mju GELR E. / VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN GELDERSCHE GESCHIEDENIS, OUDHEIDKUNDE EN RECHT. ^~ Mmr ~^ REGISTER OP DE LEENEN DER BANNERHEERLIJKHEID BAER, BEWEBKT DOOR W. WIJNAENDTS TAN RESANDT en Dr. J. S. TAN TEEN. EN DER HEERLIJKHEID LATHUM, BEWEBKT DOOR Dr. J. 8. TAN TEEN. ARNHEM, S GOUDA QTJINT. 1926. BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, ARNHEM NIJMEGEN REGISTER OP DE LEENEN VAN BAER. INLEIDING. Een van de archieven, welke een schat van gegevens bevatten van belang voor Geldersche geschiedenis en genealogie, is wel het Vorstehjk Salm-Salmsche archief te Anbolt. Eene uitvoerige beschrgving van hetgeen dit archief bevat, is te vinden in „Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen", Band I, Heft 2, Kreis Borken In een inleiding vindt men daarbij niet alleen uitvoerig beschreven uit welke hoofdbestanddeelen in het algemeen dit archief is samengesteld, doch ook op welke wgze die verschillende deelen in het bezit der Graven zu Salm-Salm gekomen zgn. Vervolgens is in de in 1902 en 1904 verschenen „Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen" in Beiband I, Heft 1 opnieuw het archief te Anholt behandeld geworden en is daarbfl in regest of in afschrift mededeeling gedaan van alle oorkonden van 1300 tot 1400, welke zich in genoemd archief bevinden. Destgds werd het archief bewaard in den grooten toren van het slot Anholt; kort vddr het uitbreken van den wereldoorlog was het geheele archief echter overgebracht naar een in het stadje Anholt nieuwgebouwd archiefgebouw, dat geheel naar de moderne eischen is ingericht en waaraan ook een bibliotheek verbonden is. Alle oorkonden uit de verschillende bestanddeelen (afdeelingen), waaruit dit rpe archief bestaat, zgn daarin in regestvorm op fiches gebracht, terwgl op verschillende oude registers klappers zijn vervaardigd. Aan het hoofd van het archief staat een Vorstehjk Salm-Salmsche archivaris. Toen de eerste ondergeteekende in 1923 voor korten tgd op het slot Anholt mocht verblijven en inzage nemen van verschillende oude stukken en registers behoorende tot 3 der afdeelingen van het archief, werd in overleg met den inmiddels overleden Vorst Alfred zu Salm-Salm, die in ') Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen, Munster i. W. 1899—1908. VIII INLEIDING. alles wat zgn archief betrof, zelf het grootste belang stelde, overeengekomen om een der bronnen, welke op Gelderland betrekking hebben, te bewerken en uit te geven en alzoo wordt hierbij aangeboden het door den eersten ondergeteekende vervaardigde Register op de Leenen van Baer (gedeelte berustende te Anholt). De bannerheerlpheid Baer was met vele andere bezittingen door het in 1641 gesloten huwelijk van Maria Anna, dochter en erfgename van den in 1649 overleden Graaf Dirk van Bronckhorst-Batenburg en Anholt, met Vorst Leopold Philip Karei zu Salm-Salm (t 1663) aan laatstgenoemd geslacht gekomen. Het huis te Baer1) zelf was een leen van Gelderland; men vindt de beleeningen daarmede — en daardoor de namen der Heeren van Baer — in de bekende uitgave van Gelre: .Register op de Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen", Kwartier van Zntphen, blz. 453 e. v. Baer zelf bezat een vrij uitgebreide leenkamer; de door haar uitgegeven leenacten zgn ingeschreven in een aantal nog bewaard gebleven protocollen, van ± 1356 tot 1581 loopende en thans in het archief te Anholt bewaard onder de nummers Hs. I—VIII. Wij zullen eerst van deze nummers eene korte beschrijving geven. Het als Hs. I genummerde, onder de afdeeling Baer ondergebrachte deel is geen leenactenboek; het is aangelegd in 1486 en bevat aanteekeningen van 1360 af over de hofhoorige hoven en goederen van Baer en over de hoorige lieden daarop. Het vangt aldus aan: „Dit Bueck is gemackt, geschreven end gecollacioniert nut den olden bueken, rollen, registern tot Baer ind voirt van horen seggen ind anbrengen van olden luyden ind anderen verstandelen in den jair ons heren du3*nt vierhondert LXXXVI opten 23sten dach in Octobris. In den yrsten sall ick setten van den hoffhorigen haeven ind gueden, die my bekant siin ind van den geslechten, dairuut gesproten ind kormedig siin etc." Het oudste eigenlijke leenactenboek — een protocol in quarto — draagt thans het nummer Hs. VIII, doordat het eerst onlangs — toen de latere boeken reeds van een nummer waren voorzien — is teruggevonden. Dit oudste deel is niet origineel, doch een op 2 verschillende tgdstippen vervaardigd afschrift van 5 verschillende protocollen. Bljjkens het watermerk van het papier moeten de fol. 1—84 omstreeks 1448 zgn gecopiëerd, de volgende hebben een ander merk en zgn later geschreven. In het geheel zgn 5 oudere leenprotocollen overgeschreven, gemerkt i) Dit huis is in 1495 door hertog Karei tot den grond gesloopt en nooit herbouwd. Zie Slichtenhorst, blz. 307. INLEIDING. IX A—E. A loopt van fol. 1—12, B van fol. 12—19, C van fol. 21—25, D van fol. 41—49 en E van fol. 49—55. Daarna volgt een geheel ander soort protocol van fol. 55—106, waarover hieronder nader. Bij beschouwing blijkt, dat de inhoud der deelen A en D ongeveer gelijkluidend is; dit is ook het geval met de deelen B en E, terwijl C overeenkomt met de beleeningen (sedert 1460), voorkomende in het straks te bespreken deel Hs. III. Wat derhalve de eigenlijk gezegde beleeningen betreft, komen voor de oudste leenen in aanmerking twee protocollen, n.1. A (— D) en B (= E). A vangt aldus aan: „Dyt ziin diegene, die huer leen ontfaen van der heerscap van Bair, van heer Diederyck L. greve tzoe Morse, heer tzoe Bair." Het gedeelte B vangt aldns aan: „Dese goeden heelt men te leen van der f. heerscap van Bair ende van Diedem." Geen dezer copieën vermeldt ook maar één jaartal van de beleeningen, welke in het verloren origineel moeten voorkomen. Jhr. Mr. F. K. van Lennep, die zich wegens het voorkomen van den naam van Lennep in deze boeken hiervoor interesseerde en die ze, nadat ze in bruikleen uit Anholt naar het Eijksarchief te Arnhem waren opgezonden, in handen heeft gehad, heeft beproefd vast te stellen, uit welken tijd de origineelen van A en B konden dateeren. Hij heeft daartoe verschillende als leenmannen vermelde personen vergeleken met de bg den Hoogen Raad van Adel berustende genealogieën van wijlen Baron van Spaen en had voorts een belangrijk gegeven in den naam van heer Frederik van Baer, „deeken tot Utrecht," die als zoodanig als beleend man voorkomt in het oudste register A (= D). Frederik van Baer nu werd op 31 Augustus 1354 deken van St. Johan te Utrecht en is dood in 1376. Op grond van een en ander kwam het hem voor,, dat register A (en D) dateerde tusschen 1354 en 1376, misschien — volgens hem — kort na 10 December 1360, toen Diderik IV van Meurs onbetwist heer van Didam en Baer geworden was. Ik ben echter in staat de dateering nog nader te begrenzen. Als beleend persoon komt in deel A (en D) ook voor Heer Hendrick van Middachten. Blijkens de „Geschiedenis en Genealogie van het Geslacht van Middachten" ('s-Gravenhage. W. P. van Stockum & Zoon, 1913) overleed de eenige Heer Hendrik van Middachten van dien tijd in October of November 1357 (blz. 23) en komt een volgende Heer van dien naam eerst in 1400 voor. De beleeningen van reg. A (en D) zgn dus gedaan X INLEIDING. tusschen 1854, het jaar, waarin heer Frederik van Baer deken te Utrecht werd, en 1357, het jaar, waarin heer Hendrik van Middachten overleed. Voor het evenmin gedateerde protocol B (= E) kwam Jhr. van Lennep door vergelijking als boven met de daarin voorkomende leenmannen tot de conclusie, dat dit de beleeningen moest bevatten van omstreeks 1390. Ook ten aanzien van dit boek kan ik nog beter preciseeren. Bg een omstreeks 1587 voor het Leenhof van Baer gevoerd leenproces over het goed den Hof ter Eyckt bij Oosterwolde zgn copieên overgelegd van alle beleeningen met dit goed. De in reg. B. als leenman voorkomende Gerrit van der Eyck wordt onder die procesleenacten teruggevonden als daarmede te zgn beleend op 25 Maart 1386, zoodat hierdoor vaststaat, dat de beleeningen in reg. B (en D) dateeren van 1386 en Jhr. van Lennep met zgn raming dus niet ver misgetast had. Hiermede de dateering der twee oudste deelen bepaald hebbende, wil ik nog vermelden, dat deel B met de volgende merkwaardige inschrijving eindigt: „Van 4 yseren mannen thebben bynnen die stadt van Doesburch. Item zoe horen nnyter stadt van Doesborch te wesen vier yseren mannen ende daer en leeft niet meer dan Maes van Batenborch ende zoe gebreecter noch drie. Item dit ziin die ledige mannen uuyter stat van Doesborch, die mannen worden ziin van Henrick des Veren weegen: Item Sander die Veer. Item Gnert van Trier. Item Aernt bluft hier. Item bliift hier Jan Voszoen. Item Zanderszoen. Item Goerde Smyt." Zooals uit het hierboven medegedeelde opschrift van dit deel B big kt, zgn onder de leenen ook die van de heerlijkheid Didam opgenomen. Hoewel wij in het navolgende slechts een register zullen geven op de Baersche leenen, zoo zgn volledigheidshalve en ook om het in het protocol daaromtrent voorkomende blijvend vast te leggen, ook deze Didamsche leenen vermeld. Ook in twee latere protocollen komen nog enkele Didamsche leenen voor, welke eveneens zgn opgenomen1). •) Zie over de leenen van Didam: Het slot Didam en zijne leenregisters door Jhr. Mr. F. K. van Lennep, in Bijdragen en Mededeelingen der Vereeniging „Gelre," dl. XXVII. INLEIDING. XI Zooals hiervóór reeds werd medegedeeld, is het in Hs. VIII voorkomende deel C (fol. 21—25) een copie van hetgeen in het straks te bespreken Hs. III voorkomt; het bevat n.1. de beleeningen van 1460. Dit is ook het geval met de van fol. 25 — 41 voorkomende leenacten, welke over verschillende jaren van 1461—1481 door elkander loopen, terwijl op fol. 85—87 nog eenige beleeningen vermeld zgn van de jaren 1430, 1437, 1439 en 1440. Van fol. 55 tot 88 volgt een opgave van de dienstlieden, keurmedigen en han hoven en kinderen met dezen aanhef: „Hiernae staet bescreven van allen gueden, renten, pachten ende thynsse, soe die lnyden, opten Manendage nae snnte Servaesdach anno etc. LX gecommen waren tot Baer, bekandt hebben mit zoevnyll bewiis als frnndl. müns gen. lieven Heeren van Egmondt van denselven lnyden vernemen konden." Van fol. 89—104 zgn leenprocessen van 1422, 1428, 1439 en 1432 ingeschreven; in margine staat: Leenrecht; fol. 104—105 vermeldt één leenacte van 1417; fol. 105 is de laatste beschreven bladzijde van het boek en luidt: „Item een hergeweet van Z(utphensch) leen: is den leenheer voir siin zegell II guld. X st. den doirwerder 1 olde schilt, den scriver 1 olde schilt, den kemerlynge 1 olde schilt, den portier 1 h. guld." Met de beschrijving der andere boeken kunnen wg korter zgn. Hs. II in klein folio formaat telt 72 bladen, en bevat alleen copieën van de beleeningen met den Hof ter Eyckt onder Doornspijk van de jaren 1386, 1484, 1487, 1511, 1539, 1557, 1558, 1568, 1569, 1575 en 1587, gediend hebbende als bewijsstukken voor een over dit leen in 1587 gevoerd proces. Eenige dier copieën zgn zelfs in duplo aanwezig. Voorts bevat dit deel nog eenige afschriften van verschillende andere leenacten over het tgdvak 1587—1597. Hs. III bevat 138 bladenen bestaat weder uit verschillende bg elkaar samengebonden deelen, gemerkt: lo. „Anno Domini millesimo quadringentesimo sexagesimo in profesto Marie Magdalene hielt miin gnedige, lieve heere van Egmond etc. enen maendaich tot Bair; opten selven dach ende synder1) hebben dese naebeschreven leen ontfangen" (1460). ') Vervolgens. XII INLEIDING. 2o. „Dyt nabescreven siin die mannen van leen, die hoir leen ontfanghen hebben van Gerit van Mekeren, drosst tot Bair, staithoilder der lenen miins gnedigen, lieven Heren Johans heer tot Egmont end tot Bair etc, gehoerende tot synen gnad. Heerlicheit end Huyse van Bair, anno etc. LXXXIIII (1484)." 3o. „Dit nabeschreven siin die mannen van leen etc." (Dit gedeelte is slechts een copie van het hierboven sub 2 vermelde gedeelte.) 4o. „Dyt regyster ysvan die Baersse leengoeder, beginnende a°. 1483 van Gerryt van Meecke(re)n, Drost thoe Bair; (Henrick van) Baex, Drost thoe Baer; Henryck van Egmont, Drost thoe Baer, uthgaende, a°. 1510." 5o. „Dese naebeschreven leenen ziin ontfangen by tyden Henricks van Egmont, stathelder der leenen der herlicheit van Bair, aengaende anno etc. XCI (1491)." 6o. „Register Pieters van Zoutelande als stadtholder van de Baersche leenen ter canse van de vernyewinge van de eeden ende anders, der Bannerye Baer ende Heerlicheyt Lathem, aengaende 1563 bis 1571." Hs. III bevat derhalve de beleeningen van 1460 tot 1571. Hs. IV bevat slechts 18 bladen en bevat 1°. de leenen ontvangen van Gerrit van Meeckeren in 1484, daarna die van Henrick van Baex, die van Willem die Haen, pastoor te Oosterbeek, als stadhouder der leenen en ten slotte van Henrick van Egmond als zoodanig. Het loopt tot 1505 en is derhalve een copie van de gedeelten sub 2° en 4° van Hs. III. Hs. V is veel grooter, want het telt 308 bladen en bestaat weder nit verschillende bijeengevoegde deelen: lo. „Register der Baersche lehenen, ontfangen by tyde van den Ed. end Wolgeboren Heren, Heren Willem, Heer tot Egmont ende Baer, 1474." 2o. „Beleeningen voor Willem Hinckart, stadhouder van de leenen, van 1539 tot 1555." (Dit gedeelte heeft geen opschrift of aanhef.) 3o. „Beleningen van Albert Snep, stath. der Baerse leenen van wegen des Erentvesten end des Erentdueghsaemen Johans van Rossem, heren toe Poederoyen end Meynerswick etc, end Joffer Margareta van Rossem, wedue van Ysendorn, beyde inhebbere end besittere der heerlickheit van Baer, gedaen 1556, 18 Novembris, ende 155S, 10 Octobris." 4o. „Dese hyernabescreven belenynge siinne van ...., aengemerckt Hynckert nyet gequalificyrdt was alst recht is, a° 1558 den 7 Dec. bis 1561 den 8 Julii." INLEIDING. XIII 5o. „Register Pieters van Zoutelande als stadtholder ende greffier der leenen der Bannerye Baer ende Heerlicheyt Lathem van de leenbrieven ende anders by ziinder tiit gevallen etc. Beginnende den XXVIIen dach van Maerte a° XVC dree ende tsestich ende eyndende den XI dach Martii a° ses (1563—1566)." De beleeningen zgn hierin voortgezet tot 1576, terwijl copieën van eenige oude beleeningen van 1464, 1508, 1453, 1461, 1524 en 1486 (dns niet in chronologische volgorde) zgn bijgeschreven. Hs. VI telt 70 bladen en bestaat nit 2 afzonderlijke deelen: lo. Herboick der Heeren van Baer voor den statholder der leen (Mey 1513 tot 1519). 2o. Bairsche Leennen. Anno dasent vieffhondert end negenenddartich (1539). Dit gedeelte loopt tot 1553. Hs. VII ten slotte, groot 56 bladen, bevat de beleeningen van 1575 tot 1581. Uit al deze beschreven leenboeken konden derhalve de beleeningen worden opgesteld van ca. 1856 tot 1581*), zg' het ook, dat verschillende tijdvakken daaraan ontbreken. Latere boeken zgn te Anholt niet aanwezig. In het Rijksarchiefdepot te Arnhem berusten in het archief van de Qeldersche Rekenkamer leenactenboeken van Baer, welke met 1684 aanvangen; waar die van het tijdvak 1582—1684 gebleven zgn, is onbekend. Het eerste te Arnhem berustende boek heeft tot opschrift: „Leenboeck ende registratnre der leenen tot die Bannerheerligheit van Baer ende Latnm gehorich. Hartger van Holt, ambtman van Baer en Lathum" en bevat de beleeningen van 1 Mei 1684 tot 3 October 1654; het boek bevat 91 beschreven folia. Daarna volgen drie boeken in één omslag, met minuten van leenacten, resp. van 1664—1681, 1681—1692 en 1692—1701. Ten slotte eindigt deze verzameling met 2 deelen, onderscheidenlijk loopende van 1705 tot 1730 en van 1781 tot 1792 2). In de navolgende bladen is het Register op de Leenacten vervolgd tot 1670 door den eersten ondergeteekende, terwgl de bewerking van het resteerende tijdvak door den tweeden onderteekenaar is verricht. Zooals nit het navolgende zal blijken, werden de leengoederen van Baer in alle deelen van het voormalige Vorstendom Gelre en Graafschap Zntphen gevonden. Het voornaamste leen was wel de heerlijkheid Lathnm, ') Van slechts enkele leenen bevat Hs. II nog beleeningen tot 1597. *) Dit laatste bevat geene minuut-akten, maar is meer een klapper. X1Y INLEIDING. over wier bezitters en overgangen tot dusver weinig bekend was. Latham zelf had weder een eigen leenkamer; deze Lathumsche leenen zgn hier niet behandeld; het waren das achterleenen van Baer1). Wanneer men weet, dat er een scherp onderscheid behoort te worden gemaakt tasschen de baarschap, later het kerspel, Lathum en de heerlijkheid van dien naam en dat laatstgenoemde slechts door den leenband aan de bannerg Baer was gehecht2), en wanneer men dan door niemand minder dan den stadhouder der Baersche leenen hoort beweren, dat dit onderscheid niet bestaat, dan weet men aanvankelijk niet, wat men hoort, en begint te twijfelen, of men wel goed heeft gelezen. Maar het staat er inderdaad. In Juli 1560 kwam Henrick van Isendoorn gen. van Bloys, pandheer van Bredevoort, met eene klacht bij het Hof. Hij deelde mede, dat na het overlijden van Marten van Bossem in 1555 huis en heerlijkheid Lathum gekomen waren aan diens zuster Margaretha, klagers moeder, die ze aanstonds daarop bg magenscheid onder hare kinderen aan haren zoon Henrick had gegeven; dat van Bossem en zijne voorgangers steeds door de heeren van Baer beleend waren geworden, zoo ook hij, maar niet in den door hem gewenschten vorm, d. i. met bijvoeging van het woord heerlijkheid. Hg riep derhalve de hulp van Stadhouder en Hof als vertegenwoordigers van Z. M. als overleenheer in. Onder de door hem overgelegde stukken bevindt zich eene notarieele verklaring van 20 Mei 1559, bevattende o. a., dat Willem Hinckart, stadhouder der Baersche leenen, aan Isendoorn op diens verzoek ten antwoord had gegeven, „dat hy tevreden was hem die brieven te leveren in sulcker formen ende inhalt als die van zyner persoen ten leenboucke geregistreert staen, doch die clausule (die heerlicheyt van Lathum) daeruuyt gelaten te worden, seggende, dat miin heere van Egmont8) daer alleen heere van waer." Deze handeling werd herhaald op 14 October van hetzelfde jaar, bg welke gelegenheid Hinckart zeide te kannen bewijzen, dat sommige van Isendoorns voorgangers niet waren beleend met de heerlijkheid en dat dit woord in hunne leenbrieven niet voorkwam. Deze klacht werd in handen van Hinckart gesteld. In zgn antwoord vermengt hg' op kunstige wgze waarheid en leugen. Ik kan niet nalaten ten bewijze de volgende woorden daaruit aan te halen: „Ende Ziin Gen. en verstaen oick niet, al es durgh erroer van ennighe vuerige stadthelderen dat wortgen heerlicheit in der belenongh gesath, dat ') Hen zie verder over de heerlijkheid Lathum Bijdr. en Meded. X, blz. 39 e. v. *) Zie deel X, blz. 18 ygg. en bijzonder blz. 24—34. 3) De bekende Lamoraal. INLEIDING. XV snlx hem helpen ind Siin Gen. prejudiciren sall, want soe langh als die heerlicheit Baer und Lathum an den Egmontschen heeren gewest ind Oir Gen. derselver heerlicheyden in rnstelicken hoich nnd legh possessie gehadt, sall snlx niet geschiet ziin. Ende is doch oick altiit die heerlickheyden vnrg. by denselven heeren gebleven nnd regiert worden ter tiit ind zoe langh Oir Gen. daervan by tyden hertough Kaerll van Gelder milder gedachten depossessiert ind ontsath worden, nnd is synder der tiit die heerlicheyt by den forsten verbleven onder den ampt van Doesborgh." Hier verwart hij met opzet de buurschap en de heerlgkheid Lathum. Wat volgens zjn zeggen met de heerlgkheid is voorgevallen, is alleen het lot der bunrt geweest. Ik zeg „met opzet", daar Hinckart als stadhouder der leenen met dit alles natuurlijk grondig bekend was, terwgl hg kon aannemen, dat het den Baden niet even helder voor den geest stond. Terecht spreekt Isendoorn in zgne repliek (October 1560) van „allerley onerheflicke ind vermeinte, gesochte hulpreden.» Hg legde nog eenige stukken over (beleeningen van 17 October 1544, 16 Juli 1546 en 3 Augustus 1547), waarin dezelfde Hinckart als stadhouder der Baersche leenen verklaart verschillende personen te beleenen met de heerlgkheid Lathum. In zgne dupliek (24 Februari 1561) maakt de eerlijke Hinckart eenige zijsprongen. Hg verklaart nl. namens zijnen heer zich in dezen met aan 's Hoves uitspraak te onderwerpen en maakt dan tevens van de gelegenheid gebruik - vermoedelijk in de hoop, dat de brief van 1471 wel niet bg de hand zoude zgn - om den heeren eene onbeschaamde leugen op te disschen, nl. dat hertog Arnold zijnen broeder Willem in genoemd jaar zoude gegeven hebben „die buerschap und heerlicheit van Laetem." Baadpleegt men nu dezen brief (X, blz. 20-22) dan ziet men, dat op blz. 21, r. 21 v.o., van niets anders sprake is'dan van ,die buerschap van Lathem." En geen wonder, hertog Arnold kon toch met weggeven wat hg niet bezat. De tripliek levert geene bgzondere gezichtspunten op. 's Hoves uitspraak liet lang op zich wachten: eerst op 27 Januari 1568 verklaarde het: „Al gesien, nihil hic, ut petitur » zich derhalve onbevoegd verklarend. Ten aanzien van de inrichting van het nu volgende leenregister moge ten slotte het volgende opgemerkt worden. Als voorbeeld bn de bewerking zgn de door „Gelre" uitgegeven Begisters op de Leenacten- XYI XVI INLEIDING. boeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zntphen in het algemeen genomen Wat de indeeling betreft, zgn echter de leenen in alphabetische volgorde van den naam van het kerspel, waarin zg gelegen waren, vermeld. Waar verschillende buurschappen in die kerspelen, waarin de leenen lagen, ten slotte zelf een kerspel zgn geworden, is de volgorde genomen naar laatstbedoeld (nienw gevormd) kerspel. De omschrgving, benaming en ligging der leenen is overgenomen uit het hierboven omschreven leenactenboek Hs. III, omdat, zooals wg reeds deden uitkomen, de in het oudste handschrift voorkomende deelen A-E copieën zgn, en wel zeer corrupte copieën. De toenmalige copiist heeft daarbij sommige woorden vergeten over te nemen, meerdere e.gennamen niet kunnen lezen en verkeerd overgenomen, zoodat de omschrgving van het leen dikwijls geen vertrouwen verdiende. Waar het nood.g was, is echter in het navolgende die oudste omschrgving bijgevoegd achter den oudsten leenman van ca. 1856. Zoodra in de leenacten dateering voorkwam volgens den heiligenkalender, zgn in dit register niet alleen het jaartal, maar ook die dateeringen berekend en vermeld. Aan het slot zgn een aantal leenen vermeld, voorkomende in de twee oudste leenactenboeken, van welke niet kon worden nagegaan m welk kerspel of buurschap zg gelegen waren, ja, waarbg soms zelfs de naam van het leengoed niet is ingevuld. W. W. v. E. J. S. v. V. LEENEN DER BANNERHEERLIJKHEID BAER. 1 ALMEÏT. Een goet, gelegen to Lochein, geheten die Grove ende smale tiende van den alinghen gueden toLambertinck end Elderinck nyt beyde huysen, dairtoe hoirende, ten Zntphenschen rechten. (Later: nit den hnyseren, geheiten Nyhenhuys te Exsell to Laren, twee huysseren, geheiten then Haeff end Tioninek, met meer thienden oick dairtoe gehoerende, gelegen in den ampt van Lochem.) Gert van Aerthusen1), die tiende to Lamberdinc ende die tiende to Elrinc ende Viifhues, smaltiend endt to viiffmarckleen, ghelegen in den kerspel van Almen, ca. 1356. Aleyt Splinter, Gherit van Noerthnsen, 1386. Barbara Koirnemarckts; Jorden, haar man, doet hnlde, 8 Jnni 1460. Eadem tuchtigt haar man, eodem die. Jorden van der Hoevelick, als momber van zgn huisvrouw Barbara Eoirnomarck, to Bair, 5 April 1485. Clara van der Hoevelick; hulder is Daem van Delen, 21 September 1542. Eadem draagt dit op aan Aleff van K e p p e 11, die daarmede beleend is, eodem die. Aloff van Keppell vernieuwt den eed, 2 Januari 1544. Dirck van Keppel, oudste zoon van Aleff van Keppell, vermits doode van zgn vader Aleff, 22 Maart 1564. Adolph van Keppel; zgn zoon Johan Beinder van Keppel tot Langen is zgn gemachtigde, 7 Juli 1647. 2. DOESBURG, later ANGERLO. Een stuk land, geheiten den Tutenborch, met twee akkertjes (twee slegen), holdende omtrent 8^ morgen (of 4 morgen) ') Blijkbaar is de naam : Noerthusen en is hij in de copie Tan het oudste register onjuist overgeschreven. 2 lands, gelegen in den kerspel van Doesburg, buurschap van Bairbroick, jaarlijks waard omtrent 7 of 8 malder gerst. Henneken Wesselszoen; dat goet heet Tutenerscamp, ca. 1856. Willem Aerntszoen van Doesborch, als momber van Geertruyd Jacobs Arntszoensdochter, den Tuttenbergereampen mitten tween stucken, na 1856. Bernt van der G ould tot behoef Derck, zijns zoons, anno 1460. Herman van der Golde, 11 Juli 1484. Hubert van der Golde, vermits doode zijns vaders Herman van der Golde, 11 Augustus 1501. Harman van der Golde, 31 October 1508. Idem, 20 Augustus 1518. Heer Herman van der Golde, priester, met Johan van Baerl als momber en hulder, eed vernieuwd, 5 April 1563. Idem met Joost Pntselaer, burgemeester van Doesburg, als zgn momber, draagt dit leen op aan Evert C1 a e s s, wonende te Doesburg, die daarmede beleend is, 30 October 1564. Johan de Vaeght, ambtman van Baer en Lathum, burgemeester van Arnhem, na transport door Agnis Masschop, weduwe van Evert Claessen, met haar oudsten zoon en momber Gerrit Claessen, 8 November 1595. Anna B a r v e 11 s, weduwe van Johan 011 e n, beleend met den Tuytenborch, gelijk deze door haar man en haar was aangekocht en haar bg' magescheid van 28 Nov. 1686 is toebedeeld; Bernhardt Thylman is hulder, 13 November 1637. Fyken C1 o e c k e n, als leenvolgersche van wglen Anna Barvelts, weduwe Johan Otten; Butger Cloecken, haar zoon, is hulder, 3 Augustus 1640. Ggsbert Cloeck als erfgenaam zijns vaders Butger beleend, 4 Maart 1684. Ggsbert Cloeck en Maria Pelgrim van Scheven, echtelieden, verbinden dit leen voor eene schuld van 1400 gulden aan Alexander Moliaert en Arnolda van Steenier, echtelieden, 27 April 1686. Idem pro se en als vader en voogd zijner bg Maria Pelgrim van Scheven verwekte kinderen, Johan Hendrick van Scheven als gemachtigde van Johan Caspar van Scheven, als grootvader en voogd van het minderjarige dochtertje van Ggsbert Cloeck en als gemachtigde van Christoffel, Berent, Anna, Ludowica en Hester Kloeck, meerderjarige kinderen, dragen dit leen op aan Derck Brants, die daar weder mede beleent is, 21 April 1701. De minderjarige kinderen van Derck Brants en Elisabeth Bernier beleend, 8 Juni 1715. Derck Westhoff doet hulde. Everhardus Brands als oudste zoon voor zich en zijnen broeder Jan Willem als erfgenamen hunner ouders Derk Brants en Maria Elisabeth Bernier beleend, 15 April 1747. Theodorus Brants als erfgenaam zgns vaders Everhard beleend, 23 October 1784. 3 3. BAER. Den tiende van den goede te Baire ende van den goede ten Brudenbroeke 1) ende dat alinge goet ter Hurne tot eenen Zutphenschen leene. Margarieta van Bair, ca. 1356. 4. BAER. Die vysscherie, gelegen boven den Hoegen Bairschen weert, ten Zutphenschen rechten te verheergewaden. Andries van Mehen, 18 September 1576. 5. BARNEVELD. De thiende, groeff end smaell, van de goeden genaempt Byler in Veluwe in den kerspel van Barnefelt, ten Zutphenschen rechten. Wilhelm Hinckart, stadhouder der leenen van Baer, als man en momber zijner huisvrouw, anno 1553. Hadriana van Scherpenzeel2) doet den eed vernieuwen vermits overigden van haar hulder en momber Cornelis van Wees; hulder is Otto Hinckart, haar zoon, 18 September 1578. Diderick van den Sande, burgemeester van Arnhem, als gemachtigde van Nelitgen Schrassert, weduwe van Henrick Janssen van Dronckelaer, en van hare mondige dochters Nelitgen en Jannitgen, draagt de gerechte helft van deze tiende op aan Willem van Raesfelt, als man van Otto van den Sande8), die daarmede en in dezelfde kwaliteit tevens met de wederhelft van deze Bylersche tienden is beleend, 8 Februari 1645. Otto van den Sande tuchtigt haar man aan dit leen, eodem die. Eadem opnieuw beleend met hernieuwde approbatie van de tnchtmaking, 30 December 1664. Catharina van den Sande, vermits doode van haar zuster Otto, ehevrouwe van Wilhelm van Raesfelt; hulder is W. van Raesfelt vnd., 19 October 1670. Eadem draagt dit leen op aan Frederick van Essen tot Langelaer, richter binnen Arnhem en in Veluwensoom, eodem die. Idem tuchtigt transportante aan dit leen, eodem die. Swane Pense van Essen, weduwe van Willem van Gendt, erfgenaam haars vaders Frederick, beleend, 8 Februari 1677. Johan Kotier is hulder. ') In het andere handschrift staat „Buddenbroecke". , ') Zij was blijkbaar de weduwe van Willem Hinckart. *) Uit de acte blijkt, dat deze helft haar was aangekomen van wijlen haar moeder Evennoet van Essen, weduwe van den Sande. 4 Johan Willem van Gendt, heer van Langelaer, als erfgenaam zijner moeder Swane Pense van Es3en beleend, 11 September 1693. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 2600 gld. aan Dr. Gerard Coets en Anna Rachel Everharts, echtelieden, 21 Mei 1698. Idem draagt den kleinen Tiend, gaande „nutte twee kleinste Biler erven", nl. den Burgwal en het door Jan Maessen gebruikte, op aan De Diaconie van Barneveld, die daarmede weder beleend is, 11 Maart 1699. Mor van Hardevelt doet hulde. Johan Willem van Gendt draagt den tiend, gaande uit het groote erf Biler, op aan Lucas Willem van Essen tot Helbergen, Oldenhave en Schaffelaar, die daar weder mede beleend is, 10 April 1699. De kinderen en erfgenamen van Lucas Willem van Essen en Agnes V ij g h laten approbeeren het magenscheid d.d. 25 Juni 1709, waarbij aan Johanna Judith van Essen dit leen is toegescheiden, 13 Mei 1712. Johanna Jndith van Essen beleend, eodem die. De minderjarige kinderen van Rudolph Geerlagh van Ysselmuy- den1) beleend, 28 Jannari 1728. Hendrik van Ysselmuiden, minderjarige zoon van Rndolf Geerlach en Johanna Judith van Essen, beleend, 10 Februari 1735. Idem na approbatie van magenscheid beleend, 10 Juli 1741. Roelof Hendrik van Ysselmuyden, oudste zoon van Hendrik, beleend, 30 October 1775. 6. BRUMMEN. Het alinge guet then Brueck, gelegen in Veluwe in den kerspel van Brummen, buurschap van Oyken (Oeken), ten Zutphenschen rechten. Henneken ten S1 y k e, ca. 1356. Evert ten Mersch*), met ten Broeke, ten Varenpas ende een mergen lants, 1386. Guert ten Mersch, 1386. Jacob van Zeist, 21 Juli 1460. Idem heeft overgegeven den Heer van Baer het leengoed ten Broick, gelegen op Veluwe in den kerspel van Brummen, zooals hg dit voormaals van den Heer van Monster zaliger ontvangen had voor een pondig leen, 23 Maart 1461; waarna daarmede beleend wordt, Wolter van Zeist, Jacobs voorschr. echte oudste zoon, eodem die. Idem tuchtigt daaraan zgn vader en zgn moeder, beiden hun leven lang, eodem die. Geertruyt van Zeist Jacobsdr.; Zweder Boiskale geheiten ter Smythen is momber, 1474. ') Weduwnaar van Johanna Judith Tan Essen, overl. 9 October 1725. *) In het andere afschrift van dit leenregister staat als leenman resp. Arnt Tan Dri enen en Reyner ten Broecke. 21 39. GROESSEN. Die alde maet in den kerspel van Groessen, tot de vicarie van Sanct Nycolais behoorende, tot eenen Zutphenschen rechte. Diederyck Cloeck, ca. 1356, een stuck lants, gelegen in den kirspel van Grnsen, ende heyt die Aldemaet. Godert Cloec, 1386. Heer Heynrick K a y c k; hulder is Otto van Bingerden, anno 1460. Idem, 1 Mei 1484. Heer Jacop Vallick1); hulder is Henrick die Vrede, 20 April 1547. 40. BEERDE. Eyn deel roggeackers, ain 14 of 15 cleyne stncken in den kerspel van Herde, by der kyrcken op Suverenck, Hoffcamp end Veltcamp, weert omtrent X malder rogge. Henrick die Voss van Steynwick, anno 1460. Pelgrom die Vosch van Stenwick, vermits doode zjjns vaders, anno 1491. 41. HEERDE. Eyn goet tot Zutphens leene, dat to Heerde gelegen is. Lubbert Coke, dat hy cochte tegen Clareken ten Have, ra. 1356* Jan Koek, z. j. Jan Kockx erven tot Herderwick, z. j. 42. HEERDE. Een maete, heet Dypenbeke ende is gelegen in Herderkerspel *). Henrick Sloyse van den Dampme ende Herman van den D a m p m e, broderen, ca. 1356. 43. HEERDE. Den tiende tot Heerde mit allen zynen toebehoert, te Zutphenschen leen. Goeswin V e 1 y c h; 1886. 44. HEERDE. Veertien malder zaits, gelegen in den kerspel van Heerde, te Zutphenschen leen. Goeswin Egbertszoen, 1386. ') Hg was pastoor te Groessen van 1546 tot 15 . . . ») Dit was een Didamseh leen, daar bij deze beleening uitdrukkelijk is Termeid: „beleenet als van der herscap van Dydem ten Zutphens rechte". 22 45. HEERDE. Een thiende, gelegen to Heerde in Velnwe, buurschap van Meirckeluyden, grof en smal, ten Zutphensche rechten. Johan Voet voor Jacop, hern Aeltszoons kynt, ca. 1856. Evert van Beversvoert, tot Harderwyck, 1386. Maria van Hackfoirt geheiten van Essen, anno 1460. Eadem, weduwe van wglen Henric van Essen; Lubbert van den Oldeniel is hulder, 18 Maart 1485. Gerit van Essen, vermits doode van zijn zal. moeder, anno 1491. Pelgrom die VoschvanStenwickbij transport Gerits voornd., 1491. Henrick van Essen ontvangt het leen te Heerde, als zgn vorolderen dat te leen geholden hebben, 27 Juni 1510. Henrick van Essen laat de huwelpsvoorwaarden van zgn jongsten zoon Otto van Essen bevestigen en ratiflceeren, waarbij met bewilliging van zgn oudsten zoon Byck het derde deel van het leengoed den tiende tho Marckluyden hem overgelaten en verschreven wordt, 13 April 1564. Sophia van Voorst, weduwe van Rycquyn van Essen tot den Swanenborch, als moeder van haar onmondige dochter Hadewich Maria van Essen beleend; Lambert Freerkinck is gemachtigde en hulder, 27 Juni 1640. Rutger van Essen *) doet afstand van 1/6 van 1/3 van dit leen ten behoeve van Engelbert Ricquyn van Essen, zijnen broeder, 25 Augustus 1686. Idem met het geheel beleend, 10 Januari 1687. Afgespleten van 45. 45 § 1. 2/3 der Markluider grove en de geheele smalle tienden als een byzonder leen opgedragen door Butger van Essen tot Swaenenburgh aan Reynolt Sell, die daar weder mede beleend is, 16 Januari 1688. Catharina Antonia Zei, weduwe van Georg Lipperus, beleend, 11 Juni 1784. Hulder Nicolaas van Hattum, haar schoonzoon. Eadem krijgt vergunning om ten voordeele van hare kinderen te dispo- neeren, eodem die. Nicolaas van Hattum en Aleida Maria Lipperus, echtelieden, na approbatie van magenscheid beleend, 23 April 1755. 46. HENGELO. Die wyntmoelen tot Hengell op den Goy ten viif marcken rechten, weert 'sjairs omtrent 43 malder rogge, myt alinck dem wynt, gelegen in denselven kerspel, ten Zutphenschen rechten. Gadert Kockert, anno 1465. Steven van Kerven(hem), 24 April 1484. ') In de akte staat Ense. 23 •Ott van Kerven, 9 Augustus 1489. Geertruit van K e r v e 11 die wyntmolen met allen toebehoer, door opdracht van Ott van Kervell, haar stiefzoon; hnlder is Ggsbert van Branssenborch, 1491. Zweder van Kervenhem, 10 September 1515. Steven van Kervenhem, vermits doode van zgn vader Sweder van Kervenhem, 16 November 1544. Idem vernieuwt den eed, 15 April 1563. Gerhard van Kervenheim, 22 Juli 1611. Anna van Kervenheim, vermits doode van Bernhardt (?) van Kervenheim, haar broeder; Vyth Christoffel van Munster tho der Lehmcuile is gemachtigde en hnlder, 14 December 1641. Wyssa van Carvenheim, vermits doode van Anna van Carvenheim, haar zuster; Vyth Christoffel van Munster is hulder, 16 Juli 1647. Anna Sibilla V r y d a c h, weduwe van Salomon van Keppel, als erfgenaam van Maria Louise Vrydach of andere vorige leendragers beleend, 1/11 October 1678. Johan van Munster hulder. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 3300 gld. aan Staets Steenman en Anneken Slichtmans echtelieden, eodem die. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 2000 gld. aan Peter Greven en Aeltjen Arents, echtelieden, 18/28 Dec. 1678. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 800 gld. aan Herman Sluyter en Gerharda Verwitt, echtelieden, 28 April 1675. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 10000 gld. aan de broeders en zusters van Sweten, 16 Juni 1676. Eadem draagt dit leen onder zekere voorwaarden op aan haren zoon Diederick van Keppel, die daarmede weder beleend is, 30 November 1680. Henrick Steenman ten behoeve zgner moeder, weduwe van Staets Steenman, zich qualiflceerende cessionaris van Peter Greven en diens vrouw, beleend, 9 April 1686. Jacob G r o t h e en Margaretha P i t, echtelieden, laten haar besloten testament approbeeren, 26 Juli 1740. Engelbert Tieleman Grothe, oudste zoon en erfgenaam van bovengenoemden beleend, 5 April 1752. Johan Grothe, oudste broeder en leenvolger zgns broeders Engelbert Tieleman, beleend, 6 Februari 1778. Idem laat zijn besloten testament approbeeren, 25 November 1778. 46*. HENGELO. Donkers thiende to Hengel. Fredrick van Baer beleend, 8 Juni 1460. 46**. HIEN. Zes en een halve morgen lants ten Zutphenschen leene, gelegen bi Hyenre maelscap. Jacob van Wees e, ca. 1356. *) Wij hebben hier te doen met de herhaaldelijk voorkomende wisseling van n en L 24 47. HUN. Een thiende, gelegen in den kerspel van Hiin, geheiten den thiende op Gesperden, ten Zutphenschen rechten. Arnt Millinck, 18 September 1486. Gerrit die Joede, gelickerwiis siin zelige hnysfrouw hem daerinne getuchtigt hadde. Idem draagt dit op aan Henrick die J o e d e, zgn zoon, 3 Augustus 1545. Idem draagt dit op aan Johan van Lynden, jongsten zoon des heeren van Blitterswick, die daarmede beleend is, 19 November 1546. Idem draagt dit leen op aan Frederick Valckenborgh, die daarmede beleend is, 5 Mei 1560. Idem draagt dit leen op aan Dirck van Linden, die daarmede beleend is, 13 Juni 1560. Idem heer tho Hemmen, wonende tot Hemmen in Over Betuwe, bekomt consent dit leen te mogen bezwaren met 1000 daalders ten behoeve van Karei van Middachten, 18 November 1563. 48. HORSSEN. Den Striewert ende den Ossenweert ende den tiende, die daertoe hoert, ende die miint, die daertoe geslagen is, to Zutphens rechte. Dideric van Mee ck eren, ca. 1356. 49. HORSSEN. Den goede, geheiten die Worte, mit hoefstat ende erve daeromme gelegen, ende die Steltaeker, gelegen in den kerspel van Horsem, te Zutphenschen leen. Herman van Mekeren TJdensoon, 1386. 50. KESSELx). Dat sloot end hnys van Driesbereh mit allen synen tobehoeren, als zaylant, holtgewas, beemden, water end visscherie, in den kerspel van Kessell, met een paer witte hantschoen te verhergewaeden. Sander van Tellich, gelgck hierbevorens Henrick van Galen en Beyner van Z e 11 a r seliger of oir voirvaders aen beleent waren, en vervolgens Ott van Tellich als een momber van Sander van Tellich beleent was, 16 December 1546. Idem draagt dit op aan Willem van Schewick, die daarmede beleend is, eodem die. ') Dorp in den Kreis Cleve. Vgl. Geld. Leenakten, aid. Uitheemsche leenen, blz. 105. 25 51. LATHUM. De heerlicheyt van Lathem met allen toebehoir als van alts gelegen, voor een Zntphensch pondigh leen. Alsoelicke gueden van der heerlicbeyt van Lathem, die daerin hneren, te Zutphenschen leen, alsoe die gelegen ziin, 13861). Willem van Montfoort, ridder, van wegen zijn huisvrouw Cathryna van Baer, beleend, „gelykerwiis deselveheerlycheytendeguederen mynen2) oom Fredrick van Moers genaempt van Baer, den Godt genadich sy, van mynen8) voorvaders by broederlycke deylinghe uther huyse van Baer toegedeylt ende gemaechscheyt is, 27 Jnni 1413. Zeyne van Broichuisen beleend voor de Vrouwe van Haeren3), 21 Juli 1460. Willem Dobbelsteyn, heer tot Haeren, 27 September 14624). Eatherina van Petershym, vrouwe tot Haren en tot Lathem; hulder is Hubert Hoeyckynck van Mulfoirt, 14 Juni 1489. Henrick die Groeff, erffaight tot Ercklens, vernieuwt den eed, 6 December 1541. Idem draagt dit leen op aan Gerrit die Groeff, zjjn zoon, en Gertruit die Groeff, ,beyde brueder end suster van eenen bedde, onmundich"; hulder is Henrick voornd., eodem die. Henrick die Groeff voornd. vernieuwt den eed, 5 December 1543. Katharin M o r i ji van Walt, vrouwe tot Wyer en Kolse, met mr. Johan Bell, haar momber, doet afstand van dit leen ten behoeve van Pranchoyse van Kerkom, haar dochter, die daarmede beleend wordt, 16 Juli 1546. Eadem met Ghisbert van Wyhe, haar momber, draagt dit leen op aan Marten van Rossem, heer tot Pudroyen, marschalck, die daarmede beleend is, 3 Augustns 1546. Henrick van Isendoern beleend, zooals dit leen van Marten van Rossem, marschalck, op Johan van Rossem, zgn broeder, verstorven is, die het bij magenscheid heeft toebedeeld aan Margriet van Rossem, weduwe van Isendoern, en van deze aan Henrick voornd. is aangekomen, 7 December 1558. ') Een leenman wordt bij deze inschrijving van 1386 niet genoemd. ») D.i. van den leenheer Walraven van Moers, heer tot Baer, die de leenacte afgeeft en die daarin Cathryna van Baer vermeldt als „onse nichte". s) nl. Oede van Montfoirt, gehuwd met Willem Dobbelsteyn. «) 21 Juli 1465 beslist Katharina van Ghemen en Voirst in een geschil tusschen WUlem Dobbelsteen van Donrade en Katharina van Fetershem, vrouwe tot Haren en Lathum, echtelieden, eenerzijds en Zeyne van Broichuisen anderzijds over de heerlijkheid Lathum; Zeyne zal genoemden echtelieden overgeven al het goed en alles wat tot de heerlijkheid behoort, w.o. de pachtbrieven en oorkonden, welke Derick (van Petershem, lieer van) Haren, en Oda, zgn vrouw, aan wijlen Gisbert van Broichuysen overgegeven hadden, zoomede de oorkonde, waarbij Walraven van Moers, heer tot Baer, als leenheer, indertijd zijn toestemming daartoe gegeven had. Mocht Zeyne met vergunning van den tegenwoordigen leenheer Willem van Egmond en Baer deze goederen bezwaard hebben, dan moet hij deze aflossen enz., waarentegen Willem Dobbelsteen hem op 1 Mei a.s. moet uitbetalen 400 R. gl. benevens alle inkomsten uit de heerlijkheid tot Martini e.k. (Oorkonden en acten van Baer te Anholt, III D, I no. 5). 26 Johan van Stepraedt, heer van Doddendael, laat de huwelijksvoorwaarden approbeeren, in 1628 opgericht tusschen Diderick van Stepraedt, heer tot Indoornick, Latum, enz. en Sophia van Isendoorn, vrouwe tot Indoornick, Latum en 't Loo, 15 Augustus 1666. Idem laat zgn dispositie approbeeren, eodem die. Anna Catharina van Stepraedt, vrouwe van Lathum, vermits doode van Johan van Stepraedt, heer tot Lathum en het Loo; hulder is Johan van Berchem, 7 Februari 1668. Eadem laat approbeeren het magenscheid d,d. 18 Februari 1667 tusschen haar en Johanna Maria van Stepraedt, vrouw van Willem van Ulft gen. Doornick, Antonys van Lynden, heer van Croneuburg en Sophia Heylwich van Lynden, 2 September 1676. Eadem laat haar testament approbeeren, eodem die. Frans Wilhelm van Doornick, minderjarig, als erfgenaam zgner tante Anna Catharina van Stepraedt beleend, 21 October 1676. Zgn vader Wilhelm van Ulft gen. Doornick doet hulde Anthony van Lynden, heer van Cronenburgh, als erfgenaam van Anna Catharina van Stepraedt beleend, 9 November 1676. Anthonis van Lynden en Sophia Heylwig van Lynden, weduwe van Stepraedt en Walbeeck, ter eene en Johan Carcelis van Ulft gen. Doornick voor zich en zgne broeders en zusters ter andere zgde laten het erfmagenscheid d.d. 4 Februari 1686 approbeeren, 4 Febr. 1686. Diederick Johan van Doornick, erfgenaam zgns broeders Frans, beleend, 15 April 1690. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 2000 gld. aan Dr. Johan Brantsen, eodem die. Johan Carcelis van Doornick gen. Ulft en Diederick Johan van Doornick, mede namens hunne zusters, dragen dit leen op aan Hendrik Willem van Westerholt, waardoor het „met desselfs overleengereghtigheyt offte directum dominium erflick ende volco- mentlick geconsolideert" is, 29 December 1691. 52. BHEDEN, later LATHUM. T Vaecks goed, alsulck leengoet als Jacob Vaeck zeliger beseten end gebruyckt heefft, gelegen in den kerspel van Bheden aver de Yssele in de buerschap van Lathem, ten Zutphenschen rechten. Jacob Vaecxs soen, 1386. Steven Vaeck, die dit goed opdraagt aan Wolter Geritsoon ter S t e g e, die daarmede wordt beleend, 1460. Idem, hoerig man van Baer, beleend met 5 morgen landts gelegen aen 5 stucken to Lathem in den kerspel van Rheden; is een hoeve landts, gelegen op Lathemerweyde, 28 Juli 1460. Jacob Vaeck, zaliger Steven Vaeck's broeder, approbeert de opdracht, 30 Augustus 1461. Johan die Swave, 11 April 1484. Wessell van Waildenbergh, het alinge guet, dat Gerrit Daem e n to leen hielt in den kerspel van Bheden, aan de Yssel, buurschap van Lathem, geheeten Vaecxguet, 24 April 1484. 27 Henrick Smyt, vermits doode van zjjn zaligen vader, 18 Mei 1518. 1 Wemmerx) van Woldenborch mit et guet geheiten Faixguet, welck leen versnempt end verwyltmoet was, 3 November 1518. Een hofstedeken omtrent 3 morgen lantz, geheeten Vaeckx guedt, in den kerspel van Lathem. Henrick die Groeff, erffaight tot Ercklens, heer tot Lathem, als man van Christina Berck, weduwe van Gerrit Busshoff, 28 December 1541 2). Gerrit die Groeff voor hem zelf en voor Geertruit die Groeff, zgn zuster, vermits doode van Christina Berck en Henrick die Groeff, hun beider ouders, 15 September 1550. Matthies op den Haitzhovell voor hem zelf, en Bernt van • Herwerden als gemachtigde van Leonora van Wees, huisvrouw van Matthies vnd., en van Bia op den Haitzhovell, hun beider dochter, en Andries Mahusius en Elsa, diens huisvrouw, dragen op aan Henrick van Isendoern erffnisse end guet genoempt Jacob Vaickx guet in den kerspel van Lathem, 21 Jnni 1561. Idem, genaempt van Belois, heer tho Stockum, bekomt consent het leen te mogen bezwaren met 600 car. g!„ 27 November 1563. Johan Berents3) beleend als erfgenaam zjjns vaders Johan Berents, 25 Jannari 1681. Johan Henrick van Isendoorn, heer van Cannenburgh, draagt dit leen op aan Jan Doncker, die daar weder mede beleend is, 11 October 1692. Jan Donker, meerderjarig geworden, beleend, 8 April 1722. Hier wordt het leen omschreven als volgt: „JacobVaecksgoet,bestaende in eenen camp weylants, groot omtrent 4 mergen, genaemt de Gansemaet, eenen uytterweert, soo bouw- als weylant, schietende met de eene zyde aen den Hogen weert ende met de andere aen den dgck by de meniën; een stuck bouwlants, genaemt de Korte maet, groot ongeveer 2 mergen; nogh die Lange dreven, groot omtrent lx/2 mergen; item die Bouwgansemaete, oock 2 mergen*. Helena Bouw m a n s, weduwe van Jan Doncker, en hare zonen Evert en Jan verbinden dit leen voor eene schuld van 2000 gld. aan Hendrik van Middagten, 23 Juni 1728. Gerritje Doncker, weduwe van Eeynder Craeyvanger, als erfgenaam harer ouders beleend met de Weygansemaet, 24 Juli 1729. Haar zwager Willem Boelofs doet hulde. Eadem maakt dit leen gelijkelijk deelbaar onder hare kinderen, eodem die. Eeynder Wichman en Jacoba Kraayvanger, echtelieden, na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 18 October 1770. Jacoba Kraayvanger, weduwe van Eeynder Wichman, beleend, 6 November 1778. Hulder Berent Wichman, haar zoon. ') Wessel en Wemmer zgn vermoedelijk identiek. J) Blijkens de acte met voorwaarden als vermeld onder Duiven, No. 27. _ ») In de akte staat: „ende heeft eerst vertoont quitantie van Otto van Wachtendorp, in zijnen tijdt oock stadtholder van de leehnen, daerby consteerde, dat zgn vader was beleent geweest". 28 J_ Gerrit Wichmans na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 22 December 1784. Afgespleten van 52. 52 § 1. 11/2 mergen bouwland, so buiten- als binnendijcks op de Lathummer weide gelegen, als een bijzonder leen en afgespleten van Vaeckengoed opgedragen door | Jan Donker en Helena B 0 u m a (n), echtelieden, aan 1 Jan Lucassen en Beel Backers, die daar weder mede beleend | zijn, 14 Januari 1693. Iidem dragen dit leen op aan Hnybert Brants, die daar weder mede beleend is, eodem die. Jan Brants als erfgenaam zijns vaders Huybert beleend, 16 December 1722. Nicolaas Brands als erfgenaam zijns broeders Jan beleend, 6 December 1769Hnbert Offenberg als erfgenaam zijns ooms Nicolaas Brands beleend, 22 Juli 1778. P Afgespleten van 52. 52 § 2. Vier mergen weylant, genaemt den Meulenweert, sijnde een gedeelte van Vaegtsgoet. Willem Roelofs en Wendelina Doncker, echtelieden, laten approbeeren het magenscheid d.d. 10 Januari 1728 1)/over de nalatenschap van Jan Doncker en Helena Bouwman en zich op grond daarvan met het bovenstaande beleenen, 14 Augustus 1728. Iidem tuchtigen elkander en maken dit leen gelgkelgk deelbaar onder hunne kinderen, eodem die. Iidem verbinden dit leen voor eene schuld van 4125 gld. aan Ernst van Löben Seis, 31 Januari 1750. Iidem dragen dit leen op aan Hendrik ten Bosch en Neuleke W i 11 e m s, die daar weder mede beleend zijn, 2 Augustus 1752. Neuleke Willems, weduwe, en hare kinderen pro indiviso beleend, 14 December 1778. Wander ten Bosch doet hulde. Claas ten Bosch en Grietje van Zadelhof, echtelieden, na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 3 Januari 1789. Grietje van Sadelhoff na het overlijden van haren man en haren zoon als erfgenaam feudaal beleend, 6 Juni 1789. Jacob van Sadelhoff . *> ' doet hnlde. f ') De overige erfgenamen waren Jan D. en diens vrouw Johanna B u d d e, Evert D. en diens vrouw Aleyda Isabella van Krughten, Reynder Cr a e y van ger en diens vrouw Gcrritje D. en Roelof Heyendael, weduwnaar van Alida D., voor zijne minderjarige kinderen, r 29 Afgespleten van 52. 52 § 3. De Korte maet, oostwaert aen de Geer, westwaerts aen het Mnnnickenstnck, suydtwaerts aen den Brinck en noortwaerts aen de Boawartel gelegen; mitsgaders de Bouwgansemaet, oostwaerts langs den Willigacker, westwaerts langs de Geer en de Brink, noortwaerts langs de Horst en suydtwaerts langs de Weygansemaet, sijnde een gedeelte van Vaeghsgoet. Eoeloff Heyendael, weduwnaar van Aleida Doncker, als vader en voogd zijner kinderen beleend, 14 Augustus 1728. Peter Heydendaal c.s. dragen dit leen op aan Jan Donkers, die daar weder mede beleend is, 6 Juni 1762. . Afgespleten van 52. 52 § 4. Een stnck bouwlant, groot ongeveer 21/2 mergen, afgespleten van Vaecksgoet. De kinderen en erfgenamen van Jan Doncker en Helena Bouwman dragen dit leen op aan Jan Willemsen van Beynderhoff, minderjarig, die daar weder mede beleend is, 14 Augustus 1728. Zijn vader Willem Jansen van Beynderhoff doet hulde. Idem draagt dit leen op aan David Janssen en Henrica Bresser, echtelieden, die daar weder mede beleend zgn, 28 Augustus 1756. / Jan Janssen na het overigden zijner ouders beleend, 30 October 1784. 53. BHEDEN, later LATHUM. Een stuck landts, geheyten die Kolckslach, van den Leidgrave an die Yssel, gelegen to Lathem in den kerspel van Bheden aen die Cleyne slnyse, ten Zutphensche rechten met een pond te verheerwaarden. Boetoff Lnyxkens, 't guedt, dat Henrick Luxkens, zijn vader, thebben plach van Bernt A n d r i e s to Bair, to Latem, 1 Mei 1440. Andries Henrixz. van Lynnyp, anno 1460. Werner van Lynnep, 22 April 1484. Henrick Luexken ontvangt dat Kollixslach, gelegen in de buurschap van Lathem, hem aanbesterven van Warner Luxken, zijn vader, anno 1500. Henrick Werner anders geheeten Luxkens draagt dit leen op aan Aelbert van Aelst, die daarmede beleend is, November 1504. Griete van Beinhem, met Jan van Boerlem, haar hnlder en momber, beleend met 12 gouden gl. jaarlijks, als gaan uit het goed geheeten Klockenslach in den kerspel van Reen, buurschap Lathem, zoo Gerlich van Beynhem, haar man, dat overmits doode zeligen Henrick Lnyxkens, haar mans oom, aanbestorven en aanbeêrfd is, 16 Augustus 1505. 30 Alsulcke huys, hooff, erve end guedt, gelegen in den kerspel van Bheden, in der buerschap van Lathem, aver de Tssel, geheyten Kolckslach. Meister Butger Alberts, vermits doode van zijn vader Albert van Aelst, 27 Januari 1540. Wessel Heyndricsz, als momber van heer Eutgert Aelbrechts, priester, vernieuwt den eed, 2 Augustus 1563. Heer Beutgerus Alberti draagt dit leen op aan Zijns broeders Johannes Alberti Volckmanni nagelaten weduwe en kinderen, 1592. Jr. Wilhelm van Heerde, als gemachtigde van heer Joannes Smul- 1 i n g h, canonicus te Xanten, na afdracht van vorig verzuim beleend, 30 Maart 1665. Gerrit Peters, gemachtigde van Johan Smullingh, canonicus te Xanten, draagt dit leen op aan Willem Staringh en diens vrouw, die daarmede beleend zijn, 25 Juni 1670. Willem Staringh en Elisabeth Lubberts, echtelieden, laten hun dispositie ten aanzien van dit leen approbeeren, 9 September 1670. Gerrit Staerinck, erfgenaam zijns vaders Willem, beleend, 18 December 1687. Johan Reintjens en Aeltjen Starink, echtelieden, Gerrit en Henrick Starinck, kinderen en erfgenamen van Willem Starinck en Lijsken Lubberts laten het magenscheid van 10 December approbeeren, 18 December 1687. Iidem verbinden dit leen voor eene schuld van 500 gld. aan Alexander Moliaert en Arnolda van Steenier, echtelieden, eodem die. Aeltjen Starinck, wed. Johan Reintjens, voor zich en als moeder harer minderjarige kinderen, Gerardt Starinck, als oudste zoon en leenvolger zijner ouders, en Hendrick Starinck als borgen, verbinden dit leen voor eene schuld van 600 gld. aan Alexander Moliaert en Arnolda van Steenier, echtelieden, 12 April 1690. Gerrit Starinck en WUlemken Eeynders, echtelieden, dragen dit leen op aan Huybert Brants en Geertruyt Vermeer, echtelieden, die daar weder mede beleend zgn, 23 Februari 1695. Gerrit en Hendrick Starinck als voogden der kinderen van Jan van A n s u m en Aeltjen Starinck dragen dit leen op aan Johan Adriaen Bueckevoort en Henrietta Mockinck, echtelieden, die daar weder mede beleend zgn, 26 Juli 1699. Johannes Reinerus Bukevoort, minderjarig, erfgenaam zijns vaders Johan Adriaen, beleend, 27 Juli 1713. Jan Sweerts doet hulde. Afgespleten van 53. 53 § 1. Het buitendijks gelegene gedeelte van het leen Colekslag, als een bijzonder leen en afgespleten van 53, opgedragen door Gerrit Starinck aan Huibert Brants, die daar weder mede beleend is, 1 October 1709. Idem en zgne vrouw Geertruyd Vermeer verbinden dit leen voor eene schuld van 1000 gld. aan Johan Fredrick Haak, 3 April 1721. 31 Zeger van Arnhem verkrijgt vergunning om op dit leen, behoorende tot de nalatenschap van Hnibert Brants en Geertruyd Vermeer, te procedeeren, 27 November 1721. Jan Brants als erfgenaam zijns vaders Hnibert beleend, 16 December 1722. Nicolaas Brands als erfgenaam zijns broeders Jan beleend, 6 December 1769. Hubert Offenberg als erfgenaam zijns ooms Niolaas Brands beleend, 22 Jnli 1778. Afgespleten van 53. 53 § 2. Een kampje lands, groot ongeveer 1 morgen, schietende met de eene zijde aan den boomgaard van Jacob van Munster. Hendrick ten Bosch nom. uxoris Wendelina Willems beleend, 8 November 17231). Neuleke Willems, weduwe van Hendrik ten Bosch, beleend, 14 December 1778. Hulder Wander ten Bosch. Jan van Sadelhoff, weduwnaar van Henrica ten Bosch, na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 17 Januari 1789. 54. BHEDEN, later LATHUM. Twee morgen land, geheeten het Langh Want, gelegen in den kerspel van Beden aan de Tssel, buurschap van Lathem. Elbert van O y is gestorven en had te leen twee morgen land, geheeten het Langh want, want 'tys verstorven en Hendrik van Oy heeft geloofd, dat hg 't binnen een maand zal ontvangen, 21 Juli 1460. Idem opnieuw beleend, 24 April 1484. Aeloff Kreienfenger na transport van Henrick van Oy,5Februari 1489. Engell Janss, 15 April 1544. Henrick E n g e 11 e n, vermits doode van zijn vader Engell Janss, 1 December 1550. Idem, wonende binnen Aernhem, eed vernieuwd; 27 Maart 1568. Engel Engelen, een stuck lants, haldende omtrent dardenhalven mergen lants, geheyten dat Langewandt, in den kerspel van Lathum, vermits overlpen van Henrick Engelen, zgn vader, 13 Maart 1591. Catharina Engelen, eenige nagelaten dochter van Henrick Engelen, vermits doode van haar vader voornd.; hulder is Willem F e e r n e n, cornet, haar man, 14 Februari 1645. »i In de akte staat: „waermedc sijn vrouwe vader Evert Willemsen volgens a enge v en van comparant voor desen beleent is geweest". Hiervan blijkt echter niets. In het aktenboek ligt een brief van P. Becquer aan den leengriffler, houdende venoek om het minderjarige kind van Engbert Alberts en de dochter van Evert Willemsen krachtens magenscheid te beleenen, „ofte ten minsten daervan provisioneele aenteekeninge te maeken ten fine van praeferentie". 32 Henrica Feernen, vermits doode van haar oudere Wilhem Feernen, luitenant, en Catharina Engelen; hnlder is Jacobus B a s sj e u s, quartiermeester, haar man, 27 October 1668. Eadem, geassisteerd door Frans van Berchen, draagt dit leen op aan Mr. Derck S c h o 11 e n, die daar weder mede beleend is, 14 Februari 1678. Idem draagt dit leen op aan Abraham Hendricks en Geertjen Berents, echtelieden, die daar weder mede beleend zgn, 29 Januari 1691. Iidem dragen dit leen op aan Jan Vanebroeck, die daar weder mede beleend is, 14 Mei 1701. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 400 gld. aan Alexander Moliaert en Arnolda van Steenier, echtelieden, eodem die. Peter Vanebroek l) als erfgenaam zgns broeders Jan beleend, 6 Februari 1723. Idem draagt dit leen op aan Enbert Aelberts als vader zijns minderjarigen zoons AelbertEnberts, die daar weder mede beleend is, 5 Januari 1725. Albert Engberts van Goor en Jannetje van D rie 1, echtelieden, dragen dit leen op aan Frederik Derksen, minderjarig, die daar weder mede beleend is, 16 December 1749. Hulder Jacobus Derksen, zgn vader. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 10 Mei 1771. Idem draagt dit leen op aan Johan Engelbertus Derksen, die daar weder mede beleend is, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Berent van Sa delhof, die daar weder mede beleend is, 8 Juni 1771. Hendrica Gerritsen, weduwe van Berent van Sadelhoff, voor zich en h«e kinderen beleend, 12 Februari 1780. Hulder Willem van Sadelhoff. 55. LATHUM. Een hofstede landts en erfs, dairop Willem Buysken te wonen plach, to Lathem aan beyden zyden van den dnck tusschen het erf van de kinderen van Lathem en Merten Stegemans; is pondich ten Zutphensche rechten. Geertruyt t h e r Stegen met Gerit ther Stegen, haar momber, draagt dit leen op aan den leenheer, die daar voort mede beleent Gerit Claessoin, 1460. Idem, 27 April 1484 •). Wysse, dochter van Geryt Claiss, vermits opdracht van haar vader voornóemd. Haar man Johan En gel ken s is haar hulder, 1487. Henrick Engel J a n s z ontvangt dat goed te Lathem, dat Gerit Claes e wezen placht en aan Engelbert, Henricks vurs. vader overgegeven was met Henrics vurs. moeder in huwelgksvoorwaarden; hg ontvangt mede ten behoeve van zgn zuster en broeder, 30 April 1494. ') In de akte staat bfl vergissing van den B/ofk. ste.eman, *) De eene belending van dit leen is dan vermeld als: Evert Stegemans. 35 Afgespleten van 60. 60 § 1. Een stnck weydelants, genoembt die Volek, west- ende noortwarts op die Leygraeff, oestwarts ahn Bessems raaetgen ende zuytwaert aen Middachter slach. Goessen Everts draagt dit leen op aan Gerrit E o e 1 o f s en Catharina van Brandenborch, echtelieden, die daarmede beleend zijn, 29 April 1650. Jan Eoelofs beleend als erfgenaam zijns vaders Gerrit, 7 Juni 1677. Zijn schoonvader Hnybert Brants is hnlder. 61. LATHUM. Anderhalve morgen lants in tween perceelen van een morgen en van een halve morgen, in de Bannerye gelegen, met een hoffstatt, dair Yken Schoemaicker op toe woenen plach, naest dat kerckelant toe Lathem ende naest Johan van Munster lant. Jan Engelkens draagt dit op aan Johan van Munster, die daarmede beleend is, 1 Februari 1577. Seecker parceeltien landts, genoemt Hermens kempken onder Bahr en Lathum J). Gerrit van Munster beleend, 27 Mei 1640. Gerlich van Munster, 9 Juli 1652. Een hofstadt mit een morgen lant, te samen l1/2 morgen, noordtwaart d'Issul, westwaart het kerckenlant, in de bannerheerlichheyt gelegen. Johan van Munster, vermits doode van zijn vader Coenraedt van Munster, 9 September 1665. 62. LATHUM. I Die Lembkensmathe met synen tobehoer in die Bannerheerlickheit van Bahr ende Lathem gelegen. Jacob van Ommeren beleend, 9 Februari 1575*). ' Gerrit W i c h m a n s, vermits doode van Wichman G e r 1 i c h s zijn vader, 18 Januari 1642. Wichman Geerlichs3) verbindt dit leen voor eene schuld van 300 gld. . aan Petronella Vernoy, 18 Januari 1687. ') Het is o.i. niet geheel zeker, of dit leen identiek is met No. til. 2) Een afschrift van een oorkonde, te Anholt berustende, van daags daarna, leert, dat deze beleening geschiedde met het doel, dat Jacob bovengenoemd bij andere beleeningen als leenman zou kunnen optreden, waarom hy ook belooft het leen, indien zulks door den leenheer verlangd wordt, terug te geven. ') Dit deze akte blijkt, dat hy 12 December 1661 beleend is. 40 Afgespleten van 72. • 72 § 1. Die tiende en stedicheyt nt het goet Mentinck en de thiendt en stedicheyt nt het goet Joinck. Herman van Keppel bekomt consent deze tienden af te splijten van het leen en ze op te dragen aan Gerrit Johan Nagel, die daar mede beleend is, 26 Mei 1671. Henrick Herman Pinninck, zoon van Marten Pinninck en Engele van Keppel tot Wolbeeck, beleend, 20 Juni 1695. Afgespleten van 72. 72 § 2. De thyent ende stedicheyt tot Jodinck als een bizonder leen getransporteerd door Herman van Keppel tot Wolbeeck') aan Johan tot Jodinchoff, die daarmede beleend is, 3 April 1678. Herman Jodinck als erfgenaam zijns vaders Johan beleend, 14 November 1695. Herman Jodinck, meerderjarig geworden, na afgemaakt verzuim beleend, 11 Juni 1724. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 1000 gld. aan Frederick Antinck en Mcchtildis Backer, echtelieden, eodem die. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 900 gld. aan Jan Warnsinck en Swenneken Lamberts, echt lieden, 27 October 1725. Gerrit Jodink, eenige zoon en erfgenaam zgns vaders Herman, beleend, 25 Januari 1759. Geultjen Jodink, eenige zuster en erfgenaam haars broeders Gerrit, beleend, 25 Maart 1768. Hulder J. Heukelman, haar man. Derk Heukelman, erfgenaam zgner moeder Geultjen Jodink, beleend, 27 Augustus 1771. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 8500 gld. aan Francois de Wolff, 3 Mei 1780. 73. LOCHEM. Dat guet to Syberdinck in den kerspel van Lochem, buurschap van Duchteren (later Groot-Duchteren), voor een pondig leen ten Zutphenschen rechten. Johan S p a e n van Zutphen, ca. 1356, dat goet to Zyberdinck, gelegen to Dochterdinck, tho viif marcken. Fenne Assen, anno 1460. Geurt Assen, 5 Juni 1471 2). Gerit Kr ei nek is siin leen utgestalt bis dem heiligen Kersdach, 5 Augustus 1484. Idem, vermits doode van Evert D o y s s, 19 Augustus 1485. ') Uit deze akte blijkt, dat hy 24 Februari 1663 met het geheele leen beleend is. *) De acte vermeldt: et in antiquo libro is dit viiffmerckleen. 41 Bernt van Hoilthuysen, scholt tho Zutphen,geliickGerytKreinck dat voir ontfangen hefft gehat, 19 Augustus 1485. Dries van Holthnys, vermits doode van zijn grootmoeder Mechtelt Oppen dycke, 29 November 1540. Idem bekomt toestemming het leen te mogen bezwaren met 9 goudgulden jaarlijks, 6 jaren lang, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Johan ter Inden en Trijn Wemmers, diens vronw, die daarmede beleend zijn, 1 Februari 1545. Joachim ter Inden, te Deventer, vermits doode van zgn broeder Johan, 15 April 1563. Katharina Wemmers, weduwe Johan ter Inden; Otto Kanis is haar momber en hnlder, 20 April 1568. Jacob Ganis, vermits doode van Otto Canis, zgn. vader, 29 April 1592. Derrick van Zeist, richter te Hummelo, als gemachtigde van de erfgenamen ten Nyenhuis1), transporteert 'ƒ3 van dit leen aan Henrick W u s s i n. c k, richter te Lochem, en Dercsken Hamaeckers, diens vronw, die daarmede beleend zijn, 28 December 1646. Lysken Vrielicks, weduwe van Derck tho Winckel, met het resteerende 2/3 deel ervan beleend, eodem die. Evert Welmerinck en Lambert tho Winckel, ten behoeve van hun pleegzoon Jan tho Winckel, en deze als leenvolger van zijn moeder Lysken Vrylinck, beleend, 20 Februari 1652. Johan te Winckel, mondig, doet den eed, 6 Juli 1667. Idem verkrggt consent om dit leen voor den tijd van 6 jaren met 1050 gld. tegen 5u/o *e bezwaren, 21 Juni 1679. Lucas te Winckel, erfgenaam zgns vaders Jan, beleend, 10 Augustus 1696. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 1000 gld. aan Barth. Schomaker en Aleyda Geertruid Merrienburgh, echtelieden, eodem die. Idem en zijne vrouw Geertruyd Catharina B e r g h s verbinden een deel van dit leen voor eene schuld van 740 gld. aan Barthold Wentholt, 8 December 1718. Iidem verbinden het geheele leen voor eene schuld van 2000 gld. aan Gosuinus Altetus en Anna Sibilla Wentholt, echtelieden, eodem die. Idem verbinden dit leen voor eene schuld van 1000 gld. aan Gosuinus Altetus en Anna Sibilla Wentholt, echtelieden, 13 Januari 1720. Catharina Geertruyd Bergh, woduwe van Lucas te Winckel, beleend voor haren minderjarigen zoon Jan Diderick, 27 November 1720. Johan Verbeeck doet hulde. De curatoren over den boedel van Lucas te Winckel, Egbert Jansen Hammink en Johanna te Winckel, echtelieden, alsmede Derck te Winckel dragen het leen op aan Willem Wentholt, die daar weder mede beleend is, 30 Maart 1726. ') N.I.: Henrick Huickman voor xich zelf en voor zgn onmondig kind. verwekt bij wglen Al tien ten Nyenhuis; Lambert Lambertsen voor zich zelf en voor zijn onmondig kind, verwekt bij wijlen Beertien ten Nyenhuis; Roeier Willemsen als vader van zgn onmondig kind, verwekt bij wglen Egberta ten Nyenhuis; het kind van wglen Derrick Brashoff, hg Egberta vnd. in ander huwelijk verwekt; voorts Willem Priesser en Essele, diens vrouw, en hun zwager Henrick Lambersen en Albertien ten Nyenhuis, diens vrouw. 42 Idem verzoekt en verkrijgt bevrijding van de leenplicht van de perceelen: een stuck bouw- en weydelandt, het Sonder genoemt, het Coorncampjen, 2 stucken op Merkelmans camp, een weydelandt, het Vree genoemt, den Dgckacker, een stuck op den Bolsinck, het catereteetjen de Nockert, drie stucken op den Leederen enck, het Eskeslantjen en het Cruysstuck, terwgl die Va ele weert van opgemelt leengoet, waeronder huys, hoff, boomgaert en een camp landt, achter den hoff gelegen, sijnde 2 molder gesay, het Roelandt genoemt, leen zal blijven, ... Maart 1726. 74. MAASBOMMEL. Den tiende tot Maesbommel ende die ghyfte van der kercken ende dat veerstat tot Maasbommel tot een vijfmarckleene. Butger van B o m e 1, ca. 1356. 75. METEBEN. Vier morgen lantz min twee hont, gelegen in den gericht van Meteren op die Hoigte meer, tot Zutphenschen rechten mit eyne alde tornoyssche groite te verheergewaiden. Gerit die Heer Janszn., 28 Juni 1475. 76. NEEDE. Dat guet then Hoevele in den kerspel van Neede. Wilm van den Hoevel, als momber van Lutger van Hoevele, zgn moeder, 4 Juli 1484. Eyn guedt geheiten die Honte (het Groete Honte) met allen synen toebehoeren, in der herschappen van Borckelloe, in den kerspel van Nyede, ten Zutphensche rechten. Boeleff van Hoeffell, 19 Juni 1519. Idem draagt dit leen op aan Johanna van Hoevell gênant van Coeverden, zijn zuster, die daarmede beleend is; Wolter van Coeverden is hulder, 26 November 1519. Wolter van Heyden, als momber van joffer Johans van Hoevell, weduwe van Covorden, draagt dit leen op aan Roeloff Hessens, die daarmede beleend is, 18 Juli 1539. Geert Hesselszoon, vermits doode van Roeloff Hessenszoon, zgn vader, 19 Juli 1564. Geert H e s s e 1 s vermits doode van zgn vader Geert Hessels, 26 Mei 1576. Gerardt H e s s e 1 s draagt dit leen op aan Wenner Gerrits, ten behoeve van Evert Gerrits, zgn broeder, die daarmede beleend is, 5 December 1594. 56 88. BHEDEN. Lubericke hove in den kerspel van Beden tot eenen Zutphens leene. Jacob A r n tsz o e n, Willem van A1 n er, ca. 1856. 89. STEENDEREN, 't Goet tot Averkamp in het kerspel van Steenderen. Henric van Averkamp Sceelensoin, vermits opdracht van Wermbolte Henrixdochter to Averkamp met Albert, des tolners knecht to Zutphen, haar momber, aan haar neef Henric voornd., 28 September 1465. 90. TIEL. Eyn huys end hofstede bynnen Tiele, geheiten dat Hoff van Arckell, mit synen mantaill end thien phs. gulden tyns sjairs, tot Zutphenschen rechten, weert sjairs omtrent VI B. gl. Gysbert die Koek, anno 1474. Johan die Cock van Nederinnen, hem aanbestorven van Hendrick die Koek, zgn vader, na afgemaakt verzuim van wglen Henrick voornd., 10 November 1689. Idem, opnieuw beleend, 4 Januari 1540. Floris de Koek van Nederangern i) vermits overigden van Johan de Cock, zgn vader, 14 Maart 1559. Idem opnieuw beleend, 9 Juni 1563. Idem draagt het op aan Jacob de Koek van Opynen, zgn neef, die daarmede beleend wordt, eodem die. Henrick Ardtzen Hack, vermits doode van Airdt Crinsen, zgn vader, 26 Augustus 1645. Wildt van Broeckhuysen, heer van Eek en Wiel, beleend als erfgenaam van Everhardt de Cocq van Opynen, 5 December 1676. Diederick van Broeckhuysen, erfgenaam zgns broeders Wilt beleend, 81 Januari 1680. Jacob Johan van Delen, heer van Lent, Laer en Vanevelt, als man en momber van Anna Elisabet van Delen laat approbeeren het magenscheid over de nalatenschap van Diederick van Broeckhuysen d.d. 19 December 1693, waarbg hem q.q. dit leen is toegescheiden, en laat zich op grond daarvan beleenen, 20 Augustus 1695. Anna Elisabeth van Deelen, douairière van Deelen, laat haar besloten testament 2) approbeeren, 11 April 1719. ') Verschrijving voor Nederynen. «) In dit testament werden als erfgenamen genoemd de zeven kinderen van de zuster der testatrice, Sina van Delen, weduwe van Otto van Wyhe, heer van Echteld, met namen Anna Elisabeth, Christiaen Reynoldt, Evert Jan, Christina, Wilda, Margrit», Johanna. Dit het magenscheid d.d. 11 October 1726 blpt, dat Christiaen Reynold gehuwd was 58 Nyel then Have, anno 1460. Jacob ten Have, vermits doode zgns vaders Niel ten Have, voir een ledich leen tot eyne dryepondige leensrechten, 12 April 1469 1). Idem beleend, 4 Juli 1484. Ailbert then Haeve bg transport door Jacob voornd., zijn broeder, na broederscheiding, eodem die. Johan Vaick bg transport van Albert ten Have, 10 October 1505. G-ueda van Meeckeren, nagelaten dochter van Johan Vaecx; hulder is Sander van Meeckeren, haar zoon, 16 Augustus 1544. Sander van Meeckeren, vermits doode van zgn moeder Gueda van Meeckeren, 6 April 1548. Willem van Meeckeren, vermits doode van Sander van Meeckeren, zijn vader, 26 April 1555. Idem opnieuw beleend, 6 Juni 1562. Idem bekomt vergunning het leen te mogen bezwaren met 100 thaler, eodem die. Jutta, weduwe Willem van Meeckeren, vermits doode van Willemken van Meeckeren, baar zoon; hulder is Jan van Vreen, 15 October 1577. Eadem, nu huisvrouw van Jan van Vreen, opnieuw beleend; zij tuchtigt haar man aan dit leen, 7 Januari 1579. Egbert van Wetten, burgemeester van Arnhem, vermits opdracht van Truytgen van Meeckeren Willemsdochter, 13 September 1597. Alith van Wetten, vermits doode van Anna de Voocht, weduwe van Jacob van Wetten, der rechten doctor; hulder is Arnoldt Penninck, der beiden rechten doctor en advocaat voor het Hof van Gelderland, 12 Februari 1645. Aletta van Wetten, weduwe Coutis, beleend, 13 Mei 1711. Gosuin Verstegen doet hulde. Eadem laat haar testament approbeeren, eodem die. Anna, Meghtelt en Louisa Coetis beleend, 5 October 1711. Willem van Harel doet hulde. Anna en Jacoba Louisa Couttis laten haar besloten testament d.d. 1 Juni 1723 approbeeren, 23 Juni 1728. Jacoba Wilhelmina Couttis, erfgenaam harer ouders Alart Couttis en Aletta van Witten (sic), na approbatie van magenscheid beleend, 2 December 1732. Hnlder Samuel van Eek tot Overbeek, haarman. Alart van Eek na approbatie van magenscheid beleend, 3 Juli 1762. Idem laat zgn besloten testament approbeeren, 11 Februari 1764. Wilhelmina Henrietta van Eek na approbatie van magenscheid beleend, 11 September 1765. Hulder Jacob Willem van Eek. Eadem laat haar besloten testament approbeeren, 6 November 1765. Eadem stelt na overlijden van J. W. van Eek tot hulder Samuel van Lynden, 4 Januari 1791. Aan den kant staat, dat het heergewaad 3 oude schilden bedraagt. 60 Afgespleten van 98. 98 § 1. Seecker campjen lants, het Vordel genoemt, sijnde saeylant, so ende als hetselve in den ampte van Heerde, kerspel Vorghten, gelegen ende nut onsen leengoet, den Weyenborgh genoemt, gespleten is, opgedragen door Wilhelmina van Blois aan Gerrit Mensinck, die daar weder mede beleend is, 5 November 1696. Idem en zijne vronw Grietjen Hendricks verbinden dit leen voor eene schnld van 1175 gld. aan Pieter Andriessen en Maria ten Hoven, echtelieden, 14 Juni 1699. Jan Gerrits Mensinck als leenvolger zijns vaders beleend, 22 October 1715. Idem geeft dit leen, onder voorbehoud van lossing, in vrijwillig verwin aan Maria ten Hoeve, weduwe van Peter Andriessen, 14 November 1715. 94. VORDEN. Dat goet to Hamminck 1), gelegen in den kerspel van Vurden, in den burscap van Dellen, tot Zutphenschen leene. Diederyc van Hacvoerden, ca. 1856. 95. Het goet Hamminck ten Zutphens leen in den kerspel to Vorden. Lambert G e e r d e s z o e n, ca. 1356. 96. VOEDEN. Het goet de Haeffsleger in den kerspel van Vorden, buurschap van Delden, waarvoor het goed Hamminck in denzelven kerspel eertijts vrijgelaten is, met een pond goet geit ten Zutphenschen rechten te verhergewaden. Bernt van Hackfort, na vrijlating van het goed geheeten Hammynck, gelegen in den kerspel van Vorden, buurschap van Delden, in stede daarvan gestelt hebbende het goed geheeten de Haeffsleger, gelegen als voor, daarmede beleend, anno 1514. Idem opnieuw beleend, 18 Juli 1539. Jacoba van Hackfort, weduwe Goessen van Raesfelt, vermits doode van haar vader Bernt van Hackfort, 4 November 1565. Eadem opnieuw beleend; Joachim van Lyer is hulder, 16 December 1578. Henrick van Westerholt tot Hackfort, heere tot Scherpenzeel ende Feersum, als erfgenaam van Joffer Jacoba voornd., na afgemaakt verzuim beleend; hulder is Coenradns Hiddinck, zgn secretaris, 22 April 1639. 97. VORDEN. Het goet tho Woilderinck, gelegen in het kerspel van Vorden, buurschap van Mossell, tot een vijfmarkleen. Gerit van H a c k f o i r t, anno 1460. ») Zie 9K. 61 Diric van Haickfoirt, vermits doode van Geryt van Hackfoirt, zijn vader, 25 Mei 1484. Jacob van Hackfoerden, 21 Juli 1484. Bernt van Hackfoirt vernieuwt den eed, 18 Juli 1539. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die van het leengoed Veerhorst No. 98. 98. VOEDEN. Die Voerhorst in den kerspel van Vurden. Willem van Vorden, ca. 1356. Gerrit van Hacvoerde, na 1356. Jacop van Hacvoert, 1386. Bernt van Hackfort vernieuwt den eed, 18 Juli 1539. Hier staat: Een goet genoempt die Veerhorst in den kerspel van Vorden tot zadelleensche rechten met 100 golden gulden. Goessen van E a e s f e 11, als man en momber van jouffr. Jacoba van Hackfort, vermits doode van haar vader Bernt van Hackfort, 24 Juli 1559. Jacoba van Hackfort, weduwe Goessen van Eaesfelt, £ November 1567. Eadem opnieuw beleend, Joachim van Lyer is hulder, 16 December 1578. Henrick van Westerholt tot Hackforth, heere tot Scher- penzeel ende Peersum, als erfgenaam van Joffer Jacoba voornd., na afgemaakt verzuim beleend; hulder is Coenradus Hiddinck, zijn secretaris, 22 April 1689. Herman Maurits Eipperda beleend (volgens extract uit het register der leengoederen de anno 1696, ter kamer der heeren Gedeputeerde Staten van het graafschap Zutphen berustende). Van bovengenoemde gedevolveerd op Maurits Carel Georg Willem van Eipperda en daarna op Sophia Amelia Maria van Gent als eenige erfgenaam. Carel Casimir van Wittenhorst-Sonsveltals naaste en oudste mannelijke erfgenaam (vermits dit leen in de registers niet gevonden is, is dezelve diligent verklaard om beleend te worden), 17 October 1767 99. WAGENINGEN. Tien hont lants op 's Greven ommegange in der Neuden te Zutphenschen leen. Marcelys van Wageningen, ca. 1356. Ghysbert Hack2) van Wageningen, 1386. *) Het leen wordt hier aldus omschreven: De Veerhorst of Groote Horst, voor en bezyden 't huis te Vorden, in den Crink van den Wildenberg gelegen. ") In het andere afschrift van dit leenregister heet de leenman: Ghysbert, procurator Marceliss van Wageningen. wasruit dus blijkt, dat Hack slechts hulder was. 62 100. WEHL. Ein guet in den kerspel van Weel, geheiten (niet ingevuld). Fredrick van Bair heeft een goet in den kerspel van Weel, is leen tot Bair ende is twyweddich *) geworden, als nae doode ziins vaeders ende by aencomen miins heren, 8 Juni 1460. Idem, siin guet in den kerspel van Well geheiten.... 2), 21 Juli 1484. 101. WESTEBVOOBT en DUIVEN". Een leen van een Meerslaeh tusschen het erf van den Hertog van Cleve en de Abdis van Eb>n ende derdenhalven morgen lands in den kerspel van Westervoort tot een pondigh leen ten Zutphenschen rechten. Spaen van Ben wye van den slage in den Meer ende van %\ mergen lants tot Westervoort, 1386. Johan van Byngerden beleend, zooals Henric van Oy als momber van Jutte van Bingerden, zgn echte wyve, dat te holden plach, 19 Januari 1462. Johan van Bingerden opnieuw beleend, 26 April 1484 3). Idem, anders genannt Byngart van O y, bezwaart het leen met 4 alde gouden schilden jaarlijks aan H e n r i c k F r e d e r i c x, die met deze rente beleend wordt, 19 April 1492 4). Goessen Henricx S m y t h, burger van Arnhem, beleend met derdenhalven morgen lands, gelegen in het kerspel van Westervoort, na transport van Henrick Arntzoen anders geheeten van O y en A1 g t, Byngeitz dochter van Oy, zijn huisvrouw, 28 September 1499. Idem vernieuwt den eed, anno 1544. Goessen Smyt draagt op een huyssinge, end hoffstadt, haldende omtrent derdenhalven morgen landtz, gelegen an der Ysselle, mit die eene zyde aen Goessen van Wamels hoffstadt, gen. die thien Roeden, mitten eynen eynde aen bouwinge zeligen Jacop van Wittenhorstz erffg. end mitter andere zyde aen Claes Veeren eigen erff, in den kerspel end gericht van Westerfoirt in den lande van Berge, aan Claes Veeren voorn., die daarmede beleend is, 20 Juli 1552. Idem eed vernieuwd, 15 April 1563. Willem Veren draagt dit leen op aan Cornelis ter Heerenhaeve die daarmede beleend is, 4 Augustus 1579. Claes Dueker, borger tho Colen, vermits doode van zgn vader Johan Duycker, 10 Mei 1592. Matthias F e h r e n, der rechten doctor en advocaat voor het Hof van Gelderland, vermits doode van zgn vader Lubbert Fehren, 8 Mei 1666. Dr. Jacobus Woltingh beleend als erfgenaam zijns ooms Matthias Fehren, 24 December 1674. i) Dit beteekent, dat het dubbele heergewaad moest betaald worden. *) Niet ingevuld. s) Hier staat: in die Meerslaeh in den kerspel van Dueven. <) Aan den kant staat: „geloist". 63 Idem maakt dit leen deelbaar onder zijne kinderen „sonder enigh vordel off prerogativen", eodem die. De crediteuren van den boedel van Berent Otters en diens vrouw beleend met dit leen, gelgk het vroeger van Dr. Matthias Fheeren en Dr. Jacobus Woltinck in gen. boedel was gekomen, waarna zg het hebben opgedragen aan Ggsbert Tulleken pro se et nom. ux. en Joost Pronck pro se et nom. ux., die daar weder mede beleend zgn, 10 Februari 1690. "Willem Tulleken beleend als erfgenaam zgns vaders Ggsbert, 1) 1709.^ Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 3500 gld. aan Abraham Danckfoort, 5 September 1721. Ggsbert Tulleken, minderjarig, erfgenaam zgns vaders Willem, 13 Mei 1724. J. C. Tulleken doet hulde. Idem draagt dit leen op aan Johan Christiaen Swaen, die daar weder mede beleend is, 11 Januari 1726. Idem draagt dit leen op aan Jan Lam er s, die daar wedér mede beleend is, 1 October 1755. Idem en Eeiniera van Druyvendaal, echtelieden, dragen dit leen — zgnde groot 27$ morgen, daar het huys en den berg op staat, met den hof en boomgaard, zgnde het erve -Fheeren hofstede allodiaal — op aan W&nder ten Bosch, die daar weder mede beleend is, 12 Juni 1769. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 2000 gld. aan Jan Gaymans en J. C. Otters, echtelieden, 14 Juni 1769. 102. WESTEBVOOET. Twee morgen lants tot Westervoort tot eenen Zutphens leen. Gysbert van den Berge, ca. 1356. Gysbert van den Bergh, anno 1460. Hier staat: Die Thien roeden, gelegen in den kerspel van Westervoort tot een pondigh leen, als huis en hofstede met den lande daartoe hoorende binnen- en buitendgks, tot Zutphenschen rechten. Idem opnieuw beleend, 22 Juli 1484. Diric K o n n i n c k anders geheeten B r u e r, na opdracht van Gysbert van den Berge beleend met zgn goed in den kerspel van Westervoort, 27 Februari 1506. Beyner then Eyss beleend vermits doode van zgn moeder Ermtgert Koennynck anders gen. Brouwers, 2 October 1539. Idem draagt dit leen op aan Dierick van Waemell, burger tot Arnhem, die daarmede beleend is, eodem die. Goesschen van Wamell, vermits doode van Dierick van Wamell, zgn vader, 3 December 1544. >) Niet ingevuld. Eerst in 1721 ingeschreven. 74 125. Vijf malder zaets op den Hagen ind Blokenmaet half, tot een Zutphens leen. Geerlich Peeterszoen, ca. 1356. 126. Een kempken, ten Zntphensche rechten. Jan van Eelle, 1386. 127. Danenmaet, id. Henrick van Heeker, 1886. 128. Een goet. Gerit Velthnys, dat goet, dat Floerkeu ten Hove hadde, 1386. 129. Twee roeden in der Nigermaten. Dierick die K o n i n c k, 1386. 130. Balenaeker. Johan van Averhagen, 1386. 131. Een morgen lants. Diederick Kaicken tot Westervoort, 1386. 82 Afgespleten van 6. 6 § 3. De Essenpas, groot ongeveer l1/? morgen, oost Elbert van Wyttenhorsts land tot den hal ven grave toe, zuid de Hoogstraat, west den Vuilickenhoeck en noord land van Lubbert Umbgrove, afgespleten van het leengoed Hamerden. Albert van Wyttenhorst draagt dit als een afzonderlijk leen op aan Johan Kaelkens en Magdalena van de Velde, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 8 Mei 1662. Willem Caeltjens, erfgenaam zgns zoons Jan, beleend zgnde, bezwaart dit leen met 800 gld. ten behoeve van Magdalena van de Velde, weduwe zgns zoons, 25 Juni 1669. Idem draagt dit leen op aan Jacob D a e m e n en Juetgen G u e r t s, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 19 Juli 1671. Idem tuchtigt zgne vrouw aan dit leen, 20 Juni 1681. Beatrix Damen, weduwe van Nicolaas van Wenkum, erfgenaam haars broeders Jacob, beleend, 18 April 1706. Eadem, bijgestaan door haren zoon Anthonius van Wenkum, draagt dit leen op aan Elisabeth van Biesen, weduwe de Haas, die daarmede beleend is, 2 Juli 1706. Peter B o 1 c k pro se en als gemachtigde van Margaretha Bolck, beleend zgnde als erfgenamen van Elisabeth van Biesen, draagt dit leen op aan Aelle Posthumus'en Beiniera Bolck, David Crolinger en Elisabeth Bolck, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 14 Juli 1719. Beiniera Bolk, echtgenoot» van Aelle Posthumus, en Elisabeth Bolk, weduwe van David van Crolingen, dragen dit leen op aan Hendrik Cannegieter en Bachel M uy s, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 4 December 1742. Hermanus Cannegieter na approbatie van magenscheid en afgemaakt verzuim beleend, 28 Juli 1779. Idem draagt dit leen op aan Wander ten Bosch, die daarmede beleend is, 18 November 1779. Afgespleten van 6. 6 § 4. Een stuck land, genaamd den Houck, groot 872 morgen, gelegen bg Westervoort en afgespleten van het leengoed Hamerden tot een afzonderlgk leen. Aalbert van Wittenhorst draagt dit leen op aan Johan van Beurick en Jenneken Cu erts, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 23 Februari 1673. Jenneken Guerts, weduwe van Johan van Beurick, als moeder en voogdes harer kinderen beleend, 10 Mei 1675. 83 Eadem draagt dit leen op aan Wynand van Kesterenen diens vrouw, die daarmede beleend zijn, 16 Juli 1685. Afgespleten van 6. 6 § 5. De groote Ortacker, de kleine Ortacker, de Santmaten, tezamen groot 12 morgen, en het Sluyskampken, afgespleten van het leengoed Hamerden tot een afzonderlijk leen. Albert van Wittenhorst draagt dit leen op aan Samuel Tennulius, die daarmede beleend is, 10 Mei 1675. Afgespleten van 6. 6 § 6. 7 morgen bouwland, gelegen te Westervoort, afgespleten van het leengoed Hamerden tot een afzonderlijk leen. Albert van Wittenhorst draagt dit leen op aan Bemardt Steenhouwer en Ermgarda Holters, echtelieden, die daarmede beleend zijn, 17 Mei 1675. Idem krijgt vergunning om dit leen bij zijn leen de Singraaf te trekken en het daarmede te consolideeren, eodem dia, Afgespleten van 6. 6 § 7. 2 morgen bouwland, gelegen te Westervoort, afgespleten van het leengoed Hamerden tot een afzonderlijk leen. Albert van Wittenhorst draagt dit leen op aan Jacob Daemen en Jutjen Guerts, echtelieden, die daarmede beleend zijn, 29 Februari 1676. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 6 § 3. Afgespleten van 6. 6 § 8. 3 morgen lands, genaamd den Blaasbalk, gelegen te Westervoort, oost de erfgenamen van Prof. ten Uyl, west en zuid Jacob Damen, noord het land, waarvan Gerrit Sanders pachter is. Peter Verstegen, erfgenaam zijns neefs Peter Engelen, beleend, 18 October 1693 *). Idem draagt dit leen op aan Jacob Damen, die daarmede beleend is, 7 November 1693. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 6 § 3. ') Wanneer dit land, oorspronkelijk deel uitmakende Tan bet leengoed Hamerden, daarvan afgespleten is, blijkt niet. In 1668 werd het nog door A. van Wittenhorst tot onderpand gesteld. 6* 84 7 WESTEEVOOET. Caelkens bouwing, gelegen in het kerspel Westervoort, te Zutphenschen rechte. Nu Wynant van Arnhem nnd nu Cornelia van Arnhem, salige Gerrits van Arnhem dochter, Adolphs husfrouw van Buytenborch, laist ontfangen van Henrick Moir gen. Walt, her tot Lathum 1), ± 1521. Cornelia van Arnhem, weduwe van Adolf van Euytenborch2), beleend met „dat gudt, geheiten den Neyengrave, mitter schaepswaerden und houwerden3) und ein stuck landts, gelegen buiten diicks by die Scharpe kuyle, unde ein hofstadt, die Engelen unde siin wiiff ehrtiidts in liifpacht plachten to hebben unde darna Caelkens bouwinge genoembt, daer oeck Jacob van Doornick up to wohnen placht unde nuhn Johan Mindervoeth up woent", 17 Juni 1550. Eadem verkrijgt de toezegging, dat in geval van kinderloos overlijden van haren kleinzoon Adolf van Euytenborch dit leen zal terugkeeren tot „die rechte linie, dar idt van hergekommen is, to weten an dat gebloeth van Arnhem", eodem die. Adolf van Euytenborch, minderjarig, erfgenaam zijner grootmoeder Cornelia van Arnhem, beleend, 16 Juli 1559. Hulder Johan van den Boetzeler, zgn oom en voogd. Egbert Hacko van Euitenborch, heer tot Suytum, erfgenaam zgns vaders, beleend, 9 September 1583. Diederick van Euytenborch, erfgenaam zgns broeders Egbert Hacko, beleend zgnde4), draagt dit leen (uitgezonderd de „schaepswaerden") op aan ( Beernt Hermanss Steenhouwer, die daarmede beleend is, 27 April 1603. Herman Berntss Steenhouwer, erfgenaam zgns vaders Bernt, beleend, 27 November 1616. Idem tuchtigt zgne echtgenoote Lysbeth V e h r e n aan dit leen, eodem die. Bernard Steenhouwer, erfgenaam zijns vaders Herman, beleend, 19 Juli 1661. Idem tuchtigt zgne echtgenoote Ermgard Holter aan dit leen en maakt het gelgkelgk deelbaar onder zgnen voorzoon Erlandus5) en het kind of de kinderen uit zijn tweede huwelgk, eodem die. Idem verbindt dit leen voor de terugbetaling van 9600 gld., hem door zgne vrouw verstrekt tot betaling van de schulden zgns vaders, met bepaling, dat de kinderen uit zgn tweede huwelgk dit bedrag „vooruyt sullen proviteeren", 18 Mei 1672. Otto Temminck en Theodorus Crayvenger krggen vergunning om op dit leen te procedeeren, 10 Mei 1677. *) Deze aanteekening, op fol. 2 tusschen twee beleeningen van 1451 staande, is niet duidelijk. Henrick Moir komt als heer van Lathum voor in 1521 en in Februari 1527 heeft de echtscheiding tusschen Adolf van Ruytenborch en Cornelia van Arnhem plaats gehad (Npoff, Gedenkw. VI, No. 1415). ■) De scheiding is dus niet doorgegaan. ») Elders staat juister schaepsweyden en holtwerden. ') Hier en later heet het leen de Singraeff. >) Zgne eerste vrouw was Erlanda Maria van Lommetsom. 85 Idem verbindt dit leen voor 5800 gld. ten behoeve van verschillende schnldeischers, 15 Mei 1677. Approbatie van overgifte van het goed de Syngraef door Dr. Bernard Steenhouwer en diens vrouw ten behoeve hunner schuldeischers, 8 October 1686. Dezelfde echtelieden dragen dit leen op aan Adolf Leenders van Wierdt en Adolf Engelen, die daarmede beleend zijn, 20 Februari 16901). Adolf Leenderts van Wierdt en Elisabeth Muller, echtelieden, tuchtigen elkander aan hunne resp. aandeelen in dit leen, 24 November 1700. Leendert van Wiert, erfgenaam zijns vaders Adolf, beleend met de helft2) van dit leen, 17 Maart 1708. Gerrit van Beest, minderjarig, na afdoening van verzuim beleend, 8 September 1719. Idem draagt dit leen op aan De kinderen en erfgenamen van Gosen Buchy en Cornelia Engelen, echtelieden, die daarmede beleend zijn, 12 September 1726. Adolf Buchy pro se en namens zgne twee broeders en twee zusters beleend, 18 September 1742. Budolf Buchy c.s. dragen dit leen op aan Nicolaas en Bndolf le Cavelier, die daarmede beleend zijn, 12 Januari 1742. Hier staat: met twee leenen. Budolf le Cavelier draagt na approbatie van magenscheid zgn deel op aan Nicolaas le Cavalier, die daarmede beleend is, 17 Februari 1747. Andreas le Cavelier beleend met voorbehoud van de tucht zgner tante, de weduwe van Nicolaas le Cavelinr, 16 December 1786. Afgespleten van 7. 7 § 1 1 morgen weiland, afgespleten van het leen de Singraaf, en daarbij 2 morgen bouwland en boomgaard, vroeger de Poelse maet, maar nu Steenhouwers hofstede geheeten, gelegen te Westervoort buitendijks tusschen land van Johan Schlann en Lubbert Vehren, het laatste te leen gemaakt door Herman Steenhouwer en Elisabet Vehren, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 3 December 1644. Iidem krijgen vergunning om dit leen na te laten aan hunne dochter Bernarda tegen uitkeering van 1000 gld. aan haren broeder Bernard, eodem die. Bernard Steenhouwer, erfgenaam zijns vaders Herman, beleend zgnde, draagt dit leen op aan Henrick Lemfert en Aeltgen Fredericks, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 5 December 1661. Iidem maken dit leen deelbaar onder hunne kinderen, met uitsluiting van Lemferts drie voorkinderen, eodem die. ') Deze beleening blijkt uit de akte van 24 November 1700. •) In de akte staat: „voor sooveel sijn vader zal. hetselve heeft gecompeteert". 86 Aeltjen Fredericks, weduwe van Henrick Limpbert, als boedelhoudster en moeder harer kinderen beleend, 18 Maart 1671. Maria Limfers, erfgenaam haars vaders Frederick, beleend, 4 Juni 17B3. Gerriken Limperts doet afstand van haar recht op dit leen ten behoeve van Maria en haren man Arent E g b e r t s, 28 Januari 1734. Maria Limpherts, weduwe van Arnt Egberts, en Hendrik Caaltjens1), bruid en bruidegom, laten hunne huwelijksvoorwaarden approbeeren, 6 Maart 1737. Eadem, weduwe, stelt tot nieuwen hulder S. Tapper, 13 Februari 1762. Eadem cs. draagt dit leen op aan Theodorus Christoph Bnsscher en Cecilia Bock, echtelieden, die daarmede beleend zijn, 3 Mei 1768. Johan Michiel Bock en Johan Michiel Boon cs., erfgenamen van Th. C. Busscher, pro indiviso beleend, 1 Juli 1783. Iidem dragen op aan 1°. Steven Evers en Neuleke G i e b e n, echtelieden, huis, hof, bouwland en elzenpas, samen groot ongeveer 2 morgen, 18 Mei 1785; dezelve beleend, 1 Juni 1785; 2°. Gerrit C ram er eene uiterwaard, groot s/4 morgen, beleend, 1 Juni 1785. Gerrit Cramer draagt dit leen op aan J. H. van Leenhof de 1'Es-pi er re, die daarmede beleend is, 7 April 1787. Afgespleten van 7. 7 § 2. De helft van het leengoed de Singraef, zgnde een afzonlgk leen. Adolf Engelen2) laat approbeeren zgn testament, waarbg' hij tot erfgenamen stelt de kinderen van Elisabeth van Beest, dochter van Cornelis van Beest en Hermina van Wierdt, 8 Juli 1717. Idem8) laat approbeeren zgn nader testament van 30 Mei 1722, 22 Juni 1722. Gosen Buchy en Cornelia Engelen, echtelieden, beleend, 26 April 1723. Cornelia Engelen, echtgenoote van Gosen Buchy, en hare kinderen Budolph Buchy, gehuwd met Justina van Driessel, Mechtelt, gehuwd met Peter van Vleuten, Hendrik, Adolf en Geertruydt verkrggen approbatie van een accoord over dit leen, 31 Juli 1726. Eadem, bijgestaan door haren man, draagt dit leen op aan Hare vgf kinderen*) met verzoek, dat Hendrik voor hen allen moge worden beleend, gelijk geschied is, 5 Augustus 1729. Verder zgn de beleeningen gelijk aan die sub 7. >) In een tweede register staat Haaltjens. *) Hij was 20 Februari 1690 met de helft beleend. ') Hier heet hij Engelen Mindervoet. *) Hendrik was middelerwijl gehuwd met Margaretha Hoppecamp en Geertruydt met Frederik (van) W i c k e d e. 87 8. WESTEEVOOET. Het Emmeriksche goed, groot 10 morgen, oost en noord langs de Broekstraat, west Wemmer van Waldenbergs land, znid vronw van Waemels land, ten Zutphenschen rechte. Giesbert van Bingerden beleend, 22 Mei 1549. Derrick Cloeck als man van Anna van Bingerden, dochter van Giesbert, beleend, 3 April 1581. Eicquin Cloeck, erfgenaam zijns vaders Derck, beleend, 21 Februari 1618. Idem tuchtigt zijne echtgenoote Agnes V1 a s s aan dit leen, eodem die. Idem krijgt vergunning om dit leen na te laten aan zijnen oudsten zoon Floris Diederick, zonder dat deze verplicht zal zijn den derden voet aan zgne broeders en zusters uit te keeren, 25 October 1634. Floris Diederick CloeckJ) verbindt dit leen voor eene schuld van 4000 gld. aan Michiel van Luynenburch, 10 October 1642. Idem krijgt vergunning om dit leen te verbinden ten behoeve van Arnt de Cock voor de nagelatene kinderen van diens broeder Johan en zgne echtgenoote Sebastiana van Bommel, nu gehuwd met Floris Diederick Cloeck, ter verkrijging van restitutie van de schade, door het verkoopen of verpanden van de goederen van Sebastiana aan hare kinderen uit het eerste huwelgk berokkend, 28 April 1644. Isaac Muis, als curator van wglen Floris Diederick Cloeck en als gemachtigde van diens zusters Jacoba2) en Catharina (van wege den derden voet), draagt dit leen op aan Nicolaes Jansen Ketelaer en Catharina van den Berge, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 23 Mei 1651. Cornelis Eichard van Buren beleends), 3 April 1682. Theodorus Arnoldus a Schlaun, erfgenaam zgns ooms Cornelis Eichard van Buren, beleend, 22 September 1719. Maria Helena van Schlaun, erfgenaam haars broeders Theodorus Arnoldus, beleend, 8 Augustus 1768. Eadem draagt dit leen op aan Huybert van Keulen en Dora van Groenen, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 10 Augustus 1769. 9. WESTEEVOOET. Eene hofstede met kamp, groot ongeveer 2 morgen, afgespleten van het Emmericksche goed4), gelegen te Westervoort, aan de eene zijde naast de Leeden, aan de andere naast land van Henrick van Eiswick, schietende met het eene einde aan den bandgk, met het andere aan de bouwing van St. Nicolaas, ten Zutphenschen rechte. Giesbert B r o w e r, erfgenaam zgns vaders Henrick, beleend, 22 Mei 1549. ') Wanneer hij als erfgenaam zijns vaders beleend is, blijkt niet. . ) Zij was weduwe van den Broeck. ) Dit blijkt uit de akte van 22 Soptember 1719. ') Daar ik niet weet, in welk jaar de afsplitsing heeft plaats gehad, heb ik dit goed als zelfstandig leen opgenomen. 88 Idem draagt dit leen op aan Johan Reinckens van Heerde, schout van Rheden, die daarmede beleend is, eodem die. Willem van Rantwyck, erfgenaam zijns stiefvaders Jan Reyntgens, beleend, 10 September 1590. Idem draagt dit leen op aan Jan E n g e 1 g e n s, die daarmede beleend is, 5 Januari 1610. Frederick Engelkens, erfgenaam zijns vaders Jan, beleend, 9 Maart 1684. Idem maakt dit leen deelbaar onder al zijne kinderen, met voorwaarde, dat aan den oudsten zoon als natuurlijken leenvolger 200 gld. zal worden uitgekeerd, eodem die. Jan, Gerrit, Liesebet en Jenneken Engelkens, minderjarig, erfgenamen huns vaders Frederick, beleend, 29 October 1641. Hulder Evert Engelen, hun voogd. Jan Engelen draagt dit leen op aan Gerrit Engelen, die daarmede beleend is, 25 Juni 1669. 94 G. Gaerts 46 Gaymans 63, 65 Galen, van 24, 57 Gansneb gen. Tengnagell . .43 Geerdes 60 Gen(d)t,van .... 3, 4, 10, 61 Ger(r)its, Gerritssen 5, 11, 14, 32, 33, 34, 42, 47, 71 Ge(e)rlichs 35, Geurts(en) 53, 54 Ghemen, van 25 Gieben 86 Goerman 18 Golde, Gould, van der .... 2 Goltsmit, Goltsmytz . . 37, 71, 72 Goltstein, van 49, 52 Goor, van 32 Goossens 53 Greefraeden, van 79 Greven 23 Griet, van 37 | Groeff, de . . . 13, 19, 25, 27, 55 Groenen, van 87 Groete, die 36 Gronde, ten 73 ' Groote Veldinck, ten 43 Grothe 23 Gru(y)ter(s) 18, 51 Gruyter, Grueter, de 49 Gnerts 82, 83 H. Haar, Haer, ter .... 14, 15 Haak 30 Haas 12 Haas, de 82 , Haeffkens 20 Haeften, van 37 Hage(n)do(o)rn, Haichdorn . 47, 48 Hagen, Haegen, van 5 Haitzhovell, op den . . . . . 27 Hack 56, 61 Hackfort, van 8, 22, 38, 60, 61, 68, 79 Hamaeckera 41 Hammin(c)k 20, 41 Hardenbroek, van 72 Hardevelt, van 4 Harel, van 58 Harmelink 20 Hattum, van 22 Ha(e)ve, ten 58 He(e (c)keren, van (te\ 9, 13, 34, 38, 69, 74 Heer, de 42, 73 Heerdels, van 59 -Heerde, van . . 30, 54, 59, 70, 88 /Heerdt, van 17 Heerenhaeve, ter 62 Heese, van 65 Heyden, de 57 Heyden, van 42 Hey.endael 28, 29, 71 Heym, de 13 Heymerick, van ....... 17 Heckman de Feher 53 Heil, van der . 44 Heimig 20 Hemminck 20 Henricks, Hendricks 14, 32, 47, 50, 51, 60 Hermans 39, 50 Hesevelt, van 45—48 Hessels, Hessen s 42 Heukelman 40 Heusch, de 70 Hiddinck 60, 61 Hinckart 3, 16 Hoege, die 37 Hoeyckynck 25 Hoevecamp 46 Hoevel(l), van (den) 42 /Hoevelick, van der 1- Hoeven, ter 51 Hoeven, van der .... 11, 12 Holl 36 Holt, then 59 Holtappel 33 Holter 83, 84 Holthuysen, van 41 Holtius 81 Ho(e)nte, te 43 Hoppecamp ........ 86 Horstel, van 17 Hove(n), ten . . • .52, 60, 64, 74 -Hovelick, van der .... 70, 71 Hu(y)ginck 59 Huyberts 50, 64 Huickman 41 Hulhusen, van 55 I. Inden, ter 41 Ingen 5 Ingenulandt .70 Isendoorn, van . 19, 25, 26, 27, 47 Isendoorn a Blois, d' 19, 27, 47, 55 Isselmuden, Ysselmuyden, van 4, 19, 37 Ittersom, van 67 J. Jacobs(zn) 33, 47, 64 Jans(s) 14, 31, 32 Jans(s)en . . 29, 45, 49, 50, 53, 54 95 Blz. Jodinck 40 Jodinchoff, tot 40 Joede, de 24 Joosten 50 Jutken(zoon) .6 K. Cabbe, Cubbe 43 Caelkens, Caeltjens. ... 82, 86 Kaick, Kayck 21, 74 Kalfferpas 20 Kamphu(y)sen, van 7 Kanis, Canis 41 Cannegieter 82 Capell(en\ van der ... 51, 52 Carvenheim, van 23 Cavelier, le 85 Kelle, van 74 KeppelfJ) van. . 1, 23, 39, 40, 52 Kerkem, Kerkom, van . . 19, 25 Kerckhoff .46 Kersten 8 Kerstgens 47 Kervell, van 23 Kerven(hem), van ... 23, 68, 73 Kesteren, van ...... 13, 83 Ketelaer 87 Keteler 78 Keulen, van . 87 Claess(en), Clasen, Claess(oori) 2, 15, 32 Cleeff, van 18 .Cloeck, Kloeck . . . . 2, 21, 87 Kluppell 47 Knikking 20 Knippenborch 67 Knippenborch, van der .... 78 Knoppert 39 Coecx, des 6 Coets 4 Co(e)vorden, van 42 'Koirnemarckt ... .1 Cock 48 Kock(x) 21 Koek, de 56 Cock van Nederynen, de ... 56 Cock van Opynen, de .... 56 Coke 21 Kockert .' 22] 68 Koninck, die 74 Konninck geb. Bruer 63 Conraete 33 Coot, van 18 Corler, van 18 Corneliss(en) S, 44, 53 Kotier 4 Cout(t)is 58 Craaivanger, Craeyvanger, Krey(en)venger 13, 14, 17, 27, 28, 31, 68 Blz. Cramer 86 Kreynck . . . . .40, 41, 52, 69 Crinsen 56 Ciolinger, Crolingen, van ... 82 Krueser, Cruesser 9 Krughten, van 28 Krijghsman 59 Kueper 45 Kuerbeeck, van 11 L. Laer, van 67 Lamberts(en) 40, 41, 46 Lamers 63 Langius 15 Laro(c)que .81 Leenhof de 1'Espierre 86 Leerinck 8, 73 Lemfert 85 Lengel, van i 17, 67 Lennep, Lyn(n)ep(e), van 6, 7, 8,14, 29 Lense H Leuwen, van 70 L*(e)uw(en), van der 37 Lewe, dye 64 Lyer, van 61 'Lynden, van 24, 26, 58 Lintelo, van ...... 38, 52 Lipperus 22 Löben Seis, van 28, 38 Loeff 11 Loon, van 17 Loy, Loey, van 64 Loile, van 6 Lommetsom, van 84 Louwerman 37 Lovick 73 Lubberts 30, 46,. 47 Ludenhorst, van. .... 7 Luexken, Luxken 29 Luyxkens 29 Lucassen 28, 47 Lutghe, die 9 Lutjens 72 M. Maessen 4 Maet, ter . . . .: 50 Mahusius 27 Macreel, Makareel 34 Marckel, van 69 Marle, van 46 Marrienburgh ....... 41 Martensen 46, 67 Masschop 2 Mehen, van 3 Me(e)ckeren, van . . . 24, 53, 58 Melgers .72 96 Blz. Mensinck 60 Meiscb, ten 4 Mes 53 Meurkens 12 Middachten, van . . 16, 24, 27, 53 Millinck 24 Moerken 12 Moers gent. van Baer, van ... 25 Mockinck 30 Moliaert 2, 30, 32 Momme 68 Montfoort, van 25 Morin van Waldt .... 19, 25 MorreD, Mor(r)he 9, 10 Motzfelt, Moesfeit, van .... 72 Muis, Muys 49, 82 Mu(y)lart 66, 67 Muller 85 Munster, van . . 23, 35, 38, 68, 69 Munts, Muntz 13, 14 N. Nagel 40 Ness(e), van ........ 6 Netelhorst, van 38 Nyendaal, van 44 Nyenhuis, ten 41, 67 Niewenaer, Nuwenair, van . . .10 Niland, Nylant 20, 81 Nyvelt, van 48 Noerthusen, van. ...... 1 Noorth, opten 37, 38 Nuck 18 O. Oert, van 59 Offenberg 28, 31 Oy, van 14, 15, 31, 62 Olden, van . 54 Oldeniel, Aldeniel, van . . 66, 67 Ommen, van 37 Ommeren, van 35 Oosterdyck 14 Oppendycke 41 Oranje, van 43 Otten 2, 17, 54 Otters 63 P. Pabst 72 Padevoirt, van 66 Pallandt, van 68, 69, 71 Pauls, Pauwels 8 Peeterszoon 74 Pey . . 49 Penninck 58 Petershe(y)m, van 25 Blz. Pelit 81 Peurs 13 Piekeren, van 16, 48 Pinninck 40, 79 Pit 23 Plettenbergh, van 8 Plyster 64 Poel wiek, van 77 Pol(l), van den 48, 50 Posthumus 82 Priesser 41 Pronck 15, 63 Putselaer 2, 55 Putt, van de 13 R. Raesfelt, van ... . 3, 8, 60, 61 Raeshorn, Raeshoeren 77 Rand(t)wyck, van ... . 10, 88 Rappart. 12 Reede, van 55 Reesen 18 Reynderhorf, van 29 Reynders 30 Reyners 59 Reintjens 30 Renesse, van 45, 48 Rengers 44 Renwyc, van 62 Riet, ter. zie Ryt. Ricquyns 72 Ripperda, van 61, 67 Ryt, te 5 Koberts(zoon) 39 Roderlo, van 68 Roelofs(en) 20, 28, 35, 65 Roerlem, van 29 Roest . 59 Rosenburgh 12 Rossem, van 19, 25 Ruytenborch, van 84 Rijcksz 47 S. Sadelhoff, van. Zie Zadelhoff. Sande, van den 3, 78 Sas 18 Scherpenzeel, van 3, 70 Scheven, van 2 Schev(w)ick, van .... 24, 53 Schevickhaven, van 47 Schimmelpenninck . . 37, 39, 45, 69 Schlaun, van 87 Schoeck 7 Schoemaicker .35 Schocke 79 Scholten 32, 50 97 Blz. Schomaker 41 Schrassert 3, 80 Schryck, van 70 Schroysteyn, van 11 Schuurman, Schuirman .... 34 Sell 22 Slichtmans. 23 Slycke, ten 4 Sloyse van den Dampne. ... 21 Sluyter. ......... 23 Smedes, des 73 Smit", Smyt . » . 27, 46, 48, 62 Smullinck, Smullingh. . . 30, 67 Soury 20 Spaen 40, 78 Speulde, Spoelde, van. . 10, 44, 45 Splinter 1 Sprangius 49, 50 Spronck 79 Staringh, Staerinck 30 Steeg, van dor 50, 51 Steenhouwer 66, 83—85 Steenier, van 2, 30, 32 Steen man 23 Steenre, van 52 Stege, Stegen, ter ... . 26, 32 Stegemans 32 Steynbeckers 11 Stepraedt, van 26 Stevens 33, 49 Stra(e)tten, (op) ter 34 Streuf 12 Strjjthout 70 Stuirman, Stuerman 39 Swaen 63 Swave, die 26 Sweeren 17 Sweersen, de . . 39 Sweerts 30 Sweten, van 23, 39 T. Talholts 16 Tellich, van 24 Tengnagel, Teynaegell 71 Tennulius. Zie Uyl. Toern, van den 39 To(e)nissen 34, 64 Toreel gen. Goor 39 Torck . 10 Tour, de la 19 Tulleken, Tolleken . . 8, 14, 63—65 Tweenhuisen, van 39 TJ. Uyl, Nuyl, ten 81, 83 Ulft gen. Doornick, van. ... 26 Upwich, van der 12 Blz. V. Vaecht 15 Vaeght, de 2 Vaeck 15, 26, 58 Valée, la 72 Valckenborgh 24 Vallick 21 Vanebroeck 32 Vecht, van de(r) ... 9, 69, 70 Veen, van der 38 Veeren, Vehren .... 62, 84, 85 Velde, van den 14, 82 Velych 21 Vèlsen, van 54, 55 Velthuys . . 74 Venen, Veen (en), van. . . 45, 46 Verbee(c)k 41, 57 Verdelf 18 Verkoell 8 Vermeer 30, 31 Vermeulen 66 Vermoeien 5 Vemoy 35 Versteegh 54 Verstegen 58, 83 Verwin 23 Vieracker, van den 36 Vierdach 38 Vinckwyck, van 68 Virieu, de .57 Visser 12, 71 Vlass 87 Vleuten, van 86 Voet 17—19, 22 Vockinck 38 Vonck van Esfelt 59 Voocht, Vooght, de .... 8, 58 Voorden, van 54, 55 Voorst, Voirst, van ... 22, 66 Vorchten, van 59 Vordachoeke . 65 Vorden, van . . . 8, 36, 55, 61, 68 Vos(ch) 59 Voss van Ste(y)nwick, de . 21, 22 Vreen, van 58 Vrydach 23 Vrielicks, Vrylinck 41 Vriese, Vryes, de 33 Vijgh 4, 4.8, 49 W. Wachtendorp, van 27 Wageningen, van 61 Wayen, van den 36 Wacker 44 Wall, van de(n) 13, 37 Walle, ten 73 Wammell, Waemell, van. . 63, 64 98 Blz. I Wa(e)msticker ....... 33 Warnsinck. 40 Weddelinck 43 Weerde, ten • 7 Weerdels, ten 16 Weerdt 5 Wely, van 59 Welmerinck 41 i Wem(m)ers 15, 41 I Wender 33 Wenkum, van 82 Wentholt 41 Wees, Weese, van . . . 23, 27, 69 Wessels(zoon) 2 Westenappel, van 44 Westerholt, van. . . 8, 26, 60, 61 Westervelt, van ..... 18, 20 Wetten, van 58 Wychers 5 .Wichman(s) 2J, 34, 35 W(e)yenberch, van (den) ... .59 Wierdt, van 85 Wyghe, van 73 Wyhe, Wye, van 19, 52, 56, 57, 77 Wickede, van 86 Wylich, van 10 Willems(en) . 15, 28, 31, 41, 46, 50 Wil ten, van der 80 Winckel, te, tho • . 41 Wynssen, van 59 Winterpoel. 17 Blz. Wisch, Wyssche, van 8 Wyssinck 44 Witten, van . 58 Wyttenhorst, Wytenhorst, van 80—83 Wittenhorst-Sonsfelt, van . 10, 61 Woertreden, van oo Woldenborch, Waildenberg, van 26, 27 Wolff 77 Wolff, de 40 Wolfsen 18 Wolkers . 44 Wolters 66 Woltingh 62, 63 Wriesen • oi Wunder 71 Wussinck 41 Wijck, van der 43 Wijnbergen, van 18 z. Zadelhoff, van 28, 31, 32, 34, 51, 71 Zadell . 44 Zei 22 Zellar, van -4 Zeist, van 4, 5, 41 1 Zuderha(v)es, van 57 Zuylen van Nyvelt, van.... 48 Zwol, van 67 WIJZIGING VAN DE STATUTEN, GOEDGEKEURD BIJ K. B. VAN 11. SEPTEMBER 1926, No. 37. Art. 2. Er zijn eereleden, gewone leden en buitengewone leden. Eereleden zijn zij, die om hunne verdiensten op historisch gebied daartoe door de algemeene vergadering worden benoemd. Gewone leden zijn zij: 1°. die zich als zoodanig bij het bestuur opgeven en door het bestuur worden aangenomen; 2°. die daartoe op voorstel van een of meer leden door de algemeene vergadering worden gekozen. Gewone leden, die iemand als zoodanig wenschen voor te stellen, moeten hunne voorstellen minstens 14 dagen vóór de algemeene vergadering aan het bestuur doen toekomen. Tot buitengewone leden kunnen door het Herman van Hagen, gelijk Gertruit van Zeist, znn huisvrouw dit leen van Jacob van Zeist, haar vader, is aanbestoïven 8 Mei UsT Denck van Haigen Hermanszn beleend, 25 Augustus 1509 Griete van Haegen, in plaats van haar moeder, vermits doode van Hermen Haegen; hulder is Henrick Weerdt, 5 December Uil EngeU Wychers tot Doetinckom, vermits doode van Gertruit van Hagben, haar moeder; Johan Vermoeien is hulder, 20 Januari 1542 Engell van Hagen weduwe Jan Wychers, met Henrick van D o- d i n c k w e e r d e n, haar moeder, draagt dit op aan Thies van Broickhuys, die daarmede beleend is, 28 Juli 1546 1 oTobefi?558huesed' tendite d°°de ™ Tb*> z«n —V Idem draagt dit leen op aan Heyndrick van Eek als man van Cristina van Broickhuys die daarmede beleend is, 16 Juli 1564. ™«uuuiuys, cue Fridach van Eek, 29 Maart 1586. Idem bekomt toestemming om dit leen te verkoopen of het aan zün vrouw Odiha van Dort als lijftocht te verschrijven,5 JulTïeos Afgespleten van 6. 6 § 1. IV2 morgen uit dit leen, opgedragen door Denck van Hagen Hermansz aan Henrick Berck, die daarmede beleend is, 25 Augustus 1509. Arnt Berck tot Zutphen beleend, 2 Januari 1543 Arnt Berck, 16 April 1561. 7- BBUMMEN. HerLfet met alle syne toebehoir in Brumme- nerkerspel m de buirscap van Eyne (Eienderen) 's kirs Ghert ten tT? * malder ^ ^ZutUenschlVhC unert ten Bruke, ca. 1356. Gerit ten Broecke, 1886. Griete ter Biet; Wilhem, haar zoon, is hulder, 21 Juli 1460. Wilhem, na overladen van zgn moeder, anno 1460 Wilhem te Eyt, 27 April 1484. Arnt van F orden na transport, van Wyllem te Ryt, anno 1496. DEIL. 35DeS°1?inlantS,in.liet^bt Tan Tielreweert, kerspel van Deil, leen van de heerlgkheid van Bair. flW7ken Ja" Ingen' weduwe ^n Wolter Gerits, 24 September 1540. 5 6 Eadem draagt dit leen op aan Ariaen van Ness, scholt van Noirdelois, haar zwager, die daarmede beleend is, eodem die1). Mathies van Nesse, vermits doode van zijn vader Adriaen, 7 November 1547. 9. DIDAM2). Een hofstede en een stuk lants opten velde to Dyedem. Eolof Jntkenzoene, ca. 1856. 10. 10 molder zaits tot Diedem. Wolter van Baerle, 1386. 11. Een stuks lants. Dons van L o i 1 e, 1386. 12. Een hoefstat ende een burchleen ende Olinckvoetsaeker, te Zutphensche leen. Werner van Lynepe Wernerszoen, Klinckvoetsacker en die Ledercolyo, ca. 1856. Warner van Lynnep, 1886. 18. Stegeroepsgoet, dat 2 molder zaits is, ende ,Va voederdeel in Waverloeholt te Zntphensche leen. Henric van L o i 1 e, 1386. 14. Een halve voederdeel. Hille, Johan des Coecx dochter, 1386. *) In de acte staat: met voorwaarden, dat na Ariaen's dood dit leen zal komen op zjjn Zoon Mathies, dien hij van Geryken's voors. dochter behouden heeft. Zwager beteekent hier dus schoonzoon. . . *) Hoewel voorkomende in het Baersche leenboek Tan 1386, zfln onderstaande leenen onder Didam stellig Didamsche leenen; in de latere Baersche leenregisters komen zij ook niet meer voor. 7 15. Een leen in Berebroeck») ende in den Aalder maten ende van holte in Loelreholt ende in Milsterholt Herman Diericxzoen, 1386. 16. Een goet tot Diedem. Frederick Bitter, 1386. 17. Een leen in de buurschap van Sehaywiek in het kerspel van Diedem, te Zutphenschen leen. P Henrick Schoeek Fommyghs passche, die helt licht 5 menren mitten Hoegencampe ende dat gansche goet tot Scha^vTiekTlie' Jonan van Kamphusen die jonghe, anno 14602). 18. tlJ TT Dat g°et *° Borchlengel to vgf mareken (leen). Alde Heiman ten Weerde, ca. 1856. 19. Dat goedeken, dat Werner van Ludenhorst te halden plach van den vorstadt van Dydem geheten, een half voderdeel m Waverholte m een stede ende eenen halven beer wofdi r surjs^saets roggelands ^ Hennc van Bol, ca. 1856. Een leen geheiten Puntingsche guet end Paertkensguet fit ISJff&s.Didem'tot eenen p-W J^a^"%ÏS^ 16611 "» deF ™» te Wal?nTMeTtotLS' »,'n.mate?.1>oeret tot Bair, so es it ontfangen, ena niet tot Diedem, so is it hier ledich", 23 Juli 1460. ') Vermoedelijk Loelrebroeck. •) Dit leen is alleen nog vermeld in het Baersche leenregister in 1460. Henric van Lynnop voor hem zelf en mede ten behoeve van zijns broeders kinderen, zooals Walraven van Lynnep zeliger dat te voren ontvangen had, 15 December 1487 *). 21. DIEREN. Het halve veerstede to Diederen, gelegen in den ampt van Veluwenzoem in den kerspel van Dieren, ten Zutphenschen rechten. Andries Leerinck tot Zutphen, 1886. Gerit Leringh, anno 1460. Henric van Wyssche, basterd, anno 1485. Idem opnieuw beleend, 22 September 1486. Panwels Verkoell, vermits doode van zgn vader Arnoldus Verkoell, 28 Januari 1548. Paulus Cornelissen, veerman, en Jantjen Gerrits B re urn er, echtelieden, laten approbeeren het koopcontract d.d. 24 Januari 1706 tusschen hen en Alexandrina van Plettenbergn, weduwe de Vooght, en zich op grond daarvan beleenen, 13 Februari 1712. Cornelis Pa nis en Hendrina Kersten, echtelieden, na approbatie van magenscheid beleend, 11 Mei 1743. Iidem verbinden dit leen voor eene schuld van 600 gld. aan Willem Jan Tulleken, 80 April 1744. Hendrina Kersten, weduwe van Cornelis Pauwels, na overigden naars mans beleend, 8 October 1750. Afgespleten van 21. 21 § 1. Negen olden grooten uth dat veerstadt tho Dieren mitter heerlyckheyt daertho gehoorende, then vgffmarcksche rechten. Willem van Vorden, ca. 1856. Bernt van Hackfort vernieuwt den eed, 18 Juli 1539. Goessen van Raesfelt, als man en momber van JacobayanHackfort, haar aanbesterven van haar vader Bernt van Hackfort, 24 Juli 1559. Jacoba van Hackfort, weduwe van Goessen van Raesfelt, als erve van haar vader Bernt van Hackfort, 4 November 1567. Eadem opnieuw beleend, Joacbim van Lyer is hulder, 16 December 1578'. Henrick van Westerholt tot Hackfort, heere tot Schernenzeel ende Poersum, als erfgenaam van Jacoba voornd., na gemaakt verzuim beleend; hulder is Coenradus Hiddinck, zgn secretaris, 22 April 1689. •) Dit leen wordt nog alleen vermeld in het Baersche leenregister in 1460 en 1487. 8 9 22. DIEREN. Een teende te Dyer, geheiten der Nevelinge tiende, groet ende cleyne. Ricolt ') van B a e r, ca. 1356. 23. DOESBURG. Een stuk van drie morgen lands, geheiten Abenacker, gelegen onder de clocke van Doesborg aan beide zijden mijns Jonkeren erf van Bronckhorst, als een pondig leen, jaarlijks waard omtrent 3 gl. Sophia ter Eekeren, 23 Juli 1460. Sophia van Hekeren vermits haar zoon Hartwich, 22 Juli 1465. Hartwich te Hekeren, 11 Juli 1484. 24. DOORNSPIJK, later OOSTERWOLDE. Den alingen hoff, erf end guet genaemt ter Eyckt mit allen synen tobehoeren, myt eggen end eynden ende anders, soe groet ende cleyn, als die gelegen is by der Elborch in dat kerspel van Doernspyck, ten Zutphensche rechten mit een pondt guets gelts tho verhergeweden. Geret opderEycket, so as Johan op der Eycket, siin broeder, desen vurs. hoff op der Eycket van ons ontfangen hadde, 25 Maart 1386. Henrick van der Eyckt, vermits doode van Gerit van der Eyckt, zijnen oom, en na gemaakt accoord met Berent die Lntghe, zijnen zwager, 20 Juli 1434. Albert van der Eickt de alde, zooals sel. Gerit van der Eickt, Alberts alde oehem, dese te halden plach, 16 Augustus 1465. Egbert van der Eyckt, als erfgenaem van saligen Gerrit van der Eyckt, Alberts alden oem, 29 Juni 1487. Willem M or r e n, als man en momber van Joncfrou Margriet van der Eyckt, vermits overigden van Egbert van der Eyckt, haren vader, 12 Juni 1511. Jan Harmansz van Harderwick als momber van Margareta van der Eeck, 4 April 1516. Meister Gerrit M o r r h e, vermits doode van Margrietha van Eyckt, zgn moeder, en van wijlen Wilhelm Morrhe, zgn vader, 21 Augustus 1539. Meister Egbert Morhe, in aller maten dieselve van synen zaeligen brueder Gerit Morhe, bynnen jaers verstorven, angeërfft is, 26 Maart 1557. Idem tuchtigt zgn huisvrouw Mette Kruesers daaraan, 18 Augustus 1557. Engelbert Cruesser, als momber van Claes Morhe, echten, onmondigen zoon van zaligen Egbert Morhe, 6 Augustus 1558. Coenraet van der Vecht, als momber van Claes Morhe, vernieuwt eed, 6 April 1563. ') Het andere afschrift heeft: Nycolae van Baer. 10 Carl van Nuwenair na leenpróces contra Conraet van der Vecht als hnlder en momber van Claes Morren1) vermits zgn recht van wederlosse aan den voors. hof, 22 Februari 1575. Lijffert van Beringen ten behoeve van Harmen van Nuwenair, oninondigen zoon zijner zuster, vermits doode van diens vader Carl van Nuwenair, 7 December 1579. Everardt Everwijn, rentmeester der stad Arnhem, als gemachtigde van Johanna van Wy 1 i ch, weduwe van Beringen, den hoff thoe Eyeke met achthien und twee und twintich groissen landts gelegen in den ampte van Doirnspyck, in den kerspel van Oostorwolde, in der buerschap van der Eyck, vermits overigden van haar neef, zaligen Herman van Nenwenaer, haar aanbestorven, 25 Maart 1587. Jr. Arnoldt van Eandtwyck, ritmeester, transporteert dit leen aan Jr. Butger van Bandtwyck tot Bemmel, zgn neef, ritmeester van een comp. cuirassiers, die daarmede is beleend; Johan Dibbets, burgemeester van Arnhem en leengriffier in Gelderland, is gemachtigde8) en hulder, 8 Maart 1642. Maria T o r c k, vrouwe van Neder-Hemert, weduwe van Butger van Eandtwyck, heer tot Neder-Hemert, als moeder van haar postumen en onmondigen zoon Butger van Eandtwyck beleend, onverminderd haar Igftncht; Johan Francken, rentmeester, is haar gemachtigde en hulder, 30 Jannari 1647. Margareta van Gendt als erfgenaam haars vaders Cornelis van Gendt, heer van Loenen, beleend, 6 September 1684. Tjaard van Alve8) tot Alve, haar man, doet hulde. Cornelis van Aylva tot Higtum als oudste zoon van wglen Margaretha van Gent, weduwe van Tjaard van Aylva, beleend, 28 Mei 1743. Carl Casimir van Wittenhorst-Sonsfelt laat approbeeren zgn besloten testament ten aanzien van zgne administratie over den boedel van wglen Sophia Maria van Gent, 23 Juni 1768. Afgespleten van 24. 24 § 1. 22 ossegresses land, herkom ende uit den hof van Eeckt by der Elborch. Gerrit van Spuide Garritss de jonghe, als momber van Jacob van Spuide, zgn moeder, 1 Februari 1514. Afgespleten van 24. 24 § 2. Het huis en verder getimmer met de hoven in 't Oosterdorp te Doornspyk; voorts 28 gresen hooyland in het Eeker mark, in den ampte van Doornspyk in Ooster wol de *) In deze akte staat „Claes Horren, nu Egbert genoempt". '} Uit de akte blijkt, dat de transportant inmiddels is overleden en dat het leen alsnog door Hechteld en Anna Hargareta van Randtwyck, resp. zuster en dochter van den overledene, wordt getransporteerd. *) Aylva. 11 gelegen, bestaande die 23 gresen in het Voorland tot aan de Ketelkuyl, neiïens een campje hooyland by het hnys, zijnde een gedeelte van den hoff ter Eyck. Cornelis van Aylva tot Higtum draagt dit op aan Bernt Driessen en Jantje Aarts, echtelieden, die daar weder mede beleend zgn, 29 April 1745. Gerrit Barents na approbatie van magenscheid beleend, 6 Mei 1760. Gerrit Gerritsen, minderjarig, erfgenaam zijns vaders Gerrit Barents, beleend, 1 Maart 1776. Idem, meerderjarig geworden, verheft dit leen met de ledige hand, 27 Januari 1790. Idem laat zgne huwelijksvoorwaarden met Aaltje L e n s e approbeeren, eodem die. 25. DRUTEN. Eyn deel erffs, gelegen op Draetenerweerdt, in den yrsten 5'/2 hont erffs, item 8 hont, noch 14 hont, noch ll1/! stuck erffs, item 4 hont end 2 morgen, item noch eyn cleyn thiendken end dit is geheiten den Cleyne weerdt, tot Zutphenschen rechten, weert 's jairs omtrent 25 B. gld. Johan van Drueten, anno 1474. Zuete van Drueten, des voors. Johans moeder, soe hoer dat van hoer soen voers. angesturven is, 7 Februari 1478. Eadem draagt dit leen op aan Arnt Loeff Henricx, die daarmede beleend is, eodem die. 26. DUIVEN. Dat guet geheiten den Hoff tEldingen, mit alle syne toebehoer, gelegen in den kerspel van Duven, ten Zutphenschen rechten. Arnt van Dam tot behoef ziins bruêders kinderen, na utwysonge synes brieffs, anno 1460. Gerit van Dam, zoo zgn oom Arnt van Dam als momber eertijds ontvangen had, 10 October 1485. Lucas Steynbeckers, weduwe Fredericx van Dam, vermits overigden van haar man, 80 Juni 1546. Eadem draagt dit leen op aan Evert van den Dam Fredericksoon, haar zoon, die daarmede beleend is, eodem die. Henrick van Euerbeeck ten behoeve van Henrick van Dam Frederickszoon, zgn zusters zoon, soe die vurs. Frederick van Dam dat toe hebben end toe gebruicken plach, 80 Mei 1579. Jacob van Schroysteyn en Geertruit van der Hoeven, echtelieden, gelijk dit leen bij magenscheid en broederlijke refutatie van 5 Maart 1646 aan Geertruit vs. is ten deel gevallen, 19 September 1664. 12 Iidem tuchtigen elkander aan dit leen en bekomen- approbatie daarop, eodem die. Geertruit van der Hoeven draagt dit leen op aan Heintje Donckers, die daarmede beleend is, 31 December 1677. Haar man Gerrit M o e r k e n doet hulde. Henrick Meurkens als erfgenaam zijns vaders Derck beleend, 6 Maart 1712Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 2700 gld. aan .. . Rosen- burgh, 25 Augustus 1714. Dirk Meurkens, erfgenaam zijns broeders Hendrik, beleend, 5 Februari 1738. Idem draagt dit leen op aan Peter Burgemeister en Peter van den Emster, die daar weder mede beleend zgn, eodem die. Peter van den Emster en Anna Geertruyd Burgemeister, echtelieden, laten hun besloten testament approbeeren, 19 Maart 1737. Peter van den Emster pro se en als oom en voogd van Adolph Derk Burgemeister, nagelaten oudsten zoon van Péter Burgemeister, beleend, 23 Juli 1738. Idem en Anna Geertruyd Burgemeister, echtelieden, later hun besloten testament approbeeren, 23 Juli 1738, 23 April 1740, 23 April 1742, 30 April 1748. Lucas Hendrik van der Upwich, executeur-testamentair van Peter van den Emster en Anna Geertruyd Burgemeister, provisioneel vermits de absentie of minderjarigheid der kinderen beleend, 28 April 1758. De voornoemde erfgenamen, na bekomene investiture, dragen dit leen op aan Anna Maria Haas, weduwe van Wynand van den Emster, die daar weder mede beleend is, 18 October 1769. Hulder Peter Burgemeister. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 5000 gld. aan Jan Lamers, 9 November 1769. Carl Paul Georg R a p p a r t, beleend zijnde, draagt dit leen op aan Gerrit Visser, die daar weder mede beleend is, 28 Januari 1789. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 10000 gld. aan J. H. Streuf, 10 Februari 1789. 27. DUIVEN. Een slach in de Meer, geheeten die 14 roeden, in den kerspel van Duven, ten Zutphenschen rechten. Henrick van Doirnick, anno 1460. Wilm van Doirnic bij transport van zgn broeder Henric van. Doirnic, na broederscheiding, 22 Januari 1485. Hierbij staat: een pondig leen. Wynant van Doirnick beleend met het goed, geheeten die 14 roeden, hem aangekomen na overigden van zgn vader Henrick van Doirnick, 7 Juli 1500. Idem draagt dit leen, dat Laeromsche *) slach van vertyen roeden, op aan ■) Verschrijving voor Laetomsche. 13 Pelgrum van Hekeren, die daarmede beleend is, 31 October 1515. Eeyner van Hekeren, onmondig, vermits doode van Pelgrom van Hekeren, zgn vader, met consent van Eoeleff van Hekeren, zgn ondsten broeder; hnlder is Johan van Byngerden als momber, 10 Angnstns 1518. Hier staat: 14 mergen landtz, gelegen in de Lymers, geheeten die Boeden, in den kerspel van Duiven. Henrick die Groef f, erffaight tot Erckelens, heer tot Lathem, als man van Christina Berck, weduwe van Gerrit Busshoff1), 28 December 1541. Idem opnieuw beleend, 5 December 1543. Gerrit die Groeff voor zich zelf en voor zgn zuster Geertruit die Groeff, vermits doode van Christina Berck, hnn beider moeder, en van Henrick die Groeff saliger, hun beider vader, 15 September 1550. Jonker Hendrick de Hey m, na afgemaakt verzuim, beleend ; Frans Huibert, burger te Arnhem, is gesubstitueerd gemachtigde en hnlder, 13 Jnni 1636./^Het Latumerslagh ofte die vierthien roeden genuembt, te weten thien morgen weielandts ende vier morgen bouwlandts^y Idem draagt dit op aan Evert Kreyénvenger en Margareta van de Putt, diens huisvrouw, eodem die. Byck Creyvenger, vermits doode van Evert Creyvenger, zgn vader, 20 Augustus 1664. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 267 rijksdaalders, 12 st. aan Geertruit Welsinck, wed. Henrick Simonsen, 5 Januari 1675. Byck Creyvenger en . . .2) B o u m a n, echtelieden, dragen dit leen op aan Wessel ten Bosch en Aleitgen van den Wall, echtelieden, die daarmede weder beleend zgn, 28 December 1677./ Idem laten hunne dispositie approbeeren, volgens welke dit leen deelbaar zal zijn onder al hunne kinderen, 31 December 1677. Johannes ten Busch, zoon van Wessel ten Busch en Alarda van den Wall, laat approbeeren de tusschen hem en zgne medeërfgenamen aangegane deeling en zich op grond daarvan beleenen, 18 September 1697. Idem en Theodora P e u r s, echtelieden, maken dit leen gelijkelijk deelbaar onder hunne kinderen, 29 Januari 1698. Derkje Peurs, weduwe van Jan ten Busch, voor zich en haar meerder-8) en minderjarige kinderen beleend, 19 November 1716. Jan van Eesteren doet hulde. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 1500 gld. aan Anthony Werner Munts, oodem die. ') De acte vermeldt, dat dit leen en de andere leenen vererven zullen op Gerrit en Geertruyt die Groeff, kinderen van Henrick en Christina Berck, en bij vooroverlijden dezer kinderen op Herman, Henrick en Aljjt Bushoff, kinderen van Christina Berck bij haar eersten man Gerrit Bushoff. 2) Niet ingevuld. •) Uit deze akte blijkt, dat de meerderjarige kinderen Aleida en Gesina Margareta heetten. 14 Willem Reinier Muntz, bg .distractie" van de goederen vanJohanne» ten Bosch dit leen gekocht hebbende, draagt het, na daarmede beleend te zgn, op aan Matbias Becker, die daar weder mede beleend is, 6 Mei 1724. Hier heet het leen Ryserboseh. Idem draagt dit leen op aan Lonis de Beaufort, die daarmede beleend is, 17 November 1762. Idem draagt dit leen op aan Geerlich Cr aai vanger, die daarmede beleend is, 7 April 1764. 28. DUIVEN- Dat guedt geheiten Oompersmaetken, Dueckers maetken ende dat averste MyspeldeeU, samen omtrent vierdenhalven morgen lantz, in drie perceelen gelegen in den kerspel van Dueven in het richterambt van Zevenaar, ten Zutphenschen rechten. Gompert van Oy draagt op een leengnet geheiten Gompersmaitken, gelegen op den Cleeffschen graeve, aan Mechtelt in den Bongert; hulder is Johan van Lennep als momber, 16 Augustns 1518. Jan Brantz, 16 Juni 1558. Gerrit Brants, onmondige zoon van wglen Johan Brants, vermits doode van zgn vader; hulder is Johan Henrickss, 1 April 1555. Idem, mondig, 27 April 1568. Willem Janss, vermits doode van Gerrit ge Gerit sdochter, zgn moeder, 12 October 1577. Jutien van den Velde, vermits doode van Jan van den Velde, haar vader; hulder is Wilhelm Tolleken, 18 Februari 1650. Johanna van den Velde beleend met dit leen, gelgk het door Johan van den Velde nagelaten is, 26 Januari 1691. Haar man Wynandus Oosterdgck doet hulde. Wybrandus Oosterdick en Johanna van den Velde dragen dit leen op aan Gorselick ter Haer en Swaentjen B er en t s, echtelieden, die daar ' weder mede beleend zgn, 29 April 1693. Derck Evers, als erfgenaam van Gorselick ter Haer beleend zijnde, draagt dit leen op aan Hendrick ter Haer en Jan Evers, die daar weder mede beleend zgn, 20 April 1720. Iidem bezwaren dit leen met 1000 gld. ten behoeve van Dirck Evers, eodem die. Afgespleten van 28. 28 § 1. De halfseheid van 31/ï morgen lands, in den rigterampt van Sevenaar op de Nieuwe graaf in den kerspel Duyven in drie perceelen gelegen, genaamt Gompersmaatje, Dnykersmaatje en 't onderste Mispeldeel, opgedragen door 15 Jan Everts en Jenneken ter Haer, echtelieden, aan Hendrik ter Haer, die daar weder mede beleend is, 4 Juli 1722. Jan ter Haar en zgne moeder Aaltje Clasen, weduwe van Hendrik ter Haar, beleend, 3 April 1756. Hendrik ter Haar beleend, 15 Januari 1791. Elberdientje ter Haar beleend, 18 Augustus 1792. Hulder Dr. Jacob Pronck. Christiaan ter Haar beleend, 24 October 1792. 29. DUIVEN. Twee stuycken lantz, haildende omtrent 8X/S morgen lantz, gelegen in den kerspel van Duven neest der Yssele int Meerslach. Dyric van O y, zooals het leen hem en zgn oom Diric van Oy vervallen is na uitwysinge des ceduls, die daervan zy, en na opdracht van Dirick, den oom, ten behoeve van zgn neef Diric van OyGoirtszoon, 10 October 1485. Gomphert van Oy, een leenguet, geheiten het Sentken mit synen toebehoir, gelegen in Lymmers in den kerspel van Dniffen op den Cleeffschen graeve, 7 Juni 1518. Steven van Bairl, vermitz doode van Wolter van Baerl, zgn vader, 29 Juni 1557. Hier staat: Omtrent drie morgen lands in den kerspel van Dueven, gelegen opten Nyen graeve, daer nu ther tiit Cornelis Henricksz op woent, myt alle derselver toebehoor, ten Zutphenschen rechten. Idem draagt dit leen op aan Wolter W e m e r s, die daarmede beleend is, eodem die. Idem, wonende tho Hathem, vernieuwt den eed voor de hofstede, geheiten dat Haverslach, 27 Maart 1563. Geertruydt Vaeck, oudste dochter van wglen Derrick Vaeck, vermits doode van haar vader; Wilhelm Vaeck, schepen van Doesburg, is hulder, 3 April 1638. Peter L a n g i u s als erfgenaam zgner moeder Elisabeth Vaechts beleend1), 29 December 1678. Idem draagt dit leen op aan Gorselick2) Willem s en, die daar weder mede beleend is„26 Mei 1686. 30. Dat goet, dat des costers Jacob van A ver go er, ca. 1856. ELLECOM. was van Ellinchem. *) In deze akte heet het goed Huvenslach. ») Op eene andere plaats in deze akte staat öoselick. Het leen wordt hier genoemd net Sentgen of Hoeveslag. 16 31. ELLECOM. Dat goet toe Ellinchen. Evert ten W e e r d e 1 s, ca. 1856. 32. ELLECOM. Dat guet ingen cleynen Bruell in den kerspel van Ellinchem. TJdo Tal houltz, 21 Juü 1460 l). 33. ELLECOM. Een hoeff, gen. den Hooff, myt synen tobehoer end twee hoeven hoiltz in Ellinchemer bosschen in den kerspel van Ellinchem tot een Zutphensch pondig leen. Heer Henrick van M i d d a c h t e n, ca. 1856. Den hof tEnlinchem mit twe hoven in den bosch mit synen toebehoerten tot eenen Zutphens leene. Heer Arnt van Middachten, ritter, 20 September 1485 *). Anthonis van Middachten, nae affsterven heren Arnt van Middachten, Hee^Henrièk van Middachten, ridder, bekomt uitstel 4), doch doet eed 1 December 1542. Kairll van Middachten als momber van Anthonis van Middachten, zgn onmondigen neef, vermits doode van heer Henrick van Middachten, ridder, zijn vader, 14 October 1551. Idem, als voogd en momber van den Heer van Middachten opnieuw beleend, 18 April 1563. Anthonis van Middachten, gelgk Carel van Middachten, zijn oom, dat te leen ontvangen had, 18 Juli 1569. Anna van Middachten met Carll van Middachten, heer tot Hervelt»), haar oom, vermits doode van haar broeder Anthonis van Middachten, heer tot Middachten, 8 Januari 1578. 34. ELLECOM. Dat guet gelegen in den kerspel van Ellinchem, geheiten dat guet tot Middeldorp mit bosch, broick ende alle andere synen toebehoir, tot Zntphensche rechten. .) De acte vermeldt: welck pandtz steet, als hy seyt, voer IIIIC R. guld. van der %rlinb^VÜ^oratacks Inventaris van het archief van Middachten staat deze beleening ffE/lBM vermeldt b8 Anthonis: die het leen niet ontfangen en heeft ^^De'acte v^^vernieldt: die iek (n.1. Willem Hinckart als stadhouder der leeLn) in synen "even uitstellonge gedain heb gehadt, die den Here Almechtich Synen Godtlicken wUl in middeler tit dairmit gedain heefft. „«kresen lui >) nl. Harreveld in de tegenw. gemeente Lichtenvoorde. Hij had het gekregen mj magenscheid van 27 Januari 1541 (van Doorninck, Invent. Midd. No. 15»), 17 Goe(r)t Winterpoill heeft ontfangen Rycwyns tgoet te Ellinchem tot eene Zutphengch leen, ca. 1856. Lntgairt Winterpoels; hulder is Rolof van Averhaigen, 21 Juli 1460. Eadem, echte huisvrouw van Henrich van Horstel, gelijk Eyckwyn in den Bruell dat te hebben placht, haar van Gairt Wynterpoel, haar oom, aanbesterven, 18 Juni 1475. Eadem tuchtigt haar man voornoemd aan dit leen, eodem die. Henric van Horstell, als man van zijn huisvrouw Lutgert Wynterpoels, zoo hij daaraan getuchtigd is, 21 Januari 1486. Derick van H e y m e r i c k, soe dat Derick vurs. aingearfft end gekomen is, 2 December 1519. Idem draagt dit leen op aan Jan Kreyffenger, schultus, die daarmede beleend is, 5 December 1519. Idem vernieuwt den eed, 1 December 1542. Gertken Kreyenfengers vermits doode van Johan Kreyenfenger, haar vader; hulder is Kairl Kreyenfenger, haar broeder, 4 November 1545. Willem Bavick als man van GertkenKreyenfenger, 18 December 1546. Kaerl Kreienfenger, in aller maten hem datselve van synen vaeder Johan Kreienfenger angestorven is, 16 December 1556. Gertruet Kreienfengers, huisvrouw van Wolter van L o e n; hulder is Wolter, haar man, 23 December 1556. Eadem, huisvrouw van Jan Reynartsz. van Heerdt, opnieuw beleend haar man is hulder, 17 October 1564. Eadem tuchtigt haar man voornoemd, eodem die. Johan Otten de olde en Grietien van Lengel, echteluiden, laten hun dispositie approbeeren ten aanzien van het leengoed Middeldorp, door hen staander ehe aangekocht, en zulks ten behoeve van hun 4 kinderen Johan, Hendrik, Elisabeth en Jenneken Otten, 1 April 1637. Wilhelm S w e e r e n als man van Elisabeth Otten verzoekt approbatie van het magenscheid d.d. 6 Maart 1646 tusschen de erfgenamen van wfllen Johan Otten opgericht, 20 Maart 1646. lElisabeth Otten voornd. beleend met Middeldorp, eodem die. Eadem tuchtigt haar man daaraan; Henrick Otten, haar broeder, is hulder, eodem die. 35. ELSPEET. De tiende gelegen tot Vierhouten, grof en smal, in den kerspel van Elspeet, in den ampt van Barnefelt, een pondig leen ten Zutphenschen rechten. Hildebrand hern Aeltszoen, ca. 1356. Jan Voet tot Harderwyc, 1386. Geerloch Voet, 21 Juli 1460. Diric1) Voet, 24 April 1484. *) In do acte stond eerst Geriocli, doch dezo naam is doorgeslagen. 2 18 Idem tuchtigt zijn huisvrouw Mechtelt uyt den alingen tiende tho Vierhouten 20 malder rogge, to gebruicken hoir leven lanck na dode Diric Voets, 6 Januari 1489. Geerlich Voet van Herderwick beleend, 22 Mei 1509. Ghcrlich Foet van Harderwick, 6 Mei 1513. Jan Voet Gherlichsoen, vermits doode van Gherlich Voet van Harderwick, zijn vader, 25 October 1550. Gerhardt Voeth, vermits doode van Albert Voeth, zijn vader, 2 Juli 1689. Tyda van Wijnbergen, wed. Verde 1 fs, laat haar testament approbeeren, waarbij zjj dit leen vermaakt aan hare neven en nichten, de kinderen van Everhart van Coot en Eusebia Bengers, met namen Cornelis, Marten Steven, Armgardina Nicolaes, huisvrouw van Henrick van Corler, Margareta en Johan Henrick, 18 November 1672. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 500 gld. aan Arnold Wolfsen en Wobbina Eeesen, echtelieden, en Elisabeth Gruyters, wed. Meynardt Wolfsen, 29 April 1678. Eadem verbindt dit leen voor eene schuld van 300 gld. aan Aeltjen Jacobsdr. van Cleeff, wed. Gerrit Sas, 16 September 1681. Eadem laat approbeeren hare gewijzigde dispositie, waarbij haar neef Cornelis onterfd en hare nicht Margareta bevoordeeld wordt, 16 December 1681. Eadem laat de herroeping van alle vorige dispositiën en hare nieuwe approbeeren, 27 December 1683. Margareta van Coot c.s. als erfgenamen van Tyda van Wijnbergen beleend, 29 Februari 1684. Johan van Corler doet hulde. Marten en Margareta van Coot dragen dit leen (2/s) op aan Antony van Westervelt, zoontje van van Westervelt en Aleida Keiser, 14 Februari 1685. Johan Nuck doet hulde. Afgespleten van 35. 35 § 1. 1/3 der Vierholter grove en smalle tienden als een bijzonder leen opgedragen door Henrick van Corler en Ermgardina van Coot, echtelieden, aan Antony van Westervelt, zoontje van van Westervelt en Aleida Keiser, 25 Augustus 1684. Johan Nuck doet hulde. 36. EPE- Het guet to Hoeve (ten Have) in het kerspel van Epe, buurschap Emps, pondich leen (als hy segget), tot Zutphensch leen. Willem van Aller, so siin alderen dat gehadt hebben voor een; pondich leen, anno 1443. Johan Goerman, anno 1460. Arnt van Brienen, vermits doode van zijn moeder, 30 April 1504- 19 87. EPE. Den tiende tot Ernst ende tot Renwic. Walraven van Baer beleend ca. 1856, met alsnlc goet als siin vader helt van der heerscap van Baer. 37*. EPE. Een thiende, gelegen op Velnwe in den kerspel van Eepe, genaamd Emster thiende, mit oir alingen toebehoor, groff end small, in de bunrschap van EmBs, ten Zutphenschen rechten. Eerst van Yselmuiden, den tiende over den hof tot Ernst, grot ende cleyne, ca. 1356. Jan Voet van Tellinck, den tiende over den hof tot Emze, 1386 x). Reynder van Brienen, die thiende, groilï ende smaill, van den guede tho Hoeff in de buurschap van Emps, 11 December 1485. Gerrit van Brienen als momber zgner moeder Arnt van Brienen, anno 1500. Henrick die Groeff, erffaight tot Ercklens, heer tot Lathem, als man van Christina Berck, weduwe Gerrit Busshof f, 28 December 15412). Idem opnieuw beleend, 5 December 1548. Katharin Morin van Waldt, vrouwe to Wyer en Kolse, gelick dat hoer vurfaders datselve gehadt end gebruickt hebben; hulder is Ghisbert van Wyhe, 15 Juli 1546. Eadem en haar dochter Franchoyse van Kerkem, dragen dit leen op aan Marten van Rossem, heer tot Pudroyen en marschalck, die daarmede beleend is, 16 Juli 1546. Gelande d e 1 a Tour, als man en momber van Katharin Morin van Walt, vrouwe tot Wyer en Kolse, accordeert de opdracht van dit leen aan Marten van Rossem voornd., 8 December 1547. Henrick van Isendoern, gelijk dit leen door Marten van Rossem te leen gehouden werd en zijnen broeder Johan van Rossem aangeërfd was, en door dezen aan zgn zuster Margriet van Rossem bij magenscheid was toebedeeld, vervolgens vererfd was op Jan van Isendoern, haar oudsten zoon, en van dezen laatste Henrick vnd. is aangekomen, 21 Juni 1560. Idem vernieuwt den eed, 25 November 1563. Fredrik Joan van Tsendoorn a Blois beleend, 3 September 1731. Reinder Carel van Tsendoorn a Blois als erfgenaam zijns vaders na approbatie van het magenscheid beleend, 6 Februari 1776. Idem laat zijn besloten testament approbeeren, 29 November 1776. Jan Hendrik d'Isendorn k Blois na approbatie van koop beleend, 19 Juni 1783. ') In het andere afschrift van dit deel van het leenregister staat als leenman: Arndt van Boeckhoff. 2) Blijkens de acte onder de voorwaarden, vermeld onder Duiven, No. 27. 20 Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 50000 gld. aan Heribert van Westervelt, 29 Juli 1783. 88. GROENLO. Een guedt, geheiten to Honninck (Hemmynck), in de heerschap van Borculo, in den kerspel van Grol, buurschap van Beltrum, jaarlijks waard omtrent twaalf malder roggen, Zutphensche maat (en heeft 10 malder 'sjaers veltlantz en dat heylant bruickt die bonman, dair hy aff geefft 'sjaers te thiende 10 scepel roggen, thien maeten end 6 sc. garste). Herman H e m m i n c, ca. 1856, een goet in den kerspel van Grollo ende in der burscap van Beelterem. Henrick Bongenhoff, anno 1460. Johan Bongenhoff na transport van Henrick, zijn broeder, eodem die. Bernt Bongenhoff, in maten zijn vader Johan Boengenhoff voir gedain hefft, December 1481. Alyt Roelofs, vermits haar echten man en momber, 4 October 1499. Eadem, weduwe Willem Roelofs, mede ten behoeve harer onmondige kinderen, vermits doode van Willem, haar man; hulder is Bernt Roloffs, haar zoon, anno 1605. Johan Haeffkens, vermits doode van Styne Drubbycks, zgn moeder, 2 Mei 1646. Idem draagt dit leen op aan Johan to Kallfferpas, die daarmede beleend is, eodem die. Jan Hemmynck ofte Jan ther Belver vernieuwt den eed, 7 Juni 1571. Jan Hamminck, erfgenaam zijns vaders Gerrit1), beleend, 9 September 1693. Geertje Hemmink, weduwe van Jan Hammink, na overlijden haars zoons Andries beleend, 26 Mei 1731. Eadem laat haar contract met de erfgenamen approbeeren, 22 November 1732. Gerrit ten Boom en Engele Hammink, echtelieden, beleend, 9 April 1733. IicLem verbinden dit voor eene schuld van 3000 gld. aan Anna Megtelt Soury, weduwe van Assuerus Niland, eodem die. Hdem dragen dit leen op aan Jan Hendrik K n i k k i n g en Christina H a r m e 1 i n k, echtelieden, die daar weder mede beleend zijn, 4 September 1755. J. H. Knikking en WiUemina Johanna Bonenburg, echtelieden, laten hun besloten testament approbeeren, 29 October 1772. Idem en Johanna Catharina H e 1 m i g, echtelieden, laten hun besloten testament approbeeren, 24 Mei 1781. Gesina Knikkink als erfgenaam haars vaders Jan Hendrik Knikkink beleend, 5 Augustus 1784. ') Uit de akte blijkt, dat deze 7 Juli 1655 beleend is. 33 Henrick Ingelkes voor zich en als momber van zijn zuster Grietken Ingelkens draagt dit leen op aan Andries Jacobszn., die daarmede beleend is, 22 November 1524. Dries Wender vernieuwt den eed, 2 Augustus 1563. Dries Jacobsz. alias Wander met Peterken Engelkens, zijn huisvrouw, dragen dit leengoed op aan Burgart Aernts, die daarmede beleend is, 11 Maart 1566. 56. LATHUM. Dat Friesenguet in de buurschap van Lathem, kerspel van Bheden, aan beide zijden van de IJssel. Henrick die Vrieze van Bair, dat goet is genomet Drie hoven, ene hove in den Boeschot, die ander in der Weyden ende die derde upten Merscbe, ca. 1356. De Vriese van Bair, een hoeve opter Weyden ende een hoeve opten Mersch ende den hoefstat, te Zutphenschen leen, 1386. johan die Yryes, als een tuchtner na vermoige siins hylixbriefs, 25 Juli 1460. Jan W a e m s t i c k e r, als momber van Daeme, zijn huisvrouw, vermits doode van Egbert die Vrese, 24 April 1484. Een leenguet, groet wesende van een hoevelande, gelegen in Laetemerwey. Evert D a m e n, soe Johan Wamsticker, synen vader, tot noch toe toe leene geholden heefft, 8 Juli 1516. 57. LATHUM. Frederick Stevens hoef, gelegen te Lathem metten eene zyde aen de kerk van Lathems' land en metten andere zyde aan de erfgenamen van wglen Wolter ter Stege. Frederick Stevenss, vermits doode van zijn moeder Beynghen Stevens, 22 Februari 1545. Jan Frederix, wonende binnen Arnhem, vermits doode van zgn vader Frederick Stevens, 27 Maart 1563. Idem draagt dit op aan Eoenraet E v e r t s, wonende te Lathem, die daermede beleend is, eodem die. Een houff lants, gelegen tot Lathum, groot omtrent twee morgen, mitten eenen eynde aen der kereken van Lathnms landt en met die andere zyde aen der erffg. van za. Wolter ter Steeghe landt. Henrick Conraets, vermits doode van Conraet Evertz, zgn vader, 18 November 1578. Seeckere hoeve, gen. Rutger Everts hoeve, gelegen in die Baronnie van Bahr ende Lathum, grenzende aan Wichman Geerlichs en aan / Evert Kreyvanger. Albert Holtappel, gelijk dit leen eertijds van Butger Everts is aangekocht, 1 October 1642. -Geertien Holtappels, onmondige dochter van wglen Albert Holtappel , en Geertien Donckers, beleend; Wilhelm Gerritsen als oom is / hulder, 10 Octobéf 1649". 34 Eadem stelt wegens overlijden van Willem Gerritsen tot hnlder haren man Pelgum T o n i s s e n, 27 Juni 1676. 58. LATHUM. Dat Seyenguet, gelegen te Lathem. Henneken Berntszoen, dat guet heyt Seyngoet to Beden, ca. 1356. Johan van Beeck, zooals Goosse van Beke en Connegonde, zgn huisvrouw, dat te leen plachten te houden, 21 Februari 1461. 59. LATHUM. Andries Berntszoens goet tot Lathem, te Zutphensche leen. Andries B e r n t s z., 1386. 60. LATHUM. 'tGuet by Bair, geheeten die Uytmaet, een halve morgen lands, in de buurschap van Lathem gelegen in Moilnerslant, ten Zutphenschen rechten, (later: in den kerspel van Lathem). Wysse Ma ere el, hulder is Beyner to Hek er, haar broeder, anno 1460. Een stuk land, geheeten die Oleyne Uytmaet en helt 4 morgen lands, waaronder 3 morgen min l£ hont, gelegen te Lathem bij Luekens erve, en is jaarlijks waard omtrent 7 alde schilden; dan dair hoiren toe 7 roeden dijeks en 2 voet. Dirick Mackereel na doode zgns vaders, to Zutphensche rechten, 24 Augustus 1484. ~- Een erf en goed, gelegen tot Latum en bij Baer, geheeten die üytmate en die Vollick. Henrick ther Straetten na transport van Deryck Makereell, 17 April 1506. Henrick opter Straten, vermits doode van Henrick opter Straten, zgn vader, 5 April 1548. / Idem draagt die Utmaten en die Volek op aan Goesen Everts, die daarmede beleend is, 4 Januari 1558. Idem, wonende te Lathem, vernieuwt den eed, 27 Maart 1563. WGerrit Wichmans beleend, vermits transport door Goesen Everts, 9 MeTT651. De erfgenamen van Geurt Schuirman beleend krachtens opdracht d.d. 14 April 1705, 26 April 1725. Geurt Schuurman voor zich en namens zgne zuster Megtelt Philiberta en zgn broeder Beinder na bekomen approbatie van magenscheid pro indiviso beleend, 12 Januari 1754. Dezelfden dragen dit leen op aan Evert van Sadelhoff en Margareta Evers, echtelieden, die daarmede beleend zgn, eodem die. 36 63. LIENDEN. Dat vierdel van een weert, geheiten CJostvèrlaeren, mitten visscherien, gelegen tot Vairhuysen in der herlicheit van Lyenden, tot Gulicxsen rechten. Johanna, Gerit Hollen dochter, huisvrouw van Claes van den W a y e n, vermits doode van Gerit Holl, haar broederszoon; hulder is Claes van den Wayen, haar man, 27 September 1478. Eadem tuchtigt haar man voornd. aan dit leen, eodem die. 64. LOCHEM. Banninc, Cnbbinc, Verlehorst decimam *), Odinc, de Laerer, de teenden van Werensinc, van Boync, decimam Wernerinc, agros Custinc, decimam de Westenholt, decimam de Draveslo, decimam Hincdinc apud Egeslo, decimam de Herkinc decimam de Witboldinc, decimam de Salekinc, decimam de Haller, decimam de Sinedinc, decimam de Hermelinc, decimam de Tegemelinc in Borghem 2), decimam de Wassekinc, decimam Alderinc, decimam de curte in Sampe, decimam de Gerbeldinc, decimam de Nova domo, decimam de Veuge, decimam de Brusinc, decimam de Ackerloe in Swipe, decimam de Benlo in Dochterden, decimam de Swaverinc, decimam de Boninc, decimam de Eginc, decimam de Ickinc, decimam de Kukesgore. Item ex navi de Diederen s) 12 sol. parvorum denariorum et omnibus (?) do domo de Vurden transibunt absque pecunia. Johan van Vorden Willemszoene hevet gebult ende ontfangen ten vgfmarcken(leen), ca. 1356. 65. LOCHEM. Een tiende, gelegen in den kerspel van Lochem in der burscap van Lair, tot Zutphens rechte. Gert die Groete, ca. 1856. 6«. LOCHEM. Een tiende, heet to Esselinc, to Berchem gelegen, ende een ander tiende to Leenderick te Laren, beyde in den kerspel van Lochem, tot eenen vanenrechte. Bolof van den Vieracker; hulder is Bolof, haar zoon, ca. 1356. i) Sommige dezer vindt men hieronder op later tfldstip als afzonderde leenen. 2| Barchem. ») Zie onder Dieren. 37 67. LOCHEM. Den Cattenhof in den kerspel van Lochem tot een Zutphens leen. Katherien Wriesen, ca. 1356. 68. LOCHEM. Eyn tiende, die geet affter (aver) Verllerhorst end affter (aver) Brnenick (Brugginck), gelegen in den kerspel van Lochem, buurschap van Duchteren, jaarlijks waard omtrent twaalf malder rog en 6 malder boekweit, voor een vijfmarkleen. Hense die Hoege van Zutphen, ca. 1356. Martin Tydeman van Griet Willemssoen, den tiende tot Verlehorst in den kerspel van Lochem, 1386. Tyman van Griete, 21 Juli 1460. Idem, tnchtigt zgn huisvrouw Griete daaraan, 21 Juli 1460. Idem, 11 Juli 1484. Johan van Griet, gelickerwiis Bye Goltsmytz, huisvrouw van Tyman van den Griet, nu ter tit in liifftochtzrecht gebruickt, 3 Januari 1542. Idem vernieuwt den eed, 6 December 1543. Den thiende tot Brugginck, groff end small, mit synen thobehoeren, gelegen in den kerspel van Lochem, tot een onversterfflick vieffmarckleen. Johan van Griet, 18 Juli 1559. Idem draagt dit leen op aan Alert van Haeften, die daarmede beleend is, eodem die. Den thiende aver Weihorst, groff end small, mit synen thobeboiren, gelegen in den kerspel van Lochem, tot enen onversterfflicken vieff- marckleen. Tyman van Griet, 26 Juli 1559. Bolof van Ommen als hulder en gemachtigde van Seyno van D o r t h, heer tot Dorth, transporteert zijn tienden, groff end small, aver den erve end goet Overwelhorst ten Jehoeve van Mechtelt Schimmelpennincks, weduwe van Henrick van Ise 1m u e d e, die daarmede beleend is voor een pondig leen ten Zutphenschen rechten, 12 Juni 1577. Gèrhardt Louwerman, der rechten licentiaat en secretaris van Emmerik, als gemachtigde van Diderich van der Leuwen, beleend met den thiendt, groff ende small, t'Overvelthorst, in den ampte van Lochem, buirschap Duchteren, gelegen, vermits doode van Henderick van der Leuwen, diens vader, binnen 'sjairs binnen Zutphen overleden, 28 April 1649. Dr. Derick Henrick van den Wal als erfgenaam zijner moeder Helena van der Leen beleend, 2 Januari 1685. Jan Joost opten Noorth als erfgenaam zijner zuster Willemina beleend, 10 Mei 1784. Ernst van Löben Seis uom. ux. Petronella CuneraoptenNoorthJ) na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 18 October 1740. Maurits Derk van Löben Seis, eenige zoon zgns vaders Ernst, beleend, 16' Februari 1778. 69. LOCHEM. Acht malder roggen 'sjaers uitte stedicheit aver den Appelkamp in den kerspel van Lochem, buurschap van Swgp, en bg den Averlaer ten Zutphenschen rechte met een pond goed geld te verheerwaden *). Ggsbert Vockinck, anno 1460. Engelbert V i e r d a c h, na opdracht van Ggsbert Vockinck en Roloff, zgn broeder, 21 September 1476. 70. LOCHEM. De tienden to Netelhorst, groff ende small, ende is jairlicx weert omtrent XL malder roggen, gelegen in den kerspel van Lochem, is een vaenleen met 15 R. gl. te verheergewaden. Lambert van Netelhorst Heynricxzoen, ca. 1356. Henric van Netelhorst, 1386, eenen tiende to Netelhorst, groet ende cleyne, ende is genomet het Goldtacker. Evert van Hekeren, 23 Juli 1460. Eylarde van Metelen, dochter van wglen Evert van Metelen, huisvrouw van Evert van Hekeren, 21 September 1464. Evert van Heekeren, 21 Februari 1482. Idem, als momber zgner huisvrouw, 21 Augustus 1484. Evert van Hekeren Jacobss, 10 Mei 1515. Idem en Agnies van Hackfort laten het magenscheid, onlangs tusschen hen en hunne kinderen opgericht, approbeeren, 7 December 1558 Evert van Heeckeren, zoon van zaligen Evert van Heeckeren Jacobszoon, krachtens zeker magenscheid, 2 Juni 1563. Everdt van Linteloe, als gemachtigde van Johanna s), weduwe van Evert van Hekeren, en van haar onmondigen zoon, ook Evert van Hekeren genaamd, vermits«doode van Evert van Hekeren vnd., een tienden gen. den Overnytelhorst, groff end small, in den kerspel van Lochem, 18 November 1575. Everhardt van Heeckeren tot Nettelhorst en Enghuisen, landdrost der Graafschap Zutphen, vermits doode van Walraven van Heeckeren tot Nettelhorst4), landdrost, zgn vader; Conraedt van Munster, stadhouder en rentmeester, is hnlder, 15 Juli 1647. ') Zij was eene zuster der in de akte van 1734 genoemde personen. "I Dat voors. leen placht een viifmarkleen te wezen ende is van heeren Waliaven van Moirs gevryet ende tot eenen pondigen leen gestalt a». 1443 op sente Bartholomeusdach. (Bijschrijving bfl de beleening van 1476.) «) nl[ johanna van Erp, dochter van Hendrik, heer van Yeghel, en Hendrina van der Veen. . „„,. , . 4) Hfl was de jongere broeder van Evert, en is in 1645 overleden. 38 39 71. . LOCHEM. Eenen tienden, gelegen to Laer in den kerspel to Lochem. Willem Robertszoene als hulder voor Griete lange H e (r) m a n s, ca. 1356. Willem lange Hermanszoen, ca. 1356. 72. LOCHEM. Twelf malder zaeds des jaers, half roggen ende half coren, die huer oer moeder opgedragen heeft uyt den tienden te Lare, daer ze van boren sal 9 malderen uyt den tienden te Lare ende drie malderen nyten goede Tyodinc. Luce, dye dochter van Griete lange H e r m a n s d o c h t e r, ca. 1856. Hulder Gerydt Robertszoen, ende woont tot Zutphen. Lysbeth van den Toern tot Lochem, den tiende tot Tegels ende tot Lair ten Zutphenschen rechte, 1386. Hier staat: Een tiende en een stedicheit als van tien malder saets in den kerspel van Lochem, in de buurschappen van Laren en Exloe (Exseler), uit vier erven, n.1. den Hof te Laren, Tyodinck, Mentinck en Nyenhuyss, tot Zutphensche rechten. Garit van Zweten, z. j. Lysbeth van Sweeten met Frank van Sweeten, haar momber, anno 1460. Hilleken van Zweten; Henrick van Zweten is hulder, 6 October 1476. Henrick van Zweten beleend als momber zgner moeder Hilken van Zweten, 27 April 1484. Frank Stuirman, 4 Juli 1510. Idem, 8 October 1545. Heyndrick Palander, als gemachtigde van Franck Stuerman en van Joncfrouwe Margareta, diens huisvrouw, draagt dit leen op aan Reynart T o r e e 1 anders genaempt G o e r, als momber van zijn onmondige dochters Barbara, Johanna, Wilhelma, Margareta en Anna, verwekt bg zgn overleden huisvrouw Anthonia, dochter van Franck Stuerman vd., 8 Juli 1563. Margaretha Schimmelpenninck, tegenwoordige huisvrouw van Boldewijn de Sweersen, laat haar dispositie approbeeren, waarbij dit leen zal komen aan haar 3 kinderen, Anna Christina Bliffers, Johan Boldewijn en Arent Thomas de Sweersen, 31 October 1644. Herman Otto van Dillen, burger van Zutphen, als gemachtigde van Henrick Ehoppert en van Cornelis van Tweenhuisen, der rechten doctor, en deze als mombers over de voor- en nakinderen bovenvermeld van wglen joffer Margareta Schimmelpenninck, beleend ten behoeve dier kinderen en krachtens moederlijke dispositie, 7 Januari 1652 l). ') Van hen moet dit leen gekomen zgn aan Herman van Keppel, die in 1671 als leenman voorkomt. 43 Wolter te Hoente, oudste zoon van wijlen Berndt te Hoente, vermits doode van zijn vader, 4 Januari 1639. . Die gerechte helft van erve en goet Hoente. Johan ten Groote Veldinck, vermits doode van zijn broeder Geerdt ten Groote Yeldinck, die deze helft voor dezen van Berndt ten Honte had aangekocht, beleend, 1 Maart 1643. Wolter toe Hoente transporteert het halve erve en goedt Hoente aan Herman van der Wyck, voocht tot Nede, als gemachtigde van de voogden over Alerdt Evert en Anna Elisabeth Gansenebbe gen. T e ngenaegell, die daarmede q.q. beleend is, 17 Maart 1643. Afgespleten van 76. 76 § 1. V3 van het erf en goed Hoente, in het kerspel Neede, buurschap Hoente, gelegen. Bernhard Weddelink als erfgenaam zijner grootmoeder Gerritje ten Busch beleend, 5 Maart 1764. Idem draagt dit leen op aan Georg Detlof Rijksgraaf van F1 e m m i n g, die daar weder mede beleend is, 28 Maart 1764. Adam Czartorinsky nom. ux., de dochter en universeeleerfgenaam van Georg Detlof van Flemming, beleend, 8 April 1772. Idem draagt dit leen op aan Willem prins van Oranje enz., die daar weder mede beleend is, 14 Januari 1777. Afgespleten van 76. 76 § 2. De helft van het erf en goed Huente, in de voogdij Neede in den Nederhoek, buurschap Hoente, gelegen. De beleeningen zgn gelijk aan die sub 76 § 1. Afgespleten van 76. 76 § 3. 1/g van het erf Huente, in de voogdij Neede in den Nederhoek gelegen. De beleeningen zgn gelgk aan die sub 76 § 1. 77. NEEDE. Dat goet ter Slicht in der heerscap van Boercloe, ten Zutphenschen leen, in Nederkerspel, buurscap van Ghiffel. Aelbert Cabbe, ca. 1356. Diederic Cnbbe, 1886. 49 Henrick van Essén tot Cortenonrer, raet van Staten, als man van Theodora Margaretha Vggh, zooals haar dit door wijlen jr. Ggsbert van den Poll, heer in Gerestein en Teckop, is vermaakt. 4 Juni 1642. Iidem laten hun huwelijksvoorwaarden en tuchtmaking approbeeren, 13 April 1644. Lucas Wilhelm van Essen, erfgenaam zijner moeder beleend, 16 Juli 1681. De kinderen en erfgenamen van Lncas Willem van Essen en Agnes Vijgh laten approbeeren het magenscheid d.d. 25 Juni 1709, waarbij aan Everhart Joan Benjamin van Goltstein nom. ux. Charlotta Agnes van Essen dit leen is toegescheiden, 13 Mei 1712. Everbart Joan Benjamin van Goltstein nom. ux. beleend, eodem die. 82. BHEDEN. 1 Een goed geheeten/Pipersguet, gelegen in den kerspel van Bheden, to Zutphensch leen. Johan die Grneter, zaliger Bernts Grueter soin, beleend 5 April 1485. Een goed en hofstad, genaamd Wintersgoed, in het kerspel van Bheden bg de Laeck, met een pondt guet gelts te verheergewaden ten Zutphenschen rechten. Johan van Baerl, gemachtigde van jonckfr. Nenne Gruyters, weduwe Wolter van Baerl, zgn moeder, vermits overigden van haar broeder Barent Gruyters, 30 Augustus 1563. Aelbert Stevens, van wegen en ten behoeve van - zgn nicht Pyken Peter Stevensdochter, vermits doode van haar moeder Rycken Delis Henricks, 11 Mei 1581. Johan B e c k e r een guidt und hoff geheyten Wintersgoet, in dem ampte van Veluwenzoom, in dem kerspel van Beede by de Laeck gelegen, daer suydtwardt, westwardt und oistwardt die van Middachten und noordtwerdt die Dornstraet naest gelegen, bestaande uit acht stukken landt, hem aangekomen vermits afsterven van zijn nicht Fycken Peter Stevensdochter, 19 Augustus 1587. Winters- oft Pipersguet, bestaande in huis, hoff, bongardt endt ongeveerlick vier molder gesays, in het dorp Bheden gelegen.] Hnibert Janssen, vermits doode van Elisabeth B e c k e r s, zgn moeder, 28 Juni 1636. Steven Muis als gemachtigde van Huybert Jansen transporteert dit leen aan Daniël P e y, die daarmede beleend is, 19 Augustus 1644. Idem en Evertgen Jansen, echtelieden, laten hun tucht approbeeren, 7 October 1646. D. Adrianus Sprangius, diener des Godtlichen woorts tot Pannerden, en Maria Pey, echtelieden, dragen hun deel van Wynteroff Pipersgoet op aan 4 50 Arent Schol ten, die daarmede beleend is, 3 Januari 1665. Anneken Hermans, weduwe van Willem Jacobsen van den Poll, met Jacob Willems, haar zoon, draagt haar deel in dit leen op aan Adrianus Sprangins, predikant tot Pannerden en Doornenburg, en diens huisvrouw, die daarmede beleend zgn, 12 April 1670. Berent S c h o 11 e n ende Claesken Janssen, ecbteluyden, transporteeren hun aandeel aan Willem Henricksen ende Tryneken J o o s t e n, echteluyden, die daarmede beleend zgn, 20 April 1675. Adrianus Sprangins transporteert zgn aandeel aan Willem Henricksen en Tryneken Joosten, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 21 April 1675. ^Berent Willemsen, oudste zoon van Willem Henricksen, beleend zgnde, draagt dit leen op aan Adolph Huiberts, die daarmede weder beleend is, 7 Januari 1699. Idem draagt dit op aan Hendrick ter Maet en Agniet Dercksen, echtelieden, die daarmede weder beleend zgn, 24 Februari 1700. Idem draagt dit leen op aan , Berent Henricksen, die daar weder mede beleend is, 1 Maart 1712. "~Idem en zgne echtgenoot* Anneke H e r m s, dit leen gesplitst hebbende, behouden nog het huis, de schuur en een deel van het land, ongeveer 1js molder gezaai, 6 Juni 1744. Iidem dragen 1/2 molder op aan Hendrik van Arnhem, die daar weder mede beleend is, 6 Juni 1744. Gerrit Berents, erfgenaam zgns vaders Berent, beleend, 29 September 1759. Idem draagt dit leen op aan Hendrik van Arnhem, die daar weder mede beleend is, 20 October 1759. Zeger en Hendrik Postumus van Arnhem, minderjarig, erfgenamen huns vaders Hendrik, beleend, 19 Augustus 1774. Hulder Everhard van der Steeg. Afgespleten van 82. 82 § 1. 1/3 van Pipersgoed, ongeveer 5 molder gezaais, als een byzonder leen opgedragen door Daniël P-e y aan Evert Berndtsen Beider, die daar weder mede beleend is, 19 Februari 1651. 51 Afgespleten van 82 § 1. 82 § 2. 2/3 van 1/8 van Pipersgoed als een byzonder leen opgedragen door Evert Berndtsen Beider aan Johan H e n d r i c k s e n, die daar weder mede beleend is, 19 Februari 1651. Afgespleten van 82. 82 § 3. Vyer molder gesaeys, gehorende onder het erf ende goet Winters- off Pipersgoet, als een byzonder leen. Gisbert van Sadelhoff, als erfgenaam zgner grootmoeder Arentjen Beukers en als medeërfgenaam zijns grootvaders Daniël A r e n t s en Ermgaertjen Daniels, soals Daniël Arents daermede opten 1 Dec. 1663 ') beleent is, beleend met 4 molder gezaais, 20 November 1713. Tymen van Sadelhoff, oudste zoon van wglen Gysbert van Sadelhoff, beleend, 10 Mei 1756. Gysbert van Sadelhoff, minderjarig, beleend, 20 April 1765. Hulder Daniël van Sadelhoff. Afgespleten van 82 § 2. 82 § 4. Een molder gesaay, 't Lange stuk genaamt, als een bysonder leen, gespleten uyt 4 morgen gesaays, gehorende onder het erf en goed Winters of Peper (1. Pipers) goed, in den kerspel van Bhede gelegen. Derk van der Steeg en Grietjen den Duitsen, echtelieden, na bekomene approbatie van magenscheid beleend, 31 December 1768. Antony den Duytsen als erfgenaam van zijne zuster Grietje en haren man beleend, 16 Augustus 1788. 83. BHEDEN. Een leen, genaamd Mettenweerdt, gelegen by den Havickerweerdt, then Zutphenschen rechten mit een Zntphenschen leenponde te verheergewaden, die Gadert die Veer in pachte plach tho hebben. Gysbert ter Hoeven Stevenszoon, vermits doode Steven ter Hoeven Gijsbertszoon, zgn vader, 11 Juli 1486. Idem draagt dit leen op aan Garit G r u i t e r Berntzoon, die daarmede beleend is, eodem die. Gerit Grnyter, den weert, den Steven ter Hoeven seliger to behoiren plege, 22 September 1486. Mechtelt Gruter, weduwe Gheerlich van der Capell, vermits doode van Gerrit Grnter, haar vader; hnlder is Gerrit van der Capellen, 16 Juli 1549. ') Leenboek 1663 ontbreekt. 64 Idem eed vernieuwd, 2 Augustus 1563. Jasper Huyberts als gemachtigde en ten behoeve van Gaert van Wammel, vermits doode van zgn vader Herman van Wammel, 15 Mei 1589. Idem, als hulder en man van Gertruydt van Wammel, zgn huisvrouw, vermits overigden van Gaert van Wammel, haren broeder, 4 December 1597. Afgespleten van 102. 102 § 1. Een gerecht derde deel van een hoffstede, so bongardt, bouw- als weylandt, gelegen toe Westervoort binnen- ende buyten dijcks, genuembt die Thien roeden. Gertruydt van Wamel, weduwe van Jasper Huyberts, met Thomas Huyberts, Johan Huyberts, Jacob Huyberts, Cornelis Plgster, Gerrit ter Hoven en Adriaen Toenissen, hare zonen en schoonzonen, dragen dit op aan Gaert Everts en Lijsken Jacobs, diens vrouw, die daarmede beleend zijn, 4 Mei 1636. Iidem ontvangen consent, dat in plaats van voornd. derde deel der Thien roeden voortaan te leen gegeven zal worden het huis en hofstad, binnendijks gelegen, groot anderhalven morgen, 41 roeden daartoe behoorende, en dat hetgeen buitendijks gelegen is, allodiaal zal wezen, 29 Maart 1687. 103. WESTERVOORT. Trudekens drie malder saet in Westervoerderbroec ad ius Zutphaniense. Henric dye Bareca. 1356. 104. WESTEBVOORT. Een goed geheeten Trnidkens halve hoeve in het kerspel van Westervoort, pondig leen ten Zutphensche rechten. Lodewyck Janszoen. Johan Loy Lodewyckszoen, vermits doode van Lodewgck Jansz. zgn vader, 19 Januari 1440. Idem Johan van Loey opnieuw beleend, 22 Juli 1460. Steven Loy beleend ten behoeve van zgn broeder Diric Loy als van dode hant siins vaders, 11 Juli 1484. Diric Loy, als van doode hant siins vaders Johan Loy seliger, 25 October 1484. Steven Loey vermits doode zgns broeders, 5 Januari 1498. Rutger Tollecken by transport Stevens voornd., eodem die, •) In het andere afschrift heet de leenman Henrick dye L e w e, en het leengoed Emdeburch drye maeten saets in Westerroerderbroeck. 65 Arnt Truytkens l), vermits doode van zijn vader, anno 1503. Arnt Tollicken, opnieuw beleend, 19 Augustus 1518. Eutger Toelleken., vermits doode van Arnt Toelleken, zijn vader, 18 November 1556. Evert Tollicken, vermits doode van Bntger Tollicken, zijn vader, 9 Februari 1560: Idem, wonende binnen Aernhem, eed vernieuwd, 27 Maart 1563. Arnt Tolleken Evertszoon, vermits doode van Evert Tolleken, zijn vader, 18 December 1589. Het Loyenlandt, groot omtrent se ven morgen, tot Westerfoort gelegen. Hester Tulleken, vermits doode van haar vader Willem Tulleken; hulder is Arnold Tulleken, der medicynen doctor, 25 Mei 1671. Eadem laat haar dispositie approbeeren, eodem die. Elsken 2) Tulleken laat approbeeren de verandering in haar testament, waardoor dit leen .onder haer broeder ende susters sonder enich vordel deylbaer sal sijn", 4 December 1674. Etsabe Tulleken beleend, 16 Mei 1703 3). Anthony Gaymans en Johanna Elisabeth Tulleken, echtelieden, krachtens magenscheid d.d. 22 Mei 1721 beleend, 16 December 1721. Iidem maken dit leen deelbaar onder hunne kinderen, eodem die. Willem Gysbert Gaymans na approbatie van magenscheid beleend, 9 Augustus 1740. Johan Gaymans als erfgenaam zijns ooms Willem Gijsbert beleend, 17 Februari 1750. 105. WESTEEVOOET. Een guet geheiten de Soeven hont, gelegen in Loeyelant in 't Laitomsche slach in Westerfoirt. Wemmer van Heese, 19 Augustus 1518. Idem draagt dit op aan Arnt Tollicken, die daarmede beleend is, eodem die. 106. WESTEEVOOET. Een goet to Westervort ten Zutphenschen leene. Dederick Gheertsoene Vordachoeke, ca. 1356. 106*. WESTEEVOOET. Het Lange (of Groote) Griet, gelegen te Westervoort. Hendersken de Beyer, wed. Jan Aalbers*), na approbatie van het magenscheid d.d. 22 Februari 1720 tusschen haar en hare kinderen beleend, 28 Februari 1720. Hulder Jan Boelofsen. ') Vermoedelijk verschrijving tengevolge van den naam van het leen Truykenshoeve voor Tollecken. *) Blijkbaar is zij identiek met de „Hester" van 1671. 3l Dit blijkt uit de akte van 16 December 1721. -*) Dit blijkt uit de akte van 7 Hei 1732. 5 66 Eadem bezwaart dit leen met 1200 gld. ten behoeve van Johan Steenhouwer, eodem die. Willemina, Judith en Ryk Aalbers,, kinderen en erfgenamen van Hendersken de Beyer, wed. Jan Aalbers beleend, 7 Mei 1732. Dezelfden dragen dit leen op aan Alfert Alfers en zgn broeder Peter Alfers, die daarmede weder beleend zgn, eodem die.. Jan Alfers en de verdere erfgenamen van Alfert en Peter Alfers beleend, 24 Mei 1788. Dezelfden dragen na afgemaakt verzuim dit leen op aan Arnoldus W o 11 e r s, die daarmede beleend is, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Gerrit Damen, die daarmede beleend is, 17 Juli 1790. 107. WYHE. Het guet to Diepenbroick, gelegen in het Sticht van Utrecht, kerspel van Wie, buurschap Wynerdinck *), tot een pondich leen, is omtrent 9 (10) morgen lantz groit end licht by der Ysel, weert des jairs omtrent 9 R. gld., ten Zutphenschen rechten. Lutgaert van den Damme, 1386. Jacob van Essen beleend, 21 Juli 1460. Johan van Padevoirt ontfangt den Diepenbroeck van zgn zelfs weghen, 11 Mei 1465. Jonkfr. Gadert van Essen beleend; hulder is Peter Inghenlant, haar momber, 9 Juni 1465. Eng(el)bert van Aildenniel na opdracht door jonckfr. Gadert voorn., eodem die. Idem opnieuw beleend, 18 Maart 1485. Diric van den Oldeniell Engelbertssoin na opdracht door Engelbert, zgn vader, eodem die. Herman Muylart, scholt tot Zwolloe, als momber zgner huisvrouw, 6 Maart 1540. Jan Vermoeien, als gemachtigde van Herman Mulart, scholt tot Zwolloe,. en van joffer Luytgart, diens huisvrouw, draagt dit leen op aan Gerrit van Eirtten, broeder van zaligen Johan van den Padefoirt den jonge2), die daarmede beleend is, 26 Mei 1551. Reyner Muelart, als gemachtigde van zgn moeder, joffer Lutgart van Aldennyel, weduwe van Herman Muelart, ten behoeve zgner moeder: in aller gestalt hoer idtselve van haren z. vaeder Derick van Aldennyel angestorven is, 23 Maart 1557. Johan van Voirst, vermits doode van Reyner Muylert, als nieuwe hulder,. vernieuwt den eed, 16 April 1561. ') Nu Wijnvoorden. !) Blijkens de acte zou het leen eerst worden opgedragen aan Johan van den Padefoirt. welke overleed voordat de overdracht plaats had, evenals diens zoon, de jonge Johan. van den Padefoirt. 67 Idem, als hulder van jonckfr. Lutger van Oldenniel, weduwe van Herman Muylarts, vernieuwt den eed, 6 April 1563. Gerrit van Eirten, wonende te Deventer, vernieuwt den eed, 16 April 1568. 108. WYHE. Een leen, geheiten dat Diepenbroick, gelegen in den kerspel van Wyhe, in de buurschap van Merlo op die Geldersche zyde, mit allen synen rechten en toebehoeren, then Zntphenschen rechten. Jacob van Essen, 25 October 1485. Joffr. Martijn van Essen; hulder is Jan van Ittersom Janss., haar zoon; „dat leen helt omtrent XIII morgen lants," 21 September 1489. Henrick van Essen, 19 December 1552. Idem draagt dit op aan Johan Knippenborch, als gemachtigde van Unyko Eypperda, heer to Dijckhuys, die daarmede beleend is, eodem die. Johan Knippenborch, als gemachtigde van Unyko vnd., draagt dit op aan Borchart then Nyhenhuys, ten behoeve van het Convent van Diepenfenne, eodem die. Idem, wonende te Arnhem, als momber en hulder ten behoeve van heer Herman van Zwol, pater van het convent van Diepenveen, vernieuwt den eed, 2 April 1563. Mechtelt Martens, weduwe van Jr. Johan van Laer tot Lan- genveldesloe, vermits doode van haar zaligen vader; Johan van Doetecum tot Spyckerbos is gemachtigde en hulder, 23 Juni 1643. Hier staat: Een stuck landts, ongefehr 9 ofte 10 morgen groot, gen. Diepenbroeck, in den kerspel van Wyhe, buerschap Merlo, •gelegen. 109. ZEDDAM »). Vynekwiek in Zedemerbosch tot een vijfmarkleen, bestaande uit 16 stukken. Gerth van Leng el, ca. 1356. Henrick Franck van Lengel, 1386. Derick Smullinck, anno 1443. Idem, 23 Juli 1460. >) Zie de noot by Didam op blz. 6. 68 110. ZEDDAM. Den tiende uyten hove te Vincwye, te viifmarcleen. Huge van Vinckwyck, 1386. 111. ZEDDAM. Dat goet as den hof to Vinewyek, te viifmarcleen. Boelof Mo mme, 1386. 112. ZELHEM. Jolinc ende Lunsinck, gelegen in den kerspel van Zelem, tot een viifmarkleen. Willem van Vorden een leen, een goet heet Lunsinck ende een ander Jolinc ende Banninck ende Gobbinc ende die Voerhorst *) in den kerspel van Vurden, ca. 1856. Gerrit van Hacvoerde, na 1356. Jacop van Hacvoert, 1886. 113. ZELHEM. Die schepeltienden end smallen tienden, gelegen in den kerspel van Zelem, tot een vgfmarkleen, 's jaars 40 malder rogge, 18 malder spilkoorn en half haver. Lndeke van Kervenem Swederszoen *) eenen tienden in den kerspel van Zeelem, den die van Roderlo plagen te haelden van der heerscap van Bair, ca. 1356. Steven van Karvenen), 1886. Steven van Kervenhem, vermits doode van Steven van Kervenem, zgn vader, 4 Maart 1453. Gadert K o c k e r t, anno 1465. Steven van Kerven(hem), 24 April 1484. Ott van Kerven, 9 Augustus 1489. Henrick van Kervenhem, 10 September 1515. Jutte van Karvenem, weduwe van Munster; hnlder is Beynart Kreyvanger, 5 Juli 1664. Steven van Kervenhem, wonende buyten Zntphen, zoe de wedue voorn. thans mede doot is, z. j. Henrick van Munster, raad des Konings in Gelderland, vermits doode van zgn moeder Jutta van Kervenem, 8 September 1580. Elbert Antony Baron van Fallandt, gecommitteerde ter vergadering van H. H. M., bekomt approbatie van een „erfbuitschap" s) door ') Zie No. 98. ') Het oudste handschrift heeft Awederfzoen. *) ruiling. REGISTER OP DE LEENEN VAN LATHUM. Met vrij groot vertrouwen kan worden aangenomen, dat Baer en Lathum oudtgds naast elkander liggende zelfstandige heerlijkheden zijn geweest, en zeker is, dat in 1338 Henrick van Baer door den graaf van Gelre „ghesat is in alsulc goet als verstorven is van Vredric van Latem"1). Voorts staat vast, dat de heerlijkheid Lathum een leen van Baer was. Tóen nu in 1691 de heerlijkheid Lathum *) door koop overging aan den heer van Baer, werden de Lathumsche leenen daardoor van zelf Baersche en de beleeningen daarmede in de Baersche leenaktenboeken geregistreerd. Over het eigenlijk Lathumsche leenaktenboek kan ik kort zijn; de Baersche boeken zijn door den heer Wgnaendts van Resandt hiervoor op blz. XIII beschreven. Dit in het archief der Geldersche Rekenkamer onder No. 1252 berustende boek is een in perkament gebonden foliant, groot 40 X 80 cM., dragende het opschrift: „Leenboeck van den huise Lathum ende 't Loo." Het is omstreeks 1567 aangelegd door den destijds fungeerenden leengriffier, die de beleeningen sedert 1434, die hij te zgner beschikking had, heeft ingeschreven. Daarna hebben zgne opvolgers de inschrgving min of meer nauwkeurig voortgezet. Tusschen Mei 1677 en December is geene beleening geregistreerd, evenmin tusschen September 1681 en 1691, het jaar van den verkoop. Ten slotte volgen nog op fol. 62 verso—65 verso eenige beleeningen uit het jaar 1706. Waarom deze hier en niet in het Baersche leenaktenboek zijn ingeschreven, kan ik niet verklaren. J. S. T. V. "j Jhr. Dr. W. A. Beelaerts Tan Blokland In Bpr. en Meded. XIV, blz. 75. Bjj de beleening met Lathum in 1413 (blz. 25) staat aangeteekend: „gelykerwiis deselve heerlycheyt ende guederen mynen oom Fredrick van Moers gen. van Baer van mynen voorvaders by broederlycke deylinghe uther hnyse van Baer toegedeylt ende gemaechscheyt is". *) Niet te verwarren met de buurschap (na 1">40 kerspel) van dien naam, die steeds tot de bannerii Baer heeft behoord (Bijdr. en Meded. X, blz. 18 vgg.). LEENEN DER HEERLIJKHEID LATHUM. 1. APELDOORN. De tiend te Wissel, grof en smal, gelegen in het kerspel Apeldoorn, met 1 Zntphensch pond goed gold te verheergewaden, tot een Zntphensch erfleen. Johan B o r e m a n beleend, 22 Maart 1434. Idem tuchtigt zijne vrouw Geertruyt aan 23 Holl. Wilhelmusschilden 'sjaars nit dit leen, eodem die. Arndt van Brienen Beinerss van Harderwijk beleend, 11 November 1521. Brandt van Delen, erfgenaam van Arnt van Brienen; beleend, 5 April 1541. Idem tuchtigt zijne vrouw Bette van Boickop aan dit leen, eodem die. Idem vernieuwt den eed, 23 Mei 1549, 15 Maart 1560. Idèm draagt dit leen op aan Arndt tho Boeckop gen. van Delen, zijne zuster, en haren man Boerick Wolff, die hulde doet, 15 Maart 1560. Eadem, weduwe, laat den eed vernieuwen door haren hulder Gerrit Gerrits toe Wyssell, 25 Augustus 1577. Eadem laat den eed vernieuwen door haren hulder Johan Bussel van Asten, 1 October 1595. 2. GROESSEN, later DUIVEN. Die Rynegge, gelegen in de Lymers, bij Zevenaar, dat Johan ten Have placht te houden. Lambert van Poelwick beleend, 9 Juli 1451. Everwin Raeshoeren beleend, 27 Juli 1585. Willem Raeshorn, erfgenaam zgns vaders Everwin, beleend met voorbehoud van de tucht zijner moeder Alyt van Wyhe, 6 September 1549. Hier staat: in den kerspell van Groessen. Idem draagt dit leen op aan den leenheer ten behoeve zgner broeders en zusters, 13 September 1561. Hier staat: in den kerspell Groessen, in der burschap Loe1). Joachim Raeshoirn, krachtens opdracht zgns broeders beleend zgnde, draasrt dit leen op aan ') Hoe dit te rijmen is met de omschrijving in het hoofd „bij Zevenaar", begrijp ik niet. 78 Evert van den Sande, die daarmede beleend is, 18 October 1B63. Jan van Prens, oudste zoon van Maximiliaan van Frens en Sisina van de Sande, beleend, 27 April 1647. Idem draagt dit leen op aan Arnt Peters Keteler, die daarmede beleend is, 24 December 1647. Hier staat: in 't Loo, onder den carspel Duyven. Derck Petersen Keteler, erfgenaam zgns vaders Arnt, beleend, 20 December 1673. Peter Petersen Keteler, erfgenaam zgns broeders Derck, beleend, 30 Augustus 1681. Arent Petersen, minderjarig, beleend, 19 November 1687. Hnlder Mees Michelsen, zgn voogd. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt den eed, 16 Maart 1722. Jan Peters, erfgenaam zgns vaders Arent, beleend, 8 Juni 1742. Idem draagt dit leen, groot omstreeks 9 morgen, oost de gemeene weg, west en noord de Cloosterhof, zuid de Lee, op aan Willem Derksen en Agnes S p aen, echtelieden, die daarmede beleend zgn, 17 Februari 1750. Iidem dragen dit leen op aan Jan Donkers, die daarmede beleend is, 28 Augustus 1773. 3. HEERDE. De tienden van Veessen, grof en smal, de tienden op de Meeden, een erf op de Nieuwe meeden, gen. Hagemans goed, en een dijk in Veessener mark, gelegen in het kerspel Heerde, ten Zutphenschen rechte. Broeder Johan van Schnttorp ten behoeve van het Convent van Beth-anie buiten Arnhem beleend, 17 Juni 1451. Willem van Mulickum als hulder vernieuwt den eed, 23 Mei 1549x). Peter Noyen als hulder vernieuwt den eed, 27 Mei 1566. Afgespleten van 3. 3 § 1. Zes morgen lands, ten westen van de Woldsche wetering, ten noorden aan den Kerkdgk, ten oosten aan den IJsseldgk, met eenen dijk in Veessener mark, gelegen in het kerspel Heerde. Margareta van Apeltorn, weduwe van Butger van der Knippenborch, na kwgtgescholden verzuim beleend, 27 September 1550 2). Hulder Johan van der Knippenborch bast. Rickwin van Essen beleend, 28 April 1565. ') Achter deze akte staat aangeteekend: „Doch is to weten, dath Hagemans gudt, nemptlicken ses morgen landts, unde den dycke vurs. van dith alinge leen afgekomen, unde hebben datselve Rutger van der Knippenborgs erfgenamen in gebruick, darum sie derhalven to besoecken. Wo idt averst dairaff gesplittert, ist deme pater unbewustb. Men zie verder 3*1. - . ' , •) Dit deze akte blijkt, dat Rutger v. d. Kn. bovengen, stukken van Bethame had gekocht, maar verzuimd had de beleening aan te vragen. 79 4. LATHUM. Een erf te Latham*) ten Zutphenschen rechte. Willem van Aller beleend, 22 Maart 1484. 5. BEEKBERGEN, later LOENEN. Het goed Neyenhous, gelegen in het kerspel Beekbergen. Henrick Spronck beleend, 7 September 1451.HnlderBarteltSpronck. Eefse Spronck beleend, 18 Juni 1454. Hulder Bartelt Spronck, haar zwager *). Eadem, weduwe van Beyner Spronck, draagt dit leen op aan Gonraet van Greefraede, die daarmede beleend is, 13 November 1464 3). Gadert Gay mans beleend als echtgenoot zijner vronw, die erfgenaam was haars broeders Henrick van Greefraede, 5 October 1486. Conradt Gaymans beleend, 20 December 1525. Idem draagt dit leen op aan Thoenis Gaymans, zijnen broeder, die daarmede beleend is,.... 1534. Goert Gaymans, erfgenaam zijns vaders Thoenis, beleend, 7 Juni 1541. Idem vernieuwt den eed, 22 Mei 1549. Idem draagt dit leen op aan Alit Boshoff, weduwe van Wynant Hackfort, die na kwijtschelding van het verzuim beleend wordt, 30 Mei 1567. Hulder Gerrit de Groeff van Erkelentz. Hermen van Pinninck tot Camphuysen, nitcoopinge van eenige steedigheden, 20 Juni 1711 *). Maria Cornelia van der Burg, weduwe van Olivier Hackfort tot de Horst, namens haren minderjarigen zoon Wynand beleend, 27 Augustus 1731. Wynand Hackfort, meerderjarig, beleend, 7 Mei 1732. 6. WESTERVOORT. Het goed te Hamerden6) gelegen in het kerspel Westervoort, te verheergewaden ten Zutphenschen rechten met 1 Zntphensch pond. Henrick van Bryenen beleend, 24 Maart 1434. Idem draagt dit leen op aan Griete, zijne dochter, en Egbert S c h o c k e, „sinen schwager" •), eodem die. *) Aan den kant staat: In Lathum gelegen nnd tott Reden. ) Men bedenke, dat zwager vroeger eene ruimere beteekenis had dan nu, nl. schoonvader, schoonzoon, ook bloedverwant in het algemeen. *) Dit deze akte blijkt, dat het leen in de buurschap Loenen lag en dat Eefse du moeder van den in 1451 beleenden Henrick was, van wien zij het geërfd had. ') Deze post is duister. Meer licht is niet te krijgen, daar de akten ontbreken. ) Zie over dit goed Bijdr. en Meded. X, blz. 43. e) Zwager beteekent hier schoonzoon. 80 Vranck van Wyttenhorst beleend, 27 Juni 1451. Jacob van Wyttenhorst beleend, x). Jacob van Wyttenhorst, erfgenaam zijns vaders Jacob, beleend, 17 Mei 1525. Johan van Wyttenhorst, minderjarig, erfgenaam zijns vaders Jacob, beleend, 19 April 1545. Hnlder Frans van Culemborg. Idem, meerderjarig geworden, doet zelf den eed, 20 September 1549. Idem tuchtigt zijne echtgenoote Bell ia 2) van der Wilten aan 40 gld. 's jaars uit dit leen, 18 Februari 1558. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 100 Joachimsdaalders aan Cornelis Cloeck, 28 Mei 1558. Boelef van Wittenhorst beleend 8). Jacob van Wittenhorst*), erfgenaam zgns vaders Boelef, op grond van magenscheid tusschen zijnen vader en diens kinderen beleend, 14 Januari 1612. Sibilla van E ge ren, weduwe van Jacob van Wittenhorst, en de voogden harer minderjarige kinderen kragen vergunning om ter afdoening van de door Jacob nagelatene schulden 7 morgen lands voor den tgd van 6 jaren te verpanden, 9 Apnl 1618. ^ Steven van Wittenhorst, erfgenaam zijns vaders Jacob, beleend, ). Sibilla van Etreren, weduwe van Jacob van Wittenhorst, beleend als erenaam haars zoons Stevens, 22 Juli 1622. Hulder Nicolaes Schrassert, haar tweede man. Eadem tuchtigt haren man aan dit leen, eodem die. Eadem laat haar testament6) approbeeren, 20 December 1622. Eadem haar bovengen, testament herroepen hebbende, tuchtigt haren man aan 3 morgen lands van dit leen, 2 Apnl 1627. Elbert7) van Wyttenhorst, erfgenaam zgner moeder Sibilla van Egeren, beleend, 21 Juli 1636. Hnlder Hans Adam Segger. Idem verbindt een deel van dit leen, gen. den Hoiek groot 3V2 morgei,, voor eene schuld van 200 rijksdaalders aan Willem van Bunck, 4 Maart 1653. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van, 26C» gld. aan Elisabeth van Bemmel, weduwe van Dr. Peter Holter, 20 Februari 1664 «)• Idem verbindt een deel van dit leen, gen den Blaesfc«tak, igroot 3 morgen, voor eene schuld van 800 gld. aan Bernard Steenhouwer en diens vrouw Ermgarda Holter, 4 April 1668. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 2600 gld. aan Samuel Tennnllins'), 4 Maart 1671. i) Dat hij dit leen heeft bezeten, blijkt uit de akte van 17 Mei 1525. 2l Ik sta er niet voor in, dat deze naam juist is. . •} Dat deze dit leen heeft bezeten, blijkt uit de akte van 14 Januari 1612. »\ Hii had eenen ouderen broeder, met name Joban. ») Dat hü «t leen heeft bezeten en „in den eriob gestorven is», blnkt uit de akte ™1 MtJbevatte2'in hoofdzaak, dat haar zoon Elbert en hare dochters Ariaentgen en Boelofken ieder -I» van het leen zouden krijgen en dat, zoo alle drie kinderen stierven, haar tweede man erfgenaam zoude z(jn. ?, üi"^ tprlrhö Hamerden niet bewoonde, maar verpacht had aan JS?, of Cnuil (ten Uyl). Zie over hem Bydr. en Meded. X, blz. 45. 81 De minderjarige kinderen van Albert van Wittenhorst en Christina Bertrnms beleend, 18 Maart 1682. Hulder Bernard Knippinck, hun voogd. Iidem dragen dit leen op aan Samuel T e n n u 1 i n s, die daarmede beleend is, eodem die. Geertruyt ten TJyl, weduwe van Andries Nylant, erfgenaam haars broeders Samuel, beleend, 7 December 1688. Eadem draagt dit leen op aan Willem Holtius, die daarmede beleend is, 18 December 1697. Gnalterus Holtius, oudste zoon van Willem, ten behoeve van den ouderlijken boedel beleend, 27 Mei 1705. Lucretia en Elisabeth Holtius krachtens geapprobeerd magenscheid ieder voor de helft beleend, 5 December 1705. Hulder Petrus la Bocqne, haar zwager. Peter van Hamel en Lucretia Holtius, echtelieden, laten hunne beslotene dispositie approbeeren, 5 Augustus 1721. Iidem laten hunne huwelijksvoorwaarden d.d. 12 April 1715 approbeeren, 11 Augustus 1721. Petrus Larocque nom. ux. Anna Maria Holtius en namens de kinderen van Gnalterus Holtius, nl. Maria, Nicolaas, Elisabeth en Hendrietta Wynanda, beleend, 1 November 1724. Nicolaas Holtius c.s. laten hun magenscheid approbeeren, 2 November 1724. Iidem dragen dit leen op aan den magistraat der stad Arnhem, 17 Maart 1736. Hulder A. W. Brantsen. Afgespleten van 6. 6 § 1. 8 morgen lands, afgespleten van het leengoed Hamerden. Adriana van Wyttenhorst, geassisteerd door Peter Petit, haren man, krachtens magenscheid d.d. 2 Juni 1685 over de nalatenschap harer moeder Sibilla van Egeren, weduwe van Jacob van Wittenhorst, beleend, 9 Juni 1635. Peter Petdt, erfgenaam zijner echtgenoote, beleend, 18 Juni 1640. Idem draagt dit leen op aan EIbert van Wyttenhorst bij akte van koop d.d. 10 October 16411). Idem verbindt dit leen voor het restant der koopsom ten behoeve van Peter Petit, 24 Februari 1649. Afgespleten van 6. 6 § 2. 8 morgen lands, afgespleten van het leengoed Hamerden. Budolpha van Wyttenhorst, geassisteerd door haren zwager Peter Petdt, krachtens magenscheid d.d. 2 Juni 1685 over de nalatenschap harer moeder Sibilla van Ergeren, weduwe van Jacob van Wyttenhorst, beleend, 9 Juni 1635. ') De beleening van E. v. W. is niet te vinden. 6 93 Bil. Bliffers 39 Bloys, van 50, 60 Boeckhoff, van 19 Boekop, van' 77 Boiskale geheeten ter Smythen . 4 Bock .86 Bol, van '.7 Bolck .......... 82 Bom(m)eI, van 42, 87 Bo(e)mer 72 Bon en burg. . 20 Bongenhoff 20 Bongert, in den 14 Boom, ten 20 Boon 86 Borsselen, van 57 Bosch, ten. . 13, 14, 28, 31, 63, 82 Boshoff 7» Bonman, Bouwman . 13, 27, 28, 29 Bozeman *"". . . . 77 I Brakell, van 57 Brandenburch, van 35 Branssenbnrch, van . . . 23, 57 | Brants, Brands, 2, 14, 28, 30, 31, 35 Brantsen 26, 54 Brashoff. 41 Bresser • .... 29 Breumer 8 Brienen, van . . . . 18, 19, 77, 79 Broeck, van den 87 Broecke, ten 4, 5 Broeckhuesen, Broickhuys, van 5, 25, 56, 70 Brouwers 63 Brower 87 Bruell, in den 17 I Bruyn, de 46 | Buchy 85, 86 Budde 28 j Bueckevoort 30 Buysken 32 Buren, van . . 87 | Burg, van der 79 Burgemeister . 12 j Busch, ten ...... 13, 43 Bushoff 13, 19, 55 Busscher 86 c. Czartorinsky 43 D. Dam, van 11, 70 Da(e)men . . 26, 33, 54, 66, 82, 83 Damme, van den 66 Dampne, van den 21 Daniels 51 Delen, van 1, 56, 57, 77 Blz. Dericks 73 Derksen 32, 50, 78 Dibbets 10 Dillen, van 39 Di(e)ricxfzoon) 7 Dobbelsteyn 25 Dodinckweerden, van 5 Doetinchem, van .... 45, 67 Doyss 40 Dolre, van 69 Doncker 27, 28, 29, 33 Donkers . . .78 Doornick, Doirnic(k), van . 12, "26 Dopff, de 57 Dort(b), van 5, 37 Dous 69 Driel, van .32 Driessen 11 Driessel, van 86 Dri(e)nen, van 4, 73 Dronckelaer, van 3 Drubbycks 20 Drueten, van 11 Druyvendaal, van 63 Dueker, Duycker . . . . . .62 Duitsen, den 51 Dnvoirden, van 48 E. Eekeren, ter 9 Egberts(zoon) 21, 46, 86 Egeren, van ..... . 69, 80 Eyckt, van der; op der . . .• . 9 Eyss, ten . 63 Eirtten, van 66, 67 Eek, van 5, 58 EUersch 59 Emster, van den 12 Endeman .46 Engelen 31, 32, 53, 54, 55, 83, 85, 86 Engelkens, Engelgens. . 33, 35, 88 Erp, van 38 Essen, van. 3, 4, 22, 49, 66, 67, 78 Everharts 4 Evers 14, 34, 86 Everts . . . 15, 33, 34, 35, 53, 64 Everwijn 10 F. Feernen 31, 32 Fehren, Fheeren 62, 63 Flemming, van 43 Fokkers 44 Forden, van 5 Francken 10 Frederix, Fredericks . . 33, 62, 85 Freerkinck 22 Frens, van 78 3 Art. 4. De eereleden en gewone leden ontvangen gratis een exemplaar van alle werken, die van wege de vereeniging worden uitgegeven. Art. 5. Het bestuur, waarvan jaarlijks één lid volgens rooster aftreedt, dat terstond herkiesbaar is, bestaat uit 7 personen, die uit en door de eereleden en gewone leden in eene algemeene vergadering worden gekozen. Zij bepalen onderling, wie als 1ste en 2de voorzitter, secretaris en penningmeester, zal fungeeren. Art. 7. In die vergadering doet de penningmeester rekening en verantwoording en brengt de secretaris het jaarverslag uit. Alle besluiten worden met meerderheid van stemmen genomen. De buitengewone leden hebben evenwel geen stemrecht. Over zaken wordt mondeling, over personen met gesloten briefjes gestemd. Wordt bij een eerste stemming etc. 44 78. NYKERK. Groot Averhagen, gelegen op Arckemeden, tot eenen Zutphensche leen. Henric van Aller, dat derdendeel van den groten Averhagen, ca. 1356. 79. NYKERK. Cleyn Averhage in den kerspel van Nykerck in Erckemede, ten Zutphenschen rechten. Joffer Willem Wolkers, weduwe van der Heil, Gaert Folkers echte dochter, vermits doode van Gaert Fokkers, haar vader; hulder is Johan van Broickhuysen, 6 April 1540. Eadem, thans gehuwd met Willem Zadell, vernieuwt den eed, 31 October 1553. Eadem tuchtigt haar man Wilhem- Zaedell, eodem die. Willem Zadel vernieuwt den eed, 7 Juni 1564. Henrica van Spuide vermits doode van Garrit van Spuide, haar broeder; Henrick Wyssinck is momber en hulder, 1 Augustus 1575. Bartholomeus van Westenappel, als leen volger zijns vaders beleend zgnde, draagt dit leen op aan Tonis Cornelissen en diens huisvrouw, die daarmede weder beleend zijn, 30 September 1681. Iidem dragen dit leen op aan Gerrit Wacker en diens huisvrouw, die daarmede weder beleend zgn, 1 Juni 1684. Idem maakt dit leen gelijkelijk deelbaar onder zijne erfgenamen, 22 Maart 1710. Bessel Rengers als man van Geertruit Wacker krachtens dispositie zijns schoonvaders en daarop gevolgd magenscheid beleend, 26 Februari 1712. Renger Rengersen als erfgenaam zgner moeder Geertruyd Wacker beleend, 9 Maart 1752. Idem laat zijn open testament approbeeren, 11 Januari 1757. Augustinus van Nyendaal als erfgenaam zijns neefs Renger Rengersen beleend, 9 Februari 1786. 80. OEN. Dat alinghe guet, gelegen in den kerspel van Oen in Veluwe mit alle syne rechten en tobehoir, geheeten Oen, ten Zutphenschen rechten. Frederic van Spoelde, ca. 1356, heelt den Hof to Runen*) by der kercken. Fr. van Spuide. 1386. Frederik van Spuide, anno 1460. Idem, 15 October 1484. ') Runen is vermoedelijk verschrijving voor Oenen = Oen. 45 Johan van Spoelde vermits overlijden van zijn broeder Prederik van Spoelde, 6 Jannari 1489. Jacob Schimmelpenninck Alphartszoon na transport van Jan van Spoelde, van Herderwick, 6 October 1496. Jacob Schimmelpenninck, zalige Jacob Schimmelpenninck's onmondige zoon; hnlder is Willem van Doetinchem, 9 Juni 1509. Joffer Willem, onmondige nagelaten echte dochter van Jacop Schimmelpenninck, vermits doode van haar broeder Jacop Schimmelpenninck; hulder is Willem van Doetinckom, 10 April 1540. Sybert van Hesevelt, vermits doode van den hulder Willem van Doetinchem, vernieuwt als nieuwe hulder den eed, 11 Mei 1560. Idem, als gemachtigde van Johan van Kenesse als man van Wilhelma Schimmelpenninck, eed vernieuwd, 12 Juli 1563. Idem, als hulder en gemachtigde van joff. Wilhelma Schimmelpenninck en met consent van haar man Johan van Renesse van Baer, bekomt toestemming het geheele leengoed Oen in verschillende perceelen af te splijten en aan anderen over te dragen 1), 20 Maart 1577. Afgespleten van 80. 80 § 1. Een hofstede met derdehalven morgen land in drie perceelen, gelegen in den kerspel van Oen in Veluwen, opgedragen door Sybert van Hezevelt als gemachtigde voornoemd aan Peter K u e p e r en Aleidt, diens vrouw, die daarmede beleend zijn, 20 Maart 1577. Gerrit Peter Cuepers soon, vermits doode van zijn vader voors., 11 Juni 1598. Afgespleten van 80. 80 § 2. Een hofstede, genaamd Dornebosch, groot omtrent sestenhalven morgen lands, gelegen in den kerspel van Oen in Veluwe, opgedragen door Sybert van Hezevelt als gemachtigde aan Helmich van Venen, die daarmede beleend is, 20 Maart 1577. Helmich van Venen tuchtigt zgn tegenwoordige huisvrouw Gijsbertgen Jansen aan dit leen, 28 Juni 1666. Aernt van Veenen beleend als erfgenaam zijns broeders Helmich, 12 . Juni 1676. Helmigh van Veen, eenige zoon van Arent, beleend, . . . . 2j. Heimig van Veenen en Lubbertje A r e n t s, echtelieden, laten haar open testament approbeeren, 22 Maart 1751. Arent van Veen, oudste zoon van Heimig, voor zich en namens zijne broeders en zuster Willem, Egbert en Aaltje pro indiviso beleend, • 2 Mei 1753. *} Zie de beleeningen daarmede onmiddellijk hierna op denzelfden datum. *) Deze akte is in het boek niet voltooid. Zij staat tusschen eene van 13 Hei 1712 en eene van 13 Juli 1713. 46 Willem van Veen als oudste broeder van Egbert en Aaltje pro indiviso beleend, 12 November 1763. Gerrit Alberts en Aaltje van Veen dragen op een boerenerf, in den ampte van Epe, kerspel Oen, gelegen, gen. den Doornbos, bestaande in huys, hof, twee campen zaailand en 3 korte akkertjes, daaraan gelegen, leggende op de eene kamp by het huys een akkertje, geborende onder de goederen van St. Marien te TJtregt, waaraan geland zgn ten O. de groote weteringe, ten W. Hendrik en Albert Hoevecamp, ten Z. de pastorie van Oen en ten N. de weg; voorts twee ackeren zaailand, midden op de Hagt gelegen, belant oostwaarts Derk Jansen Smit, ten W. de gemeene weg, ten Z. de pastorie van Oen en ten N. Jacob van Pikeren; en dan nog een camp zaailand, de Dellenakkers genaamt, met een hoekje van de Dellen, in den Hogen enk gelegen, beland ten O. de Vicarie, ten W. Jan Endeman, ten Z. de Armen van Oen en ten N. de Dellen, zijnde alle leengoed, aan Bernt van Marle en zijnen neef Willem van Marle, die daar weder mede beleend zijn, 7 October 1771. Johanna van Apeldorn, weduwe van Berend van Marle, beleend, 14 Maart 1786. Eadem draagt de helft van dit leen op aan Lucas de Bruyn, die daar weder mede beleend is, eodem die. Afgespleten van 80. 80 § 3. Een hofstede, groot een morgen land in twee perceelen, gelegen in den kerspel van Oen in Veluwe, opgedragen door Sybert van Hezevelt als gemachtigde aan Bernt Willems, die daarmede beleend is, 20 Maart 1577. Marten E g b e r t s, als vader en momber van zgn onmondig kind Gerrit Martensen, bg wglen zgn huisvrouw Gerritien Lambertsen verwekt en deze als erfgename van haar vader Willem Lubbertsen, 30 Augustus 1639. Gerrit Martensen draagt dit leen op aan Tonis P e 1 g r u m s, die het weder opdraagt aan Johan Lubberts, die daarmede weder beleend is, 1 Juli 1679. Idem draagt dit leen op aan Lettert Kerckhoff, die daar weder mede beleend is, 7 October 1691. Leffert van Kerckhoff en Neeltgen Ga erts, echtelieden, laten hun testament, waarbg zg elkander reciproce .begiftigen ende bemaecken", approbeeren, 27 October 1694. Afgespleten van 80. 80 § 4. Drie acker lants, op den Enck gelegen, groot omtrent een morgen lants, in den kerspel van Oen in Veluwe, ten Zutphenschen rechten, met een ponde goet gelts te verhergewaden, opgedragen door 47 Sybert van Hezevelt als gemachtigde aan Jan Gerits die Jonge en Griet, zgn vrouw, die daarmede beleend zgn, 20 Maart 1577. Johan K1 uppe 11, predikant te Olst, nom. ux. Aleida Lncassen beleend, 23 Juni 1721 Afgespleten van 80. 80 § 5. Een morgen lants in den kerspel van Oen in Veluwe uthen goede van Oen gespliteert, ten Zutphenschen rechten met een ponde goet geld te verhergewaeden, opgedragen door Sybert van Hesevelt als gemachtigde aan Ggsbert B g c k s z. en Gerritge, diens vrouw, die daarmede beleend zijn, 20 Maart 1577. Gerrit Egcksz. ten behoeve van Eyck Gisberts, zijns broeders zoon, nog -onmondig, vermits doode van Gisbert Eijcksz, diens vader, 29 Februari 1580. Peter Christiaens, als gemachtigde van Eeinier H e n r i c k s, en deze vermits doode van Jan Berents, zijn grootvader, 24 Augustus 1667. Idem draagt dit leen op aan Bgntgen Arents, weduwe Derck Henricks, die daarmede beleend is; Herman van Schevickhaven, landschrgver der bannerheerlgkheid, is gemachtigde en hulder, eodem die. Derck Lubberts, leenvolger zgner ouders Lubbert Jacobs en Stijntjen Aerts, beleend, 9 November 1717. Idem draagt dit leen op aan Hendrik van Tsendoorn, ontvanger des ambts Epe, die daar weder mede beleend is, 6 December 1718. Idem laat zgn besloten testament approbeeren, 6 April 1744. F. J. van Tsendoorn a Blois tot den Cannenburg uit kracht van bovengenoemd testament beleend, 18 Juni 1759. Afgespleten van 80. 80 § 6. Een hofstede mit een kempken lants, groot omtrent een morgen twee hont lants, in den kerspel van Oen in Veluwe ten Zutphenschen rechten, met een ponde goet gelts te verhergewaeden, opgedragen door Sybert van Hezevelt als gemachtigde aan Everdt Kerstgens en Jutta, zgn vrouw, die daarmede beleend zgn, 20 Maart 1577. Everdt Kerstgens en Lysgen, zgn vrouw, dragen dit op aan Jacop Haichdorn, die daarmede beleend is, ... September 1580. Henrick Jacobs Hagedorn tuchtigt zgn vrouw Henricxke Thonis aan ') Aan den kant staat: „Een versuym". 48 seeker hoffstede, gênant Hagedorns hoflstede, in den dorpe van Oen, Henrick Wynen, rentmeester van St. Marien praestye tot Utrecht, is gemachtigde, 13 Februari 1641. Henrick Jacobs Hagendoorn vermits doode van zgn vader Jacob Henricks Hagedoorn, beleend, 10 November 1666. Jacob Hendricksen Hagedoorn beleend als erfgenaam zgns vaders Hendrick Jacobsen Hagedoorn, 17 September 1696. Hendrik Peters Hagedoorn als erfgenaam zgns ooms Jacob Hagedoorn beleend, 18 December 1733. Idem laat zgne huwelgksvoorwaarden met Aartje Hendriksen van Piekeren approbeeren, 25 Januari 1741. Afgespleten van 80. 80 § 7. Een hoffstede, groot omtrent een halve morgen lants, gelegen in den kerspel van Oen in Veluwe, ten Zutphenschen rechten met een ponde goet gelts te verhergewaden, opgedragen door Sybert van Hezevelt als gemachtigde aan Lambert Smyt, die daarmede beleend is, 20 Maart 1577. 81. OOSTERBEEK - DRIEL. Die tienden, gelegen tot Oosterbeeck in Veluwe ende tot Driel in Averbetuwen, mit sulcken gueden dairtoe hoorende, tot Zutphensche rechten. Jan van B e n e s s e, geliick hem die van Frederick van Benesse, zynen vaeder, aenbestorven siin, 21 Februari 1482 x). Vincentius van de Renes, vermits doode Johan Eeness, zgn broeder, 3 Augustus 1487. Arnt van Duvoirden, heren Johans zoon, vermits doode van joffer Lysbeth van Renesse, vrouw tot van Duvoert, zgn moeder, 14 April 1542. Idem draagt dit leen op aan Frederick van Nyvelt, zaligen Jacopsoen, zijn neef, die daarmede beleend is, 24 April 1554. Idem, vernieuwt den eed, 6 Augustus 1563. Den thienden tot Oesterbeeck in Veluwen ende tot Driel in Overbetuwe gelegen, tegenwoordig genuembt den Nyveldtschen Thienden. Dr Henrick Blancken als gemachtigde van Gisbert van den Pol, heere tot Gerritstein ende Teckop, vermits doode van Arnoldt van Zuylen van Nyvelt, heere tot Geresteyn ende Teckop, 1 Mei 1634. Berndt Cock, schultus tot Soelen, als gemachtigde van Gisbert van den Poll heere in Gerenstein en Teckop, begiftigt met de gerechte helft van dit leen Theodora Vggh, diens nicht, waarna deze schenking wordt geapprobeerd en geratificeerd, 26 Maart 1640. Hier staat in margine met latere hand: Renes te vraigen, wy dese thient lest beleent heeft. 52 Heyndrick van der Cappellen, burgemeester van Zutphen, als gemachtigde van Machtelt Gruyters, weduwe van Gerlich van der Cappelle, draagt dit leen op aan Mr. Jaspar Kreynck ten behoeve van Johanna van der Cappellen, weduwe van Aelbrecht van Steenre, dochter van Machtelt vnd., die daarmede beleend is, 15 April 1568. Gerrit van der Cappellen in den Dam, vermits doode van Anna van der Cappellen, zijn zuster, 13 September 1575. Frederica Catharina van der Cappellen in den Dam laat approbeeren zeker contract d.d. 29 Sept. 1644, tusschen haar en Geertruydt van der Cappellen, weduwe van Beyner van Goltstein, heer tot Dom, haar zuster *), opgericht, waarna zij beleend wordt met de Mettenweerd; hulder is Johan van Lintelo toe der Marsch, majoorgeneraal der Graafschap en burgemeester van Zutphen, 21 October 1644. Sophya van Goltstein, weduwe van ritmeester Johan Bax, met Willem van Keppel als haar momber, bekomt consent en octrooi om dit leen te executeeren krachtens de sententies van het Hof van Gelderland van 20 Juli en 18 Dec. 1644, met beding het daarna te leen te doen verheffen en het na doode van Frederika Catharina van der Cappellen begane verzuim af te doen, 7 Augustus 1650. Joachim van Goltsteyn, overste en gouverneur van Emmerik, bekomt gelijk consent en octrooi, met hetzelfde beding, 10 Augustus 1650. 84. BHEDEN. 't Goet to Putseler, in verscheiden parcelen, gelegen tusschen Middachten en Bederne-oirt in den kerspel van Beden, tot Zutphenschen leenrechten, weert 's jairs omtrent X B. gl. mit uutganck en inganck. Aernt ten Hove, in den Horst, 1886. Mechtelt then Have, dat goedt Proestiengoet, gelegen in der Hoerst in den kerspel van Bheden ende EUinghem; hulder Herman van W y e, haar man, 3 Juli 1437. Mechtelt van Wye 2); hulder is Herman van Wye, haar zoon, 28 September 1465. Herman van Wye, vermits doode van Herman van Wye, zijn vader, 15 Maart 1474. Idem, van Arnhem, siin aendell, geliick hem dat aingestorven is van siin seligen vader, opnieuw beleend, 28 Augustus 1484. Idem opnieuw beleend, 10 September 1493. Goessen van Wyhe, vermits döode van Herman van Wyhe, zgn vader, 10 Maart 1552. Cornelis van Wyhe, gemachtigde van zgn oom Goesen van Wyhe en mede voor zich zelf, draagt dit leen op aan ') Uit bet bij de leeuaete opgenomen contract blijkt, dat contractanten dochters zijn van wijlen Geerloff van der Capellen van den Dam. »j In de acte staat Spittersguet, gelegen by der Stegh. 53 Willem van Schevick, die daarmede beleend is, 8 Juli 1561. Evert Mess als hulder van Anna van Schevick en met consent van haar man Gerrit van Mokeren, draagt dit leen op aan Jan Cornelis, die daarmede beleend is, 9 September 1575. Idem, van Middachten, krggt consent dit leen te mogen bezwaren met 107 gl. ten behoeve van Johan Heckman de Feher, 20 October 1596. Johan Corneliss, vermits doode van zijn vader Cornelis Jansen, 26 Augustus 1651 '). Idem draagt dit op aan Herman Everts, mede ten behoeve van Geerlich Jansen, 2 Sept. 1651. Afgespleten van 84. 84 § 1. Een hofstede, daer eertiits Derrick Claessen en nu Engel Jansen op woont, mit een cleyn riisweertgen tusschen Middachten en Reederorth in den kerspel van Reden, tot het leen Putselersgoed behoorende. Johan Cornelissen als zoon en gemachtigde van Cornelis Jansen, „werekmeister der stadtgebouwde tott Dantsich," draagt dit leen op aan Johan G o e s e n s, die daarmede beleend is, 6 Mei 1639. Engel Janssen, als man van Trientien G o e s e n s, bekomt consent, dat dit leen op zijn 3 kinderen Jan, Goesen en Stijntien Engelen, deelbaar gemaakt mag worden, en wordt tevens opnieuw beleend, 30 Maart 1652. Jan Engelen bekomt consent zgn deel van Putzelers ofte Proestyengoedt te mogen bezwaren met 150 gl. ten behoeve van Geertgen van Middachten, 6 Mei 1666. Henrick Geurtsen als man en momber zgnervrouwStijntgenEngelen en als momber van Engel Jansen, minderjarigen zoon van Jan Engelen, heleend, 1 December 1674. Styneken Engelen met haren man en momber Henrick Geurtsen laat approbeeren het magenscheid d.d. 22 November 1688 tusschen haar en Engel Jansen en diens zuster, voor zoo ver het dit leen betreft, 25 Januari 1690. Eadem laat approbeeren hare beschikking over haar gedeelte van dit leen ten gunste van haren oudsten zoon onder verplichting van uitkeering van kindsgedeelten aan zgne broeders en zusters, eodem die. Jenneken Genrts als erfgenaam haars zoons Engel Jansen beleend met . zoodanig deel van dit leen als haar bg magenscheid van 22 November 1688 is toebedeeld, 27 Januari 1690. Haar man Berrevelt Jansen doet hulde. J Het pa de afsplitsing van 1639 overgeblevene gedeelte bestond nit „twie stucken landts opten .boegen, onder den kerspel! Reede ende onder I'utzelergoedt gehoerende geheyten die Ackers, den einen ost- ende westwaerth van alts naest angeërft zijnde Evert Mensen ende Thomas Beckers hofstede, zuidtwaert Gerrit Benen hofstede ende noortwaerth Hoevehcks landt; den anderen acker ost- ende westwaerth ThomasBecker zuytwarth Jor. Tonnis van Middachten ende noertwarth Hoevelicks landt; ende noch' een stuck, gen. die Klemaet, schietende opte Isule ende westwaert Evert Mesen 54 Styneken Engelen, weduwe van Henrick Geurts, draagt haar gedeelte in dit leen op aan Berrevelt Jansen en diens vrouw, die daar weder mede heleend zgn, 26 Februari 1693. Iidem tuchtigen elkander aan dit leen, 8 December 1698. Evert Versteegh verkrijgt vergunning om „opten Engel tot Reden, genoemt Putseler off Praestyengoet te mogen procederen", 4 November 1724. Hendrick van Velsen draagt zoodanig gedeelte van dit leen als hg zal erven van zgne moeder Jenneken Geurts, op aan Jan van Voorden, die daar weder mede beleend is, 81 Januari 1725. Jenneken Geurts, weduwe van Berrevelt Jansen, verbindt haar aandeel in dit leen voor 2 schulden resp. van 1010 gld. 4 st. en van 1117 gld. 10 st. aan haren zoon Geurt van Velsen en haren schoonzoon Jan van Voorden, 19 Maart 1729. Haar zoon Hendrik van Velsen is haar gemachtigde. Eadem beleend, 18 Mei 1729. Eoedolf "Willem van Olden nom. ux. krggt vergunning om op het aandeel van de weduwe Berrevelt Jansen te procedeeren, 16 Maart 1730. Zeger van Arnhem als executeur van het testament van Anna Maria van Heerde krggt vergunning als boven, 21 Maart 1730. Geurt van Velsen als oudste zoon en erfgenaam zgner moeder Jenneken Geurts, weduwe van Barrefelt Janssen van Velsen, beleend, 6 Mei 1732. Afgespleten van 84 § 1. 84 § 2. Huys en hof met een hoek van de camp, de kleine Roos genaamt, en een waterweg door de rgsweerd na den IJssel, kennelyk op de Steege tot Rhede gelegen, afgespleten van Putselersgoed als een bysonder leen ten Zutphenscn regten. Geurt van Velsen c.s. dragen dit leen op aan Adam Damen, die daar weder mede beleend is, 6 Mei 1732. Idem laat approbeeren zekere conventie met den raadsheer Brantsen over eenen uitweg, 4 December 1743 Gerrit Otten en Beintje Damen, echtelieden, na bekomene approbatie van magenscheid, beleend, 14 Maart 1764. Gerrit Otten, na bekomene approbatie van magenscheid, beleend, 27 Augustus 1782. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 400 gld. aan D. W. A. Brantsen en G. A. A. Brantsen, echtelieden, 21 Juli 1792. Afgespleten van 84 § 1. 84 § 3. Huys schuur, hoff en boomgaart met een stuk bouwland van de camp, daar de Engel uythangt, kennelyk gelegen op de Steege tot Bhede, afgespleten van Putselersgoed als een bysonder leen ten Zutphensen regten. 55 Geurt van Velsen c.s. dragen dit leen op aan Jan van Voorden pro se et nom. ux. Beertje Engelen, 8 December 1732. Dellis van Vorden, na bekomene approbatie van magenscheid, beleend, 28 Februari 1765. Idem laat zgn testament approbeeren, 1 November 1781. Idem maakt dit leen deelbaar onder de kinderen van wglen Hendrik Alpharts en Janna van Vorden, zgne zuster, eodem die. Wouter A1 p h e r s, na bekomene approbatie van magenscheid, beleend, 22 Januari 1785. Berent Alphers, erfgenaam zgns broeders Wouter, beleend, 5 April 1786. Afgespleten van 84 § 1. 84 § 4. Een rijsweert en een weydje, daaraan geit gen, neffens een schaer met akkermael, gelegen op de Steeg tot Bhede, afgespleten van Putselersgoed als een bysonder leen ten Zutphensen regten. Geurt van Velsen draagt dit leen op aan Beinier van Beede, heer van Ginkel en Middachten, die daar weder . mede beleend is, 20 November 1738. Margaretha van Bhede, weduwe van Isendorn a Blois tot den Cannenborg, als erfgenaam haars broeders Beinier beleend, 18 November 1747. Eadem laat haar open testament approbeeren, 8 Januari 1748. 85. BHEDEN. Vier hoeven lands in eener maat aen de Galstrate in Bheder- en Wordtrederholt. Geerlich P u t s e 11 e r, vermits overigden van zgn vader 1), 11 Juli 1484. 86. BHEDEN.. Vieflf hoeven holtz in Bheder- en Wordtrederholt. Henrick die Groeff, erffaight tot Ercklens, heer tot Lathem, als man van Christina Berck, weduwe Gerrit Busshoff, 28 December 1541 2). 87. BHEDEN. Mallantsgoet in den kerspel van Bheden, in der burscap van Wurtreden, ten Zutphenschen leen. Fie van Woertreden, ca. 1356. Fye van Hulhusen, 1386. ') In de acte staat: en de pastoor van Rheden heeft dat derde deel. !) Blijkens de acte onder de voorwaarden als vermeld onder Duiven; No. 27. 57 Christiaen Beinold van Wyhe, heer van Tsendoorn enz, vermits het overlijden van Anna Elisabeth van Deelen, beleend, 25 Maart 1726. Evert Jan van Wyhe, heer van Eek en Wiel, Anna Elisabeth van Wyhe, Wilda van Wyhe, douairière B r a k e 1, en Christina van Wyhe, douairière B e n t i n c k tot Aller, als testamentaire erfgenamen van Anna Elisabeth van Deelen beleend, 5 April 1726. Anna Elisabeth van Wyhe laat approbeeren het magenscheid d.d. 11 October 1726 en zich op grond daarvan beleenen, 28 October 1726. Johan Verbeek doet hulde. Eadem laat haar besloten testament approbeeren, 17 April 1736. Seyna Anna Elisabeth van Borsselen, minderjarig, na approbatie van magenscheid beleend, 18 Nov. 1749. Hulder Adriaan Francois de Virieu. Eadem laat haar besloten testament approbeeren, 7 April 1752. Willem Jacob Prederik de Dopff en Seyna Anna Elisabeth van Borsselen, echtelieden, laten hunne huwelijksvoorwaarden én open testament approbeeren, 18 November 1755. Seyna Anna Elisabeth van Borsselen, meerderjarig, vernieuwt eed, 30 April 1774. Willem Jacob Frederik de Dopff en Seyna Anna Elisabeth van Borsselen, echtelieden, dragen dit leen op aan H. J. van O a 1 e n, die daar weder mede beleend is, eodem die. 91. TWELLO. Dat goet to Glinde te Zutphenschen rechte in 'den kerspel van Welle. Maria van Zuderhaves *); hulder is Jan van Aldenhave, ca. 1356. Baertolt van Bransenberg, 1386. 92. VOORST. Dat guet geheeten Heideguet mit zynen toebehoir, in den kerspel van Opvoorst, buurschap van Noirtempe 2), tusschen Heeren Borren hoeff tot Zutphen en des H. Geest goed van Deventer, jaarlijks waard omtrent 25 gl., tot een Zutphensch pondig leen. Hèynrick die Heyden, een goet toe Holthuysen ende Holtwyc in den kerspel van Voirst, ca. 1856. Gertruyt, Jutken des Heiden dochter; hnlder is Henric die Heiden, 1386. met Henriette Philippine van Braeckel, Evert Jan met Hendrina B e n t i n c k, Christina weduwe B e n t i n c k, vrouwe van Aller en Berghuys, Wilda weduwe van B r a k e 11 was en dat Johanna overleden en gehuwd was geweest met Derck Reynier van Bassen, toen nog in leven, nit welk huwelijk gesproten waren Anna Elisabeth, Jacoba, Johanna en Jan Hendrik van Bassen. ') In het andere afschrift staat: van Zuderaes. *) In 1484 heet het: in de buurschap van „Hoilwyck" gelegen. 59 93. HEEBDE, lator VORCHTEN. Het alinge guet, geheeten Wyenberchsche hofstede, in den kerspel van Heerde, buurschap van Vierachten (Vorchten), mit allen sinen rechten end toebehoeren, ten Zutphenschen rechten. Henric van Heerdels *), een stuk lands, heet Weyenbergercamp ende dat andere heet t Fierdeel, ca. 1356. Willem van Weyenberch, een leen geheeten Weygerberchcampe, 4 morgen lants, 1386. Wons van den Wyenberch, 1465. Een guedt, geheiten Henrickz-kamp off then alden Weyenbergh, in den kerspel van Heerde in der buurschap van Vorchten, mit allen synen rechten end toebehoeren, ten Zutphenschen rechten. Steven van Vorchten tuchtigt zijn huisvrouw Henrick then Holt aan dit leen, 13 November 1489. Johan Ellersch als man van Anna van Vrochten, vermits doode van haar vader Steven van Vrochten. Idem draagt het op aan Johan Vonck van Esfelt, die daarmede beleend is, 20 Maart 1541. Idem, als momber van Katharina van W e 1 y, zijn huisvrouw, draagt dit leen op aan Heer Thomas van Oert, die daarmede beleend is; hulder Thomas Boist, 31 Mei 1542. Idem, 31 December 1548. Hulder is Thomas Boest. Idem met Thomas Boest, zgn momber, draagt dit op aan Gerrit Huginck, die daarmede beleend is, 24 Juni 1547. Joffer Wilhelm Huyginck, vermits doode van Gerrit Huyginck, haar vader; hulder is Jacob Beyners, 21 April 1554. Lubbert van Wynssem als hulder van jonckfr. Willem Huyginck, vernieuwt den eed, 20 Mei 1563. Andries van Appeldorn als man en hulder van Jouffrou Wilhelma Hueginck vernieuwt den eed vermits het overigden van den hulder Lubbert van Wynssen, 13 September 1576. Juffer Wilhelma van Appeltorn, weduwe van B1 o y s beleend, vermits doode van haar halven broeder Wolter van Appeltoorn; Lancelot van Bloys, haar zoon, is gemachtigde en hulder, 21 Januari 1635. Wilhelmina van Blois als erfgenaam harer grootmoeder beleend, 14 October 1696. Haar man Derck Krijg lis man doet hulde. Eadem draagt dit leen op aan Egbert Berents Vos, die daar weder mede beleend is, 5 Nov. 1696. Berent Egberts "Vosch als oudste zoon, als hulder zgner moeder en in naam zgner zusters en broeders beleend, 10 April 1711. Egbert Vos na approbatie van magenscheid beleend, 4 November 1750. l) In het andere handschrift staat: Henric van Herden. 69 den erftnaarschalk van Pallandt met de Schepeltienden in de kerspelen Hengel en Zeihein, en wordt daarmede beleend, 8 Maart 1670. Aleida (van) Egeren, weduwe en tuchtersche van Gerhardt van Munster tot Brandtlicht, doet voor zich en hare minderjarige zonen Johan Henrick en Eeinier, Vn't Christoffel en Ludolph van Munster, meerderjarige zonen, afstand van alle rechten op dit leen, 22 Juni 1681, en verzoeken, dat daarmede beleend worde Bertram van Pallandt, gelijk geschied is, eodem die. ' Idem 1) draagt dit leen op aan Elbert van Pallandt, die daarmede weder beleend is, 15 Mei 1682. Adolf Jacob Hendrik van Heeckeren tot Netelhorst, minderjarig, als oudste broeder van Robbert Jan Walraven van Heeckerena) beleend, 24 Juni 1733. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 16 Mei 1739. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 10000 gld. aan Johanna Catharina van Marckel, eodem die. 114. ZETTEN, BAND WIJK. Een tiende gelegen in den kerspel van Zetten, geheiten die Tiende, in den Hoeven end in den Teertten, ten Zutphenschen rechten. Steven Dous, 1386, den tienden in den Hoeven end in Tirten mit allen zynen toebehoor te Zutphenschen leen in den kerspel van Zetten. Gerit van Dolre, anno 1460. Gerit van Dolre beleend 3 April 1484. Idem tuchtigt zgn huisvrouw Joriaen van W e s e, eodem die. Jut van Dolre, huisvrouw van Conrad Schymmelpenninck, vermits doode van Gerrit van Dolre, haar broeder; hulder Conrad, haar man, 9 October 1495. Den Tertenschen thiende to Zetten in Over Betuwe. Jacob K r e y n c k draagt dit leen op aan Joffer Coenrait, weduwe van Johan van de Vecht, die daermede beleend is, 4 Maart 1548. Coenraet van de Vecht, als momber van Koenraet, weduwe van Johan van de Vecht, vernieuwt den eed, 6 Af ril 1568. Jr. Johan van de Vecht, vermits doode van zijn vader jr. Baltha- sar van de Vecht, 11 Juni 1669 »). Idem laat zijn dispositie approbeeren, eodem die. Balthasar van der Vecht als erfgenaam zijns vaders Johan beleend, l December 1675 4). *) Hier heet hij Henrick Bertram. s) Robbert Jan Walraven Ludolf v. H„ geb. 1714, overl. 1729. •) Hier staat „op Randtwijck ende op Zetten". *) In deze akte staat „tot Rantwyck in OverbetuweB". 70 Theodora van de Vecht voor zich en hare zusters als erfgenamen haars broeders Balthasar beleend l), 10 Augustus 1678. Gosuin van Steenier is hnlder. Eaedem dragen dit leen op aan Mr. Jacob van Dam, die daarmede weder beleend is, eodem die. Theodora van der Vecht en hare zusters bg retrocessie van Jacob van Dam beleend, 11 Augustus 1708. Arendina van (de) Vecht als erfgenaam harer zuster Theodora beleend, 11 October 1715. Johan Andries Becker doet hulde. Eadem laat haar open testament approbeeren, eodem die. Eadem draagt dit leen op aan Arnold Francois Ingenulandt, die daar weder mede beleend is, 28 Maart 1718. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 999 gld. aan Johan van Leuwen en Geertruyt Beekman, echtelieden, 21 Juli 1718. Idem en Maria Helena van Scherpenzeel, echtelieden, laten hunne huwelijksvoorwaarden approbeeren, 29 November 1737. Maria Helena van Scherpenzeel, weduwe, beleend, 28 April 1739. Hulder Egidius Strijthout. Hendrik Jan van Scherpenzeel, minderjarig, als erfgenaam zijner tante Maria Helena beleend, 1 Juli 1747. Hulder Floris Carel van Bausselen. Idem laat zijn besloten testament approbeeren, 18 December 1757. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 19 Februari 1759. J. L. Carel2) de Heusch tot de Zangerye en J. L. M. H. C. van Scherpenzeel, echtelieden, krachtens donatie en cessie beleend, 31 Augustus 1765. Iidem laten hun besloten testament approbeeren, 13 Augustus 1772, 6 Juli 1778. 115. ZEVEN AAB. Zestien morgen lands in den Rnwenveen, gelegen in den lande van Cleve, by Bair aver die Weteringe, in der Lymersch, tot Zutphensche rechten. Ghijsbert van Heerde, 1386. Gijsbert van Heerde, 19 Augustus 1461. Daem van Heerde, hem aanbesterven van zijn broeder Ggsbert, 25 Mei 1475. Daem van Heerde, 24 April 1484. "Willem van Broickhuysen, na doode zijns vaders, 4 Juli 1484. Jan van Broickhuysen, 26 April 1489. Henrick van der Hovelick, 17 September 1589 *). ') Hier staat alleen „Zetten". ') Volgens Ned. Adelsboek heette hij Jean Louis Charles en zijne vrouw Ida ïrancisca Maria Catharina Barbara. . 3) Hier volgen chronologisch twee inschrijvingen, die met in het verband passen : misschien staan zij in verband met eene afsplitsing, waarvan verder niets blflkt. Zij luiden: „Gerrit van Schryck, vermits doode van Engelbert van Schrycfc, zijn vader, 30° Mei 1541. Idem vernieuwt den eed, 14 April 1563". 71 Een stuck erve end güetz, genoimpt idt Ruweveen, gelegen aver die weteringe in den lande van Cleve uver Baer. Wolter Teynaegell, drost angen Tolhnys, als man van jouffer Ottho van der Hovelick en té haren behoeve, vermits doode van Henrick van der Hovelick, haar broeder, 24 October 1559. Sander van Tellicht, drost to Ulft, als momber van Joncfr. Otto van Hovelick voor haar en voor Sander Tynagel, zoon van zaligen Wolter Tynagel, haar overleden echtgenoot, 23 Mei 1565. Alexander Tenghnagel, heere tot Gellecum, doet zijn dispositie approbeeren, n.1. dat zijn leengoed die Rouweveenen, in de Lymers gelegen, na zijn dood zal versterven op zgn zoon Ggsbert, 13 Augustus 1640. Idem laat zgn dispositie approbeeren, waarbij het leengoed Rouwveen zal vererven aan zgn jongste dochter Geertruyt, 11 Juli 1668. Geertruyt Tengnagel, erfgenaam haars vaders Alexander, beleend, 5 Februari 1680. Christoffel Heyendael doet hulde. Eadem laat haar besloten testament approbeeren, 27 Mei 1692, 22 Juli 1705. Eadem laat haar besloten testament d.d. 13 Februari 1707 approbeeren 29 April 1707, 15 Juni 1717. Jan Willem van Tengnagel, oudste zoon van Ludolf Diderik van Tengnagel, minderjarig, als erfgenaam van Geertruyda Tengnagel na afgemaakt verzuim beleend, 11 Juli 1725. Alexander Gysbert van Tengnagel tot Gellicum na bekomen approbatie van magenscheid beleend, 29 Juni 1737. Idem draagt dit leen op aan Philip Carel Wunder, die daar weder mede beleend is, 29 Juni 1737. Idem verbindt dit leen voor eene schuld van 3600 gld. aan Clara Johanna Isabella van Pallandt en Christiaan Visser, 13 Augustus 1738 Cl ara Johanna Isabella van Pallandt voor 2/3 en Andries Visser, erfgenaam zgns vaders Christiaan, voor 1/3 krachtens gerechtelgk transport beleend, 3 April 1766. Iidem dragen dit leen op aan Berent van Sadelhof, die daar weder mede beleend is, 22 November 1766. Hendrina Gerritsen, weduwe van Berent van Sadelhof, voor zich en hare kinderen beleend, 12 Februari 1780. Hulder Willem van Sadelhof. Afgespleten van 115. 115 § 1. 131/2 morgen lands, genaamd dat Rouwe vehn, zgnde een afgespleten deel ») van 115, gelegen te Oud Zevenaar. Johan G 011 s m i t als erfgenaam zgner moeder beleend, 4 Augustus 1640. Idem verbindt leen voor eene schuld van 600 rgksdaalders, 8 October 1654. ') Wanneer de afsplitsing heeft plaats gehad, is niet bekend. 72 Helena Goltsmit als erfgenaam haars vaders Andries beleend, 30 Januari 1668. Thomas George la Valée, haar man, doet hulde. Wendelina Goltsmit, oudste dochter van Andries Goltsmit, laat haar protest registreeren, 10 Februari 1668 Elisabeth la Valée, erfgenaam harer moeder Helena, beleend, 1 April 1686. Arnoldus Boemer1), haar man, doet hulde. Iidem verbinden hun aandeel in dit leen voor eene schuld van SOO rijksdaalders aan de erven van Dr. Frans van Moesfeit, 11 Mei 1688. Arnoldus Boemer en Anna Ricq uy ns, echtelieden, dragen dit leen op aan Arnold Bomer en Eva Lutje ns, echtelieden, die daar weder mede beleend zijn, 19 April 1698. Willem Bömer als erfgenaam zgns vaders Arnold beleend, 8 December 1725. Christoffel Willem Bömer na approbatie van magenscheid beleend, 80 Augustus 1740. Idem draagt dit leen op aan Lambert Mei gors, die daar weder mede beleend is, 2 October 1765. Afgespleten van 115 § 1. 115 § 2. Een derde deel van het leengoed het Rodeveen genaemt, in Alt Sevener in de Lymers gelegen. Franz Motzfelt, 1 Juni 1662 2). Maria Margarotha Pabst, weduwe Franz Motzfelt vnd., der rechten doctor en burgemeester van Cleve, als moeder van haar onmondigen zoon Frans Motzfelt; hulder is diens oom Henrick Motzfelt, der rechten doctor, Brandenburgsch richter en houtvester van stad en ambt Hamme, 21 October 1669. Frans van Motzfelt beleend, 6 Juni 1687. Frans Jan van Motsfeld als erfgenaam zgns vaders Frans beleend, 10 October 1748. Idem laat zgn besloten testament approbeeren, 10 Augustus 1775. Maria Louisa van Hardenbroek, douairière Frans Jan van Motsfeld, beleend, 5 December 1778. Ggsbert Jan van Hardenbroek als erfgenaam zgner zuster Maria Louisa beleend, 27 October 1783. Ggsbert Carel Duco van Hardenbroek als erfgenaam zgns vaders Ggsbert Jan beleend, 17 December 1791. 116. ZUILICHEM. Drye mergen lantz. gelegen in den gericht van Znlynchem, geheiten die ïfaadelvferdt, tot Zutphenschen rechten, mit eynen ponde guetz geltz te verhergewaiden. >) In eene bezwaring van dit leen d.d. 11 Mei 1688 heeten zij Beumer endelaVallé. ») Deze datum is bekend uit de akte van 21 October 1669. 73 Gerit die Heer Jansz., 28 Juni 1475. Wolter Dericks. Derick van Aken, vermits doode van Wolter Dericks, zgn vader, 29 Augustus 1550. Leenen, waarvan de ligging of de naam niet is aangegeven. 117. Die Groete Maet, die hadde Gerdes ten Gronde. Jan van B a e r 1 e, ca. 1356. 118 (naam niet ingevuld). Coenraetszoene ten Walle, Arnt van Drinen van Zutphen, ca. 1356. 119 (naam niet ingevuld). Heer Frederic van Bair, deeken tot Utricht, hevet siin leen ontfangen, ca. 1856. 120 (naam niet ingevuld). Oloestersuster Baer tot sinte Cecilien, die hevet hoer leen ontfangen; daer hevet voer gehult heer Frederic van Bair, deeken tot Utricht, ca. 1356. 121 (naam niet ingevuld). Willem Lovick1), ca. 1356, siin leen ontfangen. 122. Josler goet2), ten Zutphenschen (leen). Arnt des Smedes zoene, ca. 1356. 123. Den teende to Lenselinc, ter viifmarcken (leen) *). - Ludolf van C a (r) v e n e m, ca. 1356. 124. Zes morgen lands gelegen opten Harminck 4), tot 5 marck(leen). Otto van Wyghe, ca. 1356. |) Wellicht verschrijving voor Lerinck. *) In het andere afschrift staat: Rosler guedt. 3) Vgl. No. 112 en 113. Misschien zijn Lunsinck en Lenselinck identiek. ') Het andere afschrift heeft: opten Honnick. LIJST VAN" DB NAMEN DER LEENGOEDEREN. Abenacker, te Doesburg ... 9 Ackers, de, te Rheden .... 53 Alde maet, de, te Groessen . . 21 Andries Berntszoens goet, te Lathum 34 Arckell, het hof van, te Tiel. . 56 Averhagen, Groot, te Nykerk . 44 Cleyn, » " „ .45 Averkamp, het goed te, te Steenderen 56 B. Baer, tiend van het goed te . . 3 Balen acker 73 Banninc, te Lochem .... 36, 68 Byler, tiend van het goed, te Barneveld 3 Blaasbalk, de, te Westervoort . 83 Borchlengel, het goed te, te Didam 7 Bouwgansemaet, de, te Latham. 27 Broick, Brueck, het goed teD, te Brummen (buurschap Oeken). 4 Broicke, het goed ten, te Brummen (buurschap Bieoderen) ... 5 Brudénbroeke, tiend van het goed te 3 Bruell, het goed ingen cleynen, te Ellecom 16 Bruenick, tiend uit, in het kerspel Lochem (buurschap Duchteren) 37 Brugginck. Zie Bruenick. D. Danenmaet 73 Deil, 35 hont lands, te. . . . 5 Didam, goed te 6, 7 „ , hofstede te 6 „ , land te 6 „ , 2 malder roggeland te . 7 „ , 10 molder zaad te . . 6 " > V2 voederdeel te . . . 6 Diepenbroicb, het goed te, te Wyhe 66 Diepenbroicb, het, te Wyhe . . 67 Dieren, het halve veer te . . . 8 Dypenbeke, te Heerde .... 21 Donkers tiend, te Hengelo . . 23 Dorneboech, te Oene 45 Driesberch, het huis te, te Kessel 24 Druten, erf te 11 ,, tiend te 11 Dueckers maetken, te Duiven . 14 E. Eyckt, Eycke, Eeckt, het goed ter, te Oosterwolde . . . 9—11 Elderinck, tiend van het goed, te Almen ) Ellecom, goed te .... . 15, 16 „ , de hof te 16 Eltinge, Eldingen, de hof te, te Duiven (Groessen) 11 Ernst (gem. Epe), tiend te. . .' 19 Em meriksche goed, het, te Westervoort 87 Emster tiend, de 19 Engel, de, te Bheden .... 54 Esselinc, tiende te, te Barchem . 36 Essenpas, de, te Westervoort. . 82 F. Fommyghs passche, te Didam . 7 90 Blz. Frederick Stevens hoef, te Lathum 33 Friesenguet, het, te Lathum . . 33 G. Gansemaet, de, te Lathum . . 27 Gesperden, te Hien, de tiend op 24 Glinde, het goed te, te Twello . 57 Gompersmaetken, te Duiven . . 14 H. Haeff, tiend van ten, te Almen. 1 Haeffsleger, het goed de, te Vorden 60 Hagemans goed, te Veessen . . 78 Hamerden, het goed te, te Westervoort 79—83 Hamminck, het goed te, te Vorden 60 Haverslach, het. Zie Sentgen. Heerde, goed te 21 „ 14 moldevs zaad te . . 22 „ roggeakkers te. . . . 21 „ tiend te 21 Heideguet, te Voorst .... 57 Hemminck. Zie Honninck. Hengelo, de windmolen te. . . 23 Henrickz kamp. Zie Wyenberch- sche hofstede. Hermens kempken, te Lathum . 35 Hien, Ö^g morgen te .... 23 Hoegencampe, te Didam ... 7 Hoeve, Have, het goed ten, te Epe 18 Hoevele, het goed ten, te Neede 42 Honninck, het goed te, te Groenlo 20 Honte, de. Zie Hoevele. Horssen, tiend te 24 Hurne, tiend van het goed ter . 3 Houck, de, te Westervoort . . 82 J. Jolinc, te Zelhem...... 68 Joslergoet 73 K. Caelkens bouwing. Zie Singraef. Cattenhof, de, te Lochem . . . 37 Klemaet, de, te Bheden ... 53 Clinckvoetsakker, te Didam . . 6 Kolckslach, de, te Lathum . 29—31 Korte maet, de, te Lathum . 27, 29 Costverlaeren, 1li van.teLienden 36 Cubbinc, te Locbem 36 L. Laerer, de, te Lochem .... 36 Lambertinck, tiend van het goed, te Almen 1 Blz. Lange dreven, de, te Lathum . 27 Lange (of Groote) Griet, te Westervoort 65 Lange stuk, het, te Bheden . . 51 „ Want, het, te Lathum. . 31 Laren, tiend en stedigheid te. . 39 Lathum, bouwland te . . . 28, 29 „ , erf te 79 „ , goed te 32 „ , de heerlijkheid ... 25 Lathummerslag, het. Zie de 14 roeden. Ledercolyc, de, te Didam ... 6 Leenderick, tiend te, te Laren . 36 Lembkensmathe, te Lathum . . 35 Lochem, tienden in het kerspel • 36 Loyenland, te Westervoort . . 65 Lubericke hove, te Bheden . . 56 Lunsinck, te Zelhem 68 M. Maasbommel, de kerkgift te . . 42 „ , de tiend te . . . 42 „ , het veer te . . . 42 Mallantsgoet, te Bheden ... 55 Markluider tiend, te Heerde . . 22 Meerslaeh, een, te Westervoort en Duiven ....... 62 Meteren, 4 morgen te .... 42 Metten weerdt, te Bheden ... 51 Meulenweert, de, te Lathum . . 28 Middeldorp, het goed te, te Ellecom 16 Myspeldeell, het averste, te Duiven 14 N. Neyengrave, de. Zie Singraef. Neyenhous, Nyenhuys, het goed, te Loenen 79 Netelhorst, tienden te, in het kerspel Lochem 38 Nevelinge tiend, de, te Dieren . 9 Nyhenhuys, tiend van, te Laren 1 Nyveltsche tiend, te Oosterbeek en Driel 48 O. Odinc, te Lochem 36 Oene, 3 akkers te 46 „ , hofstede te 45 „ 46 „ 47 „ 48 „ , 1 morgen te 47 , , het goed te, te Oene .44—48 Ortacker, de groote, te Westervoort 83 91 Blz. Ortacker, de kleine, te Westervoort 83 Ossen weert, de, te Horssen . . 24 P. Paertkensgoed, te Didam ... 7 Pipersguet, te Eheden . . . 49—51 Poelse maet, de. Zie Steenhouwers hofstede. Proestiengoet. Zie Putseler. Puntingsche goed, te Didam . . 7 Putseler, het goed te, te Bheden 52—55 R. Bheden, 4 hoeven lands te . . 55 . 5 „ „ „ . . 55 „ , rijsweerd en weide te . 55 Bycwyns goed, te Ellecom . . 17 Bynegge, de, te Duiven ... 77 Ryserbosch. Zie 14 roeden. Bodeveen. Zie Buwenveen. Boeden, de 14, te Duiven... 12 „ , de tien, te Westervoort. 63 Boos, de kleine, te Bheden . . 54 Ruwenveen, de, te Zevenaar . 70—72 S. Santmaten, de, te Westervoort . 83 Schadewyck, het goed te, te Didam 7 Seyen(of Seyn)guet, te Lathum 34 Sentgen, Sentken, het, te Duiven 15 Syberdinck, het goed te, in het kerspel Lochem 40—42 Singraef. de, te Westervoort . 84—86 Slicht, het goed ter, te Neede . 43 Sluyskampken, het, teWestervoort 83 Soeven hont, de, te Westervoort 65 Spittersguet. Zie Putseler. Steenhouwers hofstede .... 85 Stegeroepsgoet, te Didam ... 6 Stricwert, de, te Horssen ... 24 T. Terten sche tiend, de, te Zetten en Randwijk 69 Tioninck, tiend van, te Laren . 1 Trudekens drie malder saet, te Westervoort 64 Truidkens halve hoeve, te Westervoort 64 Tntenborch, de, te Angerlo . . 1 Tutenerscamp, Tnttenberger campen. Zie Tutenborch. Blz. U. Uytmaet, de, te Lathum ... 34 V. Vaecks goed, te Lathum . . 26—29 Varenpas, het goed ten, te Brummen 4 Veerhorst, het goed de, te Vorden 61,68 Veessen, de tienden van ... 78 „ , „ „ op de Meeden te 78 Verllerhorst, tiende uit, in het kerspel Lochem (buurschap Duchteren) 37 Vierhouten, tiend te 17 Vynckwick, te Zeddam. ... 67 ■ , de hof te, te Zeddam 68 „ , tiend uit den hof te, te Zeddam 68 Visscherij onder Baer .... 3 Volek, de, te Lathum .... 34 Vordel, het, te Vorchten ... 60 W. Wageningen, 10 hont lands te . 61 Waverholt, 1li voederdeel in, te Didam 7 Wehl, goed te 62 Weyenbergh, het goed then alden, té Vorchten. Zie Wyenberch- sche hofstede. Weygansemaet, de. Zie Ganse- maet. Weihorst. Zie Verllerhorst. Westervoort, goed te '65 „ , hofstede te ... 87 „ , 2 morgen lands te. 63 ,2 „ „ „ 83 ,7 „ „ „ 83 ,8 „ „ „ 81 ,8 „ „ „ 81 Wyenberchsche hofstede, de, te Vorchten 59 Wintersgoed. Zie Pipersguet. Wissel (Apeldoorn), tiend te . . 77 Woilderinck, het goed te, te Vorden 61 Z. Zelhem, de schepeltienden te. . 68 Zuilichem, 3 morgen lands te . 72 ,, , middelweerd te. . . 72 LIJST DEK GESLACHTSNAMEN1). Bk. A. Aalbers 65, 66 Aarts 11 Aelst, van 29, 30 Aeltszoon 17 Aerthusen, van 1 Aylva, van 10, 11 Aken, van 73 Alberts, Alberti, Aelberts 30, 31, 32, 46 Aldenniel, van. Zie Oldenniel. Alfers, Alphers 55, 66 Aller, van 18, 44, 79 Alner, van 56 Altetus 41 Andries 29 Andriessen 60 Ansum, van 30 Antinck 40 Apeldoorn, van 46, 59 Appelthorn, van 59, 73 A(e)rnts(zoon).... 2, 33, 56, 62 Arents 23, 45, 47, 51 Arnhem, van... 31, 50, 54, 84 Assen 40 Avergoer, van 15 Averhagen, van 74 Averkamp, van 56 B. Baer, Bair, van 3, 9, 19, 23, 25, 62, 73 Baerl(e), van . . . 2, 6, 15, 49, 73 Backer 40 Bare, dye 64 Blz. Barents 11 Barvelt 2 Bassen, van 57 Bassjeus 32 Bausselen, van 70 Bavick 17 Bax 52 Beaufort, de 14 Beek, Beke, van 34 Beekman 70 Beest, van 85 Beyer, de 65, 66 Beynhem, Beinhem, van. . . .29 Becker 14, 49, 53, 70 Becquer 31 Beider 50, 51 Belver, ther 20 Bengers 18 Bentinck 57 Berchem, van 26 Berents.... 14, 27, 32, 47, 50 Berge, van den 87 Bergh 41 Berg(h), van den 63 Beringen, van 10 Berck .... 5, 13, 19, 27, 55 Bernier 2 Berntsz(oon) 34 Bertrums 81 Beukers 51 Beurick, van 82 Beverevoort, van 22 Biese, van 82 Bingerden, Byngerden, van 13, 21, 62, 87 Bitter 7 Blancken 48 ') y geldt voor i, ck voor k of kk. 2 bestuur worden benoemd vrouwelijke huisgenooten, hetzij van eereleden, hetzij van gewone leden, op voorstel van het betrokken eerelid of gewone lid. Art. 3. De gewone leden betalen eene jaarlijksche, door het bestuur vast te stellen contributie van ten hoogste zes gulden en f 0.25 voor een exemplaar der statuten. De buitengewone leden betalen eene jaarlijksche, door het bestuur vast te stellen contributie van ten hoogste vier gulden. Het vereenigingsjaar loopt van 1. Januari tot 31. December. Zij. die wenschen van hun lidmaatschap af te zien, moeten daarvan t uiterlijk één maand vóór het einde van het vereenigingsjaar kennis geven aan den penningmeester. Zij, die 6 maanden, nadat de contributie verschuldigd is en na schriftelijke aanmaning van den penningmeester, met de betaling der contributie in gebreke blijven, verliezen hun lidmaatschap. Art. 12 (toevoeging). Bij verstrijken van het tijdvak, genoemd in het tweede lid van art. 1, wordt de vereeniging opnieuw aangegaan voor den tijd van 28 jaren, alzoo eindigende den 25. October 1955. Aldus aangenomen door de algemeene vergadering den 16. Juni 1926. F. A. HOEFER, Voorzitter. J. S. VAN VEEN, Secretaris. 4