6i alle dorpen. Van de prêtres constitutionnels wilden de Vendeèers niets weten; hou en trouw handhaafden de boeren hun pastoors, die den eed op de grondwet niet aflegden. De verdrijving van de standvastige priesters uit hun kerken leidde tot een algemeen lijdelijk verzet. 2. De Jacobijnen lieten de garde nationale los op de bevolking, om haar door brute mishandeling tot onderwerping te dwingen: de kerkvervolging begon, 1791, de strijd tusschen geloof en ongeloof. 3. De gevangenneming en deportatie der priesters deed de verbittering ten top stijgen: de Jacobijnen gunden aan de katholieken geen godsdienstvrijheid, al was deze door de grondwet gewaarborgd. 4. Na 10 Augustus 1792 keert het verzet zich ook tegen de Republiek, waar de Vendeëer geen vertrouwen in stellen kon; de s t r ij d voor altaar en troon begon, verscherpt door de terechtstelling van Lodewijk XVI1). Zoolang mogelijk hebben de priesters het aanvallend verzet, den eigenlijken opstand tegengehouden, maar toen de Nationale Conventie in 1793 de conscriptie doorvoerde, was het geduld der Vendeëers ten einde. De woede der bevolking ontplofte. De revolutie had haar bijna alles ontnomen: godsdienstvrijheid, burgerrechten, eigendom, en dan nog de jeugd afstaan voor het leger van de gehate republiek!? In het voorjaar van 1793 brak de eerste opstand uit, in een oogwenk staat de Vendee in vuur en vlam. Nooit heeft de Kerk daarover een veroordeeling uitgesproken, want dit was geen revolutie, het was wettige zelfverdediging tegen anarchie en godsdiensthaat. Normandië en Bretagne sloten zich aan bij den opstand. Engeland en de emigranten verleenden steun. La Rochejacquelin, Charette en Cathélineau zijn de voornaamste aanvoerders. Jaren lang heeft de strijd voortgeduurd om eerst in 1799 geheel te eindigen. De Val der Gironde. Tegelijkertijd komt het tot een botsing tusschen de Girondijnen en de Jacobijnen. In Maart 1793 werd opgericht het tribunal révolutionnaire, een buitengewone Jacobijnen-rechtbank, die voor de veiligheid van de republiek had te waken door een geheel onafhankelijke en willekeurige rechtspleging. In April volgde de instelling van het Comité de salut 1) Vgl.: V. Claassen, De Wording van den Vendée-oorlog. Futura, Leidenr 1923. , 65 hun wreedheid. Berucht zijn vooral de „n o y a d e s" van Carrier te Nantes en de m i t r a i 11 a d e s van Collot d'Herbois te Lyon. Charlotte Corday, de kleindochter van Corneille, vermoordde Marat om de nederlaag der Girondijnen te wreken; zij vond haar einde op het schavot. Nieuwe tijdrekening'. Ook de tijdrekening werd gewijzigd. Men beweerde, dat de revolutie een zoo belangrijke gebeurtenis was, dat daarmede een geheel nieuwe periode in de geschiedenis dermenschheid behoorde begonnen te worden. 23 September 179a werd beschouwd als de eerste dag van het eerste republikeinsche jaar, zoodat men postdateerde in dezen vorm bijv.: Den ioden Brumaire van het jaar II der vrijheid. Elk der 13 maanden telde 30 dagen. De overschietende 5 dagen heetten „jours sansculottides"1) en werden volksfeestdagen ter eere van ideëele begrippen: dapperheid, burgerdeugd, enz. De maand telde drie „décades". De Zondag verviel, want het Schrikbewind wilde het Christendom uitroeien. De eerste dag van elke décade werd rustdag. De dagen noemde men pridié, duodié, enz. De maanden hepen dwars door de christelijke tijdrekening heen, omdat men met 22 September begon. Ook de namen werden anders, bijv.: Vendémiaire = 22 Sept.—22 Oct.; Brumaire = 22 Oct.—21 Nov.; Thermidor = 19 Juni—18 Juli. Deze tijdrekening is 1 Dec. 1806 afgeschaft. Afschaffing van den Christelijken Godsdienst. De c h r i s- telijke godsdienst werd vervangen door den eeredienst van de rede, „le culte de la raiso n". De Notre Dame te Parijs heette „le temple de la raison". Daar fungeerde een vrouw als godin van de rede. De ceremoniën/waren ontleend aan het heidensche Griekenland. Het waren de felste Jacobijnen, H é b e r t, Chaumette, Anacharsis Clootz, bijgenaamd ,4es e n r a g é s", die deze besluiten doordreven, tegen den zin van Robespierre. Met den oorlog tegen Pruisen en Oostenrijk ging het in 1793 voorspoedig voor de Republiek. Dat was voor een niet gering gedeelte te danken aan een der leden van het Comité de salut public: L a z a r e C a r n o t. Hij reorganiseerde het slecht gedisdplineerde en grootendeels havelooze leger. Vandaar zijn bijnaam „l'o rganisateur de la victoire". Hocheen Jourdan waren de meest bekende generaals. Een reeks van overwinningen in 1793 joeg de vijanden terug over de grenzen. Tegen de verwoede „attaques de 1) Aldus genoemd naar de Sansculottes, eerst scheldnaam, daarna eeretitel der felle revolütionnairen. 66 masse" x) der Fransche soldaten waren de vreemde legers niet opgewassen. De opstand van de Girondijnen werd neergeworpen nog vóór 1794. Een voor een zijn de steden in het Zuiden door de troepen der Nationale Conventie veroverd. Commissarissen van de regeering vergezellen hen en treden met onbarmhartige strengheid op. T o u1 o n werd van zee uit door de Engelschen bijgestaan. Bij het beleg van deze stad onderscheidde zich Napoleon Bonaparte als jong artillerie-kapitein. Tegen de Vendée had de regeering niet zulk een volledig succes. Meer dan eens zijn de Jacobijnenlegers teruggeslagen, maar Nantes viel ten slotte toch in hun macht. Langen tijd bleef de toestand gevaarlijk, op den duur wonnen de generaals der Conventie terrein en gelukte het hun den opstand althans in te perken. In 1794 waren dus de meest dreigende gevaren van de Republiek afgewend. Er was reden te over, om aan het Schrikbewind een einde te maken. . Hèbertisten en Dantonisten. Danton en Camille Desmoulins drongen aan op staking der buitengewone veiligheidsmaatregelen. Robespierre deed, alsof hij zich bij de Dantonisten aansloot. Hij was tegenstander van den eeredienst der rede en keerde zich tegen de Hèbertisten, de heftigste voorstanders van het Schrikbewind en het ongeloof. Het Comité de salut public trad tegen de partij van Hébert op, beschuldigde haar den staat te onteeren en de Republiek te vernederen, het tribunal révolutionnaire vonniste, de guillotine deed het overige. Een en twintig Hèbertisten stierven in het voorjaar van 1794 op het schavot. Maar het was Robespierre geen ernst geweest met zijn verbond met Danton en Camille Desmoulins. Hij was jaloersch op 1) Dat Frankrijk in dien schijnbaar zoo ongelijken strijd overwinnaar bleef, had vooral drie oorzaken: 1°. Het gemis aan samenwerking der bondgenooten, vooral van Pruisen en Oostenrijk, die bovendien werden beziggehouden door de gebeurtenissen in Polen. 20. De woeste energie van het Comité de salut public, dat mets ontzag en waarin Carnot, een bekwaam krijgskundige, met groot beleid de strategische operaties ontwierp. In Augustus . 1793 besloot men tot de ,4evée en masse", die het effectief tot meer dan een millioen deed stijgen (van 1792—1800 sneuvelden ongeveer 720.000 Franschen). 30. Een nieuwe wijze Van oorlog voeren en bij de generaals de vrees voor het schavot in geval van een nederlaag. 68 tot ontploffing: immers, wie was zeker van den dag van morgen! Er werd een complot gevormd om Robespierre uit den weg te ruimen, want niemand durfde hem openlijk aan. Zoodoende zou de reactie onverwacht intreden. § 10. La Réaction Thermidorienne. Robespierre's val. Robespierre had de hem dreigende oppositie wel opgemerkt en dacht deze in de Nationale Conventie door het hem vertrouwde middel van schrik aanjagen onschadelijk te maken. Hij opende zelf den aanval met een rede, waarin hij in vage termen verwijten deed en dreigementen uitsprak. Zijn tegenstanders begrepen onmiddellijk, dat hun hoofd op het spel stond: die gedachte gaf hun moed, wat was er eigenlijk voor hen te verliezen? Op den morgen van gThermidor in het jaar II der vrijheid — in gewone tijdrekening 27 Juli 1794 — wilde St. Just in de Nationale Conventie een rapport voorlezen, waarin aangeduid werd, dat er nog velen waren, die voor de republiek gevaarlijk moesten geacht worden. De spreker wordt herhaaldelijk in de rede gevallen. Robespierre ziet het, beklimt het spreekgestoelte een storm van woede breekt tegen hem los. Onder oorverdoovend lawaai wordt hij overstelpt met beleedigingen: „A bas le tyran!", „Hors la loi!". Dan valt de beslissende eisch: „Stelt hem in staat van beschuldiging!" Een oogenblik daarop heerscht er doodsche stilte in de volle zaal, gevolgd door een stormachtig applaus. De dictator zag, dat de slag verloren was. Hij met zijn jongeren broeder, Couthon en St. Just, worden gevangen genomen. Zijn aanhangers bevrijdden hem en brachten hem naar het stadhuis, waar de Commune van Paf ijs zich voor hem verklaarde. Een oogenblik scheen Robespierre de overhand te zullen behouden, maar de Conventie verzamelt onder „generaal" Barras betrouwbare troepen. Alle medestanders van Robespierre werden nu verklaard „hors la 1 o i", da.: men zou hen onmiddellijk kunnen ter dood brengen.Dientengevolge hepen de troepen der Commune over en het kwam met tot een gevecht van beteekenis in de straten. Gedurende den geheelen nacht van 9 op 10 Thermidor duurde de vergadering van de Nationale Conventie voort. Men besloot de partijgangers van Robespierre zonder proces te guillotineeren. In den middag van 10 Thermidor reed de kar weer door de straten, nu beladen met den man, die zoovelen dien weg had doen opgaan. Couthon, St. Just en honderd andere medestanders der Montagnards vonden denzelfden dag hun einde op het schavot. Het Schrikbewind was voorbij. 69 Thermidoriens. Krachtig trad, na deze eerste overwinning, de partij van de Thermidoriens op, grootendeels bestaande uit afgevaardigden, die vroeger de Plaine hadden gevormd. De gevaarlijkste Jacobijnen werden in den loop van de volgende weken terechtgesteld, o.a. Carrier en Fouquier Tinvüle. Daarmee houden de groote slachtingen op. In het najaar van 1794 wordt de Jacobijnen-club op last van de Nationale Conventie gesloten. Het tribunal révolutionnaire verdwijnt. Duizenden gevangenen verheten hun kerkers; verscheidene gevluchte Girondijnen hernamen hun plaats in de Conventie. Opmerkelijk is de wederopluiking van het Katholicisme. De kalmte keert weer in Frankrijk. Er ging een zucht van ver- De Incroyables. lichting op in het ongelukkige land. De Jeunesse dorée (muscadins) manifesteert tegen het Schrikbewind. De Incroyables met hun overdreven kleeding en kolossale wandelstokken, bewijzen het verschijnsel van onbeheerschte ontspanning. Na jaren van angst verleidt het gevoel van veiligheid en rust tot dwaasheden. Alleen in de Vendée duurde de strijd nog voort. H o c h e brak de kracht van den opstand in 1795. De Nationale Conventie kon nu een nieuwe constitutie ontwerpen. De derde grondwet, 1795, stelde het volgende vast: i°. De uitvoerende macht komt in handen van een college van vijf „directeurs" (Directoire exécutif). 2°. De volksvertegenwoordiging krijgt de wetgevende macht, zij telt 750 leden: den Raad der Ouden (250) en den Raad der 500. Er moesten dus in 1795 algemeene verkiezingen uitgeschreven 70 worden. Maar de reactie werkte in Frankrijk zoo diep door, dat er groote kans bestond op een nederlaag van de Thermidoriens, aanhangers van de beginselen der Jacobijnen, al waren zij tegenstanders van het Schrikbewind. Bovenal vreesden zij het herstel van de godsdienstvrijheid. Vandaar het laatste onwettig besluit van de Nationale Conventie, voordat zij uit de geschiedenis verdwijnt: */s van het aantal der nieuwe vertegenwoordigers moet gekozen worden uit de oude leden. Op een herstel van de monarchie bestond geen kans. De Dauphin Lodewijk XVII, de zoon van Lodewijk XVI, was in den Temple gestorven, 1795, tengevolge van de mishandelingen van S i m o n, een schoenmaker, onder wiens toezicht hij stond. De dochter van Lodewijk XVI, Marie Thérèse, ,4'orpheline du Temple", werd aan haar familie teruggegeven. De rechten op de kroon gingen in 1795 dus over op den oudsten broeder van Lodewijk XVI, den graaf van Provence *). De willekeurige maatregel van de impopulaire Conventie lokte te Parijs een heftig oproer uit. De oud-Jacobijnen grepen de gelegenheid aan om de Commune te herstellen, een aantal teruggekeerde emigranten dóen mee, de haat der bevolking tegen de afgevaardigden, onder wie zeer velen een bezoedeld verleden achter zich hadden, deed het overige. Het komt tot een scherp stratengevecht, 13 Vendémiaire Jaar IV van de vrijheid (4—5 October 1795)» De jonge generaal Bonaparte voerde het bevel over de troepen der Nationale Conventie en versloeg de macht van zijn tegenpartij. De oorlog met het buitenland verliep tegelijkertijd voorspoedig. Na de overwinning van Jourdan bij Fleurus, 1794, en de bezetting der Zuidelijke Nederlanden, drongen de Fransche troepen geleid door de patriotten", onder P i c h e g r u in Januari 1795 ook de Republiek binnen. Willem V vluchtte naar Engeland: ons land werd een état secondaire van Frankrijk onder den naam van Bataafsche Republiek, krachtens de bepalingen van bet verdrag van s'Gravenhage. Jourdan voltooide de verovering van den linker Rijnoever tot Mainz. Toen sloot Pruisen, dat de handen vrij wilde hebben in Polen, in 1795 den vrede van Bazel, waarbij het in beginsel den afstand van den linker Rijnoever erkende. Spanje sloot zich bij den vrede aan. Met Engeland, Oostenrijk en Sar- 1) Naundprff(in 1845 te Delft gestorven) heeft zich later opgeworpen als afstammeling der Bourbons. Geschiedkundige waarheid kan men echter daaraan niet hechten. 7» d i n i ë bleef de oorlog voortduren, toen de Nationale Conventie uiteenging en de regeering liet aan het Directoire. De toekomst der Republiek zou voor een niet gering gedeelte afhangen van haar leger en haar generaals. § ii. Het Directoire, 1795—1799. Het tijdvak van het Directoire vormt den overgang van de revolutie naar de militaire dictatuur van Napoleon. De geschiedenis van Frankrijk in deze jaren is meteen de geschiedenis van Europa. Meer en meer wordt Napoleon de spil, waarom alles draait. Napoleon Bonaparte werd in 1769 geboren te A j a c c i o op Corsica. Na zijn studie aan de krijgsschool te Brienne en te Parijs trad hij in 1785 in het leger als tweede luitenant, om in 1795 tot generaal benoemd te worden. In de politiek speelde hij 't eerst een rol tijdens den opstand van 13 Vendémiaire. De Vrede van Campo Formio, 1797. Het Directoire zette den eersten coalitie-oorlog voort. De Oostenrijkers dreven de Fransche krijgsmacht uit Zuid-Duitschland terug over den Rijn, maar Bonaparte versloeg de Sardiniërs in den Itahaanschen veldtocht. De koning van Sardinië moet vrede sluiten, Savoye en Nizza zijn met Frankrijk vereenigd. Daarna volgde de aanval op Lombardije. Beroemd is de strijd op de brug van L o d i. In den winter van 1796 op 1797 wordt Mantua ingesloten. De beslissing viel door de veldslagen bij A r c o 1 e en R i v o 1 i. Mantua gaf zich over. De weg naar Weenen lag open. Keizer Frans II gelastte toen een levée en masse, daardoor werd de positie der Franschen in gevaar gebracht, zoodat Napoleon het raadzaam achtte den vrede van Campo F or mi o, 1797, te sluiten: 1. Oostenrijk staat aan Frankrijk af de Zuidelijke Nederlanden, Lombardije en Mantua. 2. Lombardije wordt vereenigd met Modena, de noordelijke gewesten van den Kerkelijken Staat, Ferrara en Bologna, het westen van de republiek Venetië, tot de Cisalp ij nsche Republiek als état secondaire. 3. Een gevolg van den loop der gebeurtenissen in Italië was de oprichting van de Helvetische en de Ligurische Republiek. 4. Oostenrijk krijgt Venetië, de eeuwen-oude dogestaat houdt op te bestaan. 5. Keizer Frans berust er in, dat de linker Rijnoever aan Frankrijk komt; een congres te Rastadt zal de schadevergoeding voor het Duitsche Rijk regelen. Verzet tegen de regeering. Het Directoire is in Frankrijk nooit populair geweest, de Republiek stond niet sterk. Dit lag 041. ook aan de slechte grondwet. De grootste fout bestond hierin, 72 dat niet voorzien was in geval van conflict tusschen de uitvoerende en de wetgevende macht. De Directeurs konden de Kamers niet ontbinden, deze beschikten over geen enkel wettelijk middel tegenover de Directeurs. De eenige manier om conflicten op te lossen moest dus worden: onwettig geweld. Daarvan heeft Bonaparte geprofiteerd. Hij hield het Directoire staande, zoolang hij dit noodig achtte voor zijn plannen. Bovendien had de regeering verklaarde vijanden in de oud-Jacobijnen. Samenzwering van Babeuf. De leider der oud-Jacobijnen was Gracchus Babeuf. Zijn ideaal was het herstel van de partijheerschappij van 1793. Hij wilde het Directoire omverwerpen, maar het communistisch complot van 1796 is nog bijtijds ontdekt. Babeuf is wegens samenzwering tegen den staat onthoofd. Het Katholicisme. Was de tijd van het Jacobinisme voorbij, die van het Katholicisme ging terugkeeren. De wetgeving van het Schrikbewind had feitelijk alle priesters en religieuzen, die den eed op de Constitution Civile niet aflegden, ter dood veroordeeld of verbannen. Zelfs leeken, die aan een priester een schuilplaats verleenden, werden met de doodstraf bedreigd. Het fanatisme — en daaronder verstonden de Jacobijnen het Geloof — moest uitgeroeid worden. Honderden geestelijken en leeken zijn als martelaars gestorven. Bracht Thermidor een begin van het herstel der burgerlijke vrijheid, de Nationale Conventie bleef anticlericaal. De kerkvervolging duurde voort. De Ursulinen van Valenciennes werden er het slachtoffer van. Op grond van een valsche beschuldiging van emigratie vonden zij den dood op het schavot, September 1794. Niet van boven af is het herstel van de Kerk in Frankrijk begonnen, maar van onder op : het Fransche volk, in meerderheid katholiek gebleven niettegenstaande alles, heeft zijn godsdienstvrijheid langzamerhand aan de regeering ontwrongen. Dat is de nederlaag van de revolutie geweest. Het was meteen de overwinning van De Vendée. Toen de misdaden van Carrier en de colonnes infernales in de Nationale Conventie bekend werden, ging er een storm van verontwaardiging op. Men wilde een einde maken aan den bloedigen burgeroorlog, maar onverzettelijk hield de Vendée vast aan den eisch: godsdienstvrijheid, terugkeer van de priesters, heropening van de kerken. Onderhandelingen met Charette leidden tot de beroemde wet van 3 ventóse, jaar III1): de uitoefening van geen enkelen godsdienst mag belemmerd worden. 1) 21 Februari 1795. 73 Van eenig herstel van de Kerk of van de rechten der priesters was geen sprake, maar wat de Conventie slechts met tegenzin toestond, het volk wilde en greep het. Den Zondag er op was Parijs getuige van een ongewoon schouwspel. Alle schuilkerken uit de dagen van de Terreur werden in gereedheid gebracht, ontwijde kapellen in der haast gehuurd voor het vieren van de Heilige Geheimen. Rustig en waardig, bezorgd om geen botsing uit te lokken met de politie, gingen de geloovigen naar de Heilige Mis. De winkels worden gesloten, de Parijzenaar haalt zijn Zondagspak weer voor den dag. Het volk verdrong zich in de armelijke ruimten, waar in allen eenvoud de plechtigheid werd voltrokken. Ook dit was een journée, maar niet van de Jacobijnen. Voor het eerst sedert de dagen van Hébert en Robespierre mocht Parijs weer getuigenis afleggen van zijn katholiek geloof. De revolutie was niet het werk geweest van het Fransche volk. De Nationale Conventie, gekant tegen het Schrikbewind, maar ook tegen de Kerk, had zulk een buitengewone herleving van den godsdienst niet verwacht. Daarom handhaafden de Thermidoriens de uitzonderingswetten tegen de priesters, zoodat de Vendée het verzet volhield. Het Directoire zette deze politiek voort, tegen den duidelijk uitgesproken volkswil in. De verkiezingen van het voorjaar van 1797 brachten echter een scheiding tusschen de uitvoerende en de wetgevende macht. De meerderheid van de Kamers, eerst nu in overeenstemming met de wenschen der kiezers, verlangde een w e rkelijk vrije republiek: vrede met het buitenland, vrede met de Kerk, het herstel van Frankrijk. Daarom nam zij twee wetten aan, die een gunstigen invloed zouden hebben op het geheele land: een, waardoor de terugkomst der verbannen priesters werd toegestaan, een andere, die den hatelijken eed op de Constitution Civile afschafte. De katholieke afgevaardigde Camille Jordan hield bij de beraadslagingen een schitterende rede ten gunste van de rechten der Kerk, een prachtig voorbeeld van dapper leekenapostolaat1). Maar het Directoire, steunend op het leger, wilde deze wetten niet aanvaarden. Het trotseerde den volkswil. Het had het complot van Babeuf verijdeld, omdat het daarin zag de kans op een hernieuwde Terreur, het zal nu het herstel van den godsdienst afwijzen uit haat tegen de Kerk. De republiek moest en zou in beginsel Jacobijnsch blijven. Het Fransche volk verlangde terug zijn priesters, zijn kerken, zijn processies. Dat wilde het Directoire niet toelaten, al ontplooide 1) Vgl. P.delaGorce: Histoire rehgieuse de la révolution francaise, dl. IV, blz. 174 vlg. (Parijs, 1931). 74 zich allerwegen het godsdienstig leven. Enkele bisschoppen hadden hun herderlijk ambt gedeeltelijk weer hervat, honderden priesters verheten de schismatieke staatskerk, de katholieke burgerij zond onophoudelijk verzoekschriften om teruggave van de kerken, neen, de partijpolitiek van het Directoire zou zegevieren. Dat is de oorsprong van het royalistisch complot van 1797. De naam is valsch, want de beschuldiging van royalisme, door het Directoire tegen de Kamers uitgespeeld, was valsch. Frankrijk verlangde niet het herstel van het Ancien Régime, evenmin van een koningschap. Coup d'etat van 18 Fructidor (4 Sept.) 1797. Om de meerderheid in de Kamers onschadelijk te maken, deed het Directoire een beroep op Bonaparte en zijn leger in Italië. De generaal was te veel Jacobijn om een man van sterke godsdienstige beginselen te kunnen zijn, maar te geniaal om niet te begrijpen, dat de Kamers gelijk hadden. Maar niet de vertegenwoordiging mocht Frankrijk losmaken uit de anarchie, hij zou het doen, de man van de toekomst, wanneer Zijn tijd zou gekomen zijn. Hij zond Augereau naar Parijs, een brutale, hardhandige Jacobijn, om het Directoire voorloopig de hand boven het hoofd te houden. Twee der Directeurs, de meest gematigden, werden gevangen genomen, een aantal Kamer-leden o.a. Camille Jordan, veroordeeld tot verbanning naar Cayenne. Na den staatsgreep begon in Frankrijk de periode van De Tweede Terreur. De partij der Jacobijnen regeerde opnieuw. In schijn keerde het Directoire zich met een reeks van dwangwetten tegen de royalisten, in werkelijkheid tegen de katholieken. Van de geestelijkheid werd gevorderd het afleggen van een eed van haat tegen de anarchie en de monarchie. Maar het geweten verbood hun vijandschap te zweren tegen het koningschap. De kerkvervolging werd hervat en daarmee de jacht op de priesters: 233 zijn overgebracht naar Cayenne, gevreesd om zijn moordend klimaat1). Voor de meesten beteekende bet ellendig verblijf aldaar, in pijnigende gevangenschap, den dood. 1) 1700 Fransche priesters zijn veroordeeld tot verbanning; 233 van hen werden naar Cayenne vervoerd; 750 verbleven als gevangenen op Ré en Oléron. De overigen ontkwamen. 8000 Belgische priesters zijn veroordeeld tot verbanning; 30 hunner werden naar Cayenne vervoerd; 350 verbleven als gevangenen op Ré en Oléron. De overigen ontkwamen. 75 Ook over de veroverde Zuidelijke Nederlanden strekte de vervolging zich uit. De kerkelijke goederen werden er in beslag genomen en verkocht, de R.K. universiteit van Leuven opgeheven, de geestelijken veroordeeld tot verbanning: bijna 80001). Een groot aantal wist gelukkig te ontsnappen, want de bevolking werkte met de regeering niet mede, uit medelijden met de onschuldige slachtoffers. Tegelijkertijd gaf het Directoire zich moeite om aan Frankrijk een heidenschen godsdienst op te dringen: Théophilanthropie, Culte décadaire, reorganisatie van de Vrijmetselarij, maar zonder succes. Het volk bleef getrouw aan den katholieken godsdienst. De vervolging van Fructidor zou met het Directoire te niet gaan. Expeditie naar Egypte. Na den vrede van Campo Fornüo werd Napoleon in het vaderland met grooten jubel ontvangen. Voorloopig hield hij zich wat op den achtergrond om geen argwaan te wekken, maar tegelijkertijd beraamde hij maatregelen om zijn populariteit te versterken. De oorlog met Engeland alleen duurde nog voort. Hij ontwierp het plan van een tocht naar Egypte. Dat wilde hij veroveren en dan Engeland aanvallen in zijn Indische bezittingen1). Het Directoire hechtte zijn goedkeuring aan deze voorstellen. De heeren zagen den populairen generaal liever een beetje uit de buurt: zij vreesden zijn eerzucht. In 1798 steekt Bonaparte met een uitgelezen leger van 35.000 man van Toulon over naar Afrika. Den dag van het uitzeilen had men geheim gehouden, om de Engelsche vloot te verschalken. Admiraal N e 1 s o n lag op wacht bij de straat van Gibraltar. Onderweg ontneemt Napoleon het eiland Malta aan de ridders van St. Jan en bereikt zonder vijandelijke ontmoeting Egypte. Hij bezet Alexandrië, trekt de Nijldelta door in de richting van Kaïro, verslaat de Mamelukken bij de P y r a m i d e n. Intusschen bereikte Nelson de reede van Abtikir, 1798, en vernietigde de vloot van Bonaparte. Zijn leger kon niet meer terug. Ook uit een wetenschappelijk oogpunt is de expeditie van groot belang geweest. Een staf van archaeologen was meegegaan.Men vond den steen van R o s e 11 e, waardoor Champollion later het hieroglyphenschrift ontraadselde. In 't voorjaar van 1799 verklaarde Turkije den oorlog aan Frankrijk op aansporen van Engeland. Bonaparte trok den nieuwen vijand tegemoet, sloeg het 1) Bij één decreet, van 4 November 1798, werden 7000 Belgische geestelijken tot verbanning veroordeeld. Vgl. De la Gorce, Histoire rehgieuse de la révolution francaise, dl. IV, blz. 264, 267. 2) Een poging tot landen in Ierland was mislukt, o.a. doordat de vloot der Bataafsche republiek, waarop Napoleon gerekend had, bij Kamperduin in 1797 verslagen werd. 76 beleg voor St. Jean d'Acre, maar moest terug naar Egypte, na een schitterende overwinning op een Turksch leger bij den berg T h a b o r behaald te hebben. Daar vernam hij ernstig nieuws omtrent de gelijktijdige gebeurtenissen in Europa. De tweede coalitie-oorlog was uitgebroken, de Fransche legers hadden ernstige verliezen geleden, het Directoire stond op vallen. Napoleon ging alleen terug naar Marseille. De stoot tot den aanval op Frankrijk werd gegeven door de gebeurtenissen in Italië. Bonaparte had bij den vrede van Campo Forrnio Rome ontzien, tegen den wil van hetDirectoire. Hij wilde niet worden de overweldiger van de Eeuwige Stad om voor de toekomst zijn reputatie onder de Fransche katholieken niet te bederven. Maar in 1798 gaf een Jacobijnsch oproer te Rome aan het Directoire het voorwendsel in de hand om den Kerkelijken Staat te overweldigen en d e Romeinsche Republiek te proclameeren. Pius VI werd gevangen genomen, naar Valence overgebracht en is daar gestorven in ballingschap. Het Vaticaan is uitgeplunderd, de kerken van Rome werden van hun kostbaarheden beroofd door een stelselmatigen beeldenstorm. Het Directoire verwachtte van deze overheersching den ondergang van den Paus en daarmee van de Kerk. Maar de Romeinen deden als de Katholieken in Frankrijk, zij bleven trouw aan hun godsdienst, en ook zonder de staatkundige onafhankelijkheid van Rome staat de Kerk van Christus. Ferdinand IV van Napels en Sicilië kwam tegen al dat geweld in verzet. Zijn leger wordt echter verslagen, zijn koninkrijk veranderd in de Parthenopeesche Republiek, 1799. Italië was dus zoo goed als geheel in de macht van Frankrijk, Venetië en Sicilië uitgezonderd. Oostenrijk had allen invloed op het schiereiland verloren. Het kostte derhalve den Engelschen minister Pitt niet veel moeite keizer Frans tot een nieuw Europeesch verbond tegen Frankrijk te bewegen. Napels sloot zich daarbij aan. T u r k ij e was reeds in oorlog met Frankrijk. Czaar Paul I van Rusland, grootmeester van de Orde van Malta, bezorgd voor een verbreking van het Europeesch evenwicht door de snelle expansie van Frankrijk, voegde zich bij het verbond. Reeds was de coalitie beklonken, toen een diplomatiek conflict de verhoudingen nog kwam verscherpen. Het congres te Rastadt ging uiteen,omdat het toch geen reden van bestaan meer had. Op de thuisreis werden de Fransche gezanten door Oostenrijksche dragonders overvallen en twee hunner gedood. Het was alleen te doen geweest, om zich van geheime papieren meester te maken, omdat er in Oostenrijk vermoedens bestonden omtrent onderhandelingen tusschen het Directoire en de Zuid-Duitsche Staten buiten den keizer om. Het 78 zitter van den Raad der 500 heft hij de vergadering op, doet de grenadiers door een opwindende speech het bevel begrijpen met geweld de vertegenwoordiging uiteen te jagen. Met de bajonet op het geweer dringen zij de zaal binnen, de 18 Brumaire. heeren afgevaardigden zoeken een goed heenkomen in de bosschen van St Goud. Dc regeering van het Directoire werd letterlijk omvergeveegd. Frankrijk was in de macht van Napoleon. TWEEDE HOOFDSTUK. NAPOLEON BONAPARTE. Algemeen Overzicht. Het tijdvak van Napoleon lijkt een wig, gedreven dwars door den draad van het historisch gebeuren. Meerdan eens werd anarchie voor een begaafd generaal de gelegenheid om te grijpen naar de militaire dictatuur (Caesar, Cromwell), maar dit is geen wet van de geschiedenis. De veelzijdige genialiteit van Napoleon is trouwens zoo buitengewoon, dat de Voorzienigheid hem moet bestemd hebben voor een buitengewone zending, want ook hij was een werktuig in de hand van het goddelijk bestier. Zijn ingrijpen heeft de revolutie in haar vaart gestuit, in en buiten Frankrijk. Het consulaat beteekent voor het Fransche volk het herstel van het gezag en van den godsdienst, niet van het Ancien Régime. De geweldige oorlogen namen de krachten en de aandacht van Europa zoo sterk in beslag, dat de revolutionnaire beginselen op den achtergrond geraakten. Tot aan den derden Coalitie-oorlog heeft het werk van Napoleon in hoofdzaak opbouwende kracht, sedert 1805 gaat hij zich zelf overschatten, de heerschzucht verblindt den veroveraar en verteert het vermogen van het Fransche keizerrijk in een overbodigen en doelloozen strijd tegen Rusland en Engeland. Een ernstige fout beging Napoleon door den volksoorlog uit te lokken tegen zijn dwingelandij in Spanje en Pruisen. Trafalgar en Moskou hebben over zijn roem beslist. Europa keerde zich ten slotte tegen hem, ditmaal eensgezind. Het Weener Congres, opgeschrikt door den terugkeer van Elba, leverde geen al te slecht werk bij de herziening van de staatkundige verhoudingen in Europa. In hoofdzaak heeft dit een eeuw stand gehouden, 1815—1918, uitgezonderd voor Duitschland, Italië, den Balkan en de Nederlanden. § 1. Het Consulaat, 1799—1804. Bonaparte, eerste consul. In Bonaparte had Frankrijk sedert 1789 voor het eerst weer een meester, die de kunst verstond orde en rust met klem te handhaven en aan den toestand van anarchie een einde te maken. Hij won de tegenstanders der republiek voor zijn belangen door aan de emigranten den terugkeer, toe te staan en de kerkvervolging te staken. Ook vele republikeinen wist hij hun onverzoenlijke houding te doen afleggen, door uit hun kringen invloed- Tooneel der eeuwen II. 6 8o rijke ambtenaren te kiezen. C a r n o t werd weer de administrateur van het leger. F o u c h é kwam aan het hoofd van de politie. Talleyrand trad op als een der leidende personen in de buitenlandsche aangelegenheden. Maar het centrum van alles bleef Bonaparte zelf. Zijn titel werd „premierconsul". Siéyès en Roger-Ducos koos hij tot mede-consuls. Napoleon had de teugels van het uitvoerend gezag geheel in handen, zijn collega's kregen slechts advisèerende stem. Een nieuwe grondwet omschreef de bevoegdheden van de vertegenwoordiging. Constitutie van het jaar VIII, 1799- Alleen de e e r s t e c o n s u 1 heeft het recht van initiatief en van amendement. De S e n a a t, welks leden feitelijk door Bonaparte worden aangewezen, onderzoekt of een voorstel al of niet in strijd is met de constitutie. Het W e t g e v e n d L i c h a a m kan niets anders doen, dan een voorstel aannemen of verwerpen. Het kiesrecht was beperkt. De revolutie geëindigd. Werd de vorm van de repubhek gehandhaafd, in werkelijkheid oefènde Napoleon een monarchaal gezag uit. Het was een overgangstoestand naar de monarchie. Siéyès en Roger-Ducos doorzagen spoedig den stand van zaken. Na een week of drie legden beiden hun ambt van consul neer: zij hadden toch niets in te brengen. Vooral Siéyès kon er zich niet mee vereenigen. In de dagen van de Constituante had hij een belangrijke rol gespeeld in de actie tegen den absoluten regeeringsvorm, maar tijdens het Schrikbewind was hij spoorloos verdwenen. „J'aiVécu", placht hij te zeggen, als men hem vroeg, waar hij »ch verstopt had. Nu echter beschreef hij den nieuwen toestand heel scherpzinnig in een paar woorden: „Nous avons un maltre, qui sait tout, qui veut tout, qui peut tout." Le Brun en Cambacérès, een bekwaam jurist, namen de open plaatsen in het college der consuls in. De tweede coalitie-oorlog nam op de eerste plaats de aandacht van Napoleon in beslag. R u s 1 a n d had zich na de nederlagen van Suwarow uit den strijd teruggetrokken. Oostenrijk kreeg derhalve de aanvallen der Fransche legers op te vangen.Bonaparte verrast den vijand door zijn beroemden tocht over den Grooten St. Betnard; de slag bij M a r e n g o, 1800, wordt de nederlaag voor Oostenrijk. De Povlakte is veroverd: vandaar uit loopt Weenen gevaar. Moreau verslaat de Oostenrijkers bijHohenlindenen dringt ook door tot in de nabijheid van Weenen. Toen opende keizer Frans onderhandelingen. Hij had van Rusland niets te hopen. Paul I was gebeten op Engeland. De Britten misbruikten hun oppermacht ter zee door de schepen der neutrale volkeren op te vangen en buitengewoon aanmatigend op te treden. Evenals in 1780 is er weer, thans op initiatief van Paul L een verbond van gewapende onzijdigheid gesloten met Denemarken en Zweden. De czaar 8i wordt hoe langer hoe meer Franschgezind, knoopt zelfs onderhandelingen aan met Frankrijk, maar zijn vermoording in 1801 verhinderde, dat deze tot een practisch resultaat voerden. Zijn zoon, Alexander I, 1801—1825, volgde hem op. De vrede van Lunéville, 1801, bevestigde dien van Campo Formio. De suprematie van Frankrijk in Italië bleef derhalve bestaan. De Cisalp ij nsche Republiek wordt voortaan de 11 aliaansche Republiek genoemd met Bonaparte tot president. België en de linker-Rijnoever worden nu zonder eenig voorbehoud bij Frankrijk ingelijfd. De schadevergoeding voor de Duitsche. vorsten (vooral Beieren en Pruisen), die door den afstand van den linker-Rijnoever waren benadeeld, zou onder toezicht van Frankrijk en Rusland, geregeld worden door een R ij k s d e p utatie. Deze kwam met haar taak gereed in 1803. Haar eindbesluit—Reichsdeputations-hauptschluss — hield in de secülarisatie — toewijzing aan wereldlijke vorsten — van bijna alle bisdommen en abdijen endemediatisatie — d. w. z. overgave aan andere rijksvorsten — van de meeste kleine vorstendommen en rijkssteden. Er blijft slechts één kerkelijke keurvorst over (de aartsbisschop van Mainz) en zes v r ij e steden (Hamburg, Bremen, Lübeck, Frankfurt, Augsburg, Neurenberg). Engeland. Ook de andere mogendheden sloten achtereenvolgens vrede, zoodat Engeland alleen kwam te staan. De oorlogsgezinde partij won er niet aan invloed. Haar voorvechter was W i 11 i a m Pitt. Na zijn aftreden, 1801, gaf het ministerie-Addington gehoor aan het verlangen naar vrede, ook van de meerderheid der Engelsche bevolking, door aan den eihdeloozen oorlog een einde te maken. De Iersche kwestie bracht Pitt er toe de regeering neer te leggen. Ierland. De Fransche revolutie had een diepen indruk gemaakt in Ierland. Onder de vrijdenkers der groote steden gaat men het Fransche voorbeeld navolgen. Het revolutionnair verbond der United Irishmen ontstaat en schrijft in zijn programma: onafhankelijkheid van Ierland, emancipatie der katholieken, samenwerking van de geheele Iersche bevolking tegen Engeland. De katholieken laten zich verleiden tot aansluiting bij deze partij, welke hun beginselen niet was toegedaan. Daartegenover plaatsen de conservatieve protestanten hun federatie der Orangemen (genoemd naar Willem III). Pitt zocht een uitweg door aan de katholieken in het vooruitzicht te stellen de erkenning van hun staatkundige rechten. Hij hoopte daardoor een burgeroorlog te voorkomen. Maar een zwakzinnig autocraat als George III was daartoe niet te bewegen, nadat hij zich had laten wijs maken, dat hij zijn kroningseed zou schenden door zulk een wet te bekrachtigen. Toen brak de revolutie van 1798 82 uit, een hopelooze worsteling tegen de Engelsche overmacht. De Iersche boeren werden het slachtoffer van hun ondoordachtheid, de wraak der protestanten ontaardde in matelooze wreedheid. Pitt trachtte zulk een onheil in de toekomst te voorkomen door de Act of Union, 1800. Het afzonderlijk Iersch Parlement werd daardoor afgeschaft; Engeland, Schotland en Ierland zenden hun afgevaardigden naar het vereenigd Parlement te Londen. Tusschen Ierland en Grcot-Brittannië zal volledige handelsvrijheid bestaan. Pitt had aan de katholieken tegelijkertijd de staatkundige emancipatie beloofd, maar zijn wet stuitte af op den onverzettelijken tegenstand van George III. Toen verliet Pitt het ministerie, 1801. Het gevolg werd, dat de Act of Union haar goede uitwerking miste. De katholieken voelden zich bedrogen, hun houding tegenover het protestante Engeland bleef onverzoenlijk. Vrede van Amiens, 1802. Engeland en Frankrijk sloten den vrede van Amiens. Engeland gaf de Nederlandsche koloniën terug, behalve Ceylon. Turkije kwam weer in het bezit van Egypte. Engeland had zich gehandhaafd als de e e r ste zeemogendheid; op het continent waren de veroveringen van Napoleon bevestigd. § 2. Frankrijk onder het Bestuur van Napoleon. Napoleon was niet enkel een groot veldheer, maar in nog hooger mate een talentvol regeerder. De laatste ongeregelde toestanden in Frankrijk verdwenen, doordat in 1799 de opstand van de Vendée' voor goed gedempt was en in 1801 een concordaat tot stand kwam met P i u s VII. De bepalingen van de Constitution Civile du Clergé werden ingetrokken, de opleiding der geestelijken geschiedde voortaan zonder inmenging van den Staat, de kerken werden in eere hersteld. Vele é m i g r é s, de meeste fructidorisés mochten terugkeeren. Ten opzichte van den godsdienst gedroeg Napoleon zich in zijn persoonlijk leven onverechiUig, al was hij in zijn jeugd katholiek opgevoed. Als hoofd van den staat begreep hij, dat de godsdienstvrede in Frankrijk hersteld behoorde te worden en dat dit alleen te bereiken viel door de bescherming van het Katholicisme, den godsdienst van de meerderheid der Franschen. Zoodoende werd de nederlaag van de revolutie voltrokken, zij het niet geheel en al, want Napoleon wilde wel de Kerk herstellen, maar meteen onder zijn toezicht brengen. Eerst in de jaren van zijn verbanning op St. Hélena is de geniale staatsman tot inkeer gekomen. 83 Reeds in 1800, eenige dagen na den slag van Marengo, had Bonaparte het voornemen geuit, den katholieken godsdienst te herstellen; onderhandelingen waren te Rome geopend, maar wilden niet vlotten; eindelijk kwam kardinaal Gonsalvi, eerste minister van Pius VII, naar Parijs en wist door zijn schrandere vastberadenheid althans een dragelijke uitkomst te verkrijgen. De Paus berustte in het verlies der kerkelijke goederen in Frankrijk en in de kerkelijke reorganisatie van het land. Bij de afkondiging van het concordaat voegde Bonaparte eigenmachtig de organieke artikelen daaraan toe, waardoor de be noeming der bisschoppen aan het gezag van den H. Stoel werd onttrokken. Het steeds volgehouden protest van den Paus mocht niet baten. De kroning in de Notre-Dame te Parijs. Code Napoléon. Een meesterstuk is de Code Napoléon, een in drie onderdeelen gesplitst wetboek: Code Civil — Code Pénal — Code de Comm e r c e. Een bijzondere commissie, waarin ook Cambacérès zitting had, stelde het samen, maar onder leidingen op initiatief van den eersten consul zelf. Deze wetgeving overtrof toen al haar voorgangsters en werd later door de meeste staten van Europa overgenomen. Het Nederlandsch strafrecht was oorspronkelijk de vertaalde Code Pénal. 84 Aan dezen monarchalen regeeringsvorm ontbraken alleen nog de naam en de uiterlijke glans. De vrede van Amiens versterkte de populariteit van Napoleon als hoofd van den staat. De volgzame senaat nam het initiatief om aan de macht van den eersten consul een wettelijk monarchaal karakter te geven: een plebisciet verhief hem in 1802 tot consul a vie. De instelling van het Légion d'honneut, 1802, de voortdurend aangroeiende welvaart — bevorderd door de oprichting van de Fransche Bank, 1800, — de zorg der regeering voor handel en nijverheid, de aanleg van goede wegen, de krachtige handhaving der openbare veiligheid bevestigden het vertrouwen der bevolking in het nieuw bewind. De keizerskroon lag in 1804 voor Napoleon te grijp. Verzet tegen zijn verheffing bestond niet meer. Den koningstitel verlangde Napoleon niet: „trop usé", vond hij. Een senaatsbesluit van het jaar XII verhief hem tot„Empereur des F r a n c a i s", een plebisciet bekrachtigde dit. 2 December 1804 werd keizer Napoleon I in de N o t r e-D a m e te Parijs door P i u s VII gezalfd volgens het oude ceremonieel. Tegen de afspraak zette hij eerst zich zelf en daarna zijn gemalin de kroon op. De Paus diende béiden slechts de zalving toe. Napoleon's heerschappij was gebouwd op overwinningen, zij zal snel ontaarden in dwingelandij, zij is afgebroken door nederlagen. § 3. De derde Coalitie-Oorlog. (1803—1805—1807). De vrede van Amiens kon niet van langen duur zijn, want hij was gesloten tusschen twee partijen, die geen van beiden verslagen waren. Weinig beduidende geschillen, die van weerszijden hadden kunnen opgelost zijn, indien men den vrede had willen handhaven, deden den oorlog weer uitbreken. De Engelschen weigerden Malta te ontruimen, daar zij wel begrepen, dat het eiland spoedig de prooi der Franschen zou worden; de Franschen stonden nog altijd in Hannover. Het ministerie-Addington werd vervangen door een nieuw kabinet onder leiding van Pitt (t 1806), den taaien tegenstander van Bonaparte. De keizer begon den kamp in 1803 met zijn beroemde landingsplannen. Bij B o u 1 o g n e werden troepen verzameld, arsenalen opgericht, voor de haven kruiste de vloot. Pogingen om uit te zeilen en een overtocht mogelijk te maken mislukten echter. In 1805 moest Napoleon van deze bedreiging tegen Engeland afzien: De derde coalitie-oorlog brak uit. 85 Het groot-Europeesch verbond tegen Frankrijk was vooral het werk van Pitt. Rusland en Oostenrijk kozen de zijde van Engeland. Napoleon had in 1805 den titel „koning van Italië" aangenomen, zich zelf de ijzeren kroon te Milaan op het Plan van een luchtballon, waarmede de Fransche troepen naar Engeland zouden overgevoerd worden (Karikatuur). hoofd geplaatst en Genua als Ligurische Republiek geannexeerd; het gevaar van een algeheele verovering van het Appennijnsehe schiereiland dreigde. Frans II en Alexander I wilden het overwicht van Frankrijk over Europa tegengaan. De oorlog te land verliep voor Napoleon schitterend. Het Oostenrijksch leger capituleert te U1 m, 1805. Zonder verderen strijd is 89 Zoo eindigde de derde coalitie-oorlog, waarin Napoleon zijn schitterende veldtochten met ongekend succes ten einde bracht, waarin echter de diepste oorzaken van zijn val reeds zijn te bespeuren. De politiek van het Continentaal-Stelsel zal hem de onmisbare zelfbeheersching uit het Samenkomst te Tilsit. oog doen verhezen, en moest de koning van Pruisen al toestemmen in noodeloos pijnlijke vredesvoorwaarden, het volk van Pruisen is er door wakker geschud en begint kort daarop zijn stille voorbereiding voor den nationalen strijd tegen den overweldiger. De vrede van Tilsit was dwingelandij, die het versmaadde rekening te houden met het nationahteitsgevoel, de macht, waartegen zoo dikwijls een veroveraar zich te pletter hep. § 4. Dc Fransen-Russische Alliantie, 1807—1811. Frankrijk en Rusland. Tijdens de onderhandelingen te Tilsit legde Napoleon aan Alexander I uitgebreide ontwerpen voor, waarvan de Fransch-Russische samenwerking het uitgangspunt zou vormen. De Czaar ging er op in, omdat hij het in zijn belang achtte met Frankrijk Europa te beheerschen. In 1808 zijn deze plannen nog eens besproken te E r f u r t : i°. Rusland zou Finland veroveren en Turkije beoorlogen. 20. Napoleon zou ongestoord zijn gang kunnen gaan in Spanje en Portugal. 3°. Alexander I zal het Continentaal-Stelsel in zijn rijk doorvoeren. Het was als het ware een verdeeling van Europa, terwijl Napoleon streefde naar een algemeenen aanval van het Europeesch continent onder zijn leiduig op Engeland. 9o Dc gevolgen van het verbond van Tilsit en Erfurt komen duidelijk uit in de gebeurtenissen van 1808 en 1809. Allereerst in het Noorden. Finland behoorde bij Zweden. De czaar zou dus tegen deze mogendheid oorlog moeten voeren. Rusland rekende op de maritieme hulp van Denemarken, den ouden erfvijand van Zweden. Maar de Engelschen waren den czaar vóór geweest. Zij wantrouwden Frankrijk en Rusland beiden en om nu te beletten, dat de Deensche vloot aan een der tegenstanders goede diensten zou kunnen bewijzen, werd deze in 1807 door een overmachtige expeditie uit de havens van Kopenhagen weggekaapt. Denemarken was neutraal, werd volkomen overvallen door deze brutale gewelddaad; de verbittering der Denen tegen het perfide Albion was zoo groot, dat zij sedert trouwe bondgenooten van Napoleon werden en langs hun kusten het ContinentaalStelsel handhaafden. Rusland tegen Zweden en Turkije. Intusschen begon Rusland in 1808 den oorlog met Zweden. Finland werd veroverd en in 1809 bij den vrede van Frederiksham afgestaan aan den czaar. Tegelijkertijd verklaarde Rusland in 1808 den oorlog aan Turkije. Alexander had het oog gevestigd op Constantinopel, rekende minstens op de annexatie van de Donau-vorstendommen, maar dat mislukte ..Turkije hield den strijd vol tot den vrede van Boekarest, 1812. Alleen Bessarabië werd afgestaan aan Alexander, die toen alle krachten noodig had, om den aanval van Napoleon het hoofd te bieden. Napoleon tegen Spanje. Napoleon, ontevreden over de geringe hulp, welke Spanje hem in den strijd tegen Engeland bood, had besloten dit land aan zijn heerschappij te onderwerpen. J u n o t trok naar Portugal, dat het Continentaal-Stelsel niet wilde aanvaarden, en bezette zonder veel moeite Lissabon. De regeering nam met het hof de wijk naar Brazilië. In 1808 maakte de keizer zich zelf de gelegenheid om ook de hand te leggen op Spanje. Daar regeerde de onbeduidende Karei IV, 1788—1808. Zijn zoon Ferdinand kwam tegen hem in verzet, een paleisrevolutie onttroonde den zwakken vorst, toen kwam Napoleon tusschenbeide. Hij organiseerde de comedie van Bayonne. Hij ontbood de beide vorstelijke personen in zijn tegenwoordigheid, onder voorwendsel als scheidsrechter te zullen optreden. Maar te Bayonne aangekomen, werden vader en zoon van elkaar gescheiden, als gevangenen behandeld en ieder voor zich gedwongen van hun kroon afstand te doen. Een deputatie van Spaansche edelen kwam den keizer vragen, dat deze zijn broer J o s e p h tot koning zou aanstellen, ongeveer zoo als zulks met ons" land ook geschied was. Met een beroep op deze vertooning, benoemde Napoleon toen 9i Joseph Bonaparte tot koning van Spanje, ter- De strijd in Tirol in 1809. (Naar C. Jordan). wijl Murat, die in deze geschiedenis belangrijke diensten bewezen had, tot den troon van Napels werd bevorderd. Spanje vecht zich vrij. Maar Napoleon had met één ding geen 92 rekening gehouden: het nationaliteitsgevoel der Spanjaarden. Als één man begon het Spaansche volk den volksoorlog tegen den dwingeland. Overal vormden zich j u n t a 's ter verdediging van het land, die zich bij de Centrale Junta van S evi 11 a aansloten. De wapenen moesten Joseph den weg openstooten naar zijn troon. De g u e r i 11 a der Spanjaarden (Palafox) had zooveel succes, dat een der Fransche legers capituleerde bij B a y 1 e n, 1808 (c'est le commencement de la fin). Onmiddellijk greep Engeland in, Wellington landde in Portugal. Junot moest zich aan de Engelschen overgeven, Joseph zag zich gedwongen Madrid te verlaten, Spanje had zich in 1808 vrijgevochten. Napoleon in Spanje. Deze onverwachte wending dreigde de politiek van het Continentaal-Stelsel te doen mislukken. Napoleon wilde het Iberisch schiereiland niet aan den Engelschen invloed overlaten. Zoo snel mogelijk trok hij nu zelf, aan het hoofd van zijn beste troepen, naar Spanje. De geniale veldheer joeg de Spanjaarden en Engelschen vóór zich uit. Het schiereiland was in 1809 opnieuw onderworpen. Alleen te Lissabon handhaafden zich de Engelschen nog en de Spanjaarden te Cadix. Oostenrijk verklaart den oorlog aan Napoleon, 1809. Midden in den Spaanschen veldtocht werd Napoleon in 1809 verrast door de vierde oorlogsverklaring van Oostenrijk. In Spanje hadden de Fransche legers hun eerste nederlagen geleden. Met diepe ontroering gevoelden de volkeren van Europa, dat er in hen toch een kracht schuilde, die zelfs dit keizerrijk kon weerstaan: het volksbewustzijn. Tirol volgde het voorbeeld van Spanje onder leiding van Andreas Hofer. De bevolking van Pruisen kwam in beweging. Engeland zette Oostenrijk aan tot de oorlogsverklaring en beloofde een aanval op Antwerpen. Maar de legers van Napoleon waren nogmaals, voor het laatst, onweerstaanbaar. Na een zegevierenden veldtocht langs den Donau bezetten de Franschen Weenen. De slag bij W a g r a m dwingt Frans I tot den vrede. De aanval van de Engelschen op Antwerpen in 1809 mislukt. Wel werd Vh'ssingen gebombardeerd en Walcheren bezet, maar verder dan tot in Zuid-Beveland vermochten zij niet door te dringen. De vrede van Weenen kostte Oostenrijk zijn westelijke provinciën en de landen bij de Adriatische Zee. Salzburg kwam aan Beieren, den bondgenoot van Napoleon. De Illyrische provinciën, Krain, Karinthië, Kroatië, werden bij Frankrijk ingelijfd. 93 Na den vrede was ook de kracht van den opstand der Tirolers gebroken. H o f e r werd gevangen genomen en te Mantua gefusilleerd. De keizer van Oostenrijk gaf voorloopig zijn taaien tegenstand tegen Napoleon op. Deze had zich laten scheiden van zijn vrouw, Joséphine de Beauharnais, en eischte nu een dochter van Frans I als zijn echtgenoote. Aartshertogin Maria Louise werd keizerin van Frankrijk. Joséphine, die den titel van keizerin behield en den keizer altijd zeer genegen bleef, stierf te Malmaison in r8i4. Dertien kardinalen, die bij het kerkelijk huwelijk niet tegenwoordig wilden zijn — o.a. Gonsalvi —, ontvingen verbod om de teekenen hunner waardigheid te dragen en werden in verschillende vestingen geïnterneerd (zwarte kardinalen). Pruisen en Spanje. De overwinning van 1809 had intusschen de anti-Fransche beweging in Spanje en Pruisen niet kunnen stuiten. Majoor von Schill organiseerde de algemeene volkswapening, de Tugendbund werd opgericht. S t e i n en H a rdenberg zorgden voor de versterking van den militair-nationalen geest onder de bevolking. Wel mocht Pruisen sedert den vrede van Tilsit niet meer dan 43.000 man onder de wapenen hebben, maar deze belemmering werd opgeheven, doordat men de hchtingen telkens na een paar maanden naar huis zond en verving door recruten, zoodat het aantal geoefende soldaten steeds aangroeide. Napoleon begreep zeer goed de vijandige strekking van Stein's optreden en deed hem door een onbeschoften brief aan Frederik Willem III uit Pruisen verwijderen. H a rd e n b e r g werd eerste minister. Met wat minder vertoon ging hij echter op denzelfden-weg voort. Ook het Spaansche volk hernieuwde na Napoleon's vertrek in 1809 den oorlog. Wellington, in wiens leger ook onze latere koning Willem II dienst deed,18ri4den strijd met succes vol. In 1811 gelukte het hem de Franschen voor goed uit Portugal te verdrijven en den inval in Spanje te beginnen. Overmoed van Napoleon. Scherp steekt tegen deze onrustbarende gebeurtenissen de overmoedige houding van Napoleon af. In 1809 werd P i u s VII daarvan het slachtoffer. Napoleon wilde de benoeming der bisschoppen geheel aan zich trekken en had de provinciën van den Kerkelijken Staat, Ferrara en Bologna, nooit teruggegeven. Hij eischte nu ook in de pauselijke staten de invoering van het Continentaal-Stelsel. Pius VII weigerde. Toen is Rome door Fransche troepen bezet en de Paus als gevangene weggevoerd naar Fontainebleau, waar hij tot 1814 verbleef. De Kerkelijke Staat is bij Frankrijk ingelijfd en in departementen verdeeld: Rome werd de „tweede stad des Rijks". Juist de strijd tegen Engeland, het met alle geweld willen door- 94 zetten van het Continentaal-Stelsel, verleidt Napoleon in 1810 en 1811 tot daden van willekeur. Van jaar tot jaar zien wij hem zijn gebied uitbreiden langs de kusten. In 1810 moet L o d e w ij k Napol e o n zijn kroon neerleggen en wordt het koninkrijk Holland een Fransche provincie. In 1811 annexeert de keizer het groothertogdom Oldenburg en de drie handelsteden B r e m e n, Hamburg, Lübeck. Toen bereikte het rijk zijn grootste uitbreiding. Het telde 42 millioen inwoners en 130 departementen. Paus Pius VII en Napoleon te Fontainebleau. Maar dit rijk was een product van geweld. Het bezat niet de nünste innerlijke eenheid. Naast Frankrijk waren er nog slechts twee groote mogendheden in Europa overgebleven: Rusland en Engeland, werkelijk in macht zijns gelijke. Al gaf Napoleon aan zijn zoon, in 1811 geboren, den trotschen titel: „koning van R o m e", de schittering van uiterhjken luister kon de feitelijke zwakheid van een uitgestrekt gebied, alleen door overheersching bijeengehouden, niet wegnemen. Zoolang de Fransen-Russische alliantie stand hield, stond Napoleon sterk op het continent. Maar zij heeft geen stand gehouden. 101 ne se rend pas.) De zware schok wordt opgevangen, de Engelschen houden stand. Blücher drukt den rechtervleugel hoe langer hoe meer in, de troepen van Napoleon moeten de verdediging van hun stellingen een voor een opgeven. De terugtocht ontaardt ten slotte in een onbeschrijfelijke paniek. De keizer zelf ontkomt ternauwernood. Met dezen slag is alles verloren, het leger verstrooid. Indien Napoleon nu had kunnen rekenen op de trouw van Frankrijk, dan had de oorlog nog een geheel ander verloop kunnen hebben. Maar de volksvertegenwoordiging weigert den keizer bij te staan, deze gaf den strijd op. Hij deed afstand van den troon ten behoeve van zijn zoon. -Het rijk der „Honderd dagen" was ten einde. Napoleon trachtte van uit Rochefort naar Amerika te ontsnappen, doch valt in handen van de Engelschen en wordt krijgsgevangen. De mogendheden besluiten hem naar St. Héle na te verbannen. St. Helena. Alleen in gezelschap van eenige getrouwen, bracht de gewezen keizer op het eenzame rotseiland zijn leven door. L o n g-W o o d was de naam van zijn villa. Hij tuinierde er voor tijdverdrijf en stelde er zijn mémoires op. In 1821 is de groote veldheer op 52-jarigen leeftijd gestorven. Zijn overschot is later bijgezet in het Hötel des Invalides te Parijs. Slot-protocol van Weenen. Inmiddels was het Weener Congres met verrassende snelheid tot overeenstemming gekomen. Nog vóór den slag bij Waterloo, 9 Juni reeds, werden de beraadslagingen gesloten. Tegenover het gevaar, dat van Napoleon dreigde, stond heel Europa eensgezind. De besluiten, die genomen werden, zijn de volgende: Rusland behoudt Finland (1809) en Bessarabië (181a) en het grootste gedeelte van het oude Polen (vierde verdeeling van Polen), ook de stad Warschau, als een koninkrijk met constitutioneele autonomie. Zweden verliest Finland; dit wordt vergoed door een personeele unie met Noorwegen. Denemarken Verliest Noorwegen, maar krijgt geen vergoeding als straf voor zijn vriendschappelijke gezindheid jegens Napoleon. Engeland behoudt Helgoland, Malta, en krijgt het protectoraat over de Ionische eilanden; van de Nederlandsche koloniën worden Ceylon, Kaapland en een groot gedeelte van Guyana niet teruggegeven. België wordt met Nederland vereenigd, opdat er aan Frankrijk's noordergrenzen een staat zou zijn, sterk genoeg om de eerste aanvallen van Fransche zijde te kunnen weerstaan. In Spanje komt het Huis Bourbon weer op den troon, in Portugal het Huis Braganza. T u r k ij e is in het bezit van het geheele Balkanschiereiland tot de Transsylvanische Alpen en de Pruth. 102 Italië ondergaat een ingrijpende verandering krachtens het legitimitëitsbeginsel: 1. Het Lombardijsch-Venetiaansch koninkrijk komt aan Oostenrijk. Parma, Modeia en Toscane worden hersteld. In elk dezer staatjes komt een lid van het Habsburgsche Huis aan het bewind. Het overwicht van Oostenrijk in Italië is hierdoor verzekerd. 2. Sardinië wordt als koninkrijk vergroot, om ook aan de Fransche oostgrenzen een krachtigen staat te verkrijgen, met het gebied van de Ligurische republiek. Savoye, Piemont, Nizza en het eiland Sardinië behooren er toe. 3. De Kerkelijke Staat herwint zijn ouden omvang. Pius VII keerde in 1814 naar Rome terug en herstelde de Orde der Jezuïeten. 4. Napels en Sicilië worden bijeengevoegd tot „h e t k o n i n k r ij k der beide Sicilië n". Ferdinand IV nam den naam aan van F e rdinand I. Duitschland krijgt een geheel nieuwe constitutie. 1. Het Heilige Roomsche Rijk is niet hersteld. In de plaats daarvan wordt opgericht de Duitsche Bond, een bondgenootschap van 35 monarchieën en 4 vrije steden. Oostenrijk heeft de hegemonie en is voorzitter van den bond. Op een bondsdag te Frankfurt zullen de vorsten zich door gezanten laten vertegenwoordigen om de gemeenschappelijke belangen te bespreken. Een Duitsche volksvertegenwoordiging is deze vergadering dus niet, maar een congres van gezanten. Alle staten blijven onafhankelijk. Tegenover het buitenland alleen vormen zij een eenheid. 2. Oostenrijk krijgt het voormalig gebied der Habsburgsche monarchie terugt Gallicië, de Illyrische en Dalmatische landen, Tirol; S a 1 z b u r g, vroeger een onafhankelijk bisdom, wordt er bijgevoegd. Frans I behoudt den titel „erfelijk keizer van Oostenrij k". 3. Pruisen wordt hersteld en vergroot met: een gedeelte van Saksen, Maagdenburg, Westfalen, de vroegere geestelijke bisdommen aan den linker Rijnoever, het Zweedsch gedeelte van Pommeren. Het vormt echter geen aaneengesloten geheel. 4. Beieren verliest Tirol en krijgt den Rijn-Paltz. Beieren, Wurttemberg en Saksen blijven koninkrijken. Het keurvorstendom Hann o v e r is voortaan ook een koninkrijk. 5. Eenige leden van den Duitschen Bond stonden onder vreemde soevereiniteit: het groothertogdom Luxemburg, dat met Nederland, het hertogdom Holstein, dat met Denemarken, Hannover, dat met Engeland een personeele unie vormde. Tweede Vrede van Parijs. Frankrijk viel buiten de besluiten van het Weener Congres, omdat de oorlog tegen Napoleon nog voortduurde. Lodewijk XVIII sloot in 1815 den tweeden 103 vrede van Par ij s. De grenzen van Frankrijk werden hersteld naar die van 1790. Een bezettingsleger van 150.000 man onder Wellington zou gedurende vijf jaar in het land blijven, op kosten van de Fransche schatkist, om een oog in het zeil te houden. De qnadruple-alliantie, 1815. Na de nederlaag van Frankrijk sloten de vier overwinnende groote mogendheden een verbond met het doel de besluiten van het Weener Congres en het beginsel der legitimiteit te handhaven, ten einde desnoods door interventie de revolutie tegen te gaan. Deze samenwerking heeft stand gehouden tot omstreeks 1830 en beheerschte de staatkundige verhoudingen in Europa, veelal onder leiding van Metternich (den „provoost-geweldige" van de Heilige Alhantie). Frankrijk sloot zich kort na 1815 bij den vierbond aan. De Heilige Alliantie van 1815 kon alleen maar theoretische beteekenis hebben. Hetidee ging uit van Alexander I. Het was een afkondiging van den algemeenen vrede, maar zonder juiste beginselen. Alle vorsten en landen traden achtereenvolgens toe, behalve Engeland, de Paus en Turkije. Engeland verwachtte van Alexander's zwevende theorieën toch geen heil, de sultan hield zich aan zijn Koran. Den Paus hield men er buiten. Men wilde het Jacobinisme bestrijden, doch Europa begreep niet, dat juist van het Vaticaan de sterkste tegenstand tegen het revolutiegevaar zou kunnen uitgaan. Nog altijd stond Europa verdeeld tegenover de theorieën van de Verlichting en de Vrijmetselarij, juist daardoor zou de negentiende eeuw bij uitstek worden de eeuw der revolutie. Het Weener Congres had zich te veel bezig gehouden met de belangen der vorsten, te weinig met die der volkeren. Tegenover het legimiteitsbeginsel ging weldra geplaatst worden dat van de rechten der nationaliteiten en van de medezeggenschap der onderdanen in het bestuur. De restauratie van 1815 heeft de doorwerking van de revolutie van 1789 wel gestuit, maar niet opgeheven. DERDE HOOFDSTUK. DE GROOTE ALLIANTIE, 1815—1830. Algemeen Overzicht. Europa is in deze jaren getuige van de mislukking van het streven van de Groote Alliantie om de revolutie tegen te gaan door interventie. In Italië en Duitschland openbaart zich het streven naar de vorming van een nationalen eenheidsstaat; op den Balkan, in Ierland, Polen en de Zuidelijke Nederlanden beweegt het nationalisme zich juist in de richting van afscheiding en onafhankelijkheid. In deze landen komt het tot een volksbeweging, elders niet. Het liberalisme zet de traditie van de Fransche revolutie voort door zijn propaganda voor den grondwettehjken regeeringsvorm, waarvan men zich overdreven voorstellingen maakte. De partij van het oproer vond zijn kracht in de geheime genootschappen en in de macht van de pers, maar slaagde er niet in de meerderheid van het volk en de burgerij op haar hand te krijgen. Onder de vorsten der Restauratie zijn er velen, die met zoo weinig takt de absolute monarchie doorvoeren, dat zij daardoor de revolutionnaire denkbeelden helpen versterken. In 1830 komt het eindelijk in de meeste landen van Europa tot een uitbarsting. De politiek van de Groote Alliantie had toen afgedaan. Het nationalisme zegeviert in België en Griekenland. In Italië en Frankrijk openbaart het liberalisme onmiskenbaar zijn vijandschap tegen de Kerk. § i. De Restauratie in Frankrijk. De Charte. In Frankrijk waren in 1814 de Bourbons weer op den troon gekomen. Nog vóór den terugkeer van Napoleon kondigde L o d e w ij k XVIII, 1814—1824, een grondwet af, d e charte. De absolute regeeringsvorm van vóór 1789 is dus niet hersteld. Krachtens de charte werd de koning bekleed met de uitvoerende macht. De wetgevende macht berust bij twee Kamers: laChambre desPairs, een Hooger Huis, waarvan de koning de leden benoemde, la Chambre des Députés, gekozen bij getrapte verkiezing. De verkiezingen werden geregeld volgens een censuskiesrecht. Dientengevolge geraakte de regeeringsmacht in handen van de hooge standen. De grondwet stelde vast: „De katholieke godsdienst is de godsdienst van den staat; de andere eerediensten genieten wettelijke vrijheid en bescherming." io5 Terreur blanche. In 1815 brak in het zuiden en westen van Frankrijk een kortstondige, heftige reactie uit tegen de republikeinen en Bonapartisten. Hier en daar, op het platteland vooral, vielen slachtoffers, maar de naam „Terreur blanche", die aan deze onlusten gegeven werd, is sterk overdreven. Cbambre introuvable. De eerste verkiezingen brachten een vertegenwoordiging aan het roer, zoo royalistisch gezind, dat Lodewijk XVIII zulke Kamers „onvindbaar" gedacht had; vandaar de naam „Chambre intro uv a b 1 e". Liberale periode, 1816—1820. Maar de koning en zijn minister R i c h e 1 i e u weigerden de te sterk reactionnaire neigingen van den graaf van Artois en de vertegenwoordiging in de hand te werken. In 1817 worden rechtstreeksche verkiezingen ingevoerd en in 1819 de censuur op de pers opgeheven. Een succes voor de regeering was een besluit van het Congres van Aken, 1818, krachtens hetwelk het vijandelijk bezettingsleger onder Wellington het Fransche grondgebied verliet en het restant der oorlogschatting werd kwijtgescholden. Gedurende de jaren 1819 en 1820 braken in verschillende landen van Europa onlusten uit. Ook Frankrijk kreeg zijn deel daarvan. In 1820 werd de hertog van Berry, de jongste zoon van Artois, vermoord. De moordenaar dacht den stamhouder van het geslacht te dooden. De fanatieke republikein bereikte Zijn. doel niet. Na den aanslag werd een jonge Bourbon geboren, de graaf d e Chambord (1'enfant du miracle). Reactie. Deze gebeurtenis was koren op den molen van de royalisten. De invloed van Artois op de regeering werd grooter. Lodewijk XVIII volgde in zijn binnenlandsch bestuur de taktiek van de handhaving der zelfstandige koninklijke macht boven de partijen. Vandaar zijn concessies aan het hberalisme. Na 1820 echter breekt hij daarmee. De kieswet van 1817 werd grootendeels te niet gedaan en het stelsel van getrapte verkiezingen weer ingevoerd. De pers kwam weer onder censuur. De liberale partij was machteloos, maar zette haar propaganda in stilte voort door een wijdvertakte, geheime organisatie. In 1824 kwam Artois, broeder van Lodewijk XVIII, aan de regeering. Als koning voerde hij den naam Karei X, 1824—1830. Hij was de laatste Bourbon, die in Frankrijk geregeerd heeft. Met zijn troonsbestijging verkreeg de royahstische partij (le parti du pavillon Marsan) x) den grootsten invloed. ï) Zoo genoemd naar het door den graaf van Artois bewoonde gedeelte der Tuileriëen. io6 Karei X miste het doorzicht en de zelfstandigheid van zijn voorganger. Hij liet zich te veel beheerschen door de royalistische partij, zoodat de liberalen hem verweten, dat hij het ancien régime wilde herstellen. Het ministerie-Villèle joeg de liberalen tegen zich in hel harnas door „la loi du m i 11 i a r d", 1825. Daardoor werd een schadeloosstelling van een milliard francs in 3 % rentebrieven beschikbaar gesteld voor de emigranten, wier goederen tijdens de revolutie waren verbeurd verklaard. Het voordeel van dezen maatregel was, dat de eigenaars der bezittingen nu in hun eigendom erkend werden. Het was deze wet, die Chateaubriand het sarcasme in de pen gaf: „Les Bourbons n'ont rien appris et rien oublié". De regeering werkte onwillekeurig den groei van de liberale partij in de hand. De geschiedschrijvers Thiers en Guizot waren haar leiders, Casimir Périer een van haar meest invloedrijke vertegenwoordigers. Zij had succes. Bij elke verkiezing komen er meer liberalen in de Kamer van Afgevaardigden. Villèle wil den stroom tegenhouden door een Kamerontbinding, verliest den strijd en treedt af. Het ministerie-Martignac, 1828, trachtte verzoenend op te treden tusschen de royalisten en liberalen. Het diende eea ontwerp in, waardoor het kiesrecht vrij wat verruimd werd en de weg gebaand naar het herstel der kieswet van 1817. Dit voorstel echter gaf den liberalen te weinig naar hun zin, was den royalisten te rekbaar: het ministerie moest aftreden. Dan treedt op het ministerie-Polignac, op en top conservatief. Ministère impossible. Spottend sprak Talleyrand van „het onmogelijke ministerie". Hartstochtelijker dan ooit werd de partijstrijd hervat, ditmaal om ten slotte uit te loopen op de revolutie van 1830. De liberale pers opent een heftige campagne tegen de regeering. De club „A i d e-t o i, 1 e ciel t'aidera", die in verbinding stond met de Vrijmetselarij, organiseert een stelselmatig verzet. Mignet, Chateaubriand (in het Journal des Débats), Thiers (in de National) zijn de leidende woord- en penvoerders tegen het ministerie. In bedekte termen wordt een revolutie reeds aangeduid. De oppositie verovert de meerderheid in de vertegenwoordiging. Karei X ontbindt herhaaldelijk de Kamer, maar steeds stijgt de macht der liberalen. Verovering van Algiers, 1850. In 1830 probeert de regeering een middel om de opgewonden gemoederen te kalmeeren: zij begint de verovering van Algiers. In het begin van Juli komt het bericht, dat de stad is ingenomen, al moest het land nog veroverd worden. Maar de poging faalt, 2/s van de Kamer is liberaal. Louis Philippe van Orleans op weg van het Palais Royal naar het Stadhuis, 31 Juli 1830. (H. Vernet). io7 Artikel 14 der Charte. De koning greep toen naar een maatregel, die hem zijn troon zou kosten: een staatsgreep. Artikel 14 van de Charte, om zijn rekbaarheid het caoutchouc-artikel genoemd, machtigde den vorst „de faire les ordonnances nécessaires pour rexéct'tion des lois et de la süreté de 1'état". Daarop steunend vaardigde hij uit de zoogenaamde Juh-ordonnantiën (26 Juli 1830): ie. De pas gekozen, maar nog niet bijeengekomen Kamer wordt ontbonden. 2e. Het kiesrecht wordt beperkt. 3e. Een strenge censuur op de drukpers wordt ingevoerd. Tegen de verwachting van Karei X in, breekt nog op denzelfden dag de revolutie uit. Juli-revolutie. De koninklijke ordonnantiën werden beschouwd als een inbreuk op de grondwet. De republikeinen komen onder de wapenen; 28 Juli begint de gewapende tegenstand, geleid door een geheim comité van republikeinen (La Fayette). Hevige gevechten worden geleverd in de straten van Parijs. De garde nationale maakt gemeene zaak met het volk, na drie dagen strijdens vallen de Tuileriëen in handen van de opstandelingen. Karei X deed afstand van den troon ten behoeve van den graaf de Chambord. De koning meende, dat de revolutie alleen zijn persoon gold, niet de Bourbons. In 1883 is de Fransche tak van het oude koningsgeslacht uitgestorven met Karel's kleinzoon. In Spanje regeeren de Bourbons nog. Louis Philippe. De partijen, die den opstand uitgelokt hadden, de liberalen en de republikeinen, stelden zich beiden een verschillende oplossing voor: de eersten wenschten de monarchie in stand te houden, de laatsten verlangden het herstel van de republiek. De leiders der liberalen hadden in den laatsten tijd propaganda gemaakt voor Louis Philippe, hertog van Orleans, den zoon van Philippe Égalité. Hij was populair en stond bekend als liberaal. De door Karei X ontbonden Kamer komt bijeen en besluit hem de kroon aan te bieden. Hij nam de waardigheid aan en noemde zich „roi des Francais par la gr ace de Dieu et la volonté du peuple". La Fayette stelde hem voor aan het volk te Parijs: „Voila la meilleure des républiques!" De Kerk en de revolutie. De Juli-revolutie keerde zich niet alleen tegen de Bourbons, maar ook tegen de Kerk. De vrijmetselarij vereenzelvigde de katholieke partij met de oude monarchie, ten onrechte. Het kwam te Parijs tot woeste beeldenstorm-tooneelen, het aartsbisschoppelijk paleis is vernield, van bijna alle kerken worden de kruisbeelden omver gehaald. Zulke schandalen maakten de veront- 121 Vrede van Adrianopel. Mahmoed II moet op zijn beurt bukken voor de overmacht en sluit in 1829 den vrede van Adrianopel. Turkije erkent de onafhankelijkheid van Griekenland. Servië en de Donau-vorstendommen krijgen autonomie, d.w.z. komen feitelijk onder Russisch protectoraat, een triumf voor Nicolaas I. Griekenland bestaat nu uit Morea, Livadia en de meeste eilanden om het land' heen. Aanvankelijk wordt het een republiek met Capodistrias als president. Men vertrouwde hem niet, verdacht hem een handlanger van Rusland te zjjn; hij werd vermoord. Het volk besloot toen den monarchalen regeeringsvorm aan te nemen. Met medewerking der mogendheden aanvaardde Otto van Beieren, zoon van koning Lodewijk I, die zich als kroonprins zeer belangstellend voor de Grieken had betoond, de regeering, 3832—1862. § 8. Rusland en Polen. Alexander I. Rusland had in de dagen van Napoleon een groote rol gespeeld en sedert nam het een aanzienlijke plaats in onder de Europeesche mogendheden. Alexander I was een czaar met hooggestemde idealen, maar miste ten slotte de innerlijke kracht zijn ietwat fantastische denkbeelden in daden om te zetten. Door zijn toedoen werd in Finland en Polen een constitutie ingevoerd. Herhaalde samenzweringen in het Russisch leger en de reeks van revolutionnaire woelingen in Europa in 1819, 1820, 1821 deden hem echter zijn liberale sympathieën verhezen. Alexander sloot zich sedert meer aan bij de politiek van Metternich en keurde de verschillende interventiepogingen goed. In den Griekschen vrijheidsoorlog onthield hij zich van elke ingrijpende bemoeiing. Hij stierf kinderloos in 1825, teleurgesteld en levensmoe, gedrukt onder de mislukking van zijn al te topzware illusies. Decabristen-oproer, 1825. Zijn oudste broeder, Constant ij n, had eigenlijk moeten opvolgen, maar deze had van zijn rechten afstand gedaan wegens een morganatisch huwelijk met een Poolsche gravin. De jongere Nicolaas kwam dus aan de regeering, doch wist er zelf niets van. Geheel te goeder trouw het hij zijn broeder te St. Petersburg tot keizer uitroepen en Constantijn Nicolaas te Warschau, waar hij als onderkoning van Polen zijn residentie had. Wel "werd de vergissing spoedig opgehelderd, maar toch had zij onverwachte gevolgen. Een groep officieren te St. Petersburg waren libe- 122 raalgezind en wilden den absoluten regeeringsvorm afgeschaft rien. Vandaar een oproer in het leger. Onder voorwendsel van Constantijn tot czaar te willen hebben, leerden zij de soldaten den kreet „Viva Constantijn en Constitutia!", die dit laatste voor de vrouw van Constantijn versleten. Op een der pleinen van St. Petersburg kwam het tot een gevecht, waarin de troepen van Nicolaas I den toestand meester werden. Met groot geweld is de opstand onderdrukt. Men noemt dien het decabristen-oproer, omdat het voorviel in de maand Decaber (December). De regeering van Nicolaas I, 1825—1855» »den IJzeren Czaar", wordt met deze gebeurtenis geheel in den stijl ingeleid. Hij was een man van doortastend karakter, op en top despoot, bezield met feilen afkeer van de liberale beginselen. In zijn rijk zocht hij alles te „russificeeren". Autocratisch regeerde hij met harde hand, zonder dat zijn enghartig conservatisme Rusland ten goede kwam. Zijn opvolgers vooral hebben de naweeën daarvan ondervonden. De Polen waren met de hun gegeven constitutie slechts matig ingenomen, wat vooral de schuld was van het willekeurig bestuur van hun onderkoning: Constantijn. Het land had met Rusland alleen een personeele unie moeten vormen; de werkelijkheid werd echter heel anders. Constantijn stoorde zich niet veel aan de constitutie. Daar stond bijv. in, dat alleen door de volksvertegenwoordiging goedgekeurde belastingen mochten geheven worden, wat de onderkoning echter dikwijls- deed bij koninklijk besluit. Onder Nicolaas I werd dat steeds erger, de ontevredenheid nam voortdurend toe, totdat in 1830 en 1831. de opstand uitbrak. § 9. De Revolutie-jaren 1830 en 1831. De Juh-revolutie te Parijs werkte aanstekelijk op andere landen. Zij sloeg het eerst over op B e 1 g i ë. Daar brak in Augustus de opstand uit tegen Willem L Ook in Italië wordt het woehg in deze jaren. Het oproer is er uitgelokt door de Carborari en de Vrijmetselarij. Hun anti-kerkelijke bedoelingen hielden zij behendig verscholen onder de nationalistische leuze van de eenheid van Itahë.'Zij brengen de revolutie aan den gang in de buitenprovinciën van den Kerkelijken Staat met B o 1 o g n a als brandpunt. In deze stad vestigen de liberalen een voorloopig bewind en verklaren de soevereine macht van den Paus 123 opgeheven, 1831. Daarna richten zij hun aanval op Rome. Grcgor i u s XVI zag zich genoodzaakt een beroep te doen op Metternich. Een Oostenrijksch leger bezet Ferrara, Bologna en Ancona. Daarmee was het pauselijk gezag hersteld, want toen de leiders van het oproer onschadelijk gemaakt waren, keerde de orde van zelf terug. Het was niet geweest een volksbeweging, maar een partijopstand. Ook sommige Duitsche Staten ondervinden de nawerking van de revolutie. In Hessen, Hannover, Brunswijk, Saksen wordt de regeering genoodzaakt een constitutie te geven. Polen komt in November in opstand tegen Rusland. Constantijn moet de vlucht nemen, omdat het garnizoen van Warschau meedoet. De hoofdstad valt in handen van de Polen. Gedurende den winter doet Nicolaas I er weinig tegen, maar in 't voorjaar van 1831 volgt zijn wraak. De liberalen in Portugal, steeds in verzet tegen Don Miguel, organiseeren zich. Zij vergaderen op Terceira, een der Azoren. De verschillende revoluties in Europa geven hun meer moed. Wat is nu het resultaat geweest van de revolutie in deze verschillende landen? Alleen in Portugal en Griekenland heeft zij — Frankrijk daargelaten — haar doel bereikt. België maakt een crisis door van geheel anderen aard, daar is het de nationale en godsdienstige tegenstelling tusschen Noord- en Zuid-Nederland, die tot een botsing leidt. De groote mogendheden hebben in deze kwestie het laatste woord, het woord der politiek, gesproken* In de landen van den Duitschen Bond trad spoedig reactie in. De regeeringen der verschillende staten sluiten zich nauw aaneen en treden overal streng tegen de liberalen op (Hambacherfeest, Frankfurter. Putsch). Het is de tijd der zoogenaamde Demagogenhetze. Tal van studenten, o.a. Fritz Reuter (Ut mine Festungstid), die onder den invloed van schrijvers als Börne en Heine hoe langer hoe meer repubhkeinsch gezind werden, worden gevangen gezet en jaren lang vastgehouden. Aan de liberale actie wordt de kop ingedrukt. Göttinger Sieben. Bekend is het protest van de „G öttinger Sieb e n". In 1837 stierf de keurvorst van Hannover, Willem IV, tevens koning van Engeland. Hij werd opgevolgd door koningin Victoria, 1837— 1901; maar omdat in Hannover de Salische wet gold, aanvaardde hier haar oom, Ernst August, het bewind. De personeele unie tusschen beide landen, die sedert 1714 bestond, houdt dus op. 124 Ernst August nu trekt de pas bestaande constitutie in. Daartegen wordt van liberale zijde geprotesteerd, op de eerste plaats door zeven professoren van de -universiteit te Göttingen. Tot hen behooren o.a. Jacob Grimm, Gerv i n u s en D a h 1 m a n n; zij zijn verbannen. De liberalen brachten geld bijeen om in hun onderhoud te voorzien. Maar succes heeft hun actie niet. Van grooter beteekénis was het Tolverbond (Zollverein) van 1834. Het initiatief daartoe ging uit van Pruisen met zijn staatkundig gescheiden gebied, dat nu reeds in de Duitsche landen een •economische eenheid wist te vormen, den voorlooper van de latere staatkundige eenheid. In Oostenrijk noemde men de Zollverein „den nagel in de doodkist van den Duitschen Bond". De Donau-monarchie werd er altijd buiten gehouden. Polen. Nicolaas I onderdrukte den Poolschen opstand met de hardvochtigheid, die men van een echten Rus kon verwachten. .Een leger van 120.000 man wordt op het land afgezonden. De Polen worden bij Ostrolenka verslagen. Warschau is door de Russen her•overd. Vreeselijk kwam de wraak van Nicolaas I op de ongelukkige Polen neer. Duizenden zijn gedood of naar Siberië verbannen: „j'Ordre règne a Varsovie!" De constitutie gaat verloren. Het Russisch wordt de officieele taal. Een uitgebreid spionnage-systeem treedt in werking. Het land wordt een provincie van Rusland en ver-keert sedert in een veel ongelukkiger toestand dan onder Alexander I. Portugal. Het verzet der liberalen in Portugal tegen Don Miguel had ten slotte succes. Zij vragen aan Pedro I, den keizer van Brazilië, of hij in Portugal wil komen regeeren; hem beschouwden zij als een voorstander van hun beginselen. Pedro wil vóór alles een revolutie vermijden, draagt in 1831 zijn keizerlijke waardigheid over op zijn zoon Pedro II, 1831—1889, en steekt -den Atlantischen Oceaan over. Maar Don Miguel wijkt niet voor hem, zoo breekt de partijstrijd uit in 183a en 1833. Engeland en Frankrijk mengen zich in den strijd en kiezen partij voor Pedro. Sedert 1834 regeert de dochter van Pedro, Maria da Gloria, in Portugal, na de nederlaag van Don Miguel en de conservatieven. Het jaar 1830 bracht dus geen beslissing ten gunste van de liberalen. Haast overal delven zij het onderspit. Hun organisatie was nog niet sterk genoeg om hun aanvallen op het gezag met succes te bekronen. Na 1830 echter staken zij hun werk niet; de propaganda voor hun denkbeelden wordt voortgezet, totdat Europa in 1848 weer getuige is van een reeks van revoluties, beter voorbereid en grooter ■opgezet. 137 1837—1901» een dochter van. Eduard, den jongeren broeder van Willem IV. De personeele unie met Hannover hield in dit jaar op. De Chartisten. In het begin der regeering van Victoria was het in Engeland zeer woelig tengevolge van het optreden der Chartisten. De ongunstige gevolgen van de groot-industrie traden hier het eerst aan het licht. Een Duitscher, Engels, die met M a r x de stichter van de sociaaldemocratische partij in Duitschland is, beschreef in een algemeen bekend geworden boek: „Ueber die Lage der arbeitenden Klasse in E n g 1 a n d", de toestanden op de Engelsche fabrieken. Ze waren ontzettend. Laag loon, slechte hygiëne, gebrekkig onderwijs voor den werkman, tal van oorzaken, die de ontevredenheid onder de Engelsche arbeiders wel moesten doen toenemen, terwijl van het particulier initiatief der fabrikanten al bitter weinig te hopen viel. Wel hadden de arbeiders zich in 1831 aaneengesloten door de oprichting van vakvereenigingen, Trade Unions, maar de patroons, gesteund door de regeering, sloten ook een bond, stelden tegenover de strikes (werkstakingen) de loc k-o u t s (uitsluitingen) en wonnen ten slotte het pleit. Kiesrecht had de werkman nog niet. Zijn vereenigingen begin-. nen een wijdvertakte actie om dat te verkrijgen. Zij stellen een program van eischen op, een volksgrondwet: het charter. Vandaar de naam Chartisten. Tusschen 1837 en 1839 worden er tal van groote meetings gehouden. Van hun charter verwachten de arbeiders alle heil: „het charter beteekent voor ons goede huisvesting, goed eten en drinken, voldoend loon en korter arbeidstijd". Dat arbeidersprogramma bevatte het volgende: 1. Algemeen kiesrecht voor mannen. 2. Geheime verkiezingen (Er werd mondeling gestemd. De groote grief daartegen was, dat de vrijheid van stemmen zoodoende verloren ging). 3. Afschaffing van de bepaling, dat een lid van het Lager Huis een bepaald inkomen moet hebben. 4. Aan de leden van het Lager Huis moet een jaarlijksch salaris worden uitgekeerd. 5. Het Lager Huis moet elk jaar aftreden (Het Parlement had hoogstens 7 jaar zitting). 6. Verdeeling van het land in gelijke kiesdistricten (Het platteland had nog altijd meer afgevaardigden dan de steden. De Chartisten wenschen, dat de verdeeling in districten van een vast aantal inwoners zal worden ingevoerd). Dit programma was een radicaal arbeidersprogramma. De arbeiders willen politieke macht .in handen krijgen, het middel om te bereiken hun doel: verbetering in hun toestand. Tegen de verwachting der Chartisten wijst de vertegenwoordiging hun verzoekschrift om het Charter in te voeren met groote meerderheid van de hand. De teleurstelling was groot. Het komt tot oproeren. Te B i r m i n g- 138 Aanslagen. Herhaaldelijk zijn op Louis Philippe aanslagen ondernomen. De meest bekende is die van 1835 door F i e s c h i. De koning zou een wapenschouwing houden te Parijs. In een huis, waar hij langs reed, waren een dertig geweerloopen gericht en geladen klaargelegd, die alle op hetzelfde oogenblik zouden afgaan. De helsche machine deed haar werk. Verscheiden officieren en soldaten werden gedood of gewond, de koning bleef ongedeerd. De katholieke partij kreeg met ernstigen tegenslag te kampen. Lamennais, een te onafhankelijke geest, ging met zijn theorieën te ver en verloor de voorzichtigheid uit het oog. Hij gaat in zijn blad, L'Avenir, aan de bisschoppen de wet voorschrijven, verdedigt de algeheele scheiding van Staat en Kerk en verspeelt zoodoende het vertrouwen van de kerkelijke overheid. Vae soli, wee den eenzame, waarschuwde hem de aartsbisschop van Lyon. De bisschoppen moesten aan hun geestelijken het abonnement op het blad van Lamennais verbieden. Dat werkte door. In 1831 is het opgeheven. Montalembert, Lacordaire en Lamennais gingen daarop in hooger beroep bij Gregorius XVI. De H. Stoel heeft hun zaak met bewonderenswaardigen takt behandeld. Voor den hoogmoed van Lamennais was het een ontgoocheling, dat de Paus zijn optreden niet kon goedkeuren, zonder het daarom geheel te verwerpen. Toen de onstuimige priester met wilde tevreden zijn met de duidelijke bedoelingen van het Vaticaan, ja, in verzet kwam, moest Gregorius XVI wel openlijk uitspraak doen in de encycliek „Mirari vos", 1832. De overdreven beginselen van L'Avenir omtrent de verhouding tusschen Staat en Kerk zijn daarin scherp en onbetwistbaar veroordeeld, maar met bewonderenswaardig beleid werden de personen .ontzien, niet eens genoemd. Montalembert en Lacordaire hebben de wijsheid van den H. Stoel begrepen en gewaardeerd, zij onderwierpen zich. Lamennais kon er niet toe komen, bezweek onder de beproeving en werd een afvallige. De crisis onder de katholieken heeft ernstige verdeeldheid ten gevolge gehad. Gedurende de regeering van Louis Phihppe is de herleving van het Katholicisme in Frankrijk slechts ten halve geslaagd1). 's Konings persoonlijk bewind. De gebeurtenissen van 1834 en 1835 joegen Louis Phihppe schrik aan en deden hem meer en meer zich aansluiten bij de conservatief-hberalen. De volksvertegenwoordiging voteerde eenige wetten, waardoor de pers onder strenger 1) Vgl. F. Mourret, Le mouvement catholique en France, 1830—1850. (Parijs, 1917). Overbrengen van het lijk van Napoleon van St. Helena naar Parijs. 146 loop zoo sterk, dat het vermoeden van een algemeen internationale organisatie zich niet doodzwijgen laat. § 2. De Revolutie in Europa. Toen Frankrijk in 1848 het sein gaf, sloeg de revolutionnaire beweging over op de andere landen. De Duitsche Bond. Tot 1848 bestond in vele Duitsche staten nog de absolute regeeringsvorm. De actie der liberalen werd stelselmatig tegengewerkt. In Pruisen regeerde Frederik Willem IV, 1840— 1861. Deze vorst wilde van een constitutie niet hooren. Hij noemde een grondwet een blad papier tusschen vorst en volk. Wel bestond er in Pruisen een Vereenigde Landdag (gezamenlijke provinciale landdagen), welke vertegenwoordiging echter slechts adviseerende bevoegdheid bezat. In Maart 1848 barst de bom in de meeste Duitsche staten. De regeeringen wijken terug voor den schok der revolutie, liberale ministeries komen aan het roer (Die Mar z-m i n i s t e r). Vele botsingen tusschen het volk en de troepen hebben plaats. B e r 1 ij n was het tooneel van heftige barricaden-gevechten. Op bevel des konings staakten de troepen den strijd, zoodat het volk zich de overwinning toeschreef. Op Frederik Willem IV maakten deze gebeurtenissen een diepen indruk. Hij deed beloften aan zijn volk, o.a.: i°. Hij zal regeeren als een liberaal vorst. 20. Pruisen zal zich stellen aan de spits van het herboren Duitschland. De eerste belofte wordt vervuld door de verkiezing van een constitueerende vergadering, volgens algemeen kiesrecht, die een grondwet voor Pruisen zal ontwerpen. Dat was een overwinning voor de revolutie. Maar dit succes is niet van blij— venden aard geweest. Omstreeks 1848 treedt de sociaal-democratie meer op den voorgrond in Europa. Zij is de lijnrechte konsekwentie van het liberalisme. Nog krasser loochent zij Openbaring, godsdienst en gezag, om het heil der wereld te zoeken in het materialisme. Openlijk predikt de sociaal-democratie de revolutie tegen Kerk en Staat, haar aanhangers verleidend door de voorspiegeling van een gouden eeuw in verre toekomst als vrucht van de omwenteling. Zij verzet zich tegen de overheersching van den derden stand en wil ook den vierden (Uit een illustratie van 1848.) 18 Maart bereikte de revolutie te Berlijn haar hoogtepunt. Tegen een macht van 20.000 man leverde het volk een hardnekkigen barricaden-slag, dertien uur achtereen. Een pakkend moment daaruit is bestorming van het arsenaal, de groote poort wordt ingestooten met een zwaren balk. Frederik Willem IV was niet zeker meer van zijn kroon. Maar anders dan te Parijs is de opstand uitgeloopen op onderhandelingen met den vorst, die uitgebreide concessies deed. 157 De Krim-oorlog, —1856. Oostenrijk bleef neutraal tot groote verontwaardiging van Nicolaas I. Pruisen hield zich op een afstand, omdat het niet zooveel belang had bij de Oostersche kwestie. De Russen bezetten in 1854 de Donau-vorstendommen en bedreigden Turkije met een inval. Oostenrijk sloot toen een rugdekkingsverdrag met Pruisen en den Duitschen Bond als dreigement tegen Rusland. Czaar Nicolaas ontweek kever een oorlog met alle groote mogendheden en liet de Donau-vorstendommen ontruimen x). De strijdende partijen waren dus gescheiden, met eenigen goeden wil van de zijde van Rusland, zou de vrede hersteld kunnen zijn. Engeland en Frankrijk hadden eerst hun krijgsmacht uitgezonden om Turkije te beschermen (legerkamp bij Varna). Toen er echter aan den Donau geen vijand meer te bestrijden viel, richtten zij hun aanval op de sterke marine-basis aan de Krim, Sebastopol. Totleben verdedigde de vesting. Menschikof wordt bij de Alma door St. A r n a u d en R a g 1 a n in 1854 teruggeslagen. De slag op het plateau van Inkerman kwam beide partijen op zware verhezen te staan. De cholera en de gebrekkige verpleging kostte honderden soldaten het leven. Vooral de Engelsche intendance het alles te wenschen over. Belangrijke diensten verleende Miss N i g h t i n g a 1 e, die den verplegingsdienst voortreffelijk verbeterde. Pélissier ondernam de bestorming van den Malakoff-toren, 1855, die den 8 Sept. door Mac-Mahon werd ingenomen (J'y suis, j'y reste). Al vechtend is daarop Sebastopol voet voor voet veroverd. De stad was in een ruïne veranderd. Na den val van de vesting bood Cavour aan Engeland en Frankrijk het bondgenootschap van Sardinië aan. Zijn doel was de sympathie der mogendheden te winnen voor de kwestie der Italiaansche eenheid en deze te plaatsen in de internationale verhoudingen. De dood van Nicolaas I, 1855, bracht een wending in den loop van den oorlog. Zijn opvolger, Alexander II, 1855—1881, was geen voorstander van de imperialistische politiek, maar vlak na den val van Sebastopol kon hij moeilijk vredesonderhandelingen openen. Wel greep hij de eerste gelegenheid de beste aan. Ook in Azië is gestreden tusschen Russen en Turken; in 1855 werd Kars door de Russen bezet. Dit vergoedde eenigszins het ver- 1) Vgl. H. Friedjung, Der Krimkrieg und die österreichische Politik, ae druk. Berlijn, 1911. De vestingwerken van Sebastopol tijdens de belegering. (Naar een lithographie uit dien ujd). 1. Zwarte Zee. 5. Fort Constantijn. 9. Batterij. 13. Kazernes. 17. Loopgraven. 2. Batterij. 6. Fort Catharina. 10. Wallen. 14. Hospitaal. | 18. Loopgraven. 3. Telegraaf. 7. Fort Sukaja, IU Batterij. 15. Militaire inrichtingen. ! 19. Engelsche batterij. 4. Noordelijk fort. 8. Stad. 12. Fort Paul. 16. Engelsche verschansingen. 164 Tot nu toe bad Garibaldi dit alles op eigen gelegenheid klaar gespeeld, maar nu werd het tijd, dat Cavour zich meer met de zaak ging bemoeien. Garibaldi was namelijk republikein, bij behoorde tot de partij der Mazzinisten, die droomden van een groot-Italiaansche republiek. Liet de koning van Sardinië Cavour's handlanger dus geheel begaan, dan kon zijn soevereiniteit wel eens in het gedrang raken. Victor Emanuel trachtte het dus eens te worden met den condottiere. Dat mislukte, maar Garibaldi moest er zich wel bij neerleggen, dat Sardinië zijn werk overnam. In 1861 begint Victor Emanuel dan den oorlog tegen Frans II en verovert Gaëta. Het koninkrijk der beide Siciliën verdwijnt. Alleen Samenkomst van Victor Emanuel en Garibaldi. Venetië en het Patrimonium Petri waren nog niet in de macht van Sardinië. Dat was dan de uitslag van Napoleon's staatkunde ten opzichte van de Itahaansche kwestie. Weinige dagen na den val van Gaëta kwam te Turijn het eerste Italiaansche parlement bijeen, dat de gebeurtenissen •der laatste jaren bekrachtigde. Koninkrijk Italië, 1861. Uit de samenvoeging van al de veroverde landen met Sardinië werd nu in 1861 gevormd het koninkrijk Italië, een constitutioneele monarchie met T u r ij n als hoofdstad. Victor Emanuel I werd tot koning van Italië i6s uitgeroepen. Cavour stierf kort na deze beslissing, nog in 1861, voorzien van de laatste H. Sacramenten. Daarbij zou het echter niet blijven. De eenheidspartij was niet tevreden, zij verlangde Rome als hoofdstad en richtte den begeerigen blik ook op Venetië. Garibaldi heropende den strijd tegen Pius IX. In 1862 bracht hij weer een troep vrljwilligerAbp de been. Victor Emanuel echter kon niet toelaten, dat hij naar Rome trok, want Napoleon III zou stellig tusschenbeide komen. Bij Aspro Monte wordt de macht van Garibaldi door het Italiaansche leger tegengehouden. De aanvoerder zelf is ernstig gewond, keerde terug naar zijn woonplaats op het eiland Caprera, en herstelde. De stad Rome werd sedert 1849 nog altijd beschermd door een Fransche bezetting. In 1864 kwam er een overeenkomst tot stand tusschen Napoleon en Victor Emanuel: De September-Conventie. Daarbij werd vastgesteld: 1. Italië belooft de soevereiniteit des Pausen te eerbiedigen en te handhaven; Victor Emanuel I zal zijn residentie naar Florence verleggen. 2. De Fransche troepen zullen binnen twee jaar Rome verlaten. 3. Pius IX zal zelf een leger vormen om het Patrimonium Petri te beschermen. De Itahaansche regeering ziet dus officieel er van af Rome als hoofdstad te verkrijgen. De September-conventie is aanvankelijk uitgevoerd. In 1865 vertrekt Victor Emanuel naar Florence, het Fransche garnizoen wordt geleidelijk uit Rome teruggeroepen Indien Napoleon III gemeend heeft door de September-conventie zijn doel, de handhaving van Rome als onafhankelijke residentie van den Paus, te bereiken, dan heeft hij zich vergist. Reeds in 1866 haalden de gebeurtenissen een streep door zijn berekeningen. Toen brak de lang verwachte oorlog uit tusschen Oostenrijk en Pruisen om de hegemonie in den Duitschen Bond. Italië' had daar niets mede te maken, maar vond de gelegenheid al te mooi om nu ook Venetië te bemachtigen. Daarom koos het de partij van Pruisen en verklaarde den oorlog aan Oostenrijk. Dit beantwoordde de uitdaging met het Italiaansche kger een gevoelige nederlaag toe te brengen bij C u s t o z Z a. Maar het mocht niet baten. Victor Emanuel bereikte zijn doel. Bij den vrede van Praag kreeg Italië, profiteerend van de Pruisische overwinning op Oostenrijk, de beschikking over Venetië. Uit onge- 1) Uit Nederland vertrokken 5000 zouaven naar Rome, van wie 4000 de reis aanvaardden van Oudenbosch uit, waar Pastoor Hellemons voor hun laatste voorbereiding zorgde, bijgestaan door de Broeders van het Instituut St. Louis. i66 noegen over zulk een weinig eervollen uitslag, zetten de Italianen den oorlog voort, doch zij worden verslagen in den zeeslag bij L i z z a. Daarna was de strijd uit. Venetië, haar door Pruisen toegeworpen,, behield de Italiaansche regeering intusschen toch. Alleen het Patrimonium Petri ontbrak nog aan wat de eenheidspartij noemde het geheel aaneengesloten Italië. De September-conventie stak echter nog altijd een spaak in het wiel., In 1867 heeft Garibaldi weer een bende verzameld om een aanslag op Rome te ondernemen. De regeering durfde de verantwoordelijkheid voor zulk een brute schending van het verdrag met Napoleon III echter niet aan, deed Garibaldi gevangen nemen en naar Caprera voeren, quasi in ballingschap. Zulk een verbanning,, vlak bij de kust van Italië, was natuurlijk een coup de théatre. De zoon van den „balling'' zet diens onderneming voort, weet een voldoende macht om zich te vereenigen, Garibaldi „ontsnapt" van Caprera, de inval in den Kerkelijken Staat volgt. Het spreekt vanzelf, dat de Italiaansche regeering van alles op de hoogte was. Zoo begreep Napoleon III het ook, maar zijn invloed in Europa was toen reeds zoo geslonken, dat Victor Emanuel I niet meer met Zijn wenschen rekening hield, dan hij absoluut noodzakelijk achtte. Om Rome te redden, zond de keizer nog juist op tijd twee Fransche divisies uit, die zich vereenigden met de zouaven en bij Mentana den troep van Garibaldi uiteenjoegen. De Septemberconventie beschermde den Paus niet. Sedert bleef er weer Fransch garnizoen in Rome. In 1870 eindelijk kreeg Victor Emanuel I de lang begeerde gelegenheid om aan de oevers van den Tiber zijn residentie te vestigen. Toen de Fransch-Duitsche oorlog uitbrak, stelde Napoleon III aan Italië een bondgenootschap voor tegen Pruisen. Victor Emanuel eischte daarvoor vrijheid van handelen tegenover Pius IX. De keizer weigerde. Het Fransche garnizoen bleef in Rome. Bovendien bleek al te spoedig de meerderheid van Pruisen. Reeds 6 Augustus (den dag van Wörth en Spicheren) deed Napoleon Rome door de Franschen ontruimen. Toch aarzelde Victor Emanuel nog de hand te slaan aan het geringe overschot van den Kerkelijken Staat. Maar nauwelijks was het keizerrijk gevallen en de nederlaag van Frankrijk beslist, of een leger van 60.000 man bezette het Patrimonium Petri. Weldra was Rome ingesloten. Na een. moedige verdediging beval Pius IX de stad over te geven. i7i en van de Kerk. Napoleon zocht zijn heil in toegevendheid. Ollivier werd zijn eerste minister en belast met de vorming van een ministerie van gematigde liberalen. Hiermede is de constitutioneele palementaire monarchie ingevoerd. Dat was des keizers nederlaag in het eigen land. Zijn buitenlandsche staatkunde bracht hem tegenover een tegenstander, wiens kracht hij niet vermoedde: Otto von Bismarc k-S c h ö nh a u s e n. § 4. De Eenheid van Duitschland. De belangrijkste gebeurtenis gedurende het tijdvak 1848—1870, de stichting van den Duitschen eenheidsstaat, is onafscheidelijk verbonden aan den naam van Bismarck. vw Sleeswijk-Holstein, 1848—1852. Een conflict tusschen Denemarken en den Duitschen Bond over S1 e e s w ij k-H o 1 s t e i n vormt de inleiding van den lateren strijd. Frederik VII aanvaardde in 1848 de regeering in Denemarken, vaardigde, op aandrang van de liberalen, voor zijn landen een grondwet uit, maar verklaarde deze meteen geldend voor Sleeswijk-Holstein. Tot nu toe had er slechts een personeele unie bestaan tusschen Denemarken en de beide hertogdommen, van welke H o 1 s t e i n bovendien lid was van den Duitschen Bond. Deze mengde zich in den strijd, Pruisen en Hannover zonden een leger uit tegen de Denen. Ter zee bleek de Deensche marine Pruisen de baas: de staat van Frederik Willem IV had nog geen vloot. Te land daarentegen werd het Deensche leger teruggedreven. Een oogenblik werd de veldtocht onderbroken door den wapenstilstand van Malmö. Daarna is Jutland grootendeels bezet. Maar Oostenrijk zag in den veldtocht van Pruisen slechts het streven om zich de hegemonie in de Duitsche landen te verwerven. Daarom besloot FrederikWillemIVinte gaan op de voorstellen van Engeland en Rusland om de oplossing der kwestie over te laten aan de Groote Mogendheden. Het Londener Protocol van 1852 regelde het conflict op de volgende wijze: i°. Sleeswijk en Holstein zouden een personeele unie blijven vormen met Denemarken. 2°. Bij den dood van Frederik VII zou in Denemarken en de 172 hertogdommen opvolgen prins Christiaan (IX) van Sonde r b ur g-G 1 ü cks b u r g, verwant aan den regeerenden koning, met voorbijgaan van hertog Frederik van Sonderburg-Augustenburg, die op Sleeswijk-Holstein meer recht had. Het gevolg van de eerste bepaling was, dat Pruisen zijn overwinnende troepen moest terugtrekken uit het betwist gebied, een nederlaag tegenover de gezamenlijke diplomatie van Oostenrijk, Rusland en Engeland. Buiten den Duitschen Bond om werd de zaak beslecht, de Duitsche eenheid leek nog ver af. Oostenrijk had zijn plaats weten te handhaven. De Fortschrittspartei, 1861. De gebeurtenissen in Italië in 1859 deden de actie voor de Duitsche eenheidsidee weer opleven onder de liberalen in Pruisen, georganiseerd in de „Fortschrittspartei", die propaganda maakte voor een nieuwe nationale constitutie onder hegemonie van Pruisen. In 1861 kwam Willem I aan de regeering, 1861—1888. Hij hield er rekening mee, dat in de toekomst de rivaliteit tusschen Oostenrijk en Pruisen niisschien zou uitgevochten worden met de wapenen; derhalve achtte hij versterking van het Pruisisch leger noodzakelijk. De koning wilde den algemeenen dienstplicht met driejarig verblijf onder de wapenen invoeren, maar de Fortschrittspartei trad hem in den weg. De liberalen weigerden de vereischte kredieten aan de regeering, tenzij de diensttijd op twee jaar werd vastgesteld. Willem I kon met zijn ministers den tegenstand niet meester worden. Kamerontbinding liep uit op versterking van de oppositie, de koning dacht er reeds over van de regeering afstand te doen, toen hij in Otto von Bismarck den man vond, die hem krachtig zou ter zijde staan. Bismarck (geb. 1 April 1815) stamde af van een Pruisische landjonkersfamilie. Aanvankelijk had hij de ambténaarsloopbaan bij de rechtelijke macht gekozen, maar daarin geen bevrediging vindend voor de in hem woelende energie, werd hij diplomaat. Achtereenvolgens trad hij op als gezant van Pruisen bij den Bondsdag, te St. Petersburg en Parijs. Het zijn zijn leerjaren geweest: in de internationale politiek was hij op zijn terrein. Zijn groote aanleg voor het regeeringswerk trad duidelijk aan het licht. Niemand beter dan Bismarck begreep, dat de Duitsche Bond behoorde plaats te maken voor een hechtere staatkundige organisatie van het Duitsche volk. Dat te bereiken zou volgens zijn overtuiging alleen mogelijk zijn door machtsontplooiing, nooit door overleg. 173 Willem I deelde dit inzicht niet, hoopte nog op een vreedzame oplossing tegenover Oostenrijk, maar toen hij Bismarck het ambt van minister-president, tevens minister van buitenlandsche zaken toevertrouwde, vermoedde de koning niet, dat deze koninklijke dienaar heel wat meer zou kunnen tot stand brengen, dan de reorganisatie van het leger. De Fortschrittspartei maakte het eerst kennis met de onverzettelijkheid van den nieuwen minister. In 1862 sprak Bismarck, die een voortreffelijk redenaar was, in het Huis der Afgevaardigden de beroemde woorden aan haar adres: „Niet door redevoeringen en meerderheden kunnen de vraagstukken „van dezen tijd opgelost worden, maar door ijzer en bloed". Het tijdvak van den „ij z e r e n kanselier", 1863—1890, was begonnen. De conflict-tijd, 1862—1866. Bismarck opende zijn bewind door de liberale oppositie onbewimpeld den handschoen toe te werpen. Zijn eerste begrooting werd afgestemd in het Huis van Afgevaardigden, maar het Heerenhuis keurde het ontwerp goed. Toen regeerde de minister zonder wettelijk budget van 1862 tot 1866, de zoogenaamde c o n f 1 i c t-t ij d. Een tweede kwestie, waarin Bismarck de verontwaardiging der liberalen trotseerde, was de Poolsche opstand van 1865. Czaar Alexander II, 1855—1881, was in Rusland begonnen aan de uitwerking van een uitgebreid plan van maatschappelijke hervOTrnihgen. Verbetering van onderwijs en rechtspraak, aanleg van spoorwegen en grootere persvrijheid, dat alles nam de keizer ter hand in de hoop den Russischen staat wit zijn toestand van achterlijkheid op te heffen. Een grootsche daad uit zijn legeering is de afschaffing der lijfeigenschap, i86r, vandaar aijn naam: Czaar-Bevrijder. De toestand der plattelandsbevolking liet van oudsher alles te wenschen over. De adel verloor nu zijn bestuurs- en persoonlijke rechten ten opzichte van den boer. Maar zeer juist begreep de regeering, dat de vrijgemaakte lijfeigene niets aan zijn vrijheid zou hebben zonder een maatschappelijk middel van bestaan, d.w.z. grond. Het grootste gedeelte van den grond was tot 1861 in het bezit geweest van den czaar en den adel. Hu werd de helft van deze domeinen ter beschikking van den boer gesteld, die -van den staat op gemakkelijke voorwaarden een ruim voorschot ontving en dus op den duur kleingrondbezitter kon worden. 23.000.000 lijfeigenen werden door dit systeem vrije kleine burgers. De goed bedoelde hervorming heeft niet geheel aan de verwachtingen beantwoord tengevolge van de knoeierijen der Russische bureaucratie en den onwil van den zelfzuchtigen adel. Dikwijls werd een te hooge afkoopsom geëischt of de beschikbaar gestelde oppervlakte land te gering gehouden, om in de behoeften van een gezin te voorzien. Een gedeelte der vroegere lijfeigenen verviel dientengevolge tot armoede. 174 In Polen echter mislukte de regeering van Alexander II. In stilte was het in 1830 bloedig gewroken verzet blijven voortleven. Het volk verlangde het herstel der personeele unie, waarin de czaar niet wilde toestemmen. Langzamerhand groeide de antiRussische beweging aan onder leiding van den adel, bij wien de plattelanosbevolking zich echter niet aansloot, gehaat als de grootgrondbezitters zich maakten door hun machtsmisbruik. De nationale eenheid der Polen van 1830 ontbrak in 1860. Toen de czaar de woeligste elementen, vooral studenten, in het Russische leger deed inlijven, brak de opstand uit. Na eenige botsingen tusschen de Russische troepen en het volk volgde de groote revolutie van 1863. De omstandigheden waren voor de Polen veel ongunstiger dan in 1830. Toen konden zij Warschau en andere steden bezetten, nu beschikte de adel alleen over het weinig-enthousiaste platteland. Alexander II zond een leger van 200.000 man op de revolutie af, waartegen de Polen slechts een taai volgehouden guerüla konden voeren. Maar meer dan in 1830 richtte de aandacht der groote mogendheden zich in 1863 op de Poolsche kwestie. Napoleon III nam het initiatief tot een internationale interventie. Engeland en Oostenrijk gingen op het denkbeeld in, Bismarck echter koos de zijde van Rusland. De drie mogendheden deden den minister van Alexander II, G o r t s c h a k o f f, het voorstel van een groot Europeesch congres ter regeling van de Poolsche kwestie.Maar Bismarck zond eenige regimenten naar de grenzen van Pruisisch Polen, om den opstandelingen de vlucht te beletten en werkte daardoor de onderdrukking van de revolutie in de hand, niettegenstaande het heftig verzet van de Fortschrittspartei. Czaar Alexander was er van op de hoogte, dat Frankrijk, Oostenrijk en Engeland hun interventie niet in daden wilden doorzetten. Het gevolg was, dat de Polen aan hun lot overgelaten bleven. Pruisen kon voortaan verzekerd zijn van Rusland's welwillendheid. Bij de eerste ontmoeting met Bismarck's diplomatie legt de Fransche keizer het af. De uitslag van de ongelijke worsteling in Polen kon niet twijfelachtig zijn. Zwaar drukte de hand van den machtigen czaar op het ongelukkige volk. Alexander II besloot over te gaan tot stelselmatige russificeering. De adel verloor zijn grond, deze werd verdeeld onder de boeren, voor wie voortaan geen heerlijke rechten meer bestonden, maar die meteen hun eenige beschermers verloren tegen de Russische bureaucratie. In ds. kerken, de scholen en bij d*. rechtbanken werd de Russische taal uitsluitend ingevoerd. De Katholieke Kerk verloor haar vrijheid van beweging. De bisschoppen werden gevangen gezet, priesters vermoord, kerken uitgeplunderd, kloosters in kazernes veranderd, met het Russisch schrikbewind ging de kerkvervolging gepaard. 175 De Vorstendag te Frankfurt. In hetzelfde jaar 1863 werd de aandacht van Europa opnieuw gevestigd op de S1 e e s w ij k-H o 1steinsche kwestie door den dood van Frederik VII. Krachtens het Londener protocol van 185a kwam nu Christiaan DL aan de regeering. Kort vóór zijn dood had Frederik VII, in overeenstemming met den Deenschen Rijksdag, het besluit afgekondigd, dat Sleeswijk en Denemarken voortaan dezelfde constitutie Zouden hebben, m.a.w. Sleeswijk werd ingelijfd bij Denemarken. Christiaan DC handhaafde dit besluit, niettegenstaande de protesten van Pruisen, Oostenrijk en den Duitschen Bond. In 1863 ook was de verhouding tusschen Oostenrijk en Pruisen er niet beter op geworden. Frans Jozef zag in de weinige populariteit van Bismarck's. ministerie een geschikte gelegenheid om de kwestie der reorganisatie van den Duitschen Bond ter hand te nemen, maar zoo, dat Oostenrijk de leiding behield. De kleinere Duitsche staten zagen de versterking van Pruisen's macht met gaarne, zij vermoedden, dat daardoor hun beteekenis zou verminderen. Voorat de minister-president van Saksen, von Beust, steunde de politiek van Oostenrijk, die er op gericht was samenwerking te verkrijgen tusschen de Donaumonarchie en de kleinere staten tegen Pruisen. In 1863 nu deed Oostenrijk het voorstel tot een definitieve hervorming vart den Duitschen Bond. Te Frankfurt werd een vorstendag gehouden, Frans Jozef en zijn plannen vonden allerwegen grooten bijval, maar .... Pruisen ontbrak op het Duitsche congres. Dat was het werk van Bismarck. Al de kracht van zijn moreel overwicht had de minister gebruikt, om zijn aarzelenden koning tot deze dreigende houding; te overreden. Bismarck verijdelde de poging van Frans Jozef. Onder zulke omstandigheden kwamen de beide mogendheden te staan voor het optreden van Christiaan IX in Sleeswijk. De Duitsche Bond koos terstond partij tegen Denemarken en beschermde de aanspraken van Frederik van Augustenburg. Bondstroepen vielen nog in 1863 het betwiste gebied binnen, de strijd was opnieuw ontbrand. De Deensche Oorlog, 1864. Oostenrijk en Pruisen namen een ander standpunt in, dan de Bond; zij wilden Christiaan IX erkennen, mits deze de autonomie van Sleeswijk en Holstein waarborgde. De koning weigerde echter, in 1864 volgde daarop de oorlogsverklaring. De beslissende slag viel bij de D ü p p e 1 e r schansen. Na een dappere verdediging moesten de Denen wijken, Jutland werd veroverd tot aan de Limf jord. Ook het eiland A1 s e n viel den vijand in handen; om Fünen en Seeland te redden, bood Christiaan toen 176 den vrede aan. Bij het verdrag van Weenen, 1864, zag de Deensche koning af van alle aanspraken op Sleeswijk en Holstein ten behoeve van Pruisen en Oostenrijk. Landing van de Pruisische infanterie op het eiland Alsen, 29 Juni 1864, Daarmee echter was de eigenlijke kwestie slechts verschoven naar een latere oplossing. Het gemeenschappelijk bestuur van Oostenrijk 178 Italië verbond zich den ouden vijand in Lombardije aan te vallen, zoodra Pruisen het sein daartoe geven zou. En Napoleon III? Biarritz. In 1865 had hij een bijeenkomstteBiarritz met Bismarck. Daar verbond de keizer zich tot neutraliteit in de verwachting, dat ook Frankrijk gelegenheid zou gelaten worden zijn grondgebied uit te breiden. Bismarck ging daar schijnbaar op in, maar hoedde zich wel duidelijk omschreven beloften te doen. De minister van Willem I was klaar in 1866. M o 11 k e, de opperbevelhebber van het Pruisisch leger, v o n R o o n, de minister van oorlog, stonden hem ter zijde om de groote onderneming te wagen. Alle drie wendden alles aan om hun nog steeds aarzelenden vorst te winnen voor hun politiek van geweld. Het optreden van Oostenrijk werkte hun streven in de hand. Het mobiliseerde zijn leger en droeg de beslissing over de toekomst van Sleeswijk en Holstein op aan den Duitschen Bond. Daarvan maakte Bismarck gebruik. Hij verklaarde de handelwijze van Oostenrijk als een schending van het verdrag van Gastein en deed het Pruisische leger Holstein bezetten. Oostenrijksch-Prnisische Oorlog, Juni—Aug. 1866. Oostenrijk protesteerde en deed in den Bondsdag het voorstel tot mobilisatie van het Bondsleger tegen Pruisen. Het werd aangenomen en dat beteekende de oorlog. Het numeriek overwicht was aan de zijde van Oostenrijk. Geheel Zuid-Duitschland, Saksen, Hannover, Nassau, Hessen, Frankfurt kozen de partij van Frans Jozef. Maar daartegenover beschikte Pruisen over een prachtig leger en een zeer bekwamen generalen staf met Moltke als chef. Door de capitulatie van Langensalza werd NoordDuitschland onderworpen. De hoofdmacht der Pruisen bewoog zich in de richting van Weenen. Benedek,de opperbevelhebber van het Oostenrijksche leger, zag er tegen op een grooten slag aan te nemen, maar een telegrafisch bevel uit Weenen noopte hem daartoe. Bij Königgratz (Sadowa) leed hij een verpletterende nederlaag. Praag werd bezet, Weenen liep gevaar. Voor Frans Jozef bleef er toen niets anders over dan vredesonderhandelingen te openen. De vrede van Praag, 1866, stelde het volgende vast: i°. De Duitsche Bond, 1815—1866, wordt ontbonden. Pruisen i79 wordt vergroot met Sleeswijk-Hokteïn, Hannover, Nassau, KeurHessen en de vrije Rijksstad Frankfurt; 2°. De Duitsche Staten ten n. van den Main zullen een NoordDuitschen Bond vormen onder hegemonie van Pruisen, 1867— 1871; 3°. De Zuid-Duitsche Staten mogen een Zuid-Duitschen Bond oprichten; 4°. Oostenrijk staat Venetië af aan Napoleon III, die het overlaat aan Italië, den bondgenoot van Pruisen. De voormalige koning van Hannover George V nam de geldelijke schadeloosstelling, die hem, als aan de andere onttroonde vorsten was aangeboden, niet aan. Bismarck gebruikte dat geld voor een fonds om agenten te betalen, die de „reptiliën" (Welfen) moesten bewaken, Reptüienfonds. In 1913 is deze kwestie bijgelegd, door het huwelijk van Ernst August met de eenige dochter van Willem II. Wat had Napoleon III te maken met den vrede van Praag? Na den slag bij Königgratz had Oostenrijk zijn bemiddeling ingeroepen: met beide handen greep de keizer de gelegenheid aan om tegenover het zegevierend Pruisen het prestige van Frankrijk omhoog te houden. Te Praag dreef Napoleon de bepaling door omtrent de bestaanbaarheid van een Zuid-Duitschen Bond. Zonder succes waren zijn pogingen gebleven om voor zijn keizerrijk den afstand van den Rijnpaltz te bedingen: hij hoopte nu, dat Zuid-Duitschland zich onder protectoraat van Frankrijk zou willen stellen, dan was het verhes tegenover Pruisen hersteld. Met meesterlijken blik voorzag Bismarck, dat het einde van de Fransche balans-politiek moest uitloopen op een Fransch-Pruisischen oorlog. Bij den vrede van Praag reeds hield hij daarmede rekening. Tegen het eigenzinnig verzet van koning Willem I in, wiens vredelievendheid door het succes van zijn leger was overgeslagen in nauw beheerschte veroveringslust, wist Bismarck het daarheen te leiden, dat aan Oostenrijk en Zuid-Duitschland gemakkelijke vredesvoorwaarden gesteld werden. Met opzet was er geen gebiedsafstand geëïscht. Pruisen zou hun medewerking binnenkort kunnen noodig hebben in den oorlog met Frankrijk. Bismarck heeft er voor gezorgd, dat er geen Zuid-Duitsche Bond kon ontstaan onder bescherming van Napoleon III. Buiten hem om doet hij aan Beieren weten, wat de Fransche keizer voor had en daarmee mislukte de taktiek der Fransche diplomatie. Napoleon had zich door Bismarck te veel in de kaart laten zien, terwijl Europa wist, dat het Fransche leger in Mexico ernstige schade geleden had en dat in Frankrijk zelf de vrede van Praag werd gevoeld als een vernedering. Ook in Pruisen zelf bezorgde de oorlog van 1866 aan Bismarck i8a Oostenrijk dankte de nederlaag van 1866 niet het minst aan het gemis aan eenheid, zonder eenige geestdrift onder zijn bevolking had het den oorlog moeten voeren, een gevolg van de zucht naar decentralisatie onder de verschillende nationaliteiten. Daarin wilde Frans Jozef verbetering brengen en zijn staten hechter verbinden tegenover den Noord-Duitschen Bond. In 1866 was de onwelwillende gezindheid der Hongaren, die «eneigenconstitutie en eigenministerie wenschten duidelijk aan den dag getreden. Daarom voerde Frans Jozef in 1867 den dualistischen regeeringsvorm in en gaf .aan zijn rijk, dat nu in twee deelen gesplitst werd (Cis-Leithanië en Trans-Leithanië), een grondwet; vonBeust, vroeger Saksisch minister, werd Rijkskanseher. De Oostenrijksche en de Hongaarschestaten vormden sedert een personeele unie, -maar met een eigenaardig karakter: i°. Frans Jozef zal voortaan zijn keizer van Oostenrijk *n koning van Hongarije (in 1867 werd hij te Ofen ^plechtig gekroond). 3°. Beide staten hebben een afzonderlijk binnenlandsch bestuur. 30. De buitenlandsche politiek en het leger staan •onder gemeenschappelijk beheer. 40. Andere rijksbelangen, als tarief, industrie, handelswetgeving gullen geregeld worden bij gemeenschappelijk overleg door „d eJ e g a t i ë n" (commissies) uit de beide parlementen. De Spaansche trooncandidatmir. In 1868 werd de aandacht -van Europa gericht op Spanje. Daar had de regeering van koningin Isabella II uit het Huis Bourbon veen onrustig verloop. Van haar bestuur is weinig goeds te zeggen.'Het verzet tegen de dynastie groeide jaar op jaar aan, totdat in 1868 een opstand uitbrak «onder leiding van Generaal Prim. Deze bezette Madrid, Isabella deed afstand, het Huis Bourbon werd van den troon vervallen verklaard, de Cortez voerden -een liberale grondwet in en besloten den monarchalen regeeringsvorm te handhaven. Een paar vorsten bedankten voor het aanvaarden van den vacanten troon, ftotdat Prim de koninklijke waardigheid aanbood aan een Duitschen prins, Leopold van Hohenzollern, die behoorde tot den kathoheken tak van dit geslacht, maar ook van den kant van zijn moeder met de Bonaparte's vermaagschapt was ). 1) Bismarck had, naar het schijnt, op deze candidatuut niet zoozeer 'teerst .de aandacht gevestigd, maar haar wel krachtig g e s t e u n d, in het geheim. i83 Aanleiding tot den Fransch-Duitschen oorlog. Daaruit ontstond de kwestie van de Spaansche trooncandidat u u r. De Fransche regeering besloot onmiddellijk zich tegen deze verheffing van het geslacht der Hohenzollern met klem te verzetten. Het rijk van Karei V mocht niet hersteld worden! De koning van Pruisen ontving het verzoek de candidatuur van zijn bloedverwant tegen te werken. Willem I, tevreden met het succes van 1866, dat hij liever niet waagde aan de onzekere kansen van een nieuwen oor¬ log, doet Prins Leopold weten, dat Pruisen niet gaarne zijn aanvaarding van de Spaansche kroon zou zien. Kort daarna werd bekend, dat Prins Leopold uit eigen beweging had bedankt. Frankrijk was daarmee echter niet tevreden. Het kabinet van Parijs gaf den Franschen gezant Benedetti de opdracht aan Willem I den waarborg te vragen, dat ook in de toekomst geen Hohenzollern koning van Spanje zou worden. De koning van Pruisen bevond zich te Ems. Hij gaf den Franschen gezant op hoffelijkewijze, maar afdoend te kennen, dat hij op Spotprent op Napoleon III. den eisch van Napoleon III niet kon ingaan. Na afloop van de audiëntie zond Willem aan Bismarck een telegram, waarin hij den kanseher rapporteerde wat er was voorgevallen en dezen machtigde aan de pers mede te deelen hetgeen hem dienstig dacht. Van de Emser depêche heeft Bismarck gebruik gemaakt om Frankrijk tot den oorlog uit te dagen. Het oogenblik leek hem gunstig: Pruisen was klaar, Frankrijk niet. De Noord-Duitsche Bond kon rekenen op de Zuid-Duitsche Staten. Het was niet te verwachten, dat Napoleon een bondgenoot onder de groote mogendheden zou vinden. 13 Juli 1870, in den loop van den avond, beraadslaagde Bismarck met Moltkeen von Roon. De kanselier zette hun zijn plan uiteen, van het Tooneel der eeuwen II. j. i8g als werk- cn beweegkracht na 1815 overal in Europa in toepassing kwam en omstreeks 1850 reeds nooit-gedachte resultaten had opgeleverd, deelectriciteit begint weldra ook haar overwinningstocht door de beschaafde staten der wereld. Een Amerikaan, Morse, te New-York, ontdekte in 1845 °™ ^ saeculIèTe geestelijkheid en de bisschoppen, over geheel de Kerk. De sociaal! democraten (Jaurès) stonden hem daarbij trouw ter zi de steunt S™°1Cn ™ld*» bij ministerieel decreet, ge- RiThar^ ge:l°tea' **" *«« van Kardinaal Mek ^'JTt 7 ^ ^ ^ PKSideM v-deRepu- vl IhT Parlementatre regeeringsvorm beschermde de vrijheid van godschenst met meer. De ministerieele besluiten mochten moreel e^reentens onwettig »jn, het Bloc regeerde als tyran. De Orde der Jezuietenwrig rt de opgelegde toestemming te vragen. Deze werd trouwens in den r e gel afgewezen, behalve voor de Missiën en de ziekenverplegingwaardoo Uoostergemeenten buiten het algemeen recht gesteld, 1903. Combes verdelde «invervolgmgmet deze uitvlucht: „Ik geef uitvoering aan den wü^htS re^eerir^vonn waaV3n ^ Verte*enwoordigin8«" Daarmee lag de partemeruaü* regeenngsvorm waarom zooveel revoluties zich hadden afgespeeld, op straat Li 1904 werd het Fransche gezantschap bij het VatnLL opgeleven,' Daarbl heeft Tl 2 ™ ^ - Staat aJgenomS Daarbij heeft het Bloc het concordaat van i8or eigenmachtig veri) Diens proces van zaligverklaring is te Rome aanhangig gemaakt. 232 broken, zonder overleg met den H. Stoel. De bisschoppelijke hiërarchie werd voorbijgegaan door den dwang der oprichting van associations cultuelles, waarbij het bestuur der parochiën zou overgaan in handen van leeken. De laïciteit moest het Fransche volk opgelegd worden. Belastingambtenaren zouden de bezittingen der kerkelijke instellingen inventariseeren. Pius X, 1903—1914, veroordeelde de wet op de scheiding van Kerk en Staat en verbood aan de katholieken de oprichting der associations cultuelles, 1906. In hetzelfde jaar verdween Combes van het tooneel, ten val gebracht door zijn eigen godsdiensthaat. Hij was in zijn zelfverbhnding zoo ver gegaan, dat hij in het leger een spionnagestelsel had ingevoerd om alle katholieke officieren te weren door middel van fiches, waarop vermeld stond of zij hun godsdienstplichten vervulden. De algemeene verontwaardiging maakte op de Kamer zulk een indruk, dat Combes moest aftreden. Nooit meer heeft hij een rol in Frankrijk gespeeld. Hij stierf op den dag, waarop de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan weer hersteld werden, 1930. De inventarisatie der kerkelijke goederen veroorzaakte zoo groote opwinding door den lijdelijken tegenstand der katholieken, dat de regeering deze moest staken, maar tegelijkertijd zijn de kerken met alle daaraan verbonden bezittingen tot staatseigendom verklaard, 1907. Dat was het werk van het ministerie-Clémenceau, 1907—1909, en den tweeden president van het Bloc, F a 11 i è r e s, 1906—1913. Men meende over de Kerk te zegevieren door haar doodarm te maken! Kentering. Met de kerkvervolging was gepaard gegaan een sterke anti-müitaristische propaganda door de sociaal-democratie. Maar de buitenlandsche verhoudingen in Europa werden elk jaar meer en meer gespannen: de wereldoorlog naderde. Vandaar een kentering sedert 1909. Clémenceau trad af, de Kamer begreep, dat het te gevaarlijk was de verdeeldheid in het land nog meer te doen toenemen. Langzamerhand verslapte de kerkvervolging, de versterking van het leger moest doorgaan. President P o i n c a r é, 1913—1920, was niet de candidaat van het Bloc, hij wilde het herstel van de nationale eenheid. In beginsel verkeert de Fransche Kerk echter nog altijd in de periode van de vervolging, want de hatelijke wetgeving van het Bloc is nog niet ingetrokken. Wel heeft de oorlog de plannen van het moderne heidendom doen mislukken: de Goddelijke Voorzienigheid beidt haar tijd! 233 § 3- Engeland. De Zuid-Afrikaansche Oorlog, 1899—1902. Gladstone was een tegenstander van het imperialisme. Na zijn aftreden herwint de conservatieve partij het overwicht in de regeering, 1894—1906. C h a m b e r 1 a i n is een voorstander van het imperialisme in zijn scherpsten vorm: h e t j i n g o ï s m e. Als minister van koloniën lokte hij den aanval uit op Transvaal en Oranje-Vrijstaat. Aangezien de andere mogendheden zich buiten den oorlog hielden, werd deze een zuiver Engelsche aangelegenheid. Langzamerhand hadden de Engelschen de Bóeren-republieken bijna aan alle kanten omsloten. De ontdekking van goudvelden op den Whitwatersrand gaf aanleiding tot de eerste conflicten met Groot-Brittannië. J a m e s o n ondernam m 1895 den schandelijken raid tegen Johannesburg, zonder succes. Transvaal en Oranje-Vrijstaat sloten daarop een of- en defensief verbond, 1896 en rustten ach uit voor den komenden strijd. Chamberlain eischte voor de uitIanders", meerendeels Engelschen, het kiesrecht na een verblijf van vijfjaar binnen het grondgebied der Boeren. Transvaal weigerde. Toen Engeland een buitengewone troepenmacht bijeenbracht aan de grenzen van Natal, stelde Transvaal een ultimatum met deneisch dat leger terug te nemen. Daarop volgde de oorlog. Oranje-Vrijstaat koos zonder aarzelen de zijde van Transvaal De Engelschen verstonden het niet de Boeren te beschouwen als gelijkgerechügden met Europeanen, vandaar hun onhandelbaarheid; Krüger was een onbmgzaamC&vinist, die steil op zijn stuk bleef staan en te weinig ruimte overhel voor overleg. Zijn afgekeerdheid van het Kathohcisme plaatste aan de missie in Transvaal allerlei hinderpalen in den weg. Dat is onder het mildere Engelsch bewind later veel beter geworden. Aanvankelijk leden de Engelschen gevoelige nederlagen (Botha, De Wet). Maar als wereldmacht kon Groot-Brittannië zijn overmacht doen gelden. Robert en Kitchener worden afgezonden met een sterk leger, C r o n j é moet capituleeren bij P a a rd e b e r g, Bloemfontein en Pretoria zijn veroverd. Na het uit elkaar slaan van hun legers handhaafden de Boeren zich in den guerüla (Steyn, Botha, de Wet, Joubert). Toen greep Chamberlain naar de barbaarsche uitvmding der concentratie-kampen, waar de vrouwen en kinderen der Boeren, als krijgsgevangenen, werden bijeengevoerd en aan de ongenade der vijanden overgeleverd. Duizenden slachtoffers vonden er den dood. De Boeren moesten om hunnentwille wel tot de overgave besluiten, al waren zij niet verslagen. Bij den vrede van Pretoria, 1902, verloren de republie- 334 ken hun onafhankelijkheid. Wel beloofde Engeland autonomie. Deze belofte is ingelost in 1907; de vier Engelsche koloniën Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Natal, Kaapland, zijn daarna vereenigd in de Unie van Zui d-A f r i k a, 1910. Fasjoda, 1898. Tegelijkertijd met de Zuid-Afrikaansche verwikkelingen beleefde de concurrentie tusschen Engeland en Frankrijk in het hartje van Afrika een pijnlijke ontmoeting. Frankrijk was in het bezit van den Franschen Congo en van de nederzetting O b o k aan de Roode Zee. Het ministerie van koloniën ontwierp nu het avontuurlijk plan om van het Congo-gebied uit een expeditie te zenden in oostelijke richting naar Obok, met het doel om beslag te leggen op het stroomgebied van denBove n-N ij 1. Zoodoende wilde Frankrijk een territorium bemachtigen, dat den Atlantischen Oceaan zou verbinden met de Roode Zee, dwars door het Engelsch plan van den spoorweg Kaapstad—Kaïro. M a rc h a n d was commandant van de expeditie. Onder ontelbare moeilijkheden bereikte hij Fasjoda, Juli 1898. Maar in September verschenen de Engelschen: zij hadden juist de Mahdisten verslagen bijOmdoerman onder het bevel van Kitchener. Marchand moest opbreken. De verhouding tusschen Engeland en Frankrijk werd een oogenblik gespannen, maar in 1899 is de kwestie voorloopig geregeld. Bij de Fransch-Engelsche entente van 1904 heeft Frankrijk ten slotte definitief afstand gedaan van alle aanspraken op Egypte en den Anglo-Egyptischen Soedan, het verkreeg daartegenover de vrije hand in Marokko en de westelijke helft van de Sahara. Kardinaal Manning. Te midden van het succes van het Engelsch imperialisme bleef in Engeland zelf de sociale kwestie aan de orde van den dag. De tegenstelling tusschen het schatrijke en het doodarme Londen trok de aandacht van Kardinaal Manning, den opvolger van Kardinaal Wiseman. Hij kwam tot de overtuiging, dat de Kerk een grootsche taak te vervullen had ten bate van de volksklasse. In 1889 brak te Londen een gevaarlijke werkstaking uit onder de niet georganiseerde dokwerkers, tienduizenden. Hun strijd tegen de werkgevers was rechtvaardig, maar hopeloos. Men vreesde een bloedig oproer. Alle pogingen tot bemiddeling, ook die van de Anglicaansche geestelijkheid, mislukten. Toen trad Manning in onderhandeling met de werklieden. Hij gaf hun toe, dat zij gelijk hadden, maar bewees hun tevens, dat zij het verkeerd aanlegden. Hij won hun vertrouwen, verwierf van beide partijen belangrijke concessies en heel Engeland was den Kardinaal dankbaar voor het herstel van den vrede. Schitterend werd de sociale arbeid van Manning in Engeland, 237 haven van Port-Arthur, vatte het plan op Japan in zijn expansie tegen te houden. Het vond steun bij Frankrijk en Duitschland. De drie mogendheden zonden een vloot naar het Oosten en Japan moest Port-Arthur aan China teruggeven, 1895. Politieke struikroovers. De handelspolitiek der mogendheden zocht naar de gelegenheid om zich in China een sterke nederzetting te verzekeren, dan alleen zou de invloed van Japan beperkt blijven. In 1897 werden twee Duitsche missionarissen in China vermoord. Toen bezette een Duitsch eskader de haven van Kiautschau, in schijn als vergeldingsmaatregel; maar in 1898 moest de keizer van China dit kustgebied voor .... 99 jaar aan het Duitsche-Rijk „verpachten". Rusland „pachtte" op dezelfde manier in 1898 Port-Arthur, Engeland W e i-h a i-w e i en Frankrijk' de bocht van Ku an g t s c h o u wa n. Het was goed riemen snijden uit den dikken pels der Chineezen. Het Gele Gevaar. Japan moest toezien met gebalde vuist. Of men in Tokio begreep, dat die politieke struikrooverij op de eerste plaats zijn macht gold! Het denkbeeld van een nationaal-Mongoolsche actie tegen het machtsmisbruik der Europeanen vond algemeen bijval onder het volk. Ook in China. Een geheim genootschap ontstond, de Boksers, dat zich ten doel stelde de uitroeiing der christenen en de verdrijving der blanken. De zoo aangroeiende stille vijandschap der beide Mongoolsche volkeren tegen de Europeanen met alle daaraan verbonden gevolgen, noemt men het gele gevaar. In 1900 brak de Bokser-opstand uit, 30.000 christenen werden vermoord onder wie 300 Europeanen (von Ketteler). Een internationale expeditie bedwong] den opstand (Waldersee). China moest een schadeloosstelling betalen/ 1901. Meteen maakte Rusland van China's onmacht gebruik om M o e k d e n de hoofdstad van M a n t s j o e r ij e, te bezetten en zich een spoorweg naar Port-Arthur te verzekeren, aansluitende bij den Trans-Siberischen spoorweg. Mantsioerije. Na den vrede bleven de Russen Mantsjoerije in bezit houden. Japan zag het liever terug in handen van het zwakke China met het oog op zijn belangen in Korea. Het vond in Engeland een bondgenoot, 1902. Beide mogendheden zouden gezamenlijk den bestaanden toestand in Oost-Azië handhaven en in geval van een aanval van Rusland op Japan elkander welwillende neutraliteit garandeeren. Onderhandelingen met Japan over de ontruiming van Mantsjoerije werden door Rusland afgewezen, 1903. Toen begon de Russisch-Japansche oorlog, 1904—1905 1) H. Friedjung, Das Zeitalter des Imperialismus, 1884—1914. Dl. I. (Berlijn 1919) • Tyler Dennett: Roosevelt and the Russo-Japanese War. New-York, 1925.' Deze plaat en^de^volgende zijn reproducties van schilderingen op Japansche kamerschermen uit den tijd van 4^ 1550—1614. De naam van den kunstenaar is niet meer bekend. Beide brengen in beeld tafereelen uit de geschiedenis van de eerste betrekkingen van Japan met het Westen. Plaat 1 heeft als onderwerp het handelsverkeer. Er is op afgebeeld een Portugeesche Oost-Indiëvaarder, voor anker aan de kust. De bemanning, over de dekken van het zeilschip verspreid, is druk in de weer. Een boot stoot van den koopvaarder af, beladen met zware kisten, begeleid door eenige koopheden. Op deze plaat staan drie tafereefen afgebeeld uit de geschiedenis der Missie. De benedenhelft stelt voor een straat te Nagasaki. Winkeliers en koopheden kijken nieuwsgierig naar buiten: wat daar te doen zou zijn? Een stoet van mannen in zwarte gewaden trekt voorbij, het zijn Jezuieten en Augustijnen, gevolgd door een groep van Japansche, tot het katholicisme bekeerde edelheden. Zij gaan de nieuw aangekomen westerlingen, van wie alleen de eerste is afgebeeld, tegemoet. De bovenhelft stelt voor: links een vertrek voor het godsdienstonderricht. De missionaris zit op een stoel, de toehoorders gehurkt naar landsgebruik. Rechts ziet men een kerk in Japanschen bouwtrant. Deze afrjeelding is het tot nu toe eenig overgebleven monument uit de geschiedenis van de tot 1614 Zoo bloeiende Japansche missie. Een priester draagt de Heilige Mis op, de kelk wordt opgeheven bij de Consecratie. Twee volwassen misdienaars in liturgische kleeding assisteeren. Japanners en Portugeezen wonen de H. Handeling bij. Hetis een treffend beeld van de vereenieinevan Oosten West door HonhanH H*>c Ooi™** 338 Japan durfde de onderneming aan steunend op zijn bondgenootschap met Engeland. Binnen een half jaar was de Russische Oost-Aziatische vloot vernietigd. Het hoofdleger van Kuropatkin werd rondom Moekden tegengehouden en kon het belegerde Port-Arthur niet bereiken. De Russische Oost-Zeevloot ondernam te laat de reis naar de Japansche zeeën: 2 Januari 1905 capituleerde Port-Arthur. Het Japansche leger onder Nogi versloeg daarna Kuropatkin bij Moekden. De Oost-Zee-vloot leed een verpletterende nederlaag bij het eiland Tsüschima. Deze zeeslag is de eerste geweest, waarin twee sterke vloten, bewapend met modern geschut, elkander bestreden. Het was in hoofdzaak een geweldig artilleriegevecht. Admiraal Togo had vooraf berekend, dat zijn Russische tegenstander, Rojestwensky, den korts ten weg zou kiezen, tusschen de Japansche eilanden door, om Wladiwostok te bereiken na de afmattende reis om de halve wereld. Aan weerszijden namen twaalf zware slagschepen aan den strijd deel, maar de Japanners waren beter uitgerust. Na een uur strijdens was het al duidelijk welke partij zou overwinnen. De Russische officieren zagen met ontzetting hoe de slecht bewerkte granaten uit hun vuurmonden niet ontploften, terwijl de Japansche projectielen, naar de nieuwste vindingen vervaardigd, door het dikste pantser heensloegen. Tegen den avond van den verschrikkelijken dag waren de meeste van de 38 Russische schepen gezonken of op de vlucht gegaan. De duisternis beschermde hen eenigermate tot den volgenden zonsopgang. Rojestwensky's admiraalschip hield vol tot den ondergang. Zwaar gewond werd de vlagofficier krijgsgevangen gemaakt. Vijf duizend Russen sneuvelden, zes duizend vielen den Japanners in handen. Slechts één kruiser en twee torpedobooten bereikten Wladiwostok. Door bemiddeling van Roosevelt, den president der Vereenigde Staten, en keizer Willem II stemden de oorlogvoerende partijen daarna toe in het openen van vredesonderhandehngen te Portsmouth,1) 1905: 1. Japan „pacht" Port-Arthur van China in de plaats van Rusland. 2. De zuidelijke helft van Sachalin komt aan Japan. 3. Japan behoudt zijn overwicht in Korea. 4. Mantsjoerije wordt aan China teruggegeven. Het eilandenrijk is sedert de achtste onder de groote mogendheden. De overmacht van het blanke ras in Oost-Azië is verzwakt. Ook in den wereldoorlog van 1914 zal Japan partij kiezen, een nieuw feit in dé wereldgeschiedenis, een bewijs van zijn macht, kenmerkend voor het cosmopohtisme der twintigste eeuw. Revolutie in Rusland, 1905. In het jaar van den vrede van Portsmouth begon in Rusland de revolutie-periode, die op en neer gaand in kracht tot op heden voortduurt. De Russisch-Japansche oorlog opende de gelegenheid voor den eersten opstand. Nicolaas 1) In Noord-Amerika. 239 II, 1894—1918, regeerde volgens de regelen van het eeuwenoud despotisme. De onderdrukking der Polen werd voortgezet, in 1901 is aan Finland zijn autonomie ontnomen. Maar de oorlog bracht het bederf der bureaucratie aan het licht, de economische ellende onder het volk deed de ontevredenheid tot uitbarsting komen. De sociaal-democratische theorieën vonden in Rusland gereeden ingang, ook onder de meer ontwikkelden. De burgerij verlangde een grondwet, de boeren grond, de arbeiders hooger loon en korteren arbeidsduur. Een Russisch pope, G a p o n, begaf ach in Januari 1905 aan het hoofd van een ontelbare menschenmenigte te St. Petersburg naar het winterpaleis, om daar den czaar den nood van het volk kenbaar te maken. Maar kozakken dreven ^le manifestanten uiteen, er vielen honderden slachtoffers op den beruchten „Zwarten Zondag". Het antwoord daarop was een aanslag op grootvo -st S e r g i u s, die door een bom in stukken gereten werd. In den zomer brak over Rusland en Siberië een algemeene werkstaking uit, georganiseerd door de sociaal-democraten. Post, telegrafie, spoorwegen raakten in het ongereede, adellijke kasteelen werden door de boeren geplunderd. Leger en vloot sloegen over tot muiterij, de eene aanslag volgde op den anderen, de maatschappij ging onderstboven, als in Frankrijk in 1789. De trouwe kozakken gingen het geweld te keer met geweld, maar zoo bleek de revolutie niet te bedwingen. Nicolaas II, een man van zwakke wilskracht, zocht aarzelend en tastend uitkomst in hervormingen, tegengewerkt door de starre bureaucratie. De Doema. Bij keizerlijk decreet stelde hij een volksvertegenwoordiging in, de Doema, aan wie de wetgevende macht werd toevertrouwd. Het kiesrecht is geregeld, vrijheid van vereeniging en vergadering verzekerd. Dus volgden in 1906 de eerste Russische verkiezingen. Een der voornaamste partijen werd gevormd door de K a d e 11 e n, dat zijn de Konstitutioneele Democraten. De naam is ondeend aan de beginletters K(a) en D(et). De vertegenwoordiging bedierf veel door al te hard van stapel te loopen. Het gevolg was, dat de czaar nog in 1906 deze eerste, haast revolutionnaire, vergadering ontbond. De tweede Doema, 1907, vertoonde het merkwaardig verschijnsel, dat 300 der afgevaardigden niet lezen of schrijven konden. Getrapte Verkiezingen. Er viel niet mee te regeeren, de vergadering werd weer naar huis gezonden en meteen veranderde de czaar het kiesrecht bij decreet door getrapte verkiezingen in te voeren, 1907. Het democratisch element heeft daardoor niet meer de meerderheid in de Doema kunnen veroveren, maar een meer 240 geregelde regeer ing werd nu ten minste mogelijk. De regeeringsvorm van 1907 bracht echter den inwendigen partijstrijd niet tot stand. Rusland ging den wereldoorlog in met de kiem der revolutie in zijn staatkundige formatie. § 5. De Vereenigde Staten. De tijd van onafgebroken voorspoed begint in de Vereenigde Staten na den Secessie-oorlog. Wel is de sociale tegenstelling tusschen negers en blanken er tot nu toe blijven bestaan, vaak nog geeft zij aanleiding tot gruwelijke misdaden, wel is de strijd tusschen democraten en republikeinen in de politiek onafgebroken voortgezet, maar daardoor werd de innerlijke vooruitgang niet gestuit. De stroom der landverhuizing verhinderde den groei van een eigen, zelfbewust nationaliteitsgevoel geenszins. St. Louis, Chicago en tal van andere nederzettingen ontwikkelden zich tot groote steden. San Francisco werd een wereldhaven in het Westen. In de tweede helft van de negentiende eeuw zijn het de Vereenigde Staten, die voor Europa onmisbaar worden door hun uitvoer van granen en vleeschwaren, van katoen en petroleum. Het aantal inwoners steeg van goed 30 millioen in 1860 tot ongeveer 95 niilhoen in 1910. Amerika is het land der milliardairs geworden, maar ook het land van de trusts. Hier ligt de schaduwzijde. Het geld speelt er in de samenleving een te groote rol. Tijdens het presidentschap van Grant, 1869—1877, kon een schandelijk corruptiestelsel tot ontwikkeling komen. Het hoofd van den staat begunstigde zijn republikeinsche aanhangers op in 't oog loopende wijze. Daartegen kwamen de democraten in verzet. Een scherpe politieke strijd ontspon zich tusschen de twee partijen, op den duur wendden de kiezers zich af van de heerschzucht der republikeinen, in 1885 werd Cleveland, 1885—1889, de democratische president. De tegenstelling tusschen de beginselen der politieke partijen veranderde naarmate de staat veranderde en in beteekenis toenam. De republikeinen zijn in het laatste gedeelte van de negentiende eeuw voorstanders van protectie en uitbreiding van leger en vloot: zij zijn de imperialisten van de Vereenigde Staten. De democraten willen vrijhandel, vredespolitiek en sociale hervormingen: zij zijn de idealisten in Amerika en werken de groote trusts tegen. Maar het groot-kapitaal steunt de republikeinen en daaraan ook is het te danken, dat zij de meest bekende presidenten aan het bewind 341 konden brengen: Mac Kinley 1897-190!; Roosevelt 1901—1909; Ta ft 1909—1912. Mac Kinley's regeering, 1897-1901, sluit geheel aan bij het repubhkeinsch programma. Reeds in 1890 was een zeer hoog tari e f v a.n invoerrechten vastgesteld, dat in 1897 nog aanmerkelijk verzwaard werd (Mac Kinley tarief). Europeesche concurrentie Weef uitgeschakeld op de markt en in de industrie van Amerika Het was de economische toepassing van de Monroe-leer. Spotprent op de economische toepassing van de Monroeleer. Engeland en Duitschland leunen boos over de schutting, daarachter staat de Amerikaan ze mt te lachen. De schutting is het MacW^tarief Mac Kinley ging ook den weg van het imperialisme op. In 1897 werd de eerste verovering buiten het eigen gebied gemaakt door de annexatie der S a n d w i c h-e i 1 a n d e n, begeerenswaard om hun producten, maar nog meer als vlootbasis midden in den wijden' Oceaan. Daarop volgde verdere gebiedsuitbreiding in Polynesië. Schandelijk was de rooverspohtiek tegenover Spanje. Sedert 1881 had de Spaansche regeering aan Cuba een vrij uitgebreid zelfbestuur verleend en vertegenwoordiging in de Cortez. Maar in 1895 brak er de zooveelste opstand uit. Het optreden der Spaansche ambtenaren liet te wenschen over, de belastingen waren te veel gericht op de belangen van het moederland. Het groot-kapitaal in de Vereenigde Staten zag de gelegenheid schoon om zich van het rijke Cuba meester te maken; plots herinnert men zich de Monroe-leer: Tooneel der eeuwen II. *7 242 Mac Kinley eischt van Spanje de onafhankelijkheid van het eiland. Spaansch-Amerikaansche oorlog. In den nu volgenden oorlog werd de Spaansche zeemacht verslagen, de Philippijnen bezet en bij den vrede van Parijs, 1898, moest Spanje al zijn Noord-Amerikaansche koloniën afstaan: Cuba, Porto-Rico en andere eilanden, benevens de P h i 1 i p p ij n e n. Cuba kreeg in 1902 autonomie. Roosevelt zette de imperialistische politiek voort, hij nam het initiatief tot den aanbouw van een sterke vloot. In 1912 trad de democratische partij weer op den voorgrond door de presidentsverkiezing van Wilson. Overtuigd tegenstander van de trusts, heeft hij in 1913 de invoerrechten met 1/, weten verlaagd te krijgen. In 1916 is Wilson herkozen. Op den Grootcn Oceaan ontmoetten de beide jongste der groote wereldmachten elkaar in hun expansie-pogingen. De landverhuizing der Japanners naar Califomië had reeds in 1907 aanleiding gegeven tot versperringsmaatregelen. Maar Roosevelt heeft door diplomatie een botsing weten te ontwijken. In 1908 is een overeenkomst gesloten tusschen de twee mogendheden, waarbij zij het beginsel van de „open deur" aanvaardden en elkanders.gebied van weerszijden waarborgden. Cahfornië blijft den Japannees de landverhuizing bemoeilijken: deze kan er geen burgerrecht verkrijgen. De tegenstelhng tusschen de beide volkeren is blijven bestaan en het gaat daarbij om de vraag wie in de toekomst den Grooten Oceaan zal beheerschen. Ook Amerika kent de bedreiging van het Gele gevaar. Heel nauw in verband met deze staatkundige verhoudingen staat ook de voltooiing van het Panama-kanaal. Onder invloed van de Vereenigde Staten maakte Panama zich in 1903, als zelfstandige republiek, los van Columbia. Nu begon het groote werk, dat in 1915 klaar kwam. Amerika bezit daardoor een korteren weg voor zijn vloot naar den Grooten Oceaan. § 6. De Voor-oorlog van Algeciras. De Verdeeling van Noord-Afrika. De eerste botsing tusschen de groote mogendheden, die den wereldoorlog bijna deed uitbreken, hangt nauw samen met de verdeeling van Noord£l frik 2l+ Engeland beheerschte Egypte, Frankrijk had de hand gelegd op Algiers en Tunis. Spanje en Italië hielden het oog gevestigd op dat gedeelte van Noord-Afrika, dat zuidwaarts aansloot bij het eigen gebied in Europa: Marokko en Tripolis. 243 De Fransche minister van buitenlandsche zaken, Delcassé 1898-1905, wilde het plan tot uitvoering brengen om Marokko* bi, Algiers te voegen, als een provincie van Frankrijk. Hij maakte de verdeeling van Noord-Afrika tot een internationale kwestie door verdragen met Itahë, 19o2, met Engeland en Spanje, 1904. Engeland hield daarbij de leiding in handen. Italië verkreeg bij het verdrag van 1902 de vrije hand in Tripolis. Tegehjkertijd slaagde Delcassé er in Itahë eenigermate los te maken van de Triple-alhantie door deze overeenkomst over Marokko en inpolis uit te breiden tot een neutrahteitsverdrag: beide mogendheden beloofden elkander onzijdigheid, wanneer een van beiden werd aangevallen In een Fransch-Duitschen oorlog zou Itahë dus neutraal kunnen blijven. Het Duitsche Rijk kon sedert 1902 niet me er rekenen op het der de lid van de T r 1 p 1 e-a 111 a n t i e . Spanje moest zich tevreden stellen met het noorden van Marokko, 1904, omdat Engeland tegenover Gibraltar bij voorkeur geen groote Europeesche mogendheid gevestigd zag, die mede den toegang tot de Middellandsche Zee zou kunnen beheerschen kw7i ^n0"?316' 19°4' Met Enë^d is de Fasjodakwestie geregeld Terwtjl Frankrijk Egypte erkende als Engelsch gebied, verwierf het zich de toezegging van M a r o k k o. Allerlei andere buiten-Europeesche kwesties van ouderen datum werden vereffend, het kwam tusschen Londen en Parijs" tot een Entente Cordiale, 1904. Maar Delcassé had bij deze verdragen het Duitsche Rijk overgeslagen. Duitschland moest in Marokko waken over aanzienlijke economische belangen en Tang er beloofde een wereldhaven te worden. De reis van Willem II naar Tanger, 1905. Daarom eischte de Duitsche regeering plotseling medezeggenschap in de Marokkokwestie en Willem II, wat al te impulsief van aanleg om een goed staatsman te kunnen zijn, trad op hoogst opzienbarende wijze tusschenbeidem hij reisde persoonlijk naar Tanger voor een bezoek aan den sultan van Marokko. De kanseher, v o n B ü 1 o w, 1900— 1909, had hem dit sterk aangeraden, het initiatief was niet van den k£12er zelf ""gegaan. Tengevolge van den Russisch-Japanschen 1) zie blz. 224. 244 oorlog en de daarop gevolgde revolutie kon Frankrijk niet rekenen op de volle kracht van zijn oostelijken bondgenoot. Von Bülow haalde dus een streep door de berekeningen van Delcassé. Voor een Fransch-Duitschen oorlog was het nog te vroeg. Frankrijk durfde de machtigste vasteland-mogendheid niet aan, al kon het zeer waarschijnlijk rekenen op de hulp van Engeland. Conferentie van Algeciras, 1906. Von Bülow eischte het aftreden van Delcassé en de bijeenkomst van een Europeesch congres om, Duitschland gehoord, de Marokko-kwestie te regelen. De Fransche niinisterraad waagde het niet deze eischen te verwerpen, Delcassé nam ontslag, 1905, de conferentie van Algeciras kwam bijeen, 1906. Het resultaat daarvan was een compromis om een oorlog te ontwijken: 1. Het Fransche protectoraat over Marokko werd officieel niet erkend, maar f e i t e 1 ij k wel, want Frankrijk verkreeg economisch de bevoorrechte positie; zijn protectoraat werd verschoven. 2. Duitschland behield vrijheid van handelsbeweging in het land, Frankrijk en Spanje zouden de politie in Marokko organiseeren. 3. Marokko kwam onder gezamenlijk protectoraat van Engeland, Frankrijk en het Duitsche Rijk. Het Oorlogsgevaar. De oorlog heeft duchtig gespookt rondom deze conferentie. Engeland, Frankrijk en België begonnen toen reeds hun onderling militairoverlegten einde gereed te staan bij een aanval van Duitschland. Dit heeft voortgeduurd tot aan den wereldoorlog van 1914. Klaarblijkelijk hielden deze staten er al rekening mee, dat de Duitschers omgingen met het plan om Frankrijk, door België heen , in het noorden aan te vallen. Het is ook opvallend, dat het Duitsche Rijk en Oostenrijk op de conferentie alleen stonden tegenover de andere mogendheden. Von Bülow moge te Algeciras bereikt hebhen, dat hij Delcassé een halve nederlaag toebracht, daar weegt niet tegen op het nadeel van de versterking der Entente Cordiale tusschen Engeland en Frankrijk. Het oorlogsgevaar voor Europa was alweer vergroot. Von Bülow deinsde in 1905 terug voor een oorlog met Engeland, omdat de Duitsche vloot nog niet sterk genoeg was. Een nieuwe Duitsche vlootwet van 1906 zou daarin voorzien (dreadnoughts). De conferentie van Algeciras kan derhalve worden aangemerkt als een voorspel van den wereldoorlog. Agadir, 1911. Na het jaar 1906 leverde de uitvoering der besluiten van Algeciras voortdurend moeilijkheden op tusschen 1) A. Tardieu, La Conférence d'Algéciras (Parijs, 1909). 245 Satkkc1 ToerF06^ C°—ten elkaar niets in Marokko. Toen Frankrijk, in strijd met de akte van Algeciras en de m IQo9 nader gesloten overeenkomst de stad F eTbe Sgon^nd dTZ?ï d 6 ° «d e r w e r p i „ g van begon zond de Dmtsche regeering de kanonneerboot „Panther" bïangt Ag3dir ^ beSChcfm^ V- deD^ne belangen Dit vlagvertoon was politiek van de dreigende vuist vtk hÏ iTf UaaV00r 6611 "** -en tarTn: TSokko tuVTdCrStelIing VCrkeerde' dat Duitschland s m Marokko zou willen vestigen. De generale staf in Engeland en Frankrijk verwachtte een inval van Duitsche legert g^ ZZlo?tZVeTÏdea °Phet ^breken-n en b«ÏÏd;Mr t ^ tCrUg V°°r den "P^her-sprong" L aSand vl ,? T * Protectoraat °ver Marokko met oen afstand van een gedeelte van zijn Congo-gebied, dat grensde aan Kameroen De Duitsche regeering had In "de hXaak gehjt niettegenstaande haar onhandig beleid. Frankrijk schikTzich ^ rugdemzend voor de vreeselijke gevolgen van een conflict nZ rrvtterïtDuitschland de ™de CZ § 7- De kleine Europeesche Mogendheden. Spanje. De regeering van Amadeus I, 1871-1872, is een wan hopige worstehng geweest tegen de eerzucht van alle'parti en (Car teten-Affonststen) De koning wist de moeilijkheden niet te beW schen. Teleurgeste d legde hij de kroon neer, x873. De radicale partij in de Cortez proclameerde toen de republiek, 1873-1875 Bmnen een half jaar liep het bestuur hopeloos in de war. De repu-' bhkemen waren onderling zoo verdeeld, dat een paar generaals de grootste macht in handen kregen. Zij vervingen d'e repuS doo een m litaire dictatuur, 1874-1875. In l8l% verhief histomchvorstenhtus kwam met Alfons X 11, iS^-V we« aan het bewind. Na zijn dood aanvaardde MariaClir h«r g!n- ZlZ^Z ~* Alf °"S XÏI^ * *" - ^ bewind 246 Portugal. De geschiedenis van dit land is één lange lijdensweg. De regeeringsmacht bleef er de buit der met elkaar wedijverende partijleiders, het parlementarisme verhinderde de verantwoordelijke ministers niet de wetten te overtreden en de verkiezingen naar hun belangen te beïnvloeden. Voor de volksontwikkehng is niets gedaan: */6 der Portugeezen waren analphabeten. Handel en industrie Zijn, als in de achttiende eeuw, in handen van het Engelsch groot-kapitaal. Koning Lodewijk I(t 1889) kon de lichtzinnigheid en zelfzucht der partijen niet de baas worden. Liberale en conservatieve ministeries wisselden elkander af, zonder dat de toestand van den staat er iets op vooruitging. De financiën bleven zorgwekkend, de republikeinen en sociaal-democraten wonnen voortdurend meer aanhangers. Lodewijk's zoon, Karei I, 1889—-1908, moest in 1892 zijn toevlucht nemen tot een staatsbankroet. Voorloopig werd de rente getiërceerd. In 1906 begon de regeering krasse maatregelen te nemen tegen de revolutionnaire propaganda der republikeinen. De Cortez echter kwamen in verzet; ze werden ontbonden, het ministerie trad op met dictatorialen dwang. Het antwoord van de oppositie was een samenzwering tegen den koning. In 1908 werd Karei I op een rijtoer door Lissabon neergeschoten. M a n u e 1 II volgde op. Hij herstelde wel den parlementairen regeeringsvorm, maar in 1910 verraste hem een mihtaire opstand van vloot en leger. De monarchale officieren werden vermoord, het koninklijk paleis beschoten. Manuel nam met zijn gezin de wijk naar Gibraltar zonder tegenstand te bieden. Een voorloopige repubhkeinsche regeering begon onmiddellijk met een scherpe vervolging van de katholieke Kerk. Zij proclameerde in 1911 scheiding van Kerk en Staat, verbande de kloosterlingen, verbood het godsdienstonderwijs in de staatsscholen. Bij de algemeene verkiezingen van 1911 werden alleen republikeinen als candidaten voor de Cortez geduld. De zoo gevormde vertegenwoordiging schafte de monarchie af. Maar de toestanden verbeterden niet. De republikeinen gingen te werk als echte dwingelanden, ofschoon de parlementaire regeeringsvorm hersteld was. De toekomst van Portugal is nog altijd onzeker, omdat niets er op wijst, dat het zich uit zijn verval zal weten op te heffen. Zwitserland bevindt zich in menig opzicht in een benijdenswaardige positie. Zijn bergen vormen zulke afdoende natuurlijke grenzen, dat geen der groote mogendheden er gedurende meer dan honderd jaar aan gedacht heeft pogingen te ondernemen, om de onafhankelijkheid van het nijvere bergvolk aan te tasten en tegelijkertijd geniet Zwitserland het voorrecht er geen zeekusten op na te houden, waardoor het gespaard bleef voor de drukkende uitgaven ten behoeve van vlootversterking. Toch bloeit het land door het drukke toeristenverkeer en profiteert het van den wereldhandel, getuige de gelukkige combinatie van zuivelindustrie en cacaobewerking. Ook de binnenlandsche staatkundige verhoudingen zijn gunstig, zij worden zelfs nu en dan ten voorbeeld gesteld in andere landen. Eenheid van nationaliteit 247 kent de» burgerrepubliek niet en toch is er nationale saamhoorigheid en een goed geregeld centraal bestuur, terwijl het democratisch karakter van de staatsregeling nergens practisch zoover is doorgevoerd als hier. De ingrijpende grondwetsherziening van 1874 heeft daarop een gunstigen invloed ««geoefend. Toen is vastgesteld, dat de besluiten van den Bondsraad soüden WOrden onderworpen aan een referendum, wanneer 30.000 burgers of 8 kantons dit verlangden. Naast het centraal bewind van den Bondsraad is nlTÏTÏ der ka*ons gehandhaafd. Dat is een onafwijsbare noodzakelijkheid, want 68 % van de inwoners zijn Duitschers en 60 % is protestant; de soevereiniteit der kantons verhindert de overheersching van de meerderheid. 6 Tusschen 1872 en 1883 werd de St. G o 11 h a r d-t u n n e 1 gebouwdmet financieelen steun van Itahë en het Duitsche Rijk. De belangrijke spoorweg moest door mihtaire werken beveiligd worden. Daarom heeft Zwitserland zijn legerorganisane grondig herzien. Benijdenswaard is de instelling van het Zwitsersch volksleger, dat de krijgslasten tot een minimum beperkt en toch aan de behoefte van een doeltreffende weermacht voldoet. In 1913 ging de St. Gotthardspoorweg in eigendom en administratie aan den Bondsraad over De kleine repubhek heeft ook nu en dan een zelfde rol gespeeld als het kleine koninkrijk der Nederlanden in het belang van de menschheid. Henri Dunant nam in 1863 het initiatief tot de stichting van een internationaal genootschap voor hulp aan gekwetsten. Krachtens de Conventie van Genève van 1864 werd in bijnaallelanden de organisatie vanhet Roode Kruis in het leven geroepen. öeigie. Onder de regeering van koning Leopold II, 1865— 1909, heeft België in menig opzicht een periode van groote ontwikkeling doorgemaakt. Zijn industrie kwam tot hoogen bloei; Antwerpen werd de geduchte concurrent voor Rotterdam. In 1884 moest het liberale ministerie-F r è r e O r b a n het regeenngskasteel overlaten aan de katholieken, die sedert jaren lang aan de regeering gebleven zijn. Het nieuwe ministerie-M a 1 o u stelde het openbaar onderwijs geheel gelijk met het bijzonder. Ook bij den Pauseluken Stoel werd weer een gezantschap geaccrediteerd. De liberalen geraakten hoe langer hoe meer verdeeld. De radicale fractie was voorstander van het algemeen kiesrecht. Het ontbreken van een behoorlijke sociale wetgeving werkte de verbreiding van de sociaaldemocratie in de hand. De actie voor algemeen kiesrecht dwong de regeering tot eenige concessies. In 1893 werd het m e e r v o u d i g kiesrecht ingevoerd om daarmee den invloed van het algemeen kiesrecht te temperen. De gehuwden, de academisch gevormden, de bezitters van onroerend goed ter waarde van 2000 francs kregen een twee- of drie- 248 dubbele, de andere kiezers één stem. De sociaal-democratie organiseerde als protest een algemeene werkstaking, die mislukte. Leopold II, een geboren diplomaat en handelsman, heeft zijn land een plaats bezorgd in den wedloop van het cosmopolitisme om het bezit van koloniën. De ontdekkingsreizen van Livingstone en Stanley in het stroomgebied van de Zambesi en de Congo (± 1850—1876), deden midden-Afrika in hoofdomtrekken bekend worden en brachten aan het licht hoe vreeselijk de slavenjacht er de bevolking plaagde. In 1876 werd toen opgericht „1'A ssociation internationale africain e", onder leiding van Leopold II, de Lesseps en Kardinaal Lavigerie, primaat van Afrika1). De maatschappij stichtte in de ontdekte streken Europeesche nederzettingen en bestreed met succes den slavenhandel. Zij nam feitelijk bezit van den Congo. Congo-conferentie, 1885. Maar Engeland legde het er op aan het Congo-gebied in zijn macht te krijgen, althans het van de zee af te sluiten. Om confheten te voorkomen, nam Bismarck in overleg met Frankrijk het initiatief tot een congres te B e r 1 ij n, dat de positie van den Congo regelde op de volgende wijze: 1. De mogendheden erkennen de persoonlijke soevereiniteit van Leopold II over den onafhankelijken Congo-staat, deze wordt dus geen Belgische kolonie; 2. deze staat krijgt een smal kustgebied; 3. alle natiën zullen in het Congo-bekken vrij handel mogen drijven. De Congostaat vormde in Afrika als het ware een buffer tusschen de rondom heen liggende koloniale territoriën. De handel van Antwerpen op midden-Afrika ontwikkelde zich voorspoedig. Daarentegen laat de toestand in het binnenland er nog steeds veel te wenschen over. Het jaar 1908 verhief België tot den rang van een groote koloniale mogendheid. Toen sloot Leopold II met het ministerie-Schollaert een overeenkomst, waarbij de koning zijn soevereiniteit overdroeg aan den Belgischen staat. In 1909 volgde Albert hem op. 'Denemarken beleefde onder de langdurige regeering van Christiaan IX, 1863—1906, de doorvoering van den democratischen regeeringsvorm. Het ministerie-E s t r u p, 1875—1894, bestreed de eischen van de meerderheid in het Folkething, de Tweede Kamer. Deze, gesteund door de boerenbevolking, ageerde voor den parlementairen regeeringsvorm en verzette zich tegen groote defensie-uitgaven. De begrooting werd telkens afgestemd. Estrup, l) G. Goyau, Le Cardinal Lavigerie (Parijs, 1925)- 249 zeker van de Eerste Kamer, het Landthing, deed precies als Bismarck in Pruisen tijdens den confhcttijd, hij regeerde zonder wettelijk budget. Voor de obstructie van de democraten wilde de minister niet op zij gaan. Op den duur verslapte de kracht van de oppositie, doordat zij toch niets bereiken kon. In 1894 verloor iCmrar h 7^ meerderheid' Het ^am tot een vergelijk van de meer gemaugde democraten en de ministerieelen met de regeering. De gedane uitgaven werden goedgekeurd. Daarna trad Estrup af. Onder de regeering van Christiaan X werd IJsland een „vrije, onafhankelijke staat , die met Denemarken „de Deensche monarchie» vormt, 1912 Noorwesen en Zweden. Het Weener Congres had Zweden en Noorwegen verbonden tot een personeele unie. Het binnenlandsch bestuur der beide landen bleef derhalve volkomen gescheiden. De Noren schikten zich echter noode in de vereemgmg. Koning Oscar I, f r859, wist de heerschende ontevredenheid te doen luwen door aan de Noren een eigen tfag en een zelfstandig rijkswapen toe te staan. Op den duur ging het toch niet goed, ofschoon de beide landen zich voorspoedig ontwikkelden. Oscar II, 1873-1907, kwam voortdurend met het Noordsche, democratische Storthing in botsing. De radicalen eischten een afzonderlijk consulaatwezen voor Noorwegen en een eigen buitenlandsche politiek, roen de komng weigerde, nam het ministerie ontslag en het gelukte Oscar II met nieuwe titularissen te vinden. De Noordsche Kamer nam daarop in 1905 een besluit van groote beteekenis: aangezien de koning geen verantwoordelijk mimstene naast zich had, werdhij krachtens de grondwet beschouwd geen koning Sstaan5 " ^ met Zwcden opgehouden te Noorwesen en Zweden gescheiden, 1 w. Een oorlog met Zweden dreigde. De overgroote meerderheid van het Noordsche volk was Voor de scheiding. Er werden onderhandelingen geopend en nog in 1905 kwam een verdrag tot stand, waarbij men overeenkwam: i°. dat Zweden en Noorwegen geheel zouden gescheiden worden; 2» dat aan de grens een strook van 15 K.M. breed tot neutraal terrein verklaard werd en daar geen verdedigingswerken mochten blijven bestaan; 3\ dat de doorvoer uit het buitenland door de wederzijdsche havens der beide landen vrij zou zijn Een volkssteriiming in Noorwegen sprak zich met overwegende meerderheid uit voor den monarchalen regeeringsvorm. Het Storthing koos Karei, een zoon van den Deenschen kroonprins, tot koning. In 1906 werd hij in den dom te urontneim gekroond en koos den naam Ha a kon VII. De Noordsche Staten geraakten betrokken in een belangrijke staatkundige kwesue van internationalen aard. Rusland spande zich in, om een ijsvrije oceaanhaven in zijn bezit te krijgen. Na het verhes van Port-Arthur bezat het er geen Noorwegen heeft er vele, dank zij den Golfstroom. Nu ligt het Noordsche' Tromso slechts 60 K.M. (Utrecht-Den Haag) van de Russische grens. Vandaar dat Noorwegen en Zweden den kolossalen overbuur weinig vertrouwden 250 sedert 1911 hun leger begonnen te versterken en een vloot te bouwen. Daardoor zijn de beide staten weer tot elkander gebracht, nu zij het gemeenschappelijk gevaar onder de oogen hadden te zien. De Missie in Noorwegen. Onder de regeering van den Heiligen Koning Olaf, 1015—1030, beleefde de Katholieke Kerk in Noorwegen haar glorietijdperk; geheel het land was katholiek, talloos waren de kerken en kloosters. In 1154 werd Noorwegen een zelfstandige kerkprovincie metéén aartsbisdom en 10 bisdommen. Doch tijdens de Hervorming, 1537, werd stelselmatig het Lutheranisme van boven af ingevoerd en de Katholieke Kerk verdrongen; de wetten tegen de katholieken zijn zóó streng uitgevoerd, dat zij practisch geheel ophield te bestaan. Eerst in de 19e eeuw komt er opleving; de katholieken werden niet meer vervolgd. In 1845 zijn alle verbanningswetten opgeheven. Aanstonds begon men nu met den bouw van een katholieke kerk te Christiania, vele Lutheranen keerden tot het Katholicisme terug. In 1869 werd Noorwegen een Apostolische Prefectuur. Toen in 1891 het Gouvernement door de zg. Dissenterswet absolute vrijheid verleende aan de Katholieke Kerk (alleen voor de Jezuieten is een uitzondering gemaakt), ging men spoedig over tot de oprichting van een Vicariaat, 1892. Mgr. J. Falhze werd de eerste Apostolisch Vicaris. Deze is in 1922 opgevolgd door den Nederlander Mgr. Dr. Jan Olaf Smit. Thans zijn er ongeveer 12 kerken; de Nederlandsche missionarissen bewerken in den laatsten tijd talrijke bekeeringen, ook uit vooraanstaande kringen. In 1923 bezocht Kardinaal van Ro3sum het land en werd officieel door de regeering ontvangen. In IJsland zette de eerste katholieke missionaris voet aan wal 24 Juni 1000. De kath. godsdienst bloeide er tot 7 Nov. 1550, toen de laatste der 52 bisschoppen, Jon Aram, door de hervormers uit Denemarken, werd onthoofd. Na een onderbreking van 4% eeuw werd de R. K. Missie weer hersteld, toen kardinaal van Rossum in 1923 het eiland bezocht en een apostolische prefectuur oprichtte. § 8. De Oostersche Kwestie. De Revolutie. Het was niet alleen het oorlogsgevaar, dat de ramp van 1914 heeft voorbereid, het was ook de nadering van de revolutie. Overal won d e sociaal-democratie terrein, in Frankrijk bleef de kerkvervolging aan de orde, Rusland kwam niet meer tot rust, de Donau-monarchie had te kampen met den onoplosbaren strijd tusschen Slaven, Hongaren en Duitschers (het trialisme), in Turkije raakten de dagen van het despotisme geteld. De Donau-monarchie. Hetministerie-Taaffe, 1879— 1893, legde zich ernstig toe op een vergelijk tusschen Tschechen 251 en Duitschers. Het steunde vooral op de katholieke Bohemers, hun taal is in officieele aangelegenheden gelijk gesteld met de Duitsche, maar de autonomie van Hongarije kon aan Bohemen moeilijk verleend worden, om de staatkundige eenheid van het rijk nog niet meer te verzwakken. Los-van-Rome-beweging. In den taalstrijd werd ook een godsdienststrijd gemengd, de zoogenaamde Los-van-Rome-beweging. Keizer Frans Jozef was voorstander van een verzoenende politiek ten opzichte van de Slavische kwestie en vond daarin steun bij de katholieke geestelijkheid en den eminenten leider van de christehjk-sociale partij, L u e g e r, die in 1897 burgemeester van Weenen werd en tot zijn dood, 1910, de onvermoeide tegenstander bleef van de sociaal-democratie en het liberalisme. Onder de Duitschers waren er velen, die de vrees koesterden, dat de verzoeningspolitiek zou kunnen uitloopen op een nederlaag voor jien. De heftigsten bepleitten zelfs het denkbeeld, dat Duitsch Oostenrijk weer in het verband van het Duitsche Rijk zou opgenomen worden. Vandaar hun propaganda voor het protestantisme, gesteund door den Duitschen Evangelischen Bond. Deze beweging heeft veel gerucht gemaakt, maar weinig bereikt. Onder het ministerie-Badeni, 1895—1897, kwam het in den taalstrijd tot een crisis. De regeering schreef voor, dat na 1 Juli 1901 alle ambtenaren in Bohemen en Moravië de Duitsche en de Tschechische taal zouden moeten beheerschen. Voor de Tschechen was dat geen bezwaar, de Duitschers echter kenden alleen Duitsch: hun partij in den Rijksraad greep naar het wapen der obstructie. Redevoeringen van twaalf uur, gefluit, geklep met den lessenaar, de vergaderingen leken op een gekkenhuis, de politie moest meermalen ingrijpen. Badeni gaf het op; de vijf volgende ministeries, tot 1910, waren niet gelukkiger, de regeering liep spaak. Krachtens artikel 14 van de constitutie werd het bestuur geregeld bij keizerlijke ordonnantiën, nu deRijksraad als afwezig kon worden beschouwd. Feitelijk bestond in Oostenrijk sedert 1897 weer de absolute monarchie. Hongarije profiteerde van de verdeeldheid in Oostenrijk. De liberale regeering misbruikte de constitutie van 1867 om het land geheel Magyaarsch te maken. Uit dit nationalisme ontstond de mdependenten-partij van Koss uth, die aanstuurde op losscheuring van Oostenrijk met behoud van de dynastie. Zij eischte o.a. voor Hongarije een eigen leger, maar Frans Jozef wilde daarvan niets weten. Ook de invoering van algemeen kiesrecht in Hongarije en Oostenrijk, 1907, bracht niet de gewenschte verbetering. De inner- 252 lijke verdeeldheid leidde tot een onvermijdelijke verzwakking van de Donau-monarchie. Het vertrouwen in de persoon van Frans Jozef hield het uiteengaan der nationaliteiten nog tegen, de revolutie viel echter te voorzien. De Jong-Turksche revolutie, 1908—1909. Abdoel-Hamid's despotische regeering, 187(5—1909, is uitgeloopen op een opstand onder leiding van d e J o n g-T urksche part ij (Enver Bey), 1908. Deze wilde de Westersche denkbeelden en instellingen in haar vaderland invoeren. Zij verlangde onder meer: 1. Invoering van den parlementairen regeeringsvorm; 2. Herstel van het aanzien van Turkije als onafhankelijke mogendheid; 3. Bevordering van het pan-islamisme; 4. Gelijkheid van alle burgers, zoo Christenen als Mohammedanen, voor de wet. In Macedonië, Albanië en onder de Arabieren van Syrië vonden de Jong-Turken hun grootsten aanhang. De opstand kostte Abdoel Hamid zijn kroon na een mislukte contra-revolutie; zijn broeder Mohammed V, 1909—1918, volgde op, de constitutioneele regeeringsvorm werd ingevoerd. De nieuwe monarchie kreeg van stonde af aan te kampen met ernstige buitenlandsche moeilijkheden. Inlijving van Bosnië, Herzegowina en Oost-Roemelië, 1908. De Oostenrijksche minister van buitenlandsche zaken, A e farent h a 1, 1906—1912, wist het moment behendig te gebruiken om Bosnië en Herzegowina in bezit te nemen na een dertigjarige bezetting, terwijl Ferdinand van Boelgarije op zijn aansporing Oost-Roemelië inlijfde en zijn staat geheel onafhankelijk verklaarde; zelf nam hij den titel aan van CzaarderBoelgaren. Oostenrijk maakte zich zelf daardoor tot een Balkan-staat en schoof de besluiten van het Congres van Berlijn eigenmachtig op zij. Servië nam tegenover Oostenrijk onmiddellijk een vijandige houding aan. In 1903 was de impopulaire koning Alexander bij een samenzwering vermoord, Peter I kwam aan de regeering. Hij plaatste zich aan het hoofd van de G r o o t-S ervische beweging, die het doel nastreeft om alle Serviërs (Montenegro, Bosnië, Herzegowina, het Zuid-westen van de Donau-monarchie) te vereenigen in een Joego-Slavisch rijk. In de politiek rekende Servië op de bescherming van Rusland, zooals Boelgarije dikwijls op Oostenrijk-Hongarije leunde. De Triple Entente, 1908. De uitdagende daad van Aehrental bracht de geheele Europeesche diplomatie in rep en roer. Servië TOONEEL DER EEUWEN I dooi J, (LEUNTJENS S, J. oo 0". H. F. M, MIERS DEEL II H. J. DIEBEN — LEIDEN TOONEEL DER EEUWEN DOOR J. KLEIJNTJENS S. J. en Dr. H. F. M. HUIJBERS DEEL II TWAALFDE HERZIENE DRUK Prijs: fl. 2.— H. J. DIEBEN — LEIDEN EVULGETUR Warmond, Aprü iga6 W. NOLET, Pr. ad hoe deleg. DE ACHTTIENDE EEUW. EERSTE HOOFDSTUK. HET EUROPEESCH EVENWICHT. Algemeen Overzicht. Na de vredesverdragen van Utrecht, Stockholm en Kopenhagen (vgl. Tooneel der Eeuwen, Dl. I) was er geen enkele mogendheid meer in Europa, die zich kon doen gelden als overheerschende macht. Het Europeesch evenwicht is een voldongen feit, maar geenszins gevestigd op duurzamen grondslag. Spanje blijft in verzet tegen den vrede van Utrecht. Meer dan eens stuurt het aan op oorlog om de in Italië verloren gewesten te herwinnen, maar de vredespolitiek van de Zee mogendheden en Frankrijk treedt in den weg. Keizer Karei VI tracht de opvolging van zijn dochter MariaTheresiainde Oostenrijksche erflanden te verzekeren zonder oorlog door de Pragmatieke Sanctie. De toestand van Polen laat zooveel te wenschen over, dat Rusland van de gelegenheid kan gebruik maken om het land langzaam maar zeker onder zijn invloed te brengen. T u r k ij e treedt niet meer op als veroverende mogendheid, maar weet zich hardnekkig te verdgdjjgen tegen de aanvallen van Rusland en Oostenrijk. § i. Filips van Orleans. Filips van Orleans. Lodey^k^^V had bij testament een raad van regentsciajpingestei<^ met hertog Filips van Orleans aan het hoofd, om voor fcijn rrun^erjarigen opvolger, Lodewijk XV, de regeering te voeren. Filips achtte zich daardoor echter achteruitgezet, waagde een staatsgreep, gesteund door het leger, en liet zich door het Parlement van Parijs proclameeren tot regent, 1715—1723. Filips was een zeer talentvol man, van groote werkkracht en innemende manieren; maar deze eigenschappen werden ontsierd door zijn Verregaande losbandigheid. Lodewijk XV, 1715—1774, trotsch, luimig, harteloos van aanleg, kreeg een verkeerde leiding. Vreemde vleiers hebben hem opgevoed en dat kon de voortreffelijke takt van zijn leermeester, kardinaal Fleur y, 2 niet verbeteren. Het regentschap heeft aan Frankrijk een slechten koning gegeven. Staatsschuld. Tot de erfenis van Lodewijk XIV behoorde ook een staatsschuld van 2500 miUioen, die jaarlijks een rente eischte van go.ooo.000 frs., zélfs voor een rijk land als' Frankrijk te veel! Het was een drukkende zorg voor de regeering om een staatsbankroet te vermijden. John Law. Toen bood een Schotsch bankier, John Law, zijn hulp aan. Hij deed de volgende plannen aan de hand: 1. Hij zal een bank oprichten. 2. Alle staatsinkomsten gaan daarheen. 3. De bank zal alleen betalen met biljetten van 10, 100, 1000 écus. 4. De bank garandeert dit papier te allen tijde te verzilveren. 5. Er zal alleen bankpapier uitgegeven worden tot een vastgestelde verhouding met den beschikbaren metaal voorraad. In 1716 is de bank opgericht. Het ging best. Het publiek kreeg vertrouwen in de zaak en vond het papieren geld gemakkelijk. In 1718 werd de instelling van Law verheven tot Banque Royale, d.w.z. zij werd staatsbank. Maar toen ontwaakte de speculatiezucht. Law wilde nog meer bereiken. De Mississippi-Compagnie werd opgericht, een maatschappij op aandeelen. Haar doel was winsten te maken met den handel op de koloniën, met name Louisiana. Intusschen, was de grondslag van de Banque Royale soliede, die van de Mississippi-Compagnie was het niet. De winsten bleven uit. Vijanden van Law kwamen op het denkbeeld aandeelen ter verzilvering aan te bieden. Dat schokte het vertrouwen. In 1720 werd de bank bestormd. Iedereen wilde zijn geld terug hebben. Een krach was onvermijdelijk. Talloozen waren met één slag doodarm. De volkswoede keerde zich tegen Law, in 't geheim moest hij vluchten, hij stierf te Venetië arm en vergeten. Met de Zuidzee-Compagnie in Engeland, opgericht door B1 o u n t, naar het model van Law's ondernemingen, ging het denzelfden weg op. Spanje. Terzelfdertijd namen ook de buitenlandsche verhoudingen de aandacht van het regentschap in beslag. Spanje wilde zich niet neerleggen bij de versnippering van de oude monarchie door den vrede van Utrecht. Filips V vond een energiek minister in kardinaal Alberoni. Deze begon met veelbelovende maatregelen om Spanje tot hooger bloei te brengen. Maar 's konings tweede vrouw, Elisabeth Farnese, zette een spel van intrigues op touw, om de verloren Italiaansche landen weer aan Spanje te brengen en haar eigen kinderen, Carlos en Filips, daar een troon te ver- 3 schaffen (secundo-genituur). Alle plannen vielen echter in duigen. Toen besloot Alberoni tot den openlijken oorlog. Oostenrijk, Engeland, Frankrijk en later de Nederlanden, sloten in 1718 een quadruple alliantie om den vrede van Utrecht te handhaven. Na de vernietiging van zijn vloot door de Engelschen moest Spanje voor de overmacht bukken. 4 In 1720 is de vrede van Madrid gesloten. Sicilië kwam aan Oostenrijk. Victor Amadeus II moest Sardinië aanvaarden in ruil voor Sicilië. Sedert draagt hij den titel: Koning van Sardinië (hoofdstad Turijn). Don Carlos zal opvolgen in Toscane en Parma na het uitsterven van de Medici en Farnese's. Het aanvankelijk resultaat van de Spaansche secundo-genituur-politiek was dus een belofte. § 2. De Pragmatieke Sanctie. De Pragmatieke Sanctie. Langzamerhand werd de aandacht van Europa meer en meer in beslag genomen door de kwestie der Successie in de Oostenrijksche erflanden. Karei VI had geen zoon. Hij wenschte zijn monarchie na te laten aan zijn dochter Maria Theresia; daarom stelde de keizer een verklaring op, de Pragmatieke Sanctie = feitelijke goedkeuring. De onderteekenaar verbond zich daarin de opvolging van Maria Theresia geen hinderpalen in den weg te leggen. De Zeemogendheden weigerden, omdat Karei VI in 1722 te Ostende een Oost-Indische Compagnie had opgericht voor de Oostenrijksche Nederlanden. Het geschil kwam in werkelijkheid daaruit voort, dat Engeland en de Republiek geen nieuwen concurrent wilden toelaten op hun markt in Indische producten. Verbond van Weenen, 1725. Karei VI sloot in 1725 met Filips V van Spanje het verbond van Weenen om de belangen van de Pragmatieke Sanctie te verbinden met de Spaansche secundogenituur in Italië. Spanje teekende de Pragmatieke Sanctie, Oostenrijk beloofde zijn medewerking tot de verheffing van Don Carlos op den troon van Toscane en Parma. Dit verbond deed groote onrust in Europa ontstaan. De monarchie van Karei V dreigde hersteld te worden. Er ontstond zelfs gevaar voor een algemeenen oorlog. Congres van Soissons, 1731. Zulk een ramp is voorkomen door de diplomatieke samenwerking van F1 e u r y en den leider van het Engelsche whig-niinisterie, W a 1 p o 1 e, in het belang van den vrede. Op het Congres van Soissons, 1731, zijn de hangende kwesties geregeld: 5 ï. De Oost-Indische Compagnie te Ostende wordt opgeheven. 2. De Zeemogendheden en Frankrijk onderteekenen de Pragmatieke Sanctie. 3. Don Carlos aanvaardt de regeering over Parma. De Poolsche Successie-Oorlog, 1733—1738. In 1733 stierf Augustus de Sterke van Saksen en Polen. Er waren twee candidaten voor den opengevallen troon: zijn zoon F r e d e r i k Augustus en Stanislaus Leszinski, de schoonvader van Lodewijk XV. Polen was een keurrijk. De Poolsche adel was verdeeld in twee partijen: «en Fransche en een Russisch-Oostenrijksche. Frankrijk bemoeide zich met de kwestie, omdat het Lótharingen wilde inlijven en koos dus de zijde van Leszinski. Rusland had er belang bij, dat de zaken in Polen zoo slecht mogelijk gingen, want het koesterde veroveringsplannen naar het westen. Daarom steunde het «en onbeduidend man als Frederik Augustus. Karei VI koos partij voor hem, omdat hij keurvorst van Saksen was en derhalve de opvolging van Maria Theresia zou kunnen tegenwerken. De Poolsche adel koos Leszinski. Een Russisch leger viel in het land en dreef de verkiezing van Augustus III door. Toen verklaarde Frankrijk den oorlog aan Rusland en Oostenrijk. Spanje sloot zich aan bij Lodewijk XV. Maar Leszinski moest de wijk nemen naar Lotharingen. De minister van Lodewijk XV, Fleur y, bood den vrede aan, welke in 1738 te Weenen tot stand komt: 1. Augustus III blijft koning van Polen. 2. Don Carlos krijgt Napels en Sicilië, maar moet Parma afstaan aan Oostenrijk. Het opzet van Rusland slaagde: Polen ging een onbeduidende xegeering tegemoet. Spanje bereikte eindelijk zijn doel: de secundogenituur in Italië was gegrondvest. Oostenrijk leed gevoelige verliezen in Italië. Ook elders was het niet gelukkiger. De Russisch-Turksch-Oostenrijksche oorlog van 1735—1739 is uitgelokt door Rusland. Na het succes in den Poolschen Successieoorlog wilde het czarenrijk zich een steunpunt verwerven aan de Zwarte Zee. Een voorwendsel diende als motief voor een oorlogsverklaring. Azow en de Krim werden door de Russen bezet. In 1736 waagde Karei VI zich in dezen oorlog als bondgenoot van Rusland. Maar de Oostenrijkers leden de eene nederlaag na de andere. Karei VI aanvaardde toen den vrede van Belgrado, I739» tegen afstand van uitgestrekte provinciën in Servië en Wallachije. Rusland behield Azow. Oostenrijk was aan het einde van de regeering van Karei VI aanmerkelijk verzwakt. TWEEDE HOOFDSTUK. FREDERIK II. Algemeen Overzicht. Omstreeks het midden van de achttiende eeuw treedt de verzwakking van Oostenrijk en Frankrijk duidelijk aan het licht. Maria Theresia kon zich in denOostenrijkschen Successi e-o o r 1 o g handhaven, dank zij de nog niet te laat geboden medewerking van de Zeemogendheden. FrederikH verovert intusschen Silezië en weet Pruisen omhoog te brengen tot den rang van een groote mogendheid. In den Zevenjarigen Oorlog zijn de groote Europeesche conflicten uitgevochten, zoowel op het continent als ter zee. De gevolgen zijn deze: i. Engeland legt den grondslag van zijn heerschappij ter zee en in de koloniën ten koste van Frankrijk. 2. De Republiek der Vereenigde Nederlanden telt als groote mogendheid niet meer mee. 3. Rusland maakt uitgestrekte veroveringen in Turkije en Polen. 4. Polen verdwijnt ten slotte uit de rij der staten. 5. Tusschen Pruisen en Oostenrijk ontstaat de wedijver om de eerste plaatsin hetDuitsche rijk, een conflict, dat eerst in 1866 is vereffend. § 1. De Oostenrijksche Successie-oorlog. Maria Theresia,. 1740—1780, de erfgename van Karei VI voor de Oostenrijksche erflanden, was een vrouw van groote geestkracht en schranderheid, die haar gemaal, Frans Stephanus, slechts geringen invloed op het bestuur van haar staten schonk. Zij zag zich haar rechten betwist door twee tegenpretendenten. De eerste was Albrecht, de keurvorst van Beieren. Hij stamde in de vrouwelijke linie van de Habsburgers af. Hij beweerde, dat vroeger door keizer Ferdinand, den opvolger van keizer Karei V, zou vastgesteld zijn bij een regeling dér opvolging: wanneer zijn overleden de mannel ij ke nakomelingen uit de mannelijke linie, dan komen de mannelijke nakomelingen uit de vrouwelijke linie aan de beurt van opvolging. Volgens deze lezing zou Albrecht dus in 1740 de rechthebbende erfgenaam zijn. Maar het hof te Weenen had reeds vóór den dood van Karei VI onomstootelijk bewezen, dat er was vastgesteld: 7 wanneer alle nakomelingen uit de mannelijke linie zijn uitgestorven, dan zullen de mannelijke nakomelingen uit de vrouwelijke linie opvolgen. Albrecht kon dus redelijkerwijze geen rechten doen gelden, doch stoorde zich daar niet aan. De tweede tegenstander van Maria Theresia was Frederik II, koning van Pruisen, die zonder houdbaren rechtsgrond vier Silezische vorstendommen voor zich opeischte. Eerste Silezische Oorlog 1740—1742. Wel doet hij Maria Theresia het aanbod haar als opvolgster in de Oostenrijksche erflanden te erkennen, maar zonder haar antwoord af te wachten zendt hij zijn leger Silezië binnen. Coalitie. Tegelijkertijd vormde zich een uitgebreide Europeesche coalitie tegen het Huis Habsburg. Frankrijk hervatte zijn overoude anti-Habsburgsche politiek en hoopte een deel van de Zuidelijke Nederlanden te veroveren; Albrecht van Beieren bleef vasthouden aan zijn aanspraken; Saksen sloot zich aan bij Beieren en vorderde Bohemen en Moravië; Spanje zag in den oorlog kans op winsten in Italië; Sardinië rekende op uitbreiding van gebied in het hertogdom Milaan; Pruisen hield zich buiten deze coalitie en voerde met Oostenrijk twee afzonderlijke oorlogen om Silezië. Ten einde Rusland te beletten Oostenrijk bij te staan, moest Zweden de Russen bezighouden (oorlog der Hoeden en Mutsen, 1741—1743). Tegenover zoovéél vijanden vond Maria Theresia alleen steun bij Eng e1 a n d (dat sinds 1739 met Spanje in een Asiento-oorlog gewikkeld was) en de Republiek, die haar aanvankelijk enkel met subsidies te hulp kwamen. Onder zoo benarde omstandigheden deed de dochter van Karei VI een beroep op de dappere offervaardigheid van haar Hongaarsche onderdanen. Enthousiaste instemming en een levée en masse waren het antwoord (moriamur pro rege nostro!). Daardoor kon echter niet voorkomen worden, dat Beiersche en Fransche troepen Bohemen binnenrukten, Praag bezetten en Albrecht tot koning van Bohemen gekroond werd, 1741. In 1742 is Albrecht door de keurvorsten tot keizer gekozen: Karei VII (1742—1745). Tegelijkertijd echter veroverden de Hongaren M ü n c h e n, Engeland besloot, na den val van minister Walpole, zijn macht in den strijd te werpen, de Eerste Silezische oorlog met Frederik II eindigde. Voorloopig liet Maria Theresia bij den vrede van Breslau haar Silezische landen aan Pruisen over. Sardinië, meer beducht voor de Bourbons dan voor de Habsburgers, en Saksen sloten vrede. 8 Het jaar 1743 bracht een ommekeer in den oorlog ten gunste van Oostenrijk. De beslissende slag viel bij D e 11 i n g e n, 1743. De Engelschen joegen de Franschen voor goed terug over den Rijn. De grenzen van het rijk van Lodewijk XV werden bedreigd, de koning stelde zich aan het hoofd van zijn troepen. Gedurende den veldtocht werd hij ziek te Metz. Voor de laatste maal flikkerde toen in Frankrijk de populariteit op van de verwelkte monarchie (Louis le bien-aimé). Beieren was machteloos. In het Duitsche Rijk had Oostenrijk geen ernstigen tegenstander meer te duchten, tenzij ... Tweede Silezische Oorlog, 1744—1745. Plotseling hervatte Frederik II den oorlog. Inderdaad had de koning juist doorzien, dat Maria Theresia het plan overwoog om Pruisen aan te vallen en de verloren provinciën te heroveren. In drie veldslagen, o.a. bij Kesselsdorf, zegevierden de Pruisen. Oostenrijk moest in 1745 b ij den vrede van Dresden nogmaals van Silezië afzien. Vrede van Füssen. Karei VII stierf in 1745, zijn opvolger in Beieren, Maximüiaan Jozef, zag geen heil in de voortzetting van den oorlog en sloot den vrede van Füssen, 1745. 1°. Maximiliaan krijgt Beieren terug. 2°. Hij doet afstand van alle aanspraken op de Oostenrijksche erflanden. 30. Hij belooft, bij de verkiezing vaneen keizer, zijn stem te zullen uitbrengen op Frans Stephanus. In hetzelfde jaar wordt Frans Stephanus door de keurvorsten op den keizerlijken troon verheven. Frederik II erkende Frans I in diens nieuwe waardigheid. Oostenrijk had nu in hoofdzaak nog oorlog te voeren tégen zijn ouden erfvijand, Frankrijk. De Zuidelijke Nederlanden vooral vormen nu het tooneel van den strijd. Engeland, de Republiek, Oostenrijk steunen elkander, hun strijdmacht draagt den naam van het pragmatieke leger. De Fransche bevelhebber, Maurits van Saksen, bereikte belangrijke resultaten. Hij verovert de Zuidelijke Nederlanden bijna geheel, ook Brussel en Antwerpen, en zegeviert bij R o c o u r t. Karei Eduard. Gedurende deze jaren verschafte Frankrijk den pretendent der Stuarts, Karei Eduard, den zoon van Jacobus III, de middelen om een inval te doen in Groot-Brittannië en er de Hannoveranen van den troon te verdrijven. In 1745 slaagt een landing in Schotland, in 1746 volgt een poging om Engeland binnen te dringen. George II was allesbehalve populair onder zijn volk. Karei Eduard had verwacht, dat de liefde voor het oude koningshuis weer boven komen en de Engelschen zijn onderneming zouden steunen. Zulks gebeurde echter niet. 9 De bevolking bleef lijdelijk toezien. Ofschoon de pretendent doordrong tot op 4 a 5 dagreizen van Londen, ontbraken hem toch de middelen voor een beslissenden slag. Hij keerde terug naar Schotland en werd bij Culloden verslagen. Na een avontuurlijken zwerftocht bereikte de laatste der Stuarts, die den Engelschen grond betrad, behouden de kust van Frankrijk. Met Karei Eduard en zijn broeder, kardinaal Hendrik (f 1807), is zijn geslacht uitgestorven. In 1747 zette Maurits van Saksen zijn zegevierenden opmars ch verder voort. De Franschen belegerden Maastricht, versloegen het pragmatieke leger bij L a e f f e 11 en namen Bergen-op-Zoom in. Onder den indruk van het gevaar voor een inval in Holland, werd Willem IV tot stadhouder uitgeroepen en kwam er een einde aan het tweede stadhouderloos tijdvak. Vrede van Aken, 1748. 't Was een geluk voor de slecht bestuurde Republiek, dat keizerin Elisabeth van Rusland met interventie dreigde ten gunste van Oostenrijk. Dit verhaastte den vrede van Aken. Het status quo bleef gehandhaafd in hoofdzaak; Maria Theresia behoudt haar erflanden; de afstand van Silezië' aan Pruisen wordt bekrachtigd; Lodewijk XV ziet van alle veroveringen af; Filips, de broeder van Don Carlos, de tweede zoon van Elisabeth Farnese, wordt verheven tot vorst van Parma, dat van 1738—1748 aan Oostenrijk behoorde. Frankrijk had aan den oorlog schaften besteed, doch niets bereikt. De onbeduidendheid van Lodewijk XV en zijn diplomatie is daarvan de grootste schuld, naast het Russisch-Oostenrijksch verbond. Kenschetsend bewaart de historie de herinnering aan dit fiasco in het bekende: tra vailler pour le roi de Prusse. Inderdaad, alleen Frederik II plukte de vruchten van den bloedigen oorlog, Silezië was hem. Ook Spanje zag zijn wenschen in vervulling gaan, nu ook in Parma de Bourbons een troon verworven hadden. Maar de vrede van Aken kon slechts het voorloopig karakter van een wapenstilstand dragen, omdat Maria Theresia niet wilde berusten in een vrede, die haar van Silezië beroofd had. Zoo schuilde in het gesloten verdrag reeds de kiem van een nieuwen Europeeschen oorlog. § 2. De Zevenjarige Oorlog. Pruisen. Hoe weinig afdoend de uitslag van den Oostenrijkschen Successie-oorlog ook wezen mocht, één ding stond sedert vast, dat Pruisen een macht van beteekenis was geworden. IO De vorst, die voor Pruisen's macht de fundamenten bouwde, is Fr e d e r i k Willem L 1713—1740.' 't Was een zonderlinge figuur op den troon, deze man, wiens „Reuzen-garde" ons belachelijk voorkomt, wiens „tabakcollege" wij onbehouwen vinden. Ruw en onbeschaafd zag hij met minachting neer op kunsten en wetenschappen, maar ontwikkelde tegelijkertijd benijdenswaardige eigenschappen als beheerder van het huishouden van zijn staat. Hij organiseerde het Pruisisch ambtenaarswezen, bestuurde de rijksfinanciën zuinig, hervormde het leger en bracht het op een sterkte van 80.000 man. Renversement des AHiances. Eenige jaren na den vrede van Aken raakte de samenwerking tusschen Engeland en Oostenrijk verbroken.Engeland's continentale politiek werd grootendeels beheerscht door de belangen van het keurvorstendom H a n n o v e r, het vaderland der Britsche koningen. Engeland zocht een bondgenoot op het vasteland, die bereid was Hannover te verdedigen en verwachtte dit van Frederik 11, die eindelijk inging op de voorstellen van George II. Zoo kwam het verdrag van White-Hall tot stand. In Frankrijk was men over de Pruisische politiek zeer verbitterd. K a u n i t z, de schrandere minister van Maria Theresia, maakte van deze stemming gebruik, om door bemiddeling van Madame de Pompadour het Verdrag van Versailles, 1 Mei 1756, tusschen Frankrijk en Oostenrijk tot stand te brengen. Deze beide verdragen veroorzaakten een algeheelen omkeer in de Europeesche staatkunde: le Renversement des AHiances. Het rechtstreeksch gevolg van het verdrag van Versailles was, dat het Barrièretraktaat zijn waarde verloor. Dit ging uit van de gedachte, dat Frankrijk de grootste vijand was van de Republiek der Vereenigde Nederlanden en Oostenrijk tegenover Frankrijk stond. Deze vijandschap kwam te vervallen en daarmee het doel van het traktaat van 1715. De Republiek bleef in den Zevenjarigen Oorlog onzijdig. Zij verliest den rang van een groote mogendheid. Het Fransch-Oostenrijksch bondgenootschap vond bijval bij andere mogendheden. Keizerin Elisabeth van Rusland koesterde persoonlijk groote antipathie tegen Frederik II. Frederik Augustus III, keurvorst van Saksen, was jaloersch op den koning van Pruisen en duchtte de uitbreiding van diens macht. Britsche Kolonisatie. De vijandschap tusschen Engeland en Frankrijk had ook nog andere oorzaken dan enkel staatkundige. De beide mogendheden stonden als concurrenten tegenover elkaar in de koloniën, in VoorIndië en Noord-Amerika vooral. Het Britsche rijk legde den grondslag van zijn wereldmonarchie in de achttiende eeuw en begon langzamerhand de Re- II publiek der Vereenigde Nederlanden als bandelsmogendheid te overvleugelenReeds in de 17de eeuw vestigde het zijn eerste nederzettingen in Amerika, bijv. Virginië, Maryland en Carolina. New-York is op de Nederlanders veroverd. Georgië werd in de achttiende eeuw in bezit genomen. Het Engelsch koloniaal gebied in Noord-Amerika strekte zich uit in een breede strook langs den AtJantischen Oceaan, behalve de bezittingen in het Noorden langs de Hudsonsbaai, Nieuw-Schotland en New-Foundland. Fransche Koloniën. Het was tijdens Frans I, dat de Franschen zich het eerst vestigden in Canada. Gedurende de regeering van Hendrik IV werden Québec en Móntreal gesticht. Aan den mond der Mississippi is de kolonie L o u i s i a n a gegrondvest. Maar langs den St. Laurens, de Ohio en de Mississippi hepen de Engelschen gevaar te worden afgesloten van het wijde westen! Vastgestelde grenzen waren er niet, botsingen tusschen de elkaar vijandige kolonisten konden niet uitblijven, in 1754 was de oorlog in Amerika reeds begonnen. Van deze omstandigheden maakte de Engelsche minister, William Pitt, gebruik om, door een aanval op Frankrijk, een beslissing ten gunste van Engeland uit te lokken. Lodewijk XV daarentegen vestigde zijn aandacht te eenzijdig op de continentale staatkunde en verwaarloosde de belangen der Fransche koloniën. Dc Continentale Oorlog. Intusschen had Frederik II den aanval zijner vijanden niet afgewacht, in 1756 deed hij rijn leger Saksen binnentrekken en dwong de Saksische krijgsmacht tot de overgave. In 1757 vallen de geallieerden van verschillende rijden Pruisen aan. Een Fransch leger wordt bij Rossbach verslagen, de Oostenrijksche troepen moeten bij L e u t h e n het veld ruimen. Het jaar 1759 bracht den koning van Pruisen veel tegenspoed. Bij K ü n e r sd o r f leed hij een verpletterende nederlaag. Op den duur ontbrak het Frederik aan soldaten, rijn staten geraakten gedeeltelijk in vijands handen. In 1761 leek de ondergang van rijn macht nabij. George II stierf, rijn kleinzoon George III, 1760—1820, ontsloeg Pitt en het Frederik II in den steek. Maar door den dood van keizerin Elisabeth, 1762, namen de gebeurtenissen een onverwachte wending. Haar opvolger, Peter III, koesterde groote bewondering voor Frederik II. Hij sluit vrede met Pruisen, gaat zelfs een verbond aan. Weliswaar is Peter III in hetzelfde jaar vermoord, maar 's keizers gemalin, Katharinall, die hem opvolgde, handhaafde den vrede. Het verbond van Rusland met Oostenrijk was verbroken; Frankrijk had op het continent niets bereikt. Maria Theresia kwam dus alleen te staan. Zoodoende kon in 1763 de vrede van St. Hubertsburg gesloten worden. 12 Silezië werd nu eerst definitief aan Pruisen afgestaan. Frankrijk had vergeefs den oorlog gevoerd in Europa. En buiten Europa? De koloniale oorlog, 1756—1763, had het evenmin geluk gebracht. De uitrusting der Fransche koloniën bleek niet berekend op een energieken aanval van Engeland. In Canada was de strijd spoedig beslist. In 1759 werd Québec door de Engelschen veroverd. Frankrijk's heerschappij in NoordAmerika eindigde voor goed. Voor-Indië. De gouverneur D u p 1 e i x had in Voor-Indië de macht van Frankrijk gegrondvest. Maar ontijdig werd hij teruggeroepen, zoodat de Engelsche bevelhebber Robert Clive geen bekwamen tegenstander tegenover zich voncj. Clive veroverde in 1757, door de overwinning bij P1 a s s e y, Bengalen op den Indischen nabob, en drong den Franschen invloed in Voor-Indië bijna geheel terug. Vrede van Parijs, 1765. De oorlog eindigde met den vrede van Parijs, t. Engeland behoudt Canada. 2. Frankrijk wordt in Voor-Indië beperkt tot 5 nederzettingen. 3. Spanje, dat ook aan den oorlog had deelgenomen (Bourbonsch familieverdrag 1761), moet Florida aan Engeland afstaan. 4. Frankrijk doet bij wijze van vergoeding afstand van Louisiana ten behoeve van Spanje. 5. Frankrijk verliest het dal van de Ohio. Engeland is sedert de eerste koloniale en maritieme mogendheid. § 3. Rusland, Turkije, Polen. De macht van Rusland op het Europeesch continent was duidelijker dan ooit aan den dag getreden gedurende den Zevenjarigen Oorlog. Katharina II kon de eerste de beste gelegenheid aangrijpen om de plannen der Russische expansie ten koste van Turkije en Polen opnieuw ter hand te nemen. Poolsche toestanden. Het koningschap bij keuze veroorzaakte bij den dood van bijna iederen vorst onlusten. Het koninklijk gezag werd hoe langer hoe meer verzwakt, daar elke koning voor zijn kroning een „capitulatie" moest bezweren, die de voorrechten van den adel ten koste van de kroon telkens vermeerderde. De adel had de macht in handen, de derde stand beteekende weinig, een v r ij e boerenstand was er in het uitgestrekte rijk 13 niet. Joden, edellieden en lijfeigenen vormden de geheéïe bevolking. De landdag oefende de wetgevende macht uit, maar de adel had daar de beslissende stem en de instelling van het liberum veto belette een regelmatig, vast geleid bestuur. De edelen, die zich op den Poolschen landdag tegen een of ander voorstel verklaarden, konden niet gedwongen worden zich te onderwerpen aan de besluiten der meerderheid. Dientengevolge gedroeg elk edelman zich binnen zijn landgoederen ongeveer als een onafhankelijk vorst. Daarenboven bestond het recht van Confederatie, d.w.z. het recht der edellieden om een verbond te sluiten, ten einde een maatregel van staatkundigen aard met geweld door te drijven. De invloed van Rusland drong Polen, na den dood van'Augustus III, een onbeduidenden koning op in den persoon van den zwakken Stanislaus Poniatowski, 1764—1795. Feitelijk stond Polen sedert de verkiezing van Poniatowski in 1764 reeds onder protectoraat van Rusland. Gedurende eenige jaren breidde de Russische invloed zich meer en meer uit, totdat een talrijke groep onder den Poolschen adel in 1768 de Confederatie van Bar vormde, een nationale opstand volgt, Katharina II antwoordt met een oorlog. Een Russisch leger verslaat de Polen dicht bij de Turksche grens, de vluchtelingen worden achterna gezet op neutraal gebied, Turkije protesteert, de sultan verklaart in 1768 den oorlog aan het czarenrijk. Russisch sTurksche oorlog, 1769—1774: De Russen bezetten de Donau-yorstendommen, Moldavië en Wallachije. Een Russische vloot vaart door de straat van Gibraltar naar de Egeïsche Zee. In de baai van Tschesmé wordt de Turksche zeemacht vernietigd, 1770. Het groote succes van Katharina wekte de bezorgdheid der andere mogendheden. Europa wist, dat Rusland aanstuurde op de verovering van Constantinopel. Frederik II trad in onderhandeling met Kaunitz. Het resultaat was, dat te St. Petersburg het voorstel aangeboden werd, om zich tevreden te stellen met een gedeelte van het Poolsch gebied, mits 'Pruisen en Oostenrijk een even groot stuk zouden krijgen. Katharina II moest wel toegeven, toen Pruisen en Oostenrijk het eens geworden waren. In 1772 volgt de eerste verdeeling van Polen. Rusland krijgt Wit-Rusland, Pruisen neemt WestPruisen, Oostenrijk annexeert Oost-Gallicie. In 1774 sluit Rusland met Turkije den vrede van KoetsjoekK aïnardschi: 1. De Donau-vorstendommen worden terugge geven. 2. Turkije staat Kertsj en Jenikale af. 3. De Krim en de 14 Zuid-Russische steppen tot de Dnjepr worden door Turkije onafhankelijk verklaard. Een jaar of tien later, 1784, heeft Potemkin de Tataren in ZuidRusland onderworpen. Katharina II slaagde er dus in haar gebied aanmerkelijk uit te breiden ten koste van Turkije en Polen. Eindelijk had de Poolsche adel begrepen, dat alleen een ingrijpende herziening in het bestuur misschien de onafhankelijkheid nog redden kon. In 1791 kwam een nieuwe grondwet tot stand: 1. Het koningschap is erfelijk verklaard. 2. Het recht van Verdeeling van Polen (naar Moreau). Confederatie en het liberum veto worden afgeschaft. 3. De koning kreeg de uitvoerende, twee Kamers de wetgevende macht. Beloofde dit een betere toekomst? Dat mocht niet en dat zou niet, vond Katharina II. Zij deed Pruisen het voorstel weer een gedeelte van Polen in bezit te nemen. De beide roovers waren het weldra eens. Tweede verdeeling van Polen, 1793. Pruisen annexeert Dantzig en Thorn. Rusland krijgt Zwart-Rusland. Oostenr ij k, dat in die dagen de handen vol heeft in de Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk, blijft buiten spel. Het Poolsche volk antwoordde op dezen roof met een waardig protest: een geestdriftige volksoorlog onder Kosciusko jaagt de Russen het land uit. 15 Maar met overmacht komen zij terug, in 1794 wordt Warschau door Soewarof veroverd, het Poolsche leger verslagen. Derde verdeeling van Polen, 1795. Het overschot van Polen werd nu verdeeld. Oostenrijk kreeg Krakau en West-Galkaë, Pruisen nam Warschau en Nieuw-Oost-Pruisen, de rest viel Rusland toe. Polen was uit de rij der staten verdwenen, maar niet uit de rij der volkeren. In 1918 is zijn onafhankelijkheid hersteld. § 4- De Amerikaansche Vrijheidsoorlog. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika. In denzelfden tijd, dat Polen het slachtoffer werd van het misdadig despotisme der achttiende eeuw, is in het verre Westen der wereld de grondslag gelegd van een jongen staat, die zich thans heeft ontwikkeld tot een der eerste mogendheden: de Vereenigde Staten van Noor d-A m e r i k a. De Belastingkwestie. Tengevolge van den Zevenjarigen Oorlog stak Engeland diep in de schulden: 120 millioen pond sterling. De regeering te Londen vond, dat de strijd met Frankrijk vooral was gevoerd in het belang van de koloniën, deze behoorden dus mee te helpen aan de vermindering van de staatsschuld door belastingen. Sedert de verkiezingscapitulatie van Willem III had zich in Engeland onder leiding van de Whigs de parlementaire regeeringsvorm ontwikkeld, zonder dat deze berustte op een precies omschreven wetgeving. George I en II hadden daarin geen verandering gebracht, maar George III herstelt het persoonlijk bewind van den koning, 1760, steunend op de Tories. Op zijn initiatief werden in 1767 invoerrechten vastgesteld op thee, glas, verf, papier, wijn, over het algemeen producten, die de koloniën uit het buitenland moesten betrekken. Maar de kolonisten ontzeggen Engeland het recht deze belastingen te heffen zonder hun toestemming, zij stellen den eisch afgevaardigden te zenden naar het Parlement te Londen, dat jaarlijks de begrooting vaststelde: no taxation without representation. Het verzet der koloniën vond weerklank bij veel invloedrijke mannen in Engeland (Lord Chatham). Na lang aarzelen gaf George Tooneel der eeuwen II. „ i6 III zijn aanvankelijke plannen op. De invoerrechten werden ingetrokken, ofschoon zij voor de Amerikaansche koloniën geenszins bezwaarlijk waren. Het recht op thee bleef gehandhaafd» om te doen uitkomen, dat de regeering zich bevoegd achtte om wel de belastingen te heffen. Zij handhaafde dus haar beginselen door een uitzonderingsmaatregel. Juist deze uitzondering werd de naaste aanleiding voor een botsing met de koloniën. In 1773 lagen in de haven van Boston eenige schepen van de Engelsche Oost-Indische Compagnie, geladen met thee. Deze maatschappij zorgde voor het innen der belasting, 's Nachts werden de schepen door een aantal inwoners van Boston, verkleed als Indianen, overrompeld en de lading over boord geworpen. Het Engelsche Parlement beantwoordde deze daad van openlijk verzet met het besluit, dat de haven van Boston zal geblokkeerd, worden. Daarop .belegden de afgevaardigden der verschillende koloniën een (eerste) Congres te Philadelphia in 1774. Dit bracht aan de Engelsche regeering een aantal grieven en eischen over, vaardigde een verklaring van de rechten van deAmer i k a n e n uit ^ en nam maatregelen om Boston te steunen. Engeland weigert de wenschen van het congres in te willigen, in 1775 brak de ocrlog uit. Amerikaansche Vrijheidsoorlog, 1775—1783. De Engelsche regeering vond in het eigen land niet genoeg troepen voor een zoo zwaren landoorlog. Zij voorzag daarin door contracten met Duitsche vorsten, vooral Hessen-Kassei, die wegens hun buitensporige verkwisting veelal met geldverlegenheid te kampen hadden en gaarne een aantal manschappen leverden uit hun staten tegen flinke betaling (60 gld. per man). Dit verhuringssysteem gaf dikwijls aanleiding tot onbeschaamd geweld en machtsmisbruik van de zijde der belanghebbende Duitsche vorsten. Ook de woeste Indianen en negerslaven werden tegen de Amerikanen opgehitst. Dit veroorzaakte bij de opstandelingen zoo groote 1) Deze „declaration of rights" eischte voor de Amerikaansche koloniën de rechten van de Engelsche s t a a ts i n r i c h t i n g (b.v. het recht der burgers om mede te werken bij de wetgeving en de begrooting),, derhalve de gelijkstelling voor de wet van Amerikaansche en Engelsche burgers. Zij verschilt dus in beginsel aanmerkelijk van de Fransche „d é c 1 a r a t i o n des droits de 1'homme et du citoyen (1789). Toch komt de inhoud der beide stukken in menig opzicht overeen. Het voorbeeld der Amerikanen had veel invloed in Frankrijk. x7 verbittering, dat op een tweede Congres te Philadelphia de Onafhankelijkheid der Vereenigde Staten werd afgekondigd, 1776. De Amerikanen hadden evenmin een geregeld, geoefend leger. George Washington was de aanvoerder der Amerikaansche „vrijwilligers"; Benjamin Franklin1) hun diplomaat, die naar Europa reisde om steun te verkrijgen voor rijn landgenooten. Franklin werd te Parijs met geestdrift ontvangen, veel vrijwilligers gingen mee naar Amerika; La Fayette rustte op eigen kosten een schip uit. Kosziusko, later de beroemde aanvoerder der Polen, ging ook in de Nieuwe Wereld voor de vrijheid vechten. De oude naijver van Frankrijk tegen Engeland werd weer wakker en de revolutie vond in breede kringen instemming in het land, waar de maatschappelijke toestanden zooveel te wenschen overlieten. De Fransche regeering echter nam aanvankelijk een afwachtende houding aan, want de Amerikanen leden de eene nederlaag na de andere. Verbond van Frankrijk met Noord-Amerika. Totdat in 1777 de capitulatie van Saratoga, waarbij een Engelsch leger rich moest overgeven, den doorslag gaf. De gelegenheid voor revanche op den Zevenjarigen Oorlog scheen gunstig. Frankrijk sluit een verbond met de Amerikanen en opent in 1778 den strijd met Engeland. Het volgend jaar kiest Spanje de rijde van Frankrijk krachtens het Bourbonsch familietractaat, in de hoop Gibraltar te heroveren. De zeeslag bij O u e s s a n t, 1778, bleef onbeslist. De Engelschen beweerden, dat dit kwam, omdat hun admiraal R o d n e y te Parijs in gijzeling was. Met echt Fransche hooghartigheid werd toen aan den Engelschen vlagofficier de vrijheid geschonken, maar Rodney versloeg in 1780 de Spaansche vloot bij kaap S t. Vincent. Verbond van gewapende neutraliteit. Gedurende dezen oorlog reeds maakte Engeland zich in Europa gehaat door zijn machtsmisbruik ter zee ten nadeele van den handel der neutrale staten. Katharina II nam daartegenover het initiatief tot de sluiting van het verbond van gewapende neutraliteit, 1780. Zweden, Denemarken, Pruisen, Oostenrijk en Portugal sloten er zich bij aan. De toetreding van Holland werd verhinderd door den oorlog, die tusschen de Republiek en Engeland uitbrak. Het doel was de onzijdigheid der aangesloten staten gewapenderhand en gezamenlijk te verdedigen. De bepalingen, die in 1856 algemeen van kracht zouden worden verklaard, waren: 1) Benjamin Franklin (1706—1790), uitvinder van den bliksemafleider, een der stichters van de Amerikaansche Unie. „Eripuit fulmen coelo sceptrumque tyrannis." i8 Er zal vrije vaart zijn op de kusten der oorlogvoerende mogendheden voor alle schepen onder neutrale vlag. 2°. Een blokkade wordt alleen erkend, als zij effectief is. 3°. Neutrale vlag dekt neutrale lading; aanhouding mag alleen plaats hebben, als er gewettigd vermoeden van contrabande is. 40. Geen mogendheid zal als toegetreden worden beschouwd, voordat zij daarvan kennis gegeven heeft aan de oorlogvoerende partijen. Deze laatste bepaling is noodlottig geworden voor de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Haar smokkelhandel op Amerika, de s y m p at h i e van haar patriotsche regenten voor de opstandelingen en Frankrijk, haalden haar de vijandschap van Engeland op den hals. In 1780 brak de vierde Engelsche oorlog uit; die een ramp werd voor den Nederlandschen handel.x) In 1781 viel in Amerika de beslissing. Een groot Engelsch leger moet zich bij Yorktown overgeven aan Washington en de Franschen. Pogingen om aan de Engelschen Gibraltar te ontnemen, mislukken. De Spanjaarden veroveren Minorca. Engeland blijkt op. den duur tegen zijn talrijke vijanden niet opgewassen. Na zijn nederlaag in Amerika vooral tracht het den vrede te herstellen. In 1783 komt die te Versailles tot stand: i°. De 13 Vereenigde Staten van Noord-Amerika worden onafhankelijk. 20. Spanje houdt Minorca en krijgt Florida terug. 30. Frankrijk krijgt Senegambië terug. De vrede is over het geheel voor Engeland nadeelig en minder eervol. Met de Republiek der Vereenigde Nederlanden sloot Engeland in 1784 den vrede van Parijs, waarbij ons land ten slotte het gelag betaalde. De Engelschen bedongen zich de v r ij e vaart op de Molukken. Ierland. Het voorbeeld van de Amerikanen vond navolging in Ierland. Door de dwangwetten uit den tijd van koning Willem III was het land in den toestand van een kolonie van Engeland gebracht. Het Katholicisme werd scherp onderdrukt, de inheemsche bevolking kunstmatig tot armoede gedoemd. De groote meerderheid der katholieke Ieren waren boeren, wier welvaart vernield werd door de buitensporige pacht der landerijen, waarvan het eigendomsrecht hun bij de wet ontzegd was. Staatkundige rechten bezaten zij niet. Over hen heerschten de protestante grootgrondbezitters, maar George III ging ook tegen deze Ieren zoo willekeurig te werk, dat hij verzet uitlokte. Hun grieven waren: het bestuur was in handen van Engelsche ambtenaren en werd geheel gericht 1) In 1780 passeerden de Sont 2000 Nederl. en 1700 Eng. schepen; in 1786, 1370 Nederl. en 3600 Eng. Deze achteruitgang voor ons land is nooit hersteld. *9 naar de belangen van Engeland; het Iersche Parlement, waarin geen katholiek zitting mocht hebben, bezat geen autonome wetgevende macht. De opstand van 1782 ging uit van de Protestante Ieren. De Engelsche regeering gaf toe, het Parlement van Londen verleende aan het Parlement van Dublin de wetgevende zelfstandigheid. Dit heeft bestaan tot 1801. De katholieken bleven echter buitengesloten. Alleen de nationale tegenstelling tusschen Ierland en Engeland is in 1782 eenigermate verzacht, inde godsdienstige kwam geen verbetering. Niettegenstaande de geleden verliezen bleef Engeland de eerste maritieme en koloniale mogendheid. Wat het verloor in Amerika, werd vergoed in Voor-Indië (Warren Hastings), en in Australië, dat, tengevolge van de ontdekkingsreizen van James C o o k (Zuid-Poolland), langzamerhand binnen de invloedsfeer van het Britsche rijk getrokken werd. De 13 Amerikaansche Staten maken voor hun jonge republiek een constitutie. Hoewel men daarbij de inrichting van de Republiek der zeven geünieerde Provinciën tot grondslag nam, heeft men de gebreken van deze organisatie vermeden en in de grondwet de bevoegdheden van het Unie-bestuur en de autonomie der afzonderlijke staten zorgvuldig onderscheiden. Tegenwoordig is men nog weinig of niet afgeweken van de toen ingevoerde democratische grondwet. Grondwet der Vereenigde Staten. Tegenover het buitenland vormt de Unie één staat. De president en het Congres hebben het algemeen bestuur in handen. De president, die verantwoordelijk is, wordt voor 4 jaar gekozen door de kiezers, die echter alleen een aantal personen kiezen, welke den president aanwijzen. Deze wijze van verkiezing noemt men een verkiezing met een trap. George Washington, de verdienstelijke aanvoerder in den pas geeindigden oorlog, werd twee keer achtereenvolgens tot president gekozen, de derde keer bedankte hij, uit vrees voor ontaarding van het ambt. Op zijn voorbeeld heeft men zich sedert gehouden aan de gewoonte, dat niemand meer dan twee maal achtereen president mag zijn. Het Congres bestaat uit twee Kamers: den Senaat en het Huis van Volksvertegenwoordigers. Het oefent de wetgevende macht uit. De afzonderlijke Staten bezitten de soevereiniteit in hun eigen aangelegenheden. Elke staat heeft 2 vertegenwoordigers in den Senaat. Het aantal leden, dat een staat afvaardigt naar het Huis van Volksvertegenwoordigers, hangt af van het aantal inwoners. Deze afgevaardigden worden rechtstreeks gekozen door alle meerderjarige (20 jaar) Amerikanen. Er bestaat volstrekte vrijheid van godsdienst; staatskerk en adel zijn in de Vereenigde Staten onbekend. DERDE HOOFDSTUK. DE VERLICHTING. Algemeen Overzicht. Gedurende de achttiende eeuw ontstaan in Europa nieuwe staatkundige verhoudingen, die in de geschiedenis van de negentiende eeuw doorwerken. In hooger mate nog geldt dit voor het geestelijk leven. Het is de tijd der „V e r 1 i c h t i n g", van de twijfelzucht, van de revolutie der gedachte. De betreurenswaardige gevolgen van het moderne ongeloof zien wij nog eiken dag om ons heen. De meeste vorsten van Europa raakten onder den invloed van de „Verlichting", zij waagden zich aan gewoonlijk mislukte hervormingen, men noemt hen verlichte despoten. Vergeefs hebben de Pausen gewaarschuwd, de Orde der Jezuieten werd zelfs het slachtoffer van haar dappere verdediging van de waarheid. Tegen de Kerk werd de dwaling georganiseerd in de Vrijmetselarij. De toestanden in Frankrijk lieten zooveel te wenschen over, dat daar de revolutionnaire theorieën het meest ingang vonden. De regeering van Lodewijk XVI beleefde het voorspel van den opstand tegen het gezag. § i. De eerste aanval op het gezag. De eeuw van het despotisme gunde haar beschaving alleen aan de bevoorrechte standen. Deze beschaving zelve verwijderde zich hoe langer hoe meer van het Christendom. Dientengevolge ontwikkelde zich een stemming van ontevredenheid met de bestaande maatschappelijke verhoudingen, die in oververmoeidheid ten slotte oversloeg tot twijfelzucht en verzet tegen het gezag. Engeland is hierin voorgegaan. De moderne Wijsbegeerte. Wijsgeeren als L o c k e, f 1704 en H u m e, t ^11^ trachtten den godsdienst te vervangen door het rationalisme. Zij wilden de Openbaring en het Geloof verwerpen voor de Rede. Tegelijkertijd oefenen zij een scherpe kritiek uit op den staat en de maatschappij, zij werpen zich op de illusie van een wereld zonder armoede, misdaad, ellende. Hun theorieën waren in werkelijkheid niets anders dan gevaarlijke ketterijen. In 1689 schreef Locke zijn „T w o T r e a t i s e s o n Government", een verdediging van de revolutie van 1688 in Engeland, meteen een pleidooi voor de theorie der volkssoevereiniteit. Hij formuleerde de dwaling, dat de wet als uiting van den volkswil het opperste gezag vormt, zonder met de rechten van de Kerk rekening te houden. Men vindt dit denkbeeld terug bij het liberalisme van de negentiende eeuw. Het is het motief geworden voor menige kerkvervolging. 21 Een boek als de Robinson Crus o.ë van Daniël Defoe, dat in hoogen ernst bedoelde een model te leveren voor een verbeterde maatschappij, werd in een ommezien wereldberoemd. Daniël Defoe, geboren in 1661 te Londen, werd wereldberoemd door zijn „Robinson Crusoë". Hij schreef vele traktaten over staatkunde en werd wegens zijn in 1703 verschenen geschrift „The shortest way with the Dissenters" tot tepronksteUing en gevangenisstraf veroordeeld. Zijn boek: „De jure divino" was een satyre op de leer van het goddelijk recht der vorsten. Hij overleed te Londen in 1731 in de grootste armoede. Door zijn geschriften over de maatschappij was hij een der voorloopers van de Fransche schrijvers der 18de eeuw. De plaat maakt ons duidelijk, dat de geschriften van Defoe, vooral zeer kritisch tegen de Engelsche staatskerk, grooten indruk maakten op de bevolking. De vereerders van den veroordeelde brengen hem een bloemenhulde, de politie dringt hen terug. Een der tegenstanders van Defoe maakt van de gelegenheid gebruik om hem met geraffineerde kwaadaardigheid onaangenaam te zijn. De plaat geeft ook een aanschouwelijke voorstelling van de toenmalige praktijk der strafrechtelijke rechtspleging. De Encyclopedisten waren de propagandisten van het rationalisme. Diderot end'Alembert gaven in 1751 het eerste 22 deel uit van hun „Encyclopédie ou Dictionnaire raisonnée des sciences, des arts et des métiers." De twijfelzucht werd algemeen en kwam in de mode. Zoo ging de revolutie der gedachte vooraf aan de revolutie van de daad. De auteurs, die den grootsten invloed op Frankrijk en Europa hebben uitgeoefend, zijn: Montesquieu, f 1755; V o 11 a i r e, f 1778; Rousseau, t 1778. Montesquieu behoorde tot de noblesse de robe. Diepen indruk maakte zijn omvangrijk werk: „Sur les causes de la grandeur des Romains et de leur décadenc e", waarin hij de geschiedenis der Romeinen beschrijft, deze vergelijkt met de toestanden in Frankrijk en daarop een vernietigende kritiek uitoefent. Zijn hoofdwerk is: „S u r 1' e s p r i t des 1 o i s". Daarin neemt Montesquieu een voor een de regeeringen en wetten van verschillende landen in oogenschouw en tracht uit dat uitgebreid materiaal op te bouwen een ideëele wetgeving voor alle volkeren, waarin hij o.a. het beginsel der trias politica (dat is de scheiding van de drie takken der soevereiniteit: wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht) opstelt. Voltaire (Francois Arouet) was een fel bestrijder van het Christendom. Op bijtend-spottende wijze kleedde hij zijn geschriften in. Door hem vooral is het rationalisme sterk bevorderd. Hij breekt alles af en bouwt niets op. Daardoor zijn zijn werken in onze dagen bijna vergeten. Wie wel trachtte op te bouwen en nog heden bewonderaars telt is Jean Jacques Rousseau. De grondgedachte van al zijn boeken is deze: Van nature was de mensen goed, maar de maatschappij maakte hem slecht; Van nature was de mensen vrij, maar de maatschappij verlaagde hem tot slaaf; Van nature was de mensch gelukkig, maar de maatschappij stortte hem in het ongeluk. Het meest bekend werd Rousseau's „Contract Social" („tout pouvoir vient du peuple"). Op de basis van het naturalisme bouwt het een communistische maatschappijleer op, het wil uitleggen hoe de maatschappij zou moeten zijn. Dit boek werd als het evangelie van de mannen der Constituante, die er vonden de leuze van het „égalité, liberté, fraternité", de leuze ook eenmaal van het Schrikbewind. Onberekenbaar diep is de inwerking van deze theorieën geweest in een verwelkte maatschappij als die van het Frankrijk in de tweede helft van de acht- 33 tiende eeuw. Spelenderwijs haast vonden de nieuwe denkbeelden ingang onder alle standen. Gevaar zag men er over het algemeen niet in, zelfs niet in de hooggeplaatste kringen. Niemand dacht zich de absolute monarchie aantastbaar, niettegenstaande de schandelijke regeering van Lodewijk XV. Maar de eerste stormwolkjes, door slechts weinigen verkend, schoven reeds over den horizon heen. De wreede worsteling om de macht tusschen de revolutie en het wettig gezag zou weldra onafwendbaar blijken. § 2. De Verlichte Despoten. Gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw treedt een antikerkelijke strooming in de meeste Europeesche staten zeer duidelijk op den voorgrond. De moderne wijsbegeerte vond haar toepassing ook in het regeeringsbeleid van verschillende vorsten en staatslieden, die men daarom „verlichte" despoten genoemd heeft. Hun kenmerkende eigenschappen zijn de volgende: Zij trachten op de meest despotische wijze de „verlichting" — beschaving, ontwikkeling, welvaart — hunner landen te bevorderen en miskennen daarbij dikwerf de heiligste rechten. Zij brengen het beginsel der autocratie onbeperkt in toepassing, hun leuze is: „alles vóór het volk, niets dóór het volk." Zij zijn doorgaans vijandig tegen de Kerk, die zij aan den Staat trachten te onderwerpen. De voornaamste dezer verlichte despoten waren: i°. Frederik II van Pruisen, 1740—1786. 2°. Katharina II van Rusland, 1762—1796. 3°. Jozef II van) 1765—1790 keizer van het Duitsche Rijk. Oostenrijk, $1780—1790 vorst v. d. Oostenrijksche monarchie. 4°. Gustaaf III van Zweden, f 1792. 5°. Karei III van Spanje, 1759—1788. 6°. P o m b a 1, minister van Jozef Emanuel van Portugal. De verlichte despoten in het Noorden. Een misdaad bracht Katharina II in 1762 op den Russischen troon. Als keizerin heeft de „Noordsche Semiramis" zich berucht gemaakt door haar particulier leven, beroemd door haar talenten als heerscheres. De buitenlandsche politiek neemt in haar regeering wel de grootste plaats in beslag, maar de inwendige belangen van Rusland worden daarom 24 nog niet door haar verwaarloosd. De meeste zorg besteedde Katharina aan het onderwijs, de rechtspraak en de ontginning van woeste gronden. Het is echter vaak bij plannen gebleven. In den ongelukkigen toestand der Russische lijfeigenen op het platteland kwam geen verbetering. In Zweden regeerde Gustaaf Adolf III. Sedert den dood van Karei XII had de Rijksraad op schandelijke wijze van zijn regeeringsmacht geprofiteerd. Gustaaf III maakte aan dien toestand van halve anarchie een einde door een coup d'état, 1772. Sedert heeft de koning en de vertegenwoordiging der Rijksstenden het bestuur in handen. Zweden ging vooruit onder deze nieuwe constitut i e. De koning vervreemdde echter later door de altijd toenemende belastingen en de overdreven weelde van het hof velen zijner vroegere aanhangers van zich. De Zweedsche adel, nooit verzoend met den machthebber, die zich boven hem had weten te plaatsen, wreekte zich in 1792 door een samenzwering, waarvan de koning, op een gemaskerd bal, het slachtoffer werd. § 3. Frederik II en Jozef II. Jozef II was op en top een doctrinair mensch, iemand die zijn theorieën met alle geweld in alle Opzichten in praktijk wil brengen. Met miskenning van oude rechten en instellingen wilde hij de toestanden in zijn staten hervormen naar zijn inzichten, met het gevolg dat zijn plannen een voor een mislukten. Jozefisme. Zijn optreden tegenover de Katholieke Kerk was geheel in den stijl van dien tijd. In 1781 vaardigde hij het Tolerantie-Edict uit, waarbij hij aan Protestanten en Joden vrijheid van godsdienst verleende en hun gelijkstelling in burgerlijke rechten met de Katholieken werd geproclameerd. Zijn klooster-edict hief ruim 600 kloosters op en bracht hun bezittingen aan den staat. Hij handhaafde het recht van placet en mengde zich in de opleiding der geestelijken, ja in vele bijzonderheden van den eeredienst. Frederik de Groote noemde hem „mijn broeder den koster." Vergeefs trachtte de Paus door een reis naar Weenen Jozelf II tot andere gedachten te brengen. Des keizers denkbeelden dragen in de geschiedenis den naam van Jozefisme. Evenals in Oostenrijk drongen de anti-kerkelijke beginselen ook in Duitse hland door. Zelfs de aartsbisschoppen van Keulen, Mentz en Trier poogden 35 een soort van Nationale Duitsche Kerk te stichten, die van Rome bijna onafhankelijk zou zijn (Emser Punctatiën). De pauselijke nuntius, Pacca, wist echter deze plannen te verijdelen. Den adel nam Jozef II tegen zich in door de opheffing van de 1 ij f e i g e n s c h a p en door de gelijkstelling van alle standen voor de landswetten zoo ver mogelijk door te voeren. Centralisatie-politiek. Erger nog werd de ontevredenheid door Jozefs centralisati e-p o 1 i t i e k. Hij wenschte van al zijn Oostenrijksche landen een eenheidsstaat te maken, maar moest daardoor wel in botsing komen met het nationaliteitsgevoel van de zeer uiteenloopende groepen zijner onderdanen, waarmee zijn onstuimigheid geen rekening wist te houden. Zijn besluit om het Duitsch als algemeene taal in te voeren joeg velen tegen hem in het harnas. Het was des keizers eigen schuld, dat overal verzet uitbrak. In de Oostenrijksche staten heerschte een toestand van chronische spanning, die in de Oostenrijksche Nederlanden en Hongarije ten slotte zich ontlaadde in een openlijken opstand. De grieven der Belgen richtten zich vooral tegen het J o s e p h in é u m, een staatsschool te Leuven en te Luxemburg voor de opleiding der geestelijkheid, en tegen de intrekking van al de eeuwenoude privilegiën. De kardinaal van Mechelen en de Staten der ZuidNederlandsche gewesten teekenden protest aan. Jozef beantwoordde dit met de opheffing van dejbyeuse Entrée. In hun verontwaardiging tegen 's keizers dwingelandij gingen de Belgen over tot verzet onder aanvoering van Van der Noot en Vonck en proclameerden de'o n a fhankelijkheidder Vereenigde Belgische Staten, 1790. Ook in Hongarije dreigde het gezag van Jozef II geheel verloren te gaan. De keizer zag zich genoopt tot groote concessies. Zijn bekwame opvolger, Leopold II, 1790—1793, heeft, door beleidvol toegeven vooral, de rust in beide landen weer hersteld. Frederik IL Een opvallende tegenstelling met de regeering van Jozef II vormt het bestuur van Frederik II in Pruisen. Deze noemde zich „den eersten dienaar van den staat", maar een dienaar met despotische macht. Hem dankt Pruisen zijn plaats onder de groote mogendheden van Europa. Hij was de eerste monarch van Europa, ':e de pijnbank afschafte. Zijn reor- 26 ganisatie in de rechtspraak (Codex Fredericianus) was een succes (de molen van Sans-souci). „Er zijn nog rechters te Berlijn!" Groot was des konings belangstelling voor den boer. Hij voerde den aardappel en de lupinen in, beperkte de heerendiensten, enorme uitgestrektheden moeras werden in cultuurgrond omgezet, heidevelden ontgonnen, wegen en kanalen aangelegd en nieuwe dorpen gesticht. Stelselmatige protectie bracht de industrie tot bloei, een verstandig beheer herstelde de financiën van het koninkrijk na de groote oorlogen. Frederik II het zijn opvolger 55 millioen thaler na als staatsvermogen. Het leger bleef steeds de voornaamste zorg des konings; het werd gebracht op een sterkte van 200.000 man, waarvan minstens 100.000 steeds onder de wapenen stonden. Alleen edellieden konden tot officier worden bevorderd; 2/g der soldaten waren buitenlanders. Voor de Duitsche letterkunde, — die toen juist een schitterenden bloeitijd (Klopstock, Lessing, Gcethe, Schiller) beleefde, toonde Frederik weinig belangstelling. Hij was een slachtoffer der twijfelzucht van zijn tijd, vandaar zijn onverschilligheid tegenover den godsdienst: „In meinem Reiche soll Jeder nach seiner Fasson selig werden." De koning was even populair in Pruisen, als Jozef II gehaat in Oostenrijk. Ook in een andere aangelegenheid is hij de meerdere gebleken van zijn onbekwamen tijdgenoot. De Beiersche Successiesoorlog. Jozef II heeft meer dan één poging gedaan om Beieren te verkrijgen. In 1777 stierf Maximiliaan III Jozef, de laatste keurvorst uit de rechte linie van het huis Wittelsbach. Karei Theodoor van de Paltz volgde hem op als naastverwante erfgenaam. Deze had geen zoons, zoodat de opvolging hem weinig belang inboezemde. Jozef II ging met hem aan het onderhandelen over den afstand van Beieren aan Oostenrijk. Frederik II wilde zulk een vergrooting van Oostenrijk niet dulden en verzette zich onmiddellijk. Pruisen heette in de bres te springen voor de rechten van den vermoedelijken erfgenaam, den hertog van Paltz-Zweibrück, een neef van Karei Theodoor. In 1778 en 1779 werd toen de zoogenaamde Beiersche Successieoorlog gëvoerd. Maar geen van beide partijen wilde het op een werkelijken strijd laten aankomen, zoodat alles uitliep op wat manoeuvres en schermutselingen (Kartoffelkrieg). In 1779 werd, dank de bemiddeling van Frankrijk en Rusland, het Verdrag van Teschen gesloten. Jozef kreeg alleen het Inn-Viertel. In 1786 overleed Frederik II, Pruisen achterlatend als de jongste der Europeesche groote mogendheden. In 1790 stierf Jozef II. Op 27 zijn sterfbed had de keizer zijn grafschrift aangewezen: „Hier ligt Jozef II, wien niets gelukte van alles, wat hij ondernam". § 4. De strijd tegen de Jezuïeten. Portugal. Evenals in de Oostenrijksche monarchie keerde in Zuid-Europa en Frankrijk de aanval van het verlicht despotisme zich tegen de Katholieke Kerk. Pombal, de heerschzuchtige minister van den zwakken koning Jozef I Emanuel van Portugal, kwam in botsing vooral met de Orde der Jezuïeten bij de invoering van zijn hervormingen. Op de eerste plaats wilde hij het onderwijs zooveel mogelijk onder het toezicht en in handen van den staat brengen, de werkzaamheid der Jezuïeten in hun colleges verlammen. Een tweede aanleiding tot moeilijkheden ontstond in de ZuidAmerikaansche koloniën. In de meening, dat in een gedeelte der aan Spanje onderworpen reducties van Paraguay rijke goudmijnen te vinden waren, sloot Pombal een rui 1 verd r a g met de Spaansche regeering, waardoor 7 van deze reducties aan Portugal werden afgestaan voor een stuk van Brazilië. De Jezuieten hadden daar prachtig missiewerk verricht, de bekeerde en tot hoogere beschaving gebrachte Indianen droegen hen op de handen. De arme inboorlingen zouden naar een wilde streek van het Spaansche gebied verhuizen. Deze even dwaze als barbaarsche bepaling veroorzaakte een bloedigen oorlog met de ongelukkige Indianen. Pombal gaf de Jezuïeten de schuld van den opstand, maar vond geen korreltje goud in het verwoeste gebied, dat ten slotte weer aan de Spanjaarden werd teruggegeven. Intusschen waren de bloeiende missies der Jezuïeten vernield! Een derde gebeurtenis was een geweldige aardbeving in 1755, die een groot gedeelte van Lissabon onderst boven keerde. Dit werd een nieuwe aanleiding tot verbittering tegen de Jezuïeten, daar Pombal meende, dat zij de ramp als een straf des hemels voor zijn wetten voorstelden. Steeds werd de verhouding tusschen den minister en de Jezuieten meer en meer gespannen, toen in 1758 een aanslag op den koning gepleegd werd. De Jezuieten werden door Pombal daarin betrokken, 28 uit geheel Portugal en alle Portugeesche koloniën opgelicht en naar den Kerkelijken Staat gedeporteerd, ofwel in de kerkers van het beruchte fort St. Juliaan gesloten. Op het protest van den Paus tegen deze gewelddadige handelwijze antwoordde Pombal met den eisch om opheffing van de geheele Orde. Frankrijk volgde eenige jaren later het voorbeeld van. Portugal. Tijdens de regeering van Lodewijk XV hadden de Jezuieten een krachtige bestrijding van het Jansenisme en Gallicanisme doorgevoerd. Een van hun heftigste tegenstanders was Blaise Pascal, die in zijn „Lettres provinciales" de Orde geen aanval spaarde. Mad. de Pompadour en de minister Choiseul werkten mede tot den ondergang der Jezuieten. Een aanslag, gepleegd op Lodewijk XV, ontketende ook hier den storm. Daarbij kwam de zaak van Père Lavalette. Deze leidde de stoffelijke belangen der missie van Martinique. Hij had eigen handelschepen in de vaart gebracht tusschen Frankrijk en Zuid-Amerika en stond in betrekking met verschillende firma's in het moederland. In den Zevenjarigen Oorlog met Engeland werden zijn schepen door Engelsche kapers buitgemaakt. Père Lavalette kon aan zijn schuldeischers niet voldoen. Eenige koopheden te Marseille lokten een faillissement uit, er was een deficit van 3.000.000 francs. De zaak kwam voor het Parlement van Parijs, waar onder de juristen de meesten jansenist waren. De Orde werd aansprakelijk gesteld voor Père Lavalette en tot volledige betaling van alle schulden veroordeeld. Lavalette verdedigde zich met een beroep op de constitunën, krachtens welke de Orde niet kon verplicht worden wegens schulden van enkele harer leden. Toen betrok de rechtbank de constitutiën der Orde in het proces en begon deze aan een onderzoek te onderwerpen. Het resultaat daarvan was een vonnis. Het Parlement van Parijs veroordeelde de constitutiën als goddeloos en adviseerde de opheffing van de Orde in geheel Frankrijk. Lodewijk XV aarzelde lang met een beslissing, maar zijn minister Choiseul wist hem ten slotte in 1762 te bewegen het opheffingsdecreet te onderteekenen. De colleges der Orde werden gesloten en haar bezittingen aan den staat vervallen verklaard. In andere staten, waar Bourbons aan de regeering waren: Spanje Napels en Parma, ging het denzelfden weg op. Spanje. Karei III liet in 1767 alle Jezuieten van zijn rijk (ca. 6000 in getal) naar den Kerkelijken Staat deporteeren. In Napels verbande Ferdinand IV de leden der Orde in 1767 uit zijn land, Parma volgde het verkeerde voorbeeld in 1768. Sedert werd door alle de genoemde regeeringen, vooral van de 29 zijde van Karei III van Spanje, een heftige aandrang uitgeoefend op Paus C1 e m e n s XIV, met hel doel de algeheele opheffing van de Orde te verkrijgen. Lang heeft de Paus zich daartegen verzet, maar de dreigementen der tegenstanders werden steeds gevaarlijker. In 1773 hief Clemens XIV de Orde op. De pauselijke breve bevat echter geen vonnis, geen schuldverklaring tegen de Jezuieten, maar stelt de opheffing voor als een noodzakelijk middel om den vrede in de Kerk te herstellen. Frederik II waardeerde het opvoedingswerk der Jezuieten en het hun in zijn staten de vrijheid, Katharina II zag in hen verdedigers van de wettige overheid en steunde hen daarom; beiden beletten de afkondiging der breve en zoo bleef in deze landen de Orde bestaan. In 1814 heeft Paus Pius VII de Jezuieten weer hersteld. § 5. Het Voorspel van de Fransche Revolutie. De Vrijmetselarij. De moderne wijsbegeerte zou nooit zulk een groote macht ontwikkeld hebben, dat zij de hoofdoorzaak kon worden van de Fransche Revolutie, wanneer de Verlichting niet haar eigen organisatie had gevormd, welke gericht was tegen Kerk en Staat beiden: de Vr ij me t s e 1 ar ij. Zij is ontstaan in Engeland, oorspronkelijk in den vorm van gesloten vakorganisaties met „wijsgeerig-godsdienstige" strekking, die zich later ook met de politiek inlieten en ten slotte de moderne theorieën tot de hare maakten. Ook in Duitschland vormde zich een dergelijk geheim genootschap. In 1717 sloten beiden een fusie, de zgn. Groote Loge van Londen. Haar beginselen werden omschreven in de Constitutie van Anderson, 1723. De hoofdstrekking daarvan is deze: 1. De ontkenning van de Openbaring, van elk dogma, van alle kerkelijk gezag. 2. De geheele wereld wordt beschouwd als één groote republiek, waarin elk volk een gezin en elk mensch een kind is, en het gezag niet op God teruggaat. 3. Alle vrijmetselaars zijn gebonden aan de wet van de humaniteit, welke de tien geboden vervangt. 4. Binnen de loge bestaat volslagen gelijkheid en broederschap. 5. Een strenge geheimhouding omtrent de plannen en werkelijke bedoelingen wordt aan de leden opgelegd. 30 Toen de Fransche Revolutie uitbrak, was de Vrijmetselarij over alle landen van Europa vertakt; zij had het karakter aangenomen van een tegen-Kerk, wat zij nog heden handhaaft, want vooral tegen Rome richtte zij haar actie. De Paus is, onder alle regeerende vorsten, de eenige geweest, die gewaarschuwd heeft. Clemens XII heeft de dwalingen van de Vrijmetselarij in 1738 veroordeeld, een uitspraak, die nog altijd van kracht is en later meer dan eens werd hernieuwd. Maar men heeft in de achttiende eeuw niet naar het woord van den H. Stoel geluisterd, tot groot ongeluk van de volkeren. De toestand in Frankrijk liet veel te wenschen over. Lodewijk XVI, 1774—1793, een vorst van voorbeeldig leven en bezield met de beste bedoelingen voor het algemeen welzijn, miste de vereischte energie en bekwaamheid om als hervormer op te treden. De burgerij had geen invloed op de regeering. Sedert 1614 waren er geen Etats-Généraux meer bijeengeroepen. De instelling van de lettres de cachet was algemeen gehaat. Adel en geestelijkheid genoten tal van standsvoorrechten. De hooge ambten waren in hun hand. De adel was voor de wet vrijgesteld van directe belastingen. De geestelijkheid had deze afgekocht, maar daar stond tegenover, dat op de Kerk de zorg drukte voor het onderwijs en de ziekenverpleging. De derde stand had het grootste deel der belastingen op te brengen, maar onder de burgerij was ook de welvaart het grootst. De boer was onderworpen aan talrijke en willekeurige feodale rechten. Daar heerschte in staat en maatschappij veel onrecht en tal van toestanden waren verouderd. Over het algemeen was toch het peil van" welvaart in Frankrijk op zulke hoogte gebleven, dat uit de heer- . schende malaise alleen de uitbarsting van de revolutie niet verklaarbaar is. De denkbeelden van de Verlichting, onder de geheime leiding van de Vrijmetselarij, zijn de groote drijfkracht geweest; de omstandigheden hebben alleen de ramp van 1789 mee in de hand gewerkt. De Financiën. De schuldenlast was tot vier milhard gestegen. Lodewijk XVI heeft getoond niet blind te zijn voor Frankrijk's toestand. Nog in 1774 benoemde hij T u r g o t tot controleurgénéral des finances. Turgot was een aanhanger der „verlichte" theorieën en het physiocratisme, de tegenstelling van het colbertisme. Het Colbertisme gaat uit van de gedachte, dat het welzijn van een volk 3i het meest bevorderd wordt, wanneer de regeering handel en n ij verheid steunt en beschermt, omdat, waar deze bloeien, veel geld in het land komt (protectionisme). Het Physiocratisme daarentegen verkondigt de theorie, dat de rijkdom van een staat ligt inde vruchtbaarheid van zijn land. Omdat de landbouw de meest natuurlijke bezigheid van den mensen is, moet deze Ook het meest door de regeering bevorderd worden, want daarin is het toppunt van welvaart te vinden. Turgot voerde allerlei hervormingen in, die overwegend in het belang van den tiers-état uitvielen. Zijn belangrijkste maatregelen waren de opheffing van de binnenlandsche tollinie en van de gilden. De adel was op hem gebeten, het hof belasterde hem, Marie Antoinette, de gemalin van Lodewijk XVI, jong en onervaren, geloofde de krasse beschuldigingen van haar omgeving en de koning, weinig zelfstandig, gaf toe. In 1776 werd Turgot ontslagen. Necker verving hem. In 1781 publiceert deze minister een compte-rendu, een staat van inkomsten en uitgaven, waarin hij intusschen den stand van zaken gunstiger voorstelde, dan deze in werkelijkheid was. Zijn doel was daardoor de publieke opinie voor zich te winnen, maar het hof nam hem zijn optreden zeer kwalijk. Lodewijk XVI zette hem uit de regeering. Op den duur hepen de rijksfinanciën zoo in de war, dat Necker in 1787 weer minister werd. Op zijn advies riep de koning de EtatsGénéraux bijeen, niet om verandering te brengen in den regeeringsvorm, maar om met hen in overleg te treden over het herstel van het financieel evenwicht. Op den vooravond van de groote revolutie stond de koninklijke regeering er niet sterk voor. Het gezag van de króón was bovendien verzwakt door de impopulariteit van Marie Antoinette. De koningin is het eerste slachtoffer van de revolutie geweest, reeds vóór deze eigenlijk tot uitbarsting kwam (1'affaire du collier). De regeering verwachtte van de bijeenroeping der Staten-Generaal het herstel van haar gezag. Zij vermoedde niet, dat haar besluit de geboorteakte was van de anarchie. looneel der eeuwen II. 3 NIEUWSTE GESCHIEDENIS. EERSTE HOOFDSTUK. DE FRANSCHE REVOLUTIE. Algemeen Overzicht. De Etats-Généraux komen het eerst in verzet tegen het wettig gezag. De Constituante matigt zich de wetgevende macht aan. Dat voorbeeld lokte de straat-revolutie uit. Lodewijk XVI weet de monarchale macht niet te handhaven, sedert 1789 verkeert Frankrijk in een toestand van anarchie, welke voortduurt tot het optreden van Bonaparte. De instellingen van het Ancien Régime zijn afgeschaft, maar de invoering van den grondwettelijken regeeringsvorm wordt niet gevolgd door het herstel van een geordend gezag. De revolutie keert zich ook tegen de Kerk, schendt haar rechten en deinst voor de kerkvervolging niet terug. Het gevolg van deze ontwikkeling der gebeurtenissen is, dat Frankrijk in 179a beheerscht wordt door den strijd tusschen de partijen en in oorlog raakt met het buitenland. Alleen door middel van ongehoorde dwingelandij weten de Jacobijnen te zegevieren, Robespierre wordt de dictator van deze partij tijdens het Schrikbewind. Zijn val brengt een oogenblik verademing, maar ook na 1795 blijft de anarchie voortduren. De revolutie is niet in staat een geordend gezag te herstellen. Zoodoende vond Bonaparte de gelegenheid voor de grondvesting van een militaire dictatuur, steunend op het leger na een reeks van zegevierende veldtochten. § 1. De Parlementaire Revolutie. Onder de heftigste opwinding hebben in het voorjaar van 1789 de verkiezingen plaats voor de Etats-Généraux. Honderden pamfletten doen de ronde onder het volk. Een der meest bekende brochures van dezen tijd is die van Siéyès: Qu'est-ce-que le Tiers-Etat? Rien! Qu'est-ce-qu'il doit être? Tout! Qu'est-ce-qu'il veut être? Quelque-chose! Ook een pamflet vanCamille Desmoulins „La France libre" maakte veel opgang. 33 Het kiesrecht, pas ingevoerd, was vrij uitgebreid. De leden van den adel en de geestelijkheid hadden het directe stemrecht, die van den derden stand het getrapte kiesrecht, met als grondslag den 25-jarigen leeftijd en een minimum-bijdrage in de directe belastingen. De regeering stond voor de moeilijke vraag het ceremonieel van de vergadering der afgevaardigden vast te stellen. De vraag ontstond, hoeveel leden zouden bijeenkomen, of elke stand afzonderlijk zou vergaderen, of men zou invoeren le vote par tête of le vote par ordre. Siéyès maakte in zijn brochure propaganda voor gemeenschappelijke vergadering en hoofdelijke stemming, mits de derde stand evenveel afgevaardigden zou krijgen als de beide andere samen. De regeering stelde het aantal leden vast op 300 uit den adel, 300 uit de geestelijkheid en 600 uit den tiers-état. Over de wijze van vergaderen nam .zij geen beslissing. De cahiers. De gekozen afgevaardigden kregen van hun kiezers mee cahiers, d.w.z. lijsten van klachten en grieven. Deze zijn bijna alle bewaard gebleven en werpen een helder licht op den toestand van Frankrijk. De zware lasten zijn het voorwerp van de meeste grieven. De derde stand eischte vooral vrijheid van drukpers, afschaffing der feodale rechten en gelijke belastingplicht voor alle standen. Alle drie de standen verklaren zich tegenstanders van de absolute monarchie. De regeering greep bij de verkiezingen niet in. Nooit hebben deze in grootere vrijheid plaats gehad dan in 1789. Dat was een ernstige fout van het gezag, want niemand bezat van zulk een gebeuren eenige ervaring. De vrijmetselarij heeft er voor haar organisatie partij van getrokken. De uitslag beantwoordde aan haar doel, zij droeg de overwinning weg. Ook daarom is de standen-vertegenwoordiging van de Etats-Généraux niet een volksvertegenwoordiging, maar het succes van een sterke minderheid, die door haar agitatie den machtigsten invloed op de kiezers wist uit te oefenen. De meerderheid van het Fransche volk was de dwalingen van de Verlichting niet toegedaan, wat later, tijdens de kerkvervolging, overduidelijk gebleken is. Etats-Généraux. 5 M e i 1789 werden de Etats-Généraux te Versailles geopend. Lodewijk XVI presideerde. Necker hield een lange, weinig belovende redevoering. In de volgende weken kwam aan de orde het onderzoek der geloofsbrieven. Adel en geestelijkheid gingen afzonderlijk vergaderen, de tiers-état bleef zoodoende van zelf alleen staan. Maar deze was daarvan niet gediend. Hij wilde, dat de geloofsbrieven in een gezamenlijke vergadering zouden worden onderzocht. Nationale Vergadering, 17 Juni 1789. Er volgden onderhandelingen tusschen de drie standen, die niet erg vlotten. Eenige democratisch gezinde edelen en geestelijken sluiten zich uit eigen beweging 34 aan bij den derden stand, die nu het grootst aantal leden telt. 17 Juni 1789 nam deze vergadering het besluit zich te verklaren tot Assemblée Nationale. Daardoor gaf zij te kennen desnoods buiten de andere twee standen om, de regeeringszaken te Zullen aanpakken. De hofpartij, die met leede oogen dit eigenmachtig optreden gadesloeg, wist den koning te overreden om tusschenbeide te komen. Toen nu de afgevaardigden van den derden stand 20 Juni wilden vergaderen, vonden zij de deuren van hun zaal gesloten en bewaakt. De bevelvoerende officier deelde hun mede, dat deze in orde moest gebracht worden voor een séance royale. Assemblée nationale constituante, 20 Juni 1789. Toen trokken de afgevaardigden naar de nabijgelegen salie du jeu de p a u m e. Daar vergaderen zij. B a i 11 y is voorzitter. Daar leggen zij den eed af niet uiteen te gaan, vóór zij Frankrijk een constitutie zullen gegeven hebben: een revolutionnaire daad, een rechtstreeksche aanslag op de absolute monarchie, want de koning had de vergadering bijeengeroepen om de financiën te regelen en niet om een grondwet te maken. Zoo ontstond de Assemblée nationale constituante, kortweg Constituante genoemd. Koninklijke zitting. 23 Juni had de séance royale plaats. Necker, die de gezamenlijke vergadering der standen gewenscht had, woonde de koninklijke zitting niet bij. Lodewijk XVI voerde het woord en gaf als zijn koninklijken wil te kennen, dat er in den regel afzonderlijk zou vergaderd worden en alleen nu en dan gezamenlijk. Hij besloot met de woorden: „Ik gelast de heeren nu uiteen te gaan en morgen ieder in zijn afzonderlijke zaal te vergaderen." Allen gingen heen, maar de tiers-état bleef. Zij beschouwden de plechtigheid als afgeloopen en wilden hun werkzaamheden voortzetten. De koninklijke ceremoniemeester stelde hun de vraag: „Messieurs, vous avez entendu 1'ordre du roi?" Waarop Bailly met eenige andere leden even confereerde. Mirabeau antwoordde daarna, dat men het bevel wel degelijk gehoord had, maar dat de ceremoniemeester in de vergadering niets te zeggen had: „Allez dire a ceux qui vous envoient, que nous sommes ici par la volonté du peuple et qu'on ne nous en arrachera que par la force des baïonnettes." Lodewijk XVI gedroeg zich tegenover het geval weinig koninklijk. Op het rapport van den ceremoniemeester antwoordde hij: „lis veulent rester. Eh bien, qu'on les laissel" Zeer laconiek en zeer waar merkte Siéyès in de vergadering op: „Nous sommes maintenant ce que nous étions hier. Délibérons." 35 De tiers-état stelde dus zijn gezag boven dat van den koning, de revolutie had reeds het hoofd opgestoken, de koning liet gebeuren. - Lodewijk XVI laat de beide andere standen in den loop der volgende weken aansporen zich aan te sluiten bij den derden stand, zoodat er één gezamenlijke vergadering tot stand komt, waarin alle leden gemeenschappelijk zitting hebben. § 2. De Straat-Revolutie. Het Palais Royal. De hofpartij en de hooge adel maakten zich intusschen niet ten onrechte ongerust over het aanmatigend optreden van de Constituante. Men wist Lodewijk XVI er toe te bewegen eenige vertrouwde regimenten, uit Duitschers bestaande, bij Versailles samen te trekken. Dat veroorzaakte heftige opwinding onder de bevolking van Parijs, die dagin dag uit door agitatiein onrust gehouden werd. De hertog van Orleans, achterkleinzoon van den regent, had daarin de hand. Hij is een der laaghartigste figuren uit de Fransche revolutie. In Parijs had hij een groote bezitting, het palais royal. Zijn tuinen verhuurde hij voor café's en winkels, in een galerij erbij gelegen werden geregeld volksbijeenkomsten gehouden en opruiende redevoeringen afgestoken. De hertog gaf zich uit voor democraat en noemde zich Philippe Égalité. Groote populariteit verwierf zich een jong advocaat uit Zuid-Frankrijk, C a m i 11 e Desmoulins, die als volksredenaar een buitengewoon succes had en het volk er toe bracht een algemeen insigne aan te nemen, la cocarde verte, waarvoor de kastanjeboomen kaal geplunderd werden, maar die later vervangen is door la cocarde tricolore (rood en blauw, de Parijsche kleuren; wit, de kleur der Bourbons). Ook de hooge broodprijzen droegen er toe bij de algemeene ontevredenheid nog te doen stijgen. Daar komt, 12 Juli, te Parijs het bericht, dat Necker is ontslagen en een paar meer reactionnaire ministers zijn benoemd. Hij was de eenige persoon aan het hof, die onder de bevolking populair was. Men geloofde, dat hij tot aftreden gedwongen werd, opdat de koning vrijer en krachtiger tegen de Constituante zou kunnen te werk gaan. De opwinding bij het palais royal bereikte haar toppunt. De menigte droeg 's avonds de buste van Necker in triumf door de stad. Wapenmagazijnen en geweerwinkels worden bestormd. De burgerij, bevreesd voor een algemeene plundering door het grauw, steekt de koppen bijeen en komt tot de oprichting van „la garde nationale". De Bastille. Dan, 14 Juli, als heel Parijs in de macht der anarchie is, klinkt ergens uit een hoop volk de kreet: „a la B a s t i 11 e !!" 36 Dat was de staatsgevangenis, het symbool van de willekeurige, absolute monarchie in de oogen van het volk. Honderd gruwelverhalen deden daar- Camille Desmoulins spreekt het volk toe in den tuin van het Palais Royal (ia Juli 1789). (Naar B«uux. over de ronde, sterk overdreven, maar geloofd. De garde nationale doet mee met het gepeupel, allerwegen luidt de stormklok, van alle kanten komen uit de 37 voorsteden van Parijs drommen gewapenden opzetten, het beleg van de gehate veste begon. Het plan voor den aanval was in 't geheim voorbereid. Ben klein garnizoen, veteranen en Zwitsers, verdedigt het kasteel een tijdlang onder De L a u n a y. Na een paar uur drong de menigte binnen de poorten. Met groote moeite is de bezetting gedeeltelijk gered, maar de commandant is vermoord. Zijn hoofd werd op een piek rondgedragen. Twee dagen later legde Lodewijk XVI zich neer bij het gebeurde. Necker wordt teruggeroepen. De koning bracht persoonlijk een officieel bezoek aan Parijs, waar men hem met stilzwijgen ontving. „Le silence des peuples est la lecon des rois", merkte Mirabeau later veelbeteekenend op. B a i 11 y, de maire van de hoofdstad, ontving Lodewijk op het stadhuis, en daar verscheen ook La Fayette, de commandant van de garde nationale. Verder blijft het tamelijk kalm. De Bastille is later gesloopt (Place de la Bastille). Het einde van de onbeperkte monarchie. Op zichzelf zou de gebeurtenis van 14 Juli niet van zoo groote beteekenis geweest zijn, indien haar gevolgen niet van diep ingrijpenden aard waren gebleken. Had Lodewijk krachtig zijn gezag gehandhaafd en' de revolutie een nederlaag, zij het een bloedige, toegebracht, de bestorming van de Bastille zou slechts den voorbij gaanden indruk van een straatoproer gemaakt hebben. Maar nu gevoelde geheel Europa, dat dit het eerste geslaagd verzet was tegen de absolute monarchie en op het platteland van Frankrijk lag het koninklijk gezag als met één slag vergruizeld ter neer. La grande peur. In de volgende weken begint in de provinciën een geweldige beweging. Bijna overal vatte het volk, onder den indruk van een waanzinnige, listig opgewekte vrees voor denkbeeldige roovers („la grande peur") de wapens op. De boeren komen in vollen opstand tegen den adel, wiens kasteelen worden verwoest onder de grootste gruwelen. Emigratie. Een groot deel van den adel, o.a. de graaf van Artois, 's konings broeder, en de prinsen van Condé verlaten het land; de emigratie begint. Een toestand van volslagen anarchie treedt in. Niemand stoort zich aan wetten, belastingen, ambtenaren. Met de autoriteit van den koning wordt geen rekening meer gehouden. Ook de Constituante stond machteloos. Zij benoemde een commissie om rapport uit te brengen over het gebeurde op het platteland. In het begin van Augustus komt dit aan de orde in de vergadering. Het eindigde met het advies om de boeren aan te zeggen, zich voorloopig te kwijten van alle plichten en belastingen, totdat daaromtrent eenig besluit zou genomen zijn. Maar de meerderheid der vergadering begreep, dat deze maatregel al heel weinig uitwerking zou hebben. Op den avond van den 4den 38 Augustus deden toen eenige leden uit den adel het aanbod afstand te doen van al hun voorrechten. Dit voorbeeld deed een algemeene, maar onbezonnen geestdrift ontstaan. Het werd een wedstrijd van de bevoorrechte standen, wie het meest vrijgevig zijn privilegiën zou laten varen. Afschaffing der feodale rechten, 4—5 Aug. Den geheelen nacht van 4 op 5 Augustus (Nuit des sacrifices) duurde de zitting voort, onder steeds stijgend enthousiasme, een reeks van Spotprent op de afschaffing der ridderorden, dezen moesten op het stadhuis worden ingeleverd. afschaffingsbesluiten werd genomen, maar niemand dacht er aan iets anders in te voeren in de plaats van het oude. De genomen besluiten zijn: 1°. Opheffing van alle heerlijke rechten, die bestaan uit dienstprestatiën, bijv. het onderhoud van wegen, het binnenhalen van den oogst. 20. Het jachtrecht wordt afgeschaft. 3°. De afzonderlijke rechtspraak der beide eerste standen verdwijnt. 40. De vrijstelling van belasting voor adel en geestelijkheid vervalt. 50. Afkoopbaar gesteld worden alle heerlijke rechten, die bestaan in de opbrengst van geld of naturalia aan de heeren. In de hofkringen steeg intusschen de bezorgdheid over de dreigende ontwikkeling der gebeurtenissen. Marie Antoinette en 39 's konings oudste broeder, de graaf van Provence, veroordeelden de inderdaad onverdedigbare zwakheid van Lodewijk XVI. Te Parijs waren bovendien de toestanden verontrustend. De prijzen van de eerste levensmiddelen bleven veel te hoog, de toevoer uit de provincie stokte tengevolge van de daar heerschende verwarring, opstootjes in de markthallen van de stad waren aan de orde van den dag. Toen had er te Versailles een gebeurtenis plaats, die de algemeene aanT dacht trok. i October 1789 kwam er een nieuw garderegiment in garnizoen. De vertrekkende officieren, allen adellijke heeren, boden hun nieuwaangekomen wapenbroeders een diner aan. Toen de feestvreugde het toppunt had bereikt, verschenen de koning en de koningin in de zaal, een algemeen enthousiasme ontstond, verklaringen van trouw volgden, in de opwinding van het oogenblik werd de cocarde tricolore onder den voet getreden en bedreigingen geuit tegen de Constituante. Wat daar gebeurde, lekte uit. De koninklijke officieren genoten in overvloed, het volk leed honger! In de straatpers kon men lezen, dat Lodewijk XVI middelen als deze betooging te baat nam, om het leger op zijn hand te krijgen, het volk te beleedigen, met geweld op te treden. 5 en 6 October. 5 October was Parijs getuige van een zonderling schouwspel. Een troep vrouwen uit de markthallen, „les dames de la halle", trekt door de straten, de trom voorop, begeleidend het eentonig geschreeuw van „Du Pain". In het palais royal van Égalité verzamelt zich een opgewonden menigte. Daar wordt het voorstel gedaan om naar Versailles te marcheeren en den koning zijn nood te klagen. La Fayette brengt de garde nationale op de been, kan echter het volk niet tegenhouden, gaat dan ook naar Versailles met zijn compagnieën. Onderweg worden eenige bakkerswinkels buiten Parijs door het tierend gepeupel geplunderd. Tegen den avond slaat de menigte een soort van kampement op voor het koninklijk paleis, waarvan de poorten bewaakt bleken. Alles scheen rustig, maar in den nacht van 5 op 6 October doet een kleine groep opgeruide mannen een aanval op het kasteel. Égalité werd beschuldigd er de hand in gehad te hebben, maar dit is onzeker. Door een geheime poort dringen de samenzweerders binnen en trachten in de koninklijke vertrekken te komen. De Zwitsers verdedigen de toegangen daarheen, La Fayette snelt toe en drijft de aanvallers weg. Het klaarblijkelijk opzet om den koning te vermoorden, mislukt. Den volgenden morgen eischt de menigte, dat de koninklijke familie zich met haar naar Parijs zal begeven, want dan kan voortaan de koning niet meer bedrogen worden door de gewantrouwde omgeving van het hof. Lodewijk XVI, een onvergeeflijke fout, stemt toe. Marie Antoinette, de kinderen, hij zelf, stappen in een koets; omstuwd door de garde nationale en de 40 vrouwen uit het volk, gaat het rijtuig naar Parijs: „Nous ramenons le boulanger, Ja boulangère et le petit mitron." Optocht der „dames de la halle" naar Versailles, Oct. 1789. (Naar Ary Scheg».) Sedert was de koning zijn vrijheid kwijt. Het hof en de Constituante worden ook naar Parijs overgebracht. De invloed van het Parijsche gepeupel op de be- 41 sluiten dier vergadering werd daardoor veel grooter. De regeering kwam onder controle van de revolutie. De gevolgen daarvan zijn niet uitgebleven. Het najaar van 1789 verliep verder zonder belangrijke gebeurtenissen. Ge- Aankomst van de koninklijke familie te Parijs (6 Oct. 1789). (Naar Pritur.j durende deze maanden van betrekkelijke kalmte zette de Constituante haar werk geregeld voort. De besluiten van 1789 en 1790 hebben vooral betrekking op de nieuwe constitutie. 43 § 3* Het werk van de Constituante. De Jacobijnen. In de Constituante waren de verdedigers van de onbeperkte koninklijke macht en van de rechten der Kerk van den beginne af aan in de minderheid. De meerderheid verlangde een grondwet en wilde de denkbeelden van de Verlichting in toepassing brengen. De theorieën van Voltaire, Montesquieu en Rousseau oefenden grooten invloed op de besluiten der vergadering. Bepaalde partijen waren er niet. De eerste politieke clubs zijn geweest die van de Jacobijnenen van de Cordeliers. De Jacobijnen stonden in nauwe relatie met de Vrijmetselarij. Van Parijs uit werden in bijna alle steden aangesloten clubs opgericht, die het wachtwoord ontvingen uit de hoofdstad. Door deze organisatie kregen de Jacobijnen grootere macht in het land dan de Constituante. Zij waren tegenstanders van het koningschap als zoodanig, al wilden zij aanvankelijk de persoon van Lodewijk XVI nog ontzien. Robespierre was een der oudste leden. De club der Cordeliers was ronduit de republikeinsche idee toegedaan. Zij werd gesticht door Danton en Camille Desmoulins. De Kerk had van deze weldra machtige clubs niets dan vijandschap te verwachten. In de Constituante heerschte dikwijls een grenzenlooze verwarring, het gevolg van een volslagen gemis aan parlementaire ervaring: de meeste afgevaardigden hadden nooit iets te maken gehad met het bestuur. Sedert de verhuizing naar Parijs werden vele besluiten genomen onder den invloed van het publiek op de tribune, dat de vergadering overschreeuwde, niet zelden bedreigde. La Déclaration. Na de nachtelijke zitting van 4—5 Augustus begon de Constituante aan de behandeling van de grondwet. Op voorstel van La Fayette ging daaraan vooraf een beginselverklaring omtrent de rechten van den burger. Mirabeau, de knapste redenaar en staatsman van de vergadering, maar geminacht om zijn zedeloos leven, had er tegen gewaarschuwd. Hij voorzag en vreesde de gewelddadige revolutie, al was hij een voorstander van een van boven af geleide, ordelijke omwenteling. Hij vond het beter den Pranschen burger eerst zijn plichten voor te houden zonder.hem te misleiden door allerlei schoone en vage beloften. Maar Mirabeau bezat het vertrouwen der vergadering niet. De Constituante besloot dus tot de afkondiging van La déclaration des droits de 1'homme et du citoyen: 43 PREAMBULE " Les Représentants du Peuple francais, constitués en Assemblée nationale, considérant que 1'ignorance, 1'oubli ou le mépris des droits de 1'bomme sont les seules causes dés malheurs publics et de la corruption des gouvernements, ont résolu d'exposer, dans une Déclaration solennelle, les droits naturels, inaliénables et sacrés, de 1'homme, afin que cette Déclaration, constamment présente a tous les membres du eorps social, leür rappelle sans cesse leurs droits et leurs devoirs; afin que les actes du pouvoïr législatif et ceux du pouvoir exécutif, pouvant être achaque instant comparésavec le butde touie institution politique, en soient plus respectés; afin que les réclamations des citoyens, fondées désormais sur des principes simples et incontestables, tournent toujours au mainlien de la Constitution et au bonheur de tous. En conséquence, 1'Assemblée nationale reconnalt et déclare, én présence et sous lés auspices de 1'Être suprème, les droits suivants de 1'homme et du citoyen. Op het hierboven gereproduceerde vignet stelt de vrouw voor: Frankrijk, dat zijn ketens verbreekt; de engel stelt de Wet voor; in het midden „het Oog der Rede". Art. i. Alle menschen zijn en blijven vrij en gelijk in rechten. Art. 3. Alle soevereiniteit berust in beginsel en uitsluitend bij het volk. Art. 6. De wet is de uitdrukking van den volkswil en vertegenwoordigt als zoodanig het hoogste gezag. Alle burgers hebben het recht mee te werken aan de samenstelling der wetten. Art. iq. Niemand moet worden lastig gevallen wegens zijn overtuiging, ook niet om zijn geloof, mits de uiting naar buiten niet verstoort de publieke orde, gevestigd door de wet. Art. 11. Vrijheid van het woord en persvrijheid zijn een recht van den burger, behoudens de voorschriften van de wet, waardoor misbruik wordt tegengegaan. 44 Deze beginselverklaring berustte op de theorieën van de Verlichting en was in haar wezen deïstisch. Dit blijkt uit het slot van den aanhef: „En conséquence, 1'Assemblée nationale reconnait et déclare, en p r ésence et sous les auspices de l*Etre suprème, les droits suivants de 1'homme et du citoyen." De invloed van de declaratie werkt nog heden ten dage door. De Vrijmetselarij beschouwt haar als de grondwet van de humaniteit, de anticlericalen in Frankrijk stellen haar in de plaats van het Evangelie. De Grondwet. De Constituante heeft aan Frankrijk een zeer slechte grondwet gegeven. Overeenkomstig de theorieën van Montesquieu voerde men door de splitsing van de wetgevende en de uitvoerende macht. I. De wetgevende macht berust bij de volksvertegenwoordiging, welke zou bestaan uit één Kamer, de Législative. Van een Eerste Kamer wilde men niet weten als te aristocratisch. De koning verkrijgt alleen het recht om zijn veto uit te spreken tegen genomen besluiten. Er is lang gedebatteerd over een „véto a b s o1 u" (Mirabeau), waardoor een wet eenvoudig ingetrokken zou worden, danwel een „véto suspensif". Het laatste werd aangenomen, zoodat Lodewijk XVI gedurende vier jaar de uitvoering van een wet kon tegenhouden. Toen de koning de bekrachtiging van de Déclaration weigerde, gaf het Palais Royal daarop zijn antwoord door de journées van 4—6 October. Daarna zwichtte Lodewijk. Dat was al een onheilspellend voorteeken. II. De uitvoerende macht heette te berusten bij den koning, maar feitelijk kwam zij onder toezicht van de Législative. De vorst wordt genoemd „le suprème agent de la Nation, le premier serviteur de la Loi", d. w. z. dat in rangorde de soevereiniteit berust bij la Nation, la Loi, le Roi, zoodat het koningschap op de derde plaats komt. De soevereine macht werd dan ook zoo besnoeid, dat er weinig van overbleef en de republiek in den monarchalen regeeringsvorm ingeplant was. Er staat in de grondwet beter te lezen, waartoe de koning niet bevoegd was, dan wat hem van de regeering wel werd overgelaten: 1. De koning mag de Kamer niet ontbinden, derhalve geen beroep doen op het volk; de vertegenwoordiging vergadert permanent. 2. De koning mag geen Kamer-lid tot minister benoemen; daardoor wordt het overwicht van de vertegenwoordiging nog versterkt. 3. De Législative zal de hooge ambtenaren benoemen; de koning moet maar zien hoe hij met hen regeert. 4. De Législative zal voor twee jaar gekozen worden; deze termijn is te 45 kort voor een goede wetgeving, de invloed der verkiezingen is te groot. III. Het kiesrecht werd, in strijd met de déclaration, alleen gegeven aan de bourgeoisie. Men moest een vrij hooge belasting betalen om kiezer te kannen zijn. IV. De oude indeeling in provinciën is afgeschaft en vervangen door een verdeeling in 83 departementen, welke nog heden van kracht is. Assignaten. De nood van de schatkist was sedert Mei 1789 even nijpend gebleven. Daarom besloot de Constituante de kerkelijke: goederen tot staatseigendom te verklaren en te doen dienen tot: onderpand voor de uitgifte van bankbiljetten, de assignaten.. Er is echter van dit papieren geld zooveel in omloop gebracht, dat de koers voortdurend daalde en de assignaten na eenige jaren waardeloos werden *). La Fête de la Fédération. 14 Juli 1790, een jaar na de bestorming van de Bastille, is op het Champ de Mars te Parijs gevierd een verbroederingsfeest, la Fête de la Fédération,. zooals er toen in Frankrijk in tal van plaatsen gehouden zijn. In tegenwoordigheid van duizenden legde Lodewijk XVI den eed af,, dat hij de nog onvoltooide grondwet zou handhaven. Deze vredetusschen de partijen was slechts schijn. De revolutionnaire pers zette dagelijks haar afbrekend werk voort. Bladen als 1'Ami du P e u p 1 e van Marat, Le Père Duchesne van H é b e r t vergiftigden de publieke opinie. § 4. La Constitution Civile du Clergé. De Kerk en de Revolutie. Evenmin als het staatsgezag stond het kerkelijk gezag sterk bij het begin van de Fransche revolutie Onmiskenbaar verkeert de Kerk in Frankrijk in de tweede helft van de achttiende eeuw in een periode van inzinking: 1. Het gezag van den Paus had sterk geleden door het Gallicanisme, de vijandschap van het Jansenisme en de Encyclopedisten. 2. Door de opheffing van de Orde der Jezuieten, niettegenstaande 1) Alleen de Constituante heeft voor 1800 millioen in omloop gebracht in drie uitgiften. De koers van het papieren geld had het volgend verloop: in 1790, 95°/0; in 1791, 84°/8; in 1792, 61%; in 1793, 2i°/0; daarna, nihil» 46 de voorafgaande, dringende waarschuwing der Fransche bisschoppen, verloor de Kerk haar beste verdediging tegen de moderne wijsbegeerte. 3. Het ontbrak aan een katholiek leider tegenover Voltaire, Rousseau en de Vrijmetselarij. 4. De lagere geestelijkheid, de pastoors vooral, waren verbitterd over de voorrechten der hooge prelaten; daardoor ontstond onder de dienaren van de Kerk een aparte tiers état. De Cahiers bewijzen dat. Bij de verkiezingen voor de Etats-Généraux werden 208 pastoors gekozen tegenover 47 bisschoppen. Het was deze tiers-état, die zich aansloot bij de tiers-état uit de burgerij en de parlementaire revolutie mogelijk maakte. Te goeder trouw verwachtte de lagere geestelijkheid de invoering van de constitutioneele monarchie en verbetering van de toestanden in de Kerk. Zij bedoelde het goed, maar begreep het gevaar, dat in de revolutie school, aanvankelijk niet. Weldra zou blijken, dat de strijd van de Revolutie tegen het gezag op de eerste plaats was een aanval op de Kerk. De Constituante begon — en dat doet de kerkvervolging altijd — met de geestelijkheid en de haar toevertrouwde instellingen doodarm te maken. L In de nachtelijke zitting van 4—5 Augustus gingen de heerlijke rechten verloren, de stand der geestelijkheid verdween voor de wet. II. 11 Augustus deed de Kerk vrijwillig afstand van haar tienden ter wille van den vrede. Over de tienden is een merkwaardig debat gevoerd tusschen Siéyès en Mirabeau. Siéyès verdedigde vergeefs de afkoopbaarheid; Mirabeau, een vijand van de Kerk, vond, dat de staat kon zorgen voor het onderhoud der geestelijkheid, hij bepleitte salaris voor „les officiers de pohce et d'instruction," d. i. voor de priesters. Dat was reeds de aankondiging van de Constitution civile du clergél Zonder succes verweet Siéyès aan de Constituante haar onrechtvaardigheid: „Vous voulez être libres, vous ne savez pas être justes." III. Het eenige wat de Kerk nog behouden had van haar voormalige rechten, viel weg door artikel 10 van de Déclaration, waarin het kathohcisme gel ij k gesteld werd met alle andere godsdiensten. De Kerk kon voortaan niet meer rekenen op de bescherming van den Staat, zij werd geplaatst onder de gewone wetgeving. IV. 2 November 1789 (Allerzielendag!) neemt de Constituante de wet aan op de saecularisatie der kerkelijke goederen, op initiatief 47 van Talieyrand, Mirabeau en Barnave 1). In het voorjaar van 1790 volgt de opheffing van de nu toch al doodarme kloosterorden. Deze wetten vormden een dubbele s a e c u 1 a r i s a t i e: van de goederen en van de orden beiden. Frankrijk was toen voor 't eerst getuige van de hatelijke inventarisatie der kloosters. In de wet stond, dat uitgetreden kloosterlingen een staatspensioen zouden krijgen. Maar slechts bij uitzondering gaan zij op het aanbod in. Zij verkozen de armoede boven het verbreken van hun geloften. Vooral de opofferende houding der zusters was heldhaftig. De revolutie leed tegen de kloosters haar eerste nederlaag: de kloosterlingen bleven trouw aan de Kerk. Zij zouden ook het martelaarsschap niet vreezen! In het najaar van 1790 was er van het Fransche kloosterwezen nog slechts een ruïne over. Het was in 1790 al zoo ver gekomen, dat aan de Kerk ontnomen waren eerst haar privilegiën, toen haar goederen; daarna komt de aanval op haar zelfstandigheid, het begin van de kerkvervolging. De Saecularisatie van de Geestelijkheid. Onder het valsche voorwendsel de Fransche Kerk te willen hervormen vertrouwde de Constituante de wetgeving voor de verhouding tusschen Staat en Kerk toe aan een Comité Ecclésiastique. De voorzitter was Treilhard, de meerderheid bestond uit Jansenistische advokaten. De geest van het Comité was die van Voltaire en de Encyclopedisten. De wet gold voor hen als het hoogste gezag, met den Paus en de bisschoppen werd geen rekening gehouden. In den zomer van 1790 is het ontwerp van het Comité, onder den titel La Constitution Civile du Clergé, door de Constituante aangenomen: 1. De bisschoppen en pastoors zullen gekozen worden volgens de kieswet, ook niet-katholieken en vrijdenkers stemmen dus mee. 2. Geen kerk of parochie mag een beroep doen op een bisschop, r e s ideerende onder het gezag van een vreemde mogendheid, d.w.z. op den Paus. 3. De bisschoppen mogen geen betrekkingen onderhouden met den H. Stoel. 4. De priesters worden staatsambtenaren, overeenkomstig het denkbeeld van Mirabeau. Van het pauselijk primaat bleef in deze wetgeving niets over, evenmin van 1) Talleyrand, bisschop van Autun, was een renegaat, Mirabeau een anticlericaal rationalist, Barnave een sectarisch protestant. Tooneel der eeuwen II. 4 48 de kerkelijke hiërarchie. Het was geen hervorming van de Kerk, het doel was de Kerk te onderwerpen aan de willekeur van de revolutie. De Eed op de Grondwet. Toen de uitvoering van de wet afstuitte op het lijdelijk verzet van de geestelijkheid, volgde een decreet van de Constituante, waarbij de priesters gedwongen werden in het pubhek (op een Zondag, na de Hoogmis) den eed af te leggen op de grondwet en daarmee op de Constitution Civile, op straffe van hun ambt en hun burgerrechten te verliezen. De Constituante eischte van Lodewijk XVI de bekrachtiging van de Constitution Civile. Paus Pius VI had nog geen definitief oordeel uitgesproken, het ontbrak den koning aan vastberaden raadgevers, zijn besluiteloosheid, Zijn vrees ook voor het geweld van de revolutie deed hem er voor terug deinzen om het koninklijk zwaard der gerechtigheid te grijpen tegen het onrecht. Hij gaf toe en het de Constituante haar zegepraal op de Kerk. Het was Kerstmis 1790. Op dien dag begon in Frankrijk de kerkvervolging. Het is de grootste fout geweest, die de Revolutie begaan heeft. Eindelijk gingen onder de priesters en de katholieken de oogen open: men stond voor een schisma. De meerderheid van de geestelijkheid weigerde den eed, de meerderheid van het Fransche volk was nog katholiek. De worsteling tusschen Geloof en ongeloof heeft geleid tot ongehoorde dwingelandij en den daaruit gevolgden burgeroorlog. § 5. Koning en Grondwet. De koning en zijn raadslieden waren met de besluiten van de Constituante weinig ingenomen. Reeds lang bestonden plannen tot ontvluchting naar het buitenland, want Lodewijk XVI miste zelfs de vrijheid om Parijs te verlaten. Mirabeau, wiens raad de koning had ingeroepen, was tegenstander van de ontvluchtingsplannen. Mislukte de vlucht, dan moest de koning alle vertrouwen bij het volk verhezen; lukte de onderneming, dan zou Lodewijk XVI een gewoon emigrant worden. Wel gaf Mirabeau het advies de residentie naar buiten Parijs te verplaatsen, opdat men aan den invloed van het gepeupel zou ontkomen. Zijn argumenten hebben een ontvluchting maanden lang tegengehouden. Vlucht des konings. 2 April 1791 stierf Mirabeau. Nu werd aan het hof de vlucht van de koninklijke familie voorbereid. 20 Juni begon de reis naar de grenzen. 49 Behendig was het plan niet gevormd. Het rijtuig viel in het oog door vorm en grootte. Het begin van den tocht werd één dag later gezet, dan eerst was bepaald. Daardoor wisten de dragonders, die langs de wegen patrouilleerden, niet wat zij te doen hadden. De geheele koninklijke familie ging in het rijtuig. Langzaam sukkelde het gezelschap verder. In den avond van 21 Juni bereikte men St. Ménehould. Daar woonde een postmeester D r o u e t. Deze vatte argwaan op en vergeleek het gezicht van Lodewijk XVI met de afbeelding op een muntstuk. Vooral toen hij dragonders het dorp zag binnenrijden, kreeg hij zekerheid. Langs een binnenweg reed hij naar Varennes, waarschuwde daar de Jacobijnenclub en in alle haast werd op een brug een versperring opgeworpen. Het rijtuig van Lodewijk XVI arriveerde een paar uur later, werd tegengehouden, de officieren der dragonders bereikten de plaats met hun manschappen wat te laat, maar als de koning flink was opgetreden en geweld gebruikt had. Zou hij er wel doorgebroken zijn. Nu echter werd hij met zijn familie den anderen morgen naar Parijs teruggebracht. Ontstaan van de republikeinsche partij. De gebeurtenis deed in de hoofdstad dreigende ontevredenheid ontstaan. De Constituante schorst Lodewijk XVI in de uitoefening van zijn macht, totdat een onderzoek zal zijn ingesteld. De republikeinen te Parijs waren echter met zulke halve maatregelen niet tevreden. Zij eischen de afzetting des konings en organiseeren een betooging om aan te dringen op het uitroepen van de republiek. L'Affaire dn Champ de Mars. 17 Juli komt een groote menigte bijeen op het Champ de Mars, maar Bailly en La Fayette brengen de garde nationale op de been om de beweging den kop in te drukken, het komt tot een bloedige botsing, er vallen tal van dooden en gewonden. Club der Feuillants. De wrok tegen de regeering groeide er door aan, de invloed van de republikeinen nam toe. Een splitsing in de Jacobijnenclub werd het gevolg. De leden, die Lodewijk XVI de hand boven het hoofd willen houden uit vrees voor de anarchie, treden uit het partijverband en sluiten zich aaneen in de club der Feuillants (La Fayette). Zij streefden naar een vergelijk tusschen koning en revolutie, doch verkregen nooit veel invloed. De republikeinsche Jacobijnen blijven achter in de oude club. Lodewijk XVI en de Grondwet. De meerderheid in de Constituante, terugschrikkend voor de dwingelandij, welke dreigde van uit de politieke clubs te Parijs, had de onschendbaarheid van den koning gehandhaafd na de mislukte vlucht. Lodewijk XVI werd 50 noch ter verantwoording geroepen, noch beschuldigd. Men legde hem de grondwet voor, ter onderteekening. Van de koninklijke macht bleef weinig over. De soeverein miste het recht van initiatief, de bevoegdheid van kamer-ontbinding, de benoeming der ambtenaren. Bij de Législative zou het bestuur berusten en daartegen kon het beperkt veto niet opwegen. Lodewijk XVI zou eigenlijk zijn de eer e-p resident van een niet door hem geregeerde republiek! Onderteekende de koning de grondwet, dan deed hij feitelijk afstand van de uitoefening der soevereiniteit, ging hij over tot verzet, dan zou zeker de burgeroorlog volgen. Eerst na lange aarzeling besloot Lodewijk XVI de grondwet te bekrachtigen, niettegenstaande zijn gewetensbezwaren ten opzichte van de Constitution Civile du Clergé. Hij achtte het minder gevaarlijk zich te onderwerpen aan de constitutie, dan er tegen in te gaan. Buitenlandsche vorsten hebben op dit besluit een grooten invloed uitgeoefend. De keizer van het Duitsche Rijk, Jozef II, stierf in 1790 en werd opgevolgd door L e o p o 1 d II, 1790—1792. Beiden waren broeders van Marie Antoinette. Leopold heeft Lodewijk XVI aangeraden voor te gaan aan het hoofd der beweging in Frankrijk, om het vertrouwen van de bevolking en misschien daarmee zijn gezag te herwinnen. Frederik Willem II van Pruisen begreep wel, dat de Fransche denkbeelden zich ook verder door Europa zouden verspreiden, maar de Poolsche deelingen namen hem te veel in beslag, dan dat hij zoo licht voor actief ingrijpen zou te vinden zijn. Katharina II en de Engelsche regeering namen voorloopig een afwachtende houding aan. Maar in Augustus 1791 werd te Pillnitz een conferentie gehouden tusschen Frederik Willem II en Leopold II, naar aanleiding van Lodewijk's mislukte vlucht. Men besprak een interventie. De beide vorsten maakten afspraken en waren reeds bezig maatregelen te nemen, toen het bericht kwam van de voltooiing van de grondwet. Zij meenden,dat de rust in Frankrijk wel zou terugkeeren, als Lodewijk XVI nu maar de constitutie bekrachtigde. Meteen was dan het gevaar geweken van een overslaan van den revolutiegeest naar de Duitsche landen. 14 September 1791 heeft Lodewijk XVI den eed op de grondwet afgelegd. 30 September houdt de Constituante haar laatste zitting en gaat uiteen, aan Frankrijk achterlatend de kerkvervolging en daarmee het dreigend gevaar van den burgeroorlog. 1 October komt de Législative bijeen. 5i § 6. De Législative, 1 Oct. 1791—21 Sept. 1792. In deze nieuwe volksvertegenwoordiging vond men geen enkel lid van de Constituante. Robespierre had het voorstel gedaan, dat geen der oude leden in de Législative zou herkozen worden. Zulks geschiedde onder het voorwendsel, dat de aftredende vertegenwoordigers te veel overwicht zouden hebben op hun tegencandidaten en er te weinig frissche krachten in de vergadering zouden zijn. Maar een verbod tot herkiezing was in elk geval in strijd met de grondwet en het voorstel opende een prachtige gelegenheid, om aan de republikeinen een uitgebreiden invloed te verschaffen. Inderdaad werd de meerderheid in 'de Législative republikeinse h. Partijen. In de wetgevende vergadering (745 leden) waren vertegenwoordigd de volgende partijen: Feuillants. Jacobijnen. Girondijnen. De Feuillants, de constitutioneele partij, vormden de minderheid. De Jacobijnen (o.a. Robespierre, Marat, Danton) vertegenwoordigden de heftige republikeinen. Zij hadden het Parijsch gepeupel (de sans-culottes) in hun macht en zagen niet op tegen de toepassing van minder fraaie middelen om hun wenschen door te drijven. Hun sterke organisatie en stelselmatige demagogie verschaften hun langzamerhand het overwicht op de andere republikeinsche groep der Girondijnen. De kern van deze partij bestond uit de afgevaardigden (jonge advocaten) uit de Gironde, bij wie veel anderen zich aansloten. Zij waren de theoretici van de republikeinsche beginselen. Veel beschaafder en afkeerig van het straatkabaai hadden zij bij voorkeur de monarchie geleidelijk willen zien overgaan in de republiek. Onbekend met het volk, vonden zij steun onder de gezeten en meer ontwikkelde burgerij, maar misten tegelijkertijd de drijfkracht der Jacobijnen. Tegenover de Kerk namen zij het dwaze standpunt in van de vervolging, want zij waren vrijdenkers. Tot de leiders der Girondijnen behoorden: Vergniaud, Brissot, Roland. Ook mevrouw Roland oefende een grooten invloed uit op de politiek door middel van de partijvergaderingen te haren huize. Conflict tusschen den koning en de Législative. Met deze volksvertegenwoordiging zou Lodewijk XVI het bestuur voeren. Spoedig na 1 October ontstaat er wrijving tusschen den koningen de Législative. De titels „S i r e" en „M a j e s t é" worden afgeschaft, waarmee Lodewijk begrijpelijkerwijze geen genoegen wil nemen. 52 In het najaar van 1791 kwamen twee veel belangrijker kwesties aan de orde: 1°. Hoe te handelen met de emigranten? 2°. Welke houding aan te nemen tegenover de priesters, die weigerden den eed af te leggen op de Constitution Civile du Clergé? Het aantal der emigranten was steeds toegenomen. Turijn en Coblenz waren hun algemeene verzamelplaatsen. Vooral aan den Rijn rustten zij zich toe om te gelegener tijd Frankrijk binnen te vallen. Met leede oogen zag de Législative dit alles aan en zij nam de volgende besluiten: i°. De Graaf van Provence zal persoonlijk uitgenoodigd worden om naar Frankrijk terug te keeren; neemt hij dit niet aan, dan wordt hij vervallen verklaard van het recht van regentschap, bij mogelijk overlijden van Lodewijk XVI. 2°. Men zal alle emigranten uitnoodigen tot terugkeer. Komen zij vóór 1 Januari 1792 niet terug, blijven zij troepen verzamelen, dan zullen hun goederen verbeurd verklaard worden. De koning bekrachtigde het eerste besluit, sprak zijn veto uit tegen het tweede. Over de doorvoering van het schisma en de daaruit volgende kerkvervolging heeft de Législative maanden lang beraadslaagd. Girondijnen en Jacobijnen werden het ten slotte in het voorjaar van 1792 eens over de volgende uitzonderingswetten: 1. De laatste, nog gespaarde congregaties, zulke die zich wijdden aan onderwijs en ziekenverpleging, worden opgeheven. 2. Het dragen van het geestelijk gewaad wordt verboden. 3. De prêtres réfractaires, de priesters, die weigerden den eed af te leggen op de Constitution Civile, zullen verbannen worden op de aanklacht van twintig stemgerechtigde burgers. Beroep op de rechtbank werd afgesneden. Tegen deze wet heeft Lodewijk XVI zijn veto uitgesproken en altijd gehandhaafd. Het was een maatregel erger dan de zoozeer gehate lettres de cachet van het ancien régime. Het toch al dreigend conf het tusschen den koning en de Législative werd daardoor verscherpt, het zou nog gevaarlijker afmetingen aannemen door het uitbreken van den oorlog met Oostenrijk en Pruisen. 53 § 7* De oorlog met Pruisen en Oostenrijk. De nederlaag van de Constitutioneele Monarchie. De Oorlog. De afspraken van Pillnitz waren niet in daden omgezet. Lodewijk XVI had de grondwet aanvaard, men meende in Pruisen en Oostenrijk dus te kunnen afwachten hoe het verder gaan zou. Maar er hing nog een andere kwestie tusschen het Duitsche Rijk en Frankrijk, die de aanleiding werd voor het uitbreken van een oorlog, ofschoon de oorzaak lag in de botsing tusschen de beginselen. In 1789 waren in Frankrijk de kerkelijke goederen door den staat in beslag genomen en de heerlijke rechten opgeheven. Daardoor waren ook Duitsche heeren getroffen, die voor een gedeelte hun land in Frankrijk hadden liggen, vooral verschillende geestelijke vorsten van het Rijk, omdat de oude kerkelijke indeeling uit vroeger eeuwen nog in stand gebleven was en zoodoende hun gebied in beide landen lag. De Fransche regeering had voor hen schadevergoeding in het vooruitzicht gesteld, waarover onderhandelingen gaande waren. Gedurende den winter van 1791 op 1793 wordt van weerskanten de verhouding hoe langer hoe scherper, naar aanleiding van den steun, dien de emigranten ondervonden in de landen langs den linker Rijn-oever. De bisschoppen van Keulen, Mainz, Trier waren op de hand van de uitgewekenen en lieten toe, dat deze zich wapenden. De Fransche regeering ergerde zich daaraan, zoo ontstaat er een steeds dieper wordende klove. Er kwam bij, dat er in Frankrijk een sterke neiging bestond voor den oorlog. In het Girondijne n-m inisterie, dat in het voorjaar van 1792 aan de regeering kwam, hadden o.a. Roland en Dumouriez zitting. Juist hun partij wenschte een oorlog. Zij verlangde ook in het buitenland propaganda te maken voor de republikeinsche beginselen: la guerre aux rois, la paixaux nations. Bovendien verwachtte zij van een succesvollen veldtocht versterking van haar eigen positie in het binnenland tegenover de Jacobijnen en afleiding van den steeds heftiger wordenden partijstrijd. Verschillende Jacobijnen waren tegen een oorlog. Robespierre bijv. voerde als een zijner argumenten aan: „Een gelukkige oorlog met het buitenland, zal leiden tot de militaire dictatuur". Deze is later werkelijk gekomen met den persoon van Napoleon. Toch zou de oorlog niet uitgebroken zijn, als Leopold II was blijven leven. 54 Deze keizer was een zeer bekwaam diplomaat, die wel inzag, dat het beter zou zijn den vrede te redden en een oplossing te vinden langs den weg der onderhandelingen. Onverstoorbaar kalm beantwoordde hij de opgewonden en prikkelende depêches uit Parijs. Na zijn dood, 1792, kwam echter Frans II aan de regeering. Deze miste den takt van zijn voorganger en wist den oorlog niet te vermijden. De toon der onderhandelingen wordt steeds vijandiger, ten slotte eischt de Fransche regeering bij ultimatum, dat het steunen der emigranten Zal worden gestaakt. Oostenrijk weigert, een oorlogsverklaring uit Parijs volgt. Lodewijk XVI miste de macht en de kracht om tegenstand te bieden aan de besluiten van zijn ministerie en de Législative, hij gaf zijn toestemming. Niemand vermoedde, dat de oorlog 23 jaar zou duren. Er had in 1792 weer een bijeenkomst plaats te Pillnitz van de soevereinen van Pruisen en Oostenrijk. Zij verbonden zich tot onderlingen bijstand, zoodat Frankrijk ook met Frederik Willem II in oorlog geraakte. Maar de strijd werd niet krachtig aangepakt, omdat de beide bondgenooten te veel in beslag genomen werden door de gebeurtenissen in Polen in verband met de tweede deeling. De Franschen ondernemen een inval in de Zuidelijke Nederlanden onder La Fayette. Deze mislukt. De tegenslag deed onder de republikeinen groote ontstemming ontstaan. Onder het volk vond het denkbeeld ingang, dat het hof wel eens een verraderlijke rol kon spelen. Koning en koningin hadden van hun vijanden den scheldnaam gekregen: „M onsieur et Madame Véto". De leiders van het volk te Parijs wisten in de Législative een besluit door te drijven om vlak bij de hoofdstad een vrijwilligerskamp te organiseeren van 20.000 man. Dat heette een lijfwacht voor de volksvertegenwoordiging, het was bedoeld als een middel in de hand der Jacobijnen om hun wil door te zetten, ook tegen de Girondijnen. Lodewijk XVI hield den maatregel tegen door zijn recht van véto. 20 Juni 1792. Toen besloten de Jacobijnen een conflict uit te lokken. Zij zouden het hof schrik aanjagen. Het volk te Parijs werd opgeruid; op den verjaardag van den eed in de Salie du jeu de paume, 20 Juni 1792, trokken drornrnen van gepeupel uit de achterbuurten naar de Tuileriëen. De menigte dringt het paleis binnen. Vastberaden geeft Lodewijk XVI bevel het volk binnen te laten in een der zalen. Daar wacht hij het défilé af, staande in een vensterhoek, achter een tafel, omringd door eenige officieren en ministers en vier dappere grenadiers. Drie uur achtereen heeft hij daar de beleedigingen en bedreigingen van het gepeupel te verduren. Zijn leven staat op het spel.-Meer dan eens moeten de grenadiers een degenstoot opvangen met hun bajonet. „A bas Monsieur et Madame Véto! A bas les prêtres!", wordt hem toegeschreeuwd, maar de koning blijft standvastig: hij wil niet de minste concessie doen ten bate van de kerkvervolging. 55 Eindelijk verschijnt Pétion op het tooneel, de laffe burgemeester van Parijs, drie uren te laat. Op zijn aansporen trekt het volk zich terug, maar niet zonder het gelukkig geplaatst bevel van Lodewijk XVI om de vertrekken van deTuileriëen ter bezichtiging open te stellen voor de ongewenschte bezoekers. Hoe 20 Juni 1792 in de Tuileriëen. Pétion, burgemeester van Parijs, gaat op een stoel staan en spreekt tot den koning: „Sire, gij hebi niets te vreezen". De koning richt zich tot een grenadier, legt diens hand op zijn hart en vraagt hem: „Klopt het sneller dan gewoonlijk?" (N„r Bouillon.) de ongewone wilskracht van den koning in deze uren van beproeving te verklaren? Zijn houding was een heldhaftige geloofsbelijdenis. Hij had te laat ingezien, hoe zijn goedkeuring van de Constitution Civile du Clergé een fout was geweest; die wilde hij herstellen door de revolutie en de kerkvervolging 56 beide te trotseeren. Sedert 20 Juni 1792 weet de koning, dat zijn dagen geteld zijn. In zijn martelaarschap heeft Lodewijk een grootheid van ziel bereikt, welke in een vorstelijk leven een hooge zeldzaamheid is. Door zijn onderwerping aan Gods Heiligen Wil versloeg hij als christen de laaghartigheid van de revolutie1). La Patrie en danger. Terzelfdertijd ging het met den oorlog slecht. De eene nederlaag volgde op de andere. De Pruisen trokken reeds den Rijn over. De Législative proclameert: „la patrie en danger". Met groote geestdrift hebben overal inschrijvingen van vrijwilligers plaats. L'enrölement volontaire slaagt op onverwachte wijze in den zomer van 1792. Het was in deze dagen van gloeiend patriotisme, dat Rouget de lTsle, een jong genie-officier te Straatsburg, de Marseillaise componeerde. Het werd de strijdleuze van een aantal vrijwilligers uit Marseille, die te voet naar Parijs trokken en overal in de departementen hun lied zongen. Vandaar de naam Marseillaise. 30 Juli waren de 20.000 vrijwilligers te Parijs bijeen, niettegenstaande het veto van Lodewijk XVI. Tal van verzoekschriften komen in bij de Législative om den koning af te zetten, omdat hij verraad zou plegen tegenover het vaderland. Na heftige beraadslagingen weigerde de volksvertegenwoordiging. Toen beraamden de Jacobijnen een aanval op de Tuileriëen, om zelf den koning van den troon te stooten. Eén omstandigheid werkte hun plannen in de hand. Te midden van de grootste opgewondenheid verscheen het manifest van den hertog van Brunswijk. De troepen der verbonden mogendheden, versterkt met die der emigranten, stonden voor de grenzen van Frankrijk. Hun aanvoerder was de hertog van Brunswijk, een neef van den bekenden hertog uit de vaderlandsche geschiedenis. Voordat hij het Fransche grondgebied met zijn leger betrad, vaardigde hij een manifest uit, snorkend van grootspraak en beleedigend voor de reeds zoo prikkelbare republikeinen. Hij bedreigt de stad Parijs met een gevoelige bestraffing, indien het volk de hand dorst slaan aan de Tuileriëen, indien het de koninklijke familie zou vernederen. Het was een uitdaging, die door de Jacobijnen werd beantwoord met een uitdaging. De Pruis zou hun de wet voorschrijven? De opgewondenheid bereikt het kookpunt te Parijs. Alles wordt voorbereid tot een aanval op de Tuileriëen. In den nacht van 9 op 10 Augustus wordt de gemeenteraad van de hoofdstad uiteengejaagd en op het stadhuis zetelt voortaan een Jacobijnsche commune. Des morgens van den ioen wordt een geregeld gevecht geleverd tegen de lijfwacht der Zwitsers, 1) Vgl. de prachtige beschouwing over de Journée van 20 Juni 1792 in het werk van P. de la Gorce, Histoire religieuse de la révolution francaise, dl. II, het tiende boek (Parijs, 1912). 57 die het koninklijk paleis verdedigden. De meesten sneuvelden1). De Tuileriëen zijn zoo goed als vernield. Lodewijk zocht met zijn gezin een toevlucht in de vergaderzaal der Législative. Vierentwintig uren is de koning getuige van den gang der beraadslagingen. Onder den druk der gebeurtenissen zijn de volgende besluiten genomen: i°. Lodewijk XVI wordt geschorst in de uitoefening van zijn macht. 2°. Een nieuwe vertegenwoordiging, de Nationale Conventie, zal door verkiezing volgens algemeen kiesrecht bijeenkomen. 3°. Deze zal de invoering van den republikeinschen regeeringsvorm regelen en omtrent het lot van den koning beslissen. 4°. Lodewijk wordt met de koninklijke familie in den Temple, het oude slot der Tempeliers, gevangen gezet. 5°. Het ministerie, hoofdzakelijk uit Girondijnen bestaande en waarin ook eenige Jacobijnen een portefeuille krijgen, o.a. D a n t o n voor justitie, zal voorloopig de regeering voeren. Sedert is Lodewijk zijn macht voorgoed kwijt. De anarchie trad in de plaats van de constitutioneele monarchie, want ook de Législative had haar gezag verspeeld. De Commune, waarin o.a. Marat, Robespierre, Chaumette zitting hebben, is meester in Parijs, gesteund door het gepeupel van de 48 sections (wijken) der stad, waaruit een revolutionnaire burgerwacht van 32000 man wordt opgericht. Maar de vijand nadert. 20 Augustus capituleert L o n g w y, 1 September geeft Verdun zich over. De Septembermoorden, 2—6 September 1792. De ongelukstijdingen bereiken de Commune. De woede der Jacobijnen keert zich tegen al wie hun verdacht is: de „aristocraten", de Feuillants, de priesters. D a n t o n, minister van justitie, had de leiding van de maatregelen tegen het „verraad". De poorten van Parijs werden gesloten, de huizen onderzocht, twee dagen lang. Het resultaat van van. deze terreur was bijna 3000 gevangenen: „il faut faire peur aux royalistes" verklaarde Danton. Alleen in het voormalig Carmelietenklooster waren 160 geestelijken, onder wie drie bisschoppen, opgesloten. „L'Ami du Peuple" van Marat heeft dag aan dag het bloed der royalisten en „fanatieken" opgëeischt. De Législative werd 1) De marmeren leeuw te Luzern van Thorwaldsen verheerlijkt hun heldendood en trouw. 58 beheerscht door de Commune. Ongehinderd konden de Jacobijnen de misdaad voorbereiden, die een der zwartste bladzijden vult in de geschiedenis van Frankrijk. 2 September dringen benden boosdoeners de gevangenissen binnen, huiveringwekkend zijn de moordpartijen, die zich daar afspelen, vier dagen en vier nachten achtereen. Alleen te Parijs worden ongeveer 1400 onschuldigen gedood, onder wie meer dan 225 priesters. Totdat eindelijk de slachting ophield, niet doordat de overheid ingreep, maar veeleer wijl de hartstocht zich uitgevierd had: de moordenaars zelf werden het moe. Te midden van zulke tooneelen, die ook elders, o.a. te Lyon en te Reims plaats hadden, werden de verkiezingen gehouden voor de Nationale Conventie. Geen wonder dat de Jacobijnen de overwinning behaalden. Maar daarin lag tevens opgesloten de ondergang der monarchie. § 8. De Nationale Conventie, 20 Sept. 1792—26 Oct. 1795. De republiek uitgeroepen. 21 September 1792 kwam de derde volksvertegenwoordiging, de Nationale Conventie (747 leden), bijeen. Geen royalist had er meer zitting in. De partij der Feuillants is verdwenen. Alleen G i r o n d ij n e n en J a c o b ijn e n vormen er de fracties. 22 September wordt door de Nationale Conventie de republiek uitgeroepen. Dienzelfden dag arriveert te Parijs het bericht van de overwinning van Dumouriez en.Kellermann bij V a 1m y, 20 September 1792. De opmarsen der Pruisen en Oostenrijkers is daar gestuit. Dumouriez onderneemt daarna een inval in de Zuidelijke Nederlanden. Bij J e m a p p e s worden de Oostenrijkers, November 1792, verslagen, in Januari 1793 waren de Zuidelijke Nederlanden in handen van de Jacobijnen. Dumouriez is in 1793 ook in ons land doorgedrongen. Hij bleef echter steken voor W i llemstad en moest terug wegens een dreigenden aanval van het Oostenrijksche leger. Terzelfdertijd bezette Custine de steden langs den Rijn: Worms, Spiers, Mainz, Coblenz. Jacobijnen en Girondijnen. De Nationale Conventie begon dus haar bewind onder eenigszins gunstige omstandigheden. Eensgezindheid heerschte daar niet. De Girondijnen (ca. 150 leden) vormden de r e c h t e r z ij d e. Zij waren tegenstanders van het geweld der commune, eischten een onderzoek aangaande de Septembermoorden en wilden de Conventie aan het Parijsche gepeupel onttrekken. Aan de linkerzijde zetelden de Jacobijnen, „1 es Mon- 59 tagnards" (100 leden), aldus genoemd, omdat zij de bovenste rijen banken bezetten. Zij wenschten de republiek onaantastbaar te maken door haar tegenstanders schrik in te boezemen en een sterk gecentraliseerde regeering in te voeren. De konsekwentie van hun denkbeelden was een schrikbewind. De voornaamste Montagnards waren: Robespierre, Danton, Philippe E ga 1 i t é, Marat. Tusschen beide partijen in stond het centrum, „la P1 aine". Dit vormde de meerderheid en volgde nu eens de eene, dan de andere fractie, meestal de Jacobijnen, uit vrees. De Jacobijnen dienden het voorstel in om den koning in staat van beschuldiging te stellen. Zij wilden het monarchale Europa braveeren. „Jetons-lui en défi une tête de roi", vond Danton. Waarmee het over den koning gehouden gericht meteen geoordeeld is. Proces van Lodewijk XVI. In December 179a begon het proces. In de Tuileriëen had men bewijzen gevonden van verstandhouding tusschen het hof en Oostenrijk. De koning zou voor het geheele Fransche volk terecht staan: dus was de Nationale Conventie de aangewezen rechtbank. Zij zou optreden als aanklager en rechter tegelijk. Noodelooze wreedheid was het Lodewijk uit den kring van zijn gezin te verwijderen en als een gevangen misdadiger te behandelen. Dagen achtereen verschijnt „Louis Gapet", zooals men hem noemde, voor de Conventie. Zijn advocaten, Malesherbes, de Sèze, beriepen zich terecht op de door de grondwet gewaarborgde onschendbaarheid van den vorst. Verpletterend was de verdediging van de Sèze, die de Conventie voor de voeten gooide: „Ik zoek bier rechters, ik vind slechts beschuldigers". Alles was vergeefs. De Montagnards wilden den dood des konings. In Januari 1793 moest beslist worden of Lodewijk schuldig was of niet. De voornaamste beschuldiging was die van hoogverraad. Met bijna algemeene stemmen werd de vraag: „Is de koning schuldig?" bevestigend beantwoord. Maar welke straf zou men hem opleggen? De meeste Girondijnen wilden hem het leven sparen tegen de Jacobijnen in. Vandaar het voorstel van een plebisciet, in hooger beroep van de uitspraak der Conventie. In stilte verwachtten de Girondijnen een groote volksmeerderheid tegen de doodstraf. Robespierre voerde daartegen aan, dat er dan een burgeroorlog zou uitbreken. De Jacobijnen wonnen het pleit. De Conventie zou dus beslissen. Ieder lid werd verplicht bij de stemming tegenwoordig te zijn. Het uitbrengen van de stem moest geschieden met luider stemme, vóör de tribune, ten aanhoore van het gepeupel, dat de zitting bijwoonde. De Jacobijnen hadden hun maatregelen goed getroffen. De meerderheid sprak zich uit vóór de doodstraf, maar 60—70 stemmen waren uitgebracht met de voorwaarde er bij, dat de straf niet terstond zou voltrokken worden. De Girondijnen trachtten daarvan nog partij te trekken ten gunste van den koning. Misschien waren er onder de voorstemmers wel meerdere, 6o die de genoemde voorwaarde er bijgevoegd wilden hebben. Dit argument was klemmend, omdat de meerderheid zoo klein was. Toen is 19 Januari voor de tweede keer gestemd. De meerderheid verklaarde zich nu voor onmiddellijke voltrekking van het vonnis. 31 Januari 1793 viel 's konings hoofd onder de guillotine, op de place de Ja Concorde. Kalm, met grooten moed, onderging hij zijn vonnis. Deze gerechtelijke moord had ten gevolge, dat de Fransche Republiek zich nog meer vijanden maakte in Europa (Engeland), en in het eigen land. Eerste coalitie-oorlog, 1793—1797. De Nationale Conventie daagde Europa uit. Zij verklaarde den oorlog aan de soevereinen van Sardinië, Napels, Spanje, de Republiek en Engeland, waar W i 11 i a m Pitt minister was en even verontwaardigd zich toonde over den dood van Lodewijk XVI, als bezorgd voor de verovering der Zuidelijke Nederlanden. Met Pruisen en Oostenrijk duurde de strijd nog altijd voort. Het gelukte de Oostenrijkers Dumouriez bij Neerwinden te verslaan, waardoor niet alleen in 1793 de val van de Republiek der Vereenigde Nederlanden werd afgewend, maar bovendien de Franschen gedwongen werden de Zuidelijke Nederlanden en den linker Rijnoever te ontruimen. In het voorjaar van 1793 staan de legers der verbonden mogendheden vóór en over de grenzen van Frankrijk. Ook in het binnenland werd de toestand gevaarlijk door den opstand van de Vendée en van de Girondijnen. De Vendée was in de achttiende eeuw een afgelegen, onvruchtbare streek ten zuiden van de Loire, waar een arme boerenbevolking woonde (700.000 zielen), eenvoudig en van diepen godsdienstzin, met een fier besef van onafhankelijkheid en vrijheidsliefde. Buitengewoon gehecht waren de Vehdeëers aan hun pastoors, mannen van onvermoeide toewijding, die het dorpsbestuur zoo goed als geheel in handen hadden. De priester was er de vertrouwde raadsman en de geestelijke leider in alle levensomstandigheden. De revolutionnaire theorieën hadden weinig invloed op het volk. De vreeselijke Jacquerie tegen de kasteelen van den adel heeft de Vendée niet gekend. Wel hebben de boeren de eerste maatregelen van de Contituante, vooral de opheffing van de standsvoorrechten en de verbetering van het belastingwezen, met instemming begroet, zij verwachtten hervorming, geen revolutie. Niet het herstel van het Ancien Régime is de inzet geweest van den Vendée-oorlog. De schuld van den opstand ligt bij de Jacobijnen en hun kerkvervolging; 1. Het opgedwongen schisma lokte een spontaan verzet uit in 62 public (aanvankelijk onder Danton, later onder Robespierre), dat zich bijna de geheele uitvoerende macht toeeigent. De Girondijnen voelen zich den grond onder de voeten wegzinken. De Jacobijn. Op de muts onder de symbolische afbeelding van een geopend oog leest men het woord: „Surveillance", als embleem der volksvereenigingen, die zich den titel: „Surveillance de 1'autorité" gaven. Op de borst hangt de medailje van de Jacobijnenclub. In de rechter hand draagt hij een bel ten teeken, dat hij bereid is, om bij het eerste gevaar, alarm te maken. Op een blad papier in de linker hand staan de datums 14 Juli 1789 en 10 Aug. 1792. De voeten zijn met hOUten Schoenen bekleed. (Naar een etl alt den tijd der revolutie'. Zij trachten tegen den stroom op te roeien. Zij willen een Commission de surveillance oprichten, die het machtsmisbruik van de Commune moet tegengaan; het mislukt. Het volk steunde hen niet. Robespierre 63 Tuit de menigte tegen hen op. In de laatste dagen van Mei 1793 dringen de Jacobijnen de vergaderzaal der Nationale Conventie binnen en dwingen onder geweldig tumult de volksvertegenwoordiging aan de Girondijnen hun mandaat te ontnemen. Het einde is, dat in het begin van Juni de voornaamste Girondijnen worden gevangen genomen op bevel van de Conventie. Tegen deze dwingelandij komen de Girondistische steden als Marseille, Toulon, Bordeaux, Lyon in opstand. De toestand was dus in het voorjaar van 1793 allesbehalve rooskleurig: de vijand over de grenzen, twee opstanden in het eigen land. Maar de Jacobijnen hadden eindelijk de alleenfaeerschappij in handen. Het zijn de droevigste bladzijden uit de geschiedenis van Frankrijk, toen zij het land geregeerd hebben. Die tijd heet in de geschiedenis La Terreur — het Schrikbewind. § 9. Het Schrikbewind, (begin Juni 1795—einde Juli 1794). La Terreur. Gegeven de gevaarlijke binnenlandsche toestand besloot de Nationale Conventie, dat de grondwet buiten werking gesteld en Frankrijk op buitengewone wijze geregeerd zou worden. Dit was het officieel begin van het Schrikbewind1). Het Comité de salut public gedroeg zich als soeverein. Robespierre, Couthon, St. Just, „le terrible triumTnrat", gaven de riditing in de politiek aan en hadden de algemeene leiding in handen. Ministers waren er niet. Het comité was gesplitst in verschillende commissies, voor binnenlandsche zaken, marine, leger, e.a. Het Comité de süreté générale stond aan' het hoofd van de politie en opende de jacht op de verdachten. Berucht is vooral F o u q u i e r-T i n v i 11 e „accusateur public" in bet tribunal révolutionnaire. Deze Jacobijnenregeering had over het geheele land haar ver- 1) Eigenlijk dagteekende het schrikbewind van de innërning der Bastille 14 Juli 1789. Tooneel der eeuwen II. ... 64 tcgenwoordigers en bovendien buitengewone gevolmachtigden, „les Conventionnels", in de departementen. Tengevolge van de treurige economische toestanden en de waardeloosheid der assignaten heerschte er veel ellende. Te Parijs dreigde hongersnood. De handel wilde geen levensmiddelen leveren, dan tegen veelverhoogde prijzen. Daar maakte de Nationale Conventie: een eind aan door „La loi du maximum", die de prijzen: vaststelde op een bepaalde hoogte en de onwillige leveranciers met zware straffen bedreigde. Velen hunner kwamen in de gevangenis terecht. La loi des suspects. Een ware vervolgingswet was „La loi des suspect s". Zij decreteerde, dat alle erkende of stille vijanden van de republiek konden gevangen gezet worden (meer dan 300,000 verdachten zijn tijdens het Sdirikbewind in hechtenis genomen) r, meestal volgde daarop het vonnis der guillotine. Krachtens deze wet is ook Marie Antoinette voor het tribunaL révolutionnaire gesleept. Na den dood van Lodewijk XVI was zij in den Temple achtergebleven. Men scheidde de koningin van haar kinderen, zette haar gevangen in de Conciergerie en mishandelde haar met duïvelsche doortraptheid.. Facsimile van een briefje van Marie Antoinette aan graaf de Rougeville. De letters zijn met een naald in het papier gestoken. „Je suis gardée a vue,. je ne parle a personne. Je me fie a vous, je viendrai". In den Temple geschreven» (Oorspronkelijk in de Archives nationales te Parijs). Fier was haar houding voor de Jacobijnenrechtbank, waar zij op de laagst* manier is beleedigd. Toen zij op de kar der veroordeelden door de straten vanParijs reed, heeft de schilder David een schets van haar figuur ontworpen, een: beeld van onzegbaar lijden. Philippe Égalité boette met zijn hoofd voor zijn baatzuchtige dubtelzinnigheid tegenover de dynastie der Bourbons^ B a i 11 y, weleer maire van Parijs, Madame R o 1 a n d, de gevangen Girondijnen (o.a. Vergniaud, Brissot) werden het slachtoffer van de overwinning: hunner tegenstanders. De „Conventionnels" maakten zich verafschuwd doot *7 de groote populariteit van Danton, hij streefde naar de dictatuur, Zijn aanhangers stonden geheel onder zijn invloed, de centralisatietheorie der Jacobijnen vond in hem haar uiterste konsekwentie, hij wérd de tyran van Frankrijk. De volksleider duldde geen volksleider naast zich. Steunend op zijn overmacht lanceerde hij tegen Danton en Camille Desmoulins de beschuldiging van te groote gematigdheid. Zij werden onthoofd. Zoo vernietigde de revolutie zelf haar voormannen. Robespierre dictator. Niemand meer, die Robespierre dorst weerstaan. Gedurende een paar maanden berustte de regeering van Frankrijk in zijn handen. Op zijn voorstel werd de eeredienst van de rede door de Nationale Conventie afgeschaft en het besluit afgekondigd: „que la nation francaise reconnait 1'existence d'un Être Suprème". Er heeft een feest plaats op het Champ-de-Mars, daar treedt de dictator op als priester van den staat. Het oorlogsgeluk bleef tegelijkertijd de Fransche wapenen bij. J o u r d a n behaalt in 1794 de beslissende zegepraal bij F1 e u r u s, waardoor de herovering van de Zuidelijke Nederlanden een voldongen feit wordt. Maar Robespierre hield de goede oorlogsberichten achter, uit vrees dat een of ander populair generaal zich van de regeering zou meester maken of het Schrikbewind ten val brengen. Het aantal slachtoffers der tournees", het guillotineeren in niassa, nam steeds toe. Juist republikeinen, tegenstanders min of meer van den dictator, werden door hem uitgezocht. De beruchte „t r i c ot e us e s" woonden de terechtstellingen bij als een geliefkoosde voorstelling. In de maand van den slag bij Fleurus, Juni 1794, deed Robespierre in de Nationale Conventie aannemen „la loi de la grande Terreur". Voortaan zou het tribunal révolutionnaire enkel op verdenking, zonder getuigenverhoor of pleidooi, kunnen vonnissen en dat vonnis mocht alleen de doodstraf zijn! In Juni en Juli vielen honderden slachtoffers. De vrees heerschte in Frankrijk. Niemand was zeker van zijn veiligheid. De partij van de Plaine vond, dat het Schrikbewind nu lang genoeg geduurd had. De meest op den voorgrond tredende Jacobijnen, onder wie de roofvogels der revolutie, als'Barras, Fréron, Tallien, Fouché, e.a., die van alles op hun geweten hadden, zagen in, dat Robespierre hen zeker niet zou sparen, als hij Danton en Camille Desmoulins niet ontzien had. In stilte groeide de haat tegen den dictator. De spanning der vrees voerde 77 incident veroorzaakte in Frankrijk groote verbittering. Op de hoeken der straten van Parijs verschenen enorme aanplakbiljetten: „Vengeanceü" stond er met koeien van letters! Zoo brak de tweede coalitie-oorlog uit, 1799—1801. De verbonden legers van Rusland (Suwarow) en Oostenrijk veroveren de Cisalpijnsche Republiek. De vijand staat tot vlak bij de grenzen van Frankrijk en zou zich vereenigen met een Oostenrijksch leger om over de Jura Frankrijk binnen te vallen. Maar die macht was er niet, omdat Masséna de Oostenrijkers tijdig verslagen had bij Z ü r i c h. Daardoor is een bedreiging van de Fransche grens in het zuiden voorloopig gekeerd. Jourdan werd tegelijkertijd door de Oostenrijkers uit ZuidDuitschland verdreven, maar wist de Rijn-linie te handhaven. De strijd verliep voor Frankrijk niet gunstig. De Engelschen en Russen ondernamen in 1799 ook den bekenden inval in Noord-Holland. Bruneen Daendels versloegen de binnendringende vijanden, die gerekend hadden op een Oranje-gezinde beweging in de Noordelijke Nederlanden, om, daardoor gesteund, een aanval te ondernemen op Antwerpen en de Fransche Noordergrens. Napoléon vond derhalve bij zijn terugkomst een crisis in Frankrijk, 1799. Toegejuicht door de bevolking, trok hij naar Parijs. Frankrijk had hem noodig als generaal, hij zou zich ook onmisbaar maken als dictator. De omstandigheden voor een coup d'état waren allergunstigst. Het Directoire bezat niet de macht om zich tegen zijn invloed en zijn leger te verzetten. Coup d'état van 18 Brumaire. Bonaparte nam zijn maatregelen. Hij werd het eens met de invloedrijkste generaals en bewindslieden als Siéyès, Talleyrand, Fouché. De slag werd geslagen op den i8den Brumaire, 9 November 1799. Vele leden van de Kamers waren met Napoleon's plannen'ingenomen. De Conseil des Anciens, buiten weten der republikeinen bijeen geroepen, besluit de zittingen der Kamers te verleggen naar St. C1 o u d, onder voorwendsel dat Parijs geen voldoende veiligheidswaarborgen biedt. Bonaparte wordt benoemd tot commandant van de troepen in de hoofdstad en zal zorg dragen voor de uitvoering van het besluit. Alles was afgesproken werk. 18 Brumaire komen de Kamers te St. Cloud bijeen. Napoleon treedt de vergaderzaal van den Raad der 500 binnen, doch zijn dreigende rede maakt weinig indruk. Hij wordt met groot tumult en luide protesten begroet: „A bas le dictateur! Hors la loi!" Bleek en verschrikt gaat Bonaparte heen. Zijn broeder Lucien redde voor hem den toestand. Als voor- 86 Weenen bezet. Napoleon verplettert in den „drie-keizerslag" bij Austerlitz, 2 December 1805, de verbonden krijgsmacht van zijn tegenpartij. Oostenrijk teekent nog in hetzelfde jaar den vrede van Pressburg. Het verliest Venetië, Istrië, Dalmatië en Tirol; Beieren wordt met Tirol vergroot; Wurttemberg en Beieren worden koninkrijken, Baden een groothertogdom. Deze gunstige bepalingen moesten van deze Zuid-Duitsche staten bebetrouwbare 'bondgenooten van Frankrijk maken tegen Oostenrijk. Tegelijkertijd echter was de Franseh-Spaansche vloot verslagen door Nelson in den bloedigen slag bij Trafalgar (England expects every man to do nis duty). Nelson sneuvelde, maar Napoleon moest er van afzien Groot-Brittannië ter zee nog langer te bestrijden, 1805. De Rijnbond. Om Dtütschland geheel te verbrokkelen, richtte Napoleon den R ij n b o n d op, die in geval van oorlog 63.000 man zou leveren. Beieren, Wurttemberg, Baden, Hessen-Kassei moesten er lid van worden en in 1807 nog Saksen en Westfalen. Aan het hoofd van dezen bond komt te staan de vorst-primaat C a r 1 Dalberg. Napoleon heeft natuurlijk het gezag in handen van den nieuwen état secondaire, al is die in naam onafhankelijk. Het Heilige Roomsche Rijk valt uiteen na een bestaan van 10 eeuwen. Frans II legt den titel van Duitsch keizer neer en noemt zich: Frans I, erfelijk keizer van Oostenrijk. États secondair es. Napoleon richtte in 1806 nog andere états secondaires op (de tijd der republikeinen was voorbij): zijn broeder Lodewijk Napoleon wordt koning van Holland; zijn broeder J o s e p h van Napels; Ferdinand IV zag zich beperkt tot Sicilië. Napoleon's zwager M u r a t wordt groothertog van Kleef en Berg (hoofdstad Dusseldorf).x) Zoo werd het overwicht van Frankrijk over West- en Midde n-E uropa vastgelegd. Pruisen. De geweldige expansie van het Fransche keizerrijk deed 1) Reeds in 1805 had Napoleon zijn zuster Élise tot vorstin van Lucca en Piombino verheven. Ook zijn voornaamste generaals en ministers vereerde hij nu en later met hooge titels en rijke dotaties. Berthier werd Prince de Wagram; Masséna, Duc de Rivoli en Prince d'Essling; Davoust, Duc d'Auerstadt, Prince d'Eckmühl; Ney, Duc d'Elchingen, Prince de la Moskowa; Bernadotte, Prince de Ponte-Corvo; Fouché, Duc d'Otrante; Talleyrand, Prince de Bénévent; Lebrun, Duc de Plaisance. 87 eindelijk ook den koning van Pruisen Frederik Willem III, 1797—1840, naar de wapens grijpen. Sedert den vrede van Bazel was hij, uit eigenbelang, neutraal gebleven. Zijn berekeningen richtten zich op het verwerven van Hannover. Maar toen hij ontdekte, dat Napoleon hem met zulke vooruitzichten alleen maar bedroog, veranderde zijn houding. In den Rijnbond zag hij een bedreiging voor Pruisen; hij deed Napoleon het voorstel daartegenover een Noord-Duitschen Bond op te richten onder Pruisische hegemonie; schijnbaar gaf de keizer zijn toestemming, maar verbood intusschen aan alle Duitsche staten de toetreding. Toen volgde de oorlogsverklaring, moedwillig door Napoleon uitgelokt. Het leger van Frederik Willem III genoot nog van de herinneringen aan de glorie van Frederik II, het droomde zich overwinningen ten aanschouwe van heel Europa. Maar bij J e n a en Auerstadt werden de Pruisen verslagen en Napoleon paste ook op dezen tegenstander de taktiek toe, om recht op de hoofdstad van den staat af te gaan. In 1806 is Berlijn bezet. Het Pruisische hof vluchtte naar de oostelijke grensprovinciën. Koningin Louise verhuisde daarheen met haar jonge zonen, Frederik Willem (IV) en Willem (den keizer van 1871). Alleen Rusland en Engeland konden den strijd tegen Napoleon nog volhouden. Het Continentaal-Stelsel. De gevaarlijkste tegenpartij van het Fransche keizerrijk bleef altijd Engeland. Maar er was geen Fransche vloot meer. Daarom besloot de keizer om Groot-Brittannië aan te tasten in zijn economisch weerstandsvermogen. Het Engelsche volk putte zijn rijkdom uit handel en industrie: zijn Europeesch verkeer moest dus afgesneden worden. Om dit te bereiken, vaardigde Napoleon in 1806 te Berlijn het beroemde decreet uit, bekend onder den naam van het Continentaa 1-S t e 1 s e 1. Alle handel met Engeland werd aan de keizerlijke staten verboden. Dit decreet heeft Napoleon's staatkunde na 1806 beheerscht. Dat lag aan de konsekwenties van het stelsel. Wilde het doel bereikt worden, dan moest er langs de geheele kust van het Europeesch continent een ononderbroken barrière gevormd worden, want als door één landingsplaats maar de Engelsche koloniale en industrieproducten konden ingevoerd worden, dan werden deze van zelf toch over een groot gedeelte van Europa verhandeld en mislukte het plan grootendeels. Met blinde hardnekkigheid heeft Napoleon de verovering der continentale kustlanden nagejaagd en de krachten van zijn rijk daaraan verspild. Feitelijk ligt in 't jaar 1806 daarom het keerpunt in de uitbreiding der Fransche overheersching. Ten slotte heeft Frankrijk gevoeliger verliezen geleden door het Continentaal-Stelsel dan Engeland, terwijl de zeehandel van Holland er 88 geheel door geruïneerd werd, niettegenstaande het verzet van koning Lodewijk Napoleon. Rusland verslagen. In 1806 en 1807 was echter van eenige vermindering van Frankrijk's expansievermogen nog niets te bemerken. De bloedige slag bij E y 1 a u bracht Napoleon zware verhezen en een twijfelachtige overwinning. Maar bij Friedland werden de Russen verslagen, Koningsbergen capituleerde, Pruisen was geheel veroverd, 1807. Toen gaf czaar Alexander den strijd op. Hij had op een vlot in de Njemen een samenkomst met Napoleon, die hem als betooverde en met bewondering vervulde. Te Tilsit werd de vrede met Rusland en Pruisen gesloten. IJhnarsch van het Russisch leger, dat de Pruisen te hulp zou komen (1806) ■ Vrede van Tilsit. Buitengewoon zwaar waren de vredesvoorwaarden voor Pruisent t°. het verliest al de provinciën ten westen van de Elbe en moet afstaan de landen, verkregen bij de Poolsche deelingen. 20. uit de provinciën .ten westen van de Elbe, Hannover en Hessen wordt een nieuw koninkrijk Westfalen (hoofdstad Kassei) gevormd, dat deel zal uitmaken van den Rijnbond. Jeröme Bonaparte wordt er koning. 30. de Poolsche landen worden vereenigd met enkele Russische streken in Polen en vormen een nieuwen staat, het groot-hertogdom Warschau. 40. de keurvorst van Saksen wordt koning over zijn land en krijgt het bestuur over Warschau. 50. Pruisen moet een zware oorlogsschatting betalen en zoolang het uitgeputte land zich daarvan niet gekweten heeft, zullen Fransche garnizoenen de Pruisische vestingen bezet houden. 95 § 5- De Val van het Keizerrijk. Frankrijk en Rusland. De Entente van Tilsit en Erfurt was langzamerhand verflauwd. Wel is het afgesproken programma gedeeltelijk ten uitvoer gelegd, maar juist de meest ingrijpende kwesties veroorzaakten op den duur ontstemming aan beide kanten. Napoleon wilde Alexander de verovering van Constantinopel niet laten. De czaar vertrouwde de bedoelingen van zijn bondgenoot ten opzichte van Polen niet. De opheffing van het Continentaal-Stelsel in Rusland, omdat de handel te veel te lijden had van het gemis aan relaties met Engeland, was een teleurstelling voor den Franschen keizer. In den loop van 1811 zijn langdurige onderhandelingen over de hangende geschillen gevoerd, maar de ve r wij dering werd steeds groote r. Napoleon zond in Mei 1812 de oorlogsverklaring naar St. Petersburg af. Veldtocht van 1812. Een leger van 600.000 man, waarvan slechts de helft Franschen waren, gevormd uit allerlei nationaliteiten, „la grande armée", werd in het groot-hertogdom Warschau bijeengebracht. Pruisen en Oostenrijk, beiden machteloos gemaakt, even goed als Holland en Lombard ij e, moesten hulptroepen leveren. Napoleon zelf voerde het commando over het centrum van zijn leger, 300.000 man, met M u r a t en N e y als onderbevelhebbers. In Juni 1812, te laat in den zomer, begon de opmarsch. Op het plateau van Borodino, kwam het tot een moorddadigen veldslag, waar Ney de Russische troepen letterlijk decimeerde: de weg naar Moskou lag open, in September vestigde Napoleon zijn residentie in het r^emlin. Moskou. Het plan van den keizer was geweest te Moskou den winter door te brengen en in het voorjaar den oorlog voort te zetten. Maar reeds den dag na de aankomst der Franschen brak de eerste brand uit, slag op slag gevolgd door nieuwe branden op telkens weer andere punten van de stad. Zelfs het K r e m 1 i n ontkwam met aan de aanslagen der Russen. Napoleon moest zijn residentie verleggen naar een kasteel buiten Moskou, maar hij kon niet tot den terugtocht besluiten en' alle behaalde resultaten van den zwaren veldtocht opgeven. Hij opende onderhandelingen over een wapenstilstand met Alexander I. Deze gaat er schijnbaar op in; zijn toeleg om het verblijf der Franschen te rekken, gelukt. De winter zou weldra zijn beste bondgenoot worden. Terugtocht. Als Napoleon begrijpt, dat hij bedrogen wordt en de levensmiddelen gaan ontbreken, geeft hij eindelijk, ruim een maand na zijn aankomst te Moskou, in October het bevel tot den terugtocht. Hij kiest een anderen weg, Tooneel der eeuwen II. 7 96 want het land langs den opmarsen is geheel verwoest. Een tijdlang gaat het tamelijk goed. Maar de Russen snijden alle convooien af, de kozakken komen de Franschen omzwermen, het vijandelijk leger dwingt Napoleon den oorspronkelijken weg in te slaan, voortdurend volgen scherpe gevechten tegen de goeduitgeruste vijanden elkander op, 6 November valt de eerste sneeuw. Een ongewoon strenge winterkoude (36° C. onder het vriespunt) breekt uit, honderden soldaten bevriezen gedurende den uitputtenden marsch, het is onmogelijk in den nood aan levensmiddelen voor paarden en menschen te voorzien. De af- en aanzwermende kozakken doen het overige. Een ramp was de overtocht over de Berezina: 30.000 man werden aan den oever van de rivier afgesneden en vielen den Russen in handen. De Hollanders onder Daendels verdedigden het laatst den overtocht. Van dit oogenblik af ontaardde de terugmarsch in een ordelooze vlucht. Een bulletin van Napoleon, gedateerd van 22 November, bereidde Frankrijk voor op nadere berichten omtrent de nederlaag. Het eindigt met de cynische mededeeling: „LasantédeSaMajestén'ajamaisétémeil1 e u r e". De keizer verliet het leger, gaf het bevel over aan Murat, reisde per slede zoo snel mogelijk naar Warschau, vandaar naar Parijs, om zijn maatregelen te nemen: hij begreep, dat nu Europa zich tegen hem zou keeren. Van het centrum kwamen slechts 50.000 man geregelde troepen behouden terug. 1815. Frederik Willem III aarzelde aanvankelijk nog openlijk den aanval op Napoleon te wagen. Maar de algemeene geestdrift onder zijn volk sleepte hem mee. Met onweerstaanbaar enthousiasme wapenden de Pruisen zich gedurende den winter van 1812 op 1813. Het is de tijd der Duitsch-nationale poëzie (Theodor Körner's „Schwert und Leier"). De koning ging er eindelijk toe over zijn volk door de proclamaties „aan mijtt volk" en „aan mijn leger" tegen de overheersching te wapen te roepen1) en sloot een verbond met Rusland en Engeland. Het jaar 1813 zou getuige worden van den strijd tusschen Napoleon en Europa. De keizer verscheen in het voorjaar met een nieuw leger in het veld. Hij concentreerde het in Saksen, dat hem trouw bleef, omdat hij Oostenrijk, tot nu toe onzijdig gebleven, niet vertrouwde. De Pruisen en Russen werden bij Lützen en Bautzen verslagen. Vredescongres te Praag. Toen bood Metternich de tusschenkomst van Oostenrijk aan. Napoleon weigerde een vrede, nam echter een wapenstilstand aan, in de hoop intusschen zijn leger geducht te versterken en dan Europa door een „coup de tonner r e" neer te slaan! De verbonden mogendheden maakten juist 1) Bij deze gelegenheid werd het ijzeren kruis als eereteeken ingesteld. 97 de omgekeerde berekening, doch konden over veel meer manschappen beschikken. Te Praag kwam een vredescongres bijeen. Daar werd voorgesteld, dat Frankrijk ten westen van den Rijn zijn veroveringen zou behouden, doch dat ten oosten van den Rijn de oude toestanden moesten hersteld worden. Napoleon weigerde. Hij achtte zich nog sterk genoeg om zijn vijanden het hoofd te kunnen bieden. Dat had Metternich verwacht. Met groot beleid had de Oostenrijksche gezant den Franschen keizer in de val laten loopen. Het is een haast onbegrijpelijke fout van Napoleon geweest, dat hij na Lützen en Bautzen niet onmiddellijk den oorlog heeft voortgezet. Maar sedert 181a heeft Napoleon zijn vroegere zekerheid meer of min verloren. Hij aarzelt dikwijls, nu hij niet meer over de groote macht van weleer de vrije beschikking heeft. De weigering van den vrede vermeerderde het aantal van Napoleon's vijanden. Oostenrijk treedt toe tot de coalitie. De Rijnbond spat uiteen. Alle Duitsche Staten sluiten zich aan bij de verbonden mogendheden. Alleen Saksen en Westfalen breken hun woord van trouw niet. Zoo begon dus de najaarsveldtocht van 1813 onder voor de Franschen veel moeilijker omstandigheden. De keizer zelf overwint bij D r e s d e n. Zijn bevelhebbers echter worden overal verslagen. 81 ü c h e r dringt Macdonald bij de Katzbach in Silezië achteruit; Bernadotte drijft het leger van Oudinot bij Gross-beeren, dicht bij Berlijn, terug op Saksen; N e y kan den aandrang niet stuiten; zoo ziet Napoleon de samengetrokken overmacht der geallieerden zich van alle kanten richten tegen zijn posities bij L e i p z i g. Volkerenslag. Vier dagen, 16—19 October 1813, duurde de worsteling: 300,000 tegen 130.000. Den i8den hepen de Saksische en Wurttembergsche regimenten op den rechtervleugel van Napoleon's leger over. Dat besliste. De nederlaag was volkomen en Frankrijk aan het einde van zijn krachten. Het overschot van het keizerlijk leger vluchtte den Rijn over. Een onmiddellijk gevolg van den volkerenslag bij Leipzig was de opstand van Holland, November 1813. De bondgenooten in Frankrijk. In den Nieuwjaarsnacht van 1813 op 1814 trok Blücher (Maarschalk Voorwaarts) bij C a u b den Rijn over. Wellington had in 1811 en 1812 de Fransche legers verslagen en kon nu in Zuid-Frankrijk een inval ondernemen. Voor het laatst ontplooide zich in den veldtocht in Noord-Frankrijk het strategisch genie van den geweldigen veroveraar. Met zoowat 100.000 man heeft 98 Napoleon den bondgenooten nog groote verliezen weten toe te brengen, o.a. in de dalen van de Aube en Marne. Maar de partij stond i tegen 5, het Fransche volk haatte den dwingeland, die veel ellende over zijn onderdanen had gebracht en de vijandelijke veldheeren hadden van hun meester geleerd om rechtstreeks op Parijs af te gaan. Niettegenstaande een reeks van nederlagen dringen zij onweerstaanbaar op de hoofdstad aan, tot eindelijk de gouverneur capituleert, nadat de Pruisen den Montmartre bestormd hadden. Napoleon stond toen met zijn legertje te Fontainebleau, wil zich op Parijs werpen en een ontzettend stratengevecht uitlokken: zijn generaals weigeren. In Maart 1814 hielden Frans I, Alexander Ien Frederik Willem III hun intocht in de hoofdstad van Frankrijk. Napoleon deed afstand van den troon en droeg zijn aanspraken over op zijn zoon, den koning van Rome. De mogendheden bepalen, dat het Huis Bourbon weer aan de regeering zal komen (Restauratie der Bourbons). Lodewijk XVIII, de broeder van Lodewijk XVI, aanvaardt het bestuur. Napoleon wordt naar Elba verbannen. De keizerstitel is hem gelaten. Maria L o u i s e keerde naar Oostenrijk terug. Lodewijk XVIII sluit den eersten vrede van Parijs, 1814. Het Fransche grondgebied zou worden als in 1792. Bijna alle veroveringen gaan dus verloren. Maar er moest ook orde gebracht worden in den chaos, dien Europa aanbood. Daartoe kwam het Weener Congres bijeen. § 6. Het Weener Congres. De vertegenwoordigers der geallieerden vergaderden te Weenen met de gezanten van alle Europeesche landen. Het congres begon in de vroohjke keizerstad, waar Beethoven op de concerten den dirigeerstok zwaaide, met een reeks van feesten, uiting van het gevoel van vreugde over den val van Napoleon. Eerst in November 1814 werd het eigenlijk werk ter hand genomen. Staatslieden. Een reeks van beroemde staatsheden was er bijeen. Metternich was gezant van Oostenrijk; Hardenberg vertegenwoordigde Pruisen; Nesselrode Rusland; Wellington en Castlereagh Engeland. Heinrich von G a g e r n was de gezant van den koning der Nederlanden; T a 11 e y r a n d, de vroegere minister van buitenlandsche zaken van Napoleon, trad nu op als ambassadeur van Lodewijk XVIII. Aan zijn geslepenheid en zijn invloed op Alexander I vooral was het te danken, dat Frankrijk in de rij der groote mogendheden werd opgenomen 99 en mee zijn stem deed gelden bij het nemen van besluiten. Op zijn voorstel aanvaardde het congres het beginsel der legitimiteit d.i. de wettige vorsten zouden in hun voormalig bezit hersteld worden. Dreigende oneenigheid. Men kon het over eenige belangrijke kwesties niet eens worden; er dreigde verdeeldheid, zelfs oorlog. De reorganisatie van het Duitsche Rijk kwam vóór 1815 zelfs niet aan de orde. Alexander I wenschte het groothertogdom Warschau geheel in te lijven en het dan, als een naar den vorm hersteld koninkrijk Polen, een zelfstandige constitutie te geven. Frederik Willem III verlangde het koninkrijk Saksen bij zijn gebied te voegen, als straf voor de aan Napoleon betoonde trouw. Maar Oostenrijk en Engeland hadden overwegende bezwaren tegen een zoo versterkt Pruisen; Frankrijk sloot zich daarbij aan: het kwam tot een geheime triple-alhantie tegen Rusland en Pruisen, Januari 1815. Beide grootmachten doorzagen den aanval, die tegen hen werd voorbereid. Langzamerhand deden zij concessies aan hun tegenstanders, toen als een bliksemstraal bij helderen hemel de tijding kwam, dat Napoleon geland was in Frankrijk. Men had zoo iets in de verste verte niet verwacht. Napoleon met zijn lijfgarde kon toch onmogelijk opgewassen zijn tegen de macht van LodewijkXVIII! Maar de onderneming van den afgezetten keizer was intusschen niet zoo dol. Het Fransche leger bleek den Bourbons zeer vijandig gezind, hetgeen niet weinig in de hand gewerkt werd door een weinig taktvolle achteruitzetting van Napoleon's oudgediende officieren en soldaten door de pas opgetreden regeering. Napoleon zorgde er voor, dat hij op het dichtbij gelegen E1 b a goed werd ingelicht omtrent den inwendigen toestand van Frankrijk en den gang van zaken op het Weener Congres. Hij wist, dat de Bourbons hem nog vreesden, dat een verwijdering van zijn7 persoon, nog verder van de vaderlandsche kusten, niet tot de onmogelijkheden behoorde, dus besloot hij den sprong te wagen. De „Honderd dagen" 20 Maart—22 Juni. 1 Maart 1815 landde hij met een legertje van 1100 man te Cannes. De groote wegen vermijdend trekt de keizer op Grenoble en Lyon af. Het enthousiasme van het leger voor hem herleeft, van alle kanten stroomen vrijwilligers toe. Op hem afgezonden troepen sluiten zich bij Napoleon aan. Ney kiest met zijn leger partij voor hem. Binnen drie weken is de keizer te Parijs na één grooten triumftocht. Lodewijk XVIII nam de wijk naar Gent, 20 Maart. Karakteristiek is de toon van het Fransche Staatsblad, Le Moniteur, in 100 deze dagen. Het begint met in scherpe, onaangename bewoordingen de landing van Napoleon aan te kondigen. Dat duurt zoo voort, tot de keizer Lyon bereikt heeft. Zoetjesaan draait de toon bij tot vormehjk-correcte berichten, dan worden deze meer en meer verwelkomend gekleurd en als Napoleon goed en wel te Parijs is, bereikt de climax zijn toppunt en ontvangt de Moniteur hem met open armen! Het leger had den keizer zijn verloren kroon terugbezorgd, maar het vertrouwen van zijn volk en van Europa kon het hem niet hergeven. De Fransche burgerij bleef onverschillig den loop der gebeurtenissen afwachten. Napoleon vaardigt een proclamatie uit aan de mogendheden, biedt den vrede aan en wil zich tevreden stellen met het gebied, door den vrede van Parijs van 1814 vastgesteld. Het antwoord werd een oproep aan alle volkeren van Europa: la guerre d'extermination tegen Frankrijk; zoo besloot het Weener Congres. Alle verdeeldheid was als bij tooverslag verdwenen. Waterloo. Binnen zes, zeven weken brengt Napoleon een vrij sterk leger op de been en tre,kt de Zuidelijke Nederlanden binnen, waar Engelsche en Duitsche troepen onder Wellington en B1 ü c h e r hem het hoofd bieden. De Nederlanders streden mede onder het bevel van den prins van Oranje, den lateren koning Willem II. Blücher wordt bij Li gn y verslagen, Napoleon hoopt de vereeniging van de Engelsche en de Duitsche macht te verhinderen. Op denzelfden dag wordt Neybij Quatr e-b a s tegengehouden, vooral door het optreden van den Prins van Oranje. De keizer besluit nu de hoofdmacht van Wellington bij W a t e r 1 o o te vernietigen, vóórdat Blücher, die had moeten retireeren na Ligny\ zich bij de Engelschen en hun bondgenooten zou kunnen aansluiten. G r o u c h y, uitgezonden door den keizer om Blücher op te zoeken en vast te houden, verdwaalde. Reeds in het begin van den slag, 18 Juni 1815, verscheen de voorhoede van Blücher na zware, geforceerde marschen. Napoleon verdubbelde zijn pogingen, om de Engelsche linies te doen bezwijken. Maar Wellington had bevel gegeven tot den laatsten man stand te houden. De eerste aanvallen van de Franschen mislukken. Als de Pruisen de rechterflank van Napoleon bedreigen, moet deze zijn legermacht verdeelen en de 38.000 man van Grouchy verschijnen niet. In den namiddag onderneemt Ney een laatsten, geweldigen aanval op de Engelschen, want de rechtervleugel kan het ternauwernood houden tegen Blücher's steeds stijgende overmacht. Mocht deze slagen, dan werd de kans op een nederlaag van het Duitsche leger grooter. Een cavalerie-charge van Ney gelukt, maar de infanterie kwam te laat. Dan voert Napoleon zijn laatste reserve, de oude garde, tegen Wellington in het vuur. (La garde meurt, mais io8 waardiging gaande onder het Fransche volk, dank zij mede de forsche leiding van de La Mennais, Lacordaire en Monta1 e m b e r t, die in hun bewonderenswaardig geredigeerd dagblad „L'A v e n i r" een machtig wapen hanteerden tegen de republikeinen en vrijdenkers *). Zij daagde het ongeloof uit onder de leuze: „Dieu et la Liberté." De regeering begreep ten slotte, dat de katholieke partij voor haar een onmisbaren steun vormde om het gevaar van de anarchie tegen te gaan, de meerderheid in de Kamers verlangde het herstel van het gezag, zoodat het eerste liberale ministerieLaffitte reeds in 1831 moest aftreden en vervangen werd door een conservatief ministerie onder leiding van Casimir Périer. Dat aanvaardde de regeering met het programma: orde in Frankrijk, vrede met Europa. De revolutiejyerd tot staan gebracht, niettegenstaande de heftige protesten in de republikeinsche pers. De Juli-revolutie was in den vollen zin des woords een p a r t ijrevolutie. Frankrijk's welvaart was herleefd tijdens de Restauratie, het nam een eervolle 'plaats in onder de Europeesche mogendheden. De groote meerderheid der bevolking zag bij het gebeuren te Parijs onverschillig toe. De sterke organisatie van de oppositie en het gemis aan beleid bij Karei X hebben het succes van den opstand mogelijk gemaakt. § 2. De Duitsche Bond, 1815—1830. - Liberalisme in Duitschland. In vele Duitsche staten was de absolute monarchie hersteld, ofschoon men in art. 13 van de Bon dsa c t e, de grondwet van den Bond, had bepaald, dat in alle staten landsstenden zouden ingevoerd worden. Alleen in eenige Zuid-Duitsche staten werd een constitutie afgekondigd. De regeeringen zijn conservatief, terwijl onder de burgerij de verwachting, dat men nu grooter staatkundige vrijheid zou verwerven, op teleurstelling uitloopt. Daaruit ontstaat een oppositiepartij, die propaganda maakt voor den constituticneelen regeeringsvorm. Deze liberale partij vindt haar aanhangers vooral onder de welvarende burgers, onder de studenten en in de kringen der universiteiten. Een van haar meest bekende propagandisten was J a h n, die van de gymnastiek wonderen voor de menschheid verwachtte en uit afkeer tegen 1) Vgl. P. Thureau-Dangin, Histoire de la Monarchie de Juillet, dl. I. (Parijs, 5e druk, 1914). 109 Frankrijk het denkbeeld opperde om een groot oerwoud te vestigen op de grens tusschen Duitschland en het Fransche gebied. Zijn turnclubs waren meteen propagandaclubs tegen de absolute monarchie en voor de liberale vrijheidsbeginselen. Onder de studenten aan de hoogescholen ontstaan sedert 1815 de Burschenschaften, waar de' politiek het geliefkoosd onderwerp van den dag was. Naast de organisatie van de liberale partij openbaart zich tegelijkertijd de doorwerking van het patriottisme uit den strijd tegen Napoleon. Het verlangen naar staatkundige eenheid ontwaakt. In kunsten en wetenschappen, in de pers (Görres) komt tot uiting de idee van een gemeenschappelijk Duitsch vaderland. De romantiek komt aan het woord. De gebroeders Grimm zijn mee van de eersten, die beginnen met de studie van het oude Germanië, de cultuurgeschiedenis, de sagenwereld, de katholieke middeleeuwen. In 1817 werden de regeeringen in de Duitsche staten opgeschrikt door een luidruchtige manifestatie tegen het absolutisme. Het was 18 October van dat jaar, de verjaardag van den slag bij Leipzig, toen op den Wartburg een groote meeting plaats had ter herdenking van het feit, dat Luther 300 jaar geleden zijn stellingen tegen den aflaat bekend maakte. Het nafeest kreeg een politiek karakter. Het kwam tot heete speechen en onder algemeen gejuich werden de zinnebeelden van het despotisme — staartpruik, korporaalstok, enz. — en allerlei conservatieve geschriften, o. a. die van Kotzebue, verbrand. Ernstige gevolgen had dit geruchtmakend feit niet. Maar in 1819 pleegde K a r 1 S a n d, een dweepziek student te Jena, een moordaanslag op Kotzebue, staatsraad in Russischen dienst. De studenten haatten hem, omdat hij den gang der liberale beweging aan de hoogescholen aan de regeering van Alexander I rapporteerde. Sand werd terechtgesteld. Karlsbader besluiten. Metternich maakte van dat feit gebruik, om tegen het liberalisme met krasse maatregelen op te treden. Te Karlsbad kwam in 1819 een congres bijeen van de gezanten van tien bondsstaten. Daar werden de volgende besluiten genomen: i°. De Burschenschaften worden ontbonden. 2°. Alle hoogescholen komen onder toezicht van een regeenngscommissaris. 3°. De pers wordt onder censuur geplaatst. In 1820 werd onder leiding van Metternich de Bondsacte herzien door de afkondiging van de Wiener Schluszakte. Deze het de invoering van een vertegenwoordiging over aan het initiatief der vorsten, m.a.w. er kwam weinig van terecht. Gedurende de volgende jaren wordt de liberale beweging voortdurend onder controle gehouden. Tot openlijk optreden van de HO oppositie komt het voorloopig niet. Toch miste Metternich zijn doel. De propaganda is in het geheim voortgezet, de resultaten zullen aan den dag treden in het revolutiejaar 1830. § 3. Engeland, 1815—1830. In denzelfden tijd, dat Europa de algemeene staatkundige omwenteling doorleefde, waartoe de Fransche revolutie het sein gaf, had er in Engeland een maatschappelijke omwenteling plaats, waarvan wij de onberekenbare gevolgen nog alle dagen rondom ons heen zien. De groote technische uitvindingen van het begin der 19de eeuw vormen het uitgangspunt van een algeheelen ommekeer in het leven der maatschappij. In dit opzicht vertoont dit tijdsgewricht der wereldgeschiedenis een treffende overeenkomst met dat van de Renaissance, ook een overgangstijdperk, gekenmerkt door buitengewoon belangrijke ontdekkingen. James Watt, f 1819, maakte van de stoommachine een algemeen bruikbaar werktuig. F u 11 o n's naam is verbonden aan de eerste geregelde stoombootvaart, 1807, op de Hudson in Amerika, terwijl het eerste zeestoomschip in 1818 de reis maakte van New-York naar Liverpool. Stephenson is de uitvinder van de locomotief, 1814. In 1835 werd een spoorweg geopend tusschen Stockport en Darlington. Bovendien had Engeland nog vóór het vasteland een aiet van goed geplaveide wegen, volgens het systeem van den ingenieur M a cA d a m. Ook op het gebied der verlichting trad in denzelfden tijd een groote verbetering in. Een Nederlandsen geestelijke, Minckeleers, te Maastricht, vond het lichtgas; Londen kreeg in 1814 zijn gasverlichting, Berlijn in 1826. In 1814 werd de „Times" de eerste maal op een stoompers gedrukt, die 1500 •couranten per uur leverde. Door deze uitvindingen werd Engeland het eerste land, waar de groot-industrie zich ontwikkelde. Gedurende den tijd van Napoleon had het rijke koloniën veroverd, de bevolking had er van de onophoudelijke oorlogen veel minder te lijden gehad, dan in de andere Europeesche landen. Toch was het, ofschoon uiterlijk sterk, innerlijk zwak. Veel te plotseling was de handenarbeid er vervangen door machinaal werk. Vóór 1815 konden de fabrieken geen voldoend afzetgebied vinden voor hun massa-productie, na 1815 bleek het vasteland niet berekend op zulk een toevloed van artikelen en te Tooneel der eeuwen II. 8 Banket bij de kroning van koning George IV van Engeland (19 Juli 1821). (Aquarel van C. Wild). III weinig kapitaalkrachtig om groote zaken te kunnen ondernemen. Evenwicht tusschen het reusachtig aanbod en de beperkte vraag kon zoo spoedig niet bereikt-worden. Economische misstanden. Het gevolg van deze economische crisis was, dat Engeland te kampen kreeg met werkloosheid op groote schaal. De handenarbeid kon de concurrentie met de machine niet volhouden, terwijl veel fabrieken moesten sluiten. Dat wreekte zich op den arbeider: de loonen dalen op onrustbarende wijze. De maatschappelijke toestand was dus niet bijster rooskleurig. Pakkende leuzen als „Bread or Blood", „Liberty or Death", doen opgeld onder het volk. Het komt tot oproer onder de werklieden. Zulke uitbarstingen werden door de regeering met kracht, ja wreedheid onderdrukt, zooals b.v. de groote meeting te Peterloo bij Manchester, 1819, die met geweld uiteen gedreven is. De Habeas Corpus Act is zelfs door het tory-gouvernement tijdelijk buiten werking gesteld. Ook in wijdere kringen begon men de verouderde verhoudingen in de handelswetgeving, het strafrecht, de volksvertegenwoordiging ernstig te bestrijden. Er vormt zich een hervormingsgezinde partij, Wilham Cobbett spoort de arbeiders aan tot het opeischen van hun rechten. Groote schrijvers werkten in denzelfden geest, o.a. Walter Scott en Lord Byron. Merkwaardig zijn in Engeland de veranderlijke schaalrechten, die dateerden vsn 1773. Er mocht namelijk geen buitenlandsch graan worden geïmporteerd, zoolang niet in het land zelf de prijs van het koren boven een zekere som was gestegen; werd die grens bereikt, dan zou op het ingevoerde graan een belasting geheven worden, en wel lager, naarmate de prijs in Engeland hooger werd. In gewone tijden werd daardoor geen graan ingevoerd, want in den regel bleef het koren goedkooper. Natuurlijk profiteerden de groot-grondbezitters, voor het meerendeel tories, er het meest van, want de pachten werden hooger, naarmate het graan duurder was. Maar van den anderen kant bleven de korenprijzen doorloopend toch hoog, omdat er altijd een beperkt aanbod was tengevolge van het invoerverbod. Met het koren gaan de broodprijzen mee, de arbeidende klasse ondervond ook van de schaalrechten drukkende gevolgen. Peel en Canning. In 1820 stierf George III, de laatste koning, die in Engeland autocratisch regeerenkon.Zijn opvolger, George IV, 1820—1830, was zeer impopulair, een zeldzaam verschijnsel in Engeland, maar het was zijn eigen schuld. Zijn particulier leven gaf 112 in brecden kring veel ergernis. Het echtscheidingsproces tegen de koningin, Charlotte van Brunswijk, keerde de publieke opinie van den koning af. George heeft ten slotte zijn beschuldigingen tegen zijn vrouw moeten terugnemen. De tories, de conservatieven, beheerschen tot 1832 de regeering. De invloed van de whigs, de liberale partij, neemt heel langzaam toe. Tusschen 1822 en 1828 zijn C a n n 1 n g en Peel de leidende ministers. Canning trad in de buitenlandsche politiek op als tegenstander van de Groote Alhantie en steunde daartegenover de liberale beginselen o. a. door hulp te verkenen aan de opstandelingen in de Spaansche koloniën. In zijn binnenlandsche staatkunde volgde hij echter een meer conservatieve richting. Emancipation-bill. Van 1828-1830 voerde het ministerie Wellington-Peel het bewind. Dit tory-ministene voerde een belangrijke hervorming door, de Emancipation-bill van 1829. „ , , Nog steeds gold in Engeland de Test-act van 1673, krachtens welke dé katholieken buiten alle staatsambten gesloten bleven en zelfs geen toegang hadden tot het Parlement. Jarenlang hadden de tories zich tegen de intrekking van de Test-act verzet, maar op den duur moesten zij wijken. Daniël O'Connell („the great agitator") heeft daarop veel invloed uitgeoefend. Hij trad met groot talent op voor de belangen der Ieren. Ofschoon /« van de Iersche bevolking katholiek was (alleen Ulster was protestant) mochten er vóór 1829 toch geen katholieke afgevaardigden in het Hooger of Lager Huis toegelaten worden. De toestanden in Ierland waren bovendien diep treurig. O'Connell heeft Engeland zijn onrechtvaardigheid jegens Ierland onder het oog gebracht. Door zijn schitterende welsprekendheid en bekwaamheid als advocaat had hij reeds grooten naam en invloed verworven, toen hu in 1823 de .Cathohc Association" stichtte, met het doel door een altijd wettelijke,_maar onophoudelijke agitatie - reusachtige meetings - de afschaffing der uitzonderingswetten te verkrijgen. Meermalen werd hij in Iersche districten gekozen als afgevaardigde naar het Parlement, niettegenstaande de TesJ-act.Zijnmachug woord had een opstand kunnen doen uitbarsten, maar O'Connell heeft dien tegengehouden. Wel hield hij de agitatie onder de Ieren gaande, zijn organisaüe werd zoo indrukwekkend, dat de tories hem den toegang tot het Parlement met weigeren durfden, nadat de whigs aan zijn rechtmatige eischen hun steun verleend hadden. . . , ... Zoo werd de aanneming van de E m a n c 1 p a 11 o n-b 111 onvermijdelijk, 1829. Voortaan stonden de katholieken staatsrechtelijk gelijk met de andere onderdanen van het Britsche rijk. Als naaste H3 doel, dat de Ieren daarna moesten bereiken, wees O'Connell aan de Herroeping van de Unie met Engeland (The R e p e a 1). Sociale wetten. Onder de ministers Peel, Canning en Wellington begint ook de sociale wetgeving, waarmee Engeland heel de wereld vóór is geweest, zooals het heel de wereld vooruit was met zijn zich snel ontwikkelende grootindustrie. De arbeid in de fabrieken behoefde de bescherming der regeering, want de belangen der werklieden waren allesbehalve veilig in handen van den fabrikant. De mishandeling van kinderen in de fabrieken was kort en goed barbaarsch, hun toestand naderde dien van slavernij, een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het rijke Engeland.J) In 1819 werd het werk in fabrieken verboden aan kinderen beneden negen jaar en voor kinderen boven dien leeftijd beperkt tot hoogstens twaalf uur per dag. In 1831 werd nachtarbeid door kinderen in katoenfabrieken strafbaar gesteld. In 1824 voerde de regeering een wet in, waarbij werkhedenvereenigingen werden toegelaten. Het gevolg was, dat er werkstakingen uitbraken. De patroons eischten herstel van den vroegeren toestand, toen de arbeider het recht van vereeniging miste. In 1825 stelde een wetswijziging vast, dat het vereenigingsrecht alleen gelden zou voor het streven naar loonsverhooging of beperking van den arbeidsduur. De wet bedreigde met dwangarbeid degenen, die niet-stakers zouden terroriseeren. Daarmee was het werk der sociale wetgeving lang niet voltooid. In deze periode vallen nog slechts de verschijnselen te constateeren, die den lateren strijd tusschen de maatschappelijke standen aankondigen. § 4. Spanje, 1815—1830. Ferdinand VII, de zoon van Karei IV, was in 1814 koning van Spanje geworden. Vóór zijn troonsbestijging eischte men van hem de belofte, dat hij zou regeeren volgens de constitutie van C a d i x, in 1812 ingevoerd door een voorloopige regeering en op democratische leest geschoeid. Zij was een copie van de Fransche grondwet van 1791. Met de Franschen waren ook de denkbeelden van de revolutie in Spanje doorgedrongen. 1) Vgl. H. de B. Gibbins, The industrial history of England (Londen, 1897). H4 Ferdinand legde de van hem gevraagde belofte af, maar dacht er niet aan zijn woord gestand te doen. Hij regeerde eenvoudig als absoluut vorst, trachtte, onvoorzichtig en kortzichtig, het ancien régime te herstellen en versterkte zoodoende de gelederen der liberalen. Het gunstelingen-systeem werd hersteld, een dure hofhouding ingevoerd, en dat terwijl het land gebukt ging onder de schulden en te kampen kreeg tegen een gevaarlijken opstand in zijn koloniën. Afval der Spaansche Koloniën. Tot nu toe was Spanje sedert de 16de eeuw nog altijd de eerste koloniale mogendheid gebleven door de uitgestrektheid van zijn overzeesche bezittingen: een groot deel van Zuid-Amerika, Middel-Amerika en Mexico. Altijd heeft het moederland het verkeer tusschen deze koloniën en de andere Europeesche landen tegengegaan. Het voorbeeld van de NoordAmerikaansche Staten en de Fransche revolutie lokten een onafhankelijkheidsoorlog uit; de onttroning van de Bourbons deed een voorwendsel aan de hand. In 1810 begon de opstand in Mexico en Venezuela. Engeland steunde de revolutie: het loerde op nieuwe markten in Zuid-Amerika. In 1818 deed Ferdinand VII een beroep op de Groote Alliantie bij gelegenheid van het congres van Aken, maar Engeland, zeer begrijpelijk, verzette zich tegen interventie. Ook de Vereenigde Staten bemoeiden er zich mee. President M o n r o e lïetin 1822 op het congres van Verona aan de mogendheden weten, dat bemoeiing met de aangelegenheden van een onafhankelijken Amerikaanschen staat zou worden beschouwd als een daad van vijandschap. De naar hem genoemde „M o n r o e1 e e r" verdedigt het beginsel: „Amerika voor de Amerikanen." Spanje was dus op eigen krachten — en deze beteekenden met veel na den langen strijd tegen de Franschen — aangewezen. De koloniën wonren voortdurend terrein. In 1824 kwam een groot congres te Panama bijeen. Simon Bolivar, el Libertador (naar hem is Bolivia genoemd), was een van de meest gezaghebbende ielders. Zijn ideaal was één groote Zuid-Amerikaansche Republiek naar het model van de Vereenigde Staten, maar door oneenigheid mislukte dit plan. Engeland (Canning) erkende in 1825 de onafhankelijkheid der voormalige koloniën. Spanje hield in Amerika alleen Cuba en Portorico over, wat voor het land een gevoelig financieel verlies beteekende. Opstand in Spanje. Tegelijkertijd kreeg Ferdinand VII te kampen met een opstand in zijn land zelf. Eenige officieren, behoorende tot het koloniale leger, "5 wisten onder hun troepen te Cadix in 1820 een revolutie te doen uitbreken. Twee liberale kolonels leidden de beweging, die zich als een vuur door Spanje verspreidde. Men eischte een bestuur volgens de constitutie van Cadix. Ferdinand was zoo wijs toe te geven. Het teekent zijn bestuur, dat al de nieuwe liberale ministers uit de gevangenis naar hun ministerie geroepen werden! Maar toen zij eenmaal de macht in handen had, brak er onder de zegevierende partij heftige oneenigheid uit. Allerlei fracties: e x a 11 a d o's (radicalen), serviles (conservatieven), moderad o's (gematigden) bestreden elkaar hartstochtelijk. Eindelijk besloten de mogendheden van de Groote Alliantie een einde te maken aan de voortdurende onlusten. In 1822 komen Rusland, Oostenrijk, Pruisen, Engeland, Frankrijk bijeen op het congres van Verona. De Engelsche regeering huldigde het beginsel van non-interventie, lijnrecht tegen de Groote Alliantie in, maar legde er zich ten slotte bij neer, dat aan Frankrijk een gewapende interventie in Spanje werd opgedragen, om er de wettige regeering te herstellen. Fransche interventie. In 1823 trekt een Fransch leger Spanje binnen. Het ontmoette nergens veel tegenstand. Madrid is bezet; na de verovering van het Trocadéro, de citadel van Cadix, het bolwerk van de revolutie, is ook de constitutie van 1812 ingetrokken. Ferdinand w«»s weer absoluut monarch. Hij nam bloedige wraak op de leiders van den opstand en regeerde even slecht als vroeger tot 1833. § 5. Portugal, 1815—1850. In Portugal trad na de nederlaag der Franschen een eigenaardige toestand in. Koningin Maria, uit het huis Braganza, was in 1807 uitgeweken naar de Portugeesche kolonie Brazilië en bleef er, terwijl het bestuur over haar Europeesch koninkrijk was toevertrouwd aan een Engelsch gouverneur, Beresford, den bevelhebber van het Engelsche leger. De constitutie. In 1816 kwam J o h a n VI aan de regeering. Ook hij bleef in Brazilië, totdat de omstandigheden hem dwongen naar Europa te komen. Toen Spanje in 1820 het tooneel werd van een opstand tegen het ancien régime, sloeg de beweging over op Portugal, waar de liberale denkbeelden sterk verbreid waren. Een oproer te Oporto had de invoering van de constitutie van Cadix ten gevolge. Beresford, gehaat door zijn drukkend bewind, was toen juist in Brazilië, maar bij zijn terugkomst werd hem de landing belet. Johan VI begreep dat zijn tegenwoordigheid in Portugal noodzakelijk was, wilde hij zijn troon er niet bij verspelen. Van den anderen kant kon het voorbeeld der Spaansche koloniën wel eens aanstekelijk werken op Brazilië, maar van twee kwaden n6 kiest de koning het minste; hij vaardigt, na zijn terugkeer, een democratische constitutie uit. Het keizerrijk Brazilië. De vrees van Johan VI nopens Brazilië is werkelijk: gegrond gebleken. Het land verlangde zelfstandigheid en werd een keizerrijk met den oudsten zoon van Johan VI, P e d r o, als keizer. Onder den indruk van de Fransche interventie in Spanje vormde zich aan het hof van Johan VI een reactionnaire partij, onder leiding van den tweeden zoon des konings, M i g u e 1. Deze deed zich vooral gelden na den dood van Johan VI in 1826. Opvolgingsstrijd. Wie moest toen opvolgen? Pedro I van Brazilië had voor zich en zijn mannelijke erfgenamen afstand gedaan van de Portugeesche kroon, toen hij keizer werd. Hij vond nu dezen uitweg, dat hij de regeering opvorderde voor zijn minderjarige dochter Maria da Gloria, onder regentschap van Miguel. Meteen voert Pedro een liberale grondwet in. Miguel legde zich een oogenblik bij dezen stand van zaken neer, maar in 1828 werd hij door de Portugeesche Cortez tot koning van Portugal uitgeroepen met onbeperkte macht. Hij aanvaardt de waardigheid, steunend op de conservatieven en trekt de grondwet van Pedro in. De liberalen komen daartegen in verzet, maar kunnen zich aanvankelijk niet doen gelden. Eerst in 1830 steken zrj ook in Portugal het hoofd op met het doel Miguel van den troon te verdrijven. § 6. Italië, 1815—1850. Door het Weener Congres was Italië in een groot aantal staten verdeeld. Overal werd het ancien régime hersteld, alleen Pits VII kondigde in den Kerkelijken Staat algemeene amnestie af. Tijdens de Napoleontische overheersching hadden de Italianen het j groote voordeel leeren begrijpen van een gecentraliseerden staat. In het koninkrijk Napels en het koninkrijk Italië waren de Fransche bestuursbeginselen doorgevoerd. Nu dat alles te niet gedaan werd, keerde de ontevredenheid van de burgerij zich tegen O o s t e n r ij k in de eerste plaats, aan welke mogenheid vooral zij verweet de staatkundige versnippering en de restauratie van de absolute monarchie. Evenals in den Duitschen Bond ontstaat ook in Italië een partij, die ijvert voor den constitutioneelen regeeringsvorm en de politieke eenheid van het schiereiland, el Risorgimento. Ook hier, gelijk in Spanje en Frankrijk, stond de overgroote meerderheid des volks onverschillig tegenover de idealen der liberalen en het zich slechts bij sommige gelegenheden, zonder goed te weten waar het om ging, door de oproermakers meeslepen. 117 De liberalen organiseeren zich in het genootschap der Carbon a r i (een kroon met een dolk doorboord was htm zinnebeeld), waarschijnlijk ontstaan onder de kolenbranders van Calabrië en aanvankelijk gericht tegen de Fransche overheersching. Oorspronkelijk bestond daar in de wildernis een toevluchtsoord voor vluchtelingen, thans werd er van gemaakt een propagan da-genootschap voor de liberale denkbeelden, verwant aan de Vrijmetselarij. Paus Leo XII heeft het veroordeeld, omdat het de godsdienstige onverschilligheid in de hand werkte. Opstand in Napels 1820. Ferdinand, I, 1815—1825, bestuurde zijn rijk op even onverstandige wijze als Ferdinand VII van Spanje. Op het voorbeeld van den opstand te Cadix brak in Napels een revolutie uit onder de troepen, geleid door een kolonel, die lid was van het genootschap der Carbonari, terwijl als leuze voor de beweging werd overgenomen de eisch van de constitutie van Cadix, 1820. Ferdinand I gaf toe, omdat het leger hem in den steek het. Maar groote oneenigheid tusschen de liberalen onderling verschafte Oostenrijk de gelegenheid om de Groote Alliantie tot interventie over te halen. Metternich vooral zag gaarne de revolutie gestuit. Overal in Europa was het roerig. De moordaanslagen op Kotzebue en den hertog van Berry, de onlusten in Spanje, Portugal en Napels deden den Oostenrijkschen minister reeds spreken van „een internationale samenzwering". Hij scheen gelijk te hebben. Congres te Troppau en Laibach. Zoodoende komt te Troppau een congres bijeen van Oostenrijk, Rusland en Pruisen, 1820. Men kwam nog niet tot een resultaat, omdat Engeland en Frankrijk zich afzijdig hielden. Maar de tijden waren er niet naar om de liberale denkbeelden in de hand te werken. In 1821 had een tweede congres plaats tusschen de drie vorsten te Laibach. Daar werd men het eens overeen interventie in Napels, een taak, die aan Oostenrijk werd opgedragen. Ferdinand I wordt naar Laibach ontboden, in overeenstemming met de mogendheden vaardigt bij een proclamatie uit, om zijn volk bekend te maken, dat hij de constitutie van Cadix intrekt en met Oostenrijksche troepen zijn gezag zal komen herstellen. Het interventieleger vindt weinig tegenstand; voorloopig blijft een Oostenrijksche bezetting in het land. Het ancien régime zegevierde. Opstand in Sardinië, 1821. Nauwelijks was in het koninkrijk der beide Sicüiën de rust hersteld, of in Sardinië brak een opstand uit onder de bezetting vanAllessandria, 1821. Deze bedoelde een constitutie'te verkrijgen, maar richtte zich tegelijkertijd tegen Oostenrijk. De reactionnaire koning Victor Emanuel I, n8 1802—1821, koesterde zulk een haat tegen de revolutie, dat hij den prachtigen straatweg over den Simplon het verpuinen, omdat Napoleon dien aangelegd had! Het leger proclameert de constitutie van Cadix, Victor Emanuel doet afstand. Karei Felix, zijn broeder, kwam aan de regeering. Ook hier komt Oostenrijk tusschenbeide, bezet Turijn en herstelt de absolute monarchie. Verscheidene Italianen in het L o m b a r d ij s c h-V enetiaansch koninkrijk hadden aan den opstand in Sardinië meegedaan; de meest bekende van hen was Silvio Pellico. Het Oostenrijksch*bestuur trad streng op. Een afzonderlijke rechtbank veroordeelde de onruststokers. Spielberg, een onderaardsche gevangenis in Moravië, was het oord, waar vele politieke veroordeelderNwerden gehuisvest. Silvio Pellico heeft in zijn werk „Mijne Gevangenissen" het optreden der Oostenrijkers sterk gegispt. De absolute monarchie bleef in Italië gehandhaafd, dank zij de politiek van Metternich. § 7. Het Balkan-Schiereiland. In het Turksche rijk voerde sultan M a h m o e d II, 1808—1839, de heerschappij. Men gaf hem den bijnaam „christen-sultan", omdat hij Turkije wilde europiseeren, evenals Peter de Groote zulks in Rusland ondernomen had. Hij gelastte, dat het staatsblad in Turksch en Fransen te zamen zou uitkomen en begon de reorganisatie van het leger op modernen voet (de later beroemde Pruisische officier M o 11 k e trad bijv. op als instructeur van het Turksche leger). Opstand der Janitscharen. Daarbij kreeg Mahmoed echter te kampen met den tegenstand der Janitscharen. Dit keurcorps,te vergelijken met de praetorianen van het Romeinsche keizerrijk, genoot tal van voorrechten en stoorde zich zelfs ternauwernood aan het gezag van den sultan zelf. Toen ook in hun gelederen de westersche krijgstucht zou ingevoerd worden, kwamen zij in verzet. In 1825 had Mahmoed groote moeite hun geweld te weerstaan. Eerst toen de vaan van den profeet ontplooid werd, d.w.z. toen hij als hoofd der Mohammedanen ieder hunner, ook uit Azië, ten strijde opriep om hem bij te staan, won hij terrein. In 1826 eindigde de opstand met een ontzettend bloedbad. De Janitscharen hadden de vermetelheid het serail te Constantinopel in te sluiten, de sultan het de kanonnen op hen richten, drie duizend sneuvelden, de rest werd in een afschuwelijk stratengevecht verstrooid, de gevangenen opgehangen. Grieksche vrijheidsoorlog. Terzelfdertijd was in Griekenland reeds uitgebroken de Grieksche vrijheidsoorlog, 1821—1829. Sedert 1453 hadden de Grieken de Turksche overheersching te dragen gehad. Diep was de indruk geweest van de Fransche H9 Revolutie en den tocht van Napoleon naar Egypte. Er werden vereenigingen opgericht, die zoogenaamd ten doel hadden de belangstelling voor de klassieke beschaving onder het Grieksche volk te doen herleven. Capodistrias, eenigen tijd minister van Alexander I, stichtte het genootschap der Philomuzen; een andere geheime vereeniging was de Hetairia. Het verlangen om zich te bevrijden van de overheersching van Constantinopel werd steeds meer algemeen. Trouwens, de Turken waren allesbehalve zachte meesters. De kunstgenootschappen kregen langzamerhand het karakter van patriottische bonden en stelden zich als doel de Grieksche onafhankelijkheid te herstellen. Dit streven vond ook in andere Balkanlanden weerklank. Alexander Ipsilanti sloot zich met zijn aanhang bij het complot aan en Ali, de pacha van Janina, werd de derde bondgenoot. Ipsilanti had grooten invloed op Alexander I, maar overschatte dien toch, toen hij rekende op de medewerking van den czaar. Alexander kon er niet toe komen den opstand op het Balkanschiereiland te steunen, terwijl hij op het congres te Laibach juist bezig was het oproer in Italië tegen te gaan. In 1821 brak de revolutie uit. De pacha van Janina werd snel onschadelijk gemaakt. Ipsilanti, door Alexander I aan zijn lot overgelaten, lijdt een nederlaag tegen de troepen van Mahmoed II en vlucht naar Hongarije. De Grieken blijven alleen over, maar houden vol tegen de overmacht. Een voorloopige regeering kondigt in 1822 plechtig de onafhankelijkheid der Grieken af. De sultan weet het echter eens te worden met zijn lastigen vasal, M e h e m e t Ali, die feitelijk onafhankelijk over Egypte regeerde en aanvankelijk ook een dreigende houding had aangenomen. Mahmoed had hem noodig, omdat hij op de Janitscharen niet rekenen kon. Als belooning voor zijn hulp werd aan Mehemet Ah Morea beloofd. Toen Zond hij een leger onder zijn zoon Ibrahim Pacha op de ongelukkige Grieken af, die hun rassenhaat intusschen met keiharde onmeedoogendheid op de Turken gekoeld hadden, waar zij maar konden. De Egyptische troepen treden barbaars op. Alle opgestane steden, Athene in 1825, Corinthe in 1827, moeten zich na een hardnekkige verdediging overgeven. De ellende der Grieken deed in Europa veel medelijden ontstaan, vooral ia Engeland en Frankrijk, maar de regeeringen bleven op een af- 120 stand. Talrijke vrijwilligers sloten zich bij den opstand aan; de meest bekende is Lord Byron, die te Missolonghi stierf. In West-Europa maakte de overtuiging, dat men aan de oude Grieken een groot deel van zijn beschaving te danken had, algemeen de sympathie wakker, maar de zoogenaamde P h i 1hellenen werden bitter ontnuchterd bij de kennismaking met de moderne werkelijkheid. De onbetrouwbaarheid der Grieken, wier aanvoerders vaak de toegezonden ondersteuningsgelden verduisterden, en hun wantrouwen tegen eiken vreemdeling, kwamen op stuitende wijze aan het licht. Bij het beleg van Missolonghi hebben zich afschuwelijke tooneelen afgespeeld. Drie keer is de stad belegerd, 1826—1827. Na 15 maanden strijdens en hongerlijden slaan de Grieken zich door het cordon van Ibrahim Pacha heen, de vrouwen en kinderen in hun midden; de kleinste helft breekt door, de anderen worden teruggeworpen; de vijand volgt hen op den voet en dringt met de verdedigers de stad in. Een onbeschrijfelijk bloedbad volgt. Interventie der mogendheden. Eindelijk kwamen de Europeesche mogendheden tusschenbeide. C a n n i n g stelde voor de Grieken niet als oproerlingen te beschouwen. Alexander I stierf in 1825; zijn opvolger, N i c o 1 a a s I, hoopte van de gelegenheid te kunnen profiteeren om de Turksche macht te verzwakken ten eigen bate. Karei X gebruikte het geval om de publieke opinie in Frankrijk wat te voldoen. Bovendien zagen Engeland en Frankrijk er geen heil in, Rusland alleen te laten profiteeren van de den Turk ongunstige politieke verhoudingen op het Balkan-schiereiland. Verdrag te Londen. Zoodoende werd in 1827 de Oostersche kwestie actueel. Te Londen is een verdrag gesloten tusschen de drie mogendheden, die een gemeenschappelijk eskader naar de Turksche wateren zonden, om ten gunste van de Grieken te demonstreeren. Mahmoed II verwierp den hem gestelden eisch om Griekenland autonomie te verleenen.- Onverwacht geraakte het WestEuropeesch eskader bij N a v a r i n o slaags met de EgyptischTurksche vloot, die geheel vernietigd werd. Beide partijen gaven elkaar de schuld, maar de oorlog was uitgebroken. Russisch-Turkscheoorlog, 1827—1829.Rusland enFranr ij k tasten nu door en voeren den strijd met kracht. Engeland houdt zich achteraf, uit voorzichtigheid; het spaart zijn krachten, opdat Rusland alleen niet al te groote voordeelen uit den buit zou plukken. Mahmoed II kon den strijd niet aan na den opstand der Janitscharen. Een Fransch leger landt in Morea en verdrijft Ibrahim Pacha. De Russen bezetten de Donau-vorstendomnièn, D.i e b i t s c h trekt over den Balkan en dringt door tot Adrianopel. VIERDE HOOFDSTUK. DE JAREN 1830—1848. Algemeen Overzicht. Na 1830 blijft de propaganda voor de liberale denkbeelden aan de orde. Het maatschappelijk leven is zoo sterk van het liberalisme doortrokken, dat de eerste reactie-verschijnselen zich voordoen: de sociaaldemocratie doet haar intrede in de geschiedenis, de sociale kwestie komt aan de orde. De eenzijdige overheersching der tories in Engeland wordt verbroken door de eerste Reform-BiU, waarmee de ontwikkeling van den democratischen regeeringsvorm begint. Engeland is ook de andere Europeesche staten voor met de eerste sociale wetgeving. De buitenlandsche politiek wordt in deze jaren beheerscht door de Entente Cordiale tusschen Engeland en Frankrijk. § 1. Engeland. De impopulaire George IV stierf in 1830, Willem IV, 1830—1837, volgde hem op. Het Ministerie Grey, 1850-1854. Gedurende deze regeering bleef in Engeland het kiesrechtvraagstuk aan de orde. Het Tory-ministerie Wellington trad af, omdat het geen verandering in de kieswet wilde brengen. De ijzeren hertog vond het Engelsche kiesstelsel het beste der wereld. Intusschen was dit een sinds lang verouderd standpunt. Een Whig-ministerie, waarin Palmerston, Grey en Russell de hoofdpersonen waren, nam het bewind in handen, 1830. Reform-Bill. In 1832 werd de R e f o r m-B i 11 door Russell bij het Parlement ingediend, waardoor de kieswet zou worden gewijzigd. De twee belangrijkste veranderingen zijn deze: 1°. De indeeling in kiesdistricten wordt geheel herzien. Overoude vormen, gebruiken en toestanden houden in Engeland lang stand. De verkiezingswijze van vóór 400 jaar was nog in zwang. Het land was verdeeld in counties en boroughs. Maar honderden jaren geleden was het kiesrecht gegeven aan toen welvarende boroughs, die sedert zeer vervallen waren. Deze noemde men „rotten bouroughs". Veel steden, die in Tooneel der eeuwen II. g 126 verloop van tijd van groote beteekenis waren geworden, vooral na de ontwikkeling van de moderne grootindustrie, hadden daarentegen geen of te weinig vertegenwoordigers in het Parlement. Het graafschap Middlesex bijv. waarin de stad Londen lag, was 2 afgevaardigden rijk, Birmingham, Leeds en Manchester geen enkelen, terwijl het in de zee verdwenen. D u n w i c h natuurlijk geen een kiezer meer telde, maar wel een afgevaardigde naar het Parlement zond. De oppositie der Whigs tegen zoo'n systeem is begrijpelijk. Toch heeft het lang stand gehouden, want de zetels in de vertegenwoordiging werden beheerscht door de tories, d.i. de grootgrondbezitters. De heeren van de bouroughs beschikten in den regel over de stemmen, ja, verkochten die vaak. Het Hooger Huis wist eenige jaren achtereen alle hervormingspogingen te verijdelen. Ook in 1832 stemden de Tories de wetsvoorstellen af. Toen dreigde de regeering met de benoeming van een aantal liberale lords, om zoo de meerderheid om te zetten. Daarvoor zwichtten de hooge heeren. De Reform-Bill ging er door. De rotten boroughs verliezen hun verouderde rechten. Veel steden krijgen meer afgevaardigden of treden voor het eerst in dit recht. Wel behield de adel van het platteland nog de numerieke meerderheid in het Parlement, doch handel en nijverheid zijn voortaan zoo vertegenwoordigd, dat het grootgrondbezit zijn overwegenden invloed verliest. Een democratische kieswet is de Reform-Bill in zooverre, dat de gezeten burger ij voortaan verzekerd is van medezeggenschap in het wetgevend bewind, maar de overgroote meerderheid der arbeiders was nog buiten het kiesrecht gehouden. 2°. Ieder burger, die een stuk grond van een bepaalde waarde in huur heeft, krijgt het stemrecht. Parlementaire Regeeringsvorm. Het jaar 1835 is een belangrijk tijdstip in de binnenlandsche geschiedenis van Engeland. Het conservatieve ministerie-P e e 1 trad af en vaardigde bij die gelegenheid de verklaring uit, dat een regeering niet mag aanblijven tegen den duidelijk uitgesproken wil van het Lager Huis, ook al geniet zij het vertrouwen van den soeverein en al heeft zij de meerderheid in het Hooger Huis. % jr* Daardoor wordt Engeland een parlementaire monarchie. De namen whigs en tories, gedurende, de laatste jaren meer en meer in onbruik geraakt, worden sedert 1832 vervangen door die van liberalen en conservatieven. Victoria. In 1837 is Willem IV opgevolgd door Victoria,, 128 ham worden de huizen der rijken geplunderd en in brand gestoken. Ook in Manchester gaat het hard tegen hard. De regeering stuurt Wellington er op af met troepen. De ongeregeldheden worden met geweld onderdrukt. De leiders der Chartisten waren O'B rien en O'Connor. Zij zijn ruim een jaar gevangen gezet, 1840. Alle meetings worden verboden. De rust in het land is hersteld: de stilte na den storm. Na 1841 komen de leiders vrij en de agitatie begint opnieuw, nu op een andere leest geschoeid. De weg der revolutie wordt ingeslagen. De beweging krijgt een anarchistisch karakter. De eene werkstaking volgt op de andere. Botsingen en gevechten blijven niet uit. Men hoort voortdurend van het „p 1 u g-p 1 o t". De plug is een prop in den stoomketel, die als veiligheidsklep dienst deed. Deze werd er dikwijls uitgehaald, de stoom ontsnapte en de geheele fabriek stond stil. Een nieuwe petitie wordt op touw gezet, in 1843 ingediend bij het Lager Huis en weer verworpen. Ditmaal echter breekt er geen oproer uit. Het chartisme begint langzaam te verloopen. Veel bleek er niet mee te bereiken en de aandacht werd meer en meer in beslag genomen door een nieuwe beweging onder de burgerij, waarbij ook de arbeidersklasse groot belang had. Schaalrechten. Deze was gericht tegen de schaalrechten. De leider daarvan was RichardCobden, de beroemde staathuishoudkundige van Engeland, de stichter van de zoogenaamde Manchesterschool, een. liberale staathuishoudkundige richting, die zich voorstander verklaarde van het vrijhandelsbegins e 1 (free-trade) en het zoogenaamde „laisser faire, laisser aller", d.w.z. dat de staat in economische aangelegenheden niet moet ingrijpen, maar alles overlaten aan het particulier initiatief. Cobden organiseerde de „A n t i-C o r n-L a w-L i g u e", die zich over geheel Engeland vertakte. Hij bereikte zijn doel. In 1846 zijn de schaalrechten door de regeering (Peel) afgeschaft, ondanks het verzet der conservatieven (o.a. Disraeh). De graanhandel werd geheel vrij en het brood goedkoop. Tusschen 1845 en 1848 begint trouwens de verhouding tusschen de maatschappelijke klassen onderling te veranderen. Ook de hoogere kringen der maatschappij (Richard Owen door het oprichten van spaarkassen en ziekenhuizen) gaan belang stellen in den toestand der arbeiders. Dat blijkt vooral in de literatuur. Er verschijnen verschillende sociale romans. D i c k e n s heeft er eenige geschreven 129 (Rckwick papers, Oliver Twist), Lord Beaconsfield een (Sybil). C a r 1 y 1 e's sociale geschriften vonden tal van lezers. Sociale wetgeving. Daarnaast wordt de sociale wetgeving door de regeering weer ter hand genomen. De arbeid in mijnen door kinderen beneden io jaar en door vrouwen wordt verboden. De fabrieken worden onder regeeringstoezicht geplaatst voor de uitvoering der wetten. Ten-hours-bill. In 1847 neemt het Parlement de t e n-h o u r sb i 11 aan, die den arbeidsduur voor vrouwen en kinderen vaststelde op hoogstens 10 uur per dag. Deze wet sloeg een bres in het absoluut gezag van den fabrikant in de fabriek. Van groote beteekenis was de verandering, die in de brievenpost werd aangebracht. De porto's waren hooger, naarmate de afstand, dien de brief moest afleggen grooter was. Op initiatief van R 0 w 1 a n d-H i 11 werd de p e n n y-p o s t ingevoerd, onafhankelijk van den afstand. Dank zij de tusschen 1830 en 1848 doorgevoerde hervormingen verliep het revolutiejaar 1848 betrekkelijk rustig in Engeland. § 2. De Nederlaag van het Verlicht Despotisme in Duitschland. Mgr. Droste-Vischering. Tegelijkertijd met de opkomst van het liberalisme in Duitschland ontwikkelde zich langzaam de herleving van het Katholicisme. De vorsten waren begonnen tegenover de Kerk het standpunt te handhaven van het verlicht despotisme, zij hielden haar onder toezicht, op een dergelijke wijze als koning Willem I in ons land. De bisschoppen boden tegen de bureaucratie weinig weerstand, maar de bevolking, in de Rijnlanden en Beieren vooral, was katholiek gebleven. Joseph von Görres verdedigde in zijn talrijke geschriften de rechten van den godsdienst. Een onhandig decreet van Frederik Willem III, 1825, lokte echter een conflict uit, dat voor de restauratie van de Kerk heilzame gevolgen gehad heeft. Het bepaalde, dat in de Rijnprovincie kinderen uit een gemengd huwelijk den godsdienst van den vader moesten volgen x). Nu waren in deze helft van de Pruisische monarchie een 1) Vgl. G. Goyau, L'Allemagne religieuse; Le Catholicisme. Dl. II. blz. 146 vlg. (Parijs, 1910). v 130 groot aantal protestante ambtenaren geplaatst, te midden van een katholieke bevolking, zoodat de bedoeling duidelijk werd om het KathoHcisme achteruit te dringen. Het volk koos onmiddellijk partij en schaarde zich als één man achter den aartsbisschop van Keulen, Mgr. Drost e-Vischering. Met ijzeren wilskracht leidde de hoogbejaarde prelaat het lijdelijk verzet tegen Berlijn, steeds in overleg met Rome. Toen de regeering op den duur niets bereikte, nam zij haar toevlucht tot geweld: de aartsbisschop werd gevangen genomen, 1837. De bureaucratie meende daarmee wat zij noemde „het fanatisme", te breken. Paus Gregorius XVI sprak in een openbaar consistorie zijn veroordeeling uit over de schending van de rechten der Kerk en Joseph von Görres publiceerde zijn bliksemende brochure „Athanasius". Het scheelde weinig of er was een volksoproer uitgebroken. Metternich bespaarde Frederik Willem zijn afkeuring van diens beleid niet. Heel katholiek Duitschland schaarde zich aan de Zijde van de Rijnprovincie en eischte voor zich op de rechtmatige . gewetensvrijheid. De strijd was nog in vollen gang, toen Frederik Willem IV aan de regeering kwam, 1840. Als kroonprins had hij een jaar te voren Aken bezocht: de geestelijke rouw der burgerij veroordeelde hem tot verlatenheid. Geen hoed ging af, geen groet klonk op uit de menigte, geen katholieke dame verscheen bij officieele gelegenheden, geen volksdeputatie verwelkomde hem: hij vond alleen ambtenaren, die hun beleefdheidsphcht vervulden. De Rijnlanders zwegen, veelzeggend. Ook dit was verzet,maar van veel hooger gehalte dan te Parijs in de jaren der revolutie. Frederik Willem begreep, dat een van zijn eerste regeeringsdaden moest Zijn het herstel van den godsdienstvrede. Onderhandelingen met Rome voerden tot de volkomen erkenning van de Kerk en haar rechten. De jurisdictie omtrent de gemengde huwelijken werd aan haar gezag overgelaten, de keuze der bisschoppen losgemaakt van de inmenging der bureaucratie, Mgr. Droste-Vischering uit de gevangenschap bevrijd. Het was de laatste nederlaag van het verlicht despotisme. Het duurzaam gevolg van den strijd is geworden d e bewustwording van het Katholicisme in Duitschland. De katholieken sloten zich aaneen in eigen organisatie juist in de jaren, toen het ongeloovig liberalisme zijn aanval op het gezag voorbereidde. i3i § 3> L'Entente Cordiale. Na 1830 volgen Engeland en Frankrijk geruimen tijd dezelfde politiek in de buitenlandsche kwesties. Zij vormen de liberale entente cordiale tegenover de drie conservatieve machten: Rusland. Oostenrijk, Pruisen. De meest op den voorgrond tredende ministers waren in dezen tijd in Engeland P a 1 m e r s t o n, in Frankrijk Thiers en Guizot. Het eerst treedt de samenwerking aan het hcht gedurende den Belgischen opstand. De Belgen wilden niet langer te zamen met Noord-Nederland één rijk vormen. Willem I werd van den troon vervallen verklaard en nii kwamen verschillende pretendenten opdagen: de hertog van Nemours, een zoon van Louis Philippe; de hertog van Leuchtenberg, een zoon van Eugène de Beauharnais; Leopold van Sakse n-C o b u r g. Het nationaal congres der Belgen bood den hertog van Nemours de kroon aan. Maar Engeland had daar bezwaren tegen, vreesde uitbreiding van den Franschen invloed noordwaarts en Louis Philippe legde zich daarbij neer. Hij verbood zijn zoon koning van België te worden. Frankrijk daarentegen zag niet gaarne, de verheffing van Leuchtenberg, omdat deze verwant was aan de Bonaparte's. Engeland kwam daaraan tegemoet, en ook deze candidaat werd afgevoerd. Toen schoot alleen Le opold van Sakse n-C o b u r g over. Hij zou in het huwelijk treden met een dochter van Louis Philippe. Over deze oplossing worden de beide mogendheden het eens, sedert 1831 staan zij de Belgemter zijde. Engeland zette daarbij zijn oude politiek uit de dagen van Napoleon en het Weener Congres voort. Het verlangde ten noorden van Frankrijk een vrij sterken staat,, gelegen tusschen Rijn en Noordzee, opdat de groote mogendheden niet zoo gemakkelijk hun invloed zouden kunnen uitstrekken over de havensteden Rotterdam en Antwerpen. Dit eischt het belang van de Britsche heerschappij op de Noordzee. Nog heden ten dage oefent dit stelsel een grooten invloed uit op de politiek van Engeland. Louis Philippe dacht niet aan agressieve politiek aan dezen kant van Frankrijk en verzette zich derhalve niet tegen de wenschen van Palmerston. Zoodoende beslisten de kabinetten van Parijs en Londen over de toekomst van België en de rechten van Noord-Nederland, want de andere drie groote mogendheden hadden er niet genoeg belang bij een conflict uit te lokken met WestEuropa terwille van de Nederlanden. Op de tweede plaats speelde de entente cordiale een overwegende rol in Spanje en Portugal. Pragmatieke Sanctie. In 1833 stierf Ferdinand VIL Hij 132 had geen zoon, wel dochters. In Spanje gold sedert 1713 de verzachte Sahsche wet. Dientengevolge zou Don Carlos, de broeder van Ferdinand VII, opvolgen. Maar in 1830 trok de koning door een Pragmatieke Sanctie de Sahsche wet in, opdat zijn vrouw, de heerschzuchtige Maria Christina, het bewind zou kunnen aanvaarden voor zijn minderjarige dochter I s a b e 11 a. Don Carlos protesteerde: zijn broeder had niet het recht op eigen gelegenheid, buiten de andere familieleden der Bourbons om, de Sahsche wet in te trekken. Christino's en Carlisten. In 1833 krijgen de beide pretendenten aanhangers: de Christin o's, voor wie de liberalen partij kiezen; de Carlisten, waarbij de Baskische provinciën (die door de nieuwe regeering met het verlies harer f u e r o's — oude voorrechten — bedreigd werden), en de tegenstanders der liberalen zich aansluiten. Het gevolg is, dat de eerste C a r 1 i s t e n-o o r 1 o g, 1833—1839, uitbreekt. In 1834 voert Maria Christina een vrij gematigde constitutie in. De opstandelingen in de Baskische bergen kregen tegen zich een quadruplealhantie van Engeland, Frankrijk en de liberale regeeringen in Spanje en Portugal, 1833. Tegen de troepen van de regentes, gesteund door Fransch-Engelsche hulplegioenen, kunnen de Carlisten het op den duur niet volhouden. In 1839 is de strijd beslist ten gunste van de liberale partij. De rust keert in Spanje terug. Gedurende de regeering van Isabella duurt de'parlementaire strijd tusschen liberalen en conservatieven onophoudelijk voort. Nu eens is een conservatief ministerie aan het roer, dan weer een liberaal. Zoodoende blijft de binnenlandsche toestand in Spanje steeds onzeker en is geen bestuur mogelijk, dat met vaste hand de belangen van het land kan behartigen J). Ook in Portugal kwam de langdurige strijd tusschen l i b e r alenen conservatieven eindelijk tot een oplossing. Engeland en Frankrijk komen in 1833 tusschenbeiden ten gunste van de liberalen krachtens de quadruple-alliantie. Don Miguel wordt verdreven, Pedro I kan zijn dochter Maria da Gloria op den troon handhaven, Portugal krijgt een grondwet. De derde aangelegenheid, waarin de entente cordiale haar invloed deed gelden, was de Oostersche kwestie. Mehemed Ali, nog in naam vazal van Mahmoed II in Egypte, koesterde groote plannen. Morea, de belooning voor zijn 1) Spanje telde van 1833—1858, dus in 25 jaren tijd: 61 ministers van buitenlandsche zaken, 78 van financiën en 96 van oorlog. 133 diensten in den Griekschen vrijheidsoorlog, had hij niet gekregen. In ruil eischte hij nu van den sultan de heerschappij over Syrië, Mahmoed II vertrouwde hem niet. En met reden. Zijn steeds toenemende macht was gevaarlijk. Als despoot regeerde Mehemedin Egypte, maar zijn bewind bracht het land op een ongekenden trap van ontwikkeling. Nieuwe cultures werden ingevoerd, enorme bevloeiingswerken aangelegd, leger en vloot gereorganiseerd. Syrië was rijk aan hout en goede havens en de Egyptische marine bij Navarino vernietigd: vandaar Mehemed's wensch om Syrië in zijn macht te krijgen. De sultan van Turkije weigerde in te gaan op den eisch van zijn energieken vazal. Daardoor breekt uit de eerste Turkse hEgyptische oorlog, 1831—1833. Mehemed's leger valt in Syrië, verovert St. Jean d'Acre, Damascus, Antiochië, zijn veldheer Ibrahim Pacha trekt zelfs Klein-Aziëbinnen, Constantinopel loopt gevaar. De Oostersche kwestie werd weer eens acuut. Op dit oogenblik sprong czaar Nicolaas I voor den bedreigden sultan in de bres. Liever zag hij het voortbestaan van een zwak Turkije, dan de opkomst 'van een sterke Mohammedaansche macht onder leiding van Mehemed Ali. Een Russische vloot verschijnt voor Constantinopel, een Russisch leger gaat aan wal bij Skoetari, 24.000 man verzekeren zich van de Donauvorstendommen. Toen echter bemoeide zich ook de entente cordiale met de zaak. Men wilde czaar Nicolaas niet alleen de Oostersche kwestie laten regelen. Engeland en Frankrijk nemen de partif op voor Egypte, jagen den sultan schrik aan en halen hem over in de eischen van Mehemed Ah toe te stemmen. De entente wint het pleit. Vrede van Koetayeh. In 1883 wordt de vrede van Koetayeh gesloten. Syrië is afgestaan aan Egypte. Uit verbittering op de beide Westersche mogendheden, die hem en Rusland den voet dwars gezet hadden, sloot Turkije een nauw of- en defensief verbond met Rusland te U n k i a r-S k e 1 e s s i, in 1833, vlak na den vrede. De Dardanellen worden alleen voor Russische oorlogschepen opengesteld. Constantinopel werd zoo een voorpost van Sebastopol. De Entente Cordiale verflauwt. Eenige jaren later, 1835—1836 begint de entente cordiale te verflauwen. Daartoe bestond velerlei aanleiding. Mehemet Ah had zijn hervormingen in Egypte goeddeels tot stand gebracht met hulp van Fransche ingenieurs, Fransche officieren en ambtenaren. Steeds nam de invloed van Frankrijk in de oostelijke helft van de Middellandsche Zee toe. Het succes van 1833 versterkte deze bevoorrechte positie niet weinig. Tegelijkertijd vorderde ook de verovering van het binnenland van Algiers. Dat beloofde een mooie Fransche kolonie te worden. Frankrijk zou daardoor 134 ook in de westelijke helft van de Middellandsche Zee het overwicht in handen kunnen krijgen. Daarop werd Engeland jaloersch. Reeds hoorde men de Middellandsche Zee karakteriseeren als „een Fransch mee r". Frankrijk plukte te mooie vruchten van de entente cordiale en dat was niet bepaald de bedoeling van Engeland geweest. De verflauwing der samenwerking treedt duidelijk aan den dag in den tweeden Egyptisch-Turkschen oorlog, 1839—1841. Mahmoed II stierf in 1839 en werd opgevolgd door A b d u 1 M e d z j i d, 1839—1861, die eerst 16 jaar oud was. Mehemed Ali speculeerde op den steun van Frankrijk, meende in den jeugdigen sultan geen gevaarlijken tegenstander te zullen ontmoeten en kwam voor den dag met den eisch, bekleed te worden met de erfelijke heerschappij over zijn landen. Een weigering was het antwoord. De oorlog breekt uit, weer verovert het Egyptische leger een gedeelte van KleinAzië, weer komen de mogendheden tusschenbeide. Rusland, Oostenrijk, Pruisen nemen het op voor Turkije. Palmerston probeert van de gelegenheid gebruik te maken, om den Franschen invloed in Egypte te fnuiken. Zijn politiek komt in botsing met die van Thiers. Deze kiest openlijk partij voor Mehemed Ali en tracht een heimelijken vrede tusschen Egypte en Turkije tot stand te brengen: dan was het overwicht van zijn land in het oosten van de Middellandsche Zee gered. Verdrag van Londen. Maar dit mislukte. Palmerston was Thiers voor. Hij bracht in 1840 tot stand het verdrag van Londen met de drie conservatieve mogendheden, die Turkije steunden. Zij stelden vast, dat Mehemed Ah Syrië zou afstaan en het Turksche rijk intact blijven. Het was een uitdaging aan het adres van Frankrijk. Wat zou Thiers doen? Hij stond geïsoleerd. Liefst had hij aan de mogendheden den oorlog verklaard, samen met Egypte. Een campagne in Italië tegen het Lombardijsch-Venetiaansch koninkrijk als in de dagen van Napoleon lachte hem wel toe. De publieke opinie in Frankrijk neigde sterk tot den oorlog, trouwens ook in Duitschland was de stemming oorlogzuchtig. Louis Philippe echter was er de man niet naar, zijn kroon in de waagschaal te stellen. Hij zag op tegen een nederlaag van het Fransche leger. Daarom gaf hij in 1840 ontslag aan Thiers en verving hem door Guizot als minister-president. Deze was voorstander van de vredes-politiek. Maar wie van geen toegeven wilde hoor en: Mehemed Ali. De !35 troepen der verbonden mogendheden vielen op Syrië aan, I b r ahim Pacha moest dat gebied ontruimen, de Engelschen blokkeerden Alexandrië. De nederlagen van Egypte brachten de Fransche regeering geheel af van het denkbeeld om Mehemed Ah onder haar bescherming te nemen, dus moest deze de voorwaarden der mogendheden wel aanvaarden. Verdrag der Zeeëngten. In 1841 kwam de vrede tot stand. Egypte moet Syrië teruggeven. Mehemed Ali krijgt de erfelijke heerschappij over Egypte tegen een jaarlijksche schatting. Bij het verdrag der Zeeëngten worden de Dardanellen gesloten voor alle oorlogschepen van Europeesche mogendheden. Deze laatste bepaling was een triumf van Palmerston op de diplomatie van Nicolaas L Sedert is de invloed van Frankrijk in Egypte goeddeels teruggedrongen. De positie van Louis Philippe is tengevolge van dit gevoelig échec er niet beter op geworden in Frankrijk. De publieke opinie vergaf het Guizot en den koning niet, dat zij zulk een tamme houding hadden goedgekeurd. Engeland en Frankrijk werken elkaar tegen. In de volgende jaren is het geheel uit met de entente cordiale. De verovering van het binnenland van Algiers, 1830—1848, vlotte niet zoo voorspoedig meer. Men weet het aan Engeland, dat beschuldigd werd den sultan van Marokko aan te sporen om de Algerijnen te helpen. Ook de kwestie van de Spaansche huwelijken, 1846, vermeerdert de verwijdering. I s a b e 11 a, dt dochter van Ferdinand VII, aanvaardt in dit jaar zelf het bewind. Zij en haar zuster zullen in het huwelijk treden. Metternich had het voorstel gedaan Isabella te doen huwen met Don Carlos, om zoo den burgeroorlog te beslechten. Louis Philippe zag gaarne een zijner zoons aan de zijde der Spaansche koningin, opdat het Huis Orleans zich een steviger plaats zou verwerven onder de regeerende vorstenhuizen van Europa. Engeland daarentegen wilde er niets van weten, omdat het zijn invloed op het Iberisch Schiereiland niet gaarne prijsgaf. Ditmaal echter was de Fransche diplomatie Palmerston te vlug af. In het geheim had op denzelfden dag een dubbel huwelijk plaats. Isabella huwt haar neef, Frans van Assiz; haar zuster trouwt met den hertog van Montpensier, een zoon van Louis Philippe. De berekening was deze. Frans van Assiz was reeds oud en ziekelijk; het was te verwachten, dat hij geen erfgenaam zou nalaten. In dit geval kon Montpensier dan toch in Spanje aan de regeering komen. Sedert is de breuk tusschen Engeland en 136 Frankrijk volkomen. Guizot voerde wel een vredelievende politiek, maar de wedijver tusschen beide mogendheden geleek in alles op de voorbereiding van een botsing met de wapenen. Zoo ver is het niet gekomen. De revolutie van 1848 kostte Louis Philippe de kroon en Guizot zijn portefeuille. § 4. Frankrijk gedurende de regeering van Louis Philippe. De Juli-Monarchie. Toen Louis Philippe, 1830—1848, de regeering aanvaardde, is de grondwet in liberalen zin gewijzigd, ie. Het kiesrecht wordt eenigszins uitgebreid door verlaging van den census. 3e. Het erfelijk lidmaatschap van de Chambre des Pairs wordt afgeschaft. 3e. De censuur is opgeheven. 4e. Louis Philippe noemt zich koning der Franschen door den wil van het volk. Het kenmerkend verschil tusschen de monarchie der Bourbons en de Juh-monarchie is dit, dat de regeering van Louis Philippe steunt op de gezeten bourgeoisie, de middelklasse, terwijl onder de Bourbons de hoogste standen, met name de adel, veel grooter invloed hadden. De Europeesche vorsten erkenden den koning, die door een revolutie op den troon was gekomen, niet door legitimiteit (recht van opvolging), slechts aarzelend als hun gelijke. Metternich schold den nieuwbakken koning: „1 e r o i de la barricade". De Burgerkoning. In de geschiedenis draagt Louis Philippe den naam: de burgerkoning, omdat de revolutie van 1830 weliswaar het werk was geweest van de republikeinen, maar de middelklasse had toch het heft in handen weten te houden, de mannen van de barricaden op zij gedrongen en nu beheerschte zij de regeering. Bij het volk was Louis Philippe juist daarom niet populair, al gaf hij zich veel moeite dat te worden. De legitimistische en democratische partijen konden zich in het geheel niet met de Juli-monarchie verzoenen. Het ontbrak derhalve niet aan oppositie tegen het bewind. De regeering van Louis Philippe heeft een woelig verloop gehad. De Regeringspartij op de eerste plaats geraakte spoedig verdeeld in twee fracties; De conservatief-llbera- De meer vooruitsteven1 e n (parti de la résisttmce). Casi- de liberalen (parti du mouvemir Périer en Guizot waren ment), Thiers was hun leider. Zij hun leiders. Zij waren voorstanders waren voorstanders van het zuivervan de persoonhjke regeering des ko- parlementaire regeeringssysteem (Le nings (Vgl. Willem I in ons land). roi règne, mais ne gouverne pas). 137 De koning trachtte zich te handhaven in het „juste milieu", door noch aan de conservatieven, noch aan de vooruitstrevende fractie te veel toe te geven. Hij wist veelal zijn eigen zienswijze te doen gelden, dikwijls tegen den zin zijner ministers. De legitimistische partij stond de rechten van het huis Bourbon voor en erkende als wettig koning den graaf de Chambord (Hendrik V). In 1831 en 1832 werd een poging gedaan om den pretendent op den troon te brengen. De hertogin de Berry, de weduwe van den in 1820 vermoorden hertog, komt naar de Vendée in diep geheim, om er de plattelandsbewoners voor haar plan te winnen. Zij bereikt haar doel niet. Slechts weinigen sluiten zich bij haar aan. Het kostte de regeering niet veel moeite om een begin van agitatie te onderdrukken. De hertogin zelf is gevangen genomen. Kort daarop wordt zij vrijgelaten, haar positie is geheel onmogelijk, als haar huwelijk met een Italiaanschen graaf bekend wordt. Voorloopig is er van de zijde der Bourbons geen gevaar voor de Juli-monarchie te duchten. De Republikeinen. Gevaarlijker tegenstanders zijn de republikeinen. Hun doel is den troon van Louis Philippe omver te werpen en een republiek te stichten. Zij agiteeren druk voor hun beginselen en doen herhaaldelijk meer of min heftige opstootjes ontstaan. Sociaal-democraten. Onder hen treden steeds meer op den voorgrond de s o c i a a 1-d emocraten. De grondslag van deze partij was reeds gelegd in den tijd van Lodewijk XVIII door S a i n t-S i m o n (f 1825). Hij fantaseerde een utopistische maatschappij-hervorming, verkondigde de theorie van het staatssocialisme, welke leidde tot het idee van de nationale werkplaatsen, de opheffing van het kapitaalbezit en de particuliere concurrentie. Ook in Frankrijk deden zich de gevolgen gevoelen van de ontwikkeling der grootindustrie. Overproductie, lage loonen, werkloosheid zijn de beste propagandisten voor de denkbeelden van SaintSimon. Tijdens de Juli-monarchie werd de sociaal-democratische beweging voortgezet onder aanvoering van Fourier, Proudhon en Louis Blanc. Fourier was communist en trachtte zijn theorieën in praktijk te brengen door de stichting der Phalanstères, socialistische miniatuur-maatschappijtjes, een soort van koloniën, waar zijn denkbeelden werden toegepast. Proudhon was anarchist. Hij streefde naar omverwerping van den staat; van hem is afkomstig het bekende „la propriété, c'est le vol". De gevolgen van deze propaganda bleven niet uit. In 1834 brak te Lyon een heftig arbeidersoproer los, vijf dagen duurden de Straatgevechten, die met geweld werden onderdrukt door het leger. Dikwijls gingen de republikeinen samen met de sociaal-democraten. 139 toezicht kwam en met name beleediging van den koning in caricaturen of anderszins strafbaar gesteld werd. Louis Philippe volgde na 1836 bij voorkeur het systeem van een persoonlijk bewind en hield de uitbreiding van het kiesrecht tegen. Bonapartistische partij. Haast ongemerkt, te midden van al de brandende kwesties van den dag, was ook de Bonapartistische part ij weer opgeleefd. Haar pretendent, de hertog van Reichstadt, de zoon van keizer Napoleon, stierf in 1832. Alle rechten gingen nu over op den zoon van Lodewijk Napoleon, den vroegeren koning van Holland. Karei Lodewijk Napoleon Bonaparte, een neef van den grooten keizer, had tot nu toe zijn leven buiten Frankrijk doorgebracht. In de Italiaansche revoluties streed hij mee met de oppositie, hij was toen ook lid van de Carbonari. L3ter officier in het Zwitsersche leger, waagde hij in 1836 een poging om in Frankrijk de macht van zijn dynastie te herstellen. Hij knoopte onderhandelingen aan met hoofd-officieren van het garnizoen te Straatsburg; er wordt een complot gevormd, om deze vesting bij verrassing te overrompelen. Maar slechts de minderheid der bezetting kiest partij voor den pretendent, de saamgezworenen worden overmand en gevangen genomen. Het plan mislukt. Ook Napoleon valt in handen van de regeering, die eigenlijk met hem verlegen zit. Zij laat hem vrij, mits hij naar Amerika vertrekt. Een paar jaar later bereikt hem daar het bericht, dat zijn moeder Hortense de Beauharnais, ziek is. Dan komt Napoleon naar Zwitserland, maar de Fransche regeering is van plan daartegen te protesteeren bij de Republiek, waarop de pretendent naar Engeland wijkt, in deze jaren de schuilplaats van velen, die om politieke redenen vervolgd werden. Oplettend bleef Napoleon den loop der gebeurtenissen in zijn moederland volgen, wachtende tot hij zijn tijd gekomen achtte. Van vele kanten had derhalve de Juli-monarchie met tegenstand te kampen. Tusschen 1835 en 1840 wisselen de ministeries elkander voortdurend af, een vaste koers ontbreekt aan het bewind. De laatste minister van de vooruitstrevend-hberale partij was Thiers, 1839—1840. Hij kwam met Louis Phihppe in conflict tengevolge van Zijn oorlogzuchtige politiek in de Oostersche kwestie. Tegenover de quadruple-alliantie van Palmerston riep hij het leger onder de wapenen, en begon aan de versterking van Parijs. Bij wijze van demonstratie liet hij, juist in 1840, het stoffelijk overschot van Napoleon overbrengen en bijzetten te Parijs in het Hötel des Invalides. Maar dat was Louis Phihppe te kras. Hij waagde zijn kroon liever niet aan een avontuur tegen half Europa, weigerde de wetten tot versterking van het leger goed te keuren: Thiers werd gedwongen ontslag te nemen. I40 Guizot trad nu als leider van het ministerie op. Van 1840 tot 1848 bleef hij aan het bewind. Zijn taak was met den koning de revolu- Opening van de lijkkist van Napoleon op St. Helena, 15 October 1840. tionnaire actie in Frankrijk tegen te gaan en den vrede met het buitenland te handhaven. Het einde daarvan is geworden de revolutie van Februari 1848. Tooncel der eeuwen II. IO VIJFDE HOOFDSTUK. DE REVOLUTIE. Algemeen overzicht. Evenals in 1789 ging in 1848 de revolutie van de gedachte vooraf aan die van de daad. Het liberalisme ondervond echter zelf reeds, de gevolgen van zijn stelselmatige bestrijding van het gezag en den godsdienst, want de sociaal-democratie doet zich gelden, het eerst in Frankrijk en Duitschland. Op den poliüeken partijstrijd is gevolgd de maatschappelijke klassestrijd. Het was de logische konsekwentie van de liberale theoriën zelf. Anders dan in 1830 mengt zich nu de volksklasse in de revolutie. De beweging van 1848 is veel meer democratisch dan die van 1830. In zooverre beteekent dit jaar een keerpunt in de geschiedenis van Europa, want gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelen zich in bijna alle staten langzamerhand democratische instellingen. § 1. Dc Fcbrnari-revolutic in Frankrijk. Guizot, 1840—1848. Gedurende het conservatief-liberale ministerie-G u i z o t blijft de partij-agitatie in Frankrijk voortduren. Daar* uit is de revolutie van 1848 te verklaren, want het land doorleefde een tijd van bloei en welvaart. De handel ging vooruit door de uitbreiding van het spoorweg- en telegraafnet, landbouw en industrie maakten prachtige jaren; vol vertrouwen beriep Guizot zich op deze gunstige verschijnselen tegenover de kiezers door zijn bekende aansporing: ,JEnrichissez-vous!" Ook de vertegenwoordiging was buitengewoon volgzaam. Tusschen 1841 en 1846 groeide de ministerieele meerderheid steeds aan, maar het was een kunstmatige groei. Guizot benoemde zijn aanhangers in tal van ambten, bracht hen in de Kamer, deze bestond ten slotte voor de helft uit ambtenaren: het was. eigenhjk geen grondwettelijke vertegenwoordiging meer. Steunend op de hem toegedane niinisterieele meerderheid en op de materieele welvaart van Frankrijk meende Guizot sterk te staan en hooghartig wees hij alle liberale hervormingen in de staatsregeling van de hand. Algiers. Tegelijkertijd maakte de verovering van Algiers voorspoedige vorderingen. In den taaien tegenstand van A b d-e 1Kader vond het Fransche leger een doeltreffende oefenschool. In 142 1847 gaf Abd-el-Kader den strijd op en had Frankrijk een rijke provincie veroverd. Aanslagen van Lodewijk Napoleon. Het is duidelijk, dat een Bonapartistische aanslag op de regeering van Louis Phihppe in 1840 geen kans van slagen kon hebben. De poging toen door L o d e w ij k Napoleon ondernomen, is inderdaad een grove vergissing geweest. Van Engeland uit .stak hij het Kanaal over, zeilde met een groot jacht langs de kust tot vóór Boulogne en maakte daar aan de bemanning van zijn. vaartuig bekend, dat hij zou landen en den standaard der Bonapartes ontplooien. Het gezelschap wandelt de stand binnen, Napoleon houdt een toespraak tot de bevolking op de markt en tot de soldaten in de kazerne. Hier gaat plotseling een pistool af, dat hij in de hand houdt, de militairen nemen dit ongeluk hoog op, zij keeren zich tegen hem, hals over kop moet Napoleon de wijk nemen naar zee; de'sloep, die hem redden zou, slaat om, hij wordt gevangen genomen. .De regeering bergde hem veilig op in het kasteel van Ham aan de Saöne. Zes jaar bracht hij daar door. Op den langen duur verslapte echter de waakzaamheid der bezetting, zoodoende vond een oude lijfarts in 1846 gelegenheid om den pretendent te helpen ontvluchten. Als metselaar verkleed ontsnapte de gevangene op klaarlichten dag. Een gereedstaand rijtuig bracht hem naar het station in de buurt, over Brussel ontkwam Napoleon naar Engeland. Daar bleef hij tot 1848. Veel ernstiger greep in diezelfde jaren de agitatie der liberale en republikeinsche partijen om zich heen. Op beider programma stond als eerste eisch: uitbreiding van het kiesrecht. De reform-bül in Engeland lokte uit tot vergelijking, daar hadden viermaal zooveel burgers dit recht. De oppositie-pers (Louis Blanc, George Sand, Victor Hugo, Eugène Sue, Lamennais) oefent felle kritiek uit op de bestaande kieswetten, men wil den overwegenden invloed der ministerieele ambtenaren in de Kamer gebroken zién en den census-maatstaf aanmerkelijk verlaagd hebben. Louis Phihppe noch Guizot geven ook maar een duimbreed toe. De steile minister, een krachtige figuur en talentvol redenaar, verwijt de oppositie, dat haar wenschen slechts partijwenschen zijn, dat haar eisch niet populair is. Welnu, de liberale partij zal daarop van antwoord dienen. Zij begint in 1847 een algemeene propaganda op touw te zetten voor het kiesrecht door middel van de zoogenaamde „r é f o r m e-b a n q u e t s". In de meeste steden van Frankrijk worden dergelijke meetings gehouden. De voornaamste partijleiders, Odilon Barrot en Thiers van de liberalen, Lamatt i n e van de republikeinen, Ledru Rollin en Louis 143 B1 a n c van de sociaal-democraten, dragen het hunne bij tot deze scherpe campagne tegen de regeering. Aanleiding tot de Februari-revolutie. Men had het plan gevormd om 22 Februari 1848 te Parijs een réforme-banquet te organiseeren, waarbij ook officieren en soldaten der nationale garde zouden aanzitten. Toen trad Guizot tusschenbeide met een verbod. Die maatregel werd als een uitdaging opgevat: het wordt woelig in de hoofdstad. De garde nationale komt ónder de wapenen, maar neemt een dreigende houding aan tegen Guizot. Het blijkt, dat ook op de geregelde troepen in Parijs geen staat te maken valt, dan geeft Louis Phihppe toe: Guizot wordt ontslagen. Thiers krijgt opdracht een nieuw ministerie te vormen. Maar op den avond van denzelfden dag, dat Guizot moest aftreden, heerschte er te Parijs een zeer opgewonden stemming. Hadden zijn tegenstanders hun zin gekregen door het ontslag van den gehaten minister, niet zoo de anarchisten en republikeinen, die het oproer gaande maakten. Een groote menigte trok naar het ministerie van buitenlandsche zaken, dat afgezet was door troepen. Het volk tergt de soldaten, die voor Guizot's woning de wacht houden, onverwacht gaat een schot af, de commandant van het detachement commandeert „vuur" op de menigte, 28 dooden blijven liggen. Den volgenden dag was Parijs vol met barricaden. In het nu volgende straatgevecht lijden de troepen, die slechts weifelend tegenstand bieden, de nederlaag en moeten terug op de Tuileriëen, 24 Februari. Toen gaf Louis Phihppe den moed op en deed afstand van de regeering ten behoeve van zijn kleinzoon, den graaf van Par ij s. Evenals in 1830 hadden de republikeinen eigenlijk de omwenteling doen slagen. Hun was het niet voldoende, dat alleen het kiesrecht uitgebreid werd, zij verlangden een algeheele verandering in de regeering. Zij trokken naar de volksvertegenwoordiging in het P alais Bourbon. Deze had reeds den graaf van Parijs tot koning uitgeroepen, maar de liberalen durfden tegen den eisch der republikeinen nu niet optornen. Zij sloten zich aan bij de republikeinen, trokken hun besluit in; de republiek werd geproclameerd, een voorloopig bestuur benoemd. Voorloopig bewind. Tegelijkertijd hadden de sociaal-democraten op het stadhuis ook reeds een voorloopig bestuur samengesteld. & 8 § S S I re O. -> * re 3 H E? P a P. 5: fu g ? ^^5T° ! §• 8 ' -i aarn D i-rao P S B 3. ET 4-i ~ D. w to cl ro «*??Ti^B- best hier het protectoraat van 1774. 3°. De Dardanellen worden gesloten voor alle oorlogschepen, ook Russische2). 4°. De Zwarte Zee wordt neutraal verklaard: Rusland en Turkije mogen er geen nieuwe oorlogshaven stichten. 5°. Een gedeelte van de Donau-delta komt aan Turkije (Bessarabië). De Donau-vorstendommen (Moldavië en Wallachije) worden na langdurige onderhandelingen (1859) vereenigd onder het bestuur van vorst Alexander Cusa, later (1866) vervangen door Karei van Hohenzollern. Rusland leed dus een gevoelige nederlaag. De weg naar Turksch gebied was versperd, Rusland was geen Donau-mogendheid meer. Cavour kreeg op het congres toestemming om de kwestie der Itahaansche eenheid aan de orde te stellen. Hij kantte zich vooral tegen de macht van Oostenrijk in Italië. Besloten is hieromtrent niets, maar Napoleon III gaf niet onduidelijk blijk van zijn gunstige gezindheid jegens Sardinië. Voor den keizer der Franschen was het een groote triumf, dat in zijn hoofdstad het congres vergaderde. Met zekere voorliefde volgde hij bet voorbeeld van den grooten Napoleon. Het congres van Parijs vormde in zijn oogen een tegenhanger van het Weener congres, maar nu onder Frankrijk's leiding. Internationaal volkerenrecht. Te Parijs zijn in 1856 ook een aantal besluiten genomen omtrent het internationaal volkerenrecht. 1°. De kaapvaart wordt afgeschaft; aan particulieren mogen geen kaperbrieven meer uitgegeven worden. 1) De Krim-oorlog heeft naar schatting 300.000 menschenlevens gekost. 2) Tijdens den Fransch—Duitschen oorlog verklaarde Rusland, met toestemming van Bismarck, dat het zich door deze bepaling niet meer gebonden achtte; in 1871 erkende Engeland in het verdrag van Londen, dat de Dardanellen voor Russische oorlogschepen geopend zouden zijn. De neutraliteit van de Zwarte Zee verviel daardoor. 159 3°. Neutrale vlag dekt de lading, behalve contrabande. 3°. Een blokkade wordt alleen erkend, als zij effectief is. Deze besluiten herinneren sterk aan het Verbond van Gewapende Neutraliteit van 1780. Spanje trad niet toe; de meeste andere, niet te Parijs vertegenwoordigde mogendheden, hebben later deze regels van het volkerenrecht aangenomen. De Kiim-oorlog heeft in de geschiedenis van Europa een dergelijke beteekenis als de revoluties van 1848, hij vormtéén keerpunt, maar dan in de internationale verhoudingen. 1. De goede verstandhouding tusschen Rusland en Oostenrijk, het laatste overblijfsel van Metternich's politiek van 1815, gaat voor altijd verloren. De vijandschap tusschen deze mogendheden blijft voortduren tot het uitbreken van den wereldoorlog van 1914. 2. De Krim-oorlog was de laatste in ouden stijl. Zeilschepen en voorlaadgeschut deden er nog dienst, Franschen, Engelschen, Russen vochten voor Sebastopol niet als persoonlijke vijanden, maar als legerafdeehngen. De latere oorlogen worden veel wreeder en meedoogenloozer gevoerd, louter uit berekening om den vijand doodelijke slagen toe te brengen. De militie verscherpt den haat tusschen de volkeren in het moderne leger. 3. De Krim-oorlog is de laatste geweest om het Europeesch evenwicht. De overmacht van Rusland te land werd er door afgewend. De nederlaag van den czaar op den Balkan heeft de vrijwording der Balkan-staten voorbereid. 4. Oostenrijk kwam in Europa alleen te staan met de vijandschap van Rusland, Frankrijk, Sardinië en Pruisen tegenover zich. Bovendien had de Donaumonarchie altijd te kampen met de ontevredenheid der verschillende nationaliteiten, Hongaren, Tsechen ea. binnen zijn gebied. 5. Met den Krim-oorlog is de vredesperiode, 1815—1853, voor Europa voorbij. Sedert worden de internationale betrekkingen steeds vijandiger, tot 1914 toe. Dat is het groote nadeel geweest van de ineenstorting van het systeem van Metternich. § 2. De Eenheid van Italië. Cavour een afstammeling van den H. Franciscus van Sales, heeft zijn buitengewonen voorvader weinig eer aangedaan. Hij moge de grondlegger zijn van de eenheid van Italië, het blijft zijn misdaad, dat hij daaraan de rechten van den Paus heeft opgeofferd. Zijn onafhankelijke geest, zijn brandende eerzucht ver- 1) Vgl. P. de la Gorce, Histoire du second Empire, dl. II, blz. 276 vlg. (Parijs, 1912). i6o vreemdden hem van de Kerk. Cavour meende tegelijkertijd katholiek en liberaal te kunnen zijn. In 1852 werd hij minister-president in Sardinië om weldra de regeering en Victor Emanuel II volkomen te beheerschen. In 1854 richtte hi* zijn eersten aanval tegen de Kerk door zijn kloosterwet, die hij aan de beide Kamers wist op te dringen. De kloosters werden opgeheven, hun goederen tot staatseigendom verklaard, het protest van den H. Stoel baatte niet» Toen de Senaat de wet dreigde te verwerpen, nam Cavour ontslag. Dat was bijna een staatsgreep. Victor Emanuel II achtte hem als minister onmisbaar en handhaafde hem in het bewind. Sedert was bij de meerdere van den te weinig'' zelfbewusten vorst. Het is bijna de heele waarheid wat men in 1855 van Cavour zei de in Sardinië: „Wij hebben in ons land een koning, een ministerie, een parlement, een pers; dat alles bij elkaar heet Cavour". Een meester in de intrigue, werd zijn buitenlandsche politiek een diplomatieke samenzwering tegen Rome en Weenen, waarvan Napoleon III zich zelf het slachtoffer gemaakt heeft. Aanslag van Orsini. Cavour had op het congres van Parijs niet bereikt wat hij gewenscht had, maar de Itahaansche eenheidspartij; beschouwde Napoleon III toch als den man, van wien zij veel mocht verwachten. Was de keizer vroeger niet lid van de Carbonari geweest? Op hardhandige wijze werd hij daaraan herinnerd, door den aanslag van Orsini. Sedert 1856 had men in Italië vergeefs uitgezien naar eenig teeken ten gunste van de eenheidsbeweging,, uitgaande van „de sphinx aan de Sein e". 14 Januari 1858, toen de keizer en de keizerin des avonds naar de opera reden te Parijs, werden er bommen naar hun rijtuig geworpen: 156 personen zijn getroffen, van wie 8 gedood worden, Napoleon en Eugénie kwamen er ongedeerd af. Orsini viel in handen van het gerecht. Van de gevangenis uit schreef hij ■ een brief aan den keizer, waarin bij deed uitkomen, dat de teleurstelling van de Italianen de aanleiding was voor de misdaad. De Samenzwering van Plombières. De waarschuwing haduitwerking. Nog in hetzelfde jaar heeft er een geheime samenkomst plaats te Plombières in de Vogezen tusschen Napoleon en. Cavour. Daar is bij wijze van programma de onrechtvaar¬ dige oorlog ontworpen tegen Oostenrijk en den Paus. t° Prcmkriilr CJür/'itiiS Vii»1rw>tv wmtiwr Vi^t Annr OrmtMiriik. wordt aangevallen. 2°. Sardinië zal worden vergroot met NoordItalië tot bij Rome. 30. De Paus zal eere-voorzitter worden van een Noord-Itahaansche Confederatie," maar bij Sardinië moet feitelijk, de hegemonie berusten. 40. Savoye en Nizza zullen aan Frankrijk: komen. Het was het begin van den aanval op den Kerkelijken Staat,, want het viel te voorzien, dat de vijanden van de Kerk niet zouden i6i tevreden zijn met de overeenkomst van Plombières zonder meer. De Itahaansche Oorlog, 1859. Sardinië begon onmiddellijk met krijgstoerustingen. Cavour nam dagelijks een meer tergende houding aan tegen Oostenrijk. 1 Januari 1859 richtte Napoleon tot den Oostenrijkschen gezant de woorden: „Je regrette que nos relations avec votre gouvernement ne soient pas aussi bonnes que par le passé", die een oorlogsverklaring schenen aan te kondigen. Frans Jozef stelde ten slotte een ultimatum, waarbij de ontwapening van Sardinië werd geëischt. Sardinië stoort er zich niet aan, het Oostenrijksche leger trekt dan de Ticino over. Frankrijk houdt zich aan de afspraken van Plombières en verklaart Oostenrijk den oorlog als bondgenoot van Sardinië. Mac Mahon (duc de Magenta) behaalde twee overwinningen bij Magenta en Solferino1) (B e n e d e k). De keizer hield zijn intocht in Milaan. Groot was de geestdrift onder de Itahaansche eenheidspartij en haar leiders: Cavour, Garibaldi, Mazzini. Nu zou Italië „vrij" Worden van de Alpen tot de Adriatische Zee. Vrede van Zürich. Maar terwijl de Oostenrijksche troepen retireerden achter de Etsch-linie en iedereen de oplossing der Itahaansche kwestie nabij achtte, sloot Napoleon, bij persoonlijk overleg met Frans Jozef, de pr e 1 i min a ir e n van Villafranca, weldra bekrachtigd door den vrede van Zürich. i°. Oostenrijk staat Lombard ij e af aan Sardinië, maar behoudt Venetië. 2°. De Habsburgsche hertogen, uit hun staten in Midden-Italië verdreven, worden hersteld. 3°. Er zal een statenbond worden opgericht van alle Itahaansche landen onder eerevoorzitterschap van den Paus en feitelijke leiding van Sardinië. Kort daarop staat Victor Emanuel II Savoye en Nizza aan Napoleon af, buiten den vrede om, 1860. Het programma van Plombières was afgewerkt, maar niet geheel en al naar den zin van de Itahaansche eenheidspartij. De keizer der Franschen had half werk geleverd. Groot was de teleurstelling in Italië. Cavour legde zelfs zijn ministerieele waardigheid neer. Waarom volgde Napoleon deze halfslachtige politiek? i°. De Oostenrijkers waren wel verslagen, nog lang niet overwonnen. Een voor Frankrijk aannemelijke vrede was dus te verkiezen boven een zwaren 1) Dunant (f 1910) stichtte, aangegrepen door de ellende van het slagveld, de internationale organisatie van het Roode Kruis. 162 oorlog. 2°. In den Duitschen Bond ontstond een sterke beweging tegen Napoleon. Daar herinnerde men zich dien anderen Napoleon, die in Italië zijn veroveringen begonnen was; zou het nu weer zoo gaan? Vandaar een toenemende strooming om Oostenrijk te hulp te komen. 3°. Napoleon wist bovendien, dat Engeland en Rusland klaar stonden om zich in het conflict te werpen. 40. Italië als groote mogendheid zou in de Middellandsche zee onvermijdelijk de mededinger worden van Frankrijk. 5°. Voortzetting van den oorlog zou zeer waarschijnlijk ten gevolge hebben het te loor gaan der onafhankelijkheid van den Kerkelijken Staat, en dat wilde Napoleon niet in de hand werken. Frans Jozef van zijn kant moest rekening houden met Pruisen. Nog bezat Oostenrijk de hegemonie in den Duitschen Bond; een zegevierende veldtocht van Pruisen zou vermoedelijk neerkomen op het verhes van het presidium in den Bondsdag voor Oostenrijk. Door den vrede van Zürich redde Frans Jozef dus Venetië en beveiligde hij zijn positie onder de Duitsche staten. Napoleon's macht begint te dalen, 1860. De Itahaansche veldtocht was een triumf voor Napoleon III. In 1860 stondhijop het toppunt van zijn macht. Maar sedert begint langzaam aan de afbrokkeling. Eerst in de Itahaansche kwestie. Oostenrijk had daarin zijn remmende overmacht verloren, niemand vertrouwde Napoleon meer. Zoodoende kon de nationale eenheid tot stand komen door toedoen van de Itahaansche eenheidspartij zelf. De Habsburgsche hertogen konden niet terugkeeren, doordat de bevolking der „bevrijde" gewesten zich in de macht bevond van de Sardijnsche bezetting. Toscane, Parma, Modena voegen zich in 1860 aaneen tot den staat E m i 1 i a. De R o m a g n a (Bologna, Ravenna, Ferrara) scheurt zich los van de pauselijke soevereiniteit om zich aan te sluiten bij Emilia. Vervolgens richten de bewoners van den nieuwgevormden staat, omgekocht en bedreigd door de liberalen en republikeinen, tot Victor Emanuel II het verzoek om ingelijfd te worden bij Sardinië. Deze ging daarop in en riep Cavour in 1860 weer aan het bewind. Napoleon zag, een jaar na den vrede van Zürich, bij dit alles toe, zonder dat er van hem eenige leiding uitging. Ook den Kerkelijken Staat wilde de Itahaansche eenheidspartij geheel en al bij Sardinië inlijven. Dat kon Napoleon niet toelaten. Maar ook hierbij verrichtte hij half werk. Hij berustte er in, dat Sardinië een aanval deed op het pauselijk gebied, onder voorwaarde, dat Rome de onafhankelijke residentie des Pausen zou blijven. Door 163 deze concessie aan Cavour hoopte de keizer zijn verloren invloed in Italië weer eenigermate te herstellen. Daarin slaagde bij niet, zijn beginselloosheid kostte hem bovendien den steun van de katholieke partij in Frankrijk. Mgr. Dupanloup, Mgr. Pie, Fal- I o u x, Louis Veuillot protesteerden tegen de schending van de rechten der Kerk en van het volkenrecht. Zelfs Thiers en Guizot verwierpen de onrechtmatige toepassing van het nationaliteitsbeginsel en verdedigden de staatkundige soevereiniteit van Pius IX in het belang van den vrede in Europa. Napoleon III durfde echter een breuk met Cavour niet aan. In 1860 het bij het blad van Louis Veuillot ,,LUnivers" opheffen, waarop Veuillot den strijd voor het recht voortzette in brochures. Uit de gebeurtenissen van 1860 was duidelijk gebleken, dat Pius IX tot buitengewone verdedigingsmiddelen moest overgaan om d e n rechtvaardigen oorlog te kunnen voeren tegen Cavour en Garibaldi. Op initiatief van de Belgen stichtten de katholieken van geheel de wereld, buiten de regeeringen om, den St. Pieterspenning om den Paus de uitrusting van een leger mogelijk te maken. Uit Spanje, Frankrijk, België, Ierland, Nederland verzamelde zich te Rome het zouavenleger, vrijwilligers van allerlei nationaliteit, die zich ter beschikking stelden van den Paus. De Fransche generaal de Lamoricière werd met het opperbevel bekleed. Cavour had zich te voren verzekerd van de medeverantwoordelijkheid van Napoleon III: „Fate presto", toen hij Pius DC een ultimatum zond met den eisch van ontwapening. Op de weigering volgde de aanval. Bij C a s t e 1 f i d a r d o, 18 September 1860, tien jaar voor de overweldiging van Rome, is de Lamoricière verslagen door de troepen van Sardinië. De Marken en U mb r i ë zijn ingelijfd. De Paus behield alleen Rome en het P atrimonium Petri. Napoleon III liet Pius IX in den steek. Garibaldi. Kort te voren, in 1859, was Garibaldi op het tooneel verschenen aan het hoofd van een troep ■vrijwilligers. Het heette, dat hij Nizza zou gaan bezetten, want dat was zijn geboorteplaats en hij was heftig verontwaardigd over den afstand van deze streek aan Frankrijk; Cavour echter wees hem een ander doel aan: het koninkrijk der beide Sicilië n. Garibaldi volgde dien wenk op. Hij landt aan de westkust van Sicilië, trekt het eiland binnen, talrijke vrijwilligers sluiten zich bij hem aan, Palermo en Messina vallen in handen der „Roodhemden". Koning Frans II trok zijn leger samen op de Volturno-linie, waar de vesting Gaëta lag. Napels gaf hij op. 167 20 September 1870 trokken de Italianen langs de Porta Pia de Eeuwige Stad binnen. Het wereldlijk gezag des Pausen was •vernietigd. Pius IX sprak de excommunicatie uit over al degenen, die medeplichtig waren aan de overweldiging van den Kerkelijken Staat. De wereld zag zwijgend toe bij dit gebeuren. Alleen de katholieke president van de republiek Ecuador, G a r c i a Moreno, deed een uitdrukkelijk protest hooren. Waarborgenwet, 1871. Aan Pius IX werd het Vaticaan en zijn ■omgeving gelaten als soeverein gebied. Victor Emanuel vestigde zijn -woning in het Q u i r i n a a 1, een der pauselijke paleizen. In 1871 is den Paus aangeboden de waarborgenwet, een meesterstuk van het liberalisme. Deze bepaalde, dat de soevereiniteit van den Paus zou gewaarborgd zijn door de regeering van Italië en stelde •een schadeloosstelling beschikbaar van 3V4 millioen lire per jaar. JVIaar de Paus protesteerde tegen den roof van zijn staten en weigerde -de waarborgenwet. Tot heden toe is dit protest volgehouden. Het nog onder den indruk van 1866, zijn goede diensten aan Napoleon III bewezen hebben, maar Rusland dreigde met mobilisatie tegen de Donau-monarchie, als het daartoe mocht komen. Italië vroeg aan het Fransche gouvernement vrijheid van handelen ten opzichte van Rome als prijs voor zijn alliantie, maar Napoleon ging op den koop niet in. E n g e 1 a n d bleef neutraal na de verzekering van Bismarck, dat het Duitsche leger het grondgebied van België zou eerbiedigen. Het bleek weldra uit den loop der gebeurtenissen, dat Napoleon's leger verre de mindere was van het prachtig georganiseerde Duitsche leger. M o 11 k e en zijn generale staf voerden het opperbevel op meesterlijke wijze, v. R o o n bestuurde den intendancedienst. Juist de jammerlijke fouten van den Franschen generalen staf en de slechte administratie werden de oorzaak van Napoleon's nederlaag, al stonden de mihtaire eigenschappen der Fransche soldaten even hoog als die der Duitsche. Acht legercorpsen lagen aan de grens van Frankrijk, zonder eenheid of verband, naast elkander, terwijl drie geconcentreerde Duitsche legers de gelegenheid vonden, om telkens hun aaneengesloten overmacht te doen gelden. 1 Augustus werd de strijd geopend. Frossard bezette Saarb r ü c k e n, even over de Fransche grens, maar verder is geen enkel leger van Napoleon meer op Duitsch gebied doorgedrongen. 6 Augustus werd MacMahon teruggeslagen bij Wörth, op denzelfden dag moest Frossard, door Bazaine in den steek gelaten, zijn stellingen bij Spicheren opgeven. De Duitschers sloegen het beleg om Straatsburg. Het Rijn-leger onder Bazaine, wordt in een reeks van gevechten bij Mars-1 a-Tour, Gravelotte, ea. teruggedrongen op Metz, dat in de tweede helft van Augustus ingesloten raakt. De reeks van beslissende nederlagen binnen drie weken ontnam aan Italië en Oostenrijk den lust, om nog ten voordeele van Frankrijk een rol te spelen in den oorlog. Mac-Mahon kreeg de opdracht met een nieuw gevormd leger Bazaine te gaan ontzetten. Napoleon vreesde een revolutie te Parijs,als hij daarheen terugkeerde zonder een enkele overwinning behaald te hebben. Sédan. Maar het laatste groote leger der Franschen werd langs de Maas hoe langer hoe meer opgestuwd naar het noorden. 1 September onderneemt Mac-Mahon een grooten veldslag in den omtrek van Sédan, om een dreigende omsingeling te voorkomen. i86 Zijn poging mislukt, hij wordt gewond, de Franschen leveren verwoede gevechten tegen de Duitschers, maar moeten in groote verwarring terug naar Sédan. 900 kanonnen bedreigden het hopeloos ingesloten leger. Er schoot niets anders over dan capitulatie. Deze werd a September geteekend. Napoleon en 80.000 man gaven zich krijgsgevangen. Val van het Keizerrijk. De ramp van Sédan beteekende den Gambetta ontsnapt in een luchtballon uit Parijs. val van het tweede keizerrijk. 4 September 1870 brak te Parijs een heftige opstand uit tegen Napoleon III, wiens regeering tot nu toe het volk misleid had omtrent den werkelijken loop der gebeurtenissen. De keizer en zijn familie werden vervallen verklaard van den troon en onder leiding van Gambetta, Jules F av r e en T h i e r s de republiek uitgeroepen. T r o c h u, de gouverneur van Parijs, trad op als leider van een voorloopig bestuur, le Gouvernement de la Défense nationale. Het nieuwe bewind besloot den oorlog tot het uiterste door te zetten i87 (la guerre a outrancc). In October begon het beleg van Parijs. Gambetta (1'organisateur de la défaite) ontsnapte uit de stad in een luchtballon en organiseerde de nationale verdediging te Tours en Bordeaux. Capitulatie van Metz. Gaandeweg veroverden de Duitschers de vestingen aan de oostgrenzen van Frankrijk; Toul en Straat sb u r g capituleerden nog in September; in October gaf Bazaine zich over met 173.000 man en 1500 kanonnen: de capitulatie van Metz werd een pendant van de ramp van Sédan. Met eerbiedwekkende energie hebben de Franschen na zoovele nederlagen den strijd tot het einde toe volgehouden om Parijs te bevrijden uit den ijzeren greep van den vijand. Het Loire-leger wordt teruggeslagen, de stad Orleans zelf valt in handen van de Duitschers. Het noorderleger is na den slag bij S t. Q u e n t i n te veel verzwakt, om nog aanvallenderwijze te kunnen optreden. Het sterke Belfort is tot het einde van den oorlog in handen der Franschen gebleven. Capitulatie van Parijs. Parijs kon ten slotte den strijd niet langer volhouden. In December 1870 en Januari 1871 werd de stad gebombardeerd, terwijl de hongersnood steeds nijpender den moed der bevolking op de proef stelde. Na den laatsten, mislukten uitval van Trochu opende Favre de onderhandelingen, 28 Januari moest Parijs capituleer en. Een wapenschorsing van 3 weken werd gesloten ter verkiezing van een Nationale Vergadering, die te Bordeaux over den vrede zou beslissen. Vrede van Frankfurt. Thiers, de man, die een half jaar te voren Zoo dringend tegen de oorlogsverklaring gewaarschuwd had> sloot met Bismarck de preliminairen van Versailles, bekrachtigd in Mei 1871 door den vrede van Frankfurt. Een deel van het Duitsche leger zou een der wijken van Parijs bezetten (1—3 Maart), totdat in de Nationale Vergadering de vredesvoorwaarden zouden zijn goedgekeurd. Elzas en Lotharingen werden afgestaan. Frankrijk moest een oorlogsschatting van 5 milhard francs betalen, zoolang zou een gedeelte van het land in de macht van het Duitsche leger Wijven. Tot niet geringe tdeuretelling van Bismarck werd het enorme bedrag in verbluffend korten tijd afbetaald: Frankrijk bleek nog rijker dan het Duitsche keizerrijk, niettegenstaande den oorlog! De Duitsche eenheid voltooid. HetDuitschekeizerr ij k! Dat is de groote triomf van Bismarck bij het einde van dezen i88 bloedigen oorlog. Onder zijn leiding verklaarde de Noord-Duitsche Bond zich bereid om aan den koning van Pruisen den keizerlijken titel aan te bieden. De Zuid-Duitsche vorsten maakten aanvankelijk wel allerlei moeilijkheden, maar toen de kanseher hun de soevereine rechten waarborgde, was de zaak beslist (de proclamatie van 18 Januari 1871). Heel Duitschland, fier op zijn overwinningen, schaarde zich eensgezind om den troon van den Duitschen KeizerWillemljde Duitsche eenheid was voltooid1). De constitutie van het nieuwe keizerrijk stelde het volgende vast: i°. De keizer voert het hoogste müitair gezag en bestuurt het rijk door den rijkskanselier, die alleen aan hem verantwoordelij kis; de Duitsche landen vormen dus met meer een bond, maar een bondsstaat. 20. De Bondsraad (58 stemmen) blijft de vertegenwoordiging van de regeeringen der 25 bondsstaten, de Rij ks da g (397 afgevaardigden) die van het volk, volgens algemeen en direct kiesrecht gekozen. Bondsraad en Rijksdag maken samen de rijkswetten. De Rijksdag voert de wetgevende macht voor het geheele rijk, heeft echter geen invloed op de uitvoerende macht. 30. In de buitenlandsche politiek, de handelsbelangen, de mihtaixe organisatie zijn de leden van het rijk ondergeschikt aan de gemeenschappelijke leiding. Enkele staten behielden bij hun toetreding bijzondere rechten (Reservatrechte). Elzas-Lotharingen kwam als Duitsch-Rijksland onder het omniddelhjk bestuur van het Rijk, da. den rijkskanselier. Het verkreeg dus geen autonomie. Eerst in 1874 ontving het land het recht afgevaardigden te kiezen voor den Rijksdag. Deze kwamen ter vergadering om te protesteeren tegen de inkjving en gingen heen. Op den duur is de vijandige gezindheid der meerendeels Fransche bevolking wat tot rust gekomen, maar het staat vast, dat het Duitsche keizerrijk zijn geschiedenis begonnen is met tegenover ach de rustelooze vijandschap der Franschen. Op aandrang van de Duitsche bevelhebbers heeft Bismarck, anders dan bij den vrede van Praag, er zich mee vereenigd ditmaal wel gebiedsafstand van den tegenstander te eischen op grond van strategische overwegingen, maar Frankrijk heeft er nooit in berust. § 7. rHet Cosmopolitisme. Technische Vooruitgang. De negentiende eeuw is een tijd van groote technische uitvindingen. Niet alleen dat de stoom !) Vgl. E. Brandenburg, Die Reichsgründung. 2 Dln. (Leipzig, 19»). Het leggen van den eersten transatlantischen kabel van af het eiland Valenda (Aug. 1857). (A. Kruger). iq8 en het van Godswegen ingesteld gezag. Alleen in een wereld van volmaakte menschen zou Proudhon's fantasie werkelijkheid kunnen worden. Zij is louter een product van hoovaardij des geestes. Proudhon maakt den mensen tot zijn afgod. Een Rus, Bakounin, is onder Napoleon IIIde rustelooze agitator geweest voor deze denkbeelden. Hij zocht de toepassing daarin, dat in elke volksgemeenschap de gemeente (commune, een term, ontleend aan de Fransche Revolutie) volkomen autonomie zal bezitten, terwijl de communes het gezag van den staat overbodig zullen maken door onderlinge samenwerking. Het middel om dit doel te bereiken is de meedoogenlooze revolutie, die het gezag zal vergruizelen. Bakounin vond zooveel aanhang, vooral onder de arbeiders, dat het communistisch oproer van Parijs in 1871 daardoor mogelijk is geworden. De theorieën van Proudhon en Bakounin deden in Rusland het nihilisme ontstaan, waaruit het bolsjewisme van onzen tijd is voortgekomen. De aanleiding tot het oproer was een gebeurtenis van weinig belang. Thiers het, uit voorzorg, gegeven de opwinding te Parijs na de ellende tijdens het beleg, eenige kanonnen uit de woelige wijk van Montmartre weghalen. Het volk belet het transport met geweld, binnen weinige uren verspreidt de revolutie zich over de hoofdstad. De regeering week naar Versailles, de voorloopige residentie van de Assemblée Nationale, waarvan de groote meerderheid monarchaal gezind was. De linietroepen werden daarheen samengetrokken, een veiligheidsmaatregel, waarin de republikeinen een verkapte poging zagen om bij verrassing de monarchie te herstellen. Het tweede beleg van Parijs. Een revolutionnair comité in de hoofdstad droeg het bestuur op aan een Commune, die de roode vlag als haar standaard aannam en den repubhkeinschen kalender van 1793 weer invoerde. De communisten hoopten de groote steden van Frankrijk voor hun plannen te winnen en dan een federatie van onafhankelijke gemeenten te stichten in plaats van het gezag. Het was de toepassing der theorieën van Proudhon. Maar de steden namen het sein niet over, de illusie der solidariteit ging niet in vervulling, de Commune was op eigen krachten aangewezen. Thiers stelt Mac Mahon aan het hoofd der troepen met Versailles als uitgangspunt. Twee maanden lang werd Parijs belegerd. De Duitschers, die nog enkele forten bezet bielden, bleven neutraal. Het leger moest straat voor straat veroveren. Het razend gepeupel (de „pétroleuses") stak het stadhuis en de Tuileriëen in brand. Een aantal gijzelaars, onder wie Mgr. Darboy, zijn door de oproerlingen gefusilleerd. Meer dan 20.000 communisten heten het leven in de wanhopige worsteling. 0. De Nederlaag van de Monarchie. Thiers was de eerste, nog voorloopige, president van de Derde Republiek, 1871—1873. Haar eerste vertegenwoordiging was een van de beste, die Frankrijk Tooneel der eeuwen II. 14 Brand van het Stadhuis te Parijs tijdens de Commune, 199 ooit heeft gehad. De meerderheid, overwegend katholiek, stond onder leiding van Mgr. Dupanloup sedert den dood van de Montalembert. Zij plaatste zich boven het kleingedoe der partijpolitiek om met alle kracht te arbeiden aan het herstel van Frankrijk1). President en Kamer slaagden er in de oorlogsschatting van 5 milliard francs aan het Duitsche Rijk binnen korten tijd te voldoen. In September 1873 verliet de laatste Duitsche soldaat het Fransche gebied. De garde nationale, de gewapende burgerij uit zoo menige revolutie, werd afgeschaft en vervangen door de nationale militie. Thiers moest in 1873 aftreden, omdat hij zich openlijk een voorstander verklaard had van de republiek. Gedurende het bewind van Mac Mahon, 1873—1879, is de strijd tusschen de monarchalen en de republikeinen uitgestreden. De voorstanders van de monarchie waren hopeloos verdeeld in Legitimisten en Orleanisten. Dat werd de oorzaak van hun nederlaag in 1875. De Legitimisten ijverden voor de candidatuurvan den graaf de Chambord (1'enfant dumirade), de Orleanisten voor den graaf van Parijs. Gambetta trad op als de geruchtmakende leider der republikeinen, tevens de felle tegenstander van de Kerk. Fusie der monarchisten. In 1873 worden de monarchisten het onder elkander in theorie eens over een fusie. . Chambord zou koning worden en, aangezien hij geen kinderen had, de graaf van Parijs hem opvolgen. Maar alles mislukte. Chambord was overtuigd katholiek, maar een onpraktisch idealist. Hij wilde alleen koning worden krachtens het ongerepte droit divin en aarzelde de constitutioneele instellingen zonder meer te aanvaarden, omdat deze uit de revolutie waren voortgekomen. De witte vaan der Bourbons gold voor hem als het symbool van zijn overtuiging. Vergeefs trachtte Mgr. Dupanloup hem tot een juister inzicht te brengen, hij bleef onverzettelijk. De Constitutie van 1875. Zoodoende raakte de kwestie van den regeeringsvorm verplaatst naar de Kamer. Chambord had zijn opvatting van de monarchie in een manifest bekend gemaakt, zij vond. te weinig weerklank. Onder leiding van Thiers en Gambetta Zegevierden de liberalen en republikeinen. Met een meerder- 1) Lecanuet, L'Eglise de France sous la trasième République, Dl. I hfst. IV. (Parijs, 1910). * 200 heidvanéénstem viel het besluit, dat het uitvoerend gezag zou berusten bij een president, 1875. De republiek werd bevestigd, tot heden toe. De wetgevende macht kwam in handen van de Kamer van Afgevaardigden en den Senaat. De president is bekleed met de uitvoerende macht voor zeven jaar. Algemeen kiesrecht en ministerieele verantwoordelijkheid werden ingevoerd. Bij de verkiezingen van 1876 veroverden de republikeinen een overweldigende meerderheid in de Kamer, de Senaat bleef nog in meerderheid monarchaal. Feitelijk was dit de nederlaag van de monarchie en van de Kerk. In den verkiezingsstrijd waren beiden met elkander vereenzelvigd. Het volk was de revoluties moe, doorzag de onmacht der monarchisten en gaf zijn stem aan de republikeinen. De Vrijmetselarij won aan invloed en werd een bolwerk van het ongeloof. Bijna alle leiders van de republikeinen waren er bij aangesloten: Gambetta, Ferry, Favre, Victor Hugo, Grévy, Carnot1), Albert de Mun en Louis Veuillot verdedigden ridderlijk de katholieke beginselen, maar konden de nederlaag niet afwenden. Aftreden van Mac Mahon, 1879. Gambetta zette den strijd tegen de Kerk onverpoosd voort: „Le déricalisme, voüarennemi!" (1877). Tegen Mac Mahon keerde hij zich met de bedreiging, dat het volk hem zou dwingen: „de se soumettre ou se démettre". Mac Mahon ontbond de Kamer met toestemming van den Senaat. Een heftige verkiezingscampagne volgde, de laatste worsteling tusschen de monarchie en de republiek. Gambetta won den slag. In 1879 moest een gedeelte van den Senaat periodiek aftreden, toen ging ook in dit college de meerderheid om, Mac Mahon legde nu het presidentschap neer. Grévy werd zijn opvolger. c. De radicale republiek. Sedert is de regeering van Frankrijk a n t i c 1 e r i c a a 1, da. anti-katholiek, gebleven. De Vrijmetselarij gaf in de Derde Republiek den toon aan. Minister Ferry opende den aanval op de Kerk door zijn onderwijs-decreten. Berucht is art. 7 van zijn wetsontwerp van 1879, waardoor aan de Kloosterorden en Congregaties en daarmee aan de Kerk de bevoegdheid tot het geven van onderwijs ontnomen werd. De Senaat verwierp het voorstel, maar toen dreef Ferry de vervolging door b ij decreet, steunend op de Kamer. In 1880 werden de religieuzen door de politie uit hun scholen verdreven. Het was de Vrijmetselarij te doen 1) Lecanuet, L'Eglise de France sous la troisième République, Dl. I, blz. 483 vlg. (Parijs, 1910). 2o8 van Leo XIII, noch de protesten van de katholieken vermochten de keizerlijke regeering tot mildere inzichten te brengen. Italië. De grootste misdaad van den Kulturkampf blijft de overweldiging van den Kerkelijken Staat. Het kon niet anders of de triumfeerende Vrijmetselarij zou na 1870 haar kerkvervolging in Italië voortzetten. Cavour had in zijn tijd het voorbeeld gegeven der kloostervervolging, geen wonder dat in 187a dit onheilig werk weer opgevat werd. In 1877 kwam er een wetsontwerp aan de orde, dat eiken priester, die de rechten van den Paus openlijk verdedigde, aan de politie overleverde. Pius IX protesteerde, katholiek Europa sloot zich bij hem aan, Victor Emanuel verklaarde ten minste deze wet niet te willen bekrachtigen. Deze aanval van de Vrijmetselarij mislukte, de Senaat verwierp het voorstel. Onder het pontificaat van Leo XIII werd het niets beter. De kerkelijke goederen waren in beslag genomen door den Staat x)> het liberaal onderwijs wordt aan de bevolking opgedrongen, met-katholieke kerken zijn te Rome opgericht, in de ongeloovige pers is de Paus voortdurend het voorwerp van laffe beleedigingen. Wanneer het stoffelijk overschot van Pius IX wordt overgebracht naar zijn 'grafmonument, wagen de anticlericalen zelfs een poging om den stoet uiteen te jagen en zijn eerbiedwaardigen last in den Tïber te werpen, 1881. In hetzelfde jaar zijn ook de bezittingen van de Congregatio de Propaganda Fide 2) geroofd, waaruit de kosten der missiën bestreden werden. Maar succes hadden de anticlericalen met hun kerkvervolging slechts matig. Hun pogen stuitte af op de standvastigheid en het beleid van Leo XIII. Crispi. De crisis van den Kulturkampf in Italië valt onder het m i n i s t e r i e-C r i s p i, 1887—1896. Deze staatsman was een geestverwant van Garibaldi en Gambetta, vervuld van hartstochtelijken haat tegen Kerk en godsdienst. Hij slaagde er in de strafwet van 1877 tegen de geestelijkheid en de trouwe katholieken in nieuwen vorm door de Kamers te doen aannemen, 1888. De bedoeling was de verdediging van de Pauselijke soevereiniteit onmogelijk te maken. In 1889 volgde de wet, waardoor de bezittingen van de katholieke stichtingen van naastenliefde, geschat op twee müliard francs, door den Staat genaast zijn. Het laïcisme moest in de plaats treden van de christelijke weldadigheid. Maar omstreeks 1890 volgt de kentering. Wie wind zaait, zal storm oogsten. De bestrijding van het Geloof leidde tot een onrustbarende uitbreiding van de sociaal-democratie. 1) In 1879 legde de Staat de hand op 5607 kloosters en hun bezittingen. 2) Deze is opgericht in 1622. 2og Uit vrees voor revolutie bond de Vrijmetselarij in, al had zij Zelf den geest van den opstand opgeroepen. Het nooit-gedachte gebeurde, Crispi voelde de noodzakelijkheid om zich den steun der katholieken te verzekeren en neigde tot een vergelijk met Leo XIII. Zijn aftreden in 1896 was een opluchting, want van hem viel weinig te verwachten voor een ten minste draaglijke verhouding tusschen Kerk en Staat. Ook na 1890 is het nooit verder gekomen dan tot een tijdelijke schorsing van den Kulturkampf. In België krijgt de Kulturkampf een kans tegelijkertijd met het uitbreken van den schoolstrijd in Frankrijk, 1879. F r è r e-O r b a n, de minister -president, 1878—1884, bekleedde een hoogen rang in de hiërarchie der Vrijmetselarij en vond de liberale meerderheid in de Kamers bereid om het onderwijs los te maken van den godsdienst bij de wet. Aan de katholieke Universiteit van Leuven werden haar bezittingen ontnomen, zoodat zij sedert afhankelijk is van de liefdadigheid. Het gezantschap bij den H. Stoel is opgeheven. De liberale over heer sching duurde tot 1884, toen de katholieken bij de verkiezingen de meerderheid heroverden. De vrijheid van het onderwijs is daarna hersteld. Brazilië en Ecuador. Ook buiten Europa drong de Kulturkampf door. In Brazilië oefende de Vrijmetselarij een groot en invloed uit. Door haar toedoen zijn de kloosterorden verbannen. Toen de feisichoppen protesteerden, werden zij vervolgd, tal van priesters kwamen in de gevangenis terecht, 1870—1874. De crisis duurde niet lang, doordat de verkiezingen er een eind aan maakten. Het volk had een afkeer van de kerkvervolging en stemde meer bezadigde afgevaardigden in de vertegenwoordiging. Het gezantschap te Rome is hersteld. Een der meest doorluchtige slachtoffers van de Vrijmetselarij is de president van de republiek Ecuador, Garcia Moren o. Na den opstand van 1822 tegen Spanje was een periode gevolgd van hopelooze wanorde onder de bedrieglijke grondwet van de rechten van den mensch. Het liberalisme was niet in staat in dezen chaos orde te scheppen. In 1861 kwam Garcia Moreno aan het hoofd van de republiek, hij gaf hec land een katholieke grondwet, het de kloosterorden terugkeer en, herstelde het onderwijs en de welvaart, in 1873 werd Ecuador plechtig toegewijd aan het H. Hart; de uitgeputte staat herleefde. Vóór alles was Garcia Moreno een katholiek staatsman in woord en daad. Drie keer is hij herkozen als president door den dank- 2IO baren volkswil. Maar de Vrijmetselarij was te onverdraagzaam om haar nederlaag te kunnen verkroppen. Öp den dag der laatste prest dentskeuze, 10 Augustus 1875, werd Garcia Moreno vermoord op de trappen van het paleis te Quito. „Sterf, beul van de vrijheid!*', beet een van zijn moordenaars hem toe. Het korte, alleszeggende antwoord van den president ontvouwt zijn beginsel: „Dios no muere, God sterft niet" Na deze misdaad heeft Ecuador nooit meer een katholieke regeering gekend. § 3. De Buitenlandsche Politiek van Bismarck. Drei-Kaiser-Verhaltnis. Bismarck zocht na 1871 de jongste der Europeesche mogendheden onaantastbaar te maken door verbonden met Rusland en Oostenrijk. Hij wilde den vrede handhaven, zoolang hij dit kon overeenbrengen met de belangen van het Duitsche RijkZijn doel was niet dit uit te breiden,, maar het te bevestigen. Dat kon het best bereikt worden door de andere mogendheden zoo ver mogelijk van Frankrijk verwijderd te houden en Rusland een aanval op Oostenrijk te beletten. De sedert 1863 goede verstandhouding met Rusland deed czaar Alexander II gemakkelijk ingaan op het voorstel van samenwerking, terwijl Oostenrijk er voor te vinden vieL doordat het na 18711 afzag van een revanche op de nederlaag van 1866 en zijn aandacht wendde naar den Balkan. In 1872 werd het D r e i-K a i s e r-V e rh alt nis gesloten met medewerking der drie niinisters: Bismarck, Gortschakoff, Andrass y. Een verbond in den strikten zin van het woord kwam niet tot stand, wel een entente, naar deze beginselen: i°. De drie mogendheden willen den bestaanden internationalen toestand bestendigen. 20. Zij zullen trachten de Oostersche kwestie op bevredigende wijze op te lossen. Het Balkan-vraagstuk was de zwakke plek in deze entente, doordat Oostenrijk en Rusland sedert den Krimoorlog eikaars tegenstanders bleven, Bismarck mocht manoeuvreeren zoo hij wilde. 1) Vgl. N. Tapikse, Europa en Bismarck's vredespolitiek, 1871—1890.. (Leiden, 1925). 213 Het Congres van Berlijn, onder „onpartijdig" voorzitterschap van Bismarck, had toen weinig meer te doen dan de Engelsche politiek te bekrachtigen1). Het volgende is vastgesteld: i°. Rusland krijgt Kars en Batoem. 20. Roemenië staat aan Rusland een gedeelte van Bessarabië af tot aan den Donau-mond en krijgt daarvoor in de plaats de Dobroedsja. 30. O o s t e n r ij k zal Bosnië en Herzegowina voor onbepaalden tijd bezetten. 40. Een nieuw vorstendom Boelgarije wordt gevormd tusschen Donau en Balkan; O o s t-R o e m e 1 i ë verwerft autonomie; Macedonië blijft aan Turkije. 50. Roemenië, Servië enMont e n e g r o worden onafhankelijke staten. 6°. De Donau is neutraal verklaard in het belang van Oostenrijk. 70. Cyprus wordt aan Engeland afgestaan. De gevolgen van het Congres van Berlijn zijn zeer belangrijk geweest. Turkije verloor het grootste gedeelte van zijn Europeesch gebied. Karei I van Roemenië nam in 1881, Milan van Servië in 1882 den koningstitel aan. De jonge Balkanstaten zijn zich bewust van hun onafhankelijkheid en nationaliteit en zulten zich in de toekomst schrap zetten tegen Turksche overheersching en Russisch protectoraat. Griekenland verkreeg in 1881 Thessalië en een stuk van Epirus. Van algemeen Europeesch belang werd de verwijdering tusschen het Duitsche Rijk en Rusland na 1878. Door toedoen van Engeland, doch met welwillende medewerking van Bismarck, moest Gortschakoff er in berusten, dat Rusland zich de voordeelen van den vrede van San Stefano zag ontglippen. Dat heeft de regeering van den czaar Bismarck nimmer kunnen vergeven. Het Tweevoudig Verbond, 1879. Bismarck zocht een tegenwicht in een defensief verbond met Oostenrijk tegen Rusland, 1879. De volgende verbintenis wordt aangegaan: i°. Als een der twee staten door Rusland wordt aangevallen, zullen zij elkander bijstaan. 2°. In geval van een aanval door een andere mogendheid, zullen zij jegens elkander een welwillende neutraliteit in acht nemen. 30. Ten opzichte van Frankrijk werd vastgesteld, dat Oostenrijk slechts dan tot bijstand verplicht zou zijn, wanneer de Republiek met een bondgenoot een aanval zou ondernemen op het Duitsche Rijk. 1) De voornaamste vertegenwoordigers der mogendheden waren: Salisbury, Lord Beaconsfield, Bismarck, Andrassy, Gortschakoff. Kwolyi, ury. Congres van Berlijn 1878. 220 in het Parlement, D i s r a e 1 i trad op aan het hoofd van een conservatief kabinet, dat aanstonds de volkomen gelijkstelling tusschen patroon en arbeider voor de wet vastlegde. Gevangenisstraf bij contractbreuk verviel. Home Rule. Onder het nieuwe ministerie kwam de Iersche -kwestie in een hoogst acuut stadium. Ierland vond een buitengewoon voorvechter van zijn rechten in P a r n e 11, die den eisch herhaalde, reeds door O'Connell gesteld, van „home rul e", d. w. z. eigen bestuur met eigen parlement, voor Ierland. De Iersche afgevaardigden in het Parlement sloten zich aaneen onder zijn leiding in hun strijd om autonomie. Parnell was protestant, maar overtuigd van het recht der leren. Hij met zijn zeven medestanders voerden met bittere taaiheid het wapen der obstructie tegen de beide andere partijen. Om beurt hielden zij redevoeringen zonder eind. Zittingen van 28 uur kwamen meermalen -voor.' Tot nu toe was aan het recht van spreken nooit een tijdgrens gesteld; nu echter moest wel een besluit vallen, dat den voorzitter de bevoegdheid verleende ■om een hd, dat de werkzaamheden onmogelijk maakte, uit het Lager Huis te verwijderen. Maar zonder den steun der Ieren zelf zou Parnell weinig kunnen bereiken, omdat het conservatieve ministerie-Beaconsfield de Iersche kwestie moedwillig verwaarloosde. Tweede ministerie-Gladstone, 1880—1885. In 1880 leden de conservatieven de nederlaag bij de verkiezingen, in hoofdzaak door het minder gelukkig financieel beleid van den premier *). Gladstone 'en de liberalen kwamen weer aan het roer. Gladstone vond de Home-rule-partij in volle actie, toen hij het "bestuur aanvaardde. Parnell was er in 1879 in geslaagd de Iersche Ijoeren aaneen te sluiten in een groote organisatie: „The National League". Het doel daarvan werd op de eerste plaats den pachters het eigendomsrecht op hun pachtterrein te doen verkrijgen door een gezamenlijke actie. Deze agrarische beweging vormde den ruggesteun van den poh'tieken strijd in het Parlement. Gladstone trachtte een oplossing te vinden door een verscherpt Land-actontwerp, dat echter in het Hooger Huis verworpen en door de Parnellisten als half werk veroordeeld werd. Sedert ging het hard tegen hard. De obstructie der Ieren begon opnieuw. Parnell greep in Ierland zelf naar het middel van dood- 1) Het voortdurend oorlogsgevaar wekte nu weer ontevredenheid, zoodat de liberalen de meerderheid veroverden. Beaconsfield verkreeg op het congres -te Berlijn, Cyprus, annexeerde (1877) Transvaal, hield Rusland op een afstand van Indië (Afghanistan), maar de geestdrift voor zijn imperialisme verzwakte, doordat het veel te duur was. 221 verklaring: „Wanneer iemand den treurigen moed heeft, land te huren, waar de vorige pachter van verdreven werd, mijdt dan allen omgang met hem, schuwt hem als een misdadiger". Dit advies is opgevolgd. Het eerst toegepast op den landlord-agent B o yc o 11, blijft de herinnering er aan bewaard door den term: „boycotten" (1880). Tegelijkertijd echter nam het aantal agrarische misdaden 200 toe, dat Gladstone besloot de beweging te remmen door uitzonderingswetten. De politie kreeg veel grooter vrijheid van handelen tegen onwillige pachters, die dikwijls met de wapens in de hand tegenstand boden, als zij uit hun huis werden gezet. Het verzet echter ging door, Parnell bleef staan op zijn éisch: het land voor de boerenl Toen ontbond Gladstone in 1881 de Land-league en deed haar leiders gevangen nemen. De pubheke opinie in heel Engeland juichte hem toe. Maar alle dwangmaatregelen werkten als olie in het vuur. Gladstone was de Zaak der Ieren niet ongenegen, hij bleef werken aan een oplossing, het zelfs Parnell en de andere leiders weer vrij, mits zij het revolutionnaire in de agrarische beweging zouden tegengaan; de weg naar een verzoening leek geëffend ... Toen bedierf een ontzettende misdaad alles. Moord in het Phcenixpark. In het Phcenixpark te Dublin werden op klaarlichten dag de onderkoning van Ierland en zijn secretaris vermoord door toedoen van een der Iersche genootschappen, 1882. Parnell protesteerde vergeefs: dat was niet zijn werk. Gladstone moest nu het verzet wel breken. Ierland kwam voor drie jaar onder de krijgswet. De Fenians echter schrikten voor geen misdaad terug. Een aanslag op de London-Bridge in 1884, in den Tower, zelfs op het Parlementsgebouw, alles drufden zij aan, maar het bracht de Iersche kwestie geen stap verder. Parnell herstelde de Land-league, zette zijn obstructie voort, hielp in 1885 met de conservatieven het ministerie-Gladstone ten val brengen l). De Derde Reform-Bill, 1885. Gladstone bereikte het toppunt van zijn populariteit door de doorvoering van de derde Ref o r m-B i 1L Het kiesrecht werd, tengevolge van de politieke actie der Trade-unions, toegankelijk gemaakt voor twee derden der burgers. Kiezers werden allen, die een woning of gedeelte daarvan in huur of eigendom hadden van een bepaalde huurwaarde: household suffrage. Het was een triomf van de democratie, machtig geworden in Engeland door de geweldige uitbreiding van de industrie. Derde ministerie-Gladstone, 1886. De Ieren wonnen aan invloed doordat de twee groote staatspartijen in aantal afgevaardigden elkaar zoo dicht naderden, dat Parnell naar believen een ministerie 1) Ook de nederlagen in de buitenlandsche politiek brachten het ministerieGladstone ten val. Na de nederlaag bij Amajuba gaf Gladstone aan Transvaal de vrijheid terug. In Egypte verloor Engeland den Anglo-Egyptischen Soedan. 232 kon doen verdwijnen. Hij bracht in 1886 het derde ministerie-Gladstone aan het bewind. Tot groote verbazing van heel Engeland kwam de ervaren premier toen voor den dag met de openlijke verklaring, dat hij voorstander was van Home-Rule. Hij stelde twee wetsontwerpen aan de orde: 1. Zelfregeering voor Ierland onder toezicht van het Parlement. 2. Afstand van den grond aan de Iersche boeren met schadeloosstelling voor de Engelsche landlords. Gladstone legt aan het Lager Huis de „Home-Rule bill" voor. De Unionisten. Het gevolg was, dat er een scheuring ontstond in de liberale partij; de unionisten, voorstanders van de bestaande unie tusschen Engeland, Schotland en Ierland, scheidden zich af. Chamberlain was een hunner meest bekende leiders. Niettegenstaande de schitterende verdediging, die „the grand o 1 d man" aan zijn ontwerpen wijdde, zijn ze in 1886 verworpen. Gladstone trad af. Ministerie-Salisbury, 1886-1892. Salisbury, de nieuwe premier, bracht de dwangwetten tegen de Ieren opnieuw in toepassing, zonder eenig succes. Toen trof de Iersche zaak een gevoelige slag: Parnell werd in 1890 veroordeeld wegens echtbreuk1). Zijn 1) Parnell stierf in 1891. 335 van Mgr. von Ketteleri)en Kolping in Duitschland bevestigd door het verschijnen van de beroemde encycliek R e r u m N o v a r u m van Paus Leo XIII over het arbeidsvraagstuk, 1891 waarin deze paus de rechten van den werkman op een menschwaardig bestaan en een rechtvaardige maatschappehjke positie uiteenzette. Koloniale Tol-Unie. Chamberlain's succes in de koloniale politiek heeft de ontwikkeling van de democratie in Engeland niet kunnen tegenhouden. Zijn imperialisme vond geen onverdeelde insteniming. Maar het kwam niet tot een hatelijke partijoverheersching als in Frankrijk, want de sociaal-democratie (het Marxisme) vond weinig ingang, al sloten de arbeiders zich aaneen in de pol itieke Labour-part y. Om de stoffelijke belangen der koloniën en van het moederland te bevorderen, stelde Chamberlain een tarief voor, dat buitenlandsche producten zwaar belastte, maar den invoer van koloniale goederen bevoorrechtte: koloniale tol-unie. De liberalen openden daartegen een algemeene actie voor het vrijhandelstelsel en versloegen de conservatieven bij de verkiezingen van 1906. De veto-wet, 1911. Een grondwet heeft Engeland niet, wel een constitutie. Daarin bracht de liberale partij een belangrijke democratische hervorming tot stand door de veto-wet van 1911 Er werd vastgesteld: wanneer het Lager Huis een wet in drie lezingen aanneemt en het Hooger Huis deze in drie lezingen verwerpt, dan kan de koning deze wet zonder meer bekrachtigen. Het zwaartepunt van de wetgevende macht is dus verlegd naar het Lager Huis Home Rule. In 1913 diende het m i n i s t e r i e-A s q u i t h een Home-rule-bülin, die Ierland autonomie verzekerde met een eigen Hooger en Lager Huis. Twee jaar lang hebben de unionisten en conservatieven dit ontwerp bestreden. In Ierland zelf kwam een heftig verzet los in het protestante Ulster. Maar de liberale meerderheid m het Lager Huis nam de wet voor de derde keer aan, 1913. Het Hooger Huis bleef tegen stemmen. Nu trad de veto-wet van 1911m werking. Dat was het sein voor e e n o p s t a n d in Ulster. Op dat oogenblik brak de wereldoorlog uit, 1914. Asquith legde de verklaring af, dat de uitvoering van de Home-rule-bül zou geschorst blijven tot na den oorlog ter wille van de nationale eensgezindheid. Ierland verkreeg dus in beginsel de eigen regeering na een strijd van eeuwen (sedert 1171). 1) G. Goyau, Ketteler. (Parijs, 1930). 236 Voltooiing van de Democratie. Tijdens den wereldoorlog kwam de strijd tusschen de politieke partijen tot staan. A s q u i t h trad op als leider van een coalitie-ministerie, waarin alle fracties vertegenwoordigd waren, iQi5.Hijvoerde den algemeenen dienstplicht in, tot nu toe in Engeland onbekend; de oorlog dwong tot concentratie van alle nationale kracht. De opstand van S i n nF e i n = Wij zelf, de geheime organisatie der onverzoenlijke Ieren, die zelfs aan de Iersche kusten, in de vele eenzame en diepe inhammen, hand- en spandiensten bewezen aan de Duitsche marine (onderzeeërs), werd bloedig onderdrukt, 1916. In hetzelfde jaar nam Lloyd George de teugels van het bewind in handen aan het hoofd van een oorlogskabinet, dat zich als taak stelde den strijd tegen Duitschland en zijn bondgenooten tot een goed einde te brengen. Een nieuwe Reform-bill regelde het algemeen kiesrecht, waardoor de democratische regeeringsvorm na een ontwikkeling van bijna honderd jaar (1832) voltooid werd. § 4. Het Gele Gevaar. Moderniseering van Japan. Japan heeft de hardhandige les van omstreeks het midden der negentiende eeuw, toen zijn voornaamste havens werden opengebroken voor het verkeer met de altijd geschuwde vreemde volkeren, beter begrepen dan China. Het maakte zich op om een koloniseering door het blanke ras onmogelijk te maken. Nog altijd bestond er een half middeleeuwsche regeeringsvorm, een feodalisme, dat alle eenheid in het bestuur belemmerde. Daarin kwam in 1868 een blijvende verandering. Aan den keizer Mutsuhito, 1867—1912, werd de gecentraliseerde regeeringsmacht opgedragen. Dit feit is het uitgangspunt van den vooruitgang van het land. Naar Pruisisch model voerde de regeering den algemeenen dienstplicht in. Pruisische generaals drilden het officieren-korps. Een reeks hervormingen volgde, de moderniseering werd voltooid door de afkondiging van een grondwet met twee-Kamersysteem en rechtstreeksch, algemeen kiesrecht, 1889. De regeering sloeg daarna dén weg der imperialistische politiek in. Japan wilde zijn invloed vestigen in Korea, een vazalstaat van China. Oorlog met China. Een oorlog tusschen China en Japan brak uit in 1894. De Chineezen bleken nergens opgewassen tegen de mihtaire kracht van Japan. De vrede van Simonoseki, 1895, beschikte: 1. Korea verkreeg onafhankelijkheid. 2. Formosa werd aan Japan afgestaan. 3. Japan mocht bezetting leggen in Port-Arthur. Maar Rusland, dat reeds lang het oog had geslagen op de ijsvrije 253 had zeker Oostenrijk, den oorlog verklaard, indien het had kunnen rekenen op Rusland. Maar von Bülow koos partij voor de Donaumonarchie, keizer Willem II rammelde met den sabel en dit dreigement gaf den doorslag. Zoo moest Rusland het voldongen feit aanvaarden, na den oorlog met Japan en met de revolutie in het eigen land. De aaneensluiting van Engeland, Frankrijk en Rusland, de T r i p 1 e Entente, is echter door de gebeurtenissen van 1908 niet wemig versterkt. Dat daartegenover stond een succes van de samenwerking van het Duitsche Rijk en de Donau-monarchie, vergrootte intusschen alweer het oorlogsgevaar voor Europa. Tripolis. Niet alleen Aehrental wist te profiteeren van Turkije's onmacht ook Italië deed mee. Het had nog geen kolonie in NoordAinka. Het oogenblik voor de verovering van Tripolis was gunstig m 1911. De akte van Algeciras vormde een veiligen grondslag voor dit imperialisme in kleinen stijl, de Jong-Turksche regeering had te kampen met een opstand in Albanië, de houding van de christelijke Balkan-staten beloofde niet veel goeds: Italië eischte den afstand van Tripolis. Dat leidde tot een oorlog, die eindigde met t" ü • 61* V 3 n L 3 " S 3 n n e' I913' Turki>e stond SÜn laatste gebied in Noord-Afrika af tegen een schadeloosstelling. Noord-Afrika is dus in 1912 een kolonie van Europa geworden. Daarmee waren de drie werelddeelen, Azië, Afrika, Australië, bijna geheel in de macht van Europeesche mogendheden. Siam, Japan, China bleven onafhankelijk; Afghanistan bezat nog autonomie. In Afrika behield alleen Abessinit zijn zelfstandigheid .Australië was geheel en al kolonie. De Vereenigde Staten sloten m Amerika den toegang voor het Europeesch imperialisme af door hun Monroeleer. De eerste Balkan-oorlog, 1912.*) Turkije had den vrede van Lausanne gesloten, omdat er nog grooter gevaar dreigde: er was een verbond tot stand gekomen tusschen de christelijke Balkan-staten met het doel den Turk uit Europa te verdrijven, i9i2, onder de leuze: „De Balkan voor de Balkan-Staten". Alleen Roemenië hield er zich buiten. Een opstand in Albanië werd een nederlaag voor de Turken de bondgenooten wezen een interventie van Rusland en Oostenrijk at, de eerste Balkan-oorlog brak uit. De Serviërs bezetten een groot deel van M a c e d o n i ë, de Grieksche krijgsmacht legde de hand op E p i r u s en S a 1 o n i k i. De Boelgaren versloegen 1) H. Friedjung, Das Zeitalter des Imperialismus, 1884—1014 Dl III (Berlijn, 1922). • 254 bij Kirk-Kilisse en Loele Boergas de hoofdlegers der Turken, die met moeite de T s j a t a 1 d j z a-1 i n i e, vlak bij Constantinopel, tegen hen staande hielden. Een wapenstilstand met Turkije werd gesloten in December 1912; een congres der groote mogendheden te Londen zou de regehng van de Oostersche kwestie op zich nemen. Omwenteling in Constantinopel. De vredesbepalingen vielen voor Turkije zeer zwaar uit; toch waren zij door de pas opgetreden, veel meer gematigde Turksche regeering aanvaard, toen deze door een Jong-Turksche omwenteling werd omvergeworpen in Januari 1913. De heftige partij hervatte den oorlog weer, zij oordeelde de vredesvoorwaarden te hard. Maar de Boelgaren veroverden Adrianopel, de Grieken Janina. Zoo moest Turkije wel terugkomen op de oorspronkelijke aanbiedingen. Intusschen waren ook de Balkanstaten op hun beurt aan het einde van hun krachten, dus leenden zij het oor aan den raad der mogendheden om hun eischen niet te verzwaren. Vrede van Londen. Te Londen werd in Mei 1913 de vrede geteekend: r. Turkije behield in Europa alleen Constantinopel en het kustland langs de Dardanellen en den Bosporus. 2. Albanië werd een zelfstandige staat. 3. De rest van het veroverd gebied zouden de Balkanstaten zelf onder elkaar verdeden. De tweede Balkan-oorlog, 1913. Deze laatste bepaling zette de deur wagenwijd open voor den wedijver tusschen de betrokken staten onderling. Servië, Griekenland, Boelgarije wilden alle drie Macedonië veroveren. Boelgarije geraakte in oorlog met Servië, Griekenland en ook met Roemenië, dat aan het verdeden van den buit mee kwam doen. De Turken deden zich weer gelden. De Boelgaren waren tegen de overmacht der verbonden mededingers niet opgewassen; binnen 14 dagen stonden Serviërs, Grieken, Roemenen op de grenzen van hun land. Vrede van Boekarest, 1913. De vrede moest wel volgen. Roemenië verkreeg de Dobroedsja. Servië en Griekenland behidden het op de Turken veroverd gedeelte van Macedonië. Boelgarije stond Adrianopel aan Turkije af. De Oostersche kwestie is in 1913 niet opgelost. Vooral de verhouding tusschen Servië en Oostenrijk bleef een brandpunt van moeilijkheden. De wereldoorlog van 1914 zou daarin zijn aanleiding vinden. 255 § 9- Het Uitbreken van den Wereld-oorlog. De oorzaken van den wereld-oorlog, 1914-1918, zijn de volgende: h Het imperialisme, dat in den loop der jaren steeds sterker door materialistische belangen overheerscht raakte, alsof er geen Christendom meer bestond. 2. Het moderne heidendom, dat Gods wetten verwaarloosde, totdat de verdwazing der wereld aan haar gewroken werd door een bloedig strafgericht. De groote mogendheden, altijd bevreesd voor wat er uit den heksenketel van den Balkan te voorschijn zal komen, trachten den pot gesloten te houden, wat echter mislukt. Punch wijst John Buil (Engeland) op den Duitschen koopman, die zijn waren onder alle volkeren tracht te verkoopen. John Buil antwoordt: „Mijn waar is toch beter". 3. De economische expansie van het Duitsche Rijk, dat den Engelschen mededinger ging op zij streven (Made in Germany). 4- De voortdurende versterking van de Duitsche vloot, een bedreiging voor de Engelsche oppermacht ter zee. 5- De vijandschap tusschen Frankrijk en het Duitsche Rijk sedert 1870. 6. De vijandige stemming tusschen de groote Europeesche volkeren onderling, in de hand gewerkt door een gedeelte van de pers en door het verkeerde stelsel der mihtielegers onder den druk der algemeene krijgstoerusting. De Triple Entente, 1907. Vergeefs hebben de ministers Chamberlain en Salisbury getracht een verbond tusschen het Duitsche Rijk en Groot-Brittannië tot stand te brengen. Von Bülow (sedert 1900 rijkskanselier) en Holstein wens enten, dat Engeland zou toetreden tot de Triple Alliantie. Op dezen eisch mislukten de onderhandelingen, 1901. Toen zocht de Engelsche regeering toenadering tot Frankrijk en Rusland. De nederlaag van Rusland in den oorlog met Japan bracht een groote verandering te weeg in de internationale verhoudingen. Na 1905 was de vrede in Europa niet meer veilig. Het evenwicht tusschen de grootmachten werd verbroken door de verzwakking van Rusland, ook van deze gelegenheid wist Engeland partij te trekken. Bezorgd zag Frankrijk den tegenspoed van zijn bondgenoot in het verre Oosten, immers nu kon de overmacht van het Duitsche Rijk op het continent van Europa een gevaar worden. Toen de Engelsche regeering een voorstel deed tot toenadering, werd dit daarom te Parijs gemakkelijk aanvaard (Delcassé en EduardV II). In 1904 is het eerste FranschEngelsch verdrag gesloten, waarbij de oude Spotprent op de zware oorlogslasten in Engeland en koloniale kwesties Duitschland. (Naar Shinkoran, Tokio). (Egypte, Marokko) zijn vereffend*). Van dit jaar dagteekent ook de entente cordiale tusschen de beide mogendheden, een samenwerking zonder bindende overeenkomst. In 1905 breidde Engeland zijn verdedigend verbond met Japan uit, waarbij de twee mogendheden elkander gewapenden bijstand beloofden, ook wanneer Japan zou aangevallen worden door slechts één anderen staat. Dit verbond was gericht tegen Rusland, het beveiligde de macht van Engeland in Voor-Indië en het verre Oosten, maar in de verte is het ook bedoeld geweest tegen het Duitsche Rijk: gedurende den wereldoorlog werd Japan de bondgenoot van Engeland. Het is in 1921 niet hernieuwd. De verdragen van 1904 en 1905 zijn het uitgangspunt geworden van de omsingelingspolitiek tegen Duitschland en Oostenrijk. Koning Eduard VII, 1901—1910, een voorstander van het imperialisme, heeft daarop een grooten invloed uitgeoefend. Zij werden voltooid in 1907 door een entente van Engeland met Rusland (verdeeling van Perzië, toezicht van Engeland over Afgha- 1) zie blz. 234> • De wereldhistorische plek te Serajewo. H p 6 a 1 co Links aan den hoek der Miljackabrug staat de gedachteniszuil van 28 Juni 1914. Boven het voetstuk prijkt het reliefbeeld der twee eerste offers van den wereldoorlog, boven de zuilen de wapens en kronen. Ongeveer 10 passen van de zuil ziet men op den grond de stalen* plaat, die nauwkeurig de plek aangeeft, waar de beide vorstelijke personen in den auto getroffen werden. De architectonische^bank rechts van de brug draagt tot inschrift: Siste viator! Wandelaar sta stil, en bedenk wat hier geschiedde en welke gevolgen deze gebeurtenis gehad heeft. Op den achtergrond de heuvelruggen van het 1900 M. hooge Trebericgebergte. 257 nistan), van Engeland met Frankrijk, terwijl het oudere FranschRussisch verbond er bij aansloot. Zooals Engeland en Frankrijk hun koloniale geschillen in 1904 hadden vereffend, deden Rusland en Engeland dit in 1907 omtient hun belangen in Azië. Deze drie verdragen vormen met elkander de Triple Entente, gericht tegen den driebond van Bismarck, waarvan Italië intusschen al eenigermate was losgemaakt.1) Het succes van de Engelsche omsingelingspolitiek is de staatkundige oorzaak van den wereldoorlog. Voortaan moest het Duitsche Rijk rekening houden met een gelijktijdigen aanval aan zijn oost- en westgrenzen. Frankrijk sloot zich bij Engeland aan uit revanche op 1870, om den linker Rijnoever weer te kunnen bereiken. Rusland zag in het verbond een tegenwicht voor het Gele Gevaar en kon zijn leeningen te Parijs best gebruiken om de revolutie het hoofd te bieden. Voorloopig kwam het nog niet tot een oorlog, want de sociaal-democratische regeering in Frankrijk had het leger al te zeer ontredderd, terwijl Rusland zijn land- en zeemacht moest herstellen van de nederlagen tegen Japan. • Het oorlogsgevaar. De Triple Entente was tijdens de conferentie van Algeciras, 1906, eerst in wording. Het onhandig Duitsche vlagvertoon voor Agadir, 1911, liep nog zonder ongelukken af. Oostenrijk had getracht de annexatie van Bosnië en Herzegowina te verzachten door aan beide provinciën autonomie te verkenen, 1910, maar zonder succes. De Groot-Servische partij bleef onverzoenlijk en vond steun in Rusland. In Bosnië bestond de bevolking voor 42% uit Serven. Een opzweepende agitatie tegen Oostenrijk was aan de orde van den dag. Op den Balkan is ten slotte toch nog onverwacht de wereldoorlog uitgebroken. De misdaad van Serajêwo werd de aanleiding. In Juni 1914 bracht de Oostenrijksche troonopvolger Frans Ferdinand een bezoek aan Serajêwo bij gelegenheid van groote manoeuvres in de buurt. In een der straten van de stad werd hij met zijn gemalin door een achttienjarigen gymnasiast doodgeschoten, 28 Juni. Geweldig was de verontwaardiging in Oostenrijk. Een onderzoek wees uit, dat de samenzwering in Servië werd gesmeed. De Servische regeering bleek niet vreemd aan de voortdurende ophitsing tegen Oostenrijk en het is de vraag of zij geheel kan vrijgepleit worden van den moord. Een maand later zond het kabinet van Weenen een ultimatum naar Belgrado. De Oostenrijksche regeering liet zich te veel meesleepen 1) Zie blz. 236. 258 door haar begrijpelijke verbittering tegen Servië, eischte veiligheidswaarborgen tegen de Groot-Servische agitatie en tastte de zelfstandigheid van het koninkrijk aan. Servië vroeg de hulp van Rusland in geval van een oorlog. Meteen beval de czaar gedeeltelijke mobilisatie en verzocht in Weenen een langeren termijn dan twee dagen voor het antwoord uit Belgrado op het ultimatum. Zeker van Rusland's bijstand ging de Servische regeering over tot mobilisatie en gaf aan Oostenrijk een ontwijkend antwoord. 25 Juli waren de diplomatieke betrekkingen verbroken. De Crisis. De gebeurtenissen maakten in Europa een diepen indruk. Al gedurende jaren was de spanning tusschen de machtige staten-verbonden groot, zou een oorlog nog voorkomen worden? Immers, het Oostenrijksch-Russisch conflict moest onvermijdelijk de aan weerszijden geallieerde mogendheden in de zaak betrekken. G r e y, de Engelsche minister, stelde een congres voor van Itahë, Frankrijk, Duitschland, Engeland, de vier mogendheden, die slechts zijdelings met de Servische kwestie te maken hadden. Maar Duitschland en Oostenrijk wilden daar niet op ingaan. De Donau-monarchie, in overleg met Berlijn, verlangde geheel vrij te kunnen handelen ten opzichte van Servië, zonder zich afhankelijk te maken van een scheidsgerecht. Tegelijkertijd verzekerde het kabinet van Weenen te St. Petersburg, dat het niet van plan was de zelfstandigheid van Servië te vernietigen en evenmin streefde naar veroveringen. 28 Juli verklaarde Oostenrijk den oorlog aan Servië, terwijl Rusland mobiliseerde tegen Oostenrijk. Toen greep Duitschland in: het achtte de Russische mobilisatie onnoodig na de Oostenrijksche geruststellingen en dreigde met tegenmaatregelen. Maar Rusland bleef bij zijn plan om in een oorlog tusschen Servië en Oostenrijk tusschenbeiden te komen, zeker als het was van den steun van Engeland en Frankrijk, indien keizer Willem tot een oorlogsverklaring mocht overgaan. 29 Juli gaf de czaar bevel tot de algemeene mobilisatie, ook aan de Duitsche grenzen, op aandringen van zijn generalen staf. 1 Augustus 1914 verklaarde Willem II den oorlog aan Rusland, Frans Jozef een paar dagen later. De Duitsche gezant te Parijs stelde de vraag, of de Fransche Republiek neutraal zou blijven. Het antwoord luidde: „Frankrijk zal handelen overeenkomstig zijn belangen". Daarop volgde 3 Augustus de oorlogsverklaring van het Duitsche Rijk aan Frankrijk. Het onderling wantrouwen tusschen de Triple Alliantie en de Triple Entente had ditmaal alle pogingen tot een vergelijk doen mislukken. NEGENDE HOOFDSTUK. DE WERELD-OORLOG, 1914—19181). § 1. Dc Aanval op Frankrijk en Rusland, 1914—1916. De Inval in België. De strijd zou echter eerst een wereldomvattende beteekenis verkrijgen door het optreden van Duitschland tegen België. Reeds lang voor den oorlog had men daar rekening gehouden met een mogelijk doorbreken der Duitsche legers naar de Fransche noordergrens, die veel minder sterk verdedigd was dan het oosterfrontier. Vandaar dat een paar jaren te voren het Belgische leger gereorganiseerd en de Maas-linie van moderne verdedigingsmiddelen voorzien werd. Ofschoon de mogendheden de neutraliteit van België onvoorwaardelijk gewaarborgd hadden (1839), richtte de Duitsche regeering toch aan koning Albert het verzoek vrijen doorgang toe te staan aan de Duitsche troepen tegen contante betaling en schadeloosstelling. Het vroeger neutraal verklaarde groothertogdom Luxemburg was 3 Augustus al in bezit genomen. Koning Albert weigerde. Tegelijkertijd riep hij de bemiddeling in van George V van Engeland. Frankrijk bood vijf legercorpsen aan als hulp, maar dezen steun aanvaardde de Belgische regeering nog niet. Grey had reeds te Berlijn den eisch gesteld,dat Duitschland de onzijdigheid van België zou eerbiedigen. De Duitsche regeering wilde zich daartoe niet onvoorwaardelijk verbinden, 4 Augustus begon de inval in het Luiksche gebied, denzelfden dag zond Grey een ultimatum. Duitschland werd voor de keuze gesteld: België ontzien of een oorlog met Engeland. Te Berlijn is de eisch van Engeland afgewezen. De misdaad tegen België werd gemotiveerd met „Kriegsnotwendigkeit". Nu het Duitsche Rijk voor het feit stond van den gevreesden aanval aan oost- en westgrens tegelijk, het doelwit der omsingelingspolitiek van Eduard VII, achtte de regeering te Berlijn alles geoorloofd om de vijandelijke macht te kunnen weerstaan, waartegenover Paus Benedictus XV in zijn allocutie van 22 Januari 1915 de duidelijke veroordeeling plaatste, dat niemand bevoegd is, om welke reden ook, de gerechtigheid geweld aan te doen. 1) G. W. Kernkamp, De Europeesche oorlog (Haarlem 1915—1919)* a6o 4 Augustus bereikten de oorlogsverklaringen van Engeland en België Berlijn. In de volgende dagen openden Frankrijk, Engeland en" Servië den oorlogstoestand met Oostenrijk en Duitschland. Europa stond in brand. De oorlog zou dus gevoerd worden in Oost-, in West-Europa, ter zee en in de koloniën, dat stond in de kritieke Augustusdagen van 1914 reeds vast. Het cos- Opmarschlijnen van de tegen Luik oprukkende troepen. mopolitisme der moderne tijden heeft ook aan den strijd tusschen de volkeren zijn afmetingen opgedrongen. In Augustus 1914 richtten de Duitschers de overmacht van hun zware artillerie tegen de forten van Luik, de 42 c.M.'s (dikke Bertha's) deden hier voor het eerst hun moordwerk. Maar de Belgen wisten den vijand zoolang tegen te houden, dat eerst 20 Augustus Brussel kon bezet worden en de opmarsch tegen Frankrijk aanmerkelijk werd vertraagd. 2ÖI In dezelfde maand overleed Paus Pius X en werd opgevolgd door Benedictus XV, die alles in het werk stelde om den oorlog te doen eindigen en het lot der krijgsgevangenen te verzachten. Met Fransche leger leed aanvankelijk een reeks van nederlagen. Longwy en Namen zijn beide 26 Augustus bezet door den vijand, Mons volgde kort daarop, Maubeuge werd ingesloten. Wel was Antwerpen nog in handen van koning Albert, maar toch benoemde Willem II reeds een Duitschen gouverneur-generaal voor België, dat als bezet gebied werd behandeld. Onverantwoordelijk was het optreden der Duitschers te Leuven. 26 Augustus ondernam het Belgische leger een grooten uitval uit Antwerpen. Op de allesbehalve bewezen beschuldiging, dat burgers uit Leuven tegen de Duitsche troepen zouden zijn opgetreden, kwam het bevel het zesde gedeelte van de stad in brand te steken: de bibliotheek van de katholieke universiteit ging in vlammen op. Onherstelbaar is dit verhes voor de wetenschap en noodzakelijk uit een oogpunt van strategie was deze vernietiging niet. Kort na elkander werden Amiens en Reims veroverd, de Duitschers drongen door tot 30 K.M. van Parijs. 3 September nam de Fransche regeering de wijk naar Bordeaux. Maubeuge moest 7 September capituleer en. De Duitsche generale staf onder leiding van von Moltke (een neef van den beroemden strateeg van 1870) beoogde met dezen overstelpenden aanval het Fransche leger te verslaan en Par ij s te veroveren, voordat Rusland de volle kracht van zijn wapenen in het Oosten zou kunnen doen gelden. Dat plan is mislukt. De Slag aan de Marne. De maand September bracht een keerpunt. De Fransche opperbevelhebber, J o f f r e, ondernam een goedgerichten tegenaanval en bracht het Duitsche leger in den moorddadigen slag aan de Marne (5—12 Sept.) tot staan. Von Moltke achtte den rechtervleugel van zijn krijgsmacht dermate verzwakt door den snellen opmarsch door België, de groote verhezen en de verplaatsing van eenige legerkorpsen naar het Oosten tegen Rusland, dat hij besloot tot de ontruiming van Amiens en Reims. De Duitsche linie werd teruggetrokken achter de Aisne (650 K.M. van Belfort tot Nieuwpoort) en hield in hoofdzaak stand tot tegen het einde van den oorlog. Verdun was gered en Parijs weer veilig. De Yser-linie. In October trachtte de vijand de verovering van België te voltooien. Antwerpen kon den aanval niet weerstaan. Juist op tijd redde koning Albert een aanzienlijk gedeelte van zijn krijgsmacht in zuidelijke richting langs de kust; 30.000 man namen 262 dé wijk op Nederlandsen grondgebied, waar zij geïnterneerd zijn. Tegelijkertijd vluchtten tienduizenden Belgische burgers naar ons land. Gent, Brugge, Ostende vielen onverdedigd in handen der Duitschers, L i 11 e moest hun de poorten nog openen, maar dat is het laatste succes geweest: de inundatie langs het Y s e r-k anaal van Dixmuiden tot Yperen, hardnekkig verdedigd door de Belgen en Engelschen, hield hen tegen. België is niet geheel veroverd. Een kleine hoek van zijn grondgebied wist het tot het einde van den strijd vast te houden, terwijl in het veroverd gedeelte Kardinaal Mercier en Mgr. H e y 1 e n, de bisschop van Namen, krachtig voor de rechten der Belgen optraden. Verdun, 1916. Na den slag aan de Marne begon in het Westen de bloedige loopgraven-oorlog. Een jammerlijke episode daaruit is de vaak herhaalde beschieting van de kathedraal te Reims, die veel van de verwoesting te lijden had, de vernietiging van de lakenhallen te Yperen. In het voorjaar van 1916 onder- 263 namen de Duitschers een geweldigen aanval op Verdun, die hun honderdduizenden gekost heeft: maar het doel werd niet bereikt, Verdun hield stand. Een g e 1 ij k t ij d i g offensief van Rusland en Itahë heeft de Duitschers gedwongen hun aandacht op alle bedreigde punten te vestigen. De Oorlog in het Oosten. De overvleugeling van Frankrijk in het Westen mislukte, in het Oosten bleven de oorlogskansen op en neer Zweven. Aanvankelijk bezetten de Russen Oost-Pruisen. Maar toen droeg Willem II het opperbevel op aan Hindenburg en Ludendorff. In twee geweldige veldslagen, bij T a n n e nb e r g en in de streek der Masoerische meren, bracht Hindenburg de Russen zware nederlagen toe. Terzelfdertijd veroverde het Russische leger Lemberg en Przemysl (spreek uit: Pshémysl) capituleerde na een lang beleg (Nov.—Maart) in 1915. Dreigend drong de vijand door tot de passen der Karpathen, Hongarije liep gevaar. De Oostenrijkers ontvingen toen aanzienlijke versterkingen van den Duitschen bondgenoot. Mackensen, de bevelhebber van het Duitsch-Oostenrijksch leger, begon in Mei 1915 zijn tegen-opmarsch en drong de Russen snel achteruit na de overwinning bij G o r 1 i c e-T a r n o w. Przemysl is heroverd, Lemberg volgde. Hindenburg's leger bezette Warschau enLibau, de Russen moesten terug tot in de streek der Riketnomoerassen. In het najaar van 1915 waren Russisch Polen en Koerland veroverd. Daarna kwam ook op dit front de strijd tot staan en veranderde meer en meer in een positieoorlog. In het voorjaar van 1916 hernieuwen de Russen hun aanval, onder leiding van Broessiloff, vooral in de richting van de Boekowina en Gallicië. Opnieuw dringen zij door op Oostenrijksch gebied, bereiken zelfs de passen der Karpathen, maar tegen de macht van Hindenburg in Polen konden zij weinig uitrichten. Deze hernieuwde krachtsontplooiing van Rusland viel samen met den aanval op Verdun door de Duitschers, De slag aan de Marne, het halve succes tegen Rusland hebben feitelijk den oorlog ten nadeele van de centrale mogendheden beslist. Berlijn had er alles op gezet om met één geweldigen slag Frankrijk te vernietigen en daarna Rusland onschadelijk te maken. Deze plannen mislukten, Duitschland heeft dit echec niet meer kunnen inhalen. 264 § 2. Zuid-Europa in den Oorlog. Op het Balkan-schiereiland bezetten de Oostenrijkers Belgrado, zegevierend drongen zij Servië's bergenland binnen. Maar toen bleek, dat zij zich in een hinderlaag hadden laten lokken, want een goed gerichte tegenaanval der Serven drong hen terug, zoodat zij Belgrado in December 1914 weer moesten ontruimen. Servië heeft na dien tijd voorloopig de komende dingen afgewacht. T u r k ij e begon in het najaar van 1914 met de mobilisatie van zijn leger. De invloed van het Duitsche Rijk was hier vooral na den oorlog van 1912 zorgvuldig voortgekweekt, de Bagdad-spoorweg kon voor de centrale mogendheden van veel belang worden, de vrees voor de samenwerking van Rusland en Engeland heeft de Turksche regeering er toe gebracht een conflict uit te lokken met St. Petersburg door een bombardement van eenige Russische havens. 1 November volgde de oorlogsverklaring van den czaar. Constantinopel en Saloniki. Daardoor geraakte Turkije ook in oorlog met Engeland en Frankrijk. Deze mogendheden ondernamen een groot opgezette poging om de Dardanellen te forceeren en Constantinopel te veroveren. Zee- en landmacht moesten daarbij samenwerken. In April 1915 slaagde een landing op het schiereiland Gallipoli. Het Turksch-Duitsche leger bood echter een zoo geduchten tegenstand, dat de strijd steken bleef in een reeks vruchtelooze loopgraaf gevechten. Het einde werd dat de geallieerden de poging opgaven en hun militaire macht terugnamen uit de ingenomen stellingen, 1916. Maar zij bleven den Balkan vasthouden in Saloniki.Deze haven ligt op Grieksch grondgebied en Griekenland was neutraal. Lange onderhandelingen zijn gevoerd om het naar de zijde van Engeland en Frankrijk te trekken, maar de koning, Constantijn, 1913—1919, verzette zich daartegen met alle kracht, niettegenstaande de actie der Grieksche patriotten onder leiding van Venizelos. Ten slotte moest de Grieksche regeering de geallieerden in Saloniki laten begaan. Boelgarije heeft zich laten vinden om de bondgenoot der centrale mogendheden te worden, 1915. Dat was voor hen van veel belang, want nu beschikten zij over den Orient-Express en de Bagdadlijn, terwijl Boelgarije er het zijne toe bijgedragen heeft om met Oostenrijk Servië te heroveren en de kuststeden van Albanië te bezetten. Het Balkan-Schiereiland was bijna geheel in handen van de Centraleh, behalve Saloniki en de twee onzijdige staten Griekenland en Roemenië, 1916. Roemenië is lang neutraal gebleven. Zoowel de centrale 265 mogendheden als de Entente hebben alle krachten ingespannen om de bescmkking te verkrijgen over de hulpbronnen van dezen staat, geruimenfijd vergeefs. Eerst in den zomer van 1916 verklaarde Roemenië den oorlog aan Oostenrijk, waarmee het zich tevens de vijandschap van Duitschland en Turkije op den hals haalde. Het rijk van koning Ferdinand (sedert 1914) was echter tegen den gezamenlijken aanval der Duitsche en Oostenrijksche legers onder Mackensen niet bestand. Roemenië deelde het lot van Servië, Boekarest is in December 1916 veroverd. De Balkan was nu geheel in de macht der centralen, Griekenland alleen uitgezonderd. Italië. Tot groote teleurstelling van de centrale mogendheden deed de bondgenoot zijn woord niet gestand: hij bleef neutraal. De regeering plaatste zich op het standpunt, dat Oostenrijk den eersten aanval op Servië gedaan had en er dus geen „casus fcederis" bestond. Maar zij heeft die houding niet gehandhaafd. De irredentisten zetten het volk in beweging tegen Oostenrijk en de diplomaten der groote mogendheden beproefden het onmogelijke om zich van dezen bondgenoot in den oorlog te verzekeren. Duitschland en Oostenrijk hebben Itahë waardevolle aanbiedingen gedaan in het voorjaar van 1915: o.a. den afstand der Itahaansche districten in Tirol. Maar de regeering van het Appennijnsche schiereiland vroeg veel meer: o.a. den onmiddeUijken afstand van Tirol tot aan den Brennerpas, Valona en Triest. De onderhandelingen mislukten. Een onstuimige volksbeweging tegen Oostenrijk deed het overige, koning Victor Emanuel II verklaarde in Mei den oorlog aan Oostenrijk. Itahë trad toe tot de Entente en verbond zich niet afzondert ij k met den vijand te zullen onderhandelen. Er werd aan de overeenkomst een geheime bepaling toegevoegd, door welke de H. Stoel bij voorbaat reeds buiten eventueele vredesonderhandelingen geplaatst is. Ook daardoor mislukten de pogingen van Benedictus XV, 1914— 1922, om den oorlog te doen ophouden. Zelfs het voorstel van den Paus om ten minste op den feestdag van den vrede, den eersten Kerstdag, de vijandelijkheden te schorsen, is afgewezen. Maar de Turken hebben hem ter eere een standbeeld opgericht te Constantinopel, een schande voor de regeeringen van Europa! In Frankrijk en Itahë werden de priesters gedwongen mee te strijden in het leger. Duizenden van hen zijn gesneuveld. De Isonzo-linie. De aanval van Itahë op de Donau-monarchie heeft in Europa een derde loopgravenhnie doen gevormd worden aan de Alpengrens. Maandenlang stonden de legers er onwrikbaar tegenover elkander. Eindelijk begon Oostenrijk een grooten aanval, dreigde zelfs een oogenblik den rand van de Po-vlakte te bereiken, 266 toen de tweede inval der Russen het dwong zijn troepen gedeeltelijk terug te nemen (voorjaar 1916). Itahë maakte van het gunstig oogenblik gebruik en zag zijn kansen nog stijgen door het mislukken van den Duitschen aanval op Verdun. Het kon zijn offensief even doorzetten, slaagde er in de I s o n z o-l i n i e te verbreken, en Görz te veroveren. Daarna bleven de Italiaansche legers steken op den weg naar Triëst. Kort daarop verklaarde Itahë den oorlog aan Duitschland, tegelijk met de oorlogsverklaring van Roemenië aan Oostenrijk-Hongarije. § 3. De Economische Oorlog, 1914—1916. De Duitsche koloniën waren onverdedigbaar, stuk voor stuk zijn zij Engeland in handen gevallen. Alleen in Duitsch-Oost-Afrika hield de bezetting zich staande tot den vrede onder leiding van von L e 11 o w-V o r b e c k tegen de aanvallen van Belgen, Boeren, Engelschen en Portugeezen. Japan, sedert 1905 met Groot-Brittannië verbonden, vond het oorbaar van de gelegenheid gebruik te maken om van het Duitsche Rijk K i a o-T s j a u op te eischen. De rijkskanselier weigerde daarop een antwoord. Toen bezetten de Japanners de Karolinen en Marianen en veroverden Tsing-Tau, igi4« De zeeoorlog buiten Europa liep uit op de vernietiging of interneering van de Duitsche oorlogschepen. Beroemd is de avontuurlijke tocht van den kleinen kruiser E m b d e n, die tientallen vijandelijke koopvaarders in den Indischen Oceaan in den grond boorde, voor hij zelf bij de Cocos-eilanden (1100 K.M. ten Z.W. van Sumatra) door de Australische marine onschadelijk is gemaakt. Het Oost-Aziatisch eskader der Duitschers vond zijn ondergang in den zeeslag bij de Falklandeilanden, 1914. Op de Noordzee is verwoed gevochten, het meest tegen handelschepen van neutrale en niet-neutrale staten. Zeppelins en onderzeebooten hebben grootendeels het werk overgenomen van de Duitsche slagvloot in de Kielerbocht. Slechts één groote zeeslag is geleverd op de hoogte van het S k a g e r r a k, de grootste der were'dgeschiedenis.De Duitsche slagvloot beproefde haar vermogen op de Engelsche, bij Scapa Flow (Orkney-eilanden) gestationneerd. De Engelsche verliezen bedroegen 7000 man, de Duitsche 2500. De slag bleef onbeslist. Het Suez-kanaal en Klein-Azië zijn ook het terrein geworden 267 van omvangrijke krijgsondernemingen. De Russen begonnen den aanval van uit het Kaukasusgebied, in 1916 veroverden zij Et zéroem en Trebizonde; sedert drongen zij snel door in Armenië en Perzië. S»Hv De Engelschen zijn Mesopotamië binnengedrongen, maar hun leger heeft zich aan de Turken moeten overgeven bij de capitulatie van K o e t-e 1-A m a r a, 1916. De economische oorlog is van den beginne af aan in het voordeel der Entente verloopen. Het overzeesch verkeer van centraal Europa lag bijna stil, een schadepost voor het Duitsche volk, die op den duur in de milliarden moest loopen. Engeland legde het er op toe Duitschland economisch te omsingelen door het allen toevoer af te snijden. Daarin is het geslaagd. Engeland en Frankrijk konden hun verkeer met de overige werelddeelen geregeld onderhouden. De koloniën voorzagen mee in de groote behoeften van de legers, Canada, Australië, Voor-Indië, de Zuid-Afrikaansche Republiek leverden hulptroepen, de Vereenigde Staten traden op als „neutrale" groot-leveranciers van oorlogsmateriaal. Langzamerhand ontwikkelden zich moeilijkheden tusschen Duitschland en de Vereenigde Staten wegens het wederrechtelijk voeren van den duikbootoorlog door de Duitsche marine. Dat was uitgelokt door de meedoogenlooze blokkade van Engeland, waardoor, tegen alle wetten van internationaal recht in, alle toevoer werd afgesneden en niet alleen contrabande. Daarom gingen de Duitsche duikbooten er toe over de koopvaardijschepen zonder waarschuwing in den grond te boren. Dat lot trof 02. de Lusitania, een Engelschen stoomer met 2000 passagiers aan boord en 5000 kisten ammunitie, 1915. Onder de 1500 slachtoffers waren ook 150 Amerikanen. De Unie noodzaakte het Duitsche Rijk tot de belofte, dat voortaan geen koopvaardijschepen zonder waarschuwing zouden worden getorpedeerd. Niet dan noode wilde Duitschland de rechten van de Vereenigde Staten als neutrale mogendheid erkennen. § 4. Het Begin van het Einde, 1917. Het jaar 1917 is het crisisjaar in den oorlog geweest, de voorbereiding van de ontknooping. Het afwijzen van vredesbemiddeling, de afkondiging van den 268 onbeperkten duikbootoorlog, de revolutie in Rusland, de oorlogsverklaring van de Vereenigde Staten, al deze feiten hebben op de nederlaag der centrale mogendheden een grooten invloed uitgeoefend. De Entente toonde een zoo sterk vertrouwen op de overwinning, dat zij van geen vrede door vergelijk meer weten wilde. Zij wil de centralen een nederlaag opdwingen zoo, dat er van een herstel der voormalige machtsverhoudingen geen sprake meer zijn kan. Oostenrijk-Hongarije moet verbrokkeld, het Duitsche Rijk gekortwiekt, Turkije zijn zelfstandig bestaan ontnomen worden. Dat blijkt uit het antwoord der geallieerden op een nota van Wilson *) ia het belang van een vergelijk, December 1916. Daaruit ook is verklaarbaar, dat Duitschland naar de uiterste middelen gegrepen heeft, om zijn positie als groote mogendheid te redden, nu de Entente het zelfs beneden haar waardigheid achtte om met Weenen en Berlijn nog op voet van gelijkheid te onderhandelen! Vredesbemiddeling2). Te midden van den oorlogshartstocht is de Paus de eenige werkelijk neutrale macht gebleven onder de groote mogendheden, al beschikte hij over geen kanonnen en duikbooten. Benedictus XV deed in den zomer van 1917 een voorzichtig voorbereide poging om de beide partijen tot toenadering te bewegen.Beroemd isde pauselijke breve van 1 Aug. 1 917, waarin aan de regeeringen van Europa wordt aanbevolen de terugkeer van het wapengeweld naar het recht met doorvoering van verplichte arbitrage en staking der bewapening. Europa wilde niet luisteren. De Duitsche regeering nam tegenover het Vaticaan een zeer wantrouwende houding aan, Frankrijk kantte zich scherp tegen een bemiddeling van den H. Stoel, de Engelsche diplomatie trachtte althans de gelegenheid te gebruiken om het volkomen herstel van België door Duitschland voorop te stellen, waarvoor men echter te Berlijn niet de vereischte waarborgen wilde geven. De Onbeperkte Duikbootoorlog. Den strijd ter zee bleef Engeland meester. De honger blokkade ontwikkelde zich tot een gruwelijk succes. Zwaar hadden de volkeren van Middel-Europa te lijden door ondervoeding en de uitgifte van enorme bedragen aan papieren geld. 1) Wilson was in November 1916 voor vier jaren herkozen als president van de Unie. 2) J. Witlox, De vredesbemiddeling van Paus Benedictus XV (Historisch Tijdschrift, Dl. I, 1922). 269 De oorlogsvoorraden raakten uitgeput, de bemanning van de Duitsche vloot was niet meer zoo betrouwbaar, dat nog een machtige aanval door de marine kon ondernomen worden. Toen kondigde de Duitsche regeering 31 Januari 1917, den onbeperkt en duikbootoorlog af op aandringen van den generalenstaf, Hindenburg en Ludendorff hoopten binnen een half jaar Engeland te verslaan door dezen gewaagden maatregel. Zij onderschatten het gevaar van een oorlogsverklaring door de Vereenigde Staten. De rijkskanselier Bethmann-Hollweg, ofschoon weinig vertrouwen stellend in de plannen van den generalen staf, verklaarde voor een commissie uit den Rijksdag: „De vernietigingsoogmerken onzer tegenstanders kunnen niet sterker worden uitgedrukt, dan in het antwoord op de nota van Wilson. Wij zijn uitgedaagd tot den strijd tot het uiterste, wij nemen die uitdaging aan, wij zetten alles op het spel en zullen overwinnen". Bijna alle door het internationaal volkenrecht vastgestelde rechtsbeginselen voor den oorlog ter zee zijn opzij gezet. Vernietiging zonder waarschuwing bedreigde alle varende schepen, ook van neutrale staten, binnen de grenzen van een vastgesteld zeegebied. Dit omvatte de kust van Noorwegen, bijna de geheele Oost-en Noordzee, het Kanaal en de kusten van Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje, Portugal en zoo goed als de geheele Middellandsche Zee. Het zeeverkeer met Engeland, Frankrijk en Italië werd practisch verboden.1 Slechts één Amerikaansch passagiersschip per week mocht de reis maken heen en weer naar Falmouth. Alleen de territoriale wateren der neutrale mogendheden bleven geëerbiedigd met enkele enge kanalen ter zee voor de verbinding met den oceaan. Later is het gevaarlijk gebied zelfs uitgebreid tot in de Noordelijk IJszee, rondom de Azoren en de Kaap-Verdische eilanden. De Oorlogsverklaring der Vereenigde Staten. De onbeperkte duikbootoorlog is uitgeloopen op een onherstelbare nederlaag. Niet alleen dat Duitschland daardoor de toch reeds zoo felle vijandschap van zijn tegenstanders nog verscherpte, maar het lokte er meteen de oorlogsverklaring van de Vereenigde Staten mee uit. 5 April nam het Huis van Afgevaardigden een voorstel daartoe van president Wilson met groote meerderheid aan. Dat was ook een protest tegen het onmenschelijke en uitdagende van den Duitschen duikbootoorlog. Maar de economische en imperialistische voordeden van een succesvollen strijd aan de zijde der geallieerden hebben wellicht den doorslag gegeven, terwijl de Vereenigde Staten zich tevens de gelegenhdd openden hun weermacht te ontplooien tegenover den altijd dreigen- 27° den tegenstander Japan. De Unie trad in samenwerking met Engeland, Frankrijk en hun bondgenooten, waaruit de coalitie der g eas-socieerde mogendheden gevormd is. Buitengewoon is de financieele en materieele steun van den nieuwen bondgenoot aan Duitschland's vijanden te stade gekomen. De elf-milliarden-wet verzekerde de Entente de beschikking over een leening van 4, de regeering van de Unie zelf over 7 milhard. Een wereld-distributie van levensmiddelen, ijzer, steenkool en tal van andere grondstoffen werd ingesteld. Daarmee was de kans op succes van den Duitschen duikbootoorlog vernietigd. Niet alleen dat de Amerikaansche vloot er niet ernstig door benadeeld kon worden, maar ook de beschikking over een overvloed van geld en technische hulpmiddelen deed er de gecombineerde marine's van de geassocieerde mogendheden in korten tijd in slagen den aanbouw van oorlog- en handelschepen zoo uit te breiden, dat een nederlaag ter zee onmogelijk werd. De principieele fout van den onbeperkten duikbootoorlog was, dat deze maatregel is geweest het zooveelste fiasco van de Duitsche diplomatie en dat dit vernietigingssysteem alleen het beoogde doel had bereikt, wanneer het binnen een zeer korten termijn beslissend zou kunnen werken, hetgeen na de oorlogsverklaring van de Vereenigde Staten zeker onmogelijk werd. En wat te Berlijn een groote teleurstelling bracht: 30 Juni 1917 stond de eerste Amerikaansche legerafdeehng in Frankrijk! De oorlogsverklaring is eenigen tijd later ook tot Oostenrijk uitgestrekt. In Amerika verzekerden de Vereenigde Staten zich de medewerking van C u b a, P a n a m a en B r a z i 1 i ë, die den vrede met Duitschland verbraken. Ecuador, Peru, Bolivia, Uruguay zegden de diplomatieke betrekkingen met het Duitsche Rijk op. Liberia verklaarde Duitschland den oorlog, China koos de zijde der Entente en eigende zich de Duitsche koopvaarders in de Chineesche havens toe. De Duitsche coalitie was sedert April 1917 met alle groote mogendheden in oorlog gewikkeld. Dat had de regeering tot eiken prijs moeten voorkomen, immers geen staat is bestand tegen een worsteling met practisch de geheele beschaafde wereld. De Maart-ReVolütie in Rusland. Teekende de positie van de centralen in den oorlog te land zich nog vrij gunstig af, de revolutie in Rusland gaf Hindenburg zelfs de gelegenheid tot meuwe veroveringen. De oorzaken van den val der Russische monarchie zijn deze: i°. de ellende veroorzaakt door hongersnood en besmettelijke Ziekten, het gevolg van de geheel ontoereikende voedselvoorziening? 2°. de steeds toenemende invloed van de sociaal-democratische partijen, sterk georganiseerd en dus gevaarlijk voor de regeering, die alle vertrouwen onder de bevolking verloren had; 271 3°. de afkeer van den oorlog in en buiten het leger. De aanleiding tot de revolutie was het besluit van czaar Nicolaas II om de zittingen der Doema voor onbepaalden tijd uit te stellen en het autocratisch bewind met alle kracht door te zetten, n Maart weigert de Doema uiteen te gaan. Dat was het sein voor een oproer te St. Petersburg. Regeeringsgebouwen, ook het winterpaleis, worden bestormd, de troepen kiezen de zijde van het gepeupel, 14 Maart was de hoofdstad in handen van de revolutie. Een commissie uit de vertegenwoordiging neemt voorloopig de regeering op zich, een radicaal ministerie uit de partij der Kadetten treedt op. Dit kondigt de volgende maatregelen aan: Persvrijheid, recht van vereeniging, vergadering en werkstaking, algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, gewetensvrijheid, afschaffing van alle standsprivilegiën, gelijkheid van alle Russen voor de wet. 14 Maart deed Nicolaas II, 1894—1917, afstand van de regeering. De czaar is met zijn gezin naar Siberië verbannen. De Sovjets. Intusschen kon de voorloopige regeering den druk der sociaal-democratische stroomingen niet keeren. De partijen waren deze: de Kadetten d e Mi ni m a 1 i s t e n de Maximalisten ofMencheviki. ofBolcheviki. leider: Kerensky. leider: Lenin. De Kadetten zijn democratische radicalen. Hun aanhang vinden zij vooral onder de burgerij. Zij zijn voorstanders van een repubhkeinsehen regeeringsvorm op parlementairen grondslag en verlangen voortzetting van den oorlog aan de zijde van Engeland. De Mencheviki zijn sociaal-democraten, de Bolchev i k i communisten. Beiden steunen op de volksklasse, de arbeiders en soldaten. Zij verlangen een volksregeering en willen een vrede zonder annexaties en zonder schadeloosstellingen. De Bolcheviki gaan in hun eischen het verst. Hun illusie is niet enkel de politieke maar ook de maatschappelijke gelijkheid van alle burgers en de oppermacht van het volksgezag om deze gemeenschappelijkheid, desnoods met geweld, op te leggen. Tegenover den godsdienst staan zij op een vijandig standpunt. Naast de regeering trad een sovjet op, een arbeiders- en soldatenraad van 1600 leden, die meer en meer haar wil aan het bewind opdrong. In alle grootere steden werden plaatselijke sovjets gevormd, 373 als de Jacobijnenclubs der Fransche Revolutie. Op het platteland zijn ook de boeren er in vertegenwoordigd. Minimalisten en Maximalisten vochten daarin om de macht. De partijstrijd leidde tot een ministerieele crisis. De sociaal-democraten verzekerden zich het overwicht onder leiding van Kerensk y. Maar van den beginne af aan vond hij tegenover zich de Maximalisten met L e n i n als aanvoerder. Hetontstaan van de partij der Bolcheviki gaat terug op 1898. De sociaaldemocraten sloten zich toen aaneen tot de Russische sociaa 1-d e m ocratische arbeiderspart ij. Ofschoon de leiders heel gauw achter slot en grendel gezet werden, maakte de propaganda in de volgende jaren snelle vorderingen, zoodat ± 1900 een groot aantal arbeiders in de steden en industriedistricten er bij aangesloten waren. Tengevolge van de onderdrukking der beweging door het gouvernement, verplaatste de leiding der organisatie zich naar het buitenland en sloot zich aan bij de Internationale. In 1903 hield zij haar tweede congres te Brussel en Londen. Daar kwam het tot een splitsing. L e n i n was de aanvoerder der meerderheid, in 't Russisch bolchinstvo. Deze groep verlangde een strak gecentraliseerd bestuur in de partij, met alle macht in handen van een uitvoerend comité, zonder eenige zelfstandigheid voor afzonderlijke fracties. Lenin won het, zijn aanhangers heeten sedert bolcheviki. De minderheid, in 't Russisch menchinstvo, noemde men mencheviki. De beginselen der Bolcheviki bevatten niets nieuws. Het zijn eenvoudig de communistische theorieën van 1848, reeds verkondigd door Proudhon en Bakounin, terwijl Karl Marx hun hoogste autoriteit is. Zij willen een maatschappij naar de phalanstères van Fourier, zonder persoonlijken eigendom. De gemeenschap is eigenares van alle goederen. Standen mogen er niet meer zijn. Een centraal bureau zal uitmaken welke producten, levensmiddelen, kleeren, grondstoffen, er jaarlijks noodig zijn, zal den arbeid verdeelen, te velde, in de fabrieken en werkplaatsen, in evenredigheid met de behoeften, zal de productie distribueeren naar gelijkmatige verhouding. Dat zulk een program niet zou kunnen uitgevoerd worden zonder revolutie, wist Lenin zeer goed. Hij verwachtte, dat het verloop van den oorlog hem daartoe wel de gelegenheid zou bieden en hij heeft juist gezien. De Nederlaag van Rusland. De omwenteling had den oorlog op het oostelijk front tijdelijk tot stilstand gebracht. Duitschland aanvaardde de vredesaanbiedingen van de voorloopige regeering niet, maar wachtte den loop der gebeurtenissen af. Kerensky echter deed den aanval hervatten. Hij hoopte door overwinningen de sovjets op zijn hand te krijgen, zich een dictatoriale macht te verzekeren en Lenin te verslaan. 1 Juli 1917 ondernam het Russische leger een Tooneel der eeuwen II. 19 37? opmarsen in de richting van Lemberg onder bevel van Broessiloff. Toen tastte Hindenburg door. Bij Zloczow braken de Duitschers door de diepe linie van den vijand, het geheele oostelijk front raakte in beweging, nergens hielden de Russen meer stand: de revolutie had ook de discipline in hun leger vernield. Het Oostenrijksch grensgebied in Oost-Galhcië en de Boekowina werd van de vijandelijke bezetting bevrijd, 3 September was Czernowitsch heroverd. Denzelfden dag viel R i g a in handen van de Duitsche troepen na. een veldslag van drie dagen. Willem II hield er zijn intocht. De eilanden ösel, Dagö en Mön zijn bezet om de Finsche golf af te snijden, St. Petersburg liep gevaar. Rusland een republiek. Onder den indruk van dezen tegenspoed droeg de volksvertegenwoordiging aan Kerensky de feitelijke dictatuur op. Het leger stemde met dezen maatregel in. Toen proclameerde Kerensky 16 September 1917 de G r o o t-R ussische Republiek. Maar de Bolcheviki waren daarmee niet tevreden. Zij wilden vrede, stuurden aan op de alleenheerschappij van het proletariaat, de sovjets keerden den klassenstrijd tegen de politieke omwenteling. In November brak het oproer los te St. Petersburg. Kerensky moest de wijk nemen, is bij Tsarskoje Selo door de communisten verslagen, Lenin werd op zijn beurt dictator. T r o t z k y, een Duitsche Jood van afkomst, trad op als minister van buitenlandsche zaken. Zijn eerste werk was een wapenstilstand sluiten met Duitschland, overeenkomstig het programma der Bolcheviki. Nog in het laatst van 1917 begonnen de vredesonderhandelingen te Bres t-Litowsk. Werd door deze pohtiek het oorlogsgevaar van Rusland afgewend, een buitenlandsche vijand was niet meer noodig om het voormalig czarenrijk uit de rij. der groote mogendheden te doen verdwijnen. Versplintering van het Russische Rijk. De val van de centrale macht en de ontbinding van het leger brachten Rusland in een toestand van onbeschrijfelijke anarchie. Verschalende nationaliteiten in het te wijde rijk, eeuwen lang er onder gehouden door de czaristische overheid, maakten zich onafhankelijk krachtens het zelfbesternmingsrecht der volkeren. Finland werd door zijn landdag tot een zelfstandige repubhek geproclameerd met Helsingfors als hoofdstad. De Ukraine maakt zich los; Kiew wordt de hoofdstad van deze repubhek. Een Siberische republiek ontstaat, Esth 1 and verklaart Zich onafhankelijk. Dit alles geschiedde onder heftigen strijd tusschen de burgerlijke en volkspartijen in de maanden October-December, 1917. Polen bleef als „General-Gouvernement" in de macht der Duitsche bezetting. 274 Het Westelijk Front. In het verband van den wereldoorlog had de Russische Maart-revolutie dit gevolg, dat Duitschland en Oostenrijk in het Oosten geen dreigend gevaar meer te duchten hadden. Maar in den strijd ter zee en aan het westelijk front lag de ontknooping van den reusachtigen tweekamp. Evenmin als de duikbootoorlog bracht de uitputtende worsteling langs de linie van Belfort tot de IJser de centrale mogendheden een stap verder tot hun doel. Zij moesten zich over het algemeen beperken tot de verdediging van hun sterke stellingen. In April en Mei ondernamen de geallieerden geweldige aanvallen met legers van honderdduizenden, ingeleid door ontzettende bombardementen (trommelvuur). Zulke slagen, wier verschrikking alle beschrijving te boven gaat, georganiseerd volgens de onmeedoogende techniek der moderne vernielingsmiddelen (tanks) kostten duizenden menschenlevens, maar de Duitschers hielden het. Meer dan een langzame afbrokkeling van hun linies werd er niet mee bereikt. De verschijning der Amerikaansche troepen aan het front deed de kans niet keeren, ook niet in den grooten slag in Vlaanderen van Augustus. Zoo ging het weer een heel jaar lang op en neer, het eene offensief na het andere. De Duitsche verdediging handhaafde haar reputatie van onwrikbaarheid, maar toch de overwinning bleef uit. Clémenceau. Het moeilijk verloop van den oorlog leidde in Frankrijk tot drie ministerieele crisissen binnen het jaar 1917, totdat eindelijk in November het kabinet Clémenceau de regeering in handen kreeg. Deze minister nam tegen het Duitsche Rijk het standpunt in van den meedoogenloozen strijd tot het einde. Dat was den man, die reeds een reeks van ministeries door zijn niets ontziende critiek had ten val gebracht, bij uitstek toevertrouwd. Hij heeft zijn bijnaam „le tigre" sedert eer aan gedaan en een overwegenden invloed uitgeoefend op de samenwerking der geallieerden. Het driemanschap Clémenceau, Lloyd George, Wilson treedt langzamerhand meer op den voorgrond in de diplomatieke leiding van den wereldoorlog. Het Isonzo-Front. In den strijd tegen Itahë hadden de centrale mogendheden ruim twee jaar de verdedigende taktiek gevolgd, maar na het uiteenwijken van de Russische macht gaan zij over tot het offensief. G ö r z wordt heroverd, Udine en Tagliamento zijn onder groote verhezen door de Italianen opgegeven. Een Fransch hulpleger komt steun bieden. Eerst tegen het einde van het jaar 1917 is de Itahaansch-Fransche verdediging er in geslaagd den vijandelijken aanval tot staan te brengen. Ook op den Balkan hielden de partijen elkander in evenwicht. Werd Roemenië geheel door de Duitsch-Oostenrijksche legers ver- 375 overd (Mackensen), de Franschen en Engelschen handhaafden zich in Monastir, de Italianen hielden Va 1 ona vast. Servië bleef in de macht der Centralen, Albanië grootendeels. Griekenland is gedwongen tot aansluiting bij de Entente. Saloniki en Valona boden geen voldoende operatiebasis, de strijd in het bergenland van den Balkan beloofde te weinig gunstige vooruitzichten, daarom moest de neutraliteit van den Griekschen staat verbroken en de oorlogs gezinde partij van Venizelos aan het bewind gebracht worden. Toen het dwangmiddel van de blokkade der kusten niet de gewenschte uitwerking had, volgde een ultimatum met den eisch van feitelijke ontwapening en erkenning van het protectoraat der geallieerden. De regeering zwichtte. De revolutie in Rusland beroofde koning Constantijn van den steun, dien hij tot nu toe te St. Petersburg gevonden had. Een Fransch gezant vorderde namens de Entente den troonsafstand van koning en kroonprins, beiden erkende voorstanders van de neutraliteit van den Griekschen staat. Constantijn, 1913—1917, verliet het land, zijn tweede zoon Alexander, 1917—1920, volgde op en werd door de geallieerden erkend. Het was een politieke gewelddaad. Venizelos, de aanhanger der Entente, werd minister-president. Hij verbrak de diplomatieke betrekkingen met de Centralen en bracht zoodoende Griekenland in het verband der geassocieerde mogendheden. Al werd de blokkade opgeheven, Fransche troepen bezetten Corinthe en andere havens, het kleine Griekenland stond voortaan onder politietoezicht van zijn groote „beschermers" om redenen van „strategische noodzakelijkheid". In Voor-Azië bleef Engeland met taaie energie voortwerken aan de schepping van een uitgestrekte invloedsfeer. Het begon met zijn nederlaag in Mesopotamië te herstellen. Een leger uit Voor-Indië werd tegen de Turken in het veld gebracht, zij moesten K o e t-e 1A m a r a onmiimen, Bagdad capituleerde in Maart, juist voordat de groote revolutie verdere uitbreiding der Russische veroveringen onmogelijk maakte. Verdween dus de bondgenoot van het tooneel, van Kaïro en Suez uit ondernamen de Engelschen de verovering van Palestina. De Turken boden hardnekkig tegenstand onder Duitsche leiding, het beleg van G a z a mislukte twee keer, maar eindelijk, in November, moest de vesting het opgeven, J a f f a werd bezet, Jeruzalem capituleerde 8 December 1917. Sedert den tijd der kruistochten, 1287, was de hoofdstad van het Heilige Land in de macht der Mohammedanen geweest. Door dezen succesvollen veldtocht strekt de macht van Engeland zich uit over Palestina, Syrië, Mesopotamië, terwijl het in relatie staat met de Arabische 276 sjeiks, die tegen de Turksche soevereiniteit in opstand gekomen zijn. De Britten beheerschen nu ook de verbinding van Suez uit over land naar Indië, waarmee de Duitsche verkeerspolitiek ten opzichte van den Bagdad-spoorweg is verslagen. Egypte en de Soedan zijn aangesloten bij Voor-Indië. De Lucht-oorlog is van weerszijden met noodelooze barbaarschheid voortgezet. De vliegtuigen der Entente bombardeerden de steden in Zuid-Duitschland en de Rijnlanden. Van Duitsche zijde werden de onverantwoordelijke luchtaanvallen op de havens van Engeland en Londen telkens herhaald. Onderscheid tusschen vestingen en open steden maakte men practisch niet meer. Honderden slachtoffers, onder wie tal van vrouwen en kinderen, vielen ten offer aan dit wreede spel van weerwraak en vernieling, een schande voor de beschaving, zonder dat de strategische positie er ernstig door kon beïnvloed worden. België bleef als „General-Gouvernement" het slachtoffer der Duitsche onderdrukking. Barbaarsch hebben de Duitschers er huisgehouden, waardoor zij zich tegenover Europa een zware moreele nederlaag op den hals haalden. Daardoor ook kon de bestuur sscheiding tusschen Vlaanderen en Wallonië in 1917 geen succes hebben. Het is waar, dat hiermee de eenig mogelijke oplossing van de eeuwige Vlaamsche kwestie gegeven is. België zou er wel bij varen, wanneer het land werd georganiseerd in twee federatieve kantons naar het model van de Zwitsersche republiek. Maar uit de band van den wreeden overweldiger kon het Belgische volk zich deze staatsinrichting niet laten opleggen. Vooral de deportaties van Belgische werklieden naar Duitsche gevangenschap en dwangarbeid (1916 en 1917) wekten terecht de verontwaardiging. Bitter zijn zulke feiten gegeeseld ook in de Engelsche pers, die zich zelf zoo ver vergat, dat zij in haar hoofdartikelen ging schrijven van „de Hunnen", als de Duitschers bedoeld waren. Kardinaal Mercier en Mgr. Heylen hebben zich fier en rechtmatig tegen de geweldenarij verzet. De primaat van België schreef het toe aan de tusschenkomst van Raus Benedictus XV bij keizer Willem II, dat de roof van Belgische onderdanen ten minste na half Februari 19x7 ophield. Ofschoon de Duitsche regeering mede onderteekend had de Haagsche Conventie, waarin de rechtspositie van bezet gebied in oorlogstijd geregeld was, heeft zij de aangegane verbintenis verbroken door dwangarbeid voor haar leger, misbruik van belastingen en reouisities ^), wraaknemingen op heele steden en dorpen tegenover overtredingen door personen. Het Begin van de Crisis in Duitschland. Houdt men uitsluitend rekening met het verloop der eigenlijke krijgsgebeurtenissen, dan is de indruk deze, dat de centrale mogendheden zich weten staande te 1) Tegen 1917 had het bedrag der oorlogsbelastingen in geld reeds een milliard francs overschreden! 277 houden tegen den bond der geassocieerde staten, zelfs ten koste van Rusland hun veroveringen uitbreiden. Toch is dit slechts een bedrieglijk uiterlijk, want innerlijk maakten het Duitsche Rijk en Oostenrijk terzelfder tijd een crisis door, waarvan de omtrekken zich eerst langzamerhand scherper afteekenden. De terugslag van de omwenteling in Rusland deed zich gevoelen. De bevolking raakte oorlogsmoe, de rouw over zooveel dooden in tallooze gezinnen, de toenemende sterfte, de ellende door ondervoeding deden het vertrouwen in het autocratisch militarisme der regeering verzwakt worden. Neuorientierung. Te Berlijn bleef dat niet onopgemerkt. In April 1917, kort na de Russische Maart-revolutie, verscheen de Paaschboodschap van keizer Willem, de eerste, tastende stap in de richting van een meer democratisch bestuur. Voor deze afgedwongen bestuurshervorming heeft men een mooi woord uitgevonden: Neuorientierung. Als koning van Pruisen kondigde hij aan afschaffing van het verouderd Dreiklassenwa hl recht (1850), invoering van direct en geheim kiesrecht voor het Huis van Afgevaardigden, hervorming in de samenstelling van het Pruisisch Heerenhuis. Terwijl Scheideman n, de leider der sociaal-democraten, in Januari 1917 de communistische fractie nog hooghartig buiten het verband van zijn partij kon sluiten, waren de uitgebannenen in Mei reeds sterk genoeg om zich zelfstandig te organiseeren als de part ij der onafhankelijken, bij welke de arbeiders zich in grooten getale aansloten. De duikbootoorlog viel tegen. De Rijksdag begreep het. Zoo zou er geen vrede komen, laat staan een zegepraal. Voor het eerst in den oorlog kwam de rijksvertegenwoordiging in verzet tegen de regeering. Erzberger, een der leden van het Centrum, sprak openlijk den twijfel uit in het succes van den onbeperkten duikbootoorlog en eischte vredesonderhandelingen. De regeering trachtte de toenemende ontevredenheid bij haast alle partijen te dempen door een wetsontwerp voor de aangekondigde kiesrechthervorming in Pruisen. Vergeefs. De meerderheid van den Rijksdag eischte invoering van den parlementairen regeeringsvorm in het heele rijk. Hindenburg en Ludendorff verklaarden zich voor het doorzetten van den oorlog, blind voor het aangroeiend verzet. De rijkskanselier Bethmann Hollweg verloor het vertrouwen, hij moest aftreden, ook omdat hij den weg 278 van een verdere democratiseering niet wilde inslaan. Michaëlis werd zijn opvolger (Juli). Onder dit kanselierschap kwam een ernstige muiter ij op de vloot in den Rijksdag ter sprake. Het Bolchevisme was ook reeds de marine binnengedrongen. Het geval maakte een pijnlijken indruk op de vertegenwoordiging en verzwakte de positie der regeering dermate, dat de onbekwame Michaëlis reeds na 100 dagen (i Nov.) vervangen werd door Hertling. Deze benoeming was een opzienbarende gebeurtenis. Hertling, vroeger een der leiders van het Centrum, had sedert 1912 in Beieren als minister-president het bewind gevoerd, nog nooit trad een met-Pruis als rijkskanselier op. Stond de hegemonie van Pruisen niet meer zoo sterk? Oostenrijk kreeg ook zijn „Neuorientierung". De Russische revolutie, de vorming van nationale republieken, deed de oppositie der Slaven en Polen aan kracht winnen. In stilte werd de afscheiding der tschechisch-slovakische landen voorbereid. Gallicië verlangde autonomie. Hongarije werkte de regeering te Weenen zooveel mogelijk tegen, vooral in zake de voorziening der Duitsche kroonlanden van levensmiddelen. De oude strijd tusschen de nationaliteiten ontbrandde heftiger dan ooit. Daarmee begon voor de Donau-monarchie de crisis. Keizer Karei en zijn ministers trachtten het gevaar te bezweren door een politiek van concessies. De autocratische regeeringswijze werd verlaten. Voor het eerst sedert Augustus 1914 kwam de Rijksraad bijeen. Onmiddellijk bleek, dit er van eensgezindheid midden in den oorlog geen sprake was. De Slavische meerderheid eischte voor Bohemen, Moravië en Noord-Hongarije autonomie, voor Slavonië en Kroatië een eigen staat in de monarchie. De Polen wilden Gallicië gevoegd zien bij het nieuwe Poolsche rijk, dat in handen der Duitschers was. Dit conflict bleek onoplosbaar. Verschillende ministeries beproefden er vergeefs hun krachten aan. Tegelijkertijd werd de financieele toestand steeds bedenkelijker: de oorlog kostte Oostenrijk reeds 41 milliard kronen. De totaal-indruk der gebeurtenissen van 1917 is deze, dat de geassocieerde mogendheden de Centralen gaan overvleugelen. Economisch en ter zee is de onmacht van de Duitsche partij een voldongen feit. Was in de eerste oorlogsjaren het leger der Centralen over het algemeen de aanvaller,nu zijn de rollen omgekeerd. Met bewonderenswaardige volharding houdt „Die Wacht am Rhein" stand, maar ... ook niet meer. Viel de militaire macht van Rusland uiteen, daarvoor in de plaats trad een veel gevaarlijker geweld: de revolutie. Stil is zij Duitschland binnengeslopen, fluisterend voerde zij nog propaganda, maar van No. 4 Het „Sperrgebiet", 1917. 279 fluisteren kwam het weldra tot spreken, van spreken tot dreigen: de crisis trad in. Duitschland is in 1917 over het hoogtepunt van zijn kunnen heen, het beweegt zich in de dalende lijn. Het „Deutschland, Deutschland über alles" van 1914 verstomde, overstemd door de stilte van bange zorg. Het jaar 1918 zou de dramatische ontknooping brengen. § 5. De Ontknooping, 1918. I. De oorlog tot in het najaar van 1918. De 14 Punten van Wilson. De aandacht van de geheele wereld werd in het begin van 1918 gericht op Washington. 8 Januari legde Wilson het Congres der Vereenigde Staten een boodschap voor, waarin zijn beroemde 14 punten ontvouwd zijn als grondslag voor een toekomstigen wereldvrede: 1. Openbaarheid der internationale diplomatie, absolute vrijheid van het verkeer in open zee, ook in oorlogstijd, onbelemmerde handelsbetrekkingen tusschen alle volkeren, beperking der krijgstoerustingen tot het onmisbare. 2. Algeheel herstel van België en teruggave van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk met restauratie van het in dit land verwoest gebied. 3. Verbetering der grenzen van Itahë naar den maatstaf der nationaliteit. 4. Autonomie voor de daartoe in aanmerking komende volkeren van den Balkan en de Donau-monarchie. 5. Een onafhankelijk Polen met een veiligen toegang naar de zee, (corridor). 6. Stichting van een internationalen volkenbond als waarborg voor de staatkundige onaantastbaarheid der groote en kleine staten. Het is opmerkelijk, dat het Duitsche Rijk in de 14 punten niet was genoemd, daarentegen wel degelijk over zijn belangen aan oost- en westgrens en als handelsmogendheid beschikt werd. Zonder een bewustzijn van overwicht aan de zijde der Entente kan deze wereldgrondwet dan ook niet afgekondigd zijn. Wel wijdt Wilson een bijzondere beschouwing aan het Duitsche Rijk in zijn boodschap aan het Congres: „Wij koesteren geen afgunst jegens de grootheid van Duitschland en dit programma bevat niets wat aan deze grootheid afbreuk doet: wij willen Duitschland geen schade toebrengen of in het in den weg staan wat betreft zijn invloed of machtspositie; wij wenschen alleen, dat het een plaats onder de volkeren zal innemen, berustend op gelijkheid, niet op overheersching; ons doel is een vrede door recht". Maar deze idealismen maken den indruk van al te zeer in strijd te zijn met de voorgestelde feitelijkheden der 14 punten, dan dat zij groot vertrouwen zouden verdienen: zij waren gericht tegen de centrale mogendheden. 280 Het West-Front. De militaire kracht van den militaristischen staat bij uitnemendheid vierde in het voorjaar van 1918 haar laatste, bloedige triumfen. Duitschland wist zijn vijanden onverzoenlijk, het kon zijn oostelijk leger grootendeels vrij maken, het concentreerde zijn krijgsgeweld (200 divisies) op het front, waar de beslissing zou moeten vallen: het westen. Tusschen 21 Maart en 18 April is de a8i grootste en langdurigste veldslag van de geheele wereldgeschiedenis uitgevochten. Na een vernietigend trommelvuur over de 80 K.M. breede linie van Cambrai— St. Quentin—La Fère volgde de stormaanval. Bapaume en Péronne werden veroverd, de overgang over de Somme geforceerd. Het leger van kroonprins Willem doorworstelde de Fransche stelling bij St. Quentin en bezette Montdidier. De Franschen sloegen hier op de vlucht. De spoorweg Parijs—Amiens was verbroken. 12 April moest Armentières capituleeren. Boven den zwaren dreun van het bulderend kanonvuur klonk nu en dan op de lugubre solo van het sombere moordtuig, dat op een afstand van meer dan 120 K.M. Parijs bombardeerde, elk kwartier een schot... Nuttelooze en overmoedige uittarting, waarvoor Duitschland ook duur heeft moeten boeten. De slag is feitelijk door de aanvallende partij verloren. Het doel, de verovering van Amiens en daardoor de scheiding der Engelsche troepen van het Fransche leger, werd niet bereikt. Dat het voor de geallieerden er op of er onder is geweest in den landoorlog, blijkt daaruit, dat zij eerst nu een algemeen opperbevelhebber over hun geheele krijgsmacht aanstelden, maarschalk F o c h, ten einde door een gecentraliseerde leiding strategisch sterker te staan. Lloyd George drong er telegrafisch bij de Vereenigde Staten op aan zoo snel mogelijk het toevoeren van hun hulptroepen te bevorderen, waaraan met de vereischte energie is voldaan. Hindenburg en Ludendorff bleven voorloopig nog aan de winnende hand. Soissons is geforceerd. 30 Mei bereikten de Duitschers de Marne, het tooneel van hun zegepraal en terugtocht in 1914. Compiègne stond nog veilig, de voormuur van Parijs. Maar dan komt de kentering in Juli. Een laatste groot opgezette aanval tegen Reims mislukt, de Duitschers moeten hun stellingen over de Marne opgeven. De Vereenigde Staten begonnen, toen de kritiekste periode voorbij was, hun macht in den strijd te doen gevoelen. Meer dan 300.000 Amerikanen werden maandelijks naar Frankrijk overgebracht. Aanvankelijk worden de Duitschers nog voet voor voet teruggedrongen. Montdidier, Bapaume, Péronne zijn in Augustus heroverd, de Belgen overvleugelen Dixmuiden. Daarna treedt de afmatting van het Duitsche leger duidelijk aan het licht. De geallieerden bezetten 1 October St. Quentin, 2 October Lens en Armentières. Kort daarop wordt de Vlaamsche kust ontruimd, Ostende en Brugge zijn weer Belgisch. Denzelfden dag, 18 October, valt de terugtocht uit Roubaix en Lüle. Ludendorff is ontslagen. Aan het strategisch genie van Hindenburg hebben de Duitschers het te 282 danken gehad, dat hun leger een Sédan bespaard bleef: doorbroken is hun front nooit. Op den Balkan handhaafden de centrale mogendheden hun machtsuitbreiding aanvankelijk. Het veroverd Roemenië moest den vrede van Boekarest aanvaarden, die het land onder de economische controle van Duitschland stelde. De petroleumindustrie zou in handen van een Duitsche maatschappij komen, de graanproductie ter besdukking van de regeeringen te Weenen en Berlijn. Het was een goederenvrede, waaruit blijkt hoe nijpend de voedsd- en grondstoffen-voorziening er voor stond in de Oostenrijksche en Duitsche landen. Maar tot uitvoering van den vrede is het ternauwernood gekomen. De inzmking van de Duitsche weermacht aan het westelijk front viel samen met de nederlaag op den Balkan. In het najaar ondernamen de Fransche, Engdsche en Servische legers een algemeenen aanval op de Boelgaarsche stellingen, zij braken door. Servië werd bevrijd, koning Peter hield zijn intocht in Belgrado. Albanië viel in de macht der Entente, die nu het Balkan-schiereiland beheerschte tot den Donau, behalve Constantinopel. Czaar Ferdinand van Boelgarije sloot een wapenstilstand, die met onderwerping gelijk stond en legde de kroon neer. Zijn zoon B o r i s volgde hem op. Het Duitsche Rijk, dat al zijn krachten noodig had op het westdijk front, kon dezen loop der gebeurtenissen niet meer keeren. Daarmee werd ook de positie van Mackensen en zijn leger in Roemenië onhoudbaar. De regeering verklaarde opnieuw den oorlog aan Duitschland, de Entente-legers konden nu met de Roemenen meewerken om den Duitscher ook uit zijn laatste Balkan-bolwerk te verdrijven. Afgesneden van zijn verbinding met het eigen land moest Mackensen ten slotte capituleeren en werd zelf in Hongarije krijgsgevangen gemaakt. De Sovjet, ± Januari 1918. Dank zij het wanbestuur in Rusland konden de Duitschers hier eerst nog succes bereiken met hun legers. De sociaal-democratische republiek in Groot-Rusland is snd omgezet in een communistische. Er hadden verkiezingen plaats voor een constituante, die een eenigermate gematigde meerderheid brachten. De Bolcheviki vonden, dat de bourgeoisie op die manier nog te ved invloed behield. 18 Januari 1918 joeg een troep matrozen de vergadering uiteen, de regeering werd nu een uitsluitende overheersching van één klasse, het proletariaat, onder dictatuur van Lenin en 283 T r o t z k y, m.a.w. de terreur. Het ministerie is vervangen door een raad van volkscommissarissen. Het gezag berustte voortaan bij de sovjets. De volgende communistische maatregelen zijn afgekondigd: 1. annuleering van de staatsschuld als aangegaan door de bourgeoisie. 2. opheffing van allen particulieren grondeigendom. 3. scheiding van Kerk en Staat; saecularisatie der kerkelijke goederen; afschaffing van den eed; m.a.w. de kerkvervolging. 4. naasting van alle naamlooze vennootschappen en grootbedrijven, die staatseigendom verklaard worden, terwijl de kapitalen der particuliere banken voor een op te richten volksbank zullen bestemd zijn. De Vrede van Brest-Litovsk, Maart, 1918. Lenin verplaatste zijn residentie naar Moskou, Trotzky trad op als volkscommissaris van buitenlandsche zaken en leidde als zoodanig de vredesonderhandelingen van Bres t-L i t o v s k met het Duitsche Rijk. Hij kwam voor den dag met hooghartige eischen, o.a. dat de Duitsche troepen zich eerst uit het Russisch gebied zouden terugtrekken en daarna een plebisciet beslissen over de territoriale grenzen krachtens het zelfbestemmingsrecht der volkeren. De Duitsche gezanten gaven echter niets toe, al dreigde Trotzky met de revolutie. Hij verklaarde den oorlogstoestand voor opgeheven zonder vrede, aldus op de keizerlijke regeering het verwijt wentelend, dat zij geen vrede wilde, een uitnoodiging aan de Duitsche sociaal-democratie om het voorbeeld van Rusland te volgen. Tijdens de onderhandelingen waren de Bolcheviki van Groot-Rusland (de roode garde) den oorlog begonnen tegen de Ukrainsche republiek en Esthland. Kiew werd door hen veroverd. Als bandieten hielden zij er huis. Vandaar dat de beide met de grootste ellende bedreigde landen de hulp van het Duitsche Rijk inriepen. Geen wonder dat de regeering te Berlijn Trotzky aanviel met een ultimatum en den wapenstilstand verbroken verklaarde. Er brak in de Duitsche landen nog geen revolutie uit, misschien vermocht een veldtocht dat gevaar verder van de grenzen te verwijderen. Dunaburg, Minsk, Dorpat, Reval, Narva werden bezet, Kiew bevrijd, zelfs in Odessa en Rostov kwam Duitsch garnizoen. Het was tevens een strijd tegen de anarchie, want het bleek dat op het platteland van de veroverde streken een bloedige jacquerie had gewoed, als in de dagen van „la grande peur" tijdens de Fransche revolutie. Hoe moet het er dan toegegaan zijn in de republiek der Bolcheviki zelf U 284 De politiek van Trotzky faalde. Om erger te voorkomen, aanvaardde de raad van volkscommissarissen den vrede van Brest-Litovsk: 1. Lijfland en Esthland komen onder Duitsch protectoraat. 2. Rusland staat af de landen ten westen van de lijn Dünaburgwestgrens van Rusland. 3. De Ukraine en Finland worden ontruimd door de Bolcheviki. 4. De revolutionnaire propaganda in Duitschland en Oostenrijk, moet gestaakt worden. De Ukraine sloot afzonderlijk vrede te Brest-Litovsk. De grenzen werden vastgesteld, het land verplicht tot massa-leveringen aan Duitschland (de broodvrede). Maar de boeren weigerden op bevel van de vijandelijke bezetting hun velden te bebouwen, dwangmaatregelen lokten de vorming van een patriottenpartij uit, het Duitsche oppertoezicht bereikte slechts ten deele het beoogde doel. Een der afschuwelijke misdaden van de Bolcheviki was de vermoording van czaar Nicolaas II, zijn vrouw en kinderen, te Jekaterinenburg op bevel van de sovjet, Juli 1918. Men keurde hem met eens de moeite van een schijn-proces, als. weleer Lodewijk XVI, waardig. Finland. De Finsche republiek werd door de Bolcheviki niet met rust gelaten. Er brak een burgeroorlog uit tusschen de burgerij en het proletariaat, maar hier vond de revolutie, anders dan in Rusland,, een georganiseerde meerderheid tegenover zich. Beide partijen beschikten over een gewapende macht, de roode en de witte garde, naar den band om den arm, dien de strijders droegen als her— kenningsteeken. De roode garde, meerendeels gevormd uit arbeiders, overrompelt Helsingfors. De burger-regeering echter ontkwam, sloot een verdrag met het Duitsche Rijk, verkreeg op grond daarvan den steun van Duitsche troepen, die de Aalands-eilanden bezetten. Toen ging het los op de Bolcheviki, die van Groot-Rusland uit bijgestaan werden. De witte garde en de Duitschers bevrijdden Helsingfors en Wiborg van de anarchie, versloegen het veldleger der roode garde, verdreven de Russische communisten uit het geheele land. De landdag kwam weer bijeen en koos den zwager van keizer Willem II, prins Frederik Karei van Hessen, tot koning. Maar deze aanvaardde de kroon niet, omdat Engeland en Frankrijk den Finschen staat niet wilden erkennen, zoolang deze onder Duitschen invloed stond. Het Isonzo-Front. Tegenover Itahë wisten de Oostenrijkers nog geruimen tijd hun in 1917 gemaakte veroveringen te behouden, maar voortaan streden zij tegen een steeds aangroeiende overmacht. Verder dan plaatselijke aanvallen over en weer strekte de oorlog in de Alpen en de Po-vlakte zich niet uit. In Juli begon ook aan dit front de stelselmatige terugtocht der Oostenrijksche legers. In October kwam uit Weenen het bevel om den strijd te staken. 285 In Voor-Azië konden de Engelschen hun zegevierenden opmarsch doorzetten, totdat zij in October Damascus en Beiroet, wat later ook Aleppo veroverden. Ter zee heerschte de overmacht der geassocieerde mogendheden. Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland ondervonden van deze zijde de beleedigende gewelddaad der in beslagneming van hun in de vaart zijnde schepen op grond van het angarierecht, een laffe uitvlucht om de rechtskrenking te versluieren. II. De inzinking der centrale mogendheden, October—November 1918. Al hun veroveringen te land hebben de centrale mogendheden niet voor een ramp kunnen behoeden. Zij vergden door hun mihtaristisch-autocratisch bewind te veel van het uithoudingsvermogen hunner onderdanen. Zoolang hun leger in stand bleef, konden zij de wanhopige worsteling rekken, totdat de deerlijke ineenstorting volgde, schijnbaar plotseling. De Neuorientierung in Duitschland en Oostenrijk was niets anders dan de voorbode van de omwenteling. Hertiing's ontwerp tot hervorming der verkiezingen voor den Rijksdag in ietwat meer democratischen zin werd wet, maar de belastingen moesten ongekend hoog worden opgevoerd. In de pers kwamen verschijnselen van ontmoediging en ontevredenheid aan den dag, de oppositie van de sociaaldemocraten werd heftiger. Zij eischen van de regeering invoering van den parlementairen regeeringsvorm, herstel der persvrijheid en van het vereenigingsrecht, wegneming van alle vredesbelemmeringen. Hertling hield echter een verder doordringen van de democratische strooming in de staatsinrichting tegen. De Wapenstilstand van Saloniki. Toen kwam de eerste jobstijding: de wapenstilstand van Boelgarije met de Entente, 29 September gesloten te Saloniki, het begin van de nederlaag der centralen. Boelgarije gaf den strijd op en aanvaardde de volgende voorwaarden: 1. Ontwapening en militair protectoraat der geallieerden. 2. Verbreking van alle samenwerking met Duitschland en Oostenrijk. Servië was bevrijd. De vijand stond aan den Donau. In den Duitschen Rijksdag begreep men, dat de Balkan verloren, het keerpunt in den loop der gebeurtenissen aangebroken was. Vandaar de aandrang om nu den parlementairen regeeringsvorm in te voeren om het gevaar van een revolutie nog te keeren. Hertling weigerde en nam ontslag. Prins Max van Baden werd zijn opvolger, 1 October. Het Eenheidsmanifest van keizer Karei. Het bewustzijn van de 286 onafwendbare nederlaag lokte het eerst een crisis uit in de Donaumonarchie. In Oostenrijk was de toestand der bevolking nog erger dan in het Duitsche *Rijk. De vijandschap der Tschechen, Slaven en Hongaren beroofde Weenen van een voldoenden levensmiddelentoevoer. De Duitsche bondgenoot kon niet meer bijspringen. In Januari 1918 wees de distributie aan de huisgezinnen per hoofd 1575 gram meel — van welke kwaliteit! — toe; in Juni 630 gram en een half pond aardappelen. Reeds in het najaar van 1917 had C z e r n i n, de minister van buitenlandsche zaken, keizer Karei gewaarschuwd, dat Oostenrijk den oorlog niet langer voortzetten kon, dat een vrede desnoods zonder Berlijn noodzakelijk was; maar het dreigement, dat dan de Duitsche wapenen tegen Weenen zouden gekeerd worden, deed het bondgenootschap tegen wü en dank in stand blijven. Van geestdrift voor den oorlog geen sprake meer. De ontbmding van de Donau-monarchie vorderde gestadig. Een Tschechische landdag eischte de vorming van een onafhankelijken staat voor Bohemen, Moravië, Oostenrrijksch Silezië en Noord-Hongarije. Ook de Joego-Slaven en Polen verlangden hun eigen staat. Op een congres te L a i b a c h in Augustus sloten de Slavische nationahteitsvertegenwoordigers zich aaneen, Wilson's 14 punten werkten hun streven in de hand. In October 1918 kwam over Oostenrijk de crisis. Keizer Karei heeft nog een poging gedaan om het uiteenvallen der voormalige groote mogendheid in kleine, machtelooze staten te verboeden. Hij vaardigde een manifest uit, 16 October, waarbij de monarchie tot een bondsstaat verklaard werd, met autonomie voor alle vier de stam-staten buiten Hongarije. Maar uit de Duitsche afgevaardigden in den Rijksraad maakte zich eigenmachtig een nationaalDuitsche raad los onder sociaal-democratische leiding. Deze vormde een ministerie voor den Duitseh-Oostenrij kschen staat, dat het keizerlijk manifest afwees. Een voorloopige regeering te Agram proclameerde de soevereiniteit van den democratischen Zuid-Slavischen staat, met weigering van de verzoeningspoging van keizer Karei. Praag was getuige van de vestiging van den Tschechischen staat, waar de nationale raad alle Strekkingen met Weenen afbrak. De beweging had overal •een revolutionair-nationalistisch karakter, want de volkspartijen üelden de leiding vast. De keizer voelde zijn grondgebied onder de voeten wegzinken en stond machteloos. Ook Hongarije ging voor het Habsburgsche Huis verloren. Een Kroatisch regiment in Fiume sloeg over tot opstand, de landdag der Kroaten zegde 174» 210, 214. Alexander III 214, 215, 216, 228. Alexander (Servië) 252. Alexandrië 75. Alfons XII 245. Alfons XIII 245. Algiers 106. Algeciras 244, 253, 257, 295' Ah (pacha van Janina) 119. Ah (Mehemet) 119. Alleghany-gebergte 194. Alliantie (Frans ch-Russi- sche) 94. Alliantie (Groote ...) 103, 112, 114, 115, 117. Alliantie (Heilige) 103. Alma 157. Alsen 175, 176. Amadeus I 245. Amajuba 221, 225. Amerikaansche Staten (Noord) 114. Amerika 192, 193, 194, Amerika (Zuid) 193, 194. Amiens 82, 84, 261. Arm du peuple 45, 57. Ancien régime 115, 117. Ancona 123. Anderson 29. Andrassy 210. Angarierecht 285. Anghcaansche Kerk 219. Angora 298. Anüdericalen (in Itahë) 208. Anti-clericalisme (in Frankrijk) 201. „Anti-Corn-Law-Ligue" 128. Antwerpen 92. Arabi-Pasja 224. Arbeidersbeweging (in Engeland) 219. Arbeiders-partij. (Russische Sociaal-democratische) 272. Arbeidersvereeniging (Internationale) 204. Arbitrage (Permanent Hof van ...) 229, 301. Arbitrageverdragen 309. Arcole 71. Argonnen 280. Armentières 281. Arnaud (St.) 157. Arsolraden 289, 292. Artois (Graaf van) 37,105. Asiento- oorlog 7. Aspro Monte 165. Asquith 235, 236. Assemblée Nationale 34, 145. Assignaten 45, 64. Associations Cultuelles 232. Association internationale africaine 248. Ateliers Nationaux 144. Athene 119. Aube 98. Auerstadt 87. Augereau 74. Augustenburg (Frederik van) 175, 177. Augustus III, 5,13. Ausgleich 181. Austerlitz 86. Avenir (1*) 138. Azoren 123. Azow 5. B. Babeuf 72, 73. Baden 86. Badeni 251. Bagdad 264, 275. Bailly 34, 37, 49, 64. Bakounin 197, 198, 272. Balkan-oorlog 253, 254. Balkan-vraagstuk 210. Ballot-act 218. Bank (Fransche) 84. Banque Royale 2. Bapaume 281. Bar 13. Barnave 47. Barras 67, 68. Barrière-tractaat 10. Barrot (Odilon) 142. Bastille 35, 37, 45. Bataafsche Republiek 70, 75- Bautzen 96, 97* Baylen 92. Bayonne 90. Bazel 70, 87. Bazaine 169, 185, 187. Beaconsfield 129,211,212, 213, 220. Beauharnais (Eugène de) 13L Beauharnais (Hortense de) 139- Beauharnais (Joséphine de) 93- Bebel 204. Beecher-Stowe 193. Beethoven 98. Beieren 86, 289, 292,293* Beiroet 285. Bela Kun 293, 3°5- Belfort 187, 261. België (bij Frankrijk ingelijfd) 81, (opstand tegen Willem I) 122, (Nationale en Godsdienstige tegenstellingen in..) 123, (Kulturkampf van 1879), (Liberale overheersching in ...) 209, (Katholieken aan de regeering 1889), (gezantschap bij den H. Stoel geaccrediteerd), (meervoudig Kiesrecht ingesteld) 247, (algem. werkstaking 1893), (... en 1'Association internationale a f ricaine) ,(Ko loniale mogendheid) 248, (inval in ...) 259, (oorlogsverklaring aan Duitschland) 260, (... en de 14 punten van Wilson) 279» (gezant van Duitschland teruggeroepen uit Brussel) 303, (ontruiming van het Roergebied door ...) 304, (arbitrageverdrag met Duitschland) 309, (... en net congres van Locarno) 310. Belgrado 5, 257, 258, 264, 282. Bell 189. Benedek 161, 178. Benedetti 183. Benedictus XV 359» 261, 265, 268, 276, 301, 304. Benevent 86. Benesch 306. Benningsen 181. Beresford 115. Berezina 96. Berlijn 146, 147, (congres van .. 4 213, 216, '220, (1885) 248, 252, 292. Bernadotte 86, 97. Bernard St. 80. Bern 206. Berry 105, 117, 137. Berthier 86. Bessarabië 90, 101, 158, 213, 297. Bethmann-Hollweg 269, 277' Beust (von) 175, 182, 207. Bewapening 301. Biarritz 178. Birmingham 126, 127. Bismarck 171, 172, (... en de Poolsche Kwestie 1863) 174, (... 1862) 175, (... en SleeswijkHolstein) 177,178, (Bijeenkomst van ... met Nap. III te Biarritz! 1865) 178, (sticht het Reptiliënfonds) 179, (Bondskanselier) 180, (... en de N. Duitsche Bond) 181, (... en de Spaansche trooncandidatuur) 183—188. (... met de liberalen), (... en het Centrum), 202, (... naar Canossa) 204, (... ontbindt den Rijksdag) 205, (... en Willem II) 206, (en het Drei-Kaiser Verhaltnis) 210, (... en de Alerte van 1875) 211, (op het Congres van Berlijn), (... en het tweevoudig verbond van 1879) 213, (... en de Triple Alliantie) 214, (... treedt af) 215, (... en de Koloniale politiek) 226. Blanc (Louis) 137, 142, 143, 144. Bloc (Het) 230, 231, 232. Bloemfontein 233. Blokkade 159. Blokkade (honger) 268. Blount 2. Blücher 97,100,101. Boekarest 90, 282, 291. Boekowina 263, 273, 297* Boelgarije (Opstand in ... 1875) 211, (Nieuw vorstendom gevormd) 213, (... 1886) 214, 215, (verhouding tusschen Rusland en ... 1887) 216, (onafhankelijk verklaard) 252, 254, (. - .in oorlog met Servië, Griekenland en Roemenië) 254, (wapenstilstand van ... met de Entente) 385, (Verdrag met ... bij den vrede van St. Germain) 296, (... en het vredesverdrag van Neuüly) 297. Boeren-republieken 233, 234- Bohemen 251, 286, 297. Bokser-opstand 237. Bolcheviki 271, (ontstaan der partij), (... aanhangers van Lenin) 272, (.... en de dictatuur van Kerensky), (... en de wapenstilstand met Duitschland) 273, (.... en de Bourgoisie) 282, (oorlog tegen de Ukrainsche Republiek en Lethland) 283, (vermoorden Czaar Nicolaas II) 284, (... ontruimen Ukraine en Finland) 284. Bolivar (Simon) 114. Bologna 162. Bolsjewisme 198,278,293, 302, 306, 307, 308. Bonaparte (Nap.) 70, 72, 74, 79, 81, 88 vlg. Bonaparte (Lucien) 77. Bondsgerechtshof 301. Bond (Noord Duitsche) 87. Bondsacte 108, 109. Bondsraad 188. Bordeaux 63, 187. Boris 216, 282. Börne 123. Borodino 95. Boroughs (rotten) 125,126. Bosnië 211, 214. Boston 16, 189. Botha 233. Boulanger 201. Boulogne 84. Bourbon (Palais) 143. Bourbon 98, 99, 104, 106, 107, 114. Bourbonsch familietractaat 12, 17. Boycott 221. Braganza 115. Brazilië (Portugeesche Kolonie) 115, (Keizerrijk) 116, (Kerkvervolging) 209, (... en de Volkenbond) 310. Bremen 94. Breslau 7. Brest-Litowsk (vredesonderhandelingen te ...) 273, (vrede van ... 1918) 283, 284, 291. Bretagne 61. Bright (John) 218. Brissot 51, 64. Britsche Kolonisatie 10. Broesiloff 263, 273. Brune 77. Brunswijk (Charlotte van) 112, (Constitutie in...) 123. Brunswijk (Hertog van...) „ 56- Brussel 272. Bülow (von) 243, 244, 353, 255. Burschenschaften 109. Byron 111, 120. c. Cadix 92, 113, 115, 117. Calabrië 117. Cahfornië 191, 192, 193. Cambacérès 80, 83. Cambodja 168. Cambrai 281. Campo Formio 71, 75, 81. Campos 245. Canada n, 189, 190. Canning, 112, 113, 114, 120. Canton 168. Caoutchouc-artikel 107. Capodistrias 119, 131. Caprera 165, 166. Caprivi 306. Carbonari 117, 133, 139, 149. Carlisten 133. Car listen-oorlog 133. Carlos (Don) 3, 5. Carlos (Don) 133, 135. Carlyle 139. Carnegie 339. Carnot 66, 80, 300, 301, 330. Carokhen 339. Carrier 65, 69, 73. ' 1 Tooneel der Eeuwen II. Carthago 314. Castelftdardo 163. Casüereagh 98. Cathélineau 61. Caub 97. Cavaignac 144, 145, 155. Cavour (... en de Italiaansche eenheid) 157, 158, 159, (samenkomst v. Kap- III en ... te Plombières), (Kloosterwet van ...) 160, (... en Oostenrijk) 161, (... en Napoleon III) 163, (Oorlog van Pius IX tegen ...) 163, 164, (... sterft) 165. Census-kiesrecht 104. Centralisatie Politiek 35. Centrum (het) 303,303, 305, 377, 378, 392. Ceylon 82. Chamberlain 33, 333, 335. 255- Chambord 105, 107, 137, J53» 199Chambre introuvable 105. Chambre des Pairs 104, 136. Champ de Mars 45,49,67. Champolhon 75. Charette 61. Charte 104, 107. Charter 137. Chartered-Company 225. Chartisten 127, 128, 151, 152. Chateaubriand 106. Chat ham (Lord) 15. Chaumette 57, 65, 72. Chicago 340. China (open voor den wereldhandel) 168, (tweede expeditie tegen ...),(... en de handelspolitiek der Europ. mogendheden) 337, (Bokser-opstand in ...) 337, (verpacht Port-Arthur aan Japan) 338, (Bolchevisme in ...) 308. Choiseul 28. Christiaan IX173,175,248. Christino's 132. Circulatiebank 304. Cisalpijnsche Repubhek n- clémenceau 230,233, 374, ^ 394, 396, 300. Clemens XIV 29. Cleveland 340. Clive 13. Clootz 65. Cloud (St.) 77, 78. Coalitie-oorlog (eerste) 60, 71, (tweede) 76, 77, 80, (derde) 84, 89. Cobbett in. Cobden 128. Coblenz 52, 58. Cocos-eilanden 366. Cochin-China 168, 326. Code Civil 83. Code de Commerce 83. Code Napoleon 83. Code Pénal 83. Code-telegraaf 189. Codex Fredericianus 36. Colbertisme 30. Collot d'Herbois 65. Columbia 343. Combes 330, 331, 333. Comité de salut public 63, 65, 66. Comité de süreté générale 63. Comité Ecclésiastique 47. Commune 56, 68, 196, 197, 198. Communisten (in Rusland) 271. Concentratie kampen 233. Conciergerie 64. Concilie (Vaticaansch) 167. Concordaat 83, 230, 231. Condé 37. Confederatie 13, 14. Conflict-tijd (in Duitschland) 173, 180. Congo 248. Congo-conferentie 348. Congregaties (in Frankrijk) 300, (... in Zwitserland) 307. Congegratio de Propaganda Fide 208. Conrad 168. Consalvi, 83, 93. Conscriptie 61. Conseil des Anciens 77. Constantinopel 133, 212, 215, 254, 287, 297, 398. Constantijn (broeder van Alexander I) 131, 123, 123. Constantijn'(van Griekenland) 364, 275, 298. Constitutie (van het jaar VIII) 80, (... van het Duitsche Keizerrijk) 188 (... van 1875 in Frankrijk) 199. 23 Constitution civile du Clergé 46, 50, 52, 55, 82. Continentaal-stelsel 87,89, 90, 92, 93» 94- „Contract Social" 22. Conventie 59, 69, 70, 73. Conventionnels 64, 65. Cook (James) 19. Corday (Charlotte) 65. Cordeliers 42. - Corridor 306. Corruptiestelsel (in Amerika) 240. Cortez (de) 116, 182. Cosmopolitisme 189, 191. Coup d'état (van 18 Fructidor) 74, (... van 18 Brumaire) 77, (... van 1851) 155. Couthon 63, 68. Crisis (in Duitschland) 276, (... in de Donaumonarchie) 278. Crispi 208, 209, 226. Cronjé 233. Crusoë 21. Cuba 114, 241, 242. CuUoden 9. Culte de la raison 65. Custine 58. Custozza 150, 165. Cyprus 213, 224. Czaar-Bevrijder 173. Czernin 286. Czernowitsch 273. D. Daendels 77, 96. Dagö 273. Dalberg 86. Dalmatië 86, 102, 297. Damascus 133, 285. Dames de la balie 39. Danton 42, 51, 57, 59, 62, 66, 67. Dantonisten 66. Dantzig 294, 301, 306. Dar boy 198. Dardanellen 133,135,158, 264, 287, 298. Dauphin (LodewijkXVIII) 70. Davoust 86. Dawes 304. Decabristen-oproer 121, 122. Déclaration of rights 16. Defoe (Daniël) 21. Dehli 190. De Launay 37. Delcassé 243, 244, 256. Delegatiën 182. Demagogenhetze 123. Democraten (in Engeland) 236, (in de V. S.) 240, (constitutioneele ... in Rusland) 239. Denemarken (verbond van gewapende neutraliteit met Rusland) 80, (... en de gevolgen v. h. verbond v. Tilsit en Erfurt) 90, (Conflict tusschen ... en den Duitschen bond) 171, (personeele Unie tusschen... en Sleeswijk Holstein) 171, (Duitsche Bond tegen ... 1863) 175, (... en de opheffing v. d. Sont-Tol) 189, (... en de regeering v. Christiaan IX) 248, (obstructie v. d. democraten in ...) 248, (radicale partij in ... verliest hare meerderheid), (... vormt met IJsland de Deensche monarchie 1912) 249, ( en het Angerierecht) 285. Deportaties 276. Desmoulins (Camille) 32, 35, 42, 66, 67. Despoten (Verlichte) 23. Dettingen 8. Dickens 128. Diderot 21. Diebitsch 120. Disraeli 128,217,218,220. Dissenterswet (in Noorwegen) 250. Dixmuiden 262, 281. Dobroedsja 213. Doema 239. Döllinger 202. Donau-delta 158. Donau (neutraal) 213. D on au-vor s te n dorr men 90, 133» 157» 158. Dorpat 283. Drei-Klassen-Wahlrecht 147, 277Dresden 8, 07. Dreyfus 229, 230. Drei-Kaiser-Verhaltnis 210. Driebond 257. Droste-Viscnering 129, 130. Drouet 49. Dualistische regeeringsvorm 182. Duchesne 45. Duitschland. (... en de kulturkampf) 202; (Pruisisch Gezantschap b. d. Paus afgeschaft; lager onderwijs in handen v. d. staat; Jezuïeten verbannen) 203; (Sociaaldemocraten i. d. Rijksdag) 204; (verplichte ziekteverzekering, ongevallenwet en invaliditeitswet) 206; (Socialistenwet) 205; (Verbonden met Rusland en Oostenrijk) 210; (... en het tweevoudig verbond van 1879) 213; (.. • en Itahë sedert 1902) 214; ( ... en het Helgolandtractaat) 224; (oorlogsverklaring aan Rusland 1914) 258; (... en België) 259; (ultimatum van Engeland) 259; (oorlog met Frankrijk, Engeland en Servië geopend) 260; (... en Italië) 265; (oorlog met Itahë) 266; (moeilijkheden met de V.S.) 267; (... en de vredesbemiddeling van het Vaticaan) 268; (duikboot-oorlog) 269; (wapenstilstand met Rusland) 273; (.. • en de Russ. Maart—revolutie) 274; (de Neuorientierung; Dreiklassenwahlrecht afgeschaft) . 2771; (Hertling Rijkskanselier) 278—384; (Het Bolchevisme) 278; (.. . en het Bombardement van Parijs 1918) 281; (... en de vrede van Boekarest) 282; (ultimatum aan Trotsky) 283; (... en de wapenstilstand van Turkije 1918) 287; (parlementaire regeeringsvorm ingevoerd) 288; (Willem II en de kroonprins doen afstand van de regeering; de spartacisten) 289; (wapenstilstand) 290; (Arsolraden) 292; (Duitsche vorsten doen afstand van den troon; constitutie van Weimar; Ebert Rijkspresident) 292; (vrede van Versailles) 294, 295; (economische ellende in ...; het Roergebied (303); (kleine entente gericht tegen ...; economische samenwerking met Rusland) 306; (mogelijke samenwerking van... met Rusland en Italië) 308; (veiligheidsverdrag met Frankrijk en België) 309; (arbitrageverdragen met Frankrijk, België, Polen en Tschecho-Slovakië) 309, (Keulsche zóne ontruimd 1926) 309, 310. Duitsche Bond (opgericht). 102, 116, 146; (Eenheidsbeweging in den ...) 152; (Rugdekkingsverdrag met Oostenrijk) 157; (Beweging tegen Nap. III in den ...) 162; (oorlog tusschen Oostenrijk en Pruisen om de hegemonie in den . ..) 165; (conflict tusschen Denemarken en den ...) 171, 172; (Reorganisatie van den ...; ... en de inlijving van Sleeswijk bij Denemarken) 175; (ontbonden) 178, 179, 181, 182. Duitsche Bond (Noord-) 183, 188. Duitsche Bond (Zuid-) 179. Duitsche keizerrijk 187, 188, 191, 302. Duitsche partij (Klein) 148 Dumouriez 53, 58, 60. Dünaburg 283, 284. Dunant 161, 247. Dunwich 126. Dupanloup (Mgr) 154. 163, 199.. Dupleix 12. Dtippeler schansen 75. Düsseldorf 86. E. Ebert 292. Ecuador 167, 209. Edict (klooster-) 24. Edison 189. Eduard VII 256, 259. Eenheidsmanifest 285. Ee re dienst van de rede 67. Égalité (Philippe) 35, 39, 59, 64, 107. Egypte (Expeditie naar • • •) 75»132,133; (Fransche invloed in ...) 134; (Vrede tusschen ... en Turkije) 135; (geproclaeerd tot Eng. Kolonie; invloed van Engeland in ...;... onder protectoraat v. Frankrijk en Engeland; oorlog tegen Engeland 1882) 224, 234. Eisner (Kurt) 289. Elba 98, 99. Elbe 295. Elisabeth (v. Rusland) 9, 10, 11. Elise (van Lucca) 86. El Risorgimento 116. Elzas-Lotharingen (Rijksland) 188; (aan Frankrijk teruggegeven) 294; (... en het veiligheidsverdrag) 309. Engeland (parlementarie monarchie) 126; (entente cordiale) 131—135; (verwijdering tusschen ... en Frankrijk; ... en China) 168; (... en Mexico) 169; (... en de Poolsche kwestie 1863) 174; (... en de oorlogsverklaring van Frankrijk aan Pruisen 1870) 185; (Koloniale politiek in ...) 190; (... en China), (zendt een Eskader naar Japan) 191; (steunt de Zuidelijke Staten van Amerika in den secessieoorlog) 194; (... en Rusland) 212—216; (... en Ierland) 216—219; (... en Egypte) 219— 224; (• • • en Afrika) 224—226; (wedloop van '. ... met Dmtschland '. om de macht ter zee) 299; (... en de Zuid- '. Afr. oorlog), (.. . en de Kath. missies in Trans- i vaal) 233; (werkstaking te Londen 1889), (... en Kardinaal Manning), (... en de expeditie van Marchant naar Obok), (verhouding tusschen ... en Frankrijk 1898) , 234; (... en de Koloniale Tol-Unie), (de Home-rule-bill v. Asquith), (... en de vetowet van 1911) 235; (algemeene dienstplicht ingevoerd) 236; (... bondgenoot van Japan); (pacht van China Weihai-wei) 237; (... en Gibraltar), (... en de verdeeling van N. Afrika) 243; ( en het. Congo-gebied) 248; (. . . en de Triple Alliantie) 255; (... zoekt 1901 toenadering tot Frankrijk en Rusland), (verbond met Japan) 256; (vormt met Frankrijk een Entente) 257; (... en de Servische kwestie) 258; (... en België 1914), (ultimatum aan Duitschland) 259; (oorlog 1914) 260—300; (... in oorlog met Turkije) 264; (... en de volkenbond) 300; (... tegen Frankrijk over de Roerbezetting) 304; (... ontruimt 1926 de Keulsche zóne) 309. Emancipation-bill 112,217. Embden (kruiser) 266. Emilia 162. Emigranten 52, 54, 56, 61, 70, 79, 82, 106. Empire autoritaire 170, 184. Empire libéral 170. Emser depêche 183, 184, 211. Encyclopedisten 21,45,47. Enfant du miracle 105. Engels 127, 147. Enragés 65. Enrölement volontaire 56. Entente Cordiale 131—135 Entente (de Kleine) 306, 308. Entente (de Triple ...) 252, 253, 253.. . Entente (Drei-Kaiser-Verhaltnis) 210. Epirus 213. Erfurt 89. Ernst August 123, 124, 179. Erythraea 226. Erzberger 277. Erzéroem 211, 267. Esthland (verklaart zich • onafhankelijk) 273, (oorlog v. Groot Rusland tegen ...) 283, (onder Duitsch protectoraat) 284, (... en het Bolsjewisme) 306. Eugénie (Keizerin) 160, 169. Eupen 294. Exaltado's 115. Eylau 88. F. Facisme 308. Falk 203, 204. Falkland eilanden 266. Falhères 232. Falloux 154, 163. Falmouth 269. Farnese (Elisabeth) 2. Fasjoda 234, 243. Favre (Jules) 170,186,187, 200. Federalisten 194. Fenians 219, 221 • Feodale rechten 30, 33,38. Ferdinand (van Boelgarije) 282. Ferdinand (van Roemenië) 265. Ferdinand (v. Saksen-Coburg-Gotha 214, 216, 252. Ferdinand I 102, 149. Ferdinand I (van Napels) 117. Ferdinand II 151. Ferdinand IV van Napels en Sicilië 28, 76, 86. Ferdinand VII (v. Spanje) 90, 113, 114, 115, 117, 131, 132. Ferrara 93, 162. Ferry 170, 200, 226, 228. Feuillants 49, 51, 57, 58. Fez 245. Filips V 2, 4. Filips (v. Farnese) 9. Filips v. Orleans 1. Financiën (in Frankrijk onder Lodewijk XVI) 30. Finland 89, (veroverd 1809, afgestaan aan Rusland) 90, (door Rusland behouden en ontvallen aan Zweden) 101, (Constitutie ingevoerd) 121, (autonomie aan ... door Rusland ontnomen) 239, (geproclameerd tot een Zelfst. Republiek) 273, (Revolutie in ...) 284. Fiume 286, 287. Fleurus 67, 70. Fleury 1, 4, 5. Florence 165. Florida 12, 18, 192. Foch 281. Fontainebleau 98. Formosa 236. Fort St. Juliaan 28. Fortschrittspartei 172,173, 174, 180. Fouché 67, 77, 80, 86. Fouquier-Tinville 63. Fourier 137. Fournées 67. Francisco (San) 191, 192, 240. Franciscus van Sales 159. Frankfurt 81, 102, 147, 187, 196. Frankfurter Putsch 123. Franklin 17, 192. Frankrijk (e. d. Oostersche Kwestie) 132, (... en Engeland werken elkaar tegen) 135, (Regeeringspartij in ... onder Louis Phihppe) 136, (Revolutionnaire actie in ...) 140—146 vlgg., (Vrijheid v. h. bijzonder onderwijs hersteld) 154, (expeditie naar Rome, Constitutie veranderd 1851) 155, (.. . met Engeland tegen Rusland i. d. Krimoorlog) 156, (... krijgt Savoye en Nizza) 160, (.. . verklaart Oostenrijk den oorlog 1859) 161, (vestigt zijn gezag in Achter-Indië en China) 168, (dwingt Juarez tot schadevergoeding) 169, (ramp van 1870, oppositie in ... tegen de regeering van Napoleon III, nieuwe verdragen met Engeland en Prui¬ sen onder Napoleon III) 170, (Constitutioneele, parlementaire monarchie ingevoerd) 171, (... en de Poolsche Kwestie) 174, (... en dé vrede van Praag) 179, (diplomatieke nederlaag van 1866) 180, (wetsontwerp tot invoering van den Algemeenen dienstplicht ingediend) 181, (door Pruisen tot den oorlog uitgedaagd) 183, (val van het tweede Keizerrijk, Repubhek uitgeroepen 1870) 186, (ministeriëele verantwoordelijkheid; onderwijsdecreten 1879) 200, (schoolstrijd in... 1879) 208, (... en het DreiKaiser verhaltnis) 211, (... en het tweevoudig verbond van 1879) 213, (... en de Triple Alliantie) 214, (... en het Suez-Kanaal) 224, (Soevereiniteit van ... over Tonkin en Annam door China erkend, 'verdrag met Engeland over de grens van Nigeria) 226, (Sociaal democratische Repubhek, „Het Bloc", de Kerkvervolging) 230, 232, (scheiding van Kerk en Staat, gezantschap bij den Paus opgeheven) 231, Diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan hersteld) 192, (Associations Cultuelles opgericht) 232, (.... krijgt de vrije hand in Marokko en de Westel. helft van de Sahara) 234—245, (de Eng. regeering zoekt toenadering tot... en Rusland) 256, (Entente met Engeland) 257, (oorlogsverklaring van Duitschland aan ... 1914) 258, (... en België 1914) 259, (.. • in oorlog met Turkije) 264, (... en de vredesbemiddeling van den H. Stoel) 268, (drie ministeriëele crisissen in 1917) 274, (Fransche troepen bi zetten Corinthe) 27' (Vrede te Versailles) 2g en vlg.; (lid van d commissie tot ontwer der grondwet van de: volkenbond) 300; (.. en de verdeehng vai Opper-Silezië) 303; (.. en de bezetting van he Roer-gebied) 303, 304 (... toezicht over di Duitsche Staatsfinan ciën) 305; (... en he verbond met Tschecho Slovakië 1924), (... ei Polen), (... en de KIein< Entente), (... en he Russ. verdrag van Rapallo) 306; (oorlog ir het Riff-gebied) 308: (veihgheidsverdrag van ... en België mei Duitschland) 309; (... tegen de toetreding van de D. Repubhek tot den Volkenbond), (... en het congres van Locarno) 310. Fransch-Russische-AUian- tie 214. Frans I (Keizer) 80, 86, 92, 93, 98, 102. Frans Ferdinand 257. Frans Josef I (Keizer) 149; (... en Nicolaas I) 156; (sluit met Nap. III de preliminairen vanVillafranca), (Ultimatum van ... aan Sardinië 1859) 161; (... en de vrede v. Zürich) 162; (... en de hervorming v. d. Duitschen Bond) 175; (geeft zijn Rijk een grondwet), (te Ofen tot Keizer gekroond 1867), (voert den dualistschen regeeringsvorm in 1867) 182, 207; (... en de nieuwe Slavische kwestie) 251; (... en de nationaliteiten)252. Frans Stephanus 6, 8. Frans II 54, 7I, 85, 86. Frederik Augustus III 5, 10. Frederik II6—13, 23—26, 29, 87. Frederikshaven 90. Frederik van Sonderburg- Augustenburg 172. -1 Frederik Willem I 10. ;. Frederik Willem II50,s< 4 Frederik Willem III 8; e 93» 96» 98, 99, i2< ? 130. 1 Frederik Willem IV 17] . Frederik VII 171, 175. 1 Free-trade 128. • Freüigrath 147. t Fréron 67. ; Friedland 88. ï Friedrichsruh 206. - Frossard 185. t Frucudor 75« - Frucudorisés 82. 1 Fuero's 132. ■ Fulton 110. I Fünen 175. ' Sussen 8. g. Gaëta 163, 164. Gagern (v.) 98. Gamcanisme 28, 45. Galhcië 15, 102, 273, 278, 297- Galhpoh 156, 264, 298. Gambetta 170, 187, 199, 200, 208. Gapon 239. | Garcia Moreno 167, 209, 210. Garde nationale 61, 107. Garde (roode) in Rusland 283, (... in Finland) 284. Garde (witte) 284. Garibaldi 151, 161; (oorlog v. Pius IX tegen ...) (... en Nizza), (... en Cavour) 163; (Maszinist) 164; (... heropent den strijd tegen Pius IX) 165; (... in ballingschap naar Caprera), (ontsnapt van Caprera) 166, 108. Gastein 177, 178. Genève 247. 301. Genua 85. George (v. Griekenland) 211. George I (v. Engeland) 15. George II, 8, 10, 11, 15. George III 11, 15, 16, 18, 81, 82, in. George IV 125. George V (v. Hannover) 179. Germain (St.) 296, 297. Gervinus 124. |.. Gibraltar 17, 18. Gilden 31. 1, Girondijnen 51, 63,66,69. Gladstone 217 vlg. . Gladstone 217; (ministerie ...) 218; (... en Ierland); (Landact van ...) 219; (tweede ministerie ...), (Land-act ontwerp van ...) 220; (... ontbindt 1881 de Landleague),(derde ministerie ... 1886); (... en de derde Reform-bill), (... en Transvaal) 221; (... en de Iersche kwestie), (treedt af) 222; (vierde ministerie ...), (.... dient opnieuw het Home-Rule ontwerp in), (sterft) 223. Gordon 224. Gorlice-Tarnow 263. Görres (von) 109,129,130. Gortschakoff 174,210,213 Görz 266, 274. Gotthard-spoorweg (St.) 247. Götbnger Sieben 123. Grande peur 37. Grant 194, 195, 240. Gravelotte 185. 's Gravenhage 70. Gregorius XVI 123, 130, 138. Grenobie 99. Grevy 200, 201. Grey 125, 258, 259. Griekenland (ultimatum der geallieerden aan...), (.... en de geassocieerde mogendheden) 275; (krijgt een gedeelte van Thracië), (Smyrna aan ... toegewezen 1920) 297; (Nederlaag van ... in Klein Azië en Thracië 1922), (Revolutie in ... 1922), (Koning Constantijn voor de tweede maal onttroond), (ziet af van Klein Azië) 298; (... en de volkenbond) 300. Grimm 109, 124. „Groote Trek" 225. Gross-beeren 97. Grouchy 100. Guerre d'extermination 100. Guizot 106, 131, 134, 135, 136, 140, 141, 142, 143, 154, 163. Gustaaf III (v. Zweden) 23» 24. H. Haakon VII 249. Habeas Corpus Act 111. Ham 142. Hambacher feest 123. Hamburg 81, 94, 289. Hamel (van ...) 306. Hannover (de Franschen in ...) 84, 87, 88; (Koninkrijk) 102; (Constitutie in ...) 123; (zendt een leger uit tegen de Denen) 171; (... aan Pruisen 1866) 179. Hardenberg 93, 98. Haussmann 170. Haynau 149. Hébert 45, 65, 66, 73. Heilige Roomsche Rijk 86, 102. Heine 123, 147. Helena St. 82, 101. Helgoland 101. Helgoland-tractaat 224, 228. Helsingfors 273, 284. Helvetische Republiek 71. Hertling 278. Herzegowina 211, 297. Hessen 88, 123. Hetairia 119. Heylen (Mgr) 276. Hiëroglyphen 75. Hindenburg 263, 269, 270, 292. Hoche 65, 69. Hoeden- en mutsenoorlog 7. Hof er (Andreas) 92, 93. Hoffmann 292. Hohenlinden 80. Hohenlohe 228. Hohenzollern (Karei van) 158. Hohenzollern (Leopold van) 182. Holstein 102, 171, 177. Home Rule 220, 222, 223, 235. „Honderd dagen 1815 99. Hongarije (... en de Bohemers) 251; (... gaat voor het Habsburgsche Huis verloren) 286; (Hongaarsche repubhek geproclameerd), (roode leger in ...) 288, 290; (Raden-regeering), (Christ. sociale regeering) 293; (verdrag van Trianon) 297; (Karei wil het Koninkrijk herstellen) 305; (Kleine Entente gericht tegen ...) 306. Household suffrage 221. [lubertsburg 11. Hudsons-baai 190. Humbert I (van Italië) 167, 226. Hume 20. Hyde Park-meeting 218. I. Ibrahim Pacha 119, 120, 133/ 135Iersche Kwestie 81, 218, 220, 221, 222, 223. [Uyrië 92, 102. Immigratie (Europeesche) 192, 194. Imperialisten (in de V. S.) 240. Incroyables 69. Indemniteitswet 180. [nkerman 157. [nn-Viertel 26. Internationale (de) 272. Internationale geschillen 301. Internationale Leening (van Duitschland) 304, 3°5- . Interventie 114, 115, 116, 120. Invalides (Hotel des) te Parijs 101. Invaliditeitswet (in Duitschl.) 206. Ionische eilanden 101. Ipsilanti 119. Irredentisten 265. Isabella 132, 135, 182. Ismaël-Pacha 169, 224. henzo-linie 265, 266, 274, 284. Istrië 86, 297. Itahë (nationale eenheid), 162, (... een Koninkrijk 1861) 164, (... en de oorlog van 1866) 165, (Kerkvervolging in ...) 208, (treedt toe tot de Triple Alliantie), (... en Duitschland sedert 1902), (.. .en Tunis) 214, (.. .en den Koloniale politiek), (. . .verklaart Menelik II onafhankelijk) 226, (.. .en de verdeehng van Noord Afrika) 242, (... verkrijgt de vrije hand in Tripolis 1902) 243, (... en de St. Gotthard-tunnel) 247, (... eischt den afstand van Tripolis) 253, (... onderhandelt met Duitschland en Oostenrijk) 265, (... treedt toe tot de Entente) 265, (... verovert Görz) 266, (... moet Görz, Udine en Tagliamento opgeven) 274, (... behoudt Valona) 275, (... en de 14 punten van Wilson) 279, (oorlog met Oostenrijk gestaakt) 284, (... krijgt Zuid-Tirol, Istrië en Triëst. de Dalmatische eilanden) 297, (vertegenwoordigd in den Uitvoerenden Raad) 299, (... en het Facisme) 308. Italiaansche Confederatie (Noord) 160. Italiaansch Parlement (eerste) 164. J. Jacobinisme 103. Jacobijnen 42, 53, 61, 63, 73- . , 1 Jacobijnen-club 69. Jacobijnsch oproer (te Rome) 76. Jacquerie 60. Jahn 108, 109. Jameson 225, 233. Janina 119, 254. Jansenisme 28. Japan (verkrijgt Formosa) 236, (... en Mantsjoerije), (... moet PortArthur aan China teruggeven 1895), (.. • vindt in Engeland een bondgenoot tegen Rusland) 237, (.. • en de wereldoorlog vanigi4), (... krijgt Sachelin), (... behoudt zijn overwicht in Korea (... pacht Port-Arthti van China) 238, (.. sluit een verbond me Engeland 1905), (.. bondgenoot van Enge land gedurende den we reldoorlog) 256, (eisch Kiao-Tsjau op van he D. Rijk) 266, (.ii .den Volkenbond) 30c Jaurès 231, Jean (St.) d'Acre 76, 133 Jefferson Da vis 194. Jekaterinenburg 284. Jellachich 149. Jemappes 58. Jena 87. Jerusalem 275. Jeunesse dorée 69. Jezuieten 28,29,102,154. Jingoïsme 233. Joego-Slaven 286. Joffre 261. Johannesburg 233. Johan VI 115, 116. Jordan 73, 74. Josephinèum 25. Josef (koning v. Napels] 86,90. (koning v. Spanje) 91, 92. Josef I Emanuel (v. Portugal) 27. Josef II (v. Oostenrijk) 23, 24, 25, 26, 50. Joubert 225, 233. Jourdan 65, 67, 70 77. Journal des Débats 106. Jours sansculottides 65. Joyeuse Entree 25. Jozefisme 24. Juarez 169. Juli-ordonnantiën 107. Juli revolutie 107, 108. Juni-oproer 153. Junot 90, 92. Junta (v. Se villa) 92. Just (St.) 63, 68. Jutland 171, 175. K. Kaapland 101. Kaapstad — Kaïro (Spoorweg) 234. Kaapvaart 158. Kaap Verdische eilanden 269. Kadetten 239, 271. Kaïro 75, 275. Kalifaat 208. Kamperduin 75. I, Kanaal 295. r Kansas-Nebras ka-bül 193 . Kardinalen (Zwarte) 93. t Karei Albert (v. Sardinië 149, 150. - Karei Eduard (Zoon v Jacobus III) 8, 9. t Karei Felix 118. t Karei Lodewijk Bonaparte 1 139. . Karei Theodoor (van de Paltz) 26. . Karei I (Keizer) en de crisis in de Donau-monarchie 278, (eenheidsmanifest van ...) 285 (... en het dreigement van den Duitschen bondgenoot) 286, (doet afstand van den troon) 287 (verraden door Karolyi) 293, (tracht het Koninkrijk Hongarije te herstellen), (sterft) 305. Karei I (van Portugal) 246. Karei I (v. Roemenië) 211, 213. Karei II (v. Spanje) 23, 28, 29. Karei IV (v. Spanje) 90, . "3« Karei V (v. Spanje) 183. , Karei VII (keizer) 7, 8. Karei X (v. Frankrijk) 105, 106, 107, 108, 120. Karei XII (v. Zweden) 24. Karei I (van Habsburg) 278—305. Karinthië 92, 297. Karlsbader besluiten 109. Karolinen 266. Karolyi 286, 288, 293. Karpaten 263. Kars 157, 211, 213. Kartetsen-prins 148. Karthoem 224. Kartoffelkrieg 26. Katharina II 11, 12, 13, 14, 17, 23, 29, 50. Katholicisme (Herleving in Duitschland) 139, 130, (in Frankrijk) 138, (in Engeland) 217. Katholieke Kerk (in Frankrijk) 104, 200, (in Duitschland) 202, (in Oostenrijk) 207, (in Zwitserland) 207, (in Hongarije) 293. Katholieken (in Engeland 1829) JI2. Katzbach 97. . Kaukasusgebied 267. Kaunitz 10, 13. I Keilerman 58. Kentucky 194. . Kerensky 271, 272, 273. Kerkelijke reorganisatie (in Frankrijk begin 19e eeuw) 83. Kerkelijke Staat 28,71,76, 93, 102, 149, 151, 160, 102, 166. Kerk en revolutie 45, 107. Kerk en Staat (in Frankrijk) 231. Kerk (NauonaleDuitsche) asKerkvervolging (in Frankrijk) 47, 48, 79, (in Polen) 174, (in Rusland) 283, 307, (in Itahë) 208, (in Brazilië) 209, (in Tsecho-Slowakië) 306, 307. Kesselsdorf 8. Ketteler 202, 203, 235. Keur-Hessen 179. Khédive 224. Kiautschau 237, 266. Kiel 177, 229, 289. Kielerbocht 266. Kiesrecht (in Frankrijk) 57, (in België) 247, (in Engeland) 125. Kiesstelsel (Engelsche)i25. Kiew 273, 283. Kimberfey 225. Kirk-Kilisse 254. Ki tchener 224,233, 234. Kloosterorden (in Ecuador 209, (in Brazilië) 209, (in Frankrijk) 47, 200, (in Itahë) 208. Klopstock 26. Koerland 263. Koet-el-Amara 267, 275. Koetsjoek-Kalnardschi 13. Koloniën (Duitsche) 295, 301. Kolping 202, 235. Koninggratz 178, 179. Koningsbergen 88. Kopenhagen 189. Korea 215, 236, 237, 238. Körner 96. Kosciusko 14, 17. Kossuth 149, 251; Kotzebue 109, 117. Krain 92, 297. Krakau 5. Kremlin 95. Kroatië 92, 286. 297. Kruger 225. Kulturkampf 201, 202, 204, 206, 207, 208, 209. Kunersdorf 11. Kuropatkin 238. Kwestie (Italiaansche) 161, 162, 164, (Luxemburgsche) 181, (Poolsche) 174, (Romeinsche) 167, (Sleeswijk-Holsteinsche) 175, 177- L. Labour-partij 235. Lacordaire 108, 138. Laeffelt 9. La Fayette 17, 37, 39, 42, 49» 54, 107. Laffite 108. Laibach 117, 119, 286. Lamartine 142, 144. La Mennais 108, 138,142. Lamoricière de 163. Land-act 219, 220. Landdag (Tschechische) 286. Land-league 221. Landsstenden (in Duitsche Staten) 108. Langensalza 178. Lanterne (La) 170. La Rochejacquehn 61. Lassalle 147. Lauenburg 177. Lausanne 253, 298. Lavalette 28. Lavigerie 248. Law 2. Leboeuf 184. Lebrun 80, 86. Ledochowski 203. Lee 194, 195. Leeken-apostolaat (tijdens Directoire) 73. Leger (roode) 307. Legimiteitsbeginsel 103. Légion d'honneur 84. Législative 44, 50, 51, 52, 54, .56, 57. Leipzig 97, 109. Leithanië (Cis-) 182. Leithanië (Trans-) 182. Lemberg 263, 273. Lenin 271, 272, 273, 282, 283, 307, 308. Lens 281. Leo XII 117. Leo XIII 167; (tegenover de Fransche repu¬ bhek) 201; (diplomatie van ...) 204; (... en de Kulturkampf in Zwitserland) 207; (... en de Schoolwetgeving in Oostenrijk) 208; (... en Crispi) 209; (uitspraak van ... tusschen Spanje en het Duitsche Rijk) 229); (... en de sociaaldemocratische Fransche repubhek), (erkent rechtens het Fransche protectoraat over de Christenen in het Oosten) 230; (... en het arbeidersvraagstuk) 235. Leopold (Prins) 183. Leopold (van Saksen-Coburg) 131. Leopold II (v. Duitschland) 25, 50, 53. Leopold II (van België) 247, 248. Lesseps (de) 168,201,248. Lessing 26. Leszinski 5. Letland 306. Lettow-Vorbeck 266. Lettres de cachet 30, 52. Lettres provinciales 28. Leuchtenberg (Hertog van) 131. Leuthen 11. Leuven 75, 261. Levée.en masse 66, 77. Libau 263. Liberalen (in Frankrijk) 170, (in Pruisen) 172, (in Duitschland) 180. Liberalen (Nationaal) in Duitschland 201—205. Liberum veto 13, 14. Liebknecht 148, 204. Lüle 262, 281. Limfjord 175. Lincoln, 194, 195. Lissabon 27, 90, 92. Lithauen 301, 306. Livingstone 248. Lizza 166. Lloyd George 236, 274, 281, 292, 294. Locarno 308, 309, 310. Locke 20. Lock-outs 127, 219. Lodewijk Napoleon 86, 88, 94, 139, 142, 151, 153, 154, 155. Lodewijk I (v. Portugal) 246. Lodewijk I (v. Beieren) 121. Lodewijk III (van Beieren) 289. Lodewijk XV 23, 28. Lodewijk XVI 31—45, 48—61, 64. Lodewijk XVIII 98, 99, 102, 104, 105, 137. Loele—Boergas 254. Loge (Groote ... van Londen) 29. Loi des suspects 64, (.. du maximum) 64, (.. de la grande Terreur) 67, (.. du milliard 106. Lombardije 71, 102, 118, 134, 161. Londen (Verdrag te 1840) I20> 134, (Verdrag van ... 1871) 158, 171, (Conferentie 1867) 181, (Conventie van 1884) 225, (Vrede van 1913) 254, (2e Congres v. d. Russ. Soc. democr. arb. partij) 272, (Conventie van 1924) 304. Long-Wood 101. Longwy 57, 261. Loopgraven-oorlog 262. Loubet 230, 231. Louise (v. Pruisen) 87. Louisiana 192. Louis Phihppe 106, 107, (ontslag aan Thiers 1840) I34> (.... en de Revolutie van 1848) 136, (Koning der Franschen) 13Ö, 137, (aanslag v. Fieschi op ....) 138, (Persoonlijk bewind van ...) 139, (in conflict met Thiers) 139, 142, 143. Lübeck 81, 94, 289. Lucca 86. Lucknow 190. Ludendorff 263, 269, 277, 281. Lueger 251. Luik 260. Lunéville 81. Lupinen 26. Lusitania 267. Lützen 96, 97. Luxemburg 25, 181, (bezet door de Duitschers 1914) 259. Lijfeigenschap 25. Lijfland 284. Lyon 58. M. Maastricht 9. Macdonald 97. Macedonië 212, 216, 25 w 253, 254- Mackensen 263, 275, 28 Mac Kinley 241, 242. Mac Mahon 157,161,18' 198, 199, 200. Madagascar 226. Madeira. 305. Madrid 4. Magenta 161. Mahdi 224. Mahdisten 234. Mahmoed II 118, n< 120, 121, 132, 133, ijj Mainz 58, 70. Malakoff-toren 157. Malesherbes 59. Mallinkrodt (von) 202. Malmaison 03. Malmedy 294. Malmö 171. Malou 247. Malta 76, 84, 101. Manchesterschool 128, 190. Manning 218, 234. Mantsjoerije 237, 338. Mantua 71, 150. Manuel II (v. Portugal' 246. JJa'at 45{ 1h 57, 59, 65. Marchand 234. Marengo 80, 83. Maria Chris aha 132, 245. Maria da Gloria 116, 124, 132. Maria Louise 93, 98. Marianen 266. Maria Theresia 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11. Marie Antoinette 31, 38, 39, 50, 64. Marie Thérèse 70. Marken (de) 163. Marne 98, 261. 262, 263, 381. Marokko 234, 343, 343, 244, 256, 295, 308. Marsan (parti du pavülon.) 105. Marseillaise 56. Marseille 63, 76. Mars-la-Tour 185. Martignac 106. Martinique 28. Marx 127, 144, 147, 304. Marz-minister 146. I Masaryk 306. Masoerische meren 363. Masséna 77, 86. Matabéle-land 335. 1, Maubeuge 361, 390. Maurits v. Saksen 8, 9. 2. Maximalisten 371. Maximiliaan Josef 8. >, Maximiliaan I (keizer v Mexico) 169, 170. Maximiliaan III 36. Max van Baden 385, 388, 392. Mazzini 149, 151, 161. Mediatisatie 81. Mehemet Ali 119, 133— I» 135- .. Meiwetten 303. Mencheviki 371. Mend or End 333. Ménehould (St.) 49. Menelik II 336. Menschikof 156, 157. Mentana 166. Mercier 363, 376. Mermihod 307. Merrimac 194. Merw 215. Mesopotamië 287. Messina 151,163. Metternich 96, 97, 98, 103, 109, 110, 117, 118, 121, 123, !3°, 135, 136, 148, 150. Metz 8, 185, 187. Mexico 113, 114; (Binnenlandsche toestanden in 1861); (gesteund door de V.S.), (Vazalstaat van Frankrijk) 169,170; (repubhek) 192; (oorlogsverklaring aan de V.S.) !93, 194. Mexicaansch avontuur 169. Michaëlis 378. Mignet 106. Miguel (Don) 116, 133, 124, 132. Milaan 7. Milan 213. Minkeleers 110. Minimalisten 271. Ministère impossible 106. Minorca 18. Minsk 283. Mirabeau 34, 37, 42, 46— 49-. Mississippi, 193, 194, 195. Missisippi-Compagnie 2. Missolonghi 130. I Missouri-compromis 193. Mitraillades 65. Modena 71, 103, 163. Moderado's 115. Moekden 237, 338. Moestafa Kemal 398. Mohammed V 35a. Moldavië 158. Moltke (von) 178, 185. J85, 361. Molukken 18. Monarchisten (in Frankrijk) 199, 200, 201. Moniteur (Le) 99, 100. Monitor 194. Monroe-leer 114,169,193, 241, 253. Montagnards 58, 59, 68. Montalembert 108, 138, 151, 154, 199- Montenegro 311,313,397. Montesquieu 23, 42, 44. Montmartre 98, 198. Montpensier 135. Montijo (Eugenie de) 155. Morea 119, 120, 131. [ Moreau 80. Moresnet 394. Morse 189. Moskou 95. Mouvement (parti du ...) 136. Mun (Albert de ...) 300, 301, 230. München 289, 393. Murat 86, 91, 95, 96. Muscadins 69. Mussolini 308. N. Namen 361. Nantes 66. Napels 60, 76, 116, 117, 163. Napoleon I, 53, 82; (Consul a vie) 84; (Koning v. Itahë) 85,86, 87,88,89; (... in Spanje) 92, 93; (oorlogsverklaring aan Rusland 1812) 95; (strijd tusschen ... en Europa) 96; (... en het congres te Praag) 97; (doet afstand van den troon), (naar Elba verbannen), (val van ...) 98; (landt in Frankrijk te Cannes 1815); (te Parijs 1815) 99; (biedt 1815 den vrede aan), (Waterloo) ioo; (doet afstand van den troon 1815) 101, IIO, 118, lig, 121, 154, 162. Napoleon III (Keizer) 155; (... en Sardinië), (... en de Krim-oorlog) 158; (... lid v. d. Carbonari), (samenkomst te Plombières), (... en de Italiaansche Eenheidspartij) 160; (... sluit met Frans Josef de preliminairen v. Villa franca), (halfslachtige politiek van ...), (• • • en Oostenrijk) 161; (macht van ... begint te dalen 1860), ( en de Itahaansche veldtocht) 162; (... en de Kerkelijke Staat) 162,163; (... laat Pius IX in den steek), (... en Cavour) 163; (... en de Itahaansche kwestie) 164; (overeenkomst tusschen Victor Emanuel en ...), (• • • en de September-Conventie 1864) 165; (... stelt aan Italië een bondgenootschap voor tegen Pruisen), (... en Victor Emanuel) 166; (overzeesche ondernemingen tijdens ...) 168; (binnenlandsch bestuur van ...) 170; (... en de vrede van Praag), (... en Bismarck) 179, 181, 183,184; (nederlaag van ...) 185, 186, 198. Nar va 283. Nassau 179. Natal 233, 234. Nationaal Duitsche raad 286. Nationale werkplaatsen 137, 144. National League 220. Naundorff 70. Navarino 120, 133. Navigatie (Acte van) 189. Necker 31, 33, 34, 35, 37- Nederland (Etat secondaire v. Frankrijk) 70. Nederlanden (Zuidelijke) 54, 58, 60, 67, 70, 71. Neerwinden 60. Nelson 75, 86. Nemours (Hertog van) 131, 144. Nesselrode 98. Neuiily 297. Neuorientierung (in Duitschland) 277, 285, (in Oostenrijk) 278. Neutraliteit (Verbond van gewapende) 80, 159. New-Foundland n. Newman 217. New-Orleans 194. New York 11. Ney 86,95,97,99,100. Ney (Edgar) 151. Nicolaas I (czaar) 120,121, 122, 123, 124, 133, 135, .149, 155. 156, 157Nicolaas II 216, 239, 271, 284. Niel 181. Nieuwpoort 261. Nightingale (Miss) 157. Nihilisme 198. Nizza 71, 102, 160, 161, 163. Njemen 88, 295. Nogi 238. Noord-Oostzee-Kanaal 177, 229. Noorwegen 249, 250, 285. Noot (van der) 25. Normandië 61. Novara 150. Nuit des Sacrifices 38. O. Obok 234. O'Brien 128, 151, 152. O'Connell 112, 218, 220. O'Connor 128, 151, 152. Oder 295. Odessa 283. Oesel 273. Ofen 182. Ohio 11. Oldenburg 94. Oléron 74. Olhvier 170, 171. Olmütz 149. Omdoerman 234. Onfeilbaarheid (Pauselijke) 167. Ontwapening (algemeene) 299- Oorlog (Vierde Engelsche) 18. Oostenrijk 148, (in 1848), (constitueerende Rijksdag) 149, (... en de Krim-oorlog) 157, (.. en de Itahaansche oorlog 1859) 161, (... en Pruisen 1866) 165 (... en de Poolsche kwestie) 174, (... en de inlijving van Sleeswijk bij Denemarken) 175, (... en Sleeswijk-Holstein) 177, (... staat Venetië af aan Nap. III) 179, (verbreekt het concordaat, 1870) 207, (... en de buitenlandsche politiek voor en na 1870) 207, (... en het Drei-Kaiser-verhaltnis) 210, (... en de taalstrijd 1897) 25i,(jpropaganda voor het protestantisme in ...) 251, (... en Boelgarije) 252, (... en Servië, occupatie van Bosnië en Herzegowina) 252, (... en de misdaad van Serajêwo) 257, (diplomatieke betrekkingen met Servië verbroken 1914) 258, (... in den wereldoorlog) 263 en vlg., (... oorlogsverklaring van Roemenië en Itahë) 265, (irredentisten tegen ...) 265, (... en de Russ. Maart-revolutie) 274,(terugslag van de omwenteling in Rusland doet zich gevoelen in ...) 277, (strijd tusschen de nationaliteiten ontbrandt opnieuw), (Neuorientiering in ...) 278, (... en de vrede van Boekarest) 382, (oorlog met Itahë gestaakt) 284, (samenwerking met Boelgarije verbroken) 285, (manifest van Keizer Karei 16 Oct 1918) 286, (wapenstilstand en Klas- • senstrijd; Karei doet afstand van den troon), (Duitsch-Oostenrijksche Repubhek afgekondigd) 287, (... en de vrede van St. Germain) 296; (... een bondstaat; Mgr.Seipel) 305. Oostenrijksche Nederlanden 25. Oost-Indische Compagni 4, 5- Oost-Indische Compagni (Engelsche) 16, 190. Oporto 115. Opstand (Poolsche) 177, Orangemen 81. Oranje-Vrijstaat 325, 333 234. Orban (Frère) 209, 247 Orkney-eilanden 266. Orleans (Hertog van ...] 35- Orpheline du Temple 70. Orsini 160. Oscar I 249. Oscar II 249. Osman Pacha 211. Ostrolenka 124. Otrante (Duc d'...) 86. Otto (van Beieren) 121. Otto I 311. Oudinot 97. Oud-Katholieken 303. Ouessant 17. Owen (Richard) 138. Oxford (beweging ...) 317. P. Paardeberg 333. Paaschboodschap (van Willem II 1917) 277. Pacca 25. Padfic-spoorweg 195. Palafox 92. Palermo 163. Pahkao 168. Palmerston 125, 131, 134, _ 135, 139, 190. Paltz (Karei Theodoor van de) 36. Paltz-Zweibruck 36. Pamir 335. Panama 114, 301, 343. Pan-islamisme 352. „Pant her-sprong 245. Paraguay 27. Parlementaire dictatuur (in Italië) 308, (... in Spanje) 308. Parlementaire Regeeringsvorm (in Engeland) 15. Parma 4, 28, 102, 162. Parnell 220, 221, 222. Parthenopeesche Repubhek 76. Parijs 107, 155, 187, 281. t l Parijs (graaf v....) 154 199. 5 Parijs (Parlement v.) 128. Parijs (vrede) 12, 18, 98, 100, 102, 158, 160, 242. Pascal (Blaise) 28. Paskéwitsch 149. 1 Patrimonium Petri 163, 164, 165, 166. , Patriotten 70. Paul I (v. Rusland) 76. 80. Paus (soevereine rechten van den ... opgeheven verklaard 1831) 123, (de ... en de Eenheid v. Itahë) 159, (plan voor den oorlog tegen Oostenrijk en den ... ontworpen te Plombières), (... Eerevoorzitter v.d. Itahaansche Confederatie) 160, (... Eerevoorzitter v. d. Statenbond der Itahaansche landen) 161, (de ... en I de Volkenbond) 300. Pauselijke breve (1 Aug. 1917) 268. Pedro I 116, 124, 132. Peel 113, 126. Peking 168. Pelissier 157. Penny-post 129. Périer (Casimir) 106, 108, 136. Permanent Arbeidersbureau 300. Permanente Hof van Internationale Justitie 309* Permanent Internationaal Gerechtshof 299. Péronne 281. Peter I(vanServiè')252,282. Peter III (v. Rusl.) 11. Peterloo in. Petion 55. Petroleuses 98. Phalanstères 137. Philadelphia 16, 17. Philhellenen 120. Phihppijnen 242. Philomuzen 119. Phoenixpark 221. Physiocratisme 30, 31. Pichegru 70. He (Mgr) 163. Pieterspenning 163. Pillnitz 50, 53, 54. Pitt (Wüliam) 11, 60 76, : 81, 82, 84, 85. Pius VI 48, 76. I Pius VII82,83,84,93,102, 116. Pius IX (vlucht naar Gaëta) 151, (Cavouren Garibaldi ontnemen... zijn staten) 163—167, (.. .wordt het vaticaan gelaten als souverein gebied), (... weigert de waarborgenwet), (... sterft 1878) 167, (weigert een veroordeeling uit te spreken over het Centrum) 303, (... tegenover de Meiwetten in Duitschland) 203, (stoffelijk overschot van ... overgebracht) 208. Pius X 232, 261. Pius XI 303, 304. Place de la Concorde 60. Placet (Recht van) 24. Plaine (La) 59. Plassey 12. Plevna 211. Plombières 160, 161. Plug-plot 128. Poincaré 333, 303, 304. Polen (eerste verdeeling) *3> (tweede verdeeling) 14, (derde verdeeling) 15, (vierde verdeeling) 95»99,101, (Constitutie) i3i, (opstand in ... 1830 en 1831) 122, 124, (bij Ostrolenka verslagen), (Provincie v. Rusland) 124, (Russifiseering van ...), (Revolutie in ... 1863) (herstel der personeele Unie in ...), (Kerkvervolging in ...) 174, (... vergroot met OpperSilezië, Posen, Westen Oost-Pruisen) 394, (Galhcië toegewezen aan ...) 297, (... en de volksstemming in Opper-Silezië) 302, (verbonden door den corridor met de Oost-Zee) 306, (arbitrageverdrag van Duitschland met ...), (verdrag van Frankrijk met ) 309, (... en het congres van Locarno) 310. Polignac 106. Pombal 23, 27. Pompadour (de) 28. Poniatowski 13. Porta Pia 167. Port-Arthur 215, 236, 237, 238, 249. Portsmouth 238. Portugal 117,123,124,246. Posen 294. Potemkin 14. Praag (Vredesconferentie te.. .)q6, (Vrede van...) (Vrede van 1866) 178, 179, 188. Pragmatieke leger 8. Pragmatieke Sanctie 4, 5, 131, 132. Pressburg 86. Pretoria 233. Pretorius 225. Prêtres (refractaires) 52, (constitutionnels) 60. Prim 182. Primo de Rivera 308. Protectionisme 31. Protocol (Londener) 175. Proudhon 137, 197. Provence 39, 52, 70. Pruisen (Vereenigde Landdag in ...) 146, gematigde liberale constitutie geoctroyeerd, 147, (rugdekkingsverdrag met Oostenrijk 1854), (... en de Krimoorlog) 157, (oorlog tusschen Oostenrijken ... 1866) 165, (Nieuwe handelsverdragen met Frankrijk onder Nap. III) 170, (Rivaliteit tusschen Oostenrijk en ...) 172, (Kleinere Staten van ... en de Donau-monarchie), (... en de inlijving v. Sleeswijk bij Denemarken) 175, (hegenomie van ... over de Duitsche landen) ï77, (••• krijgt SleeswijkHolstein, Hannover, Nassau, Keur-Hessen en Frankfurt 1866), (Noord • Duitsche bond onder hegenomie van ...) 179. Pruth 101. Przemysl 363. Punctaten (Emser) 25. Pyramiden 75. Q. Quadruple alliantie (van Engeland) 3, 132, 139. Quatre-bras 100. Quentin (St.) 187, 281. Queretaro 170. Quirinaal 167. R. Raad der 500. 69—77, 78. Raad der Ouden 69. Raden-regeering (in Hongarije) 293. Radetzky 147—150. Radicalen (in Spanje) 115. Raglan 157. Rand-staten 306. Rapallo 306. Rastadt 71, 76. Rathenau 306. Ravenna 162. Ré 74. Referendum 247. Reform-Bill 125, 126, 142, 217, 236. Réforme-banquets 142, 143. Reichensperger 202. Reichs depuations-haupt- schluss 81. Reichstadt 139. Reims 261, 281. Renversement d. AHiances 10. Repeal (The) 113. Reptihenfonds 179. Republiek: (Cisalpijnsche) 81, (Itahaansche) 81, (Ligurische) 85, 102, (Oostenrijksche) 305, (Romeinsche 76, (Sovjet) 307, (TschechoSlovakische) 297, (Duitsche) 292—310, (Duitsch-Oostenrijksche) 287, 296, (Hongaarsche) 288, 301. Rerum Novarum 235. Reservatrechte 188. Résistance (parti de la ...) 136. Reuter (Frits) 123. Reval 283. Revolutie (te Cadix onder de troepen v. h. Kolon, leger) 115, (in Europa 1848) 123, 124, (in Frankrijk) rio, 114,118. (Juli ... te Parijs) 122, (in Itahë) 122, (in Griekenland) 1821) 119, (1922) 298, (in Hongarije 288, (in Polen 1863) 174, (in Rusland 1905) 238, 239, (Maart ...) 270, 271, 273, 277, 278. Richard (Kardinaal) 231. Richeheu 105. Richmond 194, 195. Ridders van ... (St. Jan) .75- Riff-gebied 308. Riga 273. Riketnomoerassen 263. Rivoh 71. Robert 233. Robespierre 42, 51, 62, 65, 66, 67, 68, 73. Rochefort 101. Rochefort (Henri) 170. Rocourt 8. Rodney 17. Roemelië (Oost-) 216, 252. Roemenië 213, 253, (in oorlog met Boelgarije) 254, 264, (verklaart den oorlog aan Oostenrijk) 265, 266, 274, 275, (... en de vrede van Boekarest) 282, 293, 300, (... en de Kleine Entente) 306. Roergebied 303, 304. Roger-Ducos 80. Rojestwensky 238. Roland 51, 53, 64. Rollin (Ledru) 142. Romagna 162. Rome 155, 160, 162, 163, 165, 166. Rome (koning van ...) 98. Rome (Los van ... beweging) 251. Rompparlement 148. Roodhemden 163. Roode Kruis 247. Roon (von) 178, 183, 185. Roosevelt 238, 141, 242. Roseberg 223. Rosette 75. Rossbach 11. Rossi 151. Rostoc 283. Roubaix 281. Rouget de 1'Isle 56. Rougeville (de) 64. Rousseau 22, 42, 46. Rowland-Hill 129. Royalistisch complot 74. Rückversicherungs-Vertrag 215, 228. Rusland 133—134; (goede verstandhouding met Oostenrijk verbroker I59', (Afschaffing ,v. < Lijfeigenschap) 17= (dreigt met mobilisati tegen de Donau-monai chie 1870) 185; (an nexeert 1858 de Amou provinciën), (... en Chi na) 191; (verkoopt Alas ka aan de V.S.) 195 (verstandhouding me Duitschland sedert 1863 210; (verklaart den oor log aan Turkije) 211 (... en de vrede vai San Stefano) 212; (ver wijdering tusschen he Duitsche Rijk en ... rt 1878), (krijgt Kars ei Batoem) 213; (verhou ding tusschen het Duit sche Rijk en ...),(.. en Frankrijk), (... en di Triple Alliantie) 214 (... en de stichting var een continentaal wereld rijk in het Oosten) (... en Siberië) 215 (... en Wladiwostock) (... en het congres v Berlijn), (verhouding tusschen ... en Boelgarije 1887), (•-. en d« vereenigmg van Boelgarije met Oost-Roemelië) 216; (... en Azië] 225; (... en Frankrijk), (... en de nieuwe koers van Willem II) 228; (. -. en Port-Arthur) 236; (pacht Port-Arthui van China), (... bezet Moekden en Mantsjoerije) 237; (Revolutie in . -. 1905) 238; (Algem. werkstaking in ...), (Finland autonomie ontnomen), (... en de sociaal-democratie), (Doema ingesteld), (Kadetten partij in ...), (getrapte verkiezingen ingevoerd) 239; (....en de wereldoorlog) 240; (... en Servië) 252; (Entente met Engeland), (... en het verbond van Engeland en Japan) 256; (... en het Gele Gevaar), (nederlagen van ... in Japan) 257; (oor- 1) logsverklaring van l. Duitschland) 258; (of:; fensief van ...) 263; e (Revolutie in ...) 268; (Maart-Revolutie) 270; (Sociaal-democratische r stroomingen in ...) 271; (strijd tusschen minimalisten en maximalisten) ; 272; (wapenstilstand t met Duitschland), ) (Groot-Russische repubhek), (dictatuur van ; Kerensky), (de Ukraine 1 maakt zich los van ...) 273; (succes der Duitt schers in ...) 282; (ter1 reur onder Lenin en 1 Trotzky), (Volkscommissarissen), (Kerkvervolging in ...), (Vredesonderhandelingen met : het D. Rijk) 283; (Polen , bufferstaat tusschen de 1 Duitsche en Russ. Republieken), (... en het verdrag van Rapallo) ! 306; (Hongersnood in - - - -) 307. . Russell (Lord John) 125, : 217. I Russisch-Oostenrijksch Verbond 9. Rijn-bezetting 303. Rijnbond 86, 87, 88, 97. Rijnoever 81, 291, 294. Rijn-Paltz 102, 179. Rijn-provincie 303. Rijn-vloot 295. s. Saarbekken 294. Saarbrücken 185. Saargebied 301. Sachalin 238. Sadowa 178. Saecularisatie 46, 47, 81. Saint-Simon 137. Sahara 234. Saksen 86, 88, 97, 99, 102, 123, 178. Salisbury 212, 213, 222, Salie du jeu de paume 34, 54- Saloniki 253,264,275,285. Salut public (Comité de ...) 61. Salzburg 92, 102. Sand (George) 142. Sand (Kar!) 109. Sandwich-eilanden 241. Sans-culottes 51. San Stefano 212, 213. Saratoga 17. Sardinië 70, (vergroot met deLigurische Repubhek) 102, (opstand in .... 1821) 117,118; 149,150 (vergroot met N. Itahë) 160, (... krijgt de leiding van den Statenbond der Italiaansche landen), (... krijgt Lombardije) 161, (... doet een aanval op het pauselijk gebied) 162, (verslaat Lamoricière bij Castelfidardo) 163, (Koninkrijk Italië) 164. Savannah 195. Savoye 71, 102, 160, 161. Scapa Flow 266. Schaalrechten 111, 128. Scheidemann 277, 292. Scheidsgerecht 301. Schill (von ...) 93. Schisma (in Frankrijk) 48, 52, 60. Scott (Walter) ïjjrj Sebastopol 157, 159. Secessie-oorlog 169. Secundo-genituur 4, 5. Sédan 185, 186, 187. Seeland 175. Seipel 305. Sepoys 190. September-Conventi» 165, 166. Septembermoorden 57. Serajêwo 294. Sergius 239. Servië (krijgt autonomie) 121 (verklaart Turkije 1867 den oorlog) 211, (onafhankelijke Staat) 213, (en Oostenrijk 1903) 252, 253, 254, (. - - en Rusland) 252, (... en Macedonië) 254, (samenzwering tegen den Oostenr. troonopvolger in ...) 257, (zelfstandigheid van ... door Oostenrijk aangetast), (Oorlogsverklaring van Oostenrijk) 258, (... heroverd door Oostenrijk en Boelgarije) 264, (bondgenoot der En- tente), (vergroot totYoego-Slavië) 297, 300. Servües 115. Sèvres 297, 298. Sèze (de) 59. Sheriman 194, 195. Siberië 239. Sicilië 102, 163. Siéyès 32, 34, 46, 77, 80. Silezië 8, 9, 12, 294, 301, 302, 303. Silezische oorlog 7,8. Sihstria 297. Silvio Pellico 118. Simonoseki 236. Sinn-Fein 236. Sinope 156. Sjipka-pas 211. Skagerrak 266. Skoetari 133. Slavenhandel 248. Slavenstaten 193, 194. Slavonië 278. Sleeswijk 171, 175, 176, I77> 17^t I79> 30I> 3°2« Sociaal-democraten (in Duitschland) 148, 204, 206, (in Europa) 146, 147, (in Frankrijk 1848) 145, (in Portugal) 246, (in België) 247, 248, (in Oostenrijk) 251 (in Rusland) 271. Sociale Kwestie (in Engeland) 219, 234 . Sociale Wetgeving (in Duitschland) 206. Socialistenwet (in Duitschland) 205, 206. Soedan 221, 224, 234. Soevereiniteit (Pauselijke) 208. Soissons 4, 218. Soldatenraad 287. Solferino 161. Somme 280. Sont 18. Sont-Tol 189. Sovjets 271, 282, 284. Spanje (opstand in ...) 114—117, (... moet zijn N. Amerikaansche bezittingen afstaan;... en de verdeeling van N. Afrika) 242, (Republiek) 245, (Parlementaire dictatuur in 1923) 308, (oorlog in het Riffgebied) 308, (... en de Volkenbond) 310. Spaansche huwehjken 135. Spartacisten 289, 292. Spicheren 185. Spielberg 118. Spiers 58. Spoorweg (eerste ...) 110. Stamboeloff 216. Stanley 248. Stein 93. Stephenson 110. Steijn 233. Stiermarken 296, 297. Stoel (H) 302, 304, 309. Straatsburg 139, 185, 187. Successie-oorlog (Beiersche) 26. Sue (Eugène) 142. Suez-kanaal 168, 191, 224, 266, 267. Surveillance (Commission de ...) 62. Suwarow 15, 77, 80. Sybil 129. Syllabus 167. Syrië 133—135, 287. T. Taaf 250, 251. Taft 241. Tagliamento 274. Talieyrand 47, 77, 80, 86, 98, 106. Talhen 67. Tanger 243. Tannenberg 263. Taparelh S. J. 298. Telefoon 189. Tel-el-Kebir 224. Temple 57, 64. Tennessee 194. Terreur (la) 57, 63, 73, 74, 105, 293' Teschen 26. Test-act 112. Texas 192, 193. Thabor 76. Théophilanthropie 75. Thiers 106, 131, 134, 136, 139, 142, 143, 145, 151» Ï54» I55, 163» I7°> I°4t 186, 187, 198, 199. Thracië 297, 298. Ticino 161. Tientsin 168, 226. Tilsit 88, 89, 90, 93. Tinvüle 69. Tirol 86, 92, 102, 265, 287, 296, 297. Tirpitz (von) 229. Togo 226, 238. Tokio 237. Tolerantie (edict) 24. Tol-Unie (Koloniale) 235. Tolverbond 124, 181. Tories 15, ut, 112. Toscane 102. Todeben 157, 211. Toul 187. Toulon 63, 66, 75. Tours 187. Tower 221. Tracts 217. Trade-unions 127, 2ï8, 219, 221. Trafalgar 86. Transatlantische Kabel 189. Trans-Kaspische Spoorweg 226. Trans-Siberische Spoorweg 225, 237. Transvaal 221, 225, 233, 234- Trebizonde 267. Treilhard 47. Trianon 297. Trias politica 22. Tribunal révolutionnaire 61, 63 64, 66, 67. Tricoteuses 67. Triest 265, 206, 287, 297. Triple Alliantie (het laatst hernieuwd in 1912), (door Itahë verbroken 1915) 214, (... van 1883) 226, (... en Engeland) 255, 258. Tripolis 242, 253. Triumvirat 63. Trochu 186, 187. Trooncandidatuur (Spaansche) 182. Troppau 117. Trotzky 273, 284. Trusts 242. Tschecho-Slovakië (en de Entente) 297; (... en den volkenbond) 300; (vervolging der Kath. Kerk in ...), (sluit met Roemenië en Joego-Slavië de kleine entente), (sluit een verbond met Frankrijk) 306; (arbitrage-verdrag van Duitschland met ...); (verdrag van Frankrijk met ...) 309; (... en het congres van Locarno) 310. Tschesmé 13. Tsing-Tau 266. Tsjataldjza-linie 254. Tsüchima 238. Tuge ndbund 93. Tuileriëen 54, 56, 57, 55 105, 107, 143, 198. Tunis 214, 226, 242. Turgot 30, 31. Turkije (verbond m« Rusland) 133; (verdra der Zeeëngten) 135 (Servië verklaart ... 1876 den oorlog), (Rus land verklaart ... dei oorlog) 211; (opstani 1908; Jong-Turkscb partij) 252; (... staa zijn laatste gebied it N.-Afrika af), (... er het congres te Londen) (... en de vrede var Lausanne) 253; (... er de vrede van Londen), (... krijgt Adrianopel), (Wapenstilstand Dec. 1912) 254; (oorlogsverklaring van Rusland), (... in oorlog met Engeland en Frankrijk), (... en de samenwerking van Rusland met Engeland) 264; (... en Roemenië) 265; (. . . en het militair protectoraat der entente) 287, (... en de vrede van St. Germain) 296; (... en het vredesverdrag van Sevrès) 297; (de JongTurksche partij), (An-| gora), (Moestafa Kemal overwint), (Bepalingen van den tweeden vrede van Lausanne) 298. Turksche partij (Jong-) I 298. Turijn 52, 164. Tijdrekening (Nieuwe... I in Frankrijk) 65. u. Udine 274. Uitvoerende Raad 200. Ulm 85. Ulster 235. Unie (v. Noord-Amerika) tt1-93'™93' i94' I95Unie (Personeele) van Polen met Rusland 122, (... tusschen Engeland en Hannover) 123 (van . Zuid-Afrika) 233. I Unionisten 222, 235. Unitariërs 194. Univers (1') 163. I, Unkiar-Skelessi 133. Ukraine (maakt zich los v. Rusland) 273, (sluit een afz. vrede te Brestt Litowsk), (ontruimd g door de Bolcheviki) 384. J Ursuhnen (van Valencien- nes) 72. - Utrecht 2, 3. 1 1 : v. t 1 Vakorganisaties 29. . Vakvereenigingen (in Engeland) 219. Valence 76. Valencia 188, 189. Valmy 58. Valona 265, 275. Vancouver 190. Varennes 49. Varna 157. Vaticaansch Concilie 167.1 Veiligheidsverdrag 309. Vendée 60, 61, 66, 69, 72, 73, 82. Vendémiaire 65, 70, 71, 1 Venetië 71, 76, 86, 161, 164, 165, 179. Venezuela 114. Venizelos 264, 275. Vera Cruz 169, 193. Verbond (Fransen-Rus- 1 sisch 1894) 228, (Twee- 1 voudig ... van 1879) 1 213; 290, 300. 1 Verdun 57, 261, 262, 263, 1 266. ■[ Vereenigde Staten (Onafhankelijkheid) 17, T (Congres); Grondwet); T (Huis v. Volksvertegenwoordigers) 19, (het Anglo-Germaansche ras \ in de ...) 169, (... en de Sont-Tol) 189, (... en China) 191, (uitbreiding van het gebied der ...) 192, (politieke partijen in de ...) 240, (... en de Duitsche Duikbootoorlog) 267, (oorlogsverklaring der..) 268, (. . . en Japan) 270, (... treden niet toe tot den Volkenbond) 300,! (Europa schuldenaar der .. .) 308. Vergniaud 51, 64. Verkeerswegen (internationale) 295. Verlichting (de) 103. Verona 114, 115, 150. Versailles 10, 294, 295, 296, 302, 309, 310. Véto absolu 44. Véto suspensif 44. . Véto-wet van 1911, 235. Veuillot (Louis) 163, 200. Victor Amadeus II 4. Victor Emanuel 1117,118. Victor Emanuel II 150, 160, 164, 165, 166, 167. [ Victor Hugo 142,154,155, 200. Victoria 126,127,152,223. ViHafranca 161. Villagos 149. Villèle 106. Vincent (Kaap St.) 17. Virchov 202. Virginië 11. Vlissingen 92. Volkenbond (Duitschland en de ) 295, (Wjtt- son's ontwerp van den ....) 298—3o6,(OpperSilezië voor den . , .) 303, (... en het veiligheidsverdrag) 309, (Duitschland en de ...) 310; (internationale) 279. /olkscommissarissen 307. /olkssouvereiniteit 20. Zoltaire 22, 42, 46, 47. folturno-linie 163. fonck 25. Vorstendag (te Frankfurt) i75- 'redesconferentie 229. Vrijheidsoorlog (Amerikaansche) 16, (Grieksche) 133. 'rijmetselarij 29, 30, 103, (... in Brazilië) 209, (... in Duitschland) 201, (... in Ecuador) 209, 210, (... in Frankrijk) 33, 46, 75, 106, 107, (1876) 200, (... en de Dreyfus-affaire) 23o,(... en de Kerkvervolging) 231, (... in Italië) 117, 122, 150, (na 1870) 208) 209, (... in Zwitserland, 206. (oorlogsverklaring der..) 268, (... en Japan) 270, (,.. treden niet toe tot den Volkenbond) 300, w. Waarborgenwet 167. Wagner 148. Wagram 86, 92. Walcheren 93. Walde ck-Rouss eau 230, 231. Waldersee 237. Walpole 4, 7. Walvischbaai 225. Warren Hastings 19. Warschau 15, 88, 95, 96, 99, 101, 123, 124, 174, 263. Wartburg 109. Washington 192, 194. Washington (George) 17, 18, 19. Waterloo 100, 101. Watt 110. Weenen (Verbond v.) 4. Weenen (Vrede van) 5,92, 101, 148, 149, 176, 178, 286, 287. Weener Congres 98, 99, 101, 102, 103, 116,131, 158, 225. Wei-hai-wei 237. Weimar 292. Wellington 92, 93, 97, 98, 100, 103, 105, 113, 125. 128, 152. Wereld-dictators 295. Westfalen 86, 88, 97, 102. Whigs 15, 112. White-Hall 10. Whitwatersrand 233. Wiener Schluszakte 109. Willem I (Keizer v. Duitschland) 148, 172, 173» 177, 179, 183, 108, 205. Willem II (Koning) 93. Willem II (Keizer van Duitschland) 205, 206, 227, 228, 288, 289. Willem IU 81. Willem IV (v. Engeland) 125, iaG, 127. Willem IV (Keurvorst van Hannover) 123. Willem V 70. Willemstad 58. Wilna 301. Wilson 201, 242, 268, 269, 274, 279, 291, 294, 298. Windischgratz 149. Windthorst (von) 202,203, 206. Wiseman 217, 234. Wittelsbach (Huis) 26, 280. Wladiwostock 216, 238. Worms 58. Wörth 166. Wurttemberg 86, 102. Wijsbegeerte (Moderne) 20, 23. Y. Yoego-Slavië 297. Yorktown 18. Yser 274. Yserkanaal 262. Yser-linie 261. Yzeren kruis 96. z. Zambesi-gebied 225. Zanzibar 24. Zeestoomschip (Eerste) 110. Zelfbestemmingsrecht der volken 273, 283. Zevenburgen 297. Zevenjarige Oorlog 15,17, 28. Ziekteverzekering (in Duitschland 1883) 206. Zimmerman 305. Zloczow 273. Zollverein (van 1834) 124. Zóne (Keulsche) 309. Zóne (Neutrale) 309. Zuid-Beveland 92. Zuid-Slavische Staat 286. Zuidzee Compagnie 2. Zürich 161, 162. Zwarthemden 308. „Zwarte Zondag" 239. Zwitserland (Kerkvervolging in ...) 206, 207; (Staatsregeling in ...) 246, 247; (St. Gotthardspoorweg) 247. TABEL I. HET GESLACHT VAN AUGUSTUS. C. Julius Caesar X Aurelia C. Julius Caesar (geb. 100 v. Chr. f 44 v. Chr.) X Cornelia Julia X Pompeius. Julia X M. Atius Balbus _L Atia X C. Octavius C. Octavius (door Caesar geadopteerd): I. C. Julius Caesar Octavianus Augustus (27 v. Chr.—14 na Chr.) X Scribonia (1) Livii (2) Julia (1) (eigen dochter) (f 14 n. Chr.) X Agrippa I Agnppina (a) (f 33 n. Chr.) X Germanicus 2. Tiberius (2) (stiefzoon) (14-37 n. Chr.) X Vipsania Drusus (2) (stiefzoon) (f 9 v. Chr.) X Antonia 3, Caligula Aqrlppina (b) (37-41 na Chr.) (f 59 na Chr.) X Cn.Domitius(K Claudius (2/ Germanicus (fl9n.Chr.) X Agrippina(a) 4. Claudius (41-54 n. Chr.) X Messalina (1) Agrippina(b) (2) Octavla (1) Britannicus (1) X (f 55 n. Chr.). Nero Cn.Domitius(l) (door Claudius geadopteerd): f. Nero. (54—68 n. Chr.) X Octavia (f 62 n. Chr.) TABEL II. PIPPIJNEN EN CAROLINGERS. Pippijn van Landen Arnulph van Metz. _L_ 1 Begga X Ansegisel Pippijn van Herstal Karei Martel Pippijn de Korte (Koning der Franken) Karei de Groote (Roomsen Keizer) Carloman Lodewijk de Vrome (Keizer) X (1) Irmengard (2) Judith . . (1) Lotharius I (Keizer) (1) Pippijn. (1) Lodewijk de Duitscher. (2) Karei de Kale ! | _ | (Keizer) Lodewijk II. Lotharius II. Karei Carloman. Lodewijk I, Karei (2) Lodewijk II, (Keizer) dc jonse. de de stamelaar. laatste Carolinger Dikke i in/fa/ië(f875). (Keizer). Arnulph v. Karinthië Lodewijk III. Carloman. Karei (Keizer) de een¬ voudige. Hedwigis Lodewijk Glismonda Zwentibold Lodewijk IV Gisela X het Kind, X (Koning van d'Outremer X Otto laatste Carol. Koenraad. Lothar.). Rollo v. Saksen in Duitschl. vm (t 911). Koenraad I. Lotharius. ' Karei Normandië. Hendrik I v. Neder-Lothar. de Vogelaar Lodewijk V (f 987). Oito (f ca. 1005). laatste Carolinger laatste Carolinger. in Frankrijk. TABEL III. GESLACHT VAN HUGO CAPET. Hugo Capet, Koning van Frankrijk (987— 996). Robert de Vrome, (996—1031). , ! Hendrik I (1031-1060). Robot v.Boergondiê Filips 1(1060—1108). Lodewijk VI (1108—1137)7 l , Hendrik, stamvader der Portugeesche Lodewijk VII (1137-1180). koningen. Filips II Augustus (1180—1223). Lodewijk VIII (1223—1226). . . J Lodewijk IX, de Heilige Karei v. Anjou (1226—1270). (Koning v. Napels). Filips III (1270—1285). Robeit v. Clermom (stamvader der Bourbons). ! (zie tab. VL Filips IV de Scboone (1285-1314). Karei v. Valois. Margareta~ X | x Joanna, Koningin v. Navarre. pi|jps VI Eduard I. ! v. Valois, Koning v. Lodewijk X Filips V Karefïv 1 Isabella"- Koning van Engeland^ (1314-1316). (1316-1322). (1322-1328). X Frankrijk I Eduard II (1328-1350). lan I (1316). Joanna Kon. v. Eng. (zie Tab. IV). (Koningin v. Navarre). I I Eduard III. Karei de Booze. Kon. v. Eng. Koning v. Navarre. (1349—1387). TABEL IV. GESLACHT DER FRANSCHE KONINGEN UIT HET HUIS VALOIS. Filips VI v. Valois, Koning van Frankrijk (1328 — 1350). Jan II (1350-1364). Karei V (1364—1380). Filips de Stoute, Heit. v. Boergondië. Karei VI (1380—1422). Lodewijk v. Orleans | | X Jan zonder Vrees Karei VII (1422-1461). Valentlne Visconti. I | I Filips de Goede. Lodew. XI (1461-1483). Karei _ Ian, I _ ■ v. Orleans. v. Angoulême. Karei de Stoute. Anne Karei VIII ' i 5 J de (1483—1498) Lodew. XII Karei Maria v. Boerg. Beaujeu X (1498-1515). v. Angoulême. x Anna X X ' Maximiliaan v. Bretagne. Anna v« Louise v. Oostenrijk. Bretagne v. Savoye. ! I Claudia Frans I (1515-1547). X Claudia (dochter v. Lodew. XII). J Hendrik II (1547—1559). X Katharina de Medici. | Frans II Elizabeth Karei IX Hendrik III Frans, Margaretha. 1559-1560). X (1560-1574). (1574-1589). Hertog X X Filips II v. An|ou, Hendrik Maria v. Spanje. f 1584. v. Bourbon, Stuatt. | later Isabella Clara Hendrik IV. Eu^nia (2)MariadeMedici Albert v. Oostenrijk. (zie Tabel ^ TABEL V. GESLACHT BOURBON-ORLÉANS. Robert v. Clermont (jongste zoon v. Lodewijk IX. Koning v. Frankrijk). Antoine v. Bourbon Karei (Kardinaal) Lodewijk I v. Condé. X 1589 uitgeroepen Jeanne d'Albret, tot Kon. v. Frank.. Koningin v. Navarre. (f 1590). I Lodewijk II v. Condé Hendrik v. Bourbon, (,e 9rand Condé). als Kon. v. Frankr. Hendrik IV (1589—1610) I X Lodewijk, hertog van Bourbon (1) Margareta v. Valois. (1723-26 minister v. Lod. XV) (2) Maria de Medici. ! : I t (2) Lodewijk XIII (2) Henriette Lodewijk, hertog v. Enghien (1610-1643) X (t 1804)' X Karei I Annav. Oostenrijk. v. Engeland. I Lodewijk XIV Filips. (1643—1715) hertog van Órléans X " | Mar. Ther v. Spanje Filips v. Orléans (Regent. ï-^r—c t 1723) Lodewijk ' i ! Lodewijk (Duc de Bourgogne). Filfps V. Anjou, I als Kon. v. Spanje, Lodewijk XV (1715—1774) Filips V Lodewijk (f 1765) \__ Lodewijk XVI Lodewijk XVIII Karei X Elizabeth p.,,^. ^ /p (1774-1792) (1814-1824) (1824-1830) (+ 1794) Fll,P8v- Orléans (Égalité) X I ' Marie Antoinette Lodewijk. KSeï7~ *.Lo",is £hiu»« — I Duc DucdeBerry ^nt^^ï^ Marie Lod. XVII d'Angoulême | (1830-1848) foSSSe (tl795> MÏrie ^fdJFR Marie^mélie du Temple Th&èse ComtedeCh*mbord. v. Napels F2*™ "d Louise Clémentine Francois, Henlï, Antoine. (tl»42) x Duc de X Prince de Duc Duc de X Leooold I. Nemours. Aup.v.Saks. Joinville d'Aumale Mant- MecK V-Bel9ië- Y' ^ ur^" Ferdinand Louise . v. Bulgarije. v. Spanje Louis Philippe, j Comte de Paris (f 1894) Amalia I X Louis Philippe. Robert. Karei I, Kon. v. Portugal TABEL VI. GESLACHT BONAPARTE. Carlo Bonaparte (f 1786) X Maria Laetitia Ramolino (f 1836 te Rome). Jozef Napoleon I, Luclen Elise Lodewijk Pauline Caroline Jeröme t 1844) (1769-1821) (f 1840) (f 1846) X (f 1860) oning v. Keizer der Prince de Koning v. Joachlm Koning v. Napels Franschen Canino Holland Murat, Westphalen 06-1808); 1804-14(15) (1806-1810) Koning v. (1807-1813) 'oning v. X X Napels X Spanje. (1) Joséphine Hortense (f1815) (1) Elise 308-1814 de Beauharnais de Patterson (f 1814) Beauharnais (2) Katharina (2) Marie Louise | v. Wurtemb. v. Oostenrijk Lodewijk. Karei I ft 1847) Lucien gr. hertog Lodewijk 2)Napoleon (2) Mathllde Kardinaal "-Berg (1808-1873) (Plon-Plon) (f 1831) later: X =—- j5— =—- r—;— Napoleon III, Clotilde Eugene Hortense Stephanie Keizer der y Savoye apoleonll de de de Franschen .811-1832) Beauharnais Beauharnais Beauharnais /ise? 1870Ï m.v.Rome, (sttefroon), (stiefdochter) (aangenomen v ^ ' Napoleon Hertog v. Hertog v. X dochter) Euaénie ïeichstadt Leuchtenberg Jodelt | de MontIjo ^der ■■ ' Bonaparte Joséphine j__ PBonapart, Karei August X Napoleon x __• >< , Karei Antoon (+• 1859) Clementine Maria de Gloria, v.Hohenzollern peince v België Koningin I Impérial ' I van Portugal Leopold. Karei Clottlde candidaat v. d. Koning v. troon v. Spanje Roemenië. TABEL VIL DUITSCHE KEIZERS EN KONINGEN UIT HET SAKSISCHE FRANKISCHE EN HOHENSTAUFSCHE HUIS. Hendrik I, de Vogelaar, Koning van Duitschland (919— 936). Otto I, de Groote (936-973). Hendrik v. Beieren. Keizer (961—973). X Adelheid. I 1 HendrikII, de Heilige Otto II (973-983) Luitgardis (1002-1024) X X Theophania Koenraad j v. Lotharingen. OttoIII(983-1002). I Otto van Franken. Koenraad II v. Franken, Keizer (1024—1039). Hendrik III (1039—1056). | Hendrik IV (1056—1106). ~ Hendrik V (1106— 1125). Agnës X X Mathilde v. Engeland. Frederik v. Zwaben. Frederik v. Zwaben (Hohenstaufen). Koenraad III v. Hobenstaofen, : __! Keizer (1138— 1152). Frederik I, Barbarossa (1152—1190). Hendrik VI (1190—1197). Filips van Zwaben (1197—1208) X | ' Constantia v. Sicilië. Beatrix , ! v Frederik II (1212—1250). Otto IV Welf (1197—1215) ! (f 1218) Koenraad IV Enzio Manfred (1250-1254). (f 1272). (Kon. v. Sicilië). I ' I Konradijn Constantia (t 1268). X Pedro III van Aragon. TABEL VIII. GESLACHT DER HABSBURGERS. Rudolf van Habsburg, Koning van Duitschland (1273—1291) Albrecht I, Keizer van Duitschland (1298—1308). Frederik III, Keizer van Duitse h land (1440—1493). I Maximiliaan I, (1493—1519). X Maria v. Boergondië (f 1482). I Filips de Schoone (f 1506) Margaretha X X Johanna v. Castilië en Aragon- Filibert v. Savoye. I Karei V Eleonora Maria Elizabeth Katharina Ferdinand I, XXX X X Stichter v. d. Isabella van Eman. d. Gr. Lodewijk II Christiaan II Jan III v. Duitschen tak Portugal, v. Portugal v. Hongarije v.Denemarken. Pottug. d. Hobsburgers. | (Zie tab. IX). Filips II Maria Margaretha Don Juan X van Spanje, X X v.Oostenrijk Anna van Stichter v. d. Keizer Octavio (f1578). Hongarije. Spaanschen Maximil. II Farnese, tak der Hett. v. Parma. Habs burgen (Zietab.XI). Alexander Farnese. Hertog v. Parma. TABEL IX. GESLACHT HABSBURG-LOTHARINGEN. Ferdinand I, keizei van Duitschland (1556—1564) Maximiliaan II Anna Karei v. Stiermarken (1564-1576) X j Maria (docht» v. Karei V) T] F«rdiMnd J RudolfH Ern'st Matthias AlberT Ferdinand III (1637-165?) 1575-1612) f1595 (1612-1619) X 1 Maila Anna v. SpanJe Isabella, Max. Eman. ïWps'lL (1) Maria Antonia Leopold I (1658-1705) (2) Theresia Sobieska. (1)Marg ^ y TïTï in—3i t Tïr,,—.—— (2) Claudia v. Tirol ( ) J°?If F/rïo nand (2) Karel Albert (3) Eleon. v. Palts-Neuburg, (f 1699) = Karei VII w * (1742-1745) (1) Maria Antonia (3) Jozef I (1705-1711) (3) Karei VI (1711-1740) X | | Max. v. Beieren Maria Jozefa Maria Amalia Maria Theresia ' XX X Jozef Ferdinand Aug. III Karei VII Frans Stephanus, f 1699 v.Saksen. (1742-1745) als keizer: Frans I (1745-1765) Koning v. Polen Jozef II, Leopold II, Marie Antoinette Ferdinand Keizer Keizer X X v. Duitschland v. Duitschland Lodewijk XVI Maria, (1765-1790) (1790-1792) v. Frankrijk erfgenaam van J Modena, Frans II, Ferdinand, Jan (f 1859). .Keizer i>an Groothertog Rijksbestuurder Duitschland van Toskane In Duitschland (1792-1806): (1848) I als Keizer van Frans V, Oostenrijk: I Hertog van Frans I Ferdinand V, Modena (1804-1835) onttroond 1860 onttroond 1860 I Ferdinand I (f 1875). Frans Karei MarieLouise (f 1847) . Keizer van Oostenrijk X X (1835-1848) Sophia van Beieren Napoleon I Frans Jozef I, Maximiliaan, Karei Lodewijk Keizer v. Oostenrijk Keizer v. Mexico Ê&M (f 1896) (1848-1916) (1864-1867) | ElUabeth CharloMe FraM F«d,Mnd °"° van Beieren van België. (morgan.) Sophia. Karei Frans —— 1 gravin Chotek nQlfi-IQIM Rudolf (f 1889) (belden f 28 Juni 1914) ( f 19221 Stephanie v. België Zlta y# Bouibon-Parma (2) Karei Albert (3) Eleon. v. Palts-Neuburg TABEL X. GESLACHT DER SPAANSCHE KONINGEN. Ferdinand, de Katholieke, Koning van Atagon (1479—1516) X Isabella, Koningin van Castilië (1479—1504). J Joanna de Krankzinnige (f 1555) Katharina (f 1536) X X Filips (I) v. Oostenrijk (1506). Hendrik VIII v. Engeland. ! I Karei I (V) Kon. v. Spanje Keizer Ferdinand I Maria I v. Engeland (1516—1555) (stichter van den X X Duitschen tak der Filips II v. Spanje. Isabella v. Portugal Habsburgers). I Filips II (1556—1598). I Filips III (1598-1621). i : Anna Filips IV (1621—1665) Maria Anna X ' X Lodewijk XIII Keizer Ferdinand III i : I Lodewijk XIV X Maria Theresia. Karei II Margar. Keizer J Ü (1665-1700) Theresia x Leopoldl Lodewijk (le grand~Dauphin) sterf( I | kinderloos. Maria Antonia Lodewijk (Duc de Bourg.). Filips V, X | Kon. v. Spanje Max- Emanuel v. Beieren. Lodewijk XVT • (1701-1764) __L___ (zie Tab. XII) Jozef Ferdinand (f 1699). TABEL XI. GESLACHT BOURBON (SPAANSCHE TAK). Pilips V, Koning van Spanje (1701-1746) X 1. Maria Louise v. Savoye. 2. Elisabeth v. Parma. I (1) Lodewijk (f1724) (1) Ferdinand VI, (2) Karei III, (2) Filips, (1746-1759) h.v. Parma (1731-1735) Hertog v.Parma K.v.Napels(1735-1759) Kon. v. Spanje (1759-1788) I Karei IV, Ferdinand IV (I) Kon. v. Spanje Koning v. Napels (1788-1808) en Sicilië X (1759-1825) Louise v. Parma X | Maria Carolina Ferdinand VII Don Carlos Frans v- Oostenrijk X (f 1855). v.Paula !_ Maria Christlna (Karei V) | Frans I, v. Napels Frans" Koning der Karei VI. Jan v.AssisI Beide Siciliën | (1825-1830) Karei VII I 4- 1909 Ferdinand II (1830-1859) Isabella II, Louise, ! 1833-1868 (f1904) X Frans II, Robert, X Ant. Duc de in 1860 In 1860 Frans v. Asslsi • Montpensier. onttroond. onttroond. Alphonso XII, (1875-1885) X Maria Christina, regentes-1903 | I Alphonso XIII, 1886X Victoria Eugenia v. Batteoberg I Alphonso. TABEL XII. GESLACHT VAN WILLEM DEN VEROVERAAR. Willem de Veroveraar, Koning v. Engeland (1066-1087). Robert, hert. v.Normandlë. Willem II, de Roode Hendrik I Adela (1100-1135) X Stephanv.Blois Mathilde I X Steph. v. Blois, (1) Keizer Hendrik V. Kon. v. Engel. (2) Godfr. van Anjou. (1135-1154). (2) Hendrik II, Plantagenet, Kon. v. Engel. (1154-1189) X Eleonora van Poitou. L Richard I, Leeuwenhart Jan I, zonder Land (1189-1199). (1199-1216). I Hendrik III (1216-1272). j Eduard I (1272-1307]. j Eduard II (1307—1327). X Isabella v. Frankrijk. \2 Eduard III (1327-1377). __ i__ Eduard. Lionel, Jan van Gent, Edmond, de Zwarte Hert. v. Hert.v.Lancaster (f1399). Hert.v. Yorfc(tl402) Prins Clarence. | | (t 1376) Hendrik IV Jan Beaufort. Richard v. Cambridge v. Lancaster, (f 1415) Richard II Kon. v. Eng. \ (1377-1399). (1399-1413) Anna Mortimer na v. Kleef, x (5) Katharina Howard, Maria van Guise (6) Katharina Parr. _] ! Maria Stuart, Kon. v. Schotland i1) (2) (3) x Maria I Elizabeth Eduard VI (1) FransII. Kon. v.Frankrijk, (1553-1558). (1558-1603) (1547-1553). (2) Henry Darnley Stuart, ! (2) Jacobus VI v. Schotl., als koning v. Engeland: Jacobus I (1603-1625), . . I Stichter v. h. Huis Stuart. Elizabeth Karei I (1625-1649) ' x Sophia Henriette v. Frankrijk x Ernst Aug. Karei II Jacobus II (1685-1688) Henriette Maria v. Hannover (1660-1685) x x I (1) Anna Hyde Willem II George I (2) Maria v. Modena v. Oranje v.Hannover, | K?n^\^' ,(1lMaria (1) A«">a (2) Jac. III Jacobus Willem III (1714-1727) (1689-1695) (1702-1714) de Hertog v. v. Oranje. 1 „. x x Pretend. Berwick Koning v. George II Willem III George, | Engeland (1727-1760) v. Oranje Prins v. Karei Hendrik (1689-1702) Denemarken Eduard (kardinaal) x Frederik Anna (t 1788) (f 1807) Maria. x dochter v. George III Willem IV, Jacobus II (1760-1820) Erfstadhouder v. Holland I Gcor»e IV Willem IV Eduard (f1820) Ernst Ainrmrt— (1820-1830) (1830-1837) Hertog v. Kent KonLTv Ha^nóuer Charlottev Brunswijk Victoria' J^JL^ -CharTotte- ^T^m^ (1851-1866) Leopold f v. België Albert v. SaLn-Koburg Victoria Eduard VU" Éeatrice ~ - H«™°<"" *° Brunswijk x (1901-1910) x 5 ï Frederik III I Hendrik ^rnst Auaust v- P"isen -G^orWv- v. Ba.tenberg * En»nsw.-Lüneb. -W,,,L Tr (191°" ) L Victoria Louise Willem II I Victoria Eugenia (dochter v. Willemll) Eduard Albert x Alphonso XIII v. Spanje TABEL XIV. GESLACHT ROMANOV-HOLSTEIN-GOTTORP. Michael I Romanov, Keizer van Rusland (1613-1645) I Alexei I (1645-1676) X (1) Maria Miloslawska (2) Nathalia Narisjkin I (1) Fcodoor III ,(1) Iwan V (1) Sophia (2) Peter I de Groote (1676-1682) (1682-1696) (1689-1725) I X Katharina Anna (1) Euxodia Lapoetsjln X (1730-1740) (2L«*?a£na Karei Leopold (1725-1727) v. Mecklenburg X | (1) Alexei (2) Anna (2) Elizabeth Anni; (t 1718) X (1741-1762) X Karei Frederik Anton Ulrlk Peter II (Huis Holstein- v. Bronswijk (1727-1730) Gotiorp) - L ' Iwan VI (1740-1741) Peter III v (1762) X Katharina II (1762-1796) I Paul I (1796-1801) I Alexander I Constantijn Nicolaas I AnnaPaulowna (1801-1825) (1825-1855) x | Willem II. Alexander II Kon.v.Nederland (1855-1881) I Alexander III (1881-1894) I Nicolaas II (1894-1917) (t 1918) TABEL XV. GESLACHT HOHENZOLLERN. Frederik van Hohenzollern Koenraad (Frankische tak) Ftedetiklll(Zwabischetak) (t 1261) (f 1251) Frederik Willem, Karei Anton (Groote/Tearvorsf, (1640-1688) v. Hohenzollern X | Louise Henriette. Leopold Kar 1 I— dochter van Frederik Hendrik Candidaat (f 1914) ! voor den Koning van Frederik III, (1688-1713). Spaanschen Roemenië als eerste Koning v. Pruisen: troon in 1870 Frederik I, (1701-1713) | — 1 Ferdinand Frederik Willem I, v. Roemenië Koning v. Pruisen • 1914— (1713-1740) j ! " Karei Frederik II August Willem (1740-1786) __J Frederik Willem II Fiederika Sophia Wilhelmina (1786-1797) X Willem V (Stadhouder) Frederik Willem III Frederika Louisa Wilhelmina (1797-1840) x Willem I, Koning der Nederl. Frederik Willem IV Willem I, Charlotte Karei— (1840-1861) Kon. v.Pruisen X (1861-1888) Nlkolaaal Frederik Duitsch Keizer v. Rusland ir»«i (1871-1888) ,el | —_! Frederik III Mar,a ^ FÏn. Victoria v. Engeland ^ Hf?drik, | der Nederl. . I Willem II Sophia (1888-1918) X A ,, x Konstan tijn Augusta Victoria v. Augustenburg Kon. v. Griekenland. Willem Eitel Frederik. Adelbert. August Willem. Oskar. Joachim. Louise X ,Catc.lllaLv' Ernst August Mecklenburg v. Brunswijk- Lüneburg TABEL XVI. GESLACHT SLEESWIJK-HOLSTEIN (DENEMARKEN). Christiaan III, Koning v. Denemarken (1533-1559) Frederik II, Jan, Koning v. Denemarken Hertog v. (1559-1588) Sleeswijk-Holstein-SonderburgM I j Oudere tak: Jongere tak: Sonderburg- Sonderburg- Augustenburg Glücksburg Christiaan VII, Frederik (1766-1808) | I Christiaan VIII, Louise Charlotte Frederik VI, (1832-1848) X (1808-1839) | Willem Frederik VII v. Hessen Christiaan 1 (1848-1863) (tl869) I _ __ _ ,. , 1 j_ Christiaan LouiseWilhelmina Frederik Hertogv.Sonderb.- v. Hessen v.Augustenburg Glücksb.. als K. v. Denemarken: Auousta Victoria Christiaan IX, 1 /*u8usi«^vk.«km (1863-1906) Willem II. x Duitsch Keizer LouiseWilhelmina v. Hessen I Frederik VIII, Alexandra Willem. Dagmar Koning v. Denemarken X als Koning v. X (1906-1912) Eduard VII Griekenland: Alexander III van Engeland George I van Rusland I Christiaan X, Karëï I (1863-1913) [_ I Koning als Koning George V ! Nikolaas II v. Denemarken v. Noorwegen: Konstantijn (1912- ) Haakon VII (1913-1917) | (1905- ) (1920-1922) Frederik I ! Olaf Alexander (1917-1920) I 4