VERSLAG VAN HET CONGRES VOOR ALCOHOLBESTRIJDING BIJ HET ■ SNELVERKEER | GEHOUDEN TE UTRECHT :: OP 16 JUNI 1926 :: EXEMPLAREN VAN DIT VERSLAG WORDEN NA INZENDING VAN F 1.— AAN DEN SECRETARIS/PENNINGMEESTER FRANCO TOEGEZONDEN. INHOUD. Bladz. Samenstelling en adre's der Commissie . * •.^ü^^^^^S^^^: » 4 Kleine Tentoonstelling 'f^L . 4 Programma van het Congres .2g£>.: 5 Werkplan der Commissie . . .iffr. . . n»*:.- . • • . ' . 5 Lijst van Vertegenwoordigers op en van leden van het Congres . 8 Openingswoord van Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck .... 11 Het belang der gemeenschap bij veilig verkeer door Dr. J. P. Fockema Andreae, Burgemeester van Utrecht .... . 14 Gedachtenwisseling vjSf* - • 'f&'c- J.' ?fc • • • 20 Psychotechnisch onderzoek van chauffeurs door den heer J. de Quay, assistent van Prof. Dr. F. Roels . ' 21 De bedrijfszekerheid van den chauffeur, onder den invloed van alcohol door den heer Joh. v. d. Spek, Arts 25 Gedachtenwisseling . . . .... kfê, ', 34 De taak der Werknemers door den heer C. Sormani .... 36 Gedachtenwisseling . . : r. . . ._" . - - ' 42 De taak der Werkgevers door den heer H. M. P. van Emmerik . 44 Gedachtenwisseling » 51 Overzicht der wettelijke bepalingen; aanvullingen, welke ze behoeven door Mr. H. van Zutphen j*$',~j<& ^ Gedachtenwisseling . . v > <, .- j ' 9^:- • ■ ■ 61 'Vorm en stand der drankbestrijding bij de Spoor- en Tramwegen; wat hiervan te leeren door Ir. F. A. Brandt isgf . 62 Gedachtenwisseling . ^£ t>S*ffc-ts;' " 69 Rondvraag .rj|j|§ &flg - 69 Sluitingswoord van den Congres-Voorzitter .. ; ': ^ . .... 70 Resolutie's op het Congres aangenomen ...... > . 7° — 3 — NATIONALE COMMISSIE TEGEN HET ALCOHOLISME (N.C.A.). Bijzondere Commissie voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer. Samenstelling: Ir. F. A. BRANDT, Utrecht, Voorzitter. AR IE WILLEMSE, Den Haag, 2e Voorzitter. L. j. EICHELSHEIM, Nijmegen, Lid. Dr. A. H. OORT, Oegstgeest, Lid. Arts JOH. v. d. SPEK, Den Dolder, Lid. G. L. DE HAAS, Utrecht, Secretaris-Penningmeester. Adres van het Secretariaat: Otterstraat 49, Utrecht (Postrekening 64727). Aangesloten Organisaties. Bij de Commissie zijn de volgende drankbestrijdersvereenigingen aangesloten: „Sobriëtas", Federatie van R.K. Diocesane Bonden tot Bevordering van de Christelijke Matigheid en tot Bestrijding van het Alcoholisme; „Enkrateia", Bond-van Protestantsch Christelijke Drankbestrijdersvereenigingen; N ederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken; Algemeene Nederlandsche Geheelonthouders Bond; International Order of Good Templars, Groot Loge II; Vereeniging van Geheelonthouders onder Nederlandsch Spooren Tramwegpersoneel; Nationale R.K. Vereeniging van Spoor-, Tram- en v. Gend & Loos-personeel „St. Franciscus van Assisië"; Dr. Ariëns-Vereeniging; Artsen Geheelonthouders-Vereeniging. KLEINE TENTOONSTELLING. In de Congres-zaal was een kleine tentoonstelling aangebracht van materiaal, dat bij haar speciale propaganda door de Spoorweg-Onthouders-Vereeniging benut wordt. (Affiche's, wandcartons, platen, vlugschriften, brochure's, ansichtkaarten, sluitzegels, enz. enz.) Voorts waren de bladen van diverse vereenigingen uit de auto-wereld en uit de drankbestrijding geëtaleerd, waarbij speciale artikelen over alcoholgebruik en snelverkeer blauw aangestreept waren. Wij noemen bijdragen van: „De Blauwe Vaan". „De Goede Tempelier". „Her Blauwe Sein". - „De Autobus". „Het Veilig Spoor". „Hei: Autobedrijf". „De Geheelonthouder". ï^" „De R.K. Transportarbeider". „De Wereldstrijd". „Het Transportbedrijf". — 4 — ioi/o uur. I. 108/4 uur. 2. 111/2 uur. 3. 2 uur. 4. 23/4 uur. 5. 31/2 uur. 6. 41/4 uur. 7. 5 uur. 8. PROGRAMMA. Woensdag 16 Juni 1926. Opening door den Voorzitter van het Congres, ïhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGéneraal, Oud-Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw. Het belang der gemeenschap bij veilig verkeer, door den Heer D r. ƒ. P. Fockema Andreae, Burgemeester van Utrecht. De bedrijfszekerheid van den chauffeur onder den invloed van alcohol, door de Heeren J. Ë. de Quay, te Utrecht en Joh. v. d. Spek, Arts, Den Dolder. = PAUZE = De taak der werknemers, door den Heer C. Sormani, te Rotterdam, Voorzitter van de Unie van Arbeiders in het Automobielbedrijf. De taak der werkgevers, door den Heer H. M. P. van Emmerik, te Hilversum, Voorzitter van den Bond van Autobusdienst-ondernemers. Overzicht der wettelijke bepalingen; aanvullingen welke ze behoeven, door den Heer Mr. H. van Zutphen, Advocaat en Procureur, te Amsterdam. Vorm en stand der drankbestrijding bij de Spoor- en Tramwegen; wat hiervan te leeren, door den Heer Ir. F. A. Brandt, te Utrecht, Algemeene Voorzitter der Vereeniging van Geheelonthouders onder Nederlandsch Spooren Tramwegpersoneel. Sluiting door den Congres-voorzitter. WERKPLAN. De Commissie meent, ten aanzien van den door haar te verrichten arbeid, onde- „snelverkeer" te moeten verstaan: auto-verkeer. Bij de Spoor- en Tramwegen is de drankbestrijding reeds jarenlang behoorlijk geregeld door speciaal daarvoor opgerichte en ingerichte geheelonthouders-vereeniging en, zoodat de Commissie van meening is, dat, waar in deze bedrijven vérstrekkende bepalingen en maatregelen zijn vastgesteld en genomen, en de ontwikkeling daarvan door bedoelde vereenigingen regelmatig nagegaan wordt, ze het terrein van spoor en tram niet in haar bemoeiingen moet opnemen. Wel zal de Commissie aan de toestanden, welke bij de spoor- en tramwegen ten aanzien van het alcohol-vraagstuk gegroeid zijn, waardevol materiaal kunnen ontleenen. De snelheid, waarmede het auto-verkeer in ons land tot uitbreiding gekomen is, bracht met zich gedeeltelijk afwezigheid van reglementeering, gedeeltelijk een chaotische reglementeering, waarin een landelijke of zelfs provinciale eenheid verre te zoeken is. Onmiskenbaar is er nu een roep naar behoorlijke en uniforme regie- — 5 — menteering in het belang van den regelmatigen en veiligen gang van het auto-verkeer. Naar de"meening der drankbestrijders dient daarbij ook het gevaar van het alcoholgebruik met betrekking tot het chauffeeren bezien te worden. Te dien einde stelde de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme (N.CA.) een Bijzondere Commissie in, welke zich voorstelt te arbeiden volgens onderstaand WERKPLAN. De Commissie meent bij haar arbeid vier „partijen" te moeten onderscheiden. A. PERSONEEL. De zedelijke en verstandelijke invloed, welke van goed overtuigde drankbestrijders onder de chauffeurs op hun collega's kan uitgaan, is van onschatbare beteekenis. De drankbestrijders zullen derhalve met speciaal — wellicht door dè Commissie te verschaffen — materiaal, als brochure's, aanplakbiljetten, enz., de chauffeurs moeten bewerken. Zeer speciaal zal daarbij op hun groote verantwoordelijkheid voor leven en goed van hen zelf, van hun passagiers en van andere weggebruikers gewezen moeten worden. Vereenigingen van personeel kunnen het drankgebruik onder de chauffeurs tegengaan door: ie. in hare organen, voor zoover ze die hebben, meerdere malen eenige ruimte voor drankbestrijding af te staan; 2e. hare vergaderingen zooveel mogelijk in alcoholvrije inrichtingen te houden of door op hare vergaderingen alcoholgebruik tegen te gaan, resp. te verbieden; 3e. op hare vergaderingen het alcoholvraagstuk en de verhouding tusschen vakbeweging en drankbestrijding aan de orde te doen stellen door inleiders-drankbestrijders; 4e. het ijveren voor het verschaffen in de garage van een behoorlijk en gezellig ingericht wachtlokaal, met gelegenheid tot het gereedmaken van consumptie; 5e. het steunen van maatregelen van de drankbestrijders en/of van anderen tot bekoming van „koffiewagens" of „koffietenten", enz. bij de auto-stations of -standplaatsen. B. WERKGEVERS. Den werkgevers moet worden aangetoond welk groot belang er voor hen, zoowel als ondernemingen als in kwaliteit van privé-personen, in gelegen is over drankvrij personeel te beschikken. (Gewezen kan daarbij worden o.m. op de aansprakelijkheid van de werkgevers voor aan derden toegebrachte schade). Zij kunnen medewerken door: 6e. het verleenen van subsidie aan de drankbestrijding; 7e. het verschaffen in de garage van een behoorlijk en gezelligi ingericht wachtlokaal, met gelegenheid tot het gereedmaken van consumptie; 8e. het steunen van maatregelen van de drankbestrijders en/of van anderen tot bekoming van „koffie-wagens." of „koffie-tenten", enz. bij de auto-stations of-standplaatsen. 9e. het stellen van vragen omtrent alcoholgebruik bij in te stellen onderzoekingen naar auto-ongevallen; — 6 — gehouden, om tot een zoo practisch mogelijke opstelling van wenschelijkheden te komen. Het hiervoren afgedrukte werkplan is als het resultaat van het gepleegde overleg te beschouwen, zoodat het in algemeenen zin de instemming der ter conferentie vertegenwoordigde of uitgenoodigde corporaties verwierf. Opgemerkt wordt, dat in het werkplan geen sprake is van den arbeidstijd, van de loonen en dergelijke, omdat de arbeid voor een behoorlijke maatschappelijke positie van den chauffeur, welke ongetwijfeld van zeer veel belang is ten aanzien van het alcoholgebruik, meer eigenaardig tot de taak der vakorganisaties behoort. lijst Van vertegenwoordigers op en van leden van het congres. REGEERING. De heer B. de Breij. Inspecteur der Volksgezondheid, Afd. Drankbestrijding, vertegenwoordiger van Z.E. den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid en van Z.E. den Minister van Waterstaat. PROVINCIALE BESTUREN. Limburg, vertegenwoordiger de heer J. H. Maenen, lid van Gedeputeerde Staten te Heerlen (was verhinderd). Noord-Holland. Utrecht, vertegenwoordiger de heer B. J. J. Weijkamp. lid van Gedeputeerde Staten te Baarn. Zuid-Holland, vertegenwoordiger de heer J. H. Schaper, lid van Gedeputeerde Staten te Voorschoten. GEMEENTEBESTUREN. Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, vertegenwoordiger de heer Dr. J. P. Fockema Andreae, Voorzitter, Burgemeester van Utrecht. Amersfoort, vertegenwoordiger de heer Mr. J. C. Graaf van Randwijck, burgemeester, de Bilt. Enschedé, vertegenwoordiger de heer J. Winkels, wethouder (was verhinderd)Haarlem. Leeuwarden. Losser. Marum |*5&§| Utrecht. Veendam, vertegenwoordiger de heer F. Spiekman, wethouder. Waddinxveen. Zaandam. LANDELIJKE VEREENIGINGEN. A. uit het Autobedrijf: Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club. A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland. Koninklijke Nederlandsche Motorwielrijders-Vereeniging. Ned. Unie van Arbeiders in het Automobielbedrijf. Ned. R.K. Bond van Transportarbeiders .,St. Bonifacius". Ned. Federatie van Transportarbeiders. B. Drankbestrijders-vereeniging en: R.K.. Drankbestrijders-Federatie^ „Sobriëtas". Nat. Christen Geheel Onthouders-Vereeniging. Ned. Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Volksbond tegen Drankmisbruik. Artsen Geheel Onthouders Vereeniging. Algemeene Nederlandsche Geheel Onthouders-Bond. Vereeniging van Geheelonthouders onder Nederlandsen Spoor- en Tramwegpersoneel. Dr. Ariëns-Vereeniging. Na*. R.K. Vereen:gi-g van Geheelonthouders onder Spoor-. Tram- — 8 — en v. Gend & Loos-personeel ,,St. Franciscus". Internationale Orde van Goede Tempelieren. C. Diversen: Tucht-Unie: Prot. Christelijke Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel. Nedl. Vereeniging van Spoorwegartsen. PROVINCIALE EN GEWESTELIJKE VEREENIGINGEN. Provinciaal Drankweer Comité in Zuid-Holland. Zuid-Limburgsch Drankweer Comité. Drentsche Provinciale Propaganda Commissie der Nedl. Vereeniging t. Afsch. v. Alc. Dr. Zuid-Hollandsche Provinciale Propaganda Commissie der Nedl. Vereen. t. Afsch. v. Alc. Dr. Noord-Hollandsche Provinciale Propaganda Commissie der Nedl. Vereeni t. Afsch. v. Alc. Dr. Geldersche Provinciale Bond der Geref. Vereen, v. Drankbestrijding. Groningsche Provinciale Bond der Geref. Vereen, v. Drankbestrijding. PLAATSELIJKE VEREENIGING EN. Plaatselijke Drankweer Comité's. Amsterdam, Dordrecht, 's-Gravenhage, Helder, Middelburg, Rotterdam (Rotterdamsch Drankweer Comité en Centraal Comité van Prot. Chr. Drankbestrijders-Vereenigingen), Utrecht (Plaatselijk Drankweer Comité en R.K.- Drankbestrijding van Utrecht), Velsen, Wageningen, Zutphen. Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Arnhem, Assen, Barneveld, Dordrecht, Enkhuizen, Gouda, Goutum, 's-Gravenhage (afd. II en Vakgroep „Politie"), Groningen, Haarlem, Helder, Hoogezand, Hoorn, Ilpendam, Katwijk, Kwadijk-Middelie, Middelburg, Ni euw- Amsterdam, Nieuwendam en O., Oldenzaal, Oosterbeek, Peperga-Blesdijke, Roordahuizum, Rotterdam, Rotterdam Feijenoord, Rotterdam L.M.O., Sappemeer, Schiedam, Sneek, Utrecht, Vlagtwedde, Winschoten, Wormerveer, IJmuiden, Zaandam, Zwolle. Algemeene Nederlandsche Geheelonthouders Bond. Amsterdam, Delft, 's-Gravenhage, Haarlemmermeer. Hilversum, St. Jacobi Parochie, Langendijk, Naarden, Oosterbeek, Rotterdam II, Utrecht, Zaandam I, Zaandam II, Vlaardingen, Wijkeroog, Zwolle. Spoorweg-Onthouders-Vereeniging. Amersfoort, Amsterdam, Breda, Deventer, Eindhoven, Enschedé, Groningen, Haarlem, Leiden, Meppel, Purmerend, Rotterdam (Stad), Uitgeest, Utrecht, Vlaardingen, Voorburg/Leidschendam, Winschoten, IJmuiden, Zeist, Zwolle. Nationale Christen Geheel Onthouders-Vereeniging. Aalsmeer, Achlum, Apeldoorn II, Amsterdam Muiderpoort, Bornë, Doetinchem, Enkhuizen, Enschedé-Lonneker, 's-Gravenhage „West", 's-Gravenhage „Laakkwartier", Groningen, Gouda, Haarlem, Harlingen, Helder, Helmond, Hilversum (Bloemerikwartier), Leeuwarden, Nijkerk, Rotterdam, Zutphen. R.K. Spoorweg-Onthouders-Vereeniging. Eindhoven, Haarlem, Nijmegen, Tilburg, Utrecht. Gereformeerde Vereeniging voor Drankbestrijding. Amsterdam, Ede, Rotterdam, Utrecht. Internationale Orde van Goede Tempelieren. Doetinchem (Loge 69), Groningen (Loge „Noorderlicht"), Rotterdam (Loge's 124. H.D.-Loge no. IX, Zangloge „Kunst Adelt", Loge „Eenvoud"), Velp (Loge 72). Volksbond tegen Drankmisbruik. Amsterdam, Culemborg, Koog-Zaandijk. — 9 — Roomsch-KathoLeke Drankbestrijding. Kruisverbond Den Haag III. Diocesaan Kruisverbond in het Bisdom Haarlem. District Zuid-Utrecht van de Mana-Vereeniging. Diversen: Bond van Hoogere Politie-Ambtenaren, afdeeling Den Haag. Bureau Verkeerswezen der Amsterdamsche Politie. Nedl. Unie van Arbeiders in het Automobielbedrijf, afdeeling -Rotterdam. Nedi. U me van Arbeiders in het Automobielbedrijf (15 diverse lidmaatschappen). PARTICULIEREN. Edo J. Bergsma, Enschedé. Th. Bianchi, Amersfoort. Dr. A. C. H. Boissevain, Zwolle. H. J. van Braambeek, Utrecht. Mr. M. L. Brender a Bxandis, Assen. C. Buitendijk, Amsterdam. M. Corbey, Sittard. J. Cornel, Joure. J. Dammes, Amersfoort. Dr. F. Delhez, Dordrecht. A. Don, Rotterdam. Dr. G. C. A. van Dorp, Katwijk. W. Dijkman, Sneek. A. H. Gerhard, Amsterdam. Jan Gerhardt, Bussum. Ir. R. A. Gorter, Amsterdam. Suze Groeneweg, Rotterdam. L. S. van Hania van Weidum, 's-Gravenhage. Ds. J. van Herksen, Hillegom. Dr. W. Hingst, Utrecht. H. A. v. d. Horst, Utrecht. J. J. Japin, Almelo. T. de Jong, Utrecht. Ds. D. v. Krevelen, Lichtenvoorde. Mej. A. Kokshoorn, 's-GraVenhage. P. Marius Lamers O.F.M., Wijchen. L. J. F. van Leeuwe, 's-Heerenberg. i J. H. Maronier, Utrecht. E. E. Meursing,- arts, Dordrecht. Ds. A. J. Montijn, Utrecht. Dr. A. H. Oort, Oegstgeest. J. v. Oostrum, Leeuwarden. H. J. Peppink, cand. arts, den Haag. Mej. I. Polle, Beverwijk. Mr. N. J. Post, Schiedam. C. A. de Roo Jr., Amsterdam. Tbr.' Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, 's-Gravenhage. W. C. F. Scheps, 's-Gravenhage. P. Schinkel, 's-Gravenhage. N. Smit, Oldenzaal. Mr. J. F. W. G. Snijder van Wissenkerke, 's-Gravenhage. T. D. v. Splunteren, Zaandam. . H. Straalman-Kremer, Hilversum. L. M. Vlaskamp, Zwolle. T; Vleeming. Rotterdam. C. v. d. Vlies, Amsterdam. B. D G. Wardenburg, Schoten. A. H. van. Wel, Zevenhuizen-Moercapelle. J. J. Wepster, Rotterdam. Arie Willemse, 's-Gravenhage. Th. W. v. d. Woude, Amsterdam. N. van Zalingen,' Bilthoven. H. A. v. d. Zijl, ten Boer. — 10 — OPENINGSWOORD van Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenb r o u c k. Geachte Vergadering! Indien het waar is, dat de bestrijders van het alcoholisme zóó sterk staan, dat zij niet de minste behoefte hebben aan overijlen of aan overdrijven, dan geldt dit zeer zeker bij het onderdeel, dat ons heden samen brengt: alcoholbestrijding bij het snelverkeer. Toen de voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken, de Heer P. van der Meulen, in 1923 met wijlen den Heer N. A. de Vries, naar Amerika trok om daar een onderzoek in te stellen naar de werking van het verbod, werd hun door het Hoofdbestuur der Ned. Vereeniging bij monde van Prof. Casimir op 't hart gebonden, dat het de Ned. Ver. en zeker ook de geheele Nederlandsche drankbestrijding om niets dan de waarheid te doen was. Uit het inmiddels verschenen rapport van die reis, die den naam draagt van „de Waarheid omtrent het Amerikaansche Alcoholverbod" blijkt wel, dat het hooge ernst geweest is naar waarheid te zoeken. Zij moest niet verdoezeld worden, als zij eens minder mooi mocht zijn dan geestdriftige drankbestrijders zich misschien hadden voorgesteld. Dit congres moge zich in gelijken geest vermaand weten! Onze taak is geene andere dan de waarheid objectief en wetenschappelijk te zoeken. Aan ons congres nemen deel, aan de voorbereiding daarvan hebben medegewerkt drankbestrijders, doch evenzeer belanghebbenden en belangstellenden uit andere dan drankbestrijderskringen. De drankbestrijders zullen hetgeen ze hier hooren in het licht hunner overtuiging plaatsen en verder dragen. Dat is zeker hun volste recht, maar ons congres wil algemeen zijn, heeft zeker niet de bedoeling omtrent het persoonlijk gebruik van alcohol bepaalde opvattingen op te dringen. Maar toch mag hier het vertrouwen worden uitgesproken, dat men ook het persoonlijk gebruik niet meer als uitsluitend persoonlijk zal willen zien, zoodra een zoo veilig mogelijk verkeer — een algemeen belang van de allergrootste beteekenis — dat vragen mocht. Het kan niet ontkend worden, dat de ontwikkeling der techniek in het verkeerswezen een geheele ommekeer gebracht heeft. Naarmate de levende kracht in de voortbeweging meer en meer vervangen is door stoom en electriciteit, is ook de snelheid, waarmede de voortbeweging plaats vindt, steeds toegenomen. De industrie slaagde er in de productie van voertuigen en motoren in prijs te verlagen in die mate, dat zoowel voor particulier gebruik als voor openbare vervoermiddelen en econo- - 11 - De Inleider gaf toe dat de meerderheid der door hem genoemde verbaliseerde chauffeurs gelegenheids-chauffeurs waren. De verordeningen zijn voor alle chauffeurs in het leven geroepen en worden tegen alle rijders op gelijke wijze toegepast. Onderscheid wordt natuurlijk te dezen aanzien niet gemaakt. Overigens is het bereiken van de niet in dienst van ondernemingen zijnde chauffeurs of eigen-rijders juist de moeilijkheid, wat vooralsnog wel hoofdzakelijk door voor allen gelijke strafbepalingen zal moeten geschieden. PSYCHO TECHNISCHE KEURING VAN CHAUFFEURS, INLEIDING door den heer J. de Quay, assistent van Prof.; D r. F. Roels. Voor de weergave van den inhoud van het door den heer J. de Quay gesprokene zij het volgende ontleend aan zijn, artikel „Psychologische keuring van chauffeurs," verschenen in het tijdschrift „Aanleg en Beroep", Juli 1925, No. 7, bladzijden 107—109. Het is onze bedoeling hier een zeer beknopt verslag te geven van de voorloopige proeven, welke de Utrechtsche leden der commissie, Prof. Roels en Dr. v. Wulfften Palthe, samen met den schrijver van dit artikel, in dit opzicht hebben verricht, het bestek laat niet toe in détails te treden. Na analyse der verrichtingen van den chauffeur op zijn wagen, bleek het gewenscht een onderzoek in te stellen naar:, 1. de grootte der gezichtss/dierpte; 2. de fijnheid van het. binoculaire zien, d.w.z. de juistheid, waarmede verschillen! in diepte nog kunnen worden waargenomen; 3. den graad van „vision a contre soleil" of het vermogen om tegen fel licht in en onmiddellijk na het dooven van het licht, in heit? betrekkelijk donker, nog scherp te kunnen onderscheidenj 4. het vermogen om zelfs onder allerlei storende invloeden zijn opmerkzaamheid langen tijd aan één stuk over meerdere dingen tegelijkertijd te kunnen verdeelen; 5. het vermogen om, zelfs wanneer men plotseling aan het schrikken wordt gebracht, zeker en snel de gewenschte bewegingen op bepaalde signalen te kunnen uitvoeren; 6. de praktische intelligentie, d.w.z. het vermogen om een gegeven opdracht, die vlugheid en samenwerking van verschillende bewegingen, handigheid, snel overleg en andere waardevolle en gewichtige praktische levenseigenschappen vraagt, nauwkeurig en in een snel tempo te kunnen volvoeren. Voor het onderzoek der gezichtssdherpte bedienden wij ons van de optotypen van Snellen, letters van verschillende, nauwkeurig bepaalde grootte en dikte, waarvan ook de oog- — 21 — heelkundigen zich in hun praktijk bedienen en die van een gegeven afstand (6 Meter) moesten worden gelezen. Bij de verwerking der verkregen resultaten werd vooral de gemiddelde scherpte der beide oogen, als ook het verschil, dat' er tusschen beide bestond in rekening gebracht. De fijnheid, waarmee verschillen in diepte nog kunnen worden waargenomen, werd met behulp van een houten kastje van 42 c.M. breedte, 32 c.M. hoogte en 30 c.M. diepte ger meten. Aan de mat-zwart geschilderde voorzijde was een tamelijk kleine ovale opening (18 X 7 c.M.) aangebracht. Daardoor zag de proefpersoon, die op 6 M. afstand met zijn hoofd in een zgn. hoofdrust onbewegelijk gefixeerd, gezeten was, slechts twee zwarte naalden van ongelijke dikte (resp. 2 en 3 m.M., welke zich tegen een gelijkmatig verlichten achtergrond van melkglas afteekenden. De proefpersoon kon de naalden, die op een afstand van 10 c.M. naast elkaar, werden aangebracht, met koordjes naar voren trekken, terwijl een paar tegengewichten aan de achterzijde van het toestel er voor zorgden, dat zij bij het vieren der koordjes weer terugschoven. Op een schaal aan den achterkant van het kastje las de experimentator de juiste plaats der naalden af. Om beurten werd dan een der naalden vastgezet, waarna/ de proefpersoon de opdracht kreeg de andere naald zoover op te trekken, dat zij op dezelfde hoogte als de eerste kwam te staan. Vier reeksen van proefnemingen hadden plaats 3 de losse naald moest van voren naar achteren en omgekeerd' van achter naar voren worden verschoven, nu eens bij fixeering van de rechter, dan weer bij fixeering van de linker naald. De experimentator hield bij de bewerking der resultaten niet alleen rekening met de gemiddelde fout, maar ook met de grootte der gemiddelde afwijking; dit laatste geschiedde om proefpersonen met constante fduten te gemoet te kunnen komen. Van deze toch mag men juist op grond van de constantheid hunner fouten verwachten, dat zij in de praktijk hun defect binoculair zien met behulp van allerlei secundaire criteria — die echter door onze zgn. proefopstelling met opzet waren buitengesloten — zullen corrigeeren. De „vision a. contre soleil" onderzochten wij door den proefpersoon, wiens hoofd weer in den hoofdrust gefixeerd werd, tegen het sterke licht van een projectielantaarn in, de reeds genoemde optotypen van Snellen, die goed verlicht vlak boven de lens (doorsnee 151/3 c.M.) waren aangebracht; te laten lezen. Het vermogen om zich onmiddellijk na het dooven van het licht, snel aan het betrekkelijk donker, te adopteeren hebben wi- om de talrijke vraagstukken, die in den loop der proeven rezen, een afzonderlijk onderzoek gewijd; wij laten het hier verder buiten beschouwing. De mate, waarin de proefpersoon in staat was onder allerlei storende invloeden zijn opmerkzaamheid langen tijd aan één stuk over meerdere dingen tegelijkertijd te verdaelen,i — 22 — werd aan de hand eener verzwaarde Bourdon-Wiersma test bepaald. De proefpersoon had n.1. zoo vlug mogelijk op een zgn. stippelblad, waarop nietsMan figuren uit puntjes samengesteld, voorkwamen, de figuren met vier puntjes horizontaal, die met vijf puntjes daarentegen vertikaal door te streepen. Storend werkte daarbij de opdracht een tweetal zandloópers, die resp. 2 en 3 minuten liepen, juist op tijd om te keeren en een tweetal wekkers, resp. na 4 en 5 min. stil te zetten. Het aantal afgewerkte regels en de gemaakte fouten (niet of verkeerd doorgestreepte figuren) werden in rekening gebracht. Het vermogen om, zelfs wanneer men plotseling aan het schrikken wordt gebracht, zeker en snel de gewenschte bewegingen op bepaalde signalen te kunnen uitvoeren, werd op de volgende wijze onderzocht. De proefpersoon bevond zich óp 105 cJVI. afstand van een doek, dat op een raam van 140I X 100 c.M. was bevestigd. Achter het doek bevond zich, in kokertjes van juist passende afmetingen een veertigtal lampjesEnkele lampjes gaven groen, andere rood, weer andere wit licht. In een voor eik der proefpersonen precies gelijke volg-, orde en met voor elk hunner ook precies dezelfde onderling ongelijke intervallen, verschenen nu na elkaar, nu hier, dan daar 4e verschillende lichtjes. Op de roode lichtjes had men met de linker-, op de groene met de rechterhand te reageeren, beide keeren door een der knoppen van een tweetal Morse-sleutels neer te drukken; op witte lichtjes behoefde niet te worden gereageerd. De tijd, die er tusschen het verr schijnen der lichtjes en het uitvoeren der gewenschte reactiebeweging verliep, werd met behulp van een chronoscoop van d'Arsonval tot in honderdsten van seconden nauwkeurig gemeten. Van tijd tot tijd werd de proefpersoon, hetzij door het geluid van een claxon, hetzij door een o.p zijn gezicht gerichten heeten luchtstroom aan het schrikken gebracht. Reactie-tijden bij normale en „schrik" reacties, benevens eventueele verkeerde reacties werden.bij de bewerking in rekening gebracht. De praktische intelligentie tenslotte gingen wij na aan de hand van wat wij zouden willen noemen, den. domino-testDe proefpersoon kreeg n.1. een domino-spel voor zich met den zwarten onderkant der steenen naar boven gekeerd. De opdracht luidde de steenen met beide -handen zoo snel mogelijk om te keeren om dan, met een willekeurigen dubbelep» steen te beginnen, ze alle volgens de regelen der kunst aan elkaar te leggen. De proefpersoon wordt van te voren geïnstrueerd, dat met beide handen te werken wel het voordeeligst is en dat de steenen zoo moeten worden geplaatst, dat er geen enkele overblijft. Bij de quantitatieve waardeering van de •resultaten houdt men rekening meit^ den benoodigden tijd en het aantal overgebleven steenen. Bij deze proef lijkt ons nauwkeurige observatie van de wijze, waarop de proefpersoon zich van zijn taak kwijt, van zeer veel gewicht. Het heële — 23 — ioe het opnemen van bepalingen in de arbeidscontracten, waarin het gebruik van alcoholhoudende dranken tijdens de diensturen wordt verboden; ne. de voorgeschiedenis van sollicitanten nopens alcoholgebruik bij aanstelling op redelijke wijze in aanmerking te nemen (wellicht bij een in te stellen geneeskundige en zielkundige keuring) en het oefenen of doen oefenen van een humaan toezicht (wellicht bij in te stellen periodieke herkeuringen) op het gebruiken van alcoholhoudenden drank vóór het besturen of tusschen twee kort op elkaar volgende periodes, waarin het motorrijtuig bestuurd moet ' worden; 12e. de propaganda-maatregelen van de drankbestrijders te steunen door bijv. in de garage's platen, wandcartons, enz: op te hangen, lectuur aan het personeel uit te reiken, enz.; C: REGEERING, PROV. EN STED. BESTUREN. 13e. In concessie-voorwaarden-kunnen het alcoholgebruik inperkende bepalingen en min of meer sociale voorschriften worden geëischt; 14e. Algemeene maatregelen van bestuur en verordeningen kunnen worden uitgevaardigd, waarin dergelijke bepalingen zijn verwerkt en waarin wellicht aan de uitgifte van een rijbewijs en aan het gebruik der wagens bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld; 15e. De Regeering kan de Provinciën en de Provinciën kunnen de Gemeenten opwekken haar aandacht aan het tot stand komen van dergelijke verordeningen te wijden; D. PUBLIEK. 16e. het publiek moet opgewekt worden van de diensten van een chauffeur, die gewend is alcohol te gebruiken of die kennelijk alcohol gebruikt heeft, geen gebruik te maken; 17e. het publiek moet op het gevaar gewezen worden van het aanbieden aan chauffeurs yan alcoholhoudenden drank, ook met het oog op de nawerking van alcohol op hersenen en zenuwen; op de strafbepalingen, welke op den chauffeur, die een ongeval veroorzaakt, toegepast kunnen worden, kan hierbij tevens gewezen worden. SLOTOPMERKINGEN. Er worde een congres1) belegd, waar het vraagstuk „Alcoholbestrijdimg en Snelverkeer" door eenige referenten van verschillende zijden kan worden bekeken ter toelichting van het werkplan en waar conclusie's2) kunnen worden vastgesteld. Tot dit congres worden uitgenoodigd vertegenwoordigers van de verschillende „partijen".. Ter toetsing van het door de Commissie samengestelde ontwerp-werkplan is vooraf eene conferentie3) met de genoemde vertegenwoordigers 1) Congres van 16 Juni 1926 te Utrecht. s) Zie de resolutie's op bladzijden 70 en 71. 3) Deze had plaats op 31 October 1925 te Utrecht. (Notulen zijn, op aanvrage, tot een beperkt aantal voor belangstellenden te bekomen). — 7 — mischo doeleinden de auto's de eerste plaats zijn gaan innemen. ' De mechanische krachten van machines geleid door 't menschen-verstand en -inzicht, dienstbaar gemaakt aan bepaalde doeleinden, door den mensch gesteld, zijn van onberekenbaar nut en voordeel. Wanneer echter de mensch niet meer de heerschappij over deze werking voert, wanneer hij een oogenblik de machines niet in zijn hand heeft, kan er door dat zelfde mechanisme veel onheil gesticht worden. Onverbiddelijk werkt de machine door, vermorzelend en vergruizend alles wat haar in den weg komt. Vandaar dat het steëds grooter gebruik van mechanische kracht voor industrie en verkeerswezen het stellen van veiligheidsmaatregelen tengevolge had, noodzakelijk om den mensch te beschermen tegen de gevaren van deze mechanische krachten. Ik behoef u slechts te herinneren aan de vele veiligheidswetten voor fabrieken en werkplaatsen, de bepalingen voor de spoor- en tramwegen, stoomvaart enz. Toen dan ook het aantal auto's op de openbare wegen zeer toenam, was een geheel nieuw vraagstuk ontstaan, dat van het moderne snelverkeer. Door motorkracht gedreven snellen dagelijks duizenden auto's van allerlei soort en grootte, snelheiden draagvermogen^ over de wegen, die veelal niet berekend zijn op zulk een geweldig snelverkeer. Voor de spoorwegen,- gebonden aan vaste banen, werden vele veiligheidsmaatregelen vastgesteld. Logisch is dat hetzelfde geschiede voor voertuigen met motorische kracht. Er is al iets in die richting gedaan. Het gezond verstand vraagt echter meer. Er moeten waarborgen gegeven worden, dat hij, die de noodige bevoegdheden om een wagen te besturen heeft, ook in staat zij van die bevoegdheden een behoorlijk gebruik te maken. Het gezond verstand vraagt in het belang der openbare veiligheid, dat zooveel eenigszins mogelijk is, maatregelen getroffen worden, opdat de bestuurders van auto's en motoren achter het stuur zittend al hun krachten kunnen gebruiken om een veilig verkeer te verzekeren. Een der grootste gevaren voor het moderne snelverkeer is ongetwijfeld: de alcohol. §P»«li Het is zaak, dat het publiek wete, hoe niet alleen de dronken bestuurder onbekwaam is voor zijne taak, maar dat ook de nawerking van den alcohol, gebruikt vóór dén dienst, van invloed kan zijn op gehoor en* gezicht, vastheid van hand en reactie-vermogen. Volkomen nuchter oogenschijnlijk kan toch de chauffeur nog den invloed ondergaan van de hoeveelheid alcohol, die hij gebruikte eenigen tijd voordat hij in den wagen plaats nam. De bladen vermelden dikwijls bij de vele verkeersongelukken: dc bestuurder verkeerde onder den invloed' van drank. — 12 — Soms wordt ook met stelligheid geschreven: invloed van alcohol is aan het geval volstrekt vreemd. Is dit laatste wel altijd zoo geheèl zeker? De studie over de nawerking van vergiften leert, hoe nog uren lang de alcohol zijne werking doet gevoelen, volgens sommigen gedurende zes a zeven uren. Zoo min als het alcoholisme in zijn gevolgen overal te zien en te grijpen is, zoo min valt ook bij menig ongeval te zeggen, of de alcohol uiteindelijk geen rol heeft gespeeld. Oberstleutnant Hamberger, het hoofd der Zwitsersche motorbrigade, durft dan ook in de Automobil Revue van 15 Augustus 1924 te schrijven: Bei der Erörterung dieses Themas (Automobilunfalle und Alkohol) ware es übrigens eine U nterlassungssünde nicht darauf aufmerksam zu machen, dass bei einem sehr grosser Prozentsatz der Automobilunfalle auch der Alkohol eine grosse Rolle spielt. Es giebt Leute, deren Schneid und Wagemut auch schon durch geringe Dosen Alkohol stark erhöht wird und die dann sich und die andern Insassen des Wagens in schwerem Gefahr bringen. Ich habe wahrend meines Dienstzeit konstatieren mussen, dass die überwiegende Zahl von Automobilunfallen auf die Einwirkung von Alkohol zurückzuführen war." Denk en we daarenboven aan het alcoholgebruik van niet besturende mede-inzittenden, die den eigenaar-chauffeur of beroeps-chauffeur, vooral in critieke verkeers-oogenblikken, tot niet gering gevaar zijn. Het is buiten twijfel, dat eene enquête naar het verband tusschen de veelvuldig voorkomende ongevallen in het verkeerswezen en alcohol verrassende uitkomsten zou opleveren. Dit Congres beoogt de aandacht te vestigen op den alcohol als gevaar voor het moderne snelverkeer. Vandaar de zes inleidingen: het belang der gemeenschap bij veilig verkeer, welk .'belang zoo groot is, dat van den chauffeur de meest mogelijke bedrijfszekerheid mag geëischt worden. Hij onthoudt zich derhalve van alles, wat zijn vaardigheid en zekerheid verminderen kan. Waar de alcohol die bedrijfszekerheid afbreuk doet, moeten zoowel werknemers als werkgevers maatregelen nemen, noodig om den alcoholinvloed buiten het bedrijf te houden. Ook de wetgever, die het spoorwegverkeer beveiligde door verschillende wetten, zal ook dit belangrijke deel van het snelverkeer niet aan zichzelf kunnen overlaten. Bij spoor- en tramwegen wordt het alcoholisme sinds jaren met kracht bestreden door speciale organisaties. Deze strijd is leerrijk bij het vormen van plannen om ook bij het snelverkeer het gevaar van den alcohol te verminderen. Hetgeen geldt van het geheele alcohol-vraagstuk, is voor dit onderdeel van evenveel waarde: de openbare meening moet onderricht worden en overtuigd, dat in het moderne snelverkeer de alcohol buitengesloten moet blijven. — 13 — Dit Congres, waarbij gewis tot ons aller groote vreugde alle richtingen zijn aangesloten, dat dus in den waren zin des woords, een nationaal Congres genoemd mag worden, zij onder God:- zegen een krachtige poging in die richting! Ik verklaar het Congres geopend. De Voorzitter deelt dan mede dat van de afdeeling Amsterdam van den Volksbond tegen Drankmisbruik een brief ontvangen werd met verzoek dezen ten Congresse voor te lezen. Spr. zal daaraan voldoen. De brief luidt als volgt: „Met genoegen aanvaardt de Afdeeling Amsterdam van „den Volksbond tegen Drankmisbruik Uw uitnoodiging om „lid te worden van het door U belegde Congres. In het alge„meen ziet de Volksbond en speciaal onze Afdeeling niet in „geheel-onthouding het ideaal waarvoor bestrijders van het „drankkwaad moeten kampen en achten wij matigheid een „hooger standpunt. Bij het snelverkeer echter beschouwt onze „Afdeeling ieder g e bruik van sterken drank als misbruik en „dus onthouding als de eenige oplossing. Aangenaam zou „het ons zijn, indien U onze opvatting zoudt willen brengen „ter kennisse van het Congres." De Voorzitter deelt daarna mede, welke vertegenwoordigers op het Congres aanwezig zijn en welke corporaties en personen lid werden. (Zie bladzijde 8 e.v.). Spr. voegt daaraan toe, dat Z.E. de Minister van Justitie berichtte, gaarne over de resultaten van het Congres ingelicht te zullen worden. Ook van eenige Provinciale Besturen werd het verzoek ontvangen over het Congrès ingelicht te worden. Prof. Roels is helaas verhinderd zijn inleiding te houden; gelukkig bleek de heer J. de Quay, assistent van Prof. Roels, bereid de taak over te nemen. HET BELANG DER GEMEENSCHAP BIJ VEILIG VERKEER. INLEIDING door Dr. J. P. Fockema Andreae, Burgemeester van Utrecht. Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heeren, Ter voldoening aan het verzoek, tot mij gericht door de bijzondere Commissie, welke dit Congres heeft voorbereid, zal ik heden in zeer beknopten vorm voor U inleiden een bespreking over het belang der gemeenschap bij veilig verkeer. Ook al moest men dit onderwerp in zijn geheel behandelen — wat ik niet behoef te doen —, zou men waarlijk niet veel tijd noodig hebben, althans niet om andersdenkenden van dat belang te doordringen en twijfelaars voor goed te' bekeeren. — 14 — Want is niet welhaast ieder reeds van dat groote belang overtuigd? En voor de enkelen, die zich van dat gewicht nog niet voldoende rekenschap mochten hebben gegeven, spreekt ongetwijfeld duidelijker dan het langste of het pakkendste betoog dat zou kunnen doen, het monument, onlangs te NewYork op den hoek van den Broadway en de 72ste straat opgericht, — een eenvoudig monument, gewijd aan de nagedachtenis van de 256 personen, sinds 1 Januari 1926 in New-York City gedood „by reckless driyers", „door roekelooze chauffeurs". Neen, he* geldt minder het groore belang der gemeenschap bij veilig verkeer te bepleiten dan wel ieder lid der gemeenschap op het hart te binden, dat hij met zijn medeleden en met de overheid, ieder naar de mate zijner krachten, moet samenwerken om dat belang te dienen. Voor zulk een vermanende opwekking, zulk een prikkeling van ieders gevoel van verantwoordelijkheid jegens zijn medemenschen en de gemeenschap is zeker ook alle aanleiding ten opzichte van dat onderdeel der materie, waarop, heden in het bijzonder het licht moet vallen. Ik spreek van een onderdeel, omdat het onderwerp, zooals dit in den titel mijner inleiding is aangeduid, nader wordt begrensd door het doel van dit congres, t.w. de alcoholbestrijding bij het snelverkeer. Derhalve zal ik minder Uw aandacht vragen voor trekschuiten, hooiwagens en stortkarren dan voor auto's en motorfietsen, electrische trams en vliegtuigen, niet zoozeer het oog richten op onhandige, slaperige, onvoorzichtige, zenuwachtige chauffeur? als wel in de eerste plaats op bestuurders, die door drank zijn beneveld, althans onzeker zijn geworden, of eigenlijk ruimer, niet op bestuurders alleen, maar . in het algemeen op allen, die bij het snelverkeer een actieve rol vervullen, dus — om één voorbeeld te noemen — ook op een niet geheet nuchteren overwegwachter, die tengevolge van den drank doezelig wordt en daardoor — Utrechtsche burgers waren nog niet lang geleden bijna het slachtoffer van zoo iemand geworden — verzuimt tijdig aan een der nog bewaakte overwegen de afsluitboomen neer te laten. Het belang van de gemeenschap bij een veilig verkeer is zeer groot. Ik stel dit als een onbetwiste, ja onbetwistbare stelling voorop. De veiligheid wordt ernstiger bedreigd, naarmate, in onze dagen, hei verkeer ingewikkelder en levendiger wordt, en al maar sneller geschiedt. En natuurlijk, hoe ernstiger de bedreiging, des te nijpender het probleem, met welke middelen het belang der gemeenschap het best kan worden gediend. Dit belang vordert, niemand zal het ontkennen, dat de overheid, namens een gemeenschap, daartoe harerzijds de noodige maatregelen treft, ook als die offers, soms aanzienlijke offers — 15 — kosten: men denke aan weg.verbet eringen, straatverbreedingen, verruiming van kruisingen en hoeken, aanleg van afzonderlijke rijwielpaden, instelling van een verkeerspolitie, enz. Maar daartegenover zijn zekere beperkingen van de individueele vrijheid ten bate van een veilig verkeer even gerechtvaardiga als geboden. Er wordt schier op elk gebied van het rechtsleven over gestreden, hoever de gemeenschap mag gaan in het knotten van de vrijheid der burgers door wettelijke voorschriften, zelfs strafmaatregelen. Iedereen gevoelt wel, dat in de bewoonde wereld, vooral in een hedendaagsche dichtbewoonde, waar millioenen menschen naast elkander leven en als het ware door elkander heen krioelen, allerhande rechtsregelen onmisbaar zijn; ze zullen den burger soms verplichtingen opleggen, maar ook telkenmale rechten waarborgen, hem wel eens lastig, maar ook herhaaldelijk welkom zijn. - Reeds de vrije Romeinen zeiden: wij zijn slaven der wet om waarlijk vrij te kunnen wezen. Dit soort slavernij kunnen wij niet missen, willen wij te zamen in vrijheid — ik zeg niet: ongebondenheid — kunnen leven. De meeste menschen zijn het hiermede in beginsel wel eens, vooral zoolang de vrijheidsbeperking anderen raakt, maar de toepassing van dat beginsel baart menige moeilijkheid. Intusschen spreekt op het gebied van het verkeer wel zeer sterk de verplichting van allen, die in een geordende maatschappij samenleven om zich zekere opofferingen te getroosten ter wille van de gemeenschappelijke, de openbare orde en veiligheid, en daarnaast de bevoegdheid van de overheid om he: nakomen van die verplichtingen zoo noodig af te dwingen, althans tegen het niet-nakomen straf te bedreigen. Ik zeg: zoo noodig, d.w.z. voor zoover de belanghebbenden zelf niet wijzer zijn geworden en uit de kringen der burgerij niet gezorgd wordt voor een geoorloofd soort van eigen richting. En het zal wel geen tegenspraak ontmoeten als ik beweer dat het gezegde in het bijzonder geldt ten aanzien van die oorzaken van een onveiüg verkeer, welke met eenigen goeden wil gemakkelijk kunnen worden vermeden, en claaronder mogen wij het drankgebruik rekenen. Dat drankgebruik door bestuurders een gevaar voor de veiligheid van het verkeer schept, staat vast. Wie de berichten omtrent de verkeersongevallen en hun strafrechtelijken nasleep in de couranten volgt, ziet met schrik en ergernis, dat verscheiden ongelukken alleen of mede aan den alcohol zijn te wijten; soms worden de onmatigen zelf het slachtoffer, maar soms ook zijn zij de oorzaak van anderer dood of verwonding. Uit de mij ten dienste staande Utrechtsche gegevens van de laatste 2i/2 jaar is mij gebleken, dat, als er ongevallen op — 16 — den openbaren weg gebeuren of de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht, daarbij herhaaldelijk de invloed van door den chauffeur gebruikten sterken drank aan het licht komt. Een viertal malen werd tegen een motorbestuurder proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding van artikel 15 .der Motor- en Rijwielwet (de vrijheid of de veiligheid van het verkeer belemmeren of in gevaar brengen), éénmaal op giond van artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht (het zich in kennelijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevinden) en éénmaal op grond van artikel 426 van dat Wetboek (het, terwijl men in staat van dronkenschap verkeert, in het openbaar eens anders veiligheid bedreigen)., In één geval werd een jonge dame aangereden en licht gewond. Overigens werd slechts materieele schade aangericht: één van de min of meer benevelde bestuurders reed tegen een paal, daarna tegen een gevel, met het gevolg dat auto, paal en gevel alle zwaar beschadigd werden; een tweede kwam met zijn auto in een zandhoop naast den rijweg terecht; een derde botste eerst tegen een postauto, daarna tegen een tram op; een vierde reed in zijn dronkenschap een vóór hem rijdenden wielrijder aan; en een vijfde werd wegens het in gevaar brengen van de veiligheid van het verkeer aangehouden voordat hij in deze gemeente ongelukken had veroorzaakt; de stuurinrichting bleek defect te zijn geraakt, doordat de auto kort te voren in een andere gemeente onzacht met een steenen paal in aanraking was gekomen, wat den bestuurder niet belet had rustig, neen „onbesuisd" door te rijden. Van deze verschillende bestuurders was er één chauffeur, één koopman, één smid, één expediteur en een tweetal student. Zij allen behoorden tot de roekelooze bestuurders, over wie het New-York'sch monument schande spreekt, zij het dan dat aan hun onbezonnenheid gelukkig geen menschénlevens ten offer vielen. Hun gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel en onbesuisdheid zijn er niet minder laakbaar om. De groote algemeene belangen, die hier op het spel staan - iihmers niet minder dan het leven van menschen en kinderen op straat — eischen, dat zij, die zwaar of licht beschonken zijn of zelfs maar eenigszins onder den invloed van den drank zijn of daarvan op eenigerlei wijze de naweeën ondervinden, niet aan het stuur gaan zitten, of, als zij zelf niet zoo wijs of fatsoenlijk zijn, dit in te zien, door anderen — desnoods door de overheid — van het stuur verwijderd worden. Hier kan met vereende krachten, buiten de "overheid om, reeds veel bereikt worden. Laat mij enkele voorbeelden noemen: Organisaties van werkgevers of werknemers kunnen scherpe maatregelen nemen tegen employé's of léden, die zich aan alcoholhoudenden drank te buiten gaan; — 17 — vereenigingen van drankbestrijders, drankweer-comité's kunnen een krachtigen invloed ten goede aanwenden; vrijwillige verkeerscommissiën, zooals er in de laatste jaren onder den drang der omstandigheden hier te lande reeds verscheidene werden opgericht, kunnen scherp waken tegen verkeerszonden, ook in verband met alcohol, binnen het gebied harer werkzaamheid bedreven; ieder, die b.v. door het geven van standplaatsen aan auto's het in de macht heeft om, laat mij zeggen „alcoholhoudende chauffeurs" van zijn terrein te weren, make van die macht gebruik; de pers late niet na, op het onverantwoordelijk en ergerlijk bedrijf van hen, die in niet geheel nuchteren toestand achter het stuur durven gaan zitten, een scherp licht te werpen; de onderwijzers kunnen, als zij aan de kinderen de regels van het verkeer leeren en hen voor de gevaren, door het hedendaagsch snelverkeer te weeg gebracht, waarschuwen, ook wijzen óp dat ernstige gevaar, dat bestaat en toch in het geheel niet behoeft te bestaan, d.i. het niet nuchter zijn van) motorbestuurder, en zoo het opkomend geslacht doordringen van het besef, dat voor wie straks het stuur zal gaan hanteeren, drankgebruik volstrekt uit den booze is; en het publiek zij er op uit om stelselmatig en hardnekkig te weigeren zich toe te vertrouwen aan bestuurders, die niet alcoholvrij zijn, onverschillig of het beroepschauffeurs betreft dan wel amateurs, wellicht zelfs een vriend of een familielid. Maar bovenal kan veel kwaad worden gekeerd door de motorbestuurders zeiven, die zooveel verantwoordelijkheidsgevoel moeten toonen, dat zij niet, behalve zichzelf, ook medemenschen — eigen passagiers, anderer passagiers, voetgangers, fietsers, enz. — aan gevaren van dood, verminking of materieele schade willen blootstellen, welke zij zoo licht kunnen aanrichten, als na alcoholgebruik hun hand minder vast, hun hoofd minder koel, hun geest minder helder is geworden. Intusschen, voorshands kan naast al die op iich zelf uitstekende maatregelen de hulp der overheid niet worden gemist. Zij moet afwerend en straffen-bedreigend optreden. Daartoe weigere zij allereerst een standplaats op den openbaren weg aan autobusdiensten, wier leiders drank-gebruikende chauffeur in hun dienst dulden. Tot de voorwaarden, waaronder Burgemeester en Wethouders van Utrecht vergunning verleenen om met autoomnibussen zulk een standplaats in te nemen, behoort deze, dat het aan bestuurders der autobussen verboden is, bij den aanvang van den dienst onder den invloed van alcoholhoudenden drank te zijn of dezen tijdens den dienst te gebruiken of mede te voeren; voor handelingen of verzuimen in strijd met de voorwaarden wordt — onverminderd de maatregelen, — 18 — te nemen ten aanzien van het personeel, hetwelk zich daaraan schuldig maakt — de houder der vergunning (dus de autoomnibusondernemer zelf) aansprakelijk geacht, tenzij hij kan aantoonen, dat zijnerzijds voldoende maatregelen zijn genomen om de naleving dier voorwaarden te bevorderen. Op deze wijze kan men zeker wel iets goeds bereiken. Het Utrechtsen Gemeentebestuur heeft, zulk een Voorwaarde stellend, slechts het goede voorbeeld gevolgd, ruim twee eeuwen geleden gesteld door een vrouw, nl. Anna Pergens, Vrouwe van Nyenrode, Breukelen enz., die in de door haar opgestelde „Ordre ende Reglement, waar na de Schippers van Breukelen op Amsterdam, en vice versa,. .. sig sullen hebben te reguleeren" (geapprojbeert bij de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht in dato den 23 December 1721) in art. XVI de toen zeker niet gebruikelijke bepaling opnam: „En om des te beter ongelukken en schade voor te komen, soo sullen de Schippers nog haar knegts, noyt beschonken, of hoog by den dranck mogen afvaren, maar den opsigter sal gehouden zijn in sulken gevalle, een ander in syn plaats te neemen, sonder eenig wederseggen'" (Van de Water, Utrecht's Placaatboek, I, 614, 615). Natuurlijk zal de overheid, welke aan anderer chauffeur dien eisch stelt, eenzelfde strenge standpunt moeten innemen tegenover haar eigen chauffeerend of tram-besturend personeel, — wat gemeenlijk ook geschiedt. En verder zal zij bij wet, algemeenen maatregel van bestuur of verordening straffen moeten bedreigen tegen motorbestuurders, die het gebod van nuchterheid, hel verbod van drankgebruik overtreden, — straffen, bestaande in het verlies van het rijbewijs voor zekeren tijd of zelfs voor goed, of in geldboeten of vrijheidsstraffen. Daarbij zal zij de hoop mogen koesteren, dat ook de politie en de justitie het hare zullen; doen om door streng toe te zien op de naleving van de wettelijke voorschriften en straf op te treden tegen de overtreders, het kwaad, waarover wij hier heden spreken, zoo krachtig mogelijk te helpen keeren. Voor deze wettelijke maatregelen zal een der inleiders van hedenmiddag in het bijzonder Uwe belangstelling vragen. Ook aan hetgeen enkele kringen van belanghebbenden in deze kunnen tot stand brengen, zal hedèn de noodige aandacht worden gewijd. Over dat alles behoe'f ik dus niet meer te spreken. Voor mij kwam het er op aan — zoo heb ik althans gemeend de mij door het congresbestuur toebedeelde taak te moeten begrijpen — om bij den aanvang onzer besprekingen in algemeene, grove trekken in het licht te stellen, dat de overheid en de burgers, gelijk zoo dikwijls gelukkig, ook op dit gebied der bestrijding van den alcohol bij het snelverkeer niet tegenover, doch naast elkander staan, en gezamenlijk, op elkander steunend en elkanders werk en actie aanvullend, maar ook alleen dan — omdat zij immers — 19 — elkander noodig hebben — hun heilzame taak met goeden uitslag "kunnen volvoeren, in den strijd tegen den drank bij het snelverkeer de 'overwinning zullen behalen. Tot het volhouden, zoo noodig verscherpen van dien strijd wek ik' burgers en overheid te zamen op, in het belang van de gemeenschap! GEDACHTENWISSELING. J. Twigt, den Haag. Ik zou U willen vragen ot tot dit congres ook zijn uitgenoodigd de Politievakbonden, zoowel inferieur- als superieur personeel en de Chefs (Hoofd-Inspecteurs of Inspecteurs) van het verkeerswezen, uit de grootere gemeenten. Hier worden niet alleen bedoeld Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, doch ook b.v. Groningen, Dordrécht, 's-Hertogenbosch, Haarlem, Amersfoort, enz., die bijna allen een afzonderlijke groep verkeerspolitie bezitten, met aan 't hoofd een Hoofd-Inspecteur of inspecteur van Politie. Zoo deze zijn uitgenoodigd, hoe reageerden deze daarop. Zoo deze niet zijn uitgenoodigd, zou ik U willen vragen, of daartoe bijzondere redenen waren. Wij vinden het verkeerd, dat bedoelde Chefs en Politievakbonden niet reeds tot de voor-besprekingen zijn uitgenoodigd en alzoo niet in dezen strijd, die toch zeer zeker hén aangaat, zijn betrokken. L. Preger, Rotterdam. De voorbeelden die spr. heeft gegeven, zijn bijna allen, 5 van de 6, van tongevallen veroorzaakt door amateur-chauffeurs. De maatregelen tegen de chauffeurs genoemd zijn alleen die tegen beroeps-chauffeurs. Is het niet noodzakelijk juist de maatregelen te bespreken tegen de amateur-chauffeurs? ANTWOORD. In antwoord aan den eersten debater deelt de secretaris G. L. de Haas mede, dat tot de vóór-conferentie uitgenqpdigd zijn de bonden voor auto- en motor-toerisme en de werk-, gevers- en werknemers-organisatie's. Ter conferentie werd in overweging gegeven nog uit te noodigen de Vereeniging van Nederl. Werkgevets en de R.K. Werkgevers-Vereeniging, den Bond van Garagehouders en den Bond van Hooger Politie-personeel. Beide eerstgenoemde vereenigingen berichtten niet aan den arbeid onzer Commissie te kunnen deelnemen, terwijl van de Garagehouders geen en van het hooger Politiepersoneel een gunstig antwoord ontvangen werd. Het wil spr. voorkomen dat het uitnoodigen van nog meerdere corporatie's overbodig was, daar het weinig aan de veelzijdigheid van het werkplan had kunnen af- of toedoen. — 20 — doen en laten van den candidaat gedurende de proef geeft vaak een frappant juist inzicht in dat geheel van vermogen, wier bezit iemand tot een handig en praktisch intelligent individu stempelt. W^Ê Voor de ijking dezer proeven hadden wij o.a. een tiental taxi-chauffeurs, allen werkzaam aan één Taxi-automobiel Maatschappij, ter onzer beschikking. Over hun chauffeurscapaciteiten waren wij door den directeur der Maatschappij en den chef der Garage, die hun mannetjes door en dppt kenden, nauwkeurig ingelicht. Onafhankelijk van elkaar hadden zij op grond van vragen, die wij hun hadden voorgelegd, een tweetal „bedrijf sbeoordeelingen" verstrekt, waarin de mannen zooveel mogelijk naar hun chauffeurs-capaciteiten waren gewaardeerd. Het antwoord op elke vraag was in een waardeeringscijfer neergelegd en uit deze cijfers hebben wij een gemiddelde berekend. In onderstaande tabel staan de gemiddelde cijfers (van i—10) aan elk der proefpersonen door den directeur (I) en den chef der garage (II) toegekend, aangegeven. I- .8.75 8.67 L- 7.87 7-89 S. 6.62 6.78 B. 8.50 8.22 v. L. 9 8.33 R. 5.37 6 v. d. L. 7.33 6 D. 7.62 7.44 V. 8.44 9.11 Z. 6 7.11 De correlatie tusschen beide bedrijfsoordeelen, berekend volgens de formule Bravais Pearson, bedraagt = 0,81, de waarschijnlijke fout 0,082. De beide heeren, die wij omtrent de chauffeurs-capaciteiten onzer proefpersonen vroegen, stemmen dus voldoende in hun oordeel overeen om het resultaat van onze onderzoekingsmethoden aan hun bevindingen te kunnen toetsen. Het qualitatief onderzoek van deze 10 man, dat we, dank zij de medewerking van de U.T.A.M. konden instellen, leverde zoo goede resultaten op dat we met behulp van de Genjie onze proef op 20 man herhaalden. We berekenden de correctie tusschen onze resultaten eenerzijds en het gemiddelde van 2 onafhankelijke bedrijfsoordeelen anderzijds en kregen als eindcijfer plus 0,60. Een bevredigend resultaat! '.s^Jh 24 — DE BEDRIJFSZEKERHEID VAN DEN CHAUFFEUR ONDER DEN INVLOED VAN ALCOHOL door JOH. v. d. SPEK, Arts, Den Dolder. Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heeren, 't Is een raar ding met den alcohol. Zoodra deze zijn invloed uitoefent, staat alles op zijn kop; dikwijls in eigenlijken zin en nog veel vaker in figuurlijken zin. Zelfs op dit Congres. Want terwijl zoo juist de „natte" een „droge" redevoering hield (al was deze dan heel smakelijk toch een volkomen drooggelegde redevoering, waarin de alcohol zelfs niet werd genoemd), gaat nu de _,,droge" een „natte" redevoering houden; heelemaal niet drooggelegd, waarin de alcohol zoowat op iedere bladzijde wordt genoemd. Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen, dat de voorgaande spreker in den Amerikaanschen zin „nat" is en, al is hij dan geen geheelonthouder, niet sympathiek tegenover de drankbestrijding zou staan, waarmee ik anderzijds wel wilde zeggen, dat ik als geheelonthouder het nu uitsluitend zal hebben over den alcohol en zijn invloed op de bedrijfszekerheid van den chauffeur. 't Is mij er in deze oogenblikken echter natuurlijk niet' om te doen u nog eens weer te vertellen, dat de alcohol de oorzaak is van auto-ongelukken, zelfs van een zeer hoog percentage auto-ongelukken. Dat kunt u in iedere krant lezen. Eu daarbij ook dit, dat het heel, heel dikwijls derden zijn, noch de chauffeurs zelf dus, noch de passagiers die zij vervoerden, maar geheel willekeurige derden, die het slachtoffer worden van het alcoholgebruik van chauffeurs, en den invloed die dit heeft op hun chauffeeren. 'n Feit is, dat er verband bestaat, een nauw verband, tusschen auto-ongelukken en alcohol-gebruik door chauffeurs. In zijn algemeenheid is dit wel ieder Uwer bekend. Hierover dus niet. 't Is echter al evenmin mijn bedoeling in'dit oogenblikje voor u die algemeene stelling nu in bijzonderheden uit te gaan werken, door u nu meer gedetailleerde gegevens te gaan verstrekken over den aard dier auto-ongelukken onder den invloed van den alcohol. Wat er nu eigenlijk precies gebeurd is, waardoor het ongeluk geschiedde en hoe de invloed van den gebruikten alcohol hierbij van beteekenis kon zijn en een rol kon spelen. Hoe groot de dosis gebruikte alcohol was en hoe de tolerantie voor den alcohol bij dien bepaalden chauffeur. Al te maal gegevens, die ons inzicht in de werking van den alcohol ongetwijfeld zouden vergrooten, maar uit den aard slechts spaarzamelijk te verkrijgen, en dan nog maar hee1 zelden betrouwbaar. Neen, waar 't mij nu om te doen is, dat is noch het euvel der auto-ongelukken door den alcohol veroorzaakt zelf, noch de uitgebreidheid van dit euvel; dat zijn ook niet de grovere — 25 — en fijnere technische bijzonderheden van het ongeluk op rekening van den alcohol te schrijven, neen, waar 't mij nu om te doen is, jdat zijn de wijzigingen door den alcohol gebracht in allerlei vérrichtingen door den chauffeur te volbrengen, en voor hem bij de uitoefening van zijn beroep van wezenlijke, ja van de hoogste beteekenis; als ik het zoo noemen mag, vitale verrichtingen van den chauffeur. Dat zijn de wijzigingen door den alcohol gebracht in de uiterlijke gedragingen van den chauffeur in functie., die, in 't laboratorium wellicht van niet de minste beteekenfs, buiten het laboratorium toch de oorzaak (wellicht de nimmer achterhaalde oorzaak) van een ernstig ongeluk kunnen worden. Wij weten toch (nu reeds weer tientallen van jaren), dat de alcohol de gedragingen van den mensch wijzigt, in een mate afhankelijk van dien mensch zelf en zijn gevoeligheid (gewone, habitueele en ©ogenblikkelijke, toevallige, incidenteele gevoeligheid) voor den alcohol, maar ook afhankelijk van de hoeveelheid van den gebruikten alcohol zelf. Alle menschen reageeren bij lange na niet eender op een zelfde hoeveelheid alcohol. Er zijn er, die, ook al drinken zij een behoorlijken,' ik kon beter zeggen een onbehoorlijken borrel, daar toch niets van behoeven te laten merken, terwijl' er anderen zijn, die bij wijze van spreken van een enkelen druppel, van de lucht, van het aroom van den alcohol,-al in de wai geraken. Dit geldt ook van den chauffeur, behalve dat ik vermoedelijk die laatste, kleinste, dosis voor hen iets hooger zal moeten stellen dan een enkelen druppel: de een kan er veel en veel beter tegen dan de ander. Wat verdragen wordt zonder door kennelijke dronkenschap gevolgd te worden, loopt „liters" uiteen. Maar zelfs een zelfde mensch verdraagt den alcohol niet altijd eender en op dezelfde wijze. De toleratie, de gevoeligheid voor den alcohol kan tijdens het leven veranderen. Ze kan ook binnen veel korter termijn bij eenzelfde individu aanmerkelijk verschillen. Wij weten bijv. dat na groote, lang uitgehouden inspanning, na uitputting, na groote emotioneele ontroeringen, de gevoeligheid voor den invloed van den alcohol heel sterk verhoogd is. Wat ook weer voor chauffeurs geldt. Een glas bier, een kleintje klare, eén glas port, een whiskysoda, zij zullen op verschillende chauffeurs een wisselende uitwerking hebben; ook een wisselende uitwerking op eenzelfden chauffeur," al naar mate hij een vermoeienden dag achter den rug heeft, of slechts voor een plezierritje uitreed; al naar mate hij pas uit een drukken nachtdienst komt, of net uitgerust opgestaan, frisch begint. 't Spreekt toch haast wel vanzelf en ik noemde dit in de tweede plaats als bekend, dat twee glazen bier een andere uitwerking hebben dan één glas; vier borrels een andere dan twee. De reactie op den alcohol is dan ook naast de persoonlijke gevoeligheid - afhankelijk van de grootte der gebruikte hoeveelheid. — 26 — U begrijpt uit een en ander wel hoe moeilijk, ja hoe onmogelijk 't is, om tusschen iemands gedrag en de door hem gebruikte hoeveelheid alcohol eenig betrouwbaar verband te brengen. je kunt nooit (en daarom heb ik dit nog maar eens weer, nu ook in dezen kring gezegd) zonder meer voorspellen, hoe iemand op een bepaalde hoeveelheid alcohol reageeren zal. En een passagier, die zijn chauffeur, al is 't maar een enkel glas bier of een enkelen borrel aanbiedt, weet nooit, hoe hij daardoor diens bedrijfsbekwaamheden beinvloedt, en of hij niet zelf daardoor de oorzaak zal worden van het ongeluk dat hem straks overkomt: Ik liet één factor buiten beschouwing, de factor der gewenning. Deze zal in 't algemeen iederen volgenden borrel beter doen verdragen dan den eerstgenotenen. In zooverre is dit dus een factor, die dé bedrijfszekerheid van den chauffeur, die drinkt ten goede komt, al zal dit slechts tijdelijk een eenigszins gunstige factor "kunnen lijken, omdat op den duur de betrekkelijke bate der gewenning door. de absolute schade van het herhaalde alcoholgebruik verre en, verre overtroffen wordt. Misschien voelt u neiging om naar aanleiding van wat ik zoo juist zei te protesteeren: „werkelijk gestaag drinkende chauffeurs komen niet zooveel voor, 't bedrijf laat "dit niet toe." 't Kan zijn, dat dit bij chauffeurs uit garages, die zelf ondergeschikt, in deze tegenover het bedrijf en den baas te veel zouden risqueeren, niet veel voorkomt, maar dit zijn in ons geval, helaas, niet de eenige chauffeurs, over wie ik spreken moet. Hoe meer particuliere auto's, eigen auto's langs onze wegen snorren, hoe strenger straffen er zullen moeten staan op ieder particulier eigen auto chauffeerend, die door dronken achter het stuur te gaan zitten, voor zijn medemenschen gevaren gaat opleveren. En daar zijn er nog altijd meerdere onder, bij wie de gewenning aan den alcohol en de compensatie, de beheersching der stoornissen die dit meebrengt van groote beteekenis is; maar ten slotte vinden dezulke toch altijd, hetzij vroeg of laat, in een debacle hun roemloos einde. En er zijn — ondanks uw veronderstelde bemerking toch altijd nog chauffeurs, die hoeveel zij ook persoonlijk risqueeren: verwijdering uit hun betrekking, enz., blijven drinken. De ongelukken door dronken chauffeurs, of althans niet heelemaal nuchtere chauffeurs met vrachtauto's veroorzaakt, zijn daar om het te bewijzen; want dan blijkt het meermalen, dat erkend regelmatig drinkende chauffeurs in het bedrijf gehandhaafd waren, hoewel 't dus bekend was, dat zij een borrel gebruikten. Nog lang niet alle chauffeurs, nog lang niet iedereen die achter het stuur zit, nog lang niet alle garagehouders en autoverhuurders, nog lang niet alle passagiers zijn er mee bekend, laat staan van overtuigd, dat de alcohol de bedrijfs- — 27 — zekerheid van den chauffeur schaadt; zelfs dan, zeker dan, wanneer de gewenning een zekere mate van ongevoeligheid voor den dadelijken invloed van den alcohol schijnt voor te tooveren. f Hoe de alcohol de bedrijfszekerheid schaadt? Ik zeide het reeds: in het algemeen grijpt de alcohol den geheelen mensch aan. Zijn invloed gaat over zijn lichamelijke ver-i richtingen, zijn hand; over zijn geestelijke gedragingen, zijn hoofd, zijn geest. De uitvoerige onderzoekingen over den invloed van kleinere en grooteré doses alcohol, eenmaal of herhaaldelijk achter elkaar, gegeven door mannen van. naam als de psychiater Kracpelin e.a., onder wie ook collega Oort genoemd mag worden, gedaan, hebben toch wel onweerlegbaar aangetoond, dat de alcohol verlammend werkt op de spieren, al kan hij gedurende korten tijd het gevoel van vermoeidheid wegnemen. De arbeid kan onder invloed van den alcohol tijdelijk sneller verloopen, maar hij wordt minder degelijk, met meer vergissingen verricht. , Alle reacties hebben tijdelijk sneller plaats, ook de keuze reacties voor chauffeurs in moeilijke situaties van belang; maar ze geschieden met meer fouten, terwijl het gevoel be. driegt en de schijn wordt gewekt, alsof er meer arbeid werd verricht, en qualitatief betere arbeid. Dat subjectieve gevoel van: 't gaat wel, 't kan nog wel, 't gaat juist goed; de grootere vrijmoedigheid, de grootere durf en brutaliteit, is een van de eigenschappen van den alcohol, die de oorzaak is, dat chauffeurs, die een borrel op hebben soms nog staaltjes van chauffeeren vertoonen, die meer dan gedurfd zijn, en toch goed afloopen. Maar dat is dan ook alles, wal ten gunste van den alcohol kan worden gezegd; want overigens schaadt de alcohol alles; . alles: hij schaadt de algeheele persoonlijkheid; hij schaadt het onderkennen van de situaties; hij doet af aan de betrouwbaarheid; hij maakt onvoorzichtig en onnauwkeurig; hij doet moeilijke situaties veel minder goed vooruit zien; hij stoort de distributie van de opmerkzaamheid over alle factoren, die bij het begrijpen en overzien van de situatie toch wel degelijk mee in aanmerking genomen moesten worden; hij doet op onvoldoende gronden risico's nemen; doet deze onderschatten; en handicapt de tegenwoordigheid van geest. Dan worden onzinnige besluiten genomen; en worden deze niet eens bedrijfszeker uitgevoerd. Het denken verloopt langzamer en moeilijker, het oordeel word: minder juist, de gedachtengang oppervlakkiger. U ziet veel goeds van den alcohol vertellen kan ik niet. Tot nu toe sprak ik toch altijd nog vrij vaag over de be- — 28 — invloeding van de bedrijfszekerheid van den chauffeur door den alcohol: al bracht ik U in kennis met allerlei veranderingen, stoornissen in tal van eigenschappen, vaardigheden, enz. voor den chauffeur van belang door den alcohol veroorzaakt; en zeker ook in hun verandering voor den chauffeur achter het rad van beteekenis. Daarnaast wil ik U nu echter toch ook nog van enkele gegevens op de hoogte brengen, verkregen bij een onderzoek, speciaal gewijd aan den invloed van den alcohol op die functies, die door de Heeren Roels, Brugmans, van Wulften Palthe, enz., als voor het chauffeeren van vitaal belang waren afgezonderd. Een onderzoek dus er naar, hoe nu die psychotechnisch te benaderen eigenschappen voor den chauffeur van zoo groot gewicht zich gedroegen, als de alcohol daarop zijn invloed deed gelden. Dit onderzoek werd op mijn verzoek geleid en gedaan door den heer de Quay, aan wien ik hier mijn bijzonderen dank breng. De U.t.a.m stelde ook nu weer voor deze proeven haar chauffeurs, wanneer deze zelve bereid waren zich te laten onderzoeken, ter beschikking. Natuurlijk brengt een onderzoek, waarbij men iemand onder den invloed van alcohol brengt, zóó, dat hij na afloop van de eigenlijke proef nog gedurende langeren tijd dien invloed ondervindt en dus vrijaf moet hebben^ althans buiten dienst moet zijn, voor een bedrijf, vooral in een drukken tijd als de jaarbeursdagen en den inzettenden zomer, groote bezwaren mee. Dit was oorzaak, dat 't slechts een klein aantal chauffeurs was, dat zich beschikbaar stelde en kon worden onderzocht. De resultaten der onderzoekingen op dit terrein kunnen dus slechts als voorloopïge worden beschouwd. Maar toch zijn zij zelfs zóó van beteekenis. En zeker past ook een woord van dank tot de U.t.a.m. en tot die heeren chauffeurs, die .bereid waren als proefpersonen te fungeeren. Bij het onderzoek naar den invloed van den alcohol op de bedrijfszekerheid van den chauffeur beperkten wij ons, ik zeide het reeds, dus tot diezelfde reeks van psychotechnische eigenschappen door de Heeren Roels, Brugmans, van Wulf ten Palthe, enz. als van wezenlijke beteekenis voor het bedrijf, geïsoleerd onderzocht. Die onderzoekingen liepen dus, U heeft 't zoo even van mijn voorganger gehoord over de volgende proeven: het gezichtsvermogen van den chauffeur, voor elk van beide oogen en voor beide samen; zijn onderscheidingsvermogen voor kleuren; de mate van,zijn verblinding door sterk tegenlicht; zijn vermogen afstanden te schatten naar absolute en relatieve maatstaf; zijn handigheid, zijn vermogen om zijn opmerkzaamheid over meerdere dingen tegelijkertijd en dat snellijk te distribueeren; zijn keuze-reactiè-vermogen, naar juistheid en snelheid. Ik behoef na de uiteenzetting van mijn voorganger hierbij niet meer eenigszins uitvoerig stil te staan. — 29 — - De vraag, waar 't om ging, was nu deze: hoe worden deze eigenschappen door den alcohol beïnvloed. M.a.w. de serie proeven die aanvankelijk zonder alcohol genomen was, moest nu herhaald worden, nadat de proefpersonen onder den invloed gekomen waren van een zekere hoeveelheid alcohol, die gelegenheid gekregen had om gedurende eenigen tijd op hen in te werken. De proeven eerst zonder alcohol .genomen, wérden nu onder den invloed van alcohol herhaald. De factor der 'gewenning, vooral bij een tweede proefneming in vergelijking met de eerste van zeer groote beteekenis,- kwam in dit geval geheel ten gunste van den alcohol. Ëventueele ongunstige, den alcohol nadeelige uitkomsten, waren dus nog bovendien geflatteerd, en in werkelijkheid ongunstiger. Door onj werd vooraf gevraagd, of iemand geheelonthouder was. Al waren zij allen practisch geen gebruikers, geheelonthouders waren zij ook geen van allen, zoodat de acute vergiftigingsverschijnselen van een eersten borrel uitgesloten konden worden. Gegeven wetjd een dosis alcohol ter grootte van 100 cc van 70 0/0, aangelengd met 50 cc water en 50 cc ananasVlimonadestroop; een hoeveelheid dus overeenkomend mei 2 a 3 Liter bier. De proefpersonen werd verzocht dit drankje zoo snel mogelijk uit te drinken. Het mengsel kreeg gedurende vijf en veertig minuten gelegenheid in te werken. Daarna werd met de serie proeven begonnen en werden deze achter elkaar afgewerkt. De vraag, of wij den alcohol zoo zouden aanbieden, dat de proefpersoon 't toch eigenlijk niet wist, of hij nu wel, dan niet alcohol te drinken bekwam, door hem beide malen een gelijke hoeveelheid vocht, de eene maal wel met alcohol, de andere maal zonder alcohol, aan te bieden, stuitte af op de groote bezwaren, die het meebrengt twee vloeistoffen te bereiden, die volkomen op elkaar gelijken wat rmaak, reuk enz. betreft, maar zóó dat de een wel alcohol bevat, de ander niet. Toch zou deze wijze van aanbieding en experimentesren, zonder dat dus de proefpersoon er van afweet, wat hij naar binnen slikt, wel voordeelen hejbben gehad. Geheelonthouders zullen te goeder trouw verschijnselen, dan op de debetzijde van den alcohol te plaatsen, simuleeren — hoe onbewust ze daarbij wellicht ook te werk mogen .gaan. Tegenstanders zullen extra hun best doen om gevoelde bezwaren te dissimuleeren, en alles wat den alcohol ten nadeele kan. strekken, te elimineeren. Gelijk ik zei, dé proefpersonen wisten, dat zij alcohol kregen. Zij namen die zonder veel tegenpruttelen. Bij een vroeger onderzoek naar den invloed van den alcohol, was 't mij overkomen, da! een geheelonthouder-proefpersoon, hoewel inge- — 30 licht over de bedoeling, pertinent weigerde alcohol te gebruiken en heen ging. Hier niets daarvan. Toch kreeg ik anderzijds geen oogenblik den indruk, dat de drank door de proefpersonen op prijs gesteld werd en met een zeker welbehagen genoten werd. Zij onderwierpen er zich aan, gedienstig, gewillig, rnaar het smaakte hen niet; lust naar meer werd door ons mengsel bij hen zeker niet gewekt. De resultaten. Deze moesten ter vergelijking met de proeven zonder alcohol genomen, in punten uitgedrukt morden. Hoe dit geschiedde laat ik als te technisch hier nu - buiten beschouwing. Het hoogste aantal punten dat zonder alcohol door een der chauffeurs behaald werd, was 39, het laagste aantal 27. Onder den invloed van den alcohol liep het laagste aanrfcaj (ondanks de vooroefening dus) terug tot 18. Het gezamenlijk aantal punten der chauffeurs (zonder een bepaald nummer) liep terug van 200 tot 175, een verschil dus op de 200 punten van 25 punten, of per 100 punten van 12,5 punt. 't Is natuurlijk niet zonder meer gerechtvaardigd om dit te' doen, maar met deze reserve mag ik dit toch -vel zeggein), dat de bedrijfszekerheid (want ieder dezer proeven benaderde toch een of meer der vitale punten van het bedrijf van den chauffeur) dat de bedrijfszekerheid van den chauffeur door deze dosis alcohol, na dezen inwerkingstijd gemiddeld met pl.m. 10 0/0 verminderd werd. Eén was er bij wiens bedrijfszekerheid zelfs terugliep met 32 0/0, d.w.z. door deze dosis alcohol dus tot % van het normale teruggebracht werd. Sterk verminderd was de juistheid der relatieve afstandsschatting; en over de regels der doorschrapproef werd aanmerkelijk langer gedaan. Alleen een tweetal proeven waarbij de routineering inderdaad wel van heel groote beteekenis is en de herhaling voor de tweede keer dus zijn invloed kon doen gelden, verbeterden iets. Overigens liep het gezamenlijk aantal punten van alle proefpersonen voor een bepaalde test telkens terug; de visus verminderde bij een enkelen chauffeur zelfs heel sterk; het verschil op beide oogen werd sterker uitgesproken; de absolute fout bij het afstand schatten werd grooter; de aaneenschikking der dominosteenen geschiedde langzamer, de tijd over de doorschrapproef gedaan werd langer. Een enkele der proefpersonen had kennelijk last van den alcohol; werkte heel langzaam. Een ander voerde zijn opdracht aanvankelijk glad verkeerd uit; een derde deed het uiterst traag, en net alsof het hem weinig schelen kon. Zooals mijn voorganger u reeds heeft meegedeeld, waren de resultaten der psychotechnische proeven van het eerste experimenteele onderzoek in overeenstemming met het bedrijfsoordeel van de chefs. — 31 — Eén proefpersoon maakte daarop een uitzondering. Deze gold in het bedrijf als heel goed; zijn experimenteele toetsing plaatste hem onder de lagen. Wat bleek? Dat hij was getoetst na een vermoeienden nachtdienst. Op zichzelf een compliment aan de samenstellers dezer experimenteele toetsing, dat een dergelijke reeks instaat is zoo in overeenstemming met het bedrijfsoordeel te toetsen, dat naar een verklaring kan worden omgezien, en dat deze kan worden gevonden, wanneer 't in een enkel geval niet opgaat. Deze zelfde proefpersoon gaf opnieuw bezwaren, toen hij nu onder de beïnvloeding van den alcohol, werd getoetst. Zijn alcohol-score toch werd hooger dan zijn score in nuchteren, maar oververmoeiden toestand. Maar ook dit kan verklaard worden als de gegevens van zijn eerste toetsing beneden zijn normaal cijfer lagen door zijn oververmoeienis. Telden wij dezen proefpersoon mee, dan werden de gemiddelden, al bleven ze nog pl.m. 10 ten 100 ongunstig, ,ieits ten gunste van den alcohol verschoven, maar er is een gewettigde reden om dezen proefpersoon afzonderlijk te behandelen. De overige chauffeurs vertoonden dus allen dit resultaat, dat de door hen behaalde cijfers bij de eerste proefnemingen ongunstig veranderd, verslechterd waren, vergeleken bij1 de cijfers door hen behaald toen deze proeven herhaald werden en ziji onder den invloed van dem alcohol verkeerden. Blijven deze twee vragen. Of inderdaad deze psychotechnische experimenten het wezenlijke van het chauffeursbedrijf raken en er uit lichten. Want zou dit niet het geval zijn, dan zou natuurlijk de verslechterende invloed van den alcohol op deze, dan ondergeschikte handelingen niet de minste beteekenis hebben. Maar indien wel, dan blijft de tweede vraag, of inderdaad de daling der cijfers rechtvaardigt uit te spreken, wat toch de bedoeling is van dit congres, te zeggen: geen alcohol aan de chauffeurs! Op de eerste vraag heeft u reeds gedeeltelijk een antwoord ontvangen. Het hooge correlatiecijfer tusschen de gegevens van het psychotechnisch onderzoek en het bedrijfsoordeel, bij de betrekkelijke zwaarte van de onderzoekingstests is wel borg, dat het wezenlijke is gegrepen. Toch worden wij er hoe langer des te meer van doordrongen, dat de essentie van eenig beroep niet in eenig aantal proeven is te ontleden en te vatten. De essentie, 'het wezenlijke van een beroep is geen abstractum, buiten dengene, die het beroep uitoefent, maar dit ligt in 'n zeker iets in die persoon zelf, in een zekere modaliteit, waarop 'n bepaalde persoon dat beroep uitoefent. En dit iets kan dan ook van persoon tot persoon wisselen. — 32 — Dit zeker iets, te minder omdat het variabel is, is heel moeilijk te benaderen in eenige psychotechnische ontleding van een beroep. Maar anderzijds is het ook juist dit onzegbare in den persoon, die een beroep vervult, dat juist door den alcohol het meest wordt geschaad. Het beroep van chauffeur is er ook zoo een, dat in dein persoon van den goeden chauffeur dit iets moet bezitten, dat eerst te zamen met al die psychotechnische bedrevenheden iemand tot een goed chauffeur maakt. En ieder dier psychotechnische vaardigheden moge al door den alcohol geschaad worden, in den chauffeur, die kwam onder den invloed van den alcohol, is behalve dit alles nog iets meer beschadigd. Het gedistingeerde, hei gesoigneerde, het „affe" is er tijdelijk af bij iemand, die een keer. een flinken borrel dronk; het raakt zoek bij iemand, die regelmatig een matigen borrel drinkt. Zoo gaat het ook met diegenen die bepaalde beroepen vervullen en alcohol gebruiken. Dat gedistingeerde, dat hen onderscheidende, dat gesoigneerde, dat verzorgde, dat „affe", waarmee zij' in normale dagen hun beroep vervulden en dat tot zijn recht lieten komen, dat is niet in proeven te benaderen; evenmin kunnen wij dus in proeven de schade hieraan door den alcohol toegevoegd achterhalen. Wij weten niettemin, wij constateeren, dat het zoo is; en dat het beroep in zijn meest volmaakte vervullifag juist daarin, daardoor het meest wordt geschaad. Onderzoekingen als deze rechtvaardigen dus wel degelijk den eisch: geen alcohol aan chauffeurs, want hun bedrijfszekerheid wordt er door geschaad; het risico voor den wagen, voor hen zelf, voor den passagier, voor den wandelaar langs den weg wordt er door verhoogd; maar toch, nog veel en veel krachtiger zou die eisch weerklinken, wanneer ook in proeven, dat iets kon worden benaderd, dat eenerzijds juist een- bepaald iemand voor een bepaald beroep zoo eminent geschikt kan maken; dat anderzijds juist door den alcohol het eerst wordt geschaad; en, in ons geval, maakt, dat de chauffeur-onder-den-invloed-van-den-falcohol niet dezelfde is als de chauffeur-zonder-alcohol, maar diens mindere, verreweg 'diens mindere. De chauffeur onder den invloed van den alcohol is een gevaar langs den weg; ik liet u, hoe onvolledig ook, zien waarom. Moge de tijd komen, dat de chauffeurs zelve dit in gaan zien, en een voorbeeld gaan nemen aan de spoorwegmannen. Dan zal ook dit snelverkeer, waarvoor het zoo hard en hard noodig is, zonder dwang van buiten, vanzelf „alcoholvrij" gemaakt worden. — 33 — GEDACHTENWISSELING. De heer v. Deventer, den Haag, vraagt of het waar kan zijn dat het voorkomt dat sommige chauffeurs slechts dan kunnen rijden, wanneer zij alcohol gebruikt hebben en hiertoe niet behoorlijk in staat zouden zijn, indien zij van deze gewoonte afwijken. j De heer L. M. Vlaskamp, Zwolle, acht de aan de proefpersonen toegediende hoeveelheid alcohol — 100 Gram van 70 0/0, waarbij in een tumbler nog 100 Gram onschuldige vloeistof gevoegd werd — tamelijk groot. De inleider stelde de hoeveelheid gelijk met 2 a 3 liter bier, wat toch geen kleinigheid is'. Ir. Gorter, Amsterdam: Het komt mij voor, dat de proef met de dominosteenen niet geheel zuivere uitkomstenl geeft. Zij die nooit een dominosteen in handen krijgen, zijn gehandicapt t.o.v. hen, die geregeld hun spelletje domino spelen. Indien de onderzoekingen van Marbe en Vernon inzake het voorbeschikt zijn tot het krijgen van ongevallen met! bepaalde personen, de aandacht verdienen, dan ware het gewenscht ook hier te lande het daartoe benoodigde materiaal te verzamelen. En — zulks voeg ik hier thans aan toe — dan zullen de uitkomsten daarvan vermoedelijk van grooter propagandistische waarde zijn, dan een psychotechnisch onderzoek, dat op kleine schaal is genomen. Hechten sprekers eenige waarde aan de verspreiding vart veiligheidsplaten, die tot motto hebben: „Alchohol vermeerdert de kans op ongevallen" ? Waar op dit congres het vraagstuk alcohol en verkeer; door vele deskundigen wordt behandeld, zal het niet noodig zijn dit onderdeel van de veiligheid van het verkeer nog eens1 te behandelen op de in het najaar te houden verkeersconferentie. De heer N. Smit, Oldenzaal, zou gaarne vernemen of de uitkomst der proeven niet anders geweest zou zijn, sprekender ten nadeele van den alcohol, wanneer ze eerst mèt en later zonder alcoholgebruik genomen waren, in stede van omgekeerd, zooals thans. De heer Jan Gerhardt, Bussum, heeft groote waardeering voor de psychotechniek, maar waarschuwt tegen navolging van het voorbeeld van dokter v. d. Spek om aan proefpersonen alcohol toe te dienen. Dit acht spr.. moreel ongeoorloofd en de ervaring heeft de drankbestrijders geleerd dat de gevolgen van alcoholgebruik, ongeacht de dosisi en ongeacht de omstandigheden nooit met zekerheid zijn te voorzien. 1 — 34 — ANTWOORD. De vraag van den heer v. Deventer beantwoordt de inleider bevestigend: een gewoonte kan een geweldigen invloed krijgen, ook de drinkgewoonte. Spr. aarzelt niet te zeggen dat; alcoholgebruik voor een chauffeur een ondeugd is, zoodat chauffeurs, die deze gewoonte hebben, haar af moeten wennen of ontslagen moeten worden. Spr. is het met'den heer Vlaskjamp eens dat de gegevleh dosis vrij hoog is, doch in het licht van de prajctijk, zeker niet abnormaal. Aan Ir. Gorter antwoordt spr. dat de proef met de dominosfeenen geheel verschillend is van het gewone domino-spel, zoodat van een eenigermate ernstig gehandicapt-zijn van nietdomino-spelers niet veel sprake kan zijn. De periodiciteit in de ongevallen-statistiek, waarover Ir. Gorter sprak, is natuur-1 lijk aan spr bekend. Het verband hier tusschen en tusschen de aangelegenheid welke op dit Congres aan de orde is, ontgaat spr. evenwel. Het nut van platen acht spr. betrekkelijk, daar ze gewoonlijk niet op de plaatsen komen waar ze het meest noodig zijn, in casu bijv. in een studentensociëteit. De opmerking van den heer Smit is juist, zooals reeds in de inleiding medegedeeld werd. Met den heer Gerhardt acht spr. het niet goed de waarde va|n psychotechniek te overschatten, maar waar zeer bijzondere plaatsen 'moeten worden bezet, is ze van onbetwistbaar nut. Spr. kan zeer goed in den gedachtengang van den heer Gerhardt inkomen, waar deze moreele bezwaren tegen het toedienen van alcohol aan proefpersonen ontwikkelt. Spr. voor zich acht de bezwaren, bij de wijze van experimenteeren als door hem toegepast, niet zoo groot. Spr. meent dat proefnemingen niet gemist kunnen worden. VERDERE GEDACHTENWISSELING. De heer Gerhardt acht het nut der proeven denkbeeldig, omdat de omstandigheden bij liet experiment abnormaal zijn en bijv. de stemming van den proefpersoon een groote rol speelt. De heer Willemse, den Haag, vraagt of het niet mogelijk is den alcohol bijv. in capsules toe te dienen. De heer J. Harders, Amsterdam, meent met den heer Vlaskamp dat de toegediende alcoholhoeveelheid vrij groot is, immers gelijk aan 5 borrels van 35 Q/o alcoholgehalte. De heer J. H. Ledeboe r, Amsterdam, zou het betreuren wanneer het alcoholvraagstuk op de door Ir. Gorter genoemde verkeersconfereritie niet aan de orde zou komen. — 35 — ANTWOORD. Spr. antwoordt den heer Gerhardt dat alcohol, gebruikt op een feest, zeker een grootere nadeelige uitwerking zal hebben dan de gelijke hoeveelheid bij 3e genomen proeven, waar de betreffende personen overigens geheel kalm blijven. De oplossing van den heer Willemse acht spr. geen oplossing, omdat ze de moreele bezwaren van den heer Gerhardt niet ondervangt. In zijn antwoord aan den heer Harders refereert spr. zich aan wat hij 'den heer Vlaskamp heeft geantwoord. DE TAAK DER WERKNEMERS. INLEIDING gehouden door C. Sormani, te Rotterdam, Voorzitter van de Nederlandsche Unie van Arbeiders in het Automobielbedrijf, aangesloten bij den Centralen Bond van Transportarbeiders. Mijnheer de Voorzitter: Congres. Bij de behandeling van mijn onderwerp wilde ik graag voorop stellen, dat de taak der werknemers, door mij in dit verband beschouwd zal worden, als de taak der werknemersorganisatie. De vakorganisatie heeft zich niet alleen tot taak gesteld de materieele belangen harer leden te behartigen, doch zich mede tot plicht opgelegd de zedelijke belangen dezer leden te bevorderen. Zij doet dit, omdat zij streeft naar algeheele verheffing der arbeidersklasse. De propaganda der vakvereenigingen steunt voor een goed deel op het wekken van het gevoel van eigenwaarde bij de arbeiders en gevoel van eigenwaar-de sluit de excessen, die het gevolg zijn van drankmisbruik, uit. Het ligt daarom ook op den weg der vakbeweging het drankmisbruik in het algemeen tegen te gaan. Dit wil nog! niet zeggen, dat de vakorganisaties propaganda voor de geheelonthouding hebben te voeren, of medewerking hebben te verleenen bij het tot stand komen van dwangbepalingen, die de strekking hebben practisch tot geheelonthouding te dwingen. , De vakbeweging heeft echter wel tot taak de arbeiders te wijzen op de nadeelige gevolgen van verschillenden aard, die aan het drankmisbruik verbonden zijn. Zij zal dus haar doel trachten te bereiken door moreele pressie en opvoedenden arbeid. Zeker is, dat op dit terrein al heel wat nuttig werk door de vakbonden is verricht. Wanneer de arbeider van tegenwoordig niet meer in de eerste plaats zijn ontspanning en afleiding zoekt in drankgelegenheden, zijn zedelijke en ■ lichamelijke gezondheid, plus zijn geld, daar niet meer zoek brengt, doch ontspanning en genot van een hoogere orde weet te waar- — 36 — deeren, dan is dit voor een niet gering deel te wijten aan den vefheffenden arbeid der vakvereènigingen. Behoort reeds om eerstgenoemde redenen het tegengaan ?an drankmisbruik tot de taak der vakvereeniging, dit is nog zooveel meer het geval, indien het algemeen belang en de belangen der leden in zoo sterke en directe mate door drankmisbruik geschaad worden, als dit door het alcoholgebruik bij het snelverkeer geschiedt. Alcoholgebruik bij het snelverkeer beteekent voor de gemeenschap een ernstige en voortdurende bedreiging met ongelukken van lichamelijken en materieelen aard; voor den arbeider in het snelverkeer werkzaam, bovendien nog de kans op strenge straffen en broodeloosheid. Hoeveei" ongelukken zouden niet reeds, als een direct, of indirect gevolg van drankgebruik door autobestuurders, hebben plaats gehad. Ik spreek hier van drankgebruik, en niet van drankmisbruik, omdat dit in de praktijk van het snelverkeer vrijwel hetzelfde is. Ieder drankgebruik bij het snelverkeer moet als drankmisbruik worden beschouwd. Wij weten niet, hoe groot het percentage der ongelukken is, welke in het automobielverkeer hebben plaats gehad en nog hebben, hetwelk aan drankgebruik van bestuurders moet worden geweten. Doch dit weet ik wel, dat bij de geweldige, toename van het automobielverkeer, drankgebruik van autobestuurders de gevarenkans sterker moet doen stijgen, dan de toename van het snelverkeer zelf. Immers zal de meerdere gecompliceerdheid van het verkeer steeds hoogere • eischen aan de bekwaamheid en geschiktheid der bestuurders stellen, hetgeen beteekent, dat de grens tusschen bekwaam- en onbekwaamheid eerder zal worden overschreden bij het zeer drukke en gecompliceerde verkeer der toekomst, dan bij het eenvoudige verkeer van het verleden. Met de factor van de sterke toename van het snelverkeer, dient dus bij de beoordeeling van het gevaar van alcoholgebruik door bestuurders, terdege rekening te worden gehouden. De bestuurders zelf zullen dit in de eerste plaats moeten doen. Ik geloof dan ook, dat dit congres in dezen tijd van büitengewonen groei van het automobielverkeer niet te vroeg komt, en hopelijk ook niet te laat. Het dient dan ook in de eerste plaats een ernstige waarschuwing aan de bestuurders van, snelvervoermiddelen zelf te zijn. Deze waarschuwing heeft een tweeledig karakter, eenerzijds dat van het wijzen op het toenemende gevaar, anderzijds dat van de noodzakelijkheid van afweer van de gevaren van alcoholgebruik bij het snelverkeer. Komen wij nu tot de praktische maatregelen, die door de vakorganisatie in dit verband kunnen genomen, of onder- — 37 — steund worden. Het werkplan van de commissie noemt er eenige, die meer in het bijzónder tot het terrein der vakvereeniging behooren. Het in de organen afstaan van plaatsruimte voor drankbestrijding en het op de vergadering bespraken van het alcoholvraagstuk, zijn zaken, die meer eigenaardig tot het gebied der propaganda behooren. Bij deze propaganda moet voorzichtig en taktisch worden opgetreden. Alle fanatisme en overdrijving zou hier meer kwaad dan goed stichten. Wij hebben reeds ervaringen vol: doende in de vakbeweging opgedaan, hoe een te eenzijdige geheelonthoudingspropaganda de menschen afschrikt, inplaats van aantrekt. Geheelonthoudingspropaganda moet men van ons dan ook niet verwachten. Wat wij willen, kunnen en moeten doen, is de menschen aan de hand van de feiten uit de praktijk aantoorien, wat de gevaren en de gevolgen van het alcoholgebruik bij het snelverkeer zijn. Zouden wij b.v. vergaderingen houden met het speciale doel het drankvraagstuk te bespreken, dan-zou dit weinig resultaten opleveren, omdat dergelijke vergaderingen geen aantrekkingskracht op de leden zouden hebben. Ditzelfde geldt ook voor artikelen in de vakpers, die het alcoholvraagstuk an sich zouden behandelen. Knoopen we echter aan bij gebeurtenissen uit het practische leven zelf, b.v. bij plaatsgehad hebbende ongevallen, welke een gevolg waren van alcoholgebruik van bestuurders van, snelvervoermiddelen, dan zal men nota nemen van hetgeen gezegd, of geschreven wordt, en de uitwerking van een zoodanig gevoerde propaganda zal niet uitblijven. Zulk geestelijk voedsel kan tusschen de andere kost op vergaderingen en in de vakbladen te nuttigen gegeven worden. De menschen zelf begrijpen het nut hiervan ook wel, en zullen dit dan ook waardeeren. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat er overigens in het geheel geen belangstelling voor het vraagstuk in het algemeen zal zijn. Ook daarvoor kan wel belangstelling, al is het dan niet bij allen, verwacht worden, indien dit op bijzondere wijze wordt behandeld. Zoo zal b.v. een populair wetenschappelijk artikel, dat de invloed van alcoholgebruik op de psychische en lichamelijke gesteldheid van autobestuurders behandelt, wel door velen met belangstelling worden gelezen. Doch waar wij weinig heil van verwachten is, van te algemeene en eenzijdige propaganda, hetzij mondeling of schriftelijk gevoerd. Dat de leden onzer organisatie geheelonthoudingspropaganda voeren, daartegen hebben wij geen bezwaar. Doch ook tot dergelijke drankbestrijders zouden wij willen zeggen: „wilt Gij wat bereiken, ten goede van de veiligheid van het snelverkeer, voer dan Uw propaganda onder de chauffeurs zoodanig, dat deze in U geen eenzijdig geheelonthoudingspropa- — 38 — gandist gaan zien, doch tracht de- menschen de gevaren van het drankgebruik bij het snelverkeer aan te toonen en gebruik daarbij de voorbeelden uit de praktijk." Overigens verwachten wij zeer veel van den opvoedenden verheffenden arbeid der vakbeweging in het algemeen. Bewuste en ontwikkelde arbeiders zullen in den regel de gevaren van het alcoholgebruik bij het snelverkeer beseffen, en gaarne hun medewerking verleenen bij het tegengaan dier gevaren. Tot zoover datgene, wat ik van het propagandistische gedeelte te zeggen heb. Wat betreft het houden van vergaderingen in alcoholvrije inrichtingen, of het tegengaan van alcoholgebruik op vergaderingen, kan ik kort zijn. Deze maatregelen hebben de strekking het alcoholgebruik in het algemeen tegen te gaan en staan slechts in indirect verband met het alcoholgebruik bij het snelverkeer in 't bijzonder. Evenwel wordt in deze richting toch in den regel reeds opgetreden, al was het alleen maar in het belang van het welslagen der vergaderingen zelf. Men kan dus van het bevorderen van de voorgestelde maatregelen vrijwel verzekerd zijn Opgemerkt moet hierbij echter worden, dat het niet altijd mogelijk zal zijn in alcoholvrije inrichtingen te vergaderen. De z.g.n. eigen gebouwen der arbeidersbeweging zijn meerendeels niet alcoholvrij meer, omdat het niet mogelijk was, deze gebouwen zonder verkoop van bier b.v., behoorlijk te exploiteeren. En wij zijn nu eenmaal min of meer verplicht in deze gebouwen te vergaderen. Echter wordt toch op de vergaderingen zelf, het gebruik van alcohol voldoende tegen gegaan, zooals gezegd: in het belang reeds dezer vergaderingen zelf. Het ijveren voor het verschaffen in de garage van een behoorlijk en een gezellig ingericht wachtlokaal, met gelegenheid tot het gereedmaken van consumptie, zooals hei werkplan aangeeft, is zeker een zaak, die de aandacht waard is, al zal dit slechts een gedeelte van de automobielarbeiders ten goede komen. Want men dient er rekening mede te houden, dat talrijke chauffeurs geen, of zoo goed als geen ■ arbeid in de garages verrichten, en daar dus sléchts zeer weinig verblijven. Men denke maar aan de autobus- en taxichauffeurs, die bij den aanvang van den dienst de garage in den regel onmiddellijk verlaten, en eerst na afloop van den arbeid, daarin terugkeeren. Dit geldt eveneens voor het meerendeel der transportchauffeurs. Voornamelijk luxe-, verhuur- en particuliere chauffeurs verkeeren veel in garages. Hoewel het ongetwijfeld nog wel voorkomt, dat gedurende den diensttijd in garages door chauffeurs alcohol wordt gebruikt, in de in de nabijheid dezer garages gelegen dranklocalen, stelle men zich toch niet voor, dat in dit opzicht de toestanden gelijk zijn aan die in de vroegere stalhouderijen. Een dergelijk drankgebruik wordt reeds thans bijna overal — 39 — streng tegengegaan. Het-belang der ondernemingen is hier immers te nauw bij betrokken. Ondanks dit zal toch door de organisatie, mede in het belang harer leden, gaarne voor het inrichten van behoorlijke wacht- en schaftlocalen worden geijverd. Van minstens evenveel, zoo niet van meer belang, is het ijveren voor z.g. koffietenten, of wachthuisjes bij °de autostations en standplaatsen. Men zou deze tenten of .huisjes zelfs een behoefte in 't bijzonder voor de talrijke autobus- en taxichauffeurs kunnen noemen. Hierbij is echter de mede-' werking van de plaatselijke autoriteiten noodig, en in die medewerking hebben wij, voor wat deze zaak aangaat, niet veel vertrouwen. Niet, dat het nut van bedoelde inrichtingen niet wordt ingezien. Doch het zijn in de eerste plaats de aesthetische bezwaren en voorts financieele, die het plaatsen van tentjes en wachthuisjes tegenhouden. Ook belet "behoorlijke plaatsruimte, vooral in verband met het verkeer, eveneens vaak het plaatsen van de genoemde inrichtingen, terwijl koffiewagen? slechts een onvoldoende vervanging zijn. Evenwel kan op dit terrein met de medewerking der betrokken autoriteiten toch wel heel veel worden bereikt. Ik ben althans van meening, dat het belang van behoorlijke wacht- en schaftgelegenheden voor taxi-, autobus-chauffeurs, enz. het te brengen financieele offer, voor een goede en aesthetische oplossing dezer zaak, wel waard is. Het kan een der zekerste middelen zijn, om de genoemde arbeiders gedurende hun diensttijd geheel buiten localen te houden, waar alcohol geschonken wordt. Wij doen daarom van deze plaats een dringend beroep op de betrokken autoriteiten, om in deze hun medewerking te verleenen. Ik wil, ten aanzien van de taak van de andere bij het onderhavige vraagstuk betrokken groepen niet veel zeggen. Het zij mij echter vergund, enkele opmerkingen te maken. Ik zou namelijk de autoriteiten willen verzoeken ook in verband met het vraagstuk van het alcoholgebruik bij het snelverkeer, hun aandacht te wijden aan de vaak nog overmatige werktijden der chauffeurs. Oppervlakkig beschouwd lijkt dat eenigszins vreemd. Ook dokter v. d. Spek heeft er hedenmorgen op gewezen, hoeveel grooter de nadeelige invloed is van alcoholgebruik op oververmoeide chauffeurs als op autobestuurders overigens in normalen toestand. Toch is ook in ander opzicht het verband tusschen deze zaken nauwer als velen misschien vermoeden. Een arbeider, .die haast geen tijd heeft, in zijn gezin te verkeeren, van gelegenheid tot ontwikkeling en behoorlijke ontspanning verstoken is, en als 't ware wordt < gedwongen zijn leven op straat of in de garage, grootendeèls te slijten, zal in de eerste plaats t>p den duur minder moreel weerstandsvermogen bezitten, en in de tweede plaats tenslotte toch behoefte hebban aan — 40 — een of anderen vorm van ontspanning. In vele gevallen zal de meest voor de hand liggende en gemakkelijkste wijze van openen der veiligheidsklep zijn, het gebruikmaken van alcohol. Men denke maar eens terug aan de toestanden bij het oude stalhouders- en huurkoetsiersbedrijf. Drankmisbruik was daar bijna regel. De vroegere huurkoetsiers leefden op straat en in de stal; hun eenige ontspanning zochten en vonden zij in het drinken van alcohol. Ook toen waren reeds gevaren daarvan het gevolg, dóch niet in die mate als dit thans bij het automobielverkeer het geval zou zijn. De gevaren van het, snelverkeer en mede daardoor het directe belang, wat de ondernemingen hebben bij het vrij van alcohol zijn harer chauffeurs, nebben het opkomen van het oude huurkoetsierseuvel wel sterk tegengehouden, doch toch niet geheel kunnen voorkomen. Absolute onderdrukking van het kwaad is o.i. slechts mogelijk, indien ook aan de chauffeurs voldoende gelegenheid tot ontwikkeling, ontspanning, en gezinsverkeer gegeven wordt. Wij wagen het daarom ook, in verband met de zaak, welke hier heden aan de orde is,, de wettelijke begrenzing van den arbeidstijd voor de chauffeurs te bepleiten. De volgende opmerking geldt het publiek. Ten opzichte hiervan wordt in het werkplan o.m. gezegd, dat het publiek op het gevaar gewezen moet worden van het aanbieden aan chauffeurs van alcoholhoudende dranken. Inderdaad is dit noodig. Want vele malen komt het voor, dat de taxi of verhuurchauffeur door zijn klanten min of meer wordt geprest, om alcohol te gebruiken. En het is lang niet altijd het z.g. „mindere publiek" dat dit doet. In mijn eigen chauffeurspraktijk heb ik daarvan verschillende gevallen medegemaakt, die op mij een hoogst onaangenamen indruk hebben gemaakt. Een uitgaande familie; een vroolijk gezelschap eischt dat de chauffeur mede in stemming is en dus ook meedrinkt. Weigert hij dat, dan wordt hem dat soms hoogst kwalijk genomen en wenscht men vaak van z'n diensten geen verder gebruik te maken, hetgeen natuurlijk schade voor den beroepschauffeur beteekent., • Wat verder aangaat de opwekking van het publiek, niet van de diensten van een chauffeur gebruik te maken, die kennelijk alcohol gebruikt heeft, of gewend is dit te doen, zij. opgemerkt, dat met deze chauffeurs niet uitsluitend beroepschauffeurs kunnen en mogen bedoeld zijn. Want het schijnt vrijwel vast te staan, dat het aantal ongevallen, tengevolge van drankmisbruik van autobestuurders, voor een grooter gedeelte op rekening komt van z.g. heeren- of eigenrijders, dan van beroepschauffeurs, hetgeen trouwens, met het oog op den aard van den arbeid van den beroepschauffeur en diens grooter risico, begrijpelijk is. Met het geven van de verzekering, dat bij de bestrijding van her alcoholgebruik bij het snelverkeer, mits men van ons — 4! — geen geheelonthoudingspropaganda verlangt, op den steun van onze organisatie kan worden gerekend, in den zin als door mij aangegeven, en met een beroep op de andere betrokken groepen, om eveneens datgene te doen, wat ter beteugeling van dit kwaad binnen hun vermogen ligt, wensch ik de behandeling van mijn onderwerp te besluiten. Ik dank U. GEDACHTENWISSELING. De heer J.' H. Ledeboer bepleit een verbod van alcoholgebruik voor de chauffeurs tijdens de dienst-uren. Als de ondernemingen dat uitvaardigen, kunnen de werknemers tegenover het publiek er op wijzen, om sterk te staan. Arie Willemse, den Haag. Eenzijdige propaganda, waartegen de Heer Sormani terecht gewaarschuwd heeft, wil niemand. Die heeft op elk terrein reeds kwaacl gedaan en we willen er onze taak bij het snelverkeer niet mee ' verzwaren. E" is betrekkelijk groote overeenkomst tusschen den vroegeren koetsier en den chauffeur. Maar er is ook een enorm verschil. In vroeger jaren kon men bij de drankbestrijding niet steunen op dat ,.nieuwe" dat over de menschen kwam en waaraan zeker ook de vak-vereenigingen het hunne hebben bijgedragen. De vak-vereenigingen mogen bedenken, dat er in het vak naast de zeer bijzondere redenen om niet te drinken en waarover wij vanmorgen het een en ander hoorden, allerlei bijzondere aanleidingen zijn om dat wel te doen. Aanleidingen dus, geen redenen! Aanleidingen waarop de Heer Sormani in zijn sympathieke uiteenzetting zoo overtuigend heeft gewezen. B.v. de ongeregelde en overmatige arbeidstijd. Dan is er verder nog het fooienstelsel. O zeker 'n euvel, 'n Euvel waartegen ook de vakvereeniging zal willen strijden. De strijd zal niet gemakkelijk zijn. Maar 't is er nog en bij de bepaling van het loon wordt op het ontvangen van fooien gerekend. De fooien vormen dus een deel van het loon. Een deel van het loon is dus ongeregeld en voor het gezin niet te controleeren. Ook daarin ligt 'n bijzondere aanleiding in 't vak om te drinken en dus ook een bijzonder gevaar voor de vak-genooten en dus ook een bijzondere taak voor de vakvereeniging om de vak-genooten daartegen te beschermen en daarmee tegelijkertijd de geheele waardeering van het vak groote? te maken. Van waardeering gesproken: als wen weet dat de chauffeur in den regel geheelonthouder is, zal men minder gauw geneigd zijn bij hem de schuld van een ongeval te zoeken. Ook daar ligt een taak voor het vak om het vak te beschermen. P. v. d. Meulen, Zeist. De inleider heeft in het eerste deel van zijn referaat zich gekeerd tegen de eenzijdige propaganda der geheelonthouders — 42 — en er op gewezen dat door allerlei factoren, "b.a. denkrachtigen uitgroei der vakbeweging het drankmisbruik, afgenomen is. Het komt mij voor dat hierbij voorbijgezien wordt: ie. dat de propaganda der onthouders van karakter veranderd is en hoe langer hoe meer een maatschappelijk vraagstuk geworden is; en 2e. dat er verschil tusschen het begrip drankmisbruik en alcoholisme is. Wat het eerste punt aangaat wijs ik op het begrip „schuld". Wanneer bij een ongeval de oorzaak nagespoord wordt en men bij den chauffeur het drinken geconstateerd heeft, heeft men nog niet de vraag opgelost wie hem tot dat drinken bracht en dus „schuldig" is. Hij kan als deelgenoot van een gewoon familiefeestje of dergelijke het algemeen als volkomen geoorloofd aangezien gebruik hebben gemaakt, dat het ongeluk te yoorschijn riep. Zoo is het ook met andere factoren, reeds door Willemse genoemd, zooals het fooienstelsel, waarvan ik in anderen kring zeer droeve slachtoffers heb ontmoet. Daarnaast de vraag van den overmatigen arbeidsduur. De drankbestrijders hebben den invloed der maatschappelijke factoren leeren inzien. Wanneer ze hun propaganda in die richting voeren, hebben ze de bewuste vakbewegingmenschen naast zich, maar omgekeerd deze de drankbestrijders niet tegenover zich. Wanneer de inleider tot dat inzicht komt, zal hij inzien dat op den duryr de actie der vakbeweging, die den arbeider tot bewustzijn en ontwikkeling brengt, geen wapen tegen den alcohol oplevert. Ik herinner daarbij aan de mededeeling van burgemeester Fockema Andreae, ook door den inleider aangehaald, dat er meer ongelukken gebeuren door studenten dan door beroepschauffeurs. Indien er geen scherper inzicht gekweekt wordt in het karakter van het alcoholisme, zal de invloed van de door de vakbeweging* veroverde voordeden weer verslappen. De door den inleider terecht gewraakte drinkdwang door het dranklievend publiek op den chauffeur kan hem het inzicht geven, dat er juist voor hem voldoend motief bestaat om de algemeene drankbestrijding te ondersteunen. De ontwikkeling van het snelverkeer, die reeds door verschillende sprekers aangegeven is, brengt nieuwe maatschappelijke vraagstukken te voorschijn. De eerste inleider herinnerde reeds aan de Romeinsche spreuk: „Wij zijn slaven der wet om samen vrij te zijn". Welnu, een der motieven voor het drankverbod in Amerika is de enorme ontwikkeling van het autoverkeer, en mij is meermalen verzekerd, dat daarin ook de absolute waarborg voor het voortduren van het verbod ligt. En nu moge men over het nut of de waarde van het matige drinken denken zooals men wil, men zal ten slotte het vraagstuk van geheel of gedeeltelijk verbod niet kunnen ontwijken. Het komt me voor dat al zal de vakbeweging zich terecht — 43 — blijven onthouden van de directe geheelonthouders propaganda en deze uit haai' meer engeren kring blijven weren, zij zich op grond van het door mij aangevoerde meer dan tot nu toe met de rechtstreeksche bestrijding van de oorzaken van het alcoholisme zal hebben in te laten, om, naar ik vertrouw, te ervaren, dat haar doel in sterke mate door beteugeling, zoo mogelijk uitroeiing van het alcoholisme bevorderd wordt. ANTWOORD. De Inleider zet uiteen dat verschillende bepalingen vastgesteld kunnen worden tegen het alcoholgebruik. Bij de chauffeurs in dienst van ondernemingen kunnen ze ook best nageleefd en gecontroleerd worden, zoowel wanneer de bepalingen in het arbeidscontract als in de Motorwet opgenomen zouden worden. Ten aanzien van eigen-rijders is de controle op te stellen bepalingen vrijwel ondoenlijk, doch een zwaardere bestraffing van door hen te plegen overtredingen zou wellicht goed kunnen' werken. Spr. heeft willen betoogen dat de vakvereeniging als zoodanig geen eenzijdige geheelonthouders-pröpaganda kan voeren, doch dat ze de maatregelen en den arbeid der drankbestrijding kan en zal steunen, zoowel om. het vak omhoog te brengen als om de leden, als onderdeel der arbeidende klasse, in betere conditie te brengen. Hij wijst er nog op, dat de vakbeweging groote doeleinden heeft tia te streven en daarom de propaganda voor deze doeleinden niet in gevaar mag brengen, door al te eenzijdig den nadruk te leggen op een onderdeel van haar taak: de bestrijding van het alcoholmisbruik. DE TAAK DER WERKGEVERS. INLEIDING door H. M. P. van Emmerik, te Hilversum, Voorzitter van den Bond van Autobusdienst-Ondernemers. Mijne Heeren, Toen mij gevraagd werd door Uwen Secretaris om heden middag het onderwerp in te leiden, „wat moeten werkgevers doen. ten opzichte van de werknemers," heb ik dadelijk toegestemd, doch later schrok ik toch wel wat ferug voor de taak, die ik op mij genomen had. Bij werknemers in het automobielbedrijf is het toch wel wat anders dan bij de spoorwegen. Het gevaar, waaraan zij zich blootstellen, door het gebruik van alcoholische dranken, is ontzettend veel grooter en het is zeer te waardeeren dat Uw Bond dit onderwerp ter hand nam. Want het wordt hoog tijd dat ons geheele volk zich eens rekenschap gaat geven, — 44 — aan welke gevaren het zich bloot stelt, wanneer geen zeer ernstige maatregelen genomen worden. De werknemers bij de spoorwegen hebben vele dingen voor bij degenen die het verkeer langs den weg moeten bedienen. Een afgesloten weg, de noodige seinen, waaraan zij lijdelijk moeten gehoorzamen en het betrekkelijk veel minder voorkomen van storingen en tegenstanden, waarbij het persoonlijk initiatief te hulp moet komen. Langs den weg is het heel anders. Daar kan het gevaar plotseling te voorschijn treden. Het loert uit alle hoeken en gaten. De bestuurder van een automobiel moet zijn aandacht op de meest volkomen wijze op zijn werk hebben, alles hangt af \jan zijn persoonlijk initiatief. Geen oogenblik mag hij in zijn aandacht verflauwen. Een belangrijke vraag is nu deze: zijn de werkgevers zich daarvan allen bewust? en is men met het aannemen van personeel even voorzichtig als bij de spoorwegen? Ik heb eenige reden om dit te betwijfelen. Wat ziet men langs den weg? Welke menschen berijden den weg met automobielen? Deze zijn velen en velerlei. Vogels van diverse pluimage. Over eene. breede categorie van autobestuurders kan ik hier niet spreken, omdat zij buiten dit onderwerp vallen. Dit zijn de menschen die hun eigen automobielen, besturen en die dikwijls veel gevaarlijker zijn langs den weg dan degenen voor wien dit een dagelijksch werk is, in de eerste plaats door mindere routine, en in de tweede plaats omdat deze laatsten, vooral wanneer zij de automobiel gebruiken om naar de eene of andere fuif te gaan, of wel met vrouw en kinderen een dagje uit zijn, zich niet altijd de opoffering willen getroosten om zich van alcoholische dranken te onthouden en er niet altijd aan denken welke gevaren zij daardoor loopen. Waar ik mij moet bepalen tot de taak der werkgevers, moet ik er eerst op wijzen dat Uw werk bij de spoorwegen betrekkelijk gemakkelijker is. Daar heeft men slechts te doen met é é n e Directie, die zeer krachtig staat tegenover haar personeel. Bovendien is dat personeel in den regel werkzaam op afgesloten terreinen, waar het binnensmokkelen van drank eene gevaarlijke bezigheid is. Lang* den weg is dat hee.1 wat anders. Ik zou de werkgevers in het autobedrijf in drie categoriën willen verdeelen: ie. De geregelde autobusdiensten. 2e. De taxi-chauffeurs. 3e. De ondernemers van goederenvervoer en de handelaren, die hun goederen met eigen auto thuis laten brengen. Het zijn over het algemeen, op eenige uitzonderingen na, kleine of betrekkelijk kleine bedrijven. Wat de autobusdiensten betreft, het bedrijf hiervan heeft zich in de laatste drie jaren buitengewoon ontwikkeld. Die tijd — 45 — is te kort geweest om tot eene in alle opzichten behoorlijke organisatie te geraken. De ondernemingen staan over het algemeen nog te los van elkander, zoodat er nog te veel kleine ondernemingen zijn. Wel zijn er teekenen dat dit veranderen zal. een zeker aantal groote ondernemingen is reeds gevormd, doch hun aantal is nog te gering in verhouding tot den omvang van het bedrijf. Waar hel hier betreft ondernemingen van eenigen omvang, zijrt de chauffeurs, aan die ondernemingen verbonden, in den regel van een (dikwijls veel) beter gehalte dan die van kleinere ondernemingen; bij deze laatsten treft men er nog velen aan, waar de patroon zelf den wagen bestuurt. Ook onder de taxi-chauffeurs en onder de chauffeurs'van vrachtwagens bevinden zich uitstekende elementen, maar er loopen nog velen onder door, voor wie al te groote vrijheid' niet goed is. De patroons van deze menschen hebben in den regel veel te weinig controle over hen. Bij taxi-chauffeurs oefent het publiek nog al eens invloed uit, maar bij de chauffeurs van vrachtwagens is dit uitteraard minder. De maatregelen die deze patroons bij deze ondernemingen zouden willen invoeren, kunnen niet anders dan onvolledig zijn. Deze vooral moeten gesteund worden door de o.v e r h e i d, en daar men moeielijk ,kan vermijden alle chauffeurs over één kam te scheren, moet men overheidsbemoeiing over alle groepen instellen. Of men deze bereiken kan aan de hand van de Motor- en Rijwielwet, meen ik te mogen betwijfelen. Toch doet deze al heel veel, doordat bij een of ander ongeval, de wetsvertegenwoordiger zich overtuigt of de betr. chauffeur al dan niet drank heeft gebruikt en de chauffeurs wel weten dat dit niet op hun credit geboekt wordt. Natuurlijk is dit niet voldoende om het drankgebruik tegen te gaan. Bovendien geven sommige werkgevers meermalen zelf het voorbeeld. Van dat soort patroons kan weinig kracht uitgaan en daarom zouden wettelijke bepalingen, vooral voor die menschen. zeer noodig zijn. Hoe die bepalingen zouden moeten luiden en in hoeverre de wetgever zich niet de toe-, passing daarvan zou kunnen bemoeien, moet natuurlijk nu nog opengelaten worden. Mijn meening is dat de wetgever zich niet afzijdig kan houden. Het komt mij -echter voor, dat wij wel eenige waardeering mogen betoonen aan degenen der werkgevers, die deze- materie reeds onder de oogen hebben gezien en reeds hunne maatregelen hebben genomen. Uit de mij door Uwen secretaris verstrekte gegevens, blijkt wel, dat men over het algemeen geneigd is om bij het constateeren van dronkenschap zeer streng op te treden, maar van eene bepaalde reglementeering is nog weinig sprake. Wel mag hier als een verheugend feit geconstateerd worden, dat velen vertrouwen op het gezond verstand van hun personeel en daar 'moet dan toch wel eene te waardeeren aanleiding voor bestaan. — 46 — Nu moeten wij, voordat wij verder gaan, eerst eens trachten ons een beeld te vormen van het leven van vele chauffeurs. Onder reserve dat op eiken regel uitzonderingen zijn en dikwijls zeer treffende, moet ik er hier op wijzen dat de abnormale diensttijden, het lange verblijf buiten hunne woonplaatsen, het dikwijls zeer ongeregeld leven, voor die menschen even zoovele verleidingen zijn om een borrel te pakken. Wij kunnen hier wel veel met elkander bepraten, maar dienen er ons toch rekenschap van te geven dat het op den weg van den patroon ligt, om al die verleidingen tot een minimum te beperken. Mij zijn gevallen bekend van taxi-chauffeurs, die slechts een gering loon ontvangen en voor het overige afhankelijk zijn van de fooien der reizigers, clie zij vervoeren. Deze menschen doen dikwijls dienst van den vroegen morgen tot den laten avond, om dien tijd zooveel mogelijk productief te maken.. Ook van ondernemers van verhuizingen, die in den nacht reizen naar de plaatsen waar zij een verhuisvracht moeten halen, daar den geheelen dag zeer vermoeienden arbeid verrichten om na oplading van den boedel, dikwijls nog denzelfden nacht naar hun uitgangspunt terug te keeren, misschien met eene korte tusschenpooze, waarin men veel te weinig slaap geniet. Aan dergelijke wantoestanden moet beslist en in de eerste plaats een einde worden gemaakt. Een gezond en regelmatig leven moet de werkgever aan zijn werknemer verschaffen, voordat hij er toe over mag gaan om höogere eischen te stellen. Als hij er mee voortgaat op eene dergelijke wijze zijn personeel uit te buiten, dan maakt hij zelfs den principieelen geheel-onthouder tot een drinkebroer. In de tweede plaats moet de werkgever zelf het voorbeeld geven. Men kan van zijn onderhebbenden geen deugden vorderen die men zelf niet bezit. De werkgever, die personeel over de wegen zendt, die zijn winsten maakt door vervoer van personen langs de wegen, is verantwoordelijk voor al het gevaar dat door toedoen van zijn personeel ontstaat. Hij moet zich daarvan volkómen bewust zijn. Niet alleen om redenen van moraliteit. Heeft hij betrouwbaar en goed personeel, dan krijgt het publiek vertrouwen in zijne onderneming en zal deze er door floreeren. De consequentie hiervan is, dat de bloei van zijn zaak voor een groot deel afhankelijk is van zijn personeel en dat hij dus een deel van zijn winsten moet gebruiken om zijn personeel een in alle opzichten menschwaardig bestaan te verschaffen, waarbij de verleiding om drank te gebruiken, ten zeerste beperkt wordt.. De wijze van omgang met zijn personeel vormt mede een der factoren, waardoor het personeel gemakkelijker te bewerken valt om alles na te laten, wat schadelijk voor de zaakkan zijn. Het personeel behoeft niet ruw en onaangenaam — 47 — behandeld te worden. Aanmerkingen kan men ook maken, zonder krenkend te worden en de waarde van die aanmerkingen zal er door verhoogd worden. Een paar waardeerende woorden in oogenblikken dat men werkelijk redenen heeft om zich over den een of anderen daad van zijn personeel te verheugen, behoeven niet ingehouden te worden, -uit vrees dat het personeel daarvan bij eene andere gelegenheid misbruik zal maken. Indien men op eene dergelijke wijze begint met het personeel niet alleen aan zijn zaak maar ook aan zijn persoon te binden, dan ontstaat er vanzelf een weg tot samenwerking, tot zich voegen naar de wenschen en inzichten van den patroon, een gevoel van genegenheid, die op het moreel van den werknemer van grooten invloed is, en hem vanzelve op een hooger plan brengt. Waar eene zoodanige verhouding bestaat zal de werknemer van zijn kant alles doen om den goeden naam van het bedrijf hoog te houden, en, zonder daartoe gedwongen te worden door bedreiging van straf, uit zich zelf ook nalaten om in den dienst drank te gebruiken. Ik heb veel met personeel omgegaan, maar steeds ondervonden dat eene goede omgang een grooten invloed uitoefent op het moreel van het personeel. En boven alles hecht ik aan dit moreel van den werknemer, omdat bij alle maatregelen, die men mag nemen, het persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel van den werknemer ten slotte toch het einde moet brengen van het drankmisbruik. Ik voeg hierbij dat het hebben van vele goede elementen onder zijn personeel, van zeer grooten invloed is op de minder goede. Dat men bij drankmisbruik of zelfs gebruik in- of eenigen tijd voor den aanvang van den dienst, niet zal straffen, is natuurlijk uitgesloten. Die zich hieraan schuldig maakt, is niet waard dat hij nog langer deel uitmaakt van een corps menschen, dat prijs stelt op zijn goeden naam. Medelijden, vooral met het oog op vrouw en kinderen, is uit den booze. Zelfs al gaat het den patroon nog zoo aan het hart, hij heeft verplichtingen tegenover het publiek, hij is verantwoordelijk voor deszelfs veiligheid en hij heeft de consequenties daarvan te aanvaarden. In dat opzicht iets door de vingers te zien, is onverantwoordelijk. Dat is ook mijn bezwaar tegen de zoogenaamde „voorwaardelijke veroordeeling". De verantwoordelijkheid van den werkgever begint trouwens reeds bij het in dienst nemen van personeel. Vooral wat het drankgebruik betreft, moet hij zeer strenge informaties inwinnen. De gewone mededeeling „vrij van sterken drank" is niet zonder meer aan te nemen. Een deugdelijk onderzoek is daarnaar in te stellen en waar men meermalen bij het opmaken van een getuigschrift huiverig is om alle eigenschappen van den man, vooral wanneer die schadelijk voor hem kunnen zijn, in dat getuigschrift te noemen, zou er voor uwen Bond een — 48 — mooie taak zijn op te nemen door het oprichten van een consultatie-bureau, dat inlichtingen in die richting kon. verzamelen uit bronnen die den alleenstaanden werkgever niet ten dienste staan. De kosten van een dergelijk bureau zouden ■kunnen worden gedragen door werkgevers en assurantiemaatschappijen. Het bureau zelve.zou daardoor een schat van gegevens tot zijne beschikking krijgen, die ook voor andere doeleinden gebruikt zou kunnen worden, in verband met het mooie doel van Uwen Bond. Al huldig ik hier ook eenigszins het standpunt „Eens gestolen blijft altijd een dief", dan meen ik hier toch gelijk den weg aan Uwen Bond te wijzen, die tot verbetering van het individu kan leiden. Kan hij niet van den drank afkomen, dan maar iets anders beginnen. Ik meen ook, dat, waar de wetgever hierin nog niet voorzien heeft, een keuring van nieuw aan te nemen personeel noodzakelijk is; meer waarde zou ik nog aan den uitslag van die keuring hechten, indien de geneesheer daarbij tot eene zekere overtuiging kan komen omtrent den aanleg van den betrokkene voor drankgebruik. Wanneer men ten slotte door deze middelen eenige zekerheid heeft gekregen dat men werkelijk goed personeel heeft, dan is de werkgever al een stap in de goede richting. Trouwens een zeer behoorlijke stap. Maar dan is het zijn plicht om dat personeel ook werkelijk goed te houden door de middelen, die ik hier reeds aangegeven heb. Wat er dan nog aan ontbreekt zullen de goede elementen onder het personeel wel bijbrengen. Een ondernemer schrijft over dit onderwerp o.a. het volgende: Bij het in dienst nemen van nieuwe chauffeurs wordt er zeer goed op gewezen dat ze geen drank mogen gebruiken en daar de oudere chauffeurs het niet doen, doen deze jongeren het vanzelf ook niet. Er zijn zelfs chauffeurs die lid zijn van den geheelonthoudersbond. Wat mijn eigen personeel betreft, kan ik constateeren dat er in de drie jaren dat mijne onderneming bestaat, nog geen enkele reden heeft bestaan, om het onderwerp aan te roeren. Ik geloof dat de menschen het dwaas zouden vinden, zoo zijn ze er zelf van doordrongen dat gebruik van alcoholische dranken bij het snelverkeer uit den booze is. Ik had kort geleden een candidaat voor 'chauffeur; ik liet deze mede rijden met een vertrouwd chauffeur, om den dienst te leeren. Toen ik dezen chauffeur vroeg hoe zijne meening was over "den candidaat, antwoordde deze: „Meneer, ik zou 'm niet nemen, toen hij bij mij op den wagen kwam om tien uur, rook hij reeds naar bier." Ik heb den man natuurlijk niet genomen. Een paar andere maatregelen wil ik hier nog aanbevelen. Ten ie. Wanneer de chauffeur een familiefeestje bijwoont, stel hem dan in de gelegenheid om dén volgenden dag zijn wekelijkschen rustdag te nemen. — 49 — Ten 2e. Wanneer een gezelschap wagens afhuurt, om daarmede een dagje uit te gaan, geeft dan alleen chauffeurs mede, waarvan men zeker is dat zij inderdaad vrij van sterken/ drank zijn. pf|||| Ten 3e. Stel ten minste den eisch geen drank te gebruiken in den dienst en eenige uren vóór het begin. Ten 4e. In dien tijd, dus vóór en gedurende den dienst geen inrichtingen te bezoeken, waar drank geschonken wordt. Ten 5e. Bemerkt men, gedurende den dienst, dat een chauffeur in zekere mate naar drank riekt, tracht hem dan op den wagen door een ander te doen vervangen. Ten 6e. Geen drank in garages en op de bussen. Een familiefeestje, dat weten wij allen, brengt in den regel den volgenden morgen geen geheel normalen man aan het ontbijt, voornamelijk niet, wanneer het wat laat geworden is. Wat het 2e geval betreft, een gezelschap dat een dagje uit gaat, neemt het er fijn van en wat dat beteekent, weten wij allemaal wel. Men is in den regel nog al gul tegenover, den chauffeur. Zelfs zijn gevallen bekend dat het een chauffeur kwalijk genomen werd dat hij niet mededronk. Uitgaande menschen zijn in hunne gulheid toch dikwijls zulke echte stumperts. De andere gevallen behoeven geen commentaar en men is, naar ik meen, volkomen gerechtigd deze bepalingen voor te schrijven. En dan kom ik nog tot een kardinaal punt, doch daar kunnen werkgevers alleen in zooverre toe medewerken, dat zij hun steun verleenen om dat tot stand te brengen. Laat de wetgever eenige bepalingen maken, dat het aan caféhouders verboden is, alcoholhoudende dranken te schenken aan hen, die met een automobiel, die zij zelf besturen, hunne inrichtingen bezoeken en aan chauffeurs die in dienst zijn. Ik erken de bezwaren, die aan een zoodanigen maatregel verbonden zijn. Consequent kan men dien niet doorvoeren, maar in zeer vele gevallen zal het toch machtig preventief kunnen werken. Mijne Heeren, met een beetje goeden wil kan in deze materie veel gedaan worden, zonder dat men nog behoeft over te gaan tot maatregelen, die men bij de spoorwegen genomen heeft om niet-alcoholhoudende dranken voor geringen prijs beschikbaar te stellen, of wel de menschen, door het gratis verstrekken van kokend water, in de gelegenheid te stellen, zelf hun koffie, thee of chocolade te bereiden. Dat gaat wel zeer goed bij de spoorwegen, waar in de hoofdplaatsen de verzamelplaats van veel personeel is op één punt, dat voor een ieder gemakkelijk te bereiken is, maar in de auto-wereld, waar de plaatsen van afrit en aankomst vrijwel ontelbaar zijn, gaat dit niet. Voor autobussen waar men, zooah hier in Utrecht, een afzonderlijk station heeft gebouwd, is het in zoo'n geval mogelijk en ook in grootere garages of op plaatsen, waar vele stationneerende auto's zijn; maar eene zoodanige maatregel kan slechts in enkele zeer — 50 — bepaalde gevallen zijn nut hebben. In mijn garage komen de menschen een half uur vóór aanvang van den dienst en komen er dan niet meer in terug, dan- om even hun wagen te brengen. Dienstovergave vindt op de standplaats plaats. Zoo zal het wel gaan bij de meeste autobusdiensten. Er is trouwens ook minder behoefte daaraan, omdat men zelden zoo lang en zoo ver van zijne woonplaats verwijderd is, dat men niet zijn maaltijden thuis kan gebruiken. In het werkplan worden nuttige wenken gegeven omtrent uitgave van lectuur, aanbrengen van aanplakbiljetten en cartons, enz. Het komt mij voor dat de actie hiermede van het personeel moet uitgaan, al of niet in organisatorisch verband. De werkgevers moeten dit zelf niet in de eerste plaats ter hand nemen, daar het personeel over het algemeen niet van te veel voogdij van den kant der patroons gediend is. De personeel-vereenigingen dienen de leden op te voeden, hebben dit reeds in verschillend opzicht gedaan. In dien arbeid heb ik veel vertrouwen, ook ten bate van het vraagstuk dat ons heden bezig heeft gehouden. GEDACHTENWISSELING. Th.,W. v. d. Woude, Amsterdam. In het algemeen kan ik me geheel eens verklaren met de beschouwingen van den heer Van Emmerik, wiens woorden blijkens mijn dagelijksche ervaring op de autobuslijn, die onder zijn beheer staat, geheel kloppen met de feiten. Er is echter één bijzonderheid in zijn rede, waarop ik zijn aandacht zou willen vestigen, n.1. het ontslag geven aan chauffeurs wanneer zij de bepalingen op het alcoholgebruik overtreden hebben. In het algemeen ben ik ook van meening, dat zij, wier alcoholgewoonten gevaar opleveren voor het publiek, niet achter het stuur behooren, doch mijn ervaring als directeur van het Consultatiebureau voor Alcoholisme te Amsterdam heeft me geleerd, dat in bepaalde gevallen, ook bij chauffeurs, een z.g. voorwaardelijk ontslag, uitnemend kan werken om de levensgewoonten dezer menschen in de goede richting te beinvloeden. Dr. W. P. Oort, O eg st ge est. Door den onderzoekenden medicus is niet te zeggen: deze candidaat zal drankzuchtig worden, noch deze andere loopt geen gevaar het te worden. Het eenige waarin wij voorlichting kunnen geven is op het gebied van de erfelijkheid en den nerveusen aanleg, hoewel er nooit eenige zekerheid te geven is. De anamnese, eventueel het vaststellen van epilepsie, kan ook in verband van drankmisbruik van belang zijn. In elk geval is het onderzoeken van de voorgeschiedenis van den candidaat, ook met het oog op constateeren van wilszwakte op andere punten, in deze aangelegenheid van de grootste waarde. — 51 — J. C. Rugaart, Apeldoorn. Spr. merkt op, dat de inleiding van den heer Van Emmerik hem niet heeft kunnen voldoen. Voor hem als drankbestrijder hebben de inleidingen van de beide woordvoerders der werkgevers- en werknemersorganisaties in het auto-bedrijf een schaduw geworpen op dit congres, omdat zij, wier woorden als leidende persoonlijkheden van meer dan gewone beteekenis geacht'moeten worden, niet de consequentie aanvaard hebben van hetgeen zij hebben betoogd. De heer Van Emmerik heeft gesproken over drankmisbruik en over de noodzakelijkheid dat een autobestuurder zich onthoudt van het gebruik van alcoholhoudenden drank in den tijd, dat hij een auto bestuurt. Ook heeft hij de wenschelijkheid betoogd, dat een autobestuurder zich eenigen tijd voordat hij een auto zal gaan besturen, zal onthouden. Debater stelt de vraag, hoe lang dat „eenigen tijd" moet worden genomen, en betwijfelt aan de hand van wat dr. Van der Spek in de ochtendzitting heeft gezegd omtrent den duur van den nawerkenden invloed van den alcohol, dat die tijdsruimte kan worden vastgesteld. Debater neemt als voorbeeld een chauffeur in particulieren dienst, die elk oogenbrik in dienst kan worden geroepen en voor wien dus de tijdsruimte, voordat hij dienst moet doen en waarin gebruik niet veroorloofd zou zijn, in geenen deele kan worden bepaald. Wanneer zulk een chauffeur, kort nadat hij drank gebruikt heeft, moet sturen, levert dat dan geen gevaar op voor de veiligheid van het snelverkeer en brengt de consequentie in dit geval in het bijzonder en ook in het algemeen niet mede, dat aangedrongen wordt op geheel-onthouding voor hen, die geregeld een auto besturen? ANTWOORD. De Inleider is het met den heer v. d. Woude eens, dat onder bepaalde omstandigheden een voorwaardelijk ontslag goed zal kunnen werken. De bepaling dat de chauffeur bijv. 4 uur vóór hij in dienst treedt, geen alcoholhoudenden drank mag gebruiken, zal reeds van groote waarde zijn uit preventief oogpunt. De heer Sormani merkt op, dat de consequentie van de redeneering van den heer Rugaart en wellicht anderen zou zijn om alleen aan geheelonthouders rijbewijzen uit te geven. Men voelt dat dit niet mogelijk is. Men kan echter het gevaar bij het snelverkeer voldoende tegengaan door andere maatregelen en voorts mag men wel eenig vertrouwen stellen in het gezond verstand der chauffeurs en in den invloed der vakorganisatie. — 52 — DE WETTELIJKE BEPALINGEN IN VERBAND MET DE QUAESTIE ALCOHOLGEBRUIK EN SNELVERKEER EN WENSCHELIJKE AANVULLING DAARVAN, referaat van Mr. H. van Zutphen. De Nederlandsche Wetgever heeft zich, bij het tot stand brengen van het thans nog heerschende Wetboek van Strafrecht, nog niet bepaaldelijk de gevaren voor oogen gesteld, die voor de openbare veiligheid konden voortspruiten uit den meer of minder benevelden geestestoestand van bestuurders bij het snelverkeer, tengevolge van het gebruik van grootere of kleinere doses alcohol, in verband met hunne wijdreikende verantwoordelijkheid voor het leven van de inzittenden en van degenen, die zich op den weg kunnen bevinden. Eenerzijds wellicht niet, omdat het vraagstuk nog niet in zijn volle medisch-psychologische diepte was doorpeild en ten andere zeker ook, omdat de ontwikkeling van het snelverkeer nog in de verste verte niet dien ontzaglijken, ja, haast verontrustenden omvang had aangenomen, waardoor de zaak van verkeer en strafrecht thans met zoo klemmende urgentie aan de orde wordt gesteld. Van preventieve bepalingen derhalv e, verbiedend of beperkend, die rechtstreeks gericht waren op de voorkoming, op het bij voorbaat verhoeden van de verkeerde, manoeuvres, het roekeloos of onbesuisd besturen, het heilloos onverantwoordelijk rijden, de onbekwaamheid en alle voor menschelijk lijf en leven gevaarlijke verschijnselen, waartoe de groote begoochelaar, de alcohol, den in zijn ban staanden mensch kan leiden, was dus begrijpelijkerwijze bij de schepping der strafwet geenerlei sprake. Repressieve bepalingen evenwel, die mede, door de wijze van omschrijving, een strafbedreiging behelsden tegen de verzuimen van bestuurders, welke op rekening van alcoholmisbruik konden worden geschoven, bevat onze strafwetgeving in vrij voldoende mate. Ik zeg: bepalingen, die mede een strafbedreiging) inhielden tegen deze verzuimen, omdat deze repressieve bepalingen, — die door de van hen uitgaande bedreiging, als alle strafbedreigingen, tegelijkertijd een, zij het niet altijd sterke, algemeen-preventieve werking kunnen uitoefenen — op zich zelf in geenen deele inzonderheid met het oog op het gevaar van alcoholgebruik voor de openbare veiligheid bij het snelverkeer werden opgesteld. Dit blijkt wel, wanneer wij den tekst dezer bepalingen nagaan, die wij moeten zoeken, vooreerst in het Wetboek van Strafrecht en voorts in de bijzondere, op het verkeer betrekking hebbende wetten, welke hier, te lande, bij gebreke van een algemeene verkeerswet, van lieverlede werden tot stand gebracht, zooals: de wet van 23 April 1880 op de openbare middelen van vervoer, met uitzondering der spoorwegdiensten; de Motor- en Rijwielwet van 10 Februari 1905, de spoorwegwetten err de uit al deze wetten voortvloeiende Algemeene Maatregelen van Bestuur; — 53 — ten slotte ook de Provinciale en gemeentelijke verordeningen, krachtens deze wetten, of krachtens de door gemeente- of provinciale wet geschonken autonome bevoegdheid in het leven geroepen. In de eerste plaats dus het Wetboek van Strafrecht. Art. 307 daarvan bedreigt hem, aan wiens schuld de dood van een! ander te wijten is, met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden; art. 308 stelt een gevangenisstraf of een hechtenis van ten hoogste zes maanden vast voor dengeen, aan wieni schuld te wijten is, dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, of zoodanig lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, terwijl ^art. 309 bepaalt, dat deze straffen met een derde kunnen worden verhoogd, dat ontzetting van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf wordt gepleegd kan plaats vinden en dat openbaarmaking der rechterlijke uitspraak kan worden gelast, ingeval deze schuldmisdrijveu in de uitoefening van eenig ambt of beroep worden gepleegd. Deze bepalingen hebben uit den aard der zaak tot strekking, e 1 k roekeloos of onvoorzichtig of nalatig handelen te fnuiken, wanneer daaruit lichamelijk letsel of erger is ontstaan en de veroorzaker daarvan anders had kunnen en- moeten handelen dan hij 'in het gegeven geval deed. Wanneer alzoo de alcohol is opgetreden als verwekker van onverantwoordelijke „bestuursdaden" — dit woord in den meest letterlijken zin des woords genomen — ligt in deze artikelen van zelf de mogelijkheid besloten om den bestuurder, die ongelukken veroorzaakte, te bestraffen. In hun algemeenheid treffen genoemde artikelen,dan ook, zij het langs middellijken weg, het gevaarbrengende drankgebruik, waarbij moet worden opgemerkt, dat onze rechtspraak een vrij aanmerkelijk of grove onvoorzichtigheid noodzakelijk acht, als voorwaarde voor de strafbaarheid, zoodat niet elke fout — fouten zijn nu eenmaal niet te vermijden en dwalen blijft altoos een menschelijke eigenschap1 — de poorten der gevangenis voor den zondaar doet openJ gaan. Daar overigens de Nederlandsche rechter maar zeer zelden overgaat tot toepassing van de mogelijke maximumstraffen bij de schuldmisdrijven van art. 307 en volgende van het Strafwetboek, heeft de vraag of de bestaande strafmaten wellicht moeten worden verhoogd thans nog niet veel ■ zin. De mogelijkheid van gevangenisstraf voor deze culpose misdrijven draagt in zekeren zin reeds min of meer. een scherp karakter. Bovendien wordt de werking en het effect van de onderhavige strafbaarstellingen verscherpt door artikel 31 der nieuwe Motor- en Rijwielwet. Dit artikel laat immers toe, dat den autobestuurder, die op grond van deze misdrijven wordt gevonnist, voor eert jaar de bevoegdheid wordt ontzegd -tot het besturen van een motorrijtuig. Hierdoor kunnen ook de zgn. eigen-rijders worden getroffen, — 54 — naast de beroepschauffeurs, voor wie trouwens deze straf gemeenlijk een veel pijnlijker cachet heeft. De beroepschauffeurs konden reeds volgens art. 309 van het Strafwetboek dezen zwaren maatregel tegen zich hooren uitspreken, welke krachtens- art. 31 Strafwetboek kan worden opgelegd bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis voor een tijd, den duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaar te boven gaande en bij veroordeeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar. Deze bepalingen laten derhalve reeds voldoende ruimte om den beroepschauffeur, die — al of niet tengevolge van geestrijke middelen — in verkeerszonden vervalt, gevoelig te straffen. Vooral de ontzetting der beroepsuitoefening, resp. de intrekking van het rijbewijs volgens de Motor- en Rijwielwet die practisch veelal neerkomen op een gedoemd zijn tot broodeloosheid, kan een harde maatregel zijn, die iri het algemeen slechts tegen zeer gevaarlijke bestuurders, moet worden toegepast. De rechterlijke macht pleegt er gelukkig1 dan ook niet voetstoots toe over te gaan. Naast deze, onder de misdrijven gerubriceerde vergrijpen, vindt men, in het boek der overtredingen, in het W, v. S.' een bepaling, ik bedoel art. 42Ó, die inderdaad in meer rechtstreeks' verband kan worden gebracht met de gtiaestie van alcoholgebruik en snelverkeer. Het luidt als volgt: „Hij, die terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openba.ai het verkeer belemmert, of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid bedreigt, hetzij eene handeling verricht, waarbij, tot voorkoming van gevaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereischt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste f25.—. Buiten de algemeene strafbepaling tegen de zgn. openbare dronkenschap, neergelegd in art. 453, is de omschrijving van art. 426 van bijzondere beteekenis, omdat de redactie ervan zoo 'ten duidelijkste doet uitkomen de strafwaardigheid van alcoholmisbruik bij het verrichten van handelingen, waaruit gevaar vooi derden kan geboren worden. Dat het chauffeeren van motorrijtuigen inderdaad behoort tot de geschetste groep van handelingen, die bijzondere omzichtigheid eischt, om gevaar voor derden te voorkomen, bewijzen wel de statistieken der verkeersongevallen. Van eenig verband tusschen den beschonken staat en de verrichte handeling behoeft voorts niet te blijken: sturen en dronken zijn te zamen zijn voldoende om onder den norm van het. artikel te geraken en ongelukken behoeven nog niet te hebben plaats gevonden, alvorens het artikel in toepassing kan worden gebracht. Bij herhaling van de overtreding binnen, een jaar, nadat een vroegere veroordeeüng te dezer zake of wegens art. 453 (openbare dronken-1 schap) onherroepelijk is geworden, kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken. — 55 — Dit wat het Wetboek van Strafrecht aangaat. Thans de Motor en Rijwielwet. Art. 15 van de oude en art. 22 van de nieuwe M. en R.-wet verbieden béide het rijden „op zoo-' danige wijze", dat de vrijheid of veiligheid van het verkeer1 daardoor worden in gevaar gebracht of belemmerd; deze formule levert a.h.w. een ruim vergaarbekken op, waarin de strafrechter allerlei ontoelaatbare verkeerscapriolen kan opbergen, indien maar practisch van de in gevaar brenging door de omstandigheden van het geval kan blijken. Zoo komt het in de practijk wel voor, dat het rijden in aangeschoten toestand onder dit artikel wordt gesubsumeerd, althans wan- • neer in concreto daardoor ongevallen zijn te weeg gebracht. Om allen twijfel en alle moeilijkheden uit te sluiten, heeft de nieuwe wet echter het veel toegepaste artikel — veel toegepast wegens de ruime omschrijving en de krachtige strafmogelijkheden — f 1000.— boete of 3 maanden gevangenisstraf, plus eventueel intrekking van het rijbewijs — met een nieuw lid verrijkt, waarbij het den bestuurder van een motorrijtuig of rijwiel verboden wordt, te rijden over den weg, „terwijl hij verkeert onder zoodanigen invloed van alcoholhoudenden drank, dat hij niet in staat moet worden geacht het motorrijtuig of het rijwiel naar behooren te besturen." Alweder een te velde trekken in deze bepaling tegen Bacchische excessen bij het verkeer. De zgn. staat van dronkenschap is nog niet noodig, laat staan de kenlijke staat; de bestuurder kan „légèrement ému", dan wel volslagen beschonken zijn; doch uit de omstandigheden van het geval zal de rechter moeten kunnen concludeeren, dat de bestuurder zijn wagen niet meer in alle opzichten in zijn macht kon hebben en de noodzakelijke beheersching kwijt was. Een tweede nieuwigheid in de M. en R.-wet is in art. 15 (nieuw) te vinden. Dit eischt bij de aanvrage van eén rijbewijs de overlegging van een geneeskundige verklaring, dat de aanvrager geen lichaams- of zielsgebreken bezit, welke hem zouden kunnen beletten een motorrijtuig naar behooren te besturen. Hierbij kan natuurlijk ook het alcoholisme, vnl. in zijn chronischen vorm, aan de orde komen. De practische toepassing van deze bepaling kan blijkbaar, door de bezwaren, waaronder speciaal de zielsgebreken (waarronder ook drankzucht zou zijn te begrijpen), moeite baren en de artsenvereeniging heeft hare bezwaren op dit punt i'n een adres aan de Tweede Kamer, tijdens de behandeling van het ontwerp, kenbaar gemaakt. Voorkomen kan natuurlijk, met behulp van dit vereischte, wel worden, dat iemand die' lichamehjk of geestelijk de kenteekenen vertoont van volslagen alcoholische ontreddering, achter het stuurrad plaats neemt; voor minder sprekende gevallen zullen wel zwarigheden blijven bestaan, waarop het niet aan mij is, in te gaan. Daardoor zal de preventieve waarde van dit artikel wel alleen voor de grovere vormen vangewicht kunnen zijn. Daar art. 18 (nieuw) het mogelijk maakt, - 56 - dat omtrent de geneeskundige verklaring ministerieele voorschriften worden uitgevaardigd, zou als dwingend gebod kunJ nen worden vastgesteld, dat de verklaring in quaestie verslag moet bevatten omtrent hetgeen de arts blij zijn onderzoek! heeft kunnen constateeren omtrent de lichamelijke en geeste-1 lijke toestand en verhouding van den aanvrager ten opzichte van den alcohol. In dit verband kan tevens art. 15,5° (nieuwe) van belang zijn, in zooverre het de poort opent voor een Algemeenen Maatregel van Bestuur, waarin nadere eischen omtrent de afgifte van het rijbewijs worden gesteld. Zoo zou, zoo noodig, een bepaling in het leven kunnen worden geroepen bij dezen alsnog te ontwerpen Maatregel, dat een bepaald aantal veroordeelingen binnen zekeren termijn voorj afgaande aan de aanvrage, ter zake van een feit, waarbij dronkenschap van den aanvrager kwam vast te staan, de toegang tot het snelverkeer voor .hem versperde. De belangrijkste Algemeene Maatregel van Bestuur,, uit> krachte van de M. en R.-wet tot stand gekomen, is het zgn.1 Motor- en Rijiwielreglement, dat voortvloeit uit art. 2 der wet: „Door ons worden, bij Alg. Maatregel van Bestuur, def Gedeputeerde Staten der Provincie gehoord, regelen gesteld nopens het verkeer op de wegen en de rijwielpaden' in verband met het gebruik van motorrijtuigen en rijwielen." In de oude wet wordt enkel gewag gemaakt van voor^ schriften ter bevordering van de vrijheid en veiligheid1 van het verkeer, doch de nieuwe bewoordingen werden! met voordacht gekozen om de reglementeeringsmogelijkheid te dezen aanzien te verruimen en alle verkeers- en andere belangen zoo breed mogelijk te kunnen beschermen.. Een verkeersbelang nu bij uitnemendheid is wel, dat de weg wordt bereden door bestuurders met een onbeneveld brein en vaste hand. Ingevolge dit artikel der M. en R.-wet zal in de toekomst dus de baan vrij zijn om zoo noodig een verbod van alcoholgebruik het aanzijn te geven voor autobestuurders tijdens' het rijden, terwijl ook het meevoeren van alcoholhoudende' dranken aldus zou kunnen worden getroffen, indien daarin niet langs anderen weg wordt voorzien. Art. 5 en 6 der wet geven verordeningsbevoegdheid aan de gemeentebesturen en aan de Provinciale Staten, eveneens om regelen te stellen nopens het verkeer, voorzooveel betreft punten, waaromtrent in voormelden Alg. Maatregel of in de wet zelf niet is voorzien, waarbij "de gemeenteraden dan op hun beurt eerst aan het woord komen, als Provinciale Staten niet regelend zijn opgetreden ten aanzien van de punten, het verkeer fakende, waarom het hier gaat. Een andere verkeerswet, die door de moderne ontwikkeling van het vervoer tot nieuw leven is gewekt, is de wet van 23 April 1880, tot regeling van de openbare middelen van vervoer, met uitzondering van de spoorwegen. Deze wet is in- 57 — zonderheid van groot belang voor de intercommunale autobusdiensten: het vervoer van personen binnen eene gemeente wordt er niet door beheerscht, zooals bij art. n der wet uitdrukkelijk wordt uitgesproken. Daar een autobus ook een motorrijtuig in den zin der Motor- en Rijwielwet is, vallen deze vervoermiddelen zonder twijfel tevens onder de bepalingen dezer wet. Bij Koninklijke Boodschap d.d. 8 Juli 1925 werd een ontwerp tot wijziging der bepalingen van de wet van 1880 aan de Tweede Kamer verzonden, een wijziging, die door de veranderde tijdsomstandigheden wel dringend geboden werd, als men bedenkt, dat 'de automobiel in 1880 nog vrijwel tot de wonderen der toekomst behoorde. Het "ontwerp is reeds in de Tweede Kamer aangenomen. Van de oude wet moet worden aangestipt art. 7 dat een algemeenen maatregel van bestuur voorschrijft, waarin de bepalingen worden opgenomen tot verzekering der veiligheid' van de reizigers met openbare middelen van vervoer. Ge-' noemd K. B., d.d. 31 Juli 1880 werd gewijzigd bij K. B. d.d. 13 Juni 1924, waarbij keuringsregelen werden voorgeschreven. Bij de behandeling van het wijzigingsontwerp is echter tevens in de wet opgenomen, dat er voorschriften! zullen komen omtrent den leeftijd, bekwaamheid, geschiktheid en arbeidstijd der chauffeurs. Met de nadeelige gevolgen van alcoholmisbruik in zijn grovere verschijningsvorm is trouwens reeds rekening gehouden bij het K. B. van 1880, n.1. Art. 5. Het is verboden personen beneden den 18-jarigen1 leeftijd als voerlieden der rijtuigen en beneden den 20-jarigen leeftijd als gezagvoerders en stuurlieden der vaartuigen of als machinisten, in dienst te hebben, of personen ,-die zich in kennelijken staat van dronkenschap bevinden, als zoodanig te bezigen. Art. 6. Personen in kennelijk beschonken toestand, of lijdende aan besmettelijke ziekten, of die wegens andere redenen voor hunne medereizigers gevaarlijk zijn, worden nie,t in de rij- of voertuigen toegelaten, en zoo de omstandigheden eerst gedurende de reis ontdekt worden, daarruit verwijderd; alles, tenzij er gelegenheid besta tot afzonderlijke plaatsing en behoudens inachtneming van de bepalingen der wet van 4 December 1872, tot voorziening tegen besmettelijke ziekten. Terloops wijs ik er op, dat, waar de nieuwe wet ten aanzien der autobussen een soort concessiestelsel huldigt, pijde vaststelling der desbetreffende bedrijfsvoorwaarden insgelijks met het alcoholgebruik van personeel zou kunnen worden rekening gehouden, bijv. door te eischen, dat in de arbeidscontracten met het personeel het gebruik van alcoholica tijdens den dienst werd verboden. Het nieuwe, thans in de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp schept tevens verordeningsbevoegdheid voor de provinciale besturen, voor zoover aan zekere punten in den alge- — 58 — meenen maatregel geen aandacht is gewijd, zoodat eventueel zelfs provinciaal in de toekomst een verbod van alcoholgebruik of -meevoeren tijdens den dienst zou kunnen tot stand komen, bij ontstentenis van zulk verbod in den algemeenen maatregel. Bij de heerschende wetgeving op dit stuk kunnen de gemeentelijke politieverordeningen voorzieningen treffen ten opzichte van de communale vervoermiddelen, niet vallende onder de wet van 1880, welke zich op het vervoer van reizigers toeleggen. In dit verband wijs ik op het belangrijke rondschrijven van den Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland d.d. 18 Dec. 1924, 2e afdeeling no. 78/17037, waarbij een ontwerp is gevoegd ten dienste der gemeentebesturen, naar luid waarvan aan bestuurders van motorrijtuigen in art. c, behalve het rooken ook het gebruik van alcoholhoudenden drank tijdens het vervoer wordt verboden en in art. d. het meevoeren daarvan, bepalingen, die voor alle autobussen kunnen worden uitgevaardigd, terwijl art. e. voor de niet onder de wet van 1880 vallende motorrijtuigen, bestemd voor het vervoer van reizigers, een verbod behelst om personen in kenlijk beschonken staat toe te laten in dezelfde bewoordingen als in het krachtens art. 7 der wet van 1880 uitgevaardigde voorschrift. Dit wat de wet van 1880 betreft. Dank zijl de krachtige actie der spoorweggeheelonthouders is voor de spoorwegen het vraagstuk practisch vrijwel afdoende tof oplossing gebracht door de bepalingen van het Reglement üienstvoorwaarden, wederom voortvloeiende uit het Alg. Regl. Dienst d.d. 29 Juli 1913; dat steunt op de wet van 1875, door welke bepalingen op 'dit gebied althans welhaast geen slachtoffers meer kunnen vallen en een der geduchtste veroorzakers van gevaar in zijn schuilhoeken is teruggedreven. Ik zal op deze bepalingen niet ingaan, omdat ik veronderstel dat de .geachte volgende referent daaromtrent nog wel het zijne zal hebben te zeggen. Het buitenland, met name Noorwegen, bezit een algemeene regeling voor personen,- die dienst doem bij het snel: verkeer. De Noorsche wet van 26 Juli 1916 bepaalt als volgt: Wie dienst doet: a. bij een bedrijfsafdeeling der spoorwegen ten algemeenen gebruike; b. als wagenbestuurder bij tramwegen ten algemeenen gebruike; c. als bestuurder van motorwagens, die geregeld personen tegen betaling vervoeren, mag gedurende den diensttijd geen alcoholhoudende dranken gebruiken. Bij K.B. wordt bepaald, wie onder rubriek a. valt, terwijl de diensttijd wordt gerekend van dert aanvang tot het einde van de aan de betrekking vastzittende werkzaamheden, benevens zes uur voor den aanvang der werkzaamheden, be- — 59 — halve wanneer de dienst door een ander wordt waargenomen en aan den plaatsvervanger hiervan niet zoolang van te voren kennis kon worden gegeven. Bij overtreding wordt met boete, bij herhaling met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden gestraft, waarbij de zware bedreiging komt, dat den betrokkene het recht kan worden ontzegd, tijdelijk of voor goed een betrekking waar te nemen, als die welke hij op het oogenblik der overtreding bekleedde, of een soortgelijke betrekking. Als iemand, die een herberg (hotel, pension, logement) of eethuis exploiteert, of een persoon, die bij hem in dienst is, tot overtreding van het verbod medewerkt, wordt hij:, wanneer deze medewerking in de uitoefening van zijn bedrijf geschiedt, met geldboete of bij herhaling met geldboete of gevangenisstraf tot een maximum van drie maanden gestraft. Bij het derde geval van herhaling wordt den wegens zoodanige medewerking strafschuldige, wanneer hij vergunning heeft tot den verkoop van alcoholhoudende dranken, dit recht ontnomen. De Noorsche wetgever heeft hier dus tevens den strijd aangebonden tegen den zoo gevaarlijken factor der verleiding door en der medewerking van financieel belanghebbenden. Trouwens ook bij de Nederlandsche bepalingen voor de spoorwegen is hiermede rekening gehouden, waar verboden wordt aan personeel te wonen in een huis, waar alcoholica worden verhandeld. % Een algemeene wetgeving in dezen geest, welke krachtig uitgaat op preventie, voor zoover het dienstpersoneel bij hel snelverkeer aanbelangt, en die nog zou kunnen worden aangevuld met een verbod van meevoeren, is hier te lande nog toekomstmuziek, gelijk trouwens in vele andere landen; bovendien zouden deze of soortgelijke bepalingen voor Nederland beter in de afzonderlijke wetten op hun plaats zijn, die de verschillende takken van snelverkeer beheerschen, zoolang een algemeene verkeerscode nog in nevelen schuil gaat. Inderdaad is een goede wetgeving ten aanzien van het snelverkeer, waardoor wegrampen, die soms haast door misdadige lichtzinnigheid in halven of, heelen roes worden verwek';, zooveel doenlijk worden voorkomen, een onafwijsbare voorwaarde van dezen tijd. De repressieve wetsbepalingen vragen niet zoozeer om herziening al heeft het buitenland op dit gebied soms forscher ingegrepen. In Denemarken bijvoorbeeld worden beschonken autobestuurders niet alleen met zeer hooge geldboeten, maar ook met levenslange verbeurdverklaring van hun rijbewijs gestraft; de staat van dronkenschap wordt door een doktersonderzoek onmiddellijk vastgesteld en ongelukken behoeven nog niet te zijn voorgevallen. Voor het in dienstverhouding arbeidende personeel bij het autovervoer is een goede preventieve regeling vrij gemakkelijk tot stand te brengen. Dit zal — 60 — In de eerste plaats moeten geschieden, alvorens het neteliger vraagstuk van de eigen-rijders en hun positie te dezen aanzien aan de orde kan worden gesteld. Geachte aanwezigen, de beroemde Amerikaansche schrijver Jack London zegt in zijn aangrijpende confessie „John Barlteycorn", *) zoo aangrijpend wellicht, omdat dit hoek, dat over den alcohol handelt, desniettemin van alle uitgesproken strekking vrij' schijnt te wezen, dat de invloed van John Barleycorn op zijn leven daarom zoo groot en ten slotte onweerstaanbaar werd, omdat hij!, waar hij ook kwam of ging, of met menschen in aanraking kwam, ja, bij alle levensgebeuren, dezen gevaarlijken kameraad steeds onvermijdelijk en noodzakelijk mede moest ontmoeten op zijn pad. Het ligt echter in het vermogen van den wetgever, om door doeltreffende bepalingen het zijne bij te dragen, dat deze onheilbrenger op den weg van het verkeer niet mede achter het stuur kan plaats nemen en van daaraf geen of nagenoeg geen menschelijk leed meer kan te weeg brengen. GEDACHTENWISSELING. J. Twigt, den Haag. Onze meening en ondervinding als agent van de straat is, dat wij haast met zekerheid kunnen zeggen, dat de meeste ongevallen plaats hebben door en met eigenaars-chauffeur, hieronder dan begrepen, de Zondagsrijders (om een vakterm te gebruiken),, waarom het ons dan noodzakelijk voorkomt, bepalingen te krijgen, [bindend voor alle chauffeurs. Wij onderschrijven dan ook verschillende punten in het werkprogram weergegeven. Bovendien zijn wij dankbaar, niet alleen als onthouder, doch . ook als politieman, voor de steuiï door de vakbonden toegezegd; hier bedoelende de artikeltjes in vakpers, medewerking der patroons in idiëele zin, dus niet alleen controle, maar ook gelegenheid scheppen om bij standplaatsen en in garages alcoholvrije dranken te verkrijgen, enz. Doch buiten die opvoedkundige maatregelen zullen door de overheid in de Motor- en Rijwielwet die wijzigingen moeten worden aangebracht, waardoor: ie. de grootst mogelijke .zekerheid wordt verkregen, dat geen rijbewijs wordt afgegeven aan personen die öf regelgebruik öf meermalen misbruik van alcohol maken. Het laatst dan b.v. als kritirium binnen het jaar (voorafgaande aan de aanvrage) veroordeeld zijn, wegens openbare dronkenschap. (Met veroordeeling gelijk te stellen de schikking door 4en Ambtenaar v. h.- O. M.) 2e. bijt veroordeeling wegens openbare dronkenschap, (benevens art. 426 en 453, Wetb. v. Strafrecht,) ook tijdens de momenten dat de houder van het rijbewijs niet als chauffeur of motorrijder optrad, en bij verkeersongevallen die te *) Jan Gerstekorrel: de Amerikaansche naam voor de w h i s k e y. — 61 - wijten zijn aan alcoholgebruik, stééds tot, intrekking van het rijbewijs zal worden overgegaan. Dan, Mijnheer de Voorzitter, zullen, ons inziens, de verkeersongevallen tot een minimum worden teruggebracht. Om de geheelonthouding onder de chauffeurs te bevorderen, komt het ons gewenscht voor, deze menschen voorloopig te doen organiseeren in aparte chauffeurs-geheelomh. vereenigingen of zoo mogelijk in. een „Vakgroep" als onderdeel van een bestaande geheelonthouders-vereeniging, zooals wij in Den Haag een Vakgroep „Politie" hebben van de Afd. Den Haag II van de Ned. Ver. tot Afsch. v. Alcoholh. dranken. Ik weet haast zeker, dat genoemde afd. ook bereid zal zijn, om mede te werken om tot stichting te komen van een „Vakgroep Chauffeurs". De noodzakelijkheid daarvan is, dat een niet chauffeur niet kan indringen in de interne aangelegenheden van de chauffeurs; dat de chauffeurs b.v. uit Den Haag elkaar kennen, dienst doen met - elkander en contact met hunne kameraden hebben. H. L. van Scheepen, Delft, zou er voor gevoelen na ongelukken, waarbij de alcohol een rol speelde, de plicht van geheelonthouding op te leggen inplaats van het rijbewijs in te trekken, terwijl hij voorts goede resultaten verwacht van het afnemen van een examen vóór afgifte van het rijbewijs. ANTWOORD. De inleider kan zich er wel mede vereenigen om een bepaling in de Motorwet op te nemen, waarbij iedere bestuurder van een automobiel, die een ongeluk veroorzaakt tengevolge van drankgebruik, een jaar lang zijn rijbewijs ontnomen wordt, ofschoon zulks niet dwingend behoeft te worden vastgelegd, daar de bestaande wet den rechter toch reeds die bevoegdheid tot intrekking geeft. De instelling van een examen acht referent niet afdoend. Dë waarborgen voor een veilig verkeer zouden gering zijn ,bij de binnen zekere grenzen steeds wisselende menschelijke eigenschappen. VORM EN STAND DER DRANKBESTRIJDING BIJ DE SPOOR EN TRAMWEGEN; WAT HIERVAN TE LEEREN, door Ir. F. A. BRANDT, Voorzitter der S.O.V. Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heeren. Na al hetgeen U heden reeds ter kennisneming en overdenking is aangeboden, zal mijn onderwerp: — 62 — „Vorm en stand der drankbestrijding bij de Spoor- en Tramwegen; wat hiervan te leeren," U misschien niet zoo heel be4 langrijk toeschijnen. Toch komt het mij voor,, dat voor een zeker deel varï het vraagstuk, dat wij thans onder de oogen zien, de ervaring* opgedaan bij de Spoor- en Tramwegen van belang kan zijn, hoewel — en dit geldt vornamelijk de Spoorwegen — de? centralisatie van alle Nederlandsche Spoorwegen in één groot' bedrijf, voordeelen biedt en moeilijkheden voorkomt, die het ,onmogelijk maken in alle opzichten de drankbestrijding bij het autoverkeer op denzelfden leest te schoeien als bij de Spoorwegen. ' ■ -fa Ik noodig U uit om met mij in gedachten, een 50-tal jaren terug te gaan, toen er bij de Spoorwegen niet zoo heel zelden gevallen voorkwamen, dat een machinist een kruikje' jenever bij zich op de machine had, en dus natuurlijk ook dat er wel eens een machinist volkomen onbekwaam op zijn locomotief stond. Als U mij vraagt, hoe dat toen mogelijk was, dan is mijn antwoord: Dat was omdat men het toen zoo erg niet vond. De publieke opinie was vóór het toekennen aan ieder man, van zijn glaasje sterken drank en men maakte geen verschil tusschen den sjouwer, den kruier, den koetsier of den machinist. Het werd dan ook niets erg gevonden, mits' natuurlijk in niet te sterke mate, dat iemand, die de verant-* woordelijkheid had voor het vervoeren van een trein voï met menschen, ook geregeld zijn borreltje dronk en bij koud' en guur weer vond men het waarschijnlijk zeer aan te "bevelen, want juist daardoor zou hij beter bestand zijn tegeri die weersinvloeden. En wanneer dan eens werkelijk dronkenschap op de 1000-= motief werd geconstateerd, dan werd het geval vergoelijkt' door het publiek en er werden allerlei verklaringen voor gevonden, waarom het voor de hand lag dat de man een beetje te veel had gedronken. }§M In de 50 jaren die achter ons liggen is dit alles radicaal' veranderd. Een spoorwegambtenaar of -beambte, die in zijn werk iets met de veiligheid van het verkeer heeft uit te staan, drinkt niet, mag in zijn diensttijd niet drinken, maar wil het* ook niet: onbekwaamheid bij het spoorwegpersoneel tenge-' volge van alcoholgebruik behoort thans tot de zeer hoogé uitzonderingen. De oorzaak van die groote verandering zou ik willen rangschikken onder twee hoofden. Slllll ie. De bepalingen door de Directie der Spoorwegen uit-' gevaardigd. 2e. De onder den drang van de openbare meening, ook onder het spoorwegpersoneel gevoerde actie voor ge^ h eel -onthouding. — 63 - De bepalingen door de Directies der Spoorwegen uitgevaardigd. Sedert jaren reeds bepaalde het Reglement der Dienstvoorj waarden, - dat het ten geschenke aannemen, bij zich hebben' of gebruiken van sterken drank gedurende den diensttijd aan het personeel verboden is. Evenzoo het in de treinen of op de terreinen van de spoorwegen gebruiken van sterken drank. Voor het eerst in het Reglement Djenstvoorwaarden 1919 is dit verbod ook geldig verklaard voor „andere alcoholhoudende dranken." Elke overtreding van het R.D,.V. wordt met disciplmaiiiret maatregelen gestraft en als bewijs hoe zwaar de Directie dronkenschap aanrekende moge gelden, dat in het R.D|.V: 1919 uitdrukkelijk vermeld was dat: „Dronkenschap in dienst „wordt ten minste gestraft met inhouding van zeven —, „dronkenschap buiten dienst met inhouding van vijf dagen „bezoldiging. Bij herhaling, hetzij in — hetzij buiten dienst,„wordt dronkenschap steeds gestraft met ontslag op staan„den voet. Onder dronkenschap wordt mede begrepen ver„keeren onder den invloed van gebruikten alcoholhoudenden1 „drank." • 1 1 In de R.D.V.'s van 1921 en van 1926 is de uitdrukkelijke vermelding van de strafmaat ten aanzien van dronkenschap' vervallen, maar nog steeds wordt deze overtreding even zwaar aangerekend als in 1919. Ofschoon het bedreigen met straffen en het toepassen daarvan altijd een zekere mate van verzet uitlokt bij het personeel, geloof ik niet te bout te spreken wanneer ik zeg, dat deze uiterst gestrenge straffen, die op dronkenschap staan, de volle instemming van het personeel hebben, omdat het ge^ meenschapsgevoel bij 'de spoormannen erkent, dat de enkeling zich moet weten te beheerschen wanneer de belangen van' de massa op het spel staan; dat het ontoelaatbaar is dat ééne persoon door toegeven aan zijn begeerte naar alcohol, hef leven van honderden menschen zou kunnen bedreigen. Behalve deze verbodsbepalingen en straffen gesteld op de overtreding ervan, heeft de Directie der Spoorwegen nog1 bepalingen uitgevaardigd, die ik zou willen rangschikken onder de positieve aanmoediging tot nuchterheid, maar aangezien deze nauw verband houden met de beweging voor drankj bestrijding uitgaande van het personeel, zal ik die liever noe-' men onder het tweede hoofd: De onder den drang van de openbare meening, ook onder het Spoorwegpersoneel gevoerde actie voor geheel onthouding. Het was in 1899 dat voor het eerst een met succes bekroonde poging werd gedaan om een bond van géheel-onthouders onder het Nederlandsch Spoorwegpersoneel op te Richten, maar deze stierf in het jaar 1903 een ontijdigen dood — 64 — en eerst in 1909 op den 28en Maart werd door een 50-tal leden de tegenwoordige algemeene Spoorweg Onthouders Vereeniging opgericht, die zich in haar 17-jarig bestaan heeft mogen verheugen in de toenemende belangstelling en steun zoowel van personeel- als- van Directie-zijde. Ook onder het Roomsch-Katholieke Spoorwegpersoneel bleek de behoefte te bestaan, een eigen onthouders-vereeniging te hebben, die in het jaar 1912 op den i5den September onder den naam St. Franciscus werd opgericht. Er is van uit de rangen der algemeene drankbestrijdingsvereenigingen nog al eens oppositie gevoerd tegen deze geheelonthouders-va kvereenigingen, maar gaandeweg is die oppositie verminderd, omdat de tegenstanders begrepen dat de centrale organisatie van het spoorwegbedrijf en de zeer speciale belangen van een veilig spoorwegverkeer, het samenbrengen van alle spoorwegdrankbestrijders in ééne afzonderlijke vereeniging volkomen rechtvaardigt. Ik wijs hierop, omdat bij hetgeen ik aanstonds zal zeggen rekening moet worden gehouden met de afwezigheid van centralisatie bij het autoverkeer. Het ontstaan van de drankbestrijding onder de spoorwegmannen is te verklaren door het groote verantwoordelijkheidsgevoel dat zij hadden. Zware treinen vol kostbare levens met groote snelheden te vervoeren was een zoo groote verantwoordelijkheid, dat een deel van het personeel voelde, niets onbeproefd te mogen laten om de veiligheid zooveel mogelijk te verzekeren. Zaak was, om zoo groot mogelijke bekendheid te geven, onder hunne kameraden, aan de verdoovende werking die zelfs kleine hoeveelheden alcohol heb-' ben op de hersenen en het denkvermogen. Alle middelen daartoe werden aangewend; een maandblad, „Het Veilig Spoor" werd uitgegeven en herhaaldelijk, behalve aan de leden en abonné's, aan het geheele spoorwegpersoneel uitgereikt; St. Franciscus geeft een maandblad. „Het Blauwe Sein" uit; in vele plaatsen werden propaganda bijeenkomsten belegd, gewoonlijk door muziek, tooneel of lichtbeelden opgeluisterd ten einde vele menschen te trekken; een groot aantal brochures werd voor zeer lagen prijs aan den man gebracht: tallooze vlugschriften onder het personeel gratis verspreid en met medewerking der Directies in de rust- en schaftlokalen neergelegd; jaarlijks wordt een almanak en een wandkalender uitgegeven,' enz. enz. Bewijzen, hoezeer de Directie het werk der Spoorweg Onthouders Vereenigingen op prijs stelt, zijn er te over. In Juni 1922 vaardigde zij een dienstorder uit, waarin wordt gewezen op den gunstigen arbeid der Vereenigingen en wordt aanbevolen haar te steunen en vooral niet tegen te werken öï belachelijk te maken, „aangezien de drankbestrijding niet „slechts de welvaart en de gezondheid van het personeel, maar „ook dc veiligheid en de regelmatigheid van den dienst — 65 — „bevordert. Wie de drankbestrijding niet wil steunen, mag het „laten; wie haar evenwel hinderpalen in den weg legt, doet „schadelijk werk, dat een spoorman onwaardig is." Voor elk lid, tevens spoorman, subsidieert de Directie de Vereenigingen met f2.— per jaar. De Directie stelde der S.O.V. een bureaulokaal ter beschikking in één der Administratiegebouwen. De Secretaris-propagandist, geen spoorwegambtenaar, geniet vrij vervoer over het 'geheele net. Paketter met brochures, vlugschriften en maandblad worden kosteloos vervoerd. ;fefï§ Nieuw-aangestelden krijgen door tusschenkomst van de Directie een door de S.O.V." uitgegeven brochuretje, waarin de gevaren van den alcohol zijn uiteengezet en aansluiting in overweging wordt gegeven. En wat wel het mooiste is: De Directie schonk aan de S.O.V. een oud salonrijtuig, dat, ingericht tot reizend drankweermuseum, ieder jaar gedurende een paar maanden, begeleid door onzen Secretaris-propagandist, kosteloos van de ééne plaats naar de andere wordt vervoerd, waar het dan eenigen tijd blijft staan. Als regel toonen overal de spoormannen van hoog tot laag groote belangstelling, maar ook de plaatselijke autoriteiten, die tot een bezoek worden uitgenoodigd, roepen algemeen over de mooie en doeltreffende inrichting van den wagen; ook de pers beoordeelt dit werk zeer gunstig. Nu heb ik nog niets gezegd van het werk onder het personeel van de locale en interlocale tramwegen, maar ook onder deze categorie van menschen, die bij het verkeer betrokken zijn, zijn onze onthouders-vereenigingen goede bekenden die de steun en sympathie hebben van de tramwegdirecties. In groote mate hebben de Spoorweg Onthouders Vereenigingen door haar werk bijgedragen tot het vestigen van de juiste begrippen omtrent de gevaren van den alcohol voor het verkeer op spoor- en tramwegen, en zij stellen zich o.a. ten ten doel een spreekwoord in het leven te roepen: Zoo nuchter als een spoorman. Zoo is thans de stand der drankbéstrijding. bij spoor- en tramwegen en ik kan u de verzekering geven, dat ieder spooren tramman, die iets met de veiligheid van het verkeer heeft uit te staan, zich een verrader van de gemeenschap zou achten, indien hij zich door alcoholgebruik ongeschikt zou maken voor zijn werk, onverschillig of hij al of niet lid is van één der beide Spoorwegonthoudersvereenigingen, wier arbeid als een zuurdeesem werkte in het denken der spoorjongens. Wat valt nu hieruit te leeren ten opzichte van het Autoverkeer? Laat mij vooropstellen, dat een niet volkomen nuchtere autobestuurder voor de gemeenschap zeker even gevaarlijk is als — 66 - een niet volkomen nuchtere machinist, dat dus alles wat in de Dienstvoorwaarden van het spoor- en tramwegpersoneel is opgenomen ten aanzien van alcoholgebruik minstens evenveel recht van bestaan heeft in de voorwaarden, waaronder personen die voor het besturen van auto's in dienst zullen worden genomen bij auto-ondernemingen of particulieren, hetzij autobussen, vrachtauto's, taxi's of luxe-auto's. De groote ondernemingen, die meerdere autobestuurders in dienst hebben, zullen moeten voorgaan, door bij iedere in dienst neming van personeel strenge bepalingen op te nemen omtrent het niet mogen gebruiken van iederen Ucoholhoudenden drank gedurende den dienst en 6 uur vóór het in dienst treden. Dit laatste, omdat proefondervindelijk vastgesteld is, dat de nawerking van alcohol, zelfs van een kleine dosis, zich zeker nog 6 uren na het gebruik doet gevoelen en een nadeeligen invloed uitoefent op de juistheid van handelen, voelen en denken en op de snelheid van reageeren op uitwendige prikkels en indrukken. Juist bij' het besturen van een auto komt het erop aan onmiddellijk te reageeren. V10 séconde te laat handelen kan oorzaak zijn van een ongeluk, dat bij onmiddellijk handelen had kunnen zijn vermeden. Ook zal bedreiging met zeer strenge disciplinaire straffen bij overtreding der bepalingen, niet kunnen uitblijven. De kleine ondernemingen en particulieren, die slechts één of een klein aantal autobestuurders in loondienst hebben, zullen denzelfden weg moeten volgen. Zöoals u hier zit, zult gij allen met mij voelen, dat hiermede echter het alcoholgevaar voor het autoverkeer nog lang niet bezworen is, -want wij hebben nog te rekenen met een steeds toenemend aantal autobestuurders, die niet in dienst zijn op bepaalde arbeidsvoorwaarden, waaraan van weerskanten de hand dient te worden gehouden, namelijk met hen, die 'hun eigen wagen besturen. Ook deze zullen overtuigd moeten zijn van de noodzakelijkheid van volkomen nuchterheid, wanneer zij achter het stuurwiel gaan zitten. Om die overtuiging in hun bewustzijn te doen doordringen is maar één weg en dat is het bewerken van de openbare meening. Het volk in zijn geheel moet de klemmende noodwendigheid worden bijgebracht, dat alcohol niet op de spijsen drankkaart van den chauffeur mag voorkomen, omdat alcohol de grootste vijand is van een veilig snelverkeer pp den weg. Redeneert u er over met een weldenkend mensch, dan zal hij u dat wel toegeven, maar de praktijk is er nog zoo verre vandaan, vermoedelijk voor go % ten gevolge van onnadenkendheid . Dronkenschap voor een autobestuurder wordt door iedereen die zelf nuchter is, veroordeeld, maar de uitwerking van het gebruik van een enkel glas bier, _wijn of sterken drank is veel te weinig bekend. Het is de taak van hen, die ter zake kundig zijn — en dan vooral met medewerking - 67 — van de groote pers — om goed gedocumenteerd en met deugdelijke.bewijzen het publiek voor te lichten. De'groote pers heeft hier een groote taak, waaraan zij zich niet mag onttrekken, en wel ter wille van de opvoeding van ons volk en van de veiligstelling van het snelverkeer. Wij komen nu tot een volgend punt, te weten de organisatie van de drankbestrijding onder de autobestuurders. Zooals ik u zooeven vertelde is van het spoorwegpersoneel zelf het initiatief uitgegaan voor de vorming van een eigen drankbestrijdingsorganisatie. Voor de autobestuurders is een eigen organisatie, naar het mij wil voorkomen, niet de 'juiste weg; daarvoor verkeeren zij onder te zeer van elkaar verschillende materieele en maatschappelijke omstandigheden, die oorzaak zouden kunnen zijn, dat de harmonie geschaad zou worden ten nadeele van het werk. Ik acht de weg hier: individueele aansluiting bij de bestaande algemeene drankbestrijdersorganisatie, waartoe men zich het meest voelt aangetrokken. Maar dan is er ook een bijzondere taak voor die algemeene drankbeslrijdingsvereenigingen weggelegd, namelijk deze, dat zij gezamenlijk1 de propaganda en voorlichting van het publiek op dit gebied intens ter hand nemen. In de eerste plaats zijn noodig goede, wetenschappelijk gefundeerde brochures, voorts vlugschriften, platen, die door een pakkende voorstelling de aandacht trekken, sluitzegels enz. enz. Deze moeten doelmatig verspreid worden. Dan lijkt mij zeer aanbevelenswaardig, een speciaal insigne voor alle geheelonthouders-chauffeurs, niet aan de 'auto bevestigd — zooals eens werd geopperd — maar altijd op dezelfde, duidelijk zichtbare plaats op de bovenkleeding te dragen. De algemeene drankbestrijdersvereenigingen zouden zich onderling moeten verstaan om hiervoor een uniform insigne, dat b.v. in zijta vorm een symbolisch teeken van het motorwezen zou kunnen weergeven, in te stellen, dat altijd gedragen zou moeten worden in functie, al of niet naast het insigne der Vereeniging. Al spoedig zal het publiek de beteekenis van zulk een insigne kennen, begrijpen en waardeeren. Hoe meer ik erover nadenk, des te meer vestigt zich bij mij de overtuiging, dat een zekere centralisatie van de door de algemeene drankbestrijdersvereenigingen te voeren actie, wenschelijk en noodig zal zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen, dan dat de werkgeversorganisaties zoowel als de werknemers én ook de toeristenbonden gaarne zullen medewerken om den strijd te voeren tegen het alcoholgebruik door autobestuurders; dat zij bereid zullen worden bevonden dezen strijd te bevorderen door zedelijken en materieelen steun, naar het voorbeeld der Spoorwegdirectie. Maar ik voel ook dat er een centraal punt moet. zijta, waarin de belangen van de drankbestrijdingsorganisaties zoowel als die van de autoverkeers en -toeristenorganisaties tot een synthese worden — 68 — gebracht, waar het contact wordt gelegd tusschen de verschillende inzichten. Het lijkt mij- op den weg der verschillende algemeene drankbestrijdersvereenigingen te liggen om gezamenlijk één persoon aan te wijzen, die het middelpunt zal vormen, waar alle denkbeelden samenkomen, waar alle propagandamateriaal ontstaat, waar alle initiatief van uitgaaf, het hart vormende van waaruit steeds weer het levensbloed naar alle ledematen van het geheele lichaam gestuwd wordt. Mij dunkt zoo iets moet mogelijk zijn, zonder de specifieke beginselen aan te tasten van de verschillende confessioneele en non-confessioineeïe algemeene drankbestrijdersorganisaties. Ik geef deze denkbeelden ter overweging, en zal mij gelukkig rekenen, wanneer ik daardoor wellicht heb mogen bijdragen tot de verwezenlijking van een veiliger autoverkeer op den openbaren weg. GEDACHTENWISSELING. H. Boonhof, Doetinchem begrijpt niet waarom de chauffeurs, voor wie toch Ook geldt: „veiligheid eischt nuchterheid," niet door de Spoorweg Onthouders Vereeniging bewerkt en georganiseerd kunnen worden. Z.i. is daartegen geen enkel bezwaar. Voor de instelling van een algemeen chauffeurs-onthoudersinsigne voelt spr. niet, omdat daardoor geen waarborg gegeven wordt dat de drager inderdaad ook geheelonthouder is. Pater Ildefonsus, Helmond, merkt op dat de Roomsche Spoorwegonthouders Vereeniging niet op het standpunt van den inleider staat ten aanzien der organisatie van chauffeurs-onthouders; z.i. behooren zij in de spoorwegonthouders vereenigingen opgenomen te worden. ANTWOORD. De inleider meent dat organisatorische en andere bezwaren zich verzetten tegen de opname van chauffeurs-onthouders in de Spoorweg Onthouders Vereenigingen, tenzij zij m dienst der Spoor- of Tramwegen zijn. Het autobedrijf mist den gecentraliseerden bedrijfsvorm, welke bij de spoorwegen aanwezig is en waardoor der Spoorweg Onthouders Vereenigingen zulke gunstige kansen op organisatorisch gebied geboden worden. Het algemeene chauffeurs-onthouders-insigne zou alleen uitgereikt worden aan die chauffeurs, welke zich als geheelonthouder in de een of andere onthoudersvereeniging aansluiten. Er is voldoende controle uit te oefenen om misbruik van het insigne te voorkomen. Rondvraag. Van de Rondvraag wordt gebruik gemaakt door den Heer H. Peppink, den Haag. Ik wilde nog iets zeggen over een onderdeel van het thema, — 69 — dat heden op dit congres is behandeld.. Veel hebben we gehoord over de alcoholbestrijding in het moderne verkeer. Hoofdzakelijk echter zijn behandeld maatregelen tegen beroepschauffeurs, hoewel van verschillende zijden ook de Owner-Driver, de heerrijder is aangeroerd, o.a. door den heer v. Emmerik. De enorme uitbreiding van het automobilisme heeft echter geleid tot een geweldige vermeerdering van het aantal eigen rijders. Deze categorie is veel moeilijker te bereiken dan de beroepschauffeurs. Deze laatste zijn in bepaalde ondernemingen werkzaam en in bonden georganiseerd, waardoor zij gemakkelijker bepropageerd kunnen worden. De heerrijders bereikt men niet door vergaderingen en propaganda-artikelen. Wel door artikelen, naar aanleiding van ongevallen waarbij drank in het spel is. Wellichr zouden propaganda-borden, zooals ze in den Haag geplaatst zijn, goed kunnen werken. Ook zal de politie scherp controleerend dienen op te te treden, zooals dat in Denemarken gebeurt. ANTWOORD. De Voorzitter zegt met de beschouwingen van den heer Peppink accoord te kunnen gaan. Spr. stelt dan een drietal resolutie's aan de orde, welke met algemeene stemmen aangenomen worden. Sluiting. De heer Arie Willemse dankt de bonden, die zoo krachtig aan hel welslagen van het Congres medegewerkt hebben; hij hoopt op voortgezet contact in de toekomst. De heer v. d. Meulen dankt de organisators van het Congres voor de goede voorbereiding en den Congres-voorzitter voor zijn vlotte en aangename leiding. De Voorzitter, gevoelig voor deze woorden, zegt dat het Congres hem de taak tot een gemakkelijke en aangename Jieeft gemaakt. Moge dit Congres — aldus spr. — rijk aan woorden, worden gevolgd door schoone daden in het belang van het lieve vaderland. Ik verklaar het Congres voor gesloten. Aan het einde van het Congres werden de onderstaande resolutie's met algemeene stemmen aangenomen: ie RESOLUTIE. Het Congres voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer dato 16 Juni iq26 te Utrecht gehouden, lettende op de geweldige uitbreiding van het verkeer met door motorische kracht bewogen voertuigen, het steeds ingewikkelder mechanisme en het steeds toenemende aantal passagiers; zich bewust dat in breede kringen ongerustheid bestaat in verband met het groote aantal ongevallen met auto's, waarbij niet zelden alcoholgebruik in het spel bleek te zijn; — 70 — wijst met nadruk op de groote risico's voor lijf en leven voor velen, welke voortspruiten uit het gebruik van alcoholhoudende' dranken door hen, die deze vervoermiddelen bedienen, hetzij als chauffeur, hetzij als eigenaar-rijder. Kennelijke dronkenschap van bestuurders van auto's, enz. vormt niet het eenige en niet het grootste gevaar voor de verkeersveiligheid. De werking van naar verhouding kleine hoeveelheden alcohol op de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en de langere duur van de schadelijke nawerking van een grooter drankgebruik voor éénmaal, zijn als de eigenlijke gevaren te beschouwen. Het Congres juicht de houding toe van die bestuurders, die zich, in het belang van de publieke veiligheid, onthouden van alcoholgebruik, wekt de overige bestuurders op tot het algemeen in praktijk brengen van zoodanigen leefregel en doei een ernstig beroep op allen, die in de gelegenheid zijn invloed te oefenen, om te dezen aanzien opvoedend werkzaam te zijn. 2e RESOLUTIE. ■ Het Congres voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer, dato 16 Juni 1926 te Utrecht gehouden, van meening dat het drankgebruik van motorbestuurders voorkomen en bestreden kan worden, door: - ie. invoering en handhaving van opvoedende verbodsbepa-, lingen; 2e. verspreiding van juiste denkbeelden omtrent wezen en werking van den alcoholhoudenden, drank; 3e. invoering en toepassing van maatregelen en- inrichtingen van socialen aard; overwegende de wettelijke aansprakelijkheid van werkgevers en eigenaars in het auto-bedrijf voor aan derden toegebrachte schade, voortvloeiende uit ongevallen, wekt de beheerders van auto-ondernemingen en de particuliere auto-eigenaars krachtig op tot het steunen van de pogingen welke aangewend worden om het alcoholgebruik als ongevallen-factor bij het verkeer uit te schakelen. 3e RESOLUTIE. Het Congres voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer dato 16 Juni 1926 te Utrecht gehouden, overwegende dat de Regeering en het Bestuur van Provincie en Gemeente belangrijk kunnen bijdragen tot het beperken van de uit alcoholgebruik voortkomende ongevallenkansen met door motorische kracht voortbewogen voertuigen; van oordeel dat zoowel de steeds toenemende snelheid als de uitbreiding van het verkeer met genoemde voertuigen invoering en strenge toepassing van bepalingen van preventieven en repressieven aard dringend-noodig maken, verzoekt de Regeering en de Provinciale en Gemeentelijke Besturen met allen aandrang ter zake de noodige voorzieningen te treffen en zoo krachtig mogelijk te doen naleven. — 71 —