BH » T* O, RA* BOEK I DE TENTOONSTELLING OP HET GEBIED VAN DE OPENBARE EN PARTICULIERE BEDRIJFSADMINISTRATIE T, O- P. A* 1926 J. MUUSSES - PUR MEREND INHOUD. B!z. Voorbericht van de samenstellers Verslag van het Dagelijksch Bestuur van de T. O. P. A. 1 Naamlijsten der verschillende commissieleden 6 Naamlijst van de lichamen, instellingen en personen, die door geldelijke bijdragen en garanties de T. O. P. A. steunden 11 Lezing van den Heer B. G. Stempels 13 Onderwerp: De groepsinzending der Haagsche Gemeentebedrijven Lezing van den Heer R. A. Dijker 16 Onderwerp: De invloed van de mechanisatie van de boekhouding op de accountantscontrole Lezing van den heer Dr. J. L. Prak 19 Onderwerp: Personeelselectie en psychotechniek Lezing van den Heer H. R. Reder 22 Onderwerp: De beteekenis van en de maatregelen noodig voor het tusschentijds en regelmatig overzien van de bedrijfsresultaten Lezing van den Heer D. Baarslag 24 Onderwerp: De waarde van de boekhouding voor de bedrijfscontröle van industrieele bedrijven Lezing van den Heer Ir. W. H. Tromp 25 Onderwerp: Werkwijze van de hoofdcommissie voor de normalisatie en bespreking van de voordeelen, welke gelegen kunnen zijn in het normaliseeren van administraties Lezing van den Heer Prof. J. G. Ch. Vofaner 29 Onderwerp: De sociale beteekenis eener goede verwerking van het cijfermateriaal der ondernemingen Lezing van den Heer Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan Jr. 38 Onderwerp: Het belang van een exacte kostprijsberekening Lezing van den Heer Ir. Ernst Hymans 41 Onderwerp: De organisatie der Directie, de indeeling der functies grafisch voorgesteld Lezing van den Heer Mr. Dr. H. J. Rotneyn 47 Onderwerp: „Het Fayolisme als systeem van wetenschappelijke bedrijfsleiding Oslo Telephone Company of Norway, Oslo 77 Loonadministratie, Incasso-administratie der abonnementsgelden Gemeentelijke Electriciteitswerken, Stockholm 78 De incasso-afdeeling Business-Research. A. Rede van den Heer G. F. Doriot, Assistent-Deken van de Graduate School of Business Administration aan Harvard-University 80 B. Rede van Prof. J. Anton de Haas, Hoogleeraar aan de New-York University 83 De Nederlandsche Vereeniging voor Locaalspoorwegen en Tramwegen, Amsterdam 88 Een beknopt beeld van de beteekenis der tramwegen Vereeniging „Nederlandsch Instituut voor Documentatie en Registratëur" 's-Gravenhage 91 Wetenschappelijk archiefbeheer Voorbeeld van de archiefadministratie van een particuliere onderneming 95 Voorbeeld van de archiefadministratie van een rijksinstelling (Rijksnijverheidsdienst te Deventer) ... 96 Voorbeeld van de archiefadministratie van een gemeente-instelling (Gemeentewerken te Groningen) 96 Voorbeeld van de archiefadministratie van een gemeente-secretarie (Schaerbeek) 97 Vereeniging van Nederlandsche gemeenten, 's-Gravenhage 98 Gemeentelijke archief ordening N.V. Koninklijke Paketvaart-Maatschappij, Amsterdam. 102 Archief inri chting N.V. Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoor- wegmaterieel „Werkspoor", Amsterdam 105 De gedecentraliseerde loonadministratie der fabriek te Zuilen N.V. Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf, Rotterdam 109 Werkliedenadministratie 109 Loonadministratie 111 Materiaaladministratie 112 Verwerking der Loon- en materiaalkosten met de Hollerith-machine 113 N.V. Metaaldraadweverij „Twente" Hengelo (O.) 114 Voorraadbord voor grondstoffen 114 Planbord voor de bezetting der machines in kantoor werkmeester 114 Schema van de bezetting der machines in gebruik op 't kantoor 115 Opslag fabricage-onkosten voor een Draadweverij, annex Vlechterij en Ververij, berekend per machine en per uur 115 N.V. Kromhout-Motorenfabriek, D. Goedkoop Jr., Amsterdam 117 De kostprijsberekening van het per serie aanmaken van motoren, met modellen der formulieren 117 N.V. Kon. Nederl. Hoogovens en Staalfabrieken, Velsen 135 Inkoop- en magazijndienst van de hulpmaterialen voor het bedrijf en der materialen voor onderhoud en nieuwbouw 135 N.V. Hollandsche Draad- en Kabelfabriek, Amsterdam. 143 1. Controle op loon en materiaal. Toepassing van standaardkosten in de productie 143 2. De functies van het Arbeidsverdeelbureau 145 N.V.Noord-Braband, Mij. van Verzekering op het Leven, Waalwijk 148 Beschrijving van de administratie 148 Coöperatieve Vereeniging „Centraal Beheer G.A." ... 154 De mechanische bewerking van administratieve en statistische gegevens ten behoeve van verschillende bij „Centraal Beheer" aangesloten organisaties ... 154 N.V. Nijgh & van Ditmar's Uitgevers-Mij., Rotterdam ... 166 Abonnementen-administratie tijdschriften 166 Boekenverkoopadministratie 167 Nationale Bond van Handels- en Kantoorbedienden „Mercurius" 169 Beschrijving van de grafische voorstelling der werkloosheid en der werkloosheidsuitkeeringen Levensverzekering-Mij., opgericht door het N. O. O., Amsterdam 170 Over grafische voorstellingen voor premietarieven en andere gegevens in de Levensverzekering 170 Dagblad „Het Volk", Amsterdam 174 De organisatie der onderneming 174 De organisatie der boekhouding 176 De begrooting 179 De vergelijking der uitkomsten van de boekhouding met de begrooting, met cijfervoorbeelden 180 N.V. De Eerste Nederlandsche Verzekering-Maatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit, 's-Gravenhage ... 190 Archief-administratie; het loopbnevensysteem Het Gemeentelijk Grondbedrijf 203 Inleiding tot het Overzicht van eenige grondbedrijven in Nederland, uitgesproken door den Heer Ir. P. Bakker Schut, Directeur van den Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's-Gravenhage, met overzichtsstaten 203 Wijze van bewerking der kostprijsboekhouding van het Grondbedrijf der gemeente 's-Gravenhage ... 221 Gemeentelijk Grondbedrijf van Amsterdam 232 Toelichting op de kostprijsberekening van de bouwterreinen in de Indische Buurt 234 Grondbedrijf der gemeente Enschedé 241 De Algemeene Rekenkamer, 's-Gravenhage 246 Haar werkkring bezien uit een praktisch oogpunt ... 246 Gemeente Lichtbedrijven te Hilversum 262 Meteropneming met gelijktijdige geldinning, gecombineerd voor gas en electriciteit 262 Een en ander omtrent het kasbeheer van de gemeenten, de gemeentebedrijven en de gemeentediensten 267 Uitslag van het onderzoek, ingesteld door het Dagelijksch Bestuur van de T.O.PA., ten einde zoo mogelijk een conclusie te kunnen trekken of de kosten bij een min of meer ver doorgevoerde centralisatie minder of meer bedragen Overzicht van de voorschriften voor het kasbeheer van de Provinciale Besturen na de opheffing van de Rijksbetaalmeesterskantoren 276 Slagwoordenregister 281 VOORBERICHT VAN DE SAMENSTELLERS. Wij voelen ons gedrongen hierbij dank te zeggen aan allen, die hebben medegewerkt aan het tot stand komen van dit boekwerk, hetzij door ons de daarin voorkomende opstellen of beschrijvingen gereed te doen toekomen (in enkele gevallen met afbeeldingen), hetzij door de gegevens te verschaffen, welke1 ons in staat stelden een en ander voor den druk gereed te maken. Tevens achten wij het hier de plaats om erj op te wijzen dat de groote verschillen in door de onderscheidene bijdragen ingenomen plaatsruimte niet moeten worden toegeschreven aan onze grootere of kleinere waardeering van de behandelde stof, maar aan het verschil in beschikbaarheid van gegevens. Het was aan de houders der voordrachten en aan de inzenders niet steeds mogelijk meer dan een beknopte uiteenzetting te geven. Zeer betreuren wij dat de Heer Prof. Th. Lhnperg Jr. door ziekte verhinderd is geworden uitvoering te geven aan de gaarne ontvangen toezegging om in een Voorwoord op de beteekenis van het in dit werk verzamelde uitgebreide studiemateriaal de aandacht te vestigen en die ten opzichte van enkele specimen in 't bijzonder te doen uitkomen. Na het herstel van Z.H.g. mogen wij echter vertrouwen dat deze beschouwingen alsnog in het derde deel, dus aan 't slot van het werk, zal kunnen voorkomen. Amsterdam, ) 0 . /n. . , „„_ > Sept./Oct. 1926. Voorburg, ) L. POLAK. J. C. VAN UYE. VERSLAG VAN HET DAGELIJKSCH BESTUUR VAN DE T. O. P. A. Na een vlug genomen initiatief een niet gemakkelijke voorbereiding. Van één zijde — die der openbare instellingen — vlotte instemming en bereidwilligheid, van de andere zijde — die der particuliere ondernemingen — aanvankelijk terughouding, daarna bijval en ruime medewerking; later ook uit het buitenland sympathie-betuiging en toezegging. Ten slotte een toevloed van inzendingen, die de oorspronkelijk gedachte grenzen ver overschreed, zoodat deze herhaaldelijk uitgelegd moesten worden en, bij de openingsplechtigheid op 19 Juni 1926, 's namiddags 2 uur, een geheel gereed zijnde, veelzijdige tentoonstelling, die op genoodigden en pers indruk, en zelfs een aangenamen indruk, maakte. Dit wordt uitdrukkelijk vermeld omdat 't de eerste voldoening uitmaakte, want er had veel twijfel bestaan. Er waren er, die in 't algemeen de mogelijkheid betwijfelden om administratieve onderwerpen in een tentoonstelling zoodanig te doen uitkomen, dat de beschouwer zich in de handeling zou kunnen verplaatsen, wat toch noodig zou zijn om er iets aan te hebben. En dan, welk een doodsche vertooning, al die platen en schrifturen, zonder draaiende en tikkende machines, zonder het kleurenspel der reclame, zonder jazz-band en wat dies meer zij! De bezoekers der tentoonstelling herinneren zich natuurlijk den vorm waarin het meerendeel der inzendingen voorkwam, t.w.: beschrijving als grondslag, toegelicht door schematische voorstellingen van den loop der handeling in lijnbeeld, tableaux van modellen der gebruikte formulieren en registers, verhelderd door onderlinge verwijzing, en daarnevens grafieken van allerlei aard. De herinnering hieraan zal door de afbeeldingen, welke hier achter bij de beschrijving der inzendingen zijn geplaatst, worden verleven- 2 digd en wie niet in de gelegenheid was de tentoonstelling te bezoeken zal er door worden geholpen om zich haar voor te stellen. Tot den openingsdag was het echter een vraag of de wijze van uitbeelding het gewenschte effect had en dus geslaagd mocht heeten. Het was dus inderdaad een voldoening reeds aanstonds van genoodigden en vertegenwoordigers der pers te mogen vernemen dat dit werkelijk het geval was, dat de gevreesde somberheid niet werd bevonden en integendeel het aanzien der tentoonstelling veel afwisseling bood en een hoogen dunk gaf van de waarde der bijeen gebrachte verzameling. Daar de leiding wel wenken had gegeven, maar, behoudens de noodzakelijkste ruimtebepalingen, volkomen vrijheid had gelaten, kwamen verschillende variaties voor, welke aan de overzichtelijkheid geen schade deden, en kon de phantasie zich ook op dit dor geachte terrein uiten door eenige zeer fraai ontworpen en uitgevoerde stands (o.a. die van het Hoofdbestuur der P.T.T., van de Rotterdamsche Bankvereeniging en van de Vereeniging van Locaalspoor- en Tramwegen). Zoo kon de tentoonstelling aanvangen in de gunstige stemming, vrij van somberheid, maar vol van den ernst, die behoorde bij het studie-oogmerk, uitgangspunt van de inrichters en omschreven in het hier achter afgedrukte Tentoonstellingsprogramma. Bij de officieele opening, verricht door den oud-Minister den Heer Dr. F. E. Posthuma, Voorzitter der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, na een inleidend woord van den Heer C. J. M. Kroon, Voorzitter van de Vereeniging van ambtenaren der Gemeentefinanciën, en bijgewoond door Z. E. den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, benevens een talrijk gehoor van genoodigden uit de kringen der hoogere ambtenaren, van den handel, de industrie, het bankwezen, der accountants enz., stelden sprekers in 't licht hoe het voornemen tot het houden der tentoonstelling is ontstaan, hoe zij werd voorbereid en, met aanhaling van het Tentoonstellingsprogramma, wezen zij op het bijzonder karakter als studie-tentoonstelling, beoogende onderlinge vergelijking van methoden en werkresultaten uit de zoo uiteenloopende takken van openbare en particuliere administratie, 3 tot wederzij dsche leering en voortdurenden opbouw van gezonde begrippen op dit gebied, en eindigden zij met het uitspreken van goede verwachtingen omtrent hare gevolgen. De geschiedenis worde hier zoo kort mogelijk medegedeeld. Ter gelegenheid van de Algemeene vergadering met Congres van de Vereeniging van ambtenaren der Gemeentefinanciën, welke ter herdenking van haar 10 jarig bestaan in 1924 te 's-Gravenhage werd gehouden, kwam uit de vergadering, met bijzonderen aandrang van de vakgroep der Bedrijven, de wensch naar voren om de afsluiting van dit tijdvak te merken door zoodra doenlijk een tentoonstelling (aanvankelijk gedacht met congres) te houden, waar de vooruitgang der gemeentelijke administratie, als gevolg van de toepassing van moderne werkwijzen en hulpmiddelen zou worden getoond. Het denkbeeld werd door het Bestuur overgenomen en door de Vergadering bekrachtigd, daarna uitgewerkt in die richting, dat de nauwe begrenzing der gemeentelijke administratie werd verlaten en het plan opgevat binnen het gebied der tentoonstelling alle vergelijkbare stof te verzamelen, hetzij herkomstig van particuliere ondernemingen of van z.g. overheidsinstellingen, overtuigd dat onderlinge vergelijking, uitgestrekt over een zóó groot en verdeeld veld van administratieve werkzaamheid veel meer nut zou kunnen stichten dan bij beperking tot een enkele categorie. Op deze basis werd besloten de uitvoering ter hand te nemen, nadat nog was vastgesteld dat de gewenschte graad van gelijksoortigheid der stof, met de noodige rekbaarheid zou worden aangeduid door den naam „Tentoonstelling op het gebied der Openbare en Particuliere Bedry/sadministratie", zonder definitie van het begrip „bedrijf". Daarop volgde een uitnoodiging aan het Hoofdbestuur der Ned. Maatschappij voor Nijverheid en Handel om medewerking en steun, welke met volkomen instemming werd begroet en leidde tot de aanvaarding van het Voorzitterschap der Centrale Commissie voor de Tentoonstelling door den Voorzitter der Maatschappij, den Heer Dr. F. E. Posthuma. Voor de samenstelling van deze Commissie, en ook van de bijzondere commissies, welke later nog gevormd werden, verwijzen wij naar de hier achter staande lijst. Deze bijzondere commissies waren: 4 Eén voor de Gemeentelijke en Provinciale Bedrijven, één voor de Staatsbedrijven, één voor de Particuliere Bedrijven en één voor de Bibliotheek en Leeszaal. Door de Centrale Commissie was intusschen het plan van actie verder uitgezet en het doel der tentoonstelling in het reeds vermelde programma omschreven. Zij werd daarin gekenmerkt als een studie-tentoonstelling, bestemd om door beelden uit de practijk proefondervindelijk aan te toonen welke verbetering, vereenvoudiging en besparing in de bedrijfsadministratiën is verwezenlijkt door moderne methoden in toepassing te brengen. Daarbij zou blijken dat in.vele gevallen met uitnemend gevolg gebruik gemaakt wordt van mechanische hulpmiddelen, op welke de aandacht behoort gevestigd te worden, wat echter niet uitsluit dat onder andere omstandigheden, door vernuftig gevonden werkwijzen zonder mechanisatie, voordeden zijn verkregen, die eveneens de opmerkzaamheid waard zijn. Door proeven van beiderlei aard te toonen, werd de tentoonstelling geplaatst op een hooger niveau dan zou worden ingenomen wanneer in hoofdzaak bevordering der kantoor-mechanisatie was beoogd. Den bezoeker moest gelegenheid worden geboden om rustig en onbeïnvloed op te nemen hoe anderen werken, met welke hulpmiddelen en met welk resultaat, om daaruit zijne gevolgtrekkingen te maken. Dit standpunt bracht mede dat reclame en propaganda van den handel niet ter tentoonstelling konden worden toegelaten, onverminderd alle waardeering van de energie dergenen, die kosten noch moeiten ontzien om de nieuwste vindingen in groote verscheidenheid ter algemeene kennis te brengen. Een beroep, door middel van circulaires, op belanghebbenden en belangstellenden om medewerking door toezegging van inzendingen en geldelijke bijdragen, ging uit, werd later herhaald en leidde tot welslagen. De geldelijke bijdragen en garanties vormen de achterstaande lijst. Bovendien stelde de gemeente Amsterdam de benoodigde lokaliteit in het Stedelijk Museum kosteloos ter beschikking en verschafte het Gemeentebestuur van 's-Gravenhage ten stadhuize aldaar kosteloos kantoorruimte voor het Secretariaat gedurende den eersten tijd der voorbereiding. Gedurende de tentoonstelling hebben de in den Catalogus aangekondigde lezingen plaats gehad, welke hier achter in haar geheel of als uittreksel zijn weergegeven en 5 betrekking hadden op onderwerpen, verband houdende met het doel der tentoonstelling. Zij waren meerendeels goed bezocht en alle de kennisneming waard, zoodat de verspreiding in ruimeren kring door dit Herinneringsboek nuttig moet zijn. Bij de officieele sluiting der tentoonstelling op 19 Juli, n.m. te 4 uur, kon de Voorzitter van het Dagelijksch Bestuur, de Heer Mr. R. E. Kielstra, op grond van het getuigenis van vele gezag hebbende bezoekers en van de pers, constateeren dat de tentoonstelling volkomen geslaagd was en aan de bedoelingen der inrichters had beantwoord; dat zij rijk was aan belangrijke, helder inzicht gevende, inzendingen van den meest uiteenloopenden aard, die velen tot aandachtige bestudeering en vergelijking hadden geprikkeld en in hare nawerking ongetwijfeld nut zou stichten. Hij besloot met een warmen dank aan allen, die door hunnen arbeid of geldelijken steun, dan wel door persoonlijk aan den dag gelegde belangstelling, tot dit resultaat hadden medegewerkt. Het bezoek der tentoonstelling kan op nabij 3000 personen worden gerekend, welk aantal, de afwezigheid van attracties en reclame in aanmerking genomen, zeer bevredigend mag worden genoemd, aangezien men uitsluitend kwam om het ten toon gestelde in zich op te nemen. Een dikwijls gehoorde opmerking betrof de veelheid en uitgebreidheid van het voorhandene, welke, ook bij selectie der te beschouwen onderwerpen, te veel tijd vereischte om hetgeen men zag geheel te verwerken. Het Dagelijksch Bestuur vertrouwt dat dit Herinneringsboek werkzaam zal zijn om tegemoet te komen aan hetgeen dezen bezoekers tekort schoot en dat het voor de niet-bezoekers een gedeeltelijke vergoeding zal zijn voor hetgeen zij hebben gemist. Bovenal hoopt het dat de uitgesproken verwachtingen omtrent de nawerking der tentoonstelling er door moge bevestigd worden. Door vele inzenders is gehoor gegeven aan een namens het Nederlanösch Instituut voor Efficiency tot hen gericht verzoek om afstand van het ten toon gestelde materiaal. Pogingen worden in het werk gesteld, om daarvoor een blijvende huisvesting te verkrijgen bij de Faculteit der Handelswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, 6 waar ook reeds, overeenkomstig den wensch der schenkers, de inzendingen van de Bureaux voor Business-Research van enkele Amerikaansche universiteiten een plaats vonden. Nagenoeg alle overige inzenders verklaarden zich bereid de door hen ten toon gestelde tableaux en beschrijvingen bij voorkomende gelegenheden wederom beschikbaar te stellen, of althans dit te zullen overwegen. Het Nederlandsch Instituut voor Efficiency is door deze welwillendheid in de mogelijkheid geplaatst een groot gedeelte der tentoonstelling als het ware te doen herleven waar en wanneer daartoe aanleiding zal bestaan. Amsterdam, Sept. 1926. Mr. R. E. KIELSTRA, Voorzitter, H. KEEGSTRA, Penningmeester, Prof. Th. LIMPERG Jr., Ir. F. DONKER DUYVIS, I. C. VAN UYE ) \ Secretarissen. L. POLAK ) CENTRALE COMMISSIE. Dr. F. E. Posthuma, oud-Minister, Voorzitter Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, 's-Gravenhage. C. J. M. Kroon, Gemeenteontvanger, Voorzitter der Vereeniging van ambtenaren der Gemeentefinanciën, Gouda. Ir. F. Donker Duyvis, Scheikundig Ing. b/d Nijverheidsdienst, Deventer. H. Keegstra, Directeur van het Gemeentelijk Girokantoor, Amsterdam. Mr. R. E. Kielstra, Directeur der Kasvereeniging, Amsterdam. Prof. Th. Limperg Jr., Hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam. 7 Dr. J. L. C. van Meerwijk, Voorzitter der Commissie voor de Particuliere bedrijven, Heemstede. Prof. J. G. Ch. Volmer, Voorzitter der Commissie voor de Gemeentelijke en Prov. bedrijven, 's-Gravenhage. Mr. W. H. M. Werker, Voorzitter der Commissie voor de Staatsbedrijven, 's-Gravenhage. J. C. van Uye, lid van het Nederlandsch Instituut van Accountants te Voorburg, Algemeen Secretaris. L. Polak, Lid van het Nederlandsch Instituut van Accountants, te Amsterdam, Adjunct-Secretaris. BUITENLANDSCHE LEDEN. H. Fayol, Président du Centre d'Etudes administratives, Paris 1). J. J. C. Carlioz, membre du Centre, medewerker van wijlen den Heer H. Fayol. Prof. Dr. Ing. W. Hellmich, Direktor des Vereins deutscher Ingenieure, Berlin. P. Otlet, Secrétaire-général de 1'Institut International de Bibliographie, Bruxelles. N. Roussinoff, Moscow. R. Borlase Mattthews, delegated by The Office Machinery Users' Association, East Grinstead, England. DAGELIJKSCH BESTUUR. Mr. R. E. Kielstra, Voorzitter; H. Keegstra, Penningmeester; Prof. Th. Limperg Jr. Ir. F. Donker Duyvis; J. C. van Uye, Alg. Secretaris; L. Polak, Adjunct Secretaris. * COMMISSIE VOOR DE BIBLIOTHEEK EN LEESZAAL. Dr. T. P. Sevensma, Voorzitter, Bibliothecaris der Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. J) Intusschen overleden. 8 Prof. Th. Limperg Jr. H. Keegstra, Ir. F. Donker Duyvis, Mej. H. M. Tetrode, Secretaresse, Assistente aan de Handels-economische bibliotheek te Amsterdam. COMMISSIE VOOR DE GEMEENTELIJKE EN PROVINCIALE BEDRIJVEN. Prof. J. G. Ch. Volmer, voorzitter, Hoogleeraar Technische Hoogeschool, Delft, 's-Gravenhage. Ir. A. Keppler, Onder-Voorzitter, Directeur Gemeentelijke Woningdienst, Amsterdam. C. M. van Benthem, Administrateur Gemeentewerken, 's-Gravenhage. L. van Essen, Lzn., Accountant, Amsterdam. P. C. van der Have, Administrateur Financiën, Rotterdam. Ir. R. de Kat, Directeur Gem. Handelsinrichtingen, Amsterdam. H. A. F. Könings, Administrateur Gemeenteziekenhuizen, Redacteur „Administratie en Economie in de Ziekenhuizen", 's-Gravenhage. Ir. H. Lohr, Directeur Prov. Geldersche Electr.-Mij., Arnhem. G. Meijer, Directeur Centraalbureau Vereeniging v. Gasfabrikanten, 's-Gravenhage. J. Meijer Azn., Directeur Centraalbureau Verificatie Verg. Ned. Gemeenten, 's-Gravenhage, J. Polder, Administrateur Openbaar Slachthuis, 's-Gravenhage. T. E. v. Putten, Directeur Gemeentetramdienst, Amsterdam. Ir. H. W. Snijders, Directeur Gem. Telephoondienst, 's-Gravenhage. B. G. Stempels, Administrateur Duinwaterleiding, 's-Gravenhage. H. A. Verheij, Gemeentelijk Bezuinigingsinspecteur, Amsterdam. Ir. F. F. M. Wirtz, Directeur Drinkwaterleiding, Rotterdam. 9 COMMISSIE VOOR DE STAATSBEDRIJVEN. Mr. W. H. M. Werker, Voorzitter, Lid Verzekeringsraad, 's-Gravenhage. Mr. J. H. C. Busing, Onder-Voorzitter, Directeur Rijkspostspaarbank, Amsterdam. J. C. Bellaar Spruyt, Directeur Stroomverkoop-Mij., Maastricht. Ir; J. C. F. Bunge, Directeur Staatsmijnen, Heerlen. G. Th. van Dam, Directeur Artillerie-inrichtingen, Zaandam. A. P. F. Duynstee, Inspecteur Posterijen en Telegrafie, 's-Gravenhage. R. A. Dijker, Lector aan de Handelshoogeschool te Rotterdam en Accountant, 's-Gravenhage. J. W. Lucas, Accountant, Amsterdam. Dr. W. H. Mansholt, Directeur Academisch Ziekenhuis, Groningen. Mr. J. F. van Royen, Alg. Secretaris Hoofdbestuur Posterijen en Telegrafie, 's-Gravenhage. Mr. Dr. A. Spanjer, Bezuinigingsinspecteur, 's-Gravenhage. Ir. A. H. W. v. d. Vegt, Hoofdinspecteur-generaal spooren tramwezen, 's-Gravenhage. COMMISSIE VOOR DE PARTICULIERE BEDRIJVEN. Dr. J. L. C. v. Meerwijk, Voorzitter, Directeur Centraal- Beheer, Amsterdam. H. M. van Unen, Onder-Voorzitter, Adm. Directeur van "Werkspoor", Amsterdam. H. van Duijl, Onder-Directeur Rotterdamsche Bankvereeni- ging, Amsterdam. Ir. J. Th. Gerlings, President-Commissaris Ind. Tramw.- Mijen, 's-Gravenhage. Ed. Gerzon, Directeur Gebr. Gerzon's Modemagazijnen, Amsterdam. Ir. V. W. van Gogh, Raadgevend Ingenieur, Amsterdam. Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan Jr., Bg. Hoogleeraar aan de Handelshoogeschool te Rotterdam, 's-Gravenhage. Ir. J. Koster, Directeur Ned. Mij. v. Mijnbouwkundige Werken, Heerlen. 10 Ir. W. H. van Leeuwen, Directeur Ned. Gist- en Spiritusfabriek, Delft. M. Pimentel, Accountant, Amsterdam. H. R. Reder, Accountant, Amsterdam. Mr. Q. J. Terpstra, Directeur Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf, Rotterdam. G. van Terwisga, Accountant, Hengelo (O.). C. van Uden, Accountant, Amsterdam. A. H. Verkade, Directeur Verkade's Fabrieken, Zaandam. NAAMLIJST VAN DE LICHAMEN, INSTELLINGEN EN PERSONEN, DIE DOOR GELDELIJKE BIJDRAGEN EN GARANTIE'S DE T. O. P. A. STEUNDEN. Het Rijk; de gemeenten Alkmaar, Amsterdam, Beemster, Bussum, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Franeker, 's-Gravenhage, Leeuwarden, Maastricht, Nieuwe Pekela, Rotterdam, Rijswijk, Rheden, Texel, Veghel, Winschoten en Zaandam; de Vereeniging van Ned. Gemeenten. Het Hoogheemraadschap Noordholland's N. Kwartier, Alkmaar; de Kamers van Koophandel te Amsterdam en Utrecht; Haarlemsche Bankvereeniging, Haarlem; fa. Pierson & Co., Amsterdam; Twentsche Bank, Amsterdam; Nationale Bankvereeniging, Utrecht; Nederlandsche Handel-Maatschappij, Amsterdam; Nederlandsche Bank, Amsterdam; Rotterdamsche Bankvereeniging, Amsterdam; Kasvereeniging, Amsterdam; N.V. Stoommeelfabriek „Holland", Amsterdam; Vereenigde Kon. Papierfabriek fa. Van Gelder & Zonen, Amsterdam; Nederlandsen-Indische Mij. Van der Linde Teves & Stokvis, Amsterdam; N.V. Spinnerij „Oosterveld", Enschede; N.V. Ruys' Handelsvereeniging, 's-Gravenhage; Mij. tot vervaardiging van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, gen. „Werkspoor", Amsterdam; Ned. Gist- en Spiritusfabriek, Delft; Coöp. Verg. „Centraal Beheer" G.A., 's-Gravenhage; fa. Van der Eist & Matthes, Amsterdam; Ned. Eng. Technische Handelsvereeniging, 's-Gravenhage; Gebr. Gerzon's Modemagazijnen, Amsterdam; Ned.-Indische Gas-Maatschappij, Rotterdam; N.V. Machine- en Motorenfabriek v/h Thomassen & Co., De Steeg; Goedewaagen's Holl. Pijpen- en Aardewerkfabriek, Gouda; Van den Bergh's Fabrieken, Rotterdam; Verkade's Fabrieken, Zaandam; Bataafsche Petroleum-Maatschappij,'s-Gravenhage; Machinefabriek Gebr. Stork & Co., Hengelo (O.); N.V. Electriciteits-Mij. A.E.G., Amsterdam; Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf, Rotterdam; Friesche Coöp. Zuivel Export-Verg., Leeuwarden; Abr. van Stolk & Zn., Rotterdam; Kon. Ned. Edetmetaalbedrijven, 's-Gravenhage; 12 Kromhout-Motorenfabriek, Amsterdam; Verschure's Alg. Binnenl. Stoomvaart-Mij., Amsterdam; Ned. Kunstzijdefabriek, Arnhem; G. J. van Gelder, Wormerveer; Joh. E. Post, Amsterdam; H. de Vries, Amsterdam; P. van der Kam, 's-Gravenhage; C. Pruyser, Amsterdam; N. Le Grand, Amsterdam; H. van der Masch Spakler, Amsterdam; Jan A. Stoop, 's-Gravenhage; K. C. Honig Kzn., Overveen; H. Rud. du Mosch, Amsterdam. De departementen Amsterdam en Rotterdam der Ned. Maatschappij voor Nijverheid en Handel; Ned. Instituut van Accountants, Amsterdam; Ned. Broederschap van Accountants, Amsterdam. De acountants P. Klijnveld, Th. Dyrbye Jr., Elles & Hamelberg, G. P. J. Hogeweg; Van Dien, Van Uden & Co., G. W. Frese; J. Roet Jzn., Joh. M. Schols & J. van Hamersveld, M. F. Pieters, H. van Haagen, L. Limperg, H. R. Reder, J. Stalling, Steenveld, Maasdam & Van Eyden, allen te Amsterdam; Van Koetsveld, Rotterdam; C. Steneker & J. Siblesz Jr., 's-Gravenhage. Dagblad „De Tijd" en Dagblad „Het Volk", beide te Amsterdam. Stoomvaart-Mij. „Zeeland", Vlissingen; Rotterdamsche Electrische TramwegMij., Rotterdam; Noord—Zuid-Holl. Tramweg-Mij., Haarlem; Kon. Paketvaart-Mij., Amsterdam; Ned. Indische Spoorweg-Mij., 's-Gravenhage; Utrechtsche WaterleidingMij., Utrecht; Prov. Utrechtsche Electriciteit-Mij., Utrecht; Prov. Waterleidingbedrijf voor Noord-Holland, Bloemendaal; Waterleiding-Mij. voor Zuid-Beveland, Goes; Prov. Geldersche Electriciteits-Mij., Arnhem; Mij. voor Stroomverkoop, Maastricht; Prov. Electrisch Bedrijf voor Friesland, Leeuwarden. Levensverzekering Mij., opgericht door het N.O.G., Amsterdam; Nationale Levensverzekeringsbank, Rotterdam; Amsterdamsche Mij. voor Levensverzekering, Amsterdam. Centrale van Hoogere Rijksambtenaren, Utrecht; Centrale van Hoogere Gemeenteambtenaren, 's-Gravenhage. Vereeniging van Adm. en Econ. hoofden van Ziekeninrichtingen, Rotterdam; Oud en Nieuw Gasthuis te Zutphen, St. Elisabeths Gasthuis, Deventer. Gemeentelijk Gas-, Waterleiding- en Electriciteitsbedrijf, Delft; Stedelijke Fabrieken voor Gas en Electriciteit, Leiden. LEZING VAN DEN HEER B. G. STEMPELS, Administrateur der Gem. Duinwaterleiding te 's-Gravenhage, gehouden 22 Juni 1926, over de Groepsinzending der Haagsche Gemeentebedrijven. Spreker ving aan met mede te deelen, dat het plan om door middel van een tentoonstelling inzicht te geven in de ontwikkeling van de moderne systemen van administratie en administratieve statistiek der openbare en particuliere bedrijven, bij de studie-vereeniging van administrateurs van bedrijven der gemeente 's-Gravenhage levendige belangstelling had gewekt, omdat dit geheel in haar lijn lag, zoodat dan ook onmiddellijk en unaniem besloten werd té trachten gedaan te krijgen, dat een collectieve inzending met betrekking tot de administraties der 10 Haagsche bedrijven zou worden toegestaan. Hiertoe werd van de Directeuren de onmisbare steun, van Burgemeester en Wethouders de vereischte goedkeuring ontvangen. Het bestuur der T.O.P.A. vond de inzending blijkbaar van genoegzaam belang om daarover nog het een en ander in het openbaar te doen opmerken. Spreker hoopt dat hetgeen hij zeggen zal voor hen, die met de materie waarom het hier gaat in de een of andere functie te maken hebben en die het tentoongestelde gaan bezichtigen, van eenige waarde zal zijn. Allereerst bespreekt hij de verordening op het beheer der gemeentebedrijven ex artikel 114 bis G.W., waarvan een schema ingezonden is. Deze verordening zou hij aan vele gemeentebesturen ten voorbeeld willen stellen, omdat daarin aan de beteekenis van een deugdelijk administratief beheer recht wordt gedaan. De scheidingslijn loopt bij de technisch-economische ondernemingen, die gemeentebedrijven zijn, niet tusschen technisch en kasbeheer, maar tusschen technisch en administratief beheer. De Directeur de algemeen deskundige leider, de administrateur de zelf verantwoordelijke bedrijfs-comptabele. Beide deelen van het be- 14 heer belangrijk genoeg om ze goed te doen verzorgen; bij geen geheele verantwoordelijkheid ook geen volledige ontplooiing van de persoonlijkheid. Spreker behandelt verder in het kort de verschillende inzendingen, onder toelichting hier en daar met behulp van lantaarnplaatjes. Van den Reinigingsdienst vermeldt hij in 't bijzonder de zorg voor een economisch beheer der autotractie, waarvoor een goede kostprijs-bepaling en betrouwbare statistieken noodzakelijk zijn; bij de Plantsoenen staat hij stil — na over de historie van dit bedrijf te hebben gesproken — bij de statistiek van de onderhoudskosten van de openbare plantsoenen (1925 ƒ 1,02 per jaar per inwoner) en van de oppervlakte plantsoenterrein ten opzichte van den bevolkingsaanwas (deze laatste overtreft de uitbreiding van de plantsoenen). Van de Ziekenhuizen bespreekt hij de patiënten-administratie, welke zoo efficiënt mogelijk is ingericht, terwijl hij verder aan de hand van eenige grafieken (voedingskosten en verpleegkosten) aantoont hoe aan de economie in de Ziekenhuizen volle aandacht wordt gewijd, al zijn deze in het leven geroepen om de lijdende menschheid te dienen. De kasadministratie en de tariefssimplificatie aan het Openbaar Slachthuis worden vervolgens door hem behandeld. De practische inrichting van de eerste en het gemak van de laatste voor de gebruikers van het Slachthuis (de slagers) hebben, naar hij mededeelde, den bloei van het Haagsche abattoir in de latere jaren bevorderd (ƒ 733.000 verlies in de jaren 1911—1920, ƒ 881.000 winst in de jaren 1921—1925, voordeelig saldo ƒ 148.000). Bij de inzending van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting wees hij op het ruime arbeidsveld van dezen dienst, wat goed blijkt uit het ingezonden artistieke schema betreffende de werkingssfeer van dezen dienst, terwijl hij verder besprak de kostprijs-boekhouding van het Grondbedrijf en andere ingezonden beschrijvingen van onderdeelen der administratie. Van het Gasbedrijf en van het Electrisch bedrijf behandelde spreker de ingezonden schema's en beschrijvingen van deze bedrijven betreffende de invordering „thans" (gelijktijdige opneming en inning van het verschuldigde) en „vroeger" (toen eerst opgenomen, later afgerekend werd), welke belangrijke verandering in de administratie groot finan- 15 cieel voordeel beteekent, terwijl hij bij laatstgenoemd bedrijf nog gelegenheid had te wijzen op het aardige schema van de boekhouding en den goeden financieelen toestand (voortzetting van de daling der kosten per geproduceerde eenheid). Bij Gemeentewerken bracht hij allereerst naar voren van hoeveel voordeel het is aan dergelijke diensten, waar 10 a 12 millioen gulden jaarlijks verwerkt worden, den bedrijfsvorm te geven, wat prikkelend op de leiding werkt om efficiency te betrachten, omdat men door de commercieele boekhouding, die dan mogelijk is, een goed inzicht krijgt in de cijfers, vooral als gestreefd wordt naar „a jour zijn" der boekhouding. Dit laatste is bereikt met 15 % besparing aan personeel, door de mechaniseering der administratie (Hollerith-systeem). Hierbij vond spreker gelegenheid de 6 ingezonden grafieken, die de verschillende handelingen der administratie bij Gemeentewerken aangeven en de afdeelingen waar deze worden verricht, alsmede welke machines daarbij worden gebruikt, te belichten. Van den Telephoondienst besprak hij de economische inning der abonnementsgelden (postgiro, adressograph en Burroughs Duplex) en andere vereenvoudigingen in de boekhouding, zoodat thans bij een vergroot bedrijf (37 %) met minder personeel (27 %) kan worden volstaan. Tenslotte behandelde spreker nog van zijn eigen bedrijf de „administratie der water-debiteuren" met de daarbij toegepaste machines, de kostprijs-boekhouding en de grafiek betreffende „efficiency bij de waterdistributie" (constante daling van het hoofdelijk etmaal-verbruik sedert 1898 door verschillende sedert getroffen regelingen). Aan het eind verraste spreker de aanwezigen op eenige kijkjes in de Haagsche bedrijven om te eindigen met eenige bijzonder mooie opnamen uit het nieuwe wingebied der waterleiding, het natuurmonument „Mijendel", over welke laatste plaatjes spreker de beschikking had door welwillendheid van Dr. A. Schierbeek, den leider van het bekende „Meijendel-onderzoek" en den helper en photograaf daarbij Jhr. C. Ch. Six. Daarna werd door de aanwezigen een gemeenschappelijk bezoek aan den Haagschen stand gebracht. LEZING VAN DEN HEER R. A. DIJKER, Accountant te 's-Gravenhage en lector aan de HandelsHoogeschool te Rotterdam, gehouden 25 Juni 1926. DE INVLOED VAN DE MECHANISEERING VAN DE BOEKHOUDING OP DE ACCOUNTANTSCONTROLE. De „Accountancy" is gegroeid en is nog in haar groeiperiode. Verschillende begrippen zijn dientengevolge niet nauwkeurig omlijnd en zulks is zelfs het geval met het begrip „Accountantscontröle" zelf. Om over dit onderwerp vruchtdragend van gedachten te kunnen wisselen dient dan allereerst vast te staan, wat men onder „accountantscontröle" wil verstaan. Oorspronkelijk was de accountant niet veel meer dan1 een hoofdboekhouder. Hij was in dienst van de leiders van een onderneming en nam van hen over een deel van hun taak, n.1. de zorg voor de juistheid van de administratie, en de contröle op het financieel beheer. Allengs is dat veranderd en moet men den accountant en zijn staf beschouwen als een zelfstandig orgaan, dat niet staat in dienst van de onderneming, maar staat naast de onderneming en dat geheel zelfstandig de juistheid van een over te leggen rekening moet constateeren. De waarde van een accountantscontröle schuilt niet alleen in de vakkundige kennis van den accountant, niet alleen in de betrouwbaarheid van den accountant, maar ook in de omstandigheid dat hij oordeelt als deskundige, die in geen enkel opzicht belanghebbende bij de gecontroleerde onderneming is en ook niet bij haar in dienstverband is. Dit laatste moet worden genomen niet in den formeelen, maar in den meest absoluten zin en een accountant met één zaak, of met één zaak van beteekenis, staat in werkelijkheid in dienstverband en is niet het zelfstandig orgaan, dat de ver- 17 eischte waarborg van onafhankelijkheid en zelfstandigheid moet scheppen. Het kan niet worden gezegd dat de accountantskantoren, zich uitsluitend bepalen tot werkzaamheden in laatstgenoemde verhouding, die ik elders heb genoemd te behooren tot „de publieke taak" van den accountant. Ze verrichten ook werkzaamheden in de eerst geschetste verhouding, dus eenvoudig als adviseur van leiders van ondernemingen, welke ik heb genoemd de „private taak". Het is hier niet de plaats om dit onderscheid nader te definieeren en te propagandeeren, maar ik heb het onderscheid noodig, omdat het de beantwoording op de vraag, of de accountantscontrole tengevolge van de mechaniseering van de boekhouding verandering ondergaat, vergemakkelijkt. Het antwoord op deze vraag wordt middels de gemaakte onderscheiding zelfs zeer eenvoudig. Wanneer de accountant als zelfstandig orgaan de administratie moet controleeren, ondergaan zijn werkzaamheden geen, maar dan ook niet de minste verandering, wanneer die administratie wordt gevoerd met machines, in plaats van met de hand. Het eenige zou zijn dat de accountant zelf van de machines gebruik zou kunnen maken om zijn arbeid te verrichten, maar nimmer zal hij mogen vertrouwen op de resultaten van den machinalen arbeid. Om dit te demonstreeren hebben wij niet noodig te verwijzen naar de fraude, die onlangs door de behandeling voor de Rechtbank ter algemeene kennis kwam en juist deels mogelijk was geweest door te vertrouwen op den arbeid door een telmachine verricht. Het standpunt vloeit voort uit het beginsel omtrent de beteekenis van de accountantscontröle in de publieke taak hierboven uiteengezet. Uit het bovenstaande mag niet worden afgeleid, dat al het werk met de machines verricht nog eens zelfstandig, desnoods ook op machines, door den accountant of zijn assistenten moet worden gedaan. Wij weten, dat de accountant door de zgn. totaal-controles zich zekerheid omtrent de juistheid van de uitkomsten tracht te verschaffen, zonder de administratie in al haar details te volgen. En zulks blijft vanzelfsprekend noodig, ook al worden de détails langs machinalen weg, in plaats van met de hand, verwerkt. Alleen in de private taak is het mogelijk dat de arbeid i 2 18 van den accountant wijziging ondergaat. Daar is hij in wezen hoofdboekhouder en de zorg voor het overeenstemmen van verschillende gegevens wordt door het feit dat deze gegevens langs machinalen weg worden verwerkt, ook voor hem verlicht. De gewone onnauwkeurigheidsfouten, welke bij overboekingen ontstaan en welker opsporing dikwijls zéér veel tijd kost, zullen door mechaniseering van de boekhouding worden voorkomen. De machines zullen evenwel nimmer de interne controle kunnen vervangen, zooals in de rede ligt. De machines immers moeten worden bediend door menschen en het is de arbeid, welke die menschen middels die machines verrichten, welke steeds contróle zal vragen. De praktijk heeft in dit opzicht reeds een waarschuwend voorbeeld gegeven. Opgemerkt moet verder worden, dat de private taak de niet het meest op den voorgrond tredende taak van den accountant is, dat ze ongetwijfeld is een verdwijnende taak en dat men zelfs kan stellen de vraag of de uitoefening van de private taak naast de publieke taak wel geoorloofd is. Is er dus van een invloed van de mechaniseering van de boekhouding op de accountantscontrole sprake, dan betreft deze een onbelangrijk onderdeel. LEZING VAN DEN HEER Dr. J. L. PRAK, uit Eindhoven, op 29 Juni 1926. PERSONEELSELECT1E EN PSYCHOTECHNIEK. In een overwegende meerderheid van bedrijven wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met de onnoodige onkosten, veroorzaakt door ondoelmatige personeelselectie. Wel tracht men de personeelkosten te verminderen door de invoering van arbeidbesparende procédé's en machines, verbeterde transportmethoden, betere werkverdeeling, opvoering der productie per man etc, maar het groote belang, gelegen in een zoo doelmatig mogelijke personeelkeuze wordt, ook in arbeidsintensieve bedrijven, veelal genegeerd. Het gevolg is verlaagde productie, personeelsuitbreiding, noodelooze wrijving, bemoeilijkte instructie, extra-toezicht en controle etc. Het duidelijkst manifesteeren de gevolgen van een ondoelmatige keuze van personeel zich veelal in een groot arbeidersverloop, door ontslag geven en nemen. In tal van bedrijven is een arbeidersverloop van 100 %, d.w.z. dat elk jaar evenveel werkkrachten worden aangenomen als het gemiddeld aantal employé's bedraagt, om op gelijke sterkte te blijven, normaal. Ford bv. geeft voor 1913 zelfs op 400 %, wat met moeite werd gereduceerd tot 74 %, een nog veel te hoog getal. Het noodeloos arbeidersverloop sleept tal van kosten met zich, die gewoonlijk over het hoofd worden gezien: immers de administratieve onkosten voor de vervanging van een vertrekkend employé door een nieuwe kracht spelen slechts een onbeduidende rol; hier komen bij de veel belangrijker onkosten van instructie, slijtage en vernieling van machines en werktuigen, verlies in productie, uitval, ongelukken, rente van het extra benoodigd kapitaal. In totaal komen Amerikaansche deskundigen op een schatting van 50 dollar voor geschoolde arbeiders, 75 voor halfgeschoolden en 10 voor ongeschoolden. Voor hooger personeel zijn er aanzienlijk hooger bedragen mee gemoeid. Vervangen wij dollar door gulden, dan beteekent een on- 20 noodig arbeidersverloop nog een zeer aanzienlijk lek. En wat de niet-financieele gevolgen betreft, de nadeelen voor den verkeerd te werk gestelde zelf, voor de sfeer en de verhoudingen in het bedrijf, die zijn niet licht te zwart af te schilderen. Het spreekt vanzelf, dat ondoelmatige personeelselectie slechts één der oorzaken is van een onnoodig hoog arbeidersverloop, zij het een belangrijke. Evenzeer dat de psychotechniek slechts een der hulpmiddelen is om die personeelkeuze te verbeteren. Daarnaast is het medisch onderzoek, de scholing van den jeugdigen werker etc. van groot belang. Om nu in een kort bestek een duidelijk beeld te geven van de werkwijze der psychotechnische keuring en van enkele der daarmede reeds bereikte resultaten, is het dienstig een aantal plaatjes te projecteeren, waarop eerst eenige methoden van onderzoek worden gedemonstreerd en de wijze van verwerking der uitkomsten, vervolgens de grafische voorstelling der bereikte resultaten. Achtereenvolgens worden vertoond onderzoekingsmethoden voor het praktisch en theoretisch intellect, de opmerkzaamheid, tastgevoeligheid, gezichtsscherpte, en eenige arbeidsproeven, waarna de serie experimenten besloten wordt met een bijbehoorende reeks proeven, zooals die gebezigd worden voor de selectie van jeugdige metaalbewerkers en de leerlingen der Eindhovensche Ambachtsschool. De spreker wijst er op dat er veel misvattingen zijn geweest over de psychotechnische keuring. Door apparatenverkoopers etc. is den leek gesuggereerd, dat het aanschaffen van een reeks apparaten, door ieder naar wensch te hanteeren, zou kunnen bijdragen tot een verbeterde personeelselectie. Niets is minder waar. In ons land zijn ook nog enkele bedrijven dupe geworden van deze misvatting: in één geval wilde men een aftandschen werkmeester tot psychotechnicus promoveeren en in een ander werd de psychotechniek bedreven door de linnenjuffrouw. Om een betrouwbaar resultaat te krijgen bij een psychotechnisch geschiktheids-onderzoek is echter heel wat meer noodig dan een serie fraaie toestelletjes en een enthousiaste testmaniak. Daartoe behoort uitvoerig en grondig vooronderzoek: de studie van het vak in quaestie door den psycholoog, overleg met deskundigen, vaklieden, bazen, ingenieurs etc, de opstelling van een uitvoerige serie proeven, het toepassen op een aantal personen, die het vak uitoefe- 21 nen, het samenstellen van een betrouwbare bedrijfsbeoordeeling, het exact vergelijken volgens statistische methoden van de uitkomsten van elke proef met die beoordeeling, het uitroeien van ondeugdelijke proeven en het waardeeren der bruikbare. Na dit zeer omvangrijk vooronderzoek kan men normen opstellen voor de personeelselectie in dat vak. Puntenschaal of grafische voorstelling. Demonstratie van enkele voorbeelden. Hierna worden geprojecteerd eenige grafieken van de resultaten der psychotechnische leerlingenselectie in Duitsche fabrieken, als Siemens-Schuckert, Borsig, Gelsenkirchener Bergwerke A.G. Vervolgens een drietal plaatjes over de Berlijnsche tram, de DuKsche Spoorwegen, en een taximaatschappij in Chicago. Bij de Amerikaansche Posterijen worden jaarlijks 80.000 sollicitanten onderzocht volgens deze nieuwe methoden. Onder de aanwezige employé's zijn de verschillen in prestatie zoo groot, dat bij het brieven sorteeren b.v. de beste 25 % der sorteerders niet slechts 2% maal zoo vlug sorteeren als de slechtste 25 %, maar ook nog drie keer zoo weinig fouten maken. Dank zij de doelmatiger personeelselectie staan van de nieuwe employé's 93 % boven het gemiddelde der aanwezige. Zeer karakteristieke voorstellingen zijn ontleend aan het Amerikaansche legeronderzoek, waarbij ook de immigratie zijdelings wordt aangeroerd. Verder geeft een tabel met resultaten van het National Institute of Industrial Psychology te Londen een overzicht van de resultaten van psychologisch en physiologisch onderzoek op aanverwant terrein: door verbeterde beweging en rhytmiseering, doelmatiger scholing, rustpauzen, verbeterde verlichting etc. werd in tal van industrieën een verhooging van de productie bereikt, varieerend van 10 tot 40 %, de uitval verminderd met 40 en 50 %. (blik—chocolade—glas —aardewerk—margarine-industrie, kolenmijnen etc.) Tot slot nog enkele kijkjes in het psychotechnisch laboratorium der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, waar jaarlijks ruim 4000 personen worden onderzocht voor fabriek, kantoor en opleidingsscholen, met resultaten, die overeenstemmen met de gedemonstreerde. Ongeveer 80 a 90 % der psychotechnische diagnoses blijkt ook in de praktijk juist te zijn. LEZING VAN DEN HEER H. R. REDER, Accountant, lid der firma Th. & L. Lïmperg te Amsterdam, gehouden 30 Juni 1926. DE BETEEKENIS VAN EN DE MAATREGELEN NOODIG VOOR HET TUSSCHENTIJDS EN REGELMATIG OVERZIEN VAN DE BEDRIJFSRESULTATEN. Spreker wijst er op, dat het onderwerp in het tentoonstellingsprogramma uitdrukkelijk is vermeld en dat om inzendingen op dit gebied is verzocht. Hij stelt de vraag, of men aan den desbetref f en den oproep gevolg heeft gegeven, welke vraag spreker bevestigend beantwoordt; er zijn verschillende voorbeelden van maandelijksche bedrijfsoverzichten in de stands te vinden, benevens voorbeelden van uitwerking der beginselen, waarop spreker de aandacht zal vestigen. De kern van het vraagstuk van het tempo, waarin de resultaten kunnen worden overzien, ligt niet in de keuze van het tijdperk, waarover telkens de einduitkomst over het geheel bedrijf kan worden berekend. Deze kern ligt dieper; zij raakt het vraagstuk der kostprijsberekening, het probleem van de differentieering der kosten en opbrengsten op zoodanige wijze, dat een inzicht wordt verkregen in de grootte en de verscheidenheid der invloeden, welke op het bedrijfsresultaat werken. Spreker licht met verschillende voorbeelden toe, hoe de samenstelling der bedrijven van invloed is op de wijze van uitvoering der maatregelen, welke tot het regelmatig tusschentijds overzien der resultaten moeten worden genomen. Als uitersten noemt hij eenerzijds het eenvoudige grossiersbedrijf, waarin de omzetten, de brutowinsten en de kosten vrijwel dagelijks kunnen worden gevolgd en anderzijds het levensverzekeringsbedrijf, hetwelk contracten op zeer langen termijn sluit en dientengevolge voor heel andere en moeilijker problemen komt te staan. 23 Vervolgens gaat spreker voor verschillende typen van bedrijven na, hoe men practisch kan voldoen aan den eisch, dat de vergelijking tusschen de verwachte resultaten (den grondslag voor het beheer) en de werkelijke uitkomsten telkens met zoo kort mogelijke tusschenpoozen voor de verschillende bedrijfs-onderdeelen moet plaats vinden. Hij behandelt in het kort het grossiersbedrijf, het détailbedrijf, fabrieken met massa-productie en met stuk-productie, benevens het levensverzekeringsbedrijf. Daarbij licht hij met verschillende voorbeelden toe, hoe men door logische groepeering en door systematischen verzamelarbeid de differentieering tot stand kan brengen en doeltreffende gegevens voor de beoordeeling in snel tempo kan verkrijgen. Spreker zet uiteen hoe men, de noodzakelijkheid van differentieering eenmaal aanvaard hebbende en de administratieve verantwoording daarop richtende, betrekkelijk weinig extra-arbeid behoeft te doen verrichten, om het tempo der bedrijfs-beoordeeling op de gewenschte wijze te versnellen; deze extra-arbeid beperkt zich tot totaliseeren en verwerken van reeds verzamelde gegevens in doelmatig ingerichte overzichten. Spreker wijst er tenslotte op, dat het allerminst zijn bedoeling is geweest om het nut van maandelijksche winstrekeningen ter vaststelling van het eindresultaat van het geheele bedrijf in twijfel te trekken. Integendeel, als recapitulaties en daardoor als prikkel voor de bedrijfsleiding, om zich periodiek rekenschap te geven van het geheel, zooals het door de samenstellende deelen wordt gevormd en beheerscht, hebben dergelijke overzichten een niet te onderschatten beteekenis. Den eenigen grondslag voor de resultaten-beoordeeling kunnen zij echter niet vormen. LEZING VAN DEN HEER D. BAARSLAG, Hoofdboekhouder van de Staatsmijnen te Heerlen, gehouden op 30 Juni 1926. DE WAARDE VAN DE BOEKHOUDING VOOR DE BEDRIJFSCONTROLE VAN INDUSTRIEELE BEDRIJVEN. De boekhouding is door de nauwkeurige wijze, waarop zij uit een oogpunt van geldelijke verantwoording moet worden bijgehouden, het aangewezen middel voor de contróie van de gestie van elkj bedrijf. Voor de financieele bedrijven, zooals banken en handelszaken is deze contróle voldoende. Voor de grootere technische bedrijven kan de boekhouding de controle geven op de hoofdlijnen, waarlangs het bedrijf zich beweegt. Voor de detailcontrole ter plaatse kan zij een groot deel der gegevens verschaffen, deze controle is echter de taak van de hoofdbedrijfsleiding en de bedrijfsleiding zelf. Zij geschiedt ten deele door technisch en ten deele door administratief personeel. Het administratief personeel heeft door zijn gewendheid aan nauwkeurigheid en door zijn betrouwbaarheid, door de leerschool der verrichte boekings-werkzaamheden, een meerdere waarde voor bepaalde controles. Het moderne bedrijf vraagt technici met financieele kennis en technische boekhouders. Door zijn financieele grondslagen is de boekhouding in engeren zin zonder meer niet geschikt voor een technische contröle. Naast de boekhouding, maar door den technisch voldoende onderlegden boekhouder, zijn verschillende kostenberekeningen te maken, waarvoor wel de boekhouding grondslag is, maar die zonder meer niet aan de boekhouding kunnen worden ontleend. De boekhouding als bedrijfscontróle moet dezen weg volgen, dat zij synthetisch zoo spoedig mogelijk het eindresultaat eener afgeloopen periode in overzichtelijken vorm geeft en daarna analyseerend elk der onderdeelen van kostprijs en opbrengst, naast een analyse van de eenheid van beide, aan een nauwgezet onderzoek onderwerpt. LEZING VAN DEN HEER Ir. W. H. TROMP, Directeur van het Centraal Normalisatie-Bureau te 's-Gravenhage, gehouden 3 Juli 1926. WERKWIJZE VAN DE HOOFDCOMMISSIE VOOR DE NORMALISATIE EN BESPREKING VAN DE VOORDEELEN, WELKE GELEGEN KUNNEN ZIJN IN HET NORMALISEEREN VAN ADMINISTRATIES. De Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland is in 1916 opgericht op initiatief van de Maatschappij voor Nijverheid en het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, op voorbeeld van een dergelijke organisatie, welke in Engeland reeds sedert het jaar 1901 bestond. In de jaren 1918, 1919, enz. werden in de andere landen dergelijke normalisatie-bureaux opgericht, welke alle ongeveer op dezelfde basis arbeiden. Alle normalisatie-lichamen zijn particuliere instellingen, terwijl het eigenlijke werk wordt gedaan door de belanghebbende fabrikanten en verbruikers. De Hoofdcommissie voor de Normalisatie richt daartoe op eenig gebied normalisatie-commissies in, waarin de belangrijke fabrikanten en verbruikers in de eerste plaats vertegenwoordigd zijn, terwijl verder de wetenschap en de overheidsorganen ook nog een belangrijke plaats innemen. Op het Centraal Normalisatie Bureau wordt het voorbereidende werk gedaan en dit wordt bestudeerd door de normalisatie-commissie. Is deze commissie in eerste instantie met haar werk gereed gekomen, dan wordt dit door de Hoofdcommissie gepubliceerd ter critiek en worden alle andere personen, welke belang hebben bij een dergelijk voorschrift en niet in de commissie vertegenwoordigd zijn, in de gelegenheid gesteld van hunne opvattingen te doen blijken. Daarna wordt het ontwerp-voorschrift wederom in de betrokken commissie behandeld en rekening gehouden met alle ingekomen opmerkingen. Ten slotte geeft de Hoofdcommissie het voorschrift, hetwelk nu definitief geworden is, als standaardblad uit en dit wordt tegen zeer geringen prijs verkrijgbaar gesteld. Bij ieder der normaalvoorschriften worden tevens vermeld de namen van de per- 26 sonen, die hebben medegewerkt aan de samenstelling, zoodat iedereen vertrouwen kan hebben, dat de gegeven voorschriften zijn samengesteld door de voornaamste belanghebbenden. Al het werk dat geschiedt wordt betaald door vrijwillige bijdragen van handel en nijverheid en ten deele ook door bijdragen van Gouvernement, Gemeenten en Kamers van Koophandel. Op het gebied van administraties zijn ook reeds verschillende voorschriften gegeven en andere in studie. Voorschriften voor het inrichten van technische teekeningen, voor het gebruik van letters, cijfers en lijnen, voor formaten van dergelijke teekeningen, voor formaten van alle mogelijke drukwerken, brieven en andere papiersoorten, zijn reeds vastgesteld, terwijl nog in studie zijn voorschriften voor kaartsystemen, voor enveloppen en dergelijke. Het werk van de Hoofdcommissie beweegt zich meer in algemeene lijnen. Iedere gebruiker van die voorschriften kan daaruit dan datgene halen wat voor hem persoonlijk geschikt is, doch hij moet zorgen in geen enkel onderdeel af te wijken van die voorschriften. Hij behoeft ze niet volledig over te nemen, maar mag er ook niet buiten gaan. Behalve deze meer concrete voorschriften zouden ten opzichte van de administraties nog meer abstracte voorschriften gegeven kunnen worden; Dergelijke voorschriften zouden gebaseerd moeten zijn op de navolgende ideeën: Gelijksoortige bedrijven en diensten kunnen geheel gelijksoortige administraties hebben. Men zou hierbij b.v. kunnen denken aan de tramwegbedrijven in de verschillende gemeenten, aan electriciteitsbedrijven, belastingdiensten, bevolkingsregisters, enz. Uit den aard der zaak zou volkomen eenvormigheid in dergelijke administraties tot groote gemakken aanleiding kunnen geven, daar vooral het personeel dan in een dergelijke administratie beter thuis kan zijn en vervanging van personeel eenvoudiger wordt. Door het gemeenschappelijk laten uitvoeren van drukwerken zullen de kosten daarvoor aanzienlijk kunnen dalen en zoo zijn er nog meerdere voordeelen op te noemen. Verder zijn er nog groote groepen van bedrijven of diensten te noemen, welke in het algemeen wel hetzelfde zijn, maar toch kleine verschillen aantoonen, hetzij door een anderen omvang van het bedrijf, hetzij door kleine verschillen in de gewenschte resultaten, zooals bijv. groote en kleine 27 electriciteitsbedrijven, groote en kleine trambedrijven, verschillende soorten van belastingdiensten. Volkomen eenvormigheid van de administraties bij dergelijke bedrijven is niet altijd door te voeren, maar in hoofdlijnen kan toch wel eenvormigheid bestaan, en het invoeren van een dergelijke eenvormigheid zou eveneens aanleiding geven tot besparingen. Het niet toepassen van eenvormigheid in administraties bij gelijksoortige bedrijven zal in het algemeen aanleiding geven tot verspilling, vooral als een dergelijke niet-gelijkvormigheid zijn oorzaak vindt in onkunde bij den organisator of speciale liefhebberijen van dezen. Het is bekend, dat deskundigen op het gebied van administraties, hetzij door theorie, hetzij door ervaring, reeds gekomen zijn tot schema's voor administraties, welke met het minste werk en de minste uitgaven het meest nuttig effect opleveren. Iedere daarvan afwijkende administratie moet dus ten opzichte van den daaraan besteden tijd en kosten ook minder nuttig effect opleveren en dus minder economisch zijn. Het afwijken van eenmaal door deskundigen opgestelde administratie-schema's, hetzij uit onkunde, hetzij uit persoonlijke liefhebberij, moet dus zooveel mogelijk worden vermeden. In den tegenwoordigen tijd worden meer en meer mechanische hulpmiddlen gebruikt bij administratie en juist daarom zal eenvormigheid in administraties en dus ook eenvormigheid in de technische hulpmiddelen in hooge mate gewenscht zijn. Het feit, dat administratie-schema's zoodanig worden ingericht, dat voor verschillende diensten dezelfde soort boekhoudmachines kan worden gebruikt, toont zonder meer aan, dat dan ook het meest nuttig effect kan worden bereikt. Zijn dergelijke administratie-schema's opgesteld voor speciale soorten der eenvormige diensten of bedrijven, dan moet de gebruiker van een dergelijk schema die ook in alle details volgen, daar iedere afwijking noodzakelijk moet leiden tot verspilling. Dezen op zich zelf zoo eenvoudigen regel ziet men toch nog dikwijls bij de toepassing van normaalvoorschriften verwaarloosd. Onophoudelijk ziet men, dat in kleinigheden wordt afgeweken van eenmaal gegeven normaalvoorschriften, in de verwachting dat men daarmede een kleine besparing zou kunnen bereiken. Men moet echter niet vergeten, dat de normaalvoorschriften zijn opgesteld door die belanghebbenden, welke geacht worden het meest deskundig te zijn op dat speciale gebied en dat zij na lange studie het normaalvoorschrift aldus hebben op- 28 gesteld, omdat ze de overtuiging hebben, dat dit nu werkelijk het beste is en iedere afwijking, hoe klein ook, tot onjuiste resultaten aanleiding moet geven. Als voorbeeld hiervan wordt nog gedemonstreerd, welk een groote willekeur er bestaat bij het gebruik van kaartsystemen. Hoewel de in den handel verkrijgbare kaartenkasten reeds een groote eenvormigheid toonen en het dus zaak zou zijn een kaartsysteem in te richten naar de bestaande kasten, waardoor men van zelf komt op de vrijwel reeds genormaliseerde formaten voor kaarten, blijkt in de practijk, dat toch hiervan steeds wordt afgeweken. Men houdt bij het ontwerpen van een kaartsysteem niet de minste rekening met wat er bestaat en in den handel verkrijgbaar is, doch maakt een formaat kaart, zooals dat gelegen komt. Daar zijn dan geen kasten voor en men moet naar een fabriek van kantoormeubelen om kasten te laten maken, waarvoor natuurlijk extra duur betaald moet worden. De bij de lezing getoonde collectie van verschillende kaartsystemen bewijst dit wel onomstootelijk. Eveneens is dit het geval met de enveloppen. Het 'behandelen van enveloppen van eenvormige formaten door de posterijen beteekent een groote besparing in tijd en arbeidsloon ten opzichte van de behandeling van de enveloppen van alle mogelijke soorten en formaten dooreen. De Posterijen hebben dan ook het grootste belang bij de normalisatie van enveloppen, en van den gebruiker wordt alleen verwacht, dat hij wil medewerken aan het volgen van de normaalvoorschriften voor enveloppen hieromtrent door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie gegeven. De bij de lezing getoonde verzameling enveloppen geeft een duidelijk beeld welk een enorme verscheidenheid er op dit gebied bestaat. Als kort voorbeeld van de bezuiniging, welke verkregen kan worden bij het gebruik van de eenheidsformaten voor papier, welke ook door de Hoofdcommissie zijn vastgesteld, kunnen zeer zeker dienen eenige gegevens, welke door de Zwitsersche Posterijen werden verstrekt. Aldaar is men in 1921 begonnen met de invoering van de eenheidsformaten voor papier en deze invoering is nu vrijwel doorgevoerd. Alleen bij de jaarlijksche uitgave van telefoonboekjes is daardoor een bedrag van 22000 Zwitsersche francs bespaard, terwijl het toepassen van eenheidsformaten van alle mogelijke plaketiketten een jaarlijksche besparing van 25000 Zwitsersche francs gegeven heeft. LEZING VAN DEN HEER Prof. J. G. Ch. VOLMER, gehouden 12 Juli 1926. DE SOCIALE BETEEKENIS EENER GOEDE VERWERKING VAN HET CIJFERMATERIAAL DER ONDERNEMINGEN. Het toeval wil, dat voor dit onderwerp, waaraan tot nog toe in den lande weinig aandacht werd geschonken, nagenoeg op het zelfde uur op twee plaatsen in deze stad de belangstelling van een kring van hoorders wordt gevraagd, want wat men in de U. S. „Business Research" noemt, loopt er in de meeste opzichten parallel mede.*) Wat het cijfermateriaal der bedrijfshuishoudingen alzoo kan geven, blijkt wel het duidelijkst uit hetgeen hier op de T.O.P.A. is tentoongesteld; al blijkt er tevens uit, dat het materiaal naar omvang en aard zeer uiteenloopt en er ook in de wijze van bewerken weinig eenheid merkbaar is. Dat uiteenloopen, hetwelk op zich zelf een gevolg is van het streven om met de geringste kosten voor een gegeven onderneming of publiekrechterlijk lichaam die statische en economische contröle te verkrijgen, welke noodig is, die verscheidenheid wordt reeds minder als men de huishoudingen in groepen splitst. Ook dan is er nog van volkomen overeenstemming geen sprake. Men zie bijv. maar eens naar de administratie van gasfabrieken. Verschillen in omvang, ligging en procédé, in ondernemingsvorm en arbeidsorganisatie drukken zich uit in den gang der stukken, in het verband tusschen stukken en boeken en in het rekening-systeem. Dat is logisch. Het eerste doel der boekhouding is het dienen van de *) Aan de Gem. Universiteit werd in de faculteit der Handelswetenschappen, in verband met het Int. Accountants-Congres, een conferentie gehouden over „Business Research", zie blz. 80—87. 30 belangen der betrokken huishouding. „Daer vloogh noyt vogel soo hoogh of hij en most sijn kost op aerde soecken." Het privaateconomische belang is in dit geval echter ook voor de samenleving van veelzijdige beteekenis. Reeds dadelijk heeft eene goede boekhouding, die altijd weer doet zien wat er moet zijn, een gunstigen invloed op de stiptheid en correctheid van het personeel. „Dooide vreeze, die der uyt volght" voorkomt ze afdwalingen van de zwakken. um sich greift der Mensch, nicht darf man ihn Der eignen Massigung vertrauen, Ihn halt In Schranken nur das deutliche Gesetz Und der Gebrauche tief getretne Spur. (Schiller) De opvoedende kracht, die van eene goede boekhouding kan uitgaan, is groot, doordat ze slechte kiemen onderdrukt en goede tot ontwikkeling brengt. Ze maakt plichtsbetrachting en strikte eerlijkheid tot traditie in breede kringen en daarmede tot een volkskracht. Het sociale belang is niet minder innig verbonden aan eene juiste becijfering van voortbrengings- en distributiekosten, aan eene juiste kostprijscalculatie. Iedere prijscontrole werkt ten slotte prijsverlagend, omdat ze verliezen voorkomt door onjuiste doelstelling, door onpractische bewaring, door verkwisting bij gebruik veroorzaakt. De nieuwe wetenschappelijke arbeidsmethoden beoogden nimmer, zullen nimmer beoogen, hoewel sommige schrijvers dat verkondigen, uitmergelen van den arbeider. Zij bedoelen uitsluitend net voorkomen van verkwisting van energie en goed. Men wil „wealth from waste." %) Dit is slechts mogelijk door eene op het doel ingestelde, nauwkeurige boekhouding, waardoor men telkenmale weer gedwongen wordt de werkelijk gemaakte kosten te vergelijken met de geraamde, met gestelde normen (standaardwaarden en standaard-kosten). Speciaal in de kapitaal-intensieve bedrijven, waarvan het resultaat zoo innig verband houdt met de bedrijfsdrukte, prikkelt iedere verlaging van de kosten tot verlaging van den vraagprijs, omdat vaak reeds een klein prijsverschil van invloed is op het verkrijgen van orders. *) Zie o.a. H. ]. Spooner Wealth from waste (London 1918) en Fed. Amer. Eng. Soc. Waste in industry (London 1921). 31 Dit verklaart, waarom eenerzijds iedere ondernemer tracht iedere oorzaak van een prijsvoordeel, dat hij heeft boven zijn mededingers, geheim te houden, maar wel tracht die van zijn concurrenten te leeren kennen, ten einde te weten te komen, waar hij zou kunnen besparen; en anderzijds het sociaal belang van algemeene toepassing der beste werkmethoden. Kennis van de gemiddelde en van de laagste kosten, waarmede een bepaald doel wordt bereikt, zijn voor den ondernemer als een toetssteen voor zijn normen, zijn standaarden. Gedurende den oorlog en in de eerste jaren daarna vroeg de regeling van de broodprijzen steeds weer de aandacht. Deze prijzen kwamen in het algemeen op basis van den gemiddelden kostenden prijs tot stand. Door enquêtes en onderzoek in de bedrijven werd deze prijs in zijn totale hoogte en in zijn samenstelling bekend. De calculatie werd ter kennisneming en kritiek aan de betrokken groepen bekend gemaakt, met als verblijdend gevolg, dat ieder ondernemer, die constateerde dat zijn uitgaven voor een bepaald onderdeel der productie uitgingen boven het gemiddelde, trachtte tot verlaging zijner kosten te komen. Zelfs technische fouten — als ovendefecten — zijn daardoor ontdekt en verbeterd. De mededeeling heeft beslist ten gevolge gehad, dat de kosten zijn gedaald, en ze zou dezelfde werking in ieder bedrijf hebben. De kennis van de normaalkosten is verder onmisbaar bij het tot stand komen van kartels en speciaal ook bij de vaststelling van minimumprijzen en van tarieven. Dat deze den ondernemer interesseeren behoeft geen betoog en evenmin, dat het sociaal belang bij de prijsstelling betrokken is, al verzet zich de consument terecht niet tegen stabiele, maar wel tegen overdreven prijzen. Een onderzoek, dat mijn tegenwoordige collega Prof. Dr. ƒ. Goadriaan heeft ingesteld naar de doelmatigheid van de Amsterdamsche Broodvoorziening *), had wel als einddoel te komen tot de kennis van den meest economischen bedrijfsvorm; wat eveneens een vraagstuk van kosten en kostenvergelijking is, waarvoor het cijfermateriaal der ondernemingen onschatbare waarde heeft. Het vraagstuk van den bedrijfsvorm wordt echter niet uit- *) Proefschrift (Delft, Meinema, 1922). 32 sluitend beheerscht door de kosten, of juister gezegd de kosten zijn niet altijd zonder speciale verwerking voor vergelijking geschikt. Dat zijn ze alleen, indien de diensten, die de verschillende bedrijven bewijzen, volkomen dezelfde zijn. In geen geval is namelijk — zooals eens een accountant zulks deed in een strijdvraag — de som van de laagste kosten, die in een bedrijfsgroep bij de verschillende bedrijfsvormen voorkomen, een getal, waarmede verder gewerkt kan worden. Iedere dienst brengt zijn eigen kosten mede en in eene onderneming, waarvan de organisatie op het bewijzen van bepaalde diensten is ingesteld, zal de enkeling, welke van die diensten geen gebruik maakt, toch in den prijs zijn aandeel in die kosten moeten bijdragen. Dat is bedrijfseconomisch volkomen in den haak, in zooverre deze kosten, wat ze meestal overwegend zijn, constant zijn. Van sociaal belang is het te weten of de kosten aan die diensten verbonden niet hooger zijn dan hunne waarde en ook of sommige soorten van kosten wel gerechtvaardigd zijn. Enkele dier diensten en kosten zullen wij eens nader bekijken, teneinde na te gaan öf en zoo ja welke waarde het cijfermateriaal der onderneming bij de beoordeeling kan hebben. I. DE KOSTEN VERBONDEN AAN HET HOUDEN VAN VOORRAAD IN DEN HANDEL. Is die voorraad gewenscht, ongewenscht of alleen als buffer noodig? Dat is de vraag, die vooraf beantwoord zou moeten worden, maar waarvan eene beantwoording een eigen middag zou vereischen. Slechts op een paar feiten moet ik wijzen. In de eerste plaats daarop, dat in het algemeen concentratie van de voorraden het mogelijk maakt met geringer voorraad te volstaan (summatie der individueele reserves is onnoodig) en beter verzorging der goederen mogelijk maakt. Twee wezenlijke voordeelen. Dan, dat het publiek steeds meer om dien dienst vraagt. In mijn jeugd sloeg nog ieder ordelijk gezin in den herfst brandstoffen en aardappelen op voor den geheelen winter en 33 het voorjaar. Zuurkool en boonen werden ingemaakt. Regelmatig werd naar de groenten „gezien" en werden de aardappelen omgewerkt. Werden de aardappelen slecht, dan werd er veel gestampte pot gegeten. Dat wil niet meer, dat kan niet meer. In welke moderne woning (kamers 3Vfc x 4y2), is opslagruimte? En dan, welke moderne huisvrouw heeft daar nog lust in en tijd voor. En dus moet de handel wel voor voorraad zorgen. Hij kiest de soorten, slaat ze op, behandelt en distribueert ze zóó, dat verlies door bederf wordt teruggebracht tot het noodzakelijke minimum en dat ook de kosten van opslag zoo gering mogelijk zijn. Het particuliere belang, de onvolprezen winstzucht van den koopman dwingt hem zijn kosten te drukken. Doet hij dat niet, dan draagt het einde spoedig den last. De mededinging zorgt er wel voor, dat de kosten aan opslag en distributie verbonden niet te hoog worden. Uit den relatief geringen bloei der coöperatieve winkelvereenigingen en het snelle groeien van enkele ondernemingen blijkt wel, dat ook de kleinhandel nog een reëele functie in onze maatschappij vervult.1) Hoe scherper in iedere groep en door iederen handelaar gerekend wordt, des te beter wordt het consumenten-belang gediend. II. HET KREDIET IN DEN KLEINHANDEL. Is het noodig en wordt het niet overbetaald? De koopman stelt de vraag anders. Hij vraagt zich af, of het krediet een gunstigen invloed uitoefent op verkoop en winst Hij rekent uit, wat het krediet hem kost aan rente, kwade posten en administratiekosten en met welk percentage hij dus zijn prijs moet verhoogen. Stel dat dit 5 % van den inkoopprijs uitmaakt, dan zal hij bij gelijk gebleven winstmarge zijn prijzen met */M moeten verhoogen.2) Zijn vraag *) Of er geen te veel aan zéér kleine winkeltjes is en of die dwergbedrijfjes niet prijsverhoogend werken, is nog een open vraag. Een afdoend onderzoek daarnaar is nog niet ingesteld. 2) Vereenvoudigd voorgesteld. De invloed van den verhoogden omzet op de constante kosten is verwaarloosd. De prijsopslag wordt daarom kleiner. 1 s 34 is nu, wanneer zal ik meer verkoopen: tot lager prijs a contant of tot hooger prijs op krediet? Dat antwoord hangt deels af van den aard van het goed, dat hij verkoopt — bij geprijsde eerste levensbehoefte is de invloed van het prijsverschil zeer groot — deels van de ligging van de zaak, van de samenstelling der clientèle. Daarom ziet men, dat de Gruyter en Kreymborg geen krediet geven, en de Vereenigde Goud- en Zilverfabrieken en Domhoff wèl; dat naast coöperatieve-winkelvereenigingen, die geen dag en geen uur krediet geven, echte pofwinkeltjes bloeien. Met Lavelye — al zal het velen ouderwetsch klinken — acht ik het consumptie-krediet, dat leidt tot leven boven zijn inkomen, tot verkwisting en al de gevolgen daarvan, in het algemeen ongewenscht. Wel is het verklaarbaar dat zij, die slechts een beperkt inkomen hebben, nu en dan krediet noodig hebben als de betalingstermijnen ver uiteen liggen *) en ook dat zij nu en dan tot dat middel grijpen, wier inkomen aan periodieke schommelingen is onderworpen (seizoenarbeiders). Ergerlijk wordt ook dit krediet alleen als er een woekerprijs voor verlangd wordt, wat bij warenkrediet zich zou moeten uiten in den prijs of de kwaliteit der geleverde goederen.2) Wat ik er van zag is, dat in het algemeen het prijsverschil zeer matig is, maar dat er uitzonderingen voorkomen. Alleen een nauwgezet onderzoek, waarvoor de boeken der ondernemingen weer het materiaal zouden moeten leveren, kan echter bewijzen óf de vergoeding die voor het krediet gevraagd wordt te hoog is. Met moet de kosten en verliezen, aan de kredietverleening verbonden, naar groepen van bedrijven kennen alvorens tot een definitief oordeel — en tot eene veroordeeling — gerechtigd zijn. Men zegt althans dat de verliezen groot zijn, dat de handel het krediet aanvaardt als een noodzakelijk euvel. Laat de winkelstand tot zijn rechtvaardiging en als middel in den strijd met warenhuis en coöperatie — zich bereid 1) Rijksambtenaren 3 maanden. Averechtsche zuinigheid. 2) Het mag verwondering baren, dat er geen stemmen opgaan tegen de leuze van „alleen het beste", waarmede speciaal ook de Coöperaties manoeuvreeren, hoewel iedereen zal moeten erkennen, dat dit tot grove verkwisting leidt. Als men strijdt tegen het onbruikbare, soit! 35 verklaren tot volkomen medewerking aan dit eerste stukje „Business Research". III. ZIJN DE UITGAVEN, VOOR RECLAME GEMAAKT, SOCIAAL EEN VERLIES? Men beweert het zonder spoor van bewijs. Men weerspreekt het met te wijzen op den concentreerenden en normaliseerenden invloed van de reclame op de vraag; op de daaruit voortspruitende lagere productiekosten en op de besparing aan andere verkoopkosten. Men brengt de woorden van Gérin en Espinadel *) in herinnering: Après avoir passé une heure a lutter contre un détaillant ... qu'il reconnaissait que Partiele était supérieur a ceux qu'il tenait. Seulement, eet homme eut un complément de réponse terrible: „Vous avez eu 1'amabilité de passer une heure è me convaincre, pensez-vous que je puisse passer une heure a convaincre chacun de mes clients?" Men lacht er om dat zij die gruwen van de kosten van de reclame voor Sunlight zeep, Blue Band en Abdijsiroop, zelf de bladen vullen en de muren vol kladden met aanbevelingen voor het „fijnste lid". De quaestie is dan ook door economen van naam onjuist gesteld en het antwoord moest wel onbevredigend blijven. In de eerste plaats moet men vaststellen, dat de reclame een middel is in de maatschappij, zooals ze thans is, met individueele keuze van het middel tot behoefte-bevrediging en distributie door koop. In landen a la Rusland is reclame anders dan voor de partij en haar mannen onnoodig. Daar is het consigne eenvoudig friss oder stirb. Zij die aan eene andere distributie dan door koop denken, mogen zich de kosten en het geknoei in den distributietijd in herinnering brengen. In ieder geval moet de vraag aldus luiden: Zijn de kosten aan voortbrenging en verkoop verbonden in de bestaande maatschappij met of zonder reclame het laagst? Voor het antwoord óók op deze vraag is het cijfermateriaal, dat in de boeken der bedrijven is opgestapeld, onmisbaar, al zal de behandeling van dat cijfermateriaal in *) Publicité suggestive (Paris 1911), pag. 18). 36 dit bijzondere geval hooge eischen stellen aan het kritische onderscheidingsvermogen van den onderzoeker. Mijne meening — meer berustend op onwillekeurig verkregen indrukken dan op systematisch opgedane ervaring — is al bijster vaag: 't hangt er van af waarvoor en hoe men reclame maakt. Goed toegepast heeft reclame een verlaging der kosten tengevolge. Hiermede zijn de gevallen waarin de boekhouding in de statistiek der bedrijven het materiaal voor de beantwoording van vragen kan leveren, waarvan de oplossing van sociale beteekenis is, allerminst opgesomd. Waar men ook grijpt, overal vindt men nieuwe. Twee slechts wil ik nog aanduiden; n.1.: 1°. De invloed van sociale maatregelen op de kosten, Hoevelen hebben zich rekenschap gegeven van den invloed van de afschaffing van nachtarbeid en van het verkorten van den arbeidstijd op den prijs van tal van producten? Dat de prijs door zulke maatregelen stijgt, behoeft op zich zelf nog geen reden te zijn om ze niet te nemen. Wel echter moet men weten hoe groot de invloed op de kosten zal zijn teneinde, vóór en tegen nauwkeurig tegen elkander afwegende, te kunnen bepalen hoe ver men mag gaan. En ook hier weer zijn de boeken de bron, waaruit het onderzoek kan putten om tot kennis te komen. 2°. De invloed van de belasting op de ondernemingen. Speciaal bij hen, die zelf geen directe belasting betalen, wil het er niet in, dat belasting boven een bepaald punt omslaat in een nadeel voor de gemeenschap, omdat het kapitaal elders emplooi zoekt, bedrijven zich elders vestigen en de werkgelegenheid in het land dientengevolge teruggaat. Wat de winstbelastingen betreft is het noodig nauwkeuriger dan tot nu toe vast te stellen wat winst en ook voor de niet als N.V. geleide ondernemingen de mogelijkheid te scheppen tot het creëeren — event. tot een bepaald maximum — van conjunctuurreserves. Hoe nauwkeuriger industrie en handel rekenen, des te beter voor het land. De wisselwerking tusschen de belastingen en de prijsvorming in ons land is niet doorvorscht. Het materiaal óók daartoe ligt voor een deel wederom in de koopmansboeken. 37 Wat de methode van bewerking betreft, wil het mij voorkomen dat telkenmale het materiaal van één bedrijfsgroep verwerkt moet worden uit één gezichtpunt Een beperkt rekeningsysteem moet dan als normaal worden opgesteld, waarbij voor iedere rekening vast moet staan, wat er op geboekt zal worden. In het algemeen zal de voorbereiding kennis van het bepaalde bedrijf en vertrouwdheid met boekhouding en statische methode vereischen. Het slagen van het onderzoek ligt voor een groot deel in de voorbereiding, het plan. Bij kostprijscalculaties zal de keuze van de verdeelingsbasis der algemeene kosten en de behandeling van bij- en nevenproducten van belang zijn — waartoe een vooronderzoek in een of meer bedrijven noodig kan wezen. In een ander geval zal uitscheiding van het speculatieve element de aandacht vragen. Kunnen in het algemeen de aard en de omvang der transacties het noodzakelijk maken in één groep onderverdeelingen te maken. Dan verlangt de controle en de bewerking van het ingeleverde materiaal de medewerking van wetenschappelijk gevormde personen. Hun leiding moet voorkomen, dat het resultaat gekleurd wordt door a prioristische meeningen. Bovenal is echter de medewerking noodig van handel en nijverheid. Het moet vaststaan, dat zij voor die medewerking niet beloond worden met schade in hun bedrijf. Slechts enkelen mogen weten van wie bepaalde opgaven afkomstig zijn en die moeten tot geheimhouding verplicht zijn. Het algemeen belang verlangt alleen de kennis van gemiddelden, de extreme waarden en de schommelingen. Enkele publicaties van Harvard bewijzen hoeveel ook dan nog ter kennis komt van de tot oordeeling bevoegden. Moge binnen niet al te langen tijd van de verwerking van het cijfermateriaal, dat nu dood is en begraven ligt in duizenden koopmansboeken, die leering uitgaan, die ook onze leiders noodig hebben om ons land ook verder de plaats te doen innemen in de rij der volken, die het toekomt LEZING VAN DEN HEER Prof. Dr. Ir. J. GOUDRIAAN Jr. van 's-Gravenhage, Bg. Hoogleeraar aan de HandelsHoogeschool te Rotterdam, gehouden in een vergadering van het Instituut voor Efficiency, in het Stedelijk Museum te Amsterdam, ter gelegenheid van de T. O. P. A., op 8 Juli 1926. HET BELANG VAN EEN EXACTE KOSTPRIJSBEREKENING. Spreker begon zijn voordracht met te wijzen op het vitale belang, dat een exacte kostprijsberekening heeft, niet alleen voor de prijspolitiek van een bepaalde onderneming, maar ook voor het prijsniveau in een bepaalden bedrijfstak en tenslotte voor het economische leven in het algemeen. Zoowel het te hoog, als het te laag begrooten is voor de onderneming nadeelig en daarom mag men als eerste beginsel voorop stellen, dat de kostprijsberekening steeds plaats vindt volgens eenzelfde systeem en niet beïnvloed wordt door subjectieve overwegingen van den begrootingsambtenaar. Voor het voeren van een goede prijspolitiek is het evenwel noodzakelijk niet alleen den kostprijs te kennen, maar ook den z.g.n. grensprijs, d.w.z. de som van alle variabele kosten die op een bepaald object drukken. Het kennen van den grensprijs heeft volstrekt niet alleen belang voor tijden van slechte conjunctuur, waarin men zoo laag mogelijk wil aanbieden; de grensprijs is ook bij normale bedrijvigheid van beteekenis, ten eerste tegenover die cliënten of die deelen van het afzetgebied waar het voordeeliger is om beneden kostprijs te verkoopen, ten tweede voor het beoordeelen of men bepaalde onderdeelen in eigen bedrijf zal maken, dan wel uitbesteden aan derden. 39 Spreker is er voorstander van om de onkosten steeds te berekenen op z.g.n. normale bedrijfsdrukte. Doet men dit niet, dan ziet men bij slechte conjunctuur ook de onkostencijfers onrustbarend stijgen, komt daardoor tot hooge kostprijzen, krijgt weinig opdrachten en heeft daardoor het gevaar in een vicieusen cirkel te geraken. Het spreekt evenwel vanzelf, dat bij lang aanhoudende daling van bedrijvigheid, men de als normaal aangenomen grootte van den omzet zal moeten herzien. Het begrooten van materiaalkosten komt in wezen neer op het schatten van hoeveelheden, telkens te vermenigvuldigen met bepaalde eenheidsprijzen. In die gevallen, waarin de opdrachtgever in zijn aanvraag de constructie reeds geheel vastlegt, zooals b.v. in het houtbedrijf, waar aanbesteed wordt op bestek en teekeningen, is het gewenscht, dat de opdrachtgever dan ook tegelijk overlegt staten van de benoodigde materiaalhoeveelheden. Men voorkomt daarmee dat eenige tientallen gegadigden allen hetzelfde rekenwerk verrichten en ontslaat den aannemer van het risico ten aanzien van de te leveren hoeveelheden, hetgeen op den duur prijsverlagend moet werken. In de gevallen dat de inschrijver tegelijkertijd optreedt als constructeur, is het noodzakelijk dat hij beschikt over voldoend vergelijkbaar statistisch materiaal, dat een betrouwbare schatting van de benoodigde hoeveelheden mogelijk maakt. De praktijk leert hoeveel hieraan nog ontbreekt. Om dit statistisch materiaal in eigen bedrijf te verkrijgen is het noodig dat de nacalculatie niet alleen rekening houdt met de verwerkte materiaalkosten, maar ook met de bruto en netto verwerkte materiaalhoeveelheden. Ten aanzien van de eenheidsprijzen der materialen is spreker een voorstander van de verrekening tegen dagprijzen. Men moet in elk geval uit de nacalculatie duidelijk kunnen zien of winst en verlies is ontstaan door afwijking tusschen de geschatte en werkelijk gebruikte hoeveelheden, of tusschen de geschatte en werkelijk betaalde eenheidsprijzen. In overeenstemming met het voorafgaande verdient het aanbeveling om ook de begrooting van de loonkosten te baseeren op het aantal werkuren, telkens vermenigvuldigd met het gemiddelde uurinkomen van de betrokken groep van arbeiders. Bij eenvoudige, zich zelf steeds gelijkblijvende, arbeidsverrichtingen heeft men thans reeds officieele tarie- 40 ven in uren vastgesteld, zooals b.v. in het heerenkleedingbedrijf. Voor meer gecompliceerde arbeidsverrichtingen, zooals in de machinale metaal- en houtbewerking heeft men den laatsten tijd in Duitschland veel materiaal gepubliceerd. Spreker wijst o.a. op de publicaties van den Reichsausschuss fuer Arbeitszeitermittlung. Toch zal men dergelijke gegevens nimmer klakkeloos in eigen bedrijf kunnen toepassen. In hoofdzaak zal men moeten steunen op eigen materiaal en om dit te verkrijgen is het noodig dat ook de nacalculatie het aantal verwerkte uren van verschillende groepen van arbeiders aangeeft. Op den duur kan men, zooals men b.v. reeds in het gieterijbedrijf gedaan heeft, deze gegevens dan condenseeren in overzichtelijke tabellen voor bepaalde klassen van werk. Zijn betoog samenvattend wijst spreker er nog eens op, dat het eigenlijke begrootingswerk in wezen neerkomt op het schatten van hoeveelheden ; wanneer ook de nacalculatie daarbij is aangepast, is een vlotte controle en een voortdurende benutting van eenmaal verkregen resultaat moge- Lezing van den Heer Ir. ERNST HYMANS. Fig. 1, hlz. 41. Lezing van den Heer Ir. ERNST HYMANS. BOEKHOUDING FINANCIERING CORRESP ADMINISTRATIE STUDIE PRODUCT STUDIE VERVAARDIGING BEHEER HULPMIDDELEN BEHEER VOORRADEN LEIDING VOLGORDE PERSONEEL nNANCERING VERKOOP INKOOP STUDIE PRODUCT STUDIE VERVAARDIGING BEHEER HULPMIDDELEN BEHEER VOORRADEN LEIDING VOLGORDE PERSONEEL ADMINISTRATIE STUDIE PRODUCT STUDIE VERVAARDIGING BEHEER HULPMIDDELEN BEHEER VOORRADEN LEIDING VOLGORDE PERSONEEL BOEKHOUDING ! CORRESPONDENTIE ADMINISTRATIE Fig. 3, blz. 42. i Lezing van den Heer Ir. ERNST HYMANS. Lezing van den Heer Ir. ERNST HYMANS. ellljke gevallen IE1 * Sï'f^ïnir;:1?s^ï-ss;i.ïïïÊ£.r;rt0™'en -l Ld] » £rïS^.:^ïicrïïop e,ooa *" c™,trS1° ™ Fig. 5, blz. 44. Lezing van den Heer Ir. ERNST HYMANS. OPLEIDING ERVARING EIGENSCHAPPEN i l a || g 1 J 1 plJ ro jfH|j 1 1S| sï|li||f li - F^ 0NDERHAWDEJ-EN MET KOPPERS ~ ^^^F ~ ~ ~ ~ J" _""~~" " ~ _J !-J Lü 22 LJ BEWAKEN 5AMENSTELLING PRODUCT X, = ( ^^H~J -J ^Z | ^ □ | ZETTING S ME LT ME N GSELS ' X ! .Z Z ZZ || , ■ _ !_ j j 22 | j^J I jj BEZETTINGSPLAN FABRIEK ^ ~ ^ | j*j ' J^ja^,..j...L.i.. H PP Zj i z PPOJECTEN UITBREIDING ~ £ ZZZ Z ö"~ C \ C "fj H— pa M_ H I I I _ I I I Ijl" P 5 ^ ONDERHOUD WERKTUIGEN "™ __ "j~ ^ T ~ H j ZIZ1 —HZ Zt Ijl l~ Z 5 WARMTE kracht ën licht >? —:_ -L4- Zt Z J PM r BBHOUDFN HOOFOBOEKEN ^ a-S J_ I I ELl | ofc BUHOUDEN HULPBOEKEN U & .„ JL I I kLj |£ MAKEN BEDRUrSSTATEN £g ~ — II ...f.'d yj I ö | VERWERKEN BEORUfSSTATEN ^ C C _ C_ ^ — _É ^ a. lij | I ^ L0DNADM'NISTR*T'E Z ^ — Functiediagram voor een gieterij. Fig. 6. blz. 44. LEZING van den Keer Ir ERNST HYMANS, Lid van het Raadgevend Bureau voor Organisatie, Amsterdam, gehouden in een vergadering van het Departement Amsterdam van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, in het Stedelijk Museum te Amsterdam, ter gelegenheid van de T. O. P. A. op 2 Juli 1926. DE ORGANISATIE DER DIRECTIE, DE INDEELING DER FUNCTIES GRAFISCH VOORGESTELD. In de industrie doen zich herhaaldelijk gevallen voor, Het probleem waarin de economie van vervaardiging en distributie zou der leiding, gebaat zijn bij concentratie der bedrijven. De voordeden van groote eenheden worden echter dikwijls te niet gedaan door de moeilijkheid om deze behoorlijk te leiden. Voor de openbare diensten is de toename in omvang geen kwestie van keuze. De groeiende dichtheid van bevolking maakt de bestuursapparaten steeds grooter. Ook de bestuursmethoden in het openbaar beheer zijn niet meer toereikend om hun tegenwoordigen omvang te blijven beheerschen. Het is dus gewenscht na te gaan waar de oorzaken voor zwakke leiding in het algemeen gezocht moeten worden en te trachten van leidingsproblemen een zoodanig overzicht te vormen, dat de weg naar verbetering duidelijk wordt. Men zou „leiding" kunnen definieeren als het doelmatig Leiding en gebijeenhouden van menschen voor gemeenschappelijk han- vedelen. Het oudste — en dus algemeen erkende — bindmiddel hierbij is gezag. De eenvoudigste organisatie is dan de kleine groep onder „commando" van een hoofd. Naarmate — het eerst op militair gebied — meer menschen in een verband bijeen waren, werd het gezag door tusschenkomst van onderhoofden in meerdere rangen overgebracht. Fig. 1 geeft het schema van een dergelijk commando in meerdere 42 instanties. De leiding van bedrijven en administraties wordt nog veelal volgens een dergelijk schema bezien. Leiding en in werkelijkheid voldoet gezag alléén als bindmiddel functie. slechts zoolang de te besturen handeling eenvoudig van karakter is en dus het werk van de deelnemers vrijwel eenvormig. Bestaat deze eenvormigheid niet meer — bij industrieel werk ontbreekt zij meestal — dan berust het overwicht van den leider niet slechts op gezag, doch ook op verschil in kunde. Aan hem worden geleidelijk sommige moeilijke werkzaamheden overgelaten en er ontstaat arbeidsverdeeling tusschen Chef en ondergeschikten. Fig. 2 geeft het beeld van een klein bedrijf gezien volgens dezé opvatting. De ééne bedrijfsleider vervult een geheele reeks functies, waarmede de gewone werkers zich niet meer bemoeien, (zie opschriften binnen de dunne lijnen), maar hij moet ook tegelijkertijd leiding geven aan het werk in het bedrijf, de afwerking van opdrachten in juiste volgorde verzorgen, en de goede personen kiezen tot vorming van een bruikbaar personeel. Beschouwing van fig. 2 doet inzien, dat reeds voor een klein bedrijf het bijna onmogelijk is, dat één persoon alle speciale functies beheerscht en ook nog het overwicht laat gelden voor gezagsleiding. Hier ligt de zwakte van vele kleine bedrijven. Meestal is de leider uit de rangen der werklieden opgeklommen. Hij ziet slechts den kant van het leiderschap, dien hij kent en het bedrijf zal te lijden hebben aan gebrekkige verzorging van de andere punten. Fig. 3 geeft een beeld van de verdere ontwikkeling van het leidingsapparaat. Voelende, dat de greep op het geheel hem ontsnapt, zal de leider zich door anderen laten bijstaan. De overdracht van bevoegdheden zal in tweëerlei vorm tot stand komen. Leidingsfuncties wier verband met de vervaardiging zwak is, kunnen aan personen worden overgedragen, die aanvankelijk slechts avonduren te geven hebben. (Boekhouding, correspondentie, administratie). Zij verrichten hun functies geheel als assistent van den hoofdleider en hebben geen ander gezag over het bedrijfspersoneel dan door zijn bemiddeling. De tweede vorm, waarin de leider zich zijn taak verlichten kan, is het aanstellen van een onderhoofd in den geest van fig. 1. In werkelijkheid echter zal dit onderhoofd evenals de leider ook buiten gezagsgebied zijn taak hebben, zoodat ook voor hem bij groei van het bedrijf het conflict tus- 43 schen gezags- en functieleiding op gaat treden (fig. 2). Naarmate het bedrijf groeit zal dit conflict sterker gevoeld worden en het is de verdienste van F. W. Taylor, dat hij voor het eerst duidelijk erop heeft gewezen, hoezeer bijv. in de machinefabriek aan bazen e.d. onvervulbare eischen werden gesteld door de vermenging van gezagsindeeling met wat hij voor het eerst noemde „functioneel beheer". In fig. 4 is het beeld van de bedrijfsleiding gegeven, dat ontstaat wanneer men overal de gezagsleiding van de speciale functies ontlast. („Staff and Line" management). De hoofdleider behoeft slechts het verband te handhaven tusschen de hem als hulp toegevoegde specialisten voor „verkoop", „inkoop", „studie van het product" enz., en is voor het overige hoofd van een gezagshierarchie (zware lijnen fig. 4). De onder den hoofdleider werkende bedrijfschef is echter ook ontlast van alle bijzondere functies, doordat hem voor het „beheer der hulpmiddelen", voor de „volgorde van uitvoering" enz., personen zijn toegevoegd. Een leidingsapparaat als het in fig. 4 gegevene — onver- Bevoegdheidsmijdelijk in een groot bedrijf — kan oorzaak zijn voor ern- }nde?.,ing stige moeilijkheden. Er zijn n.1. meerdere opvattingen mo- beheer." gelijk omtrent de bevoegdheid van de functionneel werkende personen ten opzichte van ondergeschikten. Moet bijv. de chef van Boekhouding in contact treden met een klein onderdeel van de vervaardiging dan doet zich de vraag voor, langs welken weg. Volgens de zuivere gezagsopvatting zal slechts de „hiërarchische weg" mogen worden bewandeld. De Boekhoudingschef zal zich hebben te wenden tot den hoofdleider; deze zal in contact treden met den bedrijfschef, die zich weer via afdeelingschef en baas een meening over het te behandelen onderwerp zal vormen; langs dezelfde ingewikkelde route bereikt deze weer door bemiddeling van den hoofdleider de afdeeling Boekhouding. De nadeelen van zoodanige organisatie zijn maar al te zeer bekend. In de fabriek leidt zij tot z.g. „Meisterwirtschaft", waarbij de ondergeschikte baas de eenige is, die met de werklieden direct in aanraking komt. Hij onttrekt zich daardoor aan bijna alle — door instanties verzwakte — buiteninvloeden en maakt zijn eigen conservatisme tot praktische maatstaf van het fabrieksbeheer. In het openbaar beheer gebeurt onder den naam bureaucratie hetzelfde, waarbij bovendien door een langzameren loop van stukken het 44 volgen van den hierarchischen weg soms een onbeperkt tijdverlies tengevolge heeft. Bij het bepleiten van functionneel beheer heeft Taylor dan ook vooral zich tegen de gebondenheid aan den hierarchischen weg gekant en — althans in de lagere rangen — directe aanraking van functionneel werkende personen zelfs met de werklieden voorgestaan. Volgens deze opvatting zou de afdeeling Verkoop zich zonder meer met den betrokken baas of voorman in verbinding stellen (fig. 4 links). Hij loopt hierbij echter gevaar den gezagschef te hinderen in zijn functie: het handhaven van eenheid in den gang van het werk. Functionneel beheer, dat alle instanties met elkander in contact brengt, is dus slechts uitvoerbaar wanneer het interne verkeer in duidelijk omschreven en logische banen wordt geleid. Geschiedt dit niet, dan kan er een atmosfeer van intrigue ontstaan, die de werkkracht van de geheele leiding verlamt. Functie- Bij het zoeken naar de best mogelijke regeling van het diagrammen. jnterrie verkeer kan van grafische hulpmiddelen gebruik worden gemaakt. In fig. 5 zijn door middel van teekens een aantal vormen weergegeven, die de aanraking van een bepaald persoon met een verrichting in het bedrijf kan hebben: Deze moeten worden beschouwd als voorloopig. Zij zijn voldoende gebleken voor practische toepassing, doch uit het gebruik zelve zal waarschijnlijk een meer systematische indeeling voortkomen. De aanrakingsteekens van fig. 5 zijn van tweëerlei soort. De teekens 1 tot en met 6 worden gebruikt voor bemoeienis, die voornamelijk ten doel heeft, het gezagsverband in stand te houden (Line). De teekens 7 tot en met 10 geven de bemoeienis weer die ten doel heeft de kunde van bepaalde personen voor de betrokken verrichtingen tot haar recht te doen komen (Staff). Wanneer men nu voor een bedrijf het functiediagram gaat opzetten, zooals dit in fig. 6 voor een gieterij globaal is weergegeven, gaat men als volgt te werk: Uit den aard van het bedrijf kan worden afgeleid, welke verrichtingen moeten plaats hebben om het in gang te houden. In fig. 6 zijn een aantal verrichtingen in bepaalde groepen onder elkaar uitgeschreven. Men kan zich vervolgens rekenschap geven van de karaktereigenschappen, de soort ervaring en de opleiding, die voor goede uitoefening van 45 iedere verrichting belangrijk worden geacht. Dit is in fig. 6 geschied door in de linkerzijde de betrokken vierkantjes geheel of gedeeltelijk te arceeren naar mate van het belang, dat aan ieder element van kennis en ervaring wordt toegekend. Ieder bedrijf zal een eigen keuze te maken hebben van de in fig. 6 bovenaan vermelde soorten van kennis en eigenschappen. De graden van algemeene ontwikkeling b.v. a, b en c kunnen eenerzijds verband houden met de schoolindeeling, doch behooren aan den anderen kant ruimte te laten voor het waardeeren van zelfstudie. Aan de rechterzijde van de figuur worden nu uitgezet de personeelfuncties, zooals men die zich voorloopie heeft gedacht of zooals zij zijn aangetroffen in het te onderzoeken bedrijf. De volgorde daarbij zal in het algemeen zóó gekozen worden, dat het gezagsverband duidelijk is. Wanneer nu de omschrijving van iedere functie zoo is, dat daaruit kan worden afgeleid, dat de betrokken persoon over bepaalde kundigheden en eigenschappen moet beschikken, dan kunnen in het diagram aan de hand van de omschrijving der verrichtingen en de invulling der linkerzijde teekens volgens figuur 5 in het rechterveld worden ingevuld. Is dit geschied dan wordt constructieve kritiek over de voorloopig aanvaarde functies mogelijk. In de eerste plaats zal men n.1. kunnen beoordeelen aan de hand van de teekens 1 tot 6 uit fig. 5 of voor iedere verrichting in de gewenschte maat van toezicht is voorzien. De verticale kolommen van die figuur volgende, zal gecontroleerd kunnen worden of niet aan een bepaald persoon toezicht is opgedragen, waarvoor hij krachtens zijn overige functie moet worden geacht het noodige prestige te missen. Door op dezelfde wijze de teekens uit de groep 7 tot en met 10 te volgen, kan eenerzijds worden gecontroleerd of voor iedere verrichting de kundigheden aanwezig zijn. Aan den anderen kant toont controle der verticale kolommen of niet van iemand een collectie uiteenloopende kundigheden en eigenschappen wordt geëischt, die niet voor het te besteden salaris te vinden zal zijn. Naast overbelasting uit het oogpunt van gezag en kunde zullen ook gevallen worden aangetroffen, dat prestige of opleiding binnen den omvang van het bedrijf onvoldoende zouden worden benut. Wordt één van de hier aangegeven fouten uit het voorloopig opgezette diagram zichtbaar, dan kan op verschillende wijzen een betere oplossing worden verkregen. 46 Door toepassing b.v. van „verplichte raadpleging" (No. 7) of „toezicht in bepaalde opzichten" (No. 9), kunnen te zware functies worden verlicht. Door splitsing van verrichtingen en het onderbrengen van elk van de deelen op de meest geschikte plaats, kunnen onvoldoend belaste functies worden vermeden. Het als voorbeeld gegeven diagram geeft slechts groote lijnen. In de praktijk kan van bepaalde groepen van verrichtingen een détailteekening worden gemaakt geheel in denzelfden vorm als fig. 6. Daarin is dan gelegenheid om eenerzijds de verrichtingen verder onder te verdeelen, aan den anderen kant afzonderlijk de functie te beschouwen van alle personen, die in een bepaalde personeelgroep werkzaam zijn. Conclusie. rje beteekenis van geniale leiders voor alle groote instellingen wordt evenzeer erkend als die van de constructieve genieën in de nijverheid. Zoomin echter de tegenwoordige machinetechniek zou kunnen bestaan zonder het methodisch maken van teekeningen en de technische wetenschap, zal het op den duur mogelijk zijn groote instellingen te beheeren zonder een wetenschappelijke methodiek voor het juist omschrijven en bezetten van de functies. De gegeven voorbeelden vormen slechts een onvolmaakt begin van een zoodanige methodiek. Zij kunnen echter de toekomst en de aard van den te verrichten arbeid doen kennen. Deze is sterk gelijksoortig met allen anderen ingenieursarbeid, en voor het „construeeren" van het levende directieapparaat zullen de denkwijzen uit de techniek der doode materie toepasselijk zijn. Naast arbeidsstudie en administratieve analyse opent zich dus een derde arbeidsveld voor den organisator: het verzekeren van de bestuurbaarheid onzer groote lichamen. LEZING van den Heer Mr. Dr. H. J. ROMEYN, Directeur van het Economisch-Juridisch Adviesbureau „Fayol" te 's-Gravenhage. HET FAYOLISME ALS SYSTEEM VAN WETENSCHAPPELIJKE BEDRIJFSLEIDING. Het is de gewoonte bij het uitoefenen van kritiek op de Inleiding gestie van openbare diensten en bedrijven daaraan het particuliere bedrijf ten voorbeeld te stellen. En terecht! Het particuliere bedrijf heeft voordeden, welke in dienst en bedrijf der openbare lichamen worden gemist en die hun oorsprong vinden in de aanwezigheid van het economisch motief, het eigenbelang. Wanneer men het noodig vindt zijn meening nader te adstrueeren — in menig geval schijnt zulks overbodig, omdat het als een van zelf sprekende waarheid wordt beschouwd — voert men aan, dat het overheidsbedrijf duurder werkt en omslachtiger, omdat het aan allerlei belemmerende voorschriften is gebonden en wijst men er o.a. op, dat het ambtenaren-personeel den prikkel tot ijver mist die voor het personeel in particulieren dienst, dat in veel losser verband werkt en op een andere wijze kan worden beloond, aanwezig is. De voor de hand liggende conclusie is dan, dat voorzoover het niet mogelijk is de overheidsbemoeiing in te krimpen en de opgenomen taak weer aan het particuliere initiatief over te laten, de arbeid in overheidsdienst behoort te worden geschoeid op de leest van deri arbeid in het privaatbedrijf. Aldus geplaatst voor de taak van een reorganisatie van den arbeid in overheidsdienst, loopt men echter een groot gevaar, nj. dat men zich door uiterlijke verschijnselen er toe zal laten verleiden arbeidsregelingen en werkwijzen, die men in het particuliere bedrijf ontmoet, over te brengen naar overheidsdienst en overheidsbedrijf, zonder voldoende onderzoek of niet het verschil in karakter met dat van het particulier bedrijf aan een dergelijke overneming in den weg staat. Ik spreek hier niet van het streven, dat zich in den tegenwoordigen tijd openbaart, om overheidsbedrijven 48 om te vormen in semi-particuliere bedrijven door ze over te dragen aan een naamlooze vennootschap of ander privaatrechtelijk lichaam, waarin de overheid zich een overwegenden invloed weet te verzekeren, maar van zuivere overheidsdiensten en bedrijven, die men als het ware met het serum van het privaatbedrjjf wil inenten. Het zal wenschelijk zijn, alvorens daartoe over te gaan, een meer dan oppervlakkig onderzoek in te stellen naar dat, wat de kracht van het particulier bedrijf uitmaakt. Wanneer men om zich heen ziet, komt men in aanraking met tal van particuliere bedrijven, die groote verschillen vertoonen, zoowel in hun uiterlijken vorm als in hun uitkomsten. Door analyse zal men daaruit evenwel kunnen afleiden welke eigenschappen zij alle gemeen hebben en kunnen komen tot de vaststelling van het particuliere bedrijf als type, het ideaal, dat ongetwijfeld den critici voor den geest zweeft, wanneer zij het particuliere bedrijf aan het overheidsbedrijf als voorbeeld voorhouden. Dit ideaal zal waarschijnlijk het meest benaderd worden door het bedrijf in zijn eenvoudigsten vorm, zooals dit zich in den aanvang algemeen vertoonde, toen de maatschappij zich op den grondslag van het privaatbezit begon te ontwikkelen. In het kleine bedrijf, waarin de patroon in zich alle kennis vereenigt, die noodig is om het te voeren en hij slechts bijgestaan wordt door hulpkrachten, die onder zijn onmiddellijke leiding de verschillende werkzaamheden, die het bedrijf vereischt, uitvoeren, vindt men de eigenschappen, die voor de ontwikkeling van het bedrijf het meest bevorderlijk zijn, het zuiverst vertegenwoordigd. De ontwikkeling van de maatschappij heeft echter ten gevolge gehad, dat in allerlei takken van het bedrijfsleven het kleine bedrijf meer en meer plaats heeft gemaakt voor het groote. Dat dit niet uitsluitend voordeelen heeft opgeleverd, blijkt ten duidelijkste uit de in de laatste jaren allerwege gevoelde behoefte om de productie hooger op te voeren en daartoe in menig geval een ingrijpende reorganisatie in de bedrijfsvoering te doen plaats hebben. Daarbij treedt een der karakteristieke eigenschappen van het particuliere bedrijf, zijn aanpassingsvermogen aan de veranderde omstandigheden, op den voorgrond, waarbij evenwel niet uit het oog mag worden verloren, dat het daarbij gaat om een „zijn of niet-zijn". In den strijd om het bestaan worden de minder goed uitgeruste onder- 49 nemingen, die, waarin grove fouten worden gemaakt, overvleugeld door de goed geoutilleerde, goed geleide ondernemingen en gaan op den duur onherroepelijk te gronde. De wereldoorlog en zijn nasleep hebben er onafwendbaar toe mede gewerkt het proces te versnellen. De drang der omstandigheden deed naar de middelen zoeken om daaraan het hoofd te bieden en heeft, meer dan anders het geval zou zijn geweest, de aandacht gevestigd op de jonge leer der efficiency, reeds vóór den oorlog bekend onder den naam van „scientific management". Het is nog niet zoo lang geleden, dat men, wanneer gesproken werd over wetenschappelijke bedrijfsleiding, uitsluitend dacht aan den arbeid van Taylor en zijn volgelingen. Zij waren het toch aan wie men iri de eerste plaats de gedachte dankte, dat de verhouding van den mensch tot machine en werktuig om nadere studie vroeg en dat een onderzoek van de wijze waarop de arbeid wordt verricht, de moeite zou loonen. Hun onderzoekingen van de arbeidsmethoden in verschillende bedrijven leerden hun, dat door onnoodige bewegingen arbeidskracht wordt verspild en tijd wordt verloren. Zij zochten besparing van beide door verbetering der handgrepen, betere plaatsing van werktuigen en toevoer van grondstoffen, beter in elkaar grijpen van de samenstellende deelen van het arbeidsproces. Zij zagen de mogelijkheid van classificatie en generalisatie van de door hen gevonden uitkomsten en legden zoo de grondslagen voor het zoogenaamde Taylorsystem. Zooals Taylor zelf later heeft gezegd: „Scientific Management it not a theory to be applied to practice, but it is first and primarely a practice out of which, many years after its beginning, a theory has developed." Het is onjuist het Taylorsystem uitsluitend te beschouwen als een werkwijze, of zelfs alleen maar als een standaardisatie vau routine, het geeft regels van bedrijfsleiding op grond van zorgvuldig en systematisch geclassificeerde ervaring en proefneming, zoodat het praedicaat wetenschappelijk daaraan niet mag worden onthouden. Het kan echter niet los gemaakt worden van het oorspronkelijk uitgangspunt: de analyse van den handenarbeid, al zijn Taylor en zijn aanhangers aldus van onderen opklimmende ten slotte gekomen tot de organisatie van de geheele onderneming. Wat men aanvankelijk heeft betiteld met den naam 1 4 50 „scientific management", dekt echter niet het terrein van de bedrijfsleiding in zijn geheelen omvang. Daarvoor is ook noodig de beantwoording van de vraag: Hoe werkt de geest van den leider het best door tot in de verste uitloopers der onderneming? Wanneer het de kracht van het privaatbedrijf uitmaakt, dat het economisch motief daarin ten volle tot zijn recht komt, dan zal het daartoe noodig zijn, dat de wil van den eigenaar zich bij elke werkzaamheid kan doen gevoelen. Bij den eenvoudigsten ondernemingsvorm, den alleen werkenden ondernemer, die tevens eigenaar is van alle voor de productie benoodigde hulpmiddelen, wordt dit doel inderdaad bereikt. Elke stap van ontwikkeling van dezen eenvoudigsten ondernemingsvorm tot de reuzenondernemingen, zooals wij die tegenwoordig kennen, schijnt ons echter verder te brengen van het ideaal, doordat de afstand tusschen dengeen, die beschouwd mag worden als de drager van den geest der onderneming en hen, die in laatste instantie het doel der onderneming helpen verwezenlijken, grooter wordt, meer weerstanden worden ingeschakeld, die beletten, dat die geest tot in de verste uitloopers wordt gevoeld. Toch mag men als vaststaande aannemen, dat die ondernemingen in den bloeiendsten toestand verkeeren, die van den geest van den ondernemer het meest zijn vervuld, of misschien nog juister uitgedrukt, dat, indien wij een zeer bloeiende onderneming leeren kennen, wij tevens zullen ervaren, dat het een lichaam is, waarin de aanwezigheid van een persoonlijken geest wordt gevoeld. Karakteristiek is dan ook, dat een bloeiende onderneming in onze gedachten meestal niet is te scheiden van den persoon, die daarop zijn stempel heeft gedrukt, hetzij hij al dan niet haar eigenaar is. Op welke wijze nu kan het best bevorderd worden, dat de geest van den leider de gansche onderneming als een zuurdeesem doortrekt? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven door het Fayolisme, een systeem van wetenschappelijke bedrijfsleiding, dat, in de laatste tien jaar in Frankrijk opgekomen, ook buiten de Fransche grenzen waar het bekend werd groote belangstelling heeft weten te wekken. Levensbeschrij- Henri Fayol was een Fransch ingenieur en leider van ving H. Fayol industrieele ondernemingen — hij was na zijn promotie in 1860 van de Ecole nationale des mines van St. Etienne, 51 op 19-jarigen leeftijd, ingenieur aan de kolenmijnen van Commentry tot 1866; directeur dierzelfde mijnen van 1866 tot 1872; directeur van de kolenmijnen van Commentry en Montvicq en van de ertsgroeven van Berry van 1872 tot 1888; daarna directeur-generaal van de Maatschappij, die deze ondernemingen exploiteert, de Société minière et métallurgique de Commentry-Fourchambault et Decazeville. In 1918 legde hij deze betrekking neder, doch bleef als commissaris aan de maatschappij verbonden en wijdde zich sinds dien aan het propageeren en toepassen van de leer, die hij gedurende de 58 jaren van zijn practische werkzaamheid had voorbereid en gevormd. Tot aan zijn dood tegen het einde van het vorige jaar bleef hij met zijn vrienden van het door hem in het leven geroepen Centre d'Etudes d'administration industrielle et générale, voortarbeiden aan de ontwikkeling van zijn theorie. Eerst in 1916 ging Fayol er toe over de uitkomsten van zijn studie en ervaring te publiceeren. Zij verschenen onder den naam van „Administration industrielle et générale" in het Bulletin de la Société de 1'Industrie minérale. Er werden 2000 afzonderlijke exemplaren van gedrukt; er werden meer gevraagd, zoodat in 1918 een uitgever de uitgave op zich nam en thans zijn reeds 15.000 exemplaren gedrukt. Tal van andere publicaties, ook van aanhangers der nieuwe theorie, hebben inmiddels het licht gezien. Evenals Taylor heeft dus ook Fayol zijn systeem gevormd in de school der practijk. Het is dan ook niet te verwonderen, dat bij alle verschil er toch zeer veel overeenkomst is tusschen de uitkomsten van hun arbeid. Het is daarom ongetwijfeld nuttiger om in plaats van naar tegenstellingen te zoeken, na te gaan in hoeverre de arbeid van den een wordt bevestigd door den ander en in hoeverre zij elkaar aanvullen. Het verschil van uitgangspunt verklaart gemakkelijk de verschillen, die ongetwijfeld aanwezig zijn, maar verhoogt tevens de waarde van hun gezamenlijke uitkomsten. Terwijl Taylor zijn organisatieplan begint bij de werkplaats, begint zijn Fransche collega den dag van den „directeur en chef" te organiseeren, om langzamerhand af te dalen tot de bureaux en zoo te komen tot den werkbaas en den arbeider. Terwijl Taylor tot zijn principes kwam door analyse van de bewegingen van den arbeider, analyseerde Fayol den geest, die als motor van den arbeid Overeenkomst tusschen Taylorsysteem en Fayolisme Uitgangspunt van Fayol 52 optreedt. Hij ging na welke eigenschappen voor de verschillende arbeidsverrichtingen van beteekenis zijn. Hij analyseerde ook het bedrijf om zich rekenschap te kunnen geven, welke functies daarvoor het belangrijkst zijn, om langs dezen weg te komen tot zijn theorie, die men misschien het best karakteriseert met den naam door een tweetal zijner commentators gegeven aan het werkje, waarin een uitgebreid perspectief wordt geschetst van het nut, dat uit die theorie voor de ontwikkeling der geheele samenleving kan worden getrokken: „de leer van het beheer van ondernemingen en van de leiding van menschen". Ik bedoel het boekje van J. Wilbois en P. Vanuxem: „Essai sur la conduite des affaires et la direction des hommes". Ik zal thans trachten U in beknopten vorm een inzicht te geven in de theorieën door Fayol ontwikkeld. Een waarschuwing vooraf is daarbij misschien niet overbodig. Van vele stelregels van Fayol, die ik U zal mededeelen, zult U zeggen: „Maar dat is niets nieuws! Dat wisten we al lang!" ja, heel dikwijls misschien: „Dat pas ik zelf ook wel toe!" Wat Fayol brengt is dan ook niets nieuws in dien zin, dat hetgeen hij voorschrijft onbekend was en niet wel eens door goede leiders werd toegepast, maar het nieuwe is daarin gelegen, dat hij die toepassing tot systematiek heeft verheven. Henry Ford heeft gezegd: „Het middel tegen slechte leiding is het gezond verstand"; welnu men zou kunnen zeggen: Het Fayolisme is de leer van het gezond verstand toegepast op de bedrijfsleiding. Groepen van Fayol merkt op, dat alle operaties, waartoe een onder¬ operaties in een neming aanleiding geeft, kunnen worden gebracht tot de onderneming v0,gende zes groepen: 1°. Technische operaties (productie, fabricatie, omzetting); 2°. Commercieele operaties (koop, verkoop, ruil); 3°. Financieele operaties (verwerven en beheer van kapitaal) ; 4°. Veiligheidsmaatregelen (bescherming van personen en goederen); 5°. Comptabele operaties (inventaris, balans, kostprijsberekening, statistiek enz.); 6°. Administratieve operaties (vooruitzien, organiseeren, bevelen, coördineeren en controleeren). 53 Terwijl de eerste vijf functies geen nadere verklaring behoeven, is dit met de zesde wel het geval. De eerste vijf omvatten nauwkeurig te omlijnen werkzaamheden; de beteekenis van de zesde wordt het best begrepen door haar tegenover de andere te stellen. Tot geen van de eerstgenoemde behoort de plicht om het algemeene werkplan voor de onderneming op te stellen, het lichaam daarvan te organiseeren, alle pogingen te richten op het doel der onderneming en een harmonische samenwerking te verzekeren. Deze plichten vormen een afzonderlijke functie, die Omschrijving Fayol aanduidt met den naam ADMINISTRATIE en die van het beS^P hij als volgt omschrijft: Adrninistratie ADMINISTREEREN is vooruitzien, organiseeren, bevelen, coördineeren en controleeren; vooruitzien wil zeggen: toekomstige mogelijkheden doorgronden en het werkprogram opstellen; organiseeren d.i. het materieele organisme van de onderneming vaststellen; bevelen d.i. het personeel doen arbeiden; coördineeren d.i. het verbinden en harmoniseeren van alle handelingen; controleeren d.i. het waken, dat alles geschiedt overeenkomstig de vastgestelde reglementen en de gegeven orders. Administratie in den zin als door Fayol bedoeld is dus meer dan het spraakgebruik daar onder verstaat, het is: „le procés psychologique qui encadre toute action technique." *) Het is niet een speciaal privilege noch een persoonlijke taak van de directie, maar het is de taak van een ieder, die geroepen is leiding te geven aan den arbeid van anderen hetzij hij hoog, hetzij hij laag staat op den hierarchischen ladder. Evenmin als de technische functie ophoudt bij den arbeider of bij den ingenieur, daar zij opklimt tot den allerhoogsten chef, evenmin is de administratieve functie het uitsluitend atribuut van den chef; zij daalt af tot den laagste, die nog net met eenig gezag bekleed is. Er is echter een belangrijk verschil in de mate, waarin de verschillende functies de betrokken personen in beslag nemen en in verband daarmede is het belang, dat de *) In het Nederlandsch 't duidelijkst weer te geven door „leiding" of „beheer". 54 eigenschappen en bekwaamheden voor die functies vereischt, in een zekere mate bij de betrokken personen aanwezig zijn, ook zeer verschillend. Dit geldt niet alleen voor de verschillende posities in dezelfde onderneming, maar ook voor gelijksoortige posities in verschillende ondernemingen. Tableaux FAYOL geeft in tableaux procentsgewijze de verhouding weer, waarin voor verschillende gevallen het bezit der verschillende bekwaamheden, administratieve, technische, commercieele, financieele enz,, vereischt wordt en de beteekenis dier bekwaamheden voor den leider van ondernemingen van verschillende grootte. Zoolang dergelijke tableaux niet berusten op een met de noodige waarborgen omringd wetenschappelijk onderzoek — stel dat dit mogelijk is — zal men ze uitsluitend mogen opvatten als figuratieve voorstellingen van de conclusies, waartoe Fayol op grond van zijn ervaring meent te mogen komen. Een elk kan die conclusies aan de ervaring van zichzelf en van anderen, voor zoover hem bekend, toetsen en zal ze ongetwijfeld in het algemeen moeten beamen. Conclusies Deze conclusies zijn: In elke soort van onderneming is de hoofdbekwaamheid voor het ondergeschikte personeel de beroepsbekwaamheid speciaal aan de onderneming eigen. Naarmate men hooger komt op den hierarchischen ladder, neemt de belangrijkheid van de administratieve bekwaamheid toe, die van de technische bekwaamheid af. Voor het bedrijfshoofd is de administratieve bekwaamheid de voornaamste. Naarmate eene onderneming grooter is, naar die mate neemt ook de belangrijkheid van het bezit van administratieve bekwaamheid voor den chef toe. In een klein bedrijf is de voornaamste bekwaamheid de technische. Naar gelang de onderneming grooter wordt, groeit de beteekenis van de administratieve bekwaamheid voor den chef. Uit een en ander volgt duidelijk, dat een uitsluitend technische opleiding niet beantwoordt aan de behoeften. Fayol bepleit dan ook de mogelijkheid en de noodzakelijkheid van opleiding voor de administratieve functie. Meermalen stoot men zich aan de tot axioma verheven uitspraak, dat men geen leiders kan vormen; iemand wordt als leider geboren. 55 Inderdaad de groote leiders, welke de wereldgeschiedenis heeft gekend, zijn daartoe niet in een leerschool opgekweekt; maar bewijst dit, dat het de voorkeur verdient de leiderseigenschappen, welke in latenten vorm aanwezig zijn bij hen, die zich bekwamen voor een betrekking, waarbij leiding aan personeel moet worden gegeven, niet stelselmatig tot ontwikkeling te brengen? Integendeel het is de taak der opvoeding om het individu voldoende voor te bereiden voor zijn later levenswerk, en school en huisgezin hebben hierbij een bepaalde functie te verrichten. Fayol en zijn aanhangers achten het dan ook van groot belang, dat bij de opvoeding meer dan tot nu toe de eigenschappen, noodig voor het leiderschap over menschen, worden ontwikkeld. Is er wel iemand, die niet te eenigertijd in zijn leven er toe kan worden geroepen om anderen te leiden? En is het gezegde, dat om te kunnen bevelen, men eerst moet leeren gehoorzamen, niet ten minste even eerbiedwaardig als het eerder aangehaalde „axioma"? Fayol heeft niet de pretentie, dat hetgeen hij aanbiedt een Onderscheiding in zich zelf volledige doctrine is, maar hij geeft de grond- in:. Algemeene slagen voor discussie, waaruit naar hij hoopt de doctrine zal grondregels" worden geboren. Toch bestaat er een systematisch verband tusschen de ideeën in het werk van Fayol neergelegd. Hij zelf onderscheidt deze in algemeene principes (principes généraux of principes directeurs) en grondregels (régies fondamentales), welke bij de toepassing van de administratieve taak, zooals deze in haar samenstellende deelen is ontleed, in acht zijn te nemen, waarbij tevens verschillende werkmethodes (procédés administratifs) worden behandeld, welke bedoelen een goede administratie te verzekeren. Voor een juiste opvatting omtrent de beteekenis van de principes moet worden bedacht, dat de administratieve functie slechts werkt door middel van den mensen en ook slechts den mensch treft. Het zal haast nooit voorkomen, dat een principe tweemaal op geheel identieke gevallen toepassing vindt. Er moet rekening gehouden worden met verschillende en wisselende omstandigheden, met verschillende en wisselende menschen en andere veranderlijke elementen. Daarom kunnen de principes niet opgevat worden als absolute waarheden, doch moeten zij soepel zijn en geschikt om aan de omstandigheden te worden aangepast. 56 Principes Wij zullen thans de verschillende principes, zooals wij die bij Fayol leeren kennen, nagaan, waarbij wij bij enkele iets langer zullen stilstaan, terwijl ten aanzien van andere, die algemeen worden aanvaard, met de enkele vermelding kan worden volstaan. Arbeidsver- 1°. Als eerste principe noemt Fayol dat der arbeidsdeeling verdeeling, die ten doel heeft met minder inspanning het doel te bereiken. Haar nut wordt algemeen erkend. Haar toepassing is niet beperkt tot den eigenlijken technischen arbeid, maar zij komt overal voor, waar een grooter of kleiner aantal personen noodig is en waar verschillende capaciteiten in het veld komen. Zij heeft ten gevolge specialisatie van functies. De ervaring zal moeten leeren in hoeverre zij kan worden doorgevoerd. Uit den aard der zaak zal zij bij zuiver technische werkzaamheden meer in details kunnen worden toegepast dan bij administratieve werkzaamheden van eenigszins gecompliceerd karakter. ezag en ver- 2°. Het tweede principe wordt gevormd door het correlaat nrwoordelijkheid gezag. Gezag is het recht om te bevelen, gepaard aan de macht om zich te laten gehoorzamen. Voor een goed chef moet het op zijn functie berustende gezag gepaard gaan met persoonlijk gezag, berustende op zijn eigenschappen van verstand, kennis, ervaring, karakter enz. De verantwoordelijkheid is de consequentie van het gezag. De sanctie mag in een goede administratie daaraan niet ontbreken, al is zij vooral in groote ondernemingen dikwijls moeilijk te verwezenlijken. De verantwoordelijkheid van een arbeider voor door hem gemaakte fouten is betrekkelijk gemakkelijk vast te stellen, maar naar mate men hooger komt op den hierarchischen ladder, naar mate de werkzaamheden meer gecompliceerd zijn en het aantal personen er bij betrokken grooter is, is het moeilijker het deel van de verantwoordelijkheid van den betrokken chef in het eindresultaat te bepalen. De beoordeeling eischt moreelen moed, onpartijdigheid en vastheid. Alleen als deze aanwezig zijn, zal het gevoel van verantwoordelijkheid in de onderneming op den duur bestaanbaar zijn en juist dat gevoel van verantwoordelijkheid is van groote waarde voor het welslagen der onderneming. Dikwijls wordt de verantwoordelijkheid evenzeer gevreesd als het gezag wordt begeerd. De vrees voor verant- 57 woordelijkheid verlamt het initiatief en vernietigt vele goede hoedanigheden. Een goed chef moet niet alleen zelf verantwoordelijkheidsgevoel bezitten, maar het ook bij zijn ondergeschikten opwekken en ontwikkelen. 3°. Discipline. Berustende op verschillende en verander- Discipline lijke gewoonten vertoont de discipline zich onder de meest verscheiden vormen. Kon er eertijds sprake zijn van een eenzijdig opgelegde onderworpenheid, in de laatste jaren werd discipline door velen slechts verklaard als een vrijwillige gehoorzaamheid; volgens Fayol moet discipline berusten op een wederkeerig gevoel: eenerzijds moet bestaan de wil om zich te doen gehoorzamen, anderzijds de wil om de bevelen uit te voeren. Gehoorzamende behoort men te weten, waarom men gehoorzaamt en moet men willen gehoorzamen. Dit wordt gemakkelijk gemaakt, indien men niet alleen aan den chef gebonden is door de verwachting van het bevel, dat^men kan ontvangen, maar ook aan zijn gelijken door het bewustzijn, dat er solidariteit moet zijn tusschen hun dienst en den zijne en aan zijn ondergeschikten door de aanvaarding van een verantwoordelijkheid, die des te zwaarder moet worden gevoeld naar mate zij meer ondergeschikt zijn. Fayol resumeert zijn opvattingen omtrent discipline aldus: Discipline is de eerbied voor de stilzwijgende of formeele voorschriften, die betrekking hebben op de gehoorzaamheid, den ijver, de werkzaamheid en het eerbiedsbetoon. Zij geldt zoowel den hoogsten chef als het laagste personeel. De beste middelen om haar te verzekeren zijn: 1°. goede chefs op elke plaats van gezag; 2°. zoo duidelijk en zoo billijk mogelijke voorschriften; 3°. rechtvaardige toepassing van straffen bij overtredingen. 4°. Eenheid van leiding. Dit principe wordt door Eenheid van Fayol aldus uitgedrukt: één chef en één programma voor ,eidm8 een eenheid van handelingen, die gezamenlijk een bepaald doel beoogen. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor eenheid van handeling, coördinatie van krachten en het richten van alle pogingen op één uitkomst. Bij de toepassing van dit principe is vooral nadruk te leggen op de handhaving van de eenheid van werkprogram. 5°. Eenheid van bevel. Dit principe, dat zijn uitdrukking Eenheid van vindt in de uitspraak: voor een bepaalde opdracht moet een bevel 58 ondergeschikte zijn orders slechts ontvangen van één chef, is een dergene, waarvan erkend moet worden, dat de beteekenis sterk door de omstandigheden beïnvloed wordt. Deze uitspraak heeft voornamelijk de aandacht getrokken door de tegenstelling met het Taylor-systeem, dat zich verzet tegen wat men noemt het militair systeem der hiërarchie en waarbij een arbeider in plaats van zich gesteld te zien onder één werkbaas in sommige gevallen bevelen kan ontvangen van acht specialisten. Wilbois en Vanuxem zoeken de verklaring van het verschil in onderscheid van nationaal karakter. De Angelsaksers, zoo zeggen zij, zijn zoo gewoon aan individueele vrijheid, dat zij slechts een deel hunner persoonlijkheid voor een bepaald doel en gedurende een bepaalden tijd aan een bevel onderwerpen en zich daardoor kunnen aanpassen aan een schijnbare verwarring van tegenstrijdige hiërarchie, terwijl de Franschen, gedurende een paar eeuwen gewend aan een sterk gecentraliseerden regeeringsvorm, de neiging hebben slechts één chef te erkennen, dien zij gehoorzamen niet slechts voor een bepaalde opdracht, maar bij hun geheelen arbeid. De juistheid dezer verklaring in het midden latende, komt het mij voor, dat hierbij ook in aanmerking zal zijn te nemen de vraag of de te verrichten arbeid al dan niet een uitgesproken technisch en gecompliceerd karakter draagt. Naar mijn oordeel zal de eisch van Fayol méér beteekenis hebben naar mate het persoonlijk karakter van den te verrichten arbeid meer op den voorgrond treedt. Ondergeschiktheid van net persoonlijk aan het algemeen belang 6°. Ondergeschiktheid van het persoonlijk aan het algemeen belang. De ondervinding van iederen dag leert maar al te duidelijk, dat zeer dikwijls de eerzucht, het egoïsme, de luiheid, de onwetendheid en andere zwakheden van de menschelijke natuur, maken, dat men het algemeen belang vergeet. Natuurlijk moet ook het persoonlijk belang niet onnoodig worden opgeofferd. Met beide belangen moet rekening gehouden worden. De beste middelen om te verzoenen zijn: karaktervastheid en een goed voorbeeld van de chefs, billijke regelingen en een zorgvuldig toezicht. Bezoldiging van 7°. De bezoldiging van het personeel. De bezoldiging het personeel van het personeel is de prijs, dien men betaalt voor de be- 59 wezen diensten. Zij moet zoowel den werkgever als den werknemer bevredigen. De basis van de bezoldiging hangt af van allerlei factoren, waarop werkgever noch werknemer invloéd kunnen uitoefenen; deze kunnen buiten bespreking blijven. Evenzoo ga ik niet verder in op de verschillende vormen van belooning door Fayol behandeld. Volstaan wordt met vermelding van het doel, waarnaar moet worden gestreefd: een billijke belooning voor den verrichten arbeid, die den ijver aanmoedigt, doch niet leidt tot overschrijding van een redelijke grens. 8°. Centralisatie. Het vereischte van soepelheid in de Centralisatie toepassing van de door Fayol opgestelde principes wordt wel het beste weergegeven door zijn eigen woorden, waarmee hij dit punt behandelt: „Centralisatie", zoo zegt hij, „bestaat altijd meer of min„der. De graad welken men moet bereiken, is die, waardoor „het hoogste rendement kan worden verkregen. Die graad „hangt af van de betrekkelijke waarde van den leider en „van zijn ondergeschikten. Indien de capaciteiten van den „chef, zijn lichamelijke en geestelijke krachten, hem in staat „stellen talrijke werkzaamheden persoonlijk tot een goed „einde te brengen, terwijl hij slechts middelmatige medewerkers te zijner beschikking heeft, dan zal hij ongetwijfeld hun rol inkrimpen, hij zal centraliseeren. Daarentegen „zal een chef, die bijgestaan wordt door goede krachten, „zich kunnen bepalen tot de algemeene leiding en een „belangrijk deel kunnen overlaten aan het initiatief van zijn „ondergeschikten; hij zal decentraliseeren. Op zich zelf is „centralisatie noch goed, noch slecht. Het is een vraagstuk, „waarvan de oplossing in hoofdzaak afhangt van de omstandigheden." Overdreven centralisatie schaadt. Een van de redenen, die er toe leiden, is de vrees voor het dragen van verantwoordelijkheid. 9°. Hiërarchie. De hiërarchie is de geheele serie van Hiërarchie chefs tusschen het hoogste gezag en de ondergeschikten. De hiërarchische weg is die, welke gevolgd wordt door de mededeelingen, die van de opperste leiding door intermediair van alle graden van chefs uitgaan tot de ondergeschikten of die hem omgekeerd van dezen bereiken. Deze 60 weg wordt vereischt door de behoefte aan zekerheid van overbrenging en eenheid van bevel. Het bezwaar is echter, dat deze weg lang is, waarom er naar gestreefd moet worden onnoodige schakels, tijdverlies, bureaucratische formaliteiten, overbodige paperasserie enz. te vermijden. Een der later te bespreken hulpmiddelen door FAYOL aangegeven is er speciaal op gericht den weg te verkorten zonder het hiërarchisch verband te verbreken. Orde 10°. Orde. Deze betreft zoowel de personen als de zaken. De regel: „een plaats voor elke zaak en elke zaak op haar plaats" wordt gecompleteerd door den regel: „een plaats voor eiken persoon en elke persoon op zijn plaats". De plaats moet echter oordeelkundig gekozen zijn. Dikwijls verbergt een schijnbare orde een wezenlijke wanorde. Voor het personeel correspondeert deze gedachte met het Engelsche: „the right man in the right place". Deze regel is dikwijls moeilijk toe te passen, vooral in groote ondernemingen en in openbare diensten. Hij vereischt een nauwkeurige kennis van de behoeften en de hulpbronnen' der onderneming, waartusschen een constant evenwicht moet worden geschapen. Naarmate de onderneming grooter is, zal dit evenwicht moeilijker verkregen worden en moeilijker worden behouden. Is het eenmaal verbroken, hebben persoonlijke belangen het algemeen belang doen verwaarloozen, dan is er heel wat talent, wilskracht en uithoudingsvermogen noodig om de misstanden te doen verdwijnen en de gewenschte orde te herstellen. Billijkheid 11°. Billijkheid tegenover het personeel. Billijkheid is tegenover het meer dan rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid verzekert Personeel nauwkeurige ten uitvoerlegging van vrijwillig aangegane verbintenissen. Maar overeenkomsten kunnen niet in alles voorzien en in werkelijkheid zijn er geen volkomen vrije verbintenissen. Een van de partijen onderwerpt zich ten slotte steeds aan het gezag van den ander. Past men billijkheid toe, dan legt men de overeenkomsten niet alleen met rechtvaardigheid ten uitvoer, maar zit daarbij tevens een groote geest van welwillendheid voor. Van dezen geest moeten alle trappen der hiërarchie doordrongen zijn. De toewijding van het personeel hangt er van af. 12°. Stabiliteit van het personeel. Het belang, dat ge- 61 legen is in stabiliteit van het personeel is niet twijfelachtig. Zelfs de ondergeschikte in het bezit van de beste qualiteiten voor de plaats, die hij inneemt, zal zijn werk pas goed doen, nadat hij een poos ingewerkt is. Naarmate de functie belangrijker is, zal de vereischte tijd van voorbereiding langer zijn. Er zijn zoovele redenen van buiten zoowel als van internen aard, die wisseling van personeel veroorzaken, dat men deze niet willekeurig moet vermeerderen. 13°. Initiatief. Het opvatten van een plan en de verwezenlijking daarvan verschaft aan een ontwikkeld mensch de levendigste genoegdoening; het is een van de krachtigste prikkels voor den menschelijken ijver. Dit is het wat men onder initiatief verstaat. Het opwekken van de eigenschap tot initiatief is voor een onderneming van het grootste belang. Het gecombineerde initiatief van leider en ondergeschikten vormt haar grootste kracht, vooral ook in moeilijke omstandigheden. Het vordert veel tact en inzicht om eenerzijds het initiatief op te wekken, anderzijds het binnen de grenzen te houden, die voor het handhaven van goede disciplinaire verhoudingen gewenscht zijn. De chef moet zich ook eenige opoffering van zijn eigenliefde weten te getroosten om zijn ondergeschikten genoegdoening van dezen aard te verschaffen. Een chef, die in staat is bij zijn personeel dergelijk initiatief te wekken, is — ceteris paribus — verre de meerdere van dengene, die deze kunst niet verstaat. 14°. Eendracht onder het personeel. „Eendracht maakt Eendracht onder macht" is een spreekwoord, waarvan de waarheid ook geldt, net personeel indien men het toepast op ondernemingen. De leiders moeten dan ook zooveel mogelijk zorgdragen, dat de eensgezindheid onder het personeel bewaard blijft. Om dit te bereiken wijst FAYOL op het beginsel van de eenheid van bevel, dat hiertoe in acht genomen moet worden en op een tweetal gevaren, die moeten worden vermeden, n.1. het in practijk brengen van den stelregel: „verdeel en heersch" en het te veel gebruik maken van geschreven mededeelingen. FAYOL ziet in dit laatste niet alleen een oorzaak voor veel vertraging en complicaties, maar ook de bron van veel geharrewar tusschen de verschillende afdeelingen of tusschen personeel van dezelfde afdeeling. Hij beveelt daarom aan het mondeling contact te bevorderen en geschreven Stabiliteit van het personeel Initiatief 62 mededeelingen alleen toe te laten voor bijzonder belangrijke of ingewikkelde zaken. Hiermede zijn wij aan het einde van de stelregels of principes, zooals wij die in verschillende publicaties van FAYOL kunnen aantreffen. U zult daaruit gehoord hebben, dat mijn waarschuwing niet ongegrond is geweest, dat eigenlijk nieuws daarin weinig wordt aangetroffen, maar nieuw is toch ongetwijfeld wel de systematiek, het onderling verband, waarin zij door FAYOL gebracht zijn. Grondregels Hetzelfde geldt ook ten aanzien van de grondregels, zooals die door FAYOL zijn gegroepeerd met betrekking tot de verschillende elementen, waarin hij de administratieve functie heeft ontleed. GRONDREGELS. Zooals wij zagen, omschrijft Fayol administratie als vooruitzien, organiseeren, bevelen, coördineeren en controleeren. De voorzorg Oouverner c'est prévoir is het spreekwoord, dat in het kort het groote belang kenschetst, dat in de zakenwereld aan de voorzorg gehecht wordt. Bij ontelbare gelegenheden en op ontelbare wijzen heeft zij aanleiding om zich te openbaren. Voor FAYOL is haar voornaamste openbaring en tevens haar doeltreffendste hulpmiddel het werkprogram. Werkprogram De voorbereiding van het werkprogram is een van de belangrijkste en moeilijkste werkzaamheden der onderneming. Zij vergt de medewerking van alle diensten en functies en in het bijzonder van de administratieve functie. Het werkprogram berust 1°. op de hulpbronnen der onderneming, 2°. op den aard en het belang der onderhanden zijnde werkzaamheden, 3°. op de mogelijkheden van de toekomst, mogelijkheden, die voor een deel afhangen van voorwaarden van technischen, commercieelen, financieelen en anderen aard, die aan verandering onderhevig zijn en waarvan men vooraf de belangrijkheid noch den juisten tijd kan bepalen. 63 Voor elke zaak in het bijzonder moet de ondervinding uitwijzen welk program het beste is en dan moet men zich nog rekenschap geven van de wijze, waarop het wordt toegepast. Toch weet FAYOL eenige algemeene regelen te geven, waaraan een goed program behoort te voldoen en waaraan men het dus kan toetsen, voordat de ondervinding uitspraak heeft gedaan. Eerste eisch is: de eenheid van program; twee verschillende programs tegelijk kunnen slechts tot verwarring leiden. Een program kan echter in verschillende deelen verdeeld zijn. In de groote onderneming vindt men, behalve het algemeene program, een technisch program, een commercieel program, een financieel program enz., of een algemeen program, en een bijzonder program voor eiken tak van dienst. Maar al deze programs zijn onderling zoo verbonden, dat zij tot een eenheid geworden zijn en elke wijziging van een dier programs doet haar terugwerking op het algemeene program gevoelen. De werking van het program moet voortdurend zijn. Bij het opstellen kan men slechts een zekeren tijd vooruitzien, maar naar gelang het wordt afgewerkt, moet het zonder tuschenruimten door een nieuw worden vervangen. Het program moet soepel genoeg zijn om onder den invloed van de omstandigheden of om andere redenen te worden gewijzigd. Verder moet het zoo nauwkeurig omschreven zijn, als de onbekendheid met de factoren die de toekomst beneerschen, toelaat. Een eenvoudige richtlinie moet volstaan voor het verre verschiet; voordat het oogenblik van uitvoering is gekomen, zullen nadere gegevens zijn verkregen om de te volgen gedragslijn vast te stellen. Wat de verdere bijzondere eigenschappen betreft, die een werkprogram moet bezitten en die afhangen van den aard en den omvang der onderneming, waarvoor het wordt opgesteld en van de bijzondere omstandigheden, waarin zij verkeert, deze kunnen slechts worden bepaald door vergelijking met programs van andere soortgelijke ondernemingen, die in de uitvoering doeltreffend zijn gebleken. Men moet dus voor ieder geval in de praktijk elementen van vergelijking — voorbeelden — zoeken, zooals de architect doet, die opdracht heeft gekregen voor het ontwerpen van een gebouw. FAYOL is er zich volkomen van bewust, dat het opstel- Algemeene regelen van net werkprogram 64 De organisatie De administratieve taak van net personeel als geheel genomen len van een werkprogram eischen stelt, die niet altijd even gemakkelijk zijn te vervullen, maar de groote voordeden daaraan verbonden, welke zich niet alleen bepalen tot het element van de voorzorg, doch doorwerken ook op de andere elementen der administratie, doen hem het werkprogram beschouwen als een conditio sine qua non van een goede administratie. De geregeld wederkeerende werkzaamheid van het opmaken van het werkplan vordert een loyale medewerking van alle dienstchefs en hun voortdurende oplettendheid. Zij vraagt van den oppersten chef dus de daarmee correspondeerende eigenschappen, die den ijver bij de chefs en hun vertrouwen op zijn leiding weten op te wekken. De mogelijkheid dat onverwachte.uitkomsten aan verwachtingen den bodem kunnen inslaan en de vrees, dat deze uitkomsten aanleiding zullen geven tot scherpe kritiek mogen geen aanleiding zijn het opmaken van een program achterwege te laten. De afwezigheid van een program stelt den chef aan veel zwaarder verantwoordelijkheid bloot dan de verplichting om een verklaring te geven van de oorzaken, dat opgewekte verwachtingen niet zijn verwezenlijkt. Het organiseeren van een onderneming omvat het materieel zoowel als het personeel. Fayol houdt zich alleen met de organisatie van het laatste bezig. In de eerste plaats stelt hij daartoe op, welke administratieve functie het personeel als geheel genomen in de onderneming heeft te vervullen. Hij omschrijft die taak als volgt: 1°. zorg dragen, dat het werkprogram ernstig wordt voorbereid en getrouw wordt uitgevoerd; 2°. zorg dragen, dat de opzet, zoowel wat personeel als wat hulpmiddelen betreft, beantwoordt aan het doel, de draagwijdte en de behoeften van de onderneming; 3°. zorg dragen voor een „éénzijdige", zaakkundige, krachtige leiding; 4°. zorg dragen, dat alle handelingen en pogingen harmonisch samenwerken; 5°. zorg dragen voor duidelijke, juiste, scherp omlijnde, beslissingen; 6°. zorg dragen voor een goede bezetting: aan het hoofd van iederen tak van dienst moet een zaakkundig en ijverig man staan, ieder lid van het personeel moet 65 7°. 8°. 9°. 10°. 11°. 12°. 13°. 14°. 15°. 16°. geplaatst worden daar, waar hij den meesten dienst kan bewijzen; zorg dragen voor scherpe afbakening der bevoegdheden; den lust opwekken tot initiatief en het verantwoordelijkheidsbesef ontwikkelen; bewezen diensten billijk en met tact beloonen; voorzieningen treffen tegen fouten en dwalingen; de discipline in acht doen nemen; zorg dragen, dat de persoonlijke belangen ondergeschikt blijven aan het belang der onderneming; in het bijzonder waken voor eenheid bij het geven van bevelen; waken voor de materieele en personeele orde; zorg dragen voor nauwkeurige controle; waken tegen uitwassen van reglementeering, bureau- Lrauscn iormausme en paperasserie enz. Na aldus de administratieve taak van het personeel in zijn geheel te hebben omschreven, behandelt Fayol den organisatievorm van het personeel van ondernemingen van verschillende grootte. Deze organisatievorm zal naar zijne opvattingen in hoofdzaak beheerscht worden door het aantal der personeelsleden. In den rudimentairen vorm arbeidt de ondernemer alleen, komt de onderneming tot eenige ontwikkeling, dan ziet men een aantal ondergeschikten, die hun orders rechtstreeks ontvangen van den ondernemer. Zoodra het aantal ondergeschikten 10, 20, 30, gaat bedragen komen er een of meer tusschenpersonen, tusschen allen of een deel van de ondergeschikten en den chef, en zoo groeit het aantal trappen aan, in verband met den groei van het personeel en de groepsvorming tengevolge van de arbeidsverdeeling, die van dien groei het gevolg is. De personeelorganisatie heeft op dezelfde wijze plaats voor de verschillende soorten van bedrijven, zoodat voor ondernemingen, die op denzelfden trap van ontwikkeling staan, de organisatievormen op elkaar gelijken. Deze gelijkenis wordt verklaard door de identiteit van de functies in ondernemingen van verschillende soort. Zij is volkomen bij ondernemingen van dezelfde soort, onvolkomen maar toch overwegend bij de andere. 1 6 Organisatievorm van het personeel van ondernemingen van verschillende grootte 66 De taak van Bij de verdere ontwikkeling van zijne gedachten omtrent den Etat-Major de personeelsorganisatie, die hij met voorbeelden, vergelijkingen en tableaux verduidelijkt, behandelt Fayol in hoofdzaak de organisatie van een groote industrieele onderneming. In het bijzonder trekt daarbij de aandacht de omschrijving van de taak van den Etat-Major, die beschouwd moet worden als een uitbreiding van de persoonlijkheid van den oppersten leider, den directeur-generaal. De Etat-Major is niet in het hiërarchisch verband opgenomen, het is een groep personen, die beschikken over de kracht, de competentie en den tijd, die aan den chef mochten ontbreken en die hun bevelen alleen van hem ontvangen. Er zullen toch slechts weinig chefs in groote ondernemingen gevonden worden, die tegelijkertijd kunnen voldoen aan de verschillende eischen, die hun functie aan hen stelt ten aanzien van dagelijksche werkzaamheden als correspondentie en conferenties, ten aanzien van orders geven en controle, ten aanzien van studie van allerlei aard, in verband met de uitvoering en aanpassing van het werkprogram en opstelling van nieuwe programs, en in verband met de voortdurende zorg voor het invoeren van verbeteringen. Men treft daarom bij verschillende ondernemingen de noodige hulpkrachten voor de leiding aan, in de meest verschillende vormen: secretarissen, adviseurs (technische, juridische, financieele en comptabele specialiteiten) adviescommissies, studiebureaux, laboratoria en dergelijke. Ook de wijze van functionneeren van zoodanigen Etat-Major leent zich voor verschillende regeling. Hoofdzaak is, dat hij geheel ter beschikking van de leiding is, waardoor het deze mogelijk is haar plichten naar behooren te vervullen. Persoon van Wat de persoon van den chef betreft, wijst Fayol op de den chef wenschelijkheid van het bezit van bepaalde eigenschappen en capaciteiten van lichamelijken, geestelijken en moreelen aard, welke verband houden met de taak, die hij heeft te vervullen. Eigenaardig is daarbij op te merken, dat van de zeven groepen van eigenschappen en capaciteiten, die gewenscht worden voor chefs van groote ondernemingen, zes samengesteld zijn uit gelijksoortige elementen, onafhankelijk van den aard der onderneming en slechts één, die een zoo groot mogelijke competentie vraagt ten aanzien van het specifieke bedrijf der onderneming, verschillende eischen stelt, daarvan afhankelijk. Slechts de profes- 67 sioneele capaciteiten behoeven te verschillen bij chefs van een gelijk hiërarchisch niveau. Fayol besluit zijn behandeling van de personeelsorganisatie met de recruteering van het personeel, waaraan hij uitvoerige beschouwingen verbindt over de wijze van opleiding speciaal voor den dienst in de mijn- en metallurgische industrie. Ik laat een en ander rusten om nog met een enkel woord te spreken over het hulpmiddel bij de personeelsorganisatie, dat door Fayol in het bijzonder wordt aanbevolen, nl. overzichtstableaux van het personeel. Dergelijke tableaux vergemakkelijken zeer de samenstel mg en de controle op de organisatie van het personeel. Zij stellen in staat om met een enkelen oogopslag een beter inzicht te krijgen in het geheel van de organisatie, de verschillende diensten en hun begrenzing en het hiërarchisch draadwerk, dan door een lange beschrijving zou kunnen worden gegeven. Zij trekken de aandacht naar verschuivingen of inbreuken bij de dienstregelingen. Dergelijke tableaux zijn bruikbaar voor alle soorten van ondernemingen, zoowel voor groote als voor kleine zoowel bij de oprichting als tijdens haar bestaan. Elke verandering m den aanvankelijken opzet kan toch de gewichtigste gevolgen hebben. Het tableau geeft de gelegenheid om de gevolgen van een verandering te ontdekken en te ondervangen. Beter dan eenig ander hulpmiddel helpt het om den regel te verwezenlijken: „Een plaats voor ieder man en ieder man op zijn plaats." De taak om de personeelsorganisatie te doen werken is die van het bevel. Deze taak verdeelt zich over de verschillende chefs van de onderneming, waarvan elk de zore en de verantwoordelijkheid voor zijn onderdeel heeft Voor elk chef is het doel om met zijn ondergeschikten het meeste te bereiken ten bate der onderneming. Deze taak stelt aan den chef verschillende eischen met welker vermelding ik kan volstaan. 8 De chef, met de leidende taak belast, moet: 1°. zijn personeel grondig kennen; 2°. de ongeschikte elementen verwijderen; 3°. goed op de hoogte zijn van de verbintenissen, die de onderneming met haar personeel heeft aangegaan; Overzichtstableaux van net personeel Het bevel 68 4°. het goede voorbeeld geven; 5°. periodiek de organisatie van het personeel nagaan en zich daarbij bedienen van tableaux; 6°. zijn voornaamste medewerkers vereenigen tot onderling overleg, waarin de eenheid van leiding en de samenwerking van alle krachten worden voorbereid; 7°. niet opgaan in détails; 8°. bevorderen, dat onder het personeel ijver, initiatief en toewijding heerschen. Coördinatie Coördineeren is het brengen van harmonie tusschen alle verrichtingen in een onderneming, teneinde haar werken te vergemakkelijken en haar succes te bevorderen. Het is: aan het materieele en het personeele organisme van elke functie de juiste verhouding geven, opdat zij haar taak op zekere en economische wijze kan vervullen. Het is: bij elke willekeurige operatie — hetzij technische, commercieele, financieele of andere — rekening houden met de consequenties, die deze operaties voor alle functies der onderneming ten gevolge hebben. Het is: de uitgaven aanpassen aan de financieele hulpbronnen, de uitgestrektheid der gebouwen en de outillage daarvan aan de behoeften der fabricage, de voorraden aan het verbruik, den verkoop aan de productie. In één woord: het is het geven van de juiste verhoudingen aan de zaken en de handelingen, het aanpassen van de middelen aan het doel. In een goed gecoördineerde onderneming merkt men op: a. dat iedere dienst loopt in verband met de andere: de dienst der bevoorrading weet wat moet worden aangeschaft en op welk oogenblik; de productieafdeeling weet wat van haar verwacht wordt; de onderhoudsafdeeling het materiaal en de uitrusting in goeden staat houdt; de financieele afdeeling de noodige financien verschaft; de veiligheidsafdeeling zorgt voor de bescherming van personen en goederen; alle operaties in orde en met zekerheid geschieden; b. dat in eiken dienst de afdeelingen en de onderafdelingen volkomen op de hoogte zijn met het deel, dat zij in den gemeenschappelijken arbeid hebben te verrichten en van de hulp, die zij elkaar daarbij hebben te verleenen; c. dat het werkprogram van de verschillende diensten 69 en hun afdeelingen voortdurend wordt aangepast aan de omstandigheden. Om dit te bereiken is een intelligente, ervaren en ijverige leider noodig. Dat deze voorwaarden niet altijd vervuld worden, zal men moeten afleiden uit het gemis aan coördinatie, dat dikwijls blijkt: a. doordat iedere dienst den anderen negeert en zich gedraagt, alsof hij alleen om zich zelf bestaat, zonder zich te bekommeren om zijn buren of het belang der geheele onderneming; b. doordat er waterdichte schotten bestaan tusschen de afdeelingen en bureaux van denzelfden dienst, zoowel als tusschen de verschillende diensten. De voornaamste zorg van elk blijkt te zijn zijn eigen verantwoordelijkheid veilig te stellen achter een stuk papier, hetzij bevel of circulaire; c. doordat niemand aan het algemeen belang denkt. Initiatief en toewijding ontbreken. Een dergelijke verderfelijke wijze van optreden van het personeel geschiedt niet met voorbedachten rade, maar is het gevolg van onvoldoende coördinatie. De controle in een onderneming bestaat in het nagaan De controle of alles geschiedt overeenkomstig het vastgestelde program, de gegeven orders en de aangenomen stelregels. Geen daad, geen zaak, geen persoon moet vrij zijn van de mogelijkheid van contróle. De taak der controle rust in de eerste plaats op de chefs van eiken rang tegenover hun ondergeschikten. Waar de verrichtingen vele zijn en van gecompliceerden aard, zal men bovendien gebruik maken van speciale contröleurs. In dat geval moet zorg gedragen worden, dat de contróle zich met mengt in de uitvoering, daar zij zich dan begeeft op het terrein van de leiding. De contróle moet kennis van zaken hebben en onpartijdig zijn, slechts in dat geval kan zij de leiding behoorlijk voorlichten. Ten slotte moet ik nog in het kort enkele hulpmiddelen Enkele hulpmldoespreken, die Fayol aangeeft om een goede leiding te delen door verzekeren. Wat wij tot nu toe behandeld hebben, lijkt ***** genoemd in hoofdzaak sterk theoretisch, al zal men moeten erkennen, dat de geest, die eruit spreekt, zijn theorie heeft geput uit het leven der praktijk. Gedurende de 58 jaren van zijn 70 practische werkzaamheid heeft Fayol zich voortdurend rekenschap gegeven van het hoe en het, waarom der dingen en heeft hij uit zijn ontmoetingen ten goede en ten kwade bij den dagelij kschen gang van zaken een kostbare ervaring opgedaan, die hem zelf tot richtsnoer is geworden bij zijn handelingen en die hij anderen als zoodanig aanbiedt. Hij zelf geeft zich er echter rekenschap van, dat de richtingslijnen, door zijn principes en grondregels gegeven, voor de praktijk de meeste waarde verkrijgen, wanneer daarop bepaalde werkmethodes worden gebouwd en hulpmiddelen kunnen worden aangegeven, waardoor het doel, dat door de richtingslijnen wordt afgebakend, wordt benaderd. Vandaar dat hij telkens tusschen zijn theoretische beschouwingen door ook de hulpmiddelen behandelt, die daarmee verband houden. Ik heb echter gemeend, den theoretischen gedachtengang zoo min mogelijk te moeten onderbreken om liever aan het slot een bespreking te wijden aan de werkmethodes en hulpmiddelen, door Fayol aan de hand gedaan, en heb daaraan te eerder de voorkeur gegeven, omdat deze werkmethodes en hulpmiddelen niet uitsluitend van beteekenis blijken voor het onderdeel der administratieve functie, waarbij Fayol die behandelt. Werkprogram Een uitzondering heb ik gemaakt met het werkprogram en tableaux en de taDieaux. Toch zijn deze hulpmiddelen, zooals reeds bij de bespreking daarvan bleek, niet alleen van beteekenis met het oog op de voorzorg en de organisatie, zij zijn dit niet minder ten aanzien van het bevel, de coördinatie en de contröle. De conferentie Een hulpmiddel, waaraan Fayol zeer veel hecht, is de bijeenkomst van de diensthoofden, de conferentie. Deze moet geregeld en dikwijls plaats hebben, bijv. elke week. De bedoeling van deze bijeenkomsten is niet alleen de directie voor te lichten, maar ook en vooral om in tegenwoordigheid van de verantwoordelijke chefs de quaesties, waarbij verschillende diensttakken betrokken zijn, op te lossen. Het is wenschelijk dat, tenminste vier en twintig uur voor elke bijeenkomst, een agenda in handen zij van eiken belanghebbende, om hem de gelegenheid te geven zich behoorlijk voor te bereiden. Om resultaat op te leveren moeten de bijeenkomsten goed worden geleid. Dit is de taak van den directeur of van hem, die den directeur vervangt, daar geen stagnatie dezer vergaderingen mag voorkomen. De voorzitter zet de quaestie uiteen en geeft ieder- 71 een de gelegenheid zijn gevoelen te zeggen; eerst daarna wordt door hem de beslissing genomen. Van elke bijeenkomst worden notulen gehouden, liefst door een bijzonder daarvoor aangewezen secretaris. Het is van belang, dat elk der aanwezigen daarvan zoo spoedig mogelijk een copie bekomt. Het is gemakkelijk te begrijpen dat deze bijeenkomsten den directeur in staat stellen op de beste en volledigste wijze de kennis van zaken te krijgen, die hij noodig heeft om te beslissen. Anderzijds kent ieder chef door de uiteenzettingen van zijn collega's de vraagstukken onder hun verschillende gezichtspunten: de „waterdichte schotten" vallen weg. Iedereen weet hoe hij heeft te handelen en waarom, en is er zich van bewust, dat hij in de volgende bijeenkomst rekenschap zal hebben af te leggen. Aldus brengen de chefs naar hun tak van dienst de vernieuwing van de eenheid van gedachte over, die de geheele administratie moet beheerschen. Hoe dichter een chef bij zijn personeel staat, hoe minder behoefte tot organisatie van het contact zich doet gevoelen. In de hoogste regionen zal het steeds noodig zijn; de behoefte voor verder van het centrum gelegen afdeelingen zal vooral afhangen van de meerdere of mindere zelfstandigheid daarvan en van de aan het hoofd daarvan geplaatste chefs. Hef contact zelf kan echter niet gemist worden om de coördinatie van den arbeid te bevorderen. FAYOL bespreekt ook de gevallen, waarin de omstandigheden het onmogelijk maken geregelde bijeenkomsten te houden. Indien het alleen maar moeilijk is, kan men de zittingen met grooter tijdsruimte doen plaats hebben; is de bijeenkomst echter onmogelijk, dan verlangt hij, dat contact geschapen wordt tusschen den directeur en de diensthoofden door middel van tusschenpersonen — agents de Agents de liaison — wanneer het ook voor den directeur niet doenlijk uaison is zijn chefs periodiek te bezoeken. De personen om als tusschenpersonen op te treden zal de directeur in zijn EtatMajor kunnen vinden. Het middel om den omhaal van den hiërarchischen weg te bekorten, waarover ik reeds sprak, wordt door FAYOL gevonden in wat hij noemt het hulpbruggetje, „la passé- La passerelle relle". Wanneer een ambtenaar bij zijn arbeid inlichtingen noodig heeft, die behooren tot de competentie van een 72 anderen ambtenaar, bij een anderen tak van dienst Werkzaam, dan zal een groote tijdsbesparing worden verkregen indien hij zich om die inlichtingen rechtstreeks tot den competenten persoon kan wenden, zonder dat eerst zijn verzoek den hiërarchischen ladder moet opklimmen en afdalen en het antwoord denzelfden omweg in omgekeerde richting moet afleggen. Deze methode is niet nieuw, doch FAYOL neemt haar in zijn systeem op en bindt haar aan bepaalde regels. De rechtstreeksche verbinding tusschen twee personen, die elkaar noodig hebben, kan van toevalligen, voorbijgaanden aard zijn, doch zij kan ook een blijvend karakter dragen. In het eerste geval is zij gevolg van eigen initiatief van de betrokken personen, die in een voorkomend geval de verantwoordelijkheid voor hunne afwijking van den voorgeschreven weg in het belang van den dienst op zich durven nemen, in het tweede geval zal zij moeten berusten op een uitdrukkelijk voorschrift. In het eerste, zoowel als in het tweede geval, behooren de chefs der betrokken ambtenaren op de hoogte te worden gebracht van hetgeen tusschen hen is omgegaan. Aldus opgezet, wordt het noodzakelijk verband niet geschaad, terwijl de doelmatigheid wordt gediend. Het juiste inzicht in het belang van den dienst, het verantwoordelijkheidsbesef en de toewijding van den ambtenaar worden door het gebruik van dergelijke hulpbruggetjes bevorderd. Tijdopneming Ook de methode der tijdopneming, de chrono metrage, heeft FAYOL in zijn systeem opgenomen, maar in verband met het karakter daarvan vervormd. Het gaat hier toch niet om het automatiseeren van den arbeid, maar om het vaststellen van termijnen, waarbinnen een bepaalde arbeid moet worden verricht. Bij de uiteenzetting van zijn gedachten hieromtrent heeft hij speciaal het oog op den staatsdienst: „Telkens als een quaestie door verschillende handen gaat, door verschillende bureaux of door verschillende ministeries, loopt zij gevaar te worden verwaarloosd en vergeten. De belanghebbende is machteloos, de verantwoordelijkheid der ambtenaren is illusoir. „Vooronderstel nu, dat een deskundige de toelaatbare duur heeft vastgesteld voor elk der partieele verrichtingen, 73 die noodig zijn, evenals den globalen tijd, die vereischt wordt voor het antwoord; „Vooronderstel nu, dat het antwoord niet wordt gegeven op den tijd door den deskundige vastgesteld. De belanghebbende reclameert. Een controleur constateert de vertraging en ziet met één oogopslag op het dossier, welke ambtenaar of welke afdeeling voor de vertraging verantwoordelijk is." Het gegeven voorbeeld doet zien, dat wat FAYOL wil eigenlijk het best vergeleken kan worden met een productietableau, waarop wordt aangegeven hoeveel tijd noodig is voor de verschillende stadia van de productie en wat de uiterste termijn mag zijn voor de eindoplevering. Deze gedachtengang kan op verschillende wijzen in verband met het verschillende karakter van den arbeid worden uitgewerkt, maar het springt in het oog, dat een dergelijk vooruit ramen en vaststellen van perioden, in verband met een behoorlijke contróle, in sterke mate er toe kan medewerken het verantwoordelijksgevoel te ontwikkelen en den arbeid te verbeteren. Hiermede ben ik aan het einde gekomen van mijn schets van het Fayolisme. Het zal U daaruit duidelijk zijn geworden, dat dit uitsluitend door en op het personeel werkt. Fayol's systeem zal daarom groote waarde hebben voor ondernemingen, waarin de arbeid in hoofdzaak een persoonlijk karakter draagt, maar toch niet alleen daarvoor. Zooals ik in den beginne zeide, geeft Fayol evenmin als Taylor een in zich zelf afgerond systeem van bedrijfsleiding. Het verzet, tegen het Taylorsysteem vooral van de zijde van de georganiseerde arbeiders gericht, wordt geleid door de gedachte, dat de mechanisatie van den arbeid zal leiden tot degradatie en exploitatie van den arbeider. Zij vreezen het geraffineerde, waatoe de wetenschappelijke bedrijfsleiding gevoerd in den geest van het Taylorsysteem zou kunnen leiden. Zij missen daarin te veel de erkenning van den arbeider als mensch. In dit opzicht nu vult Fayol Taylor op gelukkige wijze aan; men mag wel zeggen, dat Fayol's systeem gebaseerd is op kennis van het menschelijk 74 karakter en gericht is op verheffing van de geestelijke waarde van het personeel. Daarom is naar mijne meening het Fayolisme speciaal geëigend voor toepassing in den Staatsdienst. Het sluit zich aan bij den hiërarchischen opbouw van den departementalen organisatievorm. Noch zijn principes, noch zijn grondregels, noch zijn werkmethodes, zijn in het algemeen genomen in strijd met het karakter van den Staatsdienst, al zal eenige aanpassing noodig zijn en al zal die aanpassing in het eene geval gemakkelijker zijn dan in het andere. Hoofdzaak is zeker, dat in den Staatsdienst geen element behoeft te worden geïntroduceerd, dat aan zijn karakter vreemd is. In mijn inleiding heb ik de vraag gesteld, wat de kracht van het particulier bedrijf uitmaakt en heb ik gemeend die vraag aldus te moeten beantwoorden, dat deze gelegen is in den geest van den eigenaar, zoodat er naar gestreefd moet worden om te bevorderen, dat de invloed van dien geest zich tot in de verste uitloopers der onderneming zal doen gevoelen. Het antwoord op de dan logisch volgende vraag op welke wijze het best bevorderd kan worden, dat de geest van den leider de gansche onderneming als een zuurdeesem doortrekt, werd door het Fayolisme gegeven. Dit Fayolisme in dienst der particuliere onderneming geboren verloochent zijn afkomst niet, maar zal juist omdat het door en op dat personeel werkt en er op gericht is dit onder den invloed te brengen van den geest van den leider, toch ook geschikt zijn om hetzelfde te bereiken in den Staatsdienst, al zal de geest van den leider een nuance vertoonen, die eenigszins afwijkt van den geest van den leider in een particuliere onderneming en, naar mijne meening, moeten blijven vertoonen. De roeping van den Staat om het gemeenschapsbelang te behartigen vordert van zijn dienaren daarmee correspondeerende eigenschappen, waarvan het meest op den voorgrond treden plichtsbesef en gemeenschapsgevoel. Deze moeten in hoofdzaak de drijfveeren zijn voor de dienstprestatie van den ambtenaar. Het algemeen belang is echter voor den gemiddelden ambtenaar, indien deze aan zich zelf wordt over gelaten, een zoo veraf liggend begrip, zoo vaag en zoo ingewikkeld, dat hij er zich niet gemakkelijk een juist denkbeeld van kan vormen: zijn werkgever is voor hem een soort mythe. Indien het niet voortdurend verlevendigd 75 wordt, stompt het gevoel voor het algemeen belang af, elke tak van dienst krijgt neiging tot zelfgenoegzaamheid. De veranderde omstandigheden hebben in deze een zeer ongunstigen invloed gehad. De aantrekkingskracht van den Staatsdienst was nooit gelegen in hooge bezoldiging, maar de eer van het ambt en de vastheid der positie waren eertijds voldoende prikkels voor tal van jongelieden om hun keuze op het Staatsambt te bepalen, dit naar behoóren te vervullen en bevrediging te vinden in den dienst der gemeenschap. De groote uitbreiding van de Staatstaak heeft daarin ook in dit opzicht verandering gebracht, dat voor velen het Staatsambt is gekozen als elk ander middel van bestaan, terwijl tegelijkertijd de afstand tusschen het centraal gezag en de ambtenaren sterk werd vergroot, zonder dat de behoefte werd gevoeld om het contact te versterken. Men kan toch moeilijk meenen, dat instellingen als georganiseerd overleg en dergelijke de strekking hebben om in het gemis aan een doelbewuste leiding te voorzien. Het heeft mijn aandacht getrokken, dat, blijkens verslag in de couranten, in de op 1 Juni j.1. gehouden vergadering van den Centralen Ambtenaarsbond een der hoofdbestuursleden o.m. de opmerking maakte, dat velen, zelfs onder de ambtenaren, een bijzondere verhouding zien tusschen overheid en ambtenaren en zij zich niet zelden beschouwen als een verlengstuk van de overheid. Naar zijne meening dienen de ambtenaren, om tot goede resultaten te komen, zich te voelen als gewone werknemers. Het wil mij voorkomen, dat het beste middel om voor de ambtenaren goede resultaten te verkrijgen, daarin gelegen is, dat de Staatsdienst wordt opgeheven uit het discrediet waarin hij geraakt is. Daartoe is niet noodig de invoering van alle prikkels van het eigenbelang, die het particuliere bedrijf kan bieden, maar het scheppen van de gelegenheid te arbeiden voor het gemeenschapsbelang op een wijze, die persoonlijke bevrediging kan geven. Door betere organisatie van den dienst, door een beter werkplan, door betere werkmethoden, zal het rendement van den arbeid in den Staatsdienst worden verhoogd, doch vooral als die arbeid wordt beheerscht door den waren geest. Om dit alles te bereiken is in de allereerste plaats noodig een hervorming van de leiding, waarbij naar mijne meening het Fayolisme een wegwijzer kan zijn. Reeds in 1921 is door den Minister van Landsverdediging 76 van België, Devèze, het systeem aanvaard en is ten behoeve van het personeel van dat departement een bewerking van Fayol's boek gepubliceerd. *) *) Deze bewerking: „Une doctrine adrninistrative. Adaptation a 1'usage du personnel du Ministère de la Défense Nationale, du livre de M. Fayol „Administration industrielle et générale, Bruxelles, Imprimerie du Ministère de la Défense Nationale", was ter tentoonstelling aanwezig. OSLO TELEPHONE COMPANY OF NORWAY, OSLO. Loonadministratie. De loonadministratie wordt gevoerd met behulp van een „Burroughs" saldeerende telmachine en een „Addressograph" adresseermachine. Door gebruik te maken van het lijstapparaat wordt op de blanco loonlijst en het daaraan gehechte duplicaat met de adresseermachine het nummer en de naam van eiken werkman afgedrukt. Vervolgens worden op de telmachine de kolommen met de verloonde bedragen ingevuld en horizontaal geteld. De inhoudingen worden in de daarvoor bestemde kolommen getikt, waarna de machine automatisch de aftrekking verricht en het uit te betalen bedrag in de daarvoor bestemde kolom afdrukt. De duplicaat-loonlijst is horizontaal geperforeerd en kan in strooken gescheurd worden, zoodat alle gegevens voor één werkman naast elkaar op een strook vóórkomen. Met de adresseermachine wordt vervolgens op de loonzakjes, waarin het geld den arbeiders wordt uitgereikt, het nummer en de naam van den werkman afgedrukt. De strook waarop de gegevens van een werkman voorkomen, wordt in zijn loonzakje gedaan. Op een loonkaart van den werkman, de z.g.n. stamkaart, die alle gegevens van één jaar kan bevatten, wordt wekelijks het door hem verdiende loon, gespecificeerd volgens de kolommen van de loonlijst, met de telmachine overgenomen. In gebruik zi de machines Loonlijst in duplo Strookenvel Loonzakje Stamkaart Incasso-administratie der abonnementsgelden. Voor iederen abonné wordt, bij aanvraag om aansluiting, een plaatje voor de adresseermachine gemaakt, waarop voorkomen: het telefoonnummer, de naam, het adres en het periodiek te betalen bedrag. Op de nota's en de kwitantie's met souches worden deze gegevens met de adresseermachine afgedrukt. GEMEENTELIJKE ELECTRICITEITSWERKEN TE STOCKHOLM. De Incasso-afdeeling Omvang van Het aantal verbruikers is ca. 130.000, waarvan 124.500 het bedrijf hunne rekeningen driemaandelijks en ± 5500 maandelijks verrekenen. Werkwijze De meteropnemer ontvangt opnemings-formulieren in duplo, waarop reeds te voren met de adressograph de naam en het adres van den verbruiker en het nummer van den meter zijn ingevuld. Hij vult den stand van den meter op het formulier in en laat de copie, bij wijze van rekening, bij den verbruiker achter. Het origineel wordt door hem ten kantoor ingeleverd en daar tot een quitantie gecompleteerd. Op de Elliott Fisher schrijfmachine, met telblokken en crossfooter uitgerust, worden van het opnemings formulier de volgende gegevens op de verbruikerskaart overgenomen: 1. Datum; 2. Nieuwe en vorige meterstand; 3. Het verbruik in K. W. U. 4. Het verbruik in geldswaarde; 5. Meterhuur; 6. De letter, die de looperswijk aanduidt; 7. Het serienummer van de kwitantie. Door middel van carbonpapier worden deze gegevens voor zoover noodig doorgedrukt op twee lijsten, waarvan één als verbruikersboek en de andere als looperslijst dienst doet, en op de opnemings-formulieren voor de volgende kwartaal- of maandopneming. Op deze laatste worden alleen de datum en de laatste meterstand overgenomen. Deze gegevens worden niet met behulp van carbonpapier doorgedrukt; de formulieren zijn n.1. gedeeltelijk gecarboniseerd. De verbruikerskaarten worden tariefsgewijze bijgewerkt; de kolommen „Oude meterstand", „Nieuwe meterstand", 79 „Verbruik in K.W.U.", „Verbruik in geld", „Meterhuur" en „Totaalbedrag der kwitantie" worden in de telblokken van de machine getotaliseerd. De kolom „Verbruik in K.W.U." wordt door de machine, die met een crossfooter is uitgerust, berekend, en deze kolom wordt ingevuld door het aantal K.W.U., dat de crossfooter aangeeft, er in te tikken. Als het doorslagvel, dat als verbruikersboek dienst doet, vol is, worden de totalen van de telblokken onder de betreffende kolommen getikt. Op de volgende wijze wordt dan gecontroleerd of de aftrekkingen en de omrekeningen volgens het tarief rekenkundig juist zijn. Het totaal van alle oude meterstanden wordt afgetrokken van het totaal van alle nieuwe meterstanden. Het cijfer dat dan verkregen wordt moet gelijk zijn aan het totaal van de kolom „Verbruik in K.W.U." Dit aantal K.W.U. wordt vermenigvuldigd met den tariefsprijs per K.W.U. Het totaal van de kolom „Verbruik in geld" moet aan de dan verkregen uitkomst gelijk zijn. Ook wordt nog vergeleken of het totaal van de kolom „Verbruik in geld", gevoegd bij het totaal van de kolom „Meterhuur", gelijk is aan het totaal van de kolom „Totaalbedrag der kwitantie". De totalen van de verschillende vellen van het verbruikersboek worden eerst per tarief op een staat verzameld; deze verzamelstaat geeft per tarief het totaal verbruik in K.W.U. en geld aan, per maand en per kwartaal. Vervolgens worden de gegevens van alle tarieven weder verzameld. Op den tweeden doorslag, die als looperslijst dienst doet, worden in de daarvoor bestemde kolommen de betalingen afgeboekt en de bedragen der niet betaalde kwitantie's aangeteekend; op deze lijsten worden voorts de niet direct betaalde kwitantie's verantwoord. Door den nieuwen meterstand direct op het opnemingsformulier te boeken, heeft men de zekerheid verkregen dat bij de berekening van het verbruik voor de volgende periode van den juisten ouden meterstand wordt uitgegaan. BUSINESS RESEARCH. A. REDE VAN DE Pi HEER G. F. DORIOT, Assistent-Deken van de Graduate School of Business Administration aan Harvard-University, over „Business Research", op 12 Juli 1926 uitgesproken in de faculteit der Handelswetenschappen ter Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Het „Bureau of Business Research" van de Harvard Universiteit werd in 1911 opgericht, met het doel, bij het onderwijs gebruik te kunnen maken van gegevens en voorbeelden, die aan de praktijk van het bedrijfsleven zijn ontleend. De werkzaamheid van het Bureau strekt zich hoofdzakelijk uit over tweeerlei gebied: le. het bestudeeren van de bedrijfskosten van een groot aantal ondernemingen in verschillende bedrijfstakken. 2e. het verzamelen van „gevallen" (cases) waaruit men de studenten kan laten zien, voor welke vraagstukken men in de praktijk komt te staan en op welke wijze men heeft gemeend die te moeten oplossen. De gegevens voor de onderzoekingen, bedoeld onder le, worden verstrekt door de verschillende ondernemingen zelve, nadat zij door medewerkers van het Bureau zijn voorgelicht omtrent de daarbij te volgen werkwijze. Het is natuurlijk noodig, dat van een eenvoudige kostengroepeering en een overeenkomstig rekeningsysteem wordt gebruik gemaakt door de ondernemingen, behoorende tot één bedrijfstak. Deze rekening-systemen van het Bureau, die eerst na zorgvuldige studie voor de verschillende bedrijfstakken zijn vastgesteld, blijken zeer goed te voldoen en worden steeds meer algemeen gebruikt. De aldus verkregen gegevens worden door het Bureau bewerkt en gepubliceerd. Tot op 1 Juni 1926 zijn 56 van deze publicaties verschenen. Zij omvatten o.m. rekening-schema's, analyses van bedrijfskosten, beschouwingen over beheersvraagstukken in den schoenenhandel en in kruidenierszaken, betalingssystemen van de verkoopers in den groothandel in koloniale waren, een studie over het systeem van voorraadhouden in schoenzaken, der terminologie, gebrui- 81 kei ij k bij het arbeidsvraagstuk, vergelijkingen van de internationale prijzen van katoenen goederen, een studie over de beteekenis van de protectie van katoen voor een bontweverij gedurende 1921—1923. Deze laatste studie, over de wenschelijkheid van protectie, bevat een plan van een tarief-systeem, gebaseerd op de verkregen gegevens omtrent de huidige katoenverkoopen en de tengevolge van het tarief te verwachten katoenprijzen aan de katoenbeurs te New-York. Bovendien heeft het Bureau een werkje gepubliceerd over de verspreiding van de textielwaren over de Vereenigde Staten in 1924, waarin ook cijfers voorkomen voor de zijde-, wol-, sajet-, en tapijtindustrie, evenals voor den handel daarin. Iedere onderneming, die medewerkt, ontvangt, behalve de publicatie, waarin alle gegevens van den betrokken bedrijfstak zijn verwerkt, de cijfers van haarzelve afkomstig, op gelijke wijze bewerkt, zoodat zij vergelijkbaar zijn met die, welke voor den bedrijfstak gelden. Vooral deze maatregel is het, die vele ondernemingen er toe doet overgaan haar gegevens aan het Bureau in te zenden. In 1923 werden voor deze onderzoekingen gegevens verstrekt door de volgende aantallen ondernemingen: Schoenenhandel 499 Kruidenierszaken 471 Koloniale waren (groothandel) 501 Juweliers 371 Warenhuizen 607 Automobielbenoodigd- heden 128 Drogisterijen (groothandel) 117 Manufacturen (groothandel) 71 Hoewel van de genoemde bedrijfstakken natuurlijk lang niet alle ondernemingen medewerken, is het aantal toch groot genoeg om verschillende normen te kunnen vaststellen voor zoo'n categorie. De kosten van de verschillende onderzoekingen worden gedragen door de ondernemingen uit de verschillende bedrijfstakken welke er aan medewerken. Dit is billijk omdat deze het zijn die van de gegevens het meest profiteeren. Voortdurend is men er op uit meerdere bedrijfstakken in het onderzoek te betrekken. Zoo heeft men reeds lang het plan gehad een of meer industrieën op deze wijze te bestudeeren. Deze nieuwe onderzoekingen kunnen slechts 82 worden aangevat naarmate gelden beschikbaar worden gesteld. De verzameling van practische voorbeelden als bedoeld onder 2e (z.g. „cases"), geschiedt in nauw overleg met degenen, die daarvan bij hun onderwijs gebruik zullen maken. Dezen geven aan welke problemen zij behandeld willen zien en op welke wijze die naar hunne meening het best naar voren kunnen worden gebracht. Daartoe wordt dan dikwijls aandacht geschonken aan vraagstukken, die betrekking hebben op reclame, internationalen handel, bedrijfspolitiek, kostprijsberekeningen, financiering, beleggingspolitiek (bij banken), arbeid, statistiek, transport enz. Het probleem wordt gesteld, juist zooals het zich in de praktijk voordoet, met vermelding van alle omstandigheden, die van belang zijn om een juist inzicht mogelijk te maken. Daarbij wordt aangegeven welke beslissing in de praktijk genomen is en de overwegingen, die daarbij hebben gegolden. Het Bureau verricht hierbij uitsluitend beschrijvenden arbeid en treedt dus niet in een beoordeeling, noch in het geven van adviezen. Al deze „cases" worden in boekvorm gepubliceerd, nadat zij door de betrokken hoogleeraren daarvoor zijn bewerkt. Sedert December 1920 tot 1 Mei 1926 zijn door het „Bureau of Business Research" van Harvard-University niet minder dan 5238 van zulke „cases" verzameld. Zooals vanzelf spreekt, worden alle gegevens en inlichtingen, die door het Bureau worden verkregen, als streng vertrouwelijk beschouwd. Namen worden niet genoemd en de „cases" worden vóór de publicatie ter inzage gezonden aan de betrokken ondernemingen, tevens om de juistheid der weergave te doen controleeren. Het blijkt, dat de zakenmenschen in steeds toenemende mate de resultaten van den arbeid van het Bureau waardeeren. Voortdurend ontvangt het Bureau aanvragen om voor speciale ondernemingen een onderzoek in te stellen als bedoeld onder le, waarvan de resultaten uitsluitend ten dienste zouden staan van die onderneming. Meermalen vraagt men ook adviezen. Het Bureau meent echter, dat het onjuist zou zijn zich daain te begeven, daar dit tot het terrein van de accountants behoort. Het bureau bepaalt zich tot het verzamelen van gegevens, welke door een particuliere instelling moeilijk te verkrijgen zijn. B. REDE VAN DEN HEER PROF. J. ANTON DE HAAS, Ph. D. Hoogleeraar aan de New York University, over „Business Research", op 12 Juli 1926 uitgesproken in de faculteit der Handelswetenschappen ter Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. „Business Research" wordt in de Vereenigde Staten verricht door verschillende instellingen. Tot op zekere hoogte worden industrieele en commercieele onderzoekingen ingesteld door alle voorname industrieele bedrijven en openbare diensten, zooals de American Telephone and Telegraph Company, de General Electric Company en vele spoorwegmaatschappijen. Van groote beteekenis zijn de onderzoekingen van de verschillende Trade Assocations, in de laatste jaren gedaan in het belang van hare leden. Zij leidden tot een vereenvoudiging in de terminologie, tot vereenvoudiging en vereenvorm'ng van verschillende producten en tot de invoering van uniforme kostprijssystemen. Vele banken hebben eveneens een economische en een „research" afdeeling, deels voor het geven van informaties aan de bankleiding, deels voor adviezen door de bank aan cliënten te verstrekken. Ook enkele groote dagbladen verrichten onderzoekingswerkzaamheden voor het verstrekken van adviezen aan hunne adverteerders. Ten slotte is in de Vereenigde Staten een nieuw beroep ontstaan, dat van „management engineer", dat het organiseeren en leiden van industrieele onderzoekingen inhoudt. Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat het niet alleen de Universiteiten zijn, die zich op dit moment met het „Business Research" bezighouden. Het ligt voor de hand, dat het „Business Research" alleen systematisch wordt vericht door die Universiteiten, die een handelsfaculteit hebben van voldoende beteekenis om een dergelijk werk aan te vatten. De moeilijkheden bij een georganiseerd „research" die de 84 ontwikkeling tegenhouden zijn tijd en geld. Het zakenleven is aan zoovele en zoo snelle veranderingen onderhevig, dat geen onderzoek van beteekenis kan worden gedaan, indien de onderzoeker zich niet volledig aan deze taak wijdt en daarbij niet wordt bijgestaan door een aantal geoefende assistenten. De omvangrijke werkzaamheden aan dergelijke onderzoekingen verbonden brengen mede, dat de Universiteit, die een „Business Research" wil ondernemen, op belangrijke geldelijke uitgaven moet rekenen en een deel van hare faculteitsleden voor dat doel beschikbaar zal moeten stellen. In sommige gevallen is het mogelijk administratieve en statistische werkzaamheden door gevorderde studenten tegen een toelage te laten verrichten. Voor de studenten heeft dit het voordeel, dat zij op deze wijze contact krijgen met vele practische problemen. Het gebruik maken van deze jonge menschen is echter niet zonder bedenking. Het duurt in den regel eenigen tijd alvorens zij in de methode van het onderzoek voldoende zijn ingewerkt en het is verder de algemeen opgedane ondervinding, dat, indien zij voldoende geoefend zijn en beteekenis beginnen te krijgen voor het Business Research Bureau, zij zich spoedig niet langer door het routine-werk bevredigd gevoelen en zich wenschen terug te trekken* In de gevallen dat het Bureau geleid wordt door een directeur, die geen deel uitmaakt van den staf der faculteit, staat het Bureau veelal onder toezicht van een Commissie uit de faculteit. In andere gevallen staat het Bureau onder toezicht van den Deken van de School. Spreker wil een paar concrete voorbeelden geven. Het ,Ohio State University Bureau of Business Research ' besteedt jaarlijks $ 60.000, waarvan $ 35.000 aan salarissen en $ 25.000 aan verdere kosten. De directeur en drie assistenten zijn volledig in dienst bij het Bureau; drie leden van de faculteit wijden de helft van hun tijd aan het Bureau. Gevorderde studenten verrichten eveneens werkzaamheden en hun werk vormt een deel van een Seminarium voor „Business Research". Aan de Universiteit van Nebraska staat het Bureau onder leiding van een Commissie uit de faculteit. Een lidmaatschap voor zakenmenschen is vastgesteld op $ 500.—. Gevorderde studenten werken eveneens in het Bureau. Aan de Universiteit van Michigan wordt het routinewerk 85 verricht door een betaalden zelfstandigen staf. Het werk wordt geleid door de verschillende leden van de faculteit, in wier studieveld de onderzoeking valt Er is geen controleerende faculteitscommissie, noch een zelfstandig directeur. Aan de Universiteit van New York is een zelfstandig directeur met betaald personeel, dat het geheele onderzoek verricht, echter met medewerking van de faculteit bij onderzoekingen op speciaal gebied. Deze voorbeelden zijn reeds voldoende om aan te toonen, dat er geen uniformiteit is in de organisatie van de Bureaux. De aard van de onderzoekingen is zeer verschillend, maar in hoofdzaak heeft zich het onderzoek bepaald tot marktorganisatie problemen, problemen van vereenvorming van calculatie en boekhouding en verzamelen van gegevens met betrekking tot de conjunctuurstudie. Spreker wil nog een en ander mededeelen van het Bureau van New York. Het Bureau of Business Research van de New York University werd opgericht in 1921. Dr. Lewis Haney, vroeger hoogleeraar in de economie aan de University van Texas, werd benoemd tot directeur. Bij de oprichting werkte één assistent onder zijn leiding, thans bestaat het personeel van het Bureau uit 35 personen, waaronder 2 gegradueerde studenten der Universiteit en 2 „chief investigators", één voor de conjunctuurstatistiek en één voor de leiding van de „marketing research". Het doel van de instelling van het Bureau was niet zoo zeer wetenschappelijk onderzoek en behandeling van onderwerpen, die door de leden van de faculteit van beteekenis worden geacht, maar het stichten van een meer of minder zelfstandige organisatie rechtstreeks van beteekenis voor de zakenwereld. De onderzoekingen worden daarom bijna zonder uitzondering verricht op verzoek van practici uit een bepaalden bedrijfstak en worden bijna geheel gefinancierd door de bij het onderzoek belanghebbende ondernemingen. Het Bureau blijft echter volkomen zijn onafhankelijkheid behouden en neemt slechts die onderzoekingen op zich, die van algemeen belang zijn. Propaganda e.d. worden zorgvuldig vermeden. Vaak weigert het Bureau een onderzoek indien het niet het recht verkrijgt de resultaten te publiceeren. Het feit, dat het werk van het Bureau beperkt is tot die onderzoekingen, die de praktijk genegen is te financieren, 86 brengt het voordeel- ook uit wetenschappelijk oogpunt — met zich mede, dat alleen gevallen van practische beteekenis worden behandeld. Zoo heeft het Bureau een onderzoek ingesteld naar de koopkracht en de usanties van de markt te New York. Genoemd moet worden een onderzoek in den kleinhandel, in verschillende handelsbranches, sigaren, thee, koffie, cacao, tandpasta en scheerzeep. Onderzoek naar de efficiëntie van adverteeren, naar de wijze van in omloopbrengen van waardelooze aandeden, ter waarschuwing van het beleggend publiek. .... A Het Bureau stelde een onderzoek in naar misleidende termen in de textiel branche en legde in een boekje „Textile Trade Terms" de terminologie vast, die thans in de geheele Vereenigde Staten wordt gebruikt. Ten slotte willen we nog noemen de conjunctuursonderzoekingen, waaronder de door Dr. Haney geconstrueerde P/V lijn. Spreker eindigde met de verzekering, dat men bij iedere poging tot het instellen van een „Bureau of Business Research" te Amsterdam van de meest hartelijke medewerking van den directeur, zoowel van het Bureau als van Deken Madden van de „School of Commerce" overtuigd kan zijn. C. Samenvatting. Opmerkelijk in de beide voordrachten is, dat de heer Doriot den nadruk legt op de Business-Research, zooals deze dienstbaar gemaakt wordt aan het onderwijs aan de Universiteit. Harvard University heeft in de laatste jaren meer dan 1500 z.g. „cases" — d.z. gevallen, ontleend aan de praktijk, waarin een probleem schuilt — verzameld in boekwerken, welke elk voor zich een groep van gevalllen en problemen inhouden op een bepaald gebied van het bedrijfsleven. Deze „cases" houden alle een praktisch probleem in, dat aan de studenten ter oplossing wordt voorgelegd en waarop zij hun algemeene theoretische kennis kunnen toepassen. Anderzijds kunnen de docenten uit deze „cases" de algemeene theoretische behandeling der groote problemen opbouwen. Prof. de Haas schetst de organisatie van het Business 87 Research Bureau in het bijzonder voor de oplossing der praktische problemen ten dienste van de praktijk en de verschaffing van het materiaal, dat de ondernemer noodig heeft om een inzicht te krijgen in de marktverhoudingen van zijn bedrijfstak. Aldus komt voor den bedrijfsman in de plaats van de eigen intuitieve bepaling van de afzet-politiek en de individueel toegepaste empirie met al haar kosten en schaden, de politiek, gebaseerd op wetenschappelijk verzamelde gegevens. Naast beide vorenbedoelde oogmerken bij den arbeid van de Business Research Bureaux is van groote beteekenis het vergelijkend bedrijfsonderzoek, dat gegevens bijeenbrengt omtrent de productie-kosten en productie-verhoudingen in de onderscheiden ondernemingen, behoorende tot denzelfden bedrijfstak. Dit vergelijkend onderzoek stelt elke onderneming in staat, om haar kosten in alle onderdeden te toetsen aan de algemeene normen en gemiddelden van den bedrijfstak; de gegevens leiden vanzelf tot een telkenmale herhaald onderzoek in de verhoudingen van het eigen bedrijf en aldus tot een verhoogde efficiëntie van alle bedrijven. DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR LOCAALSPOORWEGEN EN TRAMWEGEN, AMSTERDAM. Bovengenoemde vereeniging heeft met haar inzending op de T.O.P.A. gepoogd het publiek een beknopt beeld te geven van de beteekenis der tramwegen. Het is n.1. een bekend feit, dat de belangrijkheid der gezamenlijke tramwegen voor het economische leven van Nederland slechts in kleinen kring bekend is. Ten einde de tentoonstellingbezoekers niet af te schrikken door de opsomming van een reeks dorre cijfers heeft de Vereeniging deze verwerkt in enkele wandkaarten, welke tentoongesteld werden. Op een groote wandkaart van Nederland, waarop alle tramwegen van Nederland voorkwamen, werd de meerdere of mindere belangrijkheid van het personenvervoer (verkeersdichtheid) der verschillende baanvakken aangegeven in de lijndikte. Voor de stoomtramwegen beteekende 1 mm. lijndikte (in groene kleur) 2000 reizigers per jaar en per Km. baanlengte, voor de interc. electrische trams 1 mm. lijndikte (in roode kleur) 8000 reizigers per jaar en per Km. baanlengte. Op deze kaart was tevens een samenvatting gegeven van het jaarlijksche vervoer der stoomtrams interc. electr. trams en stadstrams, alsmede van de door deze ondernemingen geëxploiteerde autobuslijnen. Zoo bedroeg het jaarlijksche personenvervoer over: Vergelijkt men dit laatste cijfer met het totaalaantal reizigers door de spoorwegen over hetzelfde jaar vervoerd (48 millioen), dan verkrijgt men daardoor een niet oninteressant beeld van de vervoerscapaciteit der nogal eens gesmade tramwegen. de stadstramwegen „ stoomtramwegen „ interc. electr. trams „ autobussen der trams 279 millioen reizigers 18 30 10 Te zamen 337 DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR LOCAALSPOORWEGEN EN TRAMWEGEN, AMSTERDAM. — Wandkaart van Nederland- Blz. 88. 89 Teneinde op gemakkelijke wijze te laten zien welk een omvang het totale Nederlandsche tramnet heeft, werd een kaart, waarop een groot deel van Europa geteekend was, geëxposeerd. Op deze kaart moest men zich de gezamenlijke tramlijnen aaneengeregen denken. De aldus gevormde lijn liep van Amsterdam naar Astrakan, waaruit dus bleek, dat het totaal aantal Km. der Nederlandsche tramwegen 3200 bedraagt. Van het goederenvervoer heeft inzendster gemeend het best een beeld te kunnen geven door het tentoonstellen van in hout uitgezaagde kleine goederenwagentjes, waarbij de grootte hiervan de verhouding aangaf van het goederenvervoer per spoor en per tram (resp. 16 en 2'/2 millioen ton per jaar). Ook het personenvervoer werd op deze wijze aangegeven, n.1. door uit hout gesneden personenrijtuigen. Het is voor velen nog nieuw, dat verschillende tramwegondernemingen goederentreinen laten loopen, samengesteld uit een zeer groot aantal rijtuigen. Daarom leek het nuttig enkele treinformaties in kaart te brengen van een 7-tal maatschappijen, waaruit blijkt, dat tramtreinen bestaande uit 20 goederenwagens geen zeldzaamheid zijn. De door de Vereeniging ten slotte gepubliceerde cijfers hadden betrekking op de boekwaarde der tramwegen, alsmede op de jaarlijksche ontvangsten. De boekwaarde der trams (excl. rollend materieel) bedraagt: voor stoom- en motortramwegen samen rond ƒ 82.000.000.— voor interc. electrische trams „ 26.000.000. voor stadstramwegen „ 40.000.000. te zamen rond ƒ 148.000.000.— De jaarlijksche ontvangsten uit het personenvervoer van alle trams te zamen bedragen rond ƒ 44.000.000.—. Voor de hoofdspoorwegen bedraagt dit laatste cijfer rond ƒ81.000.000.—. Tenslotte heeft de Vereeniging een kleinen blik op haar werkzaamheden laten slaan door het tentoonstellen van enkele rapporten van recenten datum, van het vereenigingsorgaan „De Locomotief" en van enkele andere harer uitgaven, o.a. den Officieelen tramgids, waarin de dienstrege- 90 lingen van ongeveer alle Nederlandsche tramwegen worden opgenomen. Met een ander hoopte de Vereeniging het in de eerste zinsnede van dit artikeltje beoogde doel voldoende te benaderen. Naar het ons wil voorkomen heeft de Tramvereeniging haar oogmerk met deze belangrijke inzending, voor zooveel dit mogelijk was, volkomen bereikt. VEREENIGING „NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR DOCUMENTATIE EN REGISTRATUUR" 's-GRAVENHAGE. Deze vereeniging heeft ten doel het toegankelijk maken Doel van de resultaten van intellectueelen arbeid zooveel mogelijk te bevorderen. Tot dit doel heeft de Vereeniging een inlichtingendienst ingesteld, welke literatuurgegevens (bibliographieën zoowel als copieën van oorspronkelijke literatuur) aan hare leden vérstrekt, o.a. op het gebied van administratie en bedrijfsorganisatie. (Zie Mededeelingen No. 3 en No. 6 van het Instituut). Voorts geeft de instelling adviezen op administratief gebied, in het bijzonder waar het betreft archieforganisatie. De Vereeniging werkt in nauwe samenwerking met buitenlandsche collega-instellingen, in het bijzonder het Institut International de Bibliographie. Een van de wijzen, waarop deze samenwerking zich uit, is hierin gelegen, dat het Instituut huisvesting heeft verleend aan de „Commission Internationale de la Classification Décimale". Doel van deze commissie is internationale normen vast te leggen voor het classificeeren van documenten volgens het decimaalsysteem. Ter tentoonstelling heeft het Instituut zich beperkt tot Administratieve datgene wat het op het gebied der administratieve docu- documentatie mentatie heeft verricht, vooral ten aanzien van de ordening van documenten. De classificatie van documenten kan geschieden volgens Bases van verschillende caracteristica. Het Instituut heeft bij de ana- ordening lyse van een document de volgende caracteristieke elementen: (zie Mededeelingen No. 5 van het Instituut). il lal. Naam. la. Maker, afzender. < la2. Qualiteit. f la8. Individueele indices, lb. Geadresseerde, ontvanger. lc. Derde persoon. 92 / { 2al. Gezichtspunt. ( 2a. Feitelijke inhoud. \ 2a2. Object I ( 2aS. Handeling. 2. Inhoud. < 2b. Plaatsbepaling. \ 2c. Tijdsbepaïing. / I 8al. Taal I 8a. Vorm. < 8a2. Vormstuk. I ( 3a8. Technische uitvoering. 3. Uiterlijke ; omvatting S 8b. Plaats (van herkomst. \ 8c. Tijd (datum en chronologisch nummer). Elk van deze elementen, al naar gelang van de te behandelen administratie, kan dienen en gewenscht zijn als basis van classificatie. Een der elementen moet worden gekozen als basis, waarop de origineele documenten worden geordend (Hoofdordening); bij de meer gedetailleerde classificatie der documenten kan een der andere elementen dienen als basis voor verdere onderverdeeling (Onderordening). Voorts kunnen verwijzingsregisters worden aangelegd, zooals kaartcatalogi e.d., die geordend zijn op een andere basis dan de origineele documenten. (Nevenordening.) Hoewel ieder geval op zich zelf beschouwd moet worden, beveelt het Instituut in het algemeen aan de feitelijke inhoud (2a) als basis van de hoofdordening te bezigen. Als onderordening wordt dan gewoonlijk de chronologische opberging (3c) gebruikt. Als nevenordening komt in tal van gevallen in de eerste plaats de ordening volgens persoonsnaam (auteurs, afzenders la) in aanmerking, terwijl men in groote administraties nogal eens de topographische classificatie (2b) en een rangschikking volgens de afdeeling die de documenten zal behandelen (lb) zal aantreffen. Daar waar veel formulierwerk te pas komt heeft de ordening naar vormstukken (3 a 2) haar taak te vervullen. Alle ter T. O. P. A. aanwezige inzendingen op het gebied der archief-administratie vertoonden als hoofdordening de classificatie volgens den feitelijken inhoud (2a) conform de beginselen van het Instituut voor Documentatie, hetzij onder gebruikmaking van een eigengemaakt decimaalsysteem of wel van het door het Institut International de Bibliographie genormaliseerde systeem. Hoofdordening volgens persoonsnamen of volgens chronologisch nummer, zooals vroeger in ons land en thans nog 93 in het buitenland werd en wordt aanbevolen, werd niet op de tentoonstelling gedemonstreerd. Bij de ordening volgens onderwerp komt het vooral bij meer gecompliceerde administraties voor dat eenzelfde object uit verschillende gezichtspunten wordt bezien. Bij de ordening volgens den feitelijken inhoud wordt dan nog een verdere analyse van het onderwerp doorgevoerd, waarbij gezichtspunt (2al), object (2a2) en handeling (2a3) door afzonderlijke indices worden aangeduid. (Zie Mededeelingen No. 4 van het Instituut). In den regel past men dan de indice voor het gezichtspunt als basis voor de hoofdordening toe en object resp. handeling voor de onderordening. Kruisverwijzingen worden dan gemaakt volgens de objecten. Een dergelijke analyse van het onderwerp vertoonden op de T. O. P. A. de inzending van een praktijkvoorbeeld door het Instituut zelve en de inzendingen van de Gemeentewerken te Groningen en den Rijksnijverheidsdienst te Deventer, voor zoover betreft de inzendingen, die een genormaliseerde classificatie vertoonden. Van de niet genormaliseerde classificaties vertoont die van de Kon. PaketvaartMij. de kenteekenen van onderwérp-analyse. Teneinde de uitwisselbaarheid van gegevens te verge- Normalisatie van makkelijken, de controle der administratie te bevorderen en ordening de opleiding van het personeel te vereenvoudigen, zijn verschillende vormen van ordening het voorwerp geworden van normalisatie. Wat de alphabetische ordening van persoonsnamen (lal) betreft, zoo vertoonde de inzending op de T. O. P. A. van den „Ausschuss für wirtschaftliche Verwaltung" welke normen men in Duitschland voor het alphabetisch rangschikken heeft voorgesteld. Ten aanzien van opberging volgens de technische uitvoering (3a3) verdient de normalisatie van de papierformaten de aandacht. De inzendingen van de Nederlandsche en Duitsche normalisatiebureaux, van den Ausschuss für Wirtschaftlichkeit en van het Nederlandsch Instituut voor Documentatie demonstreeren de normalisatie der papierformaten volgens de verhouding 1 : V2 der rechthoekszijden van de papiervellen. Rechthoekige vellen, waarvan de zijden aan deze verhouding voldoen, geven bij halveering rechthoeken, welke steeds gelijkvormig zijn met het oor- 94 spronkelijke formaat. Deze verhouding voor de papierformaten werd niet voor de eerste maal voorgesteld door de vereeniging „die Brücke", zooals veelal wordt gemeend, maar was reeds in Frankrijk bij een wet van 1798 geregeld. _ De onderwerpsrangschikking alsook de topografische rangschikking, kunnen naar de opvatting van het Ned. Inst. v. Doe. op 5 verschillende wijzen geschieden: a. Alphabetische volgorde; b. Alphabetische nummering; c. Systeemlooze nummering; d. Alphabeto-systematische volgorde; e. Systematische volgorde. Het Instituut prefereert de systematische volgorde, waarbij de rubrieken door cijfersymbolen worden aangeduid en waarbij een encyclopedische systematiek wordt gebezigd, die geen rubriek „diversen" duldt — de rubriek, waarop in de praktijk zooveel eigengemaakte systemen zijn gestrand. De meest practische aanduiding der rubrieken geschiedt dan door middel van een decimaalsysteem. De materie wordt dan in ten hoogste 10 rubrieken onderverdeeld, genummerd 0 tot 9 en verdere onderverdeeling wordt door telkens achtervoegen van een cijfer verkregen. Als genormaliseerde decimale classificatie heeft het Instituut den decimaalcode van het Institut International de Bibliographie aanvaard, waarvan de hoofdrubrieken voor de ordening van objecten (2a2) zijn: 0. Intellectueele arbeid in het algemeen; bibliotheekwezen; 1. Wijsbegeerte; 2. Godsdienst, religie; 3. Sociale wetenschappen; 4. Taalkunde; 5. Exacte- en natuurwetenschappen; 6. Toegepaste wetenschappen; 7. Schoone en toegepaste kunsten, sport; 8. Letterkunde; 9. Geschiedenis, aardrijkskunde, levensbeschrijving. Zoo wordt b.v. gemeentewezen aangeduid door het nummer 352 (3 sociale wetenschappen, 35 bestuurswetenschappen, 352 gemeentewezen). Naast deze code van objecten heeft het Institut International de Bibliographie nog classificaties opgesteld om ook op andere basis dan het object te kunnen ordenen en wel zijn ordeningsstelsels opgebouwd voor classificaties volgens gezichtspunt (2al). plaats (2b en 3b), taal en vorm (3a) en tijd (2c en 3c). Deze classificaties zijn door bijzondere symbolen gekenmerkt. Zoo worden de plaatsaanduidingen altijd tusschen haakjes geschreven, b.v. Nederland krijgt de aanduiding (492), waarin (4) Europa, (49) de kleine Europeesche staten beteekent. De classificatie volgens de objecten draagt uiteraard een 95 objectief karakter en houdt dus geen rekening met de bijzondere eischen van het te administreeren bedrijf. Teneinde nu een egocentrischen opbouw van het archiefsysteem te verkrijgen, maakt men gebruik van de classificatie volgens gezichtspunt, die zooals gezegd eveneens door het Institut International de Bibliographie is genormaliseerd. (Zie Mededeelingen No. 4 en 5 van het Instituut). De stukken dragen dan in eerste instantie de decimale aanduidingen van de gezichtspunten van het eigen bedrijf, terwijl de onderordening geschiedt volgens de objecten, die in de stukken behandeld worden. Kruisverwijzingen, waarbij men alles bijeenvindt, wat op verschillende objecten betrekking heeft, ongeacht de gezichtspunten waaruit die objecten worden beschouwd, worden dan in nevenregisters vastgelegd. De ingekomen brieven worden voorzien van een inschrijf- Voorbeeld van stempel, waarin datum van inschrijving, chronologisch de archiefadrninummer, afdeeling waar de brief in eerste instantie behan- T^SutierT on" deld zal worden en decimaalnummer worden vermeld. In derneming een geperforeerd doorschrijfboekje worden met behulp van carbonpapier gelijktijdig twee fiches (bij een groote onderneming 3 fiches) vervaardigd, waarop de gebruikelijke registratuurgegevens, waaronder de korte inhoud, zijn aangeteekend. Eén fiche wordt in een kaartsysteem, alphabetisch gerangschikt volgens de afzenders, gesteld. Een ander fiche wordt in het dossier gelegd, waar later de brief na afdoening zal worden opgeborgen. Bij een groote onderneming dient een derde fiche, om te worden opgeborgen in een kaartregister volgens de afdeelingen. Wanneer de brief afgehandeld is, wordt ze in het dossier opgeborgen op de plaats, waar eerst een fiche was neergelegd, hetwelk thans wordt vernietigd. Van de uitgaande brieven worden geen fiches vervaardigd, doch zooveel extra doorslagen of copieën als noodig zijn voor het gemakkelijk raadplegen van het archief. Het verdient aanbeveling een doorslag of copie voor het dossier te maken en een tweede copie, die gerangschikt wordt in copieboeken, alphabetisch volgens den naam van den geadresseerde. De dossiers worden gerangschikt volgens het internationale decimaalsysteem. De stukken worden er los ingelegd. Bij uitleenen worden ze gehecht met een „nietmachine", in een kaartsysteem, de „index op de dossiers" vindt men 96 voor ieder dossier een kaart, vermeldende decimaalnummer en omschrijving van het onderwerp. Bij uitleenen van dossiers kunnen in dit kaartsysteem de recu-fiches worden gesteld. Voorbeeld van de archiefordening van een Rijksinstelling (Rijksnijverheidsdienst) De ingekomen brieven worden op gebruikelijke wijze van inschrijf stempel voorzien. De inschrijving geschiedt in een geperforeerd wit doorschrijfboek in 2-voud. Eén fiche wordt uitgescheurd en alphabetisch volgens den naam van den afzender gerangschikt. Het andere fiche blijft in het doorschrijfboek en vormt aldus den chronologischen indicateur. De gebezigde fiches zijn van dun papier, formaat 15 X l21/2 cM- Voor het opbergen in het kaartsysteem worden ze dubbelgevouwen op het formaat 7Y2 X cM. en de vouwrand maakt, dat ze als stevige kaartjes zijn te hanteeren. Deze vouwfiches schrijven gemakkelijk door en bieden een groot oppervlak aan den tekst. De uitgaande brieven worden aldus vervaardigd, dat behalve het doorslagpapier voor de archief-copie ook nog een rose vouwfiche in de schrijfmachine wordt gesteld. Het hoofd van den brief is zóó ingericht, dat de registratuurgegevens alle in een hoek worden getypt, zoodat deze gegevens op het vouwfiche worden gereproduceerd. Dit fiche wordt, na gevouwen te zijn, in het alphabetisch kaartsysteem gesteld, waarin zich de witte fiches van de ingekomen brieven bevinden. Rangschikking der dossiers als in het voorgaande voorbeeld. Correspondentie van slechts tijdelijke beteekenis wordt zooveel mogelijk per briefkaart afgedaan, welke correspondentie noch geregistreerd noch in het archief opgenomen wordt. Voorbeeld van De ingekomen brieven worden behandeld als in het voorde archiefadmi- gaande voorbeeld, met dien verstande, dat voor iederen brief nistratie van een één ïiche meer wordt vervaardigd. Dit extra fiche wordt getastelUng6" rangschikt volgens het decimaalnummer in een kaartsysteem (Gemeente- achter leidkaarten, die den index op de dossiers vormen. De werken te gebruikte fiches zijn vouwfiches. Groningen) yan de Afgaande brieven worden in een geperforeerd rose doorschrijfboek 3 fiches vervaardigd, waarvan één wordt geplaatst in een alphabetisch kaartsysteem volgens de namen van geadresseerden. Het tweede fiche gaat naar het kaartsysteem, dat den index op de dossiers vormt en VEREENIGING „NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR DOCUMENTATIE EN REGISTRATUUR", 's-GRAVENHAGE. Archiefadministratie van een particuliere onderneming. Blz. 95. VEREENIGING „NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR DOCUMENTATIE EN REGISTRATUUR", 's-GRAVENHAGE. Archiefordening van den Rijksnijverheidsdienst. Blz. 96. 97 het derde fiche blijft in het doorschrijfboek en vormt een chronologischen indicateur. De dossiers worden gerangschikt als in de voorgaande voorbeelden. De index op de dossiers bevat echter niet alleen kaarten, die naar de geheele dossiers verwijzen, doch achter iedere kaart bovendien een reeks fiches voor alle brieven in de betreffende dossiers. De organisatie is in hoofdtrekken dezelfde als in de voorgaande voorbeelden. Een eigengemaakt decimaalsysteem wordt toegepast. Voor correspondentie van blijvende waarde worden witte fiches gebezigd, voor correspondentie van kortstondige waarde groene fiches. De stukken waarop deze laatste betrekking hebben, kunnen dus na korten termijn worden vernietigd. Wat de dossiers betreft worden de stukken gelegd in een bruine map, die weer geplaatst wordt in een gekleurde map (de kleuren geven de secties van het archief aan). Bij het uitnemen van een dossier licht men alleen de binnenmap uit, de gekleurde map blijft op zijn plaats staan. Bij dit stelsel is derhalve een automatische aanduiding aanwezig van de ontbrekende dossiers, een aparte index op de dossiers is dan ook overbodig. Voor de ordening van gemeente-archieven zie men overigens de beschrijving van den stand van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten od bl. 98 e.v. v Voorbeeld van de archiefadministratie van een gemeentesecretarie(Schaerbeek) i VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE GEMEENTEN, 's-GRAVENHAGE. Gemeentelijke Archiefordening. De stand van het Registratuurbureau der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten beoogde een beeld te geven van de wijze, waarop de Vereeniging — op den grondslag van een deugdelijk en praktisch stelsel — eenheid tracht te brengen in de ordening van de archieven der Nederlandsche Gemeenten. Wil de gemeentelijke archiefordening aan haar doel beantwoorden, dan zullen — in verband met de enorme ontwikkeling der gemeente-administratie, vooral in de laatste jaren — andere methoden behooren te worden gevolgd dan die, welke thans in de meeste gevallen worden toegepast. De chronologische methode van archiefordening en ook de toepassing van het rubriekenstelsel kan niet langer voldoen aan de eischen, die de administratie van den tegenwoordigen tijd aan de archief ordening moet stellen. De archiefordening dient er op te zijn ingericht, dat de stukken, die door de administratie als één zaak, als één correspondentie behandeld zijn, ook in het archief als één geheel worden opgenomen. Niet dus, zooals bij de chronologische ordening, de stukken alle afzonderlijk geordend, niet ook, zooals bij de toepassing van het rubriekenstelsel, de stukken betreffende eenzelfde onderwerp in het archief bijeen, doch van iedere zaak, van iedere correspondentie, de daarop betrekking hebbende stukken samengevoegd tot dossiers. Het dossiersstelsel, toegepast bij de archiefordening, is een eisch die voor de tegenwoordige gemeente-administratie dient te worden gesteld. Om de dossiers, die zich in de gemeentelijke administratie vormen, een vaste plaats in het archief te kunnen geven, is het noodig dat daarvoor een plan van ordening, een z.g. registratuurplan, wordt samengesteld, een plan van ordening van de onderwerpen der gemeentelijke bemoeiingen, omdat de onderwerpen eene aanduiding kunnen geven van 99 den inhoud der dossiers. Voor de administratie is deze inhoud van belang, doch niet alleen voor de administratie, ook ten behoeve van de historie (een gemeente-archief heeft naast een administratief belang ook nog een historisch belang) is kennis van den inhoud der dossiers van het erootste nut. 6 Een plan van ordening ten behoeve van de gemeentearchieven moet dus — wil het aan zijn doel beantwoorden — in de eerste plaats voldoen aan den. eisch, dat het een nauwkeurige en duidelijke aanduiding geeft van de onderwerpen der gemeentelijke bemoeiingen. Dit is slechts mogelijk, wanneer deze onderwerpen worden aangeduid in een systematisch verband. Aanduiding van deze onderwerpen met behulp van alphabetisch gerangschikte trefwoorden geeft nimmer eene logische en samenhangende indeeling der onderwerpen. De willekeurige indeeling met behulp van trefwoorden kon geen basis vormen voor een onderwerpsindeeling, waarnaar de dossiers der administratie op eene praktische en deugdelijke wijze in de archieven worden geordend. De Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten heeft dan ook gemeend een plan van ordening te moeten samenstellen, dat eene systematische indeeling geeft van de onderwerpen der gemeentelijke bemoeiingen. Als grondslag voor deze indeeling is gekozen de bestaande, zeer objectieve, wetenschappelijke en voor het doel zeer praktische indeeling van de onderwerpen, die de z.g. Code Décimal (van het Institut International de Bibliographie te Brussel) — een plan van indeeling van de onderwerpen der menschelijke kennis in het onderdeel „administratie" geeft. Doch de Vereeniging heeft gemeend hiermede nog niet ten volle te hebben beantwoord aan het door haar gestelde doel, n.1. om voor de gemeente-administratie te komen tot een deugdelijke en praktische archiefordening. De archiefordening is een van de onderdeelen der administratie, waar nog de grootst mogelijke stelselloosheid heerscht, eene stelselloosheid, die niet alleen een belemmering vormt voor een goede archiefverzorging, doch die tevens oorzaak is, dat veel nutteloos werk wordt verricht en die aanleiding geeft tot allerlei oneconomische werkmethoden. De groote verscheidenheid in methode van archiefordening om te zetten in eenheid in gemeentelijke archieforde- 100 ning op den grondslag van een deugdelijk en praktisch stelsel, is een taak.die de Vereeniging zich ten doel heeft gesteld door de instelling van een Registratuurbureau. Dit bureau heeft tot taak om — behalve het verstrekken van deskundige voorlichting — zorg te dragen voor de uniforme Foepassing van het stelsel. Het bureau geeft praktische voorlichting bij invoering van het stelsel en houdt toezicht op de verdere toepassing. Van één centraal punt uit wordt het registratuurplan voortdurend getoetst aan de praktijk der gemeente-administratie; de aanvullingen, die in den loop der tijden noodig blijken te zijn, worden aangegeven door een speciaal daarvoor ingestelde commissie. Voorts wordt door persoonlijke bezoeken contróle uitgeoefend op de toepassing van het stelsel, waardoor het contact met het centrale punt ten volle wordt bewaard. Het stelsel der Vereeniging wordt thans in een 100-tal gemeenten gevolgd, gemeeenten van zeer uiteenloopende grootte en uit alle deelen van het land. De resultaten, die daarmede zijn verkregen, zijn zeer bevredigend en leveren het bewijs van de mogelijkheid om de archieven van alle Nederlandsche gemeenten te ordenen volgens één gedachte, volgens één methode. Voor de administraties der kleinere gemeenten wordt het stelsel met evenveel succes toegepast als voor die der grootere gemeenten. Bij de toepassing wordt terdege rekening gehouden met den aard en den omvang der administratie. De werkzaamheden, die uit de toepassing voortvloeien, worden geheel in overeenstemming gebracht met de eischen, die aan de de archiefadministratie gesteld worden. Deze eischen loopen zeer uiteen en zullen steeds zeer uiteen moeten loopen, omdat rekening dient te worden gehouden met de onderscheidene werkmethoden, die door de gemeentebesturen worden gevolgd. Doch hoe verschillend deze ook mogen zijn, de ordening van het archief, de ordening der dossiers geschiedt in al deze gemeenten volgens één methode en hierdoor wordt het mogelijk gemaakt, dat de archieven toegankelijk zullen worden voor allen, die een taak bij de administratie der gemeenten hebben te vervullen. Niet voor iedere gemeente een andere methode voor de ordening van het archief, doch één methode van ordening voor de archieven van alle Nederlandsche gemeenten; dit zal blijken te zijn de meest praktische, de meest deugdelijke, doch ook 101 de meest economische wijze van verzorging der archieven. Dit wordt steeds meer en meer gevoeld en heeft tot gevolg dat steeds meer gemeenten er toe overgaan hunne „eigen" methoden van archiefordening te verlaten, om daarvoor in de plaats te stellen de methode, die voert in de richting van eenheid. N.V. KONINKLIJKE PAKETVAART-MAATSCHAPPIJ, AMSTERDAM. Archiefinrichting. Taak Het archief heeft tot taak stukken te administreeren en de gegevens welke die stukken bevatten toegankelijk te maken. Dit laatste wordt bereikt door daartoe in aanmerking komende stukken te bewaren onder onderwerpsverband of uit hen aanteekeningen te maken en deze eveneens in die onderwerpsgroepeering te ordenen. Het archief ontvangt alle voör de Maatschappij bestemde stukken, draagt zorg van alle verzonden stukken een geteekende copie in het bezit te hebben en houdt een legger van elk voor interne voorlichting opgesteld stuk. Het distribueert de stukken onder belanghebbenden en laat ze langs aan te duiden stations circuleeren. Het controleert de tijdige afdoening der stukken door bevoegden; zamelt de stukken in om ze deels te bewaren en deels te vernietigen volgens de daartoe aanvaarde methode. Behalve de hierboven genoemde stukken put men nog bouwstoffen voor het onderwerpsarchief uit pers en litteratuur. Principes en Men heeft de organisatie in twee deelen gsplitst, die onorganisaüe afhankelijk van elkander, doch werkende met elkanders administratief-mechanisme, elk op een geheel verschillend doel zijn gericht. De eene organisatie stelt zich tot doel inlichting te verschaffen omtrent een bepaald begrip of gegeven; de andere organisatie stelt zich tot taak te verschaffen een bepaald stuk. Ten einde de eerste soort inlichting te geven is een systeem bedacht, dat uit archivalia en aanteekeningen een organisme opbouwt, dat door zijn systematische — in dit geval decimale — onderwerpsordening tot het gewenschte gegeven of begrip voert. Hiertoe heeft men in de eerste plaats noodig een onderwerps-schema, dat in logisch verband a priori een plaats 103 inruimt voor elk mogelijk in de praktijk voorkomend geval. De K.P.M. heeft hiertoe een onderwerps-indeeling (de z.g. decimale code of classificatie) vervaardigd. Ten einde de groote soepelheid en indeelingscapaciteit te demonstreeren is hieraan een schema toegevoegd, dat speciaal naast de hoof dindeeling nog de indeeling van groep 4 (vaartuigen) tot in 2 decimalen toont. In de decimale dossiers plaatst men dus slechts stukken of voegt men aanteekeningen, die men van principieele waarde acht. Om aan de vraag naar een bepaald stuk te voldoen is een systeem in werking gesteld, dat objectief langs mechanischen weg tot het stuk voert. Aan het te voorschijn brengen van een gegeven werkt het Centrale Archief; aan het opdiepen van een stuk doen mee voor de uitvoering de af deelingsarchieven en voor de organisatie het Centrale Archief. De ordening der stukken en aanteekeningen op het Cen- Centraal Archief trale Archief is de onderwerpsrangschikking en wel, gelijk hierboven reeds aangeduid, volgens het decimale systeem, naar de ideeën van Melvil Dewey, in een eigen bewerking vastgelegd. In deze decimale classificatie zijn de onderwerpen volgens hun strekking gerangschikt; om een bepaald onderwerp te vinden wordt dus bekendheid met de geheele stof vereischt en daar het aanwenden van de code ook steeds min of meer een kwestie van opvatting is, is op de onderwerpen van de code een alphabetische ingang gemaakt en tevens op het gebruik een handleiding, die nog eens duidelijk vaststelt hoe de omschrijvingen van de codebegrippen te interpreteeren zijn en op welke classificatienummers nauw verwante onderwerpen te vinden zijn. De ordening der stukken op de afdeelingsarchieven ge- Afdeehngsschiedt volgens regels, welke vanaf het Centrale Archief archieven, worden voorgeschreven en die voor alle afdeelingsarchieven gelijk zijn. Elk stuk — ook dat wat plaatsing krijgt in een decimaal dossier op het Centrale Archief — is door een verwij zings-systeem via het betreffende afdeelingsarchief te vinden. De stukken worden op de afdeelingsarchieven op drie manieren gerangschikt: n.1. alphabetisch (met chronologische afstelling), numeriek en categorisch (eveneens met chronologische afstelling). De eerste methode is, zoo niet nadrukkelijk anders vastgesteld, de aangewezen wijze en ■ Tijdelijke groepeering Waarschuwingsdienst Archivalia 104 men vindt in die groep zoo mogelijk aanduidingen voor beSdTvomstukken, die om praktische redenen m één der andere opbergkernen geplaatst zijn. Van de op de afdeelings-archieven verzamelde stukken worden de meeste volgens rooster periodiek vernietigd; de 5de3ecim?le dossier! op het Centrale Archief verzamelde ^b3iXïï^—zich sa*», overhangende kwesties, waarin zoowel s ukken later bestemd voor het decimale archief, als stukken voor de afdSngsarchieven worden geplaatst. Deze dossiers noemt ^Ödoadw; ze worden gevormd op initiatief van den betrokken afdeelingschef en staan onder controle van het Centrale Archief. De afdeelingschefs worden periodiek hwinnerd aarThet bestaan van alle praktijkdossiers op huft afdSg en hun advies omtrent opheffing wordt b> geTÏÏdnde te voorkomen dat stukken door personen worden aangehouden omdat ze gegevens bevatten, welke op een bepaald moment weer aandacht behoeven, is een alg. wLSwingsdienst georganiseerd in den vorm van een z e termijnkalender, waarop het archief uit elk stuk dat een gegeven bevat dat op een bepaalden datum aan een Spaak? persoon bekend moet zijn, een notitie ste t welke automatisch de gewenschte herinnering geeft. Het archief stelt aïlègeëmployeerden in de gelegenheid voor kantooraSgelegenheden'van den termijnkalender gebruik te "voor de stof, welke te verwerken is, wordt verwezen naar hierbTafleSkl schema 1, waarin onder natuurlijk verband Topgenomen het voornaamste deel van ^ welke z^ch aanbiedt en dat aantoont de wijze waarop die stof verwerkt wordt om haar toegankelijk te maken. helan„riik Srhema 2 geeft weer de wijze waarop een belangnjK soort Sivalfa, n.1. een inkomend stuk, geadministreerd wordt en den gang dien het maakt. 104 N.V. KONINKLIJKE PAKETVAARTMAATSCHAPPIJ, AMSTERDAM. — Schema dat de soepelheid en indeelingscapadtett van de decimale code demonstreert. Blz. 103. N.V. KONINKLIJKE PAKETVAART-MAATSCHAPPIJ, AMSTERDAM. — Functies van het archief. Blz. 104. N.V. KONINKLIJKE PAKETVAART-MAATSCHAPPIJ, AMSTERDAM. — INKOMENDE POST. SCHEMA i. Schema van de behandeling der inkomende post Blz. 104. NEDERLANDSCHE FABRIEK VAN WERKTUIGEN EN SPOORWEOMATERIEEL „WERKSPOOR", AMSTERDAM. Schematische voorstelling van de loonadministratie. Blz. 105. NEDERLANDSCHE FABRIEK VAN WERKTUIGEN EN SPOORWEGMATERIEEL „WERKSPOOR", AMSTERDAM. Formulieren en Staten in gebruik bij de loonadministratie. Blz. 105. N.V. NEDERLANDSCHE FABRIEK VAN WERKTUIGEN EN SPOORWEGMATERIEEL „WERSPOOR", AMSTERDAM. Loonadministratie van de fabriek te Zuilen. De inzending van de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, genaamd „Werkspoor", te Amsterdam, gaf in haar „Schema met beschrijving en tableau" een overzicht van de gedecentraliseerde loonadministratie van haar fabriek te Zuilen bij Utrecht, waar hoofdzakelijk rollend materieel, bruggen en kapconstructies worden vervaardigd. Werkspoor heeft haar loonadministratie gedecentraliseerd. Elke werkplaats of groep van werkplaatsen heeft haar eigen loonadministratie, onder leiding van een beambte die, met behulp van één of meer tij dschrijvers en tijdstempelaars, zich uitsluitend bezig houdt met het vaststellen van den gewerkten tijd van den werkman, naar de gewerkte uren het arbeidsloon berekent, het uit te betalen bedrag vaststelt, dit verdeelt over) de werken en het op staten verantwoordt. De uitbetaling, het bijhouden van den loonstaat Norm. Bureau Arb. zaken i/d Metaalnijverheid, van den verzamelstaat R.V.B., inkomenstaat en verzamelstaat rentezegels, het met behulp van een adresseermachine aangeven van de nummers en namen, met uurloonen, der werklieden op betalingslijsten, klokkaarten, tijdstaatjes en geldzakjes, enz. geschiedt op het Centraal loonadministratiebureau. Eenige jaren geleden werd de behoefte gevoeld in de Oud systeem wijze, waarop de administratie tot dusverre werd gevoerd, verandering te brengen. De betalingslij sten bestonden n.1. uit een buitenvel met eenige bmnenvellen. Het buitenvel was voorzien van kolommen voor de nummers, namen en uur- 106 loonen der werklieden, het uit te betalen arbeidsloon, tariefgelden, enz., terwijl de binnenvellen de gewerkte uren met loonbedragen, over de verschillende werken verdeeld, aangaven. Door de uitgebreidheid van het aantal ordernummers voor werken, onkosten en onderhoud der werkplaatsen, was het aantal binnenvellen soms zóó talrijk, dat het overzicht van den gewerkten tijd, per werkman, daardoor zeer werd geschaad. Het z.g. niet-kloppen van den tijd, nam, door het heen en weer geloop van administratieve beambten, veel tijd in beslag en het indienen van den loonverantwoordingsstaat, met daarbij het vaststellen van den loonstand der werken, ging niet zoo vlot als wenschelijk was. Besloten werd dan ook de binnenvellen, met de verdeeling van het arbeidsNieuw systeem loon over de ordernummers, te laten vervallen en daarvoor in de plaats te stellen tijdstaatjes, het losbladig systeem. Voorts werden ingevoerd loonkaarten, waarvan direct de wekelijksche en maandelijksche loonverantwoordingsstaten worden geschreven, en werd de gang van het administratieve werk, om tot den verantwoordingsstaat te komen, zóó gekozen, dat elke week het betaalde arbeidsloon op de loonkaarten genoteerd moet staan, alvorens men met het opmaken van de betalingslijst voor de volgende week kan beginnen. Vermelding verdient nog, dat bij het invoeren van het losbladig systeem daaraan de gedachte om dan beter in de gelegenheid te zijn de administratieve werkzaamheden zooveel mogelijk te mechaniseeren, niet vreemd is geweest. De gang van zaken is nu als volgt: De voornaamste stukken, waaruit de loonadministratie wordt opgebouwd, zijn: de klokkaart, het tijdstaatje en het rapportboekje van den portier, het laatste voor de afwijkingen van den normalen werktijd. Voor eiken werkman wordt de tijd, per betalingsweek, op een apart staatje „Tijdstaatje" genoteerd. Deze tijdstaatjes zijn op volgnummer van den werkman, in een bakje, op het tijdstempelkantoor der werkplaats, opgeborgen, alwaar een jongen, met de bediening van den tijdstempelklok belast, daarop elke onderbreking van het werk afstempelt. Niet alleen bij het veranderen van werk, doch ook bij het naar huis gaan wegens ziekte of verlof, geeft de werkman dit aan het loket van genoemd tijdstempelkantoor op. De jongen slaat tweemaal den tijd af op het tijdstaatje, éénmaal als tijd van het pas onderbroken of afgedaan werk en éénmaal 107 als aanvangstijd van het nieuwe werk. Hij noteert daarop meteen de ordernummers en de nummers van de doorslagtarief briefjes en stelt vast hoeveel tijd de werkman aan het zoo juist onderbroken of afgedaan werk heeft gearbeid. Ook stelt hij zich dagelijks, door middel van de portiersrapporten, op de hoogte van de afwijkingen van den normalen tijd en is zoodoende in staat aan het einde der betalingsweek onmiddellijk het juiste aantal gewerkte uren, verdeeld over de diverse werken, te kunnen verschaffen. De werkplaatsadministratie vergelijkt de binnengekomen tijdstaatjes met de klokkaarten, rekent de tijdstaatjes verder uit, wat het loon betreft, en neemt deze loonbedragen over op de tariefbriefjes. De tariefbriefjes met doorslag zijn op naam van den werkman gesteld en zijn een schriftelijke opdracht van een hem opgedragen taak met de loongrens, die er voor gesteld is. De tarief briefjes blijven op het kantoor van de werkplaatsadministratie; de doorslagen worden den werkman ter hand gesteld, die ze, bij aanvang, onderbreking en beëindiging van het werk, telkens aan het tijdstempelkantoor laat afstempelen. Is het tijdstaatje een weekoverzicht van den gewerkten tijd, met loon, verdeeld over de werken, per werkman, het tariefbriefje geeft een overzicht van den tijd met loon, door één of meerdere werklieden besteed aan een bepaalde opgedragen taak. De tariefbriefjes worden nu op ordernummer gelegd en het betaalde arbeidsloon per ordernummer daarvan overgenomen op de loonkaarten. (Loonstand van een bepaald werk per werkplaats). Hetzelfde geschiedt met de uitgerekende tariefbriefjes van gereed zijnd werk voor overname van het uitbetaald „over". Met behulp van een telmachine worden de bedragen van arbeidsloon en betaald „over" van de loonkaarten getotaliseerd, welke totaalcijfers moeten kloppen met die van de betalingslij sten. Uitdrukkelijk moet hierbij worden vermeld, dat het overnemen van arbeidsloon op de loonkaarten geen uitstel duldt; immers, van het pakje tariefbriefjes zijn er inmiddels weer enkele „afgeloopen" (werk gereed); hiervan wordt dan 108 weer het „over" bepaald en dit „over" moet de volgende week worden uitbetaald, m.a.w. het pakje tariefbriefjes wordt uit elkaar gehaald. Maar hiermede is dan ook bereikt dat de loonkaarten steeds „bij" zijn en waar het overnemen van het betaalde arbeidsloon plus tarief, van de loonkaarten op de loonverantwoordingsstaten en eens per maand op de „maand-loonverantwoordingsstaat", een zeer eenvoudig en weinig tijdroovend werk is, worden deze staten dan ook elke week op tijd ingeleverd. N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. — - TER BESCHIKKING ZIJNDE ARBEIDERS 1. Schematische voorstelling van de Werkliedenadministratie. Blz. 109. N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. De door Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf getoon- falddtag de schema's stellen een deel van de administratie van de werf voor. Zij behandelen de werklieden-administratie (schema 1), de loon-administratig (schema 2 en afbeelding 3), de materiaal-administratie (schema 4) en de verwerking van loon- en materiaalkosten (schema 5). Bij de beoordeeling van de inzending van Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf gelieve men wel in het oog te houden, dat de Directie dezer Maatschappij daarmee geenszins de bedoeling heeft gehad te pretendeeren, dat hare wijze van administreeren de eenig juiste is. Integendeel, de wijze, waarop de administratie voor een ondreneming of afdeeling er van dient te worden opgezet, hangt voor een zeer groot deel af van de eigenaardigheden van het betreffende bedrijf. Wanneer het beoogde doel er mede bereikt wordt, is de wijze waarop de administratie gevoerd wordt van' secondaire beteekenis. Uitwisseling van gedachten en opbouwende kritiek zijn van groote waarde; dit wordt heden meer dan in het verleden erkend en het is om deze redenen, dat de Directie van Wilton's Machinefabriek en Scheepswerf aan het haar gedane verzoek om aan de Tentoonstelling te doen deelnemen, meende te moeten voldoen. 1. Werkliedenadministratie. Op schema 1 is de werkliedenadministratie voorgesteld Schema I en wel is in het midden de gang van den arbeider van zijn woonplaats of van de arbeidsbeurs naar de afdeeling „Aanneming" en van daaruit naar de werkplaats aangegeven. In het bovenste deel van het schema zijn de werkzaamheden van den administratieven voorarbeid, in het onderste deel de werkzaamheden der administratieve afwerking voorgesteld. 110 Indien ten behoeve van de werkzaamheden arbeiders noodig zijn, worden de aantallen na ruggespraak met de bedrijfsleiders door de bazen medegedeeld aan de afdeeling „Aanneming". Deze afdeeling gaat na welke werklieden reeds aan de fabriek hebben gewerkt en deze worden aangeschreven. Is dit aantal onvoldoende, dan worden aan de arbeidsbeurzen de aantallen in de betrokken vakken aangevraagd. De aldus opgeroepen werklieden melden zich bij de afdeeling „Aanneming" met getuigschrift, trouwboekje en rentekaart, terwijl intusschen de baas van het betrokken vak is gewaarschuwd. De baas spreekt zaakkundig met de opgekomen werklieden en verstrekt hun bij geschiktbevinding een bon (voordracht tot aanneming). Hierna melden de werklieden, die voorzien zijn van een voordracht tot aanneming, zich wederom aan. Nagegaan wordt nu in speciale registers of ten nadeele van deze werklieden iets bekend is en zoo dit niet het geval is, kan tot aanneming worden overgegaan. Hierop worden door den werkman de bescheiden ingeleverd, en worden door de afdeeling Aanneming de volgende handelingen verricht: le. overnemen van familienaam, geboortedatum, geboorteplaats, gehuwd of ongehuwd, aantal kinderen; 2e. opnemen van adres; 3e. de werkman teekent een verklaring, dat hij al of niet rentetrekker is; 4e. inzage wordt genomen van de getuigschriften en daaruit overgenomen: firma-naam, laatst verdiend loon; 5e. de werkman ontvangt bewijs, dat de rentekaart is ontvangen; 6e. hij teekent een arbeidscontract en ontvangt een door de Directie geteekend contract, een nummerbewijs en een fabrieksreglement. Na terugontvangst van zijn trouwboekje begeeft de werkmen zich naar de afdeeling waar hij behoort. Daar toont hij zijn baas zijn nummerbewijs en hij wordt te werk gesteld. Door de afdeeling „Aanneming" worden verder de navolgende verrichtingen uitgevoerd: A. Inschrijven in het register van de aangenomenen. B. Gegevens van den aangenomene op een stamkaart brengen. C. Inschrijven in het alphabetisch kaartregister. 111 D. Opbrengen in sterktestaat. E. Gegevens van den aangenomene op een staat brengen ter vervaardiging van een „Adrema"-plaatje. De ontvangen rentekaart gaat naar de afdeeling Invaliditeitsverzekering. De bon ter aanneming en het arbeidscontract worden in het archief opgeborgen. Daarna wordt een lijst van aangenomenen gemaakt met de verschillende gegevens en doorgegeven aan de afdeeling Adrema, die er een plaatje voor de adresseermachine van maakt. In het begin van de week worden lijsten samengesteld van over de vorige week aangenomen en ontslagen werklieden en verzonden aan de arbeidsbeurzen. 2. Loonadministratie. Op schema 2 en afbeelding 3 is de loonadministratie Schema 2 voorgesteld en wel zijn op schema 2 de verschillende volg- en afbeddtag 3 orden van het verwerken der stukken (tijdkaarten, loonlijst, loonzakje) in verband met een dagindeeling der week afgebeeld. Afbeelding 3 toont de hiertoe benoodigde formulieren. De tijdkaarten worden volgens de plaatjes door de afdeeling „Adrema" gereedgemaakt en bij de tijdklokken geplaatst op Donderdagmorgen. De werklieden stempelen door middel van de klokken tijd van aanvang en tijd van eindigen. Tusschen Maandag en Woensdag worden op de tijdkaarten extrabetalingen, inhoudingen, enz. bijgeschreven. Intussen en heeft de afdeeling Adrema loonlijsten met namen en nummers en correspondeerende loonzakjes met nummers en naam gereedgemaakt. Op Donderdagmorgen zijn nu in het bezit van de afdeeling machinale loonberekening: de loonlijsten, loonzakjes en de getotaliseerde tijdkaarten, zoodat alle gegevens op de loonlijsten kunnen worden gebracht. Na afloop daarvan worden de ingevulde loonlijsten gecollationeerd; de kolommen horizontaal en vertikaal geteld, de uit te betalen loonen op de zakjes overgenomen en de loonlijsten met de correspondeerende zakjes doorgegeven aan de betaalmeesters. Deze hebben intusschen een geschat geldbedrag van den kassier ontvangen en er kan worden aangevangen met het inleggen van de uit te betalen bedragen in de loonzakjes. Intusschen zijn de berekende tijdkaarten opgeborgen. De 112 afgewerkte betaallijsten gaan terug naar de machinale loonberekening, de inhoudingen en bijbetalingen worden afgeboekt, de afsluitlijst naar volgorde der afdeelingen wordt samengesteld. Des Zaterdagsmiddags worden de uitbetalingen gedaan en des Maandags de afsluitlijst gecontroleerd, opgeborgen en de te veel ontvangen gelden geretourneerd aan den kassier. 3. Materiaal-administratie. Schema 4 Op schema No. 4 bevindt zich de materiaal-administratie. In het midden wordt de gang van het materiaal aangegeven, n.1.: leverancier — magazijn — werkplaats. Daarboven zijn de werkzaamheden van den administratieven arbeid aangeduid. De punten van aanvang zijn hetzij aanvragen van de technische bureaux, hoofdzakelijk voor niet in voorraad zijnde goederen, hetzij aanvragen der bazen voor voorraadsgoed; de bazen bezigen daartoe z.g. materiaalbons. De eerste soort van aanvragen geschieden door middel van een daarvoor bestemd formulier, hetwelk bij de magazijn-administratie wordt ingediend, welke nagaat, of de aangevraagde artikelen in voorraad zijn. Indien dit niet het geval is, dan wordt het formulier in kwestie naar de afdeeling Inkoop doorgezonden, zooals op het schema is aangegeven. Dezelfde soort van formulieren wordt gebruikt wanneer de magazijnadministratie materiaal ter geregelde aanvulling van den voorraad bij afdeeling Inkoop aanvraagt. De afd. Inkoop noodigt verschillende daarvoor in aanmerking komende leveranciers uit tot het doen van offerte; bij binnenkomst worden deze offerten met elkander vergeleken en de voordeeligste uitgekozen, waarna de bestelling — goedgekeurd door de Directie — op een daarvoor bestemd orderformulier (met 3 copiën) volgt. Twee copiën der bestelling gaan — zooals op de teekening vermeld — naar de magazijnadministratie; de derde copie wordt in het archief opgeborgen. Zoodra het bestelde materiaal, voorzien van een volgbriefje, binnenkomt, volgt de contröleering door den employé, belast met de aanneming der goederen. Deze contróle omvat: keuring van kwaliteit, vaststelling der hoeveelheid, vergelijking met volgbriefje. Het resultaat dezer controle wordt op het volgbriefje ver- N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. — 2. Schematische voorstelling van de loonadministratie. Blz. 111. N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. — 3. Afbeelding van de bij de loonadministratie in gebruik zijnde formulieren. Blz. 111. N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. — N.V.WILTONS MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF ROTTERDAM AANSCHAFFING VAN MATERIAAL MATERIAAL - ADMINISTRATIE BEHANDELING VAN HET MATERIAAL IN HET MAGAZ'JN VERWERKING VAN HET MATERIAAL 4. Schematische voorstelling van de materiaal-administratie. Blz. 112. N.V. WILTON'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF, ROTTERDAM. — N.V.WILTONS MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERF ROTTERDAM jI VERWERKING DER LOON EN MATERIAALKOSTEN MET DE HOLLERITH-MACHINES HOLLERITH LOON-KAART HOLLERITH MATERIAAL-KAART 5. Verwerking der loon en materiaalkosten met de Hollerith-machines. Blz. 113. 113 meld en dit afgeteekend. Daarna kunnen de verschillende boekingen van het materiaal plaats vinden. Aan de hand van het volgbriefje wordt op de twee copiën van het orderformulier de goederenontvangst aangeteekend. De eene aldus bijgewerkte copie gaat naar de af d. Inkoop terug — zooals op de teekening te zien is —j volgens de tweede copie wordt de goederenontvangst bij de magazijnadministratie op kaart gebracht, terwijl deze copie verder naar de afd. Boekhouding gaat ter vergelijking met de ingekomen rekening. Rest nog de uitgifte van magazijngoederen te beschrijven. Zooals reeds in den aanhef vermeld, schrijven de bazen hun aanvragen (hoofdzakelijk voor voorraadsgoed) op een materiaalbon uit. De teekening laat zien, dat het materiaal in het magazijn tegen intrekking van bedoelden bon wordt afgegeven. De op den bon voorkomende materialen worden daarna door de zorgen van de magazijnadministratie geprijsd en de afgifte van het materiaal op de betreffende magazijnkaart geboekt. Vervolgens worden deze bons aan de afd. Kostprijsberekening ter verdere bewerking doorgegeven. 4. Verwerking der Loon- en Materiaalkosten met de Hollerith-Machines. Op schema 5 is de verwerking der loon- en materiaalkosten met Hollerith-machines voorgesteld en wel in een vorm, welke de in gebruik zijnde kaarten toonen, terwijl wordt aangegeven, op welke wijze de kaarten, welke een copie der opgaven van de werkkaarten, respectievelijk van de materiaalbons voorstellen, met de sorteermachine gesorteerd en daarna getabelleerd worden. De Hollerith-machines op zichzelf kunnen als bekend worden beschouwd. De op schema 5 aangegeven sorteeringen en tabelleeringen beoogen het onderverdeelen der uitbetaalde loonen, der gewerkte uren en der verbruikte materialen naar de verschillende inzichten, die verband houden met hetgeen men later omtrent de verwerkingen wil weten, om een zuiver beeld te verkrijgen van de gezamenlijke arbeidsprestaties als controle op den economischen toestand van het f abrieksbedrijf. 8 N.V. METAALDRAADWEVERIJ „TWENTE", HENGELO (O.). Voorraadbord voor Grondstoffen. Dit bord hangt in het magazijn en door den magazijnmeester wordt hierop nauwkeurig tot op het moment de grondstoffenvoorraad bijgehouden. De aanwezige voorraden worden aangegeven door verplaatsbare, b.v. roode, stippen (hiervoor kunnen b.v. gebruikt worden punaises met rooden kop). . Komen er grondstoffen bij, of worden materialen afgegeven, dan wordt de stip op het bord dienovereenkomstig verplaatst. Men kan tevens op het bord aangeven het eventueel voor geboekte orders benoodigde materiaal. Hiervoor kunnen stippen van een andere kleur, b.v. witte of zwarte, gebruikt worden. Het verschil tusschen de aangegeven roode en witte stip is dus de aanwezige vrije voorraad. Van het bord is dus ook elk oogenblik af te lezen of eventueel voor nieuwe orders materiaal besteld moet worden. . . . , Een roode lijn geeft voor elke soort de minimum hoeveelheid aan, die er altijd zijn moet voor het geval onverwacht haastorders inkomen. Deze hoeveelheden zijn aan de hand van de praktijk samen te stellen. Planbord voor de bezetting der machines in Kantoor Werkmeester. Dit bord bestaat uit losse houten regels, welke over elkaar vallen, zoodat achter eiken regel een planbordstrook geschoven kan worden. Voor elke order, die binnenkomt en niet uit voorraad wordt geleverd, wordt een dergelijke strook uitgeschreven. De verdeeling boven het bord, die 115 overeenstemt met de verdeeling op de strooken, is uitgedrukt in weken, zoodat altijd afgelezen kan worden voor hoeveel tijd er nog werk voor elke machine afzonderlijk is. Indien een order is afgewerkt, wordt de betreffende strook van het bord verwijderd. De nummering vóór de regels geeft de diverse machines aan. De strooken zijn hoogstens voor 2 weken werk berekend, terwijl de roode pijl den werktijd voor elke order afzonderlijk aangeeft. Indien aan een order meer dan 2 weken gewerkt wordt, wordt de meerdere tijd aangeduid door een blanco vak op het bord. Schema van de bezetting der machines in gebruik op 't Kantoor. Groep I zwaar no. 1— 12. Groep II middel no. 16— 50 (10—12 licht). Groep III fijn no. 40—200 (40—50 licht). Dit bord correspondeert met het bord in het kantoor van den werkmeester en wordt wekelijks bijgehouden. Het dient om bij eventueele aanvragen den levertijd te kunnen beoordeelen. Het is ook gemakkelijk om na te gaan voor welke stoelen er speciale bezetting dient te komen, zoodat, zoodra blijkt dat er voor een zekere machine niet veel werk meer is, getracht kan worden hiervoor speciale orders te verkrijgen, teneinde niet in de noodzakelijkheid te vervallen goederen in voorraad te moeten maken. De roode lijn in de diverse vakken geeft aan wat bij normalen gang van zaken voor een bepaalde groep machines aan werk te verrichten moet zijn. Opslag fabricage-onkosten voor een Draadweverij, annex Vlechterij en Ververij, berekend per machine en per uur. Elke productieve afdeeling als: Weverij, Vlechterij, Ververij, draagt haar eigen speciale kosten, vermeerderd met: le. de algeheele kosten van de bij elke afdeeling behoorende improductieve afdeelingen; 116 2e. de gedeeltelijke kosten van de bij meerdere afdeelingen behoorende improductieve afdeelingen. Alle kosten, welke zoodoende in de productieve afdeelingen zijn ondergebracht, zijn weer te splitsen als volgt: a. afschrijving machines, b. afschrijving gebouwen en terreinen, c. onderhouds- en andere onkosten en om te slaan per werkuur en per machine. De berekening wordt nu als volgt: a. afschrijving 1 machine = waarde der machine X totaal afschrijving machines ^ totaal waarde machines b. afschrijving gebouwen en terreinen 1 machine = werkruimte der machine X waarde per M2. X totaal afschrijving gebouwen en terreinen ^ totaal waarde gebouwen en terreinen c. onkosten 1 machine = waarde der machine X onkosten totaal waarde machines Het uit deze factoren bestaande bedrag wordt gedeeld door het aantal werkuren der machine per jaar en zoodoende wordt het bedrag per uur bepaald. De kostprijs van het afgewerkte product is dus als volgt samengesteld: iloon / afschrijving iJsiVa materiaal \ machines = a 1 gedeeld door fabricage , = aantal mW Geb. & Terr. = b [ aantal merkuren onkosten! X opslag ) onkosten = c ) der machine handelsonkosten V 116 MET AALDRA ADWEVERIJ „TWENTE", HENGELO (O.). 1. Planbord v/d bezetting der machines in kantoor werkmeester. Blz. 114. 2. Schema van de bezetting der machines, in gebruik op 't kantoor. Blz. 115. N.V. KROMHOUT-MOTORENFABRIEK, D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. De kostprijsberekening van het per serie aanmaken van motoren. De bouw van de motoren en de vervaardiging der be- Inleiding noodigde onderdeelen (uitgezonderd vele kleinere deeltjes) vindt aan de Kromhout-Motoren Fabriek seriesgewijze plaats. De grootte der series varieert van 40 tot 60 stuks. De geheele organisatie van deze serie-fabricage is a.h.w. „vastgelegd" in een vrij omvangrijk kaartsysteeem, waarvan de bijzonderheden hierachter kaart voor kaart nader zijn aangegeven. Ter verduidelijking van het geheele systeem is het echter noodig daar nog eenige toelichtingen van algemeenen aard aan toe te voegen. De montage of opbouw van een motor vindt plaats een- Hoofdondervoudig door het samenvoegen van de verschillende hoofd- deelen onderdeelen als carter, cilinder, zuiger, drijfstang, krukas etc. Deze hoofdonderdeelen moeten echter van te voren op zichzelve geheel compleet gereed zijn gemaakt. Zoo zal b.v. de krukas moeten voorzien zijn van de contragewichten, smeerolieringen etc; de drijfstang van krukpenmetaal en zuigerpenmetaal; de cilinder van de noodige flenzen, kranen, moeren, bouten etc. Het gereedmaken van zulk een hoofdonderdeel vindt plaats aan de hand van een Kleine Montagekaart, waarop al de benoodigde deelen en deeltjes gespecificeerd staan vermeld. De onderdeelen worden op hunne beurt gereed gemaakt op een z.g. Fabrikatiekaart. De gang van zaken is) nu zoo, dat eerst de Kleine Montagekaarten (dus voor de samenstelling van de hoofdonderdeelen) worden getypt, ter vaststelling welke deelen noodig zijn voor den aanmaak van een serie motoren. Nadat nagegaan is welke der op de Kleine Montagekaarten vermelde onderdeelen voorradig zijn (sommige worden in grooten ge- 118 tale tegelijk aangemaakt) worden de Fabrikatiekaarten gemaakt voor de alsdan nog benoodigde onderdeelen, terwijl voor de montage van de motoren in hun geheel inmiddels een z.g. Groote Montagekaart is gemaakt, waarop wederom alle ftoo/üfonderdeelen gespecificeerd staan aangegeven; bovendien staan hier nog enkele meerdere deeltjes en materialen vermeld, die geen deel uitmaken van een of ander /ioo/donderdeel en afzonderlijk bij de montage van een motor benoodigd zijn, als b.v. moeren, bouten, pakking, sluitringen etc. Behoudens laatstgenoemde deeltjes geven de Kleine Montagekaarten dus. een volledige specificatie van alles wat voor den bouw van een motor noodig is. Van deze omstandigheid is gebruik gemaakt om op gemakkelijke wijze (tikken van doorslagen van de Kleine Montagekaarten) de serielijsten, bestellijsten en calculatiestaten te maken. Het geheele kaartsysteem dient een 4 voudig doel n.1.: le. de voorbereiding voor de verschillende handelingen (als vaststellen wat gemaakt moet worden, wat voorradig is, wat besteld en wat bewerkt moet worden; gereed leggen van materialen, teekeningen, gereedschappen; etc. etc); 2e. de verdeeling der werkzaamheden (door Arbeidsverdeelbureau); 3e. als administratief apparaat voor contróle en verantwoording van materialen en loonen; 4e. als middel tot het op de meest gewenschte wijze bekomen en vervolgens vastleggen van gegevens voor de kostprijsberekening. I. Commissie voor aanmaak van een serie motoren. De verkoopafdeeling stelt vast van welk type een serie motoren (de verschillende typen loopen op van 9 tot 500 P.K.) aangemaakt moet worden en schrijft daartoe een commissie uit, die naar de Teekenkamer wordt gezonden. De commissie is in overleg met i Directie en Technische afdeeling opgemaakt en vermeldt of en in hoeverre de motoren, wat de constructie betreft, van die van de vorige serie moeten afwijken. 119 N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. KLEINE MONTAGEKAART. Serie No Onderdeelen voor Mag.order: „ ;_. Repar.: „ ^eComm.: „ Werkbon Bedrag ƒ Motor: „ Afgegeven aan den 19 Aan- I btwa wtwp Mater. I Stuk I Model Teeken. Mag. | Af- '■ ; tal soort No. No. I No. Order gifte; Kleine Montagekaart Blz. 117 en 126. 120 121 N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. SERIELIJST Serie No. Serie Onderdeelen voor Mag.order: , Type RePar: » Comm.: , motoren type Werkbon Bedrag ƒ Motor: Afgegeven aan den 19 Datum....? 19... BENAMING Mater Stuk Model Teeken pT»«niifl WIJZIGINGEN VOOE VOLGENDE SERIE tal soort No. No. No. BEMERKING — j Mater.soort| Stuk No. Model No. TeekenNo. PARAFEN Serielijst. Blz. 122. 122 II. Serielijst. Van elke serie, die onderhanden wordt genomen, worden Serielijsten getikt, die een absoluut volledige specificatie geven van alle deelen, die zich aan een motor uit die serie bevinden. De lijst wordt als doorslag getypt van de Kleine Montagekaarten en dient om Teekenkamer e.a. in staat te stellen later na te gaan uit welke deelen een bepaalde motor van een serie is samengesteld. Tevens dient de lijst om wijzigingen, die voor een der volgende series zijn vastgesteld, direct na een besluit daaromtrent, op zóó'n wijze aan te teekenen, dat de daarop volgende serielijsten zeer gemakkelijk kunnen worden opgemaakt. De serielijsten blijven op Teekenkamer berusten. III. Groote montagekaart. Wanneer de commissie voor aanmaak van een serie op Teekenkamer ontvangen is, worden zoo spoedig mogelijk daarna de Groote (en Kleine) Montagekaarten gemaakt. De Groote Montagekaart geeft een specificatie van alle /ioo/donderdeelen waaruit de motor is samengesteld, benevens die deelen, die geen hoofdonderdeelen genoemd kunnen worden, doch toch afzonderlijk bij de montage van den motor noodig zijn. De kaart wordt gezonden naar de afdeeling Montage. Wanneer aan de montage begonnen wordt, worden, al naar gelang de werkzaamheden vorderen, de verschillende hoofdonderdeelen en andere artikelen door het Magazijn op vertoon van de Groote Montagekaart afgegeven en wordt daarvan een notitie op de kaart gemaakt (de kaart blijft echter in 't bezit van de Montage-af deeling). Is de montage beëindigd, dan wordt de kaart naar Calculatie gezonden, voor wie de ontvangst een teeken is dat de kostprijs van de serie kan worden gecalculeerd. N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. GROOTE MONTAGEKAART. Ontvangen geheel gereed voor beproeving door voorman proefstation den ... Paraaf: 19. Ontvangen geheel beproefd door bankwerkersbaas den Paraaf: 19. Gereed ter verzending of montage en in ontvangst genomen door expediteur of chefmonteur den Paraaf: 19. Type Serie No. Motor No. Order No Werkbon No. Afgegeven a/d werkman Datum 19. Aantal BENAMING St.No. Afg. Aantal BENAMING St. No. Afg. Aantal BENAMING Achterzijde : PROEFSTATION: SCHILDER || TIMMERMAN Wbon\ 10011 Omschrijving Materialen w«£ Loon Omschrijving Materialen |^*- | Loon Omschrijving Materialen Voor- en achterzijde groote montagekaart. Blz. 122. 124 N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. 125 Onderdeelen voor Type: Werkbon Bedrag ƒ Afgegeven aan Serie No. Mag. order, „ Repar.: „ Comm.: „ Motor: „ den BESTELLIJST Serie No. motoren type Datum 19. Aantal BENAMING Mater, soort Stuk No. Model No. Teeken No. Voorradig Mag. II Voorradig Mag. 1 Besteld aantal Datum bestelling Leverancier Datum model ingezonden OPMERKING Bestellijst Blz. 127. 126 IV. Kleine montagekaart. Van elk hoofdonderdeel dat deel van den motor uitmaakt wordt door Teekenkamer (voor aanmaak van het per serie vereischte aantal) een Kleine Montagekaart gemaakt. Men noemt n.1. de samenstelling van een hoofdonderdeel een Kleine montage, terwijl de montage van den motor in z'n geheel een Groote montage wordt genoemd. Bij het typen van deze Kleine Montagekaarten worden doorslagen gemaakt op formulieren, die door haar inrichting geschikt zijn dienst te doen voor : Afdeeling Inkoop als bestellijst; „ Calculatie als staat voor het invullen van Kostprijzen. „ Teekenkamer als Serielijst om later te kunnen nagaan uit welke deelen de motoren eener Serie zijn samengesteld en tevens tot het maken van aanteekeningen waarmede bij het typen van de Kleine Montagekaarten van de volgende serie moet worden rekening gehouden. De Kleine Montagekaart wordt eerst naar Magazijn II (bewerkte voorraad) en daarna naar Magazijn I (onbewerkte voorraad) gezonden, opdat deze er op kunnen aangeven welke van de op kaart voorkomende kleinere deelen (die meestal in grootere aantallen, onafhankelijk van de serie-organisatie, worden aangemaakt) bewerkt of onbewerkt voorradig zijn en van welke moet worden bijbesteld. Teneinde dit laatste te doen plaats vinden, gaat daarna de kaart naar Inkoopafdeling door. Is dit alles geschied, dan wordt de Kleine Montagekaart gezonden naar Arbeidsverdeelbureau, opdat deze er later een aanteekening op kan plaatsen omtrent het successievelijk gereed komen der onderdeelen die er op vermeld staan. Zijn alle onderdeelen aangemaakt, dan zendt Arbeidsverdeelbureau de Kleine Montagekaart naar de afdeeling Bankwerkerij, die de deelen laat samenvoegen tot hoofdonderdeelen. Zoodra dit geschied is, worden deze hoofdonderdeelen mèt de Kleine Montagekaart naar Magazijn gebracht, dat de kaart afteekent en doorzendt naar Calculatieafdeeling. Voor deze is de ontvangst der kaart een aanwijzing dat de kostprijzen op het doorslagformulier kunnen worden ingevuld. 127 V. Bestellijst. Deze wordt op Teekenkamer gemaakt als doorslag van de Kleine Montagekaart. Ze gaat eerst naar de Magazijnen, opdat de magazijnmeester er op kan aanteekenen welke van de deelen, die per serie aangemaakt worden, eventueel nog voorradig zijn of in bestelling loopen. De niet voorradige deelen worden dan door Inkoopafdeeling besteld bij leverancier. VI. Fabrikatiekaart. Voor de onderdeelen, die aangemaakt moeten worden, typt Inkoopafdeeling de z.g. Fabrikatiekaarten en wel in 3-voud. Eén exemplaar gaat naar Arbeidsverdeelbureau, terwijl de twee afschriften voorloopig op Inkoopafdeeling blijven. Inkoop zet deze overzichtelijk in een kaartenbak. Zoodra de onderdeelen, op een der kaarten vermeld, zijn aangekomen, zendt ze de beide afschriften eveneens naar Arbeidsverdeelbureau. Deze plaatst één daarvan op het „planbord" en de andere, volgens serie gerangschikt, in een kaartenkastje. Op dit laatste exemplaar wordt van elke gereedgekomen bewerking een aanteekening gemaakt, zoodat vrij gemakkelijk kan worden nagegaan, hoever de bewerking van een serie op een gegeven oogenblik is gevorderd. Op het planbord worden alle fabrikatiekaarten opgehangen naar nummer der werktuigmachines, waarop de aan de beurt zijnde bewerking moet geschieden. Bij de meeste banknummers op dit planbord hangen dus meerdere kaarten. Arbeidsverdeelbureau weet wanneer de bewerking van een onderhanden zijnd stuk ongeveer geëindigd zal zijn. Het zendt dan even daarvóór de Fabrikatiekaart, betrekking hebbende op de aan de beurt van bewerking zijnde onderdeelen, naar Magazijn I dat de werkstukken bij de betreffende werktuigmachine laat brengen, 't Magazijn teekent op de kaart aan wanneer de deelen zijn afgegeven en stuurt N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. FABRIKATIEKAART. Serie M. O. Repar. Comm. Motor Montagekaart Bestemd voor Besteld bij Bestelbon No Materiaal Gewicht KG. Type Stuk No. ... Model No. Teekeng. No. Datum i Datum ... .. Machine -n j Controle-bemerking Aantal BEWERKING a^™mg Werkbon ffl™e Bedrag «n paraaf Fabrikatiekaart Blz. 127. 00 N.V. KROMHOUT-MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. KROMHOUT MOTOREN FABRIEK AMSTERDAM«A»D.GOEDBi@(§P JS4*ROTTERDAM oraanteatle en administratie, met Rostprjjsüer-eKenlna van het per serie aanmaKen van motoren Schematische voorstelling van de organisatie en administratie met kostprijsberekening van het per serie aanmaken van motoren. N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. KLEINE MONTAGEKAART. Onderdeelen voor Serie jYpj£. Mag- order: No. Werkbon Afgegeven aan den Bedrag ƒ C°mm; 19. Aantal BENAMING Mater. Soort Stuk No. Model No. Teeken No. Mag. Order Afgifte Kostpr. van Materiaal Mach. loon Handw. loon Gietijzer Gewicht Prijs Gietstaal Gewicht Prijs Smeedijzer Gewicht Prijs Stafflzer Gewicht Prijs Gietkoper Gewicht Prijs Stafkoper G i'wicht Prijs Wit metaal Gewicht Prijs Stampwerk Gewicht Prijs Gewicht Prijs Handelsartikelen. Calculatiestaat. Blz. 130. N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. Model No Type- Datum ontv Aantal Materiaal Totaal Mach. Loon Handwerk loon Zagen M. no. Draaien M. no Fraisen M. no Boren M. no. SchaverJ M. no Steken M. no. M. no. Materiaalsoort Gewicht M O Serie no. (O (O Onderdeelen kostprijskaart Blz. 130. 130 de kaart weer naar Arbeidsverdeelbureau. Wanneer de werkman zijn loonbon van het gereedgekomen werk daar komt inleveren, ligt de nieuwe loonbon met de Fabrikatiekaart voor het nieuw aan te vangen werk gereed en wordt aan den werkman in de werkplaats voor machinale bewerking afgegeven. De Fabrikatiekaart volgt daarna getrouwelijk de werkstukken; gaan deze naar afdeeling Controle, ter controleering van een bewerking, dan gaat de kaart mede, echter steeds via het Arbeidsbureau. Moet een werkstuk meerdere bewerkingen ondergaan, dan gaat de Fabrikatiekaart dus ook meerdere malen naar Arbeidsverdeelbureau, afdeeling Controle en naar verschillende werktuigmachines. Is de laatste bewerking verricht, dan gaat de kaart, na Arbeidsverdeelbureau en afdeeling Controle gepasseerd te zijn, mèt de deelen naar 't Magazijn, dat de deelen ontvangt en daarvan melding maakt op de Fabrikatiekaart. Deze laatste wordt daarna gezonden naar afdeeling Calculatie, die kostprijs materiaal invult, de loonbedragen, die op de Fabrikatiekaart vermeld staan, controleert met de loonbons en daarna den kostprijsi overneemt op een „Onderdeelen-kostprijskaart. VII. Onderdeelen-kostprijskaart. Zoodra de Fabrikatiekaart op afdeeling Calculatie ontvangen is en de kostprijzen van materiaal en loon daarop zijn vastgelegd, worden deze kostprijzen overgenomen op een kaartsysteem, waar elk onderdeel, gerangschikt naar stuknummer van het deel, een afzonderlijke kaart heeft. Het verloop van den kostprijs, gesplitst in materiaal en loon (dit laatste weer onderverdeeld in draai-, boor-, schaaf- en fraisloon etc.) van elk onderdeel, is op deze kaarten dus gemakkelijk na te gaan. VIII. Calculatiestaat. Ook deze wordt gemaakt als doorslag van de Kleine Montagekaart. Zoodra van Magazijn een Kleine Montage- N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. AFLEVERINGSKAART I Besteller Motor No. Aantal BENAMING g Bestemd voor Type D..4.IJ»*..-. 1 Brandstoftank & Besteldatum bene 600 0 x 1000 ig.... § Te leveren uiterlijk Uitvoering C. i/^AfsStér^^br " ^ 5 I 2stof KMF . ., ohlv Atofi. 1 56" Aftapkraan Aantal BENAMING B£u0k Aantal BENAMING ^ gt;g6en j. 2" Dekdop 15710 1 Deksel voor idem ... 15711 1 Sleutel voor idem ... 15712 1 Motor M.» compleet 4 54" Verz. schroef V710 1 Luchttank 40 Liter teekn. ^ 2" gaspijp X lg. « 1 Pij paansluiting 13085 compleet 20208 1 koperen pijp 2 Pijpaansluiting 13250 ^ yt" Manometer 13/6 0 x lg. ... 2 Wartelmoer 13248 %" Afsluiter voor fluit KMF 2 Beugel iy2" X XA lg. 1 F»"* compleet KMF | y» Moerbout V261 , „,. u, , t onco' 2 Beugel iy2"X 54" b.y. 1 Wierbak compleet 2082 * ft» Moerbout V261 6 1" Moerbout V386 2 1 Flens 17077 * il» easpijp X lg. 2 1" Moerbout V390 ? r,?k£n? PA80 ï Koperen pijp 9/12 0 X 6 1" Veerring V183 1 1" Buitenboordafsluiter F |£JF 2 1" Sluitring V169 1 Zeef voor buitenboord- 1 Koperen pijp'Vë 'P X e t . , , afsluiter lg i Schroefaskoker com- l i".Fjens i7H 1 geelkoperdraa'dTp'x ' Pleet 3 Pakkingen rA 0 i» 1 Vetpot voor idem com- 4 %" Moerbout v243 '*pleet SM 65 8 %" Rondkopbout X x Voetluchtpomp com- 1.25 Meter 1/2" Vetpakking 3A" lg nleet 1 Schroefas compleet ... 6 i/2" Rondkopbout X l Wartelstuk"ï.'.ï. 13236 1 Schroef 800 0 X 700 3°1 >/2" lang , Koperen pijp v. id. 4/6 spoed, naaf 45 X 60 1 Stuk koperen pijp 0 * le 0 X 140 lang 25/29 0 X lg V A ë 1 H^Hh^n. 1 4" Tusschenknalpot 1 St^ normale reserve- 1 Handbeweging 1 compleet deelen en inventaris 1 H.K. Beweging 1 4" gaspijp X lg. Afleveringskaart. Blz. 132. 132 kaart op Calculatie-afdeeling ontvangen is (waaruit blijkt dat het betreffende hoofdonderdeel gereed is), worden op den Calculatiestaat de kostprijzen ingevuld van alle deelen waaruit dit ftoo/donderdeel is samengesteld. Dit geschiedt voornamelijk aan de hand van de Onderdeelen-kostprijs kaarten. Verder wordt er bij gevoegd het loon van het monteeren van het hoofdonderdeel en dan is de totale kostprijs, verdeeld in materiaal en loon, bekend. De staten worden series-gewijze gerangschikt gehouden en de daarop vermelde gegevens worden ten slotte benut voor de recapitulatie, vermeld op de „Groote Montagekaart" (zie aldaar). Afleveringskaart. Is een motor geheel gereed en op Proefstation beproefd, dan wordt hij óf verzonden voor aflevering aan een der afnemers, die zelf voor den inbouw in een vaartuig (of bij stationaire motoren voor plaatsing te bestemder plaatse) zorg draagt, óf door eigen personeel in een vaartuig geplaatst. In 't laatste geval wordt door afdeeling Afleveringen direct bij ontvangst van de order een z.g. „Afleveringskaart" gemaakt, waarop zoo mogelijk alle deelen en artikelen worden vermeld, die voor inbouw van de machine noodig zijn. De kaart passeert de magazijnen, opdat deze kunnen nagaan of ze de verschillende artikelen voorradig hebben. Ze geven daarvan dan door een aanteekening op de kaart blijk. Indien dit van enkele deelen niet het geval is, gaat de kaart naar Inkoopafdeeling, die voor bestelling zorg draagt en de kaart dan weer terugzendt aan afdeeling Afleveringen, die het oog er op houdt en zoo noodig maatregelen treft dat alle benoodigde deelen tijdig gereed komen. De verschillende artikelen worden dan later op vertoon van de kaart, die inmiddels aan Inbouwafdeeling is gezonden, door de Magazijnen afgegeven, zoodra aan den inbouw begonnen is. Indien een arbeider met de inbouwwerkzaamheden aanvangt, kan hij slechts een loonbon bekomen op vertoon van de Afleveringskaart. Op deze laatste wordt dan het nummer, (de nummers) van de loonbon (s) genoteerd. 133 N.V. KROMHOUT MOTORENFABRIEK D. GOEDKOOP Jr., AMSTERDAM. Factuur No Factuurdatum TYPE M Periode Bestemd voor: OMSCHRIJVING Materiaal Ma^aal Ha£^nerk Kasposten Uitv. A Serie incl. res. deelen 1 Tussenenknalpot compleet ... 1 H.K. Beweging „ 1 Handelbeweging „ 1 Wierbak „ 2 Flenzen 2 Pakkingen No 1 Voetluchtpomp compleet .... 1 Leiding voor idem 1 Luchttank, L. compleet 1 Manometer voor idem 1 Penmoer 65 0 X 300 lang. ... 1 Kussenblok 65 0 1 %" Afsluiter voor fluit 1 1 I 1 Pijpaansluiting 13085 4 id. 13250 4 Wartelmoeren 13243 1 Wartelstuk 13236 Expeditiepont: Motor verzonden per Motor klaarmaken voor verzending Bon Pijpleiding polijsten Bon Electrische kraan Sjouwerlieden A MOTOR No. Besteld door: Inbouwlijst. Blz. 134. 134 Indien de inbouw dus voltooid is, staan zoowel alle materialen als nummers van de loonbons op de Afleveringskaart vermeld. De kaart wordt doorgezonden naar afdeeling Boekhouding als teeken dat de aflevering van den motor heeft plaats gehad en de factuur kan worden uitgeschreven. Heeft dit plaats gehad, dan wordt de kaart naar afdeeling Calculatie gebracht, die de kostprijzen invult op daarvoor speciaal ingerichte Inbouwlijsten. Inbouwlijst. De afdeeling Calculatie vult na ontvangst van de Afleveringskaart de kostprijzen van materiaal en loon en diversen (kasposten) van de op de Inbouwlijst voorkomende posten in. Door optelling wordt dan ten slotte het totaal bedrag van den kostprijs van een ingebouwden motor verkregen, gesplitst naar materiaal, loon en kasposten (vrachten, reisen verblijfkosten van monteurs etc.) *) Is de Inbouwlijst geheel gereed, dan wordt ze aan Boekhouding gezonden ter invulling van de kostprijzen op den doorslag van de desbetreffende factuur. *) Ten onrechte worden hier onder „kostprijs" alleen de directe kosten , genoemd, en blijven de indirecte kosten buiten beschouwing. N.V. KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE HOOGOVENS EN STAALFABRIEKEN, VELSEN. Inkoop- en magazijndienst van de hulpmaterialen voor het bedrijf en der materialen voor onderhoud en nieuwbouw. Inkoopafdeeling. b. Voor den inkoop van materiaal: 1. Ter aanvulling van den voorraad in het magazijn; 2. voor direct gebruik in het bedrijf. a. door middel van materiaal-aanvragen van den magazijnmeester; automatische aanvulling door middel van aan- teekenen minimum en maximum voorraad op de voorraadkaarten, zoodat de magazijnadministratie, wanneer de voorraad tot minimum terugloopt, dit aan inkoopafdeeling kan opgeven. Materiaal wordt aangevraagd door betreffende afdeeling per blauwe bon. Na accoordbevinding worden door inkoopafdeeling bij verschillende leveranciers prijzen aangevraagd. Uit ingekomen offerten wordt keus gemaakt, waarna order uitgeschreven wordt in viervoud. Origineel aan leverancier, twee copiën, resp. aan magazijn en archief, laatste copie in kaartvorm blijft op Inkoopafdeeling. Iedere order wordt volgens nummer in het orderboek geschreven, terwijl de kaart wordt opgeborgen in alphabetische volgorde, in houten bakken. Copie voor magazijn geeft magazijnmeester aanwijzingen omtrent op te zenden modellen, monsters, etc, terwijl bij aankomst der goederen tevens de bestemming bekend is. Aanvulling magazijnvoorraad Aankoop materiaal voor direct gebruik la het bedrijf 136 Copie voor archief. Controleeren uitstaande orders Facturen Prijzen Vrachten Invoerrechten Bovenkant bestelkaart is verdeeld in vakjes, waarin resp. de week en de maand aangegeven kunnen worden, waarin de levertijd verstreken is. Alle correspondentie betreffende een order wordt op achterkant bestelkaart aangeteekend. Deze worden bij ontvangst door Inkoopafd. van een nummer en datumstempel voorzien; daarna ingeschreven in register, waarna voorloopig opgeborgen. Onderscheiden worden facturen, waarin om termijnbetaling gevraagd wordt en gewone facturen. De „termijnfacturen" worden direct in behandeling genomen, aan diverse afd.-chefs ter parafeering voor fiat betalen doorgezonden, en vervolgens naar de Boekhouding voor betaling. De gewone materiaalfacturen wachten totdat de ontvangstmeldingen (origineel en duplicaat) binnen zijn, waarna factuur wordt doorgewerkt. Onder doorwerken wordt verstaan: controleeren prijzen, condities, berekeningen, onkosten, hoeveelheden en het afschrijven op orderkaarten, alsook het aanteekenen in het orderboek en ontvangstmeldingenboek. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, worden deze facturen ter parafeering fiat betalen aan de afd. chefs voorgelegd, waarna zij doorgaan naar de Boekhouding. Deze afdeeling teekent voor ontvangst in het facturenboek. In verband met 't bovenstaande wordt een emballageboek bijgehouden, waarin alle retour te zenden emballage wordt genoteerd. De verzendlijsten (zie beschrijving magazijndienst) worden aan de hand van dit boek gecontroleerd en voor eventueel nog openstaande posten worden credit-nota's gevraagd. Het materiaal, dat gedurende een periode (tijdperk van 4 weken) binnenkomt moet ook in de betreffende periode berekend worden. Er dient dus op gelet, dat de facturen tijdig inkomen. Teneinde de prijzen te kunnen controleeren, worden door Inkoopafdeeling prijsnoteeringen verzameld, aan de hand waarvan de contróle op facturen kan plaats vinden. Dit geldt alleen voor gevallen, waarin niet vooraf prijs is aangevraagd. Van vrachtnoteeringen dient de inkoopafdeeling op de hoogte te zijn, zoowel van spoor- als scheepsvrachten. Waar het buitenlandsche zendingen betreft, dient er op gelet of de goederen belast zijn, en zoo ja met welk per- 137 centage. Aan de hand van de tariefwet kan worden nagegaan of de goederen al dan niet belast zijn of met welk percentage. Magazijndienst. De belangrijkste werkzaamheden van het magazijn zijn: het ontvangen, het oordeelkundig opslaan en onderhouden en het verstrekken van materialen. Vrachtbrieven en beurtvaart-adressen worden door den Ontvangen van magazijnmeester ontvangen. Aan de hand hiervan contro- goederen leert hij het aantal colli, de gewichten en de omschrijving der verpakking. — In gevallen wanneer de inhoud der colli niet overeenstemt met de af paklijst wordt dit aan de inkoopafdeeling opgegeven, terwijl emballage en inhoud afzonderlijk gewogen worden. Nadat de goederen zijn uitgepakt worden zij op de ontvangstmelding in drievoud ingeschreven. De duplicaat ontvangstmelding gaat direct naar de magazijn-administratie waar, indien het voorraads-artikelen betreft, deze op de kaarten kunnen worden ingeschreven. Triplicaat blijft in magazijn. Op de ontvangstmelding wordt vermeld: datum van ontvangst, datum waarop de goederen zijn uitgepakt en gecontroleerd, frankeering, merken en aantal der colli, gemaakte onkosten, ordernummer en bestemming der goederen. De origineele ontvangstmelding is aan den achterkant in driën verdeeld. Een van de drie vakken bevat een keuringsrapport. Wanneer de magazijnmeester de ontvangstmelding heeft ingevuld gaat deze naar den betrokken afd. chef, die het materiaal keurt en zijn bevinding in het keuringsrapport aanteekent. Daarna komt de ontvangstmelding op de Inkoopafdeeling. Materialen, welke uit het bedrijf in magazijn terugkomen, worden begeleid door een retourbon. Voor dergelijk materiaal wordt dus geen ontvangstmelding geschreven. Op ontvanglijsten vult de magazijnmeester de materialen in, welke door hem zelf gekeurd worden en dus niet van speciaal technischen aard zijn; voornamelijk goederen, welke plaatselijk worden ingekocht, eenvoudige gereedschappen, huishoudelijke benoodigdheden, enz. 138 Opslaan van goederen Verstrekken van materiaal Lijst van verzenden materiaal Aanvulling magazijnvoorraad Magazijngoederen worden opgeslagen in het magazijn of daar buiten, al naar gelang van den aard van het materiaal. In het magazijn wordt het materiaal zooveel mogelijk soort bij soort opgeslagen. Alle artikelen van groot tot klein worden voorzien van het magazijnnummer, waaronder het op de voorraadkaarten voorkomt, zoodat door het magazijnpersoneel geen vergissingen begaan kunnen worden bij het opbergen en verstrekken. Het materiaal wordt verstrekt op af giftebons. Deze bons worden, indien het materiaal voorradig is, zoodra zij in het magazijn komen van een volgnummer voorzien. Zoodoende kan, wanneer de bons den volgenden dag naar de magazijnadministratie gaan, worden nagegaan of er een ontbreekt. Het artikelnummer wordt ook op den bon geplaatst, benevens het kaartnummer en zoo mogelijk de benaming. Reservemateriaal wordt verstrekt op rose bons. In de meeste gevallen wordt daartegen tijdelijk afgekeurd of reparatie behoevend materiaal ingeleverd. Laatstgenoemde materialen worden dan gerepareerd en wanneer zij gereed zijn komen zij in het magazijn terug, begeleid door een retourbon, uitgeschreven door den chef der werkplaats, die het materiaal repareerde. Goederen (geen hoogoven- en bijproducten) welke verzonden worden, zooals emballage, monsters, modellen, zuurstof- en gascilinders, goederen ter reparatie, enz. worden ingeschreven op lijsten van verzonden materiaal. Deze lijsten worden eens per week opgemaakt. De magazijnmeester moet toezien, evenals de magazijnadministratie, dat de voorraad op peil blijft. De voorraad mag nooit te groot zijn en evenmin mag een artikel geheel „out of stock" geraken. Een voorraad, toereikend voor twee a drie maanden, is in de meeste gevallen ruimschoots voldoende. De materiaalaanvraag wordt door den magazijnmeester ingevuld voor zoover betreft de omschrijving der goederen, het nummer hiervan en de nog aanwezige voorraad op den datum van invulling, benevens de bestemming der goederen. De kolommen minimum en maximum, gemiddeld verbruik en bestelling worden door magazijnadministratie en Inkoopafdeeling ingeschreven. Het bovenstaande behelst slechts het aandeel dat de magazijnmeester heeft in het op peil houden van den voor- 139 raad. Voor automatische aanvulling zie beschrijving Inkoopafdeeling. Magazijncontrole. De magazijncontrole geschiedt op drie manieren. 1. Bij nieuwe bestelling geeft de magazijnmeester op de aanvraagformulieren de aanwezige voorraden aan. Deze voorraden worden door de magazijnadministratie met de kaart-voorraden gecontroleerd. 2. Door middel van steekproeven. — Door de magazijnadministratie worden eens per 4 weken van een bepaalde groep steekproeven genomen. Het materiaal wordt dan door den ambtenaar van de magazijnadministratie persoonlijk geteld. 3. Permanente controle. — De geheele voorraad wordt geleidelijk in drie jaar opgenomen, ieder jaar een derde. De voorraad wordt door het magazijnpersoneel opgenomen en met de juiste benaming, het magazijnnummer en den datum van opneming op den controlestaat vermeld. Na deze bewerking komt de staat bij de magazijnadministratie ter vergelijking met den kaartvoorraad. Alle verschillen worden critisch onderzocht, met inachtneming van de tusschentijds ontvangen en verstrekte materialen. Magazijnadministratie. Nummering: Het materiaal is ondergebracht in zes hoofdgroepen n.1.: 1. Bouwmaterialen; 2. Electriciteits-artikelen; 3. Nieuw gereedschap en inventarisstukken; 4. Materialen van de mechanische afdeeling; 5. Reservedeelen van machines en inventarisstukken; 6. Diverse fabrieksbenoodigdheden, oliën, vetten, brandstoffen. De nummering der materialen geschiedt gedeeltelijk volgens decimaal stelsel en verder met opvolgende nummering. Alleen de twee eerste cijfers van links af zijn 140 volgens decimaalstelsel; daarachter wordt voor elke groep een aantal nummers gereserveerd. B.v.: t. Bouwmaterialen 11 Steenen 11.25 Natuurlijke steen, normale vuursteenen 11.26 tot 11.50 gebakken metselsteenen en drijfsteen 11.51 tot 11.75 gebakken profielsteenen enz. 2. Electriciteitsartikelen 21. Hoog-, laagspannings- en zwakstroom kabels en garnituren, leidingen 21. 1 tot 50 Hoogspannings grondkabel 6000 Volt 21. 51 tot 100 Hoogspanningsgrondkabel 10000 Volt enz. Iedere soort van materiaal wordt dus onder een nummergroep gebracht, waarvan een index bestaat, zoodat zelfs buitenstaanders eventueel in het kaartsysteem den weg kunnen vinden. Ontvangsten en verstrekkingen van magazijngoederen worden door de magazijnadministratie op de voorraadkaarten verantwoord. Ieder artikel heeft een eigen kaart, de kaart heeft hetzelfde nummer als het artikel. Dit nummer wordt in den linker bovenhoek van de kaart geplaatst, daarachter de benaming van het artikel. Op de kaarten moet verder vermeld worden minimum- en maximum voorraad, naam leverancier, eenheidsprijs, maand en week waarin een order is geplaatst (dit laatste ten einde te kunnen nagaan hoe het met den voorraad staat en met een oogopslag te kunnen constateeren of aanvulling voorraad te wachten is). Alle ontvangsten voor den voorraad worden in de daartoe bestemde kolom geboekt, van de duplicaat-ontvangstmeldingen. Ook de retourbon (geleidbrief van uit het bedrijf teruggekomen materiaal) heeft inboekingen op de voorraadkaart ten gevolge. Afboekingen vinden plaats naar aanleiding van de afgiftebon en de bon voor reserve materiaal. Het is noodzakelijk, dat alle bescheiden betreffende veranderingen in den magazijnvoorraad met zoo weinig mogelijk vertraging naar de magazijnadministratie gezonden 141 worden, teneinde de kaarten zooveel mogelijk met den werkelijken voorraad te doen overeenstemmen. De prijzen worden in bijna alle gevallen van de facturen Waarde der overgenomen en de bewerking is als volgt: materialen Zooals hierboven omschreven, komt de duplicaat-ontvangstmelding het eerst bij de magazijnadministratie om het artikel in te boeken. De prijzen zijn dan nog niet bekend. De duplicaat-ontvangstmelding gaat dan naar de Inkoopafdeeling en wordt daar bewaard tot de betreffende factuur en de origineele ontvangstmelding binnen zijn. De origineele ontvangstmelding is immers tevens keuringsrapport en zoodra dit binnen is en blijkt dat het materiaal is goedgekeurd, kan tot prijzen worden overgegaan. De factuur gaat nu met origineele- en duplicaat-ontvangstmelding en met de copie-bestelling naar de magazijnadministratie, waar de factuurwaarde op de ontvangstmelding en voorraadkaart wordt overgenomen. Op retourbon, afgiftebon en reservebon worden de prijzen ingevuld, terwijl tevens door den betrokken ambtenaar geparafeerd wordt in de vakjes achter „berekend" en „geboekt op kaart". De kolom „uitgaven" op de voorraadkaart is onderverdeeld in een kleine kolom, waarin de letters O.F.B. Hier wordt ingevuld of het materiaal bestemd was voor (O)nderhoud, (F)abrieksdoeleinden of (B)ouw. Het reservemateriaal wordt eerst afgeboekt wanneer het ingeleverd, en reparatie behoevende reservemateriaal, begeleid door retourbon uit werkplaats, in magazijn terugkomt, zoodat in- en uitboeking steeds in dezelfde periode plaats vindt. Aan het eind van iedere periode wordt een staat van Recapitulatie verbruikte materialen opgemaakt. Deze materialen worden verdeeld in drie groepen: Onderhoud, Fabrieksbenoodigdheden en Bouw. In deze staten worden slechts de waarden der materialen geboekt en het gaat hier uitsluitend om te weten hoeveel in totaal uit den magazijnvoorraad aan deze drie hoofden moet worden toegevoegd. In het hoofd van den staat wordt het nummer der hoofdgroep vermeld. Eenzelfde staat met uit het bedrijf retour gekomen materialen wordt opgemaakt, waarvan de bedragen in mindering van eerstgenoemde recapitulatie worden gebracht. Ook dient het opmaken van dezen staat om de Directie 142 een inzicht in de omzetten van het magazijn te geve. Met de gegevens omtrent de ontvangen materialen kan elke maand vastgesteld worden welke materialenafdeelingen groeien of achteruitgaan, zoodat de Directie tijdig maatregelen kan nemen om verderen groei te voorkomen. Het totaal van de uitgiften van het magazijn moet kloppen met wat door de Kostprijsafdeeling ten laste van de diverse bedrijfsafdeelingen gebracht wordt voor onderhoud, fabrieksbenoodigdheden, enz. Inventarisstaat Aan het einde van ieder boekjaar wordt de inventarisstaat opgemaakt. Hierin wordt het artikel omschreven, het nummer vermeld, voorraad begin boekjaar, totaal ontvangen, totaal verstrekt en voorraad einde boekjaar. Verder de eenheidsprijs, de eenheid, het bedrag en de op het einde van het boekjaar aanwezige waarde. Doordat ook omtrent totaal ontvangsten en uitgiften de cijfers vermeld worden, kan de Directie zich omtrent de doelmatigheid van diverse artikelen een oordeel vormen en daarover bespreking voeren met bedrijfschefs. De inventarisstaten zijn dus geen dood materiaal, zooals meestal het geval is. N.V. HOLLANDSCHE DRAAD- EN KABELFABRIEK, AMSTERDAM. 1. Controle op Loon en Materiaal. Toepassing van standaardkosten in de productie. In deze kartotheek is voor iedere kwaliteit draad of kabel, Karthotheek die gefabriceerd wordt, een kaart ingericht. vóórcalculatie Naast net technische recept voor de fabricatie, zijn op iedere kaart de hoeveelheden grondstoffen, n.1. koper, rubber en band aangegeven, die voor de fabricatie van een bepaald kwantum van die draad noodig zijn. Ook is het, door waarneming bij volledige bezetting, vastgesteld arbeidsloon (in geld), dat in de verschillende afdeelingen voor de bewerking van dit kwantum zal mogen worden betaald, op deze vóórcalculatiekaart aangegeven. De materiaalverstrekking aan de afdeelingen waar de vóórbewerkingen plaats vinden (zie hierachter bij de beschrijving van de functie van het arbeidsverdeelbureau) geschiedt door den magazijnmeester van het grondstoffenmagazijn op de werkbons, die door het arbeidsverdeelbureau zijn uitgeschreven. Deze magazijnmeester maakt vanaf de bons een afleveringsstaat en zendt dezen staat wekelijks mèt de bons naar het calculatiebureau. Daar worden de afleveringen aan de fabriek op grondstoffenstaten geschreven in kolom I. Voor iedere soort grondstof wordt een afzonderlijke staat bijgehouden. Op het magazijn voor gereed product worden door den magazijnmeester G. P. (gereed product) dagelijks staten ingevuld van de hoeveelheden product, die hij uit de fabriek heeft ontvangen. Van deze dagstaten maakte het calculatiebureau weekstaten, waarop de hoeveelheden gelijke producten, die op de verschillende dagen van de week gereed kwamen, bij elkaar worden opgeteld, zoodat per kwaliteit één hoeveelheid op dezen weekstaat voorkomt. Op de week- Materiaalcontröle 144 Weekstaat voor 4e Directie Periodieke inventarisatie Looncontröle Wekelijksche Looncontrölestaat voor de Directie staat wordt, aan de hand van de gegevens op de kaarten uit de kartotheek vóórcalculatie, uitgerekend hoeveel koper, rubber en band in de hoeveelheden gereed product verwerkt zijn. Deze berekende hoeveelheden worden wekelijks op de hierboven genoemde grondstoffenstaten in kolom II „Uit fabriek" ingevuld, waarna in kolom III „Fabrieks-Voorraad" het verschil tusschen de in kolom I en II opgenomen hoeveelheden wordt ingevuld. Van de cijfers in kolom I en II van alle grondstoffenstaten wordt een weekstaat voor de Directie gemaakt, die daardoor wekelijks van de materiaalbeweging in en uit de fabriek op de hoogte is. Periodiek worden de werkelijke hoeveelheden materiaal in de fabriek geïnventariseerd en deze hoeveelheden vergeleken met de hoeveelheden, die volgens de grondstoffenstaten aanwezig moeten zijn. Groote verschillen moeten worden opgehelderd. De bazen van de verschillende afdeelingen leveren dagelijksche productiestaten in, waarvan door het calculatiebureau wekelijksche productiestaten per afdeeling worden vervaardigd. Aan de hand van de gegevens op de kaarten van de kartotheek vóórcalculatie, wordt berekend hoeveel loon voor de productie in de verschillende afdeelingen theoretisch had mogen worden betaald. Deze theoretisch berekende loonbedragen per afdeeling worden vergeleken met het loon, dat werkelijk in die week voor iedere afdeeling werd uitbetaald, en het uitbetaalde loon wordt uitgedrukt in procenten van het theoretische loon. Deze gegevens worden voor alle afdeelingen op een staat verzameld en wekelijks aan de Directie voorgelegd. Indien het zóó berekende coëfficiënt te laag is, wordt de betrokken afdeelingsbaas ter verantwoording geroepen. De werkweek loopt van Maandag tot Zaterdag. Op iederen Maandag worden de bovengenoemde staten aan de Directie voorgelegd, zoodat, waar dit noodig is, onmiddellijk kan worden ingegrepen. N.V. HOLLANDSCHE DRAAD- EN KABELFABRIEK, AMSTERDAM. Controle op loon en materiaal. Blz. 143. N.V. HOLLANDSCHE DRAAD- EN KABELFABRIEK, AMSTERDAM. De functie van het arbeidsverdeelbureau. Blz. 145. 145 2. De functies van het Arbeidsverdeelbureau. Het arbeidsverdeelbureau dient in de eerste plaats om het werk in de fabriek zóódanig te verdeelen, dat een regelmatige productie verzekerd is, en dat iedere arbeider en machine steeds, indien mogelijk, voortdurend bezet is. Verder worden op het arbeidsverdeelbureau de afdeelings-staten voor de dagelijksche productie bijgehouden, waaruit, zooals in de andere beschrijving vermeld, de theoretische weekloonen worden berekend. Tenslotte heeft het tot taak er een overzicht van te verschaffen, welke partijen op ieder oogenblik in iedere afdeeling in bewerking zijn, en in welk stadium van gevorderdheid iedere order op elk oogenblik is. De gang van zaken is als volgt: De orders komen binnen, hetzij van klanten, hetzij van de verkoop-afdeeling, die uit de voorraad-administratie opmaakt wat aangevuld moet worden. Zij passeeren den Directeur, den bedrijfs-ingenieur en de vóórcalculatie en komen dan in het arbeidsverdeelbureau, terwijl een copie, ter bespoediging, reeds rechtstreeks vanaf de verkoop-afdeeling daarheen is gezonden. Op het verdeelbureau worden alle orders ingeschreven in een algemeen isoleer-programma, waarin reeds voor maanden vooruit staat aangegeven op welke tijdstippen de diverse orders in de isoleeraf deeling en de voortbewerkingsafdeelingen verwerkt zullen worden. Dat dit alleen voor de isoleer- of Tuder- en de daarvóór komende afdeeling geschiedt, komt, omdat de voeding van de er op volgende afdeelingen geheel bepaald wordt door de aflevering van de isoleerafdeeling. Het heeft dus slechts zin, het werk van de isoleermachines of tuders te plannen; de rest vloeit er automatisch uit voort. Uit dit algemeen programma worden de Weekprogrammtfs gelicht, aan de hand waarvan eenige dagen voordat een partij in bewerking zal worden genomen, het Planbord wordt ingevuld. De werkzaamheden in de verschillende afdeelingen worden aangegeven op kaarten, de werkbons; hiermede wordt het planbord ingevuld. Op het planbord zijn vertikaal uitgezet alle voorbewerkingsafdeelingen en tuder-machines. Horizontaal de dagen. In de rechthoekige vakken, welke 1 10 146 verkregen worden door de snijding der horizontale machine-kolommen met de vertikale dagen-kolommen, plaatst men nu de kaarten, zoodat iedere kaart aangeeft den dag, waarop de op die kaart genoemde partij in een bepaalde afdeeling verwerkt zal worden. De werkzaamheden in de afdeelingen na de tuder worden ook op kaarten uitgeschreven. Deze komen echter niet in het planbord, maar eenvoudig in bakken voor elke afdeeling. Ontvangt nu de werkman van de eerste afdeeling de opdracht tot het bewerken van een zekere partij, dan wordt de werkbon, die partij betreffende, uit het planbord genomen, en aan den werkman ter hand gesteld. Op deze bon verkrijgt hij tevens het benoodigde materiaal. Tot goed begrip moet worden vermeld, dat de voorbewerkingen tot de isolatie (welke de hoofdbewerking bij de draad-fabricage is) gelijktijdig worden verricht aan de 3 verschillende grondstoffen koper, katoen en rubber, zoodat wat wij hier afdeeling 1 hebben genoemd, in werkelijkheid de 3 eerste afdeelingen zijn. Zijn van een zekere partij de voorbewerkingen aangevangen, m.a.w. worden de bons betreffende die voorbewerkingen uit het planbord genomen, dan zet men op de tuderkaart van die partij in het planbord ruiters van verschillende kleur, teneinde gemakkelijk te kunnen zien of, en welke voorbereidingen van een partij onderhanden zijn. Is de bewerking in afdeeling 1 afgeloopen, dan geeft de betrokken afdeelingschef het door hem bewerkte materiaal verder aan afdeeling II. Tevens geeft hij de souche (welke aan iedere werkbon zit) van zijn bon aan den werkman van deze afdeeling en laat de hoofdbon voor ontvangst afteekenen. Met deze souche gaat afdeelingschef II naar het arbeidsverdeelbureau, en krijgt hierop zijn eigen werkbon uit het planbord; om het daaruit ontstaande heen en weer loopen zooveel mogelijk te voorkomen, gaat de jongste bediende 4 maal per dag de fabriek in om de oude kaarten op te halen en de nieuwe uit te deeien. Het bureau gebruikt de souche om er de z.g. „bestelorder" uit in te vullen, d.i. de kaart, die van iedere order wordt aangelegd en waarop wordt aangeteekend hoever de diverse afdeelingen met de afwerking van die order zijn. Dus b.v. order 1256: 147 afdeeling I 1000 K.G. verwerkt, totaal 1000 K.G. afd. I weer 1000 K.G. totaal 2000 K.G. afd. II 1000 K.G. totaal 1000 K.G. afd. I weer 1000 K.G. totaal 3000 K.G. afd. II 1000 K.G. erbij totaal 2000 K.G. afd. III 1000 K.G. totaal 1000 K.G. De hoofdbon van de bon van afd. I brengt de betrokken chef zelf naar het verdeelbureau, hiervan wordt in de eerste plaats aanteekening gemaakt op den dagproductie-staat van die afdeeling. Vervolgens gaan deze bons in bakken, en wel zóó, dat iedere hoofdbon gaat naar den bak van die afdeeling, waarheen het door zijn afdeeling bewerkte materiaal is gegaan; dus de bons van afd. I in den bak van afd. II. De bak van iedere afdeeling geeft dus het hierboven genoemde overzicht van het materiaal, dat in die afdeeling in bewerking is. Komt nu afdeeling III de souche van bon II inleveren, dan wordt de zoo juist genoemde hoofdbon I uit den bak II gelicht (ten teeken dat de partij uit afd. II is verdwenen) terwijl de terzelfder tijd ingeleverde hoofdbon II in bak III komt Het is duidelijk, dat bij het in bewerking geven eener partij aan de voorbewerking, (afd. I) er geen hoofdbon van een voorafgaande afdeeling is om in een bak voor afd. I te zetten. Hieraan wordt echter tegemoet gekomen door het plaatsen van de ruiters voor de voorbewerking op de tuderbons in het planbord. Men kan dan toch zien van welke partijen materiaal in de voorbewerking is. Dinsdag: Woensdag: Donderdag: N.V. NOORD-BRABAND, MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN, TE WAALWIJK. Beschrijving van de administratie. Aanvraagformulier.Strook. Controleregister. Stand tarief. Controlestaai De aanvraagformulieren worden, nadat zij zijn binnen gekomen, voorzien van een strook, waarop de administratieve handelingen staan aangegeven en welke door de betrokken bedienden op den datum wordt afgeteekend en geparafeerd. Na controleering der premie en nummering wordt de polis geschreven en wordt de post ingeschreven in het Controleregister. Voor elk tarief is een afzonderlijk controleregister in gebruik, of eigenlijk zijn er twee, n.1. één voor de bijschrijvingen en één voor de afschrijvingen. Het register der bijschrijvingen bevat het totaal van de in dat tarief verzekerde kapitalen en de in elke maand vervallen premie. Maandelijks worden alle kolommen geteld. De totalen der kolommen van het afschrijvings-register worden op het einde der maand in het bijschrijvingsregister overgenomen, en van de totaaltellingen in deze registers afgetrokken, zoodat het bijschrijvingsregister steeds op het einde der maand aangeeft wat in de verschillende maanden aan maand-, driemaand-, halfjaar- of jaarpremie moet worden ontvangen. Komen in een bepaald tarief veel inschrijvingen, dan wordt ook voor de bijschrijvingen een afzonderlijke staat gebruikt en wordt op het einde der maand het totaal hiervan in het controleregister overgenomen. Bij het begin van elke maand wordt hieruit een controlestaat gemaakt, aangevende wat van elk tarief in die maand moet verantwoord worden aan premie, gespecificeerd in maand-, driemaand-, halfjaar- of jaarpremiën. 149 Van de aanvraagformulieren af wordt de polis en voor iedere post een stel kaarten geschreven. De kaarten worden in viervoud gemaakt met de Elliot- Kaarten. Fisher schrijfmachine. Deze kaarten doen achtereenvolgens dienst als: 1. premiekaart; 2. reservekaart; 3. stamkaart (algemeene klapper) ; 4. inschrijf premiekaart (Inspecteurs). Bij 4 moet opgemerkt worden, dat, wanneer deze kaart voor de berekening der inschrijf premie voor de Inspecteurs is gebruikt, zij daarna dienst doet als z.g. Expiratiekaart. De kaarten onder 1 en 4 genoemd worden opgeborgen in Visiblex register. een z.g. „Visiblex" register (de inschrijf premiekaart alleen zoolang zij als zoodanig dienst doet). De groepeering der kaarten is als volgt: Groepeering Die der premiekaarten (ad. 1) in de registers is per kaarten, agentschap en verder per tarief en in volgorde der polisnummers. De reservekaarten worden gegroepeerd in bakken per tarief, verder naar duur en volgorde der leeftijden. De stamkaarten in bakken en in volgorde der polisnummers. De inschrijfkaart in registers per Inspecteur en in volgorde der polisnummers. De laatstgenoemde kaart wordt als „Expiratiekaart" gegroepeerd in bakken naar de expiratiejaren. De kwitanties worden vervaardigd met de „Adrema" Kwitantie, adresseermachine met automatische sorteerinrichting. De eerste kwitantie zal als regel, omdat deze tegelijk met de polis wordt verzonden, met de hand worden geschreven. Van het aanvraag-formulier wordt het kwitantieplaatje (stencil) geponst. Doordat de machine de kwitanties automatisch sorteert, kunnen alle plaatjes van elk agentschap bij elkander worden gehouden en komen zij ook in de laden gesorteerd per agentschap en verder per tarief in volgorde der polisnummers. De volgorde der plaatjes in de laden is dus juist en volkomen gelijk aan de volgorde der premiekaarten in de registers. 150 Premienota Contróle Journaal premie-nota. Controle Inschrljfpremle agenten Elke maand worden de kwitanties vervaardigd, die in de daarop volgende maand vervallen. Eveneens worden met deze machine de kwitantielijsten vervaardigd, welke evenwel afzonderlijk moeten worden geteld (zie verder controle premienota). Op het einde der maand worden uit de premiekaarten de premienota's per agent vervaardigd op de Burroughs Telmachine, van de posten, die in de daarop volgende maand vervallen. Het totaal van de premienota van elk agentschap moet overeenstemmen met het totaal van de kwitantielijst van dat agentschap. De eindtellingen der premienota's worden op een journaalstaat gerecapituleerd. De kolom premie op den journaalstaat moet overeenstemmen met het totaal van het controlestaatje, opgemaakt uit de controleregisters. Wanneer deze controle stemt, bestaat de zekerheid dat alle premiën over de verschillende agentschappen zijn verantwoord, en is tevens het totaal der verantwoorde premie, verdeeld over de verschillende tarieven en gespecificeerd in maand-, driemaand-, halfjaar, of jaar-premiën, verkregen. Bij eiken nieuw ingeschreven post wordt eveneens een premienota gevoegd, welke als regel met de hand wordt geschreven. Hiervoor is nog een boekje in gebruik met om beurten een geperforeerd en vast formulier. Het geperforeerd formulier gaat bij de polis, terwijl het achter blijvende formulier op het einde der betreffende maand op den journaalstaat wordt bijgevuld. De premienota's worden met doorslag in duplo vervaardigd. Het eerste formulier is bestemd voor den agent, terwijl van het 2e formulier af de boeking plaats heeft op de rekening-courant van den betrokken agent. De inschrijfpremie der agenten wordt verrekend in evenveel gelijke deelen als waarin de eerste jaarpremie wordt voldaan. Het bedrag dat bij eiken termijn moet verrekend worden, wordt op de kaart in het daarvoor bestemde vakje ingevuld en bij het maken der premienota hierop overgenomen. Maandelijks wordt, vóór met het maken der premienota 151 een aanvang wordt gemaakt, nagegaan van welke inschrijvingen de geheele inschrijfpremie is verrekend en van deze posten het bedrag der inschrijfpremie op de kaart doorgehaald. De agenten maken voor de opgave van „Royementen, Afkoopen, Expiratiën en Overlijden" gebruik van éénzelfde formulier. Echter moet in het hoofd van het formulier worden aangegeven voor welke mutatie het formulier gebruikt wordt. Zulks geschiedt n.1. door op het formulier de mutaties waarvoor het niet gebruikt wordt door te slaan. Het is voorgeschreven dat alleen de afschrijvingen ter oorzake van éénzelfde mutatie op één formulier mogen worden opgenomen. Dit formulier dient dus weder als grondslag voor alle boekingen, die in de administratie moeten worden gemaakt. Deze verschillende handelingen zijn onderaan het formulier vermeld en moeten door de betrokken bedienden worden afgeteekend en geparafeerd. Vooral bij het royement zal het voorkomen dat de agent een of meer kwitanties, waarvoor hij is belast, niet heeft geïncasseerd. Op het formulier wordt aangeteekend voor welke bedragen hij in dit geval moet worden gecrediteerd. Aan de hand van dit formulier worden de premiekaart, het kwitantieplaatje en eventueel de voorschotkaart gelicht en heeft de afschrijving in het controleregister plaats. Hierbij op te merken dat het bedrag aan kwitanties, waarvoor de agent eventueel gecrediteerd moet worden, mede in het controleregister moet worden opgenomen en wel in de laatste kolom „Terug te boeken premie". Daardoor kan uit het controleregister niet alleen worden opgemaakt welk bedrag aan premiën in eene bepaalde maand moet verantwoord worden, maar tevens welk bedrag per saldo werkelijk in die maand verantwoord is. De formulieren, welke naar aanleiding van bovenstaand formulier van afschrijving moeten worden ingevuld, zijn dus: Wanneer de afschrijving een royement betreft, waarbij kwitanties moeten worden gecrediteerd, het formulier „Premienota teruggezonden kwitanties". Dit formulier wordt in triplo vervaardigd, waarvan het le formulier bestemd is voor den agent, het 2e voor de Afschrijvingen: Formulier „Opgave af te schrijven posten". Priemienota Teruggezonden kwitanties 152 Creditnota wegens uitbetaling. Kwitantie. Afschrijving wegens verhuizing. Nota verhuizing Premienota Verhuizingen. boeking in het rekening-courantboek en het 3e voor het journaal. Betreft de afschrijving een overlijden, expiratie of afkoop, dan moet tevens de „Creditnota wegens uitbetaling" worden vervaardigd. Voor alle drie mutaties is eenzelfde formulier in gebruik, terwijl in het hoofd van het formulier moet worden ingevuld voor welke mutatie het formulier wordt gebezigd, dus: „Overlijden", „Expiratie" of „Afkoop". Daardoor is het mogelijk de journaalstaatjes weder zeer gemakkelijk per oorzaak van afschrijving te sorteeren. De kwitantie voor de uitbetaling wordt op de schrijfmachine vervaardigd. Wanneer men maandelijks het grootboek wenscht bij te werken (maar het is mogelijk dit eiken dag te doen) dan worden de verschillende journaalstaatjes per soort eerst op een verzamelstaat gerecapituleerd. De afschrijvingen wegens „Verhuizing" worden op een afzonderlijk formulier opgegeven. Daar een verhuizing geen verandering brengt in de elke maand te verantwoorden premie, behoeft van de verhuizingen geen aanteekening te worden gemaakt in het Algemeen controle-register. Echter bestaat wel een afzonderlijk controle-register Verhuizingen „bij" en „af". Het is duidelijk dat het totaal op het einde der maand van de bijgeschreven posten gelijk moet zijn aan het totaal der afgeschreven posten. Aan de hand van het afschrijvingsformulier worden de provisiestaat en het kwitantieplaatje gelicht en wordt het agenten No. op de voorschotkaart veranderd. Daar de nieuwe agent, voor inboeking in zijn register, de volledige gegevens moet ontvangen van den overgeschreven post, wordt van de premiekaart af en zoo noodig van de voorschotkaart de „Nota van Verhuizing" gemaakt. Dit formulier wordt in duplo vervaardigd, waarvan het le formulier is bestemd voor den agent, en het 2e in het archief wordt opgeborgen. Het formulier is zoodanig ingericht dat de gegevens van twee verzekerden daarop kunnen worden opgenomen. Wanneer eventueel nog kwitanties onbetaald zijn, moet tevens worden opgemaakt de „Premienota Verhuizingen". N.V. NOORD-BRABAND, MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN, WAALWIJK. Viervoudig kaartformuUer, in gebruik voor de inschrijving der nieuwe posten. Blz. 149. É N.V. NOORD-BRABAND, MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN, WAALWIJK. . moord - brabamd mu \Ari vtRZfcKtmriG ophèt uevtn. DEHANDtLIMG VAM MIEÜWE VtRZtKtRIMG5P05Tfcn E.M COMTRÓLt OP InlïIMG PRtMIEGtLDEJi Schematische voorstelling van de contróle op de inning der premiën. ■ 153 Dit formulier wordt in vijfvoud vervaardigd, waarvan het le formulier bestemd is voor den agent op wiens agentschap de post wordt bijgeschreven; het 2e is bestemd voor den agent van wiens agentschap de post wordt afgevoerd; van het 3e formulier af wordt de rekening-courant van den nieuwen agent bijgewerkt; van het 4e formulier wordt de rekeningcourant bijgewerkt van den agent van wiens agentschap de post wordt afgeschreven, terwijl het 5e formulier bestemd is voor bijwerking van het journaal. Aan de hand van het afschrijvingsformulier worden eveneens de reservekaarten uitgelicht. Elke maand worden de uitgelichte reservekaarten „per oorzaak van afschrijving" gesorteerd en gerecapituleerd. Het totaal verzekerd kapitaal der uitgelichte reservekaarten moet tariefsgewij ze overeenstemmen met het totaal afgeschreven kapitaal en het controleregister. Uit de inspecteurskaarten wordt per 3 maanden de te goed komende provisie der Inspecteurs opgemaakt. Kaarten waarop de geheele provisie verrekend is worden uitgelicht en verder naar het jaar van Expiratie gesorteerd opgeborgen. De door afschrijving vervallen kaarten worden eveneens in beide groepen uitgelicht. Alle voorkomende mutatiën worden aangeteekend op de stamkaarten, zoodat deze kaarten steeds een volledig overzicht geven van het geheele verloop van alle ingeschreven posten. Controle afschrijvingen met reservekaarten Afslultpro visie Inspecteurs. Stamkaarten. COÖPERATIEVE VEREENIGING „CENTRAAL BEHEER G. A." AMSTERDAM. De mechanische bewerking van administratieve en statistische gegevens ten behoeve van verschillende bij „Centraal Beheer" aangesloten organisaties. De organisatie „Centraal Beheer" is een Coöperatieve Vereeniging, weivan „Centraal ker hoofddoel is het voeren van de administratie harer leden. Elk dezer leden — thans elf in getal — is een werkgeversorganisatie welke zich, uitgaande van het beginsel van „zelf doen", ten doel heeft gesteld het op zuiver onderlingen grondslag dragen van eenig bedrijfsrisico. De constructie dezer werkgevers-organisaties is onderling verschillend. Bij sommige harer zijn de deelnemende werkgevers meerendeels niet rechtstreeks aangesloten, doch zijn zij lid van een groep (risico-vereeniging, verzekeringsvereeniging) en is deze groep lid van de hoofdvereeniging. Bij andere weer zijn alle deelnemende werkgevers wèl rechtstreeks als lid aangesloten. Van het belangrijkste deel van deze organisaties ligt de werkzaamheid op het terrein der sociale verzekering. Daarnaast echter staan er enkele, welke zich bezig houden met hetgeen men, in tegenstelling tot de „sociale" verzekering, zou kunnen noemen „commercieele" verzekering. Het beheer nu van deze gansche, groote groep van werkgevers-organisaties wordt gevoerd door „Centraal Beheer", waardoor is bereikt, dat elke organisatie thans veel economischer geadministreerd kan worden dan het geval zou zijn, indien zij daartoe geheel op zich zelf ware aangewezen. Immers: één Directie, één personeel en één kantoorinrichting voeren voor elk dezer leden de geheele administratie en het totaal der administratiekosten over elk boekjaar wordt over de leden omgeslagen volgens een bepaald systeem hetwelk waarborgt, dat het aandeel van ieder lid in dezen omslag in juiste verhouding staat tot de ten be- 155 hoeve van dit lid door „Centraal Beheer" verrichte werkzaamheden. Ongeveer vijf jaar geleden heeft „Centraal Beheer" een belangrijke uitbreiding gegeven aan de mechanisatie van hare administratie. De ervaringen, welke „Centraal Beheer" gedurende die jaren met mechanische bewerkingen heeft opgedaan, zijn zeer gunstig te noemen. Deze machinale bewerkingen werden toegepast in de administratie van de volgende als lid tot „Centraal Beheer" toegetreden organisaties: 1 °. De Centrale Werkgevers Risico-Bank, bestaande uit ruim 80 Direct-aangeslotenen en 52 Risico-Vereenigingen. Krachtens artikel 54 der Ongevallenwet 1921 (art. 52 der Ongevallenwet 1901) is de werkgever bevoegd het risico der bij deze wet geregelde verzekering over te dragen aan eene Vereeniging. Zoodanige Vereeniging is de Centrale Werkgevers Risico-Bank. De bij haar aangesloten werkgevers betalen geen premie aan de Rijksverzekeringsbank, doch dragen gezamenlijk volgens het onderling systeem de kosten, welke uit de wettelijke ongevallenverzekering hunner werklieden voortvloeien. 2°. De Centrale Landbouw-Onderlinge met 11 verzekeringsvereenigingen en 3 Direct-aangeslotenen. 3°. De Tuinbouw-Onderlinge. De Centrale Landbouw-Onderlinge en de Tuinbouw-Onderlinge zijn beide door de Koningin erkend als Bedrijfsvereeniging in den zin van artikel 13 der Land- en Tuinbouw-Ongevallenwet. Beide Vereenigingen hebben als zoodanig tot taak de uitvoering van de uit genoemde wet voortvloeiende verzekering van de arbeiders harer leden. Daarnaast houden zij zich bezig met de vrijwillige (d.i. niet wettelijk-verplichte) verzekering tegen ongevallen, met ziekteverzekering en met verzekering tegen de gevolgen van z.g. wettelijke aansprakelijkheid. 4°. Zee-Risico, met 14 Direct-aangeslotenen en 4 Verzekeringsvereenigingen. Zee-Risico is belast met de uitvoering der Zeeongevallenwet ten aanzien van nagenoeg de gansche Nederlandsche handels- en visschersvloot en heeft voorts de zorg voor de uitvoering van enkele andere voorzieningen op het gebied van ongevallen- en ziekteverzekering van zeevarenden. 5°. Ziekte-Risico met 15 Ziekte-Risico-Vereenigingen en 2 Direct-aangeslotenen. De tot de Ziekte-Risico-Vereeniging toegetreden werkgevers dragen aldus onderling het risico, voortvloeiend uit de contractueele verplichting, om aan hunne arbeiders ingeval van ziekte gedurende zekeren tijd ziekengeld te betalen. 156 6°. Vervoer-Risico. Onderlinge transportverzekering. Zeer geleidelijk werd op bovengenoemde organisaties de mechanische bewerking toegepast, hetgeen het niet te onderschatten voordeel heeft opgeleverd, dat de personen, welke steeds volgens het oude systeem gewerkt hadden, zich langzamerhand aan de nieuwe methoden konden aanpassen en zich voordoende moeilijkheden geleidelijk opgelost konden worden. In gebruik zijn- De machines, welke voor de uitvoering van mechanische de machines bewerkingen gebruikt worden, bestaan uit: a. Eene complete „Powers" installatie, (ponsmachines, sorteermachine en afdruk-, tevens telmachine); b. Eene complete „adresseer"-installatie. c. „Burroughs" boekhoud-machines; d. „Elliott-Fisher" type-machines; e. Rekenmachines van verschillende systemen. Hieronder volgen eenige bijzonderheden omtrent de toepassing van machines ten behoeve van de administratie der mervorengenoemae vereenigingen. Bij deze organisatie is de Elliott-Fisher machine zonder tel-apparaat in gebruik voor de ongevallen-administratie. De Risico-Bank ontvangt van de ongevallen, die voor hare rekening komen (± 50.000.— per jaar) van de Rijksverzekeringsbank een doorslag van het aangifte-formulier en eveneens afschrift van de achtereenvolgens door de Rijksverzekeringsbank (R. V. B.) genomen beslissingen betreffende de toekenning van schadeloosstellingen, die de RisicoBank aan de R.V.B. moet restitueeren. Zoodra de eerste beslissing, waarbij geneeskundige behandeling of een tijdelijke uitkeering wordt toegekend, ontvangen wordt, worden met de Elliot-Fisher machine in één bewerking 4 formulieren van verschillend model ingevuld, n.1. a. een ongevalskaart, die als basis voor de verdere administratie dient; b. een bijna gelijkluidende kaart voor de statistiek; c. een berichtkaart, waarbij den werkgever mededeeling wordt gedaan van de toegekende schadeloosstelling; d. een formulier, waarop nominatief alle ongevallen van denzelfden werkgever worden genoteerd. Zooals gezegd, vormt de sub. a. genoemde kaart de basis voor de bewerkingen, die ten behoeve van de administratie le. Centrale Werkgevers Risico-bank (Risico-bank) Ongevalskaart 157 der Risico-Bank verder moeten plaats vinden. Deze bewerkingen geschieden in hoofdzaak met behulp van de Powersinstallatie. Tot goed begrip van deze bewerkingen is het noodig te weten, dat bij de Risico-Bank naast een aantal groote werkgevers, die hun eigen risico dragen, zijn aangesloten 52 Risico-Vereenigingen, wier leden gezamenlijk de kosten der ongevallen dragen, waarbij nog weer te onderscheiden zijn Risico-Vereenigingen, bij welke alle kosten in den omslag worden gebracht en andere, bij welke een zeker percentage van de tijdelijke uitkeeringen door de leden individueel wordt gedragen. De R.V.B. heeft met deze inwendige aangelegenheid van de Risico-Bank niet te maken. Zij brengt de kosten der ongevallen op maandelijksche afrekeningsstaten zonder meer in rekening aan de Risico-Bank, wier administratie dus in de eerste plaats tot taak heeft deze kosten te verdeelen over de verschillende werkgevers, die hun eigen risico dragen en over de Risico-Vereenigingen. Het is dus noodig bij ontvangst van de afrekeningsstaten deze aan te vullen met gegevens, waardoor de splitsing mogelijk wordt, n.1. met de nummers waaronder de werkgevers en de Risico-Vereenigingen in de administratie der Risico-Bank bekend zijn. Nadat dit geschied is en de lijsten voor verdere bewerking geschikt gemaakt zijn, wordt met behulp van de Powers-ponsmachine van iedere in rekening gebrachte schadeloosstelling een ponskaart gemaakt. Het is n.1. voor de administratie noodzakelijk, dat de gegevens worden verzameld: per ongevalsmaand en per ongevalsjaar; per aard van de schadeloosstelling (geneeskundige behandeling, tijdelijke uitkeering, voorloopige rente, blijvende rente, begrafeniskosten); per werkgever; per Risico-Vereeniging. Verder worden afzonderlijke ponskaarten gemaakt van staüstiekkaart de door de Elliott-Fisher machine gemaakte kaart voor de statistiek, teneinde de ongevallen te kunnen splitsen naar oorzaken. Deze ponskaarten bevatten 45 rijen, elke rij bestaande uit de cijfers 0 tot en met 9. De gegevens voorkomende op de afrekeningsstaten en welke alle aan de hand van voor dat doel samengestelde codes in cijfers zijn omgezet, worden achtereenvolgens uit de kaarten geponst; vervolgens wordt van deze kaarten „staat-gewijze" op de „af- 158 drukmachine" een afdruk gemaakt en wordt nagegaan of zich daarin fouten bevinden. In de plaats van eventueel foutief geponste kaarten, worden verbeterde kaarten gemaakt. Zoodra van alle staten de desbetreffende kaarten geponst en gecontroleerd zijn, worden deze kaarten door de Powers „sorteer-machine" gerangschikt en wel per Vereeniging in volgorde van den werkgever, volgens den aard van het ongeval en volgens het ongevalsjaar en worden naar deze rangschikking lijsten gemaakt op de af drukmachine. Elk dezer lijsten geeft dan, daar de af drukmachine tevens optelt, het totaal der uitgekeerde bedragen per werkgever, per aard van het ongeval en per ongevalsjaar. Vervolgens worden de kaarten, welke betrekking hebben op ongevallen, voorgekomen bij de direct-aangeslotenen, Afrekenings- van de overige kaarten gescheiden. Dit is noodig, omdat de staat direct-aangeslotenen iedere maand een afrekeningsstaat ontvangen over de door de Rijksverzekeringsbank in die maand ter zake van in hun onderneming voorgekomen bedrijfsongevallen gedane betalingen. Te dien einde worden de eerstgenoemde kaarten, na weder door de sorteermachine gerangschikt te zijn, opnieuw afgedrukt, doch thans op daarvoor speciaal bedrukte afrekeningstaten. Deze staten zitten harmonica-gewijze aan elkaar met perforatie; het is daardoor mogelijk, deze staten onafgebroken door de afdruk-machine met gegevens te doen bedrukken, terwijl dan later de perforatie verbroken wordt. Nadat op deze afrekeningsstaten de namen van de getroffenen zijn ingevuld, worden deze voorzien var* een begeleidend schrijven, aan de desbetreffende werkgevers toegezonden. De adresseering van hét begeleidend gecyclostileerde schrijven geschiedt door middel van de adresseermachine, terwijl de enveloppen, waarin een en ander verzonden wordt, eveneens door de adresseer-machine van adres voorzien wordt. Ook de adressen voor de desbetreffende kwitantiën levert laatstgenoemde machine. Aan het einde van elk boekjaar wordt een overzicht gemaakt van de ongevallenkosten, welke elke werkgever heeft gehad en wel gesplitst naar den aard der schade en naar het ongevalsjaar. De kaarten van deze werkgevers zijn alle aanwezig, daar dit dezelfde kaarten zijn die, zooals niervoren omschreven, gebruikt worden voor het maken van de ongevalslijsten; er is dus thans niets anders te doen, dan deze kaarten voor den dag te halen, ze te groepeeren per 159 Vereeniging, per ongevalsjaar en per aard van de schade en ze daarna te sorteeren per werkgever, waarna men door middel van de afdrukmachine op rollen papier van ettelijke meters lengte de gewenschte gegevens verkrijgt, noodig voor de financieele statistieken en verslagen. De uitvoering der verzekering vereischt de beschikking over een jaarlijksche statistiek, uit welke de oorzaken der plaats gehad hebbende ongevallen moeten blijken. Deze statistiek wordt eveneens op mechanische wijze geleverd en wel op de volgende wijze. Zooals hierboven gezegd, is de door de Elliott-Fisher gemaakte afdruk, sub b. bedoeld, eene statistiekkaart. Deze kaart behoeft slechts aangevuld te worden met het cijfer, dat de oorzaak van het ongeval uitdrukt b.v.: 1 = ongeval, veroorzaakt door stoomketels, 106 = ongeval door het vallen van een steiger, enz. De kaart is dan gereed om verder machinaal bewerkt te worden. Vooreerst worden aan de hand van de gegevens, welke op de statistiek-kaarten voorkomen, op de „ponsmachine" ponskaarten gemaakt, voor elke statistiek-kaart één ponskaart. Nadat alle kaarten met behulp van de „sorteermachine" gerangschikt zijn per Vereeniging, in volgorde van ongevalsnummer en werkgever, wordt door de „afdrukmachine" een getrouwe weergave van de uitgeponste gaatjes der kaarten gegeven in den vorm van cijfers en getallen. Aan de hand van dezen afdruk wordt nu op de oorspronkelijke kaarten, die in dezelfde volgorde liggen als de geponste kaarten, nagegaan of van elke statistiekkaart een ponskaart is gemaakt. Blijkt dit het geval te zijn, dan wordt met behulp van de sorteermachine gesorteerd: 1°. per Vereeniging en 2°. voor elke Vereeniging naar oorzaak-cijfers, waarna door middel van de afdrukmachine het resultaat in cijfers wordt overgebracht. Het totaal van het aantal ongevallen, dat in de bepaalde Vereeniging dezelfde oorzaken heeft, wordt door de machine automatisch gegeven. Dit geschiedt doordat in één bepaalde rij van de ponskaarten het cijfer 1 is uitgeponst; zijn er b.v. twaalf kaarten met als oorzaakcijfer 103 dan geeft de machine als totaal van die groep het cijfer 12. Teneinde te komen tot een oorzaken-statistiek van alle bij de Centrale Werkgevers Risico-Bank aangesloten werkgevers, worden de kaarten betreffende alle Risico-Ver- Statistiek naar de oorzaken der ongevallen 160 eenigingen en Direct-Aangeslotenen bijeengenomen en vervolgens gesorteerd naar oorzaak-cijfer. Daarna loopen alle kaarten door de „afdrukmachine" en geeft deze dan automatisch weer, hoeveel van de in het betrokken kalenderjaar ten laste der Risico-bank gebrachte bedrijfsongevallen onder elk der diverse oorzaken-rubrieken valt. 2e. Centrale Aangezien beide organisaties op gelijke leest geschoeid landbouw- zjjn> worden zij ook op gelijke wijze administratief behanonderhnge en ° ' 1 3e. Tuinbouw- aeV?' ,, _,. . . , onderlinge Van de ongevallen, die in het land- en tuinbouwbedrijf aan de voor rekening der beide bedrijfsvereenigingen verzekerde arbeiders of patroons overkomen, wordt door middel van een aangifte-formulier aangifte gedaan. Dit geschiedt: a. door bemiddeling van een der 317 Secretarissen der Landbouw-Onderlinge (L.O.) b. door bemiddeling van een der 59 Secretarissen der Tuinbouw-Onderlinge (T.O.) c. door den aangesloten werkgever rechtstreeks aan het Hoofd- of Bijkantoor. Van deze ongevalsaangiften worden met behulp van schrijfmachines eenige ongevalskaarten gemaakt, welke dienen voor de administratie. Daarop worden o.a. achtereenvolgens aangeteekend de terzake van het ongeval genomen beslissingen, alsmede alle betalingen, die plaats hebben. De betalingen geschieden n.1. door de hierboven genoemde Secretarissen der L.O. en T.O. en door de Bijkantoren te Rotterdam, Leeuwarden, Groningen, Arnhem, Utrecht en Goes, of door de correspondentschappen te Zwolle en Breda, dan wel rechtstreeks door de kantoren 's-Gravenhage en Amsterdam. Iedere betaling wordt, na aanteekening op de bovenbedoelde ongevalskaart, op een afzonderlijke lijst genoteerd in zoodanigen vorm, dat deze gegevens gemakkelijk kunnen worden overgebracht op een ponskaart. De aldus verkregen ponskaarten kunnen vervolgens op allerlei wijzen worden gesorteerd met de Powers-sorteermachine, zoodat verschillende gegevens met behulp van deze kaarten onmiddellijk van de Powers-afdrukmachine zijn te verkrijgen. Zoo worden de navolgende sorteeringen vereischt: a. de kaarten te sorteeren per ongevalsjaar. b. de kaarten te sorteeren naar de Plaatselijke Ongeval- 161 len Commissie of naar de Provincie, ten laste van welke de uitkeering komt. c. de kaarten te sorteeren naar den aard der schadeloosstelling, als uitkeering aan den getroffene binnen en na 26 weken, vergoeding voor geneeskundige behandeling, enz. d. de kaarten te sorteeren per werkgever. e. de kaarten te sorteeren per ongevalsnummer. ƒ. de kaarten te sorteeren per oorzaak van het ongeval. Combinaties van deze en zoo noodig andere sorteeringen, leveren zoodoende spoedig de totaalkosten van de geneeskundige behandeling in een bepaalde provincie, enz. Voor het gebruik van deze gegevens worden de gesorteerde kaarten door middel van de „afdrukmachine" afgedrukt op rollen. Jaarlijks worden alle kaarten, die in dat jaar zijn vervaardigd, gecontroleerd en worden alle nog bestaande fouten verbeterd en inmiddels bekend geworden wijzigingen aangebracht. Na afloop van drie jaar worden alle kaarten weer bij elkaar gevoegd en worden daarvan de door de administratie verlangde gegevens op rollen afgedrukt. Men verkrijgt daarbij bijv. alle kosten der geneeskundige behandeling over een reeks van jaren, waarbij dan nog naar eenzelfde ongevalsjaar een splitsing kan worden gemaakt. Van de ongevallen aan zeelieden overkomen moet door 4e. Zee-risico de zorg der bij Z.R. aangesloten reederijen aangifte worden gedaan aan de Directie. De ongevallen-administratie, die gevoerd wordt op het kantoor te Amsterdam, heeft daarbij de medewerking van de kantoren te 's-Gravenhage, Rotterdam, Goes en Groningen, terwijl bovendien uitbetalingen geschieden door tusschenkomst van de kantoren der Reedersvereenigingen te Maassluis, Vlaardingen, Katwijk, Noordwijk en IJmuiden. De Vereeniging Zee-Risico, op denzelfden voet als de Risico-Bank georganiseerd, telt naast een aantal reederijen, die haar eigen risico dragen, een viertal Verzekeringsvereenigingen, n.1. de Groote Vrachtvaart-Onderlinge, de Haringvisscherij-Onderlinge, de Vischvaart-Onderlinge „IJmuiden" en de Gemengde Zeevaart-Onderlinge. De uitbetalingen, door de verschillende kantoren gedaan, moeten dus weder evenals bij de Risico-Bank over deze verschillende onderdeelen verdeeld kunnen worden. Hiervoor wordt wederom gebruik gemaakt van de Powers-Installatie, die i ïi 162 tevens gelegenheid biedt alle gewenschte statistische gegevens te verzamelen. Van alle schadeloosstellingen worden afzonderlijke ponskaarten gemaakt, die na correctie in verschillende groepeeringen kunnen worden samengebracht, zooals hiervóór voor de Risico-Bank en de Land- en Tuinbouw-Onderlinge werd uiteengezet. 5e. Ziekte-risico De werkgever, die bij „Ziekte-Risico" is aangesloten en in wiens bedrijf een ziektegeval voorkomt, zendt hiervan een aangiftekaart bij „Centraal Beheer" in. Zoodra een ziektegeval is afgeloopen, zendt diezelfde werkgever een kaart inhoudende herstelbericht. Dit inzenden geschiedt hetzij bij het Hoofdkantoor te Amsterdam, hetzij bij het kantoor te Den Haag, bij een der hiervoren genoemde 6 bijkantoren of bij een der beide correspondentschappen. Van al die ziekte-gevallen worden ten kantore te Amsterdam ziektekaartjes gemaakt en aan de hand van deze, de desbetreffende ponskaartjes geponst. Dit geschiedt steeds per maand. Zoodra de ponskaartjes betreffende in een bepaalde maand behandelde ziektegevallen gecontroleerd zijn, worden zij gesorteerd per werkgever en vervolgens afgedrukt op afrekeningsstaatjes, welke vermelden hoeveel ziektedagen van elk ziektegeval in de betrokken maand vallen, en welk bedrag terzake van dit ziektegeval over die maand aan den werkgever wordt uitbetaald. Maandelijks worden aan de desbetreffende werkgevers deze staatjes — voorzien van de namen der patiënten — toegezonden en de daarin vermelde bedragen aan ziektegeld geremitteerd. Aan het einde van elk boekjaar worden alle kaarten gesorteerd in volgorde van de nummers der ziektegevallen en per werkgever. De kaarten worden dan op rollen papier afgedrukt en eventueele wijzigingen, die in den loop van het jaar zijn voorgekomen in de aanvankelijke opgaven der werkgevers, daarin aangebracht. Nadat deze correctie heeft plaats gehad, worden de ziektegevallen gesorteerd per leeftijdsgroep en per geslacht. De leeftijdsgroepen zijn: a. van 14 tot 20 jaar; b. van 21 tot 30 jaar; c. van 31 tot 40 jaar; d. van 41 tot 50 jaar; e. van 51 tot 60 jaar; f. van 61 jaar en daarboven. Volgens deze leeftijdsgroepen worden de kaarten af ge- 163 drukt, nadat zij vooraf gesplitst zijn naar de sekse der patiënten. Vervolgens worden alle kaarten nog naar de diagnose gesorteerd en verder per diagnose gesplitst naar sekse en leeftijdsgroep, zoodat bij afdruk door de afdrukmachine als resultaat wordt verkregen het totaal aantal ziekte-dagen en het bedrag van de uitkeering voor elke soort van ziekte bij mannen of vrouwen van de verschillende leeftijdsgroepen. De gegevens betreffende de door de leden bij de Vereeniging verzekerde posten worden van door de administratieve afdeeling bijgehouden kaarten aan de hand van daarvoor speciaal gemaakte codes in cijfers omgezet en aldus gereed gemaakt om door de Powers-installatie verder behandeld te worden. Nadat deze gegevens vervolgens op ponskaarten overgebracht en gecontroleerd zijn, worden zij per kalenderjaar op verschillende wijzen gesorteerd, zoodat met behulp der afdrukmachine verkregen wordt het totaal van de verzekerde waarde en van de premie: a. per lid; 6. op uitgaande goederen, inkomende goederen en goederen in binnenlandsch verkeer; c. op uitgaande of inkomende goederen gesplitst naar de plaatsen van bestemming of afzending; d. idem doch bovendien gesplitst naar den aard van de goederen; e. als sub d bovendien gesplitst naar den aard der verpakking. Uit het bovenstaande zal men kunnen zien, dat „Centraal Beheer" door de toepassing van kantoormachines zeer veel van hare administratie mechanisch doet uitvoeren. In bijzonderheden in te gaan op hetgeen ten kantore van Centraal Beheer door middel van boekhoud- en rekenmachines wordt verricht, ligt niet binnen het bestek van dit overzicht. Bij het gebruik der Powers-machines is er steeds van uitgegaan, dat de correctie op het ponsen der kaarten moet geschieden door die afdeeling van „Centraal Beheer", welke de gegevens „ponsklaar" heeft gemaakt. Bij de inwerkingstelling der Powers-installatie moest er rekening mede gehouden worden, dat deze — en hier springt weder het voordeel in het oog, dat voor de aangesloten organisaties aan het opdragen harer administratie aan „Centraal 164 Beheer" is verbonden — aan meerdere, niet geheel gelijksoortige, administraties moest worden dienstbaar gemaakt. Door zorgvuldige overweging heeft men weten te bereiken, dat alle bewerkingen, waarvan hierboven melding is gemaakt, kunnen plaats hebben met gebruikmaking van slechts éénzelfde connection-boxl) in de afdrukmachine. Gebruik van de Tenslotte moge nog een en ander worden medegeadresseer- deéld omtrent het gebruik door „Centraal Beheer" gemaakt machine yan ^ adresseermachine. Deze machine wordt niet alleen gebruikt voor het bedrukken met adressen van enveloppen, circulaires, enz. ten behoeve van de leden van bij „Centraal Beheer" aangesloten organisaties, doch ook: 1°. voor het bedrukken van postwissels met adres, te verzenden bedrag, recu en mededeelingen, 2°. voor het oproepen van vergaderingen van aangeslotenen bij de Land- en Tuinbouw-Onderlinge, 3°. voor het maken van verschillende soorten van staten. Ad. 1. Van elke persoon, die in aanmerking komt om periodiek door bemiddeling van „Centraal Beheer" een bepaald bedrag als uitkeering te ontvangen, worden drie metalen plaatjes door middel van de bij de adresseermachine behoorende ponsmachine gereed gemaakt. Het eerste plaatje vermeldt de omschrijving van het bedrag, het tweede plaatje bevat den tekst van het recu en op het derde plaatje komt voor het bedrag, eerst in cijfers, daarna in letters, en voorts het adres. Deze drie plaatjes laat men achtereenvolgens door de adresseer-machine loopen. Het blanco postwisselformulier wordt eerst aan de eene zijde bedrukt met den tekst van het eerste plaatje. Dan wordt de postwissel omgedraaid en bedrukt met den tekst van het refu (tweede plaatje). Ten slotte wordt de postwissel na opschuiving bedrukt met het bedrag en het adres (derde plaatje). Op deze wijze worden de formulieren behoorlijk duidelijk en zonder fouten met groote snelheid gemaakt. Ad. 2. Voor het oproepen van aangeslotenen der Landbouw-Onderlinge en der Tuinbouw-Onderlinge ter bijwoning van de in eenige honderden groepen gehouden jaarvergaderingen worden plaatjes geponst, vermeldende dag, l) Het apparaat, dat het omzetten van een ponsgaatje in het overeenkomstige cijfer veroorzaakt. 165 uur en plaats, waar elke groeps-vergadering zal plaats vinden. Deze worden afgedrukt op de daarvoor bestemde gedrukte agenda's. Ad. 3. Wat betreft het maken van diverse voor de administratie benoodigde staten diene, dat daartoe een speciaal apparaat op de adresseer-machine is bevestigd. Dit apparaat maakt het mogelijk, van de adresplaatjes, welke naam en adres der aangeslotenen bevatten, den regel, die het nummer en den naam van het lid vermeldt, alléén af te drukken. Doordat het apparaat het papier, waarop het afdrukken geschiedt, bij elk nieuw plaatje dat door de machine loopt, één regel opschuift, verkrijgt men een lijst van de op de gebruikte plaatjes voorkomende namen en nummers. N.V. NIJGH & VAN DITMAR'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ, ROTTERDAM. Abonnementen-administratie Tijdschriften. Door de kolomindeeling van Kwitantie, Verkoopboek, (Verzamelstaat) Post-Incasso Boek, zooveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de indeeling van het Postborderel, is men er in geslaagd het beschrijven dezer vier formulieren in één handeling te verrichten. De benoodigde tellingen hebben daarbij gelijktijdig plaats. Men bedient zich hiervoor van een Elliott-Fisher Boekhoudmachine. Kwitanties Witte exemplaren worden voor drie-maandelijksche, gele voor halfjaarlijksche betalingen gebruikt. Verkoopboek Een teeken aan het eind van eiken regel dient niet alleen (Verzamel- om rje steeds wisselende kwitanties op de juiste regelhoogte ■"■v aan te leggen, doch geeft ook aan, door welken typist het werk werd verricht. Elke typist heeft n.1. een eigen herkenningsletter. Hierdoor is het altijd mogelijk om na te gaan, door wien eventueele fouten gemaakt zijn. Postborderel Alhoewel is voorgeschreven, dat de adressen daarop volgens de plaatsnamen in alphabetische volgorde moeten voorkomen, worden wel eens afwijkingen toegelaten. De administratie brengt mede, dat een alfabetische rangschikking naar de namen der abonné's belangrijke voordeden biedt Daarom heeft het Postbestuur er genoegen mede genomen dat deze rangschikking ook op het postborderel gehandhaafd blijft. De bedragen mogen op de kwitanties in cijfers worden aangeduid indien zij mechanisch worden geschreven. Post-Incasso Boek is een carbondoorslag van het Postborderel. VOORDEELEN: Tengevolge der vluggere werkwijze komen thans de abonnementsgelden circa 6 weken eerder binnen dan voorheen. 167 Slechts één formulier behoeft gecollationeerd te worden, omdat alle andere als het ware photographische afdrukken zijn van het eerste. Tellingen geschieden automatisch. Alhoewel het aantal abonné's steeds groeit, behoefde geen uitbreiding gegeven te worden aan het personeel. De abonnementen-administratie van alle uitgaven, waarvan de kwitanties per post geïnd worden, heeft op geheel dezelfde wijze plaats. Voor een enkel tijdschrift, waarvan de inning der kwitanties per Rotterdamsche Bankvereeniging plaats vindt, sluit het model der kwitanties aan bij de liniatuur van het incasso-borderel dezer instelling. Boekenverkoop-administratie. Ook de boekenverkoop-administratie wordt met behulp van de Elliott-Fisher machine bijgehouden. Tegelijkertijd worden vervaardigd: t. Een losbladig Verkoopboek, eigenlijk een verkooplijst; 2. Een factuur voor den cliënt; 3. Een plakadres; 4. Een magazijnbon; 5. Een statistiekbon. Boven de geldkolommen zijn telblokken aangebracht, waarin, als alle facturen geboekt zijn, de totaalbedragen zijn opgezameld. Deze bedragen worden op de verkooplijst ingetikt, zoodat het Verkoopboek onmiddellijk nadat de boekingen hebben plaats gehad opgeteld is. Het plakadres is links aan elke factuur bevestigd en kan door afscheuren langs een perforatielijn daarvan worden gescheiden. Het wordt naar achteren omgevouwen, zoodat naam en adres op het plakbriefje een carbon-doorslag zijn van naam en adres op de factuur. De rugzijde van de factuur is onder de plaats, waar de naam en het adres geschreven worden, gecarboniseerd. Magazijnbon (Geperforeerde strooken-lljsten). Deze is eveneens een carbon-doorslag van de factuur. De lijsten zijn rechts voorzien van geponste gaatjes, welke 168 passen op de nokken, waarvan de metalen geleideband (Proofsheet-tape) voorzien is. Hierdoor is het mogelijk deze strookjes met grootere regel-spatie te beschrijven dan die, welke voor de factuur gebruikt wordt. En toch geschiedt het beschrijven gelijktijdig! De strookenlijsten glijden dus als 't ware onder het verkoopblad enz. door. Statistiekbon (Geperforeerde strooken-lijsten). Deze bons zijn duplicaten — carbondoorslagen — van de magazijnbons en worden voor statistische doeleinden naar titels gesorteerd. Na sorteering wordt met behulp van een „Duplex Burroughs Telmachine" uit deze bons op een rol papier een telling gemaakt van alle verkochte boeken naar titels, t.w. titel-nummer, verkocht aantal en bedrag verkoop. Deze gegevens worden maandelijks tot een recapitulatiestaat vereenigd. NATIONALE BOND VAN HANDELS EN KANTOORBEDIENDEN „MERCURIUS". Graphische voorstelling van de bedragen, in de laatste vijftien jaren door „Mercurius" aan werkloosheidsuitkeeringen uitgegeven. NATIONALE BOND VAN HANDELS EN KANTOORBEDIENDEN „MERCURIUS", ROTTERDAM. De kantoorbedienden hebben na 1920 te lijden gehad onder een abnormaal groote werkloosheid. In enkele grafieken heeft de Nationale Bond van Handels- en Kantoorbedienden getracht van den omvang der werkloosheid onder zijne leden eenigermate een beeld te geven, alsmede van wat door middel van werkloosheidsuitkeeringen ter verzachting van de gevolgen daarvan is gedaan. De gereproduceerde grafiek vermeldt de bedragen, in de laatste 15 jaren door „Mercurius" aan werkloosheidsuitkeeringen uitgegeven. Aangezien deze grafiek, door de veranderingen in het ledental van den Bond, van het verloop der werkloosheid geen geheel juist beeld gaf, is in een tweede grafiek getoond welke bedragen in diezelfde jaren per lid aan werkloosheidsuitkeering zijn uitgegeven. LEVENSVERZEKERING - MAATSCHAPPIJ, OPGERICHT DOOR HET N. O. G., TE AMSTERDAM. Oorsprong van het gebruik dezer grafische voorstellingen Wat is er mede te bereiken? Over grafische voorstellingen van premietarieven en andere gegevens in de Levensverzekering. Sinds het begin van 1914 maakt de wiskundige afdeeling van deze Maatschappij een veelvuldig gebruik van grafische voorstellingen. De omstandigheden die er toe leidden een proef daarmee te nemen, waren de volgende. Het kantoor dezer Maatschappij, die door onderlinge samenwerking van vakgenooten is ontstaan, was destijds nog zeer eenvoudig ingericht. Een groot deel der kantoorwerkzaamheden geschiedde door de Directie zelf. Daartoe behoorde ook een belangrijk deel van het wiskundige werk. Met den groei der Maatschappij was deze toestand op den duur niet houdbaar. Zoo was zij er toen toe gekomen, een van de bedienden te belasten met al het wiskundige werk. Een jongere stond hem terzijde. Zij had dus het begin van een wiskundig bureau. Toch waren de beschikbare krachten voorloopig nog zeer beperkt. Tegenover de voordeden, verbonden aan het werken met een klein personeel, ondervond zij het b.v. als een nadeel, dat het doorvoeren van een tariefswijziging door het vele reken- en schrijfwerk, ook zelfs met het gebruik van rekenmachines, een zeer langen tijd van voorbereiding behoefde. Daardoor had de Maatschappij een te kort aan aanpassingsvermogen. Men kwam er toe tariefswijzigingen langer uit te stellen, dan eigenlijk met het belang der Maatschappij was overeen te brengen. De Directie heeft zich toen afgevraagd, of niet door het gebruik van grafische voorstellingen een groote besparing op dit werk mogelijk was. Daarmee heeft zij in 1914 een eerste proef genomen, die volkomen slaagde. Toen de aandacht der Directie gevallen was op de mogelijkheid van het gebruik van grafische voorsteliingen, was de eerste vraag, wat daarmee te bereiken was. 171 Zouden deze de plaats kunnen innemen van de vroegere uitvoerige geschreven boekjes met premiën en koopsommen, die voor het wiskundig werk op het kantoor in gebruik waren, dan hadden ze aan verschillende eischen te voldoen. 1°. De voorstelling moest een zoodanige zijn, dat aflezing van de voorgestelde getallen ondubbelzinnig mogelijk zou zijn, ook door jongere bedienden, die slechts zeer weinig begrip van grafische voorstellingen hadden. 2°. Het af te lezen getal moest, zoo mogelijk, onmiddellijk de premie (resp. koopsom, lijfrente, reserve) zijn, zoodat geen verder cijferwerk vereischt werd om de premie te vinden. 3°. De grafiek moest de gewenschte getallen voldoende nauwkeurig voorstellen. 4°. Uit het gebruik moest zoo mogelijk een aanzienlijke werkbesparing voortvloeien. De eerste eischen leidden ertoe, dat afgezien moest wor- Duidelijkheid en den van ingewikkelde voorstellingen, zooals logarithmische, fji of voorstellingen waarbij b.v. afwijkingen van eenvoudige » formules in beeld gebracht zouden worden. Aangewezen scheen dus de simpele voorstelling van premiën en leeftijden op een rechthoekig coördinaten-stelsel. De vraag bleef, of bij een dergelijke voorstelling, in te Graad van hanteeren afmetingen, een voldoende nauwkeurigheid in nauwkeurigheid de aflezing zou zijn te bereiken. Bij voorstelling op mM. papier mocht de kleinste, door ongeoefenden af te lezen eenheid op 1 mM. gesteld worden. Het was bij deze Maatschappij de gewoonte de premiën, zoowel de netto als de bruto, per ƒ 1000 verzekerd kapitaal tot in centen nauwkeurig te geven. Bleef zij hierbij, dan zou bij een afbeelding op de schaal van 1 cent = 1 mM., voor de voorstelling van de premiën voor de gebruikelijke gemengde verzekeringen, die uiteenloopen van ongeveer ƒ 10 tot ƒ 100 per ƒ 1000 verzekerd bedrafi 10 Meter mM. papier of 10 teekeningen van 1 M. lengte noodig geweest zijn. Op deze schaal zou men dus vervallen in een zeer uitgebreid en praktisch niet goed bruikbaar stel teekeningen. Bij voorstelling van de premies per ƒ 100 verzekerd bedrag op dezelfde schaal zouden daarentegen bijna voor iedere verzekeringsvorm de premiën op een stuk mM. papier van 1 M. lengte af te beelden zijn. De vraag was, of deze graad van nauwkeurigheid, uiteen- Eischen waaraan zij moeten voldoen 172 loopende van ongeveer y2 % voor premies van ƒ 1 tot Y2 °/oo voor die van ƒ 10, voldoende geacht mocht worden. Om hierover te kunnen oordeelen, dient men terug te gaan tot de grondslagen van sterfte, rente en onkosten, die voor de berekening der premies gediend hebben. De gebruikte sterftekansen zijn waarnemingsgrootheden, die slechts tot op zekere hoogte nauwkeurig zijn. Hier moge verwezen worden naar een artikel van Dr. R. Markel, voorkomende in het „Zeitschrift fur die Gesammte Versicherungs-wissenschaft" 1925 bldz. 191 wat betreft de onnauwkeurigheid, die hieruit voor de premiën voortvloeit. Het bevestigt volkomen de reeds in 1914 in praktijk gebrachte opvattingen, dat een berekening van de premiën tot in meer dan 3, hoogstens 4 cijfers geen werkelijke beteekenis heeft. Daarbij komt nog de omstandigheid, dat de werkelijke sterfte onder de verzekerden gewoonlijk systematisch vele procenten (tien en meer is geen uitzondering) afwijkt van die, welke de gebruikelijke sterftetafel aangeeft. Het is ook daarom geheel zonder belang een zeer groote nauwkeurigheid in de premieberekening te betrachten. Beschouwing van den rente-grondslag leidt al tot geen andere conclusie. De keus van den rentevoet geschiedt toch op geen steviger basis dan een indruk van het verleden en een verwachting voor de toekomst, waarbij men dan liefst een voorzichtige keus doet. Hoe vrij men zich bij deze keus acht, blijkt wel hieruit, dat men bij verschillende Maatschappijen in ons land, die dus onder geheel dezelfde omstandigheden hun gelden beleggen, als grondslag voor de berekeningen een rentevoet vindt, varieerende van 3*/2 tot 4l/2 %. De onzekerheid in de keuze van den rentegrondslag wordt ook voor den niet vakkundige gedemonstreerd in de keuze van ronde getallen als rentevoet, hoogstens tot in kwart procenten. Als voorbeeld van den invloed van den rentevoet op de premie moge het volgende tabelletje dienen. Een onzekerheid van |4 % m de keus van den rentegrondslag beteekent in vele gevallen een onzekerheid van 1 tot 9 % in de premie. Ook met het oog op de werkelijke beteekenis van den rentegrondslag is een nauwkeurigheid van de premie tot in 3 a 4 cijfers volkomen voldoende te achten. LEVENSVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ, OPGERICHT DOOR HET N. O. G. TE AMSTERDAM. Graphische voorstelling van de jaarpremiën per ƒ 100.— verzekerd kapitaal gemengde Verzekering. Blz. 170. 173 JAARPREMIES VOOR GEMENGDE VERZEKERING PER ƒ 1000.—. Grondslag 5e Amt. tafel en resp. Zx/2 en 4 %. VERZEKERINGSDUUR Leeftvjd 10 jaar j 20 jaar 30 jaar 40 jaar 3'/2»/,l 4 »/„ 8'/,%| 4 % 372o/,| 4 % 3V/,| 4 % 25 84.111 81.86 ! 36.211 34.38 21.351 19.83 14.90 13.74 36 84.60 1 82.35 37.37 35.51 23.391 21.89 18.20 16.94 45 87.04 j 84.86 41.13 39.36 29.05 27.57 55 92.87 I 90.69 1 50.20 1 48.541 Voorzoover de bruto-premies aangaat, geldt nog de overweging, dat deze in den onkostenopslag een bestanddeel bevatten, dat op nog veel onzekerder statische basis berust dan de netto-premie. Wat dus voor de netto-premies gezegd is, geldt a fortiori voor de bruto-premies. Het zal na de voorgaande uiteenzettingen duidelijk zijn, dat een minutieuse berekening tot in vele cijfers noch voor de netto-premies, noch voor de bruto-premies waarde heeft. De voorstelling der premies op de aangegeven schaal is hiermede gerechtvaardigd. De)(, tentoongestelde kaarten gaven een indruk van de praktische uitwerking van het denkbeeld, dat geen nadere toelichting behoeft. De praktijk heeft langzamerhand geleerd, den vorm en het uiterlijk der teekeningen te volmaken. De kaarten worden dagelijks op het wiskundig bureau der Maatschappij gebruikt. Een groote arbeidsbesparing is verder verkregen, doordat voor het verkrijgen van een volledig stel premiën in sommige gevallen (men denke bijv. aan premiën voor overlevingsrente) kan worden volstaan met de berekening van hoekgetallen. De overige worden dan door grafische interpolatie gevonden. Een ander voordeel is, dat de teekeningen een zeer scherpe controle op de berekeningen blijken te geven. Toevallige fouten melden zich terstond aan, doordat de lijnen onregelmatigheden vertoonen. Een groot deel van het rekenwerk, zoowel voor interpolaties als voor controle, kan dus vervallen. In de 12-jarige ondervinding, die deze Maatschappij er nu van heeft, heeft de grafische methode haar in alle opzichten voldaan. DAGBLAD „HET VOLK", AMSTERDAM. A. De organisatie van de onderneming. De verdeellng De gecombineerde ondernemingen van het Dagblad „Het in bedrijven Voik„ en de ujtgevers Maatschappij „Ontwikkeling" vallen uiteen in de volgende bedrijven: a. het Dagbladbedrijf; b. het Periodiekenbedrijf; c. het Uitgeversbedrijf; d. de Boekcentrale; e. de Dochterinstellingen; f. de Gebouwen; g. het Algemeen Beheer. Bij sub g kan weliswaar niet van een „bedrijf" worden gesproken, maar terwille van een systematische behandeling van dit opstel, wordt dit met het begrip „bedrijf" op één lijn gesteld. De kern van dit complex wordt gevormd door het Dagbladbedrijf. Dit toch is niet alleen het meest omvangrijke, het is tevens het meest belangrijke onderdeel van het geheel, daar het Dagblad het uitgangspunt en hoofddoel der onderneming is. Daarom wordt het Dagbladbedrijf het Kernbedrijf en worden de andere bedrijven de Nevenbedrijven genoemd. Ook wanneer alle Nevenbedrijven werden opgeheven of van de hand gedaan, zou het Kernbedrijf een volledige organisatie noodig hebben om te kunnen functionneeren. Daarom is de organisatie van het Dagbladbedrijf de feitelijke organisatie van de onderneming en wordt ze oolr geheel ten laste van dit bedrijf verantwoord. De organisatie van het Kernbedrijf bestaat uit een aantal afdeelingen, die veelal op hun beurt weer zijn onderverdeeld in een aantal onderafdeelingen en zulks op de volgende wijze: 175 AFDEELINGEN. Redactie en Berichtgeving. Beheer en Administratie. Organisatie en Inspectie. Expeditie en Distributie. Advertentie-exploitatie. ONDERAFDEELINGEN. Hoofdredactie Binnenland Parlement Buitenland Kunst Feuilleton Sport Illustratie Directie Boekhouding Abonnementenafd. Magazijn Schrijfkamer Hoofdagenten Agenten Binnendienst Adresseering Bezorging Binnendienst Buitendienst Afdeelingen en Onderaf deelingen Propaganda. Pensioenen en Verzekeringen. Algemeene Dienst. Redactie en Berichtgeving functionneert uitsluitend ten behoeve van het kernbedrijf. De andere afdeelingen bewijzen echter ook diensten aan de nevenbedrijven. Het spreekt vanzelf, dat de nevenbedrijven van de ten behoeve dezer afdeelingen gedane uitgaven een deel behooren te dragen. De wijze waarop dit deel wordt verrekend en verantwoord is bij afzonderlijke instructie geregeld. Bij het beantwoorden van de vraag, welk bedrag elk der nevenbedrijven in de kosten van het kernbedrijf behoort bij te dragen, dient te worden in het oog gevat, a. dat de nevenbedrijven niet alle in gelijke mate van de organen van het kernbedrijf gebruik maken; Verdeeling der kosten 176 b. dat zij niet alle van alle organen gebruik maken; c. dat zij niet alle van dezelfde organen gebruik maken. De aan de afdeelingen en nevenbedrijven in rekening te brengen kosten kunnen worden berekend naar verschillende grondslagen en wel op grond van verhoudingsgetallen tusschen: a. omzetten in geld b. verwerkte aantallen c. in gebruik genomen ruimten (inhoud of vlakte) d. belegde kapitalen. Het antwoord op de vraag, welke methode van berekening moet worden toegepast, wordt bepaald door het karakter van het onderdeel in kwestie. Aan de hand van het voorgaande wordt in de tabel op blz. 177 aangegeven: le welke kosten moeten worden omgeslagen; 2e naar welke andere hoofden ze moeten worden overgebracht; 3e welke grondslag daarbij in acht genomen moet worden. De retributies, welke het kernbedrijf op die wijze ontvangt, worden verantwoord op een afzonderlijk hoofd: Restituties van Nevenbedrijven. De verantwoording geschiedt zóó, dat kan worden nagegaan van welk nevenbedrijf en uit welken hoofde de restitutie ontvangen is. De onderneming exploiteert niet zelve een drukkerij. De drukkerij is ondergebracht in een afzonderlijke Naamlooze Vennootschap. De onderneming betrekt van deze vennootschap dus het gereede product tegen op diverse tarieven gebaseerde prijzen. De prijzen worden zóó berekend, dat steeds kan worden nagegaan, welke kostenbestanddeelen in den prijs verwerkt zijn. De drukkerij staat jaarlijks de nettowinst, na de gebruikelijke afschrijvingen en reserveeringen te hebben tot stand gebracht, aan de onderneming af. B. De organisatie der Boekhouding. Het rekening- De verantwoording van de baten en lasten geschiedt stelsel door middel van een Boekhouding, welke, wat het rekenin- I. Baten en lasten, welke uitsluitend komen voor de directe rekening van: , . B Het Periodieken- C. De Book- D. Het Uitge- DochterinsteUineen FL 1)6 Ge" G- Hetv.aige' A. Het Dagbladbedrijf °' bfdrüf centrale versbedrij! Uocntennstemngen bouwen meen beheer Abonnementen De Notenkraker Detailhandel Uitgeverij N.V. Bkh. Ontw. Leeuw. Hartenstraat Intrest Nummerverkoop De Prol. Vrouw Groothandel El. Dr. Noord Trio Gron. Zaandam Alg. reserve Arertentiën De Soc. Gids Inbreng Noord Trio Haarlem Kap. reserve Kosten van aanm. De Gemeente Boekh. Ontw. Utrecht Schenkingen Berichtgev. /2 3.77Y2 8. Pers. Onkosten 51.45 50.55 102.— 87.50 14.50 9. Alg. Onkosten 1.25 1.45 17.36 20.06 12.50 7.56 10. Telegraaf en Telefoon 158.50 0.50 94.— 253.— 324.50 71.50 Nog te bet. ƒ 90.— t il. Reiskosten 13. Foto's Totaal C. 1057.45 12.90 561.91 1632.26 1724.07'/2 25.83'/2 117.65 D. BUITENLAND. 1. Salarissen 650.— 650.— 650.— 1950.— 2075.— 125.— Nog niet uitgek. 3. Nieuwsbureaux vac. toesl. 4. Teekeningen 5. Medewerkers 237.50 24.— 27.— 288.50 600.— 311.50 Nog te bet f 300 — 6. Correspondenten ... 90.— 90.— 220.— 400— 490— 90. 7. Boeken en Bladen ... 18.65 115.54 48.60 182.79 75.45 107.34 Overschriidine 8. Pers. Onkosten 6.50 3.60 0.85 10.95 25.— 14 05 9. Alg. Onkosten 35.22 18.05 11.62 64.89 50— 14.89 10. Telegraaf en Telefoon 110.79 61.— 60.10 231.89 260.— 28 11 11. Reiskosten 2.75 484.40 100 — 587.15 25!— 562.15 Staking Engeland 13. Foto's Totaal D. 1151.41 1446.59 1118.17 3716.17 3600.45 684.38 568.66 I I | | I | Uitkomst 1926 Begrooting Verschil Naam der rekening 1 1 1926 Toelichtingen April Mei Juni 2e kwartaal 2e kwartaal Meer Minder ] ! 1 E. KUNST. 1. Salarissen 145.83 145.83 145.83 437.49 415.38 22.11 3. Nieuwsbureaux 4 Teekenaars 5. Medewerkers"""""" 321.52% 530.29 270.00% 1121.82 834.37% 287.44% Overschnjding 6. Correspondenten .... ook 7. Boeken en Bladen ... 6.90 1.50 8.40 11.75 3.35 8. Pers. Onkosten 6.75 29.20 25.25 61.20 60 - 1.20 9. Alg. Onkosten 12 5° lZÖ° 10. Telegraaf en Telefoon . „ „ „_ . _„ 11. Reiskosten 4.75 4.75 6.25 1-50 13. Foto's Totaal E. 474.10 dien de Gemeente kan uitoefenen op de e U bebouwing, een punt, dat met het vorige direct verband houdt. Het is duidelijk, dat men met een bouwvero-dening slechts enkele minimum-eischen kan doorvoeren. Een veel verder strekkenden invloed op de wijze van bebouwing en op de wijze van gebruik van den grond kan men uitoefenen door de voorwaarden, die bij de uitgifte van het terrein worden gesteld, een privaatrechtelijke aanvulling van de publiekrechtelijke bevoegdheden. Ook dit — ik wil er terloops aan herinneren — is niet iets nieuws, doch onze zeventiende eeuwsche voorvaderen kenden deze procedure ook reeds. In dezelfde verkoopcondities van 1663, die ik zooeven aanhaalde, komt de volgende bepaling voor: „De voorschreven Erven sullen niet mogen worden gesplitst ofte gesmaldeelt tot slopjes off steegjes, ook sullen op de voorschr. Erven gelegen tusschen de oude Stad en 207 de oostzijde van de Keysersgracht niet worden gedaan eenig ambacht, 't aambeelt gebruykende, noch ook 't ambacht van cuypen, noch oock Brouwerijen, Seepsiederijen, Suykerbackerijen, Glasblaserijen gestelt mogen worden". Nagenoeg analoge clausules treft men herhaaldelijk in moderne verkoopsbepalingen aan. De bedoeling is duidelijk: het zooveel mogelijk waarborgen dat het huis, dat op den grond wordt gebouwd, een rustig woonhuis zal zijn. III. Het derde punt is van geheel anderen aard: het verkrijgen van bouwgrond tegen schappelijken prijs voor eigen behoefte. Indien de gemeente geen grondbezit exploiteert, moet zij telkens wanneer zij voor een bepaald doel een terrein noodig heeft, dit aan de toevallige eigenaren uit handen breken en het — veelal — tegen hoogen prijs betalen, vooral wanneer de betrokkenen weten, dat de gemeente een bepaald perceel noodig heeft. Ik behoef maar aan een onderdeel der gemeente-bemoeiing te herinneren om de voortdurende behoefte der gemeenten aan grond duidelijk te maken: den scholenbouw. Naarmate het veld der gemeente-bemoeiingen zich in de laatste jaren heeft uitgebreid, is dit punt van meer belang geworden. Voor de talrijke diensten en bedrijven is bouwgrond noodig. En niet alleen bouwgrond heeft de gemeente noodig voor de vervulling van hare sociale taak, maar ook grond, die open moet blijven te midden van de bebouwing: ik denk aan sport- en speelterreinen, aan parken en plantsoenen. Dat alles wordt, ik zeg niet mogelijk gemaakt, maar dan toch aanmerkelijk vergemakkelijkt, doordat de gemeente-grondexploitante in de eerste plaats in hare eigen behoefte voorziet. Het verkrijgen van bouwgrond tegen schappenjken prijs voor eigen behoefte IV. Het vierde voordeel van het grondbezit is het zuiver financieele, het toucheeren van de waardevermeerdering, die de grond ondergaat tengevolge van de uitbreiding der stad. Dat er — in het algemeen gesproken — bij elke uitbreiding een waardevermeerdering plaats heeft van het aanvankelijk agrarisch bezit, zal vermoedelijk geen Uwer ontkennen, de voorbeelden ervan liggen voor het grijpen. Het toucheeren van de waardevermeerdering,die de grond ondergaat tengevolge van de uitbreiding der stad 208 Zelfs bij betrekkelijk kleine kommen van dorpen vindt U het verschijnsel, dat weiland in de nabijheid van de dorpstraat een hoogere waarde heeft dan weiland, dat vijf minuten verder ligt. En bij de stad is dat in verhoogde mate het geval. Ik beweer hiermede niet, dat die stijging nooit onderbroken wordt en steeds doorgaat. Allerminst; er kunnen natuurlijk tegengestelde tendenzen zijn, die tijdelijk waardedaling veroorzaken. Ik noem b.v. oorlog of oorlogsgevaar; abnormale toestanden op de geldmarkt, e.d. Maar bij een groeiende stad is er geen plausibele reden, waarom in normale omstandigheden de lijn in het algemeen niet in opgaande richting zou blijven gaan. Nu zij men hierbij zeer voorzichtig. Niet elk stuk grond op eenig oogenblik gekocht tegen den prijs van dat oogenblik zal winst opleveren. Als dat zoo ware, zou de zaak al zeer eenvoudig zijn en zou het koopen van grond een universeel middel zijn om rijk te worden! Neen, de handel in grond eischt beleid en commercieel inzicht als elke andere tak van handel en bedrijf. Maar de grond aan den zoom der stad stijgt in waarde door den groei der stad; die stijging heeft plaats tengevolge van maatregelen door het gemeentebestuur getroffen. Het gemeentebestuur en zijn adviseurs kunnen veelal eenigermate voorzien in welke richting en in welk tempo die groei zal plaats hebben. Moet nu die waardevermeerdering ten goede komen aan de toevallige bezitters van den grond, of aan de gemeenschap? Die vraag stellen is haar beantwoorden. Ik zie geen enkel motief, waarom degeen, die de toevallige bezitter is, de vruchten zou plukken, terwijl de gemeenschap — in casu de gemeente — direct en indirect de lasten draagt. De moeilijkheid hierbij is, hoe den eigendom van den grond te verwerven tegen schappelijken prijs. Heel dikwijls heeft men de gunstige gelegenheid om grond te koopen, voorbij laten gaan en is de prijs door speculanten zoodanig opgedreven, dat financieele voordeelen verre zijn. En de huidige praktijk van ons onteigeningsrecht schept niet de mogelijkheid de hand te leggen op den grond voor een bedrag, dat beneden die speculatieve waarde blijft. Integendeel, onze Rechtbanken plegen er altijd nog een schepje op te leggen. Al zou ik dus zeker niet willen aanbevelen: gemeenten. 209 koopt tot eiken prijs, ik zou wel willen zeggen: bewaart zuinig Uw eenmaal verworven grondbezit en houdt met koel hoofd en warm hart de beide oogen open om te zien wat de hand in dit opzicht te doen valt. Intusschen, de hoofdzaak acht ik niet gelegen in de financieele overwegingen. Ook wanneer een grondbedrijf juist quitte speelt, acht ik de overige voordeelen van zoo overwegenden aard, dat ik het dan nog een zegen voor de gemeente zou achten, wanneer zij zich met verstand en beleid op dit pad heeft begeven. V. Ik kom nu aan het vijfde punt, dat ik toevoegde aan De zorg voor de die van Hilversum's gemeentebestuur; de zorg voor de volkshuisvesting volkshuisvesting. Om woningen te bouwen is grond noodig en vanaf het oogenblik, dat de gemeentelijke overheid zich met het woningvraagstuk inlaat — en waar geschiedde dat niet — kan zij zich, alleen om die reden al, niet onthouden zich terdege rekenschap te geven van haar grondpolitiek. In de eerste plaats om te zorgen, dat steeds voldoende grond voor den bouw van volkswoningen beschikbaar is. Gedurende den oorlog en de eerste jaren na den oorlog is het gevaar voor gebrek aan bouwgrond zeer duidelijk gebleken. In Den Haag b.v. is in dat tijdvak nagenoeg geen grond door particulieren bouwrijp gemaakt, en, naar ik meen te weten, was 't in de drie andere groote steden weinig beter. Het is duidelijk, dat onder dergelijke omstandigheden woningnood tengevolge van bouwgrondgebrek, of op zijn minst een exhorbitante prijsstijging van den bouwgrond onvermijdelijk is, wanneer de gemeentelijke overheid niet paraat is om dit te voorkomen door haar ingrijpen: het gemeentelijk grondbedrijf moet daartoe het apparaat zijn. Maar ook wanneer dit gevaar niet zou dreigen, moet het grondbedrijf het middel zijn om den prijs van den bouwgrond voor de volkshuisvesting op een zoo laag mogelijk peil te houden. Wellicht zult U zich afvragen, is dit argument wel te rijmen met het vorige en gij zult mij toevoegen: ge wilt de waardevermeerdering toucheeren en tevens den bouwgrondprijs laag houden; dat klopt niet. Ik zou U hierop willen antwoorden, dat naar mijn meening de grond voor arbeiderswoningen e.d. tegen kostprijs of met een zeer 1 H 210 geringe marge, beschikbaar gesteld moet worden — en zelfs onder bepaalde omstandigheden exploitatie met verlies zeer wel denkbaar en verdedigbaar is. Maar ik zie daarnaast geen enkele reden, waarom voor grond voor groote woonhuizen, winkelhuizen, villa's en dergelijke, niet de prijs zou worden gemaakt, die te bedingen valt. Maar hoofdzaak is, dat door het ingrijpen van de gemeente op de grondmarkt een opzetten van de prijzen wordt voorkomen. Bouwgrond is geen artikel, dat in onbeperkte hoeveelheid is te verkrijgen. Samenspanning van de eigenaren van den grond, die in de naaste toekomst in aanmerking komt voor bebouwing, is dan ook allerminst denkbeeldig. Wanneer men de stedebouwkundige, technische, financieele en sociale voordeelen in onderling verband ziet, moet men — meen ik — tot de erkenning komen, dat een voorzichtig geleide gemeentelijke grondexploitatie een gemeentebelang van de eerste orde is. Bezwaren van gemeentelijke grondpolitiek Mogelijkheid van een terugslag In de waarde van den grond Of er dan geen bezwaren zijn? Zeer zeker. Ik mag hier misschien weer het woord geven aan het Gemeentebestuur van Hilversum, dat in zijn meerbedoelde Raadsvoordracht het volgende zegt: „Tegenover al deze voordeelen staat ook een nadeel. De mogelijkheid is niet uitgesloten — zij moge dan in een vooruitgaande gemeente als de onze met een zich steeds uitbreidende bevolking niet groot zijn — dat er een terugslag komt en dat de waarde van den grond vermindert in stede dat zij vermeerdert, al zal dat gevaar minder groot zijn wanneer de gemeente verschillende terreinen in onderscheidene deelen van de gemeente in eigendom heeft, waardoor de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat verlies op zeker gedeelte wordt gedekt door winst op een ander deel. Het risico waarop hier wordt gewezen, is eigenlijk niet anders dan een natuurlijk risico, onvermijdelijk aan grondbezit verbonden, waaraan slechts is te ontkomen door afstand te doen van dat bezit, maar dan ook van de daaraan verbonden voordeelen. Het gemeentebestuur heeft evenwel, wil het zijn grondpolitiek op een gezonde basis doen rusten, met die mogelijkheid rekening te houden en het kan dit doen door bij de vaststelling van de betrekkelijke verordening de uiterste voorzichtigheid te betrachten." 211 Het komt mij voor, dat deze beschouwingen volkomen juist zijn. De garantie, dat er steeds vooruitgang en uitbreiding zal zijn, kan geen enkel gemeentebestuur geven, maar daar, waar toestand en ligging van de stad zoodanig zijn, dat een vertrouwen in een geleidelijke ontwikkeling goed gefundeerd is, mag het risico van een blijvenden teruggang, zooal niet nihil, dan toch wel zeer gering worden geacht. Dat de mogelijkheid van een terugslag intusschen aanleiding moet geven tot een voorzichtig financieel beleid, zou ik niet gaarne betwisten. Ik kom daarop straks terug. Na deze inleidende beschouwingen over de gemeentelijke grondpolitiek, kom ik aan het gemeentelijk grondbedrijf in engeren zin. Wat hebben wij daaronder nu te verstaan? Ik zou het willen definieeren als de „doelbewuste, behoorlijk georganiseerde en geadministreerde exploitatie van het niet voor den openbaren dienst bestemde grondbezit der gemeente, waardoor tevens een behoorlijk overzicht wordt verkregen van de financieele uitkomsten." Ik stel dit — ofschoon ik overigens aan definities geen bijzondere waarde hecht — op den voorgrond, omdat veelal onder „grondbedrijf" pleegt te worden verstaan de financieele manipulatie, die moet dienen om den gewonen dienst der gemeentebegrooting te ontlasten. Dit schept verwarring. Wel heeft in de meeste gemeenten die financieele operatie aanleiding gegeven tot het scheppen van de afzonderlijke administratie, maar per saldo is het een bijkomstigheid. Hoofdzaak is, dat de ideëele en materiëele voordeelen, die het gemeentelijk grondbezit kan brengen en die ik U zooeven geschetst heb, zooveel mogelijk tot hun recht komen. Dit nu is te veel uit het oog verloren. Veelal heeft men er zich mede vergenoegd om, meer of minder geslaagd, meer of minder volledig, een verordening op het gemeentelijk grondbedrijf in het leven te roepen, waardoor de overheveling van de lasten van gewoon naar buitengewoon formeel werd mogelijk gemaakt en meende dan dat men een grondbdrijf had. Maar met een bedrijf had dit al heel weinig te maken. De aard van dit bedrijf brengt mede, dat het groote verschillen vertoont met de andere gemeentebedrijven. Het Grondbedrijf in engeren zin Definitie van Grondbedrijf Verschillen met andere gemeentebedrijven 212 In de eerste plaats is het veel meer verbonden met het wel en wee der gemeente zelve. De exploitatie van gasfabriek, waterleiding, slachthuis en dergelijke, staat vrij los van het algemeen gemeentebeleid. De exploitatie van het grondbezit bepaalt voor een goed deel de wijze van ontwikkeling der gemeente en is daardoor samengeweven met de gemeentepolitiek en ook de politiek in engeren zin pleegt wel eens in contact (of in conflict) te komen met de gestie van het grondbedrijf. Ten tweede zijn de kapitalen, die in het grondbedrijf worden geïnvesteerd, naar verhouding groot, vooral wanneer — ik kom daarop nader terug — het grondbezit door erfpachtuitgifte wordt geëxploiteerd. Als voorbeeld moge ik noemen Amsterdam, dat ruim ƒ 113 millioen in zijn grondbedrijf heeft gestoken en Den Haag, waar de boekwaarde ruim ƒ 48 millioen bedraagt. Wat dit laatste cijfer beteekent, moge U blijken uit het feit, dat dit bedrag hooger is dan de boekwaarde van Gasfabriek, Electrisch Bedrijf, Waterleiding, Telefoon en Slachthuis tezamen. Er is dus alle aanleiding om bijzondere aandacht te wijden aan den opzet, het beheer en de resultaten van een bedrijf, waarbij in zoo hooge mate de financieele belangen van de gemeente betrokken zijn. Daar komt nog iets bij; nagenoeg alle gemeentebedrijven zijn monopolistische bedrijven. Het Grondbedrijf is dat niet. Nergens is het grondbezit volledig in handen van de gemeente. Overal moet dus in concurrentie met particulieren worden geëxploiteerd. Dit brengt mede, dat van den beheerder van het grondbedrijf in hooge mate commercieel inzicht verlangd mag en moet worden. Beheer van het Ik sprak daar zooeven van „beheer" en van „beheerGrondbedrijf der". De eerste eisch, dien men aan het bedrijf mag stellen, is wel dat er een centrale leiding is, dat er één man is, die het geheel overziet en die — onder de algemeene leiding van het College van B. en W. — verantwoordelijk is voor de gestie van het bedrijf. En nu is het opmerkelijk, dat er juist in dit opzicht bij de gemeentelijke grondbedrijven een zeer groote lacune is. Veelal gaat 't zoo, dat men een verordening op het grondbedrijf in het leven roept, maar denkt, dat men dan zijn „Schuldigkeit" gedaan heeft. Aan de eenheid van beheer, eerste voorwaarde voor een behoorlijke leiding, ontbreekt 213 dikwijls alles. In den regel zijn de verschillende onderdeelen van het bedrijf versnipperd over allerlei gemeente-organen. Een paar voorbeelden. In Dordrecht wordt de boekhouding van het Grondbedrijf gevoerd ter Gemeente-secretarie; de Bouw- en Woningdienst onderhandelt over verkoop en erfpachtuitgifte; Gemeentewerken doet hetzelfde wanneer het industrie-terreinen betreft, en de Gemeente-ontvanger heeft het geldelijk beheer. In Rotterdam is de toestand ongeveer dezelfde. In Utrecht behoort het Grondbedrijf formeel bij den Bouw- en Woningdienst, maar in de praktijk hebben de Afdeeling O.W. ter Gemeente-secretarie, de Dienst der Gemeentewerken, de Landbouwkundig Adviseur, de Bouw- en Woningdienst en de Gemeente-ontvanger hunne bemoeiingen ermede. Veel honden zijn des hazen dood. Bij een dergelijke organisatie — of gebrek aan organisatie — voelt natuurlijk niemand zich verantwoordelijk. Dat deze bezwaren inderdaad in de praktijk bestaan, is nog onlangs gebleken in Tilburg, waar B, en W. den Raad mededeelden, dat tengevolge van de scheiding van administratie en technischen dienst zich moeilijkheden voordeden, welke een goede functioneering van het bedrijf in den weg stonden, zoodat het doel, met de instelling van een Grondbedrijf beoogd, niet volledig kon worden bereikt. Het voorstel werd daarom gedaan — en de Raad vereenigde zich daarmede — om het Grondbedrijf in zijn geheel bij den dienst van Publieke Werken onder te brengen. Inderdaad schijnt het de beste oplossing, althans in kleinere gemeenten, dat de Directeur der Gemeentewerken tevens is de directeur van het Grondbedrijf. Waar een afzonderlijke dienst bestaat voor de stadsuitbreiding en wat daarmede samenhangt, is het logisch, dat het grondbedrijf daarmede wordt vereenigd. Naast een goed geregeld beheer is noodig een overzichtelijke boekhouding en een strenge scheiding van de geldmiddelen van het Grondbedrijf van de overige middelen der Gemeente. Toepassing van art. 114 bis Gemeentewet is dan ook aangewezen. Eerst wanneer het Grondbedrijf een af- Regeling in Dordrecht Regeling in Rotterdam Regeling in Utrecht Regeling In Tilburg Boekhouding van het Grondbedrijf 214 zonderlijke begrooting en afzonderlijke rekening heeft, is het mogelijk de gestie van dit bedrijf te overzien. Mogelijk, maar dit behoeft nog geenszins het uitvloeisel te zijn. Want het is opmerkelijk hoe uiterst bezwaarlijk het is om de bescheiden, die op deze materie betrekking hebben, behoorlijk te overzien en er conclusies uit te trekken, ook voor dengene, die is „nourri dans le sérail et en connait les détours!" Over het algemeen is men er in geslaagd — ik neem aan onopzettelijk—om over de eigenlijke resultaten weinig licht te verspreiden. Een behoorlijk beredeneerd verslag met behoorlijk toegelichte balans en winst- en verliesrekening treft men slechts zelden aan. Het komt mij voor, dat deze toestand onjuist is. Juist omdat het hier betreft het beheer van een object, dat in vele gevallen een aanmerkelijk onderdeel van het gemeentelijk vermogen uitmaakt, is er alle aanleiding om zooveel mogelijk licht erop te doen schijnen. De vraag rijst bij mij of het niet mogelijk is om hier althans eenigermate eenheid te brengen «n of het niet ligt op den weg van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten om daartoe een poging te doen. Wij normaliseeren schroefbouten, rioolbussen en papierformaten. Waarom zou het niet mogelijk zijn om in de boekhouding der grondbedrijven eenheid en met die eenheid tevens klaarheid en overzichtelijkheid te brengen? Natuurlijk moet iedere gemeente volkomen vrij blijven om de hoofdlijnen van het beleid zelf te bepalen, maar met inachtneming van die vrijheid moet toch eenheid in den opzet mogelijk zijn. Wat den financieelen opzet betreft, wil ik alleen het hoofdpunt behandelen: de oude strijdvraag, of het geoorloofd is, om ten behoeve van rente en aflossing van de ten behoeve van het Grondbedrijf aangegane leeningen opnieuw te leenen. Ongetwijfeld is de meest veilige weg om zoowel rente als aflossing te brengen ten laste van den gewonen dienst. De schuld vermindert dan geleidelijk en aan het eind van den leeningstermijn is de grond onbezwaard eigendom van de gemeente. Op het eerste gezicht een aanlokkend conservatief financieel beheer. Maar de keerzijde van de medaille is, dat dan de belastingbetalers van heden zich uitsloven om voor een volgend geslacht het leven makkelijk te maken. Financieele gestie van het grondbedrijf n 215 doordat men èn de schuld delgt èn een waardevol activum onverminderd in stand houdt. Maar behalve dat men de belastingen onnoodig opdrijft, moet deze handelwijze, althans op den duur, tengevolge hebben, dat aankoopen van grond achterwege moeten blijven, omdat de gewone dienst te zwaar belast zou worden. De gemeentelijke grondpolitiek zou zoodoende vanzelf doodbloeden. De vraag is dus slechts: wat is noodig? Het ten behoeve van het Grondbedrijf opnieuw leenen van de bedragen noodig voor aflossing beteekent, dat de schuld constant blijft. Dat lijkt volkomen geoorloofd, wanneer het object, waarvoor geleend is, niet in waarde achteruitgaat. Bij een gebouw, een machine-installatie, een inventaris, is er per se elk jaar waardevermindering, waartegenover vermindering van de te dien behoeve aangegane schuld dient te staan. Bij stedelijken bouwgrond is het toch zeker niet te optimistisch dit te veronderstellen, dat in het algemeen geen waardevermindering plaats heeft Twijfelmoediger,kan men staan — ik erken het — ten Bijschrijving van opzichte van de bijschrijving der rente. Die bijschrijving rente toch beteekent dat men veronderstelt, dat er een regelmatige waardevermeerdering plaats heeft, zoodat men jaarlijks de schuld mag vergrooten. Die waardevermeerdering zal er heel dikwijls zijn: grond en wijn hebben dezen eigenschap meen, dat zij in den regel alleen door den tijd in waarde vooruitgaan, maar de zekerheid daarvan heeft men niet. Er dienen in elk geval dus waarborgen te zijn, dat een al te optimistisch gemeentebestuur tijdig wordt geremd, wanneer het zich rijk zou rekenen, terwijl het in werkelijkheid verarmt. Voor zoover mij bekend is er slechts één gemeente, die Opvatting in de een grondbedrijf heeft ingesteld, waar noch rente, noch af- gemeente lossing op de waarde der gronden wordt bijgeschreven. Die gemeente is. Amsterdam. Te merkwaardiger is dit omdat — voor zoover mij bekend — de eerste gemeente, die ingevoerd heeft een grondbedrijf als „financieel kunstje" (zooals men de bijschrijving van rente en aflossing wel genoemd heeft) juist Amsterdam is geweest. Na Amsterdam in 1904 zijn nagenoeg alle grootere gemeenten gevolgd. En toen heeft Amsterdam in 1923 zijn verordening van 1904 ingetrokken. Grooter is het aantal gemeenten, waar geen bijschrijving 216 Opnieuw leenen voor de aflossingen Rentebijschrijving alleen over het werkelijk geleende bedrag of over het geheele kapitaal Veiligheidsmaatregelen tegen ongelimiteerdheid Verkoop of erfpacht van rente plaats vindt, maar wel voor de aflossing opnieuw wordt geleend. Deze ook nog alleszins veilige gedragslijn wordt gevolgd te Dordrecht, Leiden en Rotterdam, alsmede (nadat daar bij een hertaxatie ongunstige resultaten waren geconstateerd) 's-Hertogenbosch. Ten opzichte van de gemeenten waar ook rente bijgeschreven wordt, dient men te onderscheiden, of die rentebijschrijving alleen plaats vindt over het werkelijk geleend bedrag (zooals geschiedt in Amersfoort, Arnhem, Enschedé, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Helder, Hilversum en Utrecht, dan wel of die bijschrijving ook geschiedt over het z.g. vrije kapitaal (d.w.z. het bedrag waarmede de boekwaarde de leeningsschuld overtreft). Die laatste manipulatie—rente-bijschrijving over een fictieve schuld van het bedrijf aan de gemeente — lijkt mij vrij bedenkelijk; zij wordt te Assen, Eindhoven, Leeuwarden en Schiedam toegepast. In Leeuwarden b.v. moet over dat bedrag een vaste rente van 5 % door het bedrijf aan de Gemeente worden vergoed. Natuurlijk is tegenover deze rente-bijschrijving een veiligheidsklep noodig, opdat men niet ongelimiteerd tot schuld-accumulatie overga, waar geen waardevermeerdering aanwezig is. Dien veiligheidsmaatregel heeft men in de meeste gemeenten gevonden in de vorming van een reserve uit de winsten bij verkoop behaald en voorts daarin, dat een vijfjaarlijksche her-taxatie is voorgeschreven. Overschrijdt de boekwaarde die taxatie-waarde, dan wordt met rente-bijschrijving opgehouden en wordt het verschil, over eenige jaren verdeeld, uit de gewone middelen bijgepast, voor zoover het niet uit de reserve kan worden geput. Ik hecht aan taxaties van zoogenaamde deskundigen een zeer betrekkelijke waarde, aangezien het uiterst bezwaarlijk is menschen te vinden, die èn volkomen betrouwbaar zijn èn een voldoend inzicht hebben in de beweging der grondprijzen en de toekomst der stadsuitbreiding. Laatstbedoeld inzicht kan men bij buitenstaanders eigenlijk nooit ten volle verwachten. Maar een ander en beter middel om een te ver-gaande rentebijschrijving te voorkomen is bezwaarlijk aan te geven. Ten slotte wil ik behandelen de wijze waarop het Grondbedrijf zijn gronden dient te exploiteeren, in het bijzonder de vraag of de grond verkocht dan wel in erfpacht uitgegeven dient te worden. 217 Ik meen, dat het doel van het Gemeentelijk Grondbedrijf alleen bij een exploitatie door erfpachtuitgifte kan worden bereikt. Immers de factoren, welke naar ik in den aanvang heb betoogd, voor de gemeente aanleiding moeten geven zich in te laten met de grondexploitatie, kunnen bij verkoop niet geheel tot hun recht komen. Daar in de eerste plaats het verband met de stadsontwikkeling. Ook wanneer met de meeste zorg en studie de stadsaanleg wordt voorbereid en uitgevoerd, bestaat de waarschijnlijkheid, dat na verloop van tijd andere eischen zullen worden gesteld, andere inzichten zullen baanbreken. Juist voor ons 20e eeuwers, die leven in den tijd van merkwaardig snelle evolutie, is er alle aanleiding voorzichtig te zijn en de mogelijkheid te scheppen, dat de stad der toekomst zich gemakkelijker zal kunnen aanpassen aan de eischen, die dan gesteld zullen worden, dan wij bij machte zijn de stad uit het verleden aan te passen aan de eischen van het heden. Dan de bestemming van den grond. Men kan in de verkoopvoorwaarden de bebouwing en het gebruik regelen. En de eerste kooper is daaraan gebonden. Maar of opvolgende eigenaren door die bepalingen gebonden zijn, is ten minste quaestieus. Veel beter en veel volkomener kan dit geschieden in de erfpachtvoorwaarden, ook omdat de Gemeente als eigenaresse van den blooten eigendom in voortdurend contact blijft met den erfpachter. Ook het ter beschikking komen van gronden voor gemeentelijke doeleinden wordt bij verkoop alleen bereikt voor de eerste bebouwing. Maar wij weten er niets van waar straks scholen zullen verrijzen, waar havens noodig zullen zijn, waar behoefte zal bestaan aan gebouwen voor gemeentelijke bedrijven. De Gemeente krijgt periodiek — zij het met zeer groote tusschenruimte van 75 of 100 jaar — telkens opnieuw de gelegenheid het grondbezit dat zij noodig heeft, zelve te exploiteeren. Maar ook financieele overwegingen moeten leiden tot dezelfde conclusie: geen vervreemding van den grondeigendom. Er is tweeërlei waardevermeerdering: die van agrarischen grond tot bouwgrond aan den rand der stad en die van grond aan de peripherie tot bouwgrond in de stadskern. Een grondbedrijf, dat verkoopt, realiseert misschien een deel van de eerste waardevermeerdering, maar doet vrijwillig afstand van de tweede. 218 Of de Gemeente de eerste waardevermeerdering zal toucheeren is onzeker, omdat zij slechts in uitzonderingsgevallen zóó tijdig de hand op den grond zal kunnen leggen, dat werkelijk tegen de agrarische waarde wordt ingekocht. De latere vermeerdering daarentegen is altijd het gevolg van den groei der stad tijdens de periode, dat de gemeente de bezitster ervan is. Zij zal als regel zeer aanmerkelijk zijn, vooral voor grond aan hoofdstraten. Ik behoef U dat. niet met voorbeelden duidelijk te maken: U zult dat allen uit Uw eigen omgeving weten en met voorbeelden kunnen staven. Ten slotte is het erfpachtstelsel ook uit een oogpunt van volkshuisvesting van het meeste belang. Er is geen zekerder systeem om het ontstaan van krotten tegen te gaan en reeds ontstane krotten op te ruimen. Bij een erfpachtduur van 75 jaar krijgt men de gelegenheid tot een volkomen revisie van de opstallen op het oogenblik, dat veel huizen aan ouderdomsgebreken beginnen te lijden. De vorming van een erfpachtfonds, gelijk in Den Haag geschiedt, om daaruit aan het eind van den erfpachttermijn de schadeloosstellingen te betalen, zal de uitvoering van deze gedachte zeer vergemakkelijken. Conclusie Uit een en ander meen ik de conclusie te mogen trek¬ ken, dat een grondbedrijf dat verkoopt, zijn sociale en financieele taak slechts voor een deel en wel voor een gering deel vervult. Bezwaren tegen Of er dan nog geen bezwaren zijn? Ongetwijfeld! Welk het erfpacht- systeem heeft die niet? 8te,sel Een eerste bezwaar dat men kan aanvoeren tegen het erf¬ pachtstelsel is de toeneming der schulden. Bij verkoop is het kapitaal vlottend; met de opbrengst van verkochte bouwterreinen kan men weer den aankoop van ruwen grond en den straataanleg financieren. Bij erfpachtuitgifte accumuleert de schuld. Er zijn omstandigheden, waaronder een dergelijke accumulatie bezwaren heeft, b.v. wanneer, gelijk een paar jaar geleden het geval was, het gemeentelijk crediet geschokt is, en het moeilijk valt, nieuwe leeningen onder dak te brengen. Maar onder normale omstandigheden voel ik het bezwaar niet, omdat telkens tegenover een nieuwe schuld een actief van grootere waarde staat, dat als regel nog telken jare 219 in waarde zal toenemen. Natuurlijk is noodig een weloverwogen solied beheer en — ik druk daarop nogmaals; in dit verband — een overzichtelijk verslag en volledige opening van zaken tegenover het publiek. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, zal een grondbedrijf met erfpachtsysteem het gemeentecrediet eer bevestigen dan schokken. Een tweede bezwaar ziet men in den tegenzin, dien het publiek pleegt te hebben. Die tegenzin bestaat inderdaad in den regel. Al was het alleen maar doordat onbekend onbemind maakt: men heeft dikwijls allerzonderlingste voorstellingen van het erfpachtrecht en een voor de meesten nieuwe rechtsvorm moet geleidelijk inburgeren. En nu is het wel merkwaardig, dat daar, waar men met volharding systematisch aan erfpacht als regel heeft volgehouden, het publiek zich volledig heeft aangepast. In de meeste gemeenten van ons land heeft uitsluitend verkoop plaats; daartoe behooren o.m. Amersfoort, Groningen, Rotterdam. In eenige past men wel eens erfpachtuitgifte toe, maar verkoopt toch als regel, o.a. Dordrecht, Schiedam, Utrecht. In Haarlem houdt men vast aan erfpacht, wanneer het aaneen gesloten complexen betreft. Hoofdzakelijk erfpacht, doch daarnaast toch ook verkoop, vindt men in Arnhem, Leeuwarden en Zaandam. Uitsluitend erfpacht (behoudens te verwaarloozen uitzonderingsgevallen) heeft men in Amsterdam en 's-Gravenhage; in de hoofdstad sedert 1896, in de residentie sedert 1912. In beide steden heeft dit stelsel een volledig succes te boeken. Einde 1924 was in Amsterdam uitgegeven een oppervalkte van plm. 2.986.000 M2. met een canon van 2,8 millioen gulden, in den Haag plm. 1.212.000 M2. met een canon van ƒ 1,3 millioen. Het publiek en in het bijzonder de professioneele bouwondernemer heeft zich erbij neergelegd en bouwt per saldo met pleizier op erfpachtgrond als de ligging goed en de prijs niet te hoog is. Natuurlijk, wanneer men de keuze laat, zal de bouwer in den regel den grond liever in vollen eigendom aanvaarden. En daarom moet een stelsel waarbij men de keuze laat tusschen eigendom en erfpacht per saldo eindigen met uitsluitend verkoop. Natuurlijk is voor het slagen van een erfpachtstelsel een conditio sine qua non, dat men een goed en volledig stel Gemeenten waar uitsluitend verkoop plaats vindt Gemeenten waar verkoop en erfpachtuitgifteplaats vindt Gemeenten waar uitsluitend erfpachtuitgifteplaats vindt 220 erfpachtvoorwaarden heeft. Zoowel in Amsterdam als in Den Haag is men na herhaalde wijzigingen er in geslaagd behoorlijke voorwaarden samen te stellen en onlangs heeft de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten een stel standaard-voorwaarden doen ontwerpen, waardoor de zaak voor andere gemeenten zeer is vereenvoudigd. Drie punten dient men hierbij in het oog te houden. In de eerste plaats moet het bedrag van den canon niet eenzijdig tijdens den duur van het recht gewijzigd worden. Een z.g. periodieke herziening van den canon lijkt mij voor den erfpachter onaannemelijk. Daarnaast dient — wanneer het een tijdelijke erfpacht betreft — een regeling te bestaan, waardoor den erfpachter aan het einde van den erfpachttermijn een behoorlijke schadelooststelling is verzekerd. En in de derde plaats dient er op te worden gelet, dat de rechten der hypothecaire crediteuren behoorlijk zijn gewaarborgd. Zonder mogelijkheid tot verhypothekeren is geen handel in onroerend goed denkbaar. Zoowel de vigeerende voorwaarden van Den Haag als de normaal-voorwaarden van de Vereeniging zijn dan ook opgemaakt in overleg met en met volledige instemming van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken. Op deze wijze is het vroeger inderdaad bestaande bezwaar, dat moeilijk hypotheek was te krijgen op erfpachtgrond, volledig ondervangen. Ter toelichting hiervan een enkel cijfer. Op 1 Juni j.1. waren in Den Haag op erfpachtperceelen ingeschreven 1116 hypotheken; onder deze 576 voor hypotheekbanken en 83 voor levensverzekeringmaatschappijen en pensioenfondsen. Eén hypotheekbank — een van de oudste en soliedste — had niet minder dan 11 hypotheken loopende. Aanvankelijk was in Den Haag een gemeentelijke hypotheekbank noodig om te voorzien in de behoefte aan hypothecair crediet op erfpachtperceelen. De laatste jaren heeft deze weinig hypotheken meer verstrekt en de tijd schijnt niet verre, dat deze gemeentelijke instelling — die niet anders was dan een noodzakelijk kwaad — geliquideerd zal kunnen worden, omdat het particulier initiatief thans voldoende in deze behoefte voorziet. (. A. Aara en urgamsaue. d. weiiuuS__icei en _^.^_~-.—— rr °p. fictie D Boekhouding C. Financieele uesue. u. _>u_KnuuumS. ^^^^^ A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. | C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. C. Financieele Gestie, u. KoeKnoumng. _ _ I y„ ... AMERSF00R\«^b^ 1. Het bedrijf is een onderdeel ^ZTter Publieke W^ke. A. 1; Zelfstandig fredrijf, ondergebracht bij Gemeentewerken. A. ^bedrijf is zelfstand^ A. 1. Organieke aard van het bedrijf: A. 1. Zelfstandig bedrijf. , ber^ bf "S? terwijl hit ' 'T " an . . hpHrii; 2. Door den boekhouder van het Gasbedrijf, tevens administrateur van het Grondbedrijf. — -T—; . _ . . - .„."TI ripr " technisch werk van ingrijpenden aard 2. Bij de administratie van het bedrijf. l- 1 en kantore van net DeanjI" 2. De boekhouding wordt gevoerd: 2. Aan de Centrale Boekhouding der 1 doQr den Dienst yan 0 enbare Wer- — — Gemeentebedrijven. 1 ken WQrdt uitgevoerd. De algeheele ■ ~ 3. Bestaat. { exploitatie van het Grondbedrijf is 3 Bestaat niet. 3- Bestaat- 3. Beheersvorm overeenkomstig ar- 3. Bestaat. j echter ondergebracht bij de afdeeling — _____ . — —— **~ tikel 114bis der Gemeentewet: /Gemeente-eigendommen. Alle geldmid- . __ —— 4 De Administrateur van het bedrijf. , ~ f delen worden beheerd door de Cen- Gemeente-ontvanger en Directeur Girokantoor. 4. De Administrateur van het bedrijf. 4 Met geldelijk beheer is belast- 4. De Chef-Boekhouder der Centrale \ trale Boekhouding der Gemeentebe- 4. Gemeente ontvanger en u.recteur u.roK _______«_______________________--_-———-———- bedrijf wordeA ingebracht. koopen voor het aanbrengen van verkeersverbeteringen in de oude stad worden niet als bouwgrond is uitgegeven, als park wordt gebruikt. ingebracht; alleen de gronden die tengevolge van verkeersverbeteringen in erfpacht worden gegeven, worden op de balans van het Grondbedrijf vermeld. De Haventerreinen echter worden door den Dienst „Handelsinrichtingen" geëxploiteerd. — — 7~7T^ Vlette in erf Dacht" is regel- verkoop uit_ondering~7b^voo7 kerkgebouwen). 6. Uitgifte in erfpacht is regel; verkoop is uitzondering. 6. De gronden worden verkocht. 6 Verkoop of erfoacht- 6- Verkoop is regel. Slechts bij hooge uitzondering wordt tot erfpachtuitgifte over- 6. Uitgifte in erfpacht u regel, verkoop g k s gegaan. (Woningbouwvereenigingen en tuiniersgronden). — - Wordt niet toegepast ""TT, ~ T7 ~ 7 Wordt niet toegepast. 7. Komt niet voor. _J 7. Verkoop op grondrente: JT^Tot op heden met voorgekomen. T^TTT7" \ ^Uitsluitend wat betreft gronden aan de Gemeente voor woningbouw. 8. Wordt niet toegepast. 8 Exoloitatie door verhuur oo lan- 8. Sommige gronden, die slechts in de verre toekomst voor bouwterrein in aanmerking 8. Wordt niet toegepast. gen termen zouden komen, worden in erfpacht uitgegeven als tuiniersgronden voor den tijd van ______ ë J ' 50 jaar. Deze gronden worden echter uit het bedrijf gelicht. . — —— " ~— g Bestaan niet —— ^Agrarische gronden worden op betrekkelijk korten termijn verhuurd. 9- Verpachting, voor zoover nog met in erfpacht uitgegeven. * _ _ _ _ 9 Andere exploitatievormen: 9- Verhuring, houtverkoop, zand- en gnndverkoop. _^ _ 5 : . 10. 7—— - 10 Bouwterreinen worden in voortdurende erfpacht uitgegeven; industrie-terreinen als- 10. lijdelijk. 10. Duur van het erfpachtrecht: 10- De tuiniersgronden zijn in tijdelijke erfpacht uitgegeven. • terreinen VOQr woningbouwvereenigingen voor een bepaald aantal jaren (ge- woonlijk 50). ■ . — " . —:—. ■ — " 11. — " n De canon is gedurende 75 jaar (voor bouwterreinen) na de eerste uitgifte in een 11. Tegen een vasten canon. 11. Vaste of veranderlijke canon: n- Veranderlijke canon. " bouwrJlok vast. Na dien datum is canonherziening mogelijk. Voor industrie-terreinen ^ is in de meeste gevallen de canon voor 50 jaar gefixeerd. . — — — — " ;- T~ 12 Vergoeding van de getaxeerde waarde van den opstal vindt plaats, wanneer bij het 12. Vergoeding voor opstallen bij beëindiging van het recht. !2- 12. Vergoeding voor opstallen bij het 12. De Gemeente heeft het recht tot overname der opstallen en wel tegen vergoeding. 1-. verg g^ ^ ^ ^ erfpachter (y00r bouwterreinen) niet genegen is een einde van het erfpachtrecht: hoogeren canon te betalen, of indien de Gemeente vóór het afloopen van den erf- oachttermijn de terreinen uit de erfpacht terugneemt. , ———— ' ~ ' ~~ 77, 77. ~. 7, .. _,nrHt Hp „-],-_,:„- van de bedongen 13. Dergelijke voorwaarden bestaan niet; in de akten van verkoop worden alleen voor- i i T-rT ~ hinnpn den tüd van twee 13 Boetebepaling, waardoor de eigenaar verplicht wordt bij overdracht aan opvolgenden 13. Zoo mogelijk en bijna zonder "'^'f^ V™ted bedonSen waagrden omtrent het verkrijgen van „open bebouwing" opgenomen. 13. Voorwaarden, waardoor bij ver- 13. Tot op heden wordt als verkoopvoorwaarde bebouwing binnen den tijd van twee iö. W g d ^ , de __ verkoo 0p te nemen als oorspron- zakelijke rechten ook voor opvolgende e.genaien als verplichtend gesteld, koop de nakoming van de opge- jaar gesteld (behoudens uitstel), ingeval van wanprestatie terugkeer van den grond eige Gemeente zijn gesteld. legde verplichtingen ten aanzien aan de Gemeente. Een nieuwe regeling hieromtrent is echter in voorbereiding. k_ij_ uuu» u j van bestemming enz. wordt ver- —— ■■ ——— ______^_mmmm__m____■_-_-—____-_-__«---»----i-—— - TT 14 Het bedrij{ WOrdt alleen de rente over alle in het bednjf gestoken kapita.en schu.dig — 14. Rente en aflossing der scnu.d worden door E bedrijf aan de Gemeente voldaan. C. 14- tiet bedrijf betaalt rente en aflossing, ook van het vrije kapitaal, aan de Gemeente. C. 14. Betaling van rente en aflossing C. 14. Het Grondbedrijf betaalt rente en atiossing van de schuld, die ten behoeve van de C. 14- Gemeente derhalve ook over het vrije kapitaal/ hit bedrijf keert echter deze der schuld aan de Gemeente: in het Grondbedrijf ingebrachte gronden is aangegaan. ^ ^ aan ^ Gemeente uit ____ ■ ; — —- — fc .f een rente en (of) afloss.ng: ^ingPworai^pn^wgdeend en op de schuld van het bedrijf bijgeschreven. laste der Verlies- en Winstrekening gebracht, door de Gemeente uit hare gewone middelen wordt bijgepast. De aflossingen van het Grondbedrijf worden bestreden uit later te consolideeren vlottende middelen. —_ _ ^^MssM^^^ ^mMëÊmmmÊ ipgHPlili —;s-ï=^" waaroD de uitgifte is gebaseerd, moeten worden herzien. vrjiue geuccuc J . ■ — ~ ._._»* * A waarop ae uuguic geu^ , ^ . 17 De taxaties geschieden door personen, buiten het bedrijf staande. . , . ■ ~ 1 n w t< a n h •+ het bedriif 17'• Personen buiten het bedrijf. — -———■ 17. Samenstelling der taxatiecomm. 17. Personen buiten het bedrijf. 17. Niet? door personenouiten nei _ _. wjnst wordt deze gereserveerd, bij verkoop met verlies wordt dit verlies uit de ; : r— w . „ ~ : 18 Aangezien alle exploitatie-ontvangsten en uitgaven in de Gemeente-rekening worden 18. Winst wordt gereserveerd, verl.es door de Gemeente bijgepast. t q{ anderg jn fen hoogste vijf jaar door de Gemeente verstrekt. 18. Winst of verlies bij verkoop of 18. Winst blijft in het bednjt als reserve. 18. Aea3^onoral;eisexhPet l^Xli, dat eventueele winst of verlies ten bate of ten laste _____________-________-__-------—-----—— erfpaCht' _«___«_«_■ van de Gemeente komt. ; „ [} L Ilr M j -,„ --Mt gevoerd. Bij verkoop van grond wordt van a a i , . . — IT 19 Commercieele boeklv>udin"o ' " " 19. Er wordt een commercieele boekhouding gevoerd. Deze boekhouding is een zuivere D. 19- Ee£pC™^ of .calculatie in te voeren. ' het verkochte een kostprijscalculatie opgezet. D. 19. Aard der boekhouding: '9' ^S^yoS^S^ boekhouding wordt een kostprijscalculatie opgezet. kostprijsboekhouding. Bovendien worden met het oog °P.d« b«^dra^ Het ^ " ? ' 6 K 1 die bij de onderhandelingen omtrent verkoop of erfpacht gevraagd dient te worden, — ■ kostprijs-calculaties^opgemaakt _ _ _ _ —— 20~llet bedrijf is verdeeld in complexen, waarvoor geen afzonderlijke exploitatie-reke- 20 indeling in di-tnc^Tc^ 20. Indee.ing in blokken (disT^, waarvan echter geen afzonderlijke e_5^^ 20. De gronden zijn ingedeeld in 22^ districten en ^^^r^ ^ ^ deellng^ i^ceeS ingebraCht6 gr°nd6n ^ ^ " ge"' complexen: ningen worden samengesteld. elk complex wordt een afzonderlijke exploitatierekening samengesteld. deeling en ^ p wQrdt ^ exploitatie-rekening samengesteld. i OVERZICHT VAN GEMEENTELIIKE GRONDBEDRIJVEN IN NEDERLAND. OVERZICHT VAN GEMEENTELIJKE GRONDBEDRIJVEN IN NEDERLAND. OVERZICHT VAN GEMEENTELIJKE GRONDBEDRIJVEN IN NEDERLAND. — pn _ — | , ,,, -77— 1 a ,nr,| , „ nrnni-n^ R w_,_;.r^ Pn Exolmtatlevormen. A. Aard en ^rS^ fl _» Boekhouding. ____---_=___________^ TaT Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. a. /wo M^£iMJldeeIe Gestie £ Boekhouding. | C. .inancieeie uesii.. s ATTarden Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. c. ^ncieele Gestie. P. Boekhouding. __J ; 's-GRAVENHAGE. " " EINDHOVEN. . , Het bedriif maakt deel uit van den Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting DORDRECHT. bewerken" a. 1. Zelfstandig bedrijf. * De noodTge werken van aanleg ten behoeve van het bednjf worden uitgevoerd door a. 1. Bedrijf maakt deel uit van het geheel „Gemeentewerken . ^ Dienst van Gemeentewerken. . a. 1. Organieke aard van het bedrijf: a. 1. Het bedrijf is zelfstandig. Woningdienst berust het onder- ■ -, • ; 2. De boekhouding van het bedrijf wordt gevoerd bij den hiervoren genoemden Dienst BJ ler\oXofannenalSehet voeren van onder- . T^oTTe Centrale BoekWding, met die van G^tewerken en Badhu.sd.enst, def stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. \ nandelingen omtrent verkoop en uitgifte van bouw- 2. Ten kantore van de administratie „Gemeentewerken . ■ t kantore ven Gemeentewerken. _ 3 0p voornoemden Dienst in zijn geheel is van toepassing een Verordening als be- 2 De boekhouding wordt gevoerd: 2. Ter Gemeente-secretarie. 1 terreinen De uitgifte of verkoop van industrie-terreinen . 3 Bestaa^ " doeld bij art. lUbis Gemeentewet. 3' S^rteS^SS"" J_f_^ SfdS. 4 De Gemeenteontvanger en de Kassie, van T^^7- 4. De C.n.ra.e Bneknonding. Jen Kjs5,er ,a„ „»„.en,de„ d.enst. ' " °— -5 , 0ro„Je„.a60„wriipe,,me,bo„wriipe,eescWt,nmtown|p,em,tea,,,„,,— , ^^^^^155^55 " ^ ISEES ^«iST™" bedrijf worden ingebracht. _ ueoouwen qi s, y s _ gg___Jo wordt eik jaargedekt dopr de Gemeente. (Óooidstuk xiii gewone dienst)._ 6 Als regel worden de gronden in erfpacht uitgegeven; verkoop vindt bij uitzondering 1 De «ronden warden verkocht en in erfpacht gegeven. ~ 6. Verkoop is regel, uitgifte in erfpacht is een hooge uitzondering. ' plaats. . . __ 6 Verkoop of erfpacht: 6. Beide vormen (verkoop en erfpacht) vinden toepassing. ^ - t^ieT^r ~~~~ 7. In een enkel geval geschiedde de verkoop met vestiging van grondrente. ■ 7. Grondrente wordt niet toegepast. . 0 ""V^T^T " ~ " 8. Ten behoeve van opslagplaats zijn eenige terreinen op langen termijn verhuurd 7 Verkoop op grondrente" 7. Komt niet voor. Tl^nT^ie7v^o7 8" K°mt Voorts zijn ten behoeve van de volkshuisvesting terreinen in gebruik gegeven aan ___ƒ — ———- . " »■ *omT nleT voor- de stichting „Centraal Woningbeheer . gen tentlijn ^°°r ve ~ Komt niet voor. ^^^^ „e, al, rege, ,»,ngr»,d ,00, een fT~^ T^S^ . — ~ " 9. Verhuur op korten termijn, hoogstens 6 jaar. zegbaar met drie maanden. S_l w_rd.n «St (Een groot aantal van deze verhuringen (z.g. „kleine ver- 9. Andere exploitatievormen: 9. Verhuur op korten termijn. j^ringpn") wnrdt rechtstreeks door den dienst met betrokkenen aangegaan). ' ' 10. De uitgifte in erfpacht geschiedt in den regel voor een tijdvak van 75 jaar. . ■ 10 Erfpachtuitgifte slechts beperkt toegepast voor den duur. van 40 jaren voor ver ver- 10. _ ___ ( 10. Duur van het erfpachtrecht: 10. Tijdelijk. wijderde boerderij gronden. . . ~~~ " ' _:_Legen een vasten canon- . ——-— — — " u- ï-- ■ — ■ 12 rü beëindiging van het recht wordt de waarde van de opstallen, door drie des- 11 Vaste of veranderlijke canon: "TTTegen veranderlijken canon, die telkensjmjSJaai^tJie^ H____^______ _ _—-—-f—"-joor 3 deskundigen, door 12. ' Jndigen te btpalen, vergoed. Deze vergoedingen worden betaald uit het Erfpacht- ÏT-V^ding voor o stailen bij he^ ll^^^^ * Waarde v^psüülen wordt vergoed na bepaling ^ gevormd doof jaarlijksche stort.ngen. einde van het erfpachtrecht: ^^^^^^n ^'^SSJSS^A^n * ITl^plu^voor zoover mogelijk Vestiging van erfdienstbaarhlid— wordt een uitzondering gemaakt. _ _ — ——— . . . naievin°- van de gestelde voor- 13. Het vestigen van erfdienstbaarheden. 13. Voorwaarden, waardoor bij 7e7- ïiH5>el^^^ * WL d^e^ koop de nakoming van de opge- geschieden met toestemming van Burgemeester ^^^'^^J^l^^^1 W &P ______________________________ legde verplichtingen ten aanzien van de voorwaarde in alle volgende koopovereenkomsten op straffe van boete. van hestemming enz wordt ver- i 1 Door het bedriif wordt aan de Gemeente terugbetaald de rente en aflossing, weiKe zeker? - .—^ - n.„ h„ h.^» h,i rfnnr feldleening gefourneerde kapitaal «nte en af- c. 14. ^oor net D^nJz ™an de het Grondbedrijf rustende leeningsschuld jaarlijks uitgekeerd. _ iT~De~rentebetaling "geschiedt uit de exploitatiebaten en voor zoover deze daartoe niet 7- .. .„.-„a wnrdt door het bedriif aan de 15 De aflossing wordt geboekt ten laste van den kapitaaldienst en kan gedekt worden • zijn uit kapitaalverstrekking door de Gemeente; de terugbetaling der — "^l^rRentebiischrijvTr^ïnTt niet 15. De rente (na aftrek van de netto explo.tat.eopbrengst) wor« J^™^ ^nd. ^or verkoopen, of wel door leening; de rente van groep A wordt gedekt door toer j p kapitaalverstrekking. Indien uit de opbrengst van de 15. Financiering, bijschrijving van * 15. De renten worden bestreden uit de gewone middelen. (Rentebijscnr.jv.ng Gemeente betaald en uit buitengewone middele n..do"^^^ w°nst of waardeverhooging, voor zoover ze niet door huur wordt gecompenseerd; f„ erfpacht uitgegeven gronden de rente terzake van deze categorie met kan worden rente en (of) aflossing: plaats). Voor de verplichte aflossing wordt geleend. bedrjjf verstrekt. De aflossing wordt eveneens uit buitengewoon door de ueme ^ voor zoover niet gedekt door de huuropbrengst, wordt door de mQet |tënadeelfg verSchil door de Gemeente uit „gewoon" worden b.j gepast verstrekt. Gemeente bijgepast. De boekwaarde der nog niet in erfpacht uitgegeven gronden wordt verhoogd met de bijgeschreven rente. . — ; : : , „,__ n Tfi^r_d7tiidvak van 5 jaren vindt herschatting van de gronden met uit_ondering van . . — : uoH^if 16 De taxatie is basis waarop beoordeeld wordt of terreinen in groep A of groep U 1b. r>a e.K «l"va J terreinen plaats. Bedraagt de geschatte waarde minder - —— — ^e^^elT^k"^ iTlwTaarlijk^he taxaties bepalen eventueele winsten of verhezen van het^ednjt 16. De taxa , ,s b «gp^ ^ ^ prijsDepa„ng bl] verkoop. San^de^o^waa^ voor zoover niet gedekt uit de hiervoor 16. Invloed der taxatie op de finan- 16. Omdat het systeem v.n renteb.jschnjving met wordt toegepast, heeft ook geen ._ het bedrjjf eerd> verilezer1 voor zoover^ de «serve niet wor aangewezen reserves van het bedrijf, door de Gemeente in 5 jaren mt hare gewone cieele gestie: taxatie plaats. toereikend is, door de Gemeente uit hare gewone middelen in 5 jaren bijgepast. middelen bijgepast. De bijschrijving van rente wordt zoolang dit verschil niet is bijgepast, gestaakt. _ .— , — — .an 17 nP taxaties geschieden door een Commissie, bestaande uit drie personen, buiten . ï^=airi5aa^T^ro„en, w_, ,e» ned,i), staande. iï Vjjg,* XTXJtt %£l^ 3S££L ^ ü Bg CS . 17. Samenstelling der taxatiecommis- 17. Zie onder 16. Staten_door de financieele Commissie uitJenjaad. _______ ^ bestemd tot reserve. Eventueel verlies bij verkoop wordt ,l,o,.ef„e.,^ ^-^^o^^^ ~ï5e^^ K ^^^^^V^™ '^S^^t^SSSBS^ erfpacht: verhezen gedekt. eerst na 5-jaarlijksche taxatie. geschreven, te dekken zoo noodig door de Gemeente. waarde geboekt op de reserve-rekening „Waardeverschillen". , „~"HlJ li. L-.l- I. II 1 ■ ■ ■ ■ j Naast de boekhouding welke „ w _ _ _ 1 . l i i I 1 ' methode. Een kostpnjscalculat.e d. !»■ ™ ^™nrQdee Verordening is ingericht (o.a. met het element taxatie) wordt voor , ,it „„ „_ „_ ~ L..1. d. 19. Commercieele boekhouding wordt gevoerd. Naast deze boekhof 19' ^0rdt afzonderlijk naast de voorgeschreven boekhouding opgezet. alle gronden een systematische kostprijsboekhouding gevoerd. . -ST19. Aard der boekhouding: d. 19. com e ^ekhoud.ng wordt ^^c£^l^r ^t^0^ " " JL-Jl TT^-TTé -OTTleT^ndbezit is verdek in drie categoriën: 1, Gronden nouaing worui c i,cwc s houding. . _ —7—r „ . pt OmnHheHHif heeft nlaats in 2 groepen, zoo noodig onderverdeeld duinterreinV 2 Bouwterreinen (welke bouwrijp zijn of worden gemaakt), J. Uit : —, : ^oor _.H,ft.-_5i__: iTTn^iinileeïincontplexenp,»- Va. e.k eornpte, word. een afzondediike exp.o,- 20. De »*eWg » >^^^Sl^Un «orden samengesteld voo, g.'g^eVrefnen (w" Ike do», erlpach.nitgil.e, in geornikge.ing aan Oe„. d.e.ste» 2o- ïïi,;n di!,ric,e"en (o,) 20- SnP„^,_nis_.vn con""e""' wa"voor *,"°<"r 1 p »««^—!eswd- * •£«> » sfsssjrss^rs^m_. _»_«. «__«> rekening samengesteld. OVERZICHT VAN GEMEENTELIJKE GRONDBEDRIJVEN IN NEDERLAND. — - '— " ï a AardëfTÖrganisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. j a. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. a. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. I _ financieele Gestie. D. Boekhouding. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. GRONINGEN. HAARLEM. HELDER. 's-HERTOGENBOSCH. , n ., u.ua-( „ , u*.- aua-f ffstanHi„ a 1 Het bedriif is zelfstandig A. 1. Het bedrijf, dat overigens zelfstandig is, ressorteert onder den Directeur van Ge- A. 1. De technische leiding is opgedragen aan den Directeur van Gemeentewerken, terwijl A. 1. Organieke aard van het bednji: A. 1. Het Grondbedrijf is zelfstandig. A. 1. Het ^Jj^™^^ ^ Qpenbare Werkgn De Directeur yan Qpenbare meentewerken. de administratie gevoerd wordt door een ambtenaar ter Gemeente-secretarie. Werken is tevens Directeur van het Gemeentelijk Grondbedrijf. De noodige werken ten behoeve van het bedrijf worden door den dienst van Openbare Werken uitgevoerd. . , . _____ ITe~bo7kho^_urwordt gevoerd? TTj-TdT-dii,^^ TÖe^ekhouding van het bedrijf wordt gevoerd ter plaatse, waar dit is gevestigd. 2. De boekhouding wordt gevoerd door de Centrale Boekhouding. 2. Ter Gemeente-secretarie. _ 3. Beheersvorm overeenkomstig ar- 3. Bestaat. 3. Bestaat. 3. Bestaat. 3- Bestaat. tikel 114bis der Gemeentewet: — . . , , ■ . —— ■ — 4. Metgddelijk"beheerisbela-t7~ 4. De Gemeente-ontvanger. 4. De Directeur. 4. H* geldelijk beheer berust bij den beheerder der Centrale kas, tevens Gemeente- 4. De Gemeente-ontvanger. m^^r*~*f^ÏÏg$at!Z %rl^ V°°r" y 75 jaar. Voor woningblokken, door vereenigingen gebouwd met gemeentelijken steun bepaalden tijd, aan particulieren in voortdurende erfpacht. aantal jaren. (Slechts een keer voorgevallen). Komenae gevaiien geoeurt ait voor een Depaaiu _„m_. jaren, onder hypothecair verband, voor een termijn van 50 jaar. Eeuwigdurende erfpacht komt niet voor. . — ■ n~^.e7,,„a„, 11. De ,„ erlp.cn, g«i«d, legen ee. ,ast,n ,_*_*_ canon. ... Tg»-,^ _y5__-LffS_ _S SLfciSS _ SS b^oor^^^ "' ^SSSSi^^l^S^S^ ~ " " opnieuw worden vastgesteld. Deze geldt dan voor het geheele bouwblok. Vervolgens vindt, die vervolgens om de 50 jaar opnieuw kan worden vastgesteld. geschiedt de herziening telkens na 50 jaar. . — 12. Vergoeding voor opstallen bij het 12. Bij het einde van het recht vindt vergoeding voor de opstallen plaats. 12. Bij beëindiging van het recht zal door de Gemeente de waarde der opstallen, vast 12. Bij beëindiging van het recht worden de opstallen vergoed. 12. einde van het erfpachtrecht: te stellen door drie deskundigen, vergoed worden. , . — iTTcTwTarden, waardoor bij ver- n.^e7n^m7n^e7^o7wTarde7 wordt opgetreden krachtens algemeene rechts- 13. Verkoopt de Gerente grond, dan wordt in de betrekkelijke akte de voorwaarde 13. ^^^m^°^^^r V6rzuimd WOrdt de V00rge" ^ _£ 0£S£ de" ntoÏÏ&ïlS"^^^ ^ W^^ortlffë koop de nakoming van de opge- beginselen. opgenomen, dat in elke nieuwe akte de voorwaarden, bij den eersten verkoop gesteld, scnreven ucpaungen in ae Koopaiue op ie nemen, voorwaarden legde verplichtingen ten aanzien opnieuw moeten worden opgenomen. Een boetebepaling moet die voorwaarden van bestemming enz. wordt ver- waarborgen. zekerd: ______ —^^^ ™^m______^»--_______._»____________i_----"------------»----_^ C 14 Betaling van rente en aflossing C 14 Rente en aflossing der schuld worden door het bedrijf aan de Gemeente betaald. C~ 14. Het bedrijf vergoedt aan de Gemeente rente en aflossing der schuld, derhalve geen C. 14- Rente en aflossing van schuld worden door het bedrijf aan de Gemeente betaald. C. 14. Het Grondbedrijf betaalt thans aan de Gemeente de volle verschuldigde rente en _ der schuld aan de Gemeente: ' ____ rente over het vrije kapitaal. _ §: — 15. Financiering, bijschrijving van 15. Voor rente eTTio^wordt geleend De rente wordt bij de boekwaarde der 15. Voor zoover uit de opbrengst van de ontvangen^^erfpachtsommen en huren rente en 15- -- ^-1^^^ rente en (of) aflossing: gronden bijgeschreven. Jaarlijks wordt door de Gemeente uit gewoon" aan het aflossing met kunnen worden vo daan, wordt door het bednjf het tekort van de tot ten hoogste bedrag bngeschrev door d eg . -r middelen gaan betalen. Voor de aflossing wordt Grondbedrijf een som van ten minste ƒ 50.000.— verstrekt, welke door het bedrijf Gemeente ontvangen als nieuwe kapitaalsverstrekking. door het bedrijf eenzelfde bedrag bijgeleend zoodat de aflossing geen schuldwordt geboekt op de rekening „Reserve gekweekt door de Gemeente". vermindering tengevolge heeft. 16. Invloed der taxatie op de finan- 16. Een keer in de vijf jaar wordt een taxatie verricht ten einde na te gaan of de bolk"- 16. Indien de schatTJ een lagere waarde aanwijst dan de boekwaarde en het verlies Ï-T ^"grSr? ates'chr^en'en^ bedrag ^S^^l^^S^ ^ ^^or^^JsZ^ ^G^'^^iX^ cieele gestie: waarde de getaxeerde waarde overtreft. Is zulks het geval, dan moet de Gemeente n et uit het reservefonds kan worden bestreden, wordt m de eerstvolgende dienstjaren van ae gronaen atgescnreven en net Dearag verminaera mei eveiuueeie reserve, 111 , j s g dit verschil uit hare gewone middelen in ten hoogste vijf jaar aanvullen. telken jare ten minste een vijfde gedeelte van dat verschil door de Gemeente uit- 5 achtereenvolgende jaren door de Gemeente aan het bedrijf gerestitueerd. betaald aan het bedrijf en wordt gedurende dien tijd geen rente bijgeschreven. . _. . ■ ■—■ — . ■ iTlamenstelling deT taxatiecommis- 17. Personen, die noch Raadslid, noch Gemeente-ambtenaar zijn. Eén lid wordt benoemd 77~Personen buiten het bedrijf en buiten gemeenteverband. 17. De taxatie geschiedt door personen buiten het bedrijf en den Gemeenteraad staande, 17. Personen buiten het bedrijf, sie: door het Gemeentebestuur, één door Gedeputeerde Staten en één door de twee eerst- evenwel te benoemen door den Raad. genoemden. ■ " ïïg_? ver,ie8 bii vertoo7°' *■De°'M P"' "m"°"* "Kap"™'"' ^^:C^^^SZ%LS!S,i XTSSS-JStA "• ttS&£S^?&tt&'S5££r"• nSlS^SL^^ S__ o^'„?e.a,lossing- dienen bij te betalen. __^^«^^^^^■^^^^^^^■■■^^■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■-----■«---------i ______ ^^^~m^—mm^—i^m~^^^^^^^^^*~—mmm^^^^^^—^^^^^^^^^—^—~ —■,, Maer_!: -s-agjgjjggjsas —te °- —e"-D-a imj?j&£&£,s^^ °-w a&j-a^-r-——di-°mkM-D- 'ft Eff_^gHr3_-_;xM 20. Inging in _*.cten nn (oD 20. H« bedrijf „cd, «rde,^ groepen. Tnans „ ,4 groep». Van e.ke groep 20. He, bedri], word, onderverdeeld in compiexen. " 20. ^^J^^ » ™*™» <#>«•»«** ^ ^^SL^cSt^^^ complexen: wordt een afzonderlijke exploitatie-rekening samengesteld. ningen woruen opgezei. gemaakt. OVERZICHT VAN GEMEENTELIJKE GRONDBEDRIJVEN IN NEDERLAND. \ scrrt „ rk.„_._„.. D „, .. , _ . ., ,. _ ..-_-.-,.«'.. A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. A. Aard en Organisatie. B. Werkingssfeer en Exploitatievormen. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. _ Financieele Gestie. D Boekhouding. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. C. Financieele Gestie. D. Boekhouding. HILVERSUM. LEEUWARDEN. LEIDEN. ROTTERDAM. A. 1. Organieke aard van het bedrijf: A. 1. Het Grondbedrijf is een zelfstandig bedrijf. De dagelijksche leiding is opgedragen A. 1- Het bedrijf is zelfstandig. A. 1. Het bedrijf wordt beheerd door Burgemeester en Wethouders, bijgestaan door een A. 1. Het bedrijf is geen zelfstandige instelling. aan den Directeur van Publieke Werken. Commissie van Bijstand en voorgelicht door den Directeur der Gemeentewerken. 2. De boekhouding wordt gevoerd: 2. Voor het bedrijf wordt een afzonderlijke boekhouding gevoerd bij het bedrijf zelf. 2- Ten kantore van het bedrijf Gemeentewerken. De boekhouder van dit bedrijf be- 2 Ter Gemeente-secretarie. 2. Ter afdeeling Financiën der Gemeente-secretarie. heert tevens de administratie van het Grondbedrijf. 3. Beheersvorm overeenkomstig ar- 3. Bestaat. 3. Bestaat. 3 _estaat. 3- Bestaat niet. tikel 114bis der Gemeentewet: 4. Met geldelijk beheer is belast: 4. Het geldelijk beheer is opgedragen aan den Hoofdcommies-boekhouder van Publieke 4. Onder toezicht van den Boekhouder, opgedragen aan een Kassier. 4 De Gemeente-ontvanger. 4. De Gemeente-ontvanger. Werken, als administrateur van het grondbedrijf. B. 5. Eigendommen, welke in 't Grond- B. 5. De aan de Gemeente toebehoorende onroerende goederen, welke tot bouwterrein be- B. 5. De voor bouwterrein bestemde en cultuurgronden. Cultuurgronden zijn die gronden, _. 5. In het algemeen die eigendommen, die voor woningbouw (villabouw) en voor ves- B. 5. Alle terreinen, die naar alle waarschijnlijkheid vroeg of laat voor bouwterrein in beurijt worden ingebracht: stemd zijn en daartoe bij besluit van den Gemeenteraad worden aangewezen. welke, wegens hun verwijderde ligging van de stad, de eerste jaren niet voor bouw- tiging van industrieën, enz. zijn bestemd. aanmerking komen. terrein in aanmerking komen. 6. Verkoop of erfpacht: 6. Beide vormen vinden naast elkaar toepassing. 6. De gronden worden in erfpacht uitgegeven; verkoop vindt slechts bij uitzondering 6. Uitsluitend verkoop. 6. De gronden worden in den regel verkocht; uitgifte in erfpacht is uitzondering. plaats. 7. Verkoop op grondrente: 7. Wordt niet toegepast. 7. Kómt niet voor. 7. Wordt niet toegepast. 7- Wordt niet toegepast. 8. Exploitatie door verhuur op lan- 8. Vindt geen toepassing. 8. Wordt niet toegepast. 8. Behoudens een enkele uitzondering wordt deze exploitatie niet toegepast. 8- Vindt niet plaats, gen termijn: 9. Andere exploitatievormen: 9. Verhuring van bouwland van jaar tot jaar, zoolang de terreinen niet als bouwterrein 9. Verhuring op korten termijn. Cultuurgronden worden verhuurd voor den tijd van 9. Verhuring op korten termijn. 9. Bestaan niet. in aanmerking komen. van 3 en 5 jaren. Bouwterreinen worden verhuurd voor den tijd van 1 en 3 jaar, met opzegtermijn van 1 of 3 maanden. 10. Duur van het erfpachtrecht: 10. Het onroerend goed wordt in voortdurende erfpacht uitgegeven. Daarnaast bestaat 10. De uitgifte in erfpacht geschiedt tot 31 December 1990. 10. 10. Tijdelijk. ook erfpacht voor een bepaald aantal jaren (aan woningbouwvereenigingen). 11. Vaste of veranderlijke canon: 11. De canon wordt voor voortdurende erfpacht herzien tenminste drie jaren vóór afloop 11. Vaste canon. 11. —. 11. Tegen veranderlijken canon. van een termijn van 75 jaren. 12. Vergoeding voor opstallen bij het 12. Bij tusschentijdsche beëindiging van het recht vindt vergoeding voor de opstallen 12. Vergoeding bij einde van het recht vindt niet plaats. 12. 12. Bij het eindigen van het erfpachtrecht moet het terrein in den oorspronkelijken toeeinde van het erfpachtrecht: plaats. stand ter beschikking van de Gemeente worden gesteld. 13. Voorwaarden, waardoor bij ver- 13. Ter verzekering van de nakoming der bepalingen omtrent de bestemming der ter- 13. Voor de nakoming van deze verplichtingen wordt een waarborgsom gevraagd. 13. Het vestigen van een servituut. 13- Bij verkoop van gronden nemen de oorspronkelijke kooper en diens opvolgers de verkoop de nakoming van de opge- reinen, worden voorwaarden in de koopakte opgenomen, bij niet nakoming waar- plicliting op zich de primitief opgelegde voorwaarden in elke latere akte van overlegde verplichtingen ten aanzien van door den kooper een boete wordt verbeurd ten behoeve der Gemeente. dracht te doen overnemen, op de in de oorspronkelijke akte bepaalde boeten. van bestemming enz. wordt verzekerd: ____ C. 14. Betaling van rente en aflossing C. 14. Door het bedrijf wordt rente en aflossing der schuld betaald. Van het verschil tus- C. 14. Door het bedrijf wordt aan de Gemeente rente en aflossing betaald, ook rente van C. 14. Rente en aflossing worden betaald over op de Gemeente rustende schuld terzake C. 14. Rente wordt door het bedrijf vergoed over het geheele door de Gemeente ver¬ der schuld aan de Gemeente: schen inbrengwaarde en leeningsschuld (z.g. Reserve) wordt geen rente aan de het in het bedrijf gestoken vrije kapitaal der Gemeente. van het Grondbedrijf. strekte kapitaal. _ Gemeente betaald ^oor zoover dit laatste door de Gemeente is gevonden uit leeningen, worden door het Grondbedrijf ook aflossingen betaald. 15. Financiering, bijschrijving van 15. De betaling van aflossing geschiedt zoo mogelijk uit eigen middelen (verkoop- 15. Rente en aflossing worden betaald uit de buitengewone middelen der Gemeente, in 15. De rente wordt bestreden uit de gewone, de aflossing uit de buitengewone middelen. 15. De rente wordt bestreden uit de gewone middelen van het bedrijf. Laten deze een rente en (of) aflossing- sommen). Zoo noodig wordt geleend. De rente, voor zoover deze niet wordt gedekt dien zin, dat geleend wordt voor deze uitgaven onder aftrek van de netto huur, welke De aflossing wordt derhalve wel, de rente niet bijgeschreven. nadeelig saldo, dan wordt dit door de Gemeente uit haar gewone middelen bij- door een voordeelig saldo der exploitatie, wordt geleend en op de waarde der gronden de terreinen als cultuurgrond opbrengen. gepast. De betaling van aflossing geschiedt uit buitengewoon, zoodat hiervoor opbijgeschreven. — r t , o tf ft nieuw kan worden geleend. 16. Invloed der taxatie op de finan- 16. Indien bij schatting blijkt, dat de boekwaarde hooger is dan de geschatte waarde, 16- ,Indi,en bij schatting het totaal der schatting een lagere waarde aanwijst dan de i6. Aangezien geen rente wordt bijgeschreven, zijn periodieke taxaties niet voorge- 16. Taxaties vinden niet plaats, cieele gestie: wordt het verschil door de Gemeente uit hare gewone middelen aan het Grond- boekwaarde, wordltinde eerstvolgende: dienstjaren telken jare door de Gemeente ten schreven. bedrijf uitbetaald en wel telken jare een vijfde gedeelte, voor zoover het verschil minste een v"fde deel van het verschil uit de gewone inkomsten bijgepast. niet uit de reserve kan worden gedekt. ., ______________ 17. Samenstelling der taxatiecommis- 17. Personen buiten het bedrijf. 17- Personen buiten het bedrijf. 17. 17. sie: ^ _ 18. Winst of verlies bij verkoop of 18 Winst bij verkoop komt in de reserve- verlies bij verkoop wordt uit de reserve ge- 18- Verlies of winst bij verkoop of erfpacht komt tot uitdrukking bij de vijfjaarlijksche jg. De winst bij verkoop van gronden wordt gestort in de reserve. Verlies wordt uit 18. Het tot uitdrukking brengen van winst of verlies op verkoopen vindt niet plaats. Met erfpacht- dekt of zoo deze niet toereikend is door de Gemeente uit hare gewone middelen hettaxatie der bouwterreinen; winst, te bepalen bij deze taxatie, wordt overgebracht deze reserve bestreden. de opbrengst van verkochte eigendommen worden nieuwe aankoopen gefinancierd. betaald.' Winst of verlies bij erfpacht komt ten bate ot ten laste van de exploitatie- °P de reserve, verlies door de Gemeente in vijf jaar uit hare gewone middelen bijge- rekening Past- Verlies op de exploitatie der cultuurgronden en der in erfpacht uitgegeven terreinen wordt jaarlijks door de Gemeente bijgepast, winst aan haar afgedragen. ____ ______________________ __________■_____-___,______—____________________________ ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^_^ ____ _____—I■__—__^■■■■■■■I—————— ———■ ——■—■■■■"^ D. 19. Aard der boekhouding: D. i9. Van het bedrijf wordt een commercieele boekhouding gevoerd Deze boekhouding D. 19- Commercieele boekhouding wordt gevoerd, welke mede kostprijsboekhouding is. D. 19. Van het bedrijf wordt een commercieele boekhouding gevoerd. Deze boekhouding D. 19- De ingevolge de Verordening^gevoerde administratie is niet anders dan eene ver- straal Daarnaast bestaat een korpsadministratie per kada? is tevens kostprijsboekhouding. ^S^^^Zét ^Sg^^ afzoSjke kostprijscal- culatie opgezet. 20. Indeeling in districten en (of) .0. De eigendommen worden naar gelang van behoefte volgens hunne ligging of be- 20. De indeeling heeft plaats in de rubrieken „Voor bouwterrein bestemde gronden", 20. Indeeling in complexen wordt niet toegepast. 20. Elk der in het bedrijf gebrachte*?end°mmen krijgt een afzonderlijk hoofd en daarvan complexen: stemming ingedeeld in bouwwijken. Van deze bouwwijken worden geen afzonderlijke „Cultuurgronden", „Erfpachtgronden" enz., onderverdeeld in groepen. w at een atzonaernjK- e uu e-reicemng samengesteia. I exploitatie-rekeningen samengesteld. Afzonderlijke exploitatie-rekeningen worden samengesteld. | —A~^^^ SCHIEDAM __Finar.CK.de Gestie, p. Bc~khon_g. ^ Aard 'n O-anisalfeTnTl^^ - ..o,^™., A|.H«« ^ _________J^^ — T Z?2£8&7BS£^tFZ=^ " —~ ZAANDAM. _______________ a Be»te«-' " 1 __i__Bj!!ïïZiiii_i_r_ 4. Met geldelijk beheer is belast- "T n ~ ■ 3- Bestaat. J___e_____o___va_^^ - . . ' 4- Ue Gemeente-ontvanger. . 3. Bestaat. " B- 5- 0ro*"r ~-.voo,ta,wexP,.ilatlebestend' 4- ^rsn^^E^j^^^^^ — inbreng wordt in denTremel slech£f h^lnte ! °pSta,len) en bouwterreinen. Tot I " , Verkoop^r^ ' Tv__ST_^^ ___j_g^^ ^ ^ ~ ot ,„ erfpacht Ult te geve, " I^_______^^ T^^Te^pT- ^ ^^^^ geXnP'?eramii^_°0r V6rhUUr °P 8. Wordt „iet toege^t" ' ■ 7. Wordt niet toepast " ~ ^^^^ T^e^_r^^ - __ * Wordt niet toelast. ^ —j f^^^»^^ _ZIIL__ZIIZILZ1 9" hGrh0"de". «V^«^^ 77^ — -^^^^S^t^§^8e ____ ™°er woni"gen en gebouwen, worden 10. Duur van het erfpachtrecht: 7o77ij_7j_. _____ ___JSr °P ^ ^^rSLSZ^S^rS^ ^ Verhuringen^ ^ ^ t^^^rQ ^^^^ J^Sj^^ einde var^^SeSr^ '2" geding bij beëindiging va„ het recht. _________ en_wo_rdt tegen een vasten canon \ ~~ 13 fóptL —nrd^: ^_*^^ __L__1_5___^^ f^eS^ S hPIterP,iChtingen tM g " f6gen % Van de" Popprijs wordt teruggSmen' " ^ Verp,ichtlnge" de ^o^^^^t^^ ] ■ beeindigmg vmdt vergoeding voor de opstalien plaats. Tr„4_r~--H ■ 13 C. 14. Betaling van rente en „(w. ■ o _ 1 1 ' op verbeurte van een boete. l^Ej^d^^C^^S C- 14 Rente «aflossing worden do0r het bedrijf vergoed *5 », jks*-x - ^^«-^__5^^ - c ™ ____^__-_ _ - —r.,.^^.^,^ 15. Voor zoover de exploitatielat ' ' - scnuid aan de Gemeente. ^^t~^r- ^r^—^ _____ ^_-^^ ^r^ï^ï^^^ g6Stle: derboekwaar^ ———____ a. opbrengst verLop terreinen &e"^ ,6s^p~!_^^ M__s_èff^ —T ?!emee-te uit dë ^ewone middelen in de eerstvXnT/ °nrdekte bedrag door de 6 heett geen lnvIoed °P de financieele gestie van het bedriif 17. Samenstelling der taxatiecommis iTTTT ' " f + VIjfd.e dee' van het verschil, aan het GrSS vlJf d!e"s*iaren, telkens voor J s.e: _ taxatiecommis- 17. De Commissie bestaat uit drie deskundigen een Z^~Ta " — _____n_ndering van schuld. ^ondbednjf verstrekt, ten einde te dienen ■ —- I een door het Gemeentebestuur die tp7?m_ ben°emd door Gedeputeerde Staten 17 r_ 1 Z ■ - 18. Winst of verlies bij verkooo of 7T~r\ ■ ^___1H____1_£______^^ ötaten> 17. Deskundige personen, die nie77n^n_tle77_^_~^ ' — erfpacht: °'] Verk°°P °f 18- °e eventueele winst, verkregen door gTo^^ttT^ ■ Gemeente zijn. ■ _ eventueel verlies wordt daarop afgeschreven g' WOrdt geSt°rt m de reserve- Het 18^^^.^^ 7~7^~ J -L_ r^^shM^F^^m ,8-s=^^ ,9- Aard d6r b-khouding: D. 19. De boekhouding is een commercieele b Z ^gekeerd. tot 125 % der boekwaarde, wordt het «eerdere'kaS de Getenï — ■ _j__53^ °- (^-commercieele boekhouding wordt gevoerd " ^ . SSSa.1» diStriCte" 6" ^ ^^^^^ 1 h°Udlng ge6ft kostprigseVp°errdcomp,ex. D. 19. Commercieele boekhouding. — rekeni"ge" morden samengesteld comP'exen, waarvoor afzonderlijk exploitatie- l^el^e^i^r- 1 ~ _________ boekhouding wordt een afzonderlijke kostprijscalculatie opgezet I taat van e,k comp,™ ^^t^^^^ M ^ ^^^^ ë worden samengesteld. comPlexen- waarvoor afzonderlijke exploitatie-rekeningen WIIZE VAN BEWERKING DER ,,KOSTPRIJSBOEKHOUDDSG" VAN HET GRONDBEDRIJF DER GEMEENTE 's-GRAVENHAGE. De kostprijsboekhouding, welke geheel naasl: «.afzonderlijk van de in de Verordening op het Grondbedrijf voor .eschreTernaar de dubbele methode gevoerd wordende foekhouSg is opgezet, sluit, wat de Grondbedrijf in „complexen" en „plannen betreft, wel bi] deze boekhouding aan. Kinnen zekere Onder „complexen" worden verstaan de binnen zeKere beerenzinéén gelegen stadsgedeelten; onder „plannen ais'bouwtf in^xploitatie gebracht wordende en zijnde stratenolannen (onderdeel van eemg complex). Ete^-iïoJt (aankoop, onteigening enz.) krijgt bij inbreng in het Grondbedrijf een complex-nummer (waarondete ressorteert) alsmede een of meer kavel-nummers. De voorzifde van het kavelblad vermeldt oppervlakte, kadastrale aanduiding bij aankomst, besluit tot aankoop en inbreng fn he" bedrijf/geschatte waarde koopsom, leenïng, Sruit de koopsom «gekweten alsmede verdere b«zonderheden, op den kavel betrekking hebbende. De achterzijde van het kavel-blad geeft aan, m staffelvorm, den koslprijs (zijnde koopsom + kosten, rente en/of exploitatie-baten c. q. lasten) in totaal en per M*. De oppervlakte, kostprijs enz. van het complex -bestaande uh vK Sende kavels worden nader op een hoofdblad aangegeven. Wanneer een gedeelte van eenigen kavd of van een complex als „bouwterrein" in exploitatie wordt genomen wordt het van het grondcomplex afgevoerd en als „plan in een afzonderlijke „bouwterreinen"-administratie opgenomen Deze afvoering uit het „grondencomplex" geschied^indien na de overboeking verder geen gronden zulle^ overblijven, tegen den kostprijs van het complex, op het tijd 222 stip van overboeking. Indien echter het over te boeken „plan" deel uitmaakt van een of meer kavels (die te zamen één complex vormen) dan wordt rekening gehouden met den gemiddelden prijs van het geheele complex, met dien verstande, dat het bedrag der overboeking in M2 berekend, gelijk zal zijn aan den M2. prijs van het reeds eerder of later over te boeken gedeelte; deze berekening, nader in het voorbeeld verwerkt, is op een geschatte exploitatieduur van het geheele complex gebaseerd. Bij den aanvang der exploitatie van eenig „plan" wordt een voorloopig vastgestelde kostprijs en canon berekend, gebaseerd op het bedrag der overboeking, verhoogd met alle geraamde aanlegkosten, het geschatte gemiddelde renteverlies tijdens den veronderstelden exploitatieduur en de waarde der (ingevolge de verordening op het Grondbedrijf) verplichte reserveeringen (gekapitaliseerd). Aan de achterzijde van deze kostprijsvellen worden de werkelijke exploitatieresultaten aangeteekend. De werkelijke kostprijs van het in exploitatie zijnde plan wordt opgebouwd naar de telken jare gemaakte kosten, verminderd met de ontvangen bedragen. Tusschentijdsche kostprijsberekeningen worden opgezet wanneer de omstandigheden (bijv. langere of kortere exploitatieduur, overschrijding of verlaging van geraamde aanlegkosten e. d.) daartoe aanleiding geven. Mede wordt gecalculeerd welke minimum-canon moet worden bedongen om het kostprijskapitaal van het plan geheel rentegevend te doen zijn. In deze laatste calculatie komt tot uitdrukking in hoeverre de reeds bedongen canons of vergoedingen den als minimum nog te bedingen canon beïnvloeden. Grondbedrijf 's-Gravenhage. COMPLEX 17. OPPEKVLAKTEN. ■S Betaalde r——————i 1 Leening. Leenings- Aantee- _ Jaar bedragen. Aan™* BH aankoop. n.bou\ften inenl Verkoopen. j Restant, j bedrag. I keningen H.A. A. cA. H.A. A. | cA. H.A. A. CA. H.A. A. cA. Jaar. % Koers. I 1911 ƒ 175.645.25 aankoop .. 18 33 26 1910 4 100% ƒ 174.121.— II 1911 1.481.041.22* id. ..._j^j__2__ 1910 4 100% 238.581.— 47 72 50 III 1916 240.670.20 aankoop .. 56 42 67 1915 4!_ 97.66 1.516.435.— IV 1920 overgebr. .. 104 15 17 17 68 73 — 86 46 44 „Park-Oost" TAXATEECIJFERS. Kavel. Jaar. Aanduiding. Bedrag. cPtfgTbwkt. Restant- TOELICHTING OP DE TAXATIECIJPEES. I 1912 bij inbreng .. ƒ 137.494.50 II id. id. .. 132.265.80 ƒ 269.760.30 I 1914 hertaxatie ... ƒ 183.326.— II id. id. ... 176.354.10 ƒ 359.680.10 III 1917 bij inbreng ..f 1.410.667.50 1.410.667.50 f 1.770.347.60 I 1919 hertaxatie .. ƒ 366.652.— ===== II id. id. ... 468.254.50 I» id id. ... 1.491.201.25 f2.326.107.75 I—II—III 1920 totaal 2.326.107.75 ƒ486.400.75 f1 839 707 — I—II—III 1924 hertaxatie ... 2.167.531.40] \ 224 Grondbedrijf 's-Gravenhage. KOSTPRIJS VAN HET NIET IN EXPLOITATIE ZIJNDE GRONDENCOMPLEX. Jaar Omschrijving. Bedrag. heden"" 1912 kostprijs kavel I bij inbreng ƒ 177.04031 idem kavel II 240.175J90 417.216.41 rente 3.577 % 14.923.86 expl. kosten 834.43 432.974.70 huren enz 2.401.33 1913 saldo 477250 NP 430.57337 rente 3.642 % 15.681.48 expl. kosten 861.15 447.116.— huren 4.625.97 1914 saldo 477250 M' 442.490.03 rente 3.753 % 16.606.64 expl. kosten 884.98 459.981.65 huren enz. 2.657.17 1915 saldo 477250 M'. 457.324.48 GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF VAN 's-GRAVENHAGE. Graphische voorstelling van het totaal rentegevend gemaakte kapitaal. GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF VAN 's-GRAVENHAGE. Graphische voorstelling van de exploitatieresultaten van de uitgegeven terreinen. be c > ra c D ng 'ET © _ 3 GfoTmbearT^r^uravetinage. KAVEL I COMPLEX 17 LIGGING IN DEN OOSTPOLDER. Kadastrale aanduiding Sectie A Nos. 123 t/m 137. Oppervlakte 183.326 M2. Voorstel tot aankoop aan B. en W. Ag 2743*11 Raadsbesluit 22 Mei Bijlage 605 Akte 24 Augustus 1911. Bericht van aankoop Ag. 4362*11. Koopsom ƒ 175.645.25 per M'. ƒ 0.96. Inbreng Voorstel tot inbreng Ag. 9004'11. Raadsbesluit 4 Sept. 1912 Ag 16372*12 Bijlage 914. Gerekend te zijn ingebracht 1 Januari 1912. Betaald: per l-8-'ll Koopsom ƒ 174.159.39 Kosten 1.485.86 Totaal ƒ 175.64525 Uit leening: 1910 Koers 100% ad 4 %. Leeningsbedrag ƒ 174.121.—. Leeningsschuld bij inbreng ƒ 174.121. Inbrengbedrag ƒ 137.494.50. Taxatie voor den aankoop: Taxatie bij inbreng in het Grondbedrijf Ag. 4177*12 per M'. ƒ 0.75 totaal f 137.494.50. Hertaxatie 1914 per M*. ƒ 1.— totaal ƒ 183.326.—. 1919 „ „ „ 2.— „ „ 366.652.—. 1924 „ „ „ 2.70 „ „ 494.980.20. Bijzonderheden: (O to en 226 Grondbedrijf 's-Gravenhage. KOSTPRIJS PER KAVEL. Jaar. Omschrijving. Bedrag totaal 1911 Leeningsbedrag rente l-8-'U—31-12-'ll a 4 % 1912 kostprijs per 1 Jan rente 3.577 % voordeeltg saldo expl. ... 1913 kostprijs per 1 jan rente 3.642 % voordeelig saldo expl. ... 1914 kostprijs per 1 Jan rente 3.753 % voordeelig saldo expl. .. 1915 kostprijs per 1 Jan ƒ 174.121.- 2.919.51 177.04051 6332.76 183.37327\ 664.84 182.708.43 6.654.24 189.362.67 1.411.56] 187.951.11 7.053.80 \ 195.004.91 680.75 194.324.16 227 Grondbedrijf '8-Gravenhage. Complex 17. per 1 Januari 1920. Bij de overbrenging van de gronden naar de rubriek „Bouwterreinen" wordt bij dit complex uitgegaan van de gedachte, dat in 20 jaar het geheele grondencomplex als bouwterrein in exploitatie zal zijn gebracht Teneinde belangrijke prijsverschillen op het tijdstip van overboeking naar de rubriek „Bouwterreinen" te voorkomen, dient een factor, bepalende het gemiddelde renteverlies, in acht te worden genomen. Deze factor dient dusdanig te worden bepaald dat, (aannemende dat de geschatte exploitatieduur juist zal blijken te zijn) op het tijdstip van overboeking de M2 prijs van den ruwen grond gelijk is aan den prijs bij vorige of volgende overboeking. In het onderhavige geval (overboeking naar het bouwplan „Park-Oost") wordt uitgegaan van de navolgende veronderstelling: exploitatieduur van het grondencomplex 20 jaar, gemiddelde rentebijschrijving in komende jaren 4 %, ter vergemakkelijking van de berekening wordt aangenomen dat elk jaar V20 wordt overgebracht factor te bepalen op <2° X ™£ X __ ,.472 Per 1 Januari 1920 over te boeken van gronden naar Bouwterreinen: „Park-Oost" le gedeelte, ter oppervlakte van 176873 M2 a ƒ 3.21 = ƒ 567.762.33. Te bepalen prijs bij overboeking (ƒ 2.727.748.25 X 1-472) 1.041.517 = ƒ 3.21 per M2 Grondbedrijf 's-Gravenhage. VOORLOOPIG VASTGESTELDE KOSTPRIJS EN CANON PER 1 JANUARI 1920. Complex 17. Plan „Park-Oost" le gedeelte. Vaststelling stratenplan bij Raadsbesluit 22 Mei 1919, bijlage 692. Bruto oppervlakte 176.873 M.' _ __, Straten en pleinen 73928 M.' Toegestaan crediet bij Raadsbesluit 21 November 1919, bijl. 1711 ƒ 820.500.— plantsoen 4050 „ (order 63 van 1920). 77.978 „ Toegestaan crediet bij Raadsbesluit 6 Juni 1921, bijl. 863 ƒ 42.000.— . _._ ... , 6 (order 462 van 1921). | Oppervlakte bouwterrein 98.895 M . KOSTPRIJS VOOR DEN AANVANG DER EXPLOITATIE. AANTEEKENINGEN. Overgebracht van gronden ƒ 567.762.33 Nog uit te geven voor werken: Straataanleg ƒ 820.500.— Plantaoenaanleg „ 42.000.— Diversen: Memorie 862.500 — 1.430.262.33 Renteverlies bij aangenomen exploitatieduur van 5 jaar: (Rentevoet 5 %) - , 5 X 105" X 0.05 i iKK Formule . ,— = 1-155 221.690.67 1.U55 — 1 . 1.651.953.— Kapitaalwaarde van de verplichte reserveeringen en van de administratiekosten (gekapitaliseerd a 5 %) (6'/8 X 1.651.953.—) _ , Rn Qm 371.689.— 5 Kostprijs in totaal 2.023.642.— per M'. ƒ 20.46 Te bedingen canon 5 % = „ 1.02 Grondbedrijf 's-Gravenhage. EXPLOITATIE-UITKOMSTEN. OVERDRACHT NAAR UITGEGEVEN TERREINEN. WERKELIJKE BATEN. Werkeiuke . ö T ■ I 1 i 1 j lasten zonder Saldo ® £P Oppervlakte Gekapitall- TPA-in~n. OmsehrH. . v i. "5 _ Jaar - — Canon. Beerde Boekwaarde Leenm&8 j_ar ümschr*J- Bedrag. rente en baten 5 § H.A. A. cA. Canon. SChuld. Ving. aanlegkosten. ^ M 1920 1 69 78 20.145.80 351.886— 188.520.32 184.401.03 1920 erfpachten ... ƒ 16.839.39 1921 l 69 96 22.798.51 352.278.— 188.720.68 184.594.97 huren 260.— _ ____________ verkoop 3 39 74 42.944.31 704.164.- 377.241.- 368.996.- 2106 M*. 57.960.- ƒ 6.164.92 ƒ 68.894.47 1922 1 82 32 23.134.80 377.876.— 202.445.— 198.019.23 1921 erfpachten ... ƒ 30.865.04 huren 85.— 6.910.02 24.040.02 5 22 06 66.079.11 1.082.040.— 579.686.— 567.015.23 1923 66 92 9.639.50 138.698.— 74.485.— 72.889.77 1922 erfpachten ... ƒ 63.306.29 huren 110.— 11.299.18 52.117.11 5 88 98 75.718.61 1.220.738.— 654.171— 639.905.— 1924 70 66 9.336.48 145.651.— 105.975.— 98.910.— 1923 erfpachten ... ƒ 71.620.93 huren 105.— 13.533.37 58.192.56 6 59 63 85.055.09 1.366.389.— 760.146.— 738.815.— 1925 2 13 84 19.811.38 318.277.— 170.768.— 145.203.— 1924 uitlichting S7___ 6500 M2. ƒ 32.500.— 8 73 47 104.866.47 1.684.666.— 930.914.— 884.018.— Erfpachten ... 79.992.38 huren 62!— 14.105.77 98.448.61 1925 erfpachten ... ƒ 99.537.87 huren 22.— 17.422.98 82.136.89 Grondbedrijf 's-Gravenhage. Complex 17. Plan „Park-Oost" le gedeelte. KOSTPRIJS VAN HET EN EXPLOITATIE ZIJNDE PLAN. Oppervlakte „ _ in_en j__r Omschrijving. Bedrag totaal. Per M2. bouwterrein. v 6 a Blijft M2. I Jaar I M2. Bij I Af " 1920 Overgebracht van gron- 1920 98.895 verkoop 2106 96.789 4206 %' "fsZl'S 1924 \imichting\6500 \ 90289 ^^m%'ZZ. 641.751.- Uitgevoerde No- ult te Omschrt)- 1233.393.40 werken, voeren werken, ving. saldo baten 68.894.47 1921 kostprijs per 1 Jan 1.164.498.93 \f 12.03 1920 628.915.98 233.584.02 ^ 4 £ % 50.886.61 1921 51.990.46 181.593.56 werken a 99*/2 % 52.252.— 1922 19.612.31 161.981.25 1267.637.54 saldo baten 24.040.02 1922 kostprijs per 1 Jan 1243.59752 12.85 rente 4.589 % 57.068.69 werken a 99V2 % 19.711.— 1:320.37721 saldo baten 52.117.11 1923 kostprijs per 1 Jan 1.268.260.10 13.10 t\3 00 O Grondbedrijf 's-Gravenhage. Complex 17. „Park-Oost'' le gedeelte. BEREKENING VAN DEN MINIMUM-CANON. I Totale I Oppervlakte OPP6.™^6 iRente- Op te I Canon vergoeding <^{L_ Canon . oppervlakte uitgegeven Kostprijs, voet brengen ~ ïrtfneT P-rlP. Aanteeke- Jaar- bouwterrein, terreinen. _.2. canon, canon, terreinen, terreinen. 6—(7+8) 9:8- ningen. 1. 2. 3. 4 5 6. 7. [ 8. 9. [ 10. 1920 98895 16978 81917 2.023.642.— 5% 101.182.10 20.145.80 —.— 81.036.30 0.99 1921 98895 33974 64921 2.023.642.— 5% 101.182.10 42.944.31 —.— 58.237.79 0.89 1922 98895 52206 46689 2.023.642.— 5% 101.182.10 66.079.11 —.— 35.102.99 0.75 enz. 232 GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF VAN AMSTERDAM. 233 INDISCHE BUURT, DISTRICT 9, COMPLEX EL Duur van gereedmaken en uitgeven de terreinen gesteld j op 12 jaar 1 Januari 1921—31 December 1932. fiFRAAMnF I ™"in I EINDWAARDE OMSCHRIJVING. «JCKAAMUE de uitvoering , " KOSTEN. vermoed _K zal bij een rentevoet bij een rentevoet " plaats vinden. van 5 O/o van 51/2 0/« Aankoop van Gronden 11.53.85 H.A. ƒ 471.265.43 Onteigening van Gronden 46.77.27 HA. „ 1.789.147.10 ƒ 2.260.412.53 Renteverlies tot 1 Jan. 1922 „ 159.324.37 ƒ 2.419.736.90 Af: verkochte gronden 5386 M.2 ƒ 16.150.— Beschikbaar gesteld voor schoolbouw Zeeburgerdijk 2454 M.2 „ 61.350.— „ 77.500.— Saldo 1 Jan. 1922 ƒ 2.342.236.90 ƒ 4.006.020.— ƒ 4.220.945.— Nog te verwachten uitgaven: Ophoogingswerken „ 4.300.000.— 1—2 „ 7.179.300.— „ 7.546.940.— Bestratingswerken straten breeder dan 18 M. 104.608 M.2 a ƒ 11.— ƒ 1.150.688.— straten smaller dan 18 M. 99.645 M." a ƒ 9.— „ 896.805.— Pleinen en plantsoenen 68.105 M.ï a ƒ 5.— „ 340.525.— i Rioleringswerken 15.918 M. a ƒ 40.— „ 636.720.— i 3.024.738.— 3—12 „ 3.804.490.— „ 3.894.470.— Bijdrage in den aanleg der viaducten .... „ 500.000.— 7 ,, 638.150.— „ 653.500.— Oevervoorziening 600 M. a ƒ 60.— „ 36.000.— 10 „ 39.690.— „ 40.070.— Aankoop poldersloot en afkoop polderlasten „ 38.000.— 2 61.900.— „ 64.910 — ƒ 10.240.974.90 De eindwaarde van het geheele complex bedraagt ƒ 15.729.550.— ƒ 16.420.835.— Om deze eindwaarde te verkrijgen is jaarlijks noodig ■ 1-250.570.— „ 1.275.375.— De geheele te exploiteeren oppervlakte bedraagt 30.54.10 H.A.. De oppervlakte van het jaarlijks te exploiteeren bouwterrein bedraagt derhalve 30.54.10 H.A. : 10 = 3.05.41 HA. 3.05.41 HA. | De middenprijs per M.2 bedraagt derhalve ƒ 40.95 ƒ 41.76 GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF VAN AMSTERDAM. Factoren van den kostprijs a. Kosten van ruwen grond b. Kosten van ophooging c Kosten van bestrating Toelichting op de Kostprijsberekening van de Bouwterreinen in de Indische Buurt. De kostprijs van bouwterreinen is uit de volgende factoren samengesteld: a. Kosten van ruwen grond; b. „ „ ophooging; c. „ „ bestrating; d. „ „ rioleering en rioleeringsbemaling; e. „ „ plantsoenen, beplantingen en speelplaat¬ sen; f. „ „ kunstwerken (b.v. bruggen, viaducten); g. „ „ eventueele toegangswegen, ontpoldering, bemaling en dergelijke; h. „ „ renteverlies. Was de aankoop of onteigening van den ruwen grond van recenten datum, dan was de koopprijs onmiddellijk bekend. Dateerde de koop van jaren terug, dan was het moeilijker den prijs te leeren kennen. In beide gevallen werd de aankoopsom vermeerderd met de rente tot aan den datum, waarop de calculatie van den kostprijs werd gemaakt (in casu 1 Januari 1922). Berekend is de benoodigde hoeveelheid M8 zand voor het op vereischte hoogte brengen der gronden. Derhalve waren de kosten nauwkeurig te ramen. De eenheidsprijs van 1 M2. bestrating wordt door den dienst van Publièke Werken opgegeven naar verhouding van de breedte der onderscheidene straten en der toe te passen wegprofielen, en wel voor: a. den hulpweg; b. de definitieve bestrating; c. de eerste en tweede verstrating; d. de bestratingsriolen. Aan de hand van het stratenplan werden opmetingen ge- 235 daan en is gecalculeerd, welk bedrag voor bestrating is uit te trekken. Bij besluit van den Gemeenteraad van 8 Maart 1922 No. 158 is voor de kosten van rioleering en de bemaling der riolen (hierin begrepen de hoofd- en nevenriolen) per strekkenden Meter gevellengte ƒ 40, —vastgesteld. De totale gevellengte der geprojecteerde bouwblokken X ƒ 40 geeft dus het bedrag der kosten. De eenheidsprijs bedroeg destijds ƒ 5.— per M2. Nauwkeurig werd overwogen in hoeverre de aanleg der kunstwerken zou geschieden ten behoeve van de exploitatie van het grondcomplex. Hierna werd het bedrag der kosten geheel of gedeeltelijk in de berekening opgenomen. Hierbij is gehandeld als onder f. vermeld. Deze post, een zeer belangrijke, diende met zorg te worden gecalculeerd. Hiertoe is vooraf het aantal jaren geschat waarin het complex gereed zou zijn en alle gronden in erfpacht zouden zijn uitgegeven. Voorts zijn de data vastgesteld, waarop met de sub b, c, d, e, f en g genoemde werken vermoedelijk zou worden aangevangen en wanneer ze beëindigd zouden zijn. d. Kosten van rioleering e. Kosten van plantsoenen en beplantingen f. Kosten van kunstwerken g. Kosten van toegangswegen en dergelijke h. Kosten van het renteverlies Na het verzamelen der genoemde gegevens zijn alle uitgaven, hetzij ze reeds gedaan waren of nog verwacht worden, herleid naar de eindwaarden, met gebruikmaking van den rentevoet van 5 % of dien van 5}_ %. Om deze berekende eindwaarde te verkrijgen is gecalculeerd, welk bedrag jaarlijks rentegevend moet gemaakt worden. Verwacht is dat geëxploiteerd zou worden 30.54.10 H.A. bouwterrein en dat de uitgifte in 10 jaar zou zijn afgeloopen. De per jaar in exploitatie te brengen oppervlakte der bouwterreinen is gesteld op 1/10 van het totaal, derhalve op 3.05.41 H.A. De middenprijs is dus te vinden door het jaarlijks rentegevend te maken bedrag te deelen door de jaarlijks in exploitatie te brengen oppervlakte en kwam dus te staan op 236 ƒ 1.250.570 . , 4Q ge, kj: aanhouding van 5 %. 30541 ' , ƒ 1.275.375 j , 41 _- bj. aannouding van 51/ 30541 3 ' Daar de gecalculeerde middenprijs niet te bedingen zou zijn, hebben B. en W. dien verlaagd tot ƒ 30.—. Op deze basis is daarna elk bouwterrein in verband met zijn ligging geprijsd, zóó dat het totaal der grondprijzen van de verschillende terreinen gelijk was aan het aantal M2 bouwterrein X ƒ 30*—• De bouwterreinen worden, conform de algemeene bepalingen omtrent voortdurende erfpacht, in erfpacht uitgegeven tegen een jaarlijkschen canon per M2. van 5J_ % over bedoelde prijzen, verhoogd met 7 % voor het recht van voortdurende erfpacht. Onderscheid Het Grondbedrijf van Amsterdam onderscheidt zich van met andere veie andere grondbedrijven in Nederland in hoofdzaak hiergrondbedrijven do_^ dat verkoop van terreinen tot de hooge uitzonderingen behoort en uitgifte in erfpacht regel is. De boekhouding moet dientengevolge aan andere eischen beantwoorden, dan in gemeenten waar verkoop als regel geldt. De terreinen, die in erfpacht gegeven worden, blijven bij het bedrijf en zijn feitelijk als beleggingsobjecten te beschouwen, m.a.w. het Amsterdamsch Grondbedrijf voert eigenlijk het beheer over een groot vermogen, waarvan een deel door uitgifte in erfpacht rente opbrengt en een ander deel, jaarlijks nog groote sommen kost. Het uitvoeren van werken, zooals ophooging, wegaanleg, rioleering e.d., vereischt ieder jaar groote bedragen voor het ter bebouwing gereed maken van de terreinen. Het komt echter in de praktijk voor, dat ook voor terreinen, die reeds in erfpacht werden gegeven, nog uitgaven worden gedaan voor wegaanleg (b.v. herbestrating) en kunstwerken (b.v. bruggen) enz. Boekingswijze Ten einde een juist overzicht te verkrijgen, worden de bedragen, die aan een grondcomplex ten koste worden gelegd, op één rekening „Beschikbare Gronden" geadministreerd natuurlijk met gebruikmaking van hulprekeningen, waarop de kosten der werken zijn te overzien — en wordt bij elke erfpachtsuitgifte het rentegevend gemaakte bedrag 237 overgebracht naar een andere rekening „Erfpachtsterreinen". De gezamenlijke boekwaarden van beide rekeningen van één grondcomplex vormen derhalve het in dat complex gestoken kapitaal. Als basis voor de boekhouding wordt, zooals uit het bovenstaande blijkt, de kostprijs aangehouden. Taxatie, die elke 5 jaar plaats heeft, treedt nimmer in de plaats van de boekwaarde, doch dient alleen om te zien, of en in hoeverre het bedrag van de ten koste gelegde gelden overeenkomt met de getaxeerde waarde der beschikbare gronden. Voor de bepaling van den kostprijs wordt naar het voorafgaande hoofdstuk verwezen. Ter bepaling van het bedrag, dat aan renteverlies moet worden bij geboekt, wordt een gemiddeld percentage berekend op de volgende wijze: Uit het rentebedrag, dat door de Gemeente over haar leeningsschuld, ten behoeve van het Grondbedrijf aangegaan, wordt betaald, wordt het gemiddelde percentage bepaald. Over het vrije kapitaal der Gemeente in het bedrijf wordt het zelfde gemiddelde percentage aangehouden. Ook wordt bepaald hoeveel over de Rijksvoorschotten gemiddeld aan rente moet vergoed worden. Voor de kapitalen, door de Gemeente gefourneerd uit de vlottende schuld, wordt van het jaarlijks voor alle bedrijven vastgestelde percentage gebruik gemaakt. Uit de op deze wijze verkregen cijfers wordt het gemiddelde gezocht. Tot dezen maatregel is overgegaan, omdat het ondoenlijk bleek de schuld per grondstuk te administreeren. Op het eindresultaat heeft het middelen van percentages weinig of geen invloed en veel administratieve omslag wordt voorkomen. Ten opzichte van het renteverlies wordt nog opgemerkt, dat, hoewel in de boekhouding alle renteverlies (ook over het vrije kapitaal der Gemeente in het bedrijf) wordt bijgeboekt, de Gemeente Amsterdam de te betalen rente en aflossing over de grondleeningen uit de gewone middelen financiert. Van het gecalculeerde renteverlies wordt geboekt ten laste van de exploitatierekening de rente over het rentegevend gemaakte bedrag, aan de hand van het verkregen gemiddelde rentepercentage. Dit rentebedrag wordt geplaatst tegenover het bedrag, dat het grondcomplex aan canon oplevert, teneinde het over- Basis is de kostprijs Berekening van den aan te wenden rentevoet Wijze van financieren Berekening winst of verlies 238 schot (winst) of het tekort (verlies) te kunnen bepalen. De rest van het renteverlies wordt ten laste van de beschikbare gronden geboekt, nadat vooraf in mindering is gebracht het saldo der baten en lasten, waarbij met het overschot of tekort op de erfpacht geen rekening is gehouden. Bij sommige geheel uitgegeven complexen, waar tevens alle werken waren uitgevoerd, is het voorgekomen, dat het rentegevend gemaakte bedrag het ingestoken bedrag overtrof. Hoe de winst Ook in een dergelijk geval is het verschil tusschen de onWaa* rente over het ingestoken bedrag en de ontvangen canons de „rentewinst". Dit winstcijfer bestaat uit twee facoren. Ten eerste uit de rente over het verschil tusschen ingestoken en rentegevend gemaakt bedrag en ten tweede uit het verschil tusschen de door het bedrijf te betalen en te ontvangen, rente in den vorm van canon. In het tegenovergestelde geval geldt de omgekeerde redeneering, wat betreft het verschil tusschen ingestoken en rentegevend gemaakt bedrag. Doordat meestal, tot nog toe, de ontvangen rente (canon) hooger is dan de te betalen rente, wordt het verlies aan rente voor een deel door het voordeelig verschil in de rentepercentages goed gemaakt, m.a.w. De canon bestaat uit: rente plus Winst, of „ „ „ „ „ minus Verlies. Hoewel in de praktijk zich nog meerdere gevallen voordoen, gedoogt de ruimte van dit bestek niet de behandeling van andere dan de hier genoemde. Uit het medegedeelde blijkt duidelijk, dat de winst door het Grondbedrijf gemaakt, of het verlies, dat geleden wordt, zich altijd uit in „rente". Wordt een grondstuk bij uitzondering verkocht of wordt een terrein voor den bouw van een openbaar Gemeentegebouw benut, dan strekt het geheele verkoopsbedrag of het bedrag, waarop het terrein gewaardeerd is, om het ingestoken bedrag te verminderen en wordt de boekwaarde tegelijkertijd zooveel lager gesteld, omdat door den verkoop of de beschikbaarstelling van terrein voor openbare gebouwen kapitaal vrijgekomen is. Doorgaans wordt het verkoopsbedrag weder voor nieuwe kapitaalsuitgaven van het bedrijf aangewend. Bij alle handelingen, die kapitaalsvermeerderingen of -verminderingen of beleggingen ten gevolge hebben, wordt 239 ente berekend van den dag der behandeling af. B.v. bij erfpachtsuitgifte komt van den datum van ingang der erfpacht af geen rente meer ten laste van de beschikbare gronden, over het bedrag, dat rentegevend werd gemaakt. Voor de wijze van berekening van den canon zij verwezen naar het model kostprijsberekening. Over den door B. & W. vast ges tel den grondprijs wordt thans 5 J/_ % in rekening gebracht en op dat bedrag de canon vastgesteld. Bovendien wordt van de erfpachters, die terreinen voor woningbouw met het recht van zoogen. voortdurende erfpacht verkrijgen, 7 % toeslag op den canon gevorderd. Het aan toeslag ontvangen bedrag wordt aan de Gemeente uitgekeerd, die deze gelden besteedt voor kapitaalsuitgaven van het Grondbedrijf. Op deze wijze wordt geleidelijk een belangrijke reserve in het grondbezit gevormd. Voordat de onderhandelingen met de toekomstige erfpachters een aanvang nemen, wordt door het Grondbedrijf, met den door B. & . W. bepaalden middenprijs als basis, een verkaveling van de gronden gemaakt en worden de terreinen geprijs. Op een overzichtskaart van het grondcomplex, dat voor uitgifte in erfpacht in aanmerking komt, worden de onderscheidene prijzen met kleuren aangegeven. Het grondbezit is, ten einde een gedetailleerd overzicht te hebben, ingedeeld in 23 Districten, die, waar noodig, onderverdeeld zijn in complexen. Van elk der 62 complexen worden alle op het complex betrekking hebbende handelingen afzonderlijk geboekt en alle boekingsstukken per complex opgeborgen. Elke zaak krijgt een vast nummer, zoodat alle bescheiden, die met één transactie verband houden, gemakkelijk zijn te vinden. Dit nummer correspondeert met het No., vermeld op de voor elk complex aangelegde overzichtskaart, die in aansluiting op en ter controle van de boekhouding is aangelegd. Hierop is met één oogopslag te zien welke terreinen nog beschikbaar zijn en welke bestemming de overige terreinen hebben verkregen (Erfpacht, Verkoop, Openbare weg). Deze overzichtskaarten dienen o.m. ook om aan het einde des jaars den voorraad beschikbaren grond en den stand der werken te kunnen nagaan. Ten slotte volgen hier eenige cijfers omtrent het bedrijf. Sedert 1 Januari 1921, den datum waarop de annexatie van enkele buitengemeenten plaats had en de commercieele boekhouding werd ingevoerd, werd geboekt voor: Toeslag voor het recht van voortdurende erfpacht Overzichtskaarten per complex Dossiers van de boekingsstukken per complex Vergelijking van overzichtskaarten met boekhouding 240 Aankoop Uitgevoerde Bygeboekt Verkoop Bestemd V. Rentegevend Gronden Werken Benteverlies Gronden Openb. Geb. gem. bedrag 1921 /5.4B5.395.— /-11.148.326.—/'1.041.597.—ƒ305.680.—ƒ142.080.—/" 8.913.423.— 1922„1.541.153.— „ 9.023.783.—„ 1.609.104.—„251.092.—„271.740.—.. 3.793.220.— 1923 „2.411.345.— . 4.702.723.—„ 1.956.835.—„242.770.—„ 78.315.—„ 4.150.487.— 1924 1.786.581.— ., 3.247.040.—„2.101.885.—„225.068.—„718.551.—„ 5.336.943.— 1925 Ü 5.800.633.— „ 3.574.758.—„2.138.704.—„ 168.172.—„ 592.094.—„10.326.793.— In totaal beloopt het per 31 December 1925 in het Grondbedrijf gestoken kapitaal 125 millioen Gulden, waarvan door erfpacht ruim 70 millioen Gulden rentedragend is gemaakt. Tegenover het restant a 55 millioen Gulden staat een grondbezit van 15.898.337 M2., verdeeld als volgt, naar gelang van het stadium, waarin het op dezen datum verkeert: Ruwe grond 10.991.628 M2.; Bouwterrein 1.019.418 „ ; Opgehoogde grond 3.177.247 „ ; Industrieterrein 710.044 „ ; GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF, AMSTERDAM. Graphische voorstelling van de oppervlakte der jaarlijks in erfpacht uitgegeven gronden. GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF, AMSTERDAM. KAPrrALEM DIE JAARLIJKS DOOR UITGIFTE lh ERFPACHT REnTEGEVEliD ZIJH GEMAAKT Graphische voorstelling van de kapitalen die jaarlijks door uitgifte in erfpacht rentegevend zijn gemaakt GRONDBEDRIJF DER GEMEENTE ENSCHEDE. De strekking der Verordening is voornamelijk om risico's, welke uiteraard aan dit bedrijf zijn verbonden, te keeren. Bijschrijving van rente mag dan ook alleen geschieden op de waarde van die perceelen, welke dat gedoogen. Daarom worden de perceelen van het Grondbedrijf verdeeld over twee groepen. In A worden ondergebracht de perceelen, waarvan waardevermeerdering is te verwachten, in D die, welke te hooge boekwaarde hebben, althans geen bijschrijving kunnen velen. Onder D worden ook gerangschikt de perceelen, welke de Gemeente had toen het Grondbedrijf werd ingesteld en waarvan toen rente en aflossing op den gewonen dienst van de Gemeentebegrooting drukten of die later werden aangekocht met hetzelfde gevolg, dus voor een ander doel dan 't Grondbedrijf. Deze perceelen ingedeeld in het Grondbedrijf, komen en blijven in groep D, ook al zouden zij rentebijschrijving best kunnen verdragen. Afschuiving van lasten op het Grondbedrijf langs dien eenvoudigen weg is dus niet mogelijk. Op de perceelen van D nieuw wordt 2 % der oorspronkelijke boekwaarde afgeschreven; op die van D oud evenveel als de aflossing van de er op drukkende leeningsschuld bedraagt. Het tekort der exploitatie van groep D (dus zoowel van D oud als D nieuw) wordt door de Gemeente gedekt uit den gewonen dienst. Uit een berekening van de woningbehoefte van het Rijk is afgeleid die van Enschede. De voor Enschede geldende cijfers stellende tegenover het woning-aantal gaf dit het tekort, terwijl het woning-aantal over de verschillende jaren meteen aangeeft de vermeerdering van het aantal woningen. Daaruit is afgeleid de jaarlijks door den woningbouw in beslag genomen nuttige bouwgrond (naar een gemiddelde van 174 M2. per woning) en laat zich berekenen het benoodigde * 16 Verordening Groep A Groep D (nieuw) Groep D (oud) Afschrijving D (nieuw) Afschrijving D (oud) Exploitatietekort groep D Behoefte aan nuttigen bouwgrond 242 aantal □ Meter grond voor de eerst volgende 10 jaren, een tijdvak waarin de thans aanhangige onteigenings- en bestratingsplannen zullen worden afgewerkt. Gerekend wordt op minstens 185 woningen per jaar, (de natuurlijke stijging tengevolge van de uitbreiding er buiten gelaten), dus 1850 in genoemd tijdvak, plus het wegwerken van het woning-tekort ad 466 woningen, is samen 2316 woningen X 174 M2. of ruim 40 H.A. nuttige bouwgrond. Aankoopen Straat Verkoopen Bezit Beschikbaar naaste toekomst Overschot Te weinig grond Monopolie Beperking monopoliemacht Sedert de instelling van het Grondbedrijf (in 1906) werd ingebracht (zoowel in groep A als D) ruim 132 H.A. werd voor straat in beslag genomen 36 „ 96 H.A. er werd verkocht 42 „ zoodat overblijft ruim 54 H.A. In onteigening is begrepen 24 „ 78 H.A. doch voor nog aan te leggen straten is noodig 13 „ zoodat voor de eerstvolgende 10 jaar 65 H.A. nuttige bouwgrond beschikbaar is en, zooals zooeven bleek, 40 „ in die jaren noodig zal zijn, zoodat slechts 25 H.A. over is! Deze grondstukken, verdeeld over de geheele Gemeente en bestaande uit perceelen met zeer uiteenloopende prijzen, bieden te weinig keus voor gegadigden, vooral wanneer daarbij nog in aanmerking wordt genomen, dat grond voor Handel en Nijverheid, voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap, Godsdienst, Sport, Parken, groote Villaterreinen en Drentsche gezinnen geheel buiten beschouwing is gelaten en dat de Gemeente vrijwel het monopolie heeft van den bouwgrond binnen haar gebied Evenwel, Enschede ligt nauw ingesloten door de Gemeente Lonneker en de grensbebouwing ven beide gemeenten vloeit ineen, terwijl langs de hoofdwegen, zonder eenige bijdrage der eigenaren uit de aangrenzende gemeente, waardevolle bouwterreinen zijn ontstaan, wat niet zonder invloed blijft op zijn Grondbedrijf. 243 V/2 millioen gulden straat aan de Gemeente overgedragen In totaal werd aangekocht voor ruim 3 millioen gulden Omzet de bestratings- en rioleeringskosten bedroegen bijna 2 „ „ terwijl verkocht werd voor ruim 3,5 „ „ Behalve de 2 millioen voor bestratings- en rioleerings- Straatkosten kosten is nog ongeveer lJ/_ millioen te rekenen voor den ondergrond. Ongeveer V, van den ruwen grond is voor straten en pleinen bestemd, derhalve komt uit dien hoofde reeds 1 millioen ten laste van de straten, terwijl nog op y2 millioen mag gerekend worden voor de meerdere kosten der dure perceelen (zoowel ondergrond als opstal) die aangekocht moesten worden om bestaande straten te snijden. Het Grondbedrijf heeft dus voor ongeveer 3J_ millioen gulden straat beschikbaar gesteld. Met particuliere exploitatie was zoodanig resultaat niet te verwachten, vooral niet, als wordt gelet op den aanleg van een Singel van 28 M., van straten van 18, 16 en 15 M. breed en van verschillende pleinen, van welke straten en pleinen groote oppervlakten met keien zijn bestraat, terwijl verscheidene plantsoentjes werden aangelegd en langs vele wegen boombeplanting is aangebracht, alles voor rekening van het Grondbedrijf. (Zie in verband hiermede echter ook de extra afschrijving *) voor groep D. uit de Gemeentekas). In verhouding tot de kosten der straten bedraagt de opbrengst der daartegenover staande aanlegbelasting, ad rond ƒ 96000,— niet veel, al dient hierbij ook in aanmerking te worden genomen, dat een niet onbelangrijk bedrag mettertijd zal worden ontvangen. Uit de middelen van het Bedrijf is extra afgeschreven een ƒ 167000,—, terwijl nog aan overwinst van groep A kon worden geboekt ƒ 142000,— en aan de Gemeente door D oud is uitgekeerd ƒ 38000,— zijnde de opbrengst van verkoopen tot den oorspronkelijken kostprijs. De meerdere opbrengst is winst voor groep D, dus voor het Bedrijf, welks winsten niet anders mogen worden gebruikt dan voor het doel, waarmede het Grondbedrijf is opgericht. Het exploitatietekort van groep A bedraagt ƒ 575000,—, ExpLtekort waarvan gedekt werd: groep A ƒ 75000,— uit winst groep D. ƒ 143000— „ „ „ A. en J) Hier en elders is afschrijving in den zin van aflossing genoemd. Noot v. d. samenstellers. Aanlegbelasting Extra afschrijving Overwinst 244 Expl.tekort groep D Extra afschrijving groep D uit Gem. kas Rente Huren Onderhoud Boekwaarde enz. Verkoopsbesluiten Voorwaarden Erfdienstbaarheden Prijzen van particuliere terreinen ƒ 357000,— door waardeverhooging van perceelen van groep A. Het exploitatietekort van groep D bedraagt ƒ 360.000,— waaronder voor gewone afschrijving volgens de verordening ƒ 149000,—. Behalve genoemde ƒ 360.000,— heeft de Gemeente uit haar gewone middelen nog ƒ 450.000,— verstrekt voor extra afschrijving op de kosten van straten. Daar de kosten van bestrating, vallende buiten het Grondbedrijf, steeds uit den gewonen dienst worden betaald, werd het nuttig geacht om de bestratingskosten van groep D, waarvan rente en afschrijving per slot van rekening toch op de algemeene begrooting drukten, eveneens direct uit den gewonen dienst te betalen. In verhouding verminderde dus de jaarlijksche bijdrage door de Gemeente. Aan rente werd betaald ƒ 875.000,—. De huren brachten op ƒ 178.000,—. Voor onderhoud, belasting en administratie is betaald ƒ 95.000,—. De boekwaarde bedraagt ruim 1,5 millioen gulden en zonder den bijpas van de gemeente van f 360.000,— -f- ƒ 450.000,— of ƒ 810.000,—, zou deze hebben bedragen ruim 2,3 millioen. In verband met aanhangige en nog komende Jonteigeningsprocedures wordt afgezien van een pogen om uit deze boekwaarde conclusies te trekken. In de verkoopsbesluiten worden de voorwaarden niet opgenomen. Verwezen wordt naar de bij afzonderlijke akte vastgestelde voorwaarden, zoodat ook in de notarieele en onderhandsche akten eenvoudig naar die voorwaarde-akte wordt voorwezen. Een der voorwaarden wijst de bepalingen aan, die als erfdienstbaarheden worden gevestigd ten behoeve van den grond, waarop de wegen zijn aangelegd, zoodat deze ook voor opvolgende verkoopen moeten toepasselijk verklaard worden en dus ook zonder erfpacht voortdurende invloed wordt behouden. Om op de hoogte te komen en te blijven van de prijzen van particuliere gronden, worden van alle verkoopen de prijzen en verdere gegevens genoteerd uit de registers van het Hypotheekkantoor. De perceelen worden op een plattegrondteekening der Gemeente aangegeven. Van deze kaart zijn ligging, diepte, frontbreedte enz. na te gaan, terwijl 245 met klappers op de namen van verkoopers, koopers en straten steeds de prijzen zijn te vergelijken. Tot nu toe heeft het Grondbedrijf voornamelijk ten doel Erfpacht gehad: aankoop ruwen grond, aanleg van straten en verkoop nuttigen bouwgrond. Daar groote complexen aan bouwvereenigingen worden verkocht, die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn en dus onder strenge voorwaarden met geld van het Rijk en in den laatsten tijd met geld van de Gemeente werken, is de behoefte nog niet gevoeld om aan te sturen op uitgifte van grond in erfpacht. Erfpacht, als eisch te stellen voor de particuliere afzonderlijke bouwers, zou voor Enschede den trek naar de aangrenzende gemeente Lonneker in nog sterkere mate dan nu reeds het geval is ten gevolge hebben. DE ALGEMEENE REKENKAMER, 's-GRAVENHAGE. Haar werkkring bezien uit een praktisch oogpunt Wie iets van de Rekenkamer wenscht te weten, kan daartoe zijn toevlucht nemen tot het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij zal dan moeten teruggaan tot den jaargang 1841, toen de wettelijke instructie van dat College het licht zag. Later zijn eenige veranderingen aangebracht, maar de hoofdgedachten der wet bleven, op enkele uitzonderingen na, ongewijzigd. Het spreekt vanzelf dat de terminologie onzer voorvaderen ons wat vreemd in de ooren klinkt. Zij is zeker niet bevorderlijk aan het verkrijgen van een helder inzicht in den werkkring van de Rekenkamer. Voorts bevatten onze leerboeken op het gebied van de Staatsinrichting een en ander dienaangaande, maar ook deze leerstof geeft den onderzoeker betrekkelijk weinig houvast. Nu handel en industrie eenerzijds en de openbare dienst anderzijds steeds meer tot elkander naderen ter bestudeering van vraagstukken van bedrijfs-economischen aard en krachtige pogingen worden aangewend om, door het organiseeren van congressen en tentoonstellingen, elkanders werkmethoden te leeren kennen, is de behoefte ontstaan aan een duidelijker uiteenzetting omtrent de plaats, welke de Rekenkamer tegenwoordig in het publieke leven inneemt. Zooveel mogelijk is in het hierna volgende de praktische zijde der zaak in het licht gesteld, met vermijding van vraagstukken van min of meer staatkundigen aard, hoe belangwekkend deze op zich zelf misschien mogen zijn. Omtrent de organisatie van de Rekenkamer zullen slechts die feiten worden gegeven, welke in het verband van dit opstel niet kunnen worden gemist. 247 Als zelfstandig controleerend Staatsorgaan mag de Algemeene Rekenkamer geen andere bevoegdheden uitoefenen dan de wet haar toekent. Deze beperking is noodzakelijk omdat de taak der Regeering zou worden ontwricht indien een niet onder hare verantwoordelijkheid optredend orgaan zich zou kunnen mengen in het landsbestuur. Zij kan slechts adviezen verstrekken, indien en voorzoover die het geldelijk belang van het Rijk raken. Dit essentieele punt moet bij de beschouwing van hare werkwijzen goed in het oog worden gehouden. In andere opzichten is de Rekenkamer echter autonoom en hebben hare beslissingen bindende kracht. Deze beslissingen zijn van tweëerlei aard. Zij beoordeelt, behoudens nadere besluiten van de wetgevende macht, in hoogste instantie de juistheid van de ten laste van de Staatsrekening te boeken uitgaven en van de verantwoordingen van alle aan haar rekenplichtige personen en lichamen. De basis van de contröle der Rekenkamer op de Rijksuitgaven wordt gevormd door de onderscheidene bij de wet vastgestelde hoofdstukken der Staatsbegrooting. Nevens de hoofdstukken,voor den gewonen Rijksdienst (I tot en met XII) heeft men nog afzonderlijke begrootingen voor enkele z.g. fondsen, waarvan het Pensioenfonds wel het voornaamste is, alsmede voor de Staatsbedrijven. Alle Rijksuitgaven moeten dus door de Rekenkamer in de eerste plaats aan deze begrooting worden getoetst. De goedkeuring dier uitgaven of het besluit, dat deze in de Staatsrekening kunnen worden opgenomen, noemt de Instructiewet verevening. Bij deze verevening komt echter meer te pas dan toetsing der uitgaven aan de begrootingswetten. De Rekenkamer heeft zich tevens te overtuigen dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de bepalingen van andere wetten, van besluiten, verordeningen of contracten. Dit onderdeel van hare taak kan als het meest belangrijke en omvangrijke worden aangemerkt, al komt slechts betrekkelijk weinig daarvan voor het voetlicht der publieke opinie. In het buitengewoon ingewikkeld raderwerk der Staatsmachine moeten orde en regelmaat worden geschapen door tal van voorschriften. Deze voorschriften zijn van algemeenen of bijzonderen aard. De algemeene kunnen worden onderverdeeld in bepalingen voor iedereen, neergelegd in wetboeken en wetten en in voorschriften, die uitsluitend de Rijksadministratie betreffen. Adviseerende beslissende bevoegdheid en Contröle op de Rijksuitgaven Splitsing In voorschriften van algetneenen en van bijzonderen aard. Voorschriften van algemeenen aard. 248 Wie meent dat de Rekenkamer zich met de eerste groep niet behoeft bezig te houden, vergist zich. Er komen schier dagelijks posten van uitgaaf voor, welke moeten worden getoetst aan het Burgerlijk Wetboek en andere wetten van civielrechtelijken aard. Neem b.v. de zaken betreffende huur en verhuur van gebouwen en alle contracten van aanneming, welke niet alleen worden beheerscht door bijzondere administratieve bepalingen, maar ook en vooral door de voorschriften van het gemeene recht. Verder komt er bijna geen wet in ons Staatsblad voor, welke niet leidt tot uitgaven, die de Rekenkamer aan de bepalingen dezer wet moet toetsen. Het behoeft geen betoog dat de enorme uitbreiding van onze wetgeving sedert den aanvang dezer eeuw de taak van de Rekenkamer in niet geringe mate heeft verzwaard. Want bijna elke wet brengt weer seriën uitvoeringsbepalingen mede, voor de naleving waarvan de Rekenkamer, zoodra daaruit kosten voor het Rijk voortvloeien, even goed heeft zorg te dragen als voor een juiste toepassing van de wet zelf. De specifiek of in hoofdzaak administratieve voorschriften van algemeenen aard zijn gelukkig minder talrijk, zij het ook niet minder ingewikkeld. In dit verband behoeft slechts gewezen te worden op de regelingen, thans bestaande voor de traktementen, pensioenen en wachtgelden van alle landsdienaren. Vooral de toepassing van het bezoldigingsbesluit voor de burgerlijke ambtenaren, vastgesteld in 1920 en sindsdien ontelbare malen gewijzigd, stelt hooge eischen aan de Rekenkamer. Zij beoordeelt in hoogste instantie of dit besluit juist wordt uitgevoerd en heeft voor eene uniforme toepassing te waken. Elke salarisbetaling moet immers door haar worden verevend. Het is voor den niet-ingewijde eenvoudig ondoenlijk zich een beeld te vormen van de geweldige moeilijkheden, welke zich bij de uitvoering van dit besluit voor tienduizenden, in tal van groepen gesplitste, burgerlijke ambtenaren voordoen. Daarbij komen de zeker niet gemakkelijker bepalingen voor de bezoldiging van militairen. Dan bestaan er nog tal van andere algemeene regelingen, zooals voor de berekening van reis- en verblijfkosten en vacatiegelden waarvan de jurisprudentie eveneens in hoofdzaak door de Rekenkamer moet worden gevormd Sommige van deze regelingen hebben alleen administratieve beteekenis, maar dit ontslaat de Rekenkamer niet van de DE ALGEMEENE REKENKAMER, 's-GRAVENHAGE. Schematische voorstelling van de bevoegdheid van de Algemeene Rekenkamer. 249 verplichting te wakert voor eene juiste toepassing, ter wille van eene orderlijke administratie. De bijzondere administratieve bepalingen, welke bij het Voorschriften doen van Rijksuitgaven moeten worden in acht genomen, van. MJ-O-derea kunnen onmogelijk in een kort bestek worden omschreven. aard' Voor elk der talrijke dienstvakken gelden bepaalde reglementen, op de naleving waarvan de Rekenkamer heeft toe te zien, in zoover deze op Rijksuitgaven betrekking hebben. Sommige dier reglementen worden gevormd door series besluiten, in gedrukte verzamelingen opgenomen. Bij de dienstvakken van de belastingen, de registratie en de posterijen vormen deze reglementen omvangrijke boekdeelen. De landmacht neemt de meeste voorschriften van algemeenen aard op in de „Legerorders" (vroeger het Recueil Militair), terwijl de Marine hare reglementen heeft samengevat in een eerbiedwaardig aantal „verordeningen". Hiermede is duidelijk gemaakt, dat het belangrijke werk van de Rekenkamer niet alleen bestaat in het uitoefenen van critiek op de wijze van besteding der Rijksgelden. Zij, die van oordeel zijn dat haar verdere arbeid beperkt blijft tot het opwerpen van allerlei onbeteekenende comptabele kwesties, vergissen zich eveneens. In het voorbijgaan moge worden opgemerkt dat het publiek zich moeilijk een beeld kan vormen van de geweldige hoeveelheid arbeid, die de Rekenkamer dikwijls moet verrichten om op zich zelf onbelangrijke zaken voortdurend in het goede spoor te houden. B.v. ten aanzien der rente van de Staats-, Indische en Provinciale leeningen, welke ten laste van de betrokken begrootingen moeten worden geboekt. Millioenen coupons moeten daartoe jaarlijks stuk voor stuk worden verwerkt. Er dient te worden zorg gedragen, dat geen coupons in uitgaaf worden gebracht, welke nog niet zijn vervallen of reeds verjaard zijn, en dat de juiste bedragen ten laste van de juiste begrootingsposten worden geboekt. Nog een enkel woord omtrent de bevoegdheden van de Rekenkamer ten aanzien van vraagstukken van financieel beleid, welke zich bij de beoordeeling der Rijksuitgaven kunnen voordoen. Zooals reeds werd medegedeeld, kan zij daarin slechts adviseerend optreden. Maar haar recht tot het maken van opmerkingen dienaangaande of tot het doen van voorstellen tot bezuiniging, vermeei dering van inkomsten of vereenvoudiging der administratie, is onbeperkt. De 250 wet legt trouwens de Rekenkamer eene verplichting ten deze op. Geen Minister kan haar tegenwerpen, dat zij verboden terrein betreedt, indien bij hare adviezen of voorstellen 's-Lands geldelijk belang is betrokken; dit laatste ter beoordeeling van de Rekenkamer zelf. Daarnevens is aan de Ministers de plicht opgelegd, aan dat College de inlichtingen en gegevens te verschaffen, die het voor een richtige uitvoering van zijn taak behoeft. Niet alleen ter beoordeeling van de juistheid of rechtmatigheid der uitgaven, maar ook van de doelmatigheid (efficiency). Rijksontvang- Het toezicht van de Rekenkamer op de Rijksontvangsten s*en- neemt een meer bescheiden plaats in hare werkzaamheden in. De Instructiewet is in dit opzicht veel minder scherp omlijnd dan ten aanzien van de uitgaven. Dat kan trouwens moeilijk anders. Het zou ongerijmd zijn, aan de Rekenkamer op te dragen na te gaan, of alles, wat aan het Rijk verschuldigd is, wordt ontvangen en verantwoord. De wetgever van 1841 heeft dan ook wijselijk in het midden gelaten, hoe de ontvangsten zullen worden gecontroleerd en alleen eenige voorschriften gegeven betreffende de wijze van verantwoording. Deze voorschriften hangen nauw samen met de rekenplichtigheid van de personen, die met de invordering van aan het Rijk toekomende gelden zijn belast. Ten aanzien van de belastingen en andere daarmede op één lijn te stellen ontvangsten, bepaalt de taak van de Rekenkamer zich in groote hoofdzaak tot de boeking van kohierbedragen en van hetgeen door de betrokken ontvangers is verantwoord. Verder behoeft zij ook niet te gaan. De diensttakken van de belastingen en de registratie alsmede de ontvangers van de loodsgelden staan onder voortdurend toezicht van inspecteurs, die zich mede er van behooren te overtuigen dat al het verschuldigde binnenkomt en verantwoord wordt. Hetzelfde geldt voor de ontvangsten van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Daarnevens wijst de jaarlijksche middelenstaat nog tal van andere Rijksinkomsten aan, waarvan aan de Rekenkamer verantwoording moet worden afgelegd. Verschillende van deze ontvangposten hebben intusschen slechts boekhoudkundige waarde, wijl zij verrekeningen tusschen de staatsdiensten onderling betreffen, zoodat deswege geen verantwoording in den eigenlijken zin van het woord noodig 251 is. Als voorbeelden mogen worden genoemd de betalingen wegens door de Landsdrukkerij aan de Departementen enz. geleverd drukwerk en de inkomsten van den gevangenisarbeid, welke uitsluitend ten bate van het Rijk wordt verricht. Andere ontvangposten bestaan in vaste of periodiek terugkeerende renten, bijdragen, uitkeeringen, huren e.d. Door middel van een eenvoudige debiteuren^boekhouding kan de Rekenkamer op deze ontvangsten toezicht uitoefenen. Ten deele geschiedt dit door controle in de boeken en bescheiden van het Departement van Financiën met name wat betreft de door gemeenten verschuldigde annuïteiten wegens genoten voorschotten ingevolge de Woningwet en de Landarbeiderswet. Dan heeft zij er voor te waken dat alle bijzondere inkomsten, welke blijkens de haar toegezonden stukken, nog moeten worden ingevorderd, inderdaad worden ontvangen en verantwoord. Dit alles vereischt geen buitengewoon omvangrijken contröle-arbeid. Er is echter meer. In de laatste jaren is het aantal instellingen, welke tegen betaling diensten voor particulieren en voor andere overheidsorganen verrichten, meer en meer uitgebreid. Tot he teind van 1924 werd op dergelijke ontvangsten geen doeltreffend toezicht uitgeoefend. In den loop van dat jaar heeft de Rekenkamer evenwel besloten, ook dit toezicht ter hand te nemen, met gebruikmaking van de haar in 1917 verleende en in 1922 uitgebreide bevoegdheid tot het instellen van contróle ter plaatse (waarover later). Bedoeld toezicht omvat thans een vrij groot aantal Rijksdiensten. Daaronder vallen o.m. de Rijksseruminrichting, de Rijkslandbouwproefstations, de Universiteitsziekenhuizen, het Rijkskrankzinnigengesticht te Eindhoven, het Serologisch instituut en de Rijksvroedvrouwenscholen. Aan de hand van de bij deze inrichtingen aanwezige boeken en bescheiden wordt nu nagegaan of de verschuldigde sommen zijn ontvangen en als Rijksontvangsten verantwoord. Verder worden ook de ontvangsten der universiteiten wegens door studenten verschuldigde college- en examengelden, alsmede eenige andere groepen van ontvangsten ter plaatse gecontroleerd. De Rekenkamer heeft hieraan verbonden eene gelijke contróle op de uitgaven, voor zoover deze door de betrokken diensten uit hunne kassen worden betaald. Met de instelling van dit toezicht heeft de taak van de 252 Rekenkamer een aanmerkelijke uitbreiding ondergaan. En al zullen de tastbare voordeelen daarvan misschien niet bijster groot zijn, een nuttige preventieve werking kan aan dit toezicht zeker niet worden ontzegd, gezwegen nog van mogelijke vereenvoudigingen in de administratie van de betrokken diensten als gevolg van de contröle ter plaatse. Staats- Enkele takken van Rijksdienst, wier werkkring een min bedrijven. 0f meer commercieel karakter draagt, zijn, in gevolge de z.g. Bedrijvenwet van 1912, als Staatsbedrijven aangewezen. Deze bedrijven onderscheiden zich in zoover van andere Rijksdiensten, dat daarvoor afzonderijke begrootingen worden vastgesteld, welke niet alleen de werkelijke inkomsten en uitgaven aangeven, maar tevens posten bevatten wegens kapitaalverstrekking uit 's Rijks-schatkist aan die bedrijven, de daarvoor te betalen rente en het winst- of verliessaldo. Zoodoende kunnen de financieele uitkomsten van deze diensten met grootere juistheid worden bepaald dan vroeger, toen hunne ontvangsten en uitgaven door de begrootingen van de Departementen heen liepen. Door de toepassing der Bedrijvenwet is echter in de contröle van de Rekenkamer op bedoelde diensten zeer weinig verandering gebracht. Zij verevent de uitgaven en boekt de ontvangsten ten laste of ten bate van de onderscheidene artikelen der bedrijfsbegrootingen in hoofdzaak overeenkomstig de voor alle andere dienstvakken geldende regelen. De vaststelling van de balans en van de winst- en verliesrekening is niet aan haar opgedragen. Daarmede moet, volgens de Bedrijvenwet, een buiten het bedrijf staande boekhoudkundige worden belast. Hetgeen natuurlijk niet wegneemt dat de Rekenkamer ook ten opzichte van de Staatsbedrijven gebruik kan maken van hare bevoegdheid tot het doen van voorstellen tot bezuiniging, vereenvoudiging of vermeerdering van ontvangsten. Tot de Staatsbedrijven behooren thans de volgende diensten: Posterijen enz., Algemeene Landsdrukkerij, ArtillerieInrichtingen, Rijks-Munt en Staatsvisschershavenbedrijf te IJmuiden. De Staatsmijnen te Heerlen zijn daaronder niet begrepen. De motieven voor deze op zich zelf eenigszins bevreemdende uitzondering, worden thans onbesproken gelaten. Het zij voldoende te vermelden, dat bij de begrooting voor 1926 van het Departement van Waterstaat een systeem van financiering voor de Staatsmijnen is voorgesteld, dat vrij sterk afwijkt van de Bedrijvenwet. 253 Tot en met 1925 werden alle werkelijke uitgaven van het Staatsmijnbedrijf. in enkele artikelen der begrooting van dat Departement opgenomen, terwijl de bedrijfsontvangsten een post in de Middelenwet vormden. Met dit hoogst onzuivere stelsel van boekhouding wenscht men te breken. De ontwerp-begrooting voor 1926 bevat niet meer dan één post van uitgaaf wegens kapitaalverstrekking en één ontvangpost wegens rente van dat kapitaal. Het bedrijf zal geacht worden aan de Schatkist ƒ 78.000.000.— schuldig te zijn, waarvan ƒ 35.000.000.— als obligatieleening wordt aangemerkt. Deswege zal aan den Staat rente moeten worden vergoed, waarvan het percentage voorloopig is bepaald op 5]/2. Deze obligatieschuld vermeerdert indien de waarde der uitbreiding de afschrijvingen overtreft; in het omgekeerde geval wordt de schuld afgelost. Winst of verlies zijn op de begrooting 1926 voor memorie uitgetrokken. In dit systeem verdwijnt ook de verevening van exploitatie-uitgaven door de Rekenkamer, nu het bedrijf geen begrooting krijgt zooals de hierboven bedoelde Staatsbedrijven. De contröle van de Rekenkamer zal dus een meer commercieel karakter gaan dragen en zich wellicht ook uitstrekken tot goedkeuring van de balans en de winst- en verliesrekening. *) Aan het vorenstaande moge volledigheidshalve nog worden toegevoegd dat de contröle van de Rekenkamer op de Staatsmijnen en de Artillerie-Inrichtingen sedert eenige jaren en voor de Landsdrukkerij sinds den aanvang van 1926 volledig ter plaatse wordt uitgeoefend, aan de hand van de bij die bedrijven berustende boeken en bescheiden. Volgens de Instructiewet heeft ieder, die gelden of gelds- RekenpUchtigwaarden van het Rijk onder zijne berusting heeft, daarvan heWaan de Rekenkamer verantwoording af te leggen volgens bepaalde regelen. De betrokken rekenplichtige moet aan dit College opgeven wat hij heeft ontvangen en uitgegeven, onder overlegging van alle bescheiden, welke voor de beoordeeling van de juistheid der posten van ontvangst en uitgaaf noodig zijn. Heeft de rekenplichtige slechts voldaan aan een hem van *) De Regeering heeft inmiddels haar voorstel, wat het jaar 1926 betreft, teruggenomen, met de bedoeling de zaak weder aanhangig te maken bij de begrooting voor 1927. 254 hoogerhand verstrekte opdracht tot ontvangst of betaling, dan verleent de Rekenkamer hem ontheffing, indien hij zijne opdracht op de juiste wijze heeft uitgevoerd. Het kan dus zeer goed voorkomen, dat de Rekenkamer aan een rekenplichtige ontheffing verleent, hoewel zij bezwaar heeft tegen een zekeren post van uitgaaf. Dit bezwaar wordt dan niet gericht tegen hem, maar tegen dengene, die de opdracht heeft verstrekt of krachtens wiens machtiging hij heeft gehandeld. Dat is in de praktijk het hoofd van het betrokken Departement. Tot deze categorie van rekenplichtigen behooren de ontvangers van de belastingen, van de registratie en van de loodsgelden; de directeuren van de post- en telegraafkantoren en tal van andere autoriteiten, die doorloopend bepaalde soorten van ontvangsten voor het Rijk doen. Ook de Nederlandsche Bank en de Bank voor Nederlandsche gemeenten, met wie 's-Rijks Schatkist in nauwe relatie staat, kunnen daartoe worden gerekend. Een tweede groep van rekenplichtigen wordt gevormd door ambtenaren of autoriteiten aan wie gelden worden verstrekt tot het doen van betalingen (de z.g. gelden ter goede rekening en voorschotten aan de korpsen der landmacht). Deze groep is zeer uitgebreid. De Rijksdiensten, die niet uit anderen hoofde gelden ontvangen, hebben bijna alle de beschikking over zekere sommen, hun verstrekt voor het doen van kleine of spoedeischende betalingen. Van deze sommen moet per drie maanden (voor de landmacht thans per maand) door iederen beheerder verantwoording aan de Rekenkamer worden afgelegd. Vele duizenden van deze verantwoordingen komen jaarlijks bij dit College in. De verantwoordelijkheid van deze comptabelen is grooter dan die van de rekenplichtigen der eerste groep. Zij betalen meestal zonder een bepaalde lastgeving of opdracht van een hoogere autoriteit en moeten dus, zoowel ten aanzien van. de juistheid der uitgaaf- als van die der ontvangposten rekenschap geven. Bezwaren van de Rekenkamer tegen de hierbedoelde verantwoordingen worden dus steeds tot den rekenplichtige gericht. Blijkt later dat deze heeft betaald ingevolge eene hem van hooger hand verstrekte opdracht en is het stuk van uitgaaf formeel in orde, dan kan de Rekenkamer de goedkeuring van de verantwoording evenmin weigeren. Bovendien worden aan de Rekenkamer afgelegd de ver-- 255 antwoordingen van bijzondere ontvangsten en uitgaven, als daar zijn de opbrengst van verkochte Rijksgoederen, de gelden, ontvangen door examencommissiën, enz., Veelal bepaalt deze verantwoording, indien daarbij geen uitgaven zijn betrokken, zich tot storting van de gedane ontvangsten in 's-Rijks kas, onder opgaaf van het onderwerp der storting, zoo noodig, van eene specificatie der ontvangen gelden. Eindelijk oefent de Rekenkamer ook contróle uit op geldswaardig papier, zooals postzegels, en andere postwaarden, alsmede tabakszegels. Vóór 1917 bezat de Rekenkamer niet de wettelijke be- Contröle ter voegdheid om zich in de onderscheidene Rijkskantoren te pk—tse. overtuigen van de juistheid der door haar te verevenen of te boeken posten, dan wel een onderzoek te doen naar de wijze waarop het financieel beheer werd gevoerd. De uitgebreide crisisdienst tijdens den Wereldoorlog maakte in 1917 invoering van deze bevoegdheid noodzakelijk. Het bleek ondoenlijk, alle boeken en financieele bescheiden der crisiskantoren naar 's-Gravenhage op te zenden om door de Rekenkamer te worden onderzocht. De wijziging der Instructiewet in 1917 had echter een meer algemeene strekking, al werd zij voorshands slechts ten aanzien van de crisiskantoren toegepast. Eenigen tijd later ging de Rekenkamer er toe over twee bedrijven van het Rijk ter. plaatse te onderzoeken, n.1. de Staatsmijnen en de Artillerie-Inrichtingen. Bij een nadere wijziging der Instructiewet in 1922 werd het beginsel van contróle ter plaatse verder uitgewerkt en met zekere waarborgen voor hare doeltreffendheid omgeven. Thans is de Rekenkamer gerechtigd bij alle Rijksdiensten na te gaan of een deugdelijk financieel beheer wordt gevoerd, waartoe zij zich alle boeken en bescheiden van deze diensten kan laten voorleggen. De betrokken ambtenaren zijn verplicht de voor dit onderzoek ter plaatse vereischte inlichtingen te verstrekken en inzage van de archieven te verkenen. Ter wille van de administratie zelf kan de Rekenkamer aan rekenplichtigen vrijstelling verleenen van de inzending van verantwoordingen en bewijsstukken. Deze contróle ter plaatse is wel de meest belangrijke uitbreiding van de bevoegdheid der Rekenkamer sedert het in werking treden van de Instructiewet. Zij voldoet aan een 256 reeds lang gevoelde behoefte en zet de kroon op een contrölestelsel dat, hoe verouderd sommige wettelijke bepalingen mogen klinken, als geheel genomen, den toets der critiek veilig kan doorstaan. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe banen, door bedoelde wetswijziging geopend, in den beginne met eenige voorzichtigheid moesten worden betreden. De uitvoering verkeert thans nog in een beginstadium. Een zoo omvangrijke administratie als die van 's Lands gelden kan niet tot in de uiterste hoeken worden nagegaan, waar bovendien vanwege de Departementen zelf veelal een deugdelijk toezicht wordt gevoerd. De kosten van elke contróle moeten evenredig zijn aan haar nut en dubbel werk dient zooveel mogelijk te worden vermeden. Niettemin heeft de Rekenkamer aan de contröle ter plaatse reeds een vrij ruime uitbreiding weten te geven. De uitgaven en ontvangsten van een aantal Rijksdiensten worden reeds ter plaatse gecontroleerd, evenals de kosten van de Raden van Arbeid, voor zoover deze ten laste van de Staatsbegrooting komen. Welke resultaten daarmede zullen worden bereikt moet nog worden afgewacht Contact met de De groote kracht, welke van de opmerkingen en adviezen ^mrt^lwt*88' van ^e Re'c€nl{amer vroeger had kunnen uitgaan, was genpnartement legen in haar bij de wet voorgeschreven jaarverslag aan van Financiën. de Koningin, waarvan mededeeling wordt gedaan aan de Staten-Generaal. De jaarverslagen verschijnen in druk en door middel van de dagbladpers worden de meest belangrijke gedeelten daaruit gemeengoed. Desondanks werd vroeger in regeeringskringen dikwijls weinig aandacht aan de voorstellen van de Rekenkamer geschonken. De Tweede Kamer maakte in den regel eenige vormelijke opmerkingen over het Rekenkamerverslag en de zaak was weer afgeloopen. Eenige jaren geleden echter heeft de Tweede Kamer een zeer belangrijk instituut in het leven geroepen, n.1. de Commissie voor de Staatsuitgaven. Ongeveer tegelijkertijd verkreeg de Rekenkamer het wettelijk recht hare opmerkingen afzonderlijk aan de Staten-Generaal mede te deelen, zoodat zij daarmede niet behoeft te wachten tot de verschijning van haar jaarverslag, wanneer het onderwerp meestal verouderd is en misschien minder de aandacht van de Volksvertegenwoordiging trekt. 257 Het zal den lezers wellicht bekend zijn dat de Rekenkamer reeds verscheidene malen van dit recht heeft gebruik gemaakt en dat de Commissie voor de Staatsuitgaven zich omtrent de in hare handen gestelde opmerkingen niet onbetuigd heeft gelaten. Nu de Rekenkamer en het Parlement elkander op deze wijze genaderd zijn, mag uiting worden gegeven aan de verwachting op goede vruchten van deze samenwerking. Ook het contact tusschen de Rekenkamer en den Minister van Financiën als beheerder van 's-Rijks Schatkist is in de laatste jaren nauwer 'geworden. Beiden oefenen toezicht uit op de besteding van 's Lands gelden, zij het in verschillenden vorm, en moeten dus elkander zooveel mogelijk steun verleenen. Deze steun bestaat van de zijde van de Rekenkamer in mededeeling van harè tot bepaalde Departementshoofden gerichte voorstellen — voor zoover deze van voldoende gewicht zijn — aan den Minister van Financiën. Behoudens hetgeen ter zake in de jaarverslagen wordt gepubliceerd, behoort het overleg deswege tusschen beide controle-organen niet tot het publiek domein. Thans mogen in beschouwing komen enkele bijzondere punten, den werkkring van de Rekenkamer rakende. Tot dusver is alleen gewag gemaakt van haar toezicht op de fli/Arsgelden. Zij is echter tevens belast met de contröle op uitgaven en ontvangsten van Oost- en West-Indië en van Oost- en Westde provinciën. Indie. De controle-taak van de Rekenkamer betreffende de financieele aangelegenheden van Oost- en West-Indië is bij drie afzonderlijke wetten geregeld. Oost-Indië bezit een comptabiliteitswet, Suriname en Curafao hebben er elk een. De Rekenkamer controleert wat onze Oost betreft alleen de ontvangsten en uitgaven in Nederland. (Hoofdstuk I der Indische begrooting). Het financieel beheer van WestIndië valt geheel onder haar toezicht. Hoewel deze contröle van veel meer bescheiden omvang is dan die op de uitgaven en ontvangsten van het Rijk in Nederland, komt ook daarbij wel een en ander kijken. De uitzending van personeel en materieel naar Oost-Indië brengt zeer hooge uitgaven mede, welke alle aan het toezicht van de Rekenkamer moeten worden onderworpen. Ook de betaling van de Indische verlofstraktementen en pensioenen vordert een vrij uitgebreide administratie. I 17 258 West-Indië kan, wat den omvang der uitgaven en ontvangsten aangaat, niet met Insulinde vergeleken worden. Toch brengt het feit, dat de Rekenkamer het in West-Indië gevoerd geldelijk beheer volledig moet controleeren, vele beslommeringen en, door gemis aan voldoende kennis van de koloniale verhoudingen, ook eigenaardige moeilijkheden met zich. Tusschen de contróle-stelsels, voor Het Rijk en Oost- en West Indië geldend, bestaat een cardinaal verschil. De Rijksuitgaven worden verevend door de Rekenkamer; zij beslist in hoogste instantie omtrent de wettigheid. Daarentegen worden de koloniale uitgaven verevend door den Minister van Koloniën of door de betrokken gouverneurs. De Rekenkamer kan de juistheid van uitgaven aanvechten en — evenals voor Nederland geschiedt — hare meening in een jaarverslag of in een afzonderlijk schrijven aan de Staten-Generaal te kennen geven, zij kan niet beletten dat een post van uitgaaf in de Oost- of West-Indische rekening wordt opgenomen. De vraag welk van deze beide stelsels het best is, ligt buiten het kader van dit geschrift. Zij blijve dus onbeantwoord. Provinciale Krachtens hare Instructie fungeert de Rekenkamer tevens fondsen als contróleur van de provinciale geldmiddelen. Haar toe¬ zicht daarop is echter veel meer beperkt dan de contróle op de Rijksgelden. Wel moet de persoon, die de financiën der provinciën beheert, deswege aan de Rekenkamer verantwoording afleggen; wel houdt zij boek van de gedane ontvangsten en uitgaven, maar haar toezicht strekt zich niet, gelijk bij' het Rijk, uit tot de rechtmatigheid en doelmatigheid der gedane uitgaven. De hierbedoelde contróle heeft mitsdien slechts formeel© beteekenis, al kan daaraan eenige waarde niet worden ontzegd. Boekhouding. Eindelijk nog een punt van praktische beteekenis: de boekhouding, welke bij de Rekenkamer moet worden gevoerd. Het is duidelijk dat bij eene goede financieele contróle, voor zoover deze niet ter plaatse kan worden uitgeoefend, eene omvangrijke boekhouding onontbeerlijk is. Deze boekhouding draagt nochtans geen commercieel karakter. Balansen en exploitatierekeningen worden niet opgemaakt; er 259 worden bij de Rekenkamer ook geen grootboeken, journalen, kasboeken e.d. gehouden. In de eerste plaats moet de Rekenkamer eene volledige begrootingsboekhouding voeren. D.w.z. de op elk artikel toegestane som wordt geregistreerd en daarop wordt afgeboekt wat verevend is. Deze boekhouding is noodig om te kunnen nagaan of de toegestane kredieten niet zijn overschreden en om de cijfers van de Staatsrekening te kunnen vaststellen. Boven de per artikel toegestane kredieten mag de Rekenkamer niets verevenen. Deze begrootingswerkzaamheden vormen slechts een klein onderdeel van de boekhouding. Veel omvangrijker is b.v. de registratie van de traktementen der ambtenaren, Welke noodzakelijk is om op eene juiste toepassing van de bezoldigingsregelingen te kunnen toezien. Ook de Nederlandsche en Indische pensioenen moeten door de Rekenkamer worden geregistreerd. Dan komen er tal van periodiek terugkeerende uitgaven en ontvangsten voor, welke slechts aan de hand van speciaal daartoe bestemde registers zijn te controleeren, zooals de overtalrijke onderwijssubsidiën, huren, vaste vergoedingen, enz. Ook voor het toezicht op het beheer van vele rekenplichtigen kan eene boekhouding niet worden ontbeerd. Met name de aan ambtenaren verstrekte gelden ter goede rekening, welke krachtens het wettelijk voorschrift op de betrokken begrotingsartikelen moeten worden afgezonderd, eischen eene omvangrijke boekhouding. De boekhouding van de Rijksontvangsten, d.w.z. de splitsing van deze over de onderscheidene hoofden van de Middelenwet, wordt gevoerd bij het Departement van Financiën, onder toezicht van de Rekenkamer. Eindelijk is aan de Rekenkamer opgedragen een dubbel bij te houden van de Grootboeken der Nationale Schuld. Deze mededeelingen kunnen, al betreffen zij slechts den internen dienst van de Rekenkamer, mede eenig licht werpen op hare enorm uitgebreide taak, welke met een beperkt personeuel (ongeveer 90 ambtenaren) moet worden uitgeoefend. De Instructiewet draagt de Rekenkamer ook eenig ma- Materieele terieel toezicht op. Dit toezicht blijft beperkt tot de voor- Cóntrole. raden in de magazijnen van land- en zeemacht, alsmede tot het muntmateriaal. Deze materieele contróle welke, vooral 260 wat de marine-etablissementen betreft, zeer uitgebreid is, bestaat hierin, dat de ter zake aan de Rekenkamer in te dienen verantwoordingen worden geverifieerd aan de hand van de rekeningen wegens gedane leveringen aan de betrokken magazijnen en van de processen-verbaal van verstrekking en afvoering. Zoodoende kan de Rekenkamer vaststellen wat op het eind van elk tijdvak, waarover de verantwoording loopt, aanwezig moet zijn geweest. In deze contröle ontbreekt een essentieel element, n.1. de opneming der voorraden ter plaatse op ongeregelde tijdstippen. Hier rijst echter opnieuw de vraag of het nut van een dergelijk toezicht zou opwegen tegen de kosten, nu dit toezicht reeds van wege de betrokken Departementen wordt uitgeoefend door speciaal daartoe aangewezen contróleurs. De bevoegdheid van de Rekenkamer tot het instellen van bedoelde onderzoekingen ter plaatse staat in elk geval vast, al werd deze om praktische redenen nog niet gehanteerd. Slotbeschou- Hiermede is, zij het min of meer in vogelvlucht, de werkwtog' kring van de Rekenkamer geschetst. Op volledigheid kan het voorafgaande geen aanspraak maken, en evenmin op wetenschappelijkheid. Het was slechts het doel, aan den niet ingewijde eenig inzicht te geven in de wijze waarop dit College zijn taak vervult. Misschien kan deze poging er in slagen misverstand omtrent de inrichting van 's-Rijks comptabiliteit op te heffen of vooroordeelen weg te nemen. Het kan ook zijn dat bij sommigen een reeds bestaande twijfel werd versterkt aangaande de doeltreffendheid van de verrichtingen der Rekenkamer. Wie de zaken beziet van een commercieele basis en er steeds op uit is de efficiency te bevorderen, ook in den overheidsdienst, zal missschien de regeling van het toezicht op 's-Rijks financiën meer in andere richting wenschen. Hij bedenke echter dat Rome en Parijs niet op één dag zijn gebouwd. De banden, waarmede onze overheidsdienst aan het verledene is gebonden, meestal bestaande in een vloed van voorschriften en antecedenten, zijn nu eenmaal niet gemakkelijk te verbreken. In elk geval is de wensch om zich niet angstvallig vast te klemmen aan het verledene, zoowel bij de Regeering als bij het hierboven besproken contröle-orgaan, aanwezig. Laat ons hopen, dat zij in eensgezinde samenwerking er in zullen slagen, de regeling van het financieel beheer van ons vaderland tot een navolgingswaardig voorbeeld te doen strekken. 261 De bevoegdheden van de Rekenkamer werden vastgesteld in onderstaande wetten: Instructiewet voor de Rekenkamer, tekst Staatsblad 413/1922. O. I. Comptabiliteitswet, tekst Staatsblad 328/1925. Comptabiliteitswet voor Suriname, Staatsblad 315/1910. Comptabiliteitswet voor Curacao, Staatsblad 316/1910. Deze laatste twee zijn sedert 1910 herhaaldelijk gewijzigd. De contróle van de Rekenkamer op de geldmiddelen der provinciën berust op de artikelen 118 en 119 van de Provinciale wet GEMEENTE-LICHTBEDRIJVEN TE HILVERSUM. Meteropneming met gelijktijdige geldinning, gecombineerd voor gas en electriciteit. Algemeene vatting Behandeling aanvragen Meteropneemboekjes op- Een systeem van meteropneming en geldinning moet zoodanig zijn dat: 1 e. de verbruikers zoo weinig mogelijk last hebben van de meteropneming en de geldinning; 2e. zoo weinig mogelijk papier wordt gebruikt, met als gevolg geringe papier- en drukkosten; 3e. de eenvoud zoover doorgevoerd wordt, dat zooveel mogelijk rompslomp ten kantore wordt vermeden. Het in gebruik zijnde systeem beantwoordt aan deze drie voorwaarden. Als voordeelen mogen gelden: le. de verbruikers in Hilversum van gas en electriciteit krijgen slechts eenmaal per maand bezoek van de zijde der Lichtbedrijven (des zomers eenmaal in de twee maanden). Een permanente tweemaandelijksche opname is in voorbereiding. 2e. 80 % van de bij opname aangeboden kwitanties wordt dadelijk betaald, zoodat aan het einde van den dag van die 80 % alles is afgehandeld. 3e. de werkzaamheden van de gas- en stroom-administratie ten kantore zijn tot een minimum beperkt, omdat een groot gedeelte is gereed is, als de meteropnemers hun eeld 's avonds bij den kassier hebben afgedragen. De behandeling van aanvragen, het aansluiten van de installaties, het plaatsen van meters, het inschrijven van de geplaatste meters enz. moge hier buiten beschouwing blijven, omdat de daarvoor gevolgde wijze van werken in de verschillende gemeenten al heel weinig afwijking zal vertoonen. De geplaatste gas- en electriciteitsmeters worden, in volg- 263 orde van den loop, ingeschreven in vaste opneemboekjes, inhoudende 100 genummerde bladzijden en eenige ongenummerde bladzijden voor meters, die in den loop van het jaar worden bijgeplaatst. Van de ongenummerde bladzijden wordt sporadisch gebruik gemaakt, omdat bij de samenstelling der boekjes zooveel mogelijk rekening wordt gehouden met den nieuwbouw, in den loop van het jaar te verwachten. In de boekjes kunnen dus ingeschreven worden 100 gas- en 100 electriciteitsmeters. Ongetwijfeld zou voor het bijvoegen van nieuwe verbruikers het losbladig systeem de voorkeur verdienen. Bij losbladig systeem is echter zoekraken van losse vellen niet uitgesloten en waar maar één exemplaar wordt aangehouden, dus geen klad en net, is het risico bij losbladig systeem te groot en moesten de vaste boekjes worden gehandhaafd. Een zeer groot voordeel van één exemplaar is nog, dat geen fouten kunnen worden gemaakt met het overbrengen van de standen. Behalve nummering van de bladzijden, zijn de boekjes ook nog onderling genummerd, teneinde verdwijning van een geheel boekje te voorkomen. De meters worden door den meteropnemer opgenomen, de standen in de boekjes genoteerd, het verbruik vastgesteld en het verschuldigde bedrag met behulp van tabellen ingevuld, evenals meterhuur en eventueel zegel. Is hij hiermede gereed, dan schrijft hij een kwitantie met doorslag, onderteekent die, zoo noodig na zegeling, en biedt die den verbruiker ter betaling aan. De praktijk heeft bewezen, dat ongeveer 80 % van de kwitanties bij de opname wordt betaald. Opnemen standen en berekening bedragen 's-Middags vier uur komen de meteropnemers ten kantore en maken hun afrekenstaat klaar. Die staat geeft gelegenheid tot een gespecificeerde opstelling, zoodat de recapitulatie uit de optelling onmiddellijk samengesteld kan worden en b.v. aangeeft: Gereedmaken afrekenstaat Gas: M". a ct. ƒ M8. a ct. „ Vastrechtbedrag „ Meterhuur 264 Electr. KWU. a KWU. a ct. ƒ ct. „ Meterhuur Vastrechtbedrag Zegel ƒ Totaal ƒ Behandeling van afrekenlijsten ten kantore en inschrijving in recapitulatieregister Inboeken van niet betaalde kwitanties In mindering van dit bedrag komen de onbetaalde kwitanties, waarvoor een afzonderlijke kolom op den staat is aangewezen, zoodat per resto het af te dragen bedrag wordt vermeld. Bovendien is op den staat nog gelegenheid tot een specificatie van het geld, hetgeen de afdracht bij den kassier vergem akkel ij kt. De meteropnemers zijn als regel vóór half zes uur met het werk gereed, zoodat dan ook alles bij den kassier is afgedragen. Reeds meermalen is overwogen, de lijsten met machines te vervaardigen. Voor een gecombineerde lijst van gas en electriciteit konden nog geen machines worden geleverd. Bovendien is een groot bezwaar, dat dan in den tijd van \y2 uur de lijsten van alle meteropnemers moeten worden bewerkt. De machine zou dan alleen voor gas en electriciteit over den gewonen meter het werk moeten doen, waar zeven man elk maar ongeveer een uur mee bezig zijn. In overweging is nog, de lijsten den volgenden dag met de machine ten kantore te laten maken en de meteropnemers alleen te laten afrekenen. Ook daartegen bestaan bezwaren. De lijsten, die 's-avonds bij den kassier zijn ingeleverd, worden den volgenden dag ingeschreven in een recapitulatieregister. Na inschrijving is dus onmiddellijk vast te stellen tot het eind van den vorigen dag: le. het totaal aantal geleverde Ms gas en K.W.U. electriciteit, meterhuur, zegels enz.; 2e. het niet ontvangen bedrag; 3e. het bedrag dat per resto is ontvangen. Van de lijsten af worden de onbetaalde kwitanties ingeschreven in een daarvoor bestemd register, waarin bij latere betaling de aanteekening daarvan plaats vindt. In het bijzonder willen wij er de aandacht op vestigen, 265 dat zoodra de inschrijving in het recapitulatieregister, alsmede de contröle van de lijsten heeft plaats gevonden, de gas- en stroom-administratie gereed is, uitgezonderd dan van die kwitanties, die niet betaald zijn. Dus geen standen overnemen, registers gereedmaken, kwitanties controleeren en onderteekenen, looplijsten van de kwitanties gereedmaken, contröle op de incasseerders, die daarmede uitgaan enz. Zijn alle meters opgenomen, hetgeen meestal op den 27sten of 28sten van de maand het geval is, (de dagen die dan nog resten worden benut, om de niet betaalde kwitanties voor de 2de maal aan te bieden) dan is na optelling der verschillende kolommen onmiddellijk de opstelling van de verkochte eenheden en de journaalpost te maken. Met behulp van het register van openstaande posten is dan ook de contröle uit te voeren, of het bedrag, dat het recapitulatie-register aangeeft als nog onbetaald, klopt met de werkelijk openstaande posten. Een uitwerping in dat laatste register van de bedragen, verdeeld naar gas en electriciteit, is noodzakelijk, om het bedrag te kunnen vaststellen, dat voor beide bedrijven afzonderlijk is ontvangen in verband met de onderlinge rentevereffening. Ofschoon natuurlijk de voorkeur wordt gegeven aan betaling onmiddellijk aan den meteropnemer, is voor hen, die daarvan gebruik willen maken, de gelegenheid opengesteld, van de automatische gireering gebruik te maken. Onwillekeurig komen na de lezing van het bovenstaande vragen naar voren als: le. Is fraude niet gemakkelijk? 2e. Maken de meteropnemers niet veel fouten? 3e. Levert de verscheidenheid van tarieven geen beletsel op? 4e. Zijn eventueele fouten gemakkelijk te herstellen? De meteropnemers verwisselen maandelijks van wijk. Permanent worden door een ambtenaar van de administratie steekproeven genomen, of de doorslag-kwitanties overeenstemmen met de origineele bij de verbruikers. Deze maatregel werkt preventief. Een afwijking is nimmer geconstateerd. Vergissingen komen een enkele maal voor bij de aftrekking. Herstelling geschiedt óf den volgenden dag, óf de volgende maand door den stand te verhoogen of te verlagen. __________ 266 Vermenigvuldigfouten komen bijna nooit voor, omdat de meteropnemers tabellen bij zich hebben. En toch is er een groote verscheidenheid van tarieven, n.1. voor gas, naast reductie voor grootverbruikers, vastrechttarief voor particulieren en voor electriciteit, naast het gewone dubbeltarief en de verschillende krachttarieven, vastrechttarief eveneens voor particulieren. En niettegenstaande dit alles varieert het aantal meters, gas en electriciteit dooreen, dat per normalen werkdag van 8l/2 tot 4 uur met 1 y2 uur rust wordt behandeld, van 60 tot 90. De behandeling omvat dus het noteeren en uitrekenen in opneemboekje, aanteekenen op kaart bij den meter, kwitanties schrijven en geld ontvangen. In aanmerking dient daarbij nog te worden genomen, dat Hilversum voor een zeer groot gedeelte uit villa-wijken bestaat, hetgeen natuurlijk niet bevorderlijk is aan de snelheid van opnemen. Vermelding verdient nog, dat gasverbruikers met muntmeter en electriciteitsverbruikers met gemeentelijke installatie, gedeeltelijk met gewone en gedeeltelijk met muntmeter, gecombineerd worden behandeld en dat eveneens gecombineerd worden behandeld gasverbruikers met gewone meters en electriciteitsverbruikers met een eigen installatie en dus met gewone meters. Op deze laatste categorie heeft het bovenstaande hoofdzakelijk betrekking. Ten slotte kan nog worden medegedeeld, dat het te Hilversum toegepaste systeem reeds een groot aantal jaren in gebruik is, oorspronkelijk alleen voor de Gasfabriek, na de combinatie van de bedrijven voor gas en electriciteit gecombineerd. EEN EN ANDER OMTRENT HET KASBEHEER VAN DE GEMEENTEN, DE GEMEENTEBEDRIJVEN EN DE GEMEENTEDIENSTEN. Het Dagelijksch Bestuur uit de Centrale Tentoonstellingscommissie wendde zich op 14 Januari 1926 tot onderscheidene gemeentebesturen met de vraag te mogen vernemen hoe in de gemeenten het kasbeheer in het algemeen en voor de afzonderlijke bedrijven en diensten is ingericht, dat wil zeggen, gecentraliseerd of bij elk bedrijf of dienst voor zich berustend. Verder was gevraagd door bijvoeging van een schema de organisatie van het kasbeheer te willen aangeven, alsook om een opgaaf te verstrekken omtrent het aantal behandelde ontvangsten en betalingen voor elk onderdeel afzonderlijk, of, in geval van centralisatie, voor het geheel over de jaren 1910—1925. Mocht daarbij tevens kunnen worden vermeld het aantal ambtenaren en de onkosten aan salaris, huur, bureaubehoeften, enz. voor elk jaar en elk onderdeel, dan zou dit op hoogen prijs gesteld worden. Door 83 gemeentebesturen werden de gestelde vragen zoo goed mogelijk beantwoord. Blijkens de ingekomen antwoorden is aan verschillende gemeenten te veel gevraagd. De bedoeling van de vragen was, zooals ook in het schrijven was vermeld, om te doen zien, hoeveel kosten het ontvangen en ook het betalen in elke gemeente per post medebrengt en om zoo mogelijk een vaste conclusie te trekken, of de kosten bij een min of meer ver doorgevoerde centralisatie minder of meer bedroegen. Op het beantwoorden der gestelde vragen bleek de administratie vaak niet ingericht en wanneer dat niet het geval is, dan is het inderdaad voor een gemeente van eenige beteekenis een haast onbegonnen werk om dit cijfermateriaal op korten termijn naar voren te brengen. De Commissie zag zich dan ook genoodzaakt, een nadere vraag te doen om althans, zij het ook door middel van globale cijfers, eenig vergelijkbaar materiaal te verkrijgen. Het vragen naar de kosten moge een stimulans 268 zijn om de administratie hoe langer hoe meer er op in te richten, dat aan het eind van elke boekingsperiode niet slechts de handelingen verricht zijn, maar dat ook bekend zij, hoeveel handelingen er geboekt zijn en wat elke handeling heeft gekost. Op een eenvoudige wijze is dit meestal wel te bereiken, door naast de gebruikelijke kolommen een extra kolom in te voeren voor de vermelding van het aantal handelingen. Op een dergelijke wijze vloeit dagelijks, wekelijks, maandelijks en jaarlijks uit de administratie zonder noemenswaardige moeite ook een betrouwbare statistiek omtrent het aantal handelingen voort. Al moest door het ontbreken van het materiaal worden afgezien van een volledige vergelijkbare statistiek, toch zijn zoovele en waardevolle gegevens verstrekt, dat sommige daarvan zijn verzameld op den bijgevoegden staat. Door vrijwel alle gemeentebesturen is een schema omtrent de organisatie van het kasbeheer bijgevoegd. Met betrekking tot het al of niet gecentraliseerd zijn van het kasbeheer viel uit de omschrijving en de bijgevoegde schema's te concludeeren, dat in 16 gemeenten het kasbeheer was gecentraliseerd, in 29 gemeenten gedeeltelijk gecentraliseerd en in 21 gemeenten gedecentraliseerd. Hoewel dit niet met beslistheid valt te zeggen, is blijkbaar in de meeste gemeenten een gedeeltelijk gecentraliseerd kasbeheer aanwezig. Daarbij geldt dan, dat de zoogenaamde overtollige gelden in een centrale kas worden overgestort. Meer en meer wordt centralisatie doorgevoerd, waarbij dan het ontvangen en betalen der groote posten consequent in giro geschiedt. Aldus wordt het kassieren van de hoofdkas een administratieve arbeid. Hieromtrent wordt in het bijzonder vermeld eene mededeeling van Gedeputeerde Staten van Friesland. Aldaar worden de girobiljetten als bevelschriften aangemerkt. Dit systeem leidt tot vereenvoudiging, zooals Gedeputeerde Staten berichten. Bij geen enkel gemeentebestuur bestaat een dergelijk systeem, hetwelk trouwens in strijd zou zijn met de provinciale voorschriften, welke uitdrukkelijk de modellen der bevelschriften hebben vastgesteld. Opgaven omtrent de onkosten van het kasbeheer in verschillende gemeenten zijn op een staat gebracht. De samenstelling van dezen staat, inhoudende vergelijkende gegevens van de jaren 1910, 1918 en 1925, heeft duidelijk de 269 moeilijkheid doen zien, welke reeds in den aanhef werd vermeld, dat blijkbaar verschillende administraties op het kennen der onkosten per post niet zijn ingericht. Men zij dan ook met betrekking tot het maken van conclusies in hooge mate voorzichtig. De uitkomsten omtrent de onkosten per post in sommige gemeenten waren van dien aard, dat dit cijfermateriaal buiten den staat is gehouden. Dit gold zoowel het kasbeheer van den Ontvanger als dat van de bedrijven en diensten. De meest aannemelijke gegevens zijn opgenomen. Overigens zijn er ook administraties, welke geheel op het kennen der genoemde onkosten zijn ingericht. Als zoodanig verdient de gemeente Sliedrecht een bijzondere vermelding. Aldaar kon worden meegedeeld hoe de toestand omtrent de inning bij de bedrijven was, zoowel vóór als na de centralisatie. Het overzicht vermeldt dan ook: a. aantal geïnde kwitanties, b. aantal ambtenaren, werkzaam bij de administratie, c. gemiddeld aantal geïnde kwitanties per ambtenaar. d. gemiddeld aantal geïnde kwitanties over 5 jaren. e. gemiddeld aantal ambtenaren per 10000 geïnde kwitanties. Het aantal behandelde ontvangst-posten, geïnde posten in de periode van de afzonderlijke inning van 1911—1920, in vergelijking met de periode der centralisatie van 1921— 1925, geeft de volgende resultaten. Gedurende de twee 5-jarige perioden 1911—1915 en 1915—1920 van de afzonderlijke inning, werden behandeld 53301 en 146638 posten. In de periode der gecentraliseerde inning 1921—1925: 227636 posten. Gedurende de periode der centralisatie was er derhalve een accres ten opzichte van de periode van 1911—1915 van 327 % en ten opzichte van de periode van 1916—1920 van 55 %. Gedurende de genoemde 5-jaarlijksche perioden bedroeg het aantal behandelde posten per administratieven ambtenaar in de periode van 1911—1915: 22209, in de periode 1916—1920: 20948 en in de periode 1921—1925: 28455. Er viel derhalve ten opzichte van de afzonderlijke inning in de beide eerstgenoemde perioden weinig verschil te be- 270 speuren ten opzichte van het aantal behandelde posten per ambtenaar. Er viel zelfs in de periode, algemeen bekend als die, waarin de arbeidsmoeheid viel te constateeren, eenige inzinking plaats en wel een vermindering van ongeveer 6 %. De gecentraliseerde inning laat echter een stijging zien ten opzichte van de periode der afzonderlijke inning van ongeveer 32 %. Aanwijzende derhalve eene besparing tot een gelijk procent. Het aantal ambtenaren per 10000 posten onderging een evenredige vermindering. Sliedrecht laat duidelijk de besparing, welke een consequente centrale inning met zich brengt, zien. Beliep het totaal aantal ambtenaren bij de afzonderlijke inning maximaal 11, bij de gecentraliseerde inning bedraagt het 8. Met betrekking tot de onkosten, welke de centrale kasadministratie der gemeentebedrijven te Sliedrecht veroorzaakt, laten de gegevens zien, hoe de voordeelen, welke de centralisatie aldaar heeft gebracht, slechts geleidelijk aan ontstaan. Gedurende de periode 1921—1925 valt er nog elk jaar eene vermindering te constateeren. In 1921 bedroeg het aantal te behandelen posten: 40095 en beliepen de gemiddelde onkosten per post aan inningskosten, administratie en contrólekosten: 45 cent. In 1925 beliep het aantal posten: 51048 en bedroegen dezelfde onkosten 36 cent per post. Het Gemeentebestuur van Enschede verstrekte uitvoerige gegevens omtrent de aldaar bestaande centrale boekhouding der gemeentebedrijven. Het is jammer, dat aan die opgaaf geen berekening der onkosten per post kon worden verbonden. De toelichting luidt: De Bedrijfshuishouding is hier gesplitst in twee deelen: het Technische gedeelte (met technische administratie) en de Boekhouding. Het technische bedrijf staat onder een Directeur, de boekhouding van alle bedrijven is onder één bedrijf: „de Centrale boekhouding" samengevoegd en staat onder den Chef-boekhouder. De ambtenaren van dit bedrijf zijn over de verschillende kantoren van de technische bedrijven verdeeld en verrichten tevens het administratieve werk van het technisch bedrijf, voorzoover het niet behoort tot den werkkring der technische ambtenaren. De Centrale boekhouding voert dus de boekhouding, de geldelijke- en een gedeelte der technische administratie en staat 271 daarbij, met uitzondering van het laatstgenoemde gedeelte, geheel los van- en zelfstandig met eigen verantwoordelijkheid naast- de technische bedrijven. De ontvangsten voor de bedrijven worden onmiddellijk (een deel na inning door boden van de Centrale boekhouding, maar ook door deze rechtstreeks) gestort bij een der bankiers op rekening van de Centrale boekhouding. De sommen, die de Gemeente-Ontvanger onnoodig in kas heeft (boven een bedrag van ƒ 25.000.— is de storting verplicht), worden eveneens gestort op rekening van de Centrale-boekhouding bij de bankiers. De betalingen voor de bedrijven, met uitzondering van kleine voorschotten en soms ook die van den GemeenteOntvanger, geschieden per Bankcheque,, Bankgiro of Postgiro. De opdrachten tot betaling worden — met uitzondering van die voor den Gemeente-Ontvanger, welke de Wethouder van Financiën meeteekent (artikel 110, 3e lid der Gemeentewet), medeonderteekent door den Controleur. De stortingsbewijzen teekent deze voor Gezien. De Centrale boekhouding staat met hare verschillende afdeelingen en met den Gemeente-ontvanger in rekening courant. De Controleur van Gemeente-financiën houdt van de vermeerderingen en verminderingen der kasmiddelen, zoowel in totaal als ten opzichte van elke bank afzonderlijk, aanteekening en doet van den stand der kas telkens mededeeling aan de Secretarie „afd. Financiën", die aan Burgemeester en Wethouders de noodige voorstellen doet ter voorziening in de behoefte aan kasgeld en ter belegging van overvloedig kasgeld. Uit een en ander blijkt, dat de boekhouders der bedrijven alleen administreeren, maar niet ieder voor zich de beschikking over de gelden hebben. Met de Centrale boekhouding is dus een Centraal Kasbeheer voor de bedrijven ingevoerd, evenwel niet in dien zin, dat alle ontvangsten en uitgaven in werkelijkheid loopen over een Centraal punt. Zij geschieden door de verschillende afdeelingen der Centrale boekhouding, voor elk waarvan de Chef-boekhouder teekent. Wel geschiedt de inning in zoover centraal, dat de kwitantiën der verschillende afdeelingen der Centrale boekhouding voor eiken debiteur worden samengevoegd en tegelijk worden geïnd door de boden der Centrale boekhouding. Deze gegevens eindigen met de toelichting dat de Centrale boekhouding en het kasbeheer niet zijn te scheiden, waardoor ook moeilijk een afzonderlijke opgaaf 272 kan geschieden van het aantal ambtenaren, belast met- en van de kosten, verbonden aan de ontvangsten en betalingen Ten slotte worde hieraan toegevoegd eene mededeeling omtrent de onkosten, verbonden aan de administratie van het Girokantoor der gemeente Amsterdam, welk kantoor zich belast met het aannemen van gelden en het doen van betalingen voor hare rekeninghouders in rekening-courant met renteberekening. Onder deze rekeninghouders behooren in de eerste plaats alle gemeente-bedrijven en gemeentediensten, benevens de Gemeente-ontvanger van Amsterdam, terwijl het geheele aantal 27000 bedraagt. Het aantal ontvangen en betaalde posten beliep in 1918, zoowel in contanten als door middel van overschrijving: 645959. Het aantal uitbetaalde posten, hetzij in contanten of wel door middel van crediteering: 876579, zoodat het aantal posten in 1918 1.522.538 beliep. De onkosten aan salarissen, huur gebouw en diverse onkosten, bedroegen ƒ 367.000.— of per post ƒ 0.241. Het totaal-bedrag der ontvangsten en uitgaven beliep ƒ 1.439.925.04, of per post gemiddeld ƒ 945,74. In aanmerking nemende, dat in de onkosten de renteberekening is begrepen, alsmede de volledige contröle op alle handelingen, dan is het cijfer van 24 cent per post, in verhouding tot de in het algemeen geldende onkosten voor kasbeheer, niet hoog. Tengevolge van het toepassen van nieuwere werkmethoden is het bedrag dezer kosten nog gedaald, zoodat de onkosten in 1925 voor 2.247.628 posten: ƒ 420.000.— beliepen of gemiddeld per post ƒ 0,186. Het gemiddelde bedrag der ontvangsten en betalingen was in dat jaar bij een totaal van ƒ 1.355.615.778,49: ƒ 603,13. Hieraan kan worden toegevoegd, dat de administratie van het Girokantoor er op is gericht, de onkosten en het aantal handelingen voortdurend te kennen, zonder dat daarvoor een afzonderlijke afdeeling Statistiek aanwezig is. GEGEVENS OMTRENT HET KASBEHEER VAN GEMEENTEONTVANGERS OVER HET JAAR 1910, IN ENKELE GEMEENTEN. Gemeenten Ontvangen Betaalde Totaal Salarissen Gemidd. kos- To0n^vain^g Gem. bedrag Aanmer| posten | posten aant. posten en Onkosten ten per post en uitgayeS per post kingen Eindhoven 1008 806 1814 ƒ 1200.— ƒ 0.66 f 489.562.68 ƒ 270 — Harderwijk 889 1301 2190 „ 1150.— „ 0.52 „ 494.956.90 222 — Harlingen " Hillegom 2958 951 3909 „ 1000.— „ 0.25 „ 181 607 17 45 — Hoorn 501 2804 3305 „ 1586.57 „ 0.48 „ 845.019.82 " 255 — Kampen 936 5714 6650 „ 3700.— „ 0.55 „ 2415.010.56 " 363 — . Kerkrade Maassluis 4406 2555 6961 „ 1475.— „ 0.21 „ 258 60815 37 — Roermond 2784 1893 4677 „ 1849.38 ,, 0.40 ,. 1009151 17 216— Schoten 3676 1388 5064 „ 725.— „ 0.14 „ 192.963.65 " 38 — Veendam 3634 542 4176 „ 1100.— „ 026 593233— 142 — Winschoten 2884 3070 5954 „ 2100— „ 0.35 „ 61o!54227 " 10250 Zei8t 4174 984 5158 „ 2312.30 „ 0.45 „ 830.634.46 „ 16l!— 27850 22008 49858 ƒ 18198.25 ƒ 0.36 ƒ 7921.289.83 ƒ 158.89 GEGEVENS OMTRENT HET KASBEHEER VAN DE GASFABRIEKEN IN ENKELE GEMEENTEN, OVER HET JAAR 1910. Harderwijk1Q0°° 48° 10480 f 1940.08 ƒ 0.18 ƒ 200.913.33 ƒ 19.17 Harlingen Maassluis R°ermond 814 475 1289 „ 874.— „ 0.67 „ 226.676.42 „ 176 — Schoten 2072 2060 4132 „ 900.— „ 0.22 „ 332.438.25 „ 80.04 12886 3015 15901 ƒ 3714.08 ƒ 0.23 ƒ 760.028.— ƒ 47.79 GEGEVENS OMTRENT HET KASBEHEER VAN GEMEENTEONTVANGERS OVER HET JAAR 1918, IN ENKELE GEMEENTEN. Ontvangen Betaalde Totaal Salarissen Gemidd. kos- Gem. bedrag Aanmer- Gemeenten posten posten aant. posten en Onkosten ten per post en uitgaven per post kingen • ju„ „_ owa ivm 4094 f 3400— f 0.83 f 4491.667.98 ƒ 1098.— larderwlfk ~ ïo9? 4395 54» f, TOM \ 0.37 f,2209.640.91 \, 403.- Iarlingen 1550— „ 0.30 „ 767.345.64 „ 151.— Eeraom 3^ JgJ tili S12 o.89 4u7.844.33 ;; 949.- !°°™1219 5140 6359 4450.- 0.70 „ 7076.557.61 „ 1112.Sde 105 7 1589 12106 3463.17 „ 0.28 „ 3286.284.20 „ 250— Aaasslufs 4620 2975 7595 2370.- „ 0.31 „ 1111.850.95 „ Heiend 2924 2046 4970 3189.86 „ 0.64 „ 1962.165.19 „ 394.Kn 23500 2460 25960 4382.06 „ 0.17 „ 2221.723.06 „ 85.60 )Choten ^ojou 2400— „ 0.44 „ 4478.690.— „ 824.— SSS-i,3988 4673 8861 "„ 4000!- 0.46 3075.600.64 "„ 355.- St „ . 7612 mt 9370 ;; 5562.89 „ o.eo ,5650.659.89 „ eoa- 66239 33223 99462 ƒ 40747.64 ƒ 0.41 ƒ40840.030.40 ƒ 406.98 GEGEVENS OMTRENT HET KASBEHEER VAN DE GASFABRIEKEN IN ENKELE GEMEENTEN, OVER HET JAAR 1918. Ide 20500 625 21125 ƒ 7293.54 ƒ 0.35 f 556.760.36 larderwijk 1 Mó° faasXs 9600 i voorloopig tijdelijk Door middel van den Postcheque op de Wester- en Ooster- liseerd. één jaar aangesteld, en Girodienst. Rente en aflos- schelde. ambtenaar is belast met sing provinciale leeningen Groot aandeelhoudster in de het beheer der Provin- door het Agentschap van de N.V. Provinciale Zeeuwsche ciale Middelen. Nederlandsche Bank te Mid- Electriciteits-Maatschappij. delburg en door de Nationale Bankvereeniging. Zuid-Holland. Geen bedrijven of diensten. Gecentraliseerd Gedeputeerde Staten tre- Door middel van den Postcheque Aantal ontvangsten | den zelf op als reken- en Girodienst. Overtollige kas- en betalingen: plichtige tegenover de gelden worden belegd in 1000 en 3200 Algemeene Rekenkamer. schatkistpromessen of bij de bedragen: Bank voor Nederlandsche Ge- ƒ 5.717.000.— en meenten. ƒ 5.577.000.— Noord-Holland. Pronvinciaal Ziekenhuis nabij Sterk eedecentraliseerd Een rekenplichtig amb- Door middel van den Postcheque Ontvang- en uit- Santpoort. tenaar ter Provinciale en Girodienst en het Giro- gaafposten per Provinciaal Ziekenhuis Duin & griffie. kantoor van de Gemeente Am- jaar 132000, w.aar- Bosch te Bakkum. Buitendien worden ont- sterdam. Coupons en obliga- onder 126000 cou- Provinciaal Ziekenhuis te Me- vangsten en betalingen tiën door de Kasvereeniging pons en 1650 uit- demblik . verantwoord door af- te Amsterdam. gelote obligatiën, \ zonderlijke afdeelingen. derhalve 4350 pos¬ ten. Kosten rekenplichtig ambtenaar ƒ 5000.—. SLAGWOORDENREGISTER. Adresseermachine 77, 78, 105 lil, 149, 156. Archiefwezen 91, 98, 102, 190. Begrootingsboekhouding 180. Business Research 35, 80, 83. Centrale Boekhouding en Gemeentelijk en Provinciaal Kasbeheer 267, 273, 276. Controle-instituten 246. Contróle op materiaalverbruik 143. Contröle o/d werking van loonstelsels en arbeidsmethoden 143. Correspondentie- en opbergsystemen 91, 98, 102, 190. Dagbladbedrijven 174. Documentatie, Registratuur en Archiefwezen 91, 98, 102, 190. Drukkerijbedrijven 166. Elektriciteitsbedrijven 78, 262. Elliott-Fishermachine 78, 149 156, 166. Gasbedrijven 262. Hollerith-Powers machines 113 156. Hoogovenbedrijf 135. Innings- en afrekeningssystemen 77, 78, 166, 262. Kostprijsberekeningen 38, 115 117,221,234. Loonadministraties 77, 105, 111 Loopbrieven 190. Machinefabrieken 105, 109, 117. Metaalbewerkingsbedriiven' 105 109, 114, 117. Materiaal en Magazijnadministraties 112, 114, 135. Normalisatie 25, 86, 91. Nijverheidsvoorlichting 41 47 80. .- Organisatieproblemen 41, 47. Planborden 114, 125, 145. Personeeladministratie 109 Psychotechniek 19. Resultaten van reclamemaatregelen 35. Scheepswerven en Dokbedriiven 109. Schema's van gedetaileerde kostprijscalculatie's 115, 117 221 232. Schema's van tusschentijdsche winstberekeningen 22. Spoor en tramwegen 88 Stuklijsten 117. Standaardkosten 29, 143. Telefoonbedrijven 77. Tijdklokken 105. Uitgeversbedrijven 166, 174. Verkoopadministatie's 166. Verzameling van kostprijsgegevens 113, 115, 117, 174, 221, Verzekeringsbedrijven 148, 154 170, 190. Werkvoorbereidingsadministratie's. Planschenia's 114 126 145. ' Zichtbare kaartsystemen 149. Nadere beschrijving van enkele in dit boekdeel genoemde mechanische hulpmiddelen. 1. ADRESSEERMACHINES. De hierbij afgebeelde machine, de Addressograph, is de machine bedoeld in de toepassing op pag. 77 van the Oslo Telephone Company of Norway, Oslo, voor de loonadministratie en incasso-administratie van abonnementsgelden. Zij werkt met een inktlint en is voorzien van drukrollen, in afwijking van oudere systemen, welke door middel van een vlakstempel afdrukken, en heeft een prima werkend veiligheidsapparaat. De stempel werkt, evenals de drukpers met roteerende drukrollen, waardoor de afdrukken veel gelijkmatiger zijn en niet op het papier indrukken, zoodat het doordrukken ook niet aan de achterzijde van het papier zichtbaar is. Het adressenmateriaal vormt een volledige cartotheek met zichtbare en leesbare kaartjes. De kaartjes zijn, als zij onder het Cliché's van Ruys' Handelsvereeniging drukpunt komen, duidelijk zichtbaar en leesbaar, zoodat elke vrije selectie van het materiaal is te verkrijgen door het uitschakel apparaat in werking te stellen. De machine kan door middel van dupliceer-, tripliceeren repeteerinrichting bepaalde adressen 2, 3 of meerdere malen afdrukken, terwijl met carbon ook goede copieën kunnen worden verkregen. Het aangeven van de loonweek en van den datum op de incasso-kwitanties geschiedt met behulp van de dateerinrichting, welke steeds verstelbaar is en boven of onder en/of rechts of links van het adres kan worden gedrukt, al naar gelang van bijzondere eischen. Is een numerator voor het nummeren van lijsten en formulieren noodig, dan is ook deze op de machine aan te brengen, evenals een handteekeningstempel en telapparaat. Het lijstenapparaat, stelt ons in staat de loonlijsten van het betreffende plaatje af te drukken. De machine kan zoo ingesteld worden, dat de gegevens van de plaatjes naar keuze geheel of gedeeltelijk op de lijsten worden afgedrukt. De regelafstand kan door den gebruiker naar wensch gesteld worden Cliché's van Ruys' Handelsvereeniging Voor elk bijzonder geval kan een gedeelte van den tekst van een adresseerplaatje op bepaalde formulieren worden afgedrukt door de partieele drukrol. Deze mogelijkheid wijst op de economie van de machine, want alle gegevens betreffende een bepaalden cliënt kunnen op economische wijze op de Addressographplaatjes worden verdeeld en daarvan kan elk deel, wat men op een bepaald moment afgedrukt wenscht te hebben, met behulp van de partieele drukrol afgedrukt worden. Bij het gebruik maken van het lijstenapparaat voor een bepaalden regel, b.v. bij loon- of incassolijsten, wordt dus de partieele drukrol eveneens benut. Behalve de mogelijkheid van vrije selectie op de machine kunnen met de sorteerinrichting ook bepaalde vaststaande groepen worden afgedrukt. De hierbij afgebeelde sorteerinrichting stelt ons in staat, uit het adressenmateriaal elke gewenschte groep, waarop zij is ingesteld, af te drukken. De selectie geschiedt geheel langs mechanischen weg, wat een groote bedrijfszekerheid garandeert. De selectorbrug van de sorteerinrichting is verdeeld in 24 gelijke deelen. Op de omramingen van de plaatjes kunnen 24 ruiters worden aangebracht, welke tegenover de 24 verdeelingen van de selectorbrug liggen. Wil men Ciiché's van Ruys' Handelsvereeniging één of meer bepaalde groepen, b.v. groep 2 en 7, afdrukken, dan brengt men in de selector-brug op de 2de en 7de plaats selectorpennen aan. Als de plaatjes door de machine loopen, geven de pennen contact met de daarmede overeenstemmende ruiters en door dit contact treedt de drukarm in werking en worden de betreffende adressen afgedrukt. De plaatjes, welke geen contact geven, loopen zonder te worden afgedrukt, door de machine. Op deze wijze werkt de selector positief, hij is echter ook in te stellen op negatieve werking. In dit geval doet zij net het omgekeerde van wat zoo juist hierboven aangegeven is. H .•'"*-, Bij de incasso van abon¬ nementsgelden is het dikwijls noodzakelijk, den langzamen betalers een aanmaning te sturen. Komt dit in de administratie veelvuldig voor, dan kunnen omramingen met een vaste tuimeltab hierbij van groot nut zijn. De tuimeltabs, welke bij het begin van de periode in één stand staan, worden omgegooid zoodra de betaling op tijd binnenkomt. Is de termijn van tijdige betaling verstreken, dan geven de niet omgegooide tuimeltabs de late betalers aan, die een waarschuwing of aanmaning moeten krijgen, om aan hun verplichtingen te voldoen. Als nu de selector met behulp van de pennen ingesteld wordt op de niet omgegooide tuimeltabs, dan kiest de machine automatisch uit het materiaal de adressen van wanbetalers en schrijft daardoor geheel automatisch alleen die aanmaningen van degenen, die zoo'n exemplaar moeten ontvangen, op grond van hun achterstalligheid. Het adressenmateriaal is van metaal, wat van het allergrootste belang is, daar het materiaal onverslijtbaar is, brandvrij en niet door ruwe behan deling kan worden beschadigd. Doordat de plaatjes in omramingen zijn geschoven en de omramingen ten allen tijde hun waarde behouden, is het metalen Addressograph-adresseer materiaal tevens in 't gebruik het meest economisch, daar het adresplaatje, wat onderhevig is aan eventueele mutaties, slechts zeer weinig kost. Cliché s van Ruys' Handelsvereeniging Voor eenvoudiger werk en kleinere bedrijven doet de handmachine dezelfde diensten, maar niet met de productie van de grootere machines. De ervaring heeft geleerd, dat dit z.g. Adressograph B-systeem het systeem is, dat de grootste voordeelen geeft, waardoor alle vroegere systemen, welke sinds de oprichting en exploitatie van de Addressographfabriek aan de markt zijn geweest, op den achtergrond zijn gedrongen. De vroegere plaatjes met rubberletters, van z.g. Japansch zijden papier en de plaatjes uit één stuk (dus zonder omraming) worden hoe langer hoe minder gebruikt, om de reeds eerder vermelde reden. De benoodigde tekst op de adresplaatjes wordt daarop geponst met een z.g. Graphotype, welke in verschillende modellen wordt geleverd: hand-modellen, electrische modellen en zelfs modellen met een toetsenbord gelijk aan dat van een schrijfmachine. Cliché's van Ruys' Handelsvereeniging Een electrische Graphotype, zooals deze het meest in gebruik is, beelden wij hierbij af. Deze Graphotype kan worden voorzien van verschillende lettersoorten in verschillende afmetingen en grootten, waarvan enkele van de meest gebruikte hierbij zijn afgebeeld. In elke Graphotype is een vlakstempel aanwezig, om oude adresplaatjes plat te slaan, waarna ze weer voor nieuwe adressen kunnen worden gebruikt. Deze vlakstempel dient tevens, om adresveranderingen aan te brengen. Elke regel, al naar gelang van de grootte van de gekozen letters, kan een zeker aantal letters bevatten, terwijl een zeker aantal regels op een bepaald plaatje gaan. De Graphotype kan met haar thans ter beschikking staand lettermateriaal 40 letters per regel ponsen, terwijl de maximum regel capaciteit van een adresplaatje 8 is. EENIGE LETTERSOORTEN. Type No. MESSRS.J.T.RICHARDSON & SON 1 MESSRS.J.T.RICHARDSON & SON 2 MESSRS.J.T.RICHARDSON & SONS.LTD. 10 MESSRS.J.T.RICHARDSON & SONS,LTD., M Messrs.J.T.Richardson & Sons,Ltd. 3 Messrs.J.T.Richardson & Sons,Ltd., * MESSRS.J.T.RICHARDSON & SON ' J.T.RICHARDSON & SON 6 1234567890 Clichés van Ruys' Handelsvereeniging 2. BOEKHOUDMACHINES. Afbeelding van de Elliott-Fisher Boekhoudmachine als in gebruik bij de Gemeentelijke Electriciteits Werken te Stockholm, zie beschrijving op pag 78. Deze machine is al of niet electrisch verkrijgbaar. Zij is ook in Nederland bij talrijke Gemeente Bedrijven in gebruik. Kohierblad, incasso-lijst en kwitantie worden dan in één Cliché's van Ruys* Handelsvereeniging bewerking geschreven en uitgerekend. Zie de onderstaande modelformulieren van de Electriciteitsfabriek der Gemeente Schiedam. AFDEELINC-. ELECTRICITEIT. -ia^nd ■» , AFDEELING ELECTRiciTjEJT ^ EixcnticiTtrrsflewuF| EI^CTRIC^ G^MEEhff ^ De afgebeelde machine is slechts één der vele modellen welke de Elliott-Fisher fabrieken vervaardigen. Wij meenen den lezers van dienst te zijn door hieronder een meer gedetailleerde beschrijving te geven van de verschillende modellen, welke zoowel in het Buitenland als in Nederland worden toegepast. De Elliott-Fisher Company maakt zoowel Schrijf- als Boekhoudmachines. Deze onderscheiden zich van alle andere schrijf- en boekhoudmachines door haar vlakke schrijfplaat, een karakteristiek en fundamenteel onderdeel van alle Elliott-Fisher Machines. De vlakke schrijfplaat, welke de hard-gummi rol van andere machines vervangt, maakt het mogelijk formulieren te beschrijven zonder deze te rollen, te vouwen of te buigen. De te beschrijven formulieren liggen dus plat op de vlakke schrijfplaat. De machine beweegt zich over dit schrijfvlak van links naar rechts, terwijl de regelspatie op eiken gewenschten afstand kan worden ingesteld, eventueel overeenkomstig bestaande liniatuur. Elliott-Fisher Machines worden in drie soorten gemaakt: Machines voor Losbladig werk; Machines voor het schrijven in Gebonden Boeken; Machines voor het beschrijven van Formulieren op Rollen of Strooken van ongelimiteerde lengte. Cliché's van Ruys' Handelsvereeniging Elke Elliott-Fisher Machine bestaat uit drie eenheden, n.1.: 1. De machine zelve, welke zich over de schrijfplaat heen en weer beweegt en die op iedere schrijfplaat past. Afbeelding No. 1 o.a. in gebruik bij de Centrale Werkgevers Risico-bank te Amsterdam. Zie beschrijving pag. 156. 2. De schrijfplaat, welke in drie modellen gemaakt wordt: voor losse formulieren, voor gebonden boeken of voor formulieren op strooken/rollen. 3. Het voetstuk: de ijzeren standaard, het stalen bureau of de eikenhouten tafel. De Elliott-Fisher machine voor losbladig werk (Afb. 1) wordt geleverd in drie schrijfbreedten, n.1. 11, 16 of 24 inches. Indien Clichés van Ruys' Handelsvereeniging een schrijfbreedte van meer dan 24 inches verlangd wordt, kan een 24 inch schrijfplaat worden voorzien van zij-gleuven, waardoor het mogelijk wordt staten van ongelimiteerde breedte te beschrijven. De schrijfhoogte is 17 inches. Haar buitengewoon doorslagvermogen dankt de machine vnl. aan den krachtigen nederwaartschen slag van haar massieve typearmen op het harde, vaste schrijfvlak. Verschillende Elliott-Fisher gebruikers maken zelfs 20 copies (o.a. manifesten). Men kan bij het maken van doorslag-copies gebruik maken zoowel van losse vellen carbon als van carbon op rollen. In de meeste gevallen verdient carbon op rollen voorkeur. De toevoer geschiedt daarbij automatisch. Door de vlakke schrijfplaat kan men meerdere formulieren van verschillende dikte, vorm of afmeting snel en met absolute registratie in de machine brengen en deze, door middel van carbon, op verschillende regelhoogte gelijktijdig beschrijven. De metalen transportband dienende voor het „visual audit sheet", waaromtrent nadere details voorkomen in de beschrijving der Elliott-Fisher Boekhoudmachines, kan dikwijls ook bij de Elliott-Fisher machines voor gewoon losbladig werk goede diensten bewijzen. Ook voor blauwdrukken, statistieken, statenwerk en voor het beschrijven van kaarten, van welke dikte ook, leent de hier beschreven machine zich bij uitnemendheid. Bij het beschrijven van kaarten of formulieren waarvan geen copies noodig zijn, kan men b.v. 30 stuks boven elkaar op de schrijfplaat leggen en deze één voor één beschrijven, waardoor dus 29 maal het inleggen uitgeschakeld wordt. Het aan het voetstuk der machine bevestigd pedaal maakt het mogelijk telkenmale het beschreven formulier uit de machine te verwijderen, zonder de zich daaronder bevindende blanco formulieren te verschuiven. Ook kaartjes, stencils, labels, enveloppen, etiquetten en zegels, hoe klein ook, kan men in kleinere of grootere hoeveelheden tegelijk in de machine brengen en achter elkander afschrijven. Men maakt dan gebruik van de op de schrijfplaat aangebrachte klemmen. Elliott-Fisher Machines, speciaal die voor losbladig werk, kunnen behalve van de gewone lettertypen, ook voorzien worden van bijzonder groote lettersoorten, hooge of breede. Voor het schrijven van cognossementen bijv. zijn deze bijzonder geschikt. Speciale teekens voor het aangeven van colli-merken, met behulp waarvan driehoeken, zeshoeken enz. geschreven kunnen worden, zijn daarbij eveneens verkrijgbaar. De z.g. pinpoint-type leent zich bijzonder voor het schrijven van cheques, polissen en andere geldswaardige papieren. Het aantal doeleinden waarvoor de Elliott-Fisher Machine gebruikt wordt is dus onbegrensd. Alleen voor correspondentie wordt zij niet aanbevolen. Dit is het terrein dat aan de gewone schrijfmachine toebehoort. De Elliott-Fisher machine voor het schrijven in gebonden boeken (Afb. 2). Het schrijven in gebonden boeken is mogelijk gemaakt door.de speciale constructie van schrijfplaat en standaard. Dit model wordt Afbeelding No. 2 echter uitsluitend geleverd met een schrijfoppervlak van 11 inches breed en 17y2 inches hoog. De bladen behoeven daarbij niet uit den band te worden genomen. De besparing is zeer belangrijk, zoowel in tijd als in boekruimte. Tegelijk met het gebonden boek kunnen ook een of meer doorslagen gemaakt worden op losse formulieren (bijv. combinatie van verkoopboek en factuur). Men gebruikt dan losse vellen carbon. In zeer bepaalde gevallen — bij Verzekerings Maatschappijen, Rijks-, Provinciale of Gemeentelijke Instellingen — verlangt men wel eens een copie, welke echter geen carbondoorslag mag zijn. De copie moet dus eigenlijk een tweede origineel zijn. Bij ElliottFisher Machines is zulks in één bewerking te bereiken. In plaats van een vel carbon wordt dan een inktvel gebruikt. Men schrijft dan als het ware met een dubbel inktlint. Clichés van Ruys'THandelsvereeniging Overigens kunnen de Elliott-Fisher Machines welke zijn ingericht voor het schrijven in gebonden boeken, ook dienen voor losse formulieren, kaarten enz. De schrijfbreedte is daarbij echter beperkt tot 11 inches. De Elliott-Fisher Machine voor het beschrijven van formulieren op rollen of op strooken van ongelimiteerde lengte (Afb. 3). Dit model staat bekend als de Elliott-Fisher „Automatic Feed" Machine, waarbij de formulieren en copie-formulieren, tot een Afbeelding No. 3. ca. in gebruik bij de^Levensverz. Mij. „Noord-Braband" te Waalwijk. Zie beschrijving pag. M9 maximum van 10 en eventueel in diverse kleuren, automatisch worden toegevoerd. De carbontoevoer geschiedt eveneens automatsch. Daartoe is de machine voorzien van een rol, omwonden met meerdere vellen carbon, welke dwars over de schrijfplaat gespannen zijn. Het aantal vellen hangt af van het aantal verlangde copies. De formulieren worden vervaardigd in lengten varieerend van 250 tot 5000 stel en afgeleverd op rollen of in kartonnen doozen, gereed om achter de Automatic Feed Machine geplaatst te worden. De typiste behoeft de Automatic Feed Machine slechts eenmaal met carbon te laden" voor het beschrijven van 2000—5000 stel formulieren. Elk tijdverlies wordt daardoor uitgeschakeld. Wanneer een beschreven stel formulieren uit de Automatic Feed Machine komt, verschijnt een nieuw blanco stel automatisch in de juiste schrijfpositie. Cliché s van Ruys' Handelsvereeniging Het is niet noodzakelijk dat alle formulieren van gelijke breedte zijn, doch de maximum schrijfbreedte is 11 inches. De hoogte eveneens. Binnen deze grenzen is ook de Automatic Feed Machine uiterst geschikt voor het beschrijven van losse formulieren, kaarten, enz. Voor het geval dat twee verschillende soorten van formulieren gebruikt moeten worden door een en dezelfde typiste, bijv.: strooken en rollen, of smalle en breede, of lange en korte, of Hollandsche en Engelsche en de werkverdeeling niet toelaat dat eerst de eene soort en daarna de andere wordt afgewerkt, dan biedt de „Doublé Barrel" Automatic Feed Machine een goede oplossing. Deze „Doublé Barrel" Machine heeft twee naast en tegen elkaar gebouwde 11 inch schrijfplaten, doch slechts één machine en één voetstuk en wordt dus ook door één persoon bediend. Met het vorenstaande is een beknopte beschrijving gegeven van de verschillende soorten van Elliott-Fisher Machines. Nog enkele algemeene opmerkingen kunnen hieraan worden toegevoegd. Elliott-Fisher Machines hebben zichtbaar schrift, zij zijn voorzien van het Standaard toetsenbord en worden geleverd met hoofd- en kleine letters of uitsluitend met hoofdletters,, met of zonder decimaal tabulator en met uitneembaren kolom-tabulator zoodat men bij werk van verschillende kolom-indeeling voor elke liniatuur een ander kolom-tabulatorrek in gebruik kan stellen. De bij de machine behoorende voetstukken worden in drie soorten geleverd en wel: ijzeren standaards, stalen bureaux of eikenhouten tafels. De drie beschreven modellen der Elliott-Fisher Machines zijn ook leverbaar met Optel- en Aftrekinrichting en kunnen als volgt worden onderverdeeld: Machines ingericht voor Verticaal Optellen en Aftrekken; Machines ingericht voor Horizontaal Optellen en Aftrekken- Machines ingericht voor gelijktijdig Verticaal en Horizontaal Optellen en Aftrekken. De eenvoudigste vorm der Elliott-Fisher Boekhoudmachines is het model, ingericht uitsluitend voor verticale kolomtellingen (Afb. 4), dat dus in het bijzonder geschikt is voor de eenvoudiger onderdeelen der boekhouding. Het is een combinatie van schrijfmachine voorzien van standaard toetsenbord, telmachine met slechts 10 toetsen en vlakke schrijfplaat. Met de verticaal tellende Elliott-Fisher Boekhoudmachine kan men met behulp van verplaatsbare telregisters tot 30 kolommen toe optellen en aftrekken. Bij gebruikmaking van z.g. splitregisters kan dit aantal zelfs nog vergroot worden. Voor kolomtellingen zijn tel- Af beelding No. 4 registers verkrijgbaar voor kwantiteiten, voor decimaal muntstelsel en voor Engelsch muntstelsel, in de navolgende capaciteiten. Voor kwantiteiten: Grootste aantal cijfers 99999999999999 Kleinste „ „ 999999 Voor decimaal muntstelsel: Grootste aantal cijfers 9999 999999 99 Kleinste „ „ 999 99 (ook leverbaar met 3 cijfers achter de komma, ingeval halve centen berekend worden). Voor Engelsch muntstelsel: Grootste aantal cijfers 99999999 19 11 Kleinste „ „ 999 19 11 Herleiding heeft automatisch plaats. Clichés van Ruys' Handelsvereeniging Dit model laat een zeer bijzondere combinatie toe, daar het voorzien kan worden van dubbele type-armen, bestaande uit een vol- Afbcelding No. 5 o a. in gebruik bij de N.V. Nijgh & v. Ditmars Uitgeven Mij. te Rotterdam. Zie beschrijving pag. 166 ledig poinpoint-alphabet en een gewoon alphabet. Wissels met bank- of postborderel worden dan gelijktijdig beschreven, met gebruikmaking van een carbonrol. Op den wissel worden naam en Cliché's van Ruys' Handelsvereeniging bedrag met de perforeerende pinpointtype geschreven, terwijl de overige gegevens op wissel en borderel met de gewone lettersoort worden ingevuld. De Elliott-Fisher Boekhoudmachine, welke uitsluitend horizontaal optelt en aftrekt, heeft geen verplaatsbare telregisters, doch slechts looze ondergedeelten daarvan met één dwars-telregister. Wij zijn thans gekomen tot het meest volmaakte model der ElliottFisher Boekhoudmachines hetwelk schrijft, optelt, aftrekt, saldeert en de totalen der kolom- en dwarstellingen gelijktijdig berekent. Zij geeft geheel automatisch het geschreven bewijs dat alle boekingen met juistheid zijn verricht. (Zie afbeelding No. 5) Zoo noodig kan het telmechanisme geheel of gedeeltelijk worden uitgeschakeld. De kleinste en grootste capaciteiten van het dwars-telregiser zijn gelijk aan die der reeds genoemde kolom-registers. Men bedenke echter dat de capaciteit van kolom-telregisters altijd gelijk of grooter moet zijn dan die van het dwars-telregister. Door haar soepelheid past deze machine zich aan bij de meest uiteenloopende administraties. Onze bibliotheek, welke talrijke voorbeelden uit binnen- en buitenland bevat van Elliott-Fisher werk, stellen wij gaarne ter beschikking van belangstellenden. HET CONTROLEBLAD (VISUAL AUDIT SHEET) Een dag-overzicht, dat de Elliott-Fisher automatisch geeft. De voornaamste kenmerkende hoedanigheid van de Elliott-Fisher Boekhoudmachine is haar zelf-contröle op de verrichte boekingen. Deze contröle wordt tijdens het boeken automatisch verkregen en vereischt daarom geen extra werk of tijd. Het platte schrijfvlak van de Elliott-Fisher Machine maakt in talrijke gevallen een oplossing mogelijk, welke mechanisch op geen andere wijze verkregen kan worden. Een automatisch samengesteld contröleblad (visual audit sheet) is hier achter afgebeeld. Het is een getrouwe carbon-afdruk van elk letterteeken en cijfer, dat door de typiste is aangeslagen. Alle boekingen welke op één bepaalden dag hebben plaats gehad komen er op voor en de totalen welke zijn aangegeven werden, tijdens het boeken der posten, automatisch verkregen. Elliott-Fisher staat de methode voor van het vasthouden der contröle-cijfers door hoofdboekhouder of afdeelingschef, zoodat dus de door de typiste verkregen eind-totalen moeten overeenstemmen met vooraf bepaalde bedragen. De Elliott-Fisher Boekhoudmachine is meer soepel dan eenige andere, doordat zij elke gewenschte omschrijving der posten geeft, in één bewerking zoowel verticaal als horizontaal in een onbeperkt aantal kolommen kan optellen en/of aftrekken en door het bezit van een vlakke schrijfplaat. Door de mechanische controle, welke op de typiste wordt uitgeoefend, wordt een onbewust door haar gemaakte fout steeds ontdekt. Het aantal gevallen, waarin het automatisch verkregen contröleblad kan aangewend worden, is practisch onbegrensd. Alle boekingen, mutaties, enz. worden op het controle-blad vastgelegd. Dit geschiedt automatisch, op het oogenblik dat de origineele boekingen op de verschillende in de machine gebrachte formulieren verricht worden. De navolgende bladzijden toonen het gebruik van het contröle-blad bij verschillende administratieve onderdeelen. Dit conröleblad is een der voornaamste factoren bij mechanische boekhouding en de noodzakelijkheid daarvan is gebleken in tallooze gevallen, waarbij een overzicht van periodiek verrichte boekingen verlangd werd. Ook de taak van dengene, die belast is met de contröle der boekhouding, wordt daardoor belangrijk vereenvoudigd. Clichés van Ruys' Handelsvereeniging i - NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ OPGERICHT 1824. GESTORT KAPITAAL ƒ 80,000,000— STATUTAIRE RESERVE ƒ 21,117,340— BUITENGEWONE RESERVE ... ƒ 22,660,000— HOOFDKANTOOR % AMSTERDAM. Agentschappen te ROTTERDAM en 's-GRAVENHAGE. VESTIGINGEN IN NEDERLANDSCH-INDIÊ: BATAVIA, SOERABAIA, SEMARANG, MEDAN en andere voorname plaatsen. VESTIGINGEN IN DE STRAITS-SETTLEMENTS. BRITSCH-INDIÊ, CHINA EN JAPAN: SINGAPORE. PENANG, RANGOON, CALCUTTA. BOMBAY. HONGKONG, SHANGHAI EN KOBE* IN- en VERKOOP van WISSELS en TELEGRAFISCHE TRANSFERTEN. - INCASSEER INGEN en FINANCIEERINGEN. - SCHRIFTELIJKE en TELEGRAFISCHE CREDIETEN. - REISCREDIETBRIEVEN— DEPOSITO s. REKENINGEN-COURANT. - AAN- en VERKOOP van EFFECTEN. - ADMINISTRATIE van VERMOGENS. OPEN- en GESLOTEN BEWAARNEMING. - SAFEDEPOSIT. - KOFFERKLUIS. _______ INDIEN ook U Uw administratie gaat vereenvoudigen, laat U dan door ons inlichten betreffende: ELLIOTT-FISHER Boekhoud- en Factureermachine, telt horizontaal en verticaal; boekt debet en credit en stelt na iedere boeking automatisch het saldo vast. Al of niet electrisch. ADDRESSO GARPH (met Kaart-systeem) voor adresseer- en lijstwerk. DALTON zichtbaar schrijvende Tel- & Rekenmachine; heeft slechts 10 toetsen. MONROE electrische Rekenmachine, voor alle voorkomende berekeningen, werkt met enorme snelheid en geheel automatisch. SCHRIJFMACHINES: Hammond Multiplex, Olivetti, L. C. Smith, Corona. EDISON - DICK - MIMEOGRAPH. De Electrische Kantoordrukmachine met permanente automatische inkttoevoer en geheel gesloten cylinder. UNIVERSAL POSTAL FRANKER Frankeermachine, maakt gebruik van postzegels overbodig. STALEN KANTOORMEUBELEN STALEN ARCHIEF- EN BIBLIOTHEEK-INSTALLATIES KAARTSYSTEMEN, enz. Vraagt onze geïllustreerde brochure No. 4 JUV^ MANDÊ^-SlYEREEN igimc AMSTERDAM — ROTTERDAM — 's-GRAVENHAGE UTRECHT — GRONINGEN — ENSCHEDE — TILBURG ARNHEM — BATAVIA —- SOERABAIA — BANDOENG SEMARANG — MEDAN het GIROKANTOOR der GEMEENTE AMSTERDAM beursgebouw TELEFOON 30900 (4 lijnen) REKENING-COURANT EN DEPOSITO'S, RENTEVERGOEDING 2 EN 4 %. DE RENTE DER DEPOSITO'S WORDT PER 3 MAANDEN OP DE GIROREKENING BIJGESCHREVEN. De diensten welke het Girokantoor bewijst zijn: a. Het aannemen van gelden in rekening-courant (provisievrij) 2 % rente, wordt vergoed over volle honderden tot ƒ 100.000,—. b. Het, zooveel mogelijk kosteloos, verrichten van alle betalingen en geldzendingen in binnen- en buitenland. c. Het bezorgen van incasso's, het innen van postwissels, wissels (ook buitenlandsche), bankcheques, coupons, effecten, enz. d. Het gireeren van periodieke betalingen aan het rijk, de gemeente en aan particulieren; dit geldt ook de belastingen, de rijks-, gemeente-, provinciale, enz. huren, premiën levensverzekering, enz. Deze betalingen ook automatisch. e. Het automatisch innen van salarissen, pensioenen, huren, pachten en andere periodieke inkomsten. f. Het verstrekken van contanten op girobilletten. g. Het aannemen van gelden in deposito tegen 4 % rente. (De rente wordt per 3 maanden in rekening-courant vergoed). Het girokantoor heeft voor alle geldelijke transacties een passende methode, welke moeite en kosten bespaart. ALLE GIROHANDELINGEN ZIJN VRIJ VAN ZEGELBELASTING. GIROFORMULIEREN GRATIS. Vraagt inlichtingen, vermeldt Uw rekeningnummer op brieven en drukwerken, benevens het nummer 13500 van het Girokantoor bij den Postcheque- en Girodienst. Daarvan kunt gij en Uwe relaties gebruik maken door aan de voorzijde: „Het Girokantoor der Gemeente Amsterdam" en aan de keerzijde van het rijksformulier Uw nummer bij het Girokantoor te vermelden. Verschijnt in het begin van iedere maand. Geeft in populairen vorm beschrijvingen van Amsterdam en de Gemeentediensten en -Bedrijven: is een wegwijzer door Amsterdam voor den vreemdeling. Een annonce in „De Amsterdamsche Gids'' heeft blijvende waarde Abonnementsprijs fr. p. p. ƒ1.75 per jaar; op kunstdrukpapier gedrukt / 2.75 per jaar VERSCHENEN TER STADSDRUKKERIJ, AMSTERDAM VOORMALIGE STADSTIMMERTU1N 4-6 DE HAVEN VAN AMSTERDAM EN HAAR VERBINDING MET DE ZEE DOOR DR. M. G. DE BOER PRIJS ƒ 4.— INGENAAID Een pagina annonce op rood papier in den AMSTERDAMSCHEN TELEFOONGIDS is de meest doeltreffende reclame Oplaag: 40.000 exempl.; gedurende een halfjaar dagelijks in gebruik Inlichtingen: uitsluitend Stadsdrukkerij, Amsterdam Pi eter Schoen & Zoon ZAANDAM VERFFABRI KANTEN OPGERICHT ANNO 1722 FABRIEK AAN DE ZAAN GELEGEN AANGEMAAKTEAARD- ANTIOXYDE- CEMENT- CHEMISCHE DROGE- GLANS- KOUDWATER- „SIGMARINE" LAK- SNELDROGENDE- VERF voor HUIZEN, SCHEPEN, INDUSTRIE enz. LAKKEN en VERNISSEN, als Asphalt-, Barnsteen-, Binnen- en Buiten Copal-, Mat-, Model-, Moffel-, Rijtuig-, Zwarte Vuur- en Uzerlak. CHEMICALIËN, als Aluin, Borax, Kopersulfaat, IJ zei-sulfaat, enz. MINERALEN, als Amaril, Grafiet, Krijt, Potlood, Plumbago, Puimsteen, Vlokgrafiet enz. en SICCATIEF, PARAFFINELAK, STANDOLIE en LIJNOLIE MEN IS HUIVERIG mechanische werkmethoden in te voeren, wanneer men hoort van de gebreken, welke vele machines aankleven. Een gunstige uitzondering op deze dikwijls geuitte klacht maakt de door Feit 8 Tarrant Mfg. Co. Chicago. de eenige rekenmachine met gecontroleerde toetsen en belsignaal, welke zijn roem reeds meer dan 40 jaren handhaaft bij de grootste en voornaamste Industrieele ondernemingen, FINANTIEELE-, RIJKS- en GEMEENTE INSTELLINGEN Nieuwe uitvindingen als lichte toetsaanslag, verscherpte contröle en waarschuwingssignaal maken den Comptometer tot 'het eenige betrouwbare en bruikbare tel- en rekenapparaat. Op ongeëvenaard vlugge wijze kan men met den Comptometer tellen, vermenigvuldigen, cubeeren, accumuleeren, deelen en aftrekken. Zijn betrouwbaarheid en lange levensduur wordt door ons onvoorwaardelijk gegarandeerd. Demonstratie zonder eenige verplichting Uwerzijds op aanvrage en op Uw eigen werk. FELT & TARRANT MFG. Co. Koningsplein No. t, Amsterdam - Telefoon: 48785. REKENMACHINE verricht al Uw rekenwerk in een minium van tijd en... zonder fouten. De behandeling is bijzonder eenvoudig, haar gebruiksmogelijkheden zijn onbegrensd. De solide constructie is een waarborg voor bedrijfszekerheid en lange levensduur. Laat U vrijblijvend inlichten omtrent het gebruik en toepassing der „Original-Odhner" in uw werk. Dit verplicht U tot niets. N.V. Original-Odhner Rekenmachine Mij. HEERENGRACHT 50 DEN HAAG. A. W. SABEL ZAANDAM FABRIEK VAN: KERN- EN CHROOM LEDEREN DRIJFRIEMEN, SNAREN, ENZ. TECHNISCH LEDER MANCHETTEN, NAAIRIEMEN. OPGERICHT 1876 o. DEKKERS'HOUTHANDEL STOOMZAGERIJ EN SCHAVERIJ ZAANDAM bij 't Station Telefoon No. 1 VUREN, GRENEN, DENNEN, BESTEKEN DEELHOUT.— BUITENLANDSCH GEZAAGD EN GESCHAAFD HOUT. VUREN EN GRENEN BLOKHOUT.— PITCH PINE. EIKENHOUT. — DAMPLANKEN. ~ STEIGERHOUT. — KISTHOUT. — BLOKJES VOOR BESTRATING. Rötterdamsche Bankvereeniging Rotterdam - Amsterdam 's-Gravenhage KAPITAAL F 50.000.000.RESERVE F 20.000.000.- ALLE BANKZAKEN Door hare eigen kantoren en die der Nationale Bankvereeniging vertegenwoordigd in 180 plaatsen in Nederland. Levensverzekering-Maatschappij Opgericht in 1863 door het N. O. G. Verzekerd bedrag f 40.500.000. Premie-reserve f 9.570.000 Extra-reserves f 548.857.— (cijfers van 1926) Deze maatschappij is goedkoop en solide. — Toezicht door de Deelhebbers. Gewone GEMENGDE IDEAAL-TARIEF Ver- VERZEKERING Jaarpremie voor een uitkeering van _ zekering f 1000 op een bepaalden datum. Bij -j. Jaar- Jaarpremie voor vroeger overlijden van den verzekerde ^ premie ^ 1000 houdt de premiebetaling op en wordt u voor uitkeering op bovendien een tijdelijke jaarlijksche j f 1000 bepaalden rente van io pQ van het kapitaal uitkeering leeftijd uitgekeerd vanaf den datum van over- bij over- °* hij vroeger lijden tot den dag waarop de vaste lijden. overlijden uitkeering geschiedt Op 60 jaar of Op 65 jaar of Uitkeering Uitkeering Uitkeering bij vroeger bij vroeger op op op overlijden overlijden 55 jaar 60 jaar 65 jaar 20 f 12.90 f 17.90 f 15.80 f 24.70 f 22.50. f 21.40 30 „ 17.— „ 26.30 „ 22.30 „ 35.80 „ 30.70 „ 28.— 40 „ 24.50 „ 44.90 , 35.70 „ 65.20 „ 50— „ 42.50 Bovenstaande premiën gelden voor verzekeringen met recht op aandeel in de winst. — De premiën voor verzekeringen onder afstand van winstaandeel zijn ongeveer 8% lager. — Levens-, Renten-, Spaar- en Invaliditeitsverzekeringen — Uitzet' en Studiebeurzen* SPAARBRIE VEN! Stortingen vanaf f 1.50 p. mnd. De Maatschappij is zuiver onderling en voor ieder toegankelijk Raad van Toezicht: Dr. J. DU SAAR, Mr. J. H. THIEL en C. D. VAN VLIET. Directeuren: J. GROOTEN en Dr. C. DORSMAN. Geneesk.-Ad viseur: Accountant: Dr. C. F. BOSCH, Arts, Amsterdam Dr. C. HUYSMAN, Enschede. Vraagt: Jaarverslag en volledige tarieven aan het — Kantoor te Amsterdam — Prinsengracht 963 — TELEFOON 44512 Kantoor geopend van 8.30—12.30 en van 2—5, Zaterdags tot 12.30 uur. HOLLERITH ELECTRISCHE ADMINISTRATIE MACHINES ZIJN IN HOLLAND REEDS MET SUCCES TOEGEPAST DOOR: INDUSTRIEËN. VERKOOPBEDRIJVEN, FINANCIEELE INSTELLINGEN, SCHEEPVAARTONDERNEMINGEN, MIJNBEDRIJVEN EN TALRIJKE RIJKSEN GEMEENTE-INSTELLINGEN MECHANISCHE ADMINISTRATIE BRENGT TIJD- EN ARBEIDSBESPARING, MEERDERE EN ACCURATER GEGEVENS. INDIEN HET VOOR HET SPECIAAL BEDRIJF MEEST GESCHIKTE STELSEL TOEGEPAST WORDT. DESKUNDIGE VOORLICHTING OMTRENT HET HOLLERITH STELSEL WORDT GAARNE GRATIS GEGEVEN DOOR M.BOAS AMSTERDAM: BRUSSEL: SARPHATISTRAAT 86 TELEFOON 53530 24 RUE BOSQUET (PLACE STÉPHANIE) TELEFOON 252.88 □□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□ DE GEMEENTE-FINANCIËN MAANDBLAD TEVENS ORGAAN VAN DE VEREENIGING VAN AMSTENAREN DER GEMEENTE-FINANCIËN, GEMEENTE-BEDRIJVEN EN -DIENSTEN ONDER REDACTIE VAN -H. KEEGSTRA - DIRECTEUR GEM. GIROKANTOOR TE AMSTERDAM ABONNEMENTSPRIJS f 10.- PER JAAR — PROEFNUMMER OP AANVRAGE J. MUUSSES — UITGEVER — PURMEREND □□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□