■VA NT 1680-1857. DOOR DR. C C. DELPRAT. ■ AMStEBD.Ul amst. BÓEK- en steendrukkerij, v/h Ellekman, Hakms & Co. Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1927. Aan mijne Broeders TH. F. A. DELPRAT, Oud-Hoofd-Ingenieur b/d Ned. Staatsspoorwegen in Ned.-Indië, Oud-Algemeen Secretaris v/h Koloniaal Instituut te Amsterdam G. D. DELPRAT, Oud-General Manager of the Broken HUI Propy, Consulting Engineer te Melbourne. wordt dit werkje met vriendschappelijke gevoelens opgedragen door Amsterdam, Juli 1927. Dr. C. C. DELPRAT. DE GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSCHE GENEESKUNDIGE TIJDSCHRIFTEN VAN 1680 TOT 1857, DOOR Dr. C. C. DELPRAT. In het eind van het jaar 1924, kort na het verschijnen van pref. van rijnberk's hoofdartikelen in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde: „Hoe het Tijdschrift werkt" ontving ik van de redactie het verzoek om de geschiedenis van dat Tijdschrift te schrijven, m aansluiting aan mijn opstel over het „Tijdschrift der Maatschappij" (Maandblad), in het Gedenkboek, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan der Ned. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst uitgegeven. Ik heb gaarne aan dit verzoek gevolg gegeven, maar moest aoor omstandigheden, onafhankelijk van mijnen wil, tot September 1925 wachten, voordat ik daarmede een aanvang kon maken. Het lag voor de hand, om, nu de geschiedenis van het Tijdschrift der Maatschappij uitvoerig door mij beschreven was, ook een beschrijving te geven van de geschiedenis van het tegenwoordige Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, dat, ontstaan uit de samensmelting van dat Maandblad en een viertal, toen ter tijde bestaande, geneeskundige tijdschriften, nog steeds, na 70 jaren, de belangrijkste plaats onder de Nederlandsche geneeskundige vakbladen inneemt. ..•»«• 1 De ervaring, bij de bewerking van mijn opstel over het „Maandblad" der Maatschappij opgedaan, deed mij evenwel inzien, dat de daaraan voorafgegane Nederlandsche Geneeskundige Tijdschriften niet buiten beschouwing konden blijven, wanneer men althans de geschiedenis onzer geneeskundige tijdschriften tot een geheel wilde maken. . Mijn voorstel aan de redactie om aan de eigenlijke geschiedenis van het Nedërfdnisch Tijdschrift voor Geneeskunde, die van de vroeger bestaan hebbende geneeskundige bladen van ons land te laten voorafgaan, werd door de redactie goedgekeurd en tevens voorgesteld om voorloopig slechts de eerste vijftig jaren van ons Tijdschrift in mijne schets op te nemen, ten eerste, omdat hiermede toch een afgerond geheel zou verkregen worden en ten tweede, ■omdat een vrij en onbevangen oordeel over de lotgevallen der latere jaren nu waarschijnlijk nog niet zoo gemakkelijk zou te geven zijn. 2 Deze opvatting moest ik als juist erkennen en het bleek mij ook al spoedig, dat de taak, die ik op mij had genomen, toch reeds te omvangrijk was, niet alleen om de geheele geschiedenis van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde te geven, maar zelfs, om binnen den betrekkelijk korten tijd van één jaar, de geschiedenis der voorafgaande tijdschriften te schetsen. Het bleek mij toch bij de bewerking, dat het aantal tijdschriften aan de geneeskunde, zij het dan ook niet uitsluitend aan de geneeskunde gewijd, die in ons land vóór het „Maandblad" waren verschenen, veel groot er was dan ik mij had voorgesteld en dat het mij, wilde ik aan het verlangen van de redactie voldoen om de geschiedenis dier tijdschriften vóór het i°.-Januari-nommer van 1927 — den datum, waarop het eerste nommer 70 jaren geleden het licht zag — gereed te hebben, niet mogelijk zou zijn, om zoowel de geschiedenis dier eerste tijdschriften als die van de eerste jaren van ons tegenwoordige gereed te hebben. Zoo moet dan de geschiedenis van dit laatste tot een volgend jaar blijven rusten. Bij het opzoeken van de titels van vroegere geneeskundiges$Sji~ schriften in Nederland is door mij o.a. gebruik gemaakt van den uitvoerigen, afzonderlijken tijdschriften-catalogus, in kaart-systeem van de Universiteits-bibliotheek van Amsterdam, waarin ookhet rijke boekenbezit van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst is opgenomen; van den uitvoerigen catalogus van de Afdeeling Geneeskunde van het Leesmuseum alhier, in 1893, door dr. j. j. bos en dr. s. van der horst samengesteld, in welker bibliotheek die van het vroegere Medisch Leesmuseum is opgelost; van de Bibliotheca medico-chirurgica ac pharmaceutico-chemica, sive catalogus alphabeticus omnium librorum etc. ab anno 1790 ad annum 1840. Hagae Comitis Apud Conradum Fuhri, 1842, welke door dr. l. s. a. holtrop werd uitgegeven, maar slechts titels bevat, en van den lij v igen catalogus van boeken in Noord-Nederland verschenen van den vroegsten tijd tot op heden", welke in tcfix door de Vereeniging ter Bevordering van den Boekhandel bij martinus nijhoff te 's-Gravenhage werd verkrijgbaar gesteld. Vervolgens kwam ik natuurlijk op het spoor van oude tijdschriften door de aanhalingen van titels, die men in noten in verscheidene verhandelingen vindt. Bijzonderheden omtrent de uitgave worden aangetroffen ook in het „Naamregister van de bekendste en meest in gebruik zijnde „Nederduitsche boeken, (1600—1761) uitgegeven door johannes „van abcoude: in het vervolg daarop, „overzien, verbeterd en tot „het jaar 1787 vermeerderd door reinier arrenberg" en in de Alphabetische Naamlijst van boeken van 1790 tot en met 1832 in Noord-Nederland uitgekomen, als vervolg op arrenberg; 's-Gravenhage en Amsterdam, Gebr. van cleef, 1835. Door de vrijgevigheid der redactie werd ik in staat gesteld van de verschillende tijdschriften de titelbladen, of, waar een titelblad ontbrak, een afdruk der eerste pagina te geven, hetgeen aan de beschrijving, die anders allicht eentonig zou worden, meer levendig- 3 heid kan geven. Van het oudste tijdschrift, Collectanea enz., en deszelfs vertaling werden fraaie heliotypieën door de firma l van leer alhier, gemaakt, van de andere, zinco's op verkleinde schaal. Voor het bewerken van elk tijdschrift heb ik dit blad voor blad moeten doorzien, omdat het zóó alleen mogelijk was, om een oordeel over inhoud en inrichting te verkrijgen. Toch kon ik slechts vluchtig met den inhoud kennis maken. Had ik alle artikelen over de, in elk tijdvak weer verschillende, actueele onderwerpen grondig willen lezen, dan zou het mij niet mogelijk geweest zijn, reeds nu, zij het ook eerst een klein deel van het beloofde gereed te hebben. Immers, hoe verlokkend ware het niet geweest om te blijven stilstaan bij de geschiedenis der inenting met en tegen de „kindersokjes" en later met koepokken ! ! Welk een verscheidenheid vindt men niet in die vroegere mededeelingen over de behandeling van „kanker", waarbij het „natuurlijke bad" d.i. het behandelen van het zieke deel met verschgedoode en opengesneden dieren, werd toegepast; een behandeling, die nog bij onze tegenwoordige kwakzalvers bewaard gebleven is. Welk een interessante strijd werd niet gevoerd tusschen de vóóren tegenstanders van de soms geweldige, acute bloed-onttrekkingen bij de meest verschillende ziekelijke aandoeningen, door middel van venae-secties en bloedzuigers ! en welk een moeite heeft het niet gekost, om de officiëele toelating van allerhande heerschappen van vreemde herkomst, meestal voor de uitoefening der oogheelkunde of der steen- of breuk-operaties, tegen te gaan. Tal van dergelijke, toen actueele, onderwerpen lokten tot een meer ingaande bewerking uit, maar moesten weder de plaats ruimen voor de eenmaal op mij genomen taak. Ik moest die onderwerpen voor later laten — of het dan niet op laten zal uitloopen ? Wanneer eenmaal de titels bekend waren, was het vinden van de exemplaren in Amsterdam niet moeilijk: de bibliotheek der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, die der Universiteit van Amsterdam en die van het Leesmuseum hebben ze te zamen bijna alle: wat bij de een ontbreekt, vindt men gewoonlijk bij de andere. Uit een bibliographisch oogpunt was het van belang om over exemplaren uit verschillende bibliotheken te kunnen beschikken: die van de Univ. Biblotheek, die vermoedehjk wat ruimer in haar geldmiddelen heeft gezeten dan het Leesmuseum, waren meestal in gebonden exemplaren aanwezig, d.w.z. de afleveringen, waarin zij oorspronkelijk verschenen waren, waren netjes in één band te zamen gebonden, maar misten daardoor de afzonderlijke omslagen en titelbladen, waarmede zij verschenen waren, waarop somtijds wetenswaardige zaken uit de geschiedenis van dat Tijdschrift te vinden waren. In de Bibliotheek van het Leesmuseum daarentegen waren nog verschillende tijdschriften in de oorspronkelijke afleveringen aanwezig, soms met een touwtje bijeen gehouden. De armoede is hier voor den bibliograaf een geluk geweest. Meestal was met voorbedachten rade voldaan aan het verzoek, dat men herhaaldelijk in die tijdschriften aantreft, waarin den binder door den uitgever verzocht wordt, bij het binden de omslagen „weg te snijden" ? sommige der opgenomen „waarnemingen" waren, mogen de volgende dienen: Het blauwe koleur, daar de Porceleine vaten mede geschildert werden hóuden de Japanse Meesters als een geheim voor haar selven; soo datikniet ['.en weet of het waar is 't geen de tolken mij daarvan gesegt hebben, derhalve* "is het beste in twijfelagtige zaken te swijgen". get. w. ten rhijne. - M»dedeeling van joh. van düeren over een kind, dat in al de negen maanden, daVhet leefde nooit sliep. Nadat bij de meest verschillende menschen raad was gevraagd, kwam men bij van dubren. die het een „zeer merkwaardag geval noemt zTals men er weinige gezien zal hebben ; hoe het afloopt zal de t.jd moeten leeren W Men zocht toen ter tijde naar een verklaring van de vele onbegrijpelijke dingen, die men zag, en hechtte aan de kleinste gebeurtenissSi die niet alledaagsch waren, soms zulk eene waarde, dat zij met dag en uur en de daarbij tegenwoordige personen nauwkeurig werden vermeld. . . . .. Maar ook treft men in dit tijdschrift uitvoeriger stukken over strijdvragen van den dag aan, zoo bijv. een uitvoerige „Oratie over Cometen, vernietigend het gemeene gevoelen, dat deselve yets quaets "aankondigen". Ook aardige opmerkingen, die een kijk geven op opvattingen van dien tijd, die ook nu nog juist zijn, vindt men in het 2e deeltje: bijvoorbeeld een waarschuwing van blankaart tegen het vele aderlaten „het bloed is het balsem van het leven door te veel aftappen van bloed wordt dit waterig en dun, en het weerstandsvermogen tegen ernstige ziekten neemt daardoor at. Vele medici en chirufgen doen volgens hem, de venaesectie voor elke kleinigheid, waarbij het volkomen onnoodig is, en alleen om daardoor hun patiënten des te meer keeren te kunnen bezoeken! Een andere medewerker, blankaart's neef: jacobus verbergh, geneesheer uit Goes, antwoordt op een hem gedane vraag, waarom hij in zijne private lessen zoo sterk tegen de venaesectie opkomt dat de menschen daardoor te veel verzwakt worden, dat het bloed bij zieken „niet door deszelfs hoeveemeid maar door deszelfe „aard schade doet." Met geneesmiddelen en matig leven bereikt ^Waarschuwhig tegen het onvoorzichtig gebruik van kwik tegen „fraiische-kanker-aandoening" (syphilis), dat reeds vele menschen het leven gekost heeft. Men vindt er ook aardige antwoorden in van blankaart op hem door collega's uit andere steden gestelde vragen over behandeling van ziekten. „ ' . „„' De ontdekking van „den Heer lewenhoek" wordt m een paar mededeelingeri vermeld, enz. enz. Het eerste deeltje bevat een 400-tal „aenmerkmgen m 4 „Centuria" (honderd-tallen) verdeeld, met eenen uitvoerigen, alphabetischen „Blad-wyser Der voornaamste Zaken". 1683. Het „Tweede en Derde Deel des Jaars MDCLXAAI en LXXXII", zooals het ook in twee kleuren gedrukte (de roode 9 10 letters er blijkbaar later scheef bijgedrukt), titelblad met het jaar 1683 luidt, zijn blijkbaar te samen verschenen en doorloopend gepagineerd, zoodat het derde deel dadelijk begint op de keerzijde van het blad, waarop het tweede deel eindigt. Het papier dezer deeltjes is minder goed dan van deel I en deel IV: bruin, en de letters der achterpagina doorlatend. Zij bevatten te samen 300 „aenmeikingen", nu meestal door den inzender onderteekend: 200 in het 2de deeltje en 100 in het 3de deeltje, in 378 bladzijden, met een niet alphabetisch, maar voor elk centurium afzonderlijk, volgens het rangnommer geschikt „Register der voornaamste Hooft-stukken deses Boeks." Voorin treft men de volgende, wel niet onderteekende, maar klaarbhjkelijk van blankaart afkomstige „Bekent-making": „Indien eenige Messieurs genegentheid hebben onder my in de „Medicijne Collegie te houden, weten, dat ik altyd tot haar dienst „ben". In een later schrijven aan Mr. reinald schrijft hij, dat hij door zijn „besigheden van Collegien en praktyk" een weinig opgehouden is in beantwoording van een vraag. Deze drie deeltjes werden opgedragen aan de „Illustre, Wys,,gierige en Nauw-ondersoekende Heeren, de Heeren Autheuren der ,,Ephemerides in Duitsland, des Journal des Scavans in Vrankrijk, „der Acta philosophica in Engeland." Tot die opdracht aan deze „Wijdberoem.de Heeren" was blankaart gekomen „hebbende door UEd. schriften gesien de „groote neirstigheid, die UEd. aanwend om alle wetenschappen, „nauwkeurig te doorgronden, en op vaster schroeven te stellen als „wel oit voor desen: Soo is 't dat ik aangeport ben, om, 't geen „ik of selfs of door goede vrienden heb aangemerkt, de waereld „gemeen te maken".... „Neemt dan Mijn Heeren, dit Werkjen in dank aan, 't geen ik „uw Ed. van herten eerbiediglijk opoffer, wetende door de brieven „(met welke UEd. my somtijds begunstigt hebt) dat UEd. my met j.groote genegentheid beademt: Amsterdam, 20 Novembris 1682. In een „aan den Leser" deelt hij mede „dat dit deeltje het „vorige overtreft, omdat men alle daag meer en meer leert en „siet" en dat men zich dus niet moet verwonderen, indien hij nu en dan verandert van oordeel, want zijne laatste geschriften zijn dikwerf in tegenspraak met zijne eerste: ,,'t Is hier geen werk „van te Philosopheren, maar een werk met Observatiën om daar „uit te philosopheren." Aan het begin van dit 2de en 3de deeltje staat een „Catalogus „der voornaamste Boeken, die den Autheur uitgegeven heeft „en nog meint uit te geven." De bijdragen in dit 2e en 3e deel zijn met den naam des inzenders onderteekend. Men vindt o.a. eene mededeeling van meester jan hoolen, die bij een slecht genezen fractuur aan den arm, de beenderen bloot legt, de fractuur-einden afknipt en zoo genezing bewerkte; dan uitvoerige gedachten wisseling over „het drijven ofte zinken der „moeder niet verdorven is, gansch veilig te ondernemen" is), voorziet blankaart in copy. Als zoodanig zullen ook wel de „Bestekken „om te maken een Schip van Oorlog ten dienste van 't Collegie ter "„Admiraliteit, residerende binnen Amsterdam" en van „een Schip" voor diezelfde Admiraliteit, die wij in het laatste deeltje aantreffen, dienst hebben moeten doen. Maar vooral in blankaart's brieven, vindt men tal van aardige opmerkingen,. die echter, onder de vele onbeduidende zaken, niet altijd gemakkelijk te vinden zijn. Van vele der mededeelingen in de Collectanea geldt zeker wat schreuder eens in heye's Archief schreef: dat de tijdschriften in den vroegeren tijd bestonden „uit een verzameling beschnjvingen „van monstruositeiten of zonderlinge gebeurtenissen zondereenigen 'jsamenhang. Honderden op zich zelf staande en bont door elkan„der medegedeelde geschiedenissen, waarvan de onwaarschijnlijkheid of onnauwkeurigheid der waarneming dikwijls als voor het „grijpen lag." Eene voldoening mag het voor blankaart geweest zijn, dat zijn werk in het Hoogduitsch vertaald werd, onder den titel van: 1690. „Collectanea Medico-Physica, oder Hollandisch Jahr-Regis„ter, sonderbahrer Anmerckungen, die so wol in der Artzney-Kunst, "als Wissenschaft der Natur in gantz Europa vorgefallen." enz. (zie de reproductie). De vertaler is tobias peucer M. C. G. L.; deze heeft vermoedelijk een tijdlang in Holland doorgebracht en zal daar met dit werkje in kennis gekomen zijn: in zijne voorrede herinnert hij aan zijn terugkeer in zijn vaderland. Onder de leerlingen van boerhaave, van welken v. leersum indertijd een lijst gaf in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, komt evenwel de naam van peucer niet voor. . Wanneer men de twee boekjes, het Hollandsche en het m het Duitsch vertaalde, naast elkander ziet, dan steken het keurige en smakelijke uiterlijk, het mooie krachtige papier en de mooie druk van het Hollandsche exemplaar, ten minste in het eerste en vierde deeltje, zeer gunstig af tegen het Duitsche, dat met zijn dun, slap, in den loop van tijd bruin geworden papier, dat de letters van den achterkant laat doorschijnen, met zijn groven druk, een weinig verzorgden indruk maakt. De plaatjes, die soms m een verkeerd deeltje zijn geplaatst, zijn ook veel minder goed verzorgd. Het titelblad, slechts in zwart gedrukt, heeft geen vignet. Het eerste deel van het Duitsche exemplaar bevat 581 bl., heeft tot signatuur S. A—A5.. .—Pp3.; 27 rr., 37 & Het is uitgegeven bij moritz george weidmann in Leipzig. 28 Maart 1690. 8vo: 16.5 x 9.5. Het is met sierletters, als op het titelblad, opgedragen aan den „Wohl-Edlen, Besten, Hochgelahrten und Hochbenahmten Herrn ,'m. christian funcken, Des Weltberühmten Gymnasii Aug. zu ^Gorlitz wohlmeritirten Rectori und in dem Durchlauchtigsten ','Palmen-Orden den Funckenden," (die met zijne „vomehrne ^Anverwandten" veel voor de opvoeding van peucer gedaan 12 NBD. TIJDSCHRIFT VOOR GENEESKUNDE. I JANUARI I927. EERSTE HELFT. K . I. COLLECTANEA MEDICO-PHYSICA, Düec (jttropa aorgefalfo?/ èjngefangen faftDem3#m dg Xxc. öu$ fd&fï tiener QFrftnbung/ tfjetfê auö Comr»unication untetfcljieDenei: , j^erren tttt& £ ietyakv jufammcn getragcn / >Durc& stephanum blamkart, men PrafticunijuSlmfJcri'anv SM tem J&vU«nï>ift|)en in fcaii $o$ waarin verwezen werd naar een mededeeling van denzelfden schrijver in het „Natuur en Konst Kabinet 1), 1719 en 1720: „Gelijk ik „zeer omstandiglijk voor dezen heb aangewezen" , staat in den tekst en in de noot: „Ziet Hatuur en Konst Kabinet 1719 en 1720". Dit eveneens zeldzame periodieke werkje was niet in de Universiteits-Bibliotheek van Amsterdam aanwezig, maar werd mij; uit de UniversiteitsBibliotheek van Groningen toegezonden. Edoch 1 de daarin voorkomende verhandelingen waren niet onderteekend ï Maar in het 3e Deeltje van dit Werkje, 1720, staat een „Opdragt aan alle rechtschaape Nederlandsche Liefhebbers der Natuur,,lijke Historiën, Konsten en Handwerken," uit welke men mag: opmaken, dat de schrijver dit geheele periodieke, om de tweemaanden verschijnende tijdschriftje, alléén heeft geschreven. Deze. opdragt is onderteekend: Uw toegenegen Konst- en HandwerkBeminnaar en vriend, W. v. Ranouw m. d.! In de deeltjes van dit Kabinet komen uitvoerige referaten voor over de Natuurlijke Historie van ferrandus imperatus, vau Napels; over de Oudheid der Natuurlijke Historie; en over het. Goud; het Gouddraad-trekkers-Ambacht en het Gouddraad-pleiters Ambacht, de goudmijnen en goudertsen enz. en over dezelfde onderwerpen, die de schrijver van Weekelijk Discours over de Pest in no. 30 behandelt. Voegt men daar nog bij, dat de schrijver van Esculapius,. Juni 1723, mededeelt, dat hij een Verhandeling heeft geschreven over „de Kina Kina en deszelfs gebruik en misbruik in de afgaande„Koortsen" en dat in het 6e Deel, October 1721 van het Natuuren Konst Kabinet, zulk een Verhandeling voorkomt, waarin hij. waarschuwt tegen het gebruik van dit middel in alle koortsige toestanden, hoewel hij de goede werking bij de anderdaagsche kcortsen erkent, dan mag met zekerheid gezegd worden, dat V. ranouw de schrijver van dit alles is. Het lijot' m.i. geen twijfel, en uit den inhoud der voorrede in het eerste Deel van dit Kabinet, 1719 met de Opdracht: Den WelËdlen Gestrengen Heer, den Heere suffridus van westerhuis, enz. enz. 1) 'K.abinet der Natuurlijke Historiën, Wetenschappen, Konsten en Handwerken,, Voor de Maanden July en Augusty 1719 Verciert en opgeheldert met kopere Plaaten Tweede Deel. 8vp. : 15.5 x 9.5. Te Amsterdam bij hendrik, strik, Boekverkoper, bezijde 't Stadhuis. Met het uitvoerige Register, 9 dln. 1719—1724, Prijs 10:10 (arr.). T9 wenscht w. v. ranouw m. d. „Gezondheid en Welvaren", blijktditnog ten overvloede, of al de artikelen in het Konst Kabinet zijn van de hand van v. ranouw zelf. Dit volgt daarenboven nog uit hetgeen v. ranouw op bladz. 14 van het ie Deel van zijn Konst-Kabinet zegt, nadat hij eene philippica heeft gehouden tegen de letterdieven, die zich tooien met de veeren van anderen. „Daarom kunt gij verzekerd zijn, dat ik „mijn Auteur altijd getrouwelijk en opregtelijk zal melden, en ',daar geen Auteur gemelt wort, zal mij hoe sober het ook zijn „mag in eigendom toekoomen". v. Ranouw wekt zijn landgenooten op om meer initiatief te nemen voor het aanleeren van Ambachten, die zij nu van vreemdelingen leeren. De kunstlievende Italianen hebben in het land zelf kweekscholen en „Konstkamers" opgericht; de Engelschen zonden hunne menschen de wereld in, om overal de Ambachten te leeren en de werktuigen te leeren kennen, de Fransche koningen zonden jongelieden naar Italië, om daar de Ambachten te leeren. v. Ranouw wil nu door zijn Werk zijnen Konstrijken en naarstigen Landslieden te hulp komen, door hen kundiger te maken in de Natuurlijke Historiën (de Natuurlijke Historie in den meest uitgebreiden zin opgevat: daaronder komen ook in Deel 6 geneeskundige uiteenzettingen voor) en Konst-onderwerpen en bekwamer temaken tot nieuwe uitvindingen en verbeteringen der Konsten en Handwerken; hij hoopt, dat anderen hem hierbij zullen ondersteunen. Dit interessante tij dschrif t je kunnen wij hier niet verder vervolgen. Het werd, hoewel in ander formaat, op dezelfde wijze uitgegeven en in den zelfden stijl geschreven als Weekelijk Discours en Esculapius en als Examinator (waarvan men weet, dat V. R. de schrijver is). Het spreekt van zelf, dat ik, nu de pittige schrijver, die „geen „zins begeere de natuurlijke hoedanigheid van mijn geest, met alle „deszelfs gebreken, door blanketsel van opgesmukte methode of „uitgekipte woorden en gemaakte hoogdravende schrijfstijl, of „iets, dat mi] natuurlijk eigen is, te vermommen, maar allezins een „vrije en ongebonde schrijftrant meene te gebruiken", gevonden was, heb nagegaan wat ik verder van hem vinden kon. In het Biographisch Woordenboek van van der aa, 1874, leest men: „W. van Ranouw, mr. dr. 1) Monster-Commissaris van Frieslandt, „burgemeester van Franeker, beoefende de Nederduitsche poëzij. „alb. lyckxama a nyeholt, j. u. d. te Franeker, gaf in 1731 bij „jacobus ennema, zijn(v. RANOuw's)door hem verzamelde poëzij uit, „met den titel: Alle nagelaatene Gedichten van den beroemden Heere „willem van ranouw (en met een Herderskout over de gruwelen „onzer dagen vermeerdert door enz.). Als beoefenaar der natuurlijke „historie maakte hij zich bekend door: Kabinet der natuurlijke „historiën, wetenschappen, Konsten en handwerken, met het Register. „Amst. 1719—1724, waarvan een derde druk van 1758 bestaat, „9 d. m. pl. kl. 8vo. Ook gaf hij De Examinator uit in 4 dln. Amst. „1719. Hij was geboren te Brielle, was eerst heelmeester te Win„sum bij Franeker, in welke Akademie-stad hij in 1697 ging 1) Vermoedelijk een drukfout; M. D. schreef v. ranouw achter zijn naam, dat is: Medicinae Doctor. 20 , .studeeren, waar hij in 1700 trouwde met maria boncamp,van 1704— „1709 Inspector Bursae was, en in 1707 burgemeester werd. Eerst ,,in 1715 verwierf hij den rang van Med. Doctor {in Utrecht, onder „het rectoraat van prof. melchior leydecker, zie ook Biographisch „Woordenboekvan j. g. frederiks en e. jos. van der branden), „en overleed te Amsterdam in 1724. Hij schijnt zeer geleerd, maar „ook zeer zonderling geweest te zijn". Dat hij ook het Weekelijk Discours over de Pesi en Esculapius heeft geschreven, vermelden noch van der aa noch frederiks ; dit was hun büjkbaar niet bekend. In de Boekzaal der geleerde Werelt, July 1731, waar gedichten van v. ranouw worden afgedrukt, wordt gezegd, dat men de betiteling „beroemd" (die a. lijkclama a nyeholt hem gaf) niet moet nemen „in een beteekenis ruimer dan de „palen dezer Provintsie" (Friesland). Dr. W. v. Ranouw werd 6 Augustus 1673 gedoopt te Brielle, waar zijn vader w. v. ranouw Schout was. Beide ouders stierven in 1679 en werden te Brielle begraven. Hij had nog 3 broers en twee zusters, daarenboven waren twee broers, willem genaamd, kort na hunne geboorte, beiden vóór 1673 gestorven, de vader hechtte er blijkbaar aan dat een zijner zoons naar hem heette (Mededeeling van den heer d. g. van epen, Nederland's Patrciaat, te 's Gravenhage). Onze w. van ranouw promoveerde te Utrecht, 6 Juni 1715, tot doctor in de medicijnen op eene Disputatio medica inauguralis: „de „morborum facie fucata". (24 bldz. 40). (Mededeeling uit de Bibl. der Rijks Universiteit, Utrecht). Het was mij nu nog niet verklaarbaar, waarom v. ranouw, die zijne „Examinator" en zijn „Natuur- en Konst Kabinet" bij hendrik strik te Amsterdam uitgaf, de beide andere werkjes: over de Pest en Esculapius, bij een anderen boekverkooper, j. oosterwijk had uitgegeven. Beide boekverkoopers hebben, blijkens een Boekverkoopersrequest aan de Staten van Holland en West-Frieslandt in 1715, te gelijkertijd in Amsterdam den boekhandel uitgeoefend, zijn dus elkander niet opgevolgd. Het blijkt nu evenwel uit de „Opdragt aan alle rechtschaape Neder„landsche Liefhebbers der Natuurlijke Historiën, Konsten enHand,, werken" Amsterdam, 26 October 1722, in Deel 6, dat er in de uitgave van het Kabinet eene vertraging was ontstaan van bijna een jaar; strik had geen kans gezien, zonder zijne andere Boekwerken te verwaarloozen, om het achterstallige door snelle opeenvolging der nommers, in te halen en had het „Regt van „Copy" verkocht aan z. moelé en j. de ruiter (de laatste een gewezen Winkelknegt van strik), Boekverkoopers op de Cingel, op de hoek van de Huiszittensteeg Da vertraging, die ook hierdoor ontstaan was, hoopte van ranouw te kunnen inhalen. Da keuze schijnt evenwel niet gelukkig geweest te zijn, want alleen het 6de Deel werd door moelé en de ruiter uitgegeven; het zevende en achtste deel en het Register (dat, door p. van der meersch samengesteld, in 1732 uitkwam) door bal- 21 thazar lakeman, Boekverkooper, achter de Nieuwe Kerk, over de Molsteeg. Zooals ik bij Esculapius heb medegedeeld, is het laatste nommer van dat Weekblad van December 1723. Vreemd keek ik derhalve op van eene mededeeling van den uitgever b. lakeman, in het 8ste Deel van het Natuur- en Konst-Kabinet, dat, kort na de uitgave van de aflevering van de Maanden Maart-July 1723 Dr. van ranouw was overleden ! Ik vreesde, dat mijne geheele uiteenzetting over den schrijver van Pesten Esculapius daarmede werd te niet gedaan ! Maar die uitgave bleek, volgens het titelblad, in 1724 geschied te zijn, en dat jaar geeft van der aa ook als het^ jaar van overlijden aan. Van denzelfden schrijver verscheen in 1723 Esculapius. (Zieblz. 23). Hiervan ook slechts 1 deel: 3 Mei 1723 tot 6 December 1723, 256 bldz., groote letter: 38 rr., 51 1.1., kleine letter: 51 rr., 57 1.1., eveneens in wekelijksche, Maandagsche nommers. Formaat 40, 19.5 x 15; dezelfde fraaie uitgave wat papier, druk en perkamenten band betreft, als het voorgaande. Titel, register en voorrede ontbreken. S. A.—A3.,B—B3.enz.—Ii3.; Om dezelfde reden als het voorgaande werkje, moet djt als een tijdschrift beschouwd worden; een ,,Periodique" noemt de schrijver het, omdat het in wekelijksche, gedateerde afleveringen van 8 pagina's verscheen. Het formaat en de vorm van inkleeding, dé druk herinneren geheel aan het vorige en het blijkt dan ook uit den inhoud, dat zoowel de schrijver als de uitgever dezelfden zijn als van het voorgaande: de eerste deelt in een der wekelijksche nommers mede, dat, nadat hij met het schrijven der Grasserende Ziekten had opgehouden, hem van alle zijden, ook uit het buitenland, verzocht werd om zijn werk voort te zetten en dat aldus - deze wekelijksche discoursen als een vervolg op de vorige moeten beschouwd worden. Het onderscheidt zich van het vorige door de talrijke, naast den tekst gedrukte kantteekeningen. Uit de gereproduceerde eerste bladzijde en uit den naam van het tijdschriftje ziet men dadelijk waarover in deze 32 wekelijksche afleveringen gehandeld wordt: het is een soort hygiënisch tijdschrift. Van x Mei 1723 af worden wekelijks nauwkeurige opgaven medegedeeld van den dagelijkschen stand van den barometer en den thermometer, door d. g. farhenheit opgenomen, en van de door den schrijver waargenomen weersgesteldheid en geheerscht hebbende winden." In overeenstemming met de opvattingen van die dagen hecht de schrijver groote waarde aan deze berichten, in verband met het optreden van ziekten, en omdat „tot het ge„nezen van de ziektens door verandering van Lucht aan den „Kennisse van de Lucht ten hoogsten gelegen legt". Het is natuurlijk niet mogelijk van al deze vlot geschreven, hygiënische raadgevingen over wat pel zou noemen: Eubiotiek, waarin vooral de „Recept-dokters" harde woorden te hooren krijgen, een overzicht te geven. Het is genoeg er op gewezen te hebben. Niemand zal zich de lectuur van deze gezonde raadgevingen 22 berouwen, waarvan vele nog volkomen up to date zijn en waarin aan den invloed van de lucht, van het klimaat, van de gesteldheid van den grond, van het water, groote beteekenis voor de gezond- ( i) No. t. ESCULAPIUS. 'Door den welken aan 't publycq voorgejielt word d: konfi om de gezondheid te onderhouden, het lichaam tegens den aanval der Ziektens te befchermen, en in kragt en fterkte grotelyks te doen toenemen, a/der bande zoort van ziekten en ongemakken op een aangename en veilige wyze te genezen door verandering van Lucht; door gereguleerde exercitiën des lïchaams: door maatregels omtrent de voedinge ; door waarnemingen en voorzorgen omtrent de manier van leven, en beflieringe der hartstogten: door een konftige adminiftrarie va» de Lucht in de kamers der Kr anken enz. Maandag den 5- Maj 1713. 1. "W" K heb den oorlog geetoclaieerd icgenS at Recepten en de Re- Doof I cept-Dokters, om dat ruim zo veel menfehen door dezelve!)^™ dér I van kant geraken als zy van dedood verlolzen. Door de Recepten, Receptenen de Recept-Dokters worden jaarlyks veeldui-k"^011" zendemcnlchen vermorft, envooreengeruiinentyd, of voor hun'"» n piafcis Utbbcr.de, no«»r Ij dei, Heer |. P. Mir^iriiL, H. BH. Is Jvfltrdeti. m»;w. i ! : Verhandeling over -de £i<-kien, weike .aan de VrnuwelijJ.c j •, II Kunne neer danaan liet M.niijt G-Gagt ejfen tij», of ai:oe»j ■'<• 5 bij Vrouaei plaats Kipbcu, door dïu ilaci' H. A. 6«sr> ja? *" 11 M. UoS. te CnJcn i( ' fly, 'Befchrijvmg der laatlle Uiibarfting yan den' Etiw en van eer.tae . XjR if*!» Vooitbfcncl'els van dien Vuurfpuwenden Berg, door den Heer af g. M.r.r»*,*/. u. . . . . . 7=>W J Brief wigens de •rigltn-der ISUïcraitraalen naar boven, door lij» ■gij den lieer Cttuor, 11. D. . .72 j £ |j NIEU WE U IT VIND-tNGEiN , k.z. v. j '! Geneeskundig gebruik der Ma-neer. . . . • r i II VojiBOrgen in ter Begraven der üooden te Geneve. . . ï '| Gtnecsmiddel regen de Schurft.- j : j , 11 Zctr gcmaUiiké Mas.cr um Licht tc omitceken, • . ;t>. II . I Ecr.e meer volmaakte Ibrp I I || VVa>crvanArtin;li»kk'.i! ora Bnkltcn-en Ealfa-leder te ber-i.'c:!. 9 Ijj I Nieutrt yochtBtteier » door B. r**b 1; n«. . in. h BIJZONDERHEDEN sis. NATUUR. I Hoos bif Blainusfftrl. . . • • - » ** •• 1 , , J /Levende. Worm in het Oog van ttoPaard. . . . i J ] Eene gevlakte" Negerin in Mulat. . . . . . 3 l;| j Berige wettcii» den 3aaid der Ncord-Aniertcaaneti. . . 'va. \\\ I PR1J SVHAAGliN ek BBRI'CHTÏN van Buiten - en (i ;, BinneiLlandfche Academiën . Maatlcaaniiyen , enz. ... 1 j ;| NAAMLJfST in ko&ten 1KHÜU3 van aantel NhiUlV uitgek'qme UOfcKïM l i j "~ T~K L~ E Y D E N, |il Bij de Eiten F. de DOES, i?SS fij^ 21.5 x 13. 86 met andere geleerden, op zich genomen hadden het werk te vervolgen. Zij hadden van engelen verzocht ook van uit Suriname zijn medewerking te blijven verleenen, hetgeen deze met vreugde had toegezegd. Voegen van engelen had zich echter over de gemaakte schikking te vroeg verheugd. Het Kabinet zou, aldus was het voornemen, door de bovengenoemde heeren bij dezelfde boekverkoopers, volgens hetzelfde ontwerp en met denzelfden titel, worden voortgezet; slechts wenschte de nieuwe redactie omtrent den juisten tijd van uitkomen niet gebonden te zijn; het was immers in de praktijk voldoende gebleken, dat dit niet mogelijk was. Da vertraging in het uitkomen van bet laatste nummer van deel III bijv. was ontstaan, omdat van engelen daarin tegelijkertijd zijn opvolgers had willen noemen. Daarenboven is men te zeer afhankelijk van drukker en plaatsnijder en honderd soortgelijke zaken, die men niet in de hand heeft. De nummers zullen dus „dan eens trager, „dan spoediger" op elkaar volgen. Het is evenwel anders uitgekomen dan voegen van engelen zich had voorgesteld: in de eerste plaats door de allerbelangrijkste vertraging in de uitgave (het eerste nummer van deel IV kwam eerst in 1788 uit); in de tweede plaats door dat niet de vroegere uitgevers het voortzetteden, maar de Erven f. de does te Leiden, en in de derde plaats, omdat geen der drie door voegen van engelen aangezochte opvolgers de voortzetting blijken op zich genomen te hebben ! ! Wij lezen in een voorbericht uit Leiden, d.d. 16 Augustus 1788 in het eerste Stuk van het 4e deel, de mededeeling van voegen van engelen's vriend, h. a. bake, Med. Doctor te Leyden, dat, ten'gevolge van het vertrek van dien vriend, het verschijnen van dat „Maandblad" sedert eenige jaren geheel achterwege gebleven was (een vertrek, dat, zooals wij zagen, reeds in 1784 was aangekondigd). Dr. Bake had nu op aansporing van vroegere en nieuwe medewerkers de uitgave weder opgevat, daar hem de hulp van die mannen „wier Verhandelingen aan de voorige stukken van het „Kabinet een uitneemend nut en sieraad byzetteden, gulhartig is „toegezegd"; hij beloofde nu door een zoo spoedig mogelijke opvolging der Stukken te zullen trachten zich voor de lezers aangenaam te maken, opdat het volkomen zou beantwoorden aan hetgeen men in een maandwerk van dezen aard verwachten kan. De goede voornemens hadden evenwel geen succes: terwijl vroeger jaarlijks een geheel deel was uit gekomen, kwam nu deel 4 eerst in den tijd van 4 jaren gereed: No. 1 van deel 4 in 1788, No. 2 en No. 3 in 1789, No. 4 in 1790 en No. 5 in 1791. In plaats van om de twee maanden, zooals in den tijd van van engelen, waren zij nu om het jaar uitgekomen, van een „maandwerk" was dus geen sprake. De vroegere vrienden en medewerkers lieten zich, op één stukje van pasteur na, onbetuigd en dat ook aan de actualiteit van het medegedeelde geen overmatige aandacht werd geschonken, mag men opmaken uit het feit, dat het eerste 8; stuk van het nieuwe deel 4 (1788) een vervolg-stukwas van een in het midden van deel 3 opgenomen verhandeling van dr. jan petersen micheix te Amsterdam, dat dus 5 of 6 jaren na het eerste gedeelte "Werd gepubliceerd. ! 1 De indeeling van dit vierde deel (41 rr., 45 11.) is nog dezelfde als die van de vorige deelen, maar veel beperkter. Terwijl de rubriek Nieuwe Waarnemingen in deel 3 in 1782 nog 617 bladzijden inneemt, is deze rubriek in 1788 niet grooter dan 80 bladzijden en bevat bet geheele deel in 4 jaren slechts 431 bladzijden van deze rubriek. De verscheidenheid der onderwerpen is ook niet groot: de meeste ruimte wordt ingenomen door lang uitgesponnen stukken van bake over vrouwenziekte en van michell over „het „wonderbaar zamengevoel tusschen hei Hoofd- en de deelen, tot de „voortteeling geschikt", die de hoofdschotelsin nagenoeg alle nummers vormen ! De rust, die het tijdschrift genomen had, na het vertrek van van engelen, had te lang geduurd, de belangstelling er in was verdwenen en kon door bake, ondanks zijn ijverige pogingen, niet weder worden opgehaald. Da aankondiging, dat de uitgave gestaakt werd, vind ik in de mij ten dienste staande aflevering niet. Met no. 5 houdt het tijdschrift op, niettegenstaande in dit 5e nommer een begin voorkomt van een, onder brugmans verdedigde, dissertatie, met het onderschrift: „Het slot in een volgend Stukje" Alweer goede voornemens ! De druk en het papier zijn veel minder verzorgd dan in de vorige deelen. Het mij ten dienste staande exemplaar heeft achter twee nummers ♦een geschreven verzendingslij st van een twaalftal doctoren, die het nummer 3 tot 5 dagen ter lezing konden houden. Van welk Leesgezelschap dit was, staat niet vermeld. Ongeveer ter zelfder tijd, waarin deel II van voegen van engexen's Kabinet eindigde, verscheen te Rotterdam bij j. krap az. het cï 1782. Genees-, Heel-, Artzeny- en Vroedkundig Magazyn, dat zich meer speciaal met geneeskundige onderwerpen dacht bezig te bouden, niet het allegaartje van Jaarboeken of Kabinet. Het werd uitgegeven door martinus pruys i) en l. nolst, Medicinae Doctores te Rotterdam. Eén deel, in 4 Stukken (arrenberg vermeldt 7 Stukjes) 8vo: 20.2 x 12.5. Prijs ƒ7 : 16 (arr.). In de niet gedateerde Voorrede van dit tijdschrift worden weder •dezelfde argumenten voor het verschijnen gegeven, als in de vorige tijdschriften: nam. om hen, die vreemde talen niet verstaan of zich •de'grootere buitenlandsche werken niet kunnen aanschaffen, toch met den inhoud van deze in kennis te stellen „die dikwerf, in de „beoeffening harer kunst, van het grootste aanbelang zijn". Heschrijven van verhandelingen in het latijn, dat alle wetenschappet bjke menschen verstaan, is meer en meer in onbruik geraakt; ieder schrijft in zijn eigen taal en men zou dus een aantal tijdschrif- 1) Zie over hem: Geneeskundige Bijdragen door c. pruys v. r>. hoeven enz. 3e Deel, 2e St. 1830. 88 ten moeten lezen om de buitenlandsche onderzoekingen te bhjvert volgen; zoowel om de kosten als om de verschillende talen wordt dit ondoenlijk, daarom is men in ons land wel gedwongen, om in Nederlandsche tijdSrenriften de belangrijkste buitenlandsche onderzoekingen algèmeener bekend te maken. Zulke tijdschriften bestaan er wel reeds, maar „de wijs opjvelke zij uitgevoerd worden,. GENEES- HEELA R T Z E N Y- E N VROEDKUNDIG MAG1ZYN. UITGEGEVEN DOOR MAüTINtS PILUYg E N LAMBERTÜS NOLST, ME DIC1NJE DOCTORES tt ROTTERDAM. TE ROTTERDAM, Êy J. KRAP A. Z., Ï784. i I ^ 20.2 x 12.5. 89 „scheen ons volkomen vrijheid te geven om onze kragten tot "bereiking-van het reeds gemelde oogmerk te beproeven". De tijdschriften, die de redacteurs op het oog hebben, zijn de Jaarboeken en het Kabinet van voegen van engelen, bij welke, volgens deze redactie, de natuur- en huishoudkundige Verhandelingen meer op den voorgrond staan dan de geneeskundige : het Magazijn wenscht meer speciaal de geneeskundige onderwerpen te behandelen en wil ook niet zoo veel verschillende rubrieken geven als die andere, geen boekenlijsten, geen prijsvragen, geen academische 6 De schrijvers stellen zich voor, om hunne mededeelingen hoofdzakelijk aan buitenlandsche geschriften te ontkenen, maar zullen zich toch niet altijd uitsluitend tot deze beperken en ook wel eens zaken overnemen uit Verhandelingen van Vaderlandsche Genootschappen, die niet hoofdzakelijk genees- of heelkundige waarnemingen bevatten; maar dan toch altijd zaken, die op de beoefening der in bovengenoemden titel genoemde vakken betrekking hebben; zij zouden eigenlijk wenschen, dat er eens een tijdschrift werd opgericht, waarin alle genees- en heelkundige waarnemingen van ons land werden bijeengebracht i). „Moet dan het bijzonder voordeel der Boekverkooperen langer „bóven het algemeene nut, 'twelk leesgierige Artsen daer uit '/.zouden trekken, gesteld worden?" De schrijvers wijzen er op, dat het niet altijd nieuwe zaken zullen zijn, die zij geven, ook wel eens oudere van zeer beroemde menschen. Zoo' vangt dit nieuwe tijdschrift aan met eene Verhandeling over den „Aert en de Natuur des Rooloops (dysenterie) van m. stoll 2) „een'mensch, die van den Hemel schijnt gezonden te zijn, om de ^Geneeskunst tot eene schier onfeilbare wetenschap te brengen". " Bijdragen van bekwame Nederlandsche kunstgenooten — en hierin stemmen zij ook al weer met andere redacties overeen — hetzij vertaalde stukken of oorspronkelijke mededeelingen, zullen gaarne worden ontvangen. tr De redacteurs hadden het plan om alle drie maanden een „Stukje uit te geven; wanneer het zou blijken in den smaak te vallen, zullen zij het voortzetten, anders zullen zij er van zelf mede ophouden. Dit laatste is vermoedelijk het geval geweest. 1782. Het eerste deel bevat 4,,Stukken", waarvan het eerste, 159 bladz., in 1782 verscheen; elk Stuk, ongeveer 10 vellen druks 28 rr., 3611., heeft het hoofd: Genees-, Heel-, Artzenij- en Vroedkundig 1) Eenigszins in dien geest heeft later jacob van der haar, nog op 82-jangei» leeftiid gehandeld, toen hij in 1797 op verzoek van vrienden en kennissen zijne Geschriften, welke in de Verhandelingen der Holl. Maatschappij van Walschappen en in die van het Bataafsch Genootschap en in de yaderlandsctie I^tteroeffeningen waren verschenen, in een bundel bijeenbracht: als .^Uitgezochte Genees- en Heelkundige Mengelstoffen of Verhandelingen over gewigtage onderwerpen dier weetenschap en Handkunst meerendeels door merkwaardige voordbeelden opgehelderd en bevestigd. Twee deelen, 292 en 208 bl gr. 8vo. te Amsterdam bij j. b. elwï, 1796 en 1797 " Een verzameling, die later in het Duitser» vertaald is en in Leipzig werd uitgegeven. Prijs / 4.80. (Vervolg op arr.). 2) Martinus Stoll, geb. 1742, leerling van de haen in Weenen promoveerde 1772 en praktizeerde in Weenen in het Dreifaltigkeits-Hospital; hield zich veel met de inenting met kinderpokken bezig. Stierf 23 Mei 1787. 90 Magazijn. De drie laatste Stukken hebben behalve dit hoofd nog een citaat uit bekende Fransche schrijvers. Het eerste (ook laatste) deel bevat 34 Verhandelingen en 3 vervolg-stukken op die Verhandelingen, nagenoeg alle van genees-, heel- of verloskundigen aard, o.a. in het derde Stuk eene verhandeling ever de schaambeensnede, een paar artsenybereidkundi'ge. Aan het eind een-uitvoerige alphabetische bladwijzer S. BbbBbb 5....—Ccc 5.... De bijdragen bijna uitsluitend uit het Latijn, Engelsen, Fransch of Duitsch vertaald. Over pokken en vaccinatie, een onderwerp, dat in andere tijdschriften van die dagen zulk een voorname rol speelde, vindt men in dit tijdschrift niets. Van de bekende verhandeling van percival pott „over den onbruikbare» stoet „der onderste ledematen, als het gevolg eener kromminge van de Ruggraet" (PoTT'sche kyphose) komt eene vertaling, met een zestal, voor dien tijd bijzonder goed uitgevoerde platen, ■voor. Op het titelblad het jaartal 1784; maar in een uitvoerige aankondiging van dit Magazijn in de eerste Naamlijst in de Nieuwe Jaarboeken van 1783, welke naamhjst dus in de eerste 2 maanden van 1783 verschenen is en waarin nog geen boeken ouder dan 1782 beschreven zijn, vind ik het eerste deel, eerste Stuk van dit Magazijn aangekondigd als te zijn uitgekomen in 1782. Wanneer dit geen drukfout is, moet men wel aannemen — omdat het' geheele eerste deel van het Magazijn uit 4 Stukken bestaat, — dat het voornemen, om elke drie maanden één Stuk te geven, niet is verwezenlijkt; immers ware dit wel het geval geweest, dan had het geheele deel minstens in den loop van 1783 gereed moeten zijn, maar dan zou het titelblad niet 1784 hebben aangegeven. Men moet dus aannemen, dat het laatste Stuk van het Magazijn öf heel laat in 1783 is verschenen, zoodat de algemeene titel eerst in 1784 gedrukt kon worden, öf dat het 4e Stuk eerst in 1784 verschenen is. In de mij ten dienste staande exemplaren van dit tijdschrift kon ik dat niet meer uitmaken, omdat de afzonderlijke titels van de Stukken niet meer aanwezig waren. In den uitvoerigen, alphabetischen „Bladwijzer van de voor„naemste zaken" (15 bl. druks) vond ik niets over inenting met kinderpokken. Het einde schijnt nog onverwacht geweest te zijn, want bladzijde 742 van het Magazyn eindigt met de woorden: „Einde van het „eerste deel"; van een ophouden der uitgave wordt met geen woord melding gemaakt; misschien wel met het oog op de aanduiding in de voorrede: dat, indien het niet in den smaak viel, men dit wel van zelf zou merken. In de bovenvermelde aankondiging in de Nieuwe Jaarboeken komt de redactie daarvan op, tegen de bewering, dat deze zich hoofdzakelijk met natuur- en huishoudkundige onderwerpen zouden bezig houden. Zij tracht deze met cijfers te weerleggen; of zij daarin geheel geslaagd is, laat ik in het midden. 1783—1793. Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie-Sociëteit in de Vereenigde Nederlanden. Hiervan verschenen 4 deelen in 7 banden; en een herdruk van 91 VEEHANDELINGEN VAN DE NATUUR- E N GENEESKUNDIGE CORRESPONDENTIE- SOCIETEIT9 IN DE VEREENÏGDE NEDERLANDEN, OPGERICHT IN 'SHAGE. Behelzende de Weerkundige Waarneemingen van het Jaar 1779- Ventot , 6f Variant Cali priediscere morsm Cura fit, ac Patriot cultusque habltusquc locorum. VlRGILIUS. I. DEELS I. AFDEELING. IN 'SGRAVENHAGE, Bi JAN ABRAHAM BOÜVINK. 5MDCCLXXXIII. 22.2 X 13. 92 Deel I, eerste stuk, 1784, formaat.gr. 8vo: 22.2 x 13, Prijs / 18-0-0 (Verv. Arr.). Op het Vignet op het titelblad ziet men Aesculaap en Ptolemeus, die elkander de hand reiken, slangenstaf en vele weerkundige werktuigen. Op den achtergrond het Wapen van 's-Gravenhage. De spreuk onder het Vignet: Mutua praestant Officia. In den catalogus van nijhoff (1911) komen deze Verhandelingen niet onder de tijdschriften voor; in de Bibliotheca Medico-Physica van l. s. a. holtrop echter wèl, terwijl deze de Verhandelingen van Geleerde Genootschappen niet opnam. Voor beide opvattingen valt wat te zeggen. Het komt mij voor, dat deze Verhandelingen eerder tot de tijdschriften moeten gerekend worden; zij werden in gedeelten, niet als geheel, uitgegeven en door een groot aantal, over het geheele land ingedeelde waarnemers bewerkt, die daarin afzonderlijke bijdragen leverden, zoowel over het voorkomen als over het ontstaan van verschillende ziekten en over de daarmede in verband gebrachte metereologische waarnemingen. Ik beschouw het als een tusschending tusschen een tijdschrift en Handelingen; maar daar het nauw verband houdt met de opvattingen over het ontstaan van bepaalde ziekten in verband met de weers- en bodem-gesteldheid en in de andere tijdschriften, die aan de geneeskunde gewijd zijn, aan ditzelfde verband zooveel beteekenis gehecht werd, heb ik dit werk een plaats onder de tijdschriften van dien tijd ingeruimd. Handelingen van Geleerde Genootschappen kwairien in den regel éénmaal in het jaar als een boekdeel uit, dit deden deze Verhandelingen niet. Wij vinden omtrent deze Sociëteit in Deel I, „Eerste af„deehng" harer Verhandelingen medegedeeld, dat zij werd „gebooren" na eene bekroning van een Prijsverhandeling, die door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem in 1770 en in 1772 was uitgeschreven. De prijsvraag luidde: „Welke zijn de ziekten onder de Menschen, die uit de natuurlijke „gesteldheid van het Vaderland voortvloeien? Hoe kan men zich „tegen dezelve behoeden? En door welke middelen kunnen zij „genezen worden?" Zij werd door iman jacob van den bosch beantwoord, die zich ter verkrijging der noodige gegevens met talrijke geneesheeren op verschillende plaatsen in ons land had in verbinding gesteld, en met den „Eereprijs van eenen gouden gedenkpenning bekroond" in 1778. Onmiddellijk na het verschijnen daarvan had Prof. gaubius op voortzetting van dien arbeid aangedrongen, omdat, ook naar de meening van van den bosch zeiven, aan de waarnemingen van één jaar nog geen groot gewicht te hechten was. Ten dien einde werd deze Sociëteit opgericht. Aan haar hoofd stond de Oud-Burgemeester en President Schepen van 's Gravenhage j. dierqüens, onder wiens presidium men maandelijks ten stadhuize vergaderde; verder waren lid van het Bestuur de heeren j. p. van der haer, a. perrenot, a. p. eckhardt en p. van swin- den en de Med. doctoren p. d. huybers, hoogleeraar in de Ontleeden Heel-kunde te 's Hage, t. tame, i. j. van den bosch en j. d'estandau. 93 In een uitvoerig historisch overzicht werd in het Programma uiteengezet wat in den loop der jaren in ons land en elders in dit i opzicht gedaan was. De Sociëteit had tot oogmerk: „om door een genoegzaam getal „korrespondeerende Leden in de meeste plaatsen van ons Vaderland "eene nette Natuur- en Genees-kundige kennis wegens hetzelve "te verkrygen; waartoe deze Leden verzogt worden in het algemeen /de ligging en weerkundige gesteldheid der plaatsen alwaar zy /zig onthouden opteteekenen, vervolgens de byzondere levens/wyze, handwerken en ambagten van derzelver inwooneren, /voor 'zo verre dezelve gelegenheid en oorsprong kunnen geeven /tot bepaalde ziektens, gelyk ook de beschryving van de doorZgaande of volkziektens waarvan zodanige inwoners worden /.aangetast, benevens de uitwerkingen van nieuw ontdekte ge/neesmiddelen en geneezings-wyzen van eene of andere ziekte, /en het ontdekken van inlandsche middelen tegen dezelve. Lidmaatschap 2 ducaten". Om te beginnen vroeg de Maatschappij, naast eene kleine contributie, behoorlijke „Geboorte- en Sterf-hjsten"; ten tweede „Weerkundige Waarnemingen op de Lugtsgesteldheid" en ten derde: /het doen van „Geneeskundige Waarneemingen", volgens eene per circulaire opgegeven wijze. Zooals wij reeds gezien hebben werden dergelijke metereologische waarnemingen, waarvan men zich met het oog op de verklaring van de ontstaanswijze der ziekten veel voorstelde, ook reeds van af 1778 in de Jaarboeken van blussé en in het Kabinet van voegen van engelen uitvoerig medegedeeld. De Sociëteit wendde zich tot de Holl. Maatschappij te Haarlem met het verzoek om de verdere waarnemingen te publiceeren en een deel van de kosten van de te voeren correspondentie te dragen; de correspondentie toch, die van den bosch reeds voor beantwoording van de Prijsvraag gevoerd had, zou op meer uitgebreide schaal moeten voortgezet worden en prof. gaubius drong op een onmiddellijk voortzetten van het eenmaal begonnen onderzoek aan, omdat de belangstelling voor een dusdanig onderzoek door van den bosch nu eenmaal opgewekt, en de ijver der door hem voor zijn werk ingeroepen medewerkers nog blakende was, en men daarvan gebruik moest maken, om dezen ook tot verdere medewerking op te wekken, Hetgeen ook zeer goed gelukte. Maar de steun der Hollandsche Maatschappij was niet zoo groot als men verwacht had. Een algemeen plan werd opgesteld, volgens hetwelk de medewerkers hunne bijdragen moesten inrichten: welke waarnemingen gedaan moesten worden, op welke uren van den dag, met welke instrumenten, hoe de winden moesten worden waargenomen, de hoeveelheid regen, sneeuw, hagel enz. moest worden opgegeven enz.. Groote tabellen werden vervaardigd en den correspondenten ter invulling toegezonden, opdat men door een systematische waarneming op verschillende plaatsen een behoorlijk resultaat zou kunnen verkrijgen. De resultaten dezer waarnemingen werden in de Verhandelingen der Sociëteit opgenomen. 94 1783. Het eerste Deel dier Verhandelingen bestaat uit 4 Banden; alle in 1783 verschenen: Ie Afdeeling, 422 bl.; He Afdeeling a, 564 bl.; Ile Afdeeling b, 453 bl. en Ille Afdeeling, 384 bl. In de eerste afdeeling, waarvan in 1784 een 2e druk verscheen, vindt men als Voorwerk alle inlichtingen aan de correspondenten uitvoerig medegedeeld, onder bijvoeging der benoodigde blancotabellen („in 't Koper gesneedene en gedrukte Tafelen"). Daarenboven vindt men in deze Afdeeling 1) zeer uitvoerige berichten ,,wegens de Luchtsgesteldheid in eenige ■plaatsen der Ver,,eenigde Nederlanden, gedurende het jaar 1779"; voor elke maand uitvoerig medegedeeld: te samen 422 bldz. druks beslaande (36 rr., 3511). Het is een met groote zorg opgezet werk, waarvan helaas de oorspronkelijke aanrichter het verloop niet meer heeft gezien, want in dit laatste gedeelte wordt zijn overlijden in een noot gemeld. Wij kunnen hier niet de resultaten van zulk een groot opgezet onderzoek uitvoerig mededeelen. Mijn indruk is, dat men een groot aantal opgaven heeft verkregen, maar dat slechts nu en dan beproefd werd om bepaalde gevolgtrekkingen uit die opgaven te trekken; en dat ten slotte deze onderneming nfet die resultaten gehad heeft, die men zich daarvan had voorgesteld. 1783. Het eerste doel, 2de afdeeling a. 564 bl. 35 rr. 35 11. bevat de geneeskundige waarnemingen over ziekten van sluis en vele andere plaatsen in StaatsVTaanderen tot Elburg en vele andere plaatsen in de drie classen, waarin ons land voor dit onderzoek verdeeld was, Voor de jaren 1778 en 1779. Ook epidemische ziekten en Opgaven van Gedoopten en Gestorvenen en de ziekten van het Garnizoen. 1783. Het eerste deel, 2de afdeeling b. 454 bl. bevat de geneeskundige en weerkundige waarnemingen en de ziekten van Holland, Friesland en Groningen in 1779 en een zeer uitvoerigen alphabetischen bladwijzer aan het eind van deze afdeeling, 164 bldz. 7", 1783. Het eerste deel, 3de afdeeling, bevat de Wetten van de Sociëteit, de naamlijst van het Bestuur, van de Directeuren, met den Thesaurier generaal en den Secretaris, van de Maecenaten, onder welken in de eerste plaats Prins willem V, Erfstadhouder. Het bevat verder mededeelingen over den „Aart en Loop der ziekten en epide,,mieën in de Vereenigde Nederlanden, in iy79," over de genezing en voorbehoeding der ziekten en het onderling verband tusschen de Luchtsgesteldheid en de ziekten. Een viertal „Aanmerkingen en Ontwerpen ter verbetering van Geboorte- en „Sterflijsten." Het zou evenwel spoedig blijken, dat het plan te grootsch was, opgezet en dat de uitvoering er van de krachten der Sociëteit te boven ging; ook de animo, waarmede het werk begonnen was, werd niet door allen volgehouden. 1785. Van het tweede deel toch kwam de ie afdeeling eerst in 1785 uit: „in 's Gravenhage, nu bij leonardus rosmuller." De direc- 1) In den aanvang van dit deel komt een Lied voor van j. c. m. : „aan 's-Graa„venhage", waarin die Gemeente met het vestigen der Sociëteit werd geluk ge wenscht. „Zij, die in aarde en plant, in lucht en warmte en winden, „Poogt de oorzaak en 't herstel van 's menschen leed te vinden." 95 teuren gaven bij monde van den heer i. j. van den bosch in een bericht, gedateerd 29 September 1785, hun leedwezen te kennen over de ondervonden vertragingen de verschijning, -een vertraging „welke tot-hun „herhaalde smerte" veroorzaakt was eensdeels door „het uitblijven van toegezegde waarnemingen, anderdeels door „gebrek „aan genoegzaame Penningen"; daardoor „heeft de „drukpers sedert de maand July 1784 moeten ledig staan". Ten slotte waren zij door giften weder in staat gesteld het jaar 1780 voor zooverre het afgedrukt was en 1781, voor zoover zij het konden krijgen, te samen uit te geven. Deze ie afdeeling bevat de berichten wegens de Luchtsgesteldheid van 1780 (225 bldz.) en berichten over ziekten in de verschillende deelen van ons land in 1780 (286 bldz.). Wanneer deze vertraging in de uitgave niet had plaats gehad, dan waren „wij den „grooten de Lande en andere opmerkzame natuurvorschers „vóór geweest, in de bepaaling der gelijkheid van dit jaar (1780) „met het jaar 1767, ten aanzien van derzei ver overeenkomende „Luchtsgesteldheid''. 1789. In denzelfden band gebonden komt het 2e Stuk van deel II uit met het jaartal 1789. Ook daarin weder een bericht dd. 20 April 1789, nu geteekend door a. laurillard dit fallot, met betuiging van leedwezen, dat dit stuk pas nu „eindelijk" verschijnt, „het „slot van de Weer- en geneeskundige Waarnemingen van den „Jaare 1780" behelzende. Daarin wordt nog eens gezegd, dat het Werk tot eer strekt aan Maatschappij en Natuur. „De uitheemsche „geleerde Genootschappen zijan-daar getuigen van; de gretigheid, „waar mede zij onze voortbrengselen ontfangen, de loftuitingen, „die zij dezelve toezwaaijen, het verlangen om bij aanhoudendheid „er de vruchten van te mogen smaaken, zijn onlochenbaare getuigen, hoe hoog zij deeze inrichting schatten". De vertraging was ook nuweder doorgebrek aan geld veroorzaakt, hoewel den contribuanten dank gezegd wordt, dat zij, niettegenstaande de verhandelingen niet volgens de belofte in het licht kwamen, toch hunnen steun niet hadden opgezegd; daarenboven was de vertraging een gevolg van het traag inzenden der waarnemingen en ten slotte niet het minst door de ziekte en het overlijden van den Secretaris van den bosch, de ziel en den grondlegger der Sociëteit. Vermoedelijk waren nog verscheidene, hem toegezonden berichten onder diens papieren verloren geraakt. In zijn plaats was dr. anthony laurillard dit fallot, Stads-Medicinae Doctor te 's Hage, benoemd. De directeuren zinnen nu op bezuiniging, die zij meenen te mogen bereiken door de uitvoerigheid van de hun toegezonden berichten te besnoeien. 1786. Het derde deel, eerste Stuk kwam te 's Hage uit bij leonardus rosmuller; het draagt op den titel het jaartal 1786. Het bevat de verschillende waarnemingen over de Luchtsgesteldheid in de Vereenigde Nederlanden in 1781, 270 bldz. 1789. Het derde deel, tweede Stuk bevat een bericht aan den geëerden Lezer, gedateerd 'sHage 31 (!!) September 1790, en onderteekend door laurillard dit fallot waarin, met het oog op de vertraging, op „iever" der correspondenten aangedrongen wordt, want L. wil de inrichting tot „volmaaktheid" brengen. 96 In dit Stuk mededeelingen over Gedoopten en Gestorvene, en ziekten in 1781 in de ver^diillende Provinciën van ons land, met uitvoerige tabellen, en een alphabetischen Bladwijzer der voornaamste zaaken in de geneeskundige Verhandelingen. In het bericht van den secretaris leest men, dat de waarnemingen zóó laat inkomen, dat de directeuren, nu wel is waar het beloofde gedeelte van 1787 kunnen geven, maar dat de waarnemingen over 1782 en volgende nog niet voorhanden zijn; dit hiaat zal evenwel allengs door supplementen worden ingenaaid. Groote finantiëele zorgen bleven de Sociëteit kwellen, vooral nu de heer j. van der perre te Middelburg, de groote beschermheer der Vereeniging, gestorven was. Maar zij zullen hun best blijven doen. 1793. Uit een en ander ziet men wel aankomen, dat het einde van dit werk nabij is; blijkbaar zijn èn activiteit van de correspondenten ■èn belangstelling in het werk verdwenen; het zinkende schip was niet meer te redden en in het Voorbericht van Deel IV, welk deel niet meer uit 2 „Stukken" bestaat, in 's Gravenhage, bij a. van hoogstraten, 1793 uitgegeven, deelen de directeuren mede, 1 September 1793, dat zij wegens het voortdurend geldgebrek ■en het onregelmatig ontvangen der berichten het werk niet meer kunnen voortzetten op de wijze, waarop zij zich dit hadden voorgenomen. Dat zij daarom in dit deel alles hebben bijeengebracht wat zij tot 1790 hadden ontvangen en dat daarmede deze uitgave gestaakt wordt. Men vindt in dit 4e Deel berichten over ziekten in den Jaare 1782 en eenige volgenden, 850 bldz. Zij hebben zich veroorloofd uit finantiëele redenen, de ingekomen berichten te verkorten, zoodat men nu van enkele plaatsen uitsluitend tabellen vindt, daarbij in het oog houdende, dat het voorname doel der Sociëteit zich bepaalde tot de Epidemische Ziekten. De Sociëteit werd nog wel niet ontbonden, de Secretaris geeft in het Voorbericht, d.d. 1 September 1793 het nieuwe plan aan in ■6 punten; zij zal trachten nieuwe leden én nieuwe correspondenten te werven en dan de publicatie op minder kostbare wijze voortzetten, maar in een nieuw werk met nieuwen titel, dat als een eerste deel zal verschijnen, zoodat het bestaande afgesloten blijft. Verder zal men de deelen moeten koopen, behalve de correspondenten en leden. De voorhanden deelen zijn voor /18-0-0. ten voordeele der Sociëteit, bij van hoogstraten verkrijgbaar. In dat nieuwe deel zullen dan eerst de waarnemingen over 1791 en 1792 worden uitgegeven en voortaan elk jaar een deel. Of dit inderdaad geschied is? Het laatste deel van „de jaren 1782—1790 ingeslooten", in 1793 bij van hoogstraten verschenen, 851 bladzijden groot, met alphabetisch (16 bl.) register over dat deel, bevat zeer verkort van Staats-Vlaanderen en soms alleen als staten, de opgaven van de jaren 1782—1786, de opgaven der ziekten, gedoopten en overledenen van verschillende plaatsen in Nederland, van enkele tot 1788 toe, van 's Hage tot 1790 maandsgewijze opgenoemd. In de nieuwe deelen zullen hoofdzakelijk de waarnemingen -over de epidemische ziekten, die altijd de meeste belangstelling 97 hadden, worden gepubliceerd. Dat een Naamlijst in deze nieuwe uitgave zal opgenomen worden van alle Maecenaten, Donateurs, Directeuren, Correspondeerende en gewone leden en dat ieder ■een diploma zal ontvangen, heeft zeker als lokaas moeten dienen ! Nieuwe deelen worden evenwel in de catalogi niet vermeld. Of die wel verschenen zijn, is mij onbekend. Tot de geheel uit een andere taal vertaalde tijdschriften uit ■dezen tijd behoort het „Tijdschrift": 1789. Heelkundige Mengelschriften, uitgegeven door den Heere j. L. schmucker en uit het Hoogduitsch vertaald door johannes daams, Heelmeester te Haarlem. Dit kwam in drie deelen, uit, met Plaaten, te Haarlem bij a. loosjes MDCCLXXXIX, gr. ■8vo: 21.5 x 12.5, 32 rr., 32 11. Prijs / 6.30 (vervolg arr.). De vertaler vraagt in zijn voorbericht niet aan Nederlandsche Kunstbroeders, om hem ook hunne waarnemingen toe te zenden. De drie, elk ruim 300 bldz. tellende deeltjes, bevatten behalve de vertaling van schmucker's Verhandelingen over verschillende heelkundige onderwerpen, elk een groot aantal, slechts enkele bladzijden beslaande waarnemingen van chirurgische gevallen door tal van Duitsche heelmeesters medegedeeld, hier en daar met aanmerkingen van den uitgever voorzien. 1793. Heelkundig Tijdschrift of Verzameling van Verhandelingen «n Waarneemingen, door den heer desault, Eerste Heelmeester „in 't Hdtel Dieu te Parijs. Met Plaaten. Uit het Fransch vertaalt „door ***. Eerste Deel. Te Haarlem. Bij c. b. van brussel, in de „Damstraat MDCCXCIII. 8vo: 21 x 12.5, 120 bl., incompleet. S. A2—A5 . . .—H4 . . .; 33 rr., 40 11. Hoewel „de Vertaaler" in een Voorbericht ook „alle onze Nederlandsche Heelkundigen nodigt om ons met hunnen mede arbeid „te willen vereeren, en de Verhandelingen of Waarneemingen, „welke zij gaarne geplaatst hadden, vragtvrij aan den Drukker „deezes te willen toezenden", is, blijkens het mij ten dienste staande, maar incomplete, exemplaar daaraan door geen Nederl. heelkundige voldaan en bestaat de inhoud louter uit de vertalingen uit het Fransche tijdschrift, uit het Hotel Dieu afkomstig, hier en daar met aanmerkingen van den vertaler voorzien. 1801—1803. Journal für die Neueste Hollandische Medizinische und Naturhistorische Litteratur. Van dit tijdschrift verschenen 3 afleveringen, 1801—1803, formaat: 20 x 12.5. 138 bldz. „Vorrede" S. I—VIII, gedateerd: „Herborn und Leyden, den ien Aug. 1801." Onderteekend: „Die „Herausgeber",- doorloopend gepagineerd. De eerste aflevering is „opgedragen aan sebald justus brugmans, der freyen Künste „Magister, der Weltweisheit und Arzneywissenschaft Doctor, ordent„lichem Professor der Botanik undNaturgeschichte zu Leyden, etc. etc" In dit voorwoord zeggen de uitgevers dat er wel is waar reeds vele tijdschriften zijn, maar dat een tijdschrift, zooals dit, geen verdere aanbeveling noodig heeft. Immers: waar Engelsche, 98 Fransche, Italiaansche, Zweedsche en Deensche tijdschriften en verhandelingen overal in Duitschland gelezen of in tijdschriften gerefereerd worden, daar worden prod^kten van de „Batavische HEELKUNDIGE MENGELSCHRIFTEN, UITGEGEEV'EN DOOR DEN HEERE y. L. SCHMUCKER} Eerllen Generaal-Heelmeester van de Armet 'des Konings van Pruisfen,' Directeur van de Heelkundige Veld- Hospitaalen, Medelid van de Roomfch- Keizerlyke Academie air Na t uuronderzeekers. VIT H B T ^BOOGDUITSCH VERTAALD, DOOR jOHANNES DAAMS, Heelmeester te Haarlem. EERSTE DEEL. MET PLAATEN. » » * Te HAARLEM By A. LOQSJEST, MDCCLXXXIX. 21.5 x 12.5. 99 „Freystaat" wegens hunne taal niet gelezen; daarenboven hebben de Duitsche boekhandelaren weinig betrekkingen met de Nederlandsche, en de omvang van de overige medische literatuur is zóó JOURNAL für die Neueste H o IIa 11 d ische, Medizinische und Naturhistorische LITTERATUR. Hera usgegebeo Seb. Joh. Ludw. Doebins, Doctor und ordentliehem Professor der Mcdizin ZU Herborn, and GoTTLIEB SaLOMON, Doctor der Arxney . Wissenschaft und- ausübendcm Geburtshelfer zu Leyden. Ersten B a n d e s Erstes Stück. 1-1— I " HeiSoj» und H a d a m a b , >n dei neuen G eleh r ten - B uc bb ia dlung, 1 8 o a. 20 x 12.5. groot, dat men geen aanleiding vindt, om ook aan de Nederlandsche nog een plaats in te ruimen. Maar behalve dat, meenen de uitgevers nog een andere oorzaak te kunnen aangeven voor het weinig 100 bekend zijn van de Nederlandsche geneeskundige literatuur, een „Hauptumstand" volgens hun oordeel; deze is, dat de Hollandsche schrijvers gewoonlijk geen honorarium voor hunne bijdragen ontvangen, zoodat het publiceeren voor hen nooit eene kostwinning kan zijn: daarom (sic !) schrijven zij maar weinig en wanneer zij het doen, dan geven zij hunne bijdragen aan geleerde Genootschappen ter publicatie. De uitgevers willen nu juist dergelijke publicaties, die in de verslagen van die Genootschappen verborgen blijven, voor het Duitsche publiek toegankelijk maken. Ook kunnen in hun nieuwe tijdschrift oorspronkelijke, dus nog niet verschenen mededeelingen, worden opgenomen; hiervoor is hun reeds van verschillende zijden toezegging gedaan. Daar zij in ons land in alle Universiteits-steden vele goede connecties hebben, vertrouwen zij er op, dat zij ook „medicinisch„statistisch-politische und personelle Notizen" zuilen ontvangen, waarvoor een afzonderlijke rubriek zal worden open gehouden. De indeeling, die de uitgevers zich voorstellen te maken, zal dus als volgt zijn: Verhandelingen van Hollandsche geneesheeren, heelkundigen of natuur-onderzoekers, welke in originali worden toegezonden of uit de verhandelingen van geleerde Genootschappen zijn overgenomen of afzonderlijk zijn verschenen; van de natuurkundige slechts die, welke met geneesmiddelleer in verband staan. Dan referaten van zulke, welke voor volledige vertaling niet belangrijk genoeg zijn, evenwel zonder critische bespreking; ook dissertaties. Voorkeur voor bepaalde „systemen" heeft de redactie niït. Gemengde berichten: berichten uit ziekenhuizen, van Commissies van Geneeskundig Toevoorzicht; Personalia; Prijsvragen en in het Hollandsch vertaalde Duitsche boeken. Op deze wijze zal de literatuur van af 1798 gegeven worden, maar nu en dan kunnen ook wel eens zeer belangrijke stukken van vroegeren datum behandeld worden, die nog niet in Duitschland bekend zijn. Het Tijdschriftje zou in „Stukken" uitgegeven worden en welzoo mogelijk jaarlijks in 4 Stukken, die dan een band vormen. Deze zullen evenwel niet op vaste tijden uitkomen en zullen ook niet altijd al de besproken rubrieken bevatten; in dit opzicht behouden de uitgevers zich alle vrijheid voor. Voor eiken band zou een volledig Register gegeven worden. Sign. a 2 b,b 2 — i 2; 30 rr., 42 11. 1801. In dit eerste Stuk talrijke mededeelingen over koepokken, waaronder een uit een historisch oogpunt belangrijke bijdrage van prof. Thomassen a thuessink. Verder vertalingen en referaten uit andere tijdschriften. In een noot zeggen de uitgevers, dat zij zooveel mogelijk alles zullen mededeelen, wat over het zeer belangrijke vraagstuk der koepok-inenting in het licht verschijnt. Uit het eerste zien wij, dat in 1800 in Rotterdam door Dr. davids verscheiden inentingen gedaan werden, met stof, die hij uit Engeland liet komen Hij deed daarvan mededeeling in de Algemeene Kunst- en Letterbode, waarschijnlijk om „naam te maken I" In den Haag werd in 1801 nog maar weinig ingeënt, evenals in Leiden: waar prof. oosterdyk 6 tot 8 kinderen inentte ; salomon 14; dr. bake 2 en dr. v. d. mande ook 2. 101 Het allermeest werd, volgens dit bericht van prof. Thomassen a thuessink, in Drenthe „door twee advocaten" ingeënt, In Arnhem werd ook hard voor de Vaccinatie gewerkt. Zooals de opzet van het Tijdschrift aangaf, werden stukken overgenomen uit de Vaderlandsche Letteroefeningen 1800; uit de Handelingen van het Genootschap te Amsterdam Servandis Civibus; uit die van het Genootschap ter Bevordering van Genees- en Heelkunde te Antwerpen ,,Occidit qui non servat". 1802. Het tweedeStuk van dezen jaargang, bl. 159—276; S. k, k2 —s2..; is opgedragen aan: „j. van heekeren. der Arzneykunst Doctor und Commissair „in Sachen der medizinischen Staatspolizy bey dem Ministerio der National-Er ziehung „lm Haag etc." Dezelfde indeeling behouden. Weder talrijke mededeelingen over koepokken en over valsche pokken. Therapeutische en verloskundige mededeelingen uit verschillende Nederlandsche tijdschriften overgenomen of gerefereerd, Personalia, Prijsvragen enz. Vermelding van nieuw opgerichte Nederlandsche geneeskundige tijdschriften. 1803. Het derde Stuk is opgedragen aan „christoph, wilhelm hufeland. „der Arzney-wissenschaft Doctor, Königlich Preussischem Geheimen Rathe, Leibarzte, „Director des Collegii medico-chirurgici, er stem Arzte der Charitê zu Berlin u.s.w." bldz. 277—428; S,. t2 — Ee2.. Dezelfde soort stukken, ook uit Algemeene Kunst- en Letterbode genomen. Therapeutische, chirurgische en verloskundige mededeelingen. Ook referaten over koepokken en uittreksels over brieven hierover. Hiermede is dit tijdschriftje afgeloopen. Het bevat vele historisch interessante mededeelingen en is voor de studie der vaccinatie niet zonder belang, maar geeft ook eene aanduiding van de beteekenis, welke in dien tijd in Duitschland aan onze medische geneeskundige literatuur gehecht werd, al is die beteekenis, ten minste wat de algemeene belangstelling betreft, door de uitgevers bij het ondernemen van hunne uitgave wel wat overschat; dit zou men ten minste moeten opmaken uit het feit, dat het niet onverdienstelijke tijdschriftje het niet tot een volledigen band heeft kunnen brengen: bij het derde Stuk werd de uitgave gestaakt. Een verklaring over het staken geven de uitgevers niet. Het „volledige Register", dat voor een band werd toegezegd in de Voorrede van het iste Stuk, is niet verschenen. Van het jaar 1793 tot aan 1801 schijnen geen Nederlandsche geneeskundige tijdschriften te zijn uitgekomen. In dat jaar verschijnen de: 1801—1804. Verhandelingen en Waarneemingen ter Bevordering der Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde. (Reproductie) i),2),3). 1) Bake (Hermanus Adrianus) geb. 1754 Rotterdam, studeerde eerst theologie, daarna medicijnen in Leiden. In 1780 Stads-doctor in Woerden, later in Leiden. Lector in de Verloskunde. Curator Hoogeschool in Leiden. In 1804 Commissaris voor de Geneesk. Staatsregeling. Hij Stierf in 1805. Op last van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, volgens besluit van 2 February 1799, schreef bake een Leerboek der Verloskunde, vooral voor de vroedvrouwen: „wegens de, vooral ten platte lande, verregaande onkunde in het uitoeffenen harer kunst". Daarin schreef prof. j. h. van der palm, voormalig Agent der Nationale Opvoeding een Voorrede. Het boek werd in Leiden bij a. en j. HONCOOPin 8vo. uitgegeven. Prijs ƒ 4-80. 2) R. de Krüyff. Zoon van den Leidschen dichter jan de kruyff, studeerde te Leiden, aldaar heelmeester. 3) J. Logger, Stads-Heelmeester te Leiden, geb. Dordrecht 1759, Operateur van Koning Willem I. Hij stierf in 184^ 102 Dit tijdschrift is in twee deelen uitgekomen, formaat 8vo: 20.7 x 12, 1801—1804. Prijs f 6.—. Het eerste deel, uit drie bij elkaar ingebonden „Stukken" bestaande, bevat een niet-gedateerde voorrede (S. *2. *3) door de drie bewerkers onderteekend, waarin zij de „Beminnaaren en VERHANDELINGEN £ n WA ARNEEMIN GEN ter bevordering ser GENEES- HEELVERLOS- en SCHEIKUNDE, uit-gegeeven door H A. BAKE, med. doct. R. de K R U Y F F, med. doct. e n J. LOGGER, STADS-HEELMEESTER. Te leyden. TS IIT1IR, Bij A. en j. HONKOOf, MDCCC III. 2O.7.X 12 103 „Beoeffenaaren der Geneeskunde en harer uitgebreidde vakken ,,het eerste stukje van ons aangekondigd Maandwerk" aanbieden „met de belofte zich zoo naauwkeurig mogelijk aan het in den „prospectus aangekondigde plan te zullen houden". Zij wijzen er daarin op, dat dit tijdschrift niet in conflict komt met het Geneeskundig Magazijn, dat van stipriaan luiscius heeft ontworpen, maar dat zij elk van hunne zijde ,,met onderlinge „kennis en goedkeuring", maar langs verschillende wegen, tot opbouwing van de geneeskundige wetenschap zullen werkzaam zijn en „elkander de behulpzame hand zullen bieden". Hun tijdschrift zal zich niet bepalen tot oorspronkelijke verhandelingen van Inlandsche Geleerden, noch pogingen in het werk stellen om de Geneeskundige Correspondentie-Sociëteit weder op de been te helpen, het zal geen besluiten van het Agentschap der Nationale Opvoeding in zijn kolommen opnemen, geen geboortetrouw- of sterf te-lij sten geven of opgaven van nieuw verschenen Nederlandsche boeken en ook geen uittreksels uit buitenlandsche verhandelingen, maar het zal deze in haar geheel vertaald geven en ■eenlijstmet de „Tijfels" van sedert 1800 uitgekomen buitenlandsche boeken de Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde betreffende, welke •evenwel „als niet regtstreeks tot het werk behoorende", afzonderlijk zal worden uitgegeven. De drie redacteurs roepen hiervoor den steun van hunne kunstgenooten in. Het eerste deel van dit tijdschrift, met op het titelblad het jaar 1803; 432 bladz., bestaat uit drie Stukken van 144 bladzijden. Sign. A-A5...-—Z5.... Aa—Aas...— Dd*...; 33 rr., 40 11. De daarin voorkomende Verhandelingen en Waarnemingen 16 in Stuk I en 11 in 4e Stukken II en III zijn op een enkele uitzondering na (h. a. bake, dingemans) alle vertaald. Zij bewegen zich op geneeskundige vakken. In elk Stuk eenige casuïstische mededeelingen. Het tweede en laatste Deel (1804) 482 bladz. bestaat ook uit drie Stukken. Het kwam volgens het titelblad in 1804 gereed. Het eerste Stuk, van dit Deel, 110 bldz. bevat 4 Verhandelingen en 4 Waarnemingen, onder deze laatste twee op verloskundig gebied van een landgenoot (bake), de overigei alle vertaald. Het tweede Stuk is 138 bldz. groot bevat 11 Verhandelingen en 8 Waarnemingen, ■van deze laatste een paar van Nederlanders, de rest alle vertaald. In dit Stukje -vindt men eene mededeeling uit Rastad, dat door twee geneeskundigen in Turkye de ontdekking gedaan was: „dat de Koepokstoffe een onfeilbaar voorbehoed„middel is tegen de pest"; en verder nog eenige mededeelingen over de inenting met koepokken, waarbij een afschrift is gevoegd van een circulaire van Koning friedrich wilhelm van Pruissen, dd. 7 July 1801, waarin gezegd wordt, •dat het „de pligt is van elk Medicinaal persoon ter inenting der pokken „geregtigd om de Ouders, Voogden, en Opzieners van Weeshuizen en soort-' „gelijke inrigtingen, de inenting der koepokken aan te beveelen, en, wanneer „Ouders of Voogden op eene inenting met menschenpokken blijven aandringen „,ten minsten alle voorzorgen aan te wenden, ten einde daardoor geene besmetting „veroorzaakt worde, voor alle welke gevolgen wij hen verantwoordelijk stellen." Het derde Stuk van Deel II, 234 bl., bevat een paar zeer lange vertalingen van buitenlandsche stukken, een Nederlandsche bijdrage en enkele waarnemingen. Hiermede is het tijdschrift ten einde. Wat de reden van het staken der uitgave is, wordt niet vermeld. De aard der verhande- 104 lingen en de geheele inhoud van het tijdschrift zullen wel niet zeer geschikt zijn geweest, om er groote belangstelling voor op tewekken. Reeds dadelijk is het karakter van Maandwerk, dat er in de voorrede aan geg&ven werd;'niet tot uitvoering gekomen. Uit de wrschillende Stukken, zooals zij afzonderlijk verschenen zijn, bhjkt,dat de Stukken I en II van Deel i in 1801 verschenen; zijn, het Stuk III van- Deel 1 in 1802 en in datzelfde jaar ook Stuk I van Deel 2; stuk II van Deel 2 verscheen in 1803 en Stuk IIL van Deel 2 in 1804. Het titelblad van Deel I is vermoedelijk laat na het completeeren van Deel I gedrukt en wel in 1803; daar in 1802 ook nog het eerste Stuk van Deel II verscheen, en het niet waarschijnlijk is, dat die beide Stukken zeer spoedig na elkander in 1802 uitkwamen, moet men wel aannemen, dat Stuk III van Deel 1 in het begin van 1802, Stuk I van Deel 2 in het eind van 1802 uitkwam; dan is het jaartal i8o3 op het titelblad van deel 1 alleen te begrijpen, wanneer het zeer laat na het 2e Stuk van dat deel gedrukt werd. Deel 2 kwam dus van 1802—1804 uit. In elk der niet ingebonden stukjes vindt men een lijst van in het buitenland nieuw verschenen boeken. Het eenige belangrijke in dit tijdschrift is, dat men er voor het eerst in een Nederlandsch werk van inenting met koepokken leest. Wij zagen in de voorrede van dit tijdschrift, dat tegelijkertijd het plan voor een ander geneeskundig tijdschrift gevormd was, maar dat geen vrees behoefde te bestaan, dat deze elkaar in het haar zouden zitten. Wij zullen in den loop onzer mededëeühg' over dit andere tijdschrift zien, dat dat van bake ten slotte voor dit andere heeft moeten wijken en dat in het jaar 1804, toen het eerste ophield te bestaan, de uitgever van bake's tijdschrift, de boekverkooper honcoop te Leiden, het nu volgende, reeds in 1801 opgerichte tijdschrift overnam. Dit tijdschrift was: 1801—1815. Geneeskundig Magazijn, door a. van stipriaan luiscius enz.. Dit Tijdschrift verscheen in 5 deelen; formaat gr. 8vo.: 21.5 x. 12.5. Prijs / 35.25. (arr.-vervolg). Het is de bedoeling daarvan jaarlijks drie Stukken te geven. Uit de Voorrede voor het Tijdschrift van h. a. bake enz. ziet men, dat oorspronkelijk ook dr. dibbetz een der oprichters was. Deze. komt evenwel onder de Redacteuren op het titelblad niet meer voor. In de uitvoerige Inleiding, III—XXII, gedateerd 23 May 1801, geven de Redacteuren de beweegredenen voor het oprichtenvan dit blad op. Zij zeggen ongeveer het volgende: de wetenschap blijft gelukkig niet stil zitten, nieuwe middelen, om de natuur te onderzoeken, worden gevonden, waaruit weder nieuwe gezichtspunten ontstaan en nieuwe opvattingen geboren worden. Dit leert de geschiedenis der geneeskunde: langzamerhand worden de dwalingen der 17e eeuw, o. a. door toedoen van den onsterfelijken boerhaave, verbannen; maar ook zijn leerstelsel wordt weder 105 gewijzigd en door andere vervangen; nieuwe opvattingen worden over geheel Europa verbreid, nieuwe geneeswijzen verdringen de dikwerf barbaarsche oudere, de kennis der ziekten, hunne oorzaken. GENEESKUNDIG 1 A G A Z IJ JS A. tav STIPRIAAN LÜISCIUS, C. G. ONT YD, M. J. MACQUB» LYN, en J. tan HEEKEB.EN. EERSTE DEEL. 2V« Jupiter quidem omnibus. TE DELFT, Bij M. R OELOFS WA ESLT. t: f 9 u 21.5 X 12.5. worden door de Ontleed- en Natuurkunde nauwkeuriger opgespoord, de verloskunde wordt daardoor een afzonderlijke, op wetenschappelijke basis opgetrokken kunst ; op alle gebieden der geneeskunst ziet men nieuw leven. De natuur wordt door de onderzoekingen van peiestley, lavoisier e. a. tot in hare geheimste werkingen bespied, ontleedkunde, kruidkunde, veeartsenijkunde kwamen tot groote ontwikkeling, Staats- en volks-geneeskunde werden ingevoerd. En men zou reeds verder gekomen zijn, mdien er geen oorzaken waren geweest, die den regelmatigen voortgang vertraagd hadden en die niet in uiterlijke omstandigheden haren grondslag hadden, maar in de dwalingen van den menschehjken geest, waardoor men „door verregaande ingenomenheid voor hetgeen in vorige tijden gedaan is" een eenmaal opgevatte meening angstvallig had vastgehouden. Toch is bedachtzaamheid in het aanvaarden van nieuwe opvattingen noodzakelijk en de Redacteuren halen een gezegde van eaco van verulam aan, dat luidt: „de oudheid verdiene alleen „dien eerbied, dat men bij haar een wijle blijve stil staan en men „moet naar alle zijden omzien om te weten, welke de beste weg is, „zoodra men dien gevonden heeft, moet men niet meer stil staan, „maar met ijver voortgaan". Zij waarschuwen tegen de „nieuwheids-bejagers" en ook tegen de opkomende neiging om „systemen" op te stellen en daarin alles te willen wringen; wel is waar kunnen deze er toe leiden om de zaken van alle kanten te bezien en het vóór en tegen op te zoeken, maar meestal berusten zij niet op waarneming, maar op veronderstellingen of zijn het gevolg van de neiging om uit het een of ander nieuw gevonden feit in een met de geneeskunde verwant vak, dadelijk alles in de geneeskunde te willen verklaren. Vooral zijn de buitengewone vorderingen der Scheikunde dikwijls onberaden en overdreven op andere takken der geneeskunde toegepast. Hoewel de schrijvers van meening zijn, dat in ons Gemeenebest de geneeskunde uitnemend onderwezen wordt, „dat misschien „in geen land, over het algemeen alle takken der geneeskunde „beter onderwezen en verstandiger uitgeoefend worden dan hier", omdat men niet dadelijk alle nieuwe zaken als vaststaande aanneemt, zoo heeft dit ook zijne schaduwzijde: men is wel eens wat al te traag in het aannemen van nieuwe dingen. Het buitenland is ons in dit opzicht de baas: daar zijn de pogingen tot den opbouw der geneeskundige wetenschap, sedert eenige jaren, veel ijveriger en uitgestrekter dan in ons Gemeenebest. Onze letterkundige arbeid staat op dit punt niet in vergelijking met de voortreffelijke en menigvuldige bijdragen bij andere volken in een kort tijdsbestek. Wij geraken op die wijze ten achter; vroeger bloeyende Genootschappen (hier denken de schrijvers wel het eerst aan de Haagsche Correspondentie-Sociëteit) zijn in kwijnenden toestand; Natuur- en Geneeskundige Tijdschriften, die bij ons het licht zagen, ondervinden geen ondersteuning meer en moeten met de uitgave ophouden. Terwijl het „in Duitschland overvloeit van „Journalen, bestaan er in ons land slechts twee scheikundige jour- 10 6 107 „nalen en geen enkel eigenlijk gezegd geneeskundig tijdschrift ,,meer en deze zijn toch voor de ontwikkeling der geneeskunde „onontbeerlijk". Deze overwegingen brachten de Redacteuren er toe, om een „Geneeskundig Tijdschrift" op te richten; zij zijn door het lot "hunner voorgangers niet afgeschrikt; zij stellen zich voor, oni in de eerste plaats „belangrijke oorspronglijke verhandelingen" van Vaderlandsche geneeskundigen in een vereenigingspunt bijeen te brengen; zij willen voorts de „voormalige Correspondentie„Sociëteit" eenigszins vergoeden, wier nuttigheid door ieder erkend werd. Men is tegenwoordig overtuigd, dat „de Jaargetijden, de „gesteldheid des Dampkrings, de ligging eener Stad, Dorp of „landstreek, de levenswijze der ingezetenen, derzelver beroepsbezigheden en meer andere zoodanige oorzaken eenen aanmerke„hjken invloed op den aart en loop der ziekten hebben, daarop „moet dus naauwkeurig acht geslagen worden". Het plan der uitgave was reeds in Januari 1801 door Brieven bekend gemaakt. De Redactie wenscht de volgende rubrieken in hun tijdschrift op te nemen: 1. Oorsprongelij ke Nederlandsche stukken en referaten. 2. Eenigermate in den geest werken van de Corresp. Sociëteit. 3. Publicatie van Voordragten, plannen of Memories door den Agent der Nationale Opvoeding der Republiek ingediend. 4. Uittreksels, van in- en buiten-landsche Geneeskundige Geschriften, voornamelijk van de laatste, uit den laatsten tijd, om de eerzucht en den naijver onzer Geneeskundige Landgenoten op te wekken. 5. Belangrijke resultaten uit Geboorte-, Trouw- en Ster f te-registers. 6. Korte opgaven van Uit- en In-landsche Geneeskundige Geschriften, dissertaties enz., Berichten, Programma's, lijsten van nieuw uitgekomen boeken in binnen- en buitenland. De redacteuren verplichten zich niet tot bepaalde tijdstippen van uitgifte; ook niet om in elk Stuk steeds alle rubrieken te geven; dit zal afhangen van hetgeen hun wordt toegezonden. Men vindt in de eerste deelen vele van de in dien tijd actueel zijnde onderwerpen besproken, dikwerf in den vorm van brieven aan den Agent der Nationale Opvoeding, waarvan de vaccinatie met koepokken en de voordeden daarvan tegenover de vroegere inenting met kinderpokken, den hoofdschotel uitmaken; behandeling van cataract, van tuberculose enz. en ook eene uitvoerige beschrijving van de in 1800 in November en December algemeen geheerscht hebbende „influenza". 1801. Deel I is, zooals wij mededeelden, in 3 afzonderlijk gepagineerde Stukken verschenen. Elk Stuk heeft een hoofd: Geneeskundig Magazijn. Abrah. v. Stipriaan Luisciüs, geb. 10 Oct. 1753 te Oudewater; 1774 Stud. Med. Leiden; 1788 promotie; Geneesheer in Delft; Lector in de Scheikunde, werd voor de beantwoording van verschillende buiten- en binnenlandsche prijsvragen met gouden medailles-bekroond. Ijverig voorstander der koepokinenting. Lid, later Voorzitter der Prov. Gen. Comm. Stierf 2 Mei 1829. Liet vele geschriften na. M. J. Macqoelyn, geb. tè Delft ió Sept. 1771; 1789 Stud. te Leidea, 1795 promotie. Geneesheer in Delft, in 1824 hoogleeraar te Leiden. In 1842 emeritaat. Stierf 4 April 1852. Schreef in 1828 over het onderwijs in de leer der geneesmiddelen. C. G. Ontijd, geboren 1776. Geneesheer te 's Gravenhage, Lid der Prov, Gen. Comm. Stierf 1844. Bekend door zijn strijd tegen Capadose over de inenting, 1824. Schreef over longtering en over inenting met hoepokken en over de geneeskundige Staats-regeling. Jan van Heekeren. Geb. 26 Dec. 1774, te Amsterdam, vader apotheker. Stud. Leiden 1791, promotie 1797. Geneesheer te Amsterdam. In 1798 Secretaris van het Agentschap van nationale opvoeding. Bedankte voor hoogleerschap in ontleedkunde te Amsterdam op verzoek van zijn Chef van kooten. v. d. Palm benoemde hem tot Commissaris in de zaken der Geneeskundige Staatsregeling. Stierf 1803. Van zijn hand rapport over het invoeren van Geboorte, Trouw- ed Sterftelijsten (1801). Voordrachten ter bevordering en algemeene verspreiding van de inenting der kinderziekte, 1801. Stuk 1, 1801, 205 bldz. S. A—A5...N5.,' gr. 8vo. bevat Nederlandsche verhandelingen over interne geneeskunde, verloskunde, scheikunde o.a. de waardije der koepokken, bijzonderlijk ter beveiliging van de kinderpokken, overwogen in een antwoord aan den Agent der Nationale Opvoeding door Matth. van Geons, en een alphabetische lijst van nieuwe in- en uitlandsche geneeskundige boeken; Prijs: / 1-16-0. Stuk 2, 1801, 226 bldz, ook boekenlijst, f 2-0-0. Stuk 3, 1801, 230 bldz. dezelfde indeeling; ook boekenlijst. In alle 3 de Stukken 33 rr., 42 11. In het derde Stuk bericht j. van heekeren „uit naam der Redacteuren", onder betuiging van dank voor het gunstige onthaal, dat het tijdschrift te beurt viel, dat „zij zullen zorg dragen" om voortaan jaarlijks niet 3, maar 4 Stukken te geven, ja, wellicht zelfs nog twee Stukken meer, wanneer het tijdschrift op den voortdurenden steun van het publiek mag blijven rekenen. 1802—1803. Deel II, verscheen eveneens in 3 Stukken, maar niet meer in Delft, maar „in den Hage by c. j. leetjwestijn". Alle Stukken afzonderlijk gepagineerd. De bijdragen alle van Nederlandsche schrijvers. Stuk 1. 1802, 267 bldz., o.a. cataract-operaties. Prijs / 2-3-0. Stuk 2, 1802, 208 bldz., bevat genees- en heelkundige waarnemingen over galvaische proefnemingen en alphabetische lijst over boeken. Prijs ƒ 2-1-0. Stuk 3. 1803, 279 bldz. Prijs ƒ 2-4-0. 1803. De rede van de vertraging vindt men in een Voorbericht van het eerste Stuk van Deel 3. Dit eerste Stuk kwam weder bij eenen anderen uitgever uit, n.1. te Leiden bij a. en j. honkoop, den vroegeren uitgever van bake's „Verhandelingen enz.". In het Voorbericht voor Deel III lezen wij, dat de uitgever in Delft met „de boek-negotie" was uitgescheden en dat de Haagsche uitgever leeuwestijn plotseling was overleden; dit had vele onverwachte beslommeringen gegeven, maar de hoofdreden van de vertraging was het onverwachte overlijden van den voornaamsten medewerker, den jeugdigen, j. van hee- 108 keren, Commissaris tot de zaken van de Geneeskundige Staatsregeling onder prof. th. van kooten, van wiens betrekking tot dit officiëele lichaam de redactie zich voor het tijdschrift veel beloofd had en wiens „vlugge pen, bezadigd oordeel en onvermoeide ijver een gewichtige taak in dit tijdschrift vervulden". Zijn dood was een zware slag voor de redactie. Ondanks deze tegenslagen en ondanks „de rampen des vaderlands" verzekerden de redacteuren met moed te zullen doorgaan, dank zij den van alle zijden ondervonden steun. Een uitvoerige levensbeschrijving van van heekeren besluit dit Voorbericht (III—XVIII). S. *2—*5 ; (aan het eind van dit deel een brief gedateerd i Sept. 1804). 1803. Van de drie stukken van Deel III verscheen het eerste nog in 1803, de 2 volgende in 1804, Stuk 1. 1803, 2.70 bldz., 33 rr. 44 11., bevat stukken over vaccinatie, genees- en beelkunde, ziekten enz. in Dordrecht in 1798; de officiééls voordrachten van den Raad van Binnsnlandsche Zaken aan het Staatsbewind ter invoering van de Pharmacopoea Batava; berichten en boekenlijsten, ƒ 1-14-0. Stuk 2. 1804, 242 bl.,eveneens genees- en heelkundige stukken en veryolgberichten over ziekten in Dordrecht. / 2-16-0. Stuk 3. 1804, 347 bl., bevat vervolg van de ziekten in Dordrecht en van de ziekten in het Nosoc. te Groningen; berichten en boeken. De Verhandelingen, die in deze deelen voorkomen, zijn, afgezien van eenige referaten uit buitenlandsche werken, uitsluitend Nederlandsche bijdragen. Er komen wel aardige stukken in voor, maar de bijdragen over de ziekten in Dordrecht en Groningen en van ontijd over tuberculose zijn eindeloos lang. 1805—1807. De uitgave van Deel IV stond ook nog onderden invloed van de ongunstige omstandigheden, waarmede de redactie te kampen had. Van het uitgeven van drie of vier Stukken per jaar, zooals in 1802 in uitzicht was gesteld, was geen sprake meer: het eerste Stuk van dit Deel verscheen in het laatst van 1805; het tweede in 1806 (prijs: ƒ3:12:0); het derde in 1807 (prijs ƒ3:0:0), zoodat dan ook het titelblad van het complete Deel IV het jaartal 1807 •draagt. Voorbericht en inhoud V—XVI. In het Voorbericht, vóór in het complete deel, melden de redacteuren, dat hiermede het vierde deel is ten einde gebracht en beklagen zij er zich over, dat zij zoo geheel alléén voor hun taak staan. Daaraan moet worden toegeschreven, dat de Stukken met zulk een vertraging en op zulk een onregelmatige wijze zijn uitgekomen. Zij moesten met den tijd voor hunne overige bezigheden rekening houden, maar „uit liefde voor „de Konst en uit liefde voor hun vaderland, waarin thans niets „van dien aart bestaat, zullen zij volhouden, al moeten zij dikwijls „hunne nachtrust en de weinige uren, die hun voor het gezellige „leven overschieten, daaraan geven". Zij zullen evenwel, aangemoedigd door de goedkeuring van de meeste in haar werk verschenen verhandelingen, ook in bijna alle buitenlandsche journalen, nog een volgend deel uitgeven, waarvoor zij reeds eenige copy hebben cntvangen, maar zij blijven om 109 ne¬ st eun vragen. Ter bespoediging van de uitgave zullen zij elk Stuk in drie af deelingen geven, zoodat de eene afdeeling niet op de andere behoeft te wachten. • De Stukken van deel IV (1807) zijn nog op de gewoné wijze ingericht en bevatten dus alle rubrieken. De daarin voorkomende bijdragen zijn evenwel wat heel lang uitgesponnen met hare uitvoerige beschrijving, ook al weer van de ziekten, die in het Academisch Ziekenhuis in Groningen en die, welke in het ziekenhuis in Dordrecht voorkwamen en met de uitvoerige bijdragen van ontijd; maar zij zijn voor de geneeskundige opvattingen van die dagen toch niet oninteressant en nu en dan komen er ook officieele stukken in dit deel voor van de Provinciale Commissies van Geneeskundig Ohdérzoek en Toevoorzigt, die van belang zijn. In de uitgebreide boekenlijsten, die gegeven worden, treft het, dat zoo weinig oorspronkelijk Nederlandsche boeken vermeld worden. De titelbladen van de „Stukken" vafl deel IV ontbreken, zoodat men daaruit het jaar van verschijnen niet kan opmaken, maar wel uit de dateering van de laatste mededeelingen in elk Stuk. Voorin elk deel Vindt men een inhouds-opgave van het geheele deel, geen alphabetisch register. 1808—1815. Het 5de en laatste deel verscheen in drie Stukken, van*welke het eerste en tweede Stuk in drie af deelingen verschenen: de eerste afdeeling bevat Verhandelingen en Waarneemingen, de tweede Berichten wegens epidemische en andere Ziektens in ons land, de derde de boekbeewaèelingen, uittreksels (referaten) en boekenlijsten. 1808. De Stukken zijn nu doorloopend gepagineerd. Van de 3 afdeelingen van Stuk I, kwam de eerste in 1808 uit, prijs: /1 ;8:o. In deze afdeeling behandelt prof, Thomassen a thuessink uitvoerig de vraag. „Daar de koepokken sedert 1800 „zich langzamerhand over de geheele wereld verspreid hebben, heeft zich de „voorbehoedende kracht tegen de kinderziekte bevestigd, zoodanig, dat men „dezelve verder moet blijven aanprijzen?" De tweede afdeeling in 1808 waarnemingen in het Nosocomium Clinicum in Groningen; en ziekten in Dordrecht; prijs: / 1: 8: o; en de derde anticritiek en boekbeoordeelingen ook in 1808 ;de laatste berichten zijn van Sept. 1808. De prijs is eveneens / 1-8-0. 1809—1810. De afdeelingen, waatóf Stuk II uitkwam, waren ook drie in getal: de eerste kwam in 1909, de beide andere in 1910 uit; de'prijs dezer afdeeüngen was per afdeeling: f 1-16-0. 1815. Stuk III kwam niet meer in afdeelingen uit; het bevat enkele korte waarnemingen en een uiterst lang stuk , ,over longteering" van ontijd : 300 bl. druks. In een Naschrift in dit laatste Deel verklaren de schrijvers, zich er van bewust te zijn, dat zij niet hebben voldaan aan hunne beloften bij den aanvang van het tijdschrift gedaan, maar de van den aanvang af ondervonden moeilijkheden waren daarvan de oorzaak. Bij de oprichting vóór 15 jaren was hun tijdschrift het eenige geneeskundige journaal in ons land en zij begonnen dus met jeugdigen ijver en vol hoop, ook door hun relatie met het Agentschap voor de Nationale Opvoeding en door den van alle zijden toegezegden steun. De taak was evenwel te zwaar, zwaarder dan zij zich gedacht hadden. Nu zij, met andere bezigheden overladen, niet meer den tijd aan dit tijdschrift kunnen geven, dien dit vereischt en nu daarbij ook andere tijdschriften worden uitgegeven, nu meenen zij gerechtigd te zijn de uitgave te staken. In de moei- III rijke staatkundige jaren-gaven zij in zes jaren twaalf Stukken of vier zware boekdeelen uit, maar „van toen af begon een volstrekt „tijdsgebrek den voortgang van hun werk te vertragen". Zij konden daarna, en dat nog wel incompleet, slecbts één deel bij elkaar brengen. Prijs der 5 deelen j 35,25. In dit, uit Delft gedateerde Naschrift, dd. 29 September 1815, danken zij allen, die hen geholpen hebben, inzonderheid prof. Thomassen A thuessink uit Groningen en zij verklaren zich van hunne zijde bereid anderen, zoo noodig, ook te helpen. De algemeene indruk, dien dit tijdschrift maakt, is een goede en het liet zich vooral in den beginne door de connectie met officieele lichamen zeer goed aanzien, maar de stukken, die er in opgenomen werden, waren, vooral in de laatste deelen, veel te uitgebreid en niet belangrijk genoeg; de zeer lange, niet beredeneerde boekenlijsten zijn misschien voor onzen tegenwoordigen tijd interessanter, dan zij in die dagen geweest zullen zijn. In de Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen werd deze uitgave zeer toegejuicht en de hoop uitgedrukt, dat zij steun zou vinden bij de Vaderlandsche Genees- en Heelkundigen. Het is bijna het eenige, dat, „ten oneere onzer Geneeskundigen, in onze „Moedertale over geneeskundige onderwerpen handelt". Zij hebben met leedwezen „van ter zijde" gehoord, dat de uitgave gestaakt zou worden; het overtreft velen der bespiegelende buitenlandsche Journalen, waarin de zin voor het praktische gemist wordt. Het draagt dan ook in bijna alle buitenlandsche journalen volmondige goedkeuring weg. Bij de beoordeeling van 5e Deel, 2e Stuk, 2e Afd. zegt de Onpartijdige en Vrijmoedige Geneeskundige Beoordeelaar, dat dit Tijdschrift met zijn oorspronkelijke mededeelingen recht heeft op steun. Jammer, dat die zoo gering schijnt te zijn; de namen der redacteuren waarborgen wel tegen geheel afsterven van het Tijdschrift, maar de kwijnende staat is reeds ondragelijk. De trage uitgave van dit Magazijn, wegens de veelvuldige bezigheden der redactie, verdriet de redacteuren van den Beoordeelaar. Zij hopen voor hen op meer bijdragen, maar zouden gaarne wenschen, „dat de zuiverheid onzer moedertale daarbij meer in aan„merking genomen werd". In eene aankondiging van dit Magazijn in het Journal jür die neueste Hotldndische Medizinische und Naturhistorische Litteratur 2e Stuk, 1802, (bldz. 228) wordt, na eene korte opsomming van het plan van dit tijdschrift gezegd, dat het voor de Bataafsche Republiek in een ware behoefte voorziet. Van geheel anderen aard, maar toch behoorend tot de Nederlandsche Geneeskundige Tijdschriften, was ondertusschen in 1810 verschenen: 1810—1812. Onpartijdige en Vrijmoedige Geneeskundige Beoordeelaar. Van dit tijdschrift is één deel verschenen, in 3 „Stukken", 1810— 1812; 8vo, formaat: 20.3 x n.8, 367 bl., 41 rr., 42 11.. In het 112 vervolg op arrenberg niet opgegeven. Niet-alphabetische inhoudsopgave, 3 bl. De niet gedateerde irdeiding, bl. 3—15, is onderteekend: ,,De Redacteurs"; deze zeggen daarin, dat zij het, op dringend verzoek, wagen bij de algemeene overstrooming van maandwerken, dagbladen ê N P A R T ÏT li ï G E P% Ü 9 ... a ^ VRIJMOEDIGE ^ v § | i G E NE ESKUNDIGE % v| I E O ORDE EL A AR.S li 5 y ^ ^ eerste tirrT n ^rirntfTi« $ & t 8 T T Pt I o I li vi •i ■ Jt 20.3 x 11.8. en zoogenaamde Journalen, het getal nog met. één te vermeerderen. De ,,titel van het tijdschrift" duidt reeds aan, dat het van al de andere verschilt, en het resultaat der uitgave zal toonen o het terecht is verschenen: zoo lang het nuttig is, zal het ook blijven bestaan, anders vervalt het van zelf. Er was een tijd, aldus de Redacteurs, dat de Geneeskunde in ons land boven aan in de rij der Euiopeesche volken stond; die plaats had zij allengs verloren, maar in den laatsten tijd begint zij er, dank zij buitenlandschen invloed, weder boven op te komen. Daartoe wil de Beoordeelaar een handje helpen. Zoolang er niet slechts één ware Geneeskunde is, zal er verschil van meening onder de geneeskundigen bestaan; het is de bedoeling van dit nieuwe Tijdschrift, om over alle in ons Vaderland uitgekomen of uit andere talen in het Nederlandsch overgezette werken, die tot de Genees-, Heel- en Vroedkunde, zelfs in verwijderd verband staan, grondig te toetsen en de meening daarover te zeggen. De redactie zet daarbij uitvoerig uiteen, wat zij de taak en den plicht van een recensent acht; in vele week- of maand-bladen worden recensies opgenomen, die veelal niet de uitdrukking zijn van een grondige studie van het beoordeelde werk, maar öf een hoffelijkheids-betuiging óf het tegenovergestelde zijn. De recensie moet zooveel mogelijk niet de meening van één persoon uitdrukken, maar van eene Vereeniging van verscheidene, denkende menschen ;• daardoor wordt het persoonlijke in de beoordeeling vermeden. Het plan bestaat, om de recensies niet in den regel met den naam van den recensent te teekenen, maar aan dezen over te laten of hij zijnen naam onder zijne bijdragen wil plaatsen of niet; ook de redacteurs geven hunne namen niet op, maar zijn bereid die ten allen tijde te noemen, indien dit gewenscht wordt. Uit de verdere uiteenzetting blijkt, dat ook over schei- en natuurkunde zal gerecenseerd worden; dat begonnen zal worden met de werken, die in 1810 uitkwamen en dat men zich niet tot een bepaalde grootte der telkens uit te geven Stukjes verbindt. Naar aanleiding van het plaatsen van geneeskundige verhandelingen of vertalingen in meer voor den leek dan voor den arts bestemde Maand- of Week-bladen, verzoeken de recensenten zulke stukken voortaan in Geneeskundige Bladen te publiceeren: in het Magazijn van van stipriaan luiscius of in de Bijdragen van „Arti Salutiferae". Het in zeer goed Nederlandsch gestelde werkje kwam in 3 „Stukjes" uit, van 128, 142 en 97 bladzijden. Het eerste Stuk verscheen in 1810, het tweede in 1811 en het derde in 1812. Voor ons vooral is van belang wat geschreven wordt over andere, in dien tijd uitkomende geneeskundige tijdschriften; die recensies vermelden wij nu en dan bij de bespreking van die tijdschriften. De beoordeelingen over verschillende publicaties van Nederlandsche schrijvers, speciaal over de waarnemingen van prof. Thomassen A thuessink mogen inderdaad op den naam van „vrijmoedig" aanspraak maken, zij zijn scherp en niet malsch, al wordt ook de lof hem niet onthouden. ï±4 öp het eind van dit deel komt een „Register van het Eerste „Deel" voor. Het moet betreurd worden, dat zulk een critiseerend blad niet langer is blijven bestaan. De besprekingen maken alle den indruk, dat het besproken artikel goed bestudeerd is en dat de beoordeeling werkelijk onpartijdig is. De namen der redacteurs zijn niet bekend. De Jaarboeken meenden van den aanvang af, te mogen betwijfelen of dit tijdschrift voldoende ondersteund zou worden en bij hunne aankondiging van het derde (en laatste) Stuk zeggen zij, dat het wel schijnt „dat in ons kleine plekje grond geneeskundige „tijdschriften ephemeer moeten zijn". Als laatste eer aan den Beoordeelaar roepen zij uit, bij het vermelden, dat dit derde Stukje het laatste is: „Molliter scripta cubent". Het viertal nu volgende tijdschriften wordt het best bij elkander besproken, hoewel daardoor de volgorde der jaren eenigszins verbroken wordt. Het zijn de Bijdragen tot de theorethische en praktische geneeskunde 1810—1813, en de Jaarboeken der Genees- Heel- en Natuurkunde 1812—1819, die elkander opvolgden en beide door het Amsterdamsche Genootschap Arti Salutiferae werden uitgegeven; de Geneeskundige Mengelingen 1818—1824, die ditzelfde Genootschap in samenwerking met het HooRN'sche Genootschap In ■Horto Salubria in het licht gaf en ten slotte het Tijdschrift voor de Genees-, Heel- en Verloskundige Wetenschappen 1823—1847, dat door het HooRN'sche Genootschap „Vis Unita Fortior" werd uitgegeven. 1810—1813. Bijdragen tot theoretische en practische Geneeskunde. Van dit Tijdschrift, dat werd uitgegeven door het Genootschap „Arti Salutiferae", te Amsterdam, verschenen 3 deelen, formaat, gr. 8vo, 22 x 13. Prijs / 8.50. In het in December 1809 verspreide „Bericht" of Prospectus van het op het titelblad genoemde Genootschap zegt de Redactie, dat men noch hen, die dadelijk het nieuwe aannemen en het oude ver van zich werpen, noch hen, die het omgekeerde doen en zich dus niet de moeite willen geven om kennis te nemen van het nieuw verschenene, verwijten mag maken; den laatst en vooral niet, wanneer het nieuw uitgekomene in een vreemde taal is verschenen, want velen ontbreekt het aan tijd en gelegenheid, om alles wat uitkomt te lezen of beschikken niet over de middelen, om zich alle nieuwe voortbrengselen van de kunst aan te schaffen. Dit was voor het Genootschap aanleiding om te overwegen of het niet dienstig zoude zijn uit al die geschriften een soort Bloemlezing samen te stellen in de Nederlandsche taal. Het benoemde eene Commissie uit zijn leden, om de uitgave en de redactie van zulk eene verzameling op zich te nemen. Het waren dus geen Handelingen van het Genootschap, maar het was een door het Genootschap uitgegeven Tijdschrift. Het resultaat van de overleggingen was de aankondiging, dat in den loop van 1810 bovengenoemde „Bijdragen" zouden uitkomen, betrekking hebbende op Geneeskunde en hare hulp-wetenschappen ; daarin zullen evenwel niet alleen buitenlandsche, maar ook zooveel mogelijk oorspronkelijke Nederlandsche bijdragen «5 B IJ DRAGEN tot THEORETISCHE en PRA.CTISCHE GENEESKUNDE, uitgegeven door het C E N O O T S C. H A P, ond.r tlt Zin[r,,a Arti Salutiferae i i amsterdam. EF.RSTE DEEL. te AMSTERDAM, bij L O D E W IJ K van ES, i 8 i o. 22 X 13. Van hare leden, en van andere verdienstelijke mannen, worden opgenomen. Het verschijnen van dit tijdschrift werd in de Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen voor 1810 zeer toegejuicht, omdat hier in Holland, helaas! „Sints lang, meer dan elders, over deze „zaken eene onverschilligheid huisvestte, welke op geringschatting ',van Vaderlandsche voortbrengselen uitliep". Dit was weder zoo vaak de reden, dat het instandhouden van Vaderlandsche uitgaven zoo dikwijls moest gestaakt worden. Het tijdschrift, dat hij lodewijk VAn es, te Amsterdam uitkwam, bevatte: 1. Oorspronkelijke, aan de goedkeuring der redactie onderworpen stukken. 2. Vertaalde theoretische en practischestukken; ziektegevallen, waarnemingen op genees-, heel-, schei- en verloskundig gebied. Het prospectus noodigde allen uit, om eigen geschriften of vertalingen van buitenlandsche stukken aan den uitgever toe te zenden. Het Genootschap verbond zich niet om de verschillende stukken op vastgestelde tijden te doen verschijnen, maar wel, om zoo spoedig mogelijk de toegezonden bijdragen te publiceeren, hopende op die wijze „het heil der lijdende natuurgenooten" te kunnen bevorderen. Het schijnt, dat het bericht, dat de stukken aan de goedkeuring der redactie waren onderworpen, aan enkele kunstgenooten aanstoot had gegeven, ten minste de redacteurs gevoelden aanleiding, om in het Voorbericht van het eerste Stuk in 1810, nog eens te verklaren, dat zij slechts de bevordering en de uitbreiding van Geneeskundige, theoretische en practische kennis op het oog hadden, maar niet meesterachtig wilden optreden in hunne beoordeelingen der toegezonden stukken; zij wilden slechts het recht hebben, om af te wijzen wat hun voor hun doel niet doelmatig voorkwam. De namen van de leden van het Genootschap werden niet medegedeeld, omdat zij dat niet ter zake dienende vonden. Toch is het bekend, dat de zoon van prof. A. bonn, dr. A. c. bonn, Genees- en Stads-Medicinae Doctor te Amsterdam, voorzitter van het Genootschap was 1). In dat Voorbericht wordt er met nadruk op gewezen, dat zij „het zoo belangrijke en buiten deze Bijdragen eenig in ons vadei„land uitgegeven wordend Geneeskundig Werk, het Geneeskundig „Magazijn 2), welks instandhouding (zij) hartelijk wenschen (maar „dat reeds teekenen van ontbinding gaf), niet willen benadeelen. „Zij willen slechts, de eer der Geneeskunde in ons Vaderland „handhaven tegen veelvuldig, onverdiend, ofschoon soms billijk „verwijt". 1) In het exemplaar, chvt in het Leesmuseum voorhanden is, vond ik onlangs een geschreven naamlijst van de Leden van dit Genootschap, bij welken de aflevering „voor 5 dagen ter lezing werd gezonden". Het waren de H.H. Prof. a. bonn, Prof. van rhijn, de heer willet, Prbf. vrolik, de heer jas (chirurgijn), de heer de rooy, de heer f. büchner, de heer engeltrum (later Secretaris van het Genootschap voor Heelkunde), de heer schröder en de heer griot. 2) Van v. stipriaan luiscius, ontijd, enz. lïó ii7 De Stukken van Deel I zijn afzonderlijk, niet doorloopend, gepagineerd. 1810. iste Stuk, 136 pagina's, S. A-A5 13; 31 rr., 41 11.. prijs / 1:6:o, bevat een 8-tal stukken over genees-, heel- en verloskunde, zoowel vertaalde als oorspronkelijk Nederlandsche. Geen berichten, geen boekenlijsten. 1810. 2e Stuk, 176 bl., psijs f 1:16:0, bevat 8 stukken, waaronder eenige vervolgstukken, o.a. over het stelsel van brown in het eind der 18e eeuw, door h. de h lemon, Med. Doet. te Amsterdam. 1810. 3e Stuk, 167 bl., prijs / 1:10:0, bevat 8 meest oorspronkelijke stukken, o.a. vervolg van h. de h. lemon. In dit Deel komt geen alphabetisch Register voor, wel eene gewone inhoudsopgave. In het laatste Stuk constateerde de redactie, in een Voorbericht, met dankbaarheid, dat het tijdschrift veel steun ondervond; maar er was aanmerking op gemaakt, dat het meerendeel der bijdragen vertaald was; zij verzoekt dus dringend om meer oorspronkelijke stukken, waarom reeds dadelijk in het Prospectns gevraagd was. 1811. De in Deel II gepubliceerde stukken zijn nog overwegend vertaalde. 1811. ie Stuk, 156 bl., prijs / 1:10:0. bevat o.a. de reeds in andere tijdschriften verschenen vertaling van de pon'sche kyphose. en een verslag van de dissertatie van a. c. bonn over de scheikundige ontleding van het bevergeil. 1811. 2e Stuk heeft meer oorspronkelijke stukken. De redactie deelt hierin mede, dat zij gaarne zal trachten de vertaalde stukken niet meer af te breken 1), maar in eenzelfde nommer in hun geheel op te nemen. Niet altijd zal dit echter mogelijk zijn; immers die stukken verschijnen ook in het oorspronkelijk niet altijd in één aflevering en het is niet altijd mogelijk dadelijk het geheele stuk uit het buitenland te ontvangen. 1811. 3e Stuk, 153 bl., prijs van Stuk 2 en 3 te samen ƒ3:12:0.; de bijdragen weder meest vertaalde stukken, ook alweer over het stelsel van brown. De beoordeeling in het Tijdschrift voor Kunsten en Wetenschappen over de verschenen Stukken is niet onverdeeld gunstig. 1812—1813. Deel III verscheen, ter drukkerij van j. breeman, ook weer in 3 Stukken, het eerste en het tweede in 1812 en het derde in 1813. De vertaalde stukken blijven de overhand houden. Met dit derde deel houdt de uitgave van dit tijdschrift op; nu eens niet uit gebrek aan deelneming, zooals bij de vorige tijdschriften meestal het geval was, maar omdat het Genootschap een uitgebreider tijdschrift wilde uitgeven, ongeveer in den geest van de in Duitschland verschijnende Annalen der Heilkunde und der Heilkunst. Zooals de Bijdragen aan de theoretische en practische geneeskunde gewijd waren, zou ook, maar op uitgebreider schaal, het nieuwe tijdschrift verschijnen. 1812—1818. Jaarboeken der Genees-, Heel- en Natuurkunde. Dit tijdschrift werd dus ook uitgegeven door het Genootschap „Arti Salutiferae" te Amsterdam; maar de redactie was niet meer anoniem. 1) Waarschijnlij k ten gevolge van een opmerking in den Onpartijdigen Beoordeelaar. n8 JAARBOEKEN ser. GEN EJE S- H E E Lr e n NATUURKUNDE, uitgegeven door het GENOOTSCHAP; Arti Salutiferae, te AMSTERDAM, onder redactie van H. de H. LÉMON, Cs. Js. NIEUWENHUYS, F. H. H A R T O G, F. van der BREGGEN, cornz., W. H. BLOEMRÖDER (Med. Doct>.~) F. BUCHNER (Heel-, Oog-, en Stads Breukmeester.') EERSTE DEEL. te AMSTERDAM, bij LODEWIJK van ES, I 8 I 2. 22 X 13. Zij bestond uit: H. de H. Lémon, Med. Doet. te Amsterdam, schreef verschillende bijdragen over bet stelsel van brown, werd in 1813 tijdelijk door de Franschen verbannen. Cs. Js. Nieuwenhuys, studeerde in Duitschland, practiseerend geneesheer in Amsterdam; gaf in 1820 zijne Proeve van een geneeskundige plaatsbeschrijving der stad Amsterdam uit, met kaarten en platte gronden, 4 lijvige deelen. Zijne beschrijving van het Aalmoezeniers Weeshuis was aanleiding, dat die naar Drenthe werd overgeplaatst. Stierf 1837, 62 jaar oud. F. H. Hartog, geb. 1779, Med. Doet., Amsterdam, overleed 1813 op 34-jarigen leeftijd. F. van der Breggen Cornz., geb. te Leiden 1783, doctor in de geneeskunde 1808; praktiseerend geneesheer te Amsterdam; 1817 Hoogleeraar aan het Athenaeum Illustre; 1837 Lid Prov. Comm. in Noord-Holland; legde 1842 wegens ziekte praktijk neer; Nov. 1842, 25-jarig jubaéUm als Hoogleeraar; stierf 1843. Bestreed de stelsels van brown en broussais. Andreas Bonn schreef een In Memoriam. W. H. Bloemröder, Stads-Med. Doet. te Amsterdam, F. Büchner, Chir. Oog- en Stads-Breukmeester te Amsterdam. De Jaarboeken kwamen in 1812 eveneens in drie Stukken per jaar uit. De bedoeling was, om daarin boekaankondigingen en belangrijke berichten, vooral uit die Duitsche Annalen over te nemen, maar al datgene, wat eigenlijk uitsluitend op Duitsche toestanden betrekking had, te vervangen door voor Nederlanders belangrijke zaken. Door de korte mededeeüngen en door de belangrijke berichten op geneeskundig gebied had dit tijdschrift veel aantrekkelijks. Het verscheen bij denzelfden uitgever, l. van es, en denzelfden drukker, j. breeman, in de Enge Kapelsteeg, by 't Rockkin, No. 7 te Amsterdam, in hetzelfde formaat en met dezelfde letter als zijn voorganger. In een „Berigt" (III—VIII), dat aan het verschijnen van het eerste Stuk voorafging, en waarin ongeveer dezelfde beweegredenen tot de uitgave zijn opgegeven als voor het verschijnen der Bijdragen, houden de Redacteurs zich voor het toezenden van oorspronkelijke of vertaalde bijdragen aanbevolen, welke zij, wanneer zij voor opneming geschikt blijken te zijn, al of niet met den naam van den inzender zullen publiceeren. Onder de op het titelblad afgedrukte namen der redacteurs, komen ook een paar medewerkers aan de Bijdragen voor. wellicht waren dezen dus ook redacteurs van de Bijdragen. Van beide tijdschriften verscheen in 1812 nog een gedeelte. : Elk Stuk bestaat uit wetenschappelijke mededeelingen en uit practische mededeelingen. Het wetenschappelijk gedeelte bevat: 1. „Wetenschappelijke mededeelingen: uittreksels over belangrijke zaken uit andere geschriften of oorspronkelijke stukken van „Hollandsche kunstgenooten; 2. „Letterkundige opgaven: Algemeene karakteristiek van de „nieuwste verschijnselen der Uit- en Inlandsche Geneeskundige „Letterkunde (korte bibliographie van bestaande buitenlandsche „tijdschriften en van Nederlandsche); 3. „Onderscheidene uit- en inlandsche Mengelingen: Letterkun„dige merkwaardigrjeden voor de Geneeskunde van belang". Het practisch gedeelte bevat: irq 120 1. „Practische mededeelingen over ziekte-gevallen en over de „practische aanwending van nieuwe geneesmiddelen enz. 2. „Voorslagen tot verbetering in de uitoefening van de Kunst; ,, Kunst-mededeelingen''. 3. Practische Mengelingen: overzicht van de oefenscholen voor „den arts, van ziekenhuizen, van genootschappen, biographieèn". Van deze Jaarboeken verschenen van 1812—1818, 4 deelen, elk van 3 Stukken, van 12—14 vel druks, 31 rr., 3911., gr. 8vo, 22 X13, prijs / 14.50. 1812. De Stukken van 4)eel I kwamen alle 3 in 1812 uit. Wij vinden in dat deel uitvoerige, aan de Annalen der Heilkunde und der Heilkunst ontleende overzichten over hetgeen de theoretische en de piactische geneeskunde in de laatste 10 jaren aan aanwinsten hebben gehad. Het resultaat dezer beschouwingen was ongeveer dit, dat de voornaamste aanwinsten verkregen werden onder den invloed der natuurwetenschappen en het verlaten van de verschillende elkander opvolgende „stelsels" in de geneeskunde, welke vóórdien de ziekenbehandeling beheerschten. Verder vindt men in deel I mededeelingen van landgenooten op het gebied der path. anatomie, heel- en verloskunde en pharmacologie. Onder de berichten o. a. een Besluit aangaande de Hoogescholen in de Hollandsche Departementen, den 22sten October 18xx, door den Keizer napoleon genomen; en een van den Maire van Amsterdam, meldende dat besloten was „dat voortaan vol„strektelijk geen kind ter schole mag aangenomen worden tenzij het „alvorens bewezen zij, dat hetzelve de natuurlijke kinderziekte heeft „gehad, ingeënt of gevaccineerd is geweest". De strijd over de inenting met kinderpokken (inenting) en die met koepokken (vaccinatie) was in het jaar 1812 in vollen gang. In elk Stuk komt een uitvoerige bespreking voor van de in het buitenland en in ons land verschenen literatuur op genees- en natuurkundig gebied; eene bespreking, die voor buitenlandsche werken soms zóó uitvoerig was, dat voor de Nederlandsche geen plaats meer overbleef. Eigenaardig doet het daarbij aan, dat in dat jaar de Fransche werken tot de Vaderlandsche worden gerekend. In een niet ingebonden exemplaar van het .3e Stuk vond ik de mededeeling van de redactie, dat „ten einde aan de „Jaarboeken zooveel mogelijk oorspronkelijke waarde bij te zetten: „aan ieder der kunstgenoot en, die eenige oorspronkelijke en waardig „gekeurde bijdragen inzend, voor ieder vel druks twee hollandsche „goude ducaten uit te looven, besloten is". Aan het eind van elk Stuk: casuïstische mededeelingen en personalia. In een „Berigt aan den Lezer" in dit derde Stuk, verdedigt de redactie zich tegenover een niet zeer gunstige critiek, die over haar tijdschrift in het Tijdschrift van Kunsten en Wetenschappen voor het Departement der Zuiderzee 1), verschenen was: beoordeeling voor 1) Uitgegeven te Amsterdam bij m. de bruyn en g. s leeneman van der kroe en j. w. yntema. Ter drukkerije van j. ruys, op den Nieuwendijk bij den Dam no. 255. 121 1813, no. i. De redactie komt op tegen de bewering, dat de Jaarboeken uitsluitend aan empirie zouden gewijd zijn en meent, dat de recensent niet zoo „ongemanierd" geschreven zou hebben, indien hij beter op de hoogte ware geweest. De recensie had zich gekeerd tegen de scheiding in een theoretische en een practische afdeeling, tegen het onduidelijke van de onderdeden dezer 2 afdeelingen, tegen den stijl, die dikwerf de bedoeling der schrijvers onduidelijk maakt, en het veimoeden doet rijzen, dat de schrijvers minder met de Nederlandsche taal gewend zijn, dan met die van de overzijde van den Rijn. De Recensie was scherp, maar niet onheusch. Zij moet in 1812 verschenen zijn, hoewel het titelblad vermeldt: (Beoordeeling voor 1813); immers in het in i8i2 verschenen • 3e Stuk der Jaarboeken wordt getracht deze recensie te weerleggen. Ook de in 1812 verschenen Stukken 2 en 3 der Jaarboeken werden in ditzelfde Tijdschrift besproken, na een hooghartig woord over de boosheid der Jaarboeken. De overzichten over de winsten van de theoretische geneeskunde in de laatste 10 jaren, komen er ook niet zonder kleerscheuren af, en in het algemeen is de rustig gestelde critiek niet gunstig voor de Jaarboeken. De prijs van Stuk 1 bedroeg / 2: 1:0; die van de Stukken 2en3 te samen / 4: 12: 0. 1813—1814. Van Deel II verschenen de eerste twee Stukken in 1813, het laatste in 1814. Ook hier dus weder vertraging, waarvoor de Redactie in een Voorbericht hare verontschuldigingen aanbiedt. Tal van „onvoorziene gebeurtenissen" waren van deze vertraging de oorzaak, maar de ernstigste van deze was de vroegtijdige dood, op 34-jarigen leeftijd, van het medelid der redactie, dr. f. h. hartog, die na een n-jarige praktijk in Amsterdam, aan „catharrale koortsen" overleed. Zijn plaats in de redactie werd ingenomen door dr. j. w. kirchner te Amsterdam. Daarenboven werd de redacteur h. de h. lemon tijdelijk verbannen, zoodat bij aan de redactie der eerste twee Stukken niet kon deelnemen. De redactie bestond dus voor die beide Stukken uit de heeren j. w. kirchner, cs. js. nieuwenhuys, f. van der breggen cornz., w. h. bloemröder en f. büchner. De twee Stukken van Deel II, welke in 1813 verschenen, waren samengesteld als de vorige. 1814. In een Voorbericht voor het derde Stuk (210 bldz.), kon de redactie tot haar bijzonder genoegen mededeelen, dat haar mede-redacteur en vriend h. de h. lemon, na een ballingschap van ruim een jaar, aan het Genootschap als lid, en aan haar, als mede-redacteur, was weergegeven „ten gevolge der voor ons „zoo jammerlijk geschokt Vaderland, zoo gezegende verandering „van zaken". Dr. bloemröder was wegens het aannemen van een andere betrekking naar elders vertrokken. De indeeling van de Stukken was wel dezelfde gebleven, maar niet alle rubrieken kwamen nu in elk Stuk voor: zoo ontbreken in de Stukken 2 en 3 de uittreksels en de korte berichten. Van de 6 bijdragen in de wetenschappelijke gedeelten der 3 Stukken 122 zijn er 4 aan buitenlandsche mededeelingen ontleend, maar daarentegen zijn 9 van de 10 „kunst-mededeelingen" oorspronkelijke Nederlandsche stukken. Onder de inlandsche geschriften treft men een waardeerende aankondiging aan van het nieuwe tijdschrift Hippocrates, waarvan het eerste Stuk van deel I in 1814 uitkwam. De Redactie der Jaarboeken wenscht daarin den redacteuren van het nieuwe blad „lust, tijd en gezondheid toe", ten einde weldra met een 2e Stuk „evenzoo belangrijk als het vóór ons liggende, „verrast te worden". In Stuk 1 en 2 der Jaarboeken komen onder de „inlandsche tijdschriften" nog de Fransche tijdschriften voor, maar in Stuk 3, (1814), zijn deze weder onder de buitenlandsche opgenomen, waar zij thuis hooren. 1814. Deel III, ie Stuk, 192 bldz., S. A-A5. . .-M 5. . ., dezelfde redacteuren, behalve bleichröder. In dit Stuk een verhandeling van a. halder hz. „Apothecar en „Buitengewoon Vroedmeester te Zaandam" over de nageboorte, en een vermelding van een geval van Sectio synchondrosis ossium pubis. 1815. 2e Stuk, 209 bl., 1815 heeft een zóó uitgebreide theoretische afdeeling, echter slechts door 3 vertaalde stukken, dat de practische zeer ingekrompen moest worden. Dit gebrek aan verscheidenheid van bijdragen, dat men ook weder in Stuk 3 terugvindt, geeft den indruk van gebrek aan stof en dus ook gebrek aan belangstelling en het verwondert ons dan ook niet, dat Deel IV in vele opzichten ingekrompen is: de letterkundige gegevens en de buitenlandsche journalistiek blijven geheel achterwege; de mdeeling in theoretische en practische afdeeling vervalt en in plaats van 3 Stukken per jaar, verschijnt elk jaar slechts één „Stuk", van ongeveer 220 bldz. In 1815 waren slechts 2 Stukken: Deel III, 2e en 3e Stuk, verschenen. In 1816 verschijnt Stuk 1 van Deel IV. in 1817 Stuk 2 en in 1818, Stuk 3; alle hoofdzakelijk buitenlandsche mededeelingen bevattende, behalve in het slechts 160 bldz. tellende 3e Stuk, waarin van de 7 bijdragen, 5 oorspronkelijke Nederlandsche zijn. Coming events cast their shadow bef ore ! Met Deel IV houdt de uitgave der Jaarboeken op, zonder eenige nadere mededeeling. Deze vindt men in een volgend tijdschrift, dat het gevolg was van de samenwerking van het Gezelschap „Arti Salutiferae" met het Hoorn'sche Gezelschap In Horto Salubria. In eene mededeeling van de redactie wordt uiteen gezet, waarom, onder dezelfde redactie als van de Jaarboeken, dit nieuwe tijdschrift ontstond, dat tot titel had: Geneeskundige Mengelingen enz. 1818—1824. Dit tijdschrift verscheen in 7 „Stukken" Formaat gr. 8 vo., 22 x 13. Prijs ƒ7.20. (arr.-vervolg). 1818. Als reden voor deze verandering deelt de redactie in een „Voorberigt" mede, dat het Genootschap „Arti Salutiferae", de bezitters van de Jaarboeken niet te zeer met een te groot aantal ■HBO 123 GENEESKUNDIGE MENGELINGEN: uitgegeven van wegen het GENOOTSCHAP» Arti Salutiferae y TE AMSTERDAM. DOOR. H. de H. L É M O N, J. W. K T K C H N E R, F. van der BREGGEN, cornz.i H. J. van H O U T E, (Med. Doctt.) e n F. B U C H N E R, {Heel-, Oog-, en Stads Breukmeester.') INHOUD. c. I. reynders , over den g. greeve , Waarneming van Radix Ratanhise. Bladz. i eene aanmerkelijke ontaaf- van der breggen en de ding van liet linker Oog, lemon , BijvoegfeltOt inct een gelukkig gevolg den Radix Ratanhis. 23 door de Operatie weggeno- a. th. kuys , Waamcmin- men . . . • Wfldz. 72 gen omtrent het Nut \v. f. buchner , Waarne- van het Saccharum ining van verwijding Saturni % zoo wel inde van het regter hart, Veizworene als Slijm- met verdunning der longtering . ... 35 zelfstandigheid . . . 84 O. J. reynders , drie van der breggen, Bij- zeldzame Waarnerain. voegfel 100 gen wegens de Navel- Geneeskundig-Lotterkun- ltrengbteuk .... 59 dige Uitnodiging. D. eersten deels V** STUKl Te AMSTËR.DAM, tij LODEWIJK van ES, in de Kalverftraat. 1 3 1 8. 124 deelen wil overladen (sic !), ■ „en ook om andere redenen" (die evenwel niet genoemd worden), het niet onvoegzaam achtte dezelve te staken en te vervangen door de Geneeskundige Mengelingen. Zij belooft de oorspronkehjkheid der bijdragen zooveel mogelijk te zullen blijven handhaven en hoopt in die pogingen door de medewerkers gesteund te zullen worden; er fijntjes aan toevoegende, dat zij „altijd met verlangen uitziet naar de vervulling dier veel„vuldige toezeggingen, welke zij van zoo vele zijden onfving" ! Zij betuigt verder dank aan het „Geneeskundig Gezelschap", dat in 1814 in Hoorn was opgericht „ter Bevordering der Genees„Heel-, Verlos- en Scheikunde onder de zinspreuk: in Horio „Salubria", 1) voor deszelfs bereidvaardige medewerking. In dit laatste Gezelschap werden voordrachten en demonstraties van patiënten gehouden. Toen het, door toetreden van vele nieuwe leden uitgebreider werd, besloot het, om op advies van eene door dit Gezelschap benoemde redactie, nu en dan eenige „Waarnemingen en Verhandelingen" in het licht te geven, om zoodoende voor stad- en landgenooten van meer nut te kunnen zijn. De redactie had zich daartoe met het Gezelschap „Arti Salutiferae" te Amsterdam verstaan, om die verhandelingen, onder hun eigen titel in de door A. S. uit te geven Mengelingen op te nemen. Zij hoopt, dat zij met de bijdragen harer leden vereerd zal worden en zal ten allen tijde voor heusche en kiescbe beoordeelingen toegankelijk zijn. 1818—1820. Het eerste Deel dezer Mengelingen bestaat uit 4 Stukken, waarvan de 2 eerste in 1818, het 3de in 1819, het vierde in 1820 verschenen is. 1818. Stuk 1, in bl., 31 rr., 40 11. Bevat alleen 5 oorspronkelijke stukken van doctoren uit Hoorn en uit andere plaatsen van ons land: enkele stukken zijn met opmerkingen van de Redacteurs der Mengelingen voorzien. . Dr. a. moll, stads-geneesheer te Nijmegen, verzoakt in dit nommer om hem Nederlandsche publicaties te zenden, wier refereering in het Hamburger Magazin für auslandiscken Literatur, hij op zich genomen heeft, om een einde te maken aan het vooroordeel, dat in ons Vaderland volstrekt niets oorspronkelijks gepubliceerd wordt. De uitgever deelt op den omslag mede, dat bij hem voor de lezers van de Mengelingen nog exemplaren van de Jaarboeken en van de Bijdragen goedkoop te verkrijgen zijn. 1818. Stuk 2, 96 bl., bevat 6 Nederlandsche mededeelingen op genees- en heelkundig gebied. 1819. Stuk 3., 105 bl., hierin vindt men voor het eerst een afzonderlijke Verzameling van Waarnemingen, bevattende drie casulstische bijdragen van geneeskundigen uit Noord-Holland, ingezonden door het Genootschap «ter Bevordering van Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde, onder de zinspreuk „ Vis Unita Fortior", te Hoorn. De secretaris van dit Genootschap, jacob van marken, deelt mede, dat het Genootschap In Horto Salubria in Hoorn, zich met een ander geneeskundig Gezelschap onder de bovengenoemde zinspreuk tot één Gezelschap had vereenigd. 1) Aldus genoemd, omdat de voorzitter a. p. kuys zijn buitenverblijf tot het houden der vergaderingen afstond. 135 [Men vindt dit nader uiteengezet in de toespraak bij het 25-jaiig bestaan van V.U.F. gehouden: reeds in 1805 bestond in Hoorn eene Vereeniging, door vijf geneeskundigen opgericht, onder de zinspreuk: Ter Bevordering van Genees-, Heel- en Verloskunde. De leden daarvan kwamen wekelijks bijeen; één van hen moest een voordracht houden over een op die vakken betrekking hebbend onderwerp. Het bleek echter moeilijk om elke week op een bepaalden tijd bijeen te komen ! Daar kwam bij, dat in 1814 nog een ander geneeskundig Gezelschap was opgericht, ook van Sleden: InHorto Salubria. Men deed van beide zijden zijn best om de gezelschappen in stand te houden, maar zij stonden elkander's bloei in den weg. In 1818 begreep men eindehjk, dat men zich vereenigen moest; dit geschiedde dan ook 16 October 1818. Dit vereenigde Gezelschap had tot zinspreuk: Vis Unita Fortior], 1820. Stuk 4., 128 bl., bevat slechts een Verzameling van Waarnemingen door Vis Unita Fortior ingezonden. Vooraf gaat eene mededeeling van dat Gezelschap, waarin het zegt, dat niettegenstaande „deze waarnemingen of verhandelingen, „door het Genootschap in deszelfs Verzameling van Waarnemingen opgenomen „zijn, hetzelve echter daardoor niet wil gehouden worden, als in alle gevallen, het „gevoelen des schrijvers, voor het zijne aan te nemen." Men vindt in deze verzameling, behalve een tweetal kleinere, casnïstische mededeelingen, een lange verhandeling Over de oorzaken der besmettelijke ziekten, welke meestal in de belegerde steden ontstaan, met aanwijzing der beste hulpmiddelen, gegrond op natuur- en scheikundige aanwijzingen, om dezelve voor te komen, of uit den weg te ruimen, door dr. w. f. büchner te Gouda, j. g. repelius te Hoorn en j. s. swaan. Rector der Latijnsche Scholen en Scheikundige te Hoorn. 1820—1824. Deel II kwam in 3 Stukken uit: het eerste in 1820, het 2e in 1822, het derde en laatste in 1824. 1820. Stuk 1. 112 bl., bevat de voortzetting van de verhandeling over de besmettelijke ziekten uit het vorige deel en een referaat uit het Duitsch over de behandeling van Arthrocace, met opmerkingen van f. p. tim, heelmeester in Amsterdam. De redactie heeft eene verandering ondergaan doordat j. w. kirchner vervangen is door d. donselaar, eveneens Med. Doet., overigens dezelfden. De schrale inhoud getuigt zeker niet van groote belangstelling in dit tijdschrift. 1822. Stuk 2, 100 bl., kwam eerst in 1822 uit. Het bevat slechts twee verhandelingen : de eene een vertaling van een artikel van magendie Over de vervaardiging en het gebruik van 'verschillende geneesmiddelen, waarin deze de physiologische eigenschappen en de geneeskrachtige werking van het grootste gedeelte dezer zelfstandigheden, vaststelde; verder een oorspronkelijke mededeeling van j. bal, stads heel- en vroedmeester in Tiel over symphisiotomie. De Redactie wijst er in een noot op, dat het Genootschap Arti Salutiferae het eerst in het Nederlandsch melding gemaakt heeft van de Nux vomica, den phosphorus, het Sacch.Saturni en den Rad. Ratanhiae, en zich de eer mag toerekenen tot de algemeen-making en het gebruik van die middelen zeer veel, en wat vooral het laatste aangaat, alles bijgedragen te hebben; dit was vóór dien alleen in Spanje in gebruik en in Engeland bekend. Het is er trotsch op opnieuw de eerste te zijn, die thans tot de algemeen-making dezer zoo belangrijke middelen, bijgedragen heeft. (Nux vomica, morphine, acidum Prussicum, (blauwzuur), strychnine, veratrine, loogzouten uit de kina, jodium enz. enz.). 1824. Stuk 3 is het laatste Stuk van dit deel der Mengelingen, die hiermede ophouden te bestaan; 158 bl., h. de h. lemon komt niet meer onder de redacteuren voor. 126 In een Voorberigt voor het laatste stuk van dit Deel, gedateerd Augustus 1824, deelt de redactie mede, dat het Genootschap Vis Unita Fortior te Hoorn besloten heeft tot de afzonderlijke uitgave van een geneeskundig tijdschrift en dat de betrekkingen tusschen dit Genootschapen Arti Salutiferae zijn afgebroken. Van de 3 opgenomen stukken waren twee nog vóór deze afscheiding ontvangen; het eerste was een vertaling van een Duitsche verhandeling over Sectio Caesarea, dat om de „zonderlingheid" van het geval werd opgenomen; de andere waren nagelaten verhandelingen en waarnemingen van den overleden Haarlemschen heelmeester h. rijsterbugh, welke door diens overleden dochter waren nagelaten en in handen kwamen van een der leden van V. U. F.; de redactie van dat Genootschap besloot tot het publiceeren er van. Het derde stuk bevat verloskundige waarnemingen, waarvan o. a. twee reeds in de Jaarboeken van 1814 waren gepubliceerd ! Dat een tijdschrift, hetwelk op die wijze in hare copij moest voorzien, geen lang leven zou lijden, was wel te voorzien ! Het Genootschap A. S. heeft „om onderscheidene belangrijke „redenen" besloten de uitgave dezer Mengelingen te eindigen, maar het hoopt deze op de een of andere wijze door een ander tijdschrift vervangen te zien. Al deze banden: Bijdragen, Jaarboeken, en Mengelingen van Arti Salutiferae werden met dezelfde letter, op hetzelfde papier en met hetzelfde rood-gemarmerde captorie uitgegeven, bij lode- wijk VAN es. Dat ten slotte het voortzetten der uitgave op groote bezwaren stuitte, bleek reeds uit het feit, dat er tusschen het verschijnen der verschillende Stukken van een deel meer dan een jaar verliep. Het Genootschap Vis Unita Fortior besloot de samenwerking met A. S. te verbreken. Hoewel deze, zooals de redactie uitdrukkelijk vermeldt, „zeer genoegelijk" plaats had gehad, bestond toch bij de leden van het Hoorn-scne Genootschap de indruk, dat de Amsterdamsche heeren over het opnemen hunner bijdragen een zeker recht van beoordeeling uitoefenden en zagen zij er daarom dikwerf van af, bijdragen in te zenden. Daarom werd besloten om de overeenkomst met A. S. „op een vriendschappelijke wijze" af te breken en hunne bijdragen afzonderlijk uit te geven. Hieraan had het 1823—1847. Tijdschrift voor Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikundige Wetenschappen zijn ontstaan te danken. Het kwam in 6 deelen, elk van 3 Stukken uit, gr. 8vo. 23 x 13.5. Op den buiten-titel komt de inhoud, op den binnentitel de samenstelling der Redactie voor. A. P. Kuys, Med. Doet., Oprichter en Voorzitter van V. U. F., Lector in de pathologie en praxis medica aan de Klinische School te Hoorn; stierf in 1832. T. A. Jorritsma, geb. Sneek 1798; 1814 ingeschreven Stud. Gen. Leiden; 1816 docter in de Geneeskunde, 1817 Doet. Verloskunde. Praktiseerde in Hoorn, legde in 1858 praktijk neer; vertrok naar 's Hage, stierf aldaar 1873. 127 TIJDSCHRIFT VOOR CENEES-, HEEL-, VERLOS- en SCHEIKUNDIGE WETENSCHAPPEN, UITGBCEVÈn DOOR HET GENOOTiCHAl', onder de ZinTprenk: r'lS UNITA FORTIOR, te HOORN. (Uitgave van December 1823.) INHOUD* I. recensicn. e. w. van ï>en burgh, Disftrtath Medha BI. r. Prof. w. van DB &an jen, ti Pcritmius en Febr is Pu&rptrvti'. 10. II. verhandelingen 4 waarnemingen en beantwoordingen va1* opqegevene vragen. }. w. otterman, Waarnemingen van* eene Phthijis Leryugea (eene tceriug van bet llrottenhoofd) Bl. 20. t. a. jorritsma, Waarneming cener twecling-vcrlosflng, bij welke eene der vruchten in eene afzonderlijke zak der baarmoeder bellenen was. , . 44, g. j. rjjnders, Waarneming wegens beunut der Caleudula Oficinulis in de Canccr Uieri ••• — 56. j. s. swaan er p. bakker , Uitvoerige Beantwoording eencr febeikundige vraag, eene Helling van lavoisier betreffende. — 69. UI. overzettingen Of uittreksels uit buitenlandsche geneeskundigs werken. |. s. sw.wn, en t. a. jorritsma , Verklaring van dc Gcuceskundke lc"? van eroussais. . ••• l»! 3o. 9 te AMSTERDAM, Bij A. V I N K. 1823. Buiten-titel. 23 x 13.5- 12$ TIJDSCHRIFT VOOR GENEES-, PEEL-, VERLOS- EN SCHEIKUNDIGE WETENSCHAPPEN, van wege het genootschap VIS UNITA FORTIOR, te HOORN, Uitgegeven door: A.-P. KUIJS, Mei. Doctor. Q. J. RIJNDERS, Heel- ai Proedmeestrr. J. S. SWAAN , Apotheker. T. A. JORRITSMA, Mei. et Art.Objletr.Doctor. J. van MARKEN, Apotheker. uitmakende de sommissie ter redactie. eersten deels eerste stuk. te AMSTERDAM, Bij A. VINK. 1823. Binnen-titel. J. S. Swaan, geb. Hoorn 1774, Apotheker te Amsterdam. Rector aan de Latijnsche School in Hoorn, een „omnis homo". Lector in de Scheikunde aan de Klinische School te Hoorn. Deed veel aan Nederl, poezy; stierf 1826. g. j. Rijnders, geb. 1786, studeerde te Amsterdam; 1808 examen als Sted. Heelmeester; 1809 Stads-Heelmeester te Purmerende, correspondeerend lid van A. S.; 1810 examen als Sted. Vroedmeester; vestiging te Hoorn 1811. Bewerkte met jorritsma de samensmelting der twee geneeskundige hoorn'sche gezelschappen. Lid Plaatselijke Comm. van g. t. 1818. 1825 Lector in Ontleed-, Heel- en Verloskunde aan de Klinische School te Hoorn, Voorzitter van V. u. F. in 1832. 1837 Lid Prov. Comm. v. g. O. en t. Stierf 1840. J. van Marken, Apotheker, Secretaris van de Redactie. 1823—1825. Het eerste deel, dat van 1823—1825 verscheen, bestaat uit drie, afzonderlijk gepagineerde Stukken (Dec. 1823, October 1824, Februari 1825). Op den buiten-titel, waarop ook de inhoud vermeld is, van het Eersten Deels Eerste Stuk, in een halven Engelschen band gebonden, staat: uitgave van December 1823. De bedoeling was, dat elk Stuk „jaarlijks" (ik cursiveer. D.) „met „twee of drie Stukken van na genoeglijken omvang zal achter„volgd worden". Wij zullen echter zien, dat dit zelfs reeds bij het eerste Deel niet gelukt is. De inhoud is in drie rubrieken verdeeld: ie. Onpartijdige recensiën van geneeskundige, meest binnenlandsche werken met recht van anti-critiek; 2e. Oorspronkelijke stukken „door leden des Genootschaps bij de „Kommissie ter Redactie ingezonden", waaronder ook beantwoordingen van bij de Genootschappelijke vergaderingen opgegeven vragen ; 3e. Vertalingen van kleine, of uittreksels uit groot-ere geneeskundige werken uit het buitenland. Op een afzonderlijke pagina voorin staan berichten van de redactie. Verder, tegenover het Voorberigt, een aanhaling uit Cicero: Nos studia nostra Naturae reguld metiamur, neque enim attinet repugnare naturae. 1823. Het eerste Stuk van Deel I heeft 114 bldz.; S. A-A5... -H. Het niet-gedateerde Voorberigt, VII—XII, waaraan het bovenstaande ontleend is, was geteekend „De Kommissie van Redactie, „en in derzelver naam jacob van marken, Sekretaris". Het heeft behalve den buiten-titel, nog een binnen-titel, die de leden van de Kommissie ter Redactie vermeldt. Het begint met recensies, o.a. een over febris puerperalis, waarin de verschillende geneeskundige „stelsels" worden beoordeeld en van de zoogenaamde gastrische leer van stoll gezegd wordt: „nu praalde de theorie van het schoonmaken (laxeeren D.) in „haren geheelen luister, men hield zich verzekerd, alle mogelijke „kwalen, wezenlijk of denkbeeldig, ter achterdeur (!) te kunnen „uitvegen". Verder treft men in dit Stuk een vertaling van een Fransch artikel over broussais' leer der physiologische geneeskunde, op welke wij in een later tijdschrift nog zullen terugkomen. 1824. Het tweede Stuk van Deel I, 1824, (uitgave van October I2y 13° 1824), 127 bid2-' dezelfde redactie en dezelfde uitgever. Hiermeen Naamlijst van de leden des Genootschaps (V—XVI) tot en met 1824, waaruit men leert, dat het 118 leden telde, waarvan 19 in Hoorn of omstreken en de anderen, Correspondeerende leden. Voorts een lijst van de 214, over het geheele land verspreide inteekenaren, ook vele Leesgezelschappen, welke, zooals men weet, vele jaien later de basis vormden van de Afdeelingen der Ned. Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst. In dit Stuk komt een Voorbericht voor, waarin de redactie mededeelt, dat zij dankbaar moet zijn voor de van vele zijden ondervonden ondersteuning, maar dat zij het daarom des te meer betreurt, dat de uitgave zoo vertraagd werd. Dit lag echter niet aan haar, maar aan de drukpers (!) en aan hare (der redactie) „kieschheid omtrent het nauwkeurig in het licht geven van de „platen" voor dit Stuk, die zeer ongunstig geslaagd waren en nu eerst in het volgend Stuk „dat in Februari 1825 staat uit te komen", zouden kunnen gegeven worden. (Maar, afgaande op het titelblad van Stuk-3 eerst in September 1825 verscheen)! Van het voornemen, in het Voorbericht van het eerste Stuk uitgesproken, om jaarlijks twee of drie Stukken het licht te doen zien, was dus al dadelijk niets gekomen en zou ook, zooals wij zien zullen, in den vervolge niets komen. De waarnemingen in dit Stuk zijn alle van Nederlanders of van buitenlandsche leden van het Genootschap V. U. F. Onder de rubriek Overzettingen vindt men o.a. een afleiding van het woord calomel, dat afkomstig zou zijn van kalos en melas: de zwarte schoone, omdat th. majerne, die dezen vorm van kwik-toediening zou hebben uitgevonden, bij zijn proefnemingen door een schoonen neger, naar wien de stof genoemd werd. zou zijn geholpen ! De herziening der Geneeskundige Staatsregeling, waarvan de eerste teekenen z ch begonnen te vertoonen komt om den hoek kijken door een bekendmaking van de redactie, dat er een plan bestaat „ dat de gunstigste uitzichten op kan leveren „ter vorming van waardige geneeskundigen ten platte lande, gevormd door eenige ,',verdienstelijke mannen; om aan dit plan deel te nemen kan men zich vervoegen ',',bij den Heer alexander, Med. Doctor te Delft; een plan, dat gepaard met vaderlijke oogmerken, die het Gouvernement door deszelfs besluiten, ten dien opzichte „blijken doet, het gelukkig verschiet den landbewoner oplevert, dat zijn gezondheid niet, zooals tot nog toe maar al te dikwijls plaats heeft gevonden, aan onkundigen zal worden toevertrouwd; een plan dat alle aanmoediging vanGenees„kundigen en niet-geneeskundigen verdient". Op de achterzijde van den band vindt men een aankondiging van het laatste Stuk der Geneeskundige Mengelingen, waarvan gezegd wordt, dat het „den roem van het Genootschap A. S. „staande houdt", maar waarvan men uit kieschheid niet meer wil zeggen „omdat de uitgevers van dit Tijdschrift daaraan deel ge„nomen hebben". Eigen lof enz. ! 1825. Het derde Stuk van Deel I, 134 bldz., 1825, (uitgave van September 1825) geeft een Voorbericht, waarin de Kommissie van Redactie er op wijst, dat de vertraging in de uitgave door het gesukkel met de platen gekomen is, maar dat zij zal trachten dit in het vervolg te voorkomen. .Zij houdt zich voor ±3* bijdragen aanbevolen. De vertaling van het stuk over broussais' leer door miquel, die in de drie Stukken van dit Deel gegeven werd, zal zij niet verder voortzetten, daar — zooals de redactie er hoffelijk bijvoegt — er in de Noordelijke Provinciën al zooveel over verschenen is, dat mag verondersteld worden, dat men er al voldoende van op de hoogte is en er reeds stof genoeg over opgewaaid is. Een vertaling over de therapeutische aanwending van het acetas morphi, zal daarvoor in de plaats komen. Met dit derde Stuk is het eerste Deel compleet, het titelblad daarvan heeft de jaartallen 1823—1825. Het Voorbericht van dit derde Stuk is gedateerd 1 February 1825, onderteekend door jacob van marken. Het was mij eerst niet verklaarbaar, waarom het Voorbericht van Februari en de uitgave eerst van September was, maar uit de Notulen van het Genootschap, die ik daarvoor had opgevraagd en die mij door de vriendelijke bemiddeling van dr. hekma te Hoorn door den Secretaris der gemeente Hoorn, ter inzage werden gezonden, zag ik, dat tusschen de mededeeling in de Genootschaps-vergadering, dat een Stuk gedrukt was, en de mededeeling, dat het uitgegeven was, dikwijls geruime tijd verliep. Men vindt in dit Stuk een vervolg van de Naamlijst, waarop 20 correspondeerende leden voorkomen, sedert 1824, meestal buitenlanders. Daarenboven een Algemeen Register (2 pagina's). In de rubriek Recensies wordt een werkje over kinderpokken besproken met een uitval tegen „het geschrijf van dr. capadose". Het exemplaar van dit tijdschrift in de U. B. is, blijkens het Ex Libris van een der meest bekende hoogleeraren in de geneeskunde van die dagen afkomstig, maar, evenals verschillende volgende Stukken, volkomen onopengesneden. Prijs van het eerste Deel / 6.20. 1826. Tweeden Deels, eerste Stuk (uitgave July 1826). Dezelfde uitgever, dezelfde redactie. Drie harer leden (kuys, ryNders en swaan) zijn Lector in hunne speciale vakken geworden aan de Klinische School, die ondertusschen in Hoorn was opgericht. In een Voorberigt (V—VI) wijst de redactie er op, dat het Tijdschrift van bevoegde zijde gunstig gerecenseerd wordt en dat dit haar heeft aangemoedigd, om alles te doen wat het nog meerder zou kunnen volmaken. Zij deelt verder mede. dat, volgens de nieuwe wetsbepalingen van het Genootschap V. U. F., niemand tot correspondeerend lid kan worden benoemd, die niet eenig belangrijk stuk in een of ander der Geneeskundige vakken, heeft ingezonden. Voorts, dat alleen die buitenlandsche stukken voor vertaling in aanmerking komen, „die door geneeskundige belang,,rijkheid, vooral voor het oogenblik, zich bijzonder aanprijzen". De medewerking der correspondeerende leden heeft van den beginne af aan niet aan de daarvan gekoesterde verwachtingen voldaan, van daar dat men aan die benoeming eenige voorwaarden is gaan stellen. 132 Het bleek echter wel, dat men zich niet al te scherp aan die voorwaarde wilde houden, vermoedelijk om finantiëele redenen, (hoewel het Genootschap altijd aan zijne finantiëele verplichtingen heeft kunnen voldoen), want wij lezen in de Notulen van sommige vergaderingen van 1829 en 1836, dat 22, 50, 83 correspondeerende leden tegelijk werden voorgesteld „ter instand-houding van het „Genootschap". Dat er even zoo vele „belangrijke stukken" bij de redactie zouden zijn ingezonden, blijkt uit den inhoud van het Tijdschrift aUerrninst. Dit eerste Stuk bevat 134 bldz.. Op het achterblad van den omslag komt een Korrespondentie voor, handelende over het opnemen of over het, „hoezeer in dank aangenomen, om delicate „redenen niet opnemen" van ingezonden bijdragen. De inhoud van het Stuk bsstaat weder uit de drie bekende rubrieken. Onder de bssprekingen van vertaalde werken geeft jorritsma eene vertaling over de kranke zinnigan-verpleging in Bsthlehem's Hospital in Londen, waarbij hij aanleiding vindt om onzen Koning opmerkzaam te maken op den slechten toestand in de behandeling der krankzinnigen in onze „zoogenaamde dolhuizen". Verder een historisch overzicht over de Oogziekten in Nederland van den bekenden Dr. mensert, dat in volgende Stukken voortgezet wordt. 1827. Tweeden Deels, tweede Stuk, 1827 (uitgave van Augustus 1826), 132 bldz., 30 rr., 41 1.1. De redactie deelt in haar Voorbericht mede, dat de verschillende rubrieken behouden bleven, .maar niet, dat er twee rubrieken bij gekomen zijn en wel: kleine beoordeelingen van werken, welke aanprijzing verdienen en Lijst van Werken in 1827 in het licht verschenen. De heeren swaan en kuvs komen niet meer onder de leden der redactie voor: de eerste stierf aan „de epidemie van 1826", die ook andere redactieleden aan het ziekbed gekluisterd had. Hierdoor ontstond ook al weder vertraging in de uitgave en in het plaatsen der bijdragen van de correspondeerende leden. Men leest verder in het Voorbericht de niet zeer duidehjke verklaring: „door een kwart-vel vertaling immers van een oorspronkelijke bijdrage, zal (de redactie), zoo zij vertrouwen durft, ook „op dit punt alle aanmerkingen van HH. Boekbeoordeelaars en het „geneeskundig publiek ontduiken". (Augustus 1827). De nieuwe rubriek: Lijst van nieuwe Werken enz. is vooral opgenomen „voor de Lezers ten platte lande, die niet altijd in de „gelegenheid zijn zich een nauwkeurige opgave te verschaffen van „hetgeen er dagelijks in deze vakken uitkomt". Hierin vindt men ook een referaat over f. w. büchner's Verhandeling over den invloed der Noord-Hollandsche Droogmakerijen na 1608 op de gezondheid der ingezetenen. 1828. Tweeden Deels, derde Stuk, (Uitgave van July 1828), 128 bldz., Prijs / 1.60. ' Hierin weder dezelfde 5 rubrieken; onder de Verhandelingen een enthousiaste aanbeveling van hahnemann's Homoeopathische geneeswijze: „een zoo gelukkig tot stand gebrachte (hervorming „der Geneeskunde", geteekend C. W.; met een levensbeschrijving van hahnemann. De prijs van het geheele tweede deel was / 5.10. 133 1829. Derden Deels, Eerste Stuk, dezelfde uitgever, drie redactieleden. (Uitgave December 1829), 158 bldz., 31 rr., 41 1.1. Prijs / 2.20. In een bericht, wordt herinnerd aan Art. 23 der Wet van het Genootschap, dat luidt: „Alle leden, zonder eenig „onderscheid, zijn verpligt van alles, wat door het Genootschap „zelve wordt uitgegeven een afdruk [tegens betaling aan den drukker) „te nemen, zullende echter de Leden niet gehouden zijn, andere „stukken aan te nemen, dan die ten tijde, van hun lidmaatschap „uitkomen enz.." Het maakt den indruk, dat deze herinnering aan het Wetsartikel niet onnoodig was, omdat de finantiën van het Genootschap wel eenige versterking noodig hadden. Deze bepaling moet voor de Leden niet zonder bezwaar geweest zijn, want men leest op het achterste blad van den omslag, dat een Verhandeling over Elephantiasis, door het Genootschap uitgegeven in de Hollandsche en Latijnsche talen a 60 cents te verkrijgen was, maar dat daarbij een plaat behoorde, in het zwart of aqua tinte a / 4.50, in het gekleurd a / 7. Wanneer men dan nog weet, dat de correspondeerende leden een entree-geld moesten betalen van / 5 in eens en de Werkende leden een entiee-geld van / 7 en een jaarlijksche contributie van / 10.50, dan blijkt wel, dat men niet tegen het heffen van een voor die tijden betrekkelijk hooge contributie opzag. Het kan dan ook niet verwonderen, dat niet allen het bewijs van waardeering, dat in het lidmaatschap of in het correspondeerend lidmaatschap gelegen was, aannamen. Zoowel van correspondeerende als van gewone leden leest men in de notulen, dat zij voor het lidmaatschap bedankten, zoo o.a. prof. schroeder van der kolk in Utrecht, die om die reden zijn bewijs van lidmaatschap en dat van Eerelid terug zond. En dit werd ook aangenomen :' voor kennisgeving! Dit Stuk geeft weder een lijst van nieuw uitgekomen werken, waaronder ook de verschillende Stukken van het Practisch Tijdschrift van moll en van eldik vermeld worden. Weder herinnering aan art. 23 der Wet. De rubriek vertalingen ontbreekt. In dit Stuk komen slechts drie rubrieken voor. 1830. Derden Deels, tweede Stuk, (uitgave December 1830), 212 bldz.. Prijs / 2.90. De HH. kuys en van marken zijn „om voor hun voldoende „redenen" uit de Redactie getreden; er waren dus nog maar twee leden der oorspronkelijke Redactie over, hetgeen, omdat het getal correspondeerende leden en het aantal door hen gezonden bijdragen zoo groot was, onvoldoende was. Eerst werd op voordracht der overblijvende redactie-leden de heer repelius gekozen en na diens overlijden de heer w. nyssen, Apotheker; in de andere vacatures werd voorzien door de keuze van dr. j. de brauw in Woerden en van b. meylink,^Apotheker te Deventer 1). Izaak de Brauw, geb. 1784, Oud-Burgemeester van Woerden, 1) Zoodat de Redactie bestond uit de H.H. g. j. rijnders, t. a. jorritsma, j. de brauw, b. meijlink en w. nijssen. 134 practiseerend geneesheer aldaar; Vice-President der Comm. van Administratie over het Huis van Reclusie en Tuchtiging. B. Meylink, geb. te Haarlem 1796, opgeleid bij apotheker drost aldaar; studeerde in Deventer; in 1819 apothekers-examen in Zwolle; trachtte den toestand der pharmacie te verbeteren. In i8;o doctor honoris causa in Leuven; eerelid verschillende Genootschappen. Stierf 1862. Redacteur van Schei-, Artsenijmeng- en Natuur-kundige Bibliotheek, 1824—1834. 18 dln. De redactie deelt verder mede, dat dus geen gebrek aan bouwstoffen de oorzaak was van het zoo zelden verschijnen van een Stuk, maar dat zij voor zich daarvoor redenen had, „welker ont,,wikkeling hier voor enkele leden beleedigend zoude kunnen ge,,acht worden; voor sommigen trouwens acht zij het niet ondienstig „deswege hier een enkelen wenk te vinden, onder de verzekering, „dat de nijdige en schampere uitvallen van dezen of genen schrijver „aan de andere zijde van den Moerdijk geenen invloed zullen of „kunnen uitoefenen op den tred, waarmede de redaktie den een„maal ingeslagen weg hoopt te blijven bewandelen". (Van dezen strijd vindt men in de notulen geen melding gemaakt; maar de stemming van 1830 zal hiermede wel in verband staan). Het overigens gunstige onthaal, ook in het Buitenland, blijft haar aanmoedigen. De redactie, dr. jorritsma, secretaris, deelt nog mede, December 1830, dat treurige gebeurtenissen verhinderen, dat het Genootschap dit jaar zijn Jaar-vergadering houdt, waarfoe de leden reeds waren uitgenoodigd: „de God van Nederland zegene de wapenen onzer „dapperen". In dit Stuk is een algemeene Naamlijst van de leden van het Genootschap opgenomen, die anders in het Jaarverslag verscheen. Uit die Naamlijst blijkt, dat het Genootschap 15 werkende en drie honoraire leden telde en 261! correspondeerende leden. 1832. Derden Deels, derde Stuk, (uitgave voor de jaren 1831 en 1832), 219 bldz., redactie en uitgever als in Stuk 2; gr. 8vo 23» 5 x 13-5- De inhoud bestaat weder uit de drie rubrieken; geen voorbericht. Een fac similé van een schrijven van prof. Thomassen a. thubssink aan dr. jorritsma over Spruw. Onder de recensies vindt men o.a. een bespreking van de voorstellen van de vergadering, welke in 's Heitogenbosch gehouden werd door de Voorzitters van de Prov. Commissies over de herziening der Geneeskundige Staatsregeling in 1828 (zie Gedenkboek der Ned. Maatsckij. t.B. d. Gen., 1924, bladz. 31). 1833. Het complete derde Deel heeft op het titelblad het jaartal 1833; prijs / 8.60. In 1835 wordt door de redactie van Aesculaap het trage uitkomen van dit tijdschrift zeer betreurd: „wellicht heeft het wegens „den hoogen prijs weinig lezers en koopers". Zij moedigt evenwe 1 de ijverige bewerkers aan om niet te verflauwen. De prijs der eerste drie deelen met Stuk i van Deel IV bedroeg / 20. 135 1837. Vierden Deels, eerste Stuk, (uitgave voor het jaar 1837), 172 bldz., 31 rr., 38 1.1., 23 x 14.5. Van nu af aan een andere signatuur: A, A2 , enz.. Dezelfde redactie en uitgever, slechts twee rubrieken: Recensiën en Verhandelingen; geen lijst van nieuwe boeken meer. De redactie geeft geen bericht, zoodat het niet duidelijk is, waarom dit Stuk eerst 4 jaren na het vorige uitkomt. Ik had gehoopt in de Notulen van het Genootschap daarover iets te vinden, maar vond daarin alleen vermeld, dat in de Maartvergadering van 1837 dit Stuk als „afgedrukt" wordt vermeld en in de Mei-vergadering „ter tafel komt". Er schijnen moeilijkheden met den drukker bestaan te hebben, want in de December-vergadering 1837 deelt de Commissie ter Redactie mede, dat zij zich genoodzaakt heeft gezien van drukker te veranderen, zonder opgave van redenen evenwel. Later dan Augustus 1838 reiken de Notulen niet; de mij gezondene waren door den Secretaris der gemeente Hoorn in het Stads-Ziekenhuis tusschen allerlei waardelooze papieren gevonden. Onder de Recensiën in dit Stuk vindt men een bespreking van hahnemann's leer. Naar aanleiding van het door dr. schönfeld te Winschoten uit het Duitsch vertaalde boekje: De waarheid en voortreffelijkheid der Homoöpathische geneesleer, had Dr. eekma te Hoogezand, o.a. om „zijnen vriend schönfeld de hand te reiken", ten einde hem „van het glibberig pad, waarop hij staat, terug te trekken" de „rationeel-empirische geneeswijzen" verdedigd. Deze verdediging wordt hier door j. de b(rauw) aangekondigd, en, behalve de beleedigende wijze („met scheldwoorden en grove verwijtingen"), waarop eekma over hahnemann en zijn volgelingen spreekt, geroemd als een poging om te zorgen, dat de homoöpathie in dit Vaderland „geen verdere voet erlangen mag". Onder de Verhandelingen een over een nauwkeurig waargenomene pokkenepidemie in Oosthuizen in 1832, en 1833. waar de vaccinatie een krachtdadig middel ter bestrijding bleek te zijn. 1838. Vierden Deels, tweede Stuk, (uitgave voor het jaar 1838), was in Maart 1838 „afgedrukt" en zou in April van dat jaar „verzonden „worden"; de uitgever is nu c. g. suxpke te Amsterdam, formaat 23.5 x 14; het is met ietwat andere letter gedrukt: 32 rr.,4211. Slechts twee rubrieken als in Stuk i; geen bericht van de redactie. 1840. Vierden Deels, derde Stuk, (uitgave voor het jaar 1840), 132 bldz., uitgever suxpke. In dit Stuk een nieuwe rubriek: korte aanteekeningen, waarin een 30 tal zeer uiteenloopende berichten over allerhande, de geneeskunde en de therapie betreffende onderwerpen. Een artikel naar aanleiding van den Bilt'schen drank, van a. c. van der kas tegen hondsdolheid, dat ook tegen den verkoop van geheim-middelen opkomt, van de hand van dr. de brauw, waarin de nadeelen van de Wet van 1818 op de uitoeffening der Geneeskunst, vooral voor het platteland, worden uiteengezet met een uitvoerige correspondentie over dat middel tusschen hem, Dr. v. stipe. luiscius en den Referendaris f. j. van maanen. Levensbericht van den Redacteur g. j. rijnders. 1841. Vijfden Deels, eerste Stuk, (uitgave voor het jaar 1841), 103 bldz., 33 rr., 43 1.1. In de redactie is na den dood van g. j. rijnders, diens opvolger als Lector, a. h. j. de bordes gekozen. 136 A. H. J. de Bordes, geb, 1812 's-Hage; overleed 1894; stud. in de Leiteren 1829, later Geneeskunde, promoveerde 1837. Genetsheer in Hoorn; Lectcr Klinische School; legde 1880 praktijk neer en vertrok naar 's-Gravenhage, waar hij overleed. Prijs van dit Stuk is, volgens een daarin gevonden quitantie: / 1.30. 1842. Vijfden Deels, tweede Stuk, (uitgave voor het jaar 1842), 157 bldz. Prijs /1.50. 1843. Vijfden Deels, derde Stuk, (uitgave voor het jaar 1843), 98 bldz.. Geen Recensiën, maar 6 Verhandelingen, waaronder een critische bespreking door dr. de brauw van dr. j. p. Heye's inzichten over de grondslagen, waarop de nieuwere geneeskunde moet berusten. 1844. Zesden Deels, eerste Stuk, (uitgave voor het jaar 1844), 133 bldz. De Stukken doorloopend gepagineerd, minder goed papier. Geen opgave van de leden der redactie meer. Vermoederlijk is er verandering in de redactie gekomen. De titel ,, Verhandelingen" wordt in de inhouds-opgave niet meer gebruikt. 1845. Zesden Deels, tweede Stuk, (uitgave voor het jaar 1845), op den titel staat als het jaar van uitgave 1846; bldz. 135—268. 5 bijdragen, waaronder eene vertaling van een Fransch artikel over den invloed van het afzonderings-stelsel of dat der eenzame opsluiting op de sterfte en den gezondheidstoestand en het geestvermogen der gevangenen. 1847. Zesden Deels, derde Stuk, (uitgave voor het jaar 1847), bldz. 269—373. Hiermede hield dit Tijdschrift, zonder mededeeling van de Redactie, op. Het kon bijna geen aanspraak meer op dien naam maken, nu het met tusschenruimten van een of twee jaren uitkwam. Reeds met een enkel woord deelden wij mede, dat in 1814 een ander tijdschrift verschenen was onder den naam van Hip-poerates, dat door de Redactie der Jaarboeken met eenige waardeerende woorden in de rij der Zusteren, verwelkomd werd. Het verscheen in het jaar 1814, juist bij het herstel van Neerland's onafhankelijkheid, bij J. hendriksen te Rotterdam. 1814—1836. Hippocrates, Magazijn toegewijd aan den geheelen omvang van de Geneeskunde, beschouwd als Wetenschap en Kunst. Van dit tijdschrift verschenen 7 deelen en twee afleveringen van het achtste deel 8vo., 22, 5 x 13, 29 rr., 43 11. Redactie op het titelblad. C. A. L. Sander, Doctor Medicinac, studeerde in Leiden, promoveerde 1805 dissertatie: de natura febris. G. H. Wachter Pzn., geb. Rotterdam, promoveerde 1810 Groningen, studeerde Heelkunde in Berlijn 1812; 1814 chir. te 's Gravenhage, Lijfchirurgijn van willem j, later ook van willem II. Dispensatie voor uitoefenen van heel- en geneeskunde. Voorzitter Prov. Comm. gen.-Onderz. en Toevoorzigt. Legde in 1855 praktijk neer. I. J. Walop is vroeg overleden. 137 fnnoKPATH^. M A G A Z 13 N toegewijd AAI DIK GEHEEL.ES OMVANG VAN DJE GENEE S KUN BE, teacriouwd al* WETENSCHAP e.it KUNST. — uitgegeven door christiaan august liODEWYK sakder, jacob johattnes valof, St«nl* 3/^«&Vfjt«r Dc c?<; r"tn . XV GEORGE HENDRIKVACHTER^a. Li£fiCtu-rurgyn, vwn, Z.JC.Jf* tien, Fi%njf v&tv Ora-Tlsjc Jt* bacliyivs. Te JIOTTJERMAM, ttz" Roel:-en JCtcnfl- J*?aatdTV*£jC€r^ vort' J. HE^DRIKSEÏT. 1814. 138 Men was in die dagen van de oprichting van dit tijdschrift nog onder den vollen indruk van het herstel van het Koningschap in de Veieenigde Nederlanden, onder Koning willem den Eersten, aan wien dan ook dit tijdschrift werd opgedragen in een, met sierlijke letter gedrukte, ietwat gezwollen, niet-gedateerde opdracht, die luidde: Aan Zijne Koninglijke Hoogheid willem den eersten. Prins van Oranje en Nassau, Souverein Vorst der Vereenigde Nederlanden. Souverein Vorst en Heer ! Het verheven doel, waarnaar de geneeskunde streeft, baande haar immer den weg tot het hart der menschen en deed haar de bescherming der magtigste Vorsten genieten. Hij toch, voor wien het menschelijk leven geene waarde, noch de pligten der menschlievendheid eenigen zin hebben, kan alleen de verhevene bedoelingen der Geneeskunde miskennen, en hare edelheid in twijfel trekken; maar ieder wien het menschelijk leven dierbaar, en de menschlievendheid heilig is, zal ook doordrongen zijn van eerbied voor eene Kunst, die hoofdzakelijk alsdan den mensch haren invloed schenkt, wanneer de banden dreigen te verscheuren, die hem aan zijnen medemensch verbinden, die hoofdzakelijk in die oogenblikken gelijk een redëngel hem bijstaat, als hij het diepst gevoelt, hoe zwak en hulpbehoeftig hij is; want gelijk een vriend in den nood de beste aller vrienden is, zoo ook houden wij de Geneeskunde voor de edelste aller Kunsten, naar dien zij in het uur des ge vaars dit op zijde zweeft, ons aan den dood ontrukt, of, zoo de kracht der ziekte, die harer bedoelingen te boven gaat, althans de smarten lenigt, en tot aan den eindpaal des levens ons volgende, eerst dan ons verlaat, als wij in de armen des doods wegzinken. U ons terug gegeven Vorst ! moet dan de Geneeskunde dubbel waardig wezen, daar de edele zin, dien uwe schoone daden kenschetsen, ons overtuigen, hoe dierbaar u het Welzijn van den burger, hoe heilig u de beoefening der menschlievendheid zij. Deze overtuiging zeer beminde Vorst! maakte ons vrijmoedig en deed ons eerbiedig verzoeken, om de Eerstelingen onzer kunst u te mogen opdragen. De welwillendheid waarmede, ja zelfs de vleijende wijze waarop het Uwer Koninglijke Hoogheid behaagd heeft, dit verzoek toe te staan, maakt ons andermaal stoutmoedig, dit Hippocraticum uwer hooge zorge aan te bevelen, terwijl wij hartelijk wenschen, dat die kunst, wier Schutsheer gij zijt, immer moge strekken, om, tot in den hoogst mogelijken ouderdom, U den onwaardeerbaren schat der gezondheid in ruime mate te doen genieten. Hiermede hebben wij de eer ons met den verschuldigden eerbied te noemen Souverein Vorst en Heer ! Van Uwe Koninglijke Hoogheid De onderdanigste Dienaren en getrouwste Onderdanen c. a. l. sander, i. ti walop en g. h. wachter, p.zoon. In een niet-gedateerde Voorrede (i—6) deelt de redactie dan mede, dat het tijdschrift hoofdzakelijk aan de ervaring, aan de praktijk, gewijd zal worden, waaraan op het voetspoor van hippocrates de hoogste waarde moet worden toegekend; maar zij is zich zeer goed bewust, dat ook de theorie niet mag worden verwaarloosd en noodigt alle kunstgenooten uit hunne bijdragen te zenden: „non fingendum aut excogitandum, sed inveniendum, quid natura „ferat aut faciat". (Baco). 139 „De volmaaking der Geneeskunde", aldus de redactie, „is de „zoete vrucht van de meest mogelijke mededeeling van praktische „waarnemingen, daarom is het goed, dat er vele tijdschriften „bestaan, opdat elk eenen, iets medegedeeld wordende, de zucht „bekruipt insgelijks iets mede te deelen". Het individueele, dat elk arts kan bijdragen, werkt in de dichterlijke beschouwing der redactie, als „zoovele lichtstralen, die naar één middenpunt: „volmaaking der Geneeskunde, graviteeren". Dat middenpunt moet daardoor „des te helderer flonkeren hoe meerdere stralen „naar hetzelve gerigt zijn. Mogen dan de lichtstralen reeds door „vele verdienstelijke Artsen ons toegezegd, zoo overvloedig wezen, „dat haar brand- en middenpunt eener Zonne gelijkvormig zij, „waarvan dit Hippocraticum het substratum uitmake" ! Natuur-, Heel- en Verloskundige waarnemingen zijn der redactie even aangenaam als de „eigenlijk zoogezegde geneeskundige". De redactie is voornemens om van tijd tot tijd een „Stuk" te laten verschijnen; vier doorloopend gepagineerde Stukken zullen een Deel vormen. (In het mij ten dienste staande, exemplaar (U. B.) komen geen afzonderlijke titelbladen van de Stukken voor. De verdeeling in 4 Stukken kan slechts uit de inhouds-opgave worden opgemaakt). 1814. Het eerste Deel draagt het jaartal 1814; 458 bl., de signatuur is afwijkend van de tot nu toe gebruikelijke: Voorrede en Inleiding S.*,2 ; **,2 ....; Tekst: S, a. b, 2 c, 2 enz. enz, -q, 2 ; dan gaat dit plotseling in hoofdletters over: R, 2 -Y,; dan volgt x ; dan Aa, 2 -Ff, 2 de Inhoud van het eerste Deel, vóór in dit deel ingebonden, heeft, als het laatst verschenen, de Signatuur Gg. Deze onregelmatigheid in de signatuur komt mij voor niet met voorbedachten rade, maar uit onattentie te zijn voortgesproten ; een teeken van niet zeer nauwkeurige correctie. 1814. In het eerste Stuk, 102 bl., vindt men in de eerste plaats een Inleiding van den redacteur sander over de stelling van hippocrates ,,de natuur zelve geneest de zieken", waarin tegen de onvoldoend gefundeerde „stelsels", welke met verwaarloozing der ervaring zijn opgesteld, wordt opgekomen. Daarop volgt een rubriek: Bijdrage uit het gebied der praktische Geneeskunde, waarin de redacteuren van tijd tot tijd eenige belangrijke ziektegevallen zullen bespreken, hetzij uit eigen ervaring of uit die van kunstgenooten. 1814. In het tweede Stuk, 112 bl., komt een eveneens nietgedateerd Voorbericht voor, waarin verschooning gevraagd wordt voor het nu reeds vertraagde verschijnen van dit tweede Stuk; maar de redactie was, „deelende in de algemeene geestdrift bij het „herboren worden onzer Nationale Vrijheid minder dan anders „opgelegd tot het voortzetten harer Letteroefeningen". Zij belooft evenwel, dat „de blijken van goedkeuring en de aanmoedigende, „ja, meermalen al te vleijende brieven, nopens het Hippocraticum" haar een spoorslag zullen zijn „om te zoeken hetzelve die goedkeuring waardig te maken. Prijs van het ie en 2e Stuk, / o : 18 : 0. 140 Wij vinden hierin een eerste uitvoerige bijdragen van j, c. nieuwenhuys, een der redacteuren der Jaarboeken, over: Geneeskundige waarnemingen vergeleken met weerkundige aanteekeningen. Deze waarnemingen gaan uit van dezelfde overwegingen, die indertijd tot de oprichting van de Haagsche Correspondentie-Sociëteit geleid hadden; zij bestaan uit dagelijksche, nauwkeurige aanteekeningen van het bevinden zijner zieken, met opgave der voorgeschreven geneesmiddelen en van den barometer- en den thermometer-stand in iedere maand, en van wind en weder, maar laten de toepasssing hiervan op de heerschende ziekten meestal aan den lezer over. Niettegenstaande de waardeerende woorden van de redactie der Jaarboeken (1814) over dit tijdschrift en over het werk van nieuwenhuys, schijnt diens medewerking aan een ander tijdschrift toch eenige verkoeling gegeven te hebben, want in de redactie der Jaarboeken van het derde Stuk van dit Deel, 1815, komt nieuwenhuys niet meer onder de redacteuren voor. De drie eerste Stukken worden overigens bijna geheel gevuld met bijdragen van de redacteuren zeiven. In de Vaderlandsche Letteroefeningen wordt van het eerste Stuk gezegd, dat het geen gunstige tijd voor het uitgeven was, maar dat het een zeer aangenamen indruk maakte, daar het in een meer bedaarde, meer Nederlandsche stemming geschreven was dan de Jaarboeken van A. S., veel meer oorspronkelijk en minder slaafsch Duitsch was; maar toch werd er op aangedrongen om meer Nederlandsche uitdrukkingen te gebruiken. Over de bijdragen van nieuwenhuys is de recensent niet erg te spreken, „dat „valt niet mede" zegt hij; het geeft geen nieuwe bouwstoffen tot het vraagstuk van den invloed van de weersgesteldheid op het ontstaan der ziekten; wel worden thermo- en barometer-stand getrouw opgegeven, maar deze verder niet gebruikt. De schrijver, aldus de recensent, is meer in de Duitsche dan in de Nederlandsche taal te huis. Stuk 4, in bldz., met den Voortitel Verloskunde, bevat vijf verloskundige mededeelingen. In een dezer, getiteld: Iets over de „vereenvoudiging der Verloskunst, een bijdrage tot de Geneeskundige Staatsregeling, wordt door den redacteur j. j. walop, in scherpen vorm opgekomen tegen het zich bedienen van vroedmeesters bij de bevalling, die door den schrijver meer als uiting van mode en luxe beschouwd worden, en de hulp door -vroedvrouwen krachtig aanbevolen. In een andere bijdrage geeft een vroedmeesteresse uit Rotterdam „Waarnemingen als bijdragen tot de Verloskunde". De redacteur g. h. wachter geeft hier de reeds vroeger door ons medegedeelde beschrijving van osiander's Gebarmutterhaus te Göttingen (zie Ned. Tijdschr. v. Gen. 1926, I, bladz. 45). Prijs van 3e en 4e Stuk / 1 : 18 :o. 1816. Deel II, 451 bldz., heeft ook 4 doorloopend gepagineerde Stukken. Prijs / 3 :12 : 0. Het titelblad van het complete deel draagt het jaartal 1816; dezelfde uitgever. De redactie bestaat uit c. a, l. sander, Stads Medicinae Doctor en g. h. wachter Pz. A. L. M. Phil. Med. et Chirurgiae Doctor, Lijf-Chirurgijn van Z, M. den Koning. J. J. Walop, die reeds geruimen tijd lijdende was, was „in den I4i „eersten bloei des levens weggeraapt", een verlies, dat de beide overgebleven redacteurs zeer betreurden en hen bijna er toe geleid had het voortzetten van het Magazijn te staken, daar zij met de praktijk de handen vol hadden. In de hoop evenwel, dat oorspronkelijke lettervruchten hunner kunstgenooten hun in voldoende mate zouden worden toegezonden, hehben zij het werk voortgezet. Stuk I., 116 bl., bevat 3 bijdragen, waaronder een lang vervolgstuk van nieuwenhuys'geneeskundige waarnemingen; dan een uit het jaar 1795 dateerend artikel Over het openen van ettergezwellen van den overleden Rotterdamschen chirurg. Operateur en Vroedmeester dirk schuurman (door zijnen „verdienstelijken leerling, den kundigen Heelmeester dirk nolen" medegedeeld). In de volgende drie Stukken van dit Deel o.a. nog een vervolg-stuk en een slot van nieuwenhuys; en weder een paar van d. schuurman (1801), ookdoor nolen medegedeeld; een bijdrage van de brauw over een mazel en-epidemie in Woerden in 1815 en een over de meerdere zekerheid, welke de beschouwing der Tong boven het onderzoek van den Pols den Geneesheer verschaft door den Redacteur sander. Verder een paar mededeelingen over de behandeling van drenkelingen, een onderwerp, dat reeds in den tijd van voegen van engelen sterk de aandacht trok. De algemeene indruk van deze in twee jaren verschenen Stukken, is deze: dat de redactie geen overvloed van copie had, hetgeen men mag opmaken uit de zeer lange stukken van nieuwenhuys en de drie zeer oude van schuurman. Het is een verdienste, dat het nagenoeg alle oorspronkelijk Nederlandsche stukken waren, maar hunne uitgebreidheid zou door de Redactie zeker wel wat besnoeid zijn geworden, indien zij over een grooteren voorraad bijdragen had te beschikken gehad. Kortere berichten, die wat meer levendigheid aan den inhoud zouden gegeven hebben, ontbreken bijna geheel. Toch schijnt het tijdschrift in den smaak gevallen te zijn, want na Deel II verschenen nog 5V2 deel. 1817. Deel III bestaat weder uit vier Stukken (117, 81, 102, 95 bldz.); titelblad met het jaartal 1817, redactie en uitgever dezelfden, 398 bldz., doorloopend gepagineerd, 28 rr., 39 11. Sign. A, A2 -C 2 D, 2 -Bb, 2 : prijs / 3 : 14 :o. Geen Voor-of Nabericht. Het verschijnt „tegen de gewoonte van „andere geneeskundige tijdschriften in ons vaderland in, vrij gekegeld" {Vad. Letteroefeningen). Dit Deel is voor meer dan de helft ingenomen door zeer lange mededeelingen van Dr. de brauw uit Woerden over chronische ziekten en over geneeskundige waarnemingen in 1816, ook in verband met de constitutio epidemica annua etc. De Vaderlandsche Letteroefeningen zeggen, dat dit „met vermoeyende omslagtigheid" is beschreven en een „gevaarlijk voorbeeld" voor anderen is. Maand voor maand wórden de waargenomen gevallen met de daarbij ingestelde therapie beschrevenl de brauw zegt wel in den aanvang van zijne bijdrage, dat hij niet van overtollige breedsprakigheid houdt, maar hij heeft dan zijnen tegenzin daarin goed weten te overwinnen, niet alleen in dit, maar ook in volgende deelen. In Deel III komen in het geheel 10 bijdragen voor in 398 bl., daarvan worden 312 bl. door de brauw's drie beschrijvingen „ingenomen": eene verkeerde „ingenomenheid" naar het mij voorkomt. 1819. De Redactie heeft blijkbaar ingezien, dat zij hier des Guten zu Viel gaf en in Deel IV, komen op 378 bldz., 22 nagenoeg 142 alle oorspronkelijk Nederlandsche bijdragen voor, dus dubbel zoo vele, op minder bladzijden. Dit Deel heeft dezelfde redactie en denzelfden uitgever als het vorige. Prijs f3 : 12 : 0;. De Stukken zijn alle niet langer dan 95 bldz.. De vervolg-stukken van de brauw zijn tot meer dan de helft gereduceerd in vergelijking met de vroegere. In dit deel een paar mededeelingen over pokken en over vaccinatie; dit laatste door een ongenoemd collega „uit een zeventien-jarige ondervinding en proeven „opgemaakt", die „reeds in den zomer van 1800 de koepokken uit Engeland" had ontboden. Dit artikel begint met: de hoepokken beveiligen voor de kinderpokken, gedateerd Mei 1818, een uitspraak, die in die dagen nog niet zoo algemeen aangenomen werd; de schrijver zag nog al eens huid-uitslagen daarbij voorkomen. De bijdrage over kinderpokken is een goede beschrijving door dr. a. moll van een pokken-epidemie in Nijmegen in 1817, met aardige opmerkingen over de voorzorgen, die men bij de vaccinatie moet nemen en waaruit blijkt, dat toen „vrij druk" gevaccineerd werd. 1819. Deel V, dezelfde redactie en uitgever, 386 bldz.; bevat 8 bijdragen; prijs ƒ 4 : 12 : 0. Stuk ï, 96 bl., Stuk 2, 96 bl. en een gedeelte van Stuk 3, 27 bl. zijn geheel ingenomen door een verhandeling van dr. f. s. alexander te Delft over hospitaalversterf , waarin hij ook een hartig wpprdje zegt over de vele gebreken in de hospitalen in dien tijd in Frankrijk en Pruissen. De snelle opvolging van Deel IV en Deel V, beide in 1819, zal wel door de uitvoerigheid van deze bijdrage veroorzaakt 'zijn. 1824. Deel VI, 418 bldz.; het titelblad van het exemplaar in de U. B. draagt ten onrechte het jaartal 1819, blijkens het exemplaar, dat in de Bibl. van het Leesmuseum voorkomt en blijkens den inhoud, waarin over 1822, 1823 en 1824 gesproken wordt. Het deel bestaat uit 4 Stukken, daarin 18 bijdragen, op twee na alle van Nederlandsche geneesheeren en in het algêmeen kort van inhoud, zoowel geneeskundige, chirurgische, verloskundige als pharmacologische onderwerpen betreffende, met platen. In Stuk 2 een mededeeling van dr. reynhout uit Zutphen, later te Amsterdam, die aan de Goudkust een pokken-epidemie bijwoonde, waar de aangetaste negers naar het vrije veld gebracht en tot aan het hoofd toe begraven werden en met een peper-aftreksel behandeld; natuurlijk bijna zonder uitzondering met doodelijken afloop. Stuk 4, 140 bldz. is geheel ingenomen door een bijdrage over Inversio uteri, met platen. 1828. Deel VII, 4 Stukken: 94, 96, 100 en 58 bldz., 22 kort gestelde bijdragen, waaronder vermeldingswaard is het in Stuk 2 voorkomende onopgesmukte verhaal van den Rotterdamschen Dr.. in de Heelkunde j. h. l. de haan, over een door hem met goed gevolg verrichte onderbinding van een aneurisma der arteria femoralis in het bekken. In Stuk 3 komt een in het Tijdschrift van V.U.F. (1827) zeer gunstig beoordeeld rapport voor van de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht te Groningen over de bevindingen bij de secties van aan de aldaar geheerscht hebbende besmettelijke ziekte, overledenen; dit rapport was door den Referendaris tot de zaken der Geneeskunde, f. j. van maanen aan de Redactie toegezonden benevens een rapport van de Staats-Commissie om over den aard dier ziekte en hare bestrij- Hl ding rapport uit te brengen. De aard der ziekte was, volgens dit rapport, catarrhaal gastrisch. Uit de vergelijking der beide rapporten schijnt men te mogen aannemen, dat daar een kwaadaardige typhus-epidemie bestaan heeft (miltzwelling, diarrheeën, soms bloed-diarrheeën, gastrische stoornis). Het Tijdschrift Hippocrates (jorritsma) noemt dit rapport over de lijkopeningen „allerbelangrijkst", het verschaft „veel „licht over den waren aard der ziekte." In het Tijdschrift voor de physiologische Geneeskunde, ie deel 3de Stuk (zie later) wordt het van hun standpunt aan een scherpe critiek onderworpen door p. a. marcq. In ditzelfde Stuk 3 komt een verslag voor van de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt te Rotterdam over de in 1825 en 1826 aldaar geheerscht hebbende pokken-epidemie, waaruit blijkt, dat toen van Gemeentewege door den bode der Commssie) affiches, waarop „met groote letters" kinderpokken stond, aan de woonhuizen der lijders werden aangeplakt, waartoe de bode zich eiken morgen vóór 9 uur bij de drie doctoren, die elk een Wijk in de stad hadden, moest aanmelden, om te hooren of er nieuwe gevallen waren voorgekomen. Het effect van de inenting met koepokken werd zorgvuldig nagegaan. 1829—1836. Deel VIII. Hiervan bestaan slechts twee Stukken; verder is dit Tijdschrift niet verschenen. Daar deze twee Stukken niet ingebonden zijn, zooals de andere deelen, kan men zien, dat deze afleveringen verschenen zijn in een geel omslagje, waarop de titel, maar verder geen mededeelingen gedrukt zijn. De redactie is vermeerderd met adriaan mortier, Pets.zoon, Operateur, Heelen Vroedmeester, Lid der Prov. Gen. Comm. in Zuid-Holland. De uitgevers zijn de Erven J. hendriksen, Boek- en Plaatdrukker te Rotterdam. Formaat hetzelfde. Het vignet met den Hippocrates-kop ontbreekt op het titelblad, dat ook met een andere letter gedrukt is. 1829. Stuk I, 88 bldz., 30 rr., 38 11., draagt geen jaartal, maar is waarschijnlijk verschenen in 1829 (zie Aesculaap I, pag. 6). Prijs ƒ0.90. Op de achterste pagina van den omslag een vignet met eenen liggenden leeuw. Het bevat 5 bijdragen: ééne door sander bij het openen van de Klinische School te Rotterdam uitgesproken redevoering op 8 September 1828; 2 geneeskundige bijdragen, o.a. een voor de historie belangrijke van prof. e. j. Thomassen a thuessink te Groningen over de Verordeningen omtrent de koepok-inenting en twee referaten van medische dissertaties uit 1826. 1836. Stuk II, 95 bldz.., 1836; de uitgever is nu s. de grebber te Amsterdam; bevat 4 bijdragen: drie van c. J. nieuwenhuys over de epidemische koortsen en over de roodvonk en de pokken, welke in 1834^ Amsterdam gehèerscht hebben en een verloskundige over partus praematurus artificialis. De eerste bijdrage van nieuwenhuys loopt weder over die ziekten in verband met weers- en bodem-gesteldheid. De omslag dezer aflevering heeft op de achterste pagina niet meer een liggenden zooals in Stuk I, maar eenen staanden leeuw; heeft men hiermede willen zeggen, dat hij van plan is om weg te gaan ? een symbool voor het tijdschrift, dat met deze aflevering ook verdween? Het tijdschrift Aesculaap, wijdde in 1834 of 1835 woorden van lof aan Hippocrates, dat ,,ver boven hun lofverheven was"; het hoopte hartelijk, dat met dit echt vaderlandsch voortbrengsel zou worden voortgegaan. „Wij verblijden ons zoodanig een werk te „bezitten, dat stukken oplevert, de namen van derzelver schrijvers „waardig, en dat zoo wel aan het oude Geneeskundig Magazijn „de hand kan bieden, welk tweetal voorzeker den vaderlandschen 144 rnnoKPATHz. M A G A Z IJ N , toegewijd aan den geheelen omvang van de GENEESKUNDE, beschouwd, ais WETENSCHAP en KUNST. verzameld door CHRISTIAAN AUGUST LODEW"YK SANDER, M. D. L. GEORGE HENDRIK WACHTER, Pz. A. L. M., Phil Med. et Chirurgiae Doctor, Lijf-Chirurgijn van Z. M. den KONING, en ADRIAAN NORTIERj Pet», zoon. Operateur, Heel- en Vroedmeester, Lid der Provinciale Geneeskundige Commissie in Zuid-Holland. Naturae, non hominis vocc loquitur Hippocr les, Mcdicorum Ro.mulus. BAGL1VIÜS. achtste deel , 2c. stok. te AMSTERDAM, bij S. de OREBBER. 1836. 22.5 x 13. ï45 „roem niet zal verminderen". Aesculaap deelde evenwel mede, dat van Hippocrates na 1928, niet meer dan het eerste Stuk verschenen was. Het zal dus niemand verwonderen, dat, nu sedert alleen nog maar Stuk II in 1836 is uitgekomen en er tusschen het verschijnen der twee eerste Stukken eenige jaren verliepen, dit tijdschrift niet is blijven bestaan. De redactie heeft het niet noodig geoordeeld, om een nadere verklaring over de staking der uitgave te geven. Er waren trouwens reeds verschillende andere tijdschriften verschenen: Gezondheidsblad 1822, De Geneeskundige Bijdragen van pruys van der hoeven in 1825; het Tijdschrift ter Bevordering der physiologische Genees- en Heelkunde, in 1827; Aesculaap in 1835 en het Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, door moll en van eldik in 1821. Het zou nu, afgaande op het jaar van verschijnen, noodig zijn het Practisch Tijdschrift van moll en van eldik te laten volgen, waarvan het eerste deel in 1821 verscheen; maar ik laat eerst een paar andere vooraf gaan. De beide, nu volgende tijdschriften vallen eenigszins uit het kader der tot nu toe behandelde, maar chronologisch behooren zij hier vermeld te worden. Het eerste is: 1822—1825. Gezondheids-Blad of Regelen ter Onderrigting en Waarschuwing enz. Het jaar van uitgave van dit tijdschrift staat niet op den titel en niet in den inhoud vermeld. In de alphabetische Naamlijst, als vervolg op Arrenberg, in 1835 bij de Gebroeders van Cleef, 's Gravenhage en Amsterdam uitgegeven, wordt 1825 als jaar van uitgave vermeld. Ih den catalogus van het Leesmuseum is het jaar 1822 opgegeven; in dien van de U. B. 1823, en in dien van holtrop : 1822—1825. Uit de boekbeschouwing, die in dit tijdschrift voorkomt over dr. a. capadose's strijdschrift legen de vaccinatie, dat in 1823 verscheen, is op te maken, dat in allen geval 1823 een der jaren is. Dat mag'ook opgemaakt worden uit een mededeeling in de XI Ie aflevering, waarin gesproken wordt van „dit jaar (1823)". Het was nu de vraag of het reeds in 1822 begonnen was, immers het gebeurde wel meer, dat een Deel van een tijdschrift over meerdere jaren uitkwam. Bij verder nazoeken bleek dit nu ook inderdaad het geval te zijn: in de maandelijksche Naamlijst van uitgekomen boeken, kaarten, Prentwerken enz., 7e Deel 1819—1823 te Amsterdam bij c. l. schleijer (gewoonlijk onder den naam saakes bekend) staat in de derde lijst van 1822, No. 1 van het Gezondheidsblad opgegeven: Prijs ƒ 1.—4—. Het is dus in het begin van 1822 uitgekomen. In dat jaar kwamen blijkens deze lijst 5 of 6 nommers uit (2-maandelijks?); No. V staat in de 9e lijst van 1822 vermeld en No. VI en VII in de eerste lijst van nieuw uitgekomen Boeken „in den jare 1823". Dat in No. V opgegeven staat „thans is een „kwart eeuw verloopen, sedert jenner zijn eerste proeven bekend „maakte", is dus niet a la lettre op te nemen. Het was toen nog 1822 146 en jenner's Inquivy into the causes and effects of the Variolae Vaccinae Cowpox, verscheen in 1798 in Londen. In 1823 zijn met deze beide, vijf nommers opgegeven, — de prijs van al deze nommers was /1—8.—, — het laatste, No. X, in de zevende lijst van 1823. Voor No. XI tot en met XIV vindt men geen opgave insAAKEs, maar GEZONDHEIDS BLAD o f REGELEN ter ONDERRIGTING e N WAARSCHUWING voor allen*ie prijs stellen LEVEN en GEZONDHEID. t.MBT BESIOB VOORSCHRIFTEN) lm ie Gezondheid alleen bestaat het Lmn. te amsterdam, bij looewijk Ti» e. s, Kalveritraat, bjf de Heilige IVeg , n". 96. 26.5 x 23. Universiteit-Bibliotheek. No. XV en XVI zijn beide in de zesde lijst van 1825 vermeld; als prijs van deze beide laatste nommers is / 0.40 opgegeven. Het Gezondheidsblad is dus van 1822—1825 verschenen en de opgave van holtrop, die ook het dichtst bij de jaren van uitgifte leefde, was dus m dit geval juist. Arrenberg-vervolg, (1835), die alleen 1825 opgaf, vermeid 147 klaarblijkelijk het jaar, waarin het werk in andere handen is overgegaan ; daarmede zal de verminderde prijs ook wel samenhangen. Er bestaan van dit Gezondheidsblad twee uitgaven, die veel op elkaar gelijken, maar toch niet geheel gelijk zijn, d.w.z. niet een zelfde druk zijn. GEZONDHEIDS BLAD ter ONDERRIGTING en WAARSCHUWING VOIlt ALLEN DIE PRUS STELLEN LEVEN ek GEZONDHEID. N". I—XII. ..XW-XVt. eerste deel. te AMSTERDAM, bi, lodewijk ta» es, Kalveritraat bij de Heilige TVeg, N'. 96. 26.5 X 23. (Leesmuseum). Het exemplaar van de Universiteits-Bibliotheek mist niet alleen de Inhoudsopgave, die het exemplaar van het Leesmuseum wel heeft (maar slechts tot en met no. XII), ook de titelbladen luiden anders (zie de reproducties). Vermoedelijk is het exemplaar van de Univ. Bibl. later gedrukt, toen het geheele werk compleet was. Dat van het Leesmuseum heeft op hit titelblad: ,,Eerste Deel" en is vermoedelijk gedrukt bij het einde van nommer XII, toen, Ï48 blijkens het Register, dit Eerste Deel compleet was; de cijfers XIII—XVI zijn er later met de pen bijgevoegd. Behalve de titelbladen verschillen ook de hoofden van verschillende nommers, wat de onderlinge verhouding der regels betreft. Omtrent het jaar van uitgifte leeren beide exemplaren even weinig. Het in quarto-formaat: 26.5 x 23, in twee kolommen gedrukte tijdschrift, bevat 16 niet gedateerde volgnummers (I—XVI); van 8 tot 16 pagina's. Elk nommer is aan het hoofd voorzien van de een of andere Latijnsche spreuk. Het complete deel telt 248 bladzijden; elke pagina heeft 42 rr, en elke regel 42 11. DeSign. is A, A2, A3.-—HI13. Prijs / 6.40, volgens arr. vervolg. De prijs der enkele nommers, die saakes opgeeft, komt hiermede niet overeen. Aan het hoofd van het eerste nommer vindt men dadelijk onder den titel een mededeeling van de niet-genoemde redactie, om het doel van dit tijdschrift aan te geven; dit doel is de bevordering der gezondheid, wering van vooroordeelen, voorkoming van misbruiken. Men vindt er dus onderwerpen van zeer verschillenden aard in, zoowel uit buitenlandsche dergelijke geschriften overgenomen, als ,,uit eigene overdenkingen voortgekomen". Toezending van bijdragen wordt, zooals in die dagen te doen gebruikehjk was, vrachtvrij verzocht. Men vindt in dit werk allerhande algemeene verhandelingen van hygiënischen aard: over de hand over hand toenemende zenuwzwakte in onze dagen, als gevolg eener te weeke en verwaarloosde opvoeding; over het onbetamelijke der zoogenaamde kraamvisiten; bedenkingen over het lager onderwijs der geneeskunde in Nederland; over de wijze om de gezondheid te bewaren; waarschuwingen tegen kwakzalverij; besprekingen van zoogenaamde wonder-genezingen; gevaren van het misbruik maken van sterken drank; over de leefwijze bij zeer groote hitte; over de wijze, waarop zeebaden moeten genomen worden enz. Artikelen, waarin personen worden aangevallen, werden geweigerd; dit Was het geval met stukjes over het praktiseeren van apothekers, wat ook toen dikwerf voorkwam. Ook stukjes over de rondloopende, zoogenaamde Hongaren, 'hoewel die niet meer met „kastjes" voorzien waren, en stukjes over het minder gemeenschappelijk verkeer van de geneeskundigen onderling. Over de vaccinatie komen verschillende artikelen voor en wel vooral ter verdediging van de vaccinatie, tegenover de brochure van dr. a. capadose, „een jongeling zonder ervaring" .Alleen „hoogmoed en valsche eerzucht hebben den heer capadose kunnen „bewegen de achtingswaardigste en beproefdste Geneesheeren in het „aangezigt tegen te spreken", zooals de Redactie schrijft, die geen artikelen, „waarin personen worden aangevallen" wilde opnemen! Verder komen er bijdragen in voor over het gezond-bidden van den Prins van hohenlohe ; over de zorg voor het gezicht; over ziekenoppassers, zooals zij zijn en zooals zij behoorden te zijn enz. enz. Dat en waarom het tijdschrift ophield te bestaan, wordt niet door de redactie medegedeeld. 149 1823. Genees-, Heel- en Scheikundige Verhandelingen der Eerste klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten te Amsterdam. te Amsterdam, ter Boek- en Kunstplaat-Drukkerij van pieper en ipenbuur 1823. GENEES-, HEEL- ™ SCHEIKUNDIGE VERHANDELINGEN, eerste klasse KONINKLIJK-NEDERLANDSCHE INSTITUUT WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE 2JV SCHOONE KUNSTEN. AMSTERDAM. HET XI FLATE». n, Bock .n KunscpUit-Dmttcrij via PUP BB & IPENBUUK. 1JBJ. 26.5 x 22. Formaat 40: S. A, A2, A3. B,B2,B3. enz. De ie aflevering bevat 5 afzonderlijk gepagineerde Verhandelingen, waaronder 3 geneeskundige; elke met afzonderlijke signatuur en met fraaie, uitslaande platen (misvormingen); ook een scheikundige en een botanische verhandeling. 1825—1826. Tweede (1825), derde (1825) en vierde (1826) aflevering, alle met platen. Deze en volgende Verhandelingen behoóren tot de Handelingen van dat Instituut, maar verschenen afzonderlijk en zijn daarom in dit overzicht even genoemd. Het Koninklijk Instituut werd naderhand in de Koninklijke Akademie van Wetenschappen omgezet. Wij hebben reeds vroeger er op gewezen, dat Hippocrates in 1836 de uitgave moest staken wegens de vele tijdschriften, die langzamerhand verschenen. Onder deze was het vooral het door moll en van eldik geredigeerde, dat veel aftrek vond: 1822—1849. Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang. 8vo. 20.5 x 12.5. Prijs der eerste 14 jaargangen met Register f. 80.—. Anthony Moll geb. Maassluis 1786, Latijnsche School te Nijmegen, student in Leiden, promov. 1806; vestiging in Nijmegen, aldaar geneesheer a. h. Militaire hospitaal, en stads-geneesheer. Later geneesheer in Arnhem (1827) aldaar uitgebreide praktijk. Sedert een doorgestanen cholera-aanval sukkelend gebleven, legde 1841 praktijk neer; stierf 1843. Voprzitter Prov. Comm. van geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt. Groote verdienste als schrijver o. a. over geneesmiddelleer en Geregtelijke Geneeskunde. Cornelis van Eldik, geb. Nijmegen 1791, studeerde in Harderwijk en in Leideü, praktiseerde in Nijmegen, in 1821 stads-dokter; 1825 provinciaal Leeraar in de Verloskunde in Gelderlaud; Secretaris plaatselijke Comm, van Gen. Toevoorzigt; 1828 Secr. Prov. Comm. van Gen. Onderzoek en Toevoorzigt. Stierf 1857. 1822. Het Voorberigt in den eersten jaargang, I—IV, gedateerd: 1 Maart 1822, geeft de gronden aan voor het verschijnen: de onmogelijkheid voor vele collega's om de nieuwe dingen bij te houden, wegens het groote aantal buitenlandsche tijdschriften, waarin deze gedrukt worden. De bedoeling is om voor de practici ten platte lande, die niet alles kunnen lezen, wat op hun gebied uitkomt, een practisch tijdschrift te leveren; niet in de eerste plaats om oorspronkelijke Nederlandsche verhandelingen te geven, hoewel die ook niet versmaad worden. Wel is waar hadden ook vroegere tijdschriften hiernaar gestreefd, maar door geen van deze was het denkbeeld op zoo practisch bruikbare wijze ten uitvoer gebracht. Het was dus niet de bedoeling om een streng wetenschappelijk tijdschrift uit te geven, maar een, waaraan de practici wat zouden hebben. In de eerste plaats zal de Redactie verhandelingen geven over verschillende geneeskundige onderwerpen of oorspronkelijke waarnemingen uit haar eigen praktijk of door Landgenooten, op verzoek der Redactie, geschreven, maar altijd met het oog op de practici. Verder beoordeeling van Nederlandsche pennenvruchten door buitenlandsche tijdschriften; ten slotte Berichten en uittreksels. Zooals de meeste tijdschriften van die dagen zou het om de drie maanden uitkomen, in afleveringen van zes vellen druks, waarvan dus vier te samen één jaargang vormden; mochten de belangstelling en de medewerking groot genoeg zijn, dan zouden ook wel meer afleveringen per jaargang kunnen verschijnen. 150 i5i PRACTISCH TIJDSCHRIFT voor DE GENEESKUNDE IN AL HAREN OMVANG, TJIT DS NtlDWSTE BlTITENLANDSCHE TIJDICHP.IFTIN , VIS OORSPRONKELIJKE ÏIJDRAOEN VAN NEDERLANDSCBS OSNEflSKUNDIGEN,, BN OIT EtöENE WAARNEMIlfOEN , INZONDERHEID OOK' TIN DIENSTE VAlf IONOE ARTSEN EN TAN HEELMEESTERS TEN PLATTEN LANDE, VERZAMELD 9 o o ■ A. MOLL, Doctor in de Geneeskunde, practizerend Stads-Geneesheer te Nijmegen , en Lid van onderschei* dene gebeerde Genootschappen, X K C. van ELDIK, Doctor in de Genees- cn Verloskunde, practizerend Stads-Geneesheer te Nijmegen, en Lid van het Amsterdamsen Genootschap ter bevordering der Heelkunde. EERSTE JAARaANO. Tï GORINCHEM, bij JACOBUSNOOROÜYN, mdc ccxkii. 20.5 x 12.5. De Redacteuren bevelen hun tijdschrift vooral aan die leden der „Prov. Comm. van Gen. Onderzoek en Toevoorzigt" aan, wier invloed op die geneeskundigen, voor wie het Tijdschrift hoofdzakelijk bedoeld is, „geenszins twijfelachtig zijn kan". Het tijdschrift begint met een Inleiding (1—7) van moll, waarin 152 een korte historische beschouwing over het ontstaan der tijdschriften in het algemeen: van het in 1665 in Parijs uitgegeven algemeene Journal des Scavans en de daarop volgende, meer uitsluitend de Geneeskunde betreffende, in Parijs uitgekomen, Nouvelles découvertes sur toutes les parties de la médecine par N. d. B. (Nicolas de Blegny). In dat eerste tijdschrift werden eerst nieuw uitgekomen boekwerken aangekondigd en besproken, daarna werden ook nu en dan waarnemingen medegedeeld, meestal van practischen aard. Daarnaast werden geschriften van Geleerde Genootschappen uitgegeven, die echter minder gemakkelijk toegankelijk waren en daardoor op het denkbeeld brachten om in periodieken in den vorm van Bibliotheek, Magazijn, Kabinet, Archief of Repertorium de mededeelingen over bij elkander behoorende vakken te samen op te nemen. Het Practisch tijdschrift wil ook practische, nuttige waarnemingen van geleerden en van geneeskundigen van hoogeren stempel bijeenbrengen, hetzij uit het buitenland, hetzij uit eigen praktijk; voor de practici op het platte land, die de geneeskunde schier als een louter op ondervinding steunende, empirische kunst kennen, goed gerangschikt en zoo noodig opgehelderd. Het tijdschrift maakt eenen uitstekenden indruk, is keurig verzorgd, met aangename, misschien wat te kleine letter (in den derden jaargang door eene duidelijkere 40—42 rr., 4111. vervangen), goed papier en — wat met vroegere niet altijd het geval was — op tijd uitkomend. De mededeelingen, die er in voorkomen, zijn van eene aangename beknoptheid over allerhande deelen der geneeskunde, met eigen opmerkingen van de Redactie voorzien; verder komt er een rubriek korte berichten (referaten) in voor over mededeelingen uit buitenlandsche tijdschriften, nu en dan een 20-tal, soms 3 op één bladzijde. Dat het in den smaak viel, kan daaruit worden opgemaakt, dat de eerste jaargang een tweeden druk beleefde ! voor een tijdschrift zeker een ongewoon verschijnsel. Die tweede druk verscheen in 1826, daarin zijn de drukfouten, die in den eersten waren blijven staan, verbeterd. De titel-pagina van dien tweeden druk heeft een ietwat andere zetting, daarop de toevoeging: met een plaat. De lijst der inteekenaren, die in den eersten druk voorkomt, ontbreekt daarin. De inhoudsopgave in den eersten druk, bldz. 12—16, is in den 2den druk bldz. I—IV. Het voorbericht is in beide drukken I—IV. Overigens zijn beide drukken geheel aan elkander gelijk. De eerste jaargang, 1822, is 376 bldz. groot; bestaat uit vier doorloopend gepagineerde Stukken, per pagina 38 rr., 43 11., wijde interlinièn. Vóór in den eersten druk vindt men een Naamhjst van de inteekenaren, met die van de boekhandelaren 353 in getal; daaronder alle bekende geneeskundigen van dien tijd en een, naar de afleveringen geschikt, niet alphabetisch Register over den geheelen jaargang. Sign. A—A5... enz. Het eerste „Stuk", 88 bl., geeft een aantal korte verhandelingen op verschillende gebieden der geneeskunde; referaten uit buitenlandsche tijdschriften, .recensies 153 van boeken, berichten (o.a. een sectie-verslag van Napoleon i, uit Froriep's Notizen overgenomen). Het 2e Stuk is 96, het 3e 96 en het 4e 95 bl. De Stukken verschenen in een grijsblauw slap omslag, waarop aan de binnenzijde de inhoud was afgedrukt. Van de deelen (die regelmatig elk jaar uitkwamen) zijn de eerste 4 jaargangen 384 bl., de volgende 580 bl. groot, alle op dezelfde wijze, d.i. uit dezelfde rubrieken samengesteld. Wij kunnen natuurlijk den inhoud der verschillende deelen niet opsommen, maar willen voor een enkele mededeeling een uitzondering maken, zoo 0. a. de vermelding van het „dierlijk „bad", dat in het „Koninklijk Poliklinisch Instituut" te Berlijn werd toegepast bij loodverlammiïig. Dit is de onsmakelijke, door latere kwakzalvers opnieuw in praktijk gebrachte raadgeving om de handen of andere zieke lichaamsdeelen in den buik van versch geslachte dieren te steken; eene walgelijke methode, die in ons land en in onzen tijd zelfs bij leden van de Rechterlijke Macht vergoelijking kon vinden ! 1824. Men vindt in een der eerste nommers, 1824, eene mededeeling van prof. g. vrolik over eene met goed gevolg voor moeder en kind, door engeltrum verrichte sectio Caesaria. Ook eene aankondiging van capadose's bestrijding der vaccine (1823 uitgekomen): „Deze bestrijding van eenen arts", zoo leest men daar, „is, in den tegenwoordigen tijd, wel eene merkwaardigheid, maar „voor het overige geen wederlegging waardig". 1826. Inhoud III—VII. Met grooten ijver werd de redactie van dit tijdschrift gevoerd; van af het jaar 1826, vijfden jaargang, werden elk jaar zes Stukken elk van 6 vel druks gegeven, het grootste aantal van de bijdragen, met M. of v. E. onderteekend, door de redacteurs zeiven geleverd. Men krijgt bewondering veor de enorme werkkracht dier redacteuren, die er voor zorgden, dat elk „Stuk" zoowel voor den geneeskundige als voor den heelkundige en den verloskundige belangrijk was. Ook gerechtelijk geneeskundige bijdragen vindt men er af en toe in. Oorspronkelijk Nederlandsche bijdragen zijn ver in de minderheid. Dit gaf, zooals wij zullen zien, tot de uitgave van het Tijdschrift Aesculaap aanleiding, dat zich echter tegenover het PrMctisch Tijdschrift op den duur niet kon staande houden. Door het geven van 6 nommers in plaats van 4 per jaar, was de omvang van het vijfde deel tot 576 bl. geklommen. Alle verdere deelen zijn even groot. De Signatuur wordt vanaf 1831: 1 2 enz. Van de Supplement-banden hebben band 1 en 2 nog de S. A—A5.. ., de verdere :S.i 2 , enz. De volgorde der bijdragen is meestal: Inwendige geneeskunde, verloskunde, chirurgie, therapie en gerechtelijke geneeskunde (door dr. moll), daarop volgen de korte referaten, waarmede het nommer blijkbaar pasklaar gemaakt werd. Veelal worden door de redacteurs eigen waarnemingen of opmerkingen aan het door hen gerefereerde toegevoegd, hetgeen een zekere levendigheid aan het tijdschrift geeft. i54 1841. Tot aan den 20sten jaargang (1841) is er in de uitvoering nagenoeg geen verandering gekomen: de inhoud blijft hoofdzakelijk bestaan uit vertalingen van buitenlandsche mededeelingen, nu en dan met oorspronkelijk Nederlandsche bijdragen afgewisseld, waaronder vele van dr. a. moll getiteld: -practische bijdragen, tot de leer der geneesmiddelen, waarin in elk Stuk een aantal geneesmiddelen en hunne aanwending besproken worden. ' Toch ziet men langzamerhand eenige wijziging insluipen: de zoogenaamde korte berichten worden dan langer, soms zelfs onheilspellend lang en, wat een groot bezwaar lijkt, daardoor geringer in aantal. Ik meen dit te moeten toeschrijven aan het toenemen der werkzaamheden van dr. v. eldik, die hoofdzakelijk deze rubriek verzorgt. Het is toch gemakkelijker, om van een mededeeling een lang referaat te geven dan een kort. In den loop dezer twintig jaren verschenen, behalve deze goed verzorgde gewone jaargangen nog 6 Supplement-banden. Deze kwamen uit in 1823, 1825, 1835, 1836, 1839 en 1841, alle van den zelfden omvang als de gewone banden. In 1832 verscheen een ,,Gener aal-Register" (Naam- en alphabetisch Register) van Jaargang 1—10 en van Supplementband 1—2, 349 bl.; in 1837 van Jaargang 11—15 en van Supplement-band 3 en 4, 264 bl. en in 1843 van Jaargang 16—20 en van Supplement-band 5 en 6; 256 bladzijden. Alle zeer goed verzorgd ! De moeite, die de redacteuren zich geven, wordt wel beloond: het vroeger om de drie maanden uitkomend tijdschrift, dat sedert 1826 in een tweemaandelijksch veranderde, werd van den 2isten tot en met den 24sten jaargang in een maandelijksch tijdschrift veranderd. Jaarlijks kwamen nu 12 Stukken van 4 vel druks elk uit, te samen dus jaarlijks een boekdeel van 768 bladzijden vormende 1842. In een Inleiding voor den 2ien jaargang wijzen de redacteuren er nog eens op, dat hun oorspronkelijk plan om een practisch, niet speciaal wetenschappelijk tijdschrift uit te geven, blijkbaar goed gezien was; het tijdschrift blijkt in een behoefte te voorzien en de redacteuren hebben bij de oprichting niet meer beloofd dan zij konden vervullen. Het tijdschrift is voor verschillende catagorieën bestemd, o.a. voor hen, die nog eens aan het vroeger geleerde willen herinnerd worden „om niet allengs, door gebrek aan zielevoedsel, ,,op eigene krachten alleen terende, in den dommel des slentergangs „geheel te verkwijnen en als werktuigen eener vadsige empirie „trapsgewijze uit te droogen en levend te sterven". Wanneer uit het verder beloop blijken zal, aldus de redactie, dat de strekking ook nu nog gewaardeerd wordt, dan zullen de redacteuren zich niet beklagen en dan zal het hun niet deren „wanneer.de „gelukkige, het hoofd badende in rein wetenschappelijken ether, zich „inzijnhoogen wellust gestoord vindt, wanneer hij bij ons niets 'vindt , ,dan grovere, handtastelijke stof, hij schoppe ons niet onmeedoogend „met den voet, maar verheffe zich liever met eenen stillen mede„hj denden glirnlach op zijnen hem door ons niet misgunden zon,, rij ken zetel". Zij, „de enthousiasten", zoo gaan de redacteuren verder voort „zullen den inhoud wellicht niet nieuwerwetsch genoeg „vinden, maar laten zij dan ook eens de pen in de hand nemen," 155 de redacteuren „zullen zich gelukkig achten, wanneer zij de uitkomsten van zoodanige andere strekking mogen ontwaren; zij „zullen het toejuichen als die schrijvers dat dan zullen kunnen volhouden en wenschen hun daarvoor moed, lust, kracht en ruime „medewerking". De redacteuren hadden het recht aldus te schrijven, want tot nu toe kon nog maar een enkel tijdschrift op geneeskundig gebied op een zoo lang en eervol verleden wijzen, op een werk, dat zóó goed verzorgd en zóó regelmatig was verschenen. Wanneer men dan nog bedenkt, dat moll in dienzelfden tijd nog een Leerboek over Gerechtelijke Geneeskunde schreef en dat van eldik nog Verloskundige Verhandelingen uitgaf, dan verhoogt dit onzen eerbied voor deze beide stoere werkers, en dat nog te meer als men weet, dat moll, na een cholera-aanval, sukkelde met zijn gezondheid en in 1841 genoodzaakt was zijn geneeskundige piaktijk op te geven; waarna hij, na een zwaarlijden,ini843op 57-jarigen leeftijd overleed. 1843. In den 22en jaargang, waarin van eldik eene levensbeschrijving van moll gaf, XVII—XXIII, komt nog eene bijdrage van moll voor. 1844. Het tijdschrift wordt door van eldik zonder verdere hulp voortgezet, steeds nog bij denzelfden uitgever. De 23e jaargang, waarin een portret van moll gegeven wordt, is „aan de nagedach, ,tenis van moll toegewijd''. Nog op zijn sterfbed, zoo leest men daar, heeft moll zijnen medearbeider aangemoedigd het tijdschrift te blijven voortzetten. Zoo verschijnen dan nog geheel op dezelfde wijze de 24e (1845) en de 25ste jaargang (1846), beide van 768 bl. 1823—1841. Van de Supplementbanden, over welke wij boven reeds spraken, kwam de eerste reeds een jaar na het begin van dit tijdschrift uit, 1823. In een voorberigt wezen de Redacteuren daarop met voldoening: de copy was zóó overvloedig, dat zij zelfs meer dan de beloofde 6 Stukken hadden kunnen geven; maar zij vonden het verkieslijker, om liever nu en dan, op onbepaalde tijden, een Supplementband te geven. De inteeken-prijs voor deze bleef dezelfde als voor de gewone banden, maar de inteekenaren waren niet gedwongen deze te nemen. De eerste Supplement-band bestaat ook uit 4 Stukken met de kleine letter gedrukt. In het eerste Stuk komen 10 bijdragen voor: in het tweede, 9; in het derde 9 en in het vierde 12; en in elk Stuk vindt men ook een rubriek „korte berichten". De geheele band is 384 bl. 1825. De tweede Supplementband, 384 bl. groot is geheel op dezelfde wijze ingericht als de eerste, maar met grootere letter gedrukt. Men vindt daarin o.a. een artikel over het gebruik van den stetoscoop door h. c. van holl, die bij laennec in Parijs had gewerkt. Dit is de eerste maal, dat ik den stetoscoop vermeld vond. 1835—1836—1839. De derde (1835) en vierde band (1836) bestaan evenals de vorige supplementbanden uit 4 Stukken; maar de vijfde Supplementband heeft 6 Stukken en is 580 bl. groot, 1839. 1841. De zesde Supplementband verscheen in 1841, 576 bl., overigens als vorige^ Intusschen was het alleen-staan voor de geheele uitgave voor van eldik te zwaar geworden; hij zag naar eenen medewerker uit en meende dien gevonden te hebben in dr. s. j. galama. Te samen zetten zij nu de uitgave voort onder den titel: 1847—1849. Nieuw practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde. verzameld door c. van eldik en s. j. galama. S, j. Galama, geb. Harlingen, 1800, studeerde in Franeker en in Groningen, promov. 1821 in geneeskunde, later ook in heel- en verloskunde, Geneesheer in Dokkum 1822, in Rinsumageest 1825, in Murmerwoude 1827, eilands-dokter op Texel in 1829, stads-dokter in Sneek 1831. Stierf aldaar 1858. Schreef verschillende verhandelingen over koortsen en het gebruik van Kina. Evenals het met moll geredigeerde blad bestaat ook hier elk deel uit 12 afleveringen van 4 vel druks, elk Stuk nu niet met ie, 2e enz. in den inhoud aangeduid, maar met Jaftuary-Stuk, February-Stuk, enz. Het is met een eenigszins andere letter gedrukt: 42 rr., 46 11. Geheele band 768 bl. In het Voorberigt tot deze nieuwe Serie, dd. Januari 1847, zegt van eldik, dat in wezen niets veranderd is, zoo weinig zelfs, dat voor hen, die dit mochten verkiezen, een met de vorige Serie doorloopend titelblad is gegeven, dus ,,26e jaargang". De bijdragen zijn doorloopend genommerd: 70 in dezen jaargang; waarvan de groote meerderheid door v. eldik geleverd is. Van deze nieuwe Reeks verschenen slechts twèe jaargangen en voor het eerst sedert het bestaan van het tijdschrift, verscheen de laatste daarvan niet op tijd, niet in 1848, zooals het had moeten geschieden, maar in 1849 „voor het jaar 1848". 1849. Voor den werkzamen van eldik moet dit wel eene teleurstelling geweest zijn, en het verwondert ons niet in een „Naschrift" achter dit 2de deel van de Nieuwe Serie, eene mededeeling van hem te vinden, dd. 19 November 1849, waarin hij schrijft, dat hij in July 1848 ernstig ziek geweest is en nog niet geheel bij krachten gekomen zijnde, minder letterarbeid moet doen, en daar zijn medearbeider door diens praktische werkzaamheid „zoo het „scheen belet was hem naar eisch bij te staan" besloten heeft, met het oog op zijn gezondheid, het tijdschrift te staken, van eldik heeft dit besluit natuurlijk met groot leedwezen moeten nemen; want hoewel hij niet iedereen heeft kunnen voldoen en er in den laatsten tijd enkelen waren, die op het tijdschrift begonnen af te geven, omdat het uitsluitend op practisch gebied werkte, zoo verklaart hij er trotsch op te zijn, dat hij dit standpunt, dat hij van den beginne af aan heeft ingenomen, niet heeft laten varen, niettegenstaande de aanmerkingen, die men daarop maakte. De 27e jaargang, 2e Deel van de Nieuwe Reeks, met 73 nommers, is nog geheel volledig, bevat 12 afleveringen en is 768 bl. groot. Dat anderen het tijdschrift zullen voortzetten, wordt niet afzonderlijk vermeld. Maar het is niet onwaarschijnlijk, dat van eldik gevoeld heeft, dat eene andere richting, met welke hij zich niet vereenigen kon, zich begon baan te breken. Daarop slaat vermoedelijk eene uitdrukking in het Nabericht, waarin van eldik van „waanwijze" menschen spreekt, die op het beleid der redacteuren aanmerkingen maakten, omdat het tijdschrift niet wetenschappelijk genoeg zou zijn. 156 15? Of ali cohjen, die het tijdschrift zou voortzetten, de man Was, die door van eldik bedoeld werd, kan ik niet zeggen, maar in alle geval was ali cohen dadelijk gereed om het neergelegde werk op te vatten. 1849—1854. Zoo verscheen in 1849 de Eerste jaargang van Nieuw Praktisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, Nieuwe Reeks, 28e Jaargang van hetoorspronkelijke Practische Tijdschrift. Sign. 1 , 2 , 3 enz., 36 rr., 44 11. Hiervan verschenen zes deelen, 8vo, 22.5 x 13.5. Van het Tijdschrift verschijnt geregeld op den eersten van elke maand een Stuk van ongeveer 4 vellen druks. Prijs ƒ7.20 per jaargang. Platen werden afzonderlijk berekend. Uit de Inleiding, gedateerd Groningen, 1 December 1848, (1—6 bl.), blijkt, dat ali cohen aangezocht is om de redactie op zich te nemen, hetgeen hij „met schroom" aanvaardde. Daarin komt hij, ondanks zijne groote waardeering voor het Practisch Tijdschrift, op tegen het uitsluitend practische karakter daarvan. Men moet niet altijd in dezelfde richting doorgaan, aldus zegt hij, overal is aanhoudende ontwikkeling en vooruitgang en daar moet men mede meegaan; de practijk is goed, maar deze moet ten slotte steunen op de wetenschap. Dit zag de redactie van het vroegere tijdschrift, volgens hem, over het hoofd en daarom heeft het niet dien invloed, gehad, dien het had kunnen hebben. Natuurlijk moet men wetenschap en practijk niet tegenover elkaar stellen, men moet de wetenschap toepassen op de practijk. Wetenschappelijk-practische geneeskunde, daaraan wil cohen de Nieuwe Serie wijden. Dit is echter, volgens cohen, niet het eenige, waarop eene redactie van een tijdschrift in die dagen te letten had: er komt langzamerhand ook een maatschappelijke zijde aan de geneeskundige vraagstukken, waarin een tijdschrift zijn stem moet laten hooren. De strijd over de herziening der geneeskundige Staatsregeling was in vollen gang, de Ned. Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst was juist opgericht met het doel eene betere wetgeving, als het ware af te dwingen, na de vele mislukte pogingen van de elkander opgevolgde ministers. Het rapport van de laatste Staats-Commissie werd met spanning tegemoet gezien en het was noodig, dat er een orgaan bestond, waarin de gedachtewisseling daarover kon plaats vinden. Hiertoe moet ook het nieuwe orgaan dienen: de innerlijke en uiterlijke belangen van den geneeskundigen stand mceten daarin besproken worden. Het is opmerkelijk, dat ali cohen hier met geen enkel woord mededeelt, dat de Geneeskundige Courant, in 1847 door donkersloot opgericht, zich juist zoo beijverde voor de herziening dier Geneeskundige Wetgeving en zich dus ook voor ten deel bewoog in de richting, die ali cohen voorstaat. Ali Cohen doet natuurlijk een beroep op alle kunstgenooten om hem in zijn plannen te helpen en om er voor te zorgen, dat men niet steeds met buitenlandsche produkten moet aankomen om het tijdschrift te vullen. 158 De indeeling van het tijdschrift werd geheel gewijzigd; het werd in verschillende rubrieken verdeeld, beantwoordende aan de verschillende vakken der Geneeskunde. Men vindt in de inhoudsopgave (V—XII) twaalf rubrieken: Algemeene Geneeskunde, Invloed der NIEUW PRAKTISCH TIJDSCHRIFT voort DE GENEESKUNDE IK AL HAREN OMVANG. -*»*»»■ Acht en Twintigste Iaargang, NIEUWE REEKS, VERZAMELD EN UITGEGEVEN , ONDER MEDEWERKING VAN ONDERSCHEIDENE YADEHLANDSCBE GENEESKUNDIGEN, DOOR Dr. L. ALI COHEN, Praktiserend Geneesheer, t3 Qroningen. EERSTE JAARGANG. (U49.) —*e>&#e«*— TE G0IU.NCHF.M , BIJ J. NOORDUYN ek ZOON. 4 8 4 9. 22.5 X 13-5. 159 physiologie op de praktische Geneeskunde, Geschiedenis der Geneeskunde, Algemeene Ziektekunde, Physio-pathoiagie (besmettelijke ziekten, kinderziekten, overige ziekten) Practische Geneesmiddelleer, Chirurgie, Verloskunde, Geregielijke Geneeskunde, Staats-Geneeskunde, Boekbeschouwingen en Bibliographie op de laatste bladzijde van ieder nommer. Het lag niet in het voornemen om elke rubriek in elke af levering op te nemen, maar de onderwerpen staan niet meer, zooals vroeger, bont dooreen. De Bibliographie bevat alleen de titels van nieuw uitgekomen werken, zoowel binnenlandsche als buitenlandsche. Elke aflevering bevat ongeveer vier van de bovengenoemde rubrieken. De afleveringen komen maandelijks uit, ter grootte van 4 of 41/2 vel druks. Geheele jaargang ongeveer 772 bl. 1849. In den eersten jaargang wordt al dadelijk door cohen over het uitstel van het Rapport over de Herziening onzer Geneeskundige Wetten gesproken en een redevoering van prof. suerman over de verbetering van het Geneeskundig Hooger Onderwijs critisch besproken door a. h. israels. Het tijdschrift maakt eenen gunstigen indruk, maar wie zou meenen, dat uitsluitend Nederlandsche stukken zullen worden aangetroffen, vergist zich in zooverre, dat ook referaten of vertalingen van buitenlandsche, meest Duitsche verhandelingen worden aangetroffen. Geen verbetering is het, dat enkele bijdragen niet in één aflevering afloc pen, maar in verschillende afleveringen vervolgd worden; een niet zeer gelukkig terugvallen tot. de gewoonte van vroegere tijdschriften, dikwerf veroorzaakt door groote en onnoodige breedsprakigheid. 1850—1851. De tweede jaargang (1850) en de derde, (1851) geven tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding, 42 rr., 43 11. 1852. In den vierden jaargang (1852) komt een Inleiding van ali cohen VOOr. . . , Over doel en middelen van de Geneeskundige Journalistiek hier te lande, waarin hij nogmaals doet uitkomen, dat practijk en wetenschap niet als 2 tegenover elkaar staande zaken moeten worde u beschouwd, maar de een als de aanvulling van de andere. Geen van beide kan gemist worden. De natuurwetenschap moet om haar zelve bemind en beoefend worden, zij heeft in en voor zich zelve waarde; eerst daarna moet gevraagd worden of zij ook eenige nuttige toepassing belooft. Het voorkomen van bijdragen van buitenlandschen oorsprong schijnt, na de inleidende woorden in den eersten jaargang, aan sommigen aanstoot gegeven te hebben, maar, zoo antwoordt cohen hierop, ten eerste kent de wetenschap geene grenzen ,,m de wetenschap geen Ch na's meer" en moet men de goede dingen uit het buitenland ook hier vernemen en ten tweede moeten dan de Nederlandsche geneeskundigen maar wat minder aan „graphophobie" gaan lijden. Er zal voortaan wat meer aandacht aan de Therapie gewijd worden, want ten slotte is het einddoel van het streven der geneeskundigen toch het genezen. Zij heeft geen gelijken tred gehouden met de ontwikkeling harer fundamenteele wetenschappen, maar léo de tijd zal komen, dat .men meer grondige aandacht zal gaan wijden aan het genezen der zieken. Ali Cohen wijst er ten slotte op, dat een tijdschrift op twee wijzen nuttig kan zijn: öf door het uitbreiden öf door het verbreiden der wetenschap; het eerste is schooner, het andere is nuttiger; cohen zou zich gelukkig achten, indien hij beide oogmerken al meer en meer zou kunnen bereiken. 1853—1854. In den vijfden en zesden jaargang komt niets voor wat tot bijzondere opmerkingen aanleiding geeft. Van 1850 af is het titelblad met eenigszins andere letter gedrukt, De indeehng blijft dezelfde als die der vorige jaargangen, maar aan de physiologie en path. anatomie (virchow) wordt meer en meer aandacht gewijd; ook aan de sociale vraagstukken. Toch is de uitgave van dit Tijdschrift geen succes geweest: met dezen zesden jaargang houdt de medewerking van ali cohen als redacteur op; waarom, dat komt men niet te weten. Tot het laatst toe was het tijdschrift goed verzorgd, zoodat men niet kan zeggen, dat het zijn natuurlijken dood gestorven is. Of cohen reeds toen het plan had opgevat om het Repertorium over te nemen, blijkt uit dezen zesden jaargang niet. 1855. De energieke uitgever van het Tijdschrift, de firma j. noorduïjn & Zoon te Gorinchem, gaf evenwel geen kamp: in 1855, kwam de zevende jaargang uit (de 34e van het geheele tijdschrift) nu onder den titel van Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in haren omvang Nieuwe Serie. Eerste jaargang. 8vo. 22.5 x 13.5. 41—42 rr. 43 11. S.i 2 enz. enz. onder Redactie van dr. c. gobée, ien officier v. Gez. der 2e klasse en dr. j. e. c. van campen, Practiseerend Geneesheer te OuderAmstel. Joh. Èwald Corneeis van Campen, slud. Leiden 1845, 27 jaar ond; prom. geneeskunde 1849, chirurgie 1852. Geneesheer Ouder-Amstel ; vertaalde h. j. patjl's Leerboek der bijzondere heelkunde uit het Hoogduitsch 1862. De aanleiding tot deze redactie-verandering komt men uit dit deel niet te weten; voor- en nabericht ontbreken; wellicht is de reden voor de verandering op den omslag van de eerste aflevering vermeld of in een afzonderlijk prospectus, maar beide ontbreken. Van dit Tijdschrift verschenen twee deelen. Evenals de vorige Seiie kwam ook deze in maandelijksche afleveringen van 4 tot 472 vel uit. De inhoud is niet meer in 12, maar in 5 afdeelingen verdeeld en wel Oorspronkelijke stukken, Journalistiek (waarmede referaten worden aangeduid); Boekbeoordeelingen, Militaire Geneeskunde, Mengelwerk, Personalia enz. Niet in elk nommer komen al deze rubrieken voor. De eerste rubriek wordt nagenoeg alleen door bijdragen van gobée, van dommelen en van campen ingenomen. 1856. In 1856 verschijnt het achtste en laatste deel van deze nieuwe Serie (35e van het geheele tijdschrift). Geen enkele aanwijzing komt daarin voor van de redenen tot het staken der uit- i6i PRACTISCH TIJDSCHRIFT GENEESKUNDE AL HAREN OMVANG. NIEUWE SERIE. © e V0tt 3 aar gang. ONDER REDACTIE VAN Dr C. GOBÉE, Eente Officier vu Gezondheid der 2dt 11 Dr J E. C VAN CAMPEN, ttlfU j NOORDUYN en zoon. i 8ss. 22.5 X 13-5 gave, maar uit de geschiedenis der journalistiek van die dagen weet men, dat dit tijdschrift was toegetreden tot de combinatie van de 5 tijdschriften, wier fusie het oprichten van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde mogelijk maakte, dat i° Januari 1857 verscheen. Wij keeren nu terug tot de jaren, waarin het Practisch Tijdschrift het levenslicht zag. Op 3-jarigen leeftijd kreeg dit een zuster-tijdschrift naast zich, want in Augustus 1825 verscheen: 1825—1830. Geneeskundige Bijdragen door c. pruys van der hoeven, J. logger, c. g. c. reinwardt en g. salomon. Te Delft, bij de Weduwe j. allart, MDCCCXXV. Dit tijdschrift verscheen in 3 Deelen, 6 Stukken, gr. 8vo, 23 x 13.5. c. Pruys van der Hoeven, geboren te Rotterdam, 1792, bezocht, na de kostschool te Voorschoten, Erasmiaansche School te Rotterdam; in 1812 student in de geneeskunde te Leiden, in 1813 vrijwilliger, vestigde zich na promotie in 1816, als geneeskundige te Rotterdam. In 1824 buitengewoon- en in 1827 gewoon hoogleeraar in Leiden, op zijn 75en verjaardag werd hij 'gehuldigd; stierf in 1871 te Leiden. J. Logger, geboren in Dordrecht 1759; zie bladz. 103. c. g. c. Reinwardt, geb. 1773 in Lüttinghausen (Prüissen) kwam als apothekersleerling 1787, in Amsterdam in aanraking met de hoogleeraren aan het Athenaeum Illustre (g. vrolik). Benoemd tot Hoogleeraar in Harderwijk als opvolger van schacht, te voren aldaar doctor honoris causa in de geneeskunde en natuurlijke wijsbegeerte (27 jaar oud). Op „verzoek" van Koning Lodewijk, (zeertegen zijn zin) directeur van aan te leggen plantentuinen in Soestdijk, Haarlem en Amsterdam, daarna buitengewoon hoogleeraar Athenaeum Illustre in scheikunde, artsenijbereidkunde en natuurlijke historie. In 1816 in Ned. Indië grondlegger van 's Lands Plantentuin. Van 1822 tot 1845 hoogleeraar in Leiden. Overleed 1854. Gottlieb Salomon, geboren in Danzig 1774; promoveerde 1797 in Koningsbergen. Op reis naar Amerika hield hij in Leiden voordrachten over anatomie, physiologie, pathologie en obstetrie; kreeg, door zijn „fijne beschaving en kiesche manieren", daar uitgebreide praktijk. In 1802 Doopsgezind, in 1804 Lector voor het onderwijs der vroedvrouwen. In 1827 „Nederlander"; stond op de nominatie om du pui als hoogleeraar in de Verloskunde op te volgen; niet benoemd; legde in 1845 zijn praktijk neer; stierf in 1865 te Leiden. In de VoorredeIII—XIV, (op de pag. daartegenover: „Patriae et ,,Arti") gedateerd Leiden, 19 Augustus 1825, schrijft de Redactie bij het verschijneh van dit nieuwe Tijdschrift, dat wel is waar schier dagelijks nieuwe tijdschriften, zoowel in het binnen- als in het buitenland uitkomen, dat er dus reeds meer dart genoeg zijn, en'dat men zal denken: ,,alweer een nieuw tijdschrift"; maar het doel, dat zij zich voorstelt; geheel en bij uitsluiting Nederlandsche bijdragen op te nemen en zoo de Vaderlandsche kunst te releveeren, is nieuw en rechtvaardigt daardoor het verschijnen. Het komt daardoor niet in den weg van bestaande en tracht onzen geleerden de gelegenheid te geven „bij den verbazenden aanwas van nieuwe geneeswijzen „en geneesmiddelen" een rustige, bezadigde critiek uit te oefenen en op die wijze „de enkele parels uit het slijk op te sporen". Er bestaat behoefte aan nieuwe oorspronkelijke Nederlandsche waarnemingen en ziekte-beschrijvingen tegenover den overvloed van vertalingen, die ons tegenwoordig worden voorgezet. Door deze „Bijdragen" wil de Redactie den staat der geneeskunst i64 Ï&3 GENEESKUNDIGE B IJ D R A G E IN, DOOR C PRÜY8 'van db r HOEVEN, J. LOGGER, C. G. C. RE IN WA RD T, EN G. SA! LOM ON. EERSTE STUK. tb DELFT, bij DE WEDUWE J. ALLAR T. MDCCCXXV. 22.5 x 13.5. in ons vaderland meer bekend maken en haar bevrijden van het „juk, waaronder zij reeds te lang geleden heeft", waarbij zij als een aanhangsel van de exacte wetenschappen beschouwd werd. Geen gedeelte onzer kennis verdient minder den naam van exacte wetenschap dan de geneeskunst, die geheel op waarneming en ondervinding, op empirie, berust. De Redactie wenscht haar doel te bereiken in de eerste plaats door het geven van oorspronkelijke Nederlandsche verhandelingen, waarnemingen en proeven; hetzij de eigenlijke vakken der geneeskunst, hetzij de met haar verwante wetenschappen betreffende; in de tweede plaats door boekbeoordeelingen over Nederlandsche Werken (boeken, dissertaties enz.); in de derde plaats door levensberichten van Nederlandsche geneeskundigen, en geschiedkundig nieuws en ten vierde door melding te maken van een of ander zeer belangrijk buitenlandsch geschrift. Hiertoe roept zij de medewerking in van alle vaderlandsche geleerden; zonder hulp, alleen, kan zij niet slagen. Zij wil niet gebonden zijn aan een bepaalden termijn van verschijnen der verschillende Stukken. Deze vlot geschreven voorrede maakt een zeer aangenamen indruk, zij is kennelijk van de hand van pruys van der hoeven, en mist de hinderhjke breedsprakigheid van vroegere tijdschriftinleidingen. Het tijdschrift Aesculaap (1835) roemt het als een „echt Vader„landsch Tijdschrift, uit Holland's grijze Akademie-stad" dat ons zooveel mogelijk met den toestand der Geneeskunde in ons eigen vaderland bekend maakt, en dat, hoewel van vreemde voortbrengsels niet afkeerig, waarschuwt om niet alles wat uit Frankrijk of Duitschland afkomstig is, boven onze eigen lettervruchten te verkiezen. 1825. Deel I. Stuk I verscheen in 1925, 145 bl. Verhandelingen, S. A. A2 enz. en 32 bl. Boekbeoordeelingen: 33 rr., 39 11. Prijs / 2.50. Den inhoud vindt men op de binnenzijde van den omslag vermeld en op die van het achterblad staat een „Berigt van Inteekening enz." Uit dit bericht blijkt, dat in 1825 slechts één Stuk uitkwam. Bijaldien het getal der inteekeningen op deze Bijdragen de kosten der uitgave kunnen dekken, zullen er jaarlijks hetzij één, twee, drie of uiterlijk vier Stukken, het licht zien; twee Stukken vormen één Deel. Voor hen, die vóór den eersten Maart 1826 inteekenen, zal de prijs van ieder vel druks van 16 bladzijden gesteld worden op 15 Nederlandsche centen, buiten inteekening worden twintig Nederlandsche centen daarvoor berekend. Verhandelingen, waarnemingen enz., die men wenscht opgenomen te zien, moeten aan een der Hooggeleerde Heeren Verzamelaars „echter „niet met de brievenpost, om der hooge portos wille" onder het adres van de Uitgeefster gezonden worden; Oude Delft, Wijk i, no. 70 te Delft. In dit eerste Stuk een uitvoerig opstel over de schaambeensnede aan de hand van twee eigen waar nemingen door dr. g. salomon te Leiden en aanteekeningen van dr. h. j. logger over een wetenschappelijken reis naar Parijs in 1818; verder uitvoerige boekbeoordeelingen, ook van dissertaties o.a. van de dissertatie van I64 i65 g. j. mulder over de werkzame bestanddeelen van het opium, „waarin hij van zijn „kundigheden veelvuldige blijken heeft gegeven". Verder, berichten over uitgeschreven prijsvragen, o.a. van het Genootschap voor Heelkunde te Amsterdam. Onder de berichten, de mededeeling over een onderbinding van de arteria iliaca in het bekken, door Dr. de haan te Rotterdam verricht, „hetwelk doet zien, datbe,,redeneerde stoutheid, handigheid en beleid, niet minder dan in naburige Rijken, -„bij onze Heelkundigen gevonden worden". De oorspronkelijke mededeeling hebben wij reeds vroeger vérmeid. 1826. Deel I, Stuk 2, met Stuk i doorloopend gepagineerd, bl. 147—294, kwam in 1826 bij dezelfde uitgeefster en onder dezelfde Redactie uit, door denzelfden drukker A. D. schinkel te 's Gravenhage gedrukt. De Redactie heeft gebroken met de oude gewoonte om ellenlange stukken te geven. In Stuk 1 kwam dit nog niet uit, maar in Stuk 2 zijn van de 8 oorspronkelijke mededeelingen de meeste kort, slechts één van 40 pagina's, de andere variëeren tusschen 4 en tusschen 20 pagina's; de verscheidenheid der onderwerpen is daardoor veel grooter en de stukken worden leesbaarder. De rubriek Boekbeoordeelingen, eveneens met die van Stuk 1 doorloopend gepagineerd: bl. 33—83, bevat ook slechts korte beoordeelingen van een 16-tal werken; de rubriek berichten is 14 bl. groot, bevat Programma's van Prijsvragen enz. Onder de Verhandelingen trekken vooral de aandacht een bijdrage van schröder van der kolk, Med. Doctor in het Buiten-Gasthuis der stad Amgterdam, over krankzinnigheid, ten gevolge van oorontsteking, waarin reeds interessante opmerkingen over de wijze van verpleging van geesteszieken. Verder een zeer lezenswaardig artikel van pruys van der hoeven over de studie en het onderwijs in de. Geneeskunde. Uit een paar belangwekkende artikels over de in 1825 in Leiden geheerscht hebbende pokken-epidemie en de wijze van bestrijding, leert men, dat aldaar sedert meer dan 25 jaar de koepok-inenting bij hoogere en bij lagere standen, algemeen ingang vond; dat de besmette huizen voorzien werden met een briefje: „Hier is kinderziekte" (,,in de aanzienlijke wijken zocht men hetzelve vergeefs", omdat deze zich eerder lieten inenten dan de werklieden). Niet-ingeënten ontvingen geen bedeeling. Aan het eind van het Deel wordt van iedere rubriek een afzonderlijke rugtitel gegeven, en van de Verhandelingen en van de Boekbeoordeelingen een afzonderlijke inhouds-opgave. De voor dit deel beloofde naamlijst der inteekenaren verscheen nog niet, omdat de opgaven daarvoor tot nu toe zeer gebrekkig geweest zijn; zij wordt voor een later Stuk in het uitzicht gesteld. 1827. Deel II, Stuk I, dezelfde redactie, uitgeefster en drukker, 1827, 125 bldz. Verhandelingen, 86 bldz. boekbeoordeelingen en berichten. Inhoud op den binnenkant van den omslag. In een bericht „nopens deze- Bijdragen", op de derde bladzijde van den omslag, wordt vermeld, dat de uitgave van dit Stuk wat vertraagd is, maar dat het volgende spoediger zal komen. Dit Stuk bevat een 8-tal mededeelingen op verschillend gebied o.a. een zeer duidelijk geschreven uiteenzetting door dr. g. c. b. suringar te Leiden van het homoöpathische leerstelsel van samuel hahnemann. dat eindigt met de volgende prognose over dit stelsel: ,,primo avide sunt excepta, etiam laudata, dein impugnata, iterum defensa, tandem oblivioni tradita". ió6 Verder een verslag van prof. c. pruys van der hoeven over de ziekten, die van September 1826 tot Juli 1827 in het Nosocomium academicum te Leiden zijn waargenomen. Chirurgische en verloskundige gevallen. Alle bijdragen zijn kort en goed geschreven. Een elftal boekaankondigingen, een levensbericht over dr. h. cuypers en weder een mededeeling van een goed geslaagde operatie bij een slagaderbreuk in de okselholte door onderbinding van de Arteria subclavia boven het linker sleutelbeen, eveneens door den Rotterdamschen operateur Dr. j. h. l. de haan. 1828. Deel II, Stuk 2, dezelfde redactie; uitgeefster de Weduwe j. allart, boekhandelaresse, nu te Rotterdam, Haringvliet Wijk M., no. 46. MDCCCXXVIII. Paginatuur doorloopend met Stuk 1, bldz. 127—275, 33 rr., 39 1.1. In een bericht op den omslag wordt er op gewezen, dat de uitgave weder wat vertraagd is, maar dat het derde deel nu spoedig zal volgen .... het verscheen in 1830 ! ! De acht Verhandelingen, die in dit Stuk voorkomen, zijn in het algemeen niet lang, zij handelen hoofdzakelijk over heel- en verloskundige onderwerpen. Van pruys van der hoeven weder een helder en benopt geschreven artikel over de wenschelijkheid, dat de geneeskundigen een klassieke opleiding zullen genieten, en de Latijnsche taal zullen kunnen schrijven en lezen. De Afdeeling boekbeoordeelingen geeft in 50 bladzijden verslag over een tiental boehen en dissertaties: bl. 87—136; berichten komen in dit Stuk niet voor. . Aan het eind slechts een Inhoudsopgave der Boekbeoordeelingen in dit Deel, niet van de Bijdragen; ook geen lijst der Inteekenaren, zooals reeds eenige malen beloofd was ! 1830. Deel III, Stuk 1, 1830; uitgeefster dezelfde, de redactie vermeerderd met j. c. broers, m. j. macquelyn (zie bldz. 110) en g. sandifort, alle drie hoogleeraren aan de Universiteit van Leiden. G. Sandifort, zoon van ed. sandifort, geb. 1779, werd in 1799 prosector en assistent bij zijn vader, promotie 1801, kort daarop buitengewoon hoogleeraar. In 1812 gewoon hoogleeraar in ontleed-, genees- en heelkunde te Leiden. Rector bij het 250-jarig bestaan van Leiden's Hoogeschool. Rangschikte het anat. kabinet. Overleed 1848. j. C. Broers, geb. 1795 te Utrecht. Als student in de geneeskunde in 1815 vrijwilliger; 1818 reis met c. b. tilanus en de fremery; geneesheer te Zeist. 1828 Hoogleeraar heel- en verloskunde in Leiden. Bekend om zijn uitnemend onderwijs. Gaf slechts één werk uit. Overleed 1847. In een voorbericht (VII—XX) deelen de redacteuren mede, dat het niet is mogen gelukken om elk jaar twee Stukken te geven, daar. de medewerking van de zijde der Vaderlandsche kunstgenooten niet zoo groot was, als zij gehoopt hadden. Toch was de belangstelling in het tijdschrift groot genoeg om hun te doen besluiten met het werk door te gaan; maar zij hebben, omdat hunne andere bezigheden waren toegenomen, naar meer hulp uitgezien en die gevonden in de drie bovengenoemde hoogleeraren, een hulp, die des te meer noodzakelijk was, omdat besloten was in het tijdschrift ook de ,,gansche theoretische geneeskunde te omkatten"; hiervoor in het bijzonder werd de hulp van de jongere kunstgenooten ingeroepen. Tot de vereeniging van theorie met 167 praktijk werd de redactie genoopt door den geest des tijds, waarin de invloed van de eerste op de laatste steeds toenam. De redactie gaat de langzame vervorming na, die in de geneeskundige opvattingen hebben plaats gehad, de eigenschappen der levende lichamen werden het onderwerp van onderzoek; de organische natuur, de ontwikkelingsreeks in planten- en in dierenrijk trokken meer en meer de aandacht. Zoölogie en biologie en vooral de physiologie 1), bijgestaan door de anatomie, drukten haar stempel op de geneeskundige wetenschap, de pathologische anatomie ontwikkelde zich. Nieuwe stelsels (brown, rasori, broussais) kwamen uit de physiologische opvattingen op, de homoöpathie vloeide voort uit het onderzoeken der physiologische artsenijwerking. Zij wijst op de groote vorderingen van natuur- en scheikunde, ,,die tot de gestrengheid der mathesis begint te naderen"; op de nieuwe schatten der materies medica, op het tot stand komen van den Codex pharmaceuticus, de vorderingen in heel- en verloskunde, in de behandeling der geesteszieken (pinel) enz.. Het karakter, dat zich daar overal uit openbaart is het physiologische, hoe algemeerier zich dit ontwikkelt, des te grooter zijn de vooruitzichten op een consequente en wijsgeerige theorie der geneeskunde. De empirie, die in de geneeskunst nog haar scepter zwaait, zal langzamerhand plaats maken bij het aankomend geslacht voor de studie der theoretische wetenschappen. De physiologische theorie moet de nog onsamenhangende geneeskundige kennis tot overeenstemming brengen, zoodat de empirische wijze van' handelen meer en meer rationeel wordt. De Verhandelingen in dit Stuk bestaan uit een 5-tal waarnemingen van verschillenden aard: genees-, heel- en verloskundig; één mededeeling van zonderlinge verschijnselen der zoogenaamde zelf-ontbranding bij menschen. Deze bijdragen zijn meestal lang: bl. 1—138, Verder vindt men in dit Stuk een 12-tal boekbeoordeelingen: h\. 1—78, Levensbericht over v. Stipriaan Luiscius te Delft; Programma Genootschap. 1830. Deel III, Stuk 2, bldz. 139—282, eveneens in 1830 verschenen. Dezelfde redactie, dezelfde uitgeefster. Bevat drie lange bijdragen: geneeskundig, oogheelkundig en gerechtelijk geneeskundig (vervolgstuk over zelf-ontbranding); Daarenboven een zestal boekbeoordeelingen, bl. 67—141; onder de berichten een levensbericht van pruys 2) in Rotterdam overleden, vroeger met lambertus nolet redacteur van Genees-, Heel- Artsenij-en Vroedkundig Magazijn. Zie bladz. 89. 1) Tegen de experimenteele physiologie, waarvan magendie de vertegenwoordiger was, komt pruys v. d. hoeven Op „wier nut de wreedheid niet regtvaar„digt, aan zoovele gevoelige wezens gepleegd en die des te onzekerder resultaten ,' geeft, daar men door dergelijke folteringen en smartea het ligchaam in een ' 'tegennatuurUjken staat brengt, geheel verschillend van dien van gezondheid". 2) Pruys overleed op 80-j. leeftijd in Rotterdam, 1830; moet volgens dit levensbericht niet naar zijn laatste levensjaren, toen hij lijdende was, beoordeeld worden. In zijn goeden tijd humoristisch en soms spotziek, een vijand van plichtplegingen en fraaie woorden. Van zijn dissertatie zeide hij: „ik werd gedwongen „voor deze hier en daar vele brokstukben bijeen te schrapen en eene onrijpe ^vrucht ter wereld te brengen. Dit echter troost mij, dat ik volstrekt geen lezers ..hebben zal. Ook heb ik nie; lang gedraald met het zoeken van een stof, i.want het was mij hetzelfde, welk gedeelte mijner Bibliotheek ik uitschreef", enz. i68 Hiermede ziju de deelen, die in de U. B. en in het Leesmuseum voorkomen, afgeloopen, maar in een bericht op de derde bladzijde van den omslag wordt gezegd, dat de gelegenheid tot inteekening „tot nader aankondiging" open blijft. Daaruit zou men kunnen opmaken, dat met dit derde deel de uitgave nog niet gestaakt wordt. Onder een bijdrage in dit laatste Stuk van Deel III staat zelfs vermeld: „vervolg in een volgend Stuk". Uit den catalogus van l. s. a. holtrop (1842) zie ik als laatste jaar van verschijning 1832 genoemd. Mogelijk is er dus nog een deel verschenen, maar men mag aan het jaartal alleen niet te groote beteekenis hechten, want het aanvangs]a.a.r van dit tijdschrift staat in dezen catalogus als 1828 vermeld en het tijdschrift is, zooals wij weten, in 1825 begonnen. Bij verscrrillende bibliotheken hier te lande werd van wege onze Universiteits-BibHotheek gevraagd naar een vierde deel. Dit was evenwel nergens aanwezig, zoodat de veronderstelling niet te gewaagd is, dat na Deel III de uitgave gestaakt is. De vermelding door holtrop, van 1832 als laatste jaar, moet dus op een vergissing berusten. In den Catalogus van nijhoff (1911) worden ook de jaren 1825-1830 opgegeven, zoodat men deze wel als de juiste mag aannemen. De indruk, dien dit tijdschrift maakt, is, een buitengewoon goede en het moet zeker betreurd worden, dat het niet langer heeft bestaan. 1827—1835. Kort na het verschijnen van pruys van der hoeven's tijdschrift zag in 1827 het Tijdschrift ter Bevordering der physiologische genees- en heelkunde het licht, uitgegeven door een „Gezelschap van genees-en heelkundigen", waarvan j. h. van opdorp, heel- en vroedmeester te Arnemuiden, Secretaris was. j. H. van Opdorp, Heel en Vroedmeester, correspondeerend lid van Vis Unita Fortior, te Hoorn, schreef in 1841 ook over de geneeskundige Staatsregeling. Het verscheen in 5 deelen, te Breda, ter Boekdrukkerij van f. p. sterk, Drukker van het Gezelschap, 8vo. 21.5 x 12.5, 1827, S 2, 2* prijs/21,60. Van vorige tijdschriften onder¬ scheidt het zich, doordat het met het doel werd uitgegeven om propaganda te maken voor een bepaald stelsel: de physiologische geneesleer van broussais, in tegenstelling met het stelsel van brówn. Brown splitste de geheele ziekteleer in twee hoofdbeelden: Sthenie en A sthenie. De levende stof onderscheidt zich van de doode door de „prikkelbaarheid", het leven wordt onderhouden door prikkels: uitwendige, als dierlijke warmte, voedsel, lucht enz.; inwendige als spierwerking, zintuigelijke waarnemingen, emoties. Van alle. andere opvattingen, die men zich vóór dien van het wezen der ziekten gevormd heeft, wil brown niets weten, noch van alkalisch of zuur geworden vochten noch van vorm-veranderingen in de samenstellende deelen der organen, noch van verschil in bloeds-verdeeling, noch in vernauwing of verwijding der huidporiën, noch van allerlei andere opvattingen; alleen de prikkeling in haar verschillende graden geeft ziekte of gezondheid. De pathologische verschijnselen zijn het gevolg van een te sterke of te zwakke prikkeling: versterkte geven sthenische ziekten, verzwakte, asthenische ziekten; de laatste kunnen ook door te sterke of te langdurige prikkeling ontstaan. De geneesmiddelen zijn dus eenvoudig versterkende of verzwakkende, 169 TIJDSCHRIFT TER BEVORDERING DER PHYSIOLOGISCHE GENEES- EN HEELKUNDE, door een Gezelschap CJÈHEES- EN HEELKUNDIGEN. » Zij , die de veerheld eennemtn tonder onderzoek , » lijn ooweerdig deteJve te kermen; derhelreo moet b n«s tc onderhoeken." Brooss»! s. EERSTE DEEL. Eerste Stuk. BREDA kt, F P S T E 8 S. 1817. 21.5 x 12.5 stimuleerende of sedative, sthenische of asthenische. Tot de eerste behooren wijn, mercuur, campher, aether, or)ium4Mê„Herculeij^ium_non.sedat!. brown); tot de laatste: venaesectie, laxantia, braakmiddelen, dieet, koude. Van pathologische anatomie wil brown niets weten: „hoffe niemals an der Leiche „die Natur einer Krankheit zu ergründen"; evenmin van de vix medicatrix naturae: de natuur is, volgens hem, volkomen werkeloos, de geneeskunst is alles. Voor broussais zijn al de ziekten veroorzaakt door inflammatie, die zelf weder wordt opgewekt door irritatie. Al het dierlijk leven wordt slechts door prikkels staande gehouden, gelijkmatige yerdeeling daarvan geeft gezondheid, te sterke, of te zwakke prikkels geeft ziekte. De irritatie uit zich ih verhoogde congestie en verhoogde werkzaamheid, van het aangedane deel, gaat zij verder dan heeft men ontsteking. De inflammatie is gelocaliseerd in het maag-darm-kanaal, waar, volgens hem, eigenUjk de geheele pathologie haar oorsprong heeft; bij secties vindt men deze organen dan ook constant aangedaan (volgens anderen zouden dit lijkverschijnselen geweest zijn). Van uit deze aandoening van het maag-darm-kanaal worden het eerst de hersenen aangedaan (hoofdpijn, duizeligheid enz.) of het hart (koorts) Broussais' therapie is zeer energisch en bestaat in de eerste plaats, als uiting van zijn opvatting, in bloed-onttrekkingen (venae-sectie of hirudines) en wel, ook ten gevolge zijner opvatting van de localisatie der ziekte-oorzaak, in locale bloedonttrekkingeh in het epigastrium, soms tot syncope toe.In de militaire hospitalen zegt l. meunier' (Histoire de la Médecine, Paris 1924) berekende men vooraf het aantal bloedzuigers, dat men zou noodig hebben, naar het aantal der nieuw ingekomen patiënten „Hoeveel nieuw ingekomenen", vroeg de chef van dienst des avonds? „Tien", was het antwoord. „Goed, dus 300 bloedzuigers morgen !" Ook broussais wil van de vix medicatrix naturae niets weten. Een verdienste van broussais' behandeling is, dat zij niet een vage, algemeene behandeling is zonder een strenge indicatie, maar dat zij gericht is op een bepaald orgaan, dat door hem als het uitgangspunt, der ziekte wordt beschouwd. Door broussais' leerlingen wefd vaak zijn leer tot het uiterste doorgedreven: bouiixaud heeft in dit opzicht vermaardheid gekregen. Tn de ziekte-geschiedenis, die, over een ziekte van broussais zeiven, door diens zoon gepubliceerd is (zie later) blijkt wel, dat hij zich zeiven in dit opzicht niet spaarde. Door het te veel schematiseeren hebben beide theorieën, die wij hier even aanduidden, "zeker veel kwaad gedaan, al is de uitspraak, dat de ingrijpende sthenische geneesmiddelen van brown aan meer menschen het leven gekost zou hebben dan de geheele Fransche revolutie, zachtkens overdreven. Broussais' leer ondervond Veel bestrijding; tegen het opnemen van bijdragen ter harer verdediging, schijnt men toen dikwijls in andere tijdschriften bezwaren gemaakt te hebben. Dit was de aanleiding, dat een aantal van zijn aanhangers zich vereenigden tot een ,,Gezelschap ter Bevordering der Physiologische geneesen heelkunde", dat, om broussais' leer ingang te doen vinden, zijn toevlucht nam tot het uitgeven van bovengenoemd Tijdschrift. Dit zag om de drie maanden het licht; het oorspronkelijke voornemen om elk nommer uit 4 vel druks te doen bestaan, kwam niet tot uitvoering; 3 vel was zelfs nog uitzondering; maar in tegenstelling met de meeste vroegere tijdschriften kwam het zeer geregeld uit. De nommers zijn gewaarmerkt door een stempel van het Gezelschap: een zon in een ovaal, waaromheen: „Physiologisch Gezelschap''. De namen der redactie-leden worden niet opgegeven, behalve dien van den Secretaris, dr. j. h. van opdorp. In een latere bijdrage vindt men ook als lid c. m. l. rieber, Off. v. Gez. 2e Klasse. ,170 De Wetten van het Gezelschap (ie Deel, 3e nommer) bevatten 113 artikelen, bl. 1—14. , ■ ,. , , Met het oog op het bijzondere doel van het Gezelschap komt het nij niet ondienstig voor de drie artikelen, in welke het doel omschreven wordt, hier mede te deelen: art 1 Het Gezelschap stelt zich voor, de bevordering en uitbreiding der geneesen heelkunde, op de physiologie gegrond en door de anatomia pathologica toegelicht. art 2. Men zal uitgaan van den tegenwoordigen stand der wetenschap, namelijk- van de physiologische geneesleer door den beroemden Parijschen Hoogleeraar broossais ontworpen, zonder evenwel blind te blijven voor nadere ondervindingen en verbeteringen, steeds de waarheid onderzoekende, want, die dezelve aanneemt zonder onderzoek, is onwaardig kaar te kennen i), maar evenzeer wakende tegen teruggang of afwijking van den eens ingeslagen weg, indachtig het „tnstauraho „ab imis fundamentis". _ art. 3. Men zal trachten dat doel te bereiken: a. In de eerste plaats, door het uitgeven van een tijdschrift. 6. In de tweede plaats, door het onderzoek op lijken te bevorderen en aan moedigen. • c In de derde plaats, door onze vaderlandsche genees- en heelkundigen op te wekken tot het meer en meer in het licht geven hunner waarnemingen. d In de vierde plaats, door de uitgave van belangrijke werken te bevorderen. Het Bestuur van het Gezelschap bestond uit 13 leden: zes Directeuren, zes redacteuren van het tijdschrift en eenen algemeenen secretaris. Deze, de eerste oprichter, was voor zijn leven benoemd; hij is Hoofdredacteur of Verzamelaar van het tijdschrift, belast met de correspondentie en met alles wat de belangen van het Gezelschap bevorderlijk kan zijn. Ook de redacteuren werden voor hun leven benoemd en waren twee aan twee met verschillende rubrieken belast; bij gebrek aan oorspronkelijke stukken moeten zi] het ontbrekende uit bepaaldelijk aangewezen Fransche werken aanvullen. De beoordeeling van vaderlandsche of buitenlandsche geschriften moet anoniem geschieden ter voorkoming, zoowel van onaangenaamheden als van „laffe lofspraken' , maar steeds moet daarbij de zaak in het oog gehouden worden en nimmer mogen de personen in het geding komen. Een afzonderlijke rubriek, aan twee redacteurs opgedragen, is er voor de reclames van zich door de recensie bezwaard gevoelende schrijvers. De beoordeelaars ontvangen geen andere belooning voor hun werk, dan dat zij beschouwd zullen worden als „leden van verdienste" (betalen geen contributie en ontvangen alle door het Gezelschap uitgegeven werken kosteloos toegezonden). Daar het Gezelschap groote waarde hecht aan het doen van Ujk-openingen, zoowel in de particuliere praktijk als in die der gasthuizen, ten einde de juistheid der gestelde diagnose en der opvattingen omtrent het ziektebeeld te controleeren, werden door het Gezelschap „prijs-uitschrijvingen" gedaan voor hen, die zich in de particuliere burgerpraktijk daarvoor verdienstelijk gemaakt hebben en andere voor hen, die dit deden in burger- of müitaire hospitalen, gast- of ziekenhuizen, in gevangenissen of aan geneeskundige scholen. Aan den Secretaris was opgedragen zich in verbinding te steUen met de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, opdat deze de vooroordeelen tegen lijkopeningen zooveel mogelijk zou bestrijden. Men ziet hieruit, dat het plan om broussais' leer ingang te do-n vinden en haar door secties te toetsen, ernstig werd aangevat en dat het tijdschrift volgens wel overwogen regelen beheerd werd. 1) Uitspraak van broussais, die op den titel van elk nummer ^S^^ «■ „Zij. die de waarheid aannemen zonder onderzoek, zijn onwaardig dezelve te kennen, derhalven moet men ze onderzoeken." I^I 172 Tot werkende leden werden alle Nederlandsche genees- en heelkundigen aangenomen, welke de „physiologische leer" waren toegedaan — blij kende uit het vrachtvrij aan den Secretaris toezenden van een of meer waarnemingen of verhandelingen. In de niet gedateerde, niet onderteekende voorrede wijst de niet genoemde redactie er op, dat in de Noord-Nederlandsche provinciën nog weinig aandacht aan broussais' leer is geschonken, daarom zal een eventueel tekort aan Nederlandsche bijdragen worden aangevuld door vertalingen uit Fransche tijdschriften, aan die leer gewijd, of door vertalingen van stukken van broussais zeiven of van zijne leerlingen. In Aesculaap (1835) vindt men eene beoordeeling uit die dagen. De meening wordt daarin uitgesproken, dat het tijdschrift meer nut zou gesticht hebben, wanneer de redactie zich op een minder eenzijdig standpunt had geplaatst, een opmerking, die een scherp antwoord in het tij dschrif t voor physiologische geneeskunde uitlokte. De indeeling van het Tijdschrift is in 5 rubrieken: ï. beoordeeling der uitgekomen geneeskundige werken; 2. geneeskundige waarnemingen en verhandelingen, 3. geneeskundige waarnemingen in andere tijdschriften voorkomende en in dit tijdschrift overgenomen, om op physiologische gronden de dwalingen aan te toonen. 4. reclames, anticritiek, prospectussen. 5. expositie der physiologische geneesleer, propositiën uit het Examen des doctrines médicales van Broussais. 1827. Het eerste deel, dat in 1827 verscheen, bestaat uit 4, om de 3 maanden verschenen Stukken, 189 bladzijden; prijs/3.60, 36 rr., 42 11. S. 1, 1' —12' ; aan het eind komt een bijvoegsel voor met andere letter: 29 rr., 33 11., waarin een vertaling gegeven wordt van de ontwikkeling der stellingen „betrekkelijk „tot de ziekte-kunde door f. j. v. broussais", 184 bl. Het niet onderteekenen der besprekingen, maakt de critiek over verschenen boeken of over waarnemingen en verhandelingen in Nederlandsche en buitenlandsche tijdschriften verschenen, zeer vrijmoedig; zij is soms niet van schoolmeesterachtigheid vrij te pleiten. Er wordt getracht alles als ontstekingachtige toestanden uit te leggen en verkeerden afloop van ziekte-gevallen toe te schrijven aan het niet-aanwenden van antiphlogistische middelen. Wat vroeger als rotkoortsen, zenuw-zinking-koortsen en allerhande eigenaardige koortsen werd betiteld, beschouwden de „physiologen" als ontstekings-toestanden der ingewanden: bloedzuigers of andere anti-phlogistica waren het panacée, dikwerf ondersteund met inwendig verzachtende middelen, met clysmata of pappen. De physiologische geneesleer van broussais werd door haar aanhangers van even groote therapeutische beteekenis beschouwd als jenner's vaccinatie tegen kinderpokken. De lectuur van de critiek op mededeelingen van schrijvers, die nog de vroegere opvattingen waren toegedaan, is leerzaam en de onbevangenheid, waarmede deze geschiedde, doet het onderscheid tusschen de vroegere leerstelsels en de nieuwe leer duidelijk uitkomen. 1828. In Deel II, 227 bl., dat in 1828 in 4 Stukken uitkwam, meende de Redactie in haar Voorrede te mogen constateeren, dat enkele geschriften reeds minder vijandig tegenover de physiologische leer stonden dan vroeger en dat reeds waarnemingen in den geest dezer le'.r in de niet aan de physiologische leer gewijde tijdschriften gepubliceerd werden. Maar zij kwam op tegen de bewering, dat broussais slechts in aderlatingen en andere wijzen van bloedonttrekking zijn heil zocht: hij hechtte zoowel aan resolventia als aan gepaste voedingsmiddelen veel waarde — in het stadium van herstel. In dit Deel komen verschillende vertaalde stukken van broussais en weinig oorspronkelijke stukken voor. Met de prijs-uitschrij vingen over verrichte lijkopeningen (zie de Wetten) had het Gezelschap geen succes: noch de uitloving van een zilveren medaille in 1827, noch die van een gouden in het jaar daarop, hadden tot beantwoording geleid en ook in de volgende jaren was men in dit opzicht niet gelukkiger. 1829. In een Voorrede van het uit 5 Stukken bestaande Deel 3 (1829) erkent de Redactie, dat de rubriek van oorspronkelijke stukken tot nu toe slechts door eenige van die bijdragen werd versierd; zij hoopt op meerdere belangstelling daarvoor. Met genoegen maakt zij melding van het feit, dat van de rubriek reclames en anticritiek tot nu toe door niemand gebruik is gemaakt. In een bericht op den omslag deelt de Redactie mede, dat jaarlijks 4, 5 of 6 Stukken zullen verschijnen. Het is evenwel bij 5 Stukken gebleven. 1830. In het eveneens uit 5 Stukken bestaande 4e Deel, (1830) bespreekt de redactie in de Voorrede de vragen: hoe worden wij door onze landgenooten beoordeeld en welke vorderingen hebben wij gemaakt? Hieruit blijkt, dat in ons land alleen het Letterkundig Magazijn van Wetenschap, Kunst en Smaak een bespreking gaf; daarin werden de beoordeelingen, in het tijdschrift zeer scherp genoemd en oordeelt men, dat broussais al te uitsluitend gevolgd werd en dat anders-denkenden niet vrijgevig genoeg werden beoordeeld. De redactie van het Physiologisch Tijdschrift zette daartegenover, dat zij een slavin was der daadzaken en alleen aandringt op een wetenschappelijke verklaring van deze. Was broussais niet aangevallen en bespot, dan had men misschien kunnen volstaan met het vertalen van zijn werken, zonder meer; nu moest hij verdedigd worden. Op de opmerking, dat alle geneeskundige stelsels steeds de physiologie ten grondslag hadden, antwoordt de redactie: , Ja, maar „op de physiologie van hun tijd, met haar onjuiste begrippen, die „men thans als roman heeft leeren kennen." De redactie verklaart zich bereid, om in eenig clinicum hare praktijk onder het oog van geleerden uit te oefenen, en zoowel aan het ziekbed als aan het cadaver haar stellingen te verdedigen. Op de vraag welke vorderingen gemaakt zijn, moet onderscheid worden gemaakt tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke provinciën. In de laatste was broussais' leer al vroeg bekend en werden zijn werken gelezen; in de Noordelijke provincies was hij eerst nagenoeg onbekend. Dat is nu anders geworden, naar broussais' Werken is in Noord-Nederland veel meer vraag, volgens eene mededeeling der Brusselsche boekhandelaren; het tijdschrift wordt daar veel meer gelezen; over de leer zijn prijsvragen uitgeschreven in ons land, men is gematigder tegenover de physiologische geneesheeren en in de tijdschriften vindt men nu en dan stukken, die ook in het tijdschrift der physiologische geneeskunde geplaatst hadden kunnen worden. Het debiet en het voorschrijven van sterk prikkelende middelen is, als gevolg van broussais' optreden, sterk afgenomen. Voor de verschillende provincies verschilt het aantal leden van het Physiologisch Gezelschap sterk. In Holland is het in verhouding het kleinst. In d't vierde deel vindt men eene' vertaling van een verslag, dat de zoon van broussais over de ziekte van zijnen vader geeft: „hersen-ontsteking, gevolgd door „haastige maagontsteking, met overhandhébbend lijden omstreeks den poortier „der maag". Tegen de hevige hoofdpijnen had broussais zich een drietal aderlatingen laten doen, op den derden en vierden dag en aan het einde van dien dag, wegens onaangename oprispingen, zette hij zich „60 (zestig) bloedzuigers op de ,",streek van den poortier der maag"; den vijfden dag weder een aderlating, „geen „geringe", en den zesden dag weder een ruime op den voet; hierop gevoelde hij verlichting der onaangename gewaarwordingen, deze was evenwel slechts tijdelijk, in den nacht kwamen de verschijnselen weder op en daarom het hij zich nog dertig bloedzuigers zetten „op den loopstreek der halsaderen" na een korte tijdelijke beterschap weder 30 bloedzuigers, nu aan de slapen van het hoofd. Na weder eene tijdelijke beterschap, op den dertienden dag 20 bloedzuigers aan den aars. Verbeterng; maar op den i8en dag 's morgens weer 16 en 's avonds nog 20 bloedzuigers, versterkt door een bloedigen kop \ 1 Sedert dien werden geen bloedonttrekkingen meer verricht en op den 44sten dag was hij in zooverre hersteld, dat hij zich onder de reconvalescenten rekende. Men moet niet denken, dat dit alles zonder moeite werd verdragen: op den I7den dag zijner ziekte had hij in den buik een gevoel van kwalijk bevinden, „door het „begin eener bezwijming vergezeld", een gewaarwording, die het denkbeeld medebrengt „van een op handen zijnd sterven". Toch zette men hem dien dag nog 36 bloedzuigers I In het eerste Stuk van Deel 4 bericht de redactie, dat de rubriek Overzigt van Genees- en Letterkundige Tijdschriften nooit belangrijk gefeest is en nu nog meer zal worden ingekrompen, omdat van opdorp, de Secretaris, een Geneeskundig Maandboekje uitgeeft, dat beter is voor allerlei berichten. De Secretaris herinnert er nog eens aan, dat ongefrankeerde stukken niet worden aangenomen. In het 4e Stuk van dit Deel alleen de vertaling van broussais, aphorismen. De omvang van deel 4 is geringer dan die van de vorige deeletn: het voorteeken van een naderend einde, zooals wij reeds zoo dikwijls bij vroegere tijdschriften waarnamen. 1831—1835. Het vijfde deel eindigt zonder opgave van redenen, het is niet meer zoo volledig als het vorige. Het vierde Stuk, dat in 1835 verscheen, bevat slechts een zeer uitvoerig Alphabetisch Register. In het gebonden exemplaar van de Univ. Bibliotheek is de vertaling van broussais' stellingen niet opgenomen; deze komt wel 174 Voor in de afzonderlijke afleveringen, waarin het tijdschrift Verschenen is, welke in de Bibliotheek van het Leesmuseum nog voorhanden zijn. In elk der 3-maandelijksche nommers zijn een paar vel druks gewijd aan die vertaling, door den Secretaris van het Gezelschap. Deze vertaling wordt met een afzonderlijke letter gedrukt en is afzonderlijk en voor de geheele vertaling doorloopend gepagineerd: S. I, 1' enz. —66'; 28—29 rr., 33—55 11. De vertaling begint met de 67e stelling („propositie") en eindigt met de 261e. De proposities vóór de 67e zijn niet aan de ziektekunde, \ maar aan de physiologie gewijd en daarom niet opgenomen. De ver-: taling is in 2 deelen gedeeld, deel 1 daarvan vindt men in de drie eerste deelen van het tijdschrift; deel 2 begint in het vierde deel. De prijs van eiken jaargang is / 3.60. Wij zagen hierboven, dat de rubriek Genees- en Letterkundige Overzichten langzamerhand werd ingekrompen, omdat de Secretaris der redactie in 1830 een Geneeskundig Maandboekje begon uit te geven, waarin die rubriek, naar het oordeel der redactie meer tot haar recht zou komen. Dat Maandblad had tot titel: 1830. Geneeskundig Maandboekje, verzameld door j. h.van opdorp. Dit, in klein 8vo. 16,5 x n verschenen tijdschriftje kwam, zooals de naam het aanduidt, elke maand in een aflevering van 2—2i/2 vel druks uit; prijs / 3.60. S. 1, 1' 2, 2' .. enz. Het wordt noch door holtrop in zijn Bibliotheca medico-chirurgica (ad annum 1840), noch door nyhoff (1911) in zijn Catalogus opgegeven. De eerste aflevering Januarij 1830, bevat het prospectus, waarin de uitgave wordt aangekondigd. „Men zou zoo denken" wordt daarin gezegd, „dat er bij het groote aantal Geneeskundige tijdschriften, geen onderwerp meer ware uit te denken tot zulk een doel", maar de redactie en de uitgevers waren van een andere gedachte en zoo kwam dit Maandboekje in de werelds - - De „Verzamelaar" van opdorp en de „uitgever" sterk te Breda • zijn van het denkbeeld uitgegaan, dat, evenals de „geestelijkheid der „Protestantsche Kerk" haar „Boekzaal voor de Geleerde Wereld" heeft en de „schoolmeesters" hunne „Nieuwe Bijdragen voor het „Lager Onderwijs" hebben, ook de Geneeskundigen iets dergelijks moesten hebben. Dit Maandboekje dient nu om de gaping aan te vullen; daarin treft men de volgende Tubrieken aan: Boekbeoordeelingen, Levensberichten, Mengelingen, Wetgeving en Wetten, Onderwijs, Personeel, Berichten, Literatuur. Het herinnert eenigszins aan de latere Statistische Jaarboekjes van ali cohen, maar veel minder uitgebreid. Voor de eerste rubriek zal voornamelijk gelet worden op die boeken, die ook voor niet-geneeskundigen van' belang zijn; de levensberichten zullen gegeven worden" van „min of meer beroemde „of achtingswaardige" beoefenaren der Geneeskunst. Onder Mengelingen worden ook begrepen anecdotes omtrent geneesheeren, dichtstukjes, grafschriften enz. Enkele van deze zaken komen ook in couranten of andere tijdschriften voor, maar hét. Maandboekje wil ze bij elkaar geven. 175 176 GENEESKUNDIG MAANDBOEKJE, VERZAMELD DOOR & m* tas? qsuxbs,.?» Heel- en Vroedmeester te Arnemuiden. 1T—I Januarij 1830. Te BREDA, ter Drukkerij van F. P. STERK. 16.5 x II. De steun der kunstgenooten wordt ingeroepen, zoowel voor de geneeskundige als voor de hulp-wetenschappen. Omtrent de wijze van uitgeven wordt gezegd, dat het tijdschrift stipt op den ioen der maand ten huize der inteekenaren zal worden afgegeven, in dier voege, dat de aflevering van Januari op den ioden i77 Februari, die van Februari op den ioden Maart enz. zal verschijnen. De uitgave zal daarenboven eenvoudig en goedkoop zijn, nam. ,,geen best papier, klein octavo, compres gedrukt, zeer smalle „randen, d.i. lange regels, geen platen, eenvoudige blauw-papieren „omslag". De prijs per nommer is 30 cents, ook voor de eerste 50 inteekenaren, die het „op beter papier" ontvangen, en wier namen Voorin het eerste nommer zijn afgedrukt; anderen, die een exemplaar op beter papier verlangen, moeten 50 ets. betalen. De uitgever wil er geen strop aan hebben en zal dus niet véél meer ex. drukken, dan er abonné's zijn, en bij gebrek aan genoegzame deelneming, zal de geheele onderneming geen voortgang hebben. 1829. Dit prospectus, is gedateerd Amemuiden, 1 November 1829 en Breda, 5 November 1829. De verzamelaar deelt tevens mede, dat, ten bewijze van echtheid, het eerste nommer van eiken jaargang door hem gewaarmerkt zal worden. Dit waarmerk vindt men in dezen eersten jaargang in de 3e aflevering, in den vorm van V.O. in een sierlijke krul; in de verdere nommers ontbreekt het. Van het tijdschriftje heb ik slechts één jaargang in handen gehad. Uit de Voorrede „van den Verzamelaar" (I—IV) in het eerste nommer, blijkt, dat de belangstelling in deze nieuweling niet bijster groot was en kleiner dan hij verwacht had; toch is hij tot de uitgave overgegaan, in de hoop, dat de belangstelling dan wel zou komen. Met een zekere voldoening wordt in die Voorrede vermeld, dat de Burgemeester van Arnemuiden de eerste inteekenaar was ! voor 5 Exemplaren ! De Verzamelaar wijst er verder op, dat verschillende rubrieken dringend behoefte hebben aan de medewerking van eenige gevestigde autoriteiten en besturen. Deze werden opnieuw met aandrang daartoe uitgenoodigd. Van verschillende zijden blijkt het verzoek gedaan te zijn, om ook metereologische waarnemingen op te nemen. Daaraan werd evenwel geen gevolg gegeven, omdat deze slechts dan van belang zouden zijn, indien zij in verband gebracht zouden kunnen worden met het optreden van de voorkomende ziekten en hiertoe ontbrak het den verzamelaar aan voldoende ervaring. Wie echter kans zou zien mededeelingen in dien geest te doen, bijv. directeuren van groote ziekenhuizen, zou bij den redacteur een gewillig oor vinden. Deze eerste aflevering heeft per pagina 33 rr. van 36 11. Dit is tot September het geval, dan wordt met een kleinere letter gedrukt' en bevat elke pagina 36 rr. van 4111. De prijs is 30 cents gebleven. Bij den aanvang van eenen nieuwen jaargang, zoo heette het, zal het nog meer uitgebreid worden. Daartoe is het evenwel niet gekomen. Bij het doorbladeren der doorloopend gepagineerde afleveringen komt hier en daar de „physiologische geneesleer" voor den dag. De inhoud leent zich niet tot bijzondere opmerkingen: boekaankondigingen, curiosa medica, personalia en mededeelingen op het gebied van geneeskundige wetgeving vormen den hoofdschotel. De opkomst van het zeebad Scheveningen, door de oprichting 178 van het Zeebadhuis door den heer pronk, tegenover het zooveel moeilijker te bereiken Domburg, dateert uit dezen tijd. In verscheidene afleveringen vindt men een opgave van het in een der Provinciën voorkomende aantal doctoren enz. Daaruit ziet men bijv., dat in 1830 in Amsterdam aanwezig waren 72 Med. doctoren, één Chir. Doctor, 112 heelmeesters, 4ivroedmeesters, 220 apothekers, 11 tandmeesters. Deze opgaven en de mededeelingen op wetgevend gebied vormen wel het belangrijkste van den inhoud van het Maandboekje. Het geheele werkje is 570 bl. groot. Er wordt niet opgegeven of het voortgaat of ophoudt te bestaan, maar in geen catalogus wordt meer dan deze ééne jaargang vermeld. Men was in dien tijd niet gelukkig met de uitgave van geneeskundige tijdschriften, het eene na het andere moest de uitgave staken, slechts moll en van eldik's Practisch Tijdschrift had zich kunnen staande houden. Toen dan ook in 1834 weder een nieuw blad het licht zag, kon dit zijn verschijnen motiveeren met te wijzen op den kwijnenden toestand, waarin de meeste, toen nog bestaande, verkeerden. Hieraan was de komst te danken van 1834—1836. Aesculaap: een^aderlandsch Tijdschrift enz. Het was niet gelukkiger dan vele zijner voorgangers, want van dit tijdschrift verschenen slechts twee deelen: van het eerste deel kwamen 6 Stukken uit; van het tweede en laatste slechts drie; gr. 8vo., 23 x 14; 578 bl., 33 rr., 4111. Prijs per jaargang / 6.—. Het eerste Stuk van Deel I heeft waarschijnlijk in het najaar van 1834 het licht gezien. In het „Voorberigt" bl. 1—4, gedateerd 15 September 1834, wordt, zooals wij hier boven reeds mededeelden, gezegd, dat „dè „trage voortgang, ja zelfs de genoegzame stilstand der andere genees,,kundige tijdschriften" tot het ontstaan van dit nieuwe geleid hebben, in de hoop, dat het iets mocht bijdragen om de „Vader„landsche Genees- Heel- en Verloskundige werkzaamheden onder „al de buitenlandsche tijdschriften meer en meer te doen uitkomen „en den lust weer op te wekken om eigene voortbrengselen boven „die van vreemden bodem te verkiezen". Voorkomen moest worden, dat buitenlanders konden zeggen „dat in Nederland slechts één „geneeskundig tijdschrift kon bestaan en dat nog wel samengesteld „uit stukken van vreemden bodem". . De redactie stelde zich voor, om jaarlijks, zoo mogelijk om de twee maanden, één Stuk van ongeveer 6 vel druks te geven, zoodat een Deel uit 6 nommers zou bestaan. Hier kwam weder de gewone overschatting van het kunnen voor den dag, zooals wij dit al bij zoovele voorgangers zagen.: immers slechts het eerste deel kon volgens dit plan bij elkander gebracht worden; bij deel II liep het al mis: van dit laatste verschenen niet meer dan 3 Stukken en zonder dat eenige verdere toelichting gegeven wordt, blijken de levensgeesten hiermede uitgedoofd te zijn. Drie rubrieken zouden hoofdzakelijk worden opgenomen: ie. breedvoerige opgaven vau den inhoud van oorspronkelijke of in 179 EEN VOOR gheovttischs en \2vHktische Jaijbragc»., IK HET GEBIED DER GENEES-, HEEL- EK VERLOSKUNDIGE WETENSCHi PP EJf. TOEGEWIJD AAS ALLEU DIE WETEKSCIIAPr-ELIJH OÏDER20EK L1EFUEBBE?. EERSTE JAARGANG o r EERSTE TOT ZESDE STOK. TE AMSTERDAM, BIJ L. VAN DER VINN E. 1S3S. *3 X 14.: onze taal vertaalde geaee--, heel- en verloskundige werken en tijds(hriften, met, op het voorbeeld van ed. sandifort's GeneesRundige Bibliotheek, opmerkingen van de redactie, waar zij die noodig zou achten. De redactie had zeker geen beter voorbeeld kunnen nemen, maar geheel daarnaar handelen heeft zij blijkbaar niet gekund. 2e. Uit oorspronkelijke waarnemingen en verhandelingen en 3e. Uit vertaalde stukken, uit wemige doch goede bronnen gekozen, omdat de redactie de waarde van goede uitheemsche stukken geenszins onderschatte. Verder als bladvulling, korte „maar daarom , ,niet minder belangrijke berichten'', uittreksels, geneeskundige kleinigheden of „iets dergelijks". Er werd natuurlijk weder een beroep gedaan op de medewerking van de kunstgenooten en in een „Inleiding" werd speciaal voor de tweede rubriek een beroep gedaan op de medewerking van hen, die aan de Klinische Scholen hun opleiding gekregen hadden, omdat deze, die in staat waren in hunne praktijk een schat van waarnemingen te doen, moesten leeren om hunnen schroom voor het neerschrijven ter zijde te stellen. Aan dergelijke mededeelingen uit de praktijk hechtte de redactie meer waarde dan aan schoone theorieën, wier doel het schijnt te zijn, zooals sander het eenmaal in Hippocrates, Magazijn uitdrukte „het heerlijk gebouw der Geneeskunde in den stroom van mystieke begrippen, uitspattende ver„beeldingskracht, gezwollene bewoordingen, onverstaanbare spreek..wijzen en dichterhjken onzin te verzwelgen". De redactie, waarvan de leden niet genoemd worden: immers, „bekende namen en veel titels doen niets ter zake" en bij mislukking der onderneming is dit voor de leden der redactie onaangenaam — laat aan de medewerkers over of zij hun bijdragen met naam of met een letter willen teekenen of dat zij deze ongeteekend willen laten. Desverkiezende kan zij aan de medewerkers een honorarium geven, wanneer dezen zulks bij het inzenden hunner bijdragen, te kennen geven; het zal dan hetzelfde zijn,, ,hoe gering dan ook" als hetgeen de redactie zelve van den uitgever ontvangt. Aldus hoopt zij, dat haar pogingen met succes mogen bekroond worden; mocht de uitkomst anders zijn, dan zal zij zich troosten met de gedachte: „Wij hebben „het goede gewild." De uitkomst was, zooals wij reeds boven vermeldden, anders dan zij gehoopt had; want reeds het tweede deel kon niet meet in den voorgenomen omvang verschijnen. Vermoedelijk was dit zeer onverwacht, want het titelblad van het eerste Stuk van Deel II luidt nog: „tweede jaargang of zevende tot twaalfde Stuk". Het tweede deel is in de Bibliotheek van de Universiteit nog in de oorspi onkelijke afleveringen aanwezig. Het titelblad van Stuk I luidt „Tweede Jaai gang, EeisteStuk", de rugtitel van die aflevering: Aesculaap, Zevende Stuk. 1836. De drie Stukken van Deel II dragen alle het jaar 1836 zij hebben als rugtitels Aesculaap, zevende, achtste en negende Stuk. Het geheele deel is 276 bl., dus slechts 17 in plaats van 36 vel. Op de achterste pagina van den omslag van Stuk 3 staat vermeld, dat de te late verschijning van dit Stuk — het is, blijkens den 180 inhoud in allen geval na den 21 Juli 1836 verschenen — „veroorzaakt is geworden door eene ongesteldheid van den Redacteur, „die met de correctie belast is en tevens door andere omstandigheden, die voor den geachten lezer van geen belang zijn". (Ten minste van geen ander belang dan dat zij hun blad te laat ontvingen, D.) Het eerste Deel begint met een Inleiding, die daarom van belang is, omdat daarin alle zes de bestaande tijdschriften de revue passeeren en wij daardoor leeren hoe de tijdgenooten over deze dachten. Van de bestaande zes waren vijf noodlijdend; het zesde: moil en van eldik's Practisch Tijdschrift bestond hoofdzakelijk slechts uit stukken aan vreemden bodem ontleend. Wij lezen in die Inleiding dus over Hippocrates Magazijn, het Practisch Tijdschrift van moll en van eldik, het Tijdschrift van V.U.F., de Geneeskundige Bijdragen .van pruys v. d. hoeven, het Tijdschrift voor physiologische geneeskunde en de Ephemeriden der Natuurkundige Wetenschappen; maar uitdrukkelijk wordt door de Redactie verklaard, dat zij niet tot de geneeskundige tijdschriften rekent de Verhandelingen der toen bestaande Geleerde Genootschappen, de Verhandelingen uit het gebied der Genees- en Heelkunde door hij mans, de Verloskundige Verhandelingen van van eldik, de Kleine Bijdragen tot de praktijk enz. van Thomassen A thuessink, de Vaderlandsche Letteroefeningen en de Kunst en Letterbode, waarin nu en dan geneeskundige bijdragen voorkomen. Wij hebben ons bij dit overzicht op hetzelfde standpunt geplaatst, want er komen nog tal van andere verzamelingen van waarnemingen van genees- of heelkundigen aard voor, waaraan echter het karakter van tijdschrift geheel ontbreekt, bijv. van veel vroeger o.a. jacobus eyleman. Seventig heelkundige Aanmerkingen, Door eygen ondervindingen en Genezingen opgemaakt, Amsterdam bij jan ter hoorn. Boekverkooper over 't oude Heeren Logement 1708 kl. 8vo 16 x 9.5, S. A—A5... Onder de boekbeschouwingen, die in de eerste Stukken voorkomen, vindt men in de eerste plaats een bespreking van le roy's Geneeskundige Zuiveringsleer. le Roy was heelmeester in Parijs en zocht het menschdom gelukkig te maken met een herhaling van molière's „purgare et repurgare, deinde purgare". Hij kant zich tegen de gewone wijze van behandeling der ziekten met aderlating, bloedzuigers, kina en kwik, baden, minerale wateren, specifieke geneesmiddelen, omloopende, verzachtende, pijnstillende middelen, leefregel, electriciteit, mesmerisme, galvanisme, uitwendige middelen. Hij pleit voor de „superpurgatio", de over zuivering: „De overzui,, vering heeft een vrees doen ontstaan, die niet slechts ij del, maar „schadelijk is. Men kan niet te veel purgeeren, wanneer men ongesteld is; de ziekte, die niet door een groote menigte reeds ingenomen purgantiën vernietigd wordt, zwicht voor het dubbelof „vierdubbel van derzelver aantal, zooals zulks door de onder,.vinding is bevestigd". Tlij stelt zijn zuiverende geneeskundige behandeling tegenover de verzachtenie, die van toepassing is op alle personen, wier ongenees- kheid is erkend, hetzij door te hooge jaren of door veroudering 181 l82 hunner kwaal of bij wie „toevallen van hun inwendig gestel, „door welke oorzaak dan ook, zich tegen de zuiverende eigenlijk „gezegd genezende behandeling, aankanten". Verder vindt men in deze Stukken bespreking der homoöpathie; behandeling der fracturen met Gypsgusa (dieffenbach) ; een satyre van mises over het veelvuldig voorschrijven van jodium voor de meest uiteenloopende kwalen: „het „bewijs, dat de maan uit jodium bestaat", zooals het heet. De oorspronkelijke waarnemingen en verhandelingen zijn in den regel veel beknopter dan in vroegere tijdschriften en in een rubriek Bladvulling vindt men berichtenvaxi Genootschappen, casuïstiek van zeldzame aandoeningen enz. Ook eene opgave van oorspronkelijke en vertaalde boekwerken, die op Genees- Heel- en Verloskundige wetenschappen betrekking hebben en in 1834 uitgekomen zijn. Onder de Verhandelingen vindt men een 30 pag.'s lange uiteenzetting (Doel 'x bldz. 428) van j. w. k. te A. over den „nadeeligen invloed van het haarsnijden en „baardscheeren, op de krachten van den geest en op de gezondheid van het „lichaam". „Onder het groot aantal van wanbedrijven of nadeelige handelwijzen, die door „de modes „aan hare volgelingen zijn geleerd geworden", zoo leest men daar, „behoef ik slechtste noemen: het dragen van keurslijven, dat van naauwe schoenen ,,of laarzen, of van zoodanige, welke van hooge hielen voorzien zijn; het half naakt „loopen met armen en beenen of boezem; het afsnijden van het hoofd- en board-haar". De schrijver windt zich zelfs op tot de uitspraak: „dat de klagten, die in onze „dagen, zoo menigvuldig over het gering getal van bestaande groote Geiieën geuit „worden, grootelijks toegeschreven moeten worden aan het zoo gewoon gewordene „afsnijden van het hoofdhaar, vooral ook in de jeugd". (Voor deJ>age-kopjes ziet het er dus op haar ouden dag niet vroolijk uit!). Hij eindigt zijn bijdrage met den wensch: „dat spoedig.de tijd aanbreken „mogt, waarin men het hoofdhaar en den baard het geheele leven door, weder „ongemoeid groeyen liet". Die tijd is indertijd aangebroken, maar.... de mode heeft het weder gewonnen ! Uit de voorrede (5—8) van het eerste Stuk van het tweede Deel (December 1835) lezen wij, dat men met het eerste Deel niet tevreden was, het liet „nog veel te wenschen over". De Redactie ging dan ook in andere handen over, die, hoewel met schroom en zich van de haar wachtende moeilijkheden ten volle bewust, het verzoek van den „geen moeite en kosten sparenden „uitgever" niet van de hand wilde wijzen. Met het oog op den invloed, dien de hulp-wetenschappen op de geneeskundige opvattingen hebben uitgeoefend zal de Redactie dan ook, hoewel hoofdzakelijk zich tot het gebied der theoretische en practische genees- heel- en verloskunde bepalende, geene over andere takken der wetenschap handelende, goede stukken afwijzen hoewel hier voor „het schoone, niet genoeg gekende Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis van j. van de hoeven en w. h. de vriese 1) als mede het voortreffelijke Natuur- en Scheikundig Archief van den Zeer Geleerden Heer g. j. mulder i), voor de andere takken der wetenschap, de schoonste gelegenheden aanbieden''. 1) Het Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie werd te Amsterdam bij c. g. suxpke 1834, later bij s. en j. luchtmans te Leiden, uitgegeven door j. v. d. hoeven M. D., prof. te Leiden en w. h. dB vriese, M. D. prof. te Amsterdam. Het verscheen, na het ophouden der Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen, dat door h. c. van hall, w. vrolik en g. j. mulder was uitgegeven. i83 In de rubrieken werd een geringe wijziging gebracht: Toxicologische mededeelingen, Therapeutische mededeelingen en Voorschriften en Mengelingen werden daaronder opgenomen. Het voornemen was ook om bij de boekbeschouwingen meer critisch te werk te gaan. De boekbeschouwingen en referaten zijn niet met namen, maar de meeste met P. of L. onderteekend; de toxicologische en mengelingen met K., (j. w. kirchner?), de therapeutische ook wel B + F. Medicinae Doctor. Oorspronkelijke mededeelingen o.a. van claessen, genees- heel- en vroedmeester te Goor, dr. A. f. a.sasse te Rijp. Het grootste gedeelte van het Tijdschrift zal echter gewijd worden aan belangrijke veihandelingen en waarnemingen, zoowel oorspronkelijke als vertaalde. De Redactie verplicht zich niet in elke aflevering alle rubrieken op te nemen; in Stuk i ontbreekt bijv. al dadelijk de rubriek Boekbeschouwing, die vooraan op het Programma stond. Het verschil tusschen deel i en deel 2 vindt men daarin, dat in deel 2 uitvoeriger boekbeschouwingen voorkomen dan in deel x en dat in dit eerste behalve de oorsrponkelijke verhandelingen en Waarnemingen ook nog toxicologische mededeelirgen voorkomen en therapeutische voorschriften, behalve de vertalingen en referaten van buitenlandsche stukken. Boekbeschouwingen komen alleen in Stuk'2 (1836) voor, maar slechts van buitenlandsche werken of van uit een andere taal in het Nederlandsch vertaald werk. Een uitvoerige boekenlijst komt alleenin het ie Stuk van Deel 2 voor. Zooals wij boven reeds mededeelden eindigt dit 2e D.ael onverwachts zonder eenige mededeeling van de zijde der Redactie. De eerste indruk is, dat het exemplaar, dat ik raadpleegde (U. B.), niet compleet was; maar een ander exemplaar van ditzelfde tijdschrift, dat in de Bibliotheek van het Leesmuseum alhier was, bevat ook niet meer,, zoodat men wel moet aannemen, dat er niet meer van is verschenen. In de catalogi van holtrop en van nijhoff wordt ook het jaar 1836 als het laatste aangegeven. Wat een oogenblik deed denken aan de mogelijkheid, dat beide exemplaren, van Ned. Mij. t. B. v. G. (U. B.)en Leesmuseum incompleet waren, was het feit, dat van Deel 2 van de N. Mij., in afzonderlijke, nog niet ingebonden, afleveringen aanwezig is, op den titel en den omslag van de eerste aflevering staat: Tweede Deel, Eerste Stuk, Voorrede: December 1835. Op den binnen -titel: Tweede jaargang of Zevende tot Twaalfde Stuk, 1836; in de beide volgende afleveringen, op der* omslag als Tweede en als Derde Stuk vermeld, komt geen binnen-titel voor. De voorhanden Stukken 1) G. j. Mulder begon toen met de uitgave van een uitsluitend aan Natuur- en Scheikunde toegewijd Archief. Voor v. d. hoeven en vriese was dit de aanleiding om bovengenoemd, aan Natuurlijke Geschiedenis en vergelijkende ontleedkunde gewijd tijdschrift uit te geven. Het bevat geen eigenlijke geneeskundige artikelen, wel physiologische en anatomische. Een ander tijdschrift van die dagen was b. meylink's Apotheker en Chemist te Deventer, Schei- Artsenij- en Natuurkundige Bibliotheek, dat eerst te Deventer bij j. de lange, later (1828) bij lodewijk van es in Amsterdam en nog later (sedert 1831) bij a. j. van den sigtenhorst te Deventer verscheen. Het bevat geen geneeskundige artikelen. 184 van deel II zijn alle drie van gelijken omvang als de Stukken van Deel I en met „Zevende tot Twaalfde" Stuk kunnen dus niet deze 3 Stukken bedoeld zijn. 1834. Bij de bespreking van het tijdschrift Aesculaap vermeldden wij reeds een in dienzelfden tijd bestaand tijdschrift: Ephemeriden der Natuurkundige Wetenschappen. Dit verscheen in 1834 te 's Gravenhage bij a. p. van langerhuysen, 8vo., 20 x 12.5. In het Voorberigt, gedateerd 's Hage, 5 July 1834, zegt de ongenoemde Redactie, dat het Prospectus van dit tijdschrift nauwelijks verschenen was, of het werd reeds a priori door eenigen zeer toegejuicht, maar door anderen „niet zoo geheel goedgekeurd.." Men oordeelde, dat het bestek te klein was om alles te bevatten, wat de Redactie beloofd had, dat de afleveringen bij een wekelijksche uitgave te snel op elkander zouden .volgen, om de belangstelling te kunnen gaande houden. De Redactie deelde evenwel deze vrees niet en was overtuigd, dat zij (indien zij voldoende hulp kreeg) aan de hoogste verwachtingen zou kunnen beantwoorden „Er zal geen no. verschijnen, „hetwelk niet een opmerkernswaardige ontdekking zal bevatten". Zij had vele buitenlandsche relaties en zou voor de bijdragen een hoog honorarium geven: /10 a /30 per vel druks, al naarmate de schrijvers dit zouden ^verlangen! Indien de ondersteuning onvoldoende was, „dan eindigt onze loopbaan zeer spoedig, wijl de „kosten te groot zijn." De Redactie van Aesculaap heeft van den beginne af getwijfeld aan de levensvatbaarheid van dit tijdschrift, omdat het niet wel mogelijk scheen, om wekelijks eene aflevering van twee a drie vellen druks behoorlijk te verzorgen ! Zij verheugde zich, dat het blad evenwel door meerdere inteekenaren meer aanmoediging verkreeg, al meende zij, dat het verstandiger geweest ware, indien het nieuwe tijdschrift zich beperkt hadde tot het geven van een breedvoerige inhoudsopgave van Buitenlandsche Werken en tijdschriften en de werkzaamheden van de voornaamste wetenschappelijke instellingen, als eene aanvulling van de Geneeskundige Bijdragen van pruys van der hoeven, die zich bijzonder met oorspronkelijke Nederlandsche geschriften bezig houden; eenigszins dus naar het vroegere voorbeeld van ed. sandifort' Bibliotheek. Het ie Deel is, behalve de alphabetische Inhouds-opgave (4^ bl.) 474 bl. groot, dus ongeveer 14 a 15 afleveringen van 2 vel druks S. 1 —30 ; 30 rr., 41 11. De inhoud is nagenoeg uitsluitend aan Engelsche, Fransche en Duitsche tijdschriften ontleend; ook vele verslagen van Engelsche en Fransche Academies. Evenals in sandifort's Bibliotheek worden aan talrijke referaten annotaties, nu eens van den „Hoofd-redacteur" dan van den „Redacteur", dan weder van „de Redactie" toegevoegd; maar ook enkele oorspronkelijke stukken van den hoofdredacteur komen er in voor. Zeer vele der referaten zijn geteekend met den naam l. j. berliner, Chirurgijn-Majoor bij 's Konings Marine; andere met O., zoowel aan Engelsche, Fransche als Duitsche i85 DER NATUURKUNDIGE WETENSCHAPPEN. EERSTE DEEL. Julij, Augustus, September, 1834. 'S GRAVEN HAGE, BIJ A. F. TAV LAiailHITIl*. 1834. tijdschriften ontleend; weer andere zijn alleen met B. geteekend. Dat dit dezelfde is als berliner en of deze wellicht de Hoofdredacteur was, lijkt mij waarschijnlijk, maar is niet uit het deeltje op te maken. Het hoofdartikel, waarmede het Tijdschrift begint, is in vervolgstukken met B. geteekend. Een leidende gedachte bij de keuze der referaten heb ik niet kunnen ontdekken... i86 Ik heb slechts over deel i kirnnen beschikken. Geen der bibliotheken, aan welke verzocht werd ons deel 2 en de ie aflevering van Deel 3 te zenden, welke volgens de boekenlijst van Aesculaap (1835) zouden zijn uitgekomen, was in staat ons die te geven. Maar Aesculaap zegt ook in 1835: Dit tijdschrift heeft opgehouden te bestaan. Kan men hier ook met een drukfout van Aesculaap te doen hebben-/en heeft het niet bedoeld, 3e Deel ie afl., maar ie deel, 3e aflevering? Dit komt mij waarschijnlijk voor, anders zou men moeten aannemen, dat in 1835 niet alleen deel 2, maar ook nog een aflevering van deel 3 zou verschenen zijn. De referaten zijn van alle gebieden der geneeskunde; ook vele mededeelingen uit buitenlandsche Academies. Het Practisch Tijdschrift van moll en van eldik bestond 17 en het Tijdschrift van V.U.F. 16 jaien, toen in 1839 een nieuw tijdschrift het licht zag, weder onder den naam van één der coripheeën van de Geneeskunde: Boerhaave. 1839—1848. Boerhaave. Tijdschrift voor Genees-, Heel-, Verlosen Artsenymengkunde, met Platen. Onder redactie van l. s. a. HOLTROPen g. k. van de kasteele en onder medewerking van prof. p. hendriksz. Prof. hendriksz was de bekende Groningsche hoogleeraar in de Heelkunde, die een paar jaar later, met van deen en j. p. heye, als minderhe:d eener Staats-Commissie, het geruchtmakende rapport over de herzi<-n;ng der Geneeskundige Wttgeving indiende, dat een storm van verontwaardiging inden lande veroorzaakte (zie Feestbundel ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, 1924). Gerardüs Karel van de Kasteele, geb. te 's-Hage 1811; 1824-1829, Gymnasium te 's-Hage ; 1830 stud. Leiden, vrijwilliger ; prom. 1835 geneeskunde, 1836 chirurgie, 1839 stads-geneesheer te 's-Hage ; gedurende 9 jaren medewerker aan Boerhaave; stierf 1847. L. S. a. Holtrop gaf in 1842 zijne Bibliotheca medico-chirurgica uit. Een reden voor het verschijnen van dit Tijdschrift vindt men niet opgegeven; een Voorrede ontbreekt. 1839. De eerste jaargang verscheen in quarto formaat, 19.8 x 13, S. 1... 2... enz.—52... met groote letter: 30 rr., 46 a 50 11.; 416 bl., d.i. dus 2 vel druk per maand, Of het evenwel per maand of per twee of drie maanden uitkwam, kan men aan het gebonden deeltje niet meer zien en het staat nergens vermeld. Uit de vermelding op den titel, dat het afl. 1 tot en met 13 is, mag men opmaken, dat het minstens maandelijks uitkwam. De 2e jaargang (afl. 1 tot en met XII) kwam in 1840 uit. Een bekend portret van boerkaave tegenover het titelblad. 27 platen. Het bevat referaten en oorspronkelijke stukken, zonder regelmaat door elkander. Vooral vele oorspronkelijke chirurgische bijdragen van hendriksz en van v. d. hegge zijnen en andere Nederlandsche geneesheeren. Maar ook bijdragen over iiterne geneeskunde en therapie. Vele verhandelingen zijn met platen opgehelderd. De referaten zijn uit Fransche, Duitsche of Engelsche werken. Personalia en bibliographie komen er niet in voor. 187 TIJDSCHRIFT VOO» QMUS«9 ÉCU MET PLATEN. DOOI C vim W WtixaUtU t» H. ^olttop» OTLeD. (Doelt, te 4 QuLV&u&aQe ONDEB MEDEWERKING VAK F. HENDRIKSZ, Afl. Z tot en met XIII. Bij BOETEI8 & FILS, Ce 1839. 19.8 x 13, later 22.5 x 13.5. 1-88 Aan het eind van den eersten jaargang (Univ Bibl.) een geschreven, niet alphabetisch register volgens de verschillende onderdeelen der geneeskunde. Dit Register wijkt eenigszins al van dat, hetwelk voor in het deel gedrukt staat, het heeft twee rubrieken, welke in het gedrukte niet voorkomen: Waarnemingen en Bijdragèn. 1840. De tweede jaargang verschilt niet veel van de eerste, dezelfde uitgever, 384 bl., 40 formaat, aflevering 1 tot en met 12, dezelfde soort bijdragen: oorspronkelijke en referaten, Niet-alphabetisch, maar volgens de vakken gerangschikt Register; 24 platen. 1841, De derde jaargang, 384 bldz., werd niet meer bij soetens te's-Gravenhage uitgegeven maar bij de gebroeders diederichs te Amsterdam. 24 platen. O.a. iets over vaccinatie en revaccinatie, over den toestand der gerechtelijke geneeskunde in Nederland. In geen dezer jaargangen een voor- of nabericht. 1842. In 1842 komt een „'Nieuwe Serie" uit. 8vo, 22.5 x 13.5. S. 1... 2... enz. Wat daarvan de reden is, wordt niet vermeid, want nog steeds ontbreekt eenig bericht van de Redactie, dezelfde als in 1,841; gebr. diederichs uitgever. Het is met andere letter gedrukt: 32 rr., 48 11. De indeeling dezelfde, 24 platen, 576 bl. Het bleef een maandschrift, elke aflevering ongeveer 3 vel. In het ingebonden exemplaar is niet uit te maken of de afleveringen geregeld uitkwamen; de gewoonte, die men tegenwoordig heeft om elke aflevering te dateeien, was toen ter tijde riet algemeen Het tijdschrift, De Geneeskundige Courant, 1765, had dit wel. De jaargangen van deze Serie hebben 4 rubrieken: Geneeskunde, Chirurgie en uitwendige gebreken, Verloskunde, Artsenijmengkunde De inhoud bestaat uit oorspronkelijke Nederlandsche bijdragen, maar ook vele vertalingen van of uitvoerige referaten uit buitenlandsche tijdschriften. Geen berichten of personalia. Het tijdschrift staat in zijn nieuwe Serie, niettegenstaande de Redactie dezelfde is gebleven, meer de door de natuurwetenschappen gewezen richting voor. Is dit wellicht de invloed van heye, met wien hendriksz in dien tijd zeker veel van gedachten wisselde omtrent het onderwijs in de geneeskunde en de noodzakelijke veranderingen, die daarin moesten gebracht worden. Aan de theoretische vraagstukken wordt in deze aflevering 'teel meer aandacht geschonken dan in vroegere, de casuïstische mededeelingen komen meer op den achtergrond. Vele platen versieren den tekst. In dezen eersten jaargang der nieuwe Serie ontmoeten wij voor het eerst een bijdrage van f. c. donders, Off. v. Gez. 3e klasse, over pathologische physiologie en over orchitis blennorrhagica. 1843. Tweede jaargang, Nieuwe Serie, afl. 1 tot en met 12; dezelfde redactie, dezelfde uitgever; 576 bl., formaat als in 1842, 22 platen, geen voorbericht. Een bijdrage van v. d. kasteele over de jongste beschouwingen betrekkelijk de physiologische chemie, naar aanleiding van liebig's onderzoekingen. Vertaling van j. vogel's Ontsteking en hare uitgangen door donders en jansen, aangekondigd door v. d. kasteele. 1844. Derde jaargang, N. S., 592 bl., dezelfde redactie, behalve p. hendriksz, die in 1844 overleden is; dezelfde uitgever; hetzelfde formaat, 18 platen, geen voorbericht. v. d. Kasteele schrijft hierin over de ,,Natuurhistorische School", die in gobée in zijn Kliniek, maar vooral in heye, in zijn Archief voor Geneeskunde, voorvechters vond. Deze laatste „heeft de richting gevoeld en begrepen en zijn artikelen „over de Geneeskundige Staatsregeling toonen, dat hij de behoefte gevoelt in die „richting verder te gaan", v. d. Kasteele beveelt de lezing van deze artikelen van heye dringend aan; hij noemde deze opstellen, niet alleen wat de zaak zelve betreft, hoogst belangrijk; zij behooren ook uit een literarisch oogpunt tot het beste wat op dit gebied geschreven is en toonde hiermede den geest van zijnen tijd beter te begrijpen dan ali cohen, die in het door hem overgenomen Praktisch Tijdschrift die richting van heye bestrijdt. Een in Memoriam wijdt v. d. kasteele aan de nagedachtenis van hendriksz. 1845. Vierde jaargang, redactie en uitgever als in 1844, 592 bl., 13 platen, 32 rr., 48 11. De redactie bericht hierin, dat zij reeds herhaaldelijk opmeikzaam gemaakt is op de weinige bekendheid, die onze geneesheeien hebben van de recensies van Nedeilandsche werken door buitenlandsche geleerden. Zij heeft daarom een nieuwe rubriek daarvoor ingesteld, echter „alleenlijk ten behoeve van „buitenlandsche vertaalde beoordeelingen." De keuze voor een eerste dergelijke beoordeeling viel niet moeilijk: zij betrof de zeer gunstige beschouwing van c. pruys van der hoeven's Historia Mèdicinae. door den Duitschen hoogleeraar h. friedlander, waarvan de vertaling werd gegeven door J. G. V. In het algemeen blijft de casuïstiek op den achtergrond en komen algemeene beschouwingen meer op den voorgrond; niet zoozeer de ziekte-gevallen dan wel de ziekten worden besproken. 1846. Vijfde jaargang, N.S., 568 bl. 10 platen. Lange artikels worden hierin gewijd aan de ziekenbussen in België. Verder ook bijdragen over vaccinatie. 1847. Zesde jaargang, N.S., 581 bl. 11 platen. Door den dood van V. d. kasteele is de open plaats in de redactie ingenomen door 1. c. G. evers te 's Gravenhage; de redactie bestaat dus uit holtrop en evers, beiden geneesheeren in Den Haag, de uitgever is nog diedericks te Amsterdam, de drukker de gebroeders belinfante te 's Hage. Joh. Christ. Gottlob Evers, geb. te 's-Hage 1818; stud. te Leiden 1836; prom. 1841 gev. te 's-Hage; een der ontwerpers met schneevoogt en ramaer van de Ned. Mij. t. Bev. d. Gen. Lid v. h. voorloopig Hoofdbestuur in 1849 (Gedenkboek, 75 j. bestaan, bl. 57), adviseur van tHorbecke voor medische aangelegenheden; 1864 hoogleeraar te Leiden; later consulent te 's-Hage; hd Gemeenteraad; stierf 1886. Hierin een in Memoriam aan v. d. kasteele door holtrop; een aankondiging van'de gaal en haller's Physikalische Diagnostik en verscheidene artikelen over aether-inademing, de eerste mededeelingen over de zoo heilzame, juist uitgevonden r arcotiseering bij operaties. 1848.7e jaargang N.S. uitgever, p. h. noordendorp 's Gravenhage. Redactie en drukker dezelfden, 576 bl. 8 platen. Wij vinden in dezen jaargang al weder bijdragen over narcose met aether en met chloroform; over geregtelijke geneeskunde en over ziekten der lever. 189 Meenden wij in vorige jaargangen te mogen opmerken, dat de Redactie zich sedert eenige jaren meer op een standpunt plaatste, dat zich aansloot aan de toenemende ontwikkeling der na tuurwetenschappen, in dezen jaargang krijgen wi] daarop een douche, in een der in dit tijdschrift zoo zeldzame mededeelingen der redactie. Daarin toch vernemen wij, dat het tijdschrift in andere handen is overgegaan, nam. in die van den heer p. h. noordendorp te 's Gravenhage, en de Redactie weder door holtrop en evers wordt gevoerd, maar dat dezen tot deovertuiglnggekcmenzijn.dat „Boerhaave" hoofdzakelijk voor praktizeerende geneesheeren is bestemd, en dat men zich dus voortaan minder met theoretische bespiegelingen, dan wel met zuiver praktische zaken zal bezig houden. Theorie slechts in zooverre als deze van directe toepassing voor de praktijk van belang is: „Wij hebben dus besloten om tot eenigst doel „van dit tijdschrift te stellen: het opnemen en verspreiden van praktische mededeelingen, waarnemingen en ontdekkingen. De bevordering der belangen en voldoening der behoeften van de wetenschappelijk praktische geneesheeren zal in het vervolg ons eenigst „streven zijn, terwijl wij altoos voor oogen zullen houden die „onomstootelijke waarheid, dat herkennen en genezen der ziekten „der genees-heeren heiligste plicht is". „Het is onze bedoeling geenszins hen te minachten, die zich uitfluitend op de theoretische wetenschap toeleggen. Derigting, die „zij volgen, is een andere dan de onze Wij zullen die rigting „in dit tijdschrift niet volgen, omdat het uitsluitend voor genees„kundigen geschreven wordt, die niet kunnen wachten, totdat al „de wetten van het leven gekend zijn, maar door de omstandigheden gedrongen worden om voor een groot gedeelte hunne ha n„delwijzen op empirie te gronden." In het vervolg zal de Redactie slechts datgene vermelden wat voor den wetenschappehjken geneeskundige meer of minder dadelijk belangrijk zijn kan. De inhoud zal dus bestaan in: 1. Oorspronkelijke Mededeelingen. 2. Verslagen over onderwerpen, die voor den geneesheer belangrijk kunnen zijn. 3. Mededeelingen in vreemde Tijdschriften, waaruit wij zullen, trachten het meest belangrijke te kiezen. 4. Korte praktische Mededeelingen, berigten en artikelen, dié op de maatschappelijke stelling der geneeskundigen betrekking hebben. 5. Boekaankondigingen en boekbeoordeelingen. De Redactie zal niet een bepaald stelsel of een bepaalde richting verdedigen; alles wat op daadzaken berust, is welkom; maar stukken, waarin de theoretische wetenschappen uitsluitend behandeld worden, zonder voor den praktischen geneeskundige van onmiddellijk belang te zijn, zullen worden geweigerd. Het bericht aan den Lezer was de zwanenzang der redactie, van welke wij verder niets meer hooren; het tijdschrift houdt zonder eenige mededeeling op Maar de Nieuwe Boerhaave, 1849—1850, komt uit de asch harer voorgangster te voorschijn, en.... slaat zij de nieuwe richting 190 IQI DE NIEUWE BOERHAAVE. Praktische Mededeelingen UIT HET GEBIED GENEES- HEEL- VERLOS-KUNDE EN GBilBESHIDDELEÜLEER. UITGEGETEN DOOS eene Vereenlging tan Vaderlandmehm Beneem. Herten Vertom.kundtgen. EERSTE JAARGANG. «UK BIJ DUURSTEDE. VI. t. STRAM ROOD. 1849. 23.3 x 14.5. 192 m m i Genees- Heel- Vcr.os-kui.dc en Gcuecsmiddelcn-lcer, Éli 1 fp 3 sas Ü z 3318 Titelblad der afzonderlijke afleveringen die Boerhaave in 1849 ter kwader nre verlaten heeft, weder in? Zij, die dit meenen, komen bedrogen uit. In een niet-gedateerd „Aan den Lezer", onderteekend „De Redactie van de „Nieuwe Boerhaave", deelt deze mede, dat zij de voordeelen van een wetenschappelijke beoefening dezer wetenschap geenszins miskent, „ja zelfs meent, dat die ten slotte tot een vaster „grondslag zal leiden, maar die heeft nu nog te veel gapingen en „rust nog te veel op hypothesen, die eerst waarheden moeten wor„den, voor en aleer zij tot eenig rigtsnoer voor den geneeskundige „mag strekken; dat de bedoeling van dit tijdschrift dus niet is om „wetenschappelijke mededeelingen te geven, maar om den genees„heer empirische kundigheden bij te brengen; die toch heeft hij „aan het ziekbed noodig, waar dikwijls de wetenschap te kort schiet. „De vrees, dat de geneeskundigen hiervan niet genoeg doordrongen „zouden zijn, leidde tot het oprichten van dit tijdschrift." Het zijn ongeveer dezelfde argumenten, als waarmede de Redactie van Boerhaave in 1848 tot de verandering van richting besloot. Zij, die van de physiologische wetenschappen alles verwachten, werden door de redactie naar het ziekbed verwezen, waar zij ontelbare verschijnselen zullen aantreffen, waar de physiologische kennis geen opheldering kan geven, wier genezing zij empirisch zullen moeten ondernemen, willen zij hunne lijders niet physiologisch en rationeel laten sterven. — De zon van Utrecht was voor Wij k bij Duurstede nog niet opgegaan! De inhoud zal dus bestaan uit ie. Practische mededeelingen op het gebied der genees-, heel- en verloskunde en geneesmiddelenleer; 2e. Verslagen over voor de geneeskundigen belangrijke onderwerpen, berichten; 3e. Aankondiging van nieuw uitgekomen boeken. Ten einde evenwel den inhoud van het tijdschrift niet te zeer met een kritiek over zulke boeken te bezwaren, zullen de titels slechts zeer kort „op den omslag van de afleveringen gedrukt worden". Dat bij het inbinden,die kritieken dus voor het nageslacht verloren gouden gaan, werd niet ingezien. Voor den tijdgenoot is dit wellicht niet van groot belang geweest, maar voor den bewerker van de historie der tijdschriften zou het een gemis kunnen zijn. Wij weten, dat ook het Maandblad van de Ned. Mij. tot B^v. der Gen. in deze fout verviel, waardoor wel bijzonderheden zijn verloren gegaan. Gelukkig konden wij ook nog over losse exemplaren met hunne omslagen beschi kken. Deze Nieuwe Boerhaave beoogde geen finantiëel voordeel en werd daarom (aldus de redactie) voor een geringen prijs verkrijgbaar gesteld. Het tijdschrift verschijnt in Juli 1849, dus onmiddellijk na het ophouden van „Boerhaave", in maandelijksche afleveringen van ongeveer 2 a 3 vel druks. 12 nummers vormen dus een jaargang, de prijs is ƒ4.80, per half jaar te betalen, afzonderlijke nummers zijn niet verkrijgbaar; behalve No. 1, dat voor 50 centen verkrijgbaar is. De voor dit Tijdschrift bestemde Bijdragen te zenden aan p. n. van kampen, boekhandelaar te Amsterdam, of s. alter, idem te Utrecht. *93 In de Univ. Bibl. zijn, behalve een gebonden exemplaar, ook nog de afzonderlijke afleveringen van den eersten jaargang voorhanden, waarvan de Titel op den omslag eenigszins anders luidt dan het binnen titelblad. Op het eerste vindt men als vignet den Aesculapius-staf met de slang. De 5 eerste afleveringen dragen het jaartal 1849, de zeven laatste 1850; 485 bldz., 8vo. 23.3 x 14.5, 32 rr., 40 11. De Inhoud van den Jaargang 1849—1850, I—VII, is ingedeeld in de verschillende onderdeden der geneeskunde, niet alphabetisch; verder in de rubrieken vervalsching van geneesmiddelen geregtelijke geneeskunde, nieuwe uitvindingen en mengelingen. Op het binnenblad van den omslag der afleveringen: nieuw uitgegeven boeken, inhoud der aflevering, correspondentie, op de achterpagina: voorwaarden van inteekening. De afleveringen zijn doorloopend gepagineerd. S. l, i' enz. Het tijdschrift wordt uitgegeven door een Vereeniging van Vaderlandsche Genees-, Heel- en Verloskundigen. In de Nieuwe Reeks van het Praktisch Tijdschrift voor Geneeskunde van 1849 staat over dit Tijdschrift: „Redactie en Vereeniging onbekend". De redactie roept, zooals gebruikelijk, de hulp der kunstgenooten in en drong er op aan, dat niemand zich uit angst voor schrijven zal laten weerhouden om eigen ervaringen mede te deelen: het tijdschrift is bestemd „om ook vlugtig, korte, maar op een eenvoudige waarheid gegronde voorvallen, bij wijze van amicalen „brief, aan elkander mede te deelen". De inhoud bestaat deels uit oorspronkelijke, Nederlandsche, meestal casuïstiscbe mededeelingen over de verschillende vakken der geneeskunde; deels uit talrijke, niet lange referaten uit buitenlandsche, enkele ook uit binnenlandsche tijdschriften. Een bepaalde volgorde of leidende gedachte is daarbij niet te ontdekken. Onder de berichten ook mededeelingen omtrent het kort te voren opgerichte Geneeskundig Weduwen-fonds van donkersloot. Met dit eerste deel is de uitgave van dit tijdschrift afgeloopen, zonder vermelding van redenen; misschien hebben deze op den laatsten omslag vermeld gestaan. Maar de laatste, 12e aflevering, ontbreekt aan het Exemplaar der U. B. Wij vinden in dit Tijdschrift vele bijdragen van w. j. t. verbeek te Wijk bij Duurstede, waar ook de uitgever woonde; wellicht is Verbeek een der leden van de op het titelblad genoemde Vereeniging; wellicht is j. p. snoep te Wolf aartsdijk een andere medewerker ook lid. De inhoud lijkt mij zeer weinig belangrijk. Het is niet recht ddidelijk wat de „Vereeniging van Vader„landsche Genees-, Heel- en Verloskundigen" zich met hun tijdschriftje had voorgesteld. Zij moet wel buiten aanraking gebleven zijn met hetgeen in ons vaderland op het gebied der geneeskundige journalistiek voorviel, waar donders en zijn Utrechtsche medewerkers toch reeds eenige jaren van zich deden spreken. Of waren de communioatie-middelen in die dagen nog zóó slecht, dat dit nog niet tot Wijk bij Duurstede en hare geneeskundigen was doorgedrongen ? De „Nieuwe Boerhaave" heeft tegen den stroom willen oproeien, maar is een vroegtijdigen dood gestorven, na een weinig roemvol bestaan. Wij moeten nu op onze schreden terugkeeren tot het haar 1838. Wij waren zoo langzamerhand met Boerhaave en met ^ de Nieuwe Boerhaave al reeds te ver van onzen historischen weg afgedwaald, en zouden, indien wij verder gingen, het verband tusschen de vele geneeskundige tijdschriften, die juist in deze jaren in ons land verschenen, uit het oog verliezen. De meer en meer opkomende beweging voor verbetering van de Gen. Staatsregeling en van het onderwijs in de geneeskunde was in 1838 voor heye de aanleiding om een blad in het leven te roepen, waarin de verschillende meeningen hierover zich uiten konden, en tegelijk wenken konden gegeven worden voor de richting, waarin die verbetering gezocht moest worden. Hieraan hadden heye's Wenken en Meeningen 1838—1840, haar ontstaan te danken, waarin, met de bekoorlijkheid aan heye's frisschen schrijftrant eigen, voor de nieuwe meeningen niet alleen werd in de bres gesprongen, maar ook de noodzakelijkheid werd betoogd, dat het onderwijs in de geneeskunde dezen koers uit moest, dat de geneeskundige tijdschriften meer leiding moesten geven in de nieuwe richting, welke door de ontwikkeling der natuurwetenschappen werd aangewezen. Boerhaave, onder hoofdredactie van prof. p. hendriksz in Groningen kwam een jaar daarna uit,eerst nog onder den invloed der oude meeningen, maar in 1842 met de Nieuwe Serie, medegaande met de natuurhistorische richting en meer en meer de theoretische beschouwingen in zijne kolommen aan het woord latende. Dit tijdschrift zou vermoedelijk op den duur toonaangevend gebleven zijn, indien niet een verandering van uitgever, ten gevolge van verandering in de redactie, het van het goede pad had afgebracht en in het verderf gestort. De verandering overleefde het slechts een jaar. Voor de Nieuwe Boerhaave, die het nog eens met het oude kleed wilde beproeven, was zooals wij zagen, geen beter lot beschoren. Ongeveer ter zelfder tijd zien wij den ommekeer.komen in moll en van eldik's Praktisch Tijdschrift; ook dit, hoe uitnemend ook geredigeerd, kon zich tegen den opkomenden stroom der nieuwe denkbeelden niet op haar langzamerhand verouderde standpunt staande houden; van eldik moest het aanzien, dat zijn tijdschrift onder ali cohen's leiding de bakens, eerst nog maar schoorvoetend, begon te verzetten. Van alle kanten werd de nieuwe richting ingeslagen. Heye in zijn Archief, van deen in zijn Nieuw Archief, gobée in zijn Kliniek; zij allen ademen den nieuwen geest; de een meer dan de ander, maar met het oude regime was voor goed gebroken, vooral toen donders en zijn medewerkers in 1846 de leiding van het Nederlandsch Lancet op zich genomen hadden. Wij zullen dus eerst de tijdschriften van heye, van van deen, van gobée behandelen en enkele in dienzelfden tijd verschijnende, specialistische tijdschriften, om dan ten slotte de geschiedenis van het Nederlandsche Lancet en donders' verschijning te bespreken met de tijdschriften, die zich daarom heen groepeerden, uit welke laatste zich ten slotte het tegenwoordige Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde ontwikkelde. 1838—1840. Wenken en Meeningen omtrent Geneeskundige Staatsregeling en Algemeene Geneeskunde, door j. p. heye. Van dit Tijdschrift zijn twee deelen verschenen 1838/39 en 1839/40. 8vo. 21.8 x 13. Gedrukt bij c. a. spin te Amsterdam. Vóórin tegenover de Voorrede staat de spreuk: Civem solatur et aegrum. Jan Pieter Heije, geb. 1809 te Amsterdam; stud. in Amsterdam en in Leiden; prom. 1832; vrijwilliger in 1830. Geneesheer in Amsterdam; 1842 Secretaris Staats-Commissie Herz. Gen. Staatsregeling; oprichter met c. b. tilanus en c. p. van eeghen van de Vereeniging voor Ziekenverpleging te Amsterdam, legde in 1857 praktijk neer, om zich aan letterkunde, toonkunst, philanthropie enz. te wijden. Met potgieter en van de sande bakhuijzen „Jong Holland"; Hoofdredacteur Ènkhuizer Almanak. Secr. Ned. Mij. t. Bev. d. Gen. van 1849-1862. Stierf 1876. r. casimir schreef zijn levensbericht. In het voorwoord, gedateerd Amsterdam 1 Maart 1838, geteekend H., zegt heye, dat hij zich geenszins de moeilijkheden ontveinst, die aan de taak, die hij zich heeft voorgenomen, verbonden zijn. Hij begrijpt, dat hij een reusachtig werk aanvaardt, dat slechts langzaam zal kunnen vorderen-, maar hij heeft „den steun van alles, „wat ons „Vaderland Geleerds en Aanzienlijks heeft en de innige overtui„ging dat het een goed en noodzakelijk werk is, dat hij aanvangt". De aanleiding tot het uitgeven van zijn werk ligt daarin.dat „geen der vormen van Geneeskundige Staatsregeling ten onzent „vaste grondslagen heeft; de wederkeerige verphchtingen van den „Staat en het Geneeskundig Lichaam verwaarloosd of onbekend „zijn; de wet der gewoonte op de verouderde misbruiken kleeft. „De grenzen van beurtelingsche magtsoefening en verpligting „tusschen het Openbaar Gezag en de Beoefenaars der Geneeskunde „moeten bepaald, de beginsels van Geneeskundigen Statistiek „moeten gelegd, het braak liggende veld der Geneeskundige Policie „moet ontgonnen worden. „Wat al niet gemakkelijkheid ontrust, voorregten gekrenkt, „vooroordeelen bestreden !" Zóó ziet hij zijn taak. Hij acht het onnoodig om telkens het verkeerde en het gebrekkige, dat door omstandigheden, niet door onwil tot verbeteren, ontstaan is, aan te duiden, maar wil veeleer al wat er voortreffelijks in ons Vaderland en in de geheele beschaafde wereld gedaan wordt voor de Geneeskundige Staatsregeling, opzamelen, beoordeelen en waar het kan, tot navolging aanbevelen. Ieder, de openbare meening, het gezag, de Geleerden, gevoelt water ontbreekt, ieder wenscht verbeteringen, zoo zegt hij, maar de eenheid en samenwerking worden gemist. Deze wil Heye met zijn tijdschrift trachten te bevorderen; dat moet een middenpunt zijn van waar de aanwijzingen uitgaan; hij wordt van alle kanten door de besten ondersteund. Hij wil den eersten steen van dit gebouw leggen, zonder daarin evenwel een verdienste te zien; maar een eerste moet gelegd worden. 196 197 WENKEN EN MEENINGEN GEKEE8KVIDIGE 9TAATSRE©EIIS1G IK OK DER MEDEWERKING VAK EENIGE VADERLANDSCHE GELEERDEN 3. P. M JE IJ E | Prartisuenti <&tntt}\)ttt U ^mtletim, £euhc (Weev, TE AMSTERDAM, BIJ H. D. SANTBERGEN. 1838. 2i.8 x 13. Daarnaast wil hij, op aandrang van mannen van invloed, trachten onze geneeskundige periodieke literatuur uit te breiden en te verbeteren en „juiste en fiksche" boekbeoordeelingen geven, wat bij den toevloed van vertalingen hoe langer hoe noodzakelijker wordt. Een gedeelte zijner bladen stelt hij daarom voor wetenschappelijke bijdragen zijner Geleerde Kunstbroeders open, om „met eerbied voor „elks gevoelen, heusche waardeering of riddei lij ke bestrijding van „andetsdenkenden, in dezen geest werkzaam te zijn". Het Tijdschrift, dat in enkele catalogi niet onder de tijdschriften is opgenomen, draagt geheel het karakter van een tijdschrift en behoort dus in onze bespreking tehuis; het bestaat, in overeenstemming met het voorwoord, uit twee afzonderlijk gepagineerde Afdeelingen, elk met een afzonderlijke Signatuur. De eene „Afdeeling' draagt den algemeenen titel van Geneeskundigs Staatsregeling; de andere dien van Algemeene Geneeskunde. 1838— 1839. Deel I, eerste Afdeeling, 280 bl.; S. 1, 1'. —18' ; 34 rr., 42 11. Hierin worden „Geneeskundige Statistiek, geregtelijke geneeskunde, geneeskundige wetten, openbare inrigtingen, openbare gezondheidsregeling, openbare ambtsoefening" behandeld en kleinere berichten en aanteekeningen hieromtrent gegeven; deze laatste met kleinere letter: 33 rr., 54 11. In de tweede Afdeeling, die nog berichten van Maart 1839 bevat, 292 bl., S. A* B, B2 —T2 worden bijdragen geleverd over: „Voorbehoedingsleer, besmettingsleer, geneeskundige „stelsels (homoöpathie), practische geneeskunde (geneeskundige en „therapeutische mededeelingen), heelkunde, natuur-heelkunde, verloskunde, ontleedkunde" en kleinere berichten over die vakken. In beide Afdeelingen komen vele bijdragen van heye voor. Over de wijze van uitgave wordt in het voorwoord niet gesproken, maar uit den inhoud is op te maken, dat Deel I loopt van Maart 1838 tot Maart 1839 en dat het om de drie maanden uitkwam en wel met ongeveer 3 tot 6 vel druks van de eerste en evenveel van de tweede Afdeeling. Niet alle afleveringen bevatten elke der genoemde rubrieken; zij eindigen met in kleine letter gedrukte berichten; daaruit kan men de grootte der aflevering zien. De verschillende hoofden zijn met zware letter gedrukt. 1839— 1840. In Deel II vindt men een voorwoord van heye, gedateerd 1 Augustus 1839. „Met gunstige vooruitzigten enharte„lijke dankzegging" vangt hij het tweede Deel aan; maar of hij zijn doel bereiken zal betwijfelt hij wel eens, want „wat de Geneeskundige Staatsregeling te wenschen overlaat, is even menig„vuldig als moeyelijk te verhelpen" zegt hij. „Een schande is het dat niets gedaan wordt tet voorkoming of „stuiting der syphilis, een schande voor de kunst dat kwakzalverij, „ongeoorloofde praktijk schaamteloos het hoofd opsteken, dat de „Commissiën voor Geeneesk. Toevoorzicht voor het kwaad terug„deinzen ook wegens het weinig omschreven zijn van hun werk„kring; dat wij niets van den gang der epidemische en endemische „ziekten, niets over de oorzaken van het toe- of afnemen der bevolking, niets van de resultaten der vaccinatie, niets van openbare „geneeskundige inrichtingen enz. weten". „De positie van den Geneesheer ten opzichte van Openbare Ge„zondheidsregeling, ten opzichte van vervalsching van levensmiddelen, bij de geregtelijke geneeskundige vragen, zijn niet omschre- 198 199 „ven en tal van andere bezwaren en onvolledigheden drukken „den geneeskunst-oefenaar". „Het is het doel der Wenken, niet alleen wat er gebrekkigs bestaat „en wat er verbeterd kan en moet worden aan te toonen, niet alleen „plannen en voorslagen tot die verbeteringen bescheiden aan de „hand te doen; niet alleen om mede te deelen, welke pogingen tot „volmaking der Geneeskundige Staatsregeling hier en elders, „vroeger en later in het werk zijn gesteld, maar vooral ook, om uit „den schat van iedere ervaring datgene medegedeeld te zien, wat „feeds aanvankelijk en individueel tot die verbetering leiden „kan, „en de gouden en zilveren munt van ieders kennis en „ondervinding tot een noodpenning ten algemeenen beste op te „zamelen." De belangstelling in het tijdschrift en de aanvankelijke ondersteuning hebben reeds „het streelend denkbeeld opgewekt, dat wij „met de uitgave aan een behoefte des Tijds voldeden". Maar de medewerking moet nog grooter worden, zegt heye, en daarop doet hij nogmaals een beroep. Het tweede doel van zijn tijdschrift: „de grondvesting van een „oorspronkelijk geneeskundig tijdschrift", gelooft hij bereikt te hebben. Op dien weg denkt hij dus voort te gaan. De inhouds-opgave van Deel II is met veel kleinere letter gedrukt; de indeeling in twee Afdeelingen is volgehouden. In de Afdeeling Geneeskundige Staatsregeling, 352 bl., S. 1,1' —25..... vindt men een uitgebreide uiteenzetting van de Haarlemmermeer-questie door dr. j. c. van cooth, Stads-doctor te Amsterdam, waarin het vóór en tegen van de drooglegging der Ha arlemmermeer, aan de hand van de talrijke, daarover verschenen brieven, uitvoerig besproken wordt. In de tweede Afdeeling, Algemeene Geneeskunde, 288 bl.; S. A' B. B2 —S2 , komt een „kort" (80 bl. druks) Overzigt voor van den tegenwoordigen toestand der „Kerkelijke en Stedelijke „Inrigtingen tot Geneeskundig Hulpbetoon aan zieke armen te „Amsterdam" door dr. e. fabitjs, dat belangrijk is voor hen, die zich voor de geschiedenis der geneeskundige armverzorging in onze stad interesseeren. Dit tweede Deel werd tot in 1840 uitgegeven, zooals blijkt uit de dateering van daarin voorkomende brieven, en een aankondiging van een dissertatie uit dat jaar door heye. Een aanduiding, dat met de uitgave zal worden opgehouden, vindt men in dit deel niet, hoewel het het laatste is; maar wel in zijn nu volgend Archief voor Genees kunde. Heye was in die dagen in de volle kracht zijner werkzaamheid, zijne opstellen in Wenken en Meeningen hadden de aandacht der Landsregeering op zijn persoon gevestigd en toen, door aandrang van alle zijden ten slotte een Staats Commissie benoemd werd om de Herziening der Geneeskundige Staatsregeling voor te bereiden, werd heye daarin tot Secretaris {amanuensis, zooals men dat destijds noemde) benoemd. ' Dat hij als Secretaris zich niet onbetuigd zou laten, was te voor zien, en men behoeft het portret, dat pieneman in 1842 van hem 200 maakte (zie Gedenkboek der Ned. Maatsch. tot Bev. der Gen, bldz. 34), slechts aan te zien, om te begrijpen, dat van hem levendige belangstelling en stuwkracht zou uitgaan. Den hevigen strijd over het, van ons tegenwoordig standpunt beschouwd zeker te radicale, minderheidsrapport van heye, hendriksz en van deen, behoeven wij hier niet verder in herinne ring te brengen, maar toch mag men heye de eer niet onthouden, dat hij de nieuwe richting, die de studie der geneeskunde had in te slaan, dadelijk begrepen en met groote kracht en welsprekendheid heeft voorgestaan. Het staken van de uitgave zijner Wenken en Meeningen was hoofd' zakelijk het gevolg van moeilijkheden met den uitgever, Wij lezen daarover in de Vaderlandsche Letteroefeningen van X842: „De „Wenken en Meeningen zijn opgehouden, waarschijnlijk door gebrek „aan debiet, daardoor is de uitgever spoedig in gebreke gebleven ,,aan de hem gestelde voorwaarden te voldoen; de onderneming ;,geraakte aan het kwijnen. Het Archief Was een vervolg, onder ^anderen naam en eenigszins gewijzigden vorm". Na het ophouden der Wenken en Meeningen begon Heye onmiddellijk met de uitgave van zijn: 1841—1846. Archief voor Geneeskunde. Van dit Archief kwamen 5 deelenuit.gr. 80.23 x 12.5. De deelen zijn niet meer in twee Afdeelingen gesplitst, zooals in de Wenken. In het voorwoord voor het eerste Deelt 1 Maart 1841, deelt heye mede, dat de vertraging in de verschijning van zijne „Wen„ken" was veroorzaakt door omstandigheden, welke hij niet in zijn macht had te verhelpen; deze waren daardoor onregelmatig uitgekomen'en om daarin verandering te brengen heeft hij zich „gaarne „getroost" den Titel te veranderen. Door de „promptheid en den „ijver van den tegenwoordigen uitgever" is hij overtuigd, dat het nieuwe tijdschrift op tijd zal verschijnen. Het zal als Archief behandeld worden, d.w.z. dat de bijdragen dadelijk zonder afbreken zullen worden afgedrukt en dat geen wetenschappelijke richting zal zijn uitgesloten; alle bijdragen van wetenschappelijk belang kunnen er een plaats in vinden. Heye bedoelde met de uitgave niet om een tijdschrift te geven, dat dadelijk alle nieuwe vondsten aan de lezers zal opdisschen, maar één, waarvan de stukken als het ware de steunpilaren zouden vormen van het gebouw der geneeskundige wetenschap. Het zal een overzicht geven van het nieuwe, dat onherroepehjk bereikt is; dit kan reeds daarom niet bij stukken en brokken geschieden en de bijdragen zullen onvermijdelijk wat lang worden. Belangrijke boeken en onderzoekingen zullen zoo spoedig mogelijk worden aangekondigd en besproken. Onderteekening der bijdragen met naam of initialen wordt geprefereerd, maar in enkele gevallen zullen ook ongeteekende bijdragen kunnen verschijnen. De Redactie wil de belangstelling, die zij wenscht en behoeft, trachten te verdienen, alvorens zij die inroept. De indeeling denkt heye zich op de volgende wijze: ARCHIEF GENEESKUNDE. ONDER MEDEWERKING TAN BENIGS VADERLANDSCHE GELEEBDEN, llltttl'II. D'. J. P. IIE ME, AMSTERDAM, BIJ JOHAHNES MULLER. 1841. 23 x 12.5- lam mnaan 201 202 Oorspronkelijke opstellen, boekbeoordeelingen. Journalistiek over inlandsche en buitenlandsche journalen, overzichten, mededeelingen, aanteekeningen enz. Vertalingen zoo min mogelijk. 1841. Deel I, 676 bl. S.* 2, 2* —43* ; 34 rr., 45 11. bestaat 4 uit Stukken: Prijs van Stuk 1 en 2 (VIII en 304 bl.) ƒ2.85, van Stuk 3 en 4, 372 bl.: ƒ4.50. Overeenkomstig het plan geeft heye een aankondiging van de Nederlandsche Tijdschriften van dien tijd en wel van den 2oen jaargang 1841 van moll en van eldik's Practisch Tijdschrift, een mededeeling der bijdragen, met een enkele; niet zeer waardeerende opmerking. Dan van Boerhaave, 3de jaargang, 7, 8, 9, en 1,0 afl., ook hier een opsomming der artikelen met enkele critiseerende woorden, en ten slotte van het Ned. Lancet onsenoort, 3e jrg. Januari, Februari, Maart, April, dat er niet beter afkomt dan de vorige. De Redactie besluit dit overzicht met de opmerking, dat de bestaande binnenlandsche journalen, zóó weinig vermeldingswaardigs bevatten en zóó weinig wetenschappelijks, dat hij beter acht deze vóortaan te supprimeeren, wanneer ten minste het gehalte niet beter wordt: eene proeve van de wijze, waarop heye er niet tegen op zag om de dingen bij den naam te noemen, wanneer hij meent daartoe gerechtigd te zijn. Het ongunstige oordeel over moll en van eldik's Tijdschrift is m.i. niet billijk, dit tijdschrift bedoelde slechts mededeelingen over in het buitenland verschenen artikelen te geven en deed dit op voortreffelijke wijze. Hij hoopt echter nog, dat hij later een gunstiger oordeel zal kunnen vellen; in het 3e deel komen dan weder eenige boekaankondigingen van Nederlandsche schrijvers voor. Wij wezen er reeds op, dat de zich baan brekende nieuwere opvattingen in de geneeskunde, die nog hoofdzakelijk uit het buitenland kwamen, in heye een warm voorstander vonden. Heye wees er op, dat men de beteekenis van de physiologie en van de pathologische anatomie niet mocht verwaarloozen, dat de geneesmiddelen niet slechts moeten worden toegediend, maar dat men hunnen invloed op het organisme moest bestudeeren, om aldus aan de therapie eenen vasteren grondslag te geven. Heye verzette zich dan ook tegen de stukken van uitsluitend praktische beteekenis, die meestal niet anders dan wat uitgewerkte casuïstiek bevatten. Veelzijdig onderzoek moet komen in de plaats van overgeleverde kennis, zoo leerde hij, en het was noodzakelijk, dat aan het hoofd van een Tijdschrift of van een Archief iemand stond, die er niet tegen op zag om leiding aan die lichting te geven en die niet alles, wat wordt aangeboden opneemt ook uit vrees, dat anders het tijdschrift niet op tijd zou verschijnen. Het was heye dan ook niet mogelijk om- zijn Archief steeds op tijd te doen uitkomen: reeds in den derden jaargang zet hij de onmogelijkheid daarvan uiteen. Soms moet door de uitgebreidheid der stukken een dubbel nummer gegeven worden en hij verzocht liever een minder gezette verschijning te dulden, dan te noodzaken om kortere en meer praktische stukken te geven. 203 1841—1843. De eerste drie deelen van dit Archief (1841) 676 bl., (1842) 620 bl., (1843) 596 bl. zijn door johannes müller uitgegeven; het vierde deel (1844) 399 bl. en het vijfde deel (1846) 365 bl. bij j. h. en g. van heeteren te Amsterdam; de drukker bleef c. a. spin. In bet tweede deel, dat in 1842 uitkwam, het jaar waarin het rapport van de Staatscommissie met het minderheids-rapport (heye, hendriksz, van deen) verschenen is, geeft heye een uitvoerig overzicht van de verschillende geschriften, welke, naar aanleiding van dat rapport, door vóór- en tegenstanders zijn in het licht gegeven; een overzicht, dat in Deel III nog in 2 vervolg-stukken wordt voortgezet en waarin men den fnsschen, levendigen stijl van dezen man blijft bewonderen, ondanks de niet te miskennen breedsprakigheid. Men vergete evenwel niet, dat heye zich met al de kracht, die van zijn persoonlijkheid uitging, geworpen had in een strijd, die hem heilig was; de strijd niet alleen voor een wetenschappelijke beoefening der geneeskunde, maar ook voor verbetering van het onderwijs in de geneeskunde en voor de uniforme opleiding der geneeskundigen, het laten verdwijnen van de plattelands-geneesheel- en verloskundigen. > Het zijn bijna alle Archief-stukken, d.w.z. breedvoerige beschouwingen, uitgebreide boekbeoordeelingen en lange, met uitvoerige tabellen voorziene ziekenhuis-verslagen, die men in deze deelen vindt. Trouwens heye wilde zijn tijdschrift als Archief hoog houden; hij wil niet terugvallen in de wijze, waarop tot nu toe meestentijds de tijdschriften geredigeerd werden, waarin zelden een hooger standpunt of een algemeen beginsel viel te ontdekken, waarin de oorspronkelijke bijdragen veelal curiosa waren, en het overige binnenen buitenlandsche, op zich zelve staande waarnemingen, zonder verband; „een lectuur voor de ontbijt- of de thee-tafel". Men eischte „korte en praktische opstellen, maar heye acht kortheid slechts mogelijk als uitdrukking van erkende waarheden, en noemt alleen datgene praktisch, wat de slotsom en het uitvloeisel is van een op feiten gegrond verstandelijk weten. 1844. In het vierde Deel is heye nog eenmaal aan het woord in een opstel over het wijsgeerig-wetenschappelijk beginsel der Geneeskunde; en in 1846, in het 5e Deel (het laatste) richt hij het woord aan alle „Geneeskundigen" over de gesteldheid onzer Geneeskundige Staatsregeb'ng, die „tot een zoo verbazingwekkende „diepte van wanorde en wetteloosheid gezonken is, als misschien ',',geen andere in de beschaafde wereld". Hierin doet heye een beroep op de Geneeskundigen, om, nu de Regeerings-voorstellen door de Staten-Generaal zijn verworpen, zich aaneen te sluiten en in vereeniging de verbeteringen van de Regeering te eischen. Zijn taak is afgedaan, hij legt de Redactie van het Archief neer, dat zijn plicht gedaan heeft. Reeds van het begin der „Wenken" af aan, zoo zegt hij, hadhrj met al zijn krachten gestreden voor een betere inrichting der geneeskundige Staatsregeling; het heeft geen zin meer nog langer op diezelfde wijze te strijden en genoodzaakt te zijn telkens weer dezelfde 204 argumenten in eenen anderen vorm te herhalen, zonder dat men daarmede iets verder komt. Het moet nu uit zijn, zoo zegt bij, met het commissoriaal maken van deze aangelegenheid, de geneesheeren moeten, door zich aaneen te sluiten, een beteren toestand afdwingen. Reeds waren in die richting hier en daar stemmen vernomen en het was dan ook geen wonder, dat, toen ten slotte de bedoelde aaneensluiting der geneeskundigen in den lande was tot stand gekomen door de oprichting van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, heye als definitieve schriftvoerder dezer Mij. werd gekozen. Wat de Journalistiek betreft: hij heeft nooit meer dan de eerstesteen-legger willen zijn en nu hij ziet, dat hij met vertrouwen zijn taak en die van het Archief kan neerleggen en dit laatste kan doen samenvallen met het Geneesk. Lancet, dat, na veelvuldige lotswisselingen, eindelijk onder leiding eener Redactie is gekomen, die in alle opzichten geschikt en gerechtigd is, om de taak, die heye voor oogen had, te volvoeren, nu aarzelde hij niet om zijn eigen Archief op te heffen en zich met zijne medewerkers bij donders {Nederlandsch Lancet) aan te sluiten, niet als Redactielid, maar als overtuigd medewerker. De officieele mededeeling daarvan vindt men op het eind van het vijfde deel van het Archief, gedateerd Amsterdam i Augustus 1846, met een waardeerend woord van dien zelfden datum uit Utrecht, over deze daad, van de hand van donders en zijn mede-redactieleden g. l. h. ellerman en j. h. jansen. Wij zijn hiermede genaderd tot een nieuwe periode in de geschiedenis der geneeskundige Journalistiek van ons land. Die nieuwe periode zal ik in een volgend opstel behandelen, maar ik moet nu nog enkele, op zich zelf staande tijdschriften vermelden, deels van specialistischen, deels van algemeenen aard, welke in de jaren 1843—1846 in ons land en in Ned. Indië verschenen. Dat van 1846, het Nieuw Archief voor binnen- en buitenlandsche Geneeskunde, in hare geheelen omvang, door Dr. j. van deen, volgt onmiddellijk op heye's Archief en is daarmede eenigszins te vergelijken, in zooverre als het ook op den grondslag der nieuwere opvattingen staat en ook de sociaal-geneeskundige vraagstukken behandelt. Of het noodig was om naast donders' Ned. Lancet nog een nieuw tijdschrift in het leven te roepen, laat ik in het midden. 1846—1851. Spoedig nadat heye de uitgave van zijn Archief der Geneeskunde ten behoeve van het Nederlandsch Lancet onder de redactie van donders, had gestaakt, verscheen het Nieuw Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang, door dr. j. van deen. Van dit tijdschrift, dat om de twee maanden verscheen, zijn 4 deelen uitgekomen: gr.'8vo., 21.8 x 13.3; 32 rr., 39 1.1.; prijs / 4.80. 205 BINKEN- EU BÜITENLAMDSCHE GENEESKUNDE IM EAHIN GEHEELEN OMVANG, Dn. t. van DEEN. t. zwolle. bij W. E. I. TJEENK WILLINK. 1846. 21.8 x 13-3- Het Voorbericht herinnert sterk aan dat van vele voorgangers, waarin het verschijnen van het Tijdschrift gemotiveerd wordt door de uitbreiding van alle takken van wetenschap, zoodat de geneeskundigen niet meer in staat zijn om kennis te nemen Van alles wat in andere tijdschriften verschijnt, en het dus noodig is de voornaamste nieuwe onderzoekingen in één tijdschrift bijeen te brengen. In de eerste plaats zullen dus in v. deen's Nieuw Archief uittreksels gegeven worden uit de voornaamste binnen- en buitenlandsche tijdschriften voor Geneeskunde en beschouwingen over interessante werken, zoodat men zonder opoffering van veel geld en tijd op de hoogte kan blijven van de vorderingen der geneeskunde. Van uitvoerige mededeelingen zal alleen het essentiêele worden vermeld, met annotaties der redactie. In de tweede plaats dringt van deen ér op aan aan hem zooveel mogelijk oorspronkelijke bijdragen te zenden. De indeeling van het tijdschrift is de volgende: i°. Pathologie, Therapie en Kliniek; 2°. Chirurgie, Ophthalmologie, Otiatrie enz.; 3°. Verloskunde, Vrouwenziekten en Kinderziekten; 40. Hulpwetenschappen: Anatomie, Physiologie, Org. chemie en Pharmacie; 50. Staatsgeneeskunde; 6°. Boekbeschouwingen en ten slotte Mengelingen, Personalia en Boekaankondigingen. Een indeeling, die hij wel eenigszins gedwongen noemt, maar die ook slechts dient om gemakkelijk den weg in het tijdschrift te vinden. Verder wordt een inhouds-opgave en een alphabetisch Zaak- en Naam-register gegeven I-—VIII. 1846. De eerste jaargang, 604 bl., S. 1,1* -38' ; met platen, bevat, behalve van deen's interessante physiologische proeven, genomen op de medulla oblongata van Rana tempor aria, ook zijne pathologisch-anatomische bijdragen; verder hoofdzakelijk referaten en belangrijke boekbeschouwingen, zoo o.a. een zeer waardeerende beoordeeling door j. moleschott van een van donders' eerstelingen; over de stofwisseling van het epitellurische leven, zich onderscheidende door het geven van „weinig daadzaken, maar veel gedachten". Van belang voor de geschiedenis van de herziening der Geneeskundige Staatsregeling zijn de verslagen van de zittingen van de Staats-Commissie voor de herziening van 1842, waarbij, zooals men weet, heye, hendriksz. en van deen een geheel afzonderlijk, bijna revolutionnair standpunt hadden ingenomen, in afwijking van dat van de meerderheid dier Staats-Commissie. Deze verslagen zijn in verschillende vervolg-stukken gegeven ondej den titel: Critische geschiedenis der Handelingen van de Staats-Commissie van 1841—1842 ter herziening der geneeskundige wetten. Dat de toevloed van oorspronkelijke stukken niet zeer groot was, mag men opmaken uit het eenigszins zonderlinge verzoek in den 2en jaargang, waarin de redactie aan de geneeskundigen, die een merkwaardig geval in hunne praktijk hadden waargenomen, verzoekt die, in welken vorm dan ook, aan de redactie mede te deelen, die dan zou overleggen op welke wijze daarvan in het belang der lezers van het Nieuwe Archief gebruik gemaakt zou kunnen worden. Aan het eind van elk der 5 afleveringen binnen- en buiten- 206 landsche boekaankondigingen (uitsluitend opgave van titels). Daarenboven Personalia. 1847. De tweede jaargang, 586 bl., verscheen eveneens in 5 afleveringen, met platen, inhouds-opgave III—VIII; zaak-register IX—XIV; naam-register XV—XVI. Behalve path.-anatomische bijdragen van van deen en talrijke referaten en boekbeschouwingen vindt men in dezen jaargang het vervolg van de Critische geschiedenis der Staats-Commissie (1841—1842) en ook de Handelingen van de Prov. Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt van Overijssel in 1846 en de opgave, in elk der 5 afleveringen, van de nieuwe Nederlandsche en buitenlandsche tijdschriften en boekwerken. 1848—1849. De derde jaargang, 464 bl., inhouds-opgave III—VI, zaak-register VII—XII, naam-register XIII—XIV, is in 1848 begonnen, maar eerst in 1849 geëindigd. De oorzaak der vertraging wordt niet medegedeeld; zij ontstond wellicht door gebrek aan voldoende medewerking, immers het aantal mededeelingen is in dezen jaargang sterk verminderd, dat der boekbeschouwingen tot 2 gereduceerd en dat der berichten tot slechts 3; de boekaankondiging is geheel achterwege gebleven. In dezen jaargang vindt men eenige klinische mededeelingen van van deen, de Verslagen van de Prov. Gen. Comm. van Overijssel in 1847; een artikel over de te nemen maatregelen tegen de naderende cholera en statistische mededeelingen over de geneeskunst-oefenaren in de verschillende gemeenten van Overijssel met hunne salarissen en die der vroedvrouwen. 1850—1851. In den vierden, uit 3 afleveringen bestaanden jaargang, 256 bl., (incompleet !) komen nog eenige klinische mededeelingen van van deen voor. Verder referaten uit buitenlandsche mededeelingen; een artikel over Staatsgeneeskunde, behelzende de questie der geheimhouding bij de examina, welke de Prov. Comm. afnamen, met een circulaire van thorbecke daarover, gedateerd Februari 1850. Deze jaargang loopt tot 1851 door, hetgeen blijkt uit een in de derde aflevering voorkomende opgave van het aantal geneeskunstoefenaren in de provincie Overijssel, op 1 Januari 1851. Het is wel merkwaardig, dat, terwijl over geneeskundige aangelegenheden in deze jaargangen belangrijke historische bijdragen te vinden zijn, over de oprichting der Ned. Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst met geen enkel woord gesproken wordt. De dalende belangstelling in dit tijdschrift uitte zich in het steeds geringere aantal mededeelingen, in de vertraging, die deze laatste jaargang onderging en in het wegblijven van een belangrijke rubriek Boekaankondigingen. Dat de uitgave gestaakt werd, kan ons dus niet erg verwonderen, maar men vindt daarover .geen mededeeling der redactie. In deze derde aflevering vindt men ook een uitvoerig verslag van de door skoda bij de Academie der Wetenschappen te Weenen ingeleverde verhandeling over semmelweiss' ontdekking van de oorzaak der kraamvrouwen-koorts (1850). 207 2o8* Het exemplaar op de Universiteits-bibliotheek is incompleet en eindigt met bl. 166; het exemplaar van den 4en jaargang, in het Leesmuseum, eindigt met bl. 256, daarna volgen in dat exemplaar een aantal bladzijden, die reeds in den derden jaargang waren afgedrukt: bl. 305 tot en met bl. 464! In de Bibliotheek der Rijks-Universiteit te Utrecht zijn, blijkens een mededeeling van den bibliothecaris, dd. 30 Juli 1926, twee exemplaten van van deen's Nieuw Archief aanwezig, maar in beide exemplaren eindigt deel 4 met bl. 256, evenals in het ex. van het Leesmuseum. Het tijdschrift zal dus na de 3e aflevering van deel 4 niet meer zijn verschenen. De oorzaak van dit staken moet waarschijnlijk gezocht worden in de uitgave, die van deen in 1848 met dr. f. c. donders en dr. jac. moleschott begonnen was, onder den titel van: Hollandische Beitrdge zu den anatomischen und physiohgischen Wissenschaften. Düsseldorf und Utrecht; Bötticher'sche Buchhandlung (Druck der G. REiCHHARD'schen Buchdruckerei in Heidelberg; later bij breitkopf und hartel, Leipzig). Dit Tijdschrift, dat in drie afleveringen per jaargang verscheen, s. 1.1.' .... enz. -27, 8vo., 21.8 x 13, bevat geen geneeskundige opstellen. Behalve een enkel pathologisch-anatomische over perichondritis laryngea, bevat het uitsluitend anatomische, physiologische en physiologisch-chemische opstellen van donders, moleschott, g. j. mulder, van deen, jansen en anderen. Van donders vooral op het gebied van de physiologie van het oog. Wat alléén voor „Holland" van belang is, „soll hier natürlich gar keinen Platz rauben". Wij vermelden dit tijdschrift uitsluitend, omdat de verschijning er van wellicht een verklaring kan geven van het plotseling ophouden van van deen's Nieuw Archief. Het ophouden midden m een jaargang, zonder eenige motiveering, is toch eenigszins zonderling. 1848. In het jaar 1848 werd door van deen daarenboven nog uitgegeven, eveneens bij tjeenk willink te Zwolle, een: Supplement tot het Nieuwe Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang. No. z, Inhoudende jaarlijksch verslag van de Vorderingen der Geneeskundige Wetenschappen in alle landen, 76 bladzijden. Inhoud: Acute, Chronische, Syphilitische ziekten en Chirurgie, naar een verslag van eisenmann. (Referent dr. m. h. hertzveld). Pharmacologie en Toxicologie, (Referent dr. m. dassen). Dit Supplement is in afzonderlijken blauwen omslag in den 4en jaargang ingebonden. In een bericht op de binnenzijde van dezen omslag zegt de redactie, dat het in het plan had gelegen de uftgave van dit Jaarlijksch Verslag vroeger te doen verschijnen, maar verscheidene referenten hadden hunne bijdragen „niet op tijd" gezonden, zooals zij beloofd hadden. Een langere vertraging van de uitgave zou de waarde er van hebben verminderd en daarom gaf van deen al vast uit, wat hij had ontvangen, in de hoop, dat daardoor de ijver van anderen zou worden aangewakkerd; een hoop, die ijdel bleek te zijn, want er is nooit meer een vervolg verschenen. Het Supplement is in twee kolommen gedrukt, 50 rr., 31 1.1. Het is eigenlijk een soort Jahresbericht. 1843. Tijdschrift voor de Staats-Geneeskunde. door dr. a. moll, 1843 Amhem. G. van Eldik Thieme. 2 x 12.5. 209 210 8vo.-uitgave, 22 x 12.5, 545 bl., S. ï, 1' 2, 2' — 36' ; 36 rr., 41 11. Inhoud-opgave, 3 bl. druks. Geen voorbericht, geen nabericht. Geen ander titelblad. Onder Staats-Geneeskunde wordt door Moll verstaan: de geneeskunde, beoefend speciaal met betrekking tot den Staat: Geneeskundige Policie, Geregtelijke Geneeskunde voor juristen en medici. Men vindt in dit deel, dat uit 6 Stukken bestaat, 29 artikelen over verschillende, meestal geregtelijk geneeskundige onderwerpen uit buitenlandsche tijdschriften overgenomen en met uitvoerige aanteekeningen voorzien óf door moll zeiven 1) óf door dr. wehlberg, die met moll de uitgave verzorgde. Slechts zeer weinig oorspronkelijke stukken, alle stukken lang uitgesponnen. Ook een enkel literatuur-overzicht van binnen- en buitenlandsche op dit gebied verschenen werken. Wie er mededeelingen over de Geneeskundige Staatsregeling in zoekt, komt bedrogen uit. De dood van moll was oorzaak, dat de uitgave gestaakt werd. Heye geeft van dit tijdschrift een beoordeeling in Deel III van zijn Archief (1843). Hij vindt het een gelukkige gedachte van moll om in dezen tijd, nu de gerechtelijke geneeskunde zich allengs als speciaal vak begint te ontwikkelen zulk een journaal uit te geven, maar meent, dat moll een andere richting had moeten kiezen en niet bijna uitsluitend vertaalde stukken had moeten geven en eenige wetenswaardige bijzonderheden uit den vreemde, omdat dit ons voor onze toestanden geen stap verder brengt. Heye had gaarne eenige heldere denkbeelden gewenscht omtrent de wederkeerige verhouding van Wetenschap en Staat, het innige verband, dat beide aaneenhecht en den wederkeerige n invlced, dien zij op elkander uitoefenen. 1844. Journal médical de la Neerlande, publié par une Société de Médecins. Van dit Nederlandsch Tijdschrift, dat in de Fransche taal werd uitgegeven, verscheen slechts één deel, gr. 8vo. 23 x 14.5, 768 bl., S. 1 2 enz. -48 In het ingenaaide deel der U. B. is het oorspronkelijke gecle omslag, waarin de afleveringen verschenen zijn, en waarop de titel is gedrukt, nog behouden. Op de binnen-pagina van dat omslag komt een „Avis" voor behelzende, dat het tijdschrift van af 1 Januari 1844 elke maand zou verschijnen, in afleveringen van 4 vel druks; platen zouden gegeven worden „lorsqu'elles sont jugées nécessaires", wat niet het geval geweest is. Men kon zich abonneeren bij den uitgever p. h. noordendorp te 's-Gravenhage en bij alle Nederlandsche en buitenlandsche boekhandelaren. Alle bijdragen franco aan den uitgever te zenden; deze behoefden niet in het Fransch gezonden te worden, daar de uitgever voor de vertaling kon zorgen; niemand behoeft dus door de taal afgeschrikt te worden van het zenden van bijdragen. De niet opgenomen bijdragen werden desverkiezende terug gezonden. 1) Moll had in 1825 een boek over Geregtelijke Geneeskunde uitgegeven in 3 deelen, te Arnhem verschenen. 231 23 X I4-5- 212 ' De kennelijk uit Nederlanders bestaande redactie wordt voorloopig niet genoemd. Zij wil hare anonymiteit handhaven, totdat het blijkt, dat haar werk de sympathie en goedkeuring der lezers heeft. Zij heeft dit tot het einde toe gedaan, maar het is toch bekend, dat dr. j. c. g. evers, die later de redactie van boerhaave zou op 'zich nemen, één der redacteuren was. Dat er vele moeilijkheden verbonden zouden zijn aan deze uitgave ontveinsde de redactie zich niet, maar dit schrikte haar niet af. Het doel is om nuttig te zijn voor de geneeskundige wetenschap in het algemeen en de Nederlandsche geneeskunde bekend te maken in den vreemde, waar daarover nog slechts vage en incomplete begrippen heerschen. Tot eigen voldoening, tot roem van het vaderland en voor het welzijn der menschheid wenscht de redactie, dat de Nederlandsche geneeskundigen kunnen gelezen worden door alle kunstbroeders in den vreemde, die daardoor van onze onderzoekingen kunnen profiteeren. Aan den anderen kant zullen onze kunstbroeders, door de uitvoerige referaten uit buitenlandsche tijdschriften weder kennis kunnen nemen van hetgeen in het buitenland gedaan en gedacht wordt. De „libraire éditeur" rekent op de liefde van alle landgenooten voor den vooruitgang, op hun ttbfde voor onderzoek en het uitbreiden hunner kennis en vooral op de medewerking der Nederlandsche geneeskundigen. De redactie heeft het voornemen om berichten te geven over werken van Nederlanders en van vreemdelingen, met hare opmerkingen, die.zacht zullen zijn, zonder onnoodige loftuitingen. Multum non multa is hare leuze. Voor anticritiek zal zij steeds gelegenheid geven. Naast die zuiver wetenschappelijke zaken zullen ook de gebreken in de Nederlandsche geneeskundige Staatsregeling besproken worden en de pogingen, die in ons land aangewend worden om deze te verbeteren. Daar zij wenscht, dat men in het buitenland een zooveel mogelijk volledigen indruk krijgt van alles, wat in ons land op geneeskundig gebied gedaan wordt, zullen alle mededeelingen, die eenigszins der moeite waard zijn, worden opgenomen; geen denkbeeld, geen systeem zal worden buitengesloten. „Concordia res farvae crescunt". De groote druk van dit tijdschrift heeft per bladzijde 40 rr., en 49 11., de kleine druk, waarin nu en dan boekbesprekingen plaats hebben, 48 rr., 54 11. Men vindt nu in dit tijdschrift naast betrekkelijk weinige wetenschappelijke bijdragen (meestal van Off. v. Gez. afkomstig) artikelen over het geneeskundig onderwijs in ons land in verschillende vervolgstukken; dan uitvoerige referaten uit de toen ter tijde verschijnende Nederlandsche en uit buitenlandsche geneeskundige tijdschriften, en besprekingen van Nederlandsche geneeskundige boekwerken. Op het eind van elke aflevering vindt men Mélanges, d. z. korte mededeelingen uit vreemde tijdschriften en Personalia. Een Register ontbreekt. 213 Dr. A. barning, Med. Doctor en pl. heelmeester m Tilburg geeft een enthousiast artikel over junod's Hémospasie, eene methode om geheele ledematen aan verdunde lucht bloot te stellen, door middel van een soort zuig-apparaat (Nov. 184de zoogenaamde „junod'sche Schröpfstiefel", die nooit veel ingang gevonden hebben. Later werden, zooals men weet, met geheel andere bedoelingen en met veel verbeterde techniek, zuig-apparaten in het gebruik gebracht door bier en kiapp. Ook daarin konden geheele ledematen worden opgenomen, maar de bedoeling was kiemdoodend, secreetopzuigend of stand-verbetering bij contracturen. Het tijdschrift is op mooi papier en in keurigen druk verschenen, maar het schijnt, dat de uitgave bij één deel gebleven is. Dit is wel jammer, want bij het doorbladeren krijgt men den indruk, dat de redactie door zeer bevoegde hand en met kennis van zaken gevoerd werd. 1844. Eveneens in dit jaar verscheen onder redactie van dr. c. gobée, Off. v. Gez. der ie klasse te Leiden: Kliniek, Tijdschrift voor Wetenschappelijke Geneeskunde. Dr. c. gobée, in 1854 redacteur van het Repertorium met f. c. hekmeyer; in 1855 redacteur van het Praktisch Tijdschrift (vroeger moll en van eldik), Nieuwe Serie met dr. j. e. c. van campen. 1844—1849. Van dit tijdschrift verschenen 4 deelen. Het ging van een eenigszins andere opvatting uit dan het Journal médical de la Neerlande, dat hoofdzakelijk een refereerend tijdschrift was, dat zijn kolommen voor alle meeningen open zette en als het ware een verzamelplaats was van allerhande mededeelingen en waarnemingen. Kliniek daarentegen stond op het standpunt, dat moest getracht worden de verschijnselen der ziekten, volgens de heerschende positief physiologische en natuurkundige begrippen te verklaren, en ze te analyseeren in veband met de anamnestische gegevens en de orgaan-afwijkingen. In zijn Voorrede, V—XII, gedateerd Juny 1844, zet gobee dit uiteen. Een geneeskundig tijdschrift moet den geest des tijds weergeven en den stand der wetenschap in dien tijd, niet dien van eeuwen geleden. Het moet een bepaald beginsel vertegenwoordigen, zooals de theologische, philosophische en juridische tijdschriften dit doen. Het heeft geen nut om tal van ziektegeschiedenissen zonder critische bespreking te geven, want er zijn geen twee zieken, die aan elkander gelijk zijn; aan subjectieve opvattingen en onbewezen hypothesen heeft men niets. Het is veel nuttiger om, wanneer men het verband tusschen de ziekte en de physiologie niet vinden kan, dit eerlijk te bekennen en daarop attent te blijven. Gobée zegt, dat de strekking van zijn tijdschrift zal zijn „een „organische ontwikkeling van eiken ziekte-vorm uit deszelfs verschijnselen, van deze op te klimmen tot derzelver organischen „grond en bodem, berustende op de van den physiologischen „toestand afwijkende veranderingen der organen en weefsels of ,,opde scheikundige veranderingen van het bloed zelve, verwekt ,,dooT een gestoorde verhouding van het orgaan tot het organisme, 214 KLINIEK. TIJDSCHRIFT WETENSCIMPPELIJKE GENEESKUNDE, L>. C. GOBÉE, OFFICIES TU «BOUDHEID DER EEBSIE KLASSE , EERSTE DEEL. \Met twee platen'. UTRECHT, j. O. VAN TERVEKN ($' ZOON. 1844. 21.5 x 13-5- ,,van het organisme tot het orgaan, of van het orgaan en het „organisme tot de buitenwereld". De tijd van schönlein, toen de ziekten als zelfstandige wezens werden beschouwd, is volgens GOBÉE voorbij. 215 Men weet nu, dat het afwijkende physiologische tóestanden zijn, zoodat de ziekteverschijnselen moeten verklaard worden uit de kennis der physiologie der organen. De verschijnselen uiten zich niet alleen door de afwijkende functie, maar ook door de qualitatieve en quantitatieve veranderingen van de se- en excreta. Het punt van uitgang bij de verklaring moet dus de physiologie zijn. Door observatie in de hospitalen, door herhaald onderzoek van bloed, etter, slijm enz. „een niet gemakkelijk en niet elegant onderzoek", moet men de verschijnselen van het ziekte-proces trachten te begrijpen. De en- en epidemieën moeten in verband met lange en getrouwe metereologische waarnemingen bestudeerd worden; lijk-openingen zijn in verband met de waargenomen verschijnselen dringend noodig; ondervindt men bij zijn onderzoek dan nog decepties, die niet kunnen uitblijven, dan zullen deze nuttig zijn, om de „opgeblazenheid bij den onderzoeker te voorkomen. Maar wanneer men slaagt om op die wijze den orga„nischen samenhang van het een of ander ziekte-proces te leeren „kennen, dan zal de voldoening ook des te grooter zijn: het streven „naar de waarheid geeft reeds voldoening". Het plan van gobée is dus om zich meer op de analysen der ziekte toe te leggen, dan op het geven van een groote hoeveelheid ziekte-geschiedenissen; hij zal daarenboven trachten de therapie zooveel mogelijk in verband te brengen met de vaststaande feiten. Behalve dit zal het tijdschrift beschouwingen geven over grootere of kleinere binnen- en buitenlandsche werken, die van belang schijnen, en zal het ook artikelen uit andere tijdschriften refereeren. De tijd zal moeten leeren of hij bij zijne kunstgenooten medewerking zal ondervinden. In Boerhaave van 1845 wordt op het werk, dat gobée met zooveel moed begon, eenigszins een koude douche geworpen. Het wordt daarin onjuist genoemd om uit onvolkomen feiten reeds hypothesen omtrent den aard der ziekten te willen maken. Wil men uit de kliniek iets daaromtrent opmaken, dan moet men de feiten volkomen kennen, dit kan één persoon niet doen; daarvoor zijn helpers noodig met een laboratorium, ruim voorzien van de noodige „gereedschappen", en daarvoor moet mén een uitgebreide kennis der chemie bezitten en goede microscopen. Van dat alles bezit gobée maar een klein.gedeelte. Aan de hand van de bijdrage van gobée in het eerste nummer der Kliniek tracht de recensent de juistheid dezer opmerkingen te bewijzen. 1844—1845. De eerste jaargang is in de jaren 1844—1845 in 6 afleveringen verschenen, elk van een afzonderlijken inhoud voorzien; 472 bl., gr. 8vo.:2i.5 x 13.5, S. i,i* -32; 31 rr., 45 1.1.. De prijs is ƒ 4; maar men vindt in dit deel een bericht van den uitgever aan de geabonneerden, om te zeggen, dat de tweede jaargang Uitgebreider zal zijn en dat dan per vel boven de 26 vel druks, 15 centen zullen moeten betaald worden, met dien verstande evenwel, dat de prijs nooit hooger zal zijn dan / 7 per jaargang. Het leeuwenaandeel van de bijdragen in dezen jaargang is wel van gobée afkomstig, die ook herhaaldelijk aanteekeningen geeft bij de bijdragen van anderen. Men vindt hier historiae morbi met uitvoerige scheikundige en microscopische onderzoekingen en ook sectie-verslagen. Verder belangrijke discussies over de koepok-inenting tusschen de doctoren naegeli en sas. 2l6 Van gobée een verdediging van de toen nog niet verlaten opvatting, dat favus scabies, pityriasis enz. niet door parasieten of schimmels ontstaan, maar dat de gevondene, „voortbrengselen" dier ziekten zijn en niet „ziekte-oorzaken". Van henle, die o.a. in zijn Zeitsckrift für die rationnelle Medicin, T844, een vast contagium als de besmettende stof bij de mi asm. contag. ziekten aanneemt en meesterlijk verdedigt, zegt hij vergoelijkend: „onze achting voor een man ais henle is „te onbegrensd, dan dat wij hem zijne parasieten-theorie hoog willen aanrekenen"! Henle zal wel even vergevensgezind tegenover gobée gèweest zijn. 1845— 1846. De tweede jaargang, 595 bl., met platen en hout" snee-figuren kwam bij denzelfden uitgever uit. Hierin o.a. een uitvoerige beschrijving van de hand van gobée van het ziektekarakter in Leiden in het jaar 1845, waarin het „catarrhaal-rheumatische" karakter de overhand had met veel „neiging tot het typheuse". Aan de metereologische gegevens hecht hij daarbij groote waarde, wanneer zij in verband kunnen gebracht worden met de ziekten, anders zijn het „niet meer dan op zich zelve staande rariteiten". Eigenaardig was het daarbij, volgens gobée, dat andere infectieziekten gedurende dat zeer koude jaar in Leiden nagenoeg niet voorkwamen en daarom betreurt hij het, dat hem geen gegevens uit andere steden ter beschikking stonden, om te zien of daar hetzelfde was opgemerkt. In dezen zelfden jaargang komt ook een discussie voor over de beteekenis van schröder van der kolk's vondst van elastische vezelen in het sputum van lijders aan long-tuberculose. Onder de boekbeschouwingen een bespreking door gobée van ali cohen's werk over diabetes mellitus. Hij betreurt het, dat dit uitstekende werk voorloopig broksgewijze is uitgekomen, omdat nu de Nederlandsche lezers het later verschijnende geheel, niet meer zullen lezen. Daarom geeft hij ali cohen den raad de Monographie, die daarvan verschijnen zal, maar liever in het Duitsch of in het Fransch uit te geven. 1846— 1847. In den derden jaargang, 640 bl., ook weder platen, geeft gobée opnieuw een bewerking van het ziekte-karakter in Leiden, nu in 1846. Van dr. g. ph. r. groshans een lang verslag over de Clinische School te Rotterdam over 1845/46. Van gobée ook weder klinische mededeelingen, met de daarbij behoorende onderzoekingen van se- en excreta. De vaccinatie wordt ook weder hier besproken, o.a. over de vraag of vaccinatie tijdens een pokken-epidemie de vatbaarheid voor pokken kan opwekken, een vraag die gobée geneigd schijnt bevestigend te beantwoorden. 1847— 1849. In den 4en jaargang, 623 bl., geeft gobée een uitvoerige beschouwing over de vraag of met die zoogenaamde physiologische richting in de geneeskunde, welke hij in zijn tijdschrift heeft voorgestaan, iets bereikt is of niet. De voordeelen zijn middellijk en onmiddellijk. Zij hebben bijgedragen tot het herkennen der ziekten, maar dit is natuurlijk niet voldoende; naast het herkennen moet men ook het genezen der ziekten trachten te bewerken; dit is het doel der geneesmiddelleer, beide te samen vormen ten slotte het ideaal van den praktischen geneesheer. De invloed van de physiologie op de praktische geneeskunde is belangrijk, al moet ook telkens een verklaring voor eene andere plaats maken, wegens den vooruitgang in de physiologie zelve. In zijn interessant artikel, dat men in het oorspronkelijke lezen moet, gaat gobée voor allerlei ziekte-families na, in hoever men een betere kennis van het wezen dier ziekten heeft gekregen, welke 217 opvattingen men nu heeft over de veranderingen in het-bloed, die men daarbij aantreft. Op het gebied der koortsen en vooral op dat der febris typhoïdea heeft men geheel andere opvattingen gekregen, die heilzaam waren in de gevolgen. Dit alles leent zich natuurlijk niet voor een referaat. Gobée's tijdschrift heeft de verdienste mede tot de eerste te behoor en, die de beteekenis der physiologie op de geneeskundige opvattingen hebben overgebracht; dat hij het evenwel niet heeft kunnen staande houden tegenover het door donders en zijn medewerkers geredigeerde Ned. Lancet, kan ons niet verwonderen. De uitgaye van zijn Kliniek werd in 1849 gestaakt met het laconieke berichtje aan het eind van de zesde aflevering van den 4en jaargang: „Met de uitgave van dit Stuk is het 4e Deel van „dit Tijdschrift compleet en wordt hetzelve niet voortgezet". Deze vierde jaargang is ook niet zoo vlot tot stand gekomen als de vorige: hij loopt niet over één, maar over twee jaren, iets, wat, zooals wij reeds vroeger bij tijdschriften zagen, meestal de voorbode is van een naderend einde. Gobée heeft kennelijk het goede gewild; maar men krijgt bij het lezen zijner talrijke bijdragen toch den indruk, dat hij de taak, die hij op zich genomen had, niet beheerschte en de opmerking, die Boerhaave reeds dadelijk bij den eersten jaargang maakte, moet ik als juist erkennen. Toch was zijn tijdschrift eene poging in de goede richting. In hetzelfde jaar, waarin het zooeven vermelde tijdschrift werd opgericht, werd, blijkens een in van deen's Nieuw Archief voorkomende circulaire, het 1844—1847. Ceneeskundig tijdschrift voor Ned. Indië uitgegeven, onder den titel van: Natuur- en Geneeskundig Archief voor Neêrland's- Indië. In die circulaire deelt de heer p. j. godefroy, Chef over de Geneeskundige Dienst in Neêrlands Indië, mede, dat het tijdschrift in 4 drie-maandelijksche afleveringen zal verschijnen, elk van minstens 10 vellen druks en dat het verkrijgbaar zal zijn bij w. e. j. tjeenk willink te Zwolle, a / 6.25. Het zal bijdragen geven over den geheelen omvang der Geneeskundige en Natuurhistorische Wetenschappen: 1°. over de kenhis der keerkringsziekten, de ziekten, zooals zij zich in de keerkringen voordoen; over de geneeskundig-topographische kennis van N. I.; over de Geneeskundige statistiek van N. I.; over de kennis der Geneeskunde bij de verschillende volken van den N. I.-Archipel; over de kennis der Inl. Geneeskundige Gewassen; over de geologie, metereologie enz.; over de kennis der Anthropologie der Volken van den Malaya-Indischen Archipel. Bovendien zal het tijdschrift Personalia geven. Het tijdschrift werd gedrukt te Batavia ter drukkerij van het Bataviaasch Genootschap. Wij geven hier een reproductie van den binnen-titel. De buitentitels der verschillende complete jaargangen zijn alle verschillend: 1844 en 1845 hebben het jaartal aan den top van het blad; geven 2l8 KATUUR- BW GENEESKUNDIG rooit redactie: P. J. G ODEFROY , j P. A. FBÖMM, M. J. E. MULLER, | F. BLEEK ER. eerste jaargang. 1844. M fiat AUtAv TEfl SRI JLKEIKJ TAM HET Ï1ATAVIAASCH GENOOTSCHAP. 1844. Binnen-titel 22 x 13. niet de namen der redactie-leden en hebben als vignet een mandje met bloemen. De titels dezer beide eerste jaargangen zijn met dezelfde letter gedrukt en hebben dezelfde rand-versiering. 2ig Wij kunnen niet van al deze verschillende buiten-omslagen een afdruk geven, maar vermelden slechts, dat de buiten-titels der complete jaargangen 1846 en 1847 het jaartal onderaan Jiebben, bij den drukker. Die van den derden jaargang geeft niet de namen der redactie-leden en heeft als vignet een vogel met een takje in den bek en een andere randversiering dan de vorige jaargangen; die van den vierden jaargang (1847) heeft als vignet een globe met eenige attributen en bevat wel de namen der redactie-leden, nu zes in getal, en heeft een veel eenvoudiger randversiering. Alle jaargangen zijn gedrukt bij de drukkerij van het Bataviaasch Genootschap, maar de letters van den buiten-titel van den derden jaargang zijn andere dan die der beide vorige jaargangen, die van den vierden jaargang zijn weer andere. De binnen-titels van den 2en en den 3en jaargang geven niet de leden der redactie op. De eerste jaargang verscheen in 1844, gr. 8vo. 22 x 13, 638 bl., S. 1 .... -41 ....; 34 rr., 45 1.1. Geen voorwoord van de redactie. De Naamlijst der Inteekenaren, die vooraan is afgedrukt, bevat 190 namen voor 196 exemplaren. Men vindt in dit tijdschrift naast uitvoerige geneeskundig-topögraphische schetsen over Batavia, Amboina enz., tal van andere belangrijke mededeelingen over de in de circulaire genoemde onderwerpen, maar wel voor het meerendeel op het gebied der natuurlijke historie. In een uitvoerige aankondiging van dit tijdschrift zegt groshans (gobée's Kliniek), dat het voor de nog weinig beoefende vergelijkende geneeskunde en voor de geographische beschouwing der ziekte in de tropen een rijken voorraad zal kunnen opleveren. Taal en spelling worden door hem evenwel gecritiseerd als onzuiver en overladen met germanismen. „Treurig is het", zoo zegt groshans, „wanneer men ziet hoe „tegenwoordig ons goed Nederlandsch wordt geschreven en welke „zonderlinge woorden en uitdrukkingen, uit het Hoogduitsch ontbeend, men ons voordient en opdringt. Waarlijk het is meer dan „tijd geworden, om bij iedere gelegenheid, die zich aanbiedt, hiertegen te waken en te waarschuwen". Vermoedelijk is deze opmerking, die stellig aan de redactie van ons Ned. Tijdschr. v. Geneesk. als uit het hart gegrepen is, een gevolg van het feit, dat vele bijdragen door nief-Nederlanders, meestal buitenlandsche Off. v. Gez. in Ned. Indië werkzaam, in „de Nederlandsche taal" gegeven worden. Uitvoerige literatuur-overzichten over de „natuurlijke geschiedenis" van Neerland's Indië vindt men in dezen jaargang. Deze jaargang bestaat uit 4 afleveringen van 141 tot 177 bl. 1845. De tweede jaargang heeft 710 bl. in 4 afleveringen van 159 tot 216 bl. Hierin ook overwegend veel bijdragen over natuurlijke historie. De vele uitvoerige beschrijvingen van planten-familiën maken de lezing voor den geneeskundige minder aantrekkelijk. Uitvoerige literatuur-opgave op natuurhistorisch gebied en topographischgeneeskundige mededeelingen. Geen voorwoord. 1846. De derde jaargang heeft 616 bl. in 4 afleveringen van 135 tot 173 bl.; evenals inde beide vorige komt in deze afleveringen 220 een inhouds-opgave voor. De inhoud is als die van de beide vorige afleveringen. 1847. De vierde jaargang heeft slechts 2 afleveringen en is 255 bl. groot. Hij bevat naar verhouding meer geneeskundige bijdragen dan de vorige afleveringen. De redactie is, zonder dat daarvoor in een voorwoord de reden wordt opgegeven veranderd. De heer godebroy komt daar niet meer in voor; zij bestaat nu uit de heeren w. bosch, p. a. fromm, p. bleeker, m. j. e. muller, s. l. heymann en j. munnich. De eerste aflevering van dezen jaargang is 159 bl. groot, de tweede slechts 96 bl.; een register komt in dit laatste deel niet voor. Elke aflevering in elk deel eindigt met een rubriek Personalia. In de laatste aflevering van den vierden jaargang bericht de redactie aan de inteekenaren; dat zij voor de ondervonden medewerking dankbaar is, maar dat zij zich, door omstandigheden noch van haren goeden wil, noch van dien der medearbeiders afhankehjk, met leedwezen genoodzaakt ziet, vooreerst de voortzetting van haar werk te staken. Zij hoopt echter „dat een gunstiger „tijdstip moge aanbreken, waarop een nieuw samengestelde redactie' „de afgebroken taak met ijver en met volharding weder kan oplatten en dat deze alsdan de tegenwoordige inteekenaren genegen „zal vinden, om een nieuwe serie ook met goede ontvangst te „vereeren". 1844. Nederlandsch Tijdschrift voor Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der kleine Kinderen, door h. j. broers, Med. et Art. Obst. Doctor te Utrecht. Van dit tijdschrift is één jaargang verschenen in twee „Stukken": het eerste Stuk in 1844 bij van dorp en heringa te Utrecht, het tweede in 1845 bij h. m. van dorp; beide gedrukt bij k. j. gieben. Deze eerste jaargang schijnt weinig bekend te zijn; hij werd gevolgd door Het Tijdschrift voor Nederlandsche Gynaecologie en Paediatriek door h. j. broers enz., waarvan het eerste Stuk in 1847 bij j. g. van terveen & Zoon te Utrecht werd uitgegeven, evenals het „tweede en derde Stuk" en het vierde in 1848. Dit laatste tijdschrift, dat meer algemeene bekendheid heeft, kwam mij het eerst in handen. Het bestaan van het eerste was mij toen nog onbekend. Het stelde mij voor een niet gemakkelijk op te lossen puzzle, toen ik in de eerste aflevering een Vóórbericht las van dr. h. j. broers, gedateerd Utrecht, January 1847, waarin de redenen werden uiteengezet, die hem tot het uitgeven van dit tijdschrift geleid hadden en in dezelfde aflevering aan het eind een nabericht, geteekend dr. broers, eveneens gedateerd Utrecht, January 1847, waarin deze zijn verontschuldigingen aanbood, dat hij in zoo langen tijd niets van zich had doen hooren, met de redenen, die dit veroorzaakt hadden! „Na zulk een lang zwijgen „ben ik rekenschap verschuldigd aan mijn lezers, waarom dit ge„beurd is", zoo leest men daar en dr. broers deelt dan mede, dat de firma van dorp en heringa, later van dorp alleen, zich heeft opgelost in den boekhandel van den heer van bakkenes NEDERLANDSCH TIJDSCHRIFT VERLOSKUNDE, ÜKTEN DER VROUW! KLEINE KINDEREN. H. J. BROERS, XHfE». rt irt. obst. Ductor te Utrfcljt. (Onder medewerking van verschillende Kunstgenooten). (Eerste Jaargang. Eerste Stukje. UTRECHT, VAN DORP HERINGA. 1844. VERLOSKUNDE, ZIEKTEN DER VROUWEN, 21.5 x 13. te Amsterdam, zonder dat de heer van dorp orde gesteld had op de zaken van dr. broers. Deze laatste ontving, op een schrijven daarover, zulk een antwoord, dat hij van verdere pogingen,om 221 222 die zaak te regelen afzag. Hij had den indruk, dat dè heer van bakkenes zich als eigenaar van zijn tijdschrift beschouwde en wilde niet met iemand werken, dien hij niet kende en die zich een bestaand tijdschrift met vele inteekenaren had toegeëigend. Broers besloot dus een nieuw tijdschrift uit te geven met oen anderen titel; hij meende, dat de heer van bakkenes wel het vorige zou blijven uitgeven, indien hij een goeden medischen medewerker zou kunnen vinden. Het was dus duidelijk, dat er een ander tijdschrift aan dat van 1847 was voorafgegaan; maar welk was dit? Ik kon niet dadelijk den titel daarvan vinden, en, zooals het wel meer gaat, koos ik den omslachtigsten weg om daar achter te komen: ik zocht in schmidt's Jahrbücher van dien tijd naar den naam broers in de hoop diens artikelen gerefereerd te vinden, met de plaats, waar zij gepubliceerd waren. Mijn greep bleek een juiste geweest te zijn, want in den jaargang 1845 dier Jahrbücher vond ik een artikel van broers vermeld, dat ontleend was aan het Nederlandsch Tijdschrift voor Verloskunde van 1844; het was een bijdrage van broers tot de geschiedenis der Verloskunde in Nederland ten opzichte van de kunstmatige vroeggeboorte. Dit was dus het oorspronkelijke tijdschrift van broers, waarvan hij meende, dat het door van bakkenes zou worden voortgezet; hetgeen echter nimmer geschied is. Het „lange zwijgen" in het nabericht van broers slaat dus op den tijd, die verloopen was tusschen het ophouden van het eerste tijdschrift en het verschijnen van het tweede; had broers dit dadelijk in het voorbericht van het tweede tijdschrift gezegd, dan zou dit alles voor iemand, die dit tachtig jaar later leest, veel duidelijker geweest zijn, het nabericht in de eerste aflevering van 1847 kwam nu wat post festum. Het eerste tijdschrift, van 1844, was opgedragen: „Aan mijnen geliefden broeder j. c. broers, Med. Chir. et Art. „obst. Doctor, hoogleeraar in de heel- en verloskunde aan de Hooge,,school te Leiden, lid van verschillende geleerde Genootschappen en „aan mijnen hooggeachten leermeester j. l. c. schröder van der „kolk, Med. et Art. Obst. Doctor, Hoogleeraar in de ontleed-en „natuurkunde van den mensch aan de Hoogeschool te Utrecht, Ridder „der orde van den Nederlandschen Leeuw, Lid van verschillende „geleerde genootschappen, als een blijk van ware hoogachting, door „dr. h. j. broers." In een woord, voor in het eerste nummer, wijst broers er op, dat de twee vakken, die beide aan verschillende academiën onderwezen worden, elkander de hand reiken om de verloskunde volmaakter te maken. De reden van het beginnen van dit tijdschrift ligt niet alleen in de liefde tot het vak, die hem door zijn grijzen leermeester wolterbeek was ingeboezemd, maar ook in den wensch om den roem door zijn voorvaderen in dit vak ingeoogst, weder op te beuren door te verzamelen en te vergaderen wat op vaderlandschen bodem voorvalt en dit ter kennis der naburen te brengen. • Hij hoopt, dat de invloed van beide, mannen, aan wie hij het 223 tijdschrift opdroeg in staat zal zijn hem in zijn moeilijke taak teondersteunen, en dat het hem nooit zal berouwen het kind bij zijn intrede in de wereld, de welwillende hand geboden te hebben. Geschreven te Utrecht, den 30 Mei 1844. Van dit tijdschrift zijn, zooals wij hierboven zagen, twee afleveringen verschenen: de eerste bij de toen pas opgerichte (1844) firma van dorp en heringa, welke echter spoedig ontbonden werd, zoodat de heer van dorp de tweede aflevering alleen uitgaf, maar dit toen ook opgaf 1). 1844. De eerste aflevering, 97 bl., 1844, s, i, 1* 2 enz., 33 rr., 44 1.1., bevat eenige verloskundige en path. anat. mededeelingen en referaten van de verloskundige mededeelingen, welke in de Ned. geneeskundige tijdschriften voorkomen. 1845. De tweede aflevering,, 228 bl., bevat eveneens een aantal verlcskundige mededeelingen, enkele gynaecologische en iets over vaccinatie. 1847. Na een pauze van ongeveer een jaar verscheen in 1847 broers' nieuwe tijdschrift: Tijdschrift voor de Nederlandsche Gynaecologie en Paediatriek. Van dit in 8vo., 21.5 x 13, uitgegeven tijdschrift verschenen 4 afleveringen. In het voorbericht vindt men een geloofs-belijdenis van broers over zijn opvatting van de wijze, waarop de verloskunde moet worden bestudeerd. De verloskunde heeft geheel opgehouden op zich zelve te staan: verloskunde zonder geneeskunde is in den tegenwoordigen tijd niet meer denkbaar, evenmin als geneeskunde zonder gynaecologie meer denkbaar, is. De philosophische systemen, die in de natuurkunde opgesteld werden, zoo lezen wij daar, deden, toen de geneeskunde op natuurkundigen bodem kwam te staan, veel kwaad; zij hielden de ontwikkeling der geneeskunde, die op bestudeering der natuur en op ervaring aangewezen was, tegen, en eerst toen de geneeskunde de stelsels van zich afwierp, kon zij zich voldoende ontwikkelen. Voor de physiologie heeft henle eens gezegd, dat men zich niet moet laten verleiden tot „Schwar,,mereien der philosophischen Physiologen"; dit moet men ook op de verloskunde toepassen. Het tijdschrift zal dus in" dien geest geredigeerd worden en dus aan waarneming en onderzoek gewijd zijn. 1847. Het eerste Stuk, 102 bl., bevat gynaecologische referaten of vertalingen van Fransche mededeelingen en tal van oorspronkelijke bijdragen over verloskunde en over ziekten bij kinderen en mededeelingen uit de geschiedenis der verloskunde bij vreemde volken. Prijs / 1. 1) In het Weekblad voor den Boekhandel 1847 leest men: De ondergeteekenden hebben 30 Januari 1847 met het maandgoed verzonden: Tijdschrift voor de Nederlandsche Gynaecologie en Paediatriek, ie stuk, / 0.80 verk. f 1„ door j. h. broers. Dit verloskundige tijdschrift werd vroeger onder eenen anderen titel door de Firma van dorp en heringa uitgegeven. H.H. Boekhandelaren geheven het daarom aan de koopers van die vroegere stukken ten vervolge te zenden. Utrecht 30 January. J. G. van Terveen en Zoon. 224 TIJDSCHRIFT N EDERLANDSCHE GYNAECOLOGIE EN PAEDIATRIEK, H. J. BROERS, anjïa svisrsjni. rt DTRECHT, bij J. G. VAN TERVEEN 4 ZOON. 1847. 21.8 X 13- 1848. Het „tweede en derde Stuk", te samen verschenen, 154 bl., met het eerste doorloopend gepagineerd, kwam in 1848 bij dezelfde uitgevers uit. Prijs / 1.30. Het bevat hoofdzakelijk oorspronkelijke waaxnémingen uit de verloskundige 225 praktijk; referaten uit buitenlandsche tijdschriften over verloskunde, bijdragen tot de geschjedenis der verloskunde en „Journalistiek" over ziekten der vrouwen en over kinderziekten uit buitenlandsche journalen. Verder een boekaankondiging van broers van het door donkersloot en rombouts uit het Fransch vertaalde Handboek der Verloskunde van chailly, waaronder staat: „vervolg hierna"; maar waarvan het vervolg nimmer verschenen is. Wellicht was dit een gevolg van den open brief, dien de redactie van de Geneeskundige Courant, het blad dat in 1847 door donkersloot en rombouts was opgericht, aan het adres van h. j. broers schreef en waarin de onverdraagzame toon van broers aan animositeit tegen dr. donkersloot geweten wordt. Het vierde Stuk, 1848, 137 bl., bevat verschillende bijdragen over kunstmatige vroeggeboorte en verloskundige waarnemingen. 1849. Den 25en Mei 1849 komt in het Nieuwsblad voor den Boekhandel de volgende aankondiging voor: „Het eerste tijdschrift voor Verloskunde en Ziekten der Vrouwen en der kinderen (moét zijn: en der kleine kinderen, D.) en het Tijdschrift voor Nederlandsche Gynaecologie en Paediatriek is van den eersten ondergeteekende op den tweeden ondergeteekende overgegaan, door wie hetzelve voortaan onder eerstgenoemden titel in 2-maandelijksche afleveringen zal worden voortgezet. j. g. van terveen en Zoon, dannenfelser en doorman". In dit Nederlandsch Tijdschrift voor Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der Kinderen, door h. j. broers, bij dannenfelser en doorman uitgegeven, is de eerste en tweede jaargang samengesteld uit de tot nu toe reeds verschenen „Stukken" der twee vorige tijdschriften; deze Stukken zijn blijkbaar niet herdrukt, maar de nog voorhanden afdrukken zijn onder den nieuwen titel uitgegeven als deel 1 en 2. Prijs / 3. 1849. De derde jaargang, in 1849 bij dannenfelser en doorman uitgegeven, 443 bl., signatuur als vorige jaargangen, 32 rr., 44 1.1.; prijs / 6, staat onder redactie van broers en l. c. van goudoever, Med. et Art. obst. Doctor te Utrecht. Van broers vinden wij daarin de pessimistische bekentenis over de verloskunde: „in de meeste gevallen vinden wij slechts kunst, waar wij meenden dat „wetenschap bestond en de wetenschap der verloskunde is slechts een schaduw „van hetgeen zij zijn moest". De jaargang bevat voornamelijk bijdragen van broers en van van goudoever over speciale onderwerpen der Gynaecologie, Obstetrie en Paediatrie. 1851. De vierde jaargang, 520 bl., werd uitgegeven door j. D. doorman en gedrukt bij p. w. van de weyer te Utrecht. De uitgever deelt daarin mede, dat het aantal inteekenaren, nu de afleveringen geregeld verschijnen, vervierdubbeld is. Men vindt daarin ook een brief van skoda over de ontdekking van semmelweiss over de oorzaak van de kraamvrouwenkoorts, welke op verzoek van de redactie van het Zeitschrift der Gesellschaft für Aertze zu Wien, is opgenomen. Van Goudoever geeft in dienzelfden jaargang een overzicht van de bedenkingen, die in verschillende buitenlandsche tijdschriften tegen de opvatting van semmelweiss zijn ingebracht en meent, dat nog voortgezet onderzoek noodig is, voordat men de juistheid dier opvattingen kan aanvaarden. 226 227 (C. B. Tilanus had reeds dadelijk de juistheid van semmelweiss' meening ingezien niet alleen, maar ook daarnaar gehandeld door zijn verloskundigen leerstoel aan het Athenaeum Illustre op te geven). 1854. Met den zesde» jaargang begon een nieuwe Serie; de reden daarvan vindt men niet vermeld, maar zal wel daarin te zoeken zijn, dat nu ook de Heelkunde, het vak, dat van goudoever bij voorkeur beoefende, in het tijdschrift een eigen plaats kreeg. Men ziet dit uit den nieuwen titel, dien het tijdschrift kreeg: Nederlandsch Tijdschrift voor Heel- en Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der Kinderen. Deze zesde jaargang, eerste deel der nieuwe Serie, telt 501 bl., werd ook door doorman uitgegeven en door van de weyer gedrukt, evenals de zevende, die als 2e deel der nieuwe Serie in 1855 uitkwam, 523 bl.. Daarin zijn langzamerhand ook andere schrijvers aan het woord dan alleen broers en van goudoever, o.a. a. f. en a. f. h. de lespinasse, te Vaassen. Het verschijnt vermoedelijk 3 maal in het jaar; dit zou men opmaken uit den inhoud, waarin 3 maal de rubriek Analecta voorkomt. 1856—1857. In den achtsten jaargang komen meestal oorspronkelijk Nederlandsche waarnemingen voor, ook verslagen uit de verloskundige Kliniek der Universiteit te Utrecht en heelkundige mededeelingen van v. goudoever. Ook verloskundige waarnemingen van dr. de lespinasse te Hasselt. Interessant is de beschouwing, die van hasselt geeft, over ovariotomieën. In 1857 was deze, naar zijn meening, in ons land nog nimmer verricht en in het buitenland werd zij zeer verschillend, maar meestal afkeurend beoordeeld. ,,Une „opération au moins téméraire" (bernard et huette). Linhardt had zich in een overzicht in zijn Compendium der chir. Operationslehre, na een opgave van de resultaten der verschillende operateurs, als volgt uitgelaten: „Nach solchen „Ergebnissen ist es nicht zu wundern, dass diese Opération, welche ubrigens schon „zur Zeit ihrer grössten Verbreitung, die entschiedenste Gegner fand, gegenwartig „nur köchst selien, mehr in Ausfflhrung kommt und es zu erwarten steht, dass man „allgemein zur Ueberzeugung kommen werde, sie sey niemals indicirt". Hoewel de resultaten later minder slecht werden, meent van hasselt toch, dat de bezadigde Nederlanders zich er niet aan wagen moeten; een uitspraak, die geheel in den geest van c. b. tilanus Was, die de operatie ook een „gewaagde „onderneming" vond. Van dit tijdschrift zijn in het geheel 16 jaargangen, 5 der eerste, 11 der Nieuwe Serie verschenen; de laatste jaargang in 1867/69. Hoewel op het achterblad van den omslag van de 9e en 10e aflevering nog vermeld staat, dat het iedere maand verschijnt, in afleveringen van minstens 3 vel, staat op het achterblad van de laatste aflevering: „de weinige medewerking, die het tijdschrift „tot het leveren van bijdragen mocht ondervinden, is geheel de „oorzaak van het langzame verschijnen der afleveringen en heeft ,,den uitgever doen besluiten, voorloopig het werk te doen staken". In hetzelfde jaar, waarin het tijdschrift Boerhaave verscheen, werd een ander tijdschrift in het licht gegeven: 228 1838. Het Nederlandsch Lancet, Tijdschrift aan de praktische Chirurgie en Oogheelkunde gewijd. Het verscheen in 8vo. i), 22 x 12,5., S. 1,1' 2,2' enz.; en was „Aan Zijne Koninklijke Hoogheid F reder ik, Prins der Nederlanden, „Ofpervlootvoogd, Kolonel Generaal en Offerveldtuigmeester, Vereerder en beoefenaar van Kunsten en Wetenschaffen, welker hooge „vereering als eerste inteekenaar of het Nederlandsch Lancet tot deszeifs „aanwezen en voortgangzoo krachtdadig heeft bijgedragen, Eerbiedig Of„gedragen en onder Hoogst deszelfs vermogende bescherming gesteld door De Hoofd-redacteur VAN ONSENOORT". A. G. van Onsenoort, geb. 1782, te Utrecht, kreeg zijn opleiding bij een heelkundige te Utrecht, daarna in Amsterdam; werd in 1804 Officier van Gezondheid, spoedig chirurgijn iste klasse; in 1806 bestemd als Lijf medicus van daendels, op weg naar Indië door Engelschen krijgsgevangen gemaakt; 1808 in vrijheid gesteld en in 1811 als Chirurgijn Majoor in het Fransche leger naar Portugal en Spanje; maakte vele veldtochten mede o.a. den slag bij Waterloo; 1817 Officier van Gezondheid iste klasse te Leuven, gaf onderwijs in theor. en pract., chirurgie en oogheelkunde, daar tot Med. et Chir. doctor benoemd; 1822 te Utrecht, 1827 te Nijmegen, verliet den militairen dienst, om zich aan letterkundigen arbeid te wijden. Schreef Handboek over Oogheelkunde in 1839; stierf 1841. Zooals uit den titel blijkt, was het aan een speciaal gedeelte der geneeskunde gewijd; weder een stap op den weg, die later door zoovele andere gevolgd zou worden. Uit den inhoud blijkt, dat het, behalve aan de beide genoemde onderdeden ook aan de oorheelkunde en aan de verloskunde gewijd was. In een „Voorberigt", gedateerd Utrecht 12 Augustus 1838, wordt verwezen naar een, niet daarin opgenomen prospectus, dat de uitgave had aangekondigd. In dit voorbericht zegt de Redactie, dat zij door de wijze, waarop dit nommer is uitgevoerd, toont hoe zij haar arbeid heeft ingericht en hoe zij dezen denkt voort te zetten; zij vertrouwt, dat de kunstgenooten haar met hunne bijdragen ruim zullen vereeren. Ook bijdragen uit andere landen wil zij, als dit ten nutte der kunst noodzakelijk geoordeeld wordt, gaarne opnemen. Behalve dit voorbericht vindt men in den completen jaargang een „Voorrede", gedateerd Utrecht Juni 1839, waarin de Redactie zegt, dat zij, zoowel door „oorspronkelijke bescheiden als van elders „ontleende daadzaken de Chirurgie en de Oogheelkunde betref„fende", deze zooveel mogelijk wil helpen volmaken en in ons land en in het buitenland bekend doen worden. Zij zal voortdurend trachten,,de stof" te verbeteren; medewerking daartoe is haar toe- 1) Bij de benoeming van het formaat heb ik in dit derde opstel het schema gevolgd, dat, volgens j. w. Enschedé (in het mij te voren nog niet bekende artikel: Formaten, in Bibliotheekleven, «jen Jaargang, 1920, bl. 94—102) op het Internationaal Uitgevers-Congres te Milaan „gearresteerd" werd. 229 niBKuaiscsB kamses. PRAKTISCHE CHIRURGIE OOGHEELKUNDE GEWIJD, A. G TAy OMSENOORT, Doctor in de Genets- en Heelkunde. Voormalig Eerste Officier van Gezondheid bij de Armee en dir Rijkt Groote Militaire Hospitalen ter Instructie te Leuven en te Utrecht, Lid van verschillende zoo binnen- als buitenlandsche Geleerde Genootschappen enz. OS DER StEDEn-EHKirG VAK i VERSCHILLENDE KOt/STGETfOOTEÜ. Ism JAARGANG- 1838—1839. Met gekleurde en andere Afbeeldingen, Portretten ent. T S UTRBCBT, «U,N. vis du MONDE. 12.5 230 gezegd en ook andere maatregelen zijn door haar genomen „om „nog verscheidene duistere punten op te helderen". Een „aanmerkelijk getal" inteekenaren in ons land en in Oosten West-Indiën hebben haar in staat gesteld deze eenmaal voorgenomen taak voort te zetten en de voorspelling, die men gedaan had, dat aan het tijdschrift slechts een kort leven zou beschoren zijn, werd daardoor gelogenstraft. De redactie rekent op de vele, zoowel groote als kleine bijdragen, welke haar reeds zijn toegezegd. Het tijdschrift werd, zooals de titel aangeeft, slechts door één persoon geredigeerd. Het kwam van Juli tot Juli in twee Stukken, elk van 6 afleveringen uit, elke aflevering 3—4 vel druks, in 12 rubrieken: 1. praktische chirurgie; 2. oog- en oorheelkunde; 3. orthopaedie; 4. syphilitische ziekten; 5 operatieve heelkunde; 6. uitvindingen; en verbeteringen aan instrumenten; 7. mengelwerk; 8. geleerde Genootschappen; 9. bibliographie; 10 necrologie; 11. vooorstellen, wenken, mededeelingen; 12 verloskunde. Alle rubrieken worden in elk nommer genoemd, maar dikwerf vindt men daarbij vermeld: „wordt niet ingevuld". Na den eersten jaargang wisselen de 11e en de 12de rubriek met elkander van plaats. De bibliographie wordt meestal voor een groot deel op den omslag der aflevering gedrukt en is daardoor nagenoeg geheel voor ons verloren gegaan. 1838— 1839. De eerste jaargang is 584 bl. groot, 31 rr., 43 11. Vóórin een Naam-register en eene niet alphabetische inhoudsopgave, bl. 7—16. De meeste der chirurgische en oogheelkundige referaten, maar ook verscheidene der vrij talrijke oorspronkelijke mededeelingen zijn van de hand van van onsenoort en kort. Mengelwerk, berichten, personalia, voorstellen maken de nommers pasklaar. Aan het eind van den jaargang deelt de uitgever mede, 29 Juny 1839, dat voor de meerdere vellen druks boven de 12, die volgens het prospectus moeten gegeven worden in het halve jaar, 15 cents per vel berekend zal worden. De primitieve abonnements-prijs is voor No. 7—12 F. 2,10; voor n vellen ad 15 cents daarboven / 1.65, tesamen / 3.75. Die n vellen waren veel compresser gedrukt, 36 rr., 50 11. Geheele jaargang / 5.85. De naam Lancet was in dien tijd een geliefkoosde naam voor een chirurgisch tijdschrift, men had ook La Lancette Francaise en The Lancet. 1839— 1840. De tweede jaargang, met een portret van dupuytren voorin, heeft even als de eerste een Naam-register, bl. 3—5, en inhouds-opgave, bl. 5—14, 772 bl.; bevat weinig oorspronkelijks, nagenoeg uitsluitend chirurgische, oogheelkundige en verloskundige mededeelingen; intern-geneeskundige zijn alleen die over syphilitische ziekten; alle bijdragen kort. Opvallend is, dat in de rubriek „Geleerde Genootschappen" geen enkel Nederlandsch genootschap vermeld wordt. 1). 1) In deze eerste 2 jaargangen staat in den titel: praktische chirurgie, in de volgende: practische chirurgie. 231 1840—1841, 1841—1842. De jaargangen komen geregeld uit, maar maken niet den indruk van groote belangrijkheid: 3e jaargang 1840—1841, 762 bl.; 4e Jaargang 1841—1842, 768 bl. Zij zijn alle op dezelfde wijze ingericht, bevatten hoofdzakelijk referaten uit buitenlandsche tijdschriften. Nederlandsche Geleerde Genootschappen worden in geen dezer 4 jaargangen vermeld. De signatuur is afwijkend van de gewone, nam. S.i...i'...2,..2\.. enz., men zou meenen met een quarto-uitgave te doen te hebben; wij vonden een dergelijke signatuur nergens anders. Toch zal het, afgaande op de maten, als 8vo. moeten worden beschouwd, als variant van enz. Het is wel opmerkelijk, dat in de eerste 4 jaargangen, (1838—1842) in een tijd dus, waarin heye zijn Wenken en Meeningen en zijn Archief uitgaf, en waarin de gemoederen der geneeskundigen warm waren voor de herziening der Geneeskundige Staatsregeling, met geen enkel woord hierover gerept wordt, niettegenstaande er in de 12de rubriek wel buitenlandsche geneeskundige maatregelen besproken worden. De indruk van dit tijdschrift is die van een met ijver, maar niet met veel talent geredigeerd tijdschrift; wellicht dat de opleiding, die van onsenoort genoten had en het onrustige leven, in het begin van zijn loopbaan, hem niet in de eerste plaats geschikt maakten, om een wetenschappelijk tijdschrift te redigeeren. Hij heeft dit niet lang kunnen doen: in het eind van 1841 werd hij door den dood aan zijn werk ontrukt. Het titelblad van het complete 4de deel vermeldt dan ook: geredigeerd door wijlen a. g. van onsenoort. De uitgever deelt in dat deel mede, dat dit overlijden nietde minste vertraging in de uitgave zal geven en dat deze op denzelfden voet zal worden voortgezet, omdat hij in het bezit is van nog voldoende copy. Het ligt evenwel in zijn voornemen, om het op een uitgebreider schaal, door van onsenoort reeds voorbereid, door een „vermaarden" Hoofdredacteur voort te zetten. Hij brengt „namens „den overledene" dank voor den steun, dien hij tot nu toe gehad heeft; een biographie, met een portret van van onsenoort, naar een schilderij van j. verheyen, treft men in dezen 4en jaargang aan. Aan het eind van dien jaargang een bericht van prof. alexander uit Utrecht, gedateerd Maart 1842, dat hij met eenige aarzeling de redactie op zich genomen heeft, na zich van voldoende medewerking verzekerd te hebben, maar dat hij, in de overtuiging dat de Geneeskunde één en ondeelbaar is, ook aan de Geneeskunde een plaats in het tijdschrift wil inruimen. 1842—1843. Zoo verscheen dan in 1842 de vijfde jaargang met een eenigszins veranderden titel: Het Nederlandsch Lancet, Practisch Tijdschrift aan de Geneeskunde in haren geheelen omvang gewijd. Fr. S. Alexander, geb. 1787 te Nijmegen; gest. 1844, Medicina} Doctor te Utrecht, in 1843 benoemd tot hoogleeraar in de geneeskunde aan de Klinische School en aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam. 232 NEDERLANDSCH LANCET. GENEESKUN D E. HAREN GEHEELEN OMVANG Prof. F. 9. lLKWVItER, Dcc lor m de Genees- en Heelkunde nu. OUDER BEDEITERKltlG f Alt FERiCUILLBHDB KOASTGEnOOTEff. a" Jaargang. 1843—1843. NLT GEKLEURDE IN ANDERS AFBEELDINGEN. C' E W IJ II UTRECHT , HIJ N. VAM DIR MONDE. 22.5 x 14. 233 Deze is op beter papier en met een aangenamere ietter gedrukt ; 32 rr., 45 11. Het aantal rubrieken is tot 4 ingekrompen: 1. Geneeskunde; 2. Heelkunde; 3. Verloskunde en 4. Mengelwerk. Alexander verklaart geen vriend van bespiegelingen te zijn en zal dus een zuiver practisch karakter aan het tijdschrift geven: minder vertalingen, meer oorspronkelijke bijdragen, die gehonoreerd zullen worden. De uitgever voegt er aan toe, dat de „geabbonneerden" hun exemplaar op „best velin papier" zullen ontvangen. De jaargang telt 786 bl.; inhouds-opgave I—VII; Zaakregister VIII—X, Naamregister XI—XV, in dit laatste komt voor het eerst de naam van dr. f. c. donders voor (aankondiging van de oogheelkundige dissertatie van a. g. van der hout). De signatuur is weder anders: S. 1...2...3... enz. —96, formaat 22.5 X 14. In den inhoud vindt men meer oorspronkelijke stukken naast de referaten uit buitenlandsche tijdschriften. Alexander heeft daarop vooral aangedrongen. Onder de medewerkers komen vele Officieren van Gezondheid voor. Aan de herziening van de geneeskundige staatsregeling wordt ook eenige aandacht gewijd: het verschijnen van het rapport der Staats-commissie geeft de redactie aanleiding, om te verzoeken eventueele opmerkingen over dit rapport bij haar in te zenden. Uit de Staats-courant van November 1842 is een bericht overgenomen, dat bij het Departement van Binnenlandsche Zaken onderscheidene memoriën, adviezen en andere stukken ingekomen zijn „belangrijke aanmerkingen ter onderwerpelijke zaak mededeelende, „waarvan ter bekwamer tijd een gepast gebruik zal worden ge,,maakt" en waarin tevens verzocht wordt om, indien er nog meer mochten komen, deze in den loop van het jaar in te zenden, om geen vertraging te geven. Hierbij bleef het echter; in dezen jaargang vindt men verder niets over de herziening medegedeeld. Het door alexander met moed begonnen werk zou evenwel niet lang door hem worden voortgezet: op 16 October 1843^deed hij -zijn intrede als hoogleeraar aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam, maar weinige maanden later viel hij als slachtoffer van „typhus". 1843—1844. De zesde jaargang, 768 bl., signatuur als de vijfde, opgedragen aan dr. de fremery, bij de herdenking van zijn 50-jarig doctoraat in de geneeskunde, bevatte nog een woord van erkenning van de fremery's verdiensten, door alexander geschreven, 21 September 1843, en een voorbericht, waarin hij zijn dank betuigt aan de medewerkers, die gemaakt hadden, dat de 5de jaargang zooveel meer oorspronkelijke stukken kon geven. Hij deelt daarin nog mede, dat het honorarium en het bezorgen van afdrukken voor den zesden jaargang kop denzelfden voet zal wórden voortgezet. De verantwoordelijkheid voor de bijdragen blijft voor den inzender. In de redactie denkt alexander voorloopig geen verandering te brengen, maar hij hoopt in het vervolg zijn nieuwe betrekking 234 aan de uitbreiding de geneeskunde in ons vaderland dienstbaar te kunnen maken. De voltooiing van dien jaargang zou alexander niet meer zien. Na zijn dood nam zijn leerling en bloedverwant, dr. j.b. dompeling, practiseerend geneesheer te Utrecht de redactie tijdelijk op zich, zoodat de zevende jaargang, 1844—1845, onder diens redactie verscheen. Jacob Balduinis Dompeling, geb. te Zierikzee 1817; gymnasium te Deventer, stud. Utrecht 1833; praktiseerend geneesheer te Utrecht. Deze jaargang draagt de sporen van te zijn geredigeerd door een interim-redactie, hoewel even uitgebreid als de vorige (768 bl.) is hij met minder zorg samengesteld dan de vroegere: er komen veel meer referaten over buitenlandsche onderzoekingen in voor en veel minder oorspronkelijk Nederlandsch werk. Maar men vindt er eenige critieken in van dompeling's vriend donders, waarin ons reeds een nieuwe, frissche wind tegemoet waait. Het kan dan ook geen verwondering baren, dat, toen de uitgever na de vele teleurstellingen, die in de laatste jaren ondervonden waren, naar een definitieve regeling omzag, hij in de eerste plaats het oog op donders liet vallen. 1845—1846. Deze liet zich door zijn vriend dompeling overhalen, om een werkzaam aandeel in de redactie te nemen en zoo verscheen dan ook, 1845—1846 de Eerste jaargang van het Nederlandsch Lancet, Tijdschrift voor de geneeskundige wetenschappen in haren geheelen omvang, tweede Serie, onder redactie van f. c. donders, g. l. h. ellerman en j. h. jansen, allen drie Officieren van Gezondheid te Utrecht. F. C. Donders, Officier van Gezondheid. 3de klasse. G. H. L. Eixerman, geb. 1817 te Ouderkerk; 1835 kweekeling Rijks Hospitaal, Utrecht en student Rijks-Universiteit; 1839 Officier van Gezondheid 3de klasse; promoveerde te Leiden tot Med. Dóet.; 1843 leeraar Rijks Kweekschool Utrecht in materies medica en verbandleer. Stierf 1849. Geroemd worden zijn klaarheid en grondigheid en heldere voordracht. Vertaalde in 1846 oesterlen's Handboek der Geneesmiddelenleer. j. H. Jansen, geb. 1816 te Ingen (G.), stierf 1885 te Groningen, Apoth.-diploma Delft dan Utrecht Mil. gen. school; 1836 Officier van Gezondheid 3de klasse; leeraar ontleedkunde en verg. anatomie; 1847 Doet. hon. causa Utrecht; 1850 hoogleeraar Groningen: heelkunde, histologie, physiologie, anatomie en path. anatomie. 1851 Doet. hon. causa in de heelkunde, Groningen. Histologie, alg. physiologie en path. atatomie gingen aan van deen over; 1870 anatomie aan middendorp; jansen behield heelkunde en oogheelkunde; .1878 op verzoek ontslag. Vertaalde verscheidene boeken over heelkunde en wunderlich's Path. und Therapie en andere werken. Een Haagsche uitgever, p. h. noordendorp verving den Utrechtsche. Het formaat bleef hetzelfde, maar de signatuur veranderde in 1 2 enz., 33 rr., 45 11. 235 NEDERIAINDSCH LANCET. TUDSCfHlIFT GENEESKUNDIGE WETENSCHAPPEN in haren geheelen omvang, F, C, DONDERS. 6. L. H, ELLERHAH, J. H. JANSEN, HET PLATEN. 8' SERIE. EERSTE JAARGANG. »»c >S GRAVENHAGE, p. h. noordendorp. 1846-—1846. 22.5 XI14. 236 De eerste jaargang bevat 770 bl.; daarin een uitvoerig en helder geschreven voorwoord, vermoedelijk wel uit donders' pen gevloeid. De redactie schrijft daarin, dat het plan om een eigen tijdschrift uit te geven door haar reeds dikwerf was overwogen, toen het verzoek haar bereikte om de redactie van het Nederlandsch Lancet over te nemen. In het volle gevoel van het moeilijke der taak, om de bevordering van de eigenlijke practische geneeskunde en van de. wetenschap in éénzelfde tijdschrift te vereenigen, heeft zij evenwel die taak aanvaard. De redacteuren hadden het voorrecht om zich geheel aan wetenschap te kunnen wijden en hare vorderingen op het spoor te volgen en meer dan anderen waren zij in de gelegenheid om ,,den nieuwen behaalden buit" te toetsen en door eigen onderzoek te schiften. Zij hechtten een groote waarde zoowel aan ware vorderingen in de geneeskundige praxis als aan wetenschappelijke ontwikkeling der geneeskunde. Beide, die eenmaal tot één geheel behooren vereenigd te worden, vloeien nog slechts op enkele punten uit zich zelve in elkander; het ideaal eener physiologische geneeskunde is nog op verre na niet verwezenlijkt. De ervaring lee'rde veel, wat de wetenschap niet kan toelichten, maar ook omgekeerd bleven belangrijke wetenschappelijke vorderingen zonder onmiddellijke toepassing op herstel en bewaren der gezondheid. De redactie stelt zich voor om in de eerste plaats niets onopgemerkt te laten wat voor den practischen arts nuttig is; de empirie mag niet over het hoofd gezien worden: slechts een klein gedeelte van hetgeen de arts voor zijn zieken doen kan, is hij aan wetenschappelijke kennis verschuldigd, maar men mag niet vergeten, dat de empirie, in haar wezen, den stempel draagt van blijvende onvolmaaktheid; naast de empirie moet dus gestreeft worden naar de wetenschappelijke ontwikkeling der geneeskunde. Hoewel elke natuurkundige wetenschap tot bevordering der geneeskunde bijdraagt, kunnen alleen die in dit tijdschrift een plaats vinden, welke zich meer onmiddellijk aansluiten aan de eigenlijke kennis der pathologische processen en aan de physiologische en therapeutische werking der geneesmiddelen. Er zal dus gestreefd worden naar een „physiologische geneeskunde", maar in den goeden zin van het woord, waarin wetenschap en ervaring als het ware tot één geheel zijn samengesmolten. Geen physiologische bespiegelingen, geen gewaagde gevolgtrekkingen maken, die op onvoldoende gronden steunen „geen brooze steenen „gebruiken om een soliede gebouw te willen bouwen". Een tijdschrift-nommer is te klein, om een verdeeling in onderscheidene takken te geven, zooals in vroegere jaargangen geschiedde. Er worden dus slechts 4 rubrieken opgenomen: in de allereerste plaats oorspronkelijke stukken, 2. critische mededeelingen uit de nieuwste literatuur, 3. beschouwing en beoordeeling van boeken en 4. kleinere mededeelingen van gemengden aard. Met bloote vertalingen wordt geheel gebroken. Men had voor de redactie zeker geen betere keuze kunnen doen dan die in handen van donders en zijn vrienden te geven. De geheele geest in het tijdschrift wordt een andere, donders, jac. moleschott (pas tot Med. Doctor gepromoveerd), g. j. mulder, 237 j. h. jansen (later hoogleeraar in de Geneeskunde aan de Groningsche Universiteit), ellerman, verzamelden in dien tijd een keur van wetenschappelijk werkende jonge doctoren om zich heen, meest allen, Officieren van Gezondheid aan de Militaire Kweekschool te Utrecht en met vaste hand wordt het tijdschrift geredigeerd; het chemisch en microscopisch onderzoek gaat meer en meer een rol spelen bij het onderzoek der ziekten en tal van onderzoekingen van dien aard vinden in het tijdschrift een plaats. De oorspronkelijke stukken hebben de vertalingen en referaten geheel vervangen en het zijn vooral donders en jansen, die een buitengewone werkkracht ontwikkelen. Ellerman's gezondheid stond hem niet toe een even groot aandeel in het werk te nemen. Het doel om slechts op wetenschappelijk vaststaande gegevens de verklaring der ziekte-toestanden te grondvesten, wordt gestreng in het oog gehouden en onmeedoogend is dikwerf de critiek, waar theoretische bespiegelingen ter verklaring van het waargenomene, het hoofd weder trachten op te steken, onmeedoogend, geen conventies meer ! maar in den vorm onberispelijk. Het verschijnen van deze Nieuwe Serie mag met recht een evenement van beteekenis in de Nederlandsche geneeskundige journalistiek genoemd worden. Utrecht was in die dagen wel het centrum van de wetenschappelijke geneeskunde in ons land en met vaste hand wordt de nieuwe richting gevolgd. De Nieuwe Serie verscheen in 12 maandelijksche afleveringen van 43.5 vel druks. Boekdrukkerij van de Gebroeders belinfante te 's Gravenhage. De oorspronkelijke bijdragen in den eersten jaargang zijn voor een groot deel door donders, jansen en ellerman geleverd, maar ook jac. moleschott, g. j. mulder, schröder van der kolk behoorden tot de medewerkers. Hoe het door vooraanstaande geneeskundigen in ons land gewaardeerd werd, bleek wel daaruit, dat, zooals wij reeds vroeger mededeelden, dr. j. p. heye, de jeugdige, voortvarende geneesheer van die dagen, in den aanvang van den tweeden jaargang van donders' tijdschrift mededeelde, dat hij, om versnippering van krachten tegen te gaan, het in 1841 door hem opgerichte tijdschrift Archief voor Geneeskunde, staakte en, hoewel niet tot de redactie van het Nederlandsch Lancet toetredende, zijn eigene bijdragen voortaan naar dit tijdschrift zou zenden en ook zijn medewerkers zou uitnoodigen om hetzelfde te doen (1 Augustus 1846). Wij vermeldden reeds vroeger bij de bespreking van dit Archief, hoezeer de redactie van het Nederlandsch Lancet dit belangeloos besluit van heye op prijs stelde. 1846—1847. De tweede jaargang, 772 bl., bevat ook weer een groot aantal bijdragen van donders en de andere redactie-leden. Hierin voor het eerst een oorspronkelijk stuk van donders op oogheelkundig gebied: de bewegingen van het menschelijk oog op grond van eigen onderzoekingen uiteen gezet, waarbij het aandeel van elke spier, bij elke beweging der oogen, bij eiken stand van het hoofd met mathematische juistheid wordt aangegeven. Het is natuurlijk niet mogelijk, hoewel zeer verlokkend, om in 238 het bestek, dat ik mij in deze bibhographie moet stellen, over den inhoud der verschillende physiologische, oogheelkundige of gerechtelijk geneeskundige bijdragen van donders het een en ander mede te deelen. In deze eerstelingen vindt men reeds dadelijk de klare wijze van uitdrukking en de sierlijke dictie, die donders in al zijn volgende werken hebben gekenmerkt, maar vooreerst is meer nog de physioloog dan de oogheelkundige aan het woord. In dezen jaargang komen verhandelingen voor over alle takken der geneeskunde: verloskunde, geneesmiddelleer, geneeskunde, heelkunde, gerechtelijke geneeskunde. 1847—1848. In den derden jaargang, donders is intusschen buitengewoon hoogleeraar in de Geneeskunde te Utrecht geworden, komt eene aankondiging voor van ali cohen's Nieuw Statistisch Geneeskundig Jaarboek van de hand van heye, waarin deze reeds de eerste aanduidingen ziet van de aaneensluiting der Nederlandsche geneeskundigen. In 1849 overleed de jonge ellerman, aan wiens nagedachtenis donders in den 4den jaargang, 1848—1849, een kort woord wijdt en in den 5den jaargang, 1849—1850, in een In Memoriam diens verdiensten uiteenzet. Zijn plaats in de redactie werd niet vervuld, zoodat donders en jansen de geheele redactie op zich namen, ook toen deze laatste tot gewoon hoogleeraar in de Geneeskunde te Groningen benoemd was. 1850—1851. In den zesden jaargang opent de redactie een nieuwe rubriek Nederlandsche Journalistiek, wegens de uitbreiding der Nederduitsche literatuur. Tot nu toe was in het Nederlandsch Lancet een ingaande critiek van alle buitenlandsche werken geleverd, die werden toegezonden; maar dit waren er ten slotte zoovele, dat overwogen moest worden of dit wel juist gezien was. De redactie kwam tot het resultaat, dat het geen zin had, om ook die Duitsche werken, die in Duitschland zelf al grondig beoordeeld waren, nog eens in een Nederlandsch tijdschrift te bespreken en zij besloot voortaan slechts een korte karakteristiek dier werken te geven. De beschikbare ruimte zal nu uitsluitend aan de Nederlandsche literatuur gewijd en al het buitenlandsche uitgesloten worden. De redactie zou er de voorkeur aan gegeven hebben de Nederlandsche oorspronkelijke stukken zelve in haar kolommen op te nemen, maar zij heeft nooit iemand om medewerking willen lastig vallen: „wie niets heeft kan niets geven", gedwongen of afgeperst werk is zelden goed. Daar de Nederlandsche literatuur zich wel in de breedte, niet altijd in de diepte uitbreidde, ontvielen ook krachten aan het Lancet. Naast de voordeelen van zulk een uitbreiding, als bewijs van werkzaamheid, waren daar ook nadeelen aan verbonden; immers de oorspronkelijke stukken waren nu zeer verspreid in verschillende tijdschriften: een nadeel voor Nederlanders, maar meer nog voor buitenlanders. De redactie van het Nederlandsch Lancet wil nu meer concentreeren, opdat het Lancet worde het orgaan van de Nederlandsche geneeskundige literatuur in het buitenland. In de nieuwe rubriek zal de critiek hoofdzakehjk negatief zijn, d.w.z. de niet belangrijke bijdragen der Nederlandsche literatuur 239 zullen stilzwijgend voorbij gegaan worden. De redactie ontveinst zich niet, dat deze taak moeilijk zal zijn, maar zij is daarom voor wenken zeer toegankelijk. Zij veronderstelt, dat het niet noodig zal zijn eene uitbreiding aan het tijdschrift te geven, afgaande op hetgeen tot nu toe verschenen is; indien dit anders wordt, zal het waarschijnlijk noodig zijn de referaten met kleine letter te gaan drukken. (Hetgeen maar zelden het geval geweest is). In dezen jaargang komt donders nog eens op tegen het maken van verkeerde gevolgtrekkingen uit physiologische onderzoekingen, in een prachtig artikel getiteld: de physiologische-werking van bloedonttrekkingen in hare onjuiste toepassing op therapie. Scherp, krachtig en eenvoudig is daarin zijn betoogtrant; wij stippen daaruit aan, dat donders den invloed van bloedonttrekkingen op de hersenen bezag door een glazen schedelgewelf; het glasvenster, dat later in de pharmaco-therapeutische onderzoekingen een groote rol zoude spelen. 1851— 1852. In dit jaar verschijnt een Nieuwe (3e) Serie van het Nederlandsch Lancet, onder redactie van donders en jansen, bij denzelfden uitgever te 's-Gravenhage. De omvang is dezelfde gebleven, 770 bl.; de prijs is / 7.80 per jaargang. Het verschilt noch in druk noch in indeeling van zijn voorgangers; de reden waarom het een nieuwe serie genoemd wordt, vindt men niet opgegeven. Deze jaargang, die veel platen bevat, is belangrijk door de „aanteekeningen" van donders over zijn bezoek aan Londen en Parijs, door zijn aankondiging van de ontdekking van den oogspiegel door helmholtz en door de mededeeling van de geniale verklaring, die dr. cramer gaf van de accommodatie van het oog. De rubriek Journalistiek is zeer uitvoerig, men zou zeggen te uitvoerig voor den inhoud; maar de oorspronkelijke stukken zijn zóó belangrijk, dat men deze referaten allicht overslaat. 1852— 1853. In den 2den jaargang der 3de serie komen geen veranderingen der uitgave voor. Slechts is de rubriek Mengelingen in Herinneringen omgedoopt. 1853— 1854. In de redactie van den 3den jaargang is eenige verandering gekomen: donders was gewoon hoogleeraar te Utrecht geworden en kon daardoor minder tijd aan het tijdschrift wijden; dit, in verband met het wonen van jansen in Groningen, zal het gewenscht hebben gemaakt nog een derden man aan het tijdschrift te verbinden, die in Utrecht woonde en zoo werd dr. imans in de redactie opgenomen. De uitgever bleef dezelfde, de drukker werd p. w. van de weyer te Utrecht. De omvang onveranderd. M. Imans, geb. 1821 te Gouda, stierf 1900 Utrecht. Prom. Utrecht 1847. Gen. Directeur Burgerziekenhuis en Nosocomium academicum aldaar; bracht veel verbeteringen in die ziekenhuizen aan. Uitgebreide kennis, groote toewijding aan patiënten; 1892 op verzoek ontslagen. Nu en dan wetenschappelijke bijdragen in Ned. Lancet; 1864 ook verhandelingen over de ontwerpen tot verbetering der Gen. Staatsregeling. De rubriek Herinneringen is geheel vervallen; de boekbeschouwingen zijn veranderd in Boekaankondigingen. De verslagen van den inhoud der Nederlandsche Geneeskundige Tijdschriften zijn zeer 240 uitvoerig; kleine letter 36 rr., 49 11., groote letter 33 rr., 49 11. De signatuur, die in vorige jaargangen 1 2 enz. was, is nu 1,1' 2,2' Een uitvoerige aankondiging door donders van het boek van cramer over de accommodatie, waarin hij mededeelt, dat hij zelf reeds vroeger op het denkbeeld was gekomen om de glinsterlicht jes (kaarslicht-reflexen) op de lens te meten met het oog op mogelijke vormveranderingen van de lens, maar dat hij dit, wegens de moeilijkheden van het probleem, niet verder gevolgd had. De verdiensten van de juiste verklaring der accommodatie komen dus, volgens donders, geheel aan cramer toe. 1854— 1855. In dezen jaargang een uitvoerig In Memoriam van donders aan cramer en een eerste bijdrage van h. snellen, cand. med. 1855— 1856. De 5de en laatste jaargang is nog geheel op dezelfde wijze ingericht als de vorige; de literatuur-besprekingen blijven onevenredig lang in verhouding tot hare beteekenis. Men is geneigd tot de vraag, waarom moest dit tijdschrift, ontegenzeggelijk het beste op dit gebied in ons land, de uitgave staken ? waarom ondervond het zoo weinig medewerking ? waarom sloten, bij de fusie der geneeskundige tijdschriften, niet allen zich bij dit tijdschrift aan? Was de redactie te streng in haar beoordeeling? of werd het Lancet te veel als een Utrechtsch tijdschrift beschouwd, zoodat daarnaast de wensch naar een Amsterdamsen tijdschrift levendig werd ? Of was inderdaad het verschijnen van het Week\Aa.ó\ voor Geneeskundigen in 1851 slechts het gevolg geweest van den wensch om meer actueele zaken te kunnen bespreken ? In het Nederlandsch Lancet zoekt men te vergeefs naar het antwoord op die vragen en wordt zelfs over het staken der uitgave niet gesproken. Zeker mag men wel aannemen, dat de wijze, waarop het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde in 1856 werd voorbereid, niet de volle instemming van donders en zijn medewerkers had; zij gaven er de voorkeur aan hun tijdschrift op te heffen zonder aan de fusie, die tot het oprichten van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde leidde, deel te nemen. Men ziet dan ook onder de 28 leden der redactie van dat nieuwe tijdschrift geen der medewerkers aan het Nederlandsch Lancet opgenomen en men vindt van de hand van donders geen oorspronkelijke bijdragen in dat nieuwe Nederlandsche tijdschrift. 1858. Donders zette de publicatie zijner onderzoekingen voort in een met w. berlin in 1858 verschenen Archief: 1858. Archiv für die Holiandischen Bei trage zur Natur- und Heilkunde. Hoewel dit niet meer behoort tot de periode, waarover deze „Geschiedenis der Nederlandsche Geneeskundige tijdschriften" handelt, moge eene korte uiteenzetting van de reden van deze uitgave hier een plaats vinden. In het voorwoord zegt donders, dat nu juist vóór 10 jaren de „Hottandische Beitrage zu den anatomischen und fhysio„logischen Wissenschaften" (vroeger vermeld) verscheen onder Redactie van van deen, donders en moleschott. Hoewel de ontvangst daarvan zeer gunstig was, kon de uitgave slechts korten tijd worden voortgezet, wegens het vertrek van moleschott naar Heidelberg, het ontbinden van de uitgeverszaak van kemink en zoon en de zeer ongunstige tijdsomstandigheden voor het uitgeven van litterair geneeskundige tijdschriften (1848 !). De redactie van het Nederlandsch Lancet was wel is waar zeer bereid om alles, wat haar door donders werd aangeboden op te nemen, maar dit tijdschrift had in Duitschland en in het buitenland in bet algemeen, uit den aard der zaak, slechts zeer weinig lezers en het bleef hardnekkig vasthouden aan den wensch om de Nederlandsche taal in het buitenland ingang te doen vinden; een wensch, dien donders, met het oog op de slechts bescheiden bijdragen, die Nederland z.i. kon leveren „Eigensinn oder Uebermuth" noemde. Donders besloot derhalve zijn bijdragen in een Duitsch gewaad te steken; Duitsch, omdat onze literatuur op natuur- en heelkundig gebied meer een Duitsch dan een Fransch karakter droeg. Door de in 1856 tot stand gekomen fusie der Nederlandsche geneeskundige tijdschriften was de kans, dat het Nederlandsch Lancet nog voldoende bijdragen en ondersteuning zou vinden, al zeer gering geworden. Dit werd dus met den elfden jaargang gestaakt en maakte plaats voor dit Archief. De bedoeling is dezelfde als die van de vroegere Beitrdge, maar meer uitgebreid, omdat nu ook de „Natur- und Heilkunde'' daarin is begrepen; de eerste, natuurkunde, alleen in zooverre als zij verband houdt met physiologie en heelkunde. 1847—1852. In het jaar 1847 begon dr. ali cohen met de uitgave van het Nieuwe Statistisch Geneeskundig Jaarboek voor het Koningrijk der Nederlanden, uitgegeven bij j. noorduyn & Zoon te Gorinchem. Formaat 12°, 17.7 x 11; S. 1 2 enz. Dit Jaarboek is wel te onderscheiden van het bij denzelfden uitgever in 1842 en 1845 uitgegeven, zeer onvolledige Geneeskundig Jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden, ie en 2de jaargang, waarvan de ie jaargang, 295 bldz., dooreen niet-geneeskundige redactie; de 2de, 203 bldz., met behulp van geneeskundige medewerking was bewerkt en dat een zeer slechte beoordeeling kreeg in het Practisch Tijdschrift voor Geneeskunde als te zijn „zeer slordig bewerkt". Ook de uitgever zelf was er niet mede tevreden. Over ali cohen zie Repertorium 1855. Dit Nieuw Statistisch Jaarboek, hoewel het niet tot de Geneeskundige tijdschriften gerekend kan worden, vermeld ik hier, omdat het toch in de periodieke geneeskundige literatuur van die dagen een belangrijke verschijning geweest is. Het reproduceeren van een titelblad achtte ik evenwel hier niet op zijn plaats. Men vindt in dit Nieuwe Jaarboek uitvoerige mededeelingen omtrent het personeel bij het Hooger Onderwijs; over de geneeskundige Staatsinrichting; over metereologische waarnemingen, den staat der bevolking, Hoogere en Lagere geneeskundige Besturen geneeskundige Maatschappijen en Genootschappen in ons land enz. Uitvoerige personalia en algemeen wetenschappelijk-practische geneeskundige mededeelingen. De eerste jaargang bevat CCCXXIV bladzijden; de volgende 241 jaargangen variëeren tusschen 652 en 460 bladzijden; daarvan is de vierde jaargang het omvangrijkst „belangrijker, bruikbaarder „en nuttiger" door de welwillende medewerking van den Minister van Binnenlandsche Zaken, die belangrijke gegevens leverde. Uit de Voorreden van de verschillende jaargangen blijkt, dat ali cohen zich veel moeite gaf, om zijn werk zoo volledig en nauwkeurig mogelijk te maken, maar dat dit veel meer van zijn tijd in beslag nam dan hij aanvankelijk gedacht had en dat hij toch steeds het gevoelen had, dat het niet geheel was, wat hij gevoelde, dat het zijn moest. De overtuiging, dat het in een behoefte voorzag, weerhield hem er van het werk op te geven, hoewel het te lijden had door de beperktheid, die de uitgever, om finantiëele redenen, aan het Jaarboek kon geven. De uitgave van het Statistisch Jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden, dat het Ministerie van Binnenlandsche Zaken in 1851 te 's-Gravenhage ter algemeene Landsdrukkerij in het licht gaf en waarin, behalve uitvoerige mededeelingen over den Geneeskundigen Dienst, ook overzichten van alle andere takken van staatsdienst werden gegeven, schijnt ali cohen's uitgave den nekslag gegeven te hebben. Ali Cohen spreekt hierover wel is waar niet in zijn voorrede voor den 6en jaargang, maar deze j aargang was toch de laatste van het Nieuw Statistisch Jaarboek. (Men zie hierover Repertorium 1855). De eerste jaargang geeft „het puntige portret van, en is opgedragen aan dr. fl. jac. van maanen, Raad-adviseur bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, „die uit menige bladzijde zal „zien, dat de noodzakelijkheid van een volledige reorganisatie „van onze Geneeskundige Wetgeving en van het Geneeskundig „Onderwijs bij den dag meer in het oog loopt". In dien jaargang vindt men een artikel van dr. a. h. israels, dd. Februari 1847, getiteld Pla desideria, waarin de questie van de herziening van de geneeskundige wetgeving wordt behandeld. Het minderheids-rapport van de Commissie van 1842 noemt hij daarin het rapport „van eenigen, die zich verstoutten al het bestaande af te keuren, nieuwigheidszoekers, als zij waren". Het middel tot verbetering van den toestand ligt, ook volgens israels, in aaneensluiting der geneeskundigen: ,,Eendragt maakt magt". Hij noemt.het een leemte, dat er in ons land geen Orgaan der geneeskundigen bestaat, waarin dezen voor hun maatschappelijke belangen kunnen opkomen (het tot stand komen van de Geneeskundige Courant dateert eerst van Juli 1847 en de plannen tot het oprichten van het Weekblad voor Geneeskundigen kregen eerst een paar jaar later hun beslag). Omtrent dit Jaarboek leest men in het Nederl. Lancet van de hand van j. p. Heye: „ali cohen heeft zich het doel duidelijk voor öogen gesteld en den vorm „niet ongelukkig gekozen: het wetenschappelijk leven der geneeskundigen in „Nederland aanschouwelijk te maken, maatschappelijke verhoudingen aanwijzen „en op de noodwendige verbeteringen te wijzen. Zijn denkbeeld-is, al wórdt het , niet u:tdrukkelijk gezegd, de verscheidenheden van het geneeskundig leven in „ons land onder één gezxhtspunt te brengen en zoo den grond \e leggen tot een „uitwendige eenheid van den geneeskundigen stand. 242 243 „Het statistisch gedeelte, de stukken betrekkelijk den gezondheidstoestand, „instellingen enz. en de algemsen-wetenschappelijk-practische mededeelingen zijn „met grooten ijver en geduld bijeen gebracht.Moge het gevoel van eenheid onder ,,de geneeskundigen levendig maken. Dit is noodig, nu een nieuw voorstel bij de „Staten Generaal is aangekondigd. „Yereenigt u dus I" „Moge ali cohen in ieder Jaarboek hier meer en meer op wijzen !" 1847—1856. Het Repertorium, Tijdschrift voor de Geneeskunda in al haren omvang door f. rienderhoff en f. c. hekmeyer. Amersfoort, bij w. j. van bommel van vloten. Gedrukt bij w. j. van bommel van vloten. Prijs per jaargang / 6.50. F. Rienderhoff, geb. 1823 te Enkhuizen, gestorven 1879 te Rotterdam. Bezocht de Mil. gen. school te Utrecht; later leeraar aan die school. Prom. te Leiden Doet. Geneeskunde en in de Obst. Geneesheer-directeur Ziekenhuis Coolsingel Rotterdam 1865; 1866 Lector in de geneeskunde Klin. School aldaar; bleef, na opheffing dier school in 1866, studenten opleiden. Vertaalde verscheidene boeken en leverde bijdragen in het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde. F. c. Hekmeyer, geb. 1809 te Utrecht, gestorven 1886 Utrecht. 1826 leeraar Veeartsenijschool; 1830 met lof: veearts; 1830—1834 praktiseerend te Baam; 1831 adj.-paardenarts 10-daagsche veldtocht; 1846 paardenarts iste kl.; 1848 Leeraar Kon. Mil. Acad. Breda; 1851 leeraar Rijks-Veeartsenijschool: ontleedkunde, physiologie, natuurlijke geschiedenis,- exterieur en raskennis van het paard, hoefbeslag, geschiedenis veeartsenijkunde. Na den dood van g. wit nog recepteeren artsenij-bereidkunde, veeartsenij kundige politie en hoef ziekten. In 1872 nam mac gillavry, dir. der V.A.S. de physiologie over; later nog meer nieuwe leeraren (1874). Hekmeyer gaf behalve Repertorium ook nog Verhandelingen over verschillende veeartsenijkundige onderwerpen uit. Was mede-redacteur (1862—1870) van Tijdschrift voor Veeartsenijkunde. Vertaalde veel uit Fransch en Duitsch. Van zijn colleges zegt men, dat zij uitmuntten door „groote helderheid en humanen, „deftigen toon." 1847—1848. In de voorrede (V—VI) van den eersten jaargang, 1847—1848, deelt de redactie mede, dat dit tijdschrift werd opgericht, omdat het bij den tegenwoordigen invloed, dien de natuurkundige wetenschappen op de ontwikkeling der Geneeskunde hadden, gewenscht scheen om de geneesheeren in ons land van de belangrijkste onderzoekingen op beider gebied op de hoogte te houden. Het nut daarvan zal, naar de meening der redactie, wel geen verder betoog behoeven; onafgebroken studie is bestaanbaar met uitoefening der geneeskundige praktijk. Het tijdschrift bedoelt dus van al het belangrijke, dat in binnenen buitenland gepubliceerd wordt, bij voorkeur van dat, hetwelk in onze andere vaderlandsche tijdschriften niet of slechts ten deele wordt vermeld, korte referaten te geven; zonder die stukken critisch te bekijken, want, waar onderzoekingen van zóó verschillenden aard zullen worden gerefereerd, is het niet wel mogelijk daarvan een critiek van eenige beteekenis in een kort bestek te geven. Het tijdschrift is dus in hoofdzaak een refereerend tijdschrift. De redacteurs hopen volgens dit plan hun doel te kunnen bereiken, maar zullen toch op- of aanmerkingen „dankbaar" aanvaarden. De Redactie heeft, teneinde het opzoeken in het tijdschrift te vergemakkelijken, en eenige orde in de referaten te brengen, bepaalde rubrieken gemaakt. Voor de veeartsenijkunde is een afzonderlijke rubriek ingesteld, in overeenstemming met het tegen- 244 woordig streven om de geneeskunde van den mensch en die van de dieren wederkeerig aan elkander dienstbaar te maken. De ingestelde rubrieken zijn de volgende: anatomie en physiologie; pathologie, therapie en geneeskundige kliniek; chirurgie, oog-, ooren tandheelkunde; staatsartsenijkunde, gerechtelijke geneeskunde en HET B E F E B T 0 B ï ÏIM. TIJDSCHRIFT mmm ui hl haren nuk. F. RIENDERHOFF, F. C. HEKMEUER, EERSTE JAARGANG. W. 3. VAN BOMMEL VAN VLOTEN. 1847-1848. 27 X 22. geneeskundige policie; veeartsenijkunde; verloskunde en ziekten van vrouwen en kinderen ^hygiëne, diaetetica, pharmacologie; geneeskundige physica, chemie en botanie; zielsgeneeskunde; mengelwerk en personalia (bijzonderheden van het geneeskundig personeel in Nederland). Niet in elk nommer komen al deze rubrieken voor. De medewerking van de Voorzitters en Secretarissen van verscheidene 245 Provinciale Commissies van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt was bij de rubriek Personalia van groote waarde. Ook zou melding gemaakt worden van recensies van belangrijke werken door bekende persoonlijkheden, elders gepubliceerd. Men vindt op die manier in dit tijdschrift gegevens omtrent vele personen, die in de geschiedenis van het geneeskundig Nederland in die dagen een belangrijke rol hebben gespeeld. Van den beginne af aan genoot het tijdschrift groote belangstelling, het aantal inteekenaren overtrof de verwachting. Het werd in 4o.-formaat uitgegeven: 27 X 22, in twee kolommen gedrukt, in elke kolom groote letter 66 rr., 5111., kleine letter (Mengelingen) 72 rr., 55 11.; S. 1,1'. . 2,2'..—53'.. Aan het eind van den eersten jaargang een uitvoerig, alphabetisch Personen- en Zaak-register (bl. 407—422) en voor elke maand van 1847, beginnende met April 1847, een uitvoerige buitenen binnenlandsche bibliographie van Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Engelsche werken, afzonderlijk voor de geneeskunde en voor de veeartsenijkunde. De Nederlandsche daaronder zijn ver in de minderheid. Alleen de bibliographie van April 1847 draagt een signatuur: 1,1'; de andere bibliographische opgayen (Mei 1847 tot en met December 1847) dragen geen signatuur en zullen wel elke maand afzonderlijk gedrukt zijn; zij zijn afzonderlijk en doorloopend gepagineerd, bl. 1—22. Ook onder de referaten komen slechts weinige van Nederlandsche bijdragen voor. Uit een mededeeling in het verloop van de uitgave van dit tijdschrift, blijkt dat dit met opzet is geschied. Hoewel niet uitdrukkelijk vermeld, moet men uit den inhoud van het tijdschrift opmaken, dat wekelijks ongeveer 8 pagina's druks verschenen. Eigenaardig is daarbij, dat bij de eerste zes vellen druks (48 bl.) de tekst op de laatste pagina der aflevering dikwijls midden in een zin eindigt, om dan in de volgende aflevering vervolgd te worden. Vermoedelijk moet men daaruit opmaken, dat reeds toen, zooals later vermeld wordt, twee of drie vellen tegelijk verzonden werden en men zich dus niet aan een bepaalden dag van uitgifte gehouden heeft. In enkele afleveringen komen nog rubrieken voor met eenen anderen titel dan de boven genoemde, bijv. geneeskunde in het algemeen. Afgezien van de rubriek Mengelwerk en Personalia komt dit tijdschrift dus overeen met bijv. het latere Centrdlblait für die medicinischen Wissenschaften. Men staat versteld van den enormen arbeid, dien de twee redacteuren in dezen eersten jaargang verricht hebben. Het is dan ook niet te verwonderen, dat zij zich in een volgend jaar van een aantal medewerkers hebben verzekerd. Deze eerste jaargang telt 422 bl.; het aantal referaten bedraagt 770, zij zijn doorloopend genommerd. Het Repertorium werd in hetzelfde jaar opgericht, waarin de Geneeskundige Courant verscheen, maar het eerste nommer kwam een paar maanden vroeger uit dan dat van de, onder een anonieme redactie staande, Geneeskundige Courant. Deze laatste had meer het karakter van een Courant; zij gaf regelmatig leading-artikels 246 over actueele onderwerpen van den dag, die in het Repertorium uit den aard der zaak geheel ontbraken. De Geneeskundige Courant werkte o.a. krachtig mede tot het ontstaan van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst; talrijk waren haar besprekingen over de verschillende pogingen, die gedaan werden tot herziening van de Geneeskundige Staatsregeling. De talrijke personalia in beide geven een zeker actueel cachet aan deze tijdschriften. Het succes van het Repertorium was al dadelijk groot; de redactie besloot dan ook om de bibliographie, die oorspronkelijk bedoeld was om in de wekelijksche aflevering te komen, afzonderlijk en maandelijks uit te geven, opdat niet te veel ruimte voor de mededeeling van andere zaken zou worden weggenomen. Deze afzonderlijke uitgave werd gratis aan de inteekenaren toegezonden, wegens de „ruime deelname, welke het Repertorium ten deel valt". De referaten, welke in het begin van den eersten jaargang voorkomen, zijn betrekkelijk kort, maar naarmate men het einde van den jaargang nadert, worden zij uitgebreider. 1848—1849. De tweede jaargang kwam onder dezelfde redactie en bij denzelfden uitgever uit (de heer hekmeyer was intusschen paardenarts bij de Koninklijke Militaire Akademie te Breda geworden). Het titelblad vermeldt daarenboven een 28-tal namen van hen, die bijdragen leverden 1) behalve „onderscheidene ongenoemden". Presidenten en Secretarissen van Provinciale Commissies verleenden ook aan dezen jaargang hun medewerking. De wijze van uitgave en de beginselen, waardoor de redactie zich voor den eersten jaargang heeft laten leiden, zijn dezelfde gebleven; maat de redactie ondervond veel bezwaar door het onregelmatig inkomen der buitenlandsche tijdschriften, ten gevolge van de Staatkundige beroeringen in vele landen van Europa. Daarenboven was ook op het onregelmatig verschijnen van de laatste helft van dezen jaargang van grooten invloed geweest, dat de Redacteur voor het gedeelte: geneeskunde van den mensch: dr. rienderhoff, uit hoofde van „bijzondere omstandigheden", niet voor een geregelde aflevering had kunnen zorgen. Hierin was echter voor het vervolg voorzien, doordat dr. rienderhoff het redacteurschap had neergelegd en zijn plaats was ingenomen door dr. a. w. m. van hasselt, Med. et Chir. Doctor, Officier van Gezondheid der 2de klasse, Leeraar aan 's Rijks Kweekschool voor Militaire Geneeskundigen te Utrecht, zooals de Redactie in „de Voorrede" aan het eind van den 2dea jaargang mededeelde. a. w. M. van Hasselt, geb. Amsterdam 1814, gestorven 's-Gravenhage 1902. Med. et Chir. Doctor, Officier van Gezondheid; Leeraar toxicologie, later chirurgie aan de Rijks Kweekschool voor Mil. Geneeskundigen Utrecht 1841—1868. Oud- 1) De namen dezer medewerkers aan den 2en jaargang zijn: j.w. e. de man, j. j. sas, h. p'. le clercq, c. j. snijders, Prof. p. j. j. de fremery, dr. h. v. c, w. van eeden, p. d. büyze, dr. c, Prof.-c. mulder, c. h. j. huber, dr. m., mr. ch. a. van dam, j. h. naegeli, j. a. dekker, g. wit, c j. hengeveld 'j. vanhertum, j. a. alers, j. jennes, f. h. van dommelen, j. van dam, J. J. m. wagelmans, a. de vos, g. l. reedijk, j. k. de greuve, w., b. g. sutherland.. 247 Inspecteur Mil. Gen. Dienst; bekend entomoloog (inlandsche spinnen); schreef een Handboek over Vergiftleer, dat twee maal in het Duitsch vertaald werd. Lid van de Kon. Akademie v. Wetenschappen. Dr. van hasselt, zoo wordt in de „Voorrede" gezegd, zal met den derden jaargang, die in Juli 1849 een aanvang neemt, onmiddellijk in functie treden. Reeds bij den eersten jaargang maakten wij de opmerking, dat de referaten, die in den beginne kort waren, langzamerhand uitgebreider werden. In dezen tweeden jaargang was dit eveneens het geval en hoewel het aantal pag. druks daarin ongeveer even groot was als in den eersten jaargang, bedroeg het aantal referaten slechts de helft of nog minder, namelijk 342. De veeartsenij kundige referaten nemen wellicht wat al te veel plaats in, hetgeen wel aan de persoonlijkheid van den Redacteur hekmeyer zal zijn toe te schrijven; misschien ook wel aan de toenemende activiteit der veeartsen, die in deze jaren hunne Veeartsenij kundige Vereeniging hadden opgericht. De signatuur is als in jaargang I; de üibliographieën zijn met die van den eersten jaargang doorloopend gepagineerd, tot en met April 1848, dus tot pagina 28. Daarna begint die paginatuur weder met 1 en loopt tot pagina 21 door: December 1848. Naamen zaak-register doorloopend met den tekst gepagineerd, bl. 397 —4J3- In dezen jaargang vindt men een kort verslag van de Vergadering te Amsterdam van de afgevaardigden voor de oprichting van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst op 10 Maart 1849, waar het geredigeerde Ontwerp van Wet werd aangenomen ,,en alzoo de Maatschappij als gevestigd kan beschouwd „worden". In het Mengelwerk vindt men tal van berichten omtrent de werkzaamheden van de benoemde Staatscommissie tot herziening der geneeskundige Staatsregeling. 1849—1850. De derde jaargang kwam nu uit onder redactie van dr. a. w. m. van hasselt en f. c. hekmeyer. Op het titelblad worden 31 medewerkers met namen genoemd, onder dezen ook f. rienderhoff en ook weder „onderscheidene ongenoemden". De uitgever is, sinds begin Juli 1850, niet meer van bommel van vloten te Amersfoort, maar d. noothoven van goor te Leiden, aan wien alle stukken voor dit tijdschrift moeten worden opgezonden. De tekst is met een andere letter, eveneens in twee kolommen gedrukt, iets grooter en daardoor wat duidelijker: 55 rr., 43 11.; de kleine letter van het Mengelwerk heeft 60 rr., 54 11. Naam- en zaak-register als vroeger; tekst 400 bl„ 364 referaten. In een „Berigt", gedateerd Utrecht 1849, deelt dr. van hasselt mede, dat het tijdschrift voorloopig op- dezelfde wijze zal worden voortgezet, dat dr. rienderhoff in de eerste nommers nog bijdragen zal leveren, dat de Heer hekmeyer het veeartsenij kundig gedeelte voor zijn rekening zal blijven nemen, en dat hij het geneeskundig gedeelte op zich heeft genomen. De referaten zullen uitsluitend uit buitenlandsche tijdschriften, niet uit Nederlandsche, worden genomen, omdat deze in ons land algemeen genoeg verspreid zijn; zij zullen worden ontleend aan de voornaamste Belgische, Fransche, Hoogduitsche, Oostenrijksche, Italiaansche en Amerikaansche Journalen. Oorspronkelijke Nederlandsche stukken zullen slechts worden opgenomen, wanneer zij kort zijn (hoogstens HET REPERTORIUM. TIJDSCHRIFT VOOR DE GENEESKUNDE IN AL HAREN OMVANG. onder Rediche ia□ f. A. W. I. VAN HASSELT. "» '••"«• l»«tah»l m MEM* i. VmcU F. C. IIIIIUII, rp. LEIDEN, n, D. NOOTHOVEN VAN GOOR. 1850 27 X 22. 2 a 3 kolommen beslaande), voor de langere en speciaal voor vervolgstukken zijn andere tijdschriften in ons land aanwezig. De uitgever zorgt zoowel door een beteren druk als door een grooter aantal tijdschriften, waaruit gerefereerd kan worden, tot verhooging van de innerlijke waarde. Wat wij vroeger reeds meenden te mogen vaststellen, werd nu nog 248 249 eens expresselijk medegedeeld, namelijk dat het tijdschrift wekelijks verscheen met één vel druks; maar op geheel onbepaalde dagen, meestal één, maar soms ook 2 of 3 vellen tegelijk; elk blad kost 12V2 cents; het abonnement geldt voor een geheel jaar; over het verschuldigde bedrag zal om de 6 maanden worden gedisponeerd. Honorarium wordt niet gegeven. De indeeling is geheel gelijk aan die der vorige jaargangen; de bepaling, dat geen uitgebreide oorspronkelijke mededeelingen zullen worden opgenomen, geldt blijkbaar alleen voor de geneeskunde en niet voor de veeartsenijkunde; dit wordt in een der eerste nommers van dezen jaargang nog eens in een bericht der redactie vermeld. De voorrede heeft tot motto: Nisi utile sit quod agimus, Vana est gloria nostra een motto, dat ook in volgende jaargangen voorkomt. Aan het eind vindt men de maandelijksche bibliographie, die ook in vorige jaargangen voorkomt. Januari 1849, bl. 23—30, doorloopende pagineering met die van den tweeden jaargang tot April 1849, dan begint een nieuwe pagineering tot en met December 1849, bl. 1—20 en met Januari 1850 weder een nieuwe pagineering tot en met April 1850, bl. 1—8. Met Mei 1850 zijn de bibliographieën niet meer gepagineerd en met kleinere letter gedrukt tot October 1850, 12 bladzijden, kennelijk omdat uitgever en drukker anderen waren geworden. Men vindt in dezen jaargang, evenals in den vorige, een aantal korte mededeelingen over de Nederlandsche Maatschappij tot JBevordering der Geneeskunst en over de geneeskundige wetgeving, over de veeartsenijkunde evenwel zeer uitgebreide mededeelingen. Het titelblad van dezen jaargang geeft als uitgever aan: d. noothoven van goor te Leiden, maar in het tijdschrift zelve brengt de Redactie eenige aan het Nieuwsblad voor den boekhandel, No. 29, 18 July 1850, ontleende advertenties ter kennisse van H.H. medearbeiders en Correspondenten, waarin de uitgever w. j. van bommel van vloten meldt het Repertorium te hebben overgedaan aan den heer g. b. van goor te Gouda en dat dus alles wat dit tijdschrift betreft, moet gericht worden tot dien uitgever. Onder deze advertentie staat een bericht d.d. 7 July 1850 van dien heer g. b. van goor, waarin deze het overnemen van het Repertorium bevestigt en belooft voor een goede uitvoering en accurate verzending te zullen zorgen. Hij verzoekt den verschillenden uitgevers hem hunne nieuwe uitgaven ter recensie in dit tijdschrift toe te zenden. 1851. Het titelblad van den vierden jaargang, gedateerd 1851, (het loopt dus niet meer over twee jaren), geeft als uitgever v>. noothoven van goor te Leiden op. De redactie is dezelfde, met 33 met name genoemde medewerkers ,,en anderen", 400 pagina's, 477 referaten, een lijst (2 bladzijden) „van de tijdschriften en andere werken in dezen jaargang gebruikt", waaronder ook Nederlandsche; een lijst (één bladzijde) van „de in dezen jaargang aangekondigde „werken"; een alphabetisch naam- en zaak-register (bl. 404—418). t Geen bibliographieën. 250 Indeeling en inhoud als in vorige jaargangen. De letter is een andere: groote letter 55 rr., 52 11.; kleine letter 59 rr., 59 11. 1852—1853. Omtrent den vijfden en zesden jaargang, loopende van 1 Januari tot ultimo December, vallen geen bijzonderheden mede te deelen; zij staan onder dezelfde redactie, telkens met een toenemend aantal medewerkers, worden bij denzelfden • uitgever uitgegeven, zijn ingedeeld in dezelfde rubrieken en geven in den zesden jaargang weder bibliographieën, maar nu veelal onmiddellijk achter den tekst van het laatste maand-nommer af gedrukt; verder de lijst van de gebruikte tijdschriften en van de aangekondigde werken en een alphabetisch naam- en zaak-register, juist zooals in voorgaande jaargangen; ook nu weer opvallend veel veeartsenijkundige mededeelingen en bijdragen en, wat voor een geneeskundig tijdschrift wel opvallend is, zeer weinig belangrijks over de herziening der Geneeskundige Staatsregeling. In den 5den jaargang het eerste ingezonden stuk van matthysen over de gips-windsels (Januari 1852), waarin hij er evenwel op wijst, dat het gebruik van gips bij de behandeling van fracturen reeds door prof. hendriksz in Groningen werd toegepast (1814), door schröder in Amsterdam en door dieffenbach, maar dat dit op onpraktische wijze geschiedde en daarom weder in de vergetelheid geraakt was. Aan het eind van den zesden jaargang deelt van hasselt mede (31 December 1853), dat hij tot zijn leedwezen door toenemende dienstbezigheden zich genoodzaakt ziet om het redacteurschap neer te leggen. Abonne's, lezers en medewerkers dankt hij voor den ondervonden steun, dien men bij zulk werk wel noodig heeft. Hij wijst er ook op, dat de uitgever noothoven van goor altijd bereid werd gevonden de benoodigde tijdschriften te verschaffen en uitnemend voor zijn taak berekend was. Van Hasselt hoopt, dat de nieuwe uitgever, h. de ringh te Enkhuizen, zijn voorbeeld zal volgen, van Hasselt zelf blijft tot de medewerkers behooren. Zijn plaats als redacteur wordt door dr. c. gobée ingenomen, wel bekend door zijn tijdschrift: Kliniek, (zie aldaar), dat van 1844 tot 1849 uitkwam. 1854. Zoo verscheen dan in 1854 de 7de jaargang, onder redactie van dr. c. gobée en f. c. hekmeyer, in hetzelfde quarto-formaat als zijn voorgangers, 400 bl., 289 referaten. Uitgever h. de ringh te Enkhuizen. In een „berigt" geeft gobée de reden aan, waarom het tijdschrift bleef bestaan en waarom niet besloten werd, om alle Nederlandsche geneeskundige tijdschriften tot één orgaan samen te smelten. Het Was gebleken, dat zulk een fusie vele, wellicht onoverkomenlijke bezwaren opleverde. Gobée zelf hield de vereeniging ook voor ondoelmatig, omdat hij vreesde, dat de redactie van zulk een tijdschrift zich te veel zoude gaan beschouwen als machtshebbers der wetenschap, die aan de vrije ontwikkeling der wetenschap meer na- dan voordeel zou brengen; ook vreesde men, dat de heilzame concurrentie, om het eigen tijdschrift zoo goed mogelijk te doen zijn, met zulk een fusie zou verloren gaan. Het Repertorium zal niet alleen trechter, maar ook orgaan zijn en wel voor Klinische Therapie en dus een geheel practische richting hebben. 251 waartoe de waarnemingen van hem en van andere Militaire Geneeskundigen, die in hospitalen werkzaam zijn, de hoofdzakelijkste bouwstoffen zullen leveren. De jaargang sluit zich overigens geheel bij de vroegere aan; ook nu weer treft het, dat over de geneeskundige Staatsregeling zoo weinig gezegd wordt en over de veeartsenij kundige vraagstukken zoo veel. De grond hiervoor zal waarschijnlijk wel gezocht moeten worden in het feit, dat het Repertorium in redactie en medewerkers naast een elftal veeartsen, nagenoeg uitsluitend uit Officieren van Gezondheid bestond. En bet is wel duidelijk, dat de strijd over de herziening der geneeskundige wetten in die dagen, die in elk opzicht tegen de Regeering inging, de geneeskundigen, die in dienst van den Staat waren, niet in de eerste plaats aantrok. Onder de veeartsen, die als medewerkers vermeld zijn, was slechts een enkele Rijksveearts en de strijd voor verbetering werd door hen niet met die vinnigheid gevoerd, waarmede die over de geneeskundige Staatsregeling gevoerd werd. Ook zal, zooals wij reeds vroeger opmerkten, de invloed van den heer hekmeyer in de Redactie wel groot geweest zijn: zijn naam vindt men in die dagen op bijna alle, op veeartsenijkunde betrekking hebbende, officieele stukken vermeld. Dat deze overwegende invloed van den heer hekmeyer ten slotte ook in de redactie zelve tot oneenigheid geleid heeft, mag men wel veronderstellen; in alle geval deelt hekmeyer aan het eind van den 7den jaargang mede, dat, nu de redactie van het veeartsenijkundig gedeelte door een Medicinae Doctor is overgenomen, die geen veearts is, hij van het Repertorium afscheid neemt, maar in vereeniging met anderen pogingen aanwendt, om een nieuw tijdschrift op te richten. Hij meent hierin spoedig te zullen slagen en verzoekt zijnen kunstgenooten hunne bijdragen voortaan te blijven toezenden, aan zijn adres. Mocht het bedoelde nieuwe tijdschrift nog niet zoo spoedig verschijnen, dan zal hij toch op andere wijze voor de publicatie dier stukken zorgen. Geneel op vriendschappelijke wijze schijnt dus het uittreden uit de redactie door hekmeyer niet geschied te zijn (i Mei 1855). De zevende jaargang geeft anders niet tot bijzondere opmerkingen aanleiding; de bibliographieën, boekenlijsten, registers als in de vorige jaargangen: 400 bl., 289 referaten; groote letter 54 rr., 43 11.; kleine letter van het Mengelwerk, 62 rr., 57 11. 1855. Het redacteurschap van dr. gobée was niet van langen duur: reeds het volgende jaar gaat het over in de handen van dr. ali cohen te Groningen. Hiermede begon een Nieuwe reeks van het Repertorium, nu in ander, namelijk 8vo-formaat, 23.5 X 14; S. 1,1' 2,2' -51' ; het werd uitgegeven bij de Erven c. m. van bolhuis hoitsema te Groningen, welke het in al haar omvang van den heer de ringh te Enkhuizen hadden overgenomen. Levy Ali Cohen, geb. 1817 te Meppel, gestorven Groningen 1889. Prom. 1840. Bijzondere voorliefde voor natuurkundige wetenschappen, met goud bekroonde .prijsvragen over geologie; beoefenaar van literatuur, vooral Hebreeuwsché; 252 stichter van Isr. letterkundige Vereeniging; beoefende ook geschiedenis der geneeskunde. Redacteur Nieuw Statistisch Jaarboek 1847—1854. Schreef in Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde vooral over volksgezondheid. Op verzoek van thorbecke, met penn en egeling een werkzaam aandeel hebbend aan samenstelling der Wetten op Geneeskundig Staatstoezicht. Insp. Gen. Staatstoezicht. 1865 Overijssel en Drenthe, 1868 ook Friesland en Groningen; stelde commissie voor statistische beschrijving van Groningen in; oprichter Ned. Vereeniging voor Koêpokinenting; deed veel aan muziek-, dicht- en teekenkunst. DaniÈls schreef In Memoriam in Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde 1889. De titel is nu veranderd in : Repertorium, Tijdschrift voor de Praktisch geneeskundige wetenschappen in al haren omvang, onder redactie van dr. l. ali cohen, 8e jaargang, Nieuwe Reeks ie Jaargang. Het is niet meer in twee kolommen gedrukt. De groote druk heeft per pagina 40 rr., 50 11.; de kleine druk van het Mengelwerk 49 rr., 60 11. Aan het eind een naam- en zaak-register, te samen 16 bl. en drie bijlagen, elk van 8 bl., bevattende geneeskundige bibliographie over 1855: Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Engelsche werken. Prijs per Jaargang / 6.50. Geen afzonderlijke veeartsenij kundige bibliographie meer. 832 bl. In het „Woord vooraf", 25 December 1854, waarmede ali cohen den nieuwen jaargang opent, herhaalt hij de woorden, die hij neerschreef, toen hij in 1849 de redactie van het Nieuw Praktisch Tijdschrift aanvaardde, daaraan blijft hij getrouw: „een tijdschrift „waarvan de hoofdstrekking een praktische is, maar gegrond op „wetenschap; de wetenschap dus in verband met de praktijk, niet „tegenover de praktijk". Hierin kwamen dus de beide tijdschriften met elkander overeen en toen nu in het einde van 1854 vast stond, „om meer dan één reden", dat cohen met de redactie van het Nieuw Praktisch Tijdschrift zou ophouden en hem, bij het overgaan van den eigendom van het Repertorium in de handen van een firma in de plaats zijner inwoning, de gelegenheid werd geboden de bezorging van laatstgenoemd tijdschrift voortaan op zich te nemen, bestond er voor hem betrekkelijk weinig bezwaar in het aannemen van het hem gedane aanbod. Het Repertorium werd eenigszins anders ingericht, er werden ook oorspronkelijke geneeskundige stukken in opgenomen, ook zulke van grooteren omvang, vooral ook, omdat daarvoor in andere tijdschriften eigenlijk geen gelegenheid meer bestond. In het begin van Januari 1855 werd het eerste vel aan de inteekenaren verzonden, het tweede lag gereed ter verzending. De jaargang zou bestaan uit 52 vellen a 12V2 cents per vel. De inhoud zal in de volgende rubrieken worden verdeeld: Oorspronkelijke opstellen, volledige mededeeling van belangrijke, afzonderlijk uitgegevene brochures uit het buitenland, uittreksels uit boekwerken en daaronder ook inlandsche, volledige mededeelingen of uittreksels uit Journaal-artikels, ook die zeer uitvoerig zijn, uit het buitenland, overzigten aangaande de verrigtingen in de voornaamste gedeelten der Praktische Geneeskunde in den allerlaatsten tijd. Aan de veeartsenijkunde zal slechts in zooverre een plaats worden 253 HET REPERTORIUM. TIJDSCH RIFT PRAKTISCH-GENEESKUN DIGE WETENSCHAPPEN IN AL HAREN OMVANG. ACHTSTE JAARGANG NIEUWE REEKS. onder redactie van %*. L ALI C 0 H E X. eerste jaargang. te groningen , bij de Erven C. M. van BOLHUIS HOITSEMA. 23 5 x H- 254 mgeruimd, als van belang is uit een oogpunt van Algemeene en Vergelijkende Geneeskunde, dus niet meer in den grooten omvang, waarin dit in de vorige jaargangen geschiedde. Ali cohen zal trachten zoo mogelijk iets tot de w^breiding der wetenschap bij te dragen en veel tot haar verbreiding. Deze Nieuwe Reeks van het Repertorium heeft een minder overladen titelblad dan de vorige: de talrijke medewerkers staan daarop niet meer vermeld: „onder redactie van dr. l. ali cohen" is daarvoor in de plaats gekomen. De inhoud bestaat hoofdzakelijk uit referaten en enkele oorspronkelijke mededeelingen; de berichten en personalia in het Mengelwerk (nog te onderscheiden van de soms voorkomende rubriek: Mengélingen) zijn over het algemeen veel uitgebreider dan vroeger en over sociaal-geneeskundige onderwerpen wordt vooral uitvoerig gerefereerd. Op den 12 September deelt ali cohen mede, dat in weerwil van alle aangewende pogingen, om alle oponthoud te voorkomen het geregeld afdrukken en uitgeven van de verdere afleveringen voor den loopenden jaargang van het Statistisch Jaarboek zeer vertraagd werd en de verdere uitgaaf er van tot dusver geheel achterwege bleef. De uitgever daarvan heeft als uitgever geheel opgehouden te bestaan en dus zal ook ali cohen met dien arbeid ophouden. Wellicht zal een ander het gestaakte werk willen opnemen, maar intusschen zal cohen door het Repertorium de leemte zooveel mogelijk aanvullen. Dit staken der uitgave van het Jaarboek kwam dus het Repertorium ten goede. Een enkele plaat versiert de nieuwe uitgave, die er zeer goed verzorgd uitziet, maar overigens tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding geeft. 1856. De negende jaargang, no. 2 van de Nieuwe Reeks, bevat 823 bl.; hetzelfde formaat; naam- en zaak-register, te samen 7 bl.; bibliographie der 4 landen, 8 bl., wordt nog afzonderlijk gegeven voor het laatste kwartaal van 1855 en het eerste van 1856 (8 bl.); in het vervolg werden de titels der voornaamste werken telkens in de verschillende bladen van het Repertorium zelf medegedeeld, dus niet meer afzonderlijk. Aan het eind van den jaargang vindt men het bericht, dat met dat laatste blad de jaargang en het geheele tijdschrift ten einde is. Ook het Repertorium wérd met 1 Januari 1857 opgelost in de combinatie van tijdschriften en redactiën, waaruit, door de bemoeiingen en de ondersteuning van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, een nieuw en algemeen geneeskundig tijdschrift voor ons land geboren werd, zooals door iederen belangstellenden geneeskunstoefenaar in ons land reeds lang gewenscht was. In plaats van versnippering, eenheid, en door eenheid kracht, dat was de gedachte, die aan dit offer aan de goede zaak ten grondslag lag. Ali cohen nam hiermede afscheid van den lezer, maar hoopte hen op een andere plaats weder te ontmoeten. Deze negende jaargang geeft overigens niet tot veel opmerkingen aanleiding. Over de geneeskundige belangen vindt men uitvoerige 255 mededeelingen en de verhandelingen in de Staten-Generaal daarover worden in extenso medegedeeld. De bibliographie is vermoedelijk wel met het oog op het naderend einde tot een minimum gereduceerd. Oorspronkelijke stukken komen in dezen jaargang weinig voor. Het tijdschrift blijft evenwel tot het einde goed verzorgd en het opgaan in het nieuw uit te geven tijdschrift is dus in geenen deele aan kwijning toe te schrijven, maar wel degelijke een opoffering geweest. 1847. Geneeskundige Courant voor het Koningrijk der Nederlanden. Motto: Quidquid praecipies, esto brevis. Horatius. Twee maanden na het verschijnen van het Repertorium kwam het eerste nommer van de Geneeskundige Courant uit, Juli 1847. Was het eerste, zooals de naam aanduidde, een uitsluitend refereerend tijdschrift, de Geneeskundige Courant bedoelde meer een actueel orgaan te zijn, waarin, naast wetenschappelijke mededeelingen, de bespreking van de geneeskundige belangen, welke tot nu toe voornamelijk in de nieuwsbladen werden behandeld, konden plaats vinden. Het eerste nommer verscheen bij den boekhandelaar c. campagne te Tiel, Zaterdag, 3 July 1847; de volgende nommers kwamen om de 14 dagen. De jaarlijksche abonnements-prijs bedroeg / 4.—, franco per post. De bedoeling, waarmede deze Courant werd uitgegeven, was in de 4 volgende punten samengevat: i°. het belangrijkste geneeskundige nieuws spoedig en in beknopten voim aan de lezers mede te. deelen; 20. de belangrijke geregtelijk-geneeskundige gevallen van hier en elders bekend te maken; 3°. de openbare aangelegenheden van den medicus yoortdurend na te gaan en klachten of opmerkingen daarover in de Courant te laten bespreken; 40. den band tusschen de geneeskundigen te versterken; te trachten, dat zij zich nauwer aan elkander aansloten en alzoo een macht zouden worden ter verbetering der geneeskundige toestanden in ons vaderland, zooals dit ook elders geschiedde. Zij bedoelt niet een concurrent te zijn van de bestaande geneeskundige tijdschriften, maar eensdeels hetzelfde doel als deze na te jagen en andersdeels een geneeskundig orgaan te zijn, waarin over de belangen der geneeskundigen van gedachten kan gewisseld worden. De redactie hoopt daarom op even ruimen steun der kunstbroeders als de Geneeskundige Courant van 1765 genoten had. Het aantal inteekenaren was al dadelijk niet beneden de verwachting en het plan bestond, om, indien de belangstelling groot genoeg zou blijken te zijn, de Courant „telken weke" te doen uitkomen. De namen der redacteuren worden voorloopig niet genoemd. Het blad verscheen in couranten-type, d.i. in folio: 34 x 21.5 en was in twee kolommen gedrukt. De groote druk heeft per 256 GENEESKUNDIGE COURANT ^omnpijk der ^ ^^^^^^ Nederlanden. ^Vts- (Qaldquld priieelple., esto brevl..) Mo. 1. ZATURDAG, S JULIJ, 1847. EERSTE JAARGANG. Aan hel srnec.kundla; pnbllek. 1 Ohic senccuknndiBC Slaal.-regellng. BH de uitgave van dit Nieuwsblad, welkt net tonder rijpe J & .^^««"„"iTr^'j»1' *" nvridcnkin° ondernomen is, Lebben wij ons ten voornemen fl "™ . . J . . Ê",rfa iV ö» ,1 Let nicnws. d., J, Her ol elders, in • 'jW'y'ty.^» „n. vak voorvJt. en voor eene korte vermelding vatbaar k, : z. t. l.rdM^snel en beknopt publiek te maken; 2". onze leun bekend ] . , , ,, , , te maken met de eerctcliik-genrcikundigc voorvallen, die,: Naarmate de beschaving, die krachtvolle dochter van vonten ontent of hij den vreemde behandeld lijnde, de belang- . uitgang, haren magtigen invloed al verder uitbreidt over do sicUm- verdienen en den arts, bij voorkomende gelegenheden. zedelijke en nmleriêele welvaart der menschen , wordt ook do ten lefddraad verstrekken kunnen; 3». de openbare aangclc- behoefte van ieder onderdeel der maatschappelijke instellingen Benbeden van den geneesheer, en zijne betrekking tol den ,„ om me, d„ ^ des tijds gelijken tred te bonden, en Staat, voortdurend na te gaan, en de kolommen van dit . d voorregten der wereldverbetering te deelen. Hoe dank- i,h,l „non te stc en voor iedere bedenking, iedere, opmer-. , , , ,. , , . , 0 , . f „„ "Sé, voorstel iedere klagl, die de een of ander Joude haar jongeling ook nederziet op hel werk zijner vaderen, en m'°Sn'c,', i„ heTm»den le moeten brengen, en 4'. eenen te- hoeveel schoon, en voortreffelijks bij iuenn ook vinden moog'. keren hand daar le stellen tusschen de verschillende kunst- hij mag zich er evenwel niet. in vadsige rust, bij nederleggen, broeders, opdat lij zich niet langer vreemdelingen blijven. maar moet tijd noch moeite sparen, om de goede grondslage», maar. even als zulks in andere landen het geval tl, door naar den eïsch des tijds, te veranderen of te wijzigen, en de tich naanwer aan eilander te sluilen, en meer met onderl.n- slechte omver m nilLken. om er nienwm en betere voor in do *\fl "^Ui^SciUen, die er i. ^ ,H dt- J j^^o^.W.~J~ JchiS-^jbijSle eeT'dan een ieïe£^g°LeUng. ' Dm.chcr inhoud kan, de- „p °K Lemen is, waar op de oude fundamenten niet de wijl wij ze alle lezen, belangrijk voor onze mctledeclingeii «hoonste nieuwe gebouwen zijn opgetrokken. Alléén maakt zijn, en onze opgave., kunnen wclligt nu en dan. de iwUctie fc. d( „kunui Siaats-regcl.ng van Nederland eene droe- iZ van Lel Larnas aan ie trekken tegen andere redariien. de regerings-vormen, door re. olutie's en vreemde o.erkeerscning, bevelen wij ons in bare vriendschap en belangstelling, ad meer dan bet derde van eene eeuw voort, snoder van de alge- niajorem artis gloriam. meene ontwikkeüng ra. kennis en'leden iet) anders te verwor ln de tweede plaat., tal men thans niet meer angstig be ven fon ccnlge julleje veranderingen, die meer baren vorm. hoeven om te zien naar de redactie v.n een nieuwsblad of tij a,,, ,„„,, aard. Inw wezen, belreiren. Z,j alleen werd door ie' =» 5»«' <■»»'' ""V■ ™ P»ee»lunn> ne taatmde hand des tijds versloolen, en kon slechts tranen treflènde ofi te neinru. noch den weerzin behoeven te belten ' , , , . _ . . . „. ren waVrmedr men ruimte voor d,l onderwerp in de kolom «P »« vermolmde perkament storten, Waarop bare grondstelbn men' der daielnkscbe Couranten afsUat De geneeskunde zal gen . in bijna onleesbare woorden. geschreven stonden; terwijl thans nok een orgaan hebben, dal hare belangen verkondigt. andere landen, al leeraarden er ook nimmer Bozaasivt'l, Ca» hare grieven opsomt, haar regt verdedigt, en hare stem verheft, suisses , Aleiscsses, va. Doevebess, SsjmiroaTts, Bao.nu., enz., daar, waar hei zwijgen eene misdaad zoude worden. 1 enz., den gloed van verlichting ook over de geneeskunde, in Het het oog naglans op de bezwaren, die er in gelegen zijn, , matcrièele aanspraken, uitbreidden, om uil ons land het wctenswaaidig nieuws magtig tc worden, ■ - TT .lerfgevaUen , benoemingen, pl.uit.venv.sscliSg™ attol aan (»Vd. s~»W W^SR^^S^^^^ ^ I Bnitenlandsche btrigten. ons en den uilgever in de gclcgcnlicid zult stellen, de kosten _ rfe LoorU nceft, in de jongste tijden, in Ierland zoo. en moeiten goed te malen, die er noodzakelijk aan zoodanige | djnj„c „nvocs„ aangerigl, dat er, alléén in het gemeen- onderneming verhonden zijn. , schappelijk werkhuis te Lmqfird, van la April 1848— Bereids heeft het getal inteekenaren onze verwachting met ,„ April 1847, 677 menschen stierven, terwijl dit getal, in het liescliaamd en wanneer de graagte zich mogt bevestigen waar- . , , Lcdr0„ „ede onze onderneming aanvankelijk oudeis.oi.nd™dl dan J ' „ « ineontlnentia nrinae noc.nrnn. zullen ivij eerlang de uitgave .telken weeke doen plaats vooral wanneer dezelve mèt algemeene zwakte gepaard gaat, als „„ ■„« ,765 de bee. Wits» EtTO. te A-*r. -«l-,-*1 Estr.'Belladonnae voor kinderen van «nmdc- 'n-givToldernam van eene Geneeskundige Courant, | J^J r^^^^^: ^^5 serSaauwd zijn? V5ij gelooven he, „el en mogt Le. ons '«_ ^ de WerP«rn, adsis.en.-cLirur- ^'"Jè .« aaüSm vereeSe „ „ogen ÏS I gijn aan Le. Universi.y 'college Hospita!, enz., overleden, ten • SeEks o, eenL."h^e. Llj^tT «et. ;^l. - I I«olg. eener wonde'die L?, gedurende le, vemgte. eener «X wij 'eens de wooideu gebruiken van eene overledene '«tops», ontvang» bad. zuster onzer Courant — Omne («47 imnefum. out mzsenit — Aan den lieer Jon Dis lts. Med. Doel. u Utrlfori, Dj RsBjcri*. . geboren PsMsv, wonende8 Ie Xo.-a üilli liet graalscbap Jfa- 34 X «-5. 257 kolom 93 rr., 51 li., de kleine druk voor berichten enz. heeft 113 rr., en 59 11. De inhoud bestaat uit hoofdartikelen, buitenlandsche en binnenlandsche berichten (referaten), ingezonden stukken (aan het adres van den uitgever te zenden), bibliographie, personalia en in het' kader gedrukte advertenties, meestal van nieuw verschenen boeken. De prijs der gewone advertenties is 20 ets. per regel, die van boekaankondigingen, 10 ets per regel. De nommers bestaan meestal uit 4 pagina's, niet gepagineerd; dikwerf wordt er een bijvoegsel aan toegevoegd. De hierboven genoemde rubrieken komen niet in elk nommer voor, soms ontbreken de hoofdartikelen. 1848. De belangstelling voor dit nieuwe tijdschrift schijnt dadelijk nogal groot geweest te zijn; reeds na een half jaar (Januari 1848) kon de redactie mededeelen, dat het voortaan wekelijks zou verschijnen (Prijs per jaargang / 6.25) en wanneer men op den inhoud let, kan ons dat niet verwonderen. Het is een geheel ander type van tijdschrift dan de tot nu toe verschenene, heeft dadelijk iets meer actueels. Men vindt daarin niet in de eerste plaats mededeeling van wetenschappelijke onderzoekingen, maar hoofdartikelen over onderwerpen van den dag, die een grooten kring van lezers belang inboezemen: Hoofdartikelen over de toen zoozeer de aandacht trekkende herziening van de geneeskundige Staatsregeling, over de gerechtelijke geneeskunde, over de eenheid van stand voor de geneeskundigen, over de militair-geneeskundige opleiding, over de opleiding der apothekers en dergelijke meer, met de daaraan onafscheidelijk verbonden ingezonden stukken. Groote verdiensten moet men aan de redactie toekennen vóórhaar strijd voor de aaneensluiting der geneesheeren in ons land ter bereiking der zoo noodige herziening der bestaande geneeskundige wetgeving; voor de oprichting van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst; voor de oprichting van het Geneeskundig Weduwen-fonds, dat later in het Ondersteuningsfonds der Nederlandsche Maatschappij is opgegaan; voor de nieuwe Nederlandsche pharmacopoea enz. In Juli 1848, dus in het midden van den tweeden jaargang, werd het formaat grooter; 37.5 X 25 en werd het, zonder speciale mededeeling, in 3 kolommen gedrukt. De kolommen groote letter hadden 80 rr., 35—42 11.; kleine letter 100 rr., 36 —43 11. De inteekenprijs bleef ƒ 6.25. Hoewel dus de redactie tevreden mocht zijn niet haar succes, was zij toch niet voldaan; zij beklaagde er zich aan het eind van den tweeden jaargang over, dat zij zoo weinig bereidwüligheid van de hoogleeraren ontving, en ook van andere zijde, waarvan zij medewerking verwacht had: slechts twee hoogleeraren hadden bijdragen gezonden, slechts 4 Provinciale Commissies hadden opgaven harer werkzaamheden gedaan, slechts twee Geneeskundige Kringen deelden officieel hun handelingen mede en van slechts één Klinische School hadden zij rapporten gekregen; geen enkel burgerlijk hospitaal of gasthuis en geen enkel krankzinnigen-gesticht had officieel iets gezonden; daardoor gingen vele wetenswaardige gebeurtenissen $58 ZONDAG, 6 JANUARIJ 1850. - 1. — VICruVt JAARGANG. NIEUWE SERIE. !•■ JAARGANG. • loningrijk der • ^.' Hederlanden. - Met dra aanvanj van de ^tweede helft ** Laten* dete*'vinnige"1 vloorden voldoende derra^TonVr"^'"*" n*u ^«"priori ."est» ra"'een "nieuwe loopbaan in. Intusschen j^cacbiedenïï'^^ net" oudf ° .feJKchelden * omdal'h'eToS wenscht de Redactie vooraf een' enkelen Eet opstel, waarmede we onie nieuwe Serie is, trachten we de aangegeven rigting te blik te slaan opbaar verleden; tevens, maar openen, wenschten we eenige algemeene bandhaven, zoo dikwijLs wij, in ons blad, roet brcede en losse trekkeni baar gedrags- denkbeelden te geven omtrent het doel, de wetenschap ter sprake i-ullen brengen, lijn te schetsen voor de toekomst. Onder de dat wij ons voorstellen, omtrent de middc- Dien ten gevolge wenschen wij - maar genoeglijke indinklten, die zich bi] haar ver- ]en, waarmee we dat doel zullen trachten zonder overdrijving I — steeds te wijzen op levendigen, zoodra ze terugziet op den af- te hereiken. de ziektekundige ontleedkunde, op hel pint. gelegdeo weg, bekoort , in de eerste plaats, siesch onderzoek, op het mikroskoop en de 3e herinnering der bewijzen van belangstel- uit den aard der zaak volgt van zeil, scheikunde, omdat dieons aanvankelijk reeds ling en ondersteuning, die haar gelchonken dat wij bier niet meer geven kunnen dan geleid hebben lot eene noauwkeurige kouwerden door bel vaderlandsch Geneeskundig breedo omtrekken, - dat we ons niet eens nis van het veranderde leven; omdat we ■ publiek. Ze strekten haar ter proave, dat wagen mogen aan de formulering onzer van deze hulpmiddelen ecu groenend, een haar arbeid geschat werd als iets goeds en meening, nopens al wat we ontmoeten zul praktisch nul met grond mogen wachten, ieirniilügs ;^ dat men ovei luigd bleek jan de |en op Tiet uitgebreide veld, hetgeen thans dewijl ze reeds veel hebben bijgedragen Ier Srï'zich eenmaal op de schouderen ge- léns^ebeeï'''vrij "ui'd°°ken°e vaV ons'slanï neeskundfge'wetenschap, ^aafum wiuinït laden had; dat men. ter wille van de pDni, omdat de omstandigheden. die ons gaarne de Inssclienkomst van ons weekblad ■ poging ten goede, menig min gelukkige wierpen .in tnod.as ree," noch onopge leenen, waar hel er op aankomt den voorHt "haa"' «onaangename pfigt v°óor *3te '"' ' d""*d °"k^'Pr°l''£s ™°5™' "«""o 11 'holl»u™ e" ,e 'chragen vandj beuschbeid haren openlijken dank üit te den bMk te slaan'op^oesUndan8,'"!» gevoe^ de spreuk van BoEimasve voor' den geest: spreken. Toch heeft zij óch nimmer onl- hm uit te spreken over onderwerpen, welke .Simplex aisillum veri," de vorderingen veinsd, dat haar weekblad in menig opzigi We misschien in een. andere orde Int punten nagaan der eenvoudige therapie. 'I Zij hier niet voldeed aan de «beken, die men (zij onzer beschouwing zouden gemaakt hebben , met een in het voorbijgaan opgemerkt, zelve het eerst') aan tulk een tijdschrift indien we van dien drang der Icopende dat eene Diaetelica , die steunl dp goéden doen moest en menigmaal de treurige onder- zaken meer onalhankelijk waren geweest, ontleed- en natuuikundigen grond, in ona vinding verkregen . dat het spreekwoord .reit- Men ziet dus gemakkelijk in. waarom bet bepaalde voorstanden vindt, omdat kot loirc'ettpouvoir* indezengrove onwaarheid ons niet mogelijk is deze .nieuwe Serie" le onze innige overtuiging is, dat we van behelsde. Omtrent dezen tijd kwam, hg de openen met de mededeeling van een volledig, hare uitgebreide en regelmatige toepassing jongere leden der Redactie , die met de vo- een algerood systeem onle, wenschen en een krachtig hulpmiddel verwachten mogen ['Nicuw""°Serie*mi>ekend°maken ."het den"' Superma'" \eTenscE 'we"" zegge"8, n" ingl"maa? '"8ooi™mélV™r".óork"mmJ beeld op, om een Weekblad uit te geven dat ze leiden moet tot: vooruitgang in de van ziekten. Intusschen zullen wij, bij el in den geest der Geneetkur-dtge Courant, wetenschap, ring onzer maatschap- het nieuwe, dat we huldigen, nimmer uk Ze hadden plan met het goede dier inrig- pelijke positie, joiste waardoering der .re- het oog verliezen, dat dekennis van allen, ting kam voordeel te doen en - geleerd „eeskunue en bare beoefenaren door de die voor ons geleefd en gewerkt hebben , op doorjiet i^e^—^^mmteT^nïiem- geneeskundigen jeNen^, door de iiicl-geoees- boogen prijs moet^worden geschat in eene zij echter overgingen tot de volvoering van Vergunt ons, dat'we de opg.-gevene puu- ondervinding, en rekenen liet dus van onzen bun voornemen, hebben ae zich met de ten korlelijk toelichten ! pligt de ontwikkeling dier wetenschap na te Redactie dei beslaande Courant in betrek Wel is er, in oneen stormacliltgen tijd, gaan. en op te sporen; op wat wijze de kiog gesteld, aan deze bon denkbeeld mede- geen denkbeeld moer verschillend opgevat, geleerden van vinegeren tnd hnnne kennis gedeeld en haar zoo bereid gevonden van meer uiteenloopend beoordeeld, dan dit san en ondervinding hebben vei kregen! met hen den weg te gaan. dien zij zich „ vooruitgang,'' zoodal het weinig vreemd We wenschten ons blad dienstbaar te maken •vetecnigiog tot sland kwam, waarvan gij, jektive meéningen verneemt, die lijnregt positie, en ondersteunen gaai ne de pogingen vvèlwillende^lezerj Ihans dejesultateo voor tegen elkaar overstaan l\>ch urnen betdairlvar anderen, dm ons hierin vooigmgen. Td, dm'verbetering en vooruitgang op het oog èSed^en vvij°nia,dê,>meei en mir"" èldï|i'i. haren ruimslen omvang le Isèvoi deren, hebben, schal de Redactie van ons Week- winnende rigting , om de wrli-u .-au Idoor den band naauwer toe te kolen tusschen blad zich gelukkig, dal des mendenraad en en scheikunde dienstbaar UT maken aan .lelde geneeskundigen des vaderland., door de bijstand, van de eene als van de herkenning der verschillende vormen van het behartiging van de belangen dm Nederlandandere zijde, eene verbroedering tot stand lieven des menschen, «sul de naa.iwkeui ige | sche kunstoefenaren. door gezamenlijke beoe- 37-5 X 25. uit de praktijk of uit het maatschappelijk leven van den geneesheer te loor. Maar de redactie was overtuigd op den goeden weg te zijn en gaf den moed niet op. 1849. De 3de jaargang, 1849, begint met een enthousiast hoofdartikel over 1849 ! ! 259 „De last, die op vrijheid en ontwikkeling van kennis drukte, is „afgeworpen en overal davert de kreet van regt en vooruitgang in „den lande".... ,,de oude orde van zaken werd opgeheven om voor „nieuwe vormen, en voor nieuw wezen, plaats te maken". Hoewel een „Algemeene Maatschappij van Geneeskunde hare vestiging „nadert", roept de redactie de geneesheeren op, om op het ontworpen „Congres" hunne stem te doen hooren over het rapport der StaatsCommissie voor de herziening der geneeskundige wetgeving, dat verwacht werd. 1850. In 1850 gaf de Redactie een Nieuwe Serie van de Courant uit: 4de jaargang of ie jaargang van de Nieuwe Serie, formaat: 36.5 x 24.5, waarin voor het eerst de namen van de Redacteurs werden genoemd. N. B. Donkersloot, geb. te Deventer 1813, promoveerde 1835, was 1855 directeur van het krankzinnigen-gesticht te Deventer, vestigde zich daarna te 's Hage, waar hij 1890 overleed. Behalve van de Gen. Courant ook redacteur der latere Psychiatrische Bladen. Stichter van Geneesk. Weduwen-fonds. Schreef verschillende verhandelingen op psychiatrisch gebied. A. H. Israels, geb. te Groningen 1822, broeder van den schilder josef israels; 1840 student te Groningen. Vriendschap met ali cohen bracht hem tot de historische studie; dissertatie historisch onderwerp (Talmudische gynaecologie); 1846 vestiging Amsterdam; stichtte Leesgezelschap „Hippocrates", dat oorsprong werd van Medisch Leesmuseum, ten huize van johannes muller, boekverkooper vergaderend. Mederedacteur Geneesk. Courant, daarna oprichter Weekblad voor Geneeskundigen, waarin hij verschillende belangrijke historische studies schreef, (Salernitaansche School). Daniëls rekent hem tot de stichters der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneesk. Fusie der tijdschriften in 1857 mede op zijn initiatief. 1867 Lector in Hygiëne; 1877 buitengewoon hoogleeraar in geschiedenis der geneeskunde en hygiëne aan de Univ. Amst. In 1861 bibliothecaris Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst na tilanus ; overleed 1882. Uitvoerige biographie door daniëls in Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, 20ste jaargang. J. Penn, geb. te Dordrecht 1821, overleden te Hilversum 1890, 1830 student te Leiden, prom. 1845. Na buitenlandsche reis vestiging te Amsterdam; lid Gemeenteraad, Curator Ath. IU. 1871—1875; Schoolopziener. Met ali cohen, blom coster en egeling adviseur voor ontwerpen geneesk. wetten van thorbecke 1865. Inspecteur van Gen. Staatstoezicht Noord-Holland. Stichtte in 1875 Trompenberg in Hilversum, waarin hij overleed. t Chr. Heinrich Riehm, geb. te Deil 1822; in 1847 ingeschreven als student Ath. 111., prom. in hetzelfde jaar te Leiden. Geneesheer te Amsterdam, na buitenlandsche reis. Overleed 1852. Tijdelijk redacteur Gen. Courant, later Weekblad voor Geneeskundigen. Bewerkte iff Nederlandsch een boek van mark aurel hoefle: de scheikunde en het microscoop aan het ziekbed. Literator, poëzy o.a. in MuzenAlmanak; mederedacteur van den Gids. Biographie door aug. philips voor Maatschappij voor Nederl. Letterkunde. J. M. Schrant, geb. te 's-Hage 1823; student en promoveerde in Leiden. Assistent, later 2de geneesheer Buitengasthuis Amsterdam. Geneesheer Leiden 1853; hoogleeraar aldaar 1862; overleed 1864. Bekroond door Leg. jóh. monnikhcff. Over goed- en kwaadaardige gezwellen; schreef verschillende verhandelingen in tijdschriften. De redactie deelt hieromtrent het volgende mede: de Courant treedt met de tweede helft der eeuw een nieuwe loopbaan in; 2Ó0 na eerst dankbaar de vele blijken van belangstelling te hebben herdacht, die zij ondervond, wil zij niet verzwijgen zich zeer goed bewust te zijn, dat aan de Courant nog veel ontbrak; zij had dan ook reeds plannen gemaakt om daarin te voorzien, toen haar ter oore kwam, dat bij enkele jongere geneesheeren het plan was gerijpt om in den geest van de Geneeskundige Courant een nieuw zelfstandig tijdschrift uit te geven als Weekblad. Vóórdat dit tot uitvoering kwam, hadden zij een bespreking met de redactie van de bestaande Courant gehouden, die ten gevolge had, dat zij bereid gevonden werden, om zich bij de redactie van de Geneeskundige Courant aan te sluiten. Deze samenwerking werd door de redactie zeer op prijs gesteld. Zij geeft in breede trekken aan op welke wijze het gezamenlijke tijdschrift zal worden geredigeerd: de bedoeling blijft natuurlijk den vooruitgang der wetenschap te helpen bevorderen, samen te werken ten einde de maatschappelijke positie der geneeskundigen te verbeteren, een juiste waardeering van de geneeskunde en hare beoefenaren door de geneeskundigen zeiven, door de niet-geneeskundigen en door den Staat te bewerken. Dit slaat op den strijd, die toen gevoerd werd over het verkrijgen van éénheid van stand onder de geneeskundigen door éénheid van opleiding. De vooruitgang der wetenschap wenschte zij te bevorderen in de richting, die de zich ontwikkelende natuur-wetenschappen aangaven: chemie, microscopie, pathologische anatomie enz. Op het gebied der hygiëne, der geneeskundige verpleging der armen was nog veel te doen: de aanwijzingen, die de wetenschap onzen wetgever had kunnen geven, werden door dezen niet altijd op de juiste waarde geschat. Nog eens wordt door de redactie verklaard, dat zij geen concurrentie met andere tijdschriften bedoelt, zij stipt slechts aan wat de andere tijdschriften uitvoerig kunnen behandelen. Zij heeft vooral de praktijk op het oog en wil hare beschouwingen meer opgevat zien als populaire dan als wetenschappelijke uiteenzettingen. Zij stelt zich voor om in hoofdartikelen en korte wetenschappelijke bijdragen beschouwingen te geven omtrent de richting der wetenschap. Verder blijft zij ingezonden stukken opnemen, kritieken, verslagen van zittingen van binnenlandsche Genootschappen, advertentiën en feuilletons, indien daar stof voor is. Op het eind der maand verscheen in dezen jaargang een korte inhouds-opgave van de nommers dier maand. Hare samenwerking met de' 4 Amsterdamsche doctoren had, naar het schijnt, het gewenschte gevolg: er komen in dezen jaargang vele mededeelingen voor van verschillende hoogleeraren uit het Binnen- en uit det Buiten-Gasthuis van Amsterdam en ook van andere steden, waar Klinische Scholen zijn gevestigd. De goede indruk, dien de leiding van het tijdschrift tot nu toe gemaakt had, is door dezen jaargang zeker niet verminderd. Alle belangrijke vraagstukken, die in die dagen de geneeskundige wereld bezig hielden, werden in goed geschreven hoofdartikels behandeld en het scheen wel, alsof de samenwerking met de 4 Amsterdamsche doctoren een gelukkige greep geweest was. Dit was evenwel slechts schijn, want in het nommer van 8 December van datzelfde jaar deelt de Hoofdredacteur mede, dat de sedert 1 Januari bestaande combinatie, voornamelijk wegens uiteenloopende meeningen omtrent den inhoud van dat blad, met 1 Januari 1851 opgeheven werd en dat van af dien datum de redactie alleen gevoerd zou worden door dr. donkersloot en den heer g. rombouts, maar dat alleen de naam van den Hoofdredacteur aan het hoofd van het blad zal worden afgedrukt. Zij hoopt in staat te zijn het verhes, dat dit voor de Courant ontegenzeggelijk zal medebrengen, aan te vullen. Het Bijblad zal de redactie laten vervallen, maar het formaat van de Courant zal met het begin van 1851 iets grooter worden en zij zal op beter papier en met betere letter gedrukt worden. 1851. De vijfde jaargang, folio: 42 X 26, had 109 rr., 42 11. in zijn kolommen. De „Amsterdamsche" heeren hadden hun oude plan weder ter hand genomen, en een eigen tijdschrift opgericht: het Weekblad voor Geneeskundigen. Met eenig sarcasme zegt de redactie, dat zij „voortaan verstoken zal blijven van den rijkdom van kennis, die „zich in Amsterdam ontwikkelt", maar zij komt in het nommer van 19 Januari 1851 op tegen de voorstelling, die zoowel in het prospectus van het Weekblad, als in het eerste nommer, van den gang van zaken gegeven is. Uit de daar gegeven voorstelling zou men opmaken, dat, toen de Geneeskundige Courant niet geheel aan haar doel beantwoordde, de 4 heeren getracht hadden daarin' verbetering te brengen, maar dat zij, toen dit niet gelukt was, zich uit de redactie terug getrokken hadden, om zeiven een Weekblad uit te geven. Volgens den Hoofdredacteur echter waren de Amsterdamsche heeren, op een door hen daartoe tot hem gericht verzoek, als mede-redacteuren opgenomen en was men reeds bezig om de Courant vollediger en belangrijker te maken en dusdoende versnippering van krachten te voorkomen, toen „eene omstandigheid, vreemd aan de richting „van het blad, en vreemd aan het belang van den lezer, tusschen,,beide kwam, die voor de Redactie van de. Geneeskundige Courant „aanleiding was, om harerzijds de combinatie te ontbinden". De Hoofdredacteur had aan de redactie van het Weekblad verzocht om haar bericht te corrigeeren, maar nu deze dat niet heeft gedaan, geeft de Hoofdredacteur de ware toedracht der zaak. Geheel in der minne is dus de samenwerking niet altijd gegaan. Wanneer men den inhoud van het Weekblad vergelijkt met dien van de Geneeskundige Courant, dan kan het niet verwonderen, dat er geen eenheid van opvatting was. Het Weekblad geeft weinig hoofdartikelen over algemeen geneeskundige vraagstukken, meer wetenschappelijke mededeelingen en vele referaten uit andere tijdschriften; de Courant maakt er veel meer werk van om actueele zaken te bespreken en komt met nieuwe voorstellen (Congres, Nederlandsche Maatsch., Weduwen-fonds enz.). Dat later, toen de fusie van tijdschriften plaats had, de Geneeskundige Courant haar zelfstandigheid niet heeft willen prijs geven ter wille van een 261 2 62 twijfelachtige samenwerking, kan men haar, na het voorgevallene, niet euvel duiden en zij heeft in den loop der tijden getoond, dat het haar niet aan levensvatbaarheid ontbrak; zij heeft zich naast het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde zeer lang weten staande te houden en een langer bestaan gehad dan eenige ander geneeskundig tijdschrift. Of dit uitsluitend aan den inhoud van het blad heeft gelegen of dat zij het leven door andere bronnen van inkomsten (advertentie n) heeft kunnen rekken, later wij in het midden. Nr de Geneeskundige Courant van de bijdragen uit Amsterdam verstoken zal blijven, zullen zooveel mogelijk berichten uit het Weekblad worden overgenomen. Al dadelijk wordt daaruit de oprichting overgenomen van de Vereeniging ter beoefening van de ziektekundige ontleedkunde te Amsterdam, door dr. schrant (Voorzitter) en dr. j. w. r. tilanus (Secretaris). De prijs bleef sedert 1850 / 7.25. De maandelijksche inhoudsopgaven komen er niet meer in voor. In dezen jaargang vindt men de eerste berichten (Februari 1851) van de inkrimping, die minister thcrbecke de Staals-commissie voor de herziening der geneeskundige Staatsregeling deed ondergaan; deze werd tot twee leden beperkt: prof. c. b. tilanus en dr. godefroy, zooals in het Gedenhbcek der Maatschappij, bl. 69, door mij nader is uiteengezet. Deze zaak heeft in die dagen heel wat stof opgeworpen en de beide volgende jaargangen van de Geneesk. Courant staan nog vol van scherpe ingezonden stukken van mulder, tilanus en godefroy. 1852—1855. De 6de, 7de, 8ste en 9de jaargangen (1852—1855) geven tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding. De discussies over de geneeskundige wetgeving duren voort; nu en dan een feuilleton en in den 8sten jaargang hoofdartikelen van donders ,,Over de accijnsen op 't geslagt en op 't gemaal uit het diaetetisch „oogpunt toegelicht en vergeleken".' Uit de advertenties kan men nu en dan bijzonderheden halen over de wijze en de data van publicatie van tijdschriften. 1856. De tiende jaargang komt „door de duurte der middelen, „die voor de uitgave van het tijdschrift noodig zijn" in een wat kleiner formaat uit: 37 x 25, met een kleinere letter: 91 rr., 48 11., prijs dezelfde. Op de „quantiteit van den inhoud" zal het kleinere formaat geen invloed hebben. De spreuk van horatius, die tot nu toe aan het hoofd der nommers stond, komt van nu af aan niet meer voor. Donders gaf verscheidene physiologische hoofdartikelen. Het Weduwen-fonds gaf tot vele mededeelingen aanleiding. 1857. In het iste nommer van den elfden jaargang (het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde is juist tot stand gekomen) geeft de Redactie een „Vóór- en Achterwaartschen blik", waarin zij wijst op het vele, dat in onze toestanden nog veranderd en verbeterd moet worden. Zij wijst daarbij op de toenemende kwakzalverij, op de nog steeds niét gereed gekomen herziening der geneeskundige Staatsregeling enz. Zij ontveinst zich niet, dat zij door de tot stand gekomen fusie van Nederlandsche geneeskundige tijdschriften tegenover een geduchte macht van talenten in de geneeskundige wereld komt te staan, maar 2Ö3 hoewel men haar een spoedig verval daardoor heeft voorspeld, blijft zij moedig op haar post. De redactie heeft gemeend niet aan de fusie te moeten deelnemen, ook omdat de bedoeling van de Geneeskundige Courant een andere is dan die van het nieuwe Nederlandsche Tijdschrift voor Geneeskunde. Zij zal eerst dan haar taak neerleggen en als afgedaan beschouwen, wanneer zij geen voldoende ondersteuning meer ondervindt. Zoolang de concurrentie haar nog het leven gunt, zal zij in denzelfden geest blijven doorgaan. Zij heeft slechts één wensch en die is: dat zij niet mismoedig zal worden, noch onrechtvaardig tegenover het nieuwe blad, waar zij buiten heeft willen blijven. Wij breken hier de geschiedenis van de Geneeskundige Courant, die in 1906 haar óósten nog steeds in 3 kolommen gedrukten jaargang inging, af; zij valt verder buiten het bestek, dat wij ons voor dit opstel gesteld hebben. 1851. Het Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen, waarvan hierboven sprake was, verscheen onder redactie van dr. j. P. gilde- MEESTER, dr. A. H. ISRAËLS, dr. J. PENN, dr. HENRY RIEHM, dr. J. M. schrant en dr. j. w. r. tilanus, te Amsterdam bij c. g. van der post (druk van h. f. bakels), 1851. T. P. Gildemeester, geb. 1825 Amsterdam, overleden iooi te Scheveningen; prom. 1848, student te Leiden 1844, Londen en Parijs. Medewerker aan Tijdschrift der Maatschappij; later mederedacteur van Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde voor path. anat. In het Genootschap voor genees- en heelkunde vele path. anat. bijdragen. Bestuurslid van de Vereeniging voor Ziekenverpleging Prinsengracht te Amsterdam. In 1867 benoemd tot hoogleeraar in de path. anat. te Amsterdam, nam de benoeming niet aan: dr. hertz uit Greifswald daarop benoemd. Uitgebreide praktijk. „Zelfbeheersching en correcte zorg schonken hem het bij velen in vriendschap overgaand vertrouwen", aldus getuigde j. zeeman van hem in zijn korte levensschets. j. W. R. Tilanus, zoon van c. b. tilanus, geb. te Arnhem 1823; student te Utrecht en te Amsterdam, assistent van zijn vader en in 1867 gewoon hooglceraar in de chirurgie aan het Athen. Illustre. Mederedacteur van Weekblad voor Geneeskundigen, redacteur Nederl. Tijdschrift voor Gen. Bibliothecaris der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst; overleed 1914. Volgens het prospectus komt het elke week des Zondags uit.. De wekelijksche afleveringen zijn beneden aan de iste bladzijde, met de cijfers i, 2, 3 enz. geteekend, zij zijn van verschillende grootte, variëerend tusschen 72 tot 1 vel druks. Het formaat is 40.: 24.5 X 16;. de pagina's zijn in twee kolommen gedrukt, zooals de eerste jaar-,; gangen van het Repertorium. Prijs per jaargang / 7.50. De afleveringen dragen het hoofd: Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen, met den datum van verschijnen, zooals dit bij de Geneeskundige Courant het geval is, een waarborg voor het op tijd uitkomen, die bij vele vroegere tij dschrif ten niet kon gegeven worden. Het was bij sommige der vroeger besproken tijdschriften, die midden in een jaar aanvingen, soms zeer moeilijk om uit te maken in welk jaar een bepaald nommer was verschenen, wanneer niet oningebonden exemplaren ons op den weg konden helpen. Het Weekblad voor Geneeskundigen verscheen in omslagen, waarin ook advertenties (20 cents per regel, boekaankondigingen 10 cents 264 NEDERLANDSCH WEEKBLAD VOOR GENEESKUNDIGEN. Dr. J. V. GILDEMERSTEIÏ. I Dr J. PENN. I pr. J. M. SCUBANT. . A. 1L lSKAEIiS. . HGNRT RIEHSI. . J. W. R. TILANUS. AMSTERDAM, C G, VAN DEït POST. 1851. 265 per regel) waxen opgenomen, zooals trouwens in het bijblad van het Repertorium, waarin de bibhographieën werden opgenomen, ook het geval was. De redactie behield zich het recht voor, om die advertenties, wier vorm of strekking aan de redactie niet doelmatig voorkwamen, te wijzigen, te verbeteren of geheel te weigeren. Het omslag van de afleveringen werd afzonderlijk gedrukt bij c. a. spin en zoon. Abonnementen werden bij alle boekhandelaren en Post-directeuren van het Rijk aangenomen. 1851. Deze eerste jaargang bevat 536 bl., en 52 nommers. De oorspronkelijke stukken zijn met groote letter, 48 rr., 35 11. per kolom; de wetenschappelijke mededeelingen en berichten met kleinere letter gedrukt, 58 rr., 41 11. Zaakregister van 4 bl. druk. De rubrieken zijn: Kliniek, hoofdartikelen van verschillenden aard, wetenschappelijke mededeelingen, verslagen van Vereenigingen, boekaankondigingen, berichten uit buiten- en binnenland en wekelijksche bibliographie. In het eerste nommer een „Woord aan onze lezers" van de redactie. Daarin worden de voordeden uiteengezet van een weekblad boven een maand- of tweemaandelijksch blad; deze laatste naderen meer het boekwerk, missen de actualiteit, die de periodieke pers heeft, die de belangrijke nieuwe dingen spoedig door de geheele beschaafde wereld verspreidt en ze aan den gestrengen toets van elk, die der zake kundig is, onderwerpt. Op die wijze is de periodieke pers een der krachtigste middelen geworden ter verspreiding en vermeerdering van wetenschap. Dergelijke overwegingen waren in 1849 de gronden, waarom de H.H. israels, penn, henry riehm en schrant het denkbeeld hadden opgevat om een Weekblad voor Geneeskunde op te richten. Op raad van anderen hadden zij echter besloten zich te vereenigen met de bestaande Geneeskundige Courant. Zij hoopten op die wijze de krachten niet te versnipperen en die Courant meer te doen worden het waardige Orgaan der Nederlandsche Geneeskunde. De combinatie met de Geneeskundige Courant duurde niet langer dan één jaar: gebrek aan eenheid van inzicht over strekking en inrichting van die Courant bij de zoo verschillende en zoo ver uit elkander en ver van den uitgever af wonende redacteuren van dat blad, maakte, dat die gecombineerde redactie ontbonden werd. De 4 genoemde doctoren kwamen nu op hun oorspronkelijk denkbeeld terug om een Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen op te richten; zij vonden daarbij van vele zijden krachtige medewerking en aanmoediging. (Men zie hierover ook hetgeen bij de Geneeskundige Courant is medegedeeld). De grondslagen, waarover men het eens was, waren, dat men geen fantasieën aan de lezers móest voorzetten, het feitelijke moest op den voorgrond staan. Hypothesen slechts dan, wanneer die tusschen de feiten verband konden brengen; vooral de geneeskunde opgevat als een natuurkundige wetenschap. Daarenboven moest het op te richten weekblad allengs een Archief worden voor belangrijke klinische waarnemingen van Nederlandsche geleerden; moest de vaak verwaarloosde beoefening van diaetetica, medicina .politica en pathologische anatomie aangemoedigd worden. Op nieuwe 266 boeken moest opmerkzaam worden gemaakt; de kolommen moesten open staan voor de bespreking van maatschappelijke en wetenschappelijke geneeskundige belangen en overzichten geven van het nieuwe in de geneeskundige wetenschap. Men was zich bewust, dat het moeilijk zou zijn een dergelijk uitvoerig programma behoorlijk ten uitvoer te brengen, maar behalve door dr. j. p. gildemeester, en dr. j. w. r. tilanus werd ook hulp toegezegd door van geuns, p .h. suringar, c. b. tilanus, w. vrolik, schneevoogt en lehmann. Deze stelden het rijke klinische materiaal, waarover zij beschikten, ter dispositie van het Weekblad en ook door hoogleeraren uit Leiden.Utrecht en Groningen: pruys van der hoeven, g. c. b. suringar, j. van der hoeven, simon thomas, schröder van der kolk, a. a. sebastiaan Werd medewerking toegezegd en verleend en toen ook de Leeraren der Klinische Scholen en andere directeuren van groote ziekenhuizen: groshans, polano, everts, d. h. van leeuwen, c. gobée en chanfleury van ijsselstein zich daarbij aansloten en het materiaal, dat ter hunner beschikking stond, ten bate van het Weekblad wilden aanwenden, toen durfde men het plan ten uitvoer brengen. Nagenoeg alle kopstukken der toenmalige Nederlandsche geneeskundige wereld had de redactie op die wijze aan haar zijde. Nog nimmer was bij de oprichting van eenig geneeskundig tijdschrift in ons land zulk een eendrachtige samenwerking tusschen de verschillende toonaangevende geneeskundigen in den lande voorgekomen .De inhoud van het blad draagt daarvan dan ook de sporen, het is een uitnemend geredigeerd blad. Het eerste nommer verscheen op Zondag, 5 January 1851, en werd regelmatig elke week door een nommer gevolgd. De jaargang herinnert in de referaten eenigszins aan het Repertorium, maar onderscheidt zich van dit door de bijna wekelijks voorkomende hoofdartikelen van den een of anderen hoogleeraar. Van belang zijn de verslagen van Vereenigingen en van verschillende afdeelingen van de Nederlandsche Maatschappij, van het Genootschap voor Genees- en Heelkunde, van de Vereeniging voor ziektekundige ontleedkunde, die in Amsterdam opgericht was, enz. In de binnenlandsche berichten worden vele van de toen actueele onderwerpen behandeld: ziekenfonds-vraagstukken, geneeskundige Staatsregeling, de strijd over de opheffing van de Kweekschool voor Militaire geneeskundigen, discussies in de Staten-Generaal over geneeskundige onderwerpen enz. Eenige hoofdartikelen zijn gewijd aan rademacher's Erfahrungsheiüehre (zie barning's Tijdschrift hierna). Aan het eind der Personalia vindt men nagenoeg in elk nommer een korte bibliographie van Nederlandsche en buitenlandsche geneeskundige werken. In den • completen jaargang een alphabetisch zaakregister (III—VII). Van af het 5de nommer verschijnt het Weekblad niet „Zondags", maar „des Zaterdags", maar aan het hoofd blijft in den geheelen jaargang „Zondag "staan. De afleveringen zijn niet genommerd. In het laatste nommer van 1851 komt op het omslag (!) een „Berigt aan den binder" voor met het advies om de titelbladen (omslagen) van elk nommer weg te snijden! en in de plaats daarvan 267 vóór het gebonden deel het nieuwe algemeene titelblad te plaatsen. Een raadgeving, die gelukkig door den binder van het mij ten dienste staande exemplaar niet is opgevolgd, waardoor enkele hier vermelde bijzonderheden bewaard zijn gebleven. In het laatste nommer van 1851 spreekt de redactie haren dank uit voor de ondersteuning, die zij van alle zijden ontving, maar zij hoopt in het vervolg nog meer Nederlandsche bijdragen te zuilen ontvangen, opdat het tijdschrift in waarheid een Nederlandsch Geneeskundig tijdschrift zal worden. Dr. riehm verliet in 1852 de redactie wegens veelvuldige bezigheden (hij overleed op 30-jarigen leeftijd in November 1852). Zijn plaats in de redactie werd ingenomen door dr. J. zeeman, die reeds een der ijverigste medewerkers geweest was. J. Zeeman, geboren 1824 te Numansdorp; student te Leiden. Prom. 1847. Vestiging te Amsterdam; 1861 algemeen secretaris Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Hoofdredacteur Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, hield zich veel met med. statistiek bezig; bewerkte 50-jarig overzicht van de sterfte en de oorzaken van den dood in elke gemeente van Nederland. Lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen; overleed 1905. 1852. De tweede jaargang verscheen op dezelfde wijze als de eerste, 536 bl., hetzelfde formaat: 24.5 X 15.7, met een alphabetisch zaak-register (III—VI). In dezen jaargang veel over de Herziening der Geneeskundige Staatsregeling door j. p(enn). Talrijke bijdragen uit verscheidene klinieken; verslagen van Kring-vergaderingen, van de Vereeniging voor pathologische anatomie enz.; opstellen over de geneeskundige armverzorging te Amsterdam. Naar aanleiding van een voorstel van de Afdeeling Delft in de (4e) Algemeene Vergadering van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunde, om het wetenschappelijke gedeelte van het Tijdschrift der Maatschappij af te schaffen, komt in dezen jaargang een hoofdartikel voor, geteekend A., waarin een fusie van de Nederlandsche geneeskundige tijdschriften bepleit wordt. Niemand was, volgens den schrijver, tevreden met den bestaanden toestand, er zijn veel te veel tijdschriften in verhouding tot ons kleine land. Hij zou daarom wenschen, dat alle geneeskundige tijdschriften zich vereenigden met het Tijdschrift der Maatschappij; maar, zooals dit tijdschrift nu is, is een dergelijke vereeniging niet mogelijk; het kan zijne medewerkers niet behoorlijk voor hun bijdragen honoreeren en wil men zulk een groot vereenigd tijdschrift goed inrichten, dan moet het vele werk, dat daaraan verbonden is, goed betaald worden; men moet vele buitenlandsche tijdschriften ter zijner dispositie hebben. Dit alles kunnen de financiën der Maatschappij, die haar tijdschrift kosteloos aan haar leden geeft, niet dragen (wat zij niet op eenmaal veranderen kan). r A. stelt zich dus een fusie zóó voor, dat alle tijdschriften moeten opgaan in één nieuw te stichten tijdschrift, dus ook het Tijdschrift der Maatschappij, ook het Weekblad voor Geneeskundigen, waarin hij dit artikel schrijft. Hij denkt zich de zaak zóó, dat er twee afdeelingen zullen gemaakt worden: een voor de grootere stukken, om de twee of drie maanden uitkomend (Tijdschrift dér Maatschappij, 268 Nederlandsch Lancet, Tijdschrift voor Verloskunde) en één (Geneeskundige Courant, Tijdschrift voor praktische geneeskunde van ali cohen, en Weekblad, Repertorium), dat wekelijks verschijnt en dat referaten, berichten, personalia enz. bevat en bespreking over alle den kunstgenooten rakende belangen. Het eerste zou door de Maatschappij kosteloos aan haar leden kunnen worden gegeven; het tweede zou a raison van /10.— 's jaars moeten worden verkrijgbaar gesteld. Indien dit laatste goed en volledig wordt gehouden, zal het zeker een goede toekomst hebben, maar dan zou ook voor elk onderdeel een „vaste medearbeider" moeten worden gevonden, die zich speciaal voor het door hem te bewerken vak interesseert. Dit is nu niet het geval en daardoor kunnen die referaten niet zoo goed gegeven worden als het moest zijn. Men ziet, dat hier iemand aan het woord is, die een verstandigen kijk heeft op de gebreken en op de wijze, waarop die verholpen konden worden; hij ziet ook de vraag onder de oogen of die beide afdeelingen door één en dezelfde redactie moet worden geredigeerd. Zoo niet één redactie, zegt hij, dan toch een eensgezinde Redactie ! Des noods zou de Maatschappij deze zaak geheel in handen kunnen nemen, maar in alle geval zou deze een grooten invloed in de Redactie moeten hebben. De schrijver geeft zijne denkbeelden, hoewel bij niet gelooft, dat van de zaak iets komen zal. Ook de redactie van het Weekblad, hoewel zeer bereid om harerzijds aan de fusie deel te nemen, meent, dat de tijd voor zoo iets nog niet rijp is. Discussie over deze zaak werd in dezen jaargang niet meer gevoerd. De redactie blijft van meening, dat de titelbladen moeten worden afgesneden bij het binden ! 1853. De derde Jaargang (1853) bevat 562 bl.; aan het hoofd der nommers wordt nu de Zaterdag als den dag der uitgave aangekondigd. Formaat 24.5 X 15.5, redactie en uitgever als vroeger. De wekelijksche afleveringen zijn aan het hoofd genommerd. Omtrent den inhoud valt alleen op te merken, dat in Februari 1853 door de Redactie wordt medegedeeld, dat er drie nieuwe tijdschriften waren verschenen! dus het tegenovergestelde van vereeniging! Te weten: Nederlandsch tijdschrift voor geregtelijke geneeskunde en psychiatrie, van ramaer; uitgegeven te Tiel bij Gebr. campagne, dat om de twee maanden zal verschijnen; het Tijdschrift voor den algemeenen gezondheidstoestand en de geneeskundige policie door dr. l. h. verwey, dat maandelijks zal verschijnen en het Weekblad voor Apothekers, te Arnhem bij thieme met een ongenoemde redactie. Bij de aankondiging van ramaer's tijdschrift zegt de heer teixeira de mattos, dat het beter ware geweest, indien dr. ramaer zijne bijdragen in een ander, bestaand tijdschrift had laten opnemen, omdat dit nieuwe toch geen langdurig bestaan kan hebben. Hij wijst nog weer eens op de wenschelijkheid, om alle bestaande in één tijdschrift te vereenigen. Bij het naderen van de cholera werd door de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt een adres aan het GemeenteBestuur van Amsterdam gezonden om te vijzen op noodzakelijke 269 maatregelen door dat Bestuur te nemen. Zij had ter voorbereiding inlichtingen ingewonnen bij autoriteiten in buitenlandsche groote steden over de vraag of het doelmatig zou zijn om speciale hospitalen daarvoor in te richten of de lijders in de bestaande hospitalen op te nemen. De antwoorden van sm james paget, roux, sigmund en anderen werden daarbij aan het Gemeentebestuur overgelegd. Bijzonderheden zijn overigens over dezen jaargang niet te melden, die wat innerlijk en uiterlijk betreft geheelmet de vorige overeenkomt. De Koninklijke Akademie voor Wetenschappen houdt in Januari 1853 haar eerste jaarlijksche zitting. 1854. De vierde jaargang, 24.7 X 15, 538 pagina's, komt uit onder een redactie, die met de H.H. dr. f. j. j. schmidt uit Rotterdam en j. l. chanfleury van ijsselstein uit's-Hage is uitgebreid. F. J. I. Schmidt, geboren 1824, overleden 1906 te Rotterdam. Practiseerend geneesheer, Lector Klinische School te Rotterdam; mederedacteur Weekblad voor Geneeskundigen; en in 1857 van net Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde; bijdragen over pathologische anatomie en medische kliniek. J. L. Chanfleury van IJsselsteim, geboren 's-Hage 1819, aldaar overleden 1906. Student te Groningen; prom. 1844 doctor in de geneeskunde, heel- en verloskunde. Werkte in Parijs onder ricord; 1851 verst, te 's-Hage, speciaal in huiden venerische ziekten; 1865 generaal directeur stedelijk gasthuis; ontslag als zoodanig met grooten lof, benoemd hoogleeraar te Amsterdam; 1881 op verzoek extraordinarius; 1883 ontslag, verhuisde naar Baarn, daarna naar 's-Hage, Redacteur Weekblad voor Geneeskundigen ', mede-redacteur Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, In een hoofdartikel in het eerste nommer van dat jaar deelt de Redactie mede, dat zij zich bewust is, dat zij in de drie verschenen jaargangen haar voornemens bij het oprichten van het tijdschrift uitgesproken, niet alle heeft kunnen gestand doen, Volledigheid heeft zij nimmer bereikt en zal zij ook wel nooit kunnen bereiken, zoolang de krachten in ons land in zoo vele tijdschriften zoo versnipperd zijn als nu. Zij heeft evenwel, nu een fusie nog wel niet tot stand te brengen zal zijn, getracht in de leemten te voorzien door twee krachten in haar redactie op te nemen, die voor speciale onderdeelen zullen kunnen opkomen, maar zij begrijpt heel goed, dat daarmede nog niet alle leemten zijn aangevuld en zij verklaart zich nog eens uitdrukkelijk bereid om voor de goede zaak haar eigene zelfstandigheid op te offeren, indien een samensmelten van alle Nederlandsche tijdschriften daarmede zou kunnen worden bereikt. In dit opzicht betreurt zij dan ook, dat weder drie nieuwe tijdschriften in 1853 zijn verschenen, omdat zij begrijpt, dat deze toch niet zullen kunnen bestaan. Met nadruk verklaart zij evenwel, dat zij zich niet door lokmiddelen van het goede pad zal laten afbrengen en dat zij daarom, met afzien van eigen stoffelijke voordeden met den uitgever zoodanige overeenkomst heeft getroffen, dat zij het in haar macht hield, dat het doel van het Weekblad nooit aan vreemde belangen kon worden opgeofferd. Het vermeerderen van den lering van lezers door het wekelijks aanprijzen van allerhande nieuwe, nog onbeproefde geneesmiddelen, wenschte de Redactie niet te bevorderen, en zij doet weder een krachtig beroep op haar kunstgenooten, om haar met klinische bijdragen en andere mededeelingen in haar werk te steunen. &7& Dat niet allen van de noodzakelijkheid eener eendrachtige samenwerking overtuigd waren en dat persoonlijke belangen dikwijls bij de algemeene op den voorgrond werden geschoven, bleek uit een uit de Geneeskundige Courant overgenomen bericht, „dat door eenige „plattelands-heelmeesters het plan was opgevat tot het oprichten ;,van weder een nieuw weekblad (! !) „Hippocrates". Brieven om medewerking waren rondgezonden. Het doel was om de stedelijke en plattelands heelmeesters te vertegenwoordigen en een geschikt middel te krijgen, om „de soms te groote aanmatigingen der „Med. Doctores te wijzigen en tegen de zich onder het bevallige „kleed van hberahsme verbergende partijdigheid der redactiën" van bestaande tijdschriften een wapen in handen te krijgen. De circulaire van de Provinciale Geneeskundige Commissie in Zeeland had tot dit plan aanleiding gegeven i). De Redactie van het Weekblad bepaalde zich tot de mededeeling van het plan; zij had noch lust, noch tijd, noch ruimte om daartegen te strijden. De Redactie van het Weekblad meent, dat er geen vrees behoeft te bestaan, dat een opvatting van de Wet, zooals die nu 37 jaren lang gegolden heeft, door eenigen Minister zal worden beperkt, maar toch mag niet ontkend worden, dat er voor de pl.h.m. iets onzekers in dezen toestand gelegen is. , Over de oprichting van het nieuwe tijdschrift der plattelandsheelmeesters (niet te verwisselen met het tijdschrift Hippocrates, dat in 1813 werd opgericht en dat wij vroeger uitvoerig behandelden) werd niets meer gehoord, hetgeen vermoedelijk wel het gevolg zal geweest zijn van bovengenoemde uiteenzetting van dr. penn. Wij hebben ten minste geen exemplaar van dit tijdschrift kunnen vinden. 1855. Over den vij f den j aargang valt weinig bij zonders te zeggen. In een der laatste nommers van dien jaargang, deelt de redactie mede, dat de geruchten van het staken der uitgave van het Weekblad, niet geheel uit de lucht gegrepen waren, maar dat de redactie ten slotte toch door versterking van haar ledenaantal zal trachten met het eenmaal begonnen werk door te gaan. 1856. De zesde jaargang verscheen dan ook met een versterkte redactie. Deze was tot 10 leden uitgebreid door de opneming , 1) De bedoelde circulaire van de Prov. Commissie in Zeeland aan de plattelands-heelmeesters herinnerde dezen er aan, dat de Wet van 12 Maart 1818 de uitoefening der inwendige geneeskunst alleen aan die plattelands-heelmeesters toestaat, die Med. Doet. waren. Art. 7 gaf bij wijze van uitzondering die bevoegdheid aan plattelands-heelmeesters onder bepaalde voorwaarden, die in een instructie moesten zijn vastgelegd. Die instructies misten evenwel volgens een rechterlijke uitspraak alle kracht, omdat zij niet waren afgekondigd. De Prov. Commissie was dus van oordeel, dat de bevoegdheid der plattelandsheelmeesters om inwendige praktijk uit te oefenen, binnen engere grenzen moest worden beperkt en was van plan de voorschriften voor de behandeling van inwendige ziekten in dien zin te handhaven (19 Mei 1854). In het Weekblad komt dr. j. p(enn) in 1855 hierop terug; hij meent, dat de zaak geen beteekenis heeft; immers de beperking der bevoegdheid van de plattelands-heelmeesters geldt alleen voor hen, die zich gevestigd hebben in plaatsen, waar twee of meer Med. Doet. gevestigd zijn; maar dan is het al heel onwaarschijnlijk, dat zich daar nog een platttelands-heelmeester zal vestigen en daarenboven heeft de plattelands-heelmeester aan al zijne verpKchtingen voldaan; alleen de Staat heeft het afkondigen van de instructie verzuimd; daarvoor kan de plattelands-heelmeester toch niet verantwoordelijk gesteld worden 271 daarin van dr. a. m. w. van hasselt en van dr. j. teixeira de mattos. Isaac teixeira de mattos, geb. 1821 te Amsterdam, overleden 1904, stud. te Amsterdam, prom. te Leiden 1846 in de geneeskunde; geneesheer te Amsterdam; legde na amputatie van been (typhus) praktijk neer. 1856—64 Secretaris Comm. v. Toez. Sted. Gen. Dienst; 1866 Secr, Gen. Raad van Noord Holland; 1868 adj. inspect. Gen. Staatstoezicht; 1884 inspect. 1867—1874 lid Sted. Gez. Comm.; 1873—85 lid Gemeenteraad; 1877—95 lfd Prov. Staten N. H. Oprichter Witte Kruis; lid Genootschap zed. verb. d. gevangenen. Het was echter het laatste nommer van dit Weekblad en men vindt daarin van de hand van dr. israëls een uitgebreid alphabetisch Zaak-register (III—XXII) en een uitgebreid Naamregister (XXIII—XXXI) over de jaren 1851—1856. In het nommer van 23 Augustus 1856 wordt uit Amsterdam medegedeeld, dat het gelukt is de lang gewenschte fusie van verschillende Nederlandsche geneeskundige tijdschriften tot stand te brengen. De geheele redactie van het Weekblad gaat in de redactie van het nieuwe tijdschrift over en vele andere bekende geneeskundigen komen er bij. Met de klachten over het te laat verschijnen en met het opnemen der zelfde berichten door verschillende tijdschriften zou het nu uit zijn. „Moge iedereen nu spoedig zich als inteekenaar opgeven, opdat „men van het welslagen moge verzekerd zijn". In het volgend nommer van het Weekblad komt een binnenlandsch bericht voor, waarin de Commissie voor het nieuwe Tijdschrift voor Geneeskunde al haar kunstbroeders oproept om op dat Tijdschrift in te teekenen bij den boekhandelaar johannes muller te Amsterdam. Van een spoedige deelneming hangt de geheele zaak af; binnen eenige dagen moet de Commissie beslissen of de zaak kan doorgaan of niet.Vooral worden de Voorzitters en Secretarissen van de Afdeelingen der Maatschappij verzocht de zaak in hunne Afdeeling te steunen. In het nommer van 6 September 1856 kon reeds worden medegedeeld, dat reeds 50 inteekenaren meer dan het vereischte minimum zich voor het nieuwe tijdschrift hadden aangemeld, in één Afdeeling der Maatschappij zelfs alle leden, en dat de zaak dus doorging. De beide laatste nommers van dezen laatsten jaargang kwamen op Woensdag, 31 December 1856 te samen uit; hierin nog een woord van afscheid door de redactie; zij is verheugd, dat zij, die haar steunden, nu ook het nieuwe tijdschrift zullen steunen: „zóó „alleen en niet anders, zal die poging om iets goeds te stichten voor „schipbreuk bewaard blijven. Moge de toekomst die hoop en dat „vertrouwen niet beschamen". Het nieuwe tijdschrift was getiteld Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, tevens orgaan der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. In Ned. Indië was in die jaren verschenen het 1852. Tijdschrift der Vereeniging tot Bevordering der Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch Indië. Jaargang I, Batavia bij lange en Co. 272 TIJDSCHRIFT VEREENIGING TOT BEVORDERING GENEESKUNDIGE WETENSCHAPPEN N2DER.AHDSCH-.HDIE. j x a n. a .4 ik a 1. 1 8 5 2. BATAVIA, 1 1 K C E é}> Co. 1 8 5 5. 22.2 X 12.5. 273 Alle jaargangen, die in dit opstel behandeld worden, dus de eerste 5, dragen den naam van den uitgever lange en Co.; maar in een advertentie in de Geneeskundige Courant van 26 October 1851 leest men: ,,w. j. van haren noman te Batavia heeft uitgegeven (volgt de naam van het tijdschrift); verschijnt in 6 nom,,mers, Prijs /10.— per scheepsgelegenheid, /16 per landmail." In een verslag van de Vergadering der Vereeniging staat, dat besloten is, dat het abonnementsgeld over het 2e halfjaar van 1851 / 6.—bedraagt. Dit is bedoeld gedurende het half jaar, waarin het tijdschrift in 1851 werd uitgegeven; het besluit om de Vereeniging te stichten en het tijdschrift uit te geven werd pas in April 1851 genomen. De eerste gewone vergadering der Vereeniging had plaats op i Mei 1851, ten huize van den heer p. bleeker. Dr. w. bosch was voorzitter, dr. j. munnixh, secretaris. Vooraf was in een voorloopige vergadering, 19 Maart 1851, tot het oprichten der Vereeniging besloten; op 15 April kreeg die haar beslag en werd het bestuur en de uit 5 leden bestaande Commissie van Redactie benoemd, en het reglement vastgesteld. Art. 2 daarvan luidde: De Vereeniging geeft een tijdschrift uit, dat te Batavia verschijnt. Art. 16. De Commissie van Redactie bestaat uit 5 leden, waarvan drie medici en twee pharmaceuten zijn. In art. 17 is bepaald, dat de gérant uit de kas der Vereeniging voor de correctie van ieder vel druks / 6 ontvangt. Inzenders hadden het recht op ƒ 24 per vel druks voor oorspronkelijke bijdragen en ƒ 16 voor vertalingen en dergelijke per vel. Het tijdschrift werd uitgegeven in 8vo. formaat: 22.2 x 12.5; 33 rr,. 49 11.; 521 bl. De vellen druks zijn alleen genommerd. Uit den inhoud ziet men, dat het warme klimaat geen beletsel is voor het doen verschijnen van belangrijke en uitvoerige wetenschappelijke bijdragen. Men vindt daarin een aantal geneeskundige waarnemingen, pharmacologische bijdragen en berichten over in Nederlandsch-Indië bestaande gestichten tot het verplegen van zieken; uitvoerige, officieele rapporten en plaatsbeschrijvingen van verschillende deelen van den Indischen Archipel; uitvoerige rapporten over verscheidene hospitalen in Nederlandsch-Indië, met uitslaande tabellen. Verder komen er casuïstische mededeelingen in voor over Indische ziekten, mededeelingen over beri-beri, onderzoekingen over Indische geneesmiddelen enz. Dan een uitvoerige mededeeling door h. a. schreuder van de ontdekking van Semmelweiss over het ontstaan der kraamvrouwenkoorts, naar aanleiding van de daarover door sK0da in de Weener Akademie van Wetenschappen gehouden verhandeling. In de twee eerste afleveringen van dezen eersten jaargang vindt men een overzicht van de geneeskundige literatuur uit de Europeesche tijdschriften, hoofdzakelijk buitenlandsche; in de latere afleveringen komen die niet meer voor, omdat zij voor het karakteristieke van de ziekten der overzeesche gewesten-niet van belang zijn. 1853. In den tweeden jaargang, 449 bl., die geheel op dezelfde wijze is samengesteld, ook weder vele rapporten met uitvoerige tabellen, casuïstiek en rapporten over geneeskrachtige bronnen in Nederlandsch Indië. :?74 1854. De derde jaargang, 531 bl., heeft een gewijzigden biiin.entitel, wellicht in verband staande met de in 1853 aangebrachte wijziging in de redactie van het tijdschrift, dat voortaan door het ^Bestuur der Vereeniging, dus niet meer door een afzonderlijke redactie werd. uitgegeven. De gewijzigde titel luidt: Geneeskundig tijdschrift voor Nederlandsch Indië, uitgegeven door de Vereeniging tot Bevordering der Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch Indië. De inhouds-opgave is met een grootere letter en op zwaarder papier gedrukt, evenals de laafste afleveringen: 34 rr., 44 11. Het aantal inteekenaren op het tijdschrift bedroeg 122, het aantal leden der Vereeniging 50. 1855. De vierde jaargang is belangrijk volumineuser dan de vorige,' nam. 1006 bl., de binnentitel is weder die van jaargang Ten II; het letter-type van de inhouds-opgave en van den tekst is als in Jaargang III: 35 rr., 48 11. Tal van topographische schetsen met uitslaande tabellen; uitvoerige verslagen van in verschillende hospitalen verrichte lijkopeningen, met daarbij behoorende tabellen, welke als studielectnur waarschijnlijk zeer nuttig, maar als tijdschrift-lectuur niet zeer aantrekkelijk zijn. 1857. De vijfde jaargang is weder uitgebreider dan de vorige: 1242 bl. De inhoudsopgave hierin weder met kleine letter ah in Jaargang I en II. Evenals in alle vorige jaargangen eindigt elke aflevering met een rubriek Personalia. ■ De omvang van dezen vijfden jaargang wordt voor een groot deel verklaard door het meer dan 730 bladzijden beslaande rapport van wassink getiteld: Ziekenrapport over geneeskundige etablissementen in Nederlandsch Indië, met verslagen van verrichte. lijkopeningen in 1854. Verder hier ook klinische waarnemingen; onderzoekingen over de geneeskracht van inlandsche- geneesmiddelen, geneeskundige topographie,- ailes van uitgebreide tabellen vergezeld. Vermeld wordt, dat het aantal leden van de Vereeniging in Maart 1856 54 bedroeg, het aantal inteekenaren op het tijdschrift 173. Het tijdschrift wordt voorgezet, maar valt daarmede buiten het kader van dit opstel. Hiermede is de rij der algemeene geneeskundige tijdschriften; gesloten en zou alleen nog maar overblijven het Tijdschrift (Maandblad) der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst te behandelen, welks officiëele positie in die Maatschappij in verband met het onbevredigende der uitgave, ten slotte een der krachtigste aanleidingen is geworden om de samensmelting met 4 andere geneeskundige tijdschriften tot stand te doen komen. . Alvorens evenwel een korte schets van dit Tijdschrift der Maatschappij te laten volgen, wil ik nog een paar andere, meer specialistische tijdschriften, vermelden, die in het begin van de 2de helft der 19de eeuw-het licht zagen. De aansluiting aan de later te geyen geschiedenis van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde is geleidelijker, wanneer het 275 Maandblad, dat daaraan onmiddellijk voorafging als orgaan der Maatschappij, het laatst behandeld wordt. 1851—1852. In de eerste plaats moet dan vermeld worden het Tijdschrift voor Geneeskundige Ervaring, dat in 1851 door dr. a. barning te Tilburg werd uitgegeven en dat gewijd was aan de Ervaringsleer van rademacher ; aan een bepaald stelsel dus, zooals in 1827 het Tijdschrift voor de physiologische Genees- en Heelkunde aan de leer van broussais gewijd was. Andreas, adriaan, antonius barning, geb. 1814 in Leiden, student in Leiden 1830, in Utrecht 1835. Schreef*in Journal médical de la Neerlande een enthousiast artikel»over junod's Hémospasie; was geneesheer in Tilburg, Op het omslag, waarvan wij de reproductie hier geven, staat het jaartal 1852 vermeld; op den binnentitel, het jaar 1851, zoodat het tijdschrift in 1851 is begonnen. Een der eerste bijdragen is gedateerd April 1851. De voorwaarden voor inteekening staan op het omslag afgedrukt; daarin is vermeld, dat het tijdschrift elke twee maanden in 6 veilen druks zal verschijnen ,,in een gedrukten omslag" en dat in het laatste nommer van elk jaar een volledig Naam- en Zaak-register zal worden gegeven. (Het naam-register ontbreekt evenwel in dezen eersten jaargang, die vermoedelijk ook de laatste is; het zaak-register is zeer kort en alphabetisch). Het tijdschrift wordt, volgens deze voorwaarden, franco aan de inteekenaren bezorgd tegen den „matigen prijs van / 4.50 's jaars", over welk geld jaarlijks na de uitgave van het laatste nommer kan worden beschikt door den uitgever. Platen en teekeningen worden er gratis bijgevoegd; in dit eerste deel komen twee platen voor, Enkele nommers, zonder platen, worden a / 1.—, met platen tegen een voor elk nommer te bepalen prijs afgeleverd, voor zooverre er nog afdrukken van voorhanden zijn. Het verscheen in 8vo-formaat: 23.5 X 14. S........ 2 3 enz. Groote letter 41 rr., 48 11., kleine letter 48 rr., 54 11. Behalve het register (5 bladz.) is bet 567 bl. groot. Het ongeteekende „Voorwoord" (I—IV) zegt, dat de talrijke „elkander telkens verdrongen hebbende stelsels, bewijzen, dat niet „één op waarheid berustte: de ware grondslag, waarop de stelsels „berusten moeten, is dus nog onbekend gebleven". Door velen wordt aan het ziekbed een ruw, dikwerf onheilbrengend empirisme gehuldigd; dit druischt tegen alle wetenschappelijke noties in. „De zuiver empirische methoden op het gebied „der ontleed-, natuur- en zteftfe-kunde verdienen toejuiching, omdat „men, afziende van op het gebied der menschelij ke wetenschap tot de „kennis van het wezen der zaken te willen dringen, zijn krachten „slechts aanwendt, om derzelver eigenschappen en onderlinge betrekkingen na te vorschen. Maar in de geneeskunde ziet men een „aantal met dendokterstitelprijkenden, die deze empirie ten zeerste ,, verwaarloozen". De redactie prijst hen, die meer en meer kennis trachten te krijgen van den bouw en de verrichtingen des lichaams, niet omdat zij daarin een conditio sine-qua non ziet voor den voortgang der 276 MAATSCH GENEESK TIJDSCHRIFT GENEESKUNDIGE ERVARING, UITGEGEVEN 3. Utarntrig, «ed. d». te tilburg. VOORWAARDEN VAN INTEEKENING. Van hel Tijdschrift voor Geneeskundige Ervaring, verschijnen elke liree maanden 6 vellen druks in eenen gcdruklen omslag; het laatste nommer van elk jaar tevat een volledig zaak- en naamregister. Het Tijdschrift wordt den Hrcrcn Inteekenaren franco bezorgd, legen den matigen prijs van ƒ4.50 'sjaars, over welk geld jaarlijks na de uitgave van het laatste nommer kan worden beschikt door den Uitgever. Mögten er platen of teckeningen noodig geacht wordeo, zoo worden deze er gratis bijgevoegd. Enkele nommers zonder platen worden a ƒ1.00, met platen tegen een, voor «Ut dusdanig nommer le bepalen prijs afgeleverd , voor 100 verre er bijzondere afdrukken van aanwezig zijn. De Red. Tilburg, Aft. 1852. Te TILBURG, bij A. VA I OER VOORT EN ZOMEN. 18 5*. —* -©4^ 23-5 x 14. 277 therapie, maar omdat alle kennis haar nut kan hebben. Het zijn „ornamenten" zelfs „adjumenta", maar de therapie zullen zij niet vooruitbrengen. Eeuwen en eeuwen lang heeft men de zoo hoogst onvolledige kennis van 's menschen bouw en verrichtingen ten grondsteen der therapie gekozen. Het waren niet de slechtsten der artsen, die zich van den leiband van het dogmatisme van vroeger losscheurden, naar mate hunne ervaring was toegenomen, al moet men het betreuren, dat zij zich dan soms aan ruw empirisme overgaven. Men is te veel blijven hangen aan bepaalde ziekte-vormen en aan de tegen deze aangeprezen, min of meer samengestelde middelen en aan de meening, dat men uit die ziektevormen tot den aard der ziekten kon besluiten en die kennis en die van de algemeene eigenschappen der aangewende middelen, het middel zou kunnen doen vinden waardóór, en de wijze hoe, de genezing der ziekten kon worden verkregen. Men moet zich bepalen tot hetgeen een „wel overwogen ervaring" leert over de oorzaken der ziektevormen en de bijzondere krachten ter genezing dier oorzaken. Een goed geneesheer moet vooreerst erkennen, dat hij de invloeden, die op een mensch inwerken, te weinig kent om daarop eert geneeskundig gebouw op te richten en dus alleen trachten „om de kennis te erlangen van de ziekten (niet „van derzelver wezen want dit ligt buiten 's menschen bereik) en „van de middelen, waardoor hij de ziekte kan genezen". Daarenboven moet hij van de oudere en nieuwere ervaring tot het verkrijgen van die kennis gebruik maken. De bedoeling van het tijdschrift is, om dogmatisme en ruw empirisme te bestrijden en „een meer redelijk empirisme" te bevorderen door mededeeling van eigen en anderer ervaring. De redactie meent wel is waar niet, dat zij nieuw licht zal ontsteken, maar dat de stichting van het tijdschrift toch bij de „rationeel „empirische artsen" bijval zal vinden. Het tijdschrift zal zich op het geheele gebied der geneeskunde bewegen en in kleine berichten (referaten) zal de Redactie datgene bijeenbrengen, wat voor den practischen arts belangrijk is en zal zij deze met opmerkingen of met mededeeling van andere gelijktijdige, wetenschappelijke bijdragen meerdere waarde bijzetten. Aldus is ongeveer de gedachtengang in het Voorwoord. Elkê twee-maandelijksche aflevering eindigt dan ook met eenige bladzijden referaten, meestal aan Fransche, maar ook aan Duitsche en Engelsche tijdsenriften ontleend. In het eerste artikel van het „Eerste Deel" geeft barning een levensbericht van rademacher en een overzicht over diens leer. Daaruit verneemt men, dat johann gottfried rademacher, de grondlegger van de Ervarings-leer, in 1772 te Hannover werd geboren en zich, na zijn studie in Duitschland, te Goch als geneesheer vestigde, waar hij zich een groote praktijk verwierf en waar hij in 1850 op 78-jarigen leeftijd overleed. Uit het warm gestelde levensbericht blijkt, dat rademacher door zijn ervaring er toe geleid werd om Paracelsus door te werken, wiens stelling „dat de practijk niet „van de theorie moet worden afgeleid, maar juist omgekeerd de „theorie uit de practijk", hem uiterst welkom was. 278 De bewondering, die barning (dien wij reeds vroeger ontmoetten, Journal mêdical de la Neerlande) voor rademacher koesterde, ging zóóver, dat hij diens aan paracelsus ontleende opvattingen, niet meer als de leer van paracelsus, maar als die van rademacher beschrijft, immers „die leer was door paracelsus weer aan anderen „ontleend" en,,uit het oogpunt van billijkheid en om lange omschrij„vingen te ontgaan" acht barning het geoorloofd de leer der oude iatrochemici, rademacher's leer te noemen. Deze wordt in 45 grondstellingen samengevat, waarvan wij hier enkele laten volgen. De arts moet niet de ziektevormen, maar de ziekten zelve trachten te genezen en de middelen hiertoe weten op te sporen. De kennis van den bouw en de verrichtingen van het menschelijk lichaam is hiertoe onvoldoende, in de buiten den mensch den arts bekende lichamen, moet hij die middelen zoeken. De- invloed, welken de geneesmiddelen op de ziekten uitoefenen is de eenige voldoende en erkenbare grondslag der geneeskunde. Elk geneesmiddel heeft een specifieke kracht, welke zich door het doen ophouden van een bijzondere ziekte doet kennen. Voor elke ziekte kan een specifiek geneesmiddel bestaan; ofschoon wij dat nog niet kennen, kan het later door eigene ervaring of door te putten uit de eryaring van anderen, ontdekt worden. De kennis der vermoedelijke oorzaken heeft voor de diagnostiek en therapie geen groote waarde; maar de nog aanwezige schadelijke invloeden moet men :r ee e, het organisme nimmer schadelijke, wijze trachten te verwijderen. Een ziekte te benoemen naar het middel, waarmede men die snel, zeker en zonder eenig nadeel te berokkenen, kan genezen, is verre verkieslijker dan zich hierbij te laten leiden door derzei ver ziekte-vormen (morbi chininales). Op een andere plaats vat barning, rademacher's leer nog eens samen in de volgende bewoordingen: Onze geheele geneeskundige keunis moet zich als eersten grondslag kiezen het onomstootbare feit, dat zekere middelen een zekere werking op ons lichaam of op een van deszelfs deelen hebben, niet zoeken naar den aard, het wezen der ziekten waarvan, evenals van het wezen van alle zaken, tot dusver de kennis ons nog ontbreekt, maar zoeken hoe een ziekte tot een bepaald middel zich verhoudt, ziedaar den grondslag, waarnaar wij moeten trachten den eenigen weg, welken wij vooralsnog met de hoop op gezegenden uitslag mogen bewandelen. Voor den vader der geneeskunde: Hippocrates, heeft rademacher geen groot respect. Hij stuitte in diens geschriften dikwerf op plaatsen, die „niet alleen duister, maar geheel onbegrijpelijk zijn: so schreibt aber kein klüger Mann". In een opstel over ,,de therapie, zooals zij is en niet zijn moet" zet barning de verschillende stelsels in de geneeskunde, die in den loop der tijden gegolden hebben, uiteen, om ten slotte de elders toegepaste behandelings-methoden aan rademacher's theorie te toetsen en deze laatste tegenover die andere methoden en opvattingen te verdedigen. Dit alles leent zich niet tot een kort referaat en moet in het oorspronkelijke worden nagelezen. Aan statistische gegevens hecht barning weinig waarde: „een „oplossing van een vraagstuk door middel van cijfers verkregen, „ofschoon daarbij de regel van drieën behoorlijk wordt in het „oog gehouden, kan de ongerijmdste uitkomst geven." Het tijdschrift bestaat hoofdzakelijk, hoewel niet geheel, uit bijdragen van barning zeiven, oorspronkelijke stukken, referaten en critieken of anti-critieken en is met grooten ijver bewerkt; maar het schijnt geen opgang gemaakt te hebben, want het heeft slechts één jaar bestaan. Een bericht, dat de uitgave gestaakt wordt, vindt meri niet. Het Nieuw Practisch Tijdschrift geeft een aankondiging van dit tijdschifift, wat door barning, hoewel het een veroordeeling van rademacher's le.er geeft, op prijs gesteld wordt, omdat hij bestrijding liever ziet dan een „vornehmes „Ignoriren". De bezwaren van den schrijver in het Nieuw Pr. Tijdschrift gelden in de eerste plaats de benoeming van rademacher's leer als „rationeele empirie"; deze beide zouden vierkant tegenover elkander staan. Verder meent de beoordeelaar, dat de benaming eener ziektè naar haar geneesmiddel niet met de woorden van barning in overeenstemming zoude zijn, omdat men langzamerhand „op „het gebied der wetenschap strengere wetten heeft gemaakt tegen het indringen „van over onze grenzen van vreemde elementen, die niet kunnen geacht worden, „te zullen strekken, tot vermeerderden bloei van de wetenschap-'. " Bezwaren, die barning achtereenvolgens in zijn tijdschrift tracht te ontzenuwen. Van rademacher's hoofdwerk: Rechtfertigung der von den gelehrten misskonten, verstandesrechten Erfahrungsheillehre der alten scheidekünstigen Geheimaerzten und treue Mitthelfung des Ergebnisses einer 2.5-jahrigen Erprobung dieser Lehre am Krankenbette, Berlin 1841, werd door dr. a. th. winkler te Borculo een bewerking bezorgd, die door ali' cohen in het Repertorium wordt aangekondigd. Deze wijst er daar op, dat rademacher's therapie niet steunt op de kennis der physiologische en pathologische feiten, maar op een eigene ervaring, op een zelfstandige ervaringswetenschap. Zij zet alle theorie op zijde en ziet elk verband met de pathologie voorbij. De diagnostiek is bij rademacher, die zijn geneesmiddelen tegen nietgediagnostiseerde ziekten aanwendt, overbodig. De werking van het geneesmiddel is het voornaamste diagnosticum van de ziekte. 1851. Het Welvaren des Huisgezins. Tijdschrift van gezondheidsleer voor het volk. Overzigt op landbouw, nijverheid en allerle wetenschappelijke vorderingen. door een Gezelschap van Geneesheeren. ie jaar. Boom -Drukkerij, van lamot—de pauw. Juni 1851. . Dit is een Vlaemsch tijdschriftje, dat twee maal m de maand uitgegeven werd, formaat: 20.5 x 13. Het eenige deeltje er van is 297 bl. groot. Prijs incl. porto, 4 franken. | In het ongeteekende en ongedateerde voorwoord zegt de Redactie, dat zij de hoofdzakelijke kennis der gezondheidsleer onder het volk wil brengen en dit bekend wil maken met de pogingen van Staat en Stad in het belang der openbare gezondheid. Het tijdschrift is voornamelijk geschreven voor het yiaemsche gedeelte van België, de schrijvers zijn Vlaemsche praktizijns. Om het in ieders bereik te brengen wordt het zoo goedkoop mogelijk gegeven. De redactie zegt, dat men er geen model van Vlaemsche letterkunde in moet zien, want door hunne opvoeding waren zij genoodzaakt hun eigene taal te verwaarloozen. 279 280 bis HUISGEZILVS, TYDSCHRIFT VAN GEZONDHEIDSLEER VOOR HET VOLK. Onnift op landbouw, nnfrheiJ (n allerlei irrteaschappeljl*varderinjoa. DOOK KEN CÏEZELSGII.4P VAN GBiYEESNEERBN. JTW (1) — 1881. N" l. 1... JAER. SOOM. WMiii VA.s LAMOT-DE PAUW. 20.5 X 13. Het is in 4 afdeelingen ingedeeld: huiselijke en openbare gezondheidsleer, openbare gezondheid, mengelingen, wetten en besluiten. De gewone druk is 33 rr., 46 11.; de kleinfe éruk der Mengelingen is 44 rr., 64 11. De inhoud bestaat uit populaire mededeelingen over scholen, 28l drinkwater, spijzen, moerassen, woningen, kleeren, baden, straten, woningen enz. bont door elkaar. De grootte der nommers varieert tusschen 1/2 en i vel druk. 1852. Het 2de deeltje begint op dezelfde wijze, maar in het 2de Februari-nommer komt een „Aenbelangend" Berigt voor, meldende, dat de Heer Hoofdopsteller zijn verhandelingen over gezondheidsleer dit jaar wil voleindigen en dat daarom alle volgende afleveringen te samen in één algemeenen omslag uit komen „om ze niet te beschadigen" (voor de goedkoopte?) In een klein berichtje van p. f. wachter ruysbroeck, Mei 1852, wordt de hoop uitgesproken, dat hij aan de verwachtingen voldaan zal hebben. 1853—1854. Nederlandsch Tijdschrift voor Geregtelijke Geneeskunde en voor Psychiatrie, onder Redactie van dr. j. n. ramaer. Eerste jaargang, te Tiel bij h. c a. campagne. Prijs van den eersten jaargang / 5.—. Joh. Nic. Ramaer, geb. te 's-Hertogenbosch; studeerde te Utrecht en te Groningen; prom. te Utrecht 1830. Vestiging te Rotterdam. Van 1841—1868 werkzaam in Krankzinnigengesticht te Zutphen en te Delft; daarna vestiging als geneesheer te 's-Gravenhage. 1872 Inspecteur krankz.-gestichten; 1884 Inspecteur generaal van het Staatstoezicht op krankz.-wezen. Stichter der Ned. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst; Hoofdredacteur van het Tijdschrift dezer Maatschappij; stichter der Ned. Ver. voor Psychiatrie. Schreef verscheidene verhandelingen op psychiatrisch gebied. Wij zagen reeds bij de bespreking van het Weekblad voor Geneeskundigen, dat ramaer's tijdschrift niet zeer welwillend ontvangen werd, omdat het kwam in een tijd, waarin er ernstig over gedacht werd om de bestaande geneeskundige tijdschriften tot één te doen samensmelten, en een nieuw tijdschrift dus ongaarne gezien werd. In de niet-gedateerde Inleiding tot dit tijdschrift wijst ramaer er op, dat de geregtelijke geneeskunde en ook de psychiatrie in ons land op een laag peil van ontwikkeling staan; niet zoozeer omdat er gebrek zou zijn aan bekwame psychiaters (schröder van der kolk, schneevoogt, everts), maar omdat het onderwijs in dat vak en de gestichten, waarin de patiënten verpleegd worden, al worden deze in de officiëele jaarverslagen met lof vermeld, bij die in het buitenland vergeleken, zeer achterlijk waren. Goede gelegenheid om de behandeling van krankzinnigen te leeren, bestond er bij ons niet en dat was toch een eerste voorwaarde om psychiaters te vormen. De colleges van Regenten der gestichten bestonden voor het meerendeel uit aanzienlijken in den lande, die hoofdzakelijk administratief optraden en met de eischen der behandeling dezer lijders geheel onbekend waren. Duidelijk wijst ramaer er op wat aan de leiding der gestichten ontbreekt .Wel is waar kon Utrecht in ons land nog steeds als een voorbeeld aangehaald worden, maar men vergat daarbij, dat daar zeer bijzondere omstandigheden waren, die men niet dadelijk op andere plaatsen kon overbrengen. De meeste onzer gestichten hebben gebrek aan ruimte voor een behoorlijke verpleging, zij lagen in de stad, behalve Meer-en-Berg, terwijl juist vrije lucht en dus gestichten, buiten de steden gelegen, voor een doelmatige behandeling dringend noodig waren. 283. NEDERLANDSCH TUI ÏOS€ lil ÏIRIF' 'T voob GEREGTELIJKE GENEESKUNDE Eersten Geneesheer bij het Provinciaal Krankzinnigenhui* le Zut'phcn, Lid vsn het Provinciaal Utrechtsen Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, van bet Zeeuwscbe Genoot" schap voor Wetenschappen, van het beneden-Rhijniche Genootschap voor Natuur- en Geneeskunde te Bo n n, van het Genootschap Ier Bevordering vin Genees- en Heelkunde te A m sterdam, van de Vereeniging van Frlesche Genceskundi- Gend, van het Medico-Psychologisch Genootschap te Parijs, van liet Duiisch Gonootschap voor Psychiatrie en geregtelijke Psychologie, van de Vereeniging ter Bevordering der Suatsgeoecs- EN VOGTt PSYCHIATRIE, ONDER REDACTIE VAM Dr- J. N. RAMAER, EERSTE JAARGANG. Te TIEL, bij H. C. A. CAMPAGNE. 1851. 22.5 X 13. Het onderwijs in de psychiatrie eischte daarenboven dringend verbetering: de geneesheeren moeten de psychosen vroeg leeren onderkennen, opdat de lijders in behandeling worden genomen in een stadium, waarin voor hen dikwijls nog veel te bereiken is. Het verband van de gerechtelijke geneeskunde met de psychiatrie moest bij de opleiding der geneesheeren worden in het oog gehouden, maar ook voor de juristen, die dat in hun praktijk zeer noodig hebben, maar daarin in hooge mate te kort schieten; zoodat g. j. mulder met recht kon zeggen: „een geregtelijke geneeskunde „is hier te lande nauwelijks bij name bekend". Ramaer neemt zich voor in zijn tijdschrift van alle voorstellen tot verbetering van onderwijs en verpleging mededeeling te doen, ook van de vooruitgangen in het buitenland en daardoor te trachten de belangstelling in deze zaak gaande te houden. Hij deelt zijn tijdschrift op de volgende wijze in: Oorspronkelijke opstellen, die in elke aflevering zullen komen; Archief, waarin belangrijke visa reperta, die der Redactie zullen worden toegezonden en beknopte verslagen van gestichten; Boekbeschouwingen van in Nederland uitkomende werken en ook van die buitenlandsche werken, welke ook in Nederland nader dienen gekend te worden; Journalistiek, die in elk nommer zal komen, bevattende uittreksels van tijdschrift-artikelen, die den lezers van dit tijdschrift belang kunnen inboezemen, dus een verzameling van al de belangrijke stukken, die in ons land het licht zien en korte berichten uit het buitenland. Mengelingen, Nieuwstijdingen, Berichten, Personalia enz. 1853. Het tijdschrift kwam April 1853 in 8vo-formaat, 22.5 x 13, uit, in 2-maandelijksche afleveringen van ongeveer 5 vel druks. Het eerste deel telt 450 bl., de gewone druk heeft 40 rr., 47 11., signatuur 1.1' 2 enz.—32' ; de kleine druk (Archief, Journalistiek, Mengelingen enz.) heeft 57 rr., 5111.Uit het ingebonden deel kan men de grootte der afleveringen nog opmaken, wanneer men de gegeven indeeling in het oog houdt, en weet, dat de Berichten enz. aan het slot der aflevering komen. Zoo ziet men, dat de eerste aflevering 88 bl. heeft; de tweede en derde te zamen 148 bl., de vierde 85, de vijfde 85 en de zesde 47 bl. De uitgever campagne annonceert in Januari 1854 in de Geneeskundige Courant, dat de afleveringen 1—4 reeds het licht hebben gezien en dat de 5de en 6de ter perse zijn. In dit eerste deel komen omvangrijke beschrijvingen voor van drie der Nederlandsche krankzinnigen-gestichten, vele mededeelingen omtrent gestichten in het buitenland en een belangrijk opstel van prof. van leeuwen „over de beginselen bi] de daarstelling „van krankzinnigen-gestichten in acht te nemen". Verder uitvoerige bespreking over de nieuw voorgestelde regeling der gerechtelijke geneeskunde. 1855. In deel II komt een inleidend artikel van ramaer voor, waarin hij opkomt tegen de bezwaren, die bij de aankondiging van deel I in het Weekblad voor Geneeskundigen geuit zijn, als zou het niet gewenscht zijn een afzonderlijk tijdschrift aan deze beide 283 284 takken van wetenschap te wijden. Ramaer verdedigt het reeht van bestaan van zijn nieuw specialistisch tijdschrift; in de eerste plaats tegen de bswering dat ons land te klein zou zijn voor zoovele tijdschriften, eene bewering waarvoor hij het bewijs vraagt. Hij geeft toe, dat de bslangstelling in algemeene vraagstukken van geneeskundigen aard in de laatste jaren eerder af- dan toe-genomen is, maar hij wijt dat daaraan, dat vroeger zulke onderwerpen behandeld werden in de publieke bladen en daardoor meer onder de oogen van velen kwamen, terwijl zij nu, in geneeskundige bladen worden opgenomen en dus in veel beperkter kring worden gelezen. Er moet dus meer algemeene bekendheid aan die vraagstukken gegeven worden en ramaer meent, dat dit in een specialistisch tijdschrift kan geschieden. Wanneer men er in slaagt aan een grooter publiek inzicht te geven in hetgeen er nog te verbeteren valt voor de verpleging van krankzinnigen, dan zal men ook meer gedaan kunnen krijgen. Juist daarom werden in het eerste deel belangrijke gegevens opgenomen over hetgeen gedaan wordt bij Ons en in het buitenland. Het tijdschrift wil daarenboven, dat de krankzinnigen-geneesheeren meer contact met elkander krijgen en overleg kunnen plegen over de noodige verbeteringen. De redacteur is zich bewust, dat hij in dit opzicht nog niet genoeg gedaan heeft, maar daarvoor is de stofte uitgebreid; hij heeft er een oogenblik aan gedacht om zich tot de psychiatrie te beperken, maar moet toegeven, dat hij in den beginne niet voldoende heeft aangedrongen bij de kunstgenooten om hem te ondersteunen in zijn pogingen. Hij liet dit na, omdat ,,de ondervinding als redacteur van een ander tijdschrift opgedaan" hem geleerd had, dat toezeggingen voor medewerking, met de beste bedoelingen gedaan, toch zelden worden nagekomen. Maar beperkte hij het tijdschrift alleen tot de psychiatrie, dan kwam het in nog minder handen, daarom hield hij de gerechtelijke geneeskunde erin; dan heeft men altijd nog de mogelijkheid op ondersteuning van de juristen. Ramaer is gelukkig een oplossing te hebben gevonden voor meerdere bekendmaking van het tijdschriften wel door het opnemen in de redactie van prof. j. van geuns, den hoogleeraar in de gerechtelijke geneeskunde aan het Athenaeum Illustre. De uitgave kan nu ook meer geregeld plaats vinden. Maar het opnemen van van geuns wil niet zeggen, dat er een scherpe arbeidsverdeeling in Gerechtelijke Geneeskunde en Psychiatrie zal komen. Jan van Geuns, geb. te Amsterdam 1808, overleden aldaar 1880; derde zoon van dr. jacob van geuns. Stud. aan Ath. 111. 1825; in Leiden 1827; prom. 1833. Na twee jaren buitenland; vestiging Amsterdam. Buiteng. hoogleeraar pathologie en geregt. geneeskunde. 1857 gew. hoogl. alg. pathologie en geregt. gen.,pathol. anatomie, secties, physische diagnostiek, chem. en microsc. onderzoek. 1866 lid intern, conferentie Constantinopel over cholera. In 1872 medaille met beeltenis van matthias van geuns, steven jan van geuns en hemzelven. Ontslag genomen 1873: prof. honorarius. Lid Kon. Akad. v. Wet. Richting en inrichting van het tijdschrift blijven dezelfde, maar de buitenlandsche journalistiek zal wat word'n ingekrompen en zich terecht tot belangrijker zaken beperken; immers de andere bestaande tijdschriften geven toch ook al referaten over die zaken. 285 De rubriek Boekbeschouwing zal wat worden uitgebreid en verder zal ook de Toxicologie een plaats vinden en de vervalsching van levensmiddelen. Ook zal aandacht aan het gevangenis-wezen gewijd worden, omdat dit in ons land nog op een zeer primitief standpunt staat. De eerste aflevering van deel II, 176 bl., werd door den uitgever op 15 April 1855 verzonden, volgens een in de Geneeskundige Courant verschenen aankondiging. In die advertentie staat, dat het tijdschrift 4 maal in het jaar verschijnt, dus niet meer om de twee maanden, in Stukken van ongeveer 8 vel druks. De abonnementsprijs is voor dezen jaargang / 4.80. De ie aflevering bevat eenige oorspronkelijke stukken van van geuns over de verhouding der natuurstudie en regtswetenschap in de geregtelijke geneeskunde en van ramaer over apoplexia cerebri; verder uitvoerige Berichten en Personalia. De tweede aflevering, 133 bl., verscheen in December 1855, zij bevat gerechtelijk geneeskundige opstellen van van geuns en beschouwingen van ramaer over krankzinnigen-gestichten in Duitsch1 and. Deze twee afleveringen waren ook de laatste. In een schrijven van den uitgever aan dr. daniëls, 1888, lezen wij, dat „nimmer „meer verschenen is dan Jaargang I en Jaargang II, aflevering 1 en „2; hiermede is een tijdruimte van 4 jaren heengegaan". Campagne vergist zich hierin: de eerste aflevering van deel I is in 1853 uitgekomen en de laatste aflevering van deel II, blijkens eene aankondiging van den uitgever zeiven in de Geneeskundige Courant in 1855. Van al de goede voornemens, die ramaer bij het opstellen van zijn inleiding voor deel II had, is dus niets gekomen. Nog vóórdat de fusie der Nederlandsche tijdschriften haar beslag gekregen had, hield zijn tijdschrift op. Waarschijnlijk was de belangstelling in zijn tijdschrift te klein om met de uitgave door te kunnen gaan en zag ramaer de wenschelijkheid in, om, ondanks zijn uitvoerige en klare verdediging van het recht van bestaan van zijn specialistisch tijdschrift, zich bij de fusie van 1856 aan te sluiten. Van het voltooien van deel II zag hij dus af. Zoowel ramaer als van geuns werden in het nieuwe Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde in de redactie opgenomen en behoorden tot de ijverige medewerkers daaraan. 1853—1855. Tijdschrift voor algemeene Gezondheidsregeling en Medische Politie, onder redactie van dr. c. pruys van der hoeven, gewoon hoogleeraar in de Geneeskunde te Leiden en dr. l. h.verwey, Practiseerend geneesheer te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage, Gebroeders belinfante (Boekdrukkerij Gebroeders belinfante). Nulla re magis ad Deos accedimus quant salutem hominibus dando. Cicero. (Pruys van der hoeven, zie Geneeskundige Bijdragen) Leon. Herm. Verwey, geb. te Franeker 1816, student te Groningen 1836, prom. 1839. Vestiging als geneesheer te 's-Gravenhage; vertaalde verscheidene geneeskundige werken; maakte zich verdienstelijk door zijn ijveren voor de hygiënische vraagstukken en voor de herziening der geneeskundige wetten. Bood in 1852 aan 286 TIJDSCHRIFT vooa ALGEMEENE GEZONDHEIDS-REGELING EN GENEESKUNDIGE POLITIE. ONDER REDACTIE Ml Dr. C. PRUYS VAN DER HOEVEN, oewoon hoogleeraar ix db geneeskunde, ES Dr. L. H. VERWEÏ, practiseresd geneesheer. Kalla re niagis ad Deos accedimus quaT salulcm horomibus dando. Cicero. EERSTE EN TWEEBE JMRGAHG, 1853 en 1Ö51. ■S GRAVENHAGE. GEBKOEDEKS BELINFANTE. 1855. 22.5 X 13. 287 4e stedelijke regeéring te 's-Hage een ontwerp eener openbare wasch-, bad- en .verwarmingsinrichting aan, waarvan hij evenwel niets meer hoorde. In een „Woord van de Redactie" wordt in pathetische bewoordingen door ver we y gezegd, dat de geneeskunst „door haar zorg „voor het leven en de gezondheid, van de kiem tot het graf, door "haar zorg voor de harmonische ontwikkeling der zedelijke en ,','ligchamelijke krachten, van geslacht tot geslacht, de redster zal „zijn van het menschdom". Het tijdschrift wil hij bestemd hebben om de waarheid van deze stelling aan te toonen en hare verwezenlijking te helpen bevorderen . Formaat: 22.5 x 13; Signatuur 1 2 enz.; 35 rr., 45 11.; prijs / 4.50. Het is oorspronkelijk door verwey alleen opgericht, maar, nadat hij in Februari 1853 een schrijven ontving van prof. c. pruys van der hoeven te Leiden, waarin deze zijn ingenomenheid met het plan der uitgave betuigde en er op wees, dat het noodzakelijk was, om te trachten een goed overzicht te krijgen van den toestand der hygiëne in ons land en voorstelde dit te doen op dezelfde wijze als indertijd gedaan werd door de Haagsche CorrespondentieSociëteit, de eerste Vereeniging, die een uitgebreid systematisch statistisch onderzoek instelde naar deheerschendeziekteninonderscheiden streken van ons vaderland, werd pruys van der hoeven in de Redactie opgenomen. 'In de eerste aankondiging van dit tijdschrift in het Weekblad voof Geneeskundigen wordt de naam van van der hoeven nog niet genoemd; maar in een advertentie in de Geneeskundige Courant van 1853', waarin dit tijdschrift wordt aangekondigd, vindt men, dd. 13 September, de door c. pruys van der hoeven onderteekende 'mededeeling: „door toevallige omstandigheden heeft er eenige ver„andering in de Redactie plaats gehad en zal het tijdschrift worden „voortgezet onder redactie van c. pruys van der hoeven en dr. „verwey." Aan den Minister van Binnenlandsche Zaken was door ver we y bericht gezonden van het voornemen om zulk een tijdschot op te richten. Deze liet, 5 Maart 1853, antwoorden (zooals hij trouwens wel niet anders doen kon), dat hij dit plan zeer toejuichte. Ook de hoogleeraar van hall te Groningen betuigde zijn ingenomenheid daarmede. Het eerste deel bestaat uit 5 afleveringen van verschillende grootte, in het geheel 218 bl. De inhoud is in twee hoofdafdeelingen verdeeld:Gezondheidsregeling en Medische Politie. Verder komen er boekaankondigingen in voor en wordt elke aflevering gesloten met Berichten en met Vragen. De eerste bijdrage van verwey handelt over de ziel als onderwerp der algemeene gezondheidsregeling; waarin het verband tusschen ziel en lichaam, het „mens sana in corpore sano" wordt bepleit. De onderwerpen zijn van algemeen hygiënischen aard; men vindt er in over diëetkuren, over cholera, over ventilatie, keuring van voedingsmiddelen, voorschriften omtrent het bouwen van nieuwe scholen: plaats en wijze van bouwen, verlichting, aantal 288 M3 per leerling enz.; besprekingen over de begrafeniswet, openbare bad-inrichtingen. Correspondentie met het Ministerie van Binnenlandsche Zaken over de bij hondsdolheid te nemen maatregelen; correspondentie met den Minister over maatregelen van hygiënischen aard; adressen van verwey aan de 2de Kamer over maatregelen ter bevordering der algemeene gezondheidsregeling; wetsontwerpen, „bewerkt voor en ingediend aan het Ministerie van „Binnenlandsche Zaken" (er staat niet bij „op verzoek" van den Minister!). Wenk aan het bestuur der groote steden, die, behalve Groningen, in haar centrum nauwe straten hebben, deze in het begin af te ronden: hoekhuizen dus driehoekig maken om den ingang wijder te maken. Nota over de waarde en het gewigt der hygiëne voor het Hooger Geneeskundig Onderwijs, bewerkt en ingediend aan den Min. v. Binn. Zaken, Februari 1853. Verwey wil ook de veeartsen tot medewerking aan zijn tijdschrift opwekken en richt tot hen het verzoek om de vraag „breedvoerig" te beantwoorden: „in hoever en in welke opzichten moet de „veeartsenijkunde als een onmisbaar gedeelte der algemeene gezondheids„leer worden beschouwd!" Een antwoord daarop wordt van veeartsenijkundige zijde niet gegeven, waarover verwey zich in een later nommer beklaagt. De heer verwey is onvermoeid in het zenden van (veelal ongevraagde) adviezen aan de bevoegde autoriteiten over te nemen hygiënische maatregelen. Hij maakt, dat men van hem den iadruk krijgt van een woelig, rusteloos man, die veel omhaalt, maar weinig bezonken is en daardoor niet dien invloed zal gehad hebben, dien zijn denkbeelden wel verdienen. 1854—1855. De tweede jaargang heeft 394 bl., heeft dezelfde indeeling en ook nu weder bespreking van verschillende algemeene hygiënische onderwerpen: drinkwater, de waarde der hygiëne bij het Hooger geneeskundig Onderwijs. Van bijdragen in den geest van de vroegere Correspondentie-Sociëteit vindt men nagenoeg niets. Het verwondert niet, dat van dit tijdschrift niet meer dan twee j aargangen zijn verschenen; voor een lang leven was het niet belangrijk genoeg, al worden er verschillende behartigingswaardige denkbeelden in aangetroffen. Aan ijver heeft het den heer verwey niet ontbroken. 1850. Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Toen in 1849 de stichting der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst haar beslag kreeg, werd tevens besloten tot het oprichten van een Tijdschrift (Maandblad), dat den bovengenoemden naam zou dragen. De bedoeling was, om in de Eerste Afdeeling daarvan de Handelingen der Maatschappij op te nemen; in de Tweede Afdeeling Verslagen der vaste Maatschappij-commissies en wetenschappelijke bijdragen. De geschiedenis van dat tijdschrift, het eerste, van welks interne aangelegenheden mij uitvoerige officiëele bescheiden ten dienste Titel op het omslag. 23.5 x 14. 289 290 COMMiSSIE TER REDACTIE VAN HET TIJDSCHRIFT. hoofdredacteur. D' J. N. Ramaer, I'1" geneesheer bij het Provinciaal Krankzinnigenhuis te Zutphen. secretaris. Dr J. J. Homoet, praktiserend geneesheer te Arnhem. D' M. Dassen, praktiserend geneesheer le Hoogeveen. D' K. M. Giltat, praktiserend geneesheer te Rotterdam D' L. Lebhann, leeraar aan de Klinische School te Amsterdam. D' J. M". Schrant , 2*' geneesheer in het Buitengasthuis le Amsterdam. leden.. INHOUD. eerste afdeelmvc. I. Naamlijst der leden van liet Hoofdbestuur en der vaste Coniniissien Blz. S II. Naamlijst van-de leden van Bestuur der Afdeelingen 7 III. G. E. V. Scimeevoogt, het gewigt van de Nederlandsche Maatschappij tol Bevordering der Geneeskunst, vooral in den tegenwoordigen' lijd ■ . . 15 IV J. N. Ramakb, V»rslag betreffende de oprigliiig en den tegenwoordigen staat der Maatschappij, mitsgaders de werkzaamheden der Af(leelin;rcn in het jaar 1818 87 Keerzijde van het omslag. stonden, is door mij uitvoerig beschreven in het Gedenkboek, dat in 1924, bij het 75-jarig bestaan der Maatschappij, werd uitgegeven 1), en aan alle leden der Maatschappij is toegezonden; ik meen dus daarnaar te mogen verwijzen, en hier te kunnen volstaan met een kort overzicht dier geschiedenis, met eenige aanvullende gegevens. Het Maandblad werd uitgegeven bij p. h. noordendorp te 's-Gravenhage en gedrukt bij h. p. de swart en zoon en verscheen in een dun geel omslag in maandelijksche afleveringen van ongeveer 3 vel druks, beide Afdeelingen afzonderlijk gepagineerd. 8vo. formaat: 23.5 x 14; S. 1 2 enz.; 39 rr., 46 11. Prijs / 3.- (1850). De maandelijksche afleveringen eindigen soms midden in een zin, die dan in de volgende aflevering wordt vervolgd. Aan de binnenzijde van het omslag vindt men de namen van de Redactie en de inhouds-opgave en op de derde en vierde pagina meestal berichten aan de leden of op de laatste pagina advertenties. De uitgave geschiedde geheel ter verantwoording van een, door de in 1849 in Arnhem gehouden iste Algemeene Vergadering benoemde Commissie ter Redactie: dr. j. n. ramaer, hoofdredacteur, dr. j. van deen, dr. m. dassen, dr. j. m. schrant, dr. j. j. homoet, Secretaris der Redactie, dr. l. lehmann en dr. k. m. giltay. Dr. van deen nam de benoeming niet aan; in zijn plaats werd in een volgend jaar dr. A. cramer te Groningen benoemd. Joh. Nic. Ramaer (zie Tijdschrift voor Geregtelijke Geneeskunde en Psychiatrie). Jan Jacob Homoet, geboren 1818 te Scherpenzeel, overleed te Arnhem 1908. In 1836 student te Utrecht; prom. 1842. Geneesheer te Arnhem gedurende meer dan 60 jaar. Oprichter der volks-sanatoria voor borstlijden; voorzitter der vereeniging tot exploitatie van volks-sanatoria in Nederland. Redevoering over klimato-therapie bij phthisis. Droeg veel bij tot de oprichting van Hellendoorn, 1902. In Memoriam door daniëls. Michiel Dassen, geboren 1802 te Zwolle; student te Groningen. Vestiging te Groningen, Hoogeveen ea Zwolle. Secr. Prov. Comm. G. T. en O.; 1850 doet. hon. causa te Groningen in wis- en natuurkunde; overleden 1852. Met goud bekroond door de Holl. M. v. Wetensch. over de beweging der bladen van planten. Schreef Handboek over de leer der krachten van de geneesmiddelen. Joannes Mattias Schrant, zie Geneeskundige Courant. K. M. Giltay, geboren 1811 te Rotterdam, overleden te Wageningen 1891. Bezocht Klin. School te Rotterdam; later Leiden; promoveerde aldaar 1834. Geneesheer te Rotterdam; deed studiën op gebied der natuurwetenschappen, bezocht pasteur; leverde verscheidene bijdragen in Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, o.a. een beschouwing over g. j;;J)B?feï>er's eigen levensschets. L. Lehmann, geboren 1818 te Hïlaeskeim, overleden te Amsterdam 1880 Leerling Ath. Illust. ass. c. b. tilanus aan Klin. School; 1849 docent in verloskunde aldaar; 1861 leeraar Rijkskweekschool voor vroedvrouwen (nieuw opgericht). Hoogleeraar verloskunde 1864 in de plaats van c. b. tilanus. 1864 doet. hon. causa Groningen; 1867 hoogleeraar aan Ath. Illustre; 1877 hoogleeraar Universiteit van Amsterdam. Ter zijner eere schonk zijn broeder r. lehmann een Aula aan de Univ. v. Amsterdam., In 1873 met c. b. en j. w. r. tilanus memorie aan den Raad van Amsterdam tot verbetering van het Binnen-Gasthuis. Schreef verscheidene bijdragen in Weekblad voor Geneeskundigen en in Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde. 1) Dr. c. c. delprat. Gedenkboek der Ned.'Maatschappij t. Bev. d. Geneeskunde 1924, Ellerman en Harms, blz. 145-160. 29I 292 Antonie Cramer, geboren 1822 te Winschoten, studeerde Groningen; geneesheer aldaar. In 1850 werd zijne verhandeling over parasietgewassen door de Hollandsche •Maatschappij met goud bekroond en ook zijn beroemde verhandeling over de Ontleedkundige platen (osteologie); ontdekker van de oorzaak der accommodatie der oogen, overleden 1855 te Groningen. In Memoriam door donders. In het Gedenkboek heb ik uitvoerig uiteen gezet, dat het Tijdschrift nooit geheel aan de verwachtingen heeft beantwoord; het kwam van den beginne af aan onregelmatig uit en gaf in de Algemeene Vergaderingen der Maatschappij dikwerf tot ontevredenheids-betuigingen aanleiding. Het eerste nommer van Januari 1850 verscheen bijv. eerst in April van dat jaar ! De uitgave werd bovendien bemoeilijkt doordat de Hoofd-redacteur in Zutphen, de Secretaris der redactie in Arnhem en de uitgever in 's-Gravenhage woonde. De wetenschappelijke bijdragen vloeiden niet ruim, zoodat de Hoofd-redacteur zich aan het einde van het eerste jaar genoodzaakt zag den leden der Maatschappij in herinnering te brengen, dat hij wel op zich genomen had het tijdschrift te redigeeren, maar niet om het ook te schrijven. Toen in de 2de Algemeene Vergadering der Maatschappij besloten werd om het Tijdschrift kosteloos aan deleden te verstrekken, omdat; men meende daardoor meer belangstelling er voor te zullen wekken-;— zeer tegen den zin van heye — dreigde dit een belemmeringJ voor de volle pntwikkeling der Maatschappij te zullen worden, omdat dit de finantiëele draagkracht der Maatschappij te boven ging. Ih 1851 deelt de Secretaris der Redactie in een „Bijvoegsel" mede, dat besloten is.ieder jaar een verslag te geven zoowel van de oorspronkelijke geneeskundige werken, die ih ons land zijn uitgegeven als van de oorspronkelijke opstellen, die in de verschillende tijdschriften van ons land voorkomen. Het eerste zoodanige verslag, dat in dit bijvoegsel gegeven wordt, is van de hand van dr. j.m. schrant, bl. IV—LIL Het is zeer uitvoerig; men zou het een Jaarboek voor de Nederlandsche Geneeskunde kunnen noemen. Op het omslag van het laatste nommer van 1851 geeft heye de toezegging, dat men trachten zal voortaan een meer geregeld uitkomen der nommers te bewerken, maar dat het slagen daarvan in hoofdzaak afhangt van de leden, die voor het zenden van bijdragen moeten zorgen. De uitgever wordt nu van der wiel in Arnhem. De jaarlijks terugkeerende moeilijkheden, waarmede het Tijdschrift te kampen had, waren oorzaak, dat de Hoofdredacteur in Maart 1852 besloot zijn ontslag uit de Commissie der Redactie te nemen. Dr. j. j. homoet nam het voorloopig voor hem waar en werd in de Algeme< ne Vergadering van 1852 definitief tot zijn opvolger benoemd. Maar de moeilijkheden waren hiermede niet verholpen : op elke Algemeene Vergadering der Maatschappij werden voorstellen tot wijziging in den opzet van het Tijdschrift ingediend, als uiting van ontevredenheid met den bestaanden toestand, en in de 5de Algemeene Vergadering kwam de Afdeeling Onderdendam met het voorstel om te trachten een fusie van de bestaande geneeskundige tijdschriften tot stand te brengen, een denkbeeld, dat reeds 293 schneevoogt in zijn openingsrede voor de eerste Algemeene Vergadering had laten doorschemeren en dat heye reeds vroeger voor oogen gezweefd had, toen hij in 1846 besloot de uitgave van zijn Archief te staken ten behoeve van het onder donders' redactie gekomen Nederlandsch Lancet. De Redactie, die op zich nam de mogelijkheid hiervan te onderhoeken, moest na een jaar rapporteeren, dat zulk een ineensmelting een onmogelijkheid was en dat de leden der Maatschappij door grootere medewerking het Tijdschrift uit zijnen kwijnenden toestand moesten helpen opheffen. Vooral heye gaf zich hiervoor veel moeite Maar het doel werd niet bereikt: in 1855 legde ook homoet het redacteurschap neer, dat toen op dr. j. j. woltersom te Arnhem overging. Dr. Joh. Jac. Woltersom, geboren te Coevorden, student te Utrecht 1833, is in 1849 weder in Utrecht ingeschreven. Geneesheer te Arnhem. Ging in 1857 niet in de redactie van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde over. Het einde van het Tijdschrift kwam echter nader en nader. Het Hoofdbestuur der Maatschappij benoemde in 1856 een bijzondere Commissie uit haar midden bestaande uit de H.H. prof. schneevoogt, dr. j. j. penn en prof. l. lehmann, om over nieuwe voorstellen, die door de Afdeelingen Groningen en Zutphen waren ingediend, rapport uit te brengen. Dit werd in de Algemeene Vergadering van 1856 uitgebracht en daarin op den onvoldoenden toestand van alle .bestaande geneeskundige tijdschriften in ons land gewezen, een toestand, die door de redacties dier tijdschriften zeiven volmondig erkend werd. Als middel om daarin verbetering te brengen, werd nu toch weder een samensmelten aanbevolen tot één, wekelijks uitkomend tijdschrift onder een uitgebreide, voor de eerste maal door het Hoofdbestuur te benoemen, redactie. Deze conclusie, werd door de Algemeene Vergadering met 49 tegen 2 stemmen aangenomen en daarmede was over het lot van het Tijdschrift der Maatschappij beslist. Of inderdaad het Hoofdbestuur der Maatschappij de Redactie voor het nieuwe Tijdschrift benoemd heeft, blijkt uit de verslagen der Maatschappij niet. Ik acht dit niet waarschijnlijk , omdat in het eerste nommer van het nieuwe Blad de redactie zich zelve aan de lezers voorstelde en niet door het Hoofdbestuur voorgesteld werd. Wel werd een der leden der Redactie, prof. schneevoogt, door het Hoofdbestuur aangewezen als „bepaaldelijk belast met „het behartigen van alle belangen der Maatschappij in dezen". In het „Aan den Lezer", waarin het tot stand komen van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde werd medegedeeld, lezen wij, dat de tot de redactie toegetreden redacteuren bes!oten, om, ten einde „niets te verzuimen, wat den bloei van het Tijdschrift zou „kunnen verzekeren, nog eenige mannen tot deelneming aan de „redactie uit te noodigen, van wier kunde en ijver zij overtuigd „waren en op wier krachtige medewerking zij zouden mogen „tekenen". Zoo ontstond dus uit de samensmelting van.het Maandblad der 294 Amsterdam, i Maart J850. L. S. Wij hebbeq de eer 1) bij dezen mede te deelen, dat onze pogingen tot aankoop der bibliotheek van wijlen Dr. W. Mensert, -niet tot de door ons gewenschle uitkomst hebben geleid. Langen tijd tocb, nadat de catalogus gedrukt en de verkoop aangekondigd was, hebben er omstandigheden plaats gehad, die den Heer H. Mensert hebben bewogen, tot geenen prijs afstand van de bibliotheek zijns vaders te doen; alle pogingen, die door ons zijn in het werk gesteld, om ons doel te bereiken, hebben op dit onwankelbaar besluit schipbreuk geleden Intusschen is het ons bijzonder aangenaam, van zoo vele kanten de ondubbelzinnigsle blijken van sympathie te hebben ontvangen, die onze poging In het belang der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, bij onze Medeleden heeft opgewekt. De ondersteuning toch, die wij van die zijde ontvingen, was in ruime mate voldoende, om onze onderneming wel leMoen slagen. Werden wij dan ook al aan de eenen kant in onze wenschen teleurgesteld, wij erlangden aan den anderen kant de vaste overtuiging, dat zeer velen van onze Medeleden, eene groote mate van belangstelling in de bibliotheek der Maatschappij koesleren. Moge die belangstelling voortdurend door ons onderling worden aangekweekt Na deze mededeeling., kwijten, wij ons nog van eenen aangenamen pligt, door onzen hartelyken dank toe te roepen aan allen, die door hunne inschrijvingen hun zegel aan onze onderneming hebben gehecht, of ons daarin een blijk van welwillendheid hebben gegeven. De Commissie tol aankoop der bibliotheek van wijlen D'. W. Mensert , C. E. HEUNSIUS. A. H. ISRAËLS. A. A. DO RN SEIFFEN. J. ZEEMAN. Aan de Heeren Leden der Nederlandsche Maatschappij tol Bevordering der Geneeskunst. Derde bladzijde van het omslag. Maatschappij, van het Practisch Tijdschrift voor Geneeskunde, van het Repertorium, van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geregtelijke Geneeskunde en Psychiatrie en van het Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen, het tegenwoordige Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, waarvan wij de geschiedenis der eerste jaren op verzoek der redactie, in een volgende studie zoo veel mogelijk zullen trachten te reconstrueeren. Voor de geschiedenis van het Tijdschrift der Maatschappij, die ik in het Gedenkboek der Maatschappij heb beschreven, stonden mij destijds slechts de netjes ingebonden exemplaren van de Bibliotheek der Maatschappij ten dienste, niet de oorspronkelijke afleveringen, waarin het tijdschrift maandelijks uitkwam. Bij het inbinden waren de omslagen dier afleveringen weggesneden. Daar hierop echter, zooals wij uit de Handelingen der Maatschappij weten, allerhande mededeelingen van het Hoofdbestuur aan de leden, of aan de Afdeelingen en mededeelingen van vaste Commissies der Maatschappij werden afgedrukt, had ik deze, die een stuk historie der Maatschappij vormen, in mijn verhandeling van 1924 als geheel verloren beschouwd. Immers noch in het Archief der Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst, noch in haar Bibliotheek, die in het gebouw der Universiteits-bibliotheek berust, komen de oorspronkelijke afleveringen als zoodanig voor. Toevallig echter zag ik in den Catalogus van de afdeeling Geneeskunde van het Leesmuseum te Amsterdam, onder: Verhandelingen van Geleerde Genootschappen, bij dit Tijdschrift vermeld: „ontbrc ekt „Juni 1850, Januari en Augustus—November 1851, Juli 1852". Dit deed mij hopen hier ten minste de overige oorspronkelijke afleveringen nog te zullen vinden en inderdaad waren zij daar; wel is waar incompleet en in zeer geschonden toestand, maar toch voldoende om talrijke gegevens voor de historie der Maatschappij op te leveren, waaarvan ik enkele hieronder vermeld. Een daarvan, waarvan een reproductie hierbij gaat, over een voorgenomen aankoop van de boekerij van wijlen dr. w. mensert, staat in de verslagen onzer Bibliotheek nergens vermeld en was ook aan onzen ijverigen Bibliothecaris, dr. nuyens, onbekend. De aankoop is ten slotte niet doorgegaan. In het Febmari-nommei, 1850, komt op het omslag een verzoek voor van dr. israels als secretaris van de „Commissie belast met de geschiedenis der Genees,,kunde in Nederland", aan alle leden der Nederl. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, die in het bezit mochten zijn.van bceken, brochures of andere stukken, betrekking hebbende tot de geschiedenis der geneeskunde of der biste rische epidemiolog'e in Neierland, om haar, „wenschende vóór alles eene nauwkeurige en beredeneerde Catalogus fontium te geven" haar die stukken „ter inzage „te zenden of eea opgave van titel en hoofdzakelijker inhoud te willen geven". Verder vindt men in andere nummers op het omslag berichten aan de leden en aan de Afdeelingen over in te zenden bsocrdeelingen over het oerdeel, dat de Miatschappij wenscht te geven over het „advies der Staats-commissie" ten aanzien van de herziening der Geneeskundige Staatsregeling. In andere omslagen weer de geheele Raming vaü Inkomsten en Uitgaven over het volgende jaar, beneyens de daarbij behoorende bijlagen. Ook berichten van verschillende vaste commissies aan de leden enz. enz. In het omslag van den tweeden jaargang een bericht over een vermoe Gelijken 295^ 296 herdruk van de eerste nummers van 1851, wanneer, zooals de Afdeeling Zeeland verwachtte, de vermeerdering van het aantal leden in het eind van hét jaar zóó groot zou zijn, dat het aantal nog voorhanden exemplaren van dat j aar ontoereikend zou wezen, om allen Hieuwen leden een exemplaar te kunnen geven. (Deze verwachting werd niet vervuld en een herdruk werd dus onnoodig geoordeeld). Alle correspondentie van het Hoofdbestuur met de Afdeelingen of met de ledea in het algemeen wordt op het omslag gevoerd; in den tekst vindt men daarvan niets terug. Bijv. ook een oproep van het Hoofdbestuur aan de leden om mede te doen aan het oprichten in Engeland van een standbeeld voor jenner in 1851. (Waarvoor ten slotte / 150 werd bijeengebracht en aan het Engelsche Comité gezonden). In Augustus 1853 een brief van het Hoofdbestuur aan den Minister van Binnenlandsche Zaken over het Patentstelsel. In April 1853 een mededeeling van homoet, dat het Afaart-nommer van 1850 binnen weinige dagen zal verzonden worden! In December 1853 een brief van den Secretaris der Maatschappij, heye, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken: Hij brengt, namens de Maatschappij „hulde „van de rapporten door haar uitgebragt over den arbeid der Staats-Comrüissie, „benoemd bij Koninklijk Besluit van 4 Augustus 1848", in welk schrijven o.a. gezegd wordt, dat de toestand onzer Gen. Staatsregeling onwaardig is aan een verlicht volk en aan een krachtige regeering. En verder „een degelijke en volkomene „hervorming onzer Geneeskundige Staatsregeling zal een duurzame eerzuil zijn „voor elke Regering, die haar ten uitvoer legt, gelijk het een onuitwiscribare smet „zal blijven voor elk Bewind, dat haar heeft veronachtzaamd of geen moed heeft „gehad haar in het leven te roepen". In Mei 1855 deelt homoet op het omslag mede, dat schrijvers van ingezonden stukken voor het Tijdschrift des verkiezende / 16 per vel kunnen ontvangen. Hiermede is de reeks van voorloopers van het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde gesloten. Aan de fusie der tijdschriften hebben de Geneeskundige Courant van dr. donkersloot en het Nederlandsch Tijdschrift voor Heel- en Verloskunde van broers en van goudoever niet medegedaan, deze zijn zelfstandig blijven uitkomen. Het Nederlandsch Lancet heeft de uitgave gestaakt; maar donders liet de uitgave van het Archiv fürdicHollandischen Beitrage daarvoor in de plaats komen. Het Tijdschrift der Vereeniging tot Bevordering der Geneeskundige Wetenschappen in Ned. Indië stond uit den aard der zaak buiten déze overeenkomst. 297 CHRONOLOGISCHE LIJST DER TIJDSCHRIFTEN. 1. 1680. Collectanea medico-physica oft Hollands Jaar-Register van stephanus blankaart. Deel 1. 1683. Idem, Deel 2 en 3. 1688. Idem, Deel 4. 2. 1690. Collectanea Medico-Physica oder Hollandisch Jahr-Register durch stephanum blankart. (Duitsche vertaling). 3. Nov. 1721 tot Weekelijk Discours over de Pest En alle Febr. 1722. pestilentiale ziekten. (Door dr. willem van ranouw) . Febr. 1722 tot Weekelyks Discours over de Grasserende 11 Mei 1722. Ziekten. (Door denzelfde). Mei 1722 tot Idem, opgehelderd door beschouwingen van Juni 1722. de gesteltheid der gronden, lucht of dampkring, en wateren van elk Landschap. (Door denzelfde). 4. 1723. Esculapius, (door dr. willem van ranouw). 5. 1755- Verzameling van Genees- Heel- en Artzeny- kundige Aanmerkingen. (Vertaling uit het Fransch). 6. 1757—1765. Uitgezogte Verhandelingen uit de Nieuwste Werken van de Sociëteiten der Wetenschappen in Europa, door dr. m. houttuyn. 10 deelen. T759—I77I- Kweekschool der Heelkunde. 3 deelen. 8. 1765—1767. Genees- Heel- Ontleed- en Natuurkundige Courant. 9. 1765—1775. Natuur- en Geneeskundige Bibliotheek door ed. sandifort. io deelen; ne deel: alphabetisch, algemeen Register. 10. 1765—1771. De Artz of Geneesheer, in aangenaams Specta- toriaale Vertoogen door j. a. unzer. (Vertaling uit het Duitsch). 6 deelen. 11. 1766. Genees- Heel- en Natuurkundige Verlusti¬ gingen. 12,. 1767—1770. Geneeskundig Tijdschrift door a. lentfrinck. 13. 1772. . Kweekschool der Ziektekunde. 14. 1772. Kweekschool der Ontleedkunde. 20,8- 15. 1772—1777. Natuurkundige Verhandelingen, bij ton¬ gerlo en zoon. 16. 1773—1775. Naleezing van den Artz of Geneesheer. 4 dln. (Vertaald uit het Duitsch). 17. 1773. Kweekschool der Vroedkunde. 18. 1773—-1774. Uitgezochte Genees- en Heelkundige Ver¬ handelingen en Waernemingen door alb. lentfrinck. 19. 1774—1775. Nieuwe Natuur- en Geneeskundige Biblio¬ theek door barth. tersier. 20. 1777. Vier natuurkundige Verhandelingen. 21. 1778—1782. Genees-Natuur-en Huishoud-kundige Jaar¬ boeken. 22. 1779—1791. Genees- Natuur- en Huishoud-kundig Kabi¬ net, door dr. voegen van engelen. 23. 1782. Genees- Heel- Artzeny- en Vroedkundig Magazyn, door m. pruys en l. nolst. 24. 1782—1784. Nieuwe Genees-, Natuur- en Huishoud¬ kundige Jaarboeken. 25. 1783—1793. Verhandelingen van de Natuur- en Genees¬ kundige Correspondentie-Sociëteit in de Vereenigde Nederlahden. 26. 1785—1788. Algemeene Genees- Natuur- en Huishoud¬ kundige Jaarboeken. 27. 1789. Heelkundige Mengelschriften van j. l. schmucker. (Vertaald uit het Hoogduitsch door johannes braams.) 28. 1793- Heelkundig Tijdschrift of Verzameling van Verhandelingen en Waarneemingen door den Heer desault. (Vertaald uit het Fransch door . . .). 29. 1801—1803. Journal für die Neueste Hollandische, Medi- zinische und Naturhistorische Litteratur, Herausgegeben von s. b. l. doering und gottlieb salomon. 30. 1801—1804. Verhandelingen en Waarneemingen ter Be¬ vordering der Genees- Heel- Verlos- en Scheikunde door h. a. bake, r. de kruyff en j.logger, 31. 1801—1815. Geneeskundig Magazijn door a. van sti- priaan luiscius, g. c. ontijd, m. j. maquelyn, en j. van heekeren. 32. 1810—1812. Onpartijdige en Vrijmoedige Beoordeelaar. 33. 1810—1813. Bijdragen tot theoretische en practische Geneeskunde. Arti Salutiferae. 34. 1812—1818. Jaarboeken der Genees- Heel- en Natuur¬ kunde, door h. de h. lémon, es. js. nieu- wenhuijs, f. h. hartog, f. van der breggen, cornz.,w. bloemröder en f. buchner. 35. 1814—1836. Hippocrates, door c. a. l. sander, j. j. walop en g. h. wachter pzn. 299 36. 1818—1824. Geneeskundige Mengelingen. Arti Salutiferae. 37. 1822—1825. Gezondheidsblad. 38. 1822—1849. Practisch Tijdschrift voorde Geneeskundein al haren omvang door a .moll en c. van eldik. 39. 1823—1841. Supplementbanden van idem. 40. 1823. Genees- Heel- en Scheikundige Verhande¬ lingen der ie klasse van het Kon. Nederlandsche Instituut. 41. 1823—1847. Tijdschrift voor Genees- Heel- Verlos- en Scheikundige Wetenschappen. Vis Unita Fortior. 42. 1825—1830. Geneeskundige Bijdragen door c. pruys van der hoeven, j. logger, c. g. c. reinwardt en g. salomon. 4$. 1827—1835. Tijdschrift ter Bevordering der physiologische Genees- en Heelkunde, door j. h. van opdorp. 44. 1830. Geneeskundig Maandboekje, door j. h. van opdorp. 45. 1834. Ephemeriden der Natuurkundige Weten¬ schappen. 46. 1834—1836. Aesculaap: een Vaderlandsch Tijdschrift voor theoretische en praktische Bijdragen. 47. 1838—1840. Wenken en Meeningen omtrent Genees¬ kundige Staatsregeling, door dr. j. p. heye. 48. 1838—1842. Het Nederlandsch Lancet. Tijdschrift aan de praktische Chirurgie en Oogheelkunde gewijd, door dr. a. g. van onsenoort. 49. 1839—1848. Boerhaave, door l. s. a. holtrop, g. k. van de kasteele, p. hendriksz. 50. 1841—1846. Archief voor Geneeskunde, door dr. j. p. heye. 51. 1842—1845. Het Nederlandsch Lancet. Practisch Tijd¬ schrift aan de Geneeskunde in haren geheelen omvang gewijd, door prof. f. s. alexander, later door dr. j. b. dompeling. 52. 1843. Tijdschrift voor de Staats-geneeskunde, door dr. a. moll. 53. 1844. Journal médical de la Neerlande. 54. 1844. Nederlandsch Tijdschrift voor Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der kleine Kinderen, door dr. h. j. broers. 55. 1844—1849. Kliniek. Tijdschrift voor wetenschappelijke Geneeskunde, door dr. c. gobée. 56. 1844—1847. Geneeskundig Tijdschrift voor Ned. Indië door p. j. godefroy, m. j. e. muller, p, a. fromm en p. bxeeker. 57. 1845—1856. Nederlandsch Lancet. Tijdschrift voor de Geneeskundige. Wetenschappen in haren geheelen omvang, door f. c. donders, g. l. h. ellerman en j. h. jansen. 300 Nieuw Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang, door dr. j. van deen. Tijdschrift voor Nederlandsche Gynaecologie en Paediatriek, door dr. h. j. broers. Geneeskundige Courant voor het Koningrijk der Nederlanden. Het Repertorium. Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, door f. rienderhoff en f. c. hekmeyer. Nieuw Statistisch Geneeskundig Jaarboek voor het Koninkrijk der Nederlanden, door dr. l. ali cohen. Nieuw Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde, door c. van eldik en s. galama. Supplement tot het Nieuw Archief van dr. j. van deen. Het Repertorium door dr. a. w. m. van hasselt en f. c hekmeijer. De Nieuwe Boerhaave. Nieuw Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, door dr. l. ali cohen. Nederlandsch Tijdschrift voor Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der Kinderen, door dr. h. j. broers en l. c. van goudoever. Geneeskundige Courant, Nieuwe Serie.door dr. n. b. donkersloot, Chir. g. rombouts, dr. a. h. israels, dr. t. penn, dr. henry riehm. dr. t. m. schrant. 70. 1851—1857 en vlgd. Idem, door dr. n. b. donkersloot. 71. 1851—1856. Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundi¬ gen, door dr. j. p. gildemeester, dr. a. h. israels, dr. j. penn, dr. henry riehm, dr. j. m. schrant en dr. j. w. r. tilanus. 72. 1851. Tijdschrift voor Geneeskundige Ervaring, door dr. a. barning. 73. 1851. Het Welvaren des Huisgezins. 74. 1852—1857. Tijdschrift der Vereeniging tot Bevordering der Geneeskundige Wetenschappen in Ned. Indië. 75. 1853—1854. Nederlandsch Tijdschrift voor Geregtelijke Geneeskunde en voor Psychiatrie, door dr. j. n. ramaer. 76. 1853—1855. Tijdschrift voor algemeene Gezondheids- regeling en Medische Politie, door c. pruys van der hoeven en dr. l. h. verweij. 77. 1854—1867. Nederlandsch Tijdschrift voor Heel- en Verloskunde, Ziekten der Vrouwen en der Kinderen door dr. h. j. broers en l. c. van goudoever. 58. 1846—1851. 59. 1847. 60. 1847—1850. 61. 1847—1848. 62. 1847—1852. 63. 1847—1849. 64. 1848. 65. 1848—1853. 66. 1849—1850. 67. 1849—1854. 68. 1849. 69. 1850. 78. 1854—1855. Het Repertorium door dr. c. gobée en F. C. hekmeijer. 79. 1855—1856. Idem. Tijdschrift voor de Praktische genees¬ kundige Wetenschappen in al haren omvang, door dr. l. ali cohen. 80. 1855. Nederlandsch Tijdschrift voor Geregtelijke Geneeskunde en voor Psychiatrie door dr. j. n. ramaer en prof. j. van geuns. 81. 1855—1856. Praktisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, door dr. c.'gobée en dr. j. e. c van campen. 82. 1858—1864. Archiv für die Hollandischen Beitrage zur Natur-und Heilkunde, durch F. c. donders und w. berlin. 83. 1850—1856. Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Hoofdredacteur dr. j. n. ramaer, later dr. j. j. homoet, nog later dr. j. j. woltersom. 30? JAREN MET DE DAARIN VERSCHIJNENDE TIJDSCHRIFTEN. 1680 No. i (i). 1683 No. i (ii, ui) 1688 No. i (IV>. 1690 No. 2. 1721 No. 3. 1722 No. 3. 1723 No. 4. 1755 No. 5. 1757 No. 6. 1758 No. 6. 1759 No. 6, 7. 1760 No. 6, 7. 1761 No. 6, 7. 1762 No. 6, 7. 1763 No. 6, 7. 1764 No. 6, 7. 1765 No. 6, 7, 8, 9, 10. 1766 No. 7, 8, 9, 10, 11. 1767 No. 7, 8, 9, 10, 12. 1768 No. 7, 9, 10, 12. 1769 No. 7, 9, 10, 12. 1770 No. 7, 9, 10, 12. 177J No. 7, 9, 10. 1772 No. 9, 13, 14, 15. 1773 No. 9, 15, 16, 17, 18. 1774 No. 9, 15, 16, 18, 19. 1775 No. 9, 15, 16, 19. 1776 No. 15. 1777 No. 15, 20. 1778 No. 21. 1779 No. 21, 22. 1780 No. 21, 22. 1781 No. 21, 22. 1782 No. 21, 22, 23, 24. 1783 No. 22, 24, 25. 1784 No. 22, 24. 1785 No. 25, 26. 1786 No. 25, 26. 1787 No. 26. 1788 No. 22, 26. 1789 No. 22, 25, 27. 1790 No. 22. 1791 No. 22. Van het tijdschrift, Kweekschool der Heelkunde (n°. 7). toonde ik aan, dat het omstreeks 1759 moet begonnen en in 1771 moet geëindigd zijn. Of in' elk der tusschenliggende jaren een gedeelte daarvan verschenen is, is mij niet bekend. In de lijst heb ik aangenomen, dat dit het geval geweest is. 1839 No. 38, 39, 47, 48, 49. 1840 No. 38, 41, 47, 48, 49- 1841 No. 38, 39, 41, 48, 49, 50. 1842 No. 38, 41, 48, 49, 50, 51. 1843 No. 38, 41, 49, 50, 51, 52. 1844 No. 38, 41, 49, 50, 51» 53. 54. 55. 56. 1845 No. 38, 41, 49, 50, 51, 55, 56, 57. 1846 No. 38, 41, 49, 50, 55. 56, 57- 58. 1847 No. 38, 41, 49, 55, 56, 57. 58. 59, 60, 61, 62, 63. 1848 No. 38, 49, 55, 57, 58, 60, 61, 62, 63. 64, 65. 1849 No. 38, 55, 57, 58, 60, 62, 63, 65, 66, 67, 68. 1850 No. 57, 58, 60, 62, 65, 66, 67, 69, 83. 1851 No. 57, 58, 62, 65, 67. 7°. 7*. 72« 73. 83. 1852 No. 57, 62, 65, 67, 7°. K 74. 83. 1853 No. 57, 65, 67, 70, 7*. 74. 75. 76> »3- 1854 No, 57, 67, 70, 71, 74. 75. 76. 77. 78, 83. 1855 No. 57, 70, 71, /4, 76. 77- 78. 79, 80, 81, 83. 1856 No. 57, 70, 71, 74, 77, 79, 81, 83, 302 1792 —. 1793 No. 25, 28. 1801 No. 29, 30, 31. 1802 No. 29, 30, 31. 1803 No. 29, 30, 31. 1804 No. 30, 31. 1805 No. 31. 1806 No. 31. 1807 No. 31. 1808 No. 31. 1809 No. 31. 1810 No. 31, 32, 33. 1811 No. 32, 33. 1812 No. 32, 33, 34- 1813 No. 33, 34. 1814 No. 34. 35- 1815 No. 31, 34, 35. 1816 No. 34, 35. 1817 No. 34, 35. 1818 No. 34, 35, 36. 1819 No. 35, 36. 1820 No. 36. 1821 No. — 1822 No. 36, 37, 38. 1823 No. 37, 38, 39, 40. 41. 1824 No. 35, 36, 37, 38, 41- 1825 No. 37, 38, 39, 41, 42- 1826 No. 38, 41, 42. 1827 No. 38,41,42,43. 1828 No. 35, 38, 41, 42, 43- 1829 No. 35.38,41,43- 1830 No. 38, 41, 42, 43, 44- 1831- No. 38, 41, 43. 1832 No. 38, 41. 1833 No. 38, 41. 1834 No. 38, 45, 46. 1835 No. 38, 39, 43, 46. 1836 No. 35, 38, 39,46. 1837 No. 38, 41. 1838 No. 38, 41, 47, 48. Van den Schrijver. DE GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSCHE GENEESKUNDIGE TIJDSCHRIFTEN VAN 1680—1857. DE GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSCHE GENEESKUNDIGE TIJDSCHRIFTEN VAN 1680-1857. DOOR DR. C. C. DELPRAT. AMSTERDAM Amst. Boek- en Steendrukkerij v/h Ellerman, Harms & Co. 1927 Het bleek mij bij mijn onderzoek herhaaldelijk, dat een ingebonden exemplaar meestal op het titelblad het jaartal vermeldt van het jaar, waarin de laatste aflevering verschenen was, of zelfs nog van het jaar daarna, niet dat van de eerste; dit wordt dan in alle catalogi opgenomen; eene onjuistheid, die in enkele gevallen tot misverstanden aanleiding kan geven. Wanneer dit verschil slechts één of twee jaren betreft, is misschien de beteekenis niet zoo heel groot, maar misleidend wordt het, wanneer, zooals ik een enkele maal aantrof (Kweekschool), het verschil 12 en meer jaren bedraagt! Het uitvinden van de onjuistheid van een dergelijke opgave gaat niet zonder belangrijk tijdverlies gepaard. De reden waarom een tijdschrift werd opgericht, vindt men m den regel uitvoerig en bi] de verschillende tijdschriften dikwerf voor een deel gelijkluidend in de „Voorreden" of m het „Voor„beiigt" voor het eerste „Stuk" (zooals de afleveringen in dien tijd genoemd werden) uiteengezet. De reden voor het staken der uitgave zoekt men vaaK te vergeefs: men ziet dit alleen daaraan, dat het niet meer is verschenen ! Meestal is dit echter geen verrassing, men heeft het zien aankomen: de afleveringen komen met meer op tijd uit, worden veelal dunner of zijn integendeel gevuld met ellenlange stukken; een enkel geeft nog als laatste levensflikkering onder eene bijdrage de vermelding: „vervolg in een volgend nommer maar het volgend nommer" verschijnt niet meer het tijdschritc is dóód. Met het afgeven van zulk een bewijs van overlijden moet men evenwel voorzichtig zijn: het kan namelijk ook zijn, dat met het tijdschrift, maar de inteekenaar, uit wiens nalatenschap het verkregen werd, dood was en het vervolgen der mteekening gestaakt was. Dan gaf evenwel het raadplegen van exemplaren uit een andere bibliotheek of in een anderen catalogus uitsluitsel. In gevallen van twijfel werd aan een andere bibliotheek verzoent, om den jaargang, volgende op dien, welken ik als den laatste beschouwde, ter inzage te zenden. Wanneer dan het antwoord luidde „ook hier niet voorhanden", mocht met gerustheid de dood geconstateerd worden. Een ander punt, dat eenig overleg eischte, was het opgeven van het formaat, waarin een tijdschrift verschenen was. Men kent de gewone opgaven: 4°> 8vo, gr. 8vo, 120 enz., maar geeft zich vermoedelijk niet dadelijk rekenschap van het volkomen onvoldoende, om daaruit tot de maat van het tijdschrift te besluiten. Deze cijfers geven alleen aan het aantal bladen, waarin het vel papier gevouwen was maar hoe groot die vellen zelve waren, wordt daarmede niet gezegd en dat die grootten zeer verschillend waren, behoeft niet nader gezegd te worden; de maten van 8vo enz. loopen dan ook zeer uiteen Ik heb tijdschriften gevonden, wier formaat door den uitgever als „groot 8vo" was aangeduid, maar waarvan de afmetingen belangrijk kleiner waren dan andere, die, desnoods door denzelfden uitgever als „8vo" waren betiteld. Ik heb daarom die opgave aangevuld met de lengte en breedte der pagma's; zooals trouwens in den laatsten tijd wel meer geschiedt. Over de signaturen der vellen vindt men m een noot bij de be- 4 5 schrijving der tijdschriften een mededeeling van den heer J. c. tadema te Haarlem. Die signaturen dienden öf voor den drukker öf voor den binder. Van het eerste tijdschrift in 1,680 af tot m het begin der 19de eeuw luidden die signaturen bij de geneeskundige tijdschriften in ons land 1): in den regel: A, A2, A3, A4, A5 op de iste 3de, 5de, 7de en 9de bladzijde, de 11de, 13de en 15de bl. hadden geen -signatuur; op bladzijde 17 begon dan hetzelfde met B, B2 enz. Ik heb dit hier en daar aangeduid met S. A-A5... ; In het begin der 19de eeuw bepaalde men zich veelal tot A, A2 (de puntjes duiden het aantal der ongeteekende bladzijden aan); nog later met 1 1* en ten slotte worden alleen de vellen druks genummerd: bl. 1—16 met 1, bl. 17—32 met 2 enz Waar ik geen opgave deed, was de signatuur m de oude tijdschriften A-A5 enz. De volgorde, waarin de tijdschriften zijn besproken, is genomen naar het jaar, waarin het tijdschrift werd opgericht, waarin dus de eerste aflevering verscheen. De geheele geschiedenis van elk afzonderlijk tijdschrift werd dan achter elkander afgehandeld. Aan het eind van dit opstel voeg ik eene opgave toe van de tijdschriften, die in elk jaar uitkwamen. . Een bepaalde indeeling der tijdschriften van dien eersten tijd in groepen is eigenlijk niet te maken, men kan alleen zeggen, dat het eerste der door mij behandelde bestond uit een bonte aaneenvoeging (verzameling) van allerhande waarnemingen op de meest verschillende gebieden, die zelfs niet eens steeds op de geneeskunde of aanverwante vakken betrekking hadden: ieder, die „yets raers had te vermelden, kon het inzenden; later kwamen de Jaarboeken, Bibliotheken, Kabinetten, Magazijnen, waarin de seneuse Verhandelingen van Buitenlandsche Wetenschappelijke Academies werden gerefereerd, maar waarin naast de geneeskundige vakken, ook natuur- en scheikunde, natuurlijke historie, metereologie enz. behandeld werden. In het begin der 19de eeuw ontstaan enkele tijdschriften aan speciale stelsels gewijd (beoussais, rademacher enz ) • daarna komen de zuiver genees- en heelkundige tijdschriften waaronder in het midden der 19de eeuw, die, welke mtslmtend aan bepaalde onderdeelen der geneeskunde gewijd waren: Verloskunde (broers), Heelkunde (Lancet van ossenoort), gerechtelijke geneeskunde (ramaer) enz. . Het zal sommigen bij het lezen dezer geschiedenis opvallen, dat bij het weergeven van de voorberichten, soms niet zeer gebruikelijke uitdrukkingen of spellingen gebezigd werden, zonder dat deze, door tusschen twee aanhalingsteekens gezet te worden, aangeduid zijn als door de betreffende redactie zelve te zijn gebezigd. Ik heb die aanhalingsteekens, als het geen volledige volzinnen betrof, dikwerf weggelaten, maar de eigenaardige, dikwijls kernachtige uitdrukkingen behouden; de lezer, aan wien deze mochten opvallen, zal wel begrijpen, dat men hiermede met de ooispronkehjke zegswijzen te doen heeft. 1) In een Belgisch tijdschrift uit het eind der 18de eeuw vond ik de vellen druk alleen met a, B, c. enz. aangeduid. 6 Dsze inleiding mag ik niet besluiten zonder met dankbaarheid te vermelden, dat ik vele aanwijzingen bij het nagaan van de bronnen, waaruit ik kon putten, te danken heb aan mijnen geleeraen vriend f. g. wallek alhier, wiens groote belezenheid en boekenkennis mij dikwerf veel hulp heeft verschaft. Met groote hulpvaardigheid heeft het kundige personeel der Universiteits-bibhotheek in Amsterdam mij in vele opzichten het raadplegen van de tijdschriften gemakkelijk gemaakt en mij waardevolle aanwijzingen gegeven. Ook aan het personeel der Bibliotheek van het Leesmuseum ben ik voor de steeds bereidvaardige en vlugge hulp grooten dank verschuldigd. Als „tijdschrift" zijn in de volgende beschrijving opgevat, die periodiek, met tusschenpoozen van één of meer weken, in afleveringen verschijnende werken, waarin bijdragen van één of meer personen door een, al of niet genoemde, redactie worden uitgegeven en die bij abonnement verkrijgbaar zijn. Geen rekening werd gehouden met andere periodieken als Vaderlandsche, Nieuwe of Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen Kunst- en Letterbode, enz., die hoofdzakelijk over literaire verhandelingen en slechts sporadisch over geneeskundigepublicatieshandelden. V an waarde waren deze mij dikwerf om hunne critiek op nieuw verschenen tijdschriften. De Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam van het Prov. Utrechtsche Genootschap en van het Genootschap voor Heelkunde (later voor Natuur- Genees- en Heelkunde) te Amsterdam en van andere besloten, geleerde Genootschappen vindt men evenmin hier vermeld. Deze werken, speciaal voor de leden dier Genootschappen gedrukt, waren in den regel niet bij abonnement verkrijgbaar, kwamen éénmaal per jaar als boekdeel uit en hadden dus niet het karakter van een tijdschrift. Over de Verhandelingen van deze Genootschappen vindt men mededeelmgen in de door hen uitgegeven Gedenkboeken. Wel vindt men hier behandeld naast de zuiver geneeskundige tijdschriften, die, welke voornamelijk in de 18e eeuw en in het begin der 19de eeuw verschenen, waarin behalve al of niet oorspronkelijke geneeskundige ook vele bijdragen op natuurkundig gebied (dit m den ruimsten zin des woords genomen) werden opgenomen. Het oudste eigenlijke tijdschrift, dat ik heb kunnen vinden, is de 1680—1688. Collectanea medico-physica oft Hollands Jaar-Register Van stephanus blankaart. 1680 i). In de Bibliotheek van de Ned. Maatschappij tot Bev. der Geneeskunst kernen nog oud*re*baeken voor, die wel-eens als tijdschriften beschouwd zijn, zooals bijv „De vermeerderde Wijse Jaer-lleschrijver, vertoonende den Hemels-loop, een onfeyl„baren Almanach, Oorsprongh en vaste-tijdt der Heylige Dagen enz. Door J. c. 1) Blank aart werd 24 Oct. 1650 te Middelburg geboren en stierf in 1702 te Amsterdam. In 1674 promoveerde hij in Leiden tot Doctor in de Wijsbegeerte en in de Geneeskunde. Al zijn bekende werken: Anatomia reformata, Tractatus novus de circuiatione sanguinis per tubulos. Lexicon medicum etc. werden in 1701 in één deel verzameld: Opera medica, theoretica, practica et chimvica NED. TIJDSCHRIFT VOOR GENEESKUNDE. I JANUARI IO27. EERSTE HELFT. N°. K-COLLECTANEA MEDICO-PHYSICA, Ofc Hollands Jaar-Regifter Der Genees- en Nat uur-kundige Aanmerkingen vangantjch Europa&c Beginnende mee het Jaar, M D C L X X X. Dcor eigen ondervinding en gemeén-making van verftheide Heeren en L lefhebbers. ■ By een veffamelt Door. Steph. Blankaar t ? Med. Doü. en Praküzyn tot Amfterdam. t'A M 8'ï E R D a Mj By J o H a N ten H 0 or » , ^kverkooper ove het Oude Heeren Logement. 1680. 7 „t'Amsterdam, bij cornelis jansz, Boekverkooper, aen de Nieuwe Kerck. Anno „1661", waarvan het 4e Deel handelt over de „Wonderlycke Genees- en Heel„Konst, behelsende Een volmaeckte Bsschrijvingh om alderley Sieckten, Gebreken, Accidenten, Wonden. Soo inwendigh als uytwendigh, oude en nieuwe, ,,wel te kennen en te genesen; Handelende mede van Pestilentie en swangere ..Vrouwen, „Als oock 't rechte gebruyck van allerley Kruyden, Wortelen, Zaden, Oliën, „Wateren tot Gesontheyt; Mitsgaders een nieuw uytgevonden Disteleer-konst om „deselve behoorlijck te prepareren. „Door d'Overleden Heer j. c. 1662". Dit zijn meer een soort almanakken of boeken over astrologie, oeconomie ■en geneeskunst in den geest van dien tijd, dan tijdschriften in den door ons bedoelden zin. Den volledigen titel der Collectanea vindt men hiernaast in de werkelijke grootte gereproduceerd. Behalve het woord Colledanea zijn de in den titel groot gedrukte woorden, het jaartal in Romeinsche cijfers en de namen van den schrijver en van den Boekverkooper en: t'Amsterdam, rood, de andere woorden en cijfers zwart gedrukt. Tegenover den titel het fraaie, hier ook gereproduceerde portret van stephanus blankaart, geboren te Middelburg in Zeeland, gravure van chr. v. hagen; met het onderschrift: Dominus Providebit en lager Herbis & verbis Medicandi morbi. Wij nemen deze Collectanea op het voorbeeld van den grooten, reeds vroeger vermelden Catalogus van nijhoff (1911) onder de Tijdschriften op. Het verscheen in 4 deeltjes; formaat, 8vo: 15.7 x 9.5; 1680—1688; Prijs van drie deelen /i:io. (arr.) i) met platen. 1680. Deel I. 351 bl., Sign. *2.; A—A6.. .—Z2.. 2) (incl. Bladwijser) 37 rr., 41 11. 3). 1) Arr. wil overal zeggen, dat deze opgave aan arrenberg ontleend is. 2) Omtrent de beteekenis der signaturen, die men in de oudere werken vmdt, had de heer j. c. tadema te Haarlem, de goedheid mij het volgende mede te deelen: .,Ik heb aan verschillende bibliologen gevraagd naar de beteekenis der oude signaturen en in oude uitgaven onzer firma eens nagegaan hoe men vroeger deze aanbracht. De gewone wijze is deze: elk vel wordt geletterd van A—Z, met weglating vaak van Q en J. Na het 24ste vel teekent men Aa, Bb, enz. Op de eerste recto-pagina zet men A,, op de tweede A, enz. meestal tot A4. De verso-pagina's worden zonder signatuur gelaten. Somwijlen nummert men ook nog tot A5, doch dit heeft weinig zin; immers voor het inslaan der drukvormen en het vouwen hadden voornamelijkA!—A4 belang. Indien men het gedrukte vel uitlegt, dan liggen de pagina's als volgt: 5(A3) 12 98 . ... 4 13 16 i(Aj) keerzijde 7^) 10 n 6 1 1 ?• • 15 *4 3(A?) Zooals u hieruit moge blijken, zijn derhalve in den drukvorm en in het afgedrukte vel telkens de eerste en laatste pagina gesigneerd. Zoo vormen deze signaturen een betrouwbare aanwijzing voor drukker en binder en men ging daarmede zelfs veel sekuurder te werk dan met de gewone paginatuur. Een bekend boeken-antiquair deelde mij mede, dat bij de contróle op oude boeken uit vroegere tijden vooral op de signaturen wordt gelet, want de paginatuur is vaak hopeloos in de war. Ontbreken er pagina's en is de signatuur in orde, dan kan men zeker zeggen, dat het boek compleet is. In het omgekeerde geval kan men er van op aan, dat het boek ■defect is. 3) Het aantal letters werd opgegeven als het gemiddelde van het aantal op 3 regels. In de „Toe-eigening En Voorreden Aan de Liefhebbers, Die haar deel tot'dit werk hebben toegebragt, en 't nog vervolgen zullen", gedateerd: Amsterdam MDCLXXX, 28 October, en onderteekend: „verblijve onderwijlen ulieder Vriend en dienaar, s. blankaart, M. D.", zegt deze, dat „de genees-kunde bij outs te ',',vroeg tot een Konst gebragt" is, anders zou men „sekerder regels "hebben uitgevonden, dan men jegenwoordig van d'ouden na"gelaten ziet". In „Vrankrijk, Engeland, Duitsland en meer andere "plaatsen, hebben verscheide Collegien goed gedagt alles aan te ".merken wat 'er voor quam" en jaarlijks en maandelijks in hare Jaar-registers gemeen te maken, en dat meest in haar moedertaal". „Dewyl der niemand sulx in Holland deed" heeft blankaart dit" ter hand genomen, ook omdat hij „al een goed getal eigen „observatien bij elkander had". Deze, met enkele aan hem medegedeelde er bij, ten getale van 400, heeft hij in Deel I „m^druk gebragt, waar van wij jaarlijks meinen een vervolg te maken" "en werden alle Liefhebbers, die yets raars bij haar hebbende "berusten, of dagelijks observeren, genoodigt om ons dat gemeen ",te maken. Al die Systemata der Medicynen hebben ons lang "geblindhokt. Wat de vergrootglasen hedendaags ontdekken salmen "hier in dit boek bespeuren: d'ontleding der lighamen, wat heeft "die niet al ligt ontrent het gebruik der deelen by gebragt, de "schei-konst insgelijks heeft duisende dingen uit gevonden, daar men ",noit te voren af gehoort en gesien heeft, alle deze navorschingen ','geven nader kennis ontrent de genesingen; alhoewel sommige alles "veronagtsamen, en sien maar datse veel visiten bij de zieken maken, "om dezelye veel geit af te stroopen, weinig lettende om de zieken "haastig, en vaerdig te genezen, daar het meest aan gelegen is".. ','t en was niet qualyk dat dan yder genees-heer ontrent yder siekte "naukeurig observeerde soo daar yts wat ongemeens mogt gebeuren, "op dat, de aanmerkingen aangroeyende, de kennis om te genezen ^ vaster mogt zyn, dat wy jegenwoordig begonnen hebben, wensende dat my een yder sulx sal na doen". " Dit was de opzet van dit tijdschrift. Men vindt dan daarm een bonte mengeling van allerhande verhalen op het gebied van geneeskunde of natuurlijke historie, scheikunde, soms van de wonderlijkste gevallen, in een paar regels medegedeeld, afgewisseld met mededeelingen over bijzondere natuur-verschijnselen. Zoo vindt men daarin bijv. iets over behandeling van pokken, over „eene verschrikkelijke aardbeving", over het balsemen, over een „wandschapen visch", eene mededeeling over het „promoveeren van "eene dame tot doctor in de filosophie in Padua", een musiekstukje te spelen „om te genezen, die van de Tartantula gebeten zijn," over een „dubbelen maankring", middelen uitdenZodiacoMedico Gallicus enz., maar toqh hoofdzakelijk over geneeskundige zaken, die blankaart. zelf heeft waargenomen, zooals bijv. een onderzoek van blankaart over de wijze, waarop het bloed van de slagaderen weder in de aderen komt of die hem van alle zijden^ -ook uit het buitenland werden toegezonden en door hem blijkbaar met graagte werden opgenomen. Als voorbeeld hoe onbeduidend 8 NED. TIJPSCHRIFT VOOR GENEESKUNDE, I JANUARI IQ27. EERSTE HELFT. N°. I II „Longen van versch geboren Kinderen" door mr. boekelman met adviezen daarover van de H. H. Professoren van Utrecht en van Leiden. Men mag aannemen, dat de honderdtallen telkens afzonderlijk zijn verschenen, zoodat bijv. het iste deeltje uit 4, gedurende het jaar 1680 verschenen, afleveringen bestaan heeft. 1688. In het 4de of laatste deeltje, staat op den titel: „Laatste „Deel, Eindigende met het Jaar MDCLXXXVIII". Het is 120 bladzij den' groot en bevat slechts 100 waarnemingen, over 1683, 84, 85 en 86; de laatste 25 van den heer ludolph smids m.d. en daarenboven een 38-tal „Overgeblevene Aenmerkingen ons medegedeeld van ludolph smids m. d.", welke tot het jaar 1688 loopen. Deze was ook in een vorig deeltje reeds een ijverig medewerker. De titels van dit 4e deeltje vertoont een ander Vignet dan de vorige titels. Was de voorraad Observatiën, die hem werden gezonden, uitgeput en de belangstelling in dit werk afgenomen? Dit is wel waarschijnlijk, het afnemende aantal waarnemingen, dat hij kon mededeelen: 400 in het iste deeltje, 200 in het tweede en 100 in het derde en in het vierde, wijst reeds op afnemende medewerking. Uit de „Voorreden." van het 4de deeltje blijkt, dat het hem „hertelijken leet is niet voort te moogen vaaren in deze vermaa'„kelijke en nutte oefening". Hij klaagt daarin „dat Verwaandheid „en Gemakkelykheid vele konstgenooten lichtelyk weerhouden om "een steen of vyf zes tot opbouwinge van het groot gevaarte "onzes goddelyken kunstes aan te brengen", ja, de meesten hebben geen tijd over „om eene aanmerking of twee op het papier te stellen „en de kunstgenooten in hunne bespiegelingen daarmede bij te "springen: de tijd is te kostbaar die hen roept tot andere bezigheden ; te weeten, tot (blankaart spreekt het niet uit, maar "bedoelt kennelijk visités maken — geld verdienen)." Uit die zelfde „Voorreden" blijkt, dat zijn werk geen onverdeelden bijval vond; de critici „schreeuwers, berispers en beknibbelaars „of Harpijen, een slagh van vliegende gedrochten, die devroome i.Eneas, op zeker eiland, zo bezwaarlijk van zijn tafel kon weeren", worden daarin onbarmhartig door hem te woord gestaan. Het gebrek aan verdere belangstelling heeft hem blijkbaar verbitterd, zoodat hij in een „Nareden" drukker en zetter nog een veeg uit de pan geeft: „de haastigheid van den drukker, en de slofheid van den „setter hebben oorzaak gegeven tot eenige zin-veranderende mis"grepen", die hij vertrouwt, dat door den lezer wel zullen zijn opgemerkt en verbeterd. (Wij zullen in den loop van de beschrijving van volgende tijdschriften zien, dat de ervaring van spoedig verminderende belangstelling door blankaart opgedaan, ook herhaaldelijk en zelfs al spoediger door latere redacteurs van geneeskundige tijdschriften ondervonden werd). Met het opnemen van lange correspondenties met binnen- en buitenlandsche collega's, die zijn advies inwonnen over allerhande onderwerpen (o.a. over het al of niet geoorloofd zijn van de keizerssnede, die volgens zijn antwoord „bij gezonde vrouwen, wier hjf-