H. Alfonsus Maria de' Liouori LEVENSSCHETS van den H. Alfonsus Maria de' Liguori VOOR DE KINDEREN DOOR IOS.ItIMMERMANS, C.ss.R. DRUKKERS UITGEVERS Fa. M. ALBERTS, GULPEN IMPRIMI potest, servatis servandis. L. WOUTERS, C.ss.R. Sup. Prov. WiTtem, Meimaand 1926. EVULGETUR. M. LATHOUWERS, C.ss.R. a. h. d. Amsterdam, Mei 1926. Dit werkje is bedoeld als geestelijke lectuur voor kinderen van den leeftijd van ongeveer 9 tot 12 jaren. Moge het in de jeugdige harten liefde opwekken voor een deugdzaam leven, dat den zegen van den Ooddelijken Kindervriend, ook in latere jaren, over hen aftrekt. /• T. Uitgegeven onder goedkeuring van den Keurrood voor Roomsche Jeugdlectuur. ffi^WE Va" " weet' waar de S°lf van Napels ligt? Pak ,e atlas maar eens en zoek de kaart van Italië. ^^Sl Ergens in 't Zuiden moet ze liggen. Gevonden? r&Jüair Sommigen zeggen dat het de mooiste baai is van heel de wereld. Dicht aan die golf nu, ligt op heuvelen de stad Napels, waar, al heel veel jaren geleden, de heilige leefde, over wien ik u vertellen ga. Nu nog staat er in Napels, niet ver van de kerk, die toegewijd is aan de H. Maagd Maria, een groot huis, waarin omstreeks het jaar 1696 een edelman woonde, die Joseph de' Liguori heette. Hij was gehuwd met een heel heilige vrouw, Anna Catharina Cavalieri. Behalve dit groote huis in de stad, hadden ze in een dorpje bij Napels een buitenverblijf, dat tot nu toe genoemd wordt „Marianella." In dit huis werd op den 27 September 1696 de groote kindervriend, de H. Alfonsus, geboren. Op 't feest van den aartsengel Sint Michaël werd de kleine gedoopt en ontving den naam van Alfonsus Maria. Heel zijn lange leven heeft Alfonsus de toen verkregen heiligmakende genade bewaard en zijn ziel zoo schoon en rein gehouden als versch gevallen sneeuw. Na zijn H. Doopsel werd Alfonsus naar Marianella teruggebracht. En nu moet ge eens hooren, wat er kort daarna gebeurde. Op zekeren dag bracht 'n heilig priester, een pater Jezuiet, Franciscus Hieronymo genaamd, een bezoek aan de ouders van Alfonsus. De vrome moeder liet hem haar 6 kindje zien en vroeg den zegen over haar lieveling. Toen sloeg de heilige priester z'n oogen ten hemel en Onze Lieve Heer liet hem de toekomst voorspellen. Hij wendde zich tot Vrouwe de' Liguori en zei: »Dit kind zal niet sterven voordat het den leeftijd van 90 jaren bereikt heeft; hij zal bisschop worden en groote dingen voor de kerk verrichten." Deze voorspelling kwam uit. Alfonsus leefde langer dan 90 jaren en deed werkelijk groote dingen voor Jezus Christus en Zijn Kerk. In dit boekje zal ik alleen spreken van de groote dingen, die hij deed voor de kinderen. En wat was dat? Gelijk Onze Lieve Heer gaf hij in zijn jeugd een goed voorbeeld aan de kinderen en later toonde hij, gelijk de Zaligmaker, een groote voorliefde voor de kinderen door veel voor hun geluk te werken. Dat gaan we nu eens zien. I Zijn Kinderjaren. l||p|ROijWE DE' LIGUORI was 'n zeer brave moeder. Jj§p3pPl Ze wilde zelf haar kind alles leeren; aan niemand ^&élli> anders wilde ze dat toevertrouwen. Zoo gauw «ffeiÉÉ» de kleine Alfonsus dan ook begon te praten, leerde zij hem de heilige namen van Jezus en Maria. Toen hij wat ouder werd, vouwde ze zijn handjes samen en leerde hem mooie, kleine gebedjes. En Alfonsus leerde heel vlug, wat moeder hem vóór zei. — Toen hij nauwelijks kon loopen, kwam hij altijd dadelijk als moeder hem riep en deed aanstonds alles, wat ze van hem verlangde. Ge kunt wel begrijpen, dat die goede moeder veel van' haar zoontje hield. Maar denkt nu niet dat ze zooveel van Alfonsus hield, omdat het misschien haar eenig kind was. Neen, hoor; want Alfonsus had drie zusjes en drie broertjes. lederen morgen kwamen haar kinderen bij haar en vroegen haar zegen. Dan knielden allen neer en baden met Moeder het morgengebed. Na het bidden leerde zij hun hoe ze dien dag braaf konden blijven en welke fouten ze moesten vermijden. En dan zei ze: „Beste kinderen, het grootste verdriet, dat jullie moeder kunt aandoen is Onze Lieve Heer te beleedigen." Zij regelde 's morgens ook alles wat haar kinderen gedurende dien dag moesten doen. Ook 8 zorgde die brave moeder er altijd voor, dat haar kinderen nooit omgingen met iemand, die hen tot zonde zou kunnen brengen. 's Avonds moesten ze weer allen bij haar komen en dan leerde zij hun den catechismus. Later baden ze met moeder iederen avond het rozenhoedje. Die vrome moeder leerde zóó aan haar kinderen de deugden, die een goed kind moet bezitten en trachtte ze meer en meer van liefde tot Jezus en Maria te doordringen. Haar eenig verlangen was, dat haar kinderen braaf en deugdzaam zouden opgroeien. En God verhoorde 't gebed, waarin ze dezen wensch zoo vaak uitsprak. Eén van de broers van Alfonsus werd Benedictijnerpater, een ander wereldgeestelijke. Twee van z'n zusjes werden kloosterling. De derde broer Don Hercules en een van z'n zusjes huwden later en volgden de deugden van hun heilige moeder na. Alfonsus deed wel het meeste voordeel met de vermaningen van z'n moeder en bleef heel z'n leven dankbaar voor alles wat zijn moeder voor hem gedaan had. Later schreef hij: „Was er in mijn jeugd iets goeds in mij, dan ben ik dat aan mijn lieve moeder verschuldigd. Mijn vader was bijna altijd op zee en kon zich daarom niet zooveel met onze opvoeding bezig houden, als hij wel gewild had; heel die zorg rustte dus op mijn moeder." En vol dankbaarheid voegde hij er bij: „Toen mijn vader stierf, heb ik het offer gebracht niet naar Napels te gaan; maar als ik weet, dat mijn moeder op sterven ligt en ik ben niet verhinderd, dan zal ik den moed niet hebben om van haar sterfbed weg te blijven." 2. Zijn studiejaren. wmïre|§OEN Alfonsus grooter werd, zorgde zijn vader ISwFTK voor de beste leermeesters, die hem in allerlei 2|mË| wetenschappen moesten onderrichten. ffffÈ^I Ondertusschen ging z'n moeder door, met haar wijze lessen. Zij leerde hem hoe hij moest bidden en; korte overwegingen moest houden, hoe hij moest toenemen in liefde tot Jezus en Maria en hoe hij zich tot de Biecht moest voorbereiden. Alfonsus sprak zijn eerste Biecht, toen hij nog heel klein was, en biechtte voortaan altijd; bij denzelfden priester, bij wien ook zijn moeder biechtte.. Deze was een pater Oratoriaan, dat wil zeggen, dat hij behoorde tot de congregatie gesticht door den H. Philippus Nery, een groot kindervriend. Deze paters nu hadden een prachtige kerk, waar veel adellijke kinderen altijd de H.. Mis bijwoonden en waarin ook de Broederschap of Congregatie van adellijke jongens bestond. Alfonsus was pasnegen jaar oud toen hij lid werd van die congregatie. Die jongens kwamen Zondags te zamen om te bidden, te zingen en te luisteren naar de preek van den bestuurder. Spoedig bemerkte deze priester, dat Alfonsus bizonder vroom en braaf was. Hij kwam 't eerst van allen op de bijeenkomst, luisterde met de grootste aandacht naar de onderrichtingen en gehoorzaamde dadelijk, als de be- 10 stuurder z'n verlangen te kennen gaf. Alfonsus verzuimde nooit op den bepaalden tijd te biechten en te Communie te gaan, wat ik jullie verder nog wel zal vertellen. Soms gingen die jongens met hun bestuurder naar 'n buitenverblijf in de omstreken van Napels, om er in de heerlijke vrije lucht te spelen. Eens mochten ze weer met 'n pater naar dat buitengoed. Toen ze daar aangekomen waren, begonnen ze dadelijk met een spelletje. Een der jongens vroeg Alfonsus, om met hen mee te doen. Alfonsus zei, dat hij 't spel niet kende. Maar toen zijn makkers bij hem aanhielden, stemde hij er in toe om 'ns te probeeren. Ze speelden voor heel weinig geld en Alfonsus won toevallig dertien keer achter elkaar. Of hij ook geluk had! Maar dat hij zoo won lag ook wel voor 'n deel hieraan, dat Alfonsus erg bij de hand was en het spel heel gemakkelijk en vlug had geleerd. Al waren 't nu allemaal goede jongens, toch was er één onder, die ten slotte erg kwaad werd. Het was dezelfde jongen, die Alfonsus gevraagd had om mee te spelen. Toen hij zijn geld verloor, verloor hij ook zijn geduld. Hij werd boos om 't geluk van Alfonsus en woedend riep hij uit: „Hoe kon je zeggen, dat je niet wist, hoe dat spel gespeeld moest worden?" En daarop liet hij zich een paar woorden ontvallen, waardoor hij God beleedigde. Alfonsus bloosde en zijn hart was diep bedroefd, omdat zijn makker had gezondigd om een paar geldstukjes. Hij wierp vol verontwaardiging het gewonnen geld op den grond en zei luidop: „Wat? Moet God zóó beleedigd worden om een paar centen! Daarop verliet hij zielsbedroefd de andere jongens, verborg zich in een stil hoekje van den tuin, nam een plaatje van de Allerzaligste Maagd uit zijn zak en maakte het vast aan een boom. Dan wierp hij zich daarvoor op de knieën en begon te bidden om zóó eerherstel te geven voor de zonden van zijn vriendje. God deed zooveel zoetheid stroomen in de ziel van zijn dapperen, kleinen dienaar, 11 dat hij, als 't ware ten Hemel opgetogen, geruimen tijd in gebed verslonden bleef. Het was al laat geworden en de jongens maakten toebereidselen om naar huis te gaan. Toen eerst misten ze Alfonsus en de jongen, die zich zoo onhebbelijk had aangesteld, wilde hem vergiffenis vragen. Alfonsus werd overal gezocht en nadat ze hem gevonden hadden en zagen hoe ingetogen hij met de H. Maagd in 't gebed sprak, riep de jongen, die God beleedigd had uit: „Ach! Wat heb ik gedaan; ik heb 'n heilige liefdeloos behandeld!" Door dien uitroep werd Alfonsus in zijn gesprek met z'n lieve Moeder Maria gestoord en toen hij zich door zijn kameraadjes omringd zag, werd hij erg beschaamd en verlegen. Vlug nam hij 't prentje van den boom en ging toen met de andere jongens naar de stad terug. De Paters Oratorianen gaven degelijk onderwijs aan Alfonsus, en zijn brave moeder bleef hem aansporen tot een deugdzaam leven. Zij prentte hem een grooten afschuw in, zelfs voor de kleinste fouten en bezielde hem met zóó'n groote liefde voor het gebed, dat hij zelf vroeg om met haar de overwegingen te houden. Vooral leerde zijn moeder hem, hoe hij de H. Mis moest bijwonen en de H. Communie moest ontvangen. Het was voorbeeldig dien kleinen jongen daar te zien neerknielen als een engel, terwijl hij bad uit een gebedenboekje, dat zijn moeder hem gegeven had. Ik weet den juisten dag niet, waarop Alfonsus zijn eerste H. Communie gedaan heeft; maar nadat hij eenmaal Onze Lieve Heer had ontvangen, deed hij dit voortaan geregeld en nam daardoor natuurlijk steeds toe in ijver voor God. Het spreekt vanzelf, dat hij zich altijd ernstig voorbereidde en na de H. Communie langen tijd in dank- 12 zegging doorbracht. In die gelukkige oogenblikken, als de lieve Jezus in zijn hartje was, vroeg hij die tallooze genaden, waardoor hij iederen dag godvruchtiger werd. Dan kruiste hij zijn armpjes over zijn borst, om Jezus inniger aan zijn hart te drukken, terwijl hij Hem zei de, dat hij Hem liefhad en Hem alleen. Ondertusschen maakte Alfonsus groote vorderingen in de studie. Hij was vlug in 't Ieeren, maar deed ook goed zijn best, toch speelde hij op zijn tijd flink mee en stond bij 't spel niet als een oud mannetje stil en droomend te kijken. Moest er gebeden worden dan deed hij dit altijd even godvruchtig. Het vele huiswerk dat hij kreeg, maakte hij zorgvuldig af en hij leerde altijd goed de opgegeven lessen. Ja, hij leerde dikwijls meer dan zijn leermeesters van hem vroegen. En als z'n vader hem somtijds verplichtte dingen te studeeren, waarvan hij niet erg hield, leerde hij die met evenveel ijver, alsof hij 't graag deed. Hij wist immers, dat God dit van hem verlangde, en daarom gehoorzaamde hij altijd nauwkeurig zoowel aan z'n vader als aan z'n onderwijzers. Nog geen twaalf jaar oud kende Alfonsus de taal van zijn land uitstekend en ook Latijn en Grieksch. Toen hij wat ouder was legde hij zich met even goed gevolg toe op muziek, op de schilderkunst en de bouwkunde. En hij was pas zestien jaar, toen hij aan de hoogeschool slaagde als advokaat. De wijde mantel of toga, die door de advokaten gedragen wordt, als ze voor de rechtbank verschijnen, was den knaap veel te groot. En de aanwezigen konden niet nalaten te lachen toen hij dien mantel moest aantrekken, al stonden ze ook verbaasd over zooveel geleerdheid bij den jongen Alfonsus. 3. De Advocaat. WONDERBARE ROEPING. |g|§|||AD Alfonsus 't eerst druk gehad met studeeren, |f(^?|l nu kreeg hij nog meer werk. Iedereen vroeg hem jssffiSSl raad, omdat hij zoo verstandig was. Maar de liSlltó^ goede gewoonten, die hij van z'n brave moeder geleerd had, bleef hij trouw volgen. Hij stond vroeg op en iederen morgen ging hij naar de H. Mis, ook onder de vacanties, en graag bracht hij een bezoekje bij het H. Sacrament en woonde hij het Lof bij. Dikwijls door den dag nam hij zijn toevlucht tot de Allerzaligste Maagd en bad altijd met eerbied het „Wees gegroet". Steeds vroeg hij aan die lieve Moeder hem te willen leeren, hoe hij haar Goddelijken Zoon Jezus beter kon kennen en beminnen. Hij was vol liefde voor het Kindje Jezus en dacht ook graag aan 't H. Lijden van O. L. Heer. Zijn hart was erg bedroefd, zoo dikwijls hij overwoog, dat de zonden den goeden God hadden doen lijden en doen sterven aan het kruis. Hij ontving de H. Communie eerst iedere week, later meermalen in de week en dat was heel veel in dien tijd toen men nog niet gewoon was zoo dikwijls te Communie te gaan. 14 De vader vati Alfonsus was een zeer vroom christen edelman. Als zeeofficier moest hij natuurlijk heel dikwijls van huis afwezig zijn en kon dan zelden de kerkelijke diensten bijwonen. Maar zijn kamertje aan boord van het schip leek wel een bidplaats. Rondom aan den muur waren afbeeldingen van Jezus' lijden opgehangen. Hij gaf door zijn godsdienstzin een voorbeeld aan al degenen, die onder hem stonden. Als hij thuis was, zag men hem heel vaak in de H. Mis, aan de Communiebank en in andere godsdienstoefeningen in de kerk. Daarom moet het ons niet verwonderen, als hij aan Alfonsus, die toen al drie jaar advokaat was, voorstelt, samen naar een retraite te gaan, die door pater Buglione, een Jezuiet, gegeven werd. Zoo'n retraite is een tijd van drie, vier of meer dagen waarin men, verwijderd van zijn gewone dagelijksche bezigheden, zich alleen met God bezig houdt. Men spreekt met God over" zijn ziel, dus men bidt veel en luistert goed naar de preeken van den pater, die de retraite leidt. Men brengt dien tijd door in een klooster of in een groot buis, dat daartoe bestemd is en Retraitenhuis heet. Ook op kostscholen en Seminaries houden de leerlingen bij het begin van het studiejaar zulke retraiten;. zelfs aan leerlingen van U.L.O. en lagere scholen wordt tegenwoordig jaarlijks een retraite gegeven. Over de retraite nu, die Alfonsus met zijn vader gehouden had, schreef hij later: „Ik was slechts achttien jaren, toen ik aan die retraite deelnam; maar de heiligheid van den prediker, de bewonderenswaardige orde der verschillende oefeningen; die kostbare uitwerkselen welke zij voortbrachten, maakten zoo'n diepen indruk op mijn hart, dat niets in staat is, mij die dagen te doen vergeten." Toen Alfonsus negentien jaar geworden was, ging hij over van de Broederschap der Adellijken naar de Broederschap der Doctoren, die ook onder leiding van een pater Oratoriaan stond. Hij deed dit op aanraden van zijn 15> biechtvader pater Pagano. Dat was die goede priester, waar zijn moeder hem mêe naar toe genomen had om zijn eerste biecht te spreken, en nooit deed Alfonsus iets wat van groot belang was, zonder eerst den raad van den vromen priester gevraagd te hebben. In deze Broederschap was hij voor de andere Doctoren een voorbeeld door zijn trouwe opkomst en zijn ijver. Een der voorschriften was de zieken te gaan bezoeken. Alfonsus koos de lijdenden in de hospitalen en bewees hun alle diensten als de meest bezorgde ziekenverpleger. Alle zieken hielden veel van Alfonsus en daarom kon hij zoo gemakkelijk de arme lijders tot overgeving aan Qods H. Wil brengen. Eenigen tijd later kwam 'n goede vriend van Alfonsus hem uitnoodigen om gezamenlijk een retraite te gaan houden in een klooster van de priesters van den H. Vincentius. Aanstonds stemde Alfonsus toe. Het was in de vasten en de retraite werd gepreekt door den Overste van 't klooster, pater Cutica. Alfonsus luisterde voortdurend met groote aandacht en bad heel veel. Onze Lieve Heer gaf hem dan ook veel genaden. Deze retraite maakte een diepen indruk op hem en vele jaren daarna schreef hij aan een der paters van den H. Vincentius: „Het was in Uw huis, gedurende de heilige oefening eener retraite, zooals ik er later meer gehouden heb, dat ik God beter leerde kennen en het voornemen maakte naar het klooster te gaan." In die retraite vernieuwde Alfonsus inderdaad zijn ijver en begon hij de goede God nog meer te beminnen dan hij vroeger al deed. Dat Alfonsus het al ver gebracht had in de beoefening: van een deugdzaam leven bewijzen de twee volgende feiten.. Als zijn vader, Don joseph, thuis was, moest hij wegenszijn stand, van tijd tot tijd partijtjes geven, dus verschillende edellieden uitnoodigen om bij hem te komen eten en den avond verder gezellig door te brengen. Op 'n avond toen hij zijn gasten uiüiet, had de knecht 16 toevallig vergeten licht aan te brengen bij de deur, zoodat ze in 't donker stonden. Daarom werd Don Joseph kwaad. Hij gaf toe aan zijn gramschap en overlaadde zijn knecht onbarmhartig met allerlei scheldwoorden. Alfonsus kreeg medelijden met den armen man en trachtte zijn vader tot bedaren te brengen. Dat vertoornde Don Joseph nog meer en in drift sloeg hij zijn zoon in 't gezicht. Alfonsus verdroeg het met het grootste geduld en in plaats van boos te worden, of zich te beklagen, ging hij 's avonds zijn vader vergiffenis vragen. En toch was Alfonsus destijds al een der beroemdste advokaten van Napels en had door zijn geleerdheid en welsprekendheid ieders achting verworven; een bewijs hoe nederig hij was en wat een eerbied hij had voor zijn vader. Het ander voorval betreft de bekeering van een Moor. De koning had namelijk aan den vader van Alfonsus «enige Mahomedaansche Mooren gegeven, die hem als knechten, of liever als slaven, zouden dienen. Een van hen werd de bediende van Alfonsus en vergezelde hem gewoonlijk overal, waar hij ging. Tot ieders verbazing vroeg deze heiden op zekeren dag om gedoopt te worden. Toen men hem vroeg, waarom hij christen wilde worden, antwoordde hij: „Het heilig leven van mijn jeugdigen meester heeft in mij het verlangen doen ontstaan, om zijn geloof aan te nemen. Ik ben overtuigd, dat een godsdienst, die Alfonsus zoo goed en vroom maakt, de ware moet zijn."— Dadelijk ontving hij onderricht in den godsdienst. Kort daarop werd hij zwaar ziek en ontving op zijn sterfbed het H. Doopsel. Een half uur daarna gaf hij met een glimlach op de lippen zijn reine ziel aan God terug. Alfonsus won steeds alle processen, die hij als advokaat verdedigde. In 't jaar 1723 werd hem een zeer 17 belangrijk proces toevertrouwd tegen een groot edelman, den hertog van Toscane. Gedurende een heele maand bestuurde Alfonsus met de meeste zorg alle gegevens voor die rechtzaak. Toen hij zijn verdediging moest houden sprak hij met de grootste duidelijkheid, kracht en welsprekendheid, zoodat iedereen dacht, dat het recht aan zijn kant was. Op 't gelaat van den rechter kon men duidelijk lezen, dat Alfonsus mocht rekenen op een gunstige uitspraak. En toch kwam 't anders uit. De advokaat van den hertog van Toscane luisterde zonder tegenspreken. Toen hij op zijn beurt de zaak van den hertog ging verdedigen, toonde hij Alfonsus aan, dat deze zich vergist had in één punt, namelijk, dat hij een belangrijk woordje in een der stukken, die hij bestudeerd had over het hoofd had gezien en dat daarom al zijn welsprekendheid te vergeefs was aangewend. Zoo was 't inderdaad. Alfonsus kon zich niet verklaren, hoe hem dit gewichtig punt ontgaan was. Bleek van schrik antwoordde hij: „Gij hebt gelijk; ik heb me vergist." — Verslagen verwijderde hij zich uit de zaal. — Dat was 't eerste proces, dat hij verloor en tevens het laatste groote pleidooi, dat hij als advocaat gehouden heeft. Toen hij thuis gekomen was, sloot hij zich in zijn kamer op en drie dagen lang bracht hij in vasten en gebed door. Bij die gelegenheid nam hij ook het besluit alle wereldlijke bezigheden vaarwel te zeggen en zich geheel en al aan den dienst van God te wijden. Dit plan vertelde hij natuurlijk aan zijn moeder, die heelemaal geen moeilijkheden maakte, maar er zelfs heel blij om was. Maar zijn vader dacht er anders over. Deze had zich immers altijd voorgesteld zijn zoon als een groot man te zien schitteren. Vandaar dat hij schrok, toen Alfonsus ook hem vertelde, dat hij niet langer advokaat wilde zijn en van plan was om priester te worden. Don Joseph kon zijn ooren nauwelijks gelooven. Toen begon voor Alfonsus 18 een vreeselijke strijd, maar ten slotte overwon hij allen tegenstand en ook zijn vader keurde zijn besluit goed. Al dien tijd was Alfonsus doorgegaan met aan de zieken in het hospitaal zijn diensten te bewijzen. Op zekeren dag zag hij zich plotseling door een schitterend licht omgeven en het was juist alsof het hospitaal door een aardbeving geschud werd. Inwendig hoorde hij toen deze woorden: »Verlaat de wereld, om u geheel aan Mij te geven.« Hij was erg geschrokken, maar ging toch door met zijn liefdewerken. Toen hij op het punt stond om het hospitaal uit te gaan, omgaf hem wederom een helder licht en opnieuw hoorde hij dezelfde woorden. Onmiddellijk ging hij, vastberaden, naar de kerk van de „Bevrijding der Gevangenen", toegewijd aan de Allerheiligste. Maagd en daar, voor 't altaar van Gods lieve Moeder, vernieuwde hij de algeheele toewijding van zich zelf aan haar Goddelijken Zoon. Als teeken van deze toewijding, gespte hij z'n degen af, dien hij, als alle edellieden in dien tijd gewoon was te dragen, en legde hem neder op het altaar. 4. De Priester. l^^gOO gauw de H. Alfonsus zijn betrekking van vaPltgt advokaat had laten varen, droeg hij niet langer de rijke kleeding, die hij als zoon van een edelman ilïïlll moest dragen, maar nam het armoedig gewaad aan van een toekomstig priester. Hij begon aanstonds te werken voor het heil der zielen. En voor welke zielen, denkt ge wel ? Voor onschuldige kinderzielen. Op Zon- en feestdagen was hij gewoon met een kruis in de hand door de straten van Napels te trekken om de kinderen rondom zich te verzamelen. Dan sprak hij hun hartelijk en eenvoudig toe en al zingende gingen zij naar een kerk waar Alfonsus hun cathechismus-onderricht gaf. Want toen had men Italië die geregelde cathechismuslessen niet, die wij nu in ons land overal kennen. Soms ging Alfonsus buiten Napels en deed hetzelfde voor de kinderen, die verspreid langs de veldwegen woonden en hij verzamelde ze in de kerk om hun over Onze Lieve Heer en den godsdienst te spreken. Wat was 't treffend te zien, hoe deze jonge man, die zoo beroemd was en zoo bewonderd werd om z'n welsprekendheid, zich nu in alle nederigheid bezig hield met de kleinen te onderwijzen. Alfonsus zelf deed het gaarne, want hij hield van kinderen, evenals O. L. Heer ze had liefgehad. Hij begon met hen van den goeden God te vertellen 20 en zei hun, dat God zóó goed was, dat Hij zelfs Zijn eenigen Zoon had gegeven om de menschen te verlossen. Dan legde hij hun uit hoe Jezus Christus, de Zoon van God, de menschen had verlost; hoe Hij die had bevrijd van het vuur der hel en van de duivels en hoe Hij voor de menschen weer den Hemel had geopend, die door de erfzonde voor ons gesloten was. Zoo begonnen die arme, onwetende kindertjes Onze Lieve Heer te beminnen. Ook leerde hij ze allerlei mooie gebedjes. „Lieve kinderen" zei hij dan, „gij moet altijd aan God vragen, dat Hij u helpt om braaf te blijven en alle zonden te vluchten. Neemt ook altijd met vertrouwen uw toevlucht tot de allerzaligste Maagd Maria, gelijk een kind tot moeder zijn toevlucht neemt. Vraagt altijd aan die Hemelsche Moeder, dat zij u mag helpen om haar Goddelijk Kind Jezus, heel veel te beminnen." De H. Alfonsus sprak altijd zoo aardig met de kinderen, dat ze spijt hadden als de catechismus uit was. Hij kon ook zoo mooi vertellen van het Kindje Jezus, dat in een stal geboren werd en later in een klein huisje woonde met Maria en Joseph en daar werkte als timmerman. Ge weet al, dat de H. Alfonsus, toen hij jong was, had leeren schilderen; en dat kon hij wat mooi! Omdat hij nu zooveel van 't Goddelijk Kindje hield, schilderde hij lieve afbeeldingen van den kleinen Jezus in de kribbe. Hij liet ze dan aan de kinderen zien, als hij hun vertelde van den mooien Kerstnacht. Met Kerstmis maakte hij ook kleine kerstkribjes en dan was 't voor hem een plezier om met de kinderen daarvoor neer te knielen, alsof hij zelf een kind was, gelijk zij, en dan met hen te bidden tot 't Kindje van Bethlehem. — Wat luisterden de kleinen altijd met aandacht, als Alfonsus hun vertelde over de prediking van Jezus en de groote wonderen, die Hij daarbij deed. — Natuurlijk vertelde hij hem ook, dat 21 Onze Lieve Heer een voorliefde had voor kleine kinderen; dat Hij ze tot zich riep en op zekeren dag aan de menschen zei: „Laat de kinderen tot mij komen en belet het hun niet, want voor hen is het Rijk der Hemelen." Vanaf zijn kinderjaren dacht Alfonsus graag aan het lijden van den Zaligmaker. Geen wonder, dat hij nu met de kinderen dikwijls over het H. Lijden van O. L. Heer sprak en hun vertelde, hoe de goede Verlosser voor hun zonden was gestorven. En Alfonsus deed dit zóó mooi, dat de kinderen begonnen te schreien van medelijden met Jezus en van spijt over hun eigen zonden. Hij maakte ook een groote schilderij van den Zaligmaker aan het kruis en als hij dit schilderstuk aan de kinderen liet zien, en hun verhaalde, dat Onze Lieve Heer uit liefde tot hen onder vreeselijke pijnen gestorven was, dan beminden zij Jezus nog veel meer en maakten het voornemen niet meer ongehoorzaam te zijn, geen onwaarheid te spreken, niet te snoepen, niet oneerbiedig te zijn in de kerk, alles uit liefde tot Jezus. Ook zijn kennis van muziek wist Alfonsus nuttig te gebruiken bij de kinderen. Er bestaat een schilderij, die den H. Alfonsus voorstelt naast 't altaar staande, terwijl hij omringd is door enkele kinderen, die hij liedjes leert zingen, welke hij zelf gemaakt had. Ze zijn verzameld in twee zangboekjes, welke hij voor z'n kleine vrienden schreef. Het spreekt vanzelf, dat de heilige ook zijn best deed om de kinderen tot een goede biecht en waardige H. Communie voor te bereiden. Vóór de H. Communie bad Alfonsus luidop met hen de akten van voorbereiding en na de H. Communie deden ze samen de dankzegging, en voor hij ze naar huis liet gaan zei hij hun altijd, dat ze niet met slechte kameraadjes moesten omgaan en voegde er bij: „Als ge bekoord wordt om iets te doen, dat kwaad is, moet ge dadelijk zeggen: „Jezus en Maria, helpt mij!" 22 Behalve dat de heilige den kinderen mondeling onderwijs gaf in den godsdienst, schreef hij voor hen een kleinen Catechismus. Een ander werkje is verloren gegaan. Hij schreef het toen een jong edelman, de hertog van Maddoloni, hem vroeg, of hij hem eens wilde leeren, zijn plichten altijd goed te vervullen. Pater Tannoia, de schrijver van Alfonsus' levensgeschiedenis noemde dat boekje „een kostbare schat." Terwijl Alfonsus zoo voor de onschuldige kinderen werkte, studeerde hij ijverig om priester te worden. Op den 21sten December 1726 ontving hij de H. Priesterwijding, waartoe hij zich door vurig bidden en ernstig studeeren had voorbereid. Wat was de H. Alfonsus toen gelukkig en hoe ijverig werkte hij daarna als priester aan het heil der onsterfelijke zielen! De toeloop van het volk, dat hem zoo graag hoorde preeken, of bij hem wilde biechten, liet hem weinig tijd over om meer bizonder voor zijn kleine lievelingen te zorgen; doch vergeten kon hij ze niet. O. De Stichter van de Congregatie der Redemptoristen. H^^gEINIGE jaren na zijn H. Priesterwijding riep God WuWm hem om een nieuwe Congregatie voor priesters te stichten, genaamd de „Congregatie van den l^&ygir Allerheiligsten Verlosser" of de Congregatie der Redemptoristen. De taak van die kloosterlingen is vooral om van stad tot stad, van dorp tot dorp missies, retraiten en andere geestelijke oefeningen te preeken. In ons land bestaan verschillende kloosters van de Redemptoristen en ook in Brazilië en Suriname zijn Hollandsche Redemptoristen werkzaam. Jullie hebt zeker wel eens gehoord van den Eerbiedwaardigenpater Donders, die ook'n Hollandsche Redemptorist was en langen tijd bij de melaatschen in Suriname gewerkt heeft? Misschien hebt ge wel eens een H. Missie bijgewoond, die gepreekt werd door die paters Redemptoristen. Dan weet ge ook wel, dat in de eerste dagen van zoo'n H. Missie bizonder en afzonderlijk voor kinderen wordt gepreekt. Ze komen dan op een afzonderlijk uur in de kerk samen, om een Missieonderrichting bij te wonen. Dan spreekt de pater hun over de deugden, die zij bizonder moeten beoefenen en hoe zij zich moeten gedragen thuis, in de kerk, op school en op straat. Maar dan vraagt de 24 pater hun ook, om hem in die H. Missie te helpen, niet door voor hem te preeken, maar door met hem te bidden, en veel en vurig te bidden, dat de H. Missie goed mag gaan; dat de brave menschen O. L. Heer nog meer mogen beminnen en dat veel zondaars tot Jezus mogen terugkeeren. En dan gaan de kinderen, vóór dat de groote menschen een beurt krijgen, te biechten en gezamenlijk plechtig te communie. Dat heeft de H. Alfonsus voorgeschreven, omdat hij zooveel van kinderen hield. *) De heilige kindervriend heeft eveneens aan zijn paters en broeders bevolen, om tot het einde van hun leven te bidden voor de kinderen en wel vooral voor de heel kleine kindertjes; want hij was maar bang, dat ze zouden sterven vóór ze gedoopt waren, en dan zouden ze niet in den Hemel kunnen komen. *) Wie weet of een of ander flinke jongen, die dit leest ook nog eens door God geroepen wordt tot de Congregatie door Alfonsus gesticht en dan op missies, hier of in verre landen, vele 'zielen tot God terugbrengt! — Het Klein Seminarie der Redemptoristen is te Roermond en te Vaals (L.), maar om den grooten toeloop van studenten wordt een nieuw Kléin Seminarie gebouwd bij de bekende H. Landstichting te Nijmegen. 6. De Bisschop. fppipxOEN de H. Alfonsus lange jaren missionaris was ijyijTE geweest, benoemde Paus Clemens XIII hem in 3|É|jéb 1762 tot bisschop van een bisdom genaamd fppPSR „Sint Agatha der Oothen." Nu zult ge misschien, denken: „O, nu de H. Alfonsus bisschop benoemd is, zal hij wel niet meer naar de kinderen omzien." Mis, hoort Hij werkte met nog meer ijver voor hen, dan ooit te voren. Het was hem een genoegen de kinderen om zich heen te verzamelen en hun te leeren Jezus en Maria te beminnen. Hij legde hun op Zon- en Feestdagen den Catechismus uit in zijn eigen Kathedraal en zóó mooi, dat ook de groote menschen naar hem kwamen luisteren. Als hij de verschillende kerken van zijn bisdom ging bezoeken, preekte hij altijd afzonderlijk voor de kinderen en diende dan het H. Vormsel toe aan allen, die daarvoor in aanmerking kwamen. Eens was de H. Alfonsus heel ziek; hij moest te bed blijven. Een van zijn priesters kwam hem bezoeken en had zijn neefje van vier jaar meegebracht. Het jongetje had een kooitje bij zich, waarin twee vogeltjes zaten, die hij aan den bisschop wilde geven. „Kindje", zei Alfonsus* „hoe heet je?" De arme kleine kon niet antwoorden, want hij was stom. Nooit had hij kunnen spreken. De bisschop liet wat suikergoed voor het knaapje brengen en was erg 26 bedroefd omdat de kleine hem niet antwoorden kon. Hij zag hem medelijdend aan, maakte een kruisje op zijn voorhoofd, liet hem een prentje van Onze Lieve Vrouw icussen en terwijl hij het hem liet bekijken, vroeg hij: „En wie is deze Vrouw, kindlief?" Plotseling antwoordt het jongetje: La Madonna! dat is in 't Hollandsen: Onze Lieve Vrouw! — en voortaan kon de kleine praten als andere kinderen. Uit 't volgend verhaal zult ge duidelijk zien hoe vurig de H. Alfonsus verlangde, dat de kinderen O. L. Heer veel zouden beminnen. In de stad Torre dell' Annunziata leefde een edele dame, ■dit een nichtje had, datjezus innig beminde. Het kind was nog maar drie jaar en verlangde toch zoo vurig O. L. Heer in de H. Communie te ontvangen. Ze vroeg dat aan verschillende priesters. Op zekeren dag antwoordde een priester haar: „Kom maar op mijn kamer, dan zal ik je de H. Communie geven." Maar heel verstandig antwoordde de kleine: „Neen, de Jezus van het Altaar is niet op uw kamer." Ze sprak steeds met zooveel liefde over dat Brood der Engelen, dat de geestelijke haar eindelijk tot haar overgroote vreugde de H. Communie gaf. Maar haar tante -vond het kind erg jong om op geregelde tijden te communiceeren en zeide: „Kindje, in Pagani woont een heilige ■Bisschop, die je zal zeggen of Onze Lieve Heer nogmaals in je hartje wil nederdalen." De kleine wilde nu dien heiligen Bisschop spreken en ging met haar tante op reis. Toen ze in het klooster aankwamen, werden ze bij den H. Alfonsus in de spreekkamer gebracht. De heilige riep het kleine meisje bij zich en haar tante zei: „Monseigneur, dit kind geeft me veel zorg. Het verlangt zoo vurig naar de H. Communie, dat het die aan alle priesters vraagt en eindelijk is er een geweest, die aan haar verlangen voldaan heeft." — En wat antwoordde toen de heilige bisschop? „O", zei hij, „hoeveel beter is het de H. Communie aan 27 dezen engel te geven dan aan zooveel christenen, waarvan 't hart vol is van ongerechtigheid." — Daarop begon hij 7t meisje over de geloofswaarheden te ondervragen en toen hij vond dat ze zeer goed onderwezen was, raadde hij haar verschillende godvruchtige oefeningen aan, die ook wij met groote vrucht kunnen verrichten: Vooral moest zij bidden voor de arme zondaren, bizonder onder de H. Mis en na de H. Consecratie. Op dat oogenblik moest ze den Hemelschen Vader smeeken, ter liefde van Jezus de zondaren te vergeven. „Bid Hem" zei Alfonsus, „dat Hij zich aan hen doe kennen, want, o mijn God, als zij U kenden, zouden ze U ook beminnen! Zeg aan den goeden Jezus: Gij hebt ons verzekerd, dat wij verhoord zullen worden, als wij den Vader in Uwen naam bidden; welnu ik bid U: doe U kennen aan de arme zondaars, opdat ze U liefhebben." Zoo sprak Alfonsus nog langen tijd en zei ten slotte: „O, mijn kind, zie eens wat een eer Jezus u bewijst, wanneer Hij in uw ziel komt. Als de Paus bij u thuis kwam, dan zoudt ge niet uitgaan, maar bij hem blijven en eerbiedig met hem spreken." Daarna gaf hij haar en haar tante zijn zegen en overgelukkig gingen beiden naar huis. Zoo maakte Alfonsus van die engelachtige ziel aanstonds een middelares, die moest bidden voor de bekeering der arme zondaars. 7. Zijn laatste dagen en heilige dood. S^^SOEN de heilige dertien jaren bisschop was geweest, 1 £ nML gaf de Paus hem verlof om te gaan rusten. Hij was toen zeer oud, altijd ziek en leed veel. fpfll^l Toch leefde hij daarna nog twaalf jaar met de paters van zijn Congregatie. Bijna al dien tijd was hij nog in staat iederen dag de H. Mis te lezen en 's avonds bracht hij langen tijd door in gebed voor het Allerheiligste. Toen hij te zwak werd om de H. Mis op te dragen, las een der paters in een huiskapelletje, naast de kamer van Alfonsus, iederen morgen voor hem de H. Mis en gaf hem dan ook de H. Communie. Hij werd al zwakker en zwakker en iedereen zag, dat hij niet lang meer leven zou. Daar lag de heilige bisschop op zijn armoedig bed; de paters en broeders Redemptoristen knielden rond hun stervenden vader en diep bedroefd baden ze voor hem. Een schelletje klingelde. Men bracht den stervende de H. Communie. Voor de laatste maal ontving Alfonsus met innige liefde zijn Jezus. Dan wachtte hij, kalm en gelaten, den dood af, die steeds nader kwam. Plotseling werd zijn gelaat schitterend schoon. Alfonsus vestigde zijn oogen op iets, dat de anderen niet zagen: het was de H. Maagd, die haar trouwen dienaar kwam troosten, en beloonen voor zijn vurige liefde. Getroost en gesterkt door Maria, 29 verliet zijne reine ziel het lichaam juist onder het kleppen van „de Engel des Heeren." Het was op den avond van den lsten Augustus 1787. De heilige was meer dan negentig jaar oud en zoo werd in hem de voorspelling vervuld, waarvan in 't begin van dit boekje gesproken is: „Dit kindje zal niet sterven voor het den leeftijd van negentig jaar heeft bereikt; hij zal bisschop worden en groote dingen voor de kerk doen." Op het oogenblik van zijn dood zag een vrome Zuster Carmelites zijn ziel ten Hemel opzweven, schitterender dan de zon. God verheerlijkte den H. Alfonsus reeds aanstonds na zijn dood door een klein kindje van nauwelijks dertien maanden. Dat kindje heette Jozef Maria Fusco. Het was zwaar ziek en iedereen dacht, dat het zou gaan sterven. Zijn tante kwam 't eens bezoeken. Vol medelijden ziet ze daar den kleinen stumperd in zijn bedje liggen. Op eens zegt ze: „Ik zal hem naar de kerk brengen, waar het lijk van Alfonsus is neergezet en ik zal dien heiligen bisschop smeeken, om het arme kindje te genezen." Zoo gezegd, zoo gedaan. De bedroefde moeder had maar weinig ver* trouwen, maar ging toch met de tante mee naar de kerk. Ze dacht vast, dat haar kind onderweg zou sterven. Toen ze in de kerk aangekomen waren, moesten de twee vrouwen zich een weg banen door het volk om bij de lijkbaar van Alfonsus te komen. De tante vroeg aan een broeder, die erbij waakte, om haar rozenkrans aan het lijk aan te strijken. Hij deed dit. Daarna legde ze den rozenkrans op 't stervende kind. Op hetzelfde oogenblik kreeg de moeder zoo'n groot vertrouwen in de macht van Alfonsus, dat ze vroeg, of 't lichaam van haar arm kindje het lijk van den heiligen bisschop mocht aanraken. Dit werd toegestaan en zie, plotseling was het kind volkomen genezen! Den volgenden dag, 3 Augustus, kwam de Heeroom van 't kind zijn neefje bezoeken, dat zoo wonderbaar genezen was. Hij had 'n prentje van den H. Alfonsus bij zich, dat 30 hij zoo juist van een Redemptoristenpater had gekregen. Hij liet het den kleinen Jozef zien. Het kindje, dat, zooals we boven reeds zeiden, pas dertien maanden oud was, ziet nauwelijks de afbeelding of het roept: „Alfonsus, Alfonsus!" Dan richt de kleine z'n oogjes en handjes ten Hemel en voegt er bij: „Alfonsus, Alfonsus, de heilige, de heilige!" — Al de aanwezigen zijn vol verbazing. Vervolgens wijst 't kind met zijn vingertje naar de afbeelding en roept opnieuw: „De heilige in den Hemel, de heilige in den Hemel, Alfonsus in den Hemel!" God liet toe, dat de H. Alfonsus, die de kinderen tijdenszijn leven altijd zoo had liefgehad, onmiddellijk na zijn dood wonderbaar door een kind werd geprezen en verheerlijkt. Reeds in 1816 verklaarde de Paus hem zalig en in 1839 volgde de heiligverklaring. Een andere groote eer was 't voor den H. Alfonsus, toen hij in 1871 tot kerkleeraar werd verheven om de heiligheid van z'n leer,, die hij in veel boeken heeft opgeschreven. I Er wordt van den heiligen bisschop nog een brief bewaard, dien hij op 83 jarigen leeftijd schreef aan z'n neefjes. Dezen waren destijds op school en hadden, evenals andere kinderen, wel eens 'n aansporing noodig bij hun studie. De brief is in 't Italiaansch geschreven, maar we laten hier de Hollandsche vertaling volgen. Leven Jezus, Maria, Joseph Nocera de' Paoani, 4 April 1780. Beste kinderen, Ik had u hier verwacht om u den laatsten zegen te geven en mijn laatste raadgevingen, want het zou een wonder van Gods goedheid zijn, als ik nog een korten tijd blijf leven. Ik zegen u dus van verre en ik zegen u uit geheel mijn hart en bid den goeden God, dat Hij u uit den Hemel zegene en in uw jeugdige harten zijn liefde 31. storte, 'n liefde, die altijd moge duren en u tot de zalige eeuwigheid brenge, waar ik, als Qod mij barmhartig is,, u afwacht. Het moet uw grootste zorg zijn God te vreezen, als uw meester, maar meer nog Hem te beminnen als uw vader. Vader, een allerzoetste naam, dien gij Hem eiken dag zoo dikwijls in 't gebed des Heeren geeft als gif zegt: Onze Vader. Ja, waarlijk, hij is uw vader; bemint Hem dus teeder. Hij is een vader, maar een goede, liefdevolle, teedere, weldadige, barmhartige vader; allemaal redenen, waarom gij dien vader met een hartelijke, teedere, dankbare liefde moet beminnen. En gelukkig zijt gij, als gij Hem bemint met oprechtheid des harten, van uw jeugd af. Gij zult dan uw ongeregelde hartstochten leeren overwinnen en zegevieren over de vijanden van uw ziel. De gewoonte van goed te handelen zal zich langzamerhand versterken en zoo zal u gemakkelijk en aangenaam worden wat voor anderen, die tot ondeugd vervallen zijn, Iastigen moeilijk is. Bemint dan, kinderen, den Heer, uw God,, en Jezus Christus en bemint Hem vurig; bewaart die liefde in uw harten met groote zorg en met vrees van ze te verliezen. Het is een groot verlies Gods liefde, Zijn genade, Zijn vriendschap te verliezen en Zijn verontwaardiging en Zijn straffen te ondervinden. Ik beveel U daarom aan nederig te zijn. De nederigevlucht de gevaren, en bij de onvrijwillige bekoringen neemt hij met vertrouwen zijn toevlucht tot God en blijft in de goddelijke liefde. De hoovaardige valt gemakkelijk; in zonde... God weerstaat aan de hoovaardigen en toont zijn barmhartigheid aan de nederigen... Zij zijn Godsvrienden. Weest als nederigen, gehoorzaam aan uw oversten op school, gehoorzaamt met liefde en dankbaarheid... Gehoorzaamt hun, eerbiedigt hen, bemint hen gelijk gij. uw eigen vader moet gehoorzamen, eerbiedigen en beminnen. 32 Ik hoop, dat gij dit in beoefening zult brengen om genoegen te doen aan God, aan uw vader en aan mij. Tot mijn spijt heb ik vernomen, dat gij u weinig op de studie toelegt. O, mijn kinderen, gij moest eens weten, hoe verkeerd gij doet. De onwetendheid en de luiheid zijn oorzaak van veer zonden en ondeugden... Studeert dus met oplettendheid, met toeleg en met inspanning en laat mij vóór ik sterf, hooren welk nut gij uit deze lessen trekt. Ik ben aan het einde mijner dagen en ik weet niet, of gij mij ooit zult wederzien. Mogen deze mijne laatste vermaningen in uw jeugdige harten gegrift staan en dat nut in u stichten, dat ik zoo vurig verlang. Leest dezen langen brief: vraagt uitleg van hetgeen gij niet verstaat en prent hem in uw geheugen, opdat gij in beoefening kunt brengen, al wat ik u zeg. Bemint God vurig; weest godvruchtig tot de Allerheiligste Maagd, aan wier bescherming en bizondere zorg ik u «verlaat en aan wie ik u met groote genegenheid aanbeveel; en ik zegen u in Jezus Christus opdat gij de Zijnen moogt wezen in tijd en in eeuwigheid. Amen. Uw zeer toegenegen Oom, ALFONSUS MARIA DE' LIGUORI, Bisschop. Als de H. Alfonsus tijdens zijn leven zooveel van kinderen hield, kan het niet anders of nu ook in den Hemel toont hij voor hen 'n bizondere voorliefde. En met volle overtuiging mogen wij tot Alfonsus bidden om te verkrijgen wat hij aan zijn neefjes in bovenstaanden brief toewenschte.