KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK ONZE ROOMSCHE REIS ALS MANUSCRIPT GEDRUKT Gebrs. van Aelst, Drukkers-Uiige vers, Maastricht: 1937 Vóór de eigenlijke geschiedenis de vóórgeschiedenis. We leefden dan in het St. Aloysius-joar 1926, waarin onze H. Vader de Paus door heel de Katholieke Jeugd der wereld het Tweede Eeuwfeest der Heiligverklaring van dezen grooten Jeugdpatroon plechtig gevierd wilde zien. Ook in de Jongeheeren- en Studenten-Congregatie van Maastricht (Tongerschestraat en Aylvalaan) was aan dien wensch des Pausen reeds gevolg gegeven door een bijzonder plechtige viering der zes Aloysiiif-Zondagen, tusschen 6 Juni en 18 Juli 1926. Beide Congregaties te zamen met de Berchmans-Compagnie volgden die oefeningen van geestelijke vernieuwing naar St. Aloysius' voorbeeld, en hoorden er zich door verschillende Paters opwekken tot navolging van St. Aloysius' heldenmoed, levensernst, zuiverheid, gebedsleven, wilskracht en liefdeleven. Op de Retraite te Spaubeek, van 16-18 Oct 1926, was er gelegenheid om, na een klare uiteenzetting van den ernst der zaak, het door den Paus opgestelde «St. Aloysiusprogramma der Katholieke Jeugd» te onderteekenen, gelijk de H. Vader dit verlangde, tot veiligstelling der toekomst. De albums met handteekeningen zouden naar Rome worden gezonden, en, na door den H. Vader ontvangen en gezegend te zijn, bij St. Aloysius' graf worden neergelegd. OPDRACHT AAN DEN H. ALOYSIUS Wij, Roomsche Jongens, met de Jeugd van geheel de wereld in den geest vergaderd om het graf van onzen H. Patroon, nemen het vast besluit: het voorbeeld van den H. Aloysius na te volgen om daardoor in staat te zijn de maatschappij door frisch katholiek leven te redden. Daarom beloven wij het volgende: 1. Niettegenstaande onverschilligheid en afval van velen, blijven wij het Katholiek Geloof getrouw. 2. De H. Kerk van Christus zijn wij bereid te verdedigen tegen den aanval van hare vijanden. 4 DE VOORGESCHIEDENIS □ 3. De Katholieke Kuituur willen wij ons eigen maken, en diepere studie van onzen heiligen Godsdienst als eersten plicht beschouwen. 4. En omdat alle hechte kracht voUedige heerschappij over driften veronderstelt, moeten wij naar het voorbeeld van den H. Aloysius, onze reinheid ongeschonden bewaren door de veelvuldige H. Communie en de godsvrucht tot de H. Maagd, 5. Eindelijk zullen wij in ons aankweeken de deugden van een echt katholiek jongenskarakter; wij willen zijn getrouw en oprecht, vol liefde voor de waarheid, dankbaar tegenover ouders en weldoeners, vrienden onder elkander, en vol goedheid tegenover zwakken. Door de voorspraak van de H. Maagd en van den H. Aloysius, onzen Patroon, vragen wij aan het H. Hart van Je sus, dat Hij onze Voornemens wil zegenen, overvloedige genaden verleenen om er getrouw aan te blijven, en onze zwakke krachten te gebruiken om Christus' vrede te doen heerschen in Christus' Rijk. Dat Levensprogramma werd onderteekend, te Spaubeek eerst en later door allen tijdens een plechtige Congregatie-oefening te Maastricht, vrijwillig, op 't heilig altaar zelf, vlak vóór het Tabernakel en onder Jesus' oogen. Toen kwam die onvergetelijke Academie-avond van Vrijdag 22 Oct 1926,.. De spreekbeurt, waarin Léon van Noorden ons op zoo keurige, kleurige wijze verslag deed van zijn wandeltocht naar Luxemburg en verder, tijdens de laatste Groote Vacantie, was onder luid applaus ten einde... «Verlangt er nog iemand het woord?»... De Pater Moderator stond op en sprak: «Op 31 December 1926 zal het 200 jaar geleden zijn, dat de groote Patroon der Katholieke Jeugd, St. Aloysius van Gonzaga werd heilig verklaard, — en Z.H. Paus Pius XI wenscht dezen gedenkdag niet onopgemerkt te laten voorbijgaan. Door de vaderlijke bemoeiingen van den Opperherder der Christenheid werd het jaar 1926 tot een «Aloysius-jaar»: waarin de aandacht van heel de Katholieke Jeugd weder eens «et alle kracht gevestigd werd op haar grooten Beschermheilige, — diens deugdenrijk leven weder eens in nieuwe belichting te stralen werd gezet als □ DE VOORGESCHIEDENIS ft het alleszins (navolgenswaardig voorbeeld der hedendaagsche Katholieke Jongelingschap. Een Pauselijk Wereld-comité onder voorzitterschap van een der Kardinalen, nam de hoofdleiding der St. Aloysius-actie in handen, — in alle bisdommen der katholieke wereld werd de St. Aloysius-beweging door een Bisschoppelijk Promotor .geleid, zoodat zij naar alle zijden haar weldadige en verheffende werking deed gevoelen. Zoo mogen wij dus hopen, dat onder Gods onmisbaren zegen, St. Aloysius' geest en wezen allerwege beter erkend is, en de Katholieke Jeugd den heilzamen invloed van zijn voorspraak en voorbeeld in des te ruimer mate zat ervaren. «Intusschen nadert meer en meer de dag van de bekroning der St Aloysius-viering, de sluitingsdag van 't St. Aloysius-jaar : 31 December 1926. Grootsch zal die feestdag zijn in Rome'* heilige veste, waar de H. Vader zelf de kerkelijke viering met allen praal en luister leiden zal. Maar de Vader der Christenheid wil dien dag zooveel mogelijk zijn katholieke zonen uit heel de we. reld te Rome bij zich zien 1 Daarom deed Z.H. de Paus een oproep aan de Katholieke Jongelingschap, om in grooten getale uit alle streken der wereld naar Rome te komen tot feestelijke sluiting van het St. Aloysius-Eeuwgetij! «Vooropzettend, dat zulk een reis het uitgesproken karakter zal dragen van een bedevaart, houdt Z.H. de Paus er zich van overtuigd, dat zij niet alleen een heerlijke herinnering zal zijn voor heel het leven, maar voor menigen jongeling ook een beslissende richting zal geven aan heel zijn kvens-oriënteering. Vandaar de kracht, aan dezen oproep bijgezet; en daarin ligt meteen ook de diepste grond, die een geldelijk offer als door deze bedevaart gevraagd, ten volle motiveert. «In denzelfden geest en door hetzelfde inzicht als de Paus geleid, nam de Hoogeerw. Generaal der Sociëteit van Jesus, Pater Wlodimirus Ledóchowski, dien pauselijken wereldoproep over, en noodigde de Gewestelijke Overheid" van alle Provincies der Jesuïeten-Orde uit: gehoor te geven aan den oproep des Pausen, en de aan hun geestelijke zorgen toevertrouwde katholieke jongelingen aan te sporen: zoo mogelijk in bedevaart naar Rome op te gaan. Ook in Nederland heeft die oproep weerklonken. Ook Nederland heeft hem beantwoord! Uit de Colleges te Amsterdam, Katwijk, Nijmegen, Den Haag enz., hebben reeds, talrijke studenten verlof gekregen van hun Ouders, om onder geleide van enkele Paters en kundige voorlichting van een alleszins bekwamen gids, aan de Aloysius-betooging naar Rome deel te nemen. 6 DE VOORGESCHIEDENIS □ «Ook tot de Ouders der Maastrichtsche Congreganisten van Tongerschestraat en Aylvalaan zal die oproep weerklinken, geheel in dezelfde overtuiging en in denzelfden hoogen geest, waarin de H. Vader en de Hoogeerw. P. Generaal der Sociëteit hem hebben gedaan.» 't Was ondertusschen zoo stil geworden als in een sterfkamer.. Je zag niets als van-verwondering-groote oogen elkander over en weer aankijken. Met koeien-letters stond er voor den spreker in te lezen : «Kom nou!»... «Ongelooflijk!»... «Zou ie dat nou heusch meenen?»... «Mankeert er wat aan?»... «En, beste jongens, het is mij jals Congegatie-Directeur een groote vreugde nu reeds de vaste zekerheid te hebben, dat onze Congregatie bij dat St. Aloysius-huldebetoon te Rome niet onvertegenwoordigd zal zijn!»... Algemeene opschudding... Vragende blikken van dezen naar genen... Stijging der spanning... «Neen, óók de Jongeheeren-Congregatie van Maastricht zal in die dagen te Rome bij den Paus, in St. Pieter, bij St. Aloysius' graf vertegenwoordigd zijn... op waardige wijze,... en wel door één der leden van den Raad : Victor Haenecour, die van zijn Ouders verlof heeft gekregen de Bedevaartreis naar Rome mee te maken!»... In 'n daverend applaus met 'n donder van juichende hoera's vond aller zielespanning eindelijk een uitweg... «Doch niet alleen door 'n RaadsUd, hoe «gewichtig» dit dan ook moge zijn, zullen wij te Rome vertegenwoordigd zijn! Neen, neen, ik ben er vast van overtuigd, dat óók onze (Prefect, Miel Marres, er niet zal ontbreken!»... Aller oogen zijn op Kwatta gericht!... terwijl onze arme Prefect zat te kijken met 'n gezicht zóó vol schrik en zóó dood-ongelukkig, ja, alsof hij gehoond en in 't publiek vernederd werd. «Hoe kunt u nu zóó iets zeggen, Pater!» klaagden die open neer-gaande oogen — «U weet toch wel, dat ik daar nóóit permissie voor krijg.» 't Was doodstil geworden... DE VOORGESCHIEDENIS 7 «En, Miel, zit nu maar niet meer zoo ongelukkig te kijken, want ik heb juist vanavond opdracht gekregen, om je hier temidden van al je vrienden mee te deelen, dat je méé naar Rome gaat. Je Ouders vinden het goed!» Het zalig slachtoffer verschoot, werd bleek en meteen weer vuurrood... 't Werd 'm geel, rood en groen voor z'n oogen... Hij kón maar niet gelooven ... Droom ik of ben ik wakker?... Tot de salvo's van blijde hoera's hem tot bezinning brachten en tot de overtuiging, dat 't heusch de waarheid was... Toen is hij op den spreker afgestormd of hij hem. om den hals wilde vliegen, schudde hem, met stotterende woorden bedankend, de hand en was in een wilden sprong de deur uit, den gang door, de straat op... naar huis... Wat daar verder gebeurd is, waar men den afloop met spanning zat te wachten, heeft geen daglicht gezien. Maar den volgenden middag 23 Oct. 1926 verscheen de bovenstaande speech in den vorm van een kranten-artikel als oproep tot de Ouders der Congreganisten in den «Limburger Koerier», onder den titel: DE JONGEHEEREN-CONGREGATIE NAAR ROME? Het werd «the topic of the day». Het algemeen onthaal was sympathiek en gunstig, ofschoon er ook «zware» bedenkingen rezen. Er waren er, die zich bezorgd maakten voor de jongens! Ja, sommigen vroegen zich zefs ernstig af : of... de Paus 't wel bij het rechte eind had, en niet hard mee deed om de Jeugd over 't paardje te tillen!... De «Limburger Koerier» van 3 Nov. 1926 gaf antwoord op die moeielijkheden en opmerkingen: «Vooreerst vraagt wellicht iemand: «Zijn onze jongens niet te jong voor zoo iets?*. Wij antwoorden overtuigd: Neen; op 15jarigen leeftijd mogen wij normaal genomen voor Maastrichtsche jongens aannemen, dat hun godsdienstige opvoeding zóó 8 DE VOORGESCHIEDENIS geweest is: dat zij in staat zijn een reis met bepaald en uitgesproken godsdienstig karakter, na voldoende voorbereiding en onder kundige leiding, ook religieus te apprecieeren en zich deze ten nutte te maken. «Vervolgens: «Tillen wij onze jongens zoo met over het f aardt» Wij antwoorden: over het paard tillen wij onze jongens door hen op jongensleeftijd reeds ais volwassen mannen ce beschouwen, waar trouwens geen enkel rechtgeaarde en verstandige jongen aanspraak op maakt. Wij moeten aan jongens op halfwassen leeftijd niet den zegelring der mannelijkheid geven, — hen niet kleeden en behandelen als volwassenen, — hen niet toestaan bet lidmaatschap van dansclub en gemengde sportvereeniging, — hun verkeer met het andere geslacht niet bevorderen, — hen niet zonder toezicht naar Aken en Luik laten gaan, — niet méér int zijn op hun «succes» dan op hun welzijn. Wij moeten de habitués der schoolbanken niet verwennen met de fauteuils van opera, comedie en bioscoop, — hen geen onbeperkte vrijheid laten in de keuze van hun omgang, dagblad en ontspanningslectuur. Door dit alles en méér tillen wij onze jongens werkelijk over het paard. Dat mag niet. «Maar door heft in geest van geloof, gevolggevend aan 's Pausen oproep, onder goede geestelijke .leiding en na degelijke voorbereiding, in bedevaart op te laten gaan naar het Centrum der Christenheid, naar het brandpunt van onze geloofsfierheid, naar de heiligste plaatsen van 't aloude Christendom, en dat op een leeftijd waarop hun hart nog jong-ontvankelijk is voor mooie en groote godsdienstige indrukken, en ze nog niet geblaseerd zijn door wat ben, wie weet hoe gauw, in materieel opzicht over één of twee jaar te genieten staat: daardoor zullen onze jongens niet over het paard worden getild, maar eerder in den stijgbeugel worden geholpen voor een roomschen rit naar hooger idealen.» Intusschen htidde het opschrift van dit artikel: DE MAASTRICHTSCHE JONGEHEERENCONGREGATIE NAAR ROME! en begon het met 't blijde bericht: «Het vraagteeken van voor een wéék geleden achter bovenstaan, den titel heeft plaats gemaakt voor een bevestigend uitroepingsteeken I... Door 15 man vertegenwoordigd, zal de Maastrichtsche Jongeheeren-Congregatie gevolg geven aan Pausen we- □ DE VOORGESCHIEDENIS 9 reldoproep en de plechtige sluitingsfeesten van het «Aloysiusjaar 1926» te Rome bijwonen en medevieren I... Eenieder, die dit feit weet te bezien vanuit het hoogere geestelijke gezichtspunt des Pausen — het éénig ware I — zal zich over dit resultaat van harte verheugen. «Verrassend was de spontane beantwoording van 's Pausen oproep : 12 man binnen de 24 uur I mooier kan het haast niet. «Met vreugde constateeren wij ook bij de vele katholieke Ouders, die hun zonen niet konden laten deelnemen aan deze «bedevaart» : het klare besef der beteekenis van 's Pausen oproep en hun levendige instemming daarmede. «Hulde bijzonder aan hen, die, wat zij wel honden ook hebbest gedaan: door n.L met terzijdestelling van louter menschelijke overwegingen, zich in den geest des geloofs metterdaad op het hooge standpunt des Pausen te plaatsen en zich, in goed vertrouwen op zijn verheven inzicht en beleid, daaraan gewonnen te geven. «Moge de goede God, op voorspraak van den grooten Jeugdpatroon St. Aloysius, het offer voor hun kind gebracht, rijkelijk zegenen. Onzerzijds zal het aan medewerking daartoe zeker in geen enkel opzicht ontbreken. Daarom juist ook zien wij ons verplicht, tot bevordering eener zoo volmaakt mogelijke organisatie van heel deze «bedevaart»: de gelegenheid tot deelname na Donderdag te sluiten.» Intusschen was het getal 15 bij het verschijnen van dit artikel reeds tot 18 geklommen, terwijl het met 25 sloot. Toen begon de voorbereiding. Gedurende de nog restende weken werden wekelijks — eerst een en, later, toen dit te weinig bleek, twee — lichtbeeldenvoordrachten gehouden, gedeeltelijk in de Rijkskweekschool, gedeeltelijk bij de Eerw. Zusters Ursulinen. We zijn nóg dankbaar voor die welwillende medewerking! Luzern, Milaan, Rome, Florence en Assisi werden in beeld bezocht, en met alles wat we zouden bezoeken, verklaard en besproken. Zoo waren we reiskundig voorbereid. De geestelijke voorbereiding hield daarmee gelijken tred, en op Zondag 26 Dec, den 2en Kerstdag, waren alle Maastricht- 10 DE VOORGESCHIEDENIS □ sche Pelgrims — onderwijl langs fotografischen weg in beeld vereeuwigd! — óók die onzer Colleges in Nijmegen en Katwijk, in de huiskapel der Paters Jesuïeten vergaderd ter plechtige H. Mis en Algemeene Communie, waarbij de Z.Eerw. Pater Rector een onderrichting gaf over de hooge bedoelingen van Z.H. den Paus met deze Bedevaart en hoe wij daaraan te beantwoorden hadden. Den volgenden morgen waren alle Pelgrims met Ouders en familie weder in de kapel van den «Nieuwenhof» vereenigd bij de plechtige Afscheids-Mis door den ZeerEerw. Pater Rector opgedragen, waarbij Z.Eerw. een hartelijk geestelijk woord tot Ouders en Pelgrims richtte, dezen allen ter H. Tafel naderden en de Congregatie-Prefect uit aller naam de St. Aloysiusopdracht hernieuwde. Na de H. Mis wijdde R. P. Rector de pelgrims-insigue's en speldde ze den op de Communie-bank neerknielenden Pelgrims op de borst, waarna hij aan ieder zijn priesterlijken zegen gaf; het eerst aan de beide Paters-geleiders, R. P. Henri de Greeve en schrijver dezes, die 's avonds te voren door koorts van 'n pokken-infectie nog met thuis-moeten-blijven bedreigd was. Omstreeks 10 uur klonk het sein tot vertrek naar Brussel. Toen de laatste afscheidsgroet had geklonken en de laatste wuivende zakdoek was binnengehaald, bad men in alle coupé's het Roomsche Reisgebed uit het Pelgrimsboekje, dat ons als trouwe reisgezel was medegegeven... De Bedevaart was begonnen... En toen de Ouders thuis kwamen vonden zij daar, evenals ook alle mede-Congreganisteri, een «Gebéd ter Geestelijke Bedevaart», met het verzoek zich door dagelijks bidden daarvan dag-in-dag-uit met ons vereenigd te houden tot grooter geestelijke vrucht. (') ') Zie: blz. 15 en 16. □ DE VOORGESCHIEDENIS 11 Enkele dagen later publiceerde heel de Katholieke Pers van Nederland onderstaand artikel van Dr. L. De Jonge S.J., waarin de hooge ernst werd belicht van het «nooit geziene schouwspel van de Katholieke Jeugd van heel de wereld bij den Paus». Voor de Maastrichtsche Ouders stond het te lezen in den «Limburger Koerier» van 30 Dec. 1926, waar het doel dier mondiale Katholieke Jeugd-bedevaart naar Rome zeer juist en pakkend werd weergegeven door den titel: «Tot sterking in den komenden Strijd»: «Heden en morgen hebben te Rome feesten plaats, waarbij alle jongens en jongenmannen betrokken zjn en waarvan de beteekenis hun niet mag ontgaan. Onze H. Vader Pius XI had zijn verlangen te kennen gegeven, dat tijdens de Aloysius-feesten vertegenwoordigers der Katholieke Jeugd tot Hem mochten komen om hen persoonlijk — en in hen U allen — ;opnieuw voor de oogen van héél de Kerk onder de bescherming van hun grooten Patroon te stellen. «In September werd dat verlangen bekend en eind October waren reeds pelgrims aangekondigd, behalve uit alle steden en dorpen van Italië, uit Spanje, België, Engeland, Ierland, Nederland, Duitschland, Polen Tsecho-Slowakije, Oostenrijk, Hongarije, Yugo-Slavië, Albanië, Syrië, Malta, en uit landen van Noord- en Zuid-Amerika. Sindsdien nam hun aantal nog toe; ook in Europa studeerende Chineezen gaan mee, ook. uit ons dierbaar Java minstens twee, ook ongetwijfeld uit andere missielanden. «Waarlijk een nooit gezien schouwspel. «Niet-katholieken, die het dezer dagen hoorden, werden ontroerd, en hebben vol eerbied onze Moeder de H. Kerk groot geprezen : «Het is wondermooi: zóó iets is alleen denkbaar bij U». «Het is inderdaad grootsch. De jeugd van Rome kwam dikwijls bij den Paus, dat spreekt; die van Italië ook wel, zeker bij groepen; een enkelen keer ontving Hij een beperkt aantal uit vreemde landen. Maar jongens en jongemannen uit zóóveel verschillende volken, dat we hen haast mogen noemen de vertegenwoordigers van de Jeugd der hééle Katholieke Wereld, heeft de Stedehouder van Christus nog nooit om Zich gezien. Een nieuw symbool van de éénheid en katholiciteit van Christus' Kerk! Wat 'n vreugde voor Zijn Vaderhart nu Hij Zijn verlangen vervuld 12 DE VOORGESCHIEDENIS ziet en op een wijze, die Hij zelf zeker nooit heeft durven hopen. Aan zijn wereldwijde en wereldzware zorgen neemt Hij een Vollen dag af; die gehéél is voor de jongens. «Van de hoogten der Eeuwige Stad ziet Hij de toekomst naderen, een gezegende toekomst — God zij gedankt! — zooals de Kerk dan pas in werkelijkheid de Wereldkerk, nog niet beleefd heeft. Maar aan die toekomst gaat een geweldige crisis vooraf en 't is deze, waarvoor nu moet worden gewaakt. Een reuzenslag tegen Christus' heiligen Godsdienst, Zeden en Geloof is ingezet, waarvan de gevaarlijkste slagen neerkomen op wie nu jong zijn. Hoe zullen zij zich houden? «De Paus roept de jongens en jongemannen en wijst hun op den H. Aloysius, door God gesteld als «princeps iuventutis», den Leider der Jeugd. In de denkbaar moeielijkste omstandigheden heeft Aloysius, met Gods genade, een haast ondenkbare energie ontwikkeld, om zonder ecnig verlies den jongensstrijd Sn zijn tijd uit te vechten. «'t Was toen ook 'n crisistijd, zooals onlangs in een toespraak tot de jongens werd opgemerkt, niet ongelijk aan den onzen, d. w. z. de verwording eener bestaande over-fijne beschaving en de opkomst eener nieuwe. Zooals het leiders past, heeft Aloysius alles in het groot gedaan, en juist daarom is hij de princeps en het model. Een ideaalheld, een Cid, een Charlemagne, tot wier hoogheid iedere ridder opziet, die ze allen willen navolgen, ja, die hen tot navolging prikkelt omdat ze weten, dat ze haar nooit zullen bereiken. Maar ze willen zien hoever ze het brengen. «Wat dezer dagen te Rome gebeurt, mag ons niet voorbijgaan. Ieder vereenige zich in de H. Mis en Communie met die, welke in St. Ignatius en St Pieter worden opgedragen; ieder hernieuwe zijn goede voonemens met die, welke door onzen H. Vader den Paus worden geregend en neergelegd op Aloysius' graf. Dat ieder zij en blij ve op Aloysius' voorspraak en door Gods genade, wat ook kome en hoeveel het mag kosten, trouw aan Koning Christus.» Van meet af aan was ik besloten de belevenissen en indrukken van iederen reisdag des avonds vast te leggen in een brief naar huis. Aan de hand dier brieven hield de «Limburger Koerier» met □ DE VOORGESCHIEDENIS 13 korte gegevens de Ouders en vrienden geregeld op de hoogte van heel het verloop onzer reis. Maar hoofddoel dier «nacht-brieven» —alsl herinnering aan hun ontstaan heb ik den oorspronkeHjken briefvorm bewaard! — was toch: ze later voor m'n jongens uit te werken tot een getrouw verslag van wat we beleefden in deze genotvolle en zegenrijke bedevaartsdagen. De Paus heeft het tijdens ons verblijf te Rome zoo aardig tot de Fransche Pelgrims gezegd : «Car il arrivé d'un voyage a Rome —- vous permettrez cette réminiscence a un vieux Bibliothécaire — ce qu'il advient de certains livres qui, après lé Kvre des livres, le livre saint des Ecritures, appartiennent moins a un peuple particulier, qu'au patrimoine universel de 1'humanité : ces livres-la, il ne suf fit pas de les avoir lus, il faut eneore les relire, et quelqu' un a fort bien dit que les lire est un devoir, les relire est un besoin, les gouter est un symptome de grandeur d'ame. «II en va de même pour un voyage a Rome. Vous êtes venus: vous en aviez le désir et vous en avez saisi avec empressement 1'occasion. Eh bien!... Nous n'en doutons pas: Vous désirerez puiser de nouveau aux trésors innombrables de grandeur, de beauté, d'histoire, d'art et surtout de foi et .de religion que Rome vous a offerts. Vous voudrez raviver en vous 1'indicfbte impression que vous en emportez de 1'Eglise Une, Sainte, Catholique, Apostolique, Divine. Vous sentirez le besoin de revenir gOtiter, peut-être même avec plus de loisir, les magnificences de Rome, après avoir goütées une première fois, pour y trouver des avantages toujours plus abondants pour vos ames, pour vos inteüigences, pour vos coeurs.» Deze woorden stonden mij, met m'n vriendschap en dankbare herinnering aan mijn Pelgrims-jongens, voor oogen, bij het schrijven en uitwerken van deze Beevaart-kroniek. Ik draag ze u blijde op, vooral ook aan uw goede Ouders, die in eenvoudig geloof en ruime offervaardigheid gehoor gaven aan 's Pausen vaderlijken oproep, en u zóó deze onvergetelijke dagen hebben geschonken, met hooge bedoeling en groote 14 DE VOORGESCHIEDENIS □ verwachtingen. God loone het hun in U!... Moogt gij hun verwachtingen nimmer beschamen! Aan hun gulle liefde ook hebt gij den druk van dit boek te danken. Dankbaar gedenk ik ook de goede zorgen, die mijn collega-geleider R. P. Henri de Greeve, S.J. voor groep 2 mijner jongens gehad heeft. En niet minder RP. J. Hellings, S.J.; hij was altijd met raad en daad klaar voor de Maastrichtenaars, voor wie hij een «zwak» had. In October nog had hij in de «Academie» een voordracht gehouden over den St. Pieter! en nu — wie onzer had daar tóen gedachten op! — mocht hij aan velen zijner hoorders-^van-toen in Rome zelf tot gids zijn!... Eenzelfde dankwoord past mij aan den ZeerEerw. Zeergel. Heer Dr. Mignot — o! «dat kleine zwarte Patertje», hoor ik Pietje hier zeggen! — die zijn kennis van Rome eveneens aan mijn jongens ten goede deed komen. En nu, mijn brieven, gaat!... U schrijven was genieten. Stort dat genot nu over in de geesten en harten van die u zullen lezen. Maastricht, 7 November 1927, a£,„._ ttttt? c t t-1 r. ,„■„., , UdCAK HUr, b.j. Feest van St Wülibrord GEBED DER OUDERS VOOR HUNNE ZONEN TIJDENS DE ST. ALOYSIUS-BEDEVAART NAAR ROME Met vreugde, o H. Aloysius van Gonzaga, hebben wij als Katholieke Ouders den oproep van onzen H. Vader den Paus beantwoord en on. ze zonen in bedevaart naar Rome gezonden, om daar het Tweede Eeuwgetij uwer Heiligverklaring plechtig te vieren. In den geest trekken ook wij als pelgrims mede naar de H. Stad en knielen neer bij uwe glorievolle Grafstede, om vooral in deze bedevaartsdagen uw zegenrijke voorspraak af te smeeken over onze zonen. Wij stellen hen, o Aloysius, met levendig geloof en groot vertrouwen voor heel hun leven, met al hun belangen naar ziel en naar lichaam, onder de zeer bijzondere bescherming van U, die het lichtend voorbeeld en de groofe Patroon zijt der Katholieke Jeugd. Moge het offer, o H. Aloysius, dat wij als Katholieke Ouders ter uwer eere en tot welzijn onzer zonen, in den geest des geloofs blijmoedig hebben gebracht, rijkelijk zijn loon vinden in onze zonen. Wees Gij hun bijzondere Voorspreker in deze gezegende dagen: opdat hun geest en hun hart den weldadigen invloed uwer voorbede moge ondervinden. Mogen zij blijvend in zich opnemen uwe verheven beginselen van Christelijk Leven, üw overheerlijk voorbeeld in handel en wandel: zoodat zij tot hun eigen heil en onze vreugde méér en méér uw deugden gaan navolgen, waartoe zij zich bij de onderteekening van het «Aloysius-Wereldprogramma der Katholieke Jeugd» welmeenend hebben verplicht. Vraag Gij, o.H. Aloysius, voor onze zonen eene rotsvaste getrouwheid aan het Heihg Katholiek Geloof, — een innige en werkzame' liefde voor onze Moeder de H. Kerk en hare H. Leer. Laat uw voorbeeld hen steeds méér ontvlammen tot een vurige en werkdadige liefde voor Jesus in het H. Sacrament en een kinderlijke godsvrucht tot de H. Maagd, opdat zij daardoor, evenals Gij, de reinheid hunner ziel ongerept bewaren in deze wereld vol gevaren en verderf. Ontvlam Gij in hun harten het heilig verlangen: met volharding te arbeiden aan de vorming van hun karakter. Dat zij getrouw zijn en oprecht, vol liefde voor de waarheid, dankbaar jegens hun Ouders en Weldoeners, vrienden onder elkander, edelmoedig en goed jegens de zwakken, rechtvaardig jegens allen. Dit vragen wij U, o Allerheiligste Hart van Jesus, op voorspraak van Maria en St Aloysius, voor de zonen, die Gij aan onze ouderlijke zorgen hebt toevertrouwd. GEBED TER GEESTELIJKE BEDEVAART Met vreugde, o, H. Aloysius van Gonzaga, zien wij, Studeerenden, den oproep van onzen H. Vader den Paus beantwoord door onze MedeLeerlingen, die óók als ónze vertegenwoordigers in bedevaart naar Rome zijn getogen, om daar het Tweede Eeuwgetij uwer Heiligverklaring plechtig te vieren, In den geest trekken wij ook als pelgrims mede naar de H. Stad en knielen met onze vrienden neer bij uwe glorievolle Grafstede, om vooral in deze bedevaartsdagen uw zegenrijke voorspraak over hen en ook over onszelf af te smeeken. Wij stellen ons met hen o, H. Aloysius, in levendig geloof en groot vertrouwen voor héél ons leven, met al onze belangen naar ziel en naar lichaam onder de zeer bijzondere bescherming van U, die het lichtend voorbeeld en de groote Patroon zij t der Katholieke Jeugd. Mogen ook onze Ouders, die zich in de geest vereenigen met de Vereering, die wij U brengen, in ons de zegenrijke vruchten ondervinden van uwe voorbede en bescherming. Wees Gij in deze gezegende dagen onzer geestelijke bedevaart naar uw H. Graf, de bijzondere Voorspreker ook van ons en al onze vrienden: opdat ons aller geest en hart den weldadigen invloed uwer voorbede moge ondervinden. Mogen wij allen blijvend in ons opnemen uwe verheven beginselen van Christelijk Leven, uw overheerlijk voorbeeld in handel en wandel: zoodat wij allen tot ons eigen heil en de vreugde onzer Ouders méér et», méér uw deugden gaan navolgen, waartoe wij ons allen bij de onderteekening van het «Aloysius-Wereldprogramma der Katholieke Jeugd» welmeenend hebben verplicht. Vraag Gij o H. Aloysius, voor ons en onze vrienden: een rotsvaste getrouwheid aan het H. Katholiek Geloof, — een innige godsvrucht en werkzame liefde voor onze Moeder de H. Kerk en hare H. Leer. Laat uw voorbeeld ons steeds méér ontvlammen tot een vurige en werkdadige liefde voor Jesus in het H. Sacrament en een kinderlijke godsvrucht tot de H. Maagd: opdat wij daardoor, evenals Gij, de reinheid onzer ziel ongerept bewaren in deze wereld vol gevaren en bederf. Ontvlam Gij in ons aller harten het heilig verlangen: met volharding te arbeiden aan de vorming van ons karakter. Dat wij getrouw zijn en oprecht, vol liefde voor de waarheid, dankbaar jegens onze Ouders en Weldoeners, vrienden onder elkander, edelmoedig en goed jegens de zwakken, rechtvaardig jegens allen. Dit vragen wij voor ons-zelf en onze medeleerlingen aan het Allerheiligste Hart van Jesus, op voorspraak van onze lieve Moeder Maria en St Aloysius, onzen grooten Patroon. Amen. DE NEDERLANDSCHE PELGRIMS A. M. D. G. Brussel, Maandag 27 Dec, 1926 Gare du Nord, 5 uur namiddag Vanuit de restauratie van het Noorderstation kan ik gelukkig berichten) dat onze eerste reisdag zeer gunstig en tot aller bevrediging verloopen is. Een vertraging van 50 minuten bedreigde ons aanvankelijk met het missen onzer verbinding naar Brussel, doch dit gevaar was bezworen: toen wij bij puur geluk in Landen nog juist den expres voor Brussel oppikten, 't Was op het nippertje en ten koste van een Marathon -race van het eene perron naar het andere, doch we waren er, en dat was de hoofdzaak!... Bij het passeeren van Leuven werd onze coupé plotseling opgeschrikt doordat Emilio — we raken al in Italiaansche sfeeren! — opeens in 'n vlaag van enthousiasme naar het coupéraampje vloog, dit met 'n geweldigen ruk neerhaalde, z'n vlammend hoofd naar buiten stak en met 'n stentorstem vol geestdrift begon te roepen: €Üoera\ da's Moeders siadl»... en hiermee was heel het raadsel van zijn plotselinge bevlieging ons natuurlijk ineens verklaard. Ik geloof, dat was zoo ongeveer de eerste gedachte aan thuis, die zich naar buiten openbaarde... Neen tóch niet; het was reeds de tweede. De éérste was die van den vingerhoed, dien Armando over z'n «ringvinger» schoof, toen hij nog vóór Lanaeken den strop van z'n winterjas aftrok, en door René in staat werd gesteld de primeur te genieten van zijn keurige naai-uitrusting overeenkomstig het blauwe lijstje van reisbenoodigheden... De hede coupé kan getuigen, dat dit vrouwelijk bedrijf den man uitstekend van de hand is gegaan... En wie den vingerhoed zoo heelemaal vanzelf en spontaan juist over dien vingertop zag glijden, heeft stil en vergenoegd geglimlacht als een, die begreep... Dat was de éérste gedachte aan «thuis», tenminste die we konden controleeren... Aan den auto-tocht door Brussel namen 22 man deel. Ook die 18 MAASTRICHT • BRUSSEL □ er aanvankelijk sceptisch tegenover stonden, zijn tóch meegegaan, toen ze zagen, dat de autocars gesloten waren. En ze blijken zeer tevreden over dit stadsbezoek, maar hebben bovenal pret over hun storm-aanval op een banketbakkerswinkel, waartoe de honger hen dreef. Giulio en Carlo namen het initiatief tot dit gastronomisch krijgsbedrijf, en wisten het met veel beleid tot een allen-verzadigend einde te brengen. Men krijgt zoo den indruk, dat de gelukkige confiseur z'n zaak aanzienlijk zal kunnen uitbreiden. In ieder geval vonden de beide «duce's» — ze deelden die eer broederlijk samen, gelijk ook 't finantieele voordeel! — zóóveel genade in 's koekenbakkers oog: dat ze met geen geld van de wereld hun eigen voorraad mochten betalen! Het heeft hun dubbel gesmaakt: goed, veel en goedkoop. Intusschen zit die wei-verzadigde Maastrichtsche garde alwéér ten culinairen aanval gereed voor het diner in de restauratie van Brussel's hoofdstation. Alle teekenen wijzen erop, dat alléén borden, messen, vorken en servetten den restaurateur zullen blijven... Ja, en dit vermoeden is waarheid gebleken, al was de maaltijd méér dan overvloedig... O, die jongenshonger blijkt toch wel tets onuitdelgbaars te zijn: een monsterdraak met zeven veelvratige koppen; hak er één af, en er is reeds een ander voor in de plaats, met open mond,... en voor z'n taak berekend... Tenminste vlak na het diner, zag ik een stelletje van drie, uit hongervrees, maar alvast voor 60 francs broodjes koopen... voor het souper! 't Is tijd voor den trein. Straks rijden we den nacht in, die ons naar: «Onnoozele Kinderen» brengt, den feestdag van ons jongste «Pietje»!... Dat belooft wat te worden!... A. M. D. G. Milaan, Dinsdag-avond 28 Dec. 1926 Hotel «Agnello e Duomo» Onze verdere reis heeft gelukkig verloop gehad, wat ik met groote vreugde en dankbaarheid constateer. Maastricht blinkt uit door ondernemingsgeest, uithoudingsvermogen en luidruchtig jolijt, doch als 't erop aankomt evenzeer door stichtend pelgrimsgedrag. 'n Waarachtig evenement was natuurlijk ons entree in den nachttrein Brussel-Bazel. De kanten zitplaats-bekleedsels droegen, tot algemeene vreugde mijner coupé-genooten, het monogram «A.L.» wat eigenlijk AIsace-Lorraine beduidde, maar natuurlijk anders verklaard werd. Bij het betreden dezer overkeurige coupé's klonk er een «Naturlaut» van juichende verbazing den wagen door, in luidruchtigheid alleen overtroffen door den begroetingsorkaan, die even later onze Noordelijke Mede-pelgrims als welkom tegenloeide. Er was ook wel reden tot zooveel uitbundigheid, want ze kwamen knapjes te laat, en dat ze den trein niet misten, is 't persoonlijk geheim van onzen «Papa Claes»... We zijn er hem dankbaar voor. Zoodra de trein uit Brussel vertrok, kwam R.P. Esser, de Rector van 't St. Canisius-College uit Nijmegen, die de Superior is onzer Bedevaart, even kennis maken met Maastricht. De blijde ontvangst zal ZEerw. z'n vermoeienis wel hebben doen vergeten! De eigenlijke Bedevaart begon, en we baden luid-op het «Roomsche Reisgebed» om hemelzegen op onzen pelgrimstocht. Later in den avond volgde het Rozenhoedje en gebed voor den nacht, 't Ging alles «con amore» en wees troostend op 't zeker succes van onzen vromen tocht. Laat in den avond kwamen wij tot de verbazingwekkende bevinding, ja, ik mag wel zeggen tot de ontdekking: dat niets op aarde volmaakt) is. «Ontdekking», want wie onzer had ooit den stouten moed durven hebben, te denken, dat ons 20 BRUSSEL - BAZEL - LUZERN □ blauw lijstje van reisbenoodigheden, waar zooveel ter zake kundigen over waren geraadpleegd, niet volmaakt was: Oordeel zelf maar eens! het luidt als volgt: VOOR DE REIS 1. Is uw Pas in orde? 2. Zoo weinig mogelijk bagage s.v.p.! Een tweede pak b.v. is niet noodig. 3. Zorg, dat uw koffer goed sluit. 4. Winterkleeding aantrekken! — Dikke jas en flinke das! — wie er een heeft, 'n reisdeken! — Reispet, geen hoed! — Parapluie of regenjas! 5. Vergeet vooral niet: Nacht- en toiletartikelen, Eén verschooning, Zakdoeken, 2 paar schoenen,. 4 paar kousen, 1 Reispantoffels, Handdoek en zeep, DRINKBEKER, Verrekijker, Naald, draad, veiligheidsspelden. Een beetje watten, zwachtel pleister, asperine. Kerkboek en Rozenkrans, Closetpapier. 6. Wat uw geld betreft: Zorg voor twee zakken aan de binnenzijde van üw vest. — Draag niet al uw geld op één plaats. Neem wat Nederlandsche zilverbons mee om die eventueel te wifrselen; verder eenig Belgisch en Zwitsersch maar vooral Italiaansch geld. SIGAREN, SIGARETTEN EN CHOCOLADE ZIJN OVERAL TE KOOP! DE DOUANEN ZIJN DAAR ZEER STRENG MEDE! Het is dus absoluut verboden voorraad mee te nemen. Eenieder zij dus gewaarschuwd! — Wie zich hier niet aan houdt, moet de zware gevolgen zelf dragen. De Paters nemen in dit opzicht geen enkele verantwoording op zich, en kunnen de heele groep niet laten lijden onder de schuld van één.— □ BRUSSEL - BAZEL - LUZERN ai Is dat geen «af» werk?!... Er staan zelfs «drinkbekers» op, ja, maar... de «veldflesch», och arm' is vergetenl... 't Was je reinste miserie. De nood steeg en steeg. Wel was er 'n restauratiewagen, maar die was ontoegankelijk. Doch waar een toog is, daar is ook een weg!... En die onneembare stelling was dus spoedig genomen, en een flinke flesch Spa-water voor eigen gebruik meteen. Maar m'n arme jongens met hun dorstige keelen, wat hadden die er nu aan, of ik me hier al verkwikte en laaf de...De «Ober» was kei-hard en niet te vermurwen. Geen fleschje mocht hij me meegeven; was tegen 't Reglement.... «.Meegeven hoeft ook niet, beste vrind, laat ze mij maar nemen! Kijk maar eens om!... Hij begreep, keek om, zag zijn fooi in de toekomst, maar niet hoe ik met 'n paar flinke groote flesschen onder m'n toog snel verdween... Maastricht had tot aller verbazing te drinken! maar niemand wist hoe. Eerst toen we onzen dorst volop gelescht hadden, hebben we onzen krijgslist edelmoedig verraden. En de «Ober» maakte goede zaken. Tot voor 15 Francs verkocht hij z'n fleschjes «Spa», terwijl de blijde koopers later... puur water hebben gedronken. De nacht verliep in ongestoorden slaap met opgevouwen leden! 'n Prachtig gezicht, hoe elk het zich knusjes had weten te maken, en in vrede z'n eersten nachtreis-roman beleefde en sliep. Dit laatste vooral! want buiten de twee Laboyrietjes, die letterlijk in alle houdingen bleken te kunnen slapen, waren er ook ouderen, die meesters bleken in de kunst. Giulio met z'n eeuwig «faire do-do et maf-maf» had in Emilio en Armando z'n niet te onderschatten concurrenten. Waar we eenmaal in vertraging waren, ging deze op zulk een hoofd-traject natuurlijk immer crescendo en zoo misten wij in Bazel onzen trein naar Luzern dan ook. Doch heb maar geen nood: een extra-trein — hoezee voor Papa Claes! — bracht er 22 LUZERN ons heen, juist of hét zoo hoorde, nadat we ons eerst in de keurige wasch-installatie verfrischt en in de aanlokkelijke stationsrestauratie versterkt hadden met een smakelijk ontbijt Het was heerlijk wintersch, lekker droog-koud en volstrekt niet vinnig. De fraai uitzicht-gevende Zwitschersche spoorwegcoupé's met hun ruime vensters deden wel wat ironisch, nu zware nevels ons ieder vergezicht benamen. Tegen den middag werd het wel beter, maar 't «echte» bleven we toch missen. Doch «waar men geen weet van heeft, dat deert ook niet», en die van geen Zwitserland wisten, waren één-en-al uit over het heerlijk natuurschoon en het sprookjesachtige van dit omnevelde wintertooncel. Vooral de Zwitsersche huisjes oogstten veel lof, zooals ze daar schilderachtig lagen op de glooiende helling onder de blinkende sneeuw. We bezochten na aankomst den interessanten «Gletschergarten»,- lunchten in de ruime feestzaal van Hotel «Union»,- genoten van de schilderachtige wandeling langs den Schweizerhofquai,- bezichtigden de fraaie hoofdkerk met haar ranke torens,- deden ons tegoed aan het weidsche uitzicht, vanaf haar hoog-gelegen voorplein te genieten,- slenterden de in hun oudheid zoo vertrouwelijke houten Reuss-bruggen af... en vertrokken over-voldaan. Luzem had een heerlijken indruk bij ons achtergelaten. We verlieten het slechts met den lijve, want onze herinnering zal nog dikwijls terugkeeren naar die gracieuse stad aan het VierWoudstedenmeer. Vrij van de last der bagage — want die was veilig in den trein blijven staan — hadden we heerlijk genoten. * * * Bij het vervolg onzer reis langs het meer, bleef de zooveel heerlijkheden versluierende nevel mij inwendig in melancholische treurigheid houden over het zoo graag geziene schoon, dat ons □ LUZERN - MILAAN 23 wreedaardig geroofd werd. Och, in Gods natuur is de zon toch maar alles! al biedt dit winter-nevellandschap ook zijn eigen bekoorlijkheden en poëtische stemmings-thema's: die geweldige bergpartijen onder haar blanke waden, bevroren watervallen en grillige ijskegels langs rotsige wanden, hoog-opschietende sparrebosschen met hun wijd-uitgespreide witte waaier-takken... Mooi was het tóch, maar we hadden gedroomd van het blauwende meer en eindeloos wijde en verre, zonnige uitzichten op in duizend kleuren en tinten bloeiende panorama's... In Göschenen werd Pietje, ons «Onnoozel Kind» op slinksche wijze uit den trein gelokt en bijwijze van eerbiedige hulde eens lekker door de hooge sneeuw gerold en met zachte hand vereerend ingewreven. Hij stond er als een levende sneeuwpop te lachen, en oogstte benéden evenveel succes als bóven de hooge sneeuwtoppen, die door de zon vlammend oranje waren belicht;.. Als je 't op een reclameplaat zag, zou je van «overdreven» spreken, maar wij genoten de kleurige werkelijkheid... Ook de Italiaansche Douanen schenen het op ons f eestkind begrepen te hebben, want Pietje alleen werd uitverkoren, om als steekproef voor de visitatie te dienen, die ons verder gespaard bleef. Of men hun nu at verzekerde, dat Pietje «il Innocente» en de Pater «veel erger» was: het mocht niet baten: Pietje z'n koffer moest open, maar angstig was hij er niet bij. De Douane-beambten, door Fascisten begeleid, hadden anders danig pleizier in de schitterende ontvangst hun door Maastricht bereid. Nog waren ze onzen wagon niet binnen of alle man stond kaarsrecht overeind en daverde hun met fascistisch uitgestrekte rechterhand het «Fascisten-lied» tegemoet!... d.w.z. de wijs met wat woorden, die we onderweg tot dit doel met veel moeite hadden vergaard en stilletjes ingestudeerd. We wilden er absoluut de primeur van hebben, wat dan ook schitterend gelukt is. Want — en dit was het mooiste van alles! — de hee- 24 LUZERN - MILAAN □ le ovatie werd werkelijk «au sérieux» genomen. De mannen bleven roerloos stilstaan, namen de houding aan, beantwoordden hoog-ernstig en zichtbaar getroffen onzen fascistengroet. Ach, 'n kinderhand is toch zoo gauw gevuld! En kinderen, dat zijn en blijven de Italianen, wat niemand beter weet dan Mussolini zelf! Zeg eens tegen 'n Italiaan, zooals dit vlak daarop één van de onzen deed: «Italia è il paradiso del mondo, il cielo sulla terra», en je hebt niet alleen een kinderhand gevuld, maar heel een mannenhart gestolen!... Toen we met donderend geweld den Gothard-tunnel kwamen uitgestormd — och, dat die aanhoudende nevel ons het volgen Van de keertunnels onmogelijk maakte! van het anders de reizigers zoo kostelijk öriêhteerende kerkje bij Wasen was er niets en niets te zien! — werden wij allen zonder uitzondering in één slag overweldigd door een storm van blijde verrukking als in het klassieke «thalatta, thalatta» ligt uitgedrukt! Alles stoof letterlijk overeind, jubelde en juichte van opgetogen blijdschap en bewondering; want héél het mist-gordijn, dat ons het uitzicht roofde, bleek opgerold... Van nevel geen spoor meer, en in plaats daarvan je puurste zomerhemel met de meest limpide luchtschakeeringen over de heerlijkste vergezichten op hemel en aarde'tot in den laten avond toe, met zijn vertrouwelijk-doende verlichte venstertjes in de kleine huisjes op berg en in dal. Zoo hebben wij ten slotte dus èn nevelweer èn zonneschijn te genieten gekregen : winter in Zwitserland, en zomer in Italië, beide met hun eigen charme. En nu slapen al die gelukskinderen na 'n, nu ja, wat Italiaansch diner, heel zoet en zacht in «Hotel Agnello e Duomo» te Mi* laan, waar de extra-tram ons bij aankomst vliegensvlug heenbracht Alleen met 'n groepje ouderen trókken we eerst nog even, bij wijze van slaapmuts, naar het wereld-beroemde «Pif* □ MILAAN 25 ƒ»», waar het ons zóó goed beviel, dat we bij 't heengaan, «tot weerziens» zeiden, met het vaste besluit er op de terugreis pas «afscheid» te nemen! En aan de trouwe uitvoering van dit «wereldsche» voornemen behoeft niet getwijfeld te worden. Maar de «vrome» voornemens houden we immers later óók evengoed als nü reeds... A. M. D. G. Rome, Donderdag-avond 30 Dec. 1926. Grande Albergo «Minerva» Deze brief valt me zwaar! Zijn begin ligt zooveel dichterbij dan zijn einde!... en het late van den avond na zulk een óvervollen dag als vandaag, legt er óók een loodje bij, dat niet licht is... Maar «avanti»!... Of de«roze-vingerige dageraad» na onzen Milaneeschen, nacht — Woensdag 29 Dec. — hier of daar nog slaap uit 'n oog had te wisschen, mag wel in 't midden blijven. Maar 'n feit is: dat allen tweemaal gewekt, om 6,15 op het appèl aanwezig waren, en dat er niet één ontbrak. Toen ging het naar de St. Carolus Borromaeus-crypte, het hart van den heerlijken Dom. R. P. Esser droeg er de H. Mis op, waaronder de pelgrims in grooten getale ter H. Tafel naderden. Zelf droeg ik om 6 uur het H. Offer op in de San Carlokerk, aan het altaar van den Z. Joannes Angelus Pozzo, priester van de Servieten-Orde (Dienaren van Maria). En die mij vergezelden en dienden, naderden eveneens ter H. Communie, terwijl zij onder de H. Mis gezamenlijk luid-op hun Morgengebed enz. baden. Na onze dankzegging bezichtigden wij deze kerk, die als ronde koepel-kerk veel overeenkomst vertoont met Rome's Pantheon, en vereerden de heilige overblijfselen van den Z. Joannes Angelus, wiens gaaf-bewaard in priestergewaad gekleede lichaam in een tombe boven op het altaar rust Het vertoont veel overeenkomst met de relieken van St. Carolus Borromaeus, op diens altaar in de Dom-crypte. Het ontbijt versterkte ons voor onzen verderen tocht, die ons om 8 uur weer in den Dom bracht, die zoo-even en gisteravond reeds zoo'n geweldigen indruk op ons maakte. Maar nu., bij het glorievol rijzende daglicht!... bij een nauwkeurige bezichtiging der schoone onderdeden!... bij het nameten van zijn reusachtige maten! 't Was één en al verbazing en bewondering, die zich in luide kreten uitte of in eerbiedig zwijgen van overweldigd-zijn. □ MILAAN: IN EN OP DEN DOM 27 Vooreerst die rijzige beeldenrijke buitenmuren,... die majestueuze vóórgevel met al zijn koninklijk opgaande trappen en glorieuze bronsdeuren,... dat;mysterieuze kleurrijke licht, dat door de groote, brandende kleurvensters rondom het priesterkoor een geheimzinnige heilige sfeer in het kerkruim tooverde,... die ons zoo mieren-klein makende bouw en ruimte rondom,... dat woud van marmerzuilen tot ver in 't verschiet... We stonden verslagen en opgetogen tevens. Dat is een Huis Gods, zooals O.L. Heer er maar weinig op aarde heeft; maar, o, wat een vreugd, dat de menschen Hem zulk een paleis met handen-arbeid hebben gebouwd! Neen, neen, dat is het werk van harten vol liefde en aanbidding!... Om te zingen van blijdschap, dat er nog zóóveel volhardende liefde geweest is, om zulk eenkerk-monument op te trekken!... De jeugd dóór 't imposante van maat en getallen getrokken, omspant een dier zuilen. Acht flinke jongens zijn er noodig, de armen gestrekt en gerekt. Het vijf honderdtal der trappen naar dak en naar toren wordt naarstig geteld. Omstreeks 6000 beelden!... daarbij stijgt de verbazing ten top... en dan zóó fijn afgewerkt, als we ze naast ons, vóór ons, achter ons, boven ons, onder ons zagen bij tientallen en méér tegelijk... Eerst echter weer naar de Crypte, dat prachtstuk van zilveren drijfwerk, aan wanden, altaar en plafond,... en vooral daar bóven op het altaar het eerbiedwaardig lichaam van den grooten St. Carolus Borromaeus in vol bisschops-ornaat, omfonkeld door een schat van ex-voto's in goud en edelsteenent... Man voor man zijn we er eerbiedig vlak voorbijgetrokken, om alles van zeer nabij te bezien, en dan rondom dat eerbiedwaardig reliek-altaar neder te knielen tot een gemeenschappelijk gebed. Toen naar het dak en den toren! want voor een nadere bezichtiging der kerk van binnen wachtten wij liever tot het er lichter was. 28 MILAAN: IN EN OP DEN DOM □ Verrukkelijk, die tocht bij heertijk ochtendweer: teere tichtschakeeringen der morgenzon, door en over de marmeren mazen en kronkels en krullen van dit kantwerk in steen met z'n heerlijke arabesken en hoe ik die stijlvolle figuren al noemen moet... Wat we gisteren deels aan panorama-gezichten misten, kregen we hier van alle zijden tegelijk volop te genieten. Niets stond ons oog in den weg, dat zijn begrenzing slechts vond in de sneeuwbedekte zon-beschenen bergketen heel in de verte... * * * R. P. Henri de Greeve, S.J. schreef over ons bezoek aan het dak en den toren van dezen heerlijken Dom van Milaan, een mooie bladzijde in zijn Dagboek. Ik schrijf dat stuk hier over. Er staat boven : «De Heiligen in den Wind» : «Ver, ver weg, acher de stad, boven de bergen zat er beweging in de lucht, alsof er iets werkte in de grijze wolkenbank, want in het grauwe vlak kwamen barsten en scheuren en scheurtjes. Aan den achterkant trachtte iemand of iets die grauwe effenheid te verscheuren en 't leek wel of een hand er aan trok, er aan plukte, zooals iemand die door takken en bladeren wil kijken. Langzaam barstte de wand en een fonkelend vuur brandde er door heen. «Toen bundelden plotseling stralen uit; flarden wolken en draden nevel gingen op in de ijle blauwe lucht en vlak voor mij bevingerden de gouden trillende stralen het dak van den Dom. «'t Was een onvergetelijk oogenblik. «Tusschen bogen en beeren en stutten en marmerkantwerk door, door ornamenten en krullen, stoof een wolk van goudlicht en plaste neer op de zware langwerpige marmeren dakplavuizen. Al de torenspitsen en al de ranken en ar de minaretten stonden ineens verheerlijkt omhoog, en voor dat marmeren □ MILAAN: IN EN OP DEN DOM 29 goudwoud vergat ik het gezicht van Milaan in de diepte, waar de menschen peuterig en petieterig door elkaar rolden. «Vanuit een torentrans keek ik maar voor me uit en naar rondom, en het werd een wonderlijke wereld van in marmer versteende roerlooze ranken en bloemen. Dat was geen plompe steen meer; 't was zelfs geen steen meer; 't was in bloeiende bloemenweelde door toovermacht omhoog geschoten marmer. Langs de spitsen en de transen, en de bogen en spanningen dwaalden mijn oogen, over het dak, en de hoeken... Overal stonden beelden; naast mij, om mij, onder mij, boven mij, béélden, beelden, beelden. «Berst zag ik ze staan boven op alle spitsen, moederziel alleen hoog in de ijle lucht, ieder op zijn eigen torentje, ieder in een andere houding alsof ze ieder wat aparts aan de stad te vertellen hadden. Het een scheen te spreken met geweldig gebaar; het ander hield een vaan gestoken, een ander staarde enthousiast den hemel in. Ze stonden daar kant en klaar als levende menschen. Ze waren niet te tellen. «Maar toen ik nader toekeek, zag ik. overal beelden, weggeborgen tusschen het marmer-loof; verstopt in een vensterhoek, boven elkaar gezet in de raamomlijsting, ieder op een voetstukje, en liggend in de lijn van het boogvenster; ze scholen weg in het kantwerk, of zaten in een open ornament alsof ze daar weggevlucht waren; met de wendingen van den torentrap draaiden ze mee naar boven en bij elke stap omhoog keek er een naar binnen , of zat als een eenzame kluizenaar te mediteeren onder een bladerendak. Een ander stond ergens op het dak, op een voetstuk, en keek tegen het kanten kanteelwerk aan> dat hooger was dan hijzelf. Overal waren: ze op- en ingekropen en loerden en gluurden uit alk hoeken en gaten de wereld in... «'t Leek werkelijk een sprookje en de Dom van Milaan wordt 30 MILAAN: IN EN OP DEN DOM □ niet voor niets een droom van marmer genoemd met zijn kantwerk en zijn duizende marmeren beelden. «Bij het eerste gezicht kun je niet van je verbazing bekomen en je loopt maar rond over het dak en je klimt maar hooger om telkens opnieuw andere beelden te ontmoeten en weer nieuwe figuren te zien: En ze staan er als levende menschen. 't Is een panopticum van Heiligen. «En elk beeld is af; volmaakt af; afgewerkt tot in de plooien van den mantel; tot in de spits van de lans en tot in het wapperende vaan dat zij dragen. Of ze op een torentje staan of knielen in de schaduw van het loof; liggen in een hoek, of knielen achter een krans, of ze van buiten nog gezien kunnen worden of tevreden moeten zijn met een bescheiden plekje achteraf — alle zijn tot in de kleinste nauwkeurigheid volmaakt. «Je bekomt niet van verbazing en aan elk beeld en aan elke torenspits worden je oogen grooter. «En dan ineens grijpt je de gedachte : «Wat doen die beelden «hier en wie kreeg het in zijn hoofd deze kunstwerken hier te «zetten, waar niemand ze zien kan zonder driehonderd of vier* «honderd trappen te klimmen.» Want van beneden af gezien, zijn 't kleine poppetjes, waarvan de vorm niet te onderscheiden is. «Ze staan daarboven hoog in de lucht, hoog in den wind die ze streelt en ze geeselt. Stormen gaan er over heen en de regen maakt ze glanzend. De zon verguldt ze en de maan verzilvert ze. «Een inboorling van de Hollandsche kaasmarkt, die deze vormenweelde ziet zoo hoog in de lucht, zou met Bovenmoerdijksche nuchterheid geneigd zijn te zeggen: «Een beetje minder «is ook goed, want je ziet er toch niets van. De kunstenaars «die deze marmerbevolking op een dak in plaats van in een □ MILAAN: IN EN OP DEN DOM 81 «museum zetten, moeten wel onpractische lui geweest zijn, die «evenals hun beelden meer van wind dan van geld hielden.» «Armzalige beschouwing van menschen, die in een kleinen tijd geboren zijn en niet begrijpen, dat een groote tijd leven kan voor een idee, waaraan alles ten offer wordt gebracht. Heel deze gigantische bouw met zijn duizende beelden en tienduizende ornamenten is een kunstenaarskrankzinnigheid als hij niet een uiting en vormgeving is van een machtig geloofsleven, waardoor hij nu een eeuwig teeken van hoogste wijsheid werd. «Want men wordt zich ineens fel bewust, dat hier een daad gesteld werd die zuiver, enkel en alleen, vlak af gericht is «ad maiorem Dei Gloriam» — op de meerdere eere van God. «Die Heiligen,, die door niemand gezien worden, staan daar moederziel alleen in de hooge lucht, in den waai enden wind en in den plasregen,... en hun eenige beteekenis is — en geen andere — eere te geven aan God. «In uren van geweldigen scheppingsarbeid, waarbij zij met geweld van slagen en ook met pijnlijk geduld en nauwlettendheid van slagen hun beelden los hieuwen uit den steen — voltrokken de kunstenaars hun meesterstukken en achtten zich niet miskend als hun in marmer levende Heiligen verdwenen op een nok of weggeborgen werden op het dak van den Dom«Ze hadden er niet op gerekend, dat een stoet van Amerikanen in de toekomst met een Baedeker in de linker- en een kijker in de rechterhand hun oogen erop zouden richten, omdat 't bij de vorming van een fashionable Yankee behoort de 400 trappen beklommen te hebben,., ze hebben hun beelden met liefde uitgedacht, met liefde uitgehouwen en met liefde weggebracht naar de hooge luchten, ze prijs gegeven aan regen en wind,... omdat ze er eere mee gaven aan God. «Een uur of een dag doorgebracht op het dak van den Dom wordt een aangrijpende meditatie over een grooten tijd, die het 32 MILAAN : OP HET CAMPO SANTO □ geduld bezat en de techniek, om een kunstgewrocht af te maken— (wat een poover figuur slaan daarbij ónze geschilderde en gebeeldhouwde figuren, die meer weg hebben van taai-taai met schelvischoogen) — en een kunstgewrocht èn een leven af te staan aan den dienst en de eere van God...» * * * Bij het beklimmen van dak en van toren trad onze FilmCompany «Pavidé» (Paul- Vietor- Dé) vol enthousiasme in actie. Reeds gisteren bij onzen tocht door Zwitserland had zij zich in een goederen-wagon en op het achterbalcon van den laatsten wagen een plaatsje weten te veroveren, maar hier had ze wel haar eerste kans van slagen, want het licht was uitstekend en hindernissen of stoornissen waren er niet: Maastricht was alléén en het éérst op het dak!... Dat hadden we prachtig berekend en even keurig klaargespeeld, zoodat het ons mogelijk werd ,ook weer minder belemmerd en sneller beneden te zijn, teneinde na onzen bezichtigingsgang door de kerk óók nog naar het Campo Santo te komen. Met de helft onzer groep snapten we juist nog den auto daarheen, pikten bij het passeeren van den Dom, tot aller vreugde, Armando nog op, die in zoeken verward de kerkpoort uitkwam rennen,... en hadden enkele der schoonste grafmonumenten spoedig gevonden... Zoo'n kerkhof was iets nieuws, iets wondervols voor ons; waarmee geenszins gezegd is: dat het heidensch karakter van vele en vooral het columbarium dergecre^ meerden'ons katholiek hart ook maar eenigermate bekoren kon. Doch voor den grootschen bouw, den schoonen aanleg en de prestaties der kunst hebben we eerbied gevoeld, en voor de hier rustende dooden een hartelijk gebedje gebeden... Tóen in vliegende vlucht per bos terug naar 't Hotel: onze «GONZAGA, HOOFSCHE RIDDER» □ MILAAN - ROME 33 koffers gehaald, ons restauratiemandje voor de lunch, en per extra-tram naar 't station. Het Parijs van Italië liet als stad geen bepaald-karakteristieken indruk bij ons achter: een groote moderne stad, met breede verkeerswegen, fraaie pleinen en grootsche gebouwen —wie heeft er een «huis» gezien? — maar iets specifieks, wat we «Italiaansch» konden noemen, is ons niet opgevallen. Doch we waren ook niet Milaan, maar den Dóm van Milaan, gaan bekijken, en diens beeld staat onuitwischbaar in aller herinnering gegrift En daarop dan een treinreis van 11 uur in den morgen tot half één... neen, niet van den nacht... maar van den volgenden morgen! Doch ze is ons onvergetelijk geworden door 't schoon der Appenijnen in winterdracht en, na Pracchia, door 't verder sneeuwloos «bella Italia» tot in zijn kleurige avondstemming, want tot 6 uur 's namiddags hadden wij een onbelemmerd uitzicht Die trotsche bergpanorama's- o, die hoog-tronende dorpjes die heel een bergtop zoo aardig bezetten met huisjes,- die weidsche gezichten in 't nederig dal: met die bochtige dartele riviertjes vol schuimende watervallen,... die schilderachtige landelijke kerkjes en hun hoekige campanile's..., die dobbelsteenhuisjes in grilligen worp wild tegen heuvel en helling geworpen,... die dorps-Campo Santo's, waarvan er verschillende zéér mooi doen in hun architectonischen bouw, en waar toch wél iets monumentalers in zit dan in de nuchtere kerkhoven, waaraan wij gewoon zijn,... die olijf- en druivengaarden in hun eigenaardige planting en groei, tusschen boomstammen door, van den één naar den ander geleid,... die heerlijke, mij altijd zoo boeiende, slanke cypressen, héél/ in de verte reeds zoo scherp en donker als een svelt silhouet tegen den 34 MILAAN - ROME □ strak-blauwen horizon afstekend, als spichtige gedenknaalden den hemel in borend, en in je hart een eeuwig heimwee ernaar,... die breed-uitgespannen regen- of zonnescherm-boamen, de «pini», met hun waaiervormig uitgespreide beschuttende takken. Beide boomsoorten zoo karakteristiek voor het typischItaliaansche landschap, waar ze een onmisbare rol van cacheten stemming-gevende schoonheid in spelen. Ach, met dit alles en oneindig veel méér is die reis tot een onvergetelijke genieting geworden vOor wie er oog en hart voor heeft. Onvergetelijk traject ook door niet-te-beschrijven veel pret!... Denkt ieder maar eens aan je moderne «Doos van Pandora», je restauratie-mandje! Wat zat daar al aan verrassing en teleurstelling in... Denk aan de heerlijke Macaroni-voedering in onze coupé! de herhaalde honger- en dorst-aanvaUen op elk station waar we stopten! speciaal op «Gelati»... Maar het hoofd-succes van de pret was toch ons rollend diner in den deftigen Restauratie-wagen. Dat zal Emilio z'n leven lang nog wel heugen. Want voor hem, hij heeft het ons eerlijk verteld, — en «Emilio is een achtenswaardig man», die niet jokt — ging hier zoo-waar een lang-gedroomde levensdroom in eindelijke vervulling!... Toen hij nog Mieleke was en 'n joggie van elf jaar had hij er al op gevlast — om gezeurd? — bij een reis door de Ardennen, in den trein te mogen dineeren!... Doch toen was hij — wat ieder later gróót man wel eens gebeurd zal zijn! schaam je maar niet! — te klein bevonden, wat hij tot op den dag van heden nog altijd betreurd had. Nu bleek hij er groot genoeg voor!... en sloeg die droefheid in vreugde, die droom in werkelijkheid over!... En of hij genoten heeft!... Hij sloeg het record van allen. Niet door lawaai of drukte, neen, maar hij zat er zóó knus gepoot, zóó verholen-fier geplant met 'n air alsof hij het dage- MILAAN - ROME 35 lijks gewoon was, alleen wat té stralend van eerstelingsgeluk om ook maar iemand in dien valschen waan te brengen... De kellners — die ras-menschenkenners — hebben er waarschijnlijk nog méér smul in gehad dan al zijn blije disChgenooten!... O, heerlijk-onschuldige tafelschuimer, wat heb ik 'n schik in je gehad! Maar jij had gelijk, en liet het je heerlijk smaken, niet waar? Maar 't was dan ook een pracht-demonstratie van kellners-handigheid, ja, artisticiteit in de dienkunst! En dan die jool bij de gasten! Vooral de «Ober» genoot — naast de fooien! — de algemeene sympathie van Maastricht. Bij zijn later bezoek aan onze compartimenten werd hij jubelend binnengehaald en getracteerd op Hollandsche sigaren, en als contra-prestatie leverde hij ons het echte refrein van het Fascisten-lied, dat hij zelf met enthousiasme ons voorzong. Toen het feesten geluwd was en met het Rozenhoedje en Avondgebed — denk nu echter niet, dat onze overige dagelijksche pelgrimsgebeden erbij waren ingeschoten! — de ernst weer overheerschte tegen 't einde der reis: stond, lag en hing letterlijk alles en alles bij, tegen en door de treinruiten, om... Rome... Rome te zien, dat sterker trok dan ooit,... naarmate we nader kwamen. We wilden en kónden niet wachten tot de H. Stad zich zélf aan onze begeerige oogen vertoonde, wijzélf wilden haar zien nog vóór ze bij ons was.. «Aspiciens et longe..* «Veniet et erit lux tnagnal...» Om precies 12.29 arriveerden wij in de H. Stad, waar Mgr. Eras, de Procurator der Nederlandsche Bisschoppen bij den H. Stoel, zijn jeugdige pelgrimslandgenooten met hun geleiders nog verlangend stond op te wachten en minzaam welkom heette. Men zegt van de Italianen, dat ze van organisatie geen kaas hebben gegeten, maar dat het zaakje op slot van rekening toch altijd prachtig op z'n beenen terecht komt. 36 ROME I: IN S. MARIA SOPRA MINERVA □ Nu, of er hier druk georganiseerd was, weet ik heusch niet, maar dat het vervoer der 165 man met al hun bagage, in taxi's van vijf, naar ieders hotel, een schitterend manoeuvre was, dat zonder het minste gehaspel gesmeerd van stapel liep en in een ommezien was afgeloopen: daar denk ik nu nog met smul aan terug... Toen wij als de laatsten buiten het station kwamen, was heel de rest reeds op weg. En spoedig waren ook wij met Nijmegen ih de ruime, rijk-gemeubileerde, stralend-verlichte, gezellige hal van het Minerva-Hotel, waar we ons wèl hebben gewacht onze nachtrust nog korter te maken. * * * Dat deze allen danig verkwikt heeft, mag ik wel besluiten uit het feit, dat zeer talrijke pelgrims «motu proprio» hedenmorgen — Donderdag 30 Dec — om 8.30 in de St. Thomas-kapel der «Maria sopra Minerva» — schuin tegenover onzen «albergo», het kon al niet beter! de H. Mis van R.P. Esser bijwoonden en ter H. Tafel naderden. Weer anderen dienden of hoorden de H. Mis en communiceerden aan de talrijke andere altaren dier kerk. Zelf had ik het voorrecht het H. Offer op te mogen dragen aan het hoofdaltaar, waaronder in een wassen reliek-beeld de heilige overblijfselen der groote H. Catharina van Siëna rusten in een open, klaar-verlichte tombe. Na de H. Mis hebben we de kerk zelf — de eenige gothieke van heel Rome — in oogenschouw genomen. Achter het koor liep oudtijds het westelijk deel van een Isisen Serapis-tempel, waarbij zich in de richting van het nabije Pantheon een tempel van Minerva Chaldaica aansloot: vandaar de huidige benaming dezer Maria-kerk «sopra Minerva». Vier pausen vonden er hun rustplaats: Paulus IV, Clemens VII, Leo X en Benedictus XIII, daarbij ook de visionaire schildermonnik van Engelen, Heiligen en Hemel: de zalige ROME I: IN SAN IGNAZIO 37 Fra Angelico. Onder de vele kunstwerken, waaraan deze van binnen zoo rijzigschoone kerk ovérrijk is, trok vooral Michelangelo 's Verrezen Christus met Kruis, links van het hoogaltaar, en Filipino Lippi's fresco-werk in de St. Thomas-kapel onze aandacht. Vijf dagen in Rome!... waar men maanden en jaren kan zijn zonder te kunnen zeggen : «nu heb ik niets meer te zien»!... Geen wonder dus, dat we «.profiteeren, zooveel het maar gaat!» tot ons parool verkozen. En na het ontbijt trok ik alweer met een groepje — wat lag ons Hotel toch gunstig! — op bedevaart naar San Ignazio met zijn talrijke heiligdommen, als: het majestueuze altaar van St Aloysius, —het zilveren schrijn met zijn heilig hoofd, door den Paus voor dit feestgetij uit Castiglióne naar Rome ontboden, staat er in licht en versiering te pronk, en onder 't altaar rust zijn verder eerbiedwaardig gebeente, — het even heerlijk en hoog-rijzende rijk marmer-altaar van St. Joannes Berchmans, die eveneens onder 't altaar een al niet minder kostbare rustplaats vond in tien sierlijken zerk van lapis lazuli,- het graf-altaar van den grooten Z. Robertus Bellarminus, die er in een glazen schrijn in kardinaals-ornaat ter ruste is gelegd,dan boven hoog : de in kapellen herschapen kamers van St. Aloysius, St. Berchmans en den Z. Antonius Baldinucci, met hun talrijke eerbiedwaardige relieken en herinneringen aan deze Hemelburgers,- en tenslotte de kapel der «Prima Primaria: de Hoofd-Congregatie» en de kapel, waar St Aloysius zijn kloostergeloften heeft afgelegd... En overal hebben we, óók voor onze medecongreganisten gebeden, en in St. Aloysius' kamer, na de Consecratie eener H. Mis, onze belofte van trouw aan het door ons geteekend Weréld-programma gezamenlijk, luidop en van harte plechtig hernieuwd... Waarachtig, een bedevaart was het, en we voelden ons zalig bij het bezoek aan al die heiligdommen zoo dicht bijeen. 38 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS □ Om 11 uur reeds was bet lunch!... want op heden nog 12 uur, wachtte de H. Vader zijn zonen bij zich te-huis op Audiëntie U. De extra-tram, die er ons heen zou voeren, werd door allen gemist. Dan maar loopen!... doch Maastricht was niet mis, en pikte heel rap de gewone tram naar St. Pieter op!... Dat was toch wel fijner dan loopen! vooral,als je dan rustig gezeten, onder gejuich heel de rest der-al-maar-voortjakkerende karavaan kon voorbij stuiven, zooals wij dat deden!... Toch kwamen allen gelukkig op tijd, en kon er vóór een zuilengroep der machtige colonnade op het St. Pieterplein — wat was dat een geweldige openbaring, die éérste blik op dat plein en die kerk! — een foto van de Nederlandsche Groep genomen worden. Het duurde niet lang, of het klonk: «Hollandia»!... en daar ging het, door dé bekende Portone di Bronzo, het paleis van den Vader der Christenheid in, vóórt naar de «Scala Regio»... Wat 'n imposante, prachtige marmeren trappenbouw met rijzige kolommen onder 't welvend caisson-plafond! Ze draagt haar koningsnaam met eere!... en welk een pelgrimsstoet!... Bij 't omkijken kregen wij een reusachtige levende waterval van menschenhoofden te zien... En almaar vóórt naar de hoog-gewelfde «.Sa/a Regia» — een ware koningszaal, met reuzen-fresco's en hoogpostige deuren aan alle wanden, rijk met stukwerk en marmer versierd, — en dan de «Sala Ducale» in: een twee-deelige zaal en óók geen kleintje \ Op de halveerende middenwand, die beide deelen open verbindt, wordt onze aandacht al terstond getrokken door een zwierige draperie-versiering — is dat mogelijk in marmer? — die het welvend plafond nog verhoogt, en die door «engeltjes» — maar dan van menschen-grootte! — gracieus wordt opgehouden. En zóó zijn er honderden en honderden zalen in 't Vaticaan!... Wie had er ooit zóó iets .kunnen droomen!... □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 39 Hier maakten we halt. Maar denk nu niet alleen aan, Nederland, met z'n handjevol van 165 man. Neen, ook de talrijke Hongaren, Tsecho-Slowaken en Jugo-Slaven werden er in lange rijen opgesteld, man-aan-man naast elkaar, met ruime paden tusschen de verschillende rijen. Nederland stond langs de wanden en overzag heel de zaal. De overige landengroepen bevonden zich weer in andere zalen van het immense Vaticaan, want er waren buiten Nederland, vertegenwoordigers van: Beieren, België, Brazilië, Canada, Chili, China, Columbia, Denemarken, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Java, Jugo-Slavië, Malta, Mexico, Oostenrijk, Peru, Polen, Portugal, Siam, Spanje, Tsecho-Slowakije, Vereenigde Staten van Amerika, en Zwitserland. Dicht bij de Pauselijke Appartementen en in de «Sala degli Arazzi» zijn de Polen opgesteld, onder het hooge geleide van Z. Em. Kardinaal Kakowski, Aartsbisschop van Warschau, en andere Poolsche Bisschoppen. Heel de eerste «Loggia» wordt ingenomen door de Italianen, die natuurlijk het talrijkst zijn. In het «Museum Lapidarium» staan Duitschland, Beieren, Oostenrijk en Japan. Eerstgenoemde groepen zijn eveneens door meerdere Bisschoppen vergezeld o.a. door den Hulp* bisschop van Keulen en den Bisschop van Linz. In de «Paramenten-zaal» wacht Amerika: 'n honderdtal uit de Vereenigde Staten, en verder nog groepen uit Canada, Columbia, Peru, Chili, Brazilië en 18 afgevaardigden uit het bloedigvervolgde katholieke Mexico. In de «Koningszaal» naast ons zijn de Franschen vergaderd. Tusschen dezen en ons in: de Belgen, Ieren, Engelschen, Chineezen, en Maltezers. De groote «Zaal der Zegeningen» is gevuld met Spanjaarden 40 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS □ onder geleide van Kardinaal Vidal y Barraquier, Aartsbisschop van Tarragona, en andere Bisschoppen, en verder door een groep Portugeezen. In het geheel waren er dus méér dan 25 landen en volken vertegenwoordigd. Een heele wereld van Katholieke Jeugd bij den H. Vader van heel de Christenheid!... Om 2 uur hadden wij den H. Vader in ons midden!... Eerst vaag, maar allengskens al-maar nader en nader komend gejuich, gezang en handgeklap in de aangrenzende zalen : had zijn langverbeide komst al zoolang doen verlangen.,. Nu was de kokende branding van enthousiast gejuich en geklap met den Paus bij ons beland... Mgr. Eras stelde den Paus de Nederlandsche Pelgrimsgroep voor, die het eerst aan de beurt kwam. Z.H. was gekleed in witte toga, daarover de in ruime plooien neergolvende roode mantel, en zijn hoofd was gedekt door 't witte kalotje, waarover de breed-gerande met goudgalon en gulden kwasten versierde roode hoed. Een kleine maar uitgelezen hofstoet omringde Hem; ter rechter en linker gingen de Hoogeerwaarde P. Generaal der Sociëteit van Jesus en de Procurator van Nederlands Episcopaat. Langzaam, héél langzaam, bewust en vol aandacht, schreed Z.H. langs onze rijen, van jongen tot jongen. Waar Hij naderde, knielde men neer, en de een na de ander vatte de hand, die de H. Vader hem vaderlijk; toestak ten kus. Het was aangrijpend te zien, hoe buitengewoon minzaam de Paus was, ofschoon zijn gezicht zeer duidelijke sporen van inspanning en vermoeienis te zien gaf. Hij: glimlachte zoo innig voldaan, de H. Vader, die dan eindelijk een heele wereld van jeugdige zonen bij zich ten hof had... Onderwijl zong een der andere landen-groepen een religieus lied. Die stemmige zangen vulden de stemming... □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 41 «Voici les fils de St. Servais, saint Père, ils viennent du Lim* bourg, la province catholique la plus ancienne des Pays-Basl» was er uit vóór ik het wist, toen de Paus bij mij aan het einde was gekomen van onze Maastrichtsche groep,... waarop P. Generaal, die me van twee jaar geleden herkende, al glimlachend zeide : «Un Père Hollandais.* De Paus bleef stilstaan, draaide zich om in de door mij gewezen richting, wierp nogmaals een blik langs heel onze groep, glimlachte knikkend voldaan en schreed verder naar Nijmegen naast mij. Waar de H. Vader een kleineren pelgrim of kleurling ontwaarde, trad Hij erop af, legde hem zegenend de hand op het hoofd — welk voorrecht Tonny Beyersbergen o.a. te beurt viel — of sprak hem zelfs, aan. Een Nijmegenaar — de Nijmeegsche groep werd door den Paus begroet met «la ville de St. Pierre Canisius» — streelde hij 't hoofd al zeggend : «Jij bent een brave, jongen». Een andere Nijmegenaar, 'n Siamees, knielde naast mij. De Paus schreed recht op hem af, legde hem de hand op het hoofd es vroeg: «D'oü vene**vous?»... De donkere knaap verschoot tot bij het witte af,... zocht verward naar een antwoord,... maar de Paus lachte minzaam, streek streelend z'n hand over 't beduusde jongenshoofd en ging verder. Een oogenblik later passeerde de H. Vader bij de Kroaten, vlak vóór ons. Nu waren dezen geknield, terwijl wij stonden en alles dus goed konden zien. Ook hier sprak de Paus twee kleine pelgrims aan en legde hun zegenend de hand op het hoofd. Dan weer maakte de H. Vader halt bij twee Tsecho-Slowakische afgevaardigden, de vaandeldragers met hun Congregatiebanier. Het was ontroerend te zien, hoe de Paus vol eerbied groetend naar 't vaandel opzag, het met één hand in weidsch 42 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS □ gebaar breed-uit ontplooide, van boven tot beneden bekeek, en 't toen met plechtige innigheid zegende... Nu richtte Hij zich met vaderlijk welgevallen tot de vaandeldragers zelf, sprak mat hen, en liet zijn hand zegenend ook op hun hoofden neder. En zich tot den Pater wendend daarnaast, informeerde Z.H. met heldere stem in *t Latijn, zoodat ik woord voor woord verstond: Waar komt U vandaan?... Uit Praag?... Waar staat uw college? in 't boven- of in het beneden-gedeelte der stad? Hoeveel studenten heeft u? En 't aantal pelgrims?»... De Pater raakte bij zooveel belangstelling geheel in de war, en Pater Generaal moest hem in 't antwoorden bijspringen... Onderwijl was Nederland met zingen aan de beurt. Wij zongen uit volle borst en met geestdrift: «Aon U, o Koning der eeuwen», en hebben niet achtergestaan bij de overige zangers. Bij de Javanen gekomen, vroeg Z.H. : «Est-ce que vous parles le Frangais?... «Non, non je ne parle pas le Frangais \»... klonk het antwoord. «Sprechen Sie Deutsch?»... «Jawohl ent Wenig», zei dezelfde Javaan. «Sie auch ?» zei de Paus tot den tweeden, doch deze, geheel uit het veld, werd door zijn landgenoot, den eersten, geholpen met: «Non, non il ne parle pas le Francais,» waarop Z.H. beiden glimlachend zijn heiligen zegen gaf. Zoo is de Audiëntie dus werkelijk iets buitengewoons geweest. Geen massa-beweging, maar iets persoonlijk voor elk en voor ieder. Dat éénig uur zal wel niemand onzer ooit vergeten, evenmin als het gespannen lang wachten van 12 tot 2 uur, dat er aan voorafging, de slot-ovatie van ten-top-gestegen en langs alle kanten uitbrekend enthousiasme op 't eind, en... den vervaarlijken, Vaticaan-onwaardigen stormloop, die daarop nu volgde om in de «Sala delle Benedizioni» te komen, waar de H. Vader zijn Latijnsche rede tot alle pelgrims tezamen zou houden. □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 43 Dat bij dien wilden storm, in het pressend gedrang, door de Hertogen-zaal heen,... de halfdichtgehouden poortdeur door naar de Koningszaal,... daar doorheen, met 'n bocht de trappen op naar de Zaal der Zegeningen, en later terug, bij die massa van duizenden, geen tientallen van ongelukken zijn gebeurd, mag wonder heeten. Het was een geweldige menschen-deining, stuwend van links naar rechts, van voren naar achteren golvend, waar geen richting in te houden was. Men drong en perste elkaar, dicht opeengepakt, in de drukking omhoog, dat men den grond verloor onder z'n voeten en letterlijk op den stroom stuurloos voort werd gedragen... Een deel van Maastricht, de armen krampachtig-vast ineengeschakeld tot een stevig cordon, wist zich nog een schitterend plaatsje te veroveren, vlak langs het pad voor Z.H. opengehouden. Nog stonden we er niet, of de pauselijke stoet kwam al aan. Weer schreed de H. Vader ons rakelings voorbij... Armando stak vlug z'n verlovingsring uit, om. dien nog gezegend te krijgen. Een der officieren der pauselijke wacht duwt zijn hand terug, maar zonder succes. De Maestro di Camera doet hetzelfde; Armando houdt vol. — Door al dat gebaren was blijkbaar 's Pausen aandacht getrokken, en alles aanstonds begrijpend, zegende Z.H. vaderlijk glimlachend den met volharding begeerig uitgestoken ring... Wat een voldoening voor hem, een vreugde voor ons allen... Vóór alles neemt de H. Vader nu de talrijke albums met handteekeningen in oogenschouw. Ze liggen bij tientallen in zware banden vóór den paustroon, en bevatten 2.000.000 handteekeningen, soms op prachtig-verluchte perkamentbladen. Z. H. zag er óns letterschrift, maar óók dat der Slaven, Chineezen, Malabaren, Indiërs, ja zelfs handteekeningen in Sanskrit. 44 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS Sommige bladen waren zeer eenvoudig en met potlood geteekend. Ze kwamen uit Ierland, waar de krantenventers en loopjongens ze teekenden, soms op de hoeken der straten, nadat hen de St Aloysius-belofte was uitgelegd. Dat alles bladert de H. Vader met innig welbehagen hier en daar door, en na ze gezegend te hebben beklom Hij den hoogen troonszetel, die er was opgesteld. Omringd door zijn hofstoet — vlak vóór Hem de afgevaardigden van alle landen, Joop Gadiot voor Nederland — hield Hij van daaruit, gezeten en met gedekten hoofde, zijn lange Latijnsche redevoering: «Verwondert er u niet over, allerdierbaarste jongelingen—>.Ons «zoo dierbaar in het groote gezin, dat Jesus' H. Hart Ons te «besturen gaf, — dat Wij ons zoozeer verheugen, nu Wij u, «rondom Ons geschaard, als het ware met één blik van oog «en ziel kunnen omvatten. «Zóó verrukkelijk toch schijnt Ons deze uitgelezen schaar van «zonen toe, dat Wij de woorden van den Aartsvader Isaac «gaarne tot de Onze maken en zeggen: «Zie de geur van mijn «zoon is als de geur van een vollen akker, dien de Heer geze«gend heeft.» «En Kever nog roepen Wij u van ganscher harte die schoone «woorden toe: «Solvete flor es», welkom gij bloem der Volke«ren, bloem der Jeugd, en naar waarheid zouden Wij er ook «aan willen toevoegen: «Welkom, gij bloem der Martelaren». «U toch spreken Wij op de eerste plaats toe en vóór allen hee«ten Wij ü welkom, die uit het verre Mexico tot Ons gekomen «zijt, zonen van Martelaren, zelf wellicht ook eens Martelaren. «Eere zij u en uw land, uw Bisschoppen en Herders, uw «Priesters en al de uwen, die tot bewondering van heel de we«reld, zulk een roemvollen strijd doorstaat voor de eer van «God, voor Christus' Rijk, voor de eer van onze Moeder de H. «Kerk, voor de waardij en het heil der zielen. □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 45 «Welkom gij zonen en broeders van Martelaren; draagt Onze «heüwenschen met de eerstelingen van Onzen Zegen met tt «mee, als gij binnenkort weer naar uw land terugkeert «Welkom ook gij, dierbare jongelingen van Polen, die naar «Rome kwaamt, niet alleen geroepen door den vlekkeloozen «Aloysius, maar ook op uitnoodiging van den jeugdigen, on«schuldigen Stanislaus, dien Benjamin onder de jeugdige Hei«ligen. «Welkom gij allen, gij, vooral, die van verre gekomen zijt... «uit Holland... Wekom ook gij van het eiland Java, nog pas«geleden uit den Islam bekeerd!... «Weest er van overtuigd, dat Wij geenszins geringschatten de «moeiten, die gij u hebt getroost om naar Rome te komen, om «uw Vader te zien: gij, die zulk een pracht van ziel en levens«wandel ten toon spreidt, dat men u terecht als hoopvolle bloe«sems der toekomst beschouwt. Dierbaar zijt gij Ons ten slotte, «omdat gij gekomen zijt op Aloysius' roepstem. Door uw te«genwoordigheid immers verklaart gij reeds uw verlangen en «toont gij naar welk doel gij op Gonzaga's heerlijk voorbeeld «streeft En alleen reeds uwe tegenwoordigheid hier is voor «Ons een bevestiging van de woorden, welke gij bij het begin «van uw reis, tot den H. Aloysius gesproken hebt: «Trek ons «tot U, wij zullen opgaan in den balsemgeur uwer deugden». «Weest welkom derhalve, welkom en andermaal welkom.» De H. Vader drukte vervolgens zijn tevredenheid en zielevreugde uit, dat Hij zich omringd zag door zulk een uitgelezen en talrijke schare van Kath. Jongelingen, die Hem als het ware dwong hun een woord van persoonlijke opwekking toe te spreken en hen aan te sporen tot een steeds groeiende navolging van die deugd, welke het meest kostbare sieraad was van hun engelachtig voorbeeld: den H. Aloysius. En zoo vervolgde de H. Vader dan: 46 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS □ «Bemint de zuiverheid, den roem en het sieraad der Jeugd, «door wier aanwezigheid alle deugden bloeien, doch bij wier «gemis alle deugd wankelt en in gevaar verkeert. Bemint, zoo «zeggen Wij, de zuiverheid! Want in die deugd zult gij alle «waarden vinden, die noodig zijn voor het leven en voor de «volmaaktheid, in welken levensstaat dan ook. De zuiverheid «sterkt het licht des verstands, de edelmoedigheid des harten, «de kracht der ziel en ook de lichamelijke gezondheid. Voor«zeker zij is een allerkostbaarste deugd, doch uiterst moei«lijk te bewaren. Vraagt dan ook vóór alles aan God, dat gij «de reinheid, als met den dag steeds ijveriger moogt bewaren, «de woorden uit het Boek der Wijsheid indachtig: dat nie«mand kuisch kan zijn, tenzij God hem dit verleent. Dit toch «moet diep in uw hart geschreven staan: dat, om de zuiver«heid te bewaren, Gods genade volstrekt noodzakelijk is. «Bidt derhalve om die genade. Vraagt en gij zult Verkrijgen! «aan het gebed zijn de zekerste belooningen toegezegd. «Bidt en waakt. Waakt en bidt. Het gebed immers geeft u, «wat alléén God geven kan, namelijk de hulp, die voor onze «menschelijke krachten, of liever menschelijke zwakheid nood«zakelijk is. Maar wat gij zélf hebt te doen, is: over uw zuiver«heid te waken en haar te beschermen tegen alle schade en gevaar. «En hoe moet die waakzaamheid zijn?... Een algeheele, dierba«re jongelingen. Een''uitwendige waakzaamheid want gij leeft «in de'wereld, cn de wereld is vol van de betoovering der ijdel«heid. En die betoovering der ijdelheid nu, zoo waarschuwt ons «de H. Geest, verduistert het goede, en de onbestendige be«geerlijkhèid verkeert het argeloos gemoed. «Hoedt u derhalve voor de wereld, die u met een ongelooflij«ke kracht tot zich lokt, en in staat is u zóózeer te verlokken, «dat de verleiding uw kracht te boven gaat. Hoedt u voor de □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 47 «wereld door èn uw uitwendige zintuigen èn uw binnenste te «bewaken, zoodat alles rein is, en bovenal datgene wat de men«schen niet zien, maar God wèl.» Daarop sprak de H. Vader in 't kort over de hulpmiddelen, geschikt om de ziel der jongelingschap te vrijwaren voor de bekoringen tegen de H. Deugd. Z.H. wees bijzonder op den geestelijken en lichamelijken arbeid, beide een edel hulpmiddel tot de ware verheffing der menschen, maar bovenal op de christelijke nederigheid, als de meest veilige schutse der zuiverheid. Daarop vervolgde Z.H.: «Doch tot het bewaren der zuiverheid is nog een andere deugd «van het hoogste belang, nl.: de nederigheid; God immers «heeft alleen de nederigen lief; en alleen wie doorloopend ne«derig is, beseft ook hoe noodzakelijk Gods bijstand en hoe «noodzakelijk voornoemde waakzaamheid voor het behoud der «zuiverheid is. De hoovaardige immers heeft geen oog voor «gevaren, geen gevoel voor eigen ontoereikendheid, en zoo «valt hij niet, maar stórt hals over kop in den afgrond «Neemt derhalve een voorbeeld aan Aloysius! Hij was zoowel «in de orde der natuur als in de orde der genade met zulk een «rijken overvloed van goddelijke gaven begiftigd, dat hij in de «wereld onder de voornaamsten had kunnen schitteren: en «tóch gaf hij er de voorkeur aan: van alles afstand te doen, «en verborgen en onbekend te blijven. «Legt u dus toe op het gebed, de waakzaamheid en de nederig«heid. En dan ontbreekt u tot de volmaaktheid van uw leven «nog slechts ééne zaak n.1.: de liefde. Vraagt God derhalve uit «geheel uw hart om de liefde, die liefde, waarvan Jesus' H. «Hart brandde, een daadwerkelijke en edelmoedige liefde. En «het woord, dat Wij u ter overweging medegeven, luidt aldus: «ommantelt uw zuiverheid met het kleed der liefde. «Zóó was Aloysius het gewoon, die heel zijn leven de liefde in 48 ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS □ «zoo hooge mate beoefend heeft. En hoe is hij anders gestor«ven dan als een over-roemrijk slachtoffer der naastenliefde, «toen hij zijn leven ten offer bracht bij de verpleging zijner «doodzieke broeders? «Ziedaar wat Wij, allerdierbaarste zonen, uit de volheid van «Ons hart in uwe harten nederleggen en u voor 't leven mede«geven. Houdt u daaraan, legt het ten uitvoer: en gij zult ten «allen tijde verdienen: leerlingen van St. Aloysius van Gonza«ga te worden genoemd. «En later in het verder verloop van uw leven, waarvan Wij «voor elk van u hopen, dat het met Gods genade zoo schitte«rend mogelijk zij, zult gij er met de zoetste vreugde aan te«rug denken: dat gij in de volle jeugd van uw leven, in den «bloei uwer jaren zóó hebt gedacht, en zóó hebt gewild. «En terwijl Wij u dit alles van ganscher harte toewenschen, «verleenen Wij u, allerdierbaarste zonen, die hierheen zijt ge«komen naar het huis uws Vaders, dien zegen, dien gij allen «begeert. En Wij geven dien zegen uit het diepst van Ons «hart : vooreerst aan u allen, hier tegenwoordig, — vervolgens «Ook aan al Onze zonen, uwe broeders, die ver weg, in uw «Vereenigingen, Instellingen en Congregaties, onder uwe glo«rievolle banieren vereenigd, u in den geest hierheen hebben «vergezeld en die gij op waardige wijze hier bij Ons vertegen«woordigt. «Onze zegen dale neder over al de streken, vanwaar gij geko«men zijt, over uw vaderland, uw stad, familie en ouders, cover uw werken en pogen. En als gij thuis soms kleine broer«tjes en zusjes hebt, zoo bijzonder dierbaar aan Jesus' H. Hart, «of indien er bij u thuis soms ouden van dagen of zieken «mochten zijn, die juist om het leed waarin zij verkeeren, een «bijzonderen zegen en btjzonderen troost verdienen, dan zege«nen Wij ook die allen vol liefde. En deze Onze Zegen, die al DE RELIEK VAN ST. ALOYSIUS' HOOFD □ ROME I: BIJ Z.H. DEN PAUS 49 «de wenschen omvat, welke ieder koestert in eigen hart en ziel, «hij dale over u neder, blijve altijd bij u, en vergezelle u te za«men met de zegeningen Gods, op al de paden uws levens.» Z.H. sprak met kracht en vuur en groote levendigheid, die in nadrukkelijk beklemtoonend gesticuleeren aldoor tot uiting kwam. Ofschoon ik veraf stond, was het geheel vrijwel te volgen, groote fragmenten en saillante passages zefs woord-voorwoord te verstaan, het welkom o.a. aan «Hollandia» en de «Javanen» heb ik heel duidelijk gehoord. Het was bepaald om medelijden te krijgen — de Paus is in die twee jaren merkelijk verouderd — zoozeer als de H. Vader zich inspande. Op het einde verhief Hij zich van zijn troon, om zingend met krachtige stem, den Apostolischen Zegen te geven. Hij was «en nage» en wischte zich keer op keer gelaat en voorhoofd af. Dood-op moet de H. Vader na dezen vermoeienden middag geweest zijn, maar de vaderliefde voor zijn geestelijke kinderen in zoo grooten getale tot Hem gekomen — het waren er 'n goede 4000!— dreef Hem toch Oog naar het balcon op het Damascus-plein, om er naar de muziek der Polen te luisteren, die 'n heele harmonie hadden meegebracht, en er al zijn jongens nog eens te zien. Velen van ons zijn óók hierbij tegenwoordig geweest. Het was een middag, waaraan we niet zonder ontroering zullen kunnen terugdenken; vergeten doen wij hem nooit. * * * Na de Audiëntie naar St. Pieter! waar we diep onder den indruk neer zijn gaan knielen, om God uit den grond van ons hart te bedanken voor de groote en onverdiende genade des Geloofs, en te bidden voor de bekeering van heel ons dierbaar Vaderland. Lang echter konden wij er niet toeven, want het was reeds over vieren, en dan wordt de St. Pieter gesloten. Maar 50 ROME I: ST. ALOYSIUS-LOF □ ze hebben ons toch moeten manen tot gaan Doch morgenvroeg reeds keeren we er terug voor de plechtige Pausmis, voor welke alles reeds in gereedheid is gebracht Van St. Pieter — wat stonden we wonder te kijken in die wereldkerk ! — zijn we toen naar den heerlijken Pincio gereden, met zijn prachtigen aanleg van tuinen en verrukkelijke uitzichten op de stad en omgeving. Ach, wat was dat een pracht over de Piazza del Populo heen, dat wonder-moöie plein bij dien bloeienden zonsondergang 1... Na er heerlijk gewandeld te hebben, zijn we over de «Trinita dei Monti» — wat een prachtig gezicht van beneden op straat de trappen op naar die kerk! — naar huis gegaan ten diner1, dat ons méér dan welkom was na al die vermoeienissen, en dien storm van indrukken. Het herstelde ons echter toch ook weer zóó goed, dat we spoedig na afloop naar San Ignazio togen, om er de plechtigheid der overbrenging van St. Aloysius' hoofd naar de St. Pieter mee te maken. We troffen een extra-goed plaatsje, waar alles vlak voorbijtrok. Kardinaal Merry del Val verrichtte de plechtigheden. De hemelsche zang van Casimiri greep allen in 't hart, maakte ons stil; en voor de glorieuze lichtversiering — één onzer telde in 'n gedeelte der kerk een 150 venetiaansche kaarsen-luchters! — heb ik eenvoudig geen woorden. Zoo iets had niemand van ons nog ooit gehoord of gezien; krijgen we buiten Rome ook nooit meer te zien of te hooren! Verstomd en opgetogen stonden we daar voor zulk een gezang en zulk een lichtende pracht, En in den weerkaatsenden schijn van die licht-zee kregen we dan ook die zinsbegoochelende, maar anders nooit zóó klaar zichtbare gewelfschilderingen van Broeder Pozzi, S.J., den koning van 't perspectief, in al haar schoonheid van grootsch gezichtsbedrog te aanschouwen... □ ROME I: ST. ALOYSIUS-LOF 51 Wat zijn we toch gelukskinderen onder een steeds wassenden stroom van een hoorn-van-overvloed als we ons nooit en nimmer hadden kunnen denken of droomen!... Waar moet dat toch heen?... We kunnen het nü al niet op! 't Is te véél en te machtig. Slechts de tijd zal dit alles in blij herinneren en opgetogen gedenken voor ons veroverbaar maken tot kalm en lang nagenieten. Maar de zaden liggen gestrooid in geest en hart, en het oogstfeest zal later wel komen als het gistingsproces eens voorbij is en alles tot vrucht rijpt in rust... A. M. D. G. Rome, Vrijdagavond 31 Dec. "26 — 1 Jan. "27 Grande Albergo «Minerva» Gisteren bij den H. Vader in huis, heden bij zijn H. Mis : de plechtige Pausmis in St. Pieter. Onze jongens hadden allen gereserveerde plaatsen, en enkele Paters zelfs entree-kaarten voor een héél uitgelezen plaats, op een kleine tribune vlak bij den kleinèn Paustroon dicht bij het Confessie-altaar. De plechtigheid is wel reeds dikwijls beschreven, maar enkele herinneringen en indrukken wil ik toch vastleggen. Om even 8 uur waren wij reeds in St Pieter, terwijl de Paus eerst om 10 uur verscheen. Maar het wachten bracht nu geen verveling mede. Hier is iets te zien en afleiding genoeg. Alleen het priesterkoor van St. Pieter was sober versierd. Vóór het hoofdaltaar van St. Petrus' «Cathedra» (Leerstoel), dat in één lange rechte lijn achter het Confessio-altaar ligt, was de groote prachtige Paus-troon opgericht, van onder den troonhemel zonne-schel verlicht. Daarvóór, dus tusschen den Paustroon en het Conf essio-altaar, stonden aan weerszijden meerdere rijen lange banken, bedekt met kostbare weeftapijten, waarop later plaats genomen werd door de talrijke Kardinalen, Patriarchen, Aartsbisschoppen en Bisschoppen, Abten en Penitenciers van St. Pieter. Achter deze bankenrijen rezen aan weerszijden wederom de hoog-opgaande tribunes, met goud-gegaloneerd donkerrood fluweel en tapijten bedekt. Ze waren reeds bezet door vorstelijke personen, de Ridders van Malta, het Romeinsch Patriciaat, Gezanten, en familieleden van den H. Vader. Het Pauselijk Altaar, de zgn. «Confessio» (Belijdenis) boven St. Petrus' graf, had de gewone versiering. In 't midden het Kruis tusschen de beelden van St Petrus en St Paulus, en verder zeven prachtige kandelaars: alles kunstwerk van Benvenuto Cellini. Aan den voet van het altaar de twee reusachti- □ ROME II: DE PAUS-MIS 53 ge kandelaars van Pallainolo, eveneens meesterstukken van drijfwerk. Ben laag afhangende, breede altaardwaal met gouden kant dekte het altaar. Links en rechts de credenzen voor den pauselijken kelk en hosties, bewaakt door Mgr. Sacrista en twee edelwachten. Bn verder dat komen en gaan van allerlei wereldlijke en geestelijke hoogwaardigheidsbekleeders, van die talrijke leden van het pauselijk hof, het pauselijk militair in zoo verschillende drachten, die middeleeuwsche uniformen, schitterend, kleurig en fleurig, vooral die heerlijke Zwitsers, hoogstaltig-dreigende Gendarmen, en edel-fijne Nobelgardisten. O, als 'n zonnestraal er één vlammend bescheen met zijn karmozijn-rooden rok, witte broek, hooge lak-kaplaarzen tot ver boven de knie en blinkenden hooggekamden helm,... 'n prachtig gezicht. • Als gisteren blijken we aan het hof van een Vorst zonder weerga te zijn, maar heden ontplooit de hofstatie-pracht zich in héél haar vollen luister. Al dat geflikker van goud-galon en borduursel, van eereteekenen en ridderkruisen op de Gezanten-tribune, de Ridders van het H. Graf, St. Jan en St. Gregorius, de Maltezer-ridders, de Kamerheeren met Cappa en Spada, de nog voornamere Commandeurs en pauselijke hof dignitarissen,... alles in statie-kleedij, en vooral de eersten zoo bijzonder in hun weidsche breedplooiïge .vitte mantels met het roode Jeruzalem-kruis, en de laatsten in hun middeleeuwsche costumes met korte pofbroek, wambuis, geplooide kragen en pluimen-baretten. Prachtige Velasquez-typen waren er bij, doch des te maller ook deed het dan aan, wanneer men zulk een middeleeuwer opeens zag paradeeren met een... monocle! Dan gluurde er uit die schijnbare antiquiteit heel dwaas een stukje van het moderne menschenkind. Men moest lachen. 54 ROME II: DE PAUS-MIS □ Eindelijk!... Daar komt de stoet de kerk binnen... Voorop een piket Zwitsers,- de Vaticaansche Prediker en de Biechtvader der Pauselijke Hofhouding,- de «bussolanti» in paarsen toog en rooden mantel,- een kapelaan met de pauselijke Tiaar, trsschen twee Zwitsers,- twee boden,- de kamerdienaar des Pausen in paars en rood,- de Geheim-kapelaans, Eerekapelanen en Geheim-Clerici,- de Advokaten van het Consistorie in paarsen mantel, de Eere-kamerheeren, de pauselijke zangers in 't paars met witte rochet,- de Abreviatores en de Votantes der Signatuur in rochet-, de Clerici der Camera Apostolica met twee pauselijke boden,- de Auditeurs der Rata in prelatenkleeding,- de Magister Sacri Palatii in zijn wit-zwart Dominicanen-habijt,- een Geheim-kapelaan in paars en rood met de Tiaar des Pausen,- een andere kapelaan met den Mijter,- de Deken der Votantes van de Pauselijke Signatuur met het wierookvat, omringd door zeven leden der Signatuur met kaarsen op kandelaars,- het Pauselijk Kruis, tusschen twee stafdragers in paars en rood, gedragen door een Auditeur der Rota, die in de Pausmis als Subdiaken fungeert,- een and;r Auditeur der Rota tusschen den Diaken en Subdiaken van den Griekschen Ritus, deze twee laatsten in hun prachtige Griekschliturgische kleeding. Daarachter weer: de Penitenciers van St. Pieter met wit kazuivel en zwarte bonnet. Vóór hen uit worden de roeden gedragen, die in St. Pieter aan hunne biechtstoelen bevestigd zijn. Daarachter: de gemijterde Abten met witte koorkap en wit linnen mijter,- de Bisschoppen en Aartsbisschoppen van den Oosterschen Ritus in hun schilderachtige, rijke kleedij,- de Bisschoppen- en Aartsbisschoppen-assistenten bij den Pauselijken Troon, de Patriarchen, de Kardinaal-Diaken met dalmatiek en damasten mijter. Elke Kardinaal heeft zijn eigen caudatarius, die den sleep van het kardinaalsgewaad draagt. E3 ROME II: DE PAUS-MIS 55 Het H. College wordt voorafgegaan en omgeven door boden en Zwitsers. Volgen de Vice-Camerlengo der H. Roomsche Kerk,- de Prins-assistent bij den Pauselijken Troon in statiekleeding met zwart-zijden kap gegarneerd met zwarte kanode Geheim-kamerheeren, de Groot-fourier, de Opperstalmeester van Z.H.,- twee Auditoren der Rota, die de Pauselijke Falda ophouden,- twee pauselijke Ceremoniemeesters,- de twee Kardinaal-Diakens assistenten en de Kardinaal-Diaken van de H. Mis. Eindelijk komt... de Paus!... Alles roert zich en rekt zich, wordt stil en staart maar en staart in strak gespannen verwachting... Zie!... daar verschijnt Hij, de Paus-Koning!... Hooguitgedragen boven de menschenzee vaart Hij langzaam voort op zijn «sedia gestatoria», die twaalf palfreniers in rood damaat op hunne schouders torsen. Het baldakijn boven de «sedia gestatoria» wordt door acht Prelaten gedragen. Twee andere Prelaten houden de «flabelli», oostersch aandoende groote witte waaiers van struisvogelveeren. De «sedia» is omringd* door den Commandant van de Zwitsers met zijn staf en door de vier Zwitsers, die de groote rijkszwaarden dragen, symbolen der vier katholieke kantons van Zwitserland. Verder zijn bij de «sedia» de Commandant der Edel wacht en die der Palatijnsche Wacht. Achter de «sedia» de Onder-fóurier, die er voor zorgt dat de palfreniers-dragers den pas houden en dat het draaggestoelte steeds recht blijft. Volgen verder nog: de Deken van de Rota met den mijter voor de H. Mis tusschen twee Prelaten, de Geneesheer des Pausen, de Auditeur der Camera Apostolica, de Majordoom van Z.H., de Protonotarii Apostolici, en de Generaals der Kloosterorden. Zwitsers sluiten den prachtigen pauskoninklijken stoet Zoodra de Paus in St. Pieter verscheen, werden zilveren kla- 66 ROME II: DE PAUS-MIS □ roenen gestoken, O, hoe bazuinden zij de maj estatisch-plechtige Paus-hymne van boven het kerkruim in!... De pauselijke muziek in den stoet davert den Paus-marsch!... Het katholieke hart jubelt zijn hulde en blijdschap in luide wetkomskreteh uit!... Het is wit van gewuif!... Een hooggetij van ongekende ontroering, bevliegende geestdrift en onbetoomden jubel... Héél en héél in de verte stijgt het eerste gejubel omhoog... Het neemt toe, groeit, zwelt en wordt voller en luider... En toch lijkt het. of de Paus steeds even veraf blijft Die blijde innekomst met haar steeds wassenden en toch maar niet naderkomenden jubel geeft ons zoo'n levenden kijk op de giganten-afmeting dezer mondiale kerk; ook de talrijke afgeschoten reuzen-vakken en kerken-lange tribunes geven een reëeler zicht op haar maten. Die in jubelend wuiven deinende menschenzee, — er waren 'n 50.000 man in St. Pieter, 'n 8000 jongelieden uit alle werelddeelen! — overweldigend om aan te zien!... Dat hoofsche vertoon van heel dien eerbiedwaardigen Paus-stoet, om je oogen uit te kijken!... Och, wat ziet de Paus er bij het vaderlijkst glimlachen toch afgemat uit, maar straks blijkt zijn tred en gebaren Onverminderd veerkrachtig, en zijn stem vol klaarheid en kracht Een indrukwekkend oOgenblik was de plechtige zang van het H. Evangelie in het Latijn en Grieksch... Het eerste klonk feestelijk-vroom het tweede ontroerend melancholiek in zijn oostersche modulatie... Maar alles te boven ging toch het volstrekt éénig moment, dat iemand het hart naar de keel en de oogen vol tranen jaagt, het diep ontroerend oogenblik der plechtige Consecratie... Dan valt er een hoorbaar geniischlooze stilte over die even te voren nog roezemoezig-bewegende duizenden-massa. Alle leven versteent Géén geluid of geluidje, maar ook geen idéétje er- □ ROME II: DE PAUS-MIS 57 van. breekt het roerlooze zwijgen. Ons ademen stokt, en alles knielt neer en aanbidt St Pieter lijkt leeg voor ons oor, nu vóller dan ooit zijn de harten. En o, wat vaart er ons dan over het diep-eerbiedig ingetogen lijf en de wereldvergeten biddende ziel, als daar plotseling weer, en o zoo onverwacht, die zilveren bazuinen uit de hoogte weergalmen, met een hymnus zoo melodieus en vroom,... of de hemel zingend over ons opengaat, zoo aangrijpend...-. En dan dat eeresaluut dier nobele Edelgardisten!... Geknield op één knie, het helmigblinkende hoofd in één lijn naar de rijzende Hostie en Kelk gewend en geheven, kletteren zij hun flitsende sabels in bliksemend eerbetoon neer op den marmeren vloer van St Pieter... Nu ik er aan terugdenk, zie en hoor ik weer dat nooit te vergeten indrukwekkend gebeuren, en beleef ik het in nieuwe ontroering... O, gelukkige Jeugd, die dit alles geniet bij Gods gunst en de lief ie uwer Ouders!... De Paus zong de H. Mis van Christus' Koningschap, met de herdenkingsgebeden van St Franciscus van Assisi en den H. Aloysius. Zinrijke en fijn-gevoelde koppeling!... Een waardige viering des Konings door trouwe Vazallen!... Een korte, maar pakkende preek voor een wereld van gouddorst en zingenot f... En wijst mij den groote der aarde, den vorst, die na méér dan twee eeuwen nog zóó wordt gevierd, als de vorstenzoon van Gonzaga, die aan rijk en aan kroon den schop heeft gegeven, om — koste wat 't kost! — bóven de wereld te staan en God zijn schuldig deel te geven en méér, ja, alles. Loop de wereld na, en ge vergaat met haar! Geef alles óp voor wat God en Godes is: en God is je eer en je leven: blijvend in heerlijkheid. Dat heeft Gonzaga begrepen, dat viel hem ten deel. Daar zijn wij op zeldzame wijze getuige van geweest Achter mij — geen mensen kreeg Zijn HoogEerwaarde op een 58 ROME II: DE PAUS-MIS □ betere plaats! — zat de Generale Overste der Sociëteit van Jesus, het hoofd in de handen, verzonken in diep-stil gebed. Want énkel gebeden heeft hij er héél dien langen tijd, en gezien heeft hij er niets en wilde hij blijkbaar ook niet, behalve toen hij mij plotseling aanstiet en om mijn kijker vroeg. Toen rees die kleine pittige gestalte overeind en zei hardop en voor ieder verstaanbaar tot P. Assistent: «Laat mij eens zien of 's Pausen bevel ook wel uitgevoerd is»... en keek heel aandachtig het kerke-ruim af met al zijn plaatsvakken en tribune's rondom de Confessio. Later vernam ik van P. van Oppenraay dat het de plaatsing der jeugdige pelgrims gold, voor wie de Paus de beste plaatsen had willen ingeruimd zien. Na het «Agnus Dei» begaf de Paus zich naar den grooten troon en knielde daar, terwijl de Subdiaken de H. Hostie bracht. Staande voor den troon communiceerde Z.H. en nuttigde daar door een gouden buisje het H. Bloed, waarna Hij de H. Communie uitreikte aan den Diaken en Subdiaken der H. Mis. De laatste gebeden der H. Mis werden op den Paus-troon verricht, waarna de H. Vader er zijn dankzegging deed. Alsdan zette Z.H. het «Te Deum» in, waarna Hij op plechtige wijze den Pauselijken Zegen gaf, en de Kardinaal-Diaken aankondigde, dat Z.H een Vollen Aflaat verleende aan allen, die den zegen hadden ontvangen. Nu vormde zich de stoet weer voor den terugkeer. In het voorbijgaan vereerde Z.H. eerst nog de reliek van St. Aloysius' hoofd, die vóór het «Conf esio»-altaar op een geïmproviseerd altaar was opgesteld, en waarbij pages de eere wacht hielden. Ook bij dien terugkeer, zoolang hij duurde, natuurlijk weer onafgebroken diezelfde ontembare wuivende jubel van hulde, ovatie en viering!... Iets heerlijks om te beleven!... en vergeten zullen we 't wel nooit t... □ ROME II: PALAZZO FARNESE 59 Ook de latere aftocht van het Pauselijk Militair was een schouwspel, dat enthousiasmeert, vooral die der Zwitsers in hun kleurige middeleeuwsche uniformen, met blinkende helmen, harnassen en bliksemende hellebaarden, daar voort marscheerend op den hun eigen kernig-korten pas, lokte een klaterende ovatie bij de toeschouwers uit. Een gezegende morgen! die ons veel ongekends en ongewetens aan schoonheids- en vroomheids-ontroering in het jonge hart heeft gebracht Maar wat we nu kennen en weten, zal er ook héérlijk leven totdat het stil blijft staan... » # * Des middags — de klok sloeg al twee! — is het grootste deel van Maastricht na de lunch , in vijf auto's, aan het toeren gegaan... We reden dan eerst naar de fraaie Piazza Navone, met haar drie fonteinen en oud-egyptischen obelisk Oudtijds — wat de vorm van dit op één na het grootste plein van Rome nog duidelijk te zien geeft — lag hier het stadium van keizer Domitianus, waar ook waterspelen werden gehouden. We genoten van plein en fonteinen, vooral van de bééldenrijke, die den obelisk draagt, maar vonden de kerk van St Agnes, gebouwd op het huis van het «wonder der haren», tot onzen grooten spijt gesloten. Spoedig echter werden wij voor den tegenvaller van deze dichte deur schadeloos gesteld bij het Palazzo Farnese, de privaatwoning van den Franschen Gezant Dit bezienswaardige paleis is voor vreemdelingen eigenlijk alléén des Zondags een paar uurtjes open, doch het duurde niet lang, of wij als «Nederlanders» — Z. Excellentie was eertijds Gezant in den Haag! — genoten het ongewone voorrecht er «buitentijds» te worden toegelaten. 60 ROME II: OP DEN JANICULUS □ Het was voor onze jongens de moeite om zoover te komen dubbel- en- dwars waard, want het Palazzo Parnese, waar bouwmeesters als Michelangelo aan werkten^ is het type van een echt Romeinsch palazzo en geldt als een der grandiooste en meest imposante van geheel Rome. Ja, wat kregen we daar een overweldigenden koningsrijkdom te zien!... Stijlvol marmerwerk van kolommen, bogen en trappen in hof en>in huis, fraaie beeldgroepen in brons en in steen in de weidsche, schoongestoffeerde wandelgangen, heerlijke plafondschilderingen in vorstelijk ruime zalen, kunstzinnige aankleeding met kostelijke tapijten, gobelins en prachtmeubelen. We hebben nu óók een idee van zulk een Romeinsch palazzo. En waar we dit alles nu zoo «uitzonderlijk» te zien kregen, was onze genieting meteen doortinteld van die bijzondere en stiekeme vreugde van het welbewust weten-zonder-zeggen: dat we hier héél alléén de gelukkigen waren, die boften... Nog hadden we onze verbazing niet óp, of er bloeide alweer een ander nieuw wonder voor onze oogen open: in het natuurschoon, dat ons de Janiculus bood. De Janiculus-heuvel!.. met zijn schilderachtigen aanleg vol wui» vende palmen en breede alleeën door marmeren busten omzoomd, en bovenal, met zijn overheerlijke uitzichten: aan den eenen kant op de H. Stad tot aan do in verre verte blauwende bergen, die de wijde Campagna begrenzen, en aan de andere zijde het paradijs-panorama op den prachtigen parkaanleg der zoo voornaam doende Villa Doria-Pamfili en een glorieuzen blik op den St. Pieters-koepeL die eigenlijk op ieder vergezicht hier zijn eigen stempel drukt van een zeer bijzonder en aantrekkelijk cachet De H. Stad lag met heel haar wijde uitgestrektheid van die in wirwar van pannen lichtgevoelige daken, met haar talrijke Bollende koepels en ópvierkantende campanile's in een vlammen- □ ROME II: «IL MONUMENTISSIMO» 61 den brand van zonnegloed voor onze oogen uitgespreid. Het Victor Emanuel-monument in harde uitdagende blankheid als een verschoten bleek-witte vlek in het spel van zon-verzadigde kleuren... Och, wat is Rome toch schoon onder dien brandenden gloed van zónnetinten rood-geluw-en-gouA En dat in den wintert De zon is hier toch heel anders «zon» I en het licht is veel verklaarder, dan wij het in ons kliemerig landje gewoon zijn. Een zalig genot dit reine lente-weer in December, als ze thuis bij kachel kruipen en haard, en op straat diep wegduiken in pels en dikke winterjassen, die wij netjes in het Hotel konden laten. Intusschen— het groote trekt de Jeugd! — maakte het grandioze ruiterstandbeeld van Garibaldi, dat hier vanaf het schoonste punt, op zijn machtig voetstuk heel Rome's omgeving staat te beheerschen, zóóveel indruk op onze jongens, dat zij het tot achtergrond van een groep-foto en tot middelpunt van een filmpje kozen. Het was eigenlijk te véél eer, die Kareltje en «Pavidé» aan zoo'n brutaliteit bewezen. Want brutaal, is dit standbeeld hier in zéér hooge mate, zooals ook het geweldige Victor EntanueU monument, dat zich bij de Piaxsa Venezia over alle wijken der stad domineerend te kijk en te pronk heft Opdringerig is vooral dit laatste — «// Monumentissimo!» — evenals zijn held een indringer was; — één gróóte diefstal aan de antieke kunstwereld gepleegd, gelijk ook zijn held slechts een statendief was; — bijeengeflanst met dwingend geweld, niet natuurlijk gegtoeid, zooals ook het «una Itaka», dat er door wordt verheerlijkt; — geen eerlijke verovering, geen onbetwistbaar eigendom van triomfeerende oorspronkelijkheid in eigen genie... Zóó zien het mijn katholieke oogen tenminste. En zóó gezien, lijkt mij de grootste verdienste van dit kolossale niiter-monu- 62 ROME II: KERKIJNPRACHT □ ment nog wel hierin gelegen: dat het — o, kostelijk spel der ironie 1 — tegen-wil-en-dank-in door zijn feilen en fouten zoo luide en sprekend en onverwoestbaar getuigt van het brutale en tyrannieke en grof-oneerlijke in het rooversgedoe, dat het al eerend met alle macht zoekt te verbloemen. En zóó gezien, is het mij lief en kan ik er met smul en voldoening naar staan te kijken. San Pietro in Montorio ontging ons natuurlijk niet Daar staat Bramante's edelaardig «tempietto», op de plek waar Petrus onder Nero gekruisigd zou zijn: een model van de fijnste Renaissance, vrij van al haar gebreken, en door zijn voortreffelijkheid wedijverend met de kunst der Klassieken. En dan die toover en oogen-verrukking van dit schoonste van alle panorama's op Rome, vanaf het vóórplein dezer kerk... Ach, wat gingen we noode van hier!... Ik zeg maar: die altijd springende Fontana del Acqua Paolo, wat verder hierboven, is toch geen kwaad symbool van den hier in dit lustoord altijd te laven en nimmer te stillen dorst naar genot van schoonheidsontroeringen, die steeds weer opnieuw hierheen drijft... Toen vóórt naar de 5". Maria in Trastevere, een der schoonste en monumenten rijkste middeleeuwsche basilieken van Rome. Heerlijk die tintelende mozaïeken in den voorgevel hun gulden schemer in triomfboog en priesterkoor, en dat gebeeldhouwd houten plafond, in kleur en vergulding, hoe opmerkelijk fraai. Wat zijn de Romeinsche kerken daar rijk aan, en altijd weer streelt het ons oog, zooals b.v. dat bijzonder mooie in de zeer oude 5". Crisogono-kerk, die we even later bezochten. Dan S. Cecilia met de in een kapel herschapen badkamer, waar men deze moedige Maagd door verstikking ter dood zocht te brengen en ten slotte onthoofde. Men ziet er aan den muur nog de aloude loodbuizen, door welke de heete lucht in de badkamer opsteeg. Den wand tegen- □ ROME II: S. QECIUA EN S. MARIA IN COSMEDIN 63 over de kapel siert de heerlijke schildering van Domenichino: een engel, die Cecilia en haar bruidegom Valerianus kroont. Verder Kardinaal Rampolla's fonkelende crypte, met haar tengere zuilen, fijnrankige bogen en kleurige mozaïeken van moderne allure. Daar heeft het heilig gebeente van St. Cecilia, van St. Valerianus, diens broer St. Tiburtius, van Maxhnus, St Urbanus en den H. Lucius I een waardige rustplaats gevonden. Men ziet de drie sarcophagen, boven elkaar geplaatst, door het marmer-rooster boven de altaartafel van het St Cecilia-altaar. We hebben er neergeknield en godvruchtig gebeden op die heilige plaats dezer kerk; waar in 696 — welke Nederlandsche Katholiek zou dit niet dankbaar gedenken! — paus Sergius den H. Willibrord tot Bisschop gewijd heeft... Aan den voet van het kostelijk marmeren baldakijn-hoofdaltaar, boven in de kerk, waarachter de stijlvolle en schoone absis-mozaïek zich welft, ontroerde ons ten slotte het origineel van Maderna's altijd even heerlijk en verteederend Ceciliabeeld... Over het Tiber-eiland, voorbij, de Ponte Rotto, door een deel van het Ghetto — de Jodenbuurt van Rome, die typisch-italiaansche volks- en straattooneeltjes te zien geeft en aartsvieze winkels, — voorbij de Synagoge daar ginder en de resten van het Marcellus-theater, bereikten wij een eveneens zeer oude basiliek der H. Stad: S. Maria in Cosmedin, aan de oude Romeinsche Beestenmarkt, door allerlei resten van heidensche tempels omringd. Trok buiten vooral haar rijzig-slanke campanile onze aandacht, van binnen bracht deze kerk ons iets geheel nieuws : in de prachtig-gebonden éénheid van priesterkoor en schola-ruimte rondom het gothiek-overhuifde altaar; welke rustig-harmonische ruimte-afperking bereikt wordt door het samenwerkend 64 ROME II: ST. JAM VAN LATERANEN □ verband van de absiswanden met de marmeren kooromsluiting. Het halfrond der in een schemer van oude mozaïeken tintelende absis — de marmeren bisschopszetel een weinig verheven midden tegen het rond van haar wand — omsluit het presbyterium achter het altaar, en vormt, zich in halfrond naar voren buigend, één geheel met de zich bij haar aansluitende vóór het altaar gelegen schokt-ruimte, welke begrensd wordt door marmeren cancelli met rechts en links in haar wanden ingebouwde, zeer fraaie ambonen van monumentaal-streng eenvoudigen vorm. Hoé sober en rustig-voornaam, dat ruimte-complex in die straklijnige marmer-begrenzing. En wat doen die strenge lijnen en vlakken mooi op de harmonisch-rhythmische bewogenheid van den veelkleurigen mozaïekvloer met rechthoekige vlakken en in elkaar overloopende cirkels. En dit alles in die teere verlichting, door vensters van geperforeerde marmerplaten — wat ook weer iets nieuws voor ons was! — aan dit overigens wat groezelig en nauwe kerkruim geschonken. Het was werkelijk schoon. In den scheef opengespalkten mond van de groote marmermaskerschijf der legendarische «Bocca detta Veritè» in de voorhal, waar men oudtijds tot beproeving van zijn waarheidszin z'n hand in legde, hebben veel onbeschroomde jongenshanden gegraaid. Ze kwamen er ongedeerd uit!.. Maar spraken we dan ook geen waarheid, toen we hier luidop Rome's schoonheid beleden, waartoe wij ook de fraaie Tritonen-fontein op het plein en het architectonisch-juweelige zgn. VesUftempeltje tegenover de kerk hebben gerekend. ■SY. Jan van Ixiteranen, «den Christus-Verlosser gewijd».. Mijn hemel welk een imposante facade! met die reuzen van beelden daarboven de daklijst langs en in de pijlernissen van het schip. Heeft hier een wervelstorm om die giganten geraasd, daarboven in de lucht en in de weidsche ruimte hier bin- ST. ALOYSIUS-ALTAAR IN S. IGNAZIO □ ROME IT: SCALA SANTA, DOOPKAPEL 65 nen, en ieders marmer-gewaad tot wuivende doeken gewaaid? Want een wind zit er in, die de blaren van een marmerboek zelfs geen rust laat!... Een kerk-groot priesterkoor — hoe heerlijk verruimd! — met edele mozaïeken, kleurvolle marmerversiering, rijk geornamenteerde balustraden en orgels in schemerende tinten van goud. Waarachtig!... «Moeder en Hoofd van alle kerken van Stad en Wereld», gelijk dit Godshuis als Paus-kathedraal tot roemvollen titel voert. En dan,... welk een heilige plaats!... Denk eens! niet minder dan 161 Pausen, van wie er 47 de aureool der Heiligen siert, hebben hier de hooge feesten der Kerk met luister gevierd. En 23 hebben hier hun laatste rustplaats gevonden. De hoofden van Petrus en Paulus draagt de reliekbaldakijn van het pauselijk altaar. Boven het Sacramentsaltaar bevindt zich, naar vrome traditie, des Heeren Avondmaalstafel... En dan spreek ik nog niet eens van al wat er verder nog eerbiedwaardigs is aan Kruis- en Lijdens-en Heiligen- relieken ! Het schilderachtig chiostro, een der schoonste van Rome, met zijn wisselvormige kolommetjes van niarmer-met-goudmozaïek brengt ons een oogenblik van verademing en zoete verpoozing in het genot van zijn koelte en felle lichteffecten van zon en schaduwslag.... De Scala Santa, gepurperd door de bloedige schreden van den lijdenden Christus, in het heiligdom tegenover St. Jan, met 28 treden oprijzend tusschen de zoo levendig aansprekende marmergroepen van het «Ecce Homo» en «Judas' verraad», zijn wij, eerbiedig geknield en stilletjes biddend, te zamen opgeklommen als vrome bedevaarders. In de Doopkapel van Constantijn hebben wij verrast'geluisterd naar den zwellenden orgel dreun der zilver-bronzen poortdeuren uit de Thermen van Caracalla, en met bewondering Donatello's bronzen copie van Joannes den Dooper beschouwd. En dan die statig-rijzende opbouw van tweemaal acht zuilen boven elkan- 66 ROME II: ST. ALOYSIUS-OPDRACHT O der rondom het diep-gelegene doopbad. De onderste zuilenkrans is van kostbaar porfier, — men schat de waarde van iedere zuil op IJ millioen Lires! — de bovenste kring bestaat uit veel kleinere witmarmeren zuilen, die den koepel de lucht in beuren. Een schemer van oudheid ligt over de mozaïeken in de kapellen van St. Jan Evangelist en St Venantius bestorven, welke verder nog tot ons spreekt uit de opgravingen van het aloude Laterani-paleis... Om half-zes precies waren we weer in 5". Ignazio, waar de plechtige algemeene opdracht der St Aloysius-belofte van het Wereld-program der Katholieke Jeugd en de aanbieding der albums met handteekeningen zou plaats hebbenHet was weer eenzelfde feest van feeërieke verlichting en hemelschen zang als ons gisterenavond verrukte O, die wonderbare stemmen van Casimiri's koor!... Welk een zuiver kristallen en aetherisch geluid!... Soms denkt men bepaald den molligen, smachtenden klank van violen en cello's te hooien. Die hooge stemmen!... het is of een zingende hemel zich boven ons opent; en de bassen, zoo zwaar en sonoor, schijnen diep uit de aarde dreunend naar boven te boren... De reliek van St Aloysius' hoofd was weer, door een schitterend geleide, van St. Pieter naar hier overgebracht en stond in versiering van bloemen en licht op 's Heiligen heerlijk altaar. De 60 zware albums met handteekeningen lagen vóór het hoofd-altaar, waar ook de afgevaardigden der verschillende landen zich vereenigd hadden. Na het gemeenschappelijk Rozenhoedje hield P. Galileo Venturini een gloeiende feestrede van dankbaarheid jegens God, van vastbesloten trouw-zijn aan het Aloysius-program, en van onwankelbare hoop op St Aloysius' tevredenheid over ons, en de onze over zijn machtige schutse en voorspraak. □ ROME II: EEN AVOND IN FORUM EN COLOSSEUM 67 Toen trokken de afgevaardigden met hun fraai-gebonden dikke albums in feestelijken stoet naar St. Aloysius' altaar. Onder doodsche stilte klonk P. Corsis klare stem over de hoofden dier duizenden, en vond een sterken weerklank van ontroering in ons aller harten, toen hij met een woord-voorwoord verstaanbare nadrukkelijkheid uit aller naam de St. Aloysius-belofte aflegde. Nu nam Mgr. d'Herbigny, bijgestaan door den Rector der Gregoriaansche Universiteit, de albums plechtig één-voor-één in ontvangst en gaf elk een plaats op de ruime altaar-tafel, die er spoedig onder bedolven raakte. Met een kort maar hoogfeestelijk lof van Z.Em. Kardinaal Merry del Val eindigde deze indrukwekkende plechtigheid. De schier eindelooze fakkelprocessie bij 's Kardinalen uittocht zette héél de kerk in een nóg lichtender luister, die buiten op straat vuürwerkachtig bleef nabloeien over de duizendkoppige raenschenmassa en de stijlvolle gevels der kerk en omliggende gebouwen. Voor zulk een feest en viering moet men naar Rome gaan. * * * Laat in den avond maakte ik met Armando en Emilio nog een heerlijke wandeling naar Forum en Colosseum... Wat was het subtiel van intimiteit in dit vertrouwelijk uur van den avond, en toch óók weer schokkend-kolossaai: want het is alsof die ook bij dag reeds zoo reusachtige bouwvallen, in het donker nog véél gigantesker afmetingen krijgen en grilliger, dreigender vormen aannemen... We dwaalden er rond, klommen en daalden over ruïnen en hoog gelegen galerijen, maar mijmerden méér dan we spraken, of liever, fluisterden in deze indrukwekkende en stemmingsvolle omgeving van gevallen grootheid en bloedig-wreed geweld, van vergane tijd-glorie en triomf anten-eeuwigheidsluister.... Want in het voor óns heilig Colosseum — voor hoe velen onzer 68 ROME II: «OUD-EN-NIEUW» □ broeders en zusters is het in oude dagen de Hemeldeur geweest ! — zong ons toch uit een verte van bloedige, moedige eeuwen het zegelied van hetzelfde heilig «Credo» tegen, dat wij nog als ons strijdlied zingend belijden 1.. En door dien stillen overgetelijken nacht heeft niets zóó luid door de wijde arena geklonken als het hartelijk gebed, waarin wij gedrieën, God dankend voor het voorrecht des Geloofs, eere brachten aan de Helden van Christus, die hier eenmaal als Martelaren hun bloed hebben gestort, hen biddend om hun voorspraak óók voor de bekeering van ons dierbaar Vaderland... O, welk een zielsgenot, dit hier en zóó te kunnen doen!... * * * We kwamen met ons drietjes nog juist tijdig genoeg in «Hotel Minerva» terug, om nog deel te nemen aan het staartje der luidruchtige viering van het «Oud en Nieuw». De «Asti Spumante» joeg schuimend een vlucht van dikkoppige kurken tot krijgertje spelen de lucht in; het plafond werd tot kogelvanger, een druk beklante stootmuur... Er had bij de jongens blijkbaar héél den avond volop muziek in gezeten, sinds de Prefect van Maastricht aan het diner in een frisschen, fikschen jongenspeech R.P. Esser en P. Wessels van Nijmegen hulde en dank had gebracht voor alle moeiten en zorgen der keurige organisatie, waarvan wij, dank zij hun «zuur», nu volop het «zoet» genoten. Dat joeg er de stemming al in, die nu nóg als luide viering feestte. Een bronzen «Wilhelmus» brak de baan voor een salvoreeks van daverende «hoera's», die hun bekroning onzerzijds tonden in een donderenden «drei dobbelen»... Twaalf sloeg de klok... 1927!... «Zalig Nieuwjaar !»... en naar bed!... want om 7.15 reeds gaat het per auto naar de Catacomben... Een «Oud en Nieuw* met ernst en jolijt, van vroomheid en vreugd, dat wel altijd nieuw zal blijven in oude herinnering... A. M. D. G. Rome, Nieuwjaarsavond, 1927 Grande Albergo «Minerva» De eerste dag van het nieuwe jaar 1927 bracht ons een nieuwe ontroering: de H. Mis en H. Communie in de Catacomben van St. Callixtus, waar auto's ons vroeg in den morgen heenvoerden. We werden er stil bij en vroom te moede, toen we met een spaarzaam-lichtend waspitje in de hand, de ruig-bruine, smalle grafgangen eerbiedig doorschreden. «Hoeden af» — riep er één van onze jongens met spontaanopbruisende verontwaardiging tegen bedekte hoofden op deze heilige plaatsen — «Hier is méér dan een onbekende soldaat\.» Dat was prachtig gezien en pakkend gevoeld! en die nobele opwelling, zoo oorspronkelijk en raak in haar uiting, greep me recht in m'n hart. Men besefte dus wèl waar men was. Een in-devoot uur van oud-christelijke Fabiola-stemming hebben we hier doorleefd en doorbeden bij onzen pelgrimsgang door die groeven, waar zooveel Heiligen en Martelaren rusten,... vooral bij de H. Mis en H. Communie — zoo aangrijpend simpel en stemmig — bij al die verschillende graf altaren van St. Cecilia, S. Sofrosina, S. Cajus S. Pius en anderen nog, waar men eerbiedig gebogen in 't rond lag geknield, het hoofd in de handen verborgen, het hart overvol van gebed... Misplaatst zou het zijn, een vergelijking te trekken met wat we gisteren zoo triomfant paus-koninklijk beleefden en genoten in S>t Pieter. Ook hier was triomf, doch zonder uiterlijkheden, en alléén in ons hart, héél stil en diep-innig. Hier was het die geheimzinnige oerkracht van zich zoo zeldzaam-eenvoudig-vroom-kind-gevoelen, die over ons kwam, onweerstaanbaar en puur, tot algeheele overgaaf dwingend. En we gaven ons vrij en blij aan die zalige boeien... Ik lasch hier een bladzijde in uit het Dagboek van mijn collega-geleider P. Henri de Greeve, SJ. Hij zet er «Oude Adel» boven en schrijft: 70 ROME III: IN DE CATACOMBEN «,'t Was een onvergetelijke morgen; een die in de herinnering blijft staan even scherp en even fel van indruk als de morgen van de Eerste H. Communie, als de morgen van de Geloftenaflegging, als de dag der Eerste H. Mis, als de morgen van de Priesterwijding; een morgen, die je bijblijft naast de allerbijzonderste oogenblikken in je leven. «In de Catacomben van Callixtus las ik de H. Mis. «Dat is een gebeurtenis, die ieder Priester in zijn leven zal noemen bij het mooiste dat hij beleefde. Als men hem ernaar vraagt, zal hij er liever over zwijgen dan over vertellen, omdat die indrukken tóch niet zijn weer te geven. Als hij erover vertelt, — kan hij zeggen, dat 't doodstil was onder de aarde, dat hij de eeuwen overbrugd voelde, dat een stem tot hem sprak, dat hij zijn ontroering niet meester was; hij kan er honderd rhetórische zinnen aan verknoeien, hij kan er verzen over schrijven, — maar 't zijn en blijven woorden. «Want die stilte is nergens ter wereld te vinden. Daar is 't een heel aparte stilte, waarin een wereld, ongekend daarbuiten, zich Over hem heen welft, hem in zich opneemt en hem langzaam, stuk voor stuk, voor zich opeischt. «Hij zal niet ontkomen aan den indruk, dat er hier in zijn ziel iets diep-indrukwekkends gebeurt en dat een geheimzinnige verbintenis ligt tusschen verleden en heden, een ongeziene uitwisseling van gedachten tusschen zijn lang gestorven broeders en zusters in 't Geloof en hem. 't Feit wordt daar aangevoeld als enorm en dringt uit alle gangen op hem aan. «Onwillekeurig verdiept hij zich in de menschenharten, die daar 2000 jaar geleden klopten, en onbewust tracht hij te doorgronden, wat zij dachten en voelden. Waren zij misschien andere menschen? Sterker van natuur, forscher van wil? Want ze hebben maar héél wat voor de Goede Zaak overgehad. Hij staat stil voor een graf en denkt: wie heeft hier gelegen?., wat □ ROME III: IN DE CATACOMBEN 71 was hij of zij ?.. hoe deed hij in zijn huiselijk leven, en hoe kon hij zoo tevreden lachen, toen een slagtand door zijn ingewanden gleed, toen een panterklauw hem midden in het oogwit trof ?, Duizend vragen komen hier op, en duizende gedachten wellen naar boven. Niemand weet precies te zeggen, wat er in hem omgaat, — 't is te machtig en de mensch is te klein. «Op het graf van Profuturus heb ik de H. Mis gelezen. «Onder de heilige handeling werden die Catacomben ineens, in al hun zwijgzaamheid, in hun stil verborgen liggen onder den grond, met hun zorgvuldig toegedekte en bewaarde geheimen, — één ontzaglijk groot getuigenis. Naast me, boven me, onder me, links en rechts aan alle kanten; mijlen ver, lagen de open vakken, waarin de heilige overblijfselen gelegen hadden. Maar bij het bidden van de «Kyrie», was 't of in al die vakken gestrekt lagen de mannen en vrouwen — Ons Roomsen voorgeslacht — van vóór 1600, 1700, 1800 jaar, en of ze meebaden: «Kyrie» — meesmeekten. «Eij de «Gloria» zongen ze mee hetzelfde wat ik bad en bij de «Credo» scheen heel het gangen-net doordaverd van één geloof skreet, beamend en bevestigend wat ik mocht bidden uit 's haiton diepste overtuiging: ik zag de panters en tijgers met lenigen, gespierden sprong hen bespringen, en terwijl de beenderen kraakten in de gulzige bekken, en het bloed stroomde over de ruige panterhuiden en golvende tijgervlekken — zongen en baden, zuchtten, smeekten zij nog met onkenbaar verminkte aangezichten — dezelfde woorden, die ik bad — het geloof in alles, waarvan onze zielen leven. «Sanctus» en «Benedictus» hadden hun juichende instemming en bij de Consecratie schenen de gangen doorgeurd met kostelijken, eerbiedig-stijgenden wierook. «Zoo ging de Mis voorbij, en zij baden mee. «Na afloop wandel je met een zwijgend «Te Deum» op je 72 ROME ni: IN DE CATACOMBEN □ Straat-arme menschenlippen gang in, gang uit. Je bidt, je denkt, je mediteert, je zwijgt, je houdt je ontroering vóór je, je zegt niets — er is niets te zeggen, omdat het onzegbaar is. En je denkt: Als ik eens tijd heb, ga ik lezen, veel lezen over die Catacomben, over die getuigenis, over die stille stad daaronder, waar de dooden spreken; ga ik veel lezen om zoovéél mogelijk ervan te weten. «Als ik tijd heb... «Wie kan tijd vinden om al die groote werken van De Rossi en Wilpert en Marucci door te werken? «Als ik tijd heb... «En de post bracht me een boek, een prachtboek, een standaardwerk, een juweel met het motto: «...dan zullen de steenen spreken» (Luc XIX, 40)... F. Hendrichs S.J. «Het Christelijk Getuigenis der Catacomben-»... «Daar had ik bet, wat ik hebben moest. Want 't is moeielijk, die taal zoo maar te verstaan, die stem van sprekende steenen te begrijpen. Daarvoor is een scherp oor noodig, dat luisteren, zwijgend luisteren kan. «Welkom was het op mijn leestafel, het standaardwerk van Pater Hendrichs — ik heb er eerst in gebladerd, gebladerd; genoten van 't mooie papier, van de prettige letters, van de prachtige platen, en toen,.. «Daar staat alles in, wat ervan te weten vak, en zóó interessant, dat je dien ouden beroemden grijzen conferencier Frans Hendrichs aan 't woord hoort, inbeukend met zijn kostelijke argumenten op je kop, verklankend en vertalend de taal der steenen, in prachtige warme menschenwoorden. «Interessant, omdat al je wanbegrippen worden recht gezet «Mooi, omdat 't zoo fijntjes gezegd wordt «Duidelijk, omdat een kind het kan begrijpen. «Een koopje, omdat 't onbetaalbaar, — en met die weelde van platen voor f 4.75 te koopen is. □ ROME III: IN DE CATACOMBEN 73 «Maar boven alles — hartverheffend, omhoogvoerend, een boek, dat je beter maakt, dat je geest voedt, dat je ziel doet leven, omdat we zoo tastbaar duidelijk voelen: dat men 1700 jaar geleden Roomsch was zooals wij zijn, omdat we hier ontmoeten oude kennissen, oude vrienden, gelijkgestemden, gelijkvoelenden, «Roomsch als wij, van adel zooals wij — van den heel ouden, van den heel, héél hoogen ouden Roomschen adel. Als 't publiek dit werk niet koopt, leest en verslindt, heeft het alle gevoel voor familiegrootheid verlorent... * * * Een Maastrichtsche pelgrim schreef: «De H. Mis en Communie in de Catacomben is het meest indrukwekkende wat ik te Rome beleefd heb.» Dat uur in de Catacomben was te kort, en we zouden wel al* tijd zoo vroom willen kunnen bidden. Wie zou er niet langer hebben willen blijven, of er niet nog eens terug willen keeren, wie niet?... Maar niet één zal er zijn, die dan óók weer z'n lippen en mond verbrandt aan de kokend-heete water-chocolade der goede Paters Trappisten, die ons gastvrijheid gaven voor het ontbijt... * * * Maastricht, z'n jonge maar vaste traditie getrouw, trok, toen het gedaan was, vooruit. . We wilden wat verder de grijze Via Appia op, met haar prachten van oeroude cypres- en pijnboom-groepen bij neerbrokkelende ruïnen van oude grafmonumenten. We wilden den burchtbouw der majestueuze graftombe zien van Cecüia-Metella, genieten van het onbelemmerd-klaar uitzicht op de wijde Campagna met haar bogen-vluchten van zich daarheen slingerende Aquaducten en de blauw-doomende bergen daar vér, en 74 ROME III: IN SAN SEBASTIANO □ de hoogzetelende Rocca di Papa daar boven. Maar het sterkst toch trokken ons nog de zoo belangrijke opgravingen van S. Sebastiano. De goede Guardiaan, die juist zijn Patroonfeest vierde en aanstonds de plechtige Convent-mis zou gaan opdragen, bezweek voor ons dringend verzoek, en gaf ons ondanks alles een Pater als gids. Overwinningsblij ging het de trappen af. En spoedig staarden We met verwonderde oogen op de zoo goed als ongeschonden bewaarde oer-oude grafkamers daar beneden. We stonden verbaasd bij het zien van dat bij zonder-fraaie stukwerk aan de plafonds en de gave fresco-versiering in merkwaardig frisch gebleven kleuren. We zagen vol eerbied op naar de meer dan 150 Latijnsche en Grieksche kras-inschriften (graffiti), waarin de oude Christenen op deze plaats zich biddend tot Petrus en Paulus richtten. Of onze geestdriftige gids bij vakgeleerden en ter-zake-kundigen óók een zoo onverdeeld-méégaand gehoor zou hebben gevonden, mag buiten bespreking blijven, maar de grafkamer, welke het graffito-inschrift «Domus Petri» draagt, werd ons verklaard: als het huis, waar Petrus en Paulus tijdens hun verblijf te Rome gastvrijheid genoten, en waar zij later, na hun martelie, het eerst zouden bijgezet zijn. En hierin lag dan ook de verklaring van de zoo bijzondere vereering der oude Christenen voor Petrus en Paulus juist op déze plaats. Die bijzondere vereering bleek klaar; die sprak ook tot leekenin-'t-vak, uit dien overvloed van kras-inschriften met gebed en smeeking tot Petrus en Paulus. En toen ons alles getoond en verklaard was, volgden we dan ook, naar oude Christen-zede, de vrome traditie: in een kort en krachtig gebed tot de beide Apostelvórsten. Ook bij het reliek-altaar van St. Sebastiaan boven in de kerk ROME III: «DOMINE, QUO VADISr> 76 hebben we nog even gebeden om kracht in den strijd en eindoverwinning. We zagen er zijn wit marmeren beeld van Bernini in de altaartombe. De Heilige ligt er zieltogend, het lichaam languit, met pijlen doorboord. Welk een vaardig vermogen, den harden steen tot zülk een mollige weekheid van vormen te kneden, maar een heiligenbeeld mag toch nimmer weekelijk zijn! en dan nog wel een geestelijke krachtfiguur als St. Sebastiaan, de moedige krijgsman, die aan een weelderig hof zijn hart rein wist te bewaren. Wat speet het ons nu, bij zóóveel interessants, dat de drie andere auto's ons waren kwijt geraakt. Ze volgden ons niet, verloren ons blijkbaar uit 't oog of hadden ons niet begrepen. Nu misten ze óók nog het door vrome legende^zoo overbekende «Quo vadis»-kerkje op de plek waar St. Petrus, voor Nero's vervolging vluchtend, den Heiland zou hebben ontmoet, die hem op zijn vraag «Domme, quo vodis ?» : «Heer, waar gaat Gij heen ?» tot beschamend antwoord zou hebben gegeven: «Ik ga naar Rome, om Mij andermaal te laten kruisigen-». Voor de hooge eer van vroomheid en godsvrucht, die het sinds eeuwen geniet, ziet dit kerkje er wel wat al te onverzorgd uit. We baden er in den geest der legende bij het hier vereerde genadebeeld «S. Maria ad plantas», welk altaarschilderij z'n naam ontleent aan den steen met de voet-indrukken, die Christus er bij zijn verschijning zou hebben achtergelaten. Hier toont men er slechts een namaaksel van. Het oorspronkelijke marmerblok — waarschijnlijk een heidensche votief-steen vit dankbaarheid voor een gelukkig volbrachte reis —- wordt in S. Sebastiano bewaard. St. Paulus-buiten-deMuren bereikten wij van de achterzijde bij de campanile, en dus juist van den kant die het minste geschikt is, om ook maar éénig vermoeden te wekken van een zóó koninklijk-heerlijk vóórplein met gaanderijen van machti- 76 ROME III: ST. PAULUS-BUITEN-.DE-MUREN □ ge zuilen, als zich nu héél onverwacht aan onze blikken vertoonde. Als bij tooverslag pakte het ons en 't werkte als een geweldige verrassing... Nog waren we onze verbazing niet mééster, of een plotseling «hoera» van onze zoek-geraakte vrienden schrikte ons op. Ze kwamen de kerk uit. Alles was nu spoedig hersteld en geregeld: hun auto's werden eenvoudig teruggedirigeerd naar wat wij zooeven genoten en we hén niet wilden zien missen.. Maar gelukt is dit niet, want ze vonden S. Sebastiano gesloten... Dan maar een volgenden keer, maar te zien zullen ze 't krijgen!... In rust van majesteit gaat deze St. Pauls-kerk mij boven alle kerken van Rome. Oók na het zien van den weidschen voorhof met machtige zuilen-hallen, die reeds iets grandioos doen vermoeden, werkt het binnenzicht dezer kerk met onverzwakte kracht. Hier is geen louter dóórklinken van een machtig ingezet accoord, hier is op 't zelfde thema een geweldig crescendo, dat met 'n orgelpunt uitklinkt... Óóit zóó iets gezien?... zóó'n glanzende koningsruimte met 'n spiegelgladden, schoon-vakkigen vloer van ,de kostbaarste kleurige marmers, waarin het schitterend gebeeldhouwde dek en heel die vorstelijke parade van blinkende zuilen met 'n vlucht van bogen en reeksen van Paus-mozaïeken weerkaatst?— Wat 'n koninklijke beheersching en rust!... Hier luwt de hoogste opwinding tot de meest kalme bezonkenheid neer... Bij het grootsche baldakijn-altaar knielen we neer, om den Volken-Apostel te eeren. Even er vóór, rechts en links, houden Petrus en Paulus in indrukwekkende marmerstatuën de wacht... Boven hen tintelt het wonderschoone mozaïek van den triomfboog en in de verte dat van de absis... Ginds in de Sacramentskapel legde St. Ignatius met zijn eerste gezellen zijn heilige Geloften af, aan den voet van het al- O ROME III: OP DEN AVEMTIJN 77 oude kruisbeeld, waarvan met verhaalt, dat het eenmaal tot St. Brigitta sprak... Na een verdere bezichtiging van kerk en chiostro reden we den Aventijn op, vooral om S. Sabina te zien, wel een van de meest stijlvolmaaktste Romeinsche oud-christelijke basilieken. Bij den hoofdingang in de vóórhal: opmerkenswaardige 5de eeuwsche houtgesneden poortdeuren, vol catacombe-stijl-achtige bijbelsche voorstellingen, waaronder de oudste der Kruisiging Christi,... en boven 't portaal een al even oude beroemde mozaïek-inscriptie, geflankeerd door twee vrouwen-figuren, die — naar het Latijnsche onderschrift luidt — de kerk uit 't Jodendom en die uit het Heidendom verzinnebeelden. Maar binnen t... hoe eenvoudig, hoe nobel, hoe schoon... Twee rijen van twaalf volmaakt-gelijkvormige en fraai gecanneleerde zuilen, van parisch marmer, met korintisch uitschulpende kapiteelen, deelen het kerkruim in drieën. Hoe weldadig-zacht vloeit er het Hcht door die geperforeerde vensters met albasten ruitjes, in den trant van die we in de « Maria in Cosmedin» zagen. Vertrouwelijk deed boven ons dat open en hl z*n constructie van kruisende balken geheel zichtbaar veel-ribbige dakgebinte. Het rust op de boven de zoo ranke pracht van zuilen-rijen opgaande wanden, die met veelkleurig marmer — groen, rood en wit, —- bekleed, en met talrijke albast-boogvensters doorbroken zijn. Heerlijke doorzichten bieden de zijbeuken ons, vanwaar het wonderschoone dier edele zuilen tot volle gelding komt Maar bóven alles leiden deze onze aandacht toch naar het litugurisch-architectonisch zoo éénig-mooie marmeren balrustradencomplex, waardoor ook hier, evenals in «S. Maria in Cosmedin», priesterkoor en schola-ruimte met cancelli en ambonen — deze laatste hier echter op gelijke hoogte met de cancelli blijvend — zich tot een heerlijk-sluitend geheel tezamenvoegen 78 ROME III: OP DEN AVENTIJN □ rondom het altaar, dat hier geen baldakijn-altaar, doch een streng-eenvoudige offertafel met enkel kandelaars en kruis is. Het tafel-altaar rijst iets hooger; eronder ontwaart men het marmeren rooster, dat uitzicht geeft op de rustplaats der relieken, en erachter verheft zich de marmeren bisschopszetel in het midden van de kleurige marmer-ronding der absis. Schoon harmonisch geheel, voornaam in zijn adel van eenvoud, en met het voordeel eener véél grootere ruimte in 't rond, waar-door heel dit complex van straklijnig-begrenzende, lage en oudchristelijk-versierde marmer-balustrades, — met dat eenvoudig altaar als te beklémtonen en te beuren middelpunt— veel beter tot zijn recht komt. Een restauratiewerk van fijnen smaak en schroomvöl-eerbiedigen kunstzin... We hebben er van genoten, maar we hebben er ook gebeden bij de relieken der Titel-heilige, die er onder rust, en eveneens deden we dat in de Rozenkrans-kapel met Sassoferrato's heerlijk altaar-schilderij van de Moedermaagd, die aan St. Dominicus minzaam den Rozenkrans toereikt, terwijl het Goddelijk Kind op haar schoot aan St. Rosa eenzelfde bidsnoer in de hand en een doornenkroon op het hoofd legt En nu we heengegaan zijn, wieken die twee heerlijke engeltjes, die Maria's troon aanbiddend omzweven, nog steeds met ons méé voor het oog van onze verbeelding... Een kort bezoek aan S. Alessio waar op het altaar — we staan hier op al zéér legendarischen bodem! — als een merkwaardige reuzen-reliek: héél de trap rust, onder welke de Heilige 17 jaar lang, tot na zijn dood onbekend, bij het huis van zijn bloedeigen vader, den senator Euphemiattus, zou hebben geleefd, door diens dienaars bespot en mishandeld. Daarna een blik op de grootsche aartsabdij 5". Anselmo, en tot slot natuurlijk het verrassend gezicht op St. Pieters reusachtigen koeoel door het beroemde... sleutelgat van de poort der tVüla Malta». □ ROME III: KERKENSCHOON 7» Ze snapten er niets van, de jongens, en keken vreemd op, toen ik zonder-meer zei: dat ze daar nu eens dóór moesten kijken... Maar wat stonden ze spoedig te kijken en nóg eens te kijken!.. Het koepelgevaarte doemt door dat donkere gaatje dan ook stralend-mooi en heerlijk-grootsch óp in die bloeiende omlijsting van het diepe berceau... * * * Was de morgen er een, die «vól» was aan vroomheid en schoonheidsgenieting, den middag hielden wij in juist denzelfden trant Eerst ging het naar de S. Pietro in Vincoli, waar we vol eerbied bij St Pieters Banden neerknielden en baden, en voor den Mozes van Michelangelo verslagen hebben gestaan. En die groeit dan nog altijd bij 't kijken! die titan... Bij S. Clemente troffen we heel Nijmegen, voor gesloten deuren wachtend. Ze hebben gewacht en gewacht, en hadden nóg geen «open deur» gekregen, toen ze véél later de 5. Maria Maggiore binnenkwamen, die wij juist hadden gezien en verlieten... Wat deden wij góed met gauw naar elders te tuffen! om later terug te keeren en — je moet toch ook boffen! — S. Clemente... ópen te vinden. Vooruit naar S. Croce in Gerusalemmel... Op den weg daarheen liet Carlo op 't Lateraan-plein, bij het uitstappen ter bezichtiging der reproductie van het aloude mozaïek uit het Triclinium van Leo III -— wat was ie ook langzaam! z'n toornig gemoed een in z'n wereld-verschrikking onvergetelijk donderdeuntje spelen... We zullen er nog dikwijl»om lachen!... In de S. Croce in Gerusalemme, de titelkerk van Kardinaal van Rossum, vereerden wij den eerbiedwaardigen schat van zeer bijzondere Lijdensrelieken: een zeldzaam groot partikel van Jesus' Kruis, een H. Nagel, het opschrift van Jesus' Kruis, en den vinger van St Thomas Apostel. Ook daalden wij af naar 80 ROME III: S. MARIA MAGGIORE □ de kapel, wier bodem de H. Helena, de stichteres dezer kerk, met aarde van den Calvarieberg zou hebben laten bedekken. De restauratie der schilderingen van Pinturicchio in de kootnis-welving is bijna voltooid en doet zeer goed aan. Maar met de 5*. Maria Maggiore en 5". Clemente — ofschoon zéér verschillend — hebben we toch iets héél bijzonders van Rome's kerkenpracht gezien... S. Maria Maggiore, hoe imposant van gevel en voorhal. En dan binnen!... Ik memoreer slechts het gratievol zuilen-geleide, — kijk op naar dat heerlijk in hout gebeeldhouwd plafond, stralend in goud en in kleuren: een van de schoonste van Rome! — dat naar het machtig baldakijn-hoogaltaar voert, met zijn trappenneergang van veelkleurig ingelegd marmer naar de crypte beneden, waar de heilige resten van Jesus' Wieg worden bewaard, die ook wij eerbiedig vereerden... Wat ligt paus Pius IX daar in zalige godsvrucht in marmer te bidden!... En dan de Shetus-kapel, met die monumentale marmergraven van de pausen Sixtus V en St. Pius V, die er, omgeven door rijk-omlijste reliëfs, in prachtige beelden vereeuwigd zijn, levensgroot en zoo sprekend: paus Sixtus knielt in aanbidding, St. Pius V geeft al zetelend den zegen. In het midden: dat majestatisch Sacramentsaltaar, met z'n kostelijk verguld-bronzen cibórium in koepelkerk-vorm, door vier engelen op hand en op schouder gedragen. De Capella Borghesianal... met haar onbeschrijfelijk rijk altaar van de zeldzaamste marmers, alsof er niets kostbaar genoeg kon zijn ter omlijsting van de hier zoozeer vereerde, en aan St. Lucas toegeschreven «O.L. Vrouw ter Sneeuw.» Ik denk aan de Doopkapel!,.. haar reusachtige porfier-schaal als doopvont, met 'n fraai bronzen St Joannes de Dooper op z'n rijk versierde deksel van hetzelfde metaal, —■ aan Berni- DE PONTIFICALE HOOGMIS IN S. IGNAZTO □ ROME III: S. CLEMENTE 81 ni's heerlijk Assumptie-reliëf daarachter, de prachtige dekverluchting daarboven. Ach, en die schat van kostelijke mozaïeken buiten en binnen!... ze bloeien nog voor mijn verbeelding, zooals ik dat prachtstuk der absis van S. Clemente nóg lang zal nagenieten... We vonden S. Clemente dus open. Maar na het vroeger verhaalde begrijpt men, dat, boffers als wij, die doodgewoon-open kerk met buitengewoon blije harten zijn binnengegaan!... En we zijn er nog blijven boffen, zooals ik straks zal vertellen. Een juweel van 'n kerk, met eenzelfde prachtig-herstelde basiHca-kooromsluiting als in «S. Maria in Cosmedin» en «S. Sabina» maar die het mi. van beide nog wint: wit marmer, zeer smaakvol met kleurige vlakken, mozaïek-lijsten en gebeeldhouwde oud-christelijke symbolen gesierd. We hebben er weer echt genoten van de zoo zeldzaam-voorname schoonheid dier vast-rustig gebonden eenheid van presbyterium en schola en ambons rondom en met het altaar. Vooral de absis met haar pracht-mozaïek in boog en welving, de oude Heiligenfresco's daaronder, en den nóg lager loopenden rand, met oud-christelijke symbolen beschilderd: vormt een zoo wonderschoonen achtergrond, die warmer aandoet dan die van «S. Sabina» met haar evenwijdig neergaande marmerblokken. Ook het baldakijn-altaar hier lijkt mij in zijn simpel-rustigen eenvoud véél schooner dan het gothieke van de «S. Maria in Cosmedin». En heerlijk doet hier die eveneens veel mooiere mozaïekvloer met zijn cirkelende wit-zwarte baan in het midden der blanke schola. Maar laat ons niet aan't vergelijken slaan, doch veeleer blij zijn met wat we elders genoten, en Wijder nog om het stijgend genot bij dien climax van schoonheid!... Boven ons weer zulk een prachtig gebeeldhouwd plafond, met de hemelsche glorie van den H. Clemens in 't midden geschil- 82 ROME III: S. CLEMENTE □ derd, en langs de bovenwanden aan beide rijden fraai-geschilderde scènes uit het leven en de martelgeschiedenis van St. Clemens en St. Ignathis van Antiochië. Maar ik sprak daar zooeven van nog-vérder-boffen. Wel, de kerk was voor iedereen open, maar het vele bezienswaardige, dat in de opgegraven ruimte onder haar vloer ligt, bleek helaas voor allen gesloten. Doch de ster van geluk, die nu eenmaal over onze hoofden opgegaan was, zou óns verder ook trouw zijn. Een vriendelijk woord met 'n dito gezicht en zachten aandrang gesproken, deed den goeden Dominicaan-met-de-sleutéls in 't eind' toch bezwijken... En zoo daalden we dan af naar de 4de eeuwsche onder-basiliek met haar talrijke zeer interessante wandschilderingen uit het leven van den H. Clemens. Dat was Iets L doch ook daaronder lagen nog méér en nog andere bezienswaardigheden, vroeger onzichtbaar begraven, nu echter blootgelegd en te zien, maar... óók al weer gesloten!... Nóg maar een aanval gewaagd op het eenmaal zwak bevonden goede Paters*hart!... en zoo ging het dan óók die 41 M. dieper dalende trap nog af, en zagen we eveneens het daar blootgelegde groot-blokkige «opus quadratum» uit het laatste tijdperk der Republiek, — het oorspronkelijke oud-romeinsche Huis van 5"*. Clemens, dat gedeeltelijk als kapel ingericht en met merkwaardige wandschilderingen en stukwerk versierd is, — en drongen ten slotte nog dóór tot het laaggewelfde mysterieuse heiligdom van den zonnegod Mithras met in 't midden zijn persisch offeraltaar, bekapt met een gave voorstelling van het stieren-offer... Dat we na zóóveel meeloopers, ook voldaan zijn verdergegaan, zal iedereen wel begrijpen. Toen zijn we naar S. Andrea gepelgrimd, om er den H. Stanislaus te eeren, die daar als Novice der Sociëteit van Jesus leefde en stierf, en er in de kerk zijn grafaltaar heeft. □ ROME III: STEDENSCHOON 83 We bezochten er zijn sterfkamer vol vrome herinneringen, bewonderden er o.a. het prachtige marmerbeeld van zijn sterven, knielden ten afscheid in de kerk bij zijn grafaltaar neder! en baden er voor onszelf en onze Congregatie-vrienden. Daar stond ook een fraai bouquet, door den H. Vader bij dit Eeuwgetij als hulde gezonden, gelijk de wit-zijden linten in gouden opschrift te lezen gaven. Spoedig stonden wij op 'f Quirinaal-plein —- deze heuvel is de hoogste der zeven, waar Rome op zetelt! — te genieten van het kostelijk uitzicht op de H. Stad. Vooral de blik op St. Pieter en Vaticaan is hier bijzonder mooi. Het Quirinaal-paleis zelf — waarschijnlijk van den geestelijken weeromstuit: Vaticaan en Quirinaal, Paus en Rooverkoning! — het ons tamelijk koud. Maar het monument vlak er vóór, waar de onweerstaanbare Paardentemmers hun springende rossen betoomen. _trok des te meer onze aandacht O, wat hebben ze hier een grandiozen slag van stadsyersiering I Wat hebben we reeds een ware tentoonstelling van standbeeldwerk, kolommen, obelisken, en vooral van fraaie fonteinen bewonderd!... Ik denk hier bij 't laatste vooral aan die monumentale Fontana di Trevi, -— wat een geweldige verrassing zoo iets daar te vinden bij *t uitkomen uit die nauwe straatjes ! — en dan die bijzonder gracieuze Fontana delle Tartarnghe\... Bij zooiets ontkomt men toch niet aan de schampere gedachte, dat het met de monumentale versiering van ónze stadspleinen toch al héél armzalig gesteld is... Doch eerlijk blijven: Néderland is geen Rome!... Het slot van dezen even wèlbesteden als wèlgeslaagden dag vormde ons bezoek aan 't heerlijk KapitooU dat prachtig bouwcomplex van Michelangelo. Dat noem Tc nog eens: pracht en rust van majestatische grootheid! koninklijk, keizerlijk, maar dan op z'n Romeinsch in 't kwadraat!... Daar zou een Caesar 84 ROME III: CONTRASTEN □ Augustus in de volle glorie van rijn ten top gestegen macht zich nog wel thuis gevoelen!... Onweerstaanbaar dringt deze gedachte zich aan mij op, wanneer we al klimmend dien majestueus-grootschen aanleg van volkomen beheerschte rust voor ons zien op- en open gaan... Géén plaats ter wereld kan het indrukwekkend waardig bronzen ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius in al zijn heerschers-schoonheid beter tot z'n recht doen komen!... Wanneer alles daar voor gebouwd was, kon het niet beter geslaagd zijn ! Maar wat doen nu, in zulk een verheven omgeving van edele pracht en majesteit, die armzalige wolvin en meelijwekkende adelaar hier in hun enge kooien?... Of moeten die Mussolini soms helpen, om den geest van het «oude Rome» over «modern» Italië weer vaardig te maken?... «Non tali auxïlio», zou ik zeggen, en ik vind ze hier als een misplaatste grap of 'n kinderachtig gezegde bij 'n ernstig gesprek over belangrijke zaken,... als 't blaffen van een hond of 't schreeuwen van een kind bij een indrukwekkende plechtigheid, die enkel eerbied en stilte vraagt! Laat men die sjofele beestjes nu in Rome's diergaarde in 'n luxe-kooi een eereplaats geven!... Laat «il Duce» ze naast z'n leeuwtjes een onderdak bouwen!... Maar hier moest voor zulk een kinderachtigheid geen plaats zijn. Doch genoeg hierover, en veel liever m'n hulde en groet aan het — 't moge zich voor óns dan ook nóg zoo vreemd uiten! — echt kinderlijk geloof der Romeinen, dat daarboven in de baksteen-ruige kerk van Ara Coeli, rondom den Santo Bamb'v no z'n heerlijk hoogtij van vrome godsvrucht viert: in deze dagen van Kerstmis, met al die preekende en versjes-opzeggende kleine Romeintjes, welhaast een kinderpartijtje bij O.L. Heer!... maar dat ons toch pakt door z'n geest van geloof en primitieve spontaanheid... Wie zegt daar, dat ik ons ritje door den ttunneh van Rome nog vermelden moet?... en ons gezellig avond-zitje op de Piazza Venezia!... A. M D. G. Rome, Zondagavond, 2 Jan. 1927 Grande Albergo «Minerva» Deze Zondagmorgen bracht heel de Nederlandsehe Bedevaartgroep reeds om 7 uur bijeen rondom het St. Aloysius-altaar in de S. Ignazio. RP. Esser droeg er het H. Misoffer op en sprak na 't Evangelie een hartelijk-opwekkend woord in den geest van het doel onzer Bedevaart en het St. Aloysius-Wereldprogram, waaraan we door onze handteekening, als met een eerlijk en standvastig mannenwoord, onze trouw hadden verpand. Daarna, knielde Joop Gadiot op de Communiebank neer en hernieuwde in aller naam onze St. Aloysius-belof te. Na de H. Mis, waarbij ons Nederlandsch lied ter eere van Maria en Aloysius luide weerklonk, legde Emile Marres, onze Prefect, de handteekeningen-albums van Jongeheeren-Congregaties en Berchmans-Compagnie op het altaar van onzen heiligen Patroon neder. Moge zijn voorspraak en bijstand ons voor woord- en trouwbreuk bewaren!... Reeds meermalen waren we nu in S. Ignazio geweest, doch na het ontbijt trokken we er andermaal heen, om deze prachtige kerk met haar bezienswaardigheden nog eens heel rustig in oogenschouw te nemen. Dat zijn me toch grandioze altaren, die van Alöysius en Berchmans, en dan die schitterende gewelfschildéring met haar verbluffend bedrog van heerlijk perspectief!... Ik had over niets gesproken, de jongens er eerst midden onder gezet, en hen toen gezegd naar boven te kijken. Wat 'n pracht van een rijzende hoogte met heel boven-in de heerlijke glorie van St. Ignatiüs... «2Vk moet je naar boven kijken en meteen langzaam verder gaan»... en daar begon voor die verwonderde blikken héél die rijzigheid allengskens te hellen, schuiner en schuiner, tot hij ten slotte plat neerviel, die trotsche opbouw van ranke kolom- 86 ROME IV: IN DE ST. PIETER □ men,... en nü eerst gingen de oogen open voor dit wonderbaar spel van gezichtsbedrog... «Maar, Pater, ziet Ü dan daar boven die vensters, die engelen* beenen niet?... en die hand daarl... die steken er toch uit, kijk U maar!» En die staken er ook uit, doch enkel voor bedrogen. Ze kónden er maar niet aan gelooven, dat dit alles schijn en bedrog was! zóó echt zag het er uit... Boven in S. Ignazio bevinden zich, gelijk ik vroeger reeds schreef, de in kapellen herschapen kamers van St. Aloysius, St. Berchmans en den Z. Antonius Baldinucci, de kapel van St. Aloysius' kloostergeloften en die der Hoofd-Congregatie. Wie ze den vorigen keer tiiet bezocht, kreeg ze ditmaal te zien, want we zijn er met z'n allèn nog eens op pelgrimage gegaan, en hebben er onze Maastrichtsche vrienden ook nu weer niet vergeten in ons gebed. En tóen naar St. Pieter, waar we óók reeds tweemaal waren geweest, en dus bij onze nadere bezichtiging-in-onderdeelen het groote voordeel hadden van er niet meer zoo héél vreemd voor te staan. Maar 't is of die kerk — en niet minder haar wereld-wijd voorplein! — voortdurend maar blijft groeien!. want alles leek ons alwéér veel grooter en grootscher dan beide vorige keeren. Dit schijnt het gevolg en de eigenaardige werking van haar zoo wonderbaar-harmonisch evenwicht van maat en verhouding in al haar kolossale onderdeden. Men heeft tijd noodig, om oog te krijgen voor dat buitengewoon kolossale. Het best nog neemt men er wat proeven bij, zooals we dat bv. deden door Pietje naast de engelen van een der wijwatersbakken omhoog te tillen. En al leken het eerst heel gewone en o zoo poezelige engeltjes, ons Pietje bleek er 'n kind bij... En 't is me anders nogal 'n stevige boy!... In de Sacraments-kapel werd een plechtige Hoogmis gczon- □ ROME IV; IN DE ST. PIETER 87 gen met vól orgel en koor. We hoorden het in 't voorbijgaan, maar verder in de kerk was er ternauwernood 'n geluidje van waar te nemen. Wat ik vroeger voor 'n verzinseltje hield, bleek dus toch waarheid te zijn. Zegt dit u niets over de reuzen-maten van dit mondiale kerkgebouw?... Men kan ook met afmetingen van andere om haar grootheid bekende kerken werken, zooals die in St. Pieter zelf met haar afmetingen staan aangeteekend op de koperen schaal-band, die in den marmervloer is ingelegd. De Aya Sofia meet 110 M., — de Kathedraal van Antwerpen 117 M. — de S. Paulus buiten de Muren 128 M., — de Dom van Keulen 132 M., — die van Bologna 133 M., — die van Milaan 135 M., — die van Florence 149J M., — de St. Paul te Londen 158i M., — maar de St. Pieter, tot aan z'n vóórhal gemeten, overtreft hen alle met z'n 187 M. lengte!... Doch wat zeggen ons deze maten?!... Neem eens u bekende kerken, en... zet ze in de St. Pieter! ...Neem de torens van Maastricht, en zet ze onder den St Pieterskoepel!... de O.L. Vrouwe-toren mét zijn 44 M., de zijtorens van St. Servaas met hun 55 M., en de torens van St. Jan en St. Servaas, ieder met z'n 72 M... 't worden onder den 94 M. hoogen St. Pieterskoepel als... torentjes in een véél te groot étui!... ze kunnen als roeibootjes drijven in die zee van ruimte!... De groote St. Willibrórdus-kerk te Amsterdam, in de St. Pieter gezet, komt van de «Cathedra» precies tot aan den eersten pi/Ier van het middenschip! Wilt ge méér en iets nog sprekendere?... De Maasbrug te Maastricht gestrekt gemeten, is 155 M. lang; het Vrijthof met de straten aan weerszijden er bij 170 M; — de buitenwerksche lengte van St Servaas, O.L. Vrouwe, St Jan bedraagt respectievelijk 90, 69, en 58 M! WUlen we zóó nog eens doorgaan ? Welnu: 88 ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER HET ST. PIETERSPLEIN Het is een groote ellips met een daarachter liggend onregelmatig vierkant: a: Grootste middellijn (met den Porticus mee) : 273 M. d.w.z. de lengte van hoek Groote Gracht langs de Markt en Boschstraat tot de Breulingstraat. b: Kleinere middellijn-. 226 M., dw.'z. de Iengjte van hoek Groote Gracht tot het midden van de entree van Hotel «Lévrier». c : breedte van heel het plein : 240 M., zie b; d: lengte van heel het plein: 340 M.: van de Wijkerbrug- straat-klok tot aan den voorgevel van het Station is 315 M. DE COLONNADE a: bestaat uit 284 dorische zuilen, gemiddeld 15 M. hoog, — de Jesuïetenkerk van vloer tot gewelf meet 16 M. — en 88 pijlers ; de zuilen groeien naarmate haar afstand van de elliptische centra. b: In vier rijen vormen deze zuilen 3 overdekte gangen, elk 20 M. hoog (zie a) en te zamen 174 M. breed, d.w.z. de breedte der twee gevels van Hotel de la Bourse en Café Schrijnemakers op de Markt tr zamen. In den middengang kunnen twee wagens elkaar passeeren. c: Boven op de colonnade staan 192 beelden, elk 5 M. hoog, gelijk de pijlers der Jesuïetenkerk. DE OBELISK midden op het plein, door Caligula in 39 na Chr. uit Heliopolis in 't Vaticaansche Circus geplaatst: is 251 M. hoog. De telefoonpaal op de Tongerschestraat is slechts 2\ M. hooger. DE FONTEINEN achthoekig, met dubbele schalen, zijn ieder 13 M. hoog, dus 3 M. lager dan de Jesuïetenkerk van binnen, en spuiten een □ ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER 89 straal van 6-7 M.: dezelfde kerk van den vloer tot de boratwerig van het koor, meet 6.60 M. DE FACADE VAN DE ST. PIETER heeft een breedte van 117 M. d.w.z. van Schurgers in de Maastr. Brugstraat tot en met de brugwachterswoning. De facade van ons Stadhuis meet 37 M. Ze is 50 M. hoog; de zijtorens van St. Servaas meten elk 55 M. De 8 Corinthische zuilen hebben ieder een hoogte van 28 M., zijn dus even hoog als de telefoonpaal op het St. Amorsplein. DE VOORHAL VAN ST. PIETER is zoo groot als 'n kerk! 71 M. breed: van hoek Drie-emmerstraat tot hoek Hoenderstraat is 72 HL.; — de diepte bedraagt 131 M.: de middenbeuk van St. Servaas is 12 M.; de hoogte 20 M., dus 4 M. hooger dan de Jesuïetenkerk van binnen. ST. PIETER VAN BINNEN De lengte, zonder de voorhal, 187 M. zagen we reeds, a: Middenschip: 45 M. hoog: hoogte nok van St, Servaas 30 M.! Zet daar dus de binnenhoogte der Jesuïetenkerk nog bovenop! 27 M. breed: de breedte der O.LV., buitenwerks gemeten, is 251 M. De pilasters ieder 24 M. hoog: de Jesuïetenkerk toren p. m. 28 M. b: Zijbeuken: 10 M. breed, dus de middenbeuk der St Jan, as op as gemeten, c: Dwarsbeuken: lengte 137 M.: de Markt zonder de zijstraten aan beide zijden, is 135 M. breedte 621 M.: het Vrijthof in z'n smalste breedte. 90 ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER □ d: Pijlers: 1. die van het middenschip zijn 50 schreden in omtrek di. 354 M.: de buitenwerksche breedte van St. Servaas over de drie beuken en de zijkapellen gemeten, bedraagt 36 M. 2. die van den hoofdkoepel 100 schreden in den omtrek d.i. 71 M.: hoek Drie-emmerstraat tot hoek Hoenderstraat is 72 M. 3. de verbindings-arcaden der hoofdkoepel-pijlers zijn 45 M. hoog: O.L. Vrouwe-toren 44 M. 4. de koepelpijler-nissen zijn 20 M. hoog d.w.z- 4 M. hooger dan de Jesuïetenkerk van binnen! De zich in elk dezer 4 pijlers bevindende Loggia is 10 M. hoog, dus 34 M. hooger dan de Jesuïetenkerk van vloer tot en met koorborstwering, — en 54 M. breed: een zijbeuk der Jesuïetenkerk meet 34 M. DE KLEINE KOEPELS De hoogte van elk der twee bedraagt 45 M.: O.L. Vrouwe-toren 44 M. De omtrek van elk der twee bedraagt 92 M.: de breedte van het Vrijthof aan den kant van «Du Casque» is 90 M. DE HOOFDKOEPEL Middellijn van beneden: 42 M; Jesuïetenkerk met portiek en priesterkoor is 414 M. Middellijn van boven: 84 M., dus 4 M. méér dan het middenschip der Jesuïetenkerk. Hoogte van vloer tot koepelbasis: 45 M.: O.L. Vrouwe-toren 44 M. tot eerste galerij: 53 M.: zijtorens van St. Servaas 55 M. tot tweede galerij: 70 M.: hoogste punt van ons Stadhuis 63-65 M. De breedte dier galerij geeft plaats aan 4 personen naast elkaar. O ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER 91 Hoogte van dak tot spits: 94 M. Van vloer tot lantaarnbasis: 101 M. van vloer tot en met lantaarn: 117 M. van vloer tot spits p.m. 140 M. De torens van St. Servaas en St. Jan zijn ieder 72 M. hoog, —die van O.L. Vrouwe 44 M., — die der Jesuïetenkerk p. m. 28 M... Werk daar nu eens mee! Is het wonder dat men van dezen reusachtigen koepel spreekt als van «een afgrondV hangend boven ons hoofd,» en als van «een omgekeerde kolk, die al verder en krachtiger opboort naar het hart van 't licht» ?... DE KOEPEL-LANTAARN De lantaarn: 154 M. hoog: de Jesuïetenkerk van binnen 16 M. 84 M. middellijn: het middenschip der Jesuïetenkerk 8 M. breed. De lantaarn bevat 16 pilasters tusschen 16 boogvensters. De bronzen knop: 24 M. doorsnee : zijbeuk Jesuïetenkerk 34 M. Er is plaats voor 'n persoon of 5-6. Het kruis: 4 M. hoog: een pijler der Jesuïetenkerk is 5 M. DE OPPERVLAKTE VAN ST. PLETER bedraagt 21.190 M». Die van ons Stadhuis is 1184 M«, en die van het Vrijthof zonder straten er langs j 12.150 M», met straten er langs 17.850 li*. ENKELE BIJZONDERHEDEN o: De baldakijn van het Confessie-altaar is 284 M. hoog. Onze telefoonpaal van 28 M. kan er dus onder staan! De bronsmassa van den baldakijn weegt 63.054 KG. b: Vóór het Confessie-altaar branden rondom St. Petrus' Graf, 89 groote hoornvormige lampen van verguld brons. Zij volgen den kransloop der marmeren balustrade vóór de Confessio. Deze balustrade heeft een omvang van 24 M. en geeft 92 ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER doorgang tot een marmeren trap, die 24 treden omlaag voert. c: De bronzen Kerkvaders-beelden, die de «Cathedra Petri» dragen, wegen met deze te zamen 74.260 K.G. De «Cathedra» zelf is méér dan 5 M. hoog: de pijlerhoogte der Jesuïetenkerk. d : St. Pieter, met de Colonnade te zamen, telt 748 zuilen en 393 beelden. e : St. Pieter heefit 270 vensters en 30 altaren. ƒ: De grootste trappenopgang vóór de St. Pieter, die naar den ingang der voorhal' leidt, bestaat uit 3 x 7 travertijnsche treden. g: De Mozaïek-medaillons der Evangelisten in de pijlers van den hoofdkoepel zijn ieder 8 M. hoog: een raam in de Jesuïetenkerk is slechts 7 M. De pen van St. Jan Evangelist is 21 M. lang: een zijbeuk der Jesuïetenkerk is 31 M. breed. h: De engeltjes der wijwatersbakken zijn reuzen van 2 M. De letters van het randschrift boven langs den koepel in 't rond zijn 2 M. hoog. i: Om een leeuw te meten van het beroemde «Leeuwen-monument» hadden we 8 jongens naast elkaar noodig. Om een klauw te bedekken ruim 3-4 handen. ƒ: Boven op het dak van de St Pieter huist een heele bevolking. Daar worden menschen geboren, die er leven en sterven. Is het wonder dat men hier bij zulke afmetingen, in onmacht zijn toevlucht tot groote woorden neemt? dat men van «verpletterend» spreekt?... Zet zoo'n baldakijn van 28 M. hoog hier eens op straat, het zou verbazend zijn! wijl buiten alle proportie met alles in 't rond... En tóch, in St. Pieter doen al die giganten-dingen en maten heel gewoon, ze vallen niet op, want: ze hooren er thuis!... Maar dat is ook juist het enorme! Wanneer men echter wat nauwkeuriger toeziet, de dingen uit Q ROME IV: DE MATEN DER ST. PIETER 93 hun Terband neemt, gaat meten en vergelijken, dan komt ér 'n reuzengroei in en wordt het ontstellend!... • * * * Doch met al die reusachtigheid hebben we nog slechts het mindere deel, de stoffelijke zijde Tan de St. Pieter! Maar nu de geest van St. Pieter!... Het weidsche plein ligt als een wereld open Toor Jesus' Kerk en Leer... De Colonnade met haar moederlijk-alomspannende armen spreekt óns van de kathohciteit, de algemeenheid Tan Christus' Kerk, die Tolgens de goddelijke opdracht Tan haren Stichter: dé Wereldkerk moet zijn, alle wereld en mensch moet omvademen, hen brengen aan het Hart van den Goeden Herder in het Ciborium van 't Sacramentsaltaar daar... De fiere Obelisk roept ons in zijn triomf een«Sursum Corda» tegen! Zag hij eenmaal niet neer op de vervolging, den strijd, den ondergang der eerste Christenen, toen hij stond in het Circus van Nero? En nü, op het St. Pietersplein staande met Kruis en Kruisreliek in top, verkondigt hij nu niet de victorie van den «Leeuw van Juda»?... «Ziet hier het Kruis des Heerén! Vlucht dan, vijandige machten*. De Leeuw uit den stam van Juda zegepraalt]» : zoo staat er op het voetstuk van den Obelisk te lezen... En aan den voet van dit Kruis-monument springen over dit wereld-plein aldoor maar die milde fonteinen, gelijk aan den voet van Jesus' Lijdenskruis de bronwel van alle genade ontspringt,... vloeiend altijd,... voor alle wereld en mensch!... De geest van St. Pieter!... die éénig-reusachtige kerk van zulk een grootheid: symbool van het éene en éenig Huis, onverwoestbaar gebouwd op de Rots, als een stad op een berg,... voor héél de wereld zichtbaar,... en ruim-open voor alle menschen !... 94 ROME IV: DE GEEST DER ST. PIETER □ De geest van St. Pieter!... symbool van het werkelijke en ware leven hierbeneden: het Kruis overheerscht er!... Die reusachtige koepel!... een beeld van de hechtheid van het bolwerk der H. Kerk, door geen machten der hel te overweldigen !... De geest van St. Pieter!... hij spreekt uit die randschriften, aan den binnenrand van haar koepel en boven langs haar wanden : «Gij zijt Petrus en op deze steenróts zal Ik mijn Kerk bouwen, en U zal Ik de sleutels van het Hemelrijk geven.» «Vanhier straalt het ééne Geloof uit over de wereld. Hier ligt de oorsprong van de éénheid des Priesterdoms». «O Herder der Kerk, gij, weidt alle lammeren en schapen van Christus.» «Tot U, Petrus, sprak Jesus driemaal: «Bemint ge Mij ? En driemaal gaaft gij. uitverkorene, Hem ten antwoord en zeidet: «Gij, die alles weet, Gij weet, dat ik U liefheb.»... Allemaal woorden, die we duizendmaal hebben gehoord, zoo goed als van-buiten kennen, maar... die op déze plaats hier als een nieuw geluid krijgen en een nieuwe, nog diepere beteekenis!... De geest van St. Pieter \... dat heirleger, dat volk van Heiligen daar,... der Kerke kroost en kroon!.. En daarom dan ook, meer bepaalder nog gezegd dan «de geest van St. Pieter» : de heiligheid van de St. Pieter \... Hoeveel duizenden, tien- honderduizenden en millioenen vrome Christenen,- ontelbaar veel Heiligen daartusschen!... zijn de eeuwen door, uit alle windstreken der wereld, sedert Constantijn als pelgrims naar deze bij-uitstek heilige plaats ter bedevaart gekomen — ten koste van hoeveel moeite en offers! — om hier te komen bidden bij het heilige graf van den Visscher, door de beide machtigste keizers der Christenheid, — — Constantijn en Karei de Groote, in hun ruiterstandbeelden in de voorhal, — in eerewacht bewaakt!;.. □ ROME IV: DE HEILIGHEID DER ST. PIETER 95 Hoevele heilige Pausen hebben hier geleefd, gebeden en geofferd de Offergave van het driewerf-heilige Lichaam en Bloed van het Lam Gods! Hoeveel heilige Pausen slapen hier nog den rustigen slaap van Christus' vrede: 13 Paus-martelaren en 22 Pausen-belijders, St. Petrus vóór allen... Een waar Concilie van Heiligen! wanneer we daarbij nog denken aan zooveel andere relieken van evenveel andere groote Heiligen! Het gebeente van St. Simon en St. Judas, het hoofd van St. Adreas, de heilige lichamen van St. Marcus, St. Damasus, St. Joannes Chrysostomus, St. Gregorius van Nazianze, St. Petroneua,... zij rusten hier in de St. Pieterskerk, die er heilig door is!... Het groote Kruis-partikel, de zgn. Veronicadoek, de lans van Longinus, en nog een schat van andere relieken, —- het graf van Pius X! — zij zijn alle hier, en maken de St. Pieterskerk heilig 1 Het Confessie-altaar boven Petrus' graf, de Cathedra Petri, het aloude Petrus-beeld hier... ze maken de St. Pieterskerk heilig! Die talrijke Zalig- en Heiligverklaringen — en al die Heiligen en Zaligen zijn hier geweest minstens door hun relieken! — ze maken de St. Pieter heilig, gelijk ook al die grootsche heilige plechtigheden, als het Vaticaansch Concilie hier in den dwarsbeuk gehouden, de zielen-verreinende biechtstoelen van elf verschillende naties, en de zeven geprivilegieerde altaren, het hunne bijdragen tot de heiligheid van de St. Pieter!... Bij zooveel geestelijk-kolossaals past niets geringers dan het stoffelijk-kolossale, dat deze kerk aan maat, getal en gewicht bezit. Hier huldigt de stof den geest, en de geest geeft aan de stof zijn inhoud van hoogere waarde. Maar boven maat, gewicht en getal huldigt de Kunst St. Pieters heiligheid: meetkunst, bouwkunst, schilderkunst, beeld- 96 ROME IV: DE HEILIGHEID DER ST. PIETER □ houwkunst, edelsmeedkunst, mozaïekkunst, toonkunst in muziek en zang... Bramante, Michelangelo, Bernini, Palestrina... ga voort,... ga voort,... Hoe kóm ik aan het einde?... En als we nu de kunstwerken zelf van St. Pieter nog eens in bijzonderheden moesten bespreken,... alleen maar opsommen, waar zou het einde zijn?... Och, laat ine niet verder uitweiden over de onomvadembare St Pieter! Zei Vondel niet: «Men kan de rijke zee niet scheppen in een noot: De noot is véél te kleen, het water al ,te groot»? Neem zelf dus liever een boek over de St. Pieter ter hand, dat reeds geschreven is : en weet, dat wij van al die heerlijkheden volop genoten hebben. Het éénige wat ik kan schrijven, is: dat 't voor mij onbeschrijfelijk is, en dat 't na onze genotvolle bezoeken, voor ieder van ons wel een telkens nieuwe vreugde zal zijn iets over de St. Pieter te lezen. Zeker zullen we dan in den geest ook weer onze kinderlijke hulde herhalen, aan het aloud en eerbiedwaardig bronsbeeld van St. Petrus hedenmorgen gebracht. Het was nu weer ontdaan van den rijken pausmantel en de goude tiaar, waarmede het tijdens de plechtige Pausmis gesierd was. En neerknielen zullen we weer in den geest bij St. Petrus' heilig graf onder 't machtig baldakijn-altaar, waar we luid-op in 't Hollandsch onze Geloofsbelijdenis hernieuwden;... neerknielen ook bij het zoo bescheiden graf van den grooten Paus der H. Eucharistie, Pius X, wien dan misschien wel reeds officiéélkerkelijk de eer der Heiligen zal zijn geschonken, die de opvallend groote godsvrucht des volks hem reeds voortdurend brengt!... Het lag er al weer vol van kaarsen en bloemen... En als de DE PLECHTIGE PAUSMIS IN ST. PIETER 51 □ ROME IV: CAMPO SANTO EN ENGELENBURCHT 97 graf crypte gesloten is, knielt men eenvoudig neer bij het koperen kruisje, dat Vlak boven zijn graf in den marmervloer der kerk is ingelegd... En o dat verrukkelijk gezicht op dat heerlijk zonne-witte plein van St. Pieter!... met z'n markante nóg wittere kruisuitstrating in 't rond;... met die kostelijke fonteinen en haar hoogwijde straalpluimen van millioenen tintelende druppels in 'n gulden zonnelicht onder den strak-blauwen hemel;... die fiere obelisk, wiens heidensch gesteente het Christus-reliekkruis in zegepraal den hoogen hemel in heft;... die weidsche, alles omspannende armen der majestueuze zuilen*colonnade... Kom, sluit je armen nu dicht en bind ons voor altijd aan Kerk en aan Paus!... Geeft ons voor 't leven je parelend-stralende roomsche blijdschap mee, fonteinen van St Pieter!... En jij daar, obelisk, je niet-te-buigen fierheid op het Kruis!... En mocht het H. Geloof zich beschuttend en sierend over heel ons leven welven, als je machtig-schoone koepel, St Pieter !.... * * * Op 't Camp o Santo, in St Pieters' schaduw, rusten «Teutones in Pace»... Wij hebben er neergeknield en gebeden bij de eenvoudige graven van Katholiek-Nederlands grooten emancipator Dr. Schaepman en van den grooten Maastrichtenaar, Excellentie L,. Regout, den Oud-minister en eersten Gezant bij den H- Stoel, nadat dit Gezantschap hersteld was. En toen ging 't naar den trotschen Engelenburcht!... óók weer een bouw, van wiens reuzen-afmetingen men eerst een idee krijgt, wanneer men er uren in heeft rondgedwaald. Wat hadden we hier prachtige panorama's op de stad en hooge omgeving. «II Monumentissimo» daar beneden en Garibaldi daar boven : vallen natuurlijk alweer dadelijk op... Hinderlijk, doch ik zwijg er maar over. 98 ROME IV: DIEVEN, CHAUFFEURS EN THERMEN □ Over dieven gesproken... We hadden hier onze eerste ontmoeting met «Heeren Zakkenrollers». In een, smallen drukken doorgang van de eene zaal naar een andere, voelde onze film-operateur Vittorio — op het opperste platvorm van den burcht trad hij in actie, toen wij één-voor-een door het luik onze hoofden de lucht in hieven — een zachte hand behoedzaam z'n binnenzak in glijden... Hij greep er onmiddellijk naar, met het gelukkig gevolg: dat de hand snel verdween en de portefeuille bleef waar ze was. Van den dader verder geen spoor... 't Had érger kunnen wezen, dan 't nu vermakelijk was. En in een triomfante bui van royaalheid heeft Vittorio, die zich na die zakkenrollers-mislukking rijker voelde dan ooit: ons getracteerd op 'n... «aapie», dat ons in z'n schommelend bakje in vroolijke deining naar huis heeft gebracht voor de lunch. * * * Des middags gaven we echter weer de voorkeur aan auto's. Tusschen twee haakjes gezegd: artisten zijn Rome's taxichauffeurs, die hun weerga niet kennen. Bij de razendste vaart, in de volste straat, nemen ze, op de drukste punten, draaien... waar je van schrikt. Maar gevaar voor ongelukken schijnt voor hen alléén te bestaan, om het... te ontglippen. Je moet er bepaald eerst aan wennen. Maar zóóver zijn we nu al. Nu ging het de fraai-aangelegde «Passegiata Archeologica» in naar de Thermen van Caracalla, de baden — of liever het badpaleis! — waar wel 1500 man tegelijk hun bad- en zwemlust konden voldoen, door dezen keizer voor Rome's burgers gebouwd. We doorwandelen met verbazing en bewondering, ja, haast met eerbied, dit reusachtig bouwval-complex. De Voorhal, wéleer voor gymnastische oefeningen bestemd, — het Frigidarium voor koude baden, met zijn diepergelegen □ ROME IV: IN DE THERMEN VAN CARACALLA 99 zwembassin er achter, — hierachter, in 't midden van heel den bouw, het Tepidarium voor lauwere baden, — en daarachter weer de rondbouw van het Caldarium voor heete baden. De aangrenzende zeer aanzienlijke ruimten ter weerszijden van dezen midden-bouw bevatten kleedgelegenheden, boden plaats voor verwarmingstoestellen, en gaven toegang tot de aan weerszijden gelegen Palaestra voor balspel en lichaamsoefeningen. Op menige plaats zijn groote mozaïekvloeren in zwart en wit nog onder het zand bewaard, doch onder de barning des tijds verzakt en aan 't golven gegaan. Wat moet dat een overweldigende pracht, een overdadige luxe geweest zijn! te oordeelen zelfs naar de ruïnen, die er van bleven, ondanks alle verwoesting nog altijd zoo wonderbaar en grandioos. Wat 'n bogen, die daar nog staan!. en wat bieden ze ons een prachtige doorzichten op andere hoog-rijzende ruïnen! Ze brachten ons bepaald onder den indruk met de grillige vormen hunner machtige steenmassa's en het dreigend geweld, waarmede zij zich tot aanzienlijke hoogte verheffen... Een imposante donderpreek op het vergankelijke van 's werelds ijdelheid. In S. Sebastian en omgeving werd nu, voor wie er nog niet geweest waren, het vroeger gemis ten volle hersteld en vergoed, want we bezochten nu óók nog de allernieuwste opgravingen onder de absis der kerk en het met Nederlandsche guldens gebouwde museum-ruim, waar alle opgegraven stukken verzameld en ten toon zijn gesteld. Dat had ook den vorigen keer niemand onzer te zien gekregen. En zoo genoten we dus van oud en van nieuw. En wie zou iets zóó interesants niet twee keer willen zien! Na een kort oponthoud bij de Catacomben van Domitilla, waren Forum, Palatijn en Colosseum aan de beurt. Daar stonden we te midden van Rome's ouden luister en vergane glorie. 100 ROME IV: FORUM, PALATIJN EN COLOSSEUM □ Wat er nog van overbleef, zijn stukken en brokken, maar wèi in staat ons te zeggen, dat het oorspronkelijke geweldig moet zijn geweest... Toch hebben we in de afgeloopen dagen ook elders, zij het dan brokstuksgewijze, reeds veel gezien en bewonderd Van Rome's oud-heidensche glorie, — de «spolia gentium», nu gelukkig gekerstend! — gelijk de zoo talrijke heerlijke tempelkolommen, die nu in menige kerk en op menig altaar den kerke-luistér van den waren God verhoogen, en spreken van den triomf , dien het Christendom over het Heidendom heeft bevochten. Zagen we ook niet menige weelderige oud-romeinsché badkuip tot altaar-tombe of doopvont herschapen? En hoeveel marmer van het Colosseum is er aan kerken verbouwd? En dan die talrijke obelisken en kolommen, met Kruis of Heiligenbeelden hoog in top!... Zagen we niet op het Forum de oudste Mariakerk, de S. Maria-Antiqua, binnen de wijde muren van een oudheidensch bouwwerk? Zagen we er niet eveneens de ruime Kapel der Veertig Martelaren van Sebaste? en bood niét een deel van den Tempel van Venus en Rome plaats aan de kerk van St. Francisca Romana?... «Christus verwint, Christus regeert, Christus heerscht. Christus gisteren, heden en in eeuwigheid!»... hoe klinkt ons die leuze hier in de oude hoofdstad der Heidensche Wereld, en hier op het Forum zelfs, triomfantelijk tegen uit bouwval en steen!... Is 't Colosseum, in deze belichting gezien niet een Christentriomf-monument zonder weerga ? en is dat niet zijn éénig vol-ware belichting?. ■■ Zóó hebben wij dit alles gezien, bewonderd en er ons zoo heerlijk blij «roomsch» bij gevoeld. De heiden-triomf werd tot bouwval, de Christen-nederlaag tot zegepraal... tWilt niet vreezen: Ik heb de wereld verwonnen»... □ ROME IV: BIJ Z. EMIN. KARDINAAL VAN ROSSUM 101 Onderwijl was het bij al dat wandelen en kijken boven, op den Palatijn, beneden op het Forum — en van hier weer naar daar — reeds 4.45 geworden. En daar schoot het ons plots als 'n bliksemgedachte te binnen: dat we om 4.30 in «Hotel Minerva» moesten zijn, om ons op te knappen voor de Audiëntie bij Z. Em. Kardinaal van Rossum, die ons om 5 uur wachtte... Wat er tóen gebeurd is, vergeten we nooit!... Als razenden stoven we wegivan het Forum, om 'n auto of rijtuig te pakken... Niet één stuk was er te krijgen, en wat er voorbijkwam niet «libero»... Goddank, daar stoof de autobus aan, die van St. Callixtus naar het Forum Trajanum rijdt... Wij er in, ofschoon ze reeds vól was... Van het Forum Trajanum naar de Piazza Venezia gehold... Geen auto, geen rijtuig te krijgen!... Eindelijk, daar komt er een aangesukkeld op z'n romeinsch, met 'n waggelend paard om meelij mee te krijgen... Vooruit, met zes man er in, de één op den ander, de beenen eruit en de lucht in... «Piazza d'Espagna ! »... «Avanti, avanti, direttissimo, presto, prestissimo h... 'n Vertooning, waar heel wandelend Rome daar: stil bij bleef staan en vroeg hoe dat zou af loopen... Maar wij waren «op tijd» bij het Progaganda-paleis en kwamen er aan als... de éérsten. We werden er vriendelijk verwelkomd door een Hollandschen Redemptoristen»broeder: «U is wèl op tijd, hartelijk welkom: de Kardinaal zal wel dadelijk komen, en de audiëntie begint om... half-zes». Daar stonden we nu als echte vagebonden. We hadden op het toilet-uur in «Hotel Minerva» gerekend!... De Broeder had pret,... ,en wist raad. De kleeren geborsteld, de schoenen gepoetst, de handen gewasschen, de haren gekamd, en — maar niemand weet hoe! — een baard werd er zelfs 102 ROME IV: BIJ Z. EMIN. KARDINAAL VAN ROSSUM O geschoren... En we hebben elkander bewonderd, zoo schoon als wij er nu uitzagen!... De Nederlandsche Kardinaal heeft zijn jeudige landgenooten allerminzaamst ontvangen. Toen wij allen in 't rond waren geschaard, sprak eerst R.P. Esser een eerbiedig woord van hartelijke hulde, waarop Z. Eminentie ons aanstonds zijn zegen schonk. Toen las Frits Smits uit Breda een heel aardig adres van hulde voor, en nu nam de Kardinaal, zichtbaar bewogen, zelf het woord. 'Z. Enrin, was er trotsch op, zijn dierbaar Vaderland zoo flink vertegenwoordigd te zien, eh ons wijzend op St. Alfonsius, St. Franciscus en St. Aloysius spoorde hij de jeugd aan: vooral toch hooge idealen te koesteren, waartoe ons verblijf in de H. Stad wel veel zou bijdragen. «Wie hooge idealen heeft, koestert hooge gedachten. Hooge «gedachten wekken groote verlangens. Groote verlangens lei«den tot groote besluiten. Groote besluiten voeren tot groote «daden. En daar komt alles op aan? Mocht dit voor alle pelgrims, in welken staat dan ook, de rijke vrucht der pelgrimsreis zijn!... Dat wenschte de Kardinaal ons van harte en daarop gaf hij ons andermaal zijn heiligen zegen. Daarop had ik gelegenheid Karei Janssens de Limpens afzonderlijk aan Z. Eminentie voor te stellen. Hetzelfde voorrecht genoten ook Theo Dreesman, de Siamees van 't Canisius-College en de beide Javanen. Aan deze laatsten verzekerde de Kardinaal, dat hij op z'n Internationaal College nog altijd 'n plaatsje voor een Javaan gereserveerd hield. Na een minzaam onderhoud met Paters en jongens dooreen, klonk nu tot slot een krachtig «Roomsche blijdschap», dat de Kardiaal zelf ook hartelijk-blij meezong. En met een driewerf «hoera» is alles toen heengegaan, over-voldaan over het goedmoedig vertrouwelijke karakter van heel deze audiëntie... A. M. D. G. Rome, Maandagavond 3 Jan. 1927. Grande Albergo «Minerva» Tn den vroegen morgen van onzen laatsten dag in de H. ■ Stad droeg de HoogEerw- Pater Assistent R v. Oppenraay voor zijn jeugdige pelgrims-landgenooten aan het grootsch en overkostbaar, prachtig graf-altaar van den H. Ignatius van Eoyola in de Gesü-kerk, de H. Mis op, waaronder de pelgrims ter H. Tafel naderden., De morgen; werd verder door de meesten besteed aan een bezoek der Vaticaansche Pinacotheek en het Vaticaansche Museum, terwijl enkele niet-museum-liefhebbers de voorkeur gaven aan de krochten en den koepel der St Pieterskerk Een morgen dus van overvloedig, ja, overdadig genot in de regionen van kunst en natuur. De panorama's immers vanaf den St. Pieterskoepel behooren tot het sehoonst-denkbare op dit gebied, en ja, wat moet ik van kunstgenieting wel zeggen in overrijke schatkamers van kunst als Pinacotheek en Museum van het Vaticaan! Het Pauselijk Schilderijen-museum is niet groot, omvat slechts vier zalen, doch wat er bijeen is gebracht behoort tot het puik der edele schilderkunst. Denk slechts aan namen als Giotto, Lorenzo Monacho, Fra Angelico- Benozzo Gozzoli, Filippo Lippi, Melozzo da Forli, Leonardo da Vinei, Pinturicchio, Perugino: met van hun beste Stukken zijn ze hier vertegenwoordigd. En eindelijk de groote Raffaël met heel een zaal voor zich en zijn school! Zijn meesterwerken als de Madonna di Foligno, de Transfiguratio Christi, de Maria-Assumptie, en talrijke kleine doeken, zijn op-zich alleen genoeg voor uren en uren van telkens nieuw en stijgend, nooit verzadigend schoonheidsgenot... Maar het Vaticaansch Museum dan!.. zoo niet door het aantal, dan toch door de kunstwaarde van zijn treffelijke stukken, alle 104 ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN O overige musea van Europa overtreffend. Er ging een onbekende nieuwe, nooit ook maar vermoede schoonheidswereld voor ons open!... Het Egyptisch Museum, de Sala della Biga, de Gaüeria dei Candelabri, de Sala a Croce Greca, de Sala Rotonda, de Sala delle Muse, de Sala degli Animali, de Galleria della Statue, het Gabinetto delle Marchese, de Sala dei Busti, het achthoekig Cortile di Belvedère, het Museo Chiaramonti, de Braccio Nuovo, de GaÜeria Lapidaria... We hebben ze alle doorwandeld, stilstaand bij dit meesterstuk hier en dat beroemde kunstwerk daar, en al weer getrokken door een derde en vierde daar ginder... zooals ons gidsboek het aangaf, dat ons tot het allervoornaamste bepaalde... Maar men zou er wel dagen, weken, maanden aan kunnen besteden, en, zelfs jaren in Rome verblijvend, moet ieder nieuw vertoeven in dit nooit verzadigend en immer nieuwen dorst naar genieten wekkend kunstoord wel telkens weer een nieuwe blije opgang in het rijk van schoonheid en kunstgenot zijn... Wat was het ons een lust hier de orgineelen te zien van zooveel wereldberoemde oude marmers en bronzen van Grieksche en Romeinsche Antieken, waarvan we al zóóveel afbeeldingen zoo dikwijls reeds gezien en altijd weer opnieuw bewonderd hadden... Maar nü... En dan het meer christelijk deel van dit wonder Museum!... Vooreerst de schitterende zalen der Bibliotheeek, met haar volle en toch niet onaangenaam druk-doende kleurige polychromie, waar de meest waardevolle handschriften en een schat van kunstrijke, kostbare vorstengeschenken ten toon zijn gesteld; het Museum van Oud-Christelijke Kunst, de zes zalen van het Apartemento Borgia door Pmturicchio, Giovanni da Udine en Pierin del Vaga fraai beschilderd;... de Loggiën van Raffaël, onder diens leiding door de twee laatstgenoemden en ande- □ ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN 106 ren zijner leerlingen met heerlijke plafond-medaillons uit het Oude Verbond en Jesus' Leven bepenseeld;... de Kapel van St Laurentius, met haar tot bidden stemmende Fra-Angelicotafereelen uit het leven van haar Titel-heilige;... de weergalooze Raffaël-stanzen: de zalen van Constantijn, van Heliodorus, der Disputa en School van Athene, en die van Leo III: met al haar grootsch geconcipieerde en meesterlijk uitgevoerde schilderingen aan wand en dek, op zichzelf reeds een prachtmuseum; de triomfante zaal der verheerlijking van Maria's Onbevlekte Ontvangenis: een zaal echt voor óns, haar Congreganisten!... de drie verrukkelijke toonzalen voor moderne pictuur, waaronder Fracassini's welbekende doeken van Gorcums Martelaren en van St Canisius bij Keizer Karei V, natuurlijk aanstonds en bijzonder onze harten raken,... en dan de trappen op, of neen, laat ik meer geestelijk blijven en zeggen : omhoog! en nóg hooger! naar 't hóógste!: de «tremenda majestas» der Sixtijnsehe Kapel van Michelangelo!... Dat Laatste Oordeel!-, diè Schepping van Wereld en Mensch!.. diè Zondeval!... diè Zondvloed! diè Profeten... en Sybillen: ontzaggelijk... geweldig... titanenwerk!... Ik doe er het zwijgen aan toe. Wie kan het mij euvel duiden?... Hoe houden we 't uit! Onze oogen zijn moe; het begint ons te schemeren... Wij hebben geen woorden meer... Wij hijgen en zuchten ons verbazen en bewonderen in onmachtswoorden uit. We kunnen het met den besten wil van de wereld niet aan en niet óp. De «Schmerz unsrer Endlichkeit» bij zulk een als eindelooze opvolging van schoonheid óp schoonheid, die ons aldoor tot verbazing en bewondering dwingt... Door de lange en zeer ruime, ons wat verpoozing schenkende Galleria Geographica, met haar eigenaardige maar zeer wèl aandoende wandversiering van groote landkaarten-vakken,... door de Galleria degli Arazzi, met haar, deels naar RaffaèTs 106 ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN ontwerpen, prachtige Vlaamsche gobelins met bijbelsche voorstellingen,... door het interessante Etruskische Museum, komen we op ons uitgangspunt terug en... buiten... We scheppen lucht, herademen, komen weer bij. Is dat alles nu werkelijkheid geweest?... Hebben we waarlijk beleefd al dat schoons, of waken we op uit een droomspel van schoonheid, een wonderen waan van genietingen?... O, wat zijn we toch rijk, dat we zóó iets mochten aanschouwen, beleven, ja, ondergaan... Gelukkige slachtoffers, blij aangegrepen, vrij meegesleept en willig afgetobd door al maar verrukkelijk kunstschoonzonder-genade, snakken we naar wat aardsche verkwikking in almoederlijk-mild natuurschoon... Daar waaien en wuiven de wenkende palmen der Vaticaansche Tuinen ons tegen!... Ze vragen een toegangskaart, — die hebben we niet — maar «een boodschap voor P. Hagen op de Sterrenwacht* en 'n dood-onschuldig gezicht, dat den poortwachter daar vast aan doet gelooven, bewijzen ons denzelfden welkom-goeden dienst. We stappen er binnen en bekomen in zalig natuurgenot. Heerlijke gezichten op St. Pieter en den Mons Marius... We rusten bij het sierlijke Landhuis van Pius IV... O, een morgen als deze telt voor een menschenleven van nagenieten, zelfs bij de geringste herinnering er aan!... * # * In het Dagboek van R.P. Henri de Greeve S J. las ik de volgende beschouwingen die hier wel een plaatsje mogen vinden. «Onder één dak* staat er boven: «Oud is de verzuchting: dat de mensch helaas, maar twéé oogen heeft. Als de mensch b,v. nog eens een oog had in zijn handen, dat hij naar alle zijden kon keeren, om als een spiegel het beeld der dingen op te vangen; als hij eens een pauwestaart met oogen had, dien hij kon ontvouwen!..- ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN 107 «Als die verzuchting ooit ergens geslaakt mag worden, dan is 't heel zeker in Rome, waar de oogen zich letterlijk verwijden aan al wat daar in onoverzienbare menigte ligt verzameld, en opgestapeld. ...De stenuning, die zich al gauw van den pelgrim, van den tourist, van den kunstkenner meester maakt, is er eene van volmaakte-wanhoop. «Er is te véél om te zien! zóóveel, dat een menschenleven geen rekening houdend met achturigen arbeidsdag, te kort is om op te nemen en te verwerken. «Grappig is de illusie van Rome-bezoekers, die doodgemoedereerd op een zekeren morgen zeggen, kijkend in hun program : «O, van morgen gaan we het Vaticaansch Museum kijken». «Ze gaan heen met dezelfde gemoedelijke bedoeling, waarmee ze op een Zondagmiddag een wandeling gaan maken naar een afgebrand huis of een gestrand schip, waarvan het bezienswaardige na een half uur kijken schoontjes af is. Even gemoedelijk stappen ze, met kijker en Baedeker gewapend, de Sint Pieter binnen; even gemoedelijk laten ze zich per auto naar Sint Paulus-buiten-de-Muren vervoeren; even gemoedelijk verdwijnen ze in de duistere aangrijpende stilte der Catacomben; even gemoedelijk gaan ze staan voor den Mozes van Michelangelo, voor de schilderijen van de Sixtijnsche Kapel, om ten slotte op een draf zaal na zaal, gaanderij na gaanderij door te hollen om «'t» toch tenminste gezien te hebben- «Begin er maar eens aan, de kunstschatten van het Vaticaan te gaan zien (let wel: ik spreek alleen nog maar van de kunstschatten) begin er maar eens aan. Als je, de marmeren trappen op, in de groote hal gekomen bent, liggen in een diep perspectief zalen na zalen, galerijen na galerijen, en je begint bij het eerste beeldje, het eerste kunstschatje, het eerste kleinoodje, en je ziet, dat je minstens een dag noodig hebt om 't te bestudeeren; en je ziet ernaast een anderen kunstschat, die óók 108 ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN □ een dag vraagt, en daarnaast 10, 20, 100 andere kunstschatten die óók een dag eischen, en je kijkt nog maar even rond, want er naast wacht een andere zaal óók vol kunstschatten, die een maand vraagt, en daarnaast, andere zalen die maanden vragen en je begint te loopen — je wilde immers vanmorgen de kunstschatten van 't Vaticaan «eventjes» gaan kijken — je begint te draven!... «Met tusschenpoozen sta je stil voor 't allergrootste, allermooiste, allerhoogste — Groep van Laokoön, het Tweespan, de Vuistvechter, Apollo di Belvedère, — maar verder vliegen aan je oogen voorbij reusachtige heele-wanden-bespannende gobelings, in glazen kasten: beelden, torsen, schilderijen, juweeb werk, vazen, kanten. Je oogen werken met stoom, en met brokstukken verdwijnen de meesterstukken in je zwelgende oogen; voort ga je langs boekenrijen, schitterende wanden, diepe miniaturen, kelken, edelsmeedwerk... «In de Sixtijnsche kapel maak je halt, sta je óp te staren naar het plafond, kijk je je oogen uit op het Laatste Oordeel, en o, 't is niet te omvatten. Weer gaat 't voort naar de Loggia's van Raffaël, Disputa... Weer een halte daar, fluisterend bewonderen en bewonderend fluisteren,... maar de tijd is beperkt. Weer vóórt door het Antieken-museum, het Egyptisch Museum, door de Sala Rotonda, de Sala delle Muse, het Museo Chiaramonti, etc. etc. etc. daar staan ze, al de beeldhouwwerken bekend uit boeken, bestudeerd uit platen: 700 antieke marmermeestersterstukken; Poseidon, Amor, Mercurius, Appollo, de vluchtende Niobe, Augustus, Tiberius, Antonius Pius. Je wilt gaan staan voor één zoo'n kerel en alles opnemen, maar vóórt, maar vóórt langs de onmetelijke schatten van het Vaticaan. «Zoo heb ik ze zien voorthollen, van 't één langs 't ander, overweldigd, overdonderd door den rijkdom van wat hier oog en □ ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN 109 haft te genieten krijgt 't Is dom zoo in vogelvlucht rond te vliegen, in paats van één of twéé geweldige meesterstukken diep in zich op te nemen en diep te laten doorwerken., door alles te willen zien, tot men ten langen laatste moe van het zien de oogen sluit zonder te zien, — maar toch — voor een Katholiek en ook voor een niet-kathohek, die zoo onder hoogspanning, in gestrekten draf Rome in een ommezien heef doorhold, geknipt, gefilmd, komt uit dien enormen chaos van beelden en gezichten, één overweldigende gedachte naar voren treden, een plotselinge visie op Paus en Pausdom en Kerk, die dit alles bij elkaar brachten, bewaarden, verzorgden en onderhielden... «Ja, wij, Roomschen, krijgen heel wat naar ons hoofd :wij zijn niet te vertrouwen, we deugen niet, we zijn heerschzuchtig, en vooral... we zijn dom, oerdom en bekrompen... Dompers zijn we. We knoeien de wetenschap, we saboteeren de kunst, we breidelen het genie, we knotten het talent, we fnuiken alle persoonlijk initiatief. We zijn zóó burgerlijk, dat we den kunstenaar met draadjes garen van zedelijkheidsbeginselen in zijn hemelbestormende vlucht trachten te belemmeren; we geven den doodsteek aan de wetenschap. Dat Pausdom, dat Pausdom, wil van de wereld een begijnhof, een derde bovenhuis met alkoof en bedstee, een hofje met oude kwezels maken! «Ja, ja, het Pausdom domperig! Eén rondgang door Rome geneest van die dwaling. Hier voel je den wijden wereldblik, de groote opvatting, den breeden kijk, die in snorkende phrasen altijd als monopolie worden opgeëischt voor schrijvers van pornographische litteratuur, neutrale bladen en voorstanders van de naaktcultuur. «Stap voor stap staat hier een monument of monumentaal gebouw, gebouwd op last van... een Paus. «Het Pausdom, dat duren zal tot den uitersten dag, en de heele toekomst beheerscht, was toch meteen ook bezorgd voor de 110 ROME V: DE KUNST IN HET VATICAAN □ schatten van het verleden. Dezelfde Pausen, die als ruimdenkende Maecenaten aan de groote kunstenaars van hun tijd opdrachten gaven, namen de kunstwerken van het verleden onder hun bescherming, zooals duidelijk blijkt in deze Vaticaansche verzameling, waar met ruimte en licht en steen gegooid is, waar ieder antiek kunstwerk een nis, een rotonde, of een zuilengang kreeg. De Pausen waren het, die deze schatten losploeterden uit de aarde, beschermden tegen de barbaren; en ze waren ruimdenkend genoeg om al wat schoon was te waardeeren: zoowel 'n Loakoön als 'n Piëta van Mchelangelo, zoowel Mozes als Jupiter met den bliksem... «Het Pausdom belemmert de kunst en knoeit de talenten!!. En dat moeten we dan hooren van hen, die zóó ruim van opvatting zijn: dat ze ons heele land in rep en roer brengen over een kerkraam, gemaakt door een Roomschen kunstenaar; dat moeten we dan lezen in de geschriften van die liberaal-denkende heeren, die een medewerker van hun blad verder alle plaats in hun bladen weigeren vanaf het oogenblik dat hij Katholiek wordt «Een pelgrimage naar Rome zou hen en hun redactioneel werk uitstekend van pas komen.» * * * Des middags gingen we de kerk van onze morgen-godsvrucht, de «Gesu», bezichtigen. Zij is een der voornaamste scheppingen van het eerste tijdperk van den barok-stijl in Rome, en een der meest beteekenisvolle tevens inzoover zij n.1. als richting-gevend, van grooten invloed was op den verderen romeinschen kerkenbouw. Op een altijd winderigen hoek van twee breede straten is ze gelezen. Booze tongen — of echte Jesuïeten-kenners als ge dat liever wilt! — verklaren dien tocht aldus: Eens was de Duivel met den wind aan 't wandelen. Bij de *Gesu* gekomen, □ ROME V: IN DE GÈSU-KERK 111 vroeg hij den Wind: een oogenblik op hem te willen wachten: hij moest even bij de Jesuïeten zijn. In tusschen staat er de Wind nog maar altijd op den Duivel te wachten... De G ejM-kerk is een schepping van machtige afmetingen en indrukwekkende werking. Een zich overal gelijkblijvend ton-gewelf met grootsche schilderingen, gewijd aan den triomf van Jesus' H. Naam, dekt de wijde kruisvorm-ruimte, op het snijpunt bekroond door een hoogopgaanden lichtkoepel. Aan weerszijden van het schip en het koor bevinden zich kapellen; die van S. Ignatius en S. Franciscus-Xaverius beslaan respectievelijk heel den linker en rechter dwarsbeuk. Is alles en alles hier rijk aan vergulde stukdecoraties, sculpturen en schilderingen in den weelderigen trant der barok, de beide altaren van St. Ignatius en St. Franciscus-Xaverius overtreffen er alles in monumentale pracht en zeldzame weelde. Het eerste mag veilig wel het machtigste, schoonste en kostbaarst grafmonument van heel Rome heeten. Hoog in een nis, door vier met lapis-lazuli bekleede kolommen omgeven — de basementen, kapiteelen en Canneleering zijn van verguld brons, eerstgenoemde met talrijke reliëf-tafereelen — verheft zich het 3 M. hooge zilver-lichtende heftig-bewogen Ignatiusbeeld, door Engelen omzweefd- Hoog daarboven eenmarmergroep van de H. Drieëenheid rond den boven alles kostbaren en zeldzaam machtigen wereldbol uit één stuk lapis-lazuli ; de grootste en schoonste uit deze marmersoort. Links en rechts beneden: monumentale allegorische marmergroepen vol krachtig expressieve beweging: het H. Geloof (met Kelk en Hostie) brengt het afgodendom, de Ware Godsdienst (met Kruis en verzengende vlam) de ketterij ten val. En al die witte marmergroepen op den achtergrond van den eigenlijken altaarbouw van kleurige marmersoorten, met een adering van de rijkste en prachtigst-harmonische schakeering, door kleinere marmer-reliëfs hier en daar nog gebroken. 113 ROME V: IN DE GËSU-KERK □ Onder de altaartafel het groote met kristal en achaat versierde verguld-bronzen reliekschrijn, waar St. Ignatius' heilige resten in rusten. En dan een allerheerlijkste altaaromsluiting uit marmer en brons van speelsche sier en gratie. Een kunstig, rijk monument van geweldige werking... We knielen er neer en bidden er om 'n kleine meegift van de wereldverzettende bezieling voor Gods eer van dien heiligen Heros, zooals we dat bij St Franciscus Xaverius' altaar en zijn kostbaar van edelgesteenten fonkelenden armreliek ook deden om 'n vonkje van diens missionaris-ijver, en bij het reliekschrijn van den Z. Andreas Bobola, die naast dit laatste altaar is opgesteld, om kracht en sterkte in den strijd tot overwinnende eindvolharding. En dat we als Congreganisten ook in de stemmige kapel der hier met zooveel devotie en kostbare exvoto-gaven hoog vereerde «.Madonna della Strada» godvruchtig hebben gebeden, spreekt wel vanzelf. Ten slotte bezochten wij nog de kamers van St. Ignatius van Loyola. Men heeft ze Goddank niet bedorven door ze «mooi» te willen maken, zooals dat met die van St. Aloysius en St Joannes Berchmans, helaas, maar al te zeer het geval is geweest Hier nog de deur, de vensterluiken, die de Heifige zelf zoo dikwijls opende en sloot,- onveranderd de schouw, waarin hij h> zichzelf wegcijferenden ootmoed zijn geestelijke aanteekeningen en papieren verbrandde,- nog het Mariabeeld bij hetwelk hij zoo dikwijl» bad en de H. Mis las,- nog het schilderij van Christus op het kruis, en ook nog het kleine balcon, waarop hij, den sterrenhemel beschouwend, verzuchtte: «Hoe walgt mij de aarde, wanneer ik den hemel beschouw...» Hier werkte en bad hij, en schreef onder 's Hemels verlichting de meesterlijke Constituties zijner Orde. Hier genoot hij in vervoerenden troost de wondere openbaringen over het mys- Z. H. OP DEN GROOTEN PAUSTROON TIJDENS DE PAUSMIS ROME V: S. LORENZO FUORI DEI MURI 113 terie der H. Drieëenheid. Hier gaf hij Xaverius zijn zending naar de missie van Indië, en aan Canisius die naar de Duitsche Landen... En hoeveel groote Heiligen als hijzelf, heeft hij hier niet ontvangen! S. Carohis Borromaeus, den H. Felix van Catalizio, zijn geestigen vriend St. Philippus Neri en nog vele andere groote en heilige mannen... Jn den gang vóór de kamers genoten we weer een heerlijk spel van kunstig bedrog in Broeder Pozzi's perspectief-decoraties. * * * Waar gaan we nu heen?... De meesten waren te moe en wilden de laatste uren in Rome aan winkelen besteden. Elck wat wils, maar met Pietje — die boy weet overdag van geen vermoeienis !.maar 's nachts ook van niets anders dan slapen! — en Emilio ben ik toen, met 'n grooten omweg door de stad, naar de eerbiedwaardige S. Lorenzo fuori dei Muri getogen, die ons bij 't koor heel duidelijk de sporen van haar drie kerkbouwen — boven — elkander te zien gaf. In de voorhal troffen ons de fries met oude mozaïeken, en de merkwaardige portaalposten rustend op middeleeuwsche leeuwen : zinnebeeld van het aan de poorten des Heiligdoms wakende Priesterschap. De eene leeuw verscheurt met zijn klauwen een varken; tusschen die van den anderen ligt rustig en ongedeerd een kind; symbolen der gestrengheid en zachtheid bij de uitoefening van het heilig Priesterambt. Binnen trokken vooral de bijzonder fnaie kapiteelen, de uit antieke brokstukken samengestelde fries, de zeer oude mozaïeken op de achterzijde van den triomfboog, en de bijzonder fraaie moderne schilderingen van Fracassini — scènes uit het leven van St. Laurentius en St. Stefanus — onze aandachtHoe heilig is deze oud-eerbiedwaardige kerk, waar St Zosimus, St. Sixtus III en St Hilarius — drie heilige Pausen — 114 ROME V: ST. BRUNO EN ST. THERESIA □ St. Cyriaca, St- Stefanus en St. Laurentius rusten! De marmerzerk, die de heilige resten van beide laatste martelaren bevat, zagen wij in de onderkerk, gelijk ook de marmeren plaat waarop St. Laurentius na zijn marteling werd neergelegd, en die nog sporen van zijn heilig bloed vertoont. We hebben er godvruchtig gebeden, en knielden ook neer bij het graf van den grooten Paus der Onbevlekte Ontvangenis, Pius IX, die deze kerk tot zijn laatste rustplaats verkoos, welke hij vond in de prachtige mozaïek-crypte, hem door de vereering van heel de Katholieke wereld gebouwd. Het was reeds laat geworden, — voor 't éérst tijdens ons bezoek druilde de regen sinds een paar uren over de H. Stad — maar een rijtuigje bracht ons toch nog naar de S. Maria degli Angeli, een machtig stuk kerkbouw, ten deele van Michelangelo, in de Thermen van Diolectiaan. Wat moet dat een bouwwerk geweest zijn, wanneer we zoo'n kapitale kerk, die sterk aan St Pieter doet denken, in een deel van dien Thermenbouw ingebouwd zien! Ook hier is de mensch weer 'n mier! We hebben er vooral den stilmakenden invloed ondergaan van het indrukwekkend levend-ingetogen zwijgen van Houdon's wit-marmeren S. Bruno-beeld. Zóó levend is die ingetogenheid, dit zwijgen, dat Clemens XIV gezegd zou hebben: «Als de Regel het hem niet verbood, zou hij spreken-»... Om de treurige Mozes-fontein hebben we in het voorbijgaan naar S. Susanna, even gelachen, met medelijden echter: want de arme artist, die Michelangelootje wilde spelen, moet zich bij die mislukking een ongeluk hebben aangedaan. De kleine.maar rijke S. Maria della Vittoria was tegen verwachting nog open! en we lieten den koster geen rust tot hij voor goede woorden en geld de verlichting ontstak bij Bemini's meesterlijke altaargroepen: S. Theresia's liefdevernikking — hoe liefde-lonkt {laat het wat menschelijk zijn!) hier harde □ ROME V: BIJ DEN HOOGEERW. PATER GENERAAL 115 steen, en kwijnt hij in Kefdebezwijming! — en de Engelverschijning aan St Jozef. Twee stukken om nooit te vergeten!... * * * Maar toen was 't ook de hoogste tijd om naar het Collegium Germanicum te spoeden voor de Audiëntie bij den HoogEerw. Pater Generaal der Sociëteit van Jesus. We hebben het keurig gehaald. Nog waren we niet binnen, of de audiëntie begon. Pater Generaal verscheen in gezelschap van P. v. Oppenraay en den Secretaris der Sociëteit van Jesus; en nadat Z.HoogEerw. op een met palmen omwuifden zetel had plaats genomen, sprak R P. Esser den Generaal in naam van alle Pelgrims op hartelijke wijze toe in het Duitsch. Het was den Generaal duidelijk aan te zien, dat hij Mij ontroerd was bij het zien der Nederlandsche Pelgrims, en in zijn vaderlijk minzaam antwoord prees hij de Nederlandsche Katholieken dan ook ten zeerste om den grooten ijver, waarmede zij voortdurend, in elk opzicht, ook de geringste verlangens van den H. Vader beantwoorden, zoodat zij aan de Katholieken van heel de wereld zoowel op sociaal terrein, als op gebied van Missie-actie, Retraitewerk en Bijzonder Onderwijs ongetwijfeld ten voorbeeld mogen worden gesteld Nu ook weer met dezen Pelgrimstocht, waarbij het kleine Nederland procentsgwijze het best vertegenwoordigd is. Een bijzondere vreugde is Z.HoogEerw. de bloei der MariaCongregatie in de Nederlandsche Jesuïetencolleges, waaruit o.a. ook de goede geest dezer Colleges blijkt «Waardeert het groote voorrecht dezer Pelgrimsreis, waarvan «óók voor de «geestelijke pelgrims», veel goede vruchten te ver«wachten zijn. Moge zij er onder de voorspraak van uw H. «Patroon veel toe bijdragen : dat ge steeds hechter nog in 110 ROME V: BIJ DEN HOOGEERW. PATER GENERAAL □ «trouw verbonden blijft aan de Roomsche Kerk en Petrus' H. «Stoel» , Onder luid handgeklap en blijde instenimings-betuiging met deze woorden, begaf P. Generaal zich nu onder de jongens, aan wie hij elk een fraaie Aloysius-medaille als herinnering gaf, en met wie hij zich groepsgewijze allerjoviaalst onderhield. Toen de rondgang ten einde was, las Joop Gadiot nog een I_atijnsch adres van hulde voor, waarop P. Generaal in dezelfde taal een even hartelijk woord ten antwoord sprak: «Weest overtuigd, beste jongens, dat ik u allen hartelijk lief«heb, en dat ik uwe opvoeding in onze Colleges met de groot«ste belangstelling volg. Ook als daar iets minder goed gaat, «gelooft mij, dan weet ik dat even goed! en van menigeen on«der u weet ik méér dan gij ook maar zoudt vermoeden.» En, gelijk na Pater Esser's toespraak, ons andermaal zijn vaderlijken zegen schenkend, vertrok Z.HoogEeerw. onder een krachtig «Lang zal hij leven» en een daverend driewerf «Hiep, hiep, hoera!» Pater van Oppenraay hielden we vast! en alles riep om 'n woordje van hem. Reeds bij zijn toespraak tot Pater Generaal had R.P. Esser zich ook tot hem gericht en wel in het Nederlandsch, tot groote vreugde van den Generaal, die den Hollandschen Pater naast hem terstond om 'n vertolking van die worden vroeg. Tóen had de Generaal nog méér plezier, want ze buitten op grappige wijze een vluchtig gezegde van P. vOppenraay uit, dat hij n.1. wel eens naar de verbouwing van Nijmegen zou komen kijken. Alles werd stil en stiller, en hoezeer hij zich ook weerde, P. v. Oppenraay moest er aan geloöven, en hij sprak ten slotte dan ook, en natuurlijk weer zooals zijn oudleerlingen onder de Paters, hem vroeger zoo dikwijls met bewondering en ontroering hadden gehoord, en in dien pakkenden trant, waarvan hij alleen het geheim en de kunst kent en verstaat. □ ROME V: R. P. VAN OPPENRAAY, SJ. 117 Van binnen woelde en broeide er iets; men kon het Z.Eerw aanzien! Die onderhuidsche gloed en die brandende oogen... 't Begon scherzando: «Er is daar juist gebruik — misbruik?! — gemaakt van een «onvertogen woord, dat ik in een onbewaakt oogenblik — «(interrupties van alle kanten: «Heeft een P. Assistent die «óók nog?h) — heb laten ontglippen, toen ik vanmorgen, «naar aanleiding van de verbouwing in Nijmegen aan P. Su«perior zei: «Ik zal eens komen kijken»- Maar ik zou hier wel «een Spaansch spreekwoord willen aanhalen: «De ezel blijft «bij zijn meester, zoolang die hem wil, of zelf sterft.» Dus zoo«lang Pater Generaal mij niet wegjaagt, zal de ezel blijven «trouw op zijn post Gaat P. Generaal sterven, wat jullie toch «ook niet zult wenschen, ja, dan kom ik vrij en kan als een «oud man naar Holland komen, maar wat zal ik, af standsche daar dan nog uitvoeren?» En tóen... met een plotselingen overgang, in vuur en vlam schietend, dat er een rilling van ontroering ons door lijf en leden ging: «Maar als ik er dan kom, hoop ik velen van onze pelgrims hier «vóóraan te zien staan in de groote Katholieke Beweging. 1... «M'n beste jongens! ik heb het vroeger reeds zeer dikwijls «gezegd aan die toen mijn jongens waren: als wij met onze «Colleges en ons onderwijs niet méér bereiken dan dat onze «leerlingen later goede advocaten, doctoren, ingenieurs, of taal«geleerden worden, als we niet méér bereiken dan dat het goe«de Christenen zijn en blijven... dan hebben we tevergeefs «gewerkt! dit kunnen anderen even goed en nog beter dan «wij. «Van Jesuïeten en Jesuïeten-leerlingen wordt méér en béters «gevraagd en verwacht. Zij moeten later de eersten zijn op so«ciaal, ja op ieder gebied! —- en ieder weer in zijn kring, 118 ROME V: R. R VAN OPPENRAAY, S.J. □ «moet naar voren treden en uitsteken boven de anderen! Dan, «maar dan ook eerst, bereiken wij met onze opvoeding wat we «bereiken moeten... «Dat is ónze taak, beste jongens, en uwe taak is : het slagen der «onze te verzekeren door trouwe medewerking met de genade «van God en de toewijding der Paters. Zóó moge het zijn en «ziedaar wat ik u te zeggen heb...» Allen waren danig gepakt door het vurige woord van den nog altijd zoo jeudigen 70-jarige. 't Is altijd nog dezelfde oude «Père van Oppenraay»... Met hoeveel vreugde zag hij vanochtend na het ontbijt de opgeschoten jongens van zijn oud-leerlingen, die ik hem voorstelde, en in wier trekken hij aanstonds «zijn oude jongens» herkende... «Och, kijk, is dat 'n jongen van Paul\... en zijn die van Fons\» klonk het spontaan uit zijn gul-lachenden mond. Een daverende ovatie van handgeklap en hoera's..., en ook dit overgetelijk moment heeft zijn plaatsje veroverd in ons aller herinnering. * * * Wat winkelen nu nog bij talrijke marmoristen, — de eene zaak uit en de andere weer in — om souveniers te koopen, liefst zuiltjes van het Forum, en eindelijk ook na veel zoeken een bijzonder mooie H. Hart-buste voor een onzer pelgrims De artist werd naar het Hotel gedirigeerd, en liet er zijn kunststukEn daarmee was ons verblijf zoo goed als geëindigd... * * * Maar toch heeft de laatste-dag-te-Rome voor twee onzer Maastrichtenaars nog één véél onvergetelijker belevenis meegebracht en voor al hun medepelgrims een hartelijk-blijde vreugde. Matthieu Houtappel en Cor Smeets waren nl. zoo ongelukkig geweest de Pauselijke Audiëntie... te missen. Ze waren gaan □ ROME V: TOCH NOG BIJ Z.H. DEN PAUS!. 119 rusten en hadden van de vervroeging der Audiëntie geen syllabe gehoord... Als een donkere wolk hing boven al die schoone dagen de mistroostige gedachte : «Te Rome geweest en den Paus niet gezien»... Het was zóó verdrietig, dat ik er hen niet over kon spreken en er óók niet over schreef. Maar nü doe ik het wèl en in geur en fleur, want... ze zijn vanmorgen bij den Paus op audiëntie geweest!... In een storm van opgetogen blijdschap en opwinding stoven ze het Hotel binnen, véél te laat voor de lunch... «Wij zijn bij den Paus geweest. We hebben audiëntie gehad]»... Eerst na wat bedaard te zijn, konden ze 't volgend verhaal doen: Op eigen gelegenheid — verdriet brengt de menschen bijeen — waren ze met een gids St Pieter en 't Vaticaansch Museum gaan bezoeken. Het was een zoo aangenaam, vertrouwen-inboezemend man, dat ze hem al pratend hun groote teleurstelling vertelden. #yr «Maar aan een audiëntie kan ik jelui nog wel helpen, als je er maar 'n paar fooien voor overhebt». Verbazing en spoedig besluit in blijde verrukking... De man bracht hen door middel van bedienden en fooien ten slotte bij een Kardinaal. Luidens de onderteekening der audiëntie-kaart, die zij den Kardinaal zelf hadden zien teekenen, moet het niemand minder dan Z.Em. Kardinaal Ehrle geweest zijn. Z.Eminentie ontving hen zeer minzaam, hoorde hun droevig weervaren en gaf hun als leerlingen der Nederlandsche Jesuïeten aanstonds een kaart, waarmee zij zich konden aansluiten bij een audiëntie van Italianen, die aanstonds volgen zou. Wat 'n vreugde!... Toen de Paus in z'n buurt was, riep Cor Smeets, zich zelf niet meer meester, heel luid: «Saint Père, Saint Père ]» waarop de Paus zich tot hem wendde en op hem toetrad... «Saint 120 ROME V: TOCH NOG BIJ Z.H. DEN PAUS!.. □ Père, je demande votre bénédiction tout spéciale pour toute ma familie»... «D'oü venez-vousl» vroeg de Paus... «De la Hollande, Saint Père», en op Houtappel wijzend voer de Paus voort: «Et lui aussi?» en vervolgend: «De quel diocèsel...» «De Maestricht, Saint PèreK»- «Ah, de Maestricht, trés bien».. en Hij schonk hun beiden zijn zegen... Dit was wel een der grootste vreugden, die we in Rome beleefden. Het laatste pleiztertje — als ik twee zóó ongelijke voorvallen in één adem mag verhalen! — was een heerlijk staaltje van de almacht der fooien hier. Het Pantheon was wegens voorbereiding der rouwplechtigheid voor H.M. de Koningin-Moeder Margherita al die dagen «chiuso», behalve... voor den gouden sleutel eener veelbelovende «mancia». Van alles hadden we met goede woorden beproefd, om er éventjes binnen te mogen. Alles tevergeefs. Zelfs 'n beroep op ons spoedig vertrok en «il Duce» mocht niet baten!... Ten slotte verdween de hardvochtige poortwachter achter de dikke zuilen onzichtbaar. Maar toen klonk door de weidsche zuilenhal ons luid «una buona mancia, Signor\»... en met 'n draai, alsof er niets gebeurd was» verschijnt hij doodbedaard vanachter de kolommen, draait het slot van het hek om, opent het, en laat ons heel gewoon door, alsof, wij er thuis hoorden... Zoo was de monumentale koepelkerk van 't Pantheon dan het laatste kerkbouwwerk, dat we te Rome betradent... * * * En morgen gaan we dan wèg,... weg uit Rome... Cum subit illius tristissima noctis imago, Qtta mihi supremum tempos in Urbe fuit; Cum repeto noctem, qua tot mihi cara reliqui, Labitur ex oculis nunc quoque gutta meis. □ ROME, VAARWEL!. 131 Kont wederom voor mijn geest, het beeld van den nacht vol ellende, Die voor mijn leven in Room' sterven en dood is geweest; Roep ik dien nacht weder óp, toen Tc zóóveel liefs moest verlaten, Dan ontwellen altoos bittere tranen mijn oog. O Rome, gij hebt ons zoo véél, zoo ontzaggelijk véél geschonken, véél méér nog dan iemand van ons ook maar had durven, ja, kunnen denken, hopen of droomen... Véél heiligs» véél vrooms, véél schoons, véél hemelsch en geestelijk en menschelijk groots, ja, moederlijk alles! Want — waarom het onwaar en ondankbaar verzwegen? — óók aan eerzame onschuldige aardsche genoegens schonkt gij ons een blijde reeks van ware feestgetijden!... Wie zou ze vergeten die jolige uren van rust en verkwikking aan de Piazza Venezia, aan het Corso en elders genoten!... Ze zullen ons evenmin uit het geheugen gaan als aan Giulio-Carlo en heel onze N.V. : de «Cassata Siciliana» en «Nociola Perfetta», de «Asti Spumante», «Frascati» en «Lacrima Christi.» de «Spaghetti»... O Rome, óns Rome, gij die ons als een moeder — hoe rijk en hoe mild! — zoo lief zijt geweest en geworden, neen, wij zullen U nimmer vergeten, maar U altijd dragen en koesteren in de levensblije berinnering van onzen dankbaren geest en ons minnend gemoed... En gij, Rome, blijf ons een moeder! houdt onze harten gevoelig en open voor alles wat heilig, wat edel, wat schoon is als gij!... en laat ons blijvend dezelfde zonen van uw dagen zijn: in een leven van schoonblij en vruchtbaar evenwicht en harmonie tusschen geest en stof, tusschen ziel en zinnen, tusschen hemel en aarde in ons... «Partvr c'est mourir un peu%... We zouden er graag onze allerlaatste Lire voor in de Fontana di Trevi werpen, als dit kon bewerken: dat van het 122 ROME, TQT WEERZIENS!. □ «mourir» van ons «partir» eenmaal naar waarheid zou gelden: «Mourir c'est partir un peu». Ach, dat toch dit «un peu» eens waar mocht zijn van ons «partir»*.... dan droegen we zijn «mourir un peu» tevreden en blij.. «Rome zien is ontwaken» — zei Schaepman — «Rome wederzien is leven». We zijn nu «ontwaakt»,... maar zouden zoo gaarne ook «leven»\... U weet toch reeds wat de Paus dezer dagen tot de Fransche Pelgrims gezegd heeft, niet waar?... Ik haalde het in mijn «Voorgeschiedenis» aan, doch liet één woordje weg,., dat voeg ik er nu bij en onderstreep het! : «Nous vous bénissons une fois de plus en vous disant adieu, «ou plutot au revoir\... «Car il arrivé d'un voyage a Rome — vous permettrez cette «rémihiscence a un vieux Bibliothécaire — ce qu'il advient de «certains livres qui après le livre des livres, le livre saint des «Ecritures, appartiennent moins a un peuple particulier qu'au «patrimoine universel de 1'humanité: ces livres-la, il ne suffit «pas de les avoir lus, il faut encore les relire, et quelqu'un a «fort bien dit les lire est un devoir, les relire est un besoin, «les goüter est un symptóme de grandeur d'ame. «II en va de même pour un voyage a Rome. Vous êtes vehus: «vous en aviez le désir et vous en avez saisi avec cmpressement «ï'occasion. Bh bien, vous reviendrez, Nous n'en doutons pas. «Vous désirerez puiser de nouveau aux trésors innombrables «de grandeur, de beauté, d'histoire, d'art, et surtout de foi et «de religion que Rome vous a of ferts. Vous voudrez raviver en «vous l'ihdicible impression que vous en emportez, de 1'Eglise «Une, Sainte, Catholique, Apostolique, Divirie. Vous sentirez «le besoin de revenir goüter, peut-être même avec plus de loi«sir, les magnificences de Rome, après les avoir goütées une «première fois» pour y trouver des avantages toujours plus ROME, TOT WEERZIENS!. 123 «abondants pour vos ames, pour vos intelligences, pour vos «coeurs. «Cest ainsi que Nous vous bénissons sans adieu, mais en vous «disant au revoir.» Van harte wensch ik mijn pelgrim-jongens toe, dat dit verlokkelijk woord van den Paus voor ieder hunner nog eens een profetie moge blijken... A. M. D. G. Florence, Dinsdagavond, 4 Jan. 1927. Hotel «Parlamento» De morgen zag ons Rome verlaten, de middag Assisi bezoeken, en de late avond of liever de nacht vindt ons te Florence. Mijn briefdateering is eigenlijk onjuist. De klok wijst reeds half één, de Woensdag is reeds begonnen. Toen we om 9.30 precies de H. Stad verlieten, was het weer er sinds gisteren niet beter op geworden. Moeder natuur treurde met ons mede, in den druilenden regen, om het verlaten der H. Stad. Lang, lang bleven we afscheids-wee nog naar den koepel van St Pieter staren waar Rome-met-zijn-al voor ons hart als in samengetrokken scheen als in een alles-omvattend en alles-zeggend symbool... Maar een laatste glorie-beeld in heerlijkheid van zonneschijn gaf ze ons niet mede ten afscheid... Maar het lééft toch zoo in ons hart vol schoone herinneringen!... Tot Assisi en ook in Assisi blééf het maar regenen... Zonde en jammer!... maar we mogen niet klagen... Enkele dagen vóór onze aankomst in Rome vreesde men het ergste voor ons: zoo 'n bar slecht weer als het was!.. en wij zijn er al-maar kinderen van de zon geweest!... We mogen niet klagen!... doen dat ook niet, maar hadden de heiligen-glorie van Assisi toch liefst ook door de glorie van onzen aardschen hemel omluisterd gezien... Knallende autocars trokken ons langs den kronkelenden bergweg, den uitlooper van den Monte Subasio, óp, dien Assisi met zijn ordelooze huizenstrook bezet houdt. Links van het bergstadje de machtige, bij het naderkomen steeds maar geweldiger-doende arcaden-onderbouw van het oude Franciscanenklooster en S. Francesco; — meer rechts-boven hóóg, in het midden van het stadje, de oudtijds beveiligende doch iederen vijand bedreigende sterke burcht op de Sasso Rosso, Assisi's hoogste punt... □ ASSISI: S. FRANCESCO 125 Bij het falen der vervoers-organisatie hadden wij tenminste geluk! en waren bij de eersten boven bij 5". Francesco. Méér nog dan buiten, merkten wij in de breed-laag gewelfde onderkerk — S. Francesco heeft een grafcrypte, en daarop twee kerkbou wen boven elkander — hoeveel de zon ons roofde met schuil te gaan... De toch reeds in stemmig duister getemperde kleuren van al die oude en bestoven fresco's en wandschilderingen, overal langs de muren en ramen, vingen nu volstrekt geen licht genoeg, om door ons oog hun weg te vinden naar de ziel... Wat anders mysterieus-belevende, wijdingsvolle zacht-lichtdoorzongen schemer is, heeft nu meer weg van dorrende duisternis, die 't laatste leven doodt,... hier dat der Cimabue's, Giotto's, Martini's, Gaddi's en van zooveel andere meesterwerken... Giotto's beroemde Franciscus-apotheose, in 't gewelf boven het hoofdaltaar, ging voor ons óp in kunstverlichting, 't Zijn allegorieën op Franriscus' Gehoorzaamheid, Armoede en Kuischheid, in grooten stijl, van mystieke allure, wonder-teeder van toon en tint. Zoo komen tok de scènes uit Jesus' Lijden en Franciscus' leven, die Cimabue's en Giotto's penseel in de dwarsbeukarmen op de wanden droomden, iets beter in het gezicht... Maar het is toch te hard, dat nagemaakte licht!... De wonder-mooi arme Franciscus' kop van Cimabue en de mystieke St. Clara-beeltenis van Martini blijven evenals de rest, bij zooveel rauwheid van stoffelijk reëele belichting, vér beneden het kunnen hunner geestelijke werking... Pas op! niet klagen!... óók niet over dit gebrek aan zon in het geboorteplaatsje van den «Zanger van de Zon» f Vooral wij, zonnekinderen niet!... en eigenlijk het minst nog hier: waar ode de Zonne-zanger zélf z'n zon verloor — met bei z'n oogen! en tóch niet klaagde, maar blij z'n zonnelied bleef doorzingen in 't zonloos en lichtloos getij... Niet klagen om de 126 ASSISI: S. FRANCESCO □ zon!... en zeker hier niet, waar «oorlogsblinden» kort geleden nog hun wijgeschenk heenbrachten ter eere van den «Zanger van het Zonnelied»... O, welk een zonnelied van zon-beroofde zielen!... Wij zingen in berusting mee: Wees geprezen, o mijn Heer, met al uw creaturen, bijzonder met heer broeder Zon, die siert en ons door zich verlicht; en hij is schoon, en stralende met grooten glans; van U, o Hoogste, is hij zinneteeken! Ik kwam een Pater-pelgrim tegen, die 't «kijken» opgaf, troost en devotie zocht in Rozenkransgebed... Die stond in 't ware licht en vond zijn stemming!... We daalden af in de Graf-crypte, door 't weghouwen van rotsgesteente rondom Franciscus' graf gevormd en later uitgebouwd. Het rotsblok, waar zijn heilige resten in rusten, liet men in 't midden staan en bouwde er vóór en achter altaren tegen aan. De rots* en een deel van de zerk zijn door het ijzeren rooster boven 't altaar duidelijk zichtbaar. Verguld enz. is hier gelukkig niets, maar een waardig aangelegd heiligdom mag het toch niet heeten. Te smakeloos is het, te koud voor een fijne, zonnige, warme ziel als Franciscus. Maar heilig is die plek bovenmate en die heiligheid dwong ons overheerschend op onze beide knieën tot een gebed bij 't graf van dezen grooten arme, rijk genoeg, om onze in jachtende overdaad ontevreden wegstervende wereld het ware leven en geluk der tevredenheid te geven, als ze maar luisteren en navolgen wil z'n lessen van onthechting en matigheid... De tijd was kort, te kort... Nog naar de Bovenkerk met Giotto's naïeve kindervertelsels-in-lijn-en-kleur uit St. Franciscus' leven, op de wanden... Hier is bij beter licht ook meer te genieten van wat ons beneden onthouden bleef. □ ASSISI: S. DAMIANO 127 Toen hebben Armando, Emilio, nog een Veiüonaar en ik zich van de hoofdgroep afgescheiden, die recht naar S. Chiara trok. Wij hadden wat méér moed, een vuriger verlangen, en wilden tegen eiken prijs S. Damiano zien, voor mij het innigste van héél Assisi. In gestrekten pas ging het vóórt, het heele stadje door, dat ons onderweg zijn meest schilderachtige zijbuurtjes, geheime kleine hoekjes, leuke trap-straatjes, fraaie boogdoorgangen, vertrouwelijke krotwoningen-complexen, maar ook grootere zwaar en onregelmatig gebouwde woningen met sierlijke ogiefpoorten en spitsramen, te kijk bood. Eénig dit typisch oud-gebleven echt Italiaansche stadje met niets moderns, Goddank, maar wèl met z'n oude fraaie Piazza, waar de goed geconserveerde Minerva-tempel — nu Mariakerk! — staat met z'n stevigen klokkentoren, en natuurlijk z'n «pozzo!»... Langs diezelfde straten, trappen, straatjes en het plein is ook Franciscus dag-in-dag-uit gegaan... Zijn heele leven leeft hier nog: niet slechts in straatnamen en heiligdommen, maar men wijst u de plaatsen nog, die zijn zooals tóen, waar dit en dat van zijn leven gebeurd is... Het is een «tour de force» zoo in versnelden pas langs die glibberige helling, door regen en wind, naar beneden, — en straks weer naar boven! — naar 't onweerstaanbaar S. Damiano,... maar we kómen er toch. Inspanning en behoedzaam-snel voortgaan brengen zwijgen onder ons viertal. Maar we peinzen te méér in onszelf over de ons jammerlijk bedorven uitzichten in 't rond daar beneden... Armando waagt een poging:het weer — O.L- Heer!— te forceeren! We zijn toch op weg naar 't kloostertje van St. Clara, die goede Heilige van «moovnveer-voor-worst!... Armando heeft nog 'n worst... bij zicht., 'n heerlijke servelade-worst!... En allen stemmen wij met zijn spontaan-vroom voorstel in: 128 ASSISI: S. DAMIANO om die in Rome overbodig gebleken reserve uit 't lieve vaderland, hier in Assisi haar bovennatuurlijk einddoel te doen bereiken : Den eersten den besten arme bij St. Clara's lieve kloostertje S. Damiano zal ze ten deel zijn ter eere van St. Clara om beter weer voor morgen. Nog hebben we het doel van onzen tocht niet bereikt, of daar strompelt ons een arme Christi tegen, 'n Bedelaar om te schilderen !... Onder den last der jaren gekromd en leunend op een dikken knoestigen knuppeL — goorgrijze haren onder z'n hoed uit, die blijkbaar heel wat heeft meegemaakt, — om z'n lijf en leden een plunje van flarden en pels, 'n broek, die geen broek meer is, en schoenen, die 't geweest zijn... Eén vies hoopje armoede... Hij ziet ons al komen, z'n hand graait in zijn hoed... Vóór hij den tijd heeft te groeten, is de worst hem minzaam voorgehouden en in de hand gelegd... Hij ruikt eraan, snuift den goeden geur met diepe teugen in... en weet niet hoe dikwijls en hoe diep hij moet buigen bij zulk een onthaal-zonder-te-vragen... Of we gered zijn, zal blijken t maar St. Clara heeft in vroom geloof haar goede deel gehad, en de bedelaar is zeker met een stillen maag den nacht in gegaan... We zullen voorloopig maar tevreden zijn mét hen, en op verhooring vertrouwen... Een Pater, die vijf jaar lang in een Limburgsch klooster had gewoond, gaf ons liefdevol geleide. Zelfs liet hij anderen wachten, om ons in den korten tijd, waarover we beschikten, toch maar zeker alles te kunnen laten zien. En het heeft ons niet berouwd, dat we ons zooveel moeite en inspanning hadden getroost We dragen het voor altijd in onze daar zoo vroom gestemde ziel, dat wonder-bekoorlijke kerkje van S. Damiano, eenmaal door St. Franciscus met eigen handen uit zijn vervallen staat weer opgemetseld... Hier leefde, bad en stierf de groote Franciscus-dochter St Cla- HET PLECHTIG OOGENBLJK DER CONSECRATIE IN DE PAUSMIS ASSISI: S. DAMIANO EN S. CHIARA 129 ra... Alles is er met fijngevoeliger! zin van vrome vereering onveranderd gelaten, zooals zij het bij haar leven kende en verliet bij haar dood : De eetzaal, waar zij al zegenend, in 's Pausen bijzijn, het wonder der broodvermenigvuldiging werkte,- de nooddruftige slaapzaal, waar zij sliep en stierf,-dat kostelijk-arme, maar zoo in-devote, arme koor, waar zij de Getijden bad met haar zusters,- haar bidcel en kamer, vanwaar zij door een gat in den vloer op het altaar kon neerzien, en zoo, in tijden van ziekte, het H. Misoffer volgde,- de kloosterbel, waarmede zij haar zusters samenbelde, en zooveel andere heihge relieken... Wij hebben gestaan in de muurpoort boven in den voorgevel der kerk, vanwaar St. Clara, met het H. Sacrament in de handen, de aanstormende Saracenen bedwong... Wij hebben gestaan ook op het kleine, van drie zijden ommuurde balcon, waar de zieke Franciscus zijn Zonnelied zong! Dat was wél de plaats ook voor het eeregeschenk, dat we er met ontroering zagen: «De oorlogsbhnden aan den Zanger van het Zonnelied*, luidt het opschrift!... En dan in het kerkje zelf, dat heerlijk-mooie oude houtgesneden wonderkruisbeeld, met van drie zijden een heel andere uttdrukhing in één en hetzefde Christus-gezicht: Jezus lijdend, stervend, gestorven... Daar moésten we wel bij bidden... O, ons verblijf in S. Damiano is iets zoo wonderbaar fijn-innigs en teers geweest als wè niet spoedig meer zullen beleven... Nu een bezoek aan de S. Chiara, — wat een vreemdsoortige, machtige steunbeeren! heele bogen op straat — waar we juist nog tijdig genoeg aankwamen, om St. Clara's heilige lichaam te gaan vereeren, dat in de crypte in een open grafzerk ten toon ligt gesteld. We zagen hier ook nog haar oude graf, waar de Heilige in 1850 werd wedergevonden, en het wonderkruisbeeld uit S. Damiano hierheen gebracht, dat tot St Franciscus eemnaal sprak: «Franciscus, ga, en herstel mijn huis, dat naar ge ziet, geheel ineenvalt»... 130 ASSISI: S. MARIA DEGLI ANGELI Toen voerden autobussen — weer onder paffen en knallen van geweld! — ons uit dit heilig stadje weg naar 't groote heiligdom van S. Maria degli Angeli. Het is een machtig kerkgebouw, welks grootte, — zijn lengte bedraagt 127 M., zijn breedte 64 M., en met inbegrip van zijn koepel, is 't 87 M. hoog — te midden der onbeduidende huizen eromheen des te machtiger uitkomt. De lange kruisbalk is~driebenkig met aan weerszijden kapellen, tezamen óver de twintig. 5". Maria degli Angeli is eigenlijk één groote reliekschrijn, over en rondom de zich daarbinnen bevindende Portiuncula-kapel gebouwd. Men ziet dit kleine heiligdom — vanaf z'n altaartje gemeten, is het 6,80 lang, en z'n breedte is 4,07 M. — reeds aanstonds bij het binnentreden, onder den hoogen koepel. Vier vrome pelgrims hebben het ten tijde van Paus Liberius (322-357) gebouwd ter eere van O.L. Vrouw van het Josaphatdal. Zóó noemden zij het om de reliek van Maria's graf, hun door St. Cyrillus geschonken en hier bewaard. De Hemel koos het tot genadeoord, en Engelen verschenen er öm er hun Koningin door woord en zang te eeren. Zoo noemde men het dan voortaan : «OX. Vrouw der Engelen». In de zesde eeuw nam St Benedictus van dit vervallen heiligdom bezit en liet het herstellen. En toen het later andermaal in staat van verval is geraakt, heeft St Franciscus het met eigen hand weer opgebouwd, nadat de Benedictijnen het hem hadden geschonken tot «Hoofd- en Moederkerk» zijner nieuwe OrdeDe vrome overlevering zegt, dat St. Benedictus den grooten toeloop-van-later profetisch heeft voorzien, en verklaart daarmede de buiten alle proportie met dit kleine kapelletje staande zeer groóte iri- en uitgangsdeur. We staan op heiligen grond!... Hier werd het vertrouwvol gebed der vrome Pica verhoord, die kinderloos, hier om een zoon kwam bidden, en moeder van St. Franciscus. werd. Toen hij in den nacht van 26 Sept. 1182 □ ASSISI: S. MARIA DEGLI ANGELI 181 te Assisi in een stal werd geboren, — die stal is er nog! zongen de Engelen hier hun jubelzangen. Hier werd op 24 Febr. 1209 Franciscus door God tot een hooger leven geroepen, en maakte hij een aanvang met zijn Ordestichting. Hier legden zijn eerste gezellen hun kloostergeloften af. Hier kwam Franciscus tot het besluit zijn Derde Orde te stichten. Hier ook ontving hij op Maria's voorspraak den beroemden Portiuncula-aflaat Dit kleine heiligdom is Franciscus zijn leven lang boven alle andere oorden der wereld lief geweest. Hij beval die liefde en eerbied voor Portiuncula ook zijn geestelijken zonen ten zeerste aan, en wilde er vkdc-bij zijn ziel den Schepper wedergeven. Den gevelwand boven den ingang versierde Overbeck met zijn fraai fresco «De verleening van den Portiuncula-aflaat», dat von Steinle, zijn leerling, smaakvol omlijstte. Op den achtergevel schilderde Perugino een voorstelling van Christus aan het kruis op Calvarië. Op den deurboog leest men Christus' woorden: «Uw bede, Franciscus, zal ik verhooren,» en iets hooger: «Dit is de poort van het Eeuwig Leven» ; woorden door St. Franciscus zelf hier ingegrift. Het beeld van Maria met Jesus in de armen, in 't torentje, herinnert aan hun veelvuldige verschijningen aan pelgrimscharen, die de kleine Jesus zegende. En in de kapel leest men boven de votief-tafelen de eigen woorden, waarmee St. Franciscus den Grooten Aflaat verkondigd heeft. Op het altaar bevindt zich Maria's genadebeeld, een schilderstuk van den priester Hilarius van Viterbo. Het stelt Maria-Boodschap voor. We stonden op heiligen grond, waar alles stemde tot bidden... Niet ver van de kapel: de cel, waar St. Franciscus stierf, en 188 ASSISI : S. MARIA DEGLI ANGELI □ waar zijn vrienden, de vogels, in heele zwermen op neervlogen, om' hem in levendig gezang hun, laatste vaarwel toe te roepen, gelijk St. Bonaventura verhaalt. Haar alléén liet men staan, toen S. Pius V bij het bouwen der kerk bevel gaf de rest van het klooster hier af te breken. Men ziet er nog de oorspronkelijke oude deur met ijzeren beslag. Hier dicteerde Franciscus zijn Testament voor zijn broeders, en dien brief, die aan zijn trouwe Jacoba in Rome, z'n spoedig einde berichtte. Hier liet hij zich zijn Zonnelied door Broeder Leo en Angelo nog eens Voorzingen, voor 't laatst. Hier liet hij zich op boete-asch nederleggen, en schonk hij al zijn tegenwoordige en toekomstige broeders zijn zegen... en stierf. Die stervens-scène is van buiten op de cel geschilderd, en op een der zijwanden ziet men daar ook den deksel van St. Franciscus' zerk, door Giunta di Pisa met het levensgroot beeld van den Heilige beschilderd. Binnen op het altaar staat Luca della Robbia's beroemd Franciscus' beeld in geëmailleerd terracotta, waarbij de kunstenaar naar Franciscus' doodenmasker werkte. Het oude wandkastje in den muur, waar St. Franciscus zijn artsenijen bewaarde, bergt in een schoon reliekschrijn: het driéknoopig koord van Franciscus, waarop nog duidelijk sporen van bloed uit zijn H. Wonden zijn waar te nemen. Door de fraaie, ruime sacristie — die veel bezienswaardigs aan schilderstukken, o.a. van Perugino bevat, en evenals het koor prachtig snijwerk — kwamen we door een galerij naar het Tuintje der Wonderbare Rozen, die er zijn opgebloeid — maar zonder doornen! — toen St. Franciscus in een kouden winternacht, door den duivel tot mismoed bekoord, er zijn naakte leden wentelde in de doorn*-en-distelstruiken, die er destijds stonden... Toen verschenen hem Engelen, hem beduidend met van die rozen naar Portiuncula te gaan, waar Jesus en Maria hem wachtten. ASSISI: S. MARIA DEGU ANGEU 133 Tusschen twee reten van Engelen ging hij erheen met rozen in de hand, en 't leek den overwinnaar, of hij, na zijn harden heldenstrijd, over zijden tapijten ging. In de kapel kreeg hij den Grooten Aflaat De wonderrozen zonder doornen bloeien nog voort en toonen op haar blaadjes bruin-roode vlekjes als druppeltjes bloed. De aangrenzende Rozen-kapel omvat de hut, waar St. Franciscus gewoonlijk woonde, het Oratorium, door St Bonaventura gebouwd, en hqt door St. Bernardinus van Siëna aangebouwde schip. Hier werd onder Franciscus het beroemde «Matten-kapitteh gehouden. De 5000 Broeders zochten- bij gebrek aan plaats hun onderdak in hutten van riet en stroo onder den blooten hemel. Hier ontving St. Franciscus zijn vriend en raadsman en beschermer Karcünaal Hugolinus, den H. Dominicus, en St. Antonius van Padua. Hier ontving hij tolrijke verschlijningen en o.a. ook de openbaring, dat vijf zijner zonen in Marocco voor 't H. Geloof als martelaars hun bloed vergoten. We zagen hier ook de resten van den houten preekstoel, waarop Franciscus voor het eerst den Portiuncula-aflaat aan het volk verkondigde. Fresco's — helaas zwaar beschadigd — van Pinturicchio en Tiberio van Assisi doen ons op naïeve wijze o.a- het vrome verhaal van Rozen-wonder en Portiuncula-aflaat, en Spagna schildert ons Franciscus met zijn twaalf eerste gezellen. Een allerfijnsten mystieken geest ademen Tiberio's wonderteere fresco-beelden van St. Clara en St. Elisabeth van Hongarije. .. We dwaalden er rond over al die heilige plekken, met hun tot vroomheid stemmenden schemer van devote herinneringen,... in groepjes of alléén,... van het één naar het ander... Hier week de behoefte aan verkeer en praten... 134 ASSISI: S. MARIA DEGLI ANGELI □ Ik kwam bij de Portiunculakapel voorbij en zag met stichting hoe meerderen van mijn jongens op eigen gelegenheid er stilletjes lagen te bidden en den aflaatgang deden... «Pater» — verschrikt me er plotseling een, mot een tik op mijn schouder — «weet U wel, dat je bij ieder bezoek aan die kapel een Vollen Aflaat kunt verdienen?»... en hij ging weer binnen... Zoo hebben wij in Assisi bedevaart gehouden. Van zijn natuur- en kunstschoon bleef ons veel verborgen, maar z'n heiligheid openbaarde het ons toch wel... En dat is het diepst en meest eigenlijke van Assisi!... A. M. D. G. Florence, Woensdagavond 5 Jan. 1927 Hotel «Parlamento» Toen ik vanmorgen heel vroeg beneden kwam, om met het grootste deel van Maastricht naar de S. Firenze (St.. Florentius te gaan voor de H. Mis — het meerendeel ook ter H. Communie! — kreeg ik van den hotelknecht het onheilspellend woord te hooren: «Tempo bruto, Signore!» O denk u Florence, Firenze la bella, die «Reine de Fleurs» van den Arno, die bloemenstad, — als een bloeiende sprookjestuin in een wemel van kleuren tusschen groenende heuvels gelegen — eens zonder zon!... Stel u vóór... wat 'n troostelooze miserie... Een schrikgedachte, die me omspookte gisteravond bij aankomst!... al die rijtuigjes daar aan het station met hun familie-regenschermen wijd uitgespannen op den bok...- glimmend van druipenden regen... O, goede, lieve, H Clara, denk toch om de worst en ons geloovig vertrouwen!... En als ik nu zeg: wat was het goed, dat wij in Assisi hebben moeten vasten! dan bedoel ik niet het tekort door onzen maag daar geleden. Dat hebben we nog vóór ons vertrek, in het kleine station, met al wat er aan eetbaarheden te krijgen was, wel weer goed gemaakt, vooral met soep en nog eens soep met strooikaas!... M'n hemel, wat was dat een uitgehongerde beweging! en gelegenheids-afzetterij... Als ik nu zeg: hoe goed, dat wij in Assisi hebben moeten vasten, dan bedoel ik het geestelijk vasten van onze in regen en weer naar schoonheid-in-de-zon hunkerende zielen!... en dan prijs in ons nu om dat vasten-weer zalig, wijl het ons in een zoo uitstekende «conditie» bracht, om het zonne-festijn van Firenze dóór-en-dóór uit te savoureeren met de graagte en den geraf fineerden smul van een uitgevasten zon-verlief den lekkerbek... Nu gaat het ons toch heel wat beter af, dat Zonnelied in de zon: 136 FLORENCE: S. ANNUNZIATA □ Wees geprezen, o mijn Heer, met al uw creaturen, bijzonder met heer broeder Zon, die siert en ons door zich verlicht; en hij is schoon, en stralende met grooten glans; van U, o Hoogste, is hij zinneteeken... Je reinste goden-weer was heden ons deel! en onze zielen hebben van blijdschap gedanst als blije muggen in de lentezon... O, goede H. Clara, wat zijt ge lief voor ons geweest!... Voor 'n wereld van schoonheid en kunst als Florence was ons verblijf natuurlijk véél «te kort. We hebben maar even door 'n deurkiertje mogen kijken, maar die zon!... die zon!... heeft alles tot een onvergetelijk lichtfeest gemaakt, welks hetoovering wel 'telkens weer voor ons zal oplichten, zoo dikwijls wij ar aan terugdenken!... * * * Na het ontbijt begonnen wij met drie auto's onzen tocht door Florence. Het eerst ging het natuurlijk naar de Santissima. Annunziata, waar het ons vóór alles te doen was om neer te knielen bij het prachtig rijk zilveren altaar der Wonder-Madonna, waar St. Aloysius als knaap van negen jaren, op 's Hemels aandrang, de gelofte van eeuwige zuiverheid heeft afgelegd. Hij verbleef toen (1577-80) als page van het Groothertogelijk Hof om studie-redenen te Florence. Op het huis, waar hij toen woonde — nu is het in kapel herschapen — leest men heden nog het marmeren gedenkschrift door den vader van den Z- Antonius Baldinucci S J. gesticht en opgesteld: 1. «Met eerbied, o wandelaar, zie op naar de beeltenis van den Z. Aloysius Gonzaga uit de Sociëteit van Jesus, en kus in den geest met vrómen zin de plaats, waar zijn voeten eens stonden. 2. «Hier heeft hij als negenjarige knaap den grondslag zijner heiligheid gelegd. En zag het hof en onze stad Florence met verbazing: hem den smetteloozen bloesem der maagdelijkheid aan de door den Engel begroete Maagd toewijden. O FLORENCE: IN DEN HEMEL VAN FRA ANGELICO 137 3. «Dit huis beroemt er zich op, dat hij, als hooge gast er verblijvend, op jeugdigen leeftijd hier tot hooge vroomheid is opgebloeid». Maar ook als kerk vol kunstwerk bleek de S. Annunziata ons bezoek overwaard, gelijk ook het plein vóór de kerk geheel met galerijen omzoomd, met de beroemde «putti's» van Andreas della Robbia als medaillons in de tympans der arcaden. Wie hart voor kinderen heeft, kan het hier ophalen... 'Met wijding in de ziel nu naar S. Mar co met z'n Fra Agelico's: den hemel-op-aarde te Florence!... We troffen het!... We waren de éérsten en héél alléén. Door niemand en niets gestoord konden, mochten wij dien hemel binnengaan, hem op ons in laten werken, in ons opnemen, hem indrinken met volle zieleteugen tot een exquise genieting en een hemelschen «joy for ever» van hemel-op-aarde... Hoe bad ik er mij op verheugd... voor ons allen!... op dit gegezegend uur van reinen ziele-opgang in schoonheids-aandoening en ontroering niet van deze aarde,... bij het bedroomen van die zoo hemelsch streelende ziele-meditaties van een aande-aarde-onttogen Heilige, die zijn van God begenadigde ziel voor ons allen in beelden kleuren uitbidt,... bij het bedroomen van die heiligen- en hemel-visoenen door zalige zienersoogen inverrukking in Gods eigen licht geschouwd en al penseelend op den wand gedroomd... Hoe had ik er mij op verheugdI... voor ons allen... Wat kan een mensch toch vreemde invallen hebben!... Stel je nu eens voor — zoo denk ik opeens — dat je jongens eens geen ziertje begrepen hadden van al die verheven schoonheid,... dat ze er baar van alle begrip en gevoel, zonder belangstelling koudweg aan voorbij zouden zijn gegaan,... hier zouden hebben gepraat van «schijnheilige gezichten, niet om uit te staan»... M'n hemel welk een navrante fantasie!... om van te gruwen. 138 FLORENCE: IN DEN HEMEL VAN FRA ANGELICO □ Ja, als me zoö iets ooit gebeurde... als ik óóit zóó finaal de deur mijner teer-blijste verwachtingen zou worden uitgegooid, ooit zóó den hemel mijner droomen uit zou worden gevloekt,... ooit zóó onbarmhartig-pardoes op de hard-nuchtere keien van ontgoocheling zou worden gezet... Ik geloof, ik zou in bitteren spijt wel vuur kunnen spuwen van heilige drift en verontwaardiging,... ik zou wel kunnen huilen om zooveel erbarmelijke oppervlakkigheid en schromelijk gemis aan fijngevoel en rechten zin voor het hoogere,... ik zou me over zulk een desillusie diermate schamen: dat ik haar nóóit aan een ander zou durven vertellen... Wat kan een mensch toch vreemde invallen hebben!... Alleen met Armando, Emilio, Carlo «il grasso» en nog den een of ander, geloof ik, ging het met gretigheid van de eene cel naar de ander, om uit elk van die muurbloemen daar wat hemelsch ambrosijn te puren... Welk een sereenheid, zoetheid, gratie van hemelsche onschuld en extatisch gevoel... En, o, die onvergetelijke «Maria Boodschap»... Wat 'n heerlijkheid, dat je daar bij het in- en uitgaan van het dormitorium wel aan voorbij moet... Geen kunstgevoelige ziel, die er niet blij den gevraagden tol van haar «Weesgegroetje» betaalt... De rest der jongens stond al lang verderop met ongeduld te wachten, om verder te gaan... Weer gingen we door het verrukkelijk «chiostro» beneden, met weelderige licht- en schaduw-prachten... Die machtig wijdjtakkige, hoog-opgaande cederboom daar,... 't was of hij al maar hooger den hemel in wilde, doch door zijn ter aarde afzakkende takken werd tegengehouden.., Zoo weinig zielen raken los en vrij van stof... zelfs als een hemel hen wenkt... We gaan naar S. Lorenzo. Men gelooft z'n oogen niet bij het zien van dezen sierloos-rauwen, kunstvergeten baksteen-gevel, die er staat als een donderend verwijt tegen het kunst-geweten O FLORENCE: MEDICI-GRAFKAPEL; MARIA NOVELLA 189 van Florence. Des te verrassender werkte, na dit teleurstellend gezicht, het weldadig tooverspel van de architectonische lijn, de harmonie, en het evenwicht dezer zuilen-basiliek van binnen, maar boven alles — herinner u in het voorbijgaan, de twee fraaie preekstoelen met expressieve Lijdens-bronsreliëfs van Donatello! — imponeerde ons de machtige Grafkapel der Medici, waar Michelangelo's titanische kunst ons weer aangreep en ons weer in de ware verhoudingen onzer onbenullige kleinheid en machteloosheid terugdwong!... Die Nacht, hoe somber, donker, en toch droomt een blije droom op dat voorhoofd... Die Dag, hij leeft... Die Morgenstond, hij ontwaakt... Dat Avondrood, het schemert... En dat alles harde, doode steen... Welk een belevende macht van genie heeft haar bezieling hier in den steen gedreven... Wat 'n «vorsten», die grafmonumenten der Medici!... Wat doen die kinderen des levens hier in een doodenkapel?... We stonden verstomd te kijken bij zooveel vorstelijk grandioze kunst en weelderijkdom in edele marmers van del zeldzaamste soorten... Lazuur en edelsteen schijnt hier, in overdaad gelijk geacht met ordinairen kiezel... S. Maria Novella — met haar kloostergang-bouw van fraaie teekening, gaf ons van buiten in haar gevel met kleurige marmer-inleg-versiering —. wit, groen, zwart, geel, rood — een voorsmaak van Dom en Baptisterium. Om haar fijnheid van proporties geldt zij als het volmaaktste model der Italiaansche Gothiek. Van buiten leek ze ons stijf en opvallend laag, maar binnengetreden verrastte zij ons met een weldadig grootsch aandoend ruimte-gevoel vol rhytmisch leven van zuilen-beweeg en trappenbouw-vluchten. Het ging ons natuurlijk voornamelijk om Cimabue's beroemde Madonna in de Capella Ruceüai. Na haar voltooiing in triomf door de burgers uit 's meesters atelier naar deze kerk gedragen, büjft zij er dien nog altijd 140 FLORENCE : DE DOM EN DOOPKAPEL EN S. CROCE O voortvieren. Verder om Ghirlandajo's fresco-levens van Maria en St. Jan Baptist in de koorkapel achter het hoogaltaar, met die fameuze koppen van edele jonkers en nobel vrouwen. In de Capella Gondi het wereldberoemde kruisbeeld, waarmede Brunellesco, van Donatello den prijs won. In de Capella Strozzi — helaas zwaar beschadigd! — Hemel en Hel en Laatste Oordeel van Orcagna's fresco-schilderingen : kleur vertolkingen van Dante's dichterlijke fantasieën. En dan tenslotte natuurlijk de Capella degli Spagnoli met haar talrijke wandschilderingen van Giotto's leerlingen en Siëneesche meesters. De Dom kon met zijn kleurige marmerfacade de meesten maar half bekoren, en die wel wat té matig toegemeten helfrt kreeg nog te lijden: toen zijn kilte van binnen over ons voer. Des te meer echter oogsten Giotto's slanke Campanile, de bronzen «paradijspoorten» en gulden mozaïek-schemer der Doopkapel ons aller bijval en bewondering. De deur van S. Croce — ook weer zoon kleurige marmergevel en 'n allerfijnst klokkentorentje — ging juist dicht, toen wij dit «Pantheon van heel Italië» bereikten- Maar ik kon den koster, nog juist door 'n kier van de poort een goede fooi beloven. Dat was afdoende. Met een voor 'n man uit bet volk verbluffende gratie, heeft hij ons rondgeleid langs al die graf-monumenten, waaronder Galilei, Michelangelo, Machiavelli, Dante — hoe hebben ze 'm hier, nóg erger dan op 't voorplein, afgescheept! treurig — Rossini enz. Bij elk had onze koster-gids z'n kunstbeschouwing en verklaring, verrukkelijk om aan te hooren in al de gevoelsnuances, die hij op beeldende wijze (tot uitdrukking bracht, soms met 'n geestigen zet, zooals bij 't monument, waar de symbolische figuren —I ik geloof 't was Machiavelli — van Politiek en Gerechtigheid op waren aangebracht. Daar merkte hij glunde- O FLORENCE: ÖR S. MICHELE EN PALAZZO VECCHIO 141 rend verontwaardigd op: *Ik weet niet Heeren, wat die met elkaar te maken hebben*»... Maar wat ons bij dit alles nog het zonderlingst leek,., 't was, of het Pinksterwonder hier aan ons voltrokken werd!... We keken elkander vol verbaring aan: we verstonden dien man woord voor woord! zóó duidelijk, scherp-geaccentueerd en met sprekend gebaren sprak hij z'n Italiaansch! in, 'k geloof het vast, opzettelijk eenvoudig gekozen, op Fransch gelijkende woorden... 't was kostelijk te hooren en te zien... Na een bezoek aan de Or San Michele met z'n architectonisch merkwaardig-mooi beelden-rijk buiten-aanzicht en heerlijk wit marmeren tabernakel van Orcagna, stapten we op de Piazza della Signoria uit. Waarachtig, je reinste openlucht-museum, en dat bij zulk een verrukkelijke lentezon!... Het machtige Palazzo Vecchio, zoo karakteristiek van bouw, enorm gevaarte! maar dat licht wordt door zijn sveltèn toren, die als een slanke lelie de lucht in schiet. Die leelijke logge Neptunuskolos als fontein, is hier als een vloek bij het ruiterstandbeeld van Cosino I en al die wonder-mooie stukken der Loggia dei Lanzi: den fameuzen Perseus van Cellini, den Sabijnschen Maagdenroof van Gianbologna, de Judith en Holofernes vaa Donatello... En dat alles in de open lucht!... zóó maar op straat, in weer en wind,... maar nü in die heerlijke zon!... De koperen plaat op de plaats waar Savonarola's leven op den brandstapel eindigde, ontging ons evenmin als z'n cel in S. Marco, waar hij leefde en bad. Het Palazzo Vecchio lokte ons met z'n schaduwkoel, verrukkelijk voorhof vol sierlijk bewerkte zuilen en zeldzaam elegante decoratie, die in een zoo scherp contrast staan met zijn gewéldig-massaal en strak buitenwerk. O, die fontein in 't midden met Verrocchio's knaapje met 'n visch!... en dan van hier uit den schaduw die zonnegezichten op de Loggia-beelden en heel 't plein... 142 FLORENCE: NAAR FIESOLE □ Door de grandioze Zaal der Vijfhonderd, met haar Vasarischilderingen aan plafond en wanden, haar zes marmergroepen der Hercules-werken, en door al die andere vorstelijke zalen, — die) van Leo X, Eleonora van Toledo — ging het naar boven, altijd maar hooger en hooger, tot op het hoogste punt van den heerlijken toren... Wat hebben we daar van uitzichten genoten!... om nooit genoeg van te krijgen... Hier werd dan ook het lot van dezen middag beslist: Fiésole en niets anders!.. * * * De tram bracht er ons heen. Wat een heerlijke tocht!... En toen zijn we aan 't wandelen geslagen en hebben onze oogen vólgedronken en heel onze ziel! slechts wie Fiësole en een zonsondergang over Florence van hieruit zag, kan ons genot beseffen... i Wees geprezen, o mijn Heer, met al uw creaturen, bijzonder met heer broeder Zon, die siert en ons door zich verlicht; en hij is schoon en stralende met grooten glans; van U, o Hoogste, is bij zinneteeken. Maar ook — want wie zal dien mooien laten avond ooit vergeten, toen wij na dwalen langs den Arno en 't schilderachtig Ponte Vecchio-qvtartier, met auto's — wat 'n historie alvorens we zóóver waren! — langs de Viale dei Colli naar de Piazzale Michelangelo zijn gegaan! — en daarom ook Wees geprezen, o mijn Heer, om zuster Maan en om de Sterren: Gij hebt haar aan den hemel zoo gesierd, klaar en kostbaar en schoon... Boven ons een wolkloos-klare hemel vol sterren op 't diepblauw verwulf... Ver op de bergen in 't rond tintelende lichtsterren... Beneden ons Florence als met pinkende sterren van O FLORENCE: EEN AVOND VAN STERREN EN JOLIJT 148 licht beregend, en de Arno in slanken vloed er mede omzoomd op z'n boorden... Een sterrenavond van hemel en van aarde, die heel je leven lang blijft nabloeien in den droom van je gesloten oogen, vol herinnering... Maar Emilio zal ook héél z'n leven lang die kostelijke tramscène gedenken bij onze thuisreis uit Fiësole... Geen land meer mee te bezeilen, zoo gekrenkt als hij was in zijn rechtvaardigheidsgevoel, toen men hem boete wilde laten betalen, omdat hij buiten z'n schuld geen biHet had!... En dat ging alles op z'n Maastrichts — en niet malsch! — tegen een Italiano!... En /ten slotte die «avondpartij» der twaalf «gehoodigden» in night-dress (voorgeschreven kleeding!),... m'n hemel wat 'n vertooning!... Je hoeft er maar aan te denken, om 't nü nog uit te gieren... Dagen als heden zijn altijd te kort en hoogst zeldzaam... St. Clara blijven we dankbaar voor haar heerlijk lenteweer, en Armando voor het edele offer van z'n lekkere worst... A. M. D. G. Milaan, Donderdagavond 6 Jan. 1927 Hotel «Angelo e Duomo» In de kerk van 5". Firenze vierden we hedenmorgen het heilig Driekoningenfeest, met Mis en Communie, waarbij we tevens ons Morgengebed en de Pelgrimsgebeden baden. Om 9,50 verlieten wij het schoone Florence, voor ons in korten tijd zoo rijk aan genotvolle herinneringen. Van hier af aan zagen wij Carlo «il grasso» behoedzaam z'n groot-rond majolica-bord voor z'n moeder meesjouwen. Dat groote ronde ding trok Carlo's proporties nog meer in den bolvorm en breedte... Vermakelijk om te zien! De reis ging over Faënza naar Bologna. Het was weer een pracht-dag, en we genoten bij dit klare lenteweer — in Januari! vergeet dat niet — van die verrukkelijke Appenijnen-panorama's onder den mooiblauwen hemel... Alleen die overtalrijke tunnels werkten vermoeiend en stoorden ons stille genot... Om 1,30 was Bologna breikt. De lunch wachtte ons reeds in de ruime restauratie-zaal van het station. Wij hadden ons «plan de campagne» reeds in den trein ontworpen, want de enkele uren, die we te Bologna hadden, wilden we goed besteden. We hadden het geluk voor heel Maastricht een groote tafel in beslag te nemen, lieten het ons goed smaken, en rukten om klokslag 2.30 als één man op. Da* bracht de beweging er in!... doch toen de overige groepen buiten kwamen, zagen ze Maastricht reeds in een volle tram naar de Piazza Vittorio Emanuele rijden... Bologna — we zagen het spoedig, zoodra we het eerste stuk voorbij waren, dat er uitziet als een verwaarloosde nog onbebouwde buitenwijk, iets wat heel vreemd aandoet, wanneer je buiten het station terstond in stad denkt te komen! — maakt den indruk van een typisch- Italiaansche stad, met overal die overdekte bogen-galerijen langs de straten. Het begon natuurlijk met 'n Via delf Indipendenza en 'n mo- D BOLOGNA: NAAR DE PIAZZA VITTORIO EMANUELE 146 nument van Garibaldi, een grootsche doch meer moderne arcaden-bouw langs de huizen. Toen kwam heit oudere deel bij de Piazza del Nettuno met, gelijk de naam reeds aanduidt, een fraaie Neptunus-fontein van brons, die werkelijk haar naam «Fontana del Gigante» met alle eer draagt, en daarmede waren we op 't hoofdplein der stad, de Piazza Vittorio Emanuele. Hier voelt men zich — alleen de electrische train verbreekt die illusie! — als plotseling in de Middeleeuwen verplaatst: tusschen al die machtige oude bouwwerken, die er in rustige majesteit hun indrukwekkende gevels verheffen, en verder die statige arcaden-omzooming van den Portico dei Banchi. > Midden op het plein staat het onmisbaar ruiterstandbeeld van Victor Emmanuel Aan den oostkant verheft Het Palazzo Comunale zijn machtigen gevel met 'n rij open bogen beneden, boogramen, kanteelwerk en hechten toren. In den vóórgevel boven de hoofdpoort staat het bronzen beeld van Paus Gregorius XIII, een zoon van Bologna. Het Palazzo del Podesta, als 'n vèsting zoo sterk en dreigend, begrenst de noord-zijde, terwijl de west- en zuidzijde gevormd worden door de voornaam aandoende bogen-reeks van den Portico dei Banchi, den hoogen gevel der S. Petronio-kerk, met ter linkerzijde het wèl-gerestaureerde Palazzo dei Notari Naarmate de aangrenzende en op dit heerlijke plein uitloopende straten, die op zich-zelf reeds smal zijn, door den zwaren arcadenbouw langs haar huizen nóg nauwer doen, werkt deze zoo buitengewoon fraaie piazza des te verruimender. Zij biedt een ware verrassing en prachtig gezicht, dat verademing geeft. Toen we onzen kijklust hadden voldaan, begon onze eigenlijke tocht. Ons doel was hóóg gesteld. Het ging naar de beroemde «Madonna di S. Lucan>, het beroemde bedevaart-heiligdom op een hoogte van 239 M. ten Z.W. der stad op den Monte della Guardia gelegen!... 146 BOLOGNA: NAAR DE «MADONNA Dl S. LUCA> □ Tram No. 5 bracht ons in eejn kwartier door de Saragozzapoort naar den voet der «salita». Hier nam onze geforceerde opmarsch een aanvang; slechts een tiental bracht hem geheel ten einde. En ze hebben geen spijt gehad van hun krachttoer! De heele opgang naar Maria's heiligdom wordt gevormd door een 'n 2i K. M. langen overdekten arcaden-bouw. Hij begint reeds achter de Saragozza-poort en telt in zijn geheel niet minder dan 662 bogein. Tot de- «salita», die bij de 304e arcade begint, zijn deze met buizen overbouwd, doch verder is het louter bogen-galerij. Ze is uitstekend geplaveid, gaat nu eens gewoon stijgend, dan weer eens met trappen naar boven, en geeft bij al de wendingen en bochten, die zij al hooger opgaand maakt: de schitterendste panorama's op stad en omgeving. Op een zomerschen zonnedag als wij hadden,' was het een feest voor je oogen! Alles lag er zoo klaar en stralend in den gulden schijn der zon te stralen : de stad met haar talrijke torens, waaronder de twee scheeve bijzonder de aandacht trokken — de Asignelli is 98 M. hoog en heeft een overhelling van li M.; de ander valt bij een hoogte van 49 M. iets méér dan 3 M. uit 't lood (Pisa neigt 8 M., bij 'n ruime 54 M. hoogte) ! Verder een heerlijk gezicht op de Apennijnen,- en daar ginds in het landschap, de statige Reno met z'n twee «Maastrichtsche» bruggen, het Campo Santo met z'n wit-blinkende graf monumenten,het geweldige, nieuwe Stadion, waarin het Colosseum als herrijst... Het was een stralende heerlijkheid, waar we niet genoeg van kregen, In een flinke 20 minuten waren we boven en... boften alweer! Want toen wij het prachtig heiligdom, —< hoe rijk aan brons en ■marmer! — binnentraden, werd, of het zoo wezen moest en men op ons gewacht had, het wonderbeeld der H. Maagd juist ontsloten en getoond. DE UITTOCHT VAN DEN H. VADER NA DE PAUS-MIS □ BOLOGNA: BIJ DE «MADONNA Dl S. LUCA» 147 Wè spoedden ons de kerk door en den marmeren trappenbouw óp, naar het genadebeeld achter boven het hoogaltaar. Het is een schilderij van het bekende byzantijnsche type met van die sterk-sprekende devote oogen, die aanstonds boeien. Alléén het gezicht van Moeder en Kind zijn opengelaten en zichtbaar; heel de rest is door 'n gouden plaat-omlijsting, mot kronen boven beide hoofden, bedekt Het geheel is weer gevat in een kostbaar gouden ^versiering in den vorm van een romaanschen boog met engelen en bloem-festoenen. Door letterlijk stroomen van paarlen en juweelen is het van alle zijden omf likkerd. Zooals het daar vóór ons stond in de vi Me middagzon, was het één bliksemschietende schittering van geciseleerd goud en kleurig edelgesteente: verbluffend om aan te zien. We knielden neer en baden met het toegestroomde volk in 't rond de litanie-gebeden voor de intenties, aangekondigd door den dienstdoenden Priester, die vóórbad... Diep onder den indruk waren we allen van de groot-geloovige volksgodsvrucht, waarvan we getuigen waren. En nauwelijks waren de publieke gebeden ten einde, of één van ons, die zich niet inhouden kon, riep heel spontaan luidop met geestdrift en gloed in z'n stem : «Hier moeten we ome Aloysius-opdracht hernieuwen*»... en zonder toeven haalden allen hun reisboek je te voorschijn en gaven luide gevolg aan dit treffende voorstel. Alles rondom ons verstomde en zweeg. En toen ons gezamenlijk gebed ten einde was, noodigde de Geestelijke ons allen uit: geheel naar boven te komen en nader te treden tot vlak voor het genadebeeld. Het was een roerend moment, dat ons danig gepakt had. En toen nog geen vijf minuten later een van onze achterblijvers het Heiligdom binnenkwam, vond hij met grooten spijt, ook van ons allen, de Madonna weer weggesloten achter de kostbare deuren van gedreven edelmetaal Een poging, ook hem nog 148 BOLOGNA - MILAAN □ dien wonderen aanblik te bezorgen mislukte... Of wij ook hadden geboft!... Om goed vier uur waren wö, ten hoogste voldaan, na een wat bedaardere daling, — de panorama's lieten ons niet meer los ! — weder beneden. We troffen juist een leege tram, verloren den Boen haast, die nog even terug moest wijl hij iets had laten liggen, en kwamen behouden op de Piazza terug. Onderweg zagen we nog het standbeeld van GalvanL Véél tijd was er niet meer, maar S. Petronio lag vlak vóór ons en 'n vriendelijke heer was nog zoo goed ons óók naar S. Francesco te brengen. Doch wat die kerken ook voor imposants en schoons mogen hebben : om in de stijgende lijn te blijven, moet men ze eigenlijk toch vóór Rome zien. Dat was tenminste de indruk bij ons allen, zelfs voor die van Florence, de Grafkapel der Medici uitgezonderd. Om 5.IS waren we na een welbesteden middag weer op het station, en St. Dominicus en de H. Catharina van Bologna zullen het ons wel vergeven, dat zij er, door ons bezoek aan de H. Maagd, bij ingeschoten zijn. Vele anderen echter, die niet naar de «Madonna di S. Luca» gingen, zijn bij die Heiligen ter bedevaart geweest. Het diner in den Restauratie-wagen vormde een alleraangenaamst No 1 bij 't vervolg onzer reis. U begrijpt, dat het ons welkom was na al die strapatsen. De stemming was schitterend, en aan werkeloosheid werd heusch niet gedaan. De beenen hadden hun part en deel gehad, nu vroeg iets anders er om!... Vooral het Fascisten-lied heeft ons gedurende hat verdere traject tot Milaan verbazend veel jolijt bezorgd. Maastricht was nl. nog altijd de éénige groep, die de «echte» woorden bezat, en vooral de mannen van de Hofstad, onze buren, bleken er danig jaloersch op. Ze deden voortdurend van alles om er achter te komen. De «Camera Secreta» — door □ BOLOGNA - MILAAN 149 anderen met hoon de «Camera Obscura» genoemd! — 'n «Geheim Genootschap» onderwijl bij de Maastrichtenaars ontstaan, had echter in een even geheime zitting, op voorstel van «II Presidente» besloten : de woorden «niet uit te leveren» aan andere groepen. Den Haag had ondertusschen niet stilgezeten. En spoedig deden nu onrustbarende geruchten de ronde, dat er onzerzijds «verraad» was gepleegd. Zelfs schrijver dezes behoorde tot de «verdachten» en werd op de meest plechtstatige wijze voor de «Camera» ter verantwoording gedaagd... Loopende dit geding gebeurde het allerergste! Op eens komt Den Haag, hun «Duce» voorop, met papieren in de hand onze compartimenten binnengestormd... zingend luid-keels en met een vreugde, waarvan ik niet weet of ik ze triomfant of helsch moet noemen,... het heele Fascisten-refrein!... 'n Onbedaarlijke opwinding was het onvermijdelijk gevolg... De ééne protest-optocht na den ander ging door de couloirs!... Maastricht naar Den Haag, en Den Haag naar Maastricht, en weer vice versa... Men sprak van den val van «il Duce Huf» en riep P. Hoogeweegen .tot «Duce» uit,... en die kwam op zijn beurt óók weer te vallen onder de verheffing van den eersten!. Het eind' van al die stormen, meetings, protesten, declaraties en verontwaardigingsbetuigingen was 'n deftige deputatie van Maastricht naar Den Haag met de plechtige en afdoende verklaring op woord-van-eer: dat de Haagsche tekst correct was... op één, woord na, en dus Maastricht alsnog alléén in het bezit der authentieke woorden was!... Zoo zijn we dan in Milaan gekomen, waar we, toen de «kleintjes» naar bed waren, ons woord bij «Piffi» hebben ingelost naar behooren. En morgen gaan we naar huis, och arm, 't is zonde!... A. M. D. G. Maastricht, Zaterdagavond 8 Jan. 1927 Tongerschestraat 53 Vrijdagmorgen 7 Jan. traden wij te Milaan, voor de terugreis aan. Het was de eerste Vrijdag van 't Nieuwe Jaar, en talrijke pelgrims naderden 's morgensvroeg ter H. Tafel: sommigen in den Dom, anderen in de kerk van S. Carlo, waar ik voor een groepje Maastrichtenaars de H. Mis opdroeg aan het altaar van den Z. Joannes Angelus Pozzo. De Paters Servieten, die deze kerk bedienen, waren zoo vriendelijk geweest den schrijn, waarin de met priesterlijke gewaden bekleede Zalige boven het altaar rust, reeds vóór de H. Mis te openen en te verlichten. Een der ouderen bad het Morgengebed en de St. Aloysius-opdracht en de verdere Pelgrimsgebeden luid-op voor. Het was iets later geworden dan wenschelijk was. zoodat het ontbijt tot een frugaal minimum moest worden beperkt en alles in der haast naar de gereedstaande extra-tram moest spoeden, om tijdig op 't station te zijn. Een laatste blik op den heerlijken Dom... en 'n afscheidsgroet aan Piffi... Het weer liet zich gunstig aanzien en beloofde een schoonen dag. Om 10 uur vertrokken we; iets te laat door 't wachten op een Pater van Amsterdam met een zieken pelgrim, die toch niet.gekomen zijn... Na 'n reeks verrukkelijke berg-panorama's voerde de trein ons bij Arona langs bet Logo Maggiore, dat in den beginne nog iet of wat nevelig, spoedig een heerlijk aanzicht bood. Bij Stresa en Baveno kregen wij een schilderachtigen blik op de Isola Bella met Borromaeus' Paleis en tuinaanleg, de Isola Madre en de Isola dei Pescatori: drijvende tuinen in 't blauwe meer... In Domodossola kwam de passen-contróle, die wederom echt □ MILAAN - BERN - BAZEL - BRUSSEL 151 gesmeerd ging, en werd het allerlaatste restje Lire's nuttig besteed. Toen volgde Iselle met den 21 K.M. langen Simplon-tunnel van 25 minuten sporens tot Brig. De natuurgezichten in het Rhóne-dal waren feeëriek, echte sprookjes in de sneeuw, majestueuze bergpartijen, wonderschoone licht-effecten, en het bleef helder genoeg om óók nog van hert Thuner-meer met z'n kasteel te genieten... Om 5 uur waren wij te Bern, en twee uur later te Bazel, waar, ook na de kostelijke lunch in den Restauratie-wagen, het welbereid en overvloedig diner ons uitstekend smaakte. GiuRo tracteerde op een af scheids-dronk, die er zijn mocht... Ook nu had het eten in den trein zich weer verheugd in de algemeene sympathie, veel meer dan die aan de restauratiemandjes werd geschonken. Die waren dan soms ook inderdaad merkwaardig gestoffeerd... De nachtelijke reis naar Brussel begon om 8.30 met de vroeger aangegane weddenschap, dat Carlo in den trein zou worden geschoren zonder bloedvergieten. Een valuta-gilette van 25 ets. heeft deze praestatie er met succes afgebracht en wel zóó verlokkend, dait de barbiers-affaire drie kwartier open bleef en druk werk had, en onze bagage met zes baarden verlicht werd. De winnaar der weddenschap wacht echter nog altijd op eerlijke afbetaling... Na 't Avondgebed en het Rozenhoedje trok alles ter ruste, veel vroeger dan ik zulks verwacht had. De nacht verliep — ongerekend een slaapduel met toorn-kanonnade (tusschen Carlo en Armando, met onmiddellijke sluiting van vrede — zeer rustig en voorspoedig, 'n Prachtig stelletje, zooals ze daar lagen in de diverse coupé's. Men had reeds vorderingen gemaakt in handige dispositie en voordeelige groepeering... We kwamen iets te laat in Brussel aan. Het uurtje dat er nog 152 BRUSSEL - MAASTRICHT □ restte, werd naarstig besteed aan ontbijt en verfrisscbing. Wat 'n verschil met de waschgelegenheden te Bazel!... * * * Om 9.14 vertrok onze trein naar Maastricht. De Haagsche Groep deed ons onder leiding van Pater Hoogeweegen een allersympathiekst en luidruchtig uitgeleide. Tot afscheid klonk bij ons het Fascisten-lied, waarbij we nu wonderbaarlijk-spontaan allen zeer duidelijk dien ééhen regel lieten uitkomen, waar we Den Haag zoo mede hadden geplaagd, en dien wij hen niet hadden willen verraden: trotsch er op, dat wij alléén den zuiveren tekst bezaten! Nu hoorden zij, dat hun «primavera della vita» ons «primavera di bellezza» moest zijn. Ze hadden schik en juichten!... * * * En nü zijn we weer thuis!... «Thuis», zoo begon R. P. Henri de Greeve, S.J. zijn reisherinneringen: «Terug van de groote trajecten, uit de daverende tremen, terug van de eindelooze afstanden, van de in duizelende kilometervaart doorijlde nachten, uit de grillig opdoemende steden, terug uit de hunkerend begeerde en met gretige oogen afgekeken vreemde landen, terug uit de van lauwe spijslucht verzadigde hotels en restaurants, uit de van zwarte menschenstroomen bevloeide perrons; — «terug uit de oprijzende en verzinkende, elkander als lantaarnplaten verdringende gezichten en visioenen, terug uit de sneeuw en de onbereikbare toppen, uit het razende wereldverkeer, terug uit de Veelheid, uit de volheid, uit de opstapeling; — «terug uit De Stad — nü gezeten achter den lessenaar in oogen blik van rustig bepeinzen — zoek ik naar den eind-ihdruk, de slotgedachte, die dit alles verbindt en vereent; de slotconclusie □ WEER THUIS. 153 die zich moot'losmaken en al het geziene één duizelend-diepe beteekenis zal geven. «Maar dat is onmogelijk. Ik staar in een chaos, in een baaierd, in een futuristische opeenhooping van herinneringen, van flarden en brokstukken, met machteloos uitspannen van den geest, om dit alles te omvatten. «Want als een wervelstorm, in een ratelend, in razend tempo voorbij ijlend filmbeeld, is alles voorbij gesidderd aan je oogen. «Daar was geen tijd voor nadenken, geen rustpauze voo,r verwerken, geen rustig bemediteeren van ongeziene schoonheden, geen gelegenheid voor bezinking en doordrenking. Je oogen werkten met hoogspanning; de beelden kwamen op het netvlies, en werden geborgen in de donkere kamer der herinnering, waar ze wachten om ontwikkeld te worden. Je stond vijf minuten, waar je wel vijf dagen had moeten staan kijken, en je gretige oogen trachtten van het geziene in te zwelgen, wat er van tel halen viel, kleur, lijn, vorm, gedachten, 't Werd één onafgebroken worsteling om je los te werken en los te maken van een prachtig beeld en nooit-gezien vergezicht, omdat daarnaast een ander wachtte, en nog een ander, en duizend andere, die gezien wilden worden. «Sixtijnsche Kapel, Stanzen van Rafaël, Groep van Laokoön, Monte Pincio, Vaticaan, — je ging er voor staan en probeerde in ééns alles te zien, alles te weten, alles te genieten en alles diep in je oogen en diep in je duizelende hart mee ,te nemen, om 't nooit te vergeten en thuis na te genieten en 't altijd bij je te hebben alsof 't vóór je stond — maar je bent maar een klein mensch, en stuk voor stuk, millimeter voor millimeter benader je de groote stukken van het genie, de geweldige indrukken van het machtige Roomsche leven. «De tijd moet hier zijn werk doen, en langzaam, langzaam moet dit alles opnieuw in 't zieleleven herrijzen, en herbouwd 154 WEER THUIS. □ en herschapen worden, om te komen tot de groote verlossende gedachte, dat al wat groot en heilig en geniaal en kunstvol is, verbindt «Laat dan al 't geziene geen eersten, direct te omschrijven indruk achter? «Ja. «Dat in Rome alles anders is dan het boeken beschreven, dan met kodaks gefotografeerd, op doeken geschilderd en met woorden gezegd wordt, omdat 't niet kan beschreven, gefotografeerd, geschilderd en gezegd worden. «Alles is anders. Wat ik wist uit boeken, en wat ik kende uit plaatwerken, de allerbeste, is zelfs geen flauwe weergave — 't zijn karikaturen. «Wie Michelangelo's Mozes kent uit platen, kent hem heelemaal niet Hij weet, dat Mozes twee oogen, een neus, twee lichtende hoornen, twee handen en 'n baard heeft, dart hij zit — maar hij kent hem niet Op 't oogenbtik, dat hij hem aanschouwt, voelt de pelgrim, dat hij zich in zijn voorstelling totaal vergist heeft. Als hij niet wist, dat een mensch dezen Mozes uit hert marmer lossloeg, zou hij denken: dat Gods Hand zelf hier met beitel en hamer aan 't werk is geweest «Zóó is 't met alles. «Bogen van kerken en geschilderde ramen, ruimten van Sint Pieter en stemming van Catacomben tot zelfs de donker bruine Triton, die op de Piazza Barberini het water in een toegespitsten straal door een schelp hoog de lucht in fluit — zijn nooit beschreven, en zullen nooit beschreven worden, omdat 't goddelijke en 't schoone, 't almachtige buiten bet bereik van onze stumperige, knoeiende menschenhanden ligt «En de Paus, — ook Hij is anders, totaal anders, dan ooit in boeken geroemd werd. «Als Hij gedragen wordt door de Sint Pieter en de donderen- □ WEER THUIS. 155 de Eviva's met hartstochtelijke, gespannen kelen omhoog juichen, — is Hij zóó groot, dat geen trotsche taal, geen bijbelwoord er uitdrukking voor heeft. «En toen Hij ging langs de rijen bij de Audiëntie, en ieder de hand liet kussen — was hij zóó goed, zóó goed, zoo immens goed, zagen zijn oogen zóó welwillend, zóó meelevend op zijn kinderen van alle stranden der wereld neer, dat misschien de éénige uitdrukking om die weer te geven, is: de tranen, die we schreiden, toen Hij aan ons voorbij ging. Dat was geen gewone mensch, die" voorbij ging. Hij keek een ieder zóó aan, alsof hij alle menschenleed, dat ieder voor zich ooit in zijn leven te dragen had, op dit oogenhlik kénde. Zijn blikken kwamen op uij een diepe eeuwigheid, en zijn zegen viel over ons als een gebaar uit den hemel, alsof zijn" hand over twintig eeuwen heenreikte over onze arme zielen. «Er zijn geen woorden voor. 't Was om gek te worden onder den stormloop van gevoelens. «Toen steeg ineens, met koortshitte, de razernij naar boven bij de gedachte aan de mikroskopische kleinheid en moleculaire nietigheid van onze partijzuchtige «Protestantsche Natie», die in grootheidswaanzin meende, deze bovenmenschelijke figuur van 's werelds Primaat te kleineeren, door van zijn Hof een Gezant weg te nemen, en zich te onttrekken aan de sfeer van dezen wereld-invloed Wie één minuut in Rome is, voelt en ziet hoe weggesmeten klein en hoe duizehngwekkend-onbeduidend we daardoor zijn geworden in de oogen van allen: zóó als een mensch, die, die op aarde bekeken zou worden van uit de planeet Mars. iWe zijn groot genoeg» zeide Schaepman, «ow een Gezant naar t Vaticaan te zenden; en we zijn klein genoeg, om er gemist te kunnen worden.-» «'t Is waar. We zijn in dit wereldmilieu minder dan één druppel aan den straal van de Fotana di TrevL 156 WEER THUIS. □ «Maar nooit heeft, buiten Gods oogopslag, een blik zóó liefdevol op ons kleine landje zich gericht, als die van Fius... «Thuis zijn we in 't lieve vaderland — 't vaderland van ons Hollanders; maar daar in Rome, is 't thuis, het home, het vaderhuis van alle Christenen. Daar klopt ons hart, en als we ons werpen in de schaduw van den koperen Petrus met zijn zegende handen, of knielen rond de Confessio, en diep gelooven en zalig belijden, — voelen we de tranen naar de oogen wellen, omdat we... «jthuis zijn»... * # * Zoodra de laatste afscheidsroep te Brussel verklonken was, baden wij ons Morgengebed, zoodat het Bedevaarts-karakter van het begin tot het einde der reis in alle opzicht werkelijk behouden is gebleven. Dit is ook de grootste voldoening voor ons Paters geweest, waaruit wij veel kracht hebben geput en waarvoor wij alle Pelgrims hartelijk dankbaar zijn en hulde brengen. Oók, of liever, vooral in dit opzicht mogen alle Ouders met de grootste voldoening bedenken : dat hun zonen ten volle beantwoord hebben aan de hooge bedoelingen, waarmede zij hun offervaardig het onschatbaar voorrecht dezer Pelgrimsreis hebben geschonken. Dit hier voor alle toekomst openlijk te constateeren, reken ik mij tot plicht, en het is mij een groote priestervreugde, dat ik het naar volle overtuiging en waarheid doen kan. * * * En daarmede is onze «St. Aloysms-Pelgrimstocht naar Rome* ten einde. Ik geloof niet, dat iemand van ons, hoe oud hij ook worde, deze heerlijke jeugdherinnering ooit zal vergeten! Mogen de geestelijke vruchten, er mede beoogd, met Gods hulp en genade, onder de voorspraak van onze lieve Moeder Maria en den H. Aloysius, onzen Patroon, even blijvend zijn en blijken. H. ALOYSIUS, ONS VOORBEELD Gonzaga, Overwinnaar! Voor laagheid nooit gezwicht, Maar moedig-reine minnaar Van 't reine Christus-licht: Leer mij beheersching krachtig, Leer zoeken eedle vreugd, Die opbloeit gaaf en prachtig Uit kuische jongensdeugd! Gonzaga, hoofsche Ridder, Aan 's konings hof geëerd, Maar méér nog hoofsche Bidder Als gij me* God verkeert: Leer mij met héél mijn wezen In 't bidden bezig zijn Met Hem, die 't diepst kan lezen Mijn hartevreugd en pijn. Gonzaga, kloek Belijder: Dat aardsche glans vergaat, Standvastige Vermijder Van wat niet eeuwig staaft: Leer mij een hooger streven Dan enkel spel en sport: Dat rijker steeds mijn leven Aan Christus-liefde wordt. AAN ALLE PROVINCIALE OVERSTEN Christus' Vrede zij met U! EERWAARDE PATER IN CHRISTUS, Hoezeer het Z.H. verheugde, dat zoo (talrijke jongelieden, van alle kanten ter viering van de Aloysiusfeesten, naar Rome waren gekomen, liet Z.H. in deze dagen herhaaldelijk blijken, vooral toen Hij allen zoo allerminzaamst ten Zijnent ontving, gelijk de daarbij aanwezigen, bij hun terugkeer in het vaderland zeer zeker zelf wel verteld zullen hebben. Eenige groepen van jongelingen, ook uit onze Colleges, heeft Hij bovendien bij het hun toegestane bijzonder-onderhoud over speciale aangelegenheden, met bewijzen van vaderlijke welwillendheid overladen, en zich voor hun geschenken ten zeerste dankbaar getoond. Intusschen was dit alles den H. Vader nog niet genoeg, om zijn gezindheid jegens zijn allerdierbaarste zonen en de Sociëteit aan den dag te leggen, en zoo gaf Hij dan onlangs last tot een schrijven aan mij, waarvan ik UEerw. hierbij een afschrift met Latijnsche vertaling doe toekomen. U gelieve te zorgen, dat de gevoelens van onzen zoo liefdevollen Vader ter kennis worden gebracht van alle Paters en leerlingen, die de Bedevaart naar Rome meemaakten, ja zelfs van al de Onzen. Dit uitstekende blijk der welwillendheid van Christus' Stedehouder jegens ons, zal ons immers moed geven, om het werk, waartoe wij geroepen zijn, dagelijks met méér ijver te behartigen, en zijn vaderlijke zegen zal ons den bijstand der goddelijke genade in ruimer mate doen geworden. Ik hoop eveneens, — gelijk ik dit in mijn dankschrijven aan den H. Vader ook betuigd heb, — dat deze Roomsche Reis in de harten der Pelgrims een nóg diepere liefde en kinderlijke genegenheid tot den H Stoel en onze Moeder de H. Kerk heeft ingeprent. Ik beveel mij in uw H.H. Misoffers, van UEerw. de dr. in Christus WLODIMIR EEDOCHOWSKI Generale Overste der Sociëteit van Jesus Rome, 7 Februari 1927 DEN HOOGEERW. PATERE WLODIMIR LEDOCHOWSKI GENERALE OVERSTE DER SOCIËTEIT VAN JESUS Uit het Vaticaan, 28 Januari, 1927 De gevoelens van kinderlijke genegenheid, door de leerlingen van de Colleges der Paters van de Sociëteit van Jesus den H. Vader betoond, toen zij onder leiding hunner beminde Oversten en Leeraren ter gelegenheid van .Aloysius' Eeuwgetij naar Rome kwamen, werden door Z.H. levendig gewaardeerd. Niet tevreden immers met uitdrukking te geven aan de genegenheid huns harten en met hun geestelijke gaven, hebben die jongelieden er nog kostbare geschenken aan toe willen voegen. Om er slechts eenige te noemen: de Jeugd van Duitschland, bood, ongerekend twee kleinere kelken, ook nog een fraaien zilveren kelk aan met een treffend Latijnsch inschrift,- de Columbianen een gouden schild met een schitterend juweelen kruis en het wapen van Columbia,- de Peruanen schonken een roos van goud en zilver, bevattende relieken van de H. Rosa van Lima, hun hemelsche Partrones. Deze gevoelens van genegen toewijding, door de zoo talrijke zonen uit zoo verre gewesten aan den dag gelegd, strekken Z. H. tot zoeten troost, en tevens zag Z.H. daarin het onverdroten, ijverig en verlicht werk van de verdienstelijke Paters der Sociëteit van Jesus, aan wie ook het allergelukkigst welslagen der Aloysius-feesten moet worden toegeschreven. Daarom dan ook wenschte de H. Vader, langs Uwe Paterniteit, aan die voortreffelijke Leeraars en beminde jongelingen zijn vreugde te beduiden, en tevens de verdienstenvolle Sociëteit met vaderlijke welwillendheid geluk te wenschen met de overvloedige vruchten van apostolaat, óók op dit zoo delicate terrein van haar vurige activiteit verworven. Als blijk van dankbaarheid en als onderpand van het meest overvloedige goddelijk welbehagen verleent Z.H. aan Uwe Patemiteit, de goede Paters, de dierbare jongelingen, zijn Apostolischen Zegen. Zelf maak ik van deze gelegenheid gaarne gebruik, om hier mijn gevoelens van oprechte en bijzondere hoogachting aan toe te voegen. Van Uwe Hoogeerw. PaterniteSt de zeer genegen dienaar in den Heer: P. KARDINAAL, GASPARRI INHOUD DE VOORGESCHIEDENIS Blz. 3-16 Maastricht — Brussel » 17-18 Brussel — Bazel — Luzern » 19-21 LUZERN » 22 Luzern — Milaan » 23-25 MILAAN » 26-33 S. ' Carlo — In en op den Dom — Op het Campo Santo Milaan — Rome » 33.36 ROME : EERSTE DAG » 36-51 In de S. Maria sopra Minerva — In S. Ignazio — Bij Z.H. den Paus — Op den Pincio : S. Triniti dei Monti — St Aloysius-lof ROME : TWEEDE DAG » 52-68 De Pausmis — Het Palazzo Farneze — Op den Janiculus — «II Mohumentissimo> — Kerkenpracht: S. Pietro in Montorio, S. Maria in Trastevere, S. Cecilia, S. Maria in Cosmedin, St. Jan van Lateranen, Scala Santa, Doopkapel van Constantijn — St Aloysius-opdracht in S. Ignazio — Avondwandeling naar Forum en Colosseum — «Oud en Nieuw» ROME ! DERDE DAG » 69-84 In de Catacomben van St Callixtus — De opgravingen van S. Sebastiano — «Domine, quo vadis?» — Op den Aventijn: S. Sabina, S. Alesssio, S. Anselmo, Villa Malta — Kerken schoon : S. Pietro in Vincoli, S. Croce in Gerusalemme, S. Maria Maggiore, S. Clemente — In S. Andrea — Stedenschoon — Contrasten ROME : VIERDE DAG » 85-102 Pelgrimsmis in S. Ignazio — In de St. Pieter: de Maten der St. Pieter; De Geest der St. Pieter; De Heiligheid der St Pieter; De Kunst der St. Pieter — Rondom de St. Pieter; Campo Santo, Engelenburcht — Dieven en Chauffeurs — De Thermen van Caracalla — Nog eens S. Sebastiano — Forum, Palatijn en Collosseum — Bij Z. Emin. Kardinaal van Rossum ROME : VIJFDE DAG BIz. 103-123 De Kunst in het Vaticaan — In de Gesü-kerk — S. Lorenzo fuori dei Muri — S. Maria degü Angeli — S. Susanna — S. Maria della Vittoria — Bij den Generaal der Sociëteit van Jesus — Bij'lLP. van Oppenraay S J-— Toch nog bij Z.H. den Pausl — Rome, vaarwel! — Rome tot, weerziens! ASSISI f J ; i 124*134 S. Francesco — S. Damiano—S. Chiara — SMaria degli Angeli: Portiuncula, Rozentuin en -Kapel FLORENCE I 135-143 S. Annunziata — In den Hemel van F ra Angelico — S. Lorenzo — Grafkapel der Medici — S. Maria Novella — Dom —Doopkapel — S. Croce — Or S. Michele — Pi$zza della Signoria — Palazzo Veecbio — Fiesole — Een avond van Sterren en Jolijt BOLOGNA * 144-148 Naar de Piazza Vittorio Emanuele — , , & — Scheeve Torens — Naar de «Madonna di S. Luca» — S. Petronio — S- Francesco Bologna — Milaan » 148-149 Milaan — Bern — Bazel — Brussel » 150-151 Brussel — Maastricht » "2 Weer Thuis » 153-156 H. Aloysius, Ons voorbeeld » 15/ Twee Brieven * 159*162 ILLUSTRATIES 1. De Nederlandsche Pelgrims 2. «Gonzaga, Hoofsche Ridder» 3. De Reliek van St. Aloysius' Hoofd 4. St Aloysius-Altaar in S. Ignazio 5. De Pontificale Hoogmis in S- Ignazio 6. De plechtige Pausmis in St Pieter 7. Z.H. op den groote» Paustroon tijdens de H. Mis 8. Het Plechtig Oogenblik der Consecratie 9. Uittocht van Z.H. na de Pausmis 10. Z.H. Paus Pius XI De bandstempels geven de vóór- en achterzijde weer van het officieele St. Aloysmts-lnsigm*.