1132 DE HISTORISCHE VORMING VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR REDE TER AANVAARDING VAN HET AMBT VAN BIJZONDER HOOGLEERAAR UITGESPROKEN BIJ DE OPENING DER INDOLOGISCHE FACULTEIT AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT OP 7 OCTOBER 1925 DOOR Dr. C. GERRETSON c 14 N.V. BOEKHANDEL v/h W. P. VAN STOCKUM & ZOON VGRAVENHAGE DE HISTORISCHE VORMING VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR 4>E HISTORISCHE VORMING VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR REDE TER AANVAARDING VAN HET AMBT VAN " BIJZONDER HOOGLEERAAR UITGESPROKEN BIJ DE OPENING DER INDOLOGISCHE FACULTEIT AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT OP 7 OCTOBER 1925 DOOR Dr. C. GERRETSON N.V. BOEKHANDEL v^d W. P. VAN STOCKUM St ZOON 's-GRAVENHAGE Mijne Heeren Curatoren, Professoren, Lectoren, Docenten, Doctoren en Studenten dezer Universiteit en gij allen, die deze bijeenkomst met uwe tegenwoordigheid vereert! Zeer geachte en gewenschte Toehoorders en Toehoorderessen! Mede geroepen om bij de plechtige opening der Indologische Studiën aan deze Universiteit tot u te spreken, heb ik, van deze keuze, de natuurlijke verklaring gevonden in den aard der studiën, waarvan de leiding mij is toevertrouwd. Immers, het onderwijs dat aan deze Instelling zal worden gegeven, is, evenals welk ander wetenschappelijk onderricht ook, niet zonder bepaalde grondgedachte; een gedachte, die bij allen die zich aan deze Instelling hebben verbonden, de gelijke uitkomst is van zeer verschillende studie en ervaring en die, bij alle onvermijdelijke schakeering van inzicht en overtuiging, den geest bepaalt, waarvan alle opvoeding en onderwijs aan deze Instelling moge doordrongen zijn. Deze grondgedachte is, met volkomen openhartigheid, van den aanvang af publiekelijk 6 DE HISTORISCHE VORMING beleden. Of was het niet 'de overweging der wenschelijkheid van de ontwikkeling' van het Rijk in Azië 'langs historische lijn', die tot stichting dezer Instelling dén stoot gaf? Geen anderen dus konden elkaar bij de inrichting de hand reiken dan zij, die méde zich stellen 'op den bodem der realiteit' en zich, bij de bevordering van Indië's belang, 'aansluiten bij de bestaande toestanden', in de overtuiging, dat eerst dan deze ontwikkeling 'een proces kan worden van historischen groei.' Het ligt derhalve in den aard der zaak dat, bij een door dien geest bezield onderricht, de historische vorming van den bestuursambtenaar als een uiterst belangrijk element zijner opleiding wordt beschouwd. Hoe zijn de toestanden, zooals zij bestaan, geworden ? Welke steunpunten bieden zij voor verderen opbouw? Welke krachten zijn voor dien opbouw beschikbaar? Hoe moet de arbeid worden verdeeld? In hoeverre kan, van de kennis van het verleden, partij worden getrokken voor heden en toekomst? En hoe kan deze kennis den toekomstigen bestuursambtenaar het best worden medegedeeld? Ziedaar de vragen die, van historisch standpunt, bijzondere aandacht verdienen. In dit verband vak uit den aard der zaak VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR. 7 het eerst de aandacht op de omschrijving der historische vakken, die het leerplan aanwijst en op de wijze, waarop zij zijn samengevoegd. En dan treft u, wellicht niet zonder bevreemding, dat, naast de geschiedenis van Indië, èn de koloniale geschiedenis èn de volkenkunde vanaf één leerstoel zullen worden onderwezen. Nochtans, toen, op voorstel van den Wetenschappelijken Raad, Curatoren dezer Instelling tot deze samenvoeging besloten, gaf dit besluitvorm aan een zeer bepaalde opvatting omtrent de wijze, waarop de historische vorming van den bestuursambtenaar het best zou kunnen worden gediend. Niemand die het gebied der historische studiën in meer dan één richting doorkruist heeft, zal het nauw en innig verband ontkennen dat tusschen de verschillende takken dier studiën bestaat. Een verband zóó nauw en innig, dat het niet overmoedig schijnt te zeggen: 'Er is maar één historische wetenschap.' Edoch, niet alleen de onmetelijke omvang van het historisch gebied, ook de zeer uiteenloopende ambachtelijke scholing die de arbeid in de verschillende takken der historische wetenschap vordert, heeft allengs tot zóó groote verbijzondering geleid, dat het verband tusschen de beoefening der onderscheidene takken vaak is verloren geraakt en er reden is 6 DE HISTORISCHE VORMING om het bekende woord, waarmede Seneca eenmaal de specialisatie der wijsbegeerte laakte, in onze dagen van toepassing te maken op de historische wetenschap: 'Dividi enim historiam, non concidi, utile est.' Het nieuw academisch statuut, dat den aankomenden historicus reeds gedurende zijn studietijd ruimer gelegenheid biedt verwante vakken in onderlingen samenhang te beoefenen, zal niet nalaten op de zoo noodige synthese der verschillende historische studiën een gunstigen invloed te oefenen. En het is in den geest van dit statuut, dat de geschiedenis en de volkenkunde van Indië aan deze Instelling niet als twee afzonderlijke wetenschappen, maar, in nauw organisch verband, als twee takken van een enkele discipline zullen worden onderwezen. Vergun mij dan voor een wijle uwe aandacht te vragen voor een beschouwing, in het algemeen, van de beteekenis van de historische vorming van den bestuursambtenaar, en in het bijzonder, van de wijze, waarop een meer synthetische behandeling van data ontleend aan de verschillende op het leerplan voorkomende historische vakken aan die vorming kan worden dienstbaar gemaakt. Het nut dat de toekomstige bestuursambtenaar VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR. 9 van de beoefening der geschiedenis kan trekken is drievoudig, overeenkomstig het drieledig doel zijner universitaire vorming: scholing voor zijn toekomstig ambt; opleiding tot zelfstandige beoefening der wetenschap; voltooiing van de vorming zijner persoonlijkheid. 1. Bepalen wij ons aanvankelijk tot het naastliggend doel. De wet eischt van hen die toegang begeeren tot den loopbaan van Indisch ambtenaar, in het bijzonder van de Indologen, een zekere positieve kennis van historische feiten betreffende Indië. Natuurlijk ligt het niet in de bedoeling, den geest van den toekomstigen ambtenaar te orneeren met een aantal op zichzelf wetenswaardige feiten, die overigens slechts tot zijne 'algemeene beschaving' bijdragen. Zijne opleiding is, vóór alles, vakopleiding ; de bedoeling wordt dus te volkomener bereikt naarmate deze kennis hem in zijne ambtelijke loopbaan meer van practisch nut is. Dit nu zal vooral dan het geval zijn, wanneer zijne historische kennis hem een duidelijk schematisch inzicht verschaft in de structuur der zoowel ethnologisch, economisch als staatkundig uiterst ingewikkelde samenleving, waarin hij geroepen is werkzaam te zijn. Aan den eisch, een zoodanig inzicht te ver- 10 DE HISTORISCHE VORMING schaffen, is dus in de allereerste plaats te voldoen. Hier stuiten wij echter reeds dadelijk opeen niet geringe moeilijkheid. Ons is opgedragen het onderwijs in de geschiedenis van NederlandschIndië, niet slechts in de nieuwere, doch ook in de oude geschiedenis. Wat valt echter onder oude geschiedenis van Nederlandsch-Indië te verstaan? Of duidelijker: kan de historisch gevormde bij deze omschrijving iets redelijks denken? Ik vrees, dat niet slechts de spreker van dit oogenblik deze vraag niet met een volmondig 'ja' kan beamen. En zoo het den leermeester zelf aan helder inzicht faalt, hoe zal hij het den discipelen bijbrengen? Hoe zou de blinde de blinden leiden ? Want wanneer wij, in overdrachtehjken zin, spreken van de geschiedenis van de opkomst en den ondergang van Rome, dan bedoelen wij daarmede gemeenlijk niet de bouwgeschiedenis der Eeuwige Stad, maar de geschiedenis van het imperium van het Romeinsche Volk. En wanneer wij de geschiedenis van Nederland aan onze kinderen vertellen, spreken wij niet van het ontstaan van duin en haf, van kil en plas, maar van de lotgevallen der Natie die Nederland bewoont, of, in wijderen zin, van de VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR. 11 kern, die, door strijd en vlijt scheppers dezer oikoumene, in den loop der tijden tot de Nederlandsche natie is opgewassen. Maar eilacy, een oude geschiedenis van Nederlandsch-Indië in dezen alleen gezonden zin bestaat niet; Nederlandsch-Indië is niet het gebied van een staatsvolk; zelfs een kern wier ontwikkeling van de vroegste tijden af het huidig bestaan van dit imperium, op welke wijze ook, zou verklaren, is niet nawijsbaar. Nederlandsch-Indië is slechts de naam van zekere landen en zeeën, die met graden en minuten op de wereldkaart kunnen worden omschreven en die onder het machtsbereik van Nederland staan. Of, om het nog duidelijker uit te drukken, NederlandschIndië is, historisch, slechts het Rijk van Nederland in Azië. Doch geschiedenis, — de Nestor onzer historiographie heeft het in zijn afscheidsrede nog eens in herinnering gebracht, — is niet een geschiedenis van dingen, niet een geschiedenis van een territoir, van zeeën en bergen, van rivieren en wouden, maar een geschiedenis van menschen en wel van menschen in hunne onderlinge verhoudingen. En nu hebben voorzeker sommige vroegere inwoners van het tegenwoordig Nederlandsch-Indië met elkaar in veelsoor- 12 DE HISTORISCHE VORMING tige verhoudingen gestaan en deze verhoudingen hebben zelfs tot belangrijke en belangwekkende staatsverbanden en statenverbindingen geleid. Doch zélfs uit de verzamelde geschiedenissen dezer gemeenschappen valt met den besten wil toch een oude geschiedenis van NederlandschIndië niet te construeeren. Want niet alleen dat de grenzen dier gemeenschappen de grenzen van ons Aziatisch Rijk in geen enkel opzicht, hoe gering ook, verklaren, maar ook hebben deze gemeenschappen in verreweg de meeste gevallen als zoodanig met elkaar gedurende hun geheele bestaan in geenerlei verhouding gestaan. Het onderwijzen van 'de oude geschiedenis van Nederlandsch-Indië' als een organisch geheel zou dus slechts voedsel kunnen geven aan het misverstand, als ware Nederlandsch-Indië het historisch resultaat van een binnen dat gebied van oudsher aanwezige Indonesische natiein-den-knop. Zijn wij dan verplicht heel het menschenhjk bedrijf, dat zich vroeger, te land en ter zee, in dezen Archipel heeft afgespeeld, als voor den bestuursman zonder practische beteekenis, buiten bespreking te laten? Geenszins! VAN DEN BESTUURSAMBTENAAR. 13 Indië is, niet alleen nu, maar ook oudtijds, altoos een kolonisatiegebied geweest, een gebied, vol van volkerens