^ DOOR ' , . ' ' ' ^^^^^^^^ ipi'^p I y. AANTEEKEN INGEN OVER DE Hertogenbossche Stadhuispenningen DOOR Jhr. Mr. M. W. Snoeck. AMSTERDAM JOHANNES MüLLER 1927. Overgedrukt uit het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1927. Aanteekeningen over de 's Hertogenbossche stadhuispenningen door Jhr. Mr. M. W. Snoeck. I. Instelling, vaststelling der modellen en stempels. De zoo fraaie Bossche stadhuispenningen, die gedurende bh'na een eeuw lang door drie generaties der zilversmidsfamilie van Berckel geleverd zijn, hebben herhaaldelijk de belangstelling van onze verzamelaars gewekt. In 1835 gaf de bekende boekdrukker Hendrik Palier een lijst uit der enkele en dubbele stadhuispenningen der stad 's-Hertogenbosch, die in 1851 herdrukt werd, terwijl G. van Orden in zn'n Bijdragen een afzonderlijk hoofdstuk aan die penningen wijdde en er tal van afbeeldde. In 1874 verscheen bij de firma Teulings te 's-Hertogenbosch van de hand van Jhr. M. A. Snoeck de Beschrijving der enkele en dubbele vroedschaps- of stadhuispenningen der stad 's-Hertogenbosch, terwijl in 1893 deze beschryving vermeerderd en verbeterd in het Tijdschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde verscheen o.a. aangevuld met extracten uit de rekeningen, waaruit blykt, hoeveel wel door de stad aan die penningen werd ten koste gelegd. Een onderzoek naar de geschiedenis dier penningen op het gemeentearchief te 's-Hertogenbosch in de resolutieboeken der Leeden, n.1. schepenen, gezworenen en raden en der Schepenen en in de rekeningen, waarbij 2 ons medelid de gemeentearchivaris, de heer Ebeling, mij met zn'n bekende hulpvaardigheid terzijde stond, bracht menige onbekende b\j zonderheid aan het licht, die my' wel der moeite waard schenen systematisch te rangschikken en aan de vergetelheid te onttrekken, welke aanteekeningen bedoeld zn'n als een aanvulling op vorengemelde schrijvers. Zoo is het b.v. weinig of niet bekend, dat die penningen reeds 8 Januari 1715 werden afgeschaft, doch direct daarop reeds 11 Februari 1715 in eere hersteld, terwyl hetzelfde plaats vond op 27 December 1786 en 25 April 1787, zooals wij beneden zullen zien. Ook zy'n omstreeks dien tijd herhaaldelijk pogingen aangewend om die penningen afgeschaft te krijgen. Zooals bekend is, werden de penningen ingesteld bij resolutie van 30 November 1703, toen *) „werd voorgebracht, dat wynige Heeren van de Leeden waren compareerende in de stadts vergaderingen, waardoor stadts policie en financie dikwijls merckelyck praejudicie lydende was, vermits geen volcomen resolutie met ry'pe deliberatie conde worden genomen, waarom de Heeren van de Leeden in consideratie werd gegeven of men niet soude connen doen schroeven eenige penningen met deviesen naar het exempel van andere steeden omme die door den pensionaris aan de presente Leden deirespectieve te houden vergaderingen na dissolutie te werden gedistribueerd in plaetse van de almanacks met silver beslagh" 2). 1) De oude spelling der verschillende besluiten en rekeningen werd grootendeels door mij behouden. 2) Uit de rekeningen bleek mij, dat ook deze almanakken door den zilversmid van Bekckel werden geleverd. 3 „Waarop gedelibereert zynde, is met een eenpaerigheyt van stemmen verstaen 'tselve goed te keuren en sal dier volge ten laste deser stadt eenige penningen werden gemaekt ter somme van 10 en 11 st. het stuck omme vervolgens door den pensionaris aen soodaenige presente .heeren in de successieve stadtsvergaderingen als sullen wesen praesent soo lange als de vergaderingen door den Heer Praesident volgens 't reglement van Haer Ho. Mo. sal wesen gedissolveert, alsdan gedistribueert te worden; tot het maken van sodaenige penningen met eenige deviesen worden gecommStteert de heeren Johan Amende ende Comans, Jurriaen van Luijnen uyt het eerste Lit ende Mr. Hend. Copes, Dirck Ruijsch en Mr. Quir. Crollius uit het tweede Lit neffens de pensionaris om daarvan rapport te doen werdende het geven van almanacken afgeschaft". Deze commissie blijkt spoedig gewerkt te hebben, want reeds 29 December 1703 brengt de heer Amende mondeling rapport uit, dat n.1. op de ééne zijde van den penning zoude staan het stadswapen met de woorden Vincat Amor Sylvae, terwijl op de keerzijde zou komen te staan Praesentes Curia Poscit. Dit concept wordt geapprobeerd met dien verstande, dat besloten werd te midden van het omschrift „Praesentes Curia Poscit" het stadhuis te zetten, hetgeen er dus vermoedelijk bn' wijze van amendement is bijgevoegd, en worden commissarissen geauthoriseerd om uitvoering aan dit besluit te geven. Dezen penning vindt men afgebeeld in Vervolg van Loon no. 37, verschillende variëteiten beschreven bn' Snoeck (tweede uitgave van 1893) nos. 1, 2, 3 en 3a. Telken jare wordt door den pensionaris rekening en 4 verantwoording afgelegd over de door hem ontvangen en uitgegeven penningen, doch de opgegeven cijfers geven vermoedelijk geen juist beeld van het aantal geslagen stukken, evenmin als de rekeningen van van Berckel1), daar, zooals wij later zullen zien, deze verplicht was geleverde penningen voor inkoopprijs** weer in te wisselen, zoodat het best mogelijk is, dat dezelfde penningen meermalen achtereen in omloop werden gebracht. Toch schijnt, dat het bezit der penningen wel op prijs werd gesteld, hetgeen o.a. blijkt, dat toen na de plundering in 1787 er te veel penningen waren aangemaakt om de bataljons Hollandsche guardes en Oranje-Nassau te beloonen voor hun goed gedrag en de overtollige penningen voor de raadsleden tegen inkoopprijs beschikbaar werden gesteld, krachtens resolutie van 13 Februari 1788, blijkens de rekening van dat jaar negen dubbele en twaalf enkele penningen aan eenige leden geleverd zn'n voor 24 gulden. 8 Januari 1715 is, zooals later blijken zal in het hoofdstuk dat handelt over de financieele verhouding van de stad tot van Berckel, besloten in plaats van de gedistribueerde penningen 15 stuivers presentiegeld te geven, dat van vierendeel jaars tot vierendeel jaars door den rentmeester zou worden uitgekeerd, op welke regeling men reeds 11 Februari d.o.v. terugkwam. Een enkele maal blijkt, dat de vergadering der Leeden x) De stadhuispenningen werden van 1704 tot 1794 geslagen zn zijn geleverd door Theodorus Casparus van Berckel van 1704 tot 1?34, door diens zoon Theodorus Everardus van Berckel van 1734 tot 1770 door diens weduwe Catherina van Berckel, geb. Backers Tal 1770 tot 1786 en door Leonardus Engelskerken voor Theodorus Victor van Berckel van 1787 tot 1794. 5 zich bemoeit met de voorstelling op de stempels aan te brengen. Zoo werden in de vergadering van 15 November 1720 modellen van nieuwe stempels vertoond om daarmede stadspenningen te slaan; de beslissing wordt in deze aan schepenen overgelaten. Waarschijnlijk is hier sprake van den penning afgebeeld in Vervolg van Loon no. 40, Snoeck no. 25 en volgende. Den eersten Juli 1721 wordt een commissie benoemd voor het ontwerpen van nieuwe stempels, bestaande uit de heeren Johan van Sevenhoop, Daniël de Lobell en Mr. Otto van Cattenbukg. Op 16 Juli d.o.v. wordt door Geeard van Breugel en anderen een concept voorgebracht voor deviesen van nieuwe stempels van penningen, dat in handen wordt gesteld van een commissie, die geauthoriseerd wordt om nieuwe deviesen vast te stellen. 31 Juli d.o.v. wordt gevraagd of commissarissen nog niet gereed waren met hun rapport, waarop na voorlezing van een missive van den muntmeester Westerveen x) goedgevonden is commissarissen te machtigen nader met van Berckel te accordeeren. Den derden Februari 1729 wordt een commissie benoemd om te onderzoeken of men niet een nieuwen stempel voor den stadspenning zoude maken bij gelegenheid van het jubilé der honderdjarige overgave der stad; terwijl den 29 April d.o.v. het bestier voor het vervaardigen van een dergeln'ken stempel wordt over- !) Isaac Westerveen, muntmeester van Holland te Dordrecht van 1715 tot 1731. 6 gelaten aan een commissie bestaande uit de heeren Jacob Massing, Mr. Hendrik Bernard Martini, Mr. COENRAAD CüPER VAN HOLTHUIJSEN, Mr. JoHAN HENDRIK van der Does, Mr. Alexander Bernard van Eijbergen en den pensionaris. De door deze commissie ontworpen penning is afgebeeld in Vervolg van Loon no. 53 en beschreven bij Snoeck no. 43. Den 20 October 1741 werd bij hetzelfde besluit, waarbij aan van Berckel een hooger jaargeld wordt toegelegd, tevens bepaald, dat hij bij vernieuwing van stempels met heeren schepenen moet overleggen wat afbeelding en zinspreuk zij goedvinden dat daarop zal worden gegraveerd, terwijl men ook niet tevreden schijnt geweest te zijn over zijn werk, daar hem tevens op het hart wordt gedrukt zorg te dragen, dat de penningen in de toekomst sierlijker worden gefatsoeneerd dan die hij eenigen tijd geleden heeft geleverd. Den 18 April 1742 werd voorgebracht, dat van Berckel bekend had gemaakt, dat hij zijn stempels moest vernieuwen waarom hij ingevolge het geresolveerde van 20 October 1.1. verzocht te mogen weten wat afbeelding en zinspreuk de vergadering verlangde daarop gesteld. De heer Jacob Massing, die aangewezen was, in deze rapport te doen, heeft op 4 Mei d.o.v. een ontwerp en teekening geëxhibeerd, alludeerend op het maken van den nieuwen steenweg (naar Eindhoven), welk ontwerp onder dankbetuiging wordt aangenomen met bepaling, dat daarnaar twee stempels zullen worden gesneden, een kleine voor penningen ter waarde van veertien stuivens zooals die in ordinaris vergaderingen worden gedistribueerd (afgebeeld in Vervolg van Loon no. 159, Snoeck 7 nos. 55a—61a) en een grootere voor penningen van de dubbele waarde (afgebeeld in Vervolg van Loon no. 160, Snoeck no. 55), terwijl de onkosten voor het snijden van den laatsten stempel aan van Berckel redelijkerwijze zullen worden vergoed en tevens bepaald wordt, dat de pensionaris altijd eenige dubbele penningen in voorraad zal moeten hebben om deze aan Heeren Leeden die zulks wenschen te verwisselen tegen twee enkele. Blijkens rekening den 22 Juni 1743 door van Berckel ingediend werd de stempel van bovengenoemden dubbelen penning gesneden door den stempelsnijder Nicolaas van Swinderen, te 's-Gravenhage werkzaam, en werd door van Berckel daarvoor 135 gulden betaald. Hieruit blijkt, dat van Berckel niet alle stempels zelf gesneden heeft. Op sommige der bovengenoemde penningen, die herinneren aan het leggen van den steenweg naar Eindhoven (Snoeck nos. 58, 58a, 61, 61a) en op de hieronder vermelde penningen op het sluiten van den vrede (Snoeck nos. 63, 64, 65 en 66) staat de naam van den stempelsnijder J. C. Marmé vermeld, terwijl, zooals later zal blijken uit het geresolveerde van 27 October 1749 omtrent het embleem, dat op den nieuwen stempel zou worden gesneden, van Berckel geoffreerd had een nieuwen stempel „op sijn kosten te laten snijden", hetgeen er op wijst, dat hn' ook dien stempel niet zelf heeft vervaardigd. Den 15 November 1748 wordt ten teeken van vreugde over den te Aken gesloten vrede o.a. aan Commissarissen „versogt om ter gelegenheid van den gesloten vrede een nieuwen stempel te doen slaan op dat feit zinspelende, 8 die bij het herdenken daarvan zullen worden gedistribueerd". Op 15 Maart d.o.v. wordt door die heeren gerapporteerd, dat die stempel gereed is, waarop hun verzocht wordt van dien penning 660 stuks te doen slaan. Om van Berckel daartoe in staat te stellen moet ieder lid der regeering aan de Commissarissen opgeven hoeveel exemplaren hij verlangt te ontvangen, doch niet meer dan 25 stuks; ook werd bepaald dat verder, wanneer die penningen gemunt zouden zijn en de stempel goed bevonden, ordonnantie van betaling ten behoeve van den maker zou worden gegeven, terwijl de stempel dan zes weken onder bewaring van den pensionaris zou worden gesteld om daarna ter dispositie van van Berckel te komen. Op 19 Maart 1749 blijkt, dat de nieuwe stempel der penningen op den vrede bij eerste proef gebarsten is, waarop de voornoemde commissie verzocht wordt te onderzoeken hoedanig met den graveur van voors. stempel zou kunnen worden geconvenieert om een nieuwen stempel te maken. Ook hier blijkt weer duidelijk, dat de stempels niet gemaakt • zn'n door van Berckel. Zij zijn trouwens, zooals boven vermeld, gesneden door Marmê. De nieuwe stempel schijnt in orde te zijn gekomen, ten minste 21 Mei 1749 vind ik genotuleerd, dat van Berckel 800 gulden voorschot vraagt, daar hij al belangrijk in voorschot is in het koopen van zilver en nu nog bovendien krachtens resolutie van 15 Maart 5 a 600 penningen moet schroeven van den nieuwen stempel. In de vergadering van 7 Juni d.o.v. wordt besloten, dat op dien dag boven en behalve het gewone presentie- 9 geld een dubbele penning van den nieuwen stempel op den vrede zal worden uitgereikt aan de 40 leden van de regeering en aan de vier Ministers (deze penning is afgebeeld in Vervolg van Loon no. 269, Snoeck no. 66), terwijl bovendien een dergelijke penning zal worden uitgereikt aan de gasten op het feest, gegeven ter eere van den pas gesloten vrede, n.1. den Hoogschout. Commissaris Generaal van Teylingen en den Groot Majoor Steyger, terwijl uit de rekening der gedistribueerde penningen, 9 Maart 1750 uitgebracht, blijkt, dat bovendien nog penningen zijn geschonken aan den gouverneur, commandeur generaal Deutz, den ondermajoor Vos en den rentmeester der domeinen. Den 27 October 1749 wordt voorgebracht, dat de stempels der presentiepenningen versleten zijnde, de zilversmid van Berckel uit consideratie voor de hem op 30 Augustus 1.1. toegelegde douceur van 100 gulden (zie hierover het hoofdstuk handelend over de financieele verhouding van van Berckel tot de stad) had geoffreerd op zijn kosten een nieuwen penning te laten snijden, doch dat hn' wenschte te weten, wat emblema of verbeeltenis de vergadering verlangde dat daarop zou worden gegraveerd, waarop het aan de discretie van de heeren President Martini en oud-President Massing wordt overgelaten op den stempel zoodanig emblema en devies te doen graveeren als hun zal goeddunken. Den 20 October 1760 heeft de pensionaris aan de vergadering voorgedragen, dat hij eenigen tijd geleden aan de heeren Leeden had bekend gemaakt, dat Theodorus van Berckel, leverancier van stadts gouden en zilveren penningen, had geoffreerd een nieuwen stempel te zijnen koste te laten snijden en gevraagd 10 had wat emblema of verbeeltenis de vergadering verlangde dat daarop wierde gegraveerd; dat de heer de Vlieger thans een ontwerp had gemaakt, dat de pensionaris namens den heer de Vlieger met een afteekening daarvan, door den zoon van gemelden zilversmid gemaakt, de eer had ter approbatie aan deze vergadering te presenteeren, zijnde het project aldus: Aan de eene zijde de god Apollo spelende op een lier onder een boom, waaraan hangt het stadswapen. In het verschiet het stadhuis met het omschrift „Diversae sed concordes", dienende tot explicatie, dat de lier bij de ouden is aangemerkt als een zinnebeeld van eendracht, waarop het omschrift dan ook zinspeelt, daarmede te kennen gevende, dat gelijk de snaren van de lier schoon in klank de een van de andere verschillende, echter te zamen een harmonieus geluid geven, zoo ook regenten, schoon in opinien verschillende, eendrachtig zijn en vooral moeten wezen als het aankomt op het welzijn van de stad. Op het revers staande Minerva of Pallas, wijzende met den vinger op drie bundels, houdende het opschrift Biblia, het andere Privilegia en de derde Ordinum Placita met het omschrift In vigilate. Waarop besloten wordt het ontwerp en teekening onder dankbetuiging te approbeeren en dat daarvan twee stempels zullen worden gesneden (afgebeeld in Vervolg van Loon nos. 363, 364, Snoeck nos. 67, 68, 69, 70 en 71, de Witte1) nos. 1 en 2) een kleine voor i) Alph. de Witte. Le graveur Théodore Victor van Berckel, essai ê'un catalogue de son oeuvre. Louvain 1909. 11 penningen van veertien stuivers, zooals die ordinair in de stadsvergadering worden gedistribueerd, en een tweede groote voor penningen van dubbele waarde, terwijl de kosten van den laatsten stempel aan van Berckel redelijk zullen worden vergoed. Uit een resolutie van 13 Mei 1762 blijkt, dat van Berckel Jr. (de later zoo bekende stempelsnijder Theodoor Victor van Berckel, die, zooals boven vermeld is, ook de teekening maakte) den stempel voor den dubbelen penning sneed, hij zond daarvoor een rekening van 143—4—0, waarbij het graveeren van den stempel, vier proefpenningen en een cachet met het stadswapen ten dienste van den pensionaris voor het bezegelen van brieven waarvoor het stadszegel ad legata niet vereischt werd, in rekening zijn gebracht; ter voldoening dezer rekening wordt bij moderatie ordonnantie van betaling geslagen ad 118—4—0. Den 4 October 1769 is door den heer voorzittend schepen van Heurn voorgedragen, dat de stempel van den laatsten stadhuispenning gebarsten is en wordt door hem geproponeerd een figuur en emblema voor een nieuwen penning. Dit voorproject wordt in handen gesteld van den heer de Vlieger om het te examineeren en met den heer van Heurn rapport te doen, welk project 4 Juli 1770 wordt goedgekeurd. Voor de in Maart 1770 gedane pogingen om de stadhuispenningen af te schaffen en de daarop 4 April genomen resolutie om ze in stand te houden, zie men blz. 17 e.v., toen op 23 November 1785 een dergelijke poging gedaan werd. Den 27 December 1770 wordt voorgebracht, dat de nieuwe dubbele stadhuispenning, geslagen ter gelegen- 12 heid, dat het stadhuis een eeuw geleden was herbouwd, waarvan de heeren van Heurn en de Vlieger het emblema hadden opgegeven, door den zilversmid Theodoor van Berckel in gereedheid was gebracht, waarop is goedgevonden en verstaan dat door den pensionaris het noodige getal zal worden besteld en daarvan aan ieder lid, die deze vergadering heeft bijgewoond en in de eerste vergadering van het volgend jaar mede zal compareeren, één penning uit te reiken in plaats van twee enkele (afgebeeld in Vervolg van Loon no. 445, Snoeck nos. 73 en 74, de Witte no. 13), terwijl hij de dubbele in zijn rekening zal verantwoorden voor twee enkele, werdende de leverancierster der penningen de Wed. van Berckel gelast van desen stempel ook enkele penningen ter gewone waarde van 14 stuivers voor de distributie in stadsvergadering te doen graveeren (zie Vervolg van Loon nos. 446a en b, Snoeck nos. 73, 74, 75, 76 en 77, de Witte, nos. 14, 15). 24 April 1776 is op het geproponeerde van den pensionaris Martini of vermits de laatste stempel van den stadspenning gelijk de Wed. van Berckel had te kennen gegeven gebroken was geen nieuwe stempel zou dienen te worden in gereedheid gebracht goedgevonden en verstaan den heer van Heurn te verzoeken om een nieuw emblema en omschrift voor een nieuwen stadspenning aan de vergadering op te geven, wat genoemde heer staande de vergadering heeft aangenomen. Naar aanleiding van een besluit, den 26 April 1776 op voorstel van den President Bon genomen, wordt den heer van Heurn nader verzocht het emblema en omschrift betrekkelijk te maken tot de aanstaande heugelijke plechtigheid, dat zijne Doorl. Hoogheid en Heer 18 Hertog van Brunswijk Wolffenbuttel den tijd van 25 jaren gouverneur van deze stad zal zijn geweest. Reeds op 8 Mei d.o.v. geeft de heer van Heurn een project teqkening op met de volgende uitlegging: Uitlegging des pennings die de Regeering van 's-Hertogenbosch bn' gelegenheid dat de Doorluchtige Vorst Lodewijk Willem Ernst van Brunswijk enz. enz. in den jaare 1776 vyf en twintig jaaren gouverneur dier stadt geweest was heeft doen slaan. Een krijgsheld in zijn gewone kleeding, in het curas, gelaarst en gespoort. Bij deese komt een vrouwe in Romeynsch gewaad met een muurkroon op het hoofd. Zn' heeft bij haar een vredestak en een hoorn van overvloed. Ter linkerzijde van haar het stadswapenschild om te toonen wie zij verbeeld. Dese wenscht den krijgsheld geluk. Boven staat het randschrift: Laetitia Silvaducensium, dat is de vreugde van die van 's-Hertogenbosch. Onder staat Gubernat V. Lustr. Duc. Brunsv. MDCCLXXVI, dat is het vyf en twintig jaarig bevelhebberschap des Hertogs van Brunswijk. Op de agtersyde: De stadt 's-Hertogenbosch van de zijde van de Vughterpoort verbeeld, boven welke een genius of beschermengel des huizes Brunswijk, die het wapenschild van dat geslacht vertoont verbeeld is. Boven staat dit randschrift: Decus et securitas, dat is Luister en veiligheid. Onder de stad staat op een banderol Gubernet diu, dat hij lang het 14 bevel voere. Onder staat S. C, dat is volgens besluit des Raads. Dit alles beduidt, dat de stad 's-Hertogenbosch, die vrede en voorspoed geniet, den Hertog van Brunswijk geluk en zegen wenscht, dat hij in den jaare 1776 vyf en twintig jaaren haar gouverneur is geweest. Zij wenscht dat hij veele jaaren de hooge waardigheid mag bekleeden en heeft te dien gelegenheid volgens besluit van haar Raad dien penning doen slaan. (Deze penning afgebeeld in Vervolg van Loon nos. 507 en 508, Snoeck nos. 78 en 79, de Witte, nos. 50 en 51.) Nadat de heer van Heurn ten hoogste bedankt was voor zijn moeite en het emblema en de opschriften zeer geprezen waren, wordt den Leden geheimhouding opgelegd totdat de penning aan den Hertog zal worden aangeboden, wat zij ook aannemen, en wordt de project teekening in handen van den pensionaris gesteld om die te zenden aan den stempelsnijder van Berckel, ten einde daarnaar ten spoedigste een stempel voor dubbele penningen in gereedheid te brengen. Uit een resolutie van 23 Mei 1776 d.o.v. blijkt, dat de teekening voor den nieuwen stadhuispenning gemaakt is door Jan Everts en dat hij er zes gulden voor kreeg. Den 3 Juli 1776 heeft de heer van Heurn uit naam van den stempelsnijder Theodoor Victor van Berckel te Rotterdam aan de vergadering geexhibeerd een afdruksel van den nieuwen dubbelen stadhuispenning, bn' resolutie van 8 Mei laatstleden gearresteerd, met verzoek te mogen weten hoeveel gouden en zilveren penningen van dien stempel moeten worden geslagen. Den heer van Heurn wordt verzocht, zoo hij een 15 gebrek mocht ontdekken, dit aan den stempelsnijder op te geven, wijders zullen van dien stempel 25 penningen in het goud ieder ter waarde van 30 gulden worden geslagen e^ 150 penningen in zilver en voorts besloten dat van Berckel de biljetten tot uitlegging van het embleem des pennings te Rotterdam zal doen drukken en laatstelijk dat deselvevAN Berckel na de leverantie van die dubbele penningen „met eerste" een stempel voor enkele penningen in gereedheid zal brengen. Bij besluit van 17, Juli 1776 wordt vastgesteld, dat aan den Hertog van Brunswijk bij zijn 25-jarig jubilé zullen worden geoffreerd 25 gouden dubbele stadspenningen, ieder ter waarde van 30 gulden, van den nieuwen stempel op die plechtigheid gegraveerd en wel in een gouden doos ter waarde van 400 of 500 guldens, tot welks inkoop te Amsterdam terstond last zou kunnen worden gegeven, terwijl bovendien aan Zijne Hoogheid zal worden ter hand gesteld een ordonnantie van betaling op den stads rentmeester van duizend gulden. 31 Juli 1776 worden in de vergadering vertoond vier gouden doozen van den modernsten smaak van de gebroeders Moiana te Amsterdam op het Rokan ontboden, twee van 500 gulden, een van 600 gulden en een van 660 gulden, welke laatste als devies boven op de doos had twee Grieksche vrouwen, die op het autaar elkaar onverbrekelijke vriendschap zwoeren. Tot aankoop van dezen laatsten doos wordt besloten en deze 7 Augustus 1776 met een gracieuse aanspraak door den pensionaris Martini aangeboden, terwijl na terugkeer op het stadhuis ieder van de leden en ministers een dubbele stadhuispenning van den nieuwen stempel krijgt. 16 Op 15 Augustus d.o.v. wordt de rekening geexhibeerd van den stempelsnijder Theodorus van Berckel te Rotterdam, wegens het maken van 25 gouden en 150 zilveren penningen op den stempel ter eere van het jubilé gemaakt geslagen ad 1175—0—0, benevens quitantie van verschot van 7—10—0 aan Stephanus van Waesberge te Rotterdam, voor het drukken van 150 biljetten op best groot mediaan schrijfpapier met vergulde randen tot uitlegging van voorn, penning1). Nadat besloten was op gemelde rekening ordonnantie van betaling te slaan en nog 400 dubbele penningen van zilver en 12 van goud te bestellen en bij den stadsdrukker ViEWEG nog 500 biljetten op fijn postpapier met vergulde randen te doen drukken. Op 19 September 1781 heeft de pensionaris voorgedragen, dat hem van wege den stadsmedailleur van Berckel was te kennen gegeven, dat de kleine stempel van den stadspenning, ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig gouvernement van Zijne Doorluchtige Hoogheid den Heer Hertog van Brunswijk vervaardigd, was gebroken en derhalve een andere in gereedheid zoude behooren gebracht te worden, waarop de heeren van Heurn en pensionaris Martini verzocht worden aan de vergadering een nieuw emblema voor een penning op te geven. Eerst op 23 November 1785 brengen gemelde heeren rapport uit, daar zij daarmede gesupersedeerd hadden totdat de oorlog tegen Engeland en de opvolgende onlusten van den Keizer zijn geëindigd; daar die ongelegenheden nu voorbij waren, hadden zij de eer thans i) Zie Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde I (1893). pi. II. 17 een emblema en teekening op te geven met de volgende uitlegging: Op d'eene zn'de de onschatbare vrijheid die haare? speere en hoed opricht en vaststelt tussen een meenichte aloude charters als privilegiën, blijde incomsten, gildekaarten, kapittjlatien enz. der stad 's Bosch met het omschrift me firmata firmiora, dat is als ik gevestigd ben zullen ook deze meerder vastheid bekomen. Op de weerzijde de stadt 's Bosch met het wapen in de wolken, met het omschrift si senatus populo et populus senatui uterque felix, dat is zoo de senaat voor het volk is, en het volk voor de regeering (zoo zij wederzijds elkanders belangen behartigen, zaaken aantrekken, voorrechten verdedigen enz) zijn ze beide gelukkig. (Deze penningen zijn afgebeeld in Vervolg van Loon nos. 629, 630, 631, Snoeck nos. 80, 81, 82, 82a, 83, de Witte nos. 101, 102, 103, 104.) *) Waarop gedelibereerd zijnde is goedgevonden en verstaan het emblema goed te keuren en beide heeren voor hun moeite te bedanken, doch om alvorens order te geven tot het doen slaan van nieuwe penningen van voors. emblema de heeren gecommitteerden tot stadtsfinancie te versoeken om te examineeren of niet voor het vervolg de stadhuispenningen voor presente leden in stadts vergadering en anderen gelijk ook de dubbele gouden voor gedeputeerden van Hooge Collegien kunnen worden afgeschaft en in plaats van deselve aan de leden x) Zie de afbeelding van de gedrukte „Uitlegging van den StadtsPenning" op pl. I, naar een exemplaar in het bezit van den Schrijver. 18 in de stadts vergadering presentiegeld te geven en daarvan rapport te doen. Reeds 21 December d.o.v. rapporteert die commissie, dat een gelijke opdracht bij resolutie van 21 Maart 1770 in handen was gesteld van dezelfde commissie van financie, schoon toen door een vergadering uit andere Leeden gecomponeerd ter gelegenheid dat de tegenwoordige weduwe van Berckel aan dese vergadering had verzocht om als leverancierster van stadspenningen in plaats van haar afgestorven man te mogen worden aangesteld, dat door die Commissie in de vergadering van 4 April d.o.v. rapport is uitgebracht1) luidend in substantie dat zij Heeren Commissarissen niet konden zien, dat de penningen kunnen worden afgeschaft of gemist dewijl jaarlijks gedeputeerden uit de Hooge Collegien gouden penningen worden vereert, gelijk ook dubbele aan de Latijnsche jeugd en anderen, waartoe derhalve een stempel moet worden aangehouden en van tijd tot tijd vernieuwt, dat daarvoor ook zoo'n gering loon van 120 gulden jaarlijks was toegelegd, dat zij nauwelijks konden denken dat zulks op een voordeeliger voet zoude kunnen worden gereguleerd, dat deze verga■ dering zich daarmede denzelfden dage heeft geconformeert en verstaan, dat met de leverantie van stadts goude en zilvere penningen op den eigen voet als tot hiertoe gebruikelijk was zou worden gecontinueerd; dat het een waarheid was, dat uit de notulen van 24 Maart 1633 i) Omtrent dit rapport vond ik, zooals onder het hoofdstuk handelende over de financieele verhouding der stad tot de familie VAN Berckel zal blijken, weinig of niets vermeld. 19 was te zien, dat de Leeden van de Regeering voorheen een praesentiegeld van eenen gulden hadden genoten, dat in latere tijden zilveren penningen ter waarde van 10 a 11 stuivers waren geïntroduceerd, te vinden in de notulen van 30 November en 29 December 1703, die bij resolutie van 8 Januari 1715 waren verhoogd tot 15 stuiver waarde, bij nadere resolutie van 11 Februari 1715 werden gebracht tot een waarde van 14 stuiver; dat hoewel de verhooging van tractement van 120 tot 160 gulden van de weduwe van Berckel bij contract van 4 April 1777 (zie hierover op blz. 41) toegestaan mogelijk eenig voordeel voor de stadt bij het afschaffen der penningen zoude te vinden zijn, vooral wanneer de presentiegelden niet meer tot een gulden maar tot 11 of 14 stuiver gebracht werden, zij, indien al de penningen aan gedeputeerden uit Hooge Colleges konden worden afgeschaft, het niet raadzaam zouden vinden in den tegenwoordigen tijd dit om een klein voordeel te doen. Boven en behalve dat zij nog minder vrijheid zouden vinden om de gouden penningen proflueerende uit het privilegie van Johanna van Brabant in dato 13 Februari 1398 te vernietigen daar sedert stadts kannen en daarna uit het glashuis kasjens glasen *) en vervolgens sedert *j Vermoedelijk een klein kastje, dat eenige glazen bevatte. In 1680 wordt gemaakt een Instruetie voor de rentmeesters van 's-Hertogenbosch en in het besluit, dat daarop wordt genomen leest men voor het eerst van de „cassies glasen". Zij werden geschonken aan „heeren van conditie". En .,vermits de frequente vereeringen" wordt dan de aanbieding gelimiteerd op twaalf maal in het jaar, telkens tot een bedrag van dertig gulden. (Mededeeling van den heer H. J. M. Ebtsling, gemeente-archivaris van 's-Hertogenbosch). 20 1710 gouden stadspenningen waren vereert, dat zij alsnog geen reden vonden om in deze de oude palen te verzetten maar raadzamer hetzelve te laten op den ouden voet. De vergadering vereenigde zich met dit rapport, zoodat de stadspenningen voor de presente leden in stadsvergadering en anderen gelijk ook de dubbele gouden penningen voor gedeputeerden uit Hooge Colleges worden aangehouden; wijders wordt de pensionaris verzocht als nu het emblema of project teekening voor den nieuwen penning bij resolutie van 23 November laatst leden geapprobeerd aan den medailleur van Berckel te doen toekomen en dien conform ten eersten den stempel voor enkele en dubbele penningen te slaan en in gereedheid te brengen op den voet van het contract en daarvan een goed aantal zoo enkele als dubbele penningen te laten slaan met last van den laatsten stempel geen gebruik meer te maken. Den 7 Maart 1792 heeft de pensionaris voorgedragen dat Dr. P. J. van Berckel voor zijn broeder den médailleur Theodore Victor van Berckel te Brussel bezorgende de leverantie van stadspenningen hem had kennis gegeven, dat de stempels van de enkele penningen zeer slecht werden en verzocht te weten of in cas van vernieuwing van deselve deze vergadering begeerde dat daarop een nieuw embleem werd gebracht. Dit werd ten fine van rapport in handen gesteld van de heeren van Heurn en den pensionaris Bowter. Op 30 Mei d.o.v. brachten deze heeren een schriftelijke opgaaf ter tafel met een teekening door den schilder Ratz gemaakt. Gemelden schilder wordt ordonnantie van betaling verleend van vier gulden voor de teekening, 21 terwijl de stukken 14 dagen ter visie ten comptoire van den pensionaris worden gelegd. Het concept emblema van een nieuwen stadspenning van 30 Mei 1792 luidde aldus: Op de eene zijde de stad 's-Hertogenbosch van de zijde van de Haven te zien; onderaan een watergod rustende met zijn eene arm op een waterkruik, waaruit water loopt. Boven in de lugt Silva Ducis in exerge S.C. Op het revers het Stadhuis van 's-Hertogenbosch in het verschiet voor het welke staan twee vrouwenbeelden elkander de hand gevende waarvan de eene in het gewaad van eene Heldinne met een scheeproer in de rechterhand het welk verbeeld de politique regeering en de andere in een zedig gewaad houdende een schaal verbeeldende de justitie met het randschrift Sacra utrius que sedes in exerge MDCCXCII. De teekening (die ontbreekt) was vervaardigd ter grootte van een dubbelen penning, doch moest door den medailleur verkleind worden. Den 25 Juli 1792 nader gedelibereerd zijnde wordt aan gecommitteerden tot stadsfinancie verzocht te onderzoeken of in plaats van de stadspenningen geen presentiegeld en bepaaldelijk een gulden zou kunnen worden gedistribueerd zonder bezwaar voor de stad. Nadat die commissie 31 October 1792 rapport had uitgebracht, werd conform dat rapport besloten bij het oud gebruik te verblijven en de stadspenningen aan te houden, wordende tevens het embleem van den nieuwen stempel, door de heeren van Heurn en Bowter voorgesteld, goedgekeurd en zal dien conform een stempel 22 worden geslagen (deze penning is afgebeeld in Vervolg van Loon no. 813, Snoeck no. 84, de Witte no. 149, de stempels er van bevinden zich, evenals die van verscheidene andere Bossche stadhuispenningen, in de stempelverzameling van de Munt te Brussel). Op 16 October 1793 deelt de pensionaris mede, dat hij zestig penningen ontvangen had van den nieuwen stempel, doch dat na het slaan daarvan deze was gebroken, zoodat er geen meer geslagen konden worden voordat de stempel hersteld was, waarop besloten wordt den penning aan de presente leden uit te reiken met faculteit der absente leden om er een om te wisselen en de overige te bewaren tot er meer geslagen zouden zijn. Door vroegere schrijvers is op grond van dit besluit beweerd, dat er van den laatsten stempel der stadhuispenningen slechts 60 exemplaren zouden zijn geslagen. Ik houd dat vermoeden voor onjuist, daar wij latei* zullen zien dat de rekeningen van Leonard van Engelskerken, die de penningen voor van Berckel aan de stad leverde, tot 31 Maart 1794 doorloopen. Ik zou liever willen aannemen, dat de stempel hersteld is, en dat er daarna nog exemplaren zijn bijgeslagen. Nadat 26 Augustus 1795 het rapport om presentiegeld in te voeren ter kennisneming der leden was neergelegd, werd dit 9 September 1795 ingesteld en daarmede de stadhuispenningen afgeschaft. II. Financieele regelingen van de familie van Berckel met de Stad. Voor de eerste maal komt den 29 Mei 1704 de rekening van den zilversmid Theodortjs Caspar van Berckel wegens geleverde stadspenningen ad 522—1—8 23 in de vergadering der Leeden en wordt in handen gesteld van Commissarissen. Deze brengen op 29 Augustus d.o.v. rapport uit, waaruit blijkt, dat zij „naa veele woordenwissehnge met van Berckel" overeen zn'n gekomen, dat hij zich ditmaal met 510 gulden zoude tevreden stellen, terwijl zij behoudens approbatie van de vergadering met van Berckel overeen waren gekomen, dat hn' voor het fatsoen van elk stuk zou profiteeren 3Vè stuiver, zoodat de prijs der penningen, die in zilver omtrent 15 stuiver waard waren, met het fatsoen 18 en een halve stuiver zoude bedragen, zonder dat de stad in het toekomende tot eenige andere onkosten zoude zijn gehouden. De vergadering keurde dit voorstel goed en wordt met van Berckel het voorgestelde accöord aangegaan tot tjjd en wijle anders zal worden geresolveerd. Met de betaling van de specificatie van van Berckel schijnt het toen niet vlot te zijn gegaan, want in de vergadering van 18 October 1704 blijkt, dat hn' nog geen betaling kon erlangen van zijn ordonnantie wegens het maken van zilveren penningen, niettegenstaande hn" was geassigneert op de penningen geprovenieert van het Tauxaat van het griffiersambt, waarop den rentmeesters wordt opgedragen de ordonnantie van van Berckel te voldoen, terwijl zij gelast worden zich punctelyk te reguleeren naar zoodanige verdeelinge als heeren Commissarissen zullen hebben gearresteerd zullende zjj vervolgens binnen drie dagen na de repartitie gehouden zijn bij quitantie aan de gemelde commissarissen te doceeren dat de voors. penningen zijn gedistribueert volgens de verdeelinge. Op 1 Juni 1705 werd besloten dat de 400 guldens, 24 geprovenieert van de costersplaats, ontstaan door het overladen van Adriantjs van Ttjijl, koster in de Geertruide Kerk, zal worden geemplooyeert tot betalinge van de ordonnantie van Theodorus van Berckel, zilversmid, voor zijn gemaakte zilveren stadspenningen, ovei de Heeren van de Leeden gedistribueerd. De op 29 Augustus 1704 met van Berckel gesloten regeling was niet van langen duur. Reeds op 25 Augustus 1705 werd goedgevonden en verstaan, dat aan van Berckel zal worden toegestaan vrijheid van servitiegelden, zoolang hij voor de stad zilveren penningen zou schroeven en leveren, mits dat één schroef en het verdere gereedschap op zijn kosten zou loopen, zonder dat de stad daarin eenige kosten zal lijden, maar hij in plaats van drie stuivers en acht penningen maar twee stuivers voor het fatsoen van iedere penning zal mogen profiteeren. Toen op 11 September d.o.v. de retroacta dezer laatste vergadering gelezen werden, besloot men dat in plaats van vrijdom van servitiegelden voor het loopen van een schroef van stadswege op een of andere wijze zal worden geaccordeerd voor een zekere somme door schepenen vast te stellen, welke som op 28 September 1705 door schepenen werd bepaald op dertig gulden 's jaars voor den tijd van acht achtereenvolgende jaren, waarvoor hij op zijn kosten zal moeten doen maken de schroef en de stempel, blijvende de stempel stadseigendom. 21 Februari 1707 wordt de specificatie van van Berckel goedgekeurd, doch wordt besloten, aangezien 500 silvere penningen wegende een honderd vier oneen en elff engels, dat ieder ons fijn silver gerekend 25 wordende tegen drie guldens vijf stuivers, Van Berckel ieder penning sal aannemen tegen dertien stuivers agt pen. mits ingeval de stempels mochte komen verandert te worden een oortje minder. Nadat op 20 December .1708 de specificatie van van Berckel zooals gewoonlijk in handen was gesteld van teen commissie, had deze, in blijkens haar op 9 Maart 1709 uitgebracht rapport, reeds bedenkingen tegen die rekening. Voor 843 penningen, wegende 376 ons en 19 engels, was voor ieder ons 3—6—0 gerekend, terwijl volgens resolutie van 21 Februari 1707 slechts 3—5—0 geaccordeerd was, zoodat die specificatie 8—17—0 te hoog begroot Was. Bovendien was voor het maken en het snijden van drie stempels 59—9—0 in rekening gebracht; daar volgens het verdrag met hem aangegaan krachtens resolutie van 11 September 1705 aanwijst, dat hij hetzelve op zijn kosten zal hebben en hn' voor het schroeven van zilveren penningen eerst profiteert 2 stuivers van elke penning en daarenboven nog 30 gulden 's jaars, zoodat volgens het oordeel van die commissie die som benevens genoemde 8—17—0, dus te zamen 67—17—0, van de geheele specificatie, groot 727—12—12, moeten worden afgetrokken, zoodat de stad slechts 659—15—12 zou schuldig zijn. Conform dit advies wordt besloten. Op 17 December 1709 wordt op voorstel van den heer Jan Amende besloten, waar de penningen zoo loffeln'ck waren bevonden, aan den silversmit van Berckel voor het maken van een nieuwen stempel alsnog toe te leggen 15 gld. 15 st. zónder dat de stad gehouden zal zijn in meerder onkosten, ofschoon de stempel dikwijls kwam te breken. 26 Het schijnt dat van Berckel wel eens voorbarig is geweest met het uitreiken van gouden penningen voor steenen gevels (over welke penningen hieronder blz. 79), want op 5 December 1711 wordt op voorstel van de commissie tot examinatie van zn'n specificatie besloten, dat hem kennis zal worden gedaan geen gouden penningen aan ingesetenen te deser stadt te geven voor het maken van nieuwe steenen gevels dan op voorafgaande resolutie van Heeren Schepenen met daarop gestelde quitantie, dat voorn, gouden penning is toegelegd. Ook schijnt het, dat van Berckel wel eens zwaarder gouden penningen voor steenen gevels leverde dan krachtens resolutie waren toegestaan, ten minste op 12 December 1712 vind ik naar aanleiding van een rapport van Commissarissen een besluit waarbij den zilversmid van Berckel gelast wordt de gouden penningen niet swaerder te maeken als de resolutie van Heeren van de vergadering comt te melden op pene van royement. Uit het rapport der commissie, op 17 September 1714 ingesteld, tot examinatie van de rekening van van Berckel van 22 October 1713 tot 15 September 1714, den 5 December 1714 uitgebracht, blijkt, dat zij bevonden heeft, dat voor het zetten van de pers is in rekening gebracht 30 gulden, dat zij meent, dat die som moet worden geroyeert, omdat bij resolutie van 11 September 1705 de voorn. 30 gld. slechts is toegestaan voor den tijd van acht achtereenvolgende jaren, welke termijn in September 1713 geëxpireerd was. Naar aanleiding hiervan was door van Berckel een request ingediend, verzoekende dat hij in het genot mag blijven van genoemde 30 gld. 's jaars en dat de vervaHen 27 30 gulden hem alsnog zullen worden uitgekeerd, daar hn" jaarlijks ook nog voor een aanzienlijke som in voorschot is aan goud en zilver, omdat er een geruime tijd verloopt tusschen de leverantie en de betaling, terwijl hij, zoo dit niet wordt toegestaan, moet afzien van de leverantie. Naar aanleiding van dit request wordt besloten van Berckel aan te zeggen zijn specificatie alle drie maanden in te zenden, terwijl het verzoek om continuatie der 30 guldens 's jaars in handen van Commissarissen wordt gesteld ten fine van rapport. Op 8 Januari 1715 komt een memorie van van Berckel ter tafel, dat de vergadering in consideratie moet nemen dat hij dikwijls lang moet wachten op het nazien der rekening en de betaling door den rentmeester, dat de 15 gld. wegens de stempels geconsidereert zijn geweest bn' de 30 gld., dat het onmogelijk is de stempel voor 15 gld. te conserveeren en te onderhouden, daar het draaien alleen 10 gld. kost en hij van het jaar 1713 alleen drie stempels heeft stuk geslagen en ten derde dat hij de nieuwe penningen niet minder als 15 stuivers soude kunnen aanrekenen also ze maar 13 st. in zilver zijn en die 2 st. hebben geconsidereert wegens de 30 gld. also a 15 st. gelevert nog had verhoopt van het jaar 1713 die passeert 30 gulden te ontvangen. En zoo de vergadering niet kon besluiten aan zijn verzoek te voldoen zou hij tot zn'n leedwezen voor de leverancie moeten bedanken. Waarop besloten is aan van Berckel de 30 gld. van den stempel van het vorig jaar goed te doen doch in de toekomst in plaats van de distributie van penningen aan de presente Heeren Leeden presentiegeld te geven op 28 den voet der zilveren penningen zijnde 15 stuivers, die van vierendeel jaars tot vierendeel jaars door den rentmeester zouden worden betaald. Op 2 Februari 1715 wordt de specificatie van van Berckel in handen gesteld van Commissarissen die nadere voorstellen moeten doen hoe de 1534 penningen voor de presente leden, die over zn'n moeten worden gedistribueert. Uit het rapport van Commissarissen die de specificatie van van Berckel hadden onderzocht den 11 Februari 1715 uitgebracht blijkt, dat zn' betreffende de leverantie van stads zilveren penningen met van Berckel hebben gesproken en hem hebben voorgehouden dat hn' voor het maken van de schroeven van iederen penning had geprofiteerd 2 stuivers en nog bovendien 30 gld. jaarlijks voor het zetten van de schroeven en dan laatstelijk 15 gld. voor het maken van de vernieuwing van den stempel hetwelk bh' calculatie van de leverantie der zilveren penningen van een geheel jaar dat dikwijls tot over de duizend penningen beliep een aanmerkelijke somme bedroeg, dat derhalve een andere voet tot profijt van de stad dient bedacht, waarop wij na Woordenwisseling met approbatie van den requestrant zijn geaccordeerd dat hn' alle penningen die sedert eenige jaren zijn gesneden met den laatsten stempel inclusief zal leveren aan de stad voor 14 stuivers iedere penning en dat hij deselve wegens 14 st. weder zal moeten aannemen ter aanduiding dat het een iegelijk vrij zal staan ter somme voorn, van 14 st. voor iedere penning te verruilen voor ander zilver; maar zoo hij geen oude penningen meer konde leveren of slaan van den tegenwoordigen stempel zoo dat hij dien tengevolge genood- 29 zaakt zou zijn een nieuwen stempel te maken dat voor iedere nieuwe penning hebbende hetzelfde gewicht en hetzelfde allooi als de oude penningen zal profiteeren 15 st., maar dat hij Ve tegens 15 st. weder zal moeten aannemen als boven gezegd, doch dat voor alle moeite, het maken van schroeven en alle andere vernieuwingen van de stempels zoude genieten 40 gld. zonder meer waardoor de stad zoude profiteeren van 1000 penningen 2 st. van ieder pen. gerekend 100 gulden en nog 30 gulden van de schroef en 15 gulden van de stempel en dat alle jaar ordonnantie op de specificatie, nadat deselve zal zijn geëxamineert zal worden geslagen, zoo zn'n wij van gedachte, dat deze conditie diende aangenomen omdat de 15 st. aan ieder lit voor presentiegeld geen voordeel zal brengen want de penningen worden alsnu gedistribueert alle stadsvergaderingen aan die present in de vergaderingen van het begin tot het einde blijvende hetwelk niet te practiseeren zal zn'n als de leden present zullen zijn aangeteekend en de uit de vergadering, zonder dezelve gedissolveerd zijnde, vertrekken. Conform dit rapport wordt besloten. Op 11 December 1715 wordt conform het rapport van Commissarissen een post van 40 gld. geschrapt, toegestaan bn' resolutie van Heeren Leeden van 11 Februari 1715 als zijnde praematuur daar die eerst op 11 Februari 1716 zal verschijnen benevens vier gouden penningen aan den president Johan Adriaan Ruijsch gegeven zonder dat daarvoor een resolutie van de regeering is geëxhibeert ter somme van 62—8—0. Aan de commissie, 28 Maart 1721 ingesteld tot examinatie van de rekening van van Berckel is blijkens haar op 1 Juli d.a.v. uitgebracht rapport gebleken dat 30 eenige penningen zijn ingebracht zonder dat die posten door ordonnantie waren gedekt, waarop besloten is, dat in het toekomende geen gouden penningen mogen geleverd worden zonder ordonnantie of resolutie, zullende de rekening anders niet worden goedgekeurd, terwijl van Berckel zich stiptelnk zal hebben te reguleeren naar de resolutie van 11 Februari 1715, waardoor de post van 12—0—0 vervalt voor het slaan van nieuwe penningen. 26 Januari 1722 is besloten om in de extra ordinaris posten bij van Berckel hetzij voor een nieuwen stempel hetzij anderzins konden gebracht worden te reguleeren dat dus voortaan hem zal worden goedgedaan 80 gulden jaarlijks zonder dat direct of indirect iets ter zake voornoemd hetzij nieuwe stempels of anderszins zal kunnen of vermogen in te brengen. Nadat 29 November 1722 de specificatie van Theodorus van Berckel in handen van Commissarissen was gesteld, memoreeren deze bij hun verslag van 17 December d.a.v., dat van Berckel zn'n specificatie van vierendeel jaar tot vierendeel jaar behoort in te dienen. Blijkens rapport 10 Juli 1724 over de rekening van van Berckel uitgebracht blijkt, dat twee gouden penningen, een van 25—0—0 en een van 30—0—0 aan de Ed. Mo. Heeren van Druten en Voorst op de verpachting van 1723 geweest zijnde, zijn ter hand gesteld zonder formeele ordonnantie van Heeren schepenen, doch dat de kamerbewaarder Dtjijts van Heeren schepenen gelast is geworden die aanstonds af te halen, hetgeen hn' gedaan heeft en tegen quitantie overgeleverd aan den serviteur Vermolen, die de quitantie 31 weer aan het college van Heeren heeft overgegeven, welke quitantie in het vergeetboek is geraakt, waarop besloten is toch ordonnantie te doen slaan en van Berckel aan te zeggen; dat hn' in het toekomende geen gouden penningen zoude hebben te leveren dan op heeren ordonnantie of dat contrarie doende hem niet zal valideeren. De commissie die 5 Juni 1727 rapport uitbrengt over de specificatie van van Berckel rapporteert dat hn' soms 12 stuivers en soms 1—4—0 voor het maken van gouden penningen in rekening brengt en meent dat dit begrepen is onder de 80 gld. die hij jaarlijks geniet en de immuniteit van biljetteering. Naar aanleiding daarvan wordt besloten, dat hij voor iederen gouden penning 12 stuivers mag rekenen ongeacht of de penningen van 15 of van 30 gulden zijn. Uit het rapport 20 Februari 1730 door Commissarissen uitgebracht over de rekening van van Berckel blijkt, dat hn' voor het fatsoen van iederen gouden penning 12 stuivers in rekening brengt gelijk bovendien nog extra in rekening wordt gebracht een som van 16—4—0 voor het harden en vracht van den stempel van de penningen die geslagen zyn ter gelegenheid van het honderdjarig jubilé van het reduceeren deser stadt onder de gehoorzaamheid van Haer Ho. Mo. zooals de zilversmid vermeent alsnog extra ordinair belooning te moeten ontvangen voor het snijden van voorn, stempel waaromtrent hij sich aan de discretie van UEA. heeft gerefereerd. De Commissie is van meening, dat de resolutie van 26 Januari 1722 waarbij aan van Berckel is toegelegd de som van 80 gulden voor stempels en de leverantie 32 van penningen alleen betrekking heeft op gewone presentie penningen voor de Leeden van stadsvergadering maar geenszins op penningen, die in extra ordinaris gevallen werden gerequireerd zoodat zij oordeelen dat de 12 st. extra ordinaris voor iedere gouden penning in rekening gebracht moet worden gevalideerd even als de 16—i—0 voor het harden van den stempel voor de penningen ter gelegenheid van het honderdjarig jubilé geslagen en dat voor het snijden van den stempel nog 20 gld. zou kunnen worden toegelegd. Dit rapport wordt geapprobeerd maar de stempel ingetrokken. Den 17 April 1730 wordt conform het advies van Commissarissen die de rekening van den pensionaris van de distributie van penningen hadden nagegaan besloten, dat zoowel de rekening van den pensionaris als die van van Berckel met denzelfden datum zouden sluiten en beginnen met 1 Januari en eindigen met 31 December, dat de rekening van van Berckel, om hem niet te lang in voorschot te laten, van halfjaar tot halfjaar zou kunnen worden voldaan, doch dat wanneer hij meer dan één rekening per jaar indiende, de laatste altijd tot 31 December moest loopen. Nadat Theodorus Everardtjs van Berckel Jr. bij request van 17 Februari 1734 verzocht had zn'n overleden vader in de leverantie van stadspenningen te continueeren *) wordt conform rapport van Commissarissen besloten hem als zoodanig aan te stellen op dezelfde voorwaarden als zn'n vader, die krachtens i) Theodorus Caspar van Berckel was 25 Januari 1734 te 's-Hertogenbosch overleden. 33 resolutie van 26 Januari 1722 niet meer zou genieten dan alleen jaarlijks tachtig gulden zonder dat hij direct of indirect iets terzake van nieuwe stempels of anderszins in rekening mocht brengen, doch dat hij van ieder stuk penning veertien stuivers zoude profiteeren, voor welken prijs hij ze weder zou moeten aannemen, volgens resolutie van 1 Juli 1721; ook mag de zilversmid de penningen niet zwaarder maken dan de resolutie der Leeden mede brengt, terwijl hem anders het meerder gewicht niet zal worden gevalideerd volgens resolutie van 12 December 1712, hn' mag de gouden penningen niet leveren als op ordonnantie terwn'1 contrarie doende zij niet zullen worden gevalideerd, volgens resolutie van 10 Juli 1724, nog zal hem voor het fatsoen van iederen gouden stadhuispenning groot of klein, volgens resolutie van 5 Juni 1727, 12 stuiver worden te goed gedaan. Op het request van van Berckel van 1 Augustus 1741 dat zn'n tractement van 80 gld. 's jaars niet geproportioneerd was aan de arbeidsloonen, kosten van stempels en interessen van geld, dat hn' in voorschot moest zn'n, wordt 20 October d.o.v. besloten, dat hem een tractement van 120 gld. 's jaars zal worden toegelegd, blijvende overigens de resolutie van 16 Maart 1734.in zijn geheel terwijl hn', zooals boven in het eerste hoofdstuk gebleken is, met schepenen overleg moet plegen omtrent de afbeeldingen en zinspreuken, die op de penningen moeten gegraveerd worden, terwijl hem op het hart wordt gedrukt dat de penningen sierlijker moeten worden gefatsoeneerd als diegenen die hn' eenigen tijd herwaarts had geleverd. Op 16 Augustus 1749 wordt door den President Storm van 'sGravesande medegedeeld, dat van Berckel 34 tegen 1 September a.s. de leverantie van gouden en zilveren penningen had opgezegd en wordt er een commissie benoemd om te overwegen hoe men het in het vervolg zal moeten stellen met het presentiegeld der leden en de leverantie der gouden penningen. Deze commissie brengt 14 Augustus d.o.v. rapport uit, dat zij den zilversmid van Berckel heeft gehoord en dat deze bereid is de leverantie op den volgenden voet te continueeren: Ten eerste zou hij moeten worden vrijgesteld van biljetteering, serviesgeld en inlegering van soldaten, ten tweede zou hn' moeten hebben een extra ordinaire gratificatie van 100 gld. eens voor het groote aantal dubbele penningen dat hn' heeft geschroefd, ten derde zou hn' voor de 120 gld. die hn' 's jaars als leverancier der penningen genoot verplicht moeten zn'n niet meer dan 1000 penningen per jaar te slaan voor 14 st. het stuk, doch dat voor de verdere benoodigde penningen 16 st. zou moeten worden betaald. Daar er jaarlijks gemiddeld 1500 penningen geslagen wérden ter distributie zou het arbeidsloon en de verdienste van van Berckel mitsdien 170 gld. bedragen. Commissarissen meenden dat dit geld zou kunnen worden uitgespaard door aan ieder der Leeden een halven rijksdaalder als presentiegeld te geven, waardoor een jaarln'ksche besparing zou plaats hebben van 121—10—0, dit gevoegd bij het tractement van 120 0 0 dat de zilversmid tot dusverre had genoten. zou voor de stad een voordeel van 241—10—0 aanbrengen, terwijl men in plaats van gouden penningen, zoo men niet met van Berckel tot een accoord zou 35 kunnen komen, de waarde in contanten zou kunnen geven. Dit rapport werd ter^ visie gelegd om daar te gelegener tijd nader op te resolveeren. Op 30 Augustus 1749 deelde de heer Bopp een der commissarissen mede, dat hij nader gesproken had met van Berckel over de leverantie der penningen en dat deze bereid was provisioneel bij wijze van proef voor den tijd van één jaar de leverantie te continueeren om te zien of deze zoo zwaar zou blijven als de vorige jaren, n.1. van 1740 tot en met 1748, terwijl hn' dan zou declareeren of hn' de leverantie op den ouden voet zou voortzetten zoo hem een extra douceur van honderd gulden werd toegelegd voor de groote quantiteyt van penningen van de laatste jaren geschroefd. In dit voorstel werd getreden en de gevraagde „extra ordinaris douceur" toegestaan. Op 11 December 1751 blijkt, dat er weer moeilijkheid met van Berckel ontstaan is, want toen wordt er een commissie benoemd om te onderzoeken of hn' al of niet verplicht is de zilveren penningen die hn' aan de stad had geleverd weer in te wisselen tegen 14 stuivers, zooals hn' geweigerd had te doen. 20 Maart 1770 is gelezen een request van Catharina Backers, weduwe van wijlen Theodorus van Berckel1), houdende dat suppliantes man bij deze vergadering van 16 Maart 1734 was aangesteld tot leverancier of slaander van stadspenningen nu kortelings is komen te overlijden, zn' gaarne in die commissie wil worden !) Theodorus Everardtts van Berckel was 11 Maart 1770 te 's-Hertogenbosch overleden. 36 gecontinueerd en verzoekt op den zelfden voet er mede te worden begunstigd. Dit request wordt in handen gesteld van de gecommitteerden tot zaken van stadsfinancie om te examineeren of omtrent het uitdeelen van zilveren penningen ook een andere schikking zou kunnen of behooren gemaakt te worden en van hun consideraties over 14 dagen rapport te doen. Op 4 April 1770 wordt gemelde Cathabina Backers in plaats van haar man aangesteld tot leverancierster van gouden en zilveren stadspenningen op dezelfde voorwaarden als haar man gereguleerd bij resoluties van 16 Maart 1734 en 20 October 1741. 5 September 1770 is goedgevonden en verstaan dat aan ieder Lid van dese vergadering zich van stads zilveren penningen willende ontdoen sal vrijstaan om deselve, doch in geen minder 'quantiteyt dan ter somme van een en twintig gulden, bij den heer politierentmeester deser stad tegen 14 stuivers uit te wisselen, die die penningen aan de weduwe van Berckel bij de betaling der vier maandeüjksche rekening in mindering daarvan zal verstrekken. Op 22 Januari 1772 is voorgebracht dat de enkele zilveren penningen van den laatsten stempel door de wed. van Berckel geleverd tien a dertien azen lichter bevonden waren dan ze moesten zn'n en de overige waren, waarop besloten is de leverancierster te gelasten zorg te dragen dat in het vervolg aan dit defect geremedieert werd en de penningen ter gewone en behoorlijke zwaarte geleverd. Den 6 November 1776 komt er een request in van Catharina Backers, wed. van Berckel, om ontslag als 37 leverancierster der penningen, daar haar zoon, die zich tot nu toe er mee had belast, n.1. Theodorus Victor van Berckel, zijn woonplaats van Rotterdam naar Brussel zou overbrengen zoodat zij nu verstoken zou zijn van de gelegenheid om penningen te bezorgen. Dit request wordt in handen gesteld van gecommitteerden tot financie om zoo spoedig mogelijk rapport te doen. Naar aanleiding van dit request wordt den 18 December d.o.v. gerapporteerd dat commissarissen eerst met suppliante in onderhandeling waren getreden over de prealabele schikking welke alvorens het verzochte ontslag zou kunnen worden verleend, behoorde vooraf te gaan zoowel betrekkelijk de nog te doene leverancien als het overgeven der stempels; dat zij gedurende die onderhandelingen bemerkende de zwarigheden, die zich daaromtrent voordeden en voornamelijk hoe moeilijk het voor de stad zoude zn'n zich weder van een leverancier te voorzien, het raadzaam hadden geacht te onderzoeken of suppliante's zoon niettegenstaande zn'n vertrek naar Brussel niet genegen zoude zijn in voorn, bediening te continueeren en dat hen niet weinig had gepermoveerd de bedenking, dat terwijl de stadspenningen niet wel konden worden gemist en in de plaats derselven aan de leden presentiegelden uitgedeeld behalve dat die ook tot prijzen voor discipulen van de Latijnsche scholen noodig waren en daar benevens aan heeren gecommitteerden uit den Raad van State en andere commissies uit de respectieve Hooge Colleges in deze stad komende gewoonlijk werden uitgedeeld een ander Leverancier ten hoogste noodzakelijk zoude zijn, 38 doch dan zeker niet dan met meerder bezwaar zoude kunnen worden aangenomen, dat derhalve dezen conform aan gemelden Theodorus van Berckel te Brussel geschreven zijnde deze zich niet ongenegen getoond had om voors. bediening te continueeren doch niet op den vorigen voet wijl het hem om verschillende redenen onmogelijk was om de penningen op de oude voorwaarden te leveren, zoo wegens het meerder werk dat tot het maken van de stempels werd vereischt als voorheen als wegens den hoogeren prijs der arbeidsloonen en het zilver waarom hij dan ook op beter belooning bleef aandringen of anders bn' het gedaan verzoek om ontslag volhardde. Dat voorn, redenen bij hen zooveel ingang hadden gevonden, dat zij begrijpende de redelijkheid van een te doen verhooging van tractement en om zooveel mogelijk genoemden van Berckel tegemoet te komen aan hem eenige voorslagen hadden laten doen en eindelijk onder approbatie van deze vergadering waren overeengekomen dat hn' volgens accoord met hem aangegaan in d° 3 Juli 1776 vooraf in gereedheid zoude brengen den kleinen stempel der penningen voor stadsvergadering volgens het laatste emblema. dat wijders de juffr. de wed. van Berckel in de leverancie der penningen zoude worden gecontinueerd op de volgende conditiën: 1. dat het jaarln'ks tractement van 120 tot 160 gulden zou worden verhoogt, mits daarvoor makende en onderhoudende den kleinen stempel voor de penningen van stadsvergadering als voorheen. 2. dat de kleine penning zoude mogen hebben vier azen als remedie op zich zelf, bh' elkander gevoegt tot 39 zeker getal echter zijn volle gewicht moetende behouden. 3. dat voor het vervaardigen van den stempel van een dubbelen penning van stadswege zou worden betaald 200—0—0 mits daarop geleverd werden 100 dubbele penningen, doch meer dan 100 dubbele penningen geleverd wordende dat alsdan vier stuiver voor iedere penning zou worden goedgedaan. 4. dat de stempels van de dubbele penningen des gerequireerd door hem zouden moeten worden teruggegeven, maar dat die van de enkele bij hem mogen worden behouden om in behoorlijken staat te worden geconserveerd. Dat voor het overige de leverancie en de wijze van betaling op den ouden voet zou blijven. Dat zij niet konden afzijn deze vergadering voor het aangaan van gen. nader accoord te adviseeren zoowel omdat van Berckel bekend stond als een capabel subject en daarom te Brussel als médailleur was aangesteld als omdat zij voorzagen dat geen betere voorwaarden van een ander zoo bekwaam als hij, zouden kunnen bedongen worden en dat hn" ook had aangenomen voortaan de enkele penningen voor de stadsvergaderingen in een beteren smaak op te leveren. Dat wanneer de vergadering de wed. van Berckel op den gemelden voet zoude willen continueeren in de leverantie van gouden en zilveren penningen, zij het niet ondienstig zouden vinden dat met suppliante of haar zoon onder die condities contract werd gesloten, waartoe zn' heeren gecommitteerden zouden kunnen worden gequalificeerd. Dat zij ten laatste nog hierbij moeten voegen dat volgens resolutie van 15 Augustus dezes jaars Theodoor 40 van Berckel was aangezegd om behalve de volgens contract geleverde 150 dubbele penningen ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig opperbevel van zijne Doorluchtige Hoogheid den Heer gouverneur nog 400 dergelijke zilveren penningen te slaan, maar dat hij deswege al aanstonds een bezwaar had te kennen gegeven wanneer hij daarvoor niet wat genoot. Dat hn' hun heeren gecommitteerden niet te min dezer dagen 100 zoodanige penningen had ter hand gesteld met belofte nog 50 te zullen slaan en dat zoo er meerdere boven de laatste vijftig werden gerequireerd, hn" alsdan vier stuiver voor iedere penning zoude genieten, dat hn' voorts de twaalf bestelde dubbele gouden penningen van dat emblema zoo spoedig mogelijk zoude bezorgen. Nadat dit rapport tot 27 December d.o.v. ter visie had gelegen op het comptoir van den pensionaris, wordt dien dag besloten heeren Gecommitteerden tot stadsfinancie op te dragen met de wed. van Berckel op den voet van dit rapport een nader contract aan te gaan met gebruik van eenige consideraties door eenige leden mondeling gegeven. Op 4 April 1777 berichtten gecommitteerden tot stadsfinancie over het bovenstaande: dat de wed. van Berckel naar aanleiding van het contract een en andermaal met haar zoon den médailleur te Brussel had moeten schrijven zoodat dat eerst heden gesloten was; dat zij daarenboven met de wed. van Berckel hadden gecondicioneert dat zij door haar zoon den médailleur te Brussel jaarlijks 200 penningen van den nieuwen stempel zou moeten laten slaan, gelijk hij ook had aangenomen dezen kleinen stempel binnen zes weken gereed te brengen en daarop van dit jaar 300 penningen 41 te slaan; dat de wed. van Berckel dezer dagen aan den pensionaris had ter hand gesteld 150 zilveren dubbele penningen van den nieuwen stempel benevens de 12 gouden penningen om aan H.Ed.Mo. gedeputeerden van tijd tot tijd te worden gedistribueerd, welke zij hierbn' aan de vergadering overhandigen benevens de rekening van de wed. van Berckel ad 438—8—8, waarop ordonnantie van betaling kon worden geslagen. Waarop besloten wordt conform de rekening ordonnantie van betaling te geven en vervolgens de 150 dubbele penningen over te geven aan den heer Kten om die aan die heeren Leeden en Ministers te wisselen tegen enkele penningen volgens een lijst hem daartoe ter hand gesteld om de ontvangen enkele penningen ten getale van 300 aan den heer politierentmeester ter hand te stellen, die ze in zn'n rekening moet verantwoorden, terwh'1 de gouden penningen aan den heer Mobachius Quaet overhandigd worden en ten laatste het contract, luidende als volgt, wordt goedgekeurd. De onderschreevene gecommitteerde tot de financie deser Hoofdstadt 's-Hertogenbosch als daartoe bn' resolutie van de Magistraet d° 27 December 1776 speciaal geauthoriseerd ter eenre en Catharina Backers weduwe van Theodorus van Berckel wonende te 's Bosch voorn, ter andere syde verklaaren met elkander over de leverantie van stadtspenningen nader te zijn geconvenieert en overeengekomen en mitsdien bij deze te contracteeren in manieren als volgende: dat nademaal der tweede ondergeteekende zoon Theodorus van Berckel médailleur te Brussel volgen accoord met hen aangegaan uitwijsens de resolutie van de Magistraat in dato 3 Juli 1776 vooraf in gereedheid zal brengen een kleine stempel der penningen voor stadtsvergaderingen naar het laatste emblema, welke hn' heeft aangenomen ten eerste te vervaardigen. Oversulx de voorn. Catharina Backer weduwe van van Berckel de leverantie der penningen van stadtswege zal worden gecontinueerd geUjk eerst ondergeteekenden deselve daarin continueeren onder voorwaarden: Eerstelijk dat het jaarlijx tractement van een honderd en twintig gulden sal worden verhoogt tot een honderd en sestig gulden mits daarvoor maakende en onderhoudende de kleine stempel voor de penningen van stadtsvergaderingen als voorheen. ten andere dat van desen kleinen stempel jaarlijx ten minste twee honderd penningen voor stadtsvergadering sullen moeten worden geslagen en sorge dragen dat het revers altijd van denzelfden penning sij; ten derde dat de kleine penning sal moeten weegen vier engelschen en tien aazen zoo nogthands dat ieder kleine penning zal mogen hebben vier aazen remedie op zich zelfs doch bh' elkander gevoeght tot twintig penningen in getal zijn vol gewigt moet behouden. ten vierde dat voor het vervaardigen van een stempel voor een dubbele penning van stadtswege sullen worden betaald twee honderd guldens mits daarop geleverd werden één honderd dubbele penningen tegen 28 stuyvers ieder, doch meer dan 42 43 één honderd penningen gevordert wordende dat 'alsdan vier stuyvers daar en boven zal worden goedgedaan. Ten vü'fde dat de stempels van de dubbele penningen desgerequireerd ten allen tijd aan de stadt sullen moeten worden teruggegeeven maar dat die van de enkele bij Theodorus van Berckel zullen verblijven. Ten sesde en laatstelijk dat voor de overige leverantie van penningen en wijze van betaaling zullen bln'ven op de oude voet. dan dat het aan wederzjjdsche partijen contractanten zal bln'ven vrij en onverlet om ten allen tijde uit dit contract hetgeen gehouden wordt met 1 Januarij deeses jaars 1777 aanvang te hebben genomen te kunnen scheiden en de voorn, leverantie te doen cesseeren mits elkander bn' tijds en uiterlijk binnen drie maanden te voren daarvan opzegging doende, hebbende diegene aan welke gen. denunciatie wordt gedaan zich daarna alsdan te reguleeren en verklaren partijen ieder voor zooveel hen aangaat gen. conditiën alzoo te accepteeren met belofte van sich daarnaar te sullen gedragen onder verband als naar recht; ten welken einde hiervan twee eensluidende onderhandsche acten zullen worden opgemaakt en wederzn'dsch geteekend, aldus gedaan en geponeerd binnen 's Bosch op heeden den een en twintigsten Maart 1700 zeven en zeventig geteekend W. A. Ackersdijck, C. A. Lormter, A. Rozendael, J. F. Z. A. Verster, M. Bowier, Cathartna Backer wed. Theod. van Berckel. 44 onder staat: in kennisse van mn'. was geteekend A. Martini. Bij besluit van 23 April 1777 werd vastgesteld, dat de 12 gouden penningen aan den heer Mobachius Quaet blqkens voorgaande resolutie ter hand gesteld bn' provisie zullen verblijven bh' den President die ze tegen recepis telkens aan den pensionaris zal uitreiken als daarmede gedeputeerden uit hooge colleges van stadtswege zullen moeten worden begiftigd. Hierin komt 7 April 1779 verandering. Nadat hij vier van de 12 penningen had uitgegeven, n.1. 6 Juli 1777 aan den heer van Lynden van Onstein ter verpachting van 'sLands tienden gedeputeerd, 9 Augustus 1777 aan de heeren du Tour van Warmershuizen en Verstrick ter verpachting van 's Lands gemeene middelen gedeputeerd en 14 Juli 1778 aan R. J. Ijewe van Middelstum ter verpachting van 's Lands tienden gedeputeerd, stelde de aftredende president Mobachius Quaet de acht overigen ter dispositie van de vergadering; zij worden nu ter hand gesteld van den pensionaris Martini om ze over te geven aan den politierentmeester de Kempenaer junior, om dese gelijk ook zn'n successeuren telkens aan den pensionaris ter hand te stellen, wanneer daarmede gedeputeerden uit Hooge Colleges moeten begiftigd worden en daarvan in de politierekening melding te maken zoowel van ontvang als van uitgaaf. 24 Januari 1781 wordt besloten, dat van Berckel de rekening voor penningen voor gecommitteerden voor brandgemeenschap en scholarchen der Latijnsche school afzonderlijk moet indienen bij die gecommitteerden en scholarchen die daarop ordonnantie van betaling zullen slaan. 45 13 September 1786 verzocht Leonaedus van Engelskerken, zilversmid te 's Bosch, op dezelfde conditie te worden aangesteld als leverancier van stads gouden en zilveren penningen in plaats van de overleden weduwe van Berckel1), welk request ten fine van advies in handen wordt gesteld van de commissie tot stadtsfinancie. Op 6 December 1786 hebben gemelde gecommitteerden gerapporteerd dat hoewel het tractement van 120 gulden jaarlyks tot het onderhoud van den stempel en de leverantie der penningen bjj resolutie van 4 April 1777 was verhoogt tot 160 gulden jaarlijks, de overleden weduwe van Berckel, zoo waren zij geinformeerd bn' die leverantie meer nadeel dan voordeel had gehad waarom de erfgenamen van een verzoek tot continuatie hadden afgezien, dat zij hierom den suppliant van êngelskerken hadden gerecommandeerd om omtrent de leverantie nader te informeeren en een copie van het contract door den pensionaris doen afgeven, waarvan het gevolg was geweest, dat hn' op hun comparitie had verklaard de leverantie voor 160 gulden niet te kunnen ondernemen maar dat hn' nader gevraagd te kennen had gegeven, dat hn' dit werk aanvaardende niet minder dan vier honderd gulden Ts jaars moest hebben. Naardien dit een aanmerkelijke augmentatie was, hadden ze hem daarvan explicatie gevraagd, die hij hun eerst in het kort mondeling en daarna gedetermineert schriftelijk had gegeven, waartoe zij zich kortheidshalve refereeren. Ofschoon het hun voorkwam dat dit werk niet licht voor 160 gulden meer zou kunnen worden *) Zij overleed 2 September 1786. 46 ondernomen, vooral door iemand die van geen pers was voorzien, waarom zij den Dr. van Berckel1) gesundeert hadden of hij nog genegenheid had om op den ouden voet of iets meer te continueeren dus met een somme van drie honderd gulden en voorts op den ouden voet van het contract. Dit rapport wordt ter visie gelegd ten einde daar nader op te resolveeren. Naar aanleiding van deze rapporten werd op 13 December 1786 tot menagement van meerder kosten het geven van zilveren en gouden penningen afgeschaft, terwijl gecommitteerden tot stadsfinancie verzocht worden te onderzoeken welke schikkingen gemaakt moesten worden in plaats van het uitdeelen van presentiepenningen. Op 20 December d.o.v. bracht de commissie het volgend rapport uit: Het heeft UEA. bij resolutie van 13 dezer behaagt de gouden en zilveren penningen zoo enkele als dubbele af te schaffen en voorts in onze handen te stellen om te examineeren en op te geven welke schikkingen in plaats van het uitdeelen van enkele penningen aan de presente leden in stadsvergaderingen zouden kunnen worden gemaakt en daarvan heden rapport te doen. Ter voldoeninge aan welke resolutien wij de eer hebben te rapporteeren dat wij al aanstonds bedacht zn'n geweest op het middel hetgeen heeren schepenen bn' de afschaffing in de stads- i) Dr. Petrus Josephus van Berckel, broeder van den médailleur. 47 vergadering hebben aan de hand gedaan namel. het doen slaan van koperen penningen met het stadswapen tot uitdeeling in de stadsvergaderingen om na teruggave bn' ieder vierendeel jaar aan den stadspolitie rentmeester daar tegen op ordonnantie van betaling veertien stuiver voor iedere koperen penning te ontvangen en te dien einde Dr. van Berckel onderhouden hebben doch welke verklaarde, dat hn' deswege zijn broeder den médailleur te Brussel niet behoefde te schrn'ven wh'1 deselve nooit koper had geslagen en ook nooit doen zou. Dit middel vervallen zijnde hebben wij geen expediënt weten uit te vinden hetgeen niet aan andere incovenienten onderhevig zou zn'n. En hoe meer wn' ook de afschaffing der gouden en zilveren penningen in haar gevolgen nagaan zien wn' daaruit niet dan onaangenaamheden, murmureeringen en moeilijkheden voortkomen. Mocht het UEdel Achtbaren niet bedenkelijk voorkomen dat het naauwelijks een jaar geleden is, dat op een rapport met middelen voor de tweede maal is goedgevonden de penningen aan te houden, dat alsnu de afschaffing wordt gesolveert in een tijd waarop in alles wordt gespeculeerd en daar nog onlangs in dit jaar is geslagen een nieuwe penning, die zoo gesmaakt wordt dat de leverancier daarvan geen dubbele genoeg kan bezorgen ten minste geen zoo groot getal dubbelen is ooit van een penning geslagen volgens het getuigenis van Dr. van Berckel. Zijn niet de stadspenningen vanaf 1703 on- geinterrumpeert geslagen en onder regalie van de stad gehouden ten minste voor honorabele gedachtenisse gerekend? Zal het daarom geen opzien geven om aan fatsoenlijke burgers als brandmeesters, komzegelaars en stichters van steene gevels denzelven honorarium te geven in plaats van gedenkpenningen? Hoe zal men voor de Latn'nsche jeugd altoos geschikte boekjes voor schrn'fprijs ter waarde van 28 stuivers vinden en nauwelijks kunnen onderscheiden van praemia diligentiae op de eerste school, die voor vorderingen in de Latn'nsche taal gegeven worden? Zal een oudste raad wegens het zeldzame evenement niet verre prefereeren voor zich en zn'n geslacht een gouden gedenkteeken van 15 gulden dan zelfs een meerder waarde in geld? Om thans niet te spreken van de schenkagien welke uit en sedert het privilegie van de Hertoginne van Brabant in dato 13 Februari 1398 aan illustre personen of gedeputeerden uit de hooge Collegien voor de eerste reize komende zn'n gegeven en door de afschaffing der penningen mede zouden worden vernietigd, omdat wij daarvan reeds in een vorig rapport hebben gewag gemaakt. Meerdere of andere inconvenienten kunnen zich bn' de executie nog voordoen welke wij thans niet kunnen voorzeggen. Het is waar dat bn' het stand bln'ven der penningen het tractement van den leverancier met een honderd en veertig gulden zou moeten worden verhoogd en hierdoor zal ook het meeren- 18 49 deel van UEA. wel niet ten onrechte bewogen zn'n tot afschaffing der penningen, want voorzeker wanneer het op het een menagement op zich zelf beschouwd aankomt moet stadsprofy't boven alles behartigd worden en daarin zal ieder die weldenkt wel overeenstemmen. Maar het verdient zy'ne reflexie of dan niet soortgelijke menagementen van meerdere consideratie en mindere nuttigheid zouden kunnen worden aangenomen zonder opspraak, daar ook de verhooging van het tractement voor den leverancier van dat aanbelang niet is wanneer men aanneemt dat hn' daardoor slechts iy2 stuiver op iedere penning meer zoude genieten gerekend naar het getal, dat hn' gewoon is te leveren. En of juist dit kleine profijt van 140 gulden kan en moet evalueeren met hetgeen wy daar tegen in bedenking hebben gebracht en of niet veeleer boven dit alles stadscrediet door deze kleine uitzuiniging in verdenking gebracht. Wy' vermeenën derhalve dat het onder correctie best ware geweest bij het geven van penningen te hebben gebleven. Het is toch een oud gemeen zeggen hetgeen thans veel wordt geallegueerd alle veranderingen zn'n geen verbeteringen. Althans wanneer onze voorzaten bij resolutie van 8 Januari 1715 insgelijks hadden goedgevonden de penningen af te schaffen en in plaats daarvan 15 stuivers aan de leden van de regeering voor presentiegeld toe te leggen en die alle vierendeel jaars door den rentmeester van de stadt zouden worden betaald, hebben deselve 4 welhaast bh' resolutie van 11 Februari daaren volgende weder goedgevonden het uitdeelen van zilveren penningen van 14 stuivers omredenen gelijk in het rapport waarop de resolutie wordt genomen wordt gezegd dat de 15 stuiver aan ieder lid voor presentiegeld te geven veel confusie zal baren, want de penningen worden nu gedistribueerd alle stadsvergaderingen aan de leden die present in de vergadering van het begin tot het einde blijven hetgeen niet te praeciseeren zal zijn in het geven van 15 st. want als die leden maar present zullen zijn aangeteekend zouden zijzonder dat ze gedissolveert is kunnen vertrekken. Is nu in dien tijd door het afschaffen van de penningen veel confusie voorzien ofschoon er maar één voorbeeld of geval in het rapport is aangeduid, hoeveel meer ongelegenheid heeft men dan te verwachten in den tegenwoordigen tijd in welken omtrent meer betrekkingen penningen worden uitgedeeld? Het worde ons door UEA.' niet ten kwade geduid dat wij vrijheid namen UEA. wel in consideratie te geven of het al of niet behoort de penningen niet op nieuw zouden kunnen worden waargenomen, te meer daar de stemmen van verscheiden leden die voor een nader onderzoek waren wellicht anders voor het aanhouden der penningen zouden hebben geadviseert niet in compulatie hebben kunnen komen om de pluraliteit uit te maken en ook absente leden daartoe niet hebben kunnen concurreeren, daar het ook buiten bedenking is dat ook politieke resolütien bn' 50 51 nadere overweging kunnen worden ingetrokken en verandert. Aldus gerapporteert geteekend Willem Coen. Ackersdijck, W. P. van Hanswijk, C. A. Lormier, A. Hubert. Nadat dit rapport ter visie was gelegd en daarop op 27 December 1786 op nieuw was gedelibereerd werd eerst besloten bij het genomen besluit om de penningen af te schaffen te persisteeren, daar waar het geven van penningen was afgeschaft door het opnieuw instellen van dezelve een nieuwe belasting werd ingevoerd, waarvoor volgens resolutie van Hun Ho. Mo. van 24 April 1674 drie vierden der presente leden toestemming moest geven. Daar verscheiden leden volhielden dat door het instellen van penningen geen nieuwe belasting werd ingevoerd en dus slechts meerderheid van stemmen noodig was is bij nadere omvraag besloten de penningen provisioneel aan te houden voor drie of zes maanden of uiterlijk een jaar zoolang er nog penningen voorhanden waren, waartoe de leden verzocht werden, die nog penningen onder zich hadden deze bh' den politierentmeester voor geld te verwisselen van wien de pensionaris van tijd tot tijd de noodige penningen tegen recepis kon laten halen terwijl gecommitteerden tot stadtsfinancie verzocht werden ten spoedigste te informeeren of stadspenningen niet tegen een lageren prijs konden geleverd worden dan thans. Dit rapport werd 14 Februari d.o.v. uitgebracht en ter visie gelegd ten comptoire van den pensionaris, welke ter visie legging 28 Februari d.a.v. gecontinueerd wordt. 14 Maart 1787 is gelezen een request van Joseph 52 Evers x) geboren poorter dezer stad en generaal graveur der grafelijke munt van Holland, wonende te Dordrecht, houdende, dat door het overlijden van Catharina Backers wede van wijlen Theodorus van Berckel van zelfs was komen te vervallen en vernietigd geworden soodanig contract als met deselve en Heeren gecommitteerden tot de financie deser stadt als daartoe bij resolutie van 27 December 1776 speciaal geauthoriseerd over de leverantie van stadspenningen had gesuburteert en op den 21 Maart 1777 was gemaakt en gepasseert en door deze vergadering bij resolutie van 4 April daarenvolgende was geapprobeert, dat de suppliant niet ongenegen was om wanneer deze vergadering verder mocht inclineeren deswege met een ander te contracteeren de leverantie van de stadspenningen aan te nemen zoo nochtans dat voors. vervallen contract met wijlen de voors. Catharina Backers aangegaan in deser voege wierde gealtereerd te weeten: 1. dat van stadswege aan suppliant bij het passeeren van het zelve contract zoude gelevert worden de kleine stempel van stadspenningen of daarvoor betaald aan suppl. een honderd zestig gulden, alles nochtans onder verplichting van suppliant om denselven stempel behoorlijk te onderhouden en des noods te vernieuwen en dat bij verandering voor moeite aan suppliant van stadswege telkens zou worden betaald een honderd zestig gulden. 2. dat jaarlijks door den suppliant niet meer dan twee honderd kleine penningen zouden moeten worden geslagen. i) Zie over hem Jaarboek voor Munt- en Penningkunde Vin (1921) blz. 55 en volg. 53 3. dat voor het overige en ten aanzien van den dubbelen penning het voors. contract van den 21 Maart 1777 zou stand grijpen mits hn' jaarlijks zou genieten een tractement van twee honderd en veertig gulden. dat suppliant op voors. conditiën en voorwaarden bereid was om met deze vergadering of met hare gecommitteerden over de leverantie van stadspenningen te contracteeren en de vrijheid nam om daartoe een gelijke dispositie bij deze vergadering te solliciteeren. En verzoekende suppliant mitsdien dat deze vergadering voors. conditiën en voorwaarden billijken om de noodige commissarissen uit het midden van haarselve te benoemen ten einde alzoo vervolgens met deselver volkomen aggreatie en goedkeuring over de leverantie van stadspenningen zoodanig contract met den suppl. aan te gaan en te passeeren. Dit request wordt in handen gesteld van de gecommitteerden tot stadsfinancie ten fine van rapport. Hun rapport wordt 11 April d.a.v. op het comptoir van den pensionaris ter visie gelegd. Den 25 April 1787 nader gedelibereert zijnde op de rapporten en bijlagen ter vergadering van 14 Februari en 13 April dezes jaars zoo met betrekking tot het geproponeerde of niet stadspenningen voor een minder prijs dan thans gevraagd wordt zouden kunnen worden geslagen en geleverd als op het request van Joseph Evers uitgebracht en tot nu toe op het comptoir van den pensionaris geseponeerd rakende de leverantie van stadspenningen en ingevolge laatstgen. rapport in achting genomen zijnde dat ook Dr. van Berckel uit naam van zijnen broeder den graveur van Berckel te Brussel heeft gedeclareerd dat hij genegen is voors. 54 penningen alsnog op het voors. contract aan te houden voor een tractement van twee honderd en zestig gulden jaarlijks omdat de leverantie der penningen altoos door zijne familie was gedaan en daarom verzocht gepraefereerd wanneer een ander op gelijke conditie wilde aanvaarden, is met betrekking van het geresolveerde van 13 en 27 December 1786 omtrent de afschaffing van gouden en zilveren stadspenningen goedgevonden en verstaan dat alsnu de voors. penningen weder zullen worden aangehouden en aan voors. graveur van Berckel de leverantie van deselve op een tractement van twee honderd en zestig gulden jaarlijks gelaten en voorts op den voet van het contract met wijlen deszelfs moeder den 21 Maart 1777 aangegaan werdende de heeren gecommitteerden tot stadsfinancie gequalificeerd om dien conform met voors. van Berckel of wel deszelfs broeder Dr. van Berckel bij procuratie een contract en wel zoo laat mogelijk, wijl er nog een groot aantal van penningen voorhanden is en dus in dit opzicht op de menagieuste wijze aan te gaan. Op 15 Augustus 1787 rapporteerden die commissarissen dat zij met Dr. Petrus Josefhus van Berckel last en procuratie hebbende van zijn gen. broeder zoodanig contract hebben geformeert en op heden morgen wederzijds geteekend, waarin zij alle noodige artikelen een weinig meer geextendeerd en duidelijker gesteld hebben gebracht en waartoe zij bij exhibitie van hetzelve refereeren vertrouwende dat zij aan de intentie van deze vergadering hadden voldaan, dat zij daarbij alleen moeten voegen dat door Dr. P. J. van Berckel tot leverancier der penningen was opgegeven Leonardus 55 Engelskerken *) zilversmid in deze stad, waarop gedelibereerd zijnde is goedgevonden en verstaan het voors. aangegane contract te approbeeren gelijk hetzelve hier geinsereert is volgende. De onderschrevene gecommitteerden uit den Magistraat der Hoofdstadt 's Hertogenbosch tot stadtsfinancie als daartoe bn' resolutie van gemelde Magistraat van den 25 April deezes jaars 1787 geauctoriseerd en Dr. Petrus Josephus van Berckel inwoonende burger deeser stadt aldaar bij procuratie van Theodorus van Berckel graveur generaal van Syner Majesteit's Munte te Brussel en aldaar woonagtig en dat 4 Juli 1787 geconstitueert ter andere sijde verklaren met elkander over het graveeren en leveren van stadtspenningen te sijn geconvenieert en overeengekomen en mitsdien deswege te contracteeren in manieren als volgende: Eerstelijk dat gemelde Theodorus van Berckel zal maaken en onderhouden als voorheen den kleinen stempel voor de penningen welke in stadsvergaderingen aan de praesente leden door den pensionaris worden uitgedeelt en daarvoor genieten een tractement van twee honderd en zestig gulden jaarlijks. Ten anderen dat hn' van dezen kleinen stempel jaarlijks ten minste twee honderd penningen voor de stadtsvergaderingen zal moeten slaan en zorge *) H^j werd in 1789 meester zilversmid, zïtjn meesterteeken bestond uit de letters L. E. K., waarboven een kroon. Van hem is bekend een zilveren gegraveerde penning van het schippersgilde te 's-Hertogenbosch van 1789, berustende in het Kon. Penningkabinet. draagen dat het revers altijd van denzelfden penning zij. Ten derde dat déze kleine penning zal moeten wegen vier engelsehen en tien aazen nogthands dat ieder kleine penning zal mogen hebben vier aazen remedie op zich zelf, dog bh' elkander gevoegt tot twintig in getal het volle gewigt moeten behouden. Ten vierde dat ook gen. Theodorus van Berckel deezen kleinen stempel als van ouds van tijd tot tijd op requisitie van den Magistraat deeser stadt na het emblema hem daartoe opgegeven op sn'n kosten zal moeten vernieuwen. Ten vijfde dat voor hét vervaardigen van een stempel voor den dubbelen penning van stadtswege zullen worden betaald twee honderd guldens mits daarop gelevert werden een honderd dubbele penningen tegen acht een twintig stuyver ieder, .doch meer dan een honderd penningen gelevert werdende alsdan vier stuivers daarenboven Voor ieder zal worden goedgedaan. Ten sesde dat de stempels der dubbele penningen des gerequireerd ten allen tijde aan de stadt zullen moeten worden teruggegeven, maar dat van de enkele bn' gen. Theodorus van Berckel zullen verblijven. Ten sevende dat Theodorus van Berckel sal moeten sorge draagen dat zijn leverancier der penningen altijd zooveel penningen van dubbele en enkele in voorraad heeft, dat de stadt ten allen tijde daarvan zal worden geriefd. Ten agtsten dat deselve Theodorus van Berckel 56 57 de enkele penningen zoo van de oude als van de nieuwe stempel zal leveren en weder aanneemen voor veertien stuivers het stuk, gelijk bereids met zb'n vader Theodorus van Berckel bh' resolutie van 16 Maart 1734 was geconditioneerd. Ten negende dat hij insgelijks goude penningen van onderscheidene waarde op den voet als van ouds zal moeten slaan om van stadtsweege te worden vereert aan Illustre personen of gedeputeerden van Hooge Colleges wanneer die voor de eerste reize alhier in commissie komen gelijk ook jaarlijks aan den oudsten Raad deser stadt volgens resolutie van 22 September 1711 mitsgaders aan diegenen die in plaats van houte nieuwe steenen gevels stellen op den voet van het reglement en de ampliatien daarop gearresteert. Ten tiende dat gen. Theodorus van Berckel zijn rekening of specificatie van goude en silvere penningen door hem gelevert van vier tot vier maanden aan den pensionaris zal moeten overleveren, die deselve na confrontatie met sijne aanteekeningen der penningen bij hem ontvangen in stadtsvergaadering gelijk voorheen zal brengen ten einde daarop ordonnantie van betaaling zal worden gedepecheert. Ten elfde dat hij van de penningen wegens het brandgereetschap en aan de Latn'nsche school geleyert volgens resolutie van 23 Januari 1781 afzonderlijke specificatie of rekening aan heeren Commissarissen van het brandgereetschap en scholarchen ten fine van betaling zal moeten overgeeven. 58 Ten twaalfde en laatstelijk dat dit contract zal aanvang neemen met 1 September dezes jaars 1787 des dat het aan wederzijdsche partijen contractanten vrij en onverlet zal blijven om ten allen tijde uit dit contract te kunnen scheiden en voors. leverancie op gen. voet te cesseeren mits elkander bij tijds en uiterlijk vier maanden te voren daarvan opzegging doende ten einde aan den gene aan welke gen. denunciatie wordt gedaan zich daaraan alsdan kan reguleeren en verklaren partijen contractanten ieder voor zooveel hem aangaat de gen. conditiën alzoo te accepteeren met belofte zich daaraan te zullen gedragen onder verband als na rechte. Ten welken einde hiervan twee eensluidende acten zijn gemaakt en wederzn'dsch geteekend. Aldus gedaan en gepasseert binnen 's Bosch op heeden den 15 Augustij 1787. get. W. P. van Hanswijk, C. A. Lormier, A. Verster, A. Htjbert, W. C. Ackersdyck, P. J. van Berckel. onder stond: ter kennisse van mij get. A. Martini. III. Penningen voor verschillende doeleinden gegeven. De eerste maal, dat ik melding vind gemaakt, dat de stadspenningen voor andere doeleinden werden gegeven dan voor presentiegeld in den raad, is een resolutie van 22 October 1709, toen besloten werd tot aanmoediging tot opbouw van huizen een douceur te geven aan hen die opbouw willen doen naar proportie van het cieraad van het werk te vereeren een gouden penning van 15, 16, 17 of 18 gulden. 59 In hoofdstuk V zullen wh' zien hoe het recht om dergelijke penningen te ontvangen zich later ontwikkelde, terwijl men uit deze besluiten tevens zal zien, dat men gouden penningen sloeg van verschillende zwaartea). Den 13 September 1710 is bh* den heer Johan Leefdael van Deurne voorgebragt of men niet de casjes glazen 2) van 30 gld. die men gewoon was aan Heeren gecommitteerden van de Hooge vergaderingen der Colleges te geven zoude kunnen veranderen en in plaats daarvan twee gouden stadspenningen ter waarde van voorn, casjens glazen toekennen. Dit voorstel wordt in handen van schepenen gesteld en later aangenomen. Op 22 September 1711 wordt op voorstel van den zelfden president Leefdael besloten aan den heer Frederik Hendrik Sweerts de Land as, heer van Oirschot, als oudste raad toe te leggen een gouden penning van 15—15^—0 sullende aan deszelfs successeurs als oudste raad, aan heeren griffiers en secretarissen jaarlijks ieder een penning van een pistools) worden gegeven. Op 16 Maart 1722 verzoekt Mr. Otto van Cattenburg dat hem als erfgenaam van Hendrik van Cattenburg sal worden geaccordeert de gouden penning, die jaarlijks 1) In de verzameling van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te 's-Hertogenbosch bevindt zich de gouden penning, bü besluit van 19 Mei 1734 aan Lobel toegekend (zie blz. 102). In den land is gegraveerd den 17 juni 1733 svs. Piet de Lobel. Gevel. Het is de penning op het 100 jarig jubilé van de reductie der stad (Snoeck no. 43) waarvan de stempel 20 Febr. 1730 is ingetrokken. 2) Zie de noot op blz. 19. s) Gouden munt, ter waarde van 9 gulden, 9 stuivers. 60 aan den oudsten Raad wordt gegeven, welk verzoek in handen van Commissarissen werd gesteld. Op 9 November 1722 wordt een gouden penning van 30 gld. toegelegd aan de twee leden van de admiraliteit die voor het eerst hier zn'n geweest. Op 14 September 1725 wordt een gouden penning van 30 gld. toegelegd aan de heeren Paets en Burmania door Ed. Mo. gedeputeerd tot de verpachting. 16 September 1726 wordt een gouden penning ad 30 gld. toegelegd aan den heer Alberda. 14 September 1728 krijgt de heer Essenitjs, gecommitteerde van Hun Ed. Ho. Mo., een gouden penning, terwijl 8 September 1729 een gouden penning ter gelegenheid van het jubileum geslagen (Snoeck no. 43) wordt toegelegd aan de gecommitteerden van Hun Ho. Mo. die voor het eerst hier zijn geweest. 26 Juni 1730 worden weder twee gouden penningen van 30 gld. toegelegd aan gedeputeerden van den Raad van State, die nooit hier geweest waren, terwijl den heer Frise, gecommitteerde op de verpachtingen der gemeene middelen, 9 September d.o.v. een dergelijke penning wordt toegelegd. 4 Juli 1731 wordt een gouden penning van 30 gld. toegelegd aan den heer van Sltngelandt als zijnde hier nooit in commissie geweest, terwh'1 8 Augustus d.o.v. dergelijke penningen worden vereerd aan de vier heeren der admiraliteit die te 's Bosch zouden komen. Op 9 Februari 1737 wordt besloten dat voor de toekomst aan de discipelen der Latijnsche scholen niet meer zullen worden uitgedeeld schrijf prijzen doch in plaats daarvan tot opwekking der jeugd aan tien discipelen of wel aan vh'f discipelen uit ieder der twee 61 laagste schooien die het best met schrijven uitmuntten alle halfjaaren op tijd wanneer de verdere prijzen op de Latijnsche schooien worden uitgereikt ieder een dubbele stadtspenning ter waarde van 28 st., terwh'1 aan den schrijfmeester Adkiaan van de Werken voor het missen van het emolument en de belooning van gemelde schrhfprb'zen levenslang worden toegelegd twee dubbele stadtspenningen. Uit het rapport 24 December 1739 uitgebracht over de specificatie van van Berckel blijkt dat drie dubbele zilveren penningen meer aan heeren scholarchen zijn uitgereikt dan hen bh' resolutie van 9 Februari 1737 zü'n toegestaan, waarop scholarchen verzocht worden voor het toekomende aan de discipelen der Latijnsche school bij iedere promotie die tweemaal 's jaars geschiedt, niet meer voor schrijfprijzen uit te deelen dan elf dubbele penningen, die van den schrijfmeester hieronder begrepen. Naar aanleiding van een memorie van de gecommitteerden over de brandspuiten van 23 Juli 1740 wordt 3 Augustus d.a.v. besloten, dat aan die tien gecommitteerden benevens den pensionaris op hun vaste bijeenkomsten in Mei, Juni, Juli, Augustus, September en October en de overige maanden om de twee maanden een zilveren penning ter waarde van 14 stuivers en ten tijde van brand aan ieder der tien gecommitteerden een dubbele penning ter waarde van 28 st. toe te kennen, met dien verstande, dat de penningen van niet compareerenden op de vastgestelde bijeenkomsten mitsgaders van hen die ten tijde van brand niet present zijn bij haar spuiten of brandzeilen zullen accresseeren aan de verdere. 62 Als kenteeken voor de gecommitteerden ten tijde van brand wordt een stok vastgesteld evenals de brandmeesters met dit verschil, dat de knop verguld zou zijn. In de rekening van de gedistribueerde penningen 17 Januari 1741 vastgesteld vind ik voor het eerst 42 penningen als jura genoten door Commissarissen en den pensionaris voor het opnemen der rekening, welke post evenals de 44 penningen uitgereikt aan gecommitteerden der brandspuiten volgens voorgaande resolutie geregeld terug komen. Op 7 Juni 1746 wordt een regeling gemaakt tot het toekennen van penningen aan de geaffecteerden bn' de kleine brandspuiten staande op het stadhuis en op den toren van de Groote Kerk bij beproeving. Daar er in den laatsten tijd vele branden waren geweest en er dus veel penningen moesten uitgereikt worden aan gecommitteerden van de brandspuiten, werd 13 December 1746 een resolutie vastgesteld waarbij bepaald werd dat alleen penningen zouden worden gegeven ingeval de brandspuiten aan den gang zijn geweest of de brand door het kleppen van de klok op het stadhuis of op den toren van de Groote Kerk zal zh'n bekend gemaakt. Op 22 Februari 1752 wordt de pensionaris gemachtigd om 20 enkele zilveren penningen uit te reiken aan de geaffecteerden der kleine brandspuiten op den toren van de Groote Kerk en het stadhuis daar zh' die bij het probeeren reeds twee maal zonder loon te ontvangen bediend hadden. Uit de rekening der gedistribueerde penningen over 1751, den 26 April 1752 door den pensionaris uitgebracht, blh'kt, dat er 20 penningen extra zijn uit- 63 gereikt bij gelegenheid van den brand in den nacht van 18 op 19 Juni 1751 ontstaan in de brouwerij het Anker in de Vuchterstraat. Ingevolge de brandkeur van 21 Mei 1752 krijgen de loopers bh' het probeeren der brandspuiten ieder een penning. Den 14 Augustus 1753 wordt geresolveert dat de twee rentmeesters der stad in de vergadering der Heeren geroepen wordende om hun consideraties van deze of gene zaken te hooren een zilveren penning presentiegeld zullen genieten, gelijk ook wanneer zij rapport moeten doen van hun opgedragen commissies zullende zh' in het laatste geval alvorens de zaal binnen te treden zich moeten laten aandienen bh' den Heer President Schepen en zich van de Raadkamer onthouden tot zü' worden binnengeroepen en dat zh' nadat hun consideratien en rapporten gehoord zn'n de vergadering moeten verlaten zonder de debatten bij te wonen. Uit de rekening der gedistribueerde penningen over 1755, den 4 Maart 1756 door den pensionaris uitgebracht, bln'kt, dat 20 penningen extra zn'n uitgereikt bij den brand bij den boekhandelaar Palier. Toen op 14 Juni 1758 een nadere schikking werd gemaakt op het vergeven van commissien en regenten plaatsen werd o.a. bepaald dat de aanstelling van Commissarissen over de brandspuiten op den ouden voet zou geschieden; dat zh' behalve de presentiegelden die zy voor hun besognes ontvingen bovendien een zilveren penning van 14 st. zullen genieten zoo zij tegenwoordig zh'n bij het probeeren der brandspuiten met dien verstande, dat wanneer de twee kleine brandspuiten zouden worden geprobeerd de Commissarissen niet meer 64 dan twee uit haar midden volgens rooster zullen benoemen om daarbij tegenwoordig te zijn. Op 1 September 1758 wordt melding gemaakt, dat behalve de tractementen opgenomen in de resolutie van 14 Juni 1758 door heeren Commissarissen van de bijzondere departementen nog werden genoten 36 zilveren penningen voor het opnemen van de rekening van den pensionaris zonder dat in die resolutie over die penningen was beschikt; besloten wordt die penningen te laten aan gecommitteerden tot het opnemen der rekening van de stadt en de godshuizen om te worden verdeeld onder hen, die tegenwoordig zijn bh' het opnemen van de rekening van den pensionaris. Op 9 April 1762 is vastgesteld, dat de namen der komzegelaars jaarlijks in den stadtsalmanack zullen worden vermeld en dat hun jaarlijks na het expireeren van hun commissie een zilveren stadhuispenning van 14 st. zal worden uitgereikt. Op voorstel van den President van Teltltngen werd 15 Februari 1764 besloten dat de Leeden dezer vergadering gelijk ook de vier Ministers die tijdens brand op het stadhuis compareeren ieder een penning van 14 stuivers zullen ontvangen, zullende zij die uit hoofde van hun functie of andere verplichting bij den brand tegenwoordig moeten zijn geacht gehouden worden present te zijn, terwijl besloten wordt dat reeds op dezen voet aan de gecompareerden tijdens den laatsten brand op de Markt bij de gevangenpoort penningen zullen worden gegeven aan de Schepenen heer van Teijlingen, president, Roosendael, J. L. Geebade, Chombach, de Back, B. O. Velting, Saijee en Sweerts de Landas, aan de gesworenen de heeren van dee Does en Juin, aan de 65 Raden Martini, Verster, de Kempenaer senior, Bopp, van Eus, van Heurn, Verspelt, Bowier, Franken, Arts, van Hanswijk, Ackersdijck senior, Bisdom en Ackersdijck junior en uit de Ministers aan den pensionaris Martini. Op 4 December 1765 is door heeren gecommitteerden over de brandspuiten mondeling voorgedragen dat op hun laatste bijeenkomst waren binnen gestaan de twee directeuren en de vier loopers bij de brandspuiten doleerende eerstgenoemde dat zn' maar genoten een tractement van zes gulden en laatstgenoemden ieder een stadhuispenning ter waarde van 14 st.; dat nu sedert de ampliatie van de brandkeure van 18 Juli 1764 hun arbeid was verdubbeld door het twee maal probeeren der spuiten, waarom zij verzochten dat hun tractement of belooning zou worden verhoogd, waarop met eenparigheid van stemmen besloten is de directeuren voor het probeeren van elke spuit een tweede maal toe te voegen twee zilveren penningen van veertien stuivers of wel de waarde van dien alsmede een iederen looper ter zelf der gelegenheid een gelijke penning of de waarde van dien. Op 5 October 1771 wordt besloten dat de gedeputeerden van Hooge Colleges, wanneer zjj hier in commissie komen, met gouden penningen zullen worden beschonken maar niet wanneer zh' alleen zijn transitoir. Dit besluit werd genomen naar aanleiding van het feit dat de advocaat fiscaal van Brabant en de griffier Spaan hier met een geheime missie voor de Meieren' kwamen maar te 's Bosch geen commissie hadden doch slechts doorgingen. Op 28 Augustus 1776 wordt na gedaan rapport van de gecommitteerden tot stadsfinancie besloten dat aan 66 de commissarissen voor stadtsprivilegie en tot zaken der gilden, als zijnde die commissie buiten tegenspraak met de meeste commissorialen belast en daar die heeren minstens eens in de 14 dagen bh'een moeten komen op iedere vergadering om de veertien dagen, met ingang van 4 September a.s. een zilveren penning van 14 st. zal worden toegelegd met dien verstande dat de penningen der niet compareerende leden op vastgestelde ordinaire bijeenkomsten aan de presente leden zullen accresseeren. Op 17 April 1782 wordt een memorie gelezen van gecommitteerden tot het brandgereedschap houdende dat de burgerbrandmeesters die gehouden waren bn' 'het voeren van de ordinaire brandschouw te assisteeren tegenwoordig voor het grootste gedeelte absent bleven, terwijl sommigen zelfs nooit compareerden en dat zulks grootendeels kwam omdat tegen de non comparanten geen poenaliteit was gestatueert, dat zij gecommitteerden daarover hun gedachten hebbende laten gaan, zij geen beter middel hadden gevonden om de ambitie van de voors. brandmeesters te animeeren ten einde bij het voeren der brandschouw te assisteeren, dan aan de presente brandmeesters telkens nadat de schouw gevoerd zoude zn'n van stadswege een stadspenning uit te reiken hetgeen meerder ijver bij de burger brandmeesters zoude verwekken en slechts een gering object voor de stad zoude zijn, zoodat ingeval allen bij het voeren der twee ordinaire brandschouwen compareerden zulks niet meer dan jaarlijks aan de stad zoude kosten dan de som van vijf en twintig guldens en vier stuivers, hetgeen ook ten th'de van brand behoorde plaats te hebben; waartoe zij heeren gecommitteerden waren adviseerend. 67 Waarop besloten wordt gecommitteerden tot het brandgereedschap te authoriseeren om aan de presente brandmeesters uit de burgern' bh' het voeren van brandschouw en tijdens brand ieder van stadswege een zilveren stadspenning uit te reiken. Op 22 December 1784 hebben de heeren gecommitteerden tot stadtsprivilegien onderzocht wie de rekeningen zoo van de stad als van de godshuizen wegens afwezigheid van den oudsten Raad heer Mr. Hendrik de Kèmpenaer als oudste Raad moest teekenen, hebbende aan de vergadering gerapporteerd dat de heer de Kèmpenaer junior die bn' zijn vertrek naar Friesland had aangenomen de gedachten van zijn vader in te nemen bij retour aan hen had te kennen gegeven dat de heer en meester Wh-lem van der Does als opvolgend oudste raad diende te fungeeren en hij wel mocht lijden dat de heer van der Does voor de moeite en verantwoording de jura van de rekeningen aan den oudsten Raad competeerende zou ontvangen en hn' tevreden was zoo hn' ter gedachtenis van zijn qualiteit als oudste Raad alleen den jaarlijkschen gouden penning van 15—15—0 genoot welke aan den oudsten Raad wordt vereert volgens resolutie van 22 September 1711, op welken voet zij gecommitteerden dan ook adviseerden. Waarop besloten wordt dat de Heer en Mr. Willem van der Does in alles gecommitteerd wordt als oudste Raad en dat de rekeningen aan hem als oudste Raad zullen worden gepresenteerd en door hem geteekend onder genot der jura daartoe staande en dat door hem voorts zal moeten worden verricht hetgeen Hun. Hoog Mo. omtrent de rekeningen van de stad en de godshuizen en de pieuse fundatiën aan den oudsten Raad 68 hebben opgelegd, terwijl de heer de Kèmpenaer senior den jaarljjkschen penning van 15—15—0 als oudste Raad zal behouden. Op 7 October 1786 blijkt dat de pensionaris Martini 50 dubbele penningen had ontvangen van den nieuwen stempel (Snoeck no. 80 of 81), deze worden door een stadsbediende aan de leden rondgebracht om desgewenscht te worden omgewisseld, terwijl hij er op 25 October 1786 weder vijftig ontvangt; deze moeten in de volgende gewone vergadering gebracht worden, terwijl aan de erven van de weduwe van Berckel gelast moet worden er nog 200 van dien stempel bij te slaan. Op 19 December 1787 wordt op voorstel var schepenen besloten om den gewonen gouden penning te geven aan de twee heeren uit Hun Ho. Ed. Mo. gecommitteerd die nog nooit hier waren geweest. Op 26 Maart 1788 blijkt, dat de pensionaris maar één gouden penning meer voorradig heeft; voor voorkomende gevallen krijgt hn' machtiging er twaalf te ontbieden. Op 18 Mei 1791 rapporteert de pensionaris die penningen van den leverancier van Engelskerken ontvangen te hebben elk ad 30 gld. met maakloon bedragende de rekening 367—4—0. Den pensionaris wordt verzocht ze onder zich te houden en als naar gewoonte aan de gecommitteerden uit hooge colleges uit te reiken mits ze behoorlijk verantwoordend, terwh'1 de leverancier ordonnantie van betaling krijgt. IV. Penningen bij bijzondere gelegenheden gegeven. De eerste resolutie die ik hieromtrent vond is reeds van 10 April 1706, toen den pensionaris gelast werd 69 om zes zilveren penningen te geven aan den predikant Monius op het fort Isabel. Op 19 December 1713 werd aan Jacobus Zuidenberg een gouden penning toegekend in plaats van een bijbel met platen. Op 6 October 1741 wordt een gouden penning ad 30 gld. toegelegd aan den heer Panhuizen, griffier der stad Maastricht, wegens het gratis procureeren van bestekken, memorien en teekeningen om te geraken tot het timmeren van kazernen voor de militie, terwnl 15 October 1743 Pieter Steenes en de lintwerker van Keulen, die van Weele nu en dan hebben geassisteerd bij het repareeren van de schilderijen op het stadhuis ieder een dubbelen stadspenning ontvangen. Op 9 December van dat jaar worden aan Anthonij van Hanswijk en Jacob van Houten ieder een gouden penning van tien ducatons toegelegd omdat hun pachters naar 's-Gravenhage zijn geweest om door den Raad van State te worden gehoord over de tiende verhooging van 's Lands middelen aan Haar Ed. Mo. voorgedragen en tot het fonds tot het timmeren van barakken, zonder dat z^j voor die reis zijn schadeloos gesteld, waar zij desgewenscht daarvoor een som van 31—10—0 kunnen krijgen ter voldoening der onkosten hunner reis naar 's-Gravenhage, terwijl aan den heer Mr. Bernard Martini die te dier tijde van stadswege te 's Hage in commissie is geweest met voors. heeren van Hanswijk en van Houten en die te dier gelegenheid hen een en andermaal in zijn logement heeft onthaald zonder daarvoor op zijn declaratie iets in rekening te hebben gebracht om hem deswege schadeloos te stellen, eveneens een gouden penning van 31—10—0 wordt toegelegd. 70 Bij resolutie van 26 Maart 1744 wordt aan de 24 weesjongens die gerequireerd waren om zich gereed te houden tot het dragen van flambouwen als aartshertogin Maria Anna van Oostenrijk en haar gemaal Prins Karel van Lotharingen 's avonds mochten aankomen (op hun doorreis van Cleve naar België, waarbij zij te 's-Hertogenbosch overnachtten) ieder toegelegd een zilveren stadspenning. In den nacht van 11 op 12 Januari 1745 had er brand plaats in den toren van de Groote Kerk. Aan den leidekker Clabau werd bh' resolutie van 18 Januari d.o.v. toegelegd 10 ducatons, aan den horlogemaker van Deursen 5 ducatons, aan N. Sluijmers 5 ducatons, aan den knecht uit de Lombard Hertooaij twee ducaten en aan Willem Farwison eveneens twee ducaten voor hun optreden bij dien brand. Bij resolutie van 26 Februari d.o.v. wordt besloten dat zh' die zulks wenschen in plaats van contanten een penning van dezelfde waarde konden erlangen; wederom een bewijs hoe het bezit der penningen op prijs werd gesteld. Uit het rapport van de distributie der penningen over het jaar 1745, den 28 Maart 1746 door den pensionaris uitgebracht blijkt, dat aan den schilder ten Westen twee zilveren penningen zijn gegeven toen hij geconstitueerd werd tot het schilderen van een stuk in het cleijn college benevens aan het zoontje van N. van der Horst, toen hn' door schepenen verhoord werd over de evasie van den gevangen markies Rocheblave. Den 10 October 1746 wordt een gouden penning van 25 gld. toegelegd aan den clerq van den advocaat van Breugel welken hij te Brussel had geemployeert tot het 71 copieeren van verscheidene stukken, die zy'n opgezonden in de zake van den gewezen cipier Ingeld. Den 4 Februari 1747 worden aan de heeren Ewour Storm van 's Gravesande, Wilhelmus Bopp en Mr. Hieronymus Gerbade ieder een zilveren penning toegekend wegens assistentie aan de blockmeesters verleend bn' het opschrijven der huizen en stallen, waar inkwartiering kan plaats hebben, terwijl aan notaris Raaf vier penningen worden toegelegd; ter zelf der zake worden op 31 Augustus d.a.v. nog 36 enkele of 18 dubbele penningen toegelegd aan de Blockmeesters. Den 14 Maart 1748 krijgt N. N. Ehrens drie dubbele stadhuispenningen voor het repareeren van de bel van het Cleijn College met kunstig draai werk. Den 13 April 1748 wordt een gouden penning ad 15—15—0 vereerd aan N. N. du Castel, omdat de vuiligheid uit de secreten der barakken aan de Tolbrugstraat in zijn hof geruimd is, terwij 1 den 20 April 1749 een gouden penning wordt toegelegd aan P. Saunje, voorlezer der vroedkunde te Haarlem wegens het examineeren van Elisabeth Claes Schippers die dien dag tot vroedvrouw was aangesteld. Den 25 October 1751 wordt geapprobeerd het besluit van schepenen waarbij aan den heer Prins van Brunswijk Wolffenbuttel kort te voren benoemd tot gouverneur der stad een gouden penning ter waarde van 30 gulden van den stempel op den laatst gesloten vrede (Snoeck no. 66) by zy'n bezoek op het stadhuis werd vereert. Den 3 Juli 1752 wordt een gouden penning van 15—15—0 toegelegd aan werkbaas Roomers, die in 1747 twee dagen had gevacceerd om de constitutie van de 72 kaden en muren van de Smalle haven te examineeren zonder deswege eenige vergoeding te ontvangen. Uit de op 2 September 1754 goedgekeurde specificatie van van Berckel blijkt, dat zes penningen van zilver door de Commissie van Beleijde zijn vereert aan den factoor du Bois voor het uitvoeren van een commissie te Luik. Op 1 Juni 1757 wordt besloten een gouden penning van 25 gld. toe te leggen aan Capiteyn Luytenant Ingenieur Pierlinck, welke penning door den pensionaris Martini zal worden uitgereikt, omdat hij ter gelegenheid van de laatste oyerstroomingen toen deze stad en land wh'd en zh'd was geinundeerd, een tractaatje had geschreven de middelen aangevende hoe deze onheilen en ongemakken konden worden geprevenieert, van welk tractaatje hij een exemplaar aan de stadtsbibliotheèk had gegeven mitsgaders nog verscheidene exemplaren voor het college van schepenen. Den 10 October 1758 wordt een gouden penning van 15—15—o toegelegd aan den kamerbewaarder van den griffier van Hare Ho. Mo. N. van Goor voor het nazoeken van eenige papieren. Krachtens resolutie van 30 November 1759 wordt aan Albertus VELLiNGrus uit erkentenisse voor zijn ambtsverrichtingen bij zh'n vertrek naar Heusden een dubbele gouden penning van 30 gld. toegelegd. Op 14 April 1762 wordt aan den President Mobachius Quaet aan de vergadering medegedeeld, dat de heer Hendrik Verschuuring, commies ter f inancie van Holland, voor hem een dezer dagen op een publieke verkoop had gekocht een schilderij van een bekwaam meester, verbeeldende het gezicht op de Markt en het Stadhuis en 73 zulks voor de modieke som van zestig gulden, waarvoor hij 165 gulden commissie had gegeven, welk schilderij, dat aan de heeren zeer scheen te behagen, hij aan de stad voor denzelfden prijs wilde overdoen. Waarop gedelibereert zijnde dit aanbod in dank wordt aangenomen en besloten het schilderij met de onkosten voor 65—2—0 over te nemen, om het in de Raadkamer op te hangen en den heer Verschuuktng voor zh'n moeite een gouden stadspenning van 15—15—0 te vereeren1). Op 2 Januari 1766 wordt aan den President de Kèmpenaer een gouden penning ter waarde van 25 gld. toegelegd ter zake der conferenties die hn' heeft gehad met den stadsadvocaat van Son te 's-Gravenhage over het ontwerpen van de resumptie aan de Heeren van den Raad van State over den chijns van drie stuyvers ter zake van het vernieuwen van den Zwijmelbrug. Op 20 Januari 1766 is goed gevonden en verstaan dat door den pensionaris Martini uit naam van de vergadering aan den oudsten predikant Clemens zal worden verzocht op Zondag daags na 9 Maart, wanneer de Prins meerderjarig zou worden des avonds een predicatie te houden met uitkiezing van een text op de tijdsomstandigheden toepasselijk en zorg te dragen dat dit Zondags të voren aan de gemeente zou worden bekend gemaakt, terwijl de predikant uit erkentenis daarvoor zou ontvangen een gouden penning van 25 a 30 guldens ter beoordeeling van Commissarissen. Op 12 Maart d.o.v. is door den President de Kèmpenaer voorgedragen dat de heer Professor Herman Gideon Clemens ingevolge het geresolveerde van 20 x) Dit schilderij hangt thans nog in de Wethouderskamer. 74 Januari dezes jaars 1766 als oudste predikant van de Nederduitsche gemeente alhier, nadat hem door de vergadering was verzocht Zondag na den 8 Maart laatstleden des avonds in de Groote Kerk te doen een predicatie met uitkiezing van een text toepasselijk op de heugelijke omstandigheid der installatie van zijne doorluchtige Hoogheid den Prins van Oranje Nassau in de hooge bedieningen van Erfstadhouder, Capiteyn en Admiraal van de Unie en van de generaliteyt, gen. heer Clemens die predicatie had gedaan, zoo hij President vertrouwde ten genoege van de Magistraat, of derhalve Zijn Eerwaarde daarvoor niet behoorde te worden bedankt en hem ter hand gesteld de gouden stadspenning ad 30 gld. voor hem gedestineerd ter gedachtenisse. Conform wordt besloten en den pensionaris Martini verzocht namens de vergadering den dank over te brengen, den penning ter gedachtenis uit te reiken en tevens het verlangen te kennen geven, dat die predicatie door den druk gemeen zal worden gemaakt en daartoe met den heer Clemens te spreken of deze niet zou kunnen goedvinden de predicatie in het licht te geven of die aan den Magistraat te extradeeren om op stadskosten te worden gedrukt, wordende op 26 Maart d.o.v. besloten, dat de predicatie op stadskosten gedrukt zal worden. Op 19 Juni 1766 is goedgevonden en verstaan dat aan den hofmeester en den confiturier van Zn'ne Doorluchtige Hoogheid den Heer Hertog Gouverneur van stadswegen voor ieder zal worden gesteld een gouden stadspenning ter waarde van. 18 gulden uit erkentenisse van hun genomen moeite in het stellen en 75 schikken van het dejeuné op gisteren aan Zijne Doorluchtigheid den Erfstadhouder gepresenteert. Op 9 Juni 1773 wordt naar aanleiding van een bezoek van den Erfstadhouder aan de stad een dubbele stadhuispenning toegekend aan de presente leden en Ministers die den Erfstadhouder op het gouvernement zn'n gaan complimenteeren, daaronder begrepen zh' die naar de limieten zijn geweest. Op 23 Juni 1773 wordt aan den hoogschout heer Graaf van Rechteeen een gouden penning van drie ducaten vereert, die hem door den pensionaris Martini in naam der vergadering zal worden ter hand gesteld, ter gedachtenis dat hn' twee maal is gecompareerd aan het hoofd der regeering om den Prins erfstadhouder bh' zijn komst in deze gemeente te complimenteeren. Op 3 Juni 1776 is goedgevonden en verstaan dat aan de Leeden en Ministers die op 28 Mei te voren den heugelijken dag van Z. D. H. komst in de stad zich op het stadhuis hebben bevonden en vervolgens en corps Zijne Doorluchtige Hoogheid den Heer Prins Erfstadhouder op het gouvernement gecomplimenteerd hebben, daaronder begrepen zn' die in Commissie naar de limieten zijn geweest elk een dubbelen stadspenning zullen ontvangen zooals laatst het geval is geweest bij resolutie van 9 Juni 1773 geregeld. [Blijkens bericht van schepenen op 9 Februari 1780 is door hen een gouden penning vereert aan den Hoogschout baron van Lijnden tot Hemmen op 7 Februari te voren. Op 3 Mei 1780 heeft de pensionaris aan de vergadering medegedeeld een missive van den heer de Kèmpenaer senior van uit Lemmer in Friesland den 21 April laatst- 76 leden geschreven, die ingevolge resolutie van 14 April 1773 op zich had genomen om van alle charters eh papieren rakende de differenten met Heeren Commissarissen der Hollandsche posterijen sedert 1753 tot 1762 een inventaris te vormen ten welken einde voors. papieren aan Zijn Ed. naar Friesland waren toegezonden, houdende redenen welke aanleiding tot vertraging van genoemd werk hadden gegeven en daarbij alsnu in twee boekdeelen in folio den inventaris had geformeerd met de stukken daartoe behoorende ten deze overleggende. Waarop besloten wordt den pensionaris te verzoeken gen. heer de Kèmpenaer Sr. voor zijn genomen moeite te bedanken en hem wegens den dienst dien hij daardoor aan de stad had bewezen een gouden penning van dertig gld. toe te zenden. Op 7 Februari 1781 hebben heeren gecommitteerden tot het brandgereedschap aan de vergadering voorgedragen dat op den lsten dezer maand in het kalkmagazijn van baas van Uden op de Smalle Haven brand zijnde ontstaan gemelde brand alleen was gebluscht door schippers en schippersknechts zonder assistentie der geaffecteerden tot de brandspuiten die door het hooge water verhinderd waren er bij te komen. Dat genoemde schippers, schoon tot over de knieën in het water staande, met onvermoeiden ijver hadden gearbeid gevende zij Heeren gecommitteerden in consideratie of zij niet kunnen worden geauthoriseerd om in dit singuliere geval aan ieder derselve een stadspenning ter waarde van veertien stuivers tot een belooning voor gedane diensten uit te reiken. Waarop gedelibereert en in achting genomen zijnde, dat genoemde schippers en schippersknechts niet alleen 77 mits het hooge water hunnen gewonen yver in het blusschen van voors. brand hebben betoond, maar ook door een belooning van stadswege behooren te worden aangemoedigd. Is goedgevonden en verstaan heeren gecommitteerden tot brandgereedschap in dit extra geval te authoriseeren aan ieder derselven een zilveren penning ter waarde van veertien stuivers te vereeren. Op 8 October 1781 wordt besloten op voorstel van den President Bon aan den Hoogschout baron van Lijnden tot Hemmen, die dien dag den nieuwen schepenstoel zou beeedigen in een daartoe te houden extraordinaris vergadering een dubbelen zilveren penning aan te bieden. Op 29 November 1786 wordt door den pensionaris medegedeeld, dat hij in den gepasseerden zomer bij het uitkomen van den nieuwen stadspenning (Snoeck 81, 82, 82a, of 83) daarvan een exemplaar aan den agent Nederbtjrg had gezonden, die in de veronderstelling dat dit een geschenk van stadswege was deze vergadering daarvoor by' missive had bedankt; dat hn' pensionaris gen. agent in dien waan had gelaten, waarom hn' voorstelt bij het uitkomen van den nieuwen dubbelen penning (Snoeck no. 80) hem nu zoodanigen penning te vereeren bn' welke gelegenheid hn' gemelden agent omtrent den enkelen penning te desabuseeren; dit wordt aan schepenen overgelaten. Op 8 October 1787 krn'gt de hoofdschout voor het beeedigen der Leeden een dubbelen zilveren penning, terwijl hem later een gouden zal worden uitgereikt. Deze laatste penning was ty'dens de plundering by den pensionaris Martini in het ongereede geraakt, doch 78 blijkens diens mededeeling in de vergadering van 29 December d.o.v. terecht gekomen. Dienzelfden 29 December 1787 wordt besloten aan de nieuw ingekomen bataljons van de Hollandsche guardes en Oranje Nassau toe te voegen penningen gemaakt van den stempel op den Heer Hertog van Brunswijk Wolffenbuttel (Snoeck nos. 78, 79 en 79a), n.1. voor de heeren Commandeuren Reynst en Wartensleben ieder een dubbele gouden penning, voor de verdere heeren hoofdofficieren ieder een gouden enkele penning, voor de andere officieren ieder een dubbele zilveren penning en voor ieder gemeene van die beide corpsen een enkele zilveren penning. Blijkens mededeeling van schepenen den 13 Februari 1788 gedaan zijn uitgedeeld twee dubbele gouden penningen aan de commandanten van de bataljons, drie dito enkele aan de stafofficieren, 38 dubbele zilveren aan de officieren en 692 enkele zilveren aan de onderofficieren en minderen volgens overgelegde lijsten, terwijl door de commandanten en hoofdofficieren dier corpsen dank is betuigd aan den President en den Pensionaris. Daar er nog 42 dubbele en 108 enkele penningen over waren waarvoor zij hadden moeten betalen voor de dubbele volgens contract met den leverancier 32 stuivers en voor enkele, vermits dit een extra bestelling was en de stempel daartoe moest worden gerepareert, 16 st. per stuk b« schikking, vroegen zn" hoe met deze penningen te handelen. Waarop besloten wordt dat de Leeden die zulks wenschten ze voor inkoopsprijs konden overnemen, terwijl van de overigen de dubbelen zouden worden gebezigd als 79 schrh'fprh'zen voor de Latijnsche jeugd en de enkele als presentie penningen op stadsvergaderingen. Op 22 October 1788 worden dubbele zilveren penningen toegelegd aan de burgers die Z. D. H. den Erfprins hadden ingehaald en begeleid. Op 14 Januari 1789 wordt een dubbele gouden penning van 31—10—0 toegelegd aan den landmeter Verhees als remuneratie voor de door hem aan de stad geoffreerde 45 exemplaren van het klein kaartje van Boxtel en Liempde. Bh' resolutie van 21 April 1790 wordt aan advocaat van Boxtel, een dubbele gouden penning van zes ducaten toegelegd voor het ontwerpen van een reglement omtrent het werk curateele, welke penning volgens rapport van den pensionaris 5 Mei d.a.v. door hem is uitgereikt. Op 26 Juli 1793 wordt een gouden penning van 15—15—0 toegelegd aan Huibert van Herpen voor het halen van een kind uit het water hebbende hu' de gewone belooning geweigerd. Op 18 September 1793 wordt een dergelijke penning van 10 ducaten toegelegd aan den ontvanger van 's Lands gemeene middelen voor het werk, dat hn' al 10 jaar gratis deed, waarvoor hij blijkens mededeeling den 16 October 1793 door den pensionaris gedaan dank betuigt. V. Regels vastgesteld voor het geven van gouden penningen voor nieuwe steenen gevels. 1) Zooals boven reeds in het eerste hoofdstuk werd opgemerkt, was reeds bh' resolutie van 22 October 1709 x) Bij ordonnantiën van 26 en 27 Juli 1615 was reeds bepaald, dat van stadswege aan een ieder, die een steenen gevel bouwde als een 80 vastgesteld dat tot aanmoediging van den opbouw van huizen besloten werd gouden penningen te geven van 15, 16, 17 of 18 gulden naar proportie van het cieraad van het werk aan hen, die nieuwe huizen bouwden. Op 1 Augustus 1715 wordt besloten dat de gouden penningen voor nieuwe steenen gevels niet meer zouden worden toegelegd door Schepenen doch door Heeren van de Leeden en verder dat voor nieuwe steenen gevels boven 200 gulden zullen worden vereert penningen van 9 9 o en voor steenen gevels boven 400 gulden penningen van 18—18—0. Op 22 Juli 1719 werd door den heer Coenraad Cuper van Holthuyzen voorgebracht dat de penningen gedistribueert tot opbouw van een gevel wel wat meer naar de proportie diende verhoogt te worden, waarop besloten is aan de wed. Bock toe te leggen een penning van 25 gld. aan Sr. de Vin een dito en aan Versefelt een van een dubbel pistool. Op 5 Augustus 1743 wordt een commissie benoemd om te overleggen of geen vaste voet zou kunnen worden beraamd waarnaar men zich in het toekomende zou kunnen reguleeren ten opzichte van het geven van gouden penningen voor het stellen van nieuwe steenen gevels, welke commissie 12 Januari 1744 en 14 Maart 1746 telkens een rappel krijgt om aan haar last te voldoen. Op 21 Mei 1746 wordt eindelijk hieraan voldaan en het bedoelde reglement vastgesteld. vereering zal worden gegeven een derdedeel van de steenen te rekenen van den beganen grond af tot op de hoogte waarop de nieuw te bouwen gevel zou worden gemaakt. Zie Bossche Bijdragen VTH, afl. 2, bl. 204. 81 Gouden penningen zullen gegeven worden aan hen die nieuwe steenen gevels stellen ongeacht of die vroeger van steen of van hout waren geweest met die restrictie, dat de gevel van onder tot boven geheel van steen moest zijn. Wie een gevel bouwde met een Vlaamsche goot1) aan straat aan een huis van drie verdiepingen hoog, hebbende twee vertrekken aan straat en in breedte vier of meer schuiframen, de deur voor een schuifraam gerekend, krijgt een penning van 25 gld. Wie een dito gevel stelt aan een zelfde huis, doch slechts twee verdiepingen hoog, een penning van zes ducatons of 18—18—0. Wie een gevel stelt aan een huis drie verdiepingen hoog aan straat maar een kamer met voorhuis hebbende ter breedte van vier schuiframen, de deur daaronder begrepen, krijgt een penning van 4 ducaten of 21 gld. Wie een gevel stelt aan een huis als voren en van gelijke breedte doch twee verdiepingen hoog een penning van vü'f ducatons of 15—15—0. Wie een gevel stelt aan een huis van drie verdiepingen hoog hebbende aan straat twee schuiframen en een deur een penning van zes ducatons of 18—18—0. Wie een gevel stelt aan een huis alsvoren doch twee verdiepingen hoog een penning van vier ducatons of 12—12—0. Wie een gevel stelt aan een huis van drie verdiepingen hoog, hebbende aan straat een deur en een. schuifraam een penning van vijf ducatons of 15—15—0 en wie een x) Een goot, evenwijdig aan de straat, liggende achter een kroonlijst (Mededeeling van Dr. j. Kalf, Directeur van het Rijksbureau voor de Monumenten te 's-Gravenhage.) 82 gevel stelt aan een huis alsvoren doch twee verdiepingen hoog een penning van drie ducatons of 9—9—0. Wie gevels stelt aan hoekhuizen waarvan de gevels aan twee verschillende straten uitkomen en regulier onder de lijst en goot worden gebracht krijgt penningen van de dubbele waarde naar beloop van de hier voorgestelde proportie. Wie een gevel stelt voor een huis staande naast een nieuw modern huis en zhn gevel in dezelfde reguraliteit van ramen en hoogte optrekt als zijns buurmans gevel, diens penning zal met de helft worden verhoogt dan hn' volgens bovenstaande tarieven zou krijgen. Wie echter huizen met schuiframen optimmert zonder een Vlaamsche goot aan de straat aan te brengen krijgt slechts een penning van drie vierde der waarde en die dito spitse gevels met kruisramen stelt, krijgt slechts penningen van de halve waarde, terwh'1 ten slotte voor huizen die maar één verdieping hoog worden opgetrokken volgens hierboven aangegeven proportie en schikking penningen zullen gegeven worden de helft minder in waarde dan die voor huizen van twee verdiepingen hoog worden gegeven. In het begin werd bn' iedere aanvraag om een gouden penning voor het stellen van een nieuwen gevel een afzonderlijke commissie benoemd om te onderzoeken wat gouden penning zou moeten worden toegelegd, volgens resolutie van 13 December 1758 worden deze requesten vast in handen gesteld van Heeren Gecommitteerden tot den Beleyde. Op 26 Februari 1761 deed zich een moeilijkheid voor met het toepassen van het reglement naar aanleiding van het verzoek van Nicolaas van Hussel om met een 83 gouden penning te worden vereert. Het was n.1. niet duidelijk of dakvensters voor een verdieping moesten worden geteld, waarop na deliberatie bh' interpretatie van het reglement wordt vastgesteld, dat dakvensters voor geen verdieping kunnen gerekend worden en wordt hem een penning van 9—9—0 toegelegd voor het stellen van een nieuwen steenen gevel van twee verdiepingen hoog en een schuifraam en deur breed ingevolge art. 9 van het reglement. Op 20 November 1765 wordt aan gecommitteerden tot den beleyde opgedragen om na te gaan of en welke ophelderingen in het reglement van 21 Mei 1746 moeten worden gemaakt. Dit schijnt even als het samenstellen van het reglement geen gemakkelijk werk te zn'n geweest; eerst op 25 Februari 1767 brengen zh' rapport uit dat voor 14 dagen ter visie wordt gelegd op het kantoor van den pensionaris. Op 25 Maart d.a.v. wordt ter ampliatie en interpretatie naar aanleiding van dat rapport en de schriftelijke remarques van den heer Bopp het volgende vastgesteld: Ten eerste zullen alle premies bij het oude reglement bepaald alleen gegeven worden als een nieuwe steenen gevel in plaats van een ouden steenen gevel wordt gesteld, maar bijaldien een nieuwe steenen gevel in de plaats van een houten wordt opgetrokken zal de penning met de helft verhoogd worden. Ten tweede wanneer een steenen gevel op een pui die niet langer als vier jaar te voren van nieuwe steenen is gebouwd zal de volle penning worden genoten, doch 84 is de pui ouder dan vier jaar zal slechts twee derde van de premie gegeven worden. Ten derde als de geheele pui en gevel van oude steenen wordt gemaakt in plaats van een houten gevel zal een derde van den ordinairen penning worden toegelegd. Ten vierde zal hh' die een steenen gevel stelt voor een stal-, koets- of pakhuis in plaats van een houten ontvangen een penning van twee ducatons of 6—6—0. Ten vijfde zal hn' die een nieuwen gevel stelt aan een huis hebbende aan straat een deur en een schuifraam doch slechts een verdieping een gelijken penning van twee ducatons of 6—6—0 krijgen. Ten zesde dat de gouden penning van zes ducatons of 18 18—0 die tot dusver gesteld was voor het stellen van een gevel beschreven in art. 6 van het reglement, wanneer beide verdiepingen zijn ter breedte van drie schuyframen, voortaan zal vervangen worden door een penning van vijf ducatons of 15—15—0, wanneer in een der verdiepingen maar twee schuyframen gesteld worden, de deur voor een schuyfraam gerekend. Ten zevende en laatste dat dakvenster of raam gesteld boven een eerste en tweede verdieping van twee schuiframen hetwelk een vliering uitmaakt voor geen verdieping kan worden gehouden. Op 2 December 1767 wordt op voorstel van de Commissie tot den beleide weer een ampliatie op het reglement van 21 Mei 1746 gearresteerd. Eersteljjk dat voor het stellen van steenen gevels geen premies zullen gegeven worden als daaraan houten luifels worden aangebracht. Ten tweede dat het menigmaal gebeurt dat de eene gevel van den anderen niet verschilt omtrent deszelfs 85 verdiepingen en breedte maar wel in sieraad en fraaiheid van gebouw waarvoor nochtans zonder onderscheid een en dezelfde penning bij het voors. reglement en ampliatie wordt toegelegl, dat derhalve in het reguleeren der gouden penningen mede reflexie zal worden gedaan op de sieraad en netheid van gebouw waarin de eene gevel de andere overtreft. Ten derde geconsidereerd dat er nu en dan gevels worden gemaakt niet in allen deele beschreven in voors. reglement en ampliatie en dewijl het ook niet wel doenlijk is daaromtrent alle gevallen in een reglement uit te drukken of vooraf te bepalen, dat mitsdien het bepalen der premien omtrent zoodanig niet uitgedrukt geval naar bevind van zaken zal moeten geschieden. Besloten wordt den pensionaris Martini te gelasten dit reglement met de ampliaties te laten drukken. Op 23 Maart 1774 wordt aan gecommitteerden tot den beleide verzocht om te examineeren of niet een ander middel als de uitdeeling van gouden penningen tot encouragement der eigenaren van huizen binnen deze stad om steenen gevels te bouwen zouden kunnen worden ingevoerd en speciaal of het project hetwelk ten voors. einde te Maastricht plaats heeft niet alzoo gevoeglijk en min kostbaar zou kunnen worden nagevolgd en van hun consideratien aan deze vergadering rapport te doen. Op 19 September 1774 bij resumptie gedelibereert zijnde op de rekening van de weduwe van Berckel ter vergadering van 14 dezer geexhibeerd van gouden en zilveren penningen ten dienste der stad geleverd gementioneerd onder de notulen van denzelfden datum en in achting genomen dat het uitreiken van gouden penningen voor het stellen van nieuwe steenen gevels 86 de stad zeer kostbaar valt is goedgevonden en verstaan aan Heeren gecommitteerden tot den beleide te verzoeken te examineeren of niet het uitreiken van zoodanige penningen zou behooren gesupersedeerd ten minste hetzelve op een anderen voet gebracht. Een dergelijk besluit wordt 2 Maart 1775 weder genomen met verzoek aan gecommitteerden om zoo spoedig mogelijk rapport te doen. Den 3 September 1775 hebben gecommitteerden tot den beleide bij resolutie van 19 September 1774 verzocht zijnde om te examineeren of met het uitreiken van gouden penningen aan de ingezetenen voor het stellen van nieuwe gevels als de stad zeer kostbaar vallende niet zoude behooren gesupersedeert te worden ten minste op een anderen voet gebracht aan de vergadering gerapporteerd dat onder de regels eener goede politie deze niet de geringste was, dat de Magistraat alles moet toebrengen om een stad of plaatse in luister en aanzien te doen toenemen waartoe onder anderen zeker behoort om oude en vervallen huizen af te keuren en de ingezetenen aan te sporen om hunne huizen te vernieuwen en deselve meer regulier en modern op te timmeren. Dat dit goede maxime altijd is geweest in wel gepolicieerde plaatsen. Dat het dan ook was geweest bijkans anderhalf eeuw in deze stad. Dat bij resolutie van 25 September 1642 aan Rutger Tulleken door de stad was vereert de derde steen tot den nieuwen gevel door hem in de Peperstraat opgebouwd; dat bij resolutie van 22 Januari 1647 aan Thomas Willemse was vereert 18 guldens voor het stellen van een nieuwe gevel in de Peperstraat en slechts tot die som vermits de oude gevel mede van steen was 87 geweest; dat bh' resolutie van 17 April 1655 aan Marcelis Aartse de helft van den steen was gegeven bij hem gebruikt tot het opbouwen van een nieuwen gevel; dat bh' resolutie van 20 September 1660 aan President Kuijsten voor het maken van twee steenen gevels was gegeven 200 gulden; en dat bij resolutie van 14 September 1669 aan Johan Gimberger voor het stellen van verscheiden steenen gevels was toegevoegd 250 gulden, gelijk ook bn' resolutie van 14 September 1669 aan den heer van Teepfelen voor twee steenen gevels 150 gulden. Dat vervolgens de Magistraat den 22 October 1709 had verstaan, dat die eenigen opbouw tot cieraad van de stad deed, zou worden vereert een gouden penning van 15, 16, 17 of 18 gulden, hetgeen daarna weder verhoogd is, naar proportie van den opbouw der gevels bij resolutie van 1 Augustus 1715 en 22 Juli 1719 tot dat eindelijk dit werk op vasten voet is gebracht bij nieuw reglement van 21 Mei 1746 en niet lang geleden bij ampliatie vermeerderd, dat zij derhalve niet kunnen inzien, waarom van deze schikkingen zoo onlangs gemaakt, en dat met rijp overleg van zaken, weder zou moeten worden afgegaan of op anderen voet gebracht; dat wel is waar sedert twee a drie jaren de rekeningen van de gouden penningen hooger waren geloopen dan in vorige jaren, doch dat het mede een waarheid was dat er in vorige tijden niet zoo was getimmerd dan in deze laatste jaren en nog dit dat dit het buut of oogmerk bh' de vereeringen der gouden penningen was geweest, zulks weer een grond opleverende om daar bij te blijven te meer daar deze vereeringen worden gegeven aan medeburgers en ingezetenen. Met dit rapport ging de vergadering accoord en wordt 88 besloten op den ouden voet door te gaan met het toekennen van penningen. Het vereeren der penningen schijnt de stad toch nog te duur te zijn gekomen, want 22 Mei 1778 worden de heeren van Galen, de Lannoy en Storm van 's Gravezande uit het eerste lid, van der Does, Gerbach en Hopman uit het tweede lid in een commissie benoemd om te examineeren of het uitreiken van penningen voor het stellen van nieuwe steenen gevels niet zou kunnen worden afgeschaft en verzocht van hunne consideratien rapport te doen. Nadat het rapport van die heeren van af 10 Februari 1779 ter visie had gelegen op het comptoir van den pensionaris wordt op 25 Februari d.a.v. goed gevonden en verstaan aanvangende 1 Mei 1779 het reglement van 21 Mei 1746 en de ampliaties aan te houden doch alleen bepaald tot zulke gevels waarvan de voorafgaande van hout waren geweest en waaraan geen houten luifels waren aangebracht. Deze resolutie zal bh' wijze van ampliatie worden gedrukt en tot ieders naricht gepubliceerd. Op 24 Maart d.a.v. wordt op voorstel van den president Bowier nog besloten bh' ampliatie op het reglement op het geven van gouden penningen vast te stellen dat degeen, die voor het stellen van nieuwe steenen gevels de vereeringe van gouden penningen in conformiteit van voors. reglement en opvolgende ampliatien tracht te erlangen zich daartoe aan deze vergadering zullen moeten adresseeren binnen den tijd van twee jaren sedert voors. nieuwe gevels zijn gesteld, terwijl zij anders van de vereering zullen zijn verstoken, zooals ook van nu af aan binnen de twee eerste jaren 89 op gelijke verbeurte zullen moeten doen degenen die voor reeds gestelde nieuwe gevels nog geen gouden penningen hebben verzocht maar dezelve verlangen te hebben. Nadat 19 Augustus 1795 voorgesteld was de voorschriften op het vernieuwen van houten gevels te renoveeren geschiedt dit 21 Augustus d.a.v. B IJ L A G E N. I. Extract uit de rekeningen van van Berckel. 1703— 4, 510— — . De declaratie bedroeg 522—1—8 doch er werd geaccordeerd voor 510 voor 500 stuks. 1704— 5, 462— 3— 0. Voor 500 stuks. 1705— 6, 543—11—12. / 390— 9—12. Voor 500 stuks. 1706— 7, j g_12 1707— 8, 659—15—12. De specificatie bedroeg 727—12—12 voor 840 stuks, hierop werd 59—9 —0 geschrapt voor het snjjden der stempels en 8—17—0 omdat het zilver 1 stuiver te hoog was berekend. 1708— 9, 738—17— 8. 856 Stuks. 1709— 10, 785—11—14. 1710— 11, in de rekening niet ingevuld, volgens resolutie boek 129—16—i. I 703—14— 2. 1711— 12, ^ 98i_n_io. 1712 13, 847— 6— 0. Waaronder 22 koperen penningen voor de stadtsbrandspuit. 1713— 14, 1314—14—14. f 219— 1— 0. 1714— 15> | 467 9 14. 500 Stuks en de gouden penningen van Ged. Ho. Mo. 1715 ie 365 9—14. Oorspronkelijk bedroeg de specificatie 467—17—14, hierop geschrapt 40 gld. voor stempel praematuur in rekening gebracht en 4 gouden penningen aan President Johan Adriaan Ruijsch geleverd zonder dat die gedekt waren door een resolutie. 1704— 5, 1705— 6, De declaratie bedroeg 522—1—8 doch er werd geaccordeerd voor 510 voor 500 stuks. Voor 500 stuks. 91 1716— 17, 1717— 18, 1718— 19, 1719— 20, 1720— 21, 1721— 22, 1722— 23, 1723— 24, 1724— 25, 1725— 26, 1726— 27, 1727— 28, 1728— 29, 1729— 30, 1730— 31, 1731— 32, 1732— 33, 1733— 34, 1734— 35, 1735— 36, 1736— 37, 1737— 38, 1738— 39, 1739— 40, 674—17—14. 463—19—14. Waaronder gouden voor Ged. Ho. Mo. Dit jaar bovendien nog 30 gld. voor twee gouden penningen voor den Hoosrschout. I 631| 552752773682( 652( 600522l 627( 506641670748920896- 820- - 5— 6. - 9— 6. -11— 4. -16—14. -14— 0. -11—14. -11—14. -19— 0. -12— 8. - 7— 8. - 3— 8. -16— 8. - 7— 8. -17— 0. -18— 8. - 5— 0. 913—17— 4. 677— 4— 0. 728—17— 0. 752—11— 8. 714—13— 8. 790—14— 8. 892—10— 8. 997— 0— 0. 943—16— 8. 650 Stuks. Waaronder 16—4—0 voor harden en vracht van den stempel. 850 Gewone penningen 595—0—0, 80 gld. loon, 185—5—0 gouden penningen. 470 Gewone penningen 329—0—0, gouden penningen, 393—11—0, tractement 80 gld. 835 Stuks. 826 Stuks. 975 Stuks waaronder 24 dubbele of 48 enkele voor scholarchen. Waaronder koperen penningen voor de geaffecteerden der brandspuiten, 968 enkele presentie penningen, 25 dubbele of 50 enkele ten dienste van scholarchen. 92 1740— 41, 990— 8— 8. 980 Gewone presentie penningen en 20 dubbele of 40 enkele ten dienste van scholarchen. 1741— 42, 811—14— 8. 698 Stuks presentie penningen, 11 dubbele of 22 enkele ten dienste van scholarchen. / 418—19— 8. 457 Stuks waaronder 24 enkele of 12 dubbele voor scholarchen. \ 513_ 6— 8. 560 Stuks waaronder 20 enkele of 1742— 43, < 10 dubbele voor scholarchen. J 914— 6— 8. Bovendien een rekening van 135. van den stempelsnijder Nicolaas van Swindeken. 1000 stuks. 1743— 44( 929— 2— 8. 888 Stuks waaronder 22 enkele of 11 dubbele ten dienste van scholarchen en vier enkele of twee dubbele voor Steenes en van Cedlen voor assistentie bjj de reparatie der schildergen op het stadhuis. /1239—10— 9. N.l. 410, 480 en 362 stuks waaronder 22 dubbele of 44 enkele ten dienste \ van scholarchen; hieronder is be¬ grepen 38—1—8 voor een nieuwe 1744 45, < voor den kamerbewaarder Düijts j en reparatie der oude bussen, f 408—19— 8. 352 Stuks waaronder 22 enkele of 11 dubbele voor scholarchen. (400—12— 8. 402 Stuks, 78 gld. voor gouden penningen. 292—13— 8. 320 Stuks waaronder 22 enkele of 11 dubbele voor scholarchen, 42—17 1745 46, < —g yoor gQ^gjj penningen. i 490—16— 8. 380 Stuks, 20 enkele of 10 dubbele voor scholarchen, voor gouden penningen 197—12—4. 93 1604— 6— 8. 740 Stuks 45—2—0 voor gouden penningen. 618—19— 8. 802 Stuks waaronder 22 enkele of 11 dubbele yoor scholarchen, 31—15—0 voor gouden penningen en zilveren die vereerd zjjn. i 502—16— 8. 572 Stuks waaronder 22 enkele of 11 | dubbele voor scholarchen, 76—12—0 voor gouden penningen en zilveren, die vereerd zjjn. j 771— 7— 8. 1353 Penningen waaronder 36 enkele of 18 dubbele aan de blokmeesters I vereert, 30—15—8 voor gouden pen- I ningen. 1747 18, / ^4—H— 8. 852 Stuks waaronder 22 enkele of 11 dubbele voor scholarchen, voor 4 gouden penningen 30—12—6. •j 476—12— 8. 622 Stuks waarbij 22 enkele of 11 dubbele voor scholarchen. 524— 4— 8. 690 Stuks. 1749, 525— 2— 8. Waaronder. 50 koperen penningen voor het turfmagazjjn. • 158— 8— 8. Voor het graveeren van een stempel. 801— 4—12. 742 Stuks waaronder 44 ten behoeve der Latijnsche school, 4 gouden voor gecommitteerden Raad van State en Admiraliteyt. 300—18—10. ) 201—14- 8. f 630 Stuks- 1750, 466— 6— 2. 44 Enkele of 22 dubbele voor scholarchen en 498 presentie penningen. 275—18— 8. ) 608 Stuks waarbij 12 enkele of 6 265—19— 8. ) dubbele ten dienste van scholarchen. 250—18—12. \ 213— 0—8 I 510 Stuks- 94 1751, 318— 8— 8. 410— 7— 8. 483— 8— 8. 1752, 281—19— 8. 738—19— 0. 361—12—12. 1753, 472— 6—14. 415—12— 8. 342— 2— 8. 1754, 327— 6— 8. 558— 7— 4. 307— 4— 8. 1755, 301— 6— 8. 462—15— 0. 362—14— 0. 1756, 355— 3—14. 421—11— 8. 399—12— 8, 396 Stuks waarvan 16 enkele of 8 dubbele voor scholarchen. 504 Stuks waarvan 14 enkele of 7 dubbele voor scholarchen. 456 Stuks. 284 Stuks waaronder twee dubbele of 4 enkele voor scholarchen. 522 Stuks waarbij 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 440 Stuks waarbij 20 voor de geaffecteerden bij de kleine brandspuit op den toren groote kerk en stadhuis. Hieronder de kosten vernieuwen en veranderen zegel der stad. 366 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen, 24 enkele voor geaffecteerden kleine brandspuiten. 402 Stuks. 362 Stuks waarbij 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 608 Stuks waarbij 6 vereert aan factoor du Bois en 22 voor scholarchen. 380 Stuks waaronder 20 voor geaffecteerden kleine brandspuiten. 342 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 306 Stuks waarbij 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen en 4 voor de loopers bij de brandspuiten. 345 Stuks. 408 Stuks 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 520 Stuks 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen, 4 voor loopers bij de brandspuiten. 512 Stuks waarbij 20 voor geaffecteerden kleine spuiten. 1757, 322— 8— 8. 283—13— 2, 306—18— 8. 1758, 439—15—12. 545— 4— 8. 496—11—12. 1759, 371— 6— 8. 358— 6— 8, 440— 6— 4. 1760, 432—10— 8. 321— 8— 8. 361—15— 8. 1761, 520—12— 8. 577—16— 8. 432—12— 8. 1762, 496— 7— 0. 119— 2—10. 364—14— 4. 543—16— 4. 95 398 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 286 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele' voor scholarchen, 4 voor loopers. 380 Stuks waaronder 20 voor geaffecteerden kleine spuiten. 444 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 414 Stuks waarbij 24 voor geaffecteerden bij de kleine brandspuiten en de 4 loopers 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 320 Stuks. 472 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 366 Stuks waarbij 8 dubbele of 16 enkele voor scholarchen, 38 voor commissarissen en suppoosten bij de brandspuiten. 452 Stuks. 493 Stuks waaronder 8 dubbele of 16 enkele voor scholarchen. 357 Stuks waaronder 10 dubbele of 20 enkele voor scholarchen. 444 Stuks waaronder 44 voor gecommitteerden brandspuiten. 610 Stuks waaronder 9 dubbele of 18 enkele voor scholarchen. 548 Stuks waaronder 10 dubbele of 20 enkele voor scholarchen en 44 voor gecommitteerden brandspuiten. 499 Stuks. 607 Stuks waaronder 9 dubbele of 18 enkele voor scholarchen. Voor graveeren stempel dubbele penningen en cachet stadswapen. 362 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 629 Stuks waaronder 44 voor commissarissen brandspuiten en hun suppoosten. 95 96 1763, 448—11— 8. 493—13— 8. 461— O— 4. 1764, 494— 8— 0. 636— 0— 0. 496— 0— 4. 1765, 530—15—14. 533— 4— 0. 430—19—12. 1766, 515—13— 0. 612— 0— 8. 446—16— 8. 1767, 476—19— 0. 541—12— 8. 450— 8— 8. 1768, 673—10— 2, 539 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen. 545 Stuks waaronder 8 dubbele of 16 enkele voor 'scholarchen. 590 Stuks waaronder 44 voor gecommitteerden brandspuiten en hun suppoosten. 562 Stuks waaronder 28 voor gecommitteerden brandspuiten en 22 voor scholarchen. 610 Stuks waaronder 9 dubbele of 18 enkele voor scholarchen. 640 Stuks waaronder 75 voor gecommitteerden brandspuiten. 640 Stuks waaronder 10 dubbele of 20 enkele voor scholarchen. 638 Stuks waaronder 8 dubbele of 16 enkele voor scholarchen en 76 voor gecommitteerden brandspuiten en hun suppoosten. 499 Stuks waaronder 50 voor commissarissen brandspuiten. 526 Stuks waaronder 12 dubbele of 24 enkele voor scholarchen. 674 Stuks waaronder 6 dubbele of 12 enkele voor scholarchen, 40 voor commissarissen brandspuiten. 552 Stuks waaronder 78 voor commissarissen brandspuiten. 528 Stuks, waaronder 5 dubbele of 10 enkele voor scholarchen, 8 voor de twee directeuren der brandspuiten. 540 Stuks waaronder 74 voor commissarissen brandspuiten. 585 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen en 43 voor commissarissen brandspuiten. 533 Stuks waaronder 10 dubbele of 20 enkele voor scholarchen, 19 voor gecommitteerden brandspuiten. 96 97 1768, 469—10— 0. 538— 4— 8. 1769, 613—17— 4. 511— 0— 2. 543— 3—10. 1770, 589— 4—10. 673—14— 0. 711—16— 0. 1771,. 435— 0—12. 576—16— 0. 458— 8— 0. 1772, 500— 4— 0. 561— 0— 0. 519—12— 0. 1773, 501— 3— 8. 632— 3— 0. 503—14^- 8. 1774, 563—13— 8. 741—12— 8. 541 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen, 71 voor gecommitteerden brandspuiten. 710 Stuks. 692 Stuks waaronder 11 dubbele of 22 enkele voor scholarchen, 35 voor gecommitteerden brandspuiten. 579 Stuks waaronder 14 voor scholarchen, 30 voor commissarissen brandspuiten. 476 Stuks. 663 Stuks waaronder 8 dubbele of 16 enkele voor scholarchen, 114 voor gecommitteerden brandspuiten. 685 Stuks waaronder 20 voor scholarchen, 30 voor gecommitteerden brandspuiten. 958 Stuks waaronder 158 voor gecommitteerden brandspuiten. 425 Stuks waaronder 16 voor scholarchen. 634 Stuks waaronder 14 voor scholarchen. 596 Stuks waaronder 156 voor gecommitteerden brandspuiten. 524 Stuks waaronder 10 voor scholarchen. 524 Stuks waaronder 14 voor scholarchen. 654 Stuks waaronder 64 voor gecommitteerden brandspuiten. 485 Stuks waaronder 12 voor scholarchen en 16 voor gecommitteerden brandspuiten. 645 Stuks waaronder 134 voor gecommitteerden brandspuiten, 5 dubbele of 10 enkele voor scholarchen. 617 Stuks waaronder 27 voor gecommitteerden brandspuiten. 723 Stuks waaronder 16 voor scholarchen en 24 voor commissarissen brandspuiten. 788 Stuks waaronder 120 voor commissarissen brandspuiten en 4 dubbele of 8 enkele voor scholarchen. 7 98 1774, 493—18— 0. 1775, 720— 0—10. 615—15— 2. 537— 3— 0. 1776, 565— 8— 8. 556— 8— 6. 576—12— 2. 1176— 4— 8. 140—18— 8. 1777, 438— 8— 8. 498— 7—12. 759— 7— 0. 633—12—14 1778, 733—16— 4. 702— 8— 8. 603 Stuks waaronder 47 voor gecommitteerden brandspuiten, 36 voor gecommitteerden en geaffecteerden kleine brandspuiten, 10 voor de 5 loopers. 837 Stuks waaronder 6 voor scholarchen en 44 voor gecommitteerden brandspuiten. 692 Stuks waaronder 120 voor commissarissen brandspuiten, 6 dubbele of 12 enkele voor scholarchen. 473 Stuks waaronder 22 voor commissarissen brandspuiten. 588 Stuks waaronder 16 voor scholarchen, 147 voor gecommitteerden brandspuiten, 26 voor commissarissen brandspuiten en loopers. 521 Stuks waaronder 22 voor commissarissen brandspuiten en 7 dubbele of 14 enkele voor scholarchen. 608 Stuks. Voor stempels van penningen ter eere van het 25 jarig bevelhebberschap van den hertog van Brunswijk. Voor dubbele penningen bij die gelegenheid geslagen. Voor 150 dubbele penningen bij vorenstaande gelegenheid geslagen en 12 gouden. 508 Stuks. 784 Stuks, 170 voor commissarissen brandspuiten, 1 dubbele en 2 enkele voor scholarchen. 646 Stuks waaronder 9 dubbele of 18 enkele voor scholarchen. 556 Stuks waaronder 18 voor scholarchen, 48 voor commissarissen brandspuiten en 28 voor dezelfden bij brand uitgereikt. 600 Stuks waaronder 24 voor scholarchen en 120 voor commissarissen brandspuiten. 99 1778, 511—16— 2. 604 Stuks. 1779, 751— 3— 4. 648 Stuks waaronder 26 voor scholarchen, 26 voor suppoosten bij de brandspuiten, 60 uitgereikt bjj brand. 686—15— 0. 673 Stuks waaronder 8 voor scholarchen, 158 voor gecommitteerden brandspuiten. 690—12— 0. 716 Stuks. 1780, 696—19— 4. 882 Stuks waaronder 12 voor scholarchen, 168 voor commissarissen brandspuiten. 6"74—15— 4. 633 Stuks waaronder 18 voor scholarchen. 536— 3— 2. 688 Stuks waaronder 70 voor gecommitteerden brandspuiten. 1781, 644—18— 2. 820 Stuks \ 622—13— 6. 717 Stuks > presentie penningen. 448— 3— 2. 562 Stuks ) 119— 4— 8. \ Voor penningen gecommitteerden brand157—14— 4. > gereedschap. 32— 3— 8. Voor penningen scholarchen. 1782, 371—18— 2. 430 Stuks benevens een penning van 15— 15—0 voor den oudsten Raad Mobachius Quaet. 964—18—12. 654 Stuks. 564— 3— 2. 728 Stuks. 177— 6— 8. | Penningen gecommitteerden brand'gereed77— 1— 8. j schap. 35— 7— 8. Penningen voor scholarchen. 1783, 948— 1— 2. 727 Stuks. 425—19—10. 496 Stuks. •502—11— 2. 640 Stuks. 188—10— 8. \ Voor penningen gecommitteerden brand131— 2— 8. ; gereedschap. 19—14— 0. Voor penningen scholarchen. 1784, 490—18— 2. 447—10— 2. 538 Stuks. 684—11— 2. 900 Stuks. 228— 8— 8. Voor penningen gecommitteerden brandgereedschap.28— 1— 8. Voor penningen scholarchen. 100 1785, 660— 1— 2. 865 Stuks. 586—11— 2. 760 Stuks. 362—11— 2. 440 Stuks. 195 18— 8. Voor penningen voor gecommitteerden brandgereedschap. 27— 7— 8. Voor penningen voor scholarchen. 1786, 678—19— 2. 892 Stuks. 578—17— 2. 747 Stuks. 950— 5— 2. 896 Stuks waaronder 300 van den nieuwen stempel. 23—12— 0. Voor penningen voor scholarchen. 178 14— 5. \ Voor penningen voor gecommitteerden 58—13— 8. ' brandgereedschap. 1787, 666— 4— 8. 950 Stuks. 722— 5—11. Gouden en zilveren penningen. 133 18— 0. Voor gouden penningen voor steenen gevels. 304 14 8. Voor penningen voor gecommitteerden brandgereedschap. 1788 879 9— 8. Voor penningen aan de bataljons Holland- sche guardes en Oranje Nassau uitgereikt. 1115—15— 8. 541— 4—12. 546— 1— 8. Hieronder zijn begrepen de penningen voor gecommitteerden brandgereedschap. 1789, 626— 0—10. 440—14— 0. 397— 2— 0. 1790, 546—16— 8. 533— 6— 0. 343— 2— 2. 1791, 532—12— 8. 367 4 0. Voor 12 gouden penningen voor Gedeputeerden Hun Ho. Mo. 577—19—10. 586—13— 8. 1792, 393— 4— 3. 392— 7— 2. 506—13— 8. 101 1793, 663— 0— 8. 542— 0— 8. 371— 5— 8. 1794, 813— 3— 2. 506—13— 8. 587—19— 8. terwjjl aan den politierentmeester als verschot nog betaald wordt 225— 6—0. II. Staat van verleende gouden penningen voor het stellen van nieuwe steenen gevels. 22 October 1709, Adriaan Nicola 18 a, 19 gld. 19 September 1712, Aaldert Sam . . een pistool of 9— 9— 0. 19 September 1712, Pieter Bos . . een pistool of 9— 9— 0. 21 October 1712, de heer Cremer voor twee huizen aaneengebouwd 18—18— 0. 5 Januari 1713, Schepen Rotterdam 15— 0— 0. 12 Januari 1713, brigadier Chambriand .... 2 p-stolen. Idem, . Frederika Syborg een pistool. Idem, Christiaan Spierings .... een pistool. Idem, Franciscus Comans ...... een pistool. 16 September 1713, Leonardus van Ejjl 9— 0— 0. 25 Augustus 1714, Lambert Pain et Vin .... 18— 0— 0. Idem, Johan Adriaan Rtüjsch . . . 9— 0— 0. Idem, Willem Couwehberg .... 9— 0— 0. Idem, Mattmjs van Cleeff .... 9— 0— 0. 2 Juli 1717, de heer Plenius 18—18— 0. 27 December 1717, de heer Francois Rotterdam . . ? 22 Juli 1719, weduwe Bock 25— 0— 0. Idem, Sr. de Vin 25— 0— 0. Idem, Verseveld 2 pistolen. 16 September 1720, de heer Plenius 25— 0— 0. 23 Mei 1724, Antonie van Cnrgstraat . . . 9— 9— 0. 28 Juni 1725, Mevrouw Tulleken 25— 0— 0. 102 28 Juni 1725, de Leeuw 25— 0— 0. Idem, Riemsdyck 18—18— 0. Idem, IJerhoven 9— 9— °- 18 November 1727, Coenraad Cuper van Holthuisen 25— 0— 0. Idem, de heer Godyn 25— 0— 0. 27 Augustus 1728, van Schouw 9— 9— °- Idem Clara van Kerkhoven .... 15—15— 0. 30 Juli 1729, Everardus van Beusekom ... een pistool. 25 November 1729, de heer van Nuland 25— 0— 0. Idem, de heer van Lier 20— 0— 0. 25 Mei 1730, van Rosmalen 15— 0— 0. 25 September 1730, Ruelo . . . . - 9— 9—0. 8 November 1730, Adriaan van Venrooy . . . .een pistool. 18 Juli 1732, van der Schoot 9— 9— 0. 5 December 1732, Scheffers 18—18— 0. Idem, van Stee 25— 0— 0. 24 December 1732, Evert van Deursen1) .... 15—15— 0. 18 September 1733, heeren van de Leeden .... 18—18— 0. 19 Mei 1734, Lobel *a) 25—0— 0. 6 November 1734, van Hanswjjk 25— 0— 0. Idem, Jan Schilders1) 9—9—0. 16 April 1735, overste luiten. Lidth de Jeude . 25— 0— 0. 9 Mei 1735, N. Verspijck, marktschipper . 9— 9— 0. 8 December 1735, wed. Huibert van Ingen . . . 9— 9— 0. 29 Juni 1736, Dirk Sopers 15—15— 0. 18 September 1736, Susanna Schonaeus, huisvr. P. van Mensel 15—15— 0. 18 November 1738, Willem Steenmans 12—12— 0. Idem, Jacob Smit 9—9—0. Idem, Jan Baptiste van Megen . . . 12—12— 0. Idem, Pieter Steens 12—12— 0. Idem, Aelbert Brunal 9—9—0. Idem, heer Johan Philip van Eijs . . 25— 0— 0. Idem, Cornelis de Back 25— 0— 0. i) Blijkens de rekening werden deze penningen niet uitgereikt en kregen van Deursen en ook Schilders in plaats daarvan contant geld. ia) Zie voor dezen penning blz. 59. 103 1 Augustus 1739, heer Jacob van Brantwjjk . . 15—15— 0. 27 November 1739, Joachim Hackjens 9—9—0. Idem, Gerrit Deckers 12—12— 0. 13 Jnli 1741, Johan van Hanswijk .... 25— 0— 0. 9 November 1741, N. Velddriel 25— 0— 0. 3 April 1742, capiteijn Douglas 18—18— 0. 2 Juni 1742, Gerrit Deckers 18—18— 0. 5 Augustus 1743, Antonius de Jong 9— 9— 0. Idem, wed. van Geffen 25— 0— 0. 12 Januari 1744, Simon van Putten 25— 0— 0. Idem, N. van Santvoort 10—10— 0. 5 Mei 1744, Willem Wynants 9—9—0. 27 Juli 1744, N. Hoorenbeeq 18—18— 0. 9 September 1744, Hendrik Nuyen 18—18— 0. 23 September 1744, wed. Hendrik Teulinx als belast met de administratie der huizen der fundatie Jan van der Wielen ten behoeve dier fundatie . . 20— 0— 0. 19 Juni 1745, N. Ployet 18—18— 0. Idem, silversmit Raab 18—18— 0. Idem, wyncooper van den Oever . .. 18—18— 0. Idem, boekverkooper Palier .... 18—18— 0. Idem, silversmit van Gemert .... 18—18— 0. Idem, Herman Torsink 9— 9— 0. 14 Maart 1746, Antonij van Hanswijk .... 10—10— 0. 9 October 1746, Abraham van Ruels 18—18— 0. 22 October 1747, de heer Cornelis de Bacq . . . 18—18— 0. 12 Januari 1750, capteyn Bruijninx 25— 0— 0. 26 Juni 1750, Cornelis van Warmont2) . . . 9—9—0. 1 September 1750, notaris van Brugge 12—12— 0. 4 December 1750, weduwe Suijskens 18—18— 0. Idem, Rut Heer 18—18— 0. 13 September 1751, Johan Schouw 15—-15— 0. Idem, N. van Venrooy 12—12— 0. 2) Deze penning werd 23 Juli 1750 verhoogd tot 12—0—0. 104 6 November 1751, N. van Heyssel3) 12—12— 0. Idem, Hendrik Boudewijn van de Graft 9— 9— 0. Idem, Jenneken Heymans, wed. Jan Verhulst 9—9—0. Idem, weeshuis Bagynhof 4) .... 12—12— 0. Idem, Lambert van Sas 12—12— 0. Idem, Isabella van Ravenstejjn, wed. P. van Beugen 15—15— 0. 22 Februari 1752, Jan Schouw 25-^ 0— 0. Idem, Jan van Beek 3— 3— 0. Idem, Arnoldus van Santen .... 12—12— 0. 5 Mei 1752, Hendrik Karei en Willeirdjn Ros 16—16— 0. • Idem, Johan van der Meulen . . . 18—18— 0. Idem, Jan van 'Hal 4—14— 0. 3 Juli 1752, Gerardus Deckers 12—12— 0. Idem, Christiaan van Reysingen . . . 12—12— 0. 31 Juli 1752, Gijsbert van Beest 7— 1—12. Idem, Hendrik Ditmans 15—15— 0. Idem, Matthia van Eek 18—18— 0. 3 October 1752, Clara Maria, Johanna Clasina en Dingena Syeborg 4—14— 0. 6 November 1752, Johannes Trot 7— 1—12. 29 November 1752, Arnoldus Antonin 3—10—14. Idem, Hermanus Venrooij 7— 1—12. 2 Februari 1753, Joseph van Oers 7— 1—12. 14 Augustus 1753, Mevrouw Renes 12—12— 0. Idem, Aaldert Djjckmans 5) .... 12—12— 0. 22 September 1753, Hendrik Maas 18—18— 0. 3) Dezen dag zijn penningen geweigerd aan J. Kerkhof en de kinderen van Arnoldus van Dinther, de eerste omdat de gevel van ouden steen was opgetrokken, de tweede omdat niet vernieuwd was, maar gerepareerd. •*) Blijkens de rekening is deze penning niet uitgereikt maar zijn in plaats daarvan contanten gegeven. 5) Denzelfdcn dag wordt een verzoek van Adriaan Claassen van de hand gewezen omdat slechts met oude steenen was gerepareerd. 105 1 Augustus 1754, wed. Latour 9— 9— 0. Idem, wed. van Lujjnen 9— 9— 0.' Idem, Martinus van Someren .... 9— 9— 0. Idem, Hendrik van Meurs 7— 1—12. Idem, Albertus Barkmeyere.7) . . . 18—18— 0. 16 September 1755, Jan van Ceulen 9—9—0. Idem, Jan van Beek 12—12— 0. Idem, Gerard van Ejjl 4— 4— 8. Idem, Jan van Tour • 7—10— 0. Idem, ' Martinus van der Vaart . . . 9— 9— 0. 10 December 1755, Arnoldus Heeren 9— 9— 0. Idem, Mathijs van Geffen 7— 1—12. Idem, juffr. Maria Ruijsch .... 7— 1—12. Idem, Pieter Wevers 7— 1—12. Idem, wed. Antonie Stapelmans . . . 18—18— 0. Idem, timmerman Hoos 4—14— 8. Idem, oud kleerkooper van Deursen 8) 7— 1—12. Idem, Willem van Aaken 7— 1—12. Idem, Guillon Heeren 9— 9— 0. Idem, Paulus den Besten, voor twee gevels 2X7— 1—12. Idem, Idem 3—10—14. 19 Februari 1757, Andries Bolsius8) 12—12— 0. 16 Januari 1758, Jan van Heertum 9— 9— 0. Idem, Reinier van Boxmeer .... 9— 9— 0. Idem, David de Klejjne 7— 1—12. *) Op dezelfden dag worden aan den vleeshouwer Valkenhoff drie zilveren penningen van 28 st. toegelegd, omdat hjj niet seffens maar op bijzondere tijden heeft vernieuwd. 7) Op denzelfden dag wordt een penning aan Arnoldus Hoemans geweigerd, hebbende hij slechts gedeeltelijk vernieuwd. 8) Volgens rekening is deze penning niet uitgereikt, van Deursen verkoos contanten. 9) Denzelfden dag werd een penning geweigerd aan de wed. Watering daar haar timmering niet onder het reglement viel, evenals die van den kok Bolleman en die van Petrus Paaymans. 106 16 Januari 1758, Jacob Weygerganx 14— 3— 8. Idem, Jacob van Vechel10) .... 25— 0— 0. 13 December 1758, Johannes Keldermans .... 7— 1—12. Idem, Catharina van Geulen .... 4—14— 8. Idem, Idem 4—14^- 8. Idem, stadhouder Juin11) 25— 0— 0. Idem, Cornelis Pardijk 7— 1—12. Idem, Cornelis de Vree 18—18— 0. Idem, Cornelis van Warmont . . . 14— 3— 8. Idem, Jan Regt 14— 3— 8. 15 Augustus 1759, Caspar Kivits 10—12—11. - Idem, Cornelis van Landschot12) . . 17—14— 6. 6 October 1759, Johannes Macklenberg .... 7— 1—12. Idem, Adolph Wijnhoven 15—15— 0. 29 Februari 1760, Catharina van Keulen .... 9— 9— 0. Idem, Johannes van den Braak . . . 9— 9— 0. Idem, Ignatius van Kessel 9— 9— 0. Idem, Cornelis van Warmont .... 9— 9— 0. 14 Januari 1761, Johannes Verrijt 3—11— 0. Idem, Godefridus van Gemert . . . 11—16— 4. Idem, Johannes van Keulen .... 7— 1—12. Idem, Jan van Esch 3—11— 0. 26 Februari 1761, Nicolaas van Hyssel13) . . . 9—9—0. 20 Januari 1762, Johan van Hanswijk .... 7— 1—12. Idem, Johannes Heeren 7— 1—12. 10) Volgens het reglement zou hem slechts een penning van 12—12—0 toekomen doch werd de gratificatie verhoogd omdat het huis hoog uit den grond was opgebouwd en hjj bovendien een sierlijke poort had gesteld. 11) Volgens reglement kwam hem slechts een penning van 18—18—0 toe maar wegens meerdere sierlijkheid wordt gratificatie verhoogd. 12) Denzelfden dag wordt een penning aan Jan Baptist van Gemert geweigerd, hebbende hfl onder een oude muur laten staan. ls) "Zie over dezen penning bladz. 82. 107 20 Januari 1762, Cornelis van Warmont14) . . 28— 7— 0. 13 Mei 1762, Abraham Fetmenger .... 18—18— 0. 21 Juli 1762, Pieter Verejjke 12—12— 0. * Idem, Theodorus Luijx 7— 1—12. 15 September 1762, Joseph van Oers 18—18— 0. 24 November 1762, Jan Hoevenaar16) 7— 1—12. Idem, Jacob van Vechel 12—12— 0. 8 Juni 1763, overste Martines 6— 6— 0. 21 December 1764, Willem Rujjsch 7— 1—12. Idem, Wouter Wolfsbergen als rentmeester van het Berwouts gasthuis 4-18— 8. Idem, Johannes van Leeuwaarden . . 7— 1—12. Idem, heer Johan van Hanswijk . . 12—12— 0. 1 Februari 1764, weduwe Gast 9— 9— 0. 4 Juli 1764, Lubertus Morees 7— 1—12. 21 November 1764, Adriaan van Hamel .... 7—10— 0. Idem, Arnoldus Vugts 7— 1—12. Idem, Christoffel Clerx16) 7—1—12. 16 Januari 1765, Groenroede Gerardus Hamers17'18) 3—10—14 5 Juni 1765, Reinier van Boxmeer .... 14— 3— 8. 7 Augustus 1765, Hermanus van Venrooij . . . 7— 1—12. 14) Op denzelfden dag wordt aan Willem Post een penning geweigerd omdat de gevel onder van ouden steen was opgetrokken en boven vernieuwd. 15) Op denzelfden dag wordt aan Jan Hoevenaar een penning geweigerd voor een gevel aan een tweede huysinge, zijnde dit een oude gevel in 1754 gebouwd. 18) Denzelfden dag wordt een penning geweigerd aan Antonjj Verouden daar hjj slechts vernieuwde boven de eerste verdieping; nadat Verouden zich bij schepenen over dit besluit beklaagd had, werd daartnj op 2 Juli 1766 gepersisteerd. 1T) Denzelfden dag werd een' penning geweigerd aan Martinus van Someren daar hq slechts een stal of pakhuis bouwde. 18) 27 Maart 1765 wordt een penning geweigerd aan Jacobus Pegn hebbende hjj oude gevels met nieuwe steenen aangelapt. 108 20 November 1765, Jacob Martin19) 7— 1—12. Idem, Hendrik Craas 7— 1—12. Idem, Franciscus Jacobns van de Mortel 7— 1—12. Idem, Gijsbert van den Bogaert . . . 18—18— 0. Idem, wed. van Hulsbergen .... 18—18— 0. 2 Januari 1766, Cornelis de Vree 7— 1—12. 26 Februari 1766, Jacob van Vechel 18—18— 0. 31 December 1766, wed. Johan Guit, geb. Sopers 12—12— 0. Idem, Nicolaas van der Ven .... 6— 6— 0. 2 December 1767, Andries Bolsius 14— 3— 8. Idem, Hermanus van Luijnen .... 6— 6— 0. Idem, Johannes van Ceulen .... 15—15— 0. Idem, Antonij van Grinsven .... 28— 7— 0. Idem, Gerardus van Ceulen .... 15—17— 0. Idem, wed. Suijskens 23—12— 8. Idem, Pero van Drunen 9— 9— 0. Idem, Antonjj Deruel 18—18— 0. Idem, Delis van der Ven 7— 1—12. Idem, Johannes Rjjthart 10—12—10. Idem, Gijsbertus van Lingen .... 14— 3— 8. Idem, Louise en Maria Anna Jeanette 28—17— 0. Idem, wed. van Hoofd 23—12— 8. 10 Februari 1768, de heer van Brandwijk20) . . 18—18— 0. 4 Mei 1768, Martinus Luijks 18—18— 0. Idem, Johannes van de Wetering . . 14— 3— 8. Idem, Adrianus van de Ven .... 6— 0— 0. Idem, Christiaan van Lujjt .... 9— 0— 0. 25 Januari 1769, Johannes van Venroog . . . 10—12—10. Idem, Jan Storm 6— 6— 0. 18) 28 Augustus 1765 wordt een penning geweigerd aan J. Eckerveld en Jan Bicht daar de eerste verdieping een oude gevelmuur is. 20) Voor een zeer fraaien gevel; volgens reglement had hg maar recht op een penning van 9—9—0. 109 25 Januari 1769, Leonardus Conradi 11—16— 4 Idem, Hebal de Clejjn 10—12—10. Idem, Gerardus van Ltrijnen .... 4—14— 8. Idem, Petrus Appelboom 70—17— 8. Idem, Andries Bolsius 14— 3— 8. Idem, Jacobus Aarts 11—16— 4. 28 Juni 1769, Louis Florentius Ruelo . . . 15—15— 0. Idem, heer oud President de Kèmpenaer 9— 9— 0. Idem, Willem van Breda 10—12—10. Idem, Jacobus van de-Laar .... 6— 6— 0. 4 October 1769, Gerardus van de Ven .... 11—16— 4. Idem, Johannes Ditzedander .... 11—16— 4 Idem, Peter van Hirtum 11—16— 4 Idem, Francis van Eindhoven . . . 37—10— 0. Idem, Petrus van Drunen 10—12—10. 19 October 1769, Lambertus Heesackers .... 28— 7— 0. Idem, Willem Hubert 12—12— 0. * Idem, denzelfden 3—10—14. Idem, juffr. Verkamp 18—18— 0. Idem, Johannes van Leeuwaarden . . 10—12—10. Idem, Jean Louis Touchon .... 9— 9— 0. 27 December 1770, Godefridus van de Ven . . . 17—14— 6. Idem, Martinus van Veen 10—12—10. Idem, wed. Johanna van Hulsevoort . 7—17— 8. Idem, Jordanus van Hooft .... 28— 7— 0. Idem, Martinus Cleophan . . . . . 11—17— 4. 4 Maart 1772, Amoldus van Bokhoven . . . 6—14— 8. Idem, Thomas van Meerevoort . . . 28— 7— 0. Idem, Francis Kerkhof 18—18— 0. Idem, Jacobus van Santvoort .... 18—18— 0. 20 Januari 1773, Jordanus van Hoofd .... 18—18— 0. Idem, Anthonjj van der Ven .... 7—17— 8. Idem, Anthonij Tomasse 9— 9— 0. Idem, Jacobus Mug ten 9— 2— 0. Idem, Adriaan van Wamel .... 6—14— 8. Idem, Petrus Keldermans 23—12— 0. 17 Maart 1773, Adolph Ornie 11—16— 4. 110 17 Maart 1773, Judith van den Oudenhof, huisvrouw van Johannes de Vlieger 11—16— 4. 23 Maart 1774, officieren van den ouden schut- of voetboog 52—10— 0. Idem, Matheus Pesenacker 56—14— 0. Idem, Michiel Loutermans 20a . . . 37—16— 0. 2 Maart 1775, Willem Latour 28— 7— 0. Idem, Jan van der Heijde 21— 0— 0. Idem, Cornelis Bonebacker 18—18— 0. Idem, Cornelis de Beunje 18—18— 0. Idem, Mathijs Teunisse 31—10— 0. 13 September 1775, Willem van Elten 14—13— 0. Idem, Isaac Nahiüjs 7—17— 8. Idem, Gerardus Verspijck 12—12— 0. Idem, Jan van Beek 18—18— 0. Idem, Hendrik van der Aa . . . . 37—10— 0. 11 October 1775, Gerrit van der Horst .... 11—16— 4. Idem, Hendrik van Reijsinge .... 11—16— 4 Idem, Maria Margaretha Thoma . . 14— 3— 8. 14 Februari 1776, Jan van den Oever 18—18— 0. Idem, wed. Jan Ipens 9— 9— 0. Idem, dezelfde 6— 6—0. Idem, dezelfde 28— 7— 0. Idem, dezelfde 15—15— 0. Idem, Willem de Kort 14— 3— 8. Idem, Matthijs Faassen 11—16— 4. Idem, Pieter Trimbos 11—16— 4. Idem, Jan van Baardwijk 7— 1—12. 19 Juni 1776, Godefridus Spierings .... 18—18— 0. Idem, mevrouw de weduwe Nebbens . 18—18— 0. 17 Juli 1776, J. de Munnick 14— 3— 8. Idem, Jan Schouw 28— 7— 0. 11 September 1776, Willem Hubert 12—12— 0. Idem, dezelfde 18—18— 0. 2oa) u.1. yoor twee gevels twee penningen van 18—18—0 of één van 37—16—0. 111 U September 1776, Willem Hubert 9^-9—0. Idem, Nieolaas Pels 10—12—10. Idem, Jan van Leeuwaarden .... 23—12— 8. Idem, dezelfde 23—12— 8. 20 November 1776, Louis Blanchard 18—18— 0. Idem, raad en rentmeester der domeinen Schmeling 7— 1—12. 4 December 1776, Cornelis van der Vreede . . . 14— 3— 8. Idem, . Christiaan van Luijt .... 23—12— 8. Idem, , Nieolaas Laurentius .... 10—12—10. Idem, Jan van Riel 18—18— Q. .29 Januari 1777, Cornelis Beckers 14— 3— 8. Idem, dezelfde 14— 3— 8. Idem, Nieolaas van der Ven .... 18—18— 0. Idem, Jan Mollerus 28— 7— 0. 7 Mei 1777, Pieter La Ferté 18—18— 0. Idem, Hendrik Habraken 7— 1—12 3 December 1777, Jan Nas 14— 3— 8. Idem, Francis Teulings 18—18— 0. Idem, Godefridus van Lanschot . . . 14— 3— 8. Idem, J. N. Staas 12—12— 0. Idem, juffr. van der Keer 18—18— 0. Idem, kinderen P. Schulders .... 10—12—10. Idem, Gerardus van der Vaart21) . . 28— 7— 0. 14 Januari 1778, Adriaan Neerlof 18—18— 0. Idem, Hendrik Boret 13—19— 0. 25 Februari 1778, Gererdus Abbema 28— 7— 0. Idem, Maria Elisabeth Schonaeus . . 10—12—10. Idem, T. Kerkhof 14— 3— 8. Idem, G. Suyskens 14— 3— 8. Idem, Philip Vriezekólk 37—16— 0. Idem, dezelfde 14— 3— 8. 21) Benzelfden dag worden penningen voorloopig geweigerd aan Christiaan van Beek en Isaae Cabrie daar zg houten luyfels voor hun huizen hebben doeh besloten, dat zjj ze nog kunnen deelachtig worden als de 'luyfels voor 1 Mei geamoveerd worden. 112 8 April 1778, Hendrik Bolten 23—12— 8. Idem, dezelfde . 7— 1—12. Idem, Johanna Visié 10—11—10. 20 Mei 1778, de heer D. Hujjgens .... 18—18— 0. Idem, dezelfde 12—12— 0. Idem, dezelfde 28— 7— 0. Idem, dezelfde 28— 7— 0. Idem, Joris Broens 9— 9— 0. Idem, dezelfde 6—6—0. Idem, Mattmjs Theunissen 17—14— 6. Idem, Jordanus van Hooft .... 18—18— 0. Idem, dezelfde 14— 3— 0. Idem, Gjjsbertus van Roosmalen . . . 17—14— 6. Idem, Pieter Minoretti 9— 9— 0. 12 Augustus 1778, Samuel Beson 10—12—10. Idem, Karei de Groot 28— 7— 0. Idem, de kinderen van Gerardus van der Ven 28— 7— 0. 16 December 1778, Leonardus Ruel 23—12— 8. Idem, Franciscus Wgnandns Suijskens 9— 9— 0. Idem, provisoren van het gasthuis Jan van Avenne 9— 9— 0. Idem, Maria Agnes Lemans, wed. G. van Rosmalen 6— 6— 0. Idem, Francis van Heukelom .... 14— 3— 8. Idem, Hendrik ter Crojje 18—18— 0. Idem*, Hendrik Deckers 25— 0— 0. Idem, Abraham Jansen 10—12—10. Idem, Hendrik van Oirschot .... 14— 3— 8. Idem, Albert Leonardus Vogelvanger . 28— 7— 0. Idem, dezelfde 23—12— 8. 25 Februari 1779, Hendrik van Oorschot .... 7— 1—12. Idem, pensionaris Mr. Anthoni Martini 25— 0— 0. Idem, Jacobjis Slaats 9— 9— 0. 5 Mei 1779, heer Gfl'sbert van Beresteijn . . 37—10— 0. Idem, heer Diederik Huijgens . . . 15.—15— 0. Idem, dezelfde 23—12— 8. Idem, dezelfde . . . . • 25— 0— 0. 113 5 Mei 1779, heer Diederik Hujjgens . . . 28— 7— 9. Idem, dezelfde 25— O— 0. 8 September 1779, Willem Franken 6— 6— 0. Idem, Willem de Kort 12—12— 0. Idem, Jacobus van Warmont .... 6— 6— 0. Idem, Pieter Backers 17—14— 6. 22 September 1779, professor Johan Bon(nomine uxoris) 28— 7— 0. Idem, baron Gansneb gen4 Tengnagel tot den Luttenberg 25— €>— 0. Idem, dezelfde 25— 0— 0. 8 Maart 1780, Nieolaas Copier 7— 1—12. 5 April 1780, Hendrik Swildens 18—1»— 0. 19 April 1780, Johannes Godefridus Heeren . . 14— 3— 8. Idem, dezelfde 21— 0— 0. Idem, de weduwe van Nouhtrijs . . • 6— 6— 0. Idem, Willem van der Wagt .... 18—18— 0. Idem, Johannes Alleger 14— 3— 8. Idem, Gerardus van der Vaart . . . 6— 6— 0. Idem, dezelfde 11—16— 0. Idem, Francis Willem Loutermans . . 28— 7— 0. Idem, dezelfde 18—18— 0. Idem, Jacobus van Santvoort . . . 91— 9— 0. 16 Mei 1781, Jacobus en Hendrik Palier . . 37—16— 0. Idem, Willem Offers 11—17— 4. Idem, Barbara BaekeKs 14— 3— 8. 17 April 1783, Nieolaas van Ejjs 10—12—10. Idem, Augustihos van Rijckevorsel . 14— 3-— 8. Idem, dezelfde _ 25— 4— 0. Idem, Antonie van Grinsven ern Jan van Mil, kerkmeesters der Room- sche kerk in de Kerkstraat . . 15—15— 0. Idem, Ahazuerus van Rosmalen . . . 18—18— 0. Idem, Hendrikns van Osch .... 23^-12— 8. Idem, Leonardus Blom 11—16— 4. Idem, Otto Wichers 28— 7— 0. Idem, Jan Hendrik Straatmans . . . 23—12— 8. 114 17 April 1782, Francis Kerkhof 37—16— 0. Idem, Jacob van der Hoeven .... 37—16— 0. Idem, • Hnibert Vervoort 11—16— 4. 19 Maart 1783, Hendrik Lemmens 23—12— 8. Idem, Hester Wontera Schenk, wed. Willem van Ujen 28— 7— 0. Idem, dezelfde 31—10— 0. 10 December 1783, Coenraad Marggraaf .... 28— 7— 0. 16 Maart 1785, Willem Hubert 37—10— 0. Idem, dezelfde 3—10—14. Idem, dezelfde 3—10—14. Idem, dezelfde 3—10—14 Idem, dezelfde 14— 3— 8. Idem, dezelfde 18—18— 0. Idem, Godefridus Heeren 21— 5— 4. Idem, Judocus van Loo 18—18— 0. 16 Januari 1788, L. Krol 14— 3— 8. Idem, Franco is Halewijn 14— 3— 8. Idem, Geertruida Pompe 10—12—10. Idem, Jan Storm .14— 3— 8. Idem, Johannes van Rosmalen . . . 37—10— 0. Idem, wed. Sopers 28— 7— 0. 1 Juli 1789, Martinus Rademaker .... 28— 7— 0. 21 Augustus 1789, weduwe de Staa 14— 3— 8. 3 November 1790, Andries van Dalsen 14— 3— 8. 15 December 1790, Wouter van Soméren .... 18—18— 0. Idem Erven Johannes van den Hoove 10—12—10. 18 Mei 1791, I. de LeeuwM) 28— 7— 0. 29 Juni 1791, Johannes van den Boogaert . . 10—12—10. 10 Augustus 1791, Petrus Meyer 15—15— 0. 8 Augustus 1792, Christiaan van Uytert .... 10—12—10. 22) Denzelfden dag wordt een penning geweigerd aan pastoor en kerkmeesters der Roomsehe Kerk in de Vuchterstraat omdat voor nieuwe gevels voorheen van steen geen vereeringen worden gegeven. Besol. 25 Januari 177». 115 8 Augustus 1792, heer oud-schepen en Raad van der Voort23) 6—6—0. 5 September 1792, J. Windmaker 10—12—10. Idem, C. Heymans 17—14— 6. 8 Januari 1794, wed. van Leeuwaarden .... 28— 7— 0. Idem, J. Hermans 5— 6— 5. Idem, D. Dupont 10—12—10. Idem, J. v. d. Ven 9—9—0. Idem, G. van Lanschot 10—12—10. Idem, regenten Groot Gasthuis . . . 7— 1—12. Idem, Carel de Groot 5— 6— 5. Idem, A. Jansen 10—12—10. Idem, W. Kilian 3—10—14. 2S) Denzelfden dag worden denzelfden meer penningen geweigerd omdat de gevels niet in de plaats van houten gevels kwamen. Jaarboek voor Penningkunde. Plaat I. UITLEGGING Van den STADTS- PENNING, Bij den MAGISTRAAT DER HOOFD-STADT 's HERTOGENBOSCH Gearrefteert den 23 November 1785 en Vervaerdigt door Theodoor van Berckel, Graveur Generaal van Z: k: k: Majefteits Munte in de Nederlanden den 22 Meij 1786. Aau de eene zijde: Vertoond zich de onfchatbaare VRIJHEID, die haare Speer en Hoed opricht en vastftelt tusfchen een menigte aloude Chartres; als de Privilegiën, Blijde Inkomften, Gilde-Kaarten Kafiitulatie &c. der Stadt 's BOSCH, met het omfchrift: ME FIRMATA FIRMIORA. dat is: Als ik geve/ligt zal wezen, zullen deze ook meerdere vastheid bekomen. Op de weer-sijde: De Stadt 'sBOSCH, met het Wapen in de Wolken, met het omfchrift: SI SENATUS POPULO ET POPULUS SENATUI, UTERQUE FELIX. dat is: Zoo de Regeering voor het Volk is en het Volk voor de Regeering, (zoo zij wederzijds elkanders belangen behartigen, zaaken aantrekken, voorrechten verdedigen &c. &c.) zijn zij beide gelukkig.