ROND DE ZILVEREN A.P. DE GESCHIEDENIS VAN DE VEREENIGING DE AMSTERDAMSCHE PERS TOT 1925 GEDRUKT TER AMSTERDAMSCHE GRAFISCHE SCHOOL ROND DE ZILVEREN A. P. ROND DE ZILVEREN A.P. DE GESCHIEDENIS VAN DE VEREENIGING DE AMSTERDAMSCHE PERS TOT 1925 0 • GEDRUKT TER AMSTERDAMSCHE GRAFISCHE SCHOOL BESTUREN VAN DEOPRICHTING DER VEREENIGING AF Jaartal Voorzitters Secretarissen Penmngm-. 1900 Tersteeg Ankersmit Keiler 1901 Tersteeg Ankersmit Keiler 1002 Tersteeg Ankersmit Schlick 1903 Tersteeg Helmer Schlick 1904 Tersteeg Ankersmit Schlick 1905 Tersteeg Ankersmit (eerste) Schlick Kouwenaar (tweede) 1906 Tersteeg (eerste) Kouwenaar Schlick Helmer (tweede) 1907 Zoethout (eerste) Kouwenaar Helmer Van Duyl (tweede) Pisuisse Rogge 1908 Van Duyl Pisuisse (eerste) Rogge Van Bruggen (tweede w.n.d.) 1909 Tersteeg Kouwenaar Rogge 1910 Tersteeg Schotting Rogge ,9n Keiler Schotting Rogge 1911 Keiler Schotting Rogge 19!3 Keiler Schotting Rogge ,9,+ Keiler Schotting Rogge lg,s Keiler (eerste) Barenbroek Rogge Helmer (tweede) Box Alkema ,9i6 Helmer Box (eerste) Rogge Nijland (tweede) i9i7 Helmer Nijland (eerste) Rogge Schotel (tweede) ,9Ig Helmer Schotel Rogge i9i9-i92S Kouwenaar Schotel Rogge Balans: 6 Voorzitters; 10 Secretarissen (waarvan 1 w.n.d.); 5 Penningmeesters HET EERSTE DEFINITIEVE BESTUUR DER A. P. GEKOZEN TWEE-EN-TWINTIG DECEMBER 1900 H. Tersteeg, voorzitter; J. F. Ankersmit, secretaris; Mr. G.Keiler,penningmeester; R. C. Verweyck, ondervoorzitter; D. A. Zoethout, 2de secretaris; W. F. Andriessen en E. W. de Jong, commissarissen. BESTUUR TIJDENS HET ZILVEREN JUBILEUM D. Kouwenaar, voorzitter; C. J. Schotel Fzn, secretaris; J. H. Rogge, penningmeester; J. K. van Loon, onder-voorzitter; J. C. E. Sand, 2de secretaris; L. P van den Broek en L. A. P. M. van den Broeke, commissarissen. VOORBERICHT Dit boekje is geboren uit den wensch van een der leden, welke wensch gedeeld bleek te worden door anderen, dat het overzicht van de geschiedenis der Amsterdamsche Pers, hetwelk de voorzitter van het Nederlandsch Pers-Museum, (tevens voorzitter der A. P.), gaf bij de opening van de tentoonstelling ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Vereeniging in drukvorm bewaard zou blijven. Dat wij hiertoe in staat waren, zonder groote uitgaven, en dat wij daardoor dit boekje aan alle leden van de A. P. en verdere belangstellenden, kunnen aanbieden als nagekomen feestgave, hebben wij te danken aan de vriendelijke bemiddeling van een der beide oprichters, den heer F. J. A. M. Wierdels, en aan de welwillende medewerking van den directeur en leeraren der Amsterdamsche Grafische School. Aan hen zij hiervoor een woord van welge meenden dank gebracht. Voor het bestuur der A. P.: D. Kouwenaar, voorzitter, C. J. Schotel Fzn, secretaris INHOUD De twee Voorloopsters: Bladz De eerste vereeniging „De Amsterdamsche Pers" 3 De Amsterdamsche vereeniging „De Pers" 7 De Amsterdamsche Pers in haar tegenwoordigen vorm 13 Overzicht van den regelenden en bemiddelenden arbeid enz. van 1900 tot 1925 19 Het zilveren feest van „De Amsterdamsche Pers": De viering 45 ILLUSTRATIES E. W. de Jong, voorzitter van de eerste vereeniging „De Amsterdamsche Pers" en van de Amsterdamsche vereeniging „De Pers" 2 J. W. Helmer, overleden voorzitter van de A.P 6 H. Tersteeg, oprichter en eerste voorzitter van de A.P. in haar tegenwoordigen vorm 12 F. J. A. M. Wierdels, mede-oprichter 14 J. F. Ankersmit, de eerste secretaris na de oprichting 10 D. Kouwenaar, de huidige voorzitter van de A. P 20 Caricatuur van den voorzitter D. Kouwenaar 24. Caricatuur van den vice-voorzitter L. A. P. M. van den Broecke 28 Caricatuur van den secretaris C. J. Schotel Fzn • • 32 Caricatuur van den penningmeester J. H. Rogge 40 Het bestuur van de A.P. tijdens het jubileum 44 Bestuur en feestcommissie tijdens de receptie in American hotel.. 47 DE TWEE VOORLOOPSTERS ï. W, de Jong, voorzitter van de eerste Vereeniging de „Amsterdamsche Pers** en van de Amsterdamsche Vereenieing „De Pers** DE EERSTE VEREENIGING „DE AMSTERDAMSCHE PERS" De Vereeniging „De Amsterdamsche Pers" in haar tegenwoordigen vorm heeft twee voorloopsters gehad, n.1. eene vereeniging van denzelfden naam en eene Amsterdamsche Ver. „De Pers". De eerste vereeniging „De Amsterdamsche Pers" werd opgericht i Januari 1893. Op uitnoodiging van deheerenJ. H.Geerkeen R.C. Verweijckkwamen den i2den December 1892 in café „Palais Royal", op den hoek van den Nieuwe Zijds Voorburgwal en de Paleisstraat, het dagelijksch vereenigingspunt van de Amsterdamsche journalisten, een 13-tal verslaggevers bijeen, die besloten tot de oprichting van „De Amsterdamsche Pers". Doel van de vereeniging was: de behartiging van de gemeenschappelijke belangen der Amsterdamsche verslaggevers en die van de te Amsterdam gevestigd zijnde dagbladcorrespondenten. De vereeniging vatte dus uitsluitend de belangen der verslaggeverij in het oog. Het bestuur bestond uit de heeren: E. W. de Jong, voorzitter; J. J. Koensz, vice-voorzitter; R. C. Verweijck, penningmeester; H. L. Berckenhoff en Jac. Vonk, secretaris. In de vergadering van 31 Januari 1896, dus na een bestaan van slechts drie jaar, is deze vereeniging, op voorstel van het bestuur, ontbonden, dit in verband met eene destijds in 3 de journalistieke kringen zeer geruchtmakende zaak-Van Heyningen, die veel tweedracht in de vereeniging bracht en haar kracht verzwakte. De noodzakelijkheid dezer ontbinding werd blijkbaar zeer sterk gevoeld. Althans, nadat het hiertoe strekkende bestuursvoorstel eerst verworpen was — d.w.z. het kon niet het voor de opheffing der vereeniging vereischte getal stemmen krijgen — is het daarna opnieuw in stemming gebracht, nadat twee leden, die tegengestemd hadden, zich bereid hadden verklaard hun stem te wijzigen; toen is het aangenomen. Het bestuur stelde voor, het kassaldo ad f 185.92 te vermaken aan het bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring voor het op te richten Ondersteuningsfonds, maar de vergadering besloot het saldo gedurende drie jaren in petto te houden voor een binnen dien tijd eventueel opgerichte vereeniging of een comité van wege de Amsterdamsche verslaggevers, met de verplichting om voor de Kroningsfeesten van 1898 eene vergadering bijeen te roepen van de op den dag der ontbinding als leden der A. P. ingeschrevenen, ten einde te besluiten of er dan aanleiding zou bestaan de gelden te besteden, in overeenstemming met het doel der vereeniging, of anders de gelden te verdeelen onder de oud-leden. Uit 't leven van deze eerste vereeniging valt nog te vermelden, dat in de vergadering van 29 November'94 werd verworpen 4 een voorstel-De Jong c. s. om te worden afdeeling van den NederlanschenJournalistenKring,enwel met 16-3 stemmen. Uit de notulen van die vergadering stippen wij aan: de heer Hoog zou het eene schande noemen, als de vereeniging hare zelfstandigheid zou opofferen; de heer Elout wees het Haagsche voorbeeld af, en betoogde dat er alleen gevallen waren te noemen, waarin de Journalisten-Kring niet doet wat hij behoorde te doen. Ook de heer Verweijck was fel tegen aansluiting gekant. 5 J. W . Helmer f DE AMSTERDAMSCHE VEREENIGING DE PERS De vergadering van „De Amsterdamsche Pers" in 1896 bleek een vooruitzienden blik te hebben gehad. In 1898werd er weder een vereeniging van journalisten te Amsterdam opgericht. Op 28 Januari van dat jaar, twee jaar dus na 't overlijden der eerste vereeniging, kwamen, op initiatief van de heeren: A. G. C. van Duyl Jr., M. Vierhout en E. W. de Jong, in „Palais Royal" samen de heeren: Geerke, Timmer, Verweijck, Lang, Fischer, Van der Wijk, M. Moresco, Van Bruggen, Kouwenaar, Feith, Tervooren, Gorter, Holst, Itter, en Schlick, om met de bovengenoemde heeren te beraadslagen over de vraag, of het noodzakelijk mocht heeten eene vereeniging op te richten van te Amsterdam werkzaam zijnde verslaggevers en dagbladcorrespondenten, en, zoo ja, hoe dan tot de oprichting eener zoodanige vereeniging te geraken. Op verzoek van de heeren die 't initiatief namen was ook aanwezig de heer Helmer, die met de heeren Verweijck, Geerke en Vierhout was aangewezen tot mede-liquidateur van de zaken der vereeniging „De Amsterdamsche Pers". Inderdaad werd tot weder-oprichting van eene journalistenvereeniging te Amsterdam besloten. De heer Vierhout zei toen onder anderen ter aanbeveling daarvan: herhaaldelijk is het voorgekomen, dat men gezegd heeft: „Bestond de A.P. 7 nog maar!" De heer Van Bruggen bepleitte vorming van eene Amsterdamsche vereeniging van journalisten met-uitsluitend verslaggevers. Maar de vergadering oordeelde dat de eigenaardige werkzaamheden der verslaggevers dikwerfbelangen met zich brengen, die andere journalisten niet hebben. Zelfs al werd eene vereeniging van Amsterdamsche journalisten opgericht, dan nog achtte men daarnaast eene aparte organisatie van verslaggevers noodig. Daarna is tot (weder-) oprichting besloten, en 'tdoel weder omschreven op dezelfde wijze als in de statuten der eerste vereeniging. Aanvankelijk noemde de tweede vereeniging zich weer De Amsterdamsche Pers. (Van geestige invallen van leden, om de Vereeniging „Het Blauwtje" of „Het Potlood" te noemen, werd geen gebruik gemaakt). Maar in de vergadering van 19 Mei 1898 werd, op voorstel van het bestuur besloten tot titel te kiezen: de Amsterdamsche Vereeniging „De Pers". Dit hield hiermede verband, dat van de ontbinding der oude vereeniging „De Amsterdamsche Pers" nimmer aan den Minister was kennis gegeven. Voor den Minister, zoo oordeelde men, bestond dus nog steeds eene vereeniging „De Amsterdamsche Pers". Onder die omstandigheden achtte men het onmogelijk voor 'n tweede vereeniging met denzelfden naam Koninklijke Goedkeuring te krijgen. De Amsterdamsche Vereeniging „De Pers" werd goedgekeurd bij K.B. van 21 Januari 1899. 8 Ze bestond slechts tot 1900. In de ledenvergadering van 12 October van dat jaar, gehouden in „De Karseboom", kwam een voorstel van de meerderheid van 't bestuur in behandeling (Ankersmit, De Jong en Verweijck) tot ontbinding der vereeniging en overdracht der kas aan eene inmiddels nieuwopgerichte Vereeniging „De Amsterdamsche Pers", de tegenwoordige, dus de derde in de rij. De minderheid, de heeren Helmer en Schlick, wilde eerst weer eens de kat uit den boom kijken en afwachten of de nieuwe vereeniging wel goed voor de verslaggeversbelangen zou zorgen. Daarom wenschte zij de beslissing een jaar op te schorten. Ook dat denkbeeld werd in een voorstel belichaamd. Aanleiding tot het voorstel van de bestuursmeerderheid was, naar de voorzitter, de heer E. W. de Jong, uiteenzette, dat, nu er toch weer eene vereeniging „De Amsterdamsche Pers" was opgericht (tegen 't kiezen van dien naam bleken dus ten slotte toch geene wettelijke bezwaren te bestaan) de Amsterdamsche Vereeniging „De Pers" geen raison d'être meer had. De naamsgelijkheid, aldus 't bestuur, zou groote verwarring kunnen geven, evenals heel het bestaan naast elkander van twee vereenigingen met eenzelfde doel, die zich tot dezelfde autoriteiten zouden wenden met dezelfde verzoeken. De meerderheid van de Amsterdamsche Vereeniging „De Pers" was daarbij lid van den Nederlandschen Journalisten Kring 9 en kon dus lid worden van de nieuwe A. P., die van den aanvang af aangesloten was bij dien Kring. De verslaggevers konden in de nieuwe vereeniging voldoenden invloed uitoefenen, meenden de voorstanders. Daartegenover plaatste de heer Helmer, namens de minderheid als zijne meening, dat, waar de Kring nooit veel in het belang van zijne leden had uitgevoerd, eerst moest worden afgewacht of eene afdeeling van dién kring wat zou doen. En de heer Vierhout gaf als zijn meening te kennen, dat, waar de nieuwe A. P. zich den naam der bestaande had „toegeëigend", zonder met haar eenig overleg te plegen over de vraag of de oude vereeniging in eene algemeene journalisten-organisatie was om te zetten, weinig verwacht kon worden van de behartiging der persbelangen door haar. Ook wees hij er weer op, dat verslaggeversbelangen door niet-verslaggevers zelden zonder mistasten worden behartigd. In de nieuwe vereeniging zou dus in elk geval eene speciale commissie voor die belangen ingesteld moeten worden. De heer Zoethout deelde daarop mede, dat het voorloopig bestuur der nieuwe A. P. reeds had voorgesteld het bestuur met twee leden uit te breiden, o. a. teneinde er meer verslaggevers in te kunnen opnemen. Bij stemming werden echter beide voorstellen, dat van de meerderheid en dat van de minderheid, verworpen. Op Maandag 3 December 1900 kwam het voorstel tot 10 ontbinding weder in behandeling. Het statuair vereischte getal leden was toen echter niet aanwezig. Wel verklaarde zich de meerderheid der vergadering (7-2) stemmen voor het bestuursvoorstel. In de vergadering van 8 December 1900 is eindelijk tot ontbinding der Amsterd. Vereeniging „De Pers" besloten. Op voorstel van den heer Gorter verschafte men haar een vroolijke begrafenis. Hiervoor werd f 60.— uitgetrokken! Het overige kasgeld schonk men aan de nieuwe vereeniging „De Amsterdamsche Pers", de thans bestaande. Over de tot stand koming daarvan het hierna volgende hoofdstuk. 11 H. Tersteeg, oprichter en eerste voorzitter van de A. P. in haar tegenwoordigen vorm DE AMSTERDAMSCHE PERS IN HAAR TEGENWOORDIGEN VORM F. J. A. M.Wierdels, mede-oprichter In Juli i goo hadden de Heeren Tersteeg en Wierdels eene circulaire verspreid, waarin zij de collega s opriepen tot eene vergadering op Donderdag 26 Juli in Krasnapolsky, ten einde te komen tot de oprichting van eene Amsterdamsche Journalistenvereeniging, af deeling van den Ned. Journalisten-Kring. Met dat plan hadden instemming betuigd de heeren: W. F. Andriessen, J. F. Ankersmit, F. A. van den Heuvel, E. W. de Jong, Mr. G. Keiler, R. Schwarz, J. F. de Balbian Verster en C. A. Zoethout. De vergadering vereenigde zich met dat denkbeeld, en zoo mag de dag, waarop deze bijeenkomst gehouden werd, veilig als de stichtingsdatum van onze vereeniging „De Amsterdamsche Pers" worden aangenomen. Volgens Art. 3 der Statuten stelde de Vereeniging zich ten doel: het verwerven van al die voordeelen op het gebied van ons beroep, die door samenwerking verkrijgbaar zijn. Het karakter van de A. P. was van den aanvang af een ander dan dat van haar beide voorgangsters. Zij omvatte, zooals gezegd, niet alleen verslaggevers, maar alle journalistieke categorieën, omdat men gevoelde dat er buiten de verslaggeversaangelegenheden ook andere journalistieke belangen waren, die om behartiging door samenwerking vroegen. De vereeniging begon met 46 leden, welk aantal aan het einde des jaars geklommen was tot 57. De eerste werkzaamheid der vereeniging was natuurlijk zich huishoudelijk in te richten. l5 J. F. Ankersmit, de eerste secretaris na de oprichting Mej. H. Hendrix werd met de heeren Keiler en Tersteeg gekozen, om de Statuten en het Huishoudelijk Reglement te ontwerpen. Het resultaat van hun arbeid kwam in een op 29 September gehouden vergadering in behandeling, tegelijk met een serie amendementen door de heeren Schwarz en Geerke eenerzijds en den heer De Jong anderzijds ingediend. De vergadering besloot dadelijk zich aan "te sluiten bij den Nederlandschen Journalisten-Kring, daarmee te kennen gevend dat er Amsterdamsche journalisten-belangen zijn, die met algemeene Nederlandsche nauw samen hangen. De vergadering van 29 September koos in het voorloopig bestuur den heer H. Tersteeg, als voorzitter, en verder Mej. H. Hendrix en de heeren J. F. Ankersmit, Mr. G. Keiler en D. A. Zoethout als leden. Het definitieve bestuur werd verkozen in de vergadering van 22 December. Het bestond uit de hiervoor genoemde leden van het voorloopig bestuur, op Mej H. Hendrix na, die niet in aanmerking wilde komen, alsmede uit de heeren W. F. Andriessen, E. W. de Jong en R. C. Verweijck. Zoowel van het voorloopige als van het definitieve bestuur was de heer J. F. Ankersmit, secretaris en Mr. G. Keiler, penningmeester. De beide oprichters, de heeren Tersteeg en Wierdels, zijn beiden nog in leven. Van de leden van 't eerste bestuur zijn ons door den dood ontvallen de heeren Zoethout en Andriessen. l7 OVERZICHT VAN DEN REGELENDEN EN BEMIDDELENDEN ARBEID ENZ. VAN 1900 TOT 1925 D. Kouwenaar, de huidige voorzitter van de A. P. De voornaamste arbeid, door het voorloopig bestuur verricht, bestond in de verzorging van de belangen der journalisten bij het bezoek van staatspresident Paul Kruger aan Amsterdam. Die eerste regeling van „De Amsterdamsche Pers" was volkomen gelijk aan den regelenden en bemiddelenden arbeid, welken wij nu nog verrichten: het uitreiken van toegangskaarten tot het station en tot de verschillende gebouwen, die bezocht werden; het maken van afschriften van de speeches, van den tekst der liederen, enz. Bovendien zorgde zij voor het vervaardigen van drieërlei soort van verslagen door of liever namens de Vereeniging, van alle plechtigheden waarbij niet alle bladen toegang hadden. De gansche goede afloop van de regeling was een aangenaam teeken van den geest van collegiale samenwerking voor gemeenschappelijke belangen, die zeer velen onzer vakgenooten hier terstede bezielde — zoo constateerde secretaris Ankersmit in zijn eerste verslag. En toen begon de Vereeniging haar leven van jaar op jaar, tot heden, nu wij pas het vijf-en-twintigjarig bestaan der A. P. hebben gevierd. Het is natuurlijk onmogelijk over alle jaren even uitgebreid te zijn. Maar het is toch wel de moeite waard de voornaamste data aan te stippen uit de kwart-eeuw, die thans achter ons ligt, omdat hieruit blijkt welk een nuttig werk de A. P. heeft verricht; hoezeer zij haar bestaansrecht bewezen heeft. 21 In iooi trof de Vereeniging maatregelen in verband met het eerste bezoek aan Amsterdam, in Maart, van het koninklijk echtpaar. De heer Van Waalwijk bood toen het gebouw van „Het Nieuwsblad voor Nederland" (Concordia) als persgebouw aan, wat dankbaar werd aanvaard. In 1002 verrichtte de Vereeniging regelenden en bemiddelenden arbeid bij gelegenheid van het bezoek der drie boerengeneraals aan Amsterdam. Voorts valt nog te vermelden, dat dit jaar het vraagstuk van de vrijkaarten voor de schouwburgen aan de orde gesteld werd, en dat de A. P. met goed gevolg het initiatief nam tot instelling der maandelijksche „Mededeelingen" van den Nederl. Journalisten-Kring. In 1903 trad de Vereeniging op bij de stakingsbeweging en bij de Feestmarkt in het Paleis voor Volksvlijt. Ook is toen, op het initiatief van den heer Chr. Nuys, de grondslag gelegd vooreen cursus in allerlei journalistieke wetenschappen, voorlooper van de latere Instelling voor Hooger Onderwijs aan Journalisten. Het ging met dien voorlooper echter al net zoo als met de Instelling: er was op den duur te weinig belangstelling onder de leden. In 1905 werd besloten eene enquête in te stellen naar den toestand van den Amsterdamschen Journalist, welke enquête echter nooit tot een resultaat leidde. In Palais werd een werk- en leeszaal geopend, onder beheer van de Sociëteits-commissie, een ideaal dat in de A. P. 22 altijd gekoesterd is, maar nooit blijvend verwezenlijkt. De werk- en leeszaal werd drie jaar later weer opgeheven, bij gebrek aan belangstelling. Bij het bezoek van de Engelsche Oostzee-vloot aan IJmuiden vergemakkelijkte het bestuur de beroepsbezigheden. In 1906 trad de Vereeniging naar buiten op: o. a. bij de Rembrandtfeesten. De binnen- en buitenlandsche journalisten werden toen in de Studenten-Sociëteit op den Heiligenweg ontvangen. Datzelfde jaar had onze Vereeniging de leiding bij de ontvangst van Malan, hoofdredacteur van „Ons Land^ (Z. A.) aan wien een feestmaal werd aangeboden in Americain. 1907 was het jaar van een bestuurscrisis en bracht een geheel nieuw bestuur aan het bewind. Ook viel daarin het bezoek van den Duitschen Keizer aan ons land en het Internationaal Psychiatrisch Congres. Bij beide gelegenheden werd regelend en bemiddelend opgetreden. In 1908 behartigde de Vereeniging de journalistieke belangen bij het Internationaal Congres voor Vrouwenkiesrecht. In 1909 stelde het bestuur de beteekenisvolle vraag aan de orde — afschaduwing van hetgeen in den N. J. K. zou geschieden— of de A. P. een vakvereeniging zou zijn in dien zin, dat niet de behartiging van de belangen van het vak, maar van de vakgenooten op den voorgrond zou worden gesteld. Deze vraag werd echter ontkennend beantwoord. In dat 23 Caricatuur van den voorzitter D. Kouwenaar zelfde jaar trad de Vereeniging op, ter verkrijging van eene betere behartiging van de journalistieke belangen ter Marinewerf. Met de vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers" werd eene overeenkomst gesloten in zake het regelend en bemiddelend optreden. In 1910 kon het 10-jarig bestaan herdacht worden. De voorzitter, de heer H. Tersteeg, kon in de vergadering van 5 Februari er aan herinneren, dat in het afgeloopen decennium de achtereenvolgende besturen met goed gevolg getracht hadden de positie der Vereeniging, zoowel in- als uitwendig, te versterken. Het jubileum werd gevierd met een boottocht naar Alkmaar. 1910 was ook het jaar van veel bemiddeling. Daarin viel onder andere het bezoek van de Koninklijke familie en van het Belgische Koningspaar. Met behulp van een gemeentelijke subsidie van f 300.— ontving de A. P. de collega's uit Zuid-Nederland. In 1911 trad de heer Tersteeg, die de vereeniging verscheidene jaren met vaste hand geleid had, af, wegens vertrek naar Indiè'. De A. P. benoemde een comité voor de behartiging van de persbelangen bij de vliegweek op Rozenoord. In dat jaar viel ook het bezoek van president Fallières aan Amsterdam. In de Nutslokaliteiten werd een persbureau ingericht ten dienste van de binnen- en buitenlandsche pers. In 1912 begonnen deUniversiteits-cursussen,metkrachtigen *5 steun van de vereeniging „De Amsterdamsche Pers". In 1913 valt het conflict tusschen Prof. Treub en de pers. De heer Treub had, optredend voor de Juridische Faculteit van het Amsterdamsche Studentencorps, iets weinig vleiends en onbillijks gezegd over de pers n.1.: „Ik weet bij ervaring, dat, als men een verslag van zijn rede in een krant vindt, dan weet men wel dat men gesproken heeft, maar men weet niet waarover men gesproken heeft." De uitvoerige briefwisseling hierover tusschen den hoogleeraar en de A. P. eindigde met zijn verklaring, dat hij niets onaangenaams bedoeld had. Voorts bezorgde de A. P. de journalistieke vertegenwoordiging voor de Entos en de Tentoonstelling „De Vrouw", 't Koninklijk bezoek, samenvallend met de officieelejubileumsweek, eischte nogal pourparlers om bij verschillende bezoeken het werk van de pers mogelijk te maken. 1914 gaf voor onze Vereeniging werkzaamheden, naar aanleiding van de opening van het Stadion, het bezoek van den Koning en de Koningin van Denemarken en de vorming van de stichting „Het Nederlandsche Persmuseum" waartoe onze Vereeniging het initiatief nam. Krachtig hielp de A. P. in dit eerste oorlogsjaar mede aan de steunbeweging voor de Belgische collega's. . 1915 was het jaar weder van een ernstig conflict. Terwijl in het begin van het vereenigingsjaar een tweetal bestuursleden 26 hun mandaat ter beschikking meenden te moeten stellen, en voor geen herkiezing in aanmerking wilden komen, trad onverwachts ook de voorzitter, Mr. Keiler, af. Deze liet zich echter later een herbenoeming welgevallen. Het ernstig conflict tusschen het bestuur en een 12-tal leden, deed zich eenige maanden later voor, naar aanleiding van de verkiezing van een bestuurslid van den N. J. K. De bedoelde leden waren van oordeel, dat deze verkiezing, althans het daaromtrent gepleegde overleg, niet naar behooren geschied was, en traden uit de Vereeniging. Na overleg trokken zij hun ontslagaanvrage in. De overgroote meerderheid der ledenvergadering, die kort daarop gehouden werd, meende dat het, om een zuiveren toestand te verkrijgen, beter was, wanneer een geheel nieuw bestuur kon worden gekozen, en nam een motie aan, waarin dit gevoelen tot uiting werd gebracht. Als gevolg daarvan stelden nu ook de andere bestuursleden hun mandaat ter beschikking en werd een geheel nieuw bestuur gekozen, met den heer J. W. Helmer als voorzitter. Het was de groote verdienste van laatstgenoemde, dat hij de leiding van de inwendig verdeelde vereeniging op zich wilde nemen en de rust en eendracht in de A. P. wist te herstellen. 1916 was een fel bewogen jaar, in verband met het ontslag door de directie van „De Telegraaf" aan een drietal leden harer redactie gegeven. Het is hier niet de plaats dieper op 27 Caricatuur van den vice-voorzitter L. A. P. M. van den Broecke deze quaestie in te gaan, maar als belangrijk feit uit het leven onzer Vereeniging mag zij niet onvermeld blijven, omdat er uit blijkt, dat de A. P. zich ook voor de economische positie van haar leden op de bres stelde. Dit blijkt mede hieruit, dat een onderzoek werd ingesteld naar het al- of niet- toekennen van een duurtetoeslag door de directies der dagbladen voor de leden hunner redacties. 1917 was weder niet motie-loos en dus niet emotie-loos, zooals de secretaris, de heer Schotel, het uitdrukte. Het bestuur trad, op één lid na, „en bloc" af, wegens de aanneming eener motie van afkeuring, in verband met het feit, dat het bestuur te voren op de agenda bekend had gemaakt, te zullen aftreden bij eventueele aanneming eener motie van enkele leden in zake de veroordeeling van den heer J. C. Schröder. Een oplossing werd gevonden in dien zin, dat een nieuw bestuur werd gevormd, waarin de verschillende stroomingen vertegenwoordigd waren. De „Telegraaf"-zaak (nu aangeduid als de zaak Goedemans-Coucke) werd voortgezet, en andermaal verrees de sociëteits-quaestie als een phenix uit zijn assche. Het bestuur stelde eene enquête in naar de gezindheid der leden ten aanzien van sociëteits-avonden. De meerderheid was er onvoorwaardelijk voor, en hierin vond het bestuur aanleiding eene commissie uit zijn midden te benoemen, welke met eenige gewone leden werd uitgebreid. 29 Het Nederlandsche Pers-Museum werd overgebracht van de voormalige Agnietenkapel naar de bibliotheek van de lettergieterij Tetterode aan de Da Costakade. De voorzitter der A. P., q.q. voorzitter der stichting, hield de openingsrede. In 1918 openbaarde zich in de A. P. de eerste sterke strooming voor de reorganisatie van den N. J. K. in een bond met afdeelingen. Tot een voorstel van de A. P als zoodanig kon het, op grond van de oude statuten van den Kring, niet komen. Wel dienden voorzitter en secretaris (de heeren Helmer en Schotel) als kringleden voorstellen te dezer zake in. Die voorstellen konden in de N. J. K. echter geene meerderheid verwerven. De grootst-mogelijke meerderheid van het bestuur der A. P. meende uit de verwerping der amendementen betreffende een bond met afdeelingen de conclusie te moeten trekken, dat de A. P. zich van den N. J. K. moest afscheiden. De meerderheid van de ledenvergadering bleek hierover echter anders te denken. Wel werd bij die gelegenheid eene formeele wij ziging in de statuten der A. P. gebracht, omdat daarin nog altijd (sedert 1900) ten onrechte stond, dat de A. P. eene afdeeling was van den Kring. Groote belangstelling vond te Amsterdam de salaris-actie van den N. J K. Dank zij de medewerking van de leden, die zich ter vergadering spontaan bereid verklaarden aan het bestuur mede te deelen welk salaris zij genoten, kon het Kringbestuur een vrij volledig overzicht 3° worden verstrekt van de toenmaals te Amsterdam bestaande salarisverhoudingen. Een groote verandering was het voor onze vereeniging, dat haar denkbeeld, invoering van een onmiddellijke belangrijke salarisverhooging in afwachting van het ontwerpen van een minimumschaal, ingang vond bij de Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers". De proef met de Sociëteitsavonden bleek niet geslaagd te zijn. De heer Helmer trad af als voorzitter van de A. P. wegens uittreding uit den Kring en gevolg daarvan van de A. P. Hij werd vervangen door den heer D. Kouwenaar. In 1919 gaf onze vereeniging een feestavond in den huize Couturier, ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van den N. J. K. Verschillende amendementen op het ontwerp-salarisregeling van den Kring werden aangenomen. De A. P. nam het initiatief, gesteund door Haarlem en Den Haag, om te verkrijgen, dat in belangrijke aangelegenheden de plaatselijke vereenigingen door het Kringbestuur geraadpleegd zouden worden. Door instelling van den Kringraad, vastgelegd in het H. R. van den N. J. K., werd aan dezen wensch voldaan. Regelend en bemiddelend trad de Vereeniging op bijdeElta. In 1920 werden o. a. drie vergaderingen gehouden waarin cntiek werd geoefend op het journalistieke congres te Rotterdam en zijne voorbereiding. Bij den Burgemeester werd geprotesteerd tegen het optreden door alleszins onbevoegden, 3i Caricatuur van den secretaris C. J. Schotel bij een boottocht aangeboden door het Gemeentebestuur tijdens de Mahler-feesten, tegen een onzer leden. Onze bemoeiing leidde tot een bevredigend resultaat. Naar aanleiding van eene zinsnede in het Gemeenteverslag over den beweerden invloed van de pers op de toeneming der criminaliteit hier ter stede, wendde het bestuur zich tot den Gemeenteraad. In de raadszitting, waarin dit onderwerp in behandeling kwam, ontspon zich hierover eenegedachtenwisselingin een voorde pers gunstigen zin. Voor de noodlijdende Weensche collega's bracht de Vereeniging een som gelds bijeen. Een journalistensociëteit „Amjosoc" genaamd, blies, na een kortstondig bestaan, den laatsten adem uit. Tegelijk verdween door de sluiting van „Palais Royal" het laatste overblijfsel van hetgeen aan een perslokaal in de hoofdstad herinnerde. In 1921 werden door onze Vereeniging voorstellen tot reorganisatie van den Kring in een bond met afdeelingen bij het Kringbestuur ingediend. Dit benoemde, op aandrang van de A.P. een commissie tot onderzoek van die voorstellen, bestaande uit de heeren: Hans (Kringbestuur), Kouwenaar (A.P.) Voogd (Rotterdam), Van Oosten (Haarlem) en Vergouwen (Arnhem). In zake de Internationale Pers-Unie nam de A. P., op voorstel van den heer Tersteeg, het standpunt in, dat de Kring in elk geval zou toetreden tot de internationale organisatie, doch daarin zou blijven strijden voorde toelating 33 van alle landen. De A. P. nam het initiatief tot huldiging der Economische Commissie door de aanbieding van legpenningen aan de leden der commissie. De Voorzitter van de Amsterdamsche Pers voerde bij die aanbieding ter Kringvergadering het woord. In 1922 had de A. P. de voldoening, dat de Kringvergadering van 30 April, met groote meerderheid van stemmen de wenschelijkheid erkende van de reorganisatie van den Kring overeenkomstig haar voorstel, nadat de reorganisatie-commissie tot een compromis-motie was gekomen, welke, eenigszins gewijzigd op initiatief van den vertegenwoordiger der A. P. in de commissie, door het Kringbestuur werd overgenomen. Op grond dezer motie werden door het Kringbestuur eenige reglementswijzigingen voorgesteld — de gedelegeerde der A. P. in het Kringbestuur meende na ruggespraak met zijn mede-leden van het dagelijksch bestuur der A. P. dat statutenwijziging niet strikt noodig was in dit overgangsstadium — welke wijzigingen door de ledenvergadering van den Kring werden aanvaard en betroffen het zenden van afgevaardigden der plaatselijke vereenigingen naar de Kringvergadering op kosten van de Kringkas en het verplichte lidmaatschap van de plaatselijke vereenigingen. Laatstgenoemde wijziging werd echter bij referendum verworpen. Het doodgewicht der thuisblijvers gaf den doorslag. 34 Het Bestuur der A. P. vond hierin aanleiding te besluiten aan een binnenkort te houden ledenvergadering der A. P. voor te stellen zich als Vereeniging van den Kring af te scheiden. Hoezeer dit besluit van het bestuur der A. P. — uitsluitend ingegeven door de vrees, dat door de verwerping van het verplichte lidmaatschap de geheele in het Kringbelang zoo gewenschte reorganisatie op losse schroeven zou komen te staan — in wijden kring betreurd werd, bleek uit den aandrang die, door verschillende andere plaatselijke vereenigingen (de Oostelijke Pers, Den Haag en Rotterdam) als mede door den Kringvoorzitter, werden uitgeoefend op het A.P. bestuur, om aan dit voornemen geen gevolg te geven. Het Kringbestuur nam enkele dagen na de publicatie van het besluit eene motie aan, waarbij de aansluiting van de A. P. een groot belang werd genoemd en op handhaving dier aansluiting werd 'aangedrongen, en de Kringvoorzitter verklaarde zich bereid met ons bestuur te confereeren over de definitieve redactie van de reorganisatie-voorstellen, waarover dan in het voorjaar van 1923 eene beslissing zou worden uitgelokt. Het bestuur der A. P. meende evenwel zijn voorstel te moeten handhaven, doch verklaarde zich tevens bereid tot overleg. Op initiatief van de A. P. werd voor het eerst een referendum gehouden en wel over de aansluiting bij de Internationale 35 Pers-Unie. Het referendum bekrachtigde het besluit dienaangaande der ledenvergadering van den Kring: aansluiting alleen als alle landen werden toegelaten. Op verzoek van het Kringbestuur belastte ons bestuur zich met de regeling van het jaarlijksch uitstapje van den Kring; ditmaal naar het Gooi. Wat betreft den eigen regelenden en bemiddelenden arbeid valt te melden, dat de A. P. tweemaal buitenlandsche journalisten, die onze stad bezochten, ontving, n.1. de collega's uit den vreemde, die de Haagsche conferentie bijwoonden en de Britsche pers-mannen, die ons land bezochten. Het jaar 1923 zal in de geschiedenis van de A. P. wel in hoofdzaak blijven voortleven als het jaar van de herdenking van het 25-jarig regeeringsjubileum der Koningin, dat velerlei bemoeiing vroeg. Reeds eenige maanden te voren waren door het bestuur een vijftal commissies ingesteld (voor de inrichting van een perslokaal en de ontvangst der binnen- en buitenlandsche journalisten, voor den intocht, de feestelijkheden op den Dam en het vertrek, voor de sportfeesten, voor de tentoonstellingen, den Stadschouwburg en het Concertgebouw en voor de regeling van rijtoeren en boottochten). Het zoo gewenschte contact met het bestuur werd verkregen, doordat elk dezer commissies werd gepresideerd door een bestuurslid. Voor perslokaal viel het oog op het nieuwe gebouw van het Nederlandsche Pers-Museum, het aardige voormalige 36 Korenmeters-gildehuisie, waar een voortreffelijke werkkamer en een bureau werden ingericht. De dagelijksche leiding berustte, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, bij een perscommissaris H. C. Buurman. Van den hoofdcommissaris van politie werd verkregen, dat voor de feestweek een speciaal pers-insigne werd ingesteld. Het insigne verleende tevens toegang tot de verschillende tentoonstellingen. Als novum werd aan de pers door den hoofdcommissaris een inspecteur toegevoegd, om als „trait d'union" te dienen tusschen politie en pers. De regeling liep vlot van stapel, dank zij veler medewerking. De onkosten werden bestreden uit eene regeeringssubsidie, waarvan aan de A.P. circa f 1500 werd uitgekeerd. In dit jaar woonde de A. P.-voorzitter, daartoe door het Gemeentebestuur van Gothenburg uitgenoodigd, de opening bij van de tentoonstelling aldaar. Bij verschillende vorstelijke bezoeken o.a. dat van den Koning van Zweden en dat van den Koning van Noorwegen verleende de A. P. hare bemiddeling. De reorganisatie van den Kring kwam een belangrijke stap verder, doordat het Kringbestuur zich, met eenig voorbehoud, met de reorganisatie-voorstellen der A. P. vereenigde. In 1924 viel eindelijk de beslissing over de voorstellen van de A .P. tot reorganisatie van den Kring. Op 3 Mei keurde 37 de ledenvergadering van den Kring met 3 4 tegen 9 stemmen het in art. 17 belichaamde beginsel van den bond met afdeelingen goed, doch bij referendum werd dit besluit verworpen. Weliswaar verklaarden zich 148 leden vóór en 105 tegen bedoeld besluit, doch de vereischte meerderheid van tweederde was niet bereikt, ondanks de in samenwerking met den Haarlemschen Journalisten Kring en de Oostelijke Pers gevoerde actie te dezer zake. Zoo hadden dus de thuisblijvers het werk van vele jaren in één slag vernietigd en was eene hervorming verhinderd, die naar onze innige overtuiging den Kring in bloei had doen toenemen, ook inwendig (waaraan groote behoefte is) doordat de onderdeden, de plaatselijke vereenigingen, tot sterker leven zouden zijn gewekt. De Voorzitter van de A. P., de heer Kouwenaar, vond in het, gebeurde aanleiding als Kringbestuurder te bedanken. De quaestie van de reorganisatie en wat daaraan vastzat, o.a. de indiening van amendementen op de voorstellen der A. P., door 41 Amsterdamsche Kringleden, voor het meerendeel tevens leden der A. P., gaf aan het bestuur aanleiding zijn mandaat ter beschikking der algemeene vergadering, te stellen, omdat het in onzekerheid verkeerde omtrent de stemming onder de leden ten aanzien van het bij de reorganisatie gevoerde beleid. De aan deze zaak gewijde ledenvergadering van 16 Juni eindigde met de aanneming van 38 eene motie-Tersteeg, waarbij de vergadering, vertrouwen uitsprekende in het bestuur, dit uitnoodigde op een volgende vergadering de vraag te doen bespreken, wat in de toekomst moet worden gedaan om te komen tot een behoorlijke reorganisatie van den N.J.K. In de op grond van deze motie op 27 October gehouden ledenvergadering werd namens het bestuur verklaard, dat het van oordeel was dat voorshands van de A.P.geene reorganisatie-voorstellen moesten uitgaan. Het bestuur had dan ook collega Tersteeg, die inmiddels nieuwe reorganisatie-voorstellen had uitgewerkt, in overweging gegeven, deze rechtstreeks bij den Kring in te dienen. Bij het veertigjarig jubileum van den Kring, begin Februari, werd namens de A.P. aan 't Kringbestuur een nieuwen „kop" voor het Kringorgaan, mitsgaders een vignet, een en ander het werk van den sierkunstenaar Chr. van Geel, aangeboden. 6 Op iniatief van de drie Amsterdamsche Kringbestuursleden werd aan een drietal werklooze Kringleden, die tevergeefs bij het Kringbestuur om ondersteuning hadden aangeklopt en aan wie niets anders overbleef dan zich tot het Burgerlijk Armbestuur te wenden, eene uitkeering uit de Weerstandskas verstrekt. Bij het bezoek van de Finsche collega's werd dezen een lunch aangeboden in Volendam, waarbij zij werden verwelkomd, 39 Caricatuur van den penningmeester J. H. Rogge en toegesproken door den Voorzitter der Amsterdamsche Pers. In 1925 mocht de Amsterdamsche Pers haar zilveren feest vieren. Alvorens tot de mededeeling van bijzonderheden daaromtrent over te gaan, zij vermeld, dat de periodiek aftredende bestuursleden, de heeren Schotel en Rogge, die zich niet herkiesbaar hadden gesteld, om de gelegenheid te geven nieuw bloed in het bestuur te brengen, door de jaarvergadering met algemeene stemmen herkozen werden. Zij vonden in den uitslag van de stemming aanleiding opnieuw eene bestuursfunctie te aanvaarden. Het bestuur moest in dezelfde vergadering mededeeling doen van een disciplinairen maatregel tegen een lid, wegens oncollegiaal optreden tegen een ander lid. De Kringvergadering koos bij verrassing, in een der twee Amsterdamsche vacatures, ontstaan door het bedanken van de collega's Kouwenaar en van Loon, niet, zooals de traditie was, de canditaten van Amsterdam, doch in één vacature een Rotterdammer, den heer Dekking. In de andere vacature werd benoemd collega Santcroos. De ledenvergadering der A. P machtigde hem de benoeming te aanvaarden. Voorts nam zij eene motie aan, waarbij zij zich in verband met het niet-eerbiedigen der vacatures van plaatselijke vereenigingen in de toekomst volledige vrijheid van handelen voorbehield. In zake het rapport van Blom stelde de ledenvergadering der A. P. zich op het standpunt, dat men zich 41 moest bepalen tot het uitspreken van enkele algemeene desiderata bij den verkoop van bladen en dat van de instelling van eene „redactie-commissaris" geen heil was te verwachten. Ter Kringvergadering bleek het standpunt der A. P. veel aanhangers te hebben. Door de bemoeiingen van de A. P. werd dit jaar een nieuw stelsel van brandmeldingen aan de bladen ingevoerd, noodig geworden door de automatiseering van den telefoon. Bij het Kringbestuur werd aangedrongen op verruiming van de bepalingen betreffende uitkeering uit de Weerstandskas. Het Kringbestuur keurde een voorstel in dien zin goed. Regelend en bemiddelend trad de Vereeniging o. a. op bij de groote historische tentoonstelling en bij de herdenking van het 650-jarig bestaan van Amsterdam door de Gemeente (het banket in de Burgerzaal). Voorts bij de ontvangst van de Holland-Indië-vliegers, bij de opening van de Coenhaven door de Koningin, en bij gelegenheid van het Internationaal Congres voor Ongevallen-geneeskunde. Representatief werk werd verricht bij het zilveren feest van het dagblad „Het Volk", dat tevens het jubileum was van collega Ankersmit, den eersten secretaris van de A. P. en bij dat van den Kringpenningmeester, collega Voogd. 42 HET ZILVEREN FEEST DER A. P. Het bestuur van de A.P. tijdens het jubileum DE VIERING Het feest werd ingeleid met eene tentoonstelling betreffende de Amsterdamsche Pers in het Nederlandsch Pers-Museum. Bij de opening daarvan gaf de voorzitter van het Museum, tevens voorzitter der A. P.,een overzicht van de geschiedenis der Vereeniging. Wat de feestviering zelve betreft valt het volgende te melden. Geruimen tijd van te voren reeds was door het bestuur eene feestcommissie benoemd, bestaande uit de collega's Mevr. Holdert-Zuikerberg, Schotting, Van den Bergh, De Hoop en van den Biggelaar, dit omdat de voorbereiding van eene dergelijke herdenking altijd veel tijd vereischt en om den leden gelegenheid te geven hunne geldelijke bijdragen in een aantal maandelijksche termijnen te voldoen. Ten einde de leden op te wekken tot het geven van die bijdragen verspreidde de commissie eene circulaire. De bedoeling was uit de inkomende gelden een fonds te vormen, waaruit de kosten van de feestviering zouden worden bestreden. Het principe, dat hierbij voorzat, was, dat alle leden van de A. P. het recht hadden de viering van het jubileum bij te wonen, ongeacht hun financieele draagkracht. De Vereeniging zelve verleende aan de commissie een crediet van f 300.—, meer in het bijzonder ter bestrijding van de onkosten verbonden aan de receptie. 45 De feestviering was tweeledig. Zij bestond uit de genoemde receptie en een banket. De eerste bedoelde eene demonstratie naar buiten, ten einde de positie te doen uitkomen, welke de A. P. zich in den loop der jaren in de Amsterdamsche samenleving verworven heeft; het tweede: versterking niet slechts van den inwendigen mensch, maar vooral van den band tusschen de leden onderling. Zóó besloot het Bestuur en zóó voerde de commissie haar opdracht ook getrouwelijk uit. De geheele voorbereiding en de leiding berustte in haar handen. Als dag van de herdenking was aangewezen de zevende November! De zomermaanden leenden zich door de daarin vallende vacanties minder goed voor de feestviering, en toen men toch tot uitstel had besloten koos men den tijd die het beste was, daarbij overwegende dat eerst op 22 December 1900 het eerste definitieve bestuur gekozen was. Men bleef dus in de geboorte-periode. 's Middags hield het bestuur receptie in het Americain-Hotel, te Amsterdam, waaruit de persvlag wapperde of liever droop, want de regen stroomde den geheelen middag neer. Ondanks dat ongunstige weder was de receptie zeer druk bezocht. Ruim iooo personen: vertegenwoordigers van het Gemeente bestuur en het Provinciaal bestuur, lichamen van allerlei aard en particulieren schreven hunne namen in de registers, welke 46 »■ Bestuur en Feestcommissie tijdens de receptie in Americanhotel in de voorzaal gereed lagen en complimenteerden daarna het bestuur, dat voltallig in de marmeren zaal recipieerde. Het is ondoenlijk alle en zelfs maar de voornaamste namen te noemen. Wie tijd en genoegen heeft om ze allen na te lezen kan ze vinden in het archief. Alleen zij vermeld dat een viertal personen het woord voerden. Eerst de voorzitter van de feestcommissie, collega Schotting, namens alle leden. Hij bood als geschenk aan ieder der bestuursleden een exemplaar aan van het kapitale boekwerk „Amsterdam in Beeld" door Prof. Dr. H. Brugmans en Mr. A. Loosjes. Elk exemplaar bevatte eene in kleuren geteekende opdracht. Burgemeester De Vlugt bracht persoonlijk de gelukwenschen van het Gemeentebestuur van Amsterdam. Uit zijne toespraak bleek groote waardeering voor het werk van de pers in het algemeen en van de jubileerende vereeniging in het bijzonder. Daarna getuigde de heer Vieweg, als voorzitter van de Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers", van de goede verstandhouding welke steeds bestaan heeft tusschen de organisatie van de directeuren van dagbladen en de Amsterdamsche Pers. En ten slotte gaf de Kringvoorzitter, collega Hans, uiting aan de sympathie, die in den wijden kring der Nederlandsche journalisten voorde A. P. bestaat. Hij bezegelde zijne woorden met de aanbieding van eene gedenkpenning aan den voorzitter der feestvierende vereeniging. 48 Tot de aanwezigen behoorden ook de Comm. der Koningin in de provincie Noordholland Jhr. Mr. Dr. A. Röell, terwijl er onder de schriftelijke gelukwenschen ook een was van Baron van Geen, particulier secretaris van de Koningin. Behalve de gemeenteraad van Amsterdam, die een reusachtig bloemstuk had gezonden in den vorm van een opengeslagen krant, met de initialen en de jaarcijfers der A. P., hadden vele corperaties en instellingen prachtige corbeilles en bouquetten gezonden, zoodat er in 't rond als een haag van bloemen stond. Aan den gaanden man werden door de goede zorgen van een dames-comité, die de theetafel bediende, ververschingen aangeboden. 's Avonds werd het feest voortgezet in meer intiemen kring, met een diner in de in Oostersche pracht en rijke bloementooi prijkende groote bovenzaal van Americain. Aan dezen maaltijd namen meer dan 100 leden en hunne introducees, in de eerste plaats de dames van de leden, deel. Tot de eere-gasten behoorden de beide oprichters van de vereeniging, de heeren Wierdels en Tersteeg, de eere-voorzittervandenN.J.K. Mr. Plemp van Duiveland, de voorzitter en de secretaris van den N.J. K., de heeren Hans en Van de Hout, de voorzitter der eerste A.P., de heer E. W de Jong, alsmede de vertegenwoordigers van de besturen der zuster-organisaties in den lande, aangesloten bij den N.J. K. 49 Ook zou men gaarne tot de eere-gasten gerekend hebben den oud-voorzitter, den heer J. W. Helmer, die in moeilijke dagen van de A. P., toen zij door onderlinge twisten verdeeld was, de leiding op zich had genomen. Helaas was hij door ziekte verhinderd, eene ziekte, die later door den dood gevolgd is. In den loop van den avond bood de voorzitter van de A.P. aan elk der twee stichters, namens de vereeniging, een zilveren gedenkpenning aan, hen daarbij niet alleen huldigend als de grondleggers, maar ook voor hunne verdere verdiensten. Wat betreft de heer Wierdels wees hij er op, dat deze den journalisten altijd een goed hart heeft toegedragen, getuige zijn aandeel in de tot stand koming van een minimum-salarisregeling voor de leden van den Kring. En van den heer Tersteeg getuigde hij, dat deze als voorzitter, het gezag van de vereeniging naar buiten gevestigd heeft en met stevige hand de A.P. bestuurde. Door de goede zorgen van de feestcommissie werden de aanzittenden den geheelen avond, zonder onderbreking, op 't aangenaamst beziggehouden. Er was een zeer afwisselende en rijkvoorziene Vermaal- en Vermaaklijst, versierd met de portretten van tal van A. P.-leden, terwijl o.a. de drie leden van het dagelijksch bestuur daarop door de vaardige hand van Van Vlijmen in carricatuur waren afgebeeld. De 5° goochelaar Abd-El-Sil-Va en het Siameesche tweelingpaar met hunne Impresaria traden op, en, niet te vergeten, na twaalven, eenige leden van het Vereenigd Tooneel, waaronder onze oud-collega, de heer Verbeek, directeur van dat gezelschap, die zich hiertoe bereid verklaard had uit oude kameraadschap. Er was een aardig Tafelreglement „De Veertien Artikelen" (Vrij naar Wilson), alweder geïllustreerd: en er waren leuke tafelliedjes. En de tafelpresident, collega Schotting, leidde den avond op zijne goedronde wijze. De klap op den vuurpijl was, dat hij ten slotte kon meedeelen, dat er, ondanks de aanzienlijke uitgaven voor het feest, nog f 300 overschoot voor de Weerstandskas van den N.J .K. En ten slotte vonden de aanzittenden na de laatste verpoozing in de zijzaal waar gelegenheid was tot dansen bij de muziek van een jasz-band, ieder op hun plaats een grooten geruiten zak met allerlei verrassingen. Wat de feestcommissie gedaan had was waarlijk een wonder, en zoo vertolkte de Voorzitter der A. P. zeker aller gevoelens, toen hij de leden van de commissie hartelijk dank zegde voor al hun werk, en, uit naam van het bestuur, aan elk van de zes eene bronzen plaquette als herinnering aanbood. We zouden niet volledig zijn, voor zoover dit ovezicht van de feestviering daarop aanspraak mag maken, als wij niet vermeldden dat de secretaris en de penningmeester, collega's 51 Schotel en Rogge, na afloop, per auto op weg naar huis, slachtoffer werden van een ongeval. Gelukkig liep het betrekkelijk nog goed af. Zoo werd dus het 25-jarig bestaan van de Amsterdamsche Pers afgesloten met een mooi feest, dat in het bijzonder zijne beteekenis ontleende aan de medewerking op verschillende wijzen van alle leden. Moge van dien goeden geest onder de collega s, leden der A. P. ook bij het volgend luftrum getuigd kunnen worden. Moge het gevoel van saamhoorigheid, vin onderlinge waardeering en vriendschap, ongeacht de verschillen op politiek en godsdienstig terrein, ondanks den steeds sterker wordenden concurrentiestrijd tusschen de bladen blijven bestaan! Het Bestuur 52