115( F 29 IV. List vai Nederlandsche Klokkengieters met enkele bizonderheden. Opgave van ii Nederland aanwezige klokken van buitenlandsche gieters.* * In deze lijsten zijn verwerkt de mededeelingen omtrent aanwezige klokken in de voorloopige lijsten van de commissie voor inventariseering van monumenten van geschiedenis en kunst (waaraan voorloopig nog ontbreken de provincies: Friesland, Groningen, Noord-Brabant en Limburg). Verder werd gebruik gemaakt van de opgaven in Mr. A. Loosjes'„de Torenmuziek in de Nederlanden" ; van de welwillend ter i beschikking gestelde aanteekeningen van den Heer F. A. Hoefer en van eigen gegevens. Uitgegeven door het Plaatselijk Comité tot voorbereiding van het Beiaard-Congres en -Tentoonstelling 's-Hertogenbosch 1925. SAMENGESTELD DOOR M. A. BRANDTS BUYS. Lijst van Nederlandsche Klokkengieters. Van Conraat Anthonisz den Haag vinden we een klok van het jaar 1597 in Scheveningen. Is dit dezelfde Meester Anthonis, die volgens Bouwsteenen in 1560 gewerkt heeft in Utrecht? Van Cornelis Ammeroy vinden we een 5-tal klokken uit de jaren 1597 (Leersum) — 1605 (Leiden). Hendrik Balthazar van Aalst Amsterdam 1760—71 schijnt voorn, geschut gegoten te hebben. Klokken van hem vonden we althans niet genoemd. Eppe Har mens van der Arck, ook wel: Eppe ab Arck werkte samen met den Utrechtschen gieter Wouter Both. Van deze beide gieters samen bestaan nu nog een 9-tal klokken uit de jaren 1628—1656, waarbij een 3-tal in den toren van Montfoort (U). Een klok uit 1648 te Uitgeest noemt alleen den naam van van der Arck. In 1634 verzocht v. d. A. aan Schepenen van Groningen om aldaar als geschutgieter te worden aangesteld. Willem van Aelten leefde van + 1519 — + 1569. Van hem bestaat nog één klok, in samenwerking met Thomas Both gegoten in 1569 voor IJselstein (U.) Verder vinden we de namen van Mr. Arent Zwolle 1420 en Jan van Asten Haelen 1447 en Baexen 1450. Is Henricus de Both die in 1520 een 2-tal klokken goot voor Muiden (nu nog aanwezig), de stamvader van de Utrechtsche gietersfamilie Both? Van Thomas Both zijn — behalve de hierboven genoemde klok met van Aelten gegoten — nog 9 klokken aanwezig uit de jaren 1581—1593 en bovendien de 7 carillonklokken uit de jaren 1582—1590 in het spel van het Heusdensche raadhuis. Hij heeft in Utrecht gewerkt van 1577—1593. Zijn naam wordt verder genoemd bij het beleg van Kampen in 1578, waar hij een bres in de stadsmuren schoot. De opgave in de „Voorl. lijst", dat het spel van 24 klokken in de St. Niklaaskerk te Utrecht van hem zou zijn, berust op een vergissing. Alleen de slagklok is van hem (1581). Verder vinden we genoemd: Henricus Both, van wien één klok bestaat uit 1596 te Akersloot (N.-H.); Gerardus Both, van wien 10 klokken aanwezig zijn in het carillon te Oudewater uit de jaren 1601—1609, en Wouter Both, die we hiervoor reeds noemden in samenwerking met van der Arck. Een ander Utrechtsch gietersgeslacht is de familie Butendiic. Van Willem of William Butendiic bestaan nog klokken uit de jaren 1418, 1424 en 1440 (?) en één zonder jaartal-opgave. Zou hij eerst in Delft gegoten hebben? Van Gheryt Butendiic twee klokken uit 1431 en 1436. Van Steven Butendiic hebben we 2 klokken uit 1444 en 1446; daarna werkte hij samen met Willem van Cloterdiic (3 klokken 1451, '53 en '55), terwijl we uit de jaren 1464— 1482 een 12-tal klokken van hem hebben (waarvan één gegoten met Jan van Vorscoten in ^Sjïl — Mr. Loosjes zegt: Jan van Noort en een 4-tal zonder opgave van jaartal. Van Rycout (Ricoldus) Butendiic hebben we 4 klokken, twee uit 1447 en 1448 en twee zonder jaartal. Hij werd ook genoemd: Nicolaas. Een Zeelandsche gietersfamilie is het geslacht Burgerhuis. Jan Burgerhuis werkte eerst als knecht bij Hendrik van Trier in 1595, die toen te Biervliet woonde. Van hem hebben we nog één klok uit 1607 in de Nieuwe Kerk te Delft. Hij moet gewerkt hebben van 1607—'68 in Middelburg. Van Michaël of Machiel Burgerhuis, die volgens „de Navorscher", dl. XII, moet gewerkt hebben van 1617—'46, hebben wij 16 klokken uit de jaren 1619—1670 (alle — op één na — in de provincie Zeeland) en bovendien 18 klokken in het carillon van Tholen. Van Johannes Burgerhuis, die volgens „de Navorscher" dl. XXII, moet gewerkt hebben van 1647—76, hebben we nog een 14-tal klokken uit de jaren 1636—'76 (alle — op één na — in de provincie Zeeland), terwijl het Raadhuis in Kolijnsplaat nog een tafelbel (1646) van hem bezit. In de „Voorl. lijst" Zeeland vinden we ook genoemd een klok van Johannes in Rithen (Z.) uit het jaar 1613. In deze opgave zal óf het jaartal öf de naam onjuist zijn. Tevens vinden we daar genoemd een klok van Jan uit 1691 in Kadzand. Is deze laatste opgave èn wat jaartal 5 7 Van Henricus de Boerch bestaat een klok uit 1455 in Kamerik (U.). Was hij de vader van Henricus de Borch, van wien wij een 9-tal klokken bezitten uit de jaren 1512—'32 (in de procincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland)? Van Antoni de Borch of Borgh hebben we 3 klokken: 1564 Ammerstol, 1565 Alkmaar Accijnshuis en één zonder jaartal Noord-Scharwoude. Waar werkten zij? De heer Hoef er teekent aan: Emden 1579. Dit komt met bovenstaande jaartallen niet uit. Joan Christiaan Borchhardt heeft eerst gewerkt in Groningen 1739—? We hebben van hem: één klok 1746 in Roden (D.) en 3 in het carillon te Deventer 1755. Hij werkte daarna samen met Steen in Enkhuizen (4 klokken uit de jaren 1759—1762) en daarna weer alleen: 9 klokken 1764—1771, één zonder jaartal in Enkhuizen (St. Pancras) en bovendien de 26 klokken uit 1771 van het carillon te Sneek. In Rotterdam werkte de familie Bakker. Van Otto Bakker hebben we twee klokken uit 1760 en 1770. Van Pieter Bakker eveneens twee klokken uit 1770 en 1773. Van Gerrit Bakker 6 klokken uit de jaren 1774—'94 en een klok in het Leidsche museum (1784). Al deze klokken komen voor in Zuid-Holland, behalve die van Otto uit 1760 (in St. Maartensdijk Z.) Van de familie van Bergen, die eerst in Midwolde en later in Heiligerlee werkte, vinden we uit den aard der zaak nog vele klokken over geheel Nederland verspreid. De stamvader was A. H. van Bergen van wien een klok uit 1805 in Eelde (D.) wordt vermeld. Uit latere jaren vinden we klokken met het opschrift Gebr. van Bergen (o.a. Alkmaar 1908 één klok Waagcarillon) en A. H. van Bergen Azn. (1906 Utrecht carillon Domtoren twee klokken). Van Petrus Bouvrie Maastricht hebben we 5 klokken in het carillon van Zalt-Bommel (1735). Van Jurrien Balthasar Leeuwarden 1 klok 1660 in Burgerbrug (Gem. Zijpe) N.-H. Van Arendt Boolen in Watergraafsmeer een klok uit 1778. Van M. d. Bergh in Bornerbroek (O.) een klok uit 1701. Van Pieter van Belzen, den Middelburgschen gieter (1754— '60) bestaat nog één klok, in 1759 gegoten in samenwerking met Michaël Everhard. 9 Cyprianus Crans Jansz. werkte van 1728—'34 in Enkhuizen, van 1734—'55 in Amsterdam. Van hem hebben we nog 2 klokken uit zijn Enkhuizer periode (1727 en 1734) en 25 uit zijn Amsterdamschen giettijd (vermeldende de jaren 1736—'53). Van zijn vader Jan Crans bestaat nog een klok in den Hoorn (Terschelling) 1723 gegoten te Enkhuizen. Heeft hij ook nog gewerkt in de geschutgieterij in den Haag, zooals in „Hollands Roem" wordt beweerd? Van Alewijn Crombosch bestaat 1 klok in 1746 gegoten te A'dam, terwijl er ook nog een klok bestaat uit 1760 gegoten te A'dam door de Erve Al. Crombosch (Oostzaan). Van Casparus Coninck 1 klok 1638 (Almeloo Herv. k.) Joan Nicolaus Derck, geb. 1690, werkte te Hoorn 1720—'64 en werd in dat jaar (?) opgevolgd door zijn zoon. Hij was van 1734—'58 tevens klokkenist te Hoorn. Van hem zullen dus zijn het 8-tal klokken, die nog bestaan, vermeldende de jaren 1723—1760 (één zonder jaartal), waaronder de klok in de Heilige Oeest Kerk van Alkmaar met het merkwaardige opschrift vermeld in Van Arckel en Weissman, Hde deel, blz. 36; terwijl de klok in Blokzijl van 1768 dus van zijn zoon zal zijn. Johan Dop werkte — volgens den heer Hoefer — te Blauwkapel. We hebben van hem 5 klokken uit de jaren 1641— 1659 (3 in Noord.-Holl. en 2 in Utrecht). Van A. Dop hebben we 1 klok, gegoten te Rotterdam 1696 (den Briel Gasth. kapel). Pieter van Dormer wordt vermeld voor de jaren 1437, '38 en '43 te Delft, voor 1447 te Werdum (Oost-Friesl.) en onder Peter en Johannis a Dormer 1452 te Warga. Als het jaartal juist is (uit de Voorl. lijst) goot hij in 1404 een klok voor Eikerzee (Z.) en in 1458 één voor de Herv. Kerk van Renesse. Een klok op het raadhuis van Dordrecht noemt zijn naam in samenwerking met Qoterdyc in 1449 te Dordrecht gegoten. Dit zal wel dezelfde Willem van Cloterdyc zijn, die vanaf 1451 met Butendiic samenwerkte. Was Adam Danckwart, van wien we een klok uit 1664 te Mijdrecht hebben, een Hollandsche gieter? Van Michael Everhard, die van 1754—'87 te Middelburg werkte, hebben we — behalve de klok, die hij met van Belzen goot (z. a.) — een klok uit 1775 te Koudekerke. Van Jasper van Erpecom, die in 1691 te Middelburg wordt ge- 11 noemd, hebben we twee klokken 1685 en '86, beide in Zeeland. Van Gisberti van den Ende hebben we een klok 1693 Wieringerwaard. Is hij familie van Jan van den Eynde (Jan a Fine), die genoemd wordt in „Bouwsteenen" met het jaar 1548; of van Huybert van Eynde, die van 1589—'91 kanonnen goot in de Kloosterkerk in den Haag? Van Jan Fremy (of Johan) hebben we 4 klokken uit de jaren 1672—'80 in Gelderland en Overijsel. Heeft hij gewerkt in Winterswijk, waar Claudy Fremy in 1646 geboren is? En was Jan dus een oudere broeder van Claudy en Mammes? Van Mammes Fremy hebben we, behalve de 8 klokken in het carillon van Leiden (1680), nog 1 klok 1680 (Buiksloot). Vanaf 1681 werkte hij samen met Claudy Fremy 6 klokken uit de jaren 1681—1683. Claudy goot daarna alleen; 21 klokken 1683—1699 en bovendien nog de 32 klokken uit het Leeuwarder Stadhuis-carillon (1686). Van Willem Fremy hebben we 2 klokken, gegoten in 1731 (in Winterswijk en Breedevoort). Was deze dan een zoon van Jan? De „Voorl. lijst" stelt me nu nog voor drie vragen: a) Dom. Freemy 1760 Doorn; b) Claudius Fremy 1776 Wapserveen; c) Mamertus en Johannes Formicae 1641 Winterswijk. Als de opgaven a) en b) juist zijn, is een familie-verband waarschijnlijk, c) zal wel onjuist zijn en Formicae moeten zijn: Fremy. De plaats: Winterswijk, het geboortejaar van Claudy en de voornamen doen zulks vermoeden. Hans Falck van Neuremberg heeft gegoten in Friesland; waar? Van hem hebben we 5 klokken uit de jaren 1603— 32. » Alleen die uit 1632 vinden we in Leeuwarden, de andere alle in Gelderland. Van hem is bekend, dat hij als geschutgieter naar Rusland trok. « Van Johannes la Fort hebben we één klok, gegoten Middelburg Van Fritsen één klok gegoten Amsterdam 1733. Is hij de stamvader van den compagnon van Petit? Claes Noorden en Jan Albartus de Grave namen in 1699 de directie van de klok- en geschutgieterij te Amsterdam van 9 Claude Fremy over. Zij goten samen 3 klokken voor het ' carillon van de Zuiderkerk te A'dam (1699—1700) We 13 hebben van hen beiden nog een 3-tal klokken in NoordHolland uit de jaren 1700—1704 en enkele van de 6 klokken, in de jaren 1702—'11 gegoten voor Oudewater. Is in 1704 de Orave gestorven en opgevolgd door zijn zoon en naamgenoot? Van 1705—'14 tellen we 54 klokken van dezelfde firmanten, waarbij de 40 carillon-klokken van Middelburg (1714—'15). Daarna werkt Jan Albert de Grave alleen. We hebben nu nog 48 klokken van hem uit de jaren 1716—'30, waarbij 3 voor het carillon van ZaltBommel, 12 voor het spel van Hattem en 3 voor het carillon van Doesburg. Daarna werkte de Grave nog samen met N. Muller. 4 klokken vermelden dezen firmanaam (1730—'33). Nicolaus Muller heeft daarna alleen nog gegoten een 8-tal klokken in de jaren 1733—'52. Vóór de periode van Noorden en de Grave werkte Claes Noorden nog alleen voor Catrina ter Wege, weduwe van Claudy Fremy, en goot toen 3 klokken voor het carillon van de Westerkerk te Amsterdam, 1 klok voor het carillon van het Paleis en 1 klok voor het carillon van de Zuiderkerk te Amsterdam. Van den Middelburgschen gieter Nicolaas Greve heeft de provincie Zeeland nog 6 klokken (1717—*34) en van zijn voorganger (?) Gilles van de Gilde nog 1 klok (1710) te Nieuwdorp. Dirck de Graef goot in 1719 een klok voor Vinkeveen. Magister Georgius goot in 1416 een klok voor Schoonhoven. Johannes Godefridi goot in 1510 een klok voor Westerland (Wieringen) en in 1511 een klok voor Koedijk. Van L. Haverkamp Hoorn hebben we 5 klokken (1783—'90). ïn een artikel van H. B. Poppe in het Gildeboek wordt de veronderstelling uitgesproken, dat Gerrit van Wou een kleinzoon zou zijn van Willem van Veghel, wiens familienaam is Hoerken. In dit artikel wordt niet genoemd Petrus Hoerken, die samen met Wilhelmus in 1409 een klok goot voor Tricht (Geld.) In 1375 wordt de naam van Wilhelmus reeds genoemd als „meester" in zijn vak. Jan of Joannes was zijn zoon, evenals Willem. \) We hebben van deze broeders samen 7 klokken uit de jaren 1459—'68. Verder nog 2 klokken van Wilhelmus Hoerken uit 1472 en '73 in Naaldwijk en Opmeer. Johannes is waarschijnlijk dezelfde als Johannes de l) b de klok in Kesteren gegoten 1447 door „Wilhelmus" ook van hem ? 15 Hyntham (gehucht tusschen 's-Hertogenbosch en Rosmalen), die + 1472 is overleden. Hij had een zoon Wilhelmus genaamd van Wonde, die poorter van den Bosch was in 1472 en + 1474 is overleden. Deze zou dus kunnen zijn de Wilhelmus Hoerken, van wien we hierboven 2 klokken noemden. Hij had twee zonen Willem en Gerrit. Jutphaas had vroeger nog een klok van dezen Willem. Hendrik van Wou was een zoon van Willem en waarschijnlijk dezelfde als Hendrik van Utrecht, die genoemd wordt in de jaren 1506, '19, '25 en '28 en het gieten leerde bij zijn oom Gerrit. Gerrit van Wou was poorter van den Bosch in 1474. hij ging in 1480 naar Kampen, goot in 1484 voor Zwolle 3 klokken (g. f. e.) en daarna nog eene d.-klok In 1485 en '86 voegde hij daar nog eene a. en c.-klok aan toe. Hij werkte veel voor Duitschland (o.a. de Gloriosa voor Erfurt) en stierf in 1527 te Kampen. Met die afstamming van de van Wou's kan ik geen vrede hebben, als we tenminste af kunnen gaan op de voorloopige lijsten, die vermelden: Geert van Wou 1424 Ruinen. Johannes van Wou 1444 Dwingeloo. Johannes Gherardus de Wou 1448 Gorsel. Van Gherardus de Wou (ook wel Geert of Gerard) hebben we 33 klokken uit de jaren 1477—1527, waarvan een aantal misschien komt ten name van zijn vierden zoon Geert, die o.a. in 1528 klokken leverde voor Hoorn (10 stuks) en dien we straks nog zullen ontmoeten. Deze Geert was in 1514 Schepen van Kampen. De oudste zoon Wilhelmus of Willem goot in 1502 een klok voor Zuidwolde en later nog een 3-tal, nu nog aanwezig (Wijk bij Duurstede, Soest en Kuilenburg), uit de jaren 1506—'09. Dan vinden we nog 3 klokken in den Drommedaris van Enkhuizen (1524) met het opschrift Johannes, Gerhardus de Wou en één met denzelfden naam in Benningbroek (1525). Geert van Wou, de jonge, heeft later nog samengewerkt met Jan ter Stege, een knecht van zijn vader; Hardenberg (stad) heeft een klok van hen beiden uit 1534 en Hellendoorn één uit 1543. Johan ter Stege alleen goot in 1545 een klok voor Weerselo en in 1543 en '44 voor Sneek en Leeuwarden. 17 Dan heb ik nog twee opschriften, waar ik niet uit wijs kan worden: een klok van 1526 in Twisk en van 1518 in Bovenkarspel vermelden beide: „Wou ludere Gherardus Sconenborch q. z. iohannes". Geert van Wou had 4 zoons (Wilhelm, Jasper, Jan, Geert) en 2 dochters. Zijn oudste zoon Willem had eveneens 4 zoons (Willem, Tymen, Jan, Geert) en 2 dochters. Segewinus Hatyseren 3 klokken 1521, '26 en '36 in Zutphen, 's Heerenberg en Friesenveen. Godfried de Hyntyn 1404 Pynakker (Z.-Holl.) Lourens Brinck Huysen (Enkhuizen) 1687 Sybecarspel. G. van Hengel en Zn. Rotterdam 1834 Delft Luth. K. Theodorus van Heuvel 1843 Groenloo. Van D. Kruse en Co. Amsterdam is een klok 1780 in Delft en 1786 in Durgerdam. Van Jac. Kruissen 1 klok 1694 Elburg. Van Geert Klinghe 1 klok 1455 Hattem. Van Wouter Kaerwas 1486 Zuidland. Van Hendrik Kemper A'dam 2 klokken 1725 en 1730. Van Jacob der Kinderen 1 deurbel 1683 Middelburg. Van Christian Korthans 3 klokken 1829 en 1833. (Was hij een Hollander?) Van het gietersgeslacht Koster, werkzaam te A'dam, vinden we drie vertegenwoordigers: Gheraert met twee klokken 1608 en 1611; Assueris met tien klokken 1633—'48; Gerard met vier klokken 1659—'77. Van Henrick ter Horst Deventer hebben we 9 klokken uit de jaren 1628—'53. Van Herman een klok uit 1478 in Schagen. Van Gherardus Lansinck een klok uit 1591 in Geesteren Van Gobelinus Moer hebben we 3 klokken uit de jaren 1462— '87. Heeft hij te Alkmaar gewerkt? Een klok van 1494 (Leerbroek) noemt de namen van Gobel en Willem Moer. Is deze Willem dezelfde als Wilhelmus Moer, die in 1490 een klok voor Leiden goot en later samen werkte met zijn broeder Jasper? We hebben 11 klokken uit de jaren 1500 —'19, vermeldende de namen Wilhelmus en Jaspar Moer (fratres). Van Johannes Moer, zoon van Gobel Moer, hebben we twee klokken 1499 en 1500. Jaspar Moer werkte later alleen. We hebben van hem 5 klokken uit de jaren 1525—'41. Hij goot één klok samen met zijn zoon 19 Jan in 1541 (den Haag). Van dezen Jan Moer (ook wel Moor), die gewerkt heeft in den Bosch, hebben we 10 klokken uit de jaren 1546—'62. Van de Zwitsersche geschutgieters Maritz, Jean geb. 1680, Jean geb. 1711, werd een nazaat1) benoemd tot geschutgieter in den Haag. We hebben van Johannes Maritz nog twee klokken uit het jaar 1781. Van Henricus (of Henrick) Muers of (Meurs) te Utrecht hebben we 26 klokken uit de jaren 1601—'24 en nog twee uit de jaren 1631 en 1641. Van Petrus Meurs een klok uit 1616 te 't Waal (U.). Van Johannes Meurs 2 klokken uit 1621. Van Alardus Meurs Utrecht 3 klokken uit 1625, '34, '37. Een brandschel uit 1628 in Utrecht vermeldt den naam van M. Meurs. Van Jacob Noteman Leeuwarden hebben we een klok uit 1635 in Valkoog (Gem. St. Maarten) 2), een uit 1640 in Bolsward en één uit 1641 in den Bosch. Van Henricus Nieman Enkhuizen hebben we 3 klokken uit 1616, '17 en '20 (alle in Noord-Holland). Jan Cornelisz Ouderogge werd geb. te A'dam in 1573 of '74, t 1625 in R'dam. In begin 1613 was hij nog klokgieter in A'dam, later in R'dam. Is de klok in Hoogwoud 1614, vermeldende als gietersnaam Johannes Ouwerock Amsterdam, van hem afkomstig? Jan Corn. had twee zonen: Cornelis, geb. 1599 of 1600 begraven 1672, en Dirk t 1649. Cornelis had een zoon Johannes, die in 1679 in Rotterdam is gehuwd. We hebben nog 11 klokken, die den naam noemen van Cornelis Ouderogge Rotterdam, uit de jaren 1629—1650. Eén van die klokken 1642 (Amstelveen) vermeldt tevens: „en D. i. O." Dat zal dus beteekenen „en Dirk Johannes Ouderogge". Dit is dan de eenigste vermelding, die we van zijn broer Dirk vinden. Een klok van 1650 (Vlaardingen) vermeldt nog achter den naam: jz. De voorl. lijst noemt nog een klok van 1677 1) Jean werkte eerst in Delft, later in den Haag 1770—1807, nahem zijn zonen. 2) v. Arckel en Weissman zeggen 1535. 21 (Middelharnis) van Corn. Dit moet dus een vergissing zijn. De zoon van Corn.: Johannes was eerst werkzaam in Rotterdam en later in den Haag. We hebben van hem 5 klokken uit de jaren 1681—1709. Van Pieter Oostens Rotterdam hebben we twee klokken uit 1668 en '72. Van Arent van de Put Rotterdam hebben we 4 klokken uit de jaren 1609—'20. Is hij dezelfde als de Arnolt van Putten, die in 1606 een klok goot voor Heer-Oudelandsambacht? Van Jan Ghisberts Potghijter is een gescheurde klok uit 1472 aanwezig in het Zwolsche Museum. Van Jan en Willem Philipsen, wier namen we later in verband met de van Trier's nog zullen ontmoeten, hebben we 3 klokken uit 1623, '24 en '25 en van Johan Philipsen 3 klokken uit 1643, '45, '46 (alle 6 in Gelderland). Van de familie Petit, de voorouders van de klokkengietersfirma te Aarle-Rixtel, noem ik hier de namen, met de jaartallen van de voorkomende klokken en het aantal. Joseph 1721 of '24 — 1 — Jean 1737—'57 — 6 — Alexius en Petrus 1758—'63 — 8 — Xaverius en Peter 1761 — 1 — Alexius 1766 — 7 — (in carillon Goes) Alexius en Zonen 1772 en '75 — 3 — Alexius en Henricus 1773—'76 — 7 — Alexius 1770—'80 — 3 — Petit en Zonen 1786 — 1 — Alexius 1801—'28 — 5 — Henricus 1783—1815 — 11 — Petit en Fritsen 1816—1900 — 75 — waarbij 14 carillon Heusden, 14 carillon Hilvarenbeek, 11 carillon Rijksmuseum. Petit en Fritsen zonder jaartal — 8 — Van Johan Nicolaus de Rock te Hoorn hebben we een klok van 1755. Waren Theodorius Rosé, die een klok van 1495 in Ierseke heeft hangen, en Pieter Rockees, die in 1755 een klok goot voor Waverveen, Nederlanders? Van Goebel Zael (of Sael), die in 1529 klokgieter was in Amsterdam, vinden we 5 klokken uit de jaren 1523—'40. Van Johannes Specht Rotterdam, hebben we 7 klokken uit de 23 jaren 1749—'68. De voorl. lijst noemt voor één klok het jaar 1577. Dit moet een drukfout zijn. Van Everhardus Splinter Enkhuizen hebben we 9 klokken uit de jaren 1631—'41. De voorl. lijst noemt voor één klok het jaar 1540. Dit moet een drukfout zijn. Van Conradus Splinter Enkhuizen 1 klok 1649. Van een klok, in 1563 gegoten door Adraen Spijker, is nog aanwezig een fragment, overgebleven uit den brand van 1663 te Hulst (Z.) Waren Claes Sickmans, Johan Swijs en Nicolaus Siemens. Hollanders? We hebben van elk 1 klok uit resp. de jaren 1626, 1716 en 1634. Van Aelt de Stomme hebben we een klok in Sassenheim (1563). De Beursbengel van Rotterdam is gegoten in 1904 door F. J. Saris en Zn. Van Pieter Seest te Amsterdam hebben we 23 klokken uit de jaren 1756—'80. De voorl. lijst noemt één klok van 1716 in Zuilichem en van Arckel en Weissman één van 1782 te Oude-Schild. Ik vermoed dat beide jaartallen onjuist zijn. P. van Hasselt en Steven Seest hebben een klok van 1780 in Yselstein. Christiaan en Jan Seest hebben 3 klokken van 1781, '83 en '89 en 2 zonder jaartal. Jan Seest één klok van 1787 in Noordwijkerhout. De familie Sconeborch is door 3 namen vertegenwoordigd: Johan met één klok 1420 in Middelstum, ^Gherardus met 2 klokken 1516 en '20 (Drente en Overijssel), Wolter met 2 klokken 1517 en '20 (beide in Drente). Gerhart Schimmel was gieter te Deventer. We hebben van hem 1 klok in 1661, samen met Roelof Henrycks gegoten, en verder nog 16 klokken uit de jaren 1667—1701. Een klok uit 1682 (Ilpendam) vermeldt: „voor Jacob Vermaten". De klok uit 1701 (Edam St. Nicl. kerk) heeft het opschrift: „Och dat ons Godt niet weer verseerde" „doort vuer dat ons voor dees verteerde" „V. block." Wat dat laatste beteekenen moet? De voorl. lijst noemt voor een klok te Diepenveen het jaartal 1629. Dit zal wel fout zijn. Van de familie Tolhuus vinden we 3 vertegenwoordigers (mis- ') Zie ook hiervóór bij van Wou het onbegrijpelijke opschrift. 25 schien zijn het er 4 of 5, n.m. 2 of 3 verschillende Jan's). Jan heeft een klok van 1517 in Hoevelaken en nog 3 uit de jaren 1534—'37. Later vinden we nog van Jan één klok uit 1542 en 6 uit de jaren 1550—'56; Wil. Tolhuus met een klok 1539 te Arnhem en Engel met een klok van 1547 in Ammerzoden. Jan Tolhuus werkte in Utrecht. De familie van Trier stamt uit Duitschland. Van Jan van Trier hebben we in Noorbeek (L.) een klok, gegoten 1528; Van Petrus en Hendrik van Trier in Nijmegen een klok gegoten te Aken in 1566. Is dit dezelfde Hendrik, die van 1570—1610 te Biervliet werkte en die o.a. als knecht had Jan Burgerhuis? Van Hendrik (ook Henrick en Hendrick) hebben we nog 12 klokken uit de jaren 1570—'93. Peter van Trier werkte waarschijnlijk ook te Biervliet en wel van 1610—'36. We hebben van hem 6 klokken, gegoten 1612—'27, één klok (1611), samen gegoten met Jan van Trier, 4 klokken (1624—'29), samen gegoten met Willem Evers. Peter werkte na 1629 samen met Willem Evers en Jan (Johan) Philipsen; verschillende klokken uit de jaren 1630—'40 noemen alle 3 namen, andere weer alleen de namen van van Trier en Philipsen. Een klok uit 1623 noemt ook reeds de 3 namen. Peter van Trier werkte daarna samen met zijn zoon Johan (1643) twee klokken. Daarna vinden we: Johan (Jan) twee klokken 1644; Peter twee klokken 1646 en '48; Johan en Heinrich 1 klok 1650; Johan, Peter en Heinrich 1652, '55, '58, '51; Peter en Henrick 1650, '58, '66; Peter 1660, '70 (3 klokken); terwijl deze Peter samen met Steven Rntgers 3 klokken goot in de jaren 1676—*78. Neede heeft een klok van 1681, die alleen de naam van Rutgers draagt. Vanaf 1611 komen al deze klokken (met zes uitzonderingen) in de provincie Gelderland voor, een groot aantal in de Betuwe. Heeft hij daar soms zijn werkplaats gehad? (Kesteren, Zalt-Bommel, Opijnen, Ophemert, Varik, Rossum, Lienden, Ochten, Huisen, Heteren, Nijmegen, Avezaath, Malden, Duiven, enz.). Van Jan van Trier, dien we hierboven reeds noemden in 1611, zijn nog twee klokken aanwezig uit de jaren 1612, en '13. 27 De voorl. lijsten vermelden nog een klok van Peter van Trier 1690 te Lent (G.) Is dit jaartal juist? Het „Gildeboek" (uitgave van het St. Bernulphusgilde) noemt voor 1688 nog twee van Triers, n.m. Christoffel en Jacob. Is de familie-samenstelling aldus: Hendrik (Biervliet) had twee zonen: Jan en Peter; deze Peter had drie zonen: Johan, Heinrich en Peter? En zijn deze Christoffel en Jacob dan weer zonen van Johan of Henrick? Van Henricus Vestrinck (Westerink?) hebben we twee klokken, 1644 en '45 te Kampen gegoten. Van Pieter Vermaten te Amsterdam 3 klokken 1605 (?) in Wognum, 1697 en 1701. Van Jan Verbruggen, die in Enkhuizen werkte in 1748, twee klokken uit 1750 en '55; van J. en P. Verbruggen te den Haag 6 klokken 1757—'64. Jan Verbruggen werd in 1770 ontslagen als directeur van de geschutgieterij. Van Quirijn de Visser te Rotterdam 2 klokken 1707. Van Wilhelmus Jacobus de Vrij, die in 1628 te Groningen moet gewerkt hebben, hebben we één klok 1655. Van Jan van Venloe twee klokken uit 1447. We vinden vermeld in de aanteekeningen van den Heer Hoef er: Jacob v. Venlo 1415—'58; Jan v. Venlo 1480—1512; Gerard v. Venlo 1492—1512; F. v. Venlo 1518. Verder moet ik nog noemen klokken van: Evert Vos Geertruidenburg 1612 (Kijfhoek). Clays van Vette (?) + 1600 Nieuwerkerk a.d. IJsel. W. Volmering en Zoon 1829 Varseveld. Dan is er nog een raadselachtig opschrift op een klok in Wadway (Gem. Wognum) van 1466: „ me fecisse fèct per manus Vfa". Is dit Vfa de afkorting van een gietersnaam? Van Henrick Wegewart (Wegewaert) te Kampen hebben we 23 klokken uit de jaren 1596—1619, de klokken voor Gouda (1 Barbarakapel en 4 Herv. Kerk) werden daar ter plaatse gegoten. Van Kylianus Wegewart te Kampen (zoon van Henrick) hebben we 6 klokken uit de jaren 1627—'36. HM 29 Van Coenraet Wegewaert te den Haag, 4 klokken 1647—'56. Onder den naam van Willem (ook wel Wilhelm) Wegewart vind ik één klok dragende het jaartal 1504 ; 7 klokken uit de jaren 1547—'92; 7 klokken gegoten te Deventer uit de jaren 1594—'98; 3 klokken zonder plaatsnaam 1601, '10, '17; 3 gegoten te Gouda 1607, '8 en '9; 2 gegoten den Haag 1622 en '34. De N. R. Crt., 12 Jan. '24 zegt, dat één Wegewart is gevestigd geweest in den Haag van 1616—'64. Dat zal dus de laatste Willem zijn en zijn zoon Coenraet. Is die Willem uit 1504 dan de stamvader? Zijn er twee Henricken geweest en werkte de eene in Kampen en de andere in Gouda (1603—'5)? En is dan de Willem, die in Gouda werkte, een broer van dezen Henrick? Van Wolterus Westerhues hebben we een klok uit 1507. Is hij dezelfde als Wolter Wuterius, die (volgens de voorl. lijst) in 1530 de klok goot voor Denekamp (O.)? Van Gillis Wybrants hebben we 2 klokken 1698 en 1702. Van M. van Werde 1 klok 1693. Van Antoni Wilkes te Enkhuizen hebben we 3 klokken 1655— '63, terwijl 2 klokken 1666 en '68 vermelden: „Voor de Weduwe van Antoni Wilkes". Van oude klokken zonder gietersnaarn noem ik: 1362 Roswinker (Dr.) + 1285 Zweelo (Dr.) 1372 den Bosch (Raadhuis) „Maria d'oercloc". 13e of 14e eeuw Kortenhoef (N.-H.) 1388 CUlaarshoek (Gem. Maasdam). 1385 Hekelingen (Z.-H.,) gegoten door „Jan", (deze zou dus van Jan Hoerken kunnen zijn). DE HEMONY'S Een inventaris van de Hemony-klokken moge hier volgen. F. = Franc/ns, P. — Pierre, de getallen tusschen haakjes . geven de aantallen aan (gewoonlijk dus voor carillon). 1644— '46 (23) Zutphen F. en P; verbrand in 1920, enkele nog bewaard in museum.. 1644 Ellecom F. 1645 Borne F. 1645 (2) Almen F. 1645— '51 (15) den Bosch F. en P. 1646 Hoorn F. en P. 1647 Yselmuiden F. 1647 (24) Deventer F. en P. 1648 Nieuw-Maarseveen F. 1648 Enkhuizen F. en P. 1649 Wilp F. en P. 1649 (2) Medemblik F. en P. 1650 Hoogwoud F. en P. 1650 Limmen, Uitgeest en Beest F. en P. 1651 West Oraftdijk, A'dam Munt (19), A'dam Bank v. leening F. en P. 1652 (25) Arnhem F. 1653 Deventer, Schermerhorn F. en P. 1653— '54 (5) Kuilenburg F. en P. 1654— '55 (20) Doesburg F. en P. 1654 (2) R'dam Herv. Kerk F. en P. 1654 (20) Zalt-Bommel F. en P. 1655 Renooy, 'sOraveland F. en P. 1656 (32) A'dam Zuiderkerk F. 1657 (2) Zutphen Herv. Kerk F. 1658 Wijk aan Zee, A'dam Oude Kerk (38), A'dam Westerkerk (2), A'dam Westerkerk (30) F. 1658—'64 (29) Amersfoort F. 1659 Uithoorn, A'dam Oude Kerk, A'dam Zuiderk. (2), A'dam Munt, Alblasserdam, Delft (Raadhuis), Leerdam, Elspeet (2), Kampen (26), F. 1660 Haarlem (18), R'dam Beurs (25), Brielle (22) F. 1660 R'dam Herv. Kerk (36,) F. en P. 33 1661 Arnhem (7) F. en P. 1661 Haarlem (8), Delft (20), Gouderak, Leiden F. 1661— '62 Middelstum (23) F. 1662 Enkhuizen (3), Wormerveer, Haarlem (3), Delft Herv. K., Leiden (museum), Heumen, Kampen (3) F. 1662— '63 Groningen (31) F. 1663 Haarlem (2), Leiden, 's-Hertogenbosch F. 1663— '64 Utrecht Nicolaikerk (23) en Dom (36) F. en P. 1664 Haarlem, Grauw, Deventer (7) F. 1664 A'dam (Muiderp.), A'dam (Paleis) (35), Grosthuisen F. en P. 1664 Enkhuizen P. 1665 Woubrugge F. *). 1667 Haarlem P., evenals alle volgende klokken. 1667 Zegwaard. 1668 Enkhuizen (2), A'dam Munt (8), Leiden (Zijlpoort), Kamerik. 1669 Oudewater, Hulst (2), Maastricht (28). 1670 Haarlem (3), Middelie. 1671 Weesp (24), A'dam Oosterkerk, Silvolde, Groningen (5). 1672 Durgerdam. 1674 Enkhuizen (Pancras) (5), Weesp, Zutphen (verbrand). 1674—77 Enkhuizen (Drommedaris) (20) 1674— 78 Leiden (30). 1675 Hilvarenbeek, Woerden, de Kaag. 1675— 76 Gouda (33). 1677 Zutphen (verbrand) (6), Noordwijk-binnen (2). 1678 Velp. Francois geb. + 1609 te Lévecourt in Lotharingen, Pierre geb. + 1619 aldaar. Gevestigd in Zutphen „een paar jaar vóór 1640". F. vestigde zich te A'dam 1657. P. bleef in Zutphen en kwam eerst 1664 te A'dam. F. begraven in de Nieuwe Kerk 24 Mei 1667. P. werkte alleen door. In Mei 1678 werd het werkvolk afgeschaft en de gieterij gesloten. Stierf 17 Febr. 1680, begraven Nieuwe Kerk 22 Febr. ') Dit is dan waarschijnlijk één van de laatste klokken van F., die in 1665 schreef: „Wij gieten geen klokken, daar wij op dit oogenblik de handen te vol hebben met het geschut". Hij stierf in 1667. Klokken van buitenlandsche gieters. Severinus van Aerschodt (Leuven) 1887 (6) Goes, 1888 Utrecht. Aubert et Gaulard 1822 Hulst. Hans Berman (?) 1619 Borkeloo P. Boitel (?) 1829 Huisen (G.) Frerich van Brigten (of Bugten) Dortmund 1603 Gasselte. 1604 Steenwijk. Johannes Bremensis 1412 Schagen. Johannes Breutelt zu Altzey 1613 Heiloo. Johan de Buret F. de R. B. 1574 Wolfaartsdijk. Johannes Blörkmen Göteborg 1798 Zuid Schermer. Paulus Kopp Minchen 1646 Schellingwoude. Henrich de Tremonya (of Detremunde) d.i. Dortmund 5 klokken 1520, 1517 en 1560 (?). Dubois Mollart 1840 twee klokken Raalte. Gebr. Edelbrock, wier naam herhaaldelijk voorkomt met Petit 8 klokken 1837—'50. Gieters te Gescher in Westfalen. Francois FieveH Antwerpen 3 klokken 1649—'59. Jan van den Gheyn 1529 Groote Lint, 1532 Haamstede. Petrus van den Ghein 1531 Schore, 1543 Heenvliet. Peter van den Ghein 1550—'54 (13) carillon Zierikzee, 1553— '83 Arnemuiden (nu Rijks-museum), n.m. van Peter I 10 klokken en Peter II 9 klokken. Petrus van den Gheyn 1551 Zierikzee (Z. Havenpoort) en verder van diverse Peeter's, Pieter's en Petrussen nog 10 klokken 1561—'84. Peeter van den Gheyn 1595—'96 carillon Monnikendam (15) 1613 St. Maartensdijk (13) Peter III. „ 1561 carillon (16) Edam Peter I. „ (Leuven) 1735 carillon Veere (23). Hans van de Gheyn 1601 Sluis. Andreas van den Gheyn 1775 Schoonhoven (38), 1777 Nijkerk (34), 1767—'68 Maastricht (40), 1786 carillon Schiedam, 1790 Veere (8), 1789 Goes (16) en verder nog 4 klokken 1784—'88. Pieter en Mathijs van den Gheyn 1738 Nijmegen (32) carillon en spel op 't raadhuis. 37 A. van den Gheyn Maastricht raadhuis (9) 1707. Melchior de Haze Antwerpen carillons den Haag 1686, Gorinchem 1687, Alkmaar Waag 1687—'88, Alkmaar St. Laurens 1688—'89, Utrecht Dom (7) 1695 (?), den Bosch (8) + 1691 en nog een klok Amersfoort + 1691. Aelbert Hachman (Kleef) 3 klokken 1549—'59. Gerard van Halle (Gent) 1671 Sluis. Huaert (Antwerpen) 1791 en 1792 twee klokken. Leonard Herve twee klokken 1661. Francysco de Hiruno 1591 Wieringerwaard. Casparus Hnndt ? Winterswijk. Paschier Helliaert 4 klokken Breda 1693—1704. Alexis Jullien Lier 1698, 1715 en (24) Helmond 1724. Jan Leenknecht Aalst 1395 Sluis. J. B. Le Vache Luik 1731 Beuningen, 1734 (9) Arnhem en 1734 (4) Nijmegen. Georgius Dumery Brugge 1746, 1761 en 1737 drie klokken en bovendien 3 klokken 1750—'51 Delft carillon. Jacobus Dumery 1823 Sluis. Johan Meyer Stockholm 1663 Oostkapelle. Rodolphus de Montigny 1396 Krommenie. Gert Powel Embden 1604 Castricum. Franciscus de la Pax 1669 Zalt-Bommel. Rutger Peekei (?) 3 klokken 1671—'85. F. J. Pauwels Gent 1726. G. en F. Paccard (Annecy le Vieux) 1905 Lochem (29). Jean Paris 4 klokken 1655—'62. Jean, Francois et Thomas les Symon frères 1615 Buren. Mr. Francois Symon 6 klokken 1629—'39 en bovendien Hattem carillon (6) 1631—'36. Voor een klok in Steen wijk staat het jaartal 1695 genoemd. Is dat goed? Jan Seehinan (of Zeelstman) Mechelen 1462 en 1465. Adrian Steylart Mechelen 6 klokken 1566—'79. Turmeau Bordeaux + 1750 Oost-Kapelle. John W. Taylor en Co. Loughborough carillons 1911 Appingedam (25), 1914 Goes (25), 1913 Vlissingen (33), 1912 Breukelen Kasteel Nyenrode (6), 1920 Rotterdam Raadhuis (49), 1922 Bennebroek (23), 1924 Zutphen en bovendien nog 4 klokken 1913 (A'dam, Goes, Weesp). Christian Wilhelm Voigt en zijn zoon Christian Isselborg 3 klokken 1759—'61. Johannes Rutgerus Voigt 1761 één klok. Christian en Rutger Voigt 1766 en 1768 twee klokken. 39 Christian Voigt 3 klokken 1777—'81. Joh. Rutg. Voigt 7 klokken 1786—'96. Ch. en Ch. D. Voigt 1 klok 1802. Joh. Rutg. Voigt 6 klokken 1817—'27. Coenraet Waghevens 1484 Scherpenisse. Symon Waghevens Mechelen 1484, 1490 en 1508. Peter Waghevens 1500 en 1505, 4 klokken 1518—'19, 6 klok ken 1525—'27. Joris Waghevens 1511, '14, '15, '18, '19, '21, '23. Medardus Waghevens 1515 en '25. Jan Waghevens 1532, '41 en + 1516 (?) Hilvarenbeek. Cornelius Waghevens 1544 (nu verdwenen) 'sHeer Abtskerke 1541 Leeuwarden en + 1536 Alkmaar (2). Willem Witlockx Antwerpen 1723—'24 Breda (35). Vermoedelijke volgorde (chronologisch) van leiders der voornaamste klokgieterijen. (De meeste jaartallen zijn +) Amsterdam. Goebel Zael 1523—'40. Gh. Koster 1606—'19. Jan Alten v. Meurs 1619—'26. A. Koster 1626—'48. G. Koster 1648—'55. F. Hemony 1655—'67 P. Hemony 1667—'80. M. Fremy )1680. C. Fremy ) 1681— '97. P. Vermaten 1697. C. Noorden en de Grave 1699—1714. J. A. de Grave —1730. de Grave en Muller 1730—'33 Fritsen 1733. Crans 1734—'55. Crombosch —1760. Van Aalst 1760—'71. P. Seest —1780. C. J. Seest 1781—'89. J. Seest 1789—. Rotterdam. A. v. d. Put 1609—'20. C. Ouderogge 1613—'50. P. Oostens 1668—72. J. Ouderogge 1681—1707. A. Dop (?) 1696. Q de Visser 1707—. familie Bakker 1760—'94. Utrecht, familie Butendiic 1418—'82. familie Tolhuus 1517—'56. C. Antonisz 1556—'60. familie Both 1577—1609. familie Muers 1609—'37. Middelburg. familie Burgerhuis 1607—'91. J. van Erpecom 1691— v. d. Gilde —1710. N. Greve 1717—'34. Joh. la Fort ? 1756. Everhardt en van Belzen 1754—'87. Den Haag. H. van Eynde 1589—'91. C. Antonisz 1597—. A W. Wegewart 1616. C. Wegewart —1664. J. Ouderogge —1709. J. Crans (?) —1723. J. en P. Verbruggen 1757—'64 Maritz 1781. Enkhuizen. H. Nieman 1616—'20. E. Splinter 1631—'41. C. Splinter —1649. A. Wilkes 1655—'63. L. Brinck Huysen 1687 J. Crans 1723. C. Crans 1728—'34. J. Verbruggen 1748—'55. Steen en Borchhardt 1759—'64. Borchhardt 1764—71. Hoorn. J. N. Derck 1720—'64. Derck Jr. —1768. De Rock (?) 1755. Haverkamp 1783—'90. 43 Vorenstaande opgaven zijn getrokken uit de voorafgaande aanteekeningen — d.z. dus voornamelijk de op bestaande klokken voorkomende jaartallen. Deze lijstjes hebben dus absoluut geen historische waarde en moeten door de plaatselijke deskundigen geheel veranderd en gezuiverd worden. Bij eene eventueele opstelling van betrouwbare gegevens kunnen ze echter misschien eene vingerwijzing zijn. Alphabetische üjst van de Hollandsche gieters. v. Aalst v. Aelten Ammeroy Antonisz v. d. Arck Arent v. Asten Bakker Balthasar v. Belzen v. Bergen de Bergh de Boereh B ooien de Borch Borchhardt Both de Both Brinck Huysen Burgerhuis Butendiic v. Cloterdfic Coninck Crans Crombosch Danckwart Derck Dop v. Dormer v. d. Ende Evers Everhardt v. Erpecom v. d. Eynde Falck a Fine 3 Formicae 3 la Fort 3 Fremy 3 Fritsen 3 Georgius 3 v. d. grilde 3 Godefridi 7 de Graef 7 de Grave 7, 9 Greve 7 v. Hasselt 7 Hatyseren 7 Haverkamp 7 Hemony 7 v. Hengel 7 Henrycks 3( 5 Herman 3 v. Heuvel 17 Hoerken 5, 26 ter Horst 5 Huysen (Brinck] 5, 9 Hyntham 0 Hyntyn 9 Kaerwas 9 Kamper 9 der Kinderen 9 Klinghe 9 Korthans 9 Koster 11 Kruissen 25 Kruse 7, 9 Lansinck 9 Maritz 11 Moer 11 Muers 11 Muller 11 Nieman 19 11 Noorden 11, 13 11, 13 v. Noort 5 11, 21 Noteman 19 13 Oostens 21 13 Ouderogge 19 13 Ouwerock 19 13 Petit 11, 21 11, 13 Philipsen 21, 25 13 Potghyter 21 28 v. d. Put 21 17 v. Putten 21 13 de Bock 21 31 Rockees 21 17 Rose 21 23 Rutgera 25 17 Sael 21 17 Saris 23 13 Schimmel 23 17 Sconenborg 17, 23 i 17 Seest 23 15 Sickmans 23 17 Siemens 23 17 Sloterdiic 5, 9 17 Specht 21 17 Splinter 23 17 Spijker 23 17 Steen 7 17 ter Stege 15 17 de Stomme 23 17 Swijs 23 17 Tolhuus 23 19 v. Trier 5, 25 17, 19 v. Utrecht 15 19 v. Veghel 13 13 v. Venloe 27 47 Verbruggen 27 Vermaten 23, 27 Vestrinck 27 v. Vette 27 de Visser 27 Vohmering 27 v. Vorscoten 5 Vos 27 de Vry 27 Wegewart 27, 29 v. Werde 29 Westerhues 29 Westerink 27 Wilhelmus 13 Wilkes 29 v. Wou 13, 15 Wuterius 29 Wybrants 29 Zael 21 p INHOUD. I Lijst van Nederlandsche klokkengieters. II Oude klokken zonder gietersnaam. III De Hemony's. IV Klokken van buitenlandsche gieters. V Opgave van leiders der voornaamste klokgieterijen. VI Alphabetische lijst op I. VII Inhoud. LITERATUUR. Navorscher 1858 — Wegewart. Navorscher, dl. XXI, XXII en XXIV: Burgerhuis. Oud-Holland, Noteman en Ouderogge. Het Gildeboek II en III: van Wou, v. Veghel, Hoerken. Dr. P. Scheltema „Amstel's Oudheid" dl. VI. Kramm „Levens en werken der Holl. Kunstschilders". Van der Straeten „La Musique aux Pays-Bas<". v. Arckel en Weissman „Noord-Hollandsche Oudheden". Amsterdamsen Jaarboekje 1898: Dr. Rogge over Hemony. Van der Aa „Biographisch Woordenboek". Voorloopige lijsten monumenten van geschiedenis en kunst.