al zijn die niet in den gewonenv oorkonden vorm gesteld. In het eerste officiaal van bisschop Rudolf komt een groot aantal aanteekeningen voor over schulderkenning, kwijting, borgstelling enz., allen uit den eersten tijd van den kerkvorst, toen hij steeds in finantieele moeielijkheden zat; deze aanteekeningen zijn niet opgenomen. JLl. N°. 110, 271—286. — Leenregisters van de bisschoppen. 17 deelen, loopende van 1382—1528. Deze registers loopen, telkens in twee deelen, over Sticht en Oversticht. De serie is blijkbaar volledig; want wij bezitten nog eene eenvoudige lijst der Stichtsche leengoederen (N°. 270), waarin de mutaties tot 1393 zijn bijgeschreven, die zich geheel aansluit bij de serie, die met 1394 een aanvang neemt. Sedert bisschop David sluit zich bij de twee registers nog aan een derde register, dat de intusschen verkregen Gaasbeeksche leenen der bisschoppen bevat. Aanwezig zijn dus: VIII Frederik van Blankenheim. Nedersticht en Oversticht. 1393— 1423. 2 deelen. Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1433—1455. 2 deelen. David van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1456—1496. 3 deelen. Frederik van Baden. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1496— 1517. 3 deelen. Philips van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1517—1524. 3 deelen. Hendrik van Beieren. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1524—1528. 3 deelen. De registers bevatten voornamelijk korte aanteekeningen omtrent de gedane beleeningen; alleen de in extenso opgenomen akten worden in deze regesten vermeld. £18. N°. 258. — Dit register bevat eene geheel met dezelfde hand geschreven verzameling van akten van voordracht voor verschillende beneficiën en ambten, door bisschop Philips van Bourgondië krachtens zijn recht op de primarie preces in 1517—1521 uitgevaardigd. Het betreft nagenoeg uitsluitend geestelijke beneficiën, waaronder echter ook een enkel ambt voorkomt. IS. N°. 475, 476. — Het eerste register (N°. 475) bevat uitsluitend stukken betreffende den oorlog, door bisschop Frederik van Blankenheim in 1418—1423 gevoerd tegen hertog Jan van Beieren, bij wien zich hertog Reinout van Gelre gevoegd had. Het bevat mededeelingen omtrent de personen, die aan den oorlog (voor of tegen den bisschop) hebben deelgenomen, en over de met hen gemaakte overeenkomsten, — verder afspraken over de wijze van oorlogvoeren en het aanwerven van manschappen, — en onderhandelingen over bestand of vrede. Het register is door verschillende handen geschreven, en afkomstig uit de collectie Booth. Het tweede register (N°. 476) bevat eveneens uitsluitend stukken over dezen oorlog. Het bevat weder ontzegbrieven en lijsten van de personen, die aan den bisschop of zijne tegenpartij veete aangezegd hebben, — en verder ook weder vele stukken, betreffende de onderhandelingen over bestand en vrede en de daartoe gehouden samenkomsten. Het is echter onzeker, of dit register bij het eerste behoort; het is met verschillende handen geschreven, waaronder ook (doch zelden) voorkomt de hand, die het grootste deel van het vorige register geschreven heeft. Het register is in een 17e eeuwschen omslag gebonden en afkomstig uit de collectie Booth. 14. N°. 482. — Dit register bevat uitsluitend akten betreffende den oorlog, door den postulaat Rudolf van Diepholt in 1426—1430 gevoerd tegen bisschop Philips van Bourgondië, bij wien zich hertog Arnold van Gelre gevoegd had. Het bevat ontzegbrieven van verschillende personen, lijsten van gevangenen, brieven betreffende de onderhandelingen van den postulaat met zijne tegenstanders over bestand of vrede. Over het geheel is dit register van gelijken aard als de gelijksoortige registers N°. 475/476. Het IX is door verschillende handen geschreven, waaronder ook eene enkele maal voorkomt de hand, die N°. 475 grootendeels schreef en ook in N°. 476 nu en dan voorkomt. 15. N°. 224. — Dit is een register met doorloopenden tekst, waarin bisschop Rudolf, in 1441 als scheidsrechter aangewezen tusschen Kampen en Utrecht in een geschil over vergoeding van de schade, door Kampen geleden wegens het zenden van hulp aan Utrecht in den oorlog van 1428, door een notaris een doorloonend verhaal van het te dezer zake voorgevallene heeft doen opstellen. Verschillende akten, grootendeels van het jaar 1441, zijn daarbij opgenomen. 1©. N°. 183. — Dit register bevat stukken betreffende de regeering van bisschop David én zijne moeielijkheden met het Sticht; de stukken zijn evenwel niet onder één gezichtspunt te brengen. Eerst komen bescheiden voor over het vonnis van den Domproost Gijsbert van Brederode, die zich tegen den bisschop verzet had (1473—1475), — dan vele stukken over het verzet van de kapittelen en de Staten tegen den bisschop, na den dood van Karei den Stoute in 1477, en over den oorlog, in 1481—1483 met hulp van aartshertog Maximiliaan gevoerd, om dit verzet te breken, — verder bescheiden over het verzet van den heer van Wisch c. s. tegen den bisschop in het Oversticht in 1490, — en over een twist van den bisschop met den heer van Ysselstein in 1493. Aan het slot komen enkele stukken voor van verschillenden aard uit de veertiende en vijftiende eeuwen. Het register, door verschillende handen geschreven, is zonder twijfel afkomstig uit de collectie Booth. 11. N°. 502. — Dit register bevat afschriften van stukken, betrekking hebbende op eene overeenkomst, door bisschop Frederik van Baden en de Staten van het Oversticht in Maart 1506 op eene vergadering te Hattem met hertog George van Saksen gesloten over het bezit der stad Groningen. De stukken hebben, behalve op het voorgevallene ter zake der door den hertog tegenover de stad aangenomene houding, soms ook betrekking op de rechten van den bisschop op de stad. Her registertje, door verschillende handen geschreven, is afkomstig uit het archief van het Domkapittel. 18. N°. 10, 9. — Deze formulierboeken zijn blijkbaar samengesteld in de kanselarij van bisschop Frederik van Blankenheim (1393—1423) en bevatten dan ook bijna uitsluitend akten, die van hem zijn uitgegaan. Zij behooren blijkbaar bij elkander en bevatten uitsluitend akten betreffende het kerkelijke bestuur. Het eerste register (N°. 10) bevat geene ongeordende en willekeurig samengebrachte massa akten, maar is dadelijk bij de samenstelling systematisch geordend, zoodat de verschillende formulieren voor dezelfde rechtshandeling bijeengebracht zijn; later zijn er echter andere quaterns, gedeeltelijk van eene andere hand, ingevoegd. Er zijn wel enkele aanwijzingen, die op de herkomst van de X verzameling schijnen te wijzen; maar ze zijn toch te onzeker om ze te vermelden. Het tweede formulierboek (N°. 9) is grootendeels van dezelfde hand. Het bevat wel, evenals het eerste deel, uitsluitend stukken betreffende de kerkelijke rechtspraak; maar de stukken zijn hier niet, zooals in N°. 10, systematisch geordend. Ook behooren de opgenomen stukken, waarvan sommige elkaar opvolgende ongeveer van denzelfden tijd dagteekenen, gewoonlijk tot de latere regeeringsjaren van bisschop Frederik, hetgeen in het andere register, zoover is na te gaan, het geval niet is. Naar het schijnt, bevat het register dus eene nalezing op N°. 10, bevattende verschillende als formulieren opgenomen belangrijke akten, die denkelijk uit verschillende, thans verloren bisschoppelijke registers zijn overgenomen, waarschijnlijk in de orde, waarin ze daarin voorkwamen. In vele gevallen zijn in dit deel de dagteekeningen der stukken mede overgenomen, hetgeen mede schijnt te wijzen op de minder systematische inrichting van dit formulierboek. 19. N°. 11. — Dit register, dat formulieren van akten bevat uit de jaren 1475' vlg., met bijvoegselen tot 1496 ('sbisschops sterfjaar) is blijkbaar voor de kanselarij van bisschop David vervaardigd. Het is grootendeels geschreven met eenzelfde hand en bevat allerlei, meestal op het geestelijke bestuur betrekking hebbende formulieren, waaronder zich verschillende voordrachten bevinden. De bij het volgende nummer als mogelijken samensteller vermelde kapellaan Andries Daneelsz. (1489) wordt ook in eene akte op fol. 42 van dit register vermeld als „heer Andries, cappellaen mijns genadiges heeren van Utrecht". Maar dit stuk (dd. 20Nov. 1483) is met latere hand bijgeschreven, terwijl in vroegere gedeelten van het register (fol. 7vs, fol. llvs.) twee, met de oude hand geschreven akten, voorkomen (ongedateerd en dd. 20 April 1482), waarin Anthonis van der Eeckhout en Jan Ernstz. van Meerten als 's bisschops kapellaans genoemd worden. Men zou derhalve kunnen concludeeren, dat dit register aan N°. 12 is voorafgegaan. *©. N°. 12. — Dit registertje is blijkbaar dadelijk als formulierboek aangelegd, zooals blijkt uit de omstandigheid, dat het systematisch gerangschikt is en de bijeenbehoorende of verwante formulieren bij elkander geplaatst zijn. Het is vervaardigd voor bisschop David, zooals blijkt uit de adressen, die aan het begin genoteerd zijn (nam uit den leeftijd der vermelde personen en ook uit den verwantschapsgraad van velen met bisschop David); daarmede komt overeen, dat de groote meerderheid der stukken, waarvan de uitvaardiger genoemd wordt, van bisschop David is. Er zijn echter enkele van bisschop Rudolf, hetgeen op zichzelf in een formulierboek van zijn opvolger niet vreemd is: misschien is echter soms (zooals op fol. 127 vlg.) ook gebruik gemaakt van fragmenten van een formulierboekje uit de kanselarij van bisschop Rudolf. Er is echter ééne akte, gericht aan Jacobus Firmini (fol. 47), dien ik houd voor den zoon van Firminus, den kruide- XI nier van bisschop Jan van Diest, zoodat dit stuk, als deze gissing juist is, niet onbelangrijk ouder zou moeten zijn dan bisschop David's tijd. Onmogelijk is het niet, dat het formulierboek samengesteld is door zekeren Andreas Daneelsz., die zich in eene akte van 1489 (fol. 57) betitelt als „capellanus et continuus commensalis" van bisschop David; immers van dezen persoon zijn tal van akten in het register afkomstig, en het is geenszins onwaarschijnlijk, dat 's bisschops kapellaan met het redigeeren van velen zijner akten belast zal zijn en dus dikwijls een formulierboek noodig gehad hebben zal. Het formulierboek is denkelijk ook na bisschop David's dood in de bisschoppelijke kanselarij gebruikt; althans er komen nog vrij vele akten van bisschop Frederik in voor. NB. De vier formulierboeken der bisschoppelijke kanselarij zijn ontleed, tegen het voorschrift onzer Handleiding. Bij nadere kennismaking met deze registers bleek het mij toch, dat zij bijna uitsluitend afschriften bevatten van oude akten, die werkelijk bestaan hadden en die ik (hoewel ze helaas meestal geen datum meer vertoonen) te liever in deze verzameling vermeldde, omdat zij bijna altijd behoorden tot categorieën van stukken, die in de bewaarde bisschoppelijke registers juist niet opgenomen zijn. — De beide formulierboeken N°. 248 en N°. 250 zijn daarentegen niet ontleed, omdat ze bij nadere studie partikuliere formulierboeken bleken te zijn, die ten onrechte in den inventaris waren opgenomen. Voor deze registers geldt dus niet het boven medegedeelde motief, dat voor hunne ontleding ten behoeve van dit werk pleitte. Uit de opgesomde registers zijn opgenomen de volgende categorieën van stukken: 1. De oorkonden, die in extenso afgeschreven zijn. 2. De stukken, die eene rechtshandeling op schrift brengen, doch in een anderen vorm dan de oorkonden (b.v. in den vorm van een brief of een dingtaal) zijn opgesteld. 3. Stukken van verschillenden aard, die tusschen de oorkonden in de hier behandelde registers- opgenomen zijn, met uitzondering van lijsten van borgen, presenten op de klaringen, vredeloozen en beboeten, die zeer weinig belangrijk zijn. Ik leg er nadruk op, dat derhalve in résumé medegedeelde stukken en aanteekeningen over rechtshandelingen niet opgenomen zijn. Voor de bewerking der doorloopende registers der bisschoppelijke kanselarij (judicialia en officiatoria) zijn eenige bijzondere regels vastgesteld, die onder de nummers 8 en 10 zijn medegedeeld. Aanteekeningen by eene in extenso afgeschreven akte, die eene nieuwe uitvaardiging dezer akte (hetzij op een lateren datum, hetzij aan een ander adres) vermelden, zijn vermeld in eene noot bij het regest der oorspronkelijke akte. Ik maak melding van eene onwillekeurige afwijking van in onze Handleiding gestelde regels voor regestenhjsten. De plaats van uitvaardiging der oorkonde is in deze regesten niet opgenomen. Dit is aanvankelijk door een der bewerkers bij vergissing niet gedaan, en toen ik het verzuim bemerkte, te laat om het te herstellen, scheen het mij regelmatiger, om ter wille van de unifor- 2 5. (769 Maart 1.) Datum Kal. Martii anno primo regni nostri. Actum Aquis palatio publico. Koning Karei (de Groote) bevestigt de St. Maartenskerk in de wijk Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar. Afsehr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n». 43 fol. 4. Afschr. — Reg. n'. 44 fol. 5. ©. (777 Juni 8.) Data VI Idus Junii, anno VIIII ejusdem gloriosi regis (Karoli). Actum Niumaga palacio publico. Koning Karei (de Groote) schenkt aan de St. Maartenskerk in het Oude Trecht de villa Leusden, vier bosschen aan de Eem, de kerk Upkirika bij Dorestad, het ripaticum op de Lek en een eiland tusschen Eijn en Lek. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 4 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 5 vs. 1. Z. j. (777—866, met latere bijvoegselen.) Lijst van de goederen en hoorigen der St. Maartenskerk te Trecht. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 15. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 49 vs. NB. Over de dateering vgl. Muller, Het oudste cartularium. Inleiding p. XVI—XXVI. 8. (815 Maart 18.) Data XV Kal. Aprilis, anno secundo Ghristo propicio imperii domni Hludovuici piissimi augusti, indictione VIII. Actum Aquisgrani palatio regio. Keizer Lodewijk (de Vrome) bevestigt de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van den tiend van allo domeingoederen aldaar, van de voogdij over de mannen der kerk en van vrijdom van lasten te Dorestad. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 5. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 6 vs. O. 828 (Februari 7). Acta est autem publice in villa Embrici, anno XV imperii domni Hludouuici imperatoris, incarnationis vero Dominice anno DGCCXXVIII die VII Idus Februarii. Geroward schenkt aan de St. Maartenskerk in het Oude Trecht verschillende goederen en hoorigen. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. - Reg. n°. 43 fol. 12. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 15 vs. £©. 834 (December 26). Acta est autem haec traditio publice in villa Ostarbac, VII Kal. Januarii, anno incarnationis Domini nostri Jesu Chfisti DGCGXXXIIII, indictione XII, regni etiam gloriosissimi imperatoris augusti Hludouuici anno XXI. Ovo en anderen schenken aan de St. Maartenskerk in den burg Trecht voor de zielsrust van Wibrecht al wat deze bezat te Oosterbeek en op de Praast. Afschr. — Codex van Egmond. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 14 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 19. 7 en den tol te Muiden, de visscherij in de Almere, goederen tc Locnen, aan de rivier de Vecht en te Eek, en het muntrecht te Utrecht. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 21. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 28. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 65. 34. 975 (Juni 6/7). Data VIII (of VII) Idus Junii, anno Domini DCCCCLXXV, indictione III, anno vero regni Ottonis XV, imperii VIII. Actum Erpesfort. Keizer Otto 'fi schenkt aan de Utrechtsche kerk al wat zij nog niet bezat in de villa Muiden, benevens den tol aldaar. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1515 Juli 11.) Zegel verloren. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 20 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 27 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 55. NB. De bedoeling van het vidimus was, den bisschop een rechtstitel te verschaffen voor het bezit van Ameide. 35. Z. j. (994—1008.) > Bisschop Ansfrid schenkt aan de kerken van St. Maria en St. Maarten te Utrecht een landgoed in het graafschap Bien. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 25. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 33 vs. 3G. (996 September 20.) Anno Dominice incarnationis DCCCCXCIII, indictione X, anno vero tercii Ottonis regnantis XIII, imperii autem ejus I, XII Kal. Octobris et in V feria. Actum est in Traiecto. Frethebold schenkt aan de Utrechtsche kerk al zijne landerijen in het graafschap Teisterbant. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 22 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 30. NB. Regeeringsjaren en indictie bewijzen, dat niet 993, maar 996 bedoeld wordt. 39. 999 (April 11). Data III Idus Aprilis, anno Dominice incarnationis DCCCCXCVIIII, indictione XII, anno III Ottonis regnantis XVI, imperantis III. Actum in Romano palatio. Keizer Otto III schenkt aan de Utrechtsche kerk het rechtsgebied over de villa Bommel in de gouw Teisterbant, met den tol, de munt en de gruit, en verder den eigendom van hetgeen Poppo in ministerium had in de villa Arkel. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 23. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 31. 38. 1002 (September 3). Data III Non. Septembris, anno Dominice incarnationis MII, indictione I, anno vero domni Heinrici regis I. Actum Elisla. Koning Hendrik II schenkt aan de Utrechtsche kerk het rechtsgebied over de villa Bommel in de gouw Teisterbant met den tol, munt en gruit, en verder den eigendom van hetgeen Poppo in ministerium had in de villa Arkel. Afschr. — Reg. n". 43 fol. 24. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 32. 12 S9. 1046 (Augustus 23). Actum X Kal. Septembris, anno Domini MXLVI, indictione XIIII, anno autem domni tercii Heinrici ordinationis ejus XVIII, regni vero VIII. Actum Spire. Koning Hendrik III schenkt aan den bisschop van het Oude Trecht het voorrecht, dat de mannen der kerk voor den voogd der kerk zullen terechtstaan; de wastinsigcn en de vrijen onder voogdij der kerk zullen dezelfde rechten als die der Keulsche kerk genieten; de nalatenschap van vreemde priesters zal aan de kerk vervallen. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 30. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 40 vs. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 233 vs. ft8. Z. j. (1047 — 1056.) Keizer Hendrik III schenkt aan zijnen getrouwen Anselm een goed in de villa Zevenaar in de gouw Hameland. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 32 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 43 vs. SO. 1049 (Juli 11). Data V Idus Julii, anno Dominice incarnationis MXLVIIII, indictione II, anno domni Heinrici tercii regis, imperatoris secundi, ordinationis ejus XXI, regni quidem. XI, imperii III... Actum Aquisgrani palacio. Keizer Hendrik III schenkt aan bisschop Bernold het voorrecht, om eene weekmarkt en eene jaarmarkt te hebben te Oldenzaal. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 32. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 43. Afschr. — Reg. n°. 45 fol. 56. GO. Z. j. (1056—1062.) Koning Hendrik IV verbiedt om in de gouw Drente te jagen zonder verlof van den Utrechtschen bisschop, en beveelt den wildban der Utrechtsche kerk te handhaven. Afschr. - Reg. n°. 43 fol. 33 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 45. NB. De oorkonde is blijkbaar gegeven door koning Hendrik, die in 1056 optrad, tijdens de voogdij zijner in het stuk genoemde moeder Agnes, dns Diet later dan 1062. Op 7 April 1059 en op Paschen (31 Maart) 1062 was de koning te Utrecht; denkelijk zijn dit charter en de drie hierna volgende op een dezer beide dagen uitgevaardigd. Zij kunnen echter ook gegeven zijn 21 Februari 1057, tegelijk met de hierna genoemde koniogsoorkonde. Gi. Z. j. (1056—1062.) Koning Hendrik IV bevestigt de gift van een graafschap in Teisterbant, door keizer Conrad II aan de Utrechtsche kerk gedaan. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 34. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 45 vs. NB. Over de dateering vgl. de noot bij het vorige nummer. O*. Z. j. (1056-1062.) Koning Hendrik IV bevestigt de gift van het graafschap Drente, door keizer Conrad II aan de Utrechtsche kerk gedaan. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 34 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 46. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 186. NB. Over de dateering vgl. de noot bij n°. 60. 18 Doorn en Coten, en schenkt het bovendien den tiend, den cijns en het gerecht daarover, benevens aan den Domproost de synodale rechten over dit broek en dat van Werkhoven en Zeist. Afschr. — Reg. n°. 43 lol. 50 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 69 vs. 91. ] 131. Datum anno Dominice incarnationis MCXXXI, indictione VIIII, anno regni Lotharii VI, episcopatus nostri IIII, tempore Teodrici advocati comitis Hollandie, et domni Rotberti abbatis. Bisschop Andreas staat aan de abdij van St. Truijen af cenige novale tienden in de villa Babiloniënbroek. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 46 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 63 vs. 99. 1131. Gesta suni hec anno Dominice incarnationis MCXXXI, indictione VIIII, episcopatus mei IIII. Bisschop Andreas beslist als scheidsman de geschillen tusschen de kapittelen van St. Maarten en St. Salvator over het gezamenlijk verrichten van den dienst in de kerk van St. Salvator op den tweeden Paaschdag, den tweeden Pinksterdag en den tweeden Kerstdag, en over het verzuim der vier kapittelen betreffende het beantwoorden van den zang in den Dom op Paschen. Afschr. — Reg. n°. 43 fol. 48. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 65 vs. 93. 1133. Actum anno incarnati verbi MCXXXIII, indictione X, presulatus domini Lietardi III. Lietard, bisschop van Kamerijk, schenkt aan de kapittelen van St. Maarten en St. Bonifacius de kerken van Westerlo en Oulo, tegen eene jaarlijksche uitkeering van 2 Antwerpsche solidi door den dienstdoenden priester. Afschr. - Reg. n°. 43 fol. 46 vs. Afschr. — Reg. n°. 44 fol. 63. 041. 1134. Et hec quidem gesta sunt anno incarnati unigenili eterni 1134, indiccione duodecima, episcopatus mei anno septimo, regnante rege seculorum. Bisschop Andreas schenkt aan het kapittel van St. Salvator eene prebende in dat kapittel, die tot zijne collatie stond en vroeger aan den deken van het kapittel werd verleend, waartegen het kapittel aan den bisschop afstaat de helft van de tienden der kerk van Bodegraven, om daarmede den deken, die voortaan persoon van Bodegraven zal zijn, te beleenen, met uitzondering van acht aan het kapittel voorbehouden hoeven. Afschr. — Liber catenatus v. Oudmunsler fol. 60. 9&. 1138 (April 9). Data V Idus Aprilis, indictione I, anno Dominice incarnationis MCXXXVIII, regnante Conrado rege Romanorum II, primo anno regni ejus. Actum Colonie. Koning Conrad DU geeft het graafschap Oostergo en Westergo 32 van Drinen, als ministeriale aan Otto, graaf van Dalen, in ruil voor Jutta, dochter van Wolthard van Drinen. Met geschonden zegel in witte was. Oorspr. — Ch. n°. 95*. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 1941. 1280 (Juli 18). Ghegheven des Donresdagfm. nae sente Margrieten doch. Arnoud heer van Yselsteyne draagt de leenen, die hij van het Sticht houdt, op aan bisschop Jan, nu deze hem ontzegd heeft Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 423. - IS5. 1281 (September 5) feria VI ante Nativitatem beate Marie. Willem vanHarlem erkent, als voogd over zijne halve broeders, de betaling van 50 pond Leuvensch door den heer van Bronchurst en Otto van Dalen aan wijlen zijne stiefmoeder Eatherina. Afschr. — Reg. n9. 2 fol. 448. 190. 1282 (Maart 25) ipso die Annunciacionis beate Marie Virginis. Everhard, bisschop van Munster, draagt op aan Otto, graaf van Dale, den eigendom van den hof Werninc en het huis Smithinc en ontvangt van hem wederkeerig den eigendom van den hof Honhofh met twee hoeven Swinehus en Hemberg. Met zegel van den bisschop in witte was. Oorspr. — Ch. n". 96. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145. 199. 1284 (April 19). Datum anno Domini 1284 feria IV post Dominicam qua cantatur Quasimodo geniti. Het Domkapittel van Munster erkent verkocht te hebben aan Herman van Satherslo de huizen Bardine, Gerdinc, Hademanninc, Wilradinc, Brinchus, Wilhelminc en Ickinc in de parochiën Enschede, Deldcn en Marclo in Thwente, voor 40 mark nieuwe Munstersche penningen, gebruikt voor den aankoop van de „officia" in Dale en Aldorpe. Met zegels van bisschop Everhard, het kapittel en den proost Walram in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 97. 198. 1284 (Mei 31) feria quarta post Pentecostes. Florencius, graaf van Holland, bevestigt abt en convent van Ludenkerke in het patronaatrecht van de rectorie of het personaat van Texel, waarvan de brieven, hun verleend door Roomsch-koning Willelmus, den kardinaal-diaken Petrus ad Velum aureum, pauselijk legaat, en wijlen Reynerus, reetor van bedoeld personaat, hun door kwaadwilligen ontnomen zijn. Afschr. - N°. 207 afd. Charters. 19». 1289 (October 19) in crastino Luce Ewangeliste. Florentius, graaf van Holland, verpandt aan Huibert van Viane de wereldlijke jurisdictie over Vresewycke. Afschr. - Reg. n°. 46 fol. 211. 37 «06. Z. j.~ (1301—1341.) De bisschop doet uitspraak van den zoen over de verlamming van Willem van Heeswijc door Albrecht de Lose en zijne magen. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. S09. Z. j. (1301—1341.) De Domproost en de deken van St. Pieter spreken den zoen uit over de „corwonde" van den zoon van Arnoud Borre ter eenre, en de verminking van Jan Hake ter-andere zijde, welke verwondingen dezen en hunne magen aan elkander hebben toegebracht. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. NB. In dorso 's bisschops uitspraak over den doodslag van Wouter, broeder van Everart van Stoutenberg door de kinderen van heer Jan van Woudenbergh en hunne helpers. (Doorgeschrapt.) «OS. Z. j. (1301—1341.) De bisschop spreekt den zoen uit over den doodslag, door Willaem Hack en vier anderen op Gerard Backaer gepleegd, bepaalt het bedrag van het zoengeld op 250 pond zwarte Tornoisen en beveelt den schuldigen, een voetval te doen met 100 mannen, 200 zielmissen te doen opdragen en klooster winning te doen tusschen Noede en Bodegraven. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. *<50». Z. j. (1301—1341, Augustus 1) in Sente Peters dage ad Vincula. De Domproost, de heer van Vianen en de deken van St. Peter te Utrecht doen uitspraak in het geschil tusschen den bisschop met zijnen borgman Lude te Dullenborgh en Steven en Dideric van Linden en hun rechter Herman Hardenecke over het gerecht te Linden, en bepalen de schadevergoeding, die Dideric en de zijnen wegens mishandeling van des bisschops borgman Lude en zijne vrienden moeten betalen. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. *£!©. Z. j. (1301—1341 September) feria sexta post Egidij. De bisschop, de heer Uitten Goye, Hubrecht van Vyanen, Ghisebert van Yselsteyne, Jan van Bozinghem en Henric van den Rine doen uitspraak in het geschil van Dideric van Brakel, zijn broeder en zijne zuster ter eenre, en Jan van Zulen en zijn broeder, Dideries kinderen, ter andere zijde, over de verdeeling der nagelaten goederen van Sveder van Beverwerde. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. 811. Z. j. (1301—1341.) De deken van St. Peter doet uitspraak in zake de verdeeling van de nagelaten goederen van Oitbert, den lombard van Amersforde, tusschen diens zoon Willaem, den lombard van Renen, en de executeurs van Oitberts testament. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. 38 Z. j. (1301—1341.) De bisschop doet uitspraak in de geschillen tusschen heer Jan (van Woudenberg?) en heer Sveder (van Apcwoude) over hun récht op den tiend te Achteveld, het gerecht te Lottervelde, de zwaandrift, het goed te Ema, het goed te Ymminchusen en andere zaken. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. «18. Z. j. (1301—1341.) Memorie van grieven van den bisschop over de aanmatigingen van de stad (Utrecht) tegen zijne rechtspraak. Min. — N°. 207 afd. Klachten. «141. Z. j. (1301—1341.) Memorie van grieven van den bisschop over brandstichting en roof, door heer Sveder van Vyanen, Jan van Lichtenberch en hunne helpers sedert het begin van den oorlog gepleegd. Mn. — N°. 207 afd. Klachten. Z. j. (1301—1341.) Memorie van grieven van den bisschop over wandaden, door den graaf van Ghelre en de zijnen tegen 's bisschops onderzaten gepleegd. Min. — N°. 207 afd. Klachten. «16. Z. j. (1301—1341.) . Klacht van ridder Henric van Orch en de zijnen aan den bisschop van Utrecht over het tegen hen door de Hopsinghe gepleegde geweld, — en van schout Henric van Elde en andere verdrevenen over „die van Orch." Afschr. — N°. 207 afd. Klachten. «19. 1303 (Maart 28) feria V post Judica. Richarda, gravin van Dale, doet afstand van haar bij huwelijkscontract gevestigd recht van vruchtgebruik op den hof in Otmersbocholte, den hof Dalen, den hof Bclledinchof, den hof Meckinchof, met het jus castrense in Burlar en de vervallene dienst- of leengoederen, ten behoeve van hare dochter Cunegundis. Met zegel der gravin in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 99. »18. 1303 (Augustus 5). Ghegheven int jaer ons Heren 1303 des Manendaghes voer sente Laurens daghe. Lambrecht de Vriese en Alart van Buren verklaren, dat bisschop Guy hun schuldig is 2800 pond zwarte Tournooisen, die hij beloofd heeft te zullen aflossen uit de gruit te Utrecht en uit de tollen van den Gheyne, Nyewervaert en Reenen; hiermede zijn alle vroegere schuldbekentenissen, die in het Duitsche huis bewaard worden, vervallen. De H zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 340. 39 581». 1303 (November 1). Datum anno Domini 1303 Kal. Novembris. Beatrix, abdis van Essen, draagt .aan Theodericus, zoon van wijlen Eebertus, heer van Almelo, en van Mechteldis de Lymburg, voor zijn leven op het meierambt van de goederen harer kerk in Salland, nam. in Archem, Erchen en Olst, en over de daarop wonende hof hoorigen. Min. — N°. 207 afd. Charters. 33©. 1303 (November 24) vigilia Katherine. Otto, bisschop van Munster, neemt Willem, graaf van Dalen, aan tot burgleenman van het kasteel Botzelere, en beleent hem als een burgleen met eene jaarlijksche uitkeering van 10 marken, met beding van lossing. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 144. 8511. 1304 (Maart 7). Datum anno Domini 1304 in die Perpetue et Felicitatis virginum beatorum. Jan graaf in Benthem schenkt aan zijn dienstman Ernst Beygter(?) het huis Rencinch en de „casa" Cleve. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 100. 88». Z. j. (na 1304.) Akte van oprichting van het waterschap van Vechter- en OudWulverbroek. (Fragment) Afschr. — Reg. n°. 275 fol. 146 vs. 333. 1305 (Juli 7) in festo beate Materniani. Mauricius, proost te Wildeshusen, ruilt met Hendrik, graaf van Dalen, den ministeriaal Gerard dye Bieste tegen Hildegundis van Recanape en hare dochter. (Naar een afschrift dd. 1314 Juli 22.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146. 834. 1306 (Maart 13). Dominica qua cantatur Letare Jherusalem. Bernard, heer van Ahus, ruilt met Hendrik, graaf van Dale, het goed Leminchare in de parochie Nede tegen het goed Vorwerch in de parochie Otmersbucholte. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145 vs. 385. 1306 (December 23) des VridagJies na sente Thomaes daghe. Bisschop Guy gelast zijnen schouten („ambochtslude") in het land van Utrecht, om Gheraet, neef van heer Coenraet, Herman Winter en Jacob van Ceps gevangen te zetten. * Zegel verloren. Oorspr. — Reg. n°. 206. (Geplakt tegen de binnenzijde van den band.) 336. 1307 (Mei 6). Ghegheven int jaer ons Heren ende up den dach alse voerscreven is (des Saterdaghes na ons Heren upvart int jaer ons Heren 1307). Gherart van den Velde Claissoen draagt aan bisschop Guy op het huis te Beverward c. a., dat Mj als dienstgoéd van het Sticht hield. Met zegels van Gherart van den Velde en Ghisebrecht wt den Goye in groene was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 160. 40 839. 1307 (Juni 24) in sente Jansdqge te Midzomer. Bisschop Ghye doet uitspraak in de geschillen sedert 's bisschops vertrek naar Duveland tusschen de stad Utrecht eenerzijds en de bannelingen uit de stad met het land van Utrecht anderzijds, — uitgezonderd over den doodslag van heer Jacop van Lichtenbergh, heer Gert Vrenken en heer Werneer. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 36. 338. 1307 (Juli 2) des Sonnendaghes na sente Pieters ende Pouwels daghe. De bisschop verklaart als scheidsrechter in do zaak betreffende den doodslag op Dieric van Lyenden, dat Starke Hughe en Dieric zoon van vrouw Wibaer onschuldig bevonden zijn, — dat Pieter Merekijh met zijne gevangenschap en de daaraan verbonden kosten zijn aandeel aan de misdaad gezoend heeft, — en" dat de overige 43 beklaagden het zoengeld zullen betalen ten bedrage van 860 W zwarte Tornoisen, terwijl men een voetval doen zal met 200 mannen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en 500 zielmissen winnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 81. 389. 1307 (Augustus 20) Dominica post Assumptionem b Virginis. Everard van Stoutenberch erkent schuldig te zijn aan Diederik Scoute 86 pond en geeft hem daarvoor als pand in leen zijn tiend in Hare. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 302. 33©. Z. j. (1307 November 1.) Alre Heylichghen daghe. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Huichsijn (te Oudewater) op 450 ® zwarte Tornoisen, te betalen door Jonghe Kerstans en Pieter die Svan, terwijl men een voetval doen zal met 200 mannen, 500 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven; tevens wordt bepaald, dat de overeenkomst, gemaakt over de betaling van 215 ft? door Pieter Huichsijns broeder, zal van kracht blijven- de bisschop zal te beteringe 500 66 ontvangen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 88. 331. Z. j. (1307 November 5) des Sonnendaghes na Alre Heylichghen daghe. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gert van Doeveren op 390 ee zwarte Tornoisen, terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 84. 333. 1307 z. d. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gyzebrecht Ommers op 375 W zwarte Tornoisen, te betalen door Loyf en Sprong Barthelmeussone, voor henzelven en hunne 41 beide overledene broeders, Jan Coppe Ruskensone, Jacop Bloemaert Nanneboissone en de kinderen van Lnttic Alebaren, terwijl Loyf en Sprong met 100 mannen een voetval doen zullen, 350 zielmissen zullen winnen en kloosterwinning doen tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 79. 833. 1307 z. d. Florens de Onledichghe bepaalt namens den bisschop als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Pieter Hoiers op 100 fë zwarte Tornoisen, te betalen door Jan Blocman en Pieter Lemmelssone, terwijl men een voetval zal doen met 50 mannen, 300 zielmissen zal winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 79. 334. Z. j. (1307.) Lijst van hoeven (van 32 morgens), die verplicht zijn tot onderhoud van den dijk te Openesse. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 33. 335. Z. j. (1307.) Lijst van den hoefslag op den dam van Lopikerwaard opwaarts naar het Gein. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 34. 33G. Z. j. (1307.) (De bisschop) bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag van Willaem Roest door Mertijn Fompe en Rycout Stappekijn op 80 66 zwarte Tornoisen, en bepaalt tevens het zoengeld voor den doodslag van Diddekijn van der Meente. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 83. ' 339. Z. j. (1307.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Dieric van Cleve op 900 66 zwarte Tornoisen, te betalen — daar de doodslag in de vrije markt geschiedde — door de vier personen, die het geleide hadden, 25 fë, en door elk der andere beklaagden 10 £§, terwijl men een voetval doen zal met 200 mannen, 300 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 84. .338. Z. j. (1307.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Lambert en Roederic, kinderen van Willaem Scout, op 400 t§ zwarte Tornoisen, te betalen door acht in de oorkonde met namen genoemde personen; terwijl men een voetval zal doen met 200 mannen, 300 zielmissen zal winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven; tevens verklaart de bisschop, dat vier personen onschuldig bevonden zijn. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 86. 42 83». (1308 Maart 22.) Gegeven int jair ons Heeren 1307 des Vrydages voer onser Vrouwen dach Annunciatio. Bisschop Ghye geeft, met vernieuwing van de door zijn voorganger bisschop Henrick gestelde voorwaarden, het land gehceten Des Bisschops-weyde of Custwijck, aan de landzaten aldaar in erfpacht. (Opgenomen in eene akte dd. 1372 Juli 13.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 70. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 72. 34©. 1308 (Maart 25). Datum anno Domini 1308 ipso die Annunciacionis beate Marie Virginis. Boudewijn, heer van Stenvorde, ruilt met bisschop Guy de ministerialis Hillegunt van Berghenthem met hare kinderen, tegen Berta vrouw van Reyner Wlf met hare kinderen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 341. (1308 April 8.) Datum anno Domini 1307 in crastino Palmarum. Johan, graaf van Benthem, ruilt met den bisschop van Utrecht de ministerialis Amelgardis vrouw van Arnolt Kedynch met hare kinderen, tegen de ministerialis Lutgart vrouw van Everhart van Quendorpe en hare kinderen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147 vs. 343. 1308 (Juni 4) des Dinsedagkes na Pinxterdaghe. Bisschop Ghye stelt een dijkrecht vast voor het land „tusschen der Honepe ende der zee op der syde van der Ysele, daer Deventer op staet". Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 116. NB. • De titel van het stuk luidt: „Dat dijckboeck van Sallant." 343. 1308 (November 11) op sente Martiins daghe in den Winter. Bisschop Guy geeft een nieuwen brief over de voorwaarden, waarop zijne voorzaten des bisschops goed te Milant in erfpacht hebben uitgegeven, daar de landzaten den ouden brief verloren hebben. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1357 November 17.) A Zegel verloren. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 60 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 70. Oorspr. vid. — Ch. n°. 303. 344. 1308 z. d. De raden en gezworenen van Fiwilgo en de burgers van Damme verklaren den bisschop van Utrecht, dat zij, daar de markt te Groningen wegens de hoogloopende geschillen met die van Utrecht onveilig is geworden, de markt te Damme zullen beschermen en daar met 19 gezworenen den vrede zullen handhaven. Met zegel van de burgers van Appingadam (?) in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 196. 48 Jan Henrix Gheldolfss., den zoon van Gizebert Gizebertss. en den zoon van vrouw Landrade in drie termij uen; terwijl men voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 13. 898. Z. j. (1310 Maart 12) feria 5<* post Invocavit. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Jan van Bumelare en zijn broeder Riquin op 200 te, te betalen door Borre van Amerunghe, zijn broeder Dideric, Wouter Buse, Jan Godeliinz. en Dideric van Scaedwiic, welk zoengeld tevens gelden zal voor den doodslag op Willekin van Hagenouwe door bovengenoemden Borre; men zal ook een voetval doen met 50 mannen, 200 zielemissen winnen en kloosterwiffning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. iï°. 206 p. 92. 893. 1310 (April 29) des Wonsdaghes na Belokene Paesken. Bisschop Guy verklaart, dat hij verhinderd is uitspraak te doen tusschen het land van Utrecht en de stad Utrecht, betreffende roof en brand en den twist, waarin zij gewikkeld zijn, en verlengt daarom den vrede tot Saterdaghe na Pinxten. Zegel verloren. Oorspr. — Reg. n°. 206 los bij p. 39. 894. . 1310 (Mei 5). Datum anno Domini 1310 feria III post Dominicam qua cantatur Misericordia Domini. Bisschop Guydo beveelt, de excommunicatie der Friezen van Stellingwarf en Seoterwarf, uitgesproken bij de hier ingelaschte brieven dd. 1309 (Augustus 24) die Bartholomei Apostoli, bij eiken kerkdienst in het openbaar te verkondigen. (Transfix.) Met zegel van den bisschop in groene was, — en: met zegel van den bisschop in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. Oorspr. — Ch. n°. 425t>is. NB. In het bis-nummer staat ten onrechte: „feriaII" in plaats van „feriaIII". S»S. 1310 (Mei 16) te Midde Meye. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op meester Coppijn op 150 të, te betalen in drie termijnen door Henric Gerts Sillinxs.; terwijl men voetval zal doen met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 24. NB. Het jaartal ontbreekt, maar is ontleend aan het opschrift aan het hoofd van de bladzijde: „Anno Domini 1300 decimo inmediate post Pascha." Paschen viel in 1310 op 19 April; 16 Mei was dns zeker de dag van uitspraak: „Gheseghet te Middemeye te Vredeland". 816. Z. j. (1310 Mei 16) te Midmeien. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Dieric Gheilinx op 100 ee, te betalen door meester Henric in drie termijnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 24. 54 3©9. (1311 April 25.) Datum Avinionis VII Kal. Maii pontificatus anno VI. Paus Clemens V draagt aan den elect van Munster op, om de door bisschop Guydo uitgesproken excommunicatie tegen die van Stellingwarf en Scoterwarf te bevestigen. (Opgenomen in eene akte dd. 1311 Juli 27.) Afschr. — Ch. n°. 425. 31©. 1311 (April 27) des Dynsdaghes na sente Marcus daghe. Bisschop Ghye oorkondt, dat hij het zoengeld voor den brand, gesticht door Rover van Montforde en zijne helpers, en voor Rover's verdere misdrijven in 's bisschops landen bepaalt op 300 ge zwarte Tornoisen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 97. NB. De datum is later veranderd in: s Mendaghes na Faesken (12 April). 311. 1311 (Mei 6) feria V post Invencionem sancte Crucis. Hendrik Tagge met zijne broeders en zusters verklaren voor het gerecht der stad Vreden aan Hendrik, graaf van Dale, een burgleen in Novum castrum (Nyenborch) verkocht te hebben, en beloven het verder noodige bij den bisschop van Munster te verrichten, waarvoor zij borgen stellen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 148. 313. 1311 (Juli 3). Datum anno Domini 1311 Sabbato post b. Petri et Pauli Apostolorum. Het Domkapittel geeft kennis van de toezending en van den inhoud van de akten dd. 1309 (Augustus 24) die b. Bartholomei Apostoli en 1310 (Mei 5) feria III post Dominicam qua cantatur Misericordia Domini, betreffende de excommunicatie der Friezen van Stellingwarf en Scoterwarf. (Transflx.) Met zegel van het kapittel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. 313. 1311 (Juli 5). Datum anno Domini 1311 crastino Translacionis b. Martini Episcopi. Ano(?) abt van Rune, Wicher deken van Drenthe en Thomas, Symon, Johannes en Frederic, pastoors te Groninge en Rodlo, verklaren de akten dd. 1309 (Augustus 24) en 1310 (Mei 5) feria III post diem Dominicam qua cantatur Misericordia Domini, betreffende de excommunicatie der Friezen van Stellingwarf en Scoterwarf, gepubliceerd te hebben. (Transflx.) Met zegels van de abdij, den deken en de vier pastoors in groene, roode en witte was. Oorspr. — Ch. n°. 425. 311. 1311 (Juli 27). Datum anno Domini 1311 feria tercia post beati Jacobi Apostoli. Lodewijk bisschop van Munster, die bij de hier ingelaschte bul van paus Clemens V datum Avinionis VII Kal. Maii pontificatus anno VI (1311 April 25) de opdracht heeft ontvangen om de door bisschop Guydo uitgesproken excommunicatie tegen die van Stellingwarf en Scoterwarf te bevestigen, bevestigt de uitgesproken excommunicatie.. Met zegel van den bisschop in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — - Ch. n°, 425. 56 Gundeloing in de parochie Schapingen in de buurschap Hewen, dat Gerlach in eigendom had en dat hij voortaan zal bezitten als een feodum castrense. Met gebroken zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 101. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 320. 1312 (Juni 18) des Sonnendaghes voer sinte Johans daghe Baptiste te Middesomer. Dideric van Harlare draagt het huis en hofstede van der Ameyde op aan bisschop Guy en ontvangt het van hem weder te leen. Met zegels van Harbaren van Arkel, Ghisebrecht van Yselsteyne, Johan van Linscoten, Steven van Sulen, Wouter van Sulen en Geliis van den Bosche in groene was; 5 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 146. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 72. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 138. 321.. Z. j. (1312 Juni 18) des Sonnendages voir sente Jans daghe te Midzomer. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Clais van Wesip op 330 f§ zwarte Tornoisen, te betalen door Scnoy van den Ouden Geine, voor zijn zoon Henric, en door Gert Wolfss.; terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 102. 333. 1312 (Augustus 1) in sente Peters daghe toit ingang Oeghest. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Amelys Heynens. van Gernaer op 100 W zwarte Tornoisen, te betalen door de 13 beklaagden; terwijl men een voetval doen zal met veertig mannen, kloosterwinning doen in vijf kloosters en 200 zielmissen winnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 112**. 323. 1312 (Augustus 16) in crastino Assumptionis beate Virginis Marie. Rudolf Vonke draagt den abt der St. Paulus-abdij te Utrecht ten behoeve van bisschop Guy zijn goed in de Mersghe tegenover Renen op, met welke goederen de abt daarna volgens 's bisschops aanwijzing diens ostiarius Hendrik Valeker beleent, totdat de bisschop hem en zijne abdij voor die goederen behoorlijk zal hebben voldaan. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 137 vs. 334. 1312 (Augustus 16) in crastino Assumpcionis beate Virginis Marie. Leyda, vrouw van Rudolf Vonke, verklaart voor den abt der St. Paulus-abdij en zijne leenmannen, als geïnteresseerde bij den verkoop door haar man van goed in de Mersghe tegenover Renen, dat deze haar aan dat goed gelijftocht had, doch dat dit recht, nadat de goederen aan den abt gekomen zijn, door dezen niet bevestigd is. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 137 vs. 57 335. Z. j. (1312 October 1) *e Bamisse. De bisschop bepaalt als scheidsrechter dè boete, te betalen door Alebrecht Wouterss, zijn broeder Ghize, Jan van Amerberghe en Pieter Biensoen, allen te Zoes, wegens de gewelddadige pandwering, die zij gedaan hebben tegen Jan van Coudenhoeve, schout van Adaem van Lochurst, op 80 ff. Afschr. — Rog. n°. 206 p. 101. 33B. 1312 (November 3) feria 6« post Omnium Sanctorum. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het bedrag der schadevergoeding , door Jan van Martijn te betalen aan Ghenekijn van Tiele voor diens gevangenhouding, op 40 83 zwarte Tornoisen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 101. 339. Z. j. (1312.) Volewijn, zoon van vrouw Svanelde, en zeven anderen geven ten verzoeke van den heer van Yselsteyn, wien met den heer van Vyanen de uitspraak is opged/agen in het geschil tusschen Jan van Liesvelt en Cnoip van Benscoip over den tiend van Bonscoit, eene uitspraak over het met dien tiend voorgevallene, terwijl zij zich ter beslissing over het recht van partyen onbevoegd verklaren. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 101. 338. Z. j. (1312.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Dideric Sprinker op 300 83 zwarte Tornoisen, te betalen door Ghysebert Stoec en zijn broeder Henric Stoec, terwijl men een voetval zal doen met 50 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doep in de kloosters tusschen Noden en Bodegraven. Met opgaaf der borgen van de gebroeders Stoec. Afschr. — Reg. n". 206 p. 100. 33». Z. j. (1312?) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Heyn, den schepen, die, door den schout opgeroepen om vrede te leggen, verslagen werd, op 350 ff, te betalen door negen beklaagden en door zeven personen, die onschuldig bevonden zijn; terwijl men zielmissen zal winnen en kloosterwinning doen tusschen Node en Bodegraven, zooals gewoonte is, en een voetval doen met 200 mannen. Verder bepaalt de bisschop de zoengelden, die voor de verminking en verwonding, gedaan in het gevecht van Reinaer Sibrantss. met Thydeman Willaem Ruscensoen en zijn broeder en met Volprecht Volquiensoen moeten worden betaald. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 112***. NB. Aan de keerzijde van dit blad staan nog bepalingen opgeteekend over hetgeen zekere Pouwels met zijne broeders zal betalen aan zekeren Ludekijn; het blijkt niet, of dit behoort bij de uitspraak over den doodslag van schepen Heyn. 330. 1313 (Februari 20 of October 16) in die beati Galli Confessoris. Bisschop Guido geeft-aan Herman Vleysch, schout te Vollenhoe, een erf aldaar en eene erfrente van 15 83 zwarten Tournooisch 's jaars uit de gruit te Kampen tot een burgleen van het slot van Vollenhoe. Afschr. — Reg. n'. 31 fol. 178. 58 331. 1313 (April 4) feria quarta ante Palmarum. De bisschop spreekt den zoen uit over de mishandeling, die Dieric van den Eande en drie anderen aan Willaem de Witte te Achtehoeven bij Montforde hebben aangedaan, en bepaalt het bedrag van het zoengeld op 150 pond zwarte Tornoisen. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. 333. 1313 (April 4) feria 4« ante Palmarum. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verwonding van Willaem de Witte, geschied te Achtehoeven bij Montforde, op 150 f6 zwarte Tornoisen, te betalen door Dieric van den Rande, Dieric zoon van vrouw Gheersende, zijnen broeder Willaem en Clais Avensoen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 135. 333. 1313 (April 11) feria 4a post Ramos Palmarum. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gyse Berenboys op 250 f6 zwarte Tornoisen; terwijl men kloosterwinning zal doen in de kloosters tusschen Node en Bodegrave, 200 zielmissen winnen en een voetval doen met 50 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 131. NB. Wie het zoengeld betalen moet, wordt in de oorkonde niet gezegd; maar in een aanhangsel van het stuk stelt Huge van Lonresloet borgen over den dood van Gyse Berenboye. 331. 1313 (April 20) feria 6« post Pascha. Gisebert heer van Yselstein doet als scheidsrechter uitspraak over verschillende punten, in geschil tusschen Jan die Cog en Jan Floranss. uten Werde, en bepaalt het zoengeld, door laatstgenoemden te betalen, op 36 f6. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 132. NB. De datum is later bijgeschreven. 335. 1313 (April 30) in vigilia Philippi et Jacobi Apostolorum. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Hannekijn die Hoier, geschied te Campen, op 150 f§ zwarte Tornoisen; terwijl men 400 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in negen kloosters en een voetval doen naar gewoonte. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 132. NB. Na de oorkonde volgen de borgen, met de afzonderlijke dateering: 1313 (Mei 1) feria 3a ante Johannis ante Portam Latinam. 336. 1313 (Mei 1) in sente Walborge dag. Johan van der Eze verklaart met Herman Vleisch overeengekomen te zijn, dat zijn zoon Herman trouwen zal met Herman's dochter Lise en van zijnen vader de hier omschrevene goederen zal medekrijgen. Met zegel van Johan van der Eze en Roelf van Taitzo in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 518. 339. 1313 (Mei 5). Datum anno Domini 1313 Sabbato post Invencionem sancte Grucis. Stellingen en gemeente van Stellingwarf en Scoterwarf verklaren 59 de uitspraak in hun geschil met bisschop Guydo opgedragen te hebben aan de gretmannen en rechters van Willinge, Fronekere en Wagenbrugge , en onderwerpen zich daaraan. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1406 October 22.) Met 3 zegels van die van Stellingwarf,- Scoterwarf en? in groene was, — en: met geteekend zegel van den notaris; het zegel van den officiaal verloren. Oorspr. — Ch. n°. 425. Afschr. — Reg. n° 2 fol. 179 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 472. 338. 1313 (Md 14). Datum anno Domini 1313 feria II post festum b. Pancracii Martiris. De vijf kapittelen te Utrecht machtigen den Domproost Florens en Gerard van Ummen, deken van St. Pieter, om hunnentwege toe te stemmen in het compromis der geschillen tusschen bisschop Guydo en de stellingen en gemeenten van Scoterwarf en Stellingwarf. Met 5 zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. 339. 1313 (Mei 25) crastino Ascensionis Domini. Grietmannen van Willinge, Fronekere en Wagenbrugge doen als scheidslieden uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Gui en de mannen van Stellingwarf en Scoterwarf, bepaaldelijk over de wederzijds toegebrachte schade. Met zegels van de rechters van Willinge en Wagenbrugge in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. - Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 41 vs. 340. 1313 (Mei 25) in crastino Ascensionis Domini. Grietmannen en rechters van Wildinge, Fronekere en Wagenbrugge doen uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Gui en de mannen van Stellingwarf en Scoterwarf over de schadevergoeding voor het beleg van het slot Vollenho, — eenige door de burgers verkochte hoeven bij Yselhamme en in het kerspel Stenwic, die den bisschop toebehooren of door hem in leen uitgegeven zijn, — de villa Unne, — het wereldlijke gerecht van Oyedsgrope tot Hesclersdijc, — de gruit van Stellingwarf en de pensie van Lameren. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1313 Mei 26, gevidimeerd door den officiaal van den bisschop dd. 1406 October 22.) Met zegels van de rechters van Wildinge, Fronekere en Wagenbrugge en de abten van Staveren, Bloemkamp en Ludengkerke in groene en witte was, 1 zegel verloren, — en: met geteekend zegel van den notaris; het zegel van den officiaal verloren. Oorspr. — Ch. n°. 425. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 180. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 43. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 44 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 472. 341.. 1313 (Mei 26) Sabbato post Ascensionem Domini. Stellingen enz. van Stellingwerf!, Scoterwerff en Oesterze bekrachtigen dei in de akte opgenomen scheidsrechterlijke uitspraak vanjrrietmannen en rechters van Wildinghe, Fronekere en Waghenbrugghe omtrent hunne geschillen met bisschop Guy dd. 1313 (Mei 25) in 60 crastino Ascensionis Domini, waarbij dezen den bisschop diens aanspraken op goederen bij Yselhamme toewijzen, voor hem eene schadevergoeding bepalen voor aan hen verkochte hoorige goederen en hem de wereldlijke rechtspraak over Egerstrope en de tot de kerken van Steenwrjc en Yselhamme beboorende parochies, zijn recht op de gruit en andere rechten toekennen. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1406 October 22.) Met geteekend zegel van den notaris; het zegel van den officiaal verloren. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 180. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 44. Oorspr. vid. — Ch. n°. 472. 343. 1313 (Juli 3). Datum anno Domini 1313 feria III post octavam Nativitatis b. Johannis Baptiste. Sybico van Hechtum, gretman in Wildinghe, verklaart, mede in naam van de gretmannen van Fronekere en Wagenbrugge, zijne medearbiters in dezen twist tusschen bisschop Guy en de Friezen van Stellingwarf, Scoterwerf en Oesterze, dat op de drie zittingen te Barenzyle bij Vollenho gehouden ter uitvoering van het vredesverdrag, de gemachtigden van den bisschop zich bereid hebben verklaard het verdrag uit te voeren, maar dat de Friezen geweigerd hebben, de landerijen, die zij van den bisschop in gebrnik hebben, te doen opmeten en daarvoor te betalen; waarom zij thans vervallen zijn in de boete van 6000 mark Engelsche sterlingen volgens het vredesverdrag. Met zegel van de „cetus" in Wildinge in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 425. 343. 1313 (Juli 7). Datum anno Domini 1313 Sabbato post Translacionem b. Martini. Stellingen, rechters en gemeente van Scoterwarf beloven de uitspraak te onderhouden, door de gretmannen en rechters van Wildinghe, Wagenbrugge en Fronekre tusschen bisschop Guydo en die van Stellingwarf, Oesterze en hen gedaan; zij zullen de den bisschop toekomende landerijen doen meten en daarvoor de bepaalde pacht van 4 Engelsche sterlingen voor elke talentata grond betalen. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1406 October 22.) Met geschonden zegel in groene was, — en: met geteekend zegel van den notaris; het zegel van den officiaal verloren. Oorspr. — Ch. n°. 425. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 181 vs. Oorspr. vid. — Ch. n°. 472. 344. 1313 (Augustus 7). Datum anno Domini 1313 feria III post b. Petri ad Vincula. Henric en Albert, zonen van Gerard, meyer in Emne, hoorigen van den bisschop, erkennen van hem in huur te nemen zijn hof in Emne. c. a. Met zegels van Reynald van Covorde en het land van Drenthe in groene was. Oorspr. — Ch. n". 319. 61 3415. 1313 (Augustus 29) in sente Jans daghe Decollatio. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Lambrecht Coninc op 150 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Alphaer van Wulven; terwijl men een voetval zal doen met 50 mannen, 100 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Node en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 136. 3416. 1313 (Augustus 30) feria 5a post Decollationem beati Johannis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Arnout Spiker op 140 fg zwarte Tornoisen, te betalen door de zestien in de oorkonde met namen genoemde beklaagden; terwijl de bisschop Steven van Zulen en Gert den Ever, baljuw, gelast, om uitspraak te doen over de andere punten, tusschen beide partijen in geschil. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 137. NB. Op een inliggend los blad dd. 1818 (November 18) Sahbato post festum beati Martini hiemalis wordt vermeld, dat Arnt Spiker, Henric die Grise e. a. zich op eene boete van 100 en 40 gg verwilkenrd hebben, om zich aan 'sbisschops uitspraak over de verwonding van Arnt en de inbraak bij Henric te onderwerpen. 349. 1313 (September 14) in Exaltatione beate Crucis. Gert Evers bepaalt, op last van den bisschop, als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van een knaap te Oudewater op 300 fg zwarte Tornoisen, te betalen door de acht in de oorkonde met namen genoemde personen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 139. 348. 1313 (September 15) Sabbato post Exaltationem beate Crucis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Jacop Zibrechtss. op 280 fg zwarte Tornoisen, te betalen door de veertien in de oorkonde met namen genoemde personen; terwijl men een voetval doen zal met 60 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 135. 349. 1313 (September 15) Sabbato post Exaltationem beatorum (sic!) Crucis. ' De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Goeie op 250 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Dieric Scoutensoen, Dieric Boscman en Nanne Dyren; terwijl men 100 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen tusschen Node en Bodegraven en een voetval doen met 50 mannen. Af-chr. — Reg. n°. 206 p. 140. 350. 1313 (September 21) in sinte Matheus daghe. De bisschop eh andere scheidsrechters doen uitspraak in hot geschil tusschen Ruske van Lynscoten en de erfgenamen van Harman Teutelaert betreffende 900 fg, die Ruske eischt als bruidschat voor zijne eehtgenoote, van welk bedrag volgens deze erfgenamen reeds 80 fg be- 62 taald zijn, — in dier voege, dat aan Ruske betaald zal worden wat hg onder eede verklaren kan nog te kunnen eischen, terwijl de erfgenamen vrij zullen zijn van de betaling van rente en schadevergoeding, wanneer zij onder eede verklaren kunnen, zich daartoe niet verbonden te hebben. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 141. 351. Z. j. (1313 September.) De bisschop geeft volgens uitspraak van Sveder van Montforde e. a. eene waarheid over den vrede tusschen Gherit van der Vliderhoeven en Louwe Vrowijnssoen. Afschr. - Reg. n°. 206 p. 141. 353. 1313 (October 6) Sabbato post Bavonis. De bisschop doet als scheidsrechter uitspraak in het geschil tusschen Barnd van Zebelinghen en Gert van Enghet betreflende zekere tinsen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 133. 353. 1313 (October 29) in crastino beatorum Simonis el Jude. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de doodslagen op ülric en op Hannektjn Leydensoen op 350 f6 zwarte Tornooisen, te betalen door Sveder van Zulen, Dieric van Zeist en acht andere met name genoemde personen, terwijl men 200 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 50 mannen; daarentegen zullen Sveder en Dieric een zoengeld voor hunne wonden ontvangen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 144. 3541. 1313 (November 18). Datum anno Domini 1313 Dominica in octava beati Martini hyemalis. Reynald, graaf van Gelre, erkent aan Hubert van Vianen 1000 f§ schuldig te zijn, cn geeft hem daarvoor Laxmonde en Odick in pand. (Opgenomen in eene notariëele copie dd. 1475 October 27.) Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 155 vs. NB. Hierbij is aangeteekend, dat de weduwe van Brederode en Vianen, als voogdes over den jongen heer van Brederode, den bisschop deze kopie heeft toegezonden ten verzoeke van Johanna van Vianen, Bouchout en Beverweerde, die op grond van dezen brief recht beweert te hebben op Odick, en dat de bisschop den brief op 27 October 1475 onder zijnen secretaris heeft gedeponeerd. 355. (1313 December 30.) Datum anno Domini 1314 secundum statuta diocesis Trajectensis Dominica proxima post Nativitate(m) Domini nostri. Goeseinus de Ghemene en zijn zoon Harmannus verklaren aan bisschop Guy verkocht te hebben de advocatie over de mannen van den proost van St. Pieter te Utrecht voor 90 Munstersche marken, hun uit zijn naam uitbetaald. Afschr. - Reg. n°. 46 fol. 211. 63 356. Z. j. (1313.) Heer Danyl van Hamelc bepaalt, in opdracht van den bisschop van Utrect, als scheidsrechter, dat Gelijs Janss. van der Ae aan Willaem van der Borgh geven zal 170 eg zwarte Tornoisen, tot afkoop van Willaem's aanspraken op het goed ter Ae, dat zijn oom Gizebrecht van der Ae als dienstman in leen had van het Sticht, en dat Gelijs den bisschop betalen zal 200 fg, waarvan Willaem 50 ff- toekomt voor het bedrag, dat hij vóór het uitspreken van den zoen voor den bisschop aan Henric van Lonresloet betaald heeft; tevens worden bepalingen gemaakt over de door Gizebrecht nagelaten roerende goederen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 129. 35 ï. Z. j. (1313.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor do verminking van Gisebrecht Ruske op 100 fg, te betalen door Arnout Borre, Jan Haec, Alebrecht Onclaer en den broeder van Dieric Arnts. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 129. 358. Z. j. (1313.) Florens die Onledeghe bepaalt als scheidsrechter de zoengelden voor den doodslag op Jacop van Dyemen op 100 fg, en voor den doodslag op Gerard Hughen en Lambrecht, zoon van vrouw Aleyde, op 15 fg voor den bisschop en 25 fg voor de bloedverwanten. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 133. 35». Z. j. (1313.) Jan van Lynscoten bepaalt, op last van den bisschop, als scheidsrechter het zoengeld in de zaak betreffende Jacop de Scnider op 350 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Jan van Adrixoy, Harman Kontemont en Wouter Everaertss.; terwijl men 300 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 100 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 138. 360. Z. j. (1313.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Heynekijn Grise op 260 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Clais Coppens. en Jan de Scnider; terwijl men 200 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 50 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 142. 361. Z. j. (1313.) (De bisschop doet als scheidsrechter) volgens advies van Taetse van Vloeten uitspraak over het zoengeld voor den doodslag op den Herttoghe, dat bepaald wordt op 190 fg zwarte Tornoisen, te betalen door elf in de oorkonde met namen genoemde personen; terwijl Jan van Lynscoten zich verbonden heeft er voor te zorgen, dat Engbrecht van der A en kinderen, Screvel van der A en kinderen, Symon Engbrecht en Dieric Rampoyse zijn broeder in hunnen zoen zullen blijven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 143. 64 363. Z. j. (c. 1313.) Lijst van de goederen van Sveder van Boichout, gelegen bij Renen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 71. N13. Deze goederen zijn verbeurd verklaard wegens diefstal van geld uit de St. Pieterskerk te Utrecht, gepleegd in 1313. 363. 1314 (Januari 22) in crastino beate Agnetis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van de voet van Maes Scadelant op 70 ft? zwarte Tornoisen, te betalen door Jacop die Honeper; terwijl Dieric Lam bovendien 100 ft? zal betalen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 146. 364. Z. j. (1314 Juni 4.) Datum feria 3 post Trinitatem. De bisschop geeft eene verklaring van de uitspraak van den zoen over den doodslag van Godevard Heremanssoen, waaraan schuldig zijn Jan Maechlem, Lubbert Bolle, zijn broeder Jan, en Hubert van der Sterre. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 148. 365. 1314 (Juni 20) feria quinta ante festum beati Johannis Baptiste. Bolo en Leffard, broeders van den meier in Anlo, erkennen van den bisschop in erfpacht ontvangen te hebben den hof in Aenlo met twee waren en het bosch Loe, waaruit vroeger betaald werden 80 mudden koren, en zulks met voorbehoud voor den bisschop van drie waren in hout, eikels, denarii graminales en valkenvangst. Met zegels van Reynold van Covorde en de rechters van Threnthe in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 320. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 50. 366. 1314 (October 13) Dominica post Victoris. De bisschop heft den zoen op, uitgesproken over den doodslag op Katerine, zuster van Bere, wie de oogen uitgestoken waren op de Haer, terwijl ook lijkroof op haar gepleegd was, volgens welken zoen het den bloedverwanten verboden was, om recht bij den bisschop te zoeken; hij bepaalt nu het zoengeld op 160 68, te betalen door Elyaes van der Hare en Adaem Henrixs., terwijl men 100 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met twintig mannen; terwijl hij tevens verklaart, dat Bokel van der Hare niet aan den doodslag, maar wel aan den lijkroof schuldig is, en dat hem daarom geen maaggeld uitbetaald zal worden. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 119. 369. 1314 (October 20) in crastino 11 milium Virginum. De bisschop stelt als scheidsrechter, ter verklaring zijner uitspraak in het geschil tusschen het land van Utrecht en de stad Utrecht betreffende roof, brand en andere schade, veroorzaakt in den oorlog, vast, dat de overtredingen van beide partijen tegen elkander opwegen, zoodat zij elkander niet in rechte zullen mogen aanspreken, — terwijl do vroegere bepalingen over den zoen van kracht blijven en questies, tusschen de burgers der stad onderling gerezen over schade, verwezen worden naar schepenen en raad der stad. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 41. 65 3©8. 1314 (November 18) in octava beati Martini Hyemalis. Johan Rading erkent van bisschop Guydo ontvangen te hebben de voogdij over de kinderen van Arnoldns de Almelo, en het opzicht over het kasteel van Almelo en over alle goederen aan deze kinderen behoorende; en belooft den bisschop de voogdij en het kasteel aan geene anderen te zullen overdragen dan met toestemming van den bisschop, en om het kasteel en de goederen door 's bisschops tusschenkomst aan de kinderen te doen teruggeven, zoodra zij tot jaren van onderscheid zullen gekomen zijn. Met zegel in bruine was. Oorspr. — Ch. n". 208. 3«». Z. j. (1314.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Symon Geilinc op 300 f8 zwarte Tornoisen, te betalen door Hanne Vockens., Andrees Bloeme, Willaem zoon van Peter Everss. en Engbrert Alewijnss., terwijl men 150 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 50 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 121. 390. Z. j. (1314.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter in zake den doodslag op Jan zoon van vrouw Oede, dat Gert Venekijn, daar hij niet voldaan heeft aan de hem bij den zoen opgelegde verplichtingen, voor den nieuwen zoen betalen zal 20 f8 zwarte Tornoisen en aan den bisschop 8 f8, die den Domproost toegezegd waren ten behoeve van den bisschop tot het uitspanden van zijn maaggeld; tevens wordt bepaald, dat Gert Gert van der Maerne in rechte zal aanspreken voor de 20 f§, die hij van zijne bloedverwanten geïnd had, en dat hetgeen Gert bq dit proces mocht winnen ten bate komen zal van Gisebrecht, zoon van Jan vrouw Oedenzoon. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 122. NB. Het stuk is doorgeschrapt. 391. Z. j. (1314.) De baljuw van Amestelrelant bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Hanne Brune op 250 f8 bonorum; zekere Punst(?) wordt uit het land verbannen, en men zal een voetval doen met 100 mannen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Nnde en Bodegraven en 200 zielmissen winnen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 122. .' 393. Z. j. (1314.) Een ongenoemde bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Longnus' voet op 200 t8 bonorum, te betalen door de beklaagden, met uitzondering van Ghise Godevartss. en zijn zoon en van de kinderen van Longems' ooms en tantes. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 123. 5 66 393. Z. j. (1314.) Florens (die Onledeghe) bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Helekijn, dochter van Didderyc uten Spijc, op 60 fg bonorum , te betalen door Jhan die Scraper te Wespe, Vrederijc Moleman, Thideman Vicoper, Ghisebrecht die Wilde en Claes Tideman's zwager. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 123. 394. Z. j. (1314.) (De bisschop doet als scheidsrechter, volgens advies van Florens die) Onledeghe uitspraak over het zoengeld voor den doodslag op Jan Coude, dat bepaald wordt op 61 gg zwarte Tornoisen, te betalen door Elyaes de Vos. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 146. 395. Z. j. (1314.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor (den doodslag van) Dieric Borgaert op 350 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Jan van den Hoghenlande; terwijl men een voetval doen zal met 100 mannen, 200 zielmissen zal winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven; tevens wordt bepaald, dat, hoewel over de verwonding van Alebaren Crait door de zonen van Clais Tucensoene van Oyen reeds door het gerecht uitspraak gedaan is, echter aan Alebaren uit de „voirzoene" 10 fg betaald zal worden. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 147. 39«. Z. j. (1314?) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gert van der Vliderhoeve op 380 fg zwarte Tornoisen, te betalen door Ghisebrecht van den Bose, zijn broeder Eliaes, Dieric Roettertss., Adaem Henrixs. van Cleve en Henric Zelf hout, terwijl Jan van Papendrecht zonder te betalen toch in den zoen begrepen zal zijn; tevens wordt bepaald, dat men 200 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 100 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 113. 39 9. Z. j. (1314?) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de heiligschennis, in den Doeme te Utrert bedreven door Jan Willaems en zijne helpers, op 100 fg zwarte Tornoisen, — terwijl de schuldigen op de drie eerstvolgende Zondagen openlijk boete zullen doen in den Doeme. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 114. 398. Z. j. (1314?) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Peter Arregoen op 300 fg zwarte Tornoisen; terwijl men een voetval zal doen met 50 mannen, 150 zielmissen zal winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. 67 35». Z. j. (1315 Februari 5) in festo beate Aghate Virginis. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Ghisebrecht, broeder van Hughe yan der Oy, op 24 ft zwarte Tornoisen, te betalen door Jan van Hesewijc; terwijl Hughe's moeder en echtgenoote veroordeeld worden tot het dragen van den steen te Utrecht, omdat zij kwaadgesproken hebben van Jan van Malbergh. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 127. 380. 1315 (Februari 19) feria 4<* post Beminiscere. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de verminking van Everd van Manderen op 100 ft, te betalen door Elias Vreent, zijn broeder Gert, Dideric Reynarss. van Cleve en Mathiis Nennekinsone. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 149. 381. 1315 (April 11) des Vridaghes na sente Ambrosius daghe. De bisschop bepaalt als scheidsrechter, dat Jacop van Lynscoten hem 200 ft zal betalen, ter voldoening van hetgeen zijn vader den bisschop schuldig was; Jacop zal, indien hij goed van ballingen onder zich heeft, dit aan den bisschop overdragen en de verantwoordelijkheid dragen voor mogelijk onrecht, door zijn vader binnen 's bisschops baljuwschap bedreven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 128. 383. Z. j. (1315 Mei 19) des Manendages na sente Servais dage. Herman van Vorste erkent met Johan heeren Volradess. en eenige door hen benoemde scheidslieden eene uitspraak gedaan te hebben in de zaak tusschen Johan van der Ese en Herman van Kunre, en verklaart zich bereid de juistheid van zijne verklaring, die door zijne medescheidslieden slechts ten deele bevestigd wordt, te bewijzen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 154. 383. Z. j. (1315 Mei) feria 3« post octava beati Marei. De bisschop bepaalt, als scheidsrechter in het geschil tusschen de echtgenoote van Arnoud van Bare eenerzijds en de kinderen van hare tante vrouw Gesse, weduwe van Arnoud van Yselmuden, met de erfgenamen van Wouter Coke anderzijds, over de erfenis van Rode Grete, dat de genoemde kinderen als vergoeding voor hun aandeel in de erfenis zullen ontvangen 100 mark Brabantsen, waarvan zij 20 ft zwarte Tornoisen zullen afstaan aan de erfgenamen van Wouter Coke. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 67. 381. 1315 (Juni 3). Ghegheven tot Utrecht, daer dit gnescyede int jaer ons Heren 1315 des Diinsdaghes voer sunte Bonifacius doch. Bisschop Ghye verklaart, dat Everard van Stoutenberch, zoon van Everard van Stoutenberch ridder, hem heeft opgedragen ten behoeve van het Sticht de helft van het huis te Stoutenberch en de helft van alle goed, dat hij houdt van het Sticht, zulks voor 450 pond zwarte Tornoysche, waarvan hem 150 pond betaald is, terwijl hem jaarlijks tot de betaling van de rest 30 pond zal betaald worden uit het gruithuis te Utrecht. (Opgenomen in een vidimus van Henric van Loenresloet, deken van St. Jan, dd. 1344 September 6.) Met zegel van den deken in groene was. Oorspr. vid. — Ch. n°. 156. 68 385. 1315 (Juni 3) des Dinsdages voir sente Bonifacius doges. Everard van Stoutenbergh draagt op aan bisschop Ghye de helft van het huis Stoutenbergh en de helft van al het goed, dat tot het sticht behoort, voor 450 pond zwarte Tournooisen. Met zegels van den Domproost Florans, den Domdeken Jacob, Jan van Bronchorst, proost van Oud munster, Nieolaas van Steyn, proost van St. Jan, Gerard, deken van St. Pieter (geschonden) en wiïllam Suremont in groene was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 156. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 136. 386. 1315 (Juni 18) feria 4» post Odulphi. De bisschop doet als scheidsrechter uitspraak in het geschil tnsschen Barnd van Zabelinghe en zijne mannen, wonende te Dolre, eenerzijds en Godevard van Gore, Reynold van Covorde, Herman van Laghe en de buren van Dolre anderzijds, — waarbij bepaald wordt, dat de watergang van Barnd, die voor zijne buren schadelijk is, verlegd zal worden in de afwatering, die placht te loopen door den molen van Hertmen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 66. 389. 1315 (Juli 24) feria V post beate Marie Magdalene. Het kapittel van St. Salvator erkent, dat de hooge jurisdictie en het recht van schouwing over Haestrecht den bisschop toekomen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 75. 388. Z. j. (1315.) (Florens) die Onledeghe, als scheidsrechter, bepaalt het zoengeld voor den doodslag op Lubbrecht Ghisens. op 110 66 zwarte Tornoisen, te betalen door Heine van Brummen, Everaert van der Mere, Harman zoon van Godevaert Scultinc en Clais der Vinden soen; men zal een voetval doen met twintig mannen, 10 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 124. NB. De dateering ontbreekt; aan het hoofd dor bladzijde staat echter: „anno Domini 1315." 38». Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Jacop Taetse op 800 63 zwarte Tornoisen, terwijl Werneer die Rike bovendien 100 68 betalen zal; tevens bepaalt hij, dat men 500 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 200 mannen Afschr. — Reg. n°. 206 p. 126. 3»». Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter de zoengelden voor de doodslagen op Jan Jongho, broeder van Arnout Beliensone, op 400 66 zwarte Tornoisen, te betalen door Spiering, en voor den doodslag op Kerstaen, broeder van Spiering, op 800 6(3, te betalen door 12 in de oorkonde met namen genoemde personen; men zal ook een voetval doen met resp. 20 en 50 mannen, 200 zielmissen winnen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 151. 69 3»i. Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Wouter van Hoesne op 350 fë, te betalen door 35 in de oorkonde met namen genoemde personen, terwijl ieder, die in den zoen blijven wil, een voetval zal doen met vijf mannen en 5 zielmissen winnen; waarbij de bisschop uitdrukkelijk verklaart, dat ook Dideric van Gheritshamme in den zoen opgenomen is. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 158. 308. Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op den zoon van Harman Hoifman, daar Dieric Rineman (de doodslager) na voorwaardelijk in vrijheid te zijn gesteld niet teruggekeerd is, op 200 fë; terwijl Dieric c. s., zooals gewoonlijk, een voetval zal doen en klooster winning doen tusschen Noede en Bodegraven. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 159. 3»3. Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Gert Ludolfss. op 600 fë zwarte Tornoisen; terwijl men 200 zielmissen zal winnen, kloosterwinning doen tusschen Noede en Bodegraven en een voetval doen met 50 mannen. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 160. 3»4. Z. j. (1315.) De bisschop bepaalt, als scheidsrechter in het geschil tusschen den proost van Oudemunster eenerzijds en Jan van Heemvliet anderzijds over de „wael" in den dijk te Haestrert, dat de proost in de kosten van het herstel zal deelen, naar gelang hij grondbezit te Haestrert heeft, en dat de verdere kosten omgeslagen zullen worden over het overige grondbezit aldaar. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 162. NB. Hierbij aanteekeningen over de bestedingen van het herstel van de „wael" in den dijk te Haestrecht en van de verrekening der kosten daarvan, dd. 1315. 39a. 1316 (Maart 21). Ghegheven int jaer ons Heren 1316 des Sonnedaghes tot Midvasten. Everard van Stoutenberch erkent verkocht en in leèn gegeven-te hebben aan Jan Van Brandenborch te Utrecht den tiend van Seysteroever, tienden op Heymenberch in de Nude, in de Merssche, te Remberchtinghen (leen van het Sticht), den hof ten Velde en den Oestërcamp in des Bosscobs horst (leen van den graaf van Benthem) en een erf en vier hofsteden (eigen goed); wanneer de gelegenheid zich voordoet, zal hij deze leenen aan de leenneeren opdragen en Jan van Brandenburch daarmede direct doen beleenen. (Opgenomen in een vidimus van den pastoor van Avesate dd. 1346 Juli 12.) Met zegel van den pastoor in groene was. Oorspr. vid. — Ch. n°. 304. 70 396. 1316 (November 24) des Wonsdaghes (in) sente Katerinenavont. Everard van Stoutenbergh draagt op aan bisschop Guy het huis Stoutenbergh en al het goed, dat hij van den bisschop in leen houdt. Met zegels van heer Everard, den Domproost Florans, den Domdeken Jacob, Jan heer van Ercle, Ghisebrecht heer van Yselsteyne en Hubrecht van Vyanen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 156. Afschr. — Reg. n° 2 fol. 136 vs. 399. 1317 (Januari 13) in octava Epiphanie Domini. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor de vredebreuk tusschen Smale Gise en Jacob van den Damme op 200 B, door Jacob te betalen. Afschr. - Reg. n°. 206 p. 157. 398. 1317 (Januari 15) in crastino beati Pontiani. (De bisschop) doet uitspraak in de zaak tusschen Steven van Wede, voor zijne zusters Agnese en Mechtelt, eenerzijds, en heer Borre, zijn broeder Dideric Borre en Jan van Amerungghe anderzijds, over de nitkeering van 200 68 — of 20 ff jaarlijks — zwarte Tornoisen aan Agnese en Mechtelt uit de goederen, die hunne zuster Jutte geërfd had van haren man Hughe van Dorsghen en hun kind, — waarbij de nitkeering, na de verklaringen van de getuigen bij het huwelijk van Jutte met Jan van Woudenberg, zoon van heer Borre, aan Agnese en Mechtelt toegekend wordt. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 75. 399. Z. j. (1317 Januari 16) feria prima post Pontiani. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld voor den doodslag op Lucemar op 200 tS zwarte Tornoisen, te betalen door Jan van Woudenberg Borrensone en Gisebrecht Aernutssone, terwijl men een voetval zal doen met 50 mannen en zielmissen winnen en kloosterwinning doen, als gewoonte is in het land van Utrecht. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 76. 400. 1317 (Januari 21) ipso die beate Agnetis Virginis et Martiris. Otto, graaf van Thekenenborgh, verklaart, dat hij en Herman van Monster en zijn zoon Herman, die hem en zijne vrouw Connegundis hebben aangesproken ter zake van het goed Dalen en uit anderen hoofde, de uitspraak in hun geschil hebben opgedragen aan Ludolf Hake e. a., volgens wier uitspraak graaf Otto verklaart, dat hij aan Herman van Monster 150 marken uit de inkomsten van de hoven Dalen en Otmersbucholt zal betalen, waarna deze en zijne vrouw van alle recht op deze goederen verstoken zullen zijn. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 102. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 144 vs. 401. Z. j. (1317? Maart 23) feria 4« post Judica. De bisschop bepaalt als scheidsrechter het zoengeld vóór den doodslag op Dideric Sac op 110 W, te betalen door Geliis van Scalcwiic, terwijl men een voetval doen zal met 50 mannen en kloosterwinning doen in de kloosters tusschen Node en Bodegrave. Afschr. — Reg. n°. 206 p. 73. 72 den schuldige een voetval te doen met vijftig mannen en zielmissen te winnen in de kloosters tusschen Noede en Bodegraven. Min. — N°. 207 afd. Arbitr. uitspr. NB. In dorso uitspraken van bisschop Vrederic van den zoen over den roof van Heyne van den Woude ten laste van Ghisebrecht van Roemst, en van den doodslag van Dideric van Oesterham door Willam Nannekin. 408. 1318 (Juli 3). Datum anno Domini 1318 feria II post festum b. Petri et Pauli Apostolorum. Bisschop Frederic doet uitspraak tusschen Henric, zoon van Gerlach van Vrieden, en Hadwigis, zuster van Gerlach, over het erfrecht aan de tinsgoederen Meynoldinge en Durrede, door Walpurgis, moeder van Hadwigis nagelaten, en wijst die aan Hadwigis toe. (Opgenomen in een vidimus van den gardiaan der Minderbroeders te Deventer dd. 1321 Augustus 27.) Zegel verloren. Oorspr. vid. — Ch. n°. 209. 409. 1318 (September 15) in crastino Exaltacionis sancte Crucis. Bisschop Frederik en Floris van Jutfaas, aartsdiaken van den Dom, sluiten eene overeenkomst over de jurisdictie-geschillen tusschen hunne officialen en dekens. (Opgenomen in akten dd. 1321 October 15 en 1321 October 22.) Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n". 2 fol. 150 vs. HO. 1318 (October 13). Gheseyt ende ghegheven te Voerste voer den diec in den jaer ons Heren als men scrivet 1318 des Vridaghes nae sente Victors daghe. Bisschop Vrederic doet uitspraak in den twist van Roderic en Herman van Voerste met die van Swolle over de door bisschop Ghye gedane verdeeling van de Swollermark, en wijst aan de beide heeren en aan de proosdij van Deventer toe elk eene hoeve land te Swolle. Met zegels van den Domproost, den proost van Arnem en Roderic van Voerste in groene was; 2 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n". 210. ■441. 1318 (October 24) in crastino beati Severini Episcopi. Bidder Gerard van Widerden verklaart, dat Johan Sticke aan Lubert van Beveren het huis Tor Stoppen in de parochie Everswinkel in leen gegeven heeft. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 146 vs. 448. 1318 (October 27) in vigilia Simonis et Jude Apostolorum. Ridder Steven van Wisch en diens zoon Hendrik ruilen met bisschop Frederik verschillende van hem in leen gehouden goederen tegen andere, buiten zijn wereldlijk gebied gelegen. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 50 vs. 73 413. (1319 April 26) VI Kal. Maij pontificatus nostri anno tercio. Paus Johannes (XXII) stelt de aartsbisschoppen van Keulen en van Trier en den bisschop van Utrecht aan tot conservatoren van de rechten der Franciscaner-orde buiten Frankrijk. (Opgenomen in eene akte dd. 1423 Mei 14.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 125. NB. De bul is nog te Avignon uitgevaardigd, dus door paus Johannes XXII. 414. (1319 April 26) VI Kal. Maij pontificatus nostri anno tercio. Paus Johannes (XXII) stelt den aartsbisschop van Breinen en de bisschoppen van Utrecht en Hildesheim aan tot conservatoren van de rechten der Dominicaner-orde buiten Frankrijk. (Opgenomen in eene akte dd. 1395 December 1, die op hare beurt is opgenomen in eene akte dd. 1406 Mei 10.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 122. 415. 1319 (Mei 22) des Dynsdaech voer Pynxteren. (De bisschop als) scheidsrechter verbindt zich, aan de aanklagers in een aan hem onderworpen geschil een open brief te zullen geven, behelzende eene verklaring van hunne tegenstanders Everaet Buese en Aelbrecht de Cuc(?), dat zij vredeloos zullen zijn, zoo zij aan des arbiters uitspraak niet voldoen. (Alleen het slot is hier afgeschreven.) Afschr. — N°. 207 afd. Lijsten van borgen. 416. 1319 (Juli 12) IIII Idus Julii. Paus Johannes XXII stelt de aartsbisschoppen van Keulen en Maagdeburg en den bisschop van Utrecht aan tot conservatoren van de rechten der Duitsche orde. (Opgenomen in een transsumpt van den officiaal van het aartsbisdom Keulen dd. 1489 December 18, opgenomen in eene akte dd. 1517 Juli 21.) Afschr. — Reg. n°. 5 fol. 2 vs. 419. 1319 (Juli 25) die beati Jacobi Apostoli. Theodericus van Keyldunch erkent, dat hij van Otto, graaf van Thekenenborgh en van Dalen in leen heeft het goed genaamd „op den Marghen", behoorende aan het graafschap Dalen, op dezelfde wijze als zijne voorvaders dit vroeger gehouden hebben. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 103. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145. 118. 1319 (Augustus 24) op sinte Bartholomeus dach. Bisschop Vrederic doet als scheidsman uitspraak in het geschil tusschen Jan van Woudenberg en Willam Philipssone over zekere door den eerste aan den laatste verpande goederen. (Opgenomen in een vidimus van Ghisebrecht van Zulen, gardiaan der Minderbroeders te Utrecht, dd. 1323 December 28.) Met geschonden zegel van den gardiaan in roode was. Oorspr. vid. — Ch. n°. 211. 75 vrachten. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bissehop dd. 1406 October 22.) Met zegels van den gardiaan van Groninghe, Menold deken van Sten wie, Frederic de Rodlo deken van Trenthe en Wicher pastoor van Vrees in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 426. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 482 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 42. 43G. x,1320 (October 30) des Donredaghes vor Alre heyligher detch. Wülem, graaf van Henegouwen en Hollant, doet uitspraak in den twist tusschen bisschop Fredric van Utrecht en Jacob, bisschop van Suden, voornamelijk over de uitoefening van het ambt van wijbisschop. Met zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 234. . 4139. 1320 (November 30) in die beati Andree Apostoli. Bisschop Frederic geeft aan Otto, graaf van Thekeneborch en Dypenhem, voor zoolang de bisschop leeft het bezit der voogdij van Metele, waarover tusschen hen geschil was, en wel omdat de graaf zich verbonden heeft, om aan het land en de inwoners van het sticht geene schade toe te brengen, zoolang de bisschop leeft. Met zegel van den bisschop in groene was. Oorspr. — Ch. n". 104. 438. 1321 (Februari 12) feria V ante Valentini Martyris. Schepenen van Sutphen verklaren, dat Walther van Koppel, van Otto, graaf van Thekenenborch en Dalen, 125 mark en 6 schellingen Brabantsch ontvangen en daarom het op de hoeve Mokerden gevestigde verband opgeheven heeft. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147. 43». 1321 (Mei 23) Sabbato post Dominicam Cantate. Otto van Ahus, heer van Ottensteyne, draagt aan bisschop Frederik het goed Philippinchof in het kerspel Bnscede op, ontvangt dit van hem als onversterfelijk leen terug en ontvangt daarvoor 100 Brabantsche marken, waarvoor hij den bisschop kwijting geeft. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 136. 430. 1321 Juli 8. Bisschop Frederik machtigt Peter van Schouwen en Jan, zoon van Jakelo van Trier, om voor de pauselijke curie zijne belangen te behartigen in zijne geschillen met Floris van Jutfaas, aartsdiaken van den Dom. (Opgenomen in akten dd. 1321 October 15 en 1321 October 22.) Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 151. 431. 1321 (Augustus 12) dies Wonsdaghes na sente Laurens daghe. Sweder van Vyanen erkent van bisschop Vrederic ontvangen te hebben al zijne wereldlijke gerechten tusschen Noede en Bodegraven, en belooft die te zullen berechten zooals de maarschalken plegen te doen, terwijl hij voor zijne kosten 300 pond zwarte Tournooisen zal ontvangen. De 3 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n'. 376. 76 433 1321 (Augustus 29) in die Decollacionis beati Johannis Baptiste. Johan, graaf van Benthem, staat aan bisschop Frederik af den ministerialis Lephard, zoon van zijnen castellanns Lephard Voch. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 147. 433. 1321 October 15, indictione IIII, pontificatus Johannis pape XXII anno VI. De gemachtigden van bisschop Frederic «}.de Domproost Florens van Juytfaes onderwerpen hunne geschillen aan de uitspraak van Neapolio, kardinaal-diaken van St. Adriaan. In deze oorkonde zijn ingelascht: 1° Uitspraak van Syfrid, aartsbisschop van Keulen, in de geschillen tusschen bisschop Jan en den Domproost Adulph over de geestelijke jurisdictie dd. 1293 (Februari 27) III Kal. Marcii. 2° Overeenkomst van bisschop Frederic van Zirke en den Domproost Florens van Jutfas over de geestelijke jurisdictie dd. 1318 (September 15) m crastino Exaltacionis sancte Crucis. 3° Extracten uit de statuten van de bisschoppen Guy en Frederic tegen de geheime huwelijken. 4° Mandaat van den officiaal van den bisschop, houdende verbod aan den aartsdiaken van Utrecht en zijnen officiaal, om van excommunicatiën wegens geheime huwelijken te absolveeren dd. 1320 (Januari 23) feria IV post beate Agnetis Virginis. 5° Procuratie van bisschop Frederic op Petrus de Scoudee en Johannes Jakelonis, om zijne belangen bij de pauselijke curie waar te nemen in zijn proces tegen den Domproost Florens dd. 1321 indictione IV, mensis Julii die VIII. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 238. 434. 1321 October 22, indictione IIII, pontificatus Johannis pape XXII anno VI. Neapoleo, kardinaal-diaken van St. Adriaan, doet uitspraak in een geschil tusschen bisschop Frederic en den Domproost Florens van Juytfaes over de rechtspraak in zake geheime huwelijken en het straffen en absolveeren daarvan, waarbij de hier ingelaschte uitspraak van aartsbisschop Syfrid van Keulen dd. 1293 (Februari 27) III Kal. Marcii bevestigd, en de hier ingelaschte overeenkomst tusschen bisschop Frederic en den Domproost Florens dd. 1318 (September 15) in crastino Exaltacionis sancte Crucis, — de statuten van de bisschoppen Guy en Frederic tegen de geheime huwelijken en het mandaat van den bisschoppelijken officiaal dd. 1320 (Januari 23) feria IV post beate Agnetis Virginis gecasseerd worden. Tevens is hier ingelascht de procuratie van bisschop Frederic dd. 1321 Juli 8. Met geteekend zegel van den notaris en zegel van den kardinaal in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 149. 435. 1321 December 14. (Petrus de Scoudee, gemachtigde van Fredericus, bisschop van Utrecht, bekrachtigt namens dezen de scheidsrechterlijke uitspraak, door Neapoleo, kardinaal-diaken van St. Adriaan, gewezen in de jurisdictiegeschillen) tusschen den bisschop en Floris van Jutfaas, aartsdiaken van den Dom. (Aanhef en slot opgenomen in eene akte dd. 1322 Januari 15.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 151 vs. 77 436. (1321 December 16.) Datum Avinionis XVII Kal. Januarij pontificatus nostri anno VI. Paus Johannes XXII belooft aan degenen, die de vaan der kerk volgen tegen Matheus, vicecomes van Milaan, dezelfde aflaat als aan hen, die naar het H. Land vertrekken. (Opgenomen in een transsumpt van den kardinaal-legaat Bertrand dd. 1322 Maart 26, opgenomen in eene akte dd. 1322 Juli 30.) Afschr. — Ch. n°. 549. 439. 1321 (December 22) des Dinsendaechs na sinte Thomaes doch. Willem, graaf van Henegouwen en Holland, belooft bisschop Vrederic, hem te zullen helpen in alle zaken, die hij in overleg met hem of met den raad van dertienen, hem door den graaf toegevoegd, zal verrichten. Met overblijfselen van het zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 427. 438. 1322 Januari 15. Neapoleo, kardinaal-diaken van St. Adriaan, en arbiter in de geschillen tusschen bisschop Frederik en den Domproost Florens van Jutfaes, overhandigt aan dezen laatste de akte van submissie van den bisschop aan de uitspraak van hem als arbiter dd. 1321 December 14. Met zegel van den kardinaal in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 238. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 151 vs. 439. 1322 (Januari 17) die Dominica post beati Ponciani Martyris. Rechter en schepenen der stad Gronlo geven bisschop Frederik en zijne borgen kwijting van het bedrag van 55 Brabantsche marken, hun beloofd ter vergoeding voor de bij het beleg van het kasteel Lechtenvorde geleden schade. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 140. 440. 1322 (Januari 18) in die beate Prisce Virginis. Bisschop Frederik vergunt aan de inwoners van Delden, om, zonder inbreuk op 's bisschops rechten, hunne stad naar Nye-Delden te verplaatsen. (Opgenomen in eene akte van gelijke dagteekening.) Afschr. — Ch. n°. 195. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 140. 444. 1322 (Januari 18) in die beate Prisce Virginis. Schepenen en gemeente van de villa of opidum van Delden verklaren, dat de overbrenging van de huizen der stad naar de onlangs omgravene plaats Nye-Delden is geschied met behoud van hunne privilegiën en van de pensiën en rechten van bisschop Frederic, en zulks volgens den hier ingélaschten brief dd. 1322 (Januari 18) in die beate Prisce Virginis, waarbij bisschop Frederic hen op de genoemde voorwaarden tot de bedoelde overplaatsing machtigt. Met zegel van de stad in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 195. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 140. 78 448. 1322 (Februari 3) ipso die beati Blasii Episcopi et Martyris. Otto, heer van Ahns en Ottenstene, verzoekt aan B(ernt), rentmeester van den bisschop, om aan den brenger Lubbert Keve eenig geld mede te geven, hoewel de tijd van betaling zijner schuldvordering ten laste van den bisschop nog niet gekomen is. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n". 408. 443. 1322 (April 18) des Soendaghes na Paschen. Willem graaf van Henegouwen en Holland en bisschop Vrederic sluiten eene overeenkomst, waarbij bepaald wordt, dat de kosten, door den graaf gemaakt voor het bedijken van de waal bij de Niervart, vergoed zullen worden uit de helft van de opbrengst der overstroomde landen, nadat den bisschop daaruit zijne gemaakte kosten vergoed zullen zijn. Met zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 428. . 444. 1322 (April 24) dies Vryedaghes na Paschedaghe. Willem, graaf van Henegouwen en Holland, belooft bisschop Vrederic te zullen bijstaan tegen den Domproost Florens van Jutfaes in zijn geschil over de geestelijke en wereldlijke rechtspraak, ook als het tot een proces te Rome mocht komen, in zooverre de bisschop volgens 's graven raad handelt. Met zegel van den graaf in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 238. 445. 1322 (Mei 29). Datum et actum anno Domini 1322 in vigilia Penthecoste. Jan van Dornic c. s. erkennen voor het gerecht van de Betue overgedragen te hebben aan Jan van Zeelmonde ten behoeve van bisschop Frederic ongeveer 90 morgen bouwland in den Haem bij het veen van Valburgh. Met zegel van Gerard van Baersdonck in groene was; 2 zegels verloren, — en: met zegels van jonker Reynaut van Ghelre, den rechter Gherard van Baersdonck en Jan van Dornic in groene was. Oorspr. - Ch. n°. 305. Oorspr. — Ch. n°. 305bis. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 138 vs. 440. 1322 (Juni 25). Datum anno Domini MCGGXXII in crastino Nativitatis beati Johannis Baptiste. Bisschop Frederik incorporeert in het Domkapittel de goederen Ten Nyendijk in het kerspel van Werkhoven, nadat het kapittel daarvoor andere goederen aan den bisschop in leen opgedragen en den leenman Jan van Brandenborch zijn recht afgekocht had. Afschr. — Codex te Hannover. 449. 1322 (Juli 30). Datum Golonie in domo claustrali Gerardi de Lymburg canonici Colonienm anno Domini 1322, indictione V, die penultima mensis Julii. Henric aartsbisschop van Keulen verklaart te doen publiceeren het 79 transsumpt, door den kardinaal-legaat Bertrand gepubliceerd i. d. Valentie Papiensis dyocesis die 26 mensis Marcii anno nativitatis Domini 1322 indictione V, pontificatus domini Johannis pape XXII anno VI (1322 Maart 26) van de bul dd. Avinionis XVII Kal. Januarii pontificatus nostri anno VI (1321 December 16), waarbij paus Johannes XXII aan degenen, die de vaan der kerk volgen tegen Matheus vicecomes van Milaan, zijne zonen en volgers, dezelfde aflaat belooft als aan hen, die naar het H. Land vertrekken. Met zegel van den aartsbisschop in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 519. 448. Z. j. (1322 -1364.) Bisschop Jan verleent bij transfixbrief veertig dagen aflaat voor het verrichten van zekere niet genoemde daden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 24 vs. NB. Het blijkt niet, wat de inhoud was van de akte, waaraan deze brief getransfigeerd was, noch voor wie zij bestemd was. 449. 1323 Januari 30, indictione VI. De elect Johannes de Brunchorst geeft aan Henricus, aartsbisschop van Keulen, kennis, dat hij den Utrechtschen Domkanunnik Egidins de Bake heeft gemachtigd om het hier ingelaschte appel z. j. tegen de begeving van het bisdom aan Johannes de Dyostre, proost van Kamerijk, door paus Johannes XXII, in te dienen en ook verder in deze zaak als zijn gemachtigde op te treden. (Opgenomen in eene akte dd. 1323 Februari 5, op hare beurt geïnsereerd in eene akte dd. 1323 Februari 27.) Afschr. — Ch. n°. 15. 450. Z. j. (1323 Januari) Egidius de Bake, kanunnik ten Dom, gemachtigde van den elect Johannes do Brunchorst, appelleert namens dezen bij Henricus, aartsbisschop van Keulen, tegen de begeving van het bisdom Utrecht aan Johannes de Dyestre, proost van Kamerijk, door paus Johannes XXII. (Opgenomen in eene akte dd. 1323 Januari 30, op hare beurt geïnsereerd in eene akte dd. 1323 Februari 5, die weer is opgenomen in eene akte dd. 1323 Februari 27.) Afschr. — Ch. n°. 15. NB. De akte is natuurlijk öf van gelijken datum als, öf slechts weinig ouder dan des elects procuratie. 454 1323 Februari 5, indictione VI. Henricus, aartsbisschop van Keulen, verleent akte van de indiening bij hem van het hier ingelaschte appel z.j. van den Utrechtschen Domkanunnik Egidius de Bake, gemachtigde van den elect Johannes de Brunchorst, tegen de begeving van het bisdom Utrecht aan Johannes de Dyestre, proost van Kamerijk, door paus Johannes XXII. (Opgenomen in eene akte dd. 1323 Februari 27.) Afschr. — Ch. n°. 15. NB. Hierbij geinsereerd des elects procuratie dd. 1323 Januari 30, bevattende tevens de akte van appel z. j. 81 458. 1323 (Augustus 9) in vigilia beati Laurencii. De vijf Utrechtsche kapittelen machtigen den elect, om gedurende vjjf jaren de bisschoppelijke domeinen tot een bedrag van 8000 pond zwarte Tournoysen te verpanden tot betaling der schalden van het sticht. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 67 vs. 45©. 1323 (September 18) in crastino Lamberti Episcopi. Bruno van Cortbeke legt eene verklaring af over door hem gedane beschikkingen over leengoederen van den graaf van Dalen in de St. Lamberts-parochie te Cosfelt, Osterwik en Zepperode. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 145 vs. 4GO. (1323 October 8.) VIII Idus Octobris pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII beveelt den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren om zich, zoolang zijne verkiezing niet door den paus is goedgekeurd, van alle beheer te onthouden, en gelast alle geestelijken hem niet te gehoorzamen noch hem te erkennen. (Opgenomen in eene akte dd. 1323 October 9, op hare beurt geïnsereerd in eene akte dd. 1324 Augustus 18.) Afschr. — Ch. n°. 520. 464 (1323 October 9.) VII Idus Octobris pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII beveelt den aartsbisschop van Keulen af te kondigen zijne 'hier ingelaschte bul dd. (1323 October 8) VIII Idus Octobris pontificatus nostri anno VlII, waarbij hij den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren beveelt om zich, zoolang zijne verkiezing niet door den paus is goedgekeurd, van alle beheer te onthouden, en aan alle geestelijken gelast hem niet te gehoorzamen noch hem te erkennen. (Opgenomen in. eene akte dd. 1324 Augustus 18.) Afschr. — Ch. n°. 520. 463. 1323 (November 8) des Dinxdaghes voer sinte Martynsdach. Bisschop Johan, de kapittelen, de kloosters („gheestelike lude"), het gemeene land en de stad Utrecht stellen, met advies van graaf Willam van Hollant, een schouwbrief vast voor den Lekdijk-Bovendams. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 72 vs. 463. Z. j. (1323—1341.) Bisschop (Johan) verbindt zich, het vicaris-ambacht niet te zullen bezetten dan in overleg met Henric, deken van St. Jan, en drie anderen, gelijk hij zich ook jegens den bisschop van Zuden en twee anderen heeft verbonden, behoudens de verplichtingen, die hij te dien opzichte jegens den graaf van Holland en Willem van Duvenvoerde heeft aangegaan. Min. — N°. 207 afd. Charters. 464. Z. j. (1323—1341.) Memorie van grieven van bisschop Jan over Henric van der Lec, die in zijn dagelijksch gerecht 's bisschops pander niet wil toelaten 83 hier ingelaschte bol dd. (1324 Maart 23) X Kal. Aprilis pontificatus nostri anno VIII, waarbij hij aflaat verleent aan allen, die aan de vijf geëxcommuniceerde zonen van wijlen Matheus, vicecomes van Milaan, schade toebrengen, af te kondigen. (Opgenomen in eene akte dd. 1324 Juni 11.) Afschr. — Ch. n°. 519. 4191. 1324 Juni 11, indictione VII. Henric, aartsbisschop van Keulen, zendt aan Johannes, bisschop van Utrecht, afschrift van de bul van paus Johannes XXTT dd. (1324 Maart 28) V Kal. Aprilis, pontificatus nostri anno VIII, waarbij deze den aartsbisschop beveelt, zijne hier ingelaschte bul dd. (1324 Maart 23) X Kal. Aprilis pontificatus nostri anno VIII, waarbij hij aflaat verleent aan allen, die aan de vijf geëxcommuniceerde zonen van Matheus, vicecomes van Milaan, schade toebrengen, af te kondigen. Met geteekend zegel van den notaris en zegel van den aartsbisschop in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 519. 19». (1324 Juli 11.) V ld. Julii pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII ontzet den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren van zijne waardigheid. (Opgenomen in eene akte dd. 1324 Juli 15, op hare beurt geïnsereerd in eene akte dd. 1324 September 19.) Afschr. — Ch. n°. 520. 193. (1324 Juli 15.) Idibus Julii pontificatus nostri anno VIII. Paus Johannes XXII beveelt den aartsbisschop van Keulen zijne hier ingelaschte bul dd. (1324 Juli 11) V ld. Julii pontificatus nostri anno VILT, waarbij hij den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren van zijne waardigheid ontzet, te doen afkondigen. (Opgenomen in eene akte dd. 1324 September 19.) Afschr. — Ch. n°. 520. 191. 1324 (Juli 24). Ghegheven f Utrecht int jaer ons Heren 1324 op sinte Jacóbsavont. Reynoud zoon van den graaf van Ghelre doet als scheidsrechter uitspraak in het geschil tusschen bisschop Johan en heer Sveder van Vianen, en wijst den bisschop toe het geheele hooge gerecht en het gerecht van Vriesewiic, terwijl de door den heer van Vianen gezette gruit wordt afgeschaft. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 63. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 74. 195. 1324 Augustus 18, indictione VII. Henric, aartsbisschop van Keulen, zendt aan Johannes, bisschop van Utrecht, afschrift van eene bul van paus Johannes XXII dd. (1323 October 9) VII Idus Octobris, pontificatus anno VIII, waarbij deze den aartsbisschop van Keulen beveelt af te kondigen zijne bul dd. (1323 October 8) VIII Idus Octobris pontificatus anno VIII, waarbij hij den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren beveelt, om 92 534 Z. j. (1326?) Bisschop Jan draagt aan .... op, om het subsidie, door de parochiekerken van zeker dekanaat krachtens pauselijke indulgentie aan den bisschop verschuldigd, te innen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 89. NB. De akte is als formulier (met weglating van namen en datum) afgeschreven; zij is op (1326?) geplaatst, omdat zij met andere formulieren volgt na een aantal oorkonden van dat jaar. 533. Z. j. (1326?) Bisschop Jan geeft, op grond van eene aan deze akte gehechte cedul, aan een persoon zijner diocese dispensatie wegens zijne onwettige geboorte. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 89 vs. NB. De akte is als formulier (met weglating van naam en datum) afgeschreven; zij is hier op (1826 ?) geplaatst, omdat zij met andere formulieren volgt na een aantal oorkonden van dat jaar. 533. Z. j. (1326?) Bisschop Jan bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Jacobus, pastoor van Big —, en Symon, pastoor van Wis, en gelast de inleiding van voornoemden Jacobus in het bezit der kerk van Wis. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 90. NB. De akte is als formulier (zonder datum) afgeschreven; zij is bier op (1326?) geplaatst, omdat zij volgt na een aantal oorkonden van dat jaar. 534. Z. j. (1326?) Bisschop Jan verzoekt het klooster Biselinghen om Aecht Pietersdochter als non op te nemen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 46. NB. De akte is geplaatst te midden van oorkonden uit den eersten regeeringstijd van den bisschop; bovendien maakte deze bij dit verzoek gebruik van zijn recht op de primariae preces. 535. 1327 Januari 1. Bisschop Jan confereert eene prebende in den Dom, waarvan het collatierecht hem door den paus was afgestaan, aan den klerk Henric, zoon van Tonnard Blanier. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 86 vs. 53B. 1327 (Januari 17) Sabbato post octavam Epyphanie Ejusdem (Domini). Bisschop Jan stelt Jan van Firmo en Franco van Ruelle aan als zijne gemachtigden bij het aanhangige proces voor de pauselijke curie. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 86 vs. 539. 1327 (Februari 3) des anders daghes na onser Vrowen dach te Lichtmisse. De stad Zwolle belooft bisschop Jan in den oorlog bij te staan. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 160. 93 538. 1327 (Februari 5?) up sunte [Aghaten?] dach. Bisschop Jan belooft heer Wouter van Keppel 200 pond zwarte Tournoysen voor de waarneming van het schoutambt van Salland. Afschr. — Reg. n". 370 fol. 16. NB. De gissing omtrent den dag berust op het feit, dat de commissie van Wouter van Keppel als schout van Salland is gedateerd: „op sente Aghaten dach." 539. 1327 (Februari 5) feria 5 post Purificacionem beate Marie Virginis. Bisschop Jan belooft heer Wouter van Keppel c. s. schadeloos te houden voor hetgeen zij zullen uitgeven ter zake van hunne borgtocht voor den bisschop bij heer Jan van der Cunre. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 17. 510. 1327 (Februari 5) up santé Aghaten dach. Bisschop Jan verklaart de bewoners van Nyenstede vrij van onrechtmatige schatting. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 18. 541. 1327 (Februari 5) de(s) Donredaghes na onsen Vrouwen daghe to Lichtmissen. Wouter van Keppel c. s. beloven aan heer Johan van der Cunre te zullen betalen 442 pond 2 schellingen zwarte Tournoysen op straf van leisting. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 18 vs. 513. 1327 (Februari 9) in octava Purificacionis beate Marie Virginis. Johannes Bers van Straten vermaakt aan zijne vrouw Elyzabet 25 pond zwarte Tournoysen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 21. 513. (1327 April 5.) Nonis Aprilis, pontificatus nostri anno XL. Paus Johannes XXII meldt aan den bisschop van Utrecht, dat hij (den Roomsch-koning) Lodewijk van Beieren heeft geciteerd, om zijn vonnis te komen aanhooren wegens verschillende vergrepen tegen de kerk. (Ook opgenomen in eene akte dd. 1327 Augustus 14.) Met looden zegel van den paus. Oorspr. — Ch. n°. 520. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 83 vs. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 84. 511. (1327 April 10.) Datum Cumis IV Ydus Aprilis, regni nostri anno XIII. Roomsch-koning Lodewijk doet den bisschop verslag van de door hem op weg naar Rome behaalde voordeelen, en maant hem aan zich spoedig bij hem te voegen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 13. 94 545. (1327 April 10.) Datum Cumis IV Ydus Aprilis, regni nostri anno XIII. Roomsch-koning Lodewijk roept den bisschop op, om hem binnen zes weken ter hulp te komen. Afschr. - Reg. n°. 370 fol. 13. 544*. 1327 (Mei 6) op sente Jansdach Ewangéliste, die heet Ante portam Latinam. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan Vrederic heren Wernaers sone 709 pond 17 schellingen en 4 penningen zwarte Tournoysen wegens geleverd laken, en stelt daarvoor borgen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 85. 549. 1327 (Mei 20) feria IV post Servacii Episcopi. Willem, graaf van Dalen en heer van Buecstelle, en zijne vrouw Eonegundis eener- en Everart Ziberdinck anderzijds treffen voor schout en schepenen van Zutphen eene overeenkomst over de afdoening van uitkeeringen van 60 en 30 molt tarwe, gevestigd op het goed Mokerden in de parochie Almen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 144. 548. 1327 (Juni 8) feria 2 post octavam Penthecostes. Bisschop Jan erkent schuldig te zijn aan zijnen officiaal Henric van Loenresloet 400 pond zwarte Tournoysen * te voldoen uit de inkomsten van het officialaat. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 13 vs. 549. 1327 (Juni 10). Datum feria IV post Trinitatem anno Domini 1327. Het Domkapittel vraagt de grietmannen en gemeente van Stellingwerf en Scottelwerf, of zij bereid zijn om aan bisschop Jan te betalen, wat zij hem schuldig zijn volgens de overeenkomst tusschen hen en bisschop Guydo, en om zijne villa Gheethorne weder in zijn bezit te stellen. Met geschonden zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 426. 550. 1327 (Juni 10) feria 4 post Trinitatem. Het Domkapittel meldt aan den burggraaf van Koevorden en de Drenten, dat de bisschop zijne eischen tegen hen aan de uitspraak van het Domkapittel heeft onderworpen, en verzoekt hun desgelijks te doen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 86. 554. 1327 (Juni 13) des noesten daghes na sente Odulff dach. Reynoud, graaf van Gelder, doet eene scheidsrechterlijke uitspraak tusschen bisschop Jan en Johan van Dorinch. Afechr. — Reg. n°. 370 fol. 158. 553. 1327 (Juni 13) des nesten dages na sent Odulphs dach. Reynaut, graaf van Gelre, doet uitspraak tusschen heer Wilhem van Boecstelle, heer van Dyepenhem, en Johan van Dornic. Met zegel van den graaf in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 107. 95 553. 1327 (Juli 14) in crastino beate Margarete Virginis. Bisschop Jan geeft last, om den parochianen van Bolsward op straf van excommunicatie te bevelen, den door hem benoemden rector der kerk Hubert van Budel te ontvangen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 35 vs. 5541. 1327 (Juli 25) (in) festo beati Jacobi Apostoli. Bisschop Jan verpacht aan de stad Kampen de gruit en den tol aldaar. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 40. 555. 1327 (Augustus 1) in die Petri ad Vincula. Swederus de Vianen schenkt aan zijne kapel te Vyanen 12 morgens land in Sliterhoeven, parochie Gasperde, draagt den geestelijke Wilhelmus, zoon van Elyas van Gasperden, alle rechten betreffende de kapel over, en presenteert hem tot dezelve. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 z. d. van een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1345 Maart 20.) Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 194. 556. 1327 (Augustus 5) feria IV post festum beati Petri ad Vincula. De officiaal van Utrecht bekrachtigt de akte dd. 1327 (Augustus 1) in die Petri ad Vincula, waarbij Swederus de Vianen zijne kapel te Vyanen begiftigt met 12 morgens land in Sliterhoeven, en institueert den door dezen bij dezelfde akte gepresenteerden geestelijke Wilhelmus, zoon van Elyas van Gasperden, in die kapel. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 z. d.) Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 194. 553. 1327 Augustus 14. Bisschop Jan geeft aan paus Johannes XXII kennis van de publicatie van twee bullen dd. (1327 April 5) Nonis Aprilis pontificatus nostri anno XI tegen den Roomsch-koning Lodewijk van Beyeren. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 84. 558. 1327 (Augustus 20) feria 5 post Assumpcionem beate Marie Virginis. Bisschop Jan belooft van die van Giethoorn geene onrechtmatige belasting te zullen heffen. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 43 vs. 559. 1327 (October 1) op sente Remeisdach. Bisschop Jan verpandt aan de stad Utrecht de gruit aldaar. Afschr. — Reg. n°. 370 fol. 52. 58. (1374 December 24.) IX'Kal. Januarii, pontificatus nostri anno quarto. Paus Gregorius (XI) bevestigt, op verzoek van bisschop Arnoldus, de oorkonde dd. 1364 (Juni 26) VI Kal. Julij, waarbij keizer Karei IV aan de bisschoppen van Utrecht het recht verleent, om belasting te heffen van alle met hop toebereid bier. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 70. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 3vs. »ee. 1374 z. d. Bisschop Arnoldus bekrachtigt de benoeming van Ghiselbertus de Andel, kanunnik in het Premonstreiten-klooster Bern (Barnensis), tot proost van Eoningsveld (Campus regis), welke benoeming door de nonnen geschied en reeds door den abt van Mariënwaard (Insula sanctae Marie) bekrachtigd is. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 63. NB. Door superscriptie is deze akte ook toepasselijk gemaakt op de benoeming van Hiddo(?), kanunnik in het Premonstreiten-klooster van 's Heeren-Wijngaard (de Vinea Domini) in Oostfriesland. ÏOOO. (1375 Maart 21.) Des Woensdaghes na zinte Gheertruden dach int jaer ons Heren 1374, na den loop van onsen Hove. Aelbrecht, hertog in Beyeren, ruwaard van Hollant, met den heer van Vyanen c. s. sluit een zoen met bisschop Aernt van Hoern en de stad Utrecht, regelende het behoud voor de stad en het gebruik van de sluizen en den watergang, door de stad op de Nyevaert in het gerecht van Vreeswijc gemaakt, de overgave door de stad van het huis te Ghildehborch ter afbraak, het bewijs van recht op het gerecht van Vreeswijc, de voorwaarden waarop Ghisebrecht Gunter in den zoen wordt opgenomen, de verplichting van de stad tot krijgsdienst jegens den ruwaard, de aanstelling door den ruwaard en den bisschop van twee personen belast met de jurisdictie te Vredelant, de handhaving van den heer van Putten in het pandbezit van het huis te Vredelant en van het maarschalksambt van het sticht, en het genot van de bisschoppelijke en stedelijke rechtsbedeeling voor des ruwaards mannen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 154. 171 1001. (1375) Maarte 28, int jair ons Heren na den loep ons hoeves 1374. Aelbrecht, ruwaard van Henegouwen en Hollant, doet ten behoeve zan de kerk van Utrecht afstand van zijn recht, om krachtens den )voen met den bisschop en de stad Utrecht met zeven eedhelpers te bewijzen, dat het gerecht van Vreezewijc hem behoort. Zegel verloren, — en: met zegel van den hertog in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 64. Oorspr. — Ch. n°. 64. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 73 vs. 1002. 1375 (Mei 17) Donredaechs nae sinte Servaes dach. Bisschop Arnt verbindt zich jegens de geestelijkheid, ridderschap en steden van het sticht Utrecht, geen morgengeld, huisgeld of andere gemeene schatting meer te zullen vorderen, zijne sloten en ambachten niet te vervreemden of te bezwaren, een iegelijk landrecht te doen en niet dan met hun medeweten oorlog aan te vangen. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537 October 20.) Met zegels van de 4 kapittelen, Ghisebrecht van Herdenbroec, Willam Zuermont van Hyndersteyn en Vrederic van Zulen in groene was, en van het kapittel van St. Jan en de stad Utrecht in roode was; 37 zegels verloren, — en: met zegels van het kapittel van St. Marie, Johan van Rynesse, Ghisebrecht van Sterkenborch, Vrederic uten Hamme, Dirc van Zulen, Willam Zuermont van Hyndersteyn, in groene was, en van de stad Utrecht (afgevallen) in roode was; 39 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°, 177. Oorspr. ■— Ch. n°. 177. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 1. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 65. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 202 vs. Afschr. — Reg. n°. 47 fol. 29. lOOS. Z. j. (1375—1409.) Hermannus Cappellaen, abt van het Benedictijner-klooster van St. Laurencius in Oostbroec buiten Utrecht en gedeputeerde rechter van den paus in eenige parochiën van Drenthe, doet Johannes Zwarte en vijf andere leeken aanmanen, om vóór Dinsdag na Sacramentsdag hem wegens hunne ongehoorzaamheid, en aan Johannes de Sleen, kanunnik van St. Petrus te Utrecht, voor zijne onkosten voldoening te geven, bij gebreke waarvan hij hen zal excommuniceeren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 12 vs. NB. De voorganger van abt Hermannus wordt het laatst in 1375, zijn opvolger het eerst in 1409 vermeld. 1004. Z. j. (1375—1409.) Hermannus Cappellaen, abt van het Benedictijner-klooster van St. Laurencius in Oostbroec buiten Utrecht en gedeputeerde rechter van den paus in (eenige parochiën van Drenthe), doet Mr. Johannes de Sleen, kanunnik van St. Petrus te Utrecht, tegen 28 September met alle brieven en akten, die hij van den abt tegen N. verkregen heeft, voor zich dagen, om het proces aan te vangen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 14. NB. De voorganger van abt Hermannus wordt het laatst in 1375, zijn opvolger het eerst in 1409 vermeld. — Zijn jurisdictie-gebied is ontleend aan de eveneens ongedateerde en op (1375—1409) gestelde akte, afgeschreven op fol. 12 vs. van dit register. 172 1005. 1377 (Juli 26) in crastino Jacobi Apostoli. v De gezworenen van Drente en de bestuurders der stad Groningen erkennen, dat zij van oudsher gehouden zijn, den bisschop elk schrikkeljaar eene bede van 150 marken uit te keeren, alsmede dat de bisschop zijne ministerialen, vasallen en hoorigen, die hunne van het sticht gehouden goederen zonder verlof aan personen van anderen stand overdragen, zonder hunne tusschenkomst zal mogen straffen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 111 vs. iOOO. 1377 (September 9) des Woensdages nae onser Vrouwen dage Nativitatis. Bisschop Aernt verlengt ten behoeve van Reynolt van Covorde de door zijne voorgangers gedane verpanding van huis en ambt te Lage voor eene schuld van 3607 oude gouden Fransche schilden. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 51. 1009. 1377 (September 9) des Wonsdages na onser Vrouwen dach Nativitas. Reynold van Covoerden belooft verschillende verplichtingen na te komen omtrent het huis en ambt Laghe, hem door bisschop Aernd voor eene schuld van 3607 oude gouden Fransche schilden in pand gelaten. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 27. NB. „Nota littera est in Davantria in camera scriptornm et in schrinio, ubi ponuntur littere", doorgehaald en vervolgens: „postea posita in cista communi in Davantria". 1008. 1377 (September 15) des Wonsdaghes na onser Vrouwen dach Nativitas. Reynold van Koevorden verklaart, dat bisschop Arnd hem wegens eene schuld van 3607 oude Fransche schilden, aangegaan door de bisschoppen Johan van Arkel en Johan van Vyrnenborch, verpand heeft het huis en ambt te Laghe, en belooft dit te bewaren op de hier ingelaschte voorwaarden. Met zegels van Reynold van Koevorden en zijnen zoon Reynold, Roldewyn heer tot Steynvorde, Herman van Keppel en Reynoud van Koevorde in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 85. ÏOOO. 1378 (Juni 4) op zinte Bonifaes avont. Bisschop Aernt en de stad Utrecht bepalen, dat er te Utrecht voortaan drie vrije jaarmarkten zullen zijn: een op St. Victorsavond, een op Palmavond en een viertien dagen voor Pinksteren. Met klein zegel der stad in roode was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 188. ÏOIO. 1378 (Augustus 26) des Donredaghes na sinte Bertelmeeus dach. Goeswiin Sloeyer Johanssoen draagt voor het gerecht van Utrecht op aan bisschop Aernd 2/3 van eene hofstede tusschen Volraedsbrugghe en St. Gheerdenbrugghe op de oostzijde der gracht, waarvan het overige 1/3 aan Gheriid Pot behoort. Met zegel van Lodewijck de Wale in groene was; 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 336. 173 tOll. 1379 April 1. Proost, deken en kapittel van den Dom van Munster beloven, dat, aangezien Florens, vroeger bisschop van Munster thans van Utrecht, eenige brieven van verzekering of oorvede, door hem als bisschop van Munster van sommigen verkregen, aan den Dom van Munster had afgestaan, hem die terug te zenden, ingeval de daarin betrokkene personen tegen hem opstaan. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 508. 1013. (1379? Mei 9.) Datum Perusij VII Ydus Maij pontificatus nostri anno primo. Paus Clemens beveelt, dat de vervolgingen en lasten, waardoor de broeders van de Predikheeren-orde te lijden hebben, ophouden, en bedreigt eiken overtreder dezer inhibitie met excommunicatie, die slechts door de pauselijke stoel of de door haar voor de orde aangestelde conservatoren zal kunnen worden opgeheven. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30 vs. NB. Waarschijnlijk is hier de tegenpaus Clemens VII beloeld, die in September 1378, nadat Urbanus VI de H. Stoel weer naar Bome verplaatst had, te Avignon optrad. Onder Frederik van Blankenheim, in wiens formulierboek de akte voorkomt, is geen andere Clemens paus of tegenpaus geweest. 1013. 1379 September 5. Otte heer van Arkel belooft bisschop Florens behulpzaam te zijn in alle rechtvaardige zaken en zich zonder zijne toestemming niet te verbinden met den heer van Vyanen, zijnen zoon, zijne broeders of met heer Steven van Nyenvelt. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 463. 1014. 1379 September 10. Bisschop Arnoldus de Huern schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die de kerk van St. Urbanus Papa et martyr te Oudeaemstel en de kapellanie van de H. Maagd Maria in die kerk naast de doopvont, op eenige wijze bevoordeelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 132. NB. In den datum móet eene fout schuilen; immers reeds in 1378 is Arnold van Hoorn naar Luik overgeplaatst. lOl.V 1379 (December 22) des anderen daghes nae zant'e Thomaesdaghe Apostels. Jacob van der A en zijn zoon Alfer van der A erkennen de hier ingelaschte overeenkomst z. d., waarbij bisschop Florens erkent hun schuldig te zijn 2900 oude Fransche schilden, aan zijnen voorganger Arnd van Hoern geleend, en hun daarvoor verpandt het kasteleinschap van Vollenho, het schoutambt van Vollenho en Hasselt en het rentmeesterschap van het huis en het land van Vollenho. Met zegels van Jacob en Alfer van der A in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 388. 174 1©16. Z. j. (1379.) Bisschop Florens erkent aan Jacob van der A en diens zoon Alfer schuldig te zijn 2900 oude Fransche schilden, aan zijn voorganger Arnd van Hoern geleend, en verpandt hun daarvoor het kasteleinschap van Vollenho, het schoutambt van Vollenho en Hasselt en het rentmeesterschap van het huis en het land van Vollenho. (Opgenomen in eene akte dd. 1379 December 22.) Afschr. — Ch. n°. 388. 1©19. Z. j. (1379-1388.) Bisschop Florencius delegeert de ten uitvoerlegging der brieven van Lucas, kardinaal-priester van St. Sixtus, ten behoeve van zekere Margareta, aan N., proost van St. Georgius te Keulen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 32 vs. NB. Lucas was priester van St. Sixtus tot 1388. 1018. Z. j. (1379-1388.) (Bisschop Floris) verklaart, op grond van brieven van Lucas, kardinaal-priester van St. Sixtus, het huwelijk van A. en B. wettig, omdat dezen bij het sluiten daarvan onbekend waren met het beletsel, dat hunne bloed- of aanverwantschap medebracht. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 60. NB. Lucas, priester van St. Sixtus, is in 1388 gestorven. ÏOIO. Z. j. (1379—1393) Augustus 6. Bisschop Florencius machtigt N. of den provisor-deken der Vier Ambachten van Vlaanderen of diens gemachtigde, om Elyzabeth Schermers en Elyzabeth Reyns in te sluiten in eene kluis op het kerkhof der kerk van de H. Maagd Maria te Biervliet. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 102. NB. Als jaarcijfer wordt 1424 opgegeven, wat echter niet in bisschop Floris' leeftijd mogelijk is. 1090 Z. j. (1379—1393.) Lijst van huisraad en wapenen, aanwezig op het huis ten Arkelsteyne. Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 8vs. ÏOSI. Z. j. (1379-1393.) Bisschop Floris roept den richter te N. op tot het bijwonen der „claringe" in de stad N. op den eersten Dinsdag na St. Peters e. k. en gelast hem de samenroeping der „claringe" in de kerk bekend te maken. Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 118 vs. NB. Formulier van de oproeping, met ljjst van richters in Twenthe en Zalland, van schouten in Vollenhoe en van eenige priesters. 1©8«. Z. j. (1379—1393.) Bisschop Florens daagt N. over zes weken of op den eersten rechtdag, dien hij daarna in Overijssel houden zal, voor zich, ten einde zich te verantwoorden tegen N., die hem ter zake van een leen in 's bisschops terechtzitting heeft aangesproken. Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 119 vs. 175 IOS 3. Z. j. (1379—1393.) Dirc van Zynderen Eolandsz. maakt aanspraak op het zand, dat door de Ysel aan het door hem in leen bezeten goed is aangespoeld, en verklaart zich te dezer zake te zullen onderwerpen aan de uitspraak van Rolof van Ittersum, Beemd van Yrtte, Helmich van Varachten en Jan van Zunnenberghe. Oorspr. ingevoegd in Reg. n°. 197 na fol. 179. 1084. Z. j. (1379—1393.) Bisschop Florens gelast zijn pander in Salland, om beslag te leggen op de goederen van N. tot een bedrag, voldoende tot betaling van 's bisschops boeten en van de 100 schilden, waarvoor een ander hem op 's bisschops rechtzitting heeft aangesproken. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 180 vs. 1035. Z. j. (1379—1393.) Bisschop Florens daagt Willem of Gerijt voor de eerste (resp. tweede of derde) maal over zes weken of op den eersten rechtdag, dien hij daarna in Overijssel houden zal, voor zich, ten einde zich te verantwoorden tegen Wouter, die hem ter zake van een leen in 's bisschops terechtzitting heeft aangesproken. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 180 vs. NB. Volgens eene aanteekening wordt aan dit formulier, zoo het gebruikt wordt voor de derde dagvaarding, eene clausule toegevoegd, houdende lastgeving aan N. en N., om Wouter bij het overbrengen van dezen daagbrief aan Gerijt te vergezellen. ÏOSG. Z. j. (1379—1393.) Bisschop Florens ontbiedt N., M. enz. (tot een getal van twaalf of dertien personen) op den eersten rechtdag, dien hij in Overijssel zal houden, bij zich, ten einde met hem kennis .te nemen van het geschil tusschen N. en N. over leen en eigen. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 180 vs. NB. Volgens eene aanteekening wordt aan dit formulier, zoo het gebruikt wordt voor de derde dagvaarding, eene clausule toegevoegd, houdende lastgeving aan N. en N., om M. bij het overbrengen van dezen oproepingsbrief te vergezellen. 1039. Z. j. (1879—1393.) Bisschop Florens oorkondt, dat Jan Breye voor schout en landgenooten van Bunnic 17 morgens land in dit gerecht in eigendom heeft overgedragen aan zijne nicht Gertrude, echtgenoote van Willam van Vloeten, waarvan hij zelf levenslang het vruchtgebruik zal behouden, met uitzondering van het vruchtgebruik van de helft der 17 morgens, dat Margrete van Catwijc, Gertrude's moeder, zal behouden, — en keurt deze regeling goed. Afschr. — Reg. n°. 198 fol. 128. 1038. Z. j. (1879-1393.) Bisschop Florencius publiceert de presentatie van N. tot de kerk 176 van Liekong(?) in Oostfriesland, en verklaart hem te zullen benoemen, indien niemand zich daartegen verzet. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 3vs. NB. Floris van Wevelinchoven was bisschop van Utrecht van 1379 tot 1393 — Misschien is hier de kerk van Lechenge (Lettenge) bedoeld (zie Joosting en Muller, Gesch. der kerk. rechtspr. I p. 352). 1©39. Z. j. (1379—1393.) Datum anno Domini MmoCCCG™ etc. Bisschop Florencius machtigt den pastoor der kerk van Veere, om vóór Philippus et Jacobus (1 Mei) e. k. de vrome vrouw Godelief Godefridusdochter in te sluiten in de kluis op het kerkhof dier kerk, waar eertijds de vrome vrouw Balogha ingesloten geweest is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 76 vs. . Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 49. NB. Daar in de 15e eeuw geen Utrechtsche bisschop den naam van Floris heeft gedragen, moet öf deze naam eene verschrijving zijn (voor Fredericus ?), öf het eeuwcijfer eene verschrijving voor CCC. Floris van Wevelichoven was bisschop van Utrecht van 1879 tot 1393. 1030. Z. j. (1379-1393.) A., B. of O bericht aan bisschop Florencius, dat hij, in gevolge van diens machtiging, Elyzabeth Schermers en Elyzabeth Reyns heeft ingesloten in eene kluis op het kerkhof der kerk van de H. Maagd Maria te Biervliet en haar, naar hare eigene verkiezing, in de Dominicaner-orde en onder den Augustijner-regel gebracht heeft. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 102 vs. NB. Ook hier is als jaarcijfer aangegeven 1424, wat echter niet mogelijk is; vgl. de - aanteekening bij het regest van de op (1379—1393) Augustus 6 gestelde machtiging van den bisschop op fol. 102 van hetzelfde register. 1031. Z. j. (1379—1414.) Bisschop F. verzoekt F., aartsbisschop van Keulen, om de ruiling van beneficiën, die Wilhelmus Leo, kanunnik van St. Lebuinus te Deventer, Jacobus Tuneman, vicaris in dezelfde kerk en in die van Wolda, Gerardus Menoldi, vicaris in de kerk van Olst, en B., thesaurier van de kerk der H. Apostelen in Eeulen, willen aangaan, te zijnen overstaan te doen plaats hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 54 vs. NB. Frederik von Saarwerden was aartsbisschop van Keulen van 1370 tot 1414; bisschop F. kan dus zoowel Floris van Wevelichoven (bisschop sedert 1379) als Frederik van Blankenheim (bisschop sedert 1898) zijn. 1033. 1380 (Maart 8) des Donredaghes na den Sondaghe, als men in der vasten zinct Letare Jherusalem. Eeynold van Eovorden verklaart, dat bisschop Florens hem wegens eene schuld van 3607 oude Fransche schilden verpand heeft het huis en ambt te Laghe, en belooft dit te bewaren op de hier ingelaschte voorwaarden. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 85. NB. Met aanteekening in dorso over de aflossing van 200 oude schilden. 177 1033. 1380 (Maart 8) des Donredages nae den Sonnendage als men in der vasten senget Letare. Bisschop Florens bevestigt bij transflxbrief ten behoeve van Reynolt van Coverde de verpanding van het huis en ambt te Lage. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 52. NB. Vgl. de akte van 1377 September 9 hiervoor. 1034. 1380 April 1. Peter Borchgreve, burger te Venle, erkent van bisschop Florens ontvangen te hebben 40 oude Fransche schilden, in afkorting eener hem verschuldigde som. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n". 359. 1035. 1380 (Mei 24) up des helighen Sacramentsdach. Enghelbert van Salne verklaart verzoend te zijn met bisschop Florens, de steden Deventer en Zwolle en met het geheele sticht van Utrecht en dat hij uit zijn huis te Laer niets tegen den bisschop of het sticht zal ondernemen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 464. 1039. 1380 (Mei 28) des Maendages na des heilgen Sacramentsdach. Engelbert van Zalne bezweert den zoenbrief, door hem gegeven aan bisschop Florens, de steden Deventer en Swolle en het geheele sticht van Utrecht. Met zegels van Hermen van Covorde, Roelf van Steenwic, Alfer van der Scuren, Rrune van der Maet en Hardere de Rotige in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 464. 1039. 1380 Mei 28. Evert van Essen verklaart met bisschop Florenz en de steden Deventer en Swolle verzoend te zijn op de voorwaarden, vervat in den hier ingelaschten brief van denzelfden datum, waarbij bisschop Florens van Wevelinchoven en de steden Deventer en Swolle verklaren met Evert van Essen verzoend te zijn. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 464. 103S. 1380 Mei 28. Bisschop Florens en de steden Deventer en Swolle verklaren met Evert van Essen verzoend te zijn. (Opgenomen in eene akte van dezelfde dagteekening.) Afschr. — Ch. n°. 464. 1039. 1380 (Juni 10) des Sonnendages na sente Bonifacius dagh. Everd van Essen zweert, dat hij nimmer iets vijandigs ondernemen zal tegen bisschop Florenz en zijn sticht van Utrecht, bepaaldelijk tegen de steden Deventer en Swolle. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 464. 12 178 4040. 1380 (Juni 13) in crastino beati Odulfi Confessoris. De Friezen van Stellingwerf, Scoterwerf, Oisterzee, Dodingwerff en Bordago sluiten een vredesverdrag met bisschop Floris, regelende de bijlegging van mogelijke geschillen, de opschorting van wederzijds bedreven misdrijven, de berechting van misdrijven op elkanders gebied en de vrijheid van handelen ten opzichte van den graaf van Holland. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 6 vs. NB. „Littera est in Vollenhoe". 1041. 1380 (September 27) des Donredaghes na sente Mauritius dach. Hertog Aelbrecht, ruwaard van Henegouwen en Hollant, waarschuwt, op verzoek van zijnen zoon den Roomsch-koning, allen, die bisschop Florens en de Utrechtsche kerk hinderlijk zijn, omdat zij de partij kiezen van paus Urbanus, dien ook de Roomsch koning als den wettigen paus erkent, voor de daaruit voort te vloeien gevolgen. (Afschrift uit het begin der 15e eeuw op papier.) Afschr. — Ch. n°. 22. 1043. (1381) Maart 15. Anno Domini 1380 ... regnorum nostrorum Bomie XVIII, Bomanorum vero V. Roomsch-koning Wenceslaus schenkt aan de stad Utrecht het voorrecht, dat bij vacature van den bisschopszetel de schepen-burgemeester of de oudste schepen het schoutambt zal 'waarnemen en door den Domdeken of den oudsten kanunnik ten Dom zal beëedigd worden. Afschr. - Reg. n°. 6 fol. 3. 1043. 1381 Mei 7. De stad Campen en bisschop Floris komen overeen, dat eerstgenoemde niet dan met 's bisschops toestemming en die der markgenooten van Mastebroeck den Yseldijk zal mogen openmaken, en dat de stad ten allen tijde desverzocht onder eede zal bevestigen, welke breedte haar voor het kanaal naar Hasselt toegestaan is. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 48. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 5 vs. NB. Bij het afschrift in Reg. 2 staat aangeteekend: „Instrumentum est traditnm scabinis opidi Swollensis". 1©44. 1381 Mei 12. Bisschop Florencius wijst, onder medebezegeling van het Domkapittel en van Rodolphus de Ysenderen, proost van St. Petrus, aan Conrardus, proost, en het convent van het Benedictijner-klooster van St. Petrus en St. Paulus te Paderborn, die door oorlogen, pest en waardevermindering van het geld in behoeftige omstandigheden geraakt zijn, de volledige inkomsten der kerken van Putten en Voerthusen, waarvan zij patronen zijn, toe, na aftrek van een behoorlijk levensonderhoud voor de rectoren dier kerken, waartoe zij één der hunnen zullen mogen presenteeren, onverminderd de privilegiën, aan die kerken door paus Lucius ni toegekend. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 67. 179 IOl.V 1381 (Juli 14) des Sondaeghs nae santé Margareten daghe. De stad Campen verbindt zich, bisschop Florens te helpen, indien hem eenige hinder wordt aangedaan wegens de wetering, die in Mastebroec begonnen is en die 'de bisschop haar beloofd heeft te zullen voltooien. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 465. ÏO-M». 1381 (Juli 16) des Dinxdaghes na sinte Margrieten dach. Dyderic Scale erkent voor het gerecht van Utrecht, zijn huis in den Gaerde hooger te hebben opgetrokken dan hij mocht, en belooft dit af te breken, wanneer bisschop Florans of zijne opvolgers dit gelasten. Met zegel van Johan van Zulen in roode was; 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 335. I04Ï. 1381 Augustus 23. De stad Utrecht belooft bisschop Florens en de zijnen te zullen toelaten op het slot Vredelant, als hij dit behoeft, en verder hem het slot met de daarbij behoorende ambachten weder te zullen overleveren , zoodra de bisschop Jacob van Zulen zal hebben voldaan voor de hem verschuldigde 30Ö0 oude schilden en voor zijn jaargeld als maarschalk, en de stad Utrecht voor de kosten van timmering aan het slot. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 437. 1048. 1381 (September 21) op sinte Matheus dach. Hughe van der Halle, Johan Catreep, Rolof Wevel, Aelbert Mulert Hesselssoen, Godike Mulert, Johan van Oestenwolde gcheeten Smediken, Henric en Ghiselbert van Oestenwolde, en Ludike Bunke verklaren niets te zullen doen tegen bisschop Florens en het sticht Utrecht. Met zegels van Hughe van der Halle, Johan Catreep, Rolof Wevel, Aelbert en Godike Mulert, Johan, Henric en Ghiselbert van Oestenwolde in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 466. 1049. 1381 (October 7) des Manendaghes na sente Bemigius dach. Bisschop Florens verklaart met de drie steden van Zallant, Deventer, Campen en Swolle overeengekomen te zijn, dat niemand in Zallant voortaan nieuwe sloten zal timmeren of reeds bestaande zal versterken, behalve de sloten van het sticht; en dat zij elkander de behulpzame hand zullen bieden, om dit te verhinderen. Met zegels van den bisschop en de 3 steden in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 178. 1050. 1381 (October 18) op sente Lucas dach. Goessen van Bossem, Henric van Crekenbeke, Henric die Suer en Henric van Essen de Jonge doen als arbiters uitspraak in het geschil tusschen den bisschop (voor de buren van Archem) eenerzijds en Everd .van Essen anderzijds, over de grens tusschen Eerder- en Archemer-mark, en bepalen, dat de bisschop vóór Lichtmisse e. k. de grens zal laten trekken door twaalf personen, wier goederen het naast daarbij liggen. Afschr. - Reg. n°. 197 fol. 30. 180 1051. 1381 December 13. Bisschop Florencius keurt de verheffing der kapel te Steenwikerwolde tot eene parochiekerk goed, en maakt bepalingen over het inkomen van den rector. (Opgenomen in een notarieel vidimus dd. 1382 April 21.) Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. vid. — Ch. n°. 264. 1©53. 1382 April 21. Bisschop Florencius wijzigt de door hem gemaakte bepalingen over het inkomen van den rector der parochiekerk van Steenwikerwolde. (Opgenomen in een notarieel vidimus dd. 1382 April 21.) Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. vid. — Ch. n°. 264. JLO&3.. 1382 (Mei 29) des Donredages nae Pinxter-dach. Henric Scaep zweert nimmer iets vijandigs te zullen ondernemen tegen bisschop Florens. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 466. 1054. 1382 (Juli 15). Ghegheven int jaer ons Heren 1382 des Dinxdaghes na sinte Mergrieten dach. Sweder heer van Gaesbeke ontheft bisschop Florens en de kerk van Utrecht van alle aansprakelijkheid wegens achterstallige gelden van de pensie uit den tol te Kienen, die hem was toegekend ten tijde van bisschop Arnd. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n*. 360. I05.V 1382 (Juli 31) op sente Peters avent ad Vincula. De Domproost, de Domdeken en Johan die Wale doen uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Florens en Willam fc heer van Apcoude en Duerstede, over eene pensie, aan den heer van Apcoude verschuldigd uit den tol te Rienen, en over de novale tienden in het kerspel van Bienen. De 7 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 360. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 148. JL05G. 1382 (October 11) des Saterdages nae sente Victoers ende Gereoens dach. Gerijt van Vuesting erkent van bisschop Florens ontvangen te hebben het goed te Erlo te Lymborch, in het kerspel van Dodorpe en het gerecht van Hastehuysen, leenroerig aan het graafschap Dalen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 289. 1059. 1383 Februari 4. Bisschop Florens verklaart, dat hij ter beëindiging zijner geschillen met heer Willem van Abcoude over eene rente uit den tol te Benen, door bisschop Jan van Diest bij den koop van Diepenhem gevestigd 181 ten behoeve van Willem van Boecstelle, met goedkeuring van den aartsbisschop van Keulen en van de vijf kapittelen heeft verkocht aan Willem Buzer en Bychart van Oye, kanunniken van den Dom en van Oudmunster, vier hoeven land op de Cleyne Coppel in de parochie van St. Nicolaés te Utrecht, voor 1624 oude schilden. Met zegels van den bisschop, aartsbisschop Frederic van Keulen en de vijf kapittelen in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 360. 105S. 1383 (Februari 18). Ghegheven int jaer ons Heren 1383 des Woensdaghes nae sinte Valentijns dach. Willem heer van Apcoude erkent door bisschop Florens voldaan te zijn wegens den afkoop eener rente van 200 pond 15 grooten Tornoys uit den tol te Benen. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 360. JL059. 1383 Maart 24, indictione VI.... pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani .... pape sexti anno quinto. Marinus, aartsbisschop van Tarente, kameraar van den paus, verleent aan bisschop Florens van Utrecht tot Allerheiligen uitstel van betaling van de commune et minuta servitia aan de apostolische kamer. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. ÏOGO. 1383 April 4. Henric Polman en diens zoon Herman erkennen, dat de door hen gepachte goederen in de kerspelen Vrees en Noertlaren, als bisschoppelijke tafelgoederen, bij overlijden van hen en Henrics tweeden zoon Otte aan den bisschop vervallen, terwijl hun neef Roeloff Polman te hunnen verzoeke de akte mede bezegelt. Afschr. — Reg. n°. 3H fol. 87. 1991. 1383 (Juni 23) op sinte Johans avont te Middezomer. Willam van Groenenwoude belooft het huis te Stoutenberch en het maarschalksambt van Eemland voor den bisschop en het sticht van Utrecht te bewaren en het niet te bezwaren. Met zégel van Willam in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 379. 1.993. 1383 (Juni 25) des Donredages na santé Johans dach Baptisten als men scrijfft Nativitas. Bisschop Florens verpacht aan Johan Hondenberch voor den duur van beider leven het goed Sibertinge in Drenthe in het kerspel Anlo, buurschap Anderen, voor 22 Engelschen en 6 mudden rogge. (Opgenomen in eene akte van gelijke dagteekening.) Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 88 vs. 182 10G3. 1383 (Juni 25) des Donredages na santé Johans dach Babtisten als men scrijfft Nativitas. Johan Hondenberch bezegelt de ingelaschte akte van dezelfde dagteekening, waarbij bisschop Florens hem gedurende beider leven het goed Sibertinge in Drenthe in het kerspel Anlo, buurschap Anderen verpacht, voor 22 Engelschen en 6 mudden rogge 'sjaars. Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 88 vs. 10G4L 1383 (Augustus 11) des Dinxdaghes na sinte Louwerens dach. Bisschop Florens schenkt aan de stad Bunschoten verschillende voorrechten, betreffende de beperking van het maaggeld, het bewijs van onschuld in crimineele zaken, de verkiezing van burgemeester en schepenen, de positie van den schout en het recht om bruggeld te heffen. (Ook opgenomen in eene akte van dezelfde dagteekening) Afschr. — Ch. n°. 192. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 7 vs. lOGö. 1383 (Augustus 11). Ghegheven int jaer ons Heren 1383 des Dinxdaghes na zinte Louwerens dach. Het bestuur der stad Bunscoten belooft ten eeuwigen dagen zich te zullen gedragen als goede Stichtslude en den bisschop te zullen bijstaan en dienen, en zulks ter zake van den hier ingelaschten privilegebrief dd. 1383 (Augustus 11) des Dinxdaghes na zinte Louwerens dach, waarbij bisschop Florens de betaling van maaggeld beperkt, het recht geeft tot het doen van onscout, tot het kiezen van schepenen door de aftredenden, tot het eischen van den burgereed van den schout, en tot het eischen van bruggeld op de brug over de haven. Met zegel van de stad in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 192. ÏOGG. 1383 (September 14). Datum anno Domini 1383 ipso die Exaltacionis sancte Crucis. Bisschop Florens en het convent van St. Odulf te Staveren komen overeen, het patronaat der kerk te Coldem in Friesland, die behoort aan den bisschop, te ruilen voor het patronaat van de St. Odulfs vicarie op het kasteel van Vollenhoe en van de kerk Emelwerde, die behooren aan de abdij. Met transflx dd. 1384 (Augustus 13) in vigilia Assumpcionis b. Marie matris Domini nostri Jhesu Christi, waarbij Martinus Puthof, cureyt van Emelwerde, wiens voorganger Everard door den dood verhinderd is deze oorkonde te bezegelen, ze goedkeurt. Met zegels van den bisschop, van den abt Ocko, den prior Ghelmar, en het convent van Staveren, van Everard cureyt van Emelwerde, Dodo cureyt van Coldem en Sibrand vicaris van St. Odulf en van het Domkapittel in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 166. 10G9. 1384 (Februari 19) des Vryedages nae sente Valentijns dach. Henric van Uterwijc, burger te Campen, verbindt zich, wanneer hij de schade, door hem op zee geleden, kan verhalen op degenen, die hem die hebben toegebracht, en een deel van het geroofde goed 183 weder binnen het sticht Utrecht kan brengen, hij bisschop Florens zal schadeloos stellen van zijn deel der gemaakte kosten, volgens uitspraak van Henric die Suere, Aelt Dobbeler en Goessen Ludikenssoen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 467. 10G8. 1384 (Maart 25) des Dinxedages nae sente Gregorius dach. Aelbert van Dale schenkt ten overstaan van bisschop Florens aan zijne vrouw Beerte de lijftocht van het geheele erf te Versen en van eenige tienden in het kerspel van Ummen. Afschr. — Reg. n°. 272, los achter fol. 104. NB. In dorso is aangeteekend: „Lijfftucht, die Aelbert van den Dale synen wyve gemaect heeft, welïic wrjff Aelbert van Eme nu heeft; ende dat guet is beleent heren Herman van Randenraide, ridder". 10G9. 1384 (Juli 3) op sant Martijns avent Translacio. Bisschop Florens beleent Aelt Dobbelaer met alle leengoederen, die Evert van Essen heeft bezeten en die na zijn dood door niemand verzocht zijn, met uitzondering van eenige aan heer Johan verpande goederen en behoudens de lijftocht van Margarete van Eerde. Afschr. — Reg. n°. 272 fol. 81b vs. 1090. 1384 (Juli 9) des Saterdages nae sunt Martijns dach Translacio. Sweder van Weede wijst ten overstaan van bisschop Florens zijn zoon Steven aan als de nahand aan zijne tienden te Zeldert boven des weges en van Bastertshoeve. Afschr. — Reg. n°. 198 fol. 34 vs. 1.091.. 1884 (Augustus 13) in vigilia Assumpcionis beate Marie matris Domini nostri Jhesu Christi. Martinus Puthof, cureit van Emelwerde, keurt — aangezien zijn voorganger Everardus door den dood verhinderd is geworden de akte dd. 1383 September 14, waaraan deze is getransfigeerd, mede te bezegelen, — deze akte, die eene ruiling tusschen bisschop Florens en het convent van St. Odulf te Stavoren betreft, waarbij ook het patronaat der kerk van Emelwerde is betrokken, goed. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 166. 1093. 1384 (Augustus 30) des Dinxdaiges nae sunte Johans dach Baptisten, doe hy unthoeft wart, dat men heitet Decollacio. Engbert van Zalne en zijn vrouw Jutte van den Laer onderwerpen zich, onder afstand van'hun huis ten Laer, aan bisschop Florens van Wevelinchoven en de steden Deventer, Campen en Swolle. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 22 vs. NB. „Nota. Credendutn est, quod littere originales sunt apud ipsos de Swolle". 184 1033. 1384 (Augustus 30) des Dynxdach nae sunte Johans dach Decollacio. Engbert van Salne belooft, onder verplichting van leisting, dat hij zijne kinderen, wanneer zij mondig zullen zijn geworden, daartoe aangemaand, voor den bisschop van Utrecht zal doen verklaren, dat zij zich aan de akte zijner onderwerping zullen houden. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 23. 1094. 1384 (September 12) des Manendages nae onser Vrouwen dach Nati(vi)tas. Grietman en richters van Stellyncweerf en Scoterweerf verklaren, dat die van Iselham recht hebben op de „etynge" in hun erf en dat der buren in het kerspel Iselham van het begin van het jaar tot veertien dagen voor St. Philips en St. Jacob, en daarna als het hooi van het land is. Afschr. — Reg. n°. 3H fol. 42 vs. 1095. 1384 (November 22) op tsente Cecilien dach der hiligher Juncfrouwen. Jacob pastoor te Oetmersem, Ludelof halve pastoor van St. Maarten te Groninghen, Detmarus kanunnik te Zutphen, en Johan Scilder burger te Oldenzale, stellen zich borgen voor heer Steven van Manher, kanunnik van St. Marie te Utrecht, dat hij bisschop Florens van Utrecht en de kapittelen van St. Pieter en St. Marie te Utrecht noch met processen noch op andere wijze zal lastig vallen, en dat hij zes jaren lang zal resideeren in de kerk van St. Marie of bij een ander zijner beneficiën in de kerkprovincie van Eeulen, en zich nooit van eenige privilegiën zal bedienen tegen den bisschop of de genoemde kapittelen. Met zegels van Jacob en Ludelof en van Ghiselbert Hamelberghe in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 524. 109B. Z. j. (1384—1393.) Bisschop Florencius ontslaat, op grond van de getransfigeerde brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, Elizabeth, echtgenoote van Johannes Vlaminc, van hare gelofte, op voorwaarde dat zij vóór Eemigius eenige uitkeeringen doe aan verschillende kerken en gedurende een jaar driemaal daags de oratio Dominica leze. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 22 vs. NB. Franciscus werd priester van St. Suzanna in 1384; bisschop Floris van Wevelinckhoven stierf in 1393. 109 9. 1385 Mei 10. Johan burggraaf van Stroembergen zweert, nimmer iets vijandigs te zullen ondernemen tegen bisschop Florens. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 466. 109 8. 1385 (November 28) desBinxdages nae sente Kathrinen dach. Bisschop Florens sluit eene overeenkomst met de ridderschap en steden van Salland betreffende het onderhoud van den dijk, behoorende tot het goed van Henric van Dorrete. Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 116 vs. 185 1039. 1385 (December 9) des Saterdaghes na onser Vrouwen dach Concepcio. Ghisebrecht de Wolf van Benemael belooft bij eede niets tegen bisschop Florens van Wevelichoven noch tegen het sticht van Utrecht te zullen ondernemen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 466. 1080. Z. j. (1385.) De zeven naastgelanden van heer Henrick van Dorrete verklaren als zeventuig, dat deze voor het onderhoud van zijn dijk aansprakelijk is met zijne goederen in Witsande en Mersehusen en voorts met alle goederen, die hij en zijne broeders Seyn en Johan van hunnen vader Elygher hebben geërfd „in desen conyngrike ende stichte van Utrecht". Afschr. — Reg. n°. 197 fol. 116. NB. De verklaring werd overgelegd op 's bisschops terechtszitting van 28 November 1885 te Deventer, op welken dag ook eene overeenkomst over het onderhoud van den bedoelden dijk getroffen werd. 1081. 1386 Januari 19. Jacob Nennyng erkent verkocht te hebben aan bisschop Florens het goed die Oolte te Baerne, vroeger behoorende aan Wouter van Heze. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 307. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 78 vs. 1©83. 1386 (Januari 23) des Dinxdaghes na sinte Agnieten dach. Het Domkapittel erkent voor het geld, door bisschop Florens van Wevelinchoven gegeven, gekocht te hebben eene rente van 24 oude Fransche schilden, die zij beloven driemaal 's jaars en op zijn jaargetijde onder de kanunniken te verdeelen tot het verrichten van zielmissen voor den bisschop en zijne ouders. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 509. 1©83. 1386 (Februari 5) des Manendages nae onser Vrouwen dach Purificacio. Claes Corle Heynensoen belooft niets te doen tegen bisschop Florens van Wevelichoven en zijn land, noch aan de magen van den priester Willem Storm wegens de zaken, waarom hij gevangen werd genomen. Met (los) zegel van Aernt Kielssoen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 466. 1.0841. 1386 (Februari 9) des Vrydages nae santé Aechten dach. Aernout, heer van Egmont en Yselsteyn, draagt den bisschop van Utrecht ten behoeve van Eerst van Gruenewoude op de leenweer van 9 morgen en 1 hoeve land onder Werconden, hem resp. opgedragen door zijn neef Ghisebrecht Henricxsoene en Aernt en Henrick van Boemel. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 78 vs. 186" 1085. 1386 (Maart 14) des Wondesdages nae sant Qregorius dage. Johan van Arkel, heer van Hagensteyn enz., beleent Aernt Vrede Aerntssoen met een waard te Achthoeven, met behoud van de lijftocht van diens moeder Mechtelt aan de kleinste helft daarvan. Afschr. — Reg. n°. 275 fol. 96 j. vs. 108G. 1386 Maart 19, indictione IX pontificatus sanctis- simi in Ghristo patris et domini nostri domini Urbani ... pape sexti anno octavo. Nicolaus kardinaal tit. St. Ciriaci, kameraar van het college van kardinalen, verleent aan bisschop Florens uitstel van betaling van het commune en één minutum servicium, aan het college en zijne flmiliares en officiales verschuldigd, tot aan Nativitas St. Johannis Baptiste. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1089. 1386 April 24. Wibrandus Allardi, persoon van de St. Vituskerk te Leeuwarden, belooft wegens zijn ambt van kameraar in Oestergo, Westergo en Geesten, jaarlijks zoolang hij leeft aan bisschop Florens te zullen betalen 12 oude Fransche schilden. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 256. 1088. 1386 Juni 21, indictione IX pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani pape sexti anno octavo. Marinus kardinaal-diaken van St. Maria Nova, kameraar van den paus, verleent aan bisschop Florens uitstel van betaling van het commune en der vier minuta servicia voor de familiares en officiales van den paus tot Purificacio B. Marie Virginis, op voorwaarde dat hij dan voor het commune servicium 1000 guldens aan den paus en de kardinalen en de vijf kleine servicia naar verhouding zal betalen. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1.080. 1386 Juni 21, indictione nona ... .pontificatus sanctissimi in Ghristo patris et domini nostri domini Urbani pape sexti anno nono. Nicolaus kardinaal-priester tit. St. Ciriaci, kameraar van het college van kardinalen, verleent aan bisschop Florens uitstel van betaling van het aan het college van kardinalen voor de familiares en officiales verschuldigde commune en één minutum servitium tot Purificatio B. Marie Virginis. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1090. 1386 Juli 27, indictione IX, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani pape VI anno nono. Marinus kardinaal-diaken van St. Maria Nova, kameraar van den paus, draagt den aartsbisschop van Keulen op, om van Arnoldus, 187 bisschop van Luik vroeger bisschop van Utrecht, op verzoek van bisschop Florencius in te vorderen de aan de pauselijke kamer en aan het college van kardinalen wegens het servicium commune en de vijf minuta servicia verschuldigde 4600 guldens. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1091. 1386 (September 19). Ghegheven int jaer ons Heren 1386 des Woensdaghes na sinte Lamberts dach. Splinter van Loenresloet verklaart het huis te Loenresloet niet sterker te zullen maken dan het nu is, en het ten behoeve van bisschop Florens te zullen bewaren als een open huis van het Sticht (Ook opgenomen in eene akte dd. 1386 September 21.) Met zegels van Splinter van Loenresloet, Johan van Rynesse, Alfer van der Horst, Vrederic van Drakenborch (geschonden), Willem Bertelmeeussoen van Jutfaes en Johan de Bole Dyrcssoen in groene was; 1 zegel verloren, — en: met zegels van Splinter van Loenresloet, Johan van Rynesse, Alfer van der Horst, Dyrc van Oudaen, Vrederic van Drakenborch, Willam Bertelmeeussoen van Jutfaes en Johan Dyrcssoen de Bole in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 138. Oorspr. — Ch. n°. 138. Afschr. .-- Ch. n°. 138. 1099. 1386 (September 19) des Woensdages na sinte Lambrechts dach. Heer Splinter van Loenresloet verklaart heer Willam heer van Abcoude geen hinder te zullen doen in diens dagelijksche gerechten noch zich daarin iets meer te zullen aanmatigen dan de heer van Abcoude verplicht is in de zijne te doen. (Opgenomen in eene akte dd. 1386 September 21.) Afschr. — Ch. n°. 138. 1093. 1386 September 21, indictione IX pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani .... pape sexti anno (nono). De notaris maakt in het generaal kapittel eene akte op van de aanvaarding der scheidsrechterlijke uitspraak van de kapittelen en den raad van Utrecht over den afstand van het slot Loenresloet als een open huis van het Sticht door heer Splinter van Loenresloet en de door hem aan bisschop Florens te geven vergoeding voor zijne verschillende misdrijven. In deze akte zijn geïnsereerd 3 oorkonden: 1° Z. d., waarbij de kapittelen en de stad Utrecht uitspraak doen over de vergoeding, door heer Splinter van Loenresloet aan den bisschop te geven. 2° dd. 1386 (September 19) des Woensdages na sinte Lambrechts dach, waarbij heer Splinter van Loenresloet aan bisschop Florens van Wevelichoven belooft, dat hij het huis Loenresloet niet verder zal versterken en houden als een open huis van het Sticht. 3° dd. 1386 (September 19) des Woensdages na sinte Lambrechts dach, waarbij heer Splinter van Loenresloet verklaart, dat hij heer Willam heer van Abcoude geen hinder in zijne dagelijksche gerechten 188 doen zal, noch zich daarin iets meer aanmatigen dan de heer van Abcoude verplicht is in zijne dagelijksche gerechten te doen. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n°. 138. 1094L. 1386 (December 6) op sente Nycolaus dach. Vrederic die Joede erkent ten behoeve van zijne zuster Alyde van Puyflijc van bisschop Florens te leen ontvangen te hebben de grove en smalle tienden te Eist, vroeger bezeten door Katherine van Bymmen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 290. 1095. Z. j. (1386.) De kapittelen en de stad Utrecht doen uitspraak over de vergoeding, door heer Splinter van Loenresloet aan bisschop Florens te geven, welke vergoeding heer Splinter aan hunne bepaling heeft overgelaten. ' (Opgenomen in eene akte dd. 1386 September 21.) Afschr. — Ch. n°. 138. NB. Blijkens de akte, waarin deze oorkonde geïnsereerd is, werd de uitspraak aanvaard op 21 September 1386; hoogst waarschijnlijk is zij van niet veel ouderen datum. 109G. 1387 (Februari 23) des Zaterdages na santé Peters dach ad Cathedram. Ludeken van der Molen, landvoogd van Westfalen, erkent van Eolof van Ittersim, rentmeester van Salland, namens den bisschop van Utrecht ontvangen te hebben 80 guldens voor den landvrede van Salland. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 404. 1093. 1387 Maart 16. Johan Buck up Eygelsteyne, burger te Keulen, erkent door bisschop Florencius voldaan te zijn van alles, wat deze schuldig was aan zijnen vader Johan Buck. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 359. 1098. 1387 April 1, indictione X pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani .... pape sexti anno nono. Franciscus kardinaal-diaken van St. Eustachius, kameraar van het college van kardinalen, erkent van bisschop Florencius voor het verschuldigde commune en de minuta servicia, door tusschenkomst van Arnold Enoll, kanunnik van St. Lebuinus te Deventer, ontvangen te hebben 250 guldens, en geeft hem tot voldoening van het nog verschuldigde uitstel tot Purificacio beate Marie Virginis. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 189 1009. 1387 April 1, indictione X .... pontificatus .... sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani pape sexti anno nono. Marinus kardinaal-diaken van St. Maria Nova, kameraar van den paus, erkent van bisschop Florencius voor het verschuldigde commune en de minuta servicia, door tusschenkomst van Arnold Knoll, kanunnik van St Lebuinus te Deventer, ontvangen te hebben 250 guldens, en geeft hem tot voldoening van het nog verschuldigde uitstel tot Purificacio beate Marie Virginis. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. JiOO. 1387 (April 6) in vigilia Pasche. Het kapittel van St. Salvator te Utrecht belooft bisschop Florencius schadeloos te houden, indien de diaken Petrus, dien hij op hun verzoek tot priester bevorderd heeft en aan wien zij de kerk van Stavenesse, waarover een proces hangende is, gegeven hebben, dit proces verliest en hem ter zake zijner bevordering om levensonderhoud lastig valt. Met klein zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 236. HOI. 1387 April 15. Ludolp van Gravestarpe verzoekt van bisschop Florens den tiend te Itterbeke en het goed te Wilsem in het kerspel van UIzen, hem aanbesterven van zijn vader Matheus van Gravestarp, waarna de bisschop hem daarmede beleent. Afschr. — Reg. n°. 270 fol. 94 vs. 1103. 1387 (Augustus 13) des Dinxdages na sente Laurencius dach. Arnd van Huern, bisschop van Luik, doet eene scheidsrechterlijke uitspraak in de geschillen tusschen bisschop Florens en Henric burggraaf van Montforde over het hooge gerecht over het land van Montforde, het bezit van het slot van Montforde als open huis van het sticht, het geestelijke gerecht, het dijkgraafschap, het huldigen van de bisschoppen door de burgers van Montforde, het gerecht van Linscoten, het heffen van huysgelt en mergengelt, den privilegebrief van bisschop Johan van Nassouwen en den dienst, door den burggraaf te bewijzen aan deze zijde der Ysel. (Ook opgenomen in akten dd. 1387 Augustus 13, 1405 Mei 26, 1413 Februari 18, 1461 Mei 21 en 1530 Maart 18.) Met zegels van bisschop Arend, Henric van Montforde, Johan van Vyanen, Johan van Rynes, Wouter van Mynden, Arnd van Herlaer, Sweder van Suylen, Roever van Zulen, Johan van Zulen, Johan Seri ver van Huern, Goesen van Vauderic, Eernst van Steenre en de stad Montforde in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 59. Afschr. — Ch. n°. 59. Afschr. — Ch. n°. 60. Afschr. — Ch. n°. 60. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 39 vs. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 70. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 44. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 48. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 1 53 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 156. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 158 vs. NB. Bij het afschrift in Reg. n°. 2 staat aangeteekend: ... „Die brieve dairvan sijn tutrecht". 190 H©3. 1387 Augustus 13. Anno nativitatis Domini 1387', indictione X, mensis Augusti die 12 {lees: 13). Henric burggraaf van Montfoerde zweert de hier ingelaschte scheidsrechterlijke uitspraak van Aernt bisschop van Ludic in het geschil tusschen bisschop Florens en hem dd. ghegheven int jaer ons Heren 1387 (Augustus 13) des Dinxdaghes na sente Laurencius dach, te zullen onderhouden, en wordt daarop door den bisschop beleend met het kasteel en de stad van Montforde, waarvoor hij hem hulde doet. Met geteekend zegel der twee notarissen. Oorspr. — Ch. n°. 59. H04L 1387 (October 2) des Wondesdages na sunte Michiels daghe. Boudewijn Monenzone belooft niets te doen tegen bisschop Florens, het sticht, de magen van Heynicken Paghensnap of iemand, die tegenwoordig was, toen Heynicken sneuvelde en hij gevangen werd. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 466. 1105. 1387 October 19, indictione X. Henric Rover burggraaf van Montfoerde protesteert in het kapittelgeneraal tegen het krachtens de uitspraak van den bisschop van Luik te wijzen vonnis, waarbij het dijkgraafschap van Montfoerde aan den bisschop is toegewezen, tegen welk vonnis hij verschillende formeele bezwaren inbrengt. Met geteekend zegel van den notaris. Oorspr. — Ch. n". 59. U06. 1387 December 29. Wicker van Oy erkent van bisschop Florens en zijnen neef jonker Vrederic van Wevelichoven ontvangen te hebben 100 oude schilden op afrekening van 400 oude schilden, die zij hem schuldig waren wegens het huis en de heerlijkheid van Grebben. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 361. HO 9. (13)87 z. d. Jacob Dirxsoon van Meersen draagt aan Willam, heer van Apcoude en van Duersteden, 2 morgens land in het kerspel van Woerden op Corte rietvelt op, waarmede deze dan Dirc van Meersen haren Jan Aelmans bastaertssoon beleent Afschr. — Reg. n°. HOU p. 26. HOS. 1388 (Januari 4) des Zatersdaeghs nae Jaersdach. De stad Campen erkent van Roelf van Ytersem, rentmeester van Zallant, namens den bisschop van Utrecht ontvangen te hebben 100 oude schilden. Met stadszegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 404. 191 1109. 1388 (Januari 16) 's Donredages nae sente Poncianus dach. De stad Deventer erkent ontvangen te hebben van Eolof van Ittersim, rentmeester in Zalland, namens den bisschop van Utrecht, 100 onde schilden in afkorting van 's bisschops schuld. Met stadszegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 404. UlO. 1388 (Februari 22) op sente Peters dach ad Cathedram. Arnd, bisschop van Luik, geeft, op verzoek van den burggraaf van Montforde, eene verklaring van eenige punten in den zoen, dien hij tot stand gebracht heeft tusschen bisschop Florens en hem. Het zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 59. 1111. 1388 (Februari 22) op sente Peters dach ad Cathedram. Gijsbert van Nywenroede verklaart, dat bisschop Florens hem schuldig is 3000 oude Fransche schilden voor de schuld, waarvoor bisschop Arnd van Hoern aan de stad Utrecht verpand heeft het maarschalkambt en huis van Vredelant met de bijbehoorende ambachten, voor welke schuld de bisschop hem gegeven heeft het maarschalkambt 's lands van Utrecht met Maersen, Broekele, Loenen en Nichtevecht, tegen een salaris van 1600 pond. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 137. 111*. 1388 Maart 16. Gerijt uten Leen draagt, na afstand door zijne vrouw Encgel van hare lijftocht aan 20 oude Fransche schilden uit het goed te Oudenwulven , de helft van dit goed op aan bisschop Florens, die daarmede dan op zekere voorwaarden Gerijt Pelgremssoen beleent. Afschr. — Reg. n°. 270: los achter fol. 5. 1113. 1388 Maart 30. Ghijsbrecht van Nyenrade belooft van de 1600 pond, hem door bisschop Florens toegekend als maarschalk 's lands van Utrecht, jaarlijks 400 pond uit te keeren aan Johan van den Spieghel, burger te Utrecht, of dengene, die kastelein te Vredelant zijn zal. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 380. 1111. 1388 (April 1) des Guedesdages na den heyligen Paessche-dage. Willem van Gulich, hertog van Gelre, beleent Willem heer van Apcoude en Duerstede met het huis te Duerstede, de heerlijkheid en de stad Wijck enz. en schenkt den poorters van Wijck tolvrijdom te Lobeke. (Ook opgenomen in een vidimus van Aernt de Ridder, deken van St. Jan te Wijc dd. 1388 November 15.) Zegel verloren, — en: zegel verloren. Oorspr. — Ch! n°. 108. Oorspr. vid. — Ch. n°. 108. NB. Onder het vidimus is nog eene verklaring van den deken van denzelfden dag geschreven, volgens welke hij gezien heeft een dergelrjken brief van hertog Reynout van Ghelre dd. 1340 (Augustus 18) des Sonnendages votr Onsen Vrouwen dach Assumpcio. 192 1115. 1388 Juni 18. Alert Rijn e. s. verklaren voor den ambtman in Zallant zich borg te stellen, dat Roederijc Rullepans, zoon van Alert Rijn, de porvede, door hem bezworen aan bisschop Florens, zal onderhouden. Met zegels van Henric van Criekenbeke, Lambert van Deze, Berent Rebbeken en Hughe Oliman in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 468. 1119. 1388 Juli 6, indictione XI pontificatus domini nostri domini Urbani .... pape sexti anno undecimo. Nicolaus kardinaal-priester tit. St. Ciriaci, kameraar van het college, van kardinalen, erkent van bisschop Florencius door tusschenkomst van Mr. Gotfrid van Dusborch ontvangen te hebben 250 goudguldens , als gedeeltelijke afdoening van het aan het college verschuldigde voor het commune en de minuta servicia, en verleent hem ter voldoening van het resteerende uitstel tot Paschen. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1119. 1388 Juli 6, indictione XI pontificatus domini nostri domini Urbani .... pape sexti anno undecimo. Marinus kardinaal-diaken van St. Maria Nova, kameraar van den paus, erkent van bisschop Florencius door tusschenkomst van Mr. Gotfrid van Dusborch ontvangen te hebben 250 guldens, als gedeeltelijke afdoening van het verschuldigde voor het commune en de minuta servicia, en verleent hem ter betaling van het resteerende uitstel tot Paschen. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1118. 1388 (Juli 13) op sinte Margrieten dach. Bisschop Florens, tot het onderstaande gemachtigd door de kapittelen, erkent van Roelof van Isenderen, proost van St. Pieter, Roelof van Ittersim, Evert Freyse en Ruederic van Overriin geleend te hebben 11000 Fransche schilden tot dekking der onkosten , gemaakt in den oorlog met Heinric burggraaf van Montfoerde, en verpandt hun daarvoor gedurende vier jaren alle domeinen van het sticht, behalve de sloten en de rechtspraak, onder voorwaarde dat zij daarvan jaarlijks rekening zullen doen. (Opgenomen in eene akte dd. 1388 October 30.) Afschr. - Ch. n°. 301. 1119. 1388 September 9. Dyrick Eusche, burger van Utrecht, erkent van bisschop Florens tot wederopzeggens toe ontvangen te hebben het dagelijksche gerecht van 4 morgen, 2 hont land naast zijn gerecht van Pijlsweert. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 72 vs. 1129. 1388 (October 30) des anderen daghes na sinte Simons ende Juden dach Apostelen. Eoelof van Isenderen, proost van St. Pieter, Roelof van Ittersim, Evert Freyse en Euederic van Overriin erkennen ontvangen te hebben van bisschop Florens den hier ingelaschten brief dd. 1388 (Juli 13) 193 op sinte Margrieten dach, waarbij hij, daartoe gemachtigd door de kapittelen, erkent van bovengenoemde personen geleend te hebben 11000 Fransche schilden tot dekking der onkosten, gemaakt in den oorlog met Heinric burggraaf van Montfoerde, en hun daarvoor gedurende vier jaren verpandt alle domeinen van het Sticht, behalve de sloten en de rechtspraak, onder voorwaarde dat zij daarvan jaarlijks rekening zullen doen. Met zegels van Roelof van Ittersim en Ruederic van Overriin in groene was; 2 zegels verloren, Oorspr. — Ch. n°. 301. 11*1. 1388 December 18, indictione XI pontificatus domini nostri domini Urbani pape VI anno undecimo. Arnoldus de Emelisse, proost van St. Marie te Utrecht, subconservator (van wege Willem abt van Marienweerd) der rechten van bisschop Florens, verklaart, dat bisschop Florens hersteld behoort te Worden in het bezit van twee hoeven land Huddincloe in de parochie van Wye, behoorende tot de domeinen des bisschops, hem door Frederic de Eza ontnomen. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 326. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 27. 11**. 1389 (Januari 2) des Saterdaghés na Nywejaersdach. Johan van der Haer, burger van Utrecht, belooft aan bisschop Florens, wanneer de hoeve te Vredelant bij de Veenbrugghe, die zijne vrouw Aleyd van het sticht te leen houdt, bedorven wordt door den steenoven, die er opgericht wordt, dat hij den bisschop ander eigen land zal opdragen en van hem te leen nemen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n". 308. 11*3. 1389 April 9. Lubbert Bolle, Domdeken, en Mr. Arnd van Tricht, proost van St. Jan, als gekozen arbiters in de geschillen tusschen bisschop Florens en Bernd Proys over den novalen tiend van Herberscoep over de wetering, wijzen dien tiend aan den bisschop toe. De 4 zegels verloren. Oorspr. — Ch. n°. 309. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 79. 11*1. 1389 April 9. Beernt Proys belooft geene aanspraak te zullen maken op den novalen tiend van Herberscoep over de wetering. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 309. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 79 vs. 1135. 1389 (Mei 13) ipso die Servacü. Bernd graaf tot Benthem verklaart, dat hij, wanneer Johan van Zolmisse heer ten Ottenstene van hem krachtens het tusschen hen 13 194 bestaande verbond vordert, hem tegen bisschop Florens, met wien hij nu in verbond staat, bij te staan, den bisschop toch geene schade zal toebrengen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 469. 1136. 1389 (Mei 13) ipso die Servacii. Bernd graaf tot Benthem verbindt zich, aan bisschop Florens en de zijnen geene schade te zullen doen gedurende een jaar na Beloken Pinxteren (Juni 13) a. s. en verder tot wederopzeggens toe, noch ook voordat de 300 gulden zijn betaald, die Hermen van Ghodelinchem c. s. den bisschop schuldig zijn. Met geschonden zegel in groene was. Oorspr. - Ch. n°. 469. 1189. 1389 (Mei 13) up sunte Servacius dach. Berend graaf tot Benthem belooft aan bisschop Florens, dat hij zijnen neef Arnd van Gueterzwich zal overhalen zich met den bisschop te verzoenen voor zoolang het verdrag tusschen hem zeiven en den bisschop duurt; mocht hij dit niet willen, dan zal hij hun niet toelaten, den bisschop van uit zijn gebied schade toe te brengen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 469. 1138. 1389 (Mei 14) des noesten doges nae sente Servacius dach. Beernt, graaf tot Benthem, verklaart, dat bisschop Florens hem heeft beloofd, dat hij en de zijnen hem geene schade zullen doen; doch dat daarvan uitgezonderd zijn het huis en de vrijheid van Almeloe, het huis te Twicloe, het huis van Arnd van den Grimberge en dat van Everd van Langen. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 469. 1139. 1389 (October 6) des Woensdages nae Bemigii. Egbert Hake van den Eutenberge belooft aan bisschop Florens van Wevelichoven en de steden Deventer, Campen en Zwolle, voor zich en zijne nakomelingen, nimmermeer iets uit het huis Ten Rutenberge tegen hen te zullen ondernemen en het niet dan met hunne toestemming te zullen versterken. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 154 vs. 1139. 1389 (December 7)crastino beati Nycholai Episcopi. Bernd en Sweder Warendorp van den Emeshus erkennen ontvangen te hebben van bisschop Florens 14 marken, waarvoor hun vader Johan Warendorp voor den bisschop borg gebleven was bij het Domkapittel te Munster. Met zegels in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 359. 195 1131. 1390 Mei 9. De stad Campen erkent van bisschop Florens gedurende zijn leven in pacht genomen te hebben de gruit en den tol te Campen voor 400 pond 'sjaars, op voorwaarde dat zij het toltarief niet zal verlagen en 's bisschops goederen tolvrij zullen zijn. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 129. 1133. 1390 Juli 29. Bisschop Florens doet als scheidsrechter uitspraak in de geschillen tusschen Reynolt van Covorden en diens zoon Roeleff van Covorden. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 50. 1133. 1390 z. d. De officiaal 'van den bisschop vergunt aan den priester , om voor één jaar de bediening van de kerk van , behoorende tot het ressort van den koorbisschop van Utrecht, voor , pastoor dier kerk, waar te nemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30. 1131. Z. j. (1390—1410.) Bernardus Proys, schout van Utrecht, vergeeft de kapellanie van St. Laurencius Martyr en St. Margareta, Katerina en Barbara in de kerk van St. Nicolaus te Utrecht, die te zijner collatie staat, aan Theodericus Johannis. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 54. NB. Bern. Proys was schout van Utrecht van 1390 tot 1410. (V. d. Water III p. 152, 153.) 1135. Z. j. (1390—1418.) Johannes de Ba varia, elect van Luik, vergunt aan Henricus de Borclo, Cistercienser-monnik in Adewert, om in de diocese van Luik de mis op te dragen en beneficiën te verwerven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 143 vs. NB. Jan van Beyeren was elect van Luik van 1890 tot 1418. 113«. 1391 April 3. Willam van Renen, kanunnik ten Dom van Monster, verzoekt aan bisschop Florens den hof te Gheerling in het sticht van Monster, kerspel Greven, buurschap te Herbeden, waarna de bisschop hem daarmede beleent. Afschr. — Reg. n". 277 fol. 84 vs. 113«. 1391 April 8. Frederic heer van den Berghe en van Byland erkent van bisschop Florens ontvangen te hebben 300 Geldersche guldens, in afkorting van het geld van Grebben. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 361. 196 1138. 1391 April 14. Tydeman Trinde, burger te Utrecht, erkent, dat bisschop Florens hem het dagelijksche gerecht buiten de Tollensteghe (van de uiterste poort ten westen van den Eijn tot aan den windmolen van het Duitsche huis) tot wederopzeggens heeft toevertrouwd. Met zegel van Vrederic de Langhe in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n'. 394. 113». 1391 April 18. Bisschop Florens en Arnd van Tricht, proost van St. Jan, slniten eene overeenkomst.voor een jaar, bepalende, dat partijen wederkeerig de doodslagers in elkanders gerechten zullen terechtstellen en de breuken der op klacht vervolgde misdrijven samen deelen. 2 Zegels verloren. . Oorspr. — Ch. n°. 240. 1110. 1391 (Mei 6) op sente Johans dach ante portam Latinam. Johan van Bochorst belooft, dat uit het huis te Bochorst, dat hij bouwt, nimmer schade zal gedaan worden aan den bisschop of het sticht van Utrecht; ook zal hij of zijne nakomelingen het nooit versterken zonder toestemming van den bisschop en de drie hoofdsteden van Zallant. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 179. 1111. 1391 (November 21) sDinxdages nae sente Elsabe dach. Diric van Voerst, Ernst van der Horst, Johan Scelling geheeten Hillingberge en Dirc de Zuete Henricssoen erkennen van bisschop Florens ontvangen te hebben 3462 guldens 22 plakken en 4 Brabandschen ten behoeve der gevangenen, die de heer van Solmisse den bisschop afgenomen heeft, uitgezonderd degenen, die aan de stad Deventer afgenomen zijn. Met zegels van Diric van Voerst, Ernst van der Horst, Johan Scelling en Dirc de Zuete in groene was. Oorspr. — Ch. n". 362. 1113. 1391 (November 22) op sinte Geciliën dach. Albert in Beyeren, graaf van Hollant, verklaart, dat hij den bisschop van Utrecht met het huis ter Horst zal laten begaan zonder zich daarmede in te laten. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 151. 1113. 1391 December 21. Bisschop Florens schenkt aan de ridders en mannen van Twente, die bijgedragen hebben in de schatting, bestemd tot lossing van die Lutte van den heer van Steynvorde en tot afbetaling van Twente's aandeel in de afkoopsom der veete van den heer van Ottensteyne, tolvrijheid te Hardenberg en Nyebrugge. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 1. 197 1111. 1392 Januari 18, indictione XV pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Bonifacij pape noni anno tertio. Henricus kardinaal-priester tit. S. Anastasie, kameraar van den paus, verleent aan bisschop Florencius uitstel van betaling tot Eersmis van de verschuldigde minuta servitia aan de pauselijke kamer en de familiares et officiales. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 23. 1145. 1392 Februari 20. Bisschop Florencius bekrachtigt de stichting eener kapellanie door Wilhelmus de Maersen Simonszoon en benoemt voor de eerste maal tot rector daarvan Johannes, broeder van den stichter, door dezen gepresenteerd. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 82. NB. Door superscriptie van den meervoudsvorm, is deze bekrachtiging ook toepasselijk gemaakt op de stichting van twee of meer kapellanieën. 1146. 1392 Februari 24. De notaris Johannes, zoon van Theodericus de Haerlem, maakt een afschrift van een brief, hem daartoe door Johannes de Nyewenaer, vicaris van St. Marie te Utrecht, ter hand gesteld. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 83. 1119. 1392 Mei 18. Bisschop Florens erkent aan de stad Utrecht uit hoofde van den oorlog met Montfoort 5000 guldens schuldig te zijn en belooft deze haar in vijf gelijke jaarlijksche termijnen te zullen betalen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 78. 1118. 1392 Mei 19. Bisschop Florens komt met de stad Utrecht overeen, dat de stad, ter afdoening van de door haar ter zake van den oorlog met Montfoort geleende 7000 guldens, deze som zal ontvangen uit het morgengeld en andere, met name genoemde middelen, terwijl hij zelf onderwijl daaruit 5000 guldens zal ontvangen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 79. 1119. 1392 (Mei 25) des Saterdages nae des Sonnendages als men singt in der heiligher kerken Vocem jocunditatis. Roelof van Ysendoren, proost van St. Pieter te Utrecht, erkent, dat bisschop Florens hem voldaan heeft voor alle uitgaven, door hem voor den bisschop gedaan. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 359. 115©. 1392 (Augustus 1) ipso die beati Petri Apostoli ad Vincula. Tydeman Grawaert, rector van het Karthuizer-klooster Nieuwlicht in Bloemendaal bij Utrecht, geeft in naam van den pater der Karthuizers aan bisschop Florencius aandeel aan de gebeden en werken der orde, en belooft na zijn dood voor hem als voor een hunner vrienden door de geheele orde missen, gebeden en suffragia te laten doen. Zegel verloren. Oorspr. - Ch. n°. 510. 198 1151. 1392 (December 15) des Sonnendaghes nae sunte Lucyen dach. Het Domkapittel verpacht voor honderd jaren aan burgemeesters en raad der stad Groningen zijne gerechten en goederen binnen en buiten Groningen, in Wolde en in Ghoe. (Opgenomen in akten dd. 1392 December 19 en 1400 September 5.) Afschr. - Ch. n°. 91. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 188. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 211 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 199 vs. 1158. 1392 (December 19) des Dunredags nae sunte Lucien dach. Burgemeesters en raad der stad Gronynghen erkennen van het Domkapittel zijne gerechten en goederen binnen en buiten Groningen, in Wolde en in Ghoe in pacht genomen te hebben, op de voorwaarden, vermeld in de hier ingelaschte akte dd. 1392 (December 15) des Sonnendags nae sunte Lucien dach. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 188. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 214 vs. 1153. Z. j. (1392?) Dingtalen van Jan Barniersz., eischer, en Dirc de Gheuseker, gedaagde, over de opheffing van de storing in des eischers bezit van het leengoed Hilderlinc. Oorspr. — Ingevoegd in Reg. n°. 197 als fol. 165a, 165b. NB. De beide strooken, waarop deze dingtalen zijn geschreven, zijn in het register ingevoegd bij de aanteekeningen betreffende de terechtzittingen van 1392. 1151. Z. j. (1392—1424.) Bisschop Otto van Munster beveelt de onder hem ressorteerende geestelijkheid, om Paulus en diens echtgenoote Magdalena, die van het Jodendom tot het Christelijk geloof bekeerd zijn, in de weldadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 21 vs. NB. Bisschop Otto van Munster regeerde van 1892 tot 1424. 1155. 1393 Januari 25. Walterus de Delf, kanunnik ten Dom, bij subdelegatie van Johannes de Cervo, officiaal van Keulen en door paus Bonifacius IX gedelegeerd om Johannes Goeswini de Catwijck te begiftigen met een kerkelijk beneficie, dat ter begeving staat van het Benedictijner-convent van Egmond, benoemt genoemden Johannes tot pastoor van Oudeschye, en bedreigt den bisschop van Utrecht, de kloosterlingen van Egmond en allen, die zich tegen deze benoeming willen verzetten, met kerkelijke straffen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 84. 1156. 1393 Januari 27. De notaris verklaart, dat hij de benoeming van Johannes Goeswini de Catwijck tot pastoor van Oudeschye aldaar heeft gepubliceerd, en dat deze daarna door Petrus Johanneszoon, pastoor van Scipliede, in het bezit zijner kerk is gesteld. (De laatste regels ontbreken.) Afschr. - Reg. n'. 10 fol. 86 vs. 199 1159. 1393 (Januari 31) des lesten dages in der maent Januario. Everd van Ulfte verklaart zich te hebben verzoend met bisschop Florens, het sticht van Utrecht en bepaaldelijk ook de stad Deventer; hij zal, zoolang hij de van den bisschop en de stad geleende 200 oude Fransche schilden onder zich heeft, geene schade doen aan hen noch aan de goederen, die Ludolf heer van den Ahuys van het sticht bezit, en zich, zoo hij dit doet, onderwerpen aan de uitspraak van scheidslieden. Met zegels van Everd van Ulfte, Herman van Randenrode, Johan van der Capellen en Henric van Helbergen Dirxsoen in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 470. 1158. 1393 Februari 7. Frederic van Wevelichoven, heer toe Grebben, belooft op St. Eemigius a. s. aan bisschop Florens te zullen voldoen de 100 Rijnsche guldens, hem geleend ter voldoening van het door hem verschuldigde aan zijnen neef Herman van Randenrode. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 361. 1159. Z. j. (1393 Maart 5.) Bisschop Florens, Willam heer van Apcoude en Duersteden, en de stad Amersfoirt stellen met goedvinden van de landgenooten van het erf die Slage een schouwbrief vast voor den dijk, dien zij gelegd hebben. Afschr. — Reg. n". 4 fol. 113 vs. NB. Voor de dateering vgl. Utr. Plakaatboek. n p. 186. 1199. 1393 (Juli 7). Datum Perusii Nonis Julii, pontificatus nostri anno IV. Paus Bonifacius IX geeft den Roomsch-koning Wenceslaus kennis van de benoeming van bisschop Frederic van Straatsburg tot bisschop van Utrecht. Met looden zegel. Oorspr. — Ch. n°. 25. 1191. 1393 (Juli 7). Datum Perusii Nonis Julii, pontificatus anno IV. Paus Bonifacius IX bericht aan bisschop Frederik, dat hij hem van het bisdom van Straatsburg naar dat van Utrecht heeft overgeplaatst. Met looden zegel. Oorspr. — Ch. n°. 24. 119S. 1393 October 12. Bisschop Frederic neemt de kapittelen in zyne bescherming. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 103. 1193. 1393 (October 14) op sente Calixtus dach. Bisschop Frederic belooft den kapittelen, geen gewichtigen oorlog of andere belangrijke landszaken buiten hunne toestemming te zullen aanvangen, noch, zoo zij zulks verzoeken, vrede of wapenstilstand buiten hen om te sluiten en hen in hunne rechten te handhaven. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 103. 200 1164. 1393 October 20. Bisschop Frederic bevestigt de stad Renen in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. HO vs. 1195. 1393 (October 30) z. cl. Bisschop Frederic bevestigt de stad Utrecht in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 103 vs. 1166. 1393 November 14. Bisschop Frederic bevestigt den landbrief van bisschop Arnold van Hoorn, met voorbehoud omtrent hetgeen daarin over beden bepaald is. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 2. 1169. 1393 November 23. Bisschop Frederic bevestigt de stad Steenwijc in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 lol. 106 vs. 1168. 1393 December 1. Bisschop Frederic bevestigt de stad opten Kamp voor het huis Vollenhoe in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 107. 1169. 1393 December 11. Bisschop Frederic bevestigt den door zijne oorkonde getransflgeerden pandbrief op Everd van der Eeze, die door bisschop Florens aan Wolter Stelling verleend is. Afschr. — Reg. n°. 199 p. 324. 1199. (1393) December 29. Gegeven tot Hctrdenberch int jair ons Heren 1394. Bisschop Frederic bevestigt de stad Hardenberch in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 107. 1191. (1393) December 29. Gegeven then Harderbergh int jaer der geboirte ons Heren 1394. Evert van Heker geheten van der Eze en zijne vrouw Bate, vrouw van Almelo, onderwerpen zich aan bisschop Frederic en beloven hem, onder verplichting tot leisting, trouw en steun. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 28 vs. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 55 vs. NB. „Die brieve is tot Deventer in des lants kist up dat capitellhuys". 1198. (1393) December 31. Gegeven tot Aldensale int jaar der geboirte ons Heren 1394. Bisschop Frederic bevestigt de stad Aldenzal in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 105. 1193. (1393) December 31. Datum Aldenzal anno Domini 1394. Bisschop Frederik vergunt aan het kapittel van Oldenzaal, om krachtens koop, pand of anderen titel tienden, van de Utrechtsche kerk in leen gehouden, te bezitten, mits de personen, van. wie het deze tienden verkregen heeft, alsnog andere goederen van genoemde kerk in leen behouden. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 105 vs. 201 1194. Z. j. (1393—1394.) Bisschop F. vergunt voor den tjjd van één jaar aan N., om de biecht van den vorst N. en zijn gevolg (of in die en die stad, parochie of plaats, die tot- dusver door de broeders van N. bezocht werd) te hooren, hem, behalve in zeer ernstige gevallen, absolutie te geven, en de door de biechtelingen onwettig verkregen goederen te bestemmen voor de fabriek van den Dom; hij beveelt hem, van zijne verdiensten rekening te doen aan 's bisschops vicaris. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 51. NB. Onder de zeer ernstige gevallen wordt ook genoemd: aanhanger te zijn van den tegenpaus Robertus; Clemens VII, genaamd Robertus van Genève, stierf in 1394. 1195. Z. j. (1393-1398.) Bisschop F. bekrachtigt de stichting en begiftiging door Heilwig en andere vrouwen van eene kapel in haar huis bij de O. L. Vrouwenkerk te Leyden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 82. NB. Uit deze kapel is in 1398 het St. Margaretha-klooster ontstaan. (Vgl. Leidsche kloosterarchieven n°. 1472.) 1196. Z. j. (1393—1399.) Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Gherbrandus Zael, pastoor van Zevenhusen, en Hugho van N., pastoor te Scillinchout, en beveelt Wilhelmus de Coulster, proost en aartsdiaken ten Dom, laatstgenoemde in het bezit der kerk van Zevenhusen te stellen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 3. 1199. Z. j. (1393—1399.) Datum anno Domini M etc. Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Hugho, pastoor te Scillinchout, en Gerbrandus Zaell, pastoor van Zevenhusen, en beveelt zijne geestelijkheid laatstgenoemde in het bezit der kérk van Scillinchout te stellen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 1 vs. NB. Deze akte moet zijn verleden vóór 10 October 1399, toen de Domproost Wilhelmus de Couster, aan wien de bisschop van deze ruiling kennis gaf bij akte, afgeschreven op fol. 8 van dit register, overleed. 1198. Z. j. (1393—1399.) Datum anno Domini M°CCC° etc. Bisschop Fredericus draagt den bisschop van Luik op, om de ruiling van beneficiën, die N., pastoor der kerk van N. in de diocese van Utrecht, en M., kanunnik van St. M. in de diocese van Luik, willen aangaan, ten uitvoer te leggen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 29. 119». Z. j. (1393—1399.) Bisschop Fredericus vergunt aan ..... pastoor der kerk van , om gedurende één jaar afwezig te zijn,- en niettemin de opbrengsten van het pastoraat te genieten, op voorwaarde dat hij in dien tusschentijd den dienst door een geschikt priester doe waarnemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30. NB. Bjj het jaartal (M°.CCC0.XC.°) moeten de eenheden zijn weggevallen, daar Frederik eerst in 1393 bisschop van Utrecht werd. 202 118©. Z. j. (1393—1402.) De bisschop van Utrecht slnit met den hertog van Gelre eene overeenkomst over de competentie der geestelijke rechters in diens gebied. Afschr. — Reg. n'. 10 fol. 18. NB. Vlg. het bovenschrift: „Dit sijn de punten, die geraempt zijn tusschen den bisscop van Utrecht ende mynen here van Gelre", schgnt het stuk een ontwerp. Doch in het cartularium van St. Pieter (Inv. n°. 1) heet het stuk (fol. 127 vs.): „Dit zijn die punten, die overdrnghen zijn tusschen minen here van Utrecht en den here van Ghelre." — In de Regesten van St. Pieter n°. 778 wordt de overeenkomst gesteld op (c. 1410 ?); Joosting t. a. p. stelt ze echter vóór 1402. 1181. Z. j. (1393—1404.) Bisschop Fredericus schenkt, op grond van brieven van paus Bonifacius LX, aan Oliverus de Maelsteden en Maria Nicolari dispensatie tot hun huwelijk, niettegenstaande het in die brieven genoemde beletsel. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 37. NB. Paus Bonifacius IX stierf in 1404. 118». Z. j. (1393—1404.) Bisschop Fredericus vergunt dat Theodericus de Marcka, scholier uit de diocese van Keulen, die zich thans in de diocese van Utrecht gevestigd heeft, door zijn suffragaan op den titel van eenig beneficium tot alle gewijde en niet-gewijde rangen bevorderd zal worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 33 vs. NB. De dateering is ontleend aan die van de volgende akte (afgeschreven op fol. 33 van dit register), waarbij bisschop Frederik, op grond van brieven van paus Bonifacius IX, dezen Theodericus geschikt verklaart, om tot alle geestelijke rangen bevorderd te worden. 1183. Z. j. (1393—1404.) Bisschop Fredericus spreekt, op grond van brieven van paus Bonifacius IX, Theodericus de Marcka, zoon van ongehuwde ouders, scholier uit de diocese van Keulen, die thans in de diocese van Utrecht verblijf houdt, vrij van de onwettigheid zijner geboorte, en verklaart hem geschikt om tot alle geestelijke rangen en beneficiën bevorderd te worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 33. NB. Bonifacius IX stierf 1 October 1404. 1181. Z. j. (1393-1405.) Petrus de Mazelant, pastoor der kerk in Valburch, keurt de verheffing goed van de kapel van de H. Maagd Maria en St. Georgius Martyr tot parochiekerk van Homoet en Hamme. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 69. NB. De verheffing der bedoelde kapel had, blijkens de ongedateerde en ook op (1393—1405) gestelde akte op fol. 67 vs. van dit register, plaats onder Frederik van Blankenheim, die van af 1893 regeerde; Petrus de Mazelant overleed, blijkens de akte dd. 1405 December 16. in Reg. n°. 9 fol. 9, in 1405. 203 118». Z. j. (1393-1405.) Bisschop Fredericus verheft, op verzoek van ridder Johannes de Hoemoet en andere parochianen van Valburch, die op grooten afstand van hunne kerk wonen, de kapel van Hoemoet tot eene parochiekerk, en benoemt tot rector dier kerk den priester Henricus Vos, hem gepresenteerd door genoemden Johannes, die voor zich en zijne opvolgers het presentatierecht behouden zal. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 67 vs. NB. O ver den terminus ad cjuem vgl. de aanteekening bij het regest van de ongedateerde, eveneens op (1393—1405) gestelde akte op fol. 69 van dit register. 1186. Z. j. (1393-1405.) Hugo Wstinc, proost van Eist in den Dom en patroon der kerk van Valburch, staat aan ridder Jo(hannes) de Homoet af het patronaatrecht over de kapel van de H. Maagd Maria en St. Georgius Martyr, nu deze ten behoeve van de inwoners van Hoemoet en Hamme tot eene dochterkerk van de kerk van Valburch zal worden verheven. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 68 vs. NB. De verheffing der bedoelde kapel had, blijkens de ongedateerde, ook op (1393—1405) gestelde akte op fol. 67 vs. van dit register, plaats onder Frederik van Blankenheim, die van af 1393 regeerde. Over den terminus ad quem vgl. de noot bij het regest van de eveneens ongedateerde en op (1393—1405) gestelde akte op fol. 69 van dit register. 1189. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus verklaart Hoytetus Wybrandi, hem door de patronen gepresenteerd tot het pastoraat der kerk van St. Pancracius in Oud-Bornde, te zullen benoemen, indien daartegen bij den prior in Nesse in Oostfriesland binnen een door dezen te stellen termijn geene bezwaren ingebracht zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 95. NB. Blijkens akte dd. 1405 December 18, afgeschreven op fol. 103 van dit register, had Hoytetus toen afstand van deze kerk gedaan. 1188. Z. j. (1393-1405.) Bisschop F. draagt, gevolg gevende aan brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, aan Simon de Scragen, pastoor van Doesborch, op, om een onderzoek in te stellen naar de geestelijke verwantschap tusschen de echtelieden Albertus Zelkini en Mechteldis Clenken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 26 vs. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. — Zie dezelfde akte, echter met andere namen der echtelieden, op fol. 58 van dit register. 1189. Z. j. (1393—1405.) Bisschop F. draagt, gevolg gevende aan briefen van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, aan Simon de Scragen, pastoor van Doesborch, op, om een onderzoek in te stellen naar de geestelijke 204 verwantschap tusschen de echtelieden Albertus T. en Mechteldis Spaens. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 58. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. — Zie dezelfde . akte, echter met andere achternamen der echtelieden, op fol. 26 vs. van dit register HBO. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus verklaart, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, het huwelijk van G. de en M. de voor onwettig, doch bepaalt, dat zij ondanks hunne bloedverwantschap een wettig huwelijk zullen kunnen aangaan, op voorwaarde dat de langstlevende verder ongehuwd blijve. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 27. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 1191. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus verklaart, op grond van twee brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, het huwelijk van Gerardus de Weerde en Vrederune Zwarte geldig, ondanks hunne verwantschap in den derden graad. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 33. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 44. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. — In het afschrift op fol. 44 wordt de man genoemd: Gerardus Wrede. 11»*. Z. j. (1393-1405.) Bisschop Fredericus verleent, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, en de daarin vervatte verklaring van paus Clemens VI, dispensatie voor het huwelijk van Theodericus en Cristina, weduwe van Korstianus(?), die elkander in den derden graad bestaan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 26 vs. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 1193. Z. j. (1393-1405.) Bisschop Fredericus verklaart, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, Christofortts Walteri, zoon van een priester en eene ongehuwde vrouw, ondanks diens onwettige geboorte geschikt om tot alle gewijde orden bevorderd te worden en kerkelijke beneficiën te verwerven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 50 vs. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 1191. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus verklaart, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, den scholier Jacobus geschikt, om bevorderd te worden tot alle rangen en kerkelijke waardigheden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 28 vs. NB. De naam van den scholier is later vervangen door: Johannes, terwijl uit eene eveneens latere aanteekening in capite blijkt, dat eene gelijke akte is verleden ten behoeve van den scholier Petrus Egidiuszoon. — Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 205 1195, Z. j. (1393-1405.) Bisschop Fredericus heft, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, de excommunicatie op, waardoor de priester Dodo wegens de in die brieven genoemde misdrnven getroffen is, en spreekt hem vrij van de beschuldiging van manslag. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 63. NB. Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 1199. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus draagt aan zijn vicaris-generaal in pontiflcalibus, Hubertus, „episcopus Ypusensis" op, om de brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, ten behoeve van Martinus Longi, burger van Brugge, ten uitvoer te leggen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 31 vs. NB. Blijkens aanteekeningen in capite zijn dergelijke brieven gericht aan Johannes Gerardi, provisor van den bisschop in Zuidbeveland, Jacobus Zanders, pastoor, Petrus de Wemeldinge Jacobuszoon, vicepastoor in Oloetinghen, en Wilhelmus Olmeri, pastoor te Weerd. — Franciscus, priester van St. Suzanna, stierf in 1405. 1195. Z. j. (1393—1405.) Bisschop Fredericus verklaart, dat hem door de echtelieden Theodericus Arnoldi de Duvenvoirde en Heilwigis de Wijngaert brieven van paus Bonifacius IX zijn ter hand gesteld. (De rest ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 28 vs. NB. Bonifacius IX stierf op 1 October 1404. 1198. Z. j. (1393—1409.) Bisschop Fredericus vergunt aan Heinricus Johannis, rector van het altaar der H. Maagd Maria in de kerk van Nyenwerve, om met toestemming van den abt van Middelburg en Johannes Egidii, in dezen 's bisschops gemachtigden, van 2lj2 gemeten lands in de parochie Bethem de turf „dari" genaamd uit te graven en te verkoopen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 53. NB. In 1409 wordt één der opvolgers van Heinricus als rector vermeld (Grijpink, Register op de parochiën enz. I Wallacria p. 91). 1199. Z. j. (1393—1410.) Bisschop Fr. bekrachtigt de splitsing der priester-prebende in de kerk van Berg (de Monte), bezeten door Windelant, deken der kerk van Emmerik, en benoemt den hem (voor de opengekomen plaats) gepresenteerden Bernardus (de Braemt). Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 40 vs. NB. De naam van den benoemde volgt uit de volgende akte, — Wilhelmus Windelant stierf 23 Januari 1410 (Wassenberg, Embrica. p. 76). 1899. Z. j. (1393—1412.) Bisschop Fredericus draagt aan Mr. Bernardus uten Enge, bacallarius in decretis, de visitatie en reformatie op van het nonnenklooster te Biselingen op Zuidbeveland, en bepaalt, dat deze opdracht openlijk 206 bekend zal worden gemaakt in Zeeland, bijzonderlijk in Reminswach, Goes, Biselingen, Capella en Myddelburg. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 140 vs. NB. Bern. uten Enge werd in 1412 kanunnik ten Dom, welke hoedanigheid in de akte wel vermeld zou zijn, zoo hij haar op het tijdstip der uitvaardiging bezat. ISOl. Z. j. (1393—1412.) De officiaal van den bisschop heft alle vonnissen van excommunicatie op, waardoor Bernardus uten Enghe, kanunnik van St. Johannes te Utrecht, getroffen is wegens geweldpleging tegen een geestelijke, openlijk concubinaat en andere misdrijven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 132 vs. NB. In 1412 werd Bern. uten Enghe kanunnik ten Dom, welke hoedanigheid in de akte wel vermeld zou zijn, zoo hij haar ten tijde der uitvaardiging reeds bezeten had. 1SO-9. Z. j. (1393-1413.) Bisschop Fredericus draagt aan den priester Wermboldus de Buscoop op, om den leek Wilhelmus Eymonduszoon te ontslaan van zijne gelofte, om eene bedevaart naar St. Petrus en St. Paulus te Eome te doen, aangezien hij thans door ouderdom en behoeftigheid daartoe niet meer in staat is, en hem daarvoor andere vrome werken op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 28. NB. Wermb. van Buscoop stierf in 1418. 13©». Z. j. (1393—1417.) (Bisschop) Fr. brengt, op verzoek van den graaf van Holland, collator van het altaar van St. Maria in de kapel van Crooswijc, dat wegens den vervallen staat der genoemde kapel sinds lang niet meer kan worden bediend, dit altaar over naar de kerk van Delf. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 36 vs. NB. De laatste graaf van Holland, dien Frederik van Blankenheim heeft gekend, stierf in 1417. 1*©4 Z. j. (1393—1417?) De bisschop van Utrecht en de graaf van Holland sluiten een concordaat over de rechtspraak van provisoren en dekens. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 16 vs. NB. Joosting (in: Joosting en Muller, Gesch. der kerk. rechtspr. III p. 113, V p. 141) brengt dit concordaat tot den tijd van bisschop Floris, geeft echter toe, dat de plaatsing in het formulierboek van bisschop Frederik van Blankenheim aanleiding kan geven om het van diens tijd te dateeren. Als terminus ad quem is 1417 aangenomen , omdat in dat jaar de laatste graaf van Holland, dien bisschop Frederik heeft gekend, overleed. ISO.» Z. j. (1393—1418.) Bisschop Fredericus keurt de stichting eener kapellanie op het altaar van de H. Maagd Maria in de kerk van Oestvoern door Johannes 207 de Ba varia, elect van Luik, en benoemt tot rector dier kapellanie Petrus van Roninc, zoon van Egidius Johannis. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 105 vs. NB. De aanhef luidt: Fredericus Dei gratia episcopus maioris(?). 12©©. Z. j. (1393—1419.) Bisschop Frederic erkent aan Johan ter Haeselt, burger van Swolle, schuldig te zijn 80 oude Fransche schilden, die deze (op het dijkgraafambt van Mastbroek) heeft voorgeschoten ter delging van 's bisschops schuld aan Huge van Loenresloet, burger van Campen. Afschr. — Reg. n°. 371 fol. 208* vs. NB. Van deze akte is alleen het begin afgeschreven; dat zij echter eene verpanding bevat van het dijkgraafambt van Mastbroek, blijkt uit de op p. 239 van dit register afgeschreven akte dd. 1419 Februari 9, die ook den terminus ad quem van deze akte bepaalt. — Door verandering van namen is de akte gemaakt tot eene gelijke erkentenis : a. voor Aernt van den Sonnenberch wegens betaling van 's bisschops schuld aan Johan ter Haeselt. b. voor de steden Campen en Swolle. 1»©9. Z. j. (1393-1421?) Bisschop R. (?) machtigt Theodericus Petri en Katherina Nycolausdochter, parochianen „in der Aerndsberge", om niettegenstaande hunne verwantschap voorloopig als echtelieden bij elkaar te blijven, mits zij zoo spoedig mogelijk eene definitieve dispensatie van den paus verwerven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34* vs. NB. Waarschijnlijk is Aernoutsberge in den Z. Holl. waard bedoeld, dat in 1421 in den Elisabethsvloed verdronken is. 18©8. Z. j. (1393—1422.) Bisschop Fredericus bepaalt, in overleg met Wynardus de Twicloe, proost en aartsdiaken van Aldenzaal, en ten behoeve der bewoners van het land van Twenthe, dat in de eerstkomende twaalf jaren de geestelijke rechtspraak daar ter plaatse zal worden uitgeoefend door een gedeputeerde, door hem en den aartsdiaken gezamenlijk te benoemen, en regelt de rekening, die deze gedeputeerde aan ieder van hen beiden zal hebben te doen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 145 vs. NB. Blijkens de akte dd. 1422 Juli 16, afgeschreven op fol. 125 van dit register, was Winardus toen overleden. !«©». Z. j. (1393—1422) November 30. Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Johannes Wijt uit Delft, kanunnik der St. Lebuinuskerk te Deventer, en Herman Vos, rector der kapel van Coelhorst in de parochie van Loesden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 1. 131©. Z. j. (1393—1423.) Kapittelen, ridderschap en steden geven eene verklaring omtrent het vervolgingsrecht van 's bisschops maarschalk in crimineele zaken. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 50. NB. Voorafgegaan (op fol. 49 vs.) door het over 's bisschops vervolgingsrecht in Wstinc's Statuta medegedeelde, in Latrjnschen en Hollandschen tekst. 208 1311. Z. j. (1393—1423.) Memorie van grieven van bisschop Frederik van Blankenheim tegen de stad Amersfoort, omtrent inbreuken op het vorderingsrecht der maarschalken, het aannemen van buitenburgers en andere punten. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 92. 1313. Z. j. (1393-1423.) . Eedsformulier voor schepenen der stad Utrecht. Afschr. — Reg. n". 2 fol. 49 vs. NB. Geheel in den vorm van een formulier opgenomen. 1813. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt goed de verhuring van eenige goederen, behoorende aan de kapel van 's bisschops kasteel Horst, door Tidemannus de Mersen, kanunnik in die kapel, aan Egbertus Wikerdincg en zijne vrouw Eesse. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 4 vs. 1314. Z. j. (1393-1423.) Zekere Jo(han) verzoekt van bisschop Fr(ederik) het goed enz., hem aanbestorven van zijnen vader, waarna de bisschop hem daarmede beleent. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 27. NB. Formulier onder het hoofd: „Versuekinge". 1315. Z. j. (1393-1423.) Zekere Johan draagt aan bisschop Frederick op het goed T., waarmede deze dan C. beleent. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 26 vs. NB. Formulier onder het hoofd: „Besignacio". 1316. Z. j. (1393 -1423.) G. van Essen ontslaat, ten overstaan van zijnen leenheer bisschop Frederick, zijnen leenman H. van Essen uit het achterleenverband, waarna deze het goed ten N. aan den bisschop opdraagt, terwijl de bisschop daarmede Jo. enz. beleent. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 27. NB. Blijkens bovenschrift is de akte opgenomen als eene „forma resignacionis vasalli ad vasallum alium faciendo cum bonis huiusmodi". 1319. Z. j. (1393-1423.) G. geeft, ten overstaan van zijn leenheer bisschop Fr(ederik), aan C. het recht van wederkoop en lossing van het goed N. op één der vier eerstvolgende St. P. dagen met Fransche schilden. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 27. NB. Formulier onder het hoofd: „Lose ende wedercope van leen". 1318. Z. j. (1393—1423.) H. geeft, ten overstaan van zijn leenheer bisschop Frederick, de lijftocht van het goed, geheeten enz., aan zijne vrouw L. Afschr. -- Reg. n°. 271 fol. 26 vs. NB. Formulier onder het hoofd: „Quomodo vir faciet uxori sue viteductum". 209 1*19. Z. j. (1393—1423.) €r. geeft, ten overstaan van haren leenheer bisschop Frederick, de lijftocht van het goed C. aan Jiaren .echtgenoot A. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 26 vs. NB. Formulier onder het hoofd: „Quomodo muiier faciet viro viteductum". 13»©. Z. j. (1393-1423.) A. geeft, ten overstaan van zijn leenheer bisschop Fr(ederik), aan zijn zoon A. de nahand van de tienden van Zeldert. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 26. NB. Formulier onder het hoofd: „Make van een nahant". 1331. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(ederik) ontbiedt N. voor zich over zes weken of op den eersten rechtdag daarna, ten einde zich te verantwoorden naar aanleiding van eene klacht, die tegen hem ter zake van een leengoed is ingebracht. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 27 vs. NB. Blijkens het bovenschrift is de akte opgenomen als eene „forme van manyngen van leen op 6 weken". 1*»». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederic oorkondt, dat voor Evert Freyse, rentmeester van Utrecht, als rechter van 's bisschops hofgerecht in zijn rentambt, Elizabet etc. aan hare moeder Margariete etc. het vruchtgebruik heeft geschonken van V2 hoeve land onder Bunnic, geheeten Opt velt, en keurt dezen afstand in vruchtgebruik goed. Afechr. — Reg. n°. 198 fol. 128 vs. 1833. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop Frederic) verzoekt , om het restant van de bede van Zallant, dat de bisschop nog te vorderen had en dat hij volgens opdracht aan de stad Deventer zou uitkeeren, aan de stad te betalen. Afschr. — Reg. n°. 371 p. 66** n°. 1. NB. Dat de brief van bisschop Frederik uitging, blijkt uit de vermelding van diens naam aan het hoofd van het blad. — De naam van den geadresseerde wordt niet genoemd; mogelijk was het Johan van Buchorst (zie de beide andere brieven en het reces dd. 1413 op hetzelfde blad), maar dan niet in zijne qualiteit van rentmeester van Sallant, want dat werd hij eerst in 1426. (Zie: Liber officiat. Bod. de Dyepholt.) 1334. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik erkent, dat Pelegrim van den Butenberge, schout van Vollenhoe, zich verbonden heeft 1000 oude schilden in levensmiddelen te betalen aan Arnt Pijck, rentmeester van den lande van Gelre, in afkorting van 's bisschops schuld aan den hertog, en belooft dit geld te zullen doen terugbetalen uit de eerste in Drenthe geïnde gelden. Afschr. — Reg. n°. 371 in den aanhef. 14 210 18SS. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Ffredóric erkent van Claes van O verhagen, rentmeester van Twenthe, 200 oude Fransche schilden geleend te hebben, tot zekerheid van welker terugbetaling hij hem het goed te Middestorp, in het kerspel Bomen buurschap Hertmen, en dat te Boginck, in het kerspel Oetmersum buurschap Geesteren, in pand geeft. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 428 vs. NB. Doorgehaald. 133© Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederic belooft aan het kapittel van? (de naam ontbreekt), om te zullen zorg dragen, dat de St. PauluS-abdij aan hare verplichting tot betaling van eene pensie van 18 mark zilver en van de achterstallen daarvan zal voldoen. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 104 vs. NB. De akte voert tot opschrift: „Bisscop Fredericx transflx" en is in het Latijn en het Hollandsen gesteld. 1339. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Frederic eigent G. aan alle goederen van N., dien hij voor eene schuld van 100 oude Fransche schilden gepand heeft. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 198 p. 3 van het schutblad. 1338. Z. j. (1393—1423.) W. geeft ten overstaan van bisschop (Frederic) aan A. en B. volmacht, geldig tot zijne herroeping, om zijne schuldvorderingen te innen en zijne goederen te beheeren. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 198 p. 3 van het schutblad. 1339. Z. j. (1393—1423.) Een ongenoemde verbindt, ten overstaan van bisschop Frederic, zijne goederen ten behoeve van een ander voor de zekerheid der betaling, van diens schuldvordering van 20 of 100 schilden op St. N. dag a.s. (Formulier.) Afschr. — Reg. n". 198 p. 3 van het schutblad. 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus, graaf van Goor en Dalem en heer van Zalland, Drenthe en Twenthe, benoemt Johannes Vecoper, vicaris ten Dom, tot zijn kapellaan, en verzoekt alle wereldlijke autoriteiten, hem vrije doortocht te verleenen door hun gebied en van hem geene belasting te vorderen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 58 vs. 1331. Z. j. (1393—1423.) Fr., bisschop van Utrecht, verzoekt alle wereldlijke autoriteiten, om aan zijn afgezant naar het hof van Bome, Mr. A., proost van St. Johan enz., 's bisschops raad en kapellaan, vrijgeleide te geven door hun gebied en hem vrij te stellen van de betaling van belasting. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 61 vs. 211 183». Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) F. de enz., graaf van Drenthe en van Goer, verzoekt alle wereldlijke autoriteiten, om zijn afgezant naar het hof van Bome, G., 'sbisschops bloedverwant, huisgenoot en kapellaan, vrij te stellen van de betaling van belasting en hem, zoo noodig, vrijgeleide te geven door hun gebied. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 61 vs. 1333. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus, graaf van Goer en Dalem, heer van Zallandia, Drenthia en Twentia, verzoekt alle wereldlijke autoriteiten, om aan Gelkinus, zijnen afgevaardigde naar het hof van Bome, vrije doortocht te verleenen door hun gebied en van hem geene belasting te vorderen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 21. 1331. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus vraagt voor N., drager dezes („harum baiulus"), die voor hem eenige zaken bij den stoel te Rome te verrichten heeft, onbelemmerde doortocht en vrijdom van tollen en belastingen. . Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 65 vs. 1335. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus, graaf van Blanckenhem, verzoekt alle wereld» lijke autoriteiten, om Mr. Petrus de Molendino, die ter studie in de letteren op reis is naar Bologna, vrijen doortocht door hun gebied te verleenen. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 36. 133». Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr. beveelt Wilhelmus de Dongen, Franciscaner te Rotterdam, in de liefdadigheid der geloovigen aan, opdat hij zijne afgebrande cel of woning kunne herbouwen. (Het slot ontbreekt) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 58 vs. 1*3». Z. j. (1393—1423.) Bisschop F. machtigt broeder N., monnik in het convent van N. van de orde van het H. Kruis, om als bedelmonnik door de diocese van Utrecht rond te trekken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 55. 1338. Z, j. (1393—1423.) Bisschop Fr. machtigt broeder N., monnik in het convent van N. van de orde van N., om als bedelmonnik door de diocese van Utrecht rond te trekken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 55. 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr. machtigt broeder N. van zekere orde, om als bedelmonnik rond te trekken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 55 vs. 212 184©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F. beveelt Johannes Gherking, priester uit Munster, die ziek en blind is, in de liefdadigheid zijner geestelijkheid aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34 vs. 4844 Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verklaart, dat Arnestus Fredericuszoon, die naar andere diocesen gaat verhuizen, den priesterlijken rang heeft verworven en van goed gedrag is, en beveelt hem voor ondersteuning van zijne armoede aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 32. NB. Blijkens eene superscriptie is eene dergelijke akte ook uitgegeven ten behoeve van zekeren Wilhelmus. 1348. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus verzoekt alle geloovigen, den priester N. met christelijke liefde te behandelen en hem tot de opdracht der mis toe te lateu. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 88. 1313. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr. gelast, naar aanleiding van eene klacht van broeder W., prior van het Dominicaner-klooster in zekere stad, alle pastoors, om de broeders van dat convent toe te laten in hunne kerken tot het houden eener preek en het hooren van de biecht. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 55 vs. 1814. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr. verzoekt alle geloovigen, om den priester Hermannus de Zuytphania, die eene reis wil doen tot buiten de grenzen van Duitschland en Italië, welwillend te ontvangen en hem in hunne kerken tot het opdragen der mis toe te laten. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 57 vs. 1315. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus beveelt Paulus Goetweert, die door ziekte en ongeluk verarmd is en zich schaamt om van zijne bekenden steun te vragen, in de liefdadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 46. 181© Z. j. (1393-1423.) (Bisschop) Fredericus verzoekt alle geloovigen, om liefdadig te zijn jegens N. en hem na zijn dood eene kerkelijke begrafenis te verschaffen. Afschr. — Reg. n° 9 fol. 52 vs. 1819. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus beveelt den behoeftigen leek Hugo Theodericuszoon, die blind is géworden en eene bedevaart wil doen naar St. Petrus en St. Paulus (te Rome), in de liefdadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 49. NB. Blijkens superscriptie is een dergelijke brief verleend aan Bernardus Pascha, burger van Utrecht, die door schipbreuk en andere ongelukken verarmd is en eene bedevaart wil doen over Zee naar het graf des Heeren en andere plaatsen in Palestina. 213 1848. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus beveelt gedurende twee jaren den leek Reynerus Johannis, die ter voldoening aan eene gelofte eene bedevaart naar St. Petrus en St. Paulus te Rome en naar St. Jacobus wil doen, in de liefdadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 139 vs. 484». Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus beveelt Reynerus Johannis, die ter voldoening aan eene hem opgelegde boetedoening eene bedevaart wil doen naar St. Petrus en St. Paulus en naar St. Jacobus, in de liefdadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 140. 135©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus beveelt Aelbertus de Nywel, die eene bedevaart wil doen naar St. Petrus en St. Paulus te Rome en naar St. Jacobus te Compostella, in de liefdadigheid der geloovigen aan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 51. 4354 Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus maakt bekend, dat de schipper Theodericus de Ponte tijdens een hevigen storm eene gelofte heeft afgelegd, om na behouden landing eene bedevaart te doen naar de kerk van St. Jacobus Apostolus, waartoe hij door aalmoezen moet worden in staat gesteld, (en beveelt hem in de liefdadigheid der geloovigen aan). Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 42. 1353. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verzoekt alle geloovigen, om Godefridus op zijne bedevaart naar St. Jacobus te Compostella welwillend te ontvangen, waartoe hij, blijkens brieven van de burgemeesters van Scoonhovia, tijdens eene schipbreuk in de nacht van St. Lucia eene gelofte heeft afgelegd. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 52 vs. 1353. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verzoekt alle geloovigen, om N. en N. t- burgers van Utrecht, op hunne bedevaart naar St. Anthonius en andere heilige plaatsen welwillend te ontvangen en hun, zoo zij komen te sterven, eene kerkelijke begrafenis te geven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 62. 1351. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr(edericus) machtigt den leek N., die, vreezende door zijne vleeschelijke lusten in zonden te vervallen, eerst eene gelofte van kuischheid afgelegd en daarna een huwelijk gesloten heeft, om zich een biechtvader te kiezen, die bevoegd zal zijn deze gelofte in een ander vroom werk te veranderen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 78. 214 1355. Z. j. (1393—1423) Februari 16. (De heer van Arkel) zendt zijn raad Mr. Heinricus Schatter, kanunnik van Luik, aan , om aan hem mede te deelen, dat de gewijde zaken bij de jongste onlusten te Ghorinchem ontwijd zijn, waarop de aandacht van den bisschop van Ctrecht gevestigd moet worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 41 vs. NB. De schrijver, die van Gorinchem spreekt als „opidum nostrum" en dus waarschijnlijk een heer van Arkel is, noemt den bisschop van Utrecht „consanguineus noster". Dit kan inderdaad voor Frederik van Blankenheim gelden; immers deze was een neef van den herlog van Gelre, Arkels verwant. (Vgl. Schmedding, Fred. v. Blankenheim. p. 44, 45.) Tijdens Frederiks episcopaat zijn heeren van Arkel geweest: Otto (t 1396) en Jan (f1428). 1356. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan N., om zijne onwettig verkregen goederen, waarvan de rechthebbenden niet bekend zijn, bij beschikking onder de levenden of bij testament te bestemmen voor zijne begrafenis, voor de bloedverwanten, die hem hebben onderhouden, en voor vrome doeleinden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 62 vs. 1359. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Botto Nycolauszoon, kanunnik van het kapittel te Gheervliet, om bij testament over zijne goederen te beschikken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 142 vs. 1358. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr. bekrachtigt het testament, dat in de (ontbrekende) getransflgeerde akte opgenomen is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 53. 1359. Z. j. (1393—1423) Juli 28. Twee ongenoemden te Utrecht schrijven in antwoord aan hunnen zoon, dat het hun vrij goed gaat, en dat zij met vreugde hebben vernomen, dat hij zich met ijver en liefde aan de studie der letteren wijdt. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 128 vs. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt den inhoud van den brief, waaraan het origineel van deze cedel is vastgehecht. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 16. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt den inhoud van den brief, waaraan het origineel van deze cedel is vastgehecht. Afschr, — Reg. n", 9 fol. 17 vs. 215 1363. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verheft, op verlangen van de inwoners van Hilphersim, die op grooten afstand van hunne kerk van Laer wonen, de kapel in hun dorp, gewijd aan de H. Maagd Maria en St. Vitus Martyr, tot eene parochiekerk, die dochterkerk zal zijn van die van Laer en ter begeving zal staan van den pastoor van Laer. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 78 vs. 1363. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verheft, op verzoek van ridder Walterus de Mijnden en andere parochianen van Loesdrecht, die op grooten afstand van hunne kerk wonen, de kapel in de Zype tot eene parochiekerk, en benoemt tot rector dier kerk Johannes Smit, hem voor de eerste maal gepresenteerd door Theodericus de Benthem, rector der moederkerk, terwijl in het vervolg het recht van presentatie zal berusten bij Walterus de Mijnden en zijne opvolgers. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 66 vs. 1364. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(rederik) bekrachtigt de nieuwe gebiedsverdeeling, die in het belang van de parochianen der kerk van Oestgheest, die bij de parochie van St. Maria te Leiden wonen, tusschen de parochies dier kerken gemaakt is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 33. 1365 Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt goed de schenking, door de patronen der kerk van St. Judocus Confessor in het Nieuweland van Duiveland gedaan, waardoor aan die kerk een tweede rector kan worden verbonden, en benoemt als zoodanig A., hem door de patronen gepresenteerd. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 130 vs. 1366. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de oprichting van eene kosterij in de parochiekerk van Coudewerve in Zuid-Beveland, en de verheffing dier prebende na den dood van den eersten bezitter tot eene vicarie op het altaar van St. Laurencius in die kerk. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 46 vs. 1369. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus sticht ten behoeve der parochianen, die op grooten afstand van hunne kerk te Yselhamme wonen, eene parochiekerk in de buurschap In den Hamme, die voortaan Blankenham heeten zal, stelt het gebied der kerk en hare geldelijke verplichtingen jegens de moederkerk vast, en bepaalt, dat het recht van collatie tot het pastoraat zal toekomen aan de fabriekmeesters en aan den pastoor van Yselhamme. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 106 vs. 216 1868. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus verheft, op verlangen van de inwoners van het kasteel en het dorp („villa'') Keppel, die op grooten afstand van hunne kerk wonen, de kapel bij het kasteel tot eene parochiekerk, incorporeert daarbij de altaren van St. Laurencius en St. Brigida in de moederkerk, en benoemt tot rector der nieuwe kerk Gerardus de Spalle, hem gepresenteerd door heer Swederus de Voerst, patroon der moederkerk, welker patronaat steeds met dat der dochterkerk vereenigd zal blijven. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 69 vs. 1369. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) bekrachtigt de stichting eener parochiekerk „sub vocabulo de Bade" door N., en verheft haar tot een beneficie, en benoemt tot haren rector N., hem gepresenteerd door den stichter, die voor zich en den oudste zijner mannelijke nakomelingen het patronaatrecht zal behouden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 72. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verleent zijne goedkeuring aan de stichting eener kapellanie door W., Jo. en Flo., gasthuismeesters van den H. Geest in Delf, en begiftigt daarmede voor de eerste maal den priester N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 27 vs. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de stichting eener kapel in de parochie van Putten door de ridders Nicolaus de Aller en Theodericus de Brenen goed, en benoemt tot rector dier kapel Dytmarus Manher, hem door de stichters gepresenteerd. AfsChr. — Reg. n°. 9 fol. 69 vs. 1893. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de stichting van de vicarie van het H. Kruis in de kerk van Cloetinghen door Slemmannus Slemmannuszoon goed. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 2 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34. NB. In het afschrift op fol. 34 wordt de naam van den stichter en zijn vader gespeld: Slegmannus. 1393. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus keurt de stichting der in de getransfigeerde (maar hier ontbrekende) akte genoemde kapellanie door den priester Johannes Hogbenap goed, terwijl zij na diens dood zoo mogelijk aan een bloedverwant des stichters of aan een inwoner van Elborch zal worden vergeven, en verklaart de clausulen in den stichtingsbrief, die met deze confirmatie in strijd zijn, voor nietig. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 16 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 17 vs. NB. Aan het afschrift op fol. 17 vs. ontbreekt de bepaling omtrent de begeving en de nietigverklaring. 217 1»91. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericns) keurt de stichting eener kapellanie door Simon Arnolduszoon en zijne vrouw Belia, dochter van Tyelmannus Cal goed, en benoemt voor de eerste maal tot het beneficie den hem daartoe gepresenteerden priester Hermannus, zoon van Petrus de Suutphania. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 57 vs. 1*9*. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus keurt goed de stichting eener kapel door Jo. Rasoir, zoon van den burger van Valenciennes Petrus en heer van Andoucemees in Henegouwen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 71. 1* 96. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) bekrachtigt de stichting van het altaar van de H. Maagd Maria in zekere kerk door A., welks collatie zal toekomen aan A. en zijne opvolgers, en benoemt tot rector van dat altaar den priester N., die hem voor de eerste maal door A. gepresenteerd is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 59. 1*99. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de stichting eener kapellanie door den priester Wilhelmus Wilhelmuszoon en den leek Theodericus van den Bosch goed, en benoemt genoemden Wilhelmus tot rector dier kapellanie. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 1. 1*98. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus keurt de oprichting eener broederschap van de H. Maagd Maria in de kerk van St. Step(h)anus Prothomartyr te Hasselt goed, mortificeert hare goederen en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die haar op eenige wijze bevoordeelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 99. 1*96. Z. j. (1393—1423) _ (Bisschop) Fr(edericus) wijst de goederen eener te zijner collatie staande vicarie, die te gering zijn voor de dagelijksche opdracht der mis, toe aan de fabriek der nieuwe parochiekerk van Dordrecht, op voorwaarde dat de fabriekmeesters voor de ziel van den schenker iederen dag eene mis doen opdragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 65. 1*8©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de schenking goed, door Wouterus etc. gedaan ten behoeve van het altaar der H. Maagd Maria in de kerk van Luesden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 61. 1*81. Z. j. (1393-1423.) Bisschop F(redericus) bekrachtigt de schenking van Bokel zoon van Henricus en zijne vrouw Ave, parochianen in Haga Comitis. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 59 vs. 218 1388. Z. j (1393—1423.) Bisschop F(redericus) bekrachtigt de in de getransflgeerde oorkonde door de leeken A. en B. gedane schenking en verklaart de daartoe behoorende stukken land tot kerkelijke goederen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 59 vs. 1283. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus incorporeert, met toestemming van den aartsdiaken en van het kapittel ten Dom, het altaar (thans hoogaltaar geheeten) in het Regulierenklooster Vredendaal bij Utrecht, dat sedert den dood van den rector Jo. Petri de Gouda ter collatie van het convent staat, bij het klooster. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 94. 1384. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus incorporeert bij het altaar van de H. Maagd Maria en St. Nicolaus in de kerk van Griipskerk, zeven morgens land, welker opbrengst bestemd was voor de oprichting van een hospitaal in deze parochie, en bepaalt, dat het genoemde altaar door Wilhelmus Johannis, en ook later slechts door één rector, zal bediend worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 29 vs. 1385. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kapel van St. Maria in Rinen (?), om deze kapel te doen afbreken en weer opbouwen, op voorwaarde dat zij haar zoo noodig opnieuw zullen doen wijden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 29. 138B. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kerk van Coten, om het koor hunner kerk af te breken en opnieuw op te bouwen, en om het daarin gelegen altaar naar eene meer geschikte plaats over te brengen, mits het reliquiènkastje ongerept blijve. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 26. 138». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kerk van Beverwijc, om hunne kerk af te breken eri weer op te bouwen en om, in overleg met Johannes Egidii, provisor van Kennomerland, tot herstel der fabriek goederen tot een bedrag van hoogstens zeven nobelen te vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 42. 1388. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kerk van Pinacker, om het hoogaltaar van de H. Maagden Maria en Agata in die kerk naar eene meer geschikte plaats over te brengen, mits zij voor eene nieuwe wijding zorg dragen, zoo deze ten gevolge van de verplaatsing of van eene beschadiging mocht noodig zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34 vs. 219 1389. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kerk van Zuderwoude, om in den toestand van toren en kerk, die naast elkaar geplaatst zijn en eikaars licht onderscheppen, verbetering te brengen door afbraak en herbouw der kerk, op voorwaarde dat zij voor eene nieuwe wijding zullen zorg dragen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 70 vs. . 13»©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan ridder Reynaldus de Aeswiin, om de verwoeste kapel van Pluderen bij het kasteel Swanenborch in de parochie van Ghenderinghen weer op te bouwen en daaraan een beneficie te verbinden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 41 vs. 13©1. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt (zijn vicaris-generaal) Mathias, bisschop van Budua, om het kerkhof van Wezep, dat door ïidemannus, zoon van Wilhelmus Bollen, door bloedstorting ontwijd is, opnieuw te wijden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 23 vs. 1393. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den rector en de fabriekmeesters der kapel opten Dweerdijck, om het altaar dier kapel zonder beschadiging van het reliquiënkastje een weinig te verhoogen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 75. 1393. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de stichting van een nieuw altaar in eene in de getransfigeerde akte vermelde kapel goed. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 36. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik staat aan den prior van het klooster te Zyetbekelo toe, om drie altaren in de kapel te verplaatsen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 21. 1395 Z. j. (1393-1423.) Bisschop Frederik vergunt aan priorin en convent van een ongenoemd klooster, om, zoo dikwijls haar dit wenschelijk voorkomt, de drie altaren in haar klooster te verplaatsen. Afschi'. — Reg. n". 10 fol. 23 vs. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F. vergunt aan ridder A., om het altaar in het kasteel van N. en de drie altaren in de kerk van N., die hij ter eere van God gesticht en begiftigd heeft, door een geschikten prelaat te doen wijden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 60, 220 ISO?. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt zijn suffragaan Hubertus, bisschop van Ypuse (Hippus), om drie nieuwe altaren in de kerk van Bethlehem te wijden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 56 vs. ÏSOS. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Jacobus Hamer, rector van het altaar dor H. Maagd Maria in de kerk van Vlaerdingen, om ter betaling van de buitengewone belastingen, door de heemraden wegens de overstrooming van dit jaar uitgeschreven, een gedeelte van de inkomsten zijner vicarie te verkoopen, en tevens om dit beneficie te bedienen op eene plaats, waar hij dit veilig doen kan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 94 vs. ISO». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters van Oostgheest, om, met toestemming van den koster, diens huis te verkoopen en de gelden te besteden voor den bouw van eene betere en dichter bij de kerk gelegen kosterswoning. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 45. 1300. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Aleydis Walterusdochter, om eenige goederen, „cruysgoet" genaamd, in de parochie Eemskerc met toestemming van den provisor van Eennemerland te vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 30 vs. 1301. Z. j. (1393 -1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Wilhelmus Michaeliszoon, rector van het altaar van St. Maria Magdalena in het klooster te Middelburg, om van drie viertelen land in de parochie van St. Agatha, turf of zout („cespites vulgariter dari nuncupatos") uit te graven en te verkoopen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 18. 130S. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus hecht zijne goedkeuring aan de ruiling van goederen tusschen N., eertijds pastoor van Oedekyntskerc, en Colinus Nicolai, vroeger pastoor van Westkerc, en verklaart de landerijen, die tengevolge van die ruiling aan de vicarie van de H. Maagd Maria in de kerk van Remerswael zijn toegewezen, tot kerkelijke goederen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 34. 1303 Z. j (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den armen leek N., die op het oude kerkhof van Wagheningen woont, om, nu de daarbij behoorende kerk naar de stad overgebracht is en het kerkhof niet meer gebruikt wordt, aldaar voor zijn levensonderhoud groenten en veldvruchten te kweeken. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 61. 221 1304. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus keurt, in navolging van zjjn voorganger Florencius de bisschoppelijke brieven ten bate van de kapel van Velcwerdijc goed, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die naar den inhoud dier brieven handelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 70 vs. 13©.V Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen die de nieuwe kerk in Zuytdorp, gewijd aan de H. Maagd Maria, op' eenige wijze bevoordeelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 43. NB. Blijkens eene superscriptie werd eenzelfde aflaatbrief uitgevaardigd ten behoeve van de nieuwe kerk in Bemmel, die gewijd is aan St. Benignus Martyr. 1306. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan hen, die in de kerk van Kampen de mis bijwonen, die de broederschap van het H. Kruis eiken Vrijdag doet opdragen op het altaar van het H. Kruis, waarboven een kruisbeeld is geplaatst, dat een stuk bevat van het H. Kruis; doch verbiedt tevens aan de broederschap, om deze aflaat door questierders te doen ronddragen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 45. 1309. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die de kerk te N. op eenige wijze bevoordeelen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 61. NB. Éénmaal is in de akte achter het woord: kerk, gevoegd: of klooster. Bij den termijn der aflaat is in margine bijgevoegd: cum una karena (met vrijstelling bij eene algemeene boetedoening). 1308. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die binnen een jaar bijdragen geven tot het herstel van de fabriek van het Benedictijner-convent in Vrouwenclooster, die door een zwaren brand ernstig geleden heeft. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. .49. NB. Blijkens eene aanteekening in margine is een gelijke aflaatbrief uitgegeven ten bate van de broeders van St. Maria de Monte Carmeli in Scoenhovia, voor de voltooiing van den herhouw van hun (in 1375) door brand verwoest huis. Voorts blijkt uit eene aanteekening in fine, dat een gelijke aflaatbrief is uitgegeven ten bate (der fabriekmeesters) van de kerk in Sconenbeeck, voor het herstel der voorwerpen tot den heiligen dienst. Ten slotte volgt op fol. 50 eene aanteekening, dat een gelijke aflaatbrief is uitgegeven ten bate van de Predikheeren in Zutphania, voor het herstel van hunne gebouwen, bepaaldelijk van de glasvensters, die door storm en hagelslag zwaar beschadigd zjjn. 222 13©». Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus verplaatst het wijdingsfeest van het Predikheerenklooster te Haerlem met de daarbij behoorende aflaat van veertig dagen van den Zondag na de octaaf van St. Pieter en Paulus naar den Zondag na de Geboorte van St. Johannes Baptista. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 144 vs. 131© Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt voor twee jaren eene aflaat van veertig dagen aan allen, die steun verleenen tot den wederopbouw van het in staat van verval verkeerende klooster der Predikheeren te Novomagium, en vergunt den broeders dier orde, om als questierders met deze aflaat rond te reizen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 45 vs. 1311. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die op een aantal genoemde feestdagen de mis in het nieuwe Regnliere-Augustijner klooster bij Remmerswael bijwonen of dit klooster op andere tijden met hun geldelijken of geestelijken steun begunstigen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 144. 1313. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die door hunne aalmoezen het provinciale kapittel, dat het convent der Predikheeren te Utrecht op Maria Geboorte (8 September) e.k. in zijn klooster wil houden, mogelijk maken, en vergunt den broeders, om in elke kerk éénmaal als questierders van deze aflaat op te treden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 20. 1313. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die bijdragen geven voor het provinciaal kapittel der Dominicanerorde, dat de broeders te Norden op Maria Geboorte a.s. in hun klooster willen houden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 87 vs. 1311. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die door hun steun het kapittel-generaal, dat de Minderbroeders op St. Petrus et Paulus e.k. te Campen willen houden, mogelijk maken, en vergunt den broeders, om voor hetzelfde doel in elke kerk, die door het interdict getroffen is, éénmaal de mis op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 106. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 66 vs. 1315. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt, voor één jaar, eene aflaat van veertig dagen aan allen, die steun verleenen tot het herstel van het „oratorium sive hospitium" te Utrecht van de orde van St. Maria de Monte Karmeli te Haarlem, en vergunt zijnen kapellaan Gherlacus, broeder van dat convent, om in elke kerk éénmaal als questierder van deze aflaat op te treden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 20 vs. 223 131». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die aalmoezen geven ten bate van het hospitaal van den H. Geest te Emmerik. - Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 15. NB. Blijkens aanteekeningen in margine zijn gelijke akten verleden ten behoeve van de hospitalen in Elborch en Delden. 1319. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan de broederschap der H. Maagd Maria in de kapel naast de kerk van Grijpskerc, om jaarlijks op den Zondag Exaudi door de parochie eene proeessie te houden met het beeld der H. Maagd, en (schenkt eene aflaat van veertig dagen) aan allen, die aan die processie deelnemen of op andere wijze de broederschap bevoordeelen. (Het slot ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 74. 1318. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(ederieus) bekrachtigt de door aartsbisschoppen en bisschoppen aan de broederschap van de broeders en zusters van St. etc. verleende aflaatbrieven, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die naar den inhoud dier brieven handelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 73. 131» Z. j. (1393 -1423.) Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die door hunne giften binnen een jaar na dato Hilla de Weze, tertiarisse te Buscum Ducis, in staat zullen stellen, om zich voor haar verdere leven in eene cel te doen opsluiten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 15. 132© Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bevestigt de getransflgeerde aflaatbrieven, door zijn voorganger Florencius de Wevelichoven aan een ongenoemd klooster verleend, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan hen, die naar den inhoud dier brieven handelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 42 vs. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 28. 1331. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan het convent der broeders van St. Franciscus de poenitentia in Vredendael buiten Utrecht, wegens den grooten afstand van hunne moederkerk, om bij hun huis eene kapel met kerkhof te doen wijden, en stelt hun huis en hunne bezittingen onder de bescherming van St. Maarten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 19 vs. ' 1333. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de broeders van St. Maria de Monte Carmeli, om de kapel met het hospitaal van St. Marie „in die Scoppelmaet" bij Nye Vlissingen op Walcheren tot een nieuw klooster hunner orde te verheffen en te verbouwen, op voorwaarde dat de 224 tegenwoordige proveniers in het genot hunner prebenden zullen blijven en dat de broeders in de nabijheid van dit klooster een goed voorzien hospitaal met zes bedden zullen onderhouden. Afschr. — Reg. n\ 10 fol. 47. 1323. Z. j. (1393—1428.) Bisschop Fredericus legt de clausuur op eenige huizen in Oudewater, waar Tertiarissen samenwonen, draagt aan den rector van de daarbij te bouwen kapel het toezicht over de zusters op, en belast met de inkleeding der tegenwoordige zusters Mr. Johannes de Galencoep, doctor in de heilige godgeleerdheid, die echter voor de definitieve inkleeding den zusters één proefjaar moet gunnen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135 vs. 1331. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de broeders van het Regulierenklooster in Heysterbach bij Dordracum, om zich met al hunne roerende en met name genoemde onroerende goederen te doen opnemen in het Regulierenklooster bij Haerlem, op voorwaarde dat de kapel in Heysterbach, die vóór de oprichting van het klooster gesticht en gedoteerd is, geen nadeel in hare bezittingen of bediening zal ondervinden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 40 vs. 1335. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt de ministers der Franciscaner-conventen de poenitentla in zijne diocese, om de broeders en zusters, die weigeren zich aan de hun door de visitatoren opgelegde straffen te onderwerpen, gevangen te zetten en om hen, die voortvluchtig zijn, desnoods door den wereldlijken arm te doen vatten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 27 vs. 1336. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verbiedt den monniken van het klooster van St. Paulus te Utrecht, op straffe van excommunicatie en gevangenis, om, gedurende de visitatie van hun klooster, zonder toestemming van Wilhelmus de Renen, vicaris-generaal in spiritualibus van den bisschop, over hunne goederen of inkomsten te beschikken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 39 vs. 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Wesselus, proost der Benedictijnen van Klaarwater en Wilhelmus Voernicken, prior der Reguliere Augustijnen van St. Agnietenberg, op, om met 's bisschops provisor Tydemannus Krant, kanunnik van* St. Johannes te Utrecht, een onderzoek in te stellen naar de waarheid der kwade geruchten over de levenswijze in het Benedictijner-klooster in Dickeningen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 112. NB. De naam Krant is ongetwijfeld eene verschrijving voor: Brant; vgl. de akte dd. 1122 Februari 21 op fol. 114 van ditzelfde register 225 18*8. Z. j. (1393—1423.) De priorin en het convent van het Benedictijner-klooster van de H. Maagd Maria te enz., verzoeken den bisschop van Utrecht om de benoeming van broeder N., monnik in dat klooster, tot hunnen abt te bekrachtigen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 58. NB. Dat dit verzoek werd gericht tot Frederik van Blankenheim, blijkt uit diens eveneens ongedateerde en op (1393—1423) gestelde confirmatie , afgeschreven op fol. 58 vs. van dit register. — Vgl. verder de aanteekening bij het regest dier confirmatie. 1389. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) bekrachtigt de benoeming van broeder Jo(hannes), door priorin, monniken en nonnen van het Benedictijner-klooster van de H. Maagd Maria in enz., tot abt van dat klooster. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 58 vs. NB. De hier bedoelde abdij kan niet zijn het Benedictijner-dubbelklooster van de H. Maagd Maria en St. Laurencius in Oostbroek, al is ten tijde van bisschop Frederik een Johannes (nl. Johan van Wulven) aldaar abt geweest. (Zie de ongedateerde, op (1406—1423) gestelde bekrachtiging zijner benoeming in Reg. n°. 9 fol. 146.) Immers de nonnen van Oostbroek hadden niet het recht om tot de abtskeuze mede te werken (God. dipl. Neerl. 2e serie ÏTV afd. 2 p. 4), gelijk ook blijkt uit de bovenvermelde bekrachtiging van de benoeming van abt Johannes. Zie het verzoek van priorin en convent om confirmatie hunner keuze: biervoor (fol. 58 van dit register). 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus doet allen, die zich zouden willen verzetten tegen de benoeming van Menitus, monnik in het Gistercienserklooster Elaarkamp, tot abt van het Benedictijner-klooster van St Johannes Baptista in Bethania in Friesland, dagen voor Thadeus, abt van genoemd klooster „in Cairo campo" (sic), en verleent, zoo geene bezwaren worden ingebracht, zijne goedkeuring aan die benoeming en aan den overgang van broeder Menitus van de Cistercienser- tot de Benedictijner-orde, daar beiden denzelfden regel hebben. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 42. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 46. NB. In het afschrift op fol. 46 ontbreekt de slotclausule. 1331. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus verlengt den termijn, binnen welken broeder Menitus, gekozen abt van het Benedictijner-klooster van St. Johannes Baptista van Bethania in Friesland, zijne benedictie moet hebben ontvangen ad festum sancti Jacobi Apostoli. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 44. 1333. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Meynardus, abt van het Benedictijnerklooster van Stauria (= Staveren) in Oostfriesland, op, om aan N., verkozen abt van het Benedictijner-klooster in Bethania, die zonder bevestiging van den bisschop te vragen gedurende eenige maanden het beheer heeft uitgeoefend, aan te zeggen, dat hij binnen negen 15 226 dagen daarvan aflate, en tevens om de verkiezing van een nieuwen abt uit te schrijven, die binnen dertig dagen zijne bevestiging zal moeten vragen. Afschr. — Reg. n*. 9 fol. 92 vs. 1333. Z j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de zusters van het Tertiarissenconvent van St. Agnes in Dordracum, om zich uit één der zusterhuizen harer orde eene rectrix te kiezen, die echter aanstonds naar haar eerste convent zal terugkeeren, als de minister-generaal der orde haar derwaarts terugroept. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34*. 1331. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de verkiezing van zuster „Wiven filia" tot magistra van het convent of hospitaal van St. Maria in Emelisse, als opvolgster van Gheyla, die van hare waardigheid vrijwillig afstand heeft gedaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 133. 1335. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt voor den tijd van zijne regeering aan Johannes, „rector monasterii beati Andree Apostoli rector canonicorum regularium" bij Haerlem, om, met toestemming van den prior (van het klooster) .bij Aemstelredam, de goedéren van het klooster te vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 31 vs. NB. De afschrijver moet eene fout hebben gemaakt; immers bij Haarlem bestond geen klooster van St. Andreas, terwijl het Regulierenklooster aldaar stond onder het patronaat van O. L Vrouw Visitatie. Dat Johannes rector was van twee kloosters, is niet aan te nemen, daar dan alle aanduiding zou ontbreken, voor welk klooster hij het verlof verwierf. 1336. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan het convent van het Augustijnerklooster in Bedinehem, om aan de zusters van het Tertiarissenhuis van St. Cecilia te Utrecht eene jaarlijksche rente van 10 Engelsche nobels te verkoopen en daarvoor 8 morgens land in de buurschap Honswijc te verbinden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 70. ' 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus draagt aan den gardiaan der Minderbroeders in Gouda, den Cisterciënser-prior te Warmonda en den Premonstreiterproost van Eoningsveld bij Delf, of aan één van hen, op, om de Franciscaner-zusters van de H. Maagd Maria en St. Dyonisius aan den Aemstel te Amstelredam, die tot den kloosterregel van St. Augustinus willen overgaan, in te kleeden en in te sluiten, gelijk de Augustijnernonnen te Oudewater en te Delf, en bepaalt, dat dit klooster onderworpen zal zijn aan het kapittel-generaal der van de Franciscaner- tot de Augustijner-orde overgegane Eegulieren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 100. 227 1338. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Ermgardis de Velde, non in het Benedictijner-klooster van Oudwijc bij Utrecht, om over te gaan naar het klooster van Elaarwater („de Clara aqua") van denzelfden regel, doch van strengere discipline, en daarheen al hare goederen mede te nemen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 81 vs. 1339. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt Albertus, (pastoor) in Eercweert, om zuster Agata, die eertijds het kloosterleven in het oude Premonstreiterhospitaal in Delf uit zwakheid des vleesches heeft laten varen, maar die thans door den overste, den abt van Mariënweerd, weer in hare orde is opgenomen, binnen de kerk van Eercweert in te sluiten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 41. 1319. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus vergunt aan Beatrix de Weerde, zuster in het huis van St. Agnes van de orde van St. Franciscus de penitencia te Scoenhovia, om uit dit klooster uiterlijk tot en met den Zondag Letare afwezig te zijn, ten einde hare zieke moeder bij te staan, op voorwaarde dat zij middelerwijl het ordekleed blijve dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 77 vs. NB. Het St. Agnieten-klooster behoorde tot de derde orde van St. Franciscus, zooals blijkt uit de volgende akte. 1311. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Beatrix van den Weerde, Elizabeth de Bloclant en Agnesa Moelnaers, zusters in het Tertiarissen-huis van St. Agnes te Scoenh(ovia), om ter behartiging harer zaken gedurende een jaar uit dit klooster afwezig te zijn, op voorwaarde dat zij middelerwijl het ordekleed blijven dragen en den regel naleven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 88 vs. 1313. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan zekere weduwe N., om het gesloten zusterhuis bij het Clarissen-klooster van St. Agnes te Amersfordia binnen te treden en aldaar met de zusters godsdienstige gesprekken te houden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 36. 1313. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den prior van het Kegulierenklooster te Utrecht, om gedurende een jaar van de donaten en anderen, die binnen de kloosteromheining wonen, en van allen, die door hem worden onderhouden, de biecht te hooren of daartoe eenen priester te kiezen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 31 vs. 228 1311. Z. j. (1393-1423.) Bisschop F(redericas) vergunt voor den tijd van één jaar aan broeder N., monnik in het klooster van N. van de orde van N., om de biecht te hooren van het dienstpersoneel van dat klooster en tevens van twaalf parochianen van N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 51. 1345. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt voor den tijd van één jaar aan den priester N., om de biecht te hooren van ridder N. en alle andere parochianen van N., en om hun absolutie te schenken in alle gevallen, ook in de den bisschop voorbehouden gevallen, behalve in die, waarin excommunicatie, suspensie of interdict uitgesproken wordt. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 50 vs. 4346. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan broeder Jo(hannes), om tot Paschen over een jaar de biecht van vijftig personen te hooren. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 50 vs. 4349. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) draagt aan de priesters N. en N. de berechting op van alle zaken, die de abt van het klooster N. der orde van N. (uit zijn, der conventualen of des kloosters naam) zal aanvangen tegen bewoners van 's bisschops diocese. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56. 4348. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) draagt aan N. en N. op, om, zoo noodig door toepassing van de kerkelijke censuur, van de pastoors, kapellanen en altaristen van het aartsdiakonaat van N. de kosten terug te vorderen , die N., pastoor der kerk van St. Maria enz., en N., vicaris in de kerk van enz., in hun aller belang gemaakt heeft. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56 vs. 1319. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus draagt den priester Theodericus Schael de berechting op van de zaak van den proost, het kapittel en de vicarissen van St. Martinus te Emmerik tegen Wilhelmus ten Munshael, burger der stad, over de nalatenschap van Gertrudis Kegelinx. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 129 vs. 1359. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) draagt aan N., pastoor van zekere kerk, op, om in de zaak van het kapittel van Aldenzaal tegen den geestelijke N., met G., die zich diens voogd noemt, over een huis en erf in zekere stad, het getuigenverhoor ten einde te brengen, dat aan den thans overleden N. opgedragen was. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 57. 229 1351. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus, sequestrator van de inkomsten der parochiekerk van Arnhem, waarover voor den pauselijken stoel een geschil hangende is tusschen Petrus van der Praest, zich noemende rector dier kerk, en het convent van het Benedictijner-klooster van Prumen in de diocese van Trier, doet zijnen commissaris in dezen, Wilhelmus Sluter, kanunnik te Ghornichem, voor zich dagen, om binnen negen dagen rekening te doen van zijne ontvangsten, en verbiedt hem deze aan ééne der strijdende partijen uit te keeren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 145. 1353. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de overeenkomst tusschen Thomas Theodericuszoon, pastoor van St. Maria in Leyden, en de gemachtigden der broederschap (van het altaar) der H. Maagd Maria in die kerk. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 57. 1353. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) draagt tot wederopzeggens toe aan de berechting van alle zaken op, die tegen de bewoners van het aartsdiakonaat der kerk van N. zullen worden aangevangen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56. 1351. Z. j. (1393—1428.) (Bisschop) F(redericus) draagt aan N. de berechting op van alle zaken, die B. N. zal aanvangen tegen de bewoners van zeker aartsdiakonaat van 's bisschops kerk. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56. 1355. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) draagt aan Ordachus, prior, en Siboldus etc. in Oostfriesland, de beslissing in appèl op van de zaak tusschen N. en S., waarin in eersten aanleg door Juchatus, optredende als deken van Oostfriesland, recht gedaan is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 27. 1356. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Aelbertus, pastoor van Kercweert, de beslissing in appel op van de zaak van Broderus, pastoor van Zoetrijp, appellant, tegen Bonno Mencisma en Johannes Fokama, over de inkomsten van den appellant, welke zaak in eersten aanleg door Johannes, pastoor van Kercgheest, opper-deken („decanus superior") in Wagheningen, berecht is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 40. 1359. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus draagt aan de beslissing in appel op van de zaak tusschen Tieka Jarichsma, Meniteka de Beyckem en andere leeken uit Oostfriesland, appellanten, en Tako Carpentator (de Wagenmaker), eveneens leek uit die streek, in welke zaak een beweerd definitief vonnis gewezen is door Wibrandus, deken van Leeuwarden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 37 vs. 230 1358. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) draagt tot wederopzeggens toe aan N. de beslissing in appèl op van de zaak tusschen N. en N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56. 1359. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de akte, waarbij Judocus Westvelinc het presentatierecht tot de kapellanieën van de H. Maagd Maria en van het H. Kruis in de kerk van Eemkere overdraagt aan den leek Johannes etc., op voorwaarde dat het presentatierecht tot de kapellanie van St. Maria om beurten zal worden uitgeoefend door Johannes en door Walterus van der Eycke, zoon van Goodscalcus, zoodra deze laatste de goederen dier kapellanie zal hebben vermeerderd. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 39. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus keurt de akte goed, waarbij Jacobus, heer van Gaesbeec, Apcoude en Duersteden, aan het convent van het klooster van St. Maria Magdalena te Wie overdraagt het patronaatrecht van het altaar, door Mr. Egidius die Brune in het klooster gesticht en thans bezeten door Alfardus de Schuren, en incorporeert het altaar na den dood van Alfardus bij het klooster, mits het convent zorg drage voor de bediening daarvan door een geschikten priester. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 112 vs. 1391. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus keurt de akte goed, waarbij Swederus de Heen vliet, heer van Blidesteyn, aan Johannes de Heenvliet, heer van Heenvliet, het patronaatrecht schenkt van y3 van eene kapellanie, ter eere van de H. Maagd Maria in de kerk van Heenvliet gesticht. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 61. 1393. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr(edericus) ontslaat den priester Ludovicus van den eed, waarmede hij zich, door bedreigingen gedwongen, tot betaling van eene som geld en tot stilzwijgen heeft verbonden jegens eenige heiligschenners, die hem, toen hij als afgevaardigde van de regeering der stad (Groningen?) naar de Friezen van Westergo trok tot het onderhandelen over den vrede, mishandeld, beroofd en gevangen gehouden hebben. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 75. 1393. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus, graaf van Goer en Dalen, benoemt W. N. tot rector der kerk van Swaghestorppe in de diocese van Osnaburg, van welke kerk de collatie hem als heer van Dalen en Diepenhem toebehoort. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 43 vs. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus stelt de goederen van het Franciscaner-zusterhuis van St. Michael bij Campen onder de bescherming van St. Maarten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 75 vs. 281 1365. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus machtigt de fabriekmeesters der kerk van Loenen, om ten behoeve der pastorie, die de pastoor Ghiselbertus wenscht te bouwen en uit te rusten, het vroeger voor de pastorie bestemde stuk land te vervreemden en de opbrengst daarvan voor den bouw te gebruiken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 59. 1366. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus vergunt aan N., om, in overleg met 's bisschops provisor, twee gemeten land uit te graven en het geld daarvoor te innen, mits hij daarvan aan den bisschop of zijn vicaris rekening doe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 65 vs. 1369. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters der kerk van N., om, nu de kerk wegens hare geringe inkomsten geen rector kan verkrijgen, voor één jaar de bediening op te dragen aan een geschikten priester. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 45 vs. 1368. Z. j. (1393—1423.) . ■ Het kapittel van St. Georgius te Amersfoort vergunt, tegen eene jaarlijksche betaling van een lood zilver, aan de Franciscaner-zusters bij het Spui, om, met goedkeuring van bisschop Fredericus de Blankenhem ter bediening van het door Eutgherus de Doem gestichte altaar van de H. Maagd Maria, St. Martinus en St. Agata, een rector te kiezen, die ook bevoegd zal zijn hare biecht aan te hooren en haar de H. sacramenten toe te dienen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 137. 1369. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verklaart, dat de dienst in de kerk van N. kan voortgaan, ondanks het feit, dat bij een twist voor het hoogaltaar N. eene vrouw tot bloedens toe gekrabd en gebeten heeft, omdat daarbij te weinig bloed was gevloeid, om de kerk voor bezoedeld te houden. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 44. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verbiedt zijnen diocesanen, om zich op den a.s. Zaterdag tot eene der gewijde orden te doen bevorderen, tenzij zij daartoe in de stad Utrecht door den officiaal van den bisschop van een titel voorzien zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 26 vs. 1391. Z. j. (1393—1423) Bisschop Fredericus gelast alle hem onderhoorige geestelijken, om den inhoud van zekere pauselijke brieven openlijk in hunne kerken bekend te maken, zoo dikwijls dit door één der Franciscaner-conventen in de Utrechtsche diocese verlangd wordt. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 134. 232 139». Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) heft voor den tijd tot St. Agnes het interdict op, waarmede de stad N. wegens het verblijf van Lombarden, die eene tafel van leening tegen rente houden, getroffen is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54. 1393. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) heft het interdict op, waarmede elke plaats, waar A., die kort geleden ook te Utrecht vertoefd heeft, komen zal, wegens diens rebellie tegen paus N. getroffen worden zou. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54 vs. NB. De bedoelde A. was gewis aanhanger van een tegenpaus; er waren er echter destijds verscheidene: Benedictus XIII (1394—1417), Clemens VIII (1424); ook Gregorius XII en Johannes XXIII werden in 1409 en 1415 afgezet. De tijd der akte blijft dus onzeker. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus heft het interdict op, dat Mathias, bisschop van Budua, vicaris-generaal in Oostfriesland, op de kerken van Bodelsweert gelegd heeft, omdat zekere priester Amilius en zijne medeplichtigen broeder Tako met geweld uit het bezit van eene dier kerken ontzet hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 22 vs. 1395. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus heft voor den tijd tot de octaaf van St. Margareta (20 Juli) het interdict op, waarmede de kerk van Zwolle belegd is wegens het geweld, door eenige raden, schepenen en inwoners der stad gepleegd jegens Hermannus de Boecloe, die tot lijfsbehoud in die kerk gevlucht was. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 35 vs. 1396. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) heft voor den tijd tot den dag na zeker feest het interdict op, waarmede de kerk in W. wegens een hevigen brand getroffen is, en vergunt den pastoor dier kerk, om gedurende dien tijd de dienst op draagbare altaren te verrichten. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) heft voor den tijd tot St. Johannesdag het interdict op, waarmede de kerk van N. wegens de weerspannigheid van N. op aandringen van N. getroffen is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54. 1398. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus heft, nu de onschuld der parochianen gebleken is, het interdict op, waarmede de kerk van belegd was ter zake van een diefstal op het kerkhof aldaar door lieden uit Overijssel. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 27. 233 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) ontheft de leeken A. en B. van de excommunicatie, waardoor zij wegens het aantasten van bisschoppelijke tafelgoederen getroffen zijn, op voorwaarde dat zij vóór de octaaf van Driekoningen (13 Januari) den bisschop voldoening daarvoor gegeven zullen hebben. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 53 vs. 138©. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus machtigt N., om vóór den Zondag Cantate de excommunicatie, waardoor dë parochianen in Yselsteyn, die de tienden aldaar van het kapittel van St. Maria te Utrecht weggenomen en behouden hebben, getroffen zijn, op te heffen, mits zij naar zijne schatting behoorlijke restitutie aan het kapittel doen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 140. 1381. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus heft wegens hun berouw de excommunicatie op, waardoor Henricus en drie anderen getroffen zijn, omdat zij in strijd met 's bisschops verbod zich openlijk als flagellanten gedragen en den kerkdienst meermalen verstoord hebben. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 62. 1383. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr(edericus) ontheft A. en B. van de excommunicatie, waardoor zij wegens hun clandestien huwelijk getroffen zijn, op voorwaarde dat zij vóór den dag van St. N. hun huwelijk plechtig in de kerk zullen doen voltrekken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 53 vs. 1383. Z. j. (1393-1423.) (Bisschop) Fredericus of zijn officiaal heft de excommunicatie op, waardoor N. wegens haar clandestien huwelijk met N. getroffen is , op voorwaarde dat zij binnen ééne maand dit huwelijk plechtig in de kerk doe wijden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 59 vs. 1381. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) ontheft den leek N. van de excommunicatie, waarmede hij wegens doodslag van een priester getroffen is, en gelast hem vóór den dag van St. N. eene bedevaart te doen naar de „limina beate Marie Bupis". Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54 vs. 1385. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus heft, op grond van pauselijke brieven en met het oog op de gegeven satisfactie, de excommunicatie op, waarmede de leek Alardus de Monte getroffen is wegens de zware verwonding, die hij den priester N. in het gelaat heeft toegebracht, op voorwaarde dat hij, zoodra de in die brieven genoemde bezwaren zijn opgeheven, de pauselijke stoel persoonlijk bezoeken zal. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 50. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 142 vs. 234 1386. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) (heft) de excommunicatie (op), waarmede de priester Johannes van den Spiker getroffen is, ter zake dat hij den priester Nicolaus Piec aan den neus gewond heeft. (Het slot ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 59. 1389. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) heft de excommunicatie op, waarmede Nicolaus Springe en zijn zoon ten onrechte getroffen zijn, ter zake dat zij in Colderveen Olde Symon, 's bisschops bode, zouden mishandeld hebben. Afschr. — Reg. 11°. 9 fol. 56 vs. 1388. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt het besluit van den predikheer Coenrardus de Pruscia, in dezen gedeputeerde van den paus, waardoor deze de excommunicatie, over zijn medebroeder Heinricus Bruyn uitgesproken wegens geweldpleging tegen den priester Jacobus Zul, heeft opgeheven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 29 vs. 1389. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fredericus machtigt N., om de excommunicatie op te heffen, waardoor Jacobus, heer van Gaesbeec, en eenigen der zijnen getroffen zijn, ter zake dat zij in het land van Lutzelenborch eene kerk met geweld hebben opengebroken en daaruit voedsel voor hunne paarden en vee voor hun eigen gebruik geroofd hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 61. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus heft op grond van brieven van Gerardus de Ruppijn, primarius van den paus, de excommunicatie van den leek Jacobus Lammijn op, op voorwaarde dat hij eene bedevaart naar de H. Maagd te Aken en andere boetedoeningen verrichte. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 136 vs. 1391. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus machtigt Heinricus, prior van het Begulierenhuis in Eemsteyn, om zich een biechtvader te kiezen en zelf de biecht te hooren van de bewoners van zijn klooster en van anderen. (Het slot ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 44. 1393. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) machtigt Johannes Nicolai, prior van het Eegulieren-convent bij Brielle, om zich een biechtvader te kiezen en zelf de biecht te hooren van de bewoners van zijn klooster en van anderen, en om de door de biechtelingen onrechtmatig verkregen goederen te bestemmen voor de fabriek van den Dom. Afschr. - Reg. n°. 9 fol. 41. 235 1393. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Arnoldus Johanneszoon, rector der Begijnenkerk te Middelburg, om zich voor den tijd van één jaar een priester tot biechtvader te kiezen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 9 vs. 1391. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan ridder Wynaudus de Arnem, Elizabeth, zijne vrouw, en Theodericus, zijn zoon, om voor den tijd van één jaar een priester tot biechtvader te kiezen, in hunne woning op een draagbaar altaar de mis te doen opdragen en in kerken, die met het interdict zijn getroffen, de mis met gesloten deuren bij te wonen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 38. NB. Blijkens eene aanteekening in margine is eene gelijke akte verleden ten gunste van den Utrechtschen burger Wilhelmus de Winsem en zijne vrouw Gertrudis. 1395. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus) vergunt aan Johannes de Heeswijc, burger van Utrecht, om, voor den tijd van één jaar, voor zich en zijn gezin een biechtvader te kiezen, die ook de bevoegdheid zal hebben, hen van de H. Sacramenten te voorzien. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 55 vs. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan Gheertrudis Querrijn, vrouw van Arnoldus Loef de A., om, voor den tijd van één jaar, voor.zich en hare dienstmaagd een biechtvader te kiezen, en om in de met het interdict belegde kerken der Utrechtsche diocese de mis met gesloten deuren bij te wonen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 51 vs. 1399. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den leek Johannes Johanneszoon, om zich voor den tijd van één jaar een biechtvader te kiezen, die hem ook van doodslag of van het vatten van een persoon, die daarna ter dood veroordeeld wordt, absolutie zal kunnen schenken. Afschr, — Reg. n°. 9 fol. 51. 1398. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt zijne geestelijkheid, om tot Maria Lichtmis (2 Februari) in het kasteel Nyenhuys den dienst te verrichten op een draagbaar altaar, mits de rechten van en de dienst der kerk van Velthuzen daarvan geene schade ondervinden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 36 vs. 1399. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan de broederschap der kapel van het H. Graf van Jherusalem in de parochie van St. Jacobus buiten Utrecht, om in hare kapel den dienst op een draagbaar altaar te doen verrichten. Afschr. — Reg. n'. 9 fol. 29. 236 1400. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus herroept zijne vergunning, dat in de door brand ontwijde kerk van Haga in Oostfriesland de dienst verricht worde op een draagbaar altaar, omdat hem is gebleken, dat daardoor het volk weerhouden wordt om de kerk opnieuw te doen wijden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 43 vs. I4Ö4. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus herroept de vergunning, aan de parochianen te Eottehanle in Oostfriesland gegeven, om in hunne pas gebouwde en nog niet gewijde kerk den dienst op een draagbaar altaar te doen verrichten, aangezien zij de wijding hunner kerk langen tijd zonder noodzaak hebben uitgesteld en bovendien 's bisschops suffragaan en vicaris, Mathias, bisschop van Budua, van eenige goederen en zaken beroofd hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 85 vs. 14©«. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan ridder Robbertus de Dorenweert en diens echtgenoote Jutta, om in hunne woning de mis te doen opdragen op een draagbaar altaar, en de mis, die in eene met het interdict getroffen kerk met gesloten deuren wordt opgedragen, bij te wonen, en machtigt de echtelieden tevens, om zich voor den tijd van een jaar eenen priester tot biechtvader te kiezen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 27. 1403. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt voor den tijd van één jaar aan N., om in zijn kasteel van N. de mis te doen opdragen op een draagbaar altaar, en om voor zich en de zijnen een geschikten priester tot biechtvader te kiezen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 51 vs. 4404. Z, }. (1393—1423.) • Bisschop Fr(edericus) vergunt voor den tijd van één jaar aan N., om in zijne woning (of in zekere ongewijde of ontwijde kapel) de mis op te dragen of door een geschikten priester te doen opdragen op een draagbaar altaar. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 51 vs. 14©.Y Z. j. (1393—1423) Bisschop F(redericus) vergunt aan N., om zich voor den tijd van één jaar een geschikten priester tot biechtvader te kiezen, die hem van alle zonden absolutie zal kunnen geven, tenzij die zoo zwaar zijn, dat de pauselijke stoel daarover geraadpleegd moet worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 50. 140G. Z. j. (1393-1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan den priester N., om zich voor den tijd van één jaar één of meer geschikte priesters tot biechtvaders te kiezen. Afschr. — Reg. n'. 10 fol. 50. 237 14©9. Z. j. (1898—1428.) Bisschop F(redericus) vergunt aan N., dm zich voor den tijd van één jaar een geschikten priester tot biechtvader te kiezen. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 50 vs. 44©8. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan N., om zich voor den tijd van één jaar een geschikten priester tot biechtvader te kiezen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 50. 44©». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan N., inwoner van Utrecht, om voor zich en zijn gezin voor den tijd van twee jaren een priester tot biechtvader te kiezen, die ook het H. Sacrament zal kunnen toedienen, en tevens om in zijne woning op een draagbaar altaar de mis te doen opdragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 75 vs. NB. Blijkens aanteekeningen in fine is het laatste ook toegestaan aan W. Tyasen, kastelein van 's bisschops kasteel van Kuynre (dat eerst in 1407 aan den bisschop kwam), en het eerste aan ridder Jo. H. en zijne vrouw. 141©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan N., inwoner van Utrecht, om zich voor den tijd van één jaar een priester tot biechtvader te kiezen, die ook het H. Sacrament zal kunnen toedienen, en tevens om in met het interdict belegde kerken van Utrecht de mis met gesloten deuren bij te wonen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 75 vs. 1411. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt voor den tijd van één jaar aan N., om in zijne huizen van H. en K. voor zich, de zijnen en allen, die daarbij tegenwoordig willen zijn, de mis te doen opdragen op een draagbaar altaar. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 51 vs. 4412. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan de echtelieden N. en O, parochianen van N., om, ondanks het interdict waarmede de plaats getroffen is, de mis te hooren, zoo deze met gesloten deuren wordt opgedragen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54 vs. 4413. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Eymericus, pastoor van Mouderic, op, om te onderzoeken, of tusschen de echtelieden Lamphol en Mechteldis, dochter van Gerardus de Oestrum, geestelijke verwantschap bestaat, ten gevolge van het feit, dat de man als peter aanwezig zou zijn geweest bij den nooddoop van een zoon zijner vrouw. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 129. 238 1414. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Henricus de Hoechpoert, broeder in het Predikheeren-convent te Utrecht, op, om den leek Segerus Gerardi, die bij het heerschen van de pest eene gelofte heeft gedaan om monnik te worden en die desniettegenstaande thans in het huwelijk wil treden, van zijne gelofte te ontslaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 134. 1115. Z. j. (1393—1423) Bisschop Fredericus verklaart, dat Wilhelmus Baers, burger van Utrecht, die naar Engeland wil verhuizen om daar met zekere Katherina in het huwelijk te treden, ongehuwd is en een wettige zoon van Albertus Baers en Margareta, dochter van Arnoldus de Cleve. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 31. NB. Blijkens superscriptie is eene soortgelijke verklaring afgelegd ten behoeve van Jo. de Daventria. 1116. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt, op verzoek van zijn provisor, aan Vrouwa Theodericusdochter, om in één der kerken van Taxalia met een geschikten man in het huwelijk te treden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 28. 1119. Z. j. (1393—1423.) . Bisschop Fredericus vergunt aan Johannes Eggert de Purmereynde en Jo. de Doernick, om, niettegenstaande den door de synodale statuten verboden tijd, hun huwelijk vóór den Zondag Letare in de kerk te doen inzegenen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 66. 1118. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan Jo. Ca. en M. CL, om hun huwelijk, terwijl hij hen vrij verklaart van twee der drie voorgeschreven afkondigingen, niettegenstaande den gesloten tijd in of buiten eene kérk door een priester te doen inzegenen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 53. 1419. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Mr. Jo(hannes) de Yttersem en .Lutgardis ten Water, om ondanks den verboden tijd hun huwelijk in de kerk te doen wijden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 72 vs. 4489. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) F(redericus) vergunt aan H. en B., om hun huwelijk in zekere kerk plechtig te doen voltrekken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 53. 239 1484 Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus ontslaat de echtelieden Lambertas Johanneszoon en Margareta Wilhelmusdochter van hunne huwelijksverplichtingen, opdat zij zich binnen drie maanden in het Regulierenklooster te Godesdunck bij Goch en in het zusterhuis van de orde van St. Franciscus de poenitentia in de Coestrate te Schoonhoven kunnen doen opnemen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 18. 1422. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan N. en zes andere personen uit Utrecht, wegens hunne zwakte, om in den vastentijd melkspijzen te gebruiken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 60 vs. 1423. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) machtigt den pastoor N., om bij testament over zijne goederen te beschikken, en verbiedt zijnen vicaris en anderen dienaren, zich daartegen te verzetten. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 53. NB. Eene clausule in margine richt het verbod van verzet bepaaldelijk tot den provisor van Zuid-Beveland. — Door bijvoegingen is de akte ingericht ten behoeve van Fredericus Wolf, deken der kerk van Wijck bij Duersteden. 4424. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt Arnoldus Johanneszoon, rector der Begijnenkerk te Middelburg, om Katerina, weduwe van Johannes Pistor, in te sluiten binnen de omheining der broeders Tertiarissen aldaar en om zelf de sleutels te bewaren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 8. 4425. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt Johannes en Godefridus, pastoor en vicecureit der kerk in Cruininghen, om vóór den Palmzondag Margareta Johannesdochter naast hunne kerk in te sluiten, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die haar in hare armoede te hulp komen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 11. 4436. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt de priesters in Campen, om het lijk van Hermannus Wilhelmi, die zelfmoord heeft gepleegd en daarna onthoofd is, kerkelijk te begraven. Afschr. - Reg. n°. 9 fol. 140 vs. 4429. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt den pastoor of den onderpastoor der kerk van N., om het lijk van zekere zelfmoordenares kerkelijk te begraven, indien zij bevinden, dat zij in waanzin en verstandsverbijstering de hand aan zich zelve heeft geslagen. Afschr. — Reg. h°. 9 fol. 77 vs. 240 1428. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus maakt eene ordonnantie op het officium pontificale van zijn suffragaan, regelende diens verplichtingen en verdiensten bij het bevorderen van geestelijken tot de gewijde orden en het wijden van kerken en voorwerpen voor den heiligen dienst. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 90. 4429. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt zijn suffragaan Mathias, bisschop van Budua, om alle vonnissen van excommunicatie op te heffen, waarmede geestelijken en leeken zijn getroffen, ter zake dat zij geweigerd hebben herbouwde kerken op nieuw te doen wijden en desniettemin daarin de mis hebben opgedragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 136 vs. 4439. Z. j. (1393 — 1423.) Bisschop Fredericus machtigt tot wederopzeggens toe Mathyas, episcopus Buduanensis, zijn suffragaan en vicarius in spiritualibus voor Oostfriesland, om alle beneficiën, die aldaar zóólang onvervuld zijn gebleven, dat hunne collatie rechtens aan den bisschop is vervallen, aan geschikte personen te begeven, met dien verstande dat één persoon niet meer dan één beneficie zal kunnen verkrijgen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 40. 4434 Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt Mathias, bisschop van Budua, om in de provisorie der Vier Ambachten van Vlaanderen alle kerkelijke plaatsen te wijden, die door bezoedeling met bloed of door eene andere oorzaak ontwijd zijn. Afschr. — Reg. n° 9 fol. 37 vs. 1433. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt N., provisor van Zuytbeveland, om eenige renten van het hospitaal van Remerzwael te verkoopen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 4. 4433. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) benoemt voor den tijd tot den Zondag Cantate N. tot zijn provisor in N. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 1 vs. 1434. Z. j. (1393-1423.) Bisschop F(redericus) benoemt voor het komende schrikkeljaar A., pastoor der kerk in N., tot zijnen provisor, deken en officialis foraneus in het dekanaat van de personaten van Staveren („per terminos decanatus personatuum Stavrie"). Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 58 vs. 1435. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus benoemt M. voor het aanstaande schrikkeljaar tot zijn provisor en deken in N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30 vs. 241 1136. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus benoemt N., pastoor te N., voor het komende schrikkeljaar tot zijnen provisor, deken en officialis foraneus in Drenthe en Vollenho. Afschr. — Reg. 11°. 9 fol. 21 vs. 113S. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt voor den tijd van drie gewone jaren aan den deken N., om de bewoners van zijn dekanaat te ontheffen van vonnissen en interdicten, krachtens provinciale en synodale statuten tegen hen uitgesproken. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 51. 1438. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt N., pastoor te Vrees, om de zaken, door of voor hem als deken van Drenthe aangevangen, ten einde te brengen, en verbiedt diens opvolger zich daarmede te bemoeien. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 8. 113B. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) F(redericus) draagt aan H. op, om alle zaken, die voor hem als deken van Drenthe zijn aangevangen, te berechten, niettegenstaande hij van het decanaat afstand heeft gedaan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 56 vs. 1110. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus stelt Walram Ghijsberti, vicaris in de kerk van Zwolle, tot wederopzeggens toe aan tot zijn officiaal en decanus foraneus in de parochie Mastbroec. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 48 vs. 1111. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik en Gerardus Weert, proost der St. Walburgskerk te Arnhem, dragen den priester Gerardus Haen, het vervolgen van clandestine huwelijken te Asperen en Huekelom op, onder verplichting om van de geïnde boeten rekening en verantwoording af te leggen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 13. 1113. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) geeft voor den tijd van één jaar aan Arnoldus Craen, vicaris in de kerk van Deventer, de uitsluitende bevoegdheid, om inwoners van het aartsdiakonaat van Deventer, die een clandestien huwelijk sluiten, te straffen en te absolveeren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 26 vs. 1113. Z. j. (1393 -1423.) Bisschop Fredericus herroept de commissie, waarbij hij, met toestemming van Reynerus, zijn deken van Bornagoe, het beheer van den zetel van Rawerthem in dit dekanaat aan Wibrandus, pastoor van Goingum, heeft toevertrouwd, wegens diens weigering om aan Reynerus rekening over de inkomsten af te leggen, en benoemt in zijne plaats voor het loopende schrikkeljaar Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 132. NB. De naam van den benoemde is niet ingevuld. 16 242 1444. Z. j. (1393—1423 September 2) in crastino sancti Egidii. Bisschop Fredericus verbiedt eenen ongenoemde, die zich onderwonden heeft ten nadeele van den bisschop en diens vicaris in pontificalibus kelken en sieraden, ook van seculiere personen, te wijden, daarmede voort te gaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135 vs. NB. Volgens het latere opschrift der akte was de ongenoemde een „abbas regalis". 4445. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) en de aartsdiaken ten Dom ontslaan verschillende niet met name genoemde rechterlijke ambtenaren, vroeger door hen of hunne officialen aangesteld, daar dezen misbruik van hunne macht hebben gemaakt. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 35. 1116. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den notaris Henricus de Flandria, om krachtens keizerlijke commissie zijn ambt in de diocese van Utrecht uit te oefenen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 22 vs. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 26. 111». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus benoemt den priester Jo. tot tijdelijk onderpastoor der kerk van Gheervliet, totdat één der kanunniken aldaar, aan wie krachtens gewoonte het pastoraat toekomt, bereid wordt gevonden dit op zich te nemen of op andere wijze daarin wordt voorzien. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 82. 1118. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr(edericus) vergeeft het pastoraat van Haren, dat te zijner collatie staat, aan den priester Hermannus Schutte. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 64 vs. 1119. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergeeft het pastoraat der kerk te Goyngaripa in Oostfriesland aan Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 117. NB. De naam van den begiftigde ontbreekt. 1150. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) begiftigt N. met het pastoorsambt van de te zijner collatie staande kerk te N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 57 vs. 1451. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergeeft de kapellanie van St. Nicholaus in de kerk van St. Jacobus te Utrecht, die zoolang onbezet is gebleven dat de begeving volgens de statuten van het Lateraansche concilie aan den bisschop is vervallen, aan Gerardus de Damasco, kanunnik van St. Petrus te Utrecht. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 130. 248 1458. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt den aartsdiaken ten Dom op, om Johannes Hermannuszoon, aan wien hij de vicarie van St. Maria in de kerk van Screvelant, vaceérend door den dood of den vrij willigen afstand van Theodericus, heeft vergeven, in het bezit van dat beneficie in te leiden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 1. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 2. 1453. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus benoemt tot rector der vicarie van St. Martinus in de kerk van Vollenhoe, vaceerende door afstand van Baldewinus de Eutenberch, den klerk N., hem gepresenteerd door Pelegrinus de Rutenberch, kastelein van 's bisschops kasteel te Vollenhoe en als zoodanig patroon van genoemde vicarie. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 84. 1151. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergeeft de vicarie in de kerk van Woudenisse in Oostfriesland, waarvan de collatie hem toebehoort, aan den klerk N. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 4. 1155. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergeeft de vicarie van het H. Kruis in de kerk van enz., die zóó langen tijd gevaceerd heeft dat hare collatie volgens de statuten van het Lateraansche concilie aan den bisschop vervallen is, aan den Utrechtschen geestelijke W. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 57 vs. 115«. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergeeft aan N. de vicarie van N. in de kerk van N., die zóólang onbezet is gebleven, dat volgens de statuten van het Lateraansche concilie de collatie aan den bisschop is vervallen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 69. 115». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus begiftigt N., kanunnik ten Dom, met het supplementum in die kerk, dat zóólang heeft gevaceerd, dat de begeving volgens de statuten van het Lateraansche concilie aan den bisschop is vervallen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 66. 1458. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Arnoldus Pot, rector van het altaar van St. Marie in de Buurkerk, Jacobus Wilsem van Campen, rector van het altaar van het H. Kruis in de St. Salvatorskerk, en Tydemannus Langhe, rector van het altaar van St. Andreas in het St. Laurentius-klooster te Oestbroec, en presenteert dientengevolge laatstgenoemden aan het kapittel van St. Salvator voor het altaar van het H. Kruis. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 2 vs. 244 1459. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus verzoekt den aartsbisschop van Keulen of zijn commissaris in dezen, om de ruiling van beneficiën tusschen W., thesaurier van de kerk der H. Apostelen te Keulen, en G., rector van het altaar van St. Katherina in de kerk van Alcmaria, te zijnen overstaan te doen plaats hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 70. 1199. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën, die Mr. Gerardus de Yselstein, rector der kerk van Wezep, en Ghizelbertus Heerman, rector der kerk van Gommenkerspel in Enchuzen, ten overstaan van Andreas de Scoorle, proost van Westfriesland-, hebben aangegaan, en bevoelt de inleiding van Ghizelbertus in het bezit der kerk van Wezep. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 45. NB. Zie de akte van bekrachtiging ten behoeve van Mr. Gerardus op fol. 6 van dit register. 1191. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Cristianus Pijl, vicaris van het St. Gereons-altaar te Nortich, Florentius de Zoelen, vicaris van het altaar van St. Vincentius, St Stephanus en St. Cecilia in de kerk te Amersfoort, Gherardus Boel, rector van het St. Nycolaus-altaar in de Buurkerk, Hermannus Lubberti, pastoor der parochiekerk te Muderberch, Nycolaus Overcamp, pastoor der Nieuwe kerk te Dordrecht, en Mr. Johannes Taets, vicaris van het St. Bartholomeus-altaar in den Dom, en presenteert eerstgenoemden aan het kapittel der St. Georgiuskerk te Amersfoort, als vicaris van het altaar van St. Vincentius, St. Stephanus en St. Cecilia in de kerk. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 8 vs. 1192. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Johannes Johannis, pastoor van de helft der Nieuwe kerk van Duveland, Voppo, vicaris der altaren van St. Marie te Muden en van St. Georgius te Swindrecht, en Johannes de Werehusen, pastoor der parochiekerk van Almkerke, en beveelt zijne geestelijkheid, om laatstgenoemden in het bezit te stellen van de helft van de Niéuwe kerk te Duveland en van het altaar van St. Marie in de kerk te Muden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 9 vs. 1193. Z.j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) draagt, ter voorkoming van onkosten, aan het kapittel van St. Maria te Utrecht op, om de ruiling van beneficiën tusschen Heinricus Petri, rector der kerk van Ghendercn, en Jacobus de Angulo, rector van het altaar van het H. Kruis in de kerk van St. Maria te Utrecht en van de kapel van St. Maria de Mindere in die stad, te zijnen overstaan te doen plaats hebben. Afschr. — Reg. n*. 9 fol. 35 vs. NB. Met de kapel van St. Maria de Mindere moet de 'Buurkerk bedoeld zijn. 245 1464. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën, die Marcilius, rector van het altaar der H. Barbara in de kerk van Nederynen, en Eustachius Hack, rector der kapel in Redinchem, ten overstaan van 's bisschops vicaris W. de Renen hebben aangegaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 14 vs. 1165. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën, die Stephanus Modenberch, rector der kerk van Lochem, en Ditmarus de Manher, kanunnik van St. Walburgis te Zutphen, ten overstaan van zijn vicaris-generaal, Wilhelmus de Benen, scholaster ten Dom, hebben aangegaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 114 vs. 1166. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Ludolphus Sculte, rector der kerk te Broec, en Gerardus de Wetten, rector van het altaar der H. Eaterina in de kerk van Doetinchem. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 18 vs. 1169. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus draagt aan T. Brant, kanunnik van St. Johannes te Utrecht en officiaal van den bisschop over de Yssel, op, om de ruiling van beneficiën tusschen Henricus Gebinch, rector der kapel van St. Jacobus Apostolus in de immuniteit der proosdij van Deventer, en Nycolaus Gebinch, rector der kerk te Ghenemuden, te zijnen overstaan te doen plaats hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 83 vs. 1168. Z. j. (1393—1423.)- Bisschop Frederik bekrachtigt, mede in opdracht van bisschop Otto van Munster, de ruiling van beneficiën tusschen Henricus Ghebinc, kanunnik van St. Maarten te Munster, Johannes Creynch, rector van het altaar van St. Johannes Baptista in de parochiekerk van Neder-Elten, en Johannes Screyen, rector van het altaar van St. Clemens in de parochiekerk van Eeden, en beveelt het kapittel van St. Maarten, om laatstgenoemden in het bezit der prebende van den eerste te stellen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 3 vs. 1169. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt, in opdracht van bisschop Otto van Munster, de ruiling van beneficiën tusschen Henricus Ghebinch, kanunnik van St. Martinus te Munster, Johannes Ereynch, rector van het altaar van St. Johannes Baptista in de kerk van Noerderle, en Johannes Screyen, rector van het altaar van St. Clemens in de kerk van Eeden, ten gevolge van welke ruiling laatstgenoemde het kanonikaat van St. Martinus heeft verkregen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 147. NB. Gelijk aan de vorige akte, met eenige onbelangrijke verschillen. 246 14*©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen H". de —, koster te Foylancefosse(?) in de diocese van Luik, en Zweder de , kanunnik der kerk van St. Marie te Utrecht, en presenteert dientengevolge den eerstgenoemde aan het kapittel der kerk van St. Marie. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 26. 1191. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Otto van Munster vergunt aan Levoldus Perlijn, kanunnik der kerk van St. Maarten te Munster, om, met Rutgherus Buck, kanunnik der St. Lebuinuskerk te Deventer, van beneficiën te ruilen, en draagt aan bisschop Frederik van Blankenheim of diens officiaal op, om dié ruiling ten uitvoer te brengen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 11 vs. 119». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Frederik draagt aan Otto, bisschop van Munster of diens officiaal op, om de ruiling van beneficiën tusschen Wilhelmus, kanunnik te N., Ghiisbertus Scerpzwert, kanunnik te N., en Johannes Spaen, kanunnik der St. Maartenskerk te Munster, ten uitvoer te brengen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 11 vs. 1193. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus draagt aan Mr. Johannes de Ponte, deken van St. Maria te Antwerpen, op, om de ruiling van beneficiën tusschen N., vicaris dier kerk, en B., rector van het altaar van St. Johannes etc. in de diocese van Utrecht, te zijnen overstaan te doen uitvoeren. Afschr. — Reg. n\ 9 fol. 12. 1191. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Jacobus van der Goude, rector der kerk te Beverwijc, om gedurende een jaar van zijne kerk afwezig te zijn, mits hij in dien tijd den dienst door een priester doe waarnemen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 19 vs. 119S. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan den pastoor N., om gedurende zeven jaren voor de studie met behoud zijner inkomsten afwezig te zijn, zonder verplichting om tot een hoogeren rang dan dien van subdiaken bevorderd te worden, mits hij in den tusschentijd den dienst in zijne kerk door een geschikten priester doe waarnemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52. 119©. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Mr. Jo. de Dorp, doctor in de medicijnen en diaken, om ter wille van zijne studie gedurende drie jaren van zijne priesterlijke bedieningen afwezig te zijn, mits hij deze door geschikte priesters doe waarnemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 40. 247 1499. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Frederik schenkt aan N., cureit van de parochiekerk te N., dispensatie van de waarneming van dit ambt voor zeven jaren, om zich intusschen aan de stadie te wijden. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 26 vs. 1418. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan Jo(hannes), rector der parochiekerk van N., om gedurende zeven jaren voor zijne studie afwezig te zijn,_ zonder verplichting om tot een hoogeren rang dan dien van subdiaken te worden bevorderd, mits hij zorg drage, dat in den tusschentijd de dienst in zijne kerk niet verwaarloosd worde. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52. 1499. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan N., cureit der kerk van N., om gedurende twee, drie of zeven jaren met behoud zijner inkomsten voor de studie afwezig te zijn, zonder verplichting om tot een hoogeren rang dan dien van subdiaken te worden bevorderd, mits hij zorg drage, dat in den tusschentijd de dienst in zijne kerk niet verwaarloosd worde. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52. 1189. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan N., cureit der kerk van N., om gedurende een jaar afwezig te zijn met behoud zijner inkomsten, mits hij zorg drage, dat in den'tusschentijd de dienst in zijne kerk door een geschikten priester verricht worde. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52. 1481. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt, met goedkeuring van den patroon Wilhelmus Bort, aan Petrus Burghardi, rector der kapellanie van de H. Maagd Maria, St. Katherina en St Anthonius Abbas in de kerk van St Petrus te Leyden, om, zoolang de inkomsten zijner kapellanie geen 8 gouden nobels bedragen, daarnevens een ander beneficie te bezitten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 100 vs. 4488. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan ...., kanunnik van St. Livinus in Zyerixee, om naast zijne prebende de vicarie van het H. Kruis in dezelfde kerk te verkrijgen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 29. 1483. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt N., rector van het altaar van etc. in de kerk van etc., om, zoolang de vermindering zijner inkomsten door de overstrooming van het zeewater aanhoudt, in plaats van meermalen , slechts éénmaal per week de mis op te dragen. Afschr. — Reg. u°. 9 fol. 60. 2418 1484. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus ontheft N., wegens diens ouderdom en ziekte, van het pastoraat van Willemskerke, legt hem uit de inkomsten dier kerk een jaargeld toe van 7 groote ponden Vlaamsch en benoemt tot zijn opvolger Ghiselbertus etc. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 63. 1185. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den pastoor van Tyela, om tot Zondag na Paschen den dienst in de kerk te verrichten of te doen verrichten, niettegenstaande de aanwezigheid van Johannes de Arkel in de stad, mits het tegen hem uitgesproken interdict overigens gehandhaafd worde. Afschr. — Reg. n\ 9 fol. 36. 1186. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan Arnoldus de Middelburch, prior, Jacobus Burger, lector, Eustacius, onderprior, en Petrus Abbe en Anthonius de Zyerixee, broeders van het Augustijner-convent te Middelburg, om in de diocese van Utrecht te preeken en de biecht te hooren, waartoe zij door de oversten hunner orde zijn aangewezen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 38. 118». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Johannes de Haltzwylre, broeder in het Augustijner-klooster te Ubbergen, om in alle niet met het interdict belegde kerken der Utrechtsche diocese de mis op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 28. 1188. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan Johannes Wint, monnik uit het Benedictijner-klooster van St. Petrus te Gent, om in de kerken der Utrechtsche diocese de mis op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 55 vs, 118». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus machtigt Theobaldus de Bergen, broeder in het Karmelieten convent te Brugge, om in de Utrechtsche diocese te prediken en de biecht te hooren ter plaatse, waarheen hij door zijne orde zal gezonden worden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135. 119». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan den priester Johannes de Huesden, meester in de artes en in de medicijnen, om in de kerken der Utrechtsche diocese de mis op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 56. 1191. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den priester Jacobus de Castro, om in de Utrechtsche diocese de mis op te dragen en kerkelijke beneficiën te verwerven. Afschr. — Reg..n°. 9 fol. 70. 249 149». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus gelast den geestelijken zijner diocese, om den priester N. op zijn verlangen in hunne kerken en gewijde plaatsen toe te laten, ten einde te prediken of de mis op te dragen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 26. 1493. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den klerk Nicolaus Vos, om, niettegenstaande zijne bigamie, het kostersambt van St. Pancracius in Leyden waar te nemen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 14. 1191. Z. j. (1393--1423.) Bisschop Fre(dericus) vergunt aan den klerk Godefridus de Gheer, om, niettegenstaande hij voor de tweede maal gehuwd is, schoolmeester of koster te worden en tijdens de mis als klerk op het koor aanwezig te zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 37* vs. 1495. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan Petrus Clatsee, één van de beide kosters der kerk van Wescappel, om niettegenstaande zijne bigamie zijn ambt te blijven waarnemen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 130 vs. 1499. Z. j. (1393-1423.) (Bisschop) Fredericus machtigt N., om niettegenstaande zijne bigamie, ontstaan door zjjn huwelijk met eene onteerde vrouw, schoolmeester of koster te worden en als klerk de mis bij te wonen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 60 vs. NB. Eene aanteekening in margine maakt deze dispensatie ook toepasselijk, indien de bigamie ontstaan is door een tweede huwelijk. 1499. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt, wegens de uitgestrektheid zijner diocese, aan zijn suffragaan in pontificahbus Mathias, bisschop van Budua, om een anderen bisschop in zijne bevoegdheden te substitueeren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 84 vs. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 43 vs. 1498. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus vergunt aan den Ctrechtschen scholier Johannes Zuermont, zoon van den diaken Wessel en eene ongehuwde moeder, om de tonsuur, die hij, met dit beletsel onbekend, heeft aangenomen, te behouden, en verklaart hem geschikt om tot de lagere geestelijke rangen bevorderd te worden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 48 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 76 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 92. NB. In de afschriften in Reg. n°. 9 ontbreken de namen van den scholier en zijn vader. 250 1499. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan den scholier N., zoon van ongehuwde ouders, om tot de lagere rangen bevorderd te worden en één enkel kerkelijk beneficie, waaraan geen zielszorg verbonden is, te verkrijgen. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 60 vs. 1599. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verklaart, dat Ghisbertus, vroeger geestelijke van de diocese van Luik, die zich thans gevestigd heeft binnen de diocese van Utrecht, op den titel van een beneficium door zijn suffragaan bevorderd zal mogen worden tot den rang van acolitus en tot alle verdere geestelijke rangen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 28. 1591. Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus) verklaart den klerk Johannes de Calker, niettegenstaande diens huwelijk met Goswina, dochter van Goswinus de Schewijc, geschikt om tot alle gewijde orden te worden bevorderd. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 71. 159». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus verklaart N., die in het leger tegen de oproerige Friezen heeft medegestreden, toch geschikt om kerkelijke beneficiën te verwerven en tot alle gewijde orden bevorderd te worden, omdat hij in dien veldtocht niemand gedood of verminkt heeft. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 66. 1593. Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan , om zich door een aartsbisschop of een bisschop te doen bevorderen tot alle gewijde rangen, op den titel van zijn kanonikaat in zekere kerk. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52 vs. 1591. Z. j. (1393—1423.) (Bisschop) Fr(edericus) verleent de tonsuur aan den scholier N., van echten bedde geboren. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 55 vs. NB. Bij eene in fine afzonderlijk geschreven clausule is deze akte ook toepasselijk gemaakt op den scholier N., gewettigden zoon van ridder G. 1595. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fredericus verklaart N., op gezag en verantwoording van den prior van het convent van , geschikt, om door zijne orde voor een rectoraat cum cara animarnm te worden gepresenteerd. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 28 vs. 1599. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) machtigt zijn suffragaan Hubertus, bisschop van Ypuze (Hippus), om Everardus etc, diaken, Gooswinus deHerwinen en W. de Boemel, subdiakens, en Arnoldus de Culenborch, uit het Premonstreiter-convent van Mariënwaard, te bevorderen tot de gewijde en niet-gewijde orden, die voor ieder hunner noodzakelijk zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 34. 251 1&09. Z. j. (1393-1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan den scholier GhiselbertusTengnagel, om zich door een prelaat tot alle gewijde en niet-gewijde rangen te doen bevorderen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52 vs. . 15©S. Z. j. (1393-1423.) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan den scholier N., om uit handen van een aartsbisschop of een bisschop de tonsuur te ontvangen. Afschr. — Reg. n'. 10 fol. 52 vs. 15©». Z. j. (1393—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt aan den acoliet N., om zich door een bisschop tot alle gewijde rangen te doen bevorderen, op den titel van zijne kerk of dien van zijnen patroon N. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 52 vs. 151». Z. j. (1393—1423.) Bisschop Fredericus vergunt den priester Arnoldus Jacobuszoon, om het bouwvallige huis en de hofstede buiten Lej'den, waarvan het vruchtgebruik deel uitmaakt van zijn erfgoed en op grond waarvan hij de bevoegdheid heeft verkregen om tot de gewijde orden bevorderd te worden, te doen vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 138 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 139. NB. In het afschrift op fol. 139 is alleen de aanhef afgeschreven. 1511. Z. j. (1393-1423.) Bisschop-Fredericus vergunt aan den priester Theodericus Symonis, om het huis en de hofstede te Edam naast het hospitaal in de parochie Middelye, die hem bij zijne opneming in de gewijde orden toebedeeld zijn, te vervreemden, mits hij binnen één jaar en met toestemming van den provisor van Amstelland de gelden op eene voor zijn levensonderhoud meer geschikte wijze belegge. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 133 vs. 1512. Z. j. (1393—1423?) Het kapittel van St. Petrus te Utrecht ontslaat Stina Eeyenberch, wettige dochter van Sesarius Eeyenberch en zijne huisvrouw Aleydis, uit de hoorigheid aan 's kapittels hof van Brokerhove op de Veluwe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 57. 1513. Z. j. (1393—1423?) Bisschop (Frederik?) verzoekt het kapittel van Gheervliet, om volkomen geloof te schenken aan hetgene Mr. W., kanunnik van St. Salvator te Utrecht, over eene zaak, die de bisschop met het kapittel wil behandelen, zal mededeelen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 76.- 1511. Z. j. (1393—1423?) Bisschop verzoekt volkomen geloof te schenken aan hetgene hem door N., 's bisschops gezant, betreffende zijn sticht zal worden medegedeeld. . Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 62. 252 151». Z. j. (1393—H23?) De regeering van Sciedam beveelt Dr. Johannes de Ta venham, conventuaal in het Karmelieten-klooster te Brunhamme (?), op zijn reis naar Bome en het H. Graf te Jeruzalem in de bescherming van alle wereldlijke autoriteiten aan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 10 vs. 1516. Z. j. (1393-1423?) Henricus Vrunt, pastoor van de parochiekerk van St. Martinus te Keulen, verklaart zijnen parochiaan Gerlacus de Eylse gemerkt te hebben met het teeken van het H. Kruis, daar hij beloofd heeft tot de binnenkort uit te schrijven kruistocht naar het H. Land, waaraan hij niet zal kunnen deelnemen, naar vermogen bij te dragen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 75. 1519. Z. j. (1393-1423?) Een ongenoemde spoort een ander aan, om de studie der rechten te Orleans niet te laten varen, — met opsomming van de voordeelen, die aan de voltooiing dezer studie verbonden zijn. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 15 vs. 1518. Z. j. (1393—1423?) A. schenkt, na kennisneming van de stichting van zekere kerk, haar vijf morgens land en eene hofstede. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 70. 1519. Z. j. (1393—1423?) Johannes, zoon van Henricus de Endoven, sticht op het altaar der H. Maagd Maria in de kraam in de Buerkerc eene vicarie, gewijd aan de H. Maagd Maria, St. Petrus en St. Paulus, St. Martinus en de H. Maagd Agnes, welke vicarie door hem zelf zal worden bediend en na zijn dood ter collatie zal staan van zijne moeder Elizabeth of hare naaste erfgenamen, die zoo mogelijk steeds een persoon uit het geslacht des stichters zullen presenteeren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 147 vs. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 49 vs. 1529. Z. j. (1393—1423?) Arnoldus de Lawijc sticht eene kapellanie op het altaar van St. Petrus Apostolus in de kerk van Eist, regelt de verplichtingen van den kapellaan, en behoudt aan zich en zijne feodale opvolgers het collatierecht voor. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 82 vs. 1521. Z. j. (1393—1423?) Bisschop machtigt , om, in overleg met 's bisschops provisor, de goederen zijner kerk tot een bedrag van 150 Hollandsche ponden te vervreemden, op voorwaarde dat deze gelden geheel en binnen een jaar ten bate der kerk besteed worden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 42 vs. 253 15*8. Z. j. (1393-1423?) Mathias, bisschop van Budua, Theodericus, episcopus Sederensis, en Heinricus, episcopus Bosonsis, schenken onder voorbehoud van de goedkeuring van den bisschop (van Utrecht), eene aflaat van veertig dagen aan allen, die het altaar en de broederschap van St. Cornelius in de parochiekerk van St. Jacobus op eenige wijze bevoordeelen. Afschr. - Reg-. n°. 9 fol. 56 vs. 1583. Z. j. (1393-1423?) ( schenkt eene aflaat van veertig dagen) aan allen, die de kerk van etc. op eenige wijze bevoordeelen. (De slotclausules zijn niet afgeschreven.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 66. 1534. Z. j. (1393—1423?) Bisschop Fr(edericus) vergunt aan Christianus Rolins en acht andere Minderbroeders, om, krachtens machtiging van den overste hunner orde, op eene geschikte plaats een Franciscaner-klooster te bouwen, dat onderworpen zal zijn aan den minister-provinciaal van Keulen en den custos van Holland. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 73 vs. 1535. Z. j. (1393—1423?) heft op verzoek en tot steun van den abt van St. Paulus te Utrecht, die het ongebonden leven in zijn klooster wil verbeteren, de excommunicatie en andere straffen op, waarmede de monniken wegens losbandigheid, ongehoorzaamheid, simonie of om andere redenen zijn getroffen. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 53 v*> 1536. Z. j. (1393—1423?) verzoekt den van het klooster van St. N. te Nijmegen, om zuster N., die uit schaamte over het door haar gepleegde incest het klooster heeft verlaten en thans door de vrees voor de zware boeten, die de statuten harer orde voorschrijven, van terugkeer weerhouden wordt, weder op te nemen en haar van onteerende straffen vrij te stellen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 78 vs. 1539. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop draagt aan z\jpe ondergeschikte geestelijken op, om op vertoon van dezen brief, gedurende één jaar, personen voor hem te dagen, ten einde aan vorderingen van het Augustijner-convent te Middelburg te voldoen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 22. 1538. Z. j. (1393—1423?) draagt aan de rectoren of kapellanen der kerspelkerk van Nijmegen op, om het subsidium juris van den officiaal van Keulen volgens -het aan de bijgevoegde obrkonde getransfigeerde mandaat in hunne kerk ten uitvoer te doen leggen en het ook aan de Predikheeren aldaar te doen insinueeren. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 36. 254 1539. Z. j. . (1393-1423?) De officiaal van den bisschop doet een aantal personen binnen vijf dagen voor zich dagen, om in handen van Henricns Pauli, vroeger bewaarder van het kleine zegel van het officialaat, aan den bisschop van Utrecht te voldoen hetgeen zij hem verschuldigd zijn, op straf van excommunicatie. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 22. 153©. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van Utrecht draagt aan zijn provisor en deken van Delfland de behandeling tot aan het eindvonnis op van de zaak van Aleydis, dochter van Dankerdus, tegen Wilhelmus Knijf, over het huwelijk, dat tusschen hen zou gesloten zijn, en heft voor den tijd van het geding de excommunicatie op, waarmede Aleydis op aandringen van Wilhelmus getroffen is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 58. 1531. Z. j. (1393-1423?) De officialen van den bisschop en van den aartsdiaken ten Dom dragen aan hun provisor en deken van Delfland, Mr. Arnoldus de Dorp, het onderzoek en met name het getuigenverhoor op in de strafzaak tegen den priester Zwederus Gerardi. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 29 vs. NB. Van deze commissie zijn twee niet noemenswaardig verschillende akten op fol. 29 vs. van Reg. n°. 9 afgeschreven. 1533. Z. j. (1393-1423?) De officiaal van den bisschop van Utrecht doet tegen een nader te bepalen dag Mr. Johannes de Sleen, kanunnik van St. Petrus, voor zich dagen ten verzoeke van Ludovicus Wael, burger van Utrecht, appellant van het vonnis, tusschen partijen gewezen door den officiaal van den aartsdiaken van Utrecht, en gelast dezen laatste en de partijen, om, op straffe van excommunicatie en 100 Geldersche goudguldens, middelerwijl niets ten nadeele van zijn rechtsgebied te verrichten. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 32 vs. 1533. Z. j. (1393—1423?) De officialen van den bisschop en van den aartsdiaken ten Dom roepen binnen vijftien dagen allen voor zich, die inlichtingen kunnen geven over de medeplichtigheid van Petrus Benghert, kanunnik van Gheervliet, aan den moord op zijn mede-kanunnik Johannes Moer en aan de daaruit gevolgde diefstal en moorden, allen gepleegd door heer Hugo, die deswege tot levenslange gevangenis is veroordeeld, welke straf zal moeten worden verzacht, indien de bedoelde medeplichtigheid kan worden vastgesteld. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 28 vs. 1531. Z. j. (1393-1423?) Broeder Robertus, prior der Predikheeren in de provincio Saksen, vergunt aan broeder Johannes de Spiritu sancto, prior der Predikheeren te Groningen, om tegen het hem aangedane onrecht voorziening te zoeken bij één der conservatoren of subconservatoren zijner orde. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 45. 255 1535. Z. j. (1393—1423?) Heinricus, pastoor in N., verbindt zich ten overstaan van den officiaal van den Domproost, om aan Mr. Johannes de Sleen jaarlijks op 24 Juni nitkeering van een kwart vat boter te geven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 2vs. 153B. Z. j. (1393—1423?) Jo. de Stralen betuigt zijnen mede-kanunniken van Luik in Sanctus Trudo (St. Truyen) zijn leedwezen over het ongeluk, dat God hun tot hun eigen heil toezendt, en maant hen aan tot standvastigheid en onderlinge liefde. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 126. 153». Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop oorkondt, dat hij het interdict, gelegd op ridder N., op aandringen van N. te zijnen gunste heeft opgeheven, omdat N. bij brieven aan de regeering en de burgerij van Groningen (voldoening gegeven heeft). (De rest ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 29 vs. 1538. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop heft voor den tijd tot St. Bemigius het interdict op, waarmede de leeken N. en N. getroffen zijn, omdat zij de kerk van N. geschonden hebben, door hun aanval op N., die in die kerk eene schuilplaats gezocht had, niet te staken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 4 vs. 1539. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop heft, ten verzoeke van de beleedigde partij, tot Maria Lichtmis het interdict op, waarmede N. wegens zijne openlijke uitdaging („publice oretenus diffidavit") van den priester Gerardus Spal getroffen is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 19 vs. 1519. Z. j. (1393—1423?) heft, op grond van pauselijke brieven, de excommunicatie op, waardoor zekere non wegens simonie getroffen is, aangezien zij de op die wijze verkregen goederen aan haar klooster heeft geschonken, en staat haar tevens toe, om naar een ander klooster van dezelfde orde over te gaan. (Het eerste gedeelte ontbreekt.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 82 vs. 1511. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop heft de excommunicatie op, waarmede Clara Wilhelmusdochter wegens haar clandestien huwelijk met Johannes Johanneszoon getroffen is, op voorwaarde dat zij te gelegener tijd dit huwelijk in de kerk plechtig doe voltrekken. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 30 vs. 256 1542. Z. j. (1393-1423?) De officiaal van den bisschop van Utrecht ontheft A. van de excommunicatie, waarmede hij wegens weerspannigheid en benadeeling op aandringen van B. en anderen getroffen is, op voorwaarde dat bij vóór den dag van C. aan den officiaal voor aijne weerspannigheid en aan B. voor diens kosten voldoening zal hebben gegeven. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 54.' 1543. Z. j. (1393—1423?) De officialen van den bisschop en van den aartsdiaken ten Dom bevelen allen klerken, procureurs en dienaars voor hunne hoven, die niettegenstaande hunne excommunicatie voortgaan met practiseeren, dit op straffe van verlies van hun ambt na te laten, en verklaren alle gerechtelijke akten, inmiddels door geëxcommunieerde procureurs gedaan, nietig. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 74. 4544. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop draagt aan de hem onderhoorige geestelijkheid op, openlijk bekend te maken, dat de excommunicatie, door hem over N., pastoor der kerk van E., uitgesproken, omdat hij niet voldaan had aan het bevel, om binnen drie dagen de provinciale en synodale statuten aan den officiaal aan te bieden, opgeheven is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 33 vs. 4545. Z. j. (1393-1423?) De officiaal van den bisschop van Utrecht gelast de hem onderhoorige wereldlijke autoriteiten, om binnen vijftien dagen Jo(hannes), die sedert meer dan een jaar door excommunicatie getroffen is en ondanks herhaalde verscherpingen dier straf weigerachtig blijft zich met de kerk te verzoenen, daartoe te dwingen door beslag te leggen op zijn persoon en zijne goederen. Afschr. —■ Reg. n°. 9 lol. 1 vs. 4546. Z. j. (1393-1423?) (De bisschop) spreekt Mathias en Agatha vrij van de beschuldiging van incest, en verklaart, dat zij niettegenstaande hunne bloedverwantschap een geldig huwelijk kunnen aangaan. (Alleen het slot der akte is hier afgeschreven.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30. 4549. Z. j. (1393—1423?) delegeert aan het hem bij pauselijke brieven opgedragen onderzoek nopens de verwantschap van Jacobus Wilhelmi en Doma, dochter van Wisso, die in den echt willen treden, en machtigt hem, om hun bij gunstigen uitslag van zijn onderzoek de ingesloten brieven van dispensatie te overhandigen. Afschr. — Reg. n°. 9. fol. 36. 257 151». Z. j. (1393—1423?) Jacobus etc. verklaart, om de lasteraars tot zwijgen te brengen, dat Segrippus de Deorsem gerechtigd was een huwelijk aan te gaan, daar hij zich tijdens zijn langdurig verblijf in het Reguliere-Augustijnerklooster van Ludekerke in Oostfriesland niet in de orde heeft doen opnemen en leek gebleven is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 46*. 1549. Z. j. (1393-1423?) Jacobus etc. verklaart, om de lasteraars tot zwijgen te brengen, dat Yvo de Deersem gerechtigd was het wereldlijke kleed weer aan te nemen, daar hij zich tijdens zijn langdurig verblijf in het ReguliereAugU8tijner-klooster van Ludekerka (in Oostfriesland) niet in de orde heeft doen opnemen en leek gebleven is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 46*. 1559. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop vergunt aan Hendrik Dirkszoon en zijne vrouw Aleydis, om zich respectievelijk te begeven in het Regulieren-klooster en in het Franciscaner-klooster van vrouwelijke Tertiarissen te Amsterdam. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 21. 1551. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop draagt voor den tijd van één jaar aan zijn provisor van Schouwen (Scaldia) de berechting op van de zaken tusschen N. en eenige door brenger dezes te noemen personen in de provisorie van Zuid-Beveland, mits hij de eindvonnissen aan het oordeel van den officiaal onderwerpe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 134 vs. 155». _ Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den aartsdiaken ten Dom draagt aan N., provisor van Scaldia, op, om de processen, die N. voert of nog voeren zal tegen eenige binnen de provisorie van Zuyt-Beveland wonende personen , te behandelen, behoudens overleg met hem voor het definitieve Yonnis. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 15. 1553. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop machtigt zijnen provisor in de Vier Ambachten van Vlaanderen Lyena(r)dus Johanneszoon, om gedurende één jaar in huwelijkszaken recht te spreken tusschen de bewoners van zijne provisorie, mits hij het eindvonnis aan het oordeel van den officiaal onderwerpe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 17 vs. 1551. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop machtigt Wilhelmus Winnepenninc, provisor van Goyland, om tot den Zondag Cantate recht te spreken in huwelijkszaken tusschen de bewoners van zijne provisorie, mits hij de éindvonnissen aan het oordeel van den officiaal onderwerpe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 1. 17 258 1555. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop begiftigt den cursor in zijn consistorie, den klerk Johannes Brune, met het ambt van cursor („reysa") in de parochiën Vloeten, Harmalen, Kockengen, Zecvelt, Cameric, Linscoten en Montforde. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 17. 1556. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den aartsdiaken van Utrecht draagt aan de onder hem ressorteeren de geestelijkheid op, om Michael, zoon van Theodericus, hem door ridder Jan yan Heenvliet, heer van Stavenesse, gepresenteerd en door het kapittel van St. Salvator, patroon der kerk, bekrachtigd, in het bezit van de parochiekerk te Stavenesse in Scaldia te stellen. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 14. 1559. Z. j. (1393—1423?) De bisschop vergunt aan het kapittel te Zutphen, om in zijne plaats voor de eerste maal twee geestelijken te institueeren tot twee op te richten vicarieën. (Fragment.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 16. 1558. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den aartsdiaken van Utrecht institueert A. zoon van B. in de kapellanie van de Maagd Maria in de parochiekerk te N., en draagt aan de onder hem ressorteerende geestelijkheid op, hem in het bezit daarvan te stellen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 13 vs. 1559. Z. j. (1393—1423?) Andreas Witte, burger van Utrecht en collator van de vicarie van de H. Maagd Maria etc. in de kerk van St. Nycolaus aldaar, presenteert daartoe aan den aartsdiaken ten Dom den geestelijke Wilhelmus de Muden, wien hij tevens machtigt om dit beneficie te verruilen tegen de prebende van Wilhelmus de Eyebeec in de kerk van St. Walburgis te Arnhem. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 71. 1599. Z. j. (1393—1423?) (De bisschop) bekrachtigt de ruiling van beneficiën tusschen Arnoldus, pastoor van Tankenveen, en Johannes de Hoekelem, pastoor van Batmen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 8. 1591. Z. j. (1393—1423?) Datum anno Domini M° (etc). De officiaal van den bisschop vergunt aan den priester , om voor één jaar de bediening van de kapellanie van (St.) N. in de kerk van , behoorende tot het ressort van den koorbisschop van Utrecht, voor , geïnstitueerde in die kapellanie, waar te nemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 30. 259 1562. Z. j. (1393-1423?) De officiaal van den aartsdiaken ten Dom vergunt aan Petrns, zoon van Johannes, vicaris der kapellanie van St. Marie in de kerk te Warmonde, om den aan bovengenoemde kapellanie verbonden dienst voor één jaar door een anderen priester te doen waarnemen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 12. 1563. Z. j. (1393—1423?) Bisschop (?) vergunt aan een ongenoemde, om den dienst van de vicarie van de H. Maagd Marie voor één jaar voor Laurentins Thomaszoon waar te nemen. (Fragment.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 12. 1564. Z. j. (1393—1423?) Bisschop spreekt den scholier A., zoon van een priester en eene ongehuwde moeder, vrij van de onwettigheid zijner geboorte en vergunt hem, om een kerkelijk beneficie te verwerven. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 60 vs. NB. Door doorhaling van de qualiteit der ouders en door superscriptie is deze akte ook op eenen klerk toepasselijk gemaakt. 1565. Z. j. (1393—1423?) De officiaal van den bisschop vergunt aan N., om het jaarlijksche inkomen van 20 Fransche kronen tot levensonderhoud, die hem indertijd, opdat hij tot alle gewijde rangen bevorderbaar zou zijn, zijn toegewezen, te vervreemden, aangezien hij een voldoend jaarlijksch inkomen heeft uit de lijfrente, die het Augustijner-klooster van St. Agnes in Tyenen hem verschuldigd is. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 35. 1566. 1394 Januari 1. Bisschop Frederic bevestigt de stad Oetmersem in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 107 vs. 1569. 1394 Januari 1. Bisschop Frederic bevestigt de stad Enschede in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 107 vs. 1568. 1394 Januari 14. Bisschop Frederic bevestigt de stad Grafhorst in hare privilegiën, onder verplichting eener jaarlijksche uitkeering van 6 pond „bruner Tonische". • Afschr. — Ree. n°. 2 fol. 108. 1569. (1394) Februari 8. Gegeven to Utrecht int jair ons Heren 1390. Bisschop Frederic bevestigt de stad Emnesse in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 108. 260 159 O. (1394 Februari 20.) Datum ... decimo Kal. Martij pontificatus domini Bonifacij pape noni anno quinto. Franciscus, kardinaal-priester van St. Zuzanna, draagt den bisschop van Utrecht of diens vicaris in spiritualibus op, om, na onderzoek van alle omstandigheden, den klerk Wilhelmus van den Grotenhuus, die ondanks zijne onwettige geboorte de tonsuur heeft aangenomen, te dier zake dispensatie te geven en hem te vergunnen om zich tot alle gewijde orden te doen bevorderen. (Opgenomen in eene ongedateerde, op (1394) gestelde akte.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 23 vs. 1591. 1394 Maart 22. Bisschop Frederic bevestigt de stad Bunscoten in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 108. 159». 1394 Maart 22. Albertus van Beyeren, graaf van Holland, verzoekt alle wereldlijke autoriteiten, om aan zijn kapellaan en gezant naar het hof van Bome, Gerardus de Bronchorst, kanunnik van St. Salvator, vrije doortocht te verleenen door hun gebied en van hem geene belasting te vorderen. Afschr. - Reg. n°. 9 fol. 31. 1593. 1394 Mei 3. Bisschop Frederic bevestigt de bewoners van Camperween in hunne privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 108 vs. 1591. (1394) Mei 4. Gegeven int jair ons Heren MCCC ende tnegentich. Bisschop Frederic bevestigt de stad Wilsem in hare privilegiën. Afschr. — Reg.- n°. 2 fol. 108 vs. 1595. 1394 Mei 5. Bisschop Frederic bevestigt de stad Hasselt in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 109. 1596. 1394 Mei 5. Bisschop Frederic bevestigt de stad Genemuden in hare privilegiën, behoudens de door haar jaarlijks op het huis te Vollenhoe te betalen wastins en hare verplichting, om den bisschop en zijne ambtmannen met haar veer over te zetten. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 109. 1599. 1394 Mei 9. Bisschop Frederic bevestigt de stad Eembrugge in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 109. 1598. 1394 Mei 20. Bisschop Fredericus stelt Wibrandus Alardi, persona personatus van Liewarden, aan tot zijn kameraar en collector van de pensie zijner kamer in Öestergia en Westergia in Friesland. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 83. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 39 vs. NB. Door aangebrachte wijzigingen is de akte in Reg. n°. 10 gemaakt tot eene aanstelling dd. 1419 April 21 van des bisschops suffragaan Mathias in bovengenoemde betrekking. 261 1599. 1394 Mei 31. Bisschop Frederic bevestigt de stad Baren in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 109 vs. 1589. 1394 Juli 3. Bisschop Frederic bevestigt de stad Ommen in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 109 vs. 1581. 1394 Juli 22. Bisschop Frederic beleent Steven, zoon van Sweder van Weede, op diens verzoek, met de tienden van Zeldert boven des weges en Bastartshocve, waaraan hem de nahand door zijn vader vermaakt is. Afschr. — Reg. n°. 198 fol. 35. 1582. 1394 Juli 24. Bisschop Frederic bevestigt de stad Campen in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 104. 1583. 1394 Juli 24. Bisschop Frederic bevestigt de stad Zwolle in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 104 vs. 1581. 1394 Juli 25. Bisschop Frederic vergunt aan de stad Zwolle, dat de rechter aldaar de van buiten komende misdadigers, die volgens schepenen en raad hun lijf verbeurd hebben, met dat college naar landrecht zal mogen berechten, wanneer de bisschop of zijn ambtman in Zallant, daartoe aangezocht, daaraan niet onmiddellijk gevolg geven. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 104 vs. 1585. 1394 Augustus 23. Bisschop Frederic bevestigt de stad Deventer in hare privilegiën, belooft zich in geval van geschil daarover op den eed harer schepenen en raad te zullen verlaten en neemt hare burgers in zijne bescherming. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 103 vs. 1589. 1394 (October 6) des neisten Dinxdaeges nae sente Remigius dagh des heiligen Gonfessoren. Evert van Hueszen verklaart, dat hij en zijne helpers Gelys van Hoeckelum gezegd Eistken en Wilhem van der Awelake zich verzoend hebben met bisschop Frederich van Blanckenhem. Met zegel in groene was. Oorspr. — Ch. n°. 471. 1589. 1394 December 20. Bisschop Frederic bevestigt de stad Delden in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 110. 262 1588. 1394 (December 24) in vigilia nativitatis Eiusdem (sc. Domini). Bisschop Fredericus vergeeft het pastoraat der kerk van Bunnic, vroeger bezeten door Johannes Pot, aan den priester Arnoldus de Endou uit de diocese van Kamerijk. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 97 vs. 1589. 1394 December 29. Evert van Heker geheiten van der Eze en zijne gemalin Bate jonfrouwe van Almelo sluiten een verdrag met bisschop Frederick van Blanckenheim over het niet beschadigen van den bisschop en de zijnen uit het huis Almelo, het bezit van dit huis als een open huis des bisschops, den afstand van alle hoog gerecht enz. Met zegels in bruine was. Oorspr. — Ch. n°. 167. 1599. Z. j. (1394.) Bisschop Fredericus geeft, op grond van den hier ingelaschten brief dd. 1394 Februari 20 (decimo kal. Martij pontificatus ... Bonifacii pape noni anno quinto) van Franciscus, kardinaal-priester van St. Zuzanna, aan den klerk Wilhelmus van den Grotenhuus, die ondanks zijne onwettige geboorte de tonsuur heeft aangenomen, te dier zake dispensatie, en vergunt hem, om zich tot alle gewijde orden te doen bevorderen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 23 vs. 1591. Z. j. (C. 1394.) Bisschop Fredericus bericht aan het convent van het Eegulierenklooster te Bethlehem bij Dotinghem, dat hij krachtens zijn recht van blijde inkomst Johannes de Ammen, alias de Groesbeke, voordraagt om in het klooster te worden opgenomen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 124. 1592. Z. j. (1394—1413.) Bisschop Fredericus machtigt Johannes Ottonis, prior van het Eegulieren-convent bij Aemsterdam, om zich voor den tijd van één jaar een biechtvader te kiezen en zelf de biecht te hooren van de bewoners van zijn klooster en van anderen, en om de door de biechtelingen onrechtmatig verkregen goederen te bestemmen voor de fabriek van den Dom te Utrecht, mits hij daarvan behoorlijke rekening aflegge. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 56. NB. Het Regulieren-klooster bij Amsterdam werd in 1394 gesticht. In 1413 wordt één der opvolgers van Johannes Ottonis als prior genoemd. (Scheltema, Aemstels Oudheid. IV p. 38, 48.) 1593. Z. j. (1394—1423.) Gerardus Weert, proost van Arnhem, draagt den priester Wilhelmus(?) op, om het pastoraat der parochiekerk te Tuul waar te nemen tot Kerstmis a.s. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 13 vs. NB. Gerardus Weert (f 1426) werd proost van Arnhem in 1394. 263 1594. 1395 Maart 17. Bisschop Ff(redericns) verheft, op verlangen van Alaerdus, heer van Bueren en Bosinchem, en de inwoners van Bueren en Assche, die op grooten afstand van hunne kerk te Erinchem wonen, de kapel te Bueren, gewijd aan God en de H. Maagd Maria, tot eene parochiekerk, van welke verheffing de moederkerk te Erinchem en haar collator, de thesaurier van St. Marie te Utrecht, geene schade zullen ondervinden, en benoemt tot rector der nieuwe kerk Johannes de Telghet, hem gepresenteerd door Alaerdus van Bueren, die voor zich en zijne opvolgers het patronaatrecht behouden zal. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 110. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 80. 1595. 1395 April 18. Bisschop Frederic sluit een verdrag met de Friezen van Stellincgwerff, Schoterwerff, Opsaterland, Dodingwerffstal, Oesterze, Oesterge en Westerge, inhoudend dat hij in Drenthe geene nieuwe" sloten zal aanleggen en geene vijanden der Friezen ondersteunen zal. Afschr. — Reg. n". 2 fol. 5 vs. NB „Littera est in Vollenho". 1599. 1395 April 22. Wilhelmus de Renen, vicaris-generaal in spiritualibus van bisschop Fredericus, bepaalt in het geding, hangende tusschen de pastoors der Buurkerk en van St. Jacobus te Utrecht ter eenre, en de Predikheeren en Minderbroeders te Utrecht ter andere zijde, over de door beide partijen verscheidene malen gehouden preeken, over het hooren van de biecht, en over daarmede samenhangende geschillen, dat beide partijen voortaan met haar oude recht in vrede zullen leven, en elkaar geen hinder toebrengen; dat zij zullen afzien van hun proces, en dat, zoo de ééne partij door woord of daad op deze beslissing inbreuk maakt, de ander dit ter berechting aan den vicaris zal opdragen, op straffe van betaling van 100 oude Fransche schilden, met welk vonnis beide partijen genoegen genomen hebben. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 34. 1599. 1395 Mei 4. Bisschop Frederic bevestigt de burg- en dienstmannen van Diepenhem in hunne rechten. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 110. 1598. 1395 Mei 6. Henric van den Laer, zoon van Engbert van Zalne, belooft zich te zullen houden aan de akte van onderwerping zijner ouders aan den bisschop van Utrecht en de steden Deventer, Campen en Swolle. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 23 vs. NB. „Nota ista littera est in Davantria in camera scriptorum". 1599. 1395 Mei 18. Bisschop Frederic bevestigt de stad Amersfoort in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 105. 264 1600. 1395 Mei 28. Willam, heer van Abcoude en Duersteden, komt met bisschop Frederic van Blanckenhem overeen, dat beiden zich gedurende 's bisschops leven zullen houden aan de indertijd tusschen zijne voorvaderen en bisschop Johan van Arkel gesloten overeenkomst. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 20 vs. 1601. 1395 Juni 11. Bisschop Frederic erkent schuldig te zijn aan de stad Deventer 1000 Geldersche guldens, boven het vroeger geleende geld, en verpandt haar daarvoor de gruit en den tol te Deventer. Met zegel in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 127. NB. Gecancelleerd. — Met deze akte samenverbonden zijn akten dd. 1339 April 30, 1362 October 25 en 1367 Juni 1, allen betreffende de gruit te Deventer. 1G03. 1395 (Juli 2) op santé Processi ende Martiniaens dach twee heilige Martelers. Yde, jonkvrouw van Zelwert, weduwe van Herman van Coverde, stelt, voor de terugbetaling in twaalf jaar van 400 Groninger schilden, die zij haren schout Heyne van den Bruggen uit verschillenden hoofde schuldig is, tot een onderpand 60 grazen land, gelegen in de Groninger hamrik, die hem reeds tot onderpand strekken van een door haar tevens overgenomen schuld van haar echtgenoot ten bedrage Van 262x/2 oude Fransche schilden. Afschr. — Reg. n°. 371 fol. 217*. 1003. (1395) Juli 18. Gegeven in den jaeren unss Heren 1325. Bisschop Frederic en de „wijssheit" van Drunthe sluiten met Tyabke Yeldrix, „hoeftding in den Ham ende verwaerrer des lants van Westerwolde", een verbond, waarbij zij beloven elkander, elk in zijn eigen land, aan recht te helpen. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 39. NB. „Nota dat die reversbrieff tot Deventer is in der clercke kiste". 1G04L 1395 (Augustus 14) up onser Vrouwen avonde Assumpcio. Wijsheid, gezworenen en gemeene land van Drenthe huldigen bisschop Frederic van Blanckenhem als hunnen landsheer, nadat hij heeft aangenomen hen tegen Covoerden te beschermen en het verpande slot aldaar te lossen. Met zegel in groene was, — en: met zegel van het land van Drenthe in zwarte was. Oorspr. — Ch. n°. 26. Oorspr. — Ch. n°. 26. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 30bis vs. IttO.V 1395 (Augustus 14) op onser Vrouwen avent Assumpcio. Bisschop Frederic neemt het land van Drenthe in bescherming tegen de bezwaren, die ontstaan zijn uit de verpanding van het huis te Covorde, bevestigt het in zijne privilegiën en kent het verschillende rechten toe. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 30. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 43. 265 1606. 1395 (October 30) in vigilia Omnium Sanctorum. Bisschop Frederic schenkt aan de stad Groningen tolvrijheid in het sticht Utrecht, bevestigt haar in al hare rechten, in het bijzonder in hetgeen zij indertijd met Covorden en Drenthe overeengekomen is, mits zij hare verplichtingen te zijnen opzichte nakome. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 106. 1603. (1395 December 1) Kal. Decembris pontificatus nostri anno septimo. Paus Bonifacius (IX) vernieuwt den door ouderdom verteerden, hierbij ingelaschten brief dd. 26 April 1319 (VI Kal. Maij pontificatus nostri anno tercio) van paus Johannes XXII, waarbij de aartsbisschop van Bremen en de bisschoppen van Utrecht en Hildesheim worden aangesteld tot conservatoren van de rechten der Dominicaner-orde buiten Frankrijk. (Opgenomen in eene akte dd. 1406 Mei 10.) Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 122. 16©». 1395 December 3. Bisschop Frederic geeft aan de stad Aldensal vrijheid van de tollen te Herdenberch en Meybrugge. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 105 vs. 16©©. Z. j. (1395 December 3.) Bisschop Frederik geeft aan de stad Oetmerssutn vrijheid van de tollen te Herdenberch en Meybrugge. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 106. 1610. Z. j. (1395 December 3.) Bisschop Frederik geeft aan de stad Goer vrijheid van de tollen te Herdenberch en Meybrugge. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 106. 1611. 1395 December 24. Bisschop Frederic bevestigt de stad Vredelant in hare privilegiën. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 110 vs. 1613. (1395) December 26. Gegeven int jaer onses Heren 1396. Bisschop Frederic geeft den steden Deventer, Campen en Swolle, die hem behulpzaam zijn geweest om Covorden en Drenthe weder aan het Sticht te brengen, waarborgen omtrent de aanstelling van den ambtman aldaar, en geeft haar aldaar vrijheid van tol. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 65. 1613. 1395 z. d. Lijst van de Drenthen, die den bisschop gehuldigd hebben. Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 28. 1611. Z. j. (c. 1395?) Bisschop Fredericus verleent, op grond van brieven van den kardinaal. N., en de daarin vervatte verklaring van wijlen paus Clemens VI, 266 dispensatie tot het huwelijk van Johannes en Elisabet, die elkander in den derden graad bestaan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 27 vs. NB. Paus Clemens VI was reeds in 1852 overleden; ongetwijfeld wordt nier de tegenpaus Clemens VII bedoeld, die op 16 September 1894 stierf. 1615. Z. j. (1395-1416.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de benoeming van N., pastoor der kerk van St. N. in , tot deken van het dekanaat in Lewardia, waartoe hij voor den tijd van driejaren door Alphardus de Lichtenberch, proost van St. Salvator, benoemd is. Afschr. — Reg. n". 10 fol. 29. NB. Alphard van Lichtenberch was proost van St. Salvator van 1395 (?) tot 1416. 1616. 1396 {Februari 2) op Onser Vrouwen dach Purificacio. Zweder van Bechteren belooft den steden Deventer, Campen en Zwolle,.zich als ambtman van Coverde te zullen houden aan hetgeen tusschen haar en bisschop Frederic van Blanckenhem daaromtrent overeengekomen is. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 66. 1619. 1396 {Maart 3) feria VI post Dominicam Beminiscere. Bisschop Frederik beveelt den rechters van Zwolle en Salland, de kerk en pastorie van Koten in haar recht van veer over den Usel te handhaven, en stelt eene boete van 3 pond vast tegen hen, die op dat recht inbreuk maken, alles onder verplichting, om den bisschop. daaruit jaarlijks 3 pond uit te keeren. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 47 vs. 1618. 1396 (Maart 7) des Dinxdages na den Sonnendach Oculi Bisschop Frederic beleent zijn neef Herman van Randenroede met het goed ten Pasce „ende dat metten vrilinch", en met tienden in het kerspel ümmen, te Versen en te Ghietmen, welke goederen na den dood van Aelbert van den Daele gedurende zoo langen tijd niet zijn verzocht, dat zij ledig aan den bisschop vervallen zijn. Afschr..— Reg. n°. 272 fol. 38. 161». 1396 Mei 6. Bisschop Ffrederic verleent den burgers van Goer tolvrijdom aan zijne tollen te Hardenberch en ter Nyerbrugge, zooals zij waren ten tijde van bisschop Johan van Arkel. (Opgenomen in een vidimus van de stad Deventer dd. 1459 Januari 13.) Zegel verloren. Oorspr. vid. — Ch. n°. 131. 162 O. Z. j. (1396?) Dingtalen van heer Jan van Zulen, maarschalk van het Overkwartier, als eischer, en Ghisebrecht van Velpen, als aangeklaagde, over de door dezen verleende huisvesting aan Ebbert Lubbertsz. en zijne ge- 267 zeilen met de door hen gewelddadig ontvoerde vrouw Wendelmoet uit Amersfoerde. Oorspr. — Ingevoegd in Reg. n°. 198 als fol. 6, 8. NB. De strooken zijn in het register ingevoegd bij de aanteekeningen over rechtsdagen in 1396. 1G31. Z. j. (1396?) Dingtaal van Ghisebrecht van Lochorst over de rechtmatigheid van de panding, die hij aan de goederen van Otte van Woudenberch heeft gedaan, niettegenstaande het verzet van Roelof van den Breng. Oorspr. — Ingevoegd in Reg. n°. 198 als fol. 7. NB. De strook is in het register ingevoegd bij de aanteekeningen over rechtdagen in 1396. t««2 Z. j. (1396?) Dingtalen van Ghisebrecht van Lochorst en van Boeloff van den Brenck over de rechtmatigheid van de panding, die Ghisebrecht wegens eene schuld van Otte van Woudenberch heeft gedaan aan een goed, dat Boeloff beweert van Otte te hebben verkregen krachtens huwelijksvoorwaarden. Afschr. — Reg. n°. 198 fol. 9. NB. De afschriften zijn geplaatst bij de aanteekeningen over rechtdagen in 1396. 1093. Z. j. (1396?) Dingtaal van Eoelof van den Brenc over de onrechtmatigheid van de panding, die aan een door hem van Otte van Woudenberch verkregen goed gedaan is door Ghizebfecht van Lochorst wegens eene schuld van Otte. Oorspr. — Ingevoegd in Reg. n°. 198 als fol. 11. NB. De dateering is ontleend aan die van het afschrift dezer dingtaal op fol. 9 van dit register. iH'il Z. j. (1396-1423.) Bisschop Fredericus machtigt Jacobus, bisschop van Ghibelet, om tot Pinksteren in de provisorie van de Vier Ambachten van Vlaanderen plaatsen en voorwerpen voor den heiligen dienst te wijden en geschikte personen tot de lagere geestelijke orden te bevorderen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 33 vs. NB. Jacobus de Wesep werd bisschop van Ghibelet in 1396. ie«5. Z. j. (1396—1423.) Bisschop Fredericus machtigt den Domdeken Hermannus de Lochorst, om vóór den dag der Geboorte van St. Johannes Baptista (24 Juni) Agnesa, dochter van Wilhelmus de Zantwijc, in te sluiten op het kerkhof der kerk van St. Gertrudis te Utrecht, welks pastoor de sleutels der kluis zal bewaren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 144 vs. NB. Vóór 1396 kan Herman van Lokhorst nog niet Domdeken geweest zijn. — De akte op fol. 144 vs. noemt Kerstmis als termijn. 268 • ««« Z. j. (1396-1423.) vergunt aan Agnes, ingeslotene in eene kluis op het kerkhof van St. Ghertrudis te Utrecht, om in hare kluis eene kleine deur te doen maken, waardoor een persoon kan binnenkomen om haar te bedienen, welke persoon echter van het vrouwelijk geslacht zal moeten zijn. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 40. !<•'£?. 1397 (Mei 14) des neesten Manendages na den Sonnendach Jubilate, dat is des viertiende dages in den Meye. De bisschop en het sticht van Utrecht en Eeynolt van Covoerde c. s. sluiten, door bemiddeling van den hertog van Gelre, een verdrag, waarbij de laatste al zijne erfgoederen behoudt, doch na vijf jaren kiezen moet of hij tegen betaling van 15000 oude schilden afstand zal doen van zijn recht op het huis en de heerschap van Covoerden c. a. of de veete daarover met den bisschop weder beginnen. Met zegel van den hertog in roode was. Oorspr. — Ch. n°. 86. Afschr.— Reg. n°. 2 fol. 33 vs. NB. Bij het afschrift staat bovenaan aangeteekend: „Littera est in Davantria in cista communi", — onderaan: „Nota predicta littera sigillata reperietur in Davantria in ecclesia in cista communi". teS8. 1397 (Juli 9) des Manendaghes na sinte Mertijns dach Translacio. De klerk Henricus van den Oever draagt voor het gerecht van den Goeye, van wege heer Heynric, heer van Vyanen van den Goeye en van der Ameyden, op aan Willam, heer van Apkoude en Duerstede, verschillende perceelen land in den Goeye. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 112. ie»9. 1397 Juli 21. De Roomsch-koning Wenceslaus bevestigt aan bisschop Fridricus alle voorrechten en vrijheden, hem door vroegere Roomsche keizers en koningen geschonken. Zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 52. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 21. ïese. 1397 (September 26) des Woensdaghes nae sant Matheus dach Apostoli et Èwangeliste. Willem van Gulich, hertog van Gelre en Gulich, oorkondt, dat hij op bevel van den keizer aan bisschop Frederic van Blankenhein den eed van trouw aan keizer Wenslaus heeft afgenomen. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 30. 1031. 1397 November 4. Bisschop Frederic gelast zijn pander van Twenthe, om beslag te leggen op de goederen van Bernd Leeffarding tot een bedrag, vol- 269 doende voor de betaling van des bisschops boeten en van de 100 guldens, waarvoor Willem van den Laer de jonge hem op des bisschops terechtzitting heeft aangesproken. Afschr. — Reg. n". 199 p. 325. • 1633. Z. j. (1397—1408.) Tidemannns opt Einde, kannnnik ten Dom en proost van den H. Geest te Ruremunda en collator der prebende van Matheus Penot in die kerk, draagt aan Jacobus Groy, kanunnik te Luik, op, om te zijnen overstaan de ruiling van beneficiën, die genoemde Matheus met Johannes Storm de Stralen wil aangaan, te doen plaats hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 44 vs. NB. Tid. opt Einde werd in 1397 kannnnik ten Dom en stierf in 1408. (Vgl. Domarchief n°. 1355 en n°. 1355* p. 12, 40) 1633. 1398 Januari 26. Bisschop Frederic geeft aan de stad Bunschoten eene keur over de verkiezing van burgemeester, raad en schepenen, over hunne rechtsmacht, en met verschillende strafbepalingen enz. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 46. 16341. 1398 Februari 23. Anno Domini 1398 die 23 Februari, regnorum nostrorum anno Bohemie 35, Bomano vero 22. Keizer Wencelaus bevestigt, op verzoek van bisschop Fridricus, de oorkonde, waarbij keizer Karei (IV) aan bisschop Johannes en diens opvolgers het recht heeft verleend om tol te heffen van alle in- en uitgaande goederen. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 67. Afschr. — Reg. n°. 53 fol. 23. NB. Zie de oorkonde van Keizer Karei dd. 1364 Jnni 26 op fol. 1 van register N°. 53. 1635. (1398 Maart 15.) Idibus Marcijpontificatus nostri anno nono. Paus Bonifacius (IX) bekrachtigt de akte van wijlen Arnoldus, bisschop van Utrecht, waarbij deze op verzoek van den patroon, Albertus, hertog van Beyeren, en met goedkeuring van den aartediaken en het kapittel ten Dom, de parochiekerk van St. Livinus in Zyrixee heeft verheven tot eene kapittelkerk met een deken en 24 prebenden, en eximeert haar uit de jurisdictie van den diocesaan en metropolitaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. .96. 1636. 1398 Augustus 22. Bisschop Frederic vergunt aan Evert Reynerssoen van Lodenstein, Eutger Jacobss., Henric Note en Johan Goedens., om uit hun veen in het gerecht van Zoes achter Zoes-enghe een kanaal te graven naar de Eme. (Opgenomen in eene akte dd. 1432 April 12.) Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 240. 270 1639. Z. j. (1398 Augustus 23?) des neesten Vryedaghes vor sunte Bertolomeus daghe. Hijnrych van Selewert verzoekt des bisschops schrijver, hem met Everd van Langhen aan te teekenen in zijn register („reyster"), omdat de behandeling van hun geschil is uitgesteld tot St. Walberghe e.k. Oorspr. — Ingevoegd in Reg. n°. 199 als fdf*52a. NB. De strook is ingevoegd bij de aanteekeningen van 1398. 1638. Z. j. (1398?) Bisschop Frederic bevestigt den bij de oorkonde getransfigeerden pandbrief op Dyrc van Heydenem, door bisschop Floris aan Coenraet van der Tye, Eolof Hagedoern en Bruen van Hederic voor eene schuld van 300 goede oude schilden verleend. Afschr. — Reg. n°. 199 fol. 52b vs. NB. Do strook is ingevoegd bij de aanteekeningen van 1398. 1636 Z. j. (1398?) Bisschop Frederic gelast zijn pander in Zallant of in Twenthe, om de goederen van B. te panden voor de zekerheid van de betaling van de 300 schilden (?), waarvoor A. hem voor den bisschop heeft aangesproken , en van 's bisschops kosten daarbij. (Formulier.) Afschr. — Reg. n°. 199 fol. 52b. ■ NB. De strook is ingevoegd bij de aanteekeningen van 1398. 1616. 1399 (Februari 19) des Woensdages nae Invocavit. Bisschop Frederic en de stad Groningen sluiten een verbond, waarbij de stad belooft geenen heer te zullen huldigen, en de bisschop om haar bij te staan, als men haar daartoe wil dwingen. Met zegels van den bisschop, de stad Groninghen, het Domkapittel en de steden Utrecht, Deventer, Kampen, Zwolle en Amersfoort in roode en groene was, — en: met geschonden zegels van bisschop en stad in roode en groene was. Oorspr. — Ch. n°. 90. Oorspr. — Ch. n°. 90. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 190. 1611. 1399 (Maart 15) Sabbato post Letare. Bisschop Frederik bevestigt de stichting eener vicarie in de parochiekerk van Haexberge door Ludolphus de Aheus en Johannes Nyestadt genaamd Gokeland, pastoor aldaar. Afschr. — Reg. n°. 4 fol. 120 vs. 1613. 1399 Augustus 6. Bisschop Frederic geeft, ter beëindiging van geschillen, aan de St. Paulus-abdij te Utrecht de novale tienden in de kerspelen Loesden en Zoes in eeuwige erfpacht voor een jaarlijkschen canon van 18 mark zilver. (Opgenomen in eene akte van dezelfde dagteekening, geïnsereerd in eene akte dd. 1400 September 5.) Afschr. — Ch. n°. 91. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 209 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 198 vs. 271 1643. 1399 Augustus 6. De abt van de St. Paulus-abdij te Utrecht belooft den volgens de ingelaschte akte van denzelfden datum, waarbij bisschop Frederic van Blanckenhem, ter beëindiging van geschillen, aan de abdij de novale tienden in de kerspelen Loesden en Zoes in eeuwige erfpacht geeft, verschuldigden jaarlijkschen canon van 18 mark zilver te zullen betalen. (Opgenomen in eene akte dd. 1400 September 5.) Afschr. — Ch. n°. 91. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 209 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 198 vs. 1644. 1399 November 21. Bisschop Frederic geeft, met toestemming der vijf kapittelen, voor 250 oude gouden Fransche schilden aan de stad Amersfoirt in erfpacht den tol, koppel, gruit en tinsen in en bij de stad. (Opgenomen in eene akte van dezelfde dagteekening.) Afschr. — Reg. n". 311 fol. 43 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 149. . Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 213 vs. 4645. 1399 November 21. De stad Amersfoort erkent in erfpacht te nemen van bisschop Frederic van Blanckenheim alle tollen, koppel, gruit en tinsen in en bij de stad, op de voorwaarden, vervat in den hier ingelaschten brief van bisschop Frederic van 1399 November 21. Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 43 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 148 vs. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 213 vs. 4646. Z. j. (1399.) Bisschop Fredericus verheft, op verlangen van Fredericus, heer van Berg en Bylant, en andere parochianen van Zedem, die op grooten afstand van hunne kerk wonen, de kapel in de voorstad van het kasteel Berg („in opido sive suburbio castri"), gewijd aan de H. Maagd Maria en St. Pancracius Martyr, tot eene parochiekerk, wijst haar het gebied binnen de slotgracht toe, en benoemt tot haren rector Theodericus Liesgher, hem gepresenteerd door den heer van Berg, die voor zich en zijne opvolgers het presentatierecht zal behouden. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 70 vs. NB. Schmedding (De regeering van Frederik van Blankenheim, p. 251 noot 1) plaatst de oprichting der parochiekerk te 's Heerenberg op 1399 met verwijzing naar: Oudh. v. Deventer. II p. 540. 1619. Z. j. (1399?) Ontwerp eener ampliatie van het dijkrecht van Sallant. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 127. NB. Deze akte, in den vorm van een ontwerp opgenomen, staat mogelijk in verband met de door bisschop Frederic in het dijkrecht van Sallant gemaakte verandering. (Vgl. Tegenw. staat. I p. 120.) 272 1648. Z. j. (1399-1404.) De Domproost Johannes de Montfoorde vergeeft het te zijner collatie door MrSTaZr:UI5 * Z?jne kerk' tot ^ lof bezeten ^ Z1JD bl°edVerWan* J0haniies de Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 55. NB. Jan van Montfoort werd Domproost in 1399. Wouter van Renen stierf op 19 April 1404 (Domarchief n°. 1355). 161». Z. j. (1399-1414.) Bisschop Fredericus en de Domproost Johannes de Montfoorde heffen ^««aüe op, waardoor Nicolaus de Wtgheest, pastoor vaï Westerkerck in Zeeland, getroffen is, ter zake dat hij zonder hunn? toestemming twee jaren van zijne kerk afwezig was geweest Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 58 vs. NB. Jan van Montfoort was Domproost van 1399 tot 1414. 165». Z. j. (1399-1414.) drat?ha°an Inntn'noJ" DT^°°St Jollannes de Montfoerde uragen aan Hunnen notaris en schrijver Henricus Boeninjrh od om te onderzoeken of het kerkhof der kerk te Goes bH eene aldaar plaatsgehad hebbende vechtpartij al dan niet door \loed bezoe- Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 133. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 24 vs. NB. Jan van Montfoort was Domproost van 1399 tot 1414. Wüfam htr ™?ari*U) °Pr,SUnte Val™t™™ dach Martelaer. ~ÏTgJS5.'ï^3?le en Duerstede'steIt het regIement vast Afschr. — Reg. n°. 183 fol. 94. en^ dlFlddlCk' Egbf; T AImd0 en n(*en andere dienstmannen en ae drie steden van het Oversticht maken een verbond tot hPt cïmlSvtnerto6 f** ëMG"> «"beS^to « proost van D^nS- dienstman/en> vier oudsten van elke stad en de Afschr. — Reg. n°. 311 fol. 35. 1653. 1400 April 21. vJ?zXf\LÏT VmA J°han Bannenssoen, draagt aan bisschop Frederick verschillende goederen te Amersfoort op, waarmede deze hem dan Afschr. — Reg. n°. 271 fol. 19 vs. 278 JLOoJL. 1400 (Juni 1) feria tercia post Dominicam qua cantatur in ecclesia Dei Exaudi. Bisschop Fredericus bepaalt, dat de straffen, in de laatste synode bedreigd tegen eenige professoren van verschillende orden, die zich kapellanen van den paus noemen, niet toegepast zullen worden op Hubertus Wilhelmuszoon de Scyedam, professor der Dominicaner-orde, daar hij door brieven van paus Bonifacius IX dd. (1391 April 8) VI ld. Aprilis pontificatus ipsius domini nostri pape anno secundo bewezen heeft inderdaad tot kapellaan van den paus benoemd te zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 5. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 117 vs. lOö.V 1400 September 5. Datum et actum completive anno Domini 1400 mensis Septembris die quinta. Bisschop Frederic en het Domkapittel verklaren geruild te hebben de novale tienden (van Loesden en Zoes), die de St. Paulus-abdij van den bisschop in erfpacht heeft, en eene rente van 14 oude schilden uit de goederen van de Rugheweyde, Langheweyde en Cortehoeve, tegen alle rechten in en buiten de stad Gronynghen, die het bestuur der stad van het kapittel in pacht heeft, en aïle verdere inkomsten van het kapittel in en bij Gronynghen, — welke rechten nader omschreven zijn in de hier ingelaschte brieven dd. gegeven int jaer ons Heren 1399 (Augustus 6) des sesten daghes in Augusto, waarbij Henric van Puelwijc, abt, en het convent van St. Paulus te Utrecht erkennen van bisschop Frederic in erfpacht te nemen alle nieuwe en gerooide tienden in de kerspelen van Loesden en Zoes, volgens den ingelaschten brief ghegeven tutrecht int jaer ons Heren 1399 (Augustus 6) des sesten daghes in Augusto, waarbij bisschop Frederic van Blanckenhem, ter beëindiging van de langdurige twisten met abt en convent van St. Pouwels te Utrecht, deze tienden aan hen in erfpacht geeft, — en dd. ghegeven int jaer ons Heren 1392 (December 15) des Sonnendaghes nae sunte Lucyen dach, waarbij het Domkapittel in pacht geeft aan de stad Gronyngen al zijné gerechten, heerlijkheden en goederen binnen en buiten Gronyngen, hun geschonken door keizer Henric en door hem vroeger verpacht aan die van Zeiwarden. (Ook opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1537.) Met zegel' van het Domkapittel in groene was; 1 zegel verloren. Oorspr. — Ch. n°. 91. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 208. Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 197 vs. NB. Met transfix dd. Gudesbergh anno Domini 1401 (Juni 8) die octava mensis Junii. I <•.»<». 1400 (September 10). Gegeven ter Horst int jair onss Heren 1400 des Vry dag es nae Onser Vrouwen dach Nativitas. Bisschop Frederic belooft Gijsbert van den Zijl te handhaven in het bezit van een stuk veen, genaamd die Wiltvang, op Bro(c)lede(r)veen van den Lodijck af langs de landscheiding. Afschr. — Reg. n°. 3H fol. 6 vs. 18 274 1659. Z. j. (Na 1400 September 30.) De vijf kapittelen van Utrecht (?) verklaren, onder goedkeuring der door den abt te Dickeningben en den deken van St. Salvator uitgebrachte adviezen, dat de verpachting der goederen in Groningen door het Domkapittel aan de stad Groningen nietig is; maar zij wenschen den door den bisschop tegen de stad aangevangon oorlog niet goed te keuren. (Onvolledig.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 199. NB. Voor de dateering zie Gosses in: Bijdr. voor vaderl. gesch. en oudheidk. 1908, blz. 132/88. 1658. Z. j. (Na 1400 September 30.) Arnoldus Wilhelmi, abt te Dickeninghen geeft een advies, ten betooge dat de bisschop recht heeft op Groningen en dit recht desnoods met de wapenen raag doen gelden. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 192. NB. Voor de dateering dezer akte zie: Gosses in: Bijdragen voor vaderl. gesch. en oudheidk. 1908 bl. 132 noot 1. 1659. Z. j. (Na 1400 September 30.) Everard Foec, deken van St. Salvator te Utrecht, geeft een advies, ten betooge dat de bisschop recht heeft op Groningen en dit recht desnoods met de wapenen mag doen gelden. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 195 vs. NB. Voor de dateering dezer akte zie Gosses in: Bijdragen voor vaderl. gesch. en oudheidk. 1908 bl. 132 noot 1. 1999. 1400 November 8. Hendrik, heer van Vianen, en zijne vrouw Heylwig dragen, met behoud der lage jurisdictie, aan bisschop Frederic van Blanckenhem over de hooge jurisdictie van de stad en het land van Ameide met bijbehoorende rechten. (Opgenomen in een vidimus van den officiaal van den bisschop dd. 1512 November 3.) Afschr. — Reg. n°. 46 fol. 51 vs. 1661. 1400 November 27. Bisschop Frederik regelt, ter beëindiging der daarover ontstane moeilijkheden, opnieuw de verhouding der parochiekerk van Steenwikerwolde en het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk. (Opgenomen in eene akte dd. 1401 Januari 21.) Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 223. 1663. Z. j. (1400 December 5.) Bisschop Fr(ederik) bekrachtigt de stichting door Ghiselbertus Dau en zijne helpers, van een mannenklooster van Reguliére-Augustijnen te Ny-aemstel en een soortgelijk vrouwenklooster'te Aemsterdam, en bepaalt, dat beide kloosters verbonden en onderworpen zullen zijn aan het klooster van Windesim en aan het kapittel-generaal dier congregatie. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 62. NB. De datum (1400 daags voor het feest van den H. Bisschop en Belijder Nicolaus) is ontleend aan het afschrift dezer bekrachtiging op fol. 3 van het Privilegieboek der Regulieren (Gemeente-archief Amsterdam). (Zie: Scheltema, Aemstels oudheid. IV p. 53.) 275 1G63. Z. j. (1400 December 5.) (Bisschop) Fr(ederik) bekrachtigt de verzoening tusschen Theodericus, pastoor der kerk van Ny-aemstel, en het convent van Reguliere kanunniken bij Aemsterdam. . . Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 61 vs. NB. De datum is ontleend aan het afschrift dezer bekrachtiging op fol. 4 van het Privilegieboek der Regulieren (Gemeente-archief Amsterdam). (Zie: Scheltema, Aemstels oudheid. IV p. 53.) 1661. 1400 (December 15). Datum anno Domini millesimo CCGC0 feria quarta post beate Lucie Virginis. Het kapittel van St. Petrus te Utrecht draagt aan zijn lid Johannes Wael op, om het kapittel te vertegenwoordigen bij de ruiling van beneficiën, die Wernerus de Lochorst, kanunnik van St. Pieter, en Arnoldus de Drakenborch Fredericuszoon, rector der kapel van Coelhorst in de parochie van Amersfordia, willen aangaan. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 32. 1665. Z. j. (C. 1400.) Een ongenoemde geeft een advies ten betooge dat, aangezien de bisschop voor de benoeming van een ambtman voor Coevorden en Drente het advies en de toestemming van Deventer, Eampen, Zwolle en Drente noodig heeft en hij voor eene door hem gedane benoeming de toestemming van beide laatstgenoemden reeds heeft bekomen, de beide anderen zich tegen die benoeming niet kunnen verzetten. Afschr. — Reg. n°. 2 fol. 65*. 1666. Z. j. (C. 1400.) Afschrift van verschillende bepalingen, voorkomende in privilegiën, door de Utrechtsche bisschoppen en de kapittelen aan Drenthe, de stad Gronyngen, Goe en Woliet geschonken. Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 39. NB. De bepalingen betreffen de heffing eener bede in een schrikkeljaar, het aanstellen van een deken, van een wijbisschop en het jus de non erocando. 1669. Z. j. (c. 1400.) De kapittelen en steden verklaren, dat zij, indien de Drenten op de a.s. bijeenkomst te Hulsfoerde op den eersten Vrijdag in de vasten weigeren, om de (hier omschreven) bede op te brengen, den postulaat (of bisschop) bij de inning daarvan zullen bijstaan. (Extract uit eene overeenkomst?) Afschr. — Reg. n°. 31 fol. 41. 1668. Z. j. (1400—1404.) De officiaal van den aartsdiaken ten Dom draagt de onder hem ressorteerende geestelijkheid op, om Johannes, zoon van P., door hertog Albert hertog van Beyeren voorgedragen als pastoor der kerk te N., daartoe te proclameeren. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 12. NB. Albert van Beyeren, die in deze akte graaf van Holland wordt genoemd, was dit van 1389 tot 1404; de volgende akte, die blijkbaar op dezelfde zaak betrekking heeft, bepaalt het feit tot de 15e eeuw. 276 1666. Z. j. (1400—1404.) Datum anno Domini millesimo quadringentesimo etc. ■ Gerardus Weert, proost dor St. Walburgskerk te Arnhem, institueert Johannes, zoon van P., in het pastoraat der parochiekerk te N., en draagt de geestelijkheid te N. op, hem in het bezit daarvan te stellen. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 12 vs. NB. De in deze akte genoemde Albert van Beyeren, graaf van Holland, stierf in 1404. 1696. Z. j. (1400—1405.) Wilhelmus de Renen, proost van St. Martinus te Emmerik en vicaris-generaal in spiritualibus van bisschop Fredericus de Blanckenhem, heft, op grond van brieven van Franciscus, kardinaal-priester van St. Suzanna, de excommunicatie op, waarmede Walterus de Ghyesen, rector der kerk in Delden, getroffen is wegens de verwonding, die hij Gerardus Burboen, rector der kerk in Gasperde, heeft toegebracht. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 8 vs. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n°. 1855* p. 26); Franciscus, kardinaal-priester van St. Susanna, stierf in 1405. 1691. Z. j. (1400—1410.) Wilhelmus de Renen, proost van Emmerik, gelast de hem onderworpen geestelijkheid, om den door den patroon gepresenteerden geestelijke, Bernardus de Braemt, in het bezit te stellen van de helft der priester-prebende in de kerk van Berg (de Monte), welke prebende, eertijds geheel bezeten door Windelant, deken van Emmerik, thans door den patroon Fredericus, heer van Berg en Vylant, met goedvinden van bisschop Fredericus gesplitst is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 40 vs. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n°. 1355* p. 26); Wilhelmus Windelant stierf 23 Januari 1410 (Wassenberg, Embrica. p. 76). 1693. Z. j. (1400—1413.) Bisschop Fr(edericus) en Wilhelmus de Renen, proost van St. Martinus te Emmerik, heffen voor den tijd tot Allerzielen het interdict op, waarmede de stad Emmerik is getroffen wegens de schending van de immuniteit der kerk van St. Martinus door de leeken Theodericus Wapenmaker en Gerardus van Hemert, die zekeren Maes tot in het huis van den kanunnik Everardus Hotman vervolgd en aldaar tot bloedens toe verwond hebben. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 53. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n°. 1355* p. 26); Ever. Hotman stierf op 2 Januari 1414 (Wassenberg, Embrica p. 78). 1693. Z. j. (1400—1413.) Bisschop Fredericus vergunt voor den tijd van zijne regeering aan broeder Johannes, prior van het Regulieren-klooster van St. Johannes 277 Ewangelista bij Aemsterdam, om de goederen van dat klooster, in overleg met den prior in Windesim, te vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 4 vs. NB. Het Regulieren-klooster van St. Jan bij Amsterdam werd in 1400 in de Windeshei mer congregatie opgenomen. In 1413 wordt één der opvolgers van Johannes als prior genoemd (Scheltema, Aemstels Oudheid. IV p. 40, 48). 1694. Z. j. (1400—1414.) Wilhelmus de Renen, proost van Emmerik en vicaris-generaal in spiritualibus van bisschop F. de Blanckenhem, verklaart, dat de benoeming van Margareta de Malsen tot abdis van het Benedictijnerklooster van Oudwica buiten Utrecht kan worden bekrachtigd, omdat binnen den voorgeschreven termijn daartegen geene bezwaren zijn ingebracht. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 10 vs. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n°. 1355» p. 26); blijkens eene akte dd. 1414 Mei 17, afgeschreven op fol. 63 van register N°. 9, is Marg. v. Malsen vóór dien datum overleden. . 1695. Z. j. (1400—1414.) Wijhelmus de Renen, proost van Emmerik en aartsdiaken ten Dom, publiceert, dat Theodericus Jude de Wessalia, die hem door Fredericus, aartsbisschop van Eeulen, voor het rectoraat der kerk in Westervoort gepresenteerd is, Heinricus de Veechuzen, rector dier kerk, krachtens deze presentatie voor hem gedaagd heeft. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 16 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 52. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n". 1355* p. 26); Frederik van Saarwerden was aartsbisschop van Keulen tot 1414. 1696. Z. j. (c. 1400 -1417.) Walramus, heer van Bredenrode, collator der kapellanie van de H. Maagd Maria in de kerk van Outghiezen in het aartsdiakonaat van St Maria, verzoekt den proost van St. Maria de vergeving dier kapellanie aan Jo(hannes) Theodericuszoon, kanunnik ten Dom, goed te keuren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 19. NB. Johannes Theodericuszoon werd c. 1400 kanunnik ten Dom (Domarchief n°. 1355*); Walram van Brederode sneuvelde 1 December 1417 binnen Gorinchem. 169 9. Z. j. (1400—1423.) Willem van Benen, proost van Embric, beleent Johan van Overhaghen met de grove en smalle tienden te Yselhunden (sic) in het kerspel Etten. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 41. NB. Willem van Renen werd in 1400 proost van Emmerik. (Zie: Domarchief n°. 1355* p. 26.) 278 1698. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo quadringentesimo. Bisschop Fredericus spreekt, op grond van brieven van Bassusstachius bisschop van Lucera, Johannes, zoon van een gehuwden vader en eene ongehuwde moeder, vrij van de onwettigheid zijner geboorte, en yerklaart hem geschikt om tot geestelijke rangen te worden bevorderd, op voorwaarde dat hij, zoo hij een beneficie verwerft, dit persoonlijk bediene. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 31. NB. Ia de dateerings-clausule is hoogstwaarschijnlijk het jaarcijfer weggevallen. — Volgens Gtams, Series Episcoporum, was de naam van dezen bisschop van Lucera: Battistachius (Sebastiaan). 16 S 6. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo quadringentesimo, etc. Willem van Benen, proost te Emmerik, geeft aan Gozewijn Hasken, kanunnik aldaar, decharge voor de door hem afgelegde rekening en verantwoording der proosdij. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 25. 1686. Z. j. (1400—1428.) Datum anno millesimo quagrintesimo etc. Bisschop Frederik en Gerardus (Weert, proost te Arnhem) enz. dragen aan de geestelijken te N. op, om bekend te maken, dat de excommunicatie, over H., zoon van G., en zijne vrouw C. uitgesproken ter zake van clandestien huwelijk, is opgeheven. Afschr. — Reg. n°. 10 fol. 13 vs. NB. Aan de akte gaat vooraf de aanteekening, dat Hel(ias) van Noerde, kanunnik ten Dom, en Henricus Streye, kanunnik van St. Pieter, in deze zaak door den bisschop en den proost tot commissarissen benoemd zijn. 1681. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCCC0 etc. Bisschop Fredericus vergunt aan de fabriekmeesters van de kapel der H. Maagd Maria te Amersfoort, om het koor dier kapel af te breken en weer op te bouwen en het daarin gelegen altaar naar eene meer geschikte plaats over te brengen, op voorwaarde dat de tafel van het altaar ongeschonden blijve, en dat zij zorg dragen voor de herwijding van het koor, zoo dit door eenige schending noodig mocht zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 148. 16858. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCCC° etc. Bisschop Fredericus verbiedt aan de zusters van het Clarissenklooster van St. Cecilia te Utrecht, om door opneming van nieuwelingen haar getal tot boven twee en dertig te doen stijgen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 143. NB. Vgl. de akte dd. 1410 December 13, in Reg. n°. 9 fol. 134 vs. en Reg. n°. 10 fol. 24, en de ongedateerde, op 1400—1423 gestelde akte, in Reg. n°. 9 fol. 118vs. 279 1683 Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CGCOm* etc. Bisschop. Fredericus keurt het besluit van Wilhelmus Braem, pastoor van Griepskerc, en van eenige van diens parochianen geed, om in de bij de parochiekerk behoorende kapel der H. Maagd Maria eiken Zaterdag de mis van Onze Vrouw op te dragen, en éénmaal 'sjaars door de parochie eene processie te doen met het beeld der H. Maagd, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die de kapel op eenige wijze bevoordeelen. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 141 vs. 1684. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo GCCQnw etc. Bisschop Fredericus vergunt aan Petrus Henrici Koten, pastoor van Sèr Henrixkinder, om een stuk land, behoorende aan de pastoorsprebende dier kerk, bevattende „een ghemet ende drie quartier lants stillemede", te vervreemden of de turf daaruit te verkoopen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 141 vs. 1685. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCCOi» etc. Wilhelmus de Benen, proost van St. Martinus te Emmerik en aartsdiaken ten Dom, benoemt Henricus Gervogel, kanunnik van Elten, tot zijn officiaal in het aartsdiakonaat van Emmerik. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 139 vs. 1686. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CGCG° etc. Bisschop Fredericus benoemt broeder Henricus, conventuaal in het klooster van Oudwica, tot administrateur van de goederen van het Benedictijner-convent in Vrouwencloster, en draagt den abt in Oesbroeck op, om den overgang van genoemden Henricus naar diens nieuwe klooster te bewerkstelligen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 135 vs. 1689. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CGCCmo etc. Bisschop Fredericus schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die milddadig zijn jegens den priester Wolphardas Andreaszoon, die vreemde landen wil bezoeken en door ziekte tot armoede is vervallen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 130. 16§8. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCGC0 etc. Bisschop Fredericus vergunt aan de zusters van het convent van St. Agnes buiten Amersfoort, om hare goederen met toestemming van haren rector ten bate van het huis te vervreemden. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 129 vs. 280 1689. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCCC° etc. Bisschop Fredericus verbiedt aan de zusters van het Clarissenklooster van St. Cecilia te Utrecht, om door opneming van nieuwelingen haar getal tot boven dertig te doen stijgen. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 118 vs. NB. Vgl. de akte dd. 1410 December 13 in Reg. n°. 9 fol. 134 vs. en Reg. n°. 10 fol. 24, en de ongedateerde, op 1400—1423 gestelde akte van bisschop Fredericus op fol. 143 van register N°. 9. 1699. Z. j. (1400—1423.) Bisschop F(redericus) vergunt, onder goedkeuring van het kapittel van St. Maria te Utrecht, aan Wilhelmus de Renen, om de thesaurie van dat kapittel te behouden, hoewel hij daarin geene prebende bezit Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 27 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 41 vs. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 103 vs. NB. De goedkeuring van het kapittel ontbreekt in het 2e afschrift. — Over de dateering vgl. de eveneens ongedateerde en op 1400—1428 gestelde akte van begeving door bisschop Fredericus op fol. 5 van dit register. 1991. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCGG° etc. Bisschop Fredericus bekrachtigt den inhoud der akte, waarvan het origineel aan deze cedel is vastgehecht. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 43 vs. 1693. Z. j. (1400—1423.) Datum anno Domini millesimo CCCC° etc. Bisschop Fredericus machtigt N., om tot den vierden Zondag Cantate vervolgingen in te stellen en recht te spreken over clandestiene huwelijken in de Tielerwaard, Hesterbant, de heerlijkheden Asperen en Hokelem, en het dorp Ravenswade, mits hij over de emolumenten rekening aflegge. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 23. 1693. Z. j. (1400—1423.) Wilhelmus de Renen, proost van Emmerik en aartsdiaken ten Dom, conservator van de privilegiën van de orde der Predikheeren krachtens delegatie van bisschop Fredericus, die in dezen door den paus gedeputeerd was, heft de excommunicatie op, waardoor Jutta, echtgenoote van Jacobus Stellinx, op aandringen van het Dominicanerconvent te Grueninghen, getroffen is. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 18. NB. Willem van Renen werd proost van Emmerik in 1400 (Domarchief n°. 1855* p. 26). nZ* J- (14°0—1423.) Datum anno Domini millesimo CC C C etc. Bisschop Fredericus machtigt Nicolaus Koec, pastoor der kapittelkerk van Zantboemel, om vóór 24 Juni Aleydis, dochter van Gerardus 281 de Veen, in eene kluis naast het kerkhof zijner kerk in te sluiten, en schenkt eene aflaat van veertig dagen aan allen, die door het visiteeren van de ingeslotene en het bouwen der kluis haar in het kluizenaarsleven behulpzaam zijn. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 16. NB. Misschien kan als terminus ante quem 1412 aaugenomen worden; vgl. de akten dd. (1412?), (1413?) en 1414 Juli 11 op fol. 132, 182 en 64 vs. van dit register. 1995. Z. j. (1400 — 1423.) Datum anno Domini millesimo CCCC0 etc. Bisschop Fredericus verplaatst, op verzoek van het convent van het Wittevrouwenklooster te Utrecht, de viering van de wijding van dat klooster met de daarbij behoorende aflaten van Woensdag na Pinksteren naar Zondag na Pinksteren. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 11. 1999. Z. j. (1400—1423.) \ Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën, die Nu~r. Gerardus de Yselstein, rector der kerk van Wezep, en Ghizelbertus Heerman, rector der kerk van Gommenkerspel in Enchuzen, ten overstaan van Andreas de Scoorle, proost van Westfriesland, hebben aangegaan, en beveelt de inleiding van Mr. Gerardus in het bezit der kerk van Gommenkerspel. Afschr. - Reg. n°. 9 fol. 6. NB. Andr. de Scoorle werd proost van Westfriesland in 1400 (Domarchief n°. 1355, nu. 1355* p. 41). — Zie de akte van bekrachtiging ten behoeve van Grhizelbertus op fol. 45 van dit register. 1999. Z. j. (1400—1423.) Bisschop Fredericus vergeeft de thesaurie van St. Maria te Utrecht, waarvan de collatie hem toebehoort, aan Wilhelmus de Renen, kanunnik ten Dom en proost van St. Martinus te Emmerik. Afschr. — Reg. n". 9 fol. 5. NB. Willem van Renen werd in 1400 proost van Emmerik (Domarchief n°. 1355» p. 26). 1998. Z. j. (C. 1400—1423.) Bisschop Fredericus bekrachtigt de ruiling van beneficiën, die Alphardus de Lichtenberch, kanunnik van St. Petrus, en Nicolaus de Compostelle, rector van het altaar der H. Barbara, Eaterina en Margareta in de kerk van St. Nicolaus te Utrecht, ten overstaan van 's bisschops gemachtigde, den kanunnik ten Dom Johannes Theodericuszoon, hebben aangegaan. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 20. NB. Johannes Theodericuszoon werd c. 1400 kanunnik ten Dom (Domarchief n°. 1355*). 1999. Z. j. (1400-1423?) De officiaal van den bisschop heft de excommunicatie op, waarmede de echtelieden' Theodericus en N. door den officiaal van den 282 proost van Emmerik getroffen zijn, op voorwaarde dat zij vóór Maria Hemelvaart aan Wilhelmus de Eenen , proost van Emmerik, voldoening geven. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 6. NB. Willem van Renen werd in 1400 proost van Emmerik (Domarchief n°. 1355* p. 26). 1900. Z. j. (1400—1423?) Datum anno M°CCCC° etc. De officiaal van den bisschop machtigt N., om tot den aanstaanden Zondag Cantate recht te spreken in huwelijkszaken tusschen de bewoners van zijne provisorie, mits hij de eindvonnissen aan het oordeel van den officiaal onderwerpe. Afschr. — Reg. n°. 9 fol. 62.