320 WONINGTOESTANDEN IN WESTERWOLDE- BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER WONINGTOESTANDEN TEN PLATTELANDE* H- E* ROOKMAKER* G 43 WONINGTOESTANDEN IN WESTERWOLDE. BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER WONINGTOESTANDEN TEN PLATTELANDE. WONINGTOESTANDEN IN WESTERWOLDE. BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER WONINGTOESTANDEN TEN PLATTELANDE. PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE GRONINGEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS DR A. KLUYVER, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE, TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG 28 MAART 1924, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR, DOOR HARM EVERT ROOKMAKER GEBOREN TE BELLINGWOLDE. □ M. DE WAAL — 1924 ~ GRONINGEN □ Het verschijnen van mijn proefschrift is mij een welkome gelegenheid. U, Hoogleeraren en Lectoren der geneeskundige en natuurphilosophische faculteiten te Groningen dank te zeggen voor het van U genoten onderwijs. U, Zeergeleerde Heeren Tanja en Herderschêe, dank ik voor de leiding, welke Gij mij als assistent aan het WilhelminaGasthuis te Amsterdam hebt gegeven. Ook aan U. Zeergeleerde Kuiper, hooggeachte Directeur, voel ik mij ten zeerste verplicht voor de welwillendheid, waarmede Gij mij in die jaren steeds met raad en daad terzijde stondt. De groote bezieling, welke Gij, geachte Middendorp, behalve voor Uw werk als praktizeerend geneesheer te Bellingwolde, ook gevoelt voor het woningvraagstuk ten plattelande, waarvan Gij in woord en geschrift zoo dikwijls hebt getuigd, heeft ook mijn belangstelling daarvoor opgewekt. Ik dank U voor de vele wenken welke Gij mij gaaft. Ten zeerste stel ik het op prijs, dat Gij. hooggeleerde Klein, mijn promotor hebt willen zijn. Veel dank ben ik U verschuldigd voor den grooten steun en de vele raadgevingen, welke ik bij de bewerking van dit proefschrift van U heb mogen ontvangen. AAN MIJN OUDERS. INHOUD. Inleiding 1 Hoofdstuk I. Woningonderzoek en statistiek 6 Hoofdstuk II. Beschrijving der woningen: a. Oudeschans en onmiddellijke omgeving . 17 b. Boertange en ommiddellijke omgeving . 24 c. Het overige gedeelte van Westerwolde 26 Hoofdstuk III. Bedsteden 73 INLEIDING. Op het internationaal woningcongres te 's Gravenhage, gehouden in 1913, kwamen in het bijzonder de stad Amsterdam en de provincie Friesland op den voorgrond als baanbreeksters op het gebied der praktische woningverbetering. Zoowel de stad Amsterdam als de provincie Friesland hadden relatief het meest geprofiteerd van de gunstige bepalingen onder welke de gemeenten, met goedkoop geld van rijkswege, woningen konden bouwen ten behoeve van den arbeidersstand. Andere plaatsen, als den Haag, Arnhem, Rotterdam, Enschedé en Hengelo lieten aan de bezoekers zien, wat zij voor haar arbeidersbevolking hadden gebouwd. Behalve Friesland .— Leeuwarden had reeds in 1858 haar eerste woningbouw-vereeniging — kwam het platteland op een zeer poovere wijze voor den dag. Zoo ook de provincie Groningen; alleen de stad Groningen, Veendam en Wildervank bezaten woningstichtingen of vereenigingen, die eenige tientallen woningen hadden gebouwd. Het platteland van Groningen bezat verder geen woningbouwvereeniging. Opmerkelijk is echter het groote aantal woningbouw-vereenigingen in den zin der woningwet, dat men ziet ontstaan na 1913. In niet geringe mate werkte hiertoe mee de allengs 1 1 ontstane woningnood, die in 1917 nog veel grooter werd, gelijken tred houdende met het duurder worden van materialen en loonen. Volgens de gezondheidswet van 1902 werd ons land verdeeld in ressorten, uit welker inwoners de leden der gezondheidscommissies werden gekozen voor de betreffende ressorten. Tot 1913 had zich de praktische werkzaamheid der gezondheidscommissies niet verder gewaagd op het gebied der woningverbetering dan tot het afkeuren van de allerslechtste exemplaren, het aanwijzen van verbeteringen in woningen, die niet afgekeurd konden worden, het opstellen van bouwverordeningen en enkele andere nuttige zaken meer. Zoo ook de gezondheidscommissie van het ressort Wedde. Het ressort Wedde omvat de gemeenten Bellingwolde, Wedde, Vlachtwedde en Onstwedde, dat is dus het geheele landschap Westerwolde. Dit gebied heeft een enorme uitgestrektheid, zoodat het zeer moeilijk is voor de leden der gezondheidscommissie een goed overzicht en een gegrond oordeel over de daar heerschende woningtoestanden te krijgen. De grootste afmeting van het geheele gebied (van Noord naar Zuid) bedraagt 42 K.M., de grootste breedte 20 K.M. Buitendien staat slechts lk der woningen aan den verharden weg. Het totale oppervlak van het geheele ressort is 38000 H.A., het aantal inwoners bedroeg 1 Jan. 1923 41.205 i) Opgave Centraal Bureau voor de Statistiek. 2 De bevolkingsdichtheid van deze streek is dus zeer gering, zij bedraagt 1.1 inwoner per H.A. Dergelijke ressorten zijn te uitgebreid voor één commissie. Ter behartiging der gezondheidsbelangen ten plattelande zou het wenschelijk zijn, dat zulk 'een gebied in elk geval twee of drie ressorten vormde. Westerwolde is reeds langen tijd bewoond geweest en komt meer overeen met Drente dan met het overige deel van Groningen, zoowel wat zijn grondsoorten betreft (zand en hoogveen), als zijn oorspronkelijke bevolking, welke Saksisch is. De oudste nederzettingen vindt men op de hoogste gedeelten, Vlachtwedde, Onstwedde, Veele, Sellingen, Vriescheloo en Bellingwolde. Het verdere gedeelte was vroeger zeer moerassig. In 1828 werden tegenwoordige gedeelten van Blijham, Bellingwolde en Vriescheloo ingepolderd. Van 1909 tot 1917 zijn de overige gedeelten door kanalisatie van het Waterschap Westerwolde geleidelijk drooggelegd. In verband hiermee breidde de bevolking zich in de laatste jaren enorm uit en zijn er zeer veel nieuwe huizen gebouwd. Alleen het meest noordelijk gedeelte van Westerwolde bestaat uit kleigrond; in Bellingwolde en Vriescheloo vindt men dalgronden, afkomstig van ontgonnen hoogveen. Overigens is alles zandgrond met enkele veenstreken. De hooge zandgronden, speciaal de esschen, zijn sedert onheuglijke tijden in cultuur. De lagere zandgronden en de veenstreken zijn pas in de latere jaren ontgonnen. 3 Centra waren vroeger de oude vestingen Oudeschans en Boertange, waarvan de woningen nog duidelijk het stedelijk karakter vertoonen. De bevolking van Westerwolde is heden ten dage zeer heterogeen en de tijden van voor 40 jaar, toen men hier uitsluitend de echte Westerwolders aantrof, zijn voorbij; van alle kanten zijn nieuwe bewoners komen opdagen en wel in zóó grooten getale, dat wij niet meer van een typisch Westerwoldsche bevolking kunnen spreken. Aan den Oostkant grenst Westerwolde aan den „Kreitz" Hümling, waar Prof. Jacob1), in opdracht van de Duitsche regeering, uitgebreide onderzoekingen heeft gedaan omtrent het voorkomen van Tuberculose. In dezen Kreitz bleek de sterfte aan Tuberculose grooter te zijn dan in eenig ander deel van het Duitsche rijk. Ook in Westerwolde was de sterfte aan Tuberculose vroeger enorm groot. Door de grootere welvaart en de goede organisatie van het Groene Kruis, waardoor het mogelijk werd de patiënten van licht en lucht te doen profiteeren, is het sterftecijfer voor Tuberculose in Westerwolde in de laatste jaren sterk gedaald. Deze daling is zelfs sterker dan de daling voor het geheele land. Ik verwijs hiervoor naar Tabel I \ 1) Dr. P. Jacob. Die Tuberkulose und die hygiënischen Miszstande auf dem Lande. 2) Centraal Bureau voor de Statistiek. 4 TABEL I. Sterfte aan Tuberculose in Westerwolde gedurende het tijdsverloop 1901 — 1923. Totale sterfte Aanta, Sterfte aan m aan 1 uberculose q, , , „ . . inwoners _.„ Tuberculose Jaren. Tuberculose vaQ pro mille ptQ miUe „, in ,, Westerwolde. ,,, .m in Nederland. Westerwolde. Westerwolde. 1901 57 25574 2,23 1,94 1902 45 26161 1,72 1,87 1903 54 26722 2.02 L89 1904 4b 27305 1.68 1,84 1905 55 27916 1,97 1,79 1906 38 28724 1.32 1,78 1907 45 29172 1,54 1.73 1908 47 29857 1.57 1.62 1909 43 30423 1,41 1,61 1910 43 31210 1,38 1,55 1911 37 31646 1.16 1,57 1912 47 32430 1,45 1,44 1913 39 33251 1,17 1.42 1914 41 34399 1,18 1.40 1915 49 35067 1,39 1,44 1916 47 35787 1,31 1.67 1917 50 37079 1,35 1,82 1918 61 37965 1.61 2,03 1919 54 38812 1,39 1,74 1920 39 39634 0,98 1,47 1921 27 40383 0,67 1.27 1922 35 41205 0,85 1,14 5 HOOFDSTUK I. WONINGONDERZOEK EN STATISTIEK. De finantieele draagkracht van de bevolking in het oude Westerwolde was gering, de begrippen van hygiëne waren primitief en als gevolg daarvan de woningtoestanden slecht. De oudste woningen, die men thans in Westerwolde aantreft, zijn klein in getal en dateeren uit de jaren van 1600 tot 1700. De meeste oude huizen zijn van na 1672 (veldtocht van den Bisschop van Munster) en het overgroote aantal der woningen is van de laatste 20—60 jaar. Men vindt hier woningen van plaggen, van turf, hout, steen of van meerdere der genoemde materialen tezamen. De grootere huizen zijn voor het meerendeel van den laatsten tijd, speciaal de groote boerderijen. Enkele van deze boerderijen vertoonen nog het type van het „Oudsaksische boerenhuis", het meerendeel komt overeen met de veenkoloniale boerderij of de Oldambster Villaboerderij, met overgangen hiertusschen. Bellingwolde en Blijham vormen den overgang van het Oldambt tot Westerwolde, Vlachtwedde en Onstwedde zijn typisch Westerwoldsch, terwijl 6 het Zuidelijk gedeelte, Musselkanaal en Terapelkanaal, een veenkoloniaal uiterlijk vertoont. Ter illustratie van wat in Westerwolde op woninggebied te vinden was en ten deele nog te vinden is, heb ik in Tabel II een statistiek opgenomen, samengesteld uit de bevindingen van het systematisch woningonderzoek, dat in 1905 in opdracht van de gezondheidscommissie van het ressort Wedde plaats had wegens de hooge kosten is dit het laatste volledige onderzoek geweest. Het aantal eigen woningen bleek zeer groot te zijn, eveneens het aantal éénkamerwoningen, terwijl vooral in de gemeente Onstwedde veel slaapplaatsen in stallen en schuren voorkwamen. De verslaggevers van het woningonderzoek voegden aan de beschrijving dikwijls de qualificaties toe: Onbewoonbaar, Onderhoud zeer slecht, Gelijk een hok voor dieren, Eigenlijk geen woning, Bouwvallig, Hut of keet, enz. Tenslotte komt de Commissie tot de conclusie, dat er in haar ambtsgebied nog heel wat valt te verbeteren. Hier volgen eenige tabellen, die aantoonen, wat er in de jaren 1904—1923 door de gezondheidscommissie in het ressort Wedde is gedaan. (Tabel III en IV.) ') Verslag van de verrichtingen der gezondheidscommissie, gezeteld te Wedde, over het jaar 1905. 7 TABEL II. Systematisch woningonderzoek in Westerwolde, verricht in 1905 op last der gezondheidscommissie. | Bellingwolde. Onstwedde. | Vlachtwedde. j Wedde. | Totaal. Aantal woningen ! 973 2247 1303 595 5118 Eigen woningen . ... I 551 1253 881 342 3027 Huurwoningen 393 957 420 214 1984 Onbewoond 29 37 2 39 107 Eenkamerwoningen 733 1517 807 427 i 3484 Twee of drie woonvertrekken . . 226 730 495 168 1619 Onderhoud goed 851 1042 1009 347 3249 Onderhoud matig 64 899 229 237 | 1429 Onderhoud slecht 44 211 62 9 326 ( goed . 806 965 1095 379 3245 Zindelijkheid der woning { matig. 138 1018 177 170 1503 (slecht. 9 109 26 7 151 Slaapplaatsen in stallen en schuren 23 414 320 8 765 Last van rook 58 122 36 65 280 Last van vocht 2 12 76 85 175 Last van ongedierte 9 16 0 26 Last van stank 0 20 8 1 29 Geen privaat 18 157 105 23 303 Geen drinkwater 45 485 228 14 772 Beschoten dak 28 158 | 41 3 | 230 TABEL III. Aantal adviezen ter onbewoonbaarverklaring, ^ -n 3 Jaar. & £ £ "8 Totaal, c -s -fl *> | 1 !; 3 > CQ U > 1904 0 1 2 0 3 1905 10 0 1 2 1906 0 1 1 0 2 1907 0 2 3 0 5 1908 0 2 3 0 5 1909 0 2 1 0 3 1910 2 3 0 0 5 1911 3 1 0 0 4 1912 4 4 0 0 8 1913 20 7 3 0 30 1914 0 3 3 0 6 1915 3 6 6 3 18 1916 0 0 0 0 0 1917 0 1 0 0 1 1918 0 0 0 0 0 1919 0 0 0 1 1 1920 6 2 0 0 8 1921 5 0 0 0 5 1922 0 1 0 0 1 9 TABEL IV. Aantal adviezen ter verbetering van woningen. 1 s -g I Jaar. % £ & "S Totaal. CQ 1 u > I 1904 1 0 0 4 5 1905 0 0 0 0 0 1906 0 57 0 0 57 1907 0 0 0 0 0 1908 0 0 0 0 0 1909 0 0 0 0 0 1910 0 0 0 0 0 1911 0 0 0 0 0 1912 0 18 5 7 30 1913 10 4 1 0 15 1914 0 3 4 2 9 1915 8 4 0 2 14 1916 14 0 0 5 1917 3 16 0 1 20 1918 0 11 5 0 16 1919 0 13 0 5 18 1920 8 5 0 1 14 1921 2 9 0 1 12 1922 13 10 5 I I 10 Photo No. 1. Onbewoonbaar verklaarde woning, (Gemeente Bellingwolde.) Gebouwd in 1895, onbewoonbaar verklaard in 1912 en daarna afgebroken. Het huis was zeer bouwvallig en het interieur even slordig als de buitenkant te zien geeft. De bewoners hadden veel last van tocht en lekkage, 's Winters werd aan den Zuid' en Zuidoostkant van het huis een hoop turf tegen de muren opgestapeld, om het tochten te verminderen. Geen kalk was in de voegen en geen dokken waren onder de pannen. De woonkamer had afmetingen van 3 M. X 3 M. X 2 M. (hoog). Twee bedsteden vormden de slaapgelegenheid der familie. Het gezin bestond uit man, vrouw en vijf kinderen, n.1. twee jongens van 18 en 23 jaar en drie meisjes, respectievelijk 3, 16 en 25 jaar oud. Het gezinshoofd deed overal vergeefsche moeite geld te leenen, noodig voor het bouwen van een nieuwe woning. Toen dit niet gelukte, bleek hij voldoende kapitaalkrachtig te zijn, om de benoodtgde materialen en loonen contant te betalen. 11 Het opvolgen van adviezen voor wenschelijke verbeteringen, eventueel onbewoonbaarverklaring, loopt lang niet altijd vlot van stapel, hetgeen moge blijken uit het volgende voorbeeld: Gedurende 1906 werden door de gezondheidscommissie in de gemeente Onstwedde 25 woningen nagegaan, die onder de rubriek hutten thuis behoorden. Volgens het oordeel der Commissie behoorden deze hutten te worden afgebroken. In 1912 bestonden er nog een twaalftal; enkele werden bewoond door zeer oude menschen, waardoor ze niet in aanmerking voor onbewoonbaarverklaring kwamen; het meerendeel bleken bouwvallige en voor bewoning totaal ongeschikte krotten te zijn. Aan den gemeenteraad werd daarom geadviseerd 6 van deze hutten zoo spoedig mogelijk onbewoonbaar te verklaren, en de overige bij vertrek of overlijden van den hoofdbewoner te doen ontruimen. De gemeenteraad besloot in October 1913 aan dit advies geen gehoor te geven en grondde dit besluit op de volgende overwegingen: 1°. dat toch alle genoemde woningen door de eigenaars zeiven worden bewoond en gebouwd zijn op een perceel grond, door bebouwing waarvan de eigenaar-bewoners voor een deel in hun onderhoud moeten voorzien. 2°. dat geen der eigenaar-bewoners financieel bij machte is zich een betere woning te bouwen. 3°. dat huurwoningen in de omgeving totaal worden gemist. 12 Tegen deze beslissing van den gemeenteraad ging de gezondheidscommissie in hooger beroep bij Gedeputeerde Staten, hetgeen tot gevolg had, dat deze zich vereenigden met het advies van de gezondheidscommissie. In de latere jaren is de woningtoestand eigenlijk nog ongunstiger geworden dan vroeger. Hiervoor zijn verschillende oorzaken: 1°. De stichtingen in het belang der volkshuisvesting ontwikkelden niet meer zooveel bedrijvigheid als vroeger. In 1921 ontving de gezondheidscommissie het laatste plan tot het bouwen van woningen en wel van de gemeente Onstwedde tot uitbreiding van woninggelegenheid te Stadskanaal. Na 1921 is geen enkel plan van uitbreiding door eenige stichting in Westerwolde ingediend. 2°. Tot onbewoonbaarverklaring kon in den regel niet worden geadviseerd; de gemeentebesturen gingen slechts schoorvoetend daartoe over. 3°. Ondanks den woningnood stonden gedurende 1922 of althans gedeelten van 1922 enkele, door stichtingen in het belang der volkshuisvesting gebouwde woningen ledig; wegens den verlaagden loonstandaard was het namelijk in de laatste jaren een gewonen landarbeider niet mogelijk plm. ƒ4,— per week aan huur te betalen. Men gaat thans liever wonen in een afdakkamer of andere kleine, goedkoope woning, al zijn de gebreken ook talrijk. Ook hutten, keten, woonwagens en woonschepen worden 13 TABEL V. Nieuwbouw van Hutten en Keten in Westerwolde. Officieel Officieel Officieel Officieel Officieel Aanwezig bekende bekende bekende bekende bekende . 1919 u einae nieuwbouw nieuwbouw nieuwbouw nieuwbouw nieuwbouw .... aanwezig. ^ mg m im fc mL in m2 m ,923 Gemeente Bellingwolde | 2 0 1 3 5 7 15 Gemeente Onstwedde .30 1 2 ? ? 20 Gemeente Vlachtwedde 5 0 2 3 3 8 35 Gemeente Wedde . . 0 0 0 0 0 1 1 Totaal . . | 10 I 0 4 8 8 + 7 | 16 + ? 71 weer veel meer aangetroffen dan vroeger. Door de verschillende gemeentebesturen zijn waardelooze stukken grond aangewezen, waar hutten en keten mogen worden gebouwd en woonwagens neergezet. Genoemde terreinen zijn vrij dicht bevolkt (photo No. 2). Tabel V geeft de officieel bekende nieuwbouw van hutten en keten aan, gedurende de laatste jaren en het aantal dat einde 1923 aanwezig was. Het aantal aanwezige dakloozenhuizen en noodwoningen is in tabel VI opgenomen. TABEL VI. Aanwezige dakloozen- en noodwoningen in 1923. Bellingwolde. I Onstwedde. Vlachtwedde. Wedde. Totaal. 2 20 In 1918 en 1 60 1919 gebouwd 3 dakloozen- woningen en 34 noodwoningen. . 15 Photo No. 2. Landschap, in de buurt van Boertange, waar vrije bouw van hutten en keten is toegestaan. Op den voorgrond een noodwoning. Verder over het veld verspreid meerdere hutten en keten van verschillend type, waarvan de vloer 0.50 M. tot 1 M. beneden het maaiveld ligt. Op de photo zijn enkele van deze woningen in de verte te zien. 16 HOOFDSTUK II. BESCHRIJVING DER WONINGEN. A. Oudeschans en onmiddellijke omgeving. De bodem van Oudeschans bestaat uit zeeklei, afkomstig van den Dollard. De zeesluizen lagen vroeger ten Zuidoosten, later ten Noorden van Oudeschans. In dit gedeelte van Westerwolde (gemeente Bellingwolde) is in de laatste jaren niet veel gebouwd en zal hoogstwaarschijnlijk in de toekomst niet veel gebouwd worden, aangezien hier evenals in andere kleistreken van onze provincie de landerijen behooren bij de boerderijen; bij iedere boerderij behooren een of twee arbeiderswoningen voor vaste arbeiders. De losse arbeiders bewonen de komdorpen en gehuchten, of komen van elders gedurende het oogstseizoen. De boerderijen zijn in den regel bezwaard met een beklemming, een reden te meer, waarom deze landerijen nooit in kleine stukken zullen verkocht worden, tenzij door de toepassing der landarbeiderswet. In de plaats Oudeschans zelf treft men aan een hoofdstraat en twee zijstraten. Buiten de plaats, waar 2 17 vroeger de vestingwallen waren (op een gedeelte daarvan is nog het kerkhof) staan zeer weinig huizen en die er staan zijn van lateren datum dan de woningen in de kom van het plaatsje. Door het feit, dat de wallen van een vesting zich niet gemakkelijk lieten verplaatsen, bouwde men de woningen binnen die wallen zoo dicht mogelijk bij elkaar. Bij ieder huis behoorde een mestvaalt en de ier van deze mestvaalten verzamelde zich in de goten, waardoor ook het schrob-en waschwater moest wegvloeien. Dit gaf gedurende al dien tijd aanleiding tot een geweldige bodemvervuiling, hoogen stand van het grondwater en vochtige huizen. In 1913 werd een plattegrond van Oudeschans gemaakt, waarop de mestvaalten als zwarte stippen, de goten als zwarte strepen, en de huizen als vierkanten of rechthoeken zijn aangegeven. (Zie plattegrond Oudeschans pag. 19.) Bij die gelegenheid bleek ook, dat er slechts twee primitieve putten waren voor drinkwater. Enkele menschen bezaten een regenbak; bij de school bevond zich een groote regenbak, die echter vooral in droge zomers niet toereikend bleek, om alle inwoners van drink- en waschwater te voorzien. Niettegenstaande deze gunstige voorwaarden voor het ontstaan en de verbreiding van Typhus abdominalis was er op het gemeentehuis te Bellingwolde geen enkel geval van Typhus abdominalis uit Oudeschans sedert 1902 bekend. 18 PLATTEGROND OUDESCHANS 1912. In 1913 besloot de gemeenteraad van Bellingwolde (waaronder Oudeschans ressorteert) een publieke mestvaalt aan te leggen. De particuliere mestvaalten werden toen verboden. Terzelfder tijd werd, gesteund door particuliere hulp, een nortonpomp (met ontijzeringstoestel) geslagen. Deze pomp heeft sedert aan velen goede diensten bewezen, in het bijzonder gedurende droge zomermaanden. De vestiUgputten werden daardoor overbodig, doch zijn nog wel aanwezig en worden nog gebruikt, om schrobwater te leveren. 19 De slechtste woningen vindt men in de vroegere kazerne en het kwartier (photo's No. 3 en 4). Het zijn alle éénkamerwoningen, waarvan de afmetingen gewoonlijk 4 M. X 3.50 M. X 2.20 M. (hoog) bedragen. In den achterwand van het vertrek zijn bedsteden. De muren hebben breede voegen en bestaan uit verschillende soorten steen, roode, gele en bruine. De ramen zijn klein en meestal niet beweegbaar, de vloer ligt direkt op het maaiveld, de muren zijn vochtig. De woningen zijn zeer oud en het achterste gedeelte bestaat uit een schuurtje, waarin het privaat (een ton met een deksel) en de geit of het schaap en de gereedschappen. Het dak is evenals bij oude gebouwen in andere, vroegere vestingen zeer hoog en de muren zijn in verhouding zeer laag. De huizen dateeren alle uit de 17e eeuw. Het is duidelijk, dat dergelijke woningen niet tot de gezondste behooren en een gedeelte is in 1913 door de gezondheidscommissie afgekeurd. De huur van deze woningen is laag: ƒ25.— tot ƒ50.— per jaar, zonder grond. Wel wordt er gewoonlijk eenig land bijgehuurd, 4 a 10 are tegen een huurprijs van ƒ1.— a ƒ1.25 per are. Vóór 1912 stonden te Oudeschans gewoonlijk één of meer van deze woningen leeg en waren zij een toevluchtsoord voor diegenen, die te Nieuweschans, Beerta, Finsterwolde, Midwolde, ja zelfs Winschoten en Oude Pekela geen woning konden krijgen, omdat 20 Photo No. 3. Het Kwartier te Oudeschans. De woningen zijn genomen van de voorzijde. De photo geeft nog den toestand weer, zooals hij was vóór den aanleg van de publieke mestvaalt. De kamers zien uit op de mestvaalten, welke behooren bij de woningen, welke er tegenover gelegen zijn. De afvoergoot, behoorende bij deze mestvaalten, is nog op de photo te zien. De woningen zijn thans nog onveranderd aanwezig, alleen de particuliere mestophoopingen bestaan officieel niet meer. 21 Photo No. 4. Het Kwartier te Oudeschans. Men ziet hier den achterkant der kwartier woningen. Ook deze photo werd genomen, vóórdat de publieke mestvaalt bestond. De uitbouwsels aan de woningen worden gebruikt als schapenen geitenstallen. De vóórzijde van de vroegere kazerne, welke grootendeels onbewoonbaar is verklaard, is nog even, rechts op de photo te zien. De toestand, zooals deze photo dien weergeeft, is nog onveranderd, behalve, dat de particuliere mesthoopen officieel ontbreken. 22 de gemeenteraden in die plaatsen, op advies van de gezondheidscommissies, hun eigen krotten lieten opruimen. Dat het geen sinecure is voor een gemeente, qm op dergelijke woningen niet tijdig de woningwet toe te passen, blijkt uit de volgende historie: In 1912 kwamen te Oudeschans wonen een man, een vrouw en vijf kinderen uit Beerta. De vrouw was vroeger krankzinnig geweest en werd kort na haar vestiging in Oudeschans, na een bevalling, weer zenuwpatiënte. Zij verwaarloosde de huishouding. Haar oudste zoon van 16 jaar kreeg gewrichtsrheumatiek, misschien tengevolge van den sterken vochtigheidstoestand der woning (het water stond onder de bedsteden). Toen het jongste kind IV2 maand oud was, weigerde de moeder het te voeden en verwaarloosde hare huishouding in zoo hooge mate, dat de toestand van dien aard werd, dat zij opgenomen moest worden in een krankzinnigengesticht voor rekening der gemeente Bellingwolde (kosten ƒ160.— per jaar). Haar oudste zoon en het jongste kind werden naar het Ziekenhuis te Groningen overgebracht en bleven daar respectievelijk 3 maand en IV2 maand, tezamen kostende ƒ225.— voor rekening van de gemeente Bellingwolde. Deze cijfers spreken voor zich zelf. Elke gemeente, welke de allerslechtste woningen niet opruimt, loopt kans dergelijke buitenkansjes uit andere 23 gemeenten over te krijgen, tot groote schade der gemeentekas. B. Boettange en onmiddelijke omgeving. Boertange bestaat uit een vrij groot marktplein met acht daarop uitkomende straten (photo No. 5). De bouworde is hier iets ruimer dan te Oudeschans, de aanleg van de vesting was eertijds ook royaler, op sommige plaatsen was de wal vroeger dubbel, op enkele plaatsen driedubbel. Ook hier zijn de wallen verdwenen op een klein gedeelte na. De slechtste woningen vindt men hier evenals te Oudeschans in de voormalige kazerne en het kwartier. Deze woningen worden door de gemeente gebruikt, om aan armlastigen een onderkomen te verschaffen. Twee groote vestingputten bestaan nog heden ten dage en voorzien de inwoners van wasch- en drinkwater. De bodem is hier geen klei, zooals te Oudeschans, maar zand; de huizen zijn dus in het algemeen droog. Vóór 1919 lag bij iedere woning een mestvaalt, in de buurt van de Jodenkerk zelfs zeven stuks bij elkaar. Tusschen de Ned. Hervormde kerk en de kazerne vond men een drietal mestvaalten, waarvan de ier des winters over den drempel der kazerne-woningen naar binnen liep. In 1919 werd een gemeenschappelijke mestvaalt aangelegd, benevens een gootsysteem voor den afvoer van wasch- en spoelwater. 24 Photo No. 5. Marktplein te Boertange. Links op de photo ziet men een huis, waarvan de gevel sterk voorover helt. Rechts een zeer oude woning. Het middenste huis vertoont het type van de vestingwoningen, lage muren en een zeer hoog dak. 25 Tot vóór 1914 stond gedurende een deel van den winter geregeld de geheele omgeving van Boertange één Meter onder water; dit is nu sedert de kanalisatie van Westerwolde niet meer mogelijk. De waarde van den grond steeg daardoor enorm; de trek naar deze streken vanuit het Oldambt en zelfs vanuit Friesland ging ongestoord voort tot plm. 1920, toen de prijzen der landbouwproducten daalden. In de omgeving van Boertange vindt men veel nieuwe woningen. De bevolking van Boertange is geheel anders dan die van Oudeschans; zij bestaat voor het grootste gedeelte uit landbouwers, die ieder een stuk grond hebben, groot genoeg om meer te verbouwen dan zij voor eigen gebruik noodig hebben. C. Het overige gedeelte van V/estexwólde. Het overige gedeelte van Westerwolde kan men in twee deelen splitsen: in de eerste plaats het gedeelte, dat reeds jaren in cultuur is en waar uit den aard der zaak de oudste woningen worden gevonden. Dit zijn de klei- en hooge zandstreken. Op deze klei- en zandstreken vindt men meestal het type Groninger woning naast het Oud-Saksische arbeidershuis. In de tweede plaats die deelen, welke eerst in cultuur zijn gekomen na het graven van het Boelo Tijdenskanaal (in de jaren 1909—1917) en waar nieuwere huizen worden aangetroffen. Naast deze 26 woningen treft men in beide gebieden hutten en keten aan en enkele dakloozenhviizen. In het volgende zal ik de verschillende typen van huizen beschrijven, welke men hier hoofdzakelijk vindt, n»L: I. De Groninger arbeiderswoning. II. Het Oud-Saksische arbeidershuis. III. Hutten en keten. IV. Het dakloozenhuis. V. Boerderijen. VI. Overige woningen. I. DE GRONINGER ARBEIDERSWONING. De Groninger arbeiderswoning (photo No. 6) bestaat uit een portaal, een woonkamer en een schuur, met op zij naast de woonkamer een afdakkamer, die al of niet afzonderlijk wordt bewoond. In het portaal achter de buitendeur bevindt zich de mond van den regenbak, wanneer deze, bij uitzondering, aanwezig is en daarnaast onder in den muur een gat, waardoor het spoel-, schrob- en waschwater naar buiten verwijderd kan worden. Aan de achterzijde van de woonkamer, waarvan de inhoud dikwijls niet grooter is dan 30 M3., bevinden zich de bedsteden. Onder de bedsteden is de bergplaats voor de aardappelen. Wordt de afdakkamer niet door een afzonderlijk gezin bewoond, dan doet zij dienst als slaapgelegenheid of bergruimte. 27 Photo No. 6. Groninger woning. Type: Groninger arbeidershuis met afzonderlijk verhuurde afdakkamer. De afmetingen van de kamer der hoofdwoning bedragen 4.10 M. X 4.15 M. X 2.45 M. (hoog). De afmetingen der afdakkamer zijn 4.80 M. X 2 M. X 2 M. (hoog), terwijl de zijmuur een hoogte heeft van 1.50 M. De vloer der woonvertrekken ligt plm. 10 cM. boven het maaiveld, terwijl die van het portaal gelijk met het maaiveld ligt. De twee grootste ramen der hoofdwoning hebben afmetingen van 1.40 M. X 0.60 M.; de ramen van de afdakkamer respectievelijk 1.25 M. X 0.40 M. en 0.65 M. X 0,40 M. De bovenrand der ramen is 0.20 M. van de zoldering verwijderd. Vroeger vertoonden deze ramen het type Oud-Hollandsch schuifraam. In dit huis zijn in de kamer der hoofdwoning zoowel als in de afdakkamer bovenzakramen aangebracht, die, de hoogte der ramen in aanmerking genomen, den bewoners de gelegenheid bieden, hunne woningen permanent op rationeele wijze te ventileeren. 28 Photo No. 7. Bedsteden. De afmetingen van deze bedsteden bedragen 1.75 M. De afstand van het onderbed tot aan de zoldering is 1.20 M. De deuren zijn 70 cM. X 80 cM. Onder de bedsteden is de bergplaats voor de aardappelen. Dergelijke bedsteden treft men dikwijls in arbeidershuizen in Westerwolde aan. 29 De eene muur van de afdakkamer is de zijmuur van het huis, hoog ongeveer 1 M.; de andere muur is één van de binnenmuren, hoog plm. 2.60 M. In den voorgevel van de afdakkamer zijn twee kleine vensters, in den zijmuur één, terwijl tegen den achterwand van het vertrek een bedstede is getimmerd. De inhoud van een dergelijk vertrek varieert van 15-30 M3. Sedert 1914 houdt de vermeerdering van het aantal verhuurde afdakkamers gelijken tred met de toeneming van den woningnood. Naast deze afdakkamers, die door geheele gezinnen ter bewoning gehuurd zijn, treft men nog aan de z.g. huurkazernes van het platteland met overbevolking (photo No. 8). Zij bestaan öf uit het gewone arbeidershuis van Groninger type, waarvan het achterste gedeelte is omgebouwd tot woning op dezelfde wijze als het voorste gedeelte, öf het zijn oude boerderijen geweest, die later zijn veranderd in arbeiderswoningen. Het gedeelte schuur, gelegen tusschen de twee uiteinden, is in 3 of 4 deelen verdeeld, waar de schapen-, geitenstallen en privaten zich in de onmiddellijke nabijheid van elkaar bevinden. Zulks geeft aanleiding tot een geweldige ophooping van vuil op en in den bodem. Zelfs voor het vee zijn dergelijke verblijven te vunzig, vochtig en donker. Het is begrijpelijk, dat de beschreven woningen in de huurkazernes niet geschikt zijn, om een cora- 30 Photo No. 8. Huurkazerne van het platte land. Type: Vroegere kleine boerderij, die nu in drie woningen is verbouwd. De afmetingen der woonkamers bedragen respectievelijk 4.80 M. X 3.40 M. x 2.30 M. (hoog). 4.80 M. X 3.80 M. x 2.30 M. (hoog), terwijl de afdakkamer, die niet op de photo te zien is, afmetingen heeft van 4 M. X 3 M. X 2 M. (hoog) en de zijmuur 1.40 M. hoog is. De vloer der woningen ligt direkt op het maaiveld; bedsteden vindt men in den achterwand van de woonvertrekken en in het portaal uitgebouwd. Hier zijn de bedsteden tegen den buitenmuur gebouwd. Op de photo ziet men één der ramen, dat vroeger onbeweeglijk was, van een uitzetbaar bovengedeelte voorzien. In den achtergevel is de afdakkamer uitgebouwd. Bij de afdakkamer behoort geen portaal. 31 Photo No. 9. Bedsteden. Deze photo geeft een beeld weer van wat er soms in overbevolkte huizen te vinden is. Om de photo duidelijker te doen zijn, is het bovenste gordijn van de bedstede opgeslagen. Gewoonlijk hangt dit gordijn neer, ook des nachts, en is er dus, wat de bovenste slaapplaats betreft, nauwelijks sprake van eenige luchtverversching. Aan den zolder hangt de wintervoorraad spek en worsten, de z.g. „wiem". 32 pleet gezin te huisvesten. De huur voor dergelijke woningen betaald (ƒ40.— tot ƒ80.— per jaar) is veel te hoog in verhouding tot de huur, welke voor een volledig arbeidershuis (ƒ100,— tot ƒ150.— per jaar) betaald wordt. II. HET OUD-SAKSISCHE ARBEIDERSHUIS. Naast het type Groninger arbeiderswoning treft men vooral in het Zuidelijk deel van Westerwolde de Oud-Saksische arbeiderswoning aan (photo No. 10), bestaande uit een kamer, met opzij een ruimte, die gewoonlijk als karn- en waschgelegenheid wordt gebruikt en aan den anderen kant een ruimte onder het afdak, die meestal als bergruimte dienst doet, soms als slaapkamer is ingericht. Dateeren zoowel de Groninger arbeiderswoning als het Oud-Saksische arbeidershuis van vóór 1902, dan bevinden de vloeren zich dikwijls niet hoog genoeg boven het maaiveld, om droogheid van de woning te verzekeren. Alles aan deze woningen is miniatuur: lage muren, kleine vensters, kleine bedsteden, lage zolders, enz. De metselspecie bestaat vaak uit leem, de voegen uit kalk. Goten en regenbakken ontbreken dikwijls, het privaat is hoogst eenvoudig. Meestal worden zoowel de Groninger woning als het Oud-Saksische arbeidershuis niet ouder dan 40—60 jaar, de bouwkosten waren gewoonlijk niet hooger dan 500—700 gulden. 3 33 Photo No. 10. Oud-Saksisch arbeidershuis. De inrichting van de woning is zooals in den tekst beschreven. Duidelijk is op de photo te zien, hoe de muren gedeeltelijk door vakbouw zijn opgetrokken. Vakbouw wil zeggen, dat een muur bestaat uit palen, waartusschen gevlochten teenen of ander materiaal, dikwijls aangevuld met leem. Ook de voormuur wordt gesteund door ingemetselde palen. De metselspecie bestaat uit leem, de voegen uit kalk. Het bovenste gedeelte van den gevel bestaat uit planken. In den zijmuur een oud-Saksisch vast raam. Deze woning is onbewoonbaar verklaard in 1915 en later afgebroken Het type kan men overal in Westerwolde vinden, echter meestal geheel van steen opgetrokken. 34 Photo No. 11. Privaat, dat terzelfder tijd plaats biedt voor meer dan één persoon. Dit soort privaten komt in Westerwolde vrij veel voor, voornamelijk bij de oudere huizen. Bij nieuwbouw treft men ze nog een enkelen keer aan. 35 Photo No. 12. Interieur Oud-Saksisch arbeidershuis. De steenen vloer ligt gelijk met het maaiveld en de zoldering, die uit schollen bestaat, wordt gestut door palen, waarvan er één te zien is vóór de schouw. De muren zijn niet behangen en de bedstede ziet er zeer onzindelijk uit. Links in den hoek staat een karn. De vloer is van steen. De bewoner is een zonderling, die ter eere van de opname een ouderwetschen kerkhoed op heeft en een ouden rok van zijn vader draagt. 36 III. HUTTEN EN KETEN. De slechtste woningen treft men speciaal op nagenoeg waardelooze gronden aan in den vorm van hutten en keten. De bouwmaterialen, waarvan de hutten en keten worden opgericht, varieeren met de grondsoort. Heeft men, zooals op de hooge zandgronden, niet te snel last van het grondwater, dan wordt de woning gedeeltelijk in den grond uitgegraven. De muren, van plaggen, zand of turven, zijn van een behoorlijke dikte, om uitzakken te voorkomen (72'—1 M.) en hebben een hoogte van ongeveer één M. (Photo's No. 13 en 14.) Kleine, onbewegelijke vensters, 50 x 60 cM. tot 70 X 80 cM., zorgen voor het toetreden van licht. Is de bouwer-eigenaar niet al te best bij kas, dan worden enkele ruiten door courantenpapier of hout vervangen. Het bovenste, driehoekige gedeelte van den voormuur wordt door de mindere stevigheid van het bouwmateriaal vaak gemaakt van schollen, dat zijn planken, die van den buitenkant der boomen worden afgezaagd, vóór de zager het overige deel van den boom in regelmatige planken verdeelt. Deze schollen zijn onregelmatig van vorm, het eene vlak is gebogen, de kanten zijn scherp, zoodat ze niet nauwkeurig in- of aan elkaar passen, maar gedeeltelijk over elkaar heen moeten worden gespijkerd. Een goede afsluiting geeft een uit schollen gemaakte wand niet. 37 Photo No. 13. Hut. Van dit type hut zijn de muren opgetrokken van turven, plaggen of zand. De afmetingen van de kamer zijn 3 M. X 3 M. X 1.70 M. (hoog). Het interieur is soms niet, soms wèl met „schollen" bekleed. De bedsteden zijn in den achterwand van de kamer of in de gang, leidende van de kamer naar de schuur, ingebouwd. Duidelijk zichtbaar op de photo zijn de schollen, waarvan het bovenste gedeelte van den voorgevel en de schoorsteen zij n ge maakt. De bouwkosten van een dergelijke hut bedragen plm. ƒ50.—. 38 Photo No. 14. Hut. Type: Muren van turven opgetrokken. Voor de deur ziet men een groot gat, dat daar gegraven is met de bedoeling er mest en allerlei afval in te bewaren. Dergelijke bergplaatsen hebben meestal geen afvoergoot, zoodat zij aanleiding geven tot sterke verontreiniging van den bodem. De gewoonlijk in de buurt van dergelijke bergplaatsen gelegen putten leveren in den beginne reukeloos, later stinkend water. 39 p Photo No. 15. Hat. Type: Dak, dat direkt op het maaiveld staat. De afmetingen van de kamer bedragen 3.10 M. X 2.80 M. X 1.60 M. (hoog). Eén bedstede is in den achterwand van de kamer uitgebouwd en één in de gang, die van de kamer naar de schuur leidt. De koopsom van deze hut met 25 Are heidegrond was in 1913 ƒ75.—. 40 De deur, de wandbekleeding der woonkamer en de bedsteden worden eveneens van schollen gemaakt, terwijl de spanten van het dak zijn gekapt uit de dennebosschen in de omgeving. Een paar bundels latten met daarop plaggen of stroo of, bij uitzondering, asphalt met pannen, voltooien het dak. Een inwendige zoldering is gewoonlijk afwezig, terwijl de binnenzijde der muren, het dak en ook de achterwand der woonkamer worden behangen met courantenpapier. De inhoud der vertrekken bedraagt tusschen 20 M3. en 40 M3. De afmetingen zijn ongeveer 4 M. X 4 M. X 2.5 M. (gemeten tot onder de hanebalken). In den achterwand der woonkamer bevinden zich de bedsteden, waarvan de afmetingen hoogstens 2 M. X 2 M., dikwijls 1.50 M. x 1.50 M. bedragen. Tusschen deze bedsteden bevindt zich de gang, die naar de schuur voert, waar bergplaatsen zijn en hokken voor het schaap, de geit of de varkens. In streken, waar hoogveen te vinden is, vormen lange turven een ietwat solieder bouwmateriaal dan plaggen of zand. Een ander model hut wordt gevormd door een spits toeloopend dak, direct op het maaiveld staande (photo No. 15 en No. 20). De vloer is soms wel, soms niet uitgegraven en in het gunstigste geval bedekt door planken of steenen. Van hut tot steenen woning treft men allerlei 41 Photo No. 16. Interieur van een hut. De zoden van den muur zijn afzonderlijk te zien, evenals de couranten, die dienst doen om muur en dak te behangen. Een zak doet dienst als gordijn voor het zijraam. De vloer is bedekt met steenen. De fietspomp en andere utensiliën zijn onder het afdak geborgen. 42 overgangen aan (photo No. 17); iedere verandering wijst op een tijdelijk beteren financieelen welstand. Eerst wordt de van plaggen en hout opgetrokken voorgevel vervangen door een steenen muur en de oorspronkelijke vensters worden zonder schuif- of draaisysteem op dezelfde plaats weer ingezet. Later worden ook de zijmuren van steen gemaakt. Tenslotte wordt de scheidingswand der hut vervangen door halfsteens-muurwerk of gevlochten teen, besmeerd met leem en beplakt met courantenpapier. Men vindt allerlei overgangen van hut tot keet. De echte keet bestaat uit een houten getimmerte, meestal in den vorm van een kubus, met deze uitzondering, dat het dak spits toeloopt. (Photo's No. 18 en 19). De bouwmaterialen bestaan, met uitzondering van de houten muren, uit plaggen of turven. De kleine vaste ramen hebben afmetingen van 50 cM. X 60 cM., in het gunstigste geval 60 X 70 cM. De afmetingen van de kamer bedragen 3 M. X 3 M. X 2.50 M. hoog. Als slaapplaatsen dienen bedsteden in den achterwand van de keet, in uitzonderingsgevallen worden ledikanten gebezigd. Dikwijls wordt bij de keet een schuur van plaggen gebouwd. Privaten ontbreken geregeld. Tijdelijk hebben deze hutten en keten tot het verleden behoord, maar door de dalende conjunc- 43 p Photo No. 17. Van hut tot steenen woning. De oorspronkelijke hut was gedeeltelijk in den bodem uitgegraven (de bewoner staat tot halfweg de knieën beneden het maaiveld). De soort steenen van den voormuur verschilt duidelijk van die van den zijmuur, terwijl het bovenste gedeelte van den voormuur nog van schollen is opgetrokken. De gordijnen belemmeren toetreding van het licht. De put op den voorgrond, waarvan de wand van turven is opgezet, is plm. 2 M. diep en levert slechts zakwater en oppervlaktewater. 44 Photo No. 18. Keet. Deze keet wordt door de gemeente Bellingwolde als dakloozenhuis gebruikt. De keet is geheel van hout gebouwd; ook het dak is van hout, waarover asphalt. De afmetingen zijn 3 M. X 2.50 M. x 2.50 M. (hoog). Een indeeling is er niet, de geheele keet is één vertrek. Voor lichttoevoer zorgen twee kleine raampjes, één aan de Oostzijde en één aan de Westzijde; de afmetingen hiervan bedragen 75 cM. X 75 cM. Aan- de Noordzijde en de Zuidzijde zijn ventilatie-luikjes aangebracht, groot 20 cM. X 15 cM., één ervan is op de photo zichtbaar. 45 Photo No. 19. Interieur van de keet (zelfde als vorige photo). In de keet zijn drie kribben afgetimmerd, twee zijn boven elkaar. De afmetingen van de twee grootste kribben bedragen 1.70 M. X 1.20 X M.; die van de kleinste 1.30 M. X 1.20 M. De afstand tusschen de twee boven elkaar gelegen kribben bedraagt plm. 50 cM. 46 tuur en het vasthouden der regeering aan den eens bepaalden rentestandaard, zijn de woningbouwvereenigingen op non-activiteit gesteld. Bovendien kon een gedeelte der arbeiders door de dalende loonen de huur niet meer betalen. Hierdoor werd een eventueel bestaande verschuiving, als bedoeld door de woningwet, weer door een terugschuiven gevolgd. Immers de arbeider zal, wanneer hij niet in staat is de huur te betalen voor zijn betere woning, gedwongen zijn weer een huis te betrekken van lagere huurwaarde. Ook de landarbeiderswet beantwoordt in een tijd van dalende conjunctuur niet aan de gekoesterde verwachtingen, zooals blijkt uit het groote aantal arbeiders, dat achterstallig is in huur. (Tabel No. VII.) Het gevolg is geweest, dat hutten en keten weer als paddestoelen uit den grond zijn verrezen en nog verrijzen, zooals blijkt uit tabel V. Dit moet door de gemeenten wel worden toegestaan, willen zij de huisgezinnen, die voor hutten en keten in aanmerking komen, niet aan den rand van den weg laten kampeeren, of de belasting onrustbarend opdrijven door het bouwen van dakloozenhuizen. IV. DAKLOOZENHUIZEN. Door den woningnood geraakten enkele families zonder woning en kampeerden aan den openbaren weg, meestal onder een zeildoek, gespannen over een paar „linnenrekken". De gemeentebesturen waren hierdoor gedwongen 47 TABEL VIL Aantal plaatsjes in Westerwolde, door bemiddeling der landarbeiderswet aan landarbeiders verschaft en het financieele resultaat tot 1924. 3 13 1 \ & 3 s J »I ^ a 2 a 3 - I u Gemeente Bellingwolde. Door bemiddeling van het gemeentebestuur 18 1 1 Gemeente Onstwedde. Door bemiddeling der stichting 5 3 0 Gemeente Vlachtwedde. Door bemiddeling van het I gemeentebestuur ..... 15 12 0 Door bemiddeling der stichting 70 51 4 Gemeente Wedde. Door bemiddeling van het gemeentebestuur ^ ^ ^ dakloozcnhuizen te bouwen (photo No. 25), hetgeen beschouwd werd als een deel der armenzorg. Er is weinig verschil, wat inrichting betreft, tusschen de huizen voor dakloozen in de verschillende gemeenten van oostelijk Groningen, Winschoten en Beerta meegerekend. 48 Photo No. 20. Hat. Type: Dak direct op het maaiveld staande. De afstand vanaf het maaiveld tot de nok van het dak bedroeg 3 M. De lengte en breedtematen waren respectievelijk 5 M. en 4.50 M. Een schoorsteen ontbrak, men ziet de kachelpijp door het dak steken. De vloer was niet in den grond uitgegraven en de hoogte onder de aangebrachte zoldering bedroeg 1.90 M. Twee bedsteden en een ledikant zorgden voor slaapgelegenheid. De bedsteden waren onder het afdak afgetimmerd en het ledikant was in een hoek gezet. Slechts één klein, onbeweeglijk raam liet het daglicht binnentreden. Door de toepassing der landarbeiderswet is deze hut vervangen door een behoorlijke woning. (Zie volgende photo.) 4 49 Photo No. 21. Nieuwe woning, gebouwd door toepassing der Landarbeiderswet in plaats van de hut. (Photo No. 20.) Het huis vertoont het. type Groninger arbeiderswoning, en bestaat dus uit portaal, woonkamer en afdakkamer, die in dit geval als slaapkamer is ingericht. De ramen hebben afmetingen van 1.50 M. X 0.70 M.; zij zijn voorzien van een boven-valraam en de afstand van den bovenkant tot den zolder bedraagt 40 cM. 50 Photo No. 22. Woonwagen. De gereproduceerde wagen bestaat thans niet meer. Hij was van zijn wielen ontdaan en stond bijna vlak op den grond, ondersteund door 2 of 3 lagen steenen langs de randen. De voorgehangen zakken dienden, om den invloed van regen en zon te temperen. 51 Photo No. 23. Slechte steenen woning. De zijmuur is 1.20 M. hoog, de voorgevel tot aan den nok van het dak 2.50 M. De ramen in het front zijn onbeweeglijk en hebben afmetingen van 50 cM. X 70 cM., het kleine raampje op zij' is dicht gespijkerd met een plank. De steenen vloer ligt 1/2 M. beneden het maaiveld. Doordat de woning op hoogen zandgrond ligt, is zij niet vochtig. Het materiaal, gebruikt voor de inwendige betimmeringen, bestaat uit schollen. Drie bedsteden, waarvan twee zijn aangebracht in de gang, die de kamer met de schuur verbindt, vormen de slaapplaatsen der bewoners. Een inwendige zoldering is niet aanwezig. Dit huis werd kort geleden nog bewoond door 11 personen. 52 Photo No. 24. Bedsteden» Interieur van de woning, die in Photo 23 is afgebeeld. De bedsteden zijn uitgebouwd in den wand van de gang, die leidt van de kamer naar de schuur. De betimmering bestaat uit schollen, de pannen vormen het dak. In de gang en in de bedsteden dringt het daglicht niet door. 53 Photo No. 25. Dakloozenhuis. In de dakloozenhuizen zijn uitsluitend bovenramen aangebracht, om den bewoners het uitzicht te belemmeren. Eén dakloozenhuis, staande in de gemeente Bellingwolde, heeft ook benedenramen. Het bovenstaande exemplaar heeft drie woningen. 54 Zij bestaan meestal uit eenige, gewoonlijk 4, rechthoekige kamers van 4 M. X 5 M. X 4 M. hoog, in elk waarvan een soort open bedstede van steen is opgetrokken. Eén gezin beschikt over één kamer, terwijl één gemeenschappelijke put dient om alle gezinnen van water te voorzien. Het venster, waardoor het licht kan binnenkomen, is ongeveer 80 cM. X 70 cM. Gewoonlijk kan het achterover vallen. De vensters zijn zoo hoog aangebracht, dat de bewoners van uit hun kamer slechts de lucht kunnen zien. Weeldehuizen zijn het dus niet. Zij zijn op deze primitieve wijze ingericht in de hoop, dat de bewoners slechts korten tijd er in zullen blijven, om weer plaats te maken voor hen, die om de een of andere reden hun woning hebben moeten verlaten. De praktijk heeft hier de theorie beschaamd; de bewoners der dakloozenhuizen wonen er en blijven er voor het meerendeel wonen. Dit illustreert de bijzondere opvattingen van sommige arbeiders, waarmede zelfs de grootste idealist op woninggebied rekening zal moeten houden. Uit de raadsverslagen toch van sommige gemeenten blijkt, dat vele gemeenteraadsleden er tegen op zien menschen in zulke „steenen hokken" onder te brengen. Zeer zeker kan de tegenwoordige inrichting der huizen voor dakloozen verbeterd worden, maar het zal nog lang duren, voordat de tijd aanbreekt, dat deze arbeiders er ernstig naar zullen trachten zich zelf een behoorlijke woning te verschaffen. 55 Degenen, die niet daartoe bij machte zijn, zullen hun toevlucht vooral in die gemeenten zoeken, waar de grond goedkoop is en het grondbezit niet in handen van enkele personen; speciaal wanneer het toezicht op de naleving der bouwverordening in zoo'n gemeente slecht is. En liever nog dan voor eigen rekening daar een hut of keet te bouwen, betrekken deze menschen de dakloozenhuizen. Vandaar dat tegenwoordig de dakloozenhuizen bij voortduring door dezelfde families bewoond blijven. V. BOERDERIJEN. Bij de boerderijen kan men een zekere ontwikkelingsgeschiedenis waarnemen, aanvangende met een schuur, waarin een woonvertrek is ingebouwd, tot de villa-boerderij toe. Het eenvoudigst is wel de oud-Saksische boerderij (photo No. 26), waar men den muur heeft laten inspringen voor het bouwen van de woning. Twee kamers vormen de woning. Iedere kamer heeft twee vensters, waarin kleine Saksische ramen. In den voormuur bevindt zich slechts één klein raampje. Tegenover den raamkant bevinden zich in ieder vertrek twee bedsteden met korte deuren. Op deze oud-Saksische boerderij volgt de z.g. veenkoloniale boerderij, (photo No. 28), waarin voorkamer, keuken met 2 bedsteden, karn- of waschhok met één bedstede en, als verdere ruimte, de schuur, en de vee- en paardenstallen. 56 Photo no. 26. Oud-Saksische boerderij. Type: Schuur, waarvan men den zijmuur heeft laten inspringen, om kamers te verkrijgen. Typisch zijn de kleine oud-saksische ruitjes. Op den voorgrond een put, waarvan de wand van turven is opgezet. De put is plm. 2 M. diep en levert slechts oppervlakte-water en zakwater. Bevindt een dergelijke put zich in de nabijheid van spoelgaten of mestophoopingen, dan heeft spoedig verontreiniging van het water plaats. Ook het schrobwater van het straatje komt in de put terecht. 57 Photo No. 27. Interieur Oud-Saksische boerderij photo No. 26. De vloer is met groote steenen belegd. De bedsteden hebben korte deuren. Aan den zolder ziet men den spekvoorraad hangen 58 Photo No. 28. Veenkoloniale boerderij en Oldambtster boerderij. Het op den voorgrond staande huis geeft het type weer van de veenkoloniale boerderij, die in zooverre van de oudsaksische boerderij verschilt, dat er in den voorgevel ramen zijn aangebracht. Twee ramen in den voorgevel en de twee voorste in den zijmuur behooren bij de pronkkamer. De familie huist in de woonkamer-keuken, die achter deze pronkkamer ligt. In den achterwand van deze keuken zijn twee bedsteden aangebracht, die dienen als slaapplaatsen voor de familie. De dienstboden slapen in de spoelkamer, tevens karnhuis, welke zich achter de keuken bevindt; de knecht slaapt in een bedstede, die in den koestal is afgetimmerd. De op den achtergrond staande boerderij is het Oldambtster type, en bezit een z.g. „vooreind". Dit vooreind wordt zelden of nooit gebruikt. De bewoners huizen in het gedeelte achter den „brandgevel", dat ingericht is als de boven beschreven veenkoloniale boerderij. 59 Na 1870 verrijzen de talrijke „vooreinden" en sedert bouwt de een deze al mooier dan de andere. De royale boerderijen (photo No. 28) hebben als vooreind een vierkant gebouw, bestaande uit een gang in het midden, en ter weerszijden daarvan twee groote woonvertrekken en twee slaapkamers. Achter dit vooreind bevindt zich de „brandgevel". Dit is een binnenmuur, die gebouwd is met de bedoeling eventueelen brand tot het vooreind of de schuur te beperken. Nu doet zich het eigenaardige verschijnsel voor, dat men van het gedeelte vóór den brandgevel zoo goed als geen gebruik maakt; hieruit blijkt, dat de bouworde niet overeenkomt met de behoeften van den bewoner. In deze boerderijen kwamen en komen nog bedsteden in grooten getale voor. In enkele dezer boerderijen zijn bovendien slaapvertrekken uitgebouwd in de schuur. Deze vertrekken bevinden zich niet aan een buitenmuur, zoodat de zon er nooit in kan schijnen en versche lucht niet direct kan toetreden. (Photo No. 33.) Alles te zamen genomen is er aan het inwendige der boerderijen nog heel wat te verbeteren, hetgeen door de jongere generatie dan ook reeds geschiedt. Vele bedsteden zijn opgeruimd of veranderd in bergplaatsen, van de ongebruikte kamers zijn aparte slaapkamers gemaakt met ledikanten. In verschillende van deze boerderijen zijn ook de oorspronkelijke vaste ramen veranderd. Een of meer bovenramen zijn zoo gewijzigd, dat zij achterover 60 kunnen vallen of naar beneden kunnen worden gelaten. De grootste propaganda voor een betere ventilatie door middel van een in het bovenste gedeelte van het vertrek aangebracht tuimel- of valraam wordt gemaakt op de „Winteravondvisites", waarop nog al sterk wordt gerookt en waarvan de lucht in het vertrek dan spoedig getuigt. Is er echter een bovenvalraam open, dan heeft men van den rook weinig last meer. Bij nieuwbouw van boerderijen worden tegenwoordig in het „vooreind" geen bedsteden meer gemaakt, soms nog wel in het „achtereind", maar ook hier verdwijnen ze langzamerhand, om plaats te maken voor afzonderlijke slaapvertrekken met ledikanten. VI. OVERIGE WONINGEN. De overige woningen, welke men in Westerwolde aantreft, kan men verdeelen in twee rubrieken. a. De op particulier initiatief gebouwde huizen, aan welke geen bepaald systeem te ontdekken valt; ze zijn een mengproduct van de meest verschillende typen. In hoofdzaak vindt men deze meestal nieuwere huizen op de later in cultuur gebrachte gronden. Bij het bezien van deze woningen betreurt men het, dat in onze bouwverordeningen over het algemeen zoo weinig positiefs is te vinden. 61 De plaatselijke bouwverordeningen hadden er op Uit moeten zijn, dat er meer slaapkamers werden gemaakt in plaats van bedsteden, en dat er gezorgd werd voor meer rationeele ventilatie van boven. Zoodoende had men meer doelmatige huizen kunnen verkrijgen. Ook zoekt men dikwijls tevergeefs bepalingen, die beletten, dat voordeelen, wat betreft licht en lucht, verkregen door grooter raamoppervlak en een eventueel aanwezige ventilatie-inrichting, te niet worden gedaan door invloeden van buiten, zooals beplanting. Men kan bijv. iemand niet beletten onmiddellijk vóór den voormuur boomen te planten, die later iederen lichtstraal zullen opvangen. De actie in deze streken sedert 1913 door den Heer Middendorp (Arts te Bellingwolde) gevoerd, ter verbetering van het hygiënisch inzicht der bevolking, heeft echter niet nagelaten een gunstigen invloed uit te oefenen op de inrichting der huizen. Veel meer dan vroeger ziet men in de nieuwere huizen het oud-hollandsche schuifraam plaats maken voor een boventuimel- of zakraam, terwijl dikwijls geen bedsteden meer gebouwd worden. Ook de bewoners van de huizen, die tot het type behooren, dat vanouds hier als woning gebruikt is, toonden dikwijls den goeden wil hun woningen te verbeteren. (Zie photo's No. 6 en 8). b. De huizen, gebouwd door de verschillende bouwvereenigingen en stichtingen. Ook deze woningen beantwoorden niet aan een 62 bepaald type. Ieder complex vertoont weer een ander model en het is niet doenlijk al deze groepen afzonderlijk te beschrijven. Hier zal ik mij dus bepalen tot een algemeen overzicht. De huizen der woningstichtingen bestaan, met uitzondering van het oudste complex, gebouwd te Bellingwolde, uit een woonvertrek met drie slaapkamers (een eisch door den Inspecteur van de volksgezondheid gesteld), benevens zolder- en schuurruimte. In de meeste dezer huizen zijn beneden één, op de eerste verdieping twee slaapkamers gebouwd, een karakteristiek onderscheid met de woningen van het oude type, waar alles gelijkvloers is. Bedsteden vindt men er niet, behalve in het bovenvermelde complex te Bellingwolde. De aparte slaapkamers zijn van hygiënisch standpunt bezien zeer toe te juichen. De bouwkosten dezer woningen zijn echter mede daardoor zóó hoog, dat de huur dikwijls niet kan worden opgebracht. (Zie tabel No. VIII.) Beziet men de huizen, gebouwd door de woningbouwvereenigingen, dan valt het op, dat, wat de ramen betreft, alles in de horizontale lijn is gehouden. (Photo No. 29.) Ook de aanbevolen ontwerpen, vastgesteld in de vergadering der Inspecteurs van de volksgezondheid, vertoonen zeer lage ramen. Deze bouwwijze heeft twee groote bezwaren: 63 TABEL VIII. Aantal woningen, in Westerwolde gebouwd door stichtingen en vereenigingen in den zin der Woningwet. Het flnancieele resultaat is globaal aangegeven, evenals de woningen, die tijdelijk hebben leeg gestaan. , , ,,.,t_ Voor meer dan de helft ».«~« i t Totaal Achterstallig in huur. achtetstallig in huur. fi. aantal. m{ j 1922 I ig23 1921 j 1922 | 1923 192i | 1922 | 1923 ——^ . I Gemeente Bellingwolde. Woningbouwstichting Bellingwolde 65 0 37 36 0 10 8 0 0 5 Gemeente Onstwedde. Woningbouwstichting Stadskanaal 208 0 5 | 13 0 0 0 0 O H Woningbouwstichting Musselkanaal 46 totaal van 1921— '24 22 totaal van 1921 - '24 20 0 0 3 Gemeente Vlachtwedde. VlachtwedderWoningstichting 30 0 1 0 5 0 0 1 0 0 3 Sellinger Woningstichting .. 34 — , —' I — — — — —' • | ' *** Naaml. Venn. Werkmansrust . 45 — | — — — — |'~ — — Ter-Apeler Woningstichting . 55 totaal in 8 gevallen den borg aangesproken. 0 0 0 Gemeente Wedde. Wedder Woningstichting . . 22 totaal van 1921—'24 15 totaal van 1921—'24 5 — | 5 | 5 het zonlicht kan den achterkant van het vertfek niet bereiken en de doelmatigste ventilatie door middel van een opening, zoo dicht mogelijk bij den zolder, is onmogelijk. Nog een enkel woord over de ventilatie van woningen, mede in verband met de wijziging, die het volksidee in deze streken heeft ondergaan sedert 1913. Ventilatie is het vervangen van gebruikte, verontreinigde, bedorven lucht in een gesloten lokaal door lucht uit de vrije atmospheer. Men onderscheidt intermitteerende en permanente ventilatie, welke laatste weer is te verdeelen in natuurlijke en kunstmatige ventilatie. Door de intermitteerende ventilatie behoort men in korten tijd de lucht in een lokaal te kunnen ververschen. Zeer spoedig en grondig wordt dit bereikt door het openen van deuren en grootere ramen. Het is wenschelijk, dat ieder vertrek, waarin gedurende langeren tijd menschen verblijf houden, van ramen, die geopend kunnen worden, is voorzien, waardoor de lucht in het vertrek op snelle wijze kan worden ververscht. De permanente ventilatie behoort te zorgen, dat de lucht in een vertrek tijdens de aanwezigheid van personen haar bruikbaarheid behoudt, zonder dat door de werking der ventüatie-inrichting onaangename gewaarwordingen ontstaan. Er mag geen tocht gevoeld worden, de onderste luchtlaag mag 5 65 Photo No. 29. Complex * huizen van de woningbouwvereeniging „Bellingwolde" te Veelerveen. In de gevels (op het Zuiden) zijn slechts enkele zeer kleine en speciaal lage ramen, zoodat het zonlicht het achterste gedeelte van het vertrek niet kan bereiken en rationeele, permanente ventilatie onmogelijk is. De andere gevel (niet zichtbaar) heeft een iets grooter, maar eveneens zeer laag raam. Op den voorgrond een hut, gebouwd en bewoond door een vroegeren bewoner van een der huizen, wegens wanbetaling uit zijn woning gezet. Deze huizen hebben de ramen van het soort, dat in alle huizen der woningbouwvereenigingen in Westerwolde is aangebracht, uitgezonderd het ééne complex te Bellingwolde. 66 niet te koud zijn, wat koude voeten zou veroorzaken, e.d. De eenvoudigste ventilatie is die, welke zonder eenige bijzondere inrichting tot stand komt. Het gesloten vertrek staat door de kieren van deuren en vensters, door de poriën van de steenen muren en, in ons land door de ruimte tusschen kachelpijp en schoorsteen, met de buitenwereld in verbinding. Bij verschil van temperatuur zal de warme lucht in het vertrek zich in de hoogere lagen bevinden, de koude lucht van buiten, door de genoemde openingen binnendringend, zal beneden in de lagere gedeelten van het vertrek blijven hangen; van buitenaf zal de lucht een positieve drukking op de kamerlucht uitoefenen in het onderste gedeelte van het vertrek, terwijl van binnen uit de warme lucht uit de hoogere gedeelten van het vertrek naar buiten wordt gedrukt. Een eenvoudige proef demonstreert dit onmiddellijk. Wanneer men de deur van een verwarmd vertrek opent en boven in de deuropening een brandende kaars houdt, ziet men de vlam naar buiten waaien; houdt men de kaars in het benedenste deel van de opening, dan waait de vlam naar binnen. Boven stroomt dus de warmere lucht uit de kamer, beneden komt de koudere buitenlucht naar binnen. De luchtwisseling van gesloten vertrekken onder den invloed van deze krachten is gering '). !) J. J. van Eek. De bepaling dei natuurlijke ventilatie. Diss. Amsterdam 1906. 67 Men bepaalt haar door C02 in het vertrek te brengen. Als de lucht met enkele percenten C02 bedeeld is en voldoende daarmee gemengd, wordt haar gehalte aan dit gas bepaald. Na een bekenden tijd wordt het CCvgehalte der kamerlucht weer nagegaan. Uit deze twee bevindingen is de totale hoeveelheid versche lucht, die in het vertrek in een bepaalden tijd is binnengetreden, te berekenen. Dr. B. Swaab bepaalde de intensiteit der natuurlijke ventilatie voor woonkamers te Amsterdam en vond gemiddeld ongeveer een éénmalige verversching per uur '). H. Wolpert te Berlijn vond een veel lagere waarde; volgens hem wordt het 0.308e gedeelte van de totale hoeveelheid lucht per uur ververscht. Bedenkt men, dat één persoon per uur plm. 30 M3. lucht verontreinigt tot de grenswaarde van Pettenkofer (1 %o C02), dan blijkt, dat de natuurlijke ventilatie, zonder speciale inrichting, voor het meerendeel der vertrekken onvoldoende is. Gebruik makende van de natuurlijke drukverschillen kan een bepaalde ruimte beter worden geventileerd. Men ga daarbij echter steeds uit van het feit, dat koude lucht zwaarder is dan warme en zich derhalve beneden in het vertrek bevindt. De exspiratielucht, die ons lichaam verlaat, heeft een temperatuur van 37° C. en beweegt zich niet- 1) De natuurlijke ventilatie van kleine woonvertrekken te Amsterdam. Diss. Amsterdam 1901. 68 tegenstaande het CGVgehalte haar soortelijk gewicht vergroot, toch naar boven. Daar moet zij dan ook afgevoerd kunnen worden. Ventilatie-systemen, zooals dat van Levoir-van Bemmelen met de afvoeropening onder in het lokaal voor de Z.g. winterventilatie, geven slechte uitkomsten. Niettegenstaande de onderzoekingen van Dr. Swaab'), later van Dr. de Groot2), hebben aangetoond, dat het systeem Mastboom heel wat beter de lucht in de schoollokalen ververscht, trof ik in Westerwolde in scholen, met rijksgeld gebouwd, nog overal het systeem Levoir-van Bemmelen aan. De onderwijzers, die het systeem probeerden te gebruiken, kwamen daar allen van terug. Steeds werd geklaagd over koude voeten. Komt men een lokaal, waar volgens Levoir-van Bemmelen wordt geventileerd, binnen, dan valt de kwalijk riekende lucht op. Opent men de tuimelramen, waardoor de koude lucht binnentreedt en nog koel den vloer bereikt, en opent men tevens de bovenste afvoeropening, dan gaat alles in overeenstemming met het soortelijk gewicht der luchdagen. Wil men een vertrek goed ventileeren langs natuurlijken weg, dan is dus de afvoeropening boven aan te brengen. Het hoofdbeginsel van het systeem 1) Ventilatie van Schoollokalen. Kritisch-expeiimenteel onderzoek naar het systeem Levoir-van Bemmelen. 2) Ventilatie van Schoollokalen. Tijdschrift voor Sociale Hygiëne 1907. 69 Mastboom: ventilatieopening steeds zoo hoog mogelijk, werd en wordt in Friesland toegepast in de ouderwetsche veestallen, waar men de zoogenaamde „vang", een ventilatieopening in het dak, kan openen en sluiten. Kunstmatige ventilatie, door lucht in een lokaal te drijven, komt bij de inrichting van onze woningen niet in aanmerking. Vóór 1913 was, indien de ramen geopend konden worden, in Westerwolde algemeen het oudHollandsche schuifraam in gebruik. De ventilatieopening ligt daarbij ongeveer op % der totale hoogte van het vertrek van de zoldering verwijderd. Een dergelijk systeem is, in verband met de natuurlijke ventilatie-krachten, dus af te keuren. In de huizen van de meer gegoeden zag men vroeger hier en daar openslaande benedenramen aangebracht, die zeer geschikt dienst kunnen doen ten behoeve van de intermitteerende luchtverversching, echter gedurende den winter voor de permanente ventilatie in woon-, noch slaapvertrek te gebruiken zijn. Na de actie vanaf 1913 door Dr. Middendorp in deze streken gevoerd, neemt het aantal huizen met boven zak- of tuimelramen zeer snel toe. De bovenrand van het te openen raam is dan ongeveer 40 cM. beneden de zoldering. Nieuwgebouwde huizen zijn bijna zonder uitzondering van dergelijke inrichtingen voorzien, terwijl, getuige de photo's No. 6 en No. 8, in verschillende woningen van 70 het oudere type veranderingen in dien zin zijn aangebracht. Draaibare benedenramen vindt men in vele der nieuw gebouwde huizen. In de huizen der stichtingen en vereenigingen, met rijksgeld gebouwd, in den zin van de Woningwet, is in het algemeen uitstekend gezorgd voor inrichtingen, die een intermitteerende ventilatie mogelijk maken; echter valt het op, dat in het meerendeel der slaapkamers een voor de bevolking bruikbare inrichting, om permanent te ventileeren, ten eenenmale ontbreekt. Vooral de slaapkamers op de eerste verdieping hebben hare ventilatie-inrichting laag, soms vlak bij den vloer. Om dit te verduidelijken heb ik van een gedeelte der complexen de slaapkamers opgemeten, en aangegeven op welke hoogte van de zoldering zich de bovenrand der ventilatie-inrichting bevindt. (Tabel No. IX.) Bijna nergens vindt men een regelbare ventilatieinrichting zoo hoog mogelijk in het vertrek aangebracht. Val-, tuimelramen of rooster op behoorlijke hoogte zijn bijna nergens te vinden. Wenschelijk ware het geweest de bewoners van de met rijksgeld gebouwde huizen tevens in staat te stellen hunne betere slaapgelegenheden permanent te ventileeren. Meer voorlichting van medisch-hygiënischen kant ware ook wat huizenbouw betreft gewenscht. 71 TABEL IX. Afmetingen Afstand zolder tot Afmetingen Afstand zolder tot benedenslaapkamers den bovenrand van bovenslaapkamers den bovenrand van Plaatsnamen. in Meters. de ventilatie- in Meters. de ventilatie¬ opening ~j i opening lengtebreedte hoogte jn Meters. lengte breedte hoogte in Meters. Complex Oude Schans 4.25 1.75 2.95 bovenraam los 0.95 4.— 1.10 2.90 0.—2.55 geen bovenraam 0.90 Postkant. Bellingwolde 3.60 2.— 2.75 bovenraam los 0.90 4.30 2.— 11.70 2.65 geen bovenraam 0.85 Woningbouwlaan . . 3.80] 1.90 2.10 2.65 bovenraam los 0.45 geen bovenslaapkamer aanwezig Velerveen 3.55 2.— 2.70 bovenraam los 0.60 4.60 2.— I 2.20 geen bovenraam 0.55 Gemeente Wedde . . 4.40 3.90 2.70 bovenraam los 0.40 3.40 3.40 0.—3.— bovenraam los 1.— Vlachtwedde I . . .3 60 3.30 2.90 bovenraam los 0.90 3.40 2.10 1 — 2.60 geen bovenraam 1.60 Zelf help, Ter Apel . . 4.— 2.20 — bovenraam los 0.60 4.— 1.20 3.20 0.—2.40 geen bovenraam 1.— Boertange 4.10 2.40 2.70 bovenraam los 0.40 5.— 3.20 2 50 geen bovenraam 0.50 Vlachtwedde II . . . 3 80 2.20 2.80 bovenraam los 0.60 3.60 3.20 0.— 3.30 geen bovenraam 2.05 Alteveer 4.— 2.30 — bovenraam vast 1.10 4.40 3.80 0.50 2.30 geen bovenraam 0.65 Mussel 3.80 2.20 2.85 bovenraam los 0.70 6.— 2.20 0.50 2.75 geen bovenraam 1.40 Musselkanaal . . . . 3.75 2.90 3.10 bovenraam los 0.50 4.20 3.50 2.30 geen bovenraam 0.90 Stadskanaal .... 2.90 2.30 3.— bovenraam los 0.40 4.60 3.— 2.75 geen bovenraam 0.05 Bovenstaande statistiek geeft de afmetingen der slaapkamers aan. De bovenslaapkamers liggen dikwijls gedeeltelijk onder het afdak; daarvoor zijn dan twee cijfers voor de hoogtemaat ingevuld. Bestaat de zoldering voor een deel uit een recht vlak, voor een ander deel uit afdak, dan zijn twee cijfers voor de breedtematen ingevuld. HOOFDSTUK III. BEDSTEDEN. Bezien wij de schilderijen uit de 17de en 18de eeuw, bijv. dat van de geboorte van een vijfling te Katwijk (photo No. 30), dan valt het op, dat in dien tijd ook reeds bedsteden als slaapgelegenheden werden gebruikt en van de kamers afgesloten konden worden door dikke gordijnen. In de meerderheid der huizen van Westerwolde zijn, zooals wij gezien hebben, bedsteden aanwezig. Het is derhalve niet ongewenscht deze afzonderlijk te bespreken. Bedsteden zijn ruimten met een vierkant of rechthoekig ondervlak, te sluiten met twee- of vierdeelige deuren of door een gordijn. De oude modellen zijn alle met kleine, vierkante deuren, waarvan de onderrand reikt tot de liggers van de bedstee. (Photo No. 31). Na 1902 werd door de bouwverordening verbetering van de bedsteden gezocht door de verplichting tot het maken van groote deuren. (Photo No. 32). De afmeting is gewoonlijk 1.70 M. lang X 1.50 M. breed. Alleen bij enkele familie's, die zich in een 73 Photo No. 30. Merkwaardige gebeurtenis van het verlossen van vier levendige en een dood kind, Kniertje. Gerbrantse de Wit, huisvrouw van Simon Arense Roosendaal op het dorp Sheveninge op den 5 Januari 1719. Bediend door de vroedvrouw Maria Seniel. 74 Photo No. 31. Bedsteden. Type pronkbedden, zooals zij gevonden worden in boerderijen, die omstreeks 1770 gebouwd zijn. Men ziet op de photo de boogvormige halve deuren met daarboven een lijst, waarop tinnen en porceleinen borden zijn geplaatst. 75 Photo No. 32. Bedsteden. Gewoon model bedstede uit een boerderij. Hier is alleen een bovengordijn aangebracht. Gewoonlijk zijn er behalve dit bovengordijn nog lange gordijnen, waarmede de ingangsopening nagenoeg geheel gesloten kan worden. Deze bedstede kan worden gesloten door twee twee-deelige deuren. 76 bijzondere lichaamslengte mogen verheugen, is de lengte-afmeting 20 cM. grooter. De ingangsopening is 80 cM. a 160 cM. lang en 80 cM. a 160 cM. hoog, in enkele bedsteden niet hooger dan 60 cM. De hoogte wordt verkleind door het voorhangen van gordijnen, enkelvoudig of dubbel. In het laatste geval is de ingangsopening een spleet. De luchtverversching achter deze gordijnen is minimaal, tenzij bij zeer strenge koude of sterken wind, onder welke omstandigheden elk ventilatiesysteem, hoe slecht ook, voldoende is. Het gedeelte boven de deuren wordt niet geventileerd, tenzij er gaten of spleten zijn; deze worden echter meestal zorgvuldig dichtgestopt. Heeft men het bed verlaten, dan worden de deuren direct gesloten, totdat het bed wordt afgehaald. Nadat het is opgeschud en terechtgelegd, wordt alles weer gesloten tot het oogenblik, waarop men naar bed gaat. Wanneer men hierbij bedenkt, dat deze bedsteden dikwijls sterk overbevolkt zijn (het is geen uitzondering, dat bij groote gezinnen 6 kinderen, die dan met de beenen tegen elkaar liggen, een dergelijke ruimte deelen), dan is het zonder meer duidelijk, dat alle voorwaarden hier aanwezig zijn, om het ontstaan en de ontwikkeling van ziekteprocessen te bevorderen, in het bijzonder van de Tuberculose; immers men kan zich moeilijk een betere gelegenheid tot contact-infectie voorstellen, terwijl de lucht- 77 verversching zeer onvoldoende is en licht totaal ontbreekt. De lucht in dergelijke bedsteden is dikwijls onverdragelijk. De vorm der bedsteden is zeer verschillend door het feit, dat allerlei betimmeringen tusschen de slaapplaatsen worden aangebracht, als kleerkasten, provisiekasten, enz. De matrassen uit den handel zijn daardoor niet te gebruiken; het gaat niet ze pasklaar te maken voor den bodem van het bed. Zoo gebeurt het, dat enkele beter gesitueerden springveeren matrassen laten maken bij den „stelmaker"; deze matrassen behooren bij eventueelen verkoop van het huis bij de artikelen van verplichte overname. Het aantal veerende matrassen in bedsteden is evenwel zeer gering en men begaat zeker geen groote fout, indien men beweert, dat als onderlaag gewoonlijk een flinke laag stroo wordt gebruikt. Hierop komt een veeren bed te liggen, bij minder bedeelden een bed van kapok, of in het geheel geen bed; daarover een laken van blauw of wit katoen en als dek een dekbed, gevuld met veeren, kapok of kaf. Het stroo wordt éénmaal, hoogstens tweemaal per jaar vernieuwd en af en toe bij het „bedmaken" opgeschud. Tengevolge van de geringe lengte van het bed komt het een enkele keer voor, dat aan het voeteneinde een opening gemaakt wordt in het schot, teneinde 's nachts de beenen te bergen in een bijenkorf, kist of mand, die aan den buitenkant van het schot is aangebracht. 78 Photo No. 33. Snikke. Twee bedsteden, die zijn afgetimmerd in een langwerpige ruimte, onder het „hooivak". Van den koestal is de „snikke" af te sluiten door middel van een deur, die opengeslagen rechts op de photo is te zien. Daar deze deur overdag gesloten is, kan het daglicht niet tot in deze slaapkamer doordringen. 79 Photo No. 34. Bedstede. Type van een slaapplaats in de schuur van een arbeiderswoning ingebouwd. Zij is gebouwd tegen den buitenmuur onder het afdak en van de schuur afgesloten door middel van een asphalten beschot. Een deur is niet aanwezig; als zoodanig doet een rood gordijn dienst. Tot deze bedstede heeft het daglicht alleen toegang, doordat één der steenen dakpannen door een glazen dakpan is vervangen. Naast de bedstee is de stalling voor het vee (varken en schaap). 80 Photo No. 35. Bedstede. Type van bedstede, die in de schuur van een arbeiderswoning is afgetimmerd. Aan de slecht gewitte planken en aan de „schollen", die den achterwand vormen, is te zien, hoe primitief deze bedstede is De deur is terwille van de opname opengezet. De steenen vloer is gelegd vanaf de deur van het woonvertrek (links). Het schaap, dat het familiebezit vertegenwoordigt, staat op den zandbodem van de schuur. Daar de deur van deze bedstede den geheelen dag gesloten is, kan het zonlicht er niet in doordringen. 6 81 Photo No. 36. Bedsteden. Type pronkbedden, zooals zij gevonden worden in de boerderijen, die omstreeks 1770 gebouwd werden. Het „schot" vertoont keurig snijwerk. Ook hier is de ingangsopening van de bedstede boogvormig, terwijl een gordijn dienst doet, om haar van de kamer af te sluiten. 82 Photo No. 37. Bedsteden. Photo van de Westerwoldschen kamer in het Museum van Oudheden te Groningen. Soortgelijke bedsteden als aanwezig in de boerderijen, die dateeren uit de 18e eeuw. 83 Photo No. 38. Fransche bedsteden. Type bedstede, dat langen tijd bij doktoren-families in gebruik is geweest. 84 De plaats, waar men de bedsteden aantreft, is zeer verschillend; meestal bevinden ze zich aan de achterzijde van de woonkamer, of aan de achterzijde of voorzijde van de slaapkamer, somtijds met openslaande deuren zoowel naar den kant van de woonkamer als naar dien van de slaapkamer. Verder treft men ze ook wel aan in den gang, in het waschhok, in den koestal en in de schuur. Een bijzonder soort van bedstede in de schuur is de z.g. „Snikke". (Photo No. 33.) Men kan zich hiervan geen betere voorstelling maken, dan door de geheele slaapkamer (snikke) te vergelijken met een sigarenkistje, waarin aan één der voor- of zijwanden een deur is aangebracht. Bevinden zich de bedsteden achter de koeien in den veestal, dan is de slaapgelegenheid van de overige ruimte gescheiden door een deur, dikwijls door een gordijn en niet verder van de koegroep verwijderd dan 2 M. Wanneer het vee op stal is, trekt de „damp" van de koeien in het beddegoed en voelt dit vochtig aan. Ook spatten van de ontlasting der koeien kan men tot nabij en op de bedsteden aantreffen. In 1904 trof men in geheel Westerwolde 765 van zulke slaapgelegenheden in schuren of stallen aan, waarvan 414 in de gemeente Onstwedde. Het meeste treft men ze in stallen aan, omdat het daar warmer is. Het aantal is, na een tijdelijke afname, in de laatste jaren weer vermeerderd, ongeveer in evenredigheid met de vermeerdering der één-kamerwoningen. 85 Niet alle bedsteden zijn zoo primitief gebouwd als boven is aangegeven} men kan verschillende typen onderscheiden. In sommige oudere boerderijen, o.a. in één te Hamdijk, in één te Hoorn (bij Wedde) en in de Westerwoldsche kamer van het Museum van Oudheden te Groningen, vindt men bedsteden, waarvan de voorwanden keurig snijwerk vertoonen. (Photo No. 36.) In de Westerwoldsche kamer en in bedoelde boerderij te Hamdijk hebben de bedsteden geen deuren; bij alle drie vindt men den bovenkant van de ingangsopening boogvormig. (Photo's No. 31,36,37.) Boven de ingangsopening loopt de lijst, waarop vroeger de tinnen borden werden geplaatst. Het snijwerk getuigt, dat de bezitters tot de meest welgestelden behoorden. Het waren waarschijnlijk oorspronkelijk pronkbedden, die alleen bij groote uitzondering werden gebruikt. De twee bovengenoemde boerderijen werden omstreeks 1770 gebouwd, in de jaren, dat het den boerenstand zeer naar den vleeze ging. Een overgang van de bedstede tot het ledikant is de z.g. Fransche bedstede (photo No. 38), die een tijdlang bij enkele doktorenfamilies in gebruik schijnt te zijn geweest. Deze verschillen in zooverre van de gewone bedsteden, dat de ingangsopening relatief grooter is dan bij het gewone type en alleen door een smalle strook gordijn in het bovenste gedeelte wordt verkleind. 86 Een overgang van de open bedstede tot het open ledikant vormen de ledikanten met troonhemels, die men in deze streken zoo goed als niet vindt. De bedstede is geen aanbevelenswaardige slaapplaats; toch gaat het niet aan ze direkt te weren, aangezien groote arbeidersgezinnen zonder bedsteden in hun tegenwoordige woningen zelden of nooit voldoende slaapruimte kunnen vinden, terwijl nieuwbouw met afzonderlijke slaapkamers, waarin ledikanten, dikwijls te duur is voor den landarbeider. Daarom is het wenschelijk, dat de regeering en de inspectie voor de volksgezondheid niet onverdeeld hare aandacht wijden aan den strijd tegen de bedsteden, maar daarnaast en in niet mindere mate tevens letten op mogelijke verbetering van bestaande toestanden. Een verstelbare opening in het bovenste gedeelte, communiceerende met een ruimte, die in verbinding staat met de buitenlucht, kan de luchtverversching in de bedsteden bevorderen. De opening zou kunnen worden aangebracht: a. naar voren, uitkomende in de kamer, die weer in verbinding met de buitenlucht kan worden gesteld door middel van een tuimel- of zakraam; b. naar boven, met een luchtkoker boven het dak uitkomende; c. naar achteren, communiceerend met de schuur. Het aanwezig zijn van veestallen en privaten zal dit laatste dikwijls minder verkieselijk doen zijn. Wettelijke voorschriften inzake woningbouw heb- 87 ben geen voldoende uitwerking, zoolang zij niet populair zijn. Daarom is het wenschelijk te trachten naar wijziging van het volksidee door voortdurende propaganda van de zijde der geneesheer en. 88 STELLINGEN. L Het is onjuist om in de groep der weinig toxische dysenteriebacillen nadere onderscheiding te maken in Flexner, Strong en Ybacillen. HL Bestraling met ultraviolet licht is een rationeele behandeling van idiopathische tetani bij kinderen. III. Trophische gewrichtsstoornissen bij tabes dorsalis zijn mede het gevolg van het ontbreken der eigen spierreflexen. IV. Cholelithiasis dient operatief te worden behandeld. V. Bij een solitairpoliep van den neus verdient de operatie van Caldwell-Luc aanbeveling. VI. Het succes van melkinjectie's bij verschillende oogaandoeningen wettigt een ruime toepassing van deze behandelingsmethode. VII. Ecclampsie is op te vatten als een intoxicatie met placentavergiften, die optreedt wanneer de normale ontgiftigende eigenschap van het moederlijke serum verzwakt is.