EUROPA EN BISMARCK'S VREDESPOLITIEK ;êuropa en bismarck's ïVREDESPOLITIEK DE INTERNATIONALE VERHOUDINGEN VAN 1871—1890 DOOR Dr. N. JAPIKSE VOOR HET NEDERLANDSCH COMITÉ TOT ONDERZOEK VAN DE OORZAKEN VAN DEN WERELDOORLOG UITGEGEVEN DOOR A. W SIJTHOFF'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ — LEIDEN 1925 VOORWOORD. Dit boek — eerste uitgave in boekvorm van het Nederlandsche Comité tot onderzoek van de oorzaken van den Wereldoorlog — vertelt, hoe het nieuwe Duitsche Keizerrijk van 1871 in Europa ontvangen werd en er zijn zeer groote plaats kreeg. Allergewichtigste factor was hier Bismarck's bewuste en klaardöordachte vredespolitiek, die de aanpassing van het nieuwe aan het oude zeer heeft vergemakkelijkt. Dat deze politiek inderdaad vredelievend is geweest, moet voor velen een verrassing zijn: toch is het onweerlegbaar. Zooals zij was, kon zij in Europa, ofschoon met groot wantrouwen ontvangen en beschouwd, ook met opzet diametraal verkeerd voorgesteld, op den duur vertrouwen wekken. Het einde bewees het. Duitschland nam toen op internationaal-politiek gebied een zeer sterke positie in. Bismarck had zijn doel ten volle bereikt. Ik heb mij opzettelijk tot het verhaal der politieke verhoudingen beperkt. Dit is al zóó vol — en ik geloof ook : zóó nieuw —, dat het een boek op zich zelf verdient. Het spreekt vanzelf, dat op den vorm dezer verhoudingen behalve motieven van nationalen ook motieven van economischen en kolonialen aard hebben ingewerkt. Dit blijkt in het verhaal vanzelf op vele plaatsen, maar niet daarom was het hier te doen; wel om het algemeene karakter der betrekkingen, dat in de politiek tot uiting komt. Hoe meer ik de vooroorlogsgeschiedenis bestudeer, hoe meer ik overtuigd raak, dat men deze Bismarckiaansche periode goed moet kennen, alvorens men tot eenig oordeel over de Wilhelminische — en haar einde — in staat is. Elke voorstelling van de laatste, die de eerste buiten beschouwing laat, mist voldoenden ondergrond en perspectief. Juist, het verschil tusschen beide is buitengemeen opmerkelijk en véél-zeggend. Ik wil biermede niet beweren, dat ik de regeering van Wilhelm II als oorlogzuchtig VOORWOORD. beschouw — dit, om misverstand te voorkomen, — maar zij is toch zóó heel anders dan die van Bismarck, dat in dit verschil minstens een halve verklaring van het ontstaan van den Wereldoorlog schijnt te schuilen. Ik mag echter niet vergeten, dat over de periode na 1890 niet met zóó veel klem gesproken mag worden als over de thans behandelde : het bronnen-materiaal vertoont daartoe nog te veel lacunes. Voor die van 1871—1890 is het ook niet geheel compleet (voor welke historische periode is het dit trouwens wél ?), maar er is van Duitsche, Oostenrijksche, Fransche, Engelsche en Russische zijde toch wel zóó veel gepubliceerd, dat men over bijkans alle punten, waarop het a4n komt, voldoende gegevens ter oriëntatie heeft. Men zie de literatuur-lijst aan het einde van dit boek. Het was mogelijk door een onderzoek in de stukken van het Engelsche Foreign Office tot 1878 (reeds overgebracht naar het Record Office en toegankelijk) enkele punten uit dé Engelsch-Duitsche verhoudingen nader op te helderen. Ook werd een enkele inhchting uit het archief van den markies van Salisbury op Hatfield House verkregen. Het blijft echter zeer te betreuren, dat de biographie van Salisbury — stellig na Bismarck de merkwaardigste figuur op het tooneel der internationale politiek — niet verder dan tot 1880 voltooid is. Het vervolg hiervan mag men met de grootste belangstelling te gemoet zien, want hier moet een belangrijke bijdrage tot de heele Europeesche geschiedenis, in het bizonder tot die der zoo gewichtige Engelsch-Duitsche verhoudingen, in opgesloten liggen, ook voor na 1890. Harer Majesteits gezant te Londen, jhr. mr. De Marees van Swinderen, heb ik voor de vriendelijke bemoeiingen in zake de Engelsche archieven beleefden dank te betuigen. Evenzoo aan de bestuursleden van het Comité in welks opdracht dit boek geschreven werd, voor hunne moeite, om het handschrift door te lezen en er hunne opmerkingen over te geven. * INLEIDEND HOOFDSTUK. In het nieuwe Europa, zooals het in 1815 gemodelleerd was te Weenen, trekken, uit internationaal oogpunt, twee lijnen van ont-^ wikkeling de voornaamste aandacht: die in het Britsche wereldrijk, dat in den strijd met Napoleon veel grooter geworden was en zijn macht had geconsolideerd ; die in de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie, de machtigste onder de mogendheden op Europa's vasteland, die zich als een wachter over het nu herstelde evenwicht beschouwde. De laatste is een neergaande, de eerste een oploopende. Oostenrijk, om de Monarchie zoo kortweg te noemen, was de behchaming van het meest starre conservatisme. Het kon geen veranderingen in den vastgelegden toestand dulden, omdat veran-, deringen, die gewenscht werden, in Duitschland zoowel als in Italië, en evenzeer in de Donau-landen zelf Jiet bestaart van den staat in zijn toenmaligen vorm bedreigden. jOOTlogzuchtig^as het in geenen deele ; het kon als oververzadigd gelden. Het had geen objecten, die het begeerde, behalve voorloopig heel zwakjes, in den Zuid-Westhoek, waar in de Dalmatische landen van militaire zijde soms op meer afronding aangedrongen werd door de annexatie van Bosnië en Herzegowina. Het leger diende alleen, om eventueele bewegingen tegen de bestaande orde te bedwingen, en bleek biertoe langen tijd in staat. Ook Engeland zoekt na 1815 vooreerst geen uitbreiding meer. Het heeft land genoeg ter kolonisatie en zijn nijverheid vindt in ruime mate afzetgebied. In alle rust konden zich de verschillende gebieden in Afrika, Australië, Canada met kolonisten, die de Angelsaksische beschaving de wereld indroegen, vullen. De Engelsche zeeheerschappij, onmisbare grondslag voor de veiligheid van zijn overzeesch bezit, was onaangevochten en geen enkele mogendheid toonde koloniale aspiratiën, die de Engelsche belangen bedreigden. Wat zorg baarde de nog jonge heerschappij over Britsch-Indië, maar pok zij bevestigde zich, zij het met groote inspanning. Ja ! Wel is deze bevestiging van het Engelsche imperium het groote feit uit de wereldgeschiedenis na 1815. Hier is geen star. conservatisme, maar ruime vrijheid van ontwikkeling. Doen zich moeilijkheden voor met de kolonisten, zooals in Canada in de 3oer jaren, dan draalt men niet met aan hunne verlangens tegemoet te Europa en Bismarck'b Vredespolitiek. 2 DE INTERNATIONALE CONSTELLATIE IN l8l5 komen, hun zelfs autonomie te verkenen : het begin van de ontwikkeling der vrije dominions. Absoluut exclusief is de Engelsche koloniale politiek niet, getuige de teruggave van een groot deel der tijdens de Napoleontische heerschappij veroverde Nederlandsche koloniën, getuige ook, dat de vestiging van de Franschen in Algiers, zonder ernstigen Engelschen tegenstand op te wekken, kon plaats vinden. Dat Engeland de ultra-conservatieve politiek van het Europeesche vasteland onder leiding van Von Metternich, den Oostenrijkschen kanselier, eenige jaren lang heeft gesteund, is een gevolg van de internationaal-pofitieke betrekkingen, die zich in den strijd tegen Napoleon hadden gevormd en na Napoleon's val bleven voortbestaan . Dit laatste vindt zijn gereede verklaring in de groote behoefte aan rust na de zware oorlogsjaren en onder den indruk der alom heerschende malaise. Bijkans alle Europeesche mogendheden vereenigd in een heilig verbond, welks verlokkende phrases konden doen gelooven aan een aanstaanden tijd van vorsten- en volkenbroederschap, maar dat in waarheid de omlijsting was van het verbond van vier, weldra van alle vijf groote mogendheden van die dagen, die zich nu, als een soort staten-aristocratie, duidelijker dan vroeger op den voorgrond hadden gedrongen. Hiervan bediende Metternich zich voor zijn Europeesche politiek, die, in haar streven naar behoud, niet terugdeinsde voor interventie in de binnenlandsche aangelegenheden van sommige staten, wanneer deze een keer namen, die het bestaande dreigde omver te werpen —, wat meer dan iets anders de volkenbondgedachte, die men in de heilige alliantie meende te kunnen zien, heeft geschaad. Maar, zoodra Engeland zich terugtrok, had deze politiek als beheerscheres van Europa gedaan. Men mag niet zeggen, dat de overwinnaars van 1815 den overwonnene al te zwaar hebben gedrukt. Frankrijk kreeg een geheel vrijé ontwikkelingsmogehjkheid, zoodra het zijn niet zeer zware verplichtingen had vervuld. Onderdrukt werden de liberaal-democratische aspiratiën, de nationale bewegingen, die, als vruchten van de revolutie of als gevaar voor het bestaande, geen genade vonden bij het overheerschende systeem. Maar zij lieten zich den kop niet indrukken en hunne kans kwam, zoodra de sterke rem van de verbonden vijf ophield te werken. Dit was reeds in de 20er jaren het geval, toen Engeland, dat zijn eigen belang in meer vrijheid! zag, de handen er van aftrok. Oostenrijk moet het aanzien, dat in de Spaansche koloniën, die zich vrij maken, in den Griekschen onafnankehjkheidsoorlog, dan in de Juli-revolutie in Frankrijk,, met als gevolg de ontbinding van het koninkrijk der Nederlanden, de bestaande orde van zaken zeer ingrijpende veranderingen onder- gaat" • • • • De wijziging in de internationaal-poHtieke verhoudingen, die dit mogelijk maakt, beteekent tevens de eerste vermindering in Oos- BREUK IN DE QUINTUPLE ALLIANTIE 3 tenrijk's machtspositie. Van interventie, uit star-conservatief inzicht, is weldra geen sprake meer. In plaats van de éénheid komt een groepeering in tweeën. Want van 1830 af kan men een min of meer conservatieve groep van mogendheden, Oostenrijk, Rusland en Pruisen, en een min of meer liberale, Engeland en Frankrijk, onderscheiden. De eerste groep heeft haar gemeenschappelijk belang ook in het voorkomen van elke poging tot nationale resurrectie in Polen, en in het algemeen in het elkander beschermen — dit geldt vooral van de beide keizerrijken — tegen alle omwentelingsneigingen1).. Het is geen scheiding, die door groote belangen-tegenstellingen wordt beheerscht; er bestaan geen verbonden of entente's, die de mogendheden aan elkander verbinden of tegenover elkander stellen. Er is alleen onderlinge ; sympathie, vooral uit den koers der binnenlandsche politiek voortkomend, die in bepaalde gevallen tot samenwerking brengt, maar bij internationale conflicten is ook een andere groepeering mogelijk. Dit blijkt in de moeilijkheden met Mehemet-Ali, den onderkoning van Egypte, die naar gebiedsuitbreiding streeft en daardoor de Oostersche kwestie, althans één kant ervan, acuut maakt. Hier speelt Rusland de groote rol. Het czarenrijk, dat sedert Alexander I voorgoed in de Europeesche politiek, tot in WestEuropa toe, medetelt en door zijn uitbreiding over Noord-Azië pok een wereldrijk is begonnen te worden, had in de laatste jaren van Alexander I trouw Metternich's politiek gevolgd en werd, na den aftocht van Engeland, de voornaamste steun van de conservatieve politiek. Wel week Nicolaas I, hoewel autocraat in merg en been, in den Griekschen onafhankelijkheidsstrijd van Metternich af, maar dit stoorde de eensgezindheid niet voorgoed. Nicolaas I had *• ~~ hier gehoorzaamd aan het nationale belang van Rusland, dat de verzwakking van het Turksche rijk eischte : Rusland had een*—breeden uitweg naar de zee noodig en wierp sedert de 18e eeuw begeerige blikken naar Constantinopel. Het deed een heelen gooi naar de overheersching van de zeeëngten, toen het in de eerste faze van den strijd tusschen den sultan en zijn Egyptischen vazal den eersten hulp verleende en zeer groote voordeden wist te bedingen bij het verdrag van Unkyar-Skelessi (1833). Het overige Europa zag dit ongaarne, maar verzette zich niet,jvDe tweede faze van den strijd van de Porte en Mehemet gaf er een' geschikte gelegenheid toe, om de groote voorrechten, die Rusland verworven had, te compenseeren. Want toen Frankrijk, waar voor Mehemet groote sympathie bestond, sterke neiging vertoonde dezen te steunen, sloten zich de vier andere groote mogendheden aaneen, om de integriteit van het Turksche rijk te handhaven. De vrees voor de herleving der Fransche expansie uit de dagen van Napoleon I bewerkte dit. Frankrijk, dat in het algemeen na 1815 ') Cf. Bism. und Ruszl., 45 en 62. 4 DE TURKSCHE KWESTIE. niet de minste Napoleontische neigingen meer vertoonde, durfde den oorlog niet aan en Mehemet moest zijne veroveringen in Syrië afstaan. Maar Rusland verloor tevens, bij het DardaneUenverdrag van 1841, zijn bevoorrechte positie te Constantinopel. Overigens was de groepeering der mogendheden van 1840 tijdelijk, en voorloopig deden zich geen groote internationale conflicten meer voor ; nergens werd het Europeesche evenwicht bedreigd. Ook de revoluties van 1848 raakten de internationale verhoudingen weinig of niet. Europa stond in vuur en vlam, maar de volkeren vochten ditmaal alleen hunne inwendige geschillen uit met het gevolg, dat de hberaal-democratische gedachte verscheidene overwinningen te boeken kreeg. Maar de nationale aspiratiën, in Duitschr land, Oostenrijk en Italië vooral, en de sodalistisch-cornmunistische bewegingen, nu pas in opkomst, legden het af. Waar de internationale verhoudingen haar invloed doen gelden — in het verleenen van Jtieteische hulp bij het bedwingen van den opstand in Hongarije, dien de Monarchie, die zich in andere deelen met veel moeite had kunnen handhaven, niet de baas kon worden, — is dit een uitvloeisel van den ouden conservatieven band der Oostelijke mogendheden. En hetzelfde doet zich voor te Olmütz, waar Rusland en Oostenrijk het klaar spelen om Pruisen in hun sfeer te houden. Overigens is Oostenrijk's internationale machtspositie sterk verminderd : het leunt tegen Rusland aan, om zich in zijn stellingen in Duitschland en Italië te handhaven. Spoedig na 1848 kwam het tot groote spanning in de internationale verhoudingen. Weer gaf de Balkan den stoot, ditmaal openbaarde zich de Turksche kwestie in haar scherpsten vorm. Zij was eigenlijk reeds van ouden datum en luidde in haren eenvoudigsten vorm : wie zal de sedert de tweede helft der 16e eeuw in verval geraakte, op mihtaire basis geschoeide Turksche macht vervangen ? Zal dit één der beide naburige groote mogendheden, Oostenrijk óf Rusland dus, zijn of beide, öf zullen de Christelijke volkeren van den Balkan zelf Tuikije's plaats innemen ? Sedeit de eerste helft der 19e eeuw begonnen de laatste de beste kansen te krijgen, wat bevorderd werd door het streven der nationaliteiten naar een eigen staatswezen, dat sedert de Fransche revolutie sterk naar voren kwam. Servië en de Donauvorstendommen hadden autonomie, Griekenland werd vrij. Maar het proces was volstrekt niet beslist; de kleinere Balkan-staten, onderling verdeeld als ze waren, waren lang niet in staat den „zieken man" te Constantinopel den laatsten stoot te geven. Nicolaas I, die zich omstreeks 1850 den sterksten monarch op het ■Europeesch continent kon wanen en in elk geval hiernaar handelde, greep de kans aan, om zijn slag te slaan. Ware hij geslaagd, de Balkan, hoe ook de regeling precies ware uitgevallen, zou onder Russischen invloed gekomen zijn en Engeland, dat hij in staat stelde mee te doen — wat de Engelsche regeering onmiddelhjk afwees —, RUSLAND TEGENOVER ENGELAND. 5 zou van de overwinning hebben geprofiteerd. Maar de poging mislukte geheel, juist door het verzet van Engeland, gesteund door Frankrijk, en het einde van den Krimoorlog was, dat Rusland aan zijn Zuidgrens nog sterker gebonden raakte dan vóór den oorlog het geval was geweest. Het verloor zelfs zijn bewegingsvrijheid op de Zwarte Zee en moest zich in de Oostzee, ten opzichte van de Aalands-eilanden, een beperking in zijn vrijheid van beweging laten welgevallen. Voor de internationale verhoudingen is dit de groote beteekenis s van den Krimoorlog, dat hij reeds bestaande belangen-tegenstellingen acuut maakte, en de gevolgen hiervan bleven in hooge mate merkbaar. Daar was vooreerst de Engelsch-Russische tegenstelling. Voor het eerst bleek het heel duidelijk, hoe zeer Engeland's Europeesche politiek mede door zijn Voor-Indisch rijk beheerscht werd. Het belang van Engeland als Aziatische mogendheid eischte, dat Rusland niet aan den Bosporus kwam te zitten op de plek, waar van ouds Europa en Azië de sterkste aanraking hadden en vanwaaruit een sterke mogendheid op de lotgevallen van beide werelddeelen een beslissenden invloed zou kunnen uitoefenen. Daarom was Engeland's verzet bloedige ernst en de handhaving van de bij den _yrede van Parijs opnieuw gegarandeerde integriteit van het Turksche rijk, onder waarborging der noodigé hervormingen voor de Christelijke onderdanen van den sultan — hervormingen, die nimmer werden uitgevoerd —, werd vooi dien tijd een dogma der Engelsche politiek, er aan opgelegd door Palmerston. Engeland won, maar ten koste hiervan, dat het voortaan op Rusland als tegenstander had te rekenen. Het kwam spoedig opnieuw uit, toen Rusland, tegengehouden in uitbreiding in Zuid-Oost-Europa, te meer vergoeding zocht in Midden-Azië, in Turkestan, in de landen der Kirghiezen en TurcomannenTv Met EngelanóThad Frankrijk gewonnen. Maar de reden van Napoleon III, kort vóór den oorlog keizer geworden, om zich tegen Rusland's voortdringen op den Balkan te verzetten, was veel minder principieel en lag eigenlijk geheel buiten.den Balkan, die, als ding op zichzelf, ook voor Engeland bijzaak was. Het bescherm5 heerschap over de heilige plaatsen in Syrië, dat van ouds in Fransche handen lag, maar sedert de revolutie wat in het vergeetboek was geraakt, op te rakelen mocht tot voorwendsel dienen : de oorzaak ) van Napoleon's ingrijpen lag in de kans, om Frankrijk opnieuw een | belangrijke rol in de Europeesche dingen te laten spelen. Prestige] politiek eigenlijk — een haast onmisbare voorwaarde voor het keizerschap —, die schitterend slaagde ; want Engeland, ofschoon het de renaissance der Napoleontische traditie ongaarne zag, aanvaardde voor dit JÊ&e doel Frankrijk's partnerschap. Het was een vermakehjk-stichtelijke vertooning, dit samengaan van Engeland en een Napoleontisch Frankrijk ; zij duurde niet langer dan tot het 6 INVLOED VAN DEN KRIMOORLOG* einde van den oorlog. Maar Napoleon III kreeg gedaan, dat het vredes-congres te Parijs daagde en dat Frankrijk als Keizerrijk zijn rang onder de groote mogendheden geheel herwonnen had. Het bleek overigens spoedig genoeg, dat de nieuwe Napoleon met den ouden alleen den naam gemeen had. Het uitblijven van veroveringsneigingen kon de verhouding tot Engeland rustig, zonder vertrouwelijkheid overigens, doen blijven en ook die tot Rusland werd niet verder gestoord. Het allerernstigste gevolg van den oorlog ondervond Oostenrijk, dat, hoewel buiten den oorlog gebleven, toch een houding van onwelwillende neutraliteit had aangenomen. Dit was de invloed van het inzicht, dat het niet in Oostenrijk's belang was door de sterke Russische macht zijn eigen ontwikkelingsmogehjkheid naar het Zuiden te laten afsluiten. De Donau in Russische handen kon handelsbelemmeringen ten gevolge hebben en |de Balkan onder invloed van Rusland beteekende versterking van het Slavische element, dat voor de Monarchie zelf, om hare vele Slavische onderdanen, een direct gevaar kon worden. Panslavistische tendenzen deden zich reeds gelden: te Praag was in 1848 een panslavistisch congres geweest. Hier botsten de Russische en Oostenrijksche belangen op den Balkan, zooals ook reeds in de 18e eeuw het geval was geweest, maar nu in scherperen vorm, tegen elkander: zij zijn altijd onverzoenlijk gebleven. Het directe gevolg van Oostenrijk's houding was, dat de banden, ^die het met Rusland verbonden, los raakten. De Monarchie mocht zich verheugen, dat de Russische kolos op een afstand bleef ; er stond tegenover, dat ook zij met Rusland's vijandschap te rekenen had, of dat zij althans bij nieuwe moeihjkheden in eigen boezem geen steun meer van den ouden bondgenoot had te verwachten. Het eigenste kenmerk van de Europeesche constellatie na den vrede van Parijs (18$6) wordt nu het ontbreken van elk bondgenootschap tusschen de groote mogendheden onderling. Het breken van den Russischen-Oostenrijkschen band deed de laatste rest van de verbonden van 1815 verdwijnen. De beide groote gebeurtenissen tusschen 1856 en 1870, de vorming der Italiaansche en die der Duitsche eenheid, zijn door deze omstandigheid zeer bevorderd. De Europeesche verhoudingen waren te zeer in elkander gegroeid dan dat óf de eene öf de andere dezer gebeurtenissen plaats zou kunnen hebben zonder nauwlettend toezicht van allen. Ook Engeland, dat zich na den Krimoorlog zooveel mogelijk van bemoeiingen met de vastelandsche gebeurtenissen onthield, volgde in zijn „splendid isolation" het geheel met gespannen aandacht. Maar het uitblijven van interventie en het uitmaken van deze voor de toekomst van heel Europa allerbelangrijkste beslissingen alleen door de daar direct bij betrokkenen is slechts verklaarbaar hierdoor, dat geen enkele mogendheid aan een andere door een verdrag van algemeenen aard verbonden was. DE ITALIAANSCHE EENHEID. 7 De samenwerking in bepaalde gevallen, zopals die van Frankrijk met Sardinië in 1859 of die van Italië met Pruisen in 1866, is tijdelijk en dient alleen één doel. Overigens is er tusschen beide eenheidswordingen een uitermate groot onderscheid. De Italiaansche is een nationalistische beweging * met" liberale, ten deele ook romantische tinten (Cavour en Garibaldi). Zij was onmogelijk zonder buitenlandschen steun, dien Napoleon III verleende — ja waarom eigenlijk ? Om een rol, ook hier te spelen en om een territoriale winst te behalen in den Franschen Zuid-Oosthoek. Frankrijk, als gewoonlijk aangelokt door roem, het zijn absoluten heerscher begaan. Maar deze zelf raakte in de klem. Het is een wonderbaarlijk experiment, deze Fransche inmenging in het Italiaansche embroglio. Zij kostte den Keizer voor een deel de sympathie van, het clericale Frankrijk, waarop hij van 1848 af gesteund ) had. Hij kreeg er niet den steun van het heele liberale Frankrijk voor in de plaats, omdat hij zelf nimmer ten volle aan liberale wenschen kon voldoen —, om maar van het socialistische of het royalistische Frankrijk niet te spreken. Inderdaad ondermijnde de Italiaansche expeditie van 1859 in hooge mate het tweede Fransche keizerschap, dat bovendien Oostenrijk van zich stiet en in Italië, geen compensatie vond. Want de zig-zag politiek, die Napoleon heel spoedig na het begin van den oorlog in 1859 ging volgen, uitvloeisel van zijn weifelen tusschen clericalen en liberalen in Frankrijk zelf, bracht hem ook in Italië geen vertrouwen. Vooral deze houding van Napoleon III gaf de Italiaansche eenheidsbeweging haar hortend en stootend karakter. Dan profiteerend van een gunstige stemming van den Franschen heerscher, dan afgestooten door een clericale bui, moest het werk lukraak worden voltooid. De moeilijkheden van Oostenrijk in 1866, dan die van Frankrijk zelf, dat Rome bezet hield, in 1870, gaven tot deze voltooiing eindelijk gelegenheid. Maar Italië was over niemand tevreden, ook niet over Pruisen, dat zich in 1866 weinig om den bondgenoot bekommerd had, zoodat deze nog een heele irredenta aan Oostenrijk had moeten laten. En omgekeerd waren ook de anderen niet over Italië tevreden: men vertrouwde het niet; het telde na 1870 eerst heel weinig onder de groote mogendheden mee. De Duitsche eenheidswor'ding staat, zoodra Pruisen bewust deleiding genomen heeft, in het teeken van het sterke gezag. Zij is noch conservatief, noch liberaal, wel nationaal, maar in de eerste plaats Pruisisch-nationaal.( Steun van buiten behoeft zij niet, zij had er alleen langs diplomatieken weg voor te zorgen, dat niemand Oostenrijk hielp. Bismarck, die aan de impasse, waarin de Duitsche beweging sedert lang zat, een einde maakte, werd haar staatkundige leider naar binnen en naar buiten en degenen, die meenen, dat de wijze, waarop hij dit gedaan heeft, Duitschland's noodlot is geworden, moeten nog aannemelijk maken, hoe de oplossing t 8 DE DUITSCHE EENHEID. langs anderen weg mogelijk ware geweest. Het Pruisische leger diende hem tot middeT^ Verwonderlijk zijn de gevolgen van het bliksemsnelle succes van de Pruisen> die Oostenrijk in een ommezien uit Duitschland stooten en dan hun eigen Noord-Duitschen bond stichten. De macht, door Pruisen ontplooid, wekte direct groote vrees in de naburige landen. Men klaagde over het groote geweld, waarmede de Pruisische staat, steunende op de müitairen, te werk ging, reeds van 1863 af, vergetende, dat hier alleen de graad van het geweld, waarmede alle staten in tijden van crisis plegen op te treden, een verschil aanduidt. Principieel is het optreden van Frankrijk-Sardinië tegen Oostenrijk niet anders dan dat van Pruisen tegen Oostenrijk, evenmin als er wezenlijk verschil bestaat tusschen het onttronen van de vórsten van Midden- en Zuid-Italië en die van Hannover en Hessen-Cassel. Maar het groote feit, dat vanzelf diepen indruk moest maken, was de manifestatie van een sterke mogendheid in Midden-Europa, dat zoo lang een vacuüm was geweest. Nu Pruisen, dat sedert Frederik den Groote in internationaal-pojitiek opzicht niet gegeven had wat het toen scheen te beloven, hier bewust de leiding nam, voelde men overal het gewicht dezer gebeurtenis. In het bizonder Frankrijk voelde zich bedreigd. Te Sadowa, zeide men, was laatstgenoemd land eigenlijk overwonnen. Direct stonden het nieuwe Pruisen en Frankrijk vijandig tegenover elkander. Hier was een nieuwe belangen-tegenstelling, die niet meer zou verdwijnen; de oude tegenstelling van Frankrijk tegenover Habsburg werd er in opgeslorptA De groote vraag, waarvoor het politieke Europa zich na de constitueering van den Noord-Duitschen bond geplaatst zag, was : hoe zal Frankrijk de vorming van een Duitschen bond of van een »Duitsch Keizerrijk opnemen, want iedere schooljongen kon begrijpen, dat de Noord-Duitsche bond hiertoe den vasten pijler moest bieden, al was in den Praagschen vrede de Mam-linie als zijn grens aangewezen. Het bleek zeer spoedig, dat het dit heelemaal niet zou dulden. Overschrijding van de Main-linie door Pruisen, gaf de Fransche regeering ondubbelzinnig te kennen, beteekende oorlog. Napoleon III, die zich te Biarritz door Bismarck had laten cajoleeren en die Sadowa had toegelaten — Oostenrijk was ook geen vriend van Frankrijk en men kon meenen, dat het nog meer dan Pruisen te „ duchten zou zijn — achtte zich genoodzaakt niet verder toeschouwer te blijven. Van meet af was Bismarck's positie in dit duel, dat in 1867 hegor, zeer sterk. Internationaal, want hij mocht rekenen op de welwillende neutraliteit van Rusland, dat hij. in 1863, door Pruisen's \houding in den Poolschen opstand, zeer aan zich had verphcht : tusschen Rusland en Duitschand bestond in dien tijd „an unconsci- FRANKRIJK EN DUITSCHLAND. 9 ous alliance"1). Hij behoefde niet te vreezen voor Engeland, dat zich in zijn „splendid isolation" wel bevond en het Napoleontische ( Frankrijk nimmer zeer gunstig gezind was geweest. Oostenrijk was een onzeker element, maar het kwam Pruisen direct ten goede, dat Bismarck bewerkt had, dat het in 1866 zeer clement behandeld was. Frankrijk zou hoogstwaarscMjnhjk het duel alleen moeten uitvechten en stond in inwendige kracht, zoowel staatkundig als militair, bij Pruisen achter, waar Bismarck zich van 1866 af in de inationaal-liberalen een zeer sterke regeeringspartij gevormd had en waar geen enkele partij er ook maar een oogenblik over dacht de regeering in een strijd met Frankrijk in den steek te laten. Reeds in 1867 werden ook de Zuid-Duitsche staten tot verbonden met het Noorden bereid bevonden. In zijn heele aspect stond Pruisen, de opkomende macht, verre boven het keizerlijke Frankrijk, dat, innerlijk zeer verdeeld, juist nu ook het échec var Mexico moest ondergaan. Het waren zeer ongelijke partijen Bovendien.: Bismarck, beheerschende inet zijn. rustige, weloverwogen politiek, die altijd wist af te wachten, en Napoleon III, verschillende impulsen uit zijn omgeving volgende, dan naar het eene, dan naar het andere object grijpende, om den achterstand" ten opzichte van Pruisen in te halen. Is het waar, wat Sir Robert Morier8), de Engelsche vertegenwoordiger te Darmstadt, schrijft, dat een zeer kleine compensatie in staat zou zijn geweest Frankrijk te voldoen? ,,A very small tribute", noemt hij het , ,,just to save the principle", n.1. dat aan Frankrijk bij een verandering in de Europeesche constellatie ook iets toekwam, als het ware een „regulation fee". Men kan de Palts of Luxemburg of België geen kleine vergoeding noemen. Maar stel: Frankrijk had hiervan iets gekregen, ware dan het conflict uit de wereld geweest ? Morier zelf wist eigenlijk wel beter: „That the north and south of Germany should unite without the consent of France and without an equivalent to France was simply a thing, that ckould not be. On this respect the most moderate and the most exalte thought precisely alike". I Het ging niet om een aequivalent alleen, maar om Frankrijk s toestemming. En wie zou zich verbeelden, dat Bismarck's politiek zich op den duur aan dit alternatief: geen Duitsche eenheid of oorlog met Frarikrijk, zou kunnen storen ? Stellig is deze politiek — in de Luxemburgsche vraag b.v. — vol terughouding, maar zij stond voor de noodzakehjkheid, om een oplossing te brengen van een onvoltooide ontwikkeling. Baden vroeg niets beters dan toelating tot den bond, Hessen-Darmstadt moest haar wenschen, omdat zijn ééne helft er al toe behoorde. Het was een op den duur onhoudbare toestand. ') Fitzmaurice, II, 74. .*) Morier, II, 216. IO DE KEIZER VRAAG. Hoe voorzichtig Bismarck's politiek in deze dingen was, bewijst allerduidelijkst zijn houding in 1870, wanneer in het begin van dit jaar de Keizervraag aan de orde komt. Ja, eigenlijk had zij van 1866 af altijd bestaan. De wensch, om in 1866 niet te veel te wagen — met het oog op de houding der Zuid-Duitsche staten, en vooral met het oog op Frankrijk —, had Bismarck er van teruggehouden de zaak toen door te zetten1). Maar op den duur begon hij, ook als tegenwicht tegenover het Pruisische particularisme meer en meer de wenschehjkheid te gevoelen haar te regelen, al was hem de vorm niet direct geheel duidelijk. Juist toen kwam van Engelsche zijde de vraag, hoe de Duitsche regeering over het geval dacht: het is niet zeker op wiens instigatie de Engelsche minister Clarendon, die de vraag aan den Pruisischen gezant voorlegde, hier handelde*). Hij liet tegelijk ook te Parijs sondeeren. Bismarck antwoordde zeer openhartig. Maar, klaarblijkelijk onder invloed van het resultaat der sondeering te Parijs, gaf Clarendon in een tweede onderhoud met Bernstorff niet onduidelijk te kennen, dat het beter was de zaak nog te laten rusten : „hij wilde wel niet zeggen, dat het geval tot oorlog zou moeten leiden, maar het zou toch de nauwelijks wat bedaarde jaloezie en vrees der Franschen opnieuw opwekken". Bismarck teekent aan : „so eilig ist es nicht", en hij het de zaak inderdaad voorloopig geheel vallen *). Het geheele geval is voor de situatie in den tijd vóór het uitbreken van den oorlog van 1870 bizonder leerzaam Engeland, ofschoon het uitdrukkelijk te kennen geeft, dat het zelf de zaak als een binnenlandsche aangelegenheid van Duitschland, waarmede het niet te maken heeft, beschouwt, fungeert min of meer als bemiddelaar tusschen Frankrijk en Duitschland ; het wordt daarbij geleid door den wensch om den oorlog te voorkomen. In Frankrijk gist het heel sterk; men laat Engeland niet in twijfel, hoe hoog de spanning geklommen is, al wil men gaarne Engeland's vriendschap. Duitschland neemt nauwlettend waar — er gaan ook reeds voelhorens voor een toenadering naar Oostenrijk —, houdt rekening met Engelsche gevoeHgheid en bruskeert niets, zoolang het niet volstrekt zeker van een goede kans is. Al te sterke bemoeienis van Engelsche zijde wordt ondertusschen afgewezen. Wanneer Engeland, hier stellig op aansporen van Frankrijk, een voorstel tot vermindering van r) Zie zijn brief van 17 Januari 1870 in Hist. Zeitschr., Band 127, S. 471, bijlage bij een artikel van W. Platzhoff, England und der Kaiserplan vom Prühjahr 1870. J) T.a.p., S. 459, meent Hatzhoff, dat het op directe of indirecte instigatie van den kroonprins van Pruisen zou zijn. De bewijzen hiervoor zijn m.i. niet afdoende. Het bericht van Morier, die het wel van den kroonprins kan gehad hebben, is pas van 25 April (Morier, II, 150). *) Volgens Morier's bericht had Bismarck met Beieren „within the last fortnight" nog pourpariers (t.a.p.); 27 April (p. 151) zegt Morier inderdaad, dat het plan opgegeven was. DE UITBARSTING VAN 1870. II bewapening ter sprake brengt, krijgt het de bons en Engeland dringt dan ook niet verder aan. Al heeft een liberale minister als Qarendon misschien eenige grootere sympathie voor Frankrijk dan voor Duitschland, in de effectieve politiek komt dit met uit. Zoodra het ernstig gaat spannen, houdt Engeland zich op de vlakte.«i: Naar den uiterlijken schijn bracht de Emser depêche op een tamelijk onverwacht oogenblik de uitbarsting. Maar dit befaamde stuk, dat alleen groote kwaadwilligheid nog voor een falsificatie verslijten kan1), deed in werkelijkheid geen anderen dienst dan een uitweg banen voor een toestand, die eens onhoudbaar moest worden. En wel leest men met eenige bevreemding, dat lord Granvüle, die, als opvolger van den einde Juni overleden Clarendon, 6 Juli als rninister van buitenlandsche zaken optrad, kon verklaren : „The political sky is serene — without a cloud" *). Hoe beperkt schijnt de horizont van zelfs zeer ingewijde tijdgenooten ! Zoodra de Hohenzollernsche trooncandidatuur, die fraaie Spaansche klucht, te Parijs bekend wordt, is de opwinding buitengewoon groot en de heele stemming zoekt een uitweg in oorlog. De Oostenrijksche gezant, Metternich, die zeer vertrouwelijk aan het Hof verkeerde, bericht : „J'ai trouvé 1'Impératrice tellement montee en faveur'de la guerre, que je n'ai pas pu m'empêcher de la plaisanter un peu". Ook de Keizer acht oorlog onvermijdelijk: „II faudra — que nous ayons 1'oeil ouvert, car ïselon moi la palme reviendra k celui qui sera prêt le plus vite". En Olivier meent : „Nous en 'avons assez — des humiliations que la Prusse veut nous imposer" *). Deze uitingen, kort na de bekendwording der candidatuur opgeteekend, geven een instantané. We mogen er meer gewicht aan hechten dan aan later, na bekoeling der drift en onder den indruk der deceptie, neergeschreven herinneringen van de betrokkenen zelf. Wanneer de simpele candidatuur van den prins van Hohenzollern zulk een uitwerking kon hebben, ligt de gevolgtrekking voor de hand : Frankrijk vreest zijn positie van eerste mogendheid op het vasteland, die het krachtens de traditie bekleedde en die onder het keizerrijk verlevendigd was, te verhezen en handelt hiernaar. De afwikkeling van het geval — niettegenstaande de zeer groote inschikkelijkheid van Wilhelm I — bewijst dit haast nog duidelijker dan de inzet. Bismarck sloeg toe, toen hij ook tegenover de buitenwereld de prachtigste kans had. Kan men dit in zulke omstandigheden afkeuren ? Ja, wanneer men meent, dat Duitschland zich inderdaad niet mocht unifieeren. Ja, misschien ook, wanneer men mocht *) Reeds in de zeer bekende Histoire Générale van Ljavisse en Rambaud (XI, p. 776) werd erkend, dat het dit niet was. >) I^oftus, II1, 267. ') English Historica! Review, January 1923, p. 91 vlg. 12 DE GEVOLGEN VAN DEN OORLOG. oordeelen, dat Duitschland een door het Spaansche voorloopig bewind zelf gestelde candidatuur niet mocht bevorderen. Maar is het redelijk zoo te oordeelen ? Het gevolg van den Fransch-Duitschen oorlog was inderdaad in de allereerste plaats, dat Duitschland Frankrijk achteruitdrong, zooals Frankrijk in de 17e eeuw Spanje's plaats had ingenomen. De verloren oorlog kostte Frankrijk veel geld en twee landstreken, die, hoewel in oorsprong overwegend Duitsch, sedert hunne vereeniging met Frankrijk in de 17e en 18e eeuw, vooral tijdens en na de Fransche revolutie, zeer sterk verfranscht waren. Alweer! men kan het recht van Duitschland, om den overwonnene deze zware voorwaarden, op te leggen, niet ontkennen. Maar niet elk redelijk denkend mensch zal oordeelen, dat Duitschland verstandig deed met van zijn veroveringsrecht gebruik, althans een zóó ver strekkend gebruik, te maken. Veiligheidsmotieven naast nationale aspiratiën werkten dit uitj Zelfs Metz moest er aan gelooven — en het doet er eigenlijk weinig toe, of dit met of zonder Bismarck's instemming doorgezet werd1)!. Deze annexatie van Elzas-L,otharingen heeft Duitschland veel kwaad gedaan. Voor Frankrijk was dit niet de hoofdzaak: voor dit land ging het om zijn heele machtspositie, die nu voorgoed verdwenen scheen ! Maar de buitenwereld, die de Duitsche keizerkroning zonder bezwaar aanvaardde, vond deze verovering weerzinwekkend. De Pruisische methodes werden er te gevreesder om. Het zou voor Pruisen en voor de wereld beter zijn geweest, hadden de Duitschers dit in 1870 voor oogen gehouden. De weerzin ging niet zóó ver, dat één der mogendheden Frankrijk's partij nam. Geen enkele had hiertoe genoeg belang bij het geval. Maar de sympathie van velen, vooral in de liberale wereld, die toen in WestEuropa zeer machtig was, ging voor Duitschland verloren. Een zeer duidelijk getuigenis geeft hier Sir Robert Morier, wien men geen antipathie tegen de Duitsche eenheidswording kan verwijten. Hij schrijft aan Stockmar 21 Augustus 1870 2): „You will know without my telling you, how heart and soul I am with Germany at this great turning-point, not of her history only, but of that of mankind. What untold heights may not the world attain with a German Empire preponderant over the destinies of Europe — if only there is as much wisdom in the upper stores of the building as there has been valour and self-sacrifice in the lower". Maar hem staat onmiddellijk Elzas-L,otharingen in den weg, om te blijven bewonderen. In een memorandum van September3) ') Zeer sterk heeft Bismarck het afgekeurd in een onderhond met St. Vallier in 1879 (Chaudordy, p. 256) : „la plus grande des fautes politiqnes". — Ook volgens Waldersee was Bismarck van meening, dat men te ver ging (I, 163). ') II, p. 165. 3) II, p. 168. ELZAS EN LOTHARINGEN. 13 uit hij zich als" volgt: „It was at this period that for the first time I heard whispered the ominous words of Alsace-Iyorraine", — en het is wel goed te noteeren, hoe plotseling dit veroveringsobject als winstdoel van den oorlog duidelijk te voorschijn trad. Zoo gaat het gewoonlijk ! Maar Morier waarschuwt de Duitschers, dat zij veel te ver dreigden te gaan. De Vogezen-grens was het uiterste, meende hij, en als hij zelf in het bezette gebied heeft gereisd, concludeert hij • in de Duitsche deelen van den Elzas kunnen bezettingstroepen en bevolking het heel goed vinden1). „You wouldsee civilians and soldiers on an evening sitting together m groups and laughing and talking, or even quarreling, the women of the village being always the most forward in these discussions, and the most vociferous". Maar daarentegen : „In the French part (nl. van Lorraine) the two populations were always to be seen in separate groups, and holding aloof matters". Hij zag hierin een basis van mediatie, trachtte zijn regeering over te halen hiertoe stappen te doen, maar slaagde niet. ') II, 204. I. EUROPA IN 1871. DE UITVOERING VAN DEN VREDE VAN FRANKFORT. Vergelijkt men den internationalen toestand yan Europa in 1815 en 1871, dan treft onmiddellijk deze overeenkomst, dat Engeland verstevigd daar staat, en dit verschil, dat Oostenrijk-Hongarije zijn overheerschende positie geheel kwijt is. De Monarchie bestaat nog uit de Habsburgsche erflanden in de Donau-streken, die thans, om de Hongaren te bevredigen, in een zgn. dualistischen staatsvorm georganiseerd zijn. Zij is nog wel groote mogendheid, maar, na Italië, de zwakste. Haar vóór gaan.thans Frankrijk, Duitschland, Rusland. JK De eenige wereldmacht is Engeland door zijn kolossaal overzeesch bezit. Het is overal buiten het Europeesch vasteland geïnteresseerd en haast overal het sterkst. Zelfs in Azië overtreft het door zijn rijk in Voor-Indië, en door zijn preponderante stelling in Oost-Azië, nu dit geopend is, zooal niet in omvang, dan toch in innerlijken samenhang en in intellect", de Russische macht, die overigens juist hier op weg is meer en meer een wereldmacht-te worden. Naast Engeland is Frankrijk als koloniale mogendheid van eenige beteekenis. Het keizerrijk had het koloniaal bezit in AchterAzië en koloniale belangen in Oost-Azië bezorgd en de derde Republiek zou op den kolonialen weg voortgaan. Het zou op den duur blijken, dat de verovering van Algiers, het begin van Frankrijk's nieuwe overzeesche rijk, van ingrijpender belang was dan de Juliof de Februari-revolutie zelve. Tot wrijving met Engeland leidde deze Fransche expansie in dezen tijd nog niet. Engeland's koloniale politiek in de liberale aera was betrekkelijk vreedzaam. Sommige liberalen uit de Manchesterschool waren zelfs van meening, dat de tijd nabij was, dat Engeland zijn koloniën zou kunnen vrij laten en dat overal zulke groote idealen als handelsvrijheid en wereldvrede verwezenlijkt zoudenr worden1). De liberale kabinetten van Gladstone gingen in de praktijk der staatkunde niet zóó ver, maar zij toonden zich wars van ') Cf. Friedjung, I, 75—76. DE HOUDING VAN ENGELAND. 15 verdere gewelddadige vütbreiding, van dat streven, dat men spoedig; met den naam van imperialisme zou betitelen. Met dit al gebeurde er op de wijde wereld niets, of Engeland was er bij, zooveel mogelijk reguleerende en niet nalatende voor zichzelf te zorgen. Het kon moeilijk anders, omdat Engelschen overal hunne belangen hadden, en of ze wilden of niet, moesten de liberale Engelsche rmnisters evengoed als de conservatieve hiervoor opkomen. Alleen de modus quo verschilde. Ten opzichte van het vasteland van Europa geldt dit evengoed als ten opzichte van de landen over zee. Het karakter van de groote mogendheid, die Engeland was, dwong zijn staatslieden hiertoe. Zij konden dit niet loslaten. ' ?^rOok in' 1870 en 1871 bleef het liberale kabinet Gladstone aan de politiek van surveilleerend toezien getrouw. Wanneer tijdens den oorlog Charles Gavard als secretaris van De Broglie naar Engeland komt, noteert hij *^,Tout le monde est ici atterré ; c'est par peur qu'on ne dit rien. II n'y a plus d'Europe, plus de société de peuples, si on lalsse ainsi la force aller jusqu'au bout. Ce qui me frappe, Messieurs les Anglais, c'est que vous faites comme nous, au lendemain de Sadowa. Hatez-vous donc et tachez de faire mieux". De opmerking is treffend, maar de motiveering is onjuist. Slechts enkele Engelschen hadden een opvatting als Morier, voor wien de onthouding in het groote Fransch-Duitsche conflict bitter te slikken was : „Modern England as represented by the reform Parliament and incarnated in the person of Mr. Gladstone, has lost the sense of her Imperial position and becomes denudedof the instinct of dealing with her peers and what is worse is the conviction that the evil is past all cure. Never since the world began had a nation such a chance of dping a stroke of policy and of becoming on the largest scale the ïKïpy«Tj/ga) of the human race at absolutely nocost, and simply by recollecting for twenty-four hours the duty it owed to others and to itself,' as we had this summer" 8). Maar dit algemeen-humanitair, idealistisch motief was niet voldoende, om een Engelsche regeering, zelfs een liberale, tot handelen te bewegen. Het overwegend inzicht voor onthouding was ook niet vrees, zooals Gavard meende, maar de afwezigheid van belang om in te grijpen. Men kon het Napoleontische rijk zonder spijt zien vallen 4): het Europeesche evenwicht scheen hiermede niet geraakt. Bepaalde sympathie hadden de liberale ministers, zoowel Gladstone als Granville, voor de autoritaire Pruisen niet. Zelfs ging hunne sympathie, na den val van Napoleon III en na de groote overwinningen der Pruisische legers, meer den Franschen kant op, — een *) Gavard, 6—7. *) Weldoener. *) Morier, II, 208—209. *) Cf. Reindorff, 45. i6 DIE VAN RUSLAND EN DE ANDEREN. ommekeer, die in de stemming van heel Engeland valt waar te nemen*) —, maar hierom veranderden ze hunne politiek niet. ■fr Evenals Engeland Het ook Rusland het zonder verzet toe, dat zich in midden-Europa een sterke mogendheid constitueerde. Het had dit zelfs eenigermate begunstigd door een legercorps samen te trekken op de Oostenrijksche grens : duidelijke aanwijzing van wat te wachten stond, wanneer Oostenrijk aan het verlangen in sommige kringen naar revanche voor 1866 mocht toegeven. ,,Après Dieu, c'est a vous que nous devons la victoire", mocht Wilhelm I uit Versailles aan Alexander II seinen, en de laatste zag zelf s in het vergroote Pruisen een middel, om zich zelf te versterken a). Zijn kanseher Gortsjakow deelde de vriendschap van zijn meester voor het grootere Duitschland niet geheel: men zegt, dat hij naijverig was op het succes van Bismarck, dien hij gaarne als zijn leerling beschouwde, zooals Rafaël die van Perugino 8), voegde hij er bescheiden bij, en hij het het aan goede raadgevingen in de dagen, toen de Duitschers om Parijs lagen, niet ontbreken *) —, wat Bismarck niet zeer op prijs stelde. Dit nam niet weg, dat hij, niet zonder Voorkennis van Bismarck s), zij n bef aamden zet deed, om midden in den oorlog de neutraliseering van de Zwarte Zee, vastgelegd in den vrede van Parijs, afgeschaft te krijgen, wat op de L/ondensche conferentie van 1871 bevestigd werd. Men mag dan ook gerust zeggen, dat de „unconscious alliance" den oorlog van 1870 overleefde, al was er dan ook toen, evenals reeds vroeger, eempohtiek-Hberale^artij, die er systematisch naar streefde de Duitsch-Russische betrekkingen te bederven — partij waarvan de journalist Katkow een der ijverigste leden was '). * Ook Oostenrijk, waar men spoedig inzag, dat Frarikrijk niet het paard was, om op te wedden, hield zich rustig : de revanche-idée van Von Beust kreeg heelemaal geen kans. En Italië had de gelegenheid van den oorlog waargenomen, om Rome te bezetten. Zóó gebeurde het, dat deze tweede verandering van de grootste beteekenis, die een vergelijking van 1815 en 1870 doet zien, de vestiging van een groot en sterk Duitschland, zonder iemands tegênstand dan dien van het dientengevolge overwonnen en verwonde *) Cf. Reindorff, 24 vlg. (de schrijver gaat in zijne conclusies meer dan eens te ver) en Rothfels, 9 (o.a naar Loftus II1), 99). l) Sabourow in Revue de Paris, 15 Maart 1912, 246. *- Sabourow's mededeeling, dat Rusland Oostenrijk bedreigd zou hebben, wordt ontkend door Cyon, zoowel in zijn Histoire de 1'alliance franco-russe (p. 4) als ih I,a Ruasie Contemporaine (p. 176). J) Bism. und Ruszl., 16. *) Ook reeds in 1866 :4d., 98 ylg. 6) Zie zijn brief van 20 Sept. 1870 bij Goriainow, 154. s) Bism. und Ruszl., 17—18. — Zie over Katkow vooral Cyon's 4e hfst. BISMARCK'S VREDESPOLITIEK. 17 Frankrijk, tot stand kwam. Maar hoezeer toeschouwers, geen der mogendheden, ook Rusland niet, garandeerde Duitschland zijn nieüwe bezit enjhet bleek spoedig, dat Frankrijk in het verlies van zijn beide provinciën en in dat van zijne machtspositie op het vasteland kwalijk zou berusten. Naast de Oostersche kwestie, die voor het oogenblik latent was, bracht dit in Europa een nieuwe groote moeilijkheid, die, ofschoon even zeer latent, op de internationale verhoudingen van nu af aanhoudend gedrukt heeft. En daarbij kwam de alles beheerschende vraag, hoe het nieuwe Duitsche rijk zich in het geheel der bestaande verhoudingen zou invoegen en wat de uitwerking hiervan zou zijn op de aanwezige,, tegenstellingen, die van Rusland en Engeland en die van Rusland en Oostenrijk in de allereerste plaats. Hier lag het hoofdpunt van de geheele politieke constellatie van dat oogenblik, dat men daarom vart zelf tot het uitgangspunt zijner beschouwingen maakt. /Bismarck heeft vele gelegenheden te baat genomen, om te verzekeren, dat het nieuwe Duitsche rijk vrede behoefde, dat de Duitsche politiek zich het behoud van den vrede ten doel stelde. Duitschland was, aldus de kanselier, verzadigd, nu het zijn nationaal staatkundig bestaan verworven had. Verzekering, beveiliging hiervan was het hoogste doel. Bij verdere uitbreiding in Europa bad Duitschland niet het minste belang. Men heeft geen recht deze verzekeringen* in twijfelvte trekken : Bismarck's daden als leider der Duitsche Rijkspolitiek zijn met deze woorden in overeenstemming. J%*Evenzoo was de oude Keizer vast overtuigd, dat vrede het hoofddoel van Duitschland's politiek moest zijn. Niet anders de kroonprins, die door zijne gemalin in sterk humanistisch-Hberaal getint milieu verkeerde. Een enkele Duitsche militair mocht zich in anderen zin uiten, hij had niet de minste kans om Bismarck's politiek te beïnvloeden. Men leze de afstraffing, die Manteuffel, opperbevelhebber van de Duitsche bezettingstroepen in Frankrijk, een zeer . gematigd man overigens, kreeg, toen hij zich vermeten had op eigen houtje een onderhandeling over een verdrag aan te vangen : ,,Ik alleen heb de verantwoordelijkheid voor mijn ressort te dragen" en „het is voor het gelukken van diplomatieke onderhandelingen slecht, wanneer ze niet in één hand liggen"1). Ook uit het publiek hoort men in de eerste jaren na 1871 geen groote onvoorzichtigheden, anders dan eenige jaren vroeger, toen o.a. de Kreuzzeitung schreef : „Hoffen wir, dasz sich das niederlandische Volk bald besinne, dasz es begreifen wird, wie es Uur in engstem Anschlusz an Preussen den wertvollen Rest seiner Nationaleigentümüchkeiten rettenkann"!). Deze kondigt de Al-Duitschers aan. Maar al hadden deze zich nu reeds sterker doen hooren, wat zouden ze vermocht hebben op *) Akten, I, 64. !) Uit 1867. — Geciteerd in het maandschrift die Westmark 1922, S. 815. Europa en Bismarck's Vredespolitiek. 8 i8 WANTROUWEN IN DUITSCHLAND'S BEDOELINGEN. Bismarck, die meende, dat Duitschland geen erger vijand had dan het pangermanisme1). Geen wonder, dat de pangermanisten Bismarck's politiek na 1871 later hebben afgekeurd: „Der junge Bismarck der besasz Stoszkraft, der alte bat sich durch Pazifismus schwer versündigt", schreef één hunner2). Belangrijker voor het oordeel van de wereld —, althans in den tijd, waarin men leeft — dan wat iemand zelf wil, is dikwijls de indruk, dien anderen krijgen van wat hij wil. De schijn heeft vele malen meer invloed dan het wezen der dingen. Zeer velen waren, niettegenstaande Bismarck's betuigingen, volstrekt niet overtuigd van Duitschland's vredelievendheid na 1871. Het scherpst heeft de Engelsche gezant te Berlijn, lord Odo Russell, uiting gegeven aan de tegenovergestelde overtuiging, toen hij in 1873 Bismarck's doel aldus omschreef 8): „The supremacy of the German race in Europe and in the world. The neutralization of the influence and power of the L,atin race in France and elsewhere" ; hiertoe zou hij gaan „any lenghts while he lives, so that we must be prepared for surprizes in the future". Zulk een doel, mag men concludeeren, was zonder oorlogvoeren niet bereikbaar, en dus.... Het ontstaan der tegenstelling is niet moeilijk te verklaren. Ztj, die aan Duitschland's neiging tot wereldheerschappij geloofden, hebben voor waar aangenomen, wat zeer mogelijk scheen. De wereld leefde in het begin der 7oer jaren onder den ban van Bismarcts géniaaldemonische politiek uit het eerste tijdperk van zijn ministerschap en de ongeloofelijke successen der Pruisische legermacht. Waarop moest het uitloopen, indien dit zoo verder ging ? Geen wonder, dat men zich Bismarck als den man van bloed en ijzer, als geweldig tot het uiterste dacht, dat men onder zijne leiding Duitschland een reus zag worden, die al de kleinen zou kunnen omver werpeu. Een reus, zei Gortsjakow eens tot Bismarck *), wordt altijd gevreesd. De stemming van vrees en achterdocht, die zich reeds in 1866 geopenbaard had, werd in 1870 zoo veel te sterker en beïnvloedde de opvattingen omtrent Duitschland's toekomstplannen in ongunstigen zin. Reeds vóór 1868 stelde men het voor, alsof de Pruisische hand zich overal instak 5), alsof zij het heele wereldbestel in beweging zette. Deze voorstellingen vermenigvuldigden zich: men zal de *) Coi ti, 74 (naar Radowitz). ») Geciteerd bij Valentin, Deutschlands Aussenpolitik (Berüti, 1921). S. 258. ') Newton, II, 41 ; cf. Fitzmaurice, II, 111. ») Akten, I, 299. s) Zie de typeerende uiting in de CorTespondance de Berhn (een door Bismarck geïnspireerde Fransche krant), bij Fester, Neue Beitrage zur Geschichte der Hohenzollernschen Thronkandidatur in Sparden (Leipzig, 1913, S. 181). VREES IN FRANKRIJK EN ELDERS. 19 sporen ervan, ons geheele boek door, altijd weer vinden. En het zat een onzer belangrijkste doeleinden zijn uit te vorschen waar de waarheid ligt en waar de „Verleumdung". De ongunstige voorstelling van Bismarck's politiek, die veelal ingang vond, is, behalve door een min of meer onbestemde vrees, zeer bevorderd door haat en vijandschap. Bismarck's autoritaire wijze van doen heeft hem niet alleen buiten Duitschland, vooral bij de liberalen, veelal antipathiek gemaakt, maar ook bij een aantal liberalen in Duitschland zelf (zooals Geffcken), die, teleurgesteld in hunne verwachtingen over volksinvloed in Duitschland, den Rijkskanselier, den almachtigen minister, hatelijk maakten waar ze konden. En deze dikwijls zeer scherpe kritiek, die voor laster niet is teruggeschrokken, was koren op den molen van hen, buiten Duitschland, die er direct belang bij hadden de Duitsche politiek in het ongunstigste licht te stellen1). Natuurlijk was dit het sterkst het geval in Frankrijk, waar men, daargelaten dat de stemming er vijandelijk was, zich zeer ongerust toonde over de Duitsche toekomstplannen. Geheel Frankrijk had het beeld voor oogen, dat de markies de Gontaut Biron, de eerste gezant van Frankrijk te Berlijn na den oorlog, in 1872 van een hoffeest, waarbij hij tegenwoordig had moeten zijn, teekende ; hij voelde er zich als „le victime devant le bourreau" en hij zag „rEurope entière, a 1'Angleterre pres, au pied de ses maitres2)". Maar ook in Engeland vindt men, zoo al niet vijandschap, dan toch groote ongerustheid. Gladstone gaf uiting aan deze stemming in de woorden, dat Europa een heerscheres verloren had en een heerscher er voor in de plaats had gekregen 8). Disraeli achtte de positie van Engeland moeilijk geworden, al was Frankrijk een minder te duchten vijand geworden, en hij zag den Fransch-Duitschen oorlog als de Germaansche revolutie, als een grooter politiek gebeuren dan de Fransche revolutie der 18e eeuw4). De Engelsche legatie-secretaris te Parijs, lord L,yttön, noemde het (1874) een vrij algemeen „instinct'' in Europa, en zelfs in Amerika, dat een politiek van maritieme en koloniale ontwildceling het natuurhjke gevolg van Duitschland's nieuwe positie zou worden, en dit instinct, voorkomend uit zelfbehoud, is wat Disraeli het niet dwalende noemt6). Bij Morier, die nauwe relatiën met Geffcken onderhield, sloeg, stellig ook onder den indruk van zulke voorgevoelens, de aanvankelijke sympathie voor de Duitsche eenheid in haar tegendeel om : „There are some few men left in Germany, with political heads on their shoulders, who still refuse to bow the knees to the chauvinist Baal enthroned ') Cf. mijn opstel in Archiv ftir Politik und Geschichte, April 1924. *) Gontaut Biron, 31. *) Morley, II, 357. 4) Buckle, V, 133, en VI, 13. 5) Newton, II, 61. 20 GERUCHTEN EN ONRUST. at Berlin"1). De uiting (uit 1874) geeft een vrij algemeenen indruk weer. Geen wonder, dat er onrust in de politieke verhoudingen was. .Geruchten, dat Nederland direct gevaar liep opgeslorpt te worden, komen meer dan eens voor. Ook de Duitsche provinciën van Oos-V* tenrijk heetten bedreigd. Soms werd België genoemd. De oorsprong dezer geruchten is niet altijd te controleeren. Von Beust, de oudkanselier van Oostenrijk, toen gezant te Londen, heeft er stellig een aandeel in gehad2), evenals Fransche en Engelsche staatslieden 8). Er is schaduw noch schijn van bewijs voor, dat Bismarck ten dezen ooit is afgeweken van zijne overtuiging, reeds in 1867 verkondigd *), dat Holland niets van Duitschland te duchten had, of dat hij er "een oogenblik aan gedacht heeft zijn in 1870 aan Koning Leopold I gegeven woord, dat hij nooit de hand zou leenen tot een onderneming tegen België6), te breken. Ook annexatie van Duitsch-OostenIrijksch gebied achtte hij uit den booze, reeds alleen hierom, omdat men niet zou weten wat met de overige deelen der Monarchie dan aan te vangen ware6). Maar het gif werkte door, het leek een niet uit te roeien kankergezwel en telkens weer, in crisistijden, vindt men er de symptomen van. |r Met dit al was er nergens dreigend oorlogsgevaar. Niemand vond in deze geruchten aanleiding tot protesten of diplomatieke vertoogen, evenmin als een der groote mogendheden openlijk aanstoot genomen had aan het vredesverdrag van Frankfort. ' Bismarck heeft wel het zijne gedaan, om de onrust te ondervangen. Hij was er de man niet naar, om bij de pakken neer te zitten en af te wachten wat komen zou, al was hij in het diplomatieke verkeer doorgaans zeer terughoudend — wat hij eenmaal rechtvaardigde met de schampere opmerking, dat de buitenlandsche gezanten toch' voor Duitschland ongunstige rapporten uitbrachten'). Hij was er zich van bewust, dat zijne schepping, zoo gevaarlijk gelegen in Europa's' midden, aan groote internationale gevaren blootstond, en hij trachtte haar te beveiligen en te verstevigen door buitenlandsche verbindingen, zooals hij binnenslands de Rijksinriehting uitbouwde en afrondde, En bij zijn voorzichtig polsen >) Mortier, n, 328. \ D S 2) Aus Drei Viertel-Jahrhunderten (Stuttgart, 1887), II, 485—486. De veel misbruikte woorden : „Holland wird sich selbst schon annektieren lassen" (waarvan de vindplaats nimmer wordt aangegeven) gaan misschien op deze plaats terug. ») Cf. Hanotaux, III, 79; Newton, II, 83, 113. 4 In een rede in Maart in den Rijksdag. Cf. Poschinger, Tischgesprache, I, 184, 259, II, 316; Gedanken und Erinnerungen, I, 391; Cnspi, 34. en Crispi bei Bismarck, 79. 6) Rheindorf, 177- 6) Sabourow, N.C., 1917. P- lll6> en pages' 368. 7) Dreux, 322. BISMARCK ZOEKT BONDGENOOTEN, 21 naar buiten bleek al heel spoedig de toenadering tot Oostenrijk het gemakkelijkst. De Monarchie kon in hare wankele positie een bondgenoot zeer goed gebruiken, en waar zou ze die eigenlijk beter vinden dan juist in Duitschland ? De revanche-politiek voor 1866, die in Von Beust een aanhanger gevonden had, had nooit een heel ernstige kans gehad, al waren er, ook in de hofkringen, personen, die, nog na 1871, smartelijk het verlies van Oostenrijk's positie in Duitschland voelden1)^ Iets anders had men niet terug te verlangen, dank zij Bismarck's vooruitziende clementie van 1866, die er zijn Koning met alle macht toe gedrongen had geen Oostenrijksch gebied te nemen. Toen na de nederlaag van Frankrijk alle kans op een bondgenoot tegen Duitschland verkeken was, raakte de revanche-pohtiek geheel aan het ebben. Reeds had Beust in de laatste maanden van zijn ministerschap een vriendelijker gezicht tegen Duitschland gezet. Samenkomsten van Frans Jozef en Wilhelm I en van hunne eerste ministers, reeds in den zomer van 1871 te Ischl en te Salzburg, brachten de kartering in de verhouding, duidelijk aan het licht. De verandering werd nog meer geaccentueerd, toen de Hongaar Andrassy Beust als rninister verving (November 1871). jBismarck-had dezen politieken ommekeer reeds in het begin van 1871 in de hand gewerkt door een vertrouwelijke circulaire, dat Duitschland het voortbestaan van een onverzwakt Oostenrijk als een Europeesche politieke noodzakelijkheid beschouwde — wat inderdaad een der rgrondbeginselen van Bisinarck's politiek is geweest; ook werd hierin de wenschelijkheid eener Duitsch-Oostenrijksche toenadering geuit2). Hier is een tendenz naar iets nieuws, reeds merkbaar om eh bij de dagen van den vrede van Frankfort en zelfs reeds vroeger. Hier ligt, naast de vriendschappelijke verhouding tot Rusland, de pijler; om Duitschland's internationale positie mede te versterken. Ongetwijfeld heeft Bismarck ook op goede betrekkingen met Engeland pnjs gesteld, al vond hij dgenhjk, dat het Duitschland in 1870 als aangevallene had moeten bijstaan 3), en men kan niet anders zeggen dan dat de Duitsch-Engelsche betrekkin gen correct waren. Russell was de bij Bismarck meest geziene diplomaat. Maar aan eenigen sterken wensch tot verdere toenadering gaf hij in dezen tijd nog geen uiting 4), en Engeland wees een eersten voeler, reeds in ') Wertheinier, II, 67—69, 196, 223. J) Bismarck und Ruszland, 115 vlg.; Cyon, La Russie Contemp., 214. zegt, dat in deze circulaire aan Oostenrijk ook compensaties in het vooruitzicht gesteld werden; maar hiervan staat er niets in 1 ) Reindorf, passim, en Akten, I, 274. *) Dat hem in 1867 reeds een driekeizersbond voor den geest stond, waaruit door toetreding van Engeland een nieuwe heilige alliantie kon voortspruiten, heeft Hatzhoff (t.a.p., 287) aangetoond. Maar in de practische politiek merkt men er eigenlijk niets van. 22 UITVOERING VAN DEN FRANKFORTER VREDE. Juni 18711), af en deed zelf niets. Dit was, voor zoover wij zien, ook niet het geval in Oostenrijk of Rusland. Bismarck is de handelende partij, voor zoover er een nieuwe constellatie wordt voorbereid, direct in 1871. Hij doet dit niet opdringerig, hij verkent het terrein zorgvuldig en wacht, met zijn koele beheerschtheid in belangrijke dingen, het gunstige oogenblik, om toe te grijpen, af. Maar de koers is jjczct. Dit nieuwe in wording, waaruit nog niets reëels voortgekomen was, nam het karakter van ongestadigheid, dat de politieke verhoudingen van 1871 in zoo hooge mate kenmerkt, niet weg. Het groote probleem, waarvoor de wereld gesteld was, werd er nauwelijks door geraakt; dit bestond in de uitvoering van den vrede en in ^.de hierdoor in de allereerste plaats beheerschte Fransch-Duitsche^ verhoudingen. Vooral Engelschen wezen er op, dat het wenscheüjk was deze aangelegenheid zoo spoedig mogelijk af te doen. Het verblijf der Duitsche troepen in Frankrijk was van zelf een element 1 van gevaar. Eerst na de afwildceling dezer dingen zouden normale verhoudingen terugkeeren, wat voor den economischen toestand dringend noodig was*). Wij behoeven hier niet in den breede uiteen te zetten, dat de bepalingen van den Frankforter vrede zeer vlot ten uitvoer zijn gelegd. Thiers, die zich klaar bewust was, dat hier een groot Fraascb. belang lag, wist de Fransche betalingscapaciteit uiterst beleidvol te hanteeren. Frankrijk, al was bij velen het vertrouwen in den president van het voorloopig bewind niet groot, zoodat hij meer als onmisbaar werd geaccepteerd dan gewenscht, en al leken de binnenlandsche verhoudingen haast onontwarbaar, zoodat de Engelsche gezant, lord L,yons, den algemeenen toestand somber beoordeelde3), bleek in staat de zware betalingen geruimen tijd voor afloop der gestelde termijnen af te doen. 5 September 1873 werd 1 de laatste betaling gestort. Volgens de tweede aanvulhngscon^yentie van 15 Maart 1873 (de eerste was 28 Juni 1872) verheten *de Duitsche troepen nog in September 1873 het Fransche grondi-gebied. Een groot succes voor de Fransche regeenng, waarvoor Thiers alle hulde toekomt, al viel de einduitvoering tijdens Mac Mahon, die Thiers in Mei 1873 vervangen had. Even klaar als Thiers had Bismarck zijn politiek m dezen voor den geest gestaan : zij was gegrond op den eisch van de stipte tenuitvoerlegging van het vredesverdrag en op handhaving, zoo mogelijk, van de in Frankrijk bestaande regeering, met welke de vrede gesloten was en die de beste kansen op stipte nakoming bood ). >) Rothfels, 13—14. *) Gontaut Biron, 25. J) Cf. ook Waldersee, I, 161. *) Akten, I, 47. STEMMING IN FRANKRIJK. 23 Hij vindiceerde volstrekt geen recht op interventie, wanneer een regeeringsverandering mocht intreden, maar ging wèl zóó ver van te kennen te geven, dat in de bezette gebieden volstrekt niet elke nieuwe regeering zonder meer erkend zou worden.'Er ligt in de wijze, waarop Bismarck zich over de dingen in Frankrijk uitte, meermalen een harde toon, vooral, wanneer zich enkele keeren voorvallen voordeden, die de veiligheid der Duitsche troepen schenen te bedreigen. Maar tot ingrijpen kwam het niet: de beleidvolle Fransche politiek en ook het tactvolle optreden van Von Manteuffel, als bevelhebber der bezettingstroepen, maakten, dat Bismarck zijn doel zonder incidenten van beteekenis kon bereiken. Ook van Duitsche zijde is de uitvoering van het verdrag, in de zaak van het terugtrekken der troepen, geheel correct geweest. Maar niettegenstaande deze gelukkige afwikkeHng van een altijd moeilijk vraagstuk, als de uitvoering van een vredesverdrag nu eenmaal is, waren de symptomen van de vijandelijke gezindheid tegenover de Duitschers in Frankrijk veelvuldig. Waldersee, zaakgelastigde te Parijs vóór de komst van Von Arnim als gezant, schreef er in scherpe termen over 1). Ook Lyons constateerde in December 1871, dat de „irritation against the Germans seems to grow" a). Direct gevaarlijk waren de uitingen van revanche-lust niet. De verstandigen, merkte Waldersee op *), wisten wel, dat het „der reinste Unverstand ist, sich jetzt mit kriegerischen Gedanken zu tragen". Stellig was dit ook het inzicht der Fransche regeering ; de vele betuigingen van vredelievende gezindheid van Thiers, Gontaut Biron en anderen waren onder de bestaande omstandigheden volkomen oprecht. Toch is het ook weer begrijpelijk, dat men zich in Duitschland afvroeg: wat zal de toekomst brengen, welke beteekenis zullen deze vijandige uitingen krijgen, wanneer Frankrijk weer sterker wordt ? Er is in Duitschland, ten opzichte van Frankrijk, direct na den vrede een gevoel van onbehagen merkbaar, en dit wordt sterker, wanneer de Fransche regeering de hand aan den ploeg slaat, om de nationale verdediging te verbeteren. Ook hierbij ging Thiers voor *) en Bismarck, ofschoon hij bewondering voor dezen Franschman had, begon zich in 1872 toch af te vragen, of niet een Napoleontische restauratie voor Duitschland de nuttigste „Gestaltung" zou zijn s). Dit was hem gesuggereerd door Von Arnim, 'die met de grootste zorg de ontwikkeling der dingen in Frankrijk waarnam en zelfs de Fransch-Duitsche tegenstelling zóó scherp formuleerde, dat er voor hem geen twijfel aan was, „dasz das deut- >) Akten, I, 58. *) Newton, II, 16. s) Akten, I, 58 en 67. 4) Lyons noemt zijne „military boasts" onverstandig (Newton, II, 15). s) Akten, I, 154 ; cf. Waldersee, I, r6i. 24 STEMMING INjSDUITSCHLAND. sche Reich ebensowenig mit der noch bestehênden französischen Macht gleichzeitig existieren kann, wie Rom mit Carthago oder Alt-Preussen mit Polen existieren könnte" *). De conclusie lag voor de hand : Frankrijk politiek neerhouden, liefst door inwendige twisten, j omdat men het anders met oorlogsmiddelen zou moeten doen. Maar Bismarck ging op deze raadgevingen volstrekt niet in : hij achtte het in Duitschland's belang „die Entwicklung der,,innern französischen Angelegenheiten nach wie vor sich selbst zu überlassen" *}. Natuurlijk was dit het eenige correcte standpunt. Bismarck hield bij deze opvatting, zooals altijd in zijn buitenlandsche politiek, rekening met de heele politieke constellatie in Europa ; hij Wist wel, dat opvolging van Arnim's raad niet de sympathie „des friedensbedürftigen Europa" zou hebben. Zijn kracht lag in de, ,volle Kxiegsbereitschaft", de eenige waarborg zoowel voor oorlog als voor vrede s). Wel heeft Bismarck reeds in Augustus 1871 het opnieuw uitbreken van den oorlog voor zeer mogelijk gehouden. Hij sprak er zich in Augustus 1871 rond over uit tegen De Gabriac, den Franschen zaakgelastigde te Berlijn vóór Gontaut's komst. De hoop uitende, dat uit de Fransche regeeringskringen een anti-chauvinistische gezindheid mocht opkomen, die beiden volkeren de rust zou schenken, dat ze althans eenige jaren met elkander in vrede zouden kunnen leven, gaf hij tevens duidelijk te kennen, voor de verwezenlijking dezer gedachten te vreezen *). Maar alleen, schreef hij omstreeks denzelfden tijd 5), voor het geval Frankrijk het verdrag niet uitvoerde of indien éen regeering aan het bewind kwam, die geen waarborgen voor het nakomen van den vrede bood, zou Duitschland onverwijld tot hernieuwing der vijandelijkheden, onder opontbod van vijfmaal honderdduizend man, overgaan. Ware een Fransche aanval te duchten, dan zou dit een bewijs zijn, dat wij zonder nieuwen oorlog noch de uitvoering van het vredesverdrag noch voor de toekomst een zekeren en duurzamen vrede hadden te verwachten : „und dann ist es politisch richtiger und Europa gegenüber nützlicher den Krieg schon jetzt aus dem Anlasz eines flagranten Bruches wieder aufzunehmen, als die Entscheidung durch Nachgiebigkeit und Zögern hinzuhalten und dann in die L,age zu kommen, dasz der Beweis der Notwendigkeit uns zur L,ast gelegt werde" Fransche historici hebben op grond van dergelijke uitingen Bis- ») Akten, I, 153. 2\ TA I ju., ') ld., 110 ; zijn heele correspondentie uit dezen tijd bewijst, hoe zeer hij op het hééle Europa lette : iel., 107, 120, 154, 159. *) ld., 61 ; cf. De Gabriac, Souvenirs diplomatiques (1896). s) ld., 71 en 72. *) W., 75- EEN „PREVENTIV-KRIEG" ? 25 marck tot een voorstander van een zgn. preventieven oorlog willen maken l). Bismarck zelf heeft, bij meer dan één gelegenheid en in sterke bewoordingen, ontkend, dat zulk een oorlog ooit in zijn staatkunde heeft gelegen a). Men moet bij de beoordeeling dezer aangelegenheid toegeven, dat het begrip van een preventieven oorlog tamelijk vaag is ; wat de één preventief noemt, bestempelt de ander als defensief. Men heeft er ook in onzen tijd meer dan genoeg van gehoord ! Maar het is alleen mogelijk tot een resultaat te komen door in elk bizonder geval de vraag, waarom het gaat, scherp te orrdijnenjHier luidt deze vraag ; heeft Bismarck in 1871 en volgende, jaren Frankrijk willen overvallen, om het in zijn nieuwe ontwikke-1 ling te stuiten ? Op deze vraag moet het antwoord beslist ontken-j nend luidenJHet ware anders zeer te betwijfelen geweest, of Frankrijk er inderdaad ooit bovenop ware gekomen. Bismarck heeft < in deze jaren nooit iets anders gewenscht dan een stipte uitvoering van het vredesverdrag te verzekeren en hiervan alleen dan willen afwijken, indien Frankrijk aan deze voorwaarden niet voldeed. Ongetwijfeld waren er personen in Duitschland, die anders dachten, die Arnim's zienswijze deelden. Gontaut onderscheidt in 1872 twee_parïrjen 3): die van den vrede, die Frankrijk genoeg vernederd meent; die van den oorlog, die Frankrijk's opleving en snel herstel vreest en liefst Frankrijk voor altijd onmachtig tot elke actie zou willen maken. Hét is deze laatste partij, die volgens Gontaut 4) bewerkte, dat de eind-conventie over de ontruiming van Frankrijk niet zóó snel geteekend werd als de gezant wel gewenscht had. Het zal bezwaarlijk aangaan hier een scherpe grenslijn te trekken. Maar de stroomingen bestonden. Vooral militairen waren voor het hervatten van den oorlog 5). Wilhelm I echter niet en evenmin Bismarck, ofschoon Gontaut den laatste onberekenbaar vond, zelfs dikwijls te betrappen op een „flagrand délit de contradiction" 9). In dit laatste kan wel een kern van waarheid schuilen. Bismarck stond hiér "voor een factor in zijn politiek berekening, die heel moeilijk te schatten viel. Geen wonder, dat hij zich^ daarom, in dit embrogho, niet altijd even stellig uitdrukte, en bovendien een misverstand sluipt in diplomatieke correspondentie zoo heel licht binnenJ Maar in den grond is er geen twijfel mogelijk: ■ Bismarck's politiek heeft in deze jaren den vrede, ook in de delicate Verhouding tot Frankrijk, niet direct bedreigd. Natuurlijk drukte de ongunstige Duitsch-Fransche stemming op de Europeesche situatie. En in deze spanning was de wereld ') Pagès, 154. ') Gedanken und Brinnerungen, II, 114 vlg., 201 vlg., 258 vlg. J) Gontaut Biron, 71. 4) ld., 251 vlg.; cf. Waldersee, I, 162. 5) Zie b.v. Akten, II, 117. ') Gontaut Biron, 52. 26 EEN DUITSCH ULTIMATUM IN 1872 ? zeer geneigd aan booze Duitsche bedoelingen te gelooven. Reeds dn April 1872 wist de Daily Telegraph te berichten, dat Arnim met een Duitsch ultimatum, dat de reductie der Fransche bewapening eischte, op weg naar Parijs was — de zegsman (Beatty Kingston) zei later, dat hij het van Bismarck zelf had —, maar Wilhelm I verzekerde, dat er zelfs geen sprake van een nota geweest was1). Fn dit was de waarheid. . l) ld., 104 en 114, en Dreux, 193. II. HET EERSTE VERBOND NA 1871. Zeer scherp onderscheidt zich de periode onrrnddelhjk vóór 1870 in de Europeesche geschiedenis van die er na door het niet en het wel bestaan van alüantiën tusschen twee of meer mogendheden. En dit verschil is zonder twijfel het gevolg van het werk van den Duitschen Rijkskanselier. Bismarck's doel met de vele alhantiën, die hij heeft helpen slui- * ten, is in de eerste plaats de veiügstelüng van zijn Rijk, opperste voorwerp zijner gedachten, geweest. Nooit heeft hij er eenig offensief doel mee nagejaagd, nooit er eenige uitbreiding van het Duitsche grondgebied mede trachten te verwerven. Hij spreekt gaarne van Duitschland en zijne bondgenooten als „unsere Friedens-liga". Evenmin als een Duitsch oorlogsdoel heeft hij er, op een heel enkele uitzondering na, een oorlogsdoel van een der bondgenooten van Duitschland mede bevorderd. Men kan zelfs zeggen, dat al de alhantiën, waaraan Duitschland in zijn tijd heeft medegewerkt, geen enkel ander doel dan het handhaven van den vrede hebben gehad of althans bereikt. Bismarck's zoeken naar bondgenooten diende vooral, om te verhinderen, dat die bondgenooten zich anders misschien onderling of met anderen tegen Duitschland zouden kunnen verbinden : ,,le cauchemar des coalitions" *) heeft hem inderdaad altijd gevolgd en booze oogenblikken bezorgd. Misschien lag hier juist de zwakke zijde van Bismarck's alüantiën, dat ze alle kwesties, die in Europa bestonden — in de eerste plaats die van den Balkan — niet of slechts half hebben opgelost. Bismarck heeft den grooten invloed, dien hij in Europa had en die zich van 1871 af in stijgende lijn bewoog, nimmer willen aanwenden dan in raadgevingen —, om een oplossing, zelfs wanneer hem de modus quo klaar voor oogen stond, te bewerken. Hij is als buitenlandsch politicus door de bank uitermate voorzichtig, altijd vreezende het land van hef midden, meer blootgesteld dan eenig ander, in moeilijkheden te brengen. Het bloed en het ijzer lokte dezen man alleen, als hij overtuigd was, dat de harde noodzakelijkheid tot geweldmiddelen dwong — en dit moment is voor hem na 1871 nooit meer ingetreden. l) De mtdrukking is van een Fransche krant afkomstig. bismarck's doel. Het doel van Bismark's buitenlandsche politiek na 1871 is eigenjfijk zeer beperkt. Het wordt beheerscht door het Duitsche belang van zelfbehoud en bekommert zich voorloopig om de Duitsche uitbreiding buiten Europa niet of nauwelijks /Bismarck's gezichtsÊring is zuiver continentaal \ Hij acht landverhuizing eigenlijk landverraad 1). Eerst langzaam, met de dingen mee — zooals bijna altijd In Bismarck's ontwildceling —, is hij, van huis uit een Pommersche landjonker, wien steeds het verlangen naar buiten is bijgebleven, tot verandering van inzicht gedwongen; maar zijn koloniale politiek heeft hem de continentale basis zijner buitenlandsche politiek nooit doen loslaten. Wij zagen het al: de koers was in 1871 al gezeta). De wending van het stuur van staat naar het Oosten beantwoordde aan een eminent Duitsch belang : hier zekerheid te hebben, zoolang de verhouding tot Frankrijk précair bleef, was van de uiterste beteekenis. Zij kwam met Bismarck's innerlijke sympathieën ook wel het best overeen : voor zijn monarchaal-autoritaire regeeringsbegrippen vond hij daar den meesten steun, in Rusland nog meer dan in Oostenrijk. Maar dit is ten slotte van secundaire beteekenis. Want Bismarck, de realist bij uitstek, deinsde voor geen enkele alliantie terug, die zijn levensdoel beschermde. Dit is fundamenteel. Men moet het goed vasthouden. Te Salzburg, in de samenkomst met Beust, heeft hij het eerst heel duidelijk te kennen gegeven, dat zijn streven uitging op een entente der drie keizerrijken. Beust was toen bereid het plan te steunen. Maar Andrassy, die hem iets later opvolgde, niet zoo zeer. De nieuwe Oostenrijksche minister was zeer gezind ten gunste van een samengaan met Duitschland, maar op Rusland was hij, de "Hongaar, niet gesteld. Hij zocht liever Engeland. Eerst toen hij hier teruggewezen was, evenals Bismarck iets vroeger, werd Andrassy voor Bismarck's streven toegankelijker 8). Toch heeft het stellig veel moeite gekost den tegenzin van Rusland en Oostenrijk tegen elkander te overwinnen 4). Dat dit bereikt werd, daaraan is de omstandigheid niet vreemd, dat geen van beide tègenstanders gaarne zagen, dat één hunner alleen Duitschland tot bondgenoot kreeg. De zaak raakte goed op gang, toen Frans Jozef in April 1872 te kennen gaf in het najaar een bezoek te Berlijn te zullen brengen. Nauwelijks was dit bekend, of Alexander II drukte den wensch uit bij de samenkomst der Duitsche en Oostenrijksche keizers ook aanwezig te zijn 8). Van directen invloed van Bismarck blijkt hier ') Von Hagen, 218—219. I) Hiervóór, p. 22. 3) Platzhoff, t.a.p., 304—305. 4) Zie het citaat bij Rachfahl, 36.. 5) Akten, I, 197. , DE DRIEKEIZERSSAMENKOMST. 29 niets en de vorm, waarin Alexander II zijn wensch tegenover den Duitschen gezant, prins Reusz, uitdrukte, maakt dezen invloed hier zelfs hoogst twijfelachtig1). Maar natuurlijk mondde hem Alexander's wensch geheel: het was de bekroning van zijn streven. De samenkomst, die in September plaats had, leidde tot wat men sedert den driekeizersbond heeft genoemd. In werkelijkheid was het niets dan een entente in zeer algemeenen zin. Er was zelfs vermeden een poging te doen, om er iets meer van te maken. Bismarck zocht opzettelijk geen samenkomst met Andrassy en Gortsjakow, die beiden hunne keizers vergezelden, tegelijk. Elke poging tot een „Abmachung", meenden alle drie, zou slechts den goeden indruk en de weldadige werking der bijeenkomst kunnen verzwakken2). Geen zijner beide collega's ondernam bij Bismarck zelf een poging, en deze zijnerzijds moet begrepen hebben, dat het niet verstandig, zou wezen den boog direct te strak te spannen. * De samenkomst der drie keizers was in de allereerste plaats een manifestatie en ontleende hieraan hare voornaamste, hare eigenlijke beteekenis. Hier vertoonde zich het systeem van de orde op monarchalen grondslag tegenover de sociale republiek, „auf deren Niveau die antimonarchistische Entwicklung langsam oder sprungsweise hinabzusinken pflegt" s). In dezen gedachtengang bewogen zich stellig alle de voorname deelnemers *). Ook in dien van den wensch naar het behoud van den vrede : dit had Alexander II tegen den Duitschen gezant te Petersburg tot uiting gebracht, toen hij zeide in de samenkomst den zekersten waarborg hiervoor te zien, terwijl hij de hoop te kennen gaf, dat alle revanche-ideeën in Frankrijk er door vernietigd zouden worden 8).|Maar, ontdaan van alle rethorica, was de samenkomst zelve der drie keizers met hunne eerste ministers als een getuigenis van het begin eener nieuwe aera, waarin1 het Duitsche Rijk de eerste rol zou spelen aan het hoofd eener nieuwe internationale constellatie 6). Russell toonde zich tamehjk ongerust over wat er gebeurde, en Gontaut niet minder, ofschoon deze eenigen troost vond in de verzekering van Gortsjakow aan hem, dat Europa een sterk en verstandig Frankrijk noodig had ') — woorden, die een duidelijk verschil in nuance in politiek tusschen den Russischen Keizer en zijn 1) I,ouis Schneider, voorlezer van Wilhelm I en intiem met Alexander II, heeft stellig tot het initiatief van den laatsten bijgedragen (Wertheimer, II, 61). Wertheimer, in Hist. Blatter, I, 257 vlg., ontkent ook eenigen directen invloed van Wilhelm I of Bismarck. *) Akten, I, 201. 3) Gedanken und Brinnerungen, II, 257. 4) Akten, I, 200 ; cf. Goriainow, 306—307 ; Wertheimer, II, 72—74; Gontaut Biron, 166 ; I,oftus, II, 33 vlg. s) Akten, I, 198. 8) Bismarck und Ruszland, 139. 7) Gontaut Biron, 174. 30 DE PETERSBURGER CONVENTIE. eersten minister aantoonen. Overigens was de onrust weinig gemotiveerd, want de entente had geen enkele tegenstelling dan uiterlijk uit den weg geruimd en evenmin aan Duitschland eenigen .bepaalden waarborg tegenover Frankrijk gegeven. Maar Bismarck ^ had reden tot tevredenheid. Hij had bereikt, wat hij eigenlijk zocht: twee bondgenooten, en het blijkt nergens uit, dat hij eigenlijk verder gemikt heeft x). Voor de toekomst hing er nu .veel van af, of de losse band, die gelegd was, voor verdere aanhaling vatbaar zou blijken. Wenschen tot een nauwere vereeniging bestonden ongetwijfeld, en wel bepaaldelijk in Rusland. De Duitsche gezant hier meende zelfs vóór de "bijeenkomst, dat Alexander II wel bereid zou zijn tot een of- en defensieve alliantie met Duitschland op den grondslag eener territoriale garantie. In elk geval was dit de veldmaarschalk Berg, die zijne meening ook aan Reusz te kénnen had gegeven en er in Februari 1873 op terugkwam; hij begreep wel, voegde hij er bij, dat de vriendschap in September nog te nieuw geweest was, om met zulke vèr-strekkende plannen aan te komen *). Nu achtte hij den tijd rijper en inderdaad had hij aanvankehjk meer succes. jL. Toen Wilhelm I, vergezeld van Bismarck en Moltke, in Mei '1873 een bezoek te Petersburg bracht, werd hier een DuitschRussische militaire conventie gesloten, die, zonder eenige aggressieve bedoeling tegenover eenige mogendheid, vaststelde, dat, wanneer een der beide landen werd aangevallen,,, het andere binnen den kortst mogelijken tijd met 20.000 man te hulp zou komen. Dus eigenlijk een defensieve alliantie op beperkten grondslag, die indirect het bezit van Elzas-Lotbaringen aan Duitschland waarborgde. En toch weigerde Bismarck de conventie, die door Moltke en Berg geteekend en door de beide Keizers geratificeerd was, aan te nemen, ten minste indien Oostenrijk er niet aan meedeed a). "V En heel spoedig bleek het, dat Oostenrijk er niet aan wilde. Toen Alexander II in Juni 1873 een samenkomst met Frans Jozef te Schönbrunn had, gaven èn de Oostenrijksche Keizer èn Andrassy dit uitdrakkehjk te kennen. Onder aanvoering van constitutioneele >) Dit in tegenstelling tot Wertheimer, H, 75. — Karakteristiek is de wijze, waarop Bismarck zich tegenover Russell uitliet: „We have witnessed a novel sight to day. It is the first time in history that three Emperors have set down to dinner together for the promotion of peace. — I wanted these emperors to form a loving group, like Canovas' three gr aces. — I wanted them to stand in a silent group and allow themselves to be admired, but I was determined not to allow them to talk and that I have achieved, difficult as it was, because they all threethinkthemselves greater statesmen than they are" (Russell aan Granvüle 12 Sept. 1872 ; Record Office, Londen: Foreign Office 746, no. 22Z, Secret). *) Akten, I, 202. *) ld., 203 en 206 (let op Bismarck's kantteekeningen). — Cf. Wertheimer, H, 84. DE ENTENTE VAN SCHÖNBRUNN. 3r bezwaren zeiden zij een overeenkomst te verkiezen, waarin in algemeene bewoordingen bereidheid tot samenwerking werd uitgesproken, terwijl een militaire actie, indien noodig, als uitvloeisel der overeenkomst, bij speciale conventie geregeld zou kunnen worden. Zulk een algemeene overeenkomst is daarop inderdaad te ■Schönbrunn tot stand gekomen*): als gemeenschappelijk doel werd ,,le maintien de la paix de 1'Europe contre tous les bouleversements, de quelque cóté qu'ils viennent", gësteld; over een gemeenschappelijke gedragslijn zou overleg worden gepleegd, indien een derde mogendheid den vrede bedreigde. In October 1873 nam Wilhelm I deze Oostenrijksch-Russische overè%nkomst aan, terwijl de Petersburgsche conventie, stilzwijgend, opgeheven werd: men hoort er althans nooit meer van 2). Het valt direct op, dat de nieuwe overeenkomst ligt in de lijn der Berlijnsche besprekingen van September 1872 en niet in die van Petersburg van Mei 1873; ook zij loste geen enkel probleem op. Er is tusschen de Petersburger militaire conventie en de Schönbrunner zeer algemeene alliantie van defensieven aard een principieel verschil, dat niemand kan ontgaan. Alexander II vergiste zich bepaald, toen hij aan Wilhelm I schreef8), dat de inhoud der laatste conform is aan de gedachte der tweede, wat ook in Duitschland's acte van toetreding ipsis verbis staat. Ja, beide waren een uiting van de algemeene entente, maar de militaire conventie zou een veel steviger waarborg voor samenwerking hebben" gegeven : met haar zou bepaaldelijk. Duitschland's positie tegenover Frankrijk zeer verstevigd zijn geworden, wat met de vaagheid der alliantie, al stond deze nu op het papier, niet dan in zeer algemeenen zin het geval was. Het is heel goed verklaarbaar, dat Bismarck toch de voorkeur aan de laatste gaf, indien Oostenrijk de eerste weigerde. Deze dreigde dan te worden een Russisch-Duitsch verbond en Bismarck heeft altijd de beide bondgenooten boven één er van,gewenscht, omdat anders de andere misschien elders (in Frankrijk b.v.) zijn heul zou gaan zoeken. Het diplomatieke spel, zei hij eenmaal tot een Russischen gezant in lateren tijd, is heel eenvoudig: zorg de meerderheid der groote mogendheden aan uwe zijde te hebben 4), en deze had hij ongetwijfeld op deze wijze. Al weten wij eigenlijk heel weinig over zijn politieke uitingen betreffende deze onderhandelingen, wij kunnen zijn opvatting met volstrekte zekerheid reconstrueeren. Hetzelfde geldt van de weigering van Oostenrijk, die ongetwijfeld hieruit is voortgekomen, dat Andrassy zich niet te veel' wilde binden, bepaaldelijk niet met het oog op Frankrijk en Engeland. M ld. 206. ») Cf. Akten, III, 97. 3) Akten, I, 205. 4) Sabourow, N. C, 1917, p. 1120, en 1918, p. 60. $2 DE DRIE BONDGENOOTEN. Het geheele beloop dezer onderhandelingen illustreert de politiek der drie keizerrijken ten duidelijkste. Bismarck en Andrassy weten precies wat ze willen: voorzichtig, rustig overwegend, gaan ze hun gang, die de bevestiging hunner monarchieën beoogt; inwendig «taan ze beide misschien al dichter bij elkander dan elk hunner tot Gortsjakow; in elk geval is dit zoo met Andrassy —, maar hiervan is uiterhjk geen bhjk. Rusland maakt den zwakstenindruk in politiek beleid: het toont geen direct bewust doel, is tot alliantie •en entente beide geneigd; Alexander II ziet eigerihjk het verschil niet heelèmaal duidelijk en Gortsjakow, ofschoon men niets van zijn invloed in deze dingen merkt, moet de door Berg voorgestane conventie waarschijnlijk niet heel gunstig gezind geweest zijn. Stellig was de grootste positieve winst voor Bismarck, die bij een bezoek van Victor Emmanuel aan Berlijn in September 1873 zelfs al gedacht schijnt te hebben aan een toetreding van Italië tot zijne alliantie *) en die Russell omstreeks dien tijd de vraag voorlegde: waarom zou een Engelsch-Duitsche „understanding" onbestaanbaar wezen met den driekeizersbond2) ? Inderdaad was zij dit niet. Maar Engeland was huiverig. Dat groote Duitschland en dan dat conservatisme -der drie Oostehjke mogendheden en verder de eigen tegenstelling van belangen tot Rusland! Er was niet de minste lokspijs voor de liberale Engelsche regeering, ook niet, om op een eerste toespeling van Bismarck op Helgoland in te gaan, en de trouwens zeer algemeene vraag van Bismarck ten dezen schijnt niet beantwoord te zijn 8).'De mogelijkheid van een Duitsch-Engelsche toenaderingr was door den driekeizersbond stellig niet vergroot, al was de bond zelf niet heel hecht, zooals in de volgende jaren spoedig aan het licht komen zou. ') Fitzmaurice, II, 112, en cf. 114; ook Ged. und Erinn., II, 258, en Crispi, 2. J) ld., 113. ') Volgens Sidney Iitung jenes herrschsüchtigen Priestertums anheimfiele, welches wir als den geborenen Feind des Friedens und der staatlichen Ordnung kennen. Wenn die französische Politik sich den uns feindlichen Bestrebungen der römischen Kurie dienstbar macht, so werden wir uns für bedroht erachten und auf sie bedacht nehmen muszen". Zeer scherp en waarschuwend liet hij zich tegelijkertijd uit tegen Gontaut») : „Prenez garde que les masses ne soient fanatisées au regard de la rehgion cathohque persécutée, car alors le parti clérical s'emparerait du pouvoir et épouserait toutes les querelles de la Cour. Dans ce cas, plutót lutter dans deux ans, dans un an, que d'attendre que vous ayez achevé vos préparatifs". Voor het oogenblik zie ik, voegt Bismarck hieraan toe, van dit dreigend gevaar nog niets dan een eerste waarschuwing, die nuttig voor onze beide landen kan zijn. „Toute idéé de guerre est bien loin de nous. Quel profit en pourrions-nous tirer ?" Wij hebben in 1871 alle onze voorzorgen tegenover U genomen, „et peut-étre même au dela". Uit „gaieté de coeur" begint men geen oorlog, evenmin nu als na 1866, toen ik gezegd heb : „Nous la subirons, mais nous ne la déclarerons pas". Een oorlog te zoeken om binnenlandsche moeilijkheden, zooals men gezegd heeft, dat ik wilde, is slechte politiek .... Uiterst merkwaardige uitingen, waarin men een cri de coeur hoort: geen wil om oorlog te beginnen, wel een diepe onrust, dat oorlog noodzakelijk zal kunnen worden. Ongetwijfeld leverde dit inzicht van den Rijkskanselier, met de sterke preoccupatie van den geest door de vermeende ultramontane bedreiging, een gevaar voor den vrede op 3). De stemming neigde tot een crisis. De ver--* houdingen spitsten zich toe in de vraag van de vervolging der bisschoppen. En daar liet Bismarck in het midden van Februari 1874 den hieromtrent gestelden eisch plot^ling vallen : 17 Februari kreee ') Akten, I, 235. 2) Dreux, 19—20, 25. ') Orlow kon zelfs het gerucht verspreiden, dat Duitschland plan had Nancy te bezetten (Newton, II, 69 ; Hist. Zeitschr. 130, S. 257, noot 1) 36 engeland's matigende invloed. Arnim een telegram, dat hij de zaak tot nader order moest laten rusten«) en van uitstel is afstel gekomen! De reden was stellig wel niet, dat Decazes nog pas het ongewenschte er van had gepleit, al was dit officieel als motief genoemd. Dit wist men te Berlijn al lang. Naar mijn meening lijdt het geen twijfel, of buitenlandi sche invloeden hebben de Rijksregeering tot matiging bewogen. Zij zelf had de voornaamste Duitsche gezanten op de hoogte gebracht van de Duitsche ontstemming ten opzichte van Frarücnjk ; bepaaldelijk heeft zij mededeeling gedaan van de uit Petersburg ontvangen berichten "). Het schijnt wel zeker, dat de adviezen der gezanten in antwoord hierop niet bemoedigend voor Duitschland hebben geluid8). Vast staat, dat koningin Victoria m de spanning aanleiding vond zich met een eigenhandig schrijven tot Wilhelm I te wenden4). De toon was niet onvnendehjk. ► De koningin zeide zelfs, dat de Engelsche sympathieën m elk geschil met Frankrijk aan Duitschland's zijde zouden zijn, behalve indien er was „an appearance on the part of Germany of an ïntention to avail herself of her greatly superior force to crush a beaten foe" In denzelfden geest schreef Granville iets vroeger aan Russell ): Laat men de zaken op haar beloop, dan zullen Engeland, Duitschland Oostenrijk en Italië „from common interest, and from religious sympathies as regards England and Germany, act together ; begint Duitschland een zuiver aanvallenden oorlog, „I doubt whether anyone could answer for the feeling m this country . Bismarck heeft, wil het mij voorkomen, met deze stemmen rekening gehouden en in de matiging, die hij zich oplq?de, een nieuw bewijs gegeven, hoe zeer hij hechtte aan de gezindheid van Engeland hoe zeer hij lette op de algemeene verhoudingen. Maar met de sluiting van het incident der bisschoppelijke mandementen was de Duitsch-Fransche spanning niet uit den weg geruimd. Kort er na uit Bismarck opnieuw zijn zeer scherp wantrouwen m Frankrükel • Wij zien het uit Frankrijk dreigende gevaar anders dan zij, die geen naburen van dit oorlogzuchtige volk zijn; wn vormen hiertegen 11 het ware het stootblok. Onze poütiek is echter aüeen een reiügheidspoHtiek. Gortsjakow - die drijft ^^^^ Q_ ütze laatste toevoeging teekent de verhouding tot Rusland op dat oogenblik. Er was een zekere verkoehng ingetreden zonde^dat men precies kon zeggen, hoe dit kwam. Het persoonlijke motief - Gortsjakow had ffnige malen min of meer duidelijk sympathie ») Akten, I, 238. >) ld., 235«. tj lïTttreksïwi Fitzmaurice, II. 115 j de datum is onbekend; in elk geval vóór 25 Februari (Pagès, 162). >) ld., 115 (31 Dec. 1873). •) Akten, I, 239 vlg. VERZWAKKING VAN DEN DRIEKEIZERSBOND. 37 voor Frankrijk te kennen gegeven — moet hier een rol gespeeld hebben. Bij het bezoek van keizer Frans Jozef te St. Petersburg in Februari 1874 nemen de Oostenrijkers waar, dat de afkeer van de Pruisen zeer is toegenomen «). De Fransche gezant, de generaal Le F16, kreeg geruststellende verzekeringen te hooren, juist toen, dat Frankrijk niets van Duitschland te duchten had. Ook wanneer Gontaut Biron in Maart 1874 St, Petersburg bezoekt, wordt aan sympathie voor Frankrijk, in het bizonder door Gortsjakow duidehjk mting gegeven a) ; Le F16 hoort zelfs het woord van een '„verbond" van Rusland en Frankrijk uit zijn mond 3). En deze dingen bleven Bismarck niet onbekend *), evenmin als zekere onvoorzichtige uitingen van Andrassy over uit Lmitschland dreigende gevaren ■) — è la mode van Russell —, wat wel moet samenhangen met het feit, dat Andrassy den Kulturkampf met zorg zag. Het waren lichte atmosferische trillingen, maar die Bismarck verontrustten en het pleizier van den driekeizersbond wat bedierven. Een voorstel van Duitschland, om in Spanje de Republiek onder Castelar te erkennen — na het incident van de fusilleering van een Duitsch journalist door de Carlisten — werd door de bondgenooten afgewezen 8). Dit was niet heel ernstig en men ziet niet, dat het eenig spoor achterlaat, maar het was toch eenigermate symptomatisch. Men moet er uit concludeeren, dat de Kulturkampf en zijn gevolgen de internationale positie van Duitschland niet versterkt hadden, evenmin als die der Rijksregeering in Duitschland zelf. *" Met de verkoeling in de Duitsch-Russische betrekkingen hing de zending van Radowitz naar Petersburg in Februari 1875 samen. Het is met deze zending, waarover langen tijd een kwade faam gehangen heeft, een vrij eenvoudig geval. Te voorkomen, dat te Berlijn de taal van Rusland wel, maar te Petersburg die van Duitschland met begrepen zou worden, daartoe diende, zei Bismarck zelf7), de zending van Radowitz, die de leege plaats der sedert eenigen tijd met ziekteverlof afwezigen prins Reusz tijdelijk moest vervullen. Een algemeene sondeering ligt er in deze zending dus meer dan een zending voor een bepaald doel, wat niet wegneemt, dat hij, behalve ' £üÜÜge-Ücllte «üpkmatieke wrijvingen op den Balkan, ook de groote kwesties als de Fransch-Duitsche verhouding heeft besproken. ') Wertheimer, II, 116. J) Dreux, 45 vlg. 3) Hanotaux, III, 371. ') Akten, I, 241. Hij verweet Gontaut later, dat deze naar Rusland was gegaan, om tegen Duitschland te conspireeren (Dreux, 180). s> Wertheimer, II, 110 en 190. 6) ld., 121. ') Volgens een depêche van Reusz van 12 Maart 1875 (Wertheimer II, 225); cf. Herzfeld, 17; Akten, II, 58»; en zie verder vooral het art' yan Hajo Holborn in Archiv ffir Politik und Geschichte, II, 94 vl<* en dat van denzelfden in Hist. Zeitschr. 130, 255 vlg. 38 RADOWITZ' ZENDING NAAR. PETERSBURG. Tronte resultaten had de zending met. Wei scnijnr « ^ fSaagdlfSn een zekere onvriendehjkheid, waarmede hxj eerst ontvangen was, te hebben doen verdwijnen zoodat lm ten slotte maaf dit was toch zeer overdreven ! - als een vredesengel kon wordervoorSd «). Het is mogelijk, dat Gortsjakow een grunteSsSKvan de Russische politiek heeft afgewezen en nog mfer dTmj te kennen heeft gegeven geen gevaar voor ^tsd^nd S Frknkriik te zien *). Maar dit is heel wat anders dan een afwijzing van een Ksch voorstel, waarmede Radowitz- belast zou zijn geweest om Rusland, tegen zekere ^°f^^S^^^ L„ miristie te stemmen voor een aanval, dien Uuitscniana op SnS^ had? oïïlthans voor een garantie van het bezit van ElzïïSSgen door Rusland. Een verdeeling van Europa naar stelling die van Geffcken afkomstig is3) - en door Bismarck zeu rStreden *1 - schijn noch schaduw Van bewijs. Men moet haar bij Set fraiie legenden opbergen. Zij is een staaltje van den groven U^S^Bfamani zelf in Duitschland bloot fond van de S van hen die hem groote aanvalsplannen toedichtten. 1°.; °lr"i r^litwervoleine weieerde, omdat de Belgi- tógSSg?Naar aanleiding van dit geval doken ook door Ge&fan Ldlardeeld werd. Bovendien sou dit hem een aflerdrng mt de ') I^oftus, II1, 125—126. !j ï2T«!'en5365, en vooral Deutsche Revue (xS*. IV. ,60, ; MïïSiïÏH* Blum (zie Deutscne Revue, t.a.p.. 287). 5) Zie Morier, t.a.p. DE AANLEIDING TOT DE „ALERTE". 39 kehjke Frarisch-Duitsche betrekkingen. De laatste zelf kwamen in Februari nog even duidelijk aan bet licht, toen Bismarck aan Hohenlohe, Arnim's opvolger te Parijs, inhchtingen vroeg over den aankoop van 10,000 militedxe rijpaarden, dien Frankrijk in Duitschland voor had : men behoefde, zei hij, toch in elk geval Frankrijk niet te helpen bij een legerorgamsatie, die het karakter eener oorlogsmtrusting tegen ons draagt. Al geloofde hij niet aan „Kriegsabsicht im nachsten Jahre", hij achtte toch tegenmaatregelen gewenscht*). De paardenuitvoer werd inderdaad verboden, i JF De "al^te" zdf houdt direct verband met de mihtaire ontwikke- \ 1 *hng van Franknjki zooals deze zich in de kaderwet van Maart 1875 i I uitsprak, en de ongunstige conjunctuur, die de algemeene interna-/ 1 tionale verhoudingen voor Duitschland schenen aan te nemen. De kaderwet hervormde het leger op den grondslag van den algemeenen dienstplicht. Op het laatste oogenblik, bij de behandeling m de Kamer, werd besloten aan elk regiment een vierde bataljon toe te voegen. De Duitsche generale staf meende, dat de Fransche infanterie, reeds op vredessterkte, nu met 144 bataljons vermeerderd werd en dat de bedoeling van den Franschen minister van oorlog was „die möglichste Herstellung eines numerischen Anfangsubergewichts" ■). Hiermede, oordeelde de staf, diende terdege rekening te worden gehouden. Haar rapport hierover werd 3 April bij Bismarck ingezonden. Het kon er toe leiden de reeds meermalen in algemeenen zin opgeworpen, ofschoon in dit rapport met aangeroerde vraag, of men Frankrijk maar vrij zich müitair zou laten ontwikkelen, aan de orde te stellen. Juist in dezen zelfden tijd was er sprake van een samenkomstder Oostenrijksche en Italiaansche vorsten te Venetië. Het bezoek van Frans Jozef diende eigenlijk alleen tot beantwoording van dat van Victor Emmanuel te Weenen in 1873 en werd begrijpelijkerwijze buiten Duitschland om voorbereid 8). Dit kan eenigen aanstoot gegeven hebben, omdat er juist toen ook sprake was van een bezoek • van Wilhelm I aan Italië - men heeft wel gezegd, dat Bismarck de drie vorsten had willen doen samenkomen *) —, dat om de crisis ^ met is doorgegaan 5). In elk geval ontstond er een vermoeden, dat er tusschen Italië en Oostenrijk rnisschien afspraken op kerkelijk ; gebied stonden getroffen te worden : evenmin als in Oostenrijk had Bismarck in Italië steun gevonden voor zijn strijd tegen den paus. -Hen stap verder, en men kon het gevaar zien opdoemen van een Oostennjksch-Italiaansch-Fransch verbond onder ultramontane ') Hohenlohe, II, 151. j) Akten, I, 248 ; cf. Herzfeld, 19 vlg.. en Pages, 166, noot. ) Wertheimer, II, 190 en 217; cf. Gavard 2« *) Cf. Rachfahl, 49. 6) Het werd op 8 April afgezegd (Herzfeld, 29). In 's Keizer's plaats ging iets later de Kroonprins (Morier, II, 335—336). 40 SCHERPE PERSCAMPAGNE. auspiciën. In Oostenrijk - Bbrnarck verloor dit ™^™"*T bestonden nog altijd anti-Pruisische invloeden, die Andrassys nositie eenigermate bedreigden. ... Z^rize stemming is de perscampagne van het begin van Aprü ^875 direct voortgekomen en zij heeft de crisis acuut gemaakt. Het DeSn met een „brief uit Weenen" in de Komische Zeitung van den 5en % waarin in de eerste plaats op het gevaar van een clericale alliantie der drie pas genoemde landen, onder inspiratie van het vSan;gewezenPwerSd; terwijl dan de dreiging, liggende=jn de Fransche militaire wapening, werd uiteengezet Die l^to Dinge in Europa scheint rnir", zegt de schrijver, was die Erhaltung i^Friedens anlangt, weniger Zuverscht zu verdijenenj.al,.man im Allgemeinen hegt". Drie dagen later kwam een artakdvan^deBerliinsche Post" •) dat reeds om zijn titel: „Ist Krieg in Sicht vS méér opzien baarde. De inhoud was niet alatmeerender. De Fransche militaire maatregelen werden bier «neer naar voren gebracht. Maar ook klonk het wat geruststellend:, Kng «t ajg dings in Sicht, was aber nicht ausschheszt, dasz die Wolke sicb. 26 Bddfartikelen - want de Weensche brief is een fictie - stammen St de oersafdeding van het ministerie van bmtenlandsche SSnte Mjn£Sg Aegidi. aan deze afdeeling verbonden Sn?den .^eenschen bxfef" 4%ril aan de Kölmsche zonder zich over de verhouding van den brief tot Bismarck uit te Constantin Röszler, eveneens bij deze aae^J^J^t^S van de Post voor zijne rekening genomen maar o^kend dat het door Bismarck geïnspireerd was4); men heeft geen aanleiding de tarheSXer "medïdeeling .te betwijfelen. Maar wanneer mennet m He nauwe betrekkingen, die Bismarck toen ter tijd met de is.01 Sscïe^EBdd^o? Aegidi. die een geestdriftig bewonderaar van Bismarck was en veel van diens gedachten wist -,wanneer men er verder op let. dat het rapport van den generalen stel.3 Aotil bii Bismarck inkwam en de brief den 4en uitging, dan heeft me^reSeïeen nauw ^Wtel^gh^eragKit weinis? toe of de brief" geïnspireeid is of met. Alles uit ae ara ■ En nu m°ge hij hieraan toegevoegd hebben, dat Mj den oorlog als den grootsten geesel der menschheid beschouwde en hem ook in 1875 niet verwachtte, en Bismarck » veldmaar*iaalfc als.„un gamin en politique" beschouwd hebben8) het is alleszins begrijpelijk, dat zulke uitingen onrust wekten. Men moet ook wel in het oog houden, dat het zeer duidelijke onderscheid, dat er tusschen zulk een uiting van Moltke en een uiting van Bismarck over het van Frankrijk dreigende gevaar voor l&°aa^ )> die goed toekijkt, toch ooklicht als een schakeering van twee, in den grond gelijke opvattingen kan worden voorgesteld u feen v***1 m de Preüssische Jahrbücher van Aprü 187S schreef de redacteur Wehrpfennig over Bismarck's opvatting ") m^Tge? Wd JïUSt weer' ds M) ze& : ™j ^eken den oorlog metFrardcrijk nu zoo mm alsm 1870. „Aber die HandeindenSchoosz zu legen, bis der Gegner marchirt, können wir unmöglich. Will S^ëifï ü S"* J^n scblagea. so werden wir inT Interesse der Selbsterhaltung vielleicht gezwungen sein es früher zum bchlagen zu bnngen - Das klingt ziemlich kriegerisch und ist doch 2r7 «nfachste Ausdruck des gesunden Menschenverstandes. Aber da die Verantwortung für einen - wenn auch uns aufgedrun- ■ JS akt6b i' '2RJ£.—M^teuffel was van andere opvatting (Dreux, wezen~^T ]k m Engdand werd Moltke als oorlogsstoker aangede redé vl ^ ?' P' 5°' Stemden brief van koningin Victoria en ae reae van Derby (hiervoor p. 49). j*.s) Dreux, 105. 3) I^oftus, II2, i34. *) Men ziet het als mm xwu~~.k<„ LJLduili ~. liiH- ™0+ . ;,T7, " 0 «^«uouu met tsisittirclc HM ïolï _rT CZ. ölsma3"cK constateert alleen het ge-aart» ) in de pohtische Correspondenz (S. 448 vlg.). 44 GROOTE ONRUST IN EUROPA. genen, von uns nur bescmieuriigten Krieg ungeüeuer ïst, so toiu tuch ein solcher Entschlusz nur aus den sorgfaltagsten rrutóarj- . schen wie diplomatischen Prüfung der Lage heryorgehen tonnen . Wanneer Geffcken hiervan maakt1): ,,ein Artikel Wehrpfenmg s, der darin gipfelte, das wir den Feind mcht ruhen lassen durften, bis der Augenbhck gekommen ist, wo er schlagen will vielmehr ihm die Wahl zwischen Abrtistung und Krieg stellen muszten dan is dit niet alleen charge, maar verdraaiing, waarvan men echter kan begrijpen, dat ze als waarheid geloofd is, vooral door iemand met sterke vooringenomenheid tegen Bismarck s systeem. r De onrust in Europa was ten gevolge van het min of meer onbestemde gevaar heel groot. De Fransche gezant te Petersburg die m Maart op zijn post terugkeerde, brachti onrustbarende .berichten mede (die ïan kcmingin Sophie der Nederlanden afkomstig heetten Sn en hem bij zijn vertrek door Mac Mahon medegedeeld waren) ove? gevaren! die België bedreigden ■). En bij werd te Peters^ spoedig gewaarschuwd, dat Duitschland getracht had de vrije hand tegen Frankrijk te krijgen, waartoe Radowitz' zending zou gediend hebben8) Ook Gontaut hoorde van een Russaschen diplomaat te Berlijn, dat Frankrijk zeer voorzichtig en op zijn.hoede moest wezen % Te midden van zulke geruchten viel de Duitschef perscampagne. Begrijpelijk, dat men te eer geloo de - wat Oeffcton positief verzekerde *) -, dat Bismarck den oorlog wilde ' Bngelsche diplomaten - zoowel Morier als Russell») - onderstelden dat hij een afleiding voor de binnenlandsche ^^de?*^^t Het land. dat zich het allereerst bedreigd moest achten, trachtte zich tolonratiek te versterken. Aan Le Flö was bij zijn vertrek opgedragen Gortsjakow de onrustbarende berichten voor te leggen Het is mogelijk, dat dit aanleiding heeft gegeven tot een opdracht van AleLnder II aan den hem ah Duitsch mihtairattaché persoonlijk toegevoegden generaal Von Werder, om aarW^lm I Rusland's bezorgdheid over de laatste doeleinden der Duitsche Pditiek vertrouwelijk te gaan mededeelen'). Maar m hoe verre dit szevolgen heeft gehad, ontgaat ons. ; 8 £n tweede Fransche zet had duidelijker zichtbare gevolgem Het was naar aanleiding van een onderhoud van Gontaut en Rado- ") Deutsche Revue, t.a.p., 163. k/) Herzfeld, 33» noot 4. ») Herzfeld, 16, en Plehn, 31. li 5S - darüber kann kein Zweifel 1-stehen woUte danrais den Krieg" (t.a.p.). Juister zegt Decazes: »»«^1J?*»£ faire croire qu'il ne vent la guerre plus qu'Ü ne la vent en réabté (Hano- 324, en Newton, II, 7* (Russell's bericht is van 10 April). i) wSirner, II, 235- - Werder was si April te Petersburg terug(Akten, I, 260). FRANSCH VERWEER. 45 witz na een diner ten huize van Russell (21 April). De beide diplomaten bespraken de gebeurtenissen der laatste weken, betuigden de vredelievende gezindheid hunner regeeringen, verheugden er zich over, dat het gevaar voorbij was —, Radowitz sprak ook over de door de Fransche bewapening in Duitschland gewekte onrust en kwam op de mogelijkheid, dat Duitschland zich verplicht zou kunnen zien tegen Frankrijk op te treden. Volgens Gontaut deed hij dit zelfs heel sterk : „si la revanche est la pensee intime de la France", dan zou Duitschland „poUtiquement, philosophiquement, chrétiennement même" tot den aanval gerechtigd wezen. In het verslag, dat Radowitz later van het onderhoud opstelde en dat een veel nuchterder voorstelling van het gesprek geeft dan dat in den vlak na het onderhoud geschreven brief van Gontaut1), komt biervan niets voor. Het is mogelijk, dat Radowitz' uiting over een mogelijk optreden van Duitschland door Gontaut verkeerd begrepen is ; ook, dat Radowitz, die als een vertrouweling van Bismarck gold, diens gedachte op dien ayond heel ongelukkig vertolkt heeft, en ook, dat hij zelf meer tot Moltke's dan tot Bismarck's opvatting overhelde 2). Gontaut achtte de woorden zóó dreigend en gevaarlijk, dat hij Decazes in overweging gaf de voornaamste Europeesche kabinetten op de hoogte te brengen van de „préoccupations menacantes et injustes de 1'Allemagne". Het is waarlijk geen wonder! Zelf gaf Gontaut een duidehjk bewijs zijner eigen vredelievendheid door tevens de vraag te stellen, of het niet een door de wijsheid opgelegde plicht was de rmlitaire organisatie niet dan met de uiterste voorzichtigheid te behandelen. Noch bij hem, noch bij Mac Mahon of een der Fransche ministers bestond de minste neiging 8), om de Duitsche bedreiging — want dat zij deze voelden, was alleszins natuurlijk — met geweld tegen .te gaan. Zelfs vroeg Decazes in een onderhoud met Hohenlohe *), of er dan geen „gemeinSame Tatigkeit mit Deutschland" mogelij k was, en dit gaf aanleiding aan Bülow, om een heel program van punten op te stellen, waarin de belangen der beide landen niet tegenover elkander stonden : hij noemde o.a. Afrika. Maar het punt, waarop alles aankwam, hadden alleen Gontaut en Radowitz in hun befaamd onderhoud even aangeroerd : of dan niet ten minste Lotharingen aan Frankrijk kon worden teruggebracht, had de eerste gevraagd, maar de ander had niet dan railleerend kunnen antwoorden. ') Akten, I, 275 (12 Mei) en Dreux, 90. Cf. ook Holborn, t.a.p., 103. De gecursiveerde woorden werden ook aan Morier bekend (II, 363). *) Cf. Hohenlohe, II, 169 ; Bismarck beklaagde zich later over Radowitz' uiting (Herzfeld, 36). J) Akten, I, 265. — Dat Bismarck Nothomb meende te moeten waarschuwen tegen het gevaar van een Pranschen inval in België (Newton, II, 74), bewijst te meer, dat hij het gevaar uit Frankrijk verre overschat heeft. 4) ld., 262. 46 decazes' rondschrijven. Als afweer, niet anders, was de stap bedoeld, dien Decazes, gevolg gevende aan Gontaut's raad, deed. Zijn rondschrijven, gericht tot verscheidene Fransche gezanten x), is een meesterlijk stuk, waarin de diplomaat een prachtig gebruik maakte van de gelegenheid, hem geboden, om Duitschland's politiek in discrediet te brengen. Het bereikt zijn hoogtepunt in deze passage : , ,Cette doctrine étrange, qui consisterait a ériger en droit la destruction de nos ennemis, ou de ceux dont on pourrait suspecterles intentions ultérieures, avant qu'ils ne soient assez forts pour résister a 1'agression, est tout a fait nouvelle dans la jurisprudence internationale. S'adressant a la France, et en présence des dispositions notoirement pacifiques de tous les hommes politiques et la population toute entière, elle aurait quelque chose d'exorbitant dont les consciences seraient profondément émues. Elle aurait enfin pour toutes les puissances des conséquences pratiques, sur lesquelles ancune d'elles ne pourrait se faire ülusion et qui rendraient ce principe, s'il devait être réellement adopté par 1'Allemagne, également menacant pour tout le monde. On le voit, les conséquences ne sont pas seuleméut monstrueuses, elles intéresseraient directement la sécurité de chacune des puissances de 1'Europe". Er is hier sterke charge, in zoo verre het van Duitschland direct dreigende gevaar betreft. Maar ongeoorloofd kan men, gezien wat er voorafgegaan was, de handeling zelve niet noemen, en evenzeer is het alleszins begrijpelijk, dat Decazes Le Fló tevens opdroeg te polsen, of Rusland Frankrijk geen hulp zou willen toezeggen tegen den dag, dat het gevaar zou komen a). Bij de bestaande stemnung, bij de groote onrust was het tevens te verwachten, dat Frankrijk's waarschuwing niet onopgemerkt gelaten zou worden. Inderdaad hebben zoowel Engeland als Rusland er op gereageerd. In het eerste land werd het uit Duitschland dreigende gevaar juist terzelfder tijd scherp onderstreept in een artikel van den Parijschen \orrespondent van de Times: „a war scare'' (6 Mei), en het valt niet te betwijfelen, dat Blowitz, die ook uit zich zelf gaarne een gelegenheid zal hebben te baat genomen, om Duitschland hatelijk voor te stellen, dit artikel zoo niet op instigatie van, dan toch tot groote vreugde van Decazes heeft geschreven"). Het geval herinnert levendig aan dat van Bismarck en het artikel in de Kölnische. Zóó sterk raakte ^de Engelsche regeering — het was sedert Januari 1874 die van Beaconsfield, met Derby als minister van buitenlandsche zaken — onder den indruk, dat zij niet alleen Russell opdroeg alle middelen in zijne macht te gebruiken, om een einde te maken aan het misverstand, dat ontstaan was, onder vooropstelling, dat Engeland niet ») Dreux, 121 vlg. (ook aan die in Nederland en België). *) Dreux, 128. 3) Akten, I, 278 ; Dreüx, 131, noot; Sabourow in Revue de Paris, 15 Maart 1912, p. 251. DIPLOMATIEKE ACTIE TE BERLIJN. 47 geloofde aan oorlogsgevaar van Fransche zijde % maar tevens Rusland, Italië en OostenrijkJ) opwekte te Berlijn tot handhaving van den vrede werkzaam te zijn. Tevens schreef koningin Victoria aan Wilhelm 18). In Rusland vroeg Gortsjakow aan L/e Fló den brief van Decazes zelf te mogen lezen en hij toonde hem ook aan Alexander II. Als reeds vroeger kreeg de Fransche gezant ook nu betuigingen van sympathie te hooren. Alleen de vraag om hulp werd vriendelijk afgewezen : „ceci est bien un peu fort", maar dit zou ook niet noodig wezen : „nous arriverons sans cela" *). Of Peter Schuwalow, Russisch gezant te I/raden, die in het begin van Mei op doorreis naar Iyonden Berlijn aandeed, reeds in last had een vertoog tot de Duitsche regeering te richten, is niet geheel zeker ; dat hij met Bismarck, die hem hoog stelde, de zaak besproken heeft, kan heel goed waar zijn. Maar stellig besloot Rusland ook zijnerzijds een diplomatieken stap te doen, die plaats had, toen Alexander II en Gortsjakow, ook op doorreis, naar Ems, te Berlijn kwamen. I Men heeft wel verondersteld, dat Engeland en Rusland over de te ondernemen actie overleg pleegden en dat het zelfs tot een soort samenwerking tusschen hen kwam. Bewezen is dit echter niet. De lastgeving aan Russell is van 8 Mei en het overleg, zoo het al heeft plaats gehad, zou geschied moeten zijn na Schuwalow's terugkeer te Londen, die stellig niet vóór den 8en geschiedde 5). Het is overi- ) Akten, I, 272; de Engelsche tekst der lastgeving: Public Record Office., L.ondon, Foreign'Office 822, draft 159 (Buckle, V, 422, en Newton, II, 78, geven den inhoud alleen surnmier); ik deel haar als bijlage mede. ) Naar de Engelsche gezanten hier ging een afschrift der instructie voor Russell (zooals op de draft aangeteekend is); zie verder het slot der bijlage. 3) De brief is onbekend, maar uit een volgenden brief van de Koningin van 20 Juni (Akten, I, 292) is duidelijk op te maken, dat zij ook vroeger geschreven had ; zie verder Buckle, t.a.p., waaruit moet afgeleid worden dat ze ook aan Alexander II schrééf. ') Dreux, 128. s) Schuwalow was 5—6 Mei te Berlijn (Newton, II, 76—77 ; Wertheimer II, 236). Volgens Buckle, t.a.p., zou hij op 8 Mei bij Derby geweest zijn en volgens Dreux, 137, op 7 Mei aangekomen. Gavard, p. 24—28, zegt, dat hij pas 11 Mei te Donden kwam; volgens Jomini was de lastgeving aan Russell al afgezonden, toen Schuwalow te Londen kwam (Akten, I, 295). Dat Schuwalow zelfs zou hebben aangeboden den Russischen opmarsch naar Merw te doen ophouden (Herzfeld, 15 en 47; vooral naar Dreux, 137) schijnt mij geheel onbewezen. Evenzoo, dat Russell nog een 2e lastgeving zou gekregen hebben (zooals Sabourow, Revue de Paris, 15 Maart 1912, p. 249—250, en Van Schoch, t.a.p., meenen). Het onjuiste hiervan wordt bevestigd in een mededeeling van het Foreign Offictj te loonden aan mij. Volgens deze mededeeling heeft Schuwalow pas tusschm 12 en-22 Mei de leióling van het gezantschap te Londen opnieuw op zich genomen, maar dit strijdt met het slot van Russell's brief van 10 Mei (zie p. 48, noot 5). Men leze verder nog het slot der bijlage. 4« GEEN BEGIN VAN „EINKREISUNG" geus wel aannemelijk, dat Engeland, dat zich immers ook tot andere regeeringen wendde, aan samenwerking met Rusland gedacht heeft. Beaconsfield spreekt zelfs uitdrukkelijk van een „alliance" met Rusland ,,for this purpose" 1). Maar het is noodig goed vast te leggen, dat hier in elk geval van een eerste poging tot „Einkreisung" van Duitschland geen sprake kan zijn geweest. Het begrip „Einkreisung" heeft alleen dan zin, wanneer er een bedreiging aan ten grondslag ligt, en dit is hier geheel uitgesloten. De actie« tegen Duitschland was het gevolg van een niet voldoend doordachte handeling van Duitsche zijde zelf en diende tot afweer van een met eenigen schijn van reden vermeend gevaar. Dat de actie kwam, toen het gevaar reeds een maand voorbij was, doet hieraan niets af. Inderdaad kwam het optreden van Rusland en Engeland heel laat en daardoor kreeg het een eenigermate potsierlijk karakter. Het optreden geschiedde niet door beide landen gezamenlijk, maar door elk afzonderlijk, wat ook niet op een afspraak wijst. Russell kweet zich op 9 Mei van zijn taak *), de Russen kwamen pas den volgenden dag te Berlijn. Het spreekt vanzelf, dat èn Wilhelm I èn Bismarck de meest geruststellende verklaringen konden afleggen. Alexander II zelf was eigenlijk al vooruit (misschien onder invloed van een boodschap van Von Werder) overtuigd, dat Wilhelm I niets kwaads brouwde, en sprak ook vóór zijn vertrek L,e F16 in dien zin toe *). Gortsjakow, wiens politiek veel meer dan die vanzijn keizer een angel tegen Duitschland had, kwam „met bloemen, op de lippen, maar met een zeer koel hart". De beide keizers konden onmiddellijk geheele overeenstemming van inzichten vaststellen, Alexander II verklaarde de Duitsche vredesliefde naar alle kanten te zullen uitbazuinen *). Tusschen de beide kanseliers ging het wel spannender toe ; Gortsjakow maakte een toespeling op den dubbelen Bismarck, den echten, die hem sympathiek was, en den nerVeusen, onstuinrigen, en waarschijruijk zal het onderhoud, waarover wij geen geheel betrouwbaar verslag bezitten •), in dezen rail- ') Buckle, t.a.p., en cf. Newton, II, 75, en Akten, I, 278. *) Akten, I, 272. Tegenover Russell uitte Bismarck 10 Mei aan een diner bij hem zijn tevredenheid over Engeland's „friendly offer" enz.; hij noemde ook de vrees ten opzichte van België geheel ongegrond (brief als geciteerd in noot 5). 3) Bismarck und Ruszland, 156 (naar brieven van Reusz van 22 April en 2 Mei). *) Akten, I, 273 en 279. 6) Het uitvoerigst is Wertheimer, II, 236. Volgens hem zou ook Russell, toevalligerwijze, het onderhoud hebben bijgewoond, maar dit is toch eigenlijk onwaarschijnlijk- Wel heeft 's avonds op 10 Mei, toen Russell bij Bismarck at, hij Gortsjakow hier ontmoet (cf. Newton, II, 78—79 en Russeil's brief van 10 Mei in Public Record Office, t.a.p., no. 2^4). In dezen brief heet het aan het slot: „Gortsjakow comes in af ter dinner, expresses great' satisfaction at Bis- BISMARCK EN GORTSJAKOW. 49 leerenden toon zijn voortgezet. In elk geval moet ook Gortsjakow geëindigd zijn met Bismarck's vredesliefde te constateeren, zonder overigens een schriftelijke verklaring te eischen, die ik, zei Bismarck ook niet had kunnen geven1), want dan zou het schijnen, alsof wij' jf eerst iets anders dan vrede gewenscht hadden ! Maar den vol-, genden dag toonde Bismarck zich over Gortsjakow's interventie uiterst geïrriteerd tegenover Russell, die overigens zelf ook gerustgesteld schijnt geweest te zijn *). En de verstoordheid nam niet weinig toe, toen het bleek, dat Gortsjakow zich gedrongen had gevoeld bij zijn vertrek uit Berlijn zijnerzijds toch wel iets op schrift te stellen8) in het bekende rondschrijven aan de Russische vertegenwoordigers in het buitenland : ,,L'Empereur quitte Berlin, parfaitement convaincu des dispositions pacifiques qui y règnent et qui assurent le maintien de la paix", waarvan later — door Bismarck zelf — de charge gemaakt is : „Maintenaht la paix est assurée" «), De comedie was ten einde. Maar zij liet bij Bismarck een zeer bitter gevoel na. Hij had een diplomatieke nederlaag geleden — dat was zonder eenigen twijfel. Wel had de Engelsche aansporing geen succes in Oostenrijk gehad, terwijl Italië er niet dan heel lauw op ■ antwoordde 8), maar Frankrijk was door Engeland en Rusland in * bescherming genomen en kon zich veiliger achten. Ofschoon Engeland, waar ook Derby zich in het Hoogerhuis in vrij scherpen vorm over Duitschland had uitgelaten 6), het verst was gegaan, weet Bismarck het geval toch het meest aan Gortsjakow — en dit marck's sentiments. Had had telegram from Schuwalov, who had seen Disraeli and your Lordship, and said how earnestly they desired peace ' and strongly supposed efforts Russia was making for preservation of peace ; now happy to find how completely Bismarck shared those f eelings and that intention. I said that under these circumstances I could not do better than hasten to telegraph tuis happy resultsto your Lords<ünp."\ ') Volgens Russell's brief van n Mei (alsvoren, no. 205) zou G belofte' hebben geeischt, dat D. nooit tot oorlog zou overgaan. Bismarck zou hierop „a flat refusal • gegeven te hebben; volgens G. had hij de belofte alleen niet sch^elak willen geven, wat G. dan ook gezegd had niet noodig te achten. ) .Newton, n, 81 (ten minste vooe het loopende jaar !), en Russell's brief van n Mei (als in noot 1). *) ^ten, I, 283. — Dit was in strijd met wat Gortsjakow tegen Russeu zeide : Hij was geheel voldaan en had den Franschen gezant geadviseerd met te veel vreugde te toonen. „His triumph over Pr. Bismarck being " complete, he did not wish to make him feel it too puhliely" (brief van 11 Mei als in noot 1). *) Ged. und Erinn., II, i74 (en cf. Akten, I, 283). Curieus is de verdraaide wijze, waarop het telegram van Alexander II aan den Koning van Wurtemberg: „j'emporte de Berlin assurances formelles de paix" volgens Dreux (166—167), in de krant kwam : „I/emporté de Berlin donne des assurances formelles de paix". ') Akten, I, 277, 283 ; Wertbeimer, II, 231. e) Akten, I, 285. Europa en Bismarck's Vredespolitiek, 5o BITTERE STEMMING BIJ BISMARCK. komt natuurlijk hier vandaan, dat Rusland als een bondgenoot gold. De Rijkskanselier heeft er zijn Russischen collega met sarcasme om vervolgd, hem bespottende, dat hij penningen zou hebben willen slaan, met het randschrift: „Gortsjakow protégé la France", en hem voorstellende als iemand, die een vriend van achteren bespringt, om een circus-voorstelling op kosten van dien vriend te houden. En in het hoofdstuk, dat aan het geval gewijd is in het onder Bismarck's inspiratie in 1887 verschenen „Bismarck und Ruszland", wordt het geheel, op niet onverdienstelijke wijze, m een heel bespottelijk licht gesteld. Ook Gontaut heeft hij hard gevallen, hem beschuldigende van te St. Petersburg tegen Duitschland geconspireerd te hebben1). De Engelschen kwamen er genadiger af 2). Bismarck's herhaaldelijk teruggrijpen naar deze zaak bewijst wel, hoe ernstig hij haar in werkelijkheid opnam. En terecht! Er was immers heel duidelijk aan het licht gekomen, hoe veel brandstof tegen Duitschland in Europa was opgestapeld : want al moet men naar mijne overtuiging elk idee, dat het hier ging orn wat men later Einkreisung" is gaan noemen, opgeven, de mogelijkheid van een groote alliantie tegen Duitschland was voor oogen, die wilden zien, opgedoken. Ditmaal was het schrikbeeld door Duitschland zelf opgeroepen ; het was Duitschland's eigen Schuld, dat het eventjes bedreigd was geworden. Hiervoor was het gestraft en Bismarck's benijders en vijanden hadden alle reden tot verheugenis : Russell kon niet nalaten zijn bewondering voor Gortsjakow uit te spreken») en Beaconsfield, die Bismarck als een anderen Bonaparte zag die beteugeld moest worden 4), zal stellig plezier m den afloop gehad hebben. Hoe gemakkelijk zou zich dit kunnen herhalen, ook in een geval, waarin misschien de oorzaak niet bij Duitsehland zelf Isfi Bismarck heeft natuurlijk nimmer toegegeven, dat de aanloop tot Duitschland's diplomatieke nederlaag van Mei 1875 m ü"^^land zelf — ook bij hem, maar meer bij mannen als Moltke en^üo„itz - lagfffij sprak van de,, Verleumdung der deutschen Politik ), hij'zocht de daders aan alle kanten, tot bij keizerin Eugeme, de koninginnen van Engeland en Nederland toe •). Maar hij heeft - en •*) Dreux 176 vlc- ») In brieven aan Munster en in een aan Wilhelm I, deze laatste v.n. naar aameiding van den brief van koningin Victoria van 20 Juni (Akten, I 202I slaat hij een zeer ernstigen, waardigen toon aan (Akten, 1, 273, 2*79 284 en 293, noot 4), waaruit meer onrust dan verbittering spreekt. *) Volgens Sabourow in Nineteenth Century 1918, p- 62. *) Buckle, V, 421. s) Akten, I, 275. . . , . . •) Buckle V 424 (de brief van de Duitsche kroonprinses, hier algedrukt, bewijst, hoe zeer zij tegenover Bismarck stond ; zij deelt de opvattingen van Geffcken en Morier). — Cf. Sidney Lee, 1,351. enHohenlohe, 171. VOORZICHTIGE HOUDING TEGENOVER FRANKRIJK. 51 dit bewijst de hoogheid van zijn geest — uit het geval de leering getrokken, dat Frankrijk voorzichtiger behandeld moest worden :t Rusland was tot het inzicht gekomen, na 1871, dat het niet mocht dulden, dat Frankrijk in macht nog meer verminderd werd Dit heeft Bismarck van nu af zelf in zijn politiek gerealiseerd. Ik wil hiermede volstrekt niet zeggen, dat hij in 1875 een plan heeft gehad, om Frankrijk verder te vernederen — ik geloof hieraan niet, zooals ik reeds uiteengezet heb — ; ik bedoel alleen, dat Bismarck, sterker nog dan te voren het gevaar van een coalitie tegen Duitschland ziende a), daarnaar heeft gehandeld in zijne politiek tegenover Frankrijk. Ik zie niet, zooals Wahl doet3), dat hij onmiddellijk getracht zou hebben Frankrijk vriendschappelijk te benaderen, maar er is geen symptoom meer in zijne uitingen van eenige bezorgdheid voor de Fransche bewapening, die dan ook volkomen ongestoord verder haar weg is gegaan, zooals het behoorde. De „war scare" vormt wel degelijk een belangrijke fase in de ontwikkeling der internationale verhoudingen. Alle factoren, die deze verhoudingen, voor zoover ze continentaal waren, sedert 1871 beheerschten, raken in beweging en in roering. De vrees, die het groote Duitschland wekt, beheerscht heel duidelijk de situatie ; de onrust, die bestaat, wordt door Duitschland's hchtelijk aggressieve houding (zij het met defensief doel) van April 1875 tot een crisis gebracht, die allerlei nieuwe mogelijkheden opent. De Duitsche „Prahlerei", waarvoor Wilhelm I zelf meende te moeten waarschuwen 4), had zich te veel blootgegeven. Veel direct blijvende invloed is er niet merkbaar van overgebleven. Rusland en JDuitschland schijnen wel uit elkander geraakt 5), maar de driekeizersbond blijft voortbestaan en van een Russisch-Fransche alliantie is nog niet de minste sprake. Met dit al ziet men de ver, houdingen van den Wereldoorlog voor het eerst een oogenblik "opdoemen: Duitschland en Oostenrijk houden zich aan elkander, Italië aarzelt, Frarikrijk, Rusland, Engeland komen onwillekeurig even naar elkander toe. Het is voor ons, die achter den Wereldoorlog staan, als de vluchtige eerste verschijning van een wereldbeeld, ') Ged. und Erinn., II, 259. *) Opmerkelijk is het, dat hij in Juni 1875 aan Radowitz opdracht gaf, om te onderzoeken, hoe het met de Russische alliantie stond (Hist. Zeitschr., 130, S. 268). 3) Vom Bismarck der 7oer Jahre (Tübingen, 1920), 96; cf. ook Rothfels, 20. — Toch moet ik nog opmerken, dat hij in zijn onderhoud met Russell op 10 Mei (hiervóór, p. 48, noot 5) sprak van een onderhandeling over een „treaty or convention" met Frankrijk, die „under discussion" was. •) Akten, I, 282. 6) Tegen'St. Vallier zei Bismarck, dat hij tot Gortsjakow gezegd had: ,,a mon amitié confiante succédera dorénavant une atnitié défiante" (Chaudordy, 254). 52 ALGEMEENE BETEEKENIS DER ..ALERTF." waarmede wij zoo gemeenzaam geworden zijn. Maar daarom mogen we volstrekt niet zeggen, dat dit beeld in 1875 al in de lucht zat, en evenmin, dat dezelfde omstandigheden als die van 1875 het definitief hebben gemaakt. Daarvoor ligt er veel te veel tusschen 1875 en 1914. En vooral Bismarck heeft 1875 weten te doen vergeten. Dezelfde diplomaat, die hem van wereldheerschzucht verdacht, Russell, was in 1880 van zijn vredesliefde overtuigd en had groot vertrouwen in hem gekregen1). Dit was niet een gevolg hiervan, dat Bismarck de grondgedachte van zijn politiek veranderd had, — neen, alleen hiervan, dat hij haar zuiverder tot uiting bracht, vooral m de betrekkingen tot Frarikrijk, in het beleid waarvan hij bepaaldelijk in April 1875 misgetast had. ') Pitzmaurice, II, 212 en 228. IV DE BALKAN-STRIJD VAN 1875-1878. TR?iT VIeï?' de Oostenrijksche gezant te Berlijn in Juli i»75, heerscht overal waarheen ik zie, en sedert lang lag het veld der binnen- en buitenlandsche politiek niet zoo braak als op dit oogen' k" ■••V tQ^n begon ^ °I»toad in de Herzegowina, waarbij Bosmë zich spoedig aansloot. De Balkan-kwestie werd opnïuw acuut, en bracht geheel Europa in spanning. ^ De opstand of liever de strijd van den sultan met zijne vazallen die met dan een episode was van de evolutie van de Christelijk^ Balkan-volkeren naar vrijheid, behoeft ons alleen bezig te houden dVTTlaët' dien zij OP de algemeene internaSonS buiten o ha-d' ^ Cen Balk«i-strijd ook ditmaal nieï bmten het oyenge Europa kon omgaan, spreekt van zelf. Enge- J land Rusland, Oostenrijk, mocht men verwachten, zouden zich levendig interesseeren, en deden dit ook. Frankrijk egde van zeï ' minder gewicht in de schaal dan bij den vorigen BalkanTanZ feuwe groote mogendheden was Italië vol belangstelling maar het kon zich met doen gelden. Geheel onberekenbaar was dé houding, die Duitschland zou aannemen. In Rusland was van meet af een sterke neiging, in pan-slavische kringen aangewakkerd, om zich met het geval te bemoeien - SoaS 1 l^l\Vaa Zd[ ?Prak- Maar de Rulsische regeeiirj was een heel stuk voorzichtiger dan in 1853, stellig onde? invloedTvan de Wi^?nn| T dCn ^"oorlog en Ook onder indruk van deïchte \Tê^rtlt^°^n^en^ele diplomaten als Schuwalow en Oubnl vonden hierom elke forsche actie verderfelijk1) maar ïtSrffS f fnCraal te Constantinopel ried tot door¬ tastend optreden'), evenals Nelidow te Boekarest«), en zij ver- sXnrr°;dlgen. u-1 hGt ^terkst TOt er toen in RuJand ornjng. Scherpe tegenstellingen vindt men in Rusland bijna immer ^n bi ïerteld wo^tnf ^1TS ^ te ™den- Gortsjakow, Ofschoon * Bafkan Sn S f9 ^^g met een verdeelingsplan van den ■Balkan in den zak liep <), wachtte af, overigens stellig geneigd om 'J Goriainow, 322 *) Loftus, IV, 124. *) Wertheimer, II, 297. 54 DE BALKAN-OPSTAND EN DE MOGENDHEDEN. de onbestemde uitbreidingsinstincten, die ten allen tijde in de Russische politiek op den bodem liggen, te volgen. *. De ingetogen houding van Rusland in de eerste maanden van den 4 opstand maakte ook voor Engeland een politiek van afwachten mogeüjk. Er was in de buitenlandsche politiek van Beaconsfield, ^vergeleken met die van Gladstone, tot dusverre weinig verschil op te merken geweest. In de crisis van Mei 1875 zouden Gladstone en Granville niet anders gehandeld hebben dan Beaconsfield en Derby deden. Alleen was er een duidelijk onderscheid van nuance in de wijze van uitdrukking en in de neiging tot actie *). Beiden waren sterker bij Beaconsfield, die, als vele Engelschen in die dagen, den invloed onderging van de grootere spanning, welke in het internationale leven zich voordeed. Van zijn bereidheid tot handelen gaf hij een sterk voorbeeld door den plotseüngen koop van de Suez-Kanaal-aandeelen van den Khedive a) (25 November 1875) en hij zou er weldra meer bewijzen van geven. Ten opzichte van de Balkan-puzzle volgde hij de traditioneele Engelsche politiek van de I handhaving der integriteit van het Turksche rijk3), maar hij had 3 er eigenlijk geen oorlog voor over *) en de politiek vond ook niet X meer zóó algemeenen aanhang als twintig jaar vroeger. Gladstone had tegen bescherming van de Turken moreele bezwaren en Salisbury, minister voor Indië in Beaconsfield's kabinet, kwam tijdens den oorlog tot andere inzichten dan die van zijn premier. Natuurlijk nam ook Oostenrijk-Hongarije een afwachtende houding aan. Hier was in het geheel geen krachtig initiatief te wachten. Maar wel had Andrassy van den beginne af een zeer duidelijk doel voor oogen.s): indien in den status op den Balkan veranderingen moesten komen, zou hij niet dulden, dat op de Zuidgrens der -^Monarchie een groot-Slavische staat ontstond. Hiermede werd front gemaakt tegen een mogelijke annexatie der beide opgestane provinciën door Servië en tevens ruimte geschapen voor de verwezenlijking van een wensch naar afronding van de Monarchie aan haar Zuid-kant, die van militaire zijde reeds vroeger en ook nu weer geuit werd «). Evenwel — Andrassy begeerde dit in geenen deele ; hij wilde het aUerliefst handhaving van den status quo en hij deed een stap hiertoe door de groote mogendheden te winnen voor een plan, om de Porte hervormingen aan te bevelen : dan kon immers alles in pais en vrede voortleven, zooals het was. ') Cf. Buckle, V, 423. *) Pitzmaurice, II, 249; het gaf eenigen aanstoot in Rusland (L.oftus, H', 145—146). ») In zijn Guildhall-rede van Nov. 1875 (Buckle, VI, 17). *) Volgens Russell: Akten, II, 30; cf. Plehn, 73 vlg. 6) Wertheimer, II, 260 vlg., 311 vlg. «) T.a.p., 256 vlg. Hiermede vervalt elke insinuatie, dat Bismarck Andrassy zou hebben aangespoord, om Bosnië en Herzegovina te bezetten (Wertheimer, III, 123, noot 3). HET MEMORANDUM VAN BERLIJN. 55 Deze politiek mist alle karakter van vooruitziendheids Zij kon alleen als lapmiddel dienen voor een al meermalen gelapte deken. Jr Noch Turken, noch Balkan-Christenen wenschten hervormingen, die er toe zouden moeten leiden, dat zij als gelijken onder een Turkschen suzerein naast elkander zouden leven. De Turken wilden de eersten blijven en de anderen wilden geheel vrij zijn. Hier was geen verzoening mogelijk, althans nu niet meer, nu de Christenen al zoo'n eind den weg der onafhankelijkheid op waren. Al zoovele hervormingsdecreten van de sultans van het midden der 19de eeuw £ waren ij dele klanken gebleven. Toch vond Andrassy's voorstel — en het is bij de stemming der meest geïnteresseerden begrijpelijk— bijval. Alle zes groote mogendheden schonken er hare adhaesie aan en in December 1875 werd de zgn. Andrassy-nota te Constantinopel .overhandigd. Zij was alleen merkwaardig als uiting van een Euro| peesch concert, maar had niet de minste uitwerking, al stond de Turksche regeering, die al een staatsbankroet had moeten afkondigen, zeer zwak, en toen er een poging werd ondernomen, om iets verder te gaan, viel het concert uiteen. £ Het was naar aardeiding van het memorandum van Berlijn (13 Mei 1876), opgesteld door de hier samengekomen ministers der drie Oostelijke mogendheden*) en dus eenigermate te beschouwen als een manifestatie van den driekeizersbond. Het behelsde ook een hervormingsvoorstel — het ontwerp was van Andrassy *) — maar ging iets verder : het sprak van andere maatregelen, waartoe de mogendheden zouden moeten komen, als de voorgestelde hervormingen binnen twee maanden niet hielpen ; Gortsjakow legde zelfs zijn verdeelingsplan reeds aan Andrassy voor. Het was een consequente, ofschoon nog altijd zeer vage en zwakke doorvoering van een politiek van bemoeiing in een of anderen vorm met de Balkanzaken, waaraan Europa zich eenmaal gewend had en waaraan het zich niet kon onttrekken — op gevaar af van erger. De toestand op den Balkan werd toch al steeds bedenkelijker. De Boelgareri waren ook in opstand gekomen ; te Saloniki waren de Duitsche en Fransche consuls vermoord (6 Mei) ^jte 'Constantinopel iets later sultan Abdoel Azis, die eenige dagen vroeger vervangen was door Moerad V. Het Turksche fanatisme begon zich in deze dingen duidelijk te uiten en met verontwaardiging zag men in Europa vooral de grun welen, door Aziatische troepen van den sultan in Boelgarije bedreven : het was naar aanleiding hiervan, dat Gladstone de „Bulgarian atrocities" en den „sultan-moordenaar" scherp hekelde. Toch bewerkte juist Engeland, dat het memorandum van Berlijn niet als uiting van een eensgezind Europa te Constantinopel kwam. Hier is de eerste eigen Engelsche handeling in deze aangelegenheid, ') Gortsjakow vertoefde hier ook op doorreis naar Ems en Andrassy kwam op zijn wensch naar Berlijn (Wertheimer, II, 261, 296 vlg.). ') Wertheimer, Hist. Blatter.Q, 262. 56 beaconsfield's eerste stap. die een duidelijke spits tegen den keizersbond richtte. Beaconsfield, die, ofschoon hij het dichtst bij de Oostenrijksche politiek stond, de Andrassy-nota onwillig geteekend had achtte zich miskend, omdat het memorandum buiten Engeland om was opgesteld, en — wat het zwaarst zal hebben gewogen — het ging hem te ver in de bedreiging van Turkije2), waar de Engelsche gezant, ook nu, evenals zijn collega in 1853 gedaan had, de Turken geruststelde aangaande Engeland's steun in geval van een gewelddadig Russisch optreden. Dit verlamde de actie in Andrassy's geest geheel. Toen Engeland zijn toesternming weigerde, namen Frankrijk en Italië de door hen reeds gegevene terug. De zwakheid van Beaconsfield's politiek ligt te kijk. Zij weert alleen af en opent geen enkelen uitweg uit het embrogho. Dit deed eigenlijk alleen de radicale, die neergelegd was in het verdeelingsplan van Rusland, waarmede Gortsjakow echter niet goed voor den dag durfde kqmen en tot de uitvoering waarvan het land ook niet voldoende kracht bezat. Behalve Rusland wist ook Bismarck zeer duidelijk een uitweg. Bismarck's Balkan-politiek is uitermate merkwaardig en toont in hare klare conceptie ook weer duidelijk, hoe ver deze staatsman boven zijne tijdgenooten-collega's stond. Voor zoover Duitschland betreft, is zij uitgedrukt in de zeer bekend geworden woorden van den Rijkskanselier van 5 December 1876, dat de Balkan niet de beenderen van één Pruisischen grenadier waard was. Inderdaad heeft Bismarck zich aan dezen leiddraad stipt gehouden. Van eenige bemoeiing of inmenging van Duitschland in de Balkan-zaken mocht geen sprake zijn, en was ook geen sprake. Maar als leider van een groote mogendheid had Bismarck natuurlijk het grootste belang bij het beloop der dingen, daar die elk oogenblik op Europa kon reageeren. Zijn zienswijze ligt het best uitgedrukt in deze woorden: „Die ganze Türkei mit Einrechnung der verschiedenen Stamme ihrer Bewohner ist als politische Institution nicht so viel wert, dasz sich die zivilisierten europaischen Völker um ihretwillen in groszen Eriegen gegenseitig zu Grande richten sollten"3). Zou één Europaeër dit beter kunnen zeggen dan de man, die heel goed wist, dat er geen Europa in staatkundigen zin bestond*), het hier deed ? Zóó was het, maar de realiteit kon, bij de groote tegenstellingen, niet op verwezenüjking hiervan gericht zijn. En Bismarck zijnerzijds voelde zich niet geroepen zijn eigen sententie in practijk te brengen. Daartoe was het gevaar, dat zijn eigen Duitschland dan zou loopen — bij het dienen van de belangen van anderen —, te r groot. Bismarck ging in deze Balkan-crisis juist hoogst voor- *) Buckle, VI, 15, 18 ; Newton, II, 95—9°*) ld., 24 vlg.; cf. toftus, II1, 363) Akten, II, 7». *) ld., 86: men roept het alleen bij voorkomende gelegenheden aan! bismarck's voorstellen. 57 zichtig te werk, omdat hij ten volle besefte, hoe elke actie óf Engels land óf Rusland aanstoot zou kunnen geven, en dit juist moest vermeden en kon ook gemakkelijker dan anders vermeden, omdat Duitschland nu het voordeel zijner centrale ligging genoot, n.1. buiten^ het brandpunt lagx). Maar een enkëlen stap heeft hij toch ai spoedig gedaan in de richting, die hij voor zich zag. Want tot niet anders dienden de gesprekken, die hij in het begin van Januari 1876 ongeveer tegelijkertijd met Oubril en met Russell hada). De hervormingsplannen van Andrassy, zei Bismarck in deze l^esprekken, zullen geen resultaat hebben. Het was beter onderling tot een schikking te geraken, waartoe het denkbeeld werd opgeworpen, dat Rusland het in 1856 verloren stuk van Bessarabië zou terugkrijgen en dat Oostenrijk Bosnië en de Herzegowina zou annexeeren. Ook de bezetting van Egypte door Engeland was toen reeds als een wenschehjke mogelijkheid door Bismarck uitgesproken»). Het lijdt weinig twijfel, of dit is de eerste voorzichtige ébauche van den Rijkskanseher, om in gemeenschappelijk' uvêileg van den driekeizersbond en Engeland een regeling van het Balkan-vraagstuk tot stand te brengen, al lijkt het in Russell's verslag van het onderhoud meer een poging om tot samenwerking met Engeland te komen tot behoud van den Europeeschen vrede. Iets later, toen hij op verzoek van Russell een plan formuleerde, om een uitweg uit de toen al ernstiger geworden verwikkeling te vinden, uitte hij dezelfde denkbeelden, waaraan bij toen nog de stichting van een autonoom Boelganje toevoegde4) ; Constantinopel met Klein-Azië zouden Turksch blijven. Het was een plan in zeer grove lijnen, dat echter bij samenwerking der voornaamste mogendheden niet heel moeilijk uit te voeren ware geweest. Bismarck meende, dat het zoo mogelijk zou worden, Rusland en Engeland in een bevredigden toestand te brengen, „die hun hetzelfde belang bij het behoud van het bestaande zou geven, dat wij hebben"6). In dezen gedachtengang hoort, naar mijne meening, ook de zending van Lothar Bucher in December 1875 naar loonden thuis. Er is over deze zending noch van de zijde van Bismarck en Bucher, noch van de zijde van een Engelschen staatsman iets bekend geworden4). Zij heeft dus blijkbaar in het diepste geheim plaats ge- ') Rothfels, 27. *) Goriainow, 314 ; Akten, II, 28, en cf. Newton, II, 96. . L1^.^011' IL 89 ~ In het gesprek met Russell in begin Januaii neett Bismarck deze gedachte niet uitgesproken; althans Russell maakt er in zijn brief aan Derby van 2 Jan. 1876 (Forêign Office 850, no. 8; •nibüc Record Office, Londen) geen melding van ') Akten, II, 7i. 5 8 ») ld-, 157. *]I Het Poreign Office te Londen berichtte mij j „There does not appear to be any reference in our records to the alleged visit of Herr Bucher to London in December 1875". 58 LOTHAR BÜCHER'S ZENDING. -vonden, wat zeer begrijpelijk is : er moest vermeden wordenjRusland aanstoot te geven. Alleen een brief van Münster uit iv&ép aan Eckardstein1) licht eenigermate over het doel der zending in, terwijl Rachfahl, die bhjkbaar ook over andere gegevens beschikt heeft, dit doel zeer breed heeft uitgemeten *). Bucher zou in opdracht hebben gehad een defensieve alliantie voor te stellen, ja zelfs een ^verzekering van Engeland tegen Russische Bosporus-plannen en omgekeerd een waarborging aan Duitschland van Elzas-IyOtharingen; een koloniale ontwikkehngsmogehjkheid voor Duitschland zou tevens te berde zijn gebracht. Wel mag Rachfahl zeggen, dat de gang der wereldgeschiedenis een andere zou geworden zijn, indien loonden dit wijde perspectieven openende plan had aangenomen. Maar — heeft Bismarck inderdaad met zulk een plan rondgeloopen ? Het klinkt in de hoogste mate onwaarschijnlijk. Er is geen enkel afdoend bewijs voor, dat Bismarck, handelende volgens Rachfahl onder den indruk van de ondervinding van Mei 1875, tot zulk een ommezwaai van zijn fundamenteele politiek zou zijn geraakt, want dit zou het plan beteekend hebben : optie voor één, in plaats van samenwerking met zoovelen .mogelijk. Te onwaarschijnhjker wordt dit, wanneer men er op let, dat Bismarck, zeer kort na Bucher's zending, zijn gesprekken met Russell en Oubril hield. Het is veel aannemelijker deze te beschouwen in samenhang met Bucher's reis. Het resultaat hiervan schijnt niet zeer bevredigend geweest te zijn, maar wij weten hiervan stellig ook niet genoeg, om , er uit te concludeeren, dat Bismarck er aanleiding in had moeten vinden, om zijn plan voorgoed op te geven. Dit heeft hij ook met gedaan, toen de gesprekken zelf geen tastbaar resultaat opleverden, al kon hij er in de practische politiek niet direct verder mee. Inderdaad kwam uit de gesprekken niets voort. Rusland antwoordde ontwijkend: Gortsjakow, die in Bismarck's plan bezwaarlijk een aanlokkelijk perspectief voor Rusland kan gezien hebben, zou gezegd hebben geen breuk met Andrassy te willen8), wat Bismarck trouwens niet geponeerd had, evenmin als het aannemelijk is, dat hij tot Oubril zou gezegd hebben, dat zijne keuze tusschen Rusland en Oostenrijk gedaan en ten gunste van het eerste land uitgevallen was *). Engeland bleef in algemeene termen 6). Konrn ,gin Victoria achtte Russell's boodschap van groot belang en Bismarck's steun, om Engeland's inzicht in de Turksche kwestie te doen zegevieren, van groote waarde (maar ook dit was geen juiste weergave van Bismarck's uiting). Derby, die tot Münster zeide het >) Eckardstein, I, 296, en cf. II, 102. *) Rachfahl, 84 ; cf. de kritiek van Rothfels, 22. *) Goriainow, 316. , TT *) id. Oubril gold bij Bismarck voor onbetrouwbaar (Akten, u, ^Buckle, VI, 20—22 ; Lyons was zeer sceptisch (Newton, II, 96)- HET MISLUKKEN VAN BISMARCK'S PLAN. 59 samengaan met Duitschland voor de eenig juiste politiek te houden *), stelde voor Bismarck's „overtures" te beantwoorden in den geest van hartelijke vriendschap, waarin ze gedaan schenen te zijn; toch kon hij, zich de gebeurtenissen van het voorjaar van 1875 herinnerende, geen ,,implicit confidence" stellen in Bismarck's vredesbegeerte. Ook Russell's wijze van berichtgeving heeft op dezen afloop waarschijnhjk wel invloed gehad. Hij had gemeend Bismarck's stap te moeten verklaren uit de omstandigheid, dat tBismarck vreesde, dat Rusland en Oostenrijk buiten Duitschland om zouden handelen en dit land alleen zouden laten staan*), wat stellig als een onjuiste voorstelling te beschouwen is. Voorloopig werd hij geïnstrueerd zich tot een uiting van algemeenen aard te bepa-. lens) — en eerst in Februari, na een onderhoud van Derby met Münster, kreeg hij in opdracht de aangelegenheid nader met Bismarck te bespreken onder vaststelling, dat Engeland geen „exclusive alliances" begeerde en dat het voornaamste doel der regeering moest zijn de handhaving van den Europeeschen vrede4). Het besef, dat Bismarck tegenover Russell aldus uitdrukte, dat de Engelschen, „sua bona si norint", geen grooter politiek belang hadden dan „die Existenz eines machtigen und friedfertigen Deutschlands — und ihre guten Beziehungen zu demselben" — 6), was in Engeland stellig niet zeer levendig. Eer is er neiging tot wantrouwen in de Duitsche politiek, die men eigenlijk niet begreep, al gingen toch niet vele Engelschen zóó ver als later een bepaald anti-Duitsche propaganda, die Bismarck voorstelde als verantwoordelijk voor het geheele Balkan-treurspel, te beginnen met den opstand in de Herzegowina s). Hier vindt men den almachtigen, overal ingrijpenden, machineerenden kanselier, waarvan wij het type reeds kennen. De waarheid is, dat Bismarck, met zijn zeer voorzichtig polsen, er niet in geslaagd is een bodem voor een algemeene Europeesche * politiek tegenover den Balkan te vinden en, na de weinig bemoedigende ontvangst van zijn Januari-voorstel in Engeland, ook met dit land voorloopig geen verdere samenwerking zocht. Hij steunde Andrassy's politiek, zonder in haar een kans van slagen te zien, en ') Akten, IV, 3, noot. J) Dit blijkt het duidelijkst uit zijn brief van 3 Jan. 1876 (alsv.) waarin hij zijn volgens zijn eigen erkentenis wat haastig neergeschreven brief van den 2en nader toelicht." ') Telegram van 6 Jan. (Foreign Office, vol. 246, t.a.p.). 4) Brieven van Derby aan Russell van 12 en 16 Febr. 1876 (alsv.). Op deze onderhandelingen slaat het, als Bismarck in 1878 tot Beaconsfield zegt: ,,I offered my self to England, and lord Derby would not notice any application for 6 weeks and then rejected it" (Buckle, VT, 322). Een bepaald alliantie-voorstel mag men er m.i. niet in zien. s) Akten, II, 31. 6) Cyon, Entente Franco Russe, 9—10 ; Chaudordy, 207. 6o HET „RÉSUMÉ" VAN REICHSTADT. toen deze mislukt was, trok hij zich voorloopig terug: alleen in Juni deed hij, naar het schijnt, nog een poging, om Engeland te benaderen, die, evenmin als de vorige, succes had *). , De toestand in den Balkan werd in het midden van 1876 al spannender. Servië en Montenegro begonnen den oorlog (resp. 30 J uni en 1 Juli); voor Rusland werd de neiging tot ingrijpen al grooter. Juist dan beginnen Rusland's ernstige pogingen, om een gunstige diplomatieke conjunctuur te scheppen voor een handelend optreden. De eerste uiting hiervan is de samenkomst van de Oostenrijksche en Russische keizers met hunne eerste ministers te Reichstadt, een verlengstuk van de besprekingen van Berlijn als het ware, maar zonder Duitschland, dat van het resultaat ook eerst later hoorde. Dit resultaat, bereikbaar geworden, nadat Gortsjakow, reeds bij hunne eerste ontmoeting in een spoorwegcoupé, Andrassy op een zeer onverwachte vraag geantwoord had, dat Rusland Constantinopel niet begeerde, is neergelegd in het hoogst belangrijke „résumé -, -des pourparlers secrets" van Reichstadt (8 Juli)»). Het is geen verdrag, maar een vaststelling van de punten, waarover eensgezindheid was verkregen, en, in tegenstelling tot het memorandum van Berlijn, ging het in de lijn van Gortsjakow's verdeelingsplan, dat nu stellig ter tafel was gekomen. Overwon Turkije, dan zou men, behoudens de invoering der noodige hervormingen, den status quo in 1 hoofdzaak handhaven. Verloor het, dan zouden Servië en Monteiaiegro respectievelijk met een deel van Bosnië (naar den kant van de Drina) en van de Herzegowina vergroot worden ; de rest van ,deze beide landen •) zou gevoegd worden bij Oostenrijk, dat veriklaard had er niet in te kunnen toestemmen, dat Servië de enclave 'tusschen Dalmatië, Kroatië en Slavonië kreeg, omdat dit een gevaar voor Dalmatië zou opleveren, tenzij de Monarchie Servië zelf (annexeerde „ce qui est exclu du programme". Rusland zou zijn natuurlijke grenzen van vóór 1856 herkrijgen en zich afronden naar de zijde van de Zwarte Zee en in Aziatisch Turkije. Boelgarije, Roemenië en Albanië zouden autonome staten kunnen vormen, Thessalië en Creta behoorden bij Griekenland gevoegd te worden, Constantinopel met een „banlieue" zou een vrije stad worden. Een zeer vèr gaand program! Het impliceerde het einde van de Turksche heerschappij in Europa, want de onderstelling van een Turksche overwmning had geen reëele beteekenis. Maar — in tegen1 stelling tot het beruchte Grieksche plan van 1780 — wees het geen ') Buckle, VI, 32—33. *) Wertheimer, Hist. BI., t.a.p., 263 vlg. (het résumé ald., p. 66, in extenso),. ') Later is van Russische zijde beweerd, dat hier alleen Bosnië genoemd aou zijn (Goriainow, 329 ; Akten, II, 46, spreekt Andrassy inderdaad alleen van Bosnië ; cf. ook Wertheimer, II, 324). GORTSJAKOW POLST DUITSCHLAND. 6l we? veSlaaSaar Taf SSvf te dit maakt het «* wei verklaarbaar, dat Gortsjakow over het bereikte eieenhïk niet zeer voldaan was. Rusland mocht er al voor willenNSdS£ ÖS tennjk had hiertoe niet den minsten lust: het wüde^ee^n m T^i^r1^ holde\** ™* zou Engeland er 4™en? Bij Duitschland zou het plan van zijn beide bondgenooten orfeeen leïuït^^n™*1 ^ Z°Vtem* °°k -etgnSerSngorn het mt te voeren. Overigens - het blijkt niet, dat het résumé" ES f?Qd?kg ,VO°r Verdere onderhandelingen heeft gTvormd Het had dit alleen kunnen doen, indien Oostenrijk was iiSïïïï otTde voorstellen die de Russische generaal Sumarokow EistenenSeo ortïïrede^S T *T' °m ^zamenhjk leS^derhïn? t op te treden . Oostenrijk m Bosmë, Rusland in BoelgariieM Maar deze zending; liep op een volkomen fiasco uit, zooafs 2et anders Len, w^©er Rusland alleen aanviel, maar verder wilde het niet gaan ; het behield zich alleen het recht voor Bosnië tTtezetten oo grond der besprekingen van Reichstadt bezetten op \5SefS,dien tijd WaS ^Mow tot het inzicht gekomen dat Rusland met de wapens zou moeten optreden ■) De Turken S dreigden Semë; Montenegro hield hen buiten de grenzenLBSUdrtE ^iJïïS&ÏÏ!?1 ^ gunstig als nooif^ore^entor! ffifi deeddit Set tnt ^ eU en^rgiek mogeliik toe te slaan, maar mj aeed dit niet, tot groote ergernis van Nelidow») en het niet l^fj°U ™ifdUa^ doen, als het tusschen Oostenrijk en Rus- steld «) Sreot wfrH ' I°n Werder en Schweinitz werd gedat Rusknd Se ^SSSSSS^- VemaChSng ^-ken, een beroen nn^w5^ herinnering aan 1864 en 1866-1870 bismarck namT^ lWdwÜleilde ^rahteit zou doen _jsrnarck nam de Russische vraag zeer ernstig op. Hij meende 11 Wertheimer, II, 34I vlg., 346. Gonainow, 325 ; cf. Cyon in Nouvelle Revue, t.a 0 47, vlo 4 ff!"6 deS deux Mond£!S> t.a.p., 244 en 25, P" 477 g' II ^kten' n- 34: cf. Gotiainow, 319 4 55" *) ld.. 47 vlg., 53 vlg. 02 BISMARCK'S ONTWIJKEND ANTWOORD. later zelfs, dat Rusland hem de verdeeling der Monarchie had aangeboden1), waarvoor geen bewijs is. Maar Bismarck voelde, dat een Russische aanval het bestaan van Oostenrijk bedreigde en hij fczag zich thans voor de keuze gesteld: Oostenrijk of Rusland. Een uiterst moeilijk düemma, dat Bismarck zoo lang mogelijk heeft 1 trachten te ontwijken. Zijn doel was juist de heidelanden en Duitschland bijeen te houden. Men kon dus in elk geval met verwachten, dat Duitschland éenigerlei stap zou doen, om het ontstaan van den oorlog te vergemakkelijken: koos het voor Rusland, dan deed het, dit. Maar als het niet voor Rusland koos, dan werd dit van Duitschland vervreemd, misschien erger 2). . Begrijpelijkerwijze trachtte Bismarck /iet innemen van een f besliste positie te ontwijken. Duitschland, zoo is de grondtoon jan de uiterst voorzichtig gestelde lastgeving •) die Schweimtz kreeg, moest trachten het kapitaal aan goede betrekkmgen met Engeland^ Rusland en Oostenrijk, dat het bezat, te behouden % Hier tsweer de hoofdlijn van Bismarck's politiek, die hem ook zijn Balkan-plan had ingegeven. In overeenstemming hiermede was het noodzakelijk Rusland ook thans zoo weinig mogelijk voor het hoofd te stooten. Maar Schweinitz kreeg toch te zeggen - en dit was de pointe van zijn opdracht voor de directe beantwoording der Russische vraag -, dat het Duitschland diep zou treffen, indien Rusland s machtspositie geschokt werd, maar dat dit minstens evenzeer het geval zou wezen, indien Oostenrijk zoodanig m gevaar gebracht werd, „dasz einer der Faktoren, mit denen wir im europaischen Gle&éwicht zu rechnen haben, für die Zukunft auszufallen droht?'. Dit correspondeert met Bismarck s bekende uiting; rn de Gedanken und Erinnerungen «), dat Dmtschland desnoods verdragen kon, dat zijn vrienden slagen leverden, maar niet dat een hunner zóó zwaar beschadigd werd, dat zijn positie;als o^afhankelijke en in Europa meesprekende groote mogendheid in gevaar werd gebracht. Het zal niemand ontgaan, dat Gortsjakow s vraag hiermede feitelijk ontkennend Was beantwoord, en tevens moet de gevolgtrekking gemaakt, dat Bismarck's keuze wel degelijk gedaan wïs gegeven het feit, dat Oostenrijk als de zwakste m een worsteling met Rusland hoogstwaarschijnhjk aan het kortste einde zou trekken, Bismarck's fundamenteele opvatting, die men haast een #dogma van zijn politiek kan noemen, dat Oostenrijk.voor DurtscJaT land als groote mogendheid onontbeerhjk wa^ komt hier zeer duidelijk uit, evenals reeds in 1870"). Heeft hij later zelfs met gezegd, *) Chaudordy, 254. *) Akten, II, 56 5) ld., II, 72*) ld., 65. *) II, 242. •) Cf. hiervóór, p. 21. EEN TEGENVOORSTEL VAN BISMARCK ? 65 dal: men Oostenrijk zou moeten uitvinden, als het niet bestond ! Men meent gewoonlijk, dat Bismarck één uitzondering heeft gemaakt, en hij zelf heeft hieraan steun gegeven. Had Rusland Duitschland het bezit van Elzas-IyOtharingen willen waarborgen, dan zou Bismarck bereid zijn geweest zich met Rusland te verbinden *) — ja! dan zou hij Rusland door dik en dun hebben willen volgen *). Mondeling werd Schweinitz in dien zin geïnstrueerd. Maar in feite! kan men werkehjk^elooven, dat Bismarck voor zulk een verbintenis met Rusland Oostenrijk zou hebben willen opofferen ? Dan moet men ook de gevolgtrekking aandurven, dat het Bismarck met zijn fundamenteele opvatting betreffende Oostenrijk geen volstrekte ernst is geweest. Geheel onmogelijk mag men het bij Bismarck niet achten, dat hij hiervan in een geval van noodzakelijkheid zou afgeweken zijn. Echter, dit geval bestond thans stellig niet. Veeleer meen ik, dat Bismarck, vooruit overtuigd, dat Rusland zijn voorwaarden nimmer zou aanvaarden, zijn aanbod alleen heeft laten doen, om Gortsjakow goed te doen beseffen, dat hij van Duitschland op aanmatigenden toon — die Bismarck zeer .geïrriteerd had — te minder alles mocht eischen, omdat hij zelf niet alles gaf. En later heeft hij zijn aanbod, vooral tegenover Russen, meer dan eens uitgespeeld, om hun te bewijzen, dat puitschland niet de schuld ervan droeg, dat de beide landen niet innig verbonden waren gebleven. Dit is geen hoog moreele politiek, maar politiek is het wel. In elk geval is het zeker, dat Gortsjakow Bismarck's voorstel afwees — en nog wel met een „Jantje van Leiden" : „Dies würde Ihnen wettig nützen, in unsrer Zeit haben Traktate einen sehr geringen Wert" »). Nu Gortsjakow zelf bij Duitschland en Oostenrijk een korf gehaald had, spreekt het haast van zelf, dat deze beide landen nader tot elkander kwamen. Reeds in het begin van September had Andrassy Bismarck den inhoud der Reïchstadter besprekingen laten mededeelen *). Iets later kwam het tot zeer vertrouwelijke besprekingen van Bismarck met baron Munch, die door Andrassy naar Varzin was gezonden; zelfs zou hier reeds sprake geweest zijn van een Oostenrijksch-Duitsche alliantie, een „organisches Bündniss", door de Parlementen der beide landen te waarborgen 8) — juist, zooals Bismarck het drie jaar later heeft gewild. Salisbury, die, op reis naar Constantinopel, toen ter tijd te Berlijn en te Weenen kwam, constateerde een zeer sterke overeenstemming van de opvattingen van Bismarck en Andrassy •). ') Akten, II, 80 en noot, III, 28 ; cf. Wertheimer, II, 249. *) Aldus tegen Sabourow : Nin. Cent. 1917, p. 1114. ') Akten, II, 81, en cf. V, 77 4) ld., 45- *) Wertheimer, II, 365, en Hist. Blitter, t.a.p. 6) Salisbury, II, 100. 64 BETEEKENIS DEZER ONDERHANDELINGEN. Bismarck heeft de beteekenis van de weigering van Rusland's wensch, ook in hare directe gevolgen, hoog aangeslagen. Hij kwam er later meer dan eens op terug : hierdoor was het gevaar van een Russisch-Oostenrijkschen oorlog afgewend — hij meende, dat er al cavalerie op de Oostenrijksche grens samengetrokken geweest was —, het onweer was naar den Balkan afgedreven1). Stellig zal Duitschland's houding van meer invloed op het behoud van den vrede tusschen Rusland en Oostenrijk zijn geweest dan de Reichstadter besprekingen — waaraan Wertheimer in dezen al te grooten invloed toeschrijft — "), maar men houde wel in het oog, dat de Russische politiek veel te f luctueerend was dan dat men een bepaald plan, om Oostenrijk aan te vallen, zou mogen aannemen. Primair^ bleef de mogelijkheid van een aanval op Turkije —, leidde deze tot ernstige verwikkelingen met Oostenrijk, dan zou secundair een nieuw oorlogsgevaar ontstaan, en natuurlijk had de Russische sondeering hierop gedoeld. Daarom gaat Bismarck's gevolgtrekking te ver; alleen dien invloed mogen wij aan de Duitsche houding wel tc>eschrijven, dat zij den Russischen aanvalslust getemperd heeft. Gortsjakow heeft nu nogmaals beproefd met Oostenrijk tot een accoord te komen : in November zijn beide landen opnieuw in onderhandeling te Weenen, maar deze stuit op vrij wat moeilijkheden, omdat Andrassy ditmaal om geheel Bosnië en Herzegowina vroeg»). Om zichzelf zijn deze najaarsonderhandelingen van de drie keizerrijken, die nog altijd bondgenooten heetten, uiterst merkwaardig, al leidden ze nog niet tot een tastbaar resultaat. De toekomstige ontwikkeling, die uit den driebond een tweebond laat kristalhseeren, is reeds heel goed zichtbaar. Bismarck gaf zelfs al openlijk uiting aan wat er in hem omging. Zoowel in de reeds genoemde Rijksdagsrede van 6 December als in een rede aan een diner omstreeks denzelfden tijd 4): Duitschland heeft geen directe belangen op den Balkan; het kon niet dulden, dat Oostenrijk levensgevaarlijk gekwetst werd; het was ook zeer vriendschappelijk tegenover Rusland gezind: op dit laatste werd vooral in den Rijksdag, waar Eugen Richter pas een vrij sterk anti-Russisch geluid had laten hooren, de nadruk gelegd. Niemand, die Bismarck's uitingen uit dien tijd goed heeft bekeken, zal kunnen zeggen, dat hij een Russisch-Oostenrijkschen oorlog gewenscht heeft. Hij noemde dit een zware ramp voor Duitschland. Maar een Russisch-Turkschen oorlog dan misschien? Bij wijze van afleiding ? Natuurlijk is deze vraag meermalen bevestigend beantwoord, alweer door hen, die hem plegen voor te stellen als den schep- ') Lyall, II, 306 vlg. en Chandordy, 255 (beide uit 1879). ») II, 330. 3) Hierover vooral Goriainow, 330 vlg. *) Rachfahl, 156. HET OORLOGSGEVAAR NEEMT TOE. 65 per van alle kwaads. Toch is ook hier deze voorstelling van zaken onjuist. Zij is in strijd met Bismarck's algemeene Europeesche politiek ten opzichte van den Balkan. En wij hebben het getuigenis van niemand minder dan Salisbury, die na zijn lang onderhoud met den Rijkskanselier in November overtuigd was, dat Bismarck den vrede wenschte te behouden, wat ook de Kroonprinses — ofschoon ze Bismarck ,,like poison" haatte—hem met groote zekerheid gezegd had1). Eveneens deelde Russell deze meening '). Wat wil men nog meer ? Maar toen Bismarck zag, dat Rusland ten oorlog dreef, heeft hij het niet trachten tegen te houden : ook dit volgt uit zijn algemeene politieke opvatting zóó vanzelf, dat men er zich geen oogenblik over behoeft te verwonderen. Hoe zou hij het tegengehouden hebben, zonder Duitschland noodeloos aan gevaar bloot te stellen ? | | De Russisch-Turksche verhouding naderde in het najaar tot een uitbarsting. In September bracht een tweede paleis-revolutie Moerad V van en Abdoel Hamid op den troon, van wien direct gevoeld werd, dat hij hardnekkiger zou zijn. Ernstiger was het, dat de Serviërs, die — evenals de Montenegrijnen — reeds een beroep op Engeland om tusschenkomst gedaan hadden, dat niet direct verhoord werd, zeer in het gedrang kwamen. Toen nu Rusland's pogingen, om een wapenstilstand voor zes weken tot stand te brengen, op Turksch verzet afstuitten, kwam 30 October een Russisch ultimatum los : de vijandelijkheden moesten binnen 24 uren geëindigd zijn. De breuk werd nog vermeden, omdat de sultan nolens volens toegaf. Zou men nu in staat zijn een definitieve regeling te treffen ? Dit zóu moeten geschieden op de conferentie te Constantinopel, waartoe Engeland reeds in het begin van October het initiatief had genomen s) en waartoe nu definitief door de groote mogendheden werd besloten. Engeland had zich tot dusverre niet veel doen gelden in de Balkan-spanning van 1876. Het bleef, na de afwijzing van het Berlijn-' sche memorandum, eerst inactief. Dit moet wel vooral hieraan worden toegeschreven, dat Beaconsfield's eigen politiek, die uitging van de handhaving der Turksche integriteit, toch niet meer zooveel aanhang vond als vroeger. Gladstone's propaganda tegen den Turk deed haar kwaad. Maar vooral verslapte het besef, dat met die handhaving iets te bereiken viel. Salisbury was reeds in September 1876 tot het inzicht gekomen 4), dat de Krimoorlog een fout was geweest; hij wenschte dat de Turken uit Europa zouden verdwijnen, hoewel hij inzag, dat dit een moeilijk probleem was om ') Salisbury, II, 99. ') ld., 98. *) 4 Oct. (Salisbury II, 88) ; 4 Nov. herhaald (Buckle, V, 89). 4) Salisbury, II, 86. Europa en Bismarck's vredespolitiek. 5 66 salisbdry's rondreis in europa. op te lossen. Sterker werd zijn meerling hieromtrent op zijn rondreis door Europa, op weg naar Constantinopel. Te Parijs, Berlijn, Weenen, Rome — nergens vond hij eenige sympathie voor Turkije : „no one has even suggested the idea that it can be upheld for any length of time" 1). Maar wat dan ? Samenwerking met Rusland ? De gedachte is bij Sahsbury, een man van zeer realistische opvattingen, misschien wel even opgekomen tijdens zijn verblijf te Constantinopel. Maar hierop was geen kans: al zou men. Turkije laten vallen, Engeland zou Rusland toch stellig niet teK Constantinopel toelaten. En dit zou de consequentie kunnen worden ! Eerder dacht Beaconsfield aan de bezetting van Constantinopel of een andere Turksche haven door Engeland a) — en deze gedachte moet men goed vasthouden : een besluit in dezen zin werd reeds in October genomen, voor het geval Rusland Boelgarrje mocht bezetten. Ook over samenwerking met Duitschland „to maintain the present status quo generally", is door Beaconsfield zelf gesproken 8), maar toen Sahsbury te Berlijn kwam, was hij hieromtrent niet geïnstrueerd, want in zijn onderhoud met Bismarck, die met groote openhartigheid zijn politiek uiteenzette en ook weer van Egypte voor Engeland sprak, beperkte hij zich tot de rol van luisteraar *). Men ziet trouwens direct in, dat er tusschen Beaconsfield's en Bismarck's doel groot verschil bestond. Van een bezetting van Egypte zei de eerste nadrukkelijk niets te willen weten 8). En Sahsbury vond eigenlijk de „suggestions" van een mogendheid, die besloten was niet te vechten, „not of much utüity" «). Stellig staan Beaconsfield's inzicht en beleid in klaarheid en vastheid van lijn verre bij dat van Bismarck achter, evenals dit bij Gortsjakow het geval was. En een juist begrip van Bismarck's doel had de Engelsche premier Stellig ook niet. Altijd, al oppert hij zelf een samenwerkingsplan, blijft sterk wantrouwen hem beheerschen. In November, wanneer hem Sahsbury's geruststellende mededeelingen over Bismarck's politiek bekend geweest moeten zijn, schrijft hij koelbloedig7): „If Russia is not checked, the Holy AUiance will be revived in aggravated form and force. Germany will have * Holland and France Belgium and England will be in a position I ') ld., 107. *) Salisbury, II, 88; Buckle, VI, 102—103. *) Buckle, VI, 81 en 88 (berichten uit Oct. en Nov.). *) Salisbury, II, 96 ; cf. Akten II, 103. Eckardstein's voorstelling van „eingehende Besprechungen" over een verbond (II, 103) moet onjuist zijn. — Evenzoo de mededeeling van Goriainow (p. 339), dat Bismarck in Febr. 1877 aan Engeland een verbond tegen Frankrijk had voorgesteld. s) Buckle, VI, 104 ; cf. Newton, II, 104, en Dreux, 266. 6) Sahsbury, II, 102. 7) Buckle, VI, 104 (29 Nov.). DE CONFERENTIE VAN CONSTANTINOPEL. 67 trost I shall never live to witness . m zeiis sansDury meenx een maand of wat later1): „we may be fighting for Holland bef ore two years" en hij is dan zijn oordeel van na zijn bezoek aan Bismarck vergeten, Want hij schrijft tevens, dat Duitschland den oorlog aanwakkert, om er zelf van te profiteeren ! Waarlijk, bij zulk een atmosfeer, die vooral gevoed werd door berichten uit Frank^ rijk *), was een wezenlijke Engelsch-Duitsche samenwerking eel* onmogelijk ding. . De conferentie van Constantinopel zal ons met lang ophouden. Er was een vrij groote eensgezindheid onder de zes grooten, omdat de beide voornaamste partijen elkander niet veel in den weg legden. Salisbury, ofschoon hij dientengevolge in conflict raakte met Ewot, den Engelschen gezant, terwijl het kabinet te Londen zijn houding niet geheel goedkeurde, en Ignatiew, die misschien te eer wat heeft toegegeven, omdat hij begreep, dat Turkije toch zou weigeren, konden samenwerken, en het gerucht ontstond zelfs, dat Bismarck aan de Engelsch-Russische intimiteit, waaraan ook Frankrijk meedeed aanstoot zou hebben genomen8). Maar Bismarck zelf heeft uitdrukkehjk te kennen gegeven een Engelsch-Russische samenwerking'niet in Duitschland's nadeel te achten 4); alleen voor een Russisch-Fransche toenadering was hij bezorgd8), en daarvan was eigenlijk heelemaal geen sprake. . De mogendheden mochten het op hare voor-conferentie dan al eens worden, de Turken wierpen op de conferetotie, die met hen plaats had (geopend 23 December) roet in het eten*. Zij weigerden de hervormingseischen, die hun gesteld werden, en 20 Januari ging de conferentie onverrichterzake uiteen. Salisbury vond dit eigenlijk achteraf niet eens jammer, want er zou toch slechts pleister op een stinkende wonde gelegd zijn •). Nu kon men met vrij groote zekerheid verwachten, dat Rusland het oorlogspad zou opgaan. De omstandigheid, dat Servië, wachtensmoedé, 30 Maart vrede sloot, had hierop geen invloed meer. Wel ging Rusland ook thans nog niet overijld te werk. Het bracht de onderhandelingen met Oostenrijk tot een goed einde : de militaire i conventie, 15 Januari 1877 te Boedapest geteekend en waarbij o.a. ») Salisbury, II, 129 (Maart 1877). *) Newton, II, 83, 113, Decazes stelt zelfs een alliantie voor tot bescherming van Nederland en België ; cf. ook Akten, II, 152. 8) Salisbury, II, 107 ; cf. Chaudordy, t.a.p., en Nelidow, t.a.p., p. 257. — Niettegenstaande alle vertrouwelijkheid vond Salisbury Midhat-pacha, (den Turkschen vertegenwoordiger) en Ignatiew „the biggest pair ut Hars to be found in Europe" (II, 117; zie ook Eckardstein, II, 153—154); met Werther, den Duitschen gezant, was S. ook zeer vertrouwelijk (Akten, II, 124). 4) Akten, II, 36. 6) ld., 129, 137. *) Sahsbury, II, 124. # 68 OVEREENKOMSTEN VAN BOEDAPEST EN LONDEN. was vastgesteld, dat Rusland geen oorlog zou mogen voeren in Bosnië en Herzegowina, werd 8 Maart aangevuld met een territoriale 1), welker voorwaarden gemodelleerd waren op het résumé van Reichstadt, maar voor Oostenrijk, dat inderdaad het recht kreeg geheel Bosnië en Herzegowina te annexeeren, behoudens het gedeelte tusschen Servië en Montenegro, waaromtrent de beide Tegeeringen zich een nader accoord voorbehielden, voordeeliger. Stellig heeft Rusland zich hier een offer getroost, om van Oostenrijk dé vrije hand voor zijn optreden te krijgen. Het stemde ook in met het nieuwe protocol, dat einde Maart te Londen ontworpen was •) — Schuwalow had hierin vooral de hand — en dat een nieuwe uitgave was van het voorstel der conferentie van Londen. Het onderging ook hetzelfde lot, want Turkije verwierp het. Eerst daarna verklaarde Rusland aan Turkije den oorlog (24 April). Met zijn voorzichtig beleid won Rusland althans dit, dat men het nu het begaan, al had het niet een mandaat van Europa gekregen, waartoe het door Ignatiew, die hiertoe in Maart een rondreis deed en weinig vertrouwen wekte, de mogendheden tevergeefs had trachten te bewegen *). Het zwakke in de Russische politiek lag — ja ! in de zwakheid van het rijk zelf, die Salisbury zeer goed doorzag *), maar vooral in het gebrek aan een duidelijk omlijnd oorlogsdoel. Wilde het Constantinopel ? Neen, zei Gortsjakow in de spoorwegcoupé vóoï Reichstadt tot Andrassy. Neen, zei Alexander II tegen Loftus en hij noemde het testament van Peter I en de aan Catharina toegeschreven bedoeling zelfs „illusions and phantoms"8) en de verovering der stad zelf een ongeluk. Het Russische volk trok niet met groote geestdrift ten oorlog, naar het schijnt, en er lag in het heele aspect van Rusland met zijn „zieken Czaar" •) iets lusteloos. In de vredesvoorwaarden, die de Russische regeering in Juni te Londen liet mededeelen, maar die alleen golden, indien ze werden aangenomen, vóórdat de Russen den Balkan over zouden zijn 7), werd Constantinopel niet als oorlogsobject genoemd: hare aanneming ervan zou een toestand op den Balkan geschapen hebben als in het Oostenrijksch-Russische verdrag was voorzien, ofschoon de voorwaarden hiermede volstrekt niet geheel overeenstemden, ook niet betreffende Bosnië en Herzegowina, waar onder Europeesche controle hervormingen zouden worden ingevoerd. *) Geantidateerd op 15 Januari (Akten, II, 111 ; Wertheimer, II, 293, en Hist. Bl&tter, t.a.p., 454 en 458). ') Akten, II, 141. 8) Goriainow, 328. ») Salisbury, II, 142 (27 April 1877). s) Loftus, II1, 210. e) Wertheimer, III, 3 en 9; de uitdrukking is uit een Weensch blad. 7) Wertheimer, III, 36. DE RUSSISCH-TURKSCHE OORLOG. 69 Maar toch ! Er waren ongetwijfeld hooggeplaatste Russen — grootvorst Nicolaas b.v., de opperbevelhebber —, die wel naar Constantinopel wilden. Schuwalow werd geïnstrueerd de Engelsche regeering te verzekeren, dat Constantinopel „était exclue des voeux de 1'Empereur", maar tevens in het geheim gelast zich niet te binden ten opzichte van een tijdelijke bezetting der stad x). m De onzekerheid, die onder de Russen zelf heerschte, verhoogde" vanzelf de achterdocht, waarmede men vooral in Engeland de Russische bewegingen volgde. Niemand minder dan koningm^ Victoria meende, toen de oorlog begon, dat „the questionof Russian or British supremacy in the world" geopend was ■). Inderdaad waren hier de omstandigheden, bepaaldelijk aan Russische zijde, niet naar. Maar evenrrdn ging het alleen om de onderneming van een „oeuvre humanitaire et chrétienne", zooals Alexander II aan Wilhelm I schreef, -wat aan Bismarck de scherp-cynische kantteekening ontlokte : „Wozu die Heuchelei im vertrauhchen Verkehr") ? I" Rusland had meer moeite, om de Turken te overwinnen, dan het zelf verwacht had. Zonder den steun van Roemenië, dat begonnen was met vrijen doortocht over zijn gebied toe te staan en spoedig bewogen werd mee te doen, zouden de Russen zich misBchien om Plewna niet hebben kunnen handhaven. Hoe dit zij, Osman pacha werd, na ontzettende offers van beide kanten, gedwongen zich over te geven (9 December). Nu namen ook de Servifcs de wapens weer op en de Russen kwamen over den Balkan, tot in Adrianopel, verder zelfs. De Turken haastten zich den wapenstilstand van Kazanlik te sluiten (31 Januari 1878), op zeer zware voorwaarden. Tot op dat oogenblik waren er in de internationale verhoudingen ten gevolge van den oorlog geen wijzigingen ingetreden. Nergens bestond eenige afspraak, om eventueel tegen Rusland op te treden, wanneer het te ver mocht gaan. Men had mogen verwachten, dat Engeland het initiatief zou nemen tot het voorbereiden van een samenwerking, en eenige stappen heeft het ook duidelijk in deze richting gedaan. Maar, evenmin als Rusland, had Engeland ook nu een wel omlijnd, vast doel voor oogen, wat hiermede samenhing, dat de inzichten der leidende Engelsche staatsheden zeer verschilden. Beaconsfield zelf onderscheidde niet minder dan zeven „parties or policies" in het kabinet % varieerende tusschen directen 1) Goriainow, 345 vlg. 2) Buckle,' VI, 133. — Hanotaux spreekt van den oorlog als dien tusschen :,le monde russe-slave et le monde germanique" (IV, 137), maar dit is een zeer onjuiste voorstelling; zij krijgt eenig voedsel door woorden van Windthorst in Februari 1878 : t.a.p. 330—331. ') Akten, II, 151—152. *) Buckle, VI, 194 (Nov. 1877). 7o ENGELAND'S WEIFELEND HANDELEN. oorlog met Rusland en geneigdheid, óm Constantinopel maar aan Rusland te laten, als het de stad mocht veroveren. Geen wonder, dat onder deze omstandigheden een krachtige actie uitbleef, ofschoon de Koningin en ook de Prins van Wales hier wel voor waren1). In militair opzicht bleef het bij een versterking van de Engelsche *vloot in de Middellandsche Zee, die bevel kreeg zich in de Besica- ^oaai te stationneeren. In diplomatiek opzicht werd tegenover Rusland, ofschoon Beaconsfield Schuwalow's verklaring over Constantinopel Onvoldoende achtte 2), niets gedaan ; alleen droeg Beaconsfield, buiten het kabinet om, kolonel Wellesley, mihtair attaché te St. Petersburg, die in Augustus te Londen was, op, bij zijn terugkeer te verklaren, dat Engeland geen tweede campagne zou dulden8). Met Oostenrijk werden eenige besprekingen te Weenen gehouden, waarbij Andrassy zich weinig tegemoetkomend betoonde : hij was eigenhjk teleurgesteld, dat Engeland zich niet meer had doen gelden, om den oorlog te voorkomen, en vreesde zijnerzijds nu door Engeland op sleeptouw te zullen worden genomen *). De zeer geheim gehouden declaratiën van Augustus 1877 8), resultaat der besprekingen, constateerden in algemeenen zin een overeenkomstige opvatting omtrent enkele punten als het niet-regelen van de Balkan-zaken zonder raadpleging der garandeerende mogendheden en geen bezetting van Constantinopel. Maar practische beteekenis had dit niet. Over samenwerking met Duitschland is wel gedacht. De Koningin ried er in Juni toe: „it would be unwise not to try to carry bim withus". Beaconsfield vertelde zelfs, dat h*r]S,privately'' met Bismarck te Constantinopel aan den arbeid was, om er den sultan toe te brengen de bezetting van de Dardanellen „as a material guarantee" door Engeland te vragen 6). Geloove het wie wil! Juist is het, dat Russell in opdracht van Beaconsfield in het begin van Juli Bismarck ~* gepolst heeft over de Russische vredesvoorwaarden. Bismarck, ofschoon hij zich bereid verklaarde ten allen tijde tot den vrede mede te werken, wanneer de voornaamste belanghebbenden het hierover in beginsel eens konden worden, waartoe het allereerst noodig was Engeland's opvatting te weten, gaf duidehjk te kennen van meening , te zijn, dat Rusland en Turkije eerst hun twist zouden willen uitvechten : daarna ware een duurzame vrede „for several generations to come" te bewerken. Hij sprak er zijn verbazing over uit, dat Engeland Egypte niet wilde bezetten : de weg naar Indië behoorde in het belang van Engeland zelf en van de heele handelswereld thans *) Buckle, t.a.p. en 217 ; Salisbury, II, 95. ') Goriainow, 349; Loftus, II1, 219, oordeelt het wel voldoende. *) Buckle, VI, 174. 4) Wertheimer, III, 1 en 28. 5) ld., 39. •) Buckle, VI, 144. BEACONSFIELD BEGRIJPT BISMARCK NIET. 71 van de Turksche sueereiniteit over te gaan aan die van de Keizerin van Indië1). Het is duidelijk, dat Bismarck ditmaal, om de onklaarheid der Engelsche politiek een gereserveerde houding tegenover Engeland aannam, en waarschijnlijk heeft dit Beaconsfield de booze bui bezorgd, die hem tegenover Beust tot een vlijmend scherpe uitspraak over Bismarck bracht *): „Nein, dasz musz einrnal ein ^ Ende haben. Ich finde ihn überall auf meinem Weg. Was bedeutetw diese eingebildete Omnipotenz, dieses geheimnisvolle und unheira- t Üche Wesen ? Der Mann ist eine europaische Plage. Ich habe es viel weniger mit inm als mit Ruszland zu tun, und ich bin entschlossen ihm entgegenzutreten". De uiting vindt eenigen rugsteun in de opdracht, die Wellesley ook meekreeg, om Rusland te zeggen, dat niet hij, Beaconsfield, een vijandige gezindheid tegenover Rusland had en dat hij zieh beter vriend had betoond dan Bismarck, die het er toe gebracht had dezen noodlottigen oorlog te ondernemen *). En inderdaad misverstond Beaconsfield Bismarck zóó zeer, dat hij ,nu zelfs meende, dat de kanseHer den oorlog had uitgelokt, om zelf 'opnieuw tegen Frankrijk te kunnen optreden 4), en natuurlijk wenschte hij, in de voorstelling van den Engelschen prime nunister, ook al oorlog tusschen Rusland en Engeland6). In werkelijkheid blijft Bismarck's politiek zich geheel gelijk. Niets verzet zich tegen onze intimiteit met U en met Engeland beide, zei hij tot den Russischen gezant6). Hem stond steeds voor oogen het beeld „einer pohtiscien Gesarrrmtsituation, in welcher alle Machte auszer Frankreich unser bedürfen und von Koaütionen gegen uns durch ihre Beziehungen zu einander nach Möglichkeit abgehalten werden" 7). Dat was de realistische grondgedachte van zijn politiek, waarmede hij de „cauchemar des coalitions" bestreed. Dat maakte zijn politiek, toen zijn Balkan-plan niet de minste kans bleek te hebben, uitermate terughoudend. Men ziet hem in 1877 geen enkelen diplomatieken stap in verband met den oorlog proprio motu doen. En wanneer Turkije in December Duitschland's bemiddeling aanroept, wijst hij deze zonder aarzelen af *). Evenmin als Engeland ondernam het evenzeer bij het geval ') Naar Russell's brieven van 8 en 9 Juli (Foreign Office, vol. 879, noa. 280 en 283, t.a.p.); cf. Rothfels, 71, noot 2. — Salisbury schrijft 4 Sept. 1877 : „what the Cabinet thinks about the designs of Germany, I do not know. I have never heard the question discussed there" (II, 151), wat heel curieus schijnt. *) Wertheimer, III, 49: cf. Buckle. VI, 150. 3) Cf. ook Salisbury, II, r8o (het blijkt niet, dat S. zelf deze meening, die zijne dochter hier uitspreekt, deelde). ») Buclde, VI, 149. 6) ld. 185—186, 188—189. 6) Goriainow, 352. 7) Akten, II, 154. 8) ld., 161—163. 72 CONGRES-VOORSTEL VAN OOSTENRIJK. geïnteresseerde Oostenrijk een diplomatieke actie, vóór de nood aan den man kwam. In „het land der verrassingen"was geen krachtige actie mogelijk, zei een Duitsch gezant te Weenen1). Het wachtte af, slechts een paar divisies mobiliseerende "■). In December kreeg het, evenals Duitschland, de Russische vredesvoorwaarden te ^hooren"), die aanmerkelijke verschillen vertoonden van de in Juni aan Engeland medegedeelde. Zoo was er nu sprake van een GrootBoelgarije, dat twee jaar lang door een Russisch legercorps bezet gehouden zou worden, en ook van de opheffing, voor Rusland, van de belemmerende bepalingen van de doorvaart door Dardanellen en Bosporus, welker toegang echter voor andere vreemde oorlogsschepen gesloten zou blijven. Oostenrijk wees tot tweemaal .toe deze voorwaarden af *) en protesteerde in het bizonder tegen de vorming van een Groot-Boelgarije — het bleef hiermede binnen de grenzen der Boedapester-overeenkomst, die Rusland, al had Alexander II aan Frans Jozef te kennen gegeven, deze, evenals den driekeizersbond, getrouw te willen blijven, hier stellig overschreed. Maar verder ging Andrassy ook nu niet. Den raad van Bismarck na Plewna, om zijne voorwaarden „prazis und sabelkhrrend" te doen kennen •), volgde hij niet op, evenmin dien, om Bosnië alvast « te bezetten8); hij hield daarbij rekening met de stemming in de Monarchie, vooral in Hongarije, waar velen voor Turkije waren7). ' Eerst toen Rusland, zonder zich om de andere mogendheden te bekommeren, met de Turken onderhandelde, bracht Oostenrijk 38 Januari — dus nog vóór den wapenstilstand — te Berlijn het bijeenroepen van een conferentie ter sprake8). Hetofficieele voorstel volgde 3 Februari, dus na den wapenstilstand; het noemde Weenen als vergaderplaats 8). Zoo omzichtig als de Russische politiek vóór de oorlogsverklaring geweest was, zoo roekeloos werd zij nu. Er schijnt in Januari ernstig ') Wertheimer, III, 24. J) ld., 46- *) ld., III, 56 vlg.; Goriainow, 355—356. *) Zeker van den moreelen steun van Bismarck, zegt Wertheimer, III, 57 ; in elk geval hadden de beide premiers in September 1877 te Salzburg overeenstemming van inzicht kunnen vaststellen (id., 43). Maar Wilhelm I heeft de Russische voorwaarden goedgekeurd, al wees hij er op, dat ze tot moeilijkheden met Oostenrijk konden leiden (Akten, II, i6on). *) Akten, II, maar cf. 186. *) Salisbury, II, 283: er staat eigenlijk: „om in Servië te vallen", maar dit moet onjuist zijn, evenals de later voorkomende voorstelling, dat Bismarck Andrassy geraden zou hebben Rusland in den rug te vallen (Rachfahl, 182; Corty, 25; lijnrecht daartegenover Sabourow in Nineteenth Cent., 1917, p. 1115)- ") Wertheimer, III, 10 vlg., 19 vlg. 8) Wertheimer, III, 70 en 84 : Akten, II, 169. ') Akten, II, 183. ENGELSCH VERZET TEGEN RUSLAND. 73 over gedacht te zijn Constantinopel te bezetten : een telegram met bevel hiertoe aan het hoofdkwartier zou zijne bestemming niet tijdig bereikt hebben *). Het staat vast, dat Rusland de Engelsche mediatie, die werd aangeboden ten gevolge van een ook op Engeland gedaan beroep van den sultan, weigerde"). Het sloeg zelfs een Engel- JL sche memorie, 15 Januari te Petersburg aangeboden, dat Engelandg| geen Turksch-Russisch verdrag zou erkennen, tenzij de andere!' mogendheden er in gekend waren % in den wind. Want het sloot den wapenstilstand, die de vredesvoorwaarden al bevatte, over de hoofden van Europa heen *). Deze voorwaarden kwamen in hoofdzaak overeen met de in December te Weenen en Berlijn kenbaar gemaakte. Nu ging het ernstig spannen, want Engeland, dat de afwijzing van het mediatie-voorstel slecht billijkte, raakte in groote beweging. De vraag van oorlog of vrede kwam ernstig naar voren. Beaconsfield, die, evenals de Koningin, met meer kracht op handelend optreden aandrong»), stelde aan Oostenrijk een defensieve alhantie voor, op voorwaarde dat het een voldoende legermacht wilde mobiliseeren *). Andrassy weigerde, ook nu bewijzende, dat hij tot het uiterste wilde trachten den vrede te handhaven 7). Het Engelsche kabinet, ook nu bij lange na niet eensgezind, besloot 9 Februari de helft der in de Besica-baai liggende vloot door de Dardanellen te zenden, wat den I4den — tegen den zin van den sultan, die er eerst om gevraagd had, maar later, uit vrees voor de Russen, zijn verzoek ingetrokken had — geschiedde8). Het was ongetwijfeld een onwettige daad en het gevaar voor een conflict werd nu heel groot : de Russen lagen op de kust bij San Stefano en de Engelschen vlak bij hen op zee. Ook was Engeland bezig troepen uit te rusten 8). Een alleszins merkwaardige situatie! Dat er geen oorlog uit voortkwam, vindt zijne verklaring in de voorafgaande bladzijden : Rusland's zwakheid, die nu reeds, na één veldtocht, uitputting dreigde te worden; de geringe sympathie voor de Turken, die op Engeland's houding remmend gewerkt heeft10). Toch scheen de ') Saburow, Nineteenth Century, 1918, p. 62, en Cyon in Nouvelle Revue, 1880, p. 767. — Anders : Loftus, IIJ, 228. 2) Buckle, VT, 220, en Akten, II, 163. 3) Woodward, 8. *) Schuwalow tot Derby : Goriainow, 359s) Bnckle, VI, 217 en 243. 6) ld. 227 en 248. . *) Er is in een kabinetsraad onder voorzitterschap van dén Keizer toen wel over oorlog óf vrede beraadslaagd (Wertheimer, III, 60—63). 8) Buckle. VI. 244. 9\ ia. 251. — Zie overigens over de militaire verhoudingen in den Bosporus Hehn, 111—112, en Woodward, 9. ") Zie over de groote verschillen in de Engelsche publieke opinie: Akten, II, 198; cf. Salisbury, II, 213. 74 OM HET CONGRES-VOORSTEL. oorlogskans in Februari te stijgen : Russell meende stellig, dat er oorlog zou komen en een Oostenrijkscbe kroonraad nam einde Februari bet besluit, om een crediet van 60 millioen aan te vragen (bet werd pas in Mei toegestaan!)2). Maar dit was alleen een gevolg van de omstandigheid, dat Andrassy's congres-voorstel niet direct volledig succes had. Gortsjakow had onmiddellijk, nog vóór het officieele voorstel, Weenen, evenals Londen, als vergaderplaats geweigerd; hij wilde wel Berlijn 8). Bismarck voelde heelemaal niet voor een algemeene conferentie ; hij wenschte het liefst een overleg ,,a trois", en wilde alleen toestemmen, desnoods in Berhjn, indien daarmede de OostenrijkschRussische overeenstemming kon bevorderd worden; ook tegen Parijs had hij geen bezwaar *). Zijn houding bleef even gereserveerd als tijdens den heelen oorlog: 19 Februari sprak hij in den Rijksdag van Lmitschland's rol als van die „eines ehrlichen Makiers" en niemand heeft recht hierbij een honenden grijnslach te laten zien *). Het duurde tot begin Maart, vóórdat de drie keizerrijken het onderling eens werden. Het voorstel, nu met Berhjn als vergaderplaatsr ging toen opnieuw van Oostenrijk uit (16 Maart)a), en vond algemeenen bijval. Engeland, dat wat bezorgd voor een te grooten invloed van Rusland te Berhjn was, stelde als voorwaarde, dat het congres de bevoegdheid zou hebben alle artikelen van den vrede — die juist in die dagen te San Stefano geteekend was (3 Maart) — te behandelen 7). Deze voorwaarde leverde nog groote moeilijkheden op. Rusland had zich, reeds in zijn antwoord op het Engelsche mediatie-aanbod, bereid verklaard de punten, die Europa betroffen, aan de mogendheden voor te leggen. Hieraan hield het nu vast, aldus de artikelen over zijne aanzienlijke uitbreiding in Azië uitsluitende. Juist hierom eischte Engeland — en het kon zich beroepen op de verdragen van 1856 en 1871 — een onderzoek van alle artikelen, al was het niet van plan tegen alle te opponeeren,8). | Toen Rusland draalde den Engelschen eisch onvoorwaardelijk aan te nemen, nam Engeland een paar forsche besluiten, die lieten zien, dat het oorlogsgevaar nog niet voorbij was. 27 Maart besloot het kabinet9): de reserves op te roepen; een legermacht uit Indië ') Akten, II, 193. ') Wertheimer, III, 79—80, 107. s) Akten, II, 175. *) ld., II, 173—175, 184, 187 vlg. s) Hanotaux, IV, 329, zegt ten onrechte : ,,L/heure qui sonnait était 1'heure du prince de Bismarck". 6) Akten, II, 207. 7) ld., 208—212 ; toftus, H», 246. 8) Salisbury, II, 213 ; de ontwikkeling van deze diplomatieke onderhandelingen kan men volgen : Akten, II, 213, 227, 231, 234, 239. ») Buckle, VI, 262. SALISBURY IN HET FOREIGN-OFFICE. 75 te ontbieden door het Suez-kanaal; twee belangrijke posten in den Levant te bezetten, — „which will command the Persian Gulf and all the country round Bagdad and entirely neutralize the Russian conquests and influence in Armenia". Dit laatste had natuurlijk de grootste beteekenis. Gedacht werd vooral aan Cyprus en Demnos1). Derby, die steeds tegen forsehe maatregelen geweest was, trad nu definitief af (er was al eerder sprake van geweest) en Salisbury nam zijn plaats in. Dit beteekende een groote versterking in Engeland's buitenlandsch beleid — de Koningin mocht zich terecht verblijden. Maar het beteekende volstrekt niet direct oorlog: onze neutraliteitspohtiek was gevaarlijk, maar juist, had hij in den kabinetsraad van 27 Maart gezegd; maar nu Rusland weigerde „to allow our voice to be heard, we must put ourselves in a position to assert our views by force if necessary". Een zoo duidelijke taal als die van den nieuwen minister van buitenlandsche zaken was in lange jaren in Engeland niet gehooid en zij was uiting van een welomschreven en handig geleide politiek, waarin het tijdens den oorlog ontstane nieuwe inzicht in de Balkanzaken zich uitsprak. Getuige het memorandum, dat hij een paar dagen na zijn optreden aan het kabinet ter goedkeuring voorlegde a). Hier was geen sprake meer van de handhaving van de integriteit van het Turksche rijk8). Het groote gevaar bleef Rusland, en dit zou nu Batoem en Armenische vestingen annexeeren, waardoor het in de buurt van de Zwarte Zee overheerschend dreigde te worden, terwijl de onafhankelijkheid van de regeering van Constantinopel door de bepalingen van het verdrag (Groot-Boelgarije !) feitelijk werd opgeheven — en de jurisdictie dezer regeering strekte zich uit over „geographical positions" die voor Engeland van het grootste belang waren: Bosporus en Dardanellen, kop van de Perzische Golf, kusten van den Levant en onmiddelüjke nabijheid van het Suez-kanaal. „It cannot be otherwise than a matter of extreme solhcitude to this country that the government, to which this jurisdiction belongs, should be so closely pressed by the political outposts of a greatly superior power that its independent action, and even existence, is almost impossible". Hoe nu dit gevaar af te wenden ? Hierover spreekt Sahsbury in zijn memorandum, dat, na door het kabinet te zijn goedgekeurd, bestemd was óf woordelijk óf in substantie, aan de Europeesche regeeringen medegedeeld te worden, slechts vaag. Hij wijst op de bedreiging van het Helleensche element in zijn ») Salisbury, II, 213. — Disraeli had, in zijn jeugdroman, Tancred, reeds in 1847 gezegd, dat Engeland Cyprus noodig had (Woodward, 18). ') Salisbury, II, 227—229. s) „The time is passed for talking about independence and integrity. It was something of a sham in 1856" (Sahsbury aan Layard 2 Mei 1878 : id., 266). 76 ZIJNE INSTRUCTIËN. verdere ontwikkeling door de uitstorting der Slavische heerschappij op de kusten der Aegefeche Zee, en brengt hiermede implicite een versterking van Griekenland in het geding. Overigens bepaalt hij zich tot de conclusie, dat het Engelsche belang eischt, dat het heele verdrag aan de mogendheden worde onderworpen, waarop deze ook recht hebben. Iets duidelijker omschrijft Salisbury de wijze, om het gevaar af te wenden, in een brief aan Russell *): Engeiand mag Rusland niet vergunnen onder Slavisch of Turksch masker te heerschen op de Perzische, Arabische, Syrische en Grieksche kusten, „where we have now friends, clients and interests". Hieruit volgt vanzelf, dat deze vrienden en cliënten gesteund moesten worden. En een nog werkzamer middel was vervat in de instructie, die aan den Engelschen gezant te Constantinopel werd gezonden *). De Porte, zoo werd hierin vastgesteld, zou te sterker wezen tegen verdere aanvallen, naarmate Engeland in de buurt krachtiger kon optreden. L>ayard mocht hierover nog met niemand spreken, maar de bedoeling, in verband gebracht met de overwegingen van den kabinetsraad van 27 Maart, was duidelijk genoeg. „To us'',zoo verduidelijkte en verontschuldigde Sahsbury de opdracht, „the idea of additional territory is repellent, and if we are forced at any time to strengthen ourselves, our wish will be to reduce any acquisition to the smallest dimensions". Versterking van dè cliënten — Griekenland in de eerste plaats —, versterking van de eigen positie — ook in Egypte waren de bemoeiingen van Engeland, hier in samenwerking met Frankrijk, reeds begonnen, zij het nog alleen met de financiën: hierin lag het nieuwe Engelsche Balkanprogramma duidelijk voor oogen. Versterking van Engeland's positie trachtte Sahsbury tegelijkertijd te bereiken door in nauwer contact met Oostenrijk te komen. De Engelsche gezant te Weenen (Elliot) werd geïnstrueerd Andrassy voorzichtig te polsen over samenwerking tegen de dreigende Slavische uitbreiding 8). Veel vertrouwen had de Engelsche minister in het welslagen van dit deel van zijn plan niet. Hij had een geringen dunk van Oostenrijk's kracht en vreesde zelfs, dat ook hier, evenals te Constantinopel, de doodstrijd spoedig zou intreden. Maar in elk geval hoopte hij, dat Andrassy zich thans niet zou verbergen achter „concealed ambigious Communications", maar zon handelen. Hij kwam teleurgesteld uit. Andrassy was nu al evenmin •) ld., 239 (3 April). *<) ld., 264 (4 April). ') ld., 245:—246 (10 April). — Dat hij een alliantie zon hebben voorgesteld, zooals hij in 1886 zelf aan Hatzfeld schreef (Corty, 37), is niet waarschijnlijk, tenzij men het woord in den zeer algemeenen zin, die het Engelsche : „alHance" heeft, opvat. Maar cf. ook het iets vroegere voorstel, van Beaconsfield : hiervóór, p. 73. BISMARCK BEMIDDELEND. 77 bereid toe te bijten als in het vorige jaar. „Intense irresolution", meende Salisbury i). Maar de weinig opgewekte stemming in de Monarchie, waar allerlei opvattingen tegen elkander indruischten, en het feit, dat Andrassy Engeland's effectieve macht, om in te grijpen, niet zeer hoog stelde *), telden waarschijnlijk meer mee *). Deze houding van Oostenrijk gaf voor het oogenblik niet heel veel zorg, omdat het oorlogsgevaar zichtbaar afnam. Er werd in het begin van April zelfs een initiatief genomen, om Engeland en Rusland in directe verbinding met elkander te brengen, waarmede de congres-voorbereiding, die tot stilstand was gekomen, niet dan gediend kon zijn. Of het van Sahsbury is uitgegaan of van keizer Wilhelm, die er reeds in Maart op aangedrongen had, dat Duitschland zou uitspreken, „in welchem Masze wir die Erhaltung des Priedens für Europa wünschen und verlangen müssen", en zelfs de aanhangige twistpunten niet van genoeg belang oordeelde, om er een oorlog mee te motiveeren )* ? Waarscmijnhjk wel niet van Bismarck zelf, die, al stond hij het dichtst bij de Engelsche opvatting aangaande de bevoegdheid van het congres, toch deze niet aan Rusland wilde opdringen '). Hij volhardde eerst in zijn gereserveerde houding, niettegenstaande het congres nu te Berhjn zou bijeenkomen, en bracht alleen een plan tot een soort voor-conferentie van de gezanten der betrokken mogendheden tér sprake ■), zonder hiermede succes te hebben. Maar den gden April kwam hij plotseling met een voorstel aan Engeland en Rusland, om hunne tegenovèr elkander liggende vloot en leger een eind terug te laten gaan, en bood hiertoe Duitschland's bemiddehng aan 7); dit schijnt buiten zijn weloverdachte gereserveerdheid te gaan. Het voorstel viel in goede aarde, en de hartelijke wijze, waarop Salisbury Bismarck het bedanken, versterkt de veronderstelling, dat hij van het eigenlijke initiatief wel meer wist 8). Hij Het zich zelfs de uiting ontvallen, dat Engeland het eenige land ten Noorden van de Alpen was, dat in staat geweest was met onvermengde voldoening de positie, die het Duitsche keizerrijk had bereikt, aan te zien. Tusschen geene landen waren zóó weinig „rivalries" •). Gedenkwaardige woorden, die een met die van Bismarck over- ') ld., 347. 3) Wertheimer, III, 95 en 105. *) Of Salisbury zich ook tot Italië wendde, blijkt niet. Wel had Derby dit in Maart gedaan, maar zonder succes (Crispi, 94 vlg.). *) Akten, II, 240. 5) ld., 215. 6) ld., 216. 7) ld., 262. *) Zijn biograaf zegt, dat het was „privately suggested to Prince Bismarck, that he might offer to mediate a simultaneous withdrawal", zonder een bron hiervoor op te geven. •) Sahsbury, II, 242. 78 ENGELSCH-RUSSISCHE OVEREENKOMST. eenstemmende opvatting verrieden, en — voor de toekomst iets schenen te beloven. Ook Rusland nam dankbaar aan1), en al kwam ten slotte wegens moeilijkheden bij de vaststelling der grenzen, waartoe leger en vloot zouden teruggaan *), geen conventie hieromtrent tot stand, het initiatief heeft toch deze uitwerking gehad, dat de voornaamste tegenstanders voeling met elkander kregen. Zoowel Schuwalow als Sahsbury gaven den wensch te kennen, dat Duitschland een stap verder zou doen, dus zich niet tot de mediatie in de mihtaire dingen zou beperken 8). Het laatste wees dit niet af, zonder zich overigens veel bloot te willen geven, maar einde April raakten beide partijen nu toch met elkander in onderhandeling 4). Zelfs kon Schuwalow, die voortdurend tegen den oorlog geweest was, 8 Mei met de grondslagen voor een ontwerp-overeenkomst op weg gaan naar St. Petersburg. Hij had hier volledig succes 6) en reeds 30 Mei kon de onderteekening der overeenkomst te L/onden volgen. "Beide landen hadden een verstandige gematigdheid betracht. 1 Engeland, ofschoon het wel wist, dat Rusland „desperately anxious for peace" was •), had in Rusland's gebiedsuitbreiding in Azië en de terugverwerving van het stuk van Bessarabië, dat in 1856 verloren was gegaan, berust. Rusland had Groot-Boelgarije laten val^ len en Griekenland's recht op uitbreiding in Epirus en Thessalië n erkend. Uit deze hoofdbepalingen ziet men, dat de drie verdragen, die geteekend werden 7) : over de territoriale veranderingen in Europa, over die in Azië en over de zeeëngten (handhaving van den bestaanden toestand 8)), een compromis beteekenden tusschen San Stefano en de politiek van Sahsbury. Maar deze had er tevens voor gezorgd, dat tegenover Rusland's versterkte positie een Engelsch tegenwicht kwam. In het midden van Mei was aan I^ayard een ontwerp-verdrag met Turkije toegezonden, waarin Engeland de bezetting van Cyprus voor zich vroeg, voor het geval Rusland Batoem en Kars behield, terwijl aan Turkije bescherming werd aangeboden, indien Rusland het opnieuw aanviel. Na Schuwalow's terugkeer uit St. Petersburg kreeg L,ayard telegrafisch opdracht zijn last uit te voeren : Turkije moest binnen 24 uren beslissen •)! De sultan i) Akten, II, 263. *•) ld., 264 vlg. 278 vlg., 289. *) Akten, II, 276, 290; Salisbury, II, 240, 251—252. *) Behalve Schuwalow eischte ook Ivoftus de eer op de zaak op gang gebracht te hebben (loftus, II', 249—251, en Hanotaux, IV, 337)*) Salisbury, II, 254 vlg. •) Newton, II, 134. 7) Goriainow, 373—374; Woodward, 15—16; het eerstgenoemde : Akten, II, 326. 8) Wat Rusland reeds in een memorandum van 6—18 Mei had toegegeven (Goriainow, 374). 9) Salisbury, II, 266 vlg., 271. gaf toe. Reeds 4 Juni werd het verdrag onderteekend *) ; het bleef voorloopig zeer geheim. Zou iemand Salisbury dit stukje „Realpolitik" in de eerste maand van zijn numsterschap hebben kunnen verbeteren ? Het leerstuk wa% in z'n soort een meesterstuk eerste klasse, geborduurd op het thema, dat ,4ogic is of no use in diplomacy" *). Het werd voltooid, doordat Andrassy, ingelicht door Bismarck over de Engelsch-Russische onderhandelingen*), zich beijverde zijnerzijds ook met Engeland tot een overeenkomst te geraken, bepaaldelijk betreffende Bosnië en Herzegowina. Engeland haastte zich nu niet, maar maakte ook geen bezwaar. Te Weenen werd 6 Juni een verdraggeteekend, waarbij Engeland Oostenrijk's verlangen omtrent Bosnië (van Herzegowina schijnt niet gesproken te zijn)4) inwilligde, terwijl Oostenrijk Engeland's wensch betreffende de splitsing van Groot-Boelgarije beloofde te zullen steunen. Ook thans volgde Andrassy Bismarck's raad, om Bosnië nog vóór de opening van het congres te bezetten5), niet op, wat Bismarck de spotternij ontlokte, dat hij nooit van menschen gehoord had, die niet wilden eten, tenzij hun de kaken werden opengebroken«).... Zulke heden zou een latere tijd eerst leeren kennen. Overeenkomsten genoeg! Alleen tusschen Oostenrijk en Rusland was er geen nieuwe, meer geschikt voor de omstandigheden van het oogenblik dan die van Januari 1877, mogelijk gebleken. Onderhandelingen er over waren in April gevoerd door Ignatiew, die, zonder volmacht naar het schijnt7), hiertoe naar Weenen gekomen was. Het memorandum 8), dat hij over zijne besprekingen met Andrassy opstelde en dat soms ten onrechte voor een verdrag gehouden is, handelt niet alleen over Oostenrijk's aanspraken op Bosnië en Herzegowina, maar heeft, stellig verkeerdelijk, voedsel gegeven aan de opvatting, dat Oostenrijk de heele westelijke helft van het Balkan-schiereiland als invloedssfeer voor zich opeischte 8). Andrassy heeft dan ook den tekst van het memorandum niet voor ') Het schijnt niet gepubliceerd. Een eigenlijke defensieve alliantie, zooals Wertheimer II, 137, het noemt, was het natuurlijk niet; er was geen wederkeerigheid. Eerder kan men het verdrag vergelijken met het verdrag van Unkyar Skelessi. *) Salisbury, II, 250. ') Akten, II, 312. 4) Woodward, 21—22. *) Akten, II, 316. — Er was zelfs eenige verstoordheid te Weenen, omdat men meende, dat Bismarck de Engelsch-Russische toenadering bewerkt had (Wertheimer, III, 99—100) *) Salisbury, II; 281. ■n,\^°^der "zu eigentlichen Unterhandlungen" bevoegd te zijn, zegt Wertheimer, III, 93. P 6 8) Akten, II, 273. 9) Zie b.v. Akten, II, 256, en Hanotaux, IV, 341, noot. ANDERE OVEREENKOMSTEN. 79 8o TOENEMEND VERTROUWEN IN BISMARCK. ziine rekening willen nemen. Hoe ver Oostennjkinderdaad van zulke Se aspiratiën af was, blijkt het best mteen memorie van Andra^y Sf va? 21 April 1878, waarin de bemoeiing met Bosnië en HerzïowTa als een noodzakehjk kwaad wordt voorgesteld wat eilerufk van meet af in Andrassy's gedachtengang heeft gelegem ?f het illustreert de onvastheid der Oostenrijksche politiek op treffetdelrijze £t in de stukken van dezen tijd hot en haar wordt gespSken^an annexatie en occupatie >•), alsof hiertusschen geen " VoS StS^SS^Lbe toenadering had intusschen den weg^oor het congres geëffend. Rusland maakte nu geen bezwaar meer Engeland's voorwaarden aan te nemen. Reeds op zijne terugSTna^Londen had Schuwalow te Berhjn te kennen gegeven. dat geheelde discussie kon worden toegelaten, en Soed aangedrongen»). Zeer spoedig na de ondertekening der ^elsr^u^che overeenkomst zond Duitschland de officieele >25L«ï^7ee ft Tuni) ») en reeds tien dagen later had de openSS^SrclSt zS ongel^jfeM over dezen gang der dmlen ïerheugd: dat hij tegen Schuwalow zei nog bever een OoSe^Tksch-Russische dan een Engelsch-Russische overeenkomst tetSeïleiien «), volgt vanzelf uit zijn algemeene politieke beschouwing en is met zijn verheuging niet m strijd. Men kan het als een groot succes voor het Duitsche ruk en in het biz^nde^^ koTXats hebben te Berhjn, wat vanzelf Bismarck s voorzitterSap irïooï hS was te opmerkelijker, omdat dit alles m geen eSoScht gezocht, zelfs met dan na eenig tegenstreven aanvaard wïs DrgïeserveTrdheid van Duitschland's houding, den heelen Wo2 door droeg hier hare vruchten. Het moge waar zijn, dat de meeste andWe hoofdsteden der groote staten (behalve dan toch vSS om de tegenstellingen niet aannemelijk waren, juist dit L^nst dat Bismarck niettegenstaande het scherpe wantrouwen StmdSrmalen inpons verhaal rffljjmj. }^£S rekere mate van vertrouwen gewonnen had of beter . in de laatste iaS bSe was te winnen, want men mag wel veronderstellen, dat wrnSogelk bleek, in'1875 nog met mogehjkgeweest zou^. eïdit^uetaUeen, omdat er een verandering m de f^sch-Dmtsche (Akten, II, 280,317) *) Akten, II, 3115) ld., 32L n- , whó had an ultimatum always in his mouth" (Sahsbury, II, 252). DUITSCH-FRANSCHE TOENADERING. 8l Deze verandering zelf is hoogst opmerkelijk en wij moeten er bij stilstaan, alvorens ons met het Congres zelf bezig te houden. Zij is eenerzijds teweeggebracht, doordat Bismarck's houding tegenover Frarikrijk na de „alerte" voorzichtiger geworden was, anderzijds doordat in Frankrijk zelf een anderejichting op de buitenlandsche politiek invloed kreeg. De monarchale partij verloor sedert 1875 zichtbaar grond. Zijhad een gelukkige hand in het buitenlandsche beleid gehad, zoödat Gontaut in Mei 1876 naar waarheid kon schrijven: geheel Europa begint ons recht te doen; het erkent, dat ons gedrag zeer wijs, zeer voorzichtig, in één woord zeer correct is1). Tijdens de Balkan-moeilijkheden hield Frankrijk zich ten eenen male afzijdig ; Gortsjakow, die in den beginne een poging schijnt gedaan te hebben, om Frankrijk te benaderen, ving bot*). Maar in de binnenlandsche politiek schaadde de regeering zich door de tweedracht onder de monarchalen zelf. In 1877 bleek het meer en meer, dat Mac Mahon zich niet zou kunnen handhaven. Zijn informeele handeling van 16 Mei, toen hij het eerste republikeinsche kabinet van Jules Simon dwong af te treden, wat eenige onrust in Duitschland wekte, zoodat Moltke zelfs aan oorlog schijnt gedacht te hebben s), hield de verschuiving naar links niet op. De democratisch-republikeinsche partij kwam in November voorgoed aan het bewind, met het ministerie-Waddington. En deze partij zocht bewust meer toenadering tot Duitschland. Jules Simon liep in het einde van 1878 met plannen tot complete verzoening met Duitschland rond *). In Juni 1877 werd reeds verteld, dat Gambetta met Bismarck in relatie was, en inderdaad overwoog de groote leider, eigenlijk al van 1875 af, de mogehjkheid van een onderhoud8). Waddington gaf onmiddellijk een bewijs van goede gezindheid door Gontaut terug te roepen, waarmede hij aan een wensch van Bismarck voldeed 8), en St. Vallier in zijne plaats naar Berhjn te zenden, met wien Bismarck het stellig veel beter heeft kunnen vinden. Het voorstel, om aan het congres van Berhjn deel te nemen, werd gereedelijk aangenomen, ') Dreux, 253. *) ld., 209 vlg. !) ld., 277 sv., 295; cf. ook nog 265. — Ook Bismarck zelf was ongerust blijkens Russell's hiervóór, p. 71, aangehaalden blief van 9 Juli: „Speaking of France Prince Bismarck said that the pending crisis filled him with apprehension. If the adnunistration drifted into clerical and ultramontane hands they would probably attack Germany before a twelvemonth was over, for the President of a thriving Repubhc who was inad enough to make the „coup de tête" of the i6th May last would be equally capable of rushing into a war of revenge, and Madame la Maréchale was as ntuch an ultramontane as the Empress Eugénie". *) Hanotaux, IV, 258. ') Dreux, 269; cf. Hanotaux, IV, 255 ; Deschanel 221 vlg ') Dreux, 317. Europa en Bismarck's Vredespolitiek . 6 82 bismarck's congres-leiding. zii het dat Waddington als voorwaarde meende te moeten stellen, dit geen andere punten dan die uit het vredesverdrag voortvloeiden, ter sprak?zouden worden gebracht:dus^en ^amsche hoUandische, polnische Wünsche", zooals St. Valher het toeUchtS waarvan overigens heelemaal geen sprake was. Toen het coïreseen vaststaande zaak was, was Bismarck tegenover de SLn zeer tegemoetkomend, en hij maakte, dat De Mouy naast Radowitz secretaris werd 2). . St vomspelde uiterhjk veel goeds. Minder moeite gaf Bismarck zicïomltalaangenaamte stemmen. O^^^JJSÏ3 oorlog de rol van hjdehjken toeschouwer gespeeld. Maar toch wel meer onwilhg dan Frankrijk. Crispi althans heeft een poging; gedaan Sn tijdens den oorlog met Bismarck voeling *J^^^J* nam natuurhjk ook de uitnoodigmg aan, maar bleef tijdens net Sngrïïzeerindesciaduw.Hethadgeenkra^ Saf voren te brengen; het had geen bondgenooten en evenmin SySÊm^SS van het congres, dat schitterde door de aanwezieSaïa^ groote Europeesche staatslieden van het oogenbhk .wfslnéé?woord magistraal: zoowel in durf en beheerschmg als m de nStk van alle kleinere dingen. De vertegenwoordigenider Seiïe SSidheden, ook die van Turkije hadden weinig reden tot^eïïde en sommigen hebben het den kanseher grimmigverg°o5dXo.aCathadeory%ascha ^^'^V3^^, Ichriften Hanotaux veel gebrmk heeft gemaakt *). Bismarck.zette . efaUes op de aangelegenheden van overwegend belang zoo vlug SoSkTot een oplossing te brengen door de meest belanghebbenTn hiertoe te bewegen. Van meerderheidsbesluiten, van rechtbanken n^^ niets hebben8). Hij meende, dat alles wel.m dm dagen kon ailoopen •), nu - het duurde een maand wat men toch êffStt££ÏS 5 eTkanSr %ïLL De afloop kon eigenlijk niet twijfelachtig wezen, en men kanzich ^Akten" II 213. De formuleering is ietwat vreemd, ^ders is er^sprake 34°) • *) De Mouy, 93 V"J- ») Zie nader hoofdstuk VI. ^ Karls, *) Later ook afzonderlijk gepubhceerd. — Cf. ook Leoen rw 6 IV, 59 vlg., 75- Akten, II, 219 en 225. •) Wertheimer, III, m- no+on c-rpllpTl geen andere punten aan ™ uii ^ ——-0 -.—-- iden, ter sprake zouden worden gebracht: dus geen „damsche, mdische, polnische Wünsche", zooals St. Valher het toeS i) waarWn overigens heelemaal geen sprake was. Toen hel rres een vaststaande zaak was, was Bismarck tegenover d« aschen zeer tegemoetkomend, en hij maakte, dat De M0U3 st Radowitz secretaris werd2). , it voorspelde uiterhjk veel goeds. Minder moeite Bismarc tomSTaangenaamte stemmen. Ook dit land had tijdens dei og de rol van hjdehjken toeschouwer gespeeld. Maar toch we SnwiUig dan Frankrijk. Crispi althans heeft een PW ge*"" tijdens den oorlog met Bismarck voehng te ^en «) HeUan a natuurhjk ook de uitnoodigmg aan, maar bleef tijdens he grïïzeer in de schaduw. Het had geen kracht, om eigen wensche f voren te brengen; het had geen bondgenooten en evenmi KÏÏdSwS van het congres, dat schitterde door de aanwj teTvanaUe groote Europeesche staatslieden van het oogenbhl sin éé?woord magistraal: zoowel in durf en beheerschmg a de neïïtk van alle kleinere dingen. De vertegenwoordig^rsdj ine mogendheden, ook die van Turkije, hadden weinig red* deugdeen sommigen hebben het den kanseher grimmig; ve idXo-aCathadeory%ascha • ^ ^ Itokeg ^njnjg^ Sji?ot een oplossifg te breien door MOEILIJKE MOMENTEN. 83 1856 als precedent: het gold nu de sanctie van een verandering van den te Parijs vastgelegden toestand door Europa. Dit gaf aan het congres van Berhjn, dat in glans zijn voorganger evenaarde, zijn bestaansreden1). Spannende momenten waren er wel een paar, ofschoon Beaconsfield het dramatisch effect ervan zeer overdreven heeft.. Eerst leidde de definitieve vaststelling der grenzen tusschen de beide deelen, waaruit Boelgarije eigenlijk zou bestaan, tot ernstige moeilijkheden tusschen de Russen en de Engelschen. De eersten zonden Nelidow naar Petersburg ; hij kwam terug met last, om spoedig toe te geven : „finissez, frnissez a tout prix", zou de minister van oorlog, Miljoutine, uitgeroepen hebben *). Het ultimatum, waar mee Beaconsfield gedreigd zou hebben, en de extratrein voor het vertrek der delegatie, die al besteld was, schijnen alleen in de verstelling van den Engelschen premier en zijn secretaris een vasten vorm te hebben aangenomen 8). Dan was er het geval van (Batoem. De Engelschen, wat onder den indruk van de jingo's thuis, die schande riepen over de door een onbescheidenheid*) gepubliceerde Engelsch-Russische overeenkomst, trachtten deze stad nog voor Turkije te redden. Hier intervenieerde Bismarck ten gunste van Rusland, met een beroep op de overeenkomst, en de Engelschen gaven toe, alleen gedaan krijgende, dat Batoem een vrijhaven werd (wat Rusland 8 jaar later eigenmachtig veranderd heeft). . »De zaak van Bosnië en Herzegowina gaf, evenmin als die van Cyprus, tot groote moeilijkheden aanleiding. De eerste werd aanhangig gemaakt door Sahsbury — opzettelijk had Andrassy Bismarck niet gevraagd, om den schijn te vermijden, alsof het ging om een Duitsch geschenk —, en wel in den vorm van occupatie, met recht van bestuur („besetzen und verwalten"). Engeland vond dit beter, waarschijnhjk met het oog op zijn eigen occupatie van Cyprus, en Andrassy eveneens met het oog op de stemming in zijn eigen land en in Turkije, waarmede hij kort vóór het congres tevergeefs tot een overeenkomst had trachten te geraken B); behalve de beide gewesten zou het ook nog het sandsjak van Nowibazar mogen bezetten, maar dit alleen militair. Rusland, door vroegere afspraken reeds eenigermate gebonden, verzette zich niet, ofschoon het er stellig de bezwaren van heeft gevoeld, om Oostenrijk zulk een beheerschende positie ten opzichte van Servië en Montenegro te ') Over de werkwijze verscheidene bijzonderheden bij Woodward 28 vlg. ' *) Plehn, 139. »J Buckle, VI, 323, 324, 326; Salisbury, II, 283—284; Wertheimer, III, 115, noot 2 ; Sidney I>Yo^+£<*P£*°n• , zei Beaconsfield's secretaris tot Andrassy, „is nothing but an annexation badly disguised" »). Inderdaad - de vermomming was auerongelukkigst en ware beter geheel weggelaten geworden Geen Oostenrijker kon er ooit meer aan denken de beide landen te ontruimen, want Oostenrijk's positie als groote mogendheid werd er immers geheel van afhankelijk gedacht. Dit bewijst den heel) Akten, IH, 7«*) ld., 8 (9 Augustus). s) ld., 13') ld., 53- *) ld., 16 vlg. . Amnistus (na ontvangst van • Bismarck bad dit onderhoud al 13 Augustus^na ts Schweinitz' brief) aangevraagd en deed dit 23 Aug. P 23«. en Wertheimer, UI, 231 en 233). ») Akten, III, 20. ») ld., III, 24 GASTEIN. 95 verlof om naar Weenen te gaan : hij bleef de „Anlehnung" aan Rusland de veiligste achten. Een zeer merkwaardige episode in de buitenlandsche politiek van Duitschland speelde zich nu af. Juist wanneer Bismarck zijne bevindingen over zijn onderhoud met Andrassy (27 en 28 Augustus) op schrift stelt, maakt Wilhelm I zich gereed voor een reis naar Alexander II. Hij had wel is waar aan Bismarck beloofd het bezoek 1 slechts als persoonlijk te zullen beschouwen, niet op politieke „Er- 't örterung, geschweige Zusagen", te zullen ingaan1), maar desniet- ftemin was de reis in flagranten strijd met het doel, dat Bismarck i zelf bezig was na te jagen met alle kracht, die in hem was. Te Gastein bracht Bismarck een zeer nauwe aansluiting van Oostenrijkrèn Duitschland ter sprake: hij wilde een „Abkommen pubhei iuris" *), goed te keuren door de parlementen van beide landen. Andrassy, die het met Bismarck geheel eens was, dat gevaar uit | Rusland dreigde, „waar het toeval scheen te regeeren", en die eigenlijk in zijn hart altijd een verbond met Duitschland alléén beoogd had 8), achtte dit onmogelijk: hij zag tegen de parlementaire behandeling op; zijn binnenlandsche positie was van dien aard, dat hij kort vóór de samenkomst ontslag gevraagd had. Evenmin was hij te vinden voor een defensief verbond van algemeenen aard : Oostenrijk kon de garantie van Elzas-Lotharingen noch om de gezindheid in het eigen land, noch met „Rücksicht" op Engeland op zich nemen *). De beide staatslieden werden het er over eens, dat een defensief verbond van meer beperkten aard het meest wenschelij k moest worden geacht; dit zou dan vanzelf zijn defensieve spits } het meest aan Rusland laten zien. Aan een „Friedensliga" — een soort „gegenseitigen Assekuranz-Gesellschaft für den Frieden"s) — dachten de beide ministers, en zij mogen over den vorm wat gevochten hebben, wat bij beider natuur niet vreemd schijnt, in den grond bestond er een zeer groote mate van overeenstenrming. Bismarck was ten slotte het meest tegemoetkomend, want voor hem was de vorm geheel bijzaak: ook zonder verbond zou Duitschland Oosten- ~: rijk moeten steunen •). Andrassy, die in het begin van het onderhoud, toen hij merkte, waar Bismarck heen wilde, al van vreugde tegen den zolder was gesprongen7), kon nog meèr reden tot tevredenheid hebben aan het einde ervan : hij had den vorm bepaald. Maar in werkelijkheid was hij de geleide geweest ! Immers, Duitschland had Oostenrijk aan zijn zijde getrokken en daarop kwam het aan. ') W., 24. *) Akten, III, 129 (cf. V, 138) ; nog Lyall, II, 305. 3) Wertheimer, III, 225. 4) Akten, III, 84. 5) ld-, 34•) ld., 80. 7) Rachfahl, 307. 11 l..:i) Hiervóór, p. 62 vlg. ») AMus"' heel iJdelijk tegenover Sabourow (Nineteenth Centuiy, 1917, p. 1116). «) Akten, Hl, 58. 5) ld., 36 vlg., 48. 63 vl8-' 67s) ld., III, 41, en cf. 54. jksche verhouding x) en daarbi invoerde2). Zeker, deze wordt mslachtig voorgedragen; maa zal men geen oogenblik in twij ig van Duitschland's internatio rang te komen, nu op Ruslan< om is een verbond met Oosten de Monarchie aansluiting bi tge besluiten van de Russisch ;ehjk, dat Rusland zich dan 00 land en Oostenrijk bondgenoc ■ Aït laatste en de Westersch HET TWEEVOUDIG VERBOND GESLOTEN. 97 Het werd een zeer ernstige crisis, als te Nikolsburg en te Versailles. i Bismarck dreigde met ontslag, Wilhelm I hield vol. Deze was in het begin van September van een „Kntschiedenheit", zooals hij in de laatste jaren nooit getoond had; hever dan een trouweloosheid tegenover Rusland te begaan; wilde hij de regeering aan zijn zoon overdragen 1). Maar zooals het in deze conflicten altijd ging, ten | slotte won de sterkste van beiden. Bismarck vond trouwens alle machtigen aan zijn zijde: de invloedrijke minister Stolberg, Moltke2), de kroonprins*), de koning van Beieren4), Hohenlohe, ofschoon deze aanvankelijk bezwaar gemaakt had6). De Keizer, van verschillende kanten bewerkt, gaf eerst toe, dat Bismarck naar Weenen zou gaan, zonder eenige machtiging echter 9), en toen de kanseher dit niet voldoende achtte, kwam ook de machtiging in een vrij algemeene clausule, die van Stolberg afkomstig was7). Te Weenen werd het resultaat van Gastein bevestigd, ofschoon Bismarck een poging gedaan had, om een algemeen defensief ver- *» bond te sluiten8). Andrassy, die keizer Frans Jozef zonder moeite voor zijn plan gewonnen had — misschien reeds vóór Gastein') — en ook bij niemand aan het Hof meer eenige oppositie duchtte, wilde met verder gaan dan tot een verbond van j beperkten aard, waarin Bismarck spoedig ook voordeden, zelfs.**-* grootere zag10), blijkbaar, omdat nu de kans werd vermeden Frankrijk al te veel aanstoot te geven. Nog bood Wilhelm I tegen het ontwerp, dat Bismarck uit Weenen meebracht, grooten tegenstand. Hij wilde in elk geval mededeeling aan Rusland. Ook thans won Bismarck, gesteund door het heele Pruisische ministerieu). In zóó verre kreeg Wilhelm I zijn zin, dat aan Rusland een mededeeling van algemeenen aard, ter geruststelling, werd gedaan. Hiertegen had Andrassy, die mededeehng van den heelen inhoud geweigerd had, geen bezwaar. De Keizer zelf deed er een brief voor zijn Russischen vriend bijls). Nu kon op 7 October de onderteekening van het verdrag, sedert ') Akten, III, 46, noot, 47 en 50. J) ld., 74—75 (Moltke ontwikkelt hier ook beschouwingen over een oorlog met Frankrijk, waarbij hij vaststelt, dat Duitschland niet door België moet trekken). 3) Wertheimer, III, 261. 4) Plehn, 157. 5) Hohenlohe, II, 274—277. *) Akten, III, 60, 67. 7) ld., 77*) ld., 91. 9) Wertheimer, III, 237. 10) Rothfels, 56. 11) Akten, III, 105 ; cf. I,ucius, 176. '*) ld., 110, 125, 126. Europa eu Bismarck's Vredespolitiek. T 98 BETEEKENIS VAN HET VERBOND. bekend als het tweevoudig verbond, plaats hebbenl) en de ratificatie volgde zonder verdere moeilijkheden. Tot stand was gekomen een puur defensief verbond tegen Rusland. Alleen wanneer een aanval van een land met een ander op een der beide bondgenooten plaats had, kreeg het een verdere strekking ; m.a.w. viel Frankrijk met een ander land Duitschland aan, dan alleen zou Oostenrijk tegen Frankrijk behoeven op te treden. De duur was vijf jaar. Geheimhouding verplicht. Bepalingen over een handelsverdrag, wel voorzien in een memorandum over het ontwerp, dat ook te Weenen opgesteld was2) en spreekt van de „Pflege" der nabuurschappehjke verhoudingen, waren er niet in opgenomen; zulk een verdrag is voorloopig ook niet gevolgd. Behoef ik uitdrukkehjk te zeggen, dat dit verdrag was van de alleruiterste beteekenis, zooals er in langen tijd niet een tusschen twee groote mogendheden was gesloten? Het is evenmin noodig die beteekenis nog in den breede aan te wijzen; zij ligt eenvoudig in het feit, dat aan de vriendschappelijke verhouding tusschen Rijk en Monarchie een duidelijk zichtbare vorm was gegeven; want al is de inhoud lange jaren geheim gebleven, het feit, dat er een verdrag bestond, was dit niet. Ter beoordeeling dient er vooral op gelet te worden, of het aangaan er van inderdaad noodig was en of het aan Duitschland, dat het had voorgesteld, de grootere bestaanszekerheid gaf, die Bismarck er in heeft gezocht. De overweging, waartoe het op den duur heeft gevoerd, mag daarbij, althans bier, buiten beschouwing blijven. Ongetwijfeld heeft Bismarck de directe gevaren, waaraan Dmtschland in 1879 van Russische zijde blootgesteld was, sterk overdreven. Hij sprak later van vijf cavalerie-divisies op voet van oorlog en met dichte massa's infanterie achter zich, die Rusland op de Dmtsche grens bijeenbracht, terwijl het dergelijke maatregelen op de Gallrcische grens nam 8). Dit schijnt niet zeer waarschijnlijk, al hebben misschien wel eenige Russische troepenbewegingen in Polen plaats gehad4), zooals dit dikwijls voorkwam. Ook schijnen Bismarcks uitingen over de „krankhaft" toegenomen expansie-behoefte van Rusland — „man könnte sagen zum slavischen Napoleontismus" — niet op de situatie van 1879 toepasselijk. Juister zegt Sahsburys) : „Russia seems not to be in a condition to frighten any body — still less Germany". Evenmin kan er op dit oogenblik groote kans geweest zijn op een Russisch-Fransche toenadering. Rusland schijnt een poging tot toenadering tot Frankrijk gedaan te hebben (door >) Akten, III, 102 vlg., en Pribram, I, 6 vlg. 2) ld., 99- ') Chaudordy, 259. *) Akten, III, 141. B) Salisbury, II, 371; cf. Cyon, La Russie Contemp., 244. BESCHOUWING ER OVER. 99 Obrutschew), en eveneerls tot Italië; maar heel ernstig is dit stellig niet geweest en beide landen zijn er volstrekt niet op ingegaan1). Waddington heeft er Salisbury expresselijk mededeeling van gedaan, dat geruchten over een aanstaande Fransch-Itahaansch-Russischen aanval op Duitschland en Oostenrijk geheel uit de lucht gegrepen waren a), en er verluidde zelfs, dat hij een rapport van Obrutschew over den toestand van het Russische leger aan Duitschland zou hebben overgemaakt8). Men mag gerust zeggen, dat, al heeft het Fransche volk wellicht instinctmatig gevoeld, dat een toenadering tot Rusland op den duur gewenscht zou zijn *), dit in de pohtiek nog geen uitdrukking had gevonden. Gambetta heeft eens een onderhoud met Gortsjakow gehad, dat henfzeer teleurstelde s). Bismarck's pleit voor de alliantie met Oostenrijk, juist in den nazomer van 1879, is ongetwijfeld gesteund geweest op tamelijk losse gronden. Maar wij hebben te bedenken, dat deze alliantie hem eigenlijk al lang het meest gelokt had —, althans, dat hem in z'n binnenste de toenadering tot Oostenrijk het liefste was : men denke aan 1873 en aan zijne houding gedurende de heele Balkancrisis. Alleen had hij vermeden tot dusverre openlijk een keuze te doen; dat hij dit deed in Augustus 1879, is een gevolg van de inderdaad volslagen onberekenbaar schijnende houding der Russische < regeering. Hooger valt de beteekenis van het gebeurde in 1879 niet aan te slaan en tot deze hoogte is zij begrijpelijk. Wel mag het verbazen, dat een sterk man als Bismarck opteerde voor een betrekkelijk zwak land als Oostenrijk, het land, waarin de achteruitgaande hjn de heele 19e eeuw door zoo zichtbaar was, een land, waarvan de inwendige zwakheid elk oogenblik weer uitkwam, een land, dat misschien het scherpst gekenschetst wordt in een telegram van Frans Jozef aan Andrassy vlak na het congres van Berlijn : in 's hemelsnaam geen plebisciet in Bosnië en de Herzegowina (waarvan eventjes sprake is geweest), „denn solchen Prazedens ware bei der historischen Entstehung und Zusammensetzung ') Hanotaux zwijgt hierover geheel. — Tamelijk vage berichten komen voor: Akten, III, 12, 41, 54, 81, 88, 93; IV, 13; nog Bismarck und Ruszland, 221. — Volgens Bismarck zou Italië pas geweigerd hebben, nadat Frankrijk was voorgegaan (Akten, III, 136) ; dit lijkt niet erg aannemelijk, evenmin als wat Bismarck over Frankrijk's weigering aan Dufferin mededeelde (Dyall, II, 304). Zie ook de stellige ontkenning van Waddington zelf : Chaudordy, 268 vlg. Maar tegen Freycinet zegt Waddington bij zijn aftreden toch: „La Russie est disposée, je crois, a un rapprochement, mais nous sommes épiés par le prince de Bismarck" (Freycinet, 110). *) Salisbury, II, 364. iiPHtf* 3) Cyon, 32. *) Dit zegt Cyon zeer juist (p. 33). 6) Cyon, 30 vlg. IOO ONBILLIJKE KRITIEK ER OP. unsrer Monarchie (siehe Trentino) sehr gefahrhch 1). Natuurlijk wist Bismarck dit: reeds in zijn Frankfurter tijd noemde hij een samengaan met Oostenrijk (waaraan hij toen nog ernstig dacht) .keine leichte Aufgabe", omdat Oostenrijk zoo zwak was*). Er bestaat geen Oostenrijksche natie, zei hij tot Sabourow *), maar wel een Oostenrijksch patriotisme, dat niemand ooit door een Duitsch. patriotisme zal kunnen vervangen. Duidelijk blijkt hier, dat hij de stroomingen tegen dit Oostenrijksche patriotisme, dat zich om het huis Habsburg concentreerde, over het hoofd zag. Bewust? Het was, geloof ik, meer een gevolg van zijn conserveerend machtsgevoel, dat 'het hei» onmogelijk moest doen voorkomen, dat de revolutie zoo'n land^eelemaal zou kunnen uiteenrijten. Maar immers, dit mocht ook niet. Duitschland kon Oostenrijk niet missen. Zóó associeerde Bismarck de beide landen in zijn verstelling al heel dicht aan elkander, maar dan toch in elk geval onder de leiding van I den sterkste. Dit heeft op zijn keuze voor Oostenrijk stellig eenigen linvloed gehad : het is beter ruiter dan paard te zijn, teekende hij in 'zijn Gedanken und Erinnerungen terloops aan, herinnerend aan een uiting van Talleyrand. ^Het valt niet te ontkennen, dat Bismarck door Dmtschlands lot zóó nauw aan dat van Oostenrijk te verbinden een pohtiek ► heeft geïnaugureerd, die Duitschland's noodlot geworden is'. En de scherpe kritiek, die er in den jongsten tijd op is uitgeoefend, is daaruit verklaarbaar*). Zij komt mij hoogst overdreven voor, eigenlijk zelfs geheel onbillijk. Bismarck s motieven immers waren zoowel uit nationaal oogpunt als van het standpunt der internationale machtspositie uit zeer goed verdedigbaar (ik denk hierbij natuurhjk: in algemeenen zin, niet bepaald aan 1879). Zij hebben toen ter tijd m Dmtschland, evenmin als in Oostenrijk, ernstige bestrijding ondervonden behalve bij keizer Wilhelm, die uit zmvere gevoelsmotieven handelde. Maar bovenal moet er hier op worden gelet, dat Bismarck er nooit aan heeft gedacht dit verbond te maken tot het uitsluitende richtsnoer voor zijn buitenlandsche pohtiek —, natuurlijk nog veel minder zich door Oostenrijk op sleeptouw te laten nemen. Het verbond met Oostenrijk is een onderdeel geble- ») Corti 42 (22 Juli 1878). Ook Bismarck voelde, uit den aard der zaak, 'weinig voor plebiscieten. Het 5e artikel van den vrede van Praag, waarbij een plebisciet van Holstein en Sleeswijk was vastgesteld werd bij het Oostenrrjksch-Duitsche verdrag van 1878 (AprU, maar gepostdateerd op n October) opgeheven (zie de studie vanAage Priis, gerefereerd bij Pulier, 7, noot 8 ; cf. Rachfahl, 258) ; voor de groote pohtiek lijkt mij dit overigens zonder veel belang. J) Spahn, Bismarck, 96. ») Nineteenth Century, 1917. P- **fït., cf- Chaudordy, 255, en Pagès, 368. ♦) O.a door Rachfahl, 304 vlg. hij toen nog ernstig dacht) tenrijk zoo zwak was*). Er hij tot Sabourow *), maar wel ïmand ooit door een Duitsch iiidehjk blijkt hier, dat hij de patriotisme, dat zich om het iet hoofd zag. Bewust ? Het i conserveerend machtsgevoel, voorkomen, dat de revolutie teenrijten. Maar immers, dit Oostenrijk niet missen. Zóó n in zijn voorstelling al heel elk geval onder de leiding van roor Oostenrijk stellig eenigen paard te zijn, teekende hij in aops aan, herinnerend aan een Bismarck door Duitschland's ijk te verbinden een pohtiek md's noodlot geworden is ! n den jongsten tijd op is Lar4). Zij komt mij hoogst geheel onbillijk. Bismarck's t nationaal oogpunt als van machtspositie uit zeer goed tuurhjk: in algemeenen zin, en toen ter tijd in Duitsch- EEN VRAAG VAN BISMARCK AAN ENGELAND. IOI i ven, een zeer belangrijk onderdeel wel is waar, van de heele f constellatie van Duitschland, in Bismarck's visie, die hem juist ook verbood zich al te nauw uitsluitend met Rusland te verbinden. Hij yoorspelt al tijdens de onderhandelingen: zoodra het verbond er is, komt Rusland tot ons terug1), wat geheel bewaarheid is geworden. Met lang nadat hij het met Andrassy eens geworden was, wendde hij zich bovendien met een zeer merkwaardige vraag tot Engeland. Ik geloof zelfs, dat Bismarck hever het verdrag met Oostenrijk zou hebben opgeofferd, indien hij daardoor zou hebben moeten riskeeren, dat de centralen samen geïsoleerd werden. In zijn latere jaren heeft de Oosteririjksche jjohtiek hem kwade uren bezorgd, en hij waarschuwt dan ook, dat geen verbotid tusschen groote mogendheden voor de eeuwigheid is gesloten ^\ * De aan Engeland gestelde vraag verdient een afzonderlij kë behandeling. Zij is vervat in een opdracht van Bismarck aan Radowitz *), v om Münster in te hchten oyer Rusland's dreigementen. Wanneer Duitschland voortging zich tegen de Russische „Zumutungen" te verzetten en daardoor met Rusland in moeilijkheden raakte, welke zou dan Engeland's houding zijn ? Engeland, aldus wordt hier tery toehchting bijgevoegd, moet wel bedenken, dat Duitschland alleen' uit „Rücksicht" op Oostenrijk en Engeland niet op Rusland's wenschen ingaat, ofschoon hiermede geen specifiek Duitsch belang geschaad zou worden. De vraag ging buiten Oostenrijk om, maar men kon, gegeven Andrassy's opvattingen, niet verwachten, dat hij er eenig bezwaar tegen zou hebben. Munster, die geïnstrueerd was zijn doel te bereiken in intieme besprekingen met Beaconsfield, voerde zijn last, dien hij niet geheel begrepen schijnt te hebben, op weinig gelukkige wijze uit«). Hij , bracht eigenlijk een voorstel van Bismarck ter sprake tot het sluiten van een alliantie tusschen Duitschland, Oostenrijk en Engeland en vroeg, of Engeland gunstig voor zulk een plan gezind was. De Russisch-Duitsche spanning mat hij nog al breed uit, en hij zei zelfs, volgens Beaconsfield, dat de samenkomst van Alexandrowo een mislukking was geweest. Men kan Münster's opvatting deelen, dat een bevestigend antwoord op de vraag, zooals hij haar formuleerde, tevens een gunstig antwoord op Bismarck's vraag insloot s), zonder over het hoofd te zien, dat hij iets van veel verdere strekking voorstelde dan hem was opgedragen. i) Rothfels, 55, noot 3. — Volgens Bismarck had Sabourow hem zelfs met stralend gezicht gelukgewenscht, toen de alhantie gesloten was CLvall, II, 305; t.a.p. staat ten onrechte: „Schuwaloff"). ) Gedanken und Erinnerungen, II, 287. Zie verder nog hoofdstuk VII. ») Akten, IV, 3 vlg. (Ook Hohenlohe werd over de Russische bedreigingen ingelicht). *) Buckle, VI, 487 vlg., en Akten, IV, 7 vlg. De beide verslagen waken onderling vrij wat van elkander af (cf. Rothfels, 46 vlg ) 6) Akten, IV, n. & > 102 BEACONSFIELD S ONVOLDOEND ANTWOORD. Beaconsfield's antwoord was, hoewel tot niets bindend, met. ongunstig. Hij zeide het mislukken van het plan van 1876, waaraan Munster ook herinnerd had, te betreuren en verklaarde op een alliantie met Duitschland, dat met Oostenrijk de natuurlijkste bondgenoot van Engeland was, gaarne te willen ingaan. De moeihjkheid vond hij alleen hierin, hoe Frankrijk dit zou opnemen. Eiken stap, die vijandig scheen tegenover Frankrijk, zou het Engelsche volk met achterdocht en tegenzin opnemen, omdat de handels-, de sociale en tot op zekere hoogte de politieke betrekkingen met dit land zoo intiem waren. Op deze uiting van Beaconsfield moet natau^rjk de nadruk ^feilen - alle verzekeringen van Münster, dat het DuitscÊe voorstelniet in strijd was met hartelijke betrekkingen met Frankrijk en die van Beaconsfield over de gunstige gezmdheid van de Koningin, van den prins van Wales (niettegenstaande zijn voorkeur voor francaises), van de beide partijen, en v.n. van de Tones, die nog wel 5 a 6 jaar aan het bewind zouden blijven, van het volk, waaraan de alliantie met Duitschland het meest populair zou zijn, veranderden hieraan niets. De uiting werd nog nader geaccentueerd bij het afscheid nemen: als wij het eens zijn, zei Beaconsiield toen, beschouw ik den vrede in Europa als verzekerd; wd Ihsrnarck ons in het Oosten helpen, dan sta ik er voor m, dat, mdien Duitscb/ land hierom met Rusland in twist geraakt, Frankrijk zich met zal roeren. „We will in that case keep France quiet, you may depend UPBij dit laatste teekent Bismarck aan: „Sonst nichts ?" en Bucher schreef boven een bericht van Münster aan Radowitz, waarin lm de hoop uitsprak, dat Bismarck wel tevreden zou zijn: „Welche lauschungen I" 1). Inderdaad had Bismarck geen antwoord gekregen, dan een zeer onvoldoend, op de door hem zelf scherp geformuleerde en op het oogenblik volkomen toepasselijke vraag. Indien Engeland in een conflict met Rusland niets zou doen dan Frankrijk van meedoen terughouden - neen! daarastn had Duitschland met genoeg. Een oorlog met Rusland zou toch al een zeer ongewenschte ramp zijn »). Münster kreeg opdracht de vraag met te herhalen3), en hij zat dan ook met zijn mond vol tanden, toen de Engelschen op zijn voorstel terugkwamen. Zijn stap was lang niet ongunstig opgenomen De Koningin, al vond ook zij, dat Frankrijk «iet vervreemd moesl worden - het zou zich dan misschien met Rusland en Itahe kun nen verbinden -, was van meening, dat Bismarck met ontmoedigc moest worden *). Salisbury vatte het geval wel eenigszins krrhscl op8). Hij vond het ondernemen van een aanval door Ruslandtnan. ») Rothfels, 49, noot 3. l) Akten, III, 13°- 3) ld., IV, 10 (8 October). <) Buckle, VI, 489; cf. Sidriey Lee, I, 472- «) Sahsbury, II, 365- BISMARCK TREKT ZICH TERUG. I03) „madness en vroeg zich af, of Duitschland geen aanleiding zocht, om een offensief aan Rusland op te dringen, zooals het had gedaan met Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk; het was, meende hij, thans een prachtige gelegenheid om een verbetering van Duitschland's Oostgrens te zoeken; viel Rusland Oostenrijk ernstig aan, dan zou Engeland het laatste land moeten helpen, ,,no matter how the attack comes about". Maar hij maakte geen bezwaar, toen Beaconsfield, die tegenover hem zelfs van een „treaty" sprak en meende, dat de regeering, indien ze dit sloot, als de vertegenwoordigster van • een „strong and intelligent policy" zou worden beschouwd, waarvan de Tory-partij later de gunstige gevolgen zou ondervinden, dit wenschte1), de zaak met Münster te bespreken. Hij deed het, zelfs tot tweemaal toe, maar kwam niet verder; hij had den indruk, „that Bismarck is not so keen now as then" *), en nu zweeg Engeland ook. Het geval was doodgeloopen, maar is desniettemin bizonder leerzaam. Het is zeer duidelijk, waarom Bismarck de zaak het rusten. Natuurhjk niet alleen om het onvoldoende antwoord, dat Münster had overgebriefd. Maar vooral om de volte-face der Russische pohtiek, die zich spoedig na Alexandrowo verder manifesteerde in de zending van generaal Sabourow, die in het einde van September Bismarck te Berhjn bezocht en zich uitputte in betuigingen van goede gezindheid 8), terwijl Alexander II na ontvangst van het memorandum met de voor hem bestemde mededeehng over den aard van het tweevoudig verbond, antwoordde, dat hij met de beginselen van het memorandum geheel instemde en, door er zich accoord mee te verklaren, den terugkeer tot de „parfaite entente des trois empereurs" verkondigde 4). Mooier kon het al niet. Bismarck vond wel, dat men met zoo'n vriend als Rusland moest doen als met een vriend, met wien men door een bosch wandelt en dien men gek ziet worden: men moest zich van een revolver voorzien, alvorens de wandeling voort te zetten 6), maar de wandeling kon dan toch voortgezet worden. Nu was een nadere verbintenis met Engeland onnoodig, althans voor het oogenblik, want zulk een verbintenis, meer nog dan die met Oostenrijk, zou een complete breuk met Rusland hebben kunnen beteekenen e). Het irriteerde hem nu zelfs, dat Salisbury, toen hij het totstandkomen van de Duitsch-Oostenrijksche alliantie ver- ') Buckle, VI, 400. — Volgens Eckardstein, II, 105, zou Beaconsfield zelf een ontwerp-verdrag uitgewerkt hebben ; maar cf. Buckle, VI, 493 en 494. Het Engelsche Foreign Office deelde mij mede, dat een ontwerp van zulk een verdrag in de documenten niet voorkomt. *) ld., 491 ; Sahsbury, II, 367; cf. Akten, IV, 12. 3) Akten, III, 107 en 113, noot, — Ook al in Aug. te Kissingen (ald., 139). *) Akten, III, 132; cf. Sahsbury, II, 368. «> I,yall, II, 305. •) Cf. Rothfels, 54 vlg. io4 VERKLARING VAN ENGELAND'S HOUDING. nam, openlijk sprak van „good tidmgs of great joy ). ls er een beter bewijs noodig, dat Bismarck de noodzakelijkheid van een verbinding met Engeland veel minder voelde dan die van de alliantie met Oostenrijk, ja! dat hij eigenlijk zelfs een bandImet Rusland hooger stelde dan een met Engeland ?~En zou mer ook rüet zijn conservatief machtsbesef in rekening moeten worden gebracht ? In 1882 zegt hij tegen den Itahaanschen gezant, dat men met Engeland geen duurzaam verbond kon sluiten, omdat hier de bmnenlandsche politiek boven de buitenlandsche prevaleerde *), In elk geval zijn zijne voelers naar Engeland na de mislukte poging van 1879 voor geruimen tijd uit, wat men volstrekt met m verband mag brengen met den val van Beaconsfield's ministerie in April 1880. «Bismarck had-nieuwe dekking aan Rusland zelf gevonden. Dit was deAan6den anderen kant is in Engeland's houding de aandacht, die men aan Frankrijk's meening schonk - ook Salisbury deed dit — zeer opmerkelijk. Ter verklaring dient men te letten op Engeland's internationale positie van het oogenblik, waarop Duitschland's voorstel werd gedaan. Het land zat volop m de moeilijkheden. Niet zoo zeer van wege de vrij actieve pohtiek, die Sahsbury na den vrede van Berhjn tegenover Turkije volgde, door toe te zien op het uitvoeren van hervormingen in Klein-Azië en Kurdistan«), - ook niet, doordat Engeland bij de regelingen op den Balkan den Turken de hand een beetje boven het hoofd hield, zonder overigens de drie keizerrijken te veel te irriteeren, want dan zouden ze den driekeizersbond misschien herstellen6). Dit wijst er alleen op dat Engeland aan zijn anti-Russische Balkan-pohtiek vasthield9), zonder overigens het eigen programma van Salisbury, v.n. ten opzichte van Griekenland, uit te voeren; het weigerde ook mee te doen aan een door Bismarck in den herfst van 1878 voorgesteld gemeenschappelijk optreden tegen Turkije om de houding, die dit land m zake de uitvoering van den vrede van Berhjn aannam )• Bepaalde zorgen baarde wel de verhouding tot Rusland m Midden-Azië. Hier drongen de Russen over Bokharaen Khiwa (1871— 1873) al verder voort, en niettegenstaande de Russische regeering meer dan eens verzekerde 8), dat zij Afghanistan als liggende buiten haren invloedssfeer beschouwde, terwijl de Oxus als Noordgrens ') Akten, III, 134; cf. Chaudordy, 264, en Sahsbury, II, 37°») Akten! III, 207 ; cf. Rothfels, 61—63. 8) Daarom keurde hij ook Andrassy's pogingen tot toenadering tot Engeland in Oct. 1879 en in begin 1880 af (zie de samenvatting brj Rothfels, 57—58). ') Salisbury, II, 321. 6) ld., II, 328; cf. echter Newton, JI, 227. *) Cf.'Buckle, VI, 395- ') Sahsbury, II, 336; Buckle, VI, 372. ») In 1869 (Newton, II, 413) en in 1873 (Loftus 11 , 451- engeland's moeilijkheden. 105 van dit land werd aangewezen (1873), bleef de onrust hangen. Had Rusland ook niet betuigd, dat het Khiwa niet zou annexeeren, noch het gebied der Turkomanen! De Russische generaals deden altijd anders dan de heeren te Petersburg zeiden1). En daar kwam in 1877 bericht, dat de Russen op weg waren naar Merw, en in 1878, dat een Russische missie (van generaal Stolietow) te Kaboel ontvangen was, waarop de emir in Februari 1879 zelfs een missie naar Tashkent zond *). De Russen hadden zich door den oorlog in Europa niet laten ophouden of juist dezen benut, om in Azië vijandelijk tegen Engeland op te treden. Nu achtte de Indische regeering, even eigenmachtig optredende als de Russische generaals (v.n. generaal Kaufmann), zich genoopt ook de toelating van een missie te Kaboel te eischen. Zij kreeg geen antwoord en zond toen —,-haar optreden werd achteraf door de Engelsche regeering goedgekeurd s) — een missie, die bij den Kyber-pas werd teruggewezen. Nu volgde een militaire expeditie (Nov. 1878), die leidde tot de vestiging van een Engelschen vertegenwoordiger te Kaboel (Mei 1879)^), en na het vermoorden van dezen (Augustus 1879) kwam een tweede expeditie, waarop Roberts Kaboel bezette. Hier lag nu een ruim veld voor botsingen met Rusland J de pers aan weerszijden sloeg een onvriendelijken toon aan. Al hield Rusland zich gereserveerd — Dufferin, die Doftus vervangen had als gezant te Petersburg (begin 1879) en zelf het geval heel liberaal beschouwde, gaf tamelijk geruststel. lende verzekeringen 5) —, Engeland had op dit punt van Afghanistan voortdurend het oog gevestigd te houden; in Mei 1880 gaf Skobeleff's expeditie in de richting van Merw nieuwe onrust6). En bovendien was er de zeer ongunstige stemming in de in 1877 geannexeerde Transvaal en zelfs een opstand onder de Zoeloes (1879). Dan Egypte, waar men samenwerkte met Frankrijk, zonder er aan te kunnen denken dit land hier alleen te laten, want dat zou zijn Frankrijk plaatsen op den weg naar Indië 7). Ook hier was ieder oogenblik kans op grootere moeilijkheden, zelfs met Frankrijk, omdat een vaste afspraak met dit land ontbrak 8). Houdt men dit alles voor oogen, dan begrijpt men, waarom Engeland's pohtiek er op bedacht moest zijn Frankrijk niet van zich te vervreemden. Het zou zich eéns met Rusland kunnen verbinden! Hierin hepen de belangen van Engeland en Duitschland parallel: *) Loftus, t.a.p. j hij was er overigens erg gerust op, dat de Russen niet naar Afghanistan zouden gaan (p. 47). *) ld., 196, 262—.263, 268. 8) Buckle, VI, 388 vlg. 4) „The check to Russia is complete", zegt Beaconsfield hiervan (id., 398). 5) Lyall, II, 308. 6) ld., 316 vlg. 7) Sahsbury, II, 221—332. 8) ld., 334. io6 frankrijk's houding. beide moesten voorkomen, dat Rusland en Frankrijk tot elkander /naderden, het eerste om Rusland, het tweede om Frankrijk. Maar juist hierdoor werden beide landen ook van te veel toenadering teruggehouden. De situatie voor beiden was in zóó verre verschillend, dat Bismarck in de Fransch-Engelscbe goede verstandhouding in dezen tijd geen bezwaar zag1), terwijl Engeland stellig liefst Rusland en Duitschland-Oostenrijk uit elkander hield. Daarom kon ook het tweevoudig verbond in Engeland, niet alleen door Sahsbury, met vreugde worden begroet»), omdat dit, om zijn opzet,niet ten onrechte, als tegen Rusland gericht werd beschouwd. In deze internationale constellatie komen de beide hoofdtegenstellingen, die om den Balkan en die om Elzas-Lotharingen, om ze kortweg zoo te noemen, zeer duidelijk uit. tK Ongetwijfeld profiteerde Frankrijk hiervan. Waddington s pohtiek was er op gericht zoo dicht mogehjk in voeling met Engeland te blijven3), al gaf de inmenging in Egypte in de Fransche pers wel tot schampere opmerkingen aan Engeland's adres aanleiding *). Hierbij nu vond hij veel tegemoetkoming aan de overzijde van het Kanaal, te eer misschien, omdat Sahsbury heel goed wist, dat Waddington niet heel sterk stond 6) en dat de binnenlandsche toestand toch geen krachtig optreden gedoogde, wat ook het lange uitstel in het effectief optreden tegen Tunis schijnt te verklaren»). Om het anders te zeggen: het was niet moeilijk voor Engeland en Frankrijk te blijven samengaan; het geval lijkt op dat van Duitschland en Ctostenrijk, ofschoon het hier niet bij een „onbewuste alliantie" bleef. Zijnerzijds had Frankrijk nergens anders steun te verwachten; Rusland, zagen we reeds, werd niet genoeg vertrouwd. Daarom kon ook de verhouding tot Duitschland, bevorderd als ze werd door Frankrijk's binnenlandsche verhoudingen, draaglijk bhjven. Het tot standkomen van het tweevoudig verbond wekte stellig onrust, die Bismarck niet geheel kon wegnemen door zelf te Weenen aan den Franschen gezant, onmiddeUijk nadat hij het met Andrassy eens geworden was, geruststellende verzekeringen te gaan geven7). „Extremely unpalatable" voor de Franschen noemde de Engelsche gezant te Parijs het verbond; Gambetta beschouwde het als gericht tegen Frankrijk en maakte er wonderlijke combinaties over8). Maar wat zou men doen ? Hoe ver Frankrijk en Duitschland van elkander ') Akten, III, 131 en 397*) Akten, III, 127. 3) Salisbury, II, 3r2- •) Newton, II, 178 vlg.; cf. Sidney Lee, I, 448. *) Newton, II, 164, 176, 179. 6) Hanotaux, IV, 640. 7) Id- 501- ^ x ») Newton, II, 175, 205 ; cf. Daudet, 170 vlg., en Pagès, 195- FRANSCHEN OVER HET TWEEVOUDIG VERBOND. I07 bleven staan, hoe zeer alle intimiteit onmogelijk was, de leidende Fransche staatslieden — Freycinet niet anders dan Waddington, dien hij in het einde van 1879 verving en onder wien Gambetta's invloed grooter werd — bleven bonne mine tegenover Duitschland maken, ook nadat dit Oostenrijk tot zich getrokken had. Met opzet gebruik ik deze woorden, die, op zichzelf niet geheel onjuist, de Fransche opvatting van het verbond weergeven. Bismarck, aldus St. Valher, heeft minder een alliantie met Oostenrijk begeerd dan het uitoefenen van een overheerschenden invloed op de pohtiek van de Monarchie. Op den duur, meende"hij, zou Duitschland hierdoor gelegenheid vinden in den Balkan door te._ dringen —, en tot zoo lang moest.Frankrijk gespaard worden*)! Zoo opgevat, wordt het verklaarbaar, dat de Franschen in dé alliantie, „purëment défensive sans doute, mais qui devait être rinstrument d'une politique d'action", zagen ,,un instrument d'hégémonie" a). Natuurhjk ligt hierin een kern van waarheid, omdat de alliantie ©nitschland's positie althans voor het oogenblik versterkte. Als men er maar de gedachte van losmaakt, dat Bismarck naar zulk een hegemonie bewust streefde of dat hij van de alliantie een directe politieke actie wilde doen uitgaan! De eerste lag, evenals Duitschland's groote macht zelve, alleen eenigermate in de natuur der dingen. Bismarck zelf was na zijn succes — want zóó ontwikkelde zich zijn stap tegenover Oostenrijk onmiskenbaar in het einde van 1879 — in een rose stemming tegenover Frankrijk. In het zeer merkwaardige onderhoud, dat hij in November met St. Valher had 8) en waarvan de strekking was den gezant zooveel mogelijk gerust te stellen ten opzichte van de alliantie, verstoutte hij zich zelfs Frankrijk op te sommen onder de vredelievende machten van Furopa naast Duitschland en Oostenrijk, terwijl Engeland alleen oorlogzuchtig buiten Europa was. Frankrijk verdiende bhjkbaar een pluimpje, omdat het den voeler van Rusland genegeerd had! Maar tegen Dufferin, die hem in December bezocht en ook een zeer opmerkelijk onderhoud met hem voerde 4), het hij Frankrijk uit de rij der vredelievenden weg ; wel nam hij er nu ook Engeland in op, dat alleen een enkelen keer een kleine „sporting" oorlog noodig had, en Dufferin zelf maakte de opmerking, dat Bismarck en zijn heele omgeving Frankrijk met groot wantrouwen beschouwden. Dit hjkt wel zoo waarschijnlijk en werpt ook van Duitsche zijde een goed licht op den waren aard der Fransch-Duitschè betrekkingen. Overigens is het de moeite waard op te merken, hoe weinig de Engelschman zich op Bismarck's buiten te Varzin thuis voelde : , *) Pagès, 371, 373. 2) De uitdrukking is van Pagès zelf (p. 197). s) Chaudordy, 253 vlg. •) Lyall, II, 306 vlg. io8 GROOTER VERTROUWEN IN BISMARCK. zoowel de aanleg als de ontvangst stonden hem tegen. zk>u nier met een dier kleine imponderabilia liggen, die» een toenadering van Engeland en Duitschland in den weg stonden, naast die grootere, die wortelden in het bewustzijn, dat Duitschland toch maar een heel groot land was, waarmede rekening viel te houden ? Als Bismarck zich haast het Engelsch-Eransche optreden tegen Ismaël-pascha goed te keuren, zegt Salisbury: „what conceivable motive brought bim into the matter at all" »). M.a.w. wat doet hij hier nu ook al! Het wantrouwen in Duitschland's bedoelingen was echter gedempt. Men kan het niet beter lezen dan in Russell's brieven uit 1880 en 1881 % die, met verloocherring van zijn eigen berichtgeving van 1873, nu beweerde altijd vertrouwen in Bismarck en diens vredespolitiek gepredikt te hebben en het aan Engeland weet, dat het niet tot een alliantie was gekomen, verweet zelfs, want hij zelf begeerde haar. • Misschien het allerscherpst is de Engelsche stemming gekarakteriseerd in deze uiting van Sahsbury uit Januari 18803) : „On the sound rule that you have those most whom you compete with least, Germany is clearly cut to be our ally". Zelfs onze oude vriend Oostenrijk is niet zoo geheel vrij van plannen, die dé onze kruisen, als Duitschland voor het oogenblik. „Matters will of course have changed if it should ever enter into Germany's head to desire Copenhagen or Rotterdam". Hierover wordt nog wel gesproken. Maar van zulke droomen tot de werkelijkheid is een lange stapten ondertusschen kunnen wij zonder vrees in alle dingen Bismarck s vriendschap cultiveeren. Men ziet: het wantrouwen is tot twijfel gereduceerd. De weg voor verdere ontwikkeling in vriendschappe| lijken zin lag open. ») Sahsbury, H, 353. , »).Fitzmaurice, II, 211, 212 en 228; zie ook reeds hiervoor, p. 52. ') Sahsbury, II, 373- VI. DE UITBREIDING DER DUITSCH-OOSTENRIJKSCHE ALLIANTIE. - KOLONIALE INVLOEDEN. De ontwikkeling der internationale politiek na 1871 lijkt op de uitwerking, die een steen heeft, dien men ergens in het water gooit. Kring vormt zich na kring en ze worden al wijder. In de eerste jaren na 1871 trekt de Fransch-Duitsche spanning dé meeste aandacht. Van 1875 tot 1878 is het terrein van actie de Balkan en heel Europa raakt er in betrokken; dit heeft zijn naspel in de groote gebeurtenis van 1879. Ia het begin der 8oer jaren wordt de belangstelling het meest gaande gehouden door wat buiten Europa voorvalt: het is de eerste maal, dat het nieuwe koloniale imperialisme tot wrijvingen, soms haast botsingen, van meer algemeenen aard voert dan tot dusverre voorgekomen waren ; daarnaast blijft de ontwikkehng der Europeesche verhoudingen zelf, slechts voor een gering gedeelte beïnvloed door de buiten-Europeesche dingen, voortgaan haast geheel in de lijn, die in 1879 duidelijk zichtbaar is geworden. Het koloniale imperialisme als verschijnsel op zichzelf zal ons •hier niet lang bezighouden. Het komt omstreeks 1880 niet plotseling uit de lucht vallen; het is de resultante van de groote economische en technische ontwikkehng der 19e eeuw. Waar het op aankomt, is, dat Engeland, in de eerste helft der 19e eeuw haast onbeperkt meester op economisch en koloniaal gebied en waar de moderne industrieele beweging het eerst tot groote ontplooiing gekomen was, met ernstige concurrentie te kampen krijgt. Frarücrijk, dat al meedeed vóór 1870, Duitschland, dat vooral daarna zich reuzesnel ontwikkelde, in de verte ook Italië, doen zich buiten Europa meer gelden, en bovendien is er de Russische expansie in Azië, die, ofschoon grootendeels door andere motieven beheerscht, heel dreigend is. Al deze landen vragen afzetgebieden voor hunne producten en gebieden, waar ze grondstoffen voor hunne nijverheid kunnen vinden. Vooral om Afrika, het grootendeels nog onverdeelde en pas geëxploreerde land, dringen de belanghebbenden op elkander m. In Engeland zelf laat de nieuwe toestand zijn invloed goed merken in de behoefte aan een krachtige buitenlandsche politiek, die zich meer doet gelden in de algemeene internationale dingen dan sedert de 5oer jaren gewoonte was geworden. De conservatieve IIO INVLOED VAN HET NIEUWE IMPERIALISME. oartii onder leiding van Beaconsfield heeft deze behoefte opgevange^oSschrevL de uitwerking er vanreeds. Spoedig m de 8oer laren leverden de stichting der Impenal federation^league (1884) en de stijgende belangstelJing in het „Empire" als geheel (blijkende de veel opgang makende boeken van Dilke enSfeeley) er meuwe, omniskenbaJe bewijzen van. De liberale parti] bleef onder GladsWs kiding bewust anti-imperialistisch, zonder zich overigens geheel aan den invloed van het nieuwe te kunnen onttrekken Beaconsfield's val in April 1880 hangt.stellig voor f^eelsamenmet den tegenzin van vele Engelschen in de velerlei kolonialejakta nemingen, die door Dizzy's bewind werden begunstigd. Gladstone Welde consequent door de missie uit Kaboel terug te trekken en, ook onder den dwang van den opstand der Boeren *e Transvaal te desannexeeren, al het men die met geheel los. Wanneer MOTley in 1884 zegt: „the national temper was stdl as hosrile to all expansion at when it cast out Lord Beaconsfield' ' dan moet men zander de waarheid hiervan geheel te betwisten, ook erkennen, dat de feiten Engeland in een andere richting dreven. ^ Steffig ï het voor de Engelsche opvatting kenschetsend dat men nufalde nieuwe concurrenten niet gaarne zag komen, ^nder^chter forsch tegen hen op te treden. Dit geldt zoowel voor Frankrijk als > v^TDuftschland. Engeland heeft Frankrijk aangeveegd naar Tunis te gaan, al kon het dit niet in het openbaar doen *}. Het heert de^ranfete samenwerking, in Egypte zelfs „condornmuim genoemd geaccepteerd. Alleen als Frankrijk, onder Ferry s leiding , Sn koloniale vleugels erg breed uitslaat, beginnen er verontruste *Semmen op te gaan. Het heeft, toen Bismarck bewust den koloSakn weg opging, dit niet met alle macht tegengehouden, maar | gevraagd,^hoe verre het in overeenstemming was te brengen met 1 de Engelsche belangen. Gladstone drukte het aldus uit*), elke Duitsche eisch moest op een billijke wijze behandeld worden, „but - we had our own colonial communities to consider . Frankrijk's eerste forsche koloniale stap is het ingrijpen m Tunis, geweest De relatieve zwakheid der elkander opvolgende nunisterielTdert 1879 eenerzijds wordt als reden van het lange uitstel £™ genoemd. Anderzijds ligt de reden in den afkeer van koloniale ondernemingen bij een deel van het Fransche volk, ook voortM SStenSnrees, dat dit de aandacht van den Rijn zou afleiden Ckmenceau vertegenwoordigde deze opvatting ^ z^rst enjg gaf daarmede blijk de groote beteekenis van de voor Frankrijk's toekomst even zeer te onderschatten als Bismarck, i) Becanse we must avoid giving away other people-s P™P«ty without tneir consent", zei Sahsbury (II, 334)- - Granvdle SahsWs opSger Thet kabinet-Gladstone, was overigens met zóó tegemoetkomend (Newton, II, 241). ») Morley, III, 122 ; cf. Fitzmaunce, II, 337- FRANKRIJK IN TUNIS. CII toen bij Frankrijk aanmoedigde den kolonialen weg op te gaan. Jules Ferry heeft eindelijk, na lange voorbereiding, de beslissende daad ten opzichte van Tunis gedaan door het Bardo-verdrag (12 Mei 1881) aan den Bey op te dringen. Hoe teer deze handeling was, blijkt uit de sterke oppositie, die Ferry ten val bracht (November 1881), zoodra er moeilijkheden in Tunis loskwamen. Maar het protectoraat werd niet ongedaan gemaakt en na korten tijd kreeg Ferry een nieuwe kans. Frankrijk, moet men niet vergeten, is nog altijd1 bezig zich te .herstellen en zijn nieuwen weg te zoeken, en daarbij is heen en weer dobberen haast onvermijdelijk. Vergemakkelijkt werd de heroprichting door de begunstiging zoowel door Engeland als door Duitschland. Zonder de, overigens niet belangelooze, gunstige gezindheid van het laatste zou de vestiging van het protectoraatx) niet mogelijk zijn geweest; daarom verdiende Bismarck den dank, dien Barthélemy-de St. Hilaire, als minister van buitenlandsche zaken, hem brachta). w De bezetting van Tunis heeft, zooals algemeen bekend is, een grooten directen invloed op de internationale verhoudingen gehad : in de pohtiek van Italië. Deze invloed bestaat onmiskenbaar, maar men moet zich voor overdrijving hoeden. Het was na het tot stand komen van het tweevoudig verbond in de internationale politiek erg rustig. In 1880 heeft te Madrid de Marokko-conferentie plaats, zonder dat zich wrijvingen van beteekenis voordoen. Evenmin is dit het geval op de conferentie van Berhjn, in hetzelfde jaar, over de zaken van Griekenland. Bij beide gelegenheden is de koers van de Duitsche politiek er op gericht zooveel mogelijk evenwijdig te gaan met de Fransche*). Of nu Griekenland zijn uitbreiding, die het ih 1881 eindelijk kreeg, het meest aan Freycinet, tijdens wiens ministerie de Berhjnsche conferentie daagde 4), dan wel aan Gladstone dankte, mogen we in het midden laten. Stellig had Gladstone krachtiger optreden tegen Turkije gewenscht en zelfs een bezetting van Smyrna overwogen *), maar bij had hiertoe geen steun gevonden bij Duitschland en Oostenrijk, en ten slotte ook niet bij Frankrijk, omdat dit Turkije met het oog op de toen nog aanstaande bezetting van Tunis wilde ontzien6). Bij Bismarck bemerkt men inderdaad in dezen tijd een iets sterkere neiging, om Turkije te sparen, dan eenige jaren vroeger: er waren een twaalftal Duitsche ambtenaren in Turkschen dienst en de sultan vroeg vol- ') In Januari 1879 had Bismarck St. Valher opnieuw van Duitschland's mstennning verzekerd (Pagès, 192 ; cf. Akten, III, 389) ; nogmaals in Mei 1881 (Daudet, 210). ') Akten, III, 400. *) Akten, III, 398 en 393 ; cf. Pagès, 193. *) Freycinet, 118; cf. Akten, IV, 15, en FJliot, I, 206 vlg. s) Morley, III, 8 vlg.; Fitzmaurice, II, 221 vlg. en 226—227'. EUiot, I, 198; Akten, II, 17. ucl naiuu-veiuiag mei 10c eer deze handeling was, blijkt 1 n val bracht (November 188 loskwamen. Maar het proted b en na korten tijd kreeg Fei men niet vergeten, is nog alt: iwen weg te zoeken, en daarbij rmijdelijk. Vergemakkelijkt we iging zoowel door Engeland i rigens niet belangelooze, gunsti vestiging van het protectoraat n verdiende Bismarck den dar als minister van buitenlandse zooals algemeen bekend is, e ;rnationale verhoudingen geha loed bestaat onmiskenbaar, ma loeden. van het tweevoudig verbond in n 1880 heeft te Madrid de Mare zich wrijvingen van beteekei al op de conferentie van Berli n Griekenland. Bij beide gelege ie pohtiek er op gericht zoovi e Fransche 8). Of nu Griekenla dehjk kreeg, het meest aan Fre Berlijnsche conferentie daagde gen we in het midden laten. St treden tegen Turkije gewensc overwogen *), maar hij had hi< hland en Oostenrijk, en ten slol urkije met het oog op de toen n wilde ontzien6). Bij Bismar tijd een iets sterkere neiging, c 1 vroeger: er waren een twaalf n dienst en de sultan vroeg v 112 BALKAN-REGELINGEN. gens Russell meermalen raad te Berlijn1). Maar het gelukte dan toch de Balkan-regelingen, voortvloeiende uit den vrede van Berlijn — ook de uitbreiding van Montenegro met Duleigno na een weinig beteekenende vloot-demonstratie (1880) — haar beslag te doen krijgen, waarmede eenige kleine brandhaarden werden opgeruimd. Stellig heeft Bismarck met zijn contiliante politiek hiertoe veel bijgedragen, en ook door de hooge positie, die bij in Europa als van zelf meer en meer ging innemen*). „Ik wenschte voor een dag Duitsch kanselier te wezen", verzuchtte Russell in 1880, toen hij een krachtiger optreden tegen Turkije wenschelijk achtte, en de verzuchting is typeerend voor de immanente macht, die de kanselier bezat. Napoleon was nooit machtiger, overdrijft Granville's biograaf naar'aanleiding van zulke uitingen. Wat dichter bij de waarheid bleef Russell zelf, toen hij schreef3) : „At St. Petersburg bis word is gospel, as weil as at Paris and Rome, where lus sayings inspire respect and nis silence apprehension". Is het wonder, dat een Duitscher dan zegt, dat Bismarck er naar streefde zich onontbeerlijk te maken en zoo de rol van arbiter mundi te spelen *)! In elk geval ging het Bismarck zeer voor den wind omstreeks 1880. 7 Zoowel Rusland als Italië vroegen Duitschland's bondgenootschap : beide landen waren door de kracht, in 1879 ontwikkeld, aangetrokken geworden. «r,&l'3L*.l£ Inderdaad was de Russische pohtiek van toenadering tot Dmtschland na de plotselinge zwenking in September 1879 doorgezet. Er werd te Divadia een heel hervormingsplan opgezet, waarvan herstel van het financieel evenwicht, de schepping van een vloot m de Zwarte Zee en een entente met de naburen de voornaamste punten waren, — als voorbereiding tot „ons eenig doel" : Constantinopel en de zeeëngten 6). ... Rusland voelde zich geïsoleerd, nu de voelers naar FrarüaiUc en Italië mislukt waren, terwijl met het eerste land in 1880 zelfs een incident ontstond door de weigering van de Fransche regeering, om een socialist (Hartmann), beschuldigd van een aanslag op het leven van den czaar, uit te leveren "). De verhouding tot Engeland M Pitzmaurice, II, 215. ') Lyall II 6 en cf. Akten, IV, 26 vlg. Dat de sultan in zake Griekenland ten slotte op een wenk van uit Berlijn zou hebben toegegeven, zooals Pitzmaurice, II, 220, zegt, schijnt met bewezen; cf Akten IV, 24, noot, maar ook EHiot, I, 231 vlg. — Volgens Corti, 117', heeft Turkije in 1881 een verbond aan Duitschland voorgesteld. s) Pitzmaurice* II, 217; Newton, II, 229. * Rachfahl 346.' — Goschen, die hem in 1881 bezocht, vond hem „as big as my fancy had pauited him, and my expectations were entirely fuifilled" (Elliot, I, 208). ■ *) Goriainow (A.H.R.), 32°-' «) Pitzmaurice, II, 207. ïstratie (1880) — haar beslag ieine brandhaarden werden opj :t zijn contiliante pohtiek hierl iooge positie, die hij in Europa 1 men'). „Ik wenschte voor een d rzuchtte Russell in 1880, toen 'urkije wenschelijk achtte, en mmanente macht, dié de kansel ger, overdrijft Granville's biogn en. Wat dichter bij de waarh f s) : „At St. Petersburg bis w< L Rome, where rus sayings insp ion". Is het wonder, dat een Di naar streefde zich onontbeerlijk mundi te spelen*)! eer voor den wind omstreeks 18 ï Duitschland's bondgenootschï it, in 1879 ontwikkeld, aangetr litiek van toenadering tot Duits in September 1879 doorgezet, mingsplan opgezet, waarvan 1 , de schepping van een vloot in e naburen de voornaamste pun „ons eenig doel" : Constantinc d, nu de voelers naar Frank met het eerste land in 1880 z igering van de Fransche regeeri schuldigd van een aanslag op en e). De verhouding tot Engel IV, 26 vlg. Dat de sultan in ; nk van uit Berhjn zou hebben 220, zegt, schijnt niet bewe; jok Elliot, I, 231 vlg. — Vol oo« TlTiïtBrlilatlH v RUSLAND ZOEKT DUITSCHLAND. 113 wasüchtelijkgespannen1). Zoodra babourowin Januari iööo dennitief als gezant te Berlijn gevestigd was (als opvolger van Oubril), bleek het, dat hij zou voortgaan in de richting, bij zijne vroegere bezoeken aan Bismarck reeds aangewezen. De Rus en de Duitscher vertrouwden elkander eigenlijk heeleiflaal niet *), maar zij kwamen toch heel spoedig op dreef. Volgens Sabourow zou Bismarck reeds bij hunne ontmoeting in September 1879 te Berlijn gezegd hebben, dat de driekeizersbond het eenige systeem was, om een maximum van stabiliteit voor den Europeeschen vrede te vestigen 8). In elk geval kwamen de beide heeren in Januari 1880 op vasteren bodem. Bismarck noemde de handhaving van den vrede van Berlijn en het voortbestaan van de Monarchie als grondslagen voor èen nieuwe toenadering. Sabourow aanvaardde dit niet direct, zonder,het overigens af te slaan; hij bracht de garantie van het verbod van doorvaart van oorlogsschepen door de zeeëngten als een begeerenswaardig object voor Rusland ter sprake en moet het aangenaam hebben gevonden, dat Bismarck hem grif verzekerde, dat Duitschland in een Russisch-EngelschemjOoric^jtói den Balkan neutraal zou blijven «). Een oogenblik dook bij de i Slws het oude idéé van een '„Trutz-und-Schutz-Bündnis" op en Bismarck, die dit afwees onder herinnering aan het in 1876 voorgevallene, kwam zelfs met z'n parade-paard van een defensieve alliantie tegen Frankrijk op de proppen6). Maar in het eerste ontwerp van een overeenkomst, dat Sabourow opstelde6), was van zulke wijdgapende plannen geen sprake. Wel van een garantie van Oostenrijk's bezit op den Balkan en van Rusland's vordering van een grooter Boelgarije en betreffende de zeeëngten *) — dit laatste natuurhjk een terugslag op Engeland's verklaring hierover te Berhjn en als zoodanig een winst van Rusland op Engeland. Reeds in Maart 1880 kon Sabourow de instemming van Alexander II met deze punten mededeelen ■) en hierin ligt dan ook de hoofdzaak van wat de driekeizersbond van 1881 is geworden; Rusland kreeg er een kleine revanche voor het échec van 1878 in en dit moet de wederopvatting van de oude pohtiek te gemakkelijker hebben gemaakt. De ommekeer werd zóó eclatant, dat Gortsjakow, toen hij in Juni 1880 Berlijn passeerde, kon zeggen : „alle kiem van wantrouwen tusschen Duitschland en Rusland is *) Freycinet, 112 vlg. *) Rachfahl, 350, en Sabourow in Nin. Cent. 1917. p- irr.9. 3) Nin. Cent., t.a.p., p. 117,; cf. Fester in Grenzboten 20 April 1921, 56 vlg. _< * , ( ' .,».\> 4) -Akten, III, 141—143. •*) ld., 146. •) Hierover gaf Sabourow een* afzonderlijk memorandum óver (id., 143). ') Volgens Sabourow zelf; maar volgens Akten, III, 147, kwam de instemraing pas in Augustus; cf. Grenzboten, t.a.p., 61. Europa in Bismarck's Vredespolitiek. * * ii4 haymerle's politiek. verdwenen *), een van de overdrijvingen overigens, waaraan deze Rus zich dikwijls bezondigde. Hij had in zijn ouderdom niet veel invloed meer ; Giers begon hem meer en meer te vervangen en deze stemde met de pohtiek van toenadering tot Duitsclüand geheel in. Schuwalow, die althans niet tegengewerkt zou hebben *), was einde 1879 uit Londen teruggeroepen en verloor zijn invloed. Niet zoo toeschietehjk als Duitschland was Oostenrijk. Hier nam Haymerle sedert October 1879 Andrassy's plaats in. Hij zette diens pohtiek voort, eerst met een naar Bismarck's zin wat te groote voorliefde voor Engeland ""j, maar deze bekoelde merkbaar, nadat Gladstone zich in een verkiezingsrede zeer onvriendelijk over . Oostenrijk uitgelaten had *): het had, zeide hij, in de 19e eeuw eigenlij k allen vooruitgang in den weg gestaan; daar is geen plaats op de heele kaart, waarop ge uw hand kunt leggen en zeggen : „There Austria did good". Zelfs Rusland werd der Monarchie ten voorbeeld gehouden : het was ook de vijand van „freedom", maar het had althans „Slavonic freedom" begunstigd. Toen Gladstone kort daarna opnieuw premier werd, gaf hij op aandringen van Karolyi, toen gezant te Londen, wel een verklaring, dat hij op onjuiste inlichtingen was afgegaan, maar hij had eerst van Oostenrijk de verklaring geèischt, dat dit geen verdere uitbreiding op den Balkan zocht 6). Het incident was daarmee gesloten, maar had toch groote symptomatische beteekenis; want het bewijst, dat Engeland onder het nieuwe kabinet in sympathie verder van Oostenrijk, en/ natuurlijk even goed van Duitschland, af stond dan onder Beacons-| field in diens laatsten tijd. Maar ofschoon Haymerle niets van Engeland te wachten had, Rusland opnieuw benaderen deed hij ook niet gaarne. Een brief van Alexander II aan Frans Jozef uit Maart 1880, aandringende op een aaneensluiting tegen de machten, die de beschaving bedreigden 9), bleef zonder uitwerking. Trouwens, ook Andrassy zou stellig niet van harte aan een nieuwen driekeizersbond medegedaan hebben, en zijn tegenstand ware meer te duchten geweest, omdat Haymerle hem in kracht en handigheid lang niet evenaarde. Bismarck vond zijn nieuwen Oostenrijkschen collega na een onderhoudt met hem te Friedrichsruhe in September 1880, Waar het Russische) voorstel a fond besproken werd, „so unbestimmt und unentschie-1 den", dat hij zijn gedachten moeilijk had .kunnen volgen7). Tent ') Daudet, 205. ') Maar cf. Corty, 72. 3) Hiervóór, p. 104 noot 4. *) Pitzmaurice, II, 200—201. *) ld., 203—205; Morley, III, 8, en cf. Rothfels, 64. «) Corty, 85. 7) Akten, III, 149; cf. 170, 175 ; ook Sabourow in Nin. Cent., 1918, p. 66. OOSTENRIJK OP DEN BALKAN. 115 slotte had Bismarck op hem meer invloed dan op Andrassy : dat hij de Russische aanbiedingen met geheel afwees, grondde hij hierop, dat hij genoeg vertrouwen had in Bismarck om te gelooven, dat door djt verdrag niets tegen Oostenrijk's belang zou geschieden. Maar uitstel bewerkte hij toch wel: door zich te beroepen op de aanstaande samenkomst der delegaties, die eerst voorbij moest zijn, ook door opheldering aangaande allerlei punten te vragen, en zijn wantrouwen betuigde bij door te wijzen op de houding van Rusland op den Balkan, waar het Oostenrijk overal tegenwerkte. In December was hij eigenlijk nog niet tot een vast besluit gekomen 1). Het is niet zoo onbegrijpelijk. Wat beoogde de Monarchie eigenlijk op den Balkan, nu ze door de bezetting van Bosnië en Herzegowina een goede rugdekking had verworven ? Heeft dit eigenlijk wel eenigen Oostenrijkscben staatsman duidelijk voor oogen gestaan? Andrassy zou eenmaal gezegd hebben : „het doel onzer Balkanpolitiek gaat veel verder dan Bosnië, het wil de Westelijke helft van den Balkan neen ! niet veroveren, maar duurzaam onder onzen Invloed brengen". Maar dit getuigenis, pas in 1913 overgeleverd2), is met den aard van Andrassy's pohtiek eigenlijk wel zeer in strijd. Haymerle heeft er zich over beklaagd, dat Rusland Oostenrijk de vrije hand niet wilde laten in het Zuid-Westen van den Balkan, ofschoon hij in de onderhandelingen met Italië zei, dat Oostenrijk in het geheel geen verdere uitbreiding op den Balkan zocht 3). Indien deze tamelijk vage uitingen een reëelen ondergrond hebben gehad, waarom heeft geen Oostenrijksch staatsman dan Bismarck'sj idéé, dat met de den kanseher eigen klaarheid meermalen voorge-' dragen is geworden *) en dat er op uitliep, om den Balkan in een Oostelijke en een Westelijke invloedssfeer te verdeelen, resp. voor Rusland en voor Oostenrijk, nooit au sérieux genomen ? Men moge de idéé zelf te theoretisch en ook daarom onuitvoerbaar achten, zij kwam toch geheel overeen met de overigens vrij vage wenschen van Andrassy en Haymerle. Maar Oostenrijk zelf was er het land niet naar, om zulk een pohtiek te kunnen .verwezenhjken: de greep naar Saloniki, aan de Oostenrijksche politiek zoo dikwijls toegedicht, is niets dan een legende. Stellig* zal ook de vrees, om Rusland te Constantinopel de baas te zien worden, wat de consequentie van Bismarck's plan was — „ik ben de eerste staatsman, die dit anders inziet", zei hij tot Sabourow — en door hem ook werd aanvaard, den Oostenrijkschen afkeer er van versterkt hebben. Welnu! dit ') Akten, III, 149—151. . ') Medegedeeld door Von Plener in het Heerènhuis (Sosnosky, II, 19); cf. Friedjung, 103. J) Sosnosky, n, 66 (naar Crispi, 123). *) Cf. biervóór, p. 61 vlg. Het eerst heel duidelijk in 1880 tegenover Sabourow : Nin. Cent., 1918, p. 68. n6 ALEXANDER III. bewijst alleen al, dat men niet ernstig over de Westelijke helft van den Balkan gedacht heeft;" want, zonder de Russen te Constantinopel toe te laten, zouden de Oostenrijkers zelf, onder welken vorm ook nimmer te Saloniki komen! De meest timide staatsheden van Europa noemde Bismarck de Oostenrijksche in zijn onderhoud met Sabourow: hier droeg het staatsbeleid al heel dmdehjk de sporen van het land zelf, waarvan het uitging. . Onder invloed van Bismarck's wenschen kwam Haymerle m net laatst van December een heel eind over de brug. Tegenover een eventueele vereeniging van Boelgarije en Oost-Roemehe eischte bij het recht van annexatie van Bosnië, de Herzegowina en het sandsjak voor Oostenrijk op, en goedig ried hij aan er niet al te veel bij te halen, want dan zouden de tegenstellingen maar des te sterker uitkomen1) ! Toen kwam men spoedig verder. Rusland, door Bismarck geheel ingelicht over Oostenrijk's houding, machtigde Sabourow op grond der gehouden besprekingen toe te slaan. Een ontwerpverdrag werd in onderling overleg van Sabourow en Bismarck opgesteld en 17 Januari 1881 naar Weenen gezonden. Hier werden nog eenige bezwaren geformuleerd. Ook eischte Haymerle een verklaring, dat het Düitsch-Oostenrijksche verbond intact zou blijven bestaan, die Bismarck gaarne gaf2). Nog was het einde niet bereikt, toen de verschrikkelijke moord op Alexander II plaats had (13 Maart). Alexander III, een geestelijk zeer beperkt man, van zeer autoritaire neigingen, aanvaardde de regeering onder hoogst bezwarende omstandigheden8). Hij koerste in de binnenlandsche pohtiek al spoedig in de richting van de conservatieven, zette Doris Melikow op zij en nam Ignatiew als mmister van binnenlandsche zaken*): dat beteekende de gewelddadige bestrijding van het nihilisten-gevaar, dat trouwens onduldbaar was geworden. Maar in de buitenlandsche pohtiek hield deze man, ofschoon verdacht van pan-slavistische sympathieën en als geen vriend van Duitschland te zijn, aan de door zijn vader gewezen richting vast. Giers bleef invloedrijk en volgde Gortsjakow bij diens overlijden (1882) op. Even nam de Russische politiek een breedere allure aan : 30 Maart noodigde een Russische circulaire de mogendheden uit tot het houden van een conferentie ter bestrijding jan de krachten, welke de sociale orde bedreigden; maar deze geste bleet een slag in de lucht, omdat Engeland en Italië weigerden mee te doen en Frankrijk er zich af maakte met het voorstel, om tot het sluiten van uitleveringscontracten over te gaan «). Ten slotte Weel alleen de verklaring over, dat Alexander III met alleen uit „Ver- ») Akten, III, 153- *) id., in, 165. 3) Zie vooral Corty, 113 vlg. en 154 vlg. *) Cyon, 116 ; Daudet, 258. 5) Daudet, 234 vlg. DE NIEUWE DRIEKEIZERSBOND. 117 machtnis van zijn vader, maar ook als uitdrukking zijner eigen opvatting1), het aangaan van den driekeizersbond voorstond. Het duurde — om bezwaren van den nieuwen Keizer tegen het aan Oostenrijk toe te kennen recht, om ook het sandsjak te mogen annexeeren, welken eisch Oostenrijk dan ten slotte ook liet vallen — tot 18 Juni 1881, vóórdat de onderteekening kon plaats hebben. Bismarck was over de „wenig geschickte und noch weniger staatsmannische Behandlung der Sache" van de zijde van Haymerle, die kort te voren over een Oostenrijksche memorie in zake de Dmtsch-Oostenrijksche onderhandelingen over een handelsovereenkomst aan scherpe kritiek van Duitschland was blootgesteld geweest, zeer ontstemd *•). ■ De nieuwe driekeizersbond *) is geen defensieve alhantie, maar een vriendschapsverdrag, gesloten voor drie jaar ; raakt een Her drie mogendheden rritet een vierde in oorlog, dan zullen de A beide andere een welwillende neutrahteit in acht nemen ; dit gold bok voor een oorlog van een der drie met Turkije, maar dan zou eerst een prealabel accoord over de resultaten van den oorlog gesloten moeten worden. Van onderlinge ondersteuning is geen sprake. Hier is dus eenige gehjkenis met de verbonden van 1873. Maar het verschil ligt in de bepalingen over den Balkan, die aan dezen bond van 1881 zijn grootere beteekenis verleenen. Hier is de handhaving van den vrede van Berlijn de grondslag : hierin zullen geen veranderingen geduld worden dan krachtens een gemeenschappelijke overeenkomst van hen drieën. Rusland vond zijn wensch bevredigd betreffende het Europeesch en verbindend karakter van de sluiting der zeeëngten ; de drie mogendheden zouden er voor waken, dat Turkije'hierop geen inbreuk toeliet ten gunste van eenige regeering; geschiedde dit toch, dan zouden ze Turkije waarschuwen dit als een casu belh voor de „partie lésée" te zullen beschouwen; in dit geval zou de integriteit van het Turksche gebied niet verder ontzien behoeven te worden. In een protocol, aan het verdrag toegevoegd, werd aan Oostenrijk het recht toegekend Bosnië en de Herzegowina te annexeeren op het oogenblik, dat het hiertoe gunstig zou oordeelen. ■•De vereeniging van Oost-Roemehë en Boelgarije zou geen bezwaar ontmoeten, indien deze op de proppen kwam door de kracht der dingen („venait a surgir par la force des choses"). De drie mogendheden zouden er èn ten opzichte van de Porte èn ten opzichte van Boelgarije, dat weerhouden zou worden van een aanval op Macedonië, naar streven hun den vrede te doen bewaren. Het valt niét te ontkennen, dat deze driekeizersbond meer positieve waarde heeft dan zijn voorganger. Hij ruimde meer kwesties mit den weg, vooral door de bepalingen over den Balkan. Maar aan >) Akten, III, 166 ; cf. Cyon, 48. J) ld., 172 en 175 ; cf. Grenzboten, t.a.p., 65. J) ld.. Ut, 176; Pribram, 11. n8 BOELGAARSCHE MOEILIJKHEDEN. den anderen kant: een verdrag is afhankelijk van den geest waarin het gesloten wordt, en deze was nu veel slechter dan in 1872; de oude vertrouwelijkheid tusschen Duitschland en Rusland keerde niet terug *). Bismarck legde er tegenover Haymerle den nadruk op, dat het beter was een verbond met Rusland te hebben dan geen. Het oorlogsgevaar werd in er elk geval door verminderd. Het was al van beteekenis, dat het „unbotmaszige" deel van Rusland aan invloed had verloren, meende hij ook*). Preventief dus oordeelt hij de beteekenis van den bond, en inderdaad heeft hi] geen hoogere waarde, maar in Bismarck's systeem beteekende dit al heel veel Dat de overeenkomst eenigermate een „pointe tegen Engeland had, schijnt hem niet gehinderd te hebben - °Pm^eea^f' dat de Oostelijke oriënteering hem toch nader aan het hart lag dan . de WestelükelDe bond had grootere beteekenis kunnen krijgen, ware hij het uitgangspunt geworden voor een definitieve regeling van O^tenrijk'! en Rusland's belangen op den Balkan. Maar juist hiervan is niets terechtgekomen. Het bleef bij een ontmoeting van Alexander III en Wilhelm I te Danzig, waar men zeer voldaan •scheidde, zonder overigens iets wezenlijks te hebben gezocht ). ' Dit hing ook eenigermate samen met de ontwikkehng van de zaken op den Balkan. Al slaagden de mogendheden er m de m het veïSag van Berlijn opengelaten kwesties te regelen, ^eerschte toch voortdurend een groote mate van onzekerheid. Bepaaldehjk goldt dit de toekomst van Boelgarije. Hier was Alexander van Batenburg in April 1879 tot vorst gekozen. Hij was een neef van Meander II en vooral door Rusland gepousseerd. Zijn vader had ook in Engeland, Duitschland en Oostenrijk goede relatien. Kortom, ÏÏj kofïï Éuropeesch compromis dienen-). Maar de Russische heerschzucht verdroot den Boelgaren spoedig en Alexander, clie zijnerzijds over de arrogantie der Russische ambtenaren en officieren, die de zaken in Boelgarije op pooten hadden gf ^;k^eJ' geraakte tusschen hamer en aambeeld. Het verdroot Rusland, dat Boelgarije niet een voorpost van het Russische rijk wilde worden end! steniming te St.Petersburg werd aan Alexander heel gauw rmnder guïstig. Vooral bij Alexander III ^te zich^t ennu^ . ver Haymerle den nadruk op, Rusland te hebben dan geen. 'al door verminderd. Het was iszige" deel van Rusland aan ak*). Preventief dus oordeelt derdaad heeft hij geen hoogere 1 beteekende dit al heel veel. ;en „pointe" tegen Engeland ebben — opnieuw een bewijs, »ch nader aan het hart lag dan eteekenis kunnen krijgen, ware c een definitieve regeling van a op den Balkan. Maar juist t bleef bij een ontmoeting van nzig, waar men zeer voldaan zenlijks te hebben gezocht*). met de ontwikkeling van de e mogendheden er in de in het ivésties te regelen, er heerschte van onzekerheid. Bepaaldehjk Hier was Alexander van Batozen. Hij was een neef van Aleepousseerd. Zijn vader had ook mrijk goede relatiën. Kortom, dienen4). Maar de Russische ren spoedig en Alexander, die SERVIË S VERBOND MET OOSTENRIJK. 119 annexatie van Bosnië en de Herzegowina, die, ofschoon niet noodzakelijk van de vereeniging afhankelijk, toch begrijpehjkeroijze steeds in verband hiermede gedacht is (en — ten slotte — in 1908 tegelijk met de definitieve aanhechting van Oost-Roemelië bij Boelgarije haar beslag heeft gekregen). Het blijft voor de onzelfstandigheid der Oostenrijksche buiten landsche pohtiek overigens een merkwaardig symptoom, deze gang van zaken. Had Oostenrijk nu doorgetast, niemand zou het in den weg zijn getreden. Ook Servië niet. "~~De buitenlandsche,pohtiek van vorst Milan Itf in deze jaren is een der zonderlingste dingen, die men op dit gebied aantreft. Ontevreden, naar hij zeide, over Rusland's houdi|ig te San Stefano, zich miskend achtende, omdat Rusland Boelgarije nu als bescher- t meting aangenomen had, zocht hij uit alle macht toenadering tot Oostenrijk1). En dit, niettegenstaande de stemming in Servië zonder twijfel de Monarchie niet gunstig gezind was: de bevolking zag in de occupatie van Bosnië en de Herzegowina de schipbreuk der Groot-Servische idée. De radicale partij, met Jovan Ristic aan het roer, gaf hieraan uiting en belemmerde de onderhandelingen met Oostenrijk over een handelsverdrag ten zeerste. In 1880 vroeg Oostenrijk zelf door middel van Bismarck, of Rusland op Servië niet wat kalmeerend kon werken ; maar Sabourow antwoordde : „Serbia is the sole judge of her own interests" 2). Toen tastte Oostenrijk, dat zeker was van de sympathie van den vorst, alleen door en bracht door een dreigende nota Ristic ten val *). Het nieuwe ministerie aanvaardde Milan's buitenlandsche pohtiek. In het voorjaar van 1881 kwam een handelsverdrag tot stand en na een reis van Milan naar Weenen, Berlijn en St. Petersburg (waar hij heel koel ontvangen werd), sloot de vorst 28 Juni van hetzelfde jaar een nauw verbond met de Monarchie. Wij behoeven het niet in z'n geheel ) te ontleden. Het volgende karakteriseert den inhoud voldoende : Het land zou, wanneer de gelegenheid zich voordeed, gebiedsuitbreiding naar het Zuidten kunnen krijgen. Maar geen propaganda tegen Oostenrijk zou in Servië geoorloofd wezen. Ja ! het land zou geen pohtieke verdragen niet andere landen mogen sluiten. Het is waar : deze laatste bepaling werd, op verlangen van ■ twee der ministers, uit het verdrag gelicht, waarin Oostenrijk onwillig toestemde, maar de Koning beloofde toen bij eigen verklaring, dat hij er zich toch aan zou houden. Een buitengewoon onwaardig bedrijf van dezen vorst, dat aan handehngen als die van Karei II van Engeland herinnert! Maar .') Hiervoor en voor het volgende; Pribram in Hist. Matter I 467, 481- "■) Nin. Cent. 1918, p. 64. 3) Akten, III, 355 (17 Oct. 1880). *) Pribram, I, 18; cf. Hist. BI., t.a.p., 464. 120 BETEEKENIS HIERVAN. tegen den grooten broeder in elfe zei, dat bij ,,ce foutre pa] t om z'n zoon moest Wijven! I deze onderhandelingen stond Szechêhyi gewaarschuwd te h " ten opzichte van Servië een nnen maken»). Heel veel plezie rviele pohtiek niet, behalve vo m ter wille, toen hij den konij p hem ook wel bij financieele m gebiedsuitbrdding (1882) vv landsche pohtiek aanleiding t tderdanen. Omgekeerd maakte s verzekering, dat het verboi van Bosnië en de Herzegowin; iet Noorden te kennen gaf, " gaarne zou verlaten x), als smarck, die overigens geheel i schijnt den Oostenrijkschen aben, dat een „Ausnützungsngunstigen indruk in Europa ,stand in Bosnië uitbreekt, die Oostenrijk heel wat moeite de *), zorgt Milan stipt voor de handhaving der neutraliteit, e Russische regeering bleef neutraal. Maar de redevoeringen eneraal Skobelew6), bekend als overwinnaar der Turko1, die een opruiende, panslavistische tendenz hadden, ;n tezelfder tijd duidelijk, hoe de stemming buiten regeeringsn was. e alleszins belangwekkende ontwikkeling der internationale idingen gaat geheel buiten de koloniale impulsen om. Invloed eze laatste merkt men alleen in de onderhandelingen van lilanrl pn OostetiriiV met Italië, die echter al van 1880 ernstig ag waren. ië had na 1870 geen rol van 1 ;k kunnen spelen, zooals ik r< [n 1877 had Crispi een ernsti e verbinding met Duitscblan et initiatief hiertoe van Duits tuitenge woon sterke staaltjes van rolgens een mededeeling van d teekenis in de internationale ds een paar maal opgemerkt ; poging gedaan zijn land in te brengen en volgens hem dand uitgegaan •). Bismarck, lan's cynisme geeft Corti, 174 vlg. Hainal op een lezing in Den van her Comité tot het instel- ;ungen van ait ^onuue, jan.—üiaaii 331- Oostenrijk kan de waarae er van Dezwaamjis. uuog ucuucu «Km^cslagen. Hoe te vertrouwen op een vorst, die niet alleen „tiefe Abneigung" tegen den grooten broeder in het Noorden te kennen gaf, maar zelfs zei, dat hij „ce foutre pays" gaarne zou verlaten % als hij niet om z'n zoon moest blij ven! Bismarck, die overigens geheel tl buiten deze onderhandehngen stond, schijnt den Oostenrijkschen gezant Szechényi gewaarschuwd te hebben, dat een „Ausnützungspolitik" ten opzichte van Servië een ongunstigen indruk in Europa zou kunnen maken *). Heel veel plezier beleefde Milan overigens van zijn serviele politiek niet, behalve voor zich persoonlijk: Oostenrijk was hem ter wille, toen hij den koningstitel aannam (Maart 1882), en hielp hem ook wel bij financieele moeilijkheden. Maar zijn verzoek om gebiedsuitbreiding (1882) werd afgeslagen en dra gaf zijn buitenlandsche pohtiek aarddding tot ernstige moeilijkheden met zijn onderdanen. Omgekeerd maakte Oostenrijk geen gebruik van Milan's verzekering, dat het verbond van 1881 beteekende, dat Servië van Bosnië en de Herzegowina afzag *). Van hoe geringe innerhjke waarde het verbond was, hét versterkte voor het oogenblik Oostenrijk's positie ongetwijfeld. Als in 1882 een opstand in Bosnië uitbreekt, die Oostenrijk heel wat moeite bezorgde *), zorgt Milan stipt voor de handhaving der neutraliteit. Ook de Russische regeering bleef neutraal. Maar de redevoeringen van generaal Skobelew6), bekend als overwinnaar der Turkomanen, die een opruiende, panslavistische tendenz hadden, toonden tezelfder tijd duidelijk, hoe de stemming buiten regeeringskringen was. Deze alleszins belangwekkende ontwikkeling der internationale verhoudingen gaat geheel buiten de koloniale impulsen om. Invloed y van deze laatste merkt men alleen in de onderhandelingen van Duitschland en Oostenrijk met Itahë, die echter al van 1880 ernstig op gang waren. ■J5T Italië had na 1870 geen rol van beteekenis in de internationale pohtiek kunnen spelen, zooals ik reeds een paar maal opgemerkt heb. In 1877 had Crispi een ernstige poging gedaan zijn land in nadere verbinding met rhiitschland te brengen en volgens hem was het initiatief hiertoe van Duitschland uitgegaan •). Bismarck, 1) Buitengewoon sterke staaltjes van Milan's cynisme geeft Corti, 174 vlg. >) Volgens een mededeeling van dr. Hainal op een lezing in Den Haag (Nov. 1924) in een vergadering van het Comité tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaken van den Wereldoorlog (zie Mededeelingen van dit Comité, Jan.—Maart 1925. 33)J) Hist. BI., t.a.p., 480—481. ') Sosnosky, II, 29 vlg. ') Bismarck noemde hem een „alkoholisierenden General" (Corti, 120); hij vond zijn einde in een bordeel (Sosnosky, II, 67). •) Crispi, 26, waar verder uitvoerige berichten over zijne verkenningszending . ITALIË' S ONMACHT. 121 liet hem toch niet in het onz genootschap tegen Oostenri defensief verbond tegen Frat als Oostenrijk Bosnië kreeg echter niet in het Trentino, r provincie gezocht moeten \ ging gekregen hebben, dat zou moeten benaderen, wild bestond in Italië weinig neig reis voor eenige maanden mi (Dec. 1877), kon hij niets in d Te Berhjn stond Italië n< de publieke opinie zich vrij sc en de Herzegowina berusten Itahë had tweeërlei beg koloniën aan de Middelland! Frankrijk was in Itahë de p tot 1880 speelde de Oosten I de koloniale begeerte *). In te moeten waarschuwen, uitingen tegen uit Italië d Haymerle tot een krachtig c Maar juist dan wordt in te zoeken in het buitenland, weinig bevredigend, zoodat r heeft hiertoe mede aanleidh van Frankrijk met Tunis, di Koning Humbert heeft ong van Crispi, uitging naar a; begunstigd. Ook de ministe gewonnen. Bismarck kon e: onderhoud te Friedrichsruh besproken werd. Geen van dt hë's voeler6). Bismarck was politiek, waarover hij zich s ckes schweift das unersatt andern, instinktmaszig ang< kere, dat Duitschland voor een : niet te vinden zou zijn; wel v( :rijk. Van een compensatie voor was Bismarck niet afkeerig: < iar in Albanië of een andere Tu >rden. Crispi moet stellig de o ïen Oostenrijk en Duitschland men het laatste winnen. En J ig. Zelfs toen Crispi kort-na zijl ister van binnenland^he zake; '& richting bereiken *). ; geheel alleen. Het moest, ofi erp uitte2), in de occupatie van ;rten : de „irredenta" te vem he Zee in bezit te krijgen. Eve litieke richting hoogst onklaar jksche kwestie een grootere r ?8q nog meende Bismarck Oos aar aanleiding van chauvini ïigende gevaren4) ; hij spoord treden aan 8). ;alië de beweging, om een stet sterker. De binnenlandsche toe ;n zelfs voor het koningschap v 5 gegeven; ook reeds de bemoe als het voorspel der bezetting twijfeld de poging, die, even isluiting bij het sterke Duitse president, Cairoli, werd min c Haymerle verslag van doen i waar ook het aanbod van R rjeide premiers dacht gunstig o\ eer ingenomen tegen de Itaha berp uitte : „unstat undscheu che Italien von einer Seite m ogen von Leichengeruch und 1 ') Crispi, 93. *} Wertfipimer TTT die hem op zijn Europeesche rondreis niet onvriendelijk ontving, ■ het hem toch niet in het onzekere, dat Duitschland voor een bondgenootschap tegen Oostenrijk niet te vinden zou zijn; wel voor een defensief verbond tegen Frankrijk. Van een compensatie voor Itahë, J als Oostenrijk Bosnië kreeg, was Bismarck niet afkeerig: dit zou echter niet in het Trentino, maar in Albanië of een andere Turksche provincie gezocht moeten worden. Crispi moet stelhg de overtuiging gekregen hebben, dat men Oostenrijk en Duitschland beide zou moeten benaderen, wilde men het laatste, winnen. En hiertoe bestond in Itahë weinig neiging. Zelfs toen Crppi kort-na zijn rondreis voor eenige maanden minister van binnenland^he zaken werd (Dec. 1877), kon hij niets in deze richting bereiken *). Te Berhjn stond Itahë nog geheel alleen. Het moest, ofschoon de publieke opinie zich vrij scherp uitte2), in depecupatie van Bosnië en de Herzegowina berusten. .f Itahë had tweeërlei begeerten : de „irredenta" te verwerven, koloniën aan de Middellandsche Zee in bezit te krijgen. Evenals in Frankrijk was in Itahë de politieke richting hoogst onklaar, maar tot 1880 speelde de Oostenrijksche kwestie een grootere rol dan de koloniale begeerte *). In i88q nog meende Bismarck Oostenrijk te moeten waarschuwen, naar aanleiding van chauvinistische uitingen tegen uit Italië dreigende gevaren4) ; hij spoorde zelfs Haymerle tot een krachtig optreden aan 8). Maar juist dan wordt in Itahë de beweging, om een steunpunt te zoeken in het buitenland, sterker. De binnenlandsche toestand, weinig bevredigend, zoodat men zelfs voor het koningschap vreesde, heeft hiertoe mede aanleiding gegeven; ook reeds de bemoeiingen van Frankrijk met Tunis, die als het voorspel der bezetting waren. Koning Humbert heeft ongetwijfeld de poging, die, evenals die van Crispi, uitging naar aansluiting bij het sterke Duitschland, begunstigd. Ook de minister-president, Cairoli, werd min of meer gewonnen. Bismarck kon er Haymerle verslag van doen in hun onderhoud te Friedrichsruh, waar ook het aanbod van Rusland besproken werd. Geen van de beide premiers dacht gunstig over Itahë's voeler6). Bismarck was zeer ingenomen tegen de Italiaansche politiek, waarover hij zich scherp uitte : „unstat undscheuen Blickes schweift das unersatthche Italien von einer Seite nach der andern, instinktmaszig angezogen von Deichengeruch und Unheil, immer bereit, jemand von rücklings anzuf allen und ein Stück Beute ') Crispi, 93. *) Wertheimer, III, 149. 3) Cf. Akten, III, 189 en 204. *) Akten, III, 135; Sosnosky, II, 158—159. *) Pribram, I, 129. •) Die officieus uitging van den journalist Gronert Goercke (Akten, III, 183»). 122 ITALIË'S TOENADERING TOT DEN TWEEBOND. ;g sprak hij er van, toen Kei 1 en stellig een groot voorsts t, dat Oostenrijk een belofte zc sichtigung itahenischer Inte or Bismarck overigens, om ;hie toonde 2). Verder kwam i ïst Bismarck's raad te volgi iken. dezen toestand, die onvoltoc ng van Tunis door Frankrijk epretis, vroeger een yoorstand rolgde hem op met Mancini al; De verhouding tot Frankrijk 1 ofschoon het laatste kon plei gewaarschuwd was met het oog wam Itahë nu tot Weenen. In ;rt keizer Frans Jozef. In Deo al-garantie-verdrag voor eenig sy, die een maand te voren Hi En toen nu de onderhandeling rek in. Ook hem ging een garan el ver ; een garantie van het b aar aan den anderen kant voel< ilië als bondgenoot te krijgen, in Itahë leek hem een aanb d : nam men Itahë als bondgen ls, dat het zich"met Frankrijk oi f preventieve middel alweer, t stereotiep begon te worden! :rdrag met een bepahng over roceerden aanval van Frankr levoeringen van Skobelew ma en nu Itahë met een nieuw v ribram, 131 ; cf. Akten, III, 18 kten, III, 183—187. — Volgens s voor Itahë gesproken hebben rde Italië in de richting van Tri iell, de Duitsche gezant te ider van een verbond, hem . kunnen geven, „tunlichster sssen im Mittelmeer" —, 'rankrijk te ontzien, weinig en niet, want Cairoli toonde 1, om Berlijn over Weenen d gebleven was, gaf nu de den laatsten stoot. Cairoli r van de politiek van de vrije minister van buitenlandsche as toen eenigermate gespan31, dat Itahë, tot tweemaal p de komende dingen. InderDctober 1881 bezocht koning nber bracht het hier een terjaren ter sprake*). Dit ging pmerle (t) was opgevolgd, te :n dreigden te hokken, greep e, als door Itahë voorgesteld, zit van Rome lokte hem niet ; hij er ook de voordeden van, Het steunen van het koningirdenswaardig werk7). Maar ot aan, dan verminderde men met een ander land verbond 8) lat in Bismarck's alliantieli] suggereerde een neutrali>teun in geval van een nietk. Kalnoky ging hierop- in: kten hem juist wat smijdiger. orstel in Bismarck's geest te (kantteekening) ; Pagès, 37°Crispi zou Haymerle zelfs van Crispi, 124). — Ook Engeland olis aan (id.. 120 : cf. Newton, rton, II, 249. davonzutragen" *), Haymerle was niet geheel afwijzend, maar in elk geval zou het definitieve voorstel van Italië moeten uitgaan. Vaagweg sprak hij er van, toen Keudell, de Duitsche gezant te Weenen en stellig een groot voorstander van een verbond, hem bezocht, dat Oostenrijk een belofte zou kunnen geven, „turdichster Berücksichtigung itahenischer Interessen im Mittelmeer' —, waarvoor Bismarck overigens, om Frankrijk te ontzien, weinig sympathie toonde 2). Verder kwam men niet, want Cairoh toonde geen lust Bismarck's raad te volgen, om Berhjn over Weenen te bereiken. , Aan dezen toestand, die onvoltooid gebleven was, gat mi de bezetting van Tunis door Frankrijk den laatsten stoot. Cairoli viel. Depretis, vroeger een voorstander van de pohtiek van de vrije hand, volgde hem op met Mandni als minister van buitenlandsche zaken. De verhouding tot Frankrijk was toen eenigermate gespannen *), ofschoon het laatste kon pleiten, dat Itahë, tot tweemaal toe *) gewaarschuwd was met het oog op de komende dingen. Inderdaad kwam Itahë nu tot Weenen. In October 1881 bezocht komng Humbert keizer Frans Jozef. In December bracht het hier een territoriaal-garantie-verdrag voor eenige jaren ter sprake»). Dit ging Kalnoky, die een maand te voren Haymerle (t) was opgevolgd, te ver •). En toen nu de onderhandelingen drdgden te hokken, greep Bismarck in. Ook hem ging een garantie, als door Italië voorgesteld, wat heel ver ; een garantie van het bezit van Rome lokte hem met aan. Maar aan den anderen kant voelde hij er ook de voordeden van, om Italië als bondgenoot te krijgen. Het steunen van het komngwschap in Itahë leek hem een aanbevelenswaardig werk7). Maar bovenal : nam men Itahë als bondgenoot aan, dan verminderde men de kans, dat het zich"met Frankrijk of met een ander land verbond ) het preventieve middel alweer, dat in Bismarck's aUtantte' 'systeem stereotiep begon te worden! Hij suggereerde een neutraliteitsverdrag met een bepahng over steun in geval van een nietgeprovoceerden aanval van Frankrijk. Kalnoky ging hierop- in: de redevoeringen van Skobelew maakten hem juist wat smijdiger. En toen nu Itahë met een nieuw voorstel in Bismarck's geest te i) Pribram, 131 ; cf. Akten, III, 187 (kantteekening) ; Pagès, 37°. *) Akten, IH, 183—187. — Volgens Crispi zou Haymerle zelfs van Tripolis voor Italië gesproken hebben (Crispi, 124). — Ook Engeland moedigde Itahë in de richting van Tripolis aan (id., 120 ; cf. Newton, n, 251). 8) Newton, II, 249. . ») Hanotaux, IV, 643 en 655 ; cf. Freycinet, 169, en Crispi, 105. ») Akten, IH, 191 vlg. e) Pribram, 142 ; cf. Akten, III, 201. ') Cf. Akten Hl 303. 8) ld. 195 vlg., 205 vlg., 214 vlg. HET DRIEVOUDIG VERBOND. 133 Weenen kwam1), werden de drie mogendheden het zonder veel moeite eens. Ook het drievoudig verbond (van 20 Mei 1882 en voor vijf jaar geldende) 2) staat, evenals de driekeizersbond, naast het tweevoudige en neemt niet de plaats hiervan in. Het is, evenals dit laatste, een " defensieve alliantie. Oostenrijk en Duitschland verphchtteh zich tot steun met al hunne krachten, indien Itahë, om welk motief dan ook, door Frankrijk aangevallen werd; het laatste nam een dergelijke verphchting op zich, bij een niet-geprovoceerden aanval van Frankrijk op Duitschland; bij een aanval van Rusland op Oostenrijk zou het alleen tot welwillende neutraliteit verplicht zijn. Werd een der drie verdragsluitenden door twee of meer andere groote mogendheden aangevallen, dan trad de „casus foederis" voor alle drie in] Men ziet duidelijk, dat de winst voor Itahë hierin lag, dat het.in overeenstemming met wat de omstandigheden eischten, verstevigd werd tegenover Frankrijk, en men kan in het algemeen zeggen, dat het zijn in zijn isolement ietwat wankele positie onder de mogendheden bevestigde, imphcite ook den binnenlandschen toestand. Maar het was nog de mindere van de beide anderen, wat vooral uitkomt in 1 de afwezigheid van bepalingen op medezeggenschap op den Balkan, | wanneer hier een nieuwe brand mocht uitbreken. Ook het niet opleggen van de verphchting, om Oostenrijk tegen Rusland te steunen, komt voort uit het streven, om Italië daar in het Oosten wat achteraf te houden. Evenmin had het in de Middellandsche Zee iets kunnen bedingen- Wel had het gedaan gekregen, dat een verklaring werd opgesteld, dat de alliantie niet tegen Engeland gericht was *), waar begrijpelijkerwijze noch Duitschland noch Oostenrijk eenig bezwaar tegen hadden gemaakt. Wel hadden zij Itahë's verzoek, om Engeland'in de gelegenheid te stellen mee te doen, geweigerd4), wat na het voorgevallene in 1879 en 1880 geen verdere toelichting behoeft. Voor Duitschland beteekende de nieuwe alliantie in zóó verre eenige winst, dat Italië feitelijk het bezit van ElzasLotharingen garandeerde» Maar Bismarck stelde zich van Itahë's eventueele hulp niet al te veel voor: hoogstens het binden van eea paar Fransche legercorpsen op de Italiaansche grens, en hechtte aan het verdrag geen bizondere waarde. Voor hem lag de hoofdbeteekenis hierin, dat de kans op een Europeeschen oorlog er door verminderde : hij sprak zelfs de meening uit, dat Itahë's aansluiting bij de vredeshga van Oostenrijk en Duitschland zulk een oorlog i. onmogelijk maakte! 6) Anders Gladstone, die de alliantie van Italië met Duitschland „an awful error" noemde, die een groot gevaar ') Akten, III, 222 vlg. *■) Akten, III, 245; Pribram, 24. *) Akten, III, 245; Pribram, 28. *) Akten, III, 234, 239; cf. Rothfels, 69. *) Akten, III, 229. 124 ENGELAND BEZET EGYPTE. merlijke overtuiging van een in aen gronu mci-vicucucvtuut heid van Bismarck. der blijvenden invloed dan Tunis heeft Egypte op de Euroe verhoudingen gehad. Wel hebben de verwikkelingen in en ypte in 1882 deze verhoudingen tijdelijk sterk beïnvloed. Het omstandigheden als vanzelf voortvloeiende verder doordrinin de Engelsch-Fransche bemoeiingen met Egypte leidde tot aticnahstisch verzet, dat zijn leider vond in Arabi-pachai deze in September 1881 den sultan dwong zijn Fransche en sche raadgevers te ontslaakten hem aan het hoofd van het :erie te stellen, werd de toekomst heel duister, vooral omdat Engeland, noch Frankrijk naar een vast plan handelde *). De ie was deze : Men zou zonder geweld kwalijk meer iets bereimaar van wie zou dit geweld uitgaan"? Engeland, onder Glads kabinet, was sterk tegen een bezetting van Egypte; het zich houden aan de letter van het internationale recht en dit jeerde handhaving van den status quo 3). Dit trachtte men te :en met een vlootdemonstratie in samenwerking met Frank. Het gaf niets, en een conferentie der groote mogendheden atótantinopel (Juni—Juli 1882) vond evenmin een uitweg5); icht echter ook geen diepgaande geschillen te voorschijn, evenals dit vóór de conferentie was gebleken6); Egypte, zegt dnet, passioneerde Europa niet. Het rationeelste middel ware nding van een Turksch expeditiecorps geweest, maar dit was — d ernstig overwogen — practisch volkomen onuitvoerbaar., rtusschen namen de gevaren, waaraan de vreemdelingen in te blootgesteld waren, met den dag toe. Men nam te Alexanlelfs maatregelen tegen de vloot op de reede. Toen volgde uit land het bevel tot bombardement van de stad, dat 11 Juli s had —' de Fransche vloot was weggezeild; zij had geen mee te doen. Negentien dagen later besloot de Engelsche ring tot het zenden van een expeditiecorps onder Sir Garnet eley, die reeds in September te Tel-el-Kebir den opstand rdrukt had7). " ~. u. t kabinet-Gladstone was gedwongen tot een daad, die net >ronkelijk niet gewild had. Ongetwijfeld heeft de verzekering de veiligheid van het Suez-kanaal hierbij een rol gespeeld ), ten mag gerust zeggen, dat deze factor, die identiek is met Morley, III, 414- Newton, II, 258 vlg. Morley, III, 77 ; Pitzmaurice, II, 252. voor het land opleverde1), - dit blijkbaar onder den indruk van zijne innerlijke overtuiging van een in den grond met-vredehevende gezindheid van Bismarck. Minder blijvenden invloed dan Tunis heeft Egypte op de Euro•^eesche verhoudingen gehad. Wel hebben de verwikkehngen in en om Egypte in 1882 deze verhoudingen tijdelijk sterk beïnvloed. Het uit de omstandigheden als vanzelf voortvloeiende verder doordringen van de Engelsch-Fransche bemoeiingen met Egypte leidde tot een nationalistisch verzet, dat zijn leider vond m Arabi-pacha. Toen deze in September 1881 den sultan dwong zijn Fransche en Engelsche raadgevers te ontslaartven hem aan het hoofd van het ministerie te stellen, werd de toekomst heel duister, vooral omdat noch Engeland, noch Frankrijk naar een vast plan handelde *). De kwestie was deze : Men zou zonder geweld kwahjk meer iets bereiken maar van wie zou dit geweld uitgaan"? Engeland, onder Gladstone's kabinet, was sterk tegen een bezetting van Egypte; het wilde zich houden aan de letter van het internationale recht en dit impliceerde handhaving van den status quo a). Dit trachtte men te bereiken met een vlootdemonstratie in samenwerking met Frankrijk *) Het gaf niets, en een conferentie der groote mogendheden te Constantinopel (Juni-Juli 1882) vond evenmin een uitweg5); zij bracht echter ook geen diepgaande geschillen te voorschijn, evenmin als dit vóór de conferentie was gebleken6); Egypte, zegt Freycinet, passioneerde Europa niet. Het rationeelste middel ware de zending van een Turksch expeditiecorps geweest, maar dit was — hoewel ernstig overwogen — practisch volkomen onuitvoerbaar. Ondertusschen namen de gevaren, waaraan de vreemdehngen in Egypte blootgesteld waren, met den dag toe. Men nam te Alexandrië zelfs maatregelen tegen de vloot op de reede. Toen volgde uit Engeland het bevel tot bombardement van de stad, dat 11 Juli plaats had — de Fransche vloot was weggezeild; zij had geen bevel mee te doen. Negentien dagen later besloot de Engelsche regeering tot het zenden van een expeditiecorps onder Sir Garnet Wólseley, die reeds in September te Tel-el-Kebir den opstand onderdrukt had7). Het kabinet-Gladstone was gedwongen tot een daad, die net oorspronkelijk niet gewild had. Ongetwijfeld heeft de verzekering > van de veiligheid van het Suez-kanaal hierbij een rol gespeeld ), en men mag gerust zeggen, dat deze factor, die identiek is met >) Morley, III, 414») Newton, II, 258 vlg. *) Morley, III, 77 ; Pitzmaurice, II, 252. ♦) Newton, II, 282. 6) Lyall, II, 16. 8) Cf. Freycinet, 219 vlg. 7) Morley, IH, 81—83. *) Pitzmaurice, n, 268. ontstemming hierover in frankrijk. 125 uk> uc zeeiiceibunappij zen, op net du]ven van. üngeiand in ü| den grootsten invloed heeft gehad. Maar hiervan waren de ma van de regeering van 1882 zich geheel onbewust. Zij hebben op gemeend, dat de bezetting een tijdelijke maatregel zou zijn kon eindigen, zoodra een geregelde orde van zaken hersteld zijn 1), en zaten er eerst alleen wat verlegen mede, hoe die 01 herstellen. Met de bezetting wordt de invloed van de Egyptische aangel heid op de internationale verhoudingen duidelijker. Frai had zich vrijwillig onthouden, hoewel Freycinet, toen eerste n ter, althans had willen meedoen aan de beveüiging van het! kanaal, hoewel Gambetta in een groteske redevoering gewezei op Frankrijk's positie in de Levant, die verloren zou gaan, wai men Engeland alleen liet optrekken *). Ditmaal had de gees Clemenceau bezielde, gewonnen : na de inmenging in Tunis vérdere avonturen, die den Rijn uit het oog zouden doen verlie Maar toch gunde de Fransche publieke opinie Egypte, sedert £ leon een Fransch troetelkind en waarin veel Fransch kapitaal b was, niet aan Engeland, en vandaar dat de ontsternming tegen I land, reeds het vorige jaar merkbaar, toenam, zoodra Eng( verklaarde thans de „dual control" niet te kunnen herstell wat overigens toch volkomen begrijpelijk was. In December was de stemming zóó onvriendelijk, dat Granville bet gewei achtte alle onderhandelingen tusschen de beide landen over Eg af te breken — bij vond dit hoogst pijnlijk en onvoordeelig en hard voor zichzelf, als zijnde „probably of all english public mei one who for various reasons is most attached to France" *) Gladstone, als hij in Februari 1883 Parijs bezoekt, heeft met G alleen een „conversation of civihties"6). Duitschland's positie ondervond direct den terugslag va Fransch-Engelsche vervreemding, en wel in gunstigen zin. Men] dan ook meermalen beweerd, dat Bismarck deze in-de hand 1 gewerkt en hem in dit opzicht, zooals in zoovele andere onziol terecht constateert Freycinet, dat de scheiding van Ëngelan< Frankrijk was ingetreden als gevolg van fouten, die Bismarck aad kunnen voorzien *). Voor zoover Bismarck zich met de Egyptische kwestie in I ') Pitzmaurice, II, 306 ; cf. Morley, IÏI, 119. *) Freycinet, 236 en 239 vlg.; Deschanel, 282 ; cf. Newton, ï86, 292—294. — Ook Italië, door Engeland tot medewerking de veiligheid van het wereldrijk en dus haast van evenveel belang als de zeeheerschappij zelf, op het blijven van Engeland in Egypte den grootsten invloed heeft gehad. Maar hiervan waren de mannen van de regeering van 1882 zich geheel onbewust. Zij hebben oprecht gemeend, dat de bezetting een tijdelijke maatregel zou zijn, die kon eindigen, zoodra een geregelde orde van zaken hersteld zou zijn1), en zaten er eerst alleen wat verlegen mede, hoe die orde te herstellen. Met de bezetting wordt de invloed van de Egyptische aangelegenheid op de internationale verhoudingen duidehjker. Frankrijk had zich vrijwillig onthouden, hoewel Freycinet, toen eerste minister, althans had willen meedoen aan de beveüiging van het Suezkanaal, hoewel Gambetta in een groteske redevoering gewezen had op Frankrijk's positie in de Devant, die. verloren zou gaan, wanneer men Engeland alleen het optrekken 2). Ditmaal had de geest, die Clemenceau bezielde, gewonnen : na de inmenging in Tunis geen vérdere avonturen, die den Rijn uit het oog zouden doen verhezen ! Maar toch gunde de Fransche pubheke opinie Egypte, sedert Napoleon een Fransch troetelkind en waarin veel Fransch kapitaal belegd was, niet aan Engeland, en vandaar dat de ontsternming tegen Engeland, reeds het vorige jaar merkbaar, toenam, zoodra Engeland verklaarde thans de „dual control" niet te kunnen herstellen *), wat overigens toch volkomen begrijpelijk was. In December 1882 was de stemming zóó onvriendelijk, dat Granville het gewenscht achtte alle onderhandehngen tusschen de beide landen over Egypte af te breken — hij vond dit hoogst pijnlijk en onvoordeehg en heel hard voor zichzelf, als zijnde „probably of all enghsh pubhc men the one who for various reasons is most attached to France" *). En Gladstone, als hij in Februari 1883 Parijs bezoekt, heeft met Grévy alleen een „conversation of civihties"6). Duitschland's positie ondervond direct den terugslag van de Fransch-Engelsche vervreemding, en wel in gunstigen zin. Men heeft dan ook meermalen beweerd, dat Bismarck deze in de hand heeft gewerkt en hem in dit opzicht, zooals in zoovele andere opzichten, een duivelsche of macchiavelhstische pohtiek verweten. Maar zeet terecht constateert Freycinet, dat de scheiding van Engeland en Frankrijk was ingetreden als gevolg van fouten, die Bismarck niet had kunnen voorzien *). Voor zoover Bismarck zich met de Egyptische kwestie in deze ') Pitzmaurice, II, 306; cf. Morley, IÏI, 119. *) Freycinet, 236 en 239 vlg.; Deschanel, 282 ; cf. Newton, 264, 286, 292—294. — Ook Italië, door Engeland tot medewerking uitgenoodigd, onthield zich : Crispi, 129 vlg. 3) Newton, II, 296 vlg. ») Newton, II, 304, en Pitzmaurice, II, 311. 6) Morley, III, 105. «) P. 243. 120 bismarck's houding in dejeen. urksche souveremiteit, inj ueguusuSi, tvtu«^ ^^&—— • an tot de zending van een Turksch expeditie-corps1), wat men rband kan brengen met zijn eenigermate gewijzigde opinie pzichte van de toekomst van Turkije ; hij wilde op de confe■ te Constantinopel niet meedoen aan zekere anti-Engelsche inatiën*) (bedoeld is natuurhjk: van Rusland); hij keurde ezamenhjk Engelsch-Fransch optreden niet af, overigens wel paren voor de beide landen zelf hiervan inziende : zij zouden er lleeswijk-Holstein kunnen vinden *). En hij dacht er geen oogen>ver om het Engelsche doortastend optreden m den weg te a Integendeel! hij juichte dit toe «), ongetwijfeld, omdat hij dat het noodzakelijk was, en over de Engelsche pohtiek yan dit optreden oordeelt hij hoogst ongunstig : zij wordt geleid ;en gebrek aan vooruitziendheid, die in de lange geschiedenis iit land geen weerga heeft, zegt hij; onder Gladstone en Granmeent hij zelfs, biedt' Engeland geen betrouwbare politieke ehnung" meer 6). Hij heeft er dan ook geen oogenbhk over dit de Fransch-Engelsche vervreemding tot een dergelijk doel bruiken wat wel het beste bewijs is voor de waarheid zijner •kering, dat het ook thans geen winst voor de Duitsche pohbeteekende de beide landen uit elkander te brengen *). > proef op de som levert het resultaat van den stap, die in ember 1882 van Engeland uitging en hieruit voortkwam, dat Engeland eenige onrust ontstond over de onvriendelijkheid, die ikriik toonde, terwijl het Engelsche optreden in Egypte ook :s tegenzin wekte, stellig ook in Duitschland 7). Reeds was Hervon Bismarck, sedert het einde van 1881 aan het Duitsche ntschap te Donden toegevoegd, van Engelsche zijde met bizonhartelijkheid ontvangen, ook door Granvüle, met wienfu rouwelijke besprekingen hield 8), die overigens geenerlei positie Itaat hadden. Maar in September deelde de Duitsche kroonprin! Bismarck mede »), dat de prins van Wales van meening was, da 1 de politieke kringen van Engeland zonder onderscheid een leven wensch bestond naar een nauwere en meer vertrouwelijke ver dhouding met Duitschland. Bismarck antwoordde ontwijkend ) ld., 229, vlg.; cf. Akten, IV, 26 vlg. Akten, IV, 33- ld., 394, 397 ; Pitzmaurice, II, 259—260. Pitzmaurice, II, 268; cf. Akten, IV, 34 vlgAkten, IV, 30—31. Id., 47—48. _,__,_„ /ai.*— TV aR jaren bemoeid heeft, zien we hem optreden voor de handhaving h der Turksche souvereiniteit; hij begunstigt, evenals Engeland zeil, I het plan tot de zending van een Turksch expeditie-corps »), wat men in verband kan brengen met zijn eenigermate gewijzigde opinie ten opzichte van de toekomst van Turkije ; hij wdde op de conferentie te Constantinopel niet meedoen aan zekere anti-Engelsche rnachinatiën*) (bedoeld is natuurhjk: van Rusland); hij keurde een gezamenlijk Engelsch-Fransch optreden niet af, overigens wel - de gevaren voor de beide landen zelf hiervan inziende zij zouden er 1 hun Sleeswijk-Holstein kunnen vinden *). En hij dacht er geen oogenbhk over, om het Engelsche doortastend optreden m den weg te .treden. Integendeel! hij juichte dit toe«), ongetwijfeld, omdat hij ] inzag dat het noodzakelijk was, en over de Engelsche pohtiek van ' v66r dit optreden oordeelt hij hoogst ongunstig : zij wordt geleid met een gebrek aan vooruitziendheid, die in de lange geschiedenis van dit land geen weerga heeft, zegt hij; onder Gladstone en Granville meent hij zelfs, biedt' Engeland geen betrouwbare pohüeke Anlehnung" meer 5). Hij heeft er dan ook geen oogenbhk over gedacht de Fransch-Engelsche vervreemding tot een dergelijk doel te gebruiken, wat wel het beste bewijs is voor de waarheid zijner ' verzekering, dat het ook thans geen winst voor de Duitsche politiek beteekende de beide landen uit elkander te brengen •). De proef op de som levert het resultaat van den stap, die in September 1882 van Engeland uitging en hieruit.voortkwam, dat er in Engeland eenige onrust ontstond over de onvriendelijkheid, die Frankrijk toonde, terwijl het Engelsche optreden in Egypte ook elders tegenzin wekte, stellig ook in Duitschland Reeds was Herbert von Bismarck, sedert het einde van 1881 aan het Duitsche gezantschap te Donden toegevoegd, van Engelsche zijde met bizondere hartelijkheid ontvangen, ook door Granville, met wienhij vertrouwelijke besprekingen hield 8), die overigens geenerlei positiet resultaat hadden. Maar in September deelde de Duitsche kroonprins aan Bismarck mede •), dat de prins van Wales van meening was, dat erin de politieke kringen van Engeland zonder onderscheid een leven, dige wensch bestond naar een nauwere en meer vertrouwelijke ver' standhouding met Duitschland. Bismarck antwoordde ontwijkend ) ') ld., 229, vlg.; cf. Akten, IV, 26 vlg. *) Akten, IV, 33- *) ld., 394, 397 ; Pitzmaurice, II, 259—260. •) Pitzmaurice, II, 268; cf. Akten, IV, 34 vlg') Akten. IV, 30—31. ')• Wühehn^fnoemde Engeland's optreden „valsch" (Akten, IV, 48). ») ld.. 26 vlg. ; Pitzmaurice 256, 274. » ») Akten. IV. 31. Bij Sidney Lee, I, 477. vindt men hierover geen nadere mededeelingen. Akten IV, 32—34; Pitzmaurice, II, 274. ENGELAND ZOEKT DUITSCHLAND. 127 n Frankrijk niet voor het hoofd te stooten ; ook Oostenrijk, reen verdere politieke gezichtspunten ziet dan die der loop'e veek, zal niet willen meedoen. De groote moeilijkheid, om aar tetrekkingen met Engeland een practischen vorm te geven, lierin, dat men niet zeker kan zijn van gehdmhouding. Openba teid is hier gevaarlijk. Wij zullen Bismarck later (1889) een and pvatting in dezen zien uitspreken en moeten concludeereh, < it argument een voorwendsel was, om thans van de zaak 'ai omen. Hij wees overigens niet bepaald af, maar de bedoeling van iteenzetting was duidelijk genoeg : voor het oogenblik was een behoefte en ook geen wensch om Ehgdand nader te tred 00 is het in Engeland ook verstaan ; de prins van Wales zwi erder. Het blijft overigens de vraag, of Gladstone, die < lhantie met Duitschland stellig ook nu niet gunstig gezind w endgd zou zijn geweest 's prinsen initiatief te bevorderen ; reesde in 1883 1), dat de prijs van een overeenkomst zou moei estaan in de garantie van Elzas-Dotharingen, waartoe inderda et voorstel van den prins van Wales eenige aanlei zal niet willen meedoen. De groote moeihjkheid, om aan de betrekkingen met Engeland een practischen vorm te geven, ligt hierin, dat men niet zeker kan zijn van gehdmhouding. Openbaarheid is hier gevaarlijk. Wij zullen Bismarck later (1889) een andere opvatting in dezen zien uitspreken en moeten conchideeren, dat jfMt argument een voorwendsel was, om thans van de zaak 'af te komen. Hij wees overigens niet bepaald af, maar de bedoeling van de uiteenzetting was duidelijk genoeg : voor het oogenblik was er geen behoefte en ook geen wensch om Engdand nader te treden. Zoo is het in Engeland ook verstaan; de prins van Wales zweeg verder. Het blijft overigens de vraag, of Gladstone, die een alliantie met Duitschland stellig ook nu niet gunstig gezind was, geneigd zou zijn geweest 's prinsen initiatief te bevorderen; hij' vreesde m 18831), dat de prijs van een overeenkomst zou moeten bestaan in de garantie van Elzas-Dotharingen, waartoe inderdaad het voorstel van den prins van Wales eenige aanlei) Pitzmaurice, II, 276; cf. Morley, III 121 J) Cf. Rothfels, 74. 3) Akten, IV, 41; cf. Pitzmaurice, II, 313 4) Akten, IV, 37, 39, 44. ') ld., 46. •) Newton, II 310; Pitzmaurice, II, 37; Sidney Lee, I, 478 (ald., AL 47«« worden, °°k gesprekken van Bismarck en den prins üi 1879 en 1881 vermeld). ^ Ï2ö GAMBETTA EN BISMARCK. van Hij wist dit ook heel goed. Wanneer Granvule m 1003 < nerking plaatst, dat de positie van Engeland verbeterde Herin had succes met het op gang brengen der bestuursinnchtu Eevote en Engeland had zich bij circulaire van 3 Januari as mogendheden verantwoordelijk gesteld voor den goeden gai •rvan M - en dat het was, als had het vier honneurs m de han kent Bismarck geestig aan : „die 4 Honneurs smd uüsre ! ge Heïsterke karakter van Bismarck komt hier opnieuw scBttere "hij wist van zijn kracht aan anderen te leenen, voorlooi Ifs zonder er eenige rente voor te vragen. Even goïd als dil tot Engeland werd de verhouding tot Frankr « de léoeurtenissen in Egypte beïnvloed. In het algemeen dra. ze verhouding hetzelfde karakter, dat ze van 1877 af was beg n aan te nemin. Soms trad er een kleine teruggang in, zooals tc imbëtta, die in Augustus 1880 te Cherbourg een zeer patnotti* devoering gehouden had»), waarin op de teruggave van Elz Jthatingen als een zaak van recht gedoeld was, zijn groot rrunu vo5e (Nov- *8i). Er waren er in Frankrijk zelfs, die meend It heTootreden van den volksleider van 1870 den oorlog bet nd7Ven stellig wekte het in Duitschland eenige ongerusth< aar GkmblS: die nog kort vóór zijn optreden als nunu ^techland geweest was en toen ook een ontmoeting met 1 SsdnjSgezocht te hebben «), had in de drie maanden van Serieel leven niet veel gelegenheid aan bmtenlandsche pohl "dcSuS*ïslueTonmogijk%mj een toenadering tot Rusl eeffcierwogen •); maar het is stellig niet verder gekomen dan feerlterTbLbiiden stap. Bismarck vergehjktdiemf spottend en tamboer in een ziekenkamer') en Gambetta «lf meen.de et nog geen tijd was „de nous coucher avec la Russie li n est émos de commencer la cour". Het moge waar zijn, dat hij gecL eX Appuyés sur Londres et sur Petersbourg, nous som Scibles" - een vanzelf sprekende gedachte overigens - len mate niet. Spoedig na zijn val (^J^n^J^l leden om Egypte grootere afmetingen aan. En wanneer *reyc s afTetrede? om hit afkeurend votum over zijn voorstel tot m i) Lyall, II, 30 vlg.; Fitzrnaiirice, II, 3°°. »j Deschanel, 246—347- « -nan^et 201 sv. : Hanotaux, IV, 021. Bismarck moge het uiteengaan van Frankrijk en Engeland met opzettelijk bevorderd hebben, stellig profiteerde hij er onwilkeurig vïï Hij wist dit ook heel goed. Wanneer Granvwe m 1883 de opmerking plaatst, dat de positie van Engeland verbeterde Etafferin had succes met het op gang brengen der bestuursmnchting mEgypte en Engeland had zich bij circulaire van 3 Januari aan de mogendheden verantwoordelijk gesteld voor den goeden gang hiervan ») - en dat het was, als had het vier honneurs in de hand, SS Bismarck geestig aan : „die 4 Honneurs smd unsre ! gern geHetsterke karakter van Bismarck komt hier opnieuw schitterend uit: nij wS van zijn kracht aan anderen te leenen, voorloopig 7 elf s zonder er eenige rente voor te vragen. ^Even goed als die tot Engeland werd de verhouding tot Frankrijk door de febeurtenissen in Egypte beïnvloed. In het algemeen draagt deze verhouding hetzelfde karakter, dat ze van 1877 af was begonnen aln te nemfn. Soms trad er een kleine teruggang in, zooak toen G?mbdta dïïn Augustus 1880 te Cherbourg een zeer patnotteche devoering; gehouden had»), waarin op de teruggave van ElzasSSSÏÏn als een zaak van recht gedoeld was, zijn groot miiusterk Vormde YNov '8i)- Er waren er in Frankrijk zelfs, die meenden drhe?optredèn van den volksleider van 1870 den oorlog betee kende Ven steïig wekte het in Duitschland eenige ongerustheid Maar (kmbltta, die nog kort vóór zijn <#*?^e™^ in Duitschland geweest was en toen ook een ontmoeting met Bis marck sdnjrrtgezgocht te hebben «), had in de drie maanden van zij n^msteried leven niet veel gelegenheid aan bmtenlandsche pohtiel Woïn Het1Tnietonmog elijk"dat bij een toenadering tot Ruslan heerïïverwogen •)^; maa/het is stellig niet verder gekomen dan to een eerïïeTbLhdden stap. Bismarck vergelijkt hem spottend m Sn tamboer in een ziekenkamer') en ^^^^ t hrt tinsx t. Valher4). In het gelooven aan dit denkbeeld „il se trom ourdement". Als Hohenlohe tot Barthélemy de St. Hilaire z< [Duitschland met zijn 45 nulhoen inwoners als vriend zal Frani >p den duur beschouwen als een sterkeren post onder de Fran: ictiva dan 1 millioen Elzas-Dotharingers, zwijgt de ministe ;n dit is welsprekend genoeg. Dezen ondergrond moet men bij het beschouwen der Fran Ehiitsche verhoudingen nooit uit het oog verhezen. Hij geeft de g lan, waartoe de verstandhouding van deze jaren kon gaan. Het dnderachtig wezen te ontkennen, dat Frankrijk van deze verste ïouding geprofiteerd heeft. Het was een wijze pohtiek, die van F ;n Cour cel, die bij de zeer groote positie, die Bismarck than Suropa innam 8), ook haast de eenige mogelijke schijnt en die bo^ hen vooruitzichten voor de toekomst kon openen. Profetisc Jhanzy, gedurende eenige jaren gezant te Petersburg *) : „II dépend de nous, de notre sagesse, de notre politique intérie le nous réserver en Europe un terrain ouvert. et favorable illiances qu'il pourrait être plus tard de notre intérêt de contra< i-ages, 375. ') M., 379') ld., 3877-388. van Duitschland wil oplossen — ziedaar Bismarck's „objet", zegt Courcel die de wijze, waarop Bismarck zich èn tegenover Frankrijk èn tegenover Engeland een positie van neutraliteit, onpartijdigheid, „de correction égale et loyale", wist te bezorgen, een meesterstuk van diplomatie noemt. Dat was het ook, maar in het object vergiste de Franschman zich, evenals hij mistastte, indien hij gemeend heeft, dat toepasselijk was op Bismarck's pohtiek de algemeene sententie, die hij uitsprak : „Da théorie allemande, inspirée par une ambition dont les hmites sont incalculables, est tout entière f ondée sur 1'orgueil du sang et sur 1'antagonisme des races" *). Dit is in zekeren zin Duitsche theorie, maar geen Bismarckiaansche. Bij zulk een stemming kon men geen intimiteit verwachten. „Ik wensch U ons Sédan te doen vergeten", zei Bismarck eens tot Courcel, „zooals gij ons Waterloo vergeven hebt". En deze: „roer nooit Elzas-Eotharingen aan; zorg er voor niet te „repasser le feu sur notre plaie", want de Fransche natie zou geen meester van hare gevoelens blijven" *). Het denkbeeld, dat Bismarck hoopte de Franschen door bevrediging der koloniale aspiratiën voor goed van den Rijn af te leiden, bewijst, dat hij het Fransche volk niet kende, zegt de biograaf van St. Vallier4). In het gelooven aan dit denkbeeld „il se trompait lourdement". Als Hohenlohe tot Barthélemy de St. Hilaire zegt: Duitschland met zijn 45 millioen inwoners als vriend zal Frankrijkop den duur beschouwen als een sterkeren post onder de Fransche activa dan 1 millioen Elzas-Dotharingers, zwijgt de minister *), en dit is welsprekend genoeg. Dezen ondergrond moet men bij het beschouwen der FranschDuitsche verhoudingen nooit uit het oog verhezen. Hij geeft de grens aan, waartoe de verstandhouding van deze jaren kon gaan. Het zou kinderachtig wezen te ontkennen, dat Frankrijk van deze verstandfiouding geprofiteerd heeft. Het was een wijze pohtiek, die van Ferry en Cour cel, die bij de zeer groote positie, die Bismarck thans in Europa innam •)•, ook haast de eenige mogelijke schijnt en die bovendien vooruitzichten voor de toekomst kon openen. Profetisch is Chanzy, gedurende eenige jaren gezant te Petersburg *) : „II dépend de nous, de notre sagesse, de notre politique intérieure, de nous réserver en Europe un terrain ouvert et favorable aux alliances qu'il pourrait être plus tard de notre intérêt de contracter. ') Pagès, 375. ') ld-, 379- ') ld., 3877-388. *) Daudet, 214. *) Akten, III, 140. e) Cf. nog Daudet, 219. ') Pagès, 108. 132 ROEMENIË'S MOEILIJKHEDEN. Si nous savons a la fois demeurer fidèles a notre ligne pacifique et modéré a 1'égard de 1'étranger et maintenir vers notre pays un ordre de choses assez ferme, assez fort contre les revendications radicales pour ne pas effrayer 1'Europe, nous pouvons envisager 1'avenir sans inquiétude et être certains qu'il nous réserve des dédommagements dont 1'heure viendra en sachant 1'attendre". Maar ook Duitschland had baat bij de rust, die in de verhouding tot Frankrijk was ingetreden. Zoo iets, dan moest deze toestand den overgang vormen tot een meer definitieve berusting van Frankrijk in zijn lot 1). Bismarck heeft er stellig mede rekening gehouden, dat ook een andere wending kon intreden, maar voor het oogenblik werd Duitschland's positie er door verstevigd — en dat was Bismarck's doel. Ook in de ontwikkehng der buitenlandsche verhoudingen, die buiten de koloniale dingen staat, scheen Duitschland's positie in dezen tijd nog versterkt te worden. In 1883 kwam Roemenië in .Bismarck's systeem van alhantiën, zooals men het nu wel mag noemen. Roemenië was er op het congres van Berhjn niet erg goed afgekomen. Het territoriale verhes werd als grooter dan de territoriale winst beschouwd en bovendien waren aan het land verphchtingen ten opzichte van de behandeling der Joden opgelegd, die ernstige ontstemming wekten. Daar kwamen bij de uitvoering van enkele bepalingen van den vrede (Donau-vaart, grensregeling naar den kant van Boelgarije, v.n. bij Sihstria), alles moeilijkheden, waarin het land zich verongehjkt achttea). Vorst (sedert 1881 koning) Karei klaagt meer dan eens ernstig over het onrecht, dat hem werd aangedaan*). Maar hij was een verstandig, kalm overleggend man, die, ofschoon hij den Duitschen „major domus" 4) niet gunstig gezind was, zich er voor wachtte zijn behandeling aan één van beide partijen te wijten. Hij volhardde in zijn pohtiek van zelfstandigheid, die hij na het verhes van den steun van Napoleon III, zijn trouwsten beschermer, gevolgd had, behalve, door den nood gedwongen, in den oorlog van 1877. Partij-kiezen was ook daarom moeilijk, omdat Roemenië ook wenschen had in Westelijke richting : het had zijn irredenta in Zevenbergen. Anders dan koning Milan liet Karei zich door Rusland's houding in 1878 niet direct verleiden tot een antiRussische pohtiek. Hij stond tot vorst Alexander van Boelgarije in vriendschappelijkè verhouding en het niet na Rusland zooveel mogelijk te ontzien. Hij maakt den indruk van dè kat uit den boom te hebben willen kijken en had er alle reden toe zich rustig te hou- •) Daudet, 221. *) Deben König Karls, IV, passim. s) Corti, 55. . *) Zie vooral den brief van vorst Karei van 29 Juli 1879: Corti, a7 vla. ROEMENIË DOOR BISMARCK AANGEHAALD. [33 Van de zijde van Duitschli Bismarck de verhouding tot R poging gedaan, om Roemeni kant over te halen. Hij wees i die hem toen bezocht, op de bedreigden*). Ook door Andi stelde8), liet hij te Boekarest i • verdere gevolgen — natuurli koers nam. Eerst in 1883 kwa: lijk, dat ook tolmoeihjkheden toenadering eenigszins in de Roemenië partij koos, duurd dus hun invloed niet gewees In 1883 kwam Bismarck's die in de verhouding van Ri Vorst Alexander had meer d in het gevlei te komen 5). De o tutie in 1881 had niet zonder 1882 scheen een heele verzoen van een bezoek van vorst nog wel erg onervaren vorst (Sobolew en Kaulbars). Maar gedroegen, verviel men van k tot een breuk, toen Alexand Russische stemming in heel ] terugzond (September). In Augustus, toen de crisii Bismarck Kalnoky laten vrai liën" ook niet naar het Oostei politiek van Roemenië, even' in vaste banen te leiden. Beha] noemen van dit laatste land in heel Europa geen staat, die resseerd was, meende hij *). ] voegde er bij, dat men te We zoover men dit van een Balk Griekenland, dat Bismarck o: id werd in 1879, in de dagen, sland zoo dreigend achtte, een ( naar den Duitsch-Oostenrijk m Roemeenschen minister Stt evaren, die Roemenië van Ru ssy, in wien Karei veel vertro larschuwen. Maar de zaak had : ook, omdat Rusland een an< . Bismarck er op terug. Het is r russehen Roemenië en Oostenr weg hebben gestaan. Maar 1 deze nog voort*) : zeer groo zijn. litiatief voort uit de verslechti iland en Boelgarije ingetreden ti ééne poging gedaan, om Ru heffing van een al te radicale o verleg met Giers plaats gehad tg tot stand gekomen bij gelege Uexander aan St. Petersburj creeg twee Russische menton iet deze, diefl zich alleronhebbe raad tot erger, en in 1883 kwaï r, onder invloed van de zeer valcrariif» rlr* Koir!^ ViA^r^n naai uitgebreid kon worden, ten ein lèel ook die van Servië en Tu e Rusland en Frankrijk — het' n dit verband is opmerkehjk liet bij het behoud van vrede g( alnoky antwoordde bevestigei ïen van Servië verzekerd was, n-staat.kon zeggen. Hij wees o< , wjn Russische koningin, Frai *j ld., 386. *) ld., 242. M Lezinp van di\ TTAvnal als hiprvnór n iin- MpHprlpplincrp' den : „Unsre Situation ïst kemeswegs klar , schrijft hij in het einde van 1878 1). Van de zijde van Duitschland werd in 1879, in de dagen, toen t Bismarck de verhouding tot Rusland zoo dreigend achtte, een eerste poging gedaan, om Roemenië naar den Duitsch-Oostenrijkschen kant over te halen. Hij wees den Roemeenschen minister Sturdza, die hem toen bezocht, op de gevaren, die Roemenië van Rusland bedreigden2). Ook door Andrassy, in wien Karei veel vertrouwen stelde8), het hij te Boekarest waarschuwen. Maar de zaak had geen • verdere gevolgen — natuurhjk ook, omdat Rusland een anderen koers nam. Eerst in 1883 kwam Bismarck er op terug. Het is mogelijk, dat ook tolmoeihjkheden tusschen Roemenië en Oostenrijk de toenadering eenigszins in den weg hebben gestaan. Maar toen Roemenië partij koos, duurden deze nog voort *) : zeer groot kan dus hun invloed niet geweest zijn. In 1883 kwam Bismarck's initiatief voort uit de verslechteringfi die in de verhouding van Rusland en Boelgarije ingetreden was. Vorst Alexander had meer dan ééne poging gedaan, om Rusland in het gevlei te komen 8). De opheffing van een al te radicale constitutie in 1881 had niet zonder overleg met Giers plaats gehad en in 1882 scheen een heele verzoening tot stand gekomen bij gelegenheid van een bezoek van vorst Alexander aan St. Petersburg. De nog wel erg onervaren vorst kreeg twee Russische mentors mee (Sobolew en Kaulbars). Maar met deze, diejl zich alleronhebbehjkst gedroegen, verviel men van kwaad tot erger, en in 1883 kwam het tot een breuk, toen Alexander, onder invloed van de zeer antiRussische stemming in heel Boelgarije, de beide heeren naar huis terugzond (September). In Augustus, toen de crisis zich al duidelijk aankondigde, had Bismarck Kalnoky laten vragen, of „unsre Friedensliga mit Italiën" ook niet naar het Oosten uitgebreid kon worden, ten einde de pohtiek van Roemenië, eventuèel ook die van Servië en Turkije, in vaste banen te leiden. Behalve Rusland en Frankrijk — het thans noemen van dit laatste land in dit verband is opmerkehjk — is in heel Europa geen staat, die niet bij het behoud van vrede geïnteresseerd was, meende hij *). Kalnoky antwoordde bevestigend en voegde er bij, dat men te Weenen van Servië verzekerd was, voor zoover men dit van een Balkan-staat, kon zeggen. Hij wees ook op Griekenland, dat Bismarck om rijn Russische koningin, Fransche ') Leben — IV, 153. *) ld., 386. *) ld., 242. *) Lezing van dr. Haynal als hiervóór, p. 120; Mededeelingen, als t a.p., 33 vlg. s) Hierover Corti, passim. «) Akten, IH, 265. 434 ROEMEENSCH-OOSTENRIJ KSCH VERDRAG. arde. Merkwaardige ommekee et gevolg van deze correspondei st met Bismarck te Gastein ha rhoud. Bratianu, heel declama Rusland. Bismarck, erg uit de meen een verbond met winstaa k hij later over de Donau-mo aarck had hij het zelfs over een waarbij Nizza, Savoye, Corsi st er hem op wijzen, dat Duitse Rusland zochten en dat het 1 a defensive Friedensassekuran ontwerp, dat Bratianu maakt 1, neer2). Het werd, na op Bisi te zijn, zoodat het een minde ezet in een Oostenrijksch-Ro )), waaraan Duitschland, zond >nk»). et verdrag is defensief. Als R benrijk het hulp verkenen; d< ,ië, wanneer Oostenrijk wordt: izende gebiedsdeelen. Deze be ;ensluiting tegen een eventueele verdrag is gelijksoortig aan die: gold ook voor 5 jaar, maar v selijk gemaakt. Het dekte d< ting, evenals de driebond dit i eeds een half jaar vroeger (22 ft lar verlengd, te rekenen van 2 van Weenen uitgegaan 4), Ber was ook thans over gesprok s" van te maken, maar ook thf en van Oostenrijksche zijde 5). r Kalnoky, dacht blijkbaar oy :ies als in 1879. Wel drukte hij je de zuinigheid in militaire uitg mneliike veilieheid in de toe}' 1 ie was, dat Bratianu een samen(7 Sept.). Het was een curieus Diisch, uitte scherp zijn afkeer x>gte, hield den indruk, dat de leel zocht. Tegenover Kalnoky den, de Djnestr-grens en met :ventueele uitbreiding van Itai genoemd werden. Bismarck land en Oostenrijk geen oorlog in alleen te doen was om een ' *}i En daarop kwam dan ook en dat Kalnoky's instemming arck's wensch eenigszins gewijanti-Russische tendenz kreeg, neensch verdrag (30 October r er toe toe te treden, adhaesie emenië wordt aangevallen, zal e verdragsphcht rust op Roeingevallen in de aan Roemenie dingen wijzen duidelijk op ees Russischen aanval. De aard vat van het drievoudig verbond — >r andere omstandigheden toe l tweebond in Zuid-Oostelijke Zuid-Westelijke deed. .art 1883) was de tweebond vooi October 1884 af. Het initiatie jn had geen bezwaren gemaakt 1 er een „Abkommen public is was dit afgestuit op moeilijk ismarck, al klaagde hij wel een; r het nut van het verbond noj e hoop uit, dat Oostenrijk-Hon ven aan de zorg voor de gemeen mst ondergeschikt maken zou Akten, III, 265 vlg. 171 ofirw irlo sympathieën en „bestechliche Indiskretion" niet vertrouwde en op Boelgarije, welks vereeniging met Oost-Roemelië hij niet meer afkeurde. Merkwaardige ommekeer 1 Het gevolg van deze correspondentie was, dat Bratianu een samenkomst met Bismarck te Gastein had (7 Sept.). Het was een curieus onderhoud. Bratianu, heel declamatorisch, uitte scherp zijn afkeer van Rusland. Bismarck, erg uit de hoogte, hield den indruk, dat de Roemeen een verbond met winstaandeel zocht. Tegenover Kalnoky sprak hij later over de Donau-monden, de Djnestr-grens en met Bismarck had hij het zelfs over een eventueele uitbreiding van Italië, waarbij Nizza, Savoye, Corsica genoemd werden. Bismarck moest er hem op wijzen, dat Duitschland en Oostenrijk geen oorlog met Rusland zochten en dat het hun alleen te doen was om een „rein defensive Friedensassekuranz" 1). En daarop kwam dan ook het ontwerp, dat Bratianu maakte en dat Kalnoky's instemming v vond, neer J). Het werd, na op Bismarck's wensch eenigszins gewijzigd te zijn, zoodat het een minder anti-Russische tendenz kreeg, \ omgezet in een Oostenrijksch-Roemeensch verdrag (30 October ] 1883), waaraan Duitschland, zonder er toe toe .te treden, adhaesie schonk*). . -JarHet verdrag is defensief. Als Roemenië wordt aangevallen, zal Oostenrijk het hulp verkenen; deze verdragsphcht rust op Roemenië, wanneer Oostenrijk wordt aangevallen in de aan Roemenie grenzende gebiedsdeelen. Deze bepahngen wijzen duidelijk op een aaneensluiting tegen een eventueelen Russischen aanval. De aard van dit verdrag is gelijksoortig aan dien van het drievoudig verbond — het gold ook voor 5 jaar, maar voor andere omstandigheden toepasselijk gemaakt. Het dekte den tweebond in Zuid-Oostelijke richting, evenals de driebond dit in Zuid-Westelijke deed. Reeds een half jaar vroeger (22 Maart 1883) was de tweebond voor 5 jaar verlengd, te rekenen van 21 October 1884 af. Het ïmtiatiel was van Weenen uitgegaan *), Berhjn had geen bezwaren gemaakt. Er was ook thans over gesproken er een „Abkommen publici iuris" van te maken, maar ook thans was dit afgestuit op moeilijkheden van Oostenrijksche zijde 5). Bismarck, al klaagde hij wel eens over Kalnoky, dacht blijkbaar over het nut van het verbond nog precies als in 1879. Wel drukte hij de hoop uit, dat Oostenrijk-Hongarije de zuinigheid in'mihtaire uitgaven aan de zorg voor de gemeenschappelijke veiligheid in de toekomst ondergeschikt maken zou, evenals Duitschland dit deed6). In dit opzicht was hij, naar het schijnt, niet heelemaal gerust op den bondgenoot. ') Akten, III, 265 vlg. *) ld., 269 vlg. . . . ') ld., 281 vlg. ; Pribram, I, 30. Italië schonkin 1888 adhesie (id. 33). *) Akten, III, 251 en noot. 5) ld., 256. «) ld., 251. NIEUWE DUITSCH-RUSSISCHE BESPREKINGEN. *35 uwi uauuiuun iccus 111 X' omstandigheid, die het zo van den tweebond ongetwij Saboarow kwam nu. duic jma.11 100,5 aannangig gemaa vroegtijdige besluit tot herni ld verhaast heeft1), liiker dan in 1880. met ver st™» direct tegen Bismarck, moest thans bevredigd worden *). Hij de toen aanstaande kroning van Alexander III (27 Mei 18I geschikte gelegenheid voor de Russische staatsheden tot het len van een program van Rusland's buitenlandsche politi inderdaad kwam hij in den zomer van dit jaar bij terugkeer u land met zulk een plan te voorschijn. Er was te Moskou op een ministerieele conferentie over de buitenlandsche zaken g< waarin Sabourow zijne opvattingen had voorgedragen s). B moeilijk uit te maken, in hoe verre hier instemming met Sabc plan was betuigd. Waarschijnlijk heeft Alexander III he aangemoedigd, maar even stellig was Giers niet met Sabc stappen ingenomen *), en baron Jomini had vasthouding a driekeizersbond geraden, om het herstel-plan van Divadia va te voltooien8). Het is niet onwaarschijnhjk, dat Sabourow, i met het doorzetten van zijn eigen plannen, gehoopt heeft een zwakke figuur 8), het beentje te lichten. Hij schijnt der van Nehdow gehad te hebben '). Het voorstel, dat Sabourow deed, kwam eigenhjk heer poging tot definitieve oplossing der Turksche kwestie. Het \ van 1881 had Rusland niet gegeven, wat het er van verwaci zelfs de vereeniging der beide Boelgarijen was nog niet to gekomen. Hij vroeg, of men niet zou kunnen teruggrijpen „Reichstadter Abmachungen", waaruit dan volgt, dat hij aa stantinopel. voor Rusland dacht en aan een verdeehng vs Balkan in twee invloedssferen 8). Het volle onderscheid tusschen Russische en Duitsche p komt in de houding van Bismarck ten opzichte van deze Ru verlangens heel scherp uit. Als Sabarow zich beklaag Rusland niet zooveel vrijheid heèft tegen Turkije „vorzuj als Duitschland en Oostenrijk tegen Frankrijk, teekent h „Wir beabsichtigen gar nicht vorzugehen, ich wüszte nicht Unsre Absichté sind nur defensive". Dat kon Sabouro ') Akten, III, 251—252. 2) ld., 285 vlg. 3) Goriainow (A.H.R.), 325. Veel meer moeite kostte de hernieuwing van den driekeizérsbond, door Sabourow reeds in Februari 1883 aanhangig gemaakt, een omstandigheid, die het zoo vroegtijdige besluit tot hernieuwing van den tweebond ongetwijfeld verhaast heeftx). Sabourow kwam nu, duidelijker dan in 1880, met ver strekkende plannen te voorschijn. Rusland's ambitie in het Oosten, zei hij al direct tegen Bismarck, moest thans bevredigd worden*). Hij achtte de toen aanstaande kroning van Alexander III (27 Mei 1883) een geschikte gelegenheid voor de Russische staatsheden tot het opstellen van een program van Rusland's buitenlandsche pohtiek, en inderdaad kwam hij in den zomer van dit jaar bij terugkeer uit Rusland met zulk een plan te voorschijn. Er was te Moskou op 26 Mei een ministerieele conferentie over de buitenlandsche zaken geweest, waarin Sabourow zijne opvattingen had voorgedragen8). Het valt moeilijk uit te maken, in hoe verre hier instemming met Sabourow's plan was betuigd. Waarschijrdijk heeft Alexander IH hem wel aangemoedigd, maar even stellig was Giers niet met Sabourow's stappen ingenomen *), en baron Jomini had vasthouding aan den driekeizersbond geraden, om het herstel-plan van Divadia van 1879 te voltooien5). Het is niet onwaarschijnhjk, dat Sabourow, tegelijk met het doorzetten van zijn eigen plannen, gehoopt heeft Giers, een zwakke figuur 8), het beentje te hchten. Hij schijnt den steun van Nehdow gehad te hebben 7). Het voorstel, dat Sabourow deed, kwam eigenhjk neer op een poging tot definitieve oplossing der Turksche kwestie. Het verdrag van 1881 had Rusland niet gegeven, wat het er van verwacht had; zelfs de vereeniging der beide Boelgarijen was nog niet tot stand gekomen. Hij vroeg, of men niet zou kunnen teruggrijpen op de „Reichstadter Abmachungen", waaruit dan volgt, dat hij aan Constantinopel. voor Rusland dacht en aan een verdeehng van den Balkan in twee invloedssferen 8). Het volle onderscheid tusschen Russische en Duitsche pohtiek komt in de houding van Bismarck ten opzichte van deze Russische verlangens heel scherp uit. Als Sabeffow zich beklaagt, dat Rusland niet zooveel vrijheid heeft tegen Turkije „vorzugehen" als Duitschland en Oostenrijk tegen Frankrijk, teekent hij aan: „Wir beabsichtigen gar nicht vorzugehen, ich wüszte nicht wohin. Unsre Absichté sind nur- defensive". Dat kon Sabourow van ') Akten, III, 251—252. 2) ld., 285 vlg. 3) Goriainow (A.H.R.), 325. *) Akten, in, 287. 6) Goriainow (A.H.R.), 326. *) Akten, III, 312, 330. '.) Id., 288, 322. ») ld., 288—293. 1& ONGESTADIGHEID IN RUSLAND'S POLITIEK. zün ziide niet zeggen, en al had zijn woord ditmaal geen ruggestlnn ianSjne refeering. hij was dan toch officieel gezant en by de veranderingen, die in Rusland intraden, mocht men vreezen, dat ook zijn pohtiek, misschien al spoedig, zou bovendrijven. Bismarck wees hem niet direct af1), maar mj^ achtte toch Verabredungen über die Türkei kaum zeitgemasz - wat ook weer zijn eemgermate gewijzigde pohtiek ten opzichte van Turkije ■„ aanduidt. Hij wenschte in elk geval geen conspiratie tegen den sultan. Maar wilde Rusland naar Constantinopel, dan moest men het niet tegenhouden. Voor Engeland behoefde men de lastenjes niet uit het vuur te halen. Zaten de Russen te Constantinopel^ dan kon men ze daar in elk geval beter bestrijden, ver van hun "basis, dan elders. Het hernieuwen van den bond achtte hij stellig aanbevelenswaardig ; ook, omdat zich in Rusland financieele of politieke gebeurtenissen konden voordoen, die op de bmtenlandsche zouden inwerken*) : m.a.w. die Rusland binnenslands zouden vastleggen, en ook daarmede ware Bismarck's eigenhjke deiel bereikt. Kalnoky wilde ook wel de verlenging van den bond, maar hij sprak met^zorg over Sabourow's halsbrekende plannen en hij bleef afkeeng van een afbakineen van invloedssferen *). '* j, Een oplossing uit de moeilijkheden, die Sabourow s voorstel had moeten doen ontstaan, bracht de definitieve overwinning; van Gtos pohtiek bij Alexander III, die al heel spoedig merkbaar werd Oprechte vriendschap voor Dmtschland moest de^oeksteenvan Sisland's politiek blijven, verzekerde Giers thans ^^Y?™^ dit eigenlijk niet, want Sabourow had mets vijandelijks tegenDuitschland beoogd. Maar het bevreemdende is juist, dat, hangende Sabourow's voorstellen, tevens meer dan gemaakt van Russische troepenbewegingen op deJJu1fg,^g^ zoodat volgens De Courcel zelfs een Duitsche mobilisatie voor de deur gestatn had5), en dit bracht dan ook weer 1^*»$^ aanstlandeh Eransch-Duitschen oorlog in de wereld! Sabourow blijkbaar teleurgesteld over zijn échec, gaf hieraan voedsel door Bismarck zelfs te beschuldigen, dat hij op een gelegenheid wachtte, omFrankrijkteovervallen»). „Onzin"noemt^smaxckdebes^l diging met volle recht. Maar het gebeurde bewees hoe wankel de^erhoudingen aan de andere zijde van de ^^^^ waren, waar men een gewoon diplomatiek voorstel met rruhtaire dreigementen kracht bijzette ! Van Alexander III mocht men als . ») Akten, III, 294—295. >) ld., 268. 3) ld., 289, 291, 299, 301. «) Pagès!*207, noot 2, 211, noot 2; cf. Bismarck-Ruszland, 242. «) Akten, III, 312 vlg., 324. 4°°- HERNIEUWING VAN DEN DRIEKEIZERSBOND. 137 bchweimtz vroeg met reent aan uiers : wat neipen aue n woorden en alle schoone artikelen van Katkow, die in dezei (wel op hooge inspiratie) niet anti-Duitsch schreef, als de Russ troepenbewegingen niet achterwege bhjven. Alleen wanneer verminderden, kon het gevaar voor oorlog verdwijnen, zei li Wilhelm1). Maar ook ditmaal bleef Alexander III dan ten slotte in het Bismarck ge wenschte spoor. Reeds had Giers, toen hij in Nove 1883 Berhjn bezocht, èn aan keizer Wilhelm èn aan Bisn de meest geruststellende verzekeringen gegeven3) en eve: zijnerzijds ontvangen *). En Herbert von Bismarck, toen secre van het gezantschap te St. Petersburg, kon deze — üada laatste intrige van Sabourow mislukt was —, bevestigen. 1 zelf uitte zich op zeer scherpe wijze over de republikein* Frankrijk: met een „bende" als Grévy, Clemenceau, Fen al dat „canaille" kon Rusland zich nimmer verbinden 5) — bewijs overigens, hoe zeer de verbinding (waarvoor Obruts ook nu gewerkt schijnt te hebben *)) in de lucht zat; „Frankrijk in de positie, waarin het verkeerde, kon zelfs beschouwd worden als een element in ons pohtiek sysfc met een sterk, monarchaal Frankrijk ware dit anders gewees Onder deze omstandigheden leverde de hernieuwing van driekeizersbond (in lichtelijk gewijzigden^ vorm) ten slotte bezwaar meer op en zij geschiedde te Berhjn op 27 Maart, opr voor drie jaar 8). "Hoeveel geringer werd echter de innerhjke beteekenis ? Hei thans heel duidelijk gebleken, dat een deel der Russische st heden, die in 1880 voor het samengaan met de centrale mogend! gepleit hadden, dit hadden gedaan om het inaugureeren eener ac Balkan-politiek. Zij waren teleurgesteld; Sabourow zelf, die onmogelijk gemaakt had, was reeds in Februari te Berlijn vei gen door Orlow'). Zij vermeerderden het geheel van hen, die 1 een ssönengaan met de centralen waren. Daat het verbond tocl bekend worden, zei keizer Alexander zelf tot Von Schweinitz, het Russische volk wil niets van een verbond met Ooste ') Akten, III, 322. ; cf. 326, 373. J) ld., 297. 3) ld., 302 vlg. ') Dat Bismarck hem toen een of- en defensieve alliantie, 00! Oostenrijk, zou hebben voorgesteld (Goriainow, A.H.R., 327), haast onmogelijk. van Alexander II zeggen : „rEmpereur a des velléités"1), en Von Schweinitz vroeg met recht aan Giers : wat helpen alle mooie woorden en alle schoone artikelen van Katkow, die in dezen tijd (wel op hooge inspiratie) niet anti-Duitsch schreef, als de Russische troepenbewegingen niet achterwege bhjven. Alleen wanneer deze verminderden, kon het gevaar voor oorlog verdwijnen, zei keizer Wilhelm»). Maar ook ditmaal bleef Alexander III dan ten slotte in het door Bismarck gewenschte spoor. Reeds had Giers, toen hij in November 1883 Berhjn bezocht, èn aan keizer Wilhelm èn aan Bismarck de meest geruststellende verzekeringen gegeven •) en evenzeer zijnerzijds ontvangen *). En Herbert von Bismarck, toen secretarisM van het gezantschap te St. Petersburg, kon deze — nadat een laatste intrige van Sabourow mislukt was —, bevestigen. Giers zelf uitte zich op zeer scherpe wijze over de republikeinen int Frankrijk: met een „bende" als Grévy, Clemenceau, Ferry en . al dat „canaille" kon Rusland zich nimmer verbinden 5) —, een bewijs overigens, hoe zeer de verbinding (waarvoor Obrutschew ook nu gewerkt schijnt te hebben *)) in de lucht zat; maar „Frankrijk in de positie, waarin het verkeerde, kon zelfs niet beschouwd worden als een element in ons politiek systeem; met een sterk, monarchaal Frankrijk ware dit anders geweest" 7). Onder deze omstandigheden leverde de hernieuwing van den driekeizersbond (in lichtelijk gewijzigden^ vorm) ten slotte geen, bezwaar meer op en zij geschiedde te Berhjn op 27 Maart, opnieuw voor drie jaar 8). "Hoeveel geringer werd echter de innerhjke beteekenis ? Het was thans heel duidelijk gebleken, dat een deel der Russische staatsheden, die in 1880 voor het samengaan met de centrale mogendheden gepleit hadden, dit hadden gedaan om het inaugureeren eener actieve Balkartpolitiek. Zij waren teleurgesteld; Sabourow zelf, die zich onmog«Lijk gemaakt had, was reeds in Februari te Berlijn vervangen door Orlow *). Zij vermeerderden het geheel van hen, die tegen een ssönengaan met de centralen waren. Daat het verbond toch niet bekend worden, zei keizer Alexander zelf tot Von Schweinitz, want het Russische volk wil niets van een verbond met Oostenrijk ') Akten, III, 322. ; cf. 326, 373. J) ld., 297. 3) ld., 302 vlg. *) Dat Bismarck hem toen een of- en defensieve alliantie, ook met Oostenrijk, zou hebben voorgesteld (Goriainow, A.H.R., 327), lijkt haast onmogelijk. 5) Akten, III, 315 vlg., 319, 324; maar cf. Fuller, 16, noot 31, 6) ld., 319, 321—322 ; cf. echter Goriainow (A.H.R.), 329. 7) Aldus Goriainow (A.H.R.), 329. 8) Akten, Hl, 334—335- 9) ld., 323, noot; Goriainow (A.H.R.), 328. 138 duitschland's sterke positie. weten. . . .1) ! Het noodlot wilde, dat Oostenrijk en Rusland om den Balkan tegenover elkander bleven staan, al waren ze verbonden en al kon de tegenstelling voor het oogenbhk wat minder acuut worden wegens de toenemende Russisch-Boelgaarsche spanning — zóó erg nu, dat Giers zich zeer bitter over vorst Alexander uitliet en uitdrukkelijk zeide van de vereeniging der beide Boelgarijen niets te willen weten »). De Balkan bleef voor en na de wonde plek. De hooge politiek vond geen uitweg'om ze af te snijden. Bismarck wist er een, maar legde hem niet op — en de anderen heten de slapende honden hefst liggen 8), tot deze van zelf wakker werden en gingen keffen.* Inmiddels : Bismarck's pohtiek bleef succesvol. Hij heeft er over gedacht de vèrscbillende verbonden nog meer af te ronden door Italië in den driekeizersbond op te nemen, waarnaast de drievoudige en de tweevoudige alliantie beide zouden bhjven voortbestaan *). Maar biertoe is het niet gekomen. Ook zoo was Duitschland's positie tterk genoeg, naar menschelijke berekening: drie alliantiënen de „entente" met Frankrijk plus de verbonden van Oostenrijk op den Balkan. Dit oogenblik heeft Bismarck waargenomen, om den sprong te doen, dien men „Deutschland's Eintritt in die Weltpohtiek" heeft genoemd6), en hiermede komen we weer terug op de beïnyloeding van de Europeesche door de koloniale verhoudingen. Deze „intrede was eigenlijk niet meer te vermijden. Want de Duitsche koopheden bezaten reeds groote belangen buiten Europa en zij hadden ook reeds, als particulieren, hier en daar land in bezit genomen. Hunne regeering had hen, als zij over onrecht te klagen hadden, niet in den steek gelaten, maar van grooten omvang of veel nadruk waren hare bemoeiingen niet geweest. Op enkele plaatsen, waar het Dmtsche commercieele optreden tot rivaliteit met Engeland had geleid, waren de Duitschers dan ook niet gelukkig geweest, bepajddehjk niet op de Fidsji-eüanden «), die Engeland hun voor den rCus had weggekaapt (1874). Ook op Samoa en Nieuw-Guinea vonden de Duitschers de Engelschen als concurrenten tegenover zicbf^n de vestiging van den koopman Düderitz in Angra-Pequena aan Afrika s Westkust werd van Engelsche, bepaaldelijk van Zuid-Afrikaansche zijde — want in dit optreden van Engeland spelen de koloniën : ') Akten, III, 33*') ld., 306. 8) ld., 288 (Schweinitz tot Giers). *) ld., 310. 1 , 8) Zie oa M. von Hagen, Voraussetzungen und Veranlassungen für Bismarcks Eintritt in die Welt-pohtik (Verlag der Grenzboten, 1914), en Von Hagen's reeds vroeger geciteerde groote werk. *) Hierover en voor al deze aangelegenheden verwijs ik verder naar Von Hagen's groote werk. DUITSCHLAND'S EINTRITT IN DIE WELT-POLITIK. 139 hier Zuid-Afrika, in de Zuidzee Australië, een belangrijke rol —, bedreigd; evenzoo gaven de vestigingen in Togo en Kameroen tot naijver aanleiding. Voor Ahgra-Pequena, spoedig als Duitsch Zuid-West-Afrika > bekend, nu is Bismarck in 1884 in de bres gesprongen op krachtiger wijze en in anderen vorm dan hij het nog ooit voor buiten-Europeesche dingen gedaan had. In het licht der latere ontwikkeling beschouwd, kan dit inderdaad als Duitschland's intfeden in de wereldpolitiek worden beschouwd, als men maar nooit vergeet, dat Bismarck zelf, hoe zelfbewust en weloverwogen hij ingreep, dit nooit als zoodanig opgevat heeft. Zijn pohtiek bleef beslist continentaal georiënteerd en onder koloniale pohtiek verstond hij niets dan: bescherming van zijne landslieden1). v Bismarck's optreden werd ingeleid, in het begin van April 1884, met een brief van Hatzfeldt, toen werkzaam aan het Auswartige Amt, aan Münster s). Hier is direct de toon, waarop de besprekingen van Duitsche zijde met Engeland te voeren zijn, goed en vast ingezet: r Engeland moet bedenken, dat het door Duitschland, v.n. in Egypte, zeer tegemoetkomend behandeld is ; Duitschland zal hier echter niet mee kunnen voortgaan, als Engeland rechtmatige reclamatiën, zooals die over Duitsche eigendommen op de Fidsji-eilanden — waarover heel lang zonder resultaat onderhandeld was —, in den wind slaat. Dit moet Münster aan de Engelsche regeering voorhouden. Nog in dezelfde maand volgde een tweede stap van grootere beteekenis. Terwijl 24 April de aanvaarding der Duitsche „Schutz-. herrschaft" over Angra-Pequena, wat het optreden van het Duitsche Rijksgezag buiten Europa, zij het in bescheiden vorm, inluidde, telegrafisch werd bekend gemaakt3), had Münster twee dagen te voren opdracht gekregen 4) de Engelsche regeering mede te deelen, dat zij er goed aan zou doen met de handelsbelangen van anderen rekening te houden in alle streken, die nog niet door eenige mogendheid geannexeerd waren. Hiermede streed het in Februari te voren . door Engeland met Portugal over de Kongo gesloten verdrag *), dat aan laatstgenoemd land uitgestrekte kuststreken toekende. Engeland kan Duitschland zijn dankbaarheid voor ondervonden tegemoetkomingen toonen door er voor te zorgen, dat voortzetting en instandhouding van bestaande handelsverbindingen onbelemmerd blijven. Het kan ook Helgoland aan Duitschland teruggeven: het eiland heeft in vredestijd voor Engeland geen en in oorlogstijd niet dan een problematiek nut. Het dient te begrijpen, dat Duitschland het last kan bezorgen door Rusland en Frankrijk niet terug te houden ') Akten, IV, 64. *) ld., 48. J) ld., 56». ♦) ld., 50 vlg. *) Fitzmaurice, II, 344; Akten, III,'413»; Hagen, 322. 140 DUITSCHE VRAGEN AAN ENGELAND. van onvriendelijke handelingen, resp. in Indië en in Egypte. Dit kan onaangenaamheden genoeg voor Engeland ten gevolge hebben, al denkt Duitschland nimmer aan oorlog met Engeland. Meer als aanbod, ter waarborging van goede betrekkingen, dan als eisch moet Münster dit alles aan Granville voorhouden. Deze daad van Bismarck is een diplomatiek meesterstuk van de bovenste plank. Er wordt gebruik gemaakt van een voor Duitschland buitengewoon gunstige conjunctuur, — neen, niet om veroveringen te maken, maar om een belooning te vragen voor een vnendschappelijke behandeling, bestaande in het verwezenlijken van volstrekt niet onrechtmatige verlangens, en dit is eigenlijk de \ eenige maal, dat Bismarck op deze wijze een positieve winst voor 'Duitschland gevraagd heeft. Münster 's boodschap kwam op een voor Engeland allerongelegenst oogenblik. Het had na lange overleggingen, wat met het Egyptische vraagstuk te doen, juist uitnoodigingen in zee gestuurd voor een conferentie van de belanghebbende mogendheden over de Egyptische financiën1), welker regeling het uit den aard der zaak met alleen af kon. Frankrijk en Turkije hadden al bij voorbaat bezwaar gemaakt *). Voor het welslagen der conferentie hing inderdaad veel van Duitschland af. En daar kwam nu Duitschland in eens vragen om Helgoland en om Angra-Pequena — want hierom ging het natuurhjk ook - en principieel feitelijk om nog heel wat meer. Vooral Angra-Pequena, dat Duitschland een jaar te voren ter sprake had gebracht - zonder dat Engeland er ernstig op was ingegaan ) —, leverde moeilijkheden op: Zuid-Afrika verzette zich sterk en had de Walvisch-baai al onder zijne souvereiniteit genomen. Nu kwam het op de toepassing van Gladstone's stelregel aan. In hoe verre kon Duitschland's optreden vereenigbaar geacht worden met de belangen der Engelsche , ,communities" ? Heel gemakkelijk was dit niet te bepalen, en heel vlot ging het met Münster s boodschap dan ook niet. De gezant bracht haar niet geheel correct over: hij appuyeerde zeer de teruggave van Helgoland, die hij zelf bizonder begeerenswaardig achtte, maar dit was niet in overeenstemming met de opdracht. Granville was heel vriendelijk, maar deed geen enkele toezegging, al had hij in een vorig onderhoud al toegegeven, dat Bismarck's uitgangspunt juist was *). Met Gladstone sprak hij af de zaak van Helgoland — ook immers dertien jaar geleden al ter sprake gebracht — dilatorisch te behandelen5). Er ware stellig ook geen meerderheid in het Dagerhuis voor te vinden geweest. ') Newton, II, 325 ; Fitzmaurice, II, 3*9- 2) Akten, IV, 57. 3) Fitzmaurice, II, 346 vlg. ») Akten, IV, 50 en 53 vlg. s) Fitzmaurice, II, 351. 361—362; cf. hiervóór p. 32. DUITSCH ZUID-WEST. 141 Althans vond Sir John Gorst, die er den afstand aan de orde wilde stellen, geen steun. Maar voordat het bericht over Münster's onderhoud met Granville Bismarck bereikt had1), had deze de opdracht al ingetrokken, en wel om Engeland's houding in zake Angra-Pequena: lord Derby, minister van koloniën, had Engeland's aanspraken hierop in het Hoogerhuis ter sprake gebracht *) (16 Mei), en men moet het stelhg hiermede in verband brengen, dat Bismarck nu een andere taktiek begon. Helgoland werd niet meer aangeroerd: het mocht in geen geval als ruil-object vqot Angra-Pequena dienen3). Des te sterker werden Duitschland's koloniale wenschen naar voren gebracht. De openbare meening, teekende Bismarck aan, zou op den duur de Engelsche aanmatiging en exclusiviteit niet verdragen4). Münster, wiens diplomatiek beleid aan scherpe kritiek onderworpen werd, kreeg te hooren, dat hij de Engelsche regeeiing duidelijk moest maken, dat Duitschland het „quod heet Jovi non licet bovi", niet op zich wenschte te laten toepassen B): Engeland moest m.a.w. Duitschland's recht om te koloniseeren a in landen, die aan niemand toebehoorden, erkennen. 4 Juni werd ' hem opgedragen te Londen te verklaren, dat Duitschland een Engelsche inbezitneming van Angra-Pequena niet zou erkennen*)» Inderdaad had op dat oogenbhk de Zuid-Afrikaansche regeering — Rhodes begon hier toen juist invloed te verkrijgen *) — tot de inbezitneming besloten, wat aan den Duitschen consul te Kaapstad was medegedeeld (resp. 29 Mei en 3 Juni) 8). Maar Bismarck's dreigement hielp. Granville antwoordde Münster op diens vertoog, dat Engeland aan Duitsche koloniale verlangens niets in den weg zou leggen. Hij merkte verontschuldigend op, dat men tot dusverre niet den indruk had, dat Duitschland aan koloniale pohtiek wilde doen, en de regeering moest het eerst met Zuid-Afrika eens worden •). 1 Herbert Bismarck, toen eerste secretaris van het Duitsche gezantschap in den Haag, kon, bij een bezoek aan Engeland, bij Granville dezelfde opvatting constateeren en deze gaf hem eigenhjk zelfs toe, dat de Duitsche klacht over gebrek aan samenwerking van het „foreign" en het „colonial office" niet ongegrond was10). 21 Juni besloot de Engelsche regeering in beginsel in zake Angra- !) Rothfels, 136. J) Akten, IV, 57». 5) ld., 56. *) M., 59s) ld., 61. «) ld., 63W. 7) Hagen, 318. 8) Fitzmaurice, II, 350, 352. 9) Akten, IV, 64. ,e) ld., 70 en 73. 142 BISMARCK S KOLONIALE OVERWINNING. Pequena toe te gevenA), al auurae nex aoor ae Legcuwci *.u.ls Tan Zuid-Afrika tot September, voordat Duitschland's rechten hier officieel werden erkend *), wel te verstaan met uitsluiting van de Walvischbaai. Ongetwijfeld heeft de forsche houding, die Bismarck voortdurend bleef aannemen *), dezen afloop begunstigd en verhaast. ... , , • i De eerste phase van de Duitsch-Engelsche botsingen op kolomaal ] gebied eindigde dus met een complete overwinning van Bismarck. -PZijn pohtiek is, als gewoonhjk, klaar en wel overdacht. Zij gaat uit van de stelling, dat alle natiën recht hebben op het niet verdeelde buiten-Europeesche gebied, zonder er een oogenbhk aan te denken op verworven rechten van anderen aanspraak te maken of een zeer uitdagende houding aan te nemen. Juist in denzelfden tijd, wanneer de crisis om Angra Pequena op haar hoogst is, komt de ZuidAfrikaansche deputatie met Krüger te Berlijn. Zij werd zeer hoffelijk ontvangen, maar tot eenige manifestatie tegen Engeland werd de gelegenheid niet waargenomen, en Bismarck heeft het stellig nooit in zijn hoofd gehaald er aan te denken de Boeren wezenlijk te ondersteunen4), evenmin als hij van een vlootbouw wilde weten*). Toch was de pubheke opinie zeer tegen Engeland ingenomen. Mannen van het kaliber van Virchow en Koch beschuldigden er Engeland openlijk van „to have brought cholera in France" «). Maar Odo Russel, nu lord Ampthill, vergiste zich meer dan ten halve toen hij neerschreef, dat Bismarck's anti-Engelsche veldtocht voortkwam uit zijn neiging om populariteit te winnen met het oog op de aan- " staande verkiezingen*). (Stellig is Bismarck er zich van bewust geweest, dat de openbare meening in Duitschland koloniale pohtiek eischte en dat elke regeering hiermede rekening had te houden ). Zijn toegeven hieraan op dit oogenblik was echter een gevolg van een gunstige buitenlandsche conjunctuur, niet van binnenlandsche P°Eng€land's gedragslijn is veel minder klaar omlijnd. Granville ' was zeer tegemoetkomend, en nog veel meer waren dit mannen als Harcourt, Chamberlain en Dilke»). Evenzoo de prins van Wales die naar een duurzame en werkelijke alliantie met Dmtschland streefde terwijl - wat in dit verband teekenend is - de moeilijkheden aan het Hof te Berhjn betreurd werden10). Maar Derby ') Akten, IV, 71 ; Pitzmaurice, II, 354') ld., 83»». 3) ld., 72»., 77 en noot, 79, 97. IO°- ») Cf. Fitzmaurice, II, 229. ') Von Hagen, 454—455- «) Fitzmaurice, II, 359- ') ld., 358. ») Akten, IV, 96. ») Cf. nog Akten, IV, 83 en 88. >°) Akten, IV, 84 vlg. ; Fitzmaurice, II, 359- ENGELSCHE OPVATTINGEN. 143 werkte remmend en Gladstone trad in elk geval niet krachtig ten gunste van Duitschland's aanspraken op. Men meent wel1), dat hij — of zijn zoon — de schrij ver is van een artikel in de Fortnightly Review, omstreeks dezen tijd, waarin Engeland's toenadering tot Frankrijk en Rusland bepleit en de opvatting verkondigd wordt, dat Engeland Rusland gerust aan den Bosporus kan toelaten. Inelk geval bewijst het artikel, dat tamelijk sterk tegen Bismarck, den „scheidsrechter van Europa", stelling neemt, dat die strooming in de Engelsche pohtiek, die op den duur de overhand zou krijgen, toen reeds aanwezig was. Aangaande Gladstone's auteurschap durf ik niet meer zeggen *), dan dat het artikel eenige overeenkomst vertoont met een brief van Gladstone aan Granville uit 1883, waarin hij sterk waarschuwt tegen plannen van Oostenrijk, door Bismarck voortgedreven, ten opzichte van den Balkan, terwijl over Rusland zachter geoordeeld wordt: het heeft sterke sympathieën der Balkanvolken voor zich, terwijl Oostenrijk, bemoeide het zich met den Balkan, „a mad policy" zou drijven. Gij, zegt Granville daarna tegen Gladstone, zijt meer bevreesd voor Oostenrijk, ik voor Rusland 3). Ziehier een fundamenteel verschil van opvatting omtrent Engeland's buitenlandsch beleid in den boezem van een liberaal kabinet zelf, waarvan de constateering, met het oog op de toekomst, bizonder belangwekkend is. Ook in de pers uitte zich het verschü: de Times is geregeld anti-Duitsch, de Pall Mali Gazette meent, dat er „sine Germania nulla salus" is *). Voorloopig overwoog wel de opvatting, dat men het met Duitschland niet tot een conflict moest laten komen. Hiervoor levert de afloop van de Angra-Pequena-zaak een duidelijk bewijs. Andere bewijzen zijn, dat de Engelsche regeering het verdrag met Portugal opgaf6) en de afkondiging eener grensregehng op Guinea uitstelde •). Zij ondervond trouwens reeds de gevolgen van de minder goedgezinde houding van Duitschland op de conferentie van Donden over de Egyptische financiën, die in Augustus 1884 onverrichterzake moest uiteengaan 7). Anderzijds merkte Bismarck spoedig op, dat zijn sterkere toenadering tót Frankrijk — wij worden, schreef hij zelf, door Engeland's houding tot concurrent om Frankrijk's vriendschap s) — ') Von Hagen, 352—354- *) Volgens Pitzmaurice, II, 359, is het van Escott; cf. Akten, IV, 69. ') Fitzmaurice, II, 276—277. — Volgens Akten, IV, S. 138, zou Gladstone naar de „französisch-russische Anlehmmg" tegen Duitschland en Oostenrijk gestreefd hebben. Het is niet duidelijk, wanneer dit zou geweest zijn. *) Akten,' IV, 92 en 106; Hagen, 406. *) Fitzmaurice, II, 354. *) Fitzmaurice, II, 366; Hagen, 435 vlg. T) Fitzmaurice, II, 354 ; Akten, III, 413, noot, 415, noot; IV, 77, noot. *) Akten, IV, 78. 144 FRANKRIJK BLIJFT GERESERVEERD. toch niet die gevolgen had, die hij er van verwachtte, lnderüaaci had Bismarck, onder invloed van de moeilijkheden met Engeland, een stap van vèr strekkende beteekenis gedaan. Niet alleen verzekerde hij Frankrijk, dat Duitschland Itahë's aanspraken in Marokko nimmer zou steunen, en hij noemde zelfs den Itahaanschen wensch voortspruitende uit een „diUettantische - vertrauhch wurde ich sagen banausische - Unkenntniss" van wat m de groote pohtiek mogelijk en nuttig was, terwijl hij er den nadruk op legde, dat voor LDuitschland goede Italiaansch-Fransche betrekkingen gewenscht Nvaren1) • hij deed bovendien eén bepaald voorstel tot samenwerking. ijDeze zou strekken tot het vrijwaren van den handel m nog met /bezette streken. Spanje, Nederland, Portugal, België zouden ook 'mee kunnen doen, Engeland eveneens, maar Bismarck achtte het wel terecht problematiek, of het hiertoe genegen zou wezen. Inderdaad werd hier een associatie voorgesteld als tegengewicht tegen de /Engelsche koloniale suprematie 2). Van een „équihbre ders mers sprak hij zelfs tegen Courcel, terwijl hij het Europeesch evenwicht een i8e-eeuwsch begrip noemde8). Er begon toch wel een nieuwe wind in de Bismarckiaansche pohtiek van dezen tijd op te steken ! Maar met een dergelijk positief voorstel tot samenwerking had Bismarck geen succes in Frankrijk. Courcel had het met ingenomenheid aangehoord, maar bepleitte het met en Ferry toonde= zichwel genegen tot een „Verstandigung", bepaaldehjk over West-Afrika, rnaar hij hield zich gereserveerd, want voorzichtigheid was om de licht ontvankehjke openbare meening geboden ; m elk geval wilde hij geen initiatief nemen4). Direct merkt men ook wantrouwen. [ Zou Bismarck eigenhjk niet bedoelen Frankrijk door een oorlog ! met Engeland voor lange jaren te verzwakken ») ? Bismarck, toen hii hiervan hoorde, het antwoorden, dat een Fransch-Engelsche oorlog voor Duitschland een dergelijke calamiteit zou wezen als een Russisch-Oostenrijksche, waarom hij er eerlijk naar streelde, om hem te voorkomen, en de Egyptische vraag langs vreedzamen weg op te lossen. Maar deze politiek hebben zeer weinigen begrepen en nog minder is zij gewaardeerd. Wel namen de stemmen van de toenadering tot Duitschland zoekenden toe: de toenmahge: gezant te Caïro, Barrère, uitte zich in zeer gunstigen zin en de Fransche minister van oorlog, Campenon, zei, dat Dmtschland en ^ankrqk de wereld zouden kunnen regeeren8). Maar Deroulède en Ctan* ceau zorgden er voor, dat ook een andere geest wakker bleef heb twee kinderen verloren, zeide de eerste tot Ferry, en gij biedt ') Akten, III, 410. ») ld., 414 vlg. ») Pagès, 210, 385—386. *) Akten, III, 420—421. ») ld., 418, 431- «) ld., 427, 428. iek van dezen tija op te sxeKcu f voorstel tot samenwerking ha Courcel had het met ingenomei et niet en Ferry toonde zich w , bepaaldehjk over West-Afrik want voorzichtigheid was om e Ling geboden ; in elk geval wile :t merkt men ook wantrouwe ►elen Frankrijk door een oorl< : verzwakken 8) ? Bismarck, toe len, dat een Fransen-Engelse] gelijke calamiteit zou wezen s rom hij er eerhjk naar streeft! optische vraag langs vreedzarm iek hebben zeer weinigen begrep Wel namen de stemmen van 1 :enden toe: de toenmahge geza ier gunstigen zin en de Franse zei, dat Duitschland en Frankr n8). Maar Déroulède en Cleme n andere geest wakker bleef. „ j - 4-„ Ttot-rv f»n oïi hie INVLOED DER KOLONIALE TEGENSTELLINGEN. 145 nlij twintig bedienden aan"1). Hij begreep nog niet, dat de bedienden op den duur konden helpen, om de kinderen terug te krijgen. Trouwens, deze consequentie schijnt toen niemand in den zin gekomen. In elk geval — Bismarck had gelijk, toen hij een gerucht, dat hij Parijs zou bezoeken, direct het tegenspreken; hij wilde Ferry wel ontmoeten, maar niet te Parijs *). Een bepaald gevolg heeft Bismarck's voorstel wel gehad, al. is er geen anti-Engelsche associatie uit voortgekomen. Men ziet licht het verband tusschen het grondverdrag van den Kongo-staat, die op de te Berlijn midden November 1884 tot einde Februari 1885 dagende conferentie geschapen werd, en Bismarck's uit verkeerspolitiek oogpunt vrijzinnige, wijl het begrip van monopolie uitsluitende, denkbeeld8). Het is overigens bekend genoeg, dat deze conferentie uit de Fransch-Duitsche besprekingen voortkwam en dat Duitschlands' verzet tegen het Portugeesch-Engelsche tractaat er den weg voor baande. Dat de Kongo-regeering spoedig een anderen weg dan dien van vrijen handel is ingeslagen, is haar zaak en was strijdig met den opzet *). Het wordt duidelijk: deze koloniale tegenstellingen, met Egypte I als uitgangspunt, hebben de Europeesche verhoudingen in 1883 en 1884 vrij wat beroerd, zonder er een blijvende verschuiving in teweeg te brengen. Noch Engeland en Duitschland in hun conflict, noch Engeland en Frankrijk in hunne wantrouwende verhouding hebben er aan gedacht de zaken op de spits te drijven. En na wat geharrewar, na wat speldeprikken over en weer wordt de uitweg gevonden, die het dreigende onweer afleidt. Ten slotte ook in Egypte : in Maart 1885 werd Egypte bij de L,ondensche conventie gemachtigd een leening te sluiten en in hetzelfde jaar kwam de Suez-kanaal-conferentie te Parijs bijeen, die de belangrijke aangelegenheid van den internationalen status van dit kanaal op bevredigende, hberale wijze regelde (definitief pas in 1888 te Constantinopel geteekend)8). Alleen de aUergewichtigste vraag: hoe het met de Engelsche occupatie van Egypte, die nog altijd tijdehjk heette, zou gaan, bleef onbeslist. Maar terwijl deze dingen zich plooiden, was er in het begin van 1885 vuurwerk genoeg, dat de menschen bezig hield en ook lang niet zonder beteekenis was. Daar was in de eerste plaats (einde Febr. —begin Maart) een openbare discussie — zooals we die uit den Wereldoorlog ten overvloede kennen — tusschen Granville en Bismarck over de vraag, of de ') Gooch, Franco-German relations, 21. s) Hagen, 427; Pagès, 390—391. 3) Akten, III, 426; Fitzmaurice, II, 355; Hagen, 425, 494. •) Asser, De Betrekkingen met het Buitenland (in een Halve Eeuw, Historisch Gedenkboek, uitg. door het Nieuws van den Dag), roö. 6) Asser, t.a.p. Europa en Bismarck'» Vredespolitiek. 10 140 ENGELSCH-DUITSCHE ONTSPANNING. laatste dgenkjk Engeland naar Egypte gedreven had met de woorden, zooals de eerste het bevallig uitdrukte: ,,take it"1). Bismarck raakte hierover erg op z'n achterste beenen, maar het valt moeilijk te ontkennen, dat bij in de dagen van de Balkan-moeilijkheden van 1876 Engeland in de richting van Egypte gewezen had, al had Engeland toen den raad niet willen opvolgen. In elk geval had Engeland's initiatief geheel buiten Bismarck's greep gelegen en de verwijten over en weer zijn dan ook meer een bewijs van de onvriendelijke stemming, die ten gevolge van Bismarck's tegenwerking, vooral in den kring der regeering, was ontstaan. Zij komt ook even uit in een onderhoud (begin Maart) van Granville met Herbert Bismarck, die reeds vroeger aanstoot had gevonden in het onbeantwoord bhjven van zijne brieven*). Ditmaal, zeiDilke, was Herbert naar Engeland gekomen, om Gladstone en Granville omver te werpen *)! Dit teekent de stemming. In werkelijkheid deden de beide mannen, hoe geprikkeld ze waren, al hun best „gentlemanlike" tot een schikking te geraken over nog hangende moeilijkheden. Bepaaldehjk ten opzichte van Nieuw-Guinea gaf Engeland, op aandrang van Gladstone zelf, kort daarna toe, en omgekeerd bevorderde Duitschland de boven reeds genoemde Eondensche conventie over Egypte *). De buitengewone zending van Rosebery naar Berhjn in Mei (op een wenk van Herbert Bismarck), ofschoon in hare gevolgen niet belangrijk, is ook als een uiting der dan verbeterende betrekkingen op te vatten8). Een dergehjke verfrissching in den diplomatieken omgang te Berhjn was ook hierom wel eens noodig, omdat Sir Edward Malet, die den in Augustus 1884 overleden Ampthül opgevolgd was, van geen bijzondere beteekenis was •). "Ernstiger was de dreigende Engelsch-Russische botsing. Sedert 1881 was de spanning in Midden-Azië, na het terugtrekken der Engelsche troepen uit Afghanistan, sterk verminderd. Zij leefde weer op, toen Rusland eindelijk het reeds zoo lang in gevaar geachte Merw innam (1884). Nu heette ook Herat bedreigd. Een commissie tot vaststelling der grenzen werd wel benoemd, maar de Russische leden onttrokken zich 7). Begrijpelijkerwijze wekte dit wantrouwen in Engeland, waar men voldoende ervaring had van wat Russische verzekeringen over Midden-Azië beteekenden. Inderdaad drongen *) Akten, III, 102, noot, en 107; Pitzmaurice, II, 426; Hagen, "488 vlg.; Rothfels, 87, noot. !) Akten, IV, 83, noot, 100 vlg. *) Pitzmaurice, H, 430. *) Hagen, 493 ; Pitzmaurice, II, 430, 433. «) Fitzmaurice, II, 439, 444; cf. Akten, IV, 449. «) Eerst was Morier genoemd (de prins van Wales was voor hem : Sidney Lee, I, 482), maar Bismarck wilde hem niet. Morier ging toen naar St. Petersburg. 7) Fitzmaurice, II, 420 vlg. n achterste oeenen, maar net v. de dagen van de Balkan-moeiuj ïchting van Egypte gewezen ha iet willen opvolgen. In elk ge\ buiten Bismarck's greep geleg dan ook meer een bewijs van 1 gevolge van Bismarck's teg« regeering, was ontstaan. Zij koi begin Maart) van Granville n ;er aanstoot had gevonden in 1 >rieven*). Ditmaal, zeiDilke,w om Gladstone en Granville om\ aming. In werkelijkheid deden waren, al hun best „gentlema over nog hangende moeilijkhede IvTieuw-Guinea gaf Engeland, ; daarna toe, en omgekeerd ben »genoemde Eondensche conven ; zendine van Rosebery naar B s een uiting der dan verbeterec n dergelijke verfrissching in d was ook hierom wel eens nood len in Augustus 1884 oyerled :en bijzondere beteekenis was ïgelsch-Russische botsing. Sed n-Azië, na het terugtrekken < 1, sterk verminderd. Zij leefde w eeds zoo lang in gevaar geacl k Herat bedreigd. Een commis wel benoemd, maar de Russis< lijkerwijze wekte dit wantrouw t ervaring had van wat Russis» beteekenden. Inderdaad droru; ; Fitzmaurice, II, 426; Hag ENGELSCH-RUSSISCH INCIDENT. 147 de Russen begin 1885 door tot den Zulfikar-pas, in Februari kwam een Russische troep dicht bij Pendjeh, waar een Afghaansche lag : er was twijfel over, of het Afghaansch gebied was. Ernstige vertoogen van Engelsche zijde te St. Petersburg werden ontwijkend beantwoord. Begin Maart telegrafeerde Koningin Victoria aan Alexander III, om te waarschuwen tegen een Engelsen-Russisch conflict. Onmiddelhjk bond de Russische regeering in: zij stemde toe in onderhandelingen te Donden. Maar einde Maart had het gevecht, waarvoor gevreesd werd, te Pendjeh plaats: de Afghanen werden verslagen. Nu trad het kabinet-Gladstone krachtig op. Het vroeg einde April een groot crediet van 11 millioen pond, dat met haast algemeene stemmen werd goedgekeurd1). Maar het stelde tegelijkertijd het benoemen van een arbiter voor, waarvoor aan keizer Wilhelm I gedacht werd 2). Stellig een doortastende en toch gematigde politiek, al werd zij als te laat komende scherp gekritiseerd, die onmiddelhjk tot het doel voerde. Reeds 2 Mei kon Gladstone zeggen, dat het oorlogsgevaar voorbij was8). De Russische regeering wenschte evenmin oorlog als de Engelsche, die zeer tegemoetkomend geweest was; buiten haar om waren stellig ook in Engeland invloeden, die het op oorlog toelegden (v.n. Randolph Churchiü) 4). Het kwam nu tot ernstige onderhandelingen, die leidden tot de afbakening der grenzen onder arbitrage van den Koning van Denemarken 8) (definitief 10 Sept. 1885 ; nadere conventie in 1887). Het is begrijpelijk, dat onder den invloed van dit incident, dat i Engeland en Rusland op den rand van den oorlog bracht, de Engel- | sche regeering meer tegemoetkoming tegenover Duitschland aan " den dag legde. Omgekeerd kreeg ook Duitschland reden tegenover Engeland een minder hoogen toon aan te slaan. Want einde Maart 1885 viel het ministerie-Ferry, gevolg van moeihjkheden in den slependen Chineeschen oorlog ?) (nederlaag van de Franschen te Dang-Son, die 28 Maart te Parijs bekend werd), die de oppositie een kans gaven, en Freycinet, die nu in het kabinet-Brisson opnieuw minister van buitenlandsche zaken werd, toonde direct in de koloniale pohtiek grootere reserve. Met China kon spoedig vrede gesloten worden, omdat de Chineesche regeering terecht begreep van de weinig beteekenende overwinning geen definitieve verbetering te wachten te hebben 7). Tracht men den invloed van#deze gebeurtenissen van het begin ') Morley, III, 184. *) Akten, IV, 119. ') Fitzmaurice, II, 440. *) Akten, IV, 121 ; Gooch, 31. *) Fitzmaurice, II, 441 vlg. — Stellig heeft ook lord Dufferin als onderkoning voor een vreedzame oplossing geijverd (Dyall, IT, 93 vlg.). 6) Newton, II, 343, 349; Rambaud, 377. 7) Freycinet, 293. draansch gebied was. Ernstig St. Petersburg werden ontwi egrafeerde Koningin Victorii en tegen een Engelsch-Russiscl ssische regeering in: zij stemc Maar einde Maart had het gei ndjeh plaats: de Afghanen w -Gladstone krachtig op. Het in 11 millioen pond, dat met ïkeurd1). Maar het stelde tegel ter voor, waarvoor aan keizei ;en doortastende en toch genu ; komende scherp gekritiseer< . Reeds 2 Mei kon Gladstone ze j was8). De Russische reg< Engelsche, die zeer tegemoetko 148 EINDE DER FRANSCH-DUITSCHE „ENTENTE . van 188S op de Europeesche verhoudingen te schatten, dan komt men niet verder dan tot de vaststelling van het feit, dat de nauwere raanraking van Duitschland en Frankrijk ophoudt: zoowel in de Engelsch-Duitsche als in de Fransch-Duitsche verhouding keert de toestand van vóór het Engelsch-Duitsche conflict terug. Duidelijk wordt dit aangetoond door de terugroeping (Juni 1885) van den Duitschen consul-generaal Rohlf uit Oost-Afnka - Dmtechland had hier in Maart te voren zijne souvereme rechten vastgelegd. waar hij sedert Mei 1884, tot groote ergernis van de Engelschen was werkzaam geweest»). Ook het Bismarck het optreden van Engeland in de baai van Santa Ducia, dat de afsluiting van de Zmd-Afnkaansche Republiek van de zee beteekende, toe"). Voorloopig zag hii van het verder krachtig bevorderen der Duitsche koloniale belangen af, omdat de vastelands-constellatie iets minder gunstig werd ; er was trouwens heel wat bereikt. . Men meene overigens niet, dat de Engelsch-Fransche betrekkingen direct veel verbeterden. Granville verheugde zich over den val van Ferry, dien hij geheel van Bismarck afhankelijk noemde . Maar van Freycinet kwam voorloopig niets dan mooie woorden ). Er bleef in sommige Fransche kringen een sterke anti-Engelsche gezindheid heerschen, waarvan het incident van Rochefort, die na ten bezoek aan Engeland beweerd had, dat Wolseley een prijs op zijn hoofd gesteld had, de sterkste uitdrukking werd; de Fransche regeering vond het toen noodig het Engelsche gezantschap te laten bewaken (Aug. 1885) 6). Maar het gevoehgst bleef de Fransche pubheke opinie naar den anderen kant. Men zag in het voorjaar een Engelsch-Russischen oorlog met bange vrees komen. Dan zou men inuners alleen staan naast Duitschland -, en dit beteekende vast een aanval van dit land. De fabel, dat Bismarck s ..ultimate object" Holland zou zijn, aangedikt met het verhaal, dat als compensatie België of een deel hiervan aan Frankrijk zou vallen, kwam opnieuw te voorschijn. Dergelijke bakerpraatjes dischte: Dyons ouder gewoonte op«). Granville schijnt althans geloofd te hebben, dat Bismarck Rusland tot den oorlog zou aangespoord hebben ). Merkwaardig altijd weer ditzelfde wanbegrip - om met te zeggen\ onverstand -r, al is het stellig nu veel minder verbreid en mgewor- \ teld dan 10 jaar vroeger! In waarheid had Bismarck zich van alle \ bemoeiingen met het Engelsch-Russische conflict onthouden Hi \ ontried ook Wilhelm I - uit égard voor Rusland - eerugerlei ') Hagen, 432 en 535- J) ld., 477 ; Fitzmaurice, II, 3&9- 3) Fitzmaurice, II, 434- *) Newton, II, 356—357- *) ld., 358. 6) ld., 345 en 351 (13 Maart en 1 Mei). 7) Fitzmaurice, II, 422. krijk ophoudt: zoowel in de Duitsche verhouding keert de sche conflict terug. Duidelijk roeping (Juni 1885) van der Oost-Afrika — Duitschland vereine rechten vastgelegd — gernis van de Engelschen, was ck het optreden van Engelanc luiting van de Zuid-Afrikaan ende, toe2). Voorloopig zaj leren der Duitsche kolonial< mstellatie iets minder gunstij kt. Engelsch-Fransche betrekkin e verheugde zich over den va marck afhankelijk noemde») ig niets dan mooie woorden *) gen een sterke anti-Engelsch acident van Rochefort, die n 1, dat Wolseley een prijs op zij drukking werd; de Fransch Sngelsche gezantschap te late gevoehgst bleef de Fransch :ant. Men zag in het voorjai ; bange vrees komen. Dan zo tschland —, en dit beteekenc bel, dat Bismarck's „ultimal met het verhaal, dat als con ian Frankrijk zou vallen, kwa bakerpraatjes dischte Dyoi lijnt althans geloofd te hebbe. log zou aangespoord hebben' wanbegrip — om niet te zegg< sei minder verbreid en ingewc :id had Bismarck zich van a! ssische conflict onthouden. I _J T>„c1a*irt ppnlPPrl 1 LI V UU1 uoiui.u ~—o ALGEMEENE ONTSTEMMING TEGENOVER ENGELAND 149 stap tot verzoening te doen *). Dit is zóó geheel in overeenstemming met zijn algemeene pohtiek van voorzichtige terughouding, dat er geen enkele reden bestaan kan aan de oprechtheid zijner bedoelingen in dezen te twijfelen. Wel verklaarde hij zich op een vraag van Rusland bereid Duitschland's verdragsverphchtingen zoo noodig ^ J na te komen«), wat-alleen betrekking kon hebben op de garantie van de ondoorvaarbaarheid van Bosporus en Dardanellen. Maar tevens ried hij Turkije aan in een eventueelen obrlog strikt neutraal te blijven. Het geval werd niet acuut, maar het is wel de moeite waard op te merken, dat de algemeene stemming in Europa Engeland, toen er (overigens door niets gerechtvaardigde) geruchten opdoken, dat de Engelsche vloot opnieuw naar de Zwarte Zee zou opstoomen *), ongunstig was 1 niet alleen Rusland's beide bondgenooten *), maar ook Frankrijk gaf te Constantinopel een verklaring af, dat dit niet kon worden toegelaten8), wat Courcel niet 1 verhinderde te insinueeren, dat Bismarck eigenhjk uit was op ) een bereddering van het te verwachten Turksche failliet door de drie keizerrijken 8). Alleen Itahë, dat pas door Engelsche goedgeefschheid Massoeah bezet had7), hield zich ter zijde. De redding van den Russisch-Engelschen vredestoestand — volgens Barrère mede een ge volg van den voor Engeland ongunstigen internationalen toestand, die de Engelsche regeering te meer tot voorzichtigheid noopte 8), — bezwoer ook het dreigende conflict over de zeeëngten. Maar het behoud van den vrede redde het leven van het rninistene-Gladstone niet. Zoowel de behandeling van het conflict met Rusland als het ongelukkige einde van Gordon in den Soedan, die door een vrij laat uitgezonden expeditie niet gered had kunnen worden ») schokten zijn positie zeer. De zaken van Ierland hadden de wankelbaarheid bevorderd. In Mei was een motie der oppositie in verband met de Russische aangelegenheid met een geringe meerdetheid verworpenl8). 8 Juni kwam^de val bij een budget-kwestie. Salisbury werd eerste rninister en het is van eenig belang op te merken, dat Bismarck en hij direct vriendelijke brieven wisselden") Al ziet men geen verandering in de Engelsche pohtiek, evenmin als ') Akten, IV, 124 vlg. ; Pagès 391 ; cf. Rothfels, 86. *) Akten, IV, 112 vlg. *) **„ A?™1 Ineld men te Constantinopel den oorloc voor onvermijdelijk (id., 118); het Engelsche krijgsplan : ald. 126 4) Ook Oostenrijk: t.a.p., 113—u4) 116—n7. ') ld., 114, 116. s) Pagès, 392. 7) Fitzmaurice, II, 435. 8) Akten, III, 498. 9) Morley IH, i44 vlg.; Fitzmaurice, II, 318 vlg. en 379 vlg. ; Dufferin, II, 53 vlg. . ") Morley, III, 184. ") Akten, IV, 132—133. 15» RUST IN DE INTERNATIONALE VERHOUDINGEN in de Duitsche, het was voor de algemeene verhouding toch ra, beteekenis, dat Bismarck en Sahsbury in opvattingen en sympathieênSter bij elkander stonden dan Bismarck en Gladstone of zelfs Granville. Er heerschte over en weer meer vertrouwen. L Juistdan, in den zomer van 1885, is er meer rust in de Europee^ sche verhoudingen dan in de voorafgaande maanden. Vrij veel kwestS vooral van kolonialen aard, hadden een oplossing gevonden of waren bijna zóó ver, en men mocht er met voldoening; op wfzen, St la3ngs vredebonden weg was geschiedend tornt een belangrijk deel van de eer hiervan aan de Kngeiscne Sheïen^ dwang hadden in acht genomen. Maar evenzeer moet hier op Bis mSsSiek als eenfactor van grooten invloed worden gewezen, rmss^rrSder nog door hare wezenlijke vredelievendheid dan , Sorhet fS van haar bestaan zelf. Of om dit anders te zeggen . Ware er geen machtig Duitschland geweest, dan zouden hoogstwaarsoZinUjh Toowel de Russisch-Engelsche als de Fransc^Engelschs kwLl en vooral deze laatste, een ernstige,- ^erteb^w penomen In dit opzicht ging er, onbewust, van het machtige ' StSand, onder Bismarck's rustige leiding, een invloed te. gunste van het behoud van den vrede uit. Thritsche 8 ,Wij zijn in Europa van vrienden omgeven , zeide• de fi^he Ri kskarJeher in ee£ Rijksdagrede in het Beter dan iemand heeft hij zelf geweten, welk voorbehoud hiermj fe maSvieL Maar ongetwijfeld bevatte de uiting een kern van zuivere wlarneid. In het dosten en in ^ Midden van E^opa werd Duitschland door bondgenootenl gedekt en de -^g^J» samenkomstteSkiernewice(i5-i7Septemberi884^;^^sg^ zeer bevorderd1), evenals de samenkomst van Alexander 111 en FransSfteKremsier (25 Augustus 1885), was een manifestatie naTbuiten van deïstaande bondgenootschap^ ke verhouding, dt"door St Valher reeds in 1881 als een soort heihge alhantie der absotoemonaSën was voorgesteld»). De voorstellmg was in meer dan eén omzicht hinkend, maar geeft de sfeer aan waarin men dit met Fransche Togen zag. Én krachtig was de samenhang aUerrmnst. de^dSSS£?ak«^ niet tot een ^^^T^S den dit haast elk oogenblik te zullen doen, en men mocht het zeer Vyfl^Sin of de voortreffelijke indruk, dien een bezoek van priS Wimet (den lateren Keizer) te St. die de banden der keizerlijke hoven nauwer had «^jjfgj^ donostew dacht zelfs aan een huwelijk ^emJSlonoye^^ prinses) »), wel de te verwachten nieuwe Balkancrisis zou overleven . 3 Dauï^4Vfcf.VFftzrnaurice. II, 363, en Goriainow (A.H.R.), 3*7») Akten, III, 342-! . dan Bismarck en Gladstone 1 n weer meer vertrouwen, j, is er meer rust in de Europe jrafgaande maanden. Vrij ve rd, hadden een oplossing gevo m mocht er met voldoening < 1 weg was geschied. Ongetwijfe eer hiervan aan de Engelse tigdheid, zij het soms niet zond tfaar evenzeer moet hier op B grooten invloed worden gewez* wezenlijke vredelievendheid d lf. Of om dit anders te zegge geweest, dan zouden hoogstwai velsche als de Fransch- Engel» In ernstiger karakter hebben at :, onbewust, van het macht: rustige leiding, een invloed 1 vrede uit. en omgeven", zeide de Duifcsi e in het begin van Januari 18 eweten, welk voorbehoud hiei bevatte de uiting een kern t n en in het Midden van Eur< looten gedekt en de driekeiw 7 September 1884), door Bisma nenkomst van Alexander III astus 1885), was een manifest ïdgenootschappelijke verhoud als een soort heihge alhantie steld *). De voorstelling was in n *eeft de sfeer aan, waarin men htig was de samenhang allermii ot een uitbarsting gekomen, di Hen doen, en men mocht het hjke indruk, dien een bezoek er) te St. Petersburg gemaak en nauwer had aangehaald (P< RUSSISCHE PERSCAMPAGNE 151 Want er was bij al de „Courtoisie und Friedensliebe" *) geen stap verder tot een voorkoming van nieuwe moeilijkbeden gedaan en Oostenrijk en Rusland sloegen met grooten argwaan eventueele démarches van elkander, resp. in Boelgarije en in Servië, gade. Anderzijds dreigde de loslating der „entente" met Frankrijk. Bismarck voelde haar reeds spoedig na Ferry's val als op komst. „We schijnen tegenover Engeland niet zóó op Frankrijk te kunnen rekenen als we meenden", constateerde hij; „het wantrouwen tegenover ons zal in het beslissend oogenbhk altijd nog grooter zijn dan de ergernis over Engeland"*). Zoo hij hierover ook maar één oogenbhk anders gedacht had, dan heeft de illusie niet lang geduurd. Bij Freycinet leeft sterker dan bij Ferry — die echter ook nimmer aan een accommodement over Elzas-Dotharingen in verband met koloniaal gewin gedacht heeft3), — de overtuiging, dat Frankrijk met Duitschland niet kan samengaan *): het moet eerder trachten de Engelsche hand warm te houden, ofschoon dit vooreerst niet best gelukte, en moet ook de Russische relatiën niet verwaarloozen. In dit laatste opzicht gebeurden er juist in dezen tijd, los van Freycinet overigens, merkwaardige dingen. Russische journalisten j| (v.n. Katkow) begonnen hunne campagne, om Frankrijk voor Rusland te winnen. Het gold aan te toonen, dat niets Rusland en Frankrijk behoefde te scheiden en dat veel, vooral in de tegenstelling tot Duitschland, hen vereenigde. Het schijnt niet toevallig, dat deze campagne eenigen tijd na Sabourow's mislukte poging, om Duitsch- * land voor zijn Turksche plannen te winnen en onder invloed van ^ de nieuwe Balkan-crisis, een ernstigeren vorm begon aan te nemen (bepaaldelijk in 1886) 6). In Frankrijk werd zij gesteund door madame Adam en van hier wijst van zelf een lijn terug naar Gambetta. Bismarck, werd het parool, niet nieuw, maar met nieuwe kracht gelanceerd, is de kwade geest, die alles beheerscht, die alles naar zijn hand zet. Men behoeft Cyon's reeds geciteerde geschriften6) maar op te slaan, om het thema met allerlei varianten terug te vinden, en een zijner vroegste Fransche pendanten is het ook meermalen geciteerde werk van Chaudordy, Da France en 1889 (het laatste gedeelte). Wij leggen hier den vinger op een der eerste van de invloed- ') Bismarck over Slriernewice (id., ITI, 369»»). . !) Akten, III, 445—446. : ) Zie de sterke ontkenning hiervan bij Rambaud, 395. *) Freycinet, 297—298. 5) Cyon, 122 vlg. — Van Sabourow's stoken tegen Duitschland geeft Akten, V, 310, een voorbeeld. ') Zijne opstellen in de Nouvelle Revue van 1880 zijn gematigder dan zijne boeken uit 1891 en 1895 > alle toonen veel zakelijke kennis (zie de literatuurlijst; cf. Plehn, 354). — Katkow redigeerde de Moskouer gazette; naast hem ageerde in gelijken zin de Nowoje Wremja van Souvorine (zie hierover Schwertfeger, 148 vlg., 155 vlg 177 vlg.). 152 INVLOED HIERVAN. rijke perscampagnes, die aan den Wereldoorlog zijn voorafgegaan en zij vond in Duitschland zelf - wij hebben hierop reeds gewezen1) steun. Zij had een tegenhanger in de waarschuwingen, die De Blowitz , uit Parijs in de Times plaatste»). Haar groote invloedkomt^ pas ' later onder gunstiger omstandigheden dan in 1886 nog bestouden. In hoeverre het Boulangisme er een eerste onrijpe vrucht van is ), valt niet te bepalen; toch zal men de sterkere opleving van het chauvinisme in dezen tijd er wel mede in verband mogen brengen Dit nieuwe, sterke herleving van oude tegenstellingen, geeft aan de eerstvolgende jaren hun veelbewogen karakter. De koloniale .tegenstelhngen treden voor de nieuwe Balkan-kwestie en de iWuwTPransch-Duitsche crisis geheel terug. En Bismarck houdt de leiding Stevig in handen. ') Hiervóór p. 19- *\ Zie nog Akten, IV, 124. ,. . , , ' Cyon wijst alle betrekkingen met Boulanger, die hem veel te radicaal doet. af (p. 142); maar cf. Eckardstein, Isoherung, -49. noot x. VÖ; DE BEVESTIGING EN UITBREIDING VAN BISMARCK'S AEDIANTIE-SYSTEEM. De eerste jaren van Bismarck's laatste lustrum als rijkskanselier zijn vol beweging en drukte. Men denkt ieder oogenblik : nu komt de groote gebeurtenis, de uitbarsting —, maar altijd blijft de vredesoever staan, niettegenstaande vele ondermijnende invloeden hem bedragen. Heel veel nieuws komt er overigens in den nieuwen crisis* tijd met te voorschijn. Het begint in September 1885 met de revolutie van Philippopel./: Dit was de uiting van een lang voorbereide beweging en de zaak verliep zonder moeite. De gouverneur werd uitgeleid en twee dagen later proclameerde vorst Alexander de vereeniging (20 Sept) Uitgelokt had hij de revolutie niet, accepteeren deed hij onnüddellijk : hij kon niet anders. „Sie haben nur die Wahl abzudanken oder sich an die Spitze zu stellen", zeide een zijner ministers1). Maar hiermede was de zaak niet afgedaan. Turkije protesteerde, beriep zich op de mogendheden tot handhaving van het verdrag van Bellijn ■ maar hield zich overigens rustig ; Servië, reeds om een grenskwestie op gespannen voet met Boelgarije, nam een dreigende houding aan. Belangrijker was, wat de groote mogendheden zouden zeggen, en nu is het heel opmerkehjk, dat drie hunner precies het omgekeerde deden van wat men na hunne houding van 1878 van hen had mogen verwachten : Rusland wilde van de vereeniging niets weten Enge* land en Oostenrijk maakten geen bezwaren. De verklaring van dit ongemeëne versdnjnsel ligt in de ontwikkeling der Boelgaarsche geschiedenis en in de houding van vorst Alexander. Zóó slecht stond deze reeds in 1880 te St. Petersburg aangeschreven, dat een Russisch overste tegen hem kon zeggen: Ihre Ungnade ïst für mich die beste Anempfehlung für Ruszland" »). De piaster van een paar jaar vroeger had niet gehouden. Alexander riad niet mee willen strijden voor uitsluitend Russische belangen en zich met alleen als op een Russischen voorpost geplaatst willen beschouwen. De formeele breuk had plaats in 1883 s), en toen ') Corti, 195. J) ld.. 89. *) Hiervóór, p. 1O3. 154 RBVOLUTIE VAN PHILIPPOPEL. genover hem ; hij werd van de ipt, alle Russische officieren w lië teruggeroepen1). De Russia w, zette de Porte tot verzet aai jm den vroegeren beschermelij lan consequentie in dit Russisc Is vóór de revolutie ziet men O ijst van het Russische leger rden uit Boelgarije en Ooste gezant te Constantinopel, )! Meer kon Rusland al niet ; te schaden. Maar welk een e beleid! astenrijksehe gezant, graat J^evermuuer priiuceiL vui». ider reeds in 1880 tot volhouden tegenover Rusland'). Hij -zending der beide Russische mentors in 1883 schrijft hij met 'ning • Da Russie vient d'essuyer un désastre de sa politique lgarie"' Maar van Oostenrijk, al heeft het Alexander s optree! aangemoedigd*), kon men niet verwachten, dat het iets ds zou doen, om Alexander te steunen. Evenmin als van rnd waarop hij te veel vertrouwd heeft: de Koningin uitte ol sympathie, maar hierbij bleef het eigenhjk. De Engelsche - te Constantinopel bepleitte met nadruk, dat Engeland de lieing in geen geval ongedaan mocht helpen maken : nij bewle de gebeurtenis als een stap tot verwezenlijking van de e verdringing van de Turken door de Christelijke rassen van lalkan - dit tegen Morier in, die van Petersburg uit een iwerking van Engeland en Rusland bepleitte in dezen »n, et eerste aan het andere meer vrijheid van beweging op den n zou laten, om zelf meer vrijheid voor zich m Azie te bedinOverieens - het was voor Alexander al een heele fortuin, ► beide vroegere tegenstanders van een Groot-Boelgarije hem ëts in den weg legden; ja, Engeland weigerde zelfs mee te aan diplomatieke stappen, door de drie keizers voorgesteld, lexander te sommeeren tot den toestand ante quem terug te n Daaraan zou trouwens ook Oostenrijk niet van Harte ;n kunnen meedoen, maar het kon zich moeilijk openlijk aan oor Bismarck uitgegeven parool onttrekken. t imarck's houding was volmaakt consequent - en van oe che politiek alleen kan men zeggen, dat zij zich geheel gelijk ven is. Boelgarije ligt in het oostelijke deel van den Balkan en yrt tot Rusland's invloedssfeer. Deze grondidee der BismarckBalkan-politiek, die op den duur alleen scherper geformuleerd t is in dit geval strict toegepast. Noch Dmtschland, noch Oos- vorst Alexander nu in 1885 de vereeniging, die voortdurend van Russische zijde begunstigd was, doorzette, deed Alexander III heel boos tegenover hem ; hij werd van de hjst van het Russische kger geschrapt, alle Russische officieren werden uit Boelgarije enOostRoemehë teruggeroepen1). De Russische gezant te Constantmopel, Nehdow zette de Porte tot verzet aan»)! Meer kon Rusland al met doen, om den vroegeren beschermeling te schaden. Maar welk een gemis aan consequentie in dit Russische beleid I Reeds vóór de revolutie ziet men Oostenrijk vriendelijker worden ~ tegenover Boelgarije, al is er van eenige samenwerking geen sprake De Oostenrijksche gezant, graaf KhevenhüUer, prikkelt vorst Alexander reeds in 1880 tot volhouden tegenover Rnsland »). Bij de wegzending der beide Russische mentors m 1883 schrijft hij met voldoening: „Da Russie vient d'essuyer un désastre de sa pohtique en BulgariV'. Maar van Oostenrijk, al heeft het Alexander s optreden wel aangemoedigd *), kon men niet verwachten, dat het iets bepaalds zou doen, om Alexander te steunen. Evenmin als van Engeland, waarop hij te veel vertrouwd heeft: de Komngmmtte zich vol sympathie, maar hierbij bleef het eigenhjk De Engelsche «zant te Constantinopel bepleitte met nadruk, dat Engeland de vereeniging in geen geval ongedaan mocht helpen maken : hij beschouwde de gebeurtenis als een stap tot verwezenlijking van de geheele verdringing van de Turken door de Christelijke rassen van den Balkan, - dit tegen Morier in, die van Petersburg uit een samenwerking van Engeland en Rusland bepleitte in dezen zin dat het eerste aan het andere meer vrijheid van beweging op den Balkan zou laten, om zelf meer vrijheid voor zich in Azie te bedingen5) Overigens - het was voor Alexander al een heele fortuin, _dat de beide vroegere tegenstanders van een Groot-Boelgarije hem %u niets in den weg legden; ja, Engeland weigerde zelfs mee te doen aan diplomatieke stappen, door de dne keizers voorgesteld om Alexander te sommeeren tot den toestand ante quem terug te, keeren. Daaraan zou trouwens ook Oostenrijk met van harte hebben kunnen meedoen, maar het kon zich moeilijk openlijk aan het door Bismarck uitgegeven parool onttrekken. t Bismarck's houding was volmaakt consequent - en van oe \ Duitsche pohtiek alleen kan men zeggen dat zij zich geheel gelijk 1 gebleven k Boelgarije ligt in het oostelijke deel van den Balkan en I behoort tot Rusland's invloedssfeer. Deze grondidee der BismarckI sche Balkan-politiek, die op den duur alleen scherper geformuleerd wordt, is in dit geval strict toegepast. Noch Dmtschland, noch Oos- ') Corti, 2171 ') Plehn, 198. 3) Corti, 101. *J Zie vooral Corti, 744- , _ _,. , ») Edwards, 227, 230 vlg., 234 ^g- 5 *L (^attl- 201 T«' BOELGAARSCH-SERVTSCHE OORLO E55 ucmucicu. kjl uit voor vorst Alexander bittere gevolgen he er niets toe. Dit is: „Sache des persönlichen Mitgefühls sittlichen Entrüstung, die beide in der Politik nicht m können"*). Scherper is Bismarck's realisme in politicis nimmer uit; Men kan er ook volop van genieten in Bismarck's onderin vorst Alexander in Mei 1884, toen deze om prinses Victori ter van het kroonprinselijk paar, vrijde*). Het plan ontm Bismarck een onbuigzamen tegenstand, omdat het den sd kunnen wekken, dat Duitschland Rusland wilde tegenWerli ijzeren consequentie wijst de kanselier den jongen vorst belang, dat hem voorschrijft in Boelgarije Rus te zijn en ( met Rusland coüte que coüte te verzoenen. De consequent tegenover de in Boelgarije bestaande verhoudingen te vt getrokken wezen, van Duitsch pohtiek standpunt, zooals B dit innam, is het volmaakt begrijpelijk, en Alexander he getracht er naar te handelen, getuige o.a. zijn samenkomst m te Franzensbad, die besprekingen inleidde, welke de r< van September voorgoed verstoorde. Alle goede wensch koningin Victoria en van hare dochter, die het huwelij begunstigd hebben, waren niet in staat Bismarck's bezware heffen of tegen zijn wil het plan te verwezenlijken. Wilhelm Bismarck's zijde8). Van Duitschland had dus vorst Al« stellig geen hulp te verwachten, toen hij scherp tegenover I kwam te staan. Dit schaadde alleen hierom niet al te zeer, Rusland niet tot geweldmaatregelen tegen hem overging *)' Alleen Servië deed dit wel. Koning Milan moest wel tot overgaan om de stemming in Servië, die zeer opgewonden w vroeg eerst op heftige wijze om compensatie : het evenwicht Balkan moest bewaard blijven. Een oogenbhk kwam hier hel domsche probleem om den hoek kijken. Ook de Grieken b Zlr»b fltlTltotl'fr mnnr ™„4-„„ 1 1 . , „ . / -kt J J wenscnen niet oevredigd zag, naar de w; (13 November) greep, kreeg van de Boelgaren duchtig klot mtza en Pirot) en het zou er kwaad voor hem hebben uitj ware .... Oostenrijk niet tusschenbeide gekomen. Ten slotte stond Oostenrijk dichter bij Milan, die zich 1 voren feitelijk geheel aan Weenen had willen overlev. ') Akten. III. *aa lii Tnni tR&a\ ') v-orti, 165 vlg. ') ld., i5i, 161, 181. tenrrjk Heeft zich tegen Rusland's wil met Boelgaarsche zaken te bemoeien. Of dit voor vorst Alexander bittere gevolgen heeft, doet er niets toe. Dit is: „Sache des persönlichen Mitgefühls und der sitthchen Entrüstung, die beide in der Politik nicht mitspielen können ' *). . Scherper is Bismarck's realisme in politicis nimmer uitgedrukt. Men kan er ook volop van genieten in Bismarck's onderhoud metvorst Alexander in Mei 1884, toen deze om prinses Victoria dochter van het kroonprinselijk paar, vrijde8). Het plan ontmoette bij Bismarck een onbuigzamen tegenstand, omdat het den schijn zou kunnen wekken, dat Duitschland Rusland wilde tegenwerken Met ijzeren consequentie wijst de kanseher den jongen vorst op zijn belang, dat hem voorschrijft in Boelgarije Rus te zijn en dus zich met Rusland coüte que coüte te verzoenen. De consequentie moge tegenover de in Boelgarije bestaande verhoudingen te ver doorgetrokken wezen, van Duitsch pohtiek standpunt, zooals Bismarck dit innam, is het volmaakt begrijpelijk, en Alexander heeft ook getracht er naar te handelen, getuige o.a. zijn samenkomst met Giers te Franzensbad, die besprekingen inleidde, welke de revolutie van September voorgoed verstoorde. Alle goede wenschen van koningin Victoria en van hare dochter, die het huwelijk zeer begunstigd hebben, waren niet in staat Bismarck's bezwaren op te heffen of tegen zijn wil het plan te verwezenlijken. Wilhelm I hield Bismarck's zijde8). Van Duitschland had dus vorst Alexander stellig geen hulp te verwachten, toen hij scherp tegenover Rusland kwam te staan. Dit schaadde alleen hierom niet al te zeer, omdat Rusland met tot geweldmaatregelen tegen hem overging 4). Alleen Servië deed dit wel. Koning Milan moest wel tot oorlog overgaan om de stemming in Servië, die zeer opgewonden was H» vroeg eerst op heftige wijze om compensatie : het evenwicht op den Balkan moest bewaard blijven. Een oogenbhk kwam hier het Mace- • domsche probleem om den hoek kijken. Ook de Grieken toonden zieb onrustig, maar wisten hunne verlangens te bedwingen. Milan die, toen hij zijn wenschen niet bevredigd zag, naar de wapenen (13 November) greep, kreeg van de Boelgaren duchtig klop (Slivmtza en Pirot) en het zou er kwaad voor hem hebben uitgezien ware Oostenrijk niet tusschenbeide gekomen. Ten slotte stond Oostenrijk dichter bij Müan, die zich kort te voren feitelijk geheel aan Weenen had willen overleveren8), ') Akten, in, 344 (23 Juni 1884). a) Corti, 165 vlg. s) ld., i5i, 161, 181. *) Zie over Rusland's politiek (conferentie-voorstel, enz.) Ruller 25 vlg Brj dezen schrijver vindt men vele waardevolle gegevens over deze Boelgaarsche aangelegenheden, maar met zijne beschouwingen T Mn'^Ier Blsmarck's pohtiek, moet men zeer voorzichtig wezen ' *) Pribram, in Hist. Blatter, 11 486 «6 HERSTEL VAN DEN VREDE. Hl maar hem zelfs met Oostenrijksche interventie fre^ )• móedde achter Alexander Rusland, wat al heel dom van hem Gevolg was, dat Alexander, die door zijn vader, door Engen door Bismarck tot matiging werd aangespoord, mbond. Loenstilstand werd gesloten onder bemiddeling van eeninter£ commSie (22 December). Onderhandehngen leidden rt isXtTden Vrede van Boekarest; Servië en Boelgarije vrede zonder meer; bij den vrede met Turkije:werd vorst Lder tot gouverneur van Oost-Roemehe benoemd. ten slotte ^rïnilmg dus nog niet verder gekomen.dan tot een per: ?rij onbelangrijke verandering eigenlijk, maar die : om Roland te bevredigen. Oostenrijk had de vereemgmg Hen handhaven, maar zich geschikt naar Bismarck s wenken > bedoeling hadden tot kalmte te -vermanen en Roland duig mogelijk te verbitteren. Deze politiek kostte Kalnoky nSd v^Andrassy, die een flinker optreden ten gunste van mie had gewild; Kalnoky bepleitte zijn houding op grond StenSk'sgonmaclit,omaUeendoo^ Ster-wisselingin Engeland, die Gladstone m plaats van Sahs^tetruïn Lch?(6 Eebruari), wasgander «et:gunstig st Rosebery, minister van buitenlandsche zaken in dit kort ige kabTnet-Gladstone, voelde niet veel voor «odganje % te sSkhad deze eerste episode van ^ Bodgaar^he moeilijkl de internationale verhoudingen met beroerd . vooral de Loudendheid van Rusland - al waren er welstenimen«3Pge die van bewondering voor Alexander s sucf^n|^!T had men de bemoeüngen van Oostenrijk met f«J^«^Je ( , - had dit mogelijk gemaakt. Maar spoedig volgde eentweede ssineVDe Russen, die, niettegenstaande alles, wel vrienden m %go^rSen en oók over de middelen ^schikten, om deze Meerderen5), slaagden er in ^S^^^S£ ig van Stamboelow, die het Al eren. Maar alleen —, om nu vo ist de mooie geste, waarmede ( md terug te geven, niet te waa nnen van vorst Alexander nie Corti, 228 vlg. Sosnoski, 79 vlg., Friedjung, 9 cander mogelijk maaxte teiug rgoed af te danken! Alexander vorst aanbood zijn kroon aan Leeren. Hij gaf ondubbelzinnig 1 te willen weten *). En de af- vlg., Plebn, 205 ; cf. ook Corti, dan bij Alexander. Toch ging Khevenhuller zijn f*™^°mf ten toen hij Alexander na zijn overwinningen met aUeen tot matigSg ried maar hem zelfs met Oostenrijksche mterventie dreigde | Sh vermoedde achter Alexander Rusland, wat al heel dom van hem wi SS gevolg was, dat Alexander, die door zijn vader, door Engerd' en TZr Bismarck tot matiging werd aangespoord, mbond. tt™ vToenstilstand werd gesloten onder bemiddeling van een internationale (22 December). Onderhandehngen leidden Tn MÏart i886^to?denlvrede van Boekarest; Servië en Boelgarije sïoten vrede zonder meer; bij den vrede met Turkije:werd vorst \ Alexander tot gouverneur van Oo^fa^ba^^^^ was de vereeniging dus nog niet verder gekomen dan tot een per Toneele Se Een vrij onbelangrijke verandering eigenlijk, maar die dSe om Rusland te bevredigen. Oostenrijk had de vereemgmg wefwülen handhaven, maar zich geschikt naar Bismarck s wenken die de bedoeling hadden tot kalmte te -vermanen en Roland S'SeiSmDgelijk te verbitteren. Deze pohtiek kostte Kalnoky eï a3 Tn Andrassv, die een flinker optreden ten gunste van Bciffife had gewild ; Kalnoky bepleitte zijn houding op grond ^truS^ die Gladstone in plaats van Sabs- burToTSSn bgracht?6 Eebruari), -s Alexander^me ^gunstig geweest Rosebery, minister van bmtenlandsche zaken in dit kort ftondige kabTnet-Gladstone, voelde niet veel voor Boelgan£' ■ f °ï te sterkhad deze eerste episode van de Boelgaarsche^moeilijkheden de internationale verhoudingen met beroerd . vooral^ de temghoudendheid van Rusland - al waren er wel stemmen opge Seïto^bCTroiitoiiig voor Alexander's successen getuigden S al haa rnen de bemoeiingen ^ S^^vnZÏ !eftltX • gen *) - had dit mogelijk gemaakt. Maar spoedig. volg£ eortjeete LrrZssine ff)e Russen, die, niettegenstaande alles, wel vnenaen m te vermeerderen6), slaagden er in Augustus 1886 inden vorst mu Sofifte ontvoeren. Dit verwekte een nationale beweging onder ^g^SSStaelow. die het Alexander - J^-g^g te keeren Maar alleen -, om nu voorgoed af te danken! ^exanQ^ IH Sst de mooie geste, waarmede de vorst a-^oXbSm5g Rusland terug te geven, niet te waardeeren Hij &[™df*^™af te kennen van vorst Alexander niets te willen weten •). En de at 3 SoSosS8 7? vlg-, Friedjung, 95 vlg., Plehn, 205 ; cf. ook Corti. 203 vlg., en Akten, V, 7, n, 13. 29, 35') Corti, 249- ♦) Corti, 230 vlg., en Akten, V, 25. 5) ld., 179- «) ld., 273. - %' ' AFDANKING VAN VORST ALEXANDER. 157 had en geen der andere voo: koningin Victoria hem schi gegen deinen barbarisch-asis zich overigens zelf al van he< kant had doen kennen. Welk dezen neef, die zelf altijd mee heeft gevoeld z), binnen behc van Boelgaarsche nationale oefenen ! Het is een haast ongelooflij hier vertoond heeft. En het Alexander niets ! Het had eige een vorst te krijgen, die zóó zou zijn als de weggejaagd vraag: wie nu? gaf aanleidii houding tusschen Rusland ei tijd haast geheel beheersch beroerde deze tweede phase internationale verhoudingen Vergeleken met die van dei verre veranderd, dat de Eng trouwehjker karakter niet ahei Wanneer in het begin van 1881 een half jaar plaats moet mak men direct wat minder verti werking heeft dit niet. Aan dei heid van Sahsbury niet tot ee de dan bestaande verhouding verdrag over Zanzibar tot sta standhouding naar buiten ace dat deze of gene Eneelsche st "*^-«^v.i *.a^_ia ti aan uulli hem optrad. Het gaf niet vet ef van hare „Empörung und tischen tyrannischen Vetter"1 bizonder antipathieken en do en ongebruikte gelegenheid, on voor Rusland dan voor Duitse >rlijke grenzen en met inachtm evoehgheid, invloed te Sofia t stuk politieke domheid, dat Rt vop. met de verdwijning van lijk heelemaal geen kans in Boel egemoetkomend tegenover Ru feitelijk geweest was ! Juist g tot een scherpe crisis in de Oostenrijk, die den eerstvolg< e. In tegenstelling tot de e der Boelgaarsche mcieihjlshed* svèl sterk. zomer van 1885, waren deze i: Isch-Duitsche verhouding haai a behouden, maar ook versterkt het kabinet-Salisbury voor ong n voor een kabinet-Gladstone, •uwehjkheid *), maar eigenlijke anderen kant leidt ook de aanw . vastlegging in eenigerlei vonr Wel komt in November i88( id 4), dat op zichzelf de goede ntueert; overigens blijft het e: atsman soms het woord „allia 1 te betreuren, dat deze er tuss 3. Vooral Randolph ChurcMU, 1 ste kabinet-Salisbury en kans is hier sterk in : „A nous deux riep hij uit; ,,mais vous n'aveï ade terechtwijzing van Bism >che macht"5) - imgen genent - nij noemt Engeland een „AziatiE stand volgde (7 September). Het Europeesche „compromis" was gevallen, omdat de voornaamste deelhebber zich er aan onttrokken had en geen der andere voor hem optrad. Het gaf niet veel dat koningin Victoria hem schreef van hare „Empörung und Vut gegen deinen barbarisch-asiatischen tyrarinischen Vetter"1) die zich overigens zelf al van heel bizonder antipathieken en dommen kant had doen kennen. Welk een ongebruikte gelegenheid, om door dezen neef, die zelf altijd meer voor Rusland dan voor Duitschland heeft «evoeld2), binnen behoorlijke grenzen en met inachtneming van Boelgaarsche nationale gevoehgheid, invloed te Sofia uit te oéfenen ! 'Het is een haast ongelooflijk stuk politieke domheid, dat Rusland 1 hter vertoond heeft. En het won met de verdwijning van vorst Alexander mets ! Het had eigenlijk heelemaal geen kans in Boelgarije een vorst te krijgen, die zóó tegemoetkomend tegenover Rusland zou zijn als de weggejaagde feitelijk geweest was ! Juist deze vraag: wie nu ? gaf aanleiding tot een scherpe crisis in de ver- \ houding tusschen Rusland en Oostenrijk, die den eerstvolgenden tijd haast geheel beheerschte. In tegenstelling tot de eerste beroerde deze tweede phase der Boelgaarsche moeilijkheden de" internationale verhoudingen wèl sterk. Vergeleken met die van den zomer van 1885, waren deze in zóó verre veranderd, dat de Engelsch-Duitsche verhouding haar vertrouwelijker karakter niet alleen behouden, maar ook versterkt had Wanneer in het begin van 1886 het kabinet-Salisbury voor ongeveer een half jaar plaats moet maken voor een kabinet-Gladstone, voelt men direct wat minder vertrouwelijkheid »), maar eigerdijke uitwerking heeft dit niet. Aan den anderen kant leidt ook de aanwezigheid van Sahsbury niet tot een vastlegging in eenigerlei vorm van de dan bestaande verhouding. Wel komt in November 1886 een *.llë °7-eT »nribar tot stand *). dat op zichzelf de goede verstandhouding naar buiten accentueert; overigens blijft het er bijdat deze of gene Engelsche staatsman soms het woord „alhance" ?!. ^ mond neemt, om het dan te betreuren, dat deze er tusschen Duitschland en Engeland niet is. Vooral Randolph Churchül, minister voor koloniën in het eerste kabinet-Salisbury en kanselier van de schatkist m het tweede, is hier sterk in : „A nous deüx nous poumons gouverner le monde", riep hij uit; „mais vous n'avez pas vZ" 'a W™ hein- een vefdiende terechtwijzing van Bismarck bezorgde. Maar zijn ambitie is duidelijk op buiten-Europeesche dingen gericht - hij noemt Engeland een „Aziatische macht"5) - en ') Corti, 266. ') Plehn, 211. ') Akten, IV, 149. *) ld., IV, 158. e) ld., IV, 269. 158 VOORTDURING VAN DE DUITSCH-ENGELSCHE ONTSPANNING ageland niet sterk in leger en r — daarna van Hatzfeld, die »n opvolgt *), - met Churchül • als Churciill op het vasteriier geen officieele relatiën •)! iy gaat geen initiatief uit tot ig evenmin als van den rniniIddlesleigh. In het algemeen A* Wntienlandsche pohtiek te r tijd in Engeland veei meer « ~~~~»- icMe van f^ln gSÏ^SE^ tensj mei wu^H"—- t Bismarck s gezindheid tei Ziin vertrouwen, dat men e 1 i 1 „Aar, 5\ T\i gingen, uit uu —— ~——- i zeneraal Boulanger, die door Pre ize in zijn ministerie was opgenoi >t zeggen, dat de Eransche rege< inster, nu te Parijs, merkt me< el wat rustigeren toon hebben d dat de revanche-idee op de re t volk in zijn geheel er af keeng1 Ifs om Egypte, nieuwe, groote t tot stand komen van een con nd door Engeland verhinderd 1 ■) Akten, IV, 268 en cf. 274. ') ld., IV, 136. 3) ld., IV, 156, noot. M ld.. IV, 136. )Zichte van FrankrijK veran^ -naai zóu kunnen samenwerken: as een gevolg van het inderdaac diauvinistische, revanchistisch* chenen te zullen kunnen ymdei ycinet op wel heel onvoorzichtig ien •) Inderdaad kan men echte ringspohtiek veel veranderd was rmalen in zijne berichten, die ee; n die van den mihtairen attaché veering geen invloed heeft en da an is7). De regeering maakte zie moeilijkheden met Engeland, di entie over de ontruiming van h< ebben8), en dit had ten gevolg ■prevcin -kt samenwerkingmei^ff^^^S^ Europa rust te bezo^ftt «jjgj^ ^ ^ wen te wekken en Bls^r^ - daarna van Hatzfeld, die geld1); de ^^enJ^tl^ien opvolg), - met Churchül Münster in November 1885 te^n<*enoP cwchill op het vastebüjven zonder eenig ^^^^^^^M^V land en ook te Berhjn komt, zoekt hij hier geen o ^ ^ Dit zegt genoeg. En ook vw9ata*»ry «^««J1 den ^ het scheppen eener vastere ye«,»n ai* ster va/rmitenlandsche zaken, lord ^^^J^^StiAtt moet men er goed aan den ken, dat ^ ™^an^ d Paandacht dezer tijd in Engeland veelmeer opzichte van d^^ v^nijken^ ^ ^ , , 'tuftschS'safstandv^ | hetgevalwasgeweest.IMkwamte^ 1 Freycinet consequent een andere pohtaeke ^kgjk v|mnderd omdat Bismarck's gezindheid ten^al^oXnnÏÏsimenwerkerf. • was. Zün vertrouwen, datgev^g van het inderdaad, had voorgoed opgehouden 8). ^XuWstische, revanchistische sterker aan den dag treden van ^^^eUunnen vinden , neigingen, die nu een ^^P^^forwdheelonvoorzichtige in generaal Boulanger, die door Sderdaad kan men echter wifzeinzijnimms^ niet zeegen, dat de transcne regeenu&=>F wichten die een ïïunstefnü te Parijs, rnerkt »«ll3^.^I^^ktt«*É. heel watrustigerentopnhebben^randen^te ^^ op, dat derevanche-idéeopdere^^ het volk in zijn geheel er ^keen^^^S met Engeland, die zelfs, om Egypte, nieuwe, gr»terfi kb^^rTtrmming van het het tot ^^^^^^^eT^had ten gevolge, land door Engeland verhinderd heooen j, ™ ') Akten, IV, 268 en cf. 274. ') ld., IV, 136. 3) ld., IV, 156, uoot. *) ld.'. IV, «i'vlg.; ook 199, kantteekening 2. •) Freycinet, 33° vlg- . Tjfi x-6 vig.; cf. Rambaud, > Akten, VI, 127 vlg-, 143 vlg- 146 vlg. 156vig 426 vlg-, en Freycinet. - Wel had Enge- j^^vereenk^^ * « "* ten uitvoer legde (Gooch. 94)- EN VAN DE DUITSCH-FRANSCHE VERWIJDERING. 159 rat :>i.cuag iicci uvtiuicvtuio, CLL i an Courcel sedert Augustus li )ok schijnt Freycinet Bismarck en van een nieuwe poging tot raaromtrent overigens niet alle! ituatie gebruik maken, om teg elegenheden, v.n. in Sanzibar, v erdrag vele moeihjkheden blev che taal te gebruiken, die even i en deed hij haar nooit.lHijjwa ingelsche overeenkomst in Du ij hield Frankrijk in den kring en;levenzoo sprak hij de meen ok voor Frankrijk, niettegenst raarde had *), al was hij stellig an de gevaarloosheid der reva eldt van de Fransche pohtiek che gezegd is : de binnenlanc erbanning der prinsen uit het ] kmlanger's houding, overschac ïoge zich voor Fgypte — eve rees voor een te groot worden eerd hebben8), een krachtige ing ook van dit land niet uit, Bij de afwikkeling hiervan h 'usland en Oostenrijk, dan ooi ; het feit van overwegende l mden uit elkander geraken, \ ') Chaudordy, 228. *) Akten, VT, 137, 144, 159. J) Akten, VI, 96 vlg. ; maar ( chwertfeger, 194, en Rambauc jn het belangrijkst, maar he oging niet voldoende op; waar: iuraiKte voorai neroerte, opvc 36, sterk pro-Duitsche uitinge >p de hoogte te hebben laten b :oenadering van Russische zijd bekend is. Bismarck kon van < nover Engeland in koloniale i lar zich ook na het bovengenoei n voordoen, en in Samoa vrij in 1884 herinnert *). Maar misb zelfs overtuigd, dat een Fran tschland's belang was 8): imn Ier volgens hem/verzadigde m; ng uit, dat behoud van den vi ande alle revanche-geroep, gr< iet zoo zeer overtuigd als Mün ehe-ideeèn7). En in het algen ran dezen tijd wat van de En sche aangelegenheden, vooral uis van Orleans en de kwestie ïwen de buitenlandsche. Frank l ook voor Griekenland, toen on, 138, 179). >) Akten, IV, 143 vlg., 147 vlg., 153 vlg., 165 vlg. — Kitche IA nlr. _*.4-« T\..Zi 1. . WM - . ^ dat zij tegenover Dmtschland te minder vrij bleef. Er is zelfs beweerd, dat nu de Fransche pohtiek te Berhjn werd vastgesteld1), wat stellig heel overdreven is, al gebruikte vooral Herbette, opvolger van Courcel sedert Augustus 1886, sterk pro-Duitsche uitingen *). Ook schijnt Freycinet Bismarck op de hoogte te hebben laten brengen van een nieuwe poging tot toenadering van Russische zijde *), waaromtrent overigens niet alles bekend is. Bismarck kon van deze situatie gebruik maken, om tegenover Engeland in koloniale aan- , gelegenheden, v.n. in Sanzibar, waar zich ook na het bovengenoemde verdrag vele moeihjkheden bleven voordoen, en in Samoa vrij forsche taal te gebruiken, die even aan 1884 herinnert *). Maar misbruiken deed hij haar nooit.iHij|was zelfs overtuigd, dat een FranschEngelsche overeenkomst in Duitschland's belang was 8): immers, zij hield Frankrijk in den kring der volgens hem/verzadigde machten ; evenzoo sprak hij de meening uit, dat behoud van den vrede ook voor Frankrijk, niettegenstaande alle revanche-geroep, groote waarde had 8), al was hij stellig niet zoo zeer overtuigd als Münster van de gevaarloosheid der revanche-ideeën7). En in het algemeen geldt van de Fransche pohtiek van dezen tijd wat van de Engelsche gezegd is : de binnenlandsche aangelegenheden, vooral de verbanning der prinsen uit het huis van Orleans en de kwestie van Boulanger's houding, overschaduwen de buitenlandsche. Frankrijk moge zich voor Egypte — even ook voor Griekenland, toen dit vrees voor een te groot worden van Boelgarije toonde — geïnteresseerd hebben8), een krachtige, actieve buitenlandsche pohtiek ging ook van dit land niet uit, opk niet in de Boelgaarsche zaken. Bij de afwikkeling hiervan hebben wij in de eerste plaats met Rusland en Oostenrijk, dan ook met Duitschland, te maken. Hier . is het feit van overwegende beteekenis, dat beide eerstgenoemde jlandén uit elkander geraken, wat Bismarck tevergeefs tracht te ' ') Chaudordy, 228. *) Akten, VT, 137, X44, 159. J) Akten, VI, 96 vlg.; maar cf. id., 105 vlg., Freycinet, 306 vlg., Schwertfeger, 194, en Rambaud, 402. De eerstgenoemde berichten zijn het belangrijkst, maar helderen den aard der toenaderingspoging niet voldoende op; waarschijnlijk geschiedden ze door Obrutshew (t.a.p., 94, noot). Zij kunnen ook samenhangen met het opnieuw aanknoopen van diplomatieke betrekkingen, die na de terugroeping van generaal Appert uit St. Petersburg, kort na Ferry's val, vrijwel waren afgebroken (Daudet, Hist. Dipl., 178 vlg., Rambaud, 492, Cyon, 138, 179). 4) Akten, IV, 143 vlg., 147 vlg., 153 vlg., 165 vlg. — Kitchener gold als anti-Duitsch: id., 146. *) ld., IV, 156. ') ld., IV, 162. ') ld., VI, 152—154 (en noot), 163 vlg. 8) Freycinet, 358. i6o INVLOED VAN DE BOELGAARSCHE KWESTIE. verhinderen. Over een hernieuwing van den driekeizersbond, die in 1887 afliep, is eigenlijk niet eens onderhandeld, ofschoon Bismarck fhem zoo lang mogelijk heeft trachten vast te houden1). In feite komt het geschil over Boelgarije hierop neer: Rusland beschouwt het land als een terrein voor zich, ofschoon het niet het minste succes heeft met het beïnvloeden der voorloopige regeering van Stamboelow, die haar eigen weg gaat; Oostenrijk — en hier speelt vooral Hongaarsche invloed achters) — wil Boelgarije niet geheel aan Rusland overlaten. Vooral wanneer in den loop van 1887 de candidatuur van Ferdinand van Saksen-Coburg, die in het Hongaarsche leger diende, een ernstigeren vorm begint aan'te nemen3), raakt Rusland meer en meer in verzet. Oostenrijk steunt de candidatuur van den prins en de verhouding van Oostenrijk en Rusland wordt op den duur dreigend. - Men heeft hierin een fiasco van Bismarck's pohtiek willen zien *). Bij aandachtige beschouwing is het dit echter niet. Bismarck heeft nimmer gepretendeerd een oplossing van de Russisch-Oostenrijksche kwestie over de toekomst van den Balkan te willen bewerken. Hij heeft alleen raad gegeven, hoe de beide bondgenooten, die hem het liefst waren, zich hierove. zouden kunnen verstaan, en dezen raad onophoudelijk herhaald5). Dat zijn advies niet opgevolgd werd, was vooral een gevolg van Oostenrijk's politiek, die heel weinig duidelijk omschreven werd; de Russische was althans m einddoel duidelijker en zou wellicht de beperking tot het Oosten van den Balkan geaccepteerd hebben, indien Oostenrijk zich tot Servië en het Westen bepaald had. Bismarck was over de Oostenrijksche houding aUerminst tevreden en het is zeer de vraag, of de waarde van de Oostenrijksche alhantie voor hem in deze latere jaren nog zóó hoog gestaan heeft als in 18796). I Maar met dit al raakt het uiteengaan van Rusland en Oostenrijk bet fundament van Bismarck's pohtiek niet zóó, dat men van een fiasco mag spreken. Immers! dit fundament was niet de oplossing van de Turksche kwestie, maar de beveiliging van het Duitsche Rijk, en in dit opzicht veranderde er eigenhjk mets, omdat Rusland en Duitschland niet uiteengingen en ook omdat er geen oorlog tus• schen Rusland en Oostenrijk kwam. • Dit is een zaak van het uiterste belang en men moet erkennen, dat de Duitsche pohtiek door zich streng te onthouden van elke bemoei- ") Akten, V, 96. 5) Fuller, 84 vlg.; Akten, V, 123 vlg. ') Akten, V, 206 vlg. \ L...Lil ») Vooral Fuller doet dit. Hij beschuldigt Bismarck zelfs van „culpable inaction" (p. 42). 5) Zie nog Akten, V, 62. «) Cf. Gedanken und Erinnerungen,. II, 287. BISMARCK EN KALNOKY. i6r mg met Boelgarije*) en door Oostenrijk van overijlde handelingen terug te houden, hiertoe zeer veel heeft bijgedragen. In Oostenrijk was stellig neiging genoeg, om uit den band te springen. Deest men een uiteenzetting als die van Kalnoky in December 1885 *), dan wordt men sterk herinnerd aan 1914. Het bestaan van de Monarchie, zoo wordt hier gezegd, kan door de ontwikkehng der dingen op den Balkan zeer gemakkelijk bedreigd worden. Montenegro wachtte slechts op een bevel uit Petersburg, om de groot-Servische vlag te ontrollen en, onder het voorwendsel van het onderdrukte land te hulp te komen, zich te prodameeren tot vereeniger van alle Servische stammen. „Könnte Oesterreich einer solchen Katastrophe ruhig zusehen, die die okkupierten Provinzen und einige Teile des eigenen Besitzes in Gefahr bringen müszte ?" De woorden slaan op den Boelgaarsch-Servischen oorlog, die het gevaar had mede gebracht, dat de heele Balkan in beweging geraakt zou zijn. Maar zulk een situatie kon ieder oogenbhk terugkeeren, vooral als Rusland in Boelgarije de baas werd. De consequentie was, dat Oostenrijk zich tegen alle bewegingen op den Balkan zou moeten verzetten, en dit veroordeelde de pohtiek in haar fundament. Ongetwijfeld had Bismarck gehjk, toen hij voor dat oog mblik de door Kalnoky aangewezen gevaren denkbeeldig noemde, en stellig was de vrees overdreven ; de toekomst heeft echter bewezen, hoe zeer de vrees gerechtvaardigd kon worden en hoe wdnig Oostenrijk in staat was het gevaar te bestrijden. Kalnoky luisterde naar Bismarck, die uitdrukkelijk te kennen gaf, dat Duitschland zich geen strik om den hals zou laten werpen8) en dat het bij een ongeprovoceerden aanval op Rusland Oostenrijk niet zou steunen, en hierin van zijn standpunt volmaakt gehjk had, ofschoon hij hed goed wist, dat er een oogenbhk kon komen, dat Duitschland, dat in Bismarck's eigen opvatting immers Oostenrijk niet kon missen, in een eventueelen oorlog zou moeten ingrijpen *). Wel werd het Kalnoky soms hed moeilijk gemaakt, vooral in Hongarije, waar Andrassy met de oppositie meedeed en het Parlement een „Duxus von Geschaftigkdt" ontwikkelde6), en hij zelf bleef op het standpunt Staan, dat bezetring van Boelgarije door Rusland een oorlog ten gevolge zou moeten hebben8), maar van overijlde handelingen onthield hij zich. Toch werd aan het aanzien, dat het verbond met Dmtschland in de ' Monarchie genoot, eenige afbreuk gedaan7). ') O.a. sterk uitgedrukt in Bismarck's Rijksdagsrede van 11 Januari 1887 (cf. Akten, V, 117»). ') Akten, V, 31 vlg. 3) Akten, V, 125 en 136; cf. Schwertfeger, 162. *) Zie nog Lvucius, 442. 5) Akten, V, 146. 148. *) Sosnosky, 82. ') Akten. V, 131. Europa en Bismarck's Vredespolitiek. 11 IÖ2 rusland's weifelingen. Deze loop der dingen werd bevorderd, doordat Rusland evenmin ver uitschoot. Stellig waren de krachten, die tot een actievere pohtiek dreven, hier sterk in de weer. De pers van Katkow deed zich gelden en op het aambeeld van een Russisch-Fransche toenadering werd vlijtig gehamerd. Oostenrijk, maar ook Duitschland, ais beschermer van het eerste beschouwd, werd scherp aangevallen. Zij samen bedreigden Rusland's invloed op den Balkan1): bier was de keerzijde van de Oostenrijksche alhantie. Maar de leiding bleef rustig. Giers vooral moet sterk het bewustzijn hebben gehad, dat Rusland voorloopig nog rust noodig had *), en die vond het best in de aansluiting bij Duitschland. | Men kan niet anders constateeren dan dat de betrekkingen der f Duitsche en Russische regeeringen goed bleven. Voor zoover het kon, kwam Bismarck Rusland tegemoet, zooals in het geval van Batoem, waar Rusland in den zomer van 1886 den vrijhandelsstatus ophief *) ; Duitschland, dat bij de haven weinig belang had, vond het blijkbaar een geschikte gelegenheid iets voor het Russische nationale gevoel te doen, en de andere mogendheden verzetten zich evenmin, ofschoon het geval in Engeland een ongunstigen indruk maakte *). Een tweede bezoek van prins Wilhelm aan het Russische hof in Augustus 1886, zeer tegen den zin van zijn vader ondernomen, had bepaaldelijk ten doel de vertrouwelijkheid der beide landen te demonstreeren8). Verscheidene uitingen van hooggeplaatste Russen, o.a. generaal Tscherewine en grootvorst Wladimir, deden duidelijk uitkomen, dat een zeer nauwe verbintenis met Duitschland in sommige kringen gewenscht werd geacht. De brieven van Bernard van Bülow, toen legatieraad te Petersburg •), gaven hiervan en tevens van de zeer verschillende stemmingen, die in Rusland heerschten, frappante bewijzen. Keizer Alexander III zelf gaf van deze verscheidenheid een duidelijk voorbeeld : dan meende hij, dat de Russische regeering nimmér naar het volk moest luisteren7), wat dan eigenhjk wilde zeggen, dat hij met Duitschland Wilde bhjven samengaan; dan weer toonde hij zich zeer geïrriteerd tegenover Duitschland, als gevolg van zijne ontstemming tegenover Oostenrijk8). Daarentegen vindt men bij Giers, die in September zeer tevreden over een verblijf in Duitschland terug- >) Goriainow (A.H.R.), 330. Hieromtrent ook verscheidene mededeelingen in Akten, V, 45 vlg. ') Goriainow (A.H.R.) betoogt dit voortdurend. •) Akten, V, 41 vlg. *) ld., 45- «) ld., 55 vlg., 64. •) ld.. 51 vlg. 7) ld., 53 en 61. 8) ld., 68 vlg.; zie ook de krasse uiting van Pobodonostew over de absolute macht van den Keizer : id., 71. HET HOUDT ZICH AAN DUITSCHLAND. 163 land aan Duitscnland's zijde moet blijven. Zij gaven aan gedachte ook wel degelijk uiting, Paul Schuwalow b.v. i onderhoud met Herbert von Bismarck '), dat op zichzelf — or champagne, waarmede de gezant zich rijkelijk begoot — een ] lijk staaltje van Russisch diplomatiek beleid levert, waarl ook aanwezige graaf Muraview de al te groote openhartighei den gezant tevergeefs trachtte in te toornen : „Da seule alliance et solide c'est entre nous deux, moi je déteste rAutriche — i absoluinent, que nous fassions disparaitre 1'Autriche de la de 1'Furope" enz. enz. Deze uitingen — er waren er ook erns bij — konden voor Bismarck moeilijk bekoring hebben. „Wij "nen", zeide bij, „de Russische pohtiek (n.1. ten opzichte van garije) langs diplomatieken weg ondersteunen, maar Ruslan moet ze maken" *). Dit beteekende in de verste verte geen los! van Oostenrijk; om Rusland te believen. „Dreigen zullen wij in nen niet, al doen we er veel ten bate van Rusland ; de Rua pers dreigt ons te veel, dan dat zij Oostenrijk van ons zouden kt vervreemden" *). Maar het is bégrijpehjk, dat in deze sfeer < dachte aan een afzonderlijke Russisch-Duitsche alhantie x voet kon krijgen, en ook, dat Bismarck, mits zij een beperkt li ter droeg, zonder bedreiging van Oostenrijk, hiervoor wel te nen zou zijn. In het einde van 1886 wordt de gedachte door het eerst in meer geprononceerden vorm geuit 5), en wel aanleiding van een memorandum van Duitschland, waarin di bereidwilligheid, om de Russische pohtiek ten opzichte van garije te ondersteunen, nog eens gepreciseerd had •). Van dat o blik af is het afzonderlijke verdrag in den maak en stellig > invloed hiervan heeft Bismarck zijne reeds aangeduide wo< over de gedesinteresseerdheid van Duitschland ten opzicht» Boelgarije in zijn groote Rijksdagsrede \an 11 Januari 188 zóó geformuleerd als hij deed, evenals die over de vriendsch lijke betrekkingen tot Rusland. Maar vóórdat deze onderhandehngen tot een resultaat lei kregen andere, n.1. die over de hernieuwing van het driev verbond, haar beslag. Hierin ziet men heel duidelijk den in der gewijzigde internationale verhoudingen, bepaaldehjk die] de minder gunstige Fransch-Duitsche betrekkingen. ») ld., 65 vlg. >) ld., V, 51. keerde *), en bij Peter en Paul Schuwalow — de laatste in 1886 als gezant te Berhjn geaccrediteerd —, een vaste overtuiging, dat Rusland aan Duitschland's zijde moet bhjven. Zij gaven aan deze gedachte ook wel degelijk uiting, Paul Schuwalow b.v. in een onderhoud met Herbert von Bismarck '), dat op zichzelf — om den champagne, waarmede de gezant zich rijkelijk begoot — een kostelijk staaltje van Russisch diplomatiek beleid levert, waarbij de ook aanwezige graaf Muraview de al te groote openhartigheid van den gezant tevergeefs trachtte in te toornen : „Da seule alliance saine et solide c'est entre nous deux, moi je déteste rAutriche — il faut absoluinent, que nous fassions disparaitre l'Autriche de la carte de rFurope" enz. enz. Deze uitingen — er waren er ook ernstigere bij — konden voor Bismarck moeilijk bekoring hebben. „Wij kunnen", zeide hij, „de Russische pohtiek (n.1. ten opzichte van Boelgarije) langs diplomatieken weg ondersteunen, maar Rusland zelf moet ze maken" *). Dit beteekende in de verste verte geen loslating van Oostenrijk;.om Rusland te believen. „Dreigen zullen wij in Weenen niet, al doen we er veel ten bate van Rusland ; de Russische pers dreigt ons te veel, dan dat zij Oostenrijk van ons zouden kunnen vervreemden" *). Maar het is bégrijpehjk, dat in deze sfeer de ge- \ dachte aan een afzonderlijke Russisch-Duitsche alliantie vasten i voet kon krijgen, en ook, dat Bismarck, mits zij een beperkt karakter droeg, zonder bedreiging van Oostenrijk, hiervoor wel te winnen zou zijn. In het einde van 1886 wordt de gedachte door Giers het eerst in meer geprononceerden vorm geuit6), en wel naar aanleiding van een memorandum van Duitschland, waarin dit zijn bereidwilligheid, om de Russische pohtiek ten opzichte van Boelgarije te ondersteunen, nog eens gepreciseerd had •). Van dat oogenbhk af is het afzonderlijke verdrag in den maak en stellig onder invloed hiervan heeft Bismarck zijne reeds aangeduide woorden over de gedesinteresseerdheid van Duitschland ten opzichte van Boelgarije in zijn groote Rijksdagsrede \an 11 Januari 1887 wel zóó geformuleerd als hij 'deed, evenals die over de vriendschappelijke betrekkingen tot Rusland. Maar vóórdat deze onderhandehngen tot een resultaat leidden, kregen andere, n.1. die over de hernieuwing van het drievoudig verbond, haar beslag. Hierin ziet men heel duidelijk den invloed der gewijzigde internationale verhoudingen, bepaaldehjk dien van , de minder gunstige Fransch-Duitsche betrekkingen. ') Akten, 61. J) ld., 65 vlg. >) ld., V, 5i. *) ld., 9, kantteekening 9; cf. 131, kantteekening 13. 'tmM *) ld., 108. *) ld., 96 vlg. Dat Bismarck er nog ooit aan gedacht zou hebben vorst Alexander te steunen (zooals Fuller, 168, insinueert), lijkt mij absoluut uitgesloten. 164 ITALIË EN DE HERNIEUWING bte in Italië zekere ontstemming in regeeringskringen, dat id van de aansluiting bij Duitecbland en Oostenrijk niet de elen had getrokken, waarop het gehoopt had. Dit was zeer sch, omdat het drievoudig verbond in zijn eersten vorm in heel geen vooruitzichten op directe voordeden geopend had. iet kwam natuurlijk voort uit de verschillende opvattingen, a bondgenooten bij het aangaan van het verbond voor den tadden gestaan. Waar vertrouwen vindt men bij hen eigenlijk tt ook de irredentistische beweging duurde onverminderd ). Het uitbhjven van een tegenbezoek van Frans Jozef te *) — gevolg van de moeilijkhdd van de regehng der betrektot den paus voor dit geval — was er alleen een symptoom loof dzaak was, dat Itahë noch in de onderhandelingen over loniale dingen, noch in die over den Balkan een rol mede ï, gevolg van zijn dgen machteloosheid. Alleen Engeland ;t een vriendelijkheid bewezen8). JbisxiMl*^ « VHix-w-kx*.! [t ;oon, waarin de nieuwe onderhandehngen door het kort te jpgetreden ministerie-Robilant ingezet werden, was dan ook : moet meer plezier van het bondgenootschap beleven *). f opig had dit eerste optreden geen verdere gevolgen. Noch irijk, noch Duitschland had in 1885 neiging, om Italië verder >et te komen; wd wilden ze het verbond in zijn ouden vorm ïwen, maar hierbij was geen haast. Ondertusschen werden :' standigheden Itahë gunstiger. In den zomer van 1886 nam 1 1 tweeden aanloop, die ook mislukte, wat bij Robilant ernntstemming deed ontstaan8). Hij had echter de voldoening, rt daarop Bismarck het initiatief nam tot onderhandehngen, . altijd nog in den vorm van de hernieuwing van den driebond meer. Maar nu kreeg Itahë tevens, gelegenheid zijne wente formuleeren, en het deed dit onmiddeUijk8): het wenschte eid, dat Tripolis — later werd ook Marokko genoemd — niet nsche handen zou geraken; het wilde, dat veranderingen Balkan niet zonder zijne voorkennis zouden plaats vinden,1 het gelegenheid zou hebben zijn belangen te doen gelden, ad Frankrijk Itahë gepolst over een gemeenschappelijk optrezake de MiddeUandsche Zee, en de Italiaansche regeering, jds verontrust door Herbette's luidruchtige verzekeringen ibram, 169—170. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat deze hernieuwing door Itahë aanhangig is gemaakt, en wel reeds in October 1885. Fr heerschte in Itahë zekere ontstemming in regeeringskringen, dat het land van de aansluiting bij Duitschland en Oostenrijk niet de voordeden had getrokken, waarop het gehoopt had. Dit was zeer onlogisch, omdat het drievoudig verbond in zijn eersten vorm in het gehed geen vooruitzichten op directe voordeden geopend had. Maar het kwam natuurlijk voort uit de verschillende opvattingen, die den bondgenooten bij het aangaan van het verbond voor den geest hadden gestaan. Waar vertrouwen vindt men bij hen eigenhjk niet en ook de irredentistische beweging duurde onverminderd voort1). Het uitbhjven van een tegenbezoek van Frans Jozef te Rome s) — gevolg van de moeilijkheid van de regehng der betrekkingen tot den paus voor dit geval — was er alleen een symptoom van. Hoofdzaak was, dat Itahë noch in de onderhandehngen over de koloniale dingen, noch in die over den Balkan een rol mede speelde, gevolg van zijn dgen machteloosheid. Alleen Engeland had het een vriendelijkheid bewezen8). IqvxJJ^^ « YKaA^c^L-i. De toon, waarin de nieuwe onderhandehngen door het kort te voren opgetreden ministerie-Robilant ingezet werden, was dan ook : Itahë moet meer plezier van het bondgenootschap beleven4). f Voorloopig had dit eerste optreden geen verdere gevolgen. Noch Oostenrijk, noch Duitschland had in 1885 neiging, om Italië verder tegemoet te komen; wel wilden ze het verbond in zijn ouden vorm hernieuwen, maar hierbij was geen haast. Ondertusschen werden | de omstandigheden Itahë gunstiger. In den zomer van 1886 nam het een tweeden aanloop, die ook mislukte, wat bij Robilant ernstige ontstemming deed ontstaan8). Hij had echter de voldoening, dat kort daarop Bismarck het initiatief nam tot onderhandehngen, hoewel altijd nog in den vorm van de hernieuwing van den driebond zonder meer. Maar nu kreeg Italië tevens gelegenheid zijne wenschen te formuleeren, en het deed dit onmiddeUijk8): het wenschte l zekerheid, dat Tripolis — later werd ook Marokko genoemd — niet in Fransche handen zou geraken; het wilde, dat veranderingen op den Balkan niet zonder zijne voorkennis zouden plaats vinden,1 opdat het gelegenheid zou hebben zijn belangen te doen gelden. Juist had Frankrijk Itahë gepolst over een gemeenschappelijk optre-' den in zake de MiddeUandsche Zee, en de Itahaanscne regeering, harerzijds verontrust door Herbette's luidruchtige verzekeringen ') Pribram, 169—170. *) Crispi, 163, en Akten, IV, 184. ') Hiervóór, p. 149. *) Akten, IV, 181 ; cf. Crispi, 161. s) Pribram, 173. *) Akten, IV, 186, vlg.; Pribram, 175. . VAN HET DRIEVOUDIG VERBOND 165 uc jdciuju meueueeimg te aoen ueze omstandigheid t ongetwijfeld toe bijgedragen, dat Italië's wenschen bij Bi een gunstigen bodem vonden. Want verzet heeft hij eigenli geboden3). Ditmaal verwees hij Itahë niet in de eerste plaa r^Weenen *), maar hij bepleitte hier weldra zelf Itahë's belang 4 het voor verleiding van Fransche zijde te behoeden. Welk een f keer en welk een bewijs, dat Bismarck niet aan verstarring politiek leed! Oostenrijk was minder toeschietelijk. Het voelde er ook belang van, om Itahë aan zijn zijde te houden, nu de verf] tot Rusland zoo veel slechter werd, maar het wilde zich niet binden, vooral niet voor Itahë's Middellandsche-Zee-belanj Hierover is in de laatste maanden van 1886 een scherpe matieke strijd gevoerd, waarin eigenhjk Duitschland en tegenover Oostenrijk stonden. Het begon eerst goed, toen lts ontwerp-verdrag voorstelde, waarin zijne wenschen geforn waren «), terwijl het tegelijkertijd te kennen gaf, in geval van 150.000 a 200.000 man beschikbaar te kunnen stellen voor e log buiten Italië7). Duitschland ging accoord, maar Oos weigerde het aan te nemen8); het achtte, dat Itahë te veel en zelfs den schijn wekte van expansie te zoeken, wat met ( rijk — de bekentenis is merkwaardig genoeg! — niet hel tpas. De onderhandelingen dreigden hierop dood te loopei C uitweg werd gevonden, doordat van het ontwerp twee onti — werden gemaakt: een Duitsch-Italiaansch ten opzichte -s — MiddeUandsche Zee, een Oostenrijksch-Itahaansch ten o] van den Balkan. Hiermede nam Oostenrijk genoegen, m ontwerp zelf pas, nadat het in formuleering gewijzigd'wa duurde tot 20 Februari 1887, voordat de nieuwe verdr geteekend konden worden. Het drievoudig verbond zelf werd voor vijfjaar hernieuwd * vermeerderd met de beide afzonderhjkeovereenkomsten.|Inb beloofden Oostenrijk en Italië elkander, dat de status quo : regions des Balkans ou des cótes et fles ottomanes dans 1'Adri et dans la mer Fgée", - dien men begeerde te handhaven, - ') Akten, IV, 187 vlg. *) ld., 189 vlg. J) ld., 192 vlg. *) Wat Pribram, r76, hierover zegt, is in strijd met de in 1 aangehaalde plaats. *) Pribram, 176 vle. over Duitsch-Fransche toenadering1), verzuimde niet hiervan te Berhjn mededeeling te doen2). Deze omstandigheid heeft ei ongetwijfeld toe bijgedragen, dat Italië's wenschen bij Bismarck een gunstigen bodem vonden. Want verzet heeft hij eigenhjk niet geboden8). Ditmaal verwees hij Itahë niet in de eerste plaats naar r^Weenen *), maar hij bepleitte hier weldra zelf Itahë's belangen, om 4 het voor verleiding van Fransche zijde te behoeden. Welk een ommef keer en welk een bewijs, dat Bismarck niet aan verstarring in zijn politiek leed! Oostenrijk was minder toeschietelijk. Het voelde er ook wel het belang van, om Itahë aan zijn zijde te houden, nu de verhouding tot Rusland zoo veel slechter werd, maar het wilde zich niet te veel binden, vooral niet voor Itahë's Middellandsche-Zee-belangen8). Hierover is in de laatste maanden van 1886 een scherpe diplomatieke strijd gevoerd, waarin dgerdijk Duitschland en Itahë tegenover Oostenrijk stonden. Het begon eerst goed, toen Itahë een ontwerp-verdrag voorstelde, waarin zijne wenschen geformuleerd waren 8), terwijl het tegelijkertijd te kennen gaf, in geval van oorlog, 150.000 a 200.000 man beschikbaar te kunnen steUen voor een oorlog buiten Italië7). Duitschland ging accoord, maar Oostenrijk weigerde het aan te nemen8); het achtte, dat Italië te veel eischte en zelfs den schijn wekte van expansie te zoeken, wat met Oostenrijk — de bekentenis is merkwaardig genoeg ! — niet het geval JP?as. De onderhandehngen dreigden hierop dood te loopen. Een v uitweg werd gevonden, doordat van het ontwerp twee ontwerpen — werden gemaakt: een Duitsch-Itahaansch ten opzichte van de — MiddeUandsche Zee, een Oostenrijksch-Itahaansch ten opzichte van den Balkan. Hiermede nam Oostenrijk genoegen, met het ontwerp zelf pas, nadat het in formuleering gewijzigd was. Het duurde tot 20 Februari 1887, voordat de nieuwe verdragen») geteekend konden wofden. Het drievoudig verbond zelf werd voor vijf jaar hernieuwd maar ■ ^e5m^rderd met de heide afzonderhjke overeenkomsten. In het ééne beloofden Oostenrijk en Italië elkander, dat de status quo in „les regions des Balkans ou des cótes et fles ottomanes dans 1'Adriatique et dans la mer Egée", — dien men begeerde te handhaven, — indien ') Akten, IV, 187 vlg. *) ld., 189 vlg. J) ld., 192 vlg. *) Wat Pribram, r76, hierover zegt, is in strijd met de in noot 3 , aangehaalde plaats. *) Pribram, 176 vlg. •) Akten, IV, 204 vlg. 7) ld., IV, 208. ') ld., IV, 209 vlg. ; Pribram, 185 vlg. *) Pribram, 42 vlg. ; Akten, IV, 257 vlg. f66 HET NIEUWE DRIEVOUDIG VERBOND. e d'une compensation réciproque pour tout avantage terrim autre que chacune d'elles obtiendrait en sus du status quo et donnant satisfaction aux intéréts et aux prétensionS bien i des deux parties". In bet andere, waarin Duitschland liS elkander samenwerking ten opzichte van veranderingen Oosten toezegden (met uitzondering van Egypte), nam lüand tegenover Italië den verbondsplicht op zich, yooi /al Frankrijk zijn bezetting, protectoraat of souvereiniteit welken vorm ook, mocht willen uitbreiden over het Noord insche gebied, hetzij in Tripolis, hetzij in Marokko; vonc zich in dit geval verplicht tegen Frankrijk op te treden ntstond de verbondsplicht ipso facto. Mocht Itahë ii en oorlog territoriale garantiën ten opzichte van Frank rillen zoeken voor zekerheid zijner grenzen en zijne ;me stelling, dan zou Duitschland geen hinderpaal h eg leggen en zich er op toeleggen, om „dans une mesur» tible avec les circonstances'' de middelen tot het bereikei it doel te vergemakkelijken^ ziet van zelf, hoe zeer Itahë in de oogen zijner bondgenootei rde was gestegen, en dit was een gevolg van de veranderd idigheden — ja! maar tevens van de versterking van Itahë: ieele en militaire positie en de consolidatie van de binnenland erhoudingen, die weer verband hield met de aansluiting aai hland en Oostenrijk. In zóó verre had Italië toch wel hee )ordeel hiervan getrokken. Kwam Oostenrijk Itahë niet hee *emoet — niet verder dan het in het algemeene gedeelte vai riekeizersbond van 1881 Rusland tegemoet was gekomen hland was wel heel ver gegaan. Men mag zelfs zeggen, da t eenige, door Duitschland na 1870 gesloten verdrag is, waai :n hchtehjk aggressieve kant niet te miskennen valt, hoe zee ensieve aard van het verbond in een bijvoeging bij de beid nkomsten, die door alle drie onderteekend werd, nog eer, streept werd1). Itahë kon er haast een aanmoediging in vit m tegen Frankrijk van leer te trekken: het kon zich immei ker weten van steun van Duitschland, al moest er een aanle (of een voorwendsel!) bestaan in verdere uitbreiding va rijk's macht in Noord-Afrika en 9 hield Duitschland ee : Bismarck zóó tegemoetkomend tegenover Itahë is gewees st beter dan iets, hoe vol wantrouwen hij nu tegenover Franl tijdelijke of duurzame verandering noodig mocht worden, niet gewijzigd zou worden dan na een voorafgaand accoord, „basé sur le principe d'une compensation réciproque pour tout avantage territorial ou autre que chacune d'elles obtiendrait en sus du status quo actuel, et donnant satisf action aux intéréts et aux prétensionS bien fondées des deux parties". In het andere, waarin Duitschland en Itahë elkander samenwerking ten opzichte van veranderingen in het Oosten toezegden (met uitzondering van Egypte), nam ^Duitschland tegenover Italië den verbondsphcht op zich, voor ;het geval Frankrijk zijn bezetting, protectoraat of souvereiniteit, onder welken vorm ook, mocht willen uitbreiden over het NoordAfrikaansche gebied, hetzij in Tripolis, hetzij in Marokko; vond Italië zich in dit geval verplicht tegen Frankrijk op te treden, dan ontstond de verbondsphcht ipso facto. Mocht Itahë in zulk een oorlog territoriale garantiën ten opzichte van Frankrijk willen zoeken voor zekerheid zijner grenzen en zijner maritieme stelling, dan zou Duitschland geen hinderpaal in den weg leggen en zich er op toeleggen, om „dans une mesure compatible avec les circonstances" de middelen tot het bereiken van dit doel te vergemakkehjkeno Men ziet van zelf, hoe zeer Itahë in de oogen zijner bondgenooten in waarde was gestegen, en dit was een gevolg van de veranderde omstandigheden — ja! maar tevens van de versterking van Itahë s financieele en rnihtaire positie en de consolidatie van de binnenlandsche verhoudingen, die weer verband hield met de aansluiting aan Duitschland en Oostenrijk. In zóó verre had Itahë toch wel hed wat voordeel hiervan getrokken. Kwam Oostenrijk Itahë niet heel ver tegemoet — niet verder dan het in het algemeene gededte van den driekeizersbond van 1881 Rusland tegemoet was gekomen —, Duitschland was wd hed ver gegaan. Men mag zelfs zeggen, dat dit het eenige, door Duitschland na 1870 gesloten verdrag is, waaraan een hchtehjk aggressieve kant niet te miskennen valt, hoe zeer de defensieve aard van het verbond in een bijvoeging bij de beide overeenkomsten, die door alle drie onderteekend werd, nog eens onderstreept werd1). Itahë kon er haast een aanmoediging in vinden, om tegen Frankrijk van leer te trekken: het kon zich immers vrij zeker weten van steun van Duitschland, al moest er een aanleiding (of een voorwendsel!) bestaan in verdere uitbrdding van Frankrijk's macht in Noord-Afrika en W hield Duitschland een reserve om niet aan den oorlog ded te nemen-j. Dat Bismarck zóó tegemoetkomend tegenóver Itahë is geweest, bewijst beter dan iets, hoe vol wantrouwen hij nu tegenover Frankrijk stond. „Doch, der kommt so wie so ohnehin", noteerde hij in October 1886 op een brief uit Weenen a), waarin van een oorlog ') Pribram, 47. *) Reeds geciteerd biervóór, p. 145, noot 1. ITALIË'S PROFIJT. [67 tingen tegenover Duitschland geëischt werden dan reeds drievoudig verbond lagen opgesloten: daaruit volgt, dat Di land voor zich ook hier niets meer beoogde dan zekerheid teg» . Frankrijk. In het algemeen kan men vaststellen, dat deze he wing Italië en Duitschland dichter tot elkander voerde en de positie van het eerste versterkte; Italië en Oostenrijk ' even ver van of even dicht bij elkander staan: hunne verh< was alleen in nauwere verbinding gebracht met den gan zaken op den Balkan en dit was eer voor Itahë dan voor C rijk een voordeel. Tot op zekere hoogte kan men zeggen, dat de beide overee sten het behoud van den bestaanden toestand in het Oosten, t delijk op den Balkan, in de hand werkten. Deze behoudsp< die men het meest in Oostenrijk's belang kan achten, ki zekeren zin ook een bevestiging door de entente tusschen En en Itahë, die in Februari 1887 tot stand kwam en waaraan C rijk zijn adhaesie schonk. Stellig schuilt ook achter deze dingen een goed deel va marckiaanschen invloed. Immers reeds in December 1885 h Duitsche rijkskanselier er Oostenrijk op gewezen, hoe gewen» was in de toen dreigend wordende Balkan-kwesties Eng< steun te verwerven1). Alleen tegen Rusland optreden, r steeds weer, mag Oostenrijk nooit wagen. Het moet bedenke Engeland gelijksoortige en minstens even groote belangen Balkan heeft, en het behoeft voor Engeland de kastanjes n het vuur te halen. Men moet beproeven met Engeland tot een s werking in dezen te geraken. Veel uitwerking had deze raa ook niet in Engeland, waar Bismarck op dezelfde wijze tot s werking met Oostenrijk het aansporen. Engeland besch< zeer terecht, zijne verhouding tot Oostenrijk als onderge aan die tot Duitschland *), en van Oostenrijk zelf ging geen tief uit, om Bismarck's b^cielingen te steunen, althans voor ik kan zien. Inmiddels had Bismarck ook Italië op de we lijkheid van samenwerking, met Engeland laten wijzen8), vond hier meer actieven steun. In het begin van 1887 Itahë met een alhantie^oorstel te Donden *). Ongetwijfeld was er W. Engeland vrij veel neiging; om ; ïninder gunstige verhouding tot Frankrijk, — zóó, datCh kon zeggen, dat dit land de gemeenschappelijke vijand van met Frankrijk sprake was. Aan den anderen kant moet er met nadruk op gewezen worden, dat van Itahë geen verdere verplichtingen tegenover Duitschland geëischt werden dan reeds in het drievoudig verbond lagen opgésloten: daaruit volgt, dat Duitschland voor zich ook hier niets meer beoogde dan zekerheid tegenover . Frankrijk. In het algemeen kan men vaststellen, dat deze hernieuwing Itahë en Duitschland dichter tot elkander voerde en vooral de positie van het eerste versterkte; Italië en Oostenrijk bleven even ver van of even dicht bij elkander staan: hunne verhouding was alleen in nauwere verbinding gebracht met den gang van zaken op den Balkan en dit was eer voor Itahë dan voor Oostenrij k een voordeel. Tot op zekere hoogte kan men zeggen, dat de beide overeenkomsten het behoud van den bestaanden toestand in het Oosten, bepaaldelijk op den Balkan, in de hand werkten. Deze behoudspolitiek, die men het meest in Oostenrijk's belang'kan achten, kreeg in zekeren zin ook een bevestiging door de entente tusschen Engeland en Itahë, die in Februari 1887 tot stand kwam en waaraan Oostenrijk zijn adhaesie schonk. Stellig schuilt ook achter deze dingen een goed deel van Bismarckiaanschen invloed. Immers reeds in December 1885 heeft de Duitsche rijkskanselier er Oostenrijk op gewezen, hoe gewenscht het was in de toen dreigend wordende Balkan-kwesties Engeland's steun te verwerven1). Alleen tegen Rusland optreden, ried hij steeds weer, mag Oostenrijk nooit wagen. Het moet bedenken, dat Engeland gelijksoortige en minstens even groote belangen op den Balkan heeft, en het behoeft voor Engeland de kastanjes niet uit het vuur te halen. Men moet beproeven met Engeland tot eensamenwerking in dezen te geraken. Veel uitwerking had deze raad niet, ook niet in Engeland, waar Bismarck op dezelfde wijze tot samenwerking met Oostenrijk liet aansporen. Engeland beschouwde, zeer terecht, zijne verhouding tot Oostenrijk als ondergeschikt aan die tot Duitschland a), en van Oostenrijk zelf ging geen initiatief uit, om Bismarck's b^oelingen te steunen, althans voor zoover ik kan zien. Inmiddels had Bismarck ook Italië op de wenschehjkheid van samenwerking, met Engeland laten wijzena), en hij vond hier meer actieven steun. In het begin van 1887 kwam Itahë met een alhantie^oorstel te Donden *). Ongetwijfeld was er 11 Engeland vrij veel neiging; om zich in eenigerlei vorm naar den Duitschen kant toe te buigen. Vooral dë B^ninder gunstige verhouding tot Frankrijk, — zóó, dat Churchül kon zeggen, dat dit land de gemeenschappelijke vijand van Enge- ') Akten, IV, 263 vlg., 283. J) ld., 286. J) ld., 224—225. *) ld., 297. 168 ENGELAND IN BETREKKING MET HET leze stemming op zeer handige wijze aangewakkerd dooi ldehjk te betuigen èn tegenover Malet èn door Hatzfeld t« 1; dat Duitschland geen aanvalsoorlog tegen Frankrijk ii ï had1). In eenige brieven van breeden zwaai %'ertolkte hi emeene Duitsche -vredespolitiek. Frankrijk, zoo redeneerd< het meest oorlogzuchtig van alle Europeesche staten *) m het best in bedwang gehouden worden door een sterl aland; tegenover Rusland kan het door Italië en Engelanc xde Oostenrijk de schaal in evenwicht houden*). Op dez< 'ordt de Europeesche vrede het best verzekerd. : voorstellingen hebben op de regeering van Sahsbury, waar Lert het begin van 1887 Churchill niet meer behoorde, onge 1 een gunstigen indruk gemaakt, al behoeft men niet te mee oals prins Wilhelm deed, toen hij in 1887 te Donden vertoefde ïn nu in Engeland, waar de Grand Old Man geheel afgedaai ibben, de grootste bewondering voor Pruisisch-Duitschi ingen en toestanaen had, zoodat de wensch werd geuit assure you, if we could have Prince Bismarck over here for; , he would soon put everything to rights again" *), een uiting een curiositeitshalve wordt medegedeeld. Maar ongetwijfel» t regeermgssternming thans gunstiger voor Duitschland dai ; ooit geweest was. Het bleek ook uit verdere toenaderini oniaal gebied, zoowel in de kwestie over Samoa als ove ar8). ; verhouding maakt het verklaarbaar, dat Engeland Itahë' ;1 niet ongunstig ontving. Ja, het ging Wat ver. Het was nie jk een eigenhjke alhantie te sluiten zonder toestemmini it Parlement, dat voorloopig liever buiten de zaak gehoudei worden. Ook wilde Salisbury niet weten van een verphchtinj ierzij dsche ondersteuning in geval van een oorlog met Frank ie in het memorandum van Corti, den Italiaanschen gezanl ram*)./De hoofdgedachte echter werd aangenomen en dl tot een uitwisseling van nota's tusschen Engeland en Italië ij als grondslag handhaving van den status quo in de heel llandsche Zee, en ook in de Zwarte Zee, werd aangenomen Lering hierin alleen na een prealabel accoord te dulden steunt Engeland's werk in Egypte* Engeland de actie va. 30 elk ander punt van Noord-Afrika, bepaaldehjk in Tripoli ,i™ TV ,.1,r land en Duitschland was en dat deze geen rust zouden hebben, zoolang dit niet geheel vernietigd was, — heeft dit bevorderd. Bismarck heeft deze stemming op zeer handige wijze aangewakkerd door herhaaldelijk te betuigen èn tegenover Malet èn door Hatzfeld te Donden, dat Duitschland geen aanvalsoorlog tegen Frankrijk in den zin had1). In eenige brieven van breeden zwaai %'ertolkte hij de algemeene Duitsche vredespolitiek. Frankrijk, zoo redeneerde hij, is het meest oorlogzuchtig van alle Europeesche staten *). Het kan het best in bedwang gehouden worden door een sterk Duitschland; tegenover Rusland kan het door Italië en Engeland gesteunde Oostenrijk de schaal in evenwicht houden3). Op deze wijze wordt de Europeesche vrede het best verzekerd. Deze voorstellingen hebben op de regeering van Sahsbury, waartoe sedert het begin van 1887 Churchill niet meer behoorde, ongetwijfeld een gunstigen indruk gemaakt, al behoeft men niet te meenen, zooals prins Wilhelm deed, toen hij in 1887 te Eonden vertoefde, dat men nu in Engeland, waar de Grand Old Man geheel afgedaan zou hebben, de grootste bewondering voor Pruisisch-Duitsche inrichtingen en toestanden had, zoodat de wensch werd geuit: „O ! I assure you, if we could have Prince Bismarck over here for a month, he would soon pnt everything to rights again" *), een uiting, die alleen curiositeitshalve wordt medegedeeld. Maar ongetwijfeld was de regeermgssternming thans gunstiger voor Duitschland dan zij nog ooit geweest was. Het bleek ook uit verdere toenadering op koloniaal gebied, zoowel in de kwestie over Samoa als over Sanzibar B). Deze verhouding maakt het verklaarbaar, dat Engeland Itahë's voorstel niet ongunstig ontving. Ja, het ging wat ver. Het was niet mogelijk een eigenhjke alhantie te sluiten zonder toestemming van het Parlement, dat voorloopig liever buiten de zaak gehouden moest worden. Ook wilde Salisbury niet weten van een verplichting tot wederzij dsche ondersteuning in geval van een oorlog met Frankrijk, die in het memorandum van Corti, den Italiaanschen gezant, voorkwam8). De hoofdgedachte echter werd aangenomen en dit • leidde tot een uitwisseling van nota's tusschen Engeland en Itahë, waarbij als grondslag handhaving van den status quo in de heele MiddeUandsche Zee, en ook in de Zwarte Zee, werd aangenomen; verandering hierin aUeen na een prealabel accoord te dulden ; Italië steunt Engeland's werk in Egypte* Engeland de actie van . Italië op elk ander punt van Noord-Afrika, bepaaldelijk in Tripolis ') Akten, IV, 300 vlg. ») ld., 339." cf. 322. ^ ld., 302, 310. *) ld., 175 *) ld., 176»». *) ld., 309 en 304. DRIEVOUDIG VERBOND. 169 en Cyrene „en cas d'envahissement de la part cl une tiercé Puissance"'; belofte van wederzijdschen steun in algemeenen 7 zin in de MiddeUandsche Zee in elk geschil, dat een van beiden met een derde mogendheid zou kunnen krijgen1) (10 Februari). Nu het zóó ver was gekomen, kostte het niet veel moeite meer ' Oostenrijk te bewegen zijn adhaesie aan deze nota's te betmgen ) (23 Maart). . * , , , j De strekking dezer nota's gaat m de richting van de afzonderlijke overeenkomsten, die bij het drievoudig verbond behooren; zij reikt echter minder ver en is vooral tegenover Frankrijk minder 1 1 dreigend. Méfar hoe ook, de nota-wisseling beteekent een loslatmg \ 1 van Engeland's. isolatie-politiek, die Bismarck in zijn boven- | genoemde brieven als noodzakelijk aanduidt"), en wel ten gunste van Duitschland. Het memorandum voor koningin Victoria ), dat de beteekenis der nota-wissehng met Itahë toelicht, zegt uitdrukkehjk: Engeland heeft hiermede de verst gaande verzekering, die een parlementair geregeerde staat geven kan, afgelegd, dat het, in geval van een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland, zich bij die statengroep zal aansluiten, die „die Friedenspohzei im Oriënt" vormt. Het zal - voor zoover een Engelsen kabinet dit vooruit kan zeggen — gemeenschappelijk *met Oostenrijk en Itahë, front tegen Rusland maken, m geval 'Turkije, en vooral Constantinopel, bedreigd mocht worden; m geval van een aanval van Rusland op Oostenrijk, zonder dat Turksch gebied werd aangeraakt, zou verleening van hulp bezwaarlijk zijn. Eigenhjk — moet men opmerken — dekt deze uiteenzetting Engeland's toezegging, ten opzichte van Itahë bepaaldehjk, niet ten voUe. Maar dit was, in den geheelen samenhang, een * ondergeschikt punt. De hoofdzaak was Engeland's intreding m den door Bismarck beheerschten kring en dit was voor dezen een zeer groot succes —, dat bij voorzichtige uitwerking voor de toekomst van enorme beteekenis had kunnen worden. Onverklaard blijft voorloopig, hoe Salisbury's eigen politiek ten opzichte van Turkije, die nu den kant van het behoud zoo duidelijk opging, in vergelijking met vroeger, zulk een verandering heeft ondergaan. Juist in dezen tijd, toen Bismarck's aUiantie-systeem bevestigd en uitgebreid werd — de besprekingen met Rusland duurden nog voort —, warenïde Fransch-Duitsche betrekkingen uiterst gespannen. Het ging in den aanvang van 1887 van kwaad tot erger. Verschillende hooggeplaatste staatsheden achtten een uitbarsting onyermijdelijkl Vooral in Oostenrijk vindt men uitingen in dezen zin ) ») Akten, IV, 311 ; Pribram, 37. ') Akten, IV, 328 ; Pribram, 39. ») Akten, IV, 302. *) ld., 316. «) Akten, VI, 91 vlg. en 170 vlg. geval van een aanval van Rusland op Oostenrijk, zond( Turksch gebied werd aangeraakt, zou verleening van hulp bez lijk zijn. Eigenhjk — moet men opmerken — dekt deze v zetting Engeland's toezegging, ten opzichte van Itahë b delijk, niet ten volle. Maar dit was, in den geheelen samenhanj ondergeschikt punt. toe hoofdzaak was Engeland's intreding: htige uitwerking voor de toel :unnen worden. Onverklaard :n politiek ten opzichte van Tt zoo duidelijk opging, in vergel ing heeft ondergaan, marck's alliantie-systeem bev ekingen met Rusland duurde sche betrekkingen uiterst gesp£ L887 van kwaad tot erger. Ve: ïen achtten een uitbarsting < vindt men uitingen in dezen 170 SPANNING IN DE FRANSCH- en Salisbury kon zelfs moeil nog maar eens een Fransch-1 i een einde te maken aan de v< ;ijde, waarover Engeland zie ie New-Hebriden — dan Egy klagen', en het is inderdaad a iet meer deed, om een betere leppen a) • merkelijkheid was het gevaar Het is waar, dat Boulanger zie : toen gevormde kabinet-Elo le groote populariteit, die hij :rde. Maar Boulanger was z> ndigheden durfde te profiteer ijk zelf wel geweten heeft, wat angisme", die met Freycini en van hevige emotie en onn ; Boulanger al ernstig aan oo ! en de andere ministers — ge eel gezag — wüden dit niet, slaagden hierin niet zoo di militaire voorstellen niet9), dogsbereidheid aan Fransche sis van 1875 — het Fransch* nd in economischen zin was >rlog onder het Fransche voll Deroulède uitdagendë redevo ;oe, wat dan weer bij enkele 1 lank vond7). De maatregelen ds gesignaleerde berichten vai indelen, die in November i8ï an den generalen staf, nog in fewton, 386 en cf. 409. Jen poging door Chaudordy: id fewton, II, 385. reycinet, 364. ie de aardige anecdote van n typeert: Newton, II, 387—388 .kten, VI, 176. — Het blijkt ne t ontslag van Boulanger aangec jk den wensch onderdrukken uitsche oorlog mocht komen1 >rtdurende vexatiën van Fran buiten Europa (New-Found te natuurlijk) meende te moe eemd, dat de Fransche regee verstandhouding tot Engelam /oor oorlog toch niet zoo hee 1 na het aftreden van Freycine rens meer deed gelden en ooi ich verwierf, een zeker gevaa f geen karakter, dat van d n, en het is zeer de vraag, of hi tuj wilde *). De periode van he ;'s aftreden goed aanving *) >t, niet een van bewust willen log gedacht hebben, presiden n van allen overigens mannei wilden hefst Boulanger kwijt ;ctB), al steunden zij hem ii len mag misschien zeggen, da zijde iets grooter was dan bi leger was nu hervormd en d rebeterd —, een groote neigin was er ook nu stellig niet, a ringen, tot op reizen in Rus ussische reizenden in Frankriji van militairen aard, waarove den Duitschen mihtairen atta • Waldersee, plaatsvervangend ie meening hielden, dat Frank 398. vrouw Flourens, die deze sten gens uit, dat Duitschland bepaal ongen zou hebben (zooals Fulle (o.a. van Kalnoky en vorst Dobanow, den Russischen gezant te Weenen). Ook lord Dyons te Parijs achtte de mogelijkheid van oorlog zeer groot en Salisbury kon zelfs moeilijk den wensch onderdrukken, dat er nog maar eens een Fransch-Duitsche oorlog mocht komen *) —, om een einde te maken aan de voortdurende vexatiën van Fransche zijde, waarover Engeland zich buiten Europa (New-Foundland, de New-Hebriden — dan Egypte natuurlijk) meende te moeten beklagen, en het is inderdaad vreemd, dat de Fransche regeering niet meer deed, om een betere verstandhouding tot Engeland te scheppen *)• In werkelijkheid was het gevaar voor oorlog toch niet zoo heel groot. Het is waar, dat Boulanger zich na het aftreden van Freycinet in het toen gevormde kabinet-Flourens meer deed gelden en ook door de groote populariteit, die hij zich verwierf, een zeker gevaar opleverde. Maar Boulanger was zelf geen karakter, dat van de omstandigheden durfde te profiteeren, en het is zeer de vraag, of hij eigenhjk zelf wel geweten heeft, wat hij wilde *). De periode van het „Boulangisme", die met Freycinet's aftreden goed aanving*), is er een van hevige emotie en onrust, niet een van bewust willen. Mocht Boulanger al ernstig aan oorlog gedacht hebben, president Grévy en de andere ministers — geen van allen overigens mannen van veel gezag — wilden dit niet, wilden hefst Boulanger kwijt, maar slaagden hierin niet zoo direct5), al steunden zij hem in zijne mihtaire voorstellen niet •). Men mag misschien zeggen, dat de oörlogsbereidheid aan Fransche zijde iets grooter was dan bij de crisis van 1875 — het Fransche leger was nu hervormd en de toestand in economischen zin was gebeterd —, een groote neiging tot oorlog onder het Fransche volk was er ook nu stellig niet, al hield Deroulède uitdagende redevoeringen, tot op reizen in Rusland toe, wat dan weer bij enkèle Russische reizenden in Frankrijk weerklank vond7). De maatregelen van militairen aard, waarover de reeds gesignaleerde berichten van den Duitschen mihtairen attaché handelen, die in November 1886 Waldersee, plaatsvervangend chef van den generalen staf, nog in de meening hielden, dat Frank- ') Newton, 386 en cf. 409. ') Een poging door Chaudordy: id., 398. 3) Newton, II, 385. *) Freycinet, 364. *) Zie de aardige anecdote van mevrouw Flourens, die deze stemming typeert: Newton, H, 387—388. 6) Akten, VI, 176. — Het blijkt nergens uit, dat Duitschland bepaald op het ontslag van Boulanger aangedrongen zou hebben (zooals Fuller, 143—144 zegt), al is officieus door vooraanstaande Duitschers (Münster, Bleichröder) misschien de wenschelijkheid uitgesproken. — Evenmin zou ik op grond van Akten, VI, r 10, durven beweren, dat Rusland Boulanger's aanblijven gewenscht of zelfs behartigd heeft. ') Bewijzen hiervan: Akten, VI, 91—92, 113, rr6. DUITSCHE BETREKKINGEN. I/I I1UC1C UVCl LUi^iHg, . «"J ö ■ litbreken van den oorlog voor ;eval en Herbette's berichten Üjksdagrede van 11 Januari reid, omdat hij zeer duidelijk 1 lagen öf binnen 10 jaren zou a «n stel van militaire maatregë enrijk en Italië, aanleiding he wat Waldersee van Frankrijk1 j Bismarck's overtuiging, da wanneer Duitschland met Rus Boulanger president der Repu twijfeld zeer diep geworteld! sinnige wijze uiting aan gegev air.A • -raii Tii11pn nipt aanvallen ibij hield1). Dit was inderdaae iven hieraan voedsel *). Bisma $87 gaf evenmin reden tot ge tsprak, dat Frankrijk óf binne ttvallen *), en Flourens zelf voi n van Duitschland, en ook van zelfde van Duitschland te duc reesde *). Frankrijk zou aanvallen md in oorlog gèraakte, óf wai [iek mocht worden6) —, was 1 Ij heeft er op de meest ondu ï, maar tevens even stellig ve: Maar toch lexferde deze overtui i deel van het Fransche volk, g raitschlanoTs internationale p ijk zwak, waarop heel Bisrru wij weten, gericht was, kon h afwachten, misschien bedwi ;tuur ongunstig werd ? Voorl ch nog zelfs veroorloven de me er een gehjk belang als Rusla: aad, om JPrannrijK ais groote; mugcuuuciu ^ ™<~*± -—-~~— immers als maritiem tegenwicht tegen Engeland •) —, en hij me lat Oostenrijk in zijn geloof, dat Duitschland Frarikrijk zou aa len, wel een hooge graad van dwaasheid in de leiding der Dm politiek moest veronderstellen, wat men van den bondgenoot a mocht verwachten'). Maar hoe dan ook, de oorlog zat in de lucht en hij kon een onverwacht oogenbhk uit vallen. In Engeland bespraï zelfs al druk de vraag, wat te doen stond, wanneer Dmtsc. door België zou trekken en de Belgische neutrahteit sche wat toen reeds als een mogelijkheid werd geopperd, of» Bismarck er niet de minste neiging toe toonde8). En het heel merkwaardig, dat zoowel het in hoog aanzien staande „The Standard" als de liberale „Pall Mali Gazette" - del; i) Akten, VI, 153 en 175. 3) Akten, VI, 168, noot, en 341 ; cf. Freycinet, 369. riik geen oorlog zocht, brachten hem in Februari 1887 tot een andere overtuiging : zij gaven hem den indruk, dat Frankrijk het, uitbreken van den oorlog voor nabij hield *); Dit was inderdaad het «eval en Herbette's berichten gaven hieraan voedsel »). Bismarck s Rijksdagrede van 11 Januari 1887 gaf evenmin reder1 tot gerustheid, omdat hij zeer duidelijk uitsprak, dat Frankrijk óf binnen 10 dasen öf binnen 10 jaren zou aanvallen8), en Flourens zelf vondin een stel van mihtaire maatregelen van Duitschland en ook van Oostenrijk en Itahë, aanleiding hetzelfde van Dmtschland te duchten, wat Waldersee van Frankrijk vreesde *). 1 Bismarck's overtuiging, dat Frankrijk zou aanvallen - or wanneer Duitschland met Rusland in oorlog gèraakte, óf wanneer Boulanger president der Republiek mocht worden8) -, was ongetwijfeld zeer diep geworteld. Hij heeft er op de meest ondubbelzinnige wijze uiting aan gegeven, maar tevens even stellig verkonf dixd' wij zullen niet aanvallen. Maar toch legerde deze overtuiging, ' even goed als de stemming in een deel van h/t Fransche volk, gevaar voor den vrede op. Zoolang Dtritschlanors internationale positie sterk bleef en die van Frankrijk zwak, waarop heel Bismarck s buitenlandsche pohtiek, zooals wij weten, gericht was, kon hij bet gevaar van een aanval rustig afwachten, misschien bedwingen, maar wat, wanneer de conjunctuur ongunstig werd ? Voorloopig bleef dit uit, en Bismarck kon zich nog zelfs veroorloven de meening uit te spreken, dat Duitschland er een gehjk belang als Rusland bij had, om Frankrijk als groote mogendheid te zien voortbestaan — immers als maritiem tegenwicht tegen Engeland8) -, en hij meende, dat Oostenrijk in zijn geloof, dat Duitschland Frankrijk zou aanvallen wel een hooge graad van dwaasheid m de leiding der Dmtspne politiek moest veronderstellen, wat men van den bondgenoot anders mocht verwachten'). Maar hoe dan ook, de oorlog zat in de lucht en hij kon er op een onverwacht oogenbhk uit vallen. In Engeland besprak men zelfs al druk de vraag, wat te doen stond, wanneer Dmtscnland door België zou trekken en de Belgische neutrahteit schenden, wat toen reeds als een mogelijkheid werd geopperd, ofschoon Bismarck er niet de minste neiging toe toonde8). En het is wel heel merkwaardig, dat zoowel het in hoog aanzien staande blad „The Standard" als de liberale „Pall Mali Gazette" - de laatste i) Akten, VI, 153 en 175. 5) Pagès, 227 vlg. 3) Akten, VT, 168, noot, en 341 ; cf. Freycinet, 369. *) ld., 224 vlg. £) Akten, VI, 27, 68, 169; cf. Lucius, 366. •) Akten, VI, 177, en cf. V, 219 (kantteekening). ') ld., 181. *) Schwertfeger, 183—184. 172 HET INCIDENT-SCHNAEBELE. rich hiertegen te verzetten. Er moest wel onderscheid worde akt tusschen een doortocht door België en een inbezi ng er van, wat niet in Bismarck's bedoeling kon liggei e „Standard", en de „Gazette" meende, dat er in het verdra 1839 geen bizondere garantie van Engeland voor België laj igeering schijnt zich niet duidelijk te hebben uitgesproken1 ziet in elk geval, hoe zeer de beschouwingen over de Belgisci aliteit aan politieke overwegingen hebben blootgestaan. t onverwachte oogenblik is in 1887 niet gekomen. Ook nii iet beruchte Schnaebelé-incident van de tweede helft van Apri van de beteekenis meermalen zeer overdreven voorgestel waarvan de gemakkelijke afloop juist bewijst, dat er aan gee beide zijden van de Vogezen een overwegende oorlogsw »nd. hnaebelé was een Fransch commissaris van politie, die vo< ihandelingen over grensaangelegenheden gebruikt werd < icht werd van spionnage. Hij werd in hechtenis genomen c pril, toen hij zich, uitgenoodigd door een Duitschen commiss iver de grens had begeven. De zaak baarde begrijpehjkerwij: rankrijk, vooral te Parijs, groot opzien, te meer omdat eer jerucht hep, dat de inhechtenisneming op Fransch gebied hj ;s gevonden8). Toch is wel juist, wat Dyons schrijft: „Maar oy .lgemeen schrikken de Franschen toch nog voor oorlog terug" roegt hij er bij, „het zal niet moeilijk voor Bismarck zijn e met hen te blijven, indien hij dit werkehjk wil". Welm larck, die geen bezwaar gemaakt had, om Schnaebelé, teg< zware beschuldigingen waren ingebracht, gevangen te da ;n, keurde de wijze, waarop dit was geschied, af, Zoodra 1 am, hoe de vork in den steel zat, wat hem door een bericht vs rens werd vergemakkelijkt *). De man was tot een gret arentie uitgenoodigd; hij genoot dus op dat oogenblik vr de — en moest daarom in vrijheid worden gesteld. De kantteels , waarin Bismarck dit opmerkt, staat bij een memorie van 1; drie dagen later werd de conclusie medegedeeld aan Herbetl taebelé, die naar Deipzig gebracht was, om voor het Rijksj t terecht te staan, werd daarop in vrijheid gesteld. Het bhj ens uit, dat Bismarck dit incident uitgelokt zou hebben met .chte aan oorlog of dat iets anders dan „bon droit" hem 1 onclusie van vrijlating zou hebben gebracht6). Hij had al z Plehn, 270—271 ; cf. Fuller, 142—143. na eerst een andere opvatting verkondigd te hebben —, zich inspanden, om te bewijzen, dat er voor Engeland geen aanleiding was zich hiertegen te verzetten. Er moest wel onderscheid worden gemaakt tusschen een doortocht door België en een inbezitneming er van, wat niet in Bismarck's bedoeling kon liggen, zei de „Standard", en de „Gazette" meende, dat er in het verdrag van 1839 geen bizondere garantie van Engeland voor België lag. De regeering schijnt zich niet duidelijk te hebben uitgesproken1). Men ziet in elk geval, hoe zeer de beschouwingen over de Belgische neutraliteit aan politieke overwegingen hebben blootgestaan. Het onverwachte oogenblik is in 1887 niet gekomen. Ook niet met het beruchte Schnaebelé-incident van de tweede helft van April,,/ waarvan de beteekenis meermalen zeer overdreven voorgesteld is en waarvan de gemakkelijke afloop juist bewijst, dat er aan geen van beide zijden van de Vogezen een overwegende oorlogswil bestond. Schnaebelé was een Fransch commissaris van politie, die voor onderhandelingen over grensaangelegenheden gebruikt werd en verdacht werd van spionnage. Hij werd in hechtenis genomen op 20 April, toen hij zich, uitgenoodigd door een Duitschen commissaris, over de grens had begeven. De zaak baarde begrijpehjkerwij ze in Frankrijk, vooral te Parijs, groot opzien, te meer omdat eerst het gerucht hep, dat de inheclrtenisneming op Fransch gebied had plaats gevonden *). Toch is wel juist, wat Dyons schrijft: „Maar over het algemeen schrikken de Franschen toch nog voor oorlogterug"1), en, voegt hij er bij, „het zal niet moeilijk voor Bismarck zijn in vrede met hen te blijven, indien hij dit werkehjk wil". Welnu! Bismarck, die geen bezwaar gemaakt had, om Schnaebelé, tegen wien zware beschuldigingen waren ingebracht, gevangen te doen nemen, keurde de wijze, waarop dit was geschied, af, zoodra hij vernam, hoe de vork in den steel zat, wat hem door een bericht van Flourens werd vergemakkelijkt *). De man was tot een grensconferentie uitgenoodigd; hij genoot dus op dat oogenbhk vrijgeleide — en moest daarom in vrijheid worden gesteld. De kantteekening, waarin Bismarck dit opmerkt, staat bij een memorie van 25 April; drie dagen later wejd de conclusie medegedeeld aan Herbette. Schnaebelé, die naar Deipzig gebracht was, om voor het Rijksgerecht terecht te staan, werd daarop in vrijheid gesteld. Het bhjkt nergens uit, dat Bismarck dit incident uitgelokt zou hebben met de gedachte aan oorlog of dat iets anders dan „bon droit" hem tot de conclusie van vrijlating zou hebben gebracht8). Hij had al zijn •) Plehn, 270—271 ; cf. Fuller, 142—143. *) Akten, VT, 182 vlg. Over het spionnage-wezen aan de DuitschFransche grens: ald., 19011. *) Newton, II, 400. *) Pagès, 228. 8) Freycinet, 371, spreekt van den invloed der „opinion publique". VAL VAN BOULANGER. 173 kodbloedighdd bewaard, evenzeer als de Fransche regeering, die er evenmin een oogenblik aan gedacht heeft van het inddent gebruik te maken voor het aanwakkeren van een oorlogsstemrning. Of zij een mobilisatie overwogen hedt — wat ook altijd nog kon geschied zijn met defensieve bedoding —, is niet geheel uitgeniaakt. Men hoort in dezen tijd meermalen van een mobilisatie-proef in Frankrijk, die overigens in Duitschland weinig onrast baarde en kalm opgenomen werd1). En de andere mogendheden bleven er gehed buiten, wat weer bewijst, dat, vergeleken met de alerte van 1875, die stellig van* ved ernstiger aard was, de omstandigheden zeer ten gunste van Duitschland veranderd waren. - Belangrijker dan de vlotte afdoening van het geval-Schnaebele was voor het behoud van den vrede het aftreden van Boulanger als" minister van oorlog. Het kabinet-Flourens, dat den generaal bij het inddent van April buiten de beslissing schijnt te hebben gehouden»), maakte in Mei plaats voor een kabinet-Rouvier, dat Boulanger niet overnam»). Deze werd Spoedig daarna naar ClermontFerrand verplaatst en, ofschoon hij nog roerig genoeg bleef, het gevaar, dat hij voor den vrede had kunnen opleveren, was hiermede goeddeels ten dnde. Rouvier streefde weldra, o.a. door 'temiddeling van Rothschild, naar een verbetering der betrekkingen met Engeland, waarmede hij voorloopig wdnig succes had *). " Bismarck — het moet altijd weer herhaald worden — het zich in zijn pohtiek tegenover Frankrijk in de eerste plaats ldden door I de algemeene internationale constellatie. Deze ontwikkdde zich j juist in dezen tijd te gunstiger, omdat de kans op een afzonderlijk verdrag met Rusland voortbestond, om in Juni verwezenlijkt te worden. Men kan Bismarck's vedomstreden pohtiek in deze aangdegenheid tot het volgende apercu brengen: het wenschehjkst voor ons is het behoud van een driekeizersbond; is dit beslist onmogelijk, dan is het beter Rusland door een verdrag met Duitschland alleen „in der Bahn der* Friedens und der monarchistischen Politik festzuhalten" 8).f Daderdaad heeft Bismarck zoo lang mogelijkgepldt, dat onderhandelingen over de hernieuwing van het verdrag van 1884 zouden gevoerd worden6). In de bestaande omstandigheden was hierop geen kijk, al heeft Giers in het begin van 1887 de mogelij kheid nog overwogen7) en al is de aangelegenheid ook door Rusland *) Akten, VI, 191 vlg. en noten: Fuller, 177. s) Pagès, 229. 8) Freycinet, 377. *) Newton, II, 405 vlg. *) Akten, V, 267. *) Hiervóór, p. 160, en nog Akten, V, 211. ') Akten, t.a.p. 174 DUITSCH-RUSSISCHE te Weenen, dat niet afwees, aanhangig gemaakt1): Boelgarije bleef tusschen beiden staan. Van 10 Januari af was daarnaast een DuitschRussisch verdrag, waarvan een door Peter Schuwalow ontworpen tekst met Bismarck besproken was, in overleg■). Bismarck liet te Weenen weten, dat Duitschland desnoods zonder Oostenrijk het verdrag van 1884 zou hernieuwen»). Aan den anderen kant drong hij toen uit Petersburg niet spoedig nader bericht kwam over het ontwerp van 10 Januari, er bij Schweinitz op aan geen Duitschen wensch er naar te doen blijken. „Duitschland moest eiken schaakzet vermijden, die als een teeken van angst en vrees zou kunnen worden uitgelegd" *). Eerst in April kon Giers definitief mededeelen dat Alexander III wel met Duitschland, maar niet met Oostenrijk, een verdrag wilde sluiten8). De tegemoetkonnng van Dmtschland in de Boelgaarsche aangelegenheid, waarover Alexander III *ziin levendige voldoening uitte, zal dit stellig bevorderd hebben ). Toch het het besluit vrij lang op zich wachten. Dit ligt waarschijnlijk wel alleen aan de Russische regeeringsverhoudingen: wij weten reeds, hoe weifelend Alexander III was7). Het is niet aannemehik, dat plannen, om een verbond met Frankrijk aan te gaan, voor de verklaring ervan behoeven te worden aangevoerd. Wel hoort men hiervan ook in dezen tijd eenige malen; wel ging Boulanger in de crisis van April zelfs met een denkbeeld om, om een brief aan Alexander III te richten; ook begon er bdangstelling van het Fransche kapitaal voor Rusland te komen8) -, maar van een ernstig voornemen der Russische regeering tot een overeenkomst met Frankrijk of omgekeerd bfcjkt in dezen tijd nergens iets bepaalds.; , , _ . .. . . Op 11 Mei had de nadere bespreking van het m Rusland gewijzigde Januari-ontwerp plaats, spoedig na terugkeer van Paul Schuwalow van verlof9). De voornaamste moeilijkheid bleek te hggen m de omschrijving van Rusland's neutraliteit in geval van een aanval *) Akten, 21 s, vlg. J) ld., 214 vlg. 3\ Jr Bismarck was alleen een c 1 tot niets verplicht zou w len gelijkstellen. Bismarck, d stenrijk voorlas — hij had mhouding gevraagd en kre : op 11 Mei nog niet ontvang t de door Rusland gewensch Duitschland Frankrijk nimm en gelijkheid der beide gevall :rdrag met Frankrijk had. H ïg, om de cmderhandelingen aak kreeg Schuwalow zijn zi aditio sine qua non, dat Duitse d8), en dit eischte öcnuwaiow mer. Ia zijne besprekingen met Bismarck toog Schuwalow nogmaa weg naar Petersburg. Hij bleef weer een maand weg en Bisman d ongeduldig8). En bij zijn terugkeer bracht hij de vohedi] stemming nog al niet mede: verscheidene veranderingen, oc (roegingen, werden nog voorgesteld4), die Schuwalow ten slot 1 het vallen. Ook ditmaal krijgt men geen hoogen dunk van < ssische diplomatieke kunst! Iet verdrag, op 18 Juni 1887 gesloten8), is in opzet een repri t den driekeizersbond, nu alleen tusschen Rusland en Duitse i. Het is dus een neutrahteits-verdrag, geen alliantie. Maar 1 aling omtrent de neutrahteit is beperkt, omdat ze niet toepass is in het geval van een oorlog tegen Oostenrijk of Frankrij staan uit een aanval van een der beide verdragsluitenden op e er beiden. De bepalingen betreffende den Balkan gingen nu v« der dan in het verdrag van 1884. Duitschland erkent Ruslanc ;orisch verworven rechten in den Balkan, in het bizonder zi rwegenden en beslissenden invloed in Boelgarije en Oost-Rc lië. Bovendien zei Duitschland — volgens een aanvulling tocol — steun toe tot het scheppen van een geordende recl tige regeering in Boelgarije, waar het in geen geval zou mee1 pen, om vorst Alexander opnieuw gezag te bezorgen. Het zi willende neutrahteit in acht nemen, in geval Rusland zich yo Qoodzakehjkheid geplaatst mocht zien, om, tot behartiging zijl angen, de taak van de verdediging der toegangen tot de Zwaï : op zich te nemen; het zou zelfs de maatregelen, welke Rusla Akten, V, 233; volgens Akten, V, 244W, zou de mededeeling a utitoI^ttt r lit>t J^rVinaphpIp-ÏTirifipnt /Pvon Ongetwijfeld ligt ook de zwakke zijde van dit verdrag te kijk: een samengaan met Duitschland vond geen of weinig weerklank meer in de publieke opinie van Rusland. Het is teekenend, dat Alexander III juist hiervan geheimhouding, ook tegenover Oostenrijk, eischte, zooals hij dit trouwens ook reeds voor den driekeizersbond had gedaan. Natuurhjk heeft Bismarck deze zwakke plek ten besten gekend; hij zinspeelt meermalen op den verderfelijken invloed van de Russische pers, bepaaldehjk dien van Katkow, die dan ook inderdaad van 1886 af druk in de weer was, om den bodem voor een Fransch-Russisch verbond voor te bereiden, in samenwerking met Elle de Cyon, madame Adam en anderen1). Deze perscampagne met breeden zwaai, voor een groot doel ondernomen, werd gevoerd door een paar matadors in hun vak met groote consequentie en durf. Het opbouwende element er in is de koestering der Fransch-Russische vriendschap, het afbrekende is de kritiek, altijd weer herhaald, op Duitschland's kwade bedoelingen, op Bismarck's demcmische pohtiek, geheel in den geest, ofschoon nu in wat andere accoorden gestemd, als die wij kennen uit de eerste jaren na 1870, toen minder van de zijde van de pers dan van die van staatsheden en diplomaten. Zij ontzag zich niet de ongeloofehjkste verhalen over Bismarck in de wereld te brengen — waarbij men zich altijd weer afvraagt, of de heeren zelf geloofd hebben wat ze vertelden *) ! Het is heel' moeilijk den directen invloed van zulk een perscampagne te schatten. Zij komt zelf uit bepaalde stemmingen voort en kan deze alleen verder verbreiden en versterken. Stellig moet zij dit voor bepaalde kringen gedaan hebben. Meer positieven invloed heeft zij waarschijnlijk geoefend door de Fransche financiers voor Rusland te interesseeren, ook door het Duitsche kapitaal huiverig te maken zich met Fransche of Russische dingen te bemoeien. Zij heeft misschien ook aan het herstel van een levendiger diplomatiek verkeer tusschen Parijs en Petersburg medegewerkt*). Negatief heeft zij stellig in bepaalde gevallen Fransch-Duitsche of Duitsch-Russische toenadering voorkomen; men ziet het in het geval van De I^esseps, wiens bezoek aan Duitschland in 1887 Cyon tevergeefs trachtte te voorkomen, maar het, bezoek bleef dan toch zonder resultaat4). Cyon en Katkow dreven de vijandschap tegen Bismarck zóó ver, dat zij elke aanraking met hem weigerden — Cyon zelfs (als het waar is!) weigerde een uitnoodiging door middel van Bleichröder *' 'x \ ') Cf. biervóór, p. 151. *) Zooals b.v. het verhaal over het Schnaebelé-inddent (Cyon, «87) en in dat over het complot tegen Katkow (p. 324). 3) Cf. hiervóór, p. 159, noot 3. ') Cyon, 254 vlg.; cf. la Russie Contemp., 303. — Zie overigens voor dit bezoek vooral Schwertfeger, 179 vlg. Europa en Bismarck's Vredespolitiek. IS 178 WAAROM BISMARCK HET SLOOT. avenhand en al heelt men art een overwinning van Oiers op :ow genoemd2), het blijkt toch eigenhjk niet, dat Alexander ©it sterke neiging heeft gehad, om de raadgevingen van Katin de buitenlandsche pohtiek te volgen. Toen later de ommei kwam, was Katkow al geruimen tijd dood (zomer 1887) en aa was de perscampagne zeer merkbaar in kracht afgenomen *). lar, om dit te herhalen: Bismarck kende de situatie uitne1. Dat hij het verdrag toch sloot, kwam hiervandaan, dat a de verhouding tot Rusland liever iets dan niets had. En moet nooit vergeten, dat het verdrag een kans bood, om fcussisch-Duitsche betrekkingen te verbeteren, nl. wanneer and er een gelegenheid door kreeg zijn wenschen op den an te bevredigen. Dit zou dan ook de Russische publieke ie — een zeer vaag begrip overigens — niet onbewogen hebben en. En ook Rusland kon in groote inwendige moeihjkheden ten, en dan ware alle vrees weg ! >g in één opzicht is Bismarck's alhantie-systeem na Juni 1887 rermate verstevigd, nl. door de nadere preciseering van de ite van Engeland, resp. met Itahë en met Oostenrijk, over de Lellandsche Zee. De Duitsch-Engelsche besprekingen hierom;, sedert Augustus op initiatief van Salisbury gevoerd4), die tarck opnieuw gelegenheid gaven zij nvredeshefde te betuigen, at Duitschland ook met een Engelsch-Russische overeenkomst, Sahsbury aangevoerd had, ingenomen zou kunnen wezen, dden al spoedig hierop uit, dat de versterking van Oosten> positie, door Salisbury direct noodig genoemd, er de vooraste inzet van werd. Dit geschiedde vooral onder indruk van de ;nde Russiscm-Oostenrijksche vijandschap om de ontwikkehng dingen in Boelgarije. In October kwam het tot een ontwerpend van Engeland, Oostenrijk en Itahë, dat een nadere omschrueener gemeenschappelijke pohtiek ten opzichte van den :an behelsde : zooals men mocht verwachten, was deze pohtiek p uit den toestand in het Oosten te conserveeren; bepaalk worden de Straten en Boelgarije genoemd, en zelfs wordt Cyon, 301 vlg.,.304. Cf onk- Ristnarck ii«<1 Ruszland. 2*8. 263. [en invloed van Katkow's campagne breed uitmeet, wel bewust dat hij niets wist van het Rückversicherungsverdrag, waardoor om bij hem te komen, toen hij te Berhjn was1). Maar men moet zich voor overdrijving hoeden. Giers' politiek hield bij Alexander III de bovenhand en al heeft men dit een overwinning van Giers op Katkow genoemd*), het blijkt toch eigenhjk niet, dat Alexander III ooit sterke neiging heeft gehad, om de raadgevingen van Katkow in de buitenlandsche pohtiek te volgen. Toen later de ommezwaai kwam, was Katkow al geruimen tijd dood (zomer 1887)' en daarna was de perscampagne zeer merkbaar in kracht afgenomen *). Ifear, om dit te herhalen: Bismarck kende de situatie uitne./rnend. Dat hij het verdrag toch sloot, kwam hiervandaan, dat hij in de verhouding tot Rusland liever iets dan niets had. En men moet nooit vergeten, dat het verdrag een kans bood, om de Russisch-Duitsche betrekkingen te verbeteren, nl. wanneer Rusland er een gelegenheid door kreeg zijn wenschen op den Balkan te bevredigen. Dit zou dan ook de Russische publieke opinie — een zeer vaag begrip overigens — niet onbewogen hebben gelaten. En ook Rusland kon in groote inwendige moeilijkheden geraken, en dan ware alle vrees weg ! Nog in één opzicht is Bismarck's alhantie-systeem na Juni 1887 eenigermate verstevigd, nl. door de nadere preciseering van de entente van Engeland, resp. met Itahë en met Oostenrijk, over de MiddeUandsche Zee. De Duitsch-Engelsche besprekingen hieromtrent, sedert Augustus op initiatief van Salisbury gevoerd4), die Bismarck opnieuw gelegenheid gaven zijn vredeshefde te betuigen, zoodat Duitschland ook met een Engelsch-Russische overeenkomst, die Sahsbury aangevoerd had, ingenomen zou kunnen wezen, mondden al spoedig hierop uit, dat de versterking van Oostenrijk's positie, door Salisbury direct noodig genoemd, er de voornaamste inzet van werd. Dit geschiedde vooral onder indruk van de stijgende Russisch-Oostenrijksche vijandschap om de ontwikkehng der dingen in Boelgarije. In October kwam het tot een ontwerpaccoord van Engeland, Oostenrijk en Itahë, dat een nadere omschrijving eener gemeenschappelijke pohtiek ten opzichte van den Balkan behelsde : zooals men mocht verwachten, was deze pohtiek er op uit den toestand in het Oosten te conserveeren; bepaaldelijk worden de Straten en Boelgarije genoemd, en zelfs wordt ') Cyon, 301 vlg., .304. *) Cf. ook Bismarck und Ruszland, 258, 263. *) Men moet zich bij het lezen van de voorstellingen van Cyon, die den invloed Van Katkow's campagne breed uitmeet, wel bewust zijn, dat hij niets wist van het Rückversicherungsverdrag, waardoor de voorstelling van zelf scheef getrokken wordt. Tegenover de zeer stellige ontkenningen van Giers, dat Alexander ITT een Fransche alliantie gezocht had (Akten, VT, passim), zegt Cyon "(377), dat hij biertoe wel bereid was en zelfs „tout pret a la conclure"! *) Akten, 335 vlg. ENGELSCH-OOSTENRIJ KSCH-ITAUAANSCHE ENTENTE. 179 werd gemaakt. Al wordt alle politiek van aggressie, zelfs d compensatie, uitgesloten, men moet het er toch niet voor h als ware de integriteit van het Turksche rijk opnieuw heel gegarandeerd geworden j voor het geval van verzet van de tegen de handhaving volgens de bestaande verdragen, zou pi neele bezetting van deelen van Turksch grondgebied geoi worden, „in order to secure the objects determined by pi treaties". Trouwens Sahsbury, wiens opvattingen omtrent' ons bekend zijn, had ookin het begin der besprekingen met H gezegd, dat de toestanden in Turkije „voraussichthch" mei voor Europa ondraaglijk moesten worden1). Men kan steil thans weer opmerken, dat het conserveerend karakter de eenkomst verder ging dan men bij zulk een inzicht zou verw£ verklaarbaar wordt dit, omdat de overeenkomst, verdere 1 king van de nota's van Februari en April 1887, in de eerste diende tot rugsteun van Oostenrijk en tevens gericht wa f verdere Fransche ambities in Noord-Afrika., Duitschland stond officieel buiten deze entente, die in De 1887 haar beslag kreeg2). Maar zij had natuurhjk Duitse volle instemming en zelfs ware zij zonder Duitschland's m steun niet tot stand gekomen. Sahsbury, die hier in een vc geren tijd gedachte buitenlandsche verbintenis verder gii Engeland sedert langen tijd had gedaan, had haar niet aan dan nadat eenige bezwaren, die hij juist ten opzichte van E land voelde, uit den weg waren geruimd. Dit is geschied beroemd geworden brief van Bismarck aan Sahsbury8); gesc naar aanleiding van een onderhoud van dezen met Hatzfel zeer breed opgezette brief, zooals men dit van Bismarck ; is, — maar waarvan de beteekenis meermalen schromelijk is o Ten —t heeft de bedoeling den Engelschen premier gerust te omtrent Duitschland's vredehevende bedoehngen, waartoe 1 eenzetting van de Duitsche pohtiek wordt gegeven (die o\ geen nieuwe gezichtspunten behelst), en omtrent de consequ Duitschland's buitenlandsche pohtiek, die ook bij een troor ling niet maar zoo door den wil van een nieuwen heerscher derd zou kunnen worden. Sahsbury, die juist hieraan twij rekening begon te houden, omdat zijn vader ernstig ziekehj over een onderlinge mihtaire samenwerking gesproken, hetzij tegen of ten bate van de Porte, voor het geval op dezen toestand inbreuk werd gemaakt. Al wordt alle pohtiek van aggressie, zelfs die van compensatie, uitgesloten, men moet het er toch niet voor houden, als ware de integriteit van het Turksche rijk opnieuw heel stevig gegarandeerd geworden ; voor het geval van verzet van de Porte tegen de handhaving volgens de bestaande verdragen, zou provisioneele bezetting van deelen van Turksch grondgebied geoorloofd worden, „in order to secure the objects determined by previous treaties". Trouwens Sahsbury, wiens opvattingen omtrent Turkije ons bekend zijn, had ookjn het begin der besprekingen met Hatzfeld gezegd, dat de toestanden in Turkije „voraussichthch" mettertijd voor Europa ondraaglijk moesten worden1). Men kan stellig ook thans weer opmerken, dat het conserveerend karakter der overeenkomst verder ging dan men bij zulk een inzicht zou verwachten: verklaarbaar wordt dit, omdat de overeenkomst, verdere uitwerking van de nota's van Februari en April 1887, in de eerste plaats diende tot rugsteun van Oostenrijk en tevens gericht was tegen f verdere Fransche ambities in Noord-Afrika., Duitschland stond officieel buiten deze entente, die in December 1887 haar beslag kreeg2). Maar zij had natuurhjk Duitschland's volle instemming en zelfs ware zij zonder Duitschland's moreelen steun niet tot stand gekomen. Sahsbury, die hier in een voor langeren tijd gedachte buitenlandsche verbintenis verder ging dan Engeland sedert langen tijd had gedaan, had haar niet aangegaan dan nadat eenige bezwaren, die hij juist ten opzichte van Duitschland voelde, uit den weg waren geruimd. Dit is geschied in den beroemd geworden brief van Bismarck aan Sahsbury8)-, geschreven naar aanleiding van een onderhoud van dezen met Hatzfeld. Deze zeer breed opgezette brief, zooals men dit van Bismarck gewoon is, — maar waarvan de beteekenis meermalen schromelijk is overdreTen —t heeft de bedoeling den Engelschen premier gerust te stellen omtrent Duitschland's vredehevende bedoehngen, waartoe een uiteenzetting van de Duitsche pohtiek wordt gegeven (die overigens geen nieuwe gezichtspunten behelst), en omtrent de consequentie in Duitschland's buitenlandsche pohtiek, die ook bij een troonswisseling niet maar zoo door den wil van een nieuwen heerscher veranderd zou kunnen worden. Sahsbury, die juist hieraan twijfel had geuit met het oog op de, naar men meende, zeer sterk-Russische gezindheid van prins Wilhelm (met wiens keizerwording men reeds rekening begon te houden, omdat zijn vader ernstig ziekehjk was), ') Akten, IV, 336. *) ld., 393—394; Pribram, 52 vlg. *) Akten, IV, 376. M.i. kan men hier onmogelijk een aanbod van alhantie aan Engeland in zien, zooals Eckardstein, Isolierung, 21 vlg., tegenover Rachfahl wil volhouden. i8o BOELGAARSCHE VORSTENKEUZE toch den mogelijken invloed van den monarch in Duitsch± wat onderschat heeft, mogen wij achteraf vragen ? teer wij nu nog met een enkel woord vaststellen, dat door een met itahë gewisselde verklaring tot de behoudsin de MiddeUandsche Zee was toegetreden —, aan welke ing Oostenrijk zijne adhaesie schonk •) —, dan hebben we rste grens van het alhantie-systeem, waarvan Duitschland i was, bereikt. rende de laatste maanden van 1887, terwijl over de Engelschijksch-Italiaansche entente onderhandeld werd,: scheen het gevaar zeer dreigend. De Boelgaarsche zaken kregen door de ran Ferdinand van Saksen-Coburg tot vorst en diens aanvan de hem aangeboden kroon — na aanvankelijke aarzelar stelhg onder aanmoediging van Oostenrijk — haar beslag istus "), en wel op een wijze, die Rusland hoogst onaangenaam ïsland had het er op toegelegd generaal Ernroth als gouverBoelgarije te introduceeren en getracht hiertoe de toestem- > er Porte te krijgen; Duitschland had steun beloofd op de voorwaarde, dat het initiatief van Rusland uitging *). De j van Ferdinand bracht deze candidatuur voorgoed van de n aan de zeer ongelukkige bemoeiingen van Rusland met rije was een nieuw fiasco toegevoegd, het zoo machtig schijnende tsaren-rijk hierin berusten ? et den slechten Sloop aan Oostenrijk — en als gewoonlijk, ■ n Duitschland! Beide landen weiden heftig aangevaüen Uissische pers 6), maar de regeering bewaarde haar kalmte.' t anders te zeggen : Giers met zijn verstandelijke opvatting de leiding. En wanneer Rusland niet aanvallend optrad, elgarije te bezetten of om Oostenrijk direct aan te vaUen, :t behoud van den vrede verzekerd. Oostenrijk zou zonder atie niet tot oorlog overgaan, en Duitschland nog minder, en er in beide landen wel personen, die het Russische gevaar tief wüden bestrijden ! In Oostenrijk dacht men ernstig e wenschelijkheid, om Boelgarije te bezetten 6), wat Bismet taaie volharding ontriedT), en de Russische mihtaire gelen gaven er ernstige aanleiding tot bezorgdheid 8). In eten, IV, 386. ibram, 48 vlg. (Mei 1887). dier, 211. het zich door het meesterlijk exposé overtuigen1). Of Bismarck ditmaal, onder den indruk van zijne ervaringen met zijn ouden Keizer, toch den mogehjken invloed van den monarch in Duitschland niet wat onderschat heeft, mogen wij achteraf vragen ? Wanneer wij nu nog met een enkel woord vaststeUen, dat Spanje door een met Italië gewisselde verklaring tot de behoudspolitiek in de MiddeUandsche Zee was toegetreden —, aan welke verklaring Oostenrijk zijne adhaesie schonk •) —, dan hebben we de uiterste grens van het alhantie-systeem, waarvan Duitschland de kern was, bereikt. Gedurende de laatste maanden van 1887, terwijl over de EngelschOostenrijksch-Itahaansche entente onderhandeld werd, scheen het oorlogsgevaar zeer dreigend. De Boelgaarsche zaken kregen door de keuze van Ferdinand van Saksen-Coburg tot vorst en diens aanneming van de hem aangeboden kroon — na aanvankelijke aarzeling, maar stellig onder aanmoediging van Oostenrijk — haar beslag in Augustus 9), en wel op een wijze, die Rusland hoogst onaangenaam trof. Rusland had het er op toegelegd generaal Ernroth als gouverneur in Boelgarije te introduceeren en getracht hiertoe de toestem- > ming der Porte te krijgen; Duitschland had steun beloofd op de ( gewone voorwaarde, dat het initiatief van Rusland uitging *). De , keuze van Ferdinand bracht deze candidatuur voorgoed van de baan en aan de zeer ongelukkige bemoeiingen van Rusland met Boelgarije was een nieuw fiasco toegevoegd. Zou het zoo machtig schijnende tsaren-rijk hierin berusten ? Het weet den slechten afloop aan Oostenrijk — en als gewoonlijk, ook aan Duitschland ! Beide landen weiden heftig aangevaüen in de Russische pers 6), maar de regeering bewaarde haar kalmte.' Om het anders te zeggen : Giers met zijn verstandelijke opvatting behield de leiding. En wanneer Rusland niet aanvallend optrad, om Boelgarije te bezetten of om Oostenrijk direct aan te vaUen, was het behoud van den vrede verzekerd. Oostenrijk zou zonder provocatie niet tot oorlog overgaan, en Duitschland nog minder. Al waren er in beide landen wel personen, die het Russische gevaar preventief wüden bestrijden ! In Oostenrijk dacht men ernstig over de wenschelijkheid, om Boelgarije te bezetten 6), wat Bismarck met taaie volharding ontriedT), en de Russische müitaire maatregelen gaven er ernstige aanleiding tot bezorgdheid 8). In ') Akten, IV, 386. ») Pribram, 48 vlg. (Mei 1887). ') Fuller, 211. *) Akten, V, 188 vlg. (zie vooral kantteekening 1 op blz. 188). *) ld., 293 vlg. •) Sosnoski, 82 vlg. 7) Akten, V, 192M, 194 vlg. ») ld., VT, 5 vlg. — Kroonprins Rudolf was zeer voor oorlog (id., 45). DREIGENDE RUSSISCH-OOSTENRIJKSCHE OORLOG. 181 Waldersee, die onauoneizmnig uiring neen gegeven aau overtuiging, dat Duitschland, nu, naar hij meende, Rusla! den aanval gereed stond en hiertoe in het voorjaar van 188 Hg zou overgaan, het moest voorkomen1). En Waldersee's op\ vond stellig steun, ook wel bij Moltke, ofschoon waarschijnli op zoo forsche wijze «). In een zeer opmerkelijken brief van ge Von Eoë, aan Waldersee gericht, keurt deze Bismarck's > pohtiek ten stelligste af *)."" Hij oordeelt haar zwak, zonder resu omdat noch de verhouding tot Rusland, noch die tot Fra aanleiding geeft tot tevredenheid ; hij meent, dat men beide zonder omslag moet aanpakken en zoo noodig tot de ultim bereid zijn. Men moet hier uitdrukkehjk bijvoegen, dat de ge alleen een opheldering van de situatie, een „Beseitigung der mühle", voorstond, met als einddoel: de bevestiging van den peeschen vrede. Maar de rijkskanselier hield onwrikbaar at opvatting vast *), en dit beteekende in de laatste jaren van de ring van Wilhelm I, wanneer men van verschillende inzicht Keizer en. kanseher niets merkt — Wilhelm I was trouw voortduring zeer vredelievend —, zonder meer, dat deze opi de geldende bleef. Zelfs werd alle overleg met den Oostenrij generalen staf voor eventueele militaire actie met alle kracht gegaan en dus verhinderd : ook dit is een klare dóórdenki: de te volgen en door de verdragen voorgeschreven gedragslij: Stellig is er ook van niet-Duitsche en rdet-Oostenrijkscli een poging gedaan, om den oorlog uit te lokken, en dit op h minder sympathieke manier dan die van Waldersee. Ik bei poging, die aangewend is, om keizer Alexander III in den ^ brengen, dat Bismarck's pohtiek eigenhjk een andere was officieele verkondigde. De poging werd gedaan met eenige b die, stuk voor stuk, den Keizer bereikten (naar het schiji bemiddeling van Flourens, den Franschen minister »van landsche zaken) •), toen hij in het najaar van 1887 voor la tijd op bezoek in Denemarken vertoefde. Deze documenten^ vorm van brieven van vorst Ferdinand aan de gravin van deren, wekten de voorstelhng, dat Bismarck de candidatu vorst Ferdinand ijverig begunstigd had — in tegenstelling d alle officieele verklaringen, in tegenstelling ook met den inhc het Juni-verdrag. Wie aan de authenticiteit dezer brieven gelooven — al is de vervalscher niet met alle zekerheid ') Waldersee, I, 334 vlg. J) Akten, VI, 24*1. >'f;" *^ Duitschland gold dit vooral van den generaiKwartiermeister Waldersee, die ondubbelzinnig uiting heeft gegeven aan zijneovertuiging, dat Duitschland, nu, naar hij meende, Rusland tot den aanval gereed stond en hiertoe in het voorjaar van 1888 stellig zou overgaan, het moest vóórkomen1). En Waldersee's opvatting vond stellig steun, ook wel bij Moltkè, ofschoon waarschijnlijk niet op zoo forsche wijze ■). In een zeer opmerkelijken brief van generaal. Von Eoë, aan Waldersee gericht, keurt deze Bismarck's vredespolitiek ten stelligste af •).vHij oordeelt haar zwak, zonder resultaten, omdat noch de verhouding tot Rusland, noch die tot Frankrijk aanleiding geeft tot tevredenheid ; hij meent, dat men beide landen zonder omslag moet aanpakken en zoo noodig tot de ultima ratio bereid zijn. Men moet hier uitdrukkehjk bijvoegen, dat de generaal alleen een opheldering van de situatie, een „Beseitigung der Zwickmühle", voorstond, met als einddoel: de bevestiging van den Europeeschen vrede. Maar de rijkskanselier hield onwrikbaar aan zijn opvatting vast *), en dit beteekende in de laatste jaren van de regeering van Wilhelm I, wanneer men van verschillende inzichten van Keizer en kanseher niets merkt — Wilhelm I was trouwens bij voortduring zeer vredelievend —, zonder meer, dat deze opvatting de geldende bleef. Zelfs werd alle overleg met den Oostenrijkschen generalen staf voor eventueele müitaire actie met aüe kracht tegengegaan en dus verhinderd : ook dit is een klare dóórdenking van de te volgen en door de verdragen voorgeschreven gedragslijn *). Steüig is er ook van niet-Duitsche en niet-Oostenrijksche zijde een poging gedaan, om den oorlog uit te lokken, en dit op heel wat minder sympathieke manier dan die van WTaldersee. Ik bedoel de poging, die aangewend is, om keizer Alexander III in den waan te brengen, dat Bismarck's pohtiek eigenhjk een andere was dan de officieele verkondigde. De poging werd gedaan met eenige brieven, die, stuk voor stuk, den Keizer bereikten (naar het schijnt door bemiddeling van Flourens, den Franschen minister»van buitenlandsche zaken) *), toen hij in het najaar van 1887 voor langeren tijd op bezoek in Denemarken vertoefde. Deze documenten, in den vorm van brieven van vorst Ferdinand aan de gravin van Vlaanderen, wekten de voorstelhng, dat Bismarck de candidatuur van vorst Ferdinand ijverig begunstigd had — in tegenstelling dus met alle officieele verklaringen, in tegenstelling ook met den inhoud van het Juni-verdrag. Wie aan de authenticiteit dezer brieven mocht gelooven — al is de vervalscher niet met alle zekerheid aan te ') Waldersee, I, 334 vlg. J) Akten, VI, 24*1. '{ •>-' 3) Waldersee, I, 417 (van 3 December 1887). ') Zie b.v. Akten, VI, 24 vlg., en Corti, 284. s) Akten, VI, 22, 25, 57 vlg. 6) Daudet, Hist. Dipl., 220 vlg. 182 VERVALSCHTE BRIEVEN. »en met zijne Balkan-politiek van 1887, dus van dat oogenaar met dien van de heele periode, waarover dit boek han[et is voor mij buitengesloten, dat Bismarck zóó inconsen zijn pohtiek beleid zou hebben kunnen zijn, om van de uwbaarheid en de ongeloofwaardigheid van de heele persoon, den dag zou komen, indien men de authenticiteit moest [en, maar niet te spreken. Degenen, die dit spel hebben bedreoeten gespeculeerd hebben op den kwaden roep, waarin ck bij velen stond; het spel zelf is onquahficeerbaar en van astiger aard dan wat in de perscampagnes van Engelsche, he en Fransche zijde tegen Bismarck werd uitgespookt, ander III, die een zeer wantrouwend karakter had, is in ginne geneigd geweest aan dubbel spel van Bismarck te n. Toch kan het geloof niet al te diep gezeten hebben, want dan niet over Berhjn naar Rusland zijn teruggekeerd. Er is as ernstig sprake van geweest, dat het bezoek, dat reeds ïn tijd te voren was aangekondigd, zou worden afgezegd *). plaats had (18 November), vond Bismarck gelegenheid den gehéél te overtuigen van de valschheid der hem toegezonden l *), wat nog nader bevestigd werd door een opzettelijk ondervaarna een publicatie in den Reichsanzeiger volgde. Het mag er verder toe bijgedragen hebben het geschokte vern ook in ander opzicht te herstellen, aan de wezenlijke vergen veranderde het niets : deze bleven, niettegenstaande het le vriendschapsbestoon, onverkwikkelijk. In hoeverre dit idoed is geweest op het besluit van Rusland, om zich aan de arsche zaken te onttrekken en meer aandacht aan de Azia;e wijden, is niet te zeggen. Men mag aannemen, dat de sterke atieke positie van Oostenrijk Rusland's pohtiek ten dezen erd heefti In elk geval is een dergehjk besluit kort naden eer van Alexander IH genomen *) en het beteekende, dat het ;h-Oostenrijksche oorlogsgevaar voor het oogenbhk afgewend )e militaire spanning aan de grens, die levendige onrust cten> V, 338—349; cf. Pulier, 212, '226 vlg. en 294 vlg. De ran de Nouvelle Revue komt ook hier in aanmerking; Cyon [) noemt Katakazy, een Russisch diplomaat, als den vervalEckardstein (I, 134 vlg.) den Franschen agent Julius Hansen Eten, V, 314; cf. Fuller, 224 vlg. — Volgens Eckardstein .\ ' ai ttt -,vt, t« Aor,pn -HiH fnr "Enceland gewend wijzen1) —, moet Bismarck houden voor den grootsten falsaris, die denkbaar is; want de inhoud der brieven is in flagranten strijd, niet alleen met zijne Balkan-politiek van 1887, dus van dat oogenblik, maar met dien van de heele periode, waarover dit boek handelt. Het is voor mij buitengesloten, dat Bismarck zóó inconsequent in zijn pohtiek beleid zou hebben kunnen zijn, om van de onbetrouwbaarheid en de ongeloofwaardigheid van de heele persoon, die aan den dag zou komen, indien men de authenticiteit moest aannemen, maar niet te spreken. Degenen, die dit spel hebben bedreven, moeten gespeculeerd hebben op den kwaden roep, waarin Bismarck bij velen stond; het spel zelf is onquahficeerbaar en van veel ernstiger aard dan wat in de perscampagnes van Engelsche, Russische en Fransche zijde tegen Bismarck werd uitgespookt. Alexander III, die een zeer wantrouwend karakter had, is in den beginne geneigd geweest aan dubbel spel van Bismarck te gelooven. Toch kan het geloof niet al te diep gezeten hebben, want bij zou dan niet over Berhjn naar Rusland zijn teruggekeerd. Er is trouwens ernstig sprake van geweest, dat het bezoek, dat reeds geruimen tijd te voren was aangekondigd, zou worden afgezegd *). NNu het plaats had (18 November), vond Bismarck gelegenheid den I Keizer gehéél te overtuigen van de valschheid der hem toegezonden brieven *), wat nog nader bevestigd werd door een opzettelijk onderzoek, waarna een publicatie in den Reichsanzeiger volgde. Het bezoek mag er verder toe bijgedragen hebben het geschokte vertrouwen ook in ander opzicht te herstellen, aan de wezenlijke verhoudingen veranderde het niets : deze bleven, niettegenstaande het officieele vriendschapsbestoon, onverkwikkelijk. In hoeverre dit van invloed is geweest op het besluit van Rusland, om zich aan de Boelgaarsche zaken te onttrekken en meer aandacht aan de Aziatische te wijden, is niet te zeggen. Men mag aannemen, dat de sterke diplomatieke positie van Oostenrijk Rusland's pohtiek ten dezen bevorderd heeffc In elk geval is een dergehjk besluit kort naden terugkeer van Alexander III genomen *) en het beteekende, dat het Russisch-Oostenrijksche oorlogsgevaar voor het oogenbhk afgewend was. De mihtaire spanning aan de grens, die levendige onrust ') Akten, V, 338—349; cf. Fuller, 212, '226 vlg. en 294 vlg. De kring van de Nouvelle Revue komt ook hier in aanmerking; Cyon (p. 354) noemt Katakazy. een Russisch diplomaat, als den vervalscher; Eckardstein (I, 134 vlg.) den Franschen agent Julius Hansen — beide gelooven toch ook wel aan medewerking van Bismarck!! *) Akten, V, 314; cf. Fuller, 224 vlg. — Volgens Eckardstein (II, 154) zou' Alexander III zich in dezen tijd tot Engeland gewend hebben met de vraag, of het neutraal zou blijven in een RussischDuitschen oorlog; de mededeeling is van Salisbury. — Ook is er sprake van een nieuwe toenaderingspoging tot Frankrijk (Akten, VI, 121). s) Akten, V, 323 vlg. ») Fuller, 285 vlg. CRISPI BIJ BISMARCK. 183 quent en men moet het pas genoemde besluit ook stelbg niet 1 strikten zin nemen. De ommekeer bracht in zijn consequent slotte mede, dat Rusland den nieuwen stand van zaken in garije erkende, maar er gingen nog enkele jaren over heen, v« het effectief zóó ver kwam. . . r* De laatste twee jaren van Bismarck's regeering zijn m de > nationale pohtiek tamelijk rustig, juist omdat de wrijving Oosten, zij het tijdelijk, minder werd. Het is waar, dat in he ten de spanning in de Fransch-Duitsche betrekkingen, die 1886 valt op te merken, langer voortduurde. Maar als ding o; zelf was deze niet zóó gevaarlijk : alleen de onvermijdehjke s hang der beide tegenstellingen was angstwekkend. Bismarcl zelf gezegd, dat, bij een aanval van Oostenrijk op Rusland of Russisch-Duitschen oorlog, Duitschland onmiddelhjk Fk zon moeten aanvallen1) —, dit om een aanval van Frankn dan met zekerheid verwacht moest worden, te voorkomei moet dit niet te letterlijk opvatten. Het drukt alleen Bisn vaste overtuiging omtrent Frankrijk's gezindheid uit tuiging, die, zooals we reeds meer opmerkten, als overdreve worden beschouwd. Na het eindigen van het oorlogsgevaar in het Oosten w kans van een aanval van Duitschland op Frankrijk van zelf en men mocht verwachten, dat Frankrijk alleen niet tot een op Duitschland zou overgaan. Maar Bismarck bleef diep wj wend. Het blijkt heel duidelijk in zijne besprekingen met die, sedert Augustus eerste minister in Italië, in Septemb Duitschland kwama) (in 1888 opnieuw) en door Bismarck c drichsruh met groote voorkomendheid werd behandeld. D aansche vriendschap steeg al meer in waarde. Toen er in dei van 1887 en het begin van 1888 ernstige moeilijkheden ti Frankrijk en Italië ontstonden — over handelsaangelege vooral3) —, kwam het tot overleg tusschen de Italiaansch tenrijksche en Duitsche generale staven. Een heel plan de cai werd opgemaakt4). Eater volgden onderhandehngen o\ maritieme overeenkomst. Bismarck ging buitengemeen ver tegemoetkoming tegenover Italië. Eenmaal zelfs drukt hij zi ning aldus uit (19 Oct. 1888) 8) : Tunis is geen geschikte aai t4.„i:k ™, ^o-n ««i-l^rr Tno+ TiYanVriiV cehruikt te V een gunstiger aanKnoopingspunt aiem aigewaaii, un. gebaard had, nam dientengevolge af, al vindt men er nog eenige nawerking van : in Rusland ging nu eenmaal niet alles even consequent en men moet het pas genoemde besluit ook stellig niet in al testrikten zin nemen. De ommekeer bracht in zijn consequentie ten slotte mede, dat Rusland den nieuwen stand van zaken in Boelgarije erkende, maar er gingen nog enkele jaren over heen, vóórdat het effectief zóó ver kwam. . . — " De laatste twee jaren van Bismarck's regeering zijn in de ïnter»nationale pohtiek tamelijk rustig, juist omdat de wrijving m het Oosten zij het tijdelijk, minder werd. Het is waar, dat in het Westen de spanning in de Fransch-Duitsche betrekkingen, die sedert 1886 valt op te merken, langer voortduurde. Maar als ding op zichzelf was deze niet zóó gevaarhjk : alleen de onvermijdelijke samenhang der beide tegenstellingen was angstwekkend. Bismarck heeft zelf gezegd, dat, bij een aanval van Oostenrijk op Rusland of bij een Russisch-Duitschen oorlog, Duitschland onmiddelhjk Frarikrijk zon moeten aanvallen1) —, dit om een aanval van Frankrijk, die dan met zekerheid verwacht moest worden, te voorkomen. Men moet dit niet te letterlijk opvatten. Het drukt alleen Bismarck s vaste overtuiging omtrent Frankrijk's gezindheid uit — overtuiging, die, zooals we reeds meer opmerkten, als overdreven moet worden beschouwd. Na het eindigen van het oorlogsgevaar in het Oosten werd de kans van een aanval van Duitschland op Frankrijk van zelf minder en men mocht verwachten, dat Frankrijk alleen niet tot een aanval op Duitschland zou overgaan. Maar Bismarck bleef diep wantrouwend. Het blijkt heel duidelijk in zijne besprekingen met Crispi, die, sedert Augustus eerste minister in Italië, in September naar Duitschland kwam *) (in 1888 opnieuw) en door Bismarck op Friedrichsruh met groote voorkomendheid werd behandeld. De Italiaansche vriendschap steeg al meer in waarde. Toen er in den herfst van 1887 en het begin van 1888 ernstige moeilijkheden tusschen Frankrijk en Italië ontstonden — over handelsaangelegenheden vooral3) —, kwam het tot overleg tusschen de Italiaansche, Oös-. tenrijksche en Duitsche generale staven. Een heel plan de campagne werd opgemaakt4). Dater volgden onderhandehngen over een maritieme overeenkomst. Bismarck ging buitengemeen ver m zijn tegemoetkoming tegenover Itahë. Eenmaal zelfs drukt hij zijn meening aldus uit (19 Oct. 1888)6) : Tunis is geen geschikte aanleiding voor Itahë, om tot een oorlog met Frankrijk gebruikt te worden ; een gunstiger a'anknoopingspunt dient afgewacht; dat dit zou ko- ') Akten, VI, 28 en 68. J) Crispi, 221 vlg., en Crispi bei Bismarck, r( vlg. 3) Akten, VI, 207; Crispi, 251 vlg. *) ld., 247. 5) ld., 219; cf. 216. i«4 het alliantie-aanbod aan engeland. 3 dat niet de vos is, die de passie predikt !JMen kan niet de ï van zich afzetten, dat Bismarck gehoopt heeft, dat het t Italië en Frankrijk tot een oorlog zou komen. Het is haast ier, dat Italië, dat toch begeerten genoeg had en door Crispi ; geleid werd, de zeer gunstige gelegenheid niet gebruikt iet bleef bij velerlei moeilijkheden, v.n. over Tunis1), die sitieve gevolgen hadden. ;t Fransche gevaar heeft Bismarck zeer levendig voor oogen in deze laatste jaren. Het heeft hem ook gebracht tot dien kwaardigsten stap uit het jaar 1889, zijne laatste groote tieke daad: het alliantie-aanbod aan Engeland.\ En hiert niet een poging, om de nachtmerrie met geweld te verjagen, in de sterke toenadering tot Itahë kan zien, maar haar te n met vredesmiddelen, die Bismarck altijd hooger stelde ; chreef hij : „Wir heben den Frieden, und selbst siegrefche zu ftihren widerspricht unsren Interessen, wie unsren Nei' *). Echter — wij zijn sterk genoeg, om ons desnoods te gen. 'Dit is ook de ondergrond van de beroemde Rijksvan 6 Februari 1888 : „Wij, Duitschers, vreezen God, maar iers in de wereld", wat aldus moet aangevuld : „niet de »mt ons vredelievend, maar het bewustzijn van onze sterkte". • ngelsch-Duitsche verhouding was sedert 1887 voortdurend elfde niveau gebleven, zooals eigenhjk alle internationale lïngen van dat jaar af — tot 1890 toe — in hoofdtrekken an. De dood van Wilhelm I, de regeering van Friedrieh III — 1 gelegenheid heeft gehad eigen denkbeelden in reëele polite zetten en met Bismarck alleen even vocht over het huwea van den Battenberger, dat de kanseher ook thans, om de ling tot Rusland, hardnekkig en met succes bestreed *) — :ren hieraan niets, evenmin voorloopig de troonsbestijging ïhelm II. Wij behoeven hierbij dan ook niet-stil te staan, n het Engelsche alliantie-aanbod is époque-makend.JHet is, c, een grootsche poging van Bismarck, om zijn vredeswerk onen. iiTarmari 1889 werd aan Hatzfeldt opgedragen *) ry vertrouwelijk te kennen te geven/dat Bismarck overtuigd t de vrede, dien Engeland en Duitschland even zeer wensch;t beter bereikt kon worden dan door het sluiten van een spi bericht hierover uitvoerig. ten, VT, 305. . „, men, was, wanneer men op de inwendige ontwikkehng van Frankrijk lette, niet twijfelachtig. Zoo moest de Duitsche gezant te Rome spreken ! Als dat niet de vos is, die de passie predikt !JMen kan niet de gedachte van zich afzetten, dat Bismarck gehoopt heeft, dat het tusschen Itahë en Frankrijk tot een oorlog zou komen. Het is haast een wonder, dat Itahë, dat toch begeerten genoeg had en door Crispi krachtig geleid werd, de zeer gunstige gelegenheid niet gebruikt heeft; het bleef bij velerlei moeilijkheden, v.n. over Tunis1), die geen positieve gevolgen hadden. Ja! het Fransche gevaar heeft Bismarck zeer levendig voor oogen gestaan in deze laatste jaren. Het heeft hem ook gebracht tot dien allermerkwaardigsten stap uit het jaar 1889, zijne laatste groote diplomatieke daad : het alliantie-aanbod aan Engeland.\ En hiergeldt het niet een poging, om de nachtmerrie met geweld te verjagen, die men in de sterke toenadering tot Itahë kan zien, maar haar te bezweren met vredesmiddelen, die Bismarck altijd hooger stelde ; want, schreef hij : „Wir lieben den Frieden, und selbst siegrefche Kriege zu ftihren widerspricht unsren Interessen, wie unsren Neigungen" *). Echter — wij zijn sterk genoeg, om ons desnoods te verdedigen. 'Dit is ook de ondergrond van de beroemde Rijksdagrede van 6 Februari 1888 : „Wij, Duitschers, vreezen God, maar niets anders in de wereld", wat aldus moet aangevuld : „niet de vrees stemt ons vredelievend, maar het bewustzijn van onze sterkte". ■ De Engelsch-Duitsche verhouding was sedert 1887 voortdurend op hetzelfde niveau gebleven, zooals eigenhjk alle internationale verhoudingen van dat jaar af — tot 1890 toe — in hoofdtrekken vast staan. De dood van Wilhelm I, de regeering van Friedrieh III — die geen gelegenheid heeft gehad eigen denkbeelden in reëele politiek om te zetten en met Bismarck alleen even vocht over het huwelijksplan van den Battenberger, dat de kanselier ook thans, om de verhouding tot Rusland, hardnekkig en met succes bestreed') — veranderen hieraan niets, evenmin voorloopig de troonsbestijging van Wilhelm II. Wij behoeven hierbij dan ook niet-stil te staan. Alleen het Engelsche alhantie-aanbod is époque-makend.JHet is, meen ik, een grootsche poging van Bismarck, om zijn vredeswerk te bekronen, iijarmari 1889 werd aan Hatzfeldt opgedragen *) Salisbury vertrouwelijk te kennen te geven, dat Bismarck overtuigd was, dat de vrede, dien Engeland en Duitschland even zeer wenschten, niet beter bereikt kon worden dan door het sluiten van een ') Crispi bericht hierover uitvoerig. 2) Akten, VT, 305. 3) Akten, VI, 282 vlg., en cf. Corti, 323 vlg. ; het verhaaltje (ald., p. 295 vlg.) over prof. I) Akten, IV, 405» en 418»?. 3) Volgens Eckardstein deed Bismarck hieraan tegen zijn zin mede; het zou het werk zijn van Herbert (II, 34). *) Akten, IV, 407. 5) ld., 412 vlg: S 120 vlg. ') Cyon, p 392. Dat Bismarck's toenadering tot Boulanger zo* hebben gezocht, lijkt geheel ongeloofwaardig. 8) Zij werd in Februari ontbonden (Rambaud, 464, en Cyon, 407J, kort daarop volgde Boulanger's vlucht (id., 465). TOT ZITN AANBOD AAN ENGELAND? IÖ7 ooals ze waren: van regeermgswege wciu geen *^wv mtwikkeld, om een alliantie te zoeken2). De, verhouding ingeland was minder gespannen — de Suezkanaal-conve »as in 1888 eindelijk tot stand gekomen») -, maar er vro< rog vele zaken om oplossing. Men mag zich afvragen, of juist\> >mstandigheid de Engelsche regeering niet mede bewogen 1 Bismarck's aanbod niet aan te nemen. In 1887 zou hij hierto rpwwn ziin zeer scherpe uitingen aan Frankrijk's adres, nag in elk geval de opmerking plaatsen, dat de sreer iet Engelsche Hof toen vriendelijker was dan in het b nm 1889, toen men onder den indruk moet geweest zijn va: spanning in de betrekkingen van oom Eduard en neef Wilh Maar dit lost onze vraag niet' op. Men kan dit overigens sie reronderstellenderwijze doen. Het voorstel komt zóó plotse te voorschijn, als een meteoor aan een helderen hemel versch ?n verdwijnt haast even plotseling, zoodat men er geen aank pingspunt voor vindt4). Moet men het antwoord zoeken in minder bevredigende verhouding tot Rusland ? Maar ook hier -igenlijk niets veranderd, vergeleken bij 1887. Bismarck kan geen oogenbhk verheeld hebben, dat de verhouding tot Rus steeds te wenschen overliet. De ontwikkeling der stemming daai voor Duitschland ongunstig ; al zijn Duitschland en Rusland door groote tegengestelde belangen gescheiden, toch wendt zie Russische „Gesellschaft" meer en meer van Duitschland af, scl Bernard van Bülow in een zeer opmerkelijken brief van Decei 18878). „Vele hooggeplaatste Russen zijn", gaat hij voort, , Fransche dames gehuwd (o.a. generaal Obrutschew, die ii pogingen tot het bewerken eener Fransch-Russische toenad< meermalen genoemd wordt) en hebben vele Fransche relati Toch — niet dit beheerschte de situatie, het was alleen een bel rijke bijkomstige omstandigheid. Wat de situatie beheerschte, dat Duitschland Rusland in den weg stond, om Oostenrijk as vallen, ten einde zijne plannen op den Balkan door te zetter ') Ferry, ook candidaat, werd bestreden als „le valet de Bism (Rambaud, 443)- *) De vriendelijkheden op mihtair gebied tegenover groot Wladimir, waarvan Freycinet vertelt (413 vlg.), waren als symp Cvrm nin "Daudet. Hist. Diol.. 2*8 vlg., 242 en 2l i88 VERMOEDELIJKE OPLOSSING. ndigheid uit den weg te ruimen : in het verdrag van Juni was hiertoe reeds een schrede van belang gedaan ; men kon erder gaan. lit verband nu moet men goed letten op deze passage in Bis:'s brief aan Hatzfeld van li Januari : „Es ist meines Erachicht nützlich für England, die Politik der Enthaltung so weit iben, dasz alle kontinentalen Machte, namentUch Deutschland, Larauf einrichten müssen, ihre Zukunft ohne Rechnung auf nd sicherzustellen. Ware die Ueberzeugung, dasz dies dauerend all sein musz, einmal zur definitie ven Annahme gelangt, so : Deutschland eben in der Notwendigkeit sein, sein eignes q sol che n internationalen Beziehungen zu suchen, die es ohne nd erreichen kann. Solche Wege, einmal eingeschlagen, sind Politik nicht leicht zu verlassen". klinkt als een waarschuwing aan Engeland. Het is tevens ridelijke uiting van Bismarck's wensch. om Engeland, vooral jver Frankrijk, aan zijn zijde te weten.j De diepere beteekenis ;hter alleen deze zijn: wanneer Duitschland niet op Engeland ekenen, is het gedwongen zich nauwer met Rusland te vera, — desnoods, al wordt dit hier niet gezegd, met opoffering van arijk; want, naar mijn meening, behoeft men er geen oogenblik e twijfelen, dat zijn absolute, consequente realiteit in de poliBismarck hiertoe gebracht zou hebben, indien Duitschland's dit noodzakelijk had gemaakt. Hier ligt, meen ik, ook de cenis van het alliantie-aanbod : als proefneming, wat er ten van Engeland wel was te verwachten! De volle gevolgen van wijzing zijn niet te voorschijn gekomen : misschien ten deele, t de afwijzing niet definitief scheen, maar ook, omdat nog geen e onderhandehngen met Rusland aangevangen waren. En lenke nu even door over de omstandigheden na 1890, om te en, welk een kolossaal fundamenteel verschil er was tusschen irck's elastisch systeem, met zeer reëelen ondergrond, maar dj het altijd mogelijk was öf den éénen öf den anderen kant r op te gaan, en het systeem van de nieuwe aera, met haar g-koers, die ten slotte toch leidde tot de verstijving van de ;di-Oostenrijksche alhantie. Zeker, Bismarck zou aan het ad met Oostenrijk, zooals hij dit bij de publicatie er van in ueu xicuucn, maar nimmer mei ue i^iuuungeu-Liuuw van a tijd, die er op uitliep, dat de zwakke Monarchie de z in handen kreee\ Bii Bismarck ware hiervan nimmer heele misère in de Russisch-Duitsche betrekkingen van 1878 af kwam hieruit voort.1 Maar het was desnoods mogelijk deze fundamenteele omstandigheid uit den weg te ruimen : in het verdrag van Juni 1887 was hiertoe reeds een schrede van belang gedaan ; men kon nog verder gaan. In dit verband nu moet men goed letten op deze passage in Bismarck's brief aan Hatzfeld van 11 Januari : „Es ist meines Erachtens nicht nützlich für England, die Politik der Enthaltung so weit zu treiben, dasz alle kontinentalen Machte, namenthch Deutschland, sich darauf einrichten müssen, ihre Zukunft ohne Rechnung auf England sicherzustellen. Ware die Ueberzeugung, dasz dies dauerend der Fall sein musz, einmal zur definitie ven Annahme gelangt, so würde Deutschland eben in der Notwendigkeit sein, sein eignes Heil in solchen internationalen Beziehungen zu suchen, die es ohne England erreichen kann. Solche Wege, einmal eingeschlagen, sind in der Politik nicht leicht zu verlassen". Dit klinkt als een waarschuwing aan Engeland. Het is tevens een duidelijke uiting van Bismarck's wensch. om Engeland, vooral fT tegenover Frankrijk, aan zijn zijde te weten.JDe diepere beteekenis l kan echter alleen deze zijn: wanneer Duitschland niet op Engeland kan rekenen, is het gedwongen zich nauwer met Rusland te verbinden, — desnoods, al wordt dit hier niet gezegd, met opoffering van Oostenrijk; want, naar mijn meening, behoeft men er geen oogenblik aan te twijfelen, dat zijn absolute, consequente realiteit in de politiek Bismarck hiertoe gebracht zou hébben, indien Duitschland's . belang dit noodzakelijk had gemaakt. Hier ligt, meen ik, ook de 1 beteekenis van het alliantie-aan bod : als proefneming, wat er ten ^slotte van Engeland wel was te verwachten. De volle gevolgen van de afwijzing zijn niet te voorschijn gekomen : misschien ten deele, omdat de afwijzing niet definitief scheen, maar oqk, omdat nog geen nieuwe onderhandelingen met Rusland aangevangen waren. En men denke nu even door over de omstandigheden na 1890, om te beseffen, welk een kolossaal fundamenteel verschil er was tusschen Bismarck's elastisch systeem, met zeer reëelen ondergrond, maar waarbij het altijd mogelijk was öf den éénen öf den anderen kant verder op te gaan, en het systeem van de nieuwe aera, met haar zig-zag-koers, die ten slotte toch,leidde tot de verstijving van de. Duitsch-Oostenrijksche alhantie. Zeker, Bismarck zou aan het verbond met Oostenrijk, zooals hij dit bij de publicatie er van in Januari 1888x) nog eens uitdrukte, met Duitsche trouw vastgehouden hebben, maar nimmer met de Nibelungen-trouw van lateren tijd, die er op uitliep, dat de zwakke Monarchie de leiding in handen kreeg. Bij Bismarck ware hiervan nimmer sprake geweest: de heele Boelgaarsche geschiedenis van 1885 af bewijst het. Eer zou hij Oostenrijk, over welks politiek hij zich ') Akten, v, 271 vlg. «I bismarck's val. IÖQ Maar hierover mag ik hier niet verder handelen. Ik ben aan 1 inde van mijn taak, wanneer ik nog kortelijk vermeld, dat tosteruijksch-Servische verhouding in Februari 1889 nader bev igd werd in den vorm, dien ze onder koning Milan had a; enomen *) : het verdrag van 1881 werd toen bevestigd en in enk urnten uitgebreid (o.a. betreffende steun, door Oostenrijk tej lontenegro. toegezegd, en betreffende een eventueele uitbreid 'an Servië in de richting van het dal van de Wardar). De pos an Oostenrijk op den Balkan scheen heel sterk, al trad kon filan in Maart 1889 af, en men kan het begrijpen, dat Alexander n dezen tijd den vorst van Montenegro Rusland's eenigen vni loemde8). Wanneer Bismarck in Maart 1890 valt, staat zijn systeem 1 ;eheel overeind. Had het aan hem gelegen, de zgn. Rücki 'icherung met Rusland ware stellig hernieuwd geworden, te - ik herhaal het —, nu de alhantie met Engeland wasuitgel /en4). Ook de tsaristische regeering was tot hernieuwing bei «n had hiertoe reeds in het einde van 1889 een besluit genon Dientengevolge had Schuwalow bij Bismarck de eerste stap jedaan en in hun onderhoud van 10 Februari was Bismarck tegen* tomend6). Toen Bismarck aftrad, waren de besprekingen nog ; eerder gekomen. Onder den eersten indruk van dit aftreden, n Rusland deprimeerend werkte 8), werd de uitgestoken voelhc :en oogenblik ingetrokken f). Wilhelm II was juist toen sympatl gestemd, maar werd door zijne raadgevers (v.n. Holstein), die roorstelde, alsof het verdrag met Rusland in strijd zou zijn met met Oostenrijk en met dat met Roemenië van 1883, later omgep: enftoen Rusland nu, na de eerste aarzeling overwonnen te hebl tot driemaal toe op hernieuwing kwam aandringen, wees Duit land af, wat het begin is geworden van een fundamenteele wijzi) in de internationale verhoudingen. Bismarck's val staat buiten het domein der buitenlandsche 1 ') Cf. reeds hiervóór, p. 117, en nog Crispi, 434. *) Pribram, 57. 3) Schwertfeger, 253 en 257. *) Caprivi, meende Schuwalow, had 2 redenen, om met Rus te breken: Wilhelm II rekende op de toenadering van Engeland het drievoudig verbond; Caprivi zelf vatte de alliantie met Oo rijk ernstiger op dan Bismarck gedaan had (Goriainow, A.H.R., in latere jaren meermalen ongunstig.uitte1), in den steek hebben ^Maar hierover mag ik hier niet verder handelen. Ik ben aan het einde van mijn taak, wanneer ik nog kortelijk vermeld, dat de Oosteruijksch-Servische verhouding in Februari 1889 nader bevestigd werd in den vorm, dien ze onder korting Milan had aangenomen ') : het verdrag van 1881 werd toen bevestigd en in enkele punten uitgebreid (o.a. betreffende steun, door Oostenrijk tegen Montenegro, toegezegd, en betreffende een eventueele uitbreiding van Servië in de richting van het dal van de Wardar). De positie van Oostenrijk op den Balkan scheen heel sterk, al trad koning Milan in Maart 1889 af, en men kan het begrijpen, dat Alexander III in dezen tijd den vorst van Montenegro Rusland's eenigen vriend noemde8). Wanneer Bismarck in Maart 1890 valt, staat zijn systeem nog geheel overeind. Had het aan hem gelegen, de zgn. Rückversicherung met Rusland ware stelhg hernieuwd geworden, te eer — ik herhaal het —, nu de alliantie met Engeland was uitgebleven4). Ook de tsaristische regeering was tot hernieuwing bereid en had hiertoe reeds in het einde van 1889 een besluit genomen. Dientengevolge had Schuwalow bij Bismarck de eerste stappen gedaan en in hun onderhoud van 10 Februari was Bismarck tegemoetkomend8). Toen Bismarck aftrad, waren de besprekingen nog met verder gekomen. Onder den eersten indruk van dit aftreden, dat in Rusland deprimeerend werkte 8), werd de uitgestoken voelhoorn een oogenblik ingetrokken *). Wilhelm II was juist toen sympathiek gestemd, maar werd door zijne raadgevers (v.n. Holstein), die het voorstelde, alsof het verdrag met Rusland in strijd zou zijn met dat met Oostenrijk en met dat met Roemenië van 1883, later omgepraat • enjtoen Rusland nu, na de eerste aarzehng overwonnen te hebben, tot driemaal toe op hernieuwing kwam aandringen, wees Duitschland af, wat het begin is geworden van een fundamenteele wijziging in de internationale verhoudingen. \ Bismarck's val staat buiten het domein der buitenlandsche poh- ') Cf. reeds hiervóór, p. 117, en nog Criapi, 434. 8) Pribram, 57. 3) Schwertfeger, 253 en 257. ») Caprivi, meende Schuwalow, had 2 redenen, om met Rusland te breken: Wilhelm II rekende op de toenadering van Engeland tot het drievoudig verbond; Caprivi zelf vatte de alliantie met Oostenrijk ernstiger op dan Bismarck gedaan had (Goriainow, A.H.R., 344). Waldersee zegt zelfs, dat Bismarck Oostenrijk wilde laten vallen en Rusland naderen (II, 32). 5) Goriainow (A.H.R.), 340; cf. Akten, VT1, 3*•) Akten, VI, 368. ') Voor het volgende : Akten, VII, 3 vlg. IQO CONCLUSIE. niet afgesneden. Twee mannen van zeer vers ispositie stonden tegenover elkander, tusschen van 1888 af2), dreigde. Binnenlandsche aanj ten slotte den doorslag, buitenlandsche werl onarch was zeer ontstemd over het hem ontJ arustbarende berichten (over Russische rnih1 irom hij, die in 1888 Alexander III zeer vri it had, in 1889 even vriendschappelijk Alexa A acAnoA pti in hff Vipcin van t8oo al weer SULUg WUUCj waai LCgcu uioman.». üvu mtu v«-**»-i-«"., v#*»i u elders te vermijden, nu in eens meende, dat de oorlog vooi stond : „sehr bedenkhch, Wien sofort mittheilen" *). Maai ven, die tot het conflict aanleiding gaven, ook deze oogenti e ergernis tegen Rusland, werkten na Bismarck's val 1 waaruit men hare juiste waarde het allerbest leert kennen, teekenis van Bismarck's val wordt zeer juist aangegeven ü len van een zijner mede-ministers*). „Ein Ereignis rechenbarer Tragweite hat sich vollzogen". .... .' 1 . J _ 1 £J t is thar ; ik in d >egmne steiae 3 noe zou net novum, uat xie &wvai- 1 1 Tl 111- 1 L 1.4- „1 -.X, AAM ,'«4-n^Mo4-irt^olD uor. Van net JJUlXSCne JV1JJS. inwui, nuiaau uc luiciuauuuou. »>-» ingen aanpassen ? Niet heel gemakkelijk, maar dit meer als g van de onrust en vrees, die, het Rijk als verscMjning wekte, >m begeerten, die het toonde. Er kan niet de minste twijfel ovei an, dat de Rijkspolitiek onder Bismarck's leiding na 18718), n grond volstrekt vredelievend was, al bezorgde zij, inhaal vrees voor insluiting, Europa een enkel moeilijk oogenHare begeerten beperkten zich tot eenige koloniale aanwinsten iemand, redehjkerwijze oordeelende, het Rijk kon nrisgtmnen inzicht in den waren aard van de Bismarckiaansche politiek het vertrouwen van andere landen in haar gaandeweg doet :n, bepaaldehjk in Engeland. Duitschland's zoo vast schijnende ie berustte op dit vertrouwen, zooals Bismarck zelf het eenmaa :rkte en zooals een Fransch gezant het bevestigde*). Maai arek heeft van deze positie geen gebruik willen maken, om ir Dit is ook de conclusie van W. Mommsen in Archiv für Politü Geschichte, I (1923), 484. \kten, VT, 301 vlg. Hek en heeft in het bijzonder met de al of met-hernieuwing van de zgn. Rückversicherung niets van doen*) : bij zijn val was de draad naar Rusland nog niet afgesneden. Twee mannen van zeer verschillende geestelijke dispositie stonden tegenover elkander, tusschen wie een breuk, direct van 1888 af2), dreigde. Binnenlandsche aangelegenheden gaven ten slotte den doorslag, buitenlandsche werkten even mede : de monarch was zeer ontstemd over het hem onthouden van zekere onrustbarende berichten (over Russische militaire maatregelen), waarom hij, die in 1888 Alexander III zeer vriendschappelijk bezocht had, in 1889 even vriendschappelijk Alexander III op bezoek had gehad en in het begin van 1890 al weer naar Petersburg wilde, waartegen Bismarck zich toen verzette, om aanstoot elders te vermijden, nu in eens meende, dat de oorlog voor de deur stond : „sehr bedenkhch, Wien sofort mittheilen'' *). Maar de motieven, die tot het conflict aanleiding gaven, ook deze oogenblikkelijke ergernis tegen Rusland, werkten na Bismarck's val niet door, waaruit men hare juiste waarde het allerbest leert kennen. En de beteekenis van Bismarck's val wordt zeer juist aangegeven in de woorden van een zijner mede-ministers*). „Ein Ereignis von unberechenbarer Tragweite hat sich vollzogen". Het is thans moge lijk een antwoord te geven op de hoofdvraag, welke ik in den beginne stelde \ hoe zou het novum, dat de stichting van het Duitsche Rijk bracht, zich aan de internationale verhoudingen aanpassen ? Niet heel gemakkelijk, maar dit meer als gevolg van de onrust en vrees, die. het Rijk als verschijning wekte, dan om begeerten, die het toonde. Er kan niet de minste twijfel over bestaan, dat de Rijkspolitiek onder Bismarck's leiding na 18718), in den grond volstrekt vredelievend was, al bezorgde zij, in haar eigen vrees voor insluiting, Europa een enkel moeilijk oogenbhk. Hare begeerten beperkten zich tot eenige koloniale aanwinsten, die niemand, redehjkerwijze oordeelende, het Rijk kon nusgunnen.1 Het inzicht in den waren aard van de Bismarckiaansche pohtiek heeft het vertrouwen van andere landen in haar gaandeweg doen stijgen, bepaaldehjk in Engeland. Duitschland's zoo vast schijnende positie berustte op dit vertrouwen, zooals Bismarck zelf het eenmaal opmerkte en zooals een Fransch gezant het bevestigde6). Maar Bismarck heeft van deze positie geen gebruik willen maken, om in ') Dit is ook de conclusie van W. Mommsen in Archiv für Politik und Geschichte, I (1923), 484J) Akten, VT, 301 vlg. 5) ld., 302 vlg. 4) Lucius, 525. s) Zie ook nog Bismarck's groote uiteenzetting in 1888 na den dood van Wilhelm I (Lucius, 441). •) Busch, Tagebuchblfitter, III, 192, en Pagès, 325. CONCLUSIE. I03( i weg te ruimen. Bepaaldelijk geldt dit van de Ualkankwestie gaf ook hier een lijn van ontwikkeling aan, maar drong het vo] i hiervan nimmer op, omdat hij vreesde hierdoor het Rijk te vee lullen blootgeven. Hij was de machtigste staatsman van zijn tijc1 verreweg de bekwaamste ; maar hij wenschte geen arbiter munc wezen, al noemde men hem zoo. Niemand heeft recht hem dit t wijten. Duitschland had bij de Balkan-dingen niet het eerst ang, en degenen, die dit wel hadden, vonden geen oplossing : he s niet Bismarck's schuld, dat zij de zijne niet aanvaardden. We g er de aandacht op gevestigd worden, dat de onbilhjke beooi dingen van Bismarck's pohtiek zóó ver gaan, dat hem zoowel ee ireel — het zich met alles bemoeien — als een te weinig -r het nie ïoeg tot oplossing brengen van bepaalde kwesties — verwete rdt. Beide soort beoordeelingen gaan uit van een volkomen mis aning van den fundamenteelen grond van Bismarck's pohtiel :r grondgedachte alleen is de beveiliging van zijne schepping, klaar ongetwijfeld heeft Bismarck den Europeesedien vrede i Dge mate gediend, zoowel door zijn bewust willen als door d rwezigheid van zijn persoon, als vertegenwoordiger van een macl rijk. Zijn legeruitrustingen, hoe paradoxaal dit menigeen mog aken, dienen den vrede in eerste instantie: want vrede is bek % oorlog met nog zooveel overwinningen. Dit zullen ook deme .ten en- pacifisten, tegenstanders van Bismarck om redenen va Lnenlandsch-pohtieken en ideëelen aard, moeten erkennen, wai ;r zij naar waarheid willen oordeelen, en daarbij dient vooral nie rgeten, dat democratie den vrede niet waarborgt en dat paedfism toen bovendien nog veel minder verbreid dan thans — in d reldgeschiedenis tot dus verre in strijd met de reahteit der dii 1 is gebleven (wat niet insluit, dat dit niet zou kunnen verande i). Bismarck is reëel tot het uiterste ; hij heeft de staten, de maal lappijen, de mensehen doorproefd en doordacht tot het uitersb n resultaat was hoogst pessimistisch: ,,Wer hat dann einen" kent hij aan bij een passage in een brief, waarin van een oprecl end sprake was1). De wereld mag dezen eenzame dankbaar wezen juist om wat h or het behoud van den vrede heeft gedaan. Het ware zoo gemakk< i geweest, om de „uheesunden" verhoudingen in Europa met h« len a) ; maar de reiniging met oorlogsgeweld laat bloedspore die weer tot nieuwe'reiniging uitlokken. Bismarck heeft deze j niet willen bewandelen. Ik kan er hem alleen om bewonderei Europa bestaande en voor den vrede gevaar opleverende kwesties uit den weg te ruimen. Bepaaldehjk geldt dit van de Balkankwestie, i Hij gaf ook hier een lijn van ontwikkeling aan, maar drong het volgen hiervan nimmer op, omdat hij vreesde hierdoor het Rijk te veel te zullen blootgeven. Hij was de machtigste staatsman van zijn tijd, en verreweg de bekwaamste ; maar hij wenschte geen arbiter mundi te wezen, al noemde men hem zoo. Niemand heeft recht hem dit te verwijten. Duitschland had bij de Balkan-dingen niet het eerste belang, en degenen, die dit wel hadden, vonden geen oplossing : het was niet Bismarck's schuld, dat zij de zijne niet aanvaardden. Wel -raag er de aandacht op gevestigd worden, dat de onbühjke~beoordeehngen van Bismarck's pohtiek zóó ver gaan, dat hem zoowel een te veel — het zich met alles bemoeien — als een te weinig -r het niet genoeg tot oplossing brengen van bepaalde kwesties — verweten wordt. Beide soort beóordeelingen gaan uit van een volkomen miskenning van den fundamenteelen grond van Bismarck's pohtiek, wier grondgedachte alleen is de beveiliging van zijne schepping. Maar ongetwijfeld heeft Bismarck den Europeeschen vrede in hooge mate gediend, zoowel door zijn bewust willen als door de aanwezigheid van zijn persoon, als vertegenwoordiger van een machtig rijk. Zijn legeruitrustingen, hoe paradoxaal dit menigeen moge klinken, dienen den vrede in eerste instantie: want vrede is beter dan oorlog met nog zooveel overwinningen. Dit zullen ook democraten en- pacifisten, tegenstanders van Bismarck om redenen van binnenlandsedi-poHtieken en ideëelen aard, moeten erkennen, wanneer zij naar waarheid willen oordeelen, en daarbij dient vooral niet vergeten, dat democratie den vrede niet waarborgt en dat pacifisme — toen bovendien nog veel minder verbreid dan thans — in de wereldgeschiedenis tot dus verre in strijd met de reahteit der dingen is gebleven (wat niet insluit, dat dit niet zou kunnen veranderen). Bismarck is reëel tot het uiterste ; hij heeft de staten, de maatschappijen, de mensehen doorproefd en doordacmt tot het uiterste. Zijn resultaat was hoogst pessimistisch: „Wer hat dann einen" ? teekent hij aan bij een passage in een brief, waarin van een oprecht vriend sprake was1). De wereld mag dezen eenzame dankbaar wezen juist om wat hij voor het behoud van den vrede heeft gedaan. Het ware zoo gemakkelijk geweest, om de „uhgesunden" verhoudingen in Europa met het Duitsche zwaard te gaan reinigen, zooals Waldersee en anderen dit wilden a) ; maar de reiniging met oorlogsgeweld laat bloedsporen na, die weer tot nieuwe'reiniging uitlokken. Bismarck heeft dezen weg niet willen bewandelen. Ik kan er hem alleen om bewonderen, al sluit dit niet in, dat ik zijn geheele politieke beleid bewonder : ') Akten, VI, 355- ') Zie nog Waldersee, I, 411, die hierin het onderscheid tusschen zijne en Bismarck's politiek definieert (I, 410). 192 CONCLUSIE. bepaaldelijk zijn onderschatting van een nationale beweging, als b v. die in Boelgarije, lijkt mij vatbaar voor kritiÉÏ>Maar Wanneer men mij zegt, dat die andere weg Duitschknds vernedering van thans zou hebben voorkomen, dan antwoord ik: dat weet ik niet Wel weet ik, dat na 1890 in Duitschland op heel andere wijze geregeerd is dan daarvóór. En ik weet ook, dat de wijze man op Friedrichsruh — want dat bleef hij, mettegenstaande al zijn hartstocht — nog vóór zijn dood heeft uitgeroepen: „Als zóó verder geregeerd wordt, zal twintig jaar na mijn „Abgang" het Duitsche Rijk te gronde gaan" 1), een profetie, die precies uitkomt, als men onder „Abgang" dood verstaat. i) Lenz, Wille, Macht und Schicksal, 197- jiage (zie p. 47j. RAFT OF A LETTER WRITTEN BY THE FOREIGN OFFI 5 LORD ODO RUSSELL, AT BERLIN (FOREIGN OFFK VOLUME 822, DRAFT 159; PUBLIC RECORD OFFICE, LONDON.) en by the Cabinet and the Queen. Draft )RD ODO RUSSELL F. O. No. 159. May 8, 1875 My Lord, Telegraphed. Her Majesty's Government have obsen (In margin:) with regret the general apprehension wh ypy to Paris, prevails of a disturbance of Europe St. Petersburgh, peace. The French Chargé d'affaires ] Rome, expressed much uneasiness on the subj Vienna. of a possible attack, either now or at distant date, from Germany, the allej provocation being the rapidity with wh the reorganisation of the French army proceeding. The German Government believed to regard these military preparatie on the part of France as indicating a des: of making war for the recovery of the 1 Provin ces. Her Majesty's Government are convinc that no such design is entertained by 1 Government of France, and that such app hensions, if really feit, are unfounded. Tl earnestly desire the maintenance of pea 1 and I have to instruct Your Excellency use all the means in your power to put end to the misunderstanding which 1 arisen. Is is believed that the Emperor of Rus will speak in the same sense during hls vi to Berlin. Should His Imperial Majes his efforts for the preservation of pea< Her Majesty's Representatives at Viem Bijlage (zie p. 47). DRAFT OF A LETTER WRITTEN BY THE FOREIGN OFFICE TO LORD ODO RUSSELL, AT BERLIN (FOREIGN OFFICE, VOLUME 822, DRAFT 159; PUBLIC RECORD OFFICE, LONDON.) Seen by the Cabinet and the Queen. Draft LORD ODO RUSSELL F. O. No. 159. May 8, 1875. My Lord, Telegraphed. Her Majesty's Government have observed (In margin:) with regret the general apprehension which Copy to Paris, prevails of a disturbance of European St. Petersburgh, peace. The French Chargé d'affaires has Rome, expressed much uneasiness on the subject Vienna. of a possible attack, either now or at no distant date, from Germany, the alleged provocation being the rapidity with which the reorganisation of the French army is proceeding. The German Government is believed to regard these military preparations on the part of France as indicatmg a design of making war for the recovery of the lost Provin ces. Her Majesty's Government are convinced that no such design is entertained by the Government of France, and that such apprehensions, if really feit, are unfounded. . They earnestly desire the maintenance of peace, 1 and I have to instruct Your Excellency to use all the means in your power to put an end to the misunderstanding which has arisen. I/is believed that the Emperor of Russia will speak in the same sense during his visit to Berlin. Should His Imperial Majesty do so, Your Excellency will strongly support his efforts for the preservation of peace. Her Majesty's Representatives at Vienna and Rome have been directed to communicate this despatch to the Austrian and Italian Governments, with a suggestion that the representatives of those Governments at Berhn should receive similar instructions. Europa en Bismarck's Vredespolitiek. 13 194 BRIEF VAN ODO RUSSEED (FOREIGN OFFICE, VOLUME 822, N°. 204; PUBLIC RECORD OFFICE, LONDON), 10 MEI 1875.. I>inner with Bismarck, who highly appreciated friendly offer of assisting to dispel unfounded apprehension of disturbance of peace of Europe. — Somewhat surprised. — Thought was weil known that all his efforts tended to the maintenance of peace and that the German Government was on friendly terms with that of France. — Apprehensions propagated by the pijess and perhaps by an association of stockjobbers. — He not in favour of „Up_ and at them" principle, but „Det them come on". As proof of fnendly relations would teil me that negotiation of a treaty or convention was under discussion between them which would tend to remove any apprehensions etc. In regard to Belgium he could only repeat that he was animated by the most friendly spirit for her welfare etc, regretted his feelings and his policy were neither appreciated nor understood by the present Belgian Government. . On the othër hand gratified to see from the debates m our Parhament how thoroughly weil they had been appreciated and understood by Her Majesty's Government1). ») Verkort weergegeven (cf. ook biervóór, p. 48. noot 5. waar de slotpassage is gedrukt). LIJST VAN VERKORTE TITELS DER GECITEERDE WERKEN. AKTEN. Die Grosze Politik der Europaischen Kabinette. 1891— 1914. Sammlung der Diplomatischen Akten des Auswartigen Amtes. 6dln. 1871—1890 (Berlin, 1922). BISMARCK UND RUSZLAND. Bismarck und Ruszland, Enthüllungen über die Beziehungen Deutschlands und Ruszlands von 1859 bis heute (Berlin, Richard Eckstein Nachfolger, z. j.). BUCKDE. George Earle Buckle, The life of Benjamin DisraeU.earl of Beaconsfield — (de eerste dln. zijn van W. F. Monypenny). Deel V: 1868—1876 (London, John Murray, 1920) ; VI: 1876—1881 (alsv.). CHAUDORDY. Cte de Chaudordy, Da France en 1889 (Paris, 1889). CORTI. E. C. Corti, Alexander von Battenberg. Ein Kampf mit dem Zaren und Bismarck (Wien, Verlag von D W. Seidel Und Sohn). CRISPI. Die Memoiren Francesco Crispi's. Erirmerungen und Dokumente, herausgegeben von T. Palamenghi—Crispi (Deutsch von W. Wigmann) (Berlin, F. Fontane & Co, 1912). CRISPI BEI BISMARCK. Aus dem Reisetagebuch eines Vertrauten des itahenischen Ministerprasidenten. Ubersetzt von Dili Lausen (Stuttgart enz., 1894). CYON. Elie de Cyon, Histoire de l'entente Franco—Russe 1886— 1894. Documentset Souvenirs (Paris, 1895, Librairie A. Charles). CYON, LA RUSSIE CONTEMP. EHe de Cyon, La Russie Contemporaine (Paris, Calmann Lévy, 189Ï). DAUDET. E. Daudet, Da Mission du Comte de St. Vallier (déc. 1877—déc. 1881) (Paris, 1918). DAUDET, HIST. DIPD E. Daudet, Histoire diplomatique de 1'Alhance franco-russe 1873—1893 (Paris, Paul Ollendorf, 1894). DESCHANEL. Figures du Passé. Gambetta, par Paul Deschanel (Librairie Hachette, 1919). DREUX. Les dernières annéesdel'ambassade de M. de Gontaut— Biron 1874—1877 (Paris, 1907) (dit is het werk van Dreux, als vervolg te beschouwen van Gontaut—Biron, Mon ambassade en Allemagne). ECKARDSTEIN. H. Freiherr von Eckardstein, Lebenserinnerungen, 2 dln. (Leipzig, 1919—1921). ECKARDSTEIN, ISOLIERUNG. Dezelfde, Die Isolièrung Deutschlands (Leipzig, z. j.). EDWARDS. Sir William White — for six years ambassador at Const*. His Life and Correspondance. By H. Sutherland Edwards (London, John Murray, 1902). ELLIOT. Arthur D. Elliot, The life of Joachim Goschen, first viscount Goschen 1831—1907, 2 dln. (Longmans, Green and Co., London etc, 1911). IQX> C UI V Tl tl 11 Ïti- tBa, ivongma.il», vjiecu aiiu. u>., aajuuwu cll., -^y^j; • YCLNET, C. de Freycinet, Souvenirs 1878—1893 (Paris, e Ch. Delagrave, 1913)- EDJUNG. H. Friedjung, Das Zeitalter des Imperialismus, I . J910-)- DER. J- V. Fuller, Bismarcks Diplomacy at its Zenith, in :d BBstorical Studies (Cambridge—Dondon, 1922). JRIAC. De Gabriac, Souvenirs dipl. de Russie et d'Alle(1896). 1 rARD. Ch. Gavard, un diplomate a Dondres 1871—1877 1895). ). UND ERLNN. Otto Fürst von Bismarck, Gedanken innerungen, 2 dln. (Stuttgart und Berlin, 1905). TTAUT-BIRON. Mon ambassadeen AUemagne (1872—1873) 1906). )CH. G. P. Gooch. History of modern Europe 1878—1919 an enz., Cassell, 1923). IIAINOW. Serge Goriainow, L,a Bospore et les DardaPréface de M. Gabriel Hanotaux (Paris, Dibrairie Pion, IIAINOW (A. H. R). Serge Goriainow, The End of the ce of the three Emperors. Am. Hist. Review. Oct. 1917 (vol. I no. 1). 3EN. Maximilian von Hagen, Deutschlands Kolonial-Pohük gart—Gotha, 1923). NOTAUX. G. Hanotaux, Histoire de la France Contempo[1871—1900) (Paris, z. j.). RZFEDD. Hans Herzfeld, Die deutsch-französische KnegsgeBerhn, 1922). HENDOHE. Chlodwig, Fürst zu Hoherdohe-Schillmgsfurst, rürdigkeiten, 2 dln. (Stuttgart, 1906). BEN KÖNIG KARDS. Aus dem Deben König Karls von nien. Aufzeichnungen eines Augenzeugen, 4 dln. (Stuttgart, Gotha). _ FTUS. The diplomatic reminiscences of lord Augustus Eortus. a hiervan 2 series, nl. tot 1862 en van 1862—1879 (Cassell and . hm.. Dondon, Paris and Melbourne, 1894). _ ■ (Dondon, John Murray, 1905), 2 dln. dttjd tw«. üncd™ Womvce «*ïr PnKprt Morier's Memoirs FITZMAURICE. Dord Edmond Fitzmaurice, The Eife of Granville George Deveson Gower, second earl Granville R. 0.1815 —1891, 2 dln. (Dongmans, Green and Co., Dondon etc, 1905). FREYCINET, C. de Freycinet, Souvenirs 1878—1893 (Paris, librairie Ch. Delagrave, 1913)- FRIEDJUNG. H. Friedjung, Das Zeitalter des Imperialismus, I (Berlin, 1919)- FULDER. J. V. Fuller, Bismarcks Diplomacy at its Zenith, m Harvard Historical Studies (Cambridge—Dondon, 1922). GABRIAC. De Gabriac, Souvenirs dipl. de Russie et d'AUemagne (1896). 1 GAVARD. Ch. Gavard, un diplomate a Londres 1871—1877 (Paris, 1895). GED. UND ERLNN. Otto Fürst von Bismarck, Gedanken und Erinnerungen, 2 dln. (Stuttgart und Berlin, 1905). GONTAUT-BIRON. Mon ambassadeen AUemagne (1872—1873) (Paris, 1906). GOOCH. G. P. Gooch. History of modern Europe 1878—1919 (Dondon enz., Cassell, 1923). GORIAINOW. Serge Goriainow, Ea Bospore et les DardaneUes. Préface de M. Gabriel Hanotaux (Paris, Dibrairie Pion, I9GORIALNOW (A. H. R.). Serge Goriainow, The End of the Alliance of the three Emperors. Am. Hist. Review. Oct. 1917 (vol. XXIII no. 1). HAGEN. Maximilian von Hagen, Deutschlands Kolomal-Pohtik (Stuttgart—Gotha, 1923). HANOTAUX. G. Hanotaux, Histoire de la France Contemporaine (1871—1900) (Paris, z. j.). HERZFEDD. Hans Herzfeld, Die deutsch-französische Knegsgefahr-(Berlin, 1922). -. ... . HOHENDOHE. Chlodwig, Fürst zu Hoherdohe-ScluUmgsfurst, Denkwürdigkeiten, 2 dln. (Stuttgart, 1906). DEBEN KÖNIG KARDS. Aus dem Eeben König Karls von Rumanien. Aufzeichnungen eines Augenzeugen, 4 dln. (Stuttgart, 1900, Gotha). r, LOFTUS. The diplomatic reminiscences of lord Augustus Eottus. Er zijn hiervan 2 series, nl. tot 1862 en van 1862—1879 (CasseU and Comp. hm., Eondon, Paris and Melbourne, 1894). DUCIUS. Freiherr Uucius von BaUhausen, Bismarck-Ennnerungen (Stuttgart und Berlin, 1921). . DYADD Sir Alfred DyaU, the Dife of the marquis of Dufferin and Avan (Dondon, John Murray, 1905), 2 dln. MORIER. Mrs. Rosslyn Wemyss, Sir Robert Moner s Memoirs and Eetters from 1826 to 1876, 2 dln. (Dondon, 1911). MOREEY. John Morley, The life of William Ewart Gladstone, In 3 volumes (Eondon, 1903). 107 'un NEDIDOW. Nelidow's opstellen in Revue des deux mo 15 Mei 1915 en 15 Juli 1915, deel 84 en 85. NEWTON. Lord Lyons, a record of british diplomacy, b] Newton, 2 vol. (London, Edward Amold, 1913)- PAGES. E. Bourgeoiset et G. Pagès, Les origines et les re sabilités de la grande guerre (Paris, Hachette, 1922). PEACE-HANDBOOKS. Uitgave van de Historical Secti the Foreign Office, London. ,4^ PLEHN. Hans Plehn, Bismarcks auswartige Poütik nai ^Rdchsfündung (Münichund Berhn, 1920). PRIBRAM. A. F. Pribram, Die pohtischen Geheimve Österreich-Ungarns, I (Wien und Leipzig, 1920). RACHFAHL. Felix Rachfahl, Deutschland und die Weltj. 1891—1914. Bd. I: Die Bismarck'sche Aera (Stuttgart, 1923). RAMBAUD. A. Rambaud, Jules Ferry (Paris, Librairie 1903). RHEINDORF. Kurt Rheindorf, England und der de französische Krieg 1870—1871 (Bonn und Leipzig, 1923). ROTHFELS. Hans Rothfels, Bismarck's englische Bü politik (Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, Berhn und D 1924). SABOUROW. The Nineteenth Century and after Dec. (p. un vlg.), Jan. 1918 (p. 60 vlg.), waar een art. var J. Y. Simpson, Russo-German relations and the Sabourow Me SALISBURY. Life of Robert Marquis of Sahsbury by his c ter Lady Gwendolen Cecil. Vol. II: 1868—1880 (London, 192: SCHWERTFEGER.' B. Schwertfeger, Zur europaischen F Unveröffentliche Dokumente in amthchem Auftrage h gegeben—, V: Revanche-Idee und Panslavismus. Belgische Ge schaftsberichte zur Entstehungsgeschichte des Zweibund (1919, Reimar Hobbing Verlag, Berhn). SIDNEY LEE. Sir Sidney Lee, King Edward VII, a Biog vol. I (Macmillan and Co., London, 1925). SOSNOSKI. Theodor von Sosnoski, Die Balkan-politik ( reich-Ungarns seit 1866, 2 dln. (Deutsche Verlags-Anstalt, gart, 1914). WALDERSEE. Denkwürdigkeiten des General-Feldmar Alfred Graf von' Waldersee — bearbeitet und herausgegebt : Heinrich Otto Meiszner, 2 dln. 1: 1832—1838 (Deutsche V Anstalt, Stuttgart und Berlin, 1922). H7T?T?TWT?Tl\/nH''D TiAnnrA tmn \XWf-lifMi«»r firnf TnlillS An iind «pi'hp 7^it — Q Hln /^•hitteri rU MOUY. Cte. Charles de Mouy, Souvenirs et Causeries d'un diplomate (Paris, Dibrairie Pion, 1909)- NELIDOW. Nehdow's opstellen in Revue des deux mondes, iSMeiigiSen 15 Juli 1915, deel 84 en 85. NEWTON. Lord Lyons, a record of british diplomacy, by lord Newton, 2 vol. (London, Edward Amold, 1913)- PAGES. E. Bourgeoiset et G. Pagès, Les origines et les responsabilités de la grande guerre (Paris, Hachette, 1922). PEACE-HANDBOOKS. Uitgave van de Historical Section of the Foreign Office, London. ,f? PLEHN. Hans Plehn, Bismarcks auswartige Politik nachder Reichs|tindung (Münichund Berhn, 1920). PRIBRAM. A. F. Pribram, Die pohtischen Geheimvertrage Österreich-Ungarns, I (Wien und Leipzig, 1920). RACHFAHL. Felix Rachfahl, Deutschland und die Weltpohtik 1891—1914. Bd. I: Die Bismarck'sche Aera (Stuttgart, 1923). RAMBAUD. A. Rambaud, Jules Ferry (Paris, Librairie Pion, 1903). RHEINDORF. Kurt Rheindorf, England und der deutschfranzösische Krieg 1870—1871 (Bonn und Leipzig, 1923). ROTHFELS. Hans Rothfels, Bismarck's englische Bündmspolitik (Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, Berhn und Deipzig, 1924). SABOUROW. The Nineteenth Century and after Dec. 1917 (p. un vlg.), Jan. 1918 (p. 60 vlg.), waar een art. van prof. J. Y. Simpson, Russo-German relations and the Sabourow Memoirs. SALISBURY. Life of Robert Marquis of Sahsbury by his daughter Lady Gwendolen Cecil. Vol. II: 1868—1880 (London, 1921). SCHWERTFEGER.' B. Schwertfeger, Zur europaischen Politik. Unveröffentliche Dokumente in amthchem Auftrage herausgegeben—, V: Revanche-Idee und Panslavismus. Belgische Gesandtschaftsberichte zur Entstehungsgeschichte des Zweibundes — (1919, Reimar Hobbing Verlag, Berhn). SIDNEY LEE. Sir Sidney Lee, King Edward VII, a Biography, vol. I (Macmillan and Co., London, 1925). SOSNOSKI. Theodor von Sosnoski, Die Balkan-politik Oesterreich-Ungarns seit 1866, 2 dln. (Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 1914). WALDERSEE. Derncwürdigkeiten des General-Fddrnarschalls Alfred Graf von Waldersee — bearbeitet und herausgegeben von Heinrich Otto Meiszner, 2 dln. 1: 1832—1838 (Deutsche VerlagsAnstalt, Stuttgart und Berlin, 1922). WERTHEIMER. Eduard von Wertheimer, Graf Julius Andrassy und seine Zeit —, 3 dln. (Stuttgart, Deutsche Verlags-Anstalt, 1913). — Aanvulling in Historische Blatter, I, 252 en 448. ' WOODWARD. E. D Woodward M. A., The Congress of Berlin *' (London, 1920). Deel van de Peace-Handbooks. INHOUD. VOORWOORD. INLEIDEND HOOFDSTUK. I Europa in 1871. De Uitvoering van den vrede van Frankfort . .. T4' II. Het eerste verbond na 1871 27 ^ 1 IH. Het Fransch-Duitsche oorlogsgevaar van 1874 en 1875 33J- TV. De Balkanstrijd van 1875—1878 53 V. De Duitsch-Ctostenrijksche Alliantie van 1879 ... 92 / VI. De uitbreiding der Duitsch-C)ostenrijksche Alhantie. I Koloniale invloeden I09j- VII. De bevestiging en uitbreiding van Bismarck's Alhantie-systeem I53^ Bijlage x93 Eijst van verkorte titels van geciteerde werken. . 195