325 - -,„■ i, WAT WIL HET : RELIGIEUS | SOCIALISTISCH ™VERBOND?H DOOR Mr. j. reitsma C gegeven voor het religieus «alistisch verbond door de 488 * ontwikkeling te amsterdam 4jUpS F 0.10 Wat wil het Religieus Socialistisch Verbond? door Mr. j. reitsma 1923 uitgegeven voor het religieus-socialistisch verbond door n. v. ontwikkeling te amsterdam levenshonger. Hoevelen zijn er niet, voor wie in hun jeugd het socialisme de allesoverglanzende heerlijkheid was, totdat met het stijgen der jaren de smart in hun leven verscheen en zij voor hun naar erbarmen hunkerende ziel geen troost vonden in het veelal op economische zaken gerichte huidige socialisme ? En ook buiten de eigenlijke partijen zwerven velen, die ongetwijfeld tot aansluiting zouden overgaan, indien zij niet meermalen werden weerhouden door de gewaarwording, dat het socialisme, zooals het thans nog is, niet de volle bevrediging geeft, die zij verlangen. Zij bepalen zich hoogstens tot stemmen op socialisten bij verkiezingen, maar tot aansluiting, tot meeleven komen zij niet. Dit besef van onvoldaanheid wordt in dezen tijd te sterker en te meer verspreid waar, zooals boven is gezegd, de religieuze strooming zich onloochenbaar steeds verbreedt. Voor een ernstig mensch is hét verband tusschen zijn levensen wereldbeschouwing, tusschen religieuze en sociale beschouwing te innig, dan dat hij vrede kan vinden als in het eene geen weerklank van het andere wordt gehoord. Zoo is de onvoldaanheid van velen zeer goed te verklaren, nu het materialisme uit hun levensbeschouwing is weggevloeid, doch zij dit in de praktijk van het socialisme nog te veel aantreffen. Het zijn niet de oppervlakkigsten, die aldus uit onbevredigdheid het socialisme den rug toekeerden. Toch is hun houding fout, en zullen zij bij dieper inzicht wederom aansluiting bij hun partij moeten zoeken, teneinde mede te trachten deze te veranderen in meer religieuze richting. Die onvoldaanheid heeft zijn diepere oorzaak in het feit, dat de materialistische philosophie geneigd is den maatstaf van de waarde aller dingen te zoeken in den mensch en wel in den natuurlijken, den zintuigelijken mensch. Hierop berustend, wil het (oude) socialisme het stoffelijke heil der menschheid bereiken. Zijn geloof is een wetenschappelijk inzicht, „dat slechts in den socialen broederlijken arbeid, in de economische gemeenschap de verlosser leeft, die ons van het physieke kwaad bevrijden kan". „Iedere wet, iedere zedelijke instelling ontleent hare heiligheid ten slotte aan haar doelmatigheid voor de bevrediging der menschelijke behoeften." (Dietzgen I blz. 110.) Maar daartegenover staat de idealistische philosophie, die gelooft dat de ware 7 8 norm boven den zintuigelijken mensch uitgaat. Het goddelijke ontleent zijn waarde aan zichzelf, heeft zelf als maatstaf, als norm te gelden, waaraan de waarde der bijzondere dingen wordt getoetst. 1) Het feit nu, dat het oude materialistische socialisme aan veler idealistische wereldbeschouwing niet meer voldoet, veroorzaakt de onvoldaanheid. Het was de taak der wijsgeeren ons van de dieper liggende oorzaken bewust te maken. Zoo stemt de kentering in de philosophische beschouwing van het Marxisme overeen met de gezindheid van velen, die misschien niets van de philosophie en weinig van het Marxisme afweten. Natuurlijk geldt deze critiek op het Marxisme slechts den vorm, niet het wezen. Zooals de kern van alle godsdiensten in alle tijden steeds dezelfde was en zijn zal, zoo is de kern — misschien beter gezegd het uitgangspunt — van Marx' leer, de sociale'gerechtigheid, van een eeuwige onaantastbaarbare waarheid. Slechts de vorm waarin de godsdienst zich hult, waarin de eisch der sociale gerechtigheid zich uitspreekt, is voor bestrijding en voor verbetering vatbaar. Van een essentieele verandering is dan ook geen sprake; wel van een aanvulling van het socialisme en van een diepere bewustwording hierdoor van zijn aanhangers. Voor een verwatering van het socialisme door wijziging in veler meening, behoeft dan ook niet te worden geducht. Integendeel zou van verdorring moeten worden gesproken indien aan de oude dogma's werd vastgehouden en aan den tijdgeest weerstand geboden werd. Leven is groei, geen stilstand. En juist de overtuiging, die in velen leeft en in meerderen nog moet worden gebracht van de onverbreekbare eenheid tusschen religie en socialisme, zal aan dit laatste een nieuwe stuwkracht geven, die verstrekkende gevolgen kan hebben, daar zij hoogere idealen en dus meerdere sterkte verleent. Ook heeft juist de materialistische tendenz van het Marxisme een afschrikwekkenden invloed op vele ernstige menschen in de burgerlijke partijen. Het socialisme immers zou godsdienstloos, de socialisten zouden materie-aanbidders zijn. Indien, wat het Religieus-Socialistisch Verbond be- *ï Zie Weersma: Socialisme en Wereldbeschouwing. geestelijke waarde zal kunnen geven : het herstel der volksgemeenschap, door de opheffing van den thans alle gemeenschap verscheurenden klassenstrijd." II. Doel. Het spreekt van zelf, dat door de verklaring van den oorsprong ook reeds het doel van het. Religieus-Socialistisch Verbond is aangeduid. Kort geformuleerd zou men kunnen zeggen, dat het doel is gelegen in het bevorderen van een religieuzen geest in de arbeidersklasse, ten einde deze voor haar taak geschikter te maken. Zooals de wijsgeeren langs philosophischen weg, wil dus het Verbond langs godsdienstigen weg op het bestaande socialisme invloed uitoefenen, om het te verdiepen en te veredelen. Het ziet in de verwerkelijking van het socialisme een voorwaarde tot bloei van.een religieus gemeenschapsleven. Het kapitalisme werkt thans als splijtzwam tusschen de individuen. Een maatschappij, die op winstbejag is gebaseerd, kan niet anders dan wantrouwen tusschen de individuen zaaien. De gruwelijke strijd om te bestaan is een noodwendig gevolg van de samenstelling der huidige maatschappij, zoodat Hobbes' axioma, homo homini lupus (de mensch is voor den ander gelijk een wolf) in het dagelijksch leven bijna steeds van toepassing is. Het Religieus-Socialistisch Verbond echter verwacht van de verwerkelijking van het socialisme de totstandkoming van (zooals een der in den aanvang bedoelde wijsgeeren schreef) „een gemeenschap van vrijwillende menschen, waarin een ieder de objectief gerechtvaardigde doeleinden van zijn naaste tot de zijne maakt", en dus van een samenleving, die met behoud van ieders persoonlijkheid, berust op het besef van één gemeenschappelijken eeuwigen grondslag. Doch hiernevens stelt het Verbond zich ook ten doel invloed uit te oefenen op die dieperlevende menschen, die van een overgang naar het socialisme weerhouden worden omdat zij het als ongodsdienstig, als materialistisch beschouwen. Tot hen wenschen wij te . zeggen, dat dit materialisme niet in het socialisme zelf leeft, doch slechts in een deel zijner aanhangers, die zich van den grond van hun bestaan nog niet bewust zijn; dat de Idee van het 10 socialisme beteekent de Idee van een hoogere religie. Het Religieus-Socialistisch Verbond tracht nu deze bovenomschreven doeleinden te bereiken door ten i°: A. een band te vormen tusschen religieuze socialisten in Nederland; B. propaganda voor het socialisme te voeren, voornamelijk daar, waar deze propaganda religieuze bezwaren ontmoet; C. den materialistischen geest te bestrijden, voornamelijk in socialistische kringen; en 20.: 1. het vestigen van afdeelingen en het organiseeren van religieus-socialistische bijeenkomsten in verschillende plaatsen; 2. het beleggen van dergelijke bijeenkomsten nu en dan, in plaatsen, waar geen afdeeling gevestigd is; 3. het geven van cursussen, praatavonden, enz. 4. het geven van inlichting en leiding bij verder onderzoek aan hen, die met het verband tusschen religie en socialisme bekend wenschen te worden. De propaganda voor het socialisme, daar waar dit religieuze bezwaren ontmoet, omvat dus ook de propaganda voor het religieuze socialisme in de kerkgenootschappen. Ook daar is voor een socialist een ruim arbeidsveld. Zooals uit deze in de statuten neergelegde omschrijving blijkt, plaats het Religieus-Socialistisch Verbond als zoodanig zich niet op een partijpolitiek standpunt, doet het dus geen keuze tusschen sociaaldemocraten, communisten, anarcho-communisten, christen-socialisten enz. Tusschen deze allen is verschil van meening over de wijze waarop de strijd tegen het kapitalisme moet worden gevoerd, een vraag die zich terstond voordoet zoodra men zich beweegt op politiek of economisch gebied. Daar het Religieus-Socialistisch Verbond, zooals is aangeduid, niet op dit terrein 11 WAT WIL HET RELIGIEUS SOCIALISTISCH VERBOND? Reeds langen tijd bestond er behoefte aan een geschrift, waarin het doel van het Religieus-Socialistisch Verbond nader werd uiteengezet. Hoewel uiteraard over de religieuze strooming in het Socialisme en over het R. S. V. in het bijzonder zeer veel te zeggen zou zijn, is het de bedoeling in de volgende regelen een beknopte maar duidelijke uiteenzetting te geven, die den lezer een aansporing moge zijn, zich aan te sluiten, of althans zich nader op de hoogte te stellen. I. Oorsprong. Op velerlei gebied is vóór en tijdens den wereldoorlog, en door dezen nog feller belicht, een bewogenheid in de geestesgesteldheid der menschen ontstaan, wier omvang en diepte nog 'ternauwernood is te peilen. Zoo op politiek gebied het communisme en verwante stroomingen, het einde van het parlementaire regeeringsstelsel in vele landen; allerlei nieuwe al dan niet geëtiketteerde uitingen bij de schilderkunst ; een gewijzigde klankleer bij de muziek; het Montessoristelsel bij het onderwijs; op het gebied van de moraal een verandering in de verhouding der sexen. Zoo is er geen gebied van geestelijk leven, waar niet de sterkste wijzigingen onze gespannen aandacht vereischen, wijzigingen, die dikwijls evenzeer een pessimistisch als een optimistisch oordeel wettigen. Men kan spreken van de verbrijzeling eerier beschaving; men kan ook spreken van de moeizame geboorte eener hoogere cultuur. Zoo leeft in vele kringen het besef van den groei eener nieuwe geestelijke en maatschappelijke eenheid, van een nieuwe cultuur, het geloof dat een nieuwe periode in de .menschheidsgeschiedenis bezig is te ontstaan. Waarlijk, de tijd lijkt aangebroken, waarvan de Internationale spreekt: ,,Sterft, gij oude vormen en gedachten; de wereld steunt op nieuwe krachten." De crisis in het religieuze leven is mede een der teekenen van deze verandering en wel een der sterkste, daar er misschien geen vraag is die zoo diep in de ziel van een mensch begrijpt, als die van zijn verhouding tot de religie.1) De belangstelling voor het Roomsch-Katholicisme neemt sterk toe, de Nederlandsche Hervormde Kerk staat voor groote veranderingen, de Theosofie en de Oostersche mystiek krijgen steeds meer aanhangers. Maar ook onder hen, die zich met bepaalde geloofsregelen niet kunnen vereenigen, verbreidt zich het besef, dat in dit leven de materie niet het eerste en het laatste is; de overtuiging van de onjuistheid der beschouwing, als zou geloof slechts een aanvulling der menschelijke onwetendheid zijn, en zou vermeerdering van kennis dus een afnemende behoefte aan zulke fantastische voorstellingen tengevolge hebben; het diepe besef van afhankelijkheid van een hoogere macht, gepaard (en dit in afwijking van de noodlots-idee) met een diep vertrouwen. Zoo schijnt ook buiten de officieele Kerken een nieuwe geloofsgemeenschap te groeien. De Woodbrookers te Barchem moeten in dit verband o.a. worden genoemd. Het is hier niet de plaats verder een volledige uiteenzetting te geven van de wijziging en de toeneming "van de religieuze stroomingen; met het constateeren van het feit moet kortheidshalve worden volstaan. Zonder overdrijving kan worden gezegd, dat bij het meerendeel der denkende menschen het materialisme heeft afgedaan, zooals de philosophische denkers het reeds jaren geleden hebben uitgeluid. En wonderlijk genoeg, zijn het met name vele beoefenaren der exacte wetenschappen, welke zich dus juist met de materie bezighouden (de natuurwetenschappen) die het vroegere materialistische'standpunt verlieten. Is het te verwonderen, dat het socialisme eveneens den invloed van dezen sterken stroom des tijds ondergaat? •) In de volgende regelen wordt onder religie verstaan: geloof; onder godsdienst het dienen van God, dus de vorm waardoor de religie zich tut. 4 Temeer, waar de grondlegger van het moderne socialisme. Marx, nog op materialistische basis stond ? Dat deze, overigens historisch te verklaren grondstelling, door velen thans bestreden wordt, doet aan zijn grootheid niets af. Het zijn allereerst vele Duitsche sociaal-democratische wijsgeeren geweest, die (reeds Vóór 1914) betoogden, dat het historischmaterialisme een aanvulling behoeft, daar Marx zich te zeer tot het economische beperkte en zijn leer in ethisch opzicht te kort schoot. Zij wenschen daarom een enting van Kant's philisophie op de leer van het historisch-materialisme.1) De leer, dat de dingen des geestes bepaald worden door en dus veranderen met den economischen onderbouw der maatschappij, is en blijft ongetwijfeld van groote beteekenis, daar zij de aandacht vestigt op het verband tusschen de economische verhoudingen en de vormen van het bewuste geestesleven. Maar zij is tevens eenzijdig, daar zij te zeer den nadruk legt op den eersten der beide factoren. Ook Troelstra gaf in een in 1915 verschenen brochure ,,De Wereldoorlog en de Sociaaldemocratie" uiting aan deze gezindheid. Hij schrijft: „Het is te verwachten, dat de beperktheid van het historisch-materialisme dat in de ontwikkeling der menschheid het economische element der productiewijze als het allesbeheerschende aanvaardt, zal worden ingezien. Dit kan, zonder daarom de groote beteekenis dier leer, als werkmethode der proletarische beweging, te miskennen. Want zij levert, door de onderstelling van den klassenstrijd als beweegkracht tot den overgang van het eene tijdperk in het andere, van den eenen politieken regeeringsvorm in den andere, van de eene idee naar de andere, den sleutel tot de werkkamer der geschiedenis, dien wij niet meer zullen prijsgeven. Maar met dien sleutel zijn niet alle geheimen van menschelijk gebeuren en willen te ontdekken, zooals vele marxisten schijnen te meenen. Het historisch-materialisme kan als een element eener nieuwe wereldbeschouwing groote waarde hebben; maar om als geheele wereldbe- *) Men leze: K. Vorlander, Geschiedenis der philosophie (voor arbeiders geschreven; vert. door J. Stempels, nitg. Erven Bohn); en Dr. H. A. Weersma, Socialisme en Wereldbeschouwing, uitg. Ontwikkeling, Amsterdam. 5 6 schouwing te kunnen gelden, is het in zijn uitgangspunt te beperkt en in zijn methode te eenzijdig. Het belicht de werking der verandering in de productiewijze op maatschappij, staat, klassen en partijen; maar Kosmische werkingen in het heelal en de diepere instincten en behoeften der menschelijke persoonlijkheid vallen buiten zijn sociologisch x) gebied. Het laat daarom de meer intieme roerselen der menschenziel onbevredigd en ziet de persoonlijkheid van den mensch slechts van één kant, n.l. in hare functie van overbrenger van maatschappelijke krachten. Het leidt gemakkelijk tot een zeker noodlotsidee, dat bevredigd is als het bepaalde feiten sociologisch heeft verklaard, doch dat de behoefte, den wil, de moed en de geestdrift om te strijden tegen zekere het menschelijk geweten beleedigende feiten niet versterkt maar verlamt. Het levert in een woord, de proletarische beweging diep sociologisch inzicht, een sterke wetenschappelijke methode ter verklaring van het kapitalisme in al zijn uitingen. Maar het levert haar niet wat zij. mede noodig heeft: een krachtige, de persoonlijkheid vormende en verheffende leer en onthoudt haar die wijding, die uit het besef van eenheid en verbinding met kosmische krachten, boven het louter-maatschappelijke, ontstaat. Het kan dan ook op den duur den religieuzen aanleg der menschen niet bevredigen. Het zoeken naar aanvulling van het historisch-materialisme zoowel van den kant van Dietzgen's philosophie en der Nieuw-Kantianen, als van dien der Christensocialisten zal door het optreden der sociaal-democratie bij dezen oorlog zeker worden versterkt." Zoo heeft Troelstra reeds vele jaren geleden ingezien, dat het historisch-materialisme niet den geheelen mensch kan voldoen. Het besef van dit gemis is dan ook de diepste oorzaak geweest, dat een groote schare van lieden, hetzij zich van hun politieke organisatie afkeerden, hetzij zich in haar onbehagelijk zijn gaan gevoelen. Het is het doordringend besef, dat er iets ontbre.ekt in het doel, in de beginselen. Het is de onbevredigdheid, die de denkende mensch ondervindt, wanneer hij zich alleen met_ materieele dingen bezig houdt en geen voedsel vindt voor zijn dieperen M Sociologie is maatschappijleer. 9 oogt, dit materialisme verdwijnt, zal voor velen de laatste slagboom zijn weggevallen, die hen van het socialisme scheidt. En anderzijds moet aan die socialisten, die nog steeds kerk en geloof met elkaar vereenzelvigen, duidelijk worden gemaakt, dat de eerste, als en voor zoover zij het kapitalisme verdeigt, geen waardig tehuis voor de. religie meer is. Door hen dit duidelijk te maken (en dat is geen gemakkelijke taak!), zal hen tevens hun eigen diepste levensgrond worden ontdekt. Verduidelijking hiervan kan slechts versterking tengevolge hebben. Het besef nu van den samenhang tusschen religie en socialisme, vereenigd met het besef, dat doordringing van een dieperen geest dit laatste ten goede moet komen, is de oorzaak geweest van het ontstaan van het Religieus-Socialistische Verbond. Dit gevoel van de eenheid van twee levensmachten, die in onzen tijd meer dan ooit elkaar behoeven, is duidelijk uiteengezet door W. Banning in ,,Ons Werk", uitgave van de Arbeiders-Gemeenschap der Woodbrookers. „Wij gelooven aan de mogelijkheid van een nieuwe b. schaving, die bepaald zal zijn van uit het wèzen van d( mensch en het wezen der religie ; die iets zal uitdrukkt van de eeuwige, heilige wetten van den geest ; die de majesteit van het leven en de verhevenheid van de menschelijke ziel eerbiedig zal erkennen — maar wij weten, dat die toekomst niet komen zal, tenzij de grondslag van het productieproces gewijzigd wordt in de richting, die de arbeidersbeweging wijst. Wij gelooven, dat, wanneer de arbeider tot zijn arbeidersbeweging en strijd gedreven is door het diepe verlangen naar den uitbloei zijner menschelijkheid, dit geestesleven hem zal brengen tot die diepten, waar de gewone menschelijke verschil- en twistpunten zijn weggeslagen en daardoor kan het Eeuwige tot uiting komen. Wij gelooven, dat levende religie een groote schat aan de menschheid der toekomst zal kunnen geven : eerbied voor de persoonlijkheid, die daarom eerbied waardig is, omdat in haar de heilige en onschendbare wetten van den geest tot bewustzijn komen ; eerbied, in ruimsten zin voor het leven, dat als openbaring van het Eeuwige Wonder ons danken doet. Wij gelooven, dat de arbeidersbeweging aan de menschheid der toekomst een groote schat van eveneens 12 werkzaam is en zich niet in de eerste plaats den directen strijd tegen het kapitalistische stelsel, doch meer een inwendige zending in en voor het socialisme als doel stelt, behoeft het zich over de politieke strijdmethoden niet uit te laten. Het heeft niets te maken met wat hen allen politiek scheidt, maar alleen met wat hen allen als socialisten en als religieuze menschen vereenigt. Zoo vervult het Verbond niet alleen de bewuste en uitgesproken taak van beïnvloeding van het niet-religieuze-socialisme, doch ook nog een andere: het voorkomt of veredelt den strijd die tusschen — in vele dingen toch gelijkgezinden, met name de religieuze socialisten en communisten — heerscht, daar het de onderlinge waardeering door nauweren omgang versterkt; het wijst bij voortduring al deze groepen en groepjes op het gemeenschappelijk ideaal, dat in elk religieus socialist, tot welke richting ook behoorend, leeft. Zoo kan het in den strijd tegen het kapitalisme een factor van beteekenis vormen, daar dit laatste slechts voordeel heeft bij onderling getwist tusschen zijn bestrijders. De meerderheid in het Religieus-Socialistisch Verbond neemt dan ook beslist stelling tegen een opvatting, die een zoo noodlottige splitsing der groepen ook op religieus terrein verdedigt. Eendracht maakt macht en juist door hen te vereenigen, die in diepsten zin èn religieuze menschen èn socialisten zijn, meent het Verbond één sterke geestelijke macht te kunnen vormen. Het kent geen aanhangers van een bepaalde partij, doch slechts menschen; is dus niet politiek of economisch, doch heeft zijn uitgangspunt in het geloof. In den laatsten tijd ontstond in het Verbond een strooming, die aansluiting alleen bij de in de S. D. A. P. gekristalliseerde arbeidersbeweging bepleit. De voorstanders dezer meening zien deze beweging als de machtigste en sterkste der huidige sociale groepeeringen en wenschen hun werkzaamheid daarom alleen op deze samen te trekken. Beperking tot dit grootste en belangrijkste arbeidsveld achten zij noodzakelijk. «Maar hoe het ook zij, het doel van het R. S. V. is dus de socialisten en hun thans bestaande opvatting omtrent het socialisme te zuiveren van materialistische begrippen, door het' verband van religie en socialisme scherp aan te 13 toonen en ook om bij godsdienstigen het wanbegrip omtrent het socialisme weg te nemen. Het wil dus zuiveringsarbeid verrichten, daar het overtuigd is, dat het wapen tegen het kapitalisme dan zooveel te scherper zal zijn. Het wil dat tegenover dit kapitalisme niet alleen een politieke en economische macht wordt geplaatst, doch ook een ideëele macht, die sterk is door haar geloof. Het wetenschappelijk socialisme beteekent voor ons meer dan een materialistische beweging. Het is voor ons de Idee van een hoogere, minder materialistische, meer geestelijke cultuur, van een diepere, wijdere religie. De huidige socialisten echter hebben zich van hun diepere wereldbeschouwing, van hun religie bewust te maken. Daar nu ligt de belangrijkste taak van het Religieus-Socialistisch Verbond. III. Wie lid moet worden. Na de uiteenzetting van oorsprong en doel van het Religieus-Socialistisch Verbond, ligt voor U, lezer, ter beantwoording de vraag of gij lid van het Verbond kunt en moet worden. Allereerst komt het er niet op aan, of gij aan een of andere kerkleer de voorkeur geeft; of gij meer geneigdheid gevoelt voor den Roomschen dan wel voor den Protestantschen, Joodschen of eenigen Oosterschen eeredienst. Het is slechts van belang dat gij hebt het besef van samenhang van het Al, dat gij U diep in uw wezen verbonden gevoelt met dit onvergankelijke, een onverbrekelijk verband beseft met meer dan tijdelijke dingen, welken naam dan ook, als God, de Idee, het Absolute, de Centrale Eenheid, gij aan dezen grond aller dingen wilt geven. Dit alles, onder poovere woorden gebracht die slechts aanduidingen kunnen en willen zijn voor haast onzegbare dingen, is de kern; wat daarbuiten valt behoort reeds tot het gebied van de dogmatiek, van de godsdienstleer, die terstond verschil van meening en dus strijd veroorzaakt. Indien gij, socialist, aldus beseft dat de eeuwige waarheid diep in U leeft, dat gij deel zijt van de alomvattende eenheid, zult gij tevens beseffen de onwaarachtigheid van predikers, die moordwerktuigen zegenen, hun blindheid, als zij het kapitalisme verdedigen, zult gij inzien, dat geloof en kerk niet dezelfde dingen zijn. Een soortgelijke toetssteen moet gij ook aanwenden bij de beantwoording van de vraag, hoe gij staat ten opzichte van het socialisme. Ook hier is het niet de vraag (zooals onder II reeds is uiteengezet) of gij U op parlementair standpunt plaatst, dan wel de dictatuur van een minderheid toejuicht. Het is slechts van belang of gij diep in U de schroeiende pijn van de namelooze ellende dezer wereld gevoelt, verbonden met de overtuiging, dat de oorzaak van de sociale onrechtvaardigheid en van die door den wereldoorlog met zijn gevolgen zoo sterk verscherpte ellende, ligt in het samenstel der huidige maatschappij, zoodat slechts een geheele verandering hiervan redding voor de menschheid kan brengen. Al het andere, de wijze van bestrijding van het kapitalisme, de wijze van* opbouw eener nieuwe samenleving, behoort reeds terstond tot de uitwendige zijde der zaak en is dus voor de beantwoording van uw vraag overbodig. Indien gij, kerkelijk geloovige, die deze pijn gevoelt en tevens ziet de enkele verschijnselen van de verandering der maatschappij (die zelve vroeger ook anders was dan de tegenwoordige) zult gij U niet meer afwenden van het socialisme, als gij weet, dat de materialistische opvatting hiervan verdwijnen gaat en de socialisten bewust zullen staan op denzelfden grond waaruit ook uw geloof ontsproot. Verbijster uw meening niet in een doolhof van details, maar zie de dingen groot en eenvoudig, en dit alles zal TJ duidelijk zijn. Indien gij nu van deze twee dingen in het diepst van uw ziel overtuigd zijt, zijt gij religieus-socialist. En dan is het uw plicht lid te worden van het Religieus-Socialistisch Verbond. Onzijdigheid is hierbij niet mogelijk. Zoo ergens, dan geldt hier het woord: „Wie niet voor mij is, is tegen mij." Niet mede te werken aan het doel: veredeling en dus versterking van het socialisme, beteekent versterking van het kapitalisme. Vergeet niet, dat eendracht macht beteekent, macht in den onverzoenlijken strijd tegen het kapitalisme, dat als 14 15 een vampier het levensgeluk van millioenen opzuigt om de beurzen van enkelen te vullen. Vergeet niet, hoe dringend noodig het is uw kracht aan uw ideaal te wijden, als gij de wereld aan uw kinderen iets beter wilt achterlaten dan gij haar gevonden hebt. Vergeet niet dat de koestering van uw meest persoonlijke ervaringen zonder te trachten het beste van Uzelf op eenigerlei wijze aan de menschheid te geven, een (zij het hooger soort) egoïsme beteekent, dat niet anders dan een geestelijke weerklank van het overigens door U bestreden kapitalisme is. Beschouw uw beste gevoelens daarom uit een gemeenschaps-, dus socialistisch oogpunt, en ge zult aanstonds, met volkomen behoud en tevens groei van uw eigen persoonlijkheid, aansluiting bij uw geloofsgenooten zoeken. Vergeet niet dat het kapitalisme, economisch sterker dan ooit, ook over de geestesvoortbrengselen der menschheid nog een ontzettende macht heeft. Wetenschap, kunst, kerkleer, staan veelal nog in zijn dienst, maar neigen juist daarom thans tot verval. En daartegenover moeten wij, behalve de economische en politieke wapenen, een machtige eenheid stellen, gegrond op God en Gerechtigheid! Die eenheid moet gij helpen versterken; het is Uw plicht als religieus socialist! Komt tot ons, kind'ren dezer dagen, Komt tot ons, die in 't donker lijdt. Helpt ons het menschenleed te dragen In 't licht van beter mensch'lijkheid! (Adama van Scheltema.) z.o.z. ADRESSEN VAN SECRETARISSEN Secretaris van het Hoofdbestuur: Mr. J. E. B. VAN LIER, Hobbemakade 113, Amsterdam. Afd. Aalsmeer: JAN KOEDIJK, Rozenstraat 20." Almelo: Mej. E. OPPENHEIMER, Hofstraat. „ Amsterdam: Mej. S. BAARDA, Keizersgracht 560. Goor: J. WIJGMAN, H 28. Den Haag: J. L. BRUIJN, Daguerrestraat 158. Haarlëm: J. H. HANSEN, Verlengde Timorstraat. Schoten. Hilversum: Mej. B. ROHDE, Dahliastraat 17Joure: Mevr. A. DE WAARD—HOOGLAND, Broek bij Joure. Leeuwarden: Mej. D. POSTHUMA, Achter de Hoven 75 a. Purmerend: J. VERNOOYS, Beukenplein F 363. Rotterdam: Mevr. H. M. SYSLING-TOPS, G. W. Burgerplein 1. Utrecht:, H. C. LUXWOLDA, Hendrik de Keyserstraat 69. Zaandam: K. ZAAL, Zeemanstraat 85.