TOONEEL DER EEUWEN (LEERBOEK OER ALGEMEENS GESCHIEDENIS) t r | KLEÜNTJENS S. J. en Dr, H, F. M, HUIJBERS DEEL I H. J. DIEBEN - LEIDEN St. Will. College. Katwijk a/d Rijn. TOONEEL DER EEUWEN (LEERBOEK DER ALGEMEENE GESCHIEDENIS) DOOR J. KLEIJNTJENS S. J. en Dr. H. F. M. HUIJBERS DEEL I ZEVENTIENDE HERZIENE DRUK Prijs: fl. 2,— ingen. H. J. DIEBEN _ LEIDEN EVULGETUR Oegstgeest, April 1927. P. A. KLEINTJES, Pr. ad hoe deleg. INHOUD. Inleiding. Blada HET ONTSTAAN VAN HET MENSCHDOM i OUDE GESCHIEDENIS. EERSTE HOOFDSTUK: DE OOSTERSCHE VOLKEN. § !• Egypte 3 § 2. Babylonië 6 § 3. De Israëlieten 12 § 4. De Phoeniciërs . !4 § 5. Het Perzisch Wereldrijk 15 TWEEDE HOOFDSTUK: GRIEKENLAND TOT DE PERZISCHE OORLOGEN. § 1. Het Kreto-Myceensche Tijdvak 19 § 2. De godsdienst der Grieken 21 § 3. De kolonisatie der Grieken '. . 22 § 4. Sparta 23 § 5. Athene 25 DERDE HOOFDSTUK: DE BLOEITIJD VAN ATHENE. § 1. De Perzische Oorlogen 28 § 2. Het Bestuur van Themistocles en Cimon 31 § 3. Het Bewind van Pericles 33 § 4. De Grieksche Beschaving 36 VIERDE HOOFDSTUK: DE ONDERGANG VAN GRIEKENLAND. § 1. Tweede Peloponnesische Oorlog 38 § 2. De Hegemonie van Sparta en het protectoraat van Perzië . 42 § 3. De ondergang van Sparta 44 § 4. Philippus van Macedonië . ( 45 VIJFDE HOOFDSTUK: ALEXANDER DE GROOTE. § 1. Verovering van Perzië; de Diadochen' ... 47 § 2. De Grieksche Beschaving na 400 4g ZESDE HOOFDSTUK: HET WESTEN TOT DE ONDERWERPING VAN ITALIË AAN DE ROMEINEN. § I. Italië, Etrurië, Carthago ....... '1 51 § 2. Groot Griekenland. 52 § 3. De opkomst van Rome . . v1"*. 53 § 4. Staatsregeling van de Republiek; Patriciërs en Plebejers . . 55 § 5. De verovering van Italië door de Romeinen 57 ZEVENDE HOOFDSTUK: DE STICHTING VAN HET ROMEINSCHE WERELDRIJK. § 1. De eerste Punische oorlog 61 § 2. De tweede Punische oorlog 63 § 3. Rome en het Oosten 67 § 4. Het Hellenisme in Rome 68 § 5. De eerste verschijnselen van Achteruitgang 71 ACHTSTE HOOFDSTUK: HET VERVAL DER REPUBLIEK. BUdz. § i. De Gracchen 74 § 2. Marius en Sulla 76 § 3. De eerste Burgeroorlog 78 § 4. Het eerste Driemanschap 80 § 5. Gajus Julius Caesar 83 § 6. Stichting van het Keizerrijk 85 § 7. Beschavingsgeschiedenis van Rome vóór den Keizertijd . . 88 NEGENDE HOOFDSTUK: HET ROMEINSCHE KEIZERRIJK. § 1. Het tijdvak der Julisch-Claudische Keizers 90 § 2. Het Christendom 93 § 3. De Bloeitijd van het Keizerrijk 98 § 4. Het Verval 101 § 5. De Restauratie; de zegepraal van het Christendom .... 102 s 6. De ondergang van het West-Romeinsche Rijk ..... 107 § 7. Beschavingsgeschiedenis van het Keizerrijk. ....... 112 DE MIDDELEEUWEN. EERSTE HOOFDSTUK: VAN DEN VAL VAN HET WESTROMEINSCHE TOT DE ONTBINDING VAN HET FRANKISCHE RIJK. § 1. Theoderik en Justinianus 116 § 2. Byzantium en Italië 119 § 3. Het Frankische Rijk. 121 § 4. De Arabieren 125 § 5. Slag bij Poitiers 128 § 6. De Kerk en de Beschaving 129 § 7. De tijd van Karei den Grooten . 133 § 8. De Arabische Wereldmacht 137 § 9. Het Leenstelsel 139 § 10. De ontbinding van het Frankisch Rijk 143 TWEEDE HOOFDSTUK: VAN DE ONTBINDING VAN HET FRANKISCH RIJK TOT HET EINDE DER KRUISTOCHTEN. § 1. De Noormannen 146 § 2. De Angelsaksen en de Noormannen 149 § 3. De Vestiging van het Duitsche Rijk 152 § 4. Paus en Keizer 156 § 5. De Fransche en de Engelsche Staat 162 § 6. De kruistochten 164 § 7. Frederik Barbarossa 169 § 8. Filips II Augustus. 171 § 9. De ondergang der Hohenstaufen. Het interregnum .... 177 § 10. De H. Lodewijk . 183 § 11. Beschavingsgeschiedenis 185 DERDE HOOFDSTUK: VAN HET EINDE DER KRUISTOCHTEN TOT DE VEROVERING VAN CONSTANTINOPEL. § 1. Filips IV van Frankrijk. Avignon 198 § 2. Habsburg 204 § 3. Het Engelsche Parlement 209 § 4. De Honderdjarige Oorlog 211 § 5. De ontwrichting van het Duitsche Rijk 223 Bladz. § 6. De Hanze . 226 § 7. Het Westersche Schisma 228 § 8. Lodewijk XI en Karei de Stoute 231 § 9. Rusland, Polen, Hongarije 233 § 10. Spanje en Italië 236 § 11, Val van Constantinppel 239 NIEUWE GESCHIEDENIS. EERSTE HOOFDSTUK: DE EEUW VAN OVERGANG. § 1. Renaissance en Humanisme 243 § 2. De Uitvindingen" 247 § 3. De Ontdekkingen 248 § 4. Vestiging der absolute monarchie in Europa 252 TWEEDE HOOFDSTUK: DE TIJD DER HERVORMING § 1. Het begin der Hervorming. 255 § 2. De Wereld-monarchie van Karei V 260 § 3. Verbreiding der Hervorming 265 § 4. De Contra-reformatie 272 § 5. Filips II van Spanje 273 DERDE HOOFDSTUK: DE GODSDIENSTOORLOGEN. § 1. De Hugenoten 275 § 2. Elisabeth van Engeland 280 § 3. De dertig-jarige Oorlog . 283 VIERDE HOOFDSTUK: FRANKRIJK, ENGELAND EN SPANJE. § 1. De Richelieu en Mazarin 294 § 2. Koning en Parlement 298 § 3. De Engelsche Republiek 304 VIJFDE HOOFDSTUK: DE EEUW VAN LODEWIJK XIV. § 1. De onbeperkte Monarchie in Frankrijk 309 § 2. Lodewijk's buitenlandsche politiek 311 § 3. Karei II van Engeland 317 § 4. Jacobus II en Willem III 318 § 5. Noord- en Oost Europa in de 17e eeuw 320 § 6. Spaansche Successie-oorlog 323 § 7. Noordsche oorlog 329 LIJST DER PLATEN. ' Bladz. Uit het graf van Tout-Ankh-Amon a Interieur van een zaal in het paleis v. e. Assyrischen koning 7 Hiëroglypfisch, Hiëratisch en Demotisch schrift 9 Steen van Rosette 10 Babylonisch schrift 11 Twee Grieksche strijders in volle wapenrusting 21 Scherf met den naam van Themistocles 32 Acropolis 35 Dorische, Jonische en Corinthische zuil 36 Her mesbeeld 4ï Mausoleum in Halicarnassus 50 Romeinsch huis met peristyl te Pompeji 70 Catacomben van den H. Callixtus 97 Kaart van Rome en omgeving met aanduiding der catacomben ... 98 Romeinen in gevecht met Germanen 100 Rome in den lateren keizertijd 100 Triomfboog van Constantijn - . . 107 Waterleiding in de nabijheid van Nimes 113 Spelen in het Colosseum 114 Keizer Justinianus met zijn gevolg 118 Grafmonument van koning Theoderik te Ravenna 119 De Kaüba te Mekka 126 Facsimile van een bladzijde uit den Koran 126 Abdij van Monte Cassino 131 Inval der Normandiërs in Engeland < 149 Het Normandisch soldatenleven in het veld 150 De abdij van Clairvaux 188 Een kasteel in de 9e en 10e eeuw 196 Het kasteel Louvre van Karei V 197 Aankomst van Jeanne d'Arc op het kasteel Chinon 221 Het huwelijk van Venetië met de zee 236 Clemens VII en Karei V in den kroningsoptocht te Bologna, 1530 . 2(4 Onthoofding van Maria Stuart 281 Militaire straffen in den Dertigjarigen oorlog 290 Kroning van Karei II te Scone 305 Vlucht van Karei II uit Worcester 306 INLEIDING. De Algemeene Geschiedenis is het verhaal van die gebeurtenissen, welke invloed hebben uitgeoefend op de beschaving der menschheid. Vóór-historische tijd. Er zijn tijden, die vóór het begin der historie liggen. Omtrent de allereerste geschiedenis van een volk weten wij in den regel uitermate weinig. Dat komt, omdat toen het schrift nog niet ontdekt was, en, mocht dit al zoo zijn, er toch geen geschreven overlevering werd opgeteekend. Die oudste eeuwen uit de geschiedenis van een volk vallen binnen het gebied der p r ae h i s t o r i e. De bronnen voor onze kennis bestaan dan nog slechts uit zeer verspreide gegevens: sagen, mythen, folklore, archeologische vondsten, welke meerendeels door opgravingen verkregen worden. De grens tusschen praehistorie en historie ligt daar, waar de eerste geschreven overleveringen beginnen. De ons overgebleven bronnen nemen dan gaandeweg in omvang en beteekenis toe: opschriften in steen of aardewerk, op gebouwen en munten, officieele documenten, brieven, geschiedwerken. In onzen tijd worden belangrijke gegevens in daartoe bestemde archieven bewaard. Indeeling der Geschiedenis. Om het overzicht te vergemakkelijken, is de algemeene geschiedenis in vier tijdperken verdeeld: I. Oude Geschiedenis: Van het begin der beschaving tot den ondergang van het Romeinsche Rijk, ± 4000 v. Chr. — ± 476 na Chr. I. Middeleeuwen: Van476tot aan de ontdekking van Amerika, ± 1492. HL Nieuwe Geschiedenis: Van 1492 tot aan de Fransche Revolutie, ± 1789. IV. Nieuwste Geschiedenis: Van 1789 tot op onzen tijd. HET ONTSTAAN VAN HET MENSCHDOM. „In den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu „was vormeloos en ledig en duisternis lag op den afgrond en de „Geest Gods zweefde over de wateren. En God sprak: „Het licht „worde! En het licht werd." Met deze plechtige woorden beschrijft M o z e s in de eerste regelen van Génesis, het eerste boek van den Pentateuch, het begin der schepping van de stoffelijke wereld. God zelf kent geen begin, Hij is eeuwig. Gods almachtig bevel deed de aarde ontstaan uit het niet, aan Hem dankt ook de mensen zijn oorsprong. De aarde werd door den Schepper versierd met het planten- en dierenrijk, om voor den mensch een verblijfplaats te worden overeenkomstig diens waardigheid. Eerst daarna schiep God den mensch. Hij vormde A d a m s lichaam uit aarde, d.w.z. uit bestaande stof. Hij riep de ziel in het wezen uit het niet en vereenigde haar met het lichaam. God vormde Eva uit Adam en verbond haar door het huwelijk met den man. Naast de verheven gave van het verstand en den vrijen wil verrijkte God de eerste menschen met het bovennatuurlijk leven der genade, waardoor zij voorbestemd werden voor een eeuwige gelukzaligheid in de onmiddellijke aanschouwing Gods. Adam en Eva ontvingen van God het P a r a d ij s of E d e n, om daar hun leven gelukkig en in voorspoed door te brengen en daarna, zonder de beproeving van den dood, den Hemel in te gaan. Dat geheel het bestaande menschdom van Adam en Eva afstamt, is z e k e r en een leerstuk van het Katholiek Geloof. De zonde van het eerste menschenpaar heeft de harmonie in de schepping verstoord. Zwaar kwam het vonnis der Goddelijke Gerechtigheid neer op Adam en het menschelijk geslacht: „Omdat gij „naar de stem uwer vrouw geluisterd en gegeten hebt van den boom, „waarvan Ik u geboden had niet te eten, zij de aarde gevloekt in uw „werk; in veel arbeid zult gij er van eten alle dagen uws levens. „Doornen en distelen zal zij u voortbrengen en gij zult het kruid der i 3 „aarde eten. In het zweet uws aanschijns zult gij het brood eten, tot„dat gij wederkeert tot de aarde, waaruit gij genomen zijt; want stof „zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren" (Génesis, III, 17—19). Adam en Eva zijn uit het Paradijs verdreven. Niemand weet de plek aan te wijzen, waar dit gelegen heeft. De eerste zonen van Adam en Eva waren Kaïn en Abel. Abel werd door zijn broeder vermoord, God vervloekte Kaïn en diens nakomelingschap en zij vervielen tot ongerechtigheid. Ook het geslacht van S e t h, een jongeren zoon van Adam en Eva, verliet op den duur Gods wegen, zoodat de zonde de overhand verkreeg onder de menschen. Toen sprak God: „Verdelgen zal Ik den mensch, dien Ik „geschapen heb, van het aanschijn der aarde, van mensch tot dier, „van het kruipend gedierte tot het gevogelte des hemels, want het „berouwt Mij hen gemaakt te hebben. Noë echter vond genade voor „den Heer" (Génesis, VI, 7—8). Noë was een afstammeling van Seth. God gaf hem bevel de A r k te bouwen, als een toevlucht voor hem en zijn vrouw en zijn drie Zonen Sem, Chamenjaphet met een verzameling dieren van allerlei soort. Toen kwam de Zondvloed over de aarde, alle levend wezen werd de verdelging prijsgegeven. Wanneer deze gebeurtenis heeft plaats gehad, is niet bekend. Na den Zondvloed volgt de verspreiding der menschen over de aarde. Daardoor ontstaan de Verschillende volkeren, stammen en talen. Waarschijnlijk begint in deze periode ook de afgodendienst zich te ontwikkelen, een gevolg van steeds terugkeerend zedenbederf. Het staat vast, dat het heidendom, hetpolytheïsme, niet de oorspronkelijke godsdienst geweest is.x) 1) Zie hierover uitvoeriger: Dr. J. Huddleston Slater: Is het Heidendom de oorspronkelijke Godsdienst? Geloof en Wetenschap, Studiën voor onzen Tijd, serie VI, no. 5. OUDE GESCHIEDENIS. EERSTE HOOFDSTUK. DE OOSTERSCHE VOLKEN. §'i« Egypte.1) Algemeene toestand. Bijna afgesloten van de wereld lag in de oudste tijden het land der Egyptenaren. Ten westen strekte zich de onmetelijke Libysche woestijn uit, een onherbergzame wildernis; ten oosten woestijn, aan den overkant van de Roode Zee weer voortgezet in woestijn; ten zuiden woonden onbeschaafde negerstammen, van wie de Egyptenaren niets te verwachten, veel te vreezen hadden; ten noorden noodigde de Middellandsche Zee uit tot scheepvaart, maar gedurende de eerste eeuwen wist de mensch zich nog niet te wagen door de golvende wateren naar verre kusten. Egypte heeft dus zich zelf ontwikkeld en vertoont in zijn beschaving de kenmerken van een geheel eigen, nationale cultuur. De Nijl. Het land der Egyptenaren wordt wel eens genoemd „een geschenk van den Nijl". Het dankt zijn vruchtbaarheid aan deze rivier. Het Nijldal onderbreekt de woestijn als een reusachtige oase. Bij Assoean bereikt de Nijl de vlakte om dan nog 890 K.M. naar zee af te leggen. Telkenjare in den nazomer doet de toevoer van het water uit Midden-Afrika de rivier buiten haar oevers treden. Een gelijkmatige overstrooming maakt het mogelijk, dat een laag slib op het land achterblijft. De grond wordt meteen zoo geheel van vocht doortrokken, dat de oogst tijdig rijpen kan in dit heete klimaat. De oudste beschaving der Egyptenaren is van hoogen datum, Zeker vóór 4000 v. Chr. De praehistorie eindigt daar, waar de ge- 1) Voor historische lectuur verwijzen wij naar de 4 deelen „Schetsen" door J. Kleijntjens S.J. en Dr. H. Knippenberg. Uit het graf van Totit-Ankh-Amon. 4 schreven overlevering ons als den oudsten koning noemt: Me na, ± 3200. Een paar uur ten westen van Memphis staan de indrukwekkende monumenten van de oudste Egyptische beschaving, de p y r amiden. De bouw van deze reusachtige grafheuvels is omstreeks 3000 begonnen. De grootste is van koning C h e o p s op het plateau van Gize. Deze pyramide was oorspronkelijk 146 M. hoog en werd samengesteld uit meer dan twee millioen steenblokken. Het denkbeeld om voor hun vorsten onvergankelijke grafmonumenten op te richten, bracht de Egyptenaren tot ondernemingen, die behooren tot de meest grootsche technische scheppingen der menschheid. Het moeten machtige heerschers geweest zijn, die over geld en krachten beschikken konden naar verkiezing, om de kosten van deze werken te kunnen dragen. De pyramiden der volgende koningen zijn veel kleiner, hun macht ging achteruit. Egypte maakte tusschen 2500 en 2100 een tijdperk door van onlusten en verval, waaromtrent weinig bijzonderheden bekend zijn, totdat een nieuw koningsgeslacht T h e b e tot hoofdstad verhief en de rijkseenheid herstelde, ± 2100. De Fajoem. Dan breekt voor het land een tijd aan van hernieuwden bloei. Nog heden ten dage profiteert Egypte van een onderneming in deze eeuwen, tusschen 2000 en 1800 voltooid, den aanleg van den Fajoem, nu nog de vruchtbaarste streek. Ten zuidwesten van de delta lag een meer, daarheen is een toevoerkanaal gegraven van den Nijl uit, een uitgebreid stelsel van zijkanalen verspreidt het besproeiingswater over het land. Egypte werd daardoor een prachtige provincie rijker. In den Fajoem verrees in dezen tijd ook het Labyrinth (paleis of tempel?), dat de Grieken met verbazing vervulde. Te Thebe is de beroemde tempel van A m o n (bij Karnak) gebouwd. Wellicht werd de groote sfinx van Gize in den loop van deze eeuwen opgericht (20 M. hoog). Rondom de tempels verrijzen tal van obelisken (spits toe-? loopende zuilen) en kleinere sfinxen. De Hyksos. Na tweehonderd voorspoedige jaren volgen er in de geschiedenis van Egypte ruim honderd van voortdurende regeeringlooshetd, waarvan Semietische stammen uit Arabië, de Hyksos, gebruik maakten, om het land omstreeks 1700 in hun macht te brengen. Eerst ± *57° werden de weinig beschaafde maar krijgshaftige indringers verdreven. 5 Bloei en verval. De nu volgende koningen hebben de macht van hun rijk hoog opgevoerd. Syrië en Nubië werden veroverd, zware schattingen moesten de onderworpenen betalen. Onmetelijke sommen konden de Egyptische heerschers besteden aan den bouw van reusachtige tempels, waaronder die van L u k s o r een der meest indrukwekkende is (Memnonszuilen). Na ± 1050 is de geschiedenis van Egypte vrij onbelangrijk. De binnenlandsche toestanden lieten veel te wenschen over ten nadeele van de kracht van het rijk. Een machtige buitenlandsche mogendheid zou het zonder groote moeite kunnen veroveren. In 671 werd Egypte een provincie van Assyrië. Koning Psammétichus I heeft aan deze overheersching ongeveer tien jaar later een einde gemaakt, zonder dat de Assyriërs zich daartegen verzetten. Met hem begint de geschiedenis der laatste dynastie, die over het rijk geregeerd heeft, voordat de Perzen het overweldigden in 525. Psammétichus en zijn opvolger N e c h o zijn de scheppers geweest van de Egyptische zeemacht en maakten van hun land een handelsmogendheid. Necho heeft ook Phoenicische zeevaarders een verkenningstocht om Afrika laten ondernemen. Drie jaren gingen daarmee heen. Maar het verkeer ter zee was toen nog te primitief, dan dat men van deze ontdekkingen winstgevende resultaten voor den handel kon verwachten. Tegen het geweldige Perzische rijk was Egypte niet bestand, toen Cambyses zijn overmachtig leger op het Nijldal afzond. De nederlaag bij Pelusium, 525, besliste. Memphis moest zich overgeven. Ontdekkingen. Ook onze maatschappij heeft verplichtingen aan de beschaving der oude Egyptenaren. Zij hebben de ontdekking van het schrift gedaan, een beeldschrift, de hiëroglyphen, dat in de 19de eeuw ontcijferd is, waarmede zij hun monumenten en tempels eeuwenlang volbeitelden. Een stap verder was de uitvinding van het papier, een stof vervaardigd uit de vezels der papyrusstengels. Daarop werd geschreven met een veel meer vereenvoudigd schrift. In de sterrekunde waren de Egyptenaren knap. De meeste oude volkeren regelden hun tijdrekening naar den maatstaf van het maanjaar, waardoor de kalender dikwijls hopeloos in de war is geloopen. De sterrekundigen in het Nijldal hebben waargenomen, dat twaalf maan-omloopen niet uitkomen met één schijnbaren zonsomloop en dus voerden zij een zonnejaar in van 365V4 dag. 6 Caesar heeft deze tijdregeling later te Rome ingevoerd en ons kalenderjaar, nog eenigszms verbeterd, gaat op de Egyptenaren terug. Godsdienst. Hun godsdienst was een bont veelgodendom, dat zijn oorsprong vindt in de vereering der verpersoonlijkte natuurkrachten en sterrebeelden. De opperste der goden was de zonnegod R e, de bestuurder van hemel en aarde. Van hem stamt de Pharao, de koning, af en ook deze wordt als een bovenmenschelijk wezen gehuldigd. Bekende goden der Egyptenaren zijn Osiris en de godin I s i s. Eigenaardig is de vereering van dieren, die aan de goden gewijd waren: de stier A p i s, de ibis, de krokodil, de kat. De Egyptenaren hadden een wonderlijk verminkte voorstelling van de onsterfelijkheid. Zij geloofden, dat het voortbestaan na den dood afhankelijk zou zijn van het in stand blijven van het lichaam. Het lijk mocht dus niet vergaan. Daarom werd het gebalsemd. Daaraan dankt de historische wetenschap de duizenden mummies, die in de doodensteden buiten Thebe en Memphis gevonden worden. Uit deze graven zijn museums van voorwerpen en inscripties voor den dag gekomen, waaruit wij voor een groot gedeelte onze kennis putten omtrent het oudste Egypte. § 2. Babylonië en Assyrië. Het thans woeste en weinig bewoonde Mesopotamië was reeds in de grijze Oudheid de woonplaats der Babyloniërs. Het heeft een heet, droog klimaat. De Euphraat en de Tigris voeren, vooral in de lente, ontzaglijke hoeveelheden water aan. Daaraan dankte het land zijn vruchtbaarheid door een zeer kunstig kanalenstelsel, dat de Babyloniërs zorgvuldig onderhielden. Oud-Babylonië. De oudste geschiedenis van Babylonië gaat terug tot omstreeks 4000. Van deze eerste eeuwen zijn ons slechts enkele gebeurtenissen in hoofdomtrek bekend, iets meer weten wij van koning Hammurapi, die ± 2000 regeerde. Hij maakte BabyIon tot hoofdstad van zijn rijk en besteedde al zijn zorg aan den bloeienden karavaanhandel. Eeuwenlang is de hoofdstad van het Tweestroomenland de centrale markt geweest, waarheen de producten van Indië en Perzië, van Syrië, Klein-Azië, Egypte, Arabië 7 hun weg vonden. Het wetboek van Hammurapi bevat een reeks van voorschriften voor het maatschappelijk leven en het handelsverkeer. Na 1500 begint de achteruitgang van oud-Babylonië. Veel heeft het te lijden gehad door de invallen van onbeschaafde nomadenstammen uit de omliggende woestijnen, terwijl tegelijkertijd Assyrië tot ontwikkeling komt en na eeuwenlangen kamp Babylonië overweldigt. Assyrië. De Assyriërs waren nauw verwant aan de Babyloniërs. Van nature bezaten zij aanleg voor den handel, zij onderscheidden zich door buitengewone krijgshaftigheid. Daardoor hebben zij zich een wereldheerschappij veroverd. N i n i v e werd omstreeks 1300 hun hoofdstad. Toen was de strijd om de macht in het Tweestroomenland reeds in vollen gang. Maar ook westwaarts strekten de Assyrische koningen hun krijgstochten uit. Salmanassar II veroverde ± 850 Syrië, terwijl Tyrus, Sidon en Israël hem schatting betaalden. De meest geduchte der Assyrische veroveraars was T i g 1 a tp i 1 e s a r III, ± 735. Tot nu toe waren de onderworpen volkeren telkens weer opnieuw tegen hun onderdrukkers in opstand gekomen. De koning trachtte daar een einde aan te maken door uit alle veroverde streken de kern der bevolking naar elders over te brengen. Dat stelsel werd doorgevoerd met meedoogenlooze wreedheid. Syrië is er door gebroken. In 731 eindelijk slaagde Tiglatpilesar er in den laatsten tegenstand van Babylonië te overwinnen. Zijn rijk strekte zich uit van de Perzische golf tot de Middellandsche Zee. De Scythen. Maar in den loop van de zevende eeuw begint de volksverhuizing van de Scythen, een volk van wilden, rondom de Kaspische Zee. Nu en dan verlaten zij hun steppen en doen verwoestende invallen in het Assyrisch rijk. Omstreeks 639 dringen hun ontelbare horden weer Voor-Azië binnen, de Meden weten hen te verslaan, niet de Assyriërs. Hun rijk is onder den slag bezweken. Babylonië herwint zijn onafhankelijkheid, alle wingewesten komen in opstand. Heel Voor-Azië wreekt zich op de wreedheid der gehate overheerschers. Cyaxares, de koning der Meden, sluit een verbond met Nabopolasser, den vorst van Nieuw-Babylonië, één voor één worden de steden van Assyrië verwoest, de bevolking uitgemoord. Ninive is met den grond gelijk gemaakt, 606. Ninive verdween na zijn verwoesting uit de geschiedenis, als ware het door een afgrond verzwolgen. De profeet Sophonias voorspelde den ondergang: Interieur van een zaal in het paleis van den Assyrischen koning Sargon te Chórsabad (Reconstructie van Layard). Dit paleis telde meer dan 250 zalen, kamers, gangen en had een 30-tal binnenplaatsen. Op deze plaat zien wij de prachtige wandversjfcring, de twee [kolossen (lichaam van een leeuw met menschelijk hoofd), daarnaast de twee geniussen met adelaarskoppen. De muren zijn met steenen platen bedekt, waarop in gekleurd reliëf tooneelen uit het jagers-, krijgs- en hofleven zijn voorgesteld. 8 „Hij zal Ninive maken tot een wildernis en tot onbegaanbaar land en als een woestenij. En legeren zullen in zijn midden kudden, al de dieren der volken, pelikaan en ezel zullen bij zijn deurdrempels verwijlen." In 401 v. Chr. vond de Grieksche geschiedschrijver Xénophon op den „terugtocht der tienduizend" aan den Tigris de puinhoopen van een geweldig groote stad; maar den naam kon hij niet ontdekken. Eerst in 1843 door de opgravingen zou Ninive weer uit de verwoesting te voorschijn komen, waarbij Gods wijze beschikkingen duidelijk aan den dag traden. Want alles, wat wij thans van de oude hoofdstad der Assyriërs te weten komen, dient, om de mededeelingen in de H. Schrift te bevestigen. De beschaving van Mesopotamië heeft reeds in 4000 een hoogen trap van ontwikkeling bereikt. Het spijkerschrift bestaat dan al. De letterteekens worden gegrift in leemen platen. Uitgebreide verzamelingen daarvan zijn teruggevonden in reusachtige bibliotheken en eenige koninklijke archieven (Grotefend). De Babyloniërs waren ook bekwame sterrekundigen. Zij verdeelden het jaar in twaalf maanden, naar de omwentelingen der maan, en de maand in weken, overeenkomstig de schijngestalten. Deze indeeling hebben de volkeren in het Westen later van hen overgenomen en zoo is zij tot ons gekomen. De overvloed van klei deed in Mesopotamië de steenbakkerij tot hoogen bloei komen. De paleizen en tempels zijn van baksteen gebouwd. Reusachtige s t i e r-k o 1 o s s e n versierden de koninklijke paleizen. De godsdienst der Babyloniërs was oorspronkelijk een polytheïstische natuurvergoding. De priesters waren sterrewichelaars. De orakels speelden een groote rol bij den tempeldienst. HET OUDSTE SCHRIFT. Een moment van het hoogste belang in de geschiedenis der menschheid is de vondst van het schrift. Alle menschen, ook de meest onbeschaafde wilden, beschikken over een gesproken taal, maar met de toepassing van een geschreven taal betreedt een volk eerst de trappen naar de beschaving. De eerste pogingen om het gesproken woord in beeld te brengen, leidden tot resultaten, die nog vrij gebrekkig bleven, vergeleken bij de eenvoudige techniek van ons schrift. Het is ook hiermee gegaan, als met allé uitvindingen, voortdurend worden 9 zij verbeterd; in onze dagen zijn eerst het snelschrift en de schrijfmachine ontstaan. Twee volkeren hebben, geheel onafhankelijk van elkaar, het oudste schrift ontworpen, de Egyptenaren en de Babyloniërs. HET EGYPTISCH SCHRIFT. Het Egyptisch schrift, de zoogenaamde hiëroglyphen, was oorspronkelijk een beeldschrift, waarvan alleen de meest gebruikte teekens reeds het aantal 5<5o bereikten. Elk teeken gaf een voorwerp of begrip aan; bijv. een ploeg, een uil, de zon, werden door kléine teekeningen aangeduid; een arm met een roede beteekende regeeren; twee beenen in bewegingshouding beteekende gaan. Vier en twintig van deze teekens zijn al in heel ouden tijd als letters Hiëroglyphisch schrift: Naam en titel van Koning Thutmes III. Hiëratisch schrift: Recept tegen beheksing. Demotisch schrift: Begin van een oorkonde. in gebruik gekomen en wel overeenkomstig den klank van het woord: ro beteeken de in hetEgyptisch mond; het teeken voor ro werd nu de medeklinker R. Maar nooit heeft men in Egypte het zoo ver gebracht, dat er alleen letters geschreven werden. De Egyptenaren beitelden hun gedenkteekenen, muren van tempels, obelisken, vol met hiëroglyphen, zoodat deze in gaven toestand bewaard zijn. Op het papyrus, dat beschreven werd, zijn de oorspronkelijke vormen echter afgesleten en afgekort tot het hiëratisch schrift, waarin de hiëroglyphen ten slotte niet meer te herkennen zijn. Deze vereenvoudiging is in latere eeuwen nog verder doorgevoerd tot het demotisch schrift. De ontcijfering der hiëroglyphen is mogelijk geworden door de vondst van den steen van IO Rosette, tijdens de expeditie van Napoleon in Egypte, omstreeks 1800. Op dezen steen stond een tekst gebeiteld uit 196 vóór Christus, in drieërlei schrift: hiëroglyphen, demotisch en Grieksch schrift. De Grieksche tekst verschafte Steen van Rosette. den Franschen archeoloog Champollion ^ 1830 den sleutel, om het Egyptisch te ontcijferen. De hiëroglyphen werden gebezigd voor opschriften in steen of hout. Het II hiëratisch, dikwijls ten onrechte priesterschrift geheeten, werd, evenals het demotisch, door iedereen gebezigd, in godsdienstige geschriften als het doo~ denboek, in letterkundige werken en in stukken, die op het dagelijksch leven betrekking hebben, zooals rekeningen, processtukken en dergelijke. HET BABYLONISCH SCHRIFT. - Het Babylonisch schrift is misschien het oudste der wereldgeschiedenis. Het werd uitgevonden door dat raadselachtig volk, dat vóór de Babyloniërs aan de oevers van Euphraat en Tigris gewoond heeft, de Sumeriërs. Oorspronkelijk was het een beeldschrift. Elk teeken stelde een voorwerp of begrip voor. Enkele van de oudste teekens zijn bijv.: \. Y__ = ster I = voet \ 7 = kop van een stier /|\ / ^ V Hoe meer het schrijven algemeen in gebruik kwam, vooral door den omvangrijken handel, hoe meer deze teekens afgesleten zijn tot het zooge- OudsBabylonisch Spijkerschrift uit het wetboek van Hammwrapi, dat in 1901 gevonden werd in Susa en thans bewaard wordt in het Lonvre te Parijs. Het is ingedeeld in ongeveer 280 paragraphen en bevat allerlei bepalingen over rechtspraak en handel, over het familierecht, de loonregeling, de slaven, diefstal, enz. 12 naamd spijkerschrift. De naam is ontleend aan de omstandigheid, dat de onderdeelen der letterteekens den vorm hebben van een vierkanten spijker. Deze karakteristieke vorm is te verklaren uit het feit, dat als schrijfmateriaal werd gebruikt zachte klei, waarin de teekens gekrast moesten worden. Enkelvoudige letters kent het spijkerschrift niet, alleen lettergreepteekens en teekens voor vaste begrippen, in het geheel ongeveer 400 bijeen, waardoor 12000 combinaties mogelijk zijn. Derhalve een buitengewoon ingewikkeld schrift. Of het lezen en schrijven daarmee moeilijk moet geweest zijn! In het dagelijksch leven beperkte men zich van zelf tot de meest gebruikelijke teekens. Eeuwenlang is het spijkerschrift in Voor-Azië algemeen geweest. De veroveringen der Assyriërs verbreidden het over alle omliggende landen. Tot een letterschrift heeft het zich niet ontwikkeld. De Babyloniërs waren knappe wiskundigen. De behoeften van het handelsverkeer en de grondverdeeling leidden vanzelf tot de beoefening der wiskunde. De grondslag van hun rekenkunde was het zestaUig stelsel. Zij hadden een cijfersysteem, waarvoor slechts twee teekens gebruikt werden, die de grondgetallen aanduidden, het eene teeken gold voor 1, 60, 3600, enz., het andere voor 10, 600, 36000, enz. Verwarring bleef buitengesloten, omdat de getallen ver genoeg uit elkander lagen. De tusschenliggende cijfers werden samengesteld door de teekens naast elkaar te schrijven en de getallen op te tellen, op de wijze als in het Romeinsch cijfersysteem. Een groot gebrek heeft dit stelsel: de nul ontbreekt er aan. De Phoeniciërs zijn de eersten geweest, die het veel eenvoudiger letterschrift vonden. Hun alphabet lijkt zeer veel op het Grieksche. Op dezen grondslag gaat ons schrift rechtstreeks terug. De Arabieren hebben het decimaalstelsel naar het Westen overgebracht uit Indië. Daardoor is eerst in de middeleeuwen het cijfer nul algemeen geworden. Het uitgestrekt handelsverkeer der Arabieren heeft een zoo ver uiteen liggende verbreiding mogelijk gemaakt. § 3. De Israëlieten. Het Oude Testament noemt ons Abraham als den stamvader der Israëlieten. Hij vestigde zich het eerst in Kanaan. Het Land van Kanaan, later het Beloofde Land, het Heilige Land, ook Palestina genoemd, bestond hoofdzakelijk uit het gebied tusschen den Jordaan en de Middellandsche Zee „van Dan tot Bersabee". Het gansche gebied besloeg ca. 25.000 KM*. (Nederland is 33.000 KM2, groot). Het land is grootendeels bergachtig en, vooral in het Z.-O., dor en woest; enkele streken zijn buitengewoon vruchtbaar, en zeer geschikt voor landbouw en veeteelt. 13 Later verhuisde het volk naar Egypte, maar hier geraakte het in een toestand van onderdrukking, waaruit Mozes het bevrijdde door den grooten uittocht. Na een jarenlange omzwerving door de woestijn bereikten de Israëlieten eindelijk het Beloofde Land. De Rechters ± 1580—1050. Eerst na moeilijken strijd waren zij meester in hun nieuw vaderland. Maar de rondomwonende volksstammen lieten hen geen rust. Onder aanvoering van de Rechters, dappere en vrome mannen, die, vaak op bovennatuurlijke wijze door God bijgestaan, de vijanden versloegen, o.a. Gideon, Jephta, Samson, hadden de Israëlieten telkens weer oorlog te voeren, vooral tegen de Philistijnen. Sanl en David ± 1000. Op den duur dreigden zij overwonnen te worden. Toen werd S a u 1 tot koning gezalfd. Hij beoorloogde de vijanden met succes, zijn opvolger David gaf zijn volk een hoofdstad in Jeruzalem, waar Salomon den beroemden tempel bouwde.' Salomon, 972—952. Tijdens het bewind van Salomon bereikte het rijk van Israël zijn glanspunt. Het volk dreef handel met Syrië, Egypte, Babylonië; welvaart heerschte alom. Maar in de laatste jaren van zijn regeering werd Salomon een dwingeland. Een revolutie brak uit onder Róboam, de staat der Israëlieten werd gesplitst in twee koninkrijken: Rijk van Juda (922—586). Roboam, de zoon van Salomon, regeerde hier. Jeruzalem was de hoofdstad. Rijk van Israël (952—722). Jeroboam werd er koning. Samaria werd de hoofdstad. Verval. De staalkundige macht der Israëlieten is daardoor voor goed gebroken. Lang zijn de beide koninkrijken nog onafhankelijk gebleven, maar tegen een machtigen veroveraar waren zij op den duur niet bestand. De Assyriërs verwoestten in 722 Samaria en verbanden duizenden der bevolking naar Medië. Het koninkrijk Israël verloor zijn onafhankelijkheid. Juda kon zich veel langer staande houden. In 605 heeft koning Nabuchodónosor II van Nieuw-Babylonië Jeruzalem veroverd. Veel aanzienlijke Israëlieten gingen als gijzelaar naar Mesopotamië, daarmee begon de Babylonische Gevangen- 14 schap, 605—537. Kort daarop brak in Juda een opstand uit. Toen ondernam Nabuchodónosor voor de tweede maal een krijgstocht naar het land, Jeruzalem en de tempel van Salomon zijn verwoest, 586. In de geschiedenis der beschaving nemen de Israëlieten een geheel eigen plaats in. Een groot wereldrijk hebben zij nooit gesticht, maar om andere redenen zijn zij een der belangrijkste volkeren der Oudheid, om hun letterkunde en hun godsdienst. De boeken van het Oude Testament bevatten mee van de prachtigste stukken der wereldliteratuur, bijv. de psalmen van David, het Hooglied van Salomon, de klaagliederen van Jeremias. In vele talen van Europa, met name de Nederlandsche, vindt men tal van uitdrukkingen, die aan den Bijbel ontleend zijn. In elke letterkunde oefent het Oude Testament een grooten invloed uit (Jozef in Dotan, Lucifer, Jephta van Vondel). De godsdienst der Israëlieten stond hooger dan die van elk ander volk. De wetgeving van Mozes bevat' de geloofsleer der Israëlieten en hun zedeleer. Zij alleen kenden het geloof aan één God, in het Hebreeuwsch: Jahwè. De slavernij bestond onder hen wel, maar in veel zachter vorm dan elders. § 4. De Phoeniciërs. Het land der Phoeniciërs bestond slechts uit een smalle kuststrook ten westen van den Libanon in Syrië. De bodem was te onvruchtbaar, dan dat de bewoners in den landbouw een goed bestaan hadden kunnen vinden. Maar buitengewoon gunstig lag Phoenicië voor den handel. De groote verkeerswegen tusschen Zuid, Oost, Noord kruisten elkander hier en westwaarts golfden de wijde wateren van de Middellandsche Zee. Sidon ± 2000—± 1200. Van groote beteekenis is de zeevaart der Phoeniciërs. Sidon, met tal van andere kuststeden, was daarvan omstreeks 2000 het middelpunt. Die zeevaart leidde tot ontdekkingstochten, deze tot koloniseering. Alleen op Cyprus heeft Sidon een eigenlijke kolonie gesticht, elders bleef het bij de vestiging van factorijen. Het verkeersgebied strekte zich uit over de zuidkust van Klein-Azië, de Aegeïsche Zee, de Zwarte Zee. In die verre landen dreven de Phoeniciërs ruilhandel met onbeschaafde inboorlingen, 15 evenals later de Pörtugeezen en Nederlanders in Indië. Vandaar bedrog op groote schaal en reusachtige winsten. Maar in de Aegeïsche Zee woonden de Grieken, een volk, dat aanleg genoeg bezat om de kunst van handel en zeevaart af te kijken en allerlei ingevoerde artikelen na te maken. Zij werden op den duur de mededingers der Phoènidërs, verdreven hen uit hun handelskantoren, de bloeitijd van Sidon was voorbij. Tyrus nam zijn plaats in. De vaart der PhoentÉtÖs werd nu gericht naar het westelijk bekken der Middellandsche Zee. Tot op den Atlantischen Oceaan voeren hun schepen. Andalusië's prachtig klimaat en rijke züverihijnen leverden schatten op, zij legden er den grondslag van Gadiz. Op de kust van Noord-Afrika is Carthago gesticht. In het achterland van deze havenstad kwam de eenige groote Phoenicische volkplanting tot hoogen bloei. Ook Sicilië was een middelpunt1 van de zeevaart, daar is uit een der factorijen Palermo ontstaan. Na 700 heeft de concurrentie der Grieken en de opkomst van Carthago den bloei van Tyrus doen achteruitgaan, terwijl de Assyrische overheersching over Phoenicië veel ellende bracht. De groote tijd is dan voorbij, maar tot in de dagen van Alexander den Grooten is Tyrus een der belangrijkste handelsteden van het Oosten gebleven. Beschaving. De beschaving van Syrië is gevormd uit Egyptische en Babylonische elementen en mist bijna alle oorspronkelijkheid. Toch is zij van veel beteekenis, omdat de Phoeniciërs de cultuur van het Oosten door hun uitgebreid verkeer overbrachten naar het Westen, met name naar Griekenland. Aan de Phoeniciërs danken wü ons alphabet, veel eenvoudiger dan de hiëroglyphen en het spijkerschrift, die vervangen worden door ruim twintig letterteekens. De Grieken hebben deze overgenomen, van hen zijn zij naar het Westen gekomen.. § 5. Het Perzisch Wereldrijk. Opkomst van Perzië. Na den ondergang van Assyrië in 606 traden Medië en Nieuw-Babylonië het meest op den voorgrond in Voor-Azië. Omstreeks 650 was uit de verschillende Medische stammen één rijk gevormd met de hoofdstad Ecbatana. Cyaxares 2 [6 veroverde Assyrië en Armenië. Medië scheen bestemd om de opvolger van Assyrië te worden, maar dat is niet gebeurd. Een der vazalstaten van de Meden was Perzië. Daar brak in 550 een opstand uit tegen koning Astyages, den onbeduidenden opvolger van Cyaxares. De leider van de revolutie, Cyrus, onttroonde zijn soeverein en werd koning van Perzië en Medië beide. De grondslag van de Perzische wereldheerschappij Was gelegd. Nienw-Babylonië. Dit werd een dreigend gevaar voor NieuwBabylonië. Gedurende de bijna veertigjarige regeering van N a b uchodonosor II, i 600, beleefde het een tijd van grooten voorspoed. De koning herstelde het kanalenstelsel van Mesopotamië, dat gedurende de Assyrische overheersching sterk vervallen was. Aan de noordelijke grenzen werd de Medische muur gebouwd, van de Euphraat naar den Tigris. Babyion is reusachtig uitgebreid en als het ware een nieuwe stad geworden. Ook over Syrië strekte Nabuchodonosor zijn heerschappij uit. Hij verwoestte Jeruzalem, 586, en veroverde Tyrus na een dertienjarige belegering. Toch heeft Nieuw-Babylonië slechts een kortstondig bestaan gehad. De opvolgers van Nabuchodonosor waren onbeduidende vorsten en in Perzië regeerde een buitengewoon bekwaam man. De eerste aanval van Cyrus in 539 had zoodoende reeds succes. Babyion, de grootste en sterkste stad der wereld, werd hem onverdedigd overgegeven. Dientengevolge kwam ook Syrië onder het snel zich uitbreidend Perzisch rijk. Koning Baltassar vierde in Babyion feest, toen de vesting bij verrassing door het leger van Cyrus werd ingenomen. Men dronk wijn uit de zilveren en gouden vaten, die Nabuchodonosor uit den tempel van Jeruzalem had meegebracht. Terzelfder stond verschenen vingeren, als van een menschenhand, die schreef tegenover den luchter op het vlak van den muur der koninklijke zaal; en de koning zag de geledingen der hand, die schreef. Toen veranderde het gelaat des konings en zijn gedachten ontstelden hem. Hij liet den profeet Daniël roepen, die hem uitlegging gaf van het geheimzinnig schrift. „Dit is nu het schrift, dat geschreven is: M a n e, T h e c e 1, P h a r e s. En dit is de uitlegging der spreuk: M a n e: geteld heeft God uw rijk en Hij heeft er een einde aan gemaakt. T h e c e 1: gewogen zijt gij in de schaal en gij zijt te licht bevonden. P h a r e s: verdeeld is uw rijk, en het is gegeven aan de Meden en Perzen." Daniël V, 25—28. Lydië. Het eenige land, dat niet van de Assyrische onderdrukkmg had te lijden gehad, was Lydië in KleimAzië. Hoewel reeds van 17 veel ouderen datum, heeft het eerst omstreeks 600 een rol van meer tjeteekenis in de wereldgeschiedenis gespeeld. Het strekte zich toen uit over Klein-Azië van de kust van de Aegeïsche Zee tot de Halys. Lydië was schatrijk door zijn bloeienden handel. Croesus voerde er sedert 560 de regeering, doch overschatte zijn macht, toen hij zich in staat waande Cyrus te overwinnen. Het orakel van Delphi voorspelde hem de zege, maar binnen eenige maanden was Sardes, de hoofdstad, in handen van de Perzen, 546 (verhaal van Croesus en Solon). Aan de Lydiërs dankt de wereld de uitvinding van het geld, ± 650. Tot dan toe moesten goud en zilver in den handel telkens op gewicht en gehalte onderzocht worden om als ruilmiddel te kunnen dienen. In Lydië is men het eerst op het denkbeeld gekomen om stukken edel metaal te maken onder waarborg van den staat en met een staatsmerk er op. De Grieksche handelsteden hebben het gegeven voorbeeld onmiddellijk gevolgd, onze maatschappij doet zulks nog alle dagen. Cyrus, 558—529. Achtereenvolgens heeft Cyrus alle staten in Voor-Azië in zijn macht gebracht. Vooral de snelle, onverwachte ondergang van het bloeiende Lydië, in één veldtocht, maakte diepen indruk op de tijdgenooten. De grenzen van Perzië breidde hij uit van den Indus tot de Middellandsche Zee. Dat was de grootste monarchie, die de wereld tot dan toe gekend had. De machtige veroveraar behandelde de onderworpen volkeren menschelijk en verstandig. De Israëlieten in Babylonië verkregen toestemming om naar Jeruzalem terug te keeren. Tal van sagen zijn ontstaan rondom de schitterende figuur van Cyrus, slechts weinig is met historische zekerheid omtrent zijn persoon en bewind bekend. Cambyses, 529—522. Zijn zoon Camb^ses voltooide de veroveringen door een aanval op Egypte. Dit rijk beschikte over een sterke vloot, terwijl Perzië geen oorlogschip ter beschikking had. Toen gaf de koning bevel aan de onderworpen Phoeniciërs en Ioniërs om voor een vloot te zorgen. De proef was gevaarlijk, maar slaagde. De Egyptische marine week terug voor de overmacht. Dus bleef Psammétichus III alleen nog zijn leger over, dat in 525 bij Pelusium verslagen is. Egypte werd een provincie van Perzië. Darius, 522—485, is de organisator van het wereldrijk geweest. Daarbij ging de koning uit van twee beginselen: de Perzen zouden de regeerders zijn, den onderdanen zou echter een groote vrijheid i8 gelaten worden wat betreft hun nationale gebruiken en hun godsdienst. Het eerste beginsel werd toegepast door de verdeeling van het rijk in 20 satrapieën. De satraap was de koninklijke gouverneur van een provincie, die er aan het hoofd stond van het bestuur. Om machtsoverschrijding te voorkomen, voerde Darius een goed geregeld toezicht in door hoogaanzienlijke personen bijv. prinsen van den bloede. Het tweede beginsel bracht Darius in praktijk door de taal der onderworpen volken te eerbiedigen, aan de steden in Phoenicië en Ionië hun zelfstandigheid te laten, den druk der belastingen zoo weinig mogelijk voelbaar te maken. Een ontzaglijk werk was de aanleg van een net van postwegen door heel het rijk. Zoo ging er een van Sardes naar Suza, een afstand van 450 uur. Behalve voor het verkeer deden deze wegen ook dienst voor de regeering en werd daarlangs een snelle post ingesteld voor de verzorging der bestuursaangelegenheden. Beschaving. Suza en Persépolis werden de prachtige hoofdsteden van de Perzische monarchie, versierd met schitterende paleizen en tempels, maar de kunst was enkel een fijnbestudeerde nabootsing van wat Mesopotamië en Egypte zooveel vroeger reeds geschapen hadden. Uitermate fantastisch is de godsdienst der Perzen. Z a r at h u s t r a (Zoroaster) was de stichter; de godsdienstige voorschriften zijn opgeteekend in de Zen d-A v e s t a, het heilig boek der Perzen. De priesters droegen den naam Magiërs. De godenwereld dachten de Perzen zich verdeeld in twee heirlegers van goede en kwade geesten; de licht-en vuurgoden, onder wie M i t h r a de machtigste is, voeren een onafgebroken kamp tegen de geesten der duisternis tot aan het einde der dagen. Aan den mensch is de keuze hij welke van de twee partijen hij zich wil aansluiten en na het leven zal hij naar zijn werken beloond worden. In den tijd van Darius bereikte het Perzisch wereldrijk zijn hoogtepunt. Geen der latere koningen stond in bekwaamheid en wilskracht Zoo hoog als hij. Daardoor ook heeft Perzië zich niet meer uitgebreid. Maar bovendien vond het in het Westen een tegenstander, die de verbreiding van de Oostersche cultuur daarheen heeft weten tegen te houden: Griekenland. TWEEDE HOOFDSTUK. GRIEKENLAND TOT DE PERZISCHE OORLOGEN. § i. Het Kreto-Myceensche Tijdvak. Griekenland, ofschoon verstoken van een vlak, vruchtbaar vasteland, bezat een prachtige kustvorming op een zeer gunstige plaats aan de toenmalige wereldzee. Een archipel van honderden eilanden verbond het met het Oosten, het middelpunt der beschaving. Overal dringen golven en baaien het land binnen, tal van havens bieden gelegenheid voor visscherij en scheepvaart: de toekomst der Grieken lag op de zee. Zij zijn vóór 2000 uit het NoordWesten het Balkanschiereiland binnengedrongen. Langzamerhand hebben zij de oude bewoners aan zich onderworpen en ten slotte geheel in zich opgenomen, maar dat heeft lang geduurd. Eerst omstreeks 1500 bereikten zij de eilanden. In die eerste eeuwen raakten de Grieken verbrokkeld in tal van stammen. Dat kwam vooral door de talrijke bergkammen, die hun land verdeden in afgescheiden landschappen en een algemeen verkeer onmogelijk maken. De voornaamste der Grieksche staten zijn: I. Noord-Griekenland. Eplrus en Thessalië. In het noorden, vlak bij de grens, de Olympus. II. Midden-Griekenland. A11 i c a, waar Athene ligt en de Pirseus. B o e ó t i ë met de stad Thebe. P h o c i s, waarin Delphi en zijn beroemde tempel, aan den voet van den Parnassus. De pas van Thermópylae over het Oeta-gebergte verbindt Noord- met Midden-Griekenland en dit is weer met Zuid-Griekenland verbonden door den I s t h m u s van Corinthe. 20 III. Zuid-Griekenland. Dit gedeelte draagt in de Oudheid den naam Peloponnesus. Daar ligt het landschap L a c ó n i ë met de stad Sparta. In E1 i s vinden wij Olympia, in Corinthe de gelijknamige handelstad Corinthe. Andere staten zijn: A r g o 1 i s, Messénië, A c h a i e, Arcadië. Opgravingen en Sagen hebben de geschiedenis eenigermate ingelicht omtrent de beschaving der Grieken in het nog praehistorisch Kreto-Myceensche tijdvak, 2000—1000. Het blijkt, dat zij dan reeds een verrassende ontwikkeling bereikt hebben. Zeker is het, dat de Grieken toen veel geleerd hebben van de Phoeniciërs en Egyptenaren. Zoo zou een Phoeniciër, C a d m u s, de stichter zijn van de burcht (Cadméa) van Thebe; een Egyptenaar, Cécrops, de burcht van Athene (Cecrópia) gebouwd hebben. De belangrijkste vindplaatsen van de oudste monumenten der Grieksche cultuur zijn: Troje, Kreta, M y,c é n e, T i r y n s. Het paleis en de citadelmuur Van Troje zijn teruggevonden (Schliemann). Ook op Kreta ontdekte men uitgestrekte paleizen te Cnossus. De koningsburchten van Tiryns en Mycene zijn beroemd, vooral de zoogenaamde leeuwenpoort. In de koepelgraven der koningen van Argos zijn zulke rijke schatten aan kostbare sieraden aangetroffen, dat deze vorsten machtige heerschers moeten geweest zijn. Rijk is de oudste geschiedenis der Grieken aan sagen, waaraan Werkelijke, groote gebeurtenissen ten grondslag gelegen hebben. Er is zeker een Trojaansche oorlog gevoerd, omstreeks 1300, door een koning van Argos, en Troje (Ilium) is verwoest; maar wat verder de gedichten van Homérus, die eerst drie of vier eeuwen later ontstaan zijn, er van verhalen, behoort tot het gebied der onzekerheid. Sage en historie zijn niet meer scherp te onderscheiden. Dorische Volksverhuizing. De Myceensche beschaving is ten gronde gericht door een ontzettende ramp, die omstreeks 1200—1000 over Griekenland is gekomen. De Doriërs, een Grieksche stam, die eenige eeuwen langer in het barbaarsche noorden was achtergebleven, deden invallen. Zij waren stellig veel minder ontwikkeld, maar zijn er in geslaagd heel het Balkanschiereiland door te trekken, tot in den Peloponnesus toe, onder verwoestende oorlogen. In het zuiden hebben de Doriërs zich blijvend gevestigd, Sparta is hun hoofdstad geworden. Aan het einde van deze worsteling is de Myceensche beschaving 21 verdwenen. Het is alsof de geschiedenis der Grieken opnieuw begint. Bijzonderheden omtrent het verloop van den langdurigen strijd zijn ons niet bekend. Wel vinden wij, dat de Grieksche stam- Twee Grieksche strijders in volle wapenrusting. men zich omstreeks iooo gegroepeerd hebben in een stelsel van staten, dat sedert nooit meer gewijzigd is. De drie hoofdstammen der Grieken zijn: I. De D o r i ë r s. Zij beheerschten Laconië, Argolis, Messenli. Het kleine Doris gold bij overlevering als hun nationaal stamland. II. De I o n i ë r s. Tot hun gebied behoorden Attica en Eubcea. III. De A e ö 1 i ë r s, in het grootste gedeelte van het overige Griekenland. § 2. De Godsdienst der Grieken.x) Reeds bij hun eerste verschijnen in Griekenland is de godsdienst der Grieken polytheïstisch. Hun veelgodendom was oorspronkelijk een natuurgodsdienst. Allerlei natuurverschijnselen werden omgefantaseerd tot persoonlijkheden: de goden. i) Zie hierover uitvoeriger : J. K1 e ij n t j e n s en Dr. K n i p p e n b e r g: Van Goden en Helden. 22 Zeus was de machtigste, de beheerscher van dea hemel, de gebieder over menschen en goden; te zijner eer hadden de Olympische spelen plaats (iste olympiade 776). Naast Zeus troonden op den Olympus de andere elf Olympische goden: H e r a, de gemalin van Zeus; P o s e i d o n, de zeegod; A t h e ne, de godin der wetenschap en van de krijgskunde; P h o e b u s A p o 11 o, de beschermer der kunsten, de aanvoerder der muzen, wiens orakel te Delphi wereldberoemd was; A r t e m i s, de zuster van Apollo, de godin van de jacht; Ar es, de god van den woesten, vernielenden oorlog; Aphrodfte, de godin der liefde; Hephaestus, de god van het vuur; H e s t i a, de beschermster van den huiselijken haard; Hermes, de bode der goden de god van de kooplieden, de reizigers en de dieven; D e m é t e r de godin van den landbouw. Onder de goden van minderen rang is Dion^sos, de god van den wijn, een der meest populaire geweest, vooral in Athene. De Grieken kenden ook halfgoden, o.a. H é r a c 1 e s (Hercules) en T h e s e u s. Heracles' twaalf werken zijn nog algemeen bekend. Theseus speelt een groote rol in de oude sagen van Athene, oa. in den strijd tegen den Minotaurus op Kreta. Tegenover den Olympus, den hemel, stond de Tartarus, de onderwereld, het doodenrijk, waar de god Hades den scepter zwaaide. § 3. De Kolonisatie der Grieken. Er is geen tweede voorbeeld in de geschiedenis der Oudheid van een expansievermogen, dat ten slotte de kusten rondom de Oude Wereldzee bijna geheel omspannen heeft, als van de Grieken. De kolonisatie van het westen van Klein-Azië is reeds voltooid gedurende het Myceensche tijdperk, ± 1300—1000. De Grieken hebben hun leermeesters op het gebied van zeevaart en handel, de Phoeniciërs, overvleugeld en teruggedrongen. Overbevolking is waarschijnlijk de oorzaak geweest van deze eerste uitbreiding. Van Attica uit zijn de noordelijke Cycladen gekoloniseerd en vandaar het vruchtbare Ionië. Milete werd hier de grootste Grieksche handelstad een paar eeuwen vóór Athene. 23 De Aeolische Grieken namen de eilanden in het noorden Van de Aegeïsche Zee in bezit en het landschap A é o 1 i s. De Doriërs zijn na de verovering van den Peloponnesus doorgedrongen naar de zuidelijke Cycladen en Kreta. In Klein-Azië koloniseerden zij het landschap D o r i s. Deze koloniën zijn geheel vergriekscht, haast deelen van Griekenland geworden. De storm van de Dorische volksverhuizing is langs Aeolis en Ionië' heengegaan: vandaar dat vooral Ionië het moederland in cultuur en rijkdom ver vooruit is, wanneer Sparta en Athene pas aan het begin van hun opkomst zijn. Oostwaarts was het niet enkel gebleven bij de westkust van KleinAzië, ook Byzantium had zich ontwikkeld tot een bloeiende koopstad. Op de kusten van de Zwarte Zee dreven de Grieken een drukken handel, vooral in graan; zij legden er den grondslag van O d e s s a en hadden zelfs nederzettingen langs de Krim. Aan de noordkust van de Aegeïsche zee, vooral op Chalcidice, stichtte Chalcis tal van landbouwsteden. Het eiland Cyprus bleef langen tijd een twistappel tusschen Perzen en Grieken, die zich ook aan de monden van den Nijl in het handelsverkeer een belangrijke plaats wisten te veroveren. Westwaarts begon de kolonisatie na 700. C u m a e, door Chalcis gegrondvest, stichtte later op zijn beurt Napels. Sicilië en de kuststeden van Zuid-Italië dragen in de geschiedenis zelfs den naam G r o o t-G riekenland. Syracuse werd er het middelpunt van de Grieksche beschaving. Omstreeks 600 wordt Massalia gesticht en langs de kusten van Spanje nemen de Grieken de vroegere Phoenicische nederzettingen in bezit. In dit gedeelte van de Middellandsche Zee bereiken zij omstreeks 500 hun grootste uitbreiding. Sedert 480 was Griekenland een groote mogendheid, wier belangen verspreid lagen over het geheele gebied der Oude Wereld. § 4. Sparta. De inval der Doriërs trekt een scherpe grenslijn in de Grieksche Geschiedenis. De oude staatsinstellingen verdwijnen, aan het hoofd van de tallooze kleine staatjes komt een despoot te staan, die met 24 den adel de macht in handen heeft. Het is de tijd der Grieksche middeleeuwen ± iooo — ±700, waarin de heerschappij der vorsten berustte op het grootgrondbezit. Sparta heeft de meeste herinneringen aan dien ouden bestuursvorm bewaard in zijn staatsregeling. De Dorische staat dankt zijn wetgeving volg ens de overlevering aan Lycurgus, die in de 9de eeuw zou geleefd hebben. De bevolking was verdeeld in drie klassen: 1. De eigenlijke Spartanen, de nakomelingen der veroverende Doriërs. Zij vormen den adel en zijn alleen in het bezit van het volledig burgerrecht. 2. De Perioiken, vrije plattelandsbewoners, die echter geen staatkundige rechten hebben. 3. De Heloten, staatsslaven, de oorspronkelijke, onderworpen bevolking, die noch persoonlijke, noch burgerlijke rechten kon doen gelden. Aan het hoofd van den Spartaanschen staat stonden twee koningen. Hun macht was zeer beperkt. Zij waren de aanvoerders van het leger. De raad der ouden was belast met de rechtspraak en had wetgevende macht. De beide koningen en 28 aanzienlijken van minstens 60 jaar waren er lid van. Na verloop van tijd kwam de uitvoerende macht aan de 5 e p h oren, die aanvankelijk met het toezicht over de regeering belast waren. Zelfs de koningen konden door hen ter verantwoording geroepen worden. In de volksvergadering verschenen alleen de eigenlijke Spartanen boven de 30 jaar. Zij koos de leden van den raad der ouden en mocht de wetsvoorstellen goedkeuren of verwerpen, maar miste het recht van beraadslaging. De grootste regeeringsmacht bevond zich dus in handen van den adel: Sparta was een aristocratische staat1). 1) Een aristocratische republiek staat onder het bestuur der voornaamste burgers of families; wanneer de kring dezer aanzienlijken zeer klein wordt, spreekt men van een oligarchie of regeering van weinigen. In een democratische republiek berust de macht bij de burgerij, de bevolking in het algemeen, zonder dat daarom de heffe des volks de overhand verkrijgt. ? 25 De wetgeving van Lycurgus regelde ook de opvoeding en de levenswijze der burgers. Het geheele systeem was er op aangelegd om flinke soldaten te vormen en kenmerkte zich door buitengewone hardheid. Wetenschap en kunst werden zoo goed als verwaarloosd. De macht van Sparta strekte zich uit over het platteland van Laconië. Messenië werd in twee bloedige oorlogen onderworpen omstreeks 670. De bevolking is tot heloten gemaakt. De Peloponnesische Bond. Met Arcadië en Elis sloot Sparta daarna een statenbond, den Peloponnesischen Bond. De leden stonden onder Sparta's hegemonie, d.w.z., zij moesten als bondgenooten deelnemen aan de oorlogen der Spartanen. Door zijn eenzijdig militaristische staatsinrichting was Sparta de machtigste landmogendheid in Griekenland. § 5. Athene. Geheel anders heeft Athene zich ontwikkeld. De oudst bekende bestuursvorm in Attica was die van de meeste Grieksche staatjes na de Dorische volksverhuizing: een koning aan het hoofd; naast hem een raad der oudsten, die met hem de regeering voert; een volksvergadering, die weinig invloed heeft. Dat koningschap is overvleugeld door den adel, in Attica gaat het in 683 ten gronde. Dan begint in Athene de langdurige strijd tusschen aristocratie en democratie, waarin ten slotte de burgerbevolking heeft gezegevierd. Wetgeving van Solon, 594. Een eerste stap in de richting van de democratie was de wetgeving van Solon. Een college van negen archonten heeft de uitvoerende macht in handen. De a r e o p a a g, het hoogste gerechtshof, houdt toezicht op de geheele wetgeving en controleert de besluiten van de volksvergadering, die een veel ruimeren invloed op de regeering krijgt. Alle Atheensche burgers boven 20 jaar zijn er lid van. De vergadering kiest de ambtenaren, beslist over vrede en oorlog, beraadslaagt en stemt over de wetten. De Raad der Vierhonderd is belast met de leiding der dagelijksche bestuursaangelegenheden en maakt de wetsontwerpen. 26 Evenals de ^wetgeving van Lycurgus heeft ook die van Solon het maatschappelijk leven geregeld, maar veel beter. Niet het militarisme zal in Athene den boventoon voeren, doch het streven naar een zoo veelzijdig mogelijke ontwikkeling van de burgerij. Het belangrijkste succes van Solon was, dat zijn maatregelen een einde maakten aan de onderdrukking van de plattelandsbevolking door den adel. Alle hypotheken op landerijen en hoeven werden ingetrokken en in de toekomst verboden; boeren, in slavernij getaakt door aangegane schulden, uit de staatskas vrijgekocht. De Constitutie van Solon verdeelde de bevolking van Attica en Athene in 4 klassen naar den maatstaf van de inkomsten uit het grondbezit, want Athene was nog een agrarische staat. Klasse I werd gevormd uit de rijkste burgers, wier jaarlijksch inkomen geschat kon worden op ten minste 500 schepels graan, de pentakoziomedimnen. Tot klasse II behoorden de burgers, die in staat geacht werden als ruiter in het leger dienst te doen op eigen kosten, de hippeis; hun inkomen bedroeg 300—500 schepels. De burgers in klasse III heetten zeugiten, naar het span ossen, dat zij gebruikten voor hun bedrijf, in plaats van de duurdere paarden; hun inkomen werd geschat op 200—300 schepels. Tot klasse IV, die der theten, behoorden de burgers, die geen land in bezit hadden, in dienst stonden van boeren en grondeigenaars, in het leger dienst deden als lichtgewapenden en op de vloot als matrozen. De theten waren niet verkiesbaar in de hoogere staatsambten. In den tijd der Pisistratiden, toen handel en scheepvaart tot zco groote ontwikkeling kwamen, dat Athene geen agrarische staat meer was, is, naast den maatstaf van Solon voor de klasseindeeling, ingevoerd een schatting van de geldelijke inkomsten uit andere bedrijven dan den landbouw. Maar de strijd tusschen adel, burgerij en platteland hield de bevolking ook na 594 verdeeld in partijschappen, die elk voor zich de grootste macht op de regeering wilden veroveren. In den loop van de zesde eeuw worden industrie en handel in Attica van steeds grooter beteekenis. De verschülende belangen bleven voortdurend met elkander in botsing en daaruit ontstond de gelegenheid voor een bekwaam partijleider om zich op te werpen als tyran. Tyrannis. Pislstratus maakte zich meester van de heerschappij 561—538, werd zelfs door zijn zoon Hippias, 528—510, opgevolgd. 37 Het bewind der Pisistratiden is voor Athene voorspoedig geweest. De Thracische Chersonésus werd gekoloniseerd en daarmee de handelsweg door den Hellespont verzekerd. Het beleid deralleenheerschers bracht de partijschappen tot rust; handel en nijverheid, kunsten en wetenschappen bloeiden, Athene kreeg een vloot. Hippias was minder gelukkig. De koning der Perzen, Darius, begon zijn aanvallen op de Grieksche koloniën in Azië; de tegenspoed werd aan den tyran geweten. Een samenzwering (de moord op zijn broeder Hipparchus) in 514 maakte Hippias tot een dwingeland. Of hij zijn tegenstanders, de Alcmeoniden, al uit Attica verbande, het baatte hem niet. De impopulaire vorst is in 510 verdreven door den aanvoerder der uitgewezenen, C11 st h e n e s. Deze heeft in Athene voorgoed den ckmocratischen regeeringsvorm vastgelegd. Zijn bestuurshervcrming verbrak het overwicht van den adel door een geheel andere indeeling van Athene in kiesdistricten, welke afgevaardigden aanwezen in den Raad der Vierhonderd, nu op Vijfhonderd gebracht. Alle burgers bezaten voortaan gelijken invloed op het bestuur. Hij heeft ook het Schervengerecht (ostracisme) ingevoerd. Om herhaling van de tyrannis onmogelijk te maken, is vastgesteld, dat een invloedrijk staatsman door de meerderheid der burgerij kan verbannen worden, wanneer zijn optreden aanleiding geeft tot een al te scherpen partijstrijd. Omstreeks 500 was Athene een bloeiende staat, zij het nog geen groote mogendheid. Dien staat dreigde slechts één gevaar: Perzië. DERDE HOOFDSTUK. DE BLOEITIJD VAN ATHENE. § R De Perzische Oorlogen. Het Voorspel. Terzetfdertrjd dat Griekenland zich geheel kon wijden aan zijn vooruitgang, was de Perzische koning Darius bezig zijn wereldrijk geheel te voltooien. De Perzische staat had aan alle zijden veilige, natuurlijke grenzen: Ten zuiden: de onherbergzame landen van den Boven-Nijl, de Arabische woestijn, de zee. Ten oosten: de Indus. Ten noorden: de Kaspische Zee, de Kaükasus, de Zwarte Zee. Ten westen: de Sahara maar dan hapert het, de westkust van Klein-Azië was Grieksch. Dat kon zoo niet blijven. Darius begreep, van hoe groot belang voor de Perzen de onderwerping van het bloeiende Ionië Zou zijn. Vandaar dat de koning een grootsch plan ontwierp: de kust van de Aegeïsche Zee inhjven, Thracië onderwerpen, den Donau tot rijksgrens maken. De eerste aanval slaagde gedeeltelijk. Het Grieksche Klein-Azië bukte voor de overmacht. Maar Ionië verdroeg de Perzische overheersching met tegenzin. Zijn handel ging hard achteruit, nu de Perzen de verkeerswegen beheerschten en den Grieken hun bedrijf onmogelijk maakten. Tien jaar ongeveer na de onderwerping brak er in Klein-Azië een opstand uit. Darius grijpt de revolutie met kracht aan. De Grieksche zeemacht wordt bij Milete in 495 vernietigd. De stad Milete is met den grond gelijk gemaakt en heeft nooit meer haar vroegere grootheid herkregen. Darius richtte zijn macht daarna tegen Athene. De Ioniërs toch hadden hun stamverwanten om hulp gevraagd tegen dé Perzen. Athene en Erétria waren op dit verzoek ingegaan door een eskader naar Milete te zenden. De koning van het Perzisch wereldrijk kon zulk een uitdaging niet ongestraft laten voorbijgaan. Zoo zijn de Perzische oorlogen begonnen. De eerste Tocht 495« Mardonius verovert Thracië in 493. 29 Het jaar daarop zal hij met een leger van het noorden uit Griekenland binnenvallen, de vloot zijn operaties langs de kust ondersteunen. Maar een geweldige storm verbrijzelt de zeemacht der Perzen tegen het Athosgebergte. Het gevaar was afgewend voor een oogenblik, doch nu gingen in Griekenland de oogen open. De leiders van het bewind in Athene, Themistocles, Aristides, Miltiades, slaan de handen ineen met de Spartaansche koningen, Leónidas en Cleómenes. De tweede Tocht, 490. Themistocles zag in, dat Perzië ter zee het meest trefbaar was. In 493 begon hij met den aanleg van den Piraeus, de vlootbasis van Athene, maar zijn plannen om de marine te versterken vonden geen bijval tegenover de meening van M i 1t i a d e s en A r i s t i d e s, die den tijd te kort oordeelden om nog in het tekort aan oorlogschepen te kunnen voorzien. In 490 onderneemt Darius den tweeden aanval op Griekenland. HlHtoos een anderen weg: langs de Cycladen op de kust van Attica af. In den slag b ij Marathon echter wist Miltiades met 10.000 man een schitterende zegepraal te bevechten op de 254300 van het Perziiia leger. Een Spartaansch regiment kwam te laat op het slagveld aan. Athene werd de alom toegejuichte stad in heel Griekenland. Themistocles. De slag bij Marathon was geen beslissing. Darius begon onmiddellijk aan uitgebreide toerustingen. Toen hij in 485 stierf, zette zijn opvolger X e r x e s deze voort, maar een opstand in Egypte en Babylonië belette hem ze snel te voltooien. Zoodoende kregen de Grieken de beschikking over tien jaar om van hun kant den tegenweer voor te bereiden. Themistocles had daarbij de leiding. Onder zijn bestuur kwam een wijziging tot stand in de Atheensche staatsinrichting, waardoor deze nog meer democratisch werd. ri Aan de archonten wordt de uitvoerende macht ontnomen, zij behouden alleen administratieve werkzaamheden. 2. Voortaan zal de volksvergadering om de tien dagen vergaderen en over alle staatsaangelegenheden beslissen^ 3. Het gevolg daarvan is, dat wie het talent bezit om de volksvergadering te beheerschen, tevens den staat beheerscht. 4. AÏÉfene krijgt dus een eenhoofdig demagogisch bewind in de persoon van den telken jare gekozen opperstrateeg. 3° In 487 trad Themistocles als zoodanig het eerst op. Met groote energie begon hij: den vlootbouw. Tegelijkertijd zorgt de Atheensche staatsman voor het sluiten van een groot-Grieksch verbond tegen den nationalen vijand. In 481 wordt een congres gehouden op den Isthmus, waar Athene en Sparta samen het krijgsplan vaststellen. Men zal Thessalië prijsgeven en twee verdedigingslinies organiseeren: a. Oeta-gebergte, Thermopylae, kaap Artemisium, waar leger en vloot met elkander zullen samenwerken; b. Isthmus, Piraeus, waar de Atheensche»vloot de zeezijde zal beschermen en het Spartaansche leger den Peloponnesus. Zoo wachten de Grieken den derden aanval der Perzen af. De derde Tocht, 480. Xerxes hervatte de taktiek van Darius' eerste onderneming. Weer trok Mardonius langs de kust van Thracië. Ten noorden van den Athos-berg had Xerxes een kanaal laten graven door de landengte van het schiereiland Acte. Daar langs bereikte de Perzische vloot veilig kaap Artemisium. De Atheners konden hier hun stelling niet handhaven en trokken al vechtend terug naar de kust van Attica. Mardonius vond een klein leger onder koning Leonidas van Sparta tegenover zich. Weken lang lagen de Perzen voor den pas van Thermópylae. Verraad wees hun den weg over den Qeta, Leonidas stierf met zijg dapperen den heldendood. De Perzische overmacht overstroomde daarop de vlakte van Boeotië, verwoestte Attica te vuur en te zwaard, ook het oude Athene. Dat was door Themistocles voorzien. De scherpzinnige staatsman be greep, dat op zee de beslissing lag. Zijn overwicht op de Atheensche volksvergadering was zoo groot, dat hij van de burgers het pijnlijk offer had kunnen vragen, om hun have en goed, hun huis, hun stad in den steek te laten en de wijk te nemen naar Piraeus, Mégara, Salamis, de vloot. Hij slaagde er in de Perzische vloot de golf van Salamis binnen te lokken en daar, voor de oogen van Xerxes, de zeemacht van den vijand een onherstelbare nederlaag toe te brengen, 480. Feitelijk was daarmee de worsteling beslist. Mardonius bleef in Griekenland achter, maar werd in 479 bij Plataéae verslagen» In dit zelfde jaar is de overwinning voltooid door de bevrijding van Ionië ten gevolge van den slag bij My cale. De zegepraal van het kleine Griekenland is van onberekenbaren invloed geweest in de wereldgeschiedenis. Indien de onderneming van Xerxes eens geslaagd was, wat zouden dan de gevolgen hebben kunnen zijn? Dat de Oostersche beschaving zich ook van het Westen had meester gemaakt wellicht. Rome en Carthago waren nog verre ten achter bij Babyion en Susa. De talentvolle verdediging van de Grieken heeft de Perzen voorgoed gestuit in hun uitbreiding, het jaar 480 vormt een keerpunt in de geschiedenis van het Perzisch rijk, maar benedenwaarts, terwijl Athene juist zijn gouden eeuw. tegemoet gaat. § 2. Het Bestuur van Themistocles en Cimon. Attisch-Delische Bond, 477. Toen de veiligheid van Griekenland verzekerd was, begon Themistocles den herbouw van de stad en den Piraeus. Het hoofddoel van zijn politiek moest zijn de hegemonie ter zee van Athene onaantastbaar te maken. Dat bereikte hij in 477 door de stichting van den A11 i s c h-D elischen Bond. Meer dan 200 steden en staten traden toe. De inrichting was als volgt: 1. AtSêhe zorgt voor de vloot en de krijgskas. 2. Athene heeft de leiding. van de buitenlandsche politiek in den Bond. 3. De bondgenooten zijn in hun binnenlandsche aangelegenheden geheel vrij, doch betalen een jaarlijkschen hoofdelijken omslag voor de vloot. Het directe doel van den Bond was de bestrijding van Perzië, het indirecte ... daarover ontstond in de Atheensche volksvergadering felle strijd. Themistocles wilde den oorlog tegen de Perzen na 477 slechts verdedigenderwijze voeren, want in Sparta zag hij in de toekomst den gevaarlijksten mededinger van Athene. Inderdaad kon het kleine Griekenland toch nimmer den Perzischen kolos ten onder brengen. Deze staatkunde was echter niet populair. Het leek te verleidelijk bij' den roem der Perzische oorlogen nog nieuwe lauweren te garen. Cimon was de leider van de oppositie. Hij wilde het grootQrièksch verbond van 481 voortzetten en dus alle krachten gebruiken tegen de Perzen. De burgerij volgde zijn raad. Het ostracisme verdrijft Themistocles in 470, in ballingschap is hij gestorven. 3 32 Met het optreden van Cimon eindigt het onbestreden overwicht van den Attisch-Delischen Bond in Griekenland. Sparta had de bedoelingen van Themistocles begrepen en was voortaan, nog in stilte, de jaloersche vijand van Athene. Griekenland blijft gesplitst Scherf met den naam van Themistocles. (*/8 der nat. grootte). . De naam van dengene, die verbannen moest worden, werd in een scherf ingekrast. inj[twee staatkundige bonden, de wedijver tusschen de grootste land- en de grootste zeemacht houdt nooit meer op. In 466 heeft Cimon een schitterende overwinning op de Perzen bevochten in den slag bij den Eurymedon, maar zonder blijvend resultaat. De afgunst van den Peloponnesischen Bond groeide met elk Atheensch succes. Tot eindelijk de botsing onvermijdelijk werd. In 464 wordt Sparta door een ontzettende aardbeving geteisterd. De halve stad stortte in, honderden burgers kwamen om het leven. Onmiddellijk volgde een gevaarlijke opstand van de onmenschehjk onderdrukte Heloten, de zoogenaamde derde Messenische oorlog, 464—455. Het gelukte de Spartanen niet de Messenièrs weer te onderwerpen, ten einde raad vroegen zij Athene om hulp. Cimon wist met een kleine meerderheid van de volksvergadering het besluit te verkrijgen, dat hij met een leger naar Sparta zou oprukken, maar het was zijn laatste succes. De oppositie, onder leiding van Péricles, krijgt tijdens Cimon's afwezigheid de macht in handen. De Spartanen wantrouwden het beleid van Péricles. Op Cimon konden zij rekenen, de nieuwe regent was hun vijand. Zij vreesden, dat uit de bestuursverandering in Athene wel eens zou kunnen groeien een samengaan met de Messenièrs. Dit bracht de ephoren tot 33 een allergevaarlijkst besluit: zij sturen Cimon met zijn troepen terug. De Atheners waren woedend over deze beleediging. Het oude bondgenootschap met Sparta werd opgezegd, het ostracisme wees Cimon buiten Attica. Péricles zegevierde, 461. § 3. Het Bewind van Péricles. De eerste Peloponnesische Oorlog, 461—446, brak uit, terwijl de strijd met Perzië nog niet ten einde was gebracht. Won Athene den kamp, het zou de heerscher in Griekenland zijn. Tot 455 ging het Athene goed. Sparta's krachten werden te veel in beslag genomen door den derden Messenischer. oorlog, Boeotië en Achaie zijn door de Atheners veroverd. Tegen Perzië zond Péricles een vloot uit naar de Nijl-delta om een opstand in Egypte te ondersteunen. Memphis werd ingenomen. Toen echter organiseerden de Perzen hun macht zoo geducht, dat in 455 alle nederlagen hersteld waren en de vloot der Atheners vernietigd. In hetzelfde jaar eindigde de strijd tegen de Messenièrs bij verdrag. Zij vonden een vrije woonplaats in het door de Atheners veroverde Naupactus. De nederlaag in Egypte was een te zware slag, dan dat Péricles daarna nog een volledige zegepraal kon verwachten. Hij verandert van politiek en gaat aansturen op vrede. Met Perzië was die op redelijken grondslag niet te bereiken na den tegenslag der Atheensche wapenen. Daarom werd onder leiding van den intusschen weer teruggeroepen Cimon, een laatste groote expeditie uitgezonden, die in 449 bij Salamis (op Cyprus) de overwinning bevocht. In 448 kwam daarop de vrede tot stand. Xerxes' opvolger, Artaxerxes, beloofde zijn aanspraken op de westkust van Klein-Azië gedurende zijn regeering niet te zullen doen gelden, zonder zijn rechten in dezen op te geven. „ -l**' Tegen den Peloponnesischen Bond bleek Athene na 455 niet opgewassen. Van hun kant waren Sparta's bondgenooten den oorlog reeds lang moe, op hen toch kwamen de slagen het hardst neer. Van zulk een stand van zaken kon Péricles profiteeren, 34 om onderhandelingen te openen. Daaruit volgde in 446 de vrede, waarbij Athene alleen Naupactus en het eiland Aégina behield. Sparta bleef in het bezit van de hegemonie te land. De vredesperiode, 446—431. Na den oorlog spant Péricles alle krachten in om van Athene te maken de eerste stad der Grieksche wereld. Mülioenen besteedde hij aan indrukwekkende gebouwen als het Erechtéüm, het Parthenon (het heiligdom van Athene Parthenos op den Acrópolis), waarheen de P r op y 1 e e ë n den toegang vormden. Athene werd een prachtige stad, maar die pracht is goeddeels betaald door de leden van den AttischDelischen Bond. In deze organisatie bracht Péricles in 450 een ingrijpende hervorming tot stand. Hij plaatste de oorspronkelijk autonome bondgenooten terug tot de positie van afhankelijke onderdanen. De Bond werd dus een staat door de Atheensche volksvergadering bestuurd. Het was een daad van brutale overmacht, alleen te verdedigen uit dit oogpunt, dat een aaneengesloten staatse, nheid veel sterker zou staan tegenover het altijd gevaarlijke Perzië, dan een meer of min los verbond van ruim 200 staatjes. Athene beleefde in deze jaren zijn gouden eeuw. De handel over bijna alle zeeën der Oude Wereld verhoogde de welvaart der burgerij .^De inkomsten uit de in- en uitgSBide rechten en de hooge bijdragen der bondgenooten maakten het heffen van directe belastingen overbodig1). De vloot telde 400 schepen, maar het landleger bleef te zwak, doordat het aantal burgers te klein was. Onder zulke omstandigheden bestond er voor Péricles geen aanleiding om zijn vredespolitiek te veranderen. Hoe langer het tijdperk' van rustigen bloei mocht duren, hoe beter. Toch is Athene betrokken geraakt in een oorlog, waaraan het na langen strijé;'>9ffitt ondergang heeft te wijten gehad. 1) De stad telde toen ^ 50.000 vrije burgers; het getal slaven bedroeg i 150.000. Acropolis t . Theseion 36 § 4- De Grieksche Beschaving. De cultuur der Grieken heeft tusschen 600 en 400 een buitengewone hoogte bereikt. Vóór 700 kenden de Grieken nog slechts houten tempelgebouwen. In Ionië het eerst is men steen en marmer als materiaal gaan gebruiken. Drie stijlvormen hebben zich langzamerhand in de architectuur ontwikkeld: de Ionische, de Dorische, 't laatst de Corinthische. Zij hebben elk hun kenmerkende eigenschap- A. Dorische B. Jonische C. Corinthische zuil. zuil. zuil. pen: de Dorische zuil heeft geen voetstuk, een sober kapiteel, is stoer en gedrongen; de Ionische heeft wel een voetstuk, een versierd kapiteel, is slank en licht; de Corinthische is nog ranker en rijker versierd. In de vijfde eeuw bereikte de bouwkunst haar toppunt, toen P h i d i a s het Parthenon voltooide. De meest beroemde der Dorische tempels was die van Apollo te Delphi. Ionië is ook het land geweest, waar de beeldhouwkunst haar eerste resultaten bereikte. De belangstelling der Pisistratiden bracht haar te Athene in eere. Phidias, de vriend van Péricles, is de grootste der Grieksche beeldhouwers. Zijn Z e u s-b e e 1 d in den tempel van Olympia, was wereldberoemd. Onder zijn leiding is ook de versiering van het Parthenon uitgevoerd. 37 Heródotus, de oudste der groote Grieksche geschiedschrijvers, was een tijdgenoot van Péricles. Aan zijn boeken danken wij veel van onze kennis omtrent de oude geschiedenis, zoowel van Perzië als van Griekenland. Thaicydides overtrof hem door zijn meesterlijk verhaal van den Peloponnesischen oorlog; zijn werk werd voortgezet door Xénophon. De veelzijdige aanleg der Grieken deed hen ook een bewonderenswaardige hoogte bereiken in de dichtkunst en het tooneel. De zangen van Homérus, Ilias en Odyssée, werden het Grieksch nationaal epos. De oorsprong van het tooneel gaat terug op de reizangen, die gezongen werden bij de feesten van Dionysosi Daaruit ontstonden de eerste dramatische voorstellingen, door Pisistratus in Athene georganiseerd. Aeschylus is de oudste der groote Grieksche tooneeldichters. Hij leefde tijdens de Perzische oorlogen. De mythologie leverde hem de stof voor zijn stukken. Sóphocles' bloeitijd valt na de Perzische oorlogen. Hij was een tijdgenoot vanPericles.Zijn „Koning Oedipus" is wereldberoemd. E u r i p i d e s is de jongste van de drie. Hij bracht het realisme in de tragedie en voerde den „deus ex machina" in. Een der meest beroemde Grieken is Sócrates. Zijn wijsbegeerte bestreed de gezochte redekunst der Sophisten. Het was zijn gewoonte tweegesprekken uit te lokken met een zijner medeburgers en zoo voor zijn denkbeelden propaganda te maken. Daardoor maakte hij zich veel vijanden. Een aanklacht wegens krenking van den eerbied aan de goden verschuldigd, bracht hem voor de rechtbank. Deze veroordeelde hem tot den* giftbeker, 399. Op elk gebied van beschaving stond Athene in den tijd van Péricles aan het hoofd van de Grieksche wereld. Stoffelijke en geestelijke bloei kenmerken de vijfde eeuw, totdat de Peloponnesische oorlog Griekenland van zijn hooge plaats zal wegstooten. VIERDE HOOFDSTUK. DE ONDERGANG VAN GRIEKENLAND. § i. Dc tweede Peloponnesische Oorlog, 431—404. I. De Archidamische Oorlog, 431—431. De oorzaken van dezen oorlog zijn tweeërlei geweest: t> L>e jaloerschheid van den Peloponnesischen Bond op den bloei van den Attischen staat. 2. De wedijver tusschen Corinthe, de tweede handelstad van Griekenland, en A t h e n e. Op zich zelf weinig belangrijke gebeurtenissen gaven aanleiding tot het uitbreken van den oorlog. Aan de westkust van Griekenland lag de haven Epidamnus, die in strijd geraakte met Corcyra, de derde handelsmogendheid van Griekenland. Corinthe profiteerde van de gelegenheid om Epidamnus in bezit te nemen. Corcyra verjoeg daarop in 435 de Corinthiërs en vroeg hulp aan Athene. Péricles deed wat hij kon om den vrede te redden, maar hij mocht den concurrent niet laten begaan. Een verdedigend verbond met Corcyra kwam tot stand en Corinthe zag zich de overwinning door een Atheensch eskader in 433 onmogelijk gemaakt. Van dat oogenblik af drong Corinthe er bij Sparta op aan om den gehaten mededinger den oorlog aan te doen. De gelegenheid daartoe kwam in 432. Corinthe bewerkte een opstand tegen Athene in Potidaéa, zond er hulptroepen heen, Péricles moest een expeditie uitrusten om het gezag van den Attisch-Delischen Bond hoog te houden, de revolutie werd onderdrukt, Corinthe verslagen. Toen eischte Sparta van Athene verantwoording, weigerde een door Péricles voorgesteld scheidsgerecht om tenslotte tot de oorlogsverklaring over te gaan, 431. 39 De partijen waren ongeveer tegen elkaar opgewassen: Peloponnesische Bond. Attisch-Delische Bond. Sparta en Thebe, de twee sterkste Athene, de sterkste zeemogendlandmogendheden. heid, de rijkste onder de Corinthe, de tweede zeemogend- Grieksche staten; het landheid van Griekenland. leger was klein, maar goed. Sparta begon in 431 onder aanvoering van koning A r c h i d am u s den aanval te land 1). Péricles echter bracht de bevolking van geheel Attica in veiligheid binnen de „lange muren" van Athene. Al werd het platteland verwoest, de expeditie bracht den Spartanen geen enkel resultaat. Plotseling brak toen in Athene de pest uit, duizenden burgers stierven. Péricles zelf werd in 429 een der slachtoffers. Dat is voor den Attischen staat een onherstelbaar verlies geweest, want het ontbrak sedert aan groote mannen, geschikt om de plaats van regent te vervullen. Péricles heeft geen opvolger gehad, voortaan regeerde de meerderheid der volksvergadering zonder stelsel geleid door onbekwame volksleiders. Zulk een leider was C1 e o n. Hij brak met de voorzichtige vredespolitiek van Péricles en achtte Athene onoverwinnelijk. Het geluk diende hem. Demósthenes, de beste Atheensche veldheer, wist in 425 de Spartanen in de baai van Pylos te verslaan en 170 Spartaansche burgers op het rotseilandje Sphactéria in te sluiten. Daar moesten zij zich overgeven! Dat was nog nooit in de Grieksche geschiedenis gebeurd. Cleon kon de weelde van deze overwinning niet verdragen. Tegen alle recht in verdubbelde hij in 425 den hoofdelijken omslag der bondgenooten. Nooit hebben deze dat aan de Atheensche volksvergadering vergeven. Het is het begin geworden van de ontwrichting van den Attischen Staat. Na 425 gaat het Athene slecht. De Spartaansche veldheer B r a s id a s bracht den oorlog over naar Thracië en veroverde in 422 Amphipolis. Cleon sneuvelde hier. Nicias, zijn tegenstander in de volksvergadering, maakte van de omstandigheden gebruik om vrede te sluiten, terwijl Sparta geen beslissende zegepraal verwachtte. Vrede van Nicias, 421. Daardoor slaagde in 421 de vrede van 1) Naar Archidamus wordt het eerste gedeelte van den krijg vaak de Archidamische oorlog genoemd, 431—421. 40 Nicias: i. De gevangeÉPSpartanen van Sphacteria worden vrijgelaten. 2. AmphJpolis wordt teruggegeven. Uitgevochten was de strijd in het geheel niet; maar het is het ongeluk van Athene geworden, dat juist in deze jaren de leiding der volksvergadering in handen kwam van een man, dien men wel den boozen geest van Athene zou kunnen noemen: Alcibiades, den neef van Péricles. Hij was buitengewoon begaafd, maar even doortrapt van karakter als geniaal van aanleg. Zelf wilde hij eenmaal de beheerscher van Athene worden en aan dit levensdoel heeft hij de belangen van zijn vaderland opgeofferd. In 418 lokte hij door zijn politiek een hernieuwde oorlogsverklaring van Sparta uit, een paar jaar later drijft hij Athene in een rampzalig avontuur: den tocht naar Sicilië. II. De Ondergang van Athene, 421—404. Sicilië. Segesta, een stad op Sicilië, vroeg Athene's hulp, toen het dreigde veroverd te worden door het machtige Syracuse. Alcibiades zag in een verovering van Syracuse den weg om tyran van Athene te worden. Al was de onderneming een onmogelijkheid, omdat zij ver boven de krachten van den Attischen staat reikte, toch dreef hij zijn wil door in de volksvergadering, waar hij van de democratie alles kon gedaan krijgen. Hondeid schepen en 5000 Zwaar gewapenden stelde de Atheensche burgerij te zijner beschikking. Twee andere aanvoerders, Lamachus en Nicias, deelden met hem het opperbevel. Onderweg is de bekwaamste der drie teruggeroepen, om zich te verantwoorden wegens een beleediging den goden aangedaan. Alcibiades werd er van verdacht, dat mede door zijn toedoen de koppen der Hermesbeelden in Athene waren afgeslagen, 's nachts vóór het vertrek van de vloot. De gladde vogel nam echter net op tijd de vlucht naar Sparta. De aanval op Syracuse mislukte volkomen. Een hulpexpeditie deed de kans niet keeren. De vloot der Atheners was in 413 geheel verslagen, het landleger onder Nicias moest zich overgeven. Onmiddellijk trokken Athene's vijanden van den toestand partij. Perzië sluit een verdrag met Sparta: Darius II zal geld verschaffen en krijgt daarvoor de vrije beschikking over Klein-Azië, 412. 4i Decelea. Tegelijkertijd brengt Sparta in praktijk een raadgeving van Alcibiades, die zich met verfijnde kwaadaardigheid wreekte over zijn nederlaag: het legt een blijvende bezetting in Deceléa, 4 uur ten n. van Athene, 413. Athene kon zijn kleine leger er niet aan wagen om den vijand vandaar te verdrijven. Voortdurend bleef Attica jaren achtereen in een toestand Van verwoesting. De levensstandaard steeg uitermate hoog. Handel en verkeer gingen achteruit. Athene verarmde op den duur. De Zee-oorlog. De Spartaansch-Perzische vloot begon de verovering der koloniën, in 411 vielen de bondgenooten af. De misdaad van Cleon werd gewroken. Het gevolg was een omwenteling in Athene. De wanhopige burgerij weet alles aan den regeeringsvorm. De democratie is afgeschaft. Het bestuur kwam in handen van een oligarchie, een raad van vierhonderd, die de bevoegdheden der volksvergadering grootendeels aan zich trok. Maar de laatste vloot van Athene, bij Samos geankerd, riep Alcibiades terug om door hem den ouden bestuursvorm te redden. De geniale volksleider slaagde er in de ld|andelijke vloot bij C y z i c u s te verslaan en de koloniën gedeeltelijk te > heroveren. In 408 werd hij met grooten jubel te Athene ingehaald. Nog was de vloot der Atheners die van den Spartaan Lysander de baas. Onder leiding van Alcibiades zou misschien de strijd nog een .wending hebben kunnen nemen, maar een nederlaag van een zijner onderbevelhebbers veroorzaakte zijn verbanning door een opgewonden volksvergadering, 407. In den slag bij de A r g i n u s e n, 406, behaalden de Atheners Hermesbeeld. 43 hun laatste groote overwinning op de vloot van Lysander. Aegos Potamoi. De Perzische schatkist stond echter ter beschikking van Sparta, Athene leed hoe langer hoe meer aan geldgebrek. Door een lang voortgezette krijgslist-wist Lysander de voorzichtigheid der Atheners te verschalken, de zeeslag bij AegosPótamoi (Geitenrivier) bracht het einde. Overvallen door de Spartanen, is de Atheensche vloot er geheel vernietigd. Zoolang Athene de beschikking had over een zeemacht, wist het Stijn vijanden op een afstand te houden. Nu echter was dit laatste bolwerk ten gronde gerichte de stad lag weerloos. Aan alle kanten ingesloten, moest zij zich overgeven en Sparta kon de vredesvoorwaarden voorschrijven, 404: 1. Athene behoudt alleen Attica. 3. Het erkent de hegemonie van Sparta. 3. De „lange muren" worden afgebroken. 4. De vloot moet uitgeleverd worden op 13 schepen na. Sparta bezat de heerschappij in Griekenland. § 3. De Hegemonie van Sparta en het Protectoraat van Perzië. De Oorlog met Perzië en de Grieksche coalitie, 400—387. De Peloponnesische oorlog heeft de krachten van Griekenland zoo ondermijnd, dat het deze crisis nooit meer te boven gekomen is. Voortaan kan het zich niet meer doen gelden als een mogendheid van den eersten rang. De macht van Sparta was geheel afhankelijk van het bondgenootschap met Perzië, want het bezat uit eigen vermogen geen vloot en geen geld. Kort na den vrede raakt Sparta in strijd met Artaxerxes II, sinds 404 koning van Perzië. Tegen hem kwam als mededinger naar de kroon in verzet zijn broeder Cyrus, wien Lysander in den Peloponnesischen oorlog zijn sterke vloot te danken had; Sparta moest zich nu wel in diep geheim met Cyrus verbinden tegen Artaxerxes. In 401 trok de pretendent van Sardes naar het Oosten, 12000 Grieksche huursoldaten vormden de kern van zijn leger. Bij Cunaxa is hij verslagen en gesneuveld. De Grieken alleen hadden stand gehouden en sloegen zich onder Xénophon dwars door Perzië heen naar de kust van de Zwarte Zee (Anabasis). De gevolgen bleven intusschen niet uit. Artaxerxes eischte als schadeloosstelling voor Sparta's trouwbreuk de uitlevering van de 43 Klein-Aziatische koloniën. Sparta weigerde, in 400 brak de oorlog met Perzië uit. Corinthische Oorlog, 395—387. Toen bleek hoe weinig eens-' gezindheid er onder de Grieken bestond. Sparta's heerschappij was slechts noodgedwongen geduld, nu ontstond van alle kanten verzet tegen zijn hegemonie. Sparta zelf was daar de schuld van. Het had na zijn zegepraal van 404 in de nu onderworpen steden en eilanden van den voormaligen Attischen Bond, met geweld den ohgarchischen regeeringsvorm ingevoerd. Ook in Athene zelf. Daar was het democratisch bewind van de volksvergadering vervangen door een bestuur van 30 „tyrannen", onder leiding van Critias en Thera me nes, gesteund door een Spartaansche bezetting. De democraten werden door een schrikbewind in bedwang gehouden, het ging in Athen^toe als in den tijd van de groote Fransche revolutie. Talloozen weken uit, sloten zich aaneen onder aanvoering van Thrasybülus en slaagden er in, den Piraeus in bezit te nemen. Critias sneuvelde hier. Sparta gaf toen zijn dwingende politiek op. De democratie is hersteld, 403. Zooals het in Athene ging, was het in de meeste andere staten toegegaan. Sparta verwachtte van het herstel der autonomié williger erkenning van zijn macht, doch is daarin bedrogen uitgekomen. De vrijheidszucht bleek daarvoor in de Grieksche staten te sterk. Heel Griekenland was jaloerschop de soevereine positie, die Sparta innam. Daardoor is een nationale aaneensluiting, die in 480 de Perzen had verslagen, in 395 mislukt. Thebe, Corinthe, Athene weigeren medewerking. Een poging van Sparta om Thebe te dwingen, mislukt door de nederlaag bij H a 1 i a r t u s, waar Lysander sneuvelde. Dat werd het sein voor een algemeen verbond tegen Sparta en het uitbreken van den Corinthischen oorlog. Sparta kreeg gelijktijdig den strijd te voeren tegen Perzië en de Grieksche coalitie. > Bij C n i d u s wordt in 394 de Spartaansche vloot verslagen door de Perzen. Rondom Corinthe kwam het tot een langdurigen strijd tegen de Spartanen, wien het doordringen in mudden-Griekenland belet werd. Sparta begreep echter, dat het met zijn macht in Griekenland zou gedaan zijn, indien het oude verbond met Perziëivan 412 niet hersteld werd. Daarom zond het een geslepen diplomaat, Antalcidas, naar Artaxerxes, die er in slaagde den vrede van Antalcidas of den koningsvrede, 387, tot stand te brengen: 44 1. De westkust van Klein-Azië wordt aan Perzië afgestaan. 2. Alle Grieksche steden zullen voortaan onafhankelijk d. w. z. weerloos zijn, alleen de Peloponnesische Bond mag blijven bestaan. 3. Sparta zal voor de uitvoering van den vrede zorg dragen. Feitelijk kwam Griekenland daardoor onder protectoraat van Perzië. Alle staten werden machteloos gemaakt, behalve Sparta. Nooit hadden de Grieken zich moeten schikken naar zulk een smadelijken vrede. § 3. De Ondergang van Sparta. Na 387 bleef de staatkunde van Sparta uitsluitend gericht op de handhaving van zijn macht bij de gratie der Perzen. Tegen deze politiek van bot eigenbelang, die onvermijdelijk voeren moest tot een ondragelijke dwingelandij over de andere Grieksche staten, kwam Thebe het eerst in verzet en bijna gelijktijdig Athene. , Thebe weigert in 382 langer de hegemonie van Sparta te erkennen. Door verraad bezetten de Spartanen den burcht van de stad, maar in 379 slagen de Thebanen er in het Spartaansch garnizoen te verdrijven. De oude Boeotische Bond werd hersteld. Tweede Attische Zeehond, 378. Athene sticht in 378 den tweeden Attischen Zeebond. Chios, Mytiléne, Rhodus, Byzantium en tal van andere koloniën sluiten zich daarbij aan. De bond droeg het karakter van een verdedigend verbond tegen Sparta. Een oorlog van Thebe en Athene tegen den Peloponnesischen Bond kon niet uitblijven krachtens den vrede van Antalcidas. In 376 wordt de Spartaansche vloot bij N a x o s verpletterend geslagen. Van nu af is Sparta de heerschappij ter zee kwijt. In 371 moet bij den vrede de Attische Zeebond erkend worden. De oorlog met Thebe duurde veel langer. Pelópidas en Epaminondas kregen daar de leiding van den Boeotischen Bond in handen. Hun bekwaamheid heeft Sparta ook als land mogendheid onttroond. In 371 verslaat Epaminondas de Spartanen bij L e u c t r a, waar bij voor 't eerst zijn schuine slagorde in toepassing bracht-. Daarop breekt in den Peloponnesus een heftige revolutie los tegen Sparta. Arcadië komt aan het hoofd te staan van den A r c a d i- 45 s c h e n Bond, die de bondgenoot van Thebe wordt. Thebe was de eerste landmogendheid inGriekenland. Daarna echter gaan Pelópidas en Epaminondas het er op aan sturen om den Peloponnesus, ja geheel Griekenland, onder de hegemonie van Thebe te brengen. Dat is mislukt. Arcadia weigert onderwerping, Epaminondas moet het met geweld tot rede gaan brengen, maar sneuvelt in den slag bij Mantinéa, 362. Met den dood der twee leiders is het ook met de grootheid van Thebe gedaan, het valt terug tot zijn vroegere onbeduidendheid. De Peloponnesus blijft versplinterd in een aantal kleine staatjes. Sparta was machteloos. Alleen Athene had nog zijn Attischen Zeebond. Ondergang van den Zeebond. Ook daaraan kwam spoedig een einde. Met nijdige jaloerschheid had Athene de opkomst van Thebe gadegeslagen. Om nu een tegenwicht te scheppen, begon het trouweloos zijn bondgenooten weer tot onderdanen te maken. Maar daartoe miste het de macht. In 357 komen Byzantium, Rhodus, Cos, Chios, gesteund door de Perzen, in opstand. De Perzische koning stelt Athene een ultimatum: de eilanden vrijlaten, of oorlog met Perzië. Athene moet bukken, 355. De Zeebond viel uiteen. Er was in Griekenland geen staatkundige macht meer van eenige be teekenis. § 4. Philippus van Macedonië. Philippus van Macedonië, 360—336. Van nu af aan lag Griekenland te grijp voor een of anderen machtigen veroveraar. Toch is het niet Perzië geweest, dat zich van den buit heeft meester gemaakt. Dit rijk vertoonde al de nadeelen van overvloed en overbeschaving. Zijn koningen misten de energie voor belangrijke ondernemingen. Een nog jonge, opkomende staat, Macedonië, heeft Griekenland onderworpen. Daar regeerde sedert 360 koning Philippus. Zijn doel was de Aegeïsche zee geheel onder zijn heerschappij te brengen. Hij npr«j beterde zijn leger door de invoering van den phalanx en maakte van de ruiterij het hoofdwapen. Eerst onderwierp hij Thracië, dan Amphlpolis en Potidaea. In 352 wist hij zich van Thessalië meester te maken. 46 De Heilige Oorlog. Een oorlog van Thebe tegen Phocis verschafte hem daartoe gelegenheid. De Boeotièrs beschuldigden er de Phocensers van, dat zij zich vergrepen hadden aan de landerijen, die behoorden aan den tempel van Delphi. Uit deze kwestie ontstond de zoogenaamde Heilige Oorlog, 355, waarin de Phocen■SiS^htasschen zoo verwoed van zich afsloegen, dat Thessalië, de bondgenoot van Thebe, de hulp inriep van Philippus. De koning drong Griekenland binnen tot den pas van Thèrmópylae ..., maar toen wist Athene hem tegen te houden. Een groot leger versperde den Macedoniër den weg, als eertijds Mardonius; Philippus liet het er bij, maar behield Thessalië, 352. Demosthenes. Athene heeft ten slotte den laatsten strijd uitgevochten voor de Grieksche onafhankelijkheid. Dat is mogelijk geweest, omdat Macedonië geen vloot bezat en Athene wel. De beroemde leider in den tweekamp met Philippus was Demosthenes. In zijn „philippica's" wist hij met laaienden hartstocht de volksvergadering aan te wakkeren en een reeks van wapeningsbesluiten er door te krijgen. Er wordt een belasting geheven voor d* vloot, de theatergelden zullen voortaan moeten dienen voor toerustingen. Athene kon intusschen niet beletten, dat Phüippus in 348 Eubóea in bezit nam, maar bij stootte het hoofd voor Byzantium, 340. Athene hield de vaart naar de Zwarte Zee open met de vloot. Toen besloot Philippus tot den aanval aan de landzijde, waar Griekenland het meest trefbaar was. Demosthenfes wet nog eenmaal een Grieksch verbond tegen den aanvaller tot stand te brengen. Thebe, Corinthe, PlisÖs^rtiicfeaie, schaarden zich om Athene. In de vlakte van Chaeronéa kwam het tot een grooten slag, 338. Het veldheerstalent van Philippus deed hem de zege bevechten op zijn zoowat even sterke tegenpartij. De Grieken verloren hun onafhankelijkheid, zij het met ee*ë2ffl}-moesten de hegemonie, waarom beurtelings Athene, Sparta, Thebé hun beste krachten verspild hadden, van Philippus erkennen. Ingelijfd werden de Grieksche staten niet, zij behielrJfiÉrï hun auténètthie. Op het congres van Corinthe regelde Phdippus het bestfaÖr over de personeele unie tusschen Macadonië en Griekenland. VIJFDE HOOFDSTUK. ALEXANDER DE GROOTE. § i. De Verovering van Perzië; de Diadochen. Philippus was meester van de westkust der Aegeïsche Zee, ook naar de oostkust richtte hij zijn veroveringsplannen. Doch midden in de uitrustingen voor een aanval op Perzië maakte een moordaanslag een einde aan zijn leven, 336. Alexander de Groote zou de taak zijns vaders overnemen. Veroveringszucht was de drijfveer tot den oorlog met Darius III. De koning van Macedonië kende de innerlijke zwakte van het kolossale Perzenrijk. Bij den Granicus, 334, bracht Alexander de Perzen de eerste groote nederlaag toe, in het najaar trok hij door Lycië („Gordiaansche Knoop") en behaalde in 333 een oveminning bij I s s u s. Alleen in Phoenicië vonden de Macedomërs een taaien tegenstand voor de stad Tyrus, die na een beleg van zeven maanden veroverd werd. Palestina en Egypte onderwierpen zich. Op de Nijl-delta stichtte Alexander het naar hem genoemde Alexandrië. Dat is een zijner geniaalste daden geweest. De stad lag zoo gunstig, dat zij tien jaar later de eerste handelshaven van de wereld werd en het overoude Tyrus voor altijd onttroond had. Een nieuwe poging van Darius III om Alexander's veroveringen te stuiten, mislukte in den slag bij Ga u g a m él a, 331. De laatste koning van het Perzische rijk werd door een zijner hovelingen op de vlucht vermoord. Gedurende de nu volgende jaren voltooide Alexander de onderwerping van het onmetelijk gebied. Jaxartes en Indus werden in het oosten de grenzen van zijn rijk. Alexander had nog verder willen gaan, zijn veroveringszucht sleepte hem mee, maar zijn leger weigerde hem te volgen naar de Ganges-vlakte. In 326 begon de terugtocht naar Susa en Babyion. Na deze oorlogen heeft Alexander nog slechts drie jaar geleefd, te kort om van zijn rijk een hecht gevestigde monarchie te kunnen maken. Het doel van zijn regeering was de Grieksch-nationale beschaving te verbreiden over het Oosten en haar te vermengen met 4 48 de oostersche cultuur. Daarom stichtte hij tientallen steden met een gemengde bevolking van Grieksche kolonisten en inheemsche burgers, daarom nam hij uitgebreide maatregelen om het verkeer tusschen oost en west te bevorderen. Griekenland beleefde onder Alexander's bewind een tijd van rijke welvaart. Overal stelde de koning Grieksche en Perzische ambtenaren naast elkaar aan, zorgde voor munt-eenheid en een algemeene rijksbelasting. Bij zijn dood, 323, bleef zijn werk onvoltooid liggen, maar zijn optreden heeft de Grieksche beschaving voor altijd gemaakt tot een wereldbeschaving, het zoogenaamd Hellenisme, dat in het Oosten overal is doorgedrongen. De Diadochen. Alexander heeft verzuimd zijn opvolger aan te wijzen. Dientengevolge achtte elk zijner generaals zich gerechtigd als zoodanig op te treden, waaruit een eindelooze reeks oorlogen is voortgekomen. Reeds omstreeks 310 was Alexander's rijk verdeeld in vijf koninkrijken. Ontbinding van het tijk. Verder en verder woekerde deze versnippering door, zoodat er omstreeks 275 in het Oosten slechts drie groote mogendheden overbleven: Egypte, waar de Ptolemaeën regeerden, en A1 e x a nd r i ë de hoofdstad was; Syrië, waarvan de Seleuciden zich meester gemaakt hadden, die in Antiochië hun residentie vestigden; Macedonië, waar P e 11 a de hoofdstad bleef. Voor het overige was het groote rijk van Alexander verdeeld in een reeks van meer of min onafhankelijke staatjes: Rhodus, Byzantium, Cos, rijke, machtige koopsteden; Bithynië, Cappadocië, Pérgamum, Pontus, koninkrijkjes in Klein-Azië; de Achaëische Bond op den Peloponnesus, de Aetolische Bond in Midden-Griekenland, republieken, die zich van de Macedonische hegemonie hadden losgemaakt. Het blijvend gevolg van dezen toestand is geweest, dat de kracht van het Oosten gebroken was, toen de Romeinen hun staat hadden opgewerkt tot de grootste macht in het Westen. Te midden van deze staatkundige versplintering bleef de Hellenistische beschaving zich intusschen ontwikkelen. De middelpunten van het Hellenisme waren: Alexandrië, beroemd door zijn reusachtige boekerijen; Pérgamum, waar de architectuur en beeldhouwkunst tot hernieuwden bloei kwamen; Antiochië, Athene; in lateren tijd Byzantium en Rome. 49 § 2. De Grieksche Beschaving na 400. De vierde eeuw is getuige geweest van den staatkundigen ondergang van Griekenland, maar de Grieksche cultuur uit dit tijdperk heeft even grooten invloed uitgeoefend op de nakomelingschap, als die van den schitterenden tijd van Péricles. Athene bleef ook nu nog het middelpunt van het geestesleven, al was de hoogste bloei van de kunst er voorbij. De Bouwkunst. Te Ephesus verrees de grootste van alle Grieksche tempels, gewijd aan Ar te mis. Beroemd was het grafmonument van koning Mausóllus van Carië, aan wien de herinnering nog voortleeft: mausoléum. De Corinthische stijl treedt in de vierde eeuw langzamerhand het meest op den voorgrond. Ook de beeldhouwkunst blijft van buitengewone beteekènis. Praxlteles en Scopas waren de grootste kunstenaars. De techniek werd zeer verfijnd, details met groote sierlijkheid afgewerkt. Van de schilders was Apelles de voornaamste. Poëzie en tooneel daarentegen geraakten in verval. Na E u r ip i d e s levert de Attische tragedie geen enkel meesterstuk meer; de laatste der groote blijspeldichters was Aristóphanes. Zijn stukken vormden een bijtende satyre op de politieke verhoudingen. Tintelend van geest zijn zij tevens moordend voor alle gezag en rooven het ideëele uit het tooneelspel weg. Het proza komt in Griekenland tot hooge ontwikkeling, zoowel door de rhetórica als door de wetenschap. Demósthenes, ^Eschines, Lysias zijn door hun redevoeringen nog heden beroemd. De grootste geesten van de vierde eeuw waren de Athener P1 a t o en zijn leerling Aristóteles. Plato's wijsbegeerte wist door te dringen tot in het onderscheid tusschen de stoffelijke en onstoffelijke wereld. Hij ontvouwde zijn leer, naar het voorbeeld van Sócrates, in tweegesprekken. Aristóteles is daarvan afgeweken. Het grootste gedeelte van zijn leven bracht hij door in Athene, waar hij de Peripatetische school stichtte. Hij was het grootste genie der Oudheid, dat van alle wetenschappen een bewonderenswaardige kennis bezat. Hij bereikte schitterende resultaten door zijn studie van de natuur en zijn wijsgeerige werken. Tot op onze dagen toe werkt de invloed van deze beide hoogstaande Grieken door. Mausoleum in Halicarnassus. ZESDE HOOFDSTUK. HET WESTEN TOT DE ONDERWERPING VAN ITALIË AAN DE ROMEINEN. § i. Italië, Etrurië, Carthago. Bevolking. Italië was in de Oudheid nog het onbekende, grootendeels onbeschaafde Westen, toen de Phoeniciërs en na hen de Grieken er hun koloniën kwamen stichten. De Grieksche cultuur is hier van blijvenden invloed geweest, want zij vond er twee volkeren, die zoo ver in beschaving gevorderd waren, dat zij Zeer veel van de vreemdelingen konden overnemen: de Etruriërs en de L a t ij n e n. Omstreeks 700 waren de Etruriërs het machtigste volk van Italië. Ten westen van hen vinden wij de Liguriërs gevestigd. Het eigenlijk schiereiland was de woonplaats van de Italische volkeren: Umbriërs, Sabijnen, Lucaniërs, Volscers, Samnieten, oorspronkelijk wilde stammen in woeste bergstreken. Zuid-Italië is spoedig geheel vergriekscht. Slechts één der Italische volkeren is de andere in vooruitgang voorbijgestreefd: de L a t ij n e n. Hun land lag tusschen de veel meer beschaafde wereld der Etruriërs en Grieken, zij woonden in steden, wisten te profiteeren van de kennismaking en het verkeer met hun buren. De voornaamste landschappen in Italië zijn: Etrurië, Umbrië, Samnium; Latium, waar Rome werd gesticht aan den Tiber; Campanië met de hoofdstad Capua en het Grieksche Napels. De noordelijkste der Grieksche koloniën was Cumae. In Lucanië en Bruttium lagen er veel: Rhégium, Croton, Sybaris. Langs de oostkust het landschap A p u 1 i ë en ten zuiden daarvan Calabrië, waarin het Grieksche Taréntum. Het zijn de zuidelijke streken, die in de geschiedenis 52 den naam dragen van G r o o t-G riekenland. Ook op Sicilië hadden de Grieken talrijke nederzettingen: Syracuse, Messana. Rome. Te midden van deze bonte wereld is Rome gesticht, stellig veel vroeger dan de traditioneele datum: 21 April 753. De stad lag gunstig, op steile heuvels aan den Tiber, midden tusschen Etrurië en het Grieksche Zuiden. Van beiden heeft het veel geleerd. Deze stad, aanvankelijk een provinciestad als andere, heeft zich opgewerkt tot de heerscheresse over Italië en van daaruit over de wereld. Carthago. Voorloopig echter telt Rome nog niet mee. Naast Etrurië en Groot-Griekenland is Carthago tusschen 700 en 600 de derde mogendheid in het Westen geworden. Oorspronkelijk een Phoenicische volkplanting uit Tyrus, was het er getuige van, hoe overal de Phoeniciërs overvleugeld werden door de Grieken. Als handelstad kon het zich niet laten wegdringen uit de westelijke zeeën en begon dus zijn staatkundige positie te versterken. Het onderwerpt Utïca en andere naburige steden, om vervolgens na 600 te gaan koloniseeren. Dit deed Carthago geheel anders dan de Phoeniciërs en de Grieken. Het maakt de bevolking tot onderdanen, voert een ijzeren centralisatie en meedoogenloos monopolie-stelsel in, zijn koloniën zijn wingewesten. Zoo ging het aan de kusten van Afrika, op Sicilië en Sardinië. Het voordeel van dit onderdrukkingssysteem was, dat Carthago de rijkste stad van het Westen werd, het nadeel echter, dat geen enkele bevolking op den duur tevreden kon blijven met het optreden van haar overheerschers. De Carthaagsche staat was een echte koopliedenstaat. een oligarchische republiek. Twee sufféten stonden aan het hoofd van het uitvoerend bewind, een raad van aristocratische regenten naast hen. Het leger was een huurleger, ruim betaald uit een onuitputtelijke schatkist. § 2. Groot-Griekenland. De slag bij Aleria. Omstreeks 550 bereikte de invloed der Grieken in Italië zijn hoogtepunt. Reeds strekte de Grieksche invloedsfeer zich uit van de Zee van Azov en Cyprus tot Cumae en Cadix, toen de aanval der Perzen op Ionië een omvangrijke verplaat- 53 srng in de Grieksche wereld veroorzaakte. In 546 werd Phocaéa veroverd, de bewoners weken uit naar Massalia, in Ligurië ontstond een machtige concurrentie voor de toen juist eerbiedwekkende macht der Etruriërs. Deze hadden den loop der gebeurtenissen met zorg gevolgd. Ook zij stonden ± 55° op het toppunt van hun macht. De geheele Povlakte tot de Adriatische Zee toe, was hun onderworpen, zelfs Latium en Campanië konden zij overweldigen. Tusschen 570 en 510 is Rome hun onderdanig geweest. Een botsing kon niet achterwege blijven, maar te voren verzekerde Etrurië zich van de medewerking van den anderen concurrent der Grieken, Carthago. In 540 kwam het tot een grooten zeeslag bij A1 é r i a (Alalia). Etrurië veroverde Corsica, Carthago nam Sardinië in bezit, er was als het ware een dam gelegd rondom het Grieksch gebied. Deze oorlog is het keerpunt in de geschiedenis van Groot-Griekenland, dat voortaan tot Zuid-Italië en Sicilië beperkt is. De slag bij Himera. Nog een tweeden aanval hebben de Grieken in het Westen te doorstaan gehad. De Carthagers hadden zich genesteld in den westhoek van Sicilië. Dat kon gelden als een uitdaging voor de bloeiende Grieksche steden, onder welke Syracuse vooraan stond. Hier had zich de tyrannis vastgezet als resultaat van eindelooze burgertwisten tusschen aristocratie en democratie. In 485 wist G e 1 o er zich van het bewind meester te maken, steunend op een huurleger, dat de bevolking er onder hield. Gelo wilde geheel Sicilië veroveren, de Carthagers ook. Toen sloot Carthago een verbond met Xerxes. In het oosten en het westen zou tegelijkertijd de aanval op de Grieken plaats hebben. Gelo echter wist de Carthagers bij H i m é r a in 480 een verpletterende nederlaag toe te brengen. Daarop volgde het bericht van de ramp bij Salamis. Carthago haastte zich vrede te sluiten. Het dubbel gevaar was met schitterend succes afgewend. § 3. De Opkomst van Rome. Oudste geschiedenis. Al deze gebeurtenissen werden afgespeeld, zonder dat Rome er eenigen invloed op kon uitoefenen. De 54 stad was nog bezig zich een grondgebied te verwerven en het heeft Zeer lang geduurd voor zij daarin slaagde. Van haar oudste geschiedenis weten wij maar heel weinig met zekerheid. De sage van R ómulus en Remus behoort al evenzeer tot het domein der volksfantasie, als de taUooze verhalen uit de tijden der zeven koningen. De staatsregeling der Romeinen was in den koningstijd nog zeer eenvoudig. Het bestuur berustte bij drie machten: koning. senaat. volksvergadering. De koning trad op als opperpriester, opperbevelhebber, opperrechter. Hij heeft de uitvoerende macht in handen, meer of min beperkt, doordat hij voor gewichtige aangelegenheden het advies moest inwinnen van den senaat, den staatsraad. De volksvergadering kiest den koning en heeft eenige wetgevende bevoegdheid, maar alle besluiten moeten door den senaat bekrachtigd worden. De bevolking van Rome, oorspronkelijk boeren en soldaten, bestond in hoofdzaak uit twee groepen: Patriciërs en Plebejers. De Patriciërs behoorden tot de adellijke geslachten en waren in het bezit van het volledig burgerrecht. Zij alleen namen deel aan de regeering. De Plebejers, ofschoon persoonlijk vrij, konden geen invloed uitoefenen op het bestuur. Servius Tullius zou volgens de overlevering een aantal nieuwe instellingen in het leven geroepen hebben. De Romeinsche bevolking werd verdeeld in v ij f klassen, naar den maatstaf van het bezit; deze vijf klassen zijn weer gesplitst in 193 onderafdeelingen (c e n t u r i ë n), welke de eenheden van de legermacht vormden. Alle centuriën bij elkaar zijn meteen volksvergadering (c o m i t i a centuriata). Daar werd bij centurie gestemd, met het gevolg, dat de hoogste klassen, waarin de Patriciërs het talrijkst waren, de meerderheid van stemmen in handen hadden. Wel is dus aan de Plebejers een eerste begin van burgerrecht verleend, maar practisch had dit weinig te beteekenen. Verdrijving der koningen. In 510 eindigt de Etrurische overheersching met de verdrijving van den laatsten koning Tarquinius Superbus (Horatius Cocles; Mucius Scaévola); dan wordt Rome een republiek. De godsdienst der Romeinen heeft al vroeg den invloed ondergaan van Etrurië en de Grieken. Overoud zijn de orakels van de 55 Cumaéïsche Sibylle, een priesteres van Apollo te Cumae. Eeuwenlang zijn deze voorspellingen te Rome bewaard om door de overheid geraadpleegd te worden. De goden der Romeinen zijn voor een groot deel navolging van die der Grieken. Zeus wordt J u p i t e r, Hera is dezelfde als J u n o. Poseidon heet N e p t ün u s, Athene is Mi nerva, Artemis en Ares dragen den naam Diana en Mars, Aphroch'te valt samen met V e n u s, Hephaistos met Vulcanus. Vesta, de godin van den huiselijkeri haard, genoot in Rome groote vereering (Vestaaische Maagden). Het maken van godenbeelden hebben de Romeinen overgenomen van de Grieken. In aanleg voor kunsten en wetenschappen staan de Romeinen niet zoo hoog als de Grieken. In de technische vakken waren zij uitstekend. De Oudheid kent geen betere ingenieurs en organisators. Het nuchter verstand beheerschte de Romeinsche samenleving veel meer dan de polsslag van het gemoedslevehi 1 § 4. De Staatsregeling van de Republiek. Patriciërs en. Plebejers. Rome een Republiek, 510—27 v. Chr. Na de verdrijving van Tarquinius Superbus wordt Rome een aristocratische republiek. f st De uitvoerende macht komt in handen van twee jaarkoningen, consuls genaamd, telken jare gekozen, maar niet terstond herkiesbaar. Zij zijn legeraanvoerders, staan aan het hoofd van de rechtspraak, roepen den senaat en de volksvergadering bijeen. Wanneer gevaarlijke-oorlogen een éénhoofdig bestuur wenschelijk maken, worden de consuls vervangen door een dictator. De staat komt dan onder de krijgswet, de militaire autoriteit treedt in de bevoegdheden van de burgerlijke. Een dictator werd krachtens senaatsbesluit door de consuls benoemd, maar slechts voor den tijd van ten hoogste zes maanden. Het aanstellen van twee consuls «oor één jaar, hét beperken van den ambtsduur der dictatuur, geschiedde om Rome voor een hernieuwing van het fapingschap te bewaren. 56 De wetgevende macht berust bij de volksvergadering. Geen regeeringsbesluit hëeft'fcracht van wet, als deze er haar goedkeuring niet aan gehecht heeft. Ook de verkiezing van de consuls en de meeste ambtenaren geschiedt door het vergaderde volk, dat mede beslist over oorlog, vrede, verdragen. Het staatsbeleid was toevertrouwd aan den senaat. Hij voert de buitenlandsche politiek en regelt het financieel beheer. De besluiten van de volksvergadering zijn aan zijn goedkeuring onderworpen. Hij heeft de bevoegdheid van controle over de ambtenaren. Patriciërs en Plebejer*. Het is duidelijk, dat er voor de plebejers in zoo'n aristocratische staatsinrichting bitter weinig invloed op de regeering restte. Wat beduidde eigenlijk hun stem in de volksvergadering? Op den duur verdroegen zij de overheersching der patriciërs niet. Men stelle zich niet voor, dat de plebejers arme menschen waren, integendeel, in maatschappelijken welstand deden velen hunner voor hun andere medeburgers niet onder, wel in stand en burgerrechten. Naarmate nu het grondbezit en de welvaart der plebejers toenemen, wordt bij hen het verlangen levendiger om ook zeggenschap te verkrijgen in de staatsaangelegenheden. Volkstribunen. In 466 werden de volkstribunen aangesteld. Zij moesten plebejers zijn, hadden het recht van veto, waardoor zij elk besluit van consuls, senaat of volksvergadering onmogelijk konden maken, en waren onschendbaar. Hun taak was de bescherming van de belangen der plebejers. De 12 tafelen. Met medewerking van de volkstribunen kwam omstreeks 450 de eerste geschreven wetgeving der „tienmannen", de wetten der twaalf tafelen, tot stand. Zij vormt den grondslag van het Romeinsch recht. Waarom heeft de patricische regeering zulke gewichtige concessies gedaan aan de plebejers? Rome was nog slechts een kleine mogendheid, die in oorlogstijd moest kunnen rekenen op de hechte organisatie van alle weerbare mannen in een sterk leger. De senaat had de trouw der plebejers noodig en wilde heftigen burgerkrijg vermijden door goedoverlegd beleid. De Magistratuur. Naarmate de staat zich uitbreidde, werd het bestuur ingewikkelder, de weinige ambtenaren konden al het werk niet meer af. Men begon daarom quaestoren aan te stellen, rijksbetaalmeesters, terw^liaan den censor, 443, 'werd opgedragen de vaststelling van den census, den grondslag voor de in- 57 deeling der burgerij in klassen en voor den dienst in het leger. Zulks geschiedde om de taak der consuls te verlichten, tegelijkertijd werd hun macht er door besnoeid. Maar de patriciërs hadden nog een andere bedoeling met de uitbreiding van de magistratuur. Al de ambten waren oorspronkelijk in hun handen geweest, behalve de plebejische. De plebejers echter rustten niet, voordat hun algeheele gelijkstelling met de patriciërs .was ten deel gevallen. Men moest hun in 366 den toegang tot het consulaat openstellen. Om nu zooveel mogelijk van de consulaire macht voor hun stand te behouden, beperkten de patriciërs de bevoegdheden van het consulaat nog meer door het ambt van p r a et o r in het leven te roepen. Op dezen magistraat ging de rechtspraak over. Hij moest aanvankelijk, evenals de censor, patriciër zijn. Omstreeks 312 zijn de bevoegdheden van den censor aanmerkelijk uitgebreid. Hem werd de macht verleend onwaardigen buiten den senaat te sluiten. Op den duur konden de patriciërs hun standsvoorrechten echter niet handhaven. Vóór 300 moesten zij de plebejers in de verschillende regeeringsambten toelaten. Toch bleef Rome een aristocratische republkfc» want de senaat hield de leiding van het bestuur in handen en daar hadden de oud-magi$tiaten, mannen van groote ervaring en gezag, den meesten invloed. § 5. De Verovering van Italië door de Romeinen. Latium en Veii. De voorzichtige meegaandheid der patra»»» tegenover de plebejers in den loop van de vijfde eeuw is voor een groot gedeelte ook te verklaren uit de moeilijke tijden, die Rome toen doormaakte. De Romeinen wilden, na het herstel van hun onafhankelijkheid, Latium onderwerpen. Omtrent de daaruit volgende oorlogen is ons weinig bekend, maar de uitslag werd, dat de Latijnen de opperste leiding der Romeinen moesten aanvaarden. Een gunstige omstandigheid svas de langzaam toenemende achteruitgang van het eenmaal machtige Etrurië. De voornaamste oorzaak daarvan is geweest de ondermijning van het volk door een rampzalig zedelijk verval. Da bevolking in de rijke Etrurische steden leefde in overvloed, de eenheid van het rijk ging verloren door steeds jheï* 58 nieuwde burgeroorlogen. Had het verlies van Rome en Latium reeds de verzwakking bewezen, de Romeinen konden zelfs in het laatste gedeelte van de vijfde eeuw hun vroegere overheerschers aanvallen. De strijd om V e i i bewijst dit. Lang heeft het geduurd, voordat de Etruriërs dit hun bolwerk aan de zuidergrenzen opgaven, maar voor Rome was deze eerste verovering een belangrijk succes. De Galliërs. Wanneer tegen 400 de moeilijkste tijd voor de rept»»bliek aan den Tiber achter den rug is, komt over Noord-Italië een heftige crisis, die daar de verhoudingen geheel gewijzigd heeft. Ten noorden van de Alpen woonden de Kelten of Galliërs; ± 390 drongen zrjdbver het gebergte heen de Po-vlakte binnen. De Etruriërs konden hun niet weerstaan. In een ommezien veroverden zij al het land tot de Appennijnen, dat naar hen den naam draagt Gal lia Cisalp! na. Daar bleef het niet bij. Nog verder zuidwaarts richtten de barbaren htm aanvatten, zij sloegen het beleg om C1 u s i u m. Toen riepen de Etruriërs de hulp in van de Romeinen. De senaat stemde toe. Deze interventie is Rome duur te staan gekomen. De Galliërs wreekten zich door een inval in Latium. Bij de A11 i a , drie uur ten noorden van Rome, wordt het Romeinsche leger vernietigd, drie dagen later valt de stad zelf in handen van de Kelten. Alleen op het Capitool hield een kleine bezetting zich staande, getuige van de verwoesting in Rome aangericht. De kunst van belegeren verstonden de woeste Galliërs niet, tegen een oorlogschatting verlieten zij Latium (Vae victis). Etrurië heeft door deze ramp zijn beteekenis als groote mogendheid geheel verloren, bijna weerloos lag het voortaan tusschen zijn ouden en zijn nieuwen vijand, Rome en de Galliërs. Rome daarentegen ondervond geen blijvende schade van den heftigen overval. Snel herstelde het zich om met de geheel veranderde verhoudingen in Italië zijn voordeel te doen. Het kan na 350 expansiepolitiek beginnen* De Samnieten. Zuid-Etturië had het toen reeds in zijn macht, de rondom Latium wonende Italische stammen moesten zich onderwerpen, verder zuidwaarts echter konden de Romeinen nog niet grijpen. In S a m n i u m waren de Samnieten gevestigd, een eenvoudig, krachtig bergvolk, fier op zijn onafhankelijkheid, toenmaals het machtigst op het vasteland van Italië, met Rome. Beide mogendheden streefden naar het bezit van Campanië, dat tusschen hen in lag. Capua was er de bloeiende hoofdstad. 59 Latium en Campanië. Rome werd echter in zijn uitbreiding gehinderd door de L a t ij n e n. Tot dusver voerde de senaat nog alleen maar de hegemonie in Latium> de leden van den La^jnschen stedenbond bezaten gelijke rechten. Maar Rome was de zustefr steden boven het hoofd gegroeid, het wilde zich niet meer storen aan de gesloten overeenkomsten, het trad op als overheerscher. Daartegen kwamen de Latijnen in verzet; zij vonden bij de Camp an i ë r s ijverige bondgenooten, een oorlog brak uit. In den slag bij den Vesuvius, 340, overwonnen de Romeinen. De oude Latijnsche stedenbond werd opgeheven, Latium bij Rome ingelijfd. Capua, geen kans ziende, den strijd verder voort te zetten, stelde zich uit eigen beweging onder protectoraat van den senaat. Daarna kwam ook Campanië onder het gezag van de Republiek. Zij was een groote mogendheid geworden, wier gebied zich uitstrekte over de drie veroverde gewesten: Campanië, Latium, Zuid-Etrun& De wedstrijd met de Samnieten. De welgeslaagde machts»ifr breiding der Romeinen wekte den naijver der Samnieten. De bezetting van Campanië beteekende voor hen de afsluiting van de zee. De toekomst van hun land stond op het spel. Vandaar de eerste Samnietische oorlog, 323—303. Dat de Romeinen nu met een gevaarlijken tegenstander te maken hadden, ondervonden zij door een zware nederlaag bij de bergpasseji van C a u d i u m, 321. Maar in de volgende oorlogsjaren herstelden zij zich, trokken zelfs het gebied der Samnieten binnen en wisten ten slotte den vrede af te dwingen. Samnium verloor slechts weinig van zijn gebied, doch was geheel uitgeput. Alleen konden de mededingers van Rome den strijd om het kampioenschap van Italië niet meer wagen, wel vonden zij gemakkelijk bondgenooten. Een groot verbond met de Galliërs en de Etruriërs kwam tot stand, want ook deze volkeren begrepen het gevaar, dat hen van Latium uit bedreigde. De tweede Samnietische oorlog, 298—290, is door deze samenwerking een kritieke worsteling voor de Republiek geweest. In Umbrië vereenigden zich de drie legers van de coalitie, bij Sentinum kwam het in 295 tot een bloedigen slag (Publius Decius Mus). Rome overwon. Vijf jaar heeft het nog moeten vechten, voordat Samnium boog. Etrurië is daarop veroverd, de Galliërs Zagen zich teruggedrongen naar hun Po-vlakte. Alleen de Grieksche steden in Zuid-Italië waren nog onafhankelijk. 6o Onderwerping van Zuid-Italië, 38a—$73. Tarente, de machtigste der Grieksche steden, zag het gevaarlijke van den toestand in. De stad was rijk, met Rome en Capua de grootste van Italië. Zij beschikte over een mooie zeemacht, maar bezat een te zwak leger. Zij sloot een verbond met de Lucaniërs en Bruttiërs, ook de taaie Samnieten deden mee. Toen volgde de oorlogsverklaring aan den senaat. Om in de behoefte aan soldaten te voorzien, ging Tarente een overeenkomst aan met P y r r h u s, den krijgslustigen koning van Eplrus. Tegen grof geld leverde hij een leger aan de koopstad. Dank zij zijn phalanx en zijn olifanten versloeg Pyrrhus de Romeinsche consuls bij Heracléaen bij Auscülum (Pyrrhus-overwinning). In plaats van nu den strijd krachtig door te zetten, liet de koning zich verleiden tot een poging om Sicilië te veroveren, waar de Carthagers Syracuse belegerden. Dit plan mislukte en de Romeinen wonnen tijd om zich te herstellen. Terug in Italië leed Pyrrhus in 275 een zware nederlaag bij Benevéntumen gaf den strijd op» Hij keerde terug naar Epirus. Toen kon Tarente zijn tegenstand niet lang meer volhouden, het moest zich overgeven. Ook het land der Lucaniërs en Bruttiërs werd ingelijfd, Samnium boog weer het hoofd. Rome gebood over heel Italië tot aan Gallia Cisalpina. ZEVENDE HOOFDSTUK. DE STICHTING VAN HET ROMEINSCHE WERELDRIJK. § i. De eerste Punische Oorlog, 264—241. Sicilië. Door de verovering van Italië was de Romeinsche staat de grootste landmacht van het Westen geworden; aan den overkant lag de grootste zeemacht, Carthago; tusschen beiden als begeerlijke buit: Sicilië. Aanleiding: tot den eersten Punischen Oorlog, Reeds jaren lang had Carthago, in oorlog op oorlog, beproefd het eiland te veroveren, maar steeds was dit mislukt door den taaien tegenstand der tyrannen van Syracuse, het laatste bolwerk der eenmaal bloeiende Grieksche cultuur. Na Pyrrhus' vertrek ontbrandde de strijd opnieuw, alleen het oosten van Sicilië hield zich staande. Hiëro II van Syracuse handhaafde zijn onafhankelijkheid, maar kon niet beletten, dat een bende Campanische huurtroepen, de M a m e r t ij n e n, zich nestelde in het nabijgelegen Messana. Een tegenaanval door Hiëro volgde, de vrijbuiters raakten nauw ingesloten en zagen uit naar hulp. Een partij onder hen zond gezanten naar Rome, een andere naar Carthago;-1'' De Romeinsche senaat zag er tegen op zich te wagen in een avontuur buiten Italië, 't Was duidelijk, dat een botsing met het machtige Carthago niet uitblijven kon, als de Republiek de hand uitstak naar het prachtig gelegen Messana. Toen gaf de volksvergadering den doorslag. Zij bezat zelfvertrouwen genoeg om den kamp aan te durven. Een Romeinsche expeditie vond Messana reeds in handen van de Carthagers, maar joeg deze bezetting er uit. Een oorlogsverklaring was het antwoord. Zoo is de eerste Punische oorlog uitgebroken. De oorzaak van den strijd. Vormt de twist om Messana de aanleiding tot het begin van de groote wereldoorlpgen in het Westen, die aan Rome de wereldheerschappij verzekerd hebben, de oorzaak van de worsteling was feitelijk de vraag, welke der wedijverende machten op den duur de eerste mogendheid in de Middellandsche Zee rondom Italië zou worden. Hoe stonden de partijen tegenover elkander? 6a Carthago bezat een sterke vloot en een uitgestrekt koloniaal gebied langs de noordkust van Afrika. Zijn leger bestond bijna geheel uit huurtroepen, die de rijke handelstaat gemakkelijk kon betalen. Het behandelde zijn onderdanen bitter slecht. Alles werd hun afgeperst om den staat, wiens belangen het centrum vormden van het commercieel en staatkundig beleid. Materieel was Carthago stellig het sterkst. Wat kon Rome daar tegenoverstellen? Het had de beschikking over het sterkste leger ter wereld, gevormd uit de vaderlandslievende burgerij. Zijn vloot beteekende weinig, zijn handel ter zee begon zich pas te ontwikkelen. Financieel moest het voor den mededinger de vlag strijken. Maar het kon rekenen op de trouw der Italische bondgenooten. Het wist de sympathie der bevolking te winnen en haar meteen ondergeschikt te houden. Elk der ingelijfde volkeren is op telkens gewijzigde voorwaarden tot bondgenoot der Romeinen verklaard en in het genot gesteld van bijzondere voorrechten. Een net van wegen x) met sterkten en nederzettingen werd in Italië aangelegd, waardoor de regeering alles in de hand had. Toen Pyrrhus zijn aanval deed, bleven de bondgenooten de zijde van Rome houden, zij zouden het ook doen in de Punische oorlogen. Moreel was Rome de sterkste. De oorlog. Zonder een goede marine kon Rome tegen Carthago weinig uitrichten. De eerste Punische oorlog is op de eerste plaats een zeeoorlog geweest. Dank zij de technische vaardigheid der Romeinen, stak hun eerste vloot in 260 in zee. Zij hadden de uitrusting hunner schepen voltooid naar het model van die der Carthagers en versloegen hen bij M y 1 a e. Daarna ging het op Afrika af. R é g u1 u s krijgt het commando over een groote expeditie, jaagt de vijandelijke vloot ten zuiden van Sicilië uiteen en landt op Carthaagsch gebied. De senaat achtte de overwinning verzekerd en riep de helft van het leger terug. De Carthagers daarentegen verdubbelden de sterkte van hun huurtroepen en wisten Régulus geheel te overvleugelen in 255. Hij zelf is gevangen genomen. Sedertsgingen de kansen op en neer, beide partijen raakten uitgeput, de oorlog stokte. In 242 namen toen eenige Romeinsche burgers een bewonderenswaardig besluit;' zij boden hun regeering een vloot aan van 200 schepen, om daarmee den tegenstander een 1) De meest beroemde der groote Romeinsche heirwegen in Italië waren de Via Appia (312), de Via Latina en deViaAemilia. 63 Üfestissenden slag toe te brengen. De Carthagers zijn door deze kloeke daad verrast. Bij de Aegatische eilanden leden zij een vernietigende nederlaag, 241. Toen eindelijk gaf Carthago den strijd op, maar ook Rome was aan het einde van zijn krachten. De senaat eischte alleen den afstand van West-Sicilië 1); Syracuse bleef onafhankelijk onder Hiëro. De vrede kon echter bij zulk een afloop niet duurzaam- zijn, hij droeg meer het karakter van een wapenstilstand. § 2. De tweede Punische Oorlog, 218—201. Sardinië en Corsica. Onmiddellijk na het sluiten van den vrede ondervond Carthago, hoe gevaarlijk het voor een staat is, dat zijn leger bijna uitsluitend uit huurtroepen bestaat. Een gruwelijke opstand van de soldaten bracht de hoofdstad erger in het nauw, dan gedurende den oorlog met Rome ooit gebeurd was. Daarvan maakte de senaat misbruik. Ook op Sardinië en Corsica woedde de revolutie, de muiters zochten steun bij de Romeinen en dezen legden beslag op de beide eilanden. Woedend moest het machtelooze Carthago den roover zijn bufrlaten. Illyrië. De Adriatische Zee werd sinds jaren onbevaarbaar gemaakt door het zeerooversvolk der 111 y r i ë r s. De senaat zond er een sterke expeditie heen. Illyrië moest zich een bondgenootschap met de Romeinen laten welgevallen, de zee ten noordoosten van Italië was in de macht van Rome. De Povlakte veroverd. Kort daarop werd Etrurië weer eens in rep en roer gezet door een inval van de Galliërs. Het bleek voor de rust in Italië noodig, dat de Republiek deze barbaren onder haar heerschappij bracht. Na een moorddadigen strijd gelukte het de Romeinen de Povlakte te veroveren, 222. De Carthagers in Spanje. Carthago had zich gedurende de jaren van vrede geducht op een hernieuwing van den tweekamp uitgerust. Hamilcar Barcas stond er aan het hoofd van 1) West-Sicilië werd het eerste Romeinsche wingewest, provincia. Aan het hoofd van het bestuur der provinciën stonden de proconsuls en de propraetoren. 5 64 den staat en het leger. Van hem ging het denkbeeld uit om in de verovering van Spanje herstel te zoeken voor het verlies van Sicilië en daar tegelijkertijd in een langdurigen oorlog tegen de inboorlingen een goed geschoold leger te scheppen. Een tijdlang liet Rome de Carthagers begaan, maar toen de omvangrijke onderneming succes had, kwam de senaat toch tusschenbeiden en sloot een verdrag, krachtens hetwelk hun concurrenten de Ebro niet zouden overschrijden. Hannibal. Hamilcar is gedurende zijn veldtochten in Spanje gestorven; zijn zoon, de 28-jarige Hannibal, werd zijn opvolger. Deze Carthager, een der grootste figuren in de wereldgeschiedenis, hield voortdurend het(oog gevestigd op den toekomstigen strijd met Rome; de Romeinen hebben in hem later hun gevaarlijksten vijand leeren kennen. Hij slaagde er in Spanje tot de Ebro te onderwerpen, alleen Saguntum bleef nog vrij. Toen verbood de senaat aan de regeering in Carthago de stad te belegeren. Maar Hannibal stoorde zich daar niet aan. Hij was in zijn recht, want de Romeinen overtraden het vroeger gesloten verdrag; hij wilde van deze gelegenheid gebruik maken om den oorlog uit te lokken. Saguntum veroverd. In 219 gaf Saguntum zich over (Deliberante senatu perit Saguntum). Rome eischte daarop de uidevering van Hannibal, Carthago weigerde, de Tweede Punische oorlog begon. Hannibal stond klaar om zijn leger over te brengen naar Italië, de senaat besloot een expeditie uit te zenden naar Afrika; beide partijen trachtten een eindeloozen zeeoorlog te vermijden, geleerd door de ondervinding uit den eersten strijd. De tweede Punische oorlog is te land uitgevochten. Slag aan de Ticinus en de Trebia, 218. Hannibal overblufte Rome door zijn stouten tocht over de Alpen. Plotseling stond hij in het najaar van 218 in de Po-vlakte. Wel kostte de onderneming hem de helft van zijn leger, doch de Galliërs sloten zich onmiddellijk bij hem aan. De Romeinen verloren de slagen aan de Ticinus en de Trebia en riepen hun expeditie voor Afrika uit Sicilië terug. Quintus Fabius Maximus. In 217 liep de legermacht van de Republiek in een door Hannibal meesterlijk ontworpen hinderlaag aan het Trasimeensche meer. De slag was een ramp voor de Romeinen, men duchtte zelfs een aanval op Rome. De Carthagers plunderden in Umbrië, Campanië, Apulië, maar Hannibal's macht 65 was niet groot genoeg om een beleg van de hoofdstad;^ ondernemen, en, wat het voornaamste is geweest, de bondgenooten bleven trouw. Onder zoo hachelijke omstandigheden werd de leiding van den staat gesteld in handen van een dictator, Quintus Fabius Maximus Cunctator. Deze begreep, dat de Carthagers in den open • veldslag haast onoverwinnelijk waren door de geniale leiding van hun veldheer, dus vermeed hij den grooten strijd, om tegen Hannibal den kleinen oorlog uit te spelen. Daardoor won hij tijd, echter weinig meer, want de bondgenooten hadden ontzettend te lijden van den vijand. Op den duur werden het leger en de burgerij te Rome ontevreden over zoo'n negatief resultaat, waarom de senaat besloot nog een keer een veldslag te wagen. Slag bij Cannae, 216. De beide consuls kregen een leger onder hun bevelen, als Rome er nog nooit een had uitgerust, ruim 80.000 man sterk. Zij lieten zich door Hannibal den strijd opdringen in de vlakte van Apulië bij Cannae, een terrein waar de Carthagers hun ruiterij in volle kracht konden ontplooien. Met zijn 50.000 man bracht Hannibal de Romeinen een verpletterende nederlaag toe. Aan het einde van den dag waren bijna 70.000 van zijn tegenpartij gesneuveld. Het gevolg is geweest, dat Zuid-Italië van Rome afviel: Bruttium, Lucanië, Samnium, Campaniëj Capua opent de poorten voor "Haiyfrthal; maar de oorspronkelijk Grieksche steden en MiddenItalië waren voor een aansluiting bij de Carthagers, gevreesd als overheerschers door hun drukkend systeem, niet te vinden. Hannibal stond in 216 op het hoogtepunt van zijn succes. Had Carthago's regeering hem krachtig gesteund, wellicht zouden zijn plannen verder voltooid geworden zijn, doch daaraan is het hem blijven ontbreken. Hij moest uitzien naar vreemde bondgenooten en vond die in Macedonië en Syracuse. De senaat daarentegen heeft met vastberaden beleid zich gereed gemaakt voor den loop der gebeurtenissen in de toekomst. Geen enkelen veldslag hebben de Rowjemen meer aangedurfd in Italië, wel wonnen zij na 216 langzamerhand terrein op den vijand. Zuid-Italië. In 212 verovert Mar cel lus Syracuse na een moeilijk beleg (Archimédes), in 211 wordt Capua overweldigd, in 209 Tarente heroverd, zonder dat Hannibal in staat was deze overwinningen tegen te houden. Vreeselijk hebben de Romeinen hun wraak gekoeld aan de drie prachtige steden. Vooral Syracuse is zoo 66 stelselmatig mishandeld, dat het nooit meer zijn vroegere beteekenis heeft herkregen. Spanje. Philippus V van Macedonië liet Hannibal in den steek, maar zonder versterkingen kon de geweldige Carthager den strijd niet verder voeren. Toen vestigde hij het oog op Spanje. Daar was sedert 218 onafgebroken oorlog gevoerd. De strijd verliep sterk afwisselend. In 210 werd Publius Cornelius S c ipio afgezonden, met zijn komst keert de kans. Hasdrubal, de Carthaagsche veldheer, is niet tegen hem opgewassen. Kort daarop bereikt Hasdrubal de noodkreet van Hannibal uit Italië. Hij slaat zich door Scipio's leger heen, kiest zich den weg over de Alpen, verschijnt in de Povlakte. Slag aan den Metaurus, 207. Rome heeft er alles op gezet, om de vereeniging van de beide Carthagers te beletten. Hannibal trekt naar het noorden van Apulië en vindt daar een sterk leger tegenover zich. Hasdrubal zet zijn tocht zuidwaarts voort, maar ook hij wordt tegengehouden. Voor Hannibal hadden de Romeinen te veel eerbied, zijn broer durfden zij aan met een groote overmacht. In 207 is Hasdrubal in den bloedigen slag aan den Metaurus met bijna geheel zijn leger gesneuveld. Strijd in Afrika. Feitelijk is dit de beslissing geweest van den strijd om de wereldheerschappij, zoo heeft Hannibal het ingezien. Hij trok terug naar Bruttium, Italië nog vasthoudend, terwijl de Romeinsche bevelhebbers het niet waagden hem te verdrijven. De senaat gaf er de voorkeur aan nu den oorlog naar Afrika te verplaatsen. In 204 landt Scipio bij U t ï c a, in 203 brengt hij met de hulp van den sjeik der Numidiërs, Massinissa, de Carthaagsche huurlegers een zware nederlaag toe, Hannibal werd ontboden om zijn vaderstad te verdedigen. Slag bij Zama, 202. Ten slotte is het pleit beslist in den slag bij Z a m a. Hannibal had de burgerij van Carthago zoo goed mogelijk tot een leger georganiseerd, maar deze onervaren troepen stoven uiteen voor de harde slagen der Romeinsche legioenen. Een halven dag hielden de oudgediende dapperen van Hannibal stand tegen de overmacht, haast allen vonden den dood. Rome kon den vrede aan Carihago dicteeren: Spanje wordt afgestaan; de vloot zal uitgeleverd worden; Carthago mag buiten Afrika geen oorlog meervoeren; Carthago mag in Afrika alleen oorlog voeren met toestemming van de Romeinen. De overwinnaar ontving den eerenaam Africanus. 67 Gevolgen van den oorlog. Carthago staat sedert onder protectoraat van Rome. Ontzaglijk veel heeft de tweede Bunische oorlog Italië gekost, een vierde der bevolking van het schiereiland is omgekomen. Groot-Griekenland is er door ten gronde gericht, Carthago heeft zich bij de voldongen feiten moeten neerleggen. § 3. Rome en het Oosten. ïste en 2de Macedonische Oorlog. Nog vóór den slag bij Zama had de Republiek vrede gesloten met koning PhilippusV van Macedonië, een der opvolgers van de Diadochen, die ook over Griekenland de hegemonie voerde. Zoolang Hannibal in Italië stond, bekommerde de senaat zich weinig om den nieuwen vijand en deze hield zich op een afstand. Vandaar dat de eerste Macedonische oorlog, 215—205, al heel weinig op een werkelijken oorlog leek. Het spreekt echter vanzelf, dat Rome zich de eerste uitdaging niet zonder meer kon laten welgevallen, in den tweeden Macedonischen oorlog, 200—197, heeft het de rekening vereffend. Flamininus versloeg het Macedonische leger bij Cynoscéphalae. De vrede kostte Philippus V al zijn gebied, behalve het eigenlijhMacedonië, terwijl Griekenland onder protectoraat van Rome gesteld werd. Antiochus van Syrië. In het Oosten bleef nu nog slechts één groote mogendheid over, die als gelijke van den Romeinschen staat kon gelden: Syrië. Daar regeerde koning Antiochus, een nazaat van de Seleucfden. De nederlaag van Macedonië had op hem een diepen indruk gemaakt: zou het Oosten ook aan de westersche macht onderworpen worden? De Grieken droegen met tegenzin de hegemonie van Rome, beloofden den Syriër gouden bergen, als hij hen kwam bevrijden, en dezen lokte de rol van kampioen voor de vrijheid wel aan. De senaat had zichkliever niet* in een avontuur in zoo verre landen willen wagen, maar de oorlog bleek op den duur onvermijdelijk. Antiochus rekende op de Grieken. Dat werd hem een groote teleurstelling, die uitliep op de nederlaag bij Thermópylae, 191. Ijlings moest de koning vluchten naar Ephêsus, na een paar vernietigende slagen onttroonde de vrede van 189 ook Syrië: Klein- 68 Azië werd afgestaan tot het Taurus gebergte; de vloot moest uitgeleverd worden tot op tien oorlogschepen. Nog één keer heeft Maredonië een poging ondernomen, om aan den ijzeren greep van het Romeinsche rijk te ontkomen. Philippus V had reeds ingezien, dat het den senaat er om te doen was de voogdij over het Oosten te behouden. Daarom begon hij zijn leger te versterken. Zijn zoon P e r s e u s zette deze plannen voort en greep eindelijk naar het zwaard: De derde Macedonische oorlog brak uit, 172—168. Indien het Oosten eensgezind zich rondom Perseus geschaard had, misschien ware een geweldige wereldoorlog het gevolg geweest. Maar de Macedoniër vond geen bondgenooten en tegen de krijgskunde van Aemilius Paulus was hij niet bestand. In 168 werd zijn leger verslagen bij P y d n a. Bij den vrede regelde de senaat den toestand in het Oosten zoo, dat daar voorloopig geen gevaarlijke oorlog meer mogelijk zou kunnen zijn: Macedonië werd in vier kunstmatig- gescheiden gewesten verdeeld, met dit gevolg, dat het land snel geromaniseerd is en het volk van Alexander den Grooten uit de geschiedenis verdween. De Achaeïsche Bond moest duizend gijzelaars naar Rome zenden, onder wie de geschiedschrijver P o 1 y b i u s, als onderpand voor de trouw der Grieken; Illyrië, Eplrus, de bloeiende handelstaat Rhodus, Bithynië, Pérgamum, kwamen onder protectoraat. Rome lijfde ten oosten van de Adriatische Zee nog geen enkel gebied in, maar bevestigde er zijn opperheerschappij. § 4. Het Hellenisme in Rome. Omstreeks 200 was de Romeinsche -Republiek staatkundig de meesteresse der wereld en juist in dezen tijd begon het Hellenisme door zijn beschavingsoverwicht het Westen te veroveren. De oorlogen met het Oosten werkten het indringen van de Grieksche beschaving binnen Rome en Italië sterk in de hand. Het Hellenisme heeft aan de Romeinsche maatschappij, betrekkelijk nog nuchter en eenvoudig, de goede gaven gebracht van veelzijdigheid en verfijning; daar staat echter tegenover, dat meteen de groote gebreken 60. van de oostelijke volkeren naar Rome kwamen. De oud-vaderlandsche degelijkheid der Romeinen is op den duur ingezonken door de weelde, die langzamerhand in de mode kwam. Moreel waren de Romeinen tot nu toe de meerderen van de Grieken geweest, maar zij hebben zich op die hoogere plaats niet weten te handhaven. De kennismaking met het Hellenisme heeft in Italië een algeheele omwenteling ten gevolge gehad op economisch gebied na den tweeden Punischen oorlog. Van de Grieken leerden de Romeinen den groothandel, het bankwezen, het grootgrondbezit kennen. Groote financiers koopen op Sicilië en in Italië de verwoeste en verlaten landerijen op groote schaal tegen spotprijzen op en voeren daar het plantage-systeem in. Slaven deden het werk, en zoodoende kon de kleine boer niet meer concurreeren. Op den duur moest de middenstand ten plattelande verdwijnen. Zoo is het ook met de industrie en het handwerk gegaan, die grootendeels in het bezit geraakten van het machtig grootkapitaal. De gevolgen van deze diep ingrijpende veranderingen komen ook in het staatkundig leven tot uiting. De burgerij geraakte tusschen 300 en 200 gesplitst in drie onderscheiden groepen: De nóbiles (o p t i m a t e n), het oude patriciaat, dat van oudsher in het bestuur van den staat den grootstaa invloed uitoefende, met de daarbij aangesloten aanzienlijke plebejische families. De proletariërs, de naar Rome toegestroomde verarmden, die daar uit de hand van hun rijke beschermheeren hun dagelijksch onderhoud ontvingen om als wederdienst hen bij de verkiezingen te steunen; zij vormen de kern van de partij der populares. De équites, de groep der groote bankiers en geldmannen, leiders van Rome's wereldhandel, die er zich op toelegden naast de nobiles ook hun invloed te doen gelden in de staatkunde van de Republiek. Rome is na 200 de rijkste stad der wereld geworden. Maar tegelijkertijd beginnen de gevolgen van geldzucht en eigenbaat door te dringen in het bestuur van den staat. De tijd van het verval der Republiek wordt gekenmerkt dikwijls door schandelijke gebeurtenissen. 70 Het Romeinsche buis in een provinciestad. De kleine vensters en het ontbreken van iedere gevelversiering zouden ons Romeinsch huis met peristyl te Pompeji. doen gelooven, dat het op bijgaande plaat afgebeelde huis, de woning van een 7i eenvoudig Romeinsch burger is. En toch is dit niet het geval. In werkelijkheid werd het bewoond door een rijke familie, die het interieur met kunstwerken en schilderingen van allerlei aard versierd had. Als er dus geen gevelversiering aan de Romeinsche huizen te vinden was, dan lag de reden niet daarin, dat men deze niet maken kon, maar dat men er geen verlangde. Een kenmerkende eigenschap van het oud-Romeinsche huis is de volledige afsluiting van buiten, die zoover gaat, dat men zelfs'bijna geen vensters had. Hoe kregen de kamers dan lucht en licht? Men opent ze binnen de woning met de deur naar het maar half gedekte atrium en naar den met zuilen omringden tuin (peristylium). Daar de zuidelijke volkeren niet veel last hebben van koude, bleven de deuren gedurende het grootste deel van het jaar geopend en konden de kamers, die op het peristyl uitkwamen, genoeg gelucht worden. Het huis der Romeinen verschilde dus in menig opzicht van onze moderne woningen, maar toch was het zeer practisch en geriefelijk ingericht. Men komt van de straat binnen door de op de plaat zichtbare deur (op den platten grond met B aangegeven) en gaat eerst door een voorportaal a (vestibulum), aan welks einde de huisdeur ligt en een gang b (fauces). Deze voert ons naar het atrium (c), waaraan twee open plaatsen aansluiten (a 1 a e, h, t). Het atrium was de voornaamste plaats van het Italische huis, waar de huisgenooten woonden, sliepen en aten. Toen men in lateren tijd het peristyl er bij bouwde, werd het atrium meer ah ontvangkamer gebruikt. Achter het atrium lag het onder Griekschen invloed ontstane peristylium, een zuilenhal (/), die een tuin omgeeft -(m), rondom liggen de kamers n, o, p, q, r. Ons huis had nog een tweede atrium (i>), waar het heiligdom der beschermgoden was, en een tweede peristylium (s). N, p, t zijn eetkamers, n een slaapkamer, w de keuken, x de kamer van den kok. In de meeste huizen vinden wij nog tusschen atrium en peristylium, het tablinum, een open plaats, waar met} zich in de frissche lucht bevond. § 5. De eerste Verschijnselen van Achteruitgang. Reeds gedurende den derden Macedonischen oorlog was gebleken, dat de senaat niet meer als vroeger op zijn veldheeren rekenen,kj9fi; vóór Aemüius Paulus waren er uitgezonden, die beter hun eigen belangen wisten te behartigen, dan de zaak van den staat. In veel erger mate kwam dit euvel aan het licht bij de expedities tegen Spanje, Carthago en Corinthe. Spanje was in 201 wel aan Rome afgestaan door Carthago, maar nog lang niet onderworpen. De Iberiërs en Lusitaniërs hielden hun verzet tegen de indringende overheerschers met succes vol. De uit- 72 gezonden generaals waren voor hun taak niet berekend door hun eigenbaat en trouweloosheid. Eerst toen S c i p i o het opperbevel aanvaardde, ging het anders. In 133 veroverde hij Numantia, het bolwerk der inboorlingen. Na de onderwerping is Spanje langzamerhand geromaniseerd* het kwam tót hoogen bloei. Derde Punische oorlog, 149—146. Carthago wekte door zijn drukken handel de jaloerschheid der Romeinsche équites. Zij zochten een oorlog. Hun handlanger werd Massinissa, de sluwe koning van Numidië. Voortdurend deed hij invallen in het klein gebied van Carthago en de équites zorgden wel, dat Rome hem in alle geschillen gelijk gaf. Immers, Carthago mocht geen oorlog voeren en kon dus alleen bij den senaat bescherming zoeken. C a t o heeft het drijven der bankiers gesteund door zijn ijveren voor hun toeleg -■). Jarenlang verdroeg Carthago dit schandelijk onrecht, het kon aan geen oorlog meer denken. Maar eindelijk liep de maat over. In 150 deed Massinissa weer een inval, de Carthagers grepen naar de wapenen, onmiddellijk eischte de senaat verantwoording. Zware eischen werden van de Puniërs gevergd: 300 gijzelaars, alle wapens, en toen nog: breek de stad af en bouw haar drie uur landwaarts in weer op. Dat was voor de vaderlandsliefde der uitgetarte ,.Carthagers te veel. Onder protest wierpen zij zich met de wanhoop der vertwijfeling op de verdediging van hun stad. De derde Punische oorlog, 149—146, brak uit. Lang leden de onbekwame Romeinsche veldheeren niets dan nederlagen, totdat eindelijk P u b 1 i u s Cornelius Scipio Aemilianus het bevel overnam, de vloot van Carthago versloeg en de stad ten slotte stormenderhand veroverde. Zes dagen duurde de grimmige strijd in de straten. Misschien heeft één tiende der bevolking de vernietiging overleefd. De stad is met deh'~grond gelijk gemaakt, en haar gebied werd de provincie A f r i c a. Er bleef in het Westen geen concurrent meer over, die tegen het grootkapitaal te Rome op kon. Er was er nog een in het Oosten: Corinthe. Griekenland ingelijfd, 146. Een opstand in Macedonië had aan den senaat in 148 de gelegenheid gegeven dit land in te lijven, maar ook de Grieken bleven voortdurend in lijdelijk verzet. Toen de Romeinsche gezanten tussehenbeiden kwamen in een twist van den 1) „Ceterum censeo Carthaginem esse delendam".- 73 Achaeïschen Bond met Sparta, werden zij te Corinthe uitgejouwd door het gepeupel. Een expeditie is daarop uitgezonden om het gezag van de Republiek voor goed te vestigen. De aanvoerder was M u m m i u s, een onbeschaafd soldaat, die in het bijzonder de opdracht meekreeg om het prachtige Corinthe te verwoesten. Hij kweet zich grondig van zijn taak. De geldmacht in Rome zag gaarne ook dezen concurrent aan de vernietiging prijsgegeven. Griekenland is in 146 ingelijfd. Provincie Azië. In Azië heeft de laatste koning van P é r g am u m in 133 zijn rijk zoogenaamd bij testament aan den senaat vermaakt. Een volksopstand werd neergeworpen en het land in 129 ingelijfd als provincie Azië. Rome heerschte rondom de Oude Wereldzee. Maar door het verval der Republiek is deze overheersching niet ten zegen geweest aan de onderworpen landen en hebben Rome en Italië zelf de jammerlijke gevolgen ondervonden van een slecht bestuur en felle partijschappen. ACHTSTE HOOFDSTUK. HET VERVAL DER REPUBLIEK. §i. De Gracchen. Misstanden. De overheersching van het grootkapitaal heeft langzamerhand de toestanden in Rome en Italië onhoudbaar gemaakt. De senatoriale regeering was na 200 meer en meer ontaard in een drukkend wanbestuur door een aaneengesloten oligarchie. Tegen deze verhoudingen ontwikkelt zich ten slotte verzet. Duizenden burgers van de Republiek waren het er over eens, dat er verandering komen moest. Hun ontevredenheid komt in de volksvergadering tot uiting, zij werd het terrein van actie voor de populares. Bekwame leiders voerden de stemgerechtigde menigte aan in den strijd tegen den senaat, d.i. tegen het wettig gezag. Een staatsman, die door populaire wetten het volk op zijn hand weet te krijgen en de nóbiles kan dwingen, krijgt feitelijk het staatsbewind in handen. Vandaar een reeks van heftige burgeroorlogen, die uidoopen moeten op de zegepraal van het eenhoofdig bewind, 133—27. Tiberius Sempronius Gracchus is in 133 de éérste geweest, die het aandurfde om openlijk tegen de nóbiles in verzet te komen. De ondergang van den Italiaanschen boerenstand was een der meest in het oog loopende wanverhoudingen. Daarin wilde Gracchus, tot volkstribuun gekozen, verbetering brengen door een stel akkerwetten. De staatsdomeinen waren in den loop der tijden grootendeels in handen geraakt van het grootkapitaal. De volksvergadering stelde vast, dat niemand meer dan een beperkte oppervlakte der domeinen in bezit mocht hebben en dat het dus door den staat teruggenomen land aan arme burgers zou toegewezen worden. De senaat hield de wetten tegen, maar de volksvergadering stoorde zich daar niet aan, ging over tot revolutie. Toen het ambtsjaar van Gracchus als volkstribuun ten einde liep, besloot hij zich te doen herkiezen door zijn partij. Ook dat was in strijd met de constitutie, want geen ambtenaar mocht twee jaar achtereen hetzelfde 75 ambt waarnemen. De nóbiles deden wat zij konden, om de zegepraal van den tribuun tegen te gaan. Toen zij zagen, dat zij tijdens de stemming den strijd zouden verliezen, gingen zij over tot geweldpleging. Een betaalde bende stormt het Forum op, overvalt het weerlooze volk, Gracchus en 300 van zijn aanhangers worden doodgeslagen. Ook dat was revolutie! Na 133 zijn senaats- en volkspartij oriveirzoenKjke vijanden gebleven, terwijl een macht, die beiden het zwijgen had kunnen opleggen, ontbrak. Tfen jaar later kwam het tot een tweede botsing. Gajus Sempronius Gracchus werd in 123 volkstribuun. Hij vormde het plan den moord, op zijn broer gepleegd, te wreken en zich van de staatsmacht meester te maken. Hij won het volk door zijn korenwet, die vaststelde, dat elk Romeinsch;burger maandelijks bij de staatsmagazijnen een hoeveelheid graan kon koopen tegen zeer lagen prijs. De équites bracht hij opj«ijn hand door voor de rijke provincie Azië het stelsel van verpachting der belastingen in te voeren. Zijn rechterwet ontnam de controle over het bestuur in de provinciën aan den senaat en bracht die aan de équites. Wel kregen daardoor de tollenaars der grootkapitalisten vrij spel om voortaan het eene wingewest na het andere te .ruïneeren, maar Gracchus bereikte te Rome zijn doel. Sterk door den steun van de populares en de bankiers, wist de begaafde tribuun in 122 zich te doen herkiezen. Maar Gracchus had ook een wet doen aannemen, krachtens welke arme Romeinen zouden overgebracht worden naar nieuwaangelegde koloniën, o.a. Carthago. De nóbiles zorgden, dat de ontwerper van deze plannen zelf Tyerd uitgezonden om ze uit te voeren. Tijdens -zijn afwezigheid zette de senaatspartij het volk tegen hém op en in 121 is Gracchus niet herkozen. Toen hij weer ambteloos burger was gewoKJen, deden zijn vijanden in de volksvergadering het voorstel de koloniseering van Carthago te herroepen: in 146 was die plaats gevloekt en nu waren de goden beleedigd! Over dit wetsontwerp moest op het •Forum gestemd worden, beide partijen brachten gewapende aanhangers op de been, onder groote opgewondenheid breekt een bloedig gevecht los, de populares worden verslagen, Gracchus laat zich op de vlucht door een slaaf dooden. De senaat zegevierde. 76 § 2. Marius en Sulla. Jugurthijnsche oorlog, 117—104. Het schandelijk bewind der nóbiles bleef dus voortduren. Tot hoever het daarbij komen kon, bleek in den Jugurthijnschen oorlog. In Numidië was een troonstrijd uitgebroken. Jugurtha, die geen aanspraak kon doen gelden op de opvolging, kwam in verzet tegen den wettigen erfgenaam. Deze deed een beroep op den senaat. Maar zijn tegenstander wist de meerderheid der senatoren om te koopen en zag zich de helft van het rijk toegewezen. Toen Jugurtha daarop den oorlog verklaarde aan zijn mede-koning en in den strijd de eigendommen van Romeinsche kooplieden in Afrika niet ontzag, zelfs tal van Romeinen deed ombrengen, dwong de volksvergadering den senaat hem met de wapens tot rede te brengen. Een schande voor Rome was het verloop van de expedities naar Afrika. In 111 ging de eerste er heen, maar de consul liet zich omkoopen en Jugurtha behield zijn rijk. In 110 noopte de volksvei^ gadering den senaat tot een tweeden veldtocht. Toen liet een onderbevelhebber zich zelfs verslaan in een vooruit betaalde nederlaag! De Romeinen waren woedend. Eindelijk werd een flink generaal, Metellus, aan het hoofd van een leger geplaatst, die in 108 Numidië veroverde, maar den sluwen Jugurtha niet in handen kon krijgen. Zijn opvolger, Marius, slaagde daar ook niet in, doch een van zijn officieren, Sulla, wist door behendige onderhandelingen den koning van Mauretanië te bewegen totcft*aHevering van Jugurtha. In 104 eindelijk was deze oorlog ten einde. De grootste macht ter wereld had dertien jaar noodig gehad, om een kleinen potentaat in Noord-Afrika te bedwingen! De Germanen. In hetzelfde jaar 104, toen Marius als overwinnaar te Rome was teruggekeerd, werd hem het commando opgedragen tegen een veel gevaarlijker vijand: de Germanen. Door Wélke oorzaken de Cimbren en Teutonen op de grenzen van de Po-vlakte verschenen, :itfmet met zekerheid bekend. De legioenen van de Republiek hadden reeds een paar zware nederlagen tegen hen geleden, o.a. bij A r a u s i o, 107, toen Marius het opper-bevel aanvaardde, om het dreigend gevaar te keeren. Legerhervorming. Hij begon met een ingrijpende legerhervorming. Eeuwenlang was de militaire dienst een eereplicht van den burger geweest, maar sinds lang had men in Rome deze eerbied- 77 waardige traditie vaarwel gezegd. De burgerij onttrok zich aan den dienst. Onder de legioenen liet de tucht veel te wenschen over. Met den staat was het leger in verval geraakt. Marius herstelde de tucht met harde hand en nam in het) leger ook het proletariaat op tegen hooge soldij. Daardoor werd het soldaat zijn een beroep, 't huurleger treedt in de plaats van het burgerleger, de veldheer wordt de onafhankelijke-chef van de krijgsmacht, waarover de senaat het gezag kwijtraakt. Wie de meeste oveminningen behaalde, het radicaalst liet plunderen^het meest betaalde, werd de populairste generaal, die den senaat zou kunnen trotseeren. Marius zal van deze uitgebreide macht reeds gebruik maken. In 102 vernietigt hij de Teutone»;bïj A q u a e S e x t i a e, in 101 de Cimbren op de Raudische Velden. Hij was de redder van den staat, om weldra de schrik van de senaatspjrtij te worden. Voor het echter zoo ver kwam, maakte Italië een tweede crisis door, zeker even gevaarlijk als de inval der Germanen. De Bondgenooten-Oorlog. Toen de Romeinen in den loop van de derde eeuw hun gebied over geheel Italië hadden uitgebreid, waren de onderworpen volkeren gebracht in den toestand van bondgenooten der Republiek, het burgerrecht bleef hun onthouden. Na 200 bleven zij hun lichtingen leveren, hun belastingen opbrengen, maar tegelijkertijd kwam de ontaarding in het algemeen bestuur ook hier aan den dag: de Romeinsche ambtenaren zagen er niet langer tegen op de bondgenooten in hun rechten te verkorten en Italië als een wingewest te behandelen. Dat groote verbittering daar het gevolg van werd, spreekt van zelf. Vooral de équites en de populares waren zoo jaloersch op hun burgerrecht, dat zij er niet van hooren wilden de Italianen staatsrechtelijk gelijk te stellen met de Romeinen. Toen in 91 de nóbiles een vergeefsche poging deden om de uitbreiding van het burgerrecht over Italië voor te berealen, kon een heftige opstand niet uitblijven. De Samnieten hadden de leiding in den Bondgenootenoorlog, Zuid- en Midden-Italië sloten zich bij de beweging aan. Marius en Sulla werden met een groot leger op de revolutie afgezonden, 90, maar. de veldlucht bracht aan de Romeinen meer verlies dan winst: Etrurië en Umbrië dreigden af te vallen. Het was een benauwd jaar voor Rome. De partijs|*SjdiJWStte door den ernst der omstandigheden. De senaat nam toen het eenig mogelijk besluit, dat uitkonjüi; 78 brengen kon: Rome gaf toe, de bondgenooten verkregen het burgerrecht. Door deze concessie raakte de organisatie onder de opstandelingen los, de crisis dreef over, al zetten de Samnieten hun taai verzet tegen de troepen van Sulla voort. Meteen brak de strijd tusschen de politieke partijen weer uit. De aanleiding daartoe kwam uit het Oosten. Koning Mithradates van Pontus was zijn eersten aanval op het Romeinsche wereldrijk begonnen. De senaat droeg aan Sulla het opperbevel op, de volks* vergadering aan Marius. Sulkvbesloot zijn leger tegen de volksvergadering te keeren, wat niet mogelijk was zonder Rome te bezetten, 88. Het was de eerste keer in de Romeinsche geschiedenis, dat de gevolgen van Marius' legerhervorming zich zoo geducht deden gevoelen. De bijna weerlooze hoofdstad moest zich aan Sulla's huurlingen overgeven: De eerste burgeroorlog was uitgebflökeriv' § 3. De Eerste Burgeroorlog. Sulla had door zijn leger de staatsmacht in handen en met hem de partij der nóbiles. Marius vluchtte. Maar de tijd ontbrak Sulla om zijn macht op degelijken grondslag te vestigen, want zijn tegenwoordigheid was in Azië dringend vereischt. Mithradates had zijn rijk uitgebreid over een groot gebied aan de Zwarte Zee. Hij was een echt oostersch sultan, een wreed en trouweloos despoot, maar een knap organisator en behendig staatsman. Na Hannibal is hij de gevaarlijkste vijand van de Romeinsche Republiek geweest. De ondergang van Rome's heerschappij in het Oosten is het doel van zijn regeering geworden. Mithradates begon aan de verovering van Klein-Azië tijdens den Bondgenootenoorlog, toen de Romeinen aan geen expeditie denken konden. Wegens de afpersingen van de ambtenaren haalde de bevolking den vreemdeling met openlijke voorkeur haar landen binnen. Eerste Mithradatische Oorlog, 88—85. Maar in 88 zou de senaat eindelijk revanche nemen. De inzet was een bloedige nederlaag voor de Romeinen. Mithradates kondigde het decreet van E p h ë s u s af, op één dag werden in Klein-Azië ruim 80.000 Romeinsche burgers vermoord. Sulla kon eerst in 87 zijn expeditie 79 ondernemen, vandaar dat zijn tegenstander in Griekenland met gejuich als de bevrijder werd begroet. Sulla echter, eenmaal met zijn leger ter plaatse, greep snel in, veroverde Athene, vernielde den Piraeus, versloeg Mithradates bij Chaeronéa 86, en dwong hem in 85 den vrede af. De status quo ante werd hersteld. Sulla had opzettelijk gemakkelijke vredesvoorwaarden aangeboden, want de gebeurtenissen te Rome riepen hem daarheen. De volkspartij was in verzet gekomen tegen den senaat. Marius keerde terug, vond grooten aanhang onder de vroegere bondgenooten, op de eerste plaats de Samnieten, verzamelde een leger en reeds in 87 werd hij; op zijn beurt meester te Rome en in Italië. Beestachtig heeft hij er huisgehouden. Zijn benden drongen de woningen der nóbiles binnen en moordden naar hartelust in alle steden van Italië. Het was een opluchting, toen deze onbehouwen dictator in 86 stierf. Sertorius volgde hem op als leider Van de volkspartij en herstelde meer geregelde toestanden. Maar toen Sulla uit Griekenland terugkeerde, was er m Italië niets gedaan om het bestuur te herzien en te weinig om hem te weerstaan, 83. Sulla begon den strijd tegen de volkspartij met handig beleid. Hij kondigde een algemeene amnestie af, van alle kanten voegden c*verloopers j-jobM^zijn troepen. Sertorius nam de wijk naar Spanje. Bij de Collijnsche Poort is de laatste macht der nog weerspannige bondgenooten in 82 vernietigd. Schrikkelijk kwam Sulla's wraak over Sarriniittn. Het land werd meedoogenloos verwoest, zoodat het nog heden een onbevolkte woestenij'is. De laatste poging van een Ifcuisch volk om zich zelfstandig te maken, mislukte. Van nu af bestaat in Italië feitelijk een afgeronde staatseenheid, met Rome als bevoorrechte hoofdstad. De Restauratie van Sulla. Na de nederlaag der volkspartij hervormde Sulla de regeering van de Republiek' zoo doortastend, dat de nóbiles het heft in; handen kregen, ook voor de naastertoekomst. Tot 79 oefende de dictator in werkelijkheid de monarchale macht uit, om haar na zijn aftreden over te laten aan den senaat. Op de eerste plaats kortwiekte hij den invloed van de volkspartij door de p r o s c r i pt i e 1 ij s t e n, waardoor zijn tegenstanders stelselmatig werden uitgeroeid. Aan den senaat werd bovendien opgedragen het toezicht op het bestuur in de provinciën' het financieel beleid; het ministerie 6 8o van oorlog; het ambt van censor is feitelijk afgeschaft, de vólkstribuun onschadelijk gemaakt. In 78 is Sulla gestorven. Toen rees de vraag, of de nóbiles in staat zouden blijken hun uitgebreide bevoegdheden te handhaven door een wijs en bekwaam bewind. § 4. Het Eerste Driemanschap. De senaat is weldra een regeeringscollege gebleken, waarvan niet de minste kracht uitging. De gebeurtenissen na 78 bewijzen dit. Oorlogen in Spanje. Sertorius, de uitgeweken leider der volkspartij, had zich in Spanje genesteld, vond er bijval bij de Lusitaniërs, richtte er Zich een eigen staat in met een tegen-senaat en trotseerde triumfantelijk de nóbiles. In 77 werd Gnsus Pomp e j u s op hem afgezonden met een ontoereikende legermacht. Hij kon eerst na 74 wat uitrichten, toen zijn troepen eindelijk versterkt waren, Sertorius is door een samenzwering vermoord. In 71 keerde Pompejus zegevierend te Rome terug. Zeven jaren waren er voor het groote wereldrijk noodig geweest om den opstand in Spanje te bedwingen! Erger voor Italië waren de gevolgen van den Slaven-oorlog, 75—71. Meer dan de helft der bewoners van het Appennijnenschiereüand waren slaven. Dikwijl*r?iiepen zij bij troepen weg van de plantages, zij werden de schrik der wegen door hun struikrooverij. In 73 kwamen er een honderd in opstand in een gladiatorenschool te Capua, onder hen was deze keer een talentvolle Thraciër, Spartacus. Hij organiseerde zijn lotgenooten, dreef een paar, Romeinsche legerafdeelingen op de vlucht, duizenden rampzaligen sloten zich bij hem aan, het platteland van Italië werd gruwelijk verwoest. In 72 zijn twee consuls, tot schande van den senaat, achtereenvolgens door hem verslagen. Eerst toen C r a s s u s het bevel voerde, slaagde hij er in met betere legers de slaven uiteen te jagen. Spartacus sneuvelde in 71. De zeeroovers. Veel ernstiger nog waren de toestanden in het Oosten. Niet alleen dat een tweede oorlog tegen Mithradates er onbeslist gebleven was, maar de koning van Pontus had bovendien een verbond gesloten met de zeeroovers. Tengevolge van de voortdurende oorlogen waren duizenden vluchtelingen en ballingen 8i in handen gevallen van de tallooze zeeschuimers, die, bij gebrek aan zeepolitie en een goede, staande marine, het verkeer haast onmogelijk maakten. De vloot van dit gespuis telde 4000 vaartuigen, meer dan 400 kuststeden in Griekenland en Klein-Azië hebben zij leeggeplunderd. Op den duur stokte de handel en Rome kreeg gebrek aan graan. Toen brak de derde Mithradatische oorlog, 74—64, uit. Een generaal in oud-Romeinschen stijl, L u c ü 11 u s, werd naar Azië gezonden. Na een zwaren veldtocht viel de beslissing in den slag bij Tigranocérta, 69. Lucullus was tot in Armenië doorgedrongen, maar daar, in dat verre land, weigerden zijn soldaten hem langer den dienst. Plotseling werd de veldheer teruggeroepen door toedoen van de volkspartij te Rome, 67. Het Consulaat van Crassus en Pompejus, 70. Wat was daar gebeurd? In 71 stonden er twee zegevierende veldheeren met een leger in Italië, Crassus en Pompejus. Zij sloten een bondgenootschap met de populares, de nóbiles konden niet beletten, dat zij tot consul gekozen werden voor het jaar 70. De restauratie van Sulla werd vernietigd, de censuur en het tribunaat zijn hersteWs De senaat had geen leger en schikte zich. De volkspartij herwon tusschen 70 en 67 haar ouden invloed. Zij droeg aan Pompejus het opperbevel op tegen de zeeroovers en tegen Mithradétes. Pompejus tegen de zeeroovers en Mithradates. Pompejus maakte eerst schoonschip in het westelijk bekken van de Middellandsche zee. Daarna werd de oostelijke helftijH&geveegd, De aanvoerder schonk aan tallooze vrijbuiters genade, omdat bleek, dat er zich onder hen veel ongelukkige ballingen bevonden, die gedwongen waren om zeeroover te worden. De verstokte booswichten zijn echter onschadelijk gemaakt. In 66 begon Pompejus den aanval op Mithrad&tes. Lucullus had het zware werk reeds gedaan, de macht van den sultan was te zeer verzwakt, dan dat hij de Romeinsche legioenen nog veel kwaad had kunnen doen. Hij voerde een guerüla, week hoe langer hoe dieper Armenië in, maar werd aan den bovenloop van den Euphraat overvallen. Daarop vluchtte hij naar de Krim, begon er omvangrijke toerustingen tegen Rome, doch vond zijn ondergang door een opstand tengevolge van zijn onmeedoogende dwingelandij, 63. Pompejus maakte van Pontus, Syrië en Palaestina nieuwe provinciën, Armenië werd een vazalstaat. Op uitstekende wijze regelde hij het bestuur over dit gebied. 82 Pompejus te Rome. In 62 kwam hij met zijn leger in Italië terug. In de hoofdstad had men juist een paar jaar van angst en vreeze achter den rug door de samenzwering van Catilfna, die, misschien gesteund door Crassus en Caesar, naar het consulaat dong en een radicale omwenteling op het oog had. Cicero echter is tot consul gekozen en verijdelde het complot. Bij Pistoria werd Catihna in 62 verslagen. Te Rome wachtten Pompejus twee mededingers: Crassus en Gajus Julius Caesar, de beide leiders van de volkspartrjF'Toen gebeurde het ongeloofelijke: Pompejus ontbond zijn leger en ging als gewoon, ambteloos burger naar de hoofdstad. Hoe kwam dat? Pompejus was een talentvol staatsman, maar zijn groote voorzichtigheid deed hem er tegen op zien naar de monarchale macht te grijpen tegen den senaat, Crassus en Caesar in. Liever wilde hij een gunstiger oogenblik afwachten. Hij verspeelde er echter het vertrouwen van de populares mee, de senaat durfde hem nu den voet dwars zetten. Pompejus verwachtte van de nóbiles landerijen voor zijn veteranen: de senaat weigerde; hij wenschte, dat zijn bestuursmaatregelen in het Oosten zouden goedgekeurd worden: de senaat vond beter alles te gaan onderzoeken. Vandaar een scherpe vijandschap tusschen de nóbiles en Pompejus. Eerste Driemanschap, 60. Caesar, de leider der volkspartij, wenschte in 59 consul te worden. Aangezien hij en Pompejus beiden op voet van vijandschap stonden met den senaat, deed Caesar zijn mededinger het voorstel om op dezen negatieven grondslag met elkander samen te werken tegen den gemeenschappelijken tegenstander. Pompejus stemde toe, beiden sloten de volgende overeenkomst: 1. Caesar zou in 59 consul worden en daarna stadhouder in Gallië. 2. Pompejus' wenschen zouden alle vervuld worden. De bondgenooten wisten ook Crassus voor hun plan te winnen. Hij was de rijkste man ter wereld, zijn geld zou goed te pas komen en hij beschikte over eerzucht genoeg om een groote rol te willen spelen. Zoo is in 60 het eerste Driemanschap gesloten, een particuliere, geheime overeenkomst tusschen de drie leiders van de volkspartij, waarbij zij onder elkander de staatsmacht vei deelden. 83 § p Gajus Julius Caesar. De driemannen hebben hun programma in de eerstvolgende jaren regelmatig afgewerkt. C ae s a r werd in 59 consul en vertrok in 58 met vier legioenen naar Gallië. Daar heeft hij den grondslag gelegd voor zijn toekomstige macht. Het was een vruchtbaar land met rijke hulpbronnen. In den voortdurenden strijd tegen de knoestige Kelten heeft Caesar zich een leger van keurtroepen gevormd, dat door het vuur ging voor zijn veldheer. In 58 overwon Caesar de Helvetiërs; daarna wendde hij zich tegen den machtigen Germanenvorst Ariovistus, dien hij versloeg, om vervolgens de Nerviërs, de Usipeten en Téncteren te dwingen het Romeinsch gezag te erkennen. Tweemaal ondernam hij een tocht naar Brittannië. Na de overwinning op Vercingétorix, den dapperen leider van een algemeenen opstand der Galliërs, bij A 1 e s i a, 52, mocht Caesar zich voor goed als meester van geheel Gallië beschouwen. Pompejus bleef te Rome om den senaat in bedwang te houden en het algemeen rijksbestuur te leiden. Hij kon echter tegen de nóbiles niet op. De senaat nam zelfs het besluit een onderzoek in te stellen naar de daden van Caesar tijdens diens consulaat, een bedreiging waartegen Caesar zelf ingreep. Samenkomst te Lucca. In 56 organiseerde hij een plechtige bijeenkomst van de driemannen teLucca, daar werd den senaat ontzag ingeboezemd en de volgende afspraak gemaakt: 1. Caesar zou tot 49 stadhouder van Gallië blijven en dan consul worden. 2. Pompejus kreeg het rijke Spanje als stadhouderschap. 3. Crassus koos Syrië. Waarom wilde Crassus naar het Oosten? Hij nam een eigenaardige plaats in het driemanschap in, want zijn invloed deed het evenwicht tusschen Caesar en Pompejus bewaard blijven. Maar met den derden rang was bij niet tevreden, ook hij wilde zich een leger vormen in den strijd tegen de P a r t h e n, die in Azië de gevaarlijke grensbewoners van 't Romeinsche rijk waren geworden na den ondergang van Mithradates. Een zegevierende veldtocht zou zijn kansen op de monarchie doen stijgen, maar zijn leger werd in den omtrek van Carrhae in de woestijn reddeloos uiteengeslagen en zelf werd hij het slachtoffer van een moordaanslag in het Parthisch legerkamp, 53. 84 Verwijdering tusschen Pompejus en Caesar. Van dit tijdstip af treedt de jaloerschheid tusschen Pompejus en Caesar veel scherper op den voorgrond. Het komt tot een bondgenootschap van den senaat en Pompejus tegen Caesar, zoodat het driemanschap feitelijk verbroken werd. Onder zulke omstandigheden naderde de noodlottige termijn van den eersten Maart 49, waarop Caesar's stadhouderschap in Gallië afliep. Hij opende onderhandelingen met zijn tegenpartij. Deze echter was voor geen vergelijk te vinden. Caesar haalde toen een streep door al de berekeningen van zijn vijanden. Op den laatsten dag van zijn stadhouderschap trok hij met een gedeelte van zijn leger de grens van Gallia Cisalpfna, de R ü b i c o, over, aldus den oorlog verklarend aan den senaat. De teerling was geworpen. De tweede burgeroorlog, 49—45, begon. Een snelle opmarsen naar Rome brengt Caesar binnen 10 dagen in het bezit van de hoofdstad. Pompejus werd daardoor verrast en week met de nóbiles naar Epfrus. Nog in 49 waren Italië, Sicilië, Sardinië in handen van Caesar, behalve natuurlijk Gallië. Rome verwachtte een bloedbad als vroeger, maar de nieuwe heerscher streefde er naar voor zich en zijn geslacht de monarchie te grondvesten en de Romeinen met dit denkbeeld te verzoenen. Hij het zich tot dictator benoemen, trachtte zijn tegenstanders door toegevendheid te winnen, om dan den strijd tegen Pompejus voort te zetten. In 49 zijn eerst de legioenen in Spanje gedwongen tot de overgave, in 48 versloeg Caesar de nóbiles bij Pharsalus. Pompejus vluchtte naar Egypte, om daar door sluipmoord het einde van zijn loopbaan te vinden. Na den beslissCnden slag was Caesar meester van het Oosten, Egypte maakte hij tot een Romeinschen vazalstaat. Van Egypte ging Caesar naar Azië, waar een zoon van Mithradates een opstand tegen de Romeinen had uitgelokt. Hij overwon hem bij Z e 1 a in 47 („veni, vidi, vici"). Een laatste toevlucht had de senaatspartij' gevonden in Afrika. In 46 zocht Caesar daar het leger van zijn tegenpartij op. De bloedige slag bij T h a p s u s maakte hem eindelijk tot monarch van de wereld. In 45 brak een opstand in Spanje uit, waar de veteranen van Pompejus onder diens zonen de wapenen hadden opgevat. Caesar overwon hen in den moorddadigen slag bij M u n d a, 45. De tweede burgeroorlog eindigde met de stichting van de alleenheerschappij, de tyrannis. 85 §6. Dc Stichting van het Keizerrijk. Ccesar alleenheerscher. Slechts weinige jaren is Caesar de bestuurder van de Oude Wereld geweest. Wat hij in dien tijd wist tot stand te brengen, doet slechts raden naar wat hij had kunnen bereiken, indien hem een langere regeeringsperiode ware geschonken geworden. Zijn invoering van den Juliaanschen kalender heeft de eeuwen overleefd tot in onze dagen; de meeste staten hebben later de verbeterde Gregoriaansche tijdrekening aangenomen. Ontzaglijk veel danken de Romeinsche wingewesten aan Caesar. Hij zorgde voor een rechtvaardig administratief bewind en brak met de noodlottige traditie, dat de wereld er slechts was om het bevoorrechte Rome. Caesar zag in, dat de innerlijke eenheid van het rijk nog te veel ontbrak, dat zijn gecentraliseerd bewind behoorde aan te sturen op een gelijkmatige geleding van het groote geheel en een dieper inwerken van de Romeinsche nationaliteit. In Corinthe en Carthago werden Romeinsche koloniën gesticht, om den invloed van het heerschende volk meer over de monarchie te verspreiden. Ca>sar vermoord. En toch, niettegenstaande zijn voortreffelijk beleid, verdroegen de Romeinen den monarch met weerzin. Zijn heerschappij berustte op het recht van verovering en verdanste, niet op den grondslag van gewettigde aanspraken. Het was de tyrannis. Men verlangde in Rome terug naar de republikeinsche vrijheid, al was daar sedert 200 ternauwernood meer sprake van geweest. Caesar werd met uiterlijke eerbewijzen overladen, al kon hij het niet wagen naar den koningstitel te grijpen, maar in diep geheim vormde zich in den senaat een samenzwering om hem van het leven te berooven. Brutus en Cassius waren de leiders. De vijftiende Maart 44 was vastgesteld voor den aanslag. Zonder eenigen argwaan spoedde Caesar zich naar de senaatsvergadering, daar werd hem een smeekschrift overhandigd, ofschoon de saamgezworenen wisten, dat hij geen gunstig antwoord zou willen geven. Toen Caesar, onaangenaam getroffen, het verzoek terugwees, drongen de moordenaars op hem aan, schijnbaar om aandrang uit te oefenen, een hunner bracht hem den eersten dolkstoot toe, na korten tegenstand zonk Caesar neer onder het standbeeld'-jitt Pompejus. (Tu quoque Brute, mi filil) De derde Burgeroorlog, 44—42. Met hem viel de pas gestichte monarchie. De senaat nam het bewind weer in handen, maar het 86 voornaamste ontbrak hem: de legers. Marcus Antonius vond bijval bij een gedeelte der veteranen van Caesar, de senaat kon het niet tegengaan. Brutus en Cassius spoedden zich naar het Oosten, waar Caesar eenige legioenen voor den oorlog tegen de Parthen in garnizoen verzameld had. Die macht brachten zij op hun hand, opdat de nóbiles zich zouden kunnen doen gelden. Naast Antonius echter was er nog een jonge man, die dong naar de heerschappij, O c t a v i a n u s. Bij testament had Caesar hem tot zijn opvolger aangewezen en de meerderheid van het leger in het Westen wenschte het zoo. Hij eischte het opperbevel tegen Antonius, de senaat weigerde. Daarop opende Octavianus onderhandelingen met Antonius. Zij sloten een verbond tegen hun gemeenschappelijke tegenpartij, trokken op Rome af met acht legioenen, zonder tegenstand werden zij er meester. Nu kon het tweede driemanschap gesloten worden, 43, in hoofdzaak een herhaling van het eerste: 1. Lépidus, een veteraan van Caesar, wordt als derde man in den bond opgenomen en zal het Westen besturen. 2. Octavianus en Antonius zullen het leger van Brutus en Cassius in het Oosten onschadelijk maken. Maar eerst hebben de driemannen in Rome op kwaadaardige wijze hun macht misbruikt. De proscriptielijsten worden weer voor den dag gehaald, een paar duizend nóbiles en équites zijn vermoord of verbannen. De schrik moest er in gebracht , een misdaad te erger, omdat er bijna geen gewapend verzet had plaats gehad. In 42 volgde daarop de slag bij P h i 1 i p p i, waar de senaatspartij verslagen is. Nu konden de overwinnaars den buit verdeden. Antonius koos het bestuur over het Oosten, Octavianus gaf de voorkeur aan het Westen, Lépidus werd afgescheept met Afrika, doch heeft geen rol van beteekenis meer gespeeld. Wie deed de beste keuze, Antonius of Octavianus? Het Oosten was de rijkste en meest beschaafde helft van de wereld, maar tevens het meest ontaard en verslapt door weelde en overbeschaving. In het Westen woonden de krachtigste volkeren, die de beste legers opleverden, daar was Rome het nationale bolwerk van den Romein, waar het bloeiend Alexandrië toch niets gelijkwaardigs tegenover stellen kon. Daarom was het inzicht van Octavianus juister. Antonius en Octavianus. Antonius ging in 41 naar Egypte, 8? waar hij in handen viel van de koningin Cleópatra, wier heerschzucht streefde naar de heerschappij over het Oosten en de vernedering van Rome. Hij geraakte geheel ónder haar invloed en liet zich verleiden tot een reeks van daden, die Octavianus den .weg gebaand hebben naar de alleenheerschappij. Antonius gaf aan Cleópatra den titel van „Koningin der Koningen" en het bestuur over half Azië. Van zulke buitensporigheden maakte Octavianus gebruik, om den senaat en het volk tegen zijn mededinger op te zetten. De tegenstelling was een beginselkwestie geworden: werd Antonius monarch, het overwicïrl^in het rijk zou naar het Oosten verplaatst worden en Cleópatra zegevieren; viel aan Octavianus de'alleenheerschappij ten deel, Rome en Italië bleven dc zetel van het bestuur en de grondslag van het rijk. In 32 wordt de oorlog verklaard , snel volgt de beslissing in den slag bij A c t i u m, 31. Antonius nam de vlucht naar Egypte, hij en Cleópatra pleegden zelfmoord, kort na hun val. Octavianus lijfde Egypte bij „zijn" rijk in. Het Principaat. „Zijn" rijk, want feitelijk was hij sedert 31 alleenheerseher, al ontbrak hem nog de titel en de wettelijke bekrachtiging. Daarvoor heeft hij gezorgd na zijn terugkomst te Rome; Met voorzichtige slimheid drong Octavianus zijn overwinning niet aan de Romeinen op door trrumfantelijk naar de keizerskroon te grijpen, neen, in 27 legde hij zijn bevoegdheden als drieman neer en gaf aan den senaat en het volk „de vrijheid" terug. Daarop bekleedde de senaat Octavianus met den persoonlijken titel Augustus d.i. Majesteit en droeg hem de bevoegdheden op van een nieuw ambt, het p r i n c i p a a t, 27. Feitelijk lag daarin opgesloten, dat Augustus — dien naam draagt hij als keizer — de oppermacht in handen kreeg; de mederegeering van den senaat was van den beginne af aan meer schijn dan werkelijkheid, omdat de keizer de bevoegdheden der vroegere ambtenaren van de Republiek, met name van den consul en volkstribuun, in zijn persoon vereenigde. Toch miste de senaat door den invloed en het aanzien van zijn leden niet allen invloed en moesten de keizers wel degelijk met hem rekening houden. Daardoor bleef het Romeinsche rijk nog lang bewaard voor de willekeurige despotie. Hoe is het te verklaren, dat op den derden burgeroorlog geen vierde gevolgd is? De overgroote meerderheid van de bevolking was den eeuwigen partijstrijd moe en verzoende Ztch met den monar- 88 chalen regeeringp-rvorin. Als er maar een duurzame vrede gevestigd en de Republiek nïetmet geweld vernietigd werd, dan legde men zich! neer bij de ingrijpende verandering. Dat heeft Augustus begrepen en er bovendien voor gezorgd, dat zijn heerschappij de vereischte wettelijke bekrachtiging herkreeg. Zijn organisatie van het wereldrijk heeft de slijtage van eeuwen kunnen doorstaan. § 7. Beschavingsgeschiedenis van Rome vóór den keizertijdKunst. Vóór omstreeks 200 is van Romeinsche kunst bijna geen sprake. De Grieken stonden daarin veel hooger, zij zijn de leermeesters der Romeinen geworden. De Latijnsche letterkunde is van den beginne af aan sterk onder Griekschen invloed gebleven. De blijspel-dichter Plautus, ± 200, heeft door zijn bewerking van Grieksche tooneelwerken eenige vermaardheid behouden in de wereldliteratuur. De Romeinsche poëzie is ook na 200 niet van groote beteekenis geworden, de Romeinen hadden daarvoor niet veel aanleg. Alleen de lyrische gedichten van Catüllus, waarin veel naar Hellenistische voorgangers, verraden een buitengewoon talent. Het proza is beter vertegenwoordigd. Het Latijn van Marcus Tullius Cicero, 106—43, is het model gebleven voor alle Latinisten na hem. Zijn beste werken zijn zijn redevoeringen, deels pleidooien voor de rechtbank, zooals die in het proces tegen Verres, deels politieke redevoeringen, bijv. tegen Catilina en Antonius. Cicero heeft veel gestudeerd in de Grieksche wijsbegeerte, vooral in de geschriften van Plato. Door zijn eigen boeken over philosophische onderwerpen maakte hij de denkbeelden en stelsels van zijn groote Grieksche voorgangers meer algemeen toegankelijk voor de Romeinen. Ook hij heeft veel verplichting aan de Hellenistische cultuur, maar slaagde er in het daaruit geleerde meer zelfstandig te verwerken. Ook de Romeinsche historiografie ging ter school bij de Grieken, zonder evenwel haar eigen karakter daardoor geheel te verliezen. Niet dat zij een geschiedschrijver als Polybius, 205—125, kon overtreffen. Deze is de beste der Hellenistische historici. Zijn „Geschiedenis van de Verovering der Wereld door de Romeinen" wordt alleen overtroffen door de werken van Thucydides, bij wiens methode Sallustius, een der verdienstelijke Romeinsche geschiedschrijvers, zich aansloot. Van hem kennen wij nog een boek over den Jugurthijnschen Oorlog en over de SamenZwering van Catilina. Caesar beschreef zelf zijn Verovering van Gallië, hoofdzakelijk mémoires van een generaal te velde. Tempelbouw en architectuur zijn in Rome en Italië Hellenistisch. Krijgskunde. Meer overeenkomstig den aanleg van de Romeinen is het- 8g geen zij tot stand gebracht hebben door hun organiseerend talent. Hun krijgskunde is het model geworden voor alle strategie van lateren tijd. Uit onze vaderlandsche geschiedenis weet ieder Nederlander, hoe Willem Lodewijk en Maurits de taktiek van Alexander den Grooten, Caesar en de Romeinen in het algemeen bestudeerden, toen zij hun leger een betere inrichting en hun veldtochtplannen grooter succes wilden verzekeren. Zelfs Napoleon achtte dit niet beneden zijn waardigheid. De rechtswetenschap heeft aan Rome onvergankelijke verplichtingen. Voortreffelijk was de organisatie van hun staat, zij het eerst zijn er in geslaagd de beginselen van het recht vast te leggen. Maar eerst in den keizertijd wordt deze juridische wetenschap universeel. NEGENDE HOOFDSTUK, HET ROMEINSCHE KEIZERRIJK. § i. Het tijdvak der Julisch-CIaudische keizers 27 v. Chr.—68 na Chr. Augustus regeerde als keizer van 27 v. Chr. tot 14 na Chr. Zijn binnenlandsch bestuur was voortreffelijk. Voor het eerst sedert jaren heerschte er weer orde en welvaart in het Romeinsche Rijk. Aangezien het een oud voorrecht was van Rome, dat er geen garnizoen mocht liggen, richtte Augustus ter verzekering van zijn persoon een lijfwacht op van 9000 man, aan wier hoofd hij den praefectus praetorio stelde, den voornaamsten van alle keizerlijke ambtenaren. De Romeinsche stedelijke politie werd beter ingericht en kwam onder leiding van den sta dsprefect. De weerkracht van het rijk is vastgelegd in een staand leger van 300.000 man, terwijl Misénum en Ravenna zijn uitgerust als oorlogshavens voor de vloot. In de buitenlandsche politiek verliet Augustus de veroverende staatkunde van de Republiek. En toch heeft wel geen keizer zoo veel oorlogen gevoerd. Zijn beginsel was: geen veroveringsoorlogen, waar noodig verdedigingsoorlogen ter beveiliging en afronding van de grenzen. De voormalige senatoriale regeering had deze onmisbare voltooiing van het Rijk te veel verwaarloosd tengevolge van den voortdurenden partijstrijd, zoodat er voor Augustus heel wat viel in te halen. 1. De Sahara wordt de zuidgrens door de onderwerping van Numidië en Mauretanië. 2. In het oosten wordt de grens vastgesteld langs de ArabischSyrische woestijn, den Euphraat en het hooggebergte van Armenië. 3. Na een moorddadigen veldtocht is het noord-westen van Spanje veroverd op de Asturiërs en Cantabriërs. 4. In Gallië is Agrippa stadhouder. Hij moet er de romani- 9i seering voltooien en het land beveiligen tegen de Germanen. Lugdünum (Lyon) wordt er de hoofdstad. Een net van verkeerswegen is aangelegd, evenals vroeger in Italië, om de macht der Romeinen te versterken. De Atlantische Oceaan vormde de westgrens van het Rijk. 5. De noordgrens was nog grootendeels onbepaald. Met de Germanen had de Republiek zich sedert Marius en Caesar bijna niet meer bemoeid. Aan den Rijn! 'lag de vesting C o 1 o n i a Agripplna (Keulen), zoo genoemd naar keizerin Agripplna, de kleindochter van Agrippa. De Alpenvolkeren ten noorden van Italië waren onderworpen. Maar daarmee niet tevreden begon Augustus aan de uitwerking van het plan om Elbe en Donau tot noordgrens van zijn gebied te maken, aansluitend bij de Zwarte Zee. Daarvoor zijn jaren achtereen kostbare oorlogen noodig geweest. Tiberius voerde het opperbevel in den strijd tegen de Donauvolkeren, 12 v. Chr.—9 na Chr. Toen was het pleit beslist. Maar vijf dagen na het bericht van Tiberius, meldend de onderwerping van Illyrië, bereikte Rome de tijding van Varus' nederlaag in het Teutoburger Woud, 9 na Chr. De indruk was verpletterend. Men vreesde voor Gallië. Tiberius kon den vijand tegenhouden aan den Rijn. Dat wendde het gevaar af y ; Drusus, des keizers stiefzoon, had tusschen 12 en 9 het opperbevel gevoerd tegen de Germanen. ;|ïij slaagde er in de Elbe te bereiken en groote veroveringen te maken, maar toen de verschillende Germaansche stammen zich aaneensloten onder A rm i n i u s, ging Germanië over den Rijn met één, slag verloren voor Rome. Na de nederlaag van Varus gaf Augustus de Elbe als noorder-barrière op. De belastingen>iwaren door de zware oorlogen zeer hoog gewórden, de keizer wilde de nog jonge monarchie populair doen blijven, hij gaf de voorkeur aan den vrede. De Germanen ten noorden van Rijn en Donau bleven dus aan -=zich zelf overgelaten. Een krans van militaire grensgewesten beschermde het rijk, veilig achter een Unie vestingen, die de grondslag werden van steden als Keulen, Bonn, Coblenz, Mainz, Straatsburg, Bazel, Regensburg, Eassau, Weenen, Boeda-Pest. De grensgewesten aan den Rijn waren de volgende: Germania Inferior met Keulen als hoofdstad; Belgica met Trier als hoofdstad; Germania Superior met Straatsburg als hoofdstad. •-' 92 De grensgewesten aan den Donau waren de volgende: Raetia, Noricum, Pannonia, Illyricum, Moesia Superior, Moesia Inferior. Tiberius, 14—37. Vóór zijn dood benoemde Augustus tot zijn opvolger Tiberius, want het keizerschap was niet erfelijk verklaard. Diens hardvochtig karakter maakte hem den senaat tot vijand. Om het keizerschap te beschermen tegen samenzweringen greep Tiberius naar de afschuwelijke:instelling der majesteitsprocessen. De fout hierin was, dat de aanklacht van beleediging des keizers kon geschieden door elk particulier persoon. Dat leidde tot beruchte misbruiken, want menig gewetenloos sujet sloeg lage winst uit valsche beschuldigingen, omdat hem een deel der bezit* tingen van den veroordeelde werden toegewezen. Met brutale on* meedoogendheid hanteerde de achterdochtige Tiberius zijn vlijmend wapen tegen verdachte patriciërs. Aan de volksvergadering, sinds lang zonder beteekenis, ontnam de keizer haar laatste bevoegdheden. Zij verdwijnt uit de geschiedenis. Onder Tiberius werd ook de invloed van den praefectus praetorio grooter, doordat hij de geheele lijfwacht der praetorianen te Rome in een versterkt kamp vereenigde. De keizer bedoelde met dezen maatregel de bescherming van zijn persoon en zijn hoofdstad te verzekeren; maar de praefectus is weldra meer onderkeizer dan dienaar geworden. Zijn invloed is later herhaaldelijk doorslaand inzake de troonopvolging en werd op den duur meer een bedreiging, dan een versterking, van de keizerlijke macht. Gedurende der egeering van keizer Tiberius stierf Jezus Christus den dood des kruises op Golgotha, waarschijnlijk 3 April, 33. Zooals Hij voorzegd had, is de Goddelijke Zaligmaker den derden dag uit het graf opgestaan ter glorierijke Verrijzenis. Nog veertig dagen voor Zijn Hemelvaart bleef Christus bij de Apostelen, vertrouwde hun toe de zending om Zijn leer over de wereld té verbreiden, stelde den H. Petrus aan tot hoofd van de Kerk en beloofde de komst van den H. Geest. Deze belofte ging in vervulling op het Pinksterfeest, den stichtingsdag van de Katholieke Kerk. Claudius. Tijdens het bestuur van keizer Claudius werd in 43 Brittannië ingelijfd. Daarbij volgde Claudius de politiek van Augustus, want de Gallische Kelten stonden in voortdurende geheime verstandhouding met hun Britsche stamverwanten, zoodat van over zee een poging tot opstand altijd kon ondersteund worden. Het doel van 93 den veldtocht was dus niet zoozeer gebiedsuitbreiding dan wel een noodzakelijke beveiliging van de grenzen in Gallië. Nero, 54—68. De laatste keizer uit het Julisch-Claudisch geslacht is Nero geweest. Gedurende de eerste vijf 'jaar trad zijn gouverneur, S é n e c a, op als eerste minister, gesteund door den praefectus B u r r u s en den senaat. Maar ouder geworden deed Nero zich kennen als een karakterloozen verkwister, wiens ijdefiieid voor geen misdaad terugdeinsde. Zijn moeder, Agripplna, die zich uit heerschzucht op den voorgrond wilde pkatsen, deed hij in 59 vermoorden. Dat was het begin van een menschonteerende regeering, zooals de geschiedenis er geen tweede kan aanwijzen. Hij verstootte zifü. vrouw O c t a v i a, om haar daarna te laten ombrengen. Het eene majesteitsproces tegen de onwillige leden van den senaat volgde op het andere. Ook Seneca werd het slachtoffer van zulk een aanklacht. Een vreeselijke brand teisterde in 64 Rome. De stad werd echter prachtiger dan te voren opgebouwd. Nero's kostbaar en onmogelijk bestuur deed op den duur een gevaarlijke gisting in het geheele rijk ontstaan. Toen de dwingeland in 66 en 67 ten slotte den naam der Romeinen nog te schande maakte door op de Olympische spelen op te treden als wagenmenner en tooneelspeler, was het uiterste bereikt. In 68 barstte de bom. G a 1 b a, de stadhouder van Spanje, werd door zijn legioenen tot tegen-keizer uitgeroepen. De senaat en de praetorianen kozen zijn partij. Nero kon den opstand niet het hoofd bieden en liet zich door een slaaf dooden. Met hem stierf de laatste afstammeling van Caesar en Augustus. De opvolging in het rijk was in 68 een open vraag, die ten slótte door het leger zou opgelost worden. § 2. Het Christendom. De Messias. In het vijftiende regeeringsjaar van keizer Tiberius,. terwijl Pontius Pilatus landvoogd was van Judea, Herodes viervorst van Galilea, zijn broeder Philippus viervorst van Ituréa en de landstreek Trachonitis, onder het hoogepriesterschap van Annas en Caiphas, kwam het woord Gods over Joannes, Zacharias' zoon, in de wildernis. En hij trad op in geheel den omtrek van den Jordaan en predikte het doopsel van bekeering tot vergeving der zonden. 94 Zooals geschreven staat in het boek der uitspraken van Isalas den profeet: De stem eens roependen in de wildernis: „Bereidt den weg des Heeren, maakt recht zijne paden. Alle dal zal gevuld en alle berg en heuvel geslecht worden; en de bochtige wegen zullen recht, de hobbelige tot effen heerbaan worden." Met deze plechtige woorden kondigt de Evangelistx) den aanvang aan van de nieuwe heilsorde bij het begin van het openbaar optreden van Jezus Christus. Hij stelt de gewichtige gebeurtenis voor als een indrukwekkenden intocht van God, naar de wijze van een oosterschen vorst, die zelfs in de onbewoonde streken, welke hij doortrekt, zich een nieuwen weg laat aanleggen. Christus als Godsgezant neemt in geestelijken zin bezit van de wereld, voor wie de blijde boodschap der engelen in de velden van Bethlehem bestemd was. De Voorbereiding voor het Christendom. Niet alleen in de boeken van het Oude Testament werd de komst van den Messias voorspeld, ook in de geschiedenis kan de wetenschap aanvijzen de wegen, waaJangs de Goddelijke Voorzienigheid de heidensche wereld der Oudheid voorbereidde op de stichting en verbreiding van het Christendom. De eerste oorzaak van alle historisch gebeuren is God, zonder Wiens besluit of toelating niets geschieden kan. .Meermalen is de leiding van de opperste Majesteit,boven koningen, keizers, volkeren uit, duidelijk te onderscheiden. De volledige zegepraal van Rome over Carthago verzekerde aan de Romeinen de ^tgStrseele heerschappij over de zeeën der Oudheid en daarmee de wereldheerschappij, welke aan de prediking van het Christendom door het onder één bestuur en één beschaving vereenigd keizerrijk zoo buitengewoon is ten goede gekomen. De veroveringen van Alexander den Grooten vestigden in het Oosten, van den i) Lucas, III, i—5; zie Het Heilig Evangelie en de Handelingen der Apostelen, in vertaling uitgegeven door de Apologetische Vereeniging „Petrus •Canisius". 95 Indus tot de Adriatische Zee, de Hellenistische cultuur, welke weldra het geestelijk leven in geheel het Romeinsche Rijk zou beheerschen. De wijsbegeerte van Socrates, Plato, Aristóteles bewees de onhoudbaarheid van het polytheïsme en ontvouwde de eerste natuurlijke zedeleer, onafhankelijk van den geopenbaarden godsdienst van Israël. Deze geestelijke omwenteling had geen andere beteekenis, dan dat zij den weg effende voor de bovennatuurlijke waarheden, welke Christus kwam verkondigen. De Katholieke Kerk. Na den zondeval van Adam en Eva, door Vondel genoemd „der treurspelen treurspel", is geen wereldgebeurtenis van zoo gewichtige gevolgen voor de menschheid geweest, dan de geboorte van Christus gedurende de regeèring van keizer Augustus. Naar den datum van dit feit regelt de wetenschap der geschiedenis haar tijdrekening. De Zaligmaker is met alleen de Stichter van den christelijken godsdienst, die na verloop van tijd den naam aangenomen heeft van Roomsch-Katholieken godsdienst, Hij is ook de Stichter van de Roomsch-Katholieke Kerk, al is ook deze naam eerst eenige eeuwen later ontstaan. Het Evangelie, een geschiedbron van de hoogste orde, deeltjons de eerste organisatie, van de Kerk mede en de aanstelling van den eersten Paus, den Apostel Petrus: Mattheus XVI, 18—19: „En Ik zeg u: Gij zijt Petrus en op deze steemots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel (d.i. de macht van Satan) zullen haar niet overweldigen. En u zal ik de sleutels geven van het rijk der hemelen. En al wat gij op aarde zult binden, zal ook in den hemel gebonden zijn, en al wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook in den hemel ontbonden zijn." Met deze woorden voorzegt Christus, dat Hij Petrus zal aanstellen tot hoofd en oppersten rechter van de Kerk. Deze belofte is door den Zaligmaker vervuld na Zijn verrijzenis, Joannes XXI, 15—*efr'„Toen zij dan gegeten hadden, zegt Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Joannes, bemint ge Mij meer dan zij? Hij zegt Hem: Ja Heer/wffitfeet dat ik U liefheb. Hij zegt hem: Weid mijne lammeren. Hij zegt hem weer een tweede maal: Simon, zoon van Joannes, bemint ge Mij? Hij zegt Hem: Ja Heer, Gij weet dat ik U liefheb. Hij zegt hem: Hoed mijne schaapjes. Hij zegt hem de derde maal: Simon, zoon van Joannes, hebt ge Mij lief? Het deed Petrus leed, dat Hij hem de derde maal zeide: Hebt ge Mij hef? en hij zeide Hem: Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U liefheb. Hij zegt hem: Weid mijne schapen." Het begrip Kerk, de zelfstandige, gesloten organisatie van den godsdienst in een eigen, volmaakt genootschap, was aan de Oud- 7 96 heid vreemd. De religie ging bij de heidensche volkeren in den Staat op en bleef aan hem onderworpen. Kende de Oudheid uitsluitend nationale goden met den daarbij behoorenden eeredienst, het Christendom bracht aan de mensch» heid het universeel Godsbegrip, den godsdienst en de zedeleer voor alle volkeren en alle tijden. Petrus en Paulus. Juist het begrijpen.van dit algemeen karakter van het Christendom* is vergemakkelijkt door het algemeen karakter van het Romeinsch keizerrijk, al hebben de heidenen uit den tijd van Augustus dit zelf niet kunnen vermoeden. De Kerk begon weldra ook aan de verovering der wereld,1) maar met geheel andere middelen, dan de Romeinen. Vooral de H. Petrus en de H. Paulus verbreidden de leer van Christus over Klein-Azië, Griekenland, Italië. De drie groote missiereizen van den Apostel Paulus strekken zich telkens verder naar het Westen uit. Petrus vestigde zijn pauselijke residentie te Rome. De staatkundige en maatschappelijke verhoudingen begunstigden het steeds verder doordringen van het Christendom. Vrede heerschte overal in het groote rijk, dat de beschaafde wereld omvatte. Het Grieksch was de algemeen bekende wereldtaal, het verkeer goed geregeld en gemakkehjlubsj Vervolgingen. Daartegenover kon de botsing' tusschen de beginselen van het jonge Christendom met die van de afgefélgftl& heidensche OudhëS4;'niet uitblijven. Het eeuwenoud polythëlsnïfe liet zich niet straffeloos terugdringen uit de eerste plaats. Allerlei oostersche goden gaf het een zetel in zijn Pantheon, Isis en Mithra bijv., maar het Christendom duldde het niet. Dit teekende protest aan tegen de vereering der goden, de heerschende onzedelijkheid, de slavernij en leerde de gelijkheid van alle menschen voor God» Het kantte zich tegen den eeredienst^ waarvan de Romeinsche keizers: het voorwerp gemaakt werden. Aanvankelijk had men niet veel aandacht aan de christenen geschonken, totdat tijdens de regeering van Nero de eerste vervolging uitbrak. Op hem drukt de verdenking den geweldigen brand van Rome in 64 veroorzaakt te hebben, waarbij de openbare meening, opzettelijk misleid, de schuld wierp op de 1) Zie hierover uitvoeriger: Godefroid Kurth, De Kerk van Christus bij de Keerpunten der Geschiedenis, hfdst. I. (Sittard, 1902). 97 christenen *). Duizenden onschuldigen, ook de Apostelen Petrus en P a u 1 u s (volgens de overlevering 29 Juni 67) bezegelden door hun dood den trouw aan hun goddelijken Meester. Met tusschenpoozen heeft de tijd van onderdrukking voortgeduurd tot 313. Herhaaldelijk zijn wreede keizerlijke decreten uitgevaardigd, die het sein gaven tot onmenschelijke vervolgingen 2). Maar daarmee heeft het polytheïsme zijn doel niet bereikt, de wonderbare standvastigheid der heldhaftige martelaren werd juist Catacomben van den H. Callixtus. een vruchtdragende propaganda onder de heidenen. In de Catacomben vond de verachte godsdienst een veilig, onderaardsch toevluchtsoord. Het bleek niet mogelijk het versleten heidendom nieuw leven in te blazen. Zijn tijd was voorbij. Christelijke Beschaving. Die van het Christendom was aangebroken. Onze tegenwoordige maatschappij hüeft de meeste verplichtingen aan twee wereldmachten. Onze beschaving gaat terug 1) Zie hierover meer uitvoerig: H. Looyaard S. ]., De Brand van Rome onder Nero (Geloof en Wetenschap, Studiën voor onzen Tijd, serie III, no. 4). 2) Zie hierover meer uitvoerig: De Christenvervolgingen in het licht der hedendaagsche critiek. Naar het Fransen van Paul Allard (Geloof en Wetenschap, Studiën voor onzen Tijd, serie II, no. 4). Kaart van Rome en omgeving met de aanduiding der catacomben. De onderstreepte plaatsen zijn gedeeltelijk weergegeven in de Valkenburgsche catacomben. De catacomben, de begraafplaatsen der eerste christenen, liggen alle in den omtrek van Rome langs de groote wegen, die naar de provinciën leidden, langs de Via Appia, de Via Flaminia, de Via Latina, op eenigen afstand van den weg. Zij bevinden zich over het algemeen vrij diep onder den grond en hebben niet zelden meerdere verdiepingen onder elkander/Elke verdieping vormt als het ware een doodenstad, waarvan de straten en de pleinen, soms ook de bodem, graven bevatten. Het geheel wordt uitlicht door luminaria, lichtgaten of kokers, die op den beganen grond uitkomen. In de catacomben zijn schilderingen aangebracht, gewoonlijk a fresco uitgevoerd. In het geheel telt men omstreeks 70 catacamben. De oudste.» die van Priscilla aan de Via Salaria Nova. 98 op den grondslag van de Grieksch-Hellenistische cultuur, de oudste in tijdsorde, maar daarnaast op het Christendom, dat door zijn bovennatuurlijke verhevenheid den natuurlijken rijkdom van het geestelijk leven der Oudheid glansrijk overtreft. Bereikte de klassieke bouwkunst den hoogsten triomf in den Griekschen tempel, de christelijke architectuur bleef daarbij niets ten achter in den bouw van de Romaansche en Gotische kathedraal met haar gewijde bestemming en devote stemming. Telt de Grieksch-Romeinsche letterkunde tal van werken, welke de eeuwen overleefden, de christelijke is in staat gebleken de wereld te verrijken met boeken zoo rijk van inhoud, dat zij den palm der onvergankelijkheid even zeker veroverden. De H. Schrift heeft een duurzamen invloed uitgeoefend op alle talen der Europeesche volkeren. Wij kennen niet meer de slavernij, die de Oudheid als een natuurrecht beschouwde, waartegenover het Christendom 't eerst het beginsel der christelijke naastenliefde gesteld heeft. Alle volkeren van Europa hebben in later eeuwen geprezen den veredelenden invloed door de vestiging van den katholieken godsdienst op hen uitgeoefend en zien wij dit in onze dagen niet herhaald worden in de buiten-Europeesche missiën? „Wanneer men de geschiedenis van het menschelijk geslacht in haar geheel beschouwt, is zij'verdeeld in twee groote deelen. Dan rijst ons voor den geest de Oude Wereld, die gezeten was in de schaduwen des doods, maar daartegenover de Nieuwe Wereld, die wandelt in het licht van het Evangelie. Deze verdeeling zelve is het grootste feit in de geschiedenis en geen ander geschiedkundig feit kan daarmede'worden vergeleken" (Godefroid Kurth). § 3. De Bloeitijd van het Keizerrijk, 70—180. Flavische Keizers. Na den dood van Nero dongen met Galba drie generaals naar het keizerschap. Deze wedstrijd is ten slotte uitgevochten tusschen den bevelhebber in Germanië, V i t e 11 i u s, en dien in Syrië, V. e s p a s i a n u s. In den slag bij C r e m ó n a maten hun legers elkanders krachten. Vitellius moest terug op Rome, dat na een bloedig straatgevecht veroverd werd door de troepen van Vespasianus, 69. Van dezen binnenlandschen oorlog maakte de Batavier J u 1 i u s C i v i 1 i s gebruik om, aan het hoofd van een rij van bondgenooten 99 in Germanië en Noord-Gallië, een wijdvertakken opstand tegen het Romeinsche gezag te ondernemen. In 70 is deze onderdrukt. Toen fjjndjffik was Titus Flavius Vespasianus keizer, de eerste . uit het naar hem genoemde Flavische Huis, 69—96. Hij herstelde het krachtig bewind van Augustus. Zijn zoon Titus bedwong den laatsten grooten opstand der Joden, die aan meer dan een millioen van het oude volk het leven kostte. Jefwzalem in is 70 verwoeskflde heerlijke tempel verbrand. Om het volk van Israël voorgoed machteloos te maken, werden de Joden naar alle deelen der aarde verspreid; tot heden toe vonden zij nergens een eigen vaderland terug. Zoo ging Christus' voorspelling, vermeld in de Evangeliën, in vervulling. De christen gemeente te Jeruza|§m, die tijdig de stad had verlaten, verspreidde zich weldra door geheel het Oosten en droeg daardoor niet weinig bij tot den voorujfgang van het Christendom. Beroemd is het Colosséum, waarvoor Vespasianus den grondslag legde. Honderden christenen zijn er tijdens de vervolgingen den marteldood gestorven. Keizer Titus regeerde slechts enkfi| it* Jiyrië. Omstreeks 700 beginnen de Arabieren een tweede reeks veroveringen. Eerst is Noord-Afrika aan de beWïf/Taai heeft Byzantium zijn provincie verdedigd. Carthago is in handen gevallen van de vijanden, toen heroverd om ten slotte opnieuw ingenomen te worden. De oude stad, in vroeger eeuwen vernietigd door de Romeinen, op initiatief van Caesar hersteld, is in dezen laatsten strijd voor altijd ten onder gegaan. In haar plaats stichten de Arabieren Tunis, datsnel tot bloei komt. De Romeinsche beschaving gaat in Afrika ten gronde. Van hieruit lag Spanje te grijp. Daar bestond nog altijd het rijk der West-Goten. Door twee oorzaken was het nocjit een krachtige staat geworden. De tegenstelling tusschen Arianen en Katholieken hield het volk verdeeld, totdat omstreeks 600 het Katholicisme zegevierde. Maar sedert bleven de ongeregelde toestanden aan de orde, omdat in een doeltreffende troonopvolging niet voorzien was. Dat is ten slotte het ongeluk der West-Goten geworden. Als de Arabische sjeik Tarik in 711 de straat van Gibraltar oversteekt, heeft hij geen moeilijke taak om de steden in Spanje één voor één te veroveren na den slag bij Xerez de la Frontéra. De West-Goten wisten zich echter te handhaven in de ontoegankelijke bergstreken in 't Noord-Westen van het Iberisch Schiereiland. § 5. De slag bij Poitiers. Het Mohammedaansch Gevaar. De Arabische wereldmacht had in het begin van de achtste eeuw in het Westen de grenzen bereikt van het Frankisch Rijk, in het Oosten bedreigde zij Byzantium. Aan weerszijden hebben de Mohammedanen hun krachten beproefd op de beide christelijke mogendheden. In 717 sloegen de Arabieren het beleg om Constantinopel. Leo ïjXwist echter zijn hoofdstad dertien maanden lang zoo te verdedigen, dat de vijand zijn pogingen moest opgeven. In 720 stonden de Arabieren reeds over de Pyreneeën. A b dErrahman verovert Toulouse, Bordeaux wordt uitgemoord, in 129 732 valt Poitiers hem in handen. Maar in Karei Martel, die in 714 zijn vader als hofmeier was opgevolgd, vonden de Mohammedanen een tegenstander, die hun stond. In den ijselijken slag bij Poitiers, 732, vernietigde hij het leger van de gevaarlijke indringers. Kritiek was de toestand der Christenheid gedurende deze jaren. Indien de beide Mohammedaansche legers van uit Oost en West waren doorgebroken en daarna zich vereenigd . hadden, wat zou dan het lot van Europa zijn geworden? Het Karolingisch Koningschap. Feitelijk was Karei Martel reeds de koning van het rijk der Franken. Gedurende zijn verdienstelijke regeering handhaafde hij de grenzen en dwong den machtigen adel eerbied af voor zijn gezag. Zijn zoon, Pippijn de Korte, achtte eindelijk den tijd gekomen, om een einde te maken aan den wantoestand, dat een onbeduidend nakomeling van het afgeleefd geslacht der Merovingers nog langer den koningstitel voerde. Een rijksdag verklaarde den laatsten der „rois fainéants" vervallen van den troon en hief naar oud-Germaansche zede den Karolinger op het schild, 752. De Paus bekrachtigde deze daad, aangezien daardoor feitelijk en rechtens de bestaande toestand bestendigd, verbeterd en in het algemeen rijksbelang aanvaard werd. § 6. De Kerk en de Beschaving. Leo de Groote, die Rome redt uit de handen van Attila, dat is het historisch beeld van de moeilijke taak, die de katholieke Kerk in Europa te vervullen had gedurende het tijdvak van de Volksverhuizing. Zij was het, die tegen den woesten stroom der barbaren, van de beschaving beveiligde, wat te beveiligen viel en den grondslag legde van een nieuwen tijd. Aan het begin van den tijd der Volksverhuizing staan de drie groote Westersche Kerkvaders, wier naam door alle eeuwen heen beroemd gebleven is: Ambrosius 397; Augustinus 430; Hieronymus 420. De H. Ambrosius stamde uit een aanzienlijke Gallische familie en werd eerst op volwassen leeftijd christen. Groot zijn zijn verdiensten als kanselredenaar en liturgist. Zijn gezag bij het volk van Milaan en Italië was buitengewoon. 130 Augustinus is een der machtigste genieën van alle tijden. Zijn beroemde werken „De Civitate Dei" en „Confessiones" worden in onze dagen nog steeds herdrukt en bestudeerd. Zijn Latijn is even schitterend als dat van Cicero. Door de diepzinnigheid en oorspronkelijkheid van zijn geest heeft hij een onmetelijken invloed uitgeoefend. De H. Augustinus, 354—430, was uit Numidië afkomstig* Zijn jeugd ging verloren in lichtvaardige lichtzinnigheid. De ketterij van het Manichaeïsme verduisterde zijn aanleg ten goede. Maar in 386 trof hem de goddelijke barmhartigheid, zijn bekeering was een dier wonderen van genade als van den H. Paulus. Het volhardend gebed van zijn moeder, de H. Momca, werd schitterend verhoord. In het licht der Waarheid ontplooide zich eerst de volle kracht van zijn genialiteit. Hij stierf als bisschop van Hippo in 430. Groot zijn zijn ver-; diensten als bestrijder van de ketterijen zijner dagen. Als kerkvader geldt zijn gezag nog heden in de Katholieke Kerk. Van hem is het denkbeeld uitgegaan de onbeschaafde Germanen te bekeeren tot het Christendom en op den grondslag van het Geloof op te bouwen een nieuwe maatschappij als opvolgster van de Romeinsche, wier ondergang onafwendbaar geworden was. De H. Hierónymus was een der grootste geleerden van zijn tijd. De Paus droeg hem op den Bijbel in het Latijn te vertalen. In het Oosten was toen het Grieksch de algemeene volkstaal, vandaar dat een Grieksche vertaling van den Hebreeuwschen tekst reeds lang bestond. Maar voor het Westen was het Latijn de algemeen gebruikte taal geworden. Daarom heeft de Vulgata, de La rijns che vertaling van Hierónymus, zoo groote beteekenis. De Kloosters. Naast de christelijke wetenschap en letterkunde is" hét ontstaan en de verbreiding der kloosters voor de beschaving van Europa van overwegende beteekenis geweest. De oorsprong van het kloosterwezen ligt in het Oosten, in Egypte, ± 350. Het verspreidde zich over Italië, Africa, Spanje en Gallië. De H. Ambrosius en Augustinus, de H. Martinus in Gallië, f 401, steunden de beweging krachtig, met woord en daad. Omstreeks 450 waren de kloosters verbreid over het grootste gedeelte van het voormalig Romeinsch rijk. Voor het westen van Europa beteekende dit resultaat een groote overwinning van de katholieke beschaving over het heidensch Germanendom. Maar een goede, samenvoegende organisatie ontbrak nog aan de ver uiteen gelegen kloostergemeenten tot aan het optreden van den H. Benedictus van Nursia, den stichter van de Orde der Benedict ij nen» Nog staat op den Moate Cassfno de beroemde abdij door hem gesticht in 529. Zijn zuster, d e H. Scholastica, stichtte in dezelfde streek een vrouwenklooster. Benedictus heeft de grootsche gedachte van den H. Augustinus tot werkelijkheid gebracht door van zijn Orde te maken de kampioen voor de katholieke cultuur. Dat bereikte hij door de 73 artikelen van zijn beroemden kloosterregel. Deze is de grondwet der monniken geworden; geen Orde, die niet op dezen grondslag werd opgebouwd. Aan Benedictus is voor een groot deel te danken, Abdij van Monte Cassino. dat het bekende: „monniken en eiken sterven niet" historis&|i in vervulling ging. . De Benedictijner-regel munt uit door veelzijdigheid. Het spreekt van zelf, dat de verdieping van het innerlijk geestelijk leven voor den kloosterling voorop staat. Maar hij mag de verworven gaven niet voor zich zelf alleen behouden, Tiij heeft ook een maatschappelijke taak te vervullen. Uit zijn afzondering treedt hij naar buiten ter verkondiging' van de goddelijke Waarheid, hij beoefent kunst en wetenschap om zich te kunnen wijden aan opvoeding en onderwijs, handenarbeid wordt hem voorgeschreven ten voorbeeld van het volk, ter leering voor de eenvoudigen in een nog onbehouwen samenleving. Binnen de veilige kloostermuren zijn heerlijke schatten van beschaving bewaard gebleven, daarbuiten treedt de Benedictijner-Orde op als een keurbende van Godsgezanten ter bekeering van de Germanen, zooals de H. Augustinus het voorzien had. Paus Gregorius I, de Groote, 590—604. Dat alles zou on- 132 vruchtbare arbeid gebleven zijn, wanneer het geschied was Zonder de leiding van den H. Stoel. HetijMfcrk van AuguSjfcinjÉfcesn Benedictus voor Europa vond den zegen van den Vader der Christenheid en door hem van God. Vooral Paus Gregorius I bewonderde de Orde der Benedictijnen, hij is een der groote missionarissen van de Germanen geworden. Overzien wij den missie?arbeid van de Katholieke Kerk bil het begin van de Middeleeuwen, dan valt het niet moeilijk vast te stellen, hoe de H. Geest van het Pinksterfeest de opvolgers der Apostelen getrouw bleef met Zijn feifctand. Geen volk in Europa, dat niet zijn heilige.geloofsverkondigers vereert: De H. Remigius in Frankrijk^ De H. Amandus in ZutSj-Nederland. De H. Willebrordus in Noord-Nederland* (, De H. Bonifatius in de Duitsche landen. St. Patrick, de nationale Heilige van Ierland. De H. Augusti#us van Canjérbury in Engeland. Paus Gregorius I vertrouwde aan de Benedictijnen de bekeering van Engeland toe. Dit land was na den val der Romeinsche heerschappij de buit geworden van de Angelen en de Saksen ± 450. Zij hebben er zeven kleine koninkrijken gesticht, de zoogenaamde heptarchie, na de onderwerping der Britsche bevolking. Alleen in Wales en Cornwales bleven de veelal .^nsjghjke .fKrfilische Britten zich handhaven tegenover de Germaansche overheerschers. Uitgeweken vluchtelingen vestigden zich aan de noordwestkust van Frankrijk, in het land, dat naar hen Bretagne genoemd is. In 596 zond de H. Gregoring I naar de Angelsaksen een Benedictijn, den H. Augustinus, met veertig kloosterlingen. Augustinus vestigde zijn zetel te Canterbury, sindsdien het oudste onder de Engelsche bisdommen. Koning E t h e 1b e r t aanvaardde het katholicisme, zijn volk volgde zijn voorbeeld. Omstreeks 680 was de bekeering der Angelsaksen voltooid. In Ierland was het christendom reeds ± 450 gevestigd door St. P at r i c k, Schotland volgde omstreeks 550—600. De Kerkelijke Staat. De toestanden-gn Italië bevojrdf$den de samenwerking tusschen de Frankische vorstellen den Paus. Byzantium kon zijn gezag alleen handhaven in Ravenna en ZuidItalië. Toen keizer Leo III, 717—741, in Constantinopel den strijd tegen de vereering der beelden begon, kozen de Italianen eens- 133 gezind partij tegen hem. De Byzantijnen hadden geen kans meer nog ooit een belangrijk overwicht over Italië te herwinnen. Ernstiger tegenstanders waren de Langobarden in de Po-vlakte. Hun koning A i s t u 1 f veroverde in 751 Ravenna op de Byzantijnen. Voor zoo'n aanvaller was Rome niet veilig meer. Toen ffep Paus Stephanus II de hulp in van Pippijn, den eersten Karolingischen koning der Franken. In 754 trok het Frankisch leger over de Alpen, Pavla werd ingesloten, Afstuif moest Ravenna en twintig andere steden afstaan. Pippijn schonk ze den Paus. Niet slechts dat hij over dit gebied het recht van verovering kon doen gelden, maar Byzantium had Rome reeds zooveel tientallen jaren aan zijn lot overgelaten, dat de pausen er sedert lang feitelijk het bewind voerden. In de plaats van het exarchaat van Ravenna verrees de Kerkelijke Staat. Tot 1870 is de Paus soeverein over dit rijk gebleven. Het Katholicisme in de Duitsche landen. Naast de vestiging van de macht der Karolingen is de verdere uitbreiding van het Katholicisme als het ware de inleiding op den tijd van Karei den Grooten. Van Engeland uit is dit beschavingswerk voortgezet in Nederland en Duitschland, vooral door de Benedictijnen. De H. W i 11 e b r o r d u s, die in ons land het christendom vestigde, was een Angelsaksisch monnik, evenals de H. Bonif a t i u s, die in Midden-Duitschland een buitengewone werkzaamheid ontwikkelde. Zij genoten den steun der Frankische hofmeiers. De staatkundige macht van het Frankisch rijk werkte hand in hand met de geestelijke macht der Kerk om in Europa den grondslag van een nieuwen tijd te vestigen. Op deze samenwerking is het grootsche gebouw der heerschappij van Karei den Grooten opgetrokken. § 7. De Tijd van Karei den Grooten. Karei de Groote, 768—814, is door zijn wijsheid en geestkracht een der schitterendste figuren onder de vorsten der Middeleeuwen. Zijn regeerihg wordt bijna geheel ingenomen door onophoudelijke oorlogen, waardoor hij de grenzen van zijn rijk beveiligen moest. Saksische oorlogen. De voornaamste van deze oorlogen voerde 134 hij tegen de Langobarden in Italië, de Friezen en Saksen, de Avaren in Hongarije, de Denen, de Móoren in Spanje. Na een dertigjarigen strijd onderwerp hij de heidensche Saksen, die tusschen Eems en Elbe woonden en bedwong hun dapperen aanvoerder Wittekind. Karei verwoestte hun voornaamste sterkte, de Eresburg, met den Irminsul (een hoog vereerd godenbeeld) en legde den grond tot hun bekeering. Het land werd op Frankisch voorbeeld in gouwen verdeeld en door Frankische gouwgraven bestuurd. Een aanzienlijk deel der bevolking.|Upest, om alle verzet onmogelijk te maken, naar .verafgelegen streken verhuizen. Het hardnekkig verzet der Saksen is hieruit te verklaren, dat zij heidenen waren en van de aanvaarding van het christendom duchtten de overheersching der Franken. Hun herhaalde opstanden tegen Karei den Grooten vinden hun grond in godsdienstige en staatkundige oorzaken. Qm het bekeeringswerk te bevorderen steunde Karei de Groote de stichting van kloosters (Nieuw-Corvey), de oprichting van bisdommen, de uitzending van missionarissen. De eerste bisschop van Munster was de H. Liudger, in onze vaderlandsche geschiedenis bekend als geloofsverkondiger in Groningen en Drente. Karei de Groote begreep zeer wel, dat men een volk niet met een zwaard de Kerk kan binnendrijven: er zijn zelfs catechismusboeken teruggevonden» QP; SÜn last geschreven voor het godsdienstonderricht der Saksen. Oorlogen in Italië. In 774 veroverde Karei, door den Paus te hulp geroepen»ihet rijk der Langobarden, onttroonde den laatsten koning Desidérius, en liet zich te Milaan kronen met „de ijzeren kroon". Hij bekrachtigde en vermeerderde de schenkingen van zijn vader Pippijn aan. den Paus. Strijd tegen de Mooren. Door eenige Mohammedaansche vorsten tegen den kalief van Córdova om bijstand gevraagd, bestreed Karei de Mooren in Spanje en veroverde de Spaansche mark. Barcelona werd de hoofdstad van dit wingewest. Op den terugtocht is de achterhoede van het Frankisch leger onder den paladijn Roeland overvallen in de vallei van R oncevalles. De dood van diën: wakkeren held is in de Karolingische sagen verheerlijkt. In Duitschland breidde Karei zijn gebied verder uit over Beieren en het Alamannische land, van de Main tot de Zwitsersche Alpen, veroverde op de roofzieke Avaren, die zich in Hongarije *35 gevestigd hadden, de Oostmark (het latere markgraafschap Oostenrijk) en germaniseerde het land door Beiersche kolonisten, terwijl hij in het noorden tegen de Denen en Slaven optrad en den grond legde voor de mark Brandenburg. Hij had nu het Frankisch rijk uitgebreid van de Eider tot de Appennijnen en van den Atlantischen Oceaan tot aan Elbe en Donau. Zijn gebied omvatte bijna al de landen van het West-Romeinsche rijk op Engeland, Spanje en N.-Afrika na. De Keizerkroning, 800. De Paus besloot den Frankischen koning tot de keizerlijke waardigheid te verheffen, niet alleen om aan de Kerk een machtigen beschermer te verzekeren, die trouwer dan de Byzantijnsche keizers deze taak Zou vervullen, maar ook om de staatkundige eenheid van Europa te herstellen in een nieuw christelijk keizerrijk, in de plaats van het verdwenen Romeinsche. Toen Karei in 800 naar Rome kwam, werd hij op het Kerstfeest in de St. Pieterskerk, onder luide toejuiching des volks, door Leo III tot keizer gekroond. De kroning van Karei den Grooten had de gewichtigste gevolgen voor de geschiedenis^er Middeleeuwen. Volgens de bedoeling des Pausen zou de Keizer van het H. Roomsche Rijk de beschermer zijn niet slechts van de stad Rome en den K e r k e1 ij ken Staat, maar van de g e h e e 1 e K e r k, die hij tegen haar vijanden moest verdedigen. De keizer bekleedde daardoor den eersten rang onder alle christenvorsten van hetWesten. Het Heilige Roomsche Rijk bleef bestaan tot 1806. Te Constantinopel zag men het herstel der keizerlijke waardigheid in het Westen zeer ongaarne ptót duurde vrij langweer men zich bij het gebeurde neerlegde en den Roomschen keizer althans-Zijn titel toekende. De sinds lang bestaande spanning tussCftlfl Grieken en Latijnen werd er niet weinig door vermeerderd. Inrichting van het bestuur. Karei de Groote was niet minder uitstekend als regent dan als k r ij g s m a n. Onschatbare 'dien» sten bewees hij aan de beschaving door zijn voortreffelijke wettétttên de bevordering van kunst, wetenschap en onderwrjs.'jHij behartigde de belangen van handel en nijverheid. St. Dénis werd een wereldmarkt. Quéntovic en Dorestad waren de eerste uitvoerhavens van West-Europa. De landbouw is verbeterd door de invoering van het drieslagstelselinde plaats van het oud-Germaansche w i 1develdgrasstelsel. Karei schafte in de veroverde gewesten de hertogelijke 136 waardigheid af en verdeelde het rijk in gouwen, door graven in des keizers naam bestuurd, stelde zendgraven aan, om over de gouwen de noodige controle uit te oefenen en markgraven voor de grensgewesten. Minstens eenmaal 's jaars, werden rijksdagen (Meivelden) bijeengeroepen, waarop de voornaamste geestelijke en wereldlijke rijksgrooten verschenen en advies uitbrachten omtrent de voorstellen des keizers. De Capitularia (verordeningen) daar uitgevaardigd, werden opgeteekend en hadden kracht van wet. Het keizerlijk hof was de verzamelplaats van beroemde geleerden o.a. Paulus Diaco n u s, A1 c u i n en Kareis levensbeschrijver Eg in hard. Hij zelf sprak zeer vloeiend Latijn en verstond het Grieksch. Op meerdere plaatsen richtte hij bisdommen, kloosters en scholen op. Beroemd'is de hofschool (schola Palatïna) van Karei den Grooten. A1 c u i n was er de leider. De keizer zelf volgde er de lessen, zijn kinderen ontvingen er onderricht, een rij van hovelingen voegde zich bij de belangstellenden» Uit de hofschool ontwikkelde zich een academische kring, een voorlooper van de latere universiteiten. Geleerde geestelijken, de bekwaamste mannen van hun tijd, behandelden er in tegenwoordigheid van Karei de vraagstukken van den dag. Uit het wetenschappelijk verkeer ontstond van zelf ook persoonlijke vertrouwelijkheid. De leden kregen toepasselijke namen, Alcuin heette naar zijn lievelingsdichter Horatius Flaccus, de keizer David vanwege zijn voorliefde voor de psalmen. De Werken van Cicero en Vergilius stónden in dit middelpunt van de Karolingische Renaissance in hooge eere. Het was een ideaal van Karei den Grooten in de verschillende gewesten van zijn rijk scholen te stichten en daardoor het beschavingspeil der bevolking te verhoogen. Zijn Capitularia/ en brieven zijn, vol van zijn zorg voor het onderwijs. De belangrijkste scholen uit dén Karolingischen tijd waren die te Tours en Pavia. Karei woonde gaarne te Ingelheim aan den Rijn en te Aken, waar hij evenals te Nijmegen keizerlijke „Paltsen" (palatia) gesticht had» Hij stierf in 814 en werd in den door hem gebouwden dom te Aken begraven. Zijn herinnering leeft nog voort in tal van sagen, o.a. de vier Heemskinderen, Karei en Elegast, het Roelandslied. <*S7 § 8. De Arabische Wereldmacht. ' De ondergang der Omajjadcn. Naast het Frankisch rijk was de heerschappijMder Arabieren de andere groote wereldmacht in den tijd van Karei den Grooten. Tot een innerlijk aaneengesloten geheel had het onmetelijk kalifaat van Damascus zich nooit ontwikkeld. De Arabieren hieven verdeeld in partijen en stammen, die: elkaar fel bestookten, de onderworpen volken droegen de hun opgelegde heerschappij niet dan noode. Van dien toestand van onophoudelijke gisting maakte een geslacht, dat zijn afstamniing rechtstreeks terugvoerde op Mohammed, gebruik om zich van de heerschappij meester te maken. A b b a s, een oom van den profeet, trad op als aanvoerder der Abbassiden. Ben algemeene opstand brak uit, in 750 werd het leger van den laatsten kalief der O m a j j a d e n verslagen, zijn-fa* milieleden zijn door den overwinnaar onbarmhartig uitgemoord. Zeventig hunner vonden den dood, maar één ontkwam naar Spanje. Het kalifaat der Abbassiden, 750—1258, is er niet in geslaagd de eenheid van het Arabisch rijk te handhaven. A b d-e r r a h m a n, de negentienjarige prins uit het geslacht der O m a j j a d e n, stichtte zich in Spanje een eigen kalifaat met C o r d o v a tot hoofdstad, 755. De Abbassiden verzetten zich daar niet tegen, zij beschouwden Spanje en Noord-Afrika als een verloren uithoek van hun gebied om van - het Oosten des te meer werk te maken. Ba g da d werd de uitgestrekte hoofdstad van hun rijk. De grootste heerscher der 'AbbassiéHi' is H a r o e n-a 1-R a s c h i d, de tijdgenoot van Karei den Grooten. Het gezantschap van den keizer der Christenen naar den kalief der Mohammedanen was niet enkel een uitwisseling van beleefdheden tusschen de beide beheerschers der groote wereldmogendheden. Karei de Groote gaf het verlangen te kennen erkend te worden als beschermer der christenen in Palestina. Haroen schonk hem het H. Graf in eigendom, 800, en het protectoraat over de H. Plaatsen en de christenen in het H. Land. De pelgrims naar Jeruzalem wisten zich voortaan veilig onder de hoede van hun keizer en zijn machtigen arm. Sedert wordt onder de Arabieren de naam Franken synoniem met dien van Christenen en zoo is het nog in het Oosten. De periode der veroveringen is in dit tijdvak van de geschiedenis der Arabieren voor altijd afgesloten. In den loop van de tiende eeuw 138 begint de gestadige afbrokkeling van de staatkundige macht. De afetentmelingen van Fatètae, een dochter van Mohammed, de F a t i m i d e n, maken zich omstreeks 950 meester van een groot gedeelte van Noord-Afrika. Zij stichten een derde kalifaat, naast dat van Bagdad en Cordova, waarvan ten slotte Cairo de hoofdstad werd. In later tijd veroverden de Fatimiden bovendien Palestina en een gedeelte van Syrië. Maar de Arabische beschaving kwam tot hoogen bloei, zij streeft die van den Karolingischen tijd verre voorbij in uiterlijken glans en materieele resultaten, waartegenover echter West-Europa gunstig afsteekt door hoogere moraliteit en innerlijke aaneengeslotenheid. De Beschaving der Arabieren. Damascus, de schitterende residentie van de Arabische wereldmacht, had in 710 reeds meer dan 100.000 inwoners. Zooals eeuwen vroeger bloeide de stad weer op tot een middelpunt van handel en cultuur. Uit Alexandrië, Mekka, Basra, Constantinopel trok zij al het kostbare en wetenswaardige naar zich toe. De Arabische beschaving begon zich te ontplooien, toen deze vooruitgang gestuit werd door bloedige binnenlandsche oorlogen. Decentralisatie. De diepste oorzaak daarvan ligt in den eigenaardigen volksaanleg der Arabieren en is ons bekend geworden uit de rijke poëzie van het tijdvak der Omajjaden. Het grootste deel der gedichten zijn politieke satyren, de dfÉfcttra partijleiuers, hun geschriften vervullen de rol van onze partijpert^Or** der „partij" heeft men dan te verstaan d e n s t a m, waarvan geen Arabier** ooit losmaakte. Het volk van Mohammed is nooit samengegroeid tot een machtig nationaal geheel, de overoude vrijheid der woestijnstammen is tot het einde toe in conflict gebleven met een gecentraliseerd kalifaat. De haat tusschen deze stammen onderling uitte zich eerst in de gedichten, die de wedijverende aanvoerders tegen elkander uitspeelden om de menigte te bewerken, maar later is daaruit opgestoken de storm van dien vernielenden burgeroorlog, waarin de Omajjaden bijna ten onder gegaan zijn. Bagdad. Het doel van den opstand der Abbassiden was de alleenheerschappij te grondvesten voor hun geslacht. Een der middelen om hun macht onaantastbaar te maken, zochten zij in de stichting van een nieuwe hoofdstad, in het vruchtbare Mesorwtarflfe, op het kruispunt van al de groote handelswegen door Voor-Azië. De kern van het nieuwe Bagdad werd een haast onneerSfeite vesting, tevens residentie, handelscentrum, univerritritsjrtau, industriestad'. Bagdad is de evenknie van Constantinopel geworden. De bloeitijd van de Arabische cultuur valt op de grenzen van de achtste en de negende eeuw. Het handelsverkeer reikte van China tot in Spanje: in Rusland zijn tienduizenden Arabische munten verzameld, afkomstig van Arabische kooplieden. Het kalifaat voorzag Europa van de graag gevraagde produc- 10 139 ttöcitóizijig jttidustrie. De naam „damast" doet nog de herinnering voortleven aan de fijne jstoffen van Damascus. Van de Chineezen leerden de Arabieren de fabricatie van papier en brachten het daarin op groote hoogte. Het Westen dankt aan hen de uitvinding van de suikerraffinader^i^e door de geleerde scheikundigen vanj^agdad is ontdekt. Op het gebied der wetenschap vonden de Arabieren de oud-Hellenistische overlevering, die in het Byzantijnsche rijk steeds in eere gehouden was. Aristóteles is hun leermeester geworden, al zijn werkeh zijn in het Arabisch vertaald. Uit Indië haalden de Arabieren in de negende eeuw het decimaal cijferstelsel, op de Grieksche wiskunde bouwden zij voort, een Arabier heeft het eerste algebraboek geschreven, dat eeuwen lang in West-* Europa gezaghebbend is gebleven. De Cliïtteezen hebben het kompas uitgevonden, de Arabiereafibrachten het over naar hun gebied aan den Indischen Oceaan, vandaar werd het later bekend in de MiddeUandsche Zee. Tal van woorden, in gebruik^ de marineisiaijfl van Arabischen oorsprong, bijv. admiraal. De sterrekundsiheeft groote verpüehtiagen aan de Arabische geleerden. Termen als azimut, zenith,e.a. houden d&jtog steeds in herinnering. Talrijke sterjewachten stelden d« geleerden in staat nieuwe ontdekkingen te doen omtrent den loop der zon, de planeten en de maan. Met de astronomie hing nauw samen de astrologie, die met de alchimie in West-Europa gedurende eeuwen een veelomvattenden invloed heeft uitgeoefend. De geneeskunde der Middeleeuwen, steunde grootendeels op de resultaten der Arabische onderzoekingen. Van de kunst der Arabieren is in het Oosten bijna niets bewaard gebleven, des te meer daarentegen in Spanje. Wereldberoemd is het Moorsche paleis van Granada, het Alhambra. § 9. Het Leenstelsel. Het leenstelsel is ontstaan uit zuiver C&fhiaansche, maatschappelijke verhoudingen. De naam „stelsel" is onjuist, het is niet een afgerond systeem, dat opgebouwd werd met wel overlegd beleid. Men zou daarom beter kunnen spreken van leenwezen. De grondslag van het leenstelsel is^deze, dat in het begin der Middeleeuwen het grondbezit de maatstaf vormde voor welvaart en rijkdom, aangezien handel en industrie nog van ondergesdb|ta: belang waren. Kapitaalbezit bestond nog niet. Het eerst ontwikkelt het leenstelsel zich in het Frankisch rijk. De Merovingische keningen schonken uit het door hen veroverd gebied groote bezittingen aan adellijke families als belooning voor bewezen diensten. Dit 140 werden dan a 11 o d i a 1 e goederen, d.w.z. het onvervreemdbaar, volkomen bezit der eigenaars. Op den-duur echter konden de vorsten dit niet volhouden. De grootgrondbezitters dreigden de koninklijke macht boven het hoofd te groeien. De Karolingische hofmeiers begrepen het gevaar en trachtten het te keeren. Karei Martel veranderde van takrJiek. Hij gaf geen allodiale goederen meer uit, maar volgde het voorbeeld van de Kerk. Kerkelijke goederen ztjaoonvervreemdbaar. Vandaar dat kerkvorsten en kloosters een anderen weg volgden om hun grondbezit vruchtdragend te maken. Zij gaven stukken van hun grond in vruchtgebruik aan anderen, die wederkeerig verplicht werden tot de opbrengst van tienden aan den eigenaar. Zulk een schenking heet beneficium. Karei Martel past dit beginsehtoe op de staatkundige verhoudingen. Hij behoudt den eigendom en kent aan derden slechts het leenrecht toe. Als leenheer blijfthij de seriibr (seigneur), de leenman, vazal, krijgt het vruchtgebruik van de landerijen, maar moet zich tevens verbinden tot bepaalde verplichtingen: 1) hij is gebonden aan bijzondere getrouwheid aan den leenheer, wiens soevereiniteit hij erkent; 2) hij iis gehouden tot persoonlijken dienstplicht en tot het leveren van een lichting soldaten uiteifijn leen, féodum. De leenman mocht zijn leen niet vervreemden, wel gedeelten aan anderen in achterleen geven (achterleenman). Op deze wijze trachtte Karei Martel de vorstelijke macht te handhaven boven de adellijke grootgrondbezitters. Langzamerhand zijn ook allerlei bestuursbevoegdheden en heerlijke rechten, zelfs ambten, als beneficium of feodum verleend. Daardoor raakt het grondbezit verbonden met politieke macht. Toen nu in 752 het Huis der Merovingers werd opgevolgd door dat der Karolingen had zich reeds een machtige aristocratie ontwikkeld, waarmee de nieuwe koningen rekening moesten houden. Zoo stelde Karei de Groote zijn Capitularia eerst in werking, na overleg met de Frankische grooten op de Meivelden en benoemde hij de hoogere ambtenaren, graven, over de verschillende gouwen steeds uit de grootgrondbezitters aldaar. Oorspronkelijk werden zoowel de leenen als de grafelijke waardigheid slechts voor het leven toegekend. Onder Karei den Grooten I4I kwam het echter reeds voor dat de zoon zijn vader opvolgde in het bewind over een graafschap. Wel ontsloeg de keizer menigen graaf, die zijn verplichtingen niet nakwam (felonie bedreef), en handhaafde hij op die wijze het hoogste gezag over hen allen; maar zijn opvolgers bezaten zijn geestkracht en heerscherstalent niet en lieten de graven te veel begaan. Groot was de bevoegdheid van den g ou w g r a a f. Als koninklijk ambtenaar oefende hij in zijn gouw de soevereine rechten tik namens den landsheer. Zijn werkkring omvatte de volgende takken van bestuur: iste de leiding van de rechtspraak; 2de het beheer der belastingen; 3de het commando over het legercontingent, den heerban; 4de de zorg voor de algemeene welvaart, orde, en veiligheid; 5de de uitvoering der rijkscapitularia en koninklijke verordeningen. De gouwgraaf als ambtenaar was dus een zeer aanzienlijke persoonlijkheid door zijn positie als adellijk leenman en door zijn uitgebreide bestuursbevoegdheden. Alleen de koning was zijn onmiddellijke chef. Deze machtige ambtenaren zullen zich weldra opwerken tot machtige vorsten. Dat Karei de Groote bezorgd was voor de groote macht dier graven, en de misbruiken, die er het gevolg van waren, wilde tegengaan, blijkt hieruit, dat hij aan de bisschoppen, de beste steunpilaren van zijn gezag, de controle van het grafelijk bestuur opdroeg en z end graven (missi dominici) aanstelde als inspecteurs, die van de graven rekening en verantwoording moesten vorderen. Alleen op die gestrenge wijze kon de eenheid vatt het rijk worden gehandhaafd. Maar Karei vermocht niet den stroom te keeren, die de maatschappij der Franken langzaam voerde in de ellende eener algehéele versnippering, temeer daar hij de rijksgrooten volstrekt noodig had om het groote, maar innerlijk zoo ongelijksoortig rijk te besturen. Wat bovendien aan de macht der Karolingen veel afbreuk deed, dat waren de immuniteiten. Immuniteit was de vrijdom van krijgsdienst, belasting en andere verpachtingen. Dit recht bracht tevens mee, dat aan de ambtenaren van den vorst alle gezag, zelfs de rechtspraak over het immuniteitsland was ontzegd, zoodat ieder eigenaar op zijn eigen goederen het hooge en lage gerecht uitoefende. Hij werd daardoor soeverein en rechter op zijn gebied. Ook niaatschappehjk werkte de overheersching van het groot- 142 grondbezit verkeerd door de zoogenaamde commendatie. Het rijk was uitgestrekt, de keizer dikwijls ver weg en bovendien zijn gezag besnoeid. Zoo stond de kleingrondbezitter steeds bloot aan de hebzucht, den landhonger van zijn machtigen buurman. Om zich nu ten minste het vruchtgebruik van zijn bedreigd eigendom te verzekeren, riep de gewone vrije man de bescherming (mundium) van den grootgrondbezitter in, wat met een zekere officieele plechtigheid (commendatie) gepaard ging. Zoo werd de kléingrondbezitter de pachter van den rijkeren, ja meermalen gaf hij zijn vrijheid prijs. Een andère oorzaak, waardoor de vrije grondbezitters langzamerhand uit de Frankische maatschappij, verdwenen, lag. in de talrijke veldtochten der Karólingen. De vrije Franken werden onophoudelijk van huis en hoeve weggeroepen, om dikwerf in verafgelegen streken langdurigen krijgsdienst te doen. Om dien last te ontgaan, droegen sommige v r ij e boeren hun a 11 o di a 1 e goederen aan een machtig e de 1 man op en ontvingen ze van hem in leen terug. Daardoor werden zij zijn vazallen en behoefden veel minder mee ten oorlog te trekken, daar hun leenheeren natuurlijk hun contingent lie§ff.;zoo klein mogelijk maakten. Zoo kwam het dat de voorname vazallen hun bezit langzamerhand aanmerkelijk uitbreidden enhetgetaldervrijema nnen meer en meer verminderde. Nog machtiger werden de leenmannen, wanneer zij in de gouw, waar hun goederen lagen, tevens de grafelijke waardigheid bekleedden en dus als koninklijke ambtenaren optraden. Dan werd zoo'n graafschap feitelijk een kleine staat, die alleen door den band van leenroerigheid aan de kroon verbonden was. Het gevolg hiervan werd, dat in Frankrijk, Italië, Duitschland binnen den staat zooveel zelfstandige staags ontstonden, als er groote leenmannen waren, vooral toen zij de e r f e 1 ij k h e i d d e r 1 e en e n wisten te^Merkrijgen. De Karolingische staat geraakte zoodoende op den duur versplinterd in tallooze graafschappen, wier heeren zich in 't minst niet bekommerden om het belang van den leenheer. Wegens de ontbindende werking van het Leenstelsel, dreigde ten slotte de staat geheel uireen te vallen. Het koningschap, de eenige instelling, die volk en staatseenheid zou hebben kunnen redden, was machteloos tegenover het als eensplijtzwam werkende f e odalisme. Eerst in later eeuwen, toen het koningschap en de z i c h J43 allengs ontwikkelende derde stand (de burgerij) inzagen, dat het ia hun beider belang was> elkaar te stetmen tegen den eigennaadttigen leenadel, geraakte het met de heerschappij van het Leenstelsel gedaan. Het van den adel afhankelijk, koningschap maakte plaats voor de onbeperkte vorstel ij ke macht. De adel verloor zijn- politieke macht, de dorper van voorheen werd burger, maar onevenredig zware lasten bleven toch nog de lagere standen drukken. In drie landen vooral slaagde aan het einde der Middeleeuwen het koningschap er in, den leenadel aan zich te onderwerpen en de eenheid van staat en volk te vestigen: i n F r a nkrijk, Engelanden Spanje. Maar i n D u i t s c h 1 a n d, dat een kiesrijk was, bleef de adel zijn-rechten en zijn zelfstandigheid handhaven. Zoo kon van een'volkomen eenheid van volk en staat in Duitschland, zooals die zich in alle landen van den nieuweren tijd: heeft baan gebroken, geen sprake zijn en tot in de twintigste eeuw is het Duitsche Rijk verbrokkeld gebleven in kleinstaterij. § 10. De Ontbinding van het Frankisch ÏHjk. Lodewijk de Vrome, 814—840, Karei's zoon, miste ten eenenmale de eigenschappen, noodig om het groote rijk te kunnen regeeren. Hij verdeelde het bestuur onder zijn zoons, die als onderkoningen aan het hoofd van een der vier uitgestrekte gedeelten kwamen te staan. Maar deze daad werd een bron van ellende, de onderkoningen gevoelden zich zoo onafhankelijk, dat eindelooze onderlinge oorlogen en ten slotte een opstand tegen den koning zelf het gevolg zr/n 'geworden. Verdrag van Verdun. Na Lodewijk's dood zetten de broeders den onzaligen strikt voort, totdat bij het verdrag van Verdun een verdeeling van het Franldsc^rijk tot stand kwam in 843: West-Francië: Midden-Francië: Oost-Francië: Karei de Kale. keizer Lotharius. Lodewijk de Duitscher. De grenzen van Midden-Francië waren: ten O.: de Alpen, de Rijn, de Eems. ten W.: de Rhóne, de Saóne, de Maas, de Schelde. De oorzaken van de snelle ontbhiding, die na 843 nog sneller om 144 ,2ich heen greep, waren de volgendesbi. Hefci^terk van Karekdeè f^r^aMm.'aittt^api siik nog niebitMgroeiiivtQt een staatkundignationale eenheid. 2. De invallen der Noormannen. 3. De eindelooze ïam^eiwist««JOvex de verdeeliag: onder de Karolingen. 4. Het leenstelsek Een groote versplintering van Europa is het gevolg gewofdèh van het keöstelselci Deigouwgraven vfcrden op den duur aanzienlijke persoonlijkheden, die zicht wisten op te werkehivtot werkelijke-sne»vereinen»Alleen hetkoningschap^ctte^nwoardigde de eenheidngan deh staaQrimaar de opvolgers van Karei den Goooten deden zich te «ehngtgeldemablÜBeB en meester.,'y»orkb^ leenen meer en meer erfelijk werdèi, nam de onafhankelijkheid der leenmannen Sa gelijke mate toe. De ontbinding van het Frankisdtetsijk is? snel gevolgd.op de verdeeling. Het geslacht van Lotharius I is in de rechte lijn spoedig «tgestorven; in 870, bij het verdrag van M e e r se ri, werd Midden-nFrancie tusschen Oost- eb WestriBwnc^verdeeldülKarel de Kale kreeg het Romaansch, Lodewijk: de Duitscher het Germaansch gedeelte. Van Midden-Francic hebben zich Lotharingen, Opper- en Neder-Boergondië en Italië losgemaakt. Uit het Frankisch rijk t»jn ten slotte de twee groote Europeesche staten op het vasteland ontstaan: F r a n k r ij k en het Duitsche R ij k. Maar in welken toestand kwamen zij uit de algemeene verwarring te voorschijn! Eerst waren de verschillende Frankische koningen er in geslaagd het universeel keizerschap door hun onderlinge veeten te vernietigen. Dat pleit was reeds beslist bij het verdrag van Verdun, 843. Daarna wist het feodalisme op zijn beurt hetgecentraliseerdkoningschapte doen verdwijnen. In 911 stierf in Oost-Francië de laatste Karobngische koning. Er waren nog wel Karolingen, maar de leenmannen verbraken de oude traditie ten bate van hun eigen macht. De staatsmacht was verdeeld geraakt over v i e r s t a m-h e r t o g e n, die de erfelijke soevereiniteit uitoefenden over de hertogdommen Saksen, Frankenland, Zwaben, Beieren. Het vijfde, lotharingen, was geen stamhertogdom, maar vormde een grensgewest tusschen Frankrijk en Duitschland in. De feodale vorsten kozen een hunner, Koenraadvan Frankenland, een verren verwant van de Karolingen, tot koning. De erfelijkheid van de koninklijke waardigheid werd dus niet geheel en al verwaarloosd. De macht van den nieuwen vorst bleef, 145 buiten zijn stamland, uiteraardzeerbeperkt.Hetfeodalisme zegevierde. In 987 stierf in West-Francië de laatste opvolger van Karei den Grooten. De adel riep den hertog van Isle de France, HugoCapet, tot koning uit. Het denkbeeld wan een algemeene monarchie werd voor goed opgegeven, ook al waren de Karolingen niet uitgestorven. HugoCapet gold alleen als de eerste onder de machtige leenmannen van Frankrijk, wier gebied als een kring het hertogdom Francië omringde: Boergondië, Champagne, Vlaanderen, Normandië, Bretagne, Aquitanië; Toulouse en Gascogne lagen verder in het zuiden. Zoo was in de>it£thde eeuw de aaneengesloten rnachtJivan het Westersch keizerrijk geheel ontwricht. Het feodalisme J*é>binderde de vestiging van afgeronde, nationale staten. Het werk van Karei den Grooten lag in politiek opzicht ongedaan gemaakt, maar Europa behield de eenheid van godsdienst als duurzaam resultaat » van den arbeid der Frankische vorsten en der Kerk. In delende eeuw heeft Europa de crisis doorgemaakt van een gevaarlijke inzinking, waardoor de aanvallen der Noormannen en Magyaren veel mee* verwoestend om zich heengrijpen konden, dan anders het geval zou geweest ztjui' i' . TWEEDE HOOFDSTUK. VAN DE ONTBINDING VAN HET FRANKISCH RIJK TOT HET EINDE DER KRUISTOCHTEN. ± 90c*—± 1300. § 1. De Noormannen. Het laatst van allen onder de Germanen treden de Noordsche volkeren in de geschiedenis van Europa meer op den voorgrond. De Denen, Zweden en Noren waren nog heidenen, toen zij hun invallen begonnen. De oorsaken daarvan zijn deze. Scandinavië en Denemarken leverden aan hun bewoners te weinig, dan dat dezen daarvan in hun onderhoud konden voorzien bij een steeds stijgende bevolking. De Noormannen waren koene zeevaarders, tuk op avontuur en buit, hun roemzucht dreef hen de zee op. Zoolang de heidensche Odinsdienst hen beheerschte, ontging hun het onderscheid tusschen het mijn en dijn tegenover vreemde volkeren. Hun rooftochten moesten voldoening geven aan hun ondernemingslust, de daaruit gehaalde buit voorzien in het tekort aan levensonderhoud. Groot-Brittannië heeft het eerst met de rampen van de invallen der Noormannen kennis gemaakt, maar na den dood van Karei den Grooten, wanneer het Frankisch rijk zijn weerkracht meer en meer verliest,krijgen de wilde Denen en Scandinaviërs bijna vrij spel. Haast geen land in Europa, waar zij niet geweest zijn: de Noordzeekusten, Frankrijk, Spanje, heel West-Europa hebben zij hun mingewenschte bezoeken gebracht. Niet om veroveringen was het hun te doen, alleen om buit. Maar de volslagen weerloosheid van vele landen verleidde hen hier en daar toch tot veroveringen. Normandië in WestfFrankenland is door hen gekoloniseerd. Hun aanvoerder R o 11 o had zich gevestigd in de streek rondom Rouaan. De stad sloot een verdrag met hem. Van dit steunpunt uit plunderden de Noormannen er in heel Frankrijk lustig op los, 147 zij trokken de Loire over, drongen zelfs door tot in Provence. Karei de Eenvoudige, een der laatste Karolingen in WestFrancië, wist in den onhoudbaren toestand geen anderen uitweg, dan een vergelijk. In 911 sloot hij met Rollo deze overeenkomst: hij liet den Noorman het land tusschen Bretagne en de Seine, het naar de nieuwe bezitters genoemde NormandTÈ. Rollo erkende de leenhoogheid van den Frankischen koning en aanvaardde met zijn ruw gezelschap het Christendom*^ Uitstekend hebben de Noormannen dit veroverd gebied tot een geordenden staat georganiseerd. Zij namen de hen omringende beschaving over, hun taal vervormde zich naar het Fransen, het Normandisch dialect is een der merkwaardigste van Frankrijk. Langs de kust van het Kanaal vindt men in onzen tijd nog de sporen der vreemde nederzetting: midden onder de Romaansche bevolking met het donkere type zijn de. kenmerken van het Germaansch element aan te wijzen in de mannen van rijzige gestalte, met lichtblauwe oogen en blonde haren. De Nederlanden zijn in den loop van de tiende eeuw voor een groot deel in de macht der Noormannen geweest. De Frankische koningen gaven er hun zelfs gouwen in leen, 810—1010. Na 1010 Verschijnen zij er niet meer. Normandië trok hen meer aan, zoodat ons land aan de dreigende kolonisatie ontkwam, r jdoi Rusland is door de Zweden gekoloniseerd. De Slaven haalden er hen binnen. Tusschen Kiev en Novgorod vestigden zij zich, bereikten zelfs de Krim, de stichting van den Russischen staat gaat op hen terug. Het einde van de eigenlijke invallen valt omstreeks 1000. Dat is hieruit te verklaren. Een blijvend resultaat leverden de voort? durende strooptochten in verre landen nooit op. De kolonisatie van Normandië en: de vestiging in het half veroverde Groot-Brittannië deed den toestand van overbevolking in het Noorden van zelf ophouden. De Noord-Germanen leerden het Christendom kennen en daarmee gaat hun geschiedenis een geheel anderen weg op. Kanoet. De groote katholieke koning der Noren is Kanoetde Groote, 1016—1035. Hij regeerde over Denemarken en Noorwegen, zijn heerschappij strekte zich ook uit over Engeland, waar de Angelsaksen in den wanhopigen strijd om htm onafhankelijkheid ten slotte bezweken waren. Zijn binnenlandsch bestuur was een zegen 148 voor zijn onderdanen. Met krachtige hand maakte hij een einde aan den zeeroof, die onder Zijn volk zoo lang een handwerk geweest was. Ook in Zuid-Italië is een Normandische staat gesticht. Sicilië was in de tiende eeuw dè veel-omstrWen twistappel tusschen Saracenen en Byzantijnen. De christenbevolking haalde de Normandiërs in Zuid-Italië binnen als helpers in den strijd. De helpers werden weldra heerschers, die over de Saracenen en Byzantijnen wisten te zegevieren en omstreeks 1050 een eigen rijk vestigden. De Normandiërs maakten zich van een groot gedeelte van Zuid-Italië meester en ontzagen zelfs het pauselijk gebied (Beneventum) niet. Leo IX was ten slotte gedwongen tegen hen een leger in het veld te brengen, maar dit is verslagen. De Paus moest den overwinnaars Napels en Sicilië ter beschikking laten als leen van den H. Stoel. De ontdekkingen der Noormannen zijn zeer merkwaardig. Niet alleen dat zij de Faröer, IJsland en Groenland bereikten en er nederzettingen stichtten, hun zeevaarders zijn ook toevalligerwijze op de kusten van New-Foundland en Canada terechtgekomen. De ontdekking heeft geen resultaat gehad. De rooftochten op de Europeesche kusten leverden - meer op dan de lange reizen naar het verre Amerika; onder de beschaafde volkeren is de nieuwe zeeweg onbekend gebleven, tengevolge van de groote vijandschap tusschen de Noormannen en de andere Europeanen. West-Europa heeft in de tiende eeuw onnoemelijKveel te lijden gehad van de Noren, Oost-Europa had terzelfdertijd ook zijn Noormannen in het woeste volk der Magyaren1). De versnippering van den Frankischen staat heeft veroorzaakt, dat deze onbeschaafde volkeren bijna nergens een aaneengesloten macht tegenover zich gevonden hebben en langen tijd ongestraft hun geweld aan hun slachtoffers konden doen gevoelen. 1) De Magyaren — door de Slaven Ugri ofUngari (Hongaren) genoemd — woonden oorspronkelijk tusschen Oeral en Wolga; vandaar verhuisden zij naar het Zuiden van Rusland; in het midden van de 9de eeuw woonden zij aan den Beneden-Donau, om later Hongarije in bezit te nemen. 149 § 3. De Angelsaksen en de Noormannen. Het Angelsaksische Huis, 827—1066. De vestiging van het christendom heeft in de geschiedenis van Engeland gewichtige gevolgen gehad. Bleven Britten en Angelsaksen tot in de zevende eeuw scherp gescheiden door den rassenhaat tusschen onderworpenen en overweldigers, het christendom bracht Kelten en Germanen tot elkander, de eenheid van godsdienst heeft de nationale eenheid voorbereid. De grondlegger van den Engelschen staat is Egbert van Inval der Normandiërs in Engeland. W e s s e x, die er in slaagde de zeven koninkrijken der heptarchie in 827 onder zijn opperste leiding te vereenigen. Met hem begint het tijdvak van het Angelsaksische Huis. De zes andere koningen erkenden achtereenvolgens zijn hegemonie, uit dezen nog primitieven eenheidsvorm is de centrale monarchie ontstaan door twee omstandigheden: het uitsterven der oude koningsgeslachten in de onderscheiden rijken; de invallen der Deensche Noormannen. De Noormannen. Reeds vóór 800 begonnen hun tochten naar Ierland, dat in de negende eeuw grootendeels door hen is verwoest en den ondergang nabij gebracht. Voor den Theems-mond verschenen zij het eerst in 835. Met deze gebeurtenis begint de lange, bloedige strijd tusschen Denen en Angelsaksen om het bezit van Engeland en deze nationale ramp heeft de bevolking op den duur vereenigd 15° in één onverpoosden kamp om vrijhefd. Alle krachten waren noodig om het geweld te weren. Dat bleek met schrikwekkende werkelijkheid in 851. Een vloot van 250 Noordsche schepen liep de Theems binnen, Londen en Canterbury werden verwoest, alleen door de nog beschikbare landmacht samen te trekken slaagden de Angelsaksen er in de Noormannen een geduchte nederlaag toe te brengen en hun onafhankelijkheid te redden. Engeland bezat nog geen zeemacht om zijn kusten te beschermen. Alfred de Groote, 871—901, heeft in dit gemis voorzien. Hij Het Normandisch soldatenleven in het veld. Op de linkerzijde zijn twee koks bezig vleesch te braden; Een soldaat haalt met een tang koek of brood uit den oven en legt het op een schaal. (Gedeelten van het 60 M. lange wandtapijt in den dom te Bayeux uit de nde eeuw). liet de eerste Engelsche vloot bouwen en slaagde er in den nationalen vijand op zijn eigen element met succes te bestrijden. Te land voerde hij den oorlog met taaie onverzettelijkheid. Van Wessex uit wist Alfred door een betere legerorganisatie en door tactisch groote slagen te vermijden, de Denen terug te dringen naar Northumberland en de oostelijke kusten. Nooit rustte de strijd gedurende zijn regeering, maar zijn roem dankt de koning aan het resultaat, dat Engeland staande bleef. De Angelsaksische beschaving. Zooals Brittannië het Christendom van Rome ontving', dankt het zijn beschaving ook aan de Romeinsch-christelijke cultuur der vroege Middeleeuwen. De Volksverhuizing had den invloed der i5i romaniseering,;i£ den Romeinschen keizertijd voor een groot deel vernietigd. In de tweede belft van de zevende eeuw echter begint een nieuwe onwikkelingsgang haar loop. Toen zijn in Northumberland reeds statige kerkgebouwen gesticht en werden prachtige handschriften vervaardigd, rijk versierd met kleurrijke miniaturen. Onder de oudste monumenten der Angelsaksische taal nemen de gedichten vanCaedmon,t 680, een eervolle plaats in. Het is echte volkspoëzie, waarin grootsche tafereelen uit het Oude en Nieuwe Testament geSdfrilétf'Beroemd is de Angelsaks B e d a, f 735. Het voornaamste werk van deZen geleerden monnik isdeHistoriaEcclesiasticaAnglor u m, een onwaardeerbare bron voor onze kennis van de .Engelsche g^scniéÖVnis. Het aantal van zijn geschriften is niet te overzien. Zijwormen een encyclopedie der toenmalige wetenschap en zijn gedurende de volgende eeuwen door geheel Europa als leerboeken gebruikt. Behalve de theologie zijn allerlei andere vakken door Beda bestudeerd en beschreven: aardrijkskunde, recht, tijdrekenkunde, wereldgeschiedenis. Engeland heeft door zijn beschaving een grooten invloed op het vasteland van Europa uitgeoefend. Mannen als de H.H. Wülebrordus en Bomfatius kwamen uit dit centrum van cultuur; A1 c u i n, de leermeester der Franken, de vriend van Karei den Grooten, was ook een Angelsaks, de schitterende leerling uit de school van York. Het universeelé der Angelsaksische beschaving wordt treffend geïllustreerd door het feit, dat Karei de Groote Alcuin heeft lëeren kennen te Rome en hem daar uitnoodigde aan zijn hof als leidend raadsT man op te treden voor de belangen van het onderwijs en de kerkelijke aangelegenheden. In waarheid is Alcuin de eerste minister van eeredienst, kunsten en wetenschappen van Europa geweest. Een merkwaardige bijzonderheid is wel, dat de Angelsaksen reeds in de tweede helft van de zevende eeuw het kerkorgel gekend hebben; Een zeer groot aantal kerkhymnen is ons uit dezen tijd overgeleverd, terwijl er ook verscheiden vertalingen van gedeelten uit den Bijbel in de volkstaal bewaard bleven. De verwoestende invallen der Noormannen hebben deze bloeiende ontwikkeling later wel een tijdlang tegengehouden, maar de sterke arm van Alfred den Grooten zorgde voor voldoende veiligheid om een succesvollen opbloei gedurende zijn bewind mogelijk te maken. Hij is de Karei de Groote van Engeland. Hij richtte een koninklijke school op, die als modelinrichting moest dienen voor de volksscholen. Alfred is de wetgever voor het Angelsaksisch volk in zijn geheel geweest, zijn hof was een middelpunt van letterkundig verkeer. Zelf heeft hij de pen ter hand genomen — zeldzaam zulke arbeid in het leven eens koningsl — en een viertal geleerde werken, o.a. de Historia Eeclesiastica Anglorum van Beda, uit het Latijn vertaald. Deensche heerschappij. Na Alfred's dood kwam aan den bloei van het Angelsaksisch rijk voorloopig een einde. De Denen, nooit geheel verslagen,.her- SS* vatten hun werk van verwoerting, de koningen van Engeland misten de energie en de bekwaamheid om htm te weerstaan. De tiende eeuw gaat geheéj voorbij in een eindeloözen, ontmoedigendfcttislicijd tegen de barbaren uit het Noorden. Ten einde raad sloten de Angelsaksische koningen verdragen met den vijand, die even snood verbroken als duur bezworen werden. Op den duur kregen de schattingen, die aan de Noormannen opgebracht móesten wordend het zgn. Danegeld, het 'karakter van een drukkende belasting» Wat met kracht niet kon bereikt worden, wilde men ten slotte vérkrijgen door verraad. In den St. Bricciusnacht (13 Nov.) deed in 1002 een koninklijk bevel een groot-aantal Denen 'Vermoord worden. Dit bloedbad is het einde geworden der Angelsaksische onafhanbelijkneid. De Dëensche koning S v e n toog uit, bloedwraak vawïrijn doel, Engeland werd platgebrand en veroverd. Zijn zoon, dg' machtige Kanoet, erfde de heerschappij over de Angelsaksen. Maar met hem eindigde toch ook de barbaarschheid, zijn bestuur was weldadig. Na zijn dood wagen de Angelsaksen een opstand, de H. E du a f'tfede B e 1 ij d e r, 1042—1066, herstelde de onafhankelijkheid. § 3. De Vestiging van het Duitsche Rijk. Koenraad I van Frankenland, wist zijn gezag ternauwernood te handhaven tegen de rijksgrooten, van wie de hertog van Saksen de machtigste was. Hij stierf in den bloei zijner jaren en had in het belang van het rijk, zijn broeder den raad gegeven mee te werken tot de verkiezing van hun tegenstander Hendrik van Saksen. Met dezen vorst kwam het Saksische Huis aan de regeering. Hendrik I, de Stedenstichter, ± 925, is er in geslaagd werkelijk de eerste koning van het Duitsche Rijk te worden. Het rechtstreekse^ bestuur van Karei den Grooten te herstellen, dat vermocht hij niet. De stam-hertogen waren soeverein in hun gebied, voerden zelfs op eigen gezag hun afzónderlijke buitenlandsche politiek; hen terugbrengen tot koninklijke ambtenaren, daartoe schoot de macht van Hendrik, die alleen in Saksen en Thuringen als landsheer gebood, te kort. Maar hij heeft zich weten te doen erkennen als den oppersten leider van den Duitschen statenbond. Al de her- 153 togen schikten ach goedschiks naar zijn gezag, alleen Lotharingen, dat zich bij Frankrijk had aangesloten om zoo des te beter zijn onafhankelijkheid te waarborgen, moest gedwongen worden tot onderwerping. Sedert is dit hertogdom voorgoed een leen van de Duitsche kroon gebleven, 925. Strijd tegen de Hongaren. Van duurzame beteekenis tot op heden toe is Hendrik's regeering gebleven door zijn succesvollen strijd tegen de Hongaren. Wat de heidensche Noormannen tot in het 'begin der elfde eeuw waren geweest voor de westkusten der Europeesche landen, dat werden de Hongaren gedurende de tiende eeuw voor de oostgrenzen van het Duitsche Rijk. Geheel voltooid waren die grenzen nooit, hoogstens heerschte er in de Oostmark een toestand van gewapende vrede. Tot in Beieren en Saksen drongen de alles verwoestende, onbeschaafde horden door, onverwinbaar door hun onweerstaanbare ruiterij. Hendrik I volgde een zeer oorspronkelijke taktiek tegen den gevreesden vijand. Hij sloot een langdurigen wapenstilstand tegen een hooge schatting, maar benutte dien tijd van afgekochten vrede voor de vorming van een Duitsche ruiterij en den bouw van forten. Toen hervatte hij den oorlog. De belegeringskunst verstonden de wilde Hongaren niet, zij slaagden er niet in het steenen cordon van Hendrik te doorbreken. Tegenover hun benden vonden zij voortaan de goed uitgeruste rijksruiterij: in 933 leden zij een verpletterende nederlaag in den omtrek van een der forten, Merseburg. In geen twintig jaar kwamen zij terug. De roem der overwinning kroonde de verdienstelijke regeering van Hendrik I. Het nageslacht der Middeleeuwen herdacht hem dankbaar, omdat zijn ruiters, gesteund door talrijke privilegiën, verheven tot een eigen stand, in rang volgend op den ouden feodalen adel, de grondslag zijn geweest van den Duitschen ridderstand. Het nageslacht van onzen tijd eert hem, want uit zijn forten groeiden steden als Merseburg, Quedlinburg, Meiszen en tal van andere. Naast de oud-Romeinsche steden langs Rijn en Donau, de eerste in het Germaansche Duitschland, hebben zich uit de vestingen van Hendrik I de bloeiende steden van Thuringen en Saksen later Ontwikkeld. Zijn opvolger: Otto I de Groote, ± 950, was een groot staatsman en veldheer, eerzuchtig en doortastend. Het is als' een voorteeken van zijn roemrijke regeering geweest, dat hij te Aken, de oude residentie van Karei 154 den-Grooten, door alle Duitsche vorsten to*' koning gekozen werd. Maar deZeeensgezindheid bleek meer schijn dan werkelijkheid. Met ijzeren vuist heeft Otto het weldra uitbrekend verzet der rijksgrooten moeten bedwingen om zijn gezag te handhaven. Met groot succes breidde hij het ftijk uit ten koste van de SI a v e n aan de Elbe en de Oder en zorgde door het stichten van bisdommen in de veroverde gewesten voor de invoering van het Christendom en de beschaving. Ook in 11 a 1 i ë vestigde Otto zijn gezag, waar hij in 951 door de koningin-weduwe van Lombardije, Adelheid, te hulp werd geroepen. Hij huwde met haar en liet zich te Pavia kronen met de ij z e r e n kroon der Lombarden. Otto zette de taküek van Hendrik I tegen de Hongaren voort, 't Gevolg van de overwinning op het L e c h f e 1 d, 955, was de uitbreiding van de Karohitgisché Oostmark. Stiermarken en Karinthië kregen hun forten, hun militaire gouverneurs; de veiligheid, beschermd door gewapende grensbezettingen, maakte Duiltöie koloniseering mogelijk. Nog altijd is de bevolking van de Oostenrijksche Republiek overwegend Duitsch. Gevolgen van de Italiaansche politiek. Het Westersch keizerrijk was door den ondergang van Midden-Frankenland en het roemloos einde der Karótmgen te niet gegaan. Otto de Groote, de machtigste vorst van heel Europa, maakte van zijn overwicht in Italië gebruik om de keizerskroon met het Duitsche koningschap te> ver-; eenigen. Men keerde terug tot de traditie van Karei den Grooten, de Paus kroonde Otto plechtig tot keizer te Rome, 962. Sedert is deze waardigheid verbonden gebleven aan het Duitsche Rijk, de Paoe. werd erkend als degene, wien de verheffing tot het hoogste wereldlijk ambt toekwam, de laatste kroning vanwege den H. Stoel is geweest die van Karei V in 1530 te Bologna. Met den keizerstitel bleef de titel „koning van Italië" vereenigd. Hoe groot en begaafd Otto I en de Saksische keizers in 't algemeen ook waren, hun eerifcd*#>in haar gevolgen nobdiottig geweest voor het Duitsche Rijk. Door hun uitbreidrngspófitiek in Italië en het streven naar het keizerschap onttrokken zij de beste krachten aan hun eigen land en verzuimden van Duitschland een eenheidsstaat te maken. Zoo woekerde het feodalisme in Duitschland voort en handhaafden de rijksgrooten hun zelfstandigheid tot aan het einde van het Rijk in 1806 toe. 155 Otto de Groote werkte niet alleen indirect door zijn Italiaansche politiek, maar ook direct de verbrokkeling van den Duitschen staat in de hand. Evenals in Frankrijk de Capetingers, van hun hertogdom Francië met Parijs als middelpunt uit, langzaam maar gestadig het koningschap over geheel Frankrijk uitbreidden en zoo de eenheid van den Franschen staat hebben voorbereid, hadden de Ottonen dit kunnen doen in Duitschland, uitgaande van hun eigen gebied Saksen. Maar het tegendeel geschiedde: Otto beleende zijn broeder met Beieren, zijn eenen schoonzoon met Frankenland, den anderen met Lotharingen en zijn zoon met Zwaben. Zijn opvolger Otto II, gehuwd met de Grieksche prinses T h e op h a n o, trok evenals zijn vader naar Rome en werd door den Paus tot keizer gekroond. Maar toen hij Zuid-Italië wilde zuiveren van de Arabieren en Theophano's vermeende aanspraken op dit gebied doen gelden, is zijn legermacht verslagen. Hij stierf kort daarop te Rome, nog geen dertig jaar oud. Otto III, zijn onmondige zoon, kwam onder de voogdij van zijn fijnbeschaafde moeder Theophano. In die dagen vormde het hof der Ottonen een middelpunt van beschaving, kunst en letteren. De jonge Otto was zoo begaafd, dat men hem het „wonder der w e rel d" noemde. Op vijftienjarigen leeftijd nam hij zelf de teugels van het gezag in handen. Hij overschatte zich zelf. Zijn fantastische plannen onttrokken hem geheel aan zijn eigenlijke taak: de krachtige handhaving van zijn koningschap over de leenmannen. Meer Griek dan Duitscher droomde hij zich de heretelling van het oude Romeinsche rijk in zijn vollen omvang met Rome en Byzantium. als hoofdsteden. De laatste keizer van het Saksische Huis, Hendrik II, de Heilige, slaagde er in het gezag van zijn voorgangers te handhaven. Hij stierf in 1024. De tijd der Ottonen kenmerkte zich door een krachtigen opbloei vankunsten en wetenschappen (OttonischeRenaissance). Aan het hof werden Latijnsche en zelfs door sommigen Grieksche schrijvers bestudeerd. Een zelfstandige letterkunde ontstond nog niet in het Duitsch, maar in het Latijn (Waltharilied). Beroemd waren de kloosterscholen te St. Gallen, Reichenau, Fulda en Corvey. i56 § 4* Paus en Keizer. I. De Frankische Koningen. De strijd tusschen het feodalisme en de centrale macht bleef ook in het tijdvak der Frankische koningen, 1024—1125, voortdurend aan de orde. Langzamerhand waren de groote hertogdommen practisch erfelijk geworden, doordat de koningen in den regel den opvolgenden erfgenaam als leenman erkend hadden. Daaruit dreigde voor de centrale macht het gevaar der vorming van dynastieën. Om daartegen een tegenwicht te vormen, volgde K o e nr a a d II de volgende taktiek: 1. Hij vestigde wettel ij k de erfelijkheid van de kleinere achterleenen. Tal van graafschappen en heerlijkheden waren afhankelijk van de rijksgrooten, die konsekwent er voor zorgden, dat hun leenmannen nooit het erfrecht verkregen. Koenraad nu bevestigde deze kleine vorsten in de opvolging binnen hun gebied en won hen zoo als bondgenooten voor de koninklijke macht. Door hun steun vooral werd zijn zoon als opvolger aangewezen. Daarentegen erkende Koenraad niet het erfrecht der hertogen. Als een der groote leenen openviel, wees hij dit toe aan een zijner naaste bloedverwanten. 2. Zoowel Koenraad II als Hendrik III verZekerden zich van den steun derbisschoppen tegen de weerspannige 1 e e n m a n n e n. Dit was mogelijk, omdat de Duitsche koningen langzamerhand de benoeming der hooge geestelijken aan zich getrokken hadden, doordat zij hen bevestigden in hun wereldlijk ambt. Zij kozen dus bisschoppen en abten, op wie zij konden rekenen als verdedigers van de koninklijke macht. Door deze politiek slaagden de Frankische koningen er in hun gezag in het Rijk te doen eerbiedigen, al mislukten hun pogingen om de soevereine waardigheid erfelijk te maken. Het Duitsche Rijk bleef een keurrijk. Een merkwaardige gebeurtenis uit de regeering van Koenraad II doet ons den Duitschen keizer in het begin der elfde eeuw kennen als den drager van de hegemonie over het christelijk Europa. In 1027 hield Koenraad op Paaschdag zijn plechtigen intocht in Rome, hij werd er door den Paus tot keizer gekroond. In zijn gevolg bevonden zich Rudolf III van Boergondië en Kanoet, 157 de machtige heerscher in het Noorden, die naar het Zuiden gegaan was, om er de beschaving Van Italië te leeren kennen en van zijn ervaringen partij te trekken voor zijn eigen volkeren. Een nauw verbond tusschen Koenraad en Kanoet was het gevolg van de kennismaking, welke voltooid werd door het huwelijk van Koenraad's zoon en opvolger Hendrik met Kunegonda, Kanoet's dochter. In 1032 werd het koninkrijk Boergondië bij verdrag aan de Duitsche landen toegevoegd na het uitsterven van het daar regeerend vorstenhuis. Hendrik III, ± 1040, was de machtigste der Frankische koningen. Polen en Hongarije huldigden hem als leenheer. Onder rijn bestuur bereikte het Duitsche Rijk zijn grootsten omvang gedurende de Middeleeuwen. De grenzen waren: de Rhöne, Saöne en Maas ten westen; de Oder ten oosten; de Kerkelijke Staat ten zuiden. II. De Investituurstrijd.1) Kerk en Staat. Niet enkel de koningen, ook de Kerk heeft een moeilijken strijd te voeren gehad tegen het feodalisme, allerwegen de oorzaak van bandeloosheid en anarchie. Vandaar de algemeene inzinking van het geestelijk leven omstreeks 950. Vooral de binnenlandsche politiek der Duitsche koningen gaf aanleiding tot het ontstaan van ernstige misbruiken. Bij de benoeming der bisschoppen werden de belangen van den godsdienst geheel verwaarloosd. De Frankische vorsten hielden alleen rekening met de vraag, wie hun een trouw en krachtig dienaar zou zijn. Abdijen en bisdommen werden verkocht aan de meestbiedenden om met de opbrengst de schatkist te versterken. De Duitsche koningen matigden zich zelfs het recht aan om de Pausen te benoemen en gedurende een eeuw, tusschen ongeveer 950 en 1050, kon geen Paus den H. Stoel in bezit nemen zonder hun goedkeuring. De zuivere verhouding tusschen Kerk en Staat raakte verbroken, het feodalisme beschikte over de kerkelijke belangen en bezittingen ten bate van zich zelf. De gevolgen van deze misbruiken waren rampzalig. Nu geld en vorstengunst beschikten over kerkelijke waardigheden, daalde het peil der geestelijkheid. De simonie nam hand over hand toe. De 1) Vgl. G. Kurth, De Kerk van Christus bij de Keerpunten der Geschiedenis, Sittard, 1902; hoofdstuk III, De Kerk en het Leenwezen. i58 tucht verzwakte en het celibaat werd verwaarloosd. Toen het goede voorbeeld van zoo vele geestelijken ging ontbreken, tastte het bederf ook de leeken aan. In het begin van de elfde eeuw richt de ketterij schromelijke verwoestingen aan in den wijngaard des Heeren. Ketterij. Deze ontstond in de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk om zich te verspreiden naar alle kanten. Het was een weerzinwekkende religieuze anarchie, deze leer. Zij versmaadt minachtend de H. Kerk en de Sacramenten, kenmerkt zich door hartstochtelijken haat tegen de geestelijkheid, loochent de almacht en barmhartigheid van God, ontkent de Godheid van Jezus Christus en de verheven beteekenis van diens Verlossingswerk. Somber en troosteloos beschouwt zij de macht van het kwade, even machtig •als die van het goede, waartusschen de ziel hopeloos gevangen zit, veroordeelt het huwelijk en verheerlijkt den zelfmoord als een heldendaad. Tot in zulk een moeras van moreele ellende kon een wereld afzinken, die verdwaald was geraakt in den opstand tegen het onmisbaar gezag, zoowel van den Staat als van de Kerkl Cluny. De Europeesche Christenheid stond opeen keerpunt: ondergang of herstel. Zij dankt de uitredding aan de Kerk. Zooals de monniken van den H. Benedictus de barbaarsche Germanen tot Christus geleid hadden, zoo waren zijnet, die 't eerst begonnen de Christenheid weer tot Christus terug te brengen. Reeds omstreeks 950 ontstaat de beweging van C1 u n y, een Benedictijnerabdij in Boergondië, die onder voortreffelijke leiding langzaam aan het werk van het herstel ter hand neemt. De Cluniacenzers vormden niet een afzonderlijke Orde, maar een congregatie binnen de Orde der Benedictijnen. Zij beoogden en bereikten ten slotte het volgende: 1. herstel van de oorspronkelijke tucht in de kloosters; 2. bestrijding van de willekeur van het feodalisme; 3. bevrijding van de verkiezing der Pausen van de voogdij der Duitsche koningen; 4. bevordering van de kerkelijke kunst en wetenschap. Meer dan twee duizend kloosters sloten zich na verloop van tijd aan bij de moeder-abdij van Cluny en haar beginselen. Vooral door den invloed der Cluniacenzers is de Godsvrede ingevoerd, waardoor het verderfelijk vuistrecht is gekortwiekt, een eerste nederlaag van het feodalisme. De adel mocht zijn veeten voortaan niet meer uitvechten op de kerkelijke feestdagen en van Woensdagavond tot Maandagmorgen van elke week. Dat kwam haast neer 159 op een verbod van de veete, een maatregel van sociale actie, die aan de rust in de maatschappij ten goede kwam. Langzaam maar zeker drongen de beginselen van Cluny door. Zij vonden instemming onder de voortreffelrjfcsten der bisschoppen, de H. Stoel wakkerde de beweging aan en nam openlijk de leiding over, toen daarvoor de tijd gekomen was. De Constitutie van Paus Nicolaas II. De eerste maatregel van herstel was de constitutie van Paus Nicolaas II ter regeling van de Pauskeuze, 1059. Voortaan zou de Paus gekozen worden door het College der Kardinalen, onafhankelijk van eenigen vorst. Nog altijd geschiedt de Pauskeuze volgens de voorschriften van deze Constitutie. Daarmee was de onafhankelijkheid van den H. Stoel van het feodalisme herwonnen. Daarop moest noodzakelijk volgen het herstel van de onafhankelijkheid der Kerk en wel door de vrijmaking van de benoeming der bisschoppen. Dat is de apostolische daad geweest van den grootsten Paus der Middeleeuwen, den H. Gregorius VII, 1073—1085. Als Cluniacenzer monnik droeg hij den naam Hild e b r a n d. Van 1075 dateeren zijn beroemde decreten: 1. De kerkelijke wetten, betreffende de simonie en het celibaat der geestelijken, worden opnieuw bekrachtigd. 2. Wereldlijke vorsten mogen geen kerkelijke waardigheden meer verleenen. 3. Geestelijken mogen deze niet meer aannemen uit de hand van een wereldlijk vorst. De H. Gregorius VII wist welk een feilen strijd hij deed ontbranden door zijn besluiten, maar hij heeft met heldenmoed het offer gebracht voor Christus en de Kerk. De Paus zou stuiten op het verzet der vorsten, wien hij een kostbaar machtsmiddel ging betwisten, op het verzet van zoovele onwaardige bisschoppen, door simonie in het bezit van hun waardigheid gekomen. De strijd tegen het feodalisme beteekende in 1075 de strijd tusschen Kerk en Staat. Hendrik IV, 1056—1106, kwam tegen Gregorius VII in verzet. De Frankische koningen hadden juist bij de van hen afhankelijke geestelijke vorsten steun gezocht voor hun gezag over de groote leenmannen. Zoolang zij de keuze van abten en bisschoppen beheerschten, konden zij deze politiek veilig voortzetten. Hendrik IV vond steun bij een aantal bisschoppen, die op een i6o vergadering te Worms, 1076, Gregorius van de pauselijke waardigheid vervallen verklaarden. De Paus beantwoordde deze miskenning van zijn gezag met de plechtige excommunicatie des konings, schorste hem in de regeering en ontsloeg zijn onderdanen van den hem gezworen eed van trouw. Het onmiddellijk gevolg hiervan was het openlijk verzet van de Saksen, van de hertogen van Zwaben en Beieren. Op een groote vergadering van Duitsche vorsten en bisschoppen te T r i b u r, besloot men 's konings zaak op eensï,ij ksdag te Augsburg aan het oordeel van Gregorius VII over te laten, die op verzoek der vorsten het volgend jaar naar Duitschland zou komen. Hendrik meest zich VOorioopig van alle regeeringsdaden onthouden en zijn geëxcommuniceerde raadslieden wegzenden. Wanneer hij door zijn eigen schuld langer dan één jaar in den ban bleef, zou hij voorgoed van den troon vervallen zijfcfi»* Hendrik verwachtte echter niets goeds van den rijksdag te Augsburg, maar trok in het hartje van den winter over de Alpen naar Italië om door den Paus van de excommunicatie te worden ontslagen. Na een gevaarlijke reis bereikte hij het slot Canossa bij Módenayhet eigendom van gravin Mathilde van Toscane, waar Gregoririus op zijn doorreis naar Duitschland vertoefde. Canossa, 1077. De Paus stond voor een moeilijke beslissing. Hij kende de wispelturigheid van Hendrik IV en mocht hij vooruit*loopen op den rijksdag van Augsburg? De abt van, Cluny, Hugo, en Mathilde kwamen tusschenbeiden ten gunste van den vorst. Drie dagen achtereen bleef Hendrik in boetekleeding.binnen den ringmuur, voor de poort van het slot. Niet dat Gregorius hem een boete had opgelegd, maar het was Hendrik-te doen om het herstel van zijn koninklijke macht en daarom bleef hij aandringen op verzoening met den Paus. De H. Gregorius besloot ten slotte den koning een bewijsbwui edelmoedigheid te geven, hij ontving hem, ontsloeg Hendrik van de excommunicatie en reikte hem persoonlijk de H. Communie trilt. Maar uitdrukkelijk stelde de Paus de voorwaarde, dat door d e ze kerkelijke absolutie in niets zou vooruitgeloopen worden op dep rijksdag van Augsburg, waar Hendrik IV zich tegenover de Duitsche vorsten staatkundig zou hebben te verantwoorden. 's Konings voorgewende verzoening werd voor den H. Gregorius i6i een bittere teleurstelling. De Lombardische, den PausuVÜandige bisschoppen, wisten hem op te hitsen tot terugkeer naar; aajn verzet. Hij bezette de Alpenpassen om Gregorius den weg naar Augsburg te versperren. Toen Hendrik daar niet verscheen, kozen de Duitsche vorsten een tegenkoning, tegen den raad van den Paus in. Zoo ontbrandde de burgeroorlog, want ook Hendrik IV vond talrijke aanhangers. Onder den invloed van zijn succes stoorde Hendrik zich niet langer aan zijn beloften tegenover Gregorius; deze sprak opnieuw den ban over hem uit, waarop de korting antwoordde door op een synode van dertig hem toegedane bisschoppen Gregorius van zijn waardigheid te doen vervallen verklaren en een tegenpaus: uitroepen. Hendrik werd meester in Duitschland en trok met een leger over de Alpen om den Paus in Italië te bestrijden. Hij liet zich te Milaan tot koning van Lombardije kronen, maakte zich in 1084 meester van de Eeuwige Stad en ontving uit de hand van den tegenpaus de keizerskroon. Eindelijk daagde Gregorius' leenman, Robert Guiscard van Beneden-Italië, aan het hoofd zijner Normandiërs, tot ontzet op. Hendrik IV zag zich genoodzaakt Rome te verlaten, de stad viel ten prooi aan de plunderzucht der Normandiërs, die hun Noormannenaard nog niet geheel hadden afgelegd. De Paus begaf zich eerst naar Monte-Cassino en vandaar naar Salerno. Daar stierf'hij in 1085. Hendrik V, 1106—1125. Hendrik IV bleef ook na 1085 hardnekkig, maar het baatte hem niet. Na een onrustige, mislukte regeering maakte de dood een einde aan zijn ongelukkig leven. Zijn zoon en opvolger volgde het verkeerde voorbeeld van zijn vader. Behendig diplomaat trachtte hij Paus Pascalis II tot concessiesin zake de investituur over te halen, maar toen dit niet slaagde, greep ook hij naar geweld. Hij was met een leger naar Rome getrokken om er de keizerskroon te ontvangen. De Paus stelde hem ronduit den eisch eerst de rechten van de Kerk ten opzichte van de benoeming der bisschoppen te erkennen. Hendrik V weigerde, deed Pascalis II gevangen nemen en hem wegvoeren naar een kasteel buiten Rome, in 1. Ook daarmee bereikte de koning zijn doel niet. Het Concilie van Lateranen, 1112, handhaafde de beginselen van Gregorius VIL Hoe langer hoe meer verloob Hendrik V terrein. De geestelijkheid, gegeven het koninklijk machtsmisbruik tegenover den H. Stoel, koos openlijk de partij van den Paus. Ook: de Duitsche vorsten begrepen IÖ2 langzamerhand aan welkOjfcijde hetijjecht'^*3 en werden ontevreden -«•inden eindeloos gerekten strijd. In Frankrijk exbtEngeland veroorzaakte de investituur geen duurzame moeilijkheden. Toen Hendrik V eindelijk inzag, dat hij zijn verzet toch niet zou kunnen Volhouden, liet hij dóch «hsden voör een vergelijk. Met Paus Calixtus IIsloot hij in 1122 het beroemde Concordaat van Worms: De koning stond de vrije verkiezing van bisschoppen en abten toe, zag af van de investituur met rimg en staf en gaf alle aan zich getrokken kerkelijke goederen terug. De Paus stond den koning tt*, de keuze der bisschoppen bij te wonen en den verkozen titularis te beleenen met den scepter, het zinnebeeld van hetvWewldlijk gezag. Later is door de Kerk vastgesteld, dat de verkiezing der bisschoppen zou geschieden door de kanunniken der kapittels, en deze keuze door den Paus zou moeten bekrachtigd worden. Het Concordaat van Wórms was de overwinning over het feodalisme, de zegepraal van den H*iGregorius VIL Hij baande den weg, zijn opvolgers hadden zijn Werk voortgezet. Was bij in ballingschap gestorven, schijnbaar bezwijkend onder de nederlaag, de Kerkrhad zijn leiding begrepen en voltooid, wat hij niet had mogen ten einde brengen. Het herstel van de juiste verhouding tusschen Kerk en Staat, dat is de groote beteekenis van het Concordaat van Worms, van het apostolaat van Gregorius. § 5. De Fransche en de Engelsche Staat. Geheel anders dan in het Duitsche Rijk heeft de vorming van den Staat zich ontwikkeld in Engeland en FrankrijkvBleven de Duitsche landen tot dezen dag toe verbrokkeld tengevolge van het feodalisme, de beide andere koninkrijken ïverkregen langzamerhand een gecentraliseerd bestuur, er is e e WjfS't a atseenheid gevormd door de stelselmatige uitbreiding van het soeverein gezag. De Capetingers in Frankrijk hebben Jtich daar van den beginne af aan op toegelegd. Ab^oning regeerden zij alleen èv hun eigen domeinen, de groote leenen waren onafhankelijk. Maar «ut de ge- 163 woonte, dat de soeverein nog tijdens Stijn leven zijn zoon als opvolger aanwees, ontstond geleidelijk de opvolging door erfrecht, waardoor de dynastie inistand bleef en de koningen niet te kampen hadden met de bezwaren eener telkens weerkeerende verkiezing. De feodale adel kon door een keurreöht de vorstelijke waardigheid niet van zich afhankelijk maken, zooals in de Duitsche landen. Willem van Normandië. Hoe geducht de macht der leenmannen in de elfde eeuw was, blijkt het best uit de verovering van Engeland door Willem van Normandië. Wel was Eduard de Bel ij der er in geslaagd de onafhankelijkheid der Angelsaksen te herstellen door de verdrijving der Noren, maar in 1066 stierf de koning kinderloos. Zijn gunsteling H a r o 1 d had hij bestemd als opvolger. De hertog van Normandië, die geen enkele aanspraak op Engeland kon doen gelden, verzamelde toen vloot en leger en versloeg de Angelsaksett bij H a s t i n g s, 1066. Te Londen is Willem tot koning van Engeland gekroond, hij was de gelijke van zijn leenheer geworden. De nieuwe heerscher voerde een ander regeeringsstelsel in. Hij liet de graafschappen besturen door koninklijke ambtenaren, sherifs, niet door den machtigen adel, en hield zijn Normandische leenmannen in afhankelijkheid van de kroon door het ontstaan van uitgestrekte leenen te voorkomen. De doorwerking van het leenstelsel met zijn nasleep van versplintering werd hierdoor verhinderd. Engeland bleef een nationale eenheid. Aan het einde van zijn regeering liet Willem de Veroveraar een onderzoek instellen naar de opbrengst der belastingen. Alle eigendommen en eigenaars werden door de koninklijke ambtenaren in registers opgeschreven, de opbrengst der landerijen geschat. De rapporten zijn bijeenverzameld in een algemeen kadaster, het zoogenaamd Domesday book. Dit bestaat nog en geeft ons een goed denkbeeld van den toenmaligen economischen toestand van Engelaadv ' Het Engelsche volk, zooals wij het kennen, is uit zeer verschillende elementen gevormd. De oorspronkelijk Keltisch-Britsche stammen, in den tijd der Romeinsche keizers gedeeltelijk geromaniseerd, zijn later onder de heerschappij gekomen van de Germaansche Angelsaksen, terwijl ook de Noormannen talrijke nederzettingen in Brittannië gevestigd hebben. Daaraan werd na 1066 nog het Normandisch-Fransche element toegevoegd. Uit de vermenging van het Fransch en het Angelsaksisch is de Engelsche taal'ontstaan. 164 Tot ii 54 hebben de koningen uit de Normandische dynastie over Engeland geregeerd. § 6. De Kruistochten. Scheiding tusschen Oost en West. Byzantium had de stichting van het Westersch keizerrijk niet dan met tegenzin aanvaard. De Grieken achtten het een nederlaag voor hun hooghartig nationaliteitsgevoel, dat het voormalig Exarchaat van Ravenna was overgegaan in den Kerkdijken Staat en Napels een Normandisch koninkrijk werd. Naast deze staatkundige tegenstelling tusschen Grieken en Latijnen, nam ook de godsdienstige tweespalt steeds grooter afmetingen aan. De patriarch van Constafttinopel maakte in het Oosten aanspraak op dezelfde bevoegdheden als de Paus van Rome in het Westen, diens primaat wilde hij niet erkennen, zoodat er voortdurend conflicten ontstonden tusschen Rome en Constantinopel. Het einde werd een scheuring. In 1054 scheidde de Grieksche patriarch Michaël Caerularius zich van de LatijnsShe Kerk af. Daardoor ontstond de G r i'êi sch-schismatieke Kerk, die haar zetel heeft te Constantinopel en het gezag van den Paus niet erkent. In onzen tijd is zij nog in Rusland, Boelgarije en Griekenland de heerschende. De Arabieren. De beide kalifaten maakten in de elfde eeuw een tijd door van diep verval. De dynastie der Ommajaden ging in Spanje ten onder omstreeks 1030 tengevolge van voortdurenden binnenlandschen strijd. De christen rijkjes, C a s t i 1 i ë, Aragon, Navarre begonnen zich te ontplooien. Het Kalifaat van Bagdad had met dergelijke moeilijkheden te kampen. Egypte werd van het rijk losgemaakt door de FatÊtWi*den. Om aan hun talrijke vijanden het hoofd te kunnen bieden, haalden de kaliefen huurtroepen het land binnen, ruiters van den Turkschen stam der Seldsjoeken. Dat werd het begin van het einde. Evenals het West-Romeinsche Rijk ten onder ging door de Germanen, ook aanvankelijk soldeniers, is Bagdad in de heerschappij geraakt van den Emir al omra, 1055, den generaal der Turksche ruiters, die de militaire en politieke macht in zijn i65 persoon vereenigde en een dergelijke rol speelde als de hofmeiers in den tijd der Merovingers. Er is een groot verschil tusschen Arabieren en Turken. De Arabieren zijn een volk van nobelen aanleg, vernuft en zin voor wetenschap kenmerkt hen, zij verstaan de kunst van regeeren en organiseeren, aan hun beschaving heeft heel de wereld verplichtingen. De T u r k e n staan veel lager. Zij hebben hoogstaande militaire eigenschappen, maar daarmee is alles gezegd. Voor wetenschap noch kunst bezitten zij gaven, in plaats van regeeren kunnen zij alleérr,ondérdrukken,wreed is hun inborst en laag hun karakter. De landen, die zij veroverd hebben, zijn grootendeels ontvolkte woestenijen geworden: Klein-Azië, Palestina, Mesopotamië. Oorzaken der kruistochten. De Seldsjoeken hebben zich ± 1060 van het grootste gedeelte van het Arabisch rijk meester gemaakt. Den kalief bleef alleen de provincie Bagdad. Het gevolg van deze nieuwe Mohammedaansche overheersching inboor-Azië was, dat de oude tegenstelling tusschen Christenen en Muzelmannen weer actueel werd. Eigenlijk rustte de strijd tusschen de tsjree wereldmachten rondom de Middellandsche Zee nooit. Dat lag aan de Mohammedanen. Hun Koran schreef voor, dat er geen vrede mocht bestaan tusschen den geloovige en den ongeloovige. Er zijn dan ook nooit anders dan wapenstilstanden gesloten van een bepaald aantal jaren aan het einde van de telkens hernieuwde oorlogen. Dit wekte de bezorgdheid der Pausen. Reeds Gregorius VII had een beroep willen doen op het christelijk Europa om de dreigende overmacht der Mohammedanen terug te dringen. De Investituurstrijd verhinderde zulks. Paus Urbanus II had wel de gelegenheid naar aanleiding van het optreden der Seldsjoeken in het Heilige Land. Terwijl de Arabieren de heiligdommen der christenen in Palestina ontzagen en de pelgrims vrij hun gang lieten gaan, traden de fanatieke Turken hatelijk op en vervolgden de christenen. WestEuropa was krachtig genoeg ontwikkeld om den Islam te keer te gaan; Byzantium, zwak als het zich voelde tegen den nieuwen vijand, deed een beroep op Urbanus II om bijstand; zoo werkten alle omstandigheden samen om een grootsche beweging van West tegen Oost in het leven te roepen. Clermont, 1095. Op een groote vergadering te Clermont legde Urbanus II den grondslag van een organisatie, waaruit het leger voor den eersten kruistocht is gevormd. Onder de leuze „God wil i66 het!", hetroodekruisteeken op den rechterschouder gehecht, schaarden duizenden zich in de gelederen. Geen enkel soeverein nam deel aan den eersten tocht, uitsluitend leenmannen waren de aanvoerders. De vorsten waagden zich bij voorkeur niet buiten hun land voor langen tijd, omdat hun koninklijke macht dikwijls te zwak stond. Godfried van Bouillon had den grootsten invloed onder de leiders. De eerste tocht. Van Constantinopel uit, het algemeen rendezvous, trok het leger van ongeveer 70.000 man door Klein-Azië en stichtte in het Heilige land vier christen staatjes: Jeruzalem, Antiochië, Edessa en Tripolis, 1099. Een blijvend gevolg van deze verovering was het ontstaan der geestelijke' ridderorden, de Tempeliers, de Johannieters, en de Duitsche Orde. Hun doel was de bescherming der pelgrims, de strijd tegen de Muzelmannen, de verpleging van zieken. Johannieters. Reeds in 1048 ontstond te Jeruzalem, door de bemoeiingen van kooplieden uit Amalfi, een hospitaal voor de verzorging van zieke pelgrims. Weldra kwam daarbij als doel de strijd tegen de ongeloovigen: de instelling werd tot een ridderorde verheven. Het doel van de Geestelijke Ridderorde van St. Jan was dus tweeledig-: 1. de strijd tegen de Mohammedanen; 2. de ondersteuning en Verpleging van kruisvaarders en pelgrims. ■■ De leden legden de drie kloostergeloften af, maar bovendien de gelofte der nMffia Christi, d.i. de krijgsdienst ter wille van Christus. Er bestonden drie rangen: 1. de ridderbroeders; zij moesten van adellijke afkomst zijn en immer gereed tot den strijd tegen de vijanden der Kerk; 2. de priesterbroeders; zij namen geen deel aan het werk der wapenen, maar in oorlogstijd traden zij op als aalmoezenier, in vredestijd verzorgden zij de geestelijke bediening; 3. de leekebroeders; zij vergezelden de ridders als schildknapen en waren belast met huiselijken arbeid. De grootmeester stond aan het hoofd van de Orde. Deze was verdeeld in balijen, waarover een landcommandeur als overste optrad. De balijen werden gevormd uit een aantal commanderijen, elk onder het bestuur van een commandeur. Deze inrichting vertoont een militair karakter. In ons land was de landcommandeur te Utrecht het hoofd van de Nederlandsche balije. Aangezien de Orde zich in hoofdzaak wijdde aan de ziekenverpleging, noemde het volk de leden hospitaalbroeders. Zij droegen een zwart kleed met een wit kruis op de borst. Na het verlies van 167 het H. Land aan de Turken, werd het eiland Rhodus de zetel der Orde en later Malta, dat zij van Karei V ontving; vandaar de naam Maltezerorde. De Orde der Tempeliers, uitsluitend voor den strijd tegen de ongeloovigen bestemd, werd inm8 gesticht. Het ordekleed was een witte mantel met rood kruis, de inrichting als die van St. Jan. Zij is spoedig de schrik der ongeloovigen geworden. Door grooten rijkdom verslapte later de tucht. Na den val van Akkon, 1291, werd de zetel der Orde op Cyprus gevestigd. In 1312 is zij door Clemens V opgeheven. In ons land hadden de Tempeliers en de Johannieters meerdere commanderijen. De Duitsche Orde had haar ontstaan te danken aan eenige burgers uit Bremen en Lubeck, die voor Duitsche. pelgrims een veldhospitaal oprichtten bij de belegering van Akkon, 1189. Na het verlies van het H. Land ontving zij de opdracht tegen de heidensche Pruisen te strijden en vereeru'gd%afch met de Orde der Zwaardbroeders. Veel heeft Pruisen aan haar beschavingswerk te danken. De laatste grootmeester, Albrecht van Brandenburg, trad in 1525 tot de hervorming over en maakte het land der Orde tot een wereldlijk hertogdom. In ons land bestaat de Orde nog; de leden moeten echter allen tot den hervormden godsdienst behooren. De Tweede Kruistocht, 1147—1149. Voorloopig hadden de christenen na 1099 vasten voet in het gebied der Seldsjoeken, maar van een verovering van Bagdad kwam niets. Integendeel, langzaam brokkelde de macht der kruisridders af. Hachelijk werd de toestand in het Oosten, toen de Mohammedanen in 1145 E d e s s a veroverden. Deze nederlaag gaf aanleiding tot de onderneming van den tweeden kruistocht, door de Vöfige welsprekendheid van den H. Bernardus van Clairvaux gepropageerd. Twee groote expedities trokken naar het H. Land: de eene onder L o d e w ij k VII, koning van Frankrijk, de andere onder Koenraad III, den Duitschen keizer. Koenraad, die vooruitging, is door de Seldsjoeken teruggeslagen. Lodewijk's landmacht vond een ellendig einde in de dorre berglanden van Klein-Azië, zijn vloot gaf toen verdere aanvalsplannen op. Teleurgesteld keerden de beide vorsten naar Europa terug^ Geheel nutteloos is echter deze kruistocht niet geweest. Op de thuisreis veroverden de Nederlandsche en Engelsche kruisvaarders. Lissabon op de Mooren. Daardoor verzekerden zij het bestaan van het jonge koninkrijk Portugal. S a 1 a d i n, de geduchte Sultan van Egypte, liet echter de gelegenheid niet ongebruikt voorbijgaan na de nederlaag der Christenen. Hij veroverde langzamerhand Syrië, in n 87 viel Jeruzalem hem in i68 banden. Het scheen alsof West-Europa door de Halve Maan geheel verslagen was. De Derde Kruistocht, 1187—1192. De jobstijding wekte het Westen uit zijn moedelooze onverschilligheid. De Paus riep alle Christenen tot een kruistocht op. Overal sloot men vrede. F r ederik Barbarossa van Duitschland, Filips II Augustus van Frankrijk enRichard Leeuwenhart van Engeland stelden zich aan het hoofd hunner krijgers. Frederik Barbarossa vertrok met 100.000 man uit Regensburg, de anderen namen hun weg over zee. De Friezen en Scandinaviërs ondernamen de zeereis op een vloot van 55 schepen. Frederikmoestzich echter met het zwaard een weg banen door het Byzantijnsche rijkjromdat keizer Izaak Angelus zich met Saladin verbonden had. In 1190 behaalde hij een schitterende overwinning op den Sultan; Dan trok het leger door naar Antiochië en bereikte de rivier de Selef. Bij den overtocht, verdronk de keizer. De dood van den onvervangbaren bevelhebber deed een groot gedeelte der Duitsche kruisvaarders de voortzetting van den tocht opgeven uit moedeloosheid. Filips Augustus en Richard Leeuwenhart kwamen intusschen in Akkon aan, dat met vereende krachten ingenomen is. Groote krijgsdaden werden verder niet verricht wegens oneenigheid tusschen de kruisvaarders. De Fransche koning keerde weldra terug, nadat hij Richard bij eede beloofd had in Europa niets tot diens nadeel te zullen ondernemen. Richard was persoonlijk wel dapper, maar geen veldheer. Hij beleedigde in aanmatigden trots den Duitschen hertog Leopold van Oostenrijk en maakte zich schuldig aan schandelijke wreedheid door meer dan twee duizend krijgsgevangenen te laten neerhouwen wegens achterstallig losgeld. Hij moest ten slotte het H. Land verlaten op verontrustende berichten uit Engeland en Frankrijk. Op den terugtocht is Richard in handen gevallen van zijn vijand, Leopold van Oostenrijk, die hem gevangen hield, en later aan Hendrik VI uitleverde. Eerst in 1194 werd hij tegen eenThoog losgeld in vrijheid gesteld. 169 § 7* Frederik Barbarossa. In 1138 kozen de rijksgrooten Koenraad van Hohenstaufen, uit Zwaben afkomstig, tot koning, met wien het Huis der Hohenstaufen, 1138—1254» aan de re geefing kwam. Wel had Hendrik de Trotsche, hertog van B e i e r e n e n S a k s e n, uit het geslacht Welf, gehoopt keizer te-zullen worden; maar de vorsten wilden zulk een machtig hertog niet tot koning hebben. Koenraad III, 1158—1152, werd niet gehuldigd door Hendrik den Trotschen. Daarom verklaarde hij de vereeniging van twee hertogdommen in ééh hand voor onwettig, sprak den rijksban over den Welf uit en ontnam hem de beide landen. Vandaar de veeté tusschen de Hohenstaufen en de W e 1 f e n, die in de geschiedenis, bekend is als de strijd der Waiblingen of in het Italiaansch G h ib e 11 ij n e n en W e 1 f e n. De Welfen ontleenden hun naam aan den grondvester van het geslacht, Welf van Saksen, en de Waiblingen aan den Hohenstaufischen burcht, Waiblingen. De strijd der Welfen en Ghibellijnen duurde meer dan anderhalve eeuw, omdat hij telkens door nieuwe brandstof gevoed werd. In den aanvang was de strijd: i°. een twist tusschen twee geslachten; later Werd hij 2°. de worsteling tusschen de keizerlijke macht en die der rijksg r o o t e n. In Italië overgebracht, werd hij 30. een nationale onafhankel ij k h e idsoorlog tusschen de Duitsche keizers en de Italiaansche stedenrepublieken en tegelijkertijd 40. een herhaling van den strijd tusschen Paus en Keizer. Frederik I Barbarossa, 1152—1190, een bekwaam staatsman en uitstekend veldheer, maakte een einde aan den binnenlandschen strijd, door Beieren aan den leider der Welfem» Hendrik den Leeuw, teUUg te geven. De markgraaf van Oostenr ij k, die Beieren in leen ontvangen had, werd als tiergoeding tot hertog van Oostenrijk verheven. Toestand in Italië. Ook in Italië wilde de nieuwe keizer z ij n gezag vestigen. Daar was als gevolg van den langdurigen Investituurstrijd de keizerlijke macht zeer verzwakt en bestond eigenlijk meer in schijn dan in wezen. De steden, vooral in Lom- 170 bardije, hadden een repubhkeinsch bestuur ingevoerd mefe consuls (burgemeesters) aan het hoofd en bekommerden zich al heel weinig om het gezag van den keizer. Die stedelijke gemeenebesten voerden voortdurend oorlog met elkaar, maar tintelden van geest en leven en bloeiden door handel en industrie. Evenals bij de Grieken der Oudheid was bij de Italianen hun stad het vaderland; maar al was hun nationaal bewustzijn dus zeer beperkt, het was levendig en werri telde diep. In de Middeleeuwen was dat regel; slechts langzaam groeide de liefde voor de stad tot liefde voor het gewest en eerst bij het begin van de Nieuwe Geschiedenis tot liefde voor het land. tste tocht over de Alpen, 1154. Op uitnocdiging van den Paus trok Barbarossa over de Alpen om zijn gezag te herstellen en de keizerskroon te ontvangen. In de Roncalische vlakte ontving hij de hulde van de Italiaansche vazallen en steden en tevens hun klachten tegen het overmoedig Milaan, dat weigerde het gezag van den keizer te erkennen. Wegens gebrek aan troepen liet hij Milaan ongemoeid en keerde naar Duitschland terug. 2de tocht, 1158. In 1158 ondernam Barbarossa een tweeden tocht om Milaan te onderwerpen. De stad moest den keizer trouw zweren, de consulbenoemingen aan diens goedkeuring onderwerpen en gijzelaars stellen. Daarna liet Frederik in een vergadering te Roncaglia de rechten en verplichtingen van vorst en onderdanen vaststellen, tot hevige verbittering van vele Lombardische steden, vooral Milaan, dat nu in opstand kwam. Na een langdurig beleg moest de stad zich overgeven, zij is met den grond gelijk gemaakt; alleen de kerken werden gespaard. Kort te voren had de keizer gebruik gemaakt van oneenigheden bij de verkiezing van een nieuwen Paus om het keizerlijk overwicht uit den tijd van Hendrik III te herstellen. Hij ontbood de twee mededingers naar den pauselijken zetel op een synode. Alexander III, de wettig gekozene, sloot zich bij de Lombardische Steden aan, die tegen den keizer in verzet waren, sprak den ban over den onwettigen paus en diens begunstigers uit en vestigde zich voorloopig in* Frankrijk. Toen Alexander later naar de EeUwige Stad terugkeerde, trok de keizer naar Rome en noodzaakte den Paus tot de vlucht. Maar in dien zelfden tijd verklaarde het juist gesloten Lombardijsch Steden* verbond den- keizer den oorlog en zoo ontbrandde weer de strijd tusschen de Welfen en Ghibellijnen. ia I7i 3de tocht, 1166. De keizer verscheen opnieuw met een geducht leger in Italië. Onder de troepen brak echter een vreeselijke pestziekte uit en Frederik zag zich genoodzaakt ijlings terug te trekken. Tijdens Barbarossa's afwezigheid in Duitschland, waar groote moeilijkheden en twisten hem'jaren lang bezig hielden, versterkte het Lombardijsch Stedenverbond tdch onder aanvoering van het herbouwd Milaan en stichtte de sterke vesting Alessandria, zoo genoemd naar zijn grooten beschermer Paus Alexander. '.^StH 4de tocht, 1174* Eindelijk kon Frederik zich weer aan de Italiaansche zaken wijden, maar vele rijksgrooten waren tegen zijn politiek gekant. Hendrik de Leeuw weigerde hem zelfs den heerban. Het Lombardijsch Stedenverbond heeft zich nooit willen schikken naar een Duitsch bestuur. Venetië, de rijke doge-republiek, reikte het de hand, bij Legnano is Frederik geheel verslagen, 1176. Het Edict van Constanz regelde in 1183 de verhouding in Noord-ItaKë; de steden behielden de autonomie, de Duitsche koning werd erkend als leenheer en hoogste soeverein, os Na de afwikkeling*van zaken in Italië tastte BarbarossarnDuitschland door. Hendrik de Leeuw weigerde voor 's keizers vierschaar te verschijnen. De Welfische hertog werd in den -•rij|k5ban gedaan en uit zijn leengoederen Saksen, Beieren, Mecklenburg en Pommeren ontzet?; alleen zijn allodiaal bezit, BrunswijkwLüneburg, mocht hij behouden. Frederik was eindelijk tot rust gekomen, maar sléchts voor korten tijd. Toen in 1187 het Westen de verontrustende tijding ontving, dat de Saracenen Jeruzalem hadden veroverd, nam de keizer de aan-, voering van het Duitsche leger op zich in den derden kruistocht. § 8. Filips II Augustus. De Fransche koningen en leenmannen hebben een veel belangrijker rol gespeeld in de geschiedenis der kruistochten, dan de Engelschen en Duitschers. Het Fransche koningschap stond veiliger en profiteerde tegelijkertijd van het langzaam uitslijten van het feodalisme, waartoe de dure en avontuurlijke tochten naar het Oosten niet weinig hebben bijgedragen. Maar de hoofdzaak is toch geweest de innerlijke groei van de koninklijke macht. 172 welke vooral onder de regeering van Lodewijk VI en Filips II Augustus-zich ontplooit om in de dagen van den H. Lodewijk IX zijn toppunt gedurende de Middeleeuwen vóór 1300 te bereiken. Lodewijk VI, ± 1125, vond in den begaafden abt van St. Dénis, S u g e r, den eersten mirnster, dien hij noodig had voor de vestiging van het centraal gezag en in de zSrHx'ontwikiefende „communes" toegedane bondgenooten. Steden had Frankrijk altijd gekend. Caesar vond ze compleet en wel, tot en met de wallen toe, bij de Galliërs, de Romeinsche overheersching en kolonisatie deed er tientallen bij ontstaan, dat is niet alles in den wervelstorm der Volksverhuizing te loor gegaan. In de Middeleeuwen zijn weer nieuwe steden ontstaan, vooral rondom abdijen en kasteelen, en in het algemeen daar, waar goede bestaansvoorwaarden aanwezig waren. Zonder handel en industrie kan een stad niet bestaan. Er is echter een belangrijk verschil tus&chen een stad en een commune. Reeds in de tweede helft van de elfde eeuw is de burgerij in Frankrijk door haar bedrijf tot groote welvaart gekomen, hier en in IttÖë zag Europa het eerst den derden stand ontstaan. Deze burgers hebben hun eigen belangen in den staat: geregelcnen veilig verkeer, goed georganiseerd markt- en muntwezen, een soliede verzekering van hun woon- en pakhuizen in de eigenstad. De feodale adel verstond in den regel de kunst niet om deze belangen behoorlijk te verzorgen. Naarmate de burgerij welvarender en meer zelfbewust werd, gevoelde zij zich in staat om zelf voor haar wenschen op te komen; zij wil in haar steden zelfbestuur door eigen gekozen overheden. Zulks kon niet anders'gebeuren dan ten koste van het soeverein gezag der vorsten in de verschillende streken. Maar de beweging onder de burgerij is op den duur onweerstaanbaar gebleken, aan vele steden zijn charters frojheidsbrieven) toegestaan, die haar verhieven tot den rang van communes. Een commune is dus een stedelijke organisatie, die autonomie heeft verkregen. Door verschillende omstandigheden heeft de burgerij haar doel weten te bereiken: 1. De feodale heeren waren dikwijls baatzuchtige dwingelanden, die door hun wanbestuur tot verzet prikkelden. 2. De lijfeigenschap verdween meer en meer, de vrijgeworden landgenoot vestigde zich bij voorkeur in een of andere stad. 3. De kruistochten hebben den adel schatten gekost, die door de steden graag werden opgebracht iri ruil voor een charter of bijzondere rechten. 173 4- De feodale adel was niet alleen een dwingeland voor den derden stand, maar ook voor ... den koning; het spreekt van zelf, dat deze twee bondgenooten werden. Lodewijk VI stelde zich partij in deze maatschappelijke en staatkundige omwenteling. Hij heeft acht charters bevestigd, d.w.z. aan deze verdragen tusschen steden en feodale heeren schonk hij de koninhjüke garantie ten gunste van de burgerij. Zoo maakte de koning zich tot den beschermer van den derden stand tegen het feodalisme. Het koningschap werd populair in Frankrijk door den takt.yan Lode^ük VI en Suger, om het eeuwen lang te blijven. Alleen in zijn eigen landen, in Isle de France, zorgde de koning wel, dat de steden geen staatkundige rechten verkregen, al schonk hij hun de burgerlijke vrijheid: in eigen huis wilde hij de meester blijven. Lodewijk VII, + 1160, kon het wagen zijn land te verlaten voor den tweeden krmstoeht, dank zij het voorzichtig bewind van Suger. Maar de koninklijke macht leed een ernstige nederlaag door zijn echtscheiding. Hij was getrouwd met Eleonora van Guyenne en Poitou. Dat huwelijk is ontbonden, Eleonora ging een tweede verbintenis aan met Hendrik Plantagenet van Anjou (Hendrik II), den erfgenaam der Normandische koningen van Engeland. Toen Hendrik II in 1154 de regeering over Engeland aanvaardde, strekte zijn heerschappij zich uit over de volgende landen: Engeland, Normandië, Bretagne, de erfenis van de Engelsche kroon; Anjou, zijn eigen bezittingen; Guyenne, Poitou, de erfenis van Eleonora. Meer dan de helft van Frankrijk kwam zoodoende in handen van een leenman der Capetingers. Langdurige oorlogen tusschen de beide landen zijn van dezen onevenredigen toestand het gevolg geweest. Filips II Augustus, 1180—1223, is daarmee begonnen. Voor hem was het een voordeel,dat hij in Richard Leeuwenhart, den opvolger van Hendrik IL een onbekwamen tegenstander tegenower iajkd* Jiad. Zij besloten samen aan den derden kruistocht mee te doen, maar Filips verliet in 1190 Palestina, nadat hij eerst aan Richard gezworen had dieris^ömeinen in Frankrijk ongemoeid te zullen laten. Terug in zijn land, sloot de Fransche koning een verbond met JanzonderLand, den broeder van Richard Leeuwenhart, een gewetenloozen schurk. Jan dacht zich van het koning- 174 schap meester te maken met den steun van Filips. Toen Richard in Engeland terugkeerde, begon hij onmiddellijk den oorlog met Frankrijk, 1194—1199; daarin»sneuvelde de koning. Jan zonder Land, 1199—1216, volgde hem op. Maar zijn neef Arthur werd in Bretagne door den adel tot hertog uitgeroepen, Filips koos diens 'tiSPlStf; in den hernieuwden oorlog gingen bijna al de bezittingen van Engeland in Frankrijk verloren. In 1208 deed Jan zonder Land afstand van Normandië, Bretagne, Anjou, Poitou ten behoeve van Filips II Augustus. Alleen in het zuid-westen van Frankrijk bleef de Engelsche macht staande. Toen kwam een groote coalitie, de eerste in de geschiedenis der West-Europeesche staten, tegen den Franschen koning, tot stand. De Duitsche koning Otto IV en de graaf van Vlaanderen boden Jan zonder Land hun steun, doch in 1214 leed hij een beslissende nederlaag in den slag bij B o u v i n e s. Magna Charta, 1215. In Engeland steeg intusschen de ontevredenheid over het slecht bestuur van den karakterloozen vorst ten top. Ook met Paus InnocentiusIII was Jan zonder Land in onmin geraakt, omdat hij den nieuwaangestelden bisschop van Cantérbury, Stephen Langton, niet wilde erkennen en dezen de schandelijkste gewelddaden aandeed. De Paus deed hem in den ban, sprak het interdict over Engeland uit, bedreigde Jan zonder Land met ontzetting uit de koninklijke waardigheid. Daarvoor bukte de koning, evenals hij toegeven moest in den opstand van den adel, die geweigerd had met hem mee uit te trekken in den oorlog tegen Filips Augustus. Jan zonder Land vond de baronnen bij zijn terugkomst in openlijk verzet tegen zijn despotisme; Stephen Langton, een voortreffelijk kerkvorst, was de leider van hun bond. Zij wilden den vorst dwingen tot het herstel van de oude Engelsche wetten en vrijheden. Engeland dankt aan den slag bij Bouvines de Magna Charta. De koning stond alleen. Niemand nam de partij voor hem op. „Waarom vragen zij mij mijn koninkrijk niet op 1", protesteerde hij woedend, maar Londen opende reeds de poorten voor het leger van den adel, het geheele volk stond klaar voor een omwenteling. Wilde de vorst zijn kroon nog redden, dan schoot er niets anders over dan de gestelde eischen inwilligen. Zoo kwam de Magna Charta tot stand. Op zich zelf was dit rijkshandvest geen nieuwe constitutie, geen grondwet: het bevestigde 175 slechts den regeeringsvörm, zooals Engeland dien van oudsher gekend had, maar waaraan de koning zich niet meer stoorde: 1. Niemand mag in hechtenis genomen worden of van zijn goederen beroofd enkel op koninklijk bevel, zonder wettelijk vonnis. 2. Zonder toestemming van den Grooten Raad der prelaten en baronnen zal de koning geen algemeene belastingen heffen. 3. De vrijheden der Kerk worden bevestigd, de vorst kan geen invloed uitoefenen op de benoeming der bisschoppen. 4. Aan de burgerij wordt gewaarborgd de erkenning der stedelijke privilegiën en de veiligheid van het handelsverkeer. Al behelsden deze artikelen geen nieuwe hervorming van het bewind, een grondwettelijk karakter dragen zij wel. Op de Magna Charta als officieel document gaat terug het recht van toezicht op de belastingen van het latere Parlement. Want tegenover den onbetrouwbaren koning werd geplaatst een permanente commissie van 25 leden, door den adel gekozen, die zal toezien over de uitvoering der Magna Charta en desnoods den koning dwingen om de vastgestelde bepalingen na te komen. In dezen maatregel ligt een duidelijke beperking van de koninklijke macht opgesloten. Jan zonder Land begreep dat zelf het best: „Ze hebben 25 opper-koningen boven mij gesteld", liet hij zich in zijn drift ontvallen. Dc Albigenzen. Terwijl het koningschap in Engeland de nederlaag leed, zegevierde het in Frankrijk. Een handig, berekend staatsman als Filips II Augustus, ruim van geweten, koud en hardvochtig, toch voorzichtig tegenover zijn tegenstanders, kende geen tegemoetkoming voor het feodalisme. Onophoudelijk was hij er op uit de onafhankelijkheid der groote leenmannen, door diplomatie en geweld, te kortwieken, zoodat bij het einde van zijn regeering alleen Bretagne, Vlaanderen, Champagne en Boergond i ë nog overbleven als machtige kroonleenen. De Fransche staat stond, aaneengesloten door de monarchie der Capetingers, op een keerpunt in zijn geschiedenis. De ketter ij der Albigenzen had Filips II Augustus nog de gelegenheid verschaft voor een aanval op T o u 1 o u s e, welke door zijn opvolger L o d e w ij k VIII veilig kon doorgezet worden. Gedurende de tweede helft van de dertiende eeuw heeft deze rampzalige ketterij zich verspreid over het zuidoosten van Frankrijk. 176 Haar brandpunt werd Al bi, vandaar de naam Albigenzen. De kenmerkende eigenschappen van hun leer zijn de volgende: 1. Zij stellen zich voor het bestaan van een tweeledige Godheid, den goeden God, Schepper van de onzichtbare wereld, den kwaden God, Schepper van de Zichtbare wereld, een manicheïstische theorie. 2. Zij ontkennen de Menschwording van Christus en het werk der Verlossing. 3. Zij verwerpen het huwelijk en tasten daarmee het huisgezin aan. 4. Zij bestrijden het bestaansrecht van de Kerk en plaatsen tegenover de hiërarchie een eigen organisatie. Dat was bijna geen christendom meer. De dwaling tastte alle standen van de maatschappij aan. De Fransche geestelijkheid wist het gevaar niet te keeren, daartoe was de energie van Paus Innocentius III noodig. Hij Zond in 1207 denH. Dominicusom door woord en voorbeeld de Albigenzen van hun ongelijk te overtuigen. Maar in 1208 werd een der pauselijke legaten, uitgezonden ter bestrijding van de ketterij, vermoord niet zonder mede-verantwoordelrjkheid van den graaf van Toulouse. Toen deed de Paus een beroep op den koning en den adel van Frankrijk om de rechten van de Kerk te handhaven, de kruistocht tegen de A1bigenzenbegon, 1208—1226. Het verloop is geheel anders geweest, dan Innocentius III gewild had. Het werd een zuiver-politieke oorlog om staatkundige belangen, geen kruistocht meer, hoezeer de Paus zich daartegen Ook verzette. De graaf van Toulouse wist de tegenpartij in den burgeroorlog, niettegenstaande een gruwelijke verwoesting van Languedoc, op een afstand te houden, zoodat deze ten slotte Filips II Augustus in het geding haalde. Daarop had de koning gewacht, hij maakte de annexatie klaar voor zijn opvolger. Lodewijk VIII trok in 1226 met een leger naar het zuiden en herstelde de orde. Languedoc en Toulouse werden gevoegd bij het koninklijk domein, alleen de steden Albi en Toulouse bleven nog als leen in handen van hun graaf. Omstreeks 1225 vormden de Rhöne en de Saöne de Oostgrens van Frankrijk. Ten oosten daarvan lagen het graafschap Boergondië, Savoie, DauphinéenProvence, leenen van het Duitsche Rijk. Guyenne en Gascogne vormden in het westen het overtt^Esel van de voormalige heerschappij der Plantagenets. 177 § 9* De ondergang der Hohenstaufen. Het Interregnum. Tijdens de regeering van Hendrik VI, den opvolger van Frederik Barbarossa, stond het Huis der Hohenstaufen op het toppunt van zijn macht. Met geweldige kracht heeft de jonge keizer zijn sterken arm doen gevoelen aan zijn tegenstanders: Hendrik den Leeuw, den aanvoerder der Welfen in het Duitsche Rijk, en de Normandiërs in Zuid-Italië. Zijn huwelijk met de erfdochter van Napels en Sicilië gaf Hendrik VI aanspraken in de hand op Zuid-Italië, toen daar de laatste Normandische koning stierf. Maar de Paus achtte het niet in het belang van de vrijheid der Kerk, dat Italië geheel in het bezit van de Hohenstaufen kwam, omdat dan de Kerkelijke Staat langs zijn landgrenzen door Duitsch gebied zou ingesloten geraken. Derhalve beleende hij een neef van de keizerin met het koninkrijk Napels en Sicilië. &j Hendrik de Leeuw hernieuwde den ouden strijd der Welfen tegen de centrale macht in Duitschland, vele rijksgrooten schaarden zich aan zijn zijde, Richard Leeuwenhart, steunde hem. Het gevaar van een grooten opstand werd afgewend, doordien de Engelsche koning op zijn terugreis uit het H. Land in den omtrek van Weenen in handen viel van hertog Leopold van Oostenrijk, dien hij bij de verovering van Akkon grievend beleedigd had, door de Oostenrijksche banier van de vestingtorens der ingenomen stad naar beneden te doen halen. Leopold leverde zijn gevangene uit aan Hendrik VI, de rijksvorsten waagden het niet zonder de hulp van Engeland hun plannen uit te voeren, de oude Welf kwam alleen te staan. Tegen een losprijs van 50.000 zilveren marken en belofte van bondgenootschap werd Richard vrijgelaten. Hendrik de Leeuw sloot daarop vrede met Hendrik VI en stierf in 1195. De keizer kreeg eerst nu de handen vrij in Zuid-Italië, waar de troon van Napels en Sicilië open kwam door den dood van den regeerenden vorst. De tegenstand der Normancbsche ridders werd gebroken, Napels en Palermo erkenden den nieuwen heetscner. De macht der Hohenstaufen reikte van de Oostzee tot op Sicilië. Hendrik's ideaal was zijn heerschappij stevig te grondvesten. Hij vond in Zuid-Italië een gecentraliseerden ambtenaren- i78 staat met den vorst als middelpunt. Kon deze organisatieiover het geheele rijk worden uitgebreid, dan was de toekomst .der Hohenstaufen verzekerd. Op den Rijksdag te Würzburg, 1196, deed Hendrik het voorstel hem de e r f e 1 ij k e waardigheid als keizer op te dragen, dat zou de eerste stap zijn geweest. Maar de tegenstand der rijksvorsten bleek te groot. De machtige vorst droomde van grootsche ondernemingen. Een kruistocht stond op zijn programma, reeds was eett Sterke vloot^mét een talrijk ieger bij Akkon geland, den keizer zweefden de geweldige daden van Alexander den Grooten in het Oosten voor oogen, maar plotseling maakte de dood in 1197 een einde aam Zijn kracht op 32-jarigen leeftijd. I Dat is de grootste staatkundige ramp geweest, die het Duitsche Rijk in de Middeleeuwen getroffen heeft. Nooit zijnde omstandigheden zoo gunstig geweest om van de verbrokkelde monarchie een eenheid te vormen, nooit was de Duitsche naam allerwegen zoo geëerbiedigd en gevreesd, maar vrijwel plotseling is deze hooge opbloei gevolgd door een diepe inzinking tot algeheel verval toe. Filips van Zwaben en Otto IV. Onmiddellijk brak de verderfelijke strijd tusschen Welfen en Ghibellijnen opnieuw uit. Frederik, de zoon van Hendrik VI, was pas drie jaar oud. 's Keizers broeder, Filipsvan Zwaben, moest de taak aanvaarden der verdediging van de macht der Hohenstaufen. Hij werd tot koning gekozen, maar bijna tegelijk met hem ook een tegenkoning: Otto IV v a n B r u n s wij k uit het geslacht der Welfen. In hetzelfde jaar 1198 werd Innocentius III op den pauselijken troon verheven 1198— 1216. Hem, den leenheer van Napels en Sicilië, wees de keizerinweduwe van Hendrik VI, die in 't laatst van 1198 stierf, als voogd aan over haar jongen zoon Frederik. In den wedijver met Otto IV zou de diplomatieke Filips van Zwaben stellig de overwinning behaald hebben, want de strijd werd meer gestreden door onderhandelingen met rijksyfcfSten dan door de wapenen, toen hij. in 1208 vermoord werd door een zijner tegenstanders uit peesoonhjke wraak. Otto van Brunswijk zorgde nu, dat hij het door uitgebreide concessies eens werd met de aanhangers der Hotetötaüfen; Duitschland, Innocentius III en Italië erkenden hem als keizer. Otto IV wilde" toen zijn macht ook uitbreiden over Napels en Sicilië om zoo Hendrik VI naar de kroon te steken. Daartegen kwam i79 Innocentius III in verzet als voogd over Frederik II. Tegen Otto werd de ban uitgesproken, de jonge Hohenstauf ging' naar Duitschland en vond daar de Duitsche vorsten grootendeels aan zijn zijde. Vergeefs. zocht Otto uitkómst in een bondgenootschap met Jan zonder Land, om zijn sterk geslonken macht te herstellen door een overwinning op Filips II Augustus van Frankrijk, de slag bij B o uv i n e s in 1214 ontnam hem zijn laatste leger. In 1215 aanvaardde Frederik II de regeering. Frederik II, 1215—-1*50, was een talentvol jonkman, op wien groote vewachtingen gebouwd zijn, maar hij heeft ze niet vervuld. Innocentius III had zijn verkiezing tot koning van het Duitsche Rijk gesteund, waartegenover Frederik zich verbond de kroon van Napels en Sicilië niet te zullen vereenigen met die van de Duitsche landen. De Paus duchtte van een hereeniging der beide monarchieën een te groote overmacht over den Kerkdijken Staat en verlies van vrijheid in het bestuur over de Kerk. Frederik heeft zijn belofte niet gehouden, zijn' strijd tegen Innocentius' opvolgers is een bron van ellende geworden voor Italië. Bovendien had hij de verplichting op zich genomen om een kruistocht te ondernemen, die steeds uitgesteld bleef. Paus Gregorius IX sprak eindelijk de excommunicatie over hem uit, toen eerst ging in 1328 de vijfde kruistocht door. Daarna kwam wel in 1230 een verzoening tusschen Paus en keizer tot stand, maar lang van duur is zij met geweest. Frederik II vestigde in Napels en Sicilië de absolute monarchie, hij maakte van dit koninkrijk het Steunpunt van zijn macht door een sterk gecentraliseerd bewind met een staand leger en een alles beheerschende bureaucratie. De kern van zijn troepen en zijn lijfwacht bestond uit Saracenen. In het Duitsche Rijk vormde Frederik in 1235 uit opengevallen leenen een nieuw hertogdom B r u n s w ij k—L ü n e b u r g, dat aan een kleinzoon van Hendrik den Leeuw geschonken werd, om het geslacht der Welfen blijvend te verbinden aan de Hohenstaufen. Dit rijksvorstendom is blijven bestaan tot 1866, toen het als koninkfijfe-Hannover door Pruisen geannexeerd werd. Een algemeene opstand brak uit in Lombardije, omdat Frederik II zich niet stoorde aan den vrede van Constanz. De keizer verlangde ook hier de absolute heerschappij, evenals in Zuid-Italië. Met onmehschelijke wreedheid hebben zijn trawanten huisgehouden, te i8o Padua stierven eenige duizenden burgers op het schavot, het Lombardijsch Stedenverbond moest in 1237 bukken voor de overmacht. Terzelfdertijd veroorloofde de dwingeland zich ook allerlei geweld tegen de Kerk, hij eigende zich kerkelijke goederen toe, deed geestelijken, die tegen hem protesteerden, in de gevangenis werpen, gaf algemeen ergernis door zijn zedeloos leven: GregoriüS IX sprak in 1239 weer het banvonnis over hem uit. Frederik protesteerde, men had hiffli; Valschehjk beticht, hij beriep ziek: öj) een algenwn eowalie tegen de pauselijkejuitspraak. Er wordt in 1240 werkelijk een kerkvergadering bijeengeroepen door Gregorius. Maar de schepen uit Genua, die de vreemde prelaten naar Rome zouden overbrengen, werden door de keizerlijke vloot opgewacht en de hooge geestelijken, meer dan honderd, in keizerlijke gevangenissen in Apulië gezet. Meteen rukt Frederik zelf met een leger tegen Rome op, sluit de stad in, doch kan haar niet veroveren. Er wordt natuurlijk geen concilie gehouden. Heel Italië stond onderstboven, maar Duitschland ook. De keizer liet het Duitsche Rijk vrijwel aan zijn lot over, dat bleek duidelijk bij den inval der M o n g o 1 en. Omstreeks 1200 had Temuds c h i n, hun koning, een machtig Midden-Aziatisch rijk veroverd, van Peking tot aan de Tigris. Een kwart eeuw later kwam een half millioen van deze barbaren door de Kaspische Poort Europa binnengolven. Rusland, Hongarije, Polen werden grootendeels in woeste.nijen veranderd, in 1240 stond de grimmige aanvaller over de Oder. Breslau ging in vlammen op. Toen was het niet de keizer, die het schrikkelijk gevaar afwendde van de Duitsche landen, een simpele leenman volbracht, wat de leenheer verwaarloosde. Hertog Hendrik van Silezië weet 30.000 ridders onder zijn banier te vereenigen en als een tweede Leonidas waagt hij den slag tegen de horden der barbaren in 1241 bij L i e g n i t z. Het leger was in vijf gelederen opgesteld, een er van gevormd uit ridders van de Duitsche Orde. Het veel sterkere aantal der vijarïclén maakte de zegepraal onmogelijk, dë meeste ridders vonden dapper den dood. Ook hertog Hendrik sneuvelde. Maar de heldhaftige tegenstand der Dttrksche ridders bereikte toch het succes, dat de Mcngolen terugkeerden naar Hongarije. Duitschland was gered. Tijdgenooten verhalen, dat de Mongolen negen zakken, gevuld met ooren van de gesnoeide chrastjepen, zouden meegenomen, hebben als zegeteekenen ... [tjijtg; In datzelfde jaar 1241, zoo kritiek voor geheel Europa, hield Frederik II zich onledig met de verwoesting van den Kerkdijken Staat i8i Kort daarop stier!, in 1241 Gregorius IX, er moest een nieuwe Paus gekozen worden. Gedurende een paar jaar maakte FrederSkVJi de yerkiesang van een opvolger onmogelijk. Innocentius IV aanvaardde in 1243 het pauselijk bestuur, nam echter nog in hetzelfde jaar de wijk naar Lyon, ,om zich zelf en het bijeen te roepen 0(mi^)9ii^ik^tktttik van den tyrannieken Hohenstauf te stellen. De kerkvergadering van Lyon heeft in 1245 de veroordeeling van Frederik II door den Paus bekrachtigd. De keizer antwoordde daarop met hernieuwde verwoestingen»in den Kerkdijken Staat en geweld tegen de geestelijkheid/waardoor hij ttiets anders bereikte, dan dat de Duitsche rijksvorsten meer en meer van hem afkeerig werden. Er is een tegenkoning gekozen, 1246. Zoo is keizer Frederik er in geslaagd over al zijn landen een voor een den burgerkrijg te doen uitbreken. Men was in Duitschland de voortdurende verwaarloozing der rijksbelangen moede en had geen vertrouwen meer in den misdadigen dwingeland in Italië. De tegenkoningen hebben weinig geluk gehad. Na den dood van den eersten is in 1247 graaf Willem II van Holland gekozen. Hij veroverde Aken, maar zijn macht schoot te kort om zich algemeen te doen erkennen. Frederik's gezag was in de Duitsche landen geheel verloren gegaan, Lombardije hield voortdurend het verzet vol, de verhouding met Innocentius IV bleef vijandig, in 1250 is de keizer gestorven, slechts een ruïne van de macht der Hohenstaufen achterlatend. Italië heeft hij met berekend geweld mishandeld, Duitschland aan zijn lot overgelaten, de burgeroorlog, door hem ontketend, zou zijn misdaden wreken aan zijn geslacht. De ondergang der Hohenstaufen. Zijn zoon Koenraad IV vond in het Duitsche Rijk bij een gedeelte der vorsten erkenning, maar Innocentius IV weigerde hem met Napels en Sicilië te beleenen. Toen trok Koenraad over de Alpen om het koninkrijk te veroveren en bezette Napels; een jaar later echter, 1254, stierf bij, een zoontje van 2 jaar, K o n r a d ij n, als den laatste van zijn geslacht achterlatend. Als voogd over Konradijn trad zijn oom M a n f r e d op. Hij handhaafde de aanspraken der Hohenstaufen in Zuid-Italië met kracht en klem, maar de Paus duldde' geen Hohenstauf op den Siciliaanschen troon en beleende, toen andere vorsten bedankt hadden, Karei van A n j o u, broeder van Lodewijk IX, koning van Frankrijk, l82 met Napels en Siciléë. Deze versloeg zij»*tegenstander Manfred, die sneuvelde. Zwaar drukte de hand van den wreeden veroveraar op het ongelukkige volk. De ontevredenen riepen Konradijn, den jeugdigen stamhouder der Hohenstaufen, uit Beieren om zijn erfdeel in bezit te nemen. De Italiaansche Ghibellijnen schaarden zich met geestdrift om den veelbelovenden jongeling, maaï in 1268 behaalde Karei een beslissende overwinning op den laatsten der Hohenstaufen. Konradijn stierf, in weerwil van 's Pausen voorspraak, op last van Anjou, den dood" op4ië* séhavot. De Fransche overheerscher woedde sedert nog feller tegen de Ghibellijnen en Saracenen. Deze zonnen op wraak. Bij de zoogenaamde Siciliaansche Vesper in 1282 werden de Franschen op geheel Sicilië vermoord en het eiland aangeboden aan den koning van Aragon. De opstand is echter met geweld onderdrukt en Napels bleef nog twee eeuwen lang onder het Huis van Anjou. Het Interregnum. In den langen strijd tusschen de centrale macht en de onafhankelijkheid der feodale staten leed in deze jaren het koningschap een volslagen nederlaag. Een tijd van rampzalige anarchie kwa*»*'over de Duitsehe landen, het Interregnum, I2e;6—1273, toen er feitelijk geen rijkshoofd was. De vorsten bemachtigden de opperhoogheid in hun gebied en wilden geen Duitschen koning meer kiezen. De steden, rijk geworden door den handel en de industrie, maakten zich op hun beurt los van de leenmannen. EFontstonden s t a d s r a d e n, die het bestuur voerden, er werden vestingmuren gebouwd, de steden trokken de regalia aan zich, Keulen, Mainz, Neurenberg, Frankfurt e.a. werden geheel onafhankelijk. Tëgeïijlëlrtijd had het land ontzaglik te lijden van de ongebreidelde ridderveeten en de misdadigheid der roofridders, die het handelsverkeer voortdurend in gevaar brachten. Op den duur kon het zoo niet blijven. De algemeene inzirildfïg van het Rijk werd al te gevaarlijk. Daarom besloten eenige invloedrijke rijksvorsten weer over te gaan tot de verkiezing van een Duitschen koning. In 1273 is op den rijksdag te Frankfurt Rudolf van Habsburg geproclameerd tot hoofd van den jammerlijlPittt ' ^rjn*lvoegen gerukten Dttftschen staat. Tengevolge van het Interregnum zijn Italië en Duitschland voor goed gescheiden en ging er van het Rijfc%i 't geheel geen invloed uit op de buitenlandsche verhoudingen in Europa. 'Frankrijk daaren- i83 tegen bereikte in denzelfden tijd het hoogtepunt van «ijn bloei in de Middeleeuwen. § 10. De H. Lodewijk. De schitterende regeering van Lodewijk IX, 1226—1270, maakte Frankrijk tot de eerste mogendheid in Europa. Zijaibinnenlandsch bestuur was vooral zegenrijk wegens de uitstekende organisatie van de rechtspraak. Van de vonnissen der plaatselijke rechtbanken kwam het beroep op den koninklijken raad meer en meer in gebruik. Deze is gesplitst in twee gedeelten*», de eigenlijke raad bleef alleen belast met de regeeringsaangelegenheden; het daarvan afgescheiden Parlement van Parijs fungeerde als rechtbank in hoogste beroep. Tegenover het buitenland nam Frankrijk een bevoorrechte plaats in. In Spanje duurde de wreede strijd tegen de Mooren onverpoosd voort, Italië raakte verbrokkeld in tal van staatjes en republieken, die dikwijls met elkander verbitterde concurrentie-oorlogen voerden, het Duitsche Rijk zuchtte onder de gruwelen van het Interregnum, Engeland had na de schandelijke regeering van Jan zonder Land te kampen met binnenlandsche moeilijkheden. Hendrik III, de opvolger van Jan zonder Land, bestuurde Engeland al weinig beter dan zijn voorganger. Hem was het te doen om de Magna Charta zooveel mogelijk ter zijde te stellen. Tegen dit wanbestuur en de zware belastingen kwam het in 1258 tot een uitbarsting. Simon van Montfort, aan het hoofd der baronnen, eischte een ingrijpende hervorming in de regeering. Aanvankelijk moest de koning toegeven om echter zijn woord een paar jaar later onvoorzichtig te verbreken. Zelfs de bemiddeling van Lodewijk IX mocht niet baten, de burgeroorlog brak uit, in 1264 is Hendrik bij L e w e s door den bekwamen Simon van Montfort verslagen en gevangen genomen. Daarna kwam voor het eerst in de gesJlVt recht berustte op de grondbeginselen van den godsdienst. De geestelijkheid genoot bovendien het voorrecht, dat zij alleen door een geestelijke rechtbank kon gevonnist worden. Eerst toen na 1350 het Romeinsche recht meer invloed kreeg en aan de univ*r»teiten ook leeken tot advocaat opgeleid werden, kwam daarin verandering. De legisten ontleenden hun denkbeelden aan de jurisprudentie uit den keizertijd, vooral aan de wetboeken van^tinianus. Deze theorieën stamden uit een oorspronkelijk (heidensche maatschappij, en botsten dus dikwerf tegen de inzichten, welke uit de christelijke Kerk der Middeleeuwen waren voortgekomen. De kunst heeft onschatbare verplichtingen aan de Kerk,. Omstreeks d« elfde eeuw zijn de eersftisteenen kerken meer algemeen geworden. In de plaats van de oude, plat afgedekte basiliek, ontstond het kerkgebouw in Remaanschenstijl, met rond gewelf, kleine vensters, zware muren, massieven toren. De plattegrond van een kerk had den kruisvorm. Na ± 1150 ontwikkelde zich uit den Romaanschen de Gotische bouwstijl, gakenmerkt door een slanke, ranke consUw&e, hooge vensters, spitse bogen, hoogstijgende torens. De bouw van de beroemde kathedraal van Reims begon in 1211. Deze kerkjljjke architectuur behoort tot de schoonste der wereldgeschiedenis en oefende op den duur een sterken invloed uit op den bouw van kloosters, kasteelen en woonhuizen. De versiering der kerken gaf aanleiding tot den opbloei van beeldhouwkunst, scl^lderkunst en de vervaardiging van prachtig glasschilderwerk. Het tooneel is ontstaan in de kerken. De klassieke kunst der Grieken en Romeinen heeft in later eeuwen geen stand gehouden, de eeuw der Volksverhuizing kent geen dramatische opvoeringen. De klooster- en kapittelscholen zijn begonnen met het geven van volksuitvoeringen in de kerken op de groote feestdagen. Deze mysteriespelen brachten de gebeurtenissen,uithet Oude en Nieuwe Testament, die in verband stonden met de kerkelijke feesten, KutfJr mis, Driekoningen, Paschen b.v. in beeld. Uit dit aanvankelijk dus kerkelijk tooneel, dat op de eerste plaats een didactische strekking had, heeft ,«ich in den loop der Jüiddeleeuwen in alle beschaafde landen van Europa het wereldlijk tooneel ontwikkeld. Iets dergelijkijbeeft ook plaats gehad ip.de ontwildteling van de dichtkunst. In Frankrijk ontstaan op de grens van de 11e en de 12e eeuw twee genres van poëzie, die een grooten invloed hebben uitgeoefend op de letterkunde van geheel Europa: in Noord-Frankrijk komen dechansonsdegestesder 193 trouvères tot bloei, die de verbalen van vroegeren tijd uit- en omwerkten; in Zuid-Frankrijk zien wij de 1 y r i s c h e p o ë z i e der troubadours (minnedichters) naar voren komen. Beide genres zijn voortgekomen uit de kloosterscholen. Daar was de studie der klassieke Latijnsche schrijvers als Virgilius en Ovidius altijd aan de orde gebleven. De ge en de 10e eeuw bezitten een schat van Latijnsch-middeleeuwsche poëzie. De troubadours waren bestudeerde mannen, die hun kunst dankten aan de kennis, opgedaan in de Uoawerscholen. De lyriek der Duitsche Minnesanger staat sterk onder Franschen invloed. Het lezen en schrijven was in de Middeleeuwen zeer moeilijk wegens de primitieve gereedschappen en de lastige letterteekens. De duurte van het papier maakte het algemeen worden van tót schrijven onmogelijk. Een boek moest van a tot % uitgepend worden. De kloosterlingen vooral maakten zich daarin verdienstelijk. Een derde stand bestond aanvankelijk niet. Zoolang de maatschappij nog een in hoofdzaak a g r a r is1*h-karakter vertoont, d.WA het grootgrondbezit de maatstaf is van de welvaart, worden de laagste standen gevormd door de lijfeigenen en hoorigen. De eigenlijke slavernij, de toestand van volkomen rechteloosheid* «eoals deze bestond in de Oudheid en bij de Germanen, is door den invloed van het Katholicisme langzamerhand verdwenen. De capitularia van Karei den Grooten erkennen haar niet meer. Maar het feodalisme werkte de sociale afhankelijkheid der met-adellijke bevolking in de hand. De lijfeigene geniet alle geestelijke en persoonlijke rechten, die de katholieke zedeleer iederen mensch toekent. Maatscnappefijk is *Üjtt bestaan echter volkomen afhankelijk van zijn heer, grond en hoeve worden hem alleen in bruikleen afgestaan, vermogen bezit-hij niet, de opbrengst van zijn arbeid is bestemd voor den grootgrondbezitter. De hoorigen staan een trap hooger. Zij genieten een eem'gszins ruimer eigendomsrecht in den vorm van erfelijk kleingrondbezft? zij zijn verplicht tot heerendiensten en het betalen van een hoofd- en grondcijns. De hoofddjns was een schatting ter erkenning van de rechten van den heer, de grondcijns bestond uit een gedeelte van den oogst, afgestaan ten bate van den heer. Zoowel lijfeigenen als hoorigen zijn gebonden aan het landgoed van den grootgrondbeaittér, zij hebben geen politieke rechten. De Kerk bestreed de lijfeigenschap met succes en werkte de verheffing van den stand der hoorigen in de hand door dézen toe te laten tot het H. Priesterschap, waardoor zij opgenomen werden onder de geestelijkheid. De burgerij dankt haar opkomst aan de ontwikkeling van handel en industrie, waardoor de maatschappij haar overwegend agrarisch karakter langzamerhand verloor en aan de vermindering van lijfeigenschap en hoerigheid. Geheel nieuwe verhoudingen zijn ontstaan door twee oorzaken: 194 1. het maatschappelijk werk der Cisterdensers; 2. het ontstaan der steden. De Cisterdensers braken op hun landgoederen met het oude stelsef ^Van den gedwongen arbeid, kenmerkend voor de lrjfdgenschap ert'tttfnoorigheid, om er voor in de plaats te brengen d e n v r ij e n a r b e i d. Zij hieven den toestand van dienstbaarheid op, bevorderden hun boeren tot vrije pachters, die voor dgen rekening het landbouwbedrijf uitoefenden en aan de abdijen alleen nog t i e n d e n hadden op te brengen. Tegelijkertijd zorgden zij nauwgezet voor de behartiging van de geestelijke belangen van hun werkers. Vandaar het spreekwoordelijke: onder den kromstaf is het goed leven. Het pdl van beschaving^der laagste standen werd daardoor aanmerkelrJPverhoogd. Het bleek, dat dit stelsel lddde tot veel hooger opbrengst van den grond, dan het oude systeem. Daarom werd het overgenomen door andere grootgrondbezitters, ook door den adel. In Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden is het eerst een ingrijpende omwenteling in de maatschappelijke verhoudingen het gevolg geworden. De nu welvarende boeren gaan zich vestigen in de steden, waar zij gemakkelijk een plaats vinden onder de burgerij. Tegelijkertijd waren de steden al van meer beteekenis geworden door den handel, vooral in Lombardije en Frankrijk. Het kenmerk van een stad Ö1»*4 tonoombestuur. Dikwijls schonken de landsvorsten dit voorrecht aan de bewoners om hun steun te winnen tegen den feodalen adel. De gilden ontstonden 1). Het waren stedelijke vereenigingen van patroons of arbeiders, die hetzelfde vak beoefenden. Men onderscheidde in een arbddersgilde drie groepen: leerlingen, gezellen, meesters. De leerling was nog in zijn leertijd, kon daarna gezel worden, maar door een proefstuk werd hij meester en mocht zich dan ook als patroon vestigen. De gilden stonden onder het toezicht van de stedelijke overheid, maar genoten het voorrecht van z e 1 f b estuur onder leiding van hun o v e r 1 i e d e n. Hun doel was het volgende: tl Waarborg, dat alleen bekwame vakheden een ambacht uitoefenden. 2. Regeling van rechtvaardige arbeidsvoorwaarden. 3. Toezicht op de levering van goede waar. 4. Verzekering van een passend maatschappelijk bestaan aan patroon en werkman. 5. Tegengaan van oneerlijke concurrentie en bescherming van het kleinbedrijf tegen de groote ondernemingen. De godsdienst was de grondslag van de maatschappij, derhalve ook van het gildewezen. Elk gilde had zijn Beschermhdlige, dikwijls een eigen altaar in de kerk. Den arbdd, verheven door het Geloof tot den adel van den plicht, vinden wij zinnebeeldig voorgesteld door den H. Joseph, wien het Goddelijk Kind Jezus als leerling en als gezel ter zijde staat, terwijl Maria wordt afgebeeld spinnend of wevend naast dewiegvanHaar Kindje. Zoo werkten Geloof, Arbeid en Huisgezin op elkander in tot vrede en welzijn van de maatschappij. De Kerk zorgde meteen voor de onmisbare vakantie door haar feestdagen, wier aantal x) Vgl.: Mr. P. J. M. Aalberse, De Gilden, Futura, Ldden. 195 veel grooter was dan nu en waardoor het evenwicht tusschen de belangen van het geestelijk en het bedrijfsleven veel gemakkelijker bewaard bleef, dan in onzen materialistischen tijd. De bloeitijd der gilden valt in de 14e en de 15e eeuw, zij eindigt met het begin der Hervorming. Met de eenheid van godsdienst valt de grondslag uiteen, waarop zij waren gebouwd. Dat is het kenmerkend verschil met de moderne vakorganisatie, die hopeloos te kampen heeft met de verdeeldljjrid,^ levensbeschouwing, welke de oplossing van de sociale kwestie in de twintigste eeuw de grootste moeilijkheden in den weg legt. Eeuwenlang vinden wij in de geschiedenis van Europa de nawerking der middeleeuwsche toestanden terug. Tot in de dagen der Fransche revolutie bleven er overblijfselen bestaan uit den tijd der hoorigheid in den vorm van heerendiensten en tienden* De Fransche revolutie heeft pas de toen sterk verbasterde gilden doen verdwijnen, maar nu zijn zij weer herleefd in anderen vorm. De wallen, der steden zijn gebleven tot den tijd van het moderne geschut, na 1870. Al zagen de middeleeuwsche steden er weinig aantrekkelijk uit, zonder verlichting, zonder bestrating, zonder stadsreiniging, menige stad bewaart nog altijd met zorg overoude juweeltjes van architectuur, bewaard gebleven uit lang vervlogen tijden. De steden en de burgerij zijn in de maatschappij «en macht geworden, die weldra de evenknie zou blijken van den adel. Lang en fel is tusschen beide standen de worsteling geweest om de eerste plaats. De Ontwikkeling van het Kasteel. Oorspronkelijk waren de kasteelen zeer primitief. De kern er van bestemd in de 9e en 10 ie eeuw uit een zwaren, houten toren, donjon geheeten, die gebouwd werd boven op een breede rots of een heuvel. De donjon was tevens woningvan den heer en vesting. Bij een vijandelijken aanval werd de toren met natte huiden omkleed tegen brandstichting. Een soort van beweegbare trap — de latere ophaalbrug — gaf toegang tot den donjon. In de omgeving bouwde men andere houten gebouwen: keukens, stallen, woningen voor de dienstluiden. Het geheel werd omringd door een diepe, breede gracht, waarvan de opgeworpen grond tot een wal verwerkt en deze door een palissadeering in staat van verdediging gebracht was. (Zie onderstaande afbeelding). In de elfde eeuw vooral is men den donjon van steen gaan bouwen, in plaats van de aar dom walling kwam een zware muur. De kasteelen waren toen nog plompe, sombere forten. Op de vier rechte hoeken verschenen ronde vestingtorens. De buitenwal nam steeds in omvang toe, de breedte werd in den regel ongeveer 6 M., men bouwde er meerdere torens in. Op dén wal kwam een ommegang, beveiligd door kanteelen, vanwaar achter de verdedigers den strijd konden voeren. Over de gracht werd een ophaalbrug gelegd, aan zware kettingen bevestigd, die toegang verleende tot een gewelfde poort. De binnenruimte nam 196 geleidelijk aan in oppervlakte toe. Een klein dorp was daar gebouwd, rondom het eigenlijk kasteel. Allerlei gebouwen vonden er plaats: vcorraadschurefl^keu-» kens en kelders, woningen voor het personeel en dikwijls een kapel.'Ben tweede, meer binnenwaarts gelegen wal, beschermde vaak nog het kasteel. In oorlogstijd vond de omwonende bevolking in zulke groote vestingen .een schuilplaats. Men bouwde ze opzettelijk op een hooge plaats, liefst op een moeilijk toegankelijke hoogte, om den omtrek te kunnen overzien. (Zie de afbeelding). In de twaalfde en dertiende eeuw waren deze forten nog vrij ongenoeglijke verblijven. Het karakter van vesting beheerschte de inrichting te veel. De vensters moesten om veiligsheidsredenen klein blijven, de zalen en kamers Een kasteel in de ge en 10e eeuw. (Naar Viollet-le-Duc) waren donker en somber, de trappen nauw en steil. Het verblijf was er, vooral des winters op het platteland, eentonig en de nog zeer gebrekkige Verhchtingsmiddelen — dikwijls alleen de vlammen van het open haardvuur onder de schouw — deden er de avonden lang vallen. Vandaar dat de ridders er veelal de voorkeur aan gaven elders hun leven door te brengen, aan het hof, in de steden, op allerlei avontuurlijke tochten. De jacht vormde buiten een geliefkoosde .uitspanning vad den adel. In de uitgestrekte bosschen zwierven herten en everzwijnen in overvloed. Eerst in latere tijden, als de kasteelen door de invoering van het geschut hun verdedigende kracht gedeeltelijk verliezen, verkrijgen zij meer het karakter van een heerlijke woning, een lustverblijf, zelfs worden zij ten slotte paleizen. 197 In den tijd van de Renaissance oefent de weelde een veel grooteren invloed uit op den aanleg. Een gebouw als het slot van Lodewijk XIV te Versailles heeft eindelijk niets meer van een vesting. Daar is de bouwkunst vrij in haar scheppende Het kasteel „Louvre" van Karei V in de Middeleeuwen. kracht, daar worden schatten van schilder- en beeldhouwkunst verzameld en zijn de ruime zalen en galerijen prachtig gestoffeerd. In ons land vindt men nog een goed bewaard Middeleeuwsch kasteel te Muiden, in de zeventiende eeuw de woning van Pieter Cornelisz. Hooft, den Muider Drost. ■ DERDE HOOFDSTUK. VAN HET EINDE DER KRUISTOCHTEN TOT DE VEROVERING VAN CONSTANTINOPEL, 1270—1453- § 1. Filips IV van Frankrijk. Avignon. Filips IV, 1285—1314, hervatte de politiek van Filips II Augustus tegenover de feodale leenen met het doel den Franschen staat territoriaal af te ronden. Zijn huwelijk met de erfdochter van Oaam pagne en Navarre bracht deze landen aan de kroon, een belangrijke versterking van de soevereine macht. ^JjT Engeland en Vlaanderen. Een reeds lang dreigende botsing tusschen Frankrijk en Engeland wikkelde Filips in een oorlog, die het gevolg was van wat men in die dagen de V1 a a m s c h e k w e s 11 e zou kunnen noemen. De oorzaken daarvan waren van tweeledigen aard: staatkundig en economisch. Vlaanderen dreef een drukken handel op Engeland. Frankrijk zocht een gelegenheid om dit graafschap geheel in zijn macht te brengen, evenals andere feodale leenen. Engeland verzette zich met alle kracht tegen deze expansiepolitiek, ter beveiliging van zijn handelsbelangen. In Vlaanderen was de burgerij op de hand van Engeland, de adel daarentegen Franschgezind. Gent, Brugge en Yperen betrokken de wol voor de lakenindustrie uit Engeland; vandaar dat de gilden (de Klauwaerts) van een bondgenootschap met Frankrijk mets wilden weten, terwijl de Leliaerts (Franschgezinde adel) op de hand van den Franschen leenheer waren. Floris V van Holland koos de partij van Filips IV om de hand te kunnen leggen op Zeeland Bewesterschelde. Het scheelde weinig of bijna geheel West-Europa zou in een bloedigen krijg betrokken geraakt zijn, toen door bemiddeling van Paus Bonifatius VIII vrede gesloten werd, waarbij bepaald is, dat Filips' dochter met den oudsten zoon van Eduardl in het huwelijk treden zou, 1296. .bEilips, verstoord op zijn leenman, den Vlaamschen graaf, wegens den steun aan den Engelschen koning verleend, wist hem bij overrompeling in zijn macht te krijgen en behandelde Vlaanderen als een wingewest. Toen brak een algemeene opstand uit, de Brugsche Metten, waarbij vele Fransche edelen vermoord 199 werden. De koning zond een groot leger naar Vlaanderen, maar dit is door de Vlaamsche burgers onder Pieter de Coninck bij Kortrijk, 1302, verslagen: de bloem van den Franschen adel bedekte het slagveld l). Op den duur waren de Vlamingen toch niet bestand tegen de overmacht en moesten ettelijke steden aan den koning afstaan. Vlaanderen behield echter zijn zelfstandigheid. Met Bonifatius VIII, 1294—1503, geraakte Filips in een zeer onverkwikkelijken strijd2). Hij was de eerste koning in Frankrijk, wiens streven er op gericht is het onbeperkt koninklijk gezag te vestigen. Dit denkbeeld ging niet van hem uit. Filips de Schoone was uiterlijk een schoone verschijning, maar innerlijk een onbeduidende persoonlijkheid, zonder zelfstandigheid, zelf niet tot regeeren in staat, die zich en zijn land liet regeeren door zijriiraadslieden, de 1 e g i s t e n. Dit waren advokaten* voortgekomen uit den derden stand, die aan de universiteiten het Romeinsch recht hadden bestudeerd en als ambtenaar een grooten invloed uitoefenden op de regeering. Uit hen vormt &ich d e noblesse de robe, tegenover de noblesse d'é p é e. Het Romeinsch recht was gedurende de Middeleeuwen altijd een onderwerp van studie gebleven. Het Corpus Juris van Justinianus, ontstaan in een heidensche maatschappij, paste echter niet in de middeleeuwsche christenheid, omdat zijn grondbeginselen valsch waren: 1. De wil van den vorst is recht en wet, zijn soeverein gezag is onbeperkt. Dit is de theorie van de staatsalmacht of het Caesarisme. 2. Aan den Paus en de Kerk wordt alle rechthebbend gezag in staatkundige regeeringsaangelegenheden ontzegd. De Oudheid immers kende geen Kerk. Dit is de theorie der scheiding van Kerk en Staat. 3. Den Paus wordt het recht betwist om door een onpartijdig scheidsrechterschap den vrede der christenheid te verdedigen en oorlogen te voorkomen. Ditis de theorie der scheiding van staatkunde en zedeleer, welke nog altijd praktisch gevolgd wordt en een der oorzaken is van de ellende van ons hedendaagsch Europa. Nooit is één vredescongres er in geslaagd het pauselijk gezag als wachter over den vrede, het hoogste goed der volkeren, te vervangen. Gedurende de dertiende eeuw konden deze revolutionnaire theorieën nog niet zegevieren. Frederik II had ze in Italië willen toepassen, de Pausen hebben het hem ten slotte belet. De H. Lodewijk handhaafde in Frankrijk den chris- 1) Ook in Holland, den bondgenoot van den Franschen koning, deden de Vlamingen een inval, maar zij werden in 1304 verdreven. 2) Zie G. K u r t h, De Kerk van Christus bij de keerpunten der Geschiedenis, hoofdstuk IV, De Kerk en het Neo-Cesarisme. Sittard, 1902. 20O telijken rechtsstaat en liet zich in zijn buitenlandsche politiek leiden door de wetten van de katholieke zedeleer. De Dominicanen en Franciscanen, het gezag van den H. Thomas van Aquino en den H. Bonaventura met hun leerlingen en medewerkers vormden een hechten steun rondom den pauselijken Stoel. In de veertiende eeuw begint de ommekeer, na een lange periode van voorbereiding. Daarmee verschijnt de revolutie in de geschiedenis van Europa, om er niet weer uit te verdwijnen. De vorsteri zijn begonnen met het gezag van den Paus te weerstaan, de volkeren gaan later hun voorbeeld overnemen en sedert heeft niemand ooit het vraagstuk van den opstand meer bevredigend kunnen oplossen, omdat men de uitkomst allerwegen gezocht heeft buiten de Kerk van Christus. 1 Clericis Laïcos. De booze geest van Filips IV was de advokaat Willem de No ga re t, die ongeveer de plaats van minister innam en de leider is geweest van de revolutie tegen de Kerk en den Paus. De bezittingen van de Kerk waren in de Middeleeuwen vrij van belastingen, omdat de opbrengst daaruit bestemd was voor de uitvoering van aangegane verbintenissen ten bate van het onderwijs, de liefdadigheid, den eeredienst; de persoonlijke bezittingen der geestelijken daarentegen waren wel belastbaar. Bovendien droeg de geestelijke stand in Frankrijk geregeld bij in de algemeene lasten door den zgn. don gratuit, een vrijwillige bijdrage, welke bijna nooit geweigerd werd. •1 °Vblkomen willekeurig hief de regeering deze eeuwenoude rechtsverhouding op bij koninklijk decreet. De legisten vonden, dat de koning bevoegd zou zijn naar eigen willekeur belastingen te eischen. De Fransche geestelijkheid deed een beroep op Bonifatius VIII en deze, een voortreffelijk kenner van het kerkelijk recht, vaardigde d e beroemde bulla „ClericisLaïcos" uit, 1296. Daarin handhaafde hij met onverbiddelijke logica de oude rechtsverhoudingen en bedreigde met excommunicatie alwie deze zou verbreken. Dat werd de aanleiding voor de legisten van Filips IV voor hun revolutie tegen het pauselijk gezag en hun vervolging van de geestelijkheid. Bij koninlrïrjk besluit is aan alle Fransche onderdanen verboden geld en geldswaarden te verzenden aan den H. Stoel. Daar schuilde de kwaadaardige bedoeling achter om den Paus te berooven van de bijdragen en liefdegiften uit Frankrijk, die een belangrijk gedeelte vormden van de jaarlijksche begrooting. Bonifatius VIII heeft toen met bewonderenswaardigen takt Filips IV weten te overtuigen van diens ongelijk in een uitgebreide corres- 201 pondentie, welke nog grootendeels bewaard is. Daarmee bereikte de Paus voorloopig zijn doel. het hatelijk decreet over de verzen» ding van gelden naar Rome is ingetrokken, de vrede tusschen Staat en Kerk scheen hersteld. In 1297 werd de plechtige heiligverklaring van Lodewijk DC, den grootvader van Filips den Schoonen, uitgesproken. Het jubileum van het jaar 1300 kon te Rome met schitterenden luister gevierd worden, meer dan 200.000 vreemdelingen uit alle landen ondernamen den pelgrimstocht naar de Eeuwige Stad. In onze kronieken vindt men berichten van een grooten toeloop uit de Nederlanden. Lodewijk van Velthem, die het jubeljaar beleefde, zegt daarvan: „In 't ander Jaer ward groete verd Om aflaet, te Romen werd; Want men zeide doe al openbare Dat groet aflaet daer ware, Omdat men XIII honderd jaer screef. Op desen wech oec menich bleef Doet, van onganser spisen". (Spiegel Historiael IV B, 59) Ausculta Fili. Maar de legisten hadden zich niet neergelegd bij de verzoening met Bonifatius VIII. Zij heropenden den strijd, zoodat de Paus zich tegen hun theorieën richtte in de Bulla „Ausculta Fili", 1301. Filips IV liet zich meesleepen op den verkeerden weg. Zijn raadslieden grepen naar de meest laaghartige middelen om het pauselijk gezag te ondermijnen. Door hun toedoen is de Bulla vervalscht en zoo onder het Fransche volk verspreid als een aanklacht tegen den H. Stoel. In 1302 werden de stenden bijeengeroepen, de Staten-Generaal, de eerste maal in de geschiedenis van Frankrijk. Niet dat de legisten daarmee een democratischen maatregel op het oog hadden, van zelf niet, maar hun bedoeling was het Fransche volk tegen den Paus in verzet te brengen. Daar hebben de koninklijke ambtenaren de valsche beschuldiging uitgebracht, dat Bonifatius VIII zich zou opwerpen als leenheer van Frankrijk, terwijl de koning dan slechts de vazal van den H. Stoel zou zijn. De voor Filips IV verpletterende nederlaag bij Kortrijk, 1302, volgde op de vernederingen den Paus aangedaan. Deze ramp maakte ten minste zooveel indruk op den koning, dat hij de vergadering van de Fransche bisschoppen te Rome op bevel van Bonifatius VIII, 1302, niet durfde tegenhouden. Er was klaarblijkelijk nog een macht, aanzienlijker 202 dan die van een koninklijk absolutisme: de Goddelijke Voorzienigheid f" 1 Unam Sanctam. Op deze synode is de beroemde bulla U n a m S a n c t a m uitgevaardigd. Er worden in dit document geen nieuwe leerstellingen verkondigd. Het staatsrecht der Middeleeuwen, zooals het eeuwen lang gegolden had, is er in ontvouwd en verdedigd tegen de revolutie der legisten. Misschien zou Filips IV zich verzoend hebben met de rechtmatige beginselen van den Paus, als niet Nogaret juist in 1302 zijn vwtteöbwensman was geworden. Van hemifc het verfottlijk plan afkomstig Bonifatius)-VIII gevangen te nemen, hem naar Frankrijk te ontvoeren en hem daar te laten veroordeelen door een nationaal concilie. Ongelukkigerwijze kwam de Fransche' regeering te weten, dat de excommunicatie van Filips IV en zijn dienaren binnen kort te wachten Stond. Nogaret haastte zich naar Italië* overviel met een troep schavuiten den Paus te Anagni, drie dagen was Bonifatius zijn gevangene, totdat de burgerij van de stad hem bevrijdde, 1303. Anagni. In den nacht van 7 op 8 September 1303 overweldigen de handlangers'van Nogaret'l^padseüjk tosttel. 'De grijze Paus wachtte hen af, zetelend omzijn troon* ia vól ornaat, de tiaar op het hoofd, het kruis en de sleutels in de hand. „Omdat ik ben verraden als Jezus Christus, wil ik ten minste als Paus sterven", had hij gezegd, de gewelddaad ^erwadMend. Tweecwjner kardinalen waren bij hem gebleven. Geen bedreiging* geen beleediging werd hem gespaard. Bonifatius wees met bewonderenswaardige geestkracht de woede van zijn vijanden af met de haast uitdagende woorden: „Hier is mijn hoofd, hier mijn hals." Nogaret wilde den Paus verpletteren onder zijn geweld om hem te ontrukken de toestemming voor de bijeenroeping van een nationaal con-; cilie in Frankrijk, waar hij zou veroordeeld worden. Drie dagen lang duurde het lijden van den 86-jarigen grijsaard. Van dién tijd maakte een zijner trouwe kardinalen — later*üjn opvolger als Paus Benedictus XI — gebruik, om de burgerij van Anagni van de misdaad op de hoogte te brengen. De heele streek raakte in rep en roer, den derden dag stond een menigte van tien duizend voor het kasteel; onder den kreet: „Leve de Paus! Dood aan de verraders!" wilden zij Bonifatius Jjevrijden. Het;ketnt tot een gevecht, de bende van Nogaret wordt uiteengeslagen, hij zelf ontsnapt ternauwernood. Een geleide van Romeinsche ridders, ter hulp toegeschoten, brengt den Paus veilig naar Rome terug, n October is de Paus daar gestorven, bezweken onder de overspanning van den ,-^^>3>a?ftK laar voor de rechten van de katholieke christenheid tegenover het Caesarisme. Het is alsof hij een voorgevoel heeft gehad van de worsteling, die hem wachtte, ïïfllift'bij het begin van zijn pontificaat had hif als devies gekozen: Deus in ad- 14 203 jutorium meum intende, Heer, kom mij te hulp. De grootste dichter der Middeleeuwen, D a n t e, die den aanslag van Anagni zelf beleefde, heeft in aangrijpende verzen het vonnis geveld over deze dagen van opstand: „Ik zie de Fransche wapenen Anagni binnendringen; „Ik zie den Christus wederom in den persoon van Zijn Plaatsbekleeder gevangen genomen worden; „Ik zie Hem andermaal overgeleverd aan de bespotting; „Ik zie Hem wederom gedrenkt met azijn en gal en gekruisigd tusschen twee moordenaars." De lafhartige legisten hebben het ongeloofelijke beproefd om de nagedachtenis van Bonifatius VIII te bezoedelen, maar het historisch'onderzoek heeft onweerlegbaar vastgesteld de zuiverheid van Dante's visie in deze verzen. Avignon. Op de verkiezing van den opvolger van Bonifatius VIII trachtte de Fransche regeering zooveel mogelijk invloed uit te oefenen. In 1305 werd C 1 e m e n s V gekosen, een Fransch bisschop, die den pauselijken Stoel verplaatste van Rome naar Avignon. Wat hem tot dit gevaarlijk besluit bewoog, is niet zeker bekend. Stellig werd de Kerkelijke Staat onophoudelijk verontrust door de heerschzucht en den partijstrijd onder den Romeinschen adel, de Pausen hadden daar veel van te lijden; maar de invloed van Filips IV in deze overbrenging van de residentie naar Avignon is evenmin geheel te ontkennen. Het gevolg van Clemens' besluit was, dat de invloed der Fransche regeering te groot werd en derhalve het vertrouwen der volkeren in de pauselijke leiding daalde. Van 1309 tot 1377 duurde het verblijf te Avignon, de zoogenaamde Babylonische Gevangenschap der Pausen. Proces der Tempeliers. Een der meest beruchte feiten uit de regeering van Filips is het procesderTempeliers. Daarbij komt het misdadige in de theorieën der legisten duidelijk uit. Deze hadden door hun rijkdom de begeerlijkheid van Filips den Schoonen gaande gemaakt. Zware beschuldigingen werden tegen de Orde ingebracht. De grootmeester Jacques de Molay vroeg Clemens V een onderzoek. Filips liet hem imtusschen met alle ridders gevangen nemen en beslag leggen op hun goederen. Dat was alweer het werk van Nogaret, die met het gezag van den Paus geen rekening wilde houden. Naar hetgeen aan 't licht kwam, bleek het vóórtbestaan der Orde een onmogelijkheid en daarom werd zij op het Algemeen Concilie te Vienne in 1312 opgeheven, nietbij rechtelijke uitspraak, maar dooreen pa uselijke beschikking. De Orde was voor haar doel onge- 204 schikt geworden, omdat het algemeen vertrouwen in haar degelijkheid te veel geleden had, ofschoon de beschuldigingen der Fransche regeering afschuwelijk overdreven gebleken zijn. Jacques de Molay en vele Tempeliers zijn op last van den koning verbrand. Filips eigende zich de bezittingen van den Franschen tak der Orde toe. Valois. Een der opvolgers van Filips den Schoenen, F i 1 i p s V, wist op een vergadering van edelen, geestelijken en burgers (echter geen vergadering der Staten-Generaal), door te zetten, dat devrouwelijke erfgenamen van de troonopvolging werden uitgesloten volgens een artikel der Salische wet, dat binnen het gebied der Saliërs alleen de zoons, niet de dochters, erfgenamen konden zijn van den grond. Doch deze bepaling had alleen betrekking op particuliere nalatenschappen, niet op kroongoederen. Z#**werd nu overgebracht in het Fransche staatsrecht. In Frankrijk zijn derhalve de vrouwen uitgesloten van de troonopvolging en werd de stelling van kracht „que femme ne succède point au royaume de France". Met Karei IV, den derden zöön van Filips den Sêhoonen, stierf de rechte lijn der Capetingers uit en nu kwam met zijn neef, Filips VI, hethuisvanValoisop den troon, 1328. § 2. Habsburg. Rudolf I van Habsburg, 1273—1291, is de eerste koning van het Duitsche Rijk geweest, die alleen door zeven keurvorsten gekozen werd. Tegen hem kwam Ottocar van Bohemen in verzet. In den slag bij Marchfeld, 1278, zegevierde Rudolf over zijn tegenstander, wién hij Bohemen en MoravSi'liet; maar OostenrijfcpStiermarken, Karinthië, Krain bracht de koning in zijn eigen familie, waardoor de grón|jvoor den zijne. Later Ofc.den dag had Marcel de brutaliteit den dauphin, die S(terk onder den indruk van het gebeurde was, toe te voegen: „Monseigneur, ne vous affligez, ce qui s'est fait, s'est fait de la volonté du peuple." De adel en de meerderheid der geestelijkheid, verontwaardigd over het geweld der revolutie, boden de kroon, hun steun tegen Parijs, dat de tiers état in de Staten-Generaal beheerschte. De burgeroorlog brak uit. Marcel bracht de hoofdstad in staat van verdediging, de dauphin vereenigde op het platteland een leger onder zijn bevel. De opstand in Parijs gaf het sein voor een revolutie van de boeren, de zgn. Jacquerie, 1358. Op den boer drukten de ongelukkige tijdsomstandigheden het zwaarst. De overal rondtrekkende legerbenden ontroofden hem zijn bezittingen, de adel perste hem zware belastingen af voor de versterking van zijn kasteelen, zijn soldaten, losprijzen voor krijgsgevangen bloedverwanten. Oogst, vee, paarden, wagens, de landbouwer moest alles afstaan en werd tot wanhoop gedreven door de sociale wanverhoudingen. De boeren sloten zich aaneen in gewapende benden, wierpen zich op de kasteelen van hun onderdrukkers, maakten zich schuldig aan onbeschrijfelijk*1 wreedheden. De wraak van den macMgen adel kwam met even wilde hartS*c*hteh)kheid op hen neer. In een afschuwelijken strijdep het platteland werd de Jacquerie in Woed gesmoord. Tegelijkertijd daalde de invloed van Marcel te Parijs. De hoofdstad stond alleen tegen de regeering, de poging van de burgerij om Zich van het bewind meester te maken bleek een onmogelijk ondernemen. Verraad volgde het gerrris aan vertrouwen in een goeden uitslag op den voet. Marcel werd door een zijner meest toegedane partijgenooten vermoord en Parijs aan den dauphin overgeleverd. Vrede van Bréfigny. Het zou Engeland niet moeilijk gevallen zijn den Franschen tegenstander nog zwaardere slagen toe te brengen, als daar niet buitengewone omstandigheden tusschenbeiden getreden waren. In 1346 werd Europa van Oost naar West beslopen door een stillen vijand, waartegen geen weeMfiddelen baatten: de p e s t. De tijdgénooten hebben deze schrikwekkende epidemie een lugubren naam gegeven: de zwarte-dood. In 1347 en J348 teisterde de ramp Frankrijk en Engeland. De sociale opstand in'Frankrijk is voor een gedeelte ook te verklaren uit den^amtter door deze beproeving over de radelooze bevolkingpgebracht. Misschien is de ellende nergens erger geweest dan ifl*lngeland. Het historié*! 'onderzoek hefcft vastgesteld, dat van de 3—4 müÜöW 215 inwoners, die het land toen telde, meer dan de helft ten offer viel aan de pest. Het is de nationale ramp geweest, welke de tot nu toe glorievolle regeering van Eduard III heeft gestuit in haar verderen voorspoed. Er kwam in Engeland gebrek aan werkkrachten, de loonen ten platten lande stegen tot een ongekende hoogte, de arbeidende klasse zag zich plotseling onmisbaar in het maatschappelijk bedrijf en maakte daar misbruik van. Vergeefs greep het Parlement in door krasse wétten, die het loon regelden en tot arbeid' dwongen. In de steden braken werkstakingen uit, het platteland leverde géén graan genoeg meer op voor de bevolking. De zegepraal van den Zwarten Prins bij Maupertuis, 1356, kon in de slechte binnenlandsche toestanden natuurlijkerwijze geen verbetering brengen, de burgerstrijd in Frankrijk werkte het sluiten van een vrede in de hand. Militair was Engeland de sterkste, vandaar dat het verdrag van Brétigny, 1360, voor Frankrijk een ernstige nederlaag beteekende. Eduard ontving Calais en omstreken en het land tusschen de Loire en de Pyreneeën in volle soevereiniteit. Voor koning Jan moest een zware losprijs betaald worden. Hij werd op vrije voeten gesteld; maar toen een der drie door hem gestelde gijzelaars, zijn zoon, met schending van zijn eerewoord, ontsnapte, keerde de kening naar Engeland in gevangenschap terug en stierf in den Tower. De dai^phin, Karei V, volgde hpm op. Hij was een voortreffelijk vorst, die de rechtspleging en het beheer der geldmiddelen verbetejdjft entttitmuntend voor het welzij»: zijner onderdanen zorgdejgij legde den grond voor de Nationale Bibliotheek te Parijs en bouwde de Bastille. De koning vond een uitstekend veldheer in den beroemden Bertrand du Guesclin. Toen Karei Zich sterkrgenoeg achtte om den oorlog te hervatten, maakte hij van de klachten van den adel van Guyenne tegen den Zwarten Prins gebruik om dezen ter verantwoording te roepen. Het antwoord luidde: „Ik zal komen, maar met 60000 man". Hierop verklaarde Karei den oorlog. tóviri»'< Terwijl Frankrijk zich kon herstellen van de geleden verliezen bleven de maatschappelijke verhoudingen in. Engeland ongunstige J o h n B a 11 was de anarchistische leider der volksmenigte /vooral de arbeidersklasse, die opgezweept werd door zijn verleidelijke theorieën. Hij kwam in verzet tegen de privilegiën der hoogere standen 2l6 en hun rijkdom. Er ligt een s«aaal-demc<^tisdieJtint over rijn denk» beelden, kortehjk gefflfetreerd door het volksrijm: When Adam dehwd and Eva span, Who was then the gentleman? Er ontstond in Engeland een veelverspreide sociale ktteratuur, allerlei revolutionnaire denkbeelden vonden gretig aanhang. Tegelijkertijd begon W y c 1 i f zrjn aanval op het kerkelijk gezag. Hu kantte rich vooral tegen de macht der geestelijkheid. De oorlogsverklaring van Karei V kwam op een tijdstip, dat voor Engeland uiterst ongelegen was: de burgeroorlog kon eiken dag uitbarsten. II. De Crisis; de nederlaag van Engeland. Karei V voerde met succes den hernieuwden krijg. Hij dankte dit aan zijn bekwaam bestuur en de veldheerstalenten van duöüeseli» Bovendien^rierf de Zwarte Prins in 1376,;^ vader Eduard III een jaar later. De Engelschen misten voortaan hun krariigen aanvoerder e#h*rloren het grootste gedeelte hunner veroveringen^ iF^knjk. Maar de dood van Karei V in 1380 had voor Frarutrijk rampzalige gevolgen. De opvolger, K a r e 1 VI, was te jong voor het bestuur, rijnooms verdeelden-met hundriëen de regeerirfgsmacht en zorgden uitsluitend voor hun eigen belangen. Het is dit/onwaardig wanbestuur dat Frankrijk bijna ten ondergang gebracht heeft. Roosebekè:jBinnen een jaar was de Fransche burgerij in opstand naar aanleiding van de drukkende belastingdecreten van het regentschap. Deze crisis nam gevaarlijke verhoudingen aan, toen ook m Vlaanderen de revoluties van 1302 en 1340 zich herhaalden. Gedurende de veertiende eeuw blijft de sociale strijd in Engeland, Frankrijk en Vlaanderen voortdurend aan de orde. De Vlaamsche graaf, LodewijkvanMale, zocht in zijn regeering vooral den steun van den adel en de aristocratische burgerij»» hield de democratische güden zooveel mogelijk in bedwang. Niettegenstaande zijn met onvoorzichtig beleid brak toch in 1379 een gevaarlijke opstand uit in Gent, Brugge en Yperen onder aanvoering van de machtige weversgüden. Filips van Artevelde stelde zich aan het hoofd van de democratische burgerij, die met geweld haar door den graaf duchtig besnoeide privilegiën wilde terugnemen. Van Gent 217 uit bracht Artevelde geheel Vlaanderen ia arjh macht. Lodewijk van Male zocht een:toevlucht'in Frankrijk. Parijs en Rouaan hadden het voorbeeld van Gent gevolgd, ook daar/ was de sociale revolutie uitgebroken. De burgerij: van Noord-Frankrijk maakte gemeene zaak met die van Vlaanderen. Gent had reeds gezanten naar den opvolger van Eduard III, Richard II van Engeland, gezonden, hem erkend als koning van Frankrijk en zijn bijstand gevraagd. Lodewijk van Male vond in Frankrijk krachtige medeweskmgi bij F ilipsden Stouten1), den hertog van Boergondië, een der ooms van Karei VI. Zijn huwelijk met Margaretavan Vlaanderen stelde hem de aanwinst van dit land in het vooruitzicht, derhalve lag het in de lijn van zijn politiek, dat hij een afdoend einde maakte aan den opstand. Zijn neef, Karei VI, had hij een veldtocht tegen Ganifc laten uitrusten en betalen onder de lenze de belangen van Frankrijk te verdedigen, dat was de berekening van den slimmen hertog. In 13&. marcheerde het Fransche legeefVlaandereh binnen, bjjiRoosebeke kwam het tot een moorddadigen slag. De Gentenaren hadden zich 1 een tweede Kortrijk gedroomd, maar hun krijgsbeleid schoot verre te koet. Filips van Artevelde zag awnhurger-leger omsingeld door.de kcninfchjke troepen en sneuvelde met 2&000 zijner partijgenooten na een wanhopige» tegenstand. Gent moest bukken voor de overmacht. Toen Lodewijk van Male in i384stierf; wefdFêüps van Boergondië in Vlaanderende landsheer. Bij Roosebeke is ook de volksbeweging in Frankrijk verslagen, atvoor altijd in de Middeleeuwen. De adejkhad er trouwens alles op gezet, om het dreigend gevaar te keeren. Wat zouden de gevolgen geweest zijr^jganneer de democraten van Vlaanderen en Noord-Frankrijk hadden gezegepraald en Engeland aan hun zijde den strijd voortgezet? De regenten namen bitter wraak op de revolutie. Parijs en de andere steden verloren hun privilegiën, betaalden een zware boete, honderden burgers werden zonder rechtspleging vermoord. Het leek een schrikbewind, terwijl Karei VI niet in staat was eenigszins zelfstandig op te treden. In 1388 aanvaardde hij zelf het bewind, maar de binnenlandsche toestanden werden er weinig beter op. Watt Tyler. In de*é zelfde jaren beleefde Engeland ook zijn maatschappelijke crisis onder de regeering van Richard II. De oorlog 1) Filips de Stoute, vierde zoon van Jan II, was in 1363 door zijn vader beleend met het hertogdom Boergondië, dat juist aan de Kroon was vervallen, •en werd aldus de stichter van een nieuw geslacht van Boergondischehertogen,indë vijftiende eeuw een machtige tegenstander van FrankrijleV 2l8 met Frankrijk kostte schatten, het Parlement stemde toe in de eene belasting na de andere, allergevaarlijkst tegenover de gistende ontevredenheid, die het einde der regeering van Eduard III reeds kenmerkten Propaganda voor de revdmtie vulde aan wat de sociale misstanden «Heen niet konden bereiken. Wycüf's geestverwanten propageerde» hefc>**r«ét.tegen de geestelijkheid, haar bevoegdheden en invloed in en buiten de Kerk; John Ball schreef de eerste pamfletten Van, de Engelsche geschiedenis, ruw en raak van stift, uitermate geschikt orh de hartstochten der lagere klassen tot ontploffing te brengen. De man van de daad, die als aanvoerder der massa optrad, was Watt Tyler. Hij marcheerde aan het hoofd van dufcenderi öf> Londen af, de arbeiders in de stad openden hem de poorten, Riï&ard II vluchtte den Tower in. Door heel Engeland heerschte de anarchie. De boeren durfden de ergste misdaden aan. Koning en Parlement sloegen vastberaden de handen ineen tegfca S»lkj een geigÖÉhiWydif vericwzwmvloed onder de hoogere standen groOtendeels/maar na 1381 bindt m> den strijd aan tegen de leérstellingen vah de Kerk. Zijn aanhangers krijgen den naam L o 11 a r d;fe». Een voor een worden de her en der rondtrekkende en kampeerende troepen der boeren door den adel ovèrmand, Richard II trok met een sterk leger rijn rijk door, schrik en dood verspreidend door rijn harde executies. De standen hebben inderdaad hun strijd uitgevochten te vuur en te zwaard. Omstreeks 1380 waren Engeland noch Frankrijk in staat den Honderdjarigen Oorlog met kracht door te zetten. Maar werileai r»St en orde in Engeland hersteld, Frankrijk bleef verdeeld door heftigen partijstrijd. Boergondië en Orleans. Karei VI kreeg te kampen met aanvallen van krankzinnigheid, zijn ooms kwamen weer aan het bewind, het ging denzelfden verkeerden weg op als tijdens het eerste regentschap. Lodewijk van Orleans en Jan zonder Vrees van Boergondië betwistten elkander de waarneming der regeering. De Boergondiër het zijn mededinger door sluipmoord ombrengen, deze misdaad deed den partijstrijd over en weer herleven. Daarvan profiteerde Hendrik V, de koning van Engeland. Hij greep Frankrijk op een goed gekozen moment aan, bevocht een beslissende overwinning bij A z 1 ncourt, 1415, en veroverde Normandië, aldus Frankrijk's kustgebied geheel afsluitend van Zuid tot Noord. 219 Ernstige gevolgen had de gebeurtenis van 1419, toen Jan zonder Vrees door zijn tegenstanders verraderlijk, vermoord werd op de Yonnebrug bij Montereau, bij gelegenheid van een onderhoud met den dauphin. Het onmiddellijk gevolg van deze misdaad was dat Fifctps de Goede, zoon en opvolger van den vermoorde, Zich bij den Engelschen koning aansloot. Er. kwamftusschen Filips den Goeden en Hendrik V een verdrag tot stand, waarbij bepaald werd, dat Hendrik V regent van Frankrijk werd en na den dood van Karei VI koning van Frankrijk zou worden. Maar het jaar 1422 wijzigde aanmerkelijk den toestand, want toen overleed eerst Hendrik V en vlak daarop Karei VI. Hendriks zoontje, Hendrik & ïfik te St. Dénis als koning van Frankrijk gehuldigd en de daup-hfh als K a r e 1 V 11, te Bourges. Tengevolge van het Engelsch^Boergondisch verbond werd Frankrijk met algeheele verovering bedreigd: Parijsüwas zelfs reeds verloren, de Engelschen rukten op naar Orleans. De H. Jeanne d'Arc. Menschelijkerwijze gezien wasFrankrijk verloren. Zulk een ramp is verhinderd door een buitengewoon in•grijjten van de Goddelijke Voorzienigheid^m de geschiedenis. Aan deH.Je a n n e d'A r c werd de zending toevertrouwd haar vaderland te redden uit de vijandelijke overmacht van Engeland en Boergondië. Jeanne d'Arc is geboren te D o m r é m y. Haar jeugd ging voorbij in onschuld en gebed, in de zorg voor het huishouden thuis, in kinderlijk spel met haar •vriendinnetjes. Een voorteeken van haar roeping was haar innige godsvrucht. De dorpelingen vonden dat overdreven en plaagden haar, en Jeanne kreeg er een kleur van, jong en onervaren als zij was. De menschen waren toen net als nu. Haar vader, lid van het dorpsbestuur, behoorde tot de notabelen en meerontwikkelden en was een vurig patriot. Thuis hoorde Jeanne altijd de zaak van den dauphin verdedigen in den kring van boeren en buitenlui, waar alle inkomende berichten over den oorlog breedvoerig besproken werden. Aan haar opvoeding dankt zij de sterke vaderlandsliefde, die haar in de jaren van strijd nooit verlaten heeft. Langs den weg van een leven van deugd en arbeid was Jeanne d'Arc langzamerhand dertien jaar oud geworden. Op een zomerschen dag, zij zat in den tuin van haar vader te weven, hoorde zij den klank van een stem van den kant van de kerk; meteen zag zij een helder licht, sterker dan de zon op den middag. Zij schrok er van. Wie tot haar sprak, kon zij niet onderscheiden. De volgende dagen vernam zij de stem weer, eerst bij de derde verschijning erkende zij den H. Aartsengel Michaël, tot wien de bevolking van Frankrijk reeds jaren achtereen 220 haar toevlucht genomen had om door zijn voorbede de redding van het vaderland te verkrijgen. Hij bracht Jeanne de zending, dat zij bestemd was om den dauphin te hulp te komen en kondigde haar aan, dat de H. Katharina en de H. Margareta haar voor die moeilijke taak zouden voorbereiden. Gedurende vijf jaren achtereen leefde Jeanne d'Arc onder de leiding van haar hemelsche gidsen, een verheven noviciaat, dat haar moest bijbrengen de geschiktheid voor haar roeping, waarvan zij alle bezwaren leerde peilen. Zij legde de gelofte van zuiverheid af in tegenwoordigheid van de H. Margareta, waarmede zij de voorwaarde vervulde, welke gewoonlijk gepaard gaat met een bovennatuurlijke bestemming. In het najaar van 1428 raakte Orleans nauw ingesloten. Haar „Stemmen" drongen er op aan, dat Jeanne d'Arc zou vertrekken, het was hoog tijd. Zij verliet Domrémy, in het begin van 1429, om het nooit weer te zien. Zij was toen 18 jaar oud. Een reeks van moeilijkheden waren er te overwinnen, voor het zoo ver komen kon; aan het hofvan Karei VII dedenzich weer nieuwe bezwaren voor. Jeanne bracht de politiek van 's konings nunisters geheel in de war, want dezen beoogden een vrede door vergelijk, geen andere uitkomst meer ziende, terwijl zij het doorzetten van den oorlog kwam aankondigen op een naar menschelijke berekening ongeschikt oogenblik. Karei VII aarzelde, hij wist zich niet gewonnen te geven, vond ten slotte goed haar op de proef te stellen op een officieeleaudiëntie. Meer dan driehonderd aanzienlijke heeren waren in de groote zaal van het kasteel van Chinon bijeen, des avonds. De graaf van Clermont speelde de rol van dauphin, Karei VII hield zich verscholen in een belendend vertrek. Jeanne d'Arc werd binnengeleid, men wees haar den koning. „Dat is de koning niet", zeide zij eenvoudig weg te midden van het aanzienlijk en schitterend gezelschap. Men kon haar niet bedriegen. Toen moest Karei wel voor den dag komen. Meteen stapte Jeanne op hem toe, begroette hem op de voorgeschreven wijze en zeide: „Geve God U een gelukkig leven, dauphin." „Ik ben niet de koning, Jeanne", antwoordde Karei, „daar staat hij." Hij wees op den graaf van Clermont. Maar zij: „In den naam van God, mijn prins, gij zijt het en geen andere." Het hof stond verstomd. Dé Heilige, zeker van haar overwicht, ontvouwde toen het doel van haar zending: geef mij een leger, ik zal Orleans ontzetten en den dauphin ter kroning voeren naar Reims. Haar voorspelling ging in vervulling. Zij leidde het Fransche leger ter overwinning voor Orleans, de Engelschen verloren sedert gaandeweg terrein. Reims is door de Boergondische bezetting ontruimd, Karei VII werd er plechtig gekroond. De H. Jeanne d'Arc had haar zending vervuld, zij wilde zich terugtrekken. Maar Karei VII drong er op aan, dat zij bij het leger zou blijven. In 1430 viel zij voor Compiègne in handen van de Boergondiërs, die haar aan de Engelschen verkochten. Daarmee begon voor Jeanne d'Arc het Jeanne d'Arc is hier afgebeeld te paard, «toerust als een ridder, dragende haar standaard. Vier edelheden begeleiden haar. Zij vormden het escorte op den weg van Vaucouleurs naar Chinon. Karei VII, de kroon op het hoofd, komt Jeanne d'Arc tegemoet op de ophaalbrug van het kasteel. Achter hem staat een zijner officieren en op de wallen worden een wachter en een hoveling, kenbaar aan het verschil in kleeding, zichtbaar. De voornaamste der vier edellieden rijdt op den koning toe, om Jeanne d'Arc bij hem aan te dienen. Karei VII geeft een teeken van verrassing. Boven dit tooneel is een banderolle aangebracht als decoratief, met het opschrifti ,,Hie komt diëfunkfrou vdn Got gesant dem Delphin in sïtfLiand". Zeer primitief is de aanduiding van weiland, boomen en dieren op den voorgrond, die, zonder perspectief, alleen ter versiering is geteekëhd. De gelaatsteekemng der verschillende personen is op hitteerste •éeaffi^vr^^drjkvormig, doch bij een aandachtige beschouwing blijkt duidelijk, dat de kunstenaar er wel degelijk naar streefde de innerlijke gemoedsbeweging in elk zijner figuren tot uitdrukking te brengen. De paarden vooral doen goed zien, dat de beeldende kunst in dit tijdvak de geheimen der anatomische verhoudingen nog niet had ontdekt. Aankomst van Jeanne d'Arc op het kasteeTChinon, 6 Maart 1428. (Naar een wandtapijt uit de 15e eeuw, berustende in het museum van Orleans.) 221 martelaarschap. Haar gevangenschap was een zee van zielelijden, de beleedigingen, waaraan zij onbeschermd werd blootgesteld, gaan alle besdMjving te boven. Zelden is in de geschiidfeöiszulk een onrechtvaardig en laaghartig proces gevoerd als tegen de-Heilige Maagd van Orleans. Het werd beheerscht door de vijandelijke politiek tegen Frankrijk. Het was de vervolgers van Jeanne d'Arc te doen om van haar te verkrijgWde verzaking van haar „Stemmen'', van de boven^ tóftÖurlijke roeping, waartoe de Voorzienigheid haar had ufafkP3 koren, om daarmee de kroon vin Frankrijk te brandmerken. Maar de politiek faalde, al putte zij zich uit in de onbarmhartigste middelen. Alles stuitte af op de onbuigbare standvastigheid van Jeanne d'Arc, bijgestaan door de verscbi&ing der Heiligen, die te Domrémy haar Gods H. Wil hadden kenbaar gemaakt. De Engelschen wilden haar dood, omdat zij hun legers verlamde. Zij8#erd veroordeeld tot den vuurdood onder beschuldtfijng van ketterij en tooverij. Na de mededeeling van het vonnis ontving Jeatfne d'Arc met innige godsvrucht de Heilige Communie, biddend besteeg zij den brandstapel om als een tóffige, heldhaftig te sterven, 30 Mei 1431, op de markt te Rouaan. Zij zegevierde in haar dood, het volk vereerde haar als martelares, diep onder den indruk van haar laatsten strijd. In 1456 was Parijs getuige van het plechtig eerherstel van Jeanne d'Arc, waarbij de Kerk en de regeering van Frankrijk met elkander: samenwerkten-. Het werk van haar vijanden, met name van Pierre Cauchon, die de zwaarste verantwoordelijkheid draagt, was ongedaan gemaakt. , Gedurende haar proces heeft de Heilige van haar onrechtvaardige rechters meermalen geëischt een beroep op den H. Stoel. Die eisch is vervuld, maar op geheel bijzondere wijze: Paus Benedictus XV heeft in 1920 de heiligverklaring van Jeanne d'Arc uitgesproken. Al heeft Karei VII in schuldige ondankbaarheid geen ernstige poging gedaan om haar te redden, het geloof aan haar hooge zending deed het zelfvertrouwen der Franschen wakker worden, de ondernemingsgeest der Engelschen bleef gebroken door vrees en moedeloosheid. De Franschen heroverden het eene gewest na het andere, Filips de Goede van Boergondië sloot in 1435 vrede met Karei VII. Reeds in 1436 hield de koning zijn intocht binnen Parijs, zooals de H. Jeanne d'Arc het voorspeld had. Toen de Engelsche aanvoerder Talbot een poging deed om het te herwinnen, verloor hij bij C h a* t i 11 o n in 1453 den slag en het leven. Dit was de laatste 222 slag van den Honderdjarigen Oorlog. Alleen C a 1 a i s bleef nog een eeuw in het bezit der Engelschen. De Rozenoorlog, 1460—1485. Engeland werd na dezen oorlog door bloedige onlusten geteisterd. De jeugdige koning H e n d r ik VI van Lancaster leed aan vlagen van waanzin, zoodat zijn energieke gemalin de teugels van het bewind voerde. De hooge adel, vooral RichardvanYork, trachtte zijn verloren invloed te herwinnen. Niet tevreden met zijn benoeming tot Lord-Protector, eischte Richard voor zich zelf de kroon, omdat hij afstamde van Eduard III. De oorlog, die hierdoor tusschen de Huizen LancasterenYork ontstond, heet de Rozenoorlog, of oorlog der R o o d e (veldteeken der Lancasters) en Witte Roos (veldteeken der Yorks). Huis York, 1461—1485. Het koninklijk leger is herhaaldelijk verslagen, zoodat Eduard, een zoon van Richard van York, tot koning werd uitgeroepen. Met Eduard IV kwam het huis York op den troon. Deze vorst is berucht om zijn wreedheid. Hij deed Hendrik VI ombrengen en woedde hevig tegen den Lancasteradel. Bij zijn dood liet hij twee zoontjes na, onder het protectoraat van zijn broeder Richard van Glocester. Deze zag tegen een moord op de beide kinderen in den Tower niet op, om zelf alsRichardlII, 1483—1485, te kunnen regeeren. Hij ruimde al zijn tegenstanders uit den weg, maar een hunner, Hendrik Tudor, die van de Lancasters afstamde, gelukte het te ontsnappen. Deze plaatste zich aan hethoofd der ontevredenen enversloegRichard bij B o s w o r t h, 1485. De koning vond den dood op het slagveld. Met Hendrik VII begon de regeering van het Huis Tudor. Hendrik VII trad in het huwelijk met Elisabeth van York, dochter van Eduard IV, en vereenigde aldus de rechten der Lancasters en Yorks in zijn persoon. Zijn dochter huwde met den koning van Schotland, waardoor de grondslag gelegd werd van de toekomstige vereeniging der beide koninkrijken. De Gevolgen van den Honderdjarigen Oorlog. De tegenstelling tusschen Engeland en Frankrijk bij het begin en bij het einde van den bloedigen volkerenstrijd springt duidelijk in het oog. Tijdens de regeering van Eduard III bereikte Engeland het t o p p u nt vanzijnmacht gedurende de Middeleeuwen. Een voortreffelijk leger, de medewerking der Vlaamsche steden, gaven het een aan- 223 merkelijk»overwicht op Frankrijk, welks grondgebied grootendeels in handen was van den aanvaller, welks regeering den ernst der tijden niet begreep. Een eeuw later! Engeland was verslagen. C a 1 a i s bleef het poover overschot van zijn Fransche bezittingen. De ellende had het Fransche volk gestaald. Uit den bitteren kamp was zijn nationaliteitsgevoel opgegroeid, nauw gevoelde het zich verbondenaanzijnvorstenhuis. De beproevingen hadden «ljn;fkoningen het regeeren geleerd. Jammerlijk geteistMd, maar overwinnend trad het te voorschijn uit den strijd. Terwijl.de nationale zegepraal in Frankrijk den grondslag hielp vestigen voor de nationale, absolute monarchie, stortte de nationale nederlaag Engeland in de ellende van een burgeroorlog, even vol van verbittering als de Honderdjarige Oorlog, maar veel wreeder, omdat het. een partijstrijd was tusschen de burgers en edelen van hetzelfde vaderland. Gedurende ruim een halve eeuw treedt Engeland terug achter zijn kusten, het speelt geen s$& van beteekenis in de geschiedenis van Europa, het verliest grifs praktisch zijn constitutioneele rechten, als eindelijk de absolute monarchie den ontredderden toestand weer kan gaan restaureeren. Dat was het negatieve resultaat van den Rozenoorlog. § 5. De Ontwrichting van het Duitsche Rijk. Decentralisatie. Na 1300 wordt in de Duitsche landen de ontwrichting van het staatsverband hoe langer hoe erger. Karei IV, 1347—1378, de opvolger van Lodewijk van Beieren, zorgde uitstekend voor de belangen van zijn „Hausrr^jeib^", maar de internationale beteekenis van het Rijk liet hem vrijwel onverschillig en de keizer werd meer en meer een hoogverheven president van een bondstaat. Karei heet in de geschiedenis lichtelijk ironisch de vader van Bohemen, de aartsstiefvader van het Heilige Roomsche Rijk. Van Bohemen maakte hij veel werk. Daar is in 1348 de eerste Duitsche hoogeschool gesticht te Praag. Door handige diplomatie vergrootte de keizer de Luxemburgsche bezittingen met Silezië, de Lausitz en Brandenburg. Toch heeft hij deze machtsuitbreiding niet gebruikt 224 om de regeeringsbevoegdheid van het keizerschap te versterken, integendeel. In 1356 kondigde Karei IV een rijkswet af, de Gouden Bid, die het volgende vaststelde: 1. Voortaan zullen zeven 'keurvorsten den koning kiezen; drie hunner waren geestelijke; tvorsten, de aartsbisschoppen van Trier, Mainz, Keulen; de vier andere behoorden tot de wereldlijke heeren, de vorsten van Bohemen, Saksen, Brandenburg, den Rijn-Paltz. ■ 2. De keurvorsten worden bevestigd in de soevereine rechten over hun landen, de zgn. regalia, als: het muntrecht, het tolrecht, de rechtspraak. De Gouden Bul stelde niets nieuws vast, bekrachtigde enkel mat reeds bestond. Maar het gevolg is geworden, dat ook aan feodale vorsten van lageren rang dan de keurvorsten de regalia verleend werden. De rijksvorsten veroverden zich dus een zoo groote mate van zelfstandigheid, dat het Rijk op den duur een bondstaat worden moest. De rijksgrondwet van 1356 werkte de decentralisatie in de hand. Karei IV heeft zich ook te kwader ure gewaagd aan een tocht naar Italië. Het was niet zijn plan er het keizerlijk gezag te herstellen, hij zou er kwalijk toe in staat geweest zijn. Tot groote verbazing der Italianen verscheen hij in hun midden met een gevolg van slechts 300 ridders. Te Milaan ontving Karei de ijzeren kroon, te Rome de keizerskroon van den pauselijken legaat, om den dag na de kroning weer heen te gaan. Italië had hem zien komen in afwachting van wie weet wat, machtsontplooiing, geweld misschien; maar toen het duidelijk werd, dat het alleen te doen was geweest om geld en titels, klonk een bijtend hoongelach den heerscher uit het noorden achterna. De keizerlijke waardigheid had alle achting in het zuiden verloren, haar glans ging onder in een storm van spot. Aan zijn zoon Sigismund schonk Karei het keurvorstendom Brandenburg, zelf was hij koning van Bohemen, de keizer beschikte dus over twee stemmen der keurvorsten. Zijn diplomatie bewerkte, dat zijn oudste zoon W e n z e 1 reeds tijdens zijn leven tot opvolger aangewezen werd. In 1378 aanvaardde deze het bestUtrrV Naast de rijksvorsten maakten ook de steden zich op hun beurt onafhankelijk. Zij zochten hun kracht in aaneensluiting tegen den adel. Reeds ten tijde van het Interregnum was de bond der R ij nsteden gesloten, omstreeks 1255, uitgaande van Mainz en Worms. Het doel, waarnaar deze bond streefde, lag in de handhaving van den landsvrede tegen de ridderveeten en de verzekering der vrijheid en veiligheid van het verkeer. De vorst-bisschoppen van de Rijnstreek tot Bazel en ongeveer honderd steden in geheel Wes- 225 Duitschland sloten «feh bij de organisatie aan. Ontbrak een centraal ge&g'OttH&ist en orde te handhaven, de stedenbond nam deaestaaï over. VoW'het maatschappelijk leven was deze machtsontplooiing van groote beteekenis, maar de steden profiteerden er ook van om zich staatkundig onafhankelijk te maken. Dit vooral is de bedoeling geweest van de Zuid-Duitsche Stedenbonden, die later gesticht werden. De voornaamste van deze isdeStedenbondinZwabenvan 1331. Dat deze federaties geducht waren, blijkt het best uit de bepaling van de Gouden Bul, die ze verbood. Er was echter geen staatsmacht, welke deze wet kon doen uitvoeren. Eens heeft Karei IV geprobeerd de steden naar zijn wil te dwingen. Onder aanvoering van Ulm verklaarden de steden in Zwaben, dat zij de opvolging van'WÉrtzel niet zouden goedkeuren, wanneer hun organisatie ook niet erkend weW, al was dit inWijd met de Gouden Bul. Karei belegerde tam Zonder succes, de gewapende gilden versloegen het leger van den hun vijandigen adel teéy77, toen erkende de keizer den bond In het belang der opvolging. ghTSfófens de regeering van Karel's oudsten zoon Wenzel, 1378— 1400, is de kamp tusschen steden en rijksvorsten eindelijk uitge Het einde van het Schisma brak eerst aan door de besluiten van het Concilie van Constanz, 1414-1418. Deze vergadering is bijeengeroepen door het initiatief van den opvolger van Alexander V, Johannes XXIII, in overleg met Sigismund, den keizer van het Duitsche Rijk, 1410—1437- Johannes XXIII hoopte, dat de beide andere pausen zouden afgezet worden en hij alleen erkend blijven. Maar het Concilie verlangde in 1415 uwde het K r e m 1 i n als citadel van zijn hoofdstad Moskou en bewees zijn uitmuntenden aanleg door een groote menigte vreemdelingen in het land te lokken tot beschaving van zijn barbaarsch volk. Hij was de grondlegger van de oppermacht der Czaren, al droeg eerst zijn kleinzoon Iwan deVerschrikkelijke dien titel. Polen. De Slavische stammen aan Weichsel en Oder vereenigden zich allengs tot het volk der Polen, dat zich onafhankelijk maakte van het Duitsche Rijk. Bijna 200 jaren lang werd Polen door onophoudelijke burgertwisten geteisterd. C a s i m i r de Groote, uit het geslacht der Piasten, vergoedde door de verovering van Gallicië en Noord-Rusland de verliezen aan grondgebied, die Polen leed aan de Duitsche Orde in Pruisen. Hij was een verdienstelijk wetgever, maar daar in Polen geen vrije burgerstand ontstond — handel en nijverheid waren in handen der Joden — was «35 er geen tegenwicht tegen den adel, en ontbeerden de koningen den onmisbaren steun der steden om de edelen in toom te houden, die de koninklijke macht tot een schaduw deden krimpen. Met Casimir den Grooten stierf de mannelijke lijn der P i a s t e n uit. Zijn neef, de Hongaarsche koning Lodewijk de Groote, werd koning der Polen. Na zijn dood kwam het rijk aan het Huis der Jagellonen. Huis der Jagellonen, 1386—1572. Jagello, grootvorst van Littauen, omhelsde het Christendom en vereenigde zijn gebied met Polen. De bekeering van Jagello en de Littauers had voor de Duitsche Orde noodlottige gevolgen. Zij moest zich tegen de vereenigde macht der Littauers en Polen verdedigen en kon niet meer, gelijk vroeger, op de hulp van het christelijk Europa tegen het thans bekeerde volk rekenen. Bij den Vrede van T h o r n moest de Orde een belangrijk gedeelte van haar gebied aan Polen afstaan; de Grootmeester werd zelfs de leenman van den Poolschen koning, 1466. De bloei van het rijk werd echter verlamd door het machtsmisbruik van den adel, die door de instelling van het liberum veto wist te bewerken, dat de stem van een enkelen edelman ook het allernoodzakelijkst wetsontwerp kon tegenhouden. Hongarije. De Hongaren (Magyaren) werden na de zware nederlaag, hun toegebracht door den Duitschen keizer Otto I, een gezeten volk. Stephanus de Heilige uit het huis Arpad, die van den Paus de koningskroon ontving, kerstende, geholpen door de Benedictijnen, omstreeks 1000 bijna het geheele volk en werd de stichter .van het Hongaarsch koninkrijk. Hij was een weldoener van zijn volk door het bevorderen van welvaart en beschaving. Achtereenvolgens zijn Kroatië, Slavonië, Bosnië, Servië en Wallachije aan Hongarije toegevoegd, maar bloedige opvolgingsoorlogen teisterden dikwijls het land. Het koningschap wist zich niet stevig te vestigen tegenover de machtige adellijke families, de Magnaten. In 1323 dwongen deze koning Andreas de Gouden Bul af, die de grondslag der Hongaarsche constitutie werd, waardoor de koninklijke macht aanzienlijk is beperkt. Kort daarop volgde de verwoestende inval der Mongolen, 1241. De sterk gedunde bevolking is door Duitsche en Italiaansche kolonisten aangevuld, die het land bebouwden, den handel uitbreidden, mijnen ontgonnen en zoodoende het ontstaan van steden, Ofen bijv. in de hand werkten. Omstreeks 1300 stierf het Huis Arpad uit. Na veel strijd kwam 236 Lodewijk de Groote uit het Napelsche Huis Anjou, die reeds koning van Polen was, aan de regeering. Daarna volgden vele jaren van bloedige anarchie totdat Lodewijk's schoonzoon, keizer Sigismund, koning van Hongarije werd. Deze had veel te strijden tegen de oproerige Magnaten en het steeds dreigender wordend Turksche gevaar. Een der meest beroemde koningen van Hongarije in het laatst der 15de eeuw was Matthias Corvinus, de zoon van Johannes Hunyadi, de redder van Hongarije, die de eer van den christennaam handhaafde door de roemvolle bevrijding van Belgrado. Zoolang Matthias regeerde, durfden de Turken zijn rijk niet aan te vallen. Te Pressburg stichtte hij een hoogeschool en zijn hof was een verzameling van dichters en humanisten. Zijn opvolger sloot met het Huis Habsburg het verdrag van erfverbroedering. Hierdoor kwamen na den dood van Lodewijk II, die in 1526 bij Mohacs tegen de Turken sneuvelde, Hongarije en Bohemen onder Habsburgsch bewind. SfSföi § 10. Spanje en Italië. De geschiedenis van Spanje gedurende de Middeleeuwen wordt grootendeels in beslag genomen door den strijd tusschen Christenen en Mooren, een strijd om den godsdienst en de nationaliteit. In den Joop van de tiende eeuw begint het verval der Omajjaden, het gaat met de kaliefen als met de Merovingische koningen, hun geestkracht verslapt, hun viziers worden hofmeiers. Omstreeks 1030 geraakte het Moorenrijk door burgeroorlog en opvolgingsstrijd verbrokkeld in een aantal onafhankelijke gewesten, het kalifaat gaat ten gronde. Juist dan beginnen de staten der christenen in NoordSpanje zich te ontwikkelen. In 1035 waren er drié rijken gevestigd: Castilië, Aragon en Navarre. Portugal dankt zijn ontstaan ook aan den strijd tegen de Mohammedanen. A1 f o n s VI van Castilië gaf in 1095 aan den kruisvaarder Hendrik van Boergondië een graafschap in leen tusschen de Minho en de Duero, als erkenning van diens bijstand tegen de Mooren. In 1140 heeft de zoon van Hendrik zich onttrokken aan de leenhoogheid van Castilië en den titel koning van Portugal Zoolang Venetië een republiek was, placht ieder jaar op Hemelsvaartsdag de doge op een prachtige galei, de Bucentauro, naar de Adriatische zee te varen. Hij wierp dan een ring in de zee onder het uitspreken der woorden: Desponsamus te, mare, in signum perpetui dominii (wij huwen u, zee, ten teeken van voortdurende heerschappij). Het huwelijk van Venetië met de zee. 237 aangenomen. Lissabon is in 1147 op de Mooren veroverd. Verovering van Zuid-Spanje. Gedurende de dertiende eeuw worden aan de macht der Mohammedanen in Zuid-Spanje de zwaarste slagen toegebracht. In 1212 lijden zij een onherstelbare nederlaag bij T'o 1 o s a in de Siërra Morena; in 1236 wordt C o rd o v a hun ontnomen, in 1238 Valencia. Alleen het koninkrijk Granada bleef den Mooren nog over. Ware het niet, dat zij telkens versterking ontvingen van hun geloofsgenooten in Noord-Afrika, hun laatste bolwerk zou niet tot 1492 hebben stand gehouden. Intusschen hadden de koningen van Aragon reeds vasten voet verkregen op Italiaanschen bodem. Tengevolge van de S i c iliaansche Vesper, 1282, waren de Franschen uit Sicilië verdreven, Pedro III aanvaardde er de regeering en voegde het eiland bij zijn rijk. Dit is het begin geworden van de latere, overheersching der Spanjaarden in Italië. Venetië ontstond na de vernietiging van Aquileja door de Hunnen. De bewoners van deze stad zochten een schuilplaats in de lagunen van de Adriatische Zee, daar vormden zich visschersdorpen en deze vereenigden zich kort vóór 700 tot een gemeenebest onder een doge (doge = latijn: dux). De kleine staat ontwikkelde zich zoo voorspoedig, dat zij omstreeks 1000 de geheele Adriatische Zee beheerschte. Maar eerst de kruistochten hebben Venetië groot gemaakt. Het werd de onmisbare transito-haven tusschen West-Europa en het Oosten, zooals Amsterdam (het Venetië van het Noorden) dat in de zeventiende eeuw is geweest tusschen Zuid- en Noord-Europa. Toen ook verwierf de rijke republiek zich koloniën: de kusten van Dalmatië en Epirus, een deel van Morea, Negropont en Creta, zelfs een wijk van Constantinopel. Vooral de vierde kruistocht deed haar macht aanzienlijk toenemen. Een moeilijken strijd heeft Venetië uit te vechten gehad tegen zijn mededinger Genua. De beslissende zeeoorlog, die Genua voor altijd onttroonde, eindigde in 1381. Venetië was de eerste zeemogendheid in de Middellandsche Zee en beheerschte den handel op de Levant. Het breidde zijn gebied nog uit met Corfu en Cyprus. De republiek bereikte haar hoogsten bloei in de eerste helft van de vijftiende eeuw. De Turken hebben, aan de macht van Venetië veel afbreuk gedaan, vooral in de zestiende eeuw. De groote tijd was toen voorbij. De ontdekkingen maakten Portugal en Spanje zeemogendheden van den eersten rang, de wereldhandel werd naar het Westen verplaatst, 336 Venetië begon te kwijnen. Het rekte zijn zelfstandig bestaan nog tot 1797. Napoleon ontnam het zijn onafhankelijkheid. Grootsche kerken, zooals de St. Marcus, prachtige paleizen en bewonderenswaardige waterbouwwerken, o.a. de Rialtobrug, maakten Venetië tot een wonder der wereld. Ook had het wat zijn gebouwen betreft, iets Oostersch in zijn voorkomen. Een karakteristiek feest herinnerde de Venetianen aan hun vroegere grootheid: het huwelijk der stad met de zee, zinnebeeldig voorgesteld, doordat de doge op de plecht van het staatsschip, de Bucentaur o, een ring wierp in de Adriatische Zee. Maar hoe machtig Venetië in de dagen van zijn grootheid ook was, rijkdom noch welvaart konden het gemis der burgerlijke vrijheid vergoeden. Deze ging voor goed verloren, toen in de 13 de en 14de eeuw het democratisch bestuur overging in een erfelijke aristocratie, welke ten slotte ontaardde in een drukkende oligarchie. De aristocratische handelsrepubliek had tot hoogsten ambtenaar den doge, die met het uitvoerend gezag bekleed was en voor zijn leven benoemd werd. Hij werd ter zijde gestaan aanvankelijk door den Grooten Raad, die eerst uit alle burgers, later alleen uit de edelen bestond, wier geslacht stond opgeteekend in het Gouden Boek. Deze Groote Raad is eerst vervangen door den Raad van Tienen, die de rechtbank voor het hoogste appèl was en later door een „Raad van Drie". In Florence berustte aanvankelijk de heerschappij in handen van den adel; maar toen deze al te zeer verzwakte in den strijd tusschen de Guelfen en de Ghibellijnen verzekerden de gilden zich van de regeering en vestigden een democratische republiek. De burgerij voerde langen tijd tegen de rijkgeworden aristocratische fabrikanten een hevigen strijd. Deze langdurige worsteling om de macht staalde de geestkracht der twee partijen en werkte vrijheidsgevoel en zelfbewustzijn in de hand, zoodat, toen het verval van Genua, Pisa en Milaan begon, Florence op het toppunt stond van welvaart en bloei. In de 15de eeuw gelukte het aan de talentvolle Medici, met behulp van de aan hen verknochte kleine luiden, de heerschappij in handen te krijgen. De eerste Medici, die aan 't hoofd van de republiek kwam te staan, was C o s i m o, die zonder titel door zijn groote gaven den staat beheerschte en zich den bijnaam „vader des vaderlands" verwierf. Zijn kleinzoon Lorenzo il Magnifico, f 1493, bevestigde door zijn kunstliefde en milddadigheid voor langen tijd de macht van zijn Huis. Heerlijke kerken en gebouwen, schoone beeldhouwwerken en schilderijen maakten in dien tijd Florence tot een luisterrijke stad van Italië en een brandpunt van wetenschap en beschaving. Maar de weelde, die overal binnendrong, gaf aan- 239 leiding tot. losbandigheid, waardoor de burgerij begon te ontaarden. Hiertegen ijverde de al te vurige Dominicaan Hieronymu* Savonarola. De talentvolle' redenaar oefende door zijn overweldigend woord een meesleependen invloed uit op de Florentijnen, er kwam een heele ommekeer in het leven der burgerij* Maar buiten Florence werd Savonarola niet begrepen, dit bracht hem in botsing met het kerkelijk gezag en haalde hem het banvonnis op den hals. Gesteund door de regeering van Florence, waar zijn aanhangers de overhand verkregen, gelukte het hem het geslacht Medici uit de stad te verdrijven. Op den duur kon hij zich echter niet handhaven, de burgerij onttrok zich meer en meer aan de leiding van den strengen prediker en leverde de stad weer uit aan de Medici. Savonarola werd in hechtenis genomen en na een onrechtvaardig proces met twee zijner aanhangers in 1498 ter dood gebracht. Aan de schuld van Savonarola in dezen wordt sterk getwijfeld. De Medici keerden terug en verkregen in 1530 van Karei V, nadat deze Florence ingenomen en er de republiek vernietigd had, den titel van hertog van Toscane. § 11. De val van Constantinopel. Byzantium. Sedert de kruistochten hadden in hoofdzaak alleen Venetië en Byzantium met de Mohammedaansche wereld van Vooren Egypte te maken gehad. Byzantium is na het herstel van zijn onafhankelijkheid in 1261 nooit meer een bloeiende mogendheid geworden. Het keizerschap der Paleologen ontwikkelde nimmer de spannende veerkracht, waardoor alleen de binnenlandsche partijschappen en de misbruiken van een doortrapte bureaucratie konden uitgeroeid worden. Tegelijkertijd raakte het Grieksche rijk nijpend in de knel tusschen zijn buitenlandsche vijanden: de Boelgaren en Serven in het Noorden, de Turken in het Zuiden. De Tnrken waren van hun woonplaatsen in de steppen van Centraal-Azië-ten oosten van de Kaspische Zee een volksverhuizing begonnen naar Voor-Azië, aanvaardden den Islam van de Arabieren in plaats van hun heidendom en vestigden fcüh omstreeks 1300 tegenover Constantinopel in Klein-Azië. Als hun aanvoerder wordt genoemd Osman, naar wien zij ook wel Osmanen heeten. Zij waren kranige ruiters en woeste soldaten, maar misten allen hoogeren 240 aanleg voor cultuur. De kern van hun leger bestond uit de J a n i tscharen, gevormd uit geroofde en gevangen christénknapen, die als Mohammedaan en geheel voor den oorlog met groote zorg werden opgevoed. " Eerste aanval op Byzantium. Het duurde niet lang, of Byzantium had al zrjn 'bezittingen in Klein-Aziê*fllïtor*n. Toen kwarftffllflÉ Europeesch gebied aan de beurt. De eerste belangrijke veröWéring der Turken aan den overkant was Gallipoli, 1354. Sedert volgde de eene ramp op de andere. Adrianopel werd in 1365 zelfs de Europeesche residentie van den sultan. Zoo geweldig was de weerkracht der Turken, dat zij in deze strategiiöl gevaarlijke* portie zich handhaafden. Want ook de Serven en Boelgaren hadden het onheil zien naderen en wierpen zich op den nieuwen VijMnd. Vergeefs. Bij K o s s o w a wordt hun leger in 1389 reddeloos uiteengeslagen. En Byzantium ontwaakte niet meer uit lijn langzamen doodstrijd. Een ware Attila was sultan Bajazet. Vreesétijk hield hij huis in Azië en Europa, tot in Bosnië en Wallachije drongen zijn woeste horden door. De christenheid begon het gevaar te begrijpen. De Paus riep de westersche mogendheden op ten strijde, keizer Sigismund liet zich vinden voor een bondgenootschap met Byzantium, honderden ridders uit Frankrijk Boergondië en het Duitsche Rijk ondernamen den tocht naar Hongarije, het scheen alsof de tijden der kruistochten herleefden. Bajazet hield Corotaötinopel nauw ingesloten, toen het christenleger van 100.000 man Boelgarije bömentrok. Bij Nicó polis viel in 1396 de veldslag, een jammerlijke nederlaag voor het leger vlèP Sigismund, dat slecht werd aangevoerd. De dagen van Constantinopel zouden geteld geweest zijn, als niet.... Timur. Een ander geweld kwam opdagen uit het Oosten, de Mongolen. Hun keizer Timur was een dier zeldzame geniale barbaren, die door hun persoóhlijke gaven geweldige dingen weten tot stand te brengen. Hij 'had van Turkestan^^Bit een der grootste rijken gesticht, die de geschiedenis kent, zijn naam was gevreesd in China, Siberië, Centraal-Azië, omstreeks 1400 stond hij aan den Euphraat, op de grenzen der heerschappij van Bajazet. Een ont* zettende slag van honderdduizenden bracht den Turkschen sultan in de gevangenschap van den Mongoolschen keizer. Zooals in Azië Onzegbaar gemoord, gebrand, geplunderd was, zoo' ging het in Klein-Azië, Bajazet stierf als gevangene in 1403, Byzantium betaalde de Mongolen schatting, Timur begon daarna aan de veroveï&rg 241 van China, maar de dood maakte aan zijn despotisme in 1405 een einde. Zijn wereldrijk, dat op geen anderen grondslag rustte dan op hem, viel even snel uiteen als het bijeengemoord werd. De Turken herstelden gemakkelijk hun rijk in Klein-Azië. Frederik III, 1440—1493. Europa was van dit alles de verbijsterde getuige geweest. Maar de herinnering aan Nicópolis is spoedig vervluchtigd. De Habsburgers, aan wie in 1438 de keizerstitel weer toeviel, hebben de hun aangewezen taak verwaarloosd. Tijdens de langdurige regeering van Frederik III bleef het Duitsche Rijk even machteloos verward in de gereglementeerde anarchie als voorheen. De Veemgerichten zijn een sprekend bewijs voor het gebrekkige in de binnenlandsche verhoudingen. Zij verwierven grooten invloed, vooral na 1400, door de rechteloosheid, een gevolg van de heerschende regeeringloosheid. De bevolking nam een in Westfalen van oudsher bestaande gewestelijke rechtspraak te baat, om zich rechtszekerheid te verschaffen. Het Veemgericht werd de eenige toevlucht te midden van de eeuwige veeten onder den adel en den onoplosbaren partijstrijd van vorsten tegen steden. De keizers werkten dit streven in de hand, Sigismund heef t zich zelfs tot schepen laten benoemen. Het rechtsgebied der Veemgerichten kon zich daardoor ook veel verder uitbreiden, dan over Westfalen alleen. Deze rechtbanken waren uitsluitend bevoegd in zake het strafrecht en vormden een tegenwicht boven de weinig onafhankelijke-rechtspraak der afzonderlijke rijksvazallen. Ook in de buitenlandsche verhoudingen was de drie-en-vijftigjarige regeering van Frederik III niet bijster voorspoedig. Deze keizer was knap in botanie en liefhebberde veel in alchemie, maar in regeeringsbeleid stuurde bij het niet verder dan onbeduidendheid, aangezien hij de rijksvorsten geen ontzag wist af te dwingen. Bohemen koos zich een eigen koning uit den landsadel, Hongarije verhief ook een nationaal vorst op den troon, Matthias Corvinus, beroemd door zijn heldendaden tegen de Turken, ofschoon in beide landen reeds een jongere tak der Habsburgers aan het bewind was geweest. Lombardije maakte zich voor goed los van het Duitsche Rijk. De laatste der Visconti's stierf in 1447, Milaan kwam in handen van een avonturier, Frans Sforza, een durfal, tegen wien Frederik niets uitrichtte, al ondernam ook hij een tocht naar Italië. Hij is de laatste Duitsche keizer geweest, die te Rome gekroond werd, 1452. 242 En toch voerde Frederik het devies: A. E. I. O. U. = Alles Erdreich ist Oesterreich Untertan. Werkelijk heeft hij den grondslag gelegd van de Habsburgsche wereldmonarchie door het huwelijk van zijn zoon Maximiliaan met Maria van Boergondië, de erfgename van Karei den Stouten, 1477. De aanwinst der Boergondische monarchie heeft de Habsburgers den weg hunner heerschappij gebaand in West-Europa en later in Spanje. Een bedenkelijk gevolg echter van deze machtsuitbreiding werd de vijandschap van Frankrijk, welke drie eeuwen lang de rust van Europa zou verstoren. De val van Constantinopel, 1453. Gegeven den toestand van het Duitsche Rijk hadden de Turken weinig te vreezen van Frederik III. Langzaam trokken zij het cordon van hun veroveringen rondom Constantinopel dicht. Mohammed II nam in 1452 het besluit tot den eindaanval op de hoofdstad, het laatste bolwerk, dat den laatsten keizer Constantijn XII, nog overgebleven was. Europa begreep bet gemeenschappelijk gevaar, dat uit het Oosten dreigde, niet. Alleen de Paus en Venetië hebben gehoor gegeven aan den noodkreet om hulp van uit de fel omstreden veste aan den Bosporus. Mohammed II veroverde in 1453 Constantinopel stormenderhand, de keizer sneuvelde. Van dien dag dateert de Turksche heerschappij in het Balkanschiereiland, dat in bloedige oorlogen veroverd is. Skanderbeg wist zich met de Albaneezen in onophoudelijken strijd staande te houden in de Albaneesche bergen, maar Boelgarije en Servië werden overmand. Johannes Hunyadi slaagde er tenminste in Hongarije te redden. Sedert het begin van de zestiende eeuw telt het Turksche rijk mee onder de groote Europeesche mogendheden. Maar juist in dienzelfden tijd wordt de Oostenrijksche monarchie een meer vast aaneengesloten geheel door de vereeniging van Hongarije, Bohemen en de Oostenrijksche erflanden onder de heerschappij der Habsburgers. De opvolgers van Frederik III hebben hersteld wat deze keizer verwaarloosde. Habsburg werd het schild van Europa tegen de Mohammedanen in het Oosten, zooals Venetië en Spanje in de Middellandsche Zee. NIEUWE GESCHIEDENIS. EERSTE HOOFDSTUK. DE EEUW VAN OVERGANG. Niet de verwoesting van Europa, niet de schrik brengende ■▼etschijhing van een Aziatisch geweldenaar als Attila, niet de veroveringstochtéa' van halfbarbaarsche Goten en Franken, kenmerken den overgangstijd van de Middeleeuwen naar de Nieuwe Geschiedenis, maar een omwenteling in het geestesleven der beschaafde menschheid, die van zoo vèrreikende gevolgen was, dat nog heden ten dage onze maatschappij daarvan de nawerking ondervindt. De meest beslissende gebeurtenissen tusschen i 1450 en ^ 1525, welke aan dezen tijd het karakter geven van een diep doorwerkende omwentelingsperiode, kunnen in verschillende groepen onderscheiden worden: het maatschappelijk leven onderging den invloed der groote uitvindingen en van de ontdekking eener tot nog toe onbekende wereld', het geestelijk leven is op geheel nieuwe banen geleid door de renaissance, het humanisme, de hervorming; het staatkundig leven werd meer en meer beheerscht door de vestiging van de absolute monarchié. < Betrekkelijk arm daarentegen is de tijd der renaissance aan politieke gebeurtenissen in grooten stijl. De val van Constantinopel in 1453 en de vestiging der Habsburgsche monarchie, die het toppunt van haar macht bereikte gedurende de regeering van Karei V, zijn de belangrijkste internationale feiten. § 1. Renaissance en Humanisme. Renaissance. In het laatst der Middeleeuwen ontstond op het gebied van kunst en letteren een beweging, die een grooten invloed heeft gehad op den menschelijken geest en den naam draagt van Renaissance d.i. de herleving van de studie en den daaruit voortspruitenden algemeenen invloed van de klassieke kunst en letteren. Niet dat gedurende de Middeleeuwen de herinnering aan de oude Grieken en Romeinen geheel vergeten was: de Renaissance zelf heeft onschatbare verplichtingen aan de monniken en 244 kloosters en ook in onze vaderlandscne literatuur der Middeleeuwen vindt men menige vertaling en omwerking van klassieke meesters* Doch in zoo wijden kring, als nu geschiedde, was de invloed der antieke beschaving, met al haar voor- en nadeelen nog nooit doorgedrongen. De voordeden waren verruiming van den menschelijken geest en verfijning van het kunstgevoel. Het nadeel bestond vooral daarin, dat men de ChristelijkMiddeleeuwsche beschaving begön te verachten. Geen kunst was meer goed, dan klassieke, geen letterkunde meer zuiver dan Grieksche of Romeinsche. Men wierp de eigen beschaving weg voor het nieuwe. Het gevolg is geworden, dat tot in de negentiende eeuw toe de Europeesche kunst en letterkunde in blinde aanbidding op de kniëen gelegen hebben voor de opgestane schimmen der Oudheid. De uiterlijke vormen der klassieke cultuur schitterden zoo, dat men haar innerlijke armoede niet begreep. Humanisme. Naast de Renaissance onderscheidt men in dezen tijd het Humanisme. Hoewel de grenzen tusschen de beide begrippen niet streng door te voeren zijn, kan toch in het algemeen gezegd worden, dat onder Humanisme meer verstaan wordt de bestudeering der wijsbegeerte, taalkunde en wetenschappen der klassieke Oudheid. Het is een wet der geschiedenis, dat een lager staande beschaving dikwijls geheel en al opgenomen wordt in een hooger ontwikkelde. Zeker stond de uiterlijke beschaving der Middeleeuwen doorgaans niet zoo hoog als die der Grieken en Romeinen, maar het is de triumf der Middeleeuwen, dat haar Romaansche en Gotieke kathedralen, dat haar Vlaamsche primitieven, even fijn uitgewerkte resultaten hebben bereikt, als de tempelbouw der Grieken en Romeinen, als de meesters der vroeg-renaissance in Italië. Dat hebben de humanisten door hun eenzijdige minachting over het hoofd gezien. Verbreiding van Renaissance en Humanisme. Van Italië ging de beweging uit. Dante, Petrarca en Boccacio zija^hfpv alleen de scheppers der Jjjgjjaansche taal, maar zij brachten ook door hun Latijnsche geschriften nieuw leven in de studie der oude letterkunde. Hun streven werd nog versterkt door de komst van vele Grieksche geleerden in Italië, vooral na den val van Constantinopel. De Renaissance werd zeer bevorderd door de Pausen Nicolaas V, J u 1 i u s II, den kunstminnenden Leo X en door de vorsten, «45 die in de Italiaansche steden de tyrannis hadden gevestigd, vooral door de Medici in Florence. Deze stad was als het geestelijk middelpunt van de Renaissance in Italië. De voornaamste Italiaansche humanisten waren de beroemde Griek Kardinaal Bessarion, Laurentius V a 11 a, Kardinaal Bembo, secretaris van Paus Leo X. De Italiaansche dichter Torquato Tasso verheerlijkte in zijn „Verlost Jeruzalem" de helden van den eersten kruistocht. De Florentijn Macchiavelli, de scherpzinnige, maar cynische schrijver van het boek „van den vorst", ontleedt het bestuur der Italiaansche tyrannen van zijn tijd en verdedigt de opvatting, dat de politiek alleen worde beheerscht door de wetten der wetenschap. Een ander vermaard humanist was de geschiedschrijver Guicciardini. Onder de Nederlandsche humanisten staan vooraan Rudolf Agricola en Desiderius Erasmus (Lof der Zotheid). Schilder- en bouwkunst ondervonden sterk den invloed der klassieke Oudheid. Wereldberoemd zijn: Fra Angélico, Leonardo da Vinei, Raphaël (zijn Madonna's) en M i c h e 1 A n g e 1 o. Leonardo da Vinci's meesterstukken zijn: „Het Laatste Avondmaal" te Milaan en de „Joconda" in het Louvre. Raphaël en Michel Angelo Werden door Paus Julius II van Florence naar Rome geroepen om de zalen of stanzöSPvan het Vaticaan met hun heerlijke fresco's te versieren. Raphaëls grootste werken zijn de „School van Athene", de „Disputa" en de „Transfi|furatie". Michel Angelo schilderde de reusachtige frescofiguren aan het gewelf der Sixtijnsche Kapel en voltooide later zijn grootsche werk door het schilderen van het „Laatste Oordeel". Hij was nog uitnemender als beeldhouwer dan als schilder en schiep o.a. „Mozes" gezeten met de tafelen der Wet. Hij voltooide de door Bramante begonnen St. Pieterskerk. De grootste kunstenaars der Duitsche Renaissance waren Albrecht Dürer en Hans Holbein. De Fransche Renaissance muntte meer uit in bouw- en beeldhouwkunst en in de letterkunde dan in de schilderkunst. Beroemde bouwwerken uit den Renaissancetijd in Frankrijk zijn het paleis van Jacques Cceur te Bourges en de T u i 1 e r i e ë n, op last van Catharina de Medici ontworpen door Delome. Ook de vermaarde kasteelen Chambord en het Louvre dateeren uit dezen tijd. De groote kloosterorden hebben zich in de 14de en 15de eeuw zeer verdienstelijk gemaakt voor kunsten en wetenschappen. De oudste, die der Benedictijnen, was op dit gebied reeds een schitterend voorbeeld. De Franciscanen en Dominicanen sloegen denzelfden weg in, zij waren het, die den Gotischen 246 stijl in Italië verbreidden door den bouw van hun kloosterkerken in de groote steden. De wereldberoemde schilderij van Leonardo da Vinei, „Het Laatste Avondmaal", bevindt zich in het Dominicaner klooster Sancta Maria della Grazia te Milaan. Onder de monniken van deze Orde hebben verscheidene zich een eervolle plaats verworven in de rij der Italiaansche kunstenaars; de meest beroemde van hen is Fra Angélico, 1387—1455. In 1407 werd hij Dominicaan, als kloosterling heeft hij een omvangrijke reeks prachtige schilderwerken uitgevoerd. Het klooster San Marco te Florence is een museum van religieuze kunst uit den bloeitijd van het quattrocento, de 15de eeuw, in Italië. Daar leefde sedert 1436 Fra Angelico, hij werd er een der meesters van de vroeg-renaissance. Florence stond toen op het toppunt van zijn bloei onder het bestuur van Cosimo de Medici, 1389—1464. Het geslacht der Medici is oorspronkelijk van burgerlijke afkomst. Zij stammen af van een dokter, Latijn: medicus, vandaar de familienaam en het wapen: zes roode pillen in een gouden veld. In Toscane en Florence-hebben zij de vorstelijke heerschappij gevoerd van 1434 tot 1737, toen de laatste hunner als groothertog van Toscane stierf. Cosimo was onder de burgerij van zijn stad zoo gezien om zijn wijs bestuur en kwistige mildheid voor kunst en wetenschap, dat hem de eervolle titel „vader des vaderlands" geschonken werd. Hij is ook de stichter van het klooster San Marco, waarin de eerste openbare bibliotheek van Europa onder de hoede der Dominicanen gevestigd werd. Cosimo bekostigde den bouw. Toen de Italiaansche regeering in 1867 de kloosters ophief, is San Marco als nationaal monument door den staat in bezit genomen. In dit klooster heeft Fra Angelico een buitengewone werkzaamheid als kunstenaar ontwikkeld. Overal waar de ruimte er zich toe leende, in de kapittelzaal, den kruisgang, de galerijen, tot in de cellen toe, versierde de schilder het gebouw met wonderschoone fresco's. Florence bezit de rijkste verzameling werken van den meester. Paus Nicolaas V, ± 1450, droeg hem op zijn studeervertrek met fresco's te versieren. Deze zijn nog altijd een der schoonste collecties van het aan kunstschatten zoo rijke Vaticaan. Dit was een der laatste ondernemingen van Fra Angelico, in 1455 is hij te Rome gestorven, 68 jaar oud. Door alle eeuwen heen is de naam van den eenvoudigen, maar genialen monnik in hooge eere gebleven. Raphaël, de groote schilder der latere Renaissance, plaatste hem op zijn wereldberoemde schepping, de Disputa, 1510. Mocht de decadentie der achttiende eeuw, geheel verloopen in baroc- en rokokostijl, hem al weinig aandacht schenken, gedurende de negentiende is deze verwaarloozing schitterend hersteld door de Praeraphaeüeten, van wie Rossetti (t 1882) de talentvolle vertegenwoordiger is. In onze dagen wordt Fra Angelico beschouwd als een der grootste meesters der wereldgeschiedenis. De Italiaansche Renaissance, de tijd der Vlaamsche primitieven, de zeventiende eeuw der Hollandsche schilderschool vormen de drie belangrijkste bloeitijdperken der schilderkunst. 247 § 2. De Uitvindingen. De groote uitvindingen op het einde der Middeleeuwen waren vooral die van het buskruit, het kompas en de boekdrukkunst. Het buskruit. Men weet niet met zekerheid wie het buskruit heeft uitgevonden; gewoonlijk schrijft men de vinding toe aan den Duitschen monnik Barthold Schwartz. De Chineezen hebben het waarschijnlijk reeds gekend en aan hen zullen de Arabieren het geheim ontieend hebben. De toepassing van het buskruit in den oorlog, dus het gebruik der vuurwapenen, komt in Europa, voor zoover men weet, het eerst voor in den slag bij Crécy in 1346. Sedert dien tijd is het geschut spoedig algemeen geworden en het duurde niet lang of de scmetwerktuigen werden in zoo kleinen vorm vervaardigd, dat men ze kon dragen; vandaar de eerste haakbussen (arquebuses), die later vervangen zijn door musketten en nog later door geweren. De uitvinding der kanonnen had vérstrekkende gevolgen op politiek gebied. Zij riep een nieuwe krijgstactiek in 't leven, waarbij de adel overbodig werd. Zoo werden de dorpers en poorters even geduchte krijgers als de edelman. De vorsten, die zich meer dan de adel de weelde van het geschut konden veroorloven, vernietigden met hun kanonnen en staande legers de politieke macht van de feodale heeren en baanden zich een weg naar het absolute koningschap. Het kompas werd in de 15de eeuw bij de zeevaart algemeen ingevoerd. Voorheen was het verkeer tot kustvaart beperkt, want de Poolster of Tramontane (d.i. de ster van over de bergen, dus de Noordster) was een onvoldoende gids. Met behulp van het verbeterd kompas waagde men zich voortaan veel meer dan vroeger in volle zee en ontdekte niet slechts vele landstreken, maar geheele werelddeelen. De Boekdrukkunst. Grooter invloed heeft de uitvinding der boekdrukkunst op de lotgevallen der menschheid gehad, dan welke oorlog of omwenteling ook. Gedurende de Middeleeuwen moesten alle boeken geschreven worden, waardoor zij niet algemeen konden zijn. Sedert de vinding van het beginsel der mechanische vermenigvuldiging door den druk, kwam in den ouden toestand een diep ingrijpende verandering. Het is nog altijd een twistpunt onder de geleerden, of Gutenberg te Mainz, danwel C o s t e r 248 te Haarlem de ontdekker van de boekdrukkunst geweest is. Zeker is het, dat in de Nederlanden mee van de oudste boeken vervaardigd zijn. De gevolgen van deze uitvinding zijn vooral: i°. Het lezen en studeeren wordt veel algemeener. a°. De verbreiding van allerlei denkbeelden en wetenschap, van welk gehalte ook, gaat veel sneller en treft veel beter doel. 3°. De eerste couranten verschijnen in den tijd der nieuwe geschiedenis. Te Venetië werden zij in 1463 voor het eerst verkocht voor een g a z e t a, een munststuk, welks naam later op de courant (gazette) is overgegaan. Ontzaglijk is de invloed van de pers geworden, ten goede en ten kwade. Menige revolutie is mede door haar macht mogelijk geworden en onberekenbaar is de steun, welke de wetenschap van de boekdrukkunst ondervonden heeft. De oudste boeken dragen den naam van incunabulen= wiegedrukken. § 3. De Ontdekkingen. Sedert de dagen der Romeinen had het gebied der aan de beschaafde menschheid bekende aarde zich weinig meer uitgebreid. Reeds in de Oudheid hadden de Grieken en Romeinen handelsbetrekkingen met Indië. De binnenlanden van Azië en China werden in de Middeleeuwen meer bekend door den Vlaamschen monnik Willem Ruysbroeck, die in het midden der 13de eeuw als gezant van Lodewijk TX naar Karakoroem vertrok en vooral door den Venetiaanschen reiziger .Marco Polo, die tegen het einde der 13de eeuw ongeveer 20 jaren in China verbleef en over Sumatra en Ceylon naar Venetië terugkeerde. Copernicus' theorie omtrent den bolvorm van ons werelddeel was de eerste wegwijzer naar vreemde werelden. Met dezen Duitschen kanunnik was het vooral Kardinaal Nicolaas van Cusa, die zich verdienstelijk maakte voor de moderne aardrijkskundige wetenschap. Zij vond practisch grooten steun in de algemeene verbreiding van het kompas. De Portugeezen, toen het eerste der zeevarende handelsvolkeren, werden de padvinders van Europa op den langen weg naar de Kaap de Goede Hoop en Voor-Indië. Aangespoord door prins Hendrik den Zeevaarder, hadden zij verschillende kuststreken van Afrika aangedaan en verscheiden eilanden ontdekt: de Azoren, de Canarische eilanden, Madera, de Kaap^> verdische eilanden, de golf van Guinee. In 1484 ontdekte D i e g o Kam den Congo, in 1487 bereikte de stoutmoedige B a r t h o 1 o- 17 249 maeus D i a z de zuidpunt van Afrika, die hjjStormkaap noemde, maar die van den Portugeeschen koning den naam van Kaap de Goede Hoop ontving. Twaalf jaar later vond de groote zeevaarder Vasco da Gama, in dienst van koningEmanuel den Grooten, den zeeweg1) naar Indië. Hij zeilde de Kaap om, voer door het kanaal van Mozambique en landde in 1498 aan de kust van Malabar. Vestiging in Indië. De Portugeezen stichtten in Indië een handelskolonie, aangelegd door Vasco da Gama en C a b r a 1 (die Brazilië voor Portugal in bezit nam), welke tot grooten bloei kwam onder het schitterend beleid van den heldhaftigen gouverneur d'A l m e i d a en van Albuquerque, den ontdekker van Madagascar. De Portugeezen breidden hun koloniaal gebied in Indië verder uit over Ceylon, de Soenda-eilanden en de Molukken. In Indië duurde hun heerschappij van ± 1500 —±1600, toen zij vandaar verdreven werden door de Nederlanders. Luis de Camoëns bezong in zijn beroemd heldendicht, de „Lusiaden" de groote daden der Portugeezen, vooral den stouten tocht naar Indië van Vasco da Gama. De Portugeezen zorgden tevens voor de verbreiding van het Katholicisme in de nieuw ontdekte landen, door de missionarissen, vooral den H. Franciscus Xaverius2), in hun moeite vollen arbeid te steunen. Deze Heilige, door den H. Ignatius voor zijn Orde gewonnen, stevende in 1542 naar Indië, waar hij te Goa, Malakka, op de Molukken en later in Japan met heerlijken uitslag het Geloof verkondigde. Amerika. Was de weg naar Indië voor den stouten zeevaarder betrekkelijk gemakkelijk te vinden, kon men, al tastende en onderzoekende, dien van af de Afrikaansche kusten eenigermate Vaststellen, veel moeilijker zou de ontdekking van Amerika zijn. Het was een genie, dat dezen dienst aan de menschheid bewees. Christoffel Columbus (Colon) werd waarschijnlijk in 1451 te Genua geboren. Hij begon zijn loopbaan als marineofficier in dienst van het koninkrijk Napels. Als in alle groote mannen is ook in hem zijn buitengewone werkkracht bewonderenswaardig. Hij studeerde veel. De humanistische wetenschappen van zijn" tijd, de aardrijkskunde, zeevaartkunde, stemkunde, cartographie 1) De landwegen, waarlangs de Indische waren naar Europa vervoerd werden, waren of te lang of te gevaarlijk. Daarom zocht men een anderen weg naar Indië. a) Zie: Nieuwenhoff: De H. Franciscus Xaverius en zijn Brieven. Amsterdam 1895.. 250 trokken zijn belangstelling. Jarenlange voortgezette waarnemingen omtrent onverklaarde vondsten op de westelijke kusten van Portugal en Afrika, deden hem omstreeks 1470 tot de conclusie komen, dat aan den overkant van den westelijken Oceaan de oplossing moest te vinden zijn van al deze raadselen1). De intuitie van het genie was in Columbus te machtig, dan dat hij rust hadde kunnen vinden, vóór zijn plannen waren uitgevoerd. Hij stuitte op bijna onoverkomelijke moeilijkheden en grievende teleurstellingen. De Senaat van Genua wees hem, den fantastischen droomer, in 1476 af, toen hij een verzoek inzond om steun. Venetië volgde dit voorbeeld van kortzichtigheid. Columbus vond eindelijk instemming bij koningin I s a b e 11 a de Katholieke. In Spanje werd hem hulp toegezegd, zoodra de oorlog tegen de Mooren zou geëindigd zijn. Granada viel in 1492 in handen van koning Ferdinand; 3 Augustus van dat jaar begon Columbus de groote reis. Met drie scheepjes verliet hij de haven van Palos, om, na menig uur van bangen strijd tegen het angstig gemis aan vertrouwen onder zijn tochtgenooten, 13 October te landen op de Bahama-eilanden. Een nieuw land ontdekt, dat was de gedenkwaardige tijding, die Columbus bij zijn terugkomst in de haven van Palos, 15 Maart 1493, kwam brengen aan de Spaansche koningen. De kust van het westelijk werelddeel was echter nog niet gevonden. Eerst op zijn derden tocht, 1498—1500, betrad Columbus het vasteland van Zuid-Amerika bij den Orinóco. Kort daarop braken er onlusten uit onder de hebzuchtige kolonisten, die zich in hun verwachtingen teleurgesteld zagen; aanklachten gingen naar Spanje tegen Columbus. Koning Ferdinand zond toen een gevolmachtigde naar de Nieuwe Wereld om een onderzoek in te stellen. Deze liet Columbus geboeid naar Spanje overbrengen. Wel is hij in zijn eer hersteld, maar niet meer in zijn waardigheid als onderkoning. Het nieuwe werelddeel kreeg den naam Amerika. In 1506 stierf Columbus vergeten en arm te Valladolid. Hij heeft altijd gemeend, dat hij de kusten van Indië had gevonden, en niet een nieuw werelddeel. Door deze schitterende ontdekkingen werd Spanje de mededinger van Portugal. Daarom wees Paus Alexander VI den meridiaan aan, die de verdeelingslijn zou aangeven tusschen de twee kolonisatiegebieden. De grens is sedert altijd geregeld geworden naar de be- 1) Reeds omtrent het jaar 1000 hadden de Noormannen Winland en Markland (Nieuw-Engeland en New-Foundland) ontdekt en er volkplantingen gesticht, die later te niet gingen. 251 ginselen van deze beslissing. Een hardnekkige concurrentiestrijd tusschen de beide zeevarende mogendheden is daardoor voorkortten; Conquistadores. De grootsche onderneming van Columbus ontstak in de Spanjaarden een ongelooflijke geestdrift en duizenden trokken naar het vermeende Goudland (Dorado). De voornaamste ondernemers van deze ontdekkingstochten dragen in de geschiedenis den naam Conquistadores (Veroveraars). Zoo bereikte B a 1 b a o over de landengte van Panama in 1513 den Stillen Oceaan en bewees derhalve, dat Columbus niet Oost-Azië, maar een nieuw werelddeel had ontdekt. De bekwame zeeman Magelhaen, een Portugees in Spaanschen dienst, ondernam voor Karei V de eerste reis om de wereld, 1519—1522. Hij zeilde om Zuid-Amerika (de straat van Magelhaen, Vuurland), voer door den Stillen Oceaan (door hem zoo genoemd), ontdekte de Philippijnen, maar werd daar door de inboorlingen gedood. Het scheepsvolk zette den tocht voort, voer de Kaap de Goede Hoop om en kwam weer terug in Palos. In dienzelfden tijd veroverde de grootste der Conquistadores, Ferdinand Cortez, Mexico op Montezüma, den keizer der Azteken, en drong door tot Californië. Kort daarop ontdekte en veroverde P i z a r r o, Peru, het rijk der Inca's, het goudland bij uitnemendheid. Negerslaven. De Spanjaarden verwaarloosden in hun nieuwe koloniën aanvankelijk den landbouw en maakten bijna uitsluitend werk van de mijnontginning. Daarvoor gebruikten zij de inboorlingen; maar wegens de groote sterfte onder hen — ze waren dat harde werk niet gewoon — gaf de edele Dominicaan Las Casas, mef nun droevig lot diep bewogen, den raad Negerslaven in te voeren. Dit voorstel, ofschoon goed bedoeld, leidde in de praktijk tot een omvangrijke uitbreiding van den gruwelijken handel in negerslaven, waaraan later ook de Engelschen en Hollanders meegedaan hebben. t j[n -50 jaren veroverden de Spanjaarden de kustlanden van ZuidAmerika, (behalve het door de Portugeezen ontdekte Brazilië), Midden-Amerika en Mexico en lieten het noorden aan zijn lot over. Dit werd het eerst bezeild door den Venetiaan C a b o t in Engelschen dienst. - Gevolgen der ontdekkingen. De ontdekkingen hadden groote gevolgen. Het zwaartepunt van den handel werd van de Middellandsche Zee verplaatst 252 naar den Atlantischen Oceaan, van Venetië en Genua naar Lissabon en Cadix. De werelddeelhandel van Europa werd wereldhandel, die een menigte nieuwe producten, o.a. den aardappel, tabak, cacao, kina, mars, op de markt bracht. De macht van den adel, ontleend aan het grondbezit, kreeg opnieuw een geduchte mededingster in de welvaart, uit den wereldhandel verkregen door den derden stand. Toch plukten de Spanjaarden en Portugeezen lang niet de vruchten van hun trouwens kortstondige geestkracht. Zij verwaarloosden de eigen bronnen van welvaart en gaven zich te Veel over aan het hersenschimmig zoeken naar edele metalen en fabelachtige schatten in Oost en West. De landbouw en de nijverheid gingen op den duur achteruit en het goud en Zttver uit Amerika (de Zilvervloot) bleven niet eens in Spanje, want ze werden besteed aan de veelomvattende wereldpolitiek van Karei V en Filips II. Het is volkomen waar, dat de goud- en züvermijnen van Peru en Mexico, Spanje verarmd hebben. Gedurende de 16de eeuw waren eerst Lissabon, Sevilla en Cadix de rniddeK punten van het oceaan-verkeer; doch zij werden later overvleugeld door La Rochelle en Bordeaux, maar nog veel meer door Antwerpen, Londen en Amsterdam, waardoor de wereldhandel zich van Zuid- naar West-Europa verplaatste. § 4 Dc vestiging der absolute monarchie in Europa. Het is een opvallend verschijnsel in de geschiedenis der zestiende eeuw, dat in dezen tijd eenerzijds het wereldlijk gezag een uitbreiding van zijn bevoegdheid bereikt, als nooit te voren, anderzijds het kerkel ij k'gezag een verzwakking van zijn erkenning ondervindt, die later niet meer geheel hersteld is. Burgerkrijg en revolut i e zullen in de toekomst de volkeren teisteren, als geen oorlog in de Middeleeuwen het gedaan had, maar juist vóór het begin der eerste uitbarstingen staan de koningen gepantserd door het schild der absolute monarchie. Althans in de meeste Europeesche Staten. Engeland was moegestreden door den partijkamp van de „roode' en de „witte roos". Het kon Hendrik VII uit het Huis Tudor niet moeilijk vallen de constitutie van zijn rijk tot een doode letter te maken. Vrede met het buitenland, versterking van de koninklijke macht, een goed financieel beheer, dat was het programma van zijn regeering. De macht van den adel was gebroken. De burgerij verlangde naar rust eh wel- «53 vaart. Hst Parlement vermeed moeilijkheden1 met den koning. En Hendrik VII liet de gelegenheid niet voorbijgaan. Hij "verschafte het absolutisme een geducht wapen in de Sterrekamer, een koninklijke rechtbank, onafhankelijk van het gewone recht, die op de eerste plaats vonnis had te wijzen over staatsmisdrijven. Op den duur werd de koning een hebzuchtig dwingeland. De iaatste dertien jaren van zijn regeering riep hij geen Parlement bijeen en moest toen door afgedwongen bijdragen en boeten, dikwijls op valsche aanklachten, de staatsfinanciën in evenwicht houden. Tegelijkertijd echter behartigde hij vooral de belangen van handel, scheepvaart en landbouw. Hij sloot voordeelige handelsverdragen met de Nederlanden en Denemarken. De uitvoer van de Engelsche wol werd zelfs verboden in het belang van de eigen laken-industrie. Hij nam den Venetiaanschen zeevaarder C a b o t in zijn dienst, om voor Engeland ontdekkingsreizen te' ondernemen naar de oostelijke kusten der Nieuwe Wereld, van Florida tot Labrador. Hendrik's opvolgers uit het Huis Tudor bouwden voort op de door hem gelégde grondslagen der absolute monarchie. Het is gedurende hun regeering, dat het Parlement in Engeland d e minst beteekenende rol gespeeld heeft. In Frankrijk had L o d e w ij k XI het toppunt der onbeperkte regeeringsbevoegdheid bijna weten te bereiken. Bretagne was het laatste der zoo goed als onafhankelijke leenen, waarin het land vroeger was verbrokkeld geweest. Niet dat de macht van den adel niets meer te beteekenen had, herhaaldelijk nog hebben de hooghartige graven en baronnen pogingen gedaan om hun verloren zelfstandigheid te herwinnen, tot zelfs in het midden van de zeventiende eeuw toe; maar steeds mislukten hun complotten, omdat de aanleggers er van niets anders meer waren, dan hooggeplaatste revolutionnairen. Alleen wanneer de koninklijke macht tijdelijk was toevertrouwd aan een regentschap of in tijden van burgeroorlogen waagde de adel het nog den koning openlijk te weerstaan. Dit bewijst, dat hij een meerdere boven zich voelde. Strijd om Bretagne. De regeering van Karei VIII wordt gekenmerkt door eene dergelijke gebeurtenis: den strijd om Bretagne. Anne de Beaujeu, de zuster van den jeugdigen koning, voerde het regentschap. Zij wist, dat de adel niet loyaal was. Daarom zocht zij den steun van de Staten-Generaal en her gelukte haar het vertrouwen der burgerij te winnen door een verdienste- 254 lijk financieel beheer en verlichting der belastingen. Maar de adel was ontevreden over de zelfstandigheid van het regentschap, dat zich weinig stoorde aan zijn aanmatigende eischen: een revolutionnair complot volgde. De hertog van Orleans was er de hoofdpersoon in. De onderneming liep uit op een jammerlijke mislukking, in de geschiedenis van Frankrijk geestig gebrandmerkt als „la guerre folie" van 1488. Snel greep Anne de Beaujeu in. Juist Bretagne, het laatste onafhankelijk leen, was de zetel van het verzet. Het werd veroverd en indirect onder koninklijke controle geplaatst door de bepaling, dat de eenige erfgename van het leen, Anna, geen huwelijk zou mogen sluiten, zonder toestemming van de kroon. In hetzelfde jaar 1488 stierf Frans van Bretagne, de laatste feodale vorst van Frankrijk; de regentes werkte toen een huwelijk van diens dochter Anna met Karei VIII in de hand. Zoo eindigde de laatste feodale oorlog in Frankrijk. De onbeperkte koninklijke macht had haar intrede gedaan. Dé vroegere „noblesse d'épée" werd meer en meer een „noblesse de rob e", terwijl de koning zijn,s,tevigsten steun vond bij de burgerij. Als Franslinisisde regeering aanvaardt, staat geen hinderpaal aan de absolute macht van den koning meer in den weg. In Spanje werd de vestiging van een centraal bestuur voorbereid door twee belangrijke gebeurtenissen: de eindzegepraal over de Mooren door de verovering van Granada en de vereenigingvanAragonenCastilië door het huwelijk van Ferdinand den Katholieken met I s a b e 11 a van Castilië. Alleen het Duitsche Rijk bleef de eenige onder de groote mogendheden van Europa, waar geen centrale regeeringsmacht gevestigd werd. Het oude middeleeuwsch feodalisme handhaafde zich tegenover het moderne regeeringsstelsel. Zelfs een gemaal heerscher als Karei V heeft als keizer van het Duitsche Rijk den staatkundigen strijd tegen de rijksgrooten niet kunnen volhouden. Des keizers nederlaag vindt zijn verklaring in het feit, dat vooral het protestantisme zich opwierp als de kampioen voor de zelfstandigheid der rijksvorsten. TWEEDE HOOFDSTUK. DE TIJD DER HERVORMING. § i. Het begin der Hervorming. De geweldigste omwenteling, die ooit de beschaafde Christen-, heid geschokt heeft, is de groote godsdienstige revolutie van het begin der zestiende eeuw. De voornaamste oorzaken der Hervorming en van haren snellen voortgang lagen deels bij de g e e s t e 1 ij k h e i d, deels bij de leeken, deels waren zij van politieken aard. I. Van den kant der geestelijkheid: a. Verwereldlijking en zedenbederf waren veel verbreid onder de geestelijkheid van allen rang, ook tengevolge van de Renaissance; vele kloosters gaven groote ergernis. b. Daarbij kwam de vermindering van het aanzien der geestelijkheid, zoowel tengevolge van de Babylonische Gevangenschap derpausente Avignon en van het daarop gevolgde GrooteSchism 3, waardoor het pauselijk gezag in de oogen van velen was ondermijnd, als van den noodlottigen invloed der leekenbijde benoeming tot kerkelijke waardigheden, waarmede vaak geheel onwaardige personen werden bekleed. ' ÏEVan den kant der leeken: a. Groote zedeloosheid en onwetendheid des volks, het gevolg van de nalatigheid en het slechte voorbeeld van veel geestelijken. b. De overdreven bewondering voor de heidensche -Oudheid. c. De ontevredenheid van het lagere volk, dat daardoor te gemakkelijker tot oproer en omverwerping der bestaande orde geneigd was. In alle landen gaat de hervormingsbeweging gepaard met sociale en politieke revoluties. III. Politieke oorzaken waren: a. De zedeloosheid en h e e r s c fazucht van vele Europeesche vorsten, die gaarne de gelegenheid aangrepen om zich met de kerkelijke goederen te verrijken. b. Daarenboven had de eerbied voor het kerkelijk gezag en de autoriteit van den Paus veel geleden tengevolge van den dikwijls herhaalden strijd tusschen de wereldlijke en de geestelijke macht, vooral sedert het meer algemeen doordringen der beginselen van het Romeinsch recht en gijn a bsolutistischetheoriëen. IV. Eindelijk dient men niet te vergeten de groote welsprekendheid en werkzaamheid van Luther, die in zijn talrijke hartstochtelijke geschriften den geest des volks uitstekend wist te treffen, en de bekwaamheid van zijn geleerden vriend en medehelper Filips Melanchton, die de wetenschap pel ij ke verdediger der Reformatie werd, terwijl de pers de algemeene verspreiding hunner geschriften vergemakkelijkte. V. In hun diepsten grond-zijn de oorzaken-der Hervornting echter van bovennatuurlijke orde. Aanleiding tot Luther's opstand. De pract&che uitvoering van de tótschrijving van den aflaat ter voltooiing van de St. PietersUlrk te Rome, door Leo X, Werd voor Luther de aanleiding tot rijn opstand tegen Kerk en Paus. Maarten Luther is in 1483 geboren te Eisleben1). Zijn ouders waren behoeftige lieden uit de arbeidersklasse en gaven hun zoon een buitensporig strenge opvoeding. Later ging het hun beter in de wereld, Luther kon gaan studeeren aan de universiteit van E r f u r t. Zijn vader vond, dat hij een invloedrijk advocaat behoorde te worden, maar Luther zelf besloot in 1505 tot het kloosterleven, hij trad in de Orde der Augustijnen. De keurvorst van Saksen, Fredetfik de Wijze, had in 1502 te Wittenberg een nieuwe univefSÖteit geopend en zocht hier en daar naar knappe professoren voorSfijn jonge stichting. Daar werd Luther hoogleeraar. Eerst doceerde hij wijsbegeerte, sedert 1512 theologie. In 1514 deed Leo X den aflaat afkondigen voor de St. Pieterskerk. In Saksen en Thüriögen trad de Dominicaan Johan Tetzel2), een goed redenaar en bekwaam godgeleerde, als prediker op om voor het doel propaganda te maken. Hij ging daarbij zeer onvoorzichtig te werk en verkondigde meeningen, waardoor de hwnanisten vat op hem kregen. Tetzel lokte tegenspraak uit door zijn verkeerd ijveren, dat trouwens niet strookte met de bedoelingen van het kerkelijk gezag. Tegen hem trad Luther op. 31 October 1517 deed hij aan de slotkerk te Wittenberg 95 stellingen aanplakken, waarin hij de leer van denltflaat en verschillende andere kerkelijke leerstukken aan- 1) Vgl. WachterS: Maarten Luther; P. Brand, Bussum, 1918. 2) J. L. Jansen&ssiilte johannes Tetzel en de aflaatprediking, Nijmegen 1917. »57 viel.-Deze stellingen vonden onmiddellijk in wijden kring bijval. Dit was de eerste daad van openlijk verzet tegen dé Kerk, het begin der Hervorming. Luther's stellingen werden door den druk snel door het Duitsche Rijk verbreid. Tetzel antwoordde met de publicatie van 106 stellingen te Frankfurt, maar veel humanisten kozen partij voor zijn tegenstander en de studenten te Wittenberg verbrandden de stellingen van den Dominicaan. Een der eerste medewerkers van Luther werd Filips Melanchton (Schwarzert), professor aan de universiteit te Wittenberg. Pogingen om Luther tot andere gedachten te brengerfc slaagden niet. Noch de geleerde theoloog Joannes Eek, noch de pauselijke legaat Kardinaal Cajetanus, hadden daarmee succes. In Rome, waar men intusschen den ernst van den toestand begon te begrijpen, trachtte men nog zoo mogelijk langs den weg der overreding Luther tot onderwerping te bewegen. Maar Luther vond steun bij Frederik den Wijzen, onder de humanisten groeide zijn aanhang met den dag, het aantal studenten te Wittenberg steeg snel. Filips Melanchton, Luther's collega en vriend, maakte onverpoosd propaganda voor hem. Luther zelf had reeds in 1519 betrekkingen aangeknoopt met den bond der Duitsche ridderschap, bij welke hij veel instemming vond. Zelfs de geleerde Er asmus meende aanvankelijk het met Luther eens te kunnen zijn, in de veronderstelling, dat deze geen aanval tegen het leergezag der Kerk, doch alleen tegen de bestaande misbruiken bedoelde. Luther had dus reeds een talrijken en wijdverspreiden aanhang, toen in 1520 de pauselijke veroordeeling over hem en zijn leerstellingen werd uitgevaardigd. Een paar heftige pamfletten vormden liet- antwoord, in 1520 is de bulla uit Rome, in tegenwoordigheid der studenten en professoren van Wittenberg, verbrand: Luther wierp het document zelf in de vlammen. De breuk met de Kerk was voltrokken. Niet alleen in het Duitsche Rijk, maar ook inandere landen was de zestiende eeuw getuige van de verbreking der godsdiensteenheid. Het is een merkwaardig verschijnsel, dat elk der verschillende voormannen van het verzet tegen Rome met andere leerstellingen voor den dag kwam. Zwingli, die in Zwitserland als leider der reformatie optrad, was een vinnig tegenstander van Luther, maar zijn beweging bleef in 258 hoofdzaak beperkt binnen de grenzen van zijn vaderland. Bazel, Bern, Constanz, St. Gallen kozen partij voor Zwingli, terwijl Luzern, Uri, Schwyz en Unterwalden aan het oude geloof trouw bleven. Een godsdienstoorlog tusschen de kantons brak uit, waarin Zwingh sneuvelde. Ieder kanton behield ten slotte zijn vrijheid. Sinds is Zwitserland in twee godsdienstige partijen verdeeld». Zoo heftig was de afgekeerdheid der Zwinglianen van Luther, dat zij diens bijbelvertaling verwierpen en de Lutheranen veroordeelden als dwaalleeraars. Veel grooter werd de invloed van Calvijn (Jean Cauvin). Hij was van eenvoudige afkomst. De abt van een klooster in zijn ge-: boorteplaats Noyon, het hem te Parijs studeeren in de rechten en de klassieke talen. Later volgde Calvijn de lessen aan de unflfer* siteiten van Orleans en Bourges. Hier ontmoette hij veel Duitsche humanisten, van hen leerde hij Luther's nieuwe theorieën, stemde er aanvankelijk mee in, om een paar jaar later weer van inzicht te veranderen. Wegens zijn propaganda tegen de Kerk moest Calvijn in 1531 de vlucht nemen uit Parijs; te Bazel schreef hij.zijn werk „Institutiones christianae religionis", 1536. Omstreeks dienzelfden tijd was de vorst-bisschop van Geneve verjaagd; in de daar pas gestichte republiek wist Calvijn zich van de heerschappij meester te maken. Hij voerde er een hardvochtig, autocratisch bestuur in, geheel naar den maatstaf van zijn steile beginselen. Scherp vervolgde hij degenen, die van zijn leer durfden afwijken. Een zijner meest bekende slachtoffers was Michaël Servet, die levend verbrand werd. De door Calvijn te Geneve gestichte academie werd de hoogeschool van het Calvinisme. Kenmerkend is de republikeinsche inrichting van het Calvinistisch kerkgenootschap, waarvan het bestuur in handen kwam van synoden en waarin de gemeenten hun voorgangers kozen. De meest bekende leerling van Calvijn is B e z a, die na zijn dood het werk van zijn leermeester voortzette. In de Nederlanden en Noord-West-Duitschland waren het de Wederdoopers, wier anarchistisch optreden en gruwehjke buitensporigheden groote ergernis gaven. Hun naam is ontieend aan de leer, dat alleen volwassenen geldig zouden kunnen gedoopt worden. Hun communistische theorieën brachten hen tot daden van revolutionnair geweld. Zij maakten zich meester van de bisschopstad Gunster en verhieven die tot middelpunt van hun rijk, „het nieuwe Sion", onder een koning: den gewezen kleermaker JanBeukels- 259 zoon uit Leiden. Na een fanatieke verdediging werd de stad door den bisschop ingenomen en Jan van Leiden ter dood gebracht. Geheel anders begon dc hervormingsbeweging in Engeland. Hendrik VIII gaf er den stoot aan. In 1509 was hij zijn vader opgevolgd. De koning had een zorgvuldige opvoeding genoten. Van zijn groote gaven verwachtte zijn volk een zegenrijke regeering, maar hij heeft de geschiedenis van zijn bestuur met bloed geschreveil en zijn naam onsterfelijk berucht gemaakt. Aanvankelijk trad hij op als beschermer der Kerk door het Lutheranisme te bestrijden en een godgeleerde verhandeling te schrijven ter verdediging van de katholieke leer. De Paus schonk hem daarvoor den titel van beschermer des geloofs. Toen Hendrik VIII om minderwaardige beweegredenen van den Paus eischte, dat hem toestemming gegeven werd om te scheiden van zijn wettige gemalin, Katharina van Aragon, en een nieuw huwelijk aan te gaan met een hofdame, Anna Boleyn, kon de Paus hierin onmogelijk toegeven. Maar de koning stoorde zich daar niet aan. Hij verstootte zijn vrouw en kwam openlijk in verzet tegen het kerkelijk gezag. De botsing kon toen niet meer uitblijven; in 1534 sprak Clemens VII de excommunicatie uit over Hendrik VIII. Het Parlement nam een wet aan, krachtens, welke de koning werd verklaard tot beschermer en eenig opperhoofd van de Engelsche Kerk. • Een gruwelijke vervolging tegen de katholieken brak uit. In de Zes artikelen (de zoogenaamde „bloedartikelen") werd een niéuwe geloofsbelijdenis, in hoofdzaak de katholieke leer, opgesteld. Wie weigerde de suprematie des konings te erkennen, werd als verrader beschouwd en dikwijls ter dood gebracht. De meest eerbiedwaardige slachtoffers waren de 77-jarige bisschop F i s h e r en de rijkskanselier Thomas Morus. Kardinaal W o 1 s e y stierf kort voor zijn gevangennemingx). Twee protestante medestanders van den koning, CranmerenCromwell, wisten een kloostervisitatie te bewerken. Binnen drie jaar waren alle kloosters opgeheven, de verjaagde kloosterlingen aan armoede ten prooi. Ottitreeks 1525 ondervonden alle landen van Europa den terug- 1) Onder Hendrik VIII werden terechtgesteld 12,000 personen, o. w. 2 koninginnen, 12 hertogen en graven, 164 edellieden, 2 kardinalen, 2 aartsbisschoppen, 18 bisschoppen, 13 abten, 500monniken, 38 doctoren der theologie. 2ÖO slag van den «etsten aanval der Hervorming. Waar de regeering niet met de beweging meeging, vormt de HervOTffling tevens de partij der politieke revolutie. Kerk en Staat beiden hadden zich tegen hem te wapenen. Het was op de eerste plaats de Paus, op wien de taak rustte om den voortgang van de omwenteling te stuiten, doch naast haar moest het Karei V, de bekwame beheerscher der Habsburgsche monarchie worden, die zijn macht zou meten met haar ^tuhnigen aandrang. H& vormt het middelpunt in de staatkundige geschiedenis van het tijdvak der Renaissance. § 2. De wereldmonarchie van Karei V. Meer door een samenwerking van gelukkige omstandigheden, dan door het stichtingswerk van een langzaam opbouwende kracht, is de wereldmonarchie van Karei V ontstaan. Men zou het uit de loopbaan van Karel's grootvader, keizer Maximiliaan, niet voorspeld hebben, dat de kleinzoon een der machtigste monarchen in Europa's geschiedenis zou worden. Maximiliaan I, 1493—15*9» was na jaren van inzinking de eerste monarch in het Duitsche Rijk, die het herstel van een beter geordend bestuur ter hand nam, maar voortdurend geldgebrek en de baatzucht der rijksvorsten beletten hem zijn doel te bereiken. Wel wist de keizer door den Rijksdag tegen de voortdurende gewelddadigheden van den roofadel den Eeuwigen Landvrede en een algemeen gerechtshof, het Rijkskamergerecht, te doen instellen, maar toen niemand de hiervoor vereischte geldelijke verplichtingen verkoos na te komen, kwam er niet veel terecht van de uitvoering van deze heilzame maatregelen. De Eeuwige Landvrede verbood de eigenmachtige veeten. De zetel van het Rijkskamergerecht werd Frankfurt;daaronder ressorteerden deiokreitzen. De machtigste vorst in elke kreïtz moest, desnoods met geweld, de gehoorzaamheid aan de vcmnissen van het hoogste gerechtshof afdwingen, in het belang van rust en orde. Maar de vorsten werkten niet mede,, konden zelf met gedwongen worden, de hervorming van Maximiliaan mislukte door gemis aan een dwingend centraal gezag. De keizerlijke macht beteekende weinig, toen Maximiliaan in 2ÖI 1519 stierfJ). Niet aan de vrij onbeduidende positie van het Duitsche' Rijk ouder de Europeesche mogendheden heeft Karei V zijn macht ontleend, het zwaartepunt daarvan lag in Boeifigondië en Spanje. Boergondië — Filips de Goede had zoo gaarne aan zijn Nederlandsche Gewesten dien naam ais dien van een koninkrijk gegeven! — was aan het Huis Habsburg verbonden door het huwelijk?**» Maximiliaan met Maria van Boergondië; Hun zoon, Filips de Schoone, was het, wiens verbintenis met Johanna van Aragon en Castilië ook Spanje binnen denzelfden invloedssfeer bracht. Maar met Spanje nog andere landen. De rijke Amerikaansche koloniën hadden in Madrid even goed hun hoofdstad als het hertogdom Milaan en het koninkrijk Napels-Sicilië. Deze landen zijn. jaren lang een twistappel geweest tusschen op avontuur beluste mededingers. Sicilië behoorde reeds sedert 1282 bij Aragon en dus in de zestiende eeuw aan Spanje. In Napels stierf het huis Anjou in 1435 uit. Toen heeft de koningvan Aragon van de gelegenheid gebruik gemaakt om het te veroveren, maar later deed Karei VlII van Frankrijk als erfgenaam der Anjou's aanspraken gelden op Napels en opende daarmee de rij der oorlogen, die dit zoo rijk gezegende land teisterden en voor meer dan drie eeuwen een einde maakten aan. zijn nationale onafhankelijkheid. Het koninkrijk Napels werd veroverd, maar Karel's schitterend succes maakte sommige Italiaansche staten beducht voor zijn veroveringszucht. Daarom sloten zij een verbond met Maximiliaan en Ferdinand van Aragon om de Franschen te verdrijven. Karei VIII moest Italië ontruimen. Zijn opvolger, L o d e w ij k XII, hervatte de groote plannen. Als afstammeling van de familie Visconti maakte hij ook aanspraak op Milaan, dat hij in een korten veldtocht in bezit nam. Met Ferdinand den Katholieken van Aragon sloot hij daarop een verdrag om gezamenlijk. Napels te veroveren; maar toen er over het verdeelen van den buit twist tusschen de overwinnaars ontstond, verzekerde Ferdinand's bekwame veldheerGonsalvo de Cordova, zich van Napels. Na een langdurigen strijd, waarin de Italiaansche staten, die voor een Fransche overheersching bevreesd, waren, zich met Ferdinand verbonden, moest de Fransche koning ten slotte van alle aanspraken op de Italiaansche Janden afzien. Toen Karei V in Spanje opvolgde, was de strijd om de Spaansche 1) Aan Maximiliaan is ook de oprichting van de Duitsche Rij kspost te danken. In 1496 benoemde hij Jan van Tassis (prins van Thurn en Taxis) tot. postmeester in Tirol, later tot erfelijk pos tmeester-generaaL voor geheel het Rijk. 2Ö2 wingewesten in Italië gestreden en vond de nieuwe koning in zijn land de absolute monarchie ongerept bewaard door kardinaal X i m e n e s. Wel hebben de Cortez nog één poging gewaagd om hun oude vrijheden te herwinnen. Meerdere communéros (gemeenten) kwamen in opstand, stelden een junta (raad) in en erkenden Johanna, Karel's moeder, als hun rechtmatige vorstin» Zij Werden echter verslagen; de onbeperkte monarchie was voorgoed gevestigd. Als Karei V in 1520 de Duitsche keizerskroon ontvangen heeft, zal hij voortaan het bestuur voeren over drie rijken, met ieder een afzonderlijk volkskarakter en een eigen, historisch-ontwikkelden regeeringsvorm: De Nederlanden met hun privilegiën; Spanje, het land der onbestreden absolute monarchie, waaraan de Italiaansche wingewesten verbonden waren; Het Duitsche Rijk, met een constitutie, die veeleer den naam verdiende van de gereglementeerde anarchie. Krachtens haar oorsprong was de monarchie van Karei V allesbehalve een organisch samenhangend geheel. Den keizer wachtte een geweldige taak. Gedeeltelijk heeft hij die zich zelf gesteld: de bestrijding van de Hervorming in Europa en de vestiging van een centrale bestuursmacht in het Duitsche Rijk. Karei begreep, dat deze regeeringsaangelegenheden op de eerste plaats zijn zorg behoefden.. Maar zijn vijanden hebben hem nog jaren vol inspannenden arbeid bezorgd van minder prettigen aard. En het waren niet alleen de O o s t e rs c h e Turken, die het den keizer der Westersche Christenenlastig maakten in de Middellandsche Zee en de Oostenrijk-Hongaarsche landen, het was „Zijne Aller-christelijkste M a j e s t é i t", Frans I van Frankrijk, die het Karei nooit vergeven heeft, dat de Duitsche keurvorsten zijn mededinger op dén troon van Otto den Grooten verhieven. Oorlogen met Frans I. Daarenboven maakte Karei aanspraak op het hertogdom Boergondië, dat Lodewijk XI ontnomen had aan zijn grootmoeder Maria, en op Milaan als rijksleen, dat Frans I in 1515 door de overwinning van Marignano had veroverd (Bayard, „le chevalier sans peur et sans reproche"). Frans van zijn kant eischte Napels op. Vier bloedige oorlogen met Frankrijk, die van al deze geschillen-het gevolg waren, hebben den keizer voortdurend gehinderd in zijn bezwaar- 263 lijk regeeringswerk, zonder eenig voordeel voor zijn landen. Het was het begin van een vij andschap tusschen het Fransche koningshuis en de Habsburgers, welke bijna drie eeuwen lang de volkeren van Europa verontrust heeft. Eerste oorlog met Frans I, 1521—1526. In den aanvang reeds leed Frans een gevoelig verlies door het verraad van Karei van Bourbon, Connétable van Frankrijk, die, door zijn koning beleedigd, naar Karei V overliep. Frans trok over de Alpen naar Pavia, waar hij in 1525 verslagen werd. Zelf viel hij in de macht zijner vijanden. Hij moest den smadelijken vrede van Madrid sluiten, waarbij hij afstand deed van Milaan, Boergondië en de soevereiniteit over Kroon-Vlaanderen en Artois. Daarenboven verbond hij zich Bourbon te herstellen in diens bezittingen en waardigheden en twee prinsen van Frankrijk als gijzelaars te stellen. Nauwelijks was Frans in zijn rijk teruggekeerd, of hij herriep de vredesbepalihgen. Paus Clemens VII was echter na Karel's overwinning bevreesd geworden voor diens groote macht en sloot een verbond met Frankrijk tegen den keizer. Dit was de aanleiding tot den.4weeden oorlog tegen Karei V. Deze werd bovendien nog in het Oosten aangevallen door Sultan Soliman II, die door Frans I was opgestookt. De Turken versloegen Karel's zwager, Lodewijk II van Hongarije, bij Mohacs, veroverden Boeda-Pesth en maakten Hongarije tot een Turkschen vazalstaat. Tweede oorlog, 1537—1529. De Connétable deed, tegen Karel's bedoeling, gedwongen door het slecht betaalde keizerlijk leger, een snellen tocht naar Rome. Hij zelf sneuvelde, maar zijn leger nam de Eeuwige Stad stormenderhand in, waar de Luthersche Duitsche „landsknechten" en de Spaansche huurtroepen de vreeselijkste gruwelen bedreven en zelfs den Paus gevangen namen. De troepen van Frans werden in Lombardije door de keizerlijken verslagen. Karei V bleef dus overwinnaar, maar wegens de godsdiensttwisten in Duitschland en het Turkengevaar verlangde hij naar vrede.De vrede van K a m e r ij k in 1529, bijgenaamd de Damesvrede-— omdat hij gesloten werd door toedoen van Louise van Savoye, de moeder van Frans, en Margareta van Savoye, de tante van Karei — maakte een einde aan den strijd. Hierbij werd bepaald, dat Frans Boergondië behield, maar Milaan moest afstaan. Nog in hetzelfde jaar kwam Karei het Turkengevaar te boven door de heldhaftige verdediging van Weenen, dat Soliman zoolang bezig hield, .tot de nadering van den winter hem tot den terugtocht naar Turkije noodzaakte. Daarop werd Karei in 1530 te Bologna plechtig door den Paus als keizer gekroond. Zijn opvolgers lieten zich niet meer door den Paus kronen en noemden zich „verkozen Roomsen KeizeiPV "■■ Derde oorlog. In 1536 brak opnieuw de oorlog met Frans uit, die met den wapenstilstand van Nizza eindigde, Daarop trok Karei naar 264 de Nederlanden, waar hij een opstand der Gentenaren dempte en zwaar bestrafte. Vervolgens deed hij een tocht n a a r het geduchte ze erooversnest Algiers, die door storm deerlijk mislukte, en waardoor Frans I kans zag, met voordeel den strijd om het overwicht te hervatten, :véïwtjterd als hij was over de beleening van Karel's zoon, Filips, met Milaan. Clemens VII en Karei V in den kroningsoptocht te Bologna, 1530. Vierde oorlog, 1542—1544. De Fransche koning verbond zicftjWeer met Soliman, terwijl Karei gesteund werd door Hendrik VIII. Frans moest echter spoedig vrede sluiten in 1544 te C r é p y, waarbij Karei in het bezit bleef van Napels en Milaan, terwijl Frankrijk Boergondië behield. De langdurige strijd bracht dus geen afdoende beslissing. De beide vorsten hadden hun stelling gehandhaafd. Vandaar dat de mededinging om het overwicht bleef bestaan en in de toekomst tot herhaalde botsingen tusschen Frankrijk en de Habsburgsche macht heeft geleid. 18 3Ö5 § 3- Verbreiding van de Hervorming. Rijksdag van Worms. Na zijn verkiezing tot keizer wilde Karei den godsdiensttwist beslechten. Daartoe belegde hij een R ij k sdag te Worms. Luther, die er met een vrijgeleide verschenen was, werd, toen hij zijn leer weigerde te herroepen, in den Rijksban gedaan en zijn leer verboden (WormserEdikt 1521); hij zelf kon vrij naar Saksen terugkeeren. Op reis deed zijn beschermer Frederik de Wijze hem oplichten en naar den Wartburg voeren, waar hij als „Jonker G e o r g" ongeveer 10 maanden verbleef en een begin maakte met zijn bekende bijbelvertaling. Na den Rijksdag echter moest Karei V naar Spanje. Het was een voordeel voor de revolutie, dat gedurende de eerstvolgende acht jaar een centrale leiding in de actie tegen haar ontbrak. De Fransche oorlogen legden op Karei V beslag tot 1530. Van deze afwezigheid maakten Luther en zijn aanhangers gebruik om hun leer meer en meer te verbreiden, niettegenstaande het Wormser Edikt. Van groot belang voor de Hervormers was ook, dat Luther steun vond bij een aantal rijksvorsten en bij den lageren adel: de beweging kreeg een gemengd karakter, want politieke en sociale drijfveeren gingen er een groote rol in spelen. Boerenopstand. De ridders Götz von Berlichingen enFransvonSickingen stelden zich aan 't-fcoofd van een organisatie, die verzet tegen de dwingelandij der Duitsche vorsten ten doel had. Dat voorbeeld sleepte de plattelandsbevoffing mee, die de nieuwe leerstellingen van Luther op haar manier uitlegde en tot oproer tegen het gezag oversloeg. Of de maatschappelijke toestand der boeren zoo ellendig was, is de vraag nog. In den Moedigen Boerenoorlog, 1524—1525, zijn de plunderende benden overmand en uiteengejaagd. De hervorming maakte reeds meer vorderingen. De grootmeester der Duitsche Orde, AlbrechtvanBrandenburg, werd protestant, nam het gebied der Orde als hertogdom Pruisen van Polen in leen en huwde met een Deensche prinses. Ook Filips van Hessen en Jan, keurvorst van Saksen, kozen partij voor de nieuwe leer. Protestanten. Intusschen had het optreden der Lttthersche vorsten het Rijksregentschap, dat tijdens Karel's afwezigheid in 266 Duitschland het bestuur waarnam, bewogen, een rijksdag te S p i e r s, 1529, samen te roepen, die de stipte uitvoering van het Edikt van Worms beval. Hiertegen protesteerden de Lutherschen, vandaar de naam „Protestanten". Augsburgsche Confessie, 153c. Van beslissende beteekenis in den strijd tusschen het Katholicisme en de Hervorming was de R ij k sdag van Augsburg, waar Karei V weer zelf tegenwoordig kon zijn en de protestanten hun door Melanchton opgestelde geloofsbelijdenis, de „Augsburgsche Confessi e", voorlegden. Toen het Rijkskamergerecht tot krachtige maatregelen overging tegen de hervormde vorsten wegens de secularisatie van vele kerkgoederen en bevolen werd, dat alle njejfljyigheden op godsdienstig gebied binnen het jaar moesten afgeschaft worden, bleef de reactie op de scherpe besluiten van Augsburg nietj»t. Voor het eerst splitsen de rijksvorsten zich in twee duidelijk onderscheiden partijen. De protestante vorsten sluiten zich aaneen tegen den keizer in het Schmalkaldisch verbond, 1531. Aanvankelijk droeg dit nog wel een defensief karakter, maar elk oogenblik kon er een binnenlandsche oorlog uit volgen. Godsdienstvrede van Neurenberg, 1532. Door het telkens weer dreigend Turksche gevaar was de keizer genoodzaakt de hulp ook der protestante vorsten in te roepen en hun ter wille te Daardoor werd in 1532 de Godsdienstvrede van Neurenberg gesloten, waarbij aan de protestanten vrijheid van godsdienst verleend werd, totdat een algemeen Concilie zou bijeenkomen. Niettegenstaande dezen Godsdienstvrede breidde echter de Hervorming zich meer en meer uit. Deze „godsdienstvrijheid" gold niet voor de onderdanen, maar alleen voor de vorsten, die zich daardoor gerechtigd achtten, hun onderdanen tot het omhelzen van de nieuwe leer te dwingen. De keizer begon zijn geduld te verliezen en wist den hertog van Beieren voor zijn plan te winnen, om tegen het protestante leger te velde te trekken. Karei V wilde de tegenpartij dwingen tot onderwerping aan de besluiten van Augsburg. Zoo ontstond de Schmalkaldische oorlog, 1546—1547. Schmalkaldische oorlog. De hóófden van het Schmalkaldi^ verbond, Johan van Saksen en Filips van Hessen, die door den keizer in den Rijksban waren gedaan, bleken niet berekend voor hun taak. Teger^den raad van den bekwamen aanvoerder van hun leger in, die aanraadde de Alpenpassen, vooral 267 den Brennerpas, te bezetten om den keizer te beletten, de beroemde Spaansche en Italiaansche regimenten met zijn Duitsche troepen te vereenigen, bleven zij zoo goed als Werkeloos. Een Donauveldtocht liep op niets üft.'De bekwaamste der protestante vorsten, hertog Maurits van Saksen, verried, om het hem door Karei beloofde Keur-Saksen aan zijn neef Johan te ontnemen, de partij der Hervorming en maakte zich van diens gebied meester. Nu onttrok Johan zijn troepen aan de macht der protestanten om zijn land te herwinnen. Toen de winter naderde, geraakte, het leger van het Schmalkaldisch verbond geheel en al ontbonden. In het volgend jaar rukte Karei, die de noodige strijdkrachten onder bevel van den hertog van Alva bijeengebracht had, noordwaarts en opende den Elbeveldtocht. Bij M ü h 1 b e r g in 1547 versloeg Alva de protestanten; Johan en Filips van Hessen werden gevangen genomen. Geheel Noord-Duitschland zwichtte voor den keizer. Maurits werd tot keurvorst van Saksen benoemd. Rijksdag van Augsburg, 1547. Karei V stond nu op het toppunt van zijn macht. Den isten September 1547 beriep hij een rP§7t s dag naar Augsburg om den toestand te regelen. De keizer liet een voorloopig geloofsformulier opstellen, het „Interim", waaraan beide partijen zich zouden houden, tot een definitieve uitspraak van het Concilie. Op deze wijze hoopte hij de protestanten te winnen. Karei V liet zich echter te veel leiden door staatkundige beweegredenen: het Interim was den katholieken een gruwel en den protestanten een ergenis. Toch scheen de keizer met Alva aan het hoofd zijner keurtroepen zijn wil te zullen doorzetten, toen een onverwachte gebeurtenis al zijn plannen in duigen wierp. Godsdienstvrede van Augsburg, 1555. Maurits van Saksen verried uit politieke eerzucht den keizer en verbond zich in het geheim met Karel's aartsvijand, Hendrik II van Frankrijk. De Fransche koning wilde van de gelegenheid gebruik maken om de bisdommen M et z, T o u 1 en V e r d u n te veroveren. Maurits overviel bij Innsbrück plotseling den keizer, deze ontkwam ternauwernood. Karei was zoo ontmoedigd, dat hij de verdere onderhandelingen overliet aan zijn broeder (den lateren keizer) Ferdinand I, die met de Protestanten in 1552 het verdrag van Passau sloot, dat in 1555 bevestigd werd door den godsdienstvrede van Augsburg. Deze godsdienstvrede bekrachtigde voorgoed de godsdienstige verdeeldheid. Het Heilige Roomsche Rijk bleef gesplitst in een protestante eneeh katholieke helft. De Rijksvorsten en vrije Rijkssteden der „Augsburgsche Confessie" verkregen vrijheid van godsdienst 268 en het recht om hun godsdienst binnen hun gebied in te voeren (C u i u s regio, i 11 i u s et r e 1 i g i o). Vandaar dat de meeste Noord-Duitsche staten Luthersch werden: Mecklenburg, Oldenburg, Brandenburg, Hessen, Saksen. In het Zuiden zien wij in Wurttemberg nu eens een protestant, dan weer een katholiek vorst aan de regeering, terwijl het Calvinisme te HeideJ^rg zich een bolwerk stichtte. Batten, de Rijnlanden, Munster en de Oostenrijksche landen bleven de katholieke Kerk trouw. „Geestelijk voqjïehoud". De keizer voegde aan den godscïi#gtvrede nog een verklaring toe „het g e e s t e 1 ij^kj v o o rb e h o u d", volgens hetwelk d^Jbisschoppen en abtetti.die de nieuwe leer zouden aannemen, de kerkelijke goederen, die zij krachtens hun geestelijk ambt bestuurden, zouden verliezen. Al deze teleurstellende gebeurtenissen, behalve de last zijner lichameltjte-kwalen, hadden Karei V in zijn besluit versterkt om de regeering op krachtiger schouders over te dragen. Den 25S&S» October 1555 deed hij te Brussel afstand van de Boergondische erflanden ten gunste van zijn zoon Filips II, wien hij in het volgend jaar ook de Spaansche monarchie met de daarbij behoorende bezittingen overdroeg. De keizerskroon met alle rechten op de Duitsche erflanden legde hij in 15.56 neder en scheepte zich naar Spanje in om zijn laatste dagen in het klooster San Yuste door te brengen. Daar overleed hij in 1558. Zijn broeder Ferdinand I werd keizer van het Duitsche Rijk en monarch van de Oostenrijksche erflanden. Het Huis Habsburg bleef sedert gesplitst in een Spaanschen en een Duitschen tak. Ook in andere landen breidde de Hervorming zich snel uit. De Fransche Koningen namen aanvankelijk niet zoo veel notitie van het in hun rijk binnengedrongen Calvinisme. Zij hebben tegenover deze beweging geen scherp principieel standpunt ingenomen. Maar reeds tijdens de regeering van Frans I ontstaat de partij der Hugenoten. Evenals in het Duitsche Rijk verdeelt de adel Zich in twee groepen. De familie D e G u i s e was de zaak van het Katholicisme toegedaan, de Bourbons behoorden tot de Hugenoten. In 1559 werd de eerste Calvinistische Synode dicht bij Parijs gehouden. Toen regeerde Frans II, die Hendrik II was opgevolgd. De eerste botsing, inleiding tot een langdurigen burgeroorlog, had onder zijn regeering plaats. 269 In Engeland zegevierde de Hervorming. Hendrik VIII had in de leer der Kerk geen verandering gebracht, de protestanten, die rijn suprematie niet erkennen wilden, zelfs bloedig vervolgd. Bij Zijn dood, 1547, en nog lang daarna veroorzaakte de opvolgingskwestie veel moeilijkheden, aangezien de koning het niet beneden zijn waardigheid achtte herhaaldelijk zijn gemalin te verstooten. Niet voor niets scheldt de geschiedenis hem „den Engelschen Blauwbaard". De oudste aanspraken waren die van Maria T ud o r, de dochter van Katharina van Aragon. Maar zij werd voorbijgegaan. De eenigste zoon van Hendrik VIII, Eduard VI, een ziekelijke jongen van tien jaar, volgde op. Een regentschap moest de regeering waarnemen. De eerste regent was S ó m e r s e t, een protestante lord, die in overleg met Thomas Cranmer bij decreet het Calvinisme in de Engelsche Kerk vastlegde. De katholieke eeredienst, een aantal feestdagen werden afgeschaft en de leerstellingen zijn gewijrigd. De vegïfolging der katholieken,bleef voortduren. Northumberland, de tweede regent, na 1549, heeft een poging gewaagd om de regeling der opvolging te veranderen. Hij verlangde als kroonprinses Jon anna Gray, kleindochter van een jongere zuster van Hendrik VIII. Maar Maria Tudor had rechtvaardiger aanspraken en Elisabeth Tudor, een dochter van Anna Boleyn, was de^prbtestante'iewtendente. De vierde, die voor haar rechten zou kunnen opkomen, was MariaStuart, kMndochter van de oudste zuster van Hendrik VIII. Hendrik VIII — Margareta — Maria X X" X ! Katharina v. Aragon Anna Boleyn Jacobus IV v. Schotland I I 1 Maria Elisabeth Jacobus V _ -... Tudor Tudor | Maria Stuart Johanna Gray, kleindochter v. d. kleindochter v. e. oudste zuster jongere zuster van Hendrik VIII van Hendrik VIII. Uit dit overzicht blijkt, dat Johanna Gray verreweg de minste rechten kon doen gelden. Northumberland wilde haar in het huwelijk doen treden met zijn zoon, zijn geslacht zou dan in Engeland regeeren. Eduard VI liet zich door hem overhalen om Johanna Gray als opvolgster aan te wijzen. In 1553 stierf de koning. Tot verbazing van Londen en de heele bevolking werd Johanna tot koningin uitgeroepen, doch zij heeft deze waardigheid slechts 10 dagen bekleed. 270 De hoofdstad kwam in opstagd. tegen zooveel onrecht. Northumberland was trouwens gehaat om zijn trofl en willekeur, een burgeroorlog er op wagen kon hij niet, op het schavot vond hij zijn welverdiend einde. De kortstondige regeering vanMaria Tudor, i553—*558 herstelde wel de vereeniging van Engeland met de Katholieke Kerk, maar slechts tijdelijk. Kardinaal Reginald Polus — een Engelschman van geboorte en bloedverwant der koningin — kwam in 1554 als pauselijk legaat naar Engeland, om de Anglikaansche Kerk weer met de Roomsche moederkerk te vereenigen. Alle anti-katholieke wetten werden ingetrokken en tot vreugde van de over gr 00 te meerderheid des volks is de voorvaderlijke godsdienst hersteld. Door het oproerig verzet van vele protestanten liet Maria zich sedert 1555 verleiden om met grooter gestrengheid tegen hen op te treden. Ongeveer 280 werden terechtgesteld, maar allen hadden zich aan hoogy*,*-. raad of gewelddadigheid schui^g gemaakt. Den,bijnaam „bloeddorstige" verdient Maria zeker niet. Zij was gehuwd met Filips II, stierf in 1558 kinderloos en werd opgevolgd door haar halve zuster Elisabeth. Evenals in Duitschland en Engeland waren ook in de Skandinavische landen politieke beweegredenen in het spel bij het drordringen van het Protestantisme. Het Lutheranisme is er de staatskerk geworden. Zweden had zich langzamerhand ongeveer onafhankelijk gemaakt van de Unie van Calmar. De Deensche koning Christiaan II was er in geslaagd het verzet te breken en meende zich in Zwede» te doen eerbiedigen door den verraderlijken moord, die in de geschiedenis heet het S t o c k h o 1 m e r B 1 o e d b a d, 1520. Vier en negentig Zweedsche edelen werden het slachtoffer van een uitnoodiging op een hoffeest, waar zij onverhoeds overvallen zijn. Een der vluc&e#ogen, G u s t a a f W a s a, gaf toen het sein voor een opstand, waardoor in 1523 de oude Skandinavische Unie voor immer verbroken is: Gustaaf werd tot koning van Zweden uitgeroepen. Hij voerde het Lutheranisme in en legde beslag op de kerkelijke goederen om de inkomsten van de schatkist te versterken. Denemarken heeft in 1523 Christiaan II ook verjaagd, hij nam de wijk naar de Nederlanden, waar hij hulp verwachtte van Karei 1) Vgl.: Zimmermann, Maria die Katholische; Herder, Freiburg, 1890. 271 V. Reeds toen was de Hervorming in Denemarken verbreid, de eerste Luthersche koning, Christiaan Ift heeft omstreeks 1540 den volledigen overgang van zijn rijk doorgezet. De geestelijkheid verloor het grootste deel van haar goederen, die de koning voor zich in beslag riéSjfr of aan den adel toewees. De koning verkreeg het kerkelijk oppergezag. Het gevolg van de invoering van het Lutheranisme werd de overmacht van den a de?f^die het grootste-deel der kerkelijke goederen had verkregen en op den Rijksdag geen tegenvfBÖrt meer vond in de hooge ge e s t e 1 ij k h e i d. Noorwegen, in 1154 tot een eigen kerkprovincie verheven, telde een aargöSisdorn (Tronthjem) en 9 suffragaan-bisdommen. In 1537 voerde Christiaan III tegen den wil des volks het protestantisme in. De katholieken verloren alle politiëkè rechten, mochten geen enkel ambt bekleeden en niet erven. Geen priester mocht het land betreden op straffe des doods. Eerst in 1845 werden de verbanningswetten opgeheven en konden'' de katholieken weer kerken bouwen. In 1892 kreeg Noorwegen zijn eersten bisschop in Mgr. Fallize, die wegens hoogen leeftijd in 1922 zijn herderstaf overgaf aan onzen landgenoot, Mgr. Dr. Jan Olav Smit, apost. vicaris van Noorwegen en Spitsbergen 1). Hoe gevaarlijk de eerste aanloop van het Lutheranisme en CalviÉSwie geweest is, blijkt duidelijk^ een samenvattertdnaötoverzicht. Alleen Spanje en Italië bleven op den duur geheel buiten den invloed van de Hervorming. Frankrijk stond omstreeks 1560 aan den vooravond van een bloedige worsteling tusschen Hugenoten en Katholieken. Vandaar uit had he*r*€ a 1 v i n i sme grooten invloed verkregen in S c h o 11 a n dJ^B n g e 1 i?gê? de Nederlanden, de Paltz en Hessen. Het Lutheranisme stond sterk georganiseerd in Noord-Duitse h1 a n d, terwijl D e n e m^r ken, Zweden, Noorwegen er langzamerhand geheel door overheerscht geraakten. De Kerk stond voor een zwaren strijd. De dagen van het Arianisme schenen teruggekeerd. Maar reeds had zij haar maatregelen van tegenweer genomen. Het tijdvak der contra-reformatie begon. 1) Vgl. G. de Geus, Noorwegen en zijn Kath. Missie. Enschede 1922. 272 § 4- De contra-reformatie. Terw^^neele prpvntöen^én landen van de Kerk afvielen, begon in de tweede helft der 16e eeuw een krachtige katholieke reactie zich overal te doen gelden. De Reformatie had groots:he verwachtingen gewekt, maar niet verwezetffi«t> > De menschen waren innerlijk niet beter, de volken niet gelukkiger geworden. De vurig'gewenschte vrede was uitgebleven en de welvaart van den derden Stand had jmk in de eerste helft der 16e eeuw veel geléden. Da vorsten, iaiSttv' streven naar machtsuitbreiding, hadden van de Hervorming gebruik* gemaakt om den invloed der steden te doen^mkrimpen. De protestanten waren onderling verdeeld en bestreden elkaar op theologisch gebied met groote heftigtaejdyi Intusschen verhinderde de houding van sommige katholieke vorsten de herhaalde pogingen der protestanten om de leer in de nog kadjpheke streken in te voeren. Het Concilie van Trente en de Orde der Jezuieten hebben het meest tot een katholieke hervorming bijgedragen. Het Concilie van Trente, 1545—1565 dat de kerkelijke tucht herstellen en de leer der Kerk omtrent alle door de Hervormji»g aangevallen punten nauwkeurig omschrijven zou, was vooral belangrijk om zijn ingrijpende hervormingsdecreten. Het was in 1545 door Paulus III bijeengeroepen, werd tweemaal geschorst en had herhaaldelijk met tallooze moeilijkheden van allerlei aatd te kampen. Berst in 1563 kon deze groote, algemeene Kerkvergadering haar zittingen? sluiten. De Orde der Jezuïeten2) werd gestfehjt door den H. Ignatj$^ van Loyola in 1534 en in 1540 bevestigd door Paus Paulus III. Door het onderwijs in talrijke colleges, door fejun predikrjajg en geschriften droegen de JeiBjweten zeer veel bij tot de bestrijding der hervormde denkbeelden. Een buitengewone werkzaamheid ontwikkelde in Duitschland vooral Pe MT^s Canisius, te Nijmegen geborsifc in 1521. Zijn beroemde catechismus beleefde 400 uitgaven. iW.Éi Terwijl het Protestantisme in Europa gesplitst werd in het Calvinisme, dat in den Heidelbergschen Catechismuj|g5ËKI leerstellingen formuleerde, in het Lutheranisme, dat de 1) Vgl. Albers: Handboek der Alg. Kerkgesch. II, 398 sqq. Nijmegen 1913. 2) Lippert': Het Jezuitisme; Maastricht ioiti^Ermann S. J.: Dé Jezuïetenorde; Baarn 1907; Nieuwenhoff S. J.: De H. Ignadfisjltóisterdam 1899. 273 Augsburgsche Confessie vaststelde, en het Anglicanisme, dat uit koninklijke decreten was opgebouwd, schaarden de katholieken zich hechter dan ooit rondom den Paus. Zoo groot was de invloed, die daarvan uitging, dat het Protestantisme in zijn veroveringen gestuit werd en dat zelfs een gedeelte van het verloren terrein werd herwonnen. In het Duitsche Rijk zijn Westphalen, de Rijnlanden en Beieren katholiek gebleven door het werk der contra-reformatie. Frankrijk heeft de dreigende overheersching der Hugenoten gekeerd, zij het niet dan na bloedigen strijd. En geraakte het Katholicisme in Noord-Nederland, Engeland, Scandinavië,' Denemarken ook in den -moeilijken toestand van een onderdrukte en gewantrouwde minderheid, die minderheid heeft de worsteling om haar geloof en beginselen weten vol te houden tot op den huidigen dag en niet zonder belangrijke resultaten. Het Protestantisme werd tot staan gebracht. § 5. Filips II van Spanje. Filips II regeerde over Spanje, de Nederlanden, Napels en Sicilië, rvfihÖai, de Amerikaansche bezittingen en sedert 1580 ook over Portugal en zijn Indische koloniën.'Zijn strelëiywashoofdzakeiök gericht op de verwezenlijking van twee denkbeetóini de handhaving van de eenheid der Kerk, wü* belangen hij met de zijne vereenzelvigde en de versterking van het onbeperkt koninklijk gezag. Hij was een man van groote werkzaamheid, maar achterdocht jegettS^rP staatsdienaren, besluiteloosheid, geveinsdheid en lfelt' in de politiek waretode schamlwSjden van zijn karakter. Strijd tegen de Hervorming. In Spanje bestreed Filips krachtig het Protestantisme, dat daar nooit vasten voet gekregen héeifc^Jü}1 !jö8SBp;hij strenge maatregelen tegen de M o r i s de burgerij koos partij voor het parlement. Mazarin^fijed Anna van Oostfjarijk toegevendheid. Hij duchtte het voorbeeld van de gelijktijdige revojk^e in Engeland, hij had het leger noodig in den buitenlandschen oorlog, maar Anna luisterde nifift:naar de argumenten van haar minister. Zij laat in 1648 twee leden van het parlement gevangen nemen en wil het college zelf versoreiden over een aantal provinciesteden. De Fronde. Barricaden in de straten van Parijs vormden het antwoord van de revolutie, die in de geschiedenis den mam draagt van La Fronde, 1648—1653 *). De toestand werd kritiek. Mazarin kreeg gelijk. Zijn voortdurende waarschujwngen vonden eindelijk een open ooJSjirij de regentes, de regeering gaf toe. 1) De naam is afkomstig van den slinger (fronde), waarmede de Parijsche straatjeugd van die dagen haar vechtpartijen opluisterde. 20 297 Het parlement, overmoedig door zijn zegepraal, eischte toen van Anna van Oostenrijk het ontslag van Mazarin. De koelbloedige, buigzame minister deed een meesterlijke greep door zoo groote concessies aan de tegenpartij voor te stellen, dat de aanval tegen hem, op zich zelf een gevaar voor de koninklijke macht, zou afgewend worden. De kroon erkende het recht van het parlement om de belastingen goed te keuren en hief 25 % der bestaande lasten op. Anna van Oostenrijk noemde deze koninklijke besluiten „een aanslag op de koninklijke macht", maar Mazarin bleef aan het bewind. De revolutie spaarde zijn ministerschap, nu zij haar doel bereikt waande. Op denzelfden dag, dat de regeering toegaf aan de eischen van de Fronde, werd de vrede van Munster gesloten.Mazarin had de vruchten van zijn buitenlandsche staatkunde willen oogsten, voor hij ze waagde aan de wisselvalligheden van een burgeroorlog. Het was hem met rijn concessies te doen geweest om tijd te winnen, in 1649 besloot hij de revolutie met geweld te breken. Toen het parlement van Parijs gewaar werd, dat het .kritieke moment nog moest aanbreken, het het zich vinden voor een verbond met de opposjife Onder den adel. Een leger had het niet, de nieuwe bondgenoot zou er voor zorgen. Parijs werd in staat f&n verdediging gebracht. Maar Mazarin gaf geen kamp. Tegenover Condé, den aanvoerder van het Fronde-leger, kon hij'ln0%65i T u r e n n e plaatsen. Condé liteésf'^r'Srijs opgeven en nam met een groot deel van den adel in 1652 dé^Éijk naar de Spaansche Nederlanden: hif'Wërd de bondgenoot van FrankriJÏ?s vijand, Spanje. Spanje. Hoewel over de geheele linie verslagen, had Filips Pv^fii 1648 geen vrede met Frankrijk willen sluiten. Hij rekende op de binnenlandsche twisten, waarmee Mazarin te kampen had en hoopte, nu de oorlog met de Nederlanden ten einde was, met grooter succes de Bourbons te bestrijden. Deze berekeningen mislukten deerrrjSL Spanje bereikte met den oorlog niets, Condé werd wel met open armen als bondgenoot ontvangen, maar juist daardoor verliep de Fronde in het zand. Toen de Fransche adel in zoo grooten getale de partij van het landverraad koos, om zijn plannen te doen slagen, gingen de burgerij de oogen open. Het verbond van adel en parlement was van den beginne af aan een monsterverbond geweest. Immers, de hooge heeren werkten slechts voor hun eigen macht, ten nadeele van de kroon en de burgerij, terwijl het de partij van het parlement enkel te doen was om zelf een grooteren invloed op het bestuur te verkrijgen, niet om dien van den gehaten adel te vermeerderen. Vandaar 298 dat het parlement weigerde Condé's voorbeeld te volgen en met Spanje Mazarin nog langer te bestrijden. De minister zegevierde gemakkelijk door de onherstelbare fouten van zijn trotsche tegenstanders. Rustig kon hij sedert 1653 den oorlog met Filips tv voortzetten: de absolute monarchie was voor Lodewijk XIV gered. Tot aan de dagen van de groote revoluüe in 1789 heeft de centrale regeeringsvorm in Frankrijk geen ernstigen tegenstand meer ondervonden. Spanje moest den oorlog ten slotte opgeven. De vrede van Munster had het1 tot een mogendheid van den tweeden rang verlaagd. De vrede van de Pyreneeën, 1659, bracht een belangrijk politiek succeïfVoor Mazarin. Artois en vele plaatsen in Vlaanderen en Luxemburg kwamen aan Frankrijk. De Engelsche bondgenoot van dezen oorlog behield het oververde Jamaica en Duinkerken. Maar verder nog dan deze veroveringen reikte de diplomatieke blik van Mazarin. Reeds in 1659 richtte hij de Fransche politiek op het bezit van de Zuidelijke Nederlanden. Hij koppelde aan den vrede van de Pyreneeën vast een huwelüksyffdfag met Spanje. De jonge Lodewijk XIV zou de echtgenoot worden van Maria Theresia, dochter van Filips IV. Daaraan werd vastgeknoopt de bepaling, dat de bruid afstand zou doen van al haar rechten op de Spaansche landen. Maar vóór wat, hoort wat. Mazarin eischte voor deze concessie een schadeloosstelling van f 9.000.000. Werd deze niet betaald, dan behield Maria Theresia haar aanspraken. De list zat hierin, dat Mazarin opzettelijk had uitgerekend, dat Spanje's berooide schatkist nooit de aderlating van de geëischte milhoenen zou kunnen verduren .... Dit is de laatste groote dienst geweest, dien de minister aan zijn koning heeft bewezen. Als hij in 1661 sterft, is de grondslag gelegd voor Lodewijk's expansiepolitiek, voor Lodewijk's autocratisch bestuur. Geheel Europa zou er de gevolgen van ondervinden. § 2. Koning en Parlement. Met Jacobus I, 1603—1625, den eersten koning van GrootBrittannië en Ierland, was na den dood van Elisabeth het Schotsche Huis Stuart op den Engelschen troon gekomen. In 1587 had hij in zijn vaderland reeds de regeering aanvaard. Schotland en Engeland vormden sedert 1603 een personeeje unie. 299 De katholieken verwachtten van den zoon van Maria Stuart eenige lotsverbetering, doch in deze hoop werden zij teleurgesteld, evenals de Calvinisten, wier republikeinsche kerkinrichting de koning haatte. De Anglikaansche Kerk, waarvan hij het hoofd was, strookte meer met zijn beginselen. De strijd met zijn staatkundige en kerkelijke tegenstanders in het Parlement, vormt in hoofdzaak de geschiedenis zijner regeering. Drie feiten vooral zijn merkwaardig: i. het buskruitverraad/ 8» het Spaansche huwelijksplan, 3. Jacobus' twistmethetParlement. Het buskruitverraad (gunpowderplot)l) was een samenzwering van eenige katholieken tegen de regeering wegens de schandelijke wijze, waarop zij werden behandeld. Zij wilden het Parlementsgebouw met de daarin op een bepaalden dag vergaderde koning, ministers, en leden in de lucht doen springen; het plan lekte echter uit. Guy Fawkes, de uitvoerder, werd nog juist bijtijds gegrepen en de samenzweerders ontgingen hun verdiende straf niet. Sedert werden de katholieken nog scherper vervolgd dan vroeger. Evenrmn^laagde een bloedige opstand in Ierland, dien de koning als voorwendsel gebruikte om duizenden acres2) landerijen aan zijn gunstelingen uit te deelen en een groot gedeelte der bevolking uit te moorden. Het Spaansche huwelijksplan, het voorgenomen huwelijk van Karei, prins van Wales, met een Spaansche infante, is daarom belangrijk, omdat het invloed uitoefende op de buitenlandsche politiek. Het hield den koning af van deelneming aan den Dertigjarigen Oorlog ten voordeele van zijn dochter Elisabeth, gehuwd met Frederik V van de Palts. Eerst na het mislukken van het huwelijk verklaarde Jacobus den oorlog aan Spanje. Karei (I) huwde later met de katholieke Fransche prinses, Henriette, dochter van Hendrik IV. Strijd met het Parlement. Jacobus geraakte met het Parlement in strijd naar aanleiding van zijn willekeur in zake de belastingen o.a. van het „tonnenen pondengel d", inkomende rechten-. De koning mocht die belasting wel heffen, maar niet eigenmachtig verhoogen, want dat was ia strijd met de -rechten van het Parlement. Jacobus beweerde, dat de zoogenaamde rechten van het Parlement niets anders waren dan koninklijke gunsten. Maar het Lager Huis antwoordde, dat het niet slechts het recht van belasting, maar zelfs van wetgeving bezat en daar het steeds protesteerde tegen 's konings eigenmachtige maatregelen, werd het door hem herhaaldelijk ontbonden. Zeven jaren lang regeerde de koning zelfs zonder Parlement, 1614—1621. Karei I, 1625—1649, Jacobus'zoon en opvolger, had evenal&üjn vader een hoog denkbeeld van de koninklijke waardigheid. Zijn regeering vormt een voortdurenden strijd over de belastingen niet 1) Vgl. Jansen, O. P. Geschiedvervalsching III, 1. Futura, Leiden 1920. 2) Een acre = 2/3 H.A. 300 het Parlement, doch in den grond; ljgp de twist over het absoluut koninklükvgezag. Karei verdaagde het Parlement, wanneer het voor zijn rechten, vooral dat van belastingheffing, tegen hem opkwam. Petition of rig-ht. Toen de poging om la Rochelle te ontzetten mislukt was, wilde het Parlement geen geld meer toestaan, tenzij de koning eerst de petition of right onderteekénde, waarbij bepaald werd, dat geen Engelsch burger in strijd met de landswetten in hechtenis mocht genomen en geen belasting buiten toestemming van het Parlement geheven worden. Maar de koning bekommerde zich er niet om, volgde den raad van zijn minister lord Strafford, en ontbond de vertegenwoordiging. Hij regeerde e 1 f j a r e n lang, 1629—1640, zonder Parlement en zette het eigenmachtig belastingheffen op nog grooter schaal voort; want even jjÖïïékeurig als Jacobus bij haltonnen- en pondengeld, ging hij ook te werk bij de inning van het „scheepsgeld", een belasting op de huizen, waaruit het onderhoud der vloot werd bekostigd. De Puriteinen. De oppositie tegen den koning en Strafford ging hoofdzakelijk uit van de partij der Puriteinen. Hun leiders waren de koopman John Hampden, die het eerst geweigerd had het scheepsgeld te betalen, de advokaat Saint John en later C r o m w e 11. De Puriteinen waren in den godsdienst streng CMvinistisch en in de ppfótiek de democratische richting toegedaan. Tegen hen gebruikte de regeering twee machtige rechtscolleges: de Sterrekamer voor politieke misdrijven en de Hooge Commissie voor kerkelijke zaken. Deze maakten zich bij de Puriteinen bijter, gehaat wegens hun hardvochtige strengheid; vele dissenters namen de wijk naar Amerika. Het Korte Parlement. Zoo lang de koning volstaan kon met de opbrengst van 's lands belastingen en zijn toevlucht niet behoefde te nemen tot het Parlement, was hij in aflaat eigenmachtig te regeeren. Maar wanneertvkaj buitengewone middelen noodig had, diende hij het weer bijeen te roepen. Die dag kwam door zijn optreden in Schotland. L a u d, de aartsbisschop van Canterbury, de vriend van Strafford, wilde den ArigBkaanschen eeredienst ook in Schotland invoeren, dat overwegend Calvinistisch was. De Schotten verzetten zich hiertegen en sloten het Cóvenant, om desnoods met wapengeweld het Calvinisme te handhaven. Nu zag de koning zich genoodzaakt een leger op de been te brengen en hiervoor was geld noodig. Het gemis van een staand leger, zooals dat 3oi de Fransche koningen tot hun besërulcking hadden, deed zich hier sterk gevoelen. Dus moest Karei I voor 't eerst weer na elf jaren in 1640 een Parlement bijeenroepen. Dit stond niet alleen geen geld toe, maar hierluïde klachten aan over de schending van zijn rechten. Het werd onmiddellijk ontbonden en kreeg daarom den naam van Korte Parlement. Door afpersingen en gedwongen leeningen kreeg Karei toch zooveel geldlHjeen, dat hij een leger kon bijeen brengen tegen de Schotten. Maar Strafford leed in 1640 tegen hen de nederlaag. De toestand van den koning werd gevaarlijk. Zijn regeering was in Engeland diep gehaat, de ontevredenheid groot. Zonder financiën geweld gebruiken bleek onmogelijk. Weer een Parlement bijeenroepen, Karei wilde er niet aan. Het Lange Parlement, 1640—1653. Toen bereikte hem een verzoekschrift van duizenden Londensche burgers en de aanzienlijksten der pairs, om nog weer een Parlement om den troon te verzamelen. De koning zwichtte voor dien aandrang: het vijfde Parlement van Karei I deed zijn intrede in de geschiedenis van Engeland. Van den beginne af aan was dit Karei de baas. Het had het volk achter zich, het kon rekenen op het Schotsche Covenant, het beheerschte de rijksmiddelen, de koning kon het niet ontbinden, of het zou hem zijn kroon kosten. De meerderheid was in handen van de Presbyterianen en de Independenten1). Zou Karei I zijn absoltiéKtische illusiën tegenover dien machtigen tegenstander blijven volhouden? De vijandschap tegen den koning blijkt uit de besluiten van dit Zoogenaamd Lange Parlement. ie. Strafford werd aangeklaagd en ter dood veroordeeld? wegens hoogverraad na een misdadig proces. Karei I, gesteld voor de keuze van Strafford's leven of de kroon, offerde zijn trouwen minister op. De talentvolle voorvechter van de absolute monarchie viel als slachtoffer van de politieke hartstochten. Laud deelde zijn lot, 1641. 1) Reeds lang bestonden er onder de Calvinistische tegenstanders der officieele High Church twee partijen, de Presbyterianen — aldus genoemd omdat zij geen bisschoppen, maar alleen ouderlingen en synoden erkenden — en de Independenten, die zelfs ouderlingen en synoden versmaadden en volstrekte gelijkheid en onafhankelijkheid van alle geloovigen voorstonden. In het Parlement hadden de Presbyterianen, in het leger de Independenten de overhand. Cromwell behoorde tot deze laatsten. 302 2C. De SterrekamerMWicrdtopgeheven. 3e. Het leger der Schotten is door subsidies in stand gehouden om gereed te staan tegen den koning. 4e. Het Parlement besloot niet uiteen te gaan zonder eigen goedvinden en trad zoodoende in de soevereine rechten vanw|$3 vorst. Burgeroorlog, 1642—1649. Van nu af is Karei I zijn koninklijke macht kwijt: niet hij regeert, maar het Parlement. Toen ontketende de koning door een alleronhandigsten zet het geweld der revolutie tegen zijn persoon. In 1642 beproefde hij een^atsgreep. Aan het hoofd van 400 getrouwe Cavaliers deed hij een poging om de leiders der oppositie in het Lager Huis gevangen te nemen. De poging misluWjammerlijk. Geweldig was de opwinding in Londen. Voor de algemeene verontwaardiging en den dreigenden opstand moest Karei de wijk nemen uit zjjjgj|hoofdstad naar York. Beide partijen wapenden zich, de burgeroorlog brak uit. Op het platteland had de monarchale macht nog talrijke aanhangers. Vrijwilligers uit den landadel vooral vormden het koninklijk leger, al ontbrak het Karei aan voldoende geldmiddelen. Veel sterker stond het Parlement ervoor, met de schatkist tot zijn beschikking en een leger onder leiding der Independenten, de Roundheads, waar Olivier Cromwell een der bekwaamste officieren van was. De slag bij Marstonmoor was een gevoelige nederlaag voor de Cavaliers. Cromwell besliste er den strijd door den aanval van zijn ruiterij (Iron-sides). De bassende slag viel bij N a s e b y in 1645. Karei, zonder leger, achtervolgd door zijn vijanden, vluchtte naar Schotland, in de hoop, dat de nationale traditie van het Huis Stuart hem er zou beveiligen. Maar in 1647 leverden de Schotten hem voor £ 400.000 uit aan het Engelsche Parlement. Onderhandelingen met den Koning. Toch bleef den koning nog één kans om een uitweg te vinden. Reeds nu had de ervaring geleerd, dat onder de energieke leiding van een man als Cromwell en zijn geestverwanten, de regeering langzamerhand geraakte onder den dwingenden invloed van de Independenten en hun leger, nu een staand leger geworden. De Presbyterianen, nog in de meerderheid in het Lager Hi«ffc trachtten het gevaar van een miütaire overheersching af te wenden door nieuwe onderhandelingen met Karei I te openen. Zou hij te vinden zijn voor hun beginselen, de constitutioneel-monarchale? Karei weigerde. In niets reikte hij het Parlement de hand. Koppig verkoos tóf zijn ingebeelde rechten als onbeperkt heerscher te handhaven. Deze onherstelbare fout werd de naaste aanleiding tot ZÖ6 ondergang. 303 Toen de onderhandelingen niet vlotten, kwamen de Independenten in verzet tegen de Presbyterianen. Op eigen gezag zonden de leiders van hun partij een legermacht op Kwel I af, namen hem gevtrxlgen, voerden hem naar een afgelegen kasteel. Tegelijkertijd bezetten hun troepen Londen. Daarmee trad het leger der republikeinen in de rechten van het Parlement?^Di^Tn'meerderheid Presbyteriaansch, protesteert en verklaart de onderlöuidelingétwöft Karei I te zullen voorzetten. Romp-Parlement. Maar de mflrÉaire overheersdSng was reeds begonnen. Een coup d'état wefd'het antwoord op het protest, 1648. Met geweld zijn 143 Presbyterianen uit de vertegenwoordigende vergadering verwijderd (Pride's purge). Daarmee was tevens het lot van den koning beslist. De Independenten dachten aan geen nieuwe verkiezingen, het gehalveerde Parlement eigende zich de rechten en bevoegdheden van een wettige regeering toe, het draagt in de geschiedenis den naam'Van het Romp-Parlement, 1648—1653. Dit voltooide zijn onwettige Zegepraal met de veroordeeling van Karei I. Om den schijn van recht te redden — elke revolutie beroept zich altijd op een fictief beginsel — werd in 1649 een wet aangenomen met de bepaling, dat een Engelsch konihg zich scfMdig maakt aan hoogverraad, als hij oorlog voert tegen het Parlement, ©rt besluit was noodig om een argument te vinden, want nooit had het Parlement eenige bevoegdheid gehad tegen den onschendbaren persoon des konings. Een daad van willekeurig onrecht en geslepen berekening was het, die deze wet terug w% rkende kracht schonk. Cromwell zette dit alles door om het leger të^'vrïend te houden. Toen het Hooger Huis tegen zulke ongehoorde onrechtvaardigheid verzet aanteekende, keerJtPhet Parlement zich tegen het Parlement: Cromwell deed het college ontbinden en het Hooger Huis als SSérr danig eenvoudig schrappen uit den regeeringsvorm van Engeland. Karei I onthoofd. Toen waren alle hinderpalen uit den weg geruimd. De revolutie kon ongestraft haar wraakzucht koelen aan haar weerloos slachtoffer. Na een vertooning, die proces heette, volgde de ter dood veroordeeling van Karei I. Cromwell zelf was een der leden van de rechtbank. 30 Januari 1649 werd de koning in Whitehall onthoofd, „als tyran, verrader en yuand van het algemeen welzijn". Karei zelf heeft zijn volk tegen zich in het harnas gejaagd door 304 zijn kortzichtige koppigheid en onbuigzame hardheid. Maar dat kan toch de revolutie niet het recht geven haar partijbelangen te beveiligen door ijzeren geweld en misdaden tegen de rec^fyaardigheid. Engeland was zijn natuurlijken regeeringsvorm kwijt; een partij beheerspjüje het land. Meer dan één omwenteling in de geschiedenis, heeft een volk gevoerd van de eene dwingelandij in de andere. Zoo zou het ook gaan met het Engelsche volk. § 3. De Engelsche Republiek. Engeland een republiek 1). Het eerste werk van Cromwell na des konings onthoofding was het uitroepen van de Republiek (Commonwealth). De soevereiniteit ging over naar het Parlement en een Raad van State. Deze daad deed een heftige reactie tot uitbarsting komen. Niet in Engeland, daar regeerde de sabel, maar in het onderdrukte Ierland en in het door den lossen band der personeele unie met Engeland verbonden Schotland. De mishandelde koning werd in de oogen van het volk de martelaar der vrijheid, schrille tegenstelling met de dwingelandij der Independenten! Cromwell moest, om zich staande te'houden, zijn militaire macht ook doen gelden in IerLand en Schotland. Ierland en Schotland onderworpen. In 1649 trok hij met zijn leger naar het ongelukkige eiland der Ieren. Vreeselijk hield hij er huis. Alleen daarom al verdiende hij door Vondel uitgescholden te worden voor weerwolf. Het bloedbad van Drogheda is de zwartste bladzijde uit zünsombere loopbaan2). Duizenden ongelukkige Ieren werden naar West-ïndië vervoerd en daar als slaven verkocht; duizenden hectaren land zijn aan hun wettige eigenaars ontroofd en onder Engelsche protestanten verdeeld. Toen Schotland. Daar was een royalistische opstand uitgebroken tegen het nieuwe bestuur. De Schotten wiroén een koning en riepen den zoon van hun onthoofden monarch: Karei, den lateren 1) Een der vurigste verdedigers van de Engelsche republiek was de groote dichter John' Mi 11 o n, de zanger van het Paradise li» its, die de teredi£4 stelling van Karei I in eqn ^welsprekend Latijnsch betoog had verdedigd. 2) Vgl. W. Mulder, De Iersche Kwestie. Leiden, 1923. 305 Karei II, tot koning uit. Deze bevond ziflfi^in ballingschap te *a-€Ürhvenhage. Daarheen zond het SchdSSche Parlement" a3jn afgevaardigden en legde den pretendent"het Cóvenant ter onderteekening voor. Karei stemde toe, tegen zijn overtuiging in; htfïö» de hooghartigheid en de absolutistische sympathieën" van zijn geslacht geërfd! Geholpen door Willem II, stadhBttder van de Republiek, stak hij van Veere uit over, om te Scone tot koning van Schotland gekroond te worden, 1651. Kroning van Karei II te Scone. Maar het jaar te voren was Cromwell den oorlog reeds begonnen. Na zijn eerste overwinning bij Dumbar, 1650, had hij Edinburg bezet. De royalisten hadden zich daarop teruggetrokken in de Schotsche Hooglanden en Cromwell was wel zoo verstandig hen in hun woeste bergen met rust te laten. Karei vond er gemakkelijk een leger van 15.000 man en waagde^te roekeloos een inval in Engeland. Dat had de verpletterende nederlaag hèjoWórcester ten gevolge, 1651. Zonder verdedigers stond de pretendent der Stuarts toen te midden zijnetfsfciMiden. Maar de^stil voortlevende gehecht- 306 heid aan het koningschap beveiligde zijn leven tegen de enorme premie van £ iooo.—, die de Independenten op 'Srjn leven uitloofden! Na 42 dagen rondzwerven, onder de meest romariöscÜè avonturen, bereikte Karei de kust en ontkwam behouden naar Normandië. Tien jaar later zou hij weer koning van Engeland zijn! Vlucht van Karei II uit Worcester. Het Parlement. Want zooals Cromwell regeerde, zou geen enkel volk^het op den duur uitgehouden hebben. Reeds ontstond er oppositie in het Romp-Parlement. Zeer juist zagen de meeste leden van het Lager Huis in, dat de stichter der republiek haar door zijn eerzucht weer zou vernietigen. Was daarvoor de revolutie begonnen? Openlijk Cromwell bestrijden, niemand dorst het, maar het Parlement beproefde zijn onbeperkte macht te ondermijnen. Het besluit in 1651 het leger te ontslaan tot op 25.000 man; in 1652 Zou het Lager Huis uiteengaan en verkiezingen uitgeschreven worden voor een nieuw, voltallig college. Cromwell doorzag de stille bedreiging. Met geweld joeg hij het Romp-Parlement uiteen. Zelf zet hij een schijn-Parlement — het 3°7 zoogenaamd „B a r e b o n e-P arlement" — in elkaar uit volgzame creaturen. Maar de creaturen jjplden niet volgzaarn^zijn. Het nieuwe Parlement ejscht de oude constitujjpneele rechten voor zich op: de historische traditie was sterker zelfs dan het geweld van een militairen dictator. ftKifj Cromwell protector. Cromwell wilde geen wetten naast en tegen zich. Zijn eigen Parlement deed hij wegsturen door zijn soldaten en eerst toen besloot de raad der officieren van het Independentenleger aan zijn leider de koninklijke macht op te dragen met den titel van Lord-Protector, 1653. „Gaat en zegt uwen protector, dat hij het volk des Heeren bedrogen heeft, dat hij een meineedige schurk is!" Het is een Engelsch predikant, die deze woorden tot zijn toehoorders durfde zeggen, maar zij waren de Engelschen uit het hart gegrepen. Alleen een militair despotisme kon Cromwell's tyrannie staande houden. Een reeks van dwingende maatregelen werd over het tand geworpen: 1. Een zeer strenge censuur wordt ingevoerd; 2. Alle tooneelvoorstellingen worden verboden, omdat de schouwburg vaak aanschouwelijk onderwijs gaf in staatkundige oppositie; 3. Het land wordt verdeeld in 12 districten, aan 't hoofd van elk een toeziend generaal met uitgebreide volmacht; 4. Alle steden krijgen een Independenten-generaal; 5. Registers van verdachten worden aangelegd; 6. Patrouilles doorkruisen het platteland. Een ijzeren dwingelandij! Samenzweringen zijn aan de orde van den dag. Het Parlement is onophoudelijk in oppositie! Het Engelsche volk boog voor den storm, maar het hield zich gereed om straks weer op te staan. Cromwell's buitenlandsche politiek. Tegen de ellende in het binnenland steekt het succes van Cromwell's buitenlandsche politiek schitterend af. Hij was het, die den eersten aanval deed op de É^cürrentie van den Nederlandschen handel door de Acte van Navigatie, door den goed geslaagden eersten Engelschen oorlog. Met Frankrijk sloot hij een verbond tegen Spanje; het gewichtige Duinkerken werd op de Spanjaarden veroverd en in WestIndië annexeerde de Engelsche vloot het rijke Jamaica, nog heden een Engelsche kolonie. Engeland vestigde in het midden van de Zeventiende eeuw zijn heerschappij op den oceaan. Toch brachten al die voordeelen den Protector niet nader tot het doel, dat hij heimelijk nastreefde. De Parlementen, die hij deed verkiezen, toonden zich niettegenstaande herhaalde zuivering zóó weerbarstig, dat zij telkens moesten ontbonden worden en, toen er eindelijk in 1657 een meerderheid was gevormd, die den Pro- 308 tector de lang begeerde koningskroon aanbood, durfde hij die niet aanvaarden, wijl zijn voornaamste officieren zich daartegen verZetten. Als vergoeding schonk het Lager Huis hem het voorrecht zelf zijn opvolger en bovendien de leden voor .één Hooger Huis te kiezen. Cromwell's autocratisch bewmcf gaf echter aanleiding tot vele samenzweringen; hij ontkwam aan alle, maar de angst voor het voortdurend gevaar sloopte zijn ijzeren gestel, hij stierf in 1658. Zijn oudste zoon Richard volgde hem als Lord-Protector op. Deze was een goedhartig man, echter ten eenenmale voor zijn rhoeSJijke positie ongeschikt. Reeds het volgend jaar deed hij afstand van zijn waardigheid. Het leger riep het vroegere Romp-Parlement bijeen, doch raakte zeer spoedig daarmee in strijd. Het Engelsche volk was de militaire dwingelandij moe. Toen generaal Monkhiervan de overtuiging kreeg, koos hij de paftSJ van het Parlement. Gesteund door zrjti^lëger, riep hij het voormalig Lange ParlerrSht weer bijeen en bewerkte in samenwerking met deze Conventie de Restauratie der Stuarts. Restauratie der Stuarts. Den 1 Mei 1660 overhandigde Monk aan de Conventie een manifest van Karei Stuart, de Declaratie van Breda, waarbij een nagenoeg algemeene amnestie en vr ij heid van godsdienst werd toegezegd. Aanstonds besloot men den pretendent uit te noodigen om van den troon bezit te nemen. Kort daarop hield Karei II zijn intocht in de hoofdstad. De Restauratie der Stuarts is mogelijk geweest, omdat in werkelijkheid de republiek aan het Engelsche volk was opgedrongen door een energieke partij, omdat niets de aanhankelijkheid aan den monarchalen regeeringsvorm zoozeer versterkt heeft, als de militaire dwingelandij van Cromwell. In den grond der zaak heeft juist hij de Restauratie voorbereid door zijn werk geheel en al aan zijn JproSóbn te verbinden. Toch heeft de tijdver revolutie dit blffèéttd resultaat gehad, dat in Engeland nooit meer na 1660 de absolute monarchie in den vollen zin van het woord bestaan heeft. Met de Republiek der Vereenigde Nederlanden, Venetië en Zwitserland is Groot-Brittannie tot in de negentiende eeuw de eenige staat van Europa geweest met een constitutioneelen regeeringsvorm. VIJFDE HOOFDSTUK. DE EEUW VAN LODEWIJK XIV, 1660—1715. § 1. De onbeperkte monarchie in Frankrijk. . Lodewijk XIV, 1643—1715. Richelieu en Mazarin hadden het onbeperkt koningschap stevig bevestigd, maar zij hadden tevens in de absolute monarchie een gezag uitgeoefend eigenlijk in strijd met dit beginsel zelf. Lodewijk duldde dit niet; zijn trotsche heerschersnatuur („la majesté faite homme") kwam in verzet tegen het feit, dat een alvermogen^ minister zijn koninklijke oppermacht in de schaduw stelde. Toen Mazarin in |$6i stierf, verklaarde Lodewijk zijn eigen minister te zijn en zelf de regeering te willen voeren. Van dien tijd dagteekent het persoonlijk bewind des konings, volgens de uitspraak, die men hem in den mond heeft gelegd: „L'état, c'est moi!" Hij was een man van groote scherpzinnigheid en werkkracht, een koning in geheel zijn wezen en voorkomen. Zijn levensdoel, de hegemonie over Europa, trachtte hij met alle mogelijke middelen te verwezenlijken. Hij was echter geen Karei de Groote en geen Karei V. Een leger aanvoeren kon hij niet. Zijn verdienste ligt in)V£jjn juist initiatief en zijn diplomatieke gaven. Zijn ministers. Zeer gelukkig was de koning in de keuze zijner staatsdienaren. Zijn minister van financiën, Colbert, bracht handel, nijverheid en landbouw tot een ongekenden bloei en voerde een verstandig en zuinig beheer der financiën in (colbertisme). Ook stichtte hij Fransche koloniën in Azië en Amerika (Louisiana) en vatte een lievelingsplan van Richelieu weer op: de vorming van een goede marine. Wat Colbert voor de binnenlandsche zaken was, dat was Louvois voor de militaire belangen (intendance; passevolants). Hij maakte het Fransche leger tot het beste van zijn tijd *). 1) Frankrijk had in de tweede helft der 17de eeuw ongeveer 20 millioen inwoners. Het leger telde in den Devolutie-oorlog 125.000 man; in 1700 was het opgevoerd tot 450.000 man. 3io Hierbij werd hij gesteund door den uitmuntenden vestingbouwkundige V a u b a n (die de bajonet inwtérde), den schepper der Fransche genie. L i o n n e leidde de buitenlandsche aangelegenheden. Veldheercn. Lodewijk's veldheeren, Turenne, Condé en Luxembourg (le tapissier de Notre-Dame) werden door geen van hun tijdgenooten overtroffen en zij, die na hen kwamen, C atinat, Vendom e, Villars, evenaarden hen niet. Onder de Fransche admiraals verchenen Duquesne en Jean Bart een eereplaats. Wetenschap en Kunst. Ook op het gebied van kunst en letteren bereikte Frankrijk onder Lodewijk XIV zijn hoogtepunt. Corneille, Racine, Boileau, Molière, La Fontaine schiepen meesterstMkken, die de Fransche taal tot een wereldtaal maakten. B o s s u e t (1'aigle de Meaux), Fénélon, Bourdaloue, Massillon muntten uit als kanselredenaars, terwijl Poussin en Lorrain aan 't hoofd van de FranschejTS^diiJlderschool stonden. Lodewijk XIV omgaf zijn koninjjschap met vorstelijke pracht. Hij trad op als de groote,,koning, „le Roi Soleil". Een paleis van gewone afmeting was hem niet voldoende. Hij liet te Versailles door den vermaarden bouwmeester M a n s a r d een koningslot bouwen, dat in weidsche pracht en aanleg zijn gelijke niet had en door L e N ö t r e met jgupien, waterwerken en standbeelden omgeven werd, die volkomen pasten bij het weelderig ingericht, gebouw, dat nog tot op den huidigen dag de bewondering der bezoekers wekt. Schaduwzijden. Maar de schitterende medjille had haar keerzijde. De weelde en verkwisting van den zonnekoning verslonden ongehoorde schatten, niet minder dan de bijna voortdurende oorlogen, die 's lands finangjën uitputten, vooral na den dood van den grooten Colbert, 1683. Ook gaf de koning, die niet ongodsdienstig was, door$jjn losbandig leven een .fljfcht voorbeeld aan rijn volk, dat zich toch reeds te veel vergaapte aan den schoonen schijn. Eerst na tipphuwelijk met Mad. de Maintenon in 1684 keerde hij tot een geregeld leven terug. Het misbruik van den.jtandel in ambten en van de „lettres de cachet" nam hoe langer hoe meer toe. Lodewijk's triomfen stijfden zijn trots. Verschil yan gevoelen met zijn zienswijze beschouwde 3ii hij als een inbreuk op zijn koninkffik gezag. Vandaar zijn onverdraagzame houding ten opzichte van de katholieken, de protestanten en de Jansenisten; want hij onderwierp het pauselijk gezag in Frankrijk aan zijn wil, verbood den protestanten eeredienst itf s9n rijk en ging met geweld het ^msenisme te keer (Port-Royal; Arnauld, Pascal, Quesnel). § 2. Lodewijk's buitenlafndsche politiek. Uitbr^MingspoIitiek. In zijn buitenlandsche polrlek zette Lodewijk de staatkunde van Richelieu voort: de bestrij dfeetg van het Huis Habsburg. Als gevolg daarvan streefde hij naar de vergrooting van Frankrijk met de ZuidettjUe Nederlanden en den linker-Ripbever („les frontières naturelles") en trachtte de Spaansche kroon aan zw Huis te brengen. De verhoudingen in Europa waren vooral tot 1680 gunstig voor Lodewijk's expansie-politiek. Spanje beteekende heel v^ffiig. De 80-jarige en de 30-jarige oorlog hadden het financieel machteloos gemaakt. Drukkende belastingen en groote armoede gaven aanleiding tot opstanden in Öa^llbnië, Andalusië, Napels, Portugal. Beroemd gebleven is de Napelsche revolutie vani647onderThomaso Aniello (Masaniello^SKè in de opera „La M u e 11 e de P o r t i c i" vereeuwigd is. Door de belastingen te verlichten werd hier de rust hersteld. Anders ging het in Portugal. Het land had onder het Spaansch bestuur zwaar geleden, zijn kc48hiën waren verloren gegaan. De nationale beweging van 1640 slaagde er in de vroegere onafhankelijkheid te herwinnen. Jan IV uit het Huis Braganza aanvaardde er de regeering; bij den vrede van Lissabon, 1668, erkende Spanje de onafhankelijkheid van Portugal. Alleen ophetgebiedvan d e k u n s t handhaafde Spanje zijn ouden roem. LopedeVega, Calderon, Cervantes beheerschten met hun werken de letterkunde van hun tijd. VelasquezenMurillo zijn wereldberoemde kunstschilders. Het Duitsche Rijk vormde sedert den vrede van Munster een chaos van 500 staatjes. Alleen Brandenburg, waarmee Pruisen onder één vorst vereenigd was, begon iets meer te beteekeneh 312 tijdens de in vele opzichten vcrartreffieiijke regeeHig van den Grooten Keurvorst, Frederik Willem I, maar het bleef nog slfecKjr. een jonge, opkomende staat. Keizer Leopold I, 1658—1705, Kid bijna alle krachten noodig om zijn erflanden tegen de onophoudelijke aanvallen van de Tutten te beveiligen. In 1683 liep zelfs Weenen gevaör. De dappere verdediging van de bezetting zou de stad nierhebben kunnen redden, als Johan Sobieski, koning van Polen, niet te juister tijd te hulp gekomen was. Zweden lag te ver weg en stond "financieel te zwak om een' over* wegenden invloed te tofflÖwHfótoefenen. Rusland speelt nog geen rol in de geschiedenis van West-Europa. De Republiek der Vereenigde Nederlanden waar Wel een sterke mogendheid door haar financiën, hWt koloniën, haar marine, doch haar gebied te land was te gering, dan (öt^flwt een heerschende macht op het vasteland van Europa had kunnen worden. Met Engeland had Lodewijk XIV afleen reken8(g te houden, voor zooverre het wellicht, in verbond met de Nederlanderr*,^8Bff machtige tegenstander zou kunnen blijtëtf.^ Frankrijk was in 1660 de sterkste mogendheid in Europa. Van die machtige positie heeft Lodewijk XIV misbruikgemaakt, toen lilpu e n D e v olutieoorlog begon. Toen%Iï665 Filips IV van Spanje1 stierf, vond Lodewijk XIV de gelegenheid om de vruchten te plukten van MazarnVs bepaling bij den vrede van de Pyreneeëri&ftf bruidschat van MaraTlÈefèsia was niet betaald. Lodewijk maakte aanspraak op een deel der erwhisy dj^ttiidelijke Nederlanden. Hij gronddtP^Sj^fféchten op een oud burgerlijk privaatrecht in de Zuidelijke Nederlanden het zoogenaamd „recht van devoluti e". Vólgens deze gewoonte gingen de vaste goederen, door een vader gedurende zijn eerste huwelijk verkregen, niet over op de kinderen uit een tweeden echt. Die goederen moesten van de geheele erfenis „afgewenteld" worden, vandaar de naam devolutierecht. De Zuidelijke Nederlanden waren in 1621 teruggekomen aan de Spaansche- kroon, itijdens het eerste huwelijk van Filips IV, dus moesten ze wordeniafgewenteld voor diens oudste dochter Maria Thereriajï&odewijk's vrouw. Devolutie^gorlog, 1667—1668. Niet terstond in 1665 begon Lodewijk XIV den aanval op Spanje. De tweede Engelsche oorlog 21 3*3 belemmerde hem in zijn politiek, want hij rekende op de welwillendheid van de Republiek (verbond van 1662) en verwachtte van Engeland geen tegenwerking. Maar de vrede van Breda, 1667, was nog niet gesloten, toen de Fransche troepen den inval in de Zuidelijke Nederlanden begonnen. Sir William Temple, de Engelsche gezant te 's-Gravenhage, deed op het juiste oogenblik het voorstel aan Jan De Witt om Lodewijk XIV tegen te houden door. een drievoudig verbond. De Triple Alliantie is zijn werk. De Witt stemde toe, Zweden sloot zich aan, Lodewijk XIV moest den vrede van Aken, 1668, aanvaarden. Een oorlog tegen de verbonden zeemogendheden durfde hij niet aan. Eenige vestingen in Vlaanderen bleven zijn buit. Hevig was Lodewijk's toorn over de stoutheid der kleine Repubhek van „verachtelijke visschers en kramers, die zooveel aan hem te danken hadden". Hij nam de noodige maatregelen om een afdoende kastijding toe te dienen aan „ce peuple, né pour servir, que mon bras abandonne". Wraakzucht jegens Holland was de beweegreden voor Lodewijk's tweeden oorlog van 1672, behalve de naijver op den handelsrijkdom der Unie. De koning wist door omkooping de Unie van al haar bondgenooten te berooven. Met Karei II van Engeland sloot hij het geheim traktaat van Dover in 1670, waarbij deze zich met Frankrijk tegen de Republiek verbond (3de Engelsche oorlog, 1672—1674), terwijl de bisschoppen van Munster (Bernard von Galen) en Keulen, die nog oude veeten tegen de Staten-Generaal hadden, zich bij Frankrijk en Engeland aansloten. De Zweedsche Rjjjcsraad liet zich gemakkelijk voor Fransch geld winnen. hSI? ,-0°pl°ff met Nederland, 1672—1678. Een keurleger van meer dan 100.000 Franschen trok bij Lobith over den Rijn, veroverde in korten tijd het Oosten der Republiek, maar slaagde er niet in Holland te bezetten, dank zij de Hollandsche waterlinie. Willem III, die na den dood van Johan De Witt de ziel van de regeering en de nationale verdediging was geworden, wist in 1673 door de verrassing van Bonn het Fransche leger de Republiek te doen ontruimen, terwijl de Ruyter door de zeeslagen indebaaivanSolebay, bij Schooneveld en Kijkduin tegen de gezamenlijke Fransche en Engelsche zeemacht, een landing op de kust belette. In 1674 noodzaakte het Engelsche Parlement Karei II om den vrede van Westminster met de Unie te sluiten. Ook Munster en Keulen teekenden in dat jaar den vrede. Lodewijk zette den oorlog tegen de Republiek en haar bondgenooten, Spanje, den Duitschen keizer Leopold, Brandenburg, voort, vooral in de Zuidelijke 314 Nederlanden en de Rijnstreken. Een opstand der ontevreden Sicilianen, die door een Fransche vloot onder Duquesne tegen de Spaansche regeering werden bijgestaan, gaf aanleiding tot de uitzending van De Ruyter met een eskader naar de Middellandsche Zee. Zijn vloot was te zwak. Bij Strómboli en de Etna, 1676, versloeg hij de Franschen, maar kort daarop stierf hij te Syracuse aan zijn wonden. De Vrede van Nijmegen, 1678, was een zegepraal voor Frankrijk. De republiek bedong zich een voor deelig handelstraktaat; Spanje moest Franche-Comté afstaan; de keurvorst van Brandenburg, die op de Zweden, Lodewijk's bondgenooten, in 1675 de roemrijke overwinning van Fehrbellin had behaald, moest zijn veroveringen in Pommeren opgeven. Lodewijk XIV stond in 1676 op het toppunt van zijn macht. Het Europeesch verbond tegen Frankrijk was uiteengevallen, doordat de Hollandsche regenten den vrede hadden doorgezet zonde» hun bondgenooten en tegen den zin van Willem IIÏ. Al diens pogingen om een meuwe coalitie op te bouwen, stuitten af op het wantrouwen, dat onder de Europeesche mogendheden heerschte. Vandaar dat Lodewijk zijn daden van verbluffende willekeur en brutale uittarting juist na 1678 straffeloos kon uitvoeren. Toch heeft de vrede van 1678 voor Frankrijk het nadeel opgeleverd, dat de beide Zeemogendheden voor goed vijandig stonden tegenover de expansiepolitiek van Versailles. Terstond na den vrede werd Europa verontrust door een gebeurtenis, eenig in de historie. Lodewijk XIV deed zijn leger op volle oorlogsterkte onder de wapenen blijven. Hij hield het zwaard opgeheven. Om goede redenen. Zijn Chambres de Réunion konden elk oogenblik een nieuwen oorlog ontketenen. Dit waren gerechtshoven, die onderzoeken moesten, welke grensdistricten voorheen deel hadden uitgemaakt van landstreken, die bij den vrede van Munster, van de Pyreneeën en van Nijmegen aan Frankrijk waren afgestaan. In vollen vrede annexeerde Lodewijk honderden plaatsen in den Elzas, in 1681 zelfs Straatsburg, in 1684 Luxemburg. Hij bekreunde zich niet om de protesten van keizer Leopold I, machteloos als deze tegenover de Fransche gewelddadigheden stond wegens zijn strijd met Hongarije en de Turken, die in 1683 Weenen belegerden. Twist met den Paus. Omtrent dienzelfden, tijd was „Z ij n e Allerchristelijkste Majesteit" in onmin geraakt met den Paus. De koning eischte het regaliënrecht, waardoor de inkomsten van alle openstaande bisdommen aan de kroon zouden vervallen. Dit veroorzaakte veel on- 315 aangenaamheden en leidde eindelijk tot een conflict, waarbij de koning bij de Fransche geestelijkheid tamelijk veel steun vond tegen den Paus. Een vergadering van de Fransche geestelijkheid — geen Nationaal Concilie — door den koning te Parijs -bijeengeroepen, vaardigde de door Bossuet opgestelde vier artikelen uit, die de „Vrijheden der GallikaanscheKerk" moesten waarborgen, maar feitelijk de Fransche geestelijkheid geheel afhankelijk maakten van den Staat. De Paus .verklaarde alle besluiten, der vergadering voor ongeldig en weigerde aan eenige door den koning benoemde bisschoppen de kanonieke bevestiging te schenken. In 1693 herriep Lodewijk de leer der 4 artikelen; de Paus gaf hem van zijn kant het recht der regaliën.' , De Hugenoten. De regeering vervolgde de Hugenoten (dragonnades) en ontnam hen ten slotte de vrijheid Van godsdienst door de ,0 p h e f f i n g van het Edikt van Nantes, 1685. Aan de predikanten werd de keuze gelaten zich te bekeeren of het land te verlaten, alle anderen kregen het bevel in Frankrijk te blijven. Hoewel emigratie verboden was, gelukte het toch aan honderdduizenden onder allerlei voorwendsels te ontvluchten. Deze „r éf u g i é s" vestigden zich in Holland, Engeland, Denemarken en Zwitserland. Lodewijk hief het Edikt van Nantes op tegen de waarschuwing van Paus Innocentius XI, die hem schreef, dat men de menschen niet de Kerk moest binnensleepen, wel leiding geven en een goed voorbeeld. Maar de koning paste het „Cuius Regio, illius Religio" toch toe, De intrekking van het Edikt van Nantes had in de eerste plaats een politieke strekking; de godsdienstige beweegredenen kwamen op de tweede plaats. Verbond van Augsburg. De geweldenarijen van „le roi soleü" hadden eindelijk ten gevolge, dat Willem III weer een groote coalitie tegen Frankrijk kon tot stand brengen. Het geduld van Europa was uitgeput. De Republiek, Spanje en Savoye, keizer Leopold I sloegen de handen ineen en sloten het verbond van Augsburg. Het gevaar was Lodewijk XIV niet ontgaan. Zijn oorlogsverklaring was in 1688 al uitgevaardigd, toen het berfchtkwam van den inval van Willem III in Engeland. De oorlog zou toch uitgebroken zijn, al ware Jacobus Ilniet van zijn troon verdreven. Na deze gebeurtenis werd ook Engeland de vijand vah~Frankrijk. De negenjarige oorlog, 1688—1697, is de gevaarlijkste geweest, dien LodewijjrSCIV heeft uitgelokt. Voor het eerst stond hij tegen de verbonden Zeemogendheden, die de leiding in handen hadden van het Europeesch Verbond. De strijd is vooral gevoerd in de Zuidelijk^ 'Nederlanden, in Noord-Italië en op zee. De vijandelijkheden werden ingeleid door de barbaarsche verwoesting der Rijnstreken, op last van Louvois. Het wapengeluk hechtte zich nog 316 steeds aan de Fransche vanen. Luxembourg versloeg Willem III bij Fleur us, bij«<Öt e e nk e r k e n, bij Neerwinden. Op zee behaalden de Franschen in 1690 de zegepraal op de EngelschNedèftandsche vloot bij Beachy Head (Bevesier)ï M&Póm overwinning werd geheel in de schaduw gesteld door de zoo goed als volkomen vernietiging van de Fransche vloot bij kürp LaHogue. Na rfkjjf''kwijnt de oorlog. Lodewïjk XIV trachtte vredesonderhandelingen 13&' te lokken. De Spaansche erfenis kwam in zicht. Karei II heeft het klaar weten te spelen de Europeesche diplomatie een jaar of tien in spanning te houden door of ernstig ziek te zijn, of op sterven te liggen, of weer beter te worden^pdewijk ^ilde zijn land rust gunnen, z%k){f^kten verzamele^Hij voorzag den grooten sjrijd, dien de nalatenschap van Spanje's koning Zou veüor^aken. Ofsehooifcrijn leger met veel succes gestreden* hadjbfdMd hij toch groote concessies bij den vrede vanRijswijk, 1697. Het was hem te d«m de mogendhedete*het al te zeer tegenNtreh in te nemen. SWakfióü ^ij ze noodig kunnen hebben, zoodat hij van Lotharingen afzag en Willem III als koning van Engeland erkende. nolliÖBÏiïraii!iJC>mstreeks 1700 is FrankrjjK*flftï meer wat het was W*866b. Daat^ hi Lodewr/Wregeering duidelijk op te merken een periode van s^jjgihg, een periode van daling. De grens is te ^kken'Jom%re^ks 1680. Toen viel in heel het land een zeer verklaarbare afifiSlting waar te nemen. De meeste groote mannen uitLode^fefeÉ^g^PtWwa^11 oud of dood' Colbert in l683- Luxemtirjïfrg was dè tëttste groote veldheer uit de klassieke school. Handel en landbouw waren gevaarlijk achteruitgegaan door de tair™b oorlogen. De hanów/noodig voor den arbeid, lagen verstijfd onder de groene zoden van een of ander slagveld. De zware legerlasten, de verkwistend-kostbare paleizen ifótëtten schatten. Hier en daar kwamen reeds hongeroproeren voor. Frankrijk was op. Maar Lodewijk XIV, de absolute monarch, zou zijn staatkunde van veroveringen en heerschzucht toch voortzetten. De achteruitgang is hem niet ontgaan, maar hij was te trotsch om den zoo lang gevolgden weg te verlaten. Dat is de tragedie van zijn regeering geworden. De Spaansche successie beheerschte de staatkundige verhoudingen in Europa gedurende de eerste jaren van de achttiende eeuw, doch niet meer zal het Frankrijk zijn, dat dan Europa zijn wil kan voorschrijven. De zon van 't geluk zou ondergaan UP het rijk van den zonnekoning. 317 § 3- Karei II van Engeland. Karei II, 1660—1685. In 1660 had de Restauratie der Stuarts plaats gehad en was K a r e 1 II, de oudsfejzoon van Karei I, op den troon gekomen. -il§& die met Jacobus' oudste dochterï^Bpptestante Maria, ffijjgyvd was, aankgijng, gehoor te geven aan de wenschen van des' konings tegenstanders, om met een leger naar Engeland te komen, ten einde aan de „dwingelandij een einde te maken en het bedreigde' protestante geloof te redden^ De Staten-Generaal besloten den prins met een leger en vloot te steunen. Den 5denj$pyember 1688 landde hij te T o r b a y. Jacobus II, door de meesten van zijn aanhangers en officieren verlaten en verraden (onder hen vooral Marlborough), vlu$sfc$Je naar zijn bondgenoot Lod^jrijk XIV. Wi&Le m en Maria J^djn door het Parlement als koning en koningin van GrootBrittannië en Ierland erkend, nadat zij de De cl arabon of 155 hadden bezworen, waarbij de rechten van het Parlement werden vastgesteldo.a. ook de Test-act van kracht bleef. De Ieren, die de partjj^yan Jacobus aanhingen, zijn door den slag aan de Boyne in 1690 geheel ten onder gebracht. De groote beteekenis van de „glorious revolution" van 1688 was de afdoende overwinning van den constitutioneelen regeeringsvorm. Onder Willem III van Oranje, 1689—1702, werd de m i n i sterieeleverantwoordelijkheid inJngeland gewoonte. Uit de meerdejieid van hgflLager Huis koos Willem zijn ministeries. > In 1694 trad het eerste Whig-ministerie op en^a,|§gSé|Ede jaar werd door de T r i e n n i a 1-b |£A de duur van het Parlement op 3 jaren vastgesteld. Maar het kiesrecht bleef zeer gebrekkig; geregeld en het grootgrondbezit had een machtigen invloed op de samenstelling van het Lager Huis. Willem slaagde er niet in de gunst van het Engelsche volk te winnen; hij^was den Engelschen te norsch e^te veel Hollander. Maar^-zijn buitenlandsche politiek gingen zij met hem mee, omdat hij de voorvechter van het PtqtËÊfr'tantisme en dp^bestrijder van den in Engeland gehaten Franschen komjrjg; was, die Jacobus bleef steunen en erkemj^n. Willem's politiek had tot hoofddoel de handhaving van het staatkundig evenwicht 320 in Europa en daarom,fWikkelde hijriBngelandjofcn de Republiejkrin den Negenjarigen en den Spaanschea>[§«feee$sie-oorlog. Dat Willem III zich steeds Hollander bleef gevöekte, bleek onder meer uit zijn in 't oog loopende begunstiging van aanrie»Ujke Hollandsche edelen, zooals B e n'fliin ck, van Keppel, e. a. Willem's regeering was een weldaad voor Engeland, want de handel, de zeevaart en de koloniën kwamen tot grooter bloei dan ooit te voren en de Engelsche Bank bleek spoedig een uitmuntende instefling. Willem hield van afzondering en braqht rijn tijd jn Engeland het-liefst door op Kensington en Hamptoncourt. Hij stierf in 1702 aan de gevolgen vaneen val van zijfx paard en wordt gerekend tot Engeland's groote koningen. § 5. Noord- en OostrEuropa in de 17de eeuw. Door den Dertigjarigen Oorlog was het aanzien van Zweden zeer gestegen. Het land beleefde een tijdperk;van grooten bloei. Bij den vrede van Munster had Zweden belangrijk* kuststreken aan Oosten Noordzee verkregen. Veel werd onder de regeerifl^Jvan Christtó» gedaan voor de ontwikkeling van de hulpbronnen van het land, o. a. voor de ontginning der mijnen (Lodewijk de Geer), waardoor ïfê'ïandel sterk toenam. Christina vond weinig genoegen in het bestuur; zij was een krachtige vrouw vol zelfbewustzijn en liefde voor kunst en wetenschap. Des Cartes, HeinsiUfl.en Hugo de Groot verbleven dikwijls aan haar hof. Zij ging tot de katholieke Kerk over en deed afstand van den trofjjtyten behoeve van haar neef Karei Gustaaf. Daarop verliet zij Zweden en vestigde zich te Rome, waar rij overleed. Met Karei X Gustaaf, 1654—1660, kwam het huis PaltsZwei b r ü c k aan de regeering. Hij hervatte de expansiepolitiek van Gustaaf Adolf. Polen, altijd machteloos door den partijstrijd onder den adel, leek hem een gemakkelijke prooi. Uit louter veroveringszucht ondernam hij den oorlog, 1655, en veroverde in een snellen veldtocht het land grootendeels. De Groote Keurvorst, Frederik Willem, werd onder den indruk van dit verbluffend succes, bevreesd voor zijn hertogdom Pruisen. Brandenburg was nog geen groote 321 mogendheid, maar begon zich in dezen tijd heel voorzichtig te wagen in de Europeesche staatkunde. Vandaar de tastende, zoekende politiek van Frederik Willem, die zich met ietwat benepen berekening nu eens bij de eene, dan bij de andere partij aansluit, naarmate zijn eigen belangen zulks wenschelijk maken. De Keurvorst slaagt er in zijn hertogdom tiWrtsdden van een verovering door het verdrag van Mariënburg, 1656, waarbij hij den koning van Zweden erkent als leenheer over Pruisen in plaats van den Poolsfchen vorst. Karei X verslaat in dit&Ifde jaar het laatste Poolsche leger bij W a r s c h a u. Maar de overvnamng bleef vruchteloos. Waren de Zweden al meester in de steden, op het uitgestrekte platteland van Polen organiseeirfc'ïich een aaneengesloten, nationaal verzet tegen den overweldiger. De andere rondomliggende mogendheden gevoelden de bedreiging van de Zweedsche overmacht, er komt een groote coalitie tegen Karei X tot stand tusschen Rusland, den Duitschen keizer, Brandenburg, Denemarken, 1657. Dat is het keerpunt in dezen Noordschen oorlog. De Poolsche koning kocht het bondgenootschap van Brandenburg door het verdrag van We hl au, 1657, waarbij hij afstand deed van de soevereiniteit over het hertogdom ten gunste van Frederik Willem. De Keurvorst zag in de groote coalitie een gevaarlijker tegenstander dan in Zweden. Karei X intusschen ondervond tegelijkertijd den weerstand van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Jan De Witt hield zich buiten de coalitie en den oorlog, maar handhaafde de vrije vaart op de Oostzee door van Wassenaar Obdam met een observatievloot naar Danzig te zenden en Zweden te dwingen tot een verdrag van Elbing, dat het verkeer door de Sont en naar de Baltische havens waarborgde en de blokkade van Danzig ophief. Een aanval van de coalitie ontweek Karei X. Hij gaf Polen op, marcheerde met zijn leger van de WeTchsel naar de Elbe, om Denemarken, den ouden mededinger van Zweden, te overvallen door een plotselinge verovering van Holstein en Jutland. In Januari 1658 waagt hij den tocht over het ijaïyan de Kleine Belt naar Fünen, Seeland, Kopenhagen; het scheen met Denemarken gedaan. Toen herstelde de vrede van Roeskilde een oogenblik de rust in het Noorden. De tusschenkomst van de Republiek behoedde Denemarken voor nog grooter^vèrliezen, dan het nu moest lijden: Drontheim in Noorwegen; Sconen, Blekinge, Halland langs de Sont. Zweden verkreeg BoVendien vrr)heid van Sonttol en vréémde oorlogschepen zouden dérSont niet mogen passeeren. 322 ff*W}<|èze laatste bepaling Wöde men in Holland niet toerusten, vooral de stad Amsterdam adet, dat zijn geafihte at ©enérnarken, v a n B e u n i 4wt ^u^becvatting van de vijaadelijkheden, bitste lokkejte :Karel X beantwoordde de uitdaging met een aanval op Kopenhagen. Maar toen gaf de vloot van de Nederlanden den doorslag. Van Wassenaar Obdam en Wi^Qprne^sg. de With vjölaan de Zweedsche vloot in de Sont, Kopenhagen kan den strijd volhouden, het leger van den Grooten Keurvorst heroym Holstein en Jutland, de Ruyter landt bij Nyborg op Seeland, 1659. Zweden dreigt zijn aanvankelijk succes in een nederlaag te zien verkeeren, als Karei X onverwacht sterft, 1660. Dat beteekende het einde van den oorlog. Polen verloor bij den vrede van 01 i v a zr^^cstzee-rjrdvincies, behalve Koerland en Dantög; Denemarken kreeg bij den vreÖe van Kopenhagen Drontheim en Bornhohn terug. De Sont-gewestéh in het Zuidéfl van Zweden gingen dus vertóren en zijn sedert Zweedsch, gebied geble^v(dwitójf«ti). Zweden verloor echter zijn vrijdom van Sonttol en de Sont bleef open voor vreemde oorlogschepen. De eenige mogendheden, die uit dep langen oorlog \cm warm verdedigd o.a. 3*f door Willem II^fverrjood^tBftQkt van Frankrijk en Oostenrijk plotseling aanmerkelijk W*vergrooten. WW» Pretendenten. De aanspraken van Lodewijkt«IV en Leopold I berustten op vrijwel geKjkwaardige'iaMÜfetNJtrekkingen. ^TÈipS IV, koning van Spanje I^d.XIvS«ttutaten in den firqg, maar het'tjai» 1704 bracht een belangrijke beslissing. Tegenspoed van Lodewijk XIV. De nederlaag bij Höc3»6 stadt-Blenheim verdreef de Fransehen voor goed uit ZuidDuitschland en maakte het bondgenootschap van Beieren voor Lodewijk XIV waardeloos. In hetzelfde jaar veroverde een EngelschHollandsche vloot het sterke Gibraltar, dat sedert in het bezit van Engeland gebleven is. Een Fransche inval in de Povlakte werd afgewezen door Prtas-Eugenius;'die geheel Noord-Italië /veroverde. Aan den Rijn, in Italië bedreigden de aanvallende legers de grenzen vab^anlri^ktfejsndjSft slag bij Ra m i 11 i e s moesten de Franschen de. Zuidelijke Nederlanden ontruimen. Al deze rampen werden nog verzwaard door den gevaarlijken binnenlandschen toestand in Frankrijk, Reeds in dezen tijd/ was in vele streken van het land de bevolking sterk achteruitgegaan, de welvaart van vroeger jaren kwijnde onder de zware lasten en groote ellende. De opstand van-ckre a m i s a r d s, Hugenoten uit de Cevennen, meest boeren en herders, die hun naam ontleenden aan hun blauwen kiel (camise), was ook een hongeroproer. De beweging ontaardde in een guerilla, waarop Lodewijk noodgedwongen een zijner beste generaals moest: af Jenden, om de rust met geweld De- herstellen. Onder zoo drukkende omstandigheden boog de trotsche koning het hoofd, hij bood zijn tegenpartij den vrede aan. Maar de eischen der bondgenooten waren, te hoog. De oorlog bleef sedert 1706 verplaatst naar de Zuidelijke Nederlanden. In 1708 werd het Fransche leger weer verslagen bij O u d enaerde. Nogmaals opende Lodewijk X-I^redesonderhandehngen.. De ellendjf van Frankrijk, die de eerste oorzaak geworden is van de Fransche revolufgfc begon nu al. Hongersnood en gebrek teisterden de bevolking. De winjpr van 1708 op 1709 was uitermate streng; De oogst van 1709 (mislukte geheekjAÜeen een vrede kon uitredding brengen. Maar de bondgenooten onderschatten nu op hun beurt de veerkracht van hun geslagen tegenstander. Zij stelden in 1709 zoo hooge eischen, dat Lodewijk ze niet inwilligen kon: 1. Afstand van de geheele Spaansche erfenis en van al wat Frankrijk sinds 1648 verkregenihatk^ïhjii^)*^ uit Spanje moeten verdrijven. Dan probeert de koning liever weer de krijgskans. Zonder succes. Bij Malplaquet lijden de Franschen de nederlaag in 1709. ï'-*i**Él 328 De krachten van Frankrijk waren uitgeput. Na aSa. slag worden te Geertruidenberg vredesonderhandelingen gevoerd. De bondgenooten handhaafden echter hun harde eischen. Lodewijk weigerde. Ommekeer. Buiten alle diplomatie en krijgskunde om bracht toen het jaar 1711 hem uitkomst. Hier ligt het k e e r'r^^np den SpaansehmSuecessie-ooriög. In 1711 stierf kéfzYr Jozef L die zijn vader Leopoldin 1705 was opgevolgd. Zijhfcroeder, Karei VI, werd nu heer van de Oostenrijksche erflanden en keizer van het Duitsche Rijk. Daarmee stond de politiek van het Europeeschevenwicht schaakmat. Wat kon het voor zin hebben aan den Oostenrijkschen Habsburger de overmacht te verzekeren, die men den Franschen Bourbon had willen onthouden? In 1711 kwam bovendien het whig-ministerie van Marlborough ten val en werd vervangen door een tory-ministerie. Koningin Anna had gaarne haar broeder Jacobus III als opvolger aangewezen gezien en verwachtte daartoe steun van Frankrijk, doch natuurlnk eerst na een vrede. rDoór deze onverwachte gebeurtenissen raakten de voegen van het Haagsch Concert los. Engeland trad het eerst terug, riep Marlborough naar huis en gelastte diens; opvolger zich met het leger buiten den strijd te houden. Onmiddellijk maakten de Franschen gebruik van de veranderde omstandigheden. In 1712 bevochten zij hun eerste groote overwinning in de Zuidelijke Nederlanden bij D e n a i n.ibevel diens sterk verschanste legerplaats te bestormen, toen eindekrjtó* het bei&ïjlft kwam, dat?jütf/£y?e,den een opstandaldreigde. Eerst nu besloot Karei XII tot de terugreis. Na een avon*öurlijke rit van veertien^gèn bereikte hij in 1714 S t r a a 1s u n d. Zijn vijönden hadden intusschen VS&Zweden's moeilijken toestand partij getrokke*8;D enemarken was den oorlog weer begonnen, P r u i s'ljpti, dat de- Zweedsche bezittingen in PommerehI1!Wide veroveren, H a n n o v e r, dat het oog had op Bremenen Verden, sloten zich bij)d*3coahtie aan. En Zweden was uitgeput. Karel's bekwame minister von Görtz trachtte door onderhandehngen te redden, wat te redden viel. Doch hiKstuitte op den hardnekkigeh onwil v^istzijn koning, die met alle geweld den oorlog hervatten wiidéV In 1718 sneuvelde Karei XII bij het beleg van de vesting Frederikshal in Noorwegen. De ZweedscheriRSjksraad erkende Ulrica Eleonore, de zuster van den overleden köfing, en haar gemaal, Frederik van Hes se^Sf-K a s SlM,! als soevereinen van Zweden; maar met de macht van den koning was het gedaan. De adel herstelde zijn invloed, deedi.Sfbn Görtz, zijï|^bekwamen tegenstander, gevangen nemen en ter dood brengen èn\stoot achtereenvolgens eenige vredesverdragen met de bespflfcigers van Zweden's macht. De vrede van Stockholm, 1720, stéfilfe de volgende politieke verhoudingen vast: ie. Pruisen krijgt bijna geheel voor-Pommeren; de stad Straalsund en het eiland Rügen blijven aan Zweden. 2e. Hannover krijgt Bremen en Verden. 3e. Zweden moet voortaan den Sont-tol betalen aan Denemarken. Bij den vrede van Nystad, 1721, krijgfftuSland Karelië, Ingermannland, Esthlandï%n Lijfland. Zweden was niet meer de eerste mogendheid in het Noorden. Rusland had zijn plaats ingenomen en beheerschte voortaan de Oostzee. De politiek van czaar Peter was geslaagd. GESLACHTSLIJSTEN TABEL I. HET GESLACHT VAN AUGUSTUS. C. Julius Caesar X Aurelia C. Julius Caesar Julia (geb. 100 v. Cbr. f 44 v. Cbr.) X X M. Atius Balbus Cornelia 1 Aüa IEP'- I00» X X C. Octavius Pompeius. C. Octavius (door Caesar geadopteerd): 1. C. Julius Caesar Octavianus Augustus (27 v. Chr.—14 na Chr.) X Scribonia (1) Livia (2) j Julia (1) 2. Tiberius (2) Drusus (2) (eigen dochter) (stiefzoon) (stiefzoon) (f 14 n. Chr.) (14-37 n. Chr.) (f 9 v. Chr.) _ x X '\ x Agrippa Vipsanla Aotonia ____J •'•f] | Agripplna (a) Germanicus 4. Claudius (f33n.Chr.) (fl9n.Chr.) (41-54 X X n. Chr.) Germanicus X I Agripptoa(a) Messalina (1) 3, Caligula Agrippina (b) Agrippina(b) (2) (37-41 na Chr.) (f 59 na Chr.) ] X Octavia (1) Britannicus (1) Cn.Domitius(l) X (f 55 n. Car.). Claudius (2) Nero Cn.Domitius(l) (dooi Claudius geadopteerd): 5. Nero. (54—68 n.Chr.) X Octavia (f 62 n. Chr.) 3, Caligula Agrippina (b) (37-41 na Chr.) (f 59 na Chr.) X Cn.Domitius(l) Claudius (2) TABEL II. PIPPIJNEN EN CAROLINGERS. Pippijn van Landen Arnulph van Metz. ; __l _j Begga X Ansegiael ! Pippijn van Herstal 1 Karei Martel | Pippijn de Korte (Koning der Franken) Karei de Groote (Ftoomsch Keizer) Carloman i v Lodewijk de Vrome (Keizer) X (1) Irmengard (2) Judith ! (1) Lotharius I (Keizer) (1) Pippijn. (1) Lodewijk de Dnitscher. (2) Karei de ftate (üfeizer) Lodewijk II. Lotharius II. Karei Carloman. Lodewijk I. Karei (2) Lodewijk II, (Keizer) de Jonge, de de Stamelaar. laatste Carolinger Dikke in It&Uë \\ 875). (Keizer).' Arnulph v. Karinthië Lodewijk III. Carloman. Karei (Keizer) , de een¬ voudige. J, 1 Hedwigis Lodewijk Glismonda Zwentibold Lodewijk IV Gisela X het Kind, X (Koning van d'Outremer X Otto laatste Carol. Koenraad. Lothar). Rollo v. Saksen in Duitschl. , van I (t 911). Koenraad I. Lotharius. Karei Normandië. Hendrik I v. Neder-Lothar. de Vogelaar Lodewijk V (f987), Otto (f ca. 1005). laatste Carolinger laatste Carolinger. in Frankrijk. TABEL Hl. GESLACHT VAN HUGO CAPET. Hugo Capet, Koning van Frankrijk' (987—996). Robert de Vrome, (996—1031). ! Hendrik I (1031 —1060). Robert v. Boergondië Pilips 1(1060—110*8). Lodewijk VI (1108-1137)7 stamvaderdtrPor'tugeesche L Koningen. Lodewijk VII (1137 - 1180). I .. „ Fiüps II Augustus (1180—1223). I Lodewijk VIII (1223—1226). Lodewijk IX, de Heilige Karei v. Anjou (1226-1270). (Koning v.Napels). Filips III (1270—1285). Robert v. Clermont (stamvader der Bourbons). j LL_ (zie tab. V). Filips IV de Schoone (1285—1314). Karei V. Valois. Margareta X I X Joanna, Koningin v. Navarre. Filips VI Eduard I, ! v. Valois, Koning v. Lodewijk X Filips V Karei IV Isabella Koning van Engeland. (1314-1316). (1316-1322). (1322-1328). X Frankrijk | Eduard II (1328-1350). Jan I (1316). Joanna Kon. v. Eng. (zie Tab. IV). (Koningin v. Navarre). | | ibi Eduard III. Karei de Booze. Kon. v- Eng. Konintiv. Navarre. (1349—1387). TABEL IV. GESLACHT DER FRANSCHE KONINGEN UIT HET HUIS VALOIS. Filips VI, v. Valois, Koning van Frankrijk (1328 — 1350). I ■ Jan II (1350-1364). . ; 1 Karei V (1364—1380). Filips de Stouie, Hert. v. Boergondië. Karei VI (1380-1422). Lodewijk v. Orleans | X Jan zonder Vrees Karei VII (1422-1461). Valentine Visconti. j | r l_ Filips de Goede. Lodew. XI (1461 -1483). K"el ; Ian , J | v. Orleans. v. Angoulême. Karei de Stoute. Anne Karei Vllf" ! -[ I de (1483—1498) Lodew. XII Karei Maria v. Boerg. Beaujeu X (1498-1515). v. Angoulême. x Anna X X Maximiliaan v. Bretagne. Anna v- Loutóe V- Oostenrijk. Bretagne v. Savoye.. ! l Claudia Frans I (1515-1547). X Claudia (dochter v. Lodew. XII). I üïil " Hendrik II (1547—1559). X Katharina de Medici. ! ! Frans II Elizabeth Karei IX Hendrik III Frans, Margaretha. (1559-1560). X (1560-1574). (1574-1589). Hertog X X Filips II v. Anjou, Hendrik Maria v. Spanje. f 1584- v- Bourbon, Stuart. | later IsabeUa Clara Hendrik IV. Eu^Dla (2) Maria de Medici Albert v. Oostenrijk. (zie Tabel ^1' TABEL V. GESLACHT BOURBON-ORLÉANS. Robert' v. Clermont (jongste zoon v. Lodewijk IX, Koning v. Frankrijk). Antoine v. Bourbon Karei (Kardinaal) Lodewijk I v. Condé. X 1589 uitgeroepen Jeanne d'Albret, tot Kon. v. Frank., Koningin v. Navarre. (f 1590). Lodewijk II v. Condê ! (le grand Condé). Hendrik v. Bourbon, als Kon. v. Frankr. Hendrik IV (1589—1610) Lodewijk. hertog van Bourbon 1-.. * „ . . (1723-26 minister v. Lod. XV) (1) Margareta v. Valois. ' (2) Maria de Medici. (2) Lodewijk XIII (2) Henriette Lodewijk hertog v. Enghien" (1610-1643) X lT '' X Karei I Annav. Oostenrijk. v. Engeland. I g Lodewijk XIV Filips. (1643— 1715) hertog van Orléans x ! Mar. Ther. v. Spanje Filips v. Orléans (Regent I . (f 1723) Lodewijk ! ■- Lodewijk (Duc de Bourgogne). Filips v. Anjou, als Kon. v. Spanje, Lodewijk XV (1715-1774) FlllPs V I Lodewijk (f 1765) J I _ Lodewijk XVI Lodewijk XVIII Karei X Elizabeth Filtofcv. Orléans (Egatité) (1774-1792) (1814-1824) (1824-18301 (f1794) [ X j Louis Philippe Marle Antoinette Lodewijk. Karei. Kon.derFranschen 1 Duc DucdeBerry (1830—1848) Marie Lod. XVII d"Angoulême j x Thérèse. (f1795) X Henri V (f 1883). Marie Amélie VOrpheline Marie ComtedeChambord. v. Napels du Temple Thérèse Ferdinand Louise Louis. Clémentine Francois, Henri, Antoine. (f 1842). X Duc de X Princede Duc Duc de X Leooold I, Nemours. Aug.v.Saks. Joinvlüe dAumale MontHélène v. v. België. Kob. pensier, Mecklen- I * burg. Ferdinand U>utae v. Bulgarije. v.Spanje I , Louis Philiope, Comre de Paris (f 1894) Amalia l x Louis Philippe Robert. Karei I. Kon. v. Portugal. TABEL VI. GESLACHT BONAPARTE. Carlo Bonapatte (f 1786) X Maria Laetitia Ramolino (f 1836 te Rome). J Jozef Napoleon I, Lucien Elise Lodewifk Pauline Caroline Jeröme (f 1844) (1769-1821) (f 1840) (f 1846) X (f 1860) Koning v. Keizer der Princede Koning v. Joachim Koning v. Napels. Franschen Canino Holland Murat. Westphalen (1806-1808) 1804-14(15) (1806-1810) Koning v. (1807-1813) Koning v. X X Napels X Spanje. (l)Josephine Hortense (f1815) (1) Ellse 1808-1814 de Beauharnais de Patterson , (-j- 1814) Beauharnais (2) Katharina: (2)MarieLouiie _| v.Wurtemb.i v. Oostenrijk Lodewijk Karei ', I (t 1847> t „h»n gr. hertog Lodewijk (2) Napoleon (2) Mathilde! Kardinaal "-Berg (1808-1873) (Plon-Plon) (f 1831) later: X — r Napoleon III, Clotilde (2) Eugène Hortense Stephanie #e[zer der v. Savoye Napoleon II de de de Franschen | (1811-1832) Beauharnais Beauharnais Beauharnais (1852-1870) — , Kon. v. Rome. (stiefzoon) (stiefdochter) (aangenomen x yictor Hertog v. Hertog v. X dochter) Eugénie Mum Reichstadt Leuchtenberg Lodewijk J België Koningin I Impérial \ van Portugal Leopold. Karei Clotilde candidaat v. d. Koning v. troon v. Spanje Roemenië. TABEL VII. DUITSCHE KEIZERS EN KONINGEN UIT HET SAKSISCHE, FRANKISCHE EN HOHENSTAUFSCHE HUIS. Hendrik I, de Vogelaar, Koning van Duitschland (919—936). I ■ Otto l, de Groote (936—973). Hendrik v. Beieren. Kéizer (961-973). X Adelheid. Hendrik II, de Heilige Otto II (973-983) Luitgardis (1002-1024) X X Theophania). Koenraad v. Lotharingen. .Otto 111(983-1002). I Otto van Franken. Koenraad II v. Franken, Keizer (1024—1039). I . X Hendrik III (1039—1056). .■:>*■>' I Hendrik IV (1056-1106). I ' Hendrik V (1106— 1125). Agnes X X Mathilde v. Engeland. Frederik v. Zwaben. ! Frederik v. Zwaben (Hohenstaufen). : Koenraad III v. Hohenstaufen. j • Keizer (1138-1152). Frederik I, Barbarossa (1152—1190). I Hendrik VI (1190—1197). Filips van Zwaben (1197—1208) X I Constantia v. Sicilië. Beatrix ! x Frederik II (1212-1250). Otto IV Welf (1197-1215) JT (t 1218) Koenraad IV Enzio Manfred (1250-1254). (f 1272). (Kon. v. Sicilië). I I Konradijn Constantia (t 1268)- x Pedro III van Aragon. TABEL VIII. GESLACHT DER HABSBURGERS. Rudolf van Habsburg, Koning van Duitschland (1273—1291) I Albrecht I, Keizer van Duitschland (1298—1308). Frederik III, Keizer van Duitschland (1440— 1493). I Maximiliaan I, (1493—1519).' X Maria v. Boergondië (f1482). j Filips de Schoone (f 1506) Margaretha X X Johanna v. Castilië en Aragon. Filibert v. Savoye. ; I Karei V Eleonora Maria Elizabeth Katharina Ferdinand I XXX X XX Isabella van Eman. d. Gr. Lodewijk II Christiaan II Jan III v. Anna van Portugal, v. Portugal v. Hongarije v. Denemarken. Portug. Hongarije, I J. Stichter v. d. Filips II Maria Margaretha Don Juan Duitachen tak van Spanje. X X v.Oostenrijk d. Habsburgers. Stichter v.d. Keizer Octavio (f1578). (Zie tab. IX). Spaanschen Maximil. II Farnese, tak der Hert. v. Parma. Habsburaers | (Zietab.Xl). Alexander Farnese, Hertog v. Parma. ITABEL IX. GESLACHT HABSBURG-LOTHARINGEN. Ferdinand I, keizei van Duitschland (1556—1564) Maximiliaan II Anna Karei v. Stiermarken (1564-1576) X 'V I X Albi. v. Beieren Ferdinand II (1619-1637) I Maria (dochter v. Karei V) | ! : Ferdinand III (1637-165?) Rudolf II Ernst Matthias Albert X (1575-1612) f1595 (1612-1619) X I Maria Anna v. Spanje Isabella, Max. Eman, d m££ (1) Maria Antonia Leopold I (1658-1705) (2) Theresia Sobleska. (1) Marg> Ther. v. Spanje !__ (2)Claodia v. Tirol (1) Jozef Ferdinand (2) Karei Albert (3\ Eksor». v. Palts-Neubarg (f 1699) = Karei VII W i (1742-1745) (1) Maria Antonia (3) Jozef I (1705-1711) (3) Karei VI (1711-1740) X I I Max. v. Beieren Maria Jozefa Maria Amalia Maria Theresia ! XX X Jozef Ferdinand Aug. III Karei VII Frans Stephanus, f 1699 v.Saksen (1742-1745) als keizer: Frans I (1745-1765) Koning v. Polen Jozef II, Leopold II, Marie Antoinette Ferdinand Keizer Keizer X X v. Duitschland v. Duitschland Lodewijk XVI Maria (1765-1790) (1790-1792) v. Frankrijk erfgenaam van Modena. Frans ÏI, Ferdinand, Jan (f 1859) Keizer van Groothertog Rijksbestuurder Duitschland van Toskane in Duitschland (1792-1806); (1848) als Keizer van Frans V. Oostenrijk Hertog van Frans I Ferdinand V. Modena (1804—1835) onttroond 1860 onttroond 1860 J j ■ Ferdinand I (f 1875) Frans Karei Marie Louise (f 1847) Keizer van Oostenrijk X X (1835-1848) Sophia van Beieren Napoleon I ! ™ii Frans Jozef I. Maximiliaan, Karei Lodewijk IKeizer v. Oostenrtyk Keizer v. Mexico (f 1896) (1848-1916) (1864-1867) ■ ■■ X X Frans Feidinand Otto Elizabeth Charlotte x I van Beieren van België. (morgan.) Sophia Karei Frans" 1 gravin Chotek (1916-1918) Rudolf (f 1889) (belden f 28 Juni 1914) f 1922 X X Stephanie v. België Zita v. Bourbon-Parma TABEL X. GESLACHT HOHENZOLLERN. Frederik van Hohenzollern l Koenraad {Frankische tak) Frederik III (Zwabische tak) (t 1261) (f 1251) . I Frederik Willem, Karei Anton (Groote Keurvorst, (1640-1688) v. Hohenzollern X ' J I Louise Henriette. Leopold Karei I dochter van Frederik Hendrik Candidaat (f 1914) I foor den Koning van Frederik III, (1688-1713) Spaanschen Roemenië - als eerste Koning v. Pruisen troon in 1870 Frederik I, (1701-1713) | I Ferdinand Frederik Willem I v. Roemenië Koning v. Pruisen 1914— (1713-1740) | 1 Karei Frederik II August Willem (1740-1786) | Frederik Willem II Frederika Sophia Wllhelmina (1786-1797) X Willem V (Stadhouder) 1 Frederik Willem III Frederika Louisa Wllhelmina (1797-1840) X Willem I, Koning der Nederl. I ■ Frederik Willem IV Willem I, Charlotte Karei (1840-1861) Kon. v.Pruisen X | (1861-1888) NikolaasI Frederik Duitsch Keizer v. Rusland Karei (1871-1888) —I . Maria Frederik III V (1888) Prins X Hendrik Victoria v. Engeland der Nederl. Willem II Sophia (18*8-1918) X X Konstantijn Augusta Victoria v. Augustenburg Kon. v. Griekenland I Willem Eitel Frederik. Adelbert. August Willem. Oskar. Joachim. Louise X X Caecilia v. Ernst August Mecklenburg v. Brunswijk Lüneburg TABEL XI. GESLACHT DER SPAANSCHE KONINGEN. Ferdinand, de Katholieke, Koning van Atagon (1479—1516) X Isabella, Koningin van Castilië (1479—1504). : i Joanna de Krankzinnige (f 1555) Katharina (f 1536) X X Filips (I) v. Oostenrijk (1506). Hendrik VIII v. Engeland. ! ___! Karei I (V) Kon. v. Spanje Keizer Ferdinand I Maria I v. Engeland (1516—1555) (stichter van den X X Duitschen tak der Filips II v. Spanje. Isabella v. Portugal Habsburgers). 1 Filips II (1556—1598). ! Filips III (1598-1621). I . , Anna Filips IV (1621 — 1665) Maria Anna X X Lodewijk XIII Keizer Ferdinand III I J Lodewijk XIV X Maria Theresia. Karei II Margar. Keizer | (1665-1700) Theresia * Leopoldl Lodewijk (le grand Dauphin) sfer# I " | kinderloos. Maria Antonia Lodewijk (Duc de Bourg.). Filips V, X | Kon. v. Spanje Max- Emanuel v. Beleren. Lodewijk XV (1701-1764) J - (zie Tab. XII) Jozef Ferdinand (f 1699). TABEL XII. GESLACHT BOURBON (Spaansche Tak). Filips V, Koning van Spanje (1701-1746) x 1. Maria Louise v. Savoye. 2. Elisabeth v. Parma. I ' ■• (1) Lodewijk (+1724) (1) Ferdinand VI, (2) Karei III, (2) Filips, (1746-1759) h.v. Parma (1731-1735) Hectogv. Parma K.v.Napels(1735-1759) Kon. v. Spanje (1759-1788) iv , - ! Karei IV, Ferdinand IV (I) Kon. v. Spanje Koning v. 'Napels (1788-1808) en Sicilië x (1759-1825) Louise v. Parma x | Maria Carolina Ferdinand VII Don Carlos Frans v- Oostenrijk x (f 1855), v.Paula _j Maria Christina (Karei V) | Frans I, v. Napels 1 Frans Koning der Karei VI. Jan. v.Assisi B,VfLS^n ~Karel VII ~ 1 4* 1909 Ferdinand TI 1 ' (1830-1859) Isabella II, Louise, I 1833-1868(+ 1904) x Frans II, x Ant. Duc de * 1860 ta 1860 Frans v. Assisi Montpensier. onttroond. onttroond. I Alohonso XII, (1875-1885) x Maria Chrintina regentes-1903 I Alphonso XIII, 1886x Victoria Eugenia v. Battenberg I Alphonso. TABEL XIII. GESLACHT VAN WILLEM DEN VEROVERAAR. Willem de Veroveraar, Koning v. Engeland (1066-1087). i Robert,hert. v.Normandië. Willem II, deRoode Hendrik I Adela (1100-1135) X | Stephanv. Blois Mathilde ! X Steph. v. Blois,. (1) Keizer Hendrik V. Kon. v. Engel. (2) Godfr. van Anjou. (1135-1154). (2) Hendrik II, Plantagenet, Kon. v. Engel. (1154-1189) X Eleonora van Poitou. 1 ' ' Richard I, Leeuwenhart Jan I, zonder Land (1189-1199). (1199-1216). Hendrik III (1216-1272). : ! Eduard I (1#$-1307]. ' "'" I ' Eduard II (1307—1327). X Isabella v. Frankrijk. . I Eduard III (1327-1377). ... •■ I Eduard. Lionel Jan van Gent Edmoad. de Zwarte Hert. v. Hert.v.Lancaster (f 1399). Herf. v. York (f H02) Prins Clatence. j I . (f 1376) Hendrik IV Jan Beaufort. Richard v. Cambridge | ^| v. Lancaster, (t 1415) Richard II Kon. v. Eng. \ (1377-1399), (1399-1413) Anna Mortimer (t 1400). ! Margareta ' v . Hendrik V !> Richard v. Yflajdk«.8 "Anna Mortimer ("13-1422) Edmond - ' ^ u ^r,n v x Tudor Eduard IV v.York, Richard III Richard v. Cambrldfle. KffhaA K^'^' (1483-M85)' " v. Frankrijk. (1461-1483). L | ■ Hendrik VI Hendrik VII X Elizabeth Eduard V Richard (1422-1461), Tudor, v.York. (f1483) (f 1483) (f 1471). Kon. v.Eng. | (1485-1509). Eduard (2ie Tab. XIV) (f H71). TABEL XÏV. GESLACHT TUDOR—STUART—HANNOVER-KOBURG. Hendrik VII Tudor, Koning v. Engeland (1485-1509) I Arthur Margaretha Hendrik VIII (1509-1547) XX X Katharina Jacobus IV (1) Katharina v. Aragon. v. Aragon. v. Schotland. (2) Anna Boleyn. (3) Jane Seymour, Jacobus V v. Schotland (4) Anna v- Klecf- v (5) Katharina Howard, Maria van Guise (6) Katharina Parr. !_: . ! Maria Stuart, Kon. v. Schotland l1) (2) (3) V Maria I Elizabeth Eduard VI (1) Frans II. Kon. v.Frankrijk. (1553-1558). (1558-1603) (1547-1553). (2) Henry Darnley Stuart. I _ (2) Jacobus VTv. Schotl., Jacobus I v. Engeland (1603-1625). | Stichter v. h. Huis Stuart. Elizabeth Karei I (1625-1649) l_ X Sophia Henriette v. Frankrijk x ; I Ernst Aug. Karei II Jacobus II (1685-1688) Henriette Maria v. Hannover (fo60-1685) X X 1 (1) Anna Hyde Willem II George I (2) Maria v. Modena v. Oranje v. Hannover I I Kon. v. Eng. (1) Maria (1) Anna (2) Jac. III Jacobus Willem lil (1714-1727) (1689-1695) (1702-1714) de Hertog v. v. Oranje. I X X Pretend. Berwick Koning v. George II Willem III George, Engeland (1727-1760) v. Oranje Prins v. Rare! Hendrik (1689-1702) I ^ Denemarken Eduard (kardinaal) X Frederik Anna- (t 1788) (f 1807) . Maria • ^ dochter v. George ïïf Willem IV Jacobus II (1760-1820) Erfstadhouder v. Holland 1 George IV Willem IV Eduard (f 1820) Ernst August (1820-1830) (1830-1837) Hertog v. Kent Koning v. Hannover X . | (1837-1851) Charlottev.Brunswijk Victoria I 1 Koningin v. Engeland George V (1851-1866) Charlotte (1837-1901) | Ernst Aucust Leopold I v. België Albert v. Saksen-Koburg pretendent voor | I _ Hannover en Brunswijk Victoria Eduard VII Beatrice n /Lm 0901-1910) x Ernst Aug^iT" Frederik III I Hendrik v. Broww.-Lüneb. v. Pruisen ■ George V v* Battenberg v I _ (1910- ) I Victoria Louise Willem II | Victoria Ëugenia (dochter v. Willem II) Eduard Albert X Alphonso XIII, v. Spanje TABEL XV. GESLACHT ROMANOV-HOLSTEIN-GOTTORP. • Michael I Romanov, Keizer van Rusland (1613-1645) I Alexei I (1645-1676) X (1) Maria Miloslawska (2) Nathalia Narisjkin ! (1) Feodoor III (1) Iwan V (1) Sophia (2) Peter I de Groote (1676-1682) (1682-1696) (1689-1725) | X Katharina Anna (!) Euxodia Lapoetsjin X (1730-1740) (2) Katharina Karei Leopold (1725-1727) v. Mecklenburg . X | (1) Alexei (2) Anna (2) Elisabeth Anna" (t 1718) X (1741-1762) x I Karei Frederik Anton Ulrik Peter II (Huis Holstein- v. Bronswijk (1727-1730) Gottorp) Iwan VI 71740-1741) Peter III ■ (1762) X Katharina II (1762-1796) / „h>,i I ■__ PaalI (1796-1801) ! • I Alexander I Constantijn . Nicolaas I AnnaPaulowna (1801-1825) (1825-1855) x I Willem II Alexander II Kon. v.Holland (1855-1881) I Alexander III (1881-1894) I Nicolaas II (1894-1917) (t 1918) TABEL XVI. GESLACHT SLEESWIJK-HOLSTEIN (Denemarken). Christiaan III, Koning v. Denemarken (1533-1559) I Frederik II Jan, Koning v. Denemarken Hertog v. [ 15^9-1588) Sleestvijk-Holstein-Sonderburg. Oudere tak: Jongere lak: Sondetburg- Sonderburg- Augustenburg Glücksburg Christiaan VII, Frederik (1766-1808) | ! Christiaan VUL Louise Charlotte Frederik VI, (1832-1848) X (1808-1839) | Willem Frederik VII v. Hessen Christiaan (1848-1863) (f1869) _ — I Christiaan Louise Wühehaina Frederik Hértogv.Sonderb.- v. Hessen v.Aufltistenburg Glücksb., als K. v. Denemarken Auausta Victoria <»*istiaan IX, rtuausw^vic.OT» (1863.! 906) Willem II. ii% x Duitseh beteer Louise Wllhelmina v. Hessen ; i Frederik VIII, Alexandra Willem, Dagmar Koning v. Denemarken X als Koning v. X (1906-1912) Eduard VII Griekenland Alexander III | van Engeland George I van Rusland - "Chïistiaan X, Karei (1863-1913) | Koning als Koning George V j Nikolaas II v. Denemarken v. Noorwegen Konstantijn (1912- ) Haakon VII (1913-1917) | (1905- ) (1920-1922) Frederik \ ! Olaf Alexander (1917-1920) 1 II