nog niet, en de Medische is nog steeds niet in staat de opleiding van Gereformeerde medici geheel voor haar rekening te nemen. Toch is met den aanleg en den aanbouw van een Geneeskundige Faculteit een begin gemaakt, en daarmee het groote beginsel uitgesproken, dat men het ideaal niet loslaat om onze stichting van Vrij Hooger Onderwijs tot een volledige Universiteit uit te bouwen. De steun, met name door Prof. L. Lindeboom hierbij verleend, verdient ons aller waardeering. En dank zij de belangrijke nalatenschap van Ds. Van Coeverden Adriani en den steun der Regeering, verrees naast de Psychiatrisch-Neurologische Kliniek van Prof. Bouman aan het Valeriusplein te Amsterdam het Physiologisch Laboratorium van Prof. Buytendijk. Toch wordt de vraag steeds brandender, hoe de middelen te vinden tot de zoo noodzakelijke uitbreiding onzer Vrije Universiteit. Er is groei en . . . groeipijn. In het bekende blauwboekje van 1921 hebben Directeuren uiteengezet, hoe zij zich de ontwikkeling onzer Hoogeschool in de toekomst voorstellen. Het aantal professoren moet met 8 a 10 ver- 32 mr. d. p. d. fabius. 33 als door stijging van het bedrag der contributies. Moge dan zoo, door aller medewerking, als een blijk van wat Nederlands Calvinisten in 's Heeren kracht vermogen, „het monument van Calvinistische Volkskracht, waarvan Kuyper de fundamenten legde" worden voltooid. Daartoe zij onze verwachting van den Heere onzen God, Wiens het goud en het zilver is, en Die, als de God der geesten van alle vleesch, ons ook alleen de mannen kan blijven schenken, toegerust met gaven van denkkracht en godsvrucht, zoo noodig voor het Hoogleeraarschap aan onze Hoogeschool. Van het eerste geslacht der Professoren is nu slechts de Oud-Hoogleeraar Fabius nog in leven. En ook van de later opgetredenen droegen we reeds verscheidenen ten grave: o. a. geleerden als Woltjer en Bavinck. Maar nog ontbreekt het ons niet aan Professoren, bekwaam en gewillig om aan onze Vrije Universiteit op den grondslag der gereformeerde beginselen te doceeren. Schenke onze God hun den moed des geloofs, om in den strijd der geesten steeds beslister positie te nemen met het zwaard des Woords, en 36 DR. F. W. GROSHEIDE. 16 Dr. F. W. GROSHEIDE. Hoogleeraar in de Facul'eit der Godgeleerdheid. Geboren 25 Nov. 1881. Opgetreden 13 Dec. 1912. Hij schreef o.a.: De verwachting der toekomst van Jezus Christus. Proefschrift. Opmerkingen over Hebr. 1:1—4. Judas Ischkarioth. Prof. Dr. A. T. Robertson's Beknopte Grammatica op het Grieksche N. T., voor Nederland vrij bewerkt. Nieuw-Testamentische Exegese. Bitbelvértalen. Kanon en Tekst van het Nieuwe Testament. * Schriftgezag. De Eenheid der Nieuw-Testamentische Godsopenbaring.„Een andere Geest?" „Christuservaring". Principiëel studeeren. :'- .'Jk De Zoon des Menschen. Het heilig Evangelie volgens Mattheus. De Brief aan de Hebreën, vertaald en verklaard. Verschillende artikelen in onderscheidene tijdschriften, De Heraut, Noord-Hollandsch Kerkblad en De Reformatie. 47 dr. g. ch. aalders. 48 Dr. G. Ch. AALDERS. Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid. Geboren 25 Maart 1880. Opgetreden 28 Mei 1920. Hij schreef o.a.: De valsche Profetie in Israël. Proefschrift. Sporen van Animisme in het Oude Testament ? Iets over bronnenscheiding in den Pentateuch. De Profeten des Ouden Verbonds. De Heilige Schrift en de vergelijkende Godsdienstwetenschap. Het Liedboeksken van Israëls pelgrims. Tijkcnterjng in de Oudtestamentische Wetenschap. De Psychologie van het Zondagschoolkind. Montessori en onze jeugdarbeid. De Profeet Jeremia, vertaald en verklaard. Verschillende artikelen in het Geref'. Theol. Tijdschrift en Het Ouderlingenblad. 9 DR. V. HEPP. 50 ^ „ I. Dr. V. HEPP.' Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid. Geboren 17 Dec. 1879. Opgetreden 26 0ct. 1922. Hij schreef o.a.: Het Testimonium Spiritus Sancti. Dl. I. Proefschrift. De beteekenis van de analogia fidei voor de Exegese. „In heilig sieraad". De Antichrist. De Waarde van het Dogma. Dr. Herman Bavinck. Gereformeerde Apologetiek. Verschillende artikelen in De Reformatie. 0 * 51 51 dr. r. h. woltjer. 52 * —* Dr. R. H. WOLTJER. Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren. Geboren 19 Juli 1878. Opgetreden 23Sept. 1904. Hij schreef o.a.: De Platone prae-socraticorum philosophorum existimatore ac judice. I. Proefschrift. Het mystiek-religieuze element in de Grieksche Philologie. De beteekenis van het Oosten voor de klassieke Oudheid. Het Woord Gods en het woord der menschen. De jongste onderzoekingen over de rede op den Areopagus en de Christelijke beschouwing der Oudheid. 53 Dr. A. GOSLINOA. 54 Dr. A. GOSLINGA. Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren. Geboren 26 Sept. 1884. Opgetreden 8 Juli 1918. Hij schreef o.a.: Levensbericht van A. Steketee (in „Beschouwingen van een Christendenker"). Slingelandt's Efforts towards European Peace. I. Proefschrift. Koning Willem I als verlicht Despoot. Verschillende artikelen in onderscheidene tijdschriften. 55 dr. a. a. van schelven. 56 Dr. A. A. VAN SCHELVEN. Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren. Geboren lONov. 1880. Opgetreden 19L)ec. 1918. Hij schreef o.a.: De Nederduitsche Vluchtelingenkerken der 16e eeuw in Engeland en Duitschland in hunne beteekenis voor de Reformatie in de Nederlanden. Proefschrift. De bewerking van eene piëtistische Gemeente. Het Zeeuwsche Mysticisme. Omvang en invloed der Zuid-Nederlandsche Immigratie van het laatste kwart der 16e eeuw. Het „heilige recht van opstand''. Kerkeraads-Protocollen der Nederduitsche Vluchtelingenkerk te Londen. 1560—1563. Verschillende artikelen in onderscheidene tijdschriften. Hij is ook medewerker aan het Nieuwe Nederlandsch Biografisch Woordenboek, waarin hem de bewerking der Nederlanders uit de 16e en 17e eeuw is opgedragen. 57 Dr. h. j. pos. 58 Dr. H. J. POS. Benoemd Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren. Geboren 11 Juli '98. Hoopt op te treden in Mei '24. Hij schreef o.a.: Zur Logik der Sprachwissenschaft (Beitrage zür Philosophie, nr. 8.) Carl Wintersche Verlag, Hei del berg 1922. Kritische Studiën über philologische Methode. (Diss. V.U.), Wintersche Verlag, Heidelberg '23. Eenige artikelen en recensies in tijdschriften. 59 mr. a. anema. 60 *—— fi Dr. L. BOUMAN. Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde. Geboren 23 Mei 1869. Opgetreden 27 Sept. 1907. Hij schreef o.a.: De wetenschappelijke beoefening der Psychiatrie. Ërfelijkheidsproblemen. Psychische Therapie. Forensische Psychiatrie. De Psycho-analyse van Freud. Experimenteele Psychologie. De begrijpelijke relaties in de Psychologie. Experimentelle Untersuchungen über den Willen bei Normalen und Psychopaten. Kasuistischer Beitrag zur Vorstellungs-psycho- logie. Vele artikelen in verschillende binnen- en buitenlandsche tijdschriften. 67 DR. F. J. J. BUYTENDIJK. 68 V_ 0 Dr. F. J. J. BUYTENDIJK. Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde. Geboren 29 April 1887. Opgetreden 9 Mei 1919. Hij schreef o.a.: De energetische Beschouwing der Levensverschijnselen. Proeven over Gewoonte-vorming bij dieren. Proefschrift. Oude Problemen in de moderne Biologie. Psychologie der Dieren. Bijdrage tot een onderzoek naar het wezensverschil van mensen en dier. De wijsheid der mieren. Beschouwingen over enkele moderne opvoedkundige denkbeelden. Vele artikelen in verschillende binnen- en buitenlandsche tijdschriften, ook in De Reformatie en Timothëus. 69 1138 r111 C 31 ONZE VRIJE UNIVERSITEIT 1 ONZE I VRIJE UNIVERSITEIT J. C. RULLMANN. TE 's GRAVENHAGE BIJ Js. BOOTSMA. corrioendum: Op pagina 7, regel 10 van boven staat gedrukt: Van Raalte; hiervoor te lezen: Van Houte. 4 5 baarde jSezer, k wil u een en ander van onze Vrije Universiteit gaan vertellen, om daardoor de liefde voor deze Stichting bij u op te wekken of ook te versterken. Want kennen doet liefhebben. Wilt ge nu de Vrije Universiteit goed kennen, dan moet ge haar vóór alle dingen kennen in haar ontstaan, in haar wording, in haar beginsel. En dat beginsel ligt heel ver in het verleden, wel een eeuw terug: in den toestand aan onze vaderlandsche academiën vanaf den aanvang der vorige eeuw. En waarschijnlijk zou het nooit tot de oprichting van onze Vrije Universiteit gekomen zijn, wanneer niet de benoemingen aan die Openbare Universiteiten voortdurend zeer eenzijdig waren geweest. Maar een ergerlijk stelsel van uitsluiting werd reeds toegepast op Neêrlands grootsten burger Bilderdijk, omdat hij het voor de Gereformeerde leer opnam. Ook Da Costa werd om zijn „gevaarlijke" richting door de officieele machthebbers uitgesloten. En Groen van Prinsterer, die reeds als student van nog geen 20 jaar voor professor bestemd heette, werd, toen hij zich als antirevolutionair openbaarde, stelselmatig overal geweerd. Deze onmogelijkheid om op openbare inrichtingen voor Hooger Onderwijs christelijke beginselen te brengen, deed almeer de noodzakelijkheid van eigen inrichtingen inzien. En zoo brak dan reeds Bilderdijk zichzelf een baan, door sinds Mei 1817 te Leiden enkele discipelen rondom zich te vereenigen, hij alleen, een universiteit in de universiteit! Ook kwam reeds in 1844 bijDaCosta en Groen van Prinsterer de gedachte op aan de stichting van een zelfstandige inrichting voor Hooger Onderwijs. In December 1850 waarschuwde Groen ook in de Tweede Kamer tegen de eenzijdigheid der Rijksuniversiteiten, en riep hij daar om vrijheid voor bizondere inrichtingen van Hooger Onderwijs. En toen hij deze woorden uitsprak was er in beginsel reeds een zoodanige inrichting op den grondslag der Drie Formulieren van Eenigheid te Amsterdam gevestigd in het Christelijk Gereformeerd 3 Seminarie, een schepping van Groens vriend, J. A. Wormser. Deze instelling belichaamde op beperkte schaal reeds de gedachte, die later in de Vrije Universiteit breeder ontwikkeld zou worden, om n.1. Academie tegenover Academie te stellen. Naast Da Costa, Schwartz en Teding van Berkhout, waren daaraan ook de Afgescheiden predikanten Brummelkamp en Van Raalte tot docenten benoemd, terwijl Mackay en Elout zich het curatorschap lieten welgevallen. Maar teen op één der menigvuldige voorbereidende docentenvergaderingen, voor de zooveelste maal, de. kerkelijke kwestie ter sprake kwam, en Brummelkamp onverholen zijn standpunt deed uitkomen, sprong de samenwerking af en mislukte deze Stichting. Wel kwam er een Schotsch Seminarie, waaraan ook Da Costa onderwijs gaf, tot opleiding van zendelingen, maar wie predikant wilde worden in de Nederlandsch Hervormde Kerk bleef naar de Rijksacademiën gaan, terwijl dé Christelijke Gereformeerde Kerk in 1854 haar eigen Theologische School te Kampen stichtte. Maar in datzelfde jaar schreef Wormser, voor de Vereeniging ter handhaving en 7 ^ tf verdediging van de leer en de rechten der Nederduitsche Hervormde Kerk te Amsterdam, zijn beroemd geworden Adres aan Z. M. den Koning, een meesterstuk door inhoud en stijl. Het bevatte o.m. het verzoek, dat bij voorkomende vacatures voor de betrekking van Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan 's Lands Hoogescholen, die betrekking uitsluitend mocht worden opgedragen aan bekwame mannen van gereformeerde belijdenis. Maar helaas, onmiddellijk viel dit Adres onder het slagzwaard der ethisch-irenische kritiek. In het tijdschrift „Ernst en Vrede" keurde Beets het gedrag der Regeering alleszins verdedigbaar. En door zijn vérstrekkenden invloed werd de werking van het Adres grootendeels tegengehouden. Toch hebben ook de kopstukken der ethisch-irenische richting, Van Oosterzee, Chantepie de la Saussaye en Beets, te lijden gehad van het exclusivisme der liberalen. Pas op vrij gevorderden leeftijd werden zij hoogleeraar. Intusschen was bij de Hooger-Onderwijswet van 1876 de theologische faculteit in een faculteit voor godsdienstwetenschap veranderd, en daardoor beroofd B van alles wat de christelijke godsdienst kenmerkends heeft. Officieel was nu zelfs het laatste ragje van den band tusschen het wetenschappelijk onderwijs en de belijdenis der Kerk geheel doorgesneden. Nu behoefde het zelfs geen christen meer te zijn, aan wien de lessen in de geschiedenis van het Christendom werden opgedragen. Het geloof in den levenden Christus werd nu uit de godgeleerde faculteit weggenomen. Ze was nu een z.g. neutrale staatstheologie geworden. En aldus bestond het lichaam der wetenschap nu nog slechts uit een romp met een doodshoofd. Hierdoor was vanzelf een gezonde christelijke ontwikkeling der wetenschap aan onze Rijksuniversiteiten ten eenenmale onmogelijk gemaakt. Nu had Dr. Kuyper, in aansluiting aan Groen van Prinsterer, reeds bij het begin van zijn optreden, in 1870, over de stichting van een Vrije Universiteit geschreven. Vervolgens waren ook mannen als Ds. Gunning en Dr. Vos voor dat denkbeeld gaan ijveren. En zoo werd reeds in een Rapport van 20 Januari 1875, onderteekend door de H.H. Kuyper, Vos en de 9 Geer van Jutphaas, en opgesteld voor de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, de wensch uitgesproken naar „een universiteit die, uitgaande van de levende kern, het wezen der Protestantsche Kerken, en met haar organisme in levend rapport, het christelijk element tot waardige plaatsbekleeding verheffen zou." Toen Dr. Kuyper echter al beslister voor de gereformeerde beginselen opkwam, namen de ethisch-irenische broederen hem dat hoogst kwalijk. Zij hadden immers op hun vergaderingen te Veenendaal aan De Klomp de „nachtschool" afgetrapt, en zie, nu begon Dr. Kuyper aan die afgetrapte nachtschool weer een wetenschappelijke uitdrukking te geven. Dit moest tot eiken prijs worden voorkomen. En zoo spatte heel het denkbeeld van een vrije christelijke universiteit, door de gansche orthodoxie in den lande gedragen, als een zeepbel uiteen. Ook andere pogingen mislukten: zoo de mogelijkheid om het Amsterdamsche Athenaeüm te verheffen tot een Vrije Universiteit, waaraan men dan Dr. Kuyper en Dr. van Ronkel als theologische Hoogleeraren wilde doen optreden; ook het IQ DR. A. KUYPER. 11 voorstel in den Amsterdamschen kerkeraad, om aan de gemeentelijke Universiteit de twee hoogleeraren te geven, die de Synode haar had geweigerd. Na de regeling der Staatswet van 1876 waren velen nul. van oordeel, dat het staatsonderwijs nu voortaan door kerkelijk onderwijs moest worden aangevuld. Het Rijk had trouwens aan de Kerk geld toegezegd om in de theologische faculteiten leerstoelen op te richten voor de meer speciaal-kerkelijke vakken. En de Synode der Ned. Herv. Kerk, zich bevoegd achtende tot regeling van deze zaak, stelde daarom den 24sten Augustus 1877 een Reglement vast, waarbij vanwege de Ned. Herv. Kerk in elk der drie steden waar een Rijksuniversiteit gevestigd was, Hooger Onderwijs in de Godgeleerdheid zou worden gegeven, voorzoover het Staatsonderwijs onvoldoende werd geacht ter vorming van aanstaande Evangeliedienaren. Het Reglement trad begin 1878 in werking. Maar in haar keuze van kerkelijke Hoogleeraren ging de Synode aanstonds zóó schandelijk partijdig te werk, dat zij, ook naar de innige overtuiging van Dr. Bronsveld, in dat ééne jaar meer kwaad deed aan de Kerk, dan wellicht 25 jaren weer goed zouden kunnen maken. Vooral de benoeming van Dr. Cannegieter, een beslist aanhanger der Groninger richting, tot kerkelijk Hoogleeraar in het rechtzinnige Utrecht, was een slag in het aangezicht van heel de orthodoxie, en bewees, dat de Synode nog minder dan de Staat, eerbied had voor de belijdende gemeente. Met dezen treurigen toestand der theologische wetenschap voor oogen, reikten nu enkele broeders elkaar onder de banier van onze historische belijdenis de hand, om onderling van gedachten te wisselen en samen biddend te overwegen, wat er gedaan kon worden tot redding van het heilig beginsel der theologie. Voor de aanstelling van privaat-docenten voelde men niets. Daarmee toch zou men slechts een orthodoxen lap zetten op een veelkleurig staatskleed, met Groninger agrement omboord. Maar wat dan? Allerlei mogelijkheden werden van alle kanten bezien; allerlei uitwegen in gedachten afgeloopen. Doch telkens stuitte men op onoverkomelijke moeilijkheden. 13 Eén keer stond men weer op het punt om voor de zóóveelste maal onverrichter zake uiteen te gaan. Men was reeds opgestaan van z'n zitplaatsen, met een gevoel van volslagen machteloosheid. Doch zie, daar werpt één der broederen de vraag op: kunnen we niet een eigen Universiteit stichten? Dat zou toch pas afdoende wezen. Wel zijn de bezwaren bergenhoog; maar indien we 't eens met God durfden wagen! Dat woord ging als een electrische schok door de vergadering. Men zette zich weer neder. Het gesprek kwam weer in vollen gang, en mi rijpte onder stil gebed en ernstige samenspreking almeer het denkbeeld, dat aanvulling van het bestaande of aansluiting daaraan niet afdoende was; dat het komen moest tot een eigen stichting, en dan niet slechts voor de theologie, maar ook voor de andere wetenschappen. En al moest de aanvang dan uiterst klein en zwak zijn: er mocht toch niet langer worden gedraald. Er was periculum in mora. Nu door de synodale benoemingen zelfs de dogmatiek, het hart der Theologie, noch te Leiden, noch te Groningen, noch te 0 14 14 Utrecht anders dan door loochenaars der Godheid van Christus onderwezen zou worden, nu was de teerling geworpen, nu moest er naar een anderen waarborg worden omgezien. „En die waarborg zal komen", zóó kon Dr. Kuyper reeds op 14 Juli 1878 in De Heraut verzekeren, met zinspeling op de voorgenomen stichting van een Gereformeerde School der wetenschap. Op 22 October 1878 constitueerde zich te Utrecht een voorloopig Comité, waarin het gewichtige besluit viel om een Vereeniging voor Hooger Onderwijs op te richten op den grondslag der Gereformeerde beginselen. En op 5 December d. a. v. werd in diezelfde stad definitief overgegaan tot de oprichting der geprojecteerde vereeniging en tot de vaststelling van haar Statuten. Van deze eerste vergadering ging nu ook een bezielende circulaire uit, waarin de Gereformeerden in den lande tot medewerking aan zoo grootsche taak werden opgeroepen. Dit waardevolle document is vrijwel in het vergeetboek geraakt. Daarom geef ik het klassieke stuk hier onverkort weer: 15 Aan de Gereformeerden in den lande. Geliefde Broeders en Zusters in onzen Heere Jezus Christus! Gelijk U van overlang bekend is, heeft het aan de bovendrijvende partij in den Staat goedgedacht, onder verstandhouding met de machthebbers in de uitgebreidste onzer kerken, na eerst de volksschool ontkerstend en de middelbare school als een bederf in het midden des lands te hebben geplaatst, nu ook aan onze hoogescholen en met name aan de beoefening der H. Godgeleerdheid, bij eindregeling, een zoo heillooze inrichting te geven, dat de Gereformeerden in den lande voor God onverantwoord zouden staan en aan de eervolle traditiën hunner vaderen ontrouw worden, indien ze nog langer lijdelijk dit ergerlijk verloop der dingen aanzagen en niet op voorziening bedacht bleken in zoo hooggaanden nood. Immers, treedt men van gereformeerden kant niet hoe eer zoo beter en met klem tusschen beide, dan dreigt door die jammerlijke inrichting voor ons lieve vaderland geen minder gevaar, dan dat de hoogere ontwikkeling van ons volksleven geheel in de handen van het ongeloof overga; de wetenschap een instrument tegen de eere van den Christus worde; en geheel het corps onzer staatslieden, rechtsgeleerden, artsen, letterkundigen en natuurbeoefenaars, met al den invloed waarover zij in den lande beschikken, zich keeren tegen onze beginselen, en 16 apostelen worden van een naturalisme, dat ten slotte alle geestelijk leven vermoordt. Met name is het nu reeds zóóver gekomen, dat de geschiedenis van ons vaderland aan niet één onzer Hoogescholen meer in den zin onzer martelaren onderwezen wordt; dat de studie van het Oude Testament aan alle Universiteiten van 1 de vastigheden der vaderen losraakt; en dat voor de leerstoelen der Heilige Godgeleerdheid de Staat zoowel een Remonstrant als een RoomsenKatholiek of een Jood of zelfs een godloochenaar benoemen kan, terwijl de Synode der Hervorm- • den door rijksgeld macht ontving, om stelselmatig door eigen hoogleeraren de Goddelijke eere van den Christus smaadheid aan te doen en de aanstaande kerkleeraars af te trekken naar het Pelagianistische doolpad. Dat nu ter keering van zulk een gevaar in een Seminarie geen heil zit en door geen privaat docent een dam valt op te werpen, vereischt wel geen aanwijzing. Die tijdelijke hulpmiddelen toch raken den wortel van het euvel zelfs niet aan. Neen, slechts een vrije gereformeerde Universiteit kan duurzaam en op eenigszins afdoende wijze den nadeeligen invloed onzer moderne Staats-Universiteiten (indien althans het verweer eenigermate aan den aanval geëvenredigd zal zijn) onschadelijk maken. Niet toch door aanvulling maar door eigen stichting alleen wordt ook op het hooger' onderwijs hetzelfde stelsel toegepast, dat op het terrein der lagere school reeds zoo uitnemende vrucht droeg. Terwijl, door tot zulk een fi— J —* 17 17 : _ - ^ 4 stichting over te gaan door ons niets nieuws zou gevonden, maar slechts ten onzent toegepast worden, wat, als eisch van geloof en vrijheid beide, elders, met name in Engeland en Amerika, in Schotland en Baden, in België en Frankrijk, reeds bestaat. En aan deze roeping kunnen we ons te minder onttrekken, wijl we als Gereformeerden, zoomin godskennis en wetenschap als staat en maat- ' schappij uiteen mogen rukken, en er derhalve aan den gestrengen eisch van onze hooge roeping niet kan voldaan worden, alvorens de theologie weer in zulk een kring schittere, dat haar licht op alle wetenschappen valle en de eenheid in beginsel hersteld zij tusschen de classiek-gevormden op elk terrein. Zulk een eenheid bezitten de verwerpers van den Christus Gods in hun Rijks-hoogescholen; zulk een eenheid weten onze Roomsche landgenooten door hun strengen hiërarchischen kerkvorm te'bewaren; — waarom zou dan alleen het gereformeerde leven in den lande wetenschappelijk ontbloot moeten staan en weerloos blijven op godgeleerd gebied? Overwegingen waar ten slotte nog aan zij toegevoegd, dat de kerkelijke gemeenten die de gezuiverde waarheid, naar Gods woord, liefhebben, met klimmenden aandrang predikers begeeren die, gereformeerd in hart en nieren, zoomin de nationale , type van ons geestelijk leven tegen uitheemsche vondsten uitruilen, als afwijken van de vaste gangen, die de Heere in zijne ondoorgrondelijke barmhartigheid aan onze vaderen heeft getoond. 0 — \ 18 18 0 Reden waarom dan ook het geroep steeds dringender wordt, om, onder volkomene waardeering van wat in anderen geest door mannen uit een minder principieel tijdperk op kansel en katheder geleverd werd, van nu voortaan uit onze theologie de uitheemsche bestanddeelen uit te zuiveren en haar, door eenheid van beginsel en gestrengheid van methode, weer dienstbaar te maken aan de uiteenzetting en verdediging van dat allerheiligst en dierbaar geloof, dat zeer bijzonderlijk aan de Gereformeerden dézer landen als pand werd toebetrouwd. Immers alleen langs dien weg kan de godgeleerdheid weer een fontein van levende wateren voor den prediker; de prediker een in waarheid geestelijke wachter voor zijne gemeente, en die gemeente een kracht ter behoudenis voor ons land en ons volk zijn. Of, wat hetzelfde zegt, Gods heilig en dierbaar Woord (en daar immers alleen buigt de Gereformeerde van echten huize voor) kan alleen in maniere en voege als gezegd is, weer tot zijn onbetwiste autorifeit over den prediker en zijne gemeente, over school en wetenschap beide geraken, en wel met dien verstande, dat voor de geestelijke wetenschappen, en met name voor die der godgeleerdheid, zoo het beginsel als het richtsnoer, zoo de methode als de bezieling voor deze studiën, eeniglijk aan dat Woord zij ontleend. Het zijn deze beweegredenen, geliefde broeders en zusters, die er de mannen, wier namen ge hieronder vindt, toe geleid hebben, om dit uiterst P 19 4 gewichtige belang onder de oogen te zien; er de mógelijkheden en bezwaren van door te denken; en licht over zoo ingewikkeld vraagstuk af te bidden, van Hem, in wiens eere hun doel lag. En het is, onder aanbieding van de uitkomst hunner overleggingen in nevensgaande, behoudens Koninklijke goedkeuring reeds vastgestelde, statuten, dat zij tot de Gereformeerden in den lande alsnu met de vraag komen: „ Wenscht ook gij zulk een inrichting niet slechts voor godgeleerd, maar voor algemeen hooger onderwijs, en dat wel op zeer beslist gereformeerden grondslag, of voelt ge U vrij voor God in de consciëntie om de opkomst van zulk een school tegen te staan?" Die statuten zullen u bij het overwegen dezer vraag doen zien: lo. dat we klein bij den weg en zeer bescheidenlijk wenschten te beginnen, om de pinnen onzer tenten allengs breeder uit te zétten, naar gelang de goede hand onzes Gods over ons dit toeliet; 2o. dat we niet tegen den bouwvalligen gevel eener theologische staatsfaculteit aan willen bouwen, maar dit huis onzes Gods op een eigen fundament zouden doen rusten; 3o. dat we op het stuk der gereformeerde beginselen alle halfslachtigheid en onvastheid met zorg hebben uitgebannen en een bazuin doen weerklinken van zeer zeker geluid; en eindelijk 4o. dat we niet slechts een school bedoelen die aan de Gereformeerde kerken gere- 20 formeerde leeraars, maar die met Gods hulpe ook aan het gereformeerde volk duurzaam pleitbezorgers van zijn belangen in 's lands raadzaal en helden in het strijdperk der wetenschappen, vooral op het stuk onzer landshistorie, leveren kon. Dat nu tegen zulk een ondernemen zich het drievoud g bezwaar opdoet: van waar ons het goud en zilver, van waar de mannen van talent ons komen zullen, en hoe we de jonge mannen, na volbrachte studie, in kerk en staat inbrengen, in trouwe, broeders en zusters, dit ontveinzen we ons zeiven niet, noch verhelen het voor u. Maar hebben onze vaderen dan, omdat Spanje zoo machtig en het geuzenvolk zoo arm en de rijksplakkaten zoo onverbiddelijk scherp waren, zich soms ontslagen gerekend van den hun opgelegden plicht? En zouden wij dan aarzelen, wij terugdeinzen mogen, nu er van schavot of kerker zelfs geen sprake is, en het alleen aankomt op een stil vertrouwen, dat de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus machtig is, om ons, ook nu, èn dat goud èn die mannen èn die geopende deur uit genade te schenken. Slechts één ding zou dan ook naar onze vaste overtuiging dit werk verstoren kunnen, indien namelijk de zonde van hoovaardij of ontrouw of eigen eerbedoeling, bij ons insloop, en we aldus den twist weer tegen ons opwekten van dat Heilige Wezen, door Wiens zegen alleen het gedijen komt en die alleen machtig is om 21 ook deze stichting te dragen door het Woord zijner kracht. U mitsdezen tot medewerking aan zoo grootsche taak oproepende, ligt het ons dan ook op het hart, u allereerst in den naam des Heeren te bidden, dat ge elk in uw kring deze stichting van een Gereformeerde Hoogeschool tot een onderwerp van bespreking en gebed wilt maken; opdat ons volk wete wat er omga; van den ernst der zaak doordrongen zij; en zich alzóó voor God verootmoedige, dat deze school niet door ons aan God geofferd, maar ons van Hem uit genade gegund worde. Ten andere, U te verzoeken, dat ge, bij volle beslistheid van keuze, toch de vrijheid blijft eerbiedigen van andere broederen, die voorshands nog oordeelen dat met minder principieelen en minder doortastenden maatregel kan worden volstaan. En eerst daarna U, niet slechts om uw goud of uw penningske als vrijwillige offerande te vragen, maar bovenal om den moed van uw hart tot het onbewimpeld belijden van onze beginselen. Want dit, broeders en zusters, mogen we U niet verzwijgen: tot een werk als hier onder opzien tot Gods genadige hulp ondernomen wordt, is geen Nicodemusnatuur bekwaam. En hiermede deze, naar menschelijke berekening schijnbaar onmogelijke, maar daarom juist in het geloof aanvaarde, onderneming in het midden der gemeente nederleggend, roepen we eerbiediglijk de gunst en de genade onzes Gods over de kleine aanvangen van deze afgebeden stichting in. 22 Ze zij Hem tot eere, of Hij verhindere haar opkomen! Alleen in den naam des Heeren mag ook nu onze hulp staan! I. Esser, te 's-Gravenhage. Dr. Ph. J. Hoedemaker, pred. te Amsterdam. W. Hovy, te Amsterdam. W. Kuhler Wz., te Amsterdam. Dr. A. Kuyper, te 's-Gravenhage. Dr. Ph. S. van Ronkel, pred. te Amsterdam. Dr. F. L. RutGERS, pred. te Amsterdam. T. Sanders Jr., te Amsterdam. Utrecht, 5 December 1878. Aldus werd in een publieke acte de geboorte van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs den volke kond gedaan. En als wij nu, na bijna 'n halve eeuw, dit historische document nog eens over lezen, ontroert ons nog het heilig enthousiasme, waarmee dit stoute plan werd aangegrepen, en moeten wij in diepe zielsontroering getuigen: Ja waarlijk, onze Vereeniging is uit het geloof geboren. En kennelijk heeft op die geloofsdaad de zegen des Heeren gerust. De uiterst kleine broederkring, die in 1877 begonnen was te Amsterdam samen te komen, 23 groeide binnen drie jaar tijds uit tot een wijd-vertakte vereeniging van leden en contribuanten over het gansche land. En toen op 20 October 1880 de Vrije Universiteit geopend werd, kon Jhr. Elout van Soeterwoude aan de Directeuren dezer Vereeniging bovendien nog een stichtingskapitaal overhandigen van een tonne gouds, waarbij hij den wensch uitsprak, dat, door de goede hand onzes Gods, deze stichting meer en meer een middel mocht worden ter hereeniging van alle Gereformeerden in den lande. Het was een historisch moment toen deze leerling van Bilderdijk, nu een grijsaard geworden, twee reeds ten grave gedaalde geslachten voor de aandacht terug riep, als om de historische continuïteit van deze stichting met de School van Bilderdijk èn het Seminarie van Wormser in zijn eigen persoon te laten zien. Zóó had het den Heere dan toch behaagd om aan de „nachtschool" eindelijk haar school van wetenschap te geven, en daarmee den smaad af te wentelen, dat er geen wapensmid was in Israël. Wel mocht dan ook het Feestnummer van De Heraut, bij de stichting der Vrije Universiteit, het ge- 24 trouwe geslacht, dat nog naar God vroeg, toeroepen: o, Volk van God, dat zonkt in smaad [door trouwverbreking, Maar, in dien smaad gezift, weêr boete [doend', met smeeking Aanriept der Vaderen God: „o God!stuit [de ontwrichting Van zielevastheid, van Uw Kerk, van 't [vaste Woord!" God heeft gehoord 1 Uit deernis met uw smaad, schonk u Zijn [trouw deez' stichting. De eerste Professoren waren in de Theologische Faculteit de heeren: Dr. A. Kuyper, Dr. F. L. Rutgers en Dr. Ph. J. Hoedemaker; in de Juridische Faculteit: Mr. D. P. D. Fabius; en in de Litterarische Faculteit: Dr. F. W. J. Dilloo. De colleges werden voorloopig gegeven in de localiteiten der Schotsche Zendingskerk te Amsterdam. Met een vijftal studenten werden in December 1880 de lessen aan de Vrije Universiteit begonnen, en eiken morgen weêr stond destijds op haar portalen met nachtelijk krijt het opschrift van Dante's Inferno gekrast: Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt. 25 En inderdaad waren de vooruitzichten, met name voor de theologische studenten, niet rooskleurig, want de Synode had hen uitgesloten van het proponentsexamen. Doch op het ingebrachte bezwaar, hoe men de candidaten der Vrije Universiteit in de Kerk zou brengen, antwoordde Dr. Hoedemaker in zijn rede van 29 Dec. 1884 te Utrecht, dat niet één, maar, wel twintig kerkeraden zich bereid verklaard hadden een leerling der Vrije Universiteit tot herder en leeraar te beroepen, ook al moesten zij daardoor het landstractement missen. Zóó nu is het ook geschied bij het kerkelijk conflict in 1886. En al meende toen onze Vereeniging voor Hooger Onderwijs zelve als Vereeniging zich daarbuiten te moeten houden, toch werd toen niet vergeten, dat juist het diep verval der Kerk de reden was geweest, waarom de Vereeniging indertijd werd opgericht. Daarom heeft toen met name Professor Rutgers als Hoogleeraar in het Kerkrecht zijn heilige roeping niet verzaakt, om ook op zijn colleges het recht der kerken in helder licht te stellen, en zijn studenten te wapenen in den strijd tegen de regle- 26 DR. F. L. RUTGERS. 27 mentaire organisatie van 1816. Onwaardeerbaar is de hulp, die de Vrije Universiteit hierin geboden heeft tot vrijmaking der Kerken, en voorts in het verschaffen aan die vrijgemaakte kerken van heel een corps welonderlegde candidaten in de godgeleerdheid. Maar ook over breeder terrein dan alleen dat der Kerk heeft de Theologische Faculteit aan de Vrije Universiteit het zoeklicht van Gods Woord doen vallen door een reeks van schitterende oraties, waarin de smaad van de dwaasheid des kruises gewroken werd op de wijsheid dezer wereld; terwijl voorts menige dissertatie wetenschappelijke glorie deed stralen om den naam onzer Hoogeschool. Ook de Juridische en Litterarische Faculteiten hebben door haar wetenschappelijken arbeid den strijd der beginselen gestreden zoowel op het gebied van staat en maatschappij als op dat der letteren en wijsbegeerte, en aan ons volk mannen geleverd die in rechtzaal, parlement en pers, of op onze Gymnasia en Hoo gere Burgerscholen, mede een dam opwierpen tegen den wassenden stroom van ontkerstening en godverzaking. Zoo 28 PSYCHIATRISCH-NEUROLOGISCHE KLINIEK. 29 mocht onze Vrije Universiteit dan reeds ontzaglijk veel doen voor de geestelijke 'ontwikkeling van ons volksleven, en krachtigen weerstand bieden aan de antichristelijke beginselen in onze moderne samenleving. Voorts mag dankbaar erkend worden, dat onze Regeering de studie aan de Vrije Universiteit niet langer officieel in den ban doet, maar sinds 1905 aan de door deze Hoogeschool te verleenen doctorale graden in de rechtswetenschap, in de klassieke letterkunde, in de semietische letterkunde en in de wijsbegeerte, gelijke rechten toekent als aan de Rijksuniversiteiten, zoodat ook voor gegradueerden aan de Vrije Universiteit de toegang tot onderscheidene officieele ambten en betrekkingen nu open staat. Maar natuurlijk eischt de'Overheid nu ook waarborgen voor den omvang en de degelijkheid van het onderwijs aan de Vrije Universiteit. Moet dit ons dus reeds een prikkel zijn om aan de uitbreiding dezer Hoogeschool mee te werken, daar komt nog de omstandigheid bij, dat zij nog steeds niet volledig is. Want de Natuurkundige Faculteitbestaatin 't geheel 30 ^ 30 PHYSIOLOGISCH LABORATORIUM. 31 meerderd, nieuwe onderwijslokalen moeten ingericht, en een verhooging der inkomsten met + f 260.000 per' jaar moet gezocht worden, ongerekend nog de Medische Faculteit, die, zal aan de wettelijke verplichting worden voldaan, f 100.000 vraagt. In het kort: om met de Vrije Universiteit eenigszins behoorlijk voor den dag te komen, moet ons gereformeerde volk jaarlijks 5 ton bijeen brengen. Bij deze berekening hebben H.H. Directeuren vertrouwd op de bekende offer. vaardigheid in onze kringen. Steeds is het de eere onzer Universiteit geweest, dat ze, uit het volk geboren, ook door het volk onderhouden werd. En daardoor heeft zij de bewondering afgedwongen zelfs van haar grootste vijanden. Moge dat dan bij den voortduur zoo blijven. En nu het oude geslacht, dat in milde offervaardigheid zijn liefde toonde, almeer uitsterft, moge een jonger geslacht de plaats der ouderen innemen door aan onze Stichting even krachtigën steun te bieden. Verbetering in de financiën is trouwens reeds merkbaar, zoowel door vermeerdering van het aantal leden en begunstigers, * — k 34 , 34 DR. J. WOLTJER. 35 dr. h. bavinck. 37 zóó geestelijke leiding te geven aan onze moderne cultuur. Worde het hun gegund dat almeer te mogen doen in harmonische samenwerking; in eenheid van overtuiging, dat Jezus Christus de Koning is óók op het erf der wetenschappen; naar het woord van Da Costa: Brengt aan dien Koning op uw knieën (o Koningen) uw heerlijkheid. Zij voor Zijn voetbank, o genieën, Uw schatting needrig neergeleid. Gij wetenschappen en gij kunsten, Gij krachten, machten, gaven, gunsten, Door d'adem Gods in ons verwekt! Weg met den dienst der heiligschennis; . Gij hoort den Goël toe, wiens kennis, ■ . Eerlang het aardrijk overdekt. Utrecht, Oct. 1923. J. C. Rullmann. 38 DE HOOQLEERAREN 39 DR. G. H. J. W. J. GEES1NK. 40 ^ (j Dr. G. H. J. W. J. GEES1NK. Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid en Buitengewoon Hoogl.in de Faculteit der Letteren. Geboren 27 Mei 1854. Opgetreden 19 Sept. 1890. Hij schreef o.a.: Gerard Zerbold van Zutphen. Proefschrift. Calvinisten in Holland. Beknopt Overzicht van de geschiedenis der Nederdujtsche Gereformeerde Kerken in de 19e eeuw. Beteekenis van het leerstuk der oorspronkelijke gerechtigheid voor de godgeleerde Zedekunde. De Ethiek in de Gereformee de Theologie. De dogmatische Grondslag der Vrije Universiteit. Om te doen gedenken. De nederigen vertroost. De Lieflijkheid des Heeren. Van 's Heeren Ordinantiën. Zedelijkheid en Recht. Religieus Eklekticisme. Lust en IJver. Onderscheidene jaren verzorgde hij ook de Leestafel in De Heraut. 41 DR. H. H. KUYPER. 12 Dr. H. H. KUYPER. Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerheid. Geboren 22 Juli 1864. Opgetreden 26 Januari 1900. Hij schreef o.a.: De opleiding tot den Dienst des Woords bij de Gereformeerden. I. Proefschrift. De Chri.telijke Vrijheid. • De Post-Acta of Nahandelingen van de Nationale Synode van Dordrecht. Het Gereformeerde Beginsel en de Kerkgeschiedenis. De Verkiezing voor het Ambt. De authentieke tekst der liturgische geschriften. Is de authentieke tekst der liturgie in 1586 of 1619 vastgesteld ? Evolutie en Revelatie. Kerkelijk Handboekje. Uitgegeven in samenwerking met Prof. P. Biesterveld. Hamabdil. Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome. Het recht en het belang der Vrije Universiteit. De aarde het middelpunt van het heelal. De schrijver redigeert voor een groot deel het weekblad De Heraut. 43 DR. C. VAN GELDEREN. 44 Dr. C. VAN GELDEREN. Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren en Buitengewoon Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid. Geboren 7 Juni 1872. Opgetreden 4 Mei 1905. Hij schreef o.a.: Ausgewahlte Babylonisch-Assyrische Briefe. Inaugural Dissertation. De hoofdpunten der zielsgeschiedenis van Job. Het Principium Theologiae in zijne beteekenis voor de archeologia sacra. Israëlitische oudheidkunde en archeologia sacra. Sanherib. Verschillende artikelen in onderscheidene tijdschriften. 45 Mr.,A. ANEMA. Hoogleeraar in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Geboren lOFebr. 1872. Opgetreden 28Oct.l904. Hij schreef o.a.: Het begrip „onderstand" in art. 80 der Grondwet. Proefschrift. Calvinisme en Rechtswetenschap. De grondslagen der Sociologie. Partij-groepeering. Tweeërlei Democratie. Staatkundige Rondblik. Bijzondere Universiteiten. De gronden voor Echtscheiding in het Nederlandsch Burgerlijk Recht. De positie van het Privaatrecht in onzen tijd. Het Ministerie-Kuyper. De Bronnen van het Privaatrecht. Wetenschappelijke Studie thans Roeping en Voorrecht. Onze tijd en onze Roeping. Verschillende artikelen in De Rotterdammer en De Standaard. 61 Mr. p. a. diepenhorst. 32 Mr. P. A. DIEPENHORST. Hoogleeraar in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Geboren 1 Januari 1879. Opgetreden 18 Nov. 1904, Hij schreef o.a,: Calvijn en de Economie. Proefschrift. De klassieke school in de Economie. Voorlezingen over de geschiedenis der Economie. Het Kapitalisme. Grondbeginselen der Economie, Het Collectief Arbeidscontract, Middenstand en Coöperatie, Onze Staatsinrichting, De Nederlandsche Arbeidswetgeving, Groen van Prinsterer. Ongeloof en Revolutie, voor onzen tijd bewerkt en aangevuld. Verschillende artikelen In Stemmen des Tijds, Christendom en Maatschappij en De Rotterdammer. 53 Mr. w. zevenberoen. 64 Mr. W. ZEVENBERGEN. Hoogleeraar in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Geboren 11 Juli 1884. Opgetreden 23Januari 1920. Hij schreef o.a.: Eenige Beschouwingen over het strafrechtelijk Schuldbegrip. Proefschrift. Wilsvrijheid en Rechtsbegrip. Stemmen des Tijds 1913. Het probleem der Rechtssociologie. Tijdschrift voor Wijsbegeerte 1917. Leemten in de Wet. Verschillende artikelen in Rechtsgeleerd Magazijn, Themis en Tijdschrift voor Strafrecht. 65 Dr. l. bouman. fifi ■