Prijs 50 Cents ===== REALISTSICHE == ROMAN BIBLIOTHEEK Redactie: JACQUES TOULOUSE VROUWENVERLEIDER TEGEN WIL EN DANK VOLLEDIG VERHAAL UIT HET HEDENDAAGSCHE LEVEN UITGEVERIJ „SELECTA" AMSTERDAM JACQUES TOULOUSE VROUWENVERLEIDER TEGEN WIL EN DANK REALISTISCHE ROMAN VAN MERKWAARDIGE LIEFDE, HUMOR EN AVONTUUR Uitgeverij „SELECTA" Amsterdam ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN „ . . . Met een sportieve sprong vloog Fanny hem om de hals en overdekte de geleerde Don Juan met hartstochtelijke kussen. . ." (bh. 18). 1 DE ONTDEKKER VAN DE DRIE SCHOON HEI DSVLEKKEN. Maurice Tampouille lag behagelijk uitgestrekt in zijn bed ■en deed verdienstelijke pogingen zijn oogleden gesloten te houden. Dartele zonnestraaltjes speelden op zijn wel wat te lange neus, die rood glimmend boven de dekens uitstak. Gemelijk schoof hij langzaam verder onder de dekens, tot zijn voeten tegen het houten achterschot van het ledikant stootten. Dit resultaat bereikte Maurice wel heel gemakkelijk, dank zij zijn lange beenen. Nu knorde hij behagelijk en de genoegelijke glimlach om üjn mond verraadde zijn heimelijk verlangen, nog lang zoo van de aangename warmte onder de dekens te genieten. Maar, de man wikt en . . . de vrouw beschikt! Onze held was niet alleen in zijn bed, de benijdenswaardige kerel! Zooals vele van zijn medebroeders, bezat ook hij een vrouw, die hem wetmatig was toebedeeld. Maurice Tampouille was trots op zijn vrouw. Maar spoedig zou hij ervaren, dat de rol van wettige echt- en bedgenoot niet altijd even veel genoegens brengt. Ginette Tampouille, zijn lieve gade, lag klaar wakker. En -wat is erger voor een vrouw die den slaap niet vatten kan, terwijl naast haar in het bed haar man zoo zalig ligt te sluimeren, alsof er geen echtelijke plichten bestonden. Ginette begon een beetje boos te worden, omdat zij meende, dat haar man haar verwaarloosde. Met veel lawaai keerde zij zich een paar maal om en om, zoodat het ledikant door luid kraken zijn ongenoegen te kennen gaf voor dit soort gymnastiek, maar Maurice bleef rustig doorslapen. Wist hij veel? Hij had nu eenmaal een licht geweten en een gezonden slaap. 4 Tot groote ergenis van Ginette begon hij zijn droomen met een onmelodisch gesnork te begeleiden en het leek spoedig, alsof hij een zeppelinmotor concurrentie wilde aandoen. Ginette werd razend, wat te begrijpen is. Wacht even! Zij zou! hem wel krijgen! En meteen gaf zij hem een flinke por in zijn rug. Maar Maurice bleef dapper. Hij ontwaakte niet. De lezer zal zijn moed wellicht begrijpen, als ik hem vertel, dat Maurice Tampouille den heelen oorlog had meegemaakt als administrateur in de militaire bureaux, zestig kilometer achter het front. Om zijn groote verdiensten jegens het vaderland bewezen was hij begiftigd met het legioen van eer .. . Ginette was een kleine, men zou kunnen zeggen een iet of wat magere vrouw, met donkere oogen en bleeke, dunne lippen. Haar mooie, eenigzins gebogen neus verraadde een hartstochtelijk temperament. Toen zij bemerkte dat haar echtgenoot geen gehoor gaf, wierp zij op hem een verachtelijken blik. Dit was nu de man, die haar hulp en bijstand verschuldigd was, om van de innige, hartstochtelijke liefde, waarover men in opera's zooveel schoons kan hooren zingen, maar niet te spreken. Ten einde raad trok Ginette de dekens weg, die haar heer gemaal zoo weldadig hadden gekoesterd, sloeg zijn nachthemd omhoog en vol woede diende zij hem een paar hard aankomende slagen toe op dat gedeelte onder aan zijn rug waar dit van naam verandert. ( — Hier, nu heb jij wat van mij, riep zij verontwaardigd uit. Zoo moedig was Maurice Tampouille niet, of hij ontwaakte met spoed. — Ben je nou heelemaal ? . .. Wat mankeert jou ? . . . schreeuwde hij, intusschen zijn pijnlijke lichaamsdeelen wrijvend. — Ik mankeer niets maar ik geloof dat jij den laatsten tijd een heeleboel mankeert!. .. siste Ginette, terwijl zij met welgevallen naar de resultaten van haar werk keek. 5 — Laat mij toch rustig slapen, bromde Maurice. Ik heb jou toch niets gedaan! . . . ■— Nee, was 't maar waar! riep Ginette woedend. Blijf jij maar slapen! Ik ben nog dom om met je te blijven praten. Ben jij een man ? ... Ga uit mijn oogen, akeligheid! ... Met één sprong was zij het bed uit en trachte haar woede achter onverschilligheid te verbergen. Toch stampte haar kleine voet een paar keer op den grond en toen liet zij, uitdagend als een Lafs, haar fijn bewerkt nachthemd van haar lichaam glijden. Een mengeling van teleurstelling, gesmade liefde en gekrenkte ijdelheid deden haar wangen kleuren van opwinding. De brave Maurice liet verstolen blikken gaan over de naakte charme van zijn edegade, zonder zelfs ook maar de geringste ontroering te ervaren. Men zegt, dat het de gewoonte is die afstomt. Hoe het zij, Maurice Tampouille bewaarde zijn deugd. Noch de sidderende slanke beenen, nog het spel van bewegelijke lijnen dat hem geboden werd, waren in staat eenig verlangen bij hem op te wekken. Zacht grommend trok hij de dekens weer over zich heen en trachte zijn verloren slaap terug te vinden. Ginette verdween in de badkamer en kon niet nalaten de deur met een harden slag achter haar dicht te slaan. Nauwelijks was Ginette verdwenen, of Maurice werd andermaal uit zijn sluimer gewekt. Het was fataal dien morgen. Een sterk lawaai, afkomstig van de etage boven hem, deed Maurice humeurig van zijn bed opspringen. Een diepe zucht ontsnapte zijn borst, zooals romanschrijvers zouden zeggen. Hij kende de oorzaak van dit luidruchtig gedruisch. Op de bovenste verdieping woonde een jonge dame, Fanny Perron, een meisje met wat men zou kunnen noemen, verlichte zeden. Prompt iederen morgen begon het lawaai; het plassen van water, koude douches, massages met ruwe badtandschoenen, turnoefeningen, gewichtheffen enz. enz. 6 Dat heb je van die moderne jonge dames van lichtere zeden tegenwoordig. Ze malen er niets om een fatsoenlijk man in zijn nachtrust te storen, bromde Maurice. Toch was hij die sportieve jonge dame niet onwelgezind. Zij was een charmante verschijning en bijna dagelijks ontmoette hij haar in het trappenhuis of op de gang. Dan groette hij haar immer vriendschappelijk. Fanny zelf scheen in werkelijkheid de groet van den heer Tampouille nauwelijks te waardeeren. Zij vond hem een onbeduidend man en voor minnaar zou hij bij haar nauwelijks in aanmerking komen. Gelukkig voor Maurice, leefde deze in zalige onwetendheid hierover. Een plotselinge huivering doorvoer hem toen hij zich de lokkende gestalte van Fanny indacht. Het was hem een aangename bezigheid te droomen over de mollige dijen van Fanny Perron, de wulpsche welvingen, haar buigzame rug. En dan, haar veerende boezem, haar blanke, zachte huid, want Fanny was blond en moest dus een melkwitte huidskleur hebben. In lokkende droombeelden zwijmelde hij weg. Even dacht hij er aan zijn Ginette te roepen, maar dan schrok hij terug. Waarom? Ja, dat wist hij vermoedelijk zelf niet goed. In elk geval bewaarde hij zijn deugdzaamheid. Wij staan hiervoor een complex van aandoeningen en onbewuste neigingen, die voor geleerde psychologen aanleiding zouden geven tot een verbazingwekkende verhandeling over de merkwaardigheid der menschelijke psyche. Wij zullen dit niet doen en liever Maurice Tampouille een wijle alleen laten met zijn amoureuze droomerijen. Tot goed begrip dient de lezer wel te weten, dat Maurice Tampouille nu ongeveer tien jaar getrouwd was, in alle eer en deugd. Slechts zelden begaf hij zich, in wat de dichters liefdeskamp noemen. Maurice was geen dichter, nog niet voor den versleten knoop van zijn broek. De groote liefde, die zijn vrouw zoo sterk bezielde en onrustig maakte en die in opera's bezongen 7 ■wordt, was hem belachelijk. Zijn opvatting in deze vond haar beslag in kleine oefeningen, die met groote tusschenpoozen herhaald werd, en zonder veel heftigheid. Als hij bijvoorbeeld in een roman of in de krant van een man las, die zich om een ongelukkige liefde van het leven had beroofd, verbaasde zulks hem altijd heel erg. Zulke gedachten zouden zelfs nooit in zijn hoofd opkomen. Dichterlijke liefde was hem dus vreemd. Het bleef hem goed beschouwd gelijk, deze of die vrouw te bezitten. Ieder jaar, voornamelijk tegen het voorjaar, betoonde Tampouille meer toenadering dan gewoonlijk. Deze toestand duurde echter tot groote ontevredenheid van zijn vrouw maar heel kort. Toen hij zoo tegen de dertig liep was hij getrouwd, want heelemaal zonder vrouw door het leven te gaan, was toch ook niet alles. Maurice Tampouille was een man met methodische principes. Al sedert zijn vrijgezellentijd liet hij iedere maand zijn eksteroogen snijden en eiken Zaterdagavond offerde hij aan Venus. In het algemeen zou men van hem kunnen zeggen, dat hij een goed echtgenoot was. Ook tijdens zijn huwelijk had hij zijn methodische principes niet vaarwel gezegd. Elke Zaterdagavond roffelde hij het program af. Deze ceremonie was overigens van korten duur en bijna zakelijk van eenvoud. Het was alsof hij altijd haast had en Ginette moest zich wel aan dit soort snelschrift aanpassen. En Tampouille Jbekommerde er zich al heel weinig om hoe de uitwerking van zijn principes aan zijn vrouw beviel. Maar, met het klimmen der jaren werd de wekelijksche ceremonie al spoedig halfmaandelijksch en daarna slechts om de maand uitgevoerd. Als van zelf was Ginette met deze methodische regeling allerminst content. Hoe zou men ook anders kunnen verwachten van een levenslustige vrouw van nog geen dertig jaar I 8 Bij dit alles moet men bedenken, dat Tampouille een geleerde historicus was, die zich gelukkig voelde als hij oude manuscripten doorlas, of eeuwen oude pergamentrollen besnuffelde, wier eigenaardige geur zijn neus weldadig kittelde, zoodat zijn kleine grauwe oogen begonnen te glanzen van vreugde. Hij had zich voornamelijk tot taak gesteld anecdotische bijzonderheden van beroemde historische personen na te vorschen. Op dit gebied had zijn naam in de wetenschappelijke wereld een goeden klank. Zoo was het hem o.a. gelukt wetenschappelijk de juiste positie vast te stellen van de bekende drie schoonheidsvlekken die het lichaam van gravin Du Barry hadden gesierd. Iedereen weet dat de geleerdste geschiedschrijvers toegeven, dat deze koninklijke hofdame drie schoonheidsvlekjes op haar linkerdijbeen had. Maurice Tampouille echter was in staat aan de hand van autentieke documenten te bewijzen, dat de gravin twee schoonheidsvlekken op de linker en een aan de binnenzijde van de rechterdij bezat. Deze geweldige ontdekking had veel stof opgeworpen onder de geleerden. In tijdschriften voor kuituur-historische onderzoekingen verschenen de pro- en contra-artikelen van onderzoekers van naam. Tot eindelijk Maurice Tampouille het laatste woord sprak. Hij publiceerde een lijvig boek, waarin hij de methode van onderzoek en de bewijzen zijner ontdekking op wetenschappelijke wijze uiteenzette. Sindsdien volgden de geleerden met spanning de resultaten van zijn nieuwe onderzoekingen, betreffende de historische» vraag, of de Prins regent, Philippe van Orléans, al of niet ongeoorloofde betrekkingen heeft onderhouden met zijn dochter, gravin Du Barry. En deze voor de geschiedenis der menschheid zoo uiterst gewichtige navorschingen interesseerden onzen vriend Tampouille meer dan zijn eigen vrouw. Onze geschiedschrijver had een officieele betrekking als archivaris bij de nationale bibliotheek, zoodat hij alle ge- 9 legenheid had zich aan zijn kuituur-historische onderzoekingen te wijden. Keeren wij nu naar onzen held terug. Hij lag nog steeds in zijn bed te droomen over Fanny Perron, de jonge dame van lichtere zeden van drie hoog. Ondeugende gedachten speelden door zijn hoofd. Maar plots nam hij een fiks besluit. — Ik sta op en ga mijn ochtendwandeling maken .... mompelde hij. Hieruit kan men wel opmaken, welk een eerbaar man onze held is. 10 II. DE KLOP OP DE DEUR. Terwijl Maurice Tampouille in het bad zijn wilde lentegedachten trachte weg te poedelen, klopte een breed geschouderd man op de deur van het door Tampouille bewoonde huis. Juffrouw Hortensia de Chance, de hupsche jonge conciërge deed open. Hortensia was een charmante blondine, een flinke, frissche verschijning, wier stevige ronde vormen een lust om te zien waren. Haar diep glanzende oogen, haar guitige blik, en heel de aangename indruk die haar uiterlijke bekoorlijkheden maakte, deden vaste vermoedens rijzen, dat zij allerminst een koel temparament moest hebben. — Bent u Hortensia de Chance, de conciërge? — Om u te dienen, mijnheer. — Kijk eens, ik ben recherheur van politie, maar u behoeft u niet ongerust te maken. Ik moet eenige informaties van u hebben. Woont hier een zekere mijnheer Tampouille T — Jawel, maar er is toch niets aan de hand ? Het is hier een fatsoenlijk huis en .... — Dat geloof ik graag, antwoorde de politieman in het volle besef van zijn waardigheid. — Maar in fatsoenlijke huizen kunnen wel eens minder fatsoenlijke menschen wonen. Het gaat om een heel ernstig geval. Hebt u wel eens bemerkt of mijnheer Tampouille zich . .. eh ... afzondert met vrouwen ? . . . — Als u zijn eigen vrouw bedoelt, zal dit wel zoo zijn, lachte Hortensia. — Maakt u maar geen gekheid, juffrouw. De zaak is te ernstig, viel de breedgeschouderde in met barsche stem. — Ik bedoel, ontvangt die mijnheer weieens jonge meisjes op zijn kamers? U begrijpt me wel ... — O, mijnheer wat denkt u wel? Mijnheer Tampouille is zoon rustig en net persoon! Wat zou zoo iemand op zijn geweten kunnen hebben? 11 — O, juffrouw, als ik alles mocht vertellen wat ik weet,dan zou u wel anders praten. Stille wateren hebben diepe gronden, weet dat wel! . . . De rechercheur haalde diep adem en vervolgde: — Hij is nogal groot van stuk, is 't niet? Is er verder nog iets opvallend aan hem te bespeuren. Ik moet dit weten voor mijn rapport. — Mijnheer, antwoordde Hortensia blozend, vermoedelijk, begreep zij de dienaar der heilige Harmandad niet goed, — ik heb hem nog nooit anders dan aangekleed gezien! .. . Maar, ja, zijn neus valt wel erg op. . . . — Juist. Een groote neus. Dat is een onmiskenbaar teeken! triomfeerde de politieman, terwijl hij een en ander in een zakboekje noteerde. Met stijgende verwondering hoorde Hortensia den politieman aan. De rest van het gesprek werd op zachten toon gevoerd, alsof geen vreemde ooren er iets van mochten vernemen. Men hoorde fluisteren: — Zijn groote neus, een kapitaal delict. . . zeer ernstig zedenmisdrijf. . . een zeer hartstochtelijk mensch. . . een sater, een echte vrouwenverleider I . . . Don Juan eerste klas ... de zaak wordt nog uitgezocht.. . beleediging van historische personen ... ik weet er 't fijne nog niet van, maar hij zal er wel meer van hooren . . . Past u maar voor hem op! . . . 't Is een geraffineerde fijnproever. . . Dan vertrok de rechercheur van politie geruischloos op> zijn gummihakken, maar niettemin met statige militaire stap. Vuurrood van opgewondenheid had Hortensia den breedgeschouderden man aangehoord, al hadden de confidenties van den rechercheur een tegenovergestelde uitwerking dan deze wel dacht. Neen, dat had zij nooit durven droomen, zoo'n echte Dón Juan in huis te herbergen! Het streelde min of meer haar vrouwelijke gevoelens. Zoo'n huurder heeft niet iedereen. En zoo weinig opvallend was die mijnheer Tampouille,zoo beschaafd. Nee, dat hij zoo'n genotzoeker was, had 12 zij toch nooit achter hem gezocht. Het werd nu toch wel tijd om mijnheer Tampouille wat meer oplettender te beschouwen, meende Hortensia en nam zich voor de eerste de beste keer, als de wind gunstig was, Tampouille eens op de proef te stellen! . . . De klop op de deur had haar gevoelens voor mijnheer Tampouille doen ontwaken! .. . III. HORTENSIA WORDT VERLIEFD. Zonder eenig vermoeden, dat de politie zoo n belangstelling koesterde in den omvang van zijn neus, beet Maurice melancholisch in zijn ochtendbroodje. Ginette doorboorde hem als 't ware met verachtelijke blikken. Nietemin verliep het ontbijt zonder dat zich incidenten voordeden. Tenslotte verhief Tampouille zich op zijn beenen en stapte de kamer uit. Hij schokschouderde even, alsof hij een onaangenaam gevoel van zich afschudde. Toen hij de kamer van de conciërge passeerde, gaf Hortensia, die zichtbaar opgewonden scheen, hem te verstaan binnen te komen. — Ik heb geloof ik een brief voor u, mijnheer Tampouille. Gaat u even zitten, als u wilt, dan zoek ik de post even door. . . — Heel gaarne, antwoorde Tampouille en liet zich in een fauteul vallen. — Wel, wel, ik meende toch dat er een brief voor u bij was, murmelde zij. Een listig glimlachje speelde snaaks om haar mond. — Hoe zeer schoon en verlokkelijk is die Hortensia van morgen, dacht Tampouille als hij de deinende bewegelijkheid van zijn mollige conciërge zoo verleidelijk voor zijn oogen zag schemeren. Kwasi zoekend naar de brief, overbodig te zeggen, dat er natuurlijk heelemaal geen post voor den geschiedschrijver was, liep zij de kamer op en neer, verzocht Tam- 13 pouille even op te staan en kon niet vermijden haar bezoeker telkens onwillekeurig aan te raken. De beroemde historieschrijver verlustigde zich zeer aan deze manieren. Het gaf hem een kleine vergoeding voor zijn eigen huiselijke onaangenaamheden. Hij maakt vergelijkingen, die alle in het voordeel van Hortensia uitvielen. Haar dijen schenen hem vandaag al bijzonder mooi van vorm te zijn. Haar opvallend goed ontwikkelde boezem bewoog zich rythmisch op en neder en moest in elk geval het liefkozen dubbel en overdwars waard zijn, zelfs voor een geleerde historicus, die de juiste plaats van de drie schoonheidsvlekken van Madame Du Barry ontdekt had. Hortensia sloofde zich zoo uit om de brief te vindén, dat zij in haar overijling zich half verzwikte, en om te voorkomen dat zij op den grond zou vallen, liet zij zich in vol plané op de knieën van haar huurder neder. . . Maurice had gelukkig de tegenwoordigheid van geest zijn handen, tot zulk een onverwachte ontvangst bereid, op de goede plaats op te houden. — Pardon, mijnheer Maurice! . . . Ach, hoe galant van U om uw handen op te houden. . . . — Galant zijn zit in mijn familie. Een erfeniskwestie, waagde Tampouille op te merken. — U had leelijk te terecht kunnen komen.. . Hij keek in haar mooi glanzende oogen en verwonderde zich over de opwindende blos op de wangen van de blondine. Sidderend fluisterde zij hem in 't oor: — Ik moet u wat vertellen, mijnheer Maurice. Maar wacht even. . . Met een veerkrachtige sprong wipte Hortensia van zijn knieën en sloot de kamerdeur af.. . Tampouille keek verwonderd toe. Plotseling scheen hijt de situatie te begrijpen. Er was geen twijfel mogelijk. Hortensia was zwaar verliefd op hem! En terwijl hij nog nadacht waaiaan hij deze onveiwachte, weat blijkbaar nie 14 minder onstuimige liefde te danken had, was Hortensia hem met stormachtig geweld om de hals gevallen, drukte hem met onweerstaanbare kracht tegen zich aan en fluisterde met heesche stem : — Ik wil het wel weten, dat ik aan je hou! . . . Mijn lieveling, doe wat je wilt... In jouw armen ben ik gelukkig ! . . . Maurice was totaal overrompeld. Tegen zoo n wilde verliefdheid was hij niet opgewassen. Gewillig liet hij zich met liefkozingen overladen. In het vuur van het oogenblik had Hortensia de verwarrende vertwijfeling van haar huurder niet bemerkt. Temeer niet, daar, toen Hortensia uit haar rokje gestapt was en Tampouille haar bekoorlijkheden van meer nabij kon bewonderen, deze een ware vreugdekreet uitstiet: — Dat is fameus! . . . Wonderlijke gelijkenis! . . . Twee op de linkerdij en één aan de binnenkant van de rechter! . . . Precies als bij Madame Du Barry!... Zeldzaam verrukkelijke bijzonderheid! . .. Hertensia had nog nooit van Madame Du Barry gehoord -en meende dat Tampouille een vergelijking maakte met een van zijn vele minnaressen, misschien wel een gravin of zoo! . . . Dit streelde niet weinig haar ijdelheid. Tampouille stond op en sidderend van extase boog hij zich op de knieën om zijn ontdekking beter te kunnen bestudeeren. Hortensia liet zich lachend op de divan vallen. En Tampouille beijverde zich in nadere beschouwing van -de drie schoonheids vlekken. O, er is maar één man als u! . . . sidderlachte Hortensia. Onze held kon maar niet begrijpen, dat hij een vrouw zoo kan imponeeren en gelukkig maken. Hij werd er duizelig van. Het vervulde hem met trots. Overmoedig door het ongekende genoegen dat hij smaakte, riep hij uit: Je zult nog versteld van me staan! Mijn capaciteiten worden al door vele vooraanstaanden hooggeschat! . . . 15 En als ik mij de moeite zou willen geven de algeheele liefdesverhouding .. . — Ja, ja, viel Hortensia hem familiaar in de rede, — ik weet alles van je, mijn heerlijke Don Juan, mijn sterke sater! .. . Verwonderd vroeg Tampouille zich af waarom Hortensia hem een sater noemde, maar hij had geen tijd zich in dit vraagstuk lang te verdiepen. Nadat hij zijn wetenschappelijke onderzoekingen tot volle tevredenheid had verricht, gaf hij de verliefde blondine een paar vriendschappelijke klappen op haar achterste, strikte zijn dasje recht en stapte zelfbewust, hoogopgericht en met de statige pas van een senator, de deur uit. IV. HET GESTOORDE RENDEZ-VOUS. Tet kwam er bij zoo'n hooge functionaris als Maurice 'Tampouille was, niet op aan hoe laat hij precies op zijn ■bureau wenschte te verschijnen. Na de ontroerende en heftige oogenblikken met de verliefde blondine, ging Maurice naar zijn kapper. Hortensia heeft mij een sater en een echte Don Juan genoemd, overpeinsde hij zelfvoldaan. — Natuurlijk! Dat is te begrijpen! Ben ik soms geen klassiek voorbeeld van manelijk schoon ? . . . En nog wel één die begiftigd is met het legioen van eer! ... O, zoo 1 .. . Dat imponeerd de vrouwen!.. . Hij suste zijn geweten, dat hij toch niets onbehoorlijks gedaan had, dan alleen de vrouwelijke schoonheden van zijn blonde conciërge hulde gebracht. En daarbij, niemand anders wist het toch. En zijn vrouw beloofde hij het toch niet te gaan vertellen. Waarom was die dan ook altijd zoo vervelend! .. . En met tevreden glimlach constateerde Maurice Tampouille, dat hij minstens zoo'n groote vrouwenveroveraar 16 kon zijn als Gérard Dulong, als hij maar wflde. O, zoo!.. . Gérard Dulong was zijn collega op de Nationale Bibliotheek, die altijd naar de laatste mode gekleed en bijgevolg voor een echte dandy versleten werd, ofschoon hij de veertig reeds lang gepasseerd was. Altijd verveelde hij zijn collega's met verhalen over zijn fabelachtige liefdesavonturen. — 't Wordt te erg! De vrouwen loopen maar achter mij aan, onthulde de mooie Gérard. — Vandaag is Paula aan de beurt. Een prachtvrouw. En een temperament! .. . Geweldig! . .. — Is zij getrouwd? vroeg een collega. — Natuurlijk! antwoordde Gérard. — Ik bemoei me alleen met gehuwde vrouwen. Dat is het eenige middel om zijn rust te hebben. Maar ik heb zooveel aan de hand, en dat is vermoeiend. Zoo bleef de mooie Gérard pralend verder praten, terwijl Maurice met ijvèr verdiept was in zijn historische onderzoekingen. Hij liet de praalhans maar praten. Ter verdediging van de aanvallen op zijn boek, wilde hij nu een nieuw boek schrijven: „Mijn ontdekking der juiste plaatsbepaling van de drie schoonheidsvlekken van Madame Du Barry, met verwijzing naar de authentieke bronnen van oorsprong, mitsgaders cultuur-historische conclusies." Zie zoo, de titel had hij al. Weloverwogen schreef hij verder: „In mijn jongste oeuvre heb ik bewezen dat, trots de algemeen aangenomen meening, de drie schoonheidsvlekken der koninklijke hofdame zich niet op dezelfde dij bevonden .. ." Daar het juist vier uur sloeg, verhieven zich alle bibliothecarissen als op commando indrukwekkend van hun zetels, daar het tegen hun principieele gewoonten zou indruischen, ook maar een seconde over tijd te blijven werken. Weldra was Maurice Tampouille weer op weg naar 17 huis. Droomerig liep hij verder, al mijmerend over de treffende overeenkomst van de drie schoonheidsvlekken die hij bij Hortensia ontdekt had, met die van wijlen Madame Du Barry. „ . . . 0, mijn lieveling, hoe goed kunt u met vrouwen omgaan", riep de gravin, rood van opwinding . . . (bh. 35). — Het is buiten twijfel dat de goede Lodewijk de vijftiende zich niet verveeld heeft. Dames die zulke teekentjes op de dijen bezitten, zijn van een bijzonder temperament. Ik zal in mijn nieuwe boek daarop terugkomen, n Nieuw hoofdstuk, b.v. „Verhandeling van de plaats der schoonheidsvlekken in verband met de sexualiteit van het menichelijk geslacht." Geheel met deze grootsche gedachte vervuld liep hij de duistere trap van zijn woning op, tot zijn neus geprikkeld werd door een bedwelmende parfum. 18 Boven aan de trap stond een hupsch jong vrouwtje, die hem in 't oor fluisterde: — Mijnheer Tampouille, maak geen gerucht! Ik heb u iets te vertellen en wacht u op mijn kamer. De deur staat open. Kom even mee! .. . Ten zeerste verrast ontwaarde de brave Tampouille de moderne jonge dame van lichtere zeden, die een étage hooger woonde. Lenig en geruisloos als een jonge poes zag hij de bevallige verschijning de tweede trap op sluipen. — Wat heeft dit nu weer te beteekenen, peinsde hij. Dan vermande hij zich en schudde alle bezwaren van zich af. Wat drommel, hij was toch voor alles een wetenschappelijk man. En op de teenen sloop ook hij naar boven. Fanny Perron wachtte hem in haar kamer, en toen Maurice binnensloop, hing zij met een sportieve sprong pardoes om zijn hals. — Mijn heerlijk gulzig roofdier! . . . Mijn aangebeden bok! .. . riep Fanny in extase uit en overdekte de geschiedschrijver met heete kussen. Dat haar aangebeden bok een weinig bedremmeld en onthutst stond, viel haar in de heftigheid van het oogenblik niet op. . .. Gulzig roofdier . . . aangebeden bok . . . Maurice wist niet hoe hij het had. Hij die tot dusver tot de grootste pantoffelhelden gerekend mocht worden, al wilde hij zich dat nauwelijks bekennen. Maar men kan nu wel een pergamenten snuffelaar en bibliotheekmuis zijn, als een lieftallige vrouw, die, evenals de Grieksche heataren bedreven was in de kunst der liefde, aan je hals hangt, glijden alle moralistische wandelstokken, oftewel principes der deugd, uit de hand. Na eenigszins bekomen te zijn van de niet alledaagsche onstuimige begroeting, werd onze held getroffen door de intieme bekoring die een smaakvol damesdessous kan bieden, die de charme der lichaamsvormen zoo geraffineerd kan doen uitkomen. Zeiden we niet alreeds dat Fanny een 19 kunstenares in haar vak was en een waardige gelijkenis toonde met de beroemde heataren van het oude Griekenland? . . . Onze archivaris stelde al dadelijk vast, dat Fanny's onthulde verschijning beantwoordde aan zijn droombeeld van dien morgen. Haar beenen waren bewegelijk en slank van vorm, de heupen met een gracieuse welving, de boezem rond en vast. Haar bevallig lijf een symbool van gratie en sportiviteit. Zijn eerste werk was een wetenschappelijk onderzoek in te stellen naar schoonheidsvlekken. Fanny bleek opgetogen voor iedere handbeweging of onnoozel gezegde van haar gast. — O, als ik dat eerder geweten had! . . . riep zij blozend uit en kuste hem met ongekende vurigheid. — Merkwaardig! mompelde Tampouille. — Op de linkerdij ontbreken de schoonheidsvlekken en ook op de rechter! . .. En toch, welk een temperament!. . . Merkwaardig !.. . Ik zal er in mijn nieuwe boek. . . Fanny Perron trok hem lachend jas en vest en overige attributen van fatsoen uit en slingerde ze door de kamer. — Heerlijk roofdier! murmelde Fanny en overdekte de lange harige beenen van onzen held met liefkozingen. Plotseling stiet de eigenaar van de lange beenen een vreugdekreet uit: — Op de linkerheup! . . . Twee nogwel!.. . En welk een verrukkelijk schoonen! ... Dus toch ongeveer in de zelfde zöne als bij Madame Du Barry! ... Welk een merkwaardige bijzonderheid! . .. Ik zal in mijn nieuwe boek .... Maar verder kwam hij niet met zijn wetenschappelijke voornemens, want plotseling werd er op de deur geklopt. Tampouille werd lijkbleek van schrik, maar de jongedame van lichtere zeden zei eenvoudig en allerminst uit het veld geslagen: 20 — Dat is waar ook ! Vandaag komt mijn mooie Gérard,. één van mijn vrijgevige minnaars. .— Hij zal me doodschieten, sidderde het roofdier. Gelukkig voor ons roofdier, verstond zijn geliefde deze uitroep als een grapje. — Ik zal je even in de kamer hiernaast moeten loodsen, zei ze zakelijk. — Ik kan er niet van tusschen uit. Een oogenblikje maar, lieveling 1. .. Broek, jas en schoenen onder de arm werd onze vrouwenverleider tegen wil en dank in de aangrenzende kamer geduwd. Das en boord werden hem nonchalant nageworpen. Fanny wierp haar kimono om en opende de gangdeur. V. DE MINNAAR VAN DE ZWEEP OF HET MENSCHELIJKE PAARD. — Kom binnen, mijn. geliefde slaaf!... begroette Fanny haar nieuwen bezoeker. Netjes gekapt en opgepoetst trad ... Gérard Dulong de kamer zijner geliefde binnen. Met zichtbaar welgevallen, maar vol eerbiedigheid vergenoegde hij zich in den aanblik der ronde vormen, die de kimono strak omhulde. —i Geliefde meesteres, sprak hij schuchter, als het u goeddunkt, dezelfde ceremonie als de vorige maal... — Zwijg en haal de attributen!... gebood Fanny. De mooie Gérard scheen in de kamers van zijn meesteresder liefde goed bekend. Met korte pasjes liep hij naar een kast en kwam terug met een fraai versierd rijzweepje, hetwelk hij behoedzaam en met een deemoedig gebaar aan Fanny overhandigde. Zonder veel omslag pakte Fanny met haar stevige armen haar aanbidder met een handigen greep beet en... legdè hem pardoes over de knie... Met een kleinpn handgreepstreek zij de broek van haar minnaar strak en daar begon een vreemde ceremonie. Het sierlijke rijzweepje in de hand 21 -van Fanny, zwiepte 'het instrument op de achterste van den ■gewilligen mooien Gérard ... Reeds na den eersten slag, venijnig toegediend, kreunde Gératd van pijn. — Stil! gebood de meesteres koel. — Elk woord dat ik boor van je, tijdens de behandeling, zal vijf extra strafslagen ten gevolge hebben. Denk daaraan!... De meesteres telde nauwkeurig ... zeven ... acht... negen ... tien ... — Au!... Au!... —■ Elf!... klonk het, en de slag zwiepte venijniger. —k Twaalf ... dertien ... Vijf en twintig slagen werden toegediend. Dan trok de meesteres met een handige beweging de broek van haar minnaar naar beneden, en nu volgden nog vijf en twintig op de bloote. — Vijftig!... Genoeg!... klonk het scherp. — Is het zoo goed?... vroeg Gérard onderdanig. — Je hoort toch, dat ik zei, genoeg! antwoordde Fanny bits. — Doe je ceremonie-schoentjes aan! Gérard Dulong voldeed onmiddellijk aan dit bevel. Spoedig stond hij in zijn nethempje met lange zwarte dameskousen aan zijn beenen, terwijl hij met veel moeite zijn voeten in voor hem veel te nauwe damesschoentjes geperst had. "De vijftien centimeter hooge hakken deden hem wankelend kleine pasjes maken. En nu begon een nieuw maar vreemd spel. Fanny balanceerde het rijzweepje uitdagend in de hand. — Hier!... commandeerde de meesteres. Gérard naderde met pijnlijke bewegingen. Dan kuste hij het zweepje eerbiedig en reikte zijn meesteres een span met leidsels, zooals waarmede kinderen wel paardje spelen. Het gebid omklemde hij met de tanden, Fanny nam de leidsels in de linker hand en de vreemde voorstelling begon. !— Vooruit ... klonk het commando. 22 Gérard trippelde vooruit als een circuspaardje. De rijzweep zwiepte door de lucht en kwam neer op het menschelijke paard, dat kreunend rond de tafel galoppeeren moest. Steeds harder zwiepte de zweep, steeds luider klonken de smartkreten van het vreemde paard, wiens voeten in de zoo nauwe damesschoentjes gewrongen, hem ontzaglijke pijn veroorzaken moesten. De buitengewoon hooge hakken veroorzaakten natuurlijk eveneens een pijnlijke houding. Toen deze vreemde voorstelling ten einde liep, boog zich het menschelijke paard over de hem toegestoken zweep en kuste die deemoedig, alhoewel sidderend van pijn. Moeizaam werden de schoentjes uitgedaan en ook deze werden met kussen overladen. — Dank U, meesteres!... murmelde Gérard Dulong met glanzende oogen. — Door U smaak ik de hoogste zaligheid! ... — En nu vlug aangekleed. Volgende maal uitgebreider program! riep de eigenaardige vrouw. — Ik wilde... waagde de minnaar der zweep. — Niets te willen. Volgende maal moogt ge langer blijven!... De mooie Gérard Dulong boog deemoedig, kleede zich en moest op bevel van zijn meesteres afscheid nemen. Weemoedig keek hij door het venster op straat. — 't Is zoo heerlijk rustig hier, waagde hij op te merken, terwijl hij zijn meesteres de hand kuste. — Men hoort hier niets in dit rustige huis. — Ja, een rustig huis, hoewel er beneden een merkwaardige Don Juan, een echt gevaarlijk roofdier en bekende vrouwenverleider woont, zei Fanny zachtjes. — Een groote geleerde, maar even groote en gevaarlijke wellusteling, gevaarlijk voor de vrouwen die hij het hoofd op hol brengt, overdreef Fanny moedwillig. — Maurice Tampouille heet hij!... — Onmogelijk!... stiet Gérard Dulong getroffen uit. Hij 23 werd bleek en als door een adder gebeten. Tampouille, zijn collega!... Nee dat kan niet zijn!... Ken je hem? ... vroeg de heatare. — Ik? Nee, absoluut niet!... bibberde Dulong verward. Geen slag had hem erger kunnen treffen! Om zijn verwarring te verbergen nam hij, beurtelings rood en wit wordend, afscheid van zijn wreede meesteres, nadat hij eerst eenige banknoten op het zilveren schaaltje had gedeponeerd. Een houtain lachje speelde om den mond van het bekwame liefde-vrouwtje. VI. DE VROUWENVERLEIDER IN ANGST. Het roofdier stond in zijn hemd in de aangrenzende kamer en kon nauwkeurig de ceremonie in de andere kamer volgen. Tot zijn niet geringe verbazing nam hij waar, dat de bezoeker bij Fanny niemand minder dan zijn eigen collega, Gérard Dulong, was. De man dus, die pochend had verteld een rendez-vous met een zekere Paula, een getrouwd vrouwtje te hebben dien dag! Wat een praalhans! Tot zijn niet geringe verbazing was hij nu toeschouwer van een al heel vreemde voorstelling geworden. Door het sleutelgat kijkende, had hij zijn pralenden collega als menschelijk paard, bestuurd door Fanny en voortdurend met de rijzweep geslagen en aangevuurd, rond om de tafel zien galoppeeren!... Nauwelijks was Gérard Dulong verdwenen of Fanny opende de deur en riep: — Ik ben nu klaar, kom! En verontschuldig deze kleine intermezzo. Zoo u gezien hebt, geheel onschuldig. Maar ik kon hem moeilijk wegsturen zonder de behandeling die hij wenscht. Hij incasseert de slagen en is daar gelukkig mee en ik incasseer zijn geld. Ieder wat!... Fanny lachte hel. Hoe bekoorlijk stond zij daar. Maurice verslond haar met zijn blikken en constateerde, dat zij zich 24 voor hem mooier maakte. Terwijl rij sprak, gleed haar kimono van haar schouders. Openhartig en luchtig babbelde ze door: — Mooie Gérard, zooals hij genoemd wordt, was al klant van mij toen ik nog in de rue du Dragon woonde. Ik ken zijn verlangens precies en mijn behandeling brengt hem in groote verrukking, hoe vreemd het ook moge klinken, maar ik kan van zoo'n man niet houden, — echt houden!. Dan sprong zij op Maurice toe. — Maar van jou kan ik houden!... Mijn heerlijk roofdier!... Mijn trotsche bok' Mijn droom!... Man van mijn hart!... Eenigszins bedremmeld en haar wilde verlangens nog niet goed kunnende begrijpen, keek Maurice toe. Fanny trok hem lachend en kussend op de divan. Haar oogen glinsterden van verlangen. Heftig drukte zij de arme Maurice teqen zich aan. Onze geleerde fluisterde manhaftig: - Drukke bezigheden ... Nog een beetje moe!... — Ja, ik weet het... van vanmorgen ... Maar ik hou van mannen als u ... met ontembare kracht en wil!.. De echte soort... O, mijn roofdier!... Fanny's oogen glansden van ongewone extase. In verheven geestesverrukking duizelde Tampouille weg. De lippen fluisterden liefdewoordjes. De divan kraakte als een zeeschip in storm... Plotseling ... De klop op de deur! Geëergerd sprong Fanny op. _ De deur As nog niet gegrendeld! ... 3 a Het vermeende roofdier schrok geweldig. Ook hij sprong op en verdween met koortsachtige haast achter de tegenovergestelde deur. Juist op dit oogenblik ging de gangdeur open. Fanny herinnerde zich bijtijds dat zij met niet meer bekleeding bedekt was, dan de naakte nymphen in het park te Versailles' — Madame!... kondigde de binnenkomende zich aan ■ 25 Tot haar ontzetting bemerkte Fanny, dat madame Ginette Tampouille, de echtgenoote van den zoo juist op tijd weggeglipten minnaar, vriendelijk glimlachend binnentrad. Gelukkig had Fanny onmiddellijk haar positieven weer bij de hand. Ik ben nog ongekleed. Excuseer mij. Was juist bezig aan mijn dagelijksche sportieve kamergymnastiek-oefeningen! . . . In plaats van in het aangrenzende vertrek, was Maurice «op het balcon terecht gekomen . . . (blz. 27). . Pardon! Ik meende uw stem te hooren, ik dacht dat u, nadat ik geklopt had, „binnen" riep. Geneer u niet, wie doet er tegenwoordig niet aan sport voor de slanke lijn, antwoordde mevrouw Tampouille opgewekt. — En al kennen wij .elkander nog niet zoo goed, omdat u nog niet lang hier woonachtig bent, toch meen ik u volledig mijn verlangens 26 te kunnen toevertrouwen. Ik zou u gaarne eens willen spreken over mijn man. En u daarbij om raad vragen. U bent een moderne vrouw met vrije opvattingen, wie ik mijn zaken wel kan voorleggen. Ik wil namelijk van mijn man weg en ... — Wat, van uw man weg?... riep Fanny verbaasd uit. — Wat moet u een temperament bezitten!... — Ja, ik ben warmbloediger als men denkt. Maar mijn man verwaarloosd mij. Ik lijd als het ware armoe in de liefde. Fanny's oogen werden groot van verwondering. Dit was de vrouw van den koning der roofdieren, de echtgenoote van den grootsten Don Juan die zij kende!... En zij zou te kort komen? ... Nee, ongelooflijk!... Tegelijk stond nu ook voor haar vast, dat haar bezoekster geen flauw vermoeden had, dat haar man in haar onmiddellijke nabijheid vertoefde. Dat was één geluk. Gerustgesteld vroeg Fanny dan ook allerliefst: — En waarmede kan ik u van dienst zijn, mevrouw? — Ja, ik zal 't u maar ronduit zeggen, ik zoek een minnaar en daar u veel relaties hebt, kom ik uw hulp inroepen. — Lieve mevrouw, antwoordde Fanny glimlachend, ik heb met u te doen en hoop u zooveel ik kan van dienst te zijn. Maar al dadelijk moet ik uzeggen, dat de mannen, wien ik doorgaans mijn gunsten schenk, in de liefde niet veel waard zijn. Tusschen hen en Maurice... ik bedoel mijnheer Tampouille, uw echtgenoot, is een groot onderscheid. Maar toch, ik zal uitzien naar een geschikt iemand. Er zal er mij wel één in handen vallen. Dan kom ik het u wel zeggen. — Ik dank u reeds bij voorbaat en ik reken op uw medewerking. Mijn man kan elk oogenblik thuiskomen nu en hit mag mij niet hier zien bij u. Dat zou al dadelijk argwaan wekken, niet waar! — Natuurlijk. Ik hoop spoedig u een gaaf exemplaar te kunnen bezorgen. — Temperament... kracht... en wil... zijn vereischten, 27 lachte Ginette bij het heengaan. — Vooral temperament!. .. Vanzelfsprekend, wuifde Fanny en sloot de deur achter haar bezoekster. Fanny Perron vloog daarop naar de aangrenzende kamer, alwaar zij haar wilde minnaar meende te vinden. De kamer was leeg. Zij keek in hoeken en gaten. Niets te ontwaren wat op een man geleek. Verbazing teekende zich op haar gezicht. Wat drommel, waar zit Maurice Tampouille nou? Zij keerde zich om en ... de deur van het balcon ging open. Drijfnat in zijn hemd, druipende van den regen trad haar Don Juan de kamer binnen. — Maar lieveling? ... riep Fanny verschrikt uit. — Droog me af, ik heb vast een longontsteking opgedaan daar... Wat was er gebeurd. Toen zijn echtgenoote zoo zoo onverwachts de idylle verstoorde, en hij moest wegvluchten, had Tampouille zich in de deur vergist en in plaats van in het aangrenzend vertrek, was hij op het balcon terecht gekomen! ... Tot overmaat van smart was het begonnen te regenen. Vol ergernis en schaamte dacht hij aan de buren, als die hem herkenden was hij een verloren man. Met schrik en ontsteltenis had hij de stem van zijn eigen vrouw gehoordin de kamer. Fanny begon te lachen toen zij over den eersten schrik 'heen was en begon haar Don Juan moederlijk af te drogen. — Wees maar niet boos, lieveling. Mijn liefde voor jou zal je alle leed vergoeden. Geheel verward en zenuwachtig liet Maurice alles met: zich doen. — Drommels, wat mankeert je vrouw. Ze wil van je weg. Wat een temperament moet zij wel hebben! ... Tampouille zei niets meer. Melancholisch liet hij zich vertroetelen. Zooveel sensatie had hij in zoo'n spanne tijds nog nimmer meegemaakt. Nadat hij weer netjes aangekleed was sloop hij op de 28 teenen naar beneden. De revolutie in zijn liefdeleven was in vollen gang. Het was alsof er een geheel ander mensch in hem begon te leven. Hij begreep er zelf echter niets van!... VII. ONVERWACHTE SUCCESSEN VOOR ONZEN DON JUAN De tot vrouwenverleider verheven archivaris was zeer terneer gedrukt en door de opeenstapeling der emoties geheel confuus. — Lieve Ginette, zoo sprak hij tot zijn vrouw dien avond, — ik heb je veel verdriet gedaan. Ik heb mij teveel door mijn kultuurhistorische onderzoekingen laten in beslag nemen. Maar van nu af wil ik alles goedmaken ... — Heerlijk, zuchtte Ginette met een juichtoon. — Laten we maar vroeg naar bed gaan, je ziet er wat overwerkt uit!... Onze held bood geen tegenstand meer, maar liet zich gewillig meeslepen, waarheen het booze lot hem bestemde. Ondanks de vermoeiende opvattingen van Ginette, was Tampouille den volgenden morgen zoo frisch als een hoen ..hoe onwaarschijnlijk het ook moge klinken. Ginette toonde zich allerliefst en kuste hem ten afscheid. Toen hij zich opmaakte om naar de nationale bibliotheek te gaan, hield Hortensia zich verdacht op in de gang beneden, alsof zij op hem wachtte. Blozend sloeg zij de oogen neer. — Ik kan u vanmorgen niet even binnen roepen om de post te halen, want mijn man is ziek thuis gekomen. U weet wel pijnin zijn gewrichten, nog overgehouden van zijn verblijf in de koloniën... Vanmiddag, in de andere kamer. Want er is geen tweede man als u ... En Hortensia de Chance keek hem zoo smachtend aan, dat lampouille zoo langzamerhand zelf in zijn kwaliteiten van vrouwenveroveraar begon te gelooven. Op zijn bureau gekomen, bemerkte hij, dat zijn collega's «lieu mm of meer verdacht üaar hem keken. Dc oorzaak 29 was niet ver te zoeken. Gérard Dulong, jaloersch door hetgeen hij van Fanny Perron vernomen had, had de praatjes gelanceerd. j — Een schandelijke kerel, die Tampouille!... n badist.... Vrouwenverleider!... Zeden delicten... Politie... Zoo iemand kan geen plaats in ons college hebben!... De directeur moet er in ieder geval mee in kennis gesteld worden ... Tampouille is een schande voor ons genootschap!... Het was reeds lang een bekend geheim, dat het in het voornemen van den directeur lag, een vaste plaatsvervanger te benoemen. Voor Gérard Dulong stond het vast dat hij alleen voor die functie in aanmerking kwam. Meer salaris en dus zou hij zijn geliefde Fanny ook weer meer geld kunnen geven voor haar verrukkelijke behandelingen ... Nog dienzelfden morgen had Gérard een conferentie met den directeur en vertelde van de immoreele levenswijze van zijn collega Tampouille. De directeur had weliswaar niets gezegd, maar Gérard Dulong wreef zich niettemin vergenoegd in de handen. Nu wist hij zeker dat hij zou promoveeren, want zoo'n vrouwenjager als Tampouille kon toch onmogelijk de plaats van den directeur innemen, ja, lampouille zou zelfs wel overgeplaatst worden naar een provinciestadje. De directeur van de bibliotheek was een oude heer, wiens deftige baard met behulp van kunstmatige middelen prachtig blond gebleven was. Hij lachte fijntjes na al het geen den kwaadaardigen Dulong van zijn collega Tampouille had overgebriefd. Hoewel Tampouille niet wist welke netten om hem gespannen werden, voelde hij zich onaangenaam geprikkeld door de schijnheilig strakke gezichten zijner collega's. Er broeide iets, dat begreep hij nu wel. En toen de portier hem verzocht zich bij den directeur te melden, werd hij bepaald zenuwachtig. Hij bereidde zich op het ergste voor. Misschien hadden de heeren hem wel in zijn hemd op het balcon gezien 30 en den directeur ingelicht over dit onzedelijk schouwspel! — tieste Tampouille, zoo begon de directeur hartelijk. — De zware verplichtingen, die aan mijn ambt verbonden zijn rullen u niet onbekend zijn. Mijn leeftijd brengt met zich mede dat men vele zaken niet met die energie kan volbrengen als men wel zou willen. Daarbij, ik wil wat van mijn rust gemeten. En daarom heb ik gedacht een plaatsvervanger te , benoemen, die van mijn veelomvattende taak een groot gedeelte zal moeten overnemen. Wie zou ik voor deze functie beter geschikt kunnen achten, dan u, mijn waarde Tampouille... De toegesprokene stond verbluft en kon niet anders uitbrengen, dan: — Maar, mijnheer ... ik ... - Geen maren! U, mijn beste Tampouille benoem ik tot onderdirecteuren plaatsvervangend chef!... Uw groote historische kennis ... uw kwaliteiten als galant man ... uw werkkracht... dit alles is mij bekend, om van uw veroveringen op het vrouwelijk geslacht niet te spreken! Ik moet u al dadelnk in eenige ambtsgeheimen inwijden. Steeds komen hier schrijfsters van naam een studie maken van onze verzameling historische documenten. Het zal uw taak worden die te ontvangen en van dienst te zijn. De speciale ontvangen studiekamer voor wetenschappelijke dames is hiernaast streng Privé, zooals u weet. Komt u even mee' Het privé-studievertrek was smaakvol ingericht. Een divan beladen met kussens stond langs één der wanden. Spiegels gemakkelijke stoeltjes, galante schilderijen van beroemde meesters aan de muren... in één woord, een echt gezellige heerenkamer van alle gemakken voorzien. - Vanmiddag nog komt de beroemde romanschrijfster «ravin Lucie de Trouci-Troula. Haar kennis van het liefdeleven der fransche koningen is bijvoorbeéld fenomenaal! Het is een groote, maar heel charmante dame, die op bijzondere vT^ut d mOCt WOrdeD' VaDdaa9 k°mt ^ ^ van oude documenten voortzetten en u zult haar bij deze 31 studie behulpzaam moeten zijn. Ik zal haar nog even opbellen, dat ik vanmiddag verhinderd ben, maar dat zij in u een man met groote ervaring zal vinden... Maurice Tampouille wist niet hoe hij het had. Zijn droom, nog eenmaal onderdirecteur te worden werd zoo maar met één slag vervuld. Het duizelde hem. Hij stamelde eenige woorden van dank. t — Geen dank. mijn waarde!... U bent de rechte man dien ik hebben moet. Verontschuldig u niet, ik weet alles van uw groote gaven op het gebied der historie en der liefde!... U bent een echten Don Juan, met verfijnd raffinement en groote gaven! Als ik dit vroeger geweten had, mijn waarde, dan zou ik u reeds eerder benoemd hebben!... Ik ben er nu blij om, want zooals ik zei, de verplichtingen van mijn ambt worden mij te zwaar, om alles alleen af te doen. Mijnheer Tampouille, tot vanmiddag, dan zult u mijn plaats al moeten innemen. Ik zal uw benoeming per dienstorder bekend laten maken onder het personeel, en het spreekt van zelf, dat uw voormalige collega's u in 't vervolg met onderscheiding dienen tegemoet te komen!... En denk er om, zet vanmiddag uw beste beentje voor! Want het zal mij een waar genoegen zijn, als de gravin over haar nieuwen leermeester tevreden kan zijn!... VIII. DE GALANTE GRAVIN HEEFT VREEMDE NEIGINGEN. Nauwelijks bekomen van deze nieuwe emotie zat Tampouille klokslag twee uur reeds op den zetel van den directeur en installeerde zich in zijn nieuwe omgeving. De benoeming van Maurice Tampouille tot vaste onderdirecteur had den' afgunstigen Gérard Dulong bijkans doen barsten van woede en ergernis. Temeer, daar zijn collega's hem nu heelemaal niet meer geloofden en liever bij den nieuwen chef in de gunst wilden komen. 32 Intusschen wachtte Tampouille de dingen af die komen zouden. Van al de merkwaardige toestanden die hij de laatste twee maal vier en twintig uur beleefd had, begreep hij totaal niets. Veel tijd om te mijmeren werd hem echter niet gegund. De portier diende de gravin de Trouci-Troula aan. Onze held sprong op. Een groote, vleezige dame wiegelde binnen. — Aangenaam, mijnheer Tampouille. Uw beminnelijke directeur heeft mij vanmorgen meegedeeld, dat ik mij in het vervolg in het volste vertrouwen tot u kon wenden. Om u te dienen, mevrouw, stamelde Tampouille. — Hij heeft u beschreven als groot geleerde met een geweldige documentatie. En ofschoon ik de dertig reeds gepasseerd ben, moet ik nog veel leeren. Ik vertrouw dan ook op uw bereidwilligheid mij veel merkwaardige zaken bij te brengen. U zult in mij een vlijtige en gehoorzame leerlinge vinden. Haar oogen schitterden en met een beteekenisvol lachje drukte de forsche gravin haar nieuwen leermeester de hand. Tampouille beijverde zich haar behulpzaam te zijn met het ontdoen van haar mantel, terwijl zijn handen haar onwillekeurig lichtelijk beroerden. En al dadelijk boog zij haar gelaat verdacht dicht bij het zijne. Hoewel gravin de Trouci-Troula groot van gestalte was. ging er een eigenaardige bekoring van haar uit. Tampouille steeg het bloed naar de wangen. En voor hij het zelf wist had zijn leerlinge hem met haar mollige armen stevig omhelsd. De eerste les was begonnen. — Van welke oude historie zoudt u de bijzonderheden willen weten, vroeg Tampouille een weinig verward. — O, het oude is toch altijd weer nieuw! lachte de gravin verleidelijk. — Ik stel er prijs op de bijzonderheden van de geschiedenis der tuchtigingen te ervaren... liefst zoo straf mogelijk!... U begrijpt me wel... Tampouille begreep er nu juist niets van. Maar daar hij 33 . . . Zij gaf haar minnaar handen vol werk . . . (blz. 36). zijn nieuwe betrekking niet gaarne wilde verspelen, en ook niet van onkunde beticht wilde worden, knikte hij met het hoofd en lachte onnoozel: — Aha!... Ja, ja!... U hebt een goeden smaak!... De gravin stond op, boog zich over hem heen en fluisterde hijgend: — Laten wij hiernaast de les voortzetten!... 34 Tampouille wist niet beter te doen, dan haar voor te gaan jn het heilige der heilige, zooals de directeur het privévertrekje genoemd had. Het zilveren potlood, waarmede hij notities had willen maken, hield hij in de hand. En dit potlood was zijn geluk. De gravin wilde hem omhelzen en het Ongeluk — of liever het geluk, — wilde dat bij deze onstuimige omarming de massieve boezem van de gravin in onzachte aanraking kwam met de punt van het zilveren potlood. Een kreet van pijn weergalmde. Tampouille schrok hevig. Maar tot zijn niet geringe verbazing riep de gravin: — O, mijn heerlijke panter!... Hoe verfijnd geraffineerd! ... Zalig!... Ik aanbid u, mijn meester!... Ja, ik zag het op 't eerste gezicht... U bent de sterke man van mijn droomen... Mijn vurig beminde gebieder en minnaar van de zweep!... Van schrik viel Tampouille op de divan en toen hij zijn oogen weer opende, zag hij voor zich de gravin, die zich onbeschrijfelijk snel van haar japon ontdaan had, en nu als een lokkende Circe in negligé vol verlangen op haar sierlijke voeten wiegelde. Het beeld was bezwijmend!... — En nu, sla mij!... Dat windt mij zoo verrukkend op!... Ik wil sidderen onder uw tuchtiging!... Tampouille liet zijn blikken vol welgevallen over de prachtig klassieke vormen van de gravin gaan. Haar heerlijke mooie beenen, haar omvangrijke heupen, de forsche welving van haar boezem ... Het leek hem een droom! Alleen van wat zij sprak begreep hij niet al te veel. Plotseling liet Lucie zich over zijn knieën vallen en de bolvormige bekoring die hem nü geboden werd deed hem duizelen van extase. Zij lag daar op zijn knieën, als een vrouw die slaag verwacht. Hoewel het flagelleeren aan Tam- 35 pouille practisch onbekend was, bleek hij fijngevoelig genoeg om eindelijk te begrijpen wat de gravin van hem verlangde. En hij sloeg met alle kracht. Klits!... klats! ... klits!... klats!... Hij ging met welgevallen de roode kleur na die door zijn tuchtiging te voorschijn geroepen werd. De gravin kwam in hoogste verrukking, terwijl Tampouille zelf verbaasd werd door het genoegen dat hij daardoor zelf ondervond. Tenslotte werd hij moe en hield op. — O, mijn lieveling, hoe goed kunt u met vrouwen omgaan! riep Lucie rood van opwinding. Zij overlaadde hem n* met liefkozingen, terwijl zij door haar gewicht onzen held als het ware verpletterde. — O, mijn meester, ik ben gelukkig ... Hoe zal ik vannacht aan u denken! ... Mijn panterL. De kussen en liefkoozingen van gravin Lucie de TrouciTroula namen geen einde. Ten lange leste stond Tampouille vermoeid op. De gravin kleedde zich met opmerkelijke snelheid. Blijkbaar was zij deze soort lessen gewoon. Het afscheid was vol teederheid. En terwijl zij haar meester vol liefde omhelsde, fluisterde zij: — Je hebt mij waanzinnig verlangend gemaakt naar onzen volgenden studie-middag!... Dan breng ik mijn rijzweep mee... Men heeft niets teveel over uw groote bekwaamheid verteld ... Ik moet nog veel van u leeren!... Ach, hoe sidder ik nog van intens geluk!... U bent den koning der vrouwenliefhebbers!... Mijn mooie, groote, sterke sater!... Mijn lieve, wreede meester!... Mijn droomschat! ... 36 IX. DE VROUWENVERLEIDER VERSCHIJNT OP DE BADPLAATS. Onze arme Tampouille werd van nu af geen rust meer gegund. Om te beginnen zijn eigen vrouw. Sinds zij middels de mondaine relaties van Fanny een sportieve jongeman tot vriend had genomen, begon zij er met den dag voordeeliger uit te zien, terwijl zij voor haar man dubbel lieftallig was. Fanny Perron deed steeds heviger verliefde aanvallen op de eerzaamheid van onzen held, terwijl zij Gérard Dulong steeds strenger behandelde, tot groot plezier van Tampouille. Zij noemde Tampouille nog steeds haar „liefste roofdier",... de eenige man in haar leven, die wist wat waarlijk liefhebben beteekende!... Dan was de smachtende Hortensia de Chance er nog, die geen gelegenheid liet voorbijgaan haar liefde voor Tampouille te bewijzen. Haar hartstochtelijke genegenheid groeide met den dag. Onze held kon het huis niet binnen komen, of Hortensia verleidde hem om op haar kamer de post te komen halen!... Ook gravin Lucie de Trouci-Troula bezocht bijna dagelijks het privé-vertrek in de nationale bibliotheek om te studeeren en dan bracht zij altijd een aantal verschillende soorten zweepen, roeden, vreemdsoortige riemen en tal van andere instrumenten mede. Zij gaf haar „goddelijken panter" handen vol werk ... Om maar niet te spreken van de tallooze jonge en oudere schrijfsters, die, om zich te documenteeren en navorschingen te doen den onder-directeur van de nationale bibliotheek te spreken vroegen. Het werk groeide hem boven het hoofd. lederen dag was hij slechts in staat om één, hoogstens twee volzinnen te schrijven aan zijn nieuwe vervolgstudie over de drie schoonheidsvlekken van Madame Du Barry. Zoo langzamerhand begon hij zelf in zijn kwaliteit van Don Juan te gelooven. De onmiskenbare teekenen daarvoor waren toch wetenschappelijk af te leiden van de lengte der rimpels op zijn voorhoofd en van de plaats van zijn eksteroogen... Ja. hij voelde zich als een ouderwetsche turksche haremhouder. Het is ook te begrijpen, dat Tampouille reeds na een maand naar wat rust verlangde. En toen de vacantie was gekomen begaf hij zich met zijn vrouw naar de City-Plage om de versterkende zeebaden te gebruiken. Niet te zeggen, dat Fanny Perron nog dienzelfden dag ook naar City-Plage vertrok. Daar was zij trouwens altijd tijdens het seizoen, omdat haar werkkring zulks meebracht! Zij kon nu vrijelijk met haar roofdier praten, aangezien zij met Ginette innige vriendschap gesloten had. Ook gravin de Trouci-Troula verscheen den volgenden dag in het badhotel, mitsgaders eenige jonge schrijfsters. Reeds denzelfden dag, dat Tampouille in City-Plage gearriveerd was, ging als een loopend vuurtje onder badgasten het gerucht, dat de beroemde schrijver en ontdekker van de drie schoonheidsvlekken van Madame du Barry eenige weken zou blijven logeeren. En degenen, die het nog niet wisten, vertelde men: - Een geweldige Don Juan!... 'n Vrouwenveroveraar! .... Ja, hij staat bekend om zijn liefdesavonturen! En alle vrouwelijke badgasten beijverden zich, den grooten man van meer nabij te leeren kennen!... Geen trompet was luid genoeg om de orgieën en liefdesverhoudingen van Tampouille bekend te maken. Onze historicus was de sensatie van den dag. Alle dames spraken over hem. Zijn populariteit waa zoo enorm, dat hij slechts met de vinger te wenken had om 37 38 iedere gewenschte vrouw te bekomen. Een zestal engelsche ladies, tien amerikaansche girls en echtgenooten van filmmagnaten, acht lieftallige kamermeisjes, de cassière, de eigenares van het casino, de vrouw van den burgemeester, de meisjes uit de Lucky-bar en ongeveer een veertigtal andere vrouwelijke badgasten dongen als om strijd naar de gunsten Van den beroemden Don Juan. lederen morgen klokslag elf uur nam Tampouille een bad. JDe hoofd-attrectie van de badplaats, want na het bad volgde een bijzondrere ceremonie, die daarin bestond de sultane van den Sultan te benoemen. Eiken dag steeg de spanning onder de dames. Steeds meer nieuwe gasten kwamen en de hotelhouders en de meisjes in de bar van het casino maakten goede zaken. De roem van Tampouille verbreidde zich met ontzagwekkende snelheid. En Ginette, zijn vrouw, zult u vragen. Ook die was verrukt over de genoegens, die de badplaats bood. Alle mannen wilden kennis maken met de vrouw van den grooten Don Juan, en Ginette deelde haar gunsten vrijelijk uit. Gravin de Trouci-Troula speurde het strand af voor gedroogd zeewier en zocht in de duinen voor puntige zeedistels, waarvan zij droomde, dat de groote man haar geeselen zou .. Fanny Perron maakte goede zaken, door de tallooze aanbidsters van Tampouille te beloven een goed woordje voor haar bij hem te doen. Schatrijke amerikaansche ladies boden haar groote bedragen om een rendez-vous te bewerkstelligen. Op ideze wijze alleen verzamelde zij een schat van dollars, handige zakenvrouw als zij was. De badplaats floreerde, 's Middags, als de gasten in badcostuum langs het strand flaneerden, gymnastiekoefeningen maakten, of athletiek bedreven, gold het als een evenement wanneer de groote Don Juan zich in hun midden ver- 39 toonde. Was er bal 's avonds, dan was de groote vrouwenverleider omring van smachtende dames, die zich al gelukkig prezen als hij een paar woorden tot hen sprak. Steeds stond bij in *t middelpunt der algeheele belangstelling der vrouwen. De beroemde man werd er moe van. Al die adoratie matte hem af. Geen wonder, welke man zou zoon massa-aanval blijvend kunnen weerstaan?... ? Het is dan ook wel te begrijpen, dat onze held op een morgen met haarpijn opstond. Hij voelde zich afgemat en overwerkt. Nadat hij zich gekleed had, wachtte hem een nieuwe sensatie; stonden tot nu toe steeds dames op hem te wachten, nu werd een heer door den gérant aangediend. Hij bekeek het visitekaartje: Octave Cancan, las hij, commissaris van politie ... Onze held schrok. In de foyer stond een heer. Het bleek de commissaris te zijn. — Mijnheer Tampouille, zoo begon de commissaris, — het spijt mij U te moet enstoren .rnaar ik heb een belangrijke mededeeling voor u. Ik heb hier een missive van het parket uit Parijs, waarin u verzocht wordt morgen om twee uur voor den rechter van instructie te verschijnen. Een zoo'n belangrijke boodschap aan een hoogen gast in onze badplaats gericht, kan ik bezwaarlijk aan een ondergeschikte overlaten. En zoo kom ik u persoonlijk hiervan op de hoogte stellen. Ik dank u zeer, mijnheer de commissaris, antwoordde Tampouille zenuwachtig. — Ik weet niet, waarover het gaat, mogelijk moet ik als getuige opkomen ... Pardon, u bent opgeroepen voor een voorloopig verhoor als verdachte...! riposteerde de commissaris. — Het betreft een zedelijkheidsdelict...!" — Wat zegt u? Een zede... — Juist, een vergrijp tegen de zeden! Het staat er 40 De commissarie verdween, onze held in een wanhopigen toestand achterlatend. Hij begreep er niets van. Een delict tegen de zeden..! En plots dacht hij aan het feit, dat hij in zijn hemd op het balcon van Fanny Perron gestaan had. Mogelijk was het dat...! Maar dat was al een paar maanden Justitie malen nu eenmaal langzaam. geleden. Ja, dat moest het zijn, mompelde hij. De molens der Op het strand was intusschen een groote ontsteltenis onder de wachtende dames ontstaan. Het was nu al half twaalf en nog was de beroemde Don Juan niet in het bad verschenen. Men informeerde bij den portier, de kellners, de kamermeisjes, ja zelfs bij de directie. Niemand wist, wat er aan de hand was. De kamers van Tampouille bleven gesloten. Fanny Perron had kans gezien een paar oude, adelijke Engelsche ladies in één van de appartementen van Tampouille te loodsen. Ze hadden haar vijftig pond sterling gegeven, als zij er voor kon zorgen, dat de groote man zich een oogenblik voor hun oogen wilde vertoonen. De listige Fanny wilde deze kleine bijverdienste niet laten loopen, hoeveel zij ook van haar geliefde sater hield. Eindelijk was zij bij hem binnen. — Wat is er, liefde, vroeg zij, toen ze haar roofdier opgewonden in zijn kamer zag ijsbeeren. — O, niets...! Een kleinigheid ... hield hij zich groot — Gelukkig. Zeg liefste, hiernaast zitten een paar oude ladies, die je willen zien ... En meteen had ze de deur geopend en wenkte de ladies binnen te komen. Tampouille was allerminst in stemming dames te ontvangen. Hij zag rood van zenuwachtigheid. Zijn oogen puilden uit de kassen. Het klamme zweet stond op zijn voorhoofd. De uitwerking van zijn verschijning was echter overwel- 41 digend. De oude dames lachten vriendelijk. Maar toen ze het verwilderde uiterlijk van Tampouille zagen, schrokken ze. Ja, dat was een echte vrouwenverleider ...! Heerlijk, zoo'n man, zuchtte de alleroudste aangedaan. — Als hij ons maar niet overweldigt, fluisterde de jongste, die zeventig jaar was. — Dames, sprak Tampouille onthutst, ik moet op jacht. Ik ben in staat... Hij was zoo verward en zenuwachtig, dat hij niet meer wist wat hij zei. De engesche dames hielden elkaar angstig vast en trippelden naar de deur, kleine gilletjes uitstootend. De handige Fanny liet ze uit. En buiten vertelden de ladies tot ieder, die 't wilde hooren: — Wij hebben hem gezien! Wij hebben hem gezien! De groote vrouwenverleider !... De grootste vrouwenminnaar van het vaste land !... Een heerlijke man! Een pracht type! En alle dames van de badplaats verdrongen zich om de engelsche ladies om eenig nieuws van den beroemden vrouwenjager te vernemen. Den geheelen dag werd er over niets anders dan over den geheimzinnige liefdesavonturen van den grooten Don Juan gesproken. X. DE VROUWENMINNAAR VOOR DEN RECHTER. Den volgenden morgen zat Maurice Tampouille in den trein naar Parijs. Hij was somber gestemd. Wat zou er nu weer boven zijn hoofd hangen? Verdacht van een zedendelict 't Was om te rillen. Toen hij om 12 uur in Parijs aankwam, had hij het gevoel, alsof hij een lange reis gemaakt had. Hij was te nerveus om iets te eten. Het angstgevoel had hem alle appetijt ontnomen. 42 Reeds om half twee besteeg hij met bezwaard gemoed de trappen van het paleis van Justitie. Nog een groot half uur moest hij wachten, eer zijn naam werd opgeroepen. Bevend nam hij op een bank plaats. Gevangenen tusschen twee gendarmes zag hij af en aan gaan en met een wee en angstig gevoel zag hij zich reeds weggeleid naar de cel. Dan weer dacht hij aan het wisselvallige leven, dat hij den laatsten tijd geleid had. Mogelijk was het daarom, dat hij voor den rechter van instructie moest verschijnen. Hij verwenschte zijn vrouw, Fanny Perron, de gravin, de amerikaansche girls en de engelsche ladies en alle andere vrouwen naar de maan. Waarom drongen al die vrouwen zich toch zoo bij hem op? ... Wat had hij toch voor kwaads gedaan? Maurice Tampoille !... riep een stem. De beroemde historicus schrok, sprong op, wischte zich het zweet van het voorhoofd en volgde den ambtenaar in het bureau van den rechter van instructie. — Maurice Tampouille, geschiedschrijver, acht en veertig jaar!... Dat bent U? — Jawel, Edelachtbare. U bent aangeklaagd wegens beleediging der eerbaarheid, ging de rechter voort, terwijl Tampouille sidderde van angst, — U bent dus de auteur van de historische verhandeling over de drie schoonheidsvlekken van Madame Du Barry? Tampouille knikte treurig. — Dan kent u den inhoud des te beter. Uw boek, mijnheer, is vol ongepermitteerde vrijpostigheden!... U hebt het liefdeleven van de Fransche koningen openbaar gemaakt! U hebt het gewaagd om te schrijven, dat Francois de eerste aan een. geslachtsziekte overleden is !... Dat de Regent in ongeoorloofde betrekking met zijn dochter gestaan had!.. . U durft de plaats te noemen van de drie schoonheidsvlekken van 43 Madame Du Barry!... U moet toch weten, mijnheer, dat alle koningen van Frankrijk deugdzame, intelligente en geloovige menschen zijn geweest!... Wat u allemaal beweert moge dan al op authentieke documentaties berusten .het behoeft met openbaar gemaakt te worden. Als het aan mij zou liggen, zou, ik uw boek verbieden. Maar ik weet maar al te goed, hoe onze hoogere rechtscolleges hierover denken. Zij zullen u vrijspreken. Daarom is de inhoud niet in de aanklacht vervat.. Het gaat echter in het bijzonder over het omslag ... Tampouille hoorde den rechter met open mond aan. Hij had minstens verwacht, een heele reeks liefdesavonturen uit City-Place te hooren, dat hij beschuldigd zou worden van schennis der openbare eerbaarheid op het strand en in de duinen. En nu sprak men hem van zijn boek!... Vol vertrouwen hief hij een weinig het hoofd. De rechter had intusschen een lijvig boek te voorschijn gehaald en hield het onder den neus van den verdachte. Nauwelijks had Tampouille zijn boek herkent of hij sprong ontzet overeind en riep: — Maar dat is verschrikkelijk!... Een beleediging!... — Juist, zoo denk ik er ook over, hernam de rechter kalm. ft U bent dus de schrijver van dit boek en erkent, dat de teekening op het losse omslag een beleediging is voor de zeden!..* — Ik ben wel de schrijver, maar de teekening is een afschuwelijk misverstand. O, hoe verschrikkelijk!... huilde Tampouille. U geeft het geïncrimineerde feit dus toe? ... — Neen!... Neen! ... riep Tampouille uit. — De teekening heb ik nog niet eerder gezien. Ze is foutief! O, wat een schande! ... Ik kan bewijzen, dat Madame Du Barry twee schoonheidsvlekken op de linker en een op de rechterdij had.. 43 44 En nu is de situatie op de teekening juist andersom!... De schoonheidsvlekken zitten verkeerd!... O, wat een schande! Nu was de rechter hoogst verbaasd. — U kent het omslag dus niet. Maar als ik goed gehoord heb, bent u niet het minst ontdaan over de onzedelijke voorstelling van een dame met ontbloote beenen en dijen, maar veel meer bekommert u zich om de fout van den teekenaar... Maar of de schoonheidsvlekken op de linker of op de rechterdij zitten blijft mij hetzelfde. Ik heb den uitgever eveneens laten oproepen en zal hem nader hierover vragen. Een oogenblik later verscheen de heer Jean de Blois, uitgever van het boek. En deze bevestigde al dadelijk, dat de auteur deze teekening niet kende. De eerste oplaag was zonder dit omslag. En de teekenaar scheen zich in de juiste plaats van de schoonheidsvlekken vergist te hebben, wat den Verkoop van het boek niet zou schaden. Overigens achtte hij de teekening, die de beroemde Madame Du Barry voorstelt met ontbloote beenen niet aanstootelijk voor de eerbaarheid! ... — En niettemin zal ik u daarom laten vervolgen! hernam de rechter van instructie indrukwekkend. — Ik hoop het, edelachtbare, — dan ben ik zeker van een oplaag van minstens 300.000 exemplaren... een betere reclame kan ik mij niet indenken. Ik zou u er slechts dankbaar voor kunnen zijn ... Hiermede was het gevreesde vooronderzoek afgeloopen. Spoedig daarop liepen de uitgever en de auteur weer op de boulevard Saint-Michel. Op de smeekbeden van Tampouille beloofde de uitgever een nieuwen omslag te laten maken, waarop de schoonheidsvlekken op de juiste plaats bij Madame Du Barry waren aangegeven. Onder enkele glaasjes „amerscitron" werd de vrede geteekend .Dan vloog hij naar een 45 postkantoor .telegrafeerde naar Ginette. — „Kom spoedig naar huis, je Maurice." Een taxi bracht hem naar zijn woning, waar Hortensia de Chance haar huurder enthousiast begroette en vertelde, dat er juist een brief voor hem gekomen was. Tampouille maakte al een afwerend gebaar, maar inderdaad was er nu een brief, waarin hem de treurige mare gewerd, dat zijn onmiddellijke chef, de directeur van de nationale bibliotheek, overleden was tijdens een bezoek van zijn manicure. Door aandoening overmand moest hij Hortensia vastgrijpen om niet te vallen. En door haar ondersteunend, liet Tampouille zich naar zijn kamer brengen, waar Hortensia hem uitkleedde en in zijn bed legde. De emoties der laatste dagen waren te hevig geweest. Nu was hij juist aan het gerecht ontsnapt en nu moest hem dezen zwaren slag treffen. Maar alles zou ten goede komen. Het leven reguleert zich zelf. Den volgenden dag keerde Ginette van de badplaats, waar zij zooveel genoegelijke dagen had doorgebracht, in de echtelijke woning terug. Zij had natuurlijk niet nagelaten, haar adres bij de vele aanbidders, die haar hadden omringd, achter te laten. Fanny Perron had het ongeluk, waanzinnig verliefd te worden op een oceaanvlieger. Ze is met hem meegegaan naar Amerika. Gravin de Trouci-Troula zou ook voorloopig niet in de hoofdstad terugkeeren. Een schatrijke amerikaan, de houder van vijf en zeventig clandestiene drankhuizen, is nu haar liefdekoning. Als hij dronken is en in dien toestand verkeert hij voortdurend, slaat hij haar. En wonderlijk, de gravin verlangt niets liever!... Tampouille zelf verlangde naar rust. Hij wilde zich weer 45 46 «geheel aan de studie wijden. Zijn leed om het overlijden van zijn chef werd verzacht toen de regeering hem tot directeur benoemde. Nu kon hij zich geheel wijden aan zijn vervolgstudie over de drie schoonheidsvlekken van Madame du Barry. Uit wraak benoemde hij Gérard Dulong tot onderdirecteur,