M142 36 1 KINDERFEEST BIJ GELEGENHEID DER VIERING VAN HET 25-JARIG BESTAAN DER SOCIËTEIT. f# HET 75-JARIG BESTAAN DER SOCIËTEIT DE VEREENIGING. 1851 - 1 MEI _ 1926 HET 75-JARIG BESTAAN DER SOCIËTEIT „DE VEREENIGING' Het was in het in meer dan één opzicht voor onze Sociëteit ongunstige jaar 1924, toen een door den toenmaligen Commissaris Lensvelt ingesteld grondig onderzoek van ons Sociëteitsgebouw had aangetoond, dat zijn draagkracht onvoldoende en eene kostbare herstelling dus noodzakelijk was, toen tegelijk eene algeheele restauratie van het Feestlokaal dringend noodig werd geoordeeld en voorts nog groote moeilijkheden ontstonden met den pachter der buffetten, dat duidelijk bleek wat eendrachtige samenwerking tusschen Bestuur en Leden in een korten tijd vermag te doen. In enkele maanden werden de groote technische en administratieve moeilijkheden overwonnen en, dank zij eene krachtige en spontane hulp, eene finantieele regeling getroffen voor de aanzienlijke kosten. Zooals zoo vaak in vroegere tijden, werd ook toen wederom het bewijs geleverd, dat in geval van nood op den steun en de medewerking der leden in alle opzichten mag worden gerekend., ,tB, Ajjflifi'jÉi De handen werden ineea geslagen, de geest der offervaardigheid was wakker geroepen en zou sedert dien niet meer verslappen. Nu het Bestuur — gesteund door eene daarvoor in het leven geroepen Commissie — door ijverig en hard werken het Sociëteitsgebouw weder in behoorlijken staat van veiligheid had weten te brengen, voorzien van nieuwe electrische lichtleiding, nieuwe lampen, enz., werd de verfraaiing van het gebouw eene door de leden aangeheven leuze. Reeds in 1924 was door onderlinge samenwerking de Leeskamer volledig gerestaureerd en ingericht tot knusse conversatiezaal met clubfauteuils, open haard, schilderijen, enz. Het feit, dat de datum van de herdenking van het 75-jarig bestaan der Sociëteit naderde, werd de aanleiding, dat verder geopperde plannen reeds spoedig daarna tot rijpheid kwamen. Het was in eene op verzoek der leden op 4 Maart 1925 in den Foyer van het Feestgebouw belegde vergadering — het Achtkantje, waar reeds zoovele geschiedkundige bijeenkomsten onzer Sociëteit hadden plaats gevonden — dat aan het Bestuur door 88 leden, bij monde van den heer H a g e m e ij e r Sr., werd aangeboden een fraai, groot Perzisch tapijt, inlaid-vloerbedekking over de geheele Societeitszaal en drie biljardloopers. 4 Dankbaar werd dit kostbare geschenk door het Bestuur voor de Sociëteit aanvaard; mocht men de aanbieding als eerste uiting eener feeststemming voor het 15e lustrum der Sociëteit beschouwen, dan hield de toekomst nog menige schoone belofte in. En die toekomst zou de verwachtingen niet beschamen. Tal van fraaie geschenken zijn sedert der Sociëteit aangeboden en hebben het aanzien onzer Societeitszaal aanmerkelijk verfraaid. Als contra-prestatie voor zoovele blijken van hartelijk medeleven in ons Societeitsbestaan, heeft het Bestuur gemeend de verfraaiing der Serre voor zijne rekening te moeten nemen, waardoor Zaal en Serre thans tót een voor de leden zeer aangenaam verblijf is geworden. De eerste semi-officieele bespreking der feestviering ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan, vond plaats in eene bijeenkomst van het Bestuur met de Eereleden G a 1 j a a r d, van der P ij 1 en H a g e m e ij e r S r., het Bestuur van Anonymus, de oud-Bestuursleden Vreeburg, Rietdijk, Dr. S a 1 a en L e n s v e 11 en de Voorzitters der diverse Kegelclubs op 27 October 1925, waarin — na kennisneming van de verschillende meeningen der aanwezigen — een voorloopig plan voor de feestelijkheden werd opgemaakt. Dit schema werd ter kennis van de leden gebracht in eene ledenvergadering van 14 November 1925, in welke vergadering werd besloten de uitwerking der plannen op te dragen aan het Bestuur en eene Feestcommissie. In die Commissie werden benoemd de heeren Hagemeijer Sr., Galjaard, Vreeburg, Haaxman, Schröder, Lensvelt en Bienenjr., (waarvan later de heeren Galjaard en Vreeburg bedankten) met het Bestuur van Anonymus. Nadat in eene vergadering van Bestuur en Feestcommissie van 10 December 1925 verschillende sub-commissies waren gevormd tot nadere uitwerking der plannen en deze plannen vasten vorm kregen in een nadere bijeenkomst van 12 Januari 1926, werd een Feestprogramma aan de leden voorgelegd in eene vergadering van 13 Januari 1926. In deze laatste bijeenkomst werd tevens besloten een bedrag van ƒ 1000.— van de feestpenningen af te staan aan het Watersnoodcomité, tot leniging der groote ramp, welke ons land had getroffen. Het is hier de plaats om te memoreeren, dat dit nobel gebaar in vele kringen in den Haag met groote sympathie is begroet en in meerdere gevallen navolging gevonden heeft. Verder zij nog vermeld, dat van de leden aan vrijwillige bijdragen voor hét feest werd ontvangen een bedrag van ƒ 938.70. Het Feestprogramma werd als volgt vastgesteld: Zaterdag 1 Mei 1926. Officieele receptie van half vier tot vijf uur. 5 Maandag 3 Mei 1926. Officieel diner in Restaurant Royal, aangeboden door de Vereeniging „Anonymus". Na afloop van het diner gezellig samenzijn in de Sociëteit. Woensdag 5 Mei 1926. Biljardwedstrijd. Vrijdag 7 Mei 1926. Kegelwedstrijd. Zaterdag 8 Mei 1926. Kaartwedstrijden voor skat, boston-whist en bridge. Zondag 9 Mei 1926. Tea, des namiddags 3 uur, opgeluisterd door een strijkje, voor de leden met hunne dames en familieleden. Gelegenheid tot dansen. Zaterdag 1 Mei was aangebroken Een helder voorjaarszonnetje schoot in den namiddag hare stralen door het gekleurd lichtraam onzer Sociëteit en verlichtte daar een zeldzaam schoon tafereel. De zaal zelve was feestelijk aangekleed door eene versiering van planten en bloemen langs de verschillende wanden en door een aantal fraaie Perzische tapijten op den vloer, langs de muren en over de biljards, voor welke laatste Commissaris Dwars geheel belangeloos gezorgd had. Doch het aantrekkelijke der omgeving werd in niet geringe mate verhoogd door tal van schitterende bloemstukken, welke over een drietal biljards verdeeld waren en in verschillende hoeken waren geplaatst en het geheel tot een waren lusthof stempelde, streelend voor het oog. Bloemstukken waren gezonden door: Nieuwe of Littéraire Sociëteit, Sociëteit „De Besognekamer", Sociëteit „de Commercieele Club", Groene Sociëteit, Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Departement 's-Gravenhage, Vereeniging Anonymus, Kegelclubs der Sociëteit: Hoezeeclub, Pax, Quo Vadis, Donderdagavond Kegelclub, Commerce en Onder Ons, en verder nog een zevental van belangstellenden, w.o. ons Hd Vormer. Tegen half vier stelde het Bestuur: J. D ronkers, Voorzitter, H. van Dooren, ) A. N. v. d. Vegt, Secretaris, J. G. de Swart, S Commissarissen, W. A. Dwars, Penningmeester, F. A. L. B i e n e n, ) J. van Vliet, Vice-Voorzitter, 6 zich op voor de ontvangst der genoodigden, welke reeds spoedig daarna en verder tot het einde der receptie, in grooten getale kwamen. Alle namen te noemen, zou te ver voeren. Het receptieboek — een waardevol geschenk van den heer vanRijmenam — kan U daaromtrent de noodige inlichtingen verschaffen. Alléén zij hier vermeld, dat alle corporaties, welke eene bloemenhulde zonden en nog meerdere bovendien, ter receptie door meerdere afgevaardigden waren vertegenwoordigd en met meer of mindere woordenrijkheid hunne gelukwenschen aanboden. Omstreeks 4 uur verscheen de Burgemeester onzer Gemeente, Mr. J. A. N. P a t ij n, om namens het Gemeentebestuur blijk van belangstelling te geven met het feest onzer Sociëteit. Het was na de aankomst van onzen Burgemeester, dat de Voorzitter onzer Sociëteit het woord richtte tot de aanwezigen en ongeveer het volgende sprak: „Zeer geachte aanwezigen, „Als Voorzitter van den Raad van Commissarissen dezer Sociëteit is het mij „een voorrecht en een groot genoegen U hedenmiddag welkom te mogen heeten in „ons Sociëteitsgebouw en U dank te zeggen voor Uwe aanwezigheid. „Die dank richt ik in de eerste plaats tot het geacht hoofd onzer Gemeente, „die ons van zijn veelbezetten tijd wel eenige oogenblikken heeft willen afstaan, om „daarmede een blijk van belangstelling te geven in ons feest. Wij stellen Uwe „tegenwoordigheid, geachte Heer Burgemeester, op hoogen prijs. „Dat voorts vertegenwoordigers van verschillende corporaties hier ter stede, „wier werkzaamheden zich bewegen op het gebied van Handel, Nijverheid en „Industrie, door hunne tegenwoordigheid blijk hebben willen geven van hunne „belangstelling in ons feest, wordt door ons eveneens op grooten prijs gesteld. In „onze Sociëteit is steeds een groote kern van leden gerecruteerd uit den Haagschen „Koopmansstand, zoodat ook door die leden Uwe aanwezigheid zeer zal worden „gewaardeerd. „Aangenaam is het ons zoovele vertegenwoordigers van onze Haagsche Zus„tercollege's hier te mogen begroeten, die daarmede het bewijs gegeven hebben eener „onderlinge goede verstandhouding. „Ten slotte een hartelijk woord van welkom tot de verdere genoodigden, tot „de pers en tot onze leden. „Onze Sociëteit bestaat thans 75 jaar. „Zij werd — zooals een dezer dagen een Haagsch blad mededeelde — opge„richt door een aantal Haagsche Burgers, die voor zich en hunne gezinnen behoefte „gevoelden aan gezellige bijeenkomsten in eigen huiselijken kring. 7 „De gelegenheid daartoe werd geboden door het huren van het Lokaal „Welgelegen" in de Kazernestraat, eigendom van }. deVisscher. „En zoo geschiedde het, dat op 1 Mei 1851 door 79 leden de Sociëteit „De „Vereeniging" werd gesticht op zeer bescheiden voet. „Een rustige jeugd was haar evenwel niét beschoren, want reeds binnen het „eerste jaar van haar bestaan moesten de lokaliteiten worden verlaten, wegens steeds „stijgende onaangenaamheden met den eigenaar. „Tot tijdelijk domicilie werd daarop gekozen het huis aan de „Bogt van „Guinea" bij het Zieke. „Op 13 September 1852 werd aangekocht eene der bezittingen van wijlen „Z. M. Koning W i 11 e m II, het terrein „Welgelegen" aan de Kazernestraat — „nomen non sit omen, zullen Bestuurderen vermoedelijk gewenscht hebben — toen„maals bewoond door Graaf Bentinck. Met de noodzakelijke veranderingen en „verbouwingen werd zoo spoedig mogelijk begonnen. „Op 18 Mei 1853 werd de eerste steen gelegd voor het nieuwe Societeits,,lokaal en dit op 28 December van hetzelfde jaar ingewijd, in tegenwoordigheid van „het Gemeentebestuur. „Onze Sociëteit droeg in die dagen en nog jaren daarna het karakter eener „gezellige Buitensocieteit. Voor de leden waren Kolven, Kegelen en Handboog,,schieten de geliefkoosde ontspanningen; aan de dames werd gedacht door geregelde muziekuitvoeringen, terwijl een gedeelte van den toenmaals grooten tuin „bleef gereserveerd voor de kinderen der leden voor hunne diverse spelen. Menig „Hagenaar van leeftijd zal zich nog wel de zoo uiterst gezellige kermisfeesten in „den tuin herinneren. Ook de kinderfeesten in onze Sociëteit genoten een zekere , .vermaardheid. „Ik zal LI hier verder geen breed beeld ophangen van datgene, wat in den „loop dezer 75 jaren in onze Sociëteit heeft plaats gevonden; het zou de geschie„denis zijn van het grootste deel der sociëteiten. Tijdperken van malaise wisselden „af met die van bloei. Maar wat ik hier wel naar voren wil brengen, dat is de „geest van vriendschap en samenwerking, welke steeds onze Sociëteit heeft geken,,merkt en haar met succes door moeilijke tijden heeft heengebracht. „Een werkelijk groot aantal leden heeft onze Sociëteit nooit gekend. Zij had „daaraan ook blijkbaar geen bepaalde behoefte, omdat een goed deel van haar „bestaansrisico kon worden afgewenteld op de exploitatie van haar Feestgebouw. „Haar kleinere kring van leden is daarbij zeer bevorderlijk geweest aan het aan„knoopen en bevestigen van vriendschapsbanden en aan het hooghouden van „gezelligheid. De woorden van wijlen der oud-Voorzitter Doorman, die U in „de Vestibule in het oog vallen: 8 „Tot vrintschap en jolijt „werd dit gebouw gezet, „Dies is er twist noch nijd, „Doch pays steeds naar de wet. „waren dan ook geen zinledige phrasen. maar drukken 'wel degelijk de gevoelens „der opvolgende leden onzer Sociëteit uit. „Zoo zijn thans 75 jaren daar hcengevloden. „Wij leven snel, ook in onze Sociëteit en het is daarom goed, dat er op „onzen levens- of bestaansweg mijlpalen geplaatst zijn, waar we een oogenblik „kunnen verpoozen. „Zoon mijlpaal is thans bereikt en het geeft ons gelegenheid een oogen„blik stil te staan en een blik achterwaarts te werpen. Voor Bestuurderen geeft „het daarbij aanleiding zich rekenschap te geven van de resultaten van hun beheer „gedurende de laatste jaren. „Nemen wij daarvoor de laatste 10 è 12 jaar als maatstaf, dan moeten wij „erkennen, dat onze Sociëteit vele schommelingen heeft doorstaan, maar dank zij „een eendrachtig samenwerken en den bijstand van alle leden, zijn wij de moeilijke jaren met glans te boven gekomen en kunnen wij thans met vreugde een „beteekenenden vooruitgang constateeren, zoodat wij met hoop en vertrouwen de „toekomst kunnen tegemoet zien. „Ondubbelzinnige bewijzen hebben wij in de laatste maanden gekregen van „de verknochtheid van vele onzer Societeitsleden, wat tot uiting gekomen is in de „aanbieding van talrijke geschenken tot verfraaiing van de Societeitslokalen. Dat „dit in hooge mate heeft bijgedragen tot het kweeken eener feeststemming voor „de viering van dit lustrum, behoeft wel geen betoog. „Toch zal dit feest van bescheiden omvang zijn, omdat wij allen besloten „een deel der feestpenningen te offeren tot leniging van den grooten ramp, welke „oqs land voor eenige maanden heeft getroffen. Maar aan onze opgewektheid om „feest te vieren, zal deze spontane daad geen afbreuk doen. „Mijne Heeren, leden der Sociëteit, het heden en de toekomst onzer Soos „liggen in Uwe handen. Wij zijn echter overtuigd, dat bij voortdurende, eendrachtige samenwerking aan onze Sociëteit nog vele gelukkige en voorspoedige jaren „zullen beschoren zijn. „Ik heb gezegd." De heer P. A. Haaxman bracht de felicitaties over van de Haagsche Journalistenvereeniging en bracht in herinnering dat vele bekende dichters, schrijvers en journalisten Hd der Sociëteit geweest zijn. Burgemeester P a t ij n vertolkte de gelukwenschen van het Gemeentebestuur 9 met het feest der Sociëteit en gaf als zijne meening te kennen, dat het karakter eener stad niet te kennen valt uit dé nieuwe wijken, maar door het verleden, dat met oude tradities cachet geeft. De Sociëteit „De Vereeniging" vertegenwoordigt een stuk van het verleden en hij hoopte dat het oud Haagsch cachet daarin nog lang mocht worden bewaard. Met eene bezichtiging der verschillende Societeitslokalen door een groot deel der genoodigden, en het maken van een tweetal foto's in den tuin, één van Bestuur en Feestcommissie met den Burgemeester, en één van Bestuur met de aanwezige leden, sloot deze zoo uitstekend geslaagde receptie. Tal van telegrafische en schriftelijke gelukwenschen waren vóór en tijdens de receptie ontvangen, als zoovele blijken van belangstelling in ons feest. Een woord van hulde aan de Gebroeders B i e n e n voor de inrichting en uitnemende leiding van het consumaire gedeelte der receptie. Een uiterst gezellig samenzijn, na afloop der receptie, van Societeitsleden, gevolgd door een gemeenschappelijke maaltijd in de Stad en een wedertreffen in de Sociëteit, tot laat in den nacht, besloot den eersten feestdag. Maandagavond, 3 Mei 1926, bevond zich in eene der zalen van het Restaurant Royal, het Bestuur van Anonymus: J. van Vliet, Voorzitter, A. N. van der Vegt, Penningmeester, G. A. van Leeuwen, Commissaris, (de heer Stapel, Secretaris, was door ziekte verhinderd), ter ontvangst van Bestuur en leden der Sociëteit voor het officieel diner, door haar aangeboden. 72 leden zouden daaraan deelnemen. Vóór den aanvang van het diner hield de heer Haaxmaneen zéér interessante causerie over het verleden der Sociëteit, een deel van het Geschiedkundig overzicht, dat genoemde heer over de 75 jaren van het bestaan der Sociëteit heeft samengesteld en dat in zijn geheel aan dit resumé zal worden toegevoegd. Voor dit omvangrijke werk — voor de geschiedenis onzer Sociëteit van zeer groote waarde — komt den heer Haaxman een woord van hulde en grooten dank toe. Men begaf zich aan tafel, alwaar de Voorzitter van Anonymus de aanwezigen welkom heette en een gezelligen avond toewenschte. Besloten werd tot het zenden van een telegram van hulde aan H. M. de Koningin, waarop later een schriftelijke dankbetuiging werd ontvangen. Teneinde het nageslacht de gelegenheid te geven eens na te gaan hoe de menschen van 1926 hunne culinarische genoegens smaakten, zij hieronder het menu vermeld — met de daarbij geschonken wijnen. 10 Grape fruit St. Marceaux brut et G. A. Hors d'ocuvrc Norvégienne Tortue claire Crème aux champignons Margeaux en caraffes 1916 Homard a 1'Américaine — Rizotto Liebfraumilch 1921 Carré de veau a la Metternich Chaud froid de Cailles Grand Votel Chateau Léoville 1914 Poulet de grain róti — Compote Nicoise Nuits St. George 1911 Asperges primeurs — Sauce mousseline Glacé nougatine St. Marceaux brut et G. A. Fromage Fruits Voorwaar een menu om zelfs den veeleischenden epicurist tevreden te stellen. Het diner had een zeer aangenaam verloop en moet een groote voldoening zijn geweest voor het ijverige Bestuur van Anonymus. Dat na de asperges de sluizen der welsprekendheid ver geopend werden en velen zich gedrongen gevoelden om uiting te geven aan de gevoelens, die hen bezielden, behoeft wel geen nader betoog. Als een aardig feit zij hier vermeld, dat mede in zeer opgewekte stemming aan tafel zat ons Eerelid W. Gal j aard, die als Societeitslid het 25, 50 en 75 jarig bestaan onzer Sociëteit heeft mogen vieren. Voorwaar een kranige prestatie. Na afloop van het diner reünie in ons Societeitslokaal, waar het wederom vroeg zou worden, alvorens de deur achter het laatst vertrekkend lid zou worden gesloten. Over de wedstrijdavonden op Woensdag 5 Mei, Vrijdag 7 Mei en Zaterdag 8 Mei kan de vermelding kort zijn. Zij hadden een ruime deelneming en hetzelfde prettige verloop, welke onze wedstrijdavonden steeds kenmerkt. Een keur van zilverprijzen, mooi geëtaleerd tusschen onze bloemversieringen, was eene voldoende aansporing voor de deelnemers aan de verschillende wedstrijden, om tot het uiterste te strijden. Op Zondagmiddag 9 Mei waren tal van leden met hunne dames en ver- 11 dere familieleden aanwezig in de nog even feestelijk versierde Societeitszaal, waar het Bestuur tot slot der feestelijkheden een „Tea" aanbood en er gelegenheid was tot dansen. Vooral van dit laatste werd een gretig gebruik gemaakt. Tijdens eene der pauzen tusschen twee dansnummers vond de Voorzitter gelegenheid de dames welkom te heeten in de Sociëteit, het verloop der feestelijkheden te schetsen en allen nogmaals hartelijk dank te zeggen, die aan het welslagen van het feest zoo krachtig hadden medegewerkt. De heer Haaxman kreeg gelegenheid uit zijn reeds genoemd Geschiedkundig overzicht het een en ander mede te deelen omtrent enkele merkwaardige lustra in onze Sociëteit, waarmede hij veel bijval oogstte. Een zeer gezellig moment vormde de uitdeeling der prijzen van de hiervoren genoemde wedstrijden, waarbij meestal de keuze gelaten werd aan de dames der prijswinners. Daarna kreeg terpischore weer de leiding. Slechts noode scheidde men. Op Woensdag 19 Mei 1926 vond eene bijeenkomst plaats van Bestuur met de Feestcommissie, waarin de Voorzitter het afgeloopen feest, dat zoo in alle opzichten geslaagd was, nogmaals memoreerde. Deze bijeenkomst was belegd volgens de traditie van onze Sociëteit, om de leden der Feestcommissie nogmaals hartelijk dank te kunnen zeggen voor alles wat door hen voor het welslagen van het feest was verricht en daarna die commissie voor ontbonden te verklaren. De Sociëteit „De Vereeniging" kan op de viering van haar 75-jarig bestaan met groote voldoening terugzien. Zij heeft schitterend het bewijs geleverd, dat ook in kleine kring, waar een hechte vriendschapsband bestaat, bij eendrachtige samenwerking veel kan worden tot stand gebracht. Moge die geest van vriendschap en eendracht voortdurend in onze Sociëteit blijven heerschen. J. DRONKER5, SOCIËTEIT „DE VEREENIGING". Rede, uitgesproken bij het 75-jarig bestaan der Sociëteit 1 MEI 1926. Wanneer ik U over de eerste jaren eenige merkwaardige herinneringen uit het 75-jarig bestaan van onze Sociëteit ga vertellen, dan kan ik niet beter doen dan te beginnen met even het woord te geven aan wijlen mijn veeljarigen vriend Johan Gram, die als zoo vele zijner tijdgenooten, Haagsche ingezetenen die de letteren, de muziek en de beeldende kunsten beoefenden, tot de illustre leden der Sociëteit „De Vereeniging" behoorde. Nu 20 jaar geleden, schreef Gram in zijn ,,'s-Gravenhage voorheen en thans" over onze Sociëteit, die in Juni 1901 haar 50-jarig bestaan had gevierd. Hij noemde dat een mooi tijdperk voor een Sociëteit van burgerheeren die, een kolfje naar hun hand zoekende, in de Kazernestraat terecht kwamen en daar een ruime Kolfbaan stichtten. Het waren twee Hagenaars, van gezelligheid en kolven houdende, die er den eersten steen legden: Van Zeggelen, de welbekende luimige dichter, en Diepenheim, een ambtenaar • van het Ministerie van Koloniën, die later in Indië Directeur van Financiën geweest is. Van Zeggelen vóelde zich te midden dezer welgestelde burgers en burgeressen zeer op zijn gemak. Als hij in den aanvang van het Sociëteitsleven daar op algemeen verlangen zijn komische voordrachten van Pieter Spa of Louw voordroeg, zaten de rustende kolvers te schateren en verkneukelden de wijfjes zich over al die grappige avonturen. Want het is van den aanvang af een karaktertrek der Vereeniging geweest, dat steeds de vrouwen der leden en hunne kinderen mede feest vierden. Tot zoover Johan Gram, die de Sociëteit goed kende, ook omdat hij er het dichtst bij woonde. Hij toch was een van de eerste huurders en bewoners van het aan de Sociëteit behoorende bovenhuis. Maar het waren niet alleen Diepenheim en Van Zeggelen, die de Sociëteit „De Vereeniging" stichtten. Met die twee als voorzitter en secretaris, waren leden van het eerste bestuur de heeren J. Ra gut (penningmeester), H. Hendriks e, Mr. H. J. S o u r y, J. A. S t r i c k e r en J. C. Th. V i g e 1 i u s. J. W. C. DIEPENHEIM le Voorzitter der Sociëteit 1 Mei 1851-11 Maart 1856. 13 Van Mr. S o u r y valt de bijzonderheid te vermelden, dat hij, behalve lid van de Sociëteit „De Vereeniging", in hetzelfde jaar 1851 ook lid van den Gemeenteraad werd1) en gedurende 30 jaar de belangen der Gemeente op hoogst verdienstelijke wijze behartigde. Den eigenlijken stoot tot de oprichting der Sociëteit heeft gegeven een Haagsch huis- en rijtuigschilder, de heer J. de Visscher. Ik vond dit in het oudste document van de Sociëteit, in een circulaire d.d. 28 Maart 1851, waarin deze heer De Visscher mededeelt, dat hij door aankoop eigenaar is geworden van het huis en den tuin in de Kazernestraat, wijk H No. 198. Nu hij — zoo schreef hij — zijn hechtsten steunpilaar, wijlen Z. M. W i 11 e m 11, door den dood had verloren, wilde hij zijn zaken aan kant doen en had het bewuste pand gekocht, teneinde daarin een gelegenheid te openen tot daarstelling van een sociaal genoegen, hetwelk elders, bijv. te Amsterdam en Rotterdam, genoten en gewaardeerd doch hier ter stede niet gevonden werd. n.1. de oprichting eener Sociëteit. Hij wijdt dan uit over de bijzondere geschiktheid van zijn pand met een net ingerichte zaal en een tuin van ruim 2 bunders, en biedt een lijst aan van 183 Haagsche ingezetenen, die z.i. van zoodanige Sociëteit de kern zouden kunnen uitmaken. De circulaire had gepakt, want reeds den 17en April volgde een rondschrijven, thans onderteekend door 39 ingezetenen, houdende uitnoodiging aan hunne stadgenooten om binnen 8 dagen van hunne genegenheid te doen blijken om tot de stichting van een Sociëteit in bedoeld pand mede te werken. Reeds 10 dagen daarna, den 27en April, hadden zich, blijkens een nieuwe circulaire, waarbij een algemeene vergadering werd uitgeschreven tegen Woensdag 30 April 1851, 84 Hagenaars tot oprichting eener Sociëteit bereid verklaard. Als eerste commissie van Bestuur werden in die eerste Algemeene Vergadering bovengenoemde heeren gekozen. Den 7en Mei ging van 17 leden een schrijven uit aan Commissarissen om buiten de contributie een som van 3, 4 of 5 gulden van ieder der leden in te vorderen, ter goedmaking van noodzakelijke kosten aan de eerste inwerkingbrenging van de Sociëteit verbonden. Commissarissen, hiervan in een circulaire aan de leden mededeeling doende, ontveinsden zich niet, dat het hun geen gering bezwaar opleverde om met de weinige middelen, die hun voorshands ten dienste stonden, ) S o u r y behoorde tot het eerste college van 34 leden, die den 15en October 1851 ingevolge de nieuwe bedeeling - de Gemeentewet van Th o r b e c k e _ op de Groenmarkt zitting namen f$ waren 8ek02en d°<* een kiescollege van ingezetenen, die hunne bevoegdheid ontleenden aan het betalen van ten minste ƒ 50.- in de directe belastingen en overigens de vereischten bezaten om kiezer te zijn van leden van den Gemeenteraad. Het ging aanvankelijk nog wat «roef met de uitoeremng van dat beperkte kiesrecht. Bij publicatie van 7 Juli 1851 waren de kiesgerechtigden uitgenood^ zich ten Stadhuize aan te melden. Maar de opkomst was zoo gering, dat de publicatie 11 Augustus en nog eens 17 September moest herhaald worden. 14 behalve de onvermijdelijke kosten aan de oprichting der Sociëteit verbonden, waaronder het abonnement voor eenige dagbladen, het drukwerk, de aanschaffing van enkele onontbeerlijke meubelen, utensiliën, enz., tevens eenige gelden over te houden om den leden en hunne dames enkele genoegens te verschaffen. Commissarissen meenden echter, dat het aan elk lid vrij moest staan een bijdrage tot bovengenoemd bedrag te geven en verzochten derhalve achter hunne namen, aan de circulaire toegevoegd, hun don gratuit te vermelden. Geteekend werd door de 79 leden voor ƒ 184.50, die door den eersten penningmeester, J. R a g u t, dankbaar in ontvangst werden genomen. Er kwamen in de daarop volgende 75 jaren meer van die dons gratuits, want de offervaardigheid onder de leden der Vereeniging is altijd buitengewoon geweest. En zelden zullen dergelijke bijdragen en schenkingen beter besteed zijn geweest dan in onze Sociëteit, want niet één, doch verscheidene boekdeelen zouden zijn te vullen met de feesten in de Vereeniging gegeven, waarvan de kern der Burgerij geprofiteerd heeft. Zoo zag men zich dus geïnstalleerd in het lokaal „Welgelegen". Waar bevond men zich toen eigenlijk in 't midden der vorige eeuw? Onze stad had daar in de Kazernestraat, evenals trouwens bijna overal elders, een gansch ander voorkomen. De Parkstraat bestond toen nog niet. Men was er geheel buiten, de nachtegalen kwinkeleerden er in de lente, vandaar de naam Nachtegaalspad, waar een woning in de onmiddellijke nabijheid uiteraard „welgelegen" moest zijn. Er waren in den omtrek van de Kazernestraat meer moestuinen dan huizen. Wat thans Mauritskade is, was toen nog Hoogewal. De Willemstraat was pas aangelegd ter verbinding van den Hoogewal met de Kazernestraat. Deze straat ontleende haar naam aan de daaraan gelegen Kazerne, toen nog Willemskazerne geheeten, later meer bekend als Oranje-Kazerne en nog veel later (1919) verbrand. Het terrein waarop de kazerne werd gebouwd, behoorde vroeger tot de Koninklijke Bibliotheek. In 1822 werd het daarvan gescheiden en de Willemskazerne gesticht. In dat idyllisch gelegen „Welgelegen" sloeg men al dadelijk in de eerste ledenvergadering van 30 April, nu 75 jaar geleden, spijkers met koppen. Met de juridische voorlichting van het Bestuurslid, Mr. S o u r y, werd een reglement vastgesteld, waarvan ik hier enkele typische bijzonderheden wil mededeelen. Al dadelijk viel bij de samenstelling van dit eerste reglement onzer Sociëteit de pientere wijsheid van het bestuur te loven. Evenals een boekhandelaar, die zijn cliëntèle een nieuwe uitgave aanbiedt voor een zekeren prijs, die na een bepaalden datum verhoogd zal worden, zoo werd voor de leden der Sociëteit de contributie bepaald, voor degenen die vóór den len November 1851 lid zouden worden, op ƒ 12.—, voor de leden na dien datum W. J. VAN ZEGGELEN le Secretaris der Sociëteit 1 Mei 1851—26 Maart 1863. 15 op ƒ H.—. Bovendien zouden de eerste 200 leden vrij zijn van entreegeld en dit, ten bedrage van ƒ 5.—, eerst ingaan na het bereiken van voornoemd ledental. Ter tegemoetkoming in de kosten der gasverlichting, het toen nog gloednieuwe licht, werd bepaald, dat tijdelijk een toelage van ƒ 2.— 's jaars zou worden betaald, totdat het getal leden zou zijn geklommen tot 300. In de contributie kwamen in den loop der jaren nog al eens schommelingen — dat stond zoo in verband met de situatie der kas, die door de velerlei genoegens die aan de leden en hunne gezinnen werden aangeboden, telkens gapingen, vaak ook wel den bodem vertoonde. Immers, al spoedig werd het ƒ 18.—, doch reeds in 1865 werd de contributie ƒ 3.— verlaagd en gebracht op ƒ 15.—. Eerst vele jaren later trad een verhooging in tot ƒ 25.—, die weer later, bij een nieuwe reglements-herziening, voor de nieuw toetredende leden bepaald werd op het tegenwoordig bedrag van ƒ 40.—. Men had in het eerste jaar het gebouw in huur van den eigenaar, den heer De Visscher, die tevens kastelein was en voor wien men zich, pecunia causa, verplicht had gezien in het reglement eenige égards, in den vorm van emolumenten, op te nemen. Zoo was ieder lid verplicht één maal 's maands een presentielijst te teekenen en, bij nalatigheid, een boete te betalen ten voordeele van den Kastelein, van ƒ 0.50 voor elk verzuim. Tegen betaling van ƒ 3.— in 't jaar kon men het teekenen dier lijsten afkoopen! Een ieder die later dan middernacht in de Sociëteit bleef, betaalde ten behoeve van den kastelein ƒ 0.25 voor het eerste uur en ƒ 0.50 voor elk volgend uur of gedeelte van dien, tenzij het getal aanwezige leden 15 of meer bedroeg. Van deze bepaling waren uitgezonderd de concert-, bal- en andere avonden, waarop vermakelijkheden plaats hadden. Wanneer middernacht niemand meer in de Sociëteit aanwezig was, mocht de kastelein de deur sluiten en behoefde hij die 's nachts voor niemand meer open te doen. De bepaling in het reglement, dat na middernacht ƒ 0.25, ƒ 0.50 en meer betaald moesten worden, was ten eenenmale in strijd met het vorig artikel, dat aan de leden en hunne dames ten allen tijde vrijen toegang tot de Sociëteit garandeerde. Het schijnt echter, dat er in de Sociëteit van die dagen geen muggensiftende leden waren, want de geschiedenis vermeldt niet, dat het Bestuur ooit last heeft gehad van die twee met elkaar dissoneerende artikelen. Bijaldien het onverhoopt mocht gebeuren, dat tegen eenig lid der Sociëteit een veroordeeling tot eenige crimineele straf of, uit hoofde van wanbedrijf tegen den eigendom of tegen de zeden, tot eenige correctioneele straf, in het laatste ressort mocht zijn uitgesproken, zou zoodanig lid, daardoor alleen, van zijn lidmaatschap zijn vervallen. Hij zou echter van deze bepaling ontheven worden, wanneer binnen 6 maanden, nadat de veroordeeling zou zijn overgegaan in kracht van 16 gewijsde, door twintig gewone leden der Sociëteit aan Commissarissen werd aangeboden een schriftelijk en door hen onderteekend voorstel om hem, niettegenstaande die veroordeeling, als lid der Sociëteit te blijven erkennen, en dit voorstel, na gedurende een week te hebben voorgehangen, met meerderheid van stemmen zou zijn aangenomen. Alsdan zou het er voor gehouden worden, dat zoodanig lid zijn lidmaatschap nimmer verloren had. Tot eer van onze Sociëteit kan ik vermelden, dat dit wetsartikel nimmer in toepassing gebracht is behoeven te worden. De leden der Vereeniging hebben ten allen tijde een blanco register gehad. Al spoedig kwamen er, door de leeningen die voor den uitbouw der Sociëteit gesloten moesten worden, twee categorieën van leden, gewone en buitengewone leden en leden-aandeelhouders, welke laatsten het privilegie hadden bij de ballotage van nieuwe leden een dubbele stem uit te brengen. Van dat voorrecht konden zij het eerste jaar volop gebruik maken, want de nieuwe leden stroomden toe. Aan het einde van het eerste jaar kon de secretaris, de heer W. J. v a n Zeggelen, in zijn jaarverslag vermelden, dat het ledental, aangevangen met 79, in den tijd van 7 maanden gestegen was tot 185, maar 6 maanden later was dat cijfer geslonken tot 122. Er hadden dus in het eerste jaar nog al schommelingen plaats gehad. De secretaris kwam al dadelijk met de boodschap, dat men voor een leege kas stond, de duiten*waren schoon Op, maar men had er dan ook genoegens voor gehad, waarin de leden ook hunne vrouwen en kinderen, beminden en verloofden hadden doen deelen, genoegens als men in onze stad, waar zoovele heiningen en schuttinkjes voor het speciale verkeer waren opgericht, te voren niet of slechts zeer schaarsch kende. Hear! hear! niet minder dan 22 maal waren de leden gedurende het eerste jaar bijeen geroepen om zich met elkaar op feestelijke wijze te vermeien en verpoozing te vinden van de zorgen des levens. Concerten waren gegeven onder directie van C o e n e n, de vermaarde Blauwjassen hadden hun potpourri's voorgedragen, het muziekkorps der Dragonders had herhaaldelijk zijn tonen doen schallen, het eerste Koningkegelen had plaats gehad. Kinderfeesten waren gegeven, ter gelegenheid van de Landbouwtentoonstelhng waren 29 en 30 September zaal en tuin voor de landbouwers opengesteld en had men van de Grenadierskapel genoten in die dagen, dat haar eminente directeur, onze Bouwman, nog geboren moest worden; tot zeven maal toe waren er z.g. Kunstsoiree's gegeven, waarbij menige lieve en streelende muzieksolo en zangscène, afgewisseld door litteraire voordrachten van leden der Sociëteit. Er waren voor die gezellige avonden dan ook buitengewone krachten onder de leden. Zoo werd dat eerste jaar, door bemiddeling van het lid D a v i d B 1 e s, 17 zelfs een kunstbeschouwing gegeven, werd het muzikale gedeelte van de avonden verzorgd door de leden Ligtenberg, drie heeren Enthoven, Schutt, Faubel, Zurhaar en De Lange, en werden de voordrachten gehouden door de in dien rijd vermaarde letterkundigen en dichters S. J. vandenBergh, W. J. van Zeggelen, Calisch, Mr. H. J. Soury, van Reijn en A. C. O 11 m a n s. Dat aan het einde van het eerste jaar het ledental met een 70-tal leden was afgenomen, was te wijten aan een omstandigheid, die het leven der Sociëteit, zoo pas begonnen, al spoedig ernstig bedreigde. Tengevolge van oneenigheid met den verhuurder-kastelein, waarmede de opvolgende besturen in den loop der 75 jaren meer te worstelen hebben gehad, moest naar een ander lokaal worden omgezien, dat men vond in een huis aan de toenmalige „Bogt van Guinee", tegenwoordig Huijgensplein, welk huis men binnentrok met het stellige voornemen om er slechts tijdelijk te verblijven en inmiddels uit te zien naar een convenabel lokaal ter blijvende vestiging. En zie, daar deed zich spoedig de gelegenheid voor om weer en nu voor goed, naar het oude verblijf terug te keeren. De bezitting van de Koninklijke erfgenamen, het door Prinsen en Graven geadelde Welgelegen, kwam te koop en zou geveild worden. Men zou - zoo las men in het Haagsche Dagblad, op Maandag 13 September 1852, des namiddags te 5 uren in het Venduhuis der Notarissen aan de Oude Molstraat te 's-Gravenhage publiek veilen en op Maandag den 20en d. a. v., des avonds te 7 uren, aldaar finaal verkoopen: Een kapitaal, hecht en sterk, wel doortimmerd Huis en Erve met tuin, genaamd Welgelegen, staande en gelegen achter het Groote Voorhout, nabij dé Kloosterkerk, Wijk II No. 32 te 's-Gravenhage, bevattende hetzelve enz. Een inschrijving onder de leden, wier aantal inmiddels weer van 122 tot 159 was geklommen, werd geopend met aandeden van ƒ 100.— ad 5 %, waaraan 61 leden deelnamen voor een som van ƒ 16.300. . Twee gecommitteerden, de heeren Stricker en Sommer woonden de veiling bij en mijnden het gebouw af voor ƒ 13.300.-, wat, toen de mare in het lokaal aan de Bogt van Guinee doordrong, door de daar verzamelde leden met een blij hoera werd begroet. Men begroette elkaar als heeren van Welgelegen. Er was toen in het najaar van 1852 werkelijk reden tot groot enthousiasme in de jonge Soos. Immers: Het was een Zegen Voor de heeren van Welgelegen, Want de tocht Naar de Bocht, Via de Wagenstraat, Was een wanhoopsdaad. 18 Welgelegen zou de eerste en de laatste liefde blijven van de Sociëteit „De Vereeniging". Toen de Sociëteit in 1866 haar 15-jarig bestaan vierde, heeft een oolijke kwant dat heen en weer trekken naar de Kazernestraat in het volgende lied op een aangename wijze herdacht: WELGELEGEN. Toen vóór 15 jaar Een vent van zessen klaar, Met moed en wijs beleid, Stichtte een Sociëteit, Toen lachte men 't allerwegen; Een ieder dien men sprak, Trok toen met pak en zak, Naar Welgelegen, Naar Welgelegen. Maar na een jaar of wat. Toen men braaf schulden had, En men zeer te onpas, De bööm zag van de kas, Toen huilde men 't allerwegen, En ieder die men sprak, Trok toen met pak en zak, Uit ^Velgelegen, Uit Welgelegen. Na veel geprakkizeer, Gekles, gekritiseer, En veel verandering In de Vereeniging, Werd men 't toch eens 't allerwegen; Er werd toen bijgepast, Het geld weer opgetast In Welgelegen, In Welgelegen. Maar ziet na korten tijd, Was men het geld weer kwijt, En onder dat ge waal1) Gingen er (70) aan de haal, Verspreidden zich 't allerwegen. En in de Apentent, 2) Zag men de leden-bent. Van Welgelegen, Van Welgelegen. *) Verkorting van gewauwel! 2) Het Kon. Zoöl. Bot. Genootschap werd met dien naam vereerd. 19 Nu geeft men vijftien pop, En vaart in ruimer sop, Want waarlijk onverwacht, Kwam er weer leven, kracht. Door hulp van allerwegen. De een, die liet ze sjilpen En de ander gaf weer schilpen, Aan Welgelegen, Aan Welgelegen. Weer doen er velen mêê, Op 't jaarlijksch bal-masqué, En ieder zegt gewis, Dat het hier jolig is; Geen kniesoor komt men tegen, Met een verschiet zoo schoon, Juicht elk op blijden toon: Leev' Welgelegen, Leev' Welgelegen. In dat zelfde jaar 1866 vloeide uit dezelfde poëtenpen en werd in de Sociëteit voorgedragen en gezongen: ALS JE RONDKIJKT, DAN ZIE JE WAT. W ij z e : Op een morgenstond. Ik was 'r is in den Haag en ik ging de stad eens rond, Ik wil U eens vertellen, wat ik daar zooal vond, Maar mogt ik nu en dan, den bal eens glad misslaan, Ik denk maar: ook zoo velen \ Zijn daar m'in voorgegaan. ) Ik ging de plannen zien, gemaakt voor een paleis, *) Waarin zoo vele dommen zijn met de wijzen wijs; En hoe veel knappe lui hun plannen lieten zien; Er was er maar geen één > ^. Aan wie men geld wou biên. ) 't Is jaren lang gebeurd, dat iedre directeur, Van onze Opera sjeesde door 'n achterdeur, Maar sinds men d'Africaine 2) nu speelt in onze stad, Hebben de directeuren ) Het nooit zoo goed gehad. ) !) Paleis van de natie. Allerlei plannen werden toen en sedert ingediend voor een nieuw grootsch gebouw voor de Volksvertegenwoordiging, maar bleven tot den huidigen dag in portefeuille. 2) De Africaine was toen een fameus kasstuk. 20 In een gemeenteraad, waarvan men wel mogt vragen, „Zijn het dan alle koks, die lange messen dragen?" Daar wordt zoo menig uur, met veel gepraat besteed, Om maar precies te weten ) ,. Hoe of de Wit8) het deed? } Ö,S- In zeekre Sociëteit: in De Vereeniging, Daar is 't couleur de rose, daar is verbroedering, Maar mogt ik nu hierin den bal eens glad misslaan, Dan hoop ik: mogt eenmaal ) Die leus in 't vaandel staan. ) Dank zij de activiteit der Bouwcommissie (de heeren Saraber [de in die dagen welbekende Haagsche Architect], J. C. Ex tor J r., Muller, Diepenheim en Stricker) Was men reeds vóór den winter onder dak en konden de liefhebbers van het kegelspel hun hart ophalen in een provisioneele, voorshands enkele baan, daar zij, door een extra zuiver waterpas liggende plank, het voorrecht hadden zich in het precies opzetten van den bal te oefenen. In die dagen werd reeds druk gekegeld, vooral in intiemen kring, o.a. in het Genootschap Pulchri Studio, waaraan herinnert een curieuse foto, waarop de toenmalige Haagsche Schilderschool, al kegelende, vereénigd is. Het is wel jammer, dat een dergelijke afbeelding van de eerste groep kegelaars onzer Sociëteit niet bestaat. Tot de verdere plannen van de Bouwcommissie behoorde het leggen van een kolfbaan met trottoir, zoodanig geconstrueerd, dat ze weggenomen kon worden en de ruimte dan tot zaal werd ingericht. Zoowel van die kolfbaan als van den uitbouw der enkele kegelbaan tot een dubbele baan werd aannemer het lid de heer De S wa r t voor ƒ 14.840.—, nadat voor dat doel de inschrijvingen in de tweede negotiatie het cijfer van ƒ 14.500.—, door 54 leden bijeengebracht, bereikt hadden. In het volgende jaarverslag, uitgebracht in de vergadering van den 27en Mei 1854, kon Van Zeggelen, als aanwinst van nieuwe leden, het cijfer 51 noemen, waardoor het ledental tot 210 geklommen was. De uitbouw was tot stand gekomen; het hoofdlokaal was een gezellige, vroolijke zaal voor de zomer- en winterbijeenkomsten en tevens een uitmuntende kolfbaan, met een verrassend goede acoustiek voor de muzikale en vocale voordrachten. Geroemd worden in het jaarverslag, behalve de kolfbaan, de ruime, dubbele kegelbaan, in die dagen hier te lande eenig in haar soort, wat zeg ik, ook nog in onze dagen geroemd naar de getuigenis van wien ook als gast onze kegelbaan komt bezoeken. Geen wonder, dat men er vijftigjarige kegelclubs aantreft, zooals de Hoezeeclub, met wier luisterrijk feest deze maand, 12 April 1926, het groote herinneringsfeest van het 75-jarig bestaan onzer Sociëteit werd ingewijd. Men heeft onze baan wel eens genoemd de s) De i t, pachter van het Gemeentebadhuis. 21 kurk waarop de Sociëteit drijvende bhjft. Niet omdat zij den penningmeester zooveel inbracht, maar omdat daar steeds de echte Societeitsvreugde heerschte, het plantje van jolijt er welig tierde, bloeide en groeide, en tal van generaties Hagenaars in die baan onvergetelijke uren van ontspanning doorbrachten. Een onzer presidenten, wijlen Doorman, werd door het kegelen, waarvan hij een hartstochtelijk liefhebber was, zoodanig geïnspireerd, dat hij er door aan 't dichten sloeg, zooals men nog aan den ingang van onze Sociëteit op de wanden kan lezen: Tot vrintschap en jolijt werd dit gebouw gezet, Dies is er twist noch nijd, maar Pays steeds naar de wet. Elck dingh heeft zijnen tijd, 't is prijselik dat een man Naarstig is bij zijnen arbeid en ook lusügh bij de kan. Het eerste gedicht in de baan was natuurlijk van den dichter-secretaris V a n Z e g g e 1 e n, bij de inwijding op den 10en October 1853: De nieuwe baan is kant en klaar, De baan, waarnaar wij smachtten; Het negental staat bij elkaêr, De kegeljongens wachten; Ons oog waart langs den witten wand Met zichtbaar welgevallen; Reeds tast des Keêglaars vaste hand, Begeerig naar de ballen, En 't luid hoera, dat uit zijn mond, Deez' tempel kwam begroeten, Zij 't voorspel van nog meen'gen stond, Die zorgen zal verzoeten. U heil dus, wakkre kegelaars, Met deez' voltooide muren, Moogt gij als stoere oefenaars, Hier lang den bal besturen. Geniet hier in standvasten kring, Veel door elkanders bijzijn, Als zonen der Vereeniging Moogt gij hier vrij en blij zijn. Komt herwaarts dan, gij kegelaars, En oefent oog en leeën. Gooit vast en scherp, maar poedelt schaars En werpt hier veel hoezeeën. Gezelligheid en vroolijkheid, Ze spreiden hier hun gaven; En als de tweedracht lagen spreidt, Word' zij hier diep begraven. Beweging geeft gezondheid, kracht, Hier moogt gij 't ondervinden. Dan, als de dagtaak is volbracht En plichten U niet binden, 22 Dan vorm' zich bier een vriendental, Dan heil deez' Kegelwoning, En met dien wensen geef 'k d'eersten bal, Aan U, O Kegel-Koning. U, Kroonprins, die Zijn Majesteit Op 't spoor zijt nagetreden, Aan Uw geoefend werpbeleid, Beveel ik dezen tweeden. Bij de inwijding van de kegelbaan werd een collecte gehouden voor drie ongelukkige weduwen van omgekomen Scheveningsche visschers. Van Zeggelen spoorde de leden aan met een hartgrondige dichterlijke ontboezeming, waarvan de laatste regels luidden: O, laat me U dan belezen, Laat de eerste daad in 't Kegelhuis Een daad van liefde wezen. Ik zou er niet op durven zweren, dat deze poëzie lang in de gedachten der spelers is blijven hangen. Anders ging het met de echte kegelliederen van Van Zeggelen, die in de baan van geslacht op geslacht klassiek zijn geworden. Voor den rasechten kegelaar van de Sociëteit waren die liederen ten minste even dierbaar als het Wilhelmus van Nassouwe. Ik behoef hier maar de eerste strofe aan te halen en ik wed, dat de heele zaal meezingt:1) Nu en dan hoezee te gooien, Eischt nog geen beleid, Maar de bal wordt eerst een mooie, Gooi 'm juist op tijd. 't Gaat nu om dén tiende, Er staat een jolig rondje klaar; 't Is voor wien 't verdiende, Den Meestet-Kegelaax. 't Glas omhoog, voor hem die juist op tijd, Negen smijtl En dan dat andere lied ter eere van den nieuweling, die zijn eerste hoezee werpt: Hoezee, de vreugde stijgt ten top, Weer schreef er één zijn naam er op, enz. Maar laat mij den draad der geschiedenis weer opvatten. Niemand minder dan de vermaarde tuinarchitect Z och er had den tuingrond tot een aangenaam lustoord gemaakt. Dank zij de bemoeiingen van de Commissie voor de kunstaangelegenheden, kwam een Zangvereeniging uit de leden tot *) 't Is gebeurd. GEDEELTE DER GROOTE SOCIETEITSZAAL. 23 stand, die bij de soiree's belangrijke diensten bewees. Een speciale commissie voor de Kinderfeesten zorgde voor een geschikte plek in den tuin met de noodige spelen. Bij de eerste steenlegging van de hoofdzaal, die door een paar kinderen werd verricht, omringd door de leden van het Bestuur en van de onderscheidene sub-commissiën, onder de opwekkende tonen der dragondermuziek, werd aan Commissarissen een keurig bewerkte zilveren beker overhandigd. In die eerste jaren was er in de Soos telkens wat belangrijks aan de orde. Nauwelijks was in October 1853 de eerste steen voor de Groote Zaal gelegd of een paar maanden na de opening van de kegelbaan, volgde 28 December van dat jaar de inwijding van de Hoofdzaal met schitterend concert, bezoek van het Stedelijk Bestuur, groote opkomst van leden en hunne dames, het schenken van een prachtige bokaal door een der leden, een smaakvolle decoratie van beelden, spiegels en bloemen — het waren alle „glanspunten in de jubelkroon der feestviering". Deze laatste woorden zijn natuurlijk ontleend aan een der liederen, bij die gelegenheid gezongen. Daarvoor zorgden de drie poëten, op wie de Soos in die dagen roem mocht dragen, VanZeggelen, S. J. van den Bergh en E. M. Calisch, die als om strijd in dithyrambische vlucht het sociaal genoegen in de Vereeniging bezongen. Hoort maar eens hoe bij de opening van de kolfbaan op den 7en Maart 1854 Van Zeggelen zijn her tokkelde: Al kostte ze ook veel geld en zweet, Veel zorgen en veel zuchten, Toch eindlijk is de baan gereed, En biedt haar eerste vruchten. De kolvers staan als strijders daar, Gereed om aan te vallen; De strijdlust voert hen tot elkaar, Het oog vlamt op de ballen. Dus welkom, kolvers, op de baan, Komt hier Uw kolf besturen; Komt hier veel frissche ballen slaan, Geniet hier zorglooze uren. 't Werk eischt een mannelijke hand, Geen weekaard zal het deelen; 't Is thuis bij ons, 't is in ons land, 't Meest nationaal der spelen. Geen wonder, dat door al die feesten aangelokt, de nieuwe leden toestroomden. Hun aantal was, blijkens het verslag over 1854/55, wederom gestegen, n.1. tot 243, of 33 meer dan een jaar te voren. In den loop van dat jaar werd de laatste hand gelegd aan de geheele voltooSng van de nieuw gebouwde lokalen. In den tuin was een ruime tent voor harmoniemuziek opgeslagen. Geen jaar was zoo rijk aan gelegenheden tot sociaal genoegen en algemeene ontspanning, sedert de 24 stichting der Sociëteit, als 1854/55. Het begon reeds in de Haagsche Kermisweek, zoowel overdag als op de vier soiree's van 11—14 Mei. Het was toen zeer druk en gezellig in de Societeitslokalen, dank zij ook de introductie van stadgenooten. En in den loop van den zomer wisselden elkaar kinderfeesten en harmoniemuziek in den tuin af. Den 24en Augustus werden de zomerfeesten bekroond door vauxhall in den tuin en bal in de zaal, welke beide festijnen zoo zeer in den smaak vielen, dat zij den 10en September herhaald werden. In den winter afwisselend muzikale en litteraire Soiree s, dansavonden en kinderfeesten en een schitterend geslaagd bal masqué. Ook werd er gelegenheid gegeven tot bijwoning van voorstellingen of voordrachten, waartoe de zaal aangevraagd werd, o.a. séance récréative van den Franschen physicus Alfred de Caston, en concerten der gezusters F e r n i. Aan de vereeniging „Het Metalen Kruis" werd een lokaal voor haar vergaderingen afgestaan. Den 12en Augustus 1854 hadden daar de oud-strijders een groot feest met illuminatie van den tuin en versiering van de zaal. Ook aan het muziekgezelschap Con Animo en aan het Letterkundig genootschap Oefening kweekt kennis werden lokalen verhuurd. In 1855 was het ledental geklommen tot 253. Nieuwe verbouwing. Het beroemde Achtkantje met entréekamer aan de zijde van de Willemstraat werd gebouwd en als Koffiekamer voor de Groote zaal ingericht, de kegelbaan werd opgeschoven en aan het einde van den tuin een ruime schuur tot het bergen van de mobiele goederen der Sociëteit ingericht. Het oude Welgelegen was hiermede in drie jaren heel wat van gedaante veranderd en de Heeren van de Heerlijkheid begonnen zich te voelen. Op, naar men dacht, hechte grondslagen werd het kasteleinschap ingericht. Al de lasten, gedeeltelijk vroeger door den kastelein gedragen, werden door de Sociëteit overgenomen, waartegenover den kastelein een cijns van ƒ 2000.— 's jaars werd opgelegd. Tot de daden van 't jaar 1856 behoorde de aanschaffing van een tweede billard, want het billardspel begon toen reeds een ernstige concurrent te worden van de kolfbaan. De vermakelijkheden waren alweer zeer druk. Het begon al met de Haagsche kermis, o.a. met muzikale en komische voordrachten van de toen vermaarde familie S a u v 1 e t. In Juni twee concerten van de Mechelsche Koninklijke Philharmonie ten voordeele van de slachtoffers van den jongsten watersnood. De vreemde toonkunstenaars werden door de Sociëteit schitterend ontvangen, waarvan de Belgische dagbladen met grooten lof gewag maakten. Overigens groote afwisseling van feesten voor de ouderen en jongeren, o.a. gemaskerd bal, een soirée a la Strauss, enz. enz. Cecilia vierde in de lokalen haar 25-jarig bestaan. 25 Het jaar 1856 werd gekenmerkt door het verlies van den eersten president der Sociëteit, den zeer populairen heer Diepenheim, die naar Indië vertrok, waar hem de belangrijke werkkring van Directeur van Financiën wachtte. Den 21en Februari werd hem en zijn familie ter eere een zeer schoon afscheidsfeest gegeven, waarvoor zich een commissie van 18 leden had gevormd. Na de uitvoering door leden en hunne dames van verschillende instrumentale en zangnummers en een huldigingsrede door den heer W a r n s i n c k, werd den heer Diepenheim, namens 191 leden, een zilveren theeservies met oorkonde aangeboden, met een toespraak van den heer Calisch. Het koor van dames en heeren zong daarop coupletten van C a 1 i s c h, op muziek van W. J. M o e t, gewijd aan den voornaamsten stichter van de Sociëteit, die haar door zijn doorzettenden ijver en geestkracht op een hoogte had helpen brengen, als men van haar jeugdig bestaan nauwelijks had durven verwachten. Het nieuwe vereenigingsjaar werd ingegaan met 263 leden en een nieuwen praeses. Mr. H. J. S o u r y. Het kenmerkte zich door niet minder dan 12 zomeren wintersoirée's, o.a. een schoone soirée musicale a la Musard, een fête champêtre op een heerlijken zomeravond, de voordracht van een nieuw dichtstuk van V a n Z e g g e 1 e n, Koen Verklat en een . . . Momus-avond vol allerdolste grappen en parodieën. Zoover bekend, was een dergelijke avond in Den Haag nimmer dagewesen. De glorie van de Sociëteit „De Vereeniging" steeg meer en meer, zoodat in 1857 het ledental geklommen was tot 297. Evenals tegenwoordig beleefde men ook toen een soort van dansepidemie. De trek in het dansen was zoo sterk geworden, dat in de Soos een speciale Sub-Commissie benoemd werd om de noodige regelingen te treffen en toe te zien op de orde op de balavonden. Orde-commissarissen waren de heeren O 11 m a n s, Giunta d'Albani, Joh. Gram J. Stortenbeker, P. W. Dannenf eiser, M. van Raden J H van Cranenburgh, M. Reijnders, H. J. Praeger en P. F. W. M o u t o n. Van 1857 op 1858 niet minder dan 15 soirées, waaronder tooneelvoorstelhngen, kinderfeesten, harmonieën in den tuin. fête champêtre. gemaskerd bal en weer een Momus-avond. In Juni 1857 werd in de lokalen der Sociëteit een eigenaardig driedaagsch feest gegeven, naar aanleiding van den 25-jarigen gedenkdag der verdediging van den citadel van Antwerpen. Aan de ridders van het Metalen Kruis, de oude krijgers van Bautersem, Leuven en Antwerpen, werd dit jubelfestijn aangeboden door de Vereeniging „Het Metalen Kruis". Toen de Sociëteit aldus zeven jaar oud was geworden, kon Van Zeggelen het niet laten in zijn verslag de dichter-sporen aan te doen en het dithyrambische ros te bestijgen. Gedachtig aan de Latijnsche spreuk: Tandem fit surculus 26 arbor (eindelijk wordt het spruitje een boom), begon hij met te gewagen van de wortels. Dat waren sociaal genoegen, kunstliefde en vriendschap, waarop de stam der Vereeniging was opgeschoten. En die stam bracht in zijn 7-jarig bestaan vruchten voort; wier goede smaak van gezondheid en levenskracht getuigden, al riekten ze nu en dan wel eens naar Momus-uien, — ja, mocht er wel eens een enkele ooftdag voor misgewas doen duchten, mocht de stam wel eens geschud zijn geworden door schadelijke windvlagen, mocht er al eens een wesp aan de vruchten komen knagen, de boom kon veel weerstaan, waar die door een goeden grond gevoed werd en op gezonde wortels rustte. Bleef de grondtrek van de Vereeniging een mengeling van onbekrompenheid, fatsoen, welwillendheid en jolijt, dan behoefde ze geen verval te vreezen, maar had alle reden om van de toekomst te verwachten, dat zij in deze stad haar plaats al beter en beter zou handhaven. Als aardige bijzonderheid kan hier nog vermeld worden, dat, toen in September 1868, ter gelegenheid van een uitvoering der Grenadiers, in onze Sociëteit een feest werd gehouden, onze lokalen de eer hadden van een bezoek van Z. M. Koning Willem III. DE MIDDELEEUWEN. Deze periode in de geschiedenis der Sociëteit „De Vereeniging" wordt het best gekenschetst door de in onze Soos gevierde lustra. Er waren er zeer velen, maar de kleineren, die elke vijf jaar gevierd werden, sla ik nu maar over. Laat mij beginnen met het 25-jarig feest, in de laatste dagen van Mei 1876. Anonymus bestond toen reeds en werkte mee om het feest te doen slagen, o.a. met een orgel, waarvan de automaten door levende personen werden voorgesteld. Maar Anonymus had toen nog geen kas en kreeg een crediet ad ƒ 100.— van de Feest-Commissie. De Directeur van de Haagsche Broodfabriek, lid der Feest-Commissie, F. C. v. d. Putten, bood voor den Momus-avond 600 saucijzenbroodjes aan. M u 11 e r s zou een tempel bouwen, waarin een zestal dames-schikgodinnen konden plaats nemen. De heer Schroot nam de kosten voor zijn rekening van het concert op den Momus-avond, dat de stemming er in bracht met het eerste nummer onder directie van V ö 11 m a r, de Jubel-ouverture van W e b e r. Een in zilver gedrukt programma was een hulde van den heer v. d. Putten. De heer Nieuwenhuyzen volgde hem met de aanbieding van het in zilver gedrukt menu voor het diner. Van der Laan versierde de feesttafel met schalen bloemen. De heeren Van Roode en Minnigh zorgden voor een eau de GEDEELTE DER GROOTE SOCIETEITSZAAL. 27 cologne-f ontein. Mutters, Boer en W i n d t maakten zich verdienstelijk door het decoreeren van de zaal. . Van de zorgen der Feest-Commissie in 1876 kan men zich een denkbeeld maken, als men weet, dat er voor bewaking van het gebouw gedurende den nacht vier werklieden werden aangenomen, o.a. een gasfitter, benevens 2 schoonmaaksters en . . . een naaister. De clou van den Momus-avond was de opvoering van Dandolo en Papiro of de driedubbele moord te Venetië, groote opera in 3 bedrijven, door den Ouden Heer Smits (Mare Prager Lindo), muziek van J. v. V(oornveld), Poli Componist van Z. M. den Soulou-Kafferiaanschen Doge der Lagunen. De heer Lindo schreef den volgenden dag een brief aan het bestuur, verklarende dat de herinnering aan het 25-jarig feest der Vereeniging steeds onder de aangenaamste van zijn verblijf in de residentie zou geteld worden. Onder de vele liederen gedurende het 3-daagsch festijn gezongen, vermeld ik den slotzang: Hulde aan de Feestcommissie. Wijze: Air van Amaranthe uit Mme Angot. Aan 't eind van 't jubileum Voegt ons een woord van dank, Een loflied, een te-Deum, Met dankbren, blijden klank, Voor LI, o beste Heeren! Die met zoo groot talent Dit feest woudt instruëeren, En 't waardig hebt volend. 't Loflied rijze, d'ooren suizen U ter eer, o praeses Schroot, En Susan met Nieuwenhuijzen Worden mede hier vergood, En gij, Pijl en Maller, Mutters, Warnsinck, Vogels en Galjaard, Zijt met van den Bergh en Putten En Caron een hoera waard. Gij kunt U voorstellen, mijne heeren, dat de zaal toen daverde van dat feestlied op een zeer populaire wijs, want de vroolijke melodiën van Mme Angot waren juist in die dagen door de opvoeringen in de Fransche Opera op aller tong. Al die gezellige leden van de Feest-Commissie van 1876 zijn sedert van ons heengegaan, behalve Galjaard. Die begon toen pas. Vijf jaar later, den 28en Juni 1881, werd Galjaard bij het jaarlijksch Koningkegelen tot Koning geproclameerd . . . met 116 punten! Bij het Bal -masqué in dat jaar voerde Anonymus op de Zigeuner-troep, onder directie van Hannonymus en Varnivoli, met zich voerende behalve 28 eenige ongeordende heidens en heidinnen, het kamp der bende, benevens een volledig beestenspel, o.a. een enorme olifant, een veel te groote giraffe, die later aan den Dierentuin werd vermaakt, en een kinderen verslindende krokodil, al welke monsters hun toeren in de Groote Zaal verrichtten. Ook het voederen der Zigeuners trok zeer bijzonder de aandacht, zoo ook de bedelende kinderen en de diefachtige leden van den troep; ook de ton van D i o g e n e s was aanwezig en werd door vier gemaskerden beurtelings bewoond en over het tooneel gerold. In Mei van het jaar 1881 werd het 30-jarig feest luisterrijk gevierd, het feestlokaal prachtig versierd en verlicht, geheel belangloos door leden der Sociëteit. Aan Nieuwenhuijzen, den populairen Voorzitter, werd bij die gelegenheid zijn portret aangeboden. Het hangt nog in de Sociëteit. De herinnering aan de opvoering van Dandolo en Papiro op het 25-jarig feest was nog zoo levendig, dat Anonymus het opnieuw ingestudeerd had, thans met deze variatie, dat de driedubbele moord te Venetië een vierdubbele was geworden en men bij deze moorden een ballet had gevoegd. De kleine Muller1) uit de Gortstraat, verklaarde zich bereid voor het vierde slachtoffer te spelen en Mutters fungeerde voor den moordenaar. De secretaris Boer vermeldde in zijn jaarverslag: „zoo voortreffelijk werd er gespeeld, dat het moeite kostte aan een der toeschouweressen te doen begrijpen, dat hier geen werkelijke moorden waren gepleegd, maar alles slechts fantasie en spel was. Zij was op 't punt geweest in zwijm te vallen en moest met eau de cologne worden bijgebracht. Muziek van 't lid Van V o o r n v e 1 d, die geweldig insloeg. Een koor van 12 dames en even zoo vele moordenaars en roovers. Aan den Voorzitter van Anonymus, den heer Schroot, werd een keurig gecalligrafeerde oorkonde aangeboden. Aan het diner op 1 Juni tal van speeches in proza en poëzie, o.a. droeg de heer Reeser schoone verzen voor, gewijd aan de nog twee levende eerste leden der Sociëteit, de heeren J. M. A s m u s en C. H. Susan J r. De zalm was aangeboden door v. d. Putten. Wij worden weer 10 jaar ouder, in 't jaar 1891 met den bekenden Haagschen kostschoolhouder v. d. B r u g h als president, geassisteerd door S t o 1 k e r en v. d. P ij 1 als secretaris en penningmeester. Voor 't eerst en misschien wel voor 't laatst werd er dat jaar een schaak-wedstrijd in de Sociëteit gehouden, waarbij Van Dam den prijs behaalde. *) Men moet dien kleinen Muller gekend hebben, om te weten, wat hij voor de Soos was. Overal Haantje de voorste, vooral bij kinderfeesten in onze lokalen (zie de plaat in dit boekje, waar Elch. Verveer zijn portret, met dat van vele andere Vereenigers, frappant gelijkend teekende). Stemmiger was zijn bijna-naamgenoot Mulder, welbekend bij alle Hagenaars als „de groote Mulder uit de kleine Bazar" in de Veenestraat. 29 Natuurlijk werd het 40-jarig feest gevierd, en luisterrijk. In de Feest-Commissie oude bekenden van het 30-jarig feest en nieuwe leden o.a. Galjaard, Schlette, E. Verveer, W arneke, Gaarlandt. DE FEESTKRANTEN. In de vorige eeuw was er groote liefhebberij om bij feestelijke gelegenheid een krant uit te geven met allerlei oubollige nonsens gevuld. De Sociëteit „De Vereeniging" deed daar sterk aan. In 't archief vond ik een feestkrant ter gelegenheid van een bal-masqué op Zaterdag 22 Februari 1873. De krant heette: Chang-Toe-Fou-Tchi-Ho-Pack-Toe-Mha-Khang. Aangekondigd werd op het bal-masqué het huwelijk van den Keizer van China met de Prinses Tchoni-niu, met een proclamatie van Z. M., waarbij dat huwelijk wordt afgekondigd en aan de Chineezen van Europa kennis wordt gegeven, dat de grenzen van het Hemelsche Rijk onbepaald zijn, met uitzondering van de lokalen der Sociëteit „De Vereeniging", die intusschen ten allen tijde door onze onderdanen kunnen worden bezocht met bevel aldaar hun nationaliteit zoo te vertoonen, dat zij door de Societeitsleden niet overtroefd worden. Hoofdnummer van het feest: Optocht, voorstellende het huwelijk van den Keizer van China, te houden in de groote zaal der Sociëteit „De Vereeniging", des avonds te 10 uren of zooveel later als de trein zal arriveeren, in 12 groepen. In de Varia behelsde het krantje Chineesche snuifjes o.a. dit: Den grooten Chineeschen wetgever Confucius werd eens gevraagd naar de beste remedie tegen de Chineesche spleen. Het antwoord luidde: Woon een bal-masqué bij in de Sociëteit „De Vereeniging". En dan dit snuifje: Ook in China wordt de eerste liefde dikwijls bezegeld met lak. Ter gelegenheid van het feest op den 15en verjaardag der Sociëteit, verscheen No. 1 van een krantje (10 Februari 1866), dat zou uitkomen dagelijks, behalve op de werkdagen. In het officieele gedeelte de volgende kennisgeving van Schout en Schepenen, de heeren Piet Ruzie en Kees Geharrewar: le. De militaire autoriteiten zullen noch wegen, noch toegangen tot de Sociëteit bezetten. 2e. Den geheelen dag kunnen alle straten en grachten door het publiek bereden en bevaren worden. 3e. Het bestuur zorgt, dat er in de groote zaal genoeg licht "en lucht zal zijn, teneinde het leven te bevorderen. 30 4e. Bij plotseling invallende vorst is het verboden een scheeve schaats te rijden, enz. enz. Het was in die dagen een tijd van crisissen, waarbij vergeleken de ministerieele crisis, die wij van den winter beleefd hebben, een bagatel was. De feestavond van den 10en Februari 1866 verscheen toen als een meteoorsteen aan de juist gerepareerde horizon1) van de Sociëteit. Vermetel was het besluit der 15-jarige om een bal-masqué te geven te midden der heerschende crisissen. Waar het oog ook stiet, overal was er crisis, crisis in de Veenestraat-verbreeding, crisis in Spanje, crisis in de atmosfeer, crisis in de Badhuis-verbouwing, crisis in de Nederlandsche spelling en . . . belasting, crisis in het cultuurstelsel — zoodat het ten laatste zoo kras werd met al die crisissen, dat al wat maar even kon opkraste, ministers krasten op, de tramway kraste op, zonder nog te rekenen wat er op de tallooze concertvereenigingen in Den Haag „gekrast" werd. Troostrijk was toen de gedachte, dat onder al die crisissen en crassissen de Sociëteit „De Vereeniging" nog niet opgekrast was, dank vooral aan den goeden geest onder het Bestuur en de leden. Daarom was een bal-masqué et paré georganiseerd om op den avond van 10 Februari al die crisissen uit het hoofd te zetten, al sloop er dan ook bij menigen papa of jeugdig lid een beurscrisis in. Te midden van de revolu-reactionaire bewegingen dier dagen, zou het feest zijn conversatief, ten einde de wrijving en wisseling van gedachten in de Sociëteit te bevorderen; conservatief omtrent de Sociëteit zelve, nooit zullende gedoogen, dat praatjes van „op de flesch" gaan, anders zullen worden aangemerkt dan „uit de flesch" te komen; liberaal in *t aannemen en aanbieden van alle medewerking, radicaal in 't genezen en verbeteren van de gebouwen der Sociëteit; reactionair hoopte men te wijzen op de aangename herinnering aan de feestviering van 10 Februari. Daarom weg op den 10en met alle anti-masqué en paré-achtige gedachten; daarom ons niet bemoeid met maarschalk P r i m 2) of de Haagsche hondenbelasting, met de laatste bevalling van Koningin I s a b e 11 a of de 20e opvoering van de Africaine, of Engeland de doodstraf af- en de Sociëteit nieuwe markeurs-uniformen aanschaft, of Napoleon het pootje en de Tramway het land heeft, of de zon op Spitsbergen nooit onder- of dat er meer licht in de kegelbaan opgegaan is. Onder de buitenlandsche berichten: Petersburg, 9 Februari. Als bewijs van zachte weersgesteldheid alhier, meldt men, dat reeds verscheidene hengelaars aan de Noordpool gezien zijn. Op Nova Zembla was men druk bezig met den doperwten-oogst. *) Zinspeling op een toen pas gesloten nieuwe geldleening door de Soos. 2) Maarschalk P r i m en al wat daar nog meer volgt, waren in die dagen questions brülantes! SERRE MET AANGRENZENDEN TUIN. 31 Uit Buttel in t onbekende suijen van Amerika wordt bericht per vleermuis, dat de heer W o 1 f f, beroemd accoucheur, lid van het afschaffings- en meer andere bestaande en niet-bestaande genootschappen aldaar, een kegelclub heeft opgericht, geheel geschoeid op die in de Sociëteit „De Vereeniging", met die uitzondering, dat niemand den bal mag uitgooien voor en aleer zijn opvolger geworpen heeft. Onder de besluiten: Bij komiek besluit van Z. M. den Keizer van Solo is de bediende H. der Sociëteit „De Vereeniging" benoemd tot ridder van den Vertinden Kalfskop met de zwaarden. Wachtgeld wordt verleend aan het geduld der leden van de Sociëteit „De Vereeniging" bij de a.s. verbouwing. 1 Mei 1871 verscheen wederom een feestkrant ter gelegenheid van het dien dag gevierde 20-jarig feest van de Sociëteit, met de beschrijving van den optocht in het Feestlokaal gehouden in 8 groepen: Groep I, de Geboorte; Groep II, de tandenkrijg-periode; Groep III, de Kostschooljaren te Welgelegen, waaronder de Kolfbaan, de Kegelbaan, die te midden van 't ballengekletter U door 't dak nog de natuur in den vorm van regen en wind doet genieten. De biljardzaal zoo stekhoudend, domperig, ongezellig mogelijk, met de buffet-, poppenkast- en hoofdpijnatmosfeer. De muziek heft hier aan: „Waar kan men beter zijn". Groep IV: De eerste stap in het leven, o.a. een bataljon kermende aandeelhouders in een aschwagen. Muziek: „Kom Piet", enz. Groepen V, VI en VII: Greepen uit mijn leven. Groep VIII: Na twintig jaren. Weerbarstige aandeelhouders komen in 't verschiet opdagen. Een peloton zomernachtsdroomen in een trekschuit. Na dezen optocht werd de Feestcantate uitgevoerd, gewijd aan het overschot der stichters van de Sociëteit, o.a. de oud-president J. W. C. D i e p e n h e i m, van wien in dit nummer onder Scheepst ij dingen: Direct aangevoerd de ex-praeses Diepenheim, onbeschadigd door zeewater en inwendig onveranderd na zijn lange afzijn van 14 jaren. Besteld aan en in goede orde ontvangen door de Sociëteit „De Vereeniging". Verder was aanwezig de oud-secretaris W. J. van Zeggelen, die zoo menig genoeglijk avondje in de „Soos" organiseerde en met zijn dichterlijken luim illustreerde. 32 Op de muziek van W. Smits werd gezongen door een onbekend Zanggezelschap: Twintig jaren zijn verdwenen, Zijn als rook daarheen gegaan, Maar Historie s trouwe blaan, Doen de feiten saam vereenen; U zij d'eere Stichteren stoet U geldt thans deez' jubelgroet. Juich dan Broeders, zing, o zing, „Leve de Vereeniging". Onder het Stadsnieuws: Eenige leden der Sociëteit „De Vereeniging" hebben aan den Dierentuin eenige „poedels" afgestaan. Bij den Gemeenteraad is ingekomen een adres van twee Engelschen, op raad van hunne doktoren verzoekende de zittingen op de Groenmarkt te mogen bijwonen, om van hunne slapeloosheid genezen te mogen worden. Uit de effectenbeurs: Rentelooze aandeelen der Sociëteit ƒ 1000.— p. A.; Id. haven Scheveningen ƒ 10.000.— p. A.; Acclama apentuin ƒ 100.000.— p. A. Onder de advertentiën: Hartelijk vaarwel bij mijn vertrek boven de Societeitszaal. (get.) DE LEK IN DE GOOT! Attisch zout steeds voorhanden aan de Leestafel der Sociëteit „De Vereeniging". Ter voorkoming van allerlei lasterlijke geruchten, verklaren hierbij de gezamenlijke bedienden der Sociëteit „De Vereeniging", dat zij het buskruit niet hebben uitgevonden. Een jongmensch, lid van de Sociëteit „De Vereeniging", het voornemen hebbende zich in den echt te begeven, zoekt een verstandig man om hem dit uit het hoofd te praten. DE NIEUWE GESCHIEDENIS. Wij zijn thans tot een tijdvak in de geschiedenis van de Sociëteit „De Vereeniging" genaderd, dat de thans ook weer oud geworden leden zich nog best zullen herinneren. Helaas, de politiek van de oprichters der Sociëteit, die er naar streefden door het organiseeren van feesten, ook voor de dames en de kinderen, de Sociëteit in de kringen der burgerij populair te maken en aldus nieuwe generaties, die zich de genoegens in hun jeugd in de Sociëteit gesmaakt, herinneren, op te kweeken tot nieuwe en krachtige leden der Vereeniging, heeft in zoover gefaald, dat reeds aan 't eind der vorige eeuw, toen de kinderfeesten nog welig tierden in de Kazerne- 33 straat, het ledental onrustbarend begon af te nemen. In zijn jaarverslag over 1893— 1894 moest de secretaris Doorman constateeren, dat het ledental de laatste 10 jaren verminderde met 70. Het bedroeg toen 164. Mijn vriend Doorman was een model-secretaris, evenals hij later een eminent voorzitter is geweest. In zijn notulen en verslagen zette hij de dichterlijke traditie voort van zijn voorgangers Van Zeggelen en v. d. Bergh. In een zijner verslagen schreef hij: „De spelen der Societeitsleden werden van uit het buffet ditmaal gadegeslagen door een andere juffrpuw. Na 7 jaren dienst had n.1. M a r t h a in 't najaar haar plaats ingeruimd aan een andere titularis, die zich weldra de sympathie der leden had verworven en tot aller tevredenheid „schenkt". Een andere aanhaling uit het verslag van D.: „Of de kegeljongens, die verdwenen nadat zij hun zomerfooi hadden ontvangen, dezelfde carrière zullen maken als onze ex-kegeljongen Willem van Zuijlen, is nog niet te zeggen,"1) In 1893 werd den leden aangeboden een schitterend bruiloftsfeest door de Familie Hompelman, waar men op oud Hollandsche wijze een broederlijke gezelligheid en vroolijkheid aantrof, zoodat de veldwachter, de dikke v. d. Putte, een gemakkelijke taak had. In de bruigomchais, gevolgd door andere rustieke equipages, kwam het jonge paar de versierde zaal binnen rijden. Het geheele gezelschap danste een keurige menuet onder leiding van Watfleke, waarna allen aan tafel gingen. Ih 't voorjaar van 1895 het feest door Neskredes Uniprozi Dranavanel Scherkwentali, een der schitterendste festijnen, waarvan de jaarboeken onzer Sociëteit gewagen en dat ook buiten hare muren de aandacht trok. Namen de beide Verveers, Maurits en Elchanon aan dat feest nog een ijverig aandeel, het volgende jaar moesten deze oude stamgasten bedanken, omdat de afstand tusschen hunne woning en onze gezellige herberg te groot werd voor de hoog bejaarden. Met die twee figuren werden in 1896 twee andere veteranen herdacht. Wie herinnert zich niet de oude heer S t e e r s, en de hulde hem gebracht bij zijn 40-jarig lidmaatschap. En toen was er tegelijk een lid, die 40 jaar afwezig was geweest; na al dien tijd elders te hebben vertoefd, voelde D e Z w a a n zich weer tot het oude nest aangetrokken, waar hij met open armen werd ontvangen. Secretaris S c h 1 e 11 e vermeldde dit feit in zijn verslag als volgt: „Gelijk op den spiegelgladden vijver de sneeuwwitte zwemvogel een sieraad x) Het is mij niet mogen gelukken, noch in het archief, noch in de een of andere biografie van den grooten tooneelspeler, deze aanvangs-carrière van Willem van Zuijlen bevestigd te zien. Maar Doorman was een vriend van v. Zuij 1 en en zal het wel van hem zelf gehoord hebben. 34 is zijner omgeving, zoo is ook onze Zwaan niet minder een glorie voor ons Societeits-bassin". Naar aanleiding van het feit, dat toen alle avonden van de week in de kegelbaan werd gespeeld, dichtte S c h 1 e 11 e : Ja zonder Kegelbaan en feest Vv'as onze Soos er lang geweest. Ware het niet, mijne heeren, dat Warneke, Doorman en Rietdijk ons nog levendig voor den geest staan en R i e t d ij k ons zelfs nog dagelijks in de gelegenheid stelt zijn kantige eigenaardigheden te waardeeren, wij zouden uit het karakteristieke handschrift, in de notulen vereeuwigd, hun portret als mensch en als joviaal Societeits-lid kunnen afleiden. Ik heb bij mijn onderzoek in het archief bewonderd het zuivere gelijkmatige schoonschrift van vriend R i e t d ij k, dat mij deed vermoeden, dat hij vroeger minstens ondermeester moet zijn geweest, gewapend met de klassieke veerenpen. En dan Doorman met zijn prachtige schrift van fraaie staande letters, met gelijke zorg voor taal en stijl als al zijn artikelen voor de Vaderlandsche pers. En W arneke, wiens levendige, bruisende aard zich verried in zijn dansende, huppelende, de zonderlingste capriolen makende letterteekens. Ontboezeming van secretaris W a r n e k e aan 't eind van zijn verslag over 1899: Het gaat met de Soos nog lang niet naar. Al zijn de leden ook somtijds raar; Want wie in onze Soos wat leuks weet uit te vinden. Krijgt medewerking genoeg en telt steeds vele vrinden. Uit het jaarverslag van Rietdijk over 1914: „Zoo ziet ge dus hier voor U, mijne heeren, het compleet bestuur, op V a n Vliet na, die sedert Augustus zijn Koning en Vaderland dient en aan de grenzen zijn zwaard scherpt en zijn kruit droog houdt, voor 't geval onze dierbre neutraliteit mocht worden aangerand". En dan gaat hij dichterlijk voort: „Laaide in Europa het vuur van den krijg hoog op, ook in onze Sociëteit werd vaak heftig gestreden, maar vriendschappelijk en vreedzaam". In de crisisjaren — het is nog altijd R i e t d ij k die spreekt — „Wij zijn daardoor verplicht geweest het tarief te herzien en enkele artikelen bescheiden te verhoogen. De leden moeten er heusch het bestuur niet scheel voor aanzien, maar vriend P o s t h u m a, die heeft dat op zijn geweten, net zoowel als de kolennood, die ook voor ons telkens nijpend was. En tot overmaat van ellende, nu het reeds zoo moeilijk was de bezoekers op temperatuur te houden, komt de regeering ons beetje thee in beslag nemen en het verder schenken van een warm bakje verbieden. Troost werd gezocht bij de koffie en in de heel koude dagen bij de erwtensoep". KEGELBANEN DER SOCIËTEIT. 35 Hear! hear! — zou de Engelschman zeggen — naar wat in Maart 1919 onze sympathieke Dronkers over R i e t d ij k sprak. Hij was toen nog geen praeses, maar zou het weldra worden, want Dronkers had in zijn wieg den voorzittershamer van de Sociëteit „De Vereeniging" meegekregen. Hij fungeerde toen als secretaris, hield de notulen bij zooals geen zijner voorgangers, Doorman misschien uitgezonderd, en herinnerde in zijn verslag over 1918 aan de zeer goede gewoonte, die in de Académie Francaise bestaat, dat een nieuw lid bij zijn installatie een redevoering houdt over zijn voorganger. Welnu, Dronkers hield een redevoering over R i e t d ij k, vol waardeering voor wat ons aller vriend gedurende zijn functie voor de Soos had gedaan. In zijn volgend jaarverslag strekte Dronkers die hulde uit tot het geheele Bestuur, dat het Societeitsbestaan gedurende de oorlogsjaren ongehavend had doen doorworstelen, ja zelfs innerlijk sterker uit het Europeesch conflict te voorschijn deed komen. Want men telle het niet licht, dat het bestuur gedurende vier jaar noodgedwongen zich belast heeft met de zelfstandige exploitatie van het Feestgebouw en van de buffetten, en dientengevolge zijn werkzaamheden enorm zag uitgebreid. Inzonderheid bracht de secretaris hulde aan voorzitter W arneke voor zijn doortastendheid en volharding, aan penningmeester W e r r e voor zijn financieel beleid en aan de Commissarissen Van Vliet, Vreeburg en Lammers voor alles wat zij gedaan hadden om zulke goede resultaten met de exploitatie te bereiken. Er ging geen jaarverslag voorbij zonder dat de secretaris extra warm liep als hij het had over de prestaties van Anonymus. In November 1919 gebeurde het, dat, onder leiding van dat naamlooze gezelschap, de toen zeven oudste leden met 40 en meer lidmaatschapsjaren gehuldigd werden, n.1. Schroot, de altijd afwezige Hendriks, dien wij deswege in de Soos Mme Benoiton1) noemden, voorts Galjaard, v. d. P ij 1, L q h m a n, Pinkhof en W a r n e k e. Bij die gelegenheid verraste voorzitter W a r n e k e ons met de mededeeling van zijn voornemen om een fonds te stichten zoolang de Sociëteit gevestigd blijft waar zij thans is en waaruit jaarlijks ƒ 100.— beschikbaar wordt gesteld voor prijzen voor biljard-, kegel- en kaartwedstrijden, onder bepaling dat Anonymus, zoolang dit gezelschap in de Sociëteit zal blijven bestaan, voor den aankoop en de verdeeling der prijzen zal zorg dragen. Zonder de penvoerders zou van het 75-jarig bestaan onzer Sociëteit niet veel 1) Zoo heet een indertijd door het Nederl. Tooneet veel opgevoerd tooneelstuk van Sardou. Over Mme Benoiton wordt in het stuk wel veel gesproken, maar zij wordt eerst te midden van het gezelschap aangekondigd, als aan het eind van het laatste bedrijf het scherm valt. Welnu, het lid Hendriks kwam in al de 56 jaren dat hij lid was, nooit in de Soos. Eerst toen zijn stuk uit was, d.w.z. toen hij dood was, kwam hij ten tooneele in een warm speechje van den Voorzitter. 36 zijn op te teekenen. Wat heb ik mij verkneuterd in hun notulen en verslagen, wat spreekt er uit hunne ontboezemingen een liefde voor de Vereeniging, hoe hebben zij de leden aangespoord, om den geest van jolijt en gezelligheid hoog te houden. Aan de voorzitters alle hulde, zij spraken veel, vooral W arneke, maar niet minder hulde aan de stille werkers, de secretarissen, zij schreven veel en dikwijls geestig, vermanend, opbouwend. Ons aller vriend R i e t d ij k is niet minder dan 3 malen secretaris geweest; van 1905—1908, van 1909—1913 en van 1914—1918, derhalve gedurende 11 jaar. Slechts overtroffen door }. H. v. Cranenburgh, die in 3 perioden 14 jaar secretaris was. Aug. Belinfante was het 8 jaar in 2 perioden. Een der oprichters W. J. van Zeggelen was de eerste secretaris en bleef dat 12 jaar achtereen stuk tot 1863. Hem komt de eer toe in keurige verslagen de oude geschiedenis der Sociëteit te hebben geboekstaafd. In 't geheel kan de Sociëteit bogen op 20 secretarissen, waaronder onze nog levende tijdgenooten Belinfante, Rietdijk, Van Vliet, Dronkers, C o u v é e en v. d. V e g t. Er waren 16 voorzitters, waarvan er 5 tweemaal het presidium voerden, n.1. Th. v. d. B e r g h, J. A. M. v. d. B r u g h, A. P. v. Dam, J. Doorman en J. H. Warneke. Het record van bewindsduur sloeg J. A. Stricker met 14 jaar. Hem dicht op de hielen kwam later onze populaire J. van Vliet, die in 1925 het 12J/£ jaren achtereen in het bestuur had uitgehouden en dat nog wel gedurende geruimen tijd belast met de moeilijke taak van Commissaris voor de verhuringen. Slechts een van die 15 oudjes onder de voorzitters verheugt zich het 75jarig bestaan der Sociëteit te mogen beleven, ons Eerelid W. Galjaard. Voorzitters achtereenvolgens waren J. W. C. Diepenheim, J. A. Stricker, Mr. H. J. S o u r y, Th. v. d. B e r g h, J. F. C u y p e r s, W. A. Schroot, F. W. v. d. Putten, J. J. N i e u w e n h u ij z e n, D. Boer, G. P. Grand ia, J. A. M. v. d. Brugh, A. P. v. Dam, J. Doorman, J. H. Warneke, W. Galjaard en onze tegenwoordige praeses J. Dronkers. Secretarissen: W. J. v. Zeggelen, W. J. M. Asmus, J. H. v. Cranenburgh, W. A. Schroot, Th. v. d. Bergh, D. Boer, Aug. Belinfante, J. R. Jedeloo, A. P. S tolk er, J. Doorman, E. H. M. Schlette, J. H. W a r n e k e, H. F. W. P e r i z o n i u s, J. B. D. Carrière, J. L. R i e t d ij k, W. C. v. d. Laan, J. v. Vliet, J. Dronkers, J. W. C o u v é e en onze huidige penvoerder A. N. v. d. V e g t. En de penningmeesters, die het zwaarst bestaan hadden en dikwijls gezwoegd hebben om het debet en credit in evenwicht te houden, die dappere mannen waren: J. R a g u t, E. M. C a 1 i s c h, J. Kok J r., W. K. H. Z i e g e 1 a a r. 37 J. J. Nieuwenhuijzen, S. A. Lenaertz, B. C. F. P e r i z o n i u s, R. L. v. d. P ij 1, W. C. v. d. Laan, A. Koster, H. F. W. P e r i z o n i u s, ï. H. Sanders, J. H i 11 e n, A. v. d. Putten, J. B. D. Carrière, P. W e r r e, G. A. v. Leeuwen en de huidige titularis W. A. Dwars. Ons Eerelid W. Galjaard heeft alle oud-Voorzitters overleefd. Of hij het record van lidmaatschap en leeftijd zal bereiken van zijn tijdgenoot Schroot, wij willen het hopen, maar zeker is het, dat zijn tegenwoordigheid in de Soos reeds dagteekent van 7 October 1870, d.i. nu 56 jaar geleden. Hij behoorde al dien tijd tot de trouwste bezoekers en zat in alle commissies, die de feesten in de Sociëteit hebben georganiseerd. Het andere eerelid R. v. d. P ij 1 is in dienstjaren niet minder eerwaardig. Tot 3 maal toe penningmeester, trad hij het eerst als zoodanig op in 1887, en de Soos zal zich hem altijd blijven herinneren als een zijner beleidvolste en kundigste schatbewaarders. Ons derde Eerelid Hagemeijer heeft al lang het record geslagen van liefde en toewijding tot ,,De Vereeniging". Maar het merkwaardigste specimen onder onze leden is geweest de heer J. Hendriks, die vanaf 1868 tot aan zijn dood in 1924, d.w.z. 56 jaren onafgebroken lid is geweest en nooit onze Sociëteit bezocht heeft. (Zie hiervoren). Wat is het jammer, dat dit gedenkschrift van onze 75-jarige Sociëteit niet kan opgeluisterd, verlevendigd worden met de portretten van de figuren, die aan hare lotgevallen een zoo werkzaam aandeel hebben genomen. Gelukkig is dat wel mogen gelukken met de beeltenissen van twee harer oprichters, den eersten Voorzitter en den eersten Secretaris, de heeren J. W. C. Diepenheim en W. ƒ. van Zeggelen. Daartegenover zullen enkele foto's van onze Societeitsomgeving, kegelbaan en feestgebouw aan dit boekje worden toegevoegd, wat door de leden zeer zal worden op prijs gesteld. En dan zullen de leden ook wel waardeeren de reproductie van de na het overlijden van het Eerelid W. A. Schroot door de Weduwe aan de Sociëteit geschonken aquarel van Elchanon Verveer, voorstellende het kinderfeest, door de Sociëteit gegeven ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan. Het merkwaardige van deze fraaie teekening is, behalve de uitvoering, dat daarop tal van welgelijkende portretten van in die dagen zeer bekende Hagenaars, leden der Soos, voorkomen, o.a. de kleine Muller, het bewegelijke heertje, dat de kleinen tegemoet treedt, Galjaard, Schroot, e.a. Er zijn nog zoo vele andere Societeitstypen, die ik gaarne hier geconterfeit zag: van de presidenten, die niet meer in leven zijn, de welbespraakte Grandia, die het recipteeren verstond als geen zijner voorgangers, onze geestige vriend v. d. B r u g h met zijn grogstem, die na zijn aftreden nooit anders genoemd werd dan de Ex; de litteraire voorzitter, collega Doorman, en dan W a r n e k e, in wien 38 de gezelligheid in 't vleesch en bloed zat; — van de secretarissen Aug. Belinfante, Stolker, Jedeloo, Schlette, Perizonius, Carrière; van de penningmeesters Lenaertz, Rob. v. d. P ij 1, W. C. van der Laan, Anton Koster, v. d. Putten, P. W e r r e. Wanneer ik dan denk aan de Kegelclubs, dan mag hier wel even herinnerd worden aan de glorierijke avonden van de beroemde Zaterdagavond vrije club, waarvan de gangmakers waren K1 e ij n en papaatje Kramers. Fameuze kegelaars waren A m i a b e 1, naar wien de Donderdag-avondclub genoemd werd, F r e n a y, Rust, L a n g e m e ij e r, de familie Jongbloed en Holm, die op de gladste banen series hoezee gooiden en de „negen" als zwavelstokken lieten duikelen. Niet minder beroemde poedelaars waren de ondergeteekende en V a n W ij k. De Koning-kegelaars in de jaarlijksche wedstrijden staan met hun Prinsen vermeld op de sierlijke tableaux, die in de kegelbaan zijn opgehangen. Ik laat hier volgen de namen van de leden der Sociëteit, die in de drie kwart-eeuwen van haar bestaan bij het Koning-kegelen het hoogste aantal punten gooiden en tot Koning voor het volgend jaar werden uitgeroepen. Van 1851—1875: J. C. K u 1 k m a n, Joh. de W aal, F. Schröder, Joh. de W aal, F. S teers, F. C. Hendrikse, G. W. Es tor Gz., J. C. Sommer, M. A. J. B a k h u ij z e n, J. C. S o m m e r, G. J. R. v. d. G a a g, J. H. U n g e r, W. J. M. A s m u s, M. A. J. B a k h u ij z e n, H. Hendrikse, F. S t e e r s, H. J. R o e 1 o f s, G. P. C h e r i e s e, N. J. E. V o r s t e r, J. W. C. Diepenheim, K. W. Piekhard, H. A. Klatte, J. R a g u t. Van 1876—1900. H. P. Mutters, W. P. Vogels, W. P. Vogels, H. Hendrikse, J. van Voornveld, W. Galjaard, J. C. Sommer, J. G. Schröder, W. A. K r a m e r s, B. C. K i p s, J. C. S o m m e r, A. J. D e 1 b o y, J. J. N i e uw e n h u ij z e n, A. v. W ensen, A. P. van Dam Azn., E. Schieffer, C. D o e 1 e m a n, J. Rust, J. J. F r e n a y, J. G. Schröder, G. J. Mutters, S. J. Jongbloed, J. A. van der Kolk, A. H. B. van de Putten, J. J. A. Kramer. Van 1901—1926. J. B. D. Carrière, J. D o o r m a n, A. A. L a n g e m e ij e r, L. J. J o n gbloed, L. J. Jongbloed, J. Jongbloed, L. J. Jongbloed, J. H. Sanders, L. B. Spoor, J. H. S a n d e r s, A. L a n g e m e ij e r, H. van D o o r e n, K. Th. Teeuwisse, J. H. Sanders, A. J. Jongbloed, W. F. Beek, L. Stapel, J. L. H. Jonker, K. J. B. de Kleermaeker, H. van Rij me- TOONEELZAAL VAN HET FEESTGEBOUW. 39 nam, L. Stapel, H. van R ij m e n a m, L. W. A. Schouten, Remmer t, J. C. L ij n k a m p. En dan ons aller vriend N. A. Lokman, die zoo velen van bovengenoemde eerste kegelaars heeft gekend en met hen heeft gekampt. Hij kegelt nog altijd, getrouw in de Donderdag-avondclub op zijn post, al 46 jaren lang. Het kegelen schijnt zijn levens-elixer te zijn. Hulde! Er zijn thans zes kegelclubs in onze Sociëteit: de Hoezeeclub (de oudste, opgericht 10 April 1876) speelt 's Maandags; de club P. A. X. Dinsdags; de club Qua Vadis Woensdags; de D. A. K. club Donderdags; de club Commerce Vrijdags en Onder Ons Zaterdags. Onder de biljardspelers muntten uit, zoover ik mij herinneren kan. Van Dam, Bode, Dungelman, Heijnen, Oom Herman Mutters, om van de tegenwoordige matadors, Louis de.Gru ij ter, Velders, Dwars, de Waldecks, de Groot, De Swart, Klein, Dronkers, Bouwman, van Rijmenam, Angenent, Groenhuysen, enz. niet te spreken. Ook waren er bijzondere typen in de Soos. Wie herinnert zich o.a. niet den ouden Steers en Krüger, den pikeur, Tittel met zijn kwinkslagen, die slechts in dat opzicht overtroffen werd door W arneke. Deze joviale voorzitter van de Soos kon in de ledenvergadering van 13 April 1921 meedeelen, dat hij het voorrecht had gehad van het 30-jarig bestaan van de Sociëteit af alle volgende lustrumfeesten te hebben meegevierd, en dat het hem thans een groot genoegen zou zijn ook het 70-jarig feest der Soos op 1 Mei 1921 te mogen inluiden. Nu dat inluiden ging hem best af. Bij die gelegenheid hield W a r n e k e een van zijn enthousiaste toespraken, waarvan de wanden daverden. Hij noodigde alle leden uit aan een heerendiner in de gezellig aan te kleeden feestzaal op kosten van de kas en met financieele medewerking van Anonymus. Toen in 1922 onze tegenwoordige president Dronkers geïnstalleerd werd, gebeurde er iets, dat ik mij niet herinner ooit vroeger te hebben bijgewoond. De leden waren zoo ingenomen met hun nieuwen Voorzitter, dat zij hem, met een speech van De G r u ij t e r, een voorzittershamer aanboden met zijn naam in zilver gegraveerd. Nu ik toch den naam van De Gru ij ter heb genoemd, kan en mag ik niet nalaten bij die figuur in onze Soos even stil te staan. Hoe lang is De G r u ij t e r al lid? Het is niet te berekenen. Hij was er altijd en hij was ook altijd een van de besten. Niet alleen kampioen van het biljard en door weinigen geëvenaard in zijn sierlijk, kalm en zeker spel, maar ook de raad-adviseur van het biljard, dat hij verzorgde als een moeder haar baby. Als de Soos thans vier keurig verzorgde biljards telt, dan is dat voor een goed deel aan den niet versagenden ijver van De Gruij- 40 t e r te danken. Hij koesterde de biljards met de Verkade-lichtjes, waarvan de leeken in de Soos zoo weinig verstand hadden, dat in een volgende vergadering het bestuur geïnterpelleerd werd over de onvoldoende verwarming van de zaal door die lichtjes! Men meende heusch, dat zij moesten dienen om de zaal op temperatuur te houden! Voorstander van een op pooten staand reglement, van een juiste interpretatie van letter en geest der grondwet, is hij de trouwe bewaker van de wetsregelen, waar andere leden niet op letten of er zelfs buiten willen springen. Zoo is De G r u ij t e r in de ledenvergaderingen vaak de hechtste steun van het bestuur, door het spreken van het verstandige woord om verkeerde dingen in de Soos recht te zetten.1) Voor zoover ik mij kan herinneren, is er altijd tusschen het bestuur en de leden een buitengewone samenwerking geweest, waardoor dikwijls zware moeilijkheden, die in crisissen dreigden te ontaarden, werden bezworen. Toen in de mobilisatiejaren het Feestlokaal door de militairen werd bezet, de Soos hare beste huurklanten dreigde te verliezen en er reeds een voorstel was om aan „Toonkunst tijdelijk de Societeitszaal af te staan, lieten de leden zich daaruit niet verdringen. Zij zouden het zonder die ƒ 500.— huur wel klaar spelen. En zij speelden het klaar. Toen het dak van de groote zaal boven de hoofden der leden dreigde in te storten, sprong Lensvelt op het dak en kwam het bestuur boodschappen, dat er een grondige reparatie moest geschieden. Hij was juist lid van het bestuur geworden, als geroepen voor die taak. Toen de karrewei, met behulp van een ander deskundig lid, de wakkere P i c e n i, en van een commissie uit de leden, naar behooren was verricht, ging Lensvelt weer uit het bestuur. Hij had zijn taak daar volbracht, het huis een nieuw dak gegeven. Een andere moeilijkheid, een ernstige crisis, midden in de verbouwing, met den pachter. Alsof het eene nog niet genoeg was, kwam het andere er bij; het was in 1924 en het scheelde niet veel, of de Sociëteit had tijdelijk gesloten moeten worden. Een tijdelijk kastelein voorzag in den nood, maar nog meer werd daarin voorzien door een wakker bestuur en door de medewerking der leden. „Er is in die dagen haast te veel van het bestuur gevergd geworden", zeide De G r u ij t e r in de vergadering van 24 November 1924. In de hulde deelde Lensvelt, die al zijn vrijen tijd beschikbaar had gesteld. *) Toen het bovenstaande geschreven was, hadden wij De Gru Ij ter nog in ons midden. Maar helaas, den 24en Maart bereikte ons de noodlottige tijding, dat ons aller hooggeacht medelid, na eene korte, ernstige ziekte, overleden was. Aan zijn graf vertolkte onze Voorzitter, de heer Dronkers, in een gevoelvol woord, wat De Gru ij ter voor de Vereeniging is geweest en hoe zeer wij hem zullen missen en zijn nagedachtenis blijven eeren. Moge ook wat in deze bladzijden aan de Sociëteit gewijd, van hem gezegd wordt, daartoe bijdragen. 41 Zoo zijn er onder de Haagsche burgers, leden der Sociëteit, altijd figuren geweest, zoowel in de oude geschiedenis waarvan ik verhaalde, als in de nieuwe en allernieuwste, op wie men aan kon en die voor hun gezellige Soos wat over hadden. Ik denk aan de reeks penningmeesters, die wonderen verricht hebben van financieel beleid en het schip gestuurd hebben door baren van dikwijls zwaren nood. De tegenwoordige leden hebben de beste heugenis van de voortreffelijke penningmeesters P. Werre, G. A. van Leeuwen en van den huidigen functionaris, onzen vriend Dwars, maar er is nog een van die uitnemende kasbeheerders in leven, die zoo ongeveer alle functièn in de Soos heeft vervuld en thans 51 jaar lid van „De Vereeniging" is; n.1. het in 1923 benoemde Eerelid R. L. v. d. Pijl. Zijn collega in het Eeregilde, Galjaard, wint het Van hem in dienstjaren. Hij was in October 1870 nog te jong om gewoon lid te worden, was eenige maanden buitengewoon lid en sinds Januari 1871 gewoon lid, derhalve gedurende 56 jaar aan de Soos verbonden. Wat is Pinkhof een figuur in de Sociëteit, jong met de jongen, wijs met de ouden, den 21 en November 1923 gehuldigd, toen hij een poos te voren 80 jaar was geworden en thans lenig en krachtig, loopende naar zijn 50ste dienstjaar in de Soos. Dat wij, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan der Sociëteit de autoriteiten en de vertegenwoordigers van zuster-societeiten op waardige wijze in onze lokalen hebben kunnen ontvangen, is behalve aan de zorg van het bestuur, voor een groot deel te danken aan die andere figuur in de Soos, H a g e m e ij e r, die, wanneer het van hem afhing, de vereenigingslokalen ten gerieve van de leden zou willen omtooveren in een oord van gezellige luxe en comfort en over niets kregeliger wordt dan over iets wanstaltigs of gebrekkigs in onze omgeving. Hij wist reeds ruim een jaar vóór de feestviering een kleine honderd leden te inspireeren tot het aanbieden van een prinselijk cadeau aan de Soos, een schitterende stoffeering van de groote zaal met Perzische en andere vloerbedekking, een historisch feit, zooals de Voorzitter die fraaie aankleeding in zijn woord van dank noemde. Wijlen de heer Gudendag schonk er een electrische installatie bij, het bestuur liet zich niet onbetuigd door aanbieding van een geheel nieuw gestoffeerde serre, nog later opgeluisterd door een aantal clubfauteuils van den heer Schröder, terwijl aan den vooravond van de feestviering een stamclub van de middagkaarttafels het versleten schellenmateriaal, dat nog uit de dagen der oprichting dateerde, vernieuwde. Zoo is de geest in de Sociëteit „De Vereeniging" 75 jaren geweest; hij moge het tot in lengte van dagen blijven. En hiermede, Mijne Heeren, heb ik U in vogelvlucht de grondlegging en den groei van de Sociëteit „De Vereeniging", tevens een brok Haagsche geschie- 42 denis, voor oogen gehouden. Ik wensch ten besluite U toe te roepen: duikt 200 nu en dan eens in Uw archief, neemt kennis van 't geen toen is geschied, van 't geen toen werd gedaan op elk gebied, ter veraangenaming van het ge2ellige Sociëteitsleven, tot veredeling van den geest en tevens tot onderling genoegen. Neemt daaraan een voorbeeld, verjongt en vernieuwt Uw Sociëteit door 't aanwerven van nieuwe, vooral jonge leden en — met den tijdgeest meegaande ■— vereenigt U tot ontspannende inspanning, vereehigt U met het bestuur, dat dit feest het aanzijn gaf; vereenigt U met ons „Anonympje", dat 2ijn krachten ten beste geeft; vereenigt U met elke poging die in goeden zin wordt aangewend om de Sociëteit „De Vereeniging" te maken tot het brandpunt van het gezellige leven harer .leden. Vivat, crescat, floreat, Societas „De Vereeniging".