IV. Het Romeinsche Rijk. Xeóende druk. HET ROMEINSCHE RIJK. AL deBont, GeschiedkAÜas. W. ,r>? Ooittel-T'erro 10 HET ROMEHSCHE RIJK. Schaal 1-16 000 000. .5" - 75 .geogr. 7». - ÏOO uren ,g. J)& uithreNlüu/ van /tel Hum.//ehied'. tol/ Z6i v. C. 264-1$6 tt.C. Iê6 ISO v.C. I 1 nw 30 v. C.. Ttifc vwi-ARtTcradaies v. Pontas. Ziin* bon/laeTiooterb b. Ti,. "be~ hg (88-84). Jtetxen. -van, den apostel Paata«. . 2?reitr dom- JTtein,Axiü, Zetels der- patróareheiTV ( yneitropotvtaanj-oi^ssc7wppen'It on/ler&tr-eep t. f De intLeelin-j* a~hii liet Romeiivsclie rijk: lodens ert na A'erzer JJioclelia rt« .s. DE GROOTE VOLKSVERHUIZING 1. .'J20O0O00. J'"'H":'h; i 5 TVT-K O 5? Oost, BET B.0MEMCHE RIJK. Schaal 1-16 000 000. .5" - 75 .geogr. m-. - 100^ aren //. De, uit-breidinq van l/el /,'um .gefiii'd.- I 1 tol 264-ir.C. I 1 264-146-r.C. C I 1 146 30 v. C. "tf I 1 30 v. C.. Hyk vwi,ARtTcroLdates v. Pontas. I _ _ Zijn- oondgenootert b. Ti. be~ I qi\vd.ls^%fitkraA.oon I 50 % (88-84). L Jteinen. -rarv den apostel Paatav: J 2?reis door- J~teïn■-Am*, Jl£a.cedanj-ë erv Gri&k&nL. 4? re Ui a-Is yevasurenv rULaf Honve>. Zetels der- paJ/rvarefae/TU ( me&ropoMteutrv- biseefwppem/ onder-streept. Uitgave vanPNoorcttioff te Groningen. V. Tijdperk van 425 — ± 750. Niesende druk. TIJDPERKVAN 425 750. AIi.deBont , GesdiiedkAtks. V d. T)e (liristeliike kerk tot Gregorius den Grooten(±600) Scli;i.il 1:,•52000000. /)<■ ri/tiaeljvmliiutiii Mnii'ii hhhIoiitleivlreep/. TTitöavev«niPN"oi'dlioff te Groningen. Of/ke/di- WR. Cets/tui-Je <£Zn.Grm. ïïeéende druk. HET REVOLUTIE TIJDPERK (1789 1815). Al.de"Bont, GeschiedkAÜas XI 0 ereenyrUh a. Middel-Europa van 1189 tot 180Ï Grenzen vanl803. Schaal 1:16000000. Lichlnecl \ijn.de vanFranki^ijk afhxmkebjke. sinten .1x1],' op (l; op d. xijnae. niet FnanJi iiikveroonilensimen,hc%taedoj>liiiii naam. tiras van FwiJ.-rpï. in 1789. ITitgave^anPNoordloff te Groningen. O/Tsetdr. WR. Cax/tajw liZn Groii. Westelijk Pruisen v: 1795 - 1Ö07. Be gebiedsuitbreidingen der Zuiddnitsche staten gedurende het Revolutie tijdperk. itórf&w.-TWfen^ bi, den mede. v.I*inex,aU (1801) Jjwtmia.tm': Gaor^isiUtbreidifzn, v: 18Q3-1810. gedurende Het tCevotutie tijdperk. Niesende dt'iik TIJDPERK VAN 1815 1866. Al.deEont, GesclüedkAÜiis. XII. 0 Green^vich. aEUROPA vaiL 1815 tot 1866 Oren z en van lietWêeaer Congres 1815 Schaal i: 16 OOO 000. 5°'75'geogrjwjleii'lOOnrowgaaris. --.-Grens van. den. Duitsclien. bond. (ook- op de bijkaarten, j. Ue trngivsfiiMSliSSa van 1818 1822 zwart onfderstreept. Oe door Pruisen in.:1866geajnie.iceerae. staten nood oiulerstreem:. M-Marleen,. V-tTmbrië. c.Noord Italië lfil.Vr>!) Schaal r-8000 000. ^.'^ J/i' VcstiiHieierli'H-k i.nciei'sireej.f OU WT.^XlNKRIJdC CV v aEUROPA van 1815 tot 1866 Oren zen vanlietWêeaer Congres, Schaal i: 16 000 0 0 0. 5°'75geoqr. jaijteiL-lOOvreivgaan: Duitsche NxmiLs■ "I XASSAldlMSEX ,- V .^c- .\sriuilTeiib. . L. ■»/.•.;;•/■ ■•'''>■ 'v Midden Duit schl and tibis oe 1 i 8000 000. , 100 KM. TTitöave-vanPNoordlioff te Groninêen. Offsetdr. Wil. Ca .v/wJe élZn.Gpoii. XIV. Ontdekkingsreizen en Koloniën. Jïeêeude drak. ONTDEKKINGSREIZEN KOLONIËN. Al.de J3ont, GescWedkAtlas.XI\r. eilaJtdeji/Ain.f R TJ SLA IV D v. De Eiio'elsclieii en Eransclien in Indië. Schaal 1 : 48 000 000 10°- ISO jeayr-. T71. , l De kol Groote mogendheden voor denWereldoorlo^. De uitbreiding vaii, liet Russische rij k in ae 19c eeinr . □ Enx/clsch CU Duibsck. rranscA UitgavevanPNoordhoff te Groamóen Al.deT3ont, GeschiedkAÜas XIX. TTitgavevaaPNoordhoff te Groningen ONS LAND EN DE WERELDOORLOG Licht Schil) 1 % ""\ Dogfjembank .Voord tjlMAlil 1\ ,. ,;ï.i .1 \J «V / .UU1.H U U.H> lilt 11U ^| vr / h i> . i i „ I) [H cfdseh i i > I Doc/ger-sbaiik Zairf .■. -r . ■ - ... . . . . ï • . i . ■ rt r?\ —1 tot onveilig «ebj/ed c; : tot onveui» geoied • - neit-nuiiui ! v2. \ Verklaard (mijnen.) V \ Br XX Kampen T-vor Crcülle/'/ieerclefl. efL Tiiu:/i£eUfiff*'.rt. tOO K. M. (tONÖKl&tSJ DE WIELINGEN _QUAE STIE. XX. De Nederlanders in Vreemde Werelddeelen. Neöende druk. DE NEDERLANDERS IN VREEMDE WERELDDEELEN. Al deBont, GeschiedkAÜas. XX. lS('"tire,-imvh WO 8. On/.o voormalige o en tegenwoordige ÖVEEZEESCHE BEZITTINGEN Sl Martin Atlantischs 0 ce aan ~; Kiifc S van.Ma .Tavahiifle Icomsl ™W\ 24000000 c. WEST-LYDIK ScHuaL 1 : 24-000000 I 1 Tet/enwwrdiM lTitéavevanPNoordholï te Groningen. LEIDDRAAD BIJ DEN SCHOOLATLAS der ALGEMEENE en VADERLANDSCHE GESCHIEDENIS (ook voor het Handelsonderwijs) door A. L. DE BONT, (9e druk). UITGAVE P. NOORDHOFF, GRONINGEN. I. De Oostersche volken. Hieronder verstaat men de volken, die na de 6e eeuw v. C. deel uitmaakten van het Perzische rijk (ƒ); op i de Ethnographische kaart der Oostersche volken, die tevens de Geschiedenis der Indiërs (Ariërs) heeft opgenomen, a, b en c zijn te beschouwen als voorstellingen naast elkander van de Egyptenaren, Israëlieten en Phoeniciërs; a doet dienst behalve voor de Egyptenaren (met de omstreken van Memphis en Thebe) voor de Israëlieten ten tijde der Aartsvaders en tot na den uittocht uit Egypte. Op het bijkaartje van b met de 12 stammen is het gebied der Philistijnen en hunne veroveringen gedurende de laatste Richteren door een roode streeplijn aangegeven; de hoofdkaart b behandelt den daarop volgenden tijd der Koningen (± 1050—722); daarbij heeft het groote rijk van David en Salomo roode randklear; het kleine Juda roode vlakkleur, omdat na de splitsing (925 v. C.) alleen hier het geslacht van David blijft voortregeeren. Dit alles, aangevuld door de roode lijnen op d en e, geeft een volledig overzicht van de lotgevallen der Israëlieten, zooals zij in de Bijbelsche geschiedenis beschreven worden (de plattegrond van Jeruzalem dient ook voor den tijd van Jezus), d, e en ƒ geven in tijdsorde een overzicht van de Oostersche wereldmonarchieën. Hoe de Ouden zich de wereld van hun tijd dachten, blijkt uit de kaartjes g en h, waarvan het eerste de voorstelling weergeeft van de Israëlieten, de tweede van den Griekschen geschiedschrijver Herodotus, „den Vader der Geschiedenis." II. De Grieken. Na het overzicht van de kolonisatie der Hellenen (a) volgt het eigenlijke Griekenland (b) met plattegrond van Athene en de Acropolis voor uitgebreider behandeling. c, voorstellende de verspreiding der drie Grieksche stammen langs de kusten der Aegaeïsche Zee, bood tevens ruimte voor de Perzische oorlogen, die zich geheel op dit terrein afspelen: groene lijnen = aanvallen der Perzen; roode = de latere tegenaanvallen der Grieken; de drie bijkaartjes hebben betrekking op het jaar 480 v. C. (Thermopylae, Salamis en de Himera, het laatste wegens de nederlaag der Karthagers, die een verbond hadden gesloten met de Perzen tegen de Grieken). Na de Perzische oorlogen komt nu in chronologische volgorde de rest der Grieksche geschiedenis: d de Peloponnesische oorlog met den ongelukkigen tocht der Atheners naar Sicilië in 415 v. C. en een plattegrond van Syracuse (gele vlakkleur = de stad tijdens het beleg, 415—413) benevens het beleg van Athene bij het einde van dien oorlog (Lysander, die in 405 v. C. de laatste Atheensche vloot verslagen heeft bij de Aegos Potamos, komt in hetzelfde jaar van den Hellespont en sluit Athene aan de zeezijde in; de Spartaansche koningen Pausanias en Agis van de landzijde, de laatste rukt daartoe op uit Decelea, dat de Spartanen reeds in 413 v. C. bezet hadden; de overgave van Athene volgt in 404 v. C.), e de Corinthische oorlog (op 1/ bij Perzië de daarmee in verband staande Tocht der Tienduizend), ƒ de hegemonie van Thebe en de Heilige oorlogen, g de rijken van Philippus van Macedonië en Alexander den Groote (op dezelfde schaal), h het gebied van het Hellenisme. III en IV. De Romeinen en het Romeinsche Rijk. Van het dozijn kaarten en cartons der Romeinen heeft het eene gedeelte (lila en b benevens IVa) meer een algemeene strekking, terwijl het andere (Ulc—f en IVb—f) achtereenvolgens naar tijdsorde de voornaamste of moeilijkste gebeurtenissen toelicht uit de Rom. geschiedenis. Die van blad III hebben betrekking op de verovering van Italië (c) en de meeste landen om de Middellandsche Zee (Punische oorlogen en oorlogen in het Oosten, d—ƒ); dit blad veraanschouwelijkt dus voornamelijk den tijd vóór 146 v. C. Op blad IV doen de kaartjes b—d dienst voor den tijd der Burgeroorlogen; aan de hand van b zijn te behandelen de volgende 3 gondië en Italië voorstellen; het bijkaartje is voor het verdrag v. Mersen (870), waarbij de oostelijke helft van Lotharingen bij Duitschland komt, in 879 gevolgd door de westelijke helft; van 911—924 sluit het hertogdom zich aan bij Frankrijk, maar dan wordt het weer, en nu voorgoed, een deel van Duitschland. Op b de tochten en rijken der Noormannen, op c die der Normandiërs (Zuid-Italië, Engeland). Verder zijn op c aangegeven de vijf Duitsche hertogdommen in 924: Saksen, Franken, Beieren, Zwaben en Lotharingen (het laatste in 959 gesplitst in Opper- en Neder-Loth.). Hendrik I breidt zijn gebied en invloed uit over de streek tusschen Elbe en Oder (strijd tegen de Slavische Wenden) en weerstaat de Hongaren. Dit volk had zich ± 900 gevestigd tusschen Karpathen en Alpen en ook de Oostmark (Oostenrijk) veroverd (splitsing in Noord- en Zuid-Slaven); nadat zij echter in 955 op het Lechveld door Otto I verslagen waren, werd Oostenrijk voorgoed bij het Duitsche rijk gevoegd en gekoloniseerd (achterzijde blad VII). Wanneer eindelijk in 1034 Bourgondië aan keizer Koenraad II vermaakt is, heeft het Duitsche rijk het geheele vroegere Midden-Frankenland bij zijn gebied gevoegd en onder Hendrik III staat het op het toppunt van glans en macht. Toch is deze macht, evenmin als die van Frankrijk, zoo groot als ze schijnt, want beide landen zijn echte leenstaten geworden. Op c kon in verband met a tevens aangetoond worden, hoe zoowel in het Oostersche (Bagdad) als het Westersche Khalifaat (Cordova) de verbrokkeling en achteruitgang van het Mohammedaansche wereldrijk reeds een aanvang heeft genomen. Voor het rijk der Fatimiden in Egypte (± 970—± 1170) zie men Vila. VII. Tijdperk der Kruistochten (± 1100—± 1300). Als inleiding geeft de voorzijde een overzichtvan het gebied der Christenen (RoomschKath., Grieksch-Kath.) en Mohammedanen vóór den eersten Kruistocht; op de beide hoofdkaarten (a en c) de voornaamste kruistochten, a stelt tevens Europa voor over het geheele tijdperk en het Oosten na den len Kruistocht; de „Rijken der Kruisvaarders" langs de Syrische kust (geel) staan in los leenverband tot het Kon, Jeruzalem. In Frankrijk liggen westelijk van de paarse grenslijn de Fransche leenen, die in het bezit gekomen waren van de eerste Engelsche koningen uit het huis Anjou of Plantagenet. Duitschland en Italië worden tijdens de regeering der Hohenstaufen (1128—1254) verontrust door den langdurigen strijd der Welfen en Hohenstaufen; met het oog hierop geeft de kaart: 1° de bezittingen van Frederik Barbarossa (1152—1190) en die van zijn tegenstander, den Welf Hendrik den Leeuw en 2° 's Keizers afrekening met Hendrik den Leeuw (die hem alle hulp tegen de Lombardische steden geweigerd heeft) door dezen het grootste deel zijner bezittingen te ontnemen (1181). Zuid-Italië komt na het uitsterven van het Normandische vorstenhuis (± 1190) aan de Hohenstaufen (c). Behalve de latere Kruistochten zijn op c geplaatst het Latijnsche keizerrijk, opgericht na den 4en of Latijnschen kruistocht (1202—'04) en het Heilige land na den kruistocht van Keizer Frederik II. (De bezittingen der Duitsche orde op a). Wat den strijd der Christenen tegen de Mohammedanen betreft, moet nog worden opgemerkt, dat tegenover de tijdelijke veroveringen der Christenen in Palestina blijvende resultaten staan in Spanje, waar Aragon, Castilië en Portugal alweer hun gebied ten koste der Mooren zuidwaarts uitbreiden. Van de rijken der Mongolen is dat van Dsjengis Khan aangegeven door donkerbruine vlakkleur, dat der Gouden Horde en dat van Timur Lenk door van elkander verschillende, sprekende grenslijnen (aldus overeenkomende met de onderstreping onder hun naam). De achterzijde geeft de uitgestrekte kolonisatie der Duitschers gedurende dit tijdperk op het gebied der Slaven. VIII. Tijdperk van ± 1300—1 1500. In onze leerboeken wordt deze periode voor het Duitsche rijk terecht begonnen bij het einde van het Interregnum d. i. de verkiezing van Rudolf van Habsburg tot Duitsch koning in 1273. Zoodoende kon op de kaart alles voorgesteld worden, wat met deze verkiezing samenhangt: 1° de 7 keurvorstendommen; 2° het rijk van Ottokar van Bohemen, vóór hij in 1278 op het Marchveld door Rudolf van Habsburg wordt verslagen en gedood; in verband daarmee 3° de grondslag voor de groote toekomstige macht der Habsburgers (a). Hun stamland was slechts een betrekkelijk klein gebied in Zwitserland (reeds in de 14e eeuw verloren tengevolge van den opstand der Eedgenooten; ziea en b) en den Elzas, doch na 1278 kregen Rudolfs zonen van Ottokars landen Oostenrijk, Stiermarken en Krain; de graaf van Tyrol ontving Karinthië en deze beide laatste kwamen in de 14e eeuw eveneens aan Habsburg. Door de paarse randkleur voor het Duitsche rijk en dezelfde vlakkleur voor de Luxemburgsche familiebezittingen wordt aangeduid, dat omstreeks 1400 keizers regeerden uit het Luxemburgsche huis (1347—1437); de paarse onderstreping van Hongarije beteekent, dat hier in 1400 een Luxemburger (de latere keizer Sigismund) koning was. De pijlen, op Bohemen gericht, hebben betrekking op de eerste jaren der Hussieten-oorlogen. Aan den Honderdjarigen oorlog tusschen Engeland en SCHOOLATLAS DER ALGEMEENE EN VADERLANDSCHE — GESCHIEDENIS — (OOK VOOR HET HANDELSONDERWIJS) DOOR ':4 I A. L. DE BONT Oud-Leeraar aan een H. B. S. 5 en H. H. S. IN RUIM 180 KAARTEN EN BIJKAARTEN NEGENDE, HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK P. NOORDHOFF — 1925 — GRONINGEN »a*oaaoooooeooa*oo«oooooooooooooooooooooooooe»o«oooooooaooooo »00000«O000Q6O00e««00000OOnov««»v»««~- f 3.90, geb. f 5.— oooooooaooooooooüoooooooüoüoooooooooooooouoouoooaoooooooooooooouooacoüooooooooooouooaooüooouüoooooooooooooooüooooooooooo oooeeeo«oeoooaaeoooeeooooaopoeooooooea0ooeoeeaoooaaoooeooaoeoeoeaooeoaoeoeoeoaoooeeooeaooaaoeoseaoooooQoeoeoseoooooo*«oo | | I SCHOOLATLAS ! s i | DER | e g I ALGEMEENE EN VADERLANDSCHE I O g GESCHIEDENIS I s s § § (OOK VOOR HET HANDELSONDERWIJS) f | i | 8 | DOOR 8 8 I s I * 1 0 g A. L. DE BONT, 8 OUD-LEERAAR AAN EEN H.B.S.5 EN H.H.S. 2 8 8 e o e o | 8 8 IN RUIM 180 KAARTEN EN BIJKAARTEN. f 1 8 8 8 i I 0 O 1 8 i 8 8 i 8 8 I I O O O . — . O f NEGENDE, HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK. ! O O o — —— 8 O O 8 8 0 O t i 1 2 ? 8 8 8 ° I 8 8 s 8 f f | P. NOORDHOFF. — 1925. — GRONINGEN. f I i 5 g OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOPOOOOOOOOOOOOOOOOOPOOOOOOOOOOPOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOPOOOOOOOOO 8 DER 8 p 8 IN RUIM 180 KAARTEN EN BIJKAARTEN. f | NEGENDE, HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK. 8 8 VOORBERICHT. Uitgaande van de overtuiging, dat de Geschiedkundige Schoolatlas niet zijn eigen weg mag gaan, maar de dienaar is van het Leerboek en dit op den voet heeft te volgen, heb ik als hoofddoel van dezen atlas steeds beschouwd: de historische leerstof onzer school- en studieboeken tot een aanschouwelijke eenheid samen te vatten. Daartoe zijn bij de samenstelling de volgende principes zoo streng mogelijk tot uitgangspunt genomen: le. aansluiting (wat de algemeene inrichting, de keuze der kaarten, de plaatsnamen enz. betreft) bij de meest gebruikte leerboeken; 2e. het bijeenbehoorende (van volk of tijdperk) op één blad; 3e. de voornaamste krijgs- en ontdekkingstochten, verkeers- en handelswegen in sprekende lijnen; 4e. gelijkheid van schaal (of anders geheele verhoudingsgetallen) en gelijkheid van kleur voor dezelfde landen op verschillende kaarten. De Leiddraad, bij dit werk gevoegd, verduidelijkt, hoe deze principes in den atlas hun toepassing hebben gekregen en vestigt de aandacht op minder in het oogvallende punten; het beknopt overzicht van Handel en Verkeer op blz. 13 legt het verband tusschen de zoo verspreid staande handelskaarten. Jaartallen zijn overal geplaatst, waar zij de studie der kaarten konden vergemakkelijken. Kwistig is de atlas met bijkaarten: le. om belangrijke zaken op den voorgrond te brengen, 2e. ter vergelijking van een veranderden toestand met den vroegeren of 3e. om de hoofdkaart niet te overladen met plaatsnamen. Zoodoende kon tevens verkregen worden een werk van betrekkelijk klein formaat (geen gering gemak voor de leerlingen) bij meer dan voldoende uitgebreidheid. DE NEGENDE DRUK- Vijf bladen: V, VI, VII, X en XI zijn geheel nieuw gegraveerd, wijl hun voorgangers mij om verschillende redenen niet meer voldeden. Ik had het nieuwe vijftal reeds vroeger in portefeuille, doch wegens omstandigheden kon de gravure niet vóór het verschijnen van den vorigen druk gereed komen. Overigens is er niet veel veranderd; alleen een paar nieuwe bijkaartjes zijn opgenomen en op de kaart der Engelsche en Fransche bezittingen tot 1789 (achterzijde blad X) is thans het land gekleurd in plaats van het water: dat leek mij duidelijker. Door het overlijden mijner Echtgenoote, Louise G. de Bont—Barjse van Boecop, verloor ik mijn trouwste medewerkster. Een paar recensenten, vooral de heer Bg., zullen bemerken, dat aan hun wenschen zooveel mogelijk is tegemoet gekomen; zij gelieven echter te bedenken, dat een Schoolatlas, die zich alleen aansluiting bij de meestgebruikte leerboeken tot taak heeft gesteld, dit hoofdprincipe niet ontrouw mag worden door te groote uitbreiding. En volgens enkele docenten is hij nu reeds over de grens. Voor op- of aanmerkingen blijf ik mij weder aanbevelen. Arnhem, Juni 1925. A. L. DE BONT. INHOUD I. De Oostersche Volken. a. Egypte en Syrië in de oudste tijden. De Pyramiden. Thebe. b. De Israëlieten vóór de Koningen (De 12 stammen van Israël) en ten tijde der Koningen. Jeruzalem. c. De Koloniën der Phoeniciërs. Tyrus. Carthago en zijn handel. d. Het Assyrische Rijk. e. Het Nieuw-Babylonische en het Medische rijk na 606 v. Chr. ƒ. Het Perzische rijk. De Anabasis van Xenophon. g. De aarde naar de voorstelling der Israëlieten. h. Wereldkaart volgens Herodotus (± 450 v. C). i. Ethnographische kaart der Oostersche volken. Het Voor-Indische schiereiland. II. De Grieken. a. De Qrieksche kolonisatie. b. Griekenland. Athene. De Acropolis. c. De Qrieksche stammen (De Perzische oorlogen). Thermopylae. De omstreken van Athene (Salamis). Sicilië ten tijde v. Qelo v. Syracuse. d. De Peloponnesische oorlog. Syracuse. Beleg van Athene. e. De Corinthische oorlog. ƒ. De hegemonie van Thebe en de Heilige oorlogen. g. Het rijk v. Philippus v. Macedonië en dat van Alexander den Groote. h. Het gebied van het Hellenisme. Alexandrie. III. De Romeinen. a. Italië. Latium. Campanië. b. Rome. De omgeving van het Forum (de Markt) te Rome. De omstreken van Rome. c. De oudste bewoners van Italië. d. De uitbreiding over Italië en de le Punische oorlog. e. De 2e en 3e Punische oorlog. Carthago. ƒ. Het Oosten ± 200 v. C. De oorlogen in het Oosten (200—146). IV. Het Romeinsche rijk. a. Het Romeinsche rijk. b. De Bondgenooten-oorlog (90—88). Sulla in Italië. c. Pompejus in het Oosten. d. De strijd van Caesar en van Octavianus om de alleenheerschappij. e. Palestina ten tijde van Christus. ƒ. De indeeling van het Rom. rijk tijdens en na keizer Diocletianus. Kelten en Germanen vóór de Groote Volksverhuizing. De Groote Volksverhuizing. g. Rome als middelpunt van den wereldhandel in den Keizerstijd. V. Tijdperk van ± 425—± 750. o. De Germaansche volken in West-Europa na de Groote Volksverhuizing (5e eeuw). b. Clovis en Justinianus. c. West-Europa van ± 550—± 750. d. De Christelijke kerk tot Gregorius den Groote (± 600). t. De veroveringen der Arabieren; het Khalifaat. VI. Tijdperk van ± 75«—±1100. a. Europa ten tijde der Karolingen. Het verdrag van Mersen (870); Lotharingen. b. Tochten en rijken der Noormannen (800—1000). c. Middel-Europa in de 10e en 11e eeuw. d. De Byzantijnsch-Islamietische handelsperiode(476— 1096). Byzantium. VII. Tijdperk der Kruistochten (± 1100—± 1300.) Christenen en Mohammedanen bij het begin der Kruistochten. a. Europa en Vóór-Azië na den lsten Kruistocht. De eerste Kruistochten. b. Het Koninkrijk Jeruzalem. c. Het Latijnsche Keizerrijk en het Heilige Land na den Kruistocht van Frederik II. De laatste Kruistochten. d. Het gebied der Mongolen. Duitsche kolonisatie op het gebied der Slaven in de 12e en 13e eeuw. VIII. Tijdperk van ± 1300—± 1500. a. Europa in de 14e en 15e eeuw. Het rijk van Ottokar van Bohemen. b. Het Eedgenootschap der 8 oude landen omstreekf 1400. c. Het gebied der Bourgondiërs. d. De Italiaansch-Hanzeatische handelsperiode (1096— ± 1500). De 10 Kreitsen. IX. Tijdperk der Godsdienstoorlogen, 1492—1648(1660). a. Europa van 1492—1648 (1660). Noord-Frankrijk tot 1598. Saksen na 1547. De veroveringan van Gustaaf Adolf op Rusland en Polen. b. Het gebied der Hervorming na de Contra-Reformatie (± 1600). c. Frankrijk van 1598—1659. d. De dertigjarige oorlog. X. Tijdperk van 1648—1789. Frankrijks gebiedsuitbreiding van 1648—1789. Pruisen onder Frederik den Groote. a. Europa van 1648—1713 (1721). b. De Spaansche Nederlanden tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV (1667—1713). c. De Oostenrijksche Nederlanden van 1714—'94. d. Het tooneel der oorlogen tusschen Frederik II en Maria Theresia. e. Europa van 1713—1789 benevens de Poolsche deelingen. ƒ. De Britsche en de Fransche bezittingen tot 1789. XI. Het Revolutie-tijdperk (1789—1815). a. Middel-Europa van 1789—1804. Napoleons tocht naar Egypte. Suwóroff over de Alpen. b. Parijs ten tijde der Revolutie. c. Napoleon en de Coalitie-oorlogen. d. Europa gedurende het le Fransche keizerrijk. Ligny, Quatre-bras, Waterloo, De le en de 2e vrede van Parijs. Westelijk Pruisen van 1795—1807. De gebiedsuitbreidingen der Zuidduitsche staten gedurende het Revolutie-tijdperk. 4 XII. Tijdperk van 1815—1866. a. Europa van 1815— 1866. Midden-Duitschland (1815—'66). b. België; de Duitsche bondsgrens, 1839—'66. c. Noord-Italië, 1815—'59- De Krim. Sebastopol (1854-'55). d. Sleeswijk—Holstein. e. Het Duitsche Tolverbond. XIII. 1866—1914. Noord-Amerika. De Iersche quaestie. a. Europa 1866—1914. Souverein gebied v. d. Paus (sedert 1871). b. De Fransch-Duitsche oorlog (1870—'71). c. Het Balkan-Schiereiland na het Congres van Berlijn (1878). Het Balkan-Schiereiland na de beide Balkan-oorlogen (1912 en '13). d. Engelands gebiedsuitbreiding na den zevenjarigen Zeeoorlog (1756—'63). e. De Amerikaansche Vrijheidsoorlog (1774—83). ƒ. De aanwas der Vereenigde Staten. g. De Burgeroorlog in de V. St. (1861—'65). XlIIbis. De Wereldoorlog. Fransch-Duitsche grensverandering in Afrika (1911). De Wereldoorlog (Overzichtskaart). Het westelijk front. De slag a/d. Marne. De Yser. Verdun. Het oostelijk front. Gallipoli. Saloniki. Het Italiaansche front. Europa vóór en na den Wereldoorlog. De Republiek van het Verre Oosten. Vredesplaatsen. Volksstemmingen in Sleeswijk, Karintië en Opper-Silezië. De bezetting der Rijnstreken. Duitschers, Polen en Magyaren in verband met de nieuwe grenzen. Het hongersnood-gebied in Rusland (1922). XIV. Ontdekkingsreizen en koloniën. a. Het bekende deel der aarde omstreeks 1450. Toscanelli's kaart op Behaim's globe. De Molukken. b. De groote ontdekkingsreizen; de bezittingen der Portugeezen en Spanjaarden in de 16e eeew. De Spaansche handel. (Route der Spaansche „zilvervloten"). De Portugeesche handel. c. De koloniën der Groote mogendheden. De uitbreiding van het Russische rijk in de 19e eeuw. d. De Engelschen en Franschen in Indië. Dupleix. e. De voormalige Boerenrepublieken in Zuid-Afrika. ƒ. De Russisch-Japansche oorlog (1904—'05). De verdeeling der Duitsche koloniën. De Wereldhandel. XV. Ons land gedurende de Oudheid en de Middeleeuwen. a. Ons land tijdens de Romeinsche heerschappij. Het Romeinsche rijk. b. Ons land van Clovis (± 500) tot Karei den Groote (± 800). Gouwen. Het rijk der Franken bij den dood van Clovis (511). Het rijk van Karei den Groote en het verdrag van Verdun. c. De Noormannen in ons land (8000—1000). d. Lotharingen (855—+ 1100). e. De Nederlandsche gewesten in de 12e—14e eeuw. ƒ■ Het gebied der Bourgondiërs. g. Kerkelijke indeeling, 9e—I6e eeuw. h. Frankrijk en het Duitsche rijk in de 10e—15e eeuw. XVI. De Nederlanden tijdens Karei V, Filips II en den 80-jarigen oorlog (1515—1648). a. De Zeventien vereenigde Nederlanden onder Karei V en Filips II. Stadhouderschappen van 1559. Kerkelijke indeeling van 1559 (1561). b. De 80-jarige oorlog na 1576. Het terrein van den opstand bij den dood van Requesens (1576); de Pacificatie van Gent, de Unie's van Atrecht en van Utrecht, Parma's veroveringen; de geünieerde gewesten gedurende het Bestand, Maurits en Frederik Hendrik als veldheeren. c. De Republiek der Vereenigde Nederlanden na het Bestand (1621—'48). Het Prinsdom Oranje. Amsterdams vergrootingen. d. Europa van 1515—1648. Zeven cartons voor den 80-jarigen oorlog. XVII. De Republiek en hare Omgeving na den vrede van Munster (1648-1795). a- De Nederlanden van 1648—1713. De overtocht van Lod. XIV over den Rijn; de oude Holl. waterlinie in 1672. Het Binnenhof enz. in de 17e eeuw. b. De Nederlanden van 1715—1795. c. De omgeving der Republiek (1648—1789). d. Europa van 1648—1795. XVIII. Ons land in den Franschen tijd (1795—1814). a. De Bataafsche republiek (1795—1806) tot 1801 en na 1801. b. Het Koninkrijk Holland (1806—'10). De Engelschen in Zeeland (1809). c. De Hollandsche departementen van het Fransche Keizerrijk, 1811. d. Napoleons rijk in 1811. XIX. Het Koninkrijk der Nederlanden na 1815. a. Ons land in 1814. b. Het Koninkrijk der Nederlanden van 1815— 1839 ('32). c. Europa na het Weener congres (1815). d. Het Koninkrijk der Nederlanden van 1839 ('32)1866 (heden). R.K. kerkelijke indeeling van 1853. Onze spoorwegen vóór 1890. Ons land en de Wereldoorlog. De Wielingen-quaestie. XX. De Nederlanders in vreemde werelddeelen. a. Onze voormalige en tegenwoordige Overzeesche bezittingen. „ „ , b. Oost-Indië: Java bij de komst der Hollanders m Indië. De onderwerping van Java door de V. O. C. Java na 1798. Voormalige Nederl. bezittingen in Vóór Indië. Atjeh. c. West-Indië: Nieuw-Nederland (1610—'64). NieuwAmsterdam. Het voormalig Nederlandsch-Brazilië. Olinda en het Recief, I. De Oostersche Volken. Neëende deuk. DE OOSTERSCHE VOLKEN. AL.de T3ont, GeschiedkAtlas. I. UitgavevanPNoorclhoff te Groningen. II. De Grieken. Negende druk. DE GRIEKEN. AL .de "Bont, GeschiedkAÜas. H. £ Dehei*emoiut van Thebe en de Heilige oorlogen. 1 ïsoooooa TTitóavevanPNoordhoff te Groningen. III. De Romeinen. iveöende druk. DE ROMEINEN. Al.de Bont, GeschiedkAÜas. 111. Oostelifhlh: TUtöavevanPNoordnoff te Groningen. VI. Tijdperk van ± 750 — ± 1100. TIJDPERK VAX ±750 1100 Neoende druk . AX.deBoni , GescMedkAllas M. a. EUR OPA ten tijde der Karolingen. Schaal 1:16000000. 11" tuf KM-iOupem-g.) lAmkeryeel,: lust rijk v. Karei den. Orooten, na, dm. dood v. Karl/iman.(77Jj. Lichtgeel gekleurd, xmt de. veroveringen, vair Karei dun Orootèn.. Rood onderstreept: handelsplantsen,. 1 I Mohain inediiansclie, ri/ken look ope.en.dd drens tnsschen. liet WesterscKen het Oosterse?/. Kluililaat. Orcnxen volgens het vei-dragv. Verdun 11143). 7 Mijl- v'Kiu-el den Kalen ' (ti est Franken land. > M Kijk v. LoiJiarius (Midden -Fi-aulenland ) IE Kijk vlodawgk denlhiit selier (Oost-Fe.) a. EUR OPA ten tijde der Karolinèen. Schaal l: 16000000. Ó° t l" tltt KM UOuecn,q.J _o Ihinl-ergeel: hel rijk v. Karei deri Orooten na, den, dood v. Karlonian.(771j. lichtgeel gekleurd xnn de veroveringen, van, -M Karei den Grootèn,. Rood onderstreept: hnnrlelspltintsen,. I I Aloh am incdaansclie, rijken (ook ope en cl.) drens tnsschen liet Wesle.rsch.en het Oosterseh. Khalifcuvt.. . lircir.cn volgens hei verdrag i'. Verdun 11143). 1 li ijk v-Karet den Kalen (ti est Franken land. > E Kijk r. Lotharins /Midden -Frankenland1 IK Kijk vlm/innjk denlhiit scher (Oost Fe.) \\\ óiivevanPNoordlioff te Groningen Offsetdp. Hm. (ksparie dZn.Gvon. VIL Tijdperk der Kruistochten (± 1100— ± 1300). CHRISTENENEN MOHAMMEDANEN BIJ HET BEGIN DER KRUISTOCHTEN. Ife^ende druk. TIJDPERK DER KRUISTOCHTEN, d 1100±1300). Al.deBont. GeschiedkAtlas.\TI. 0 Orvexmcli. a.EUROPA en VOOR-AZIË na den jstai Kruistocht. De eerste J&uistockteti/. Schaal 1-16000000 1° - lil KM. -lei-stelrvistocht (1096-1099J. MardeKrnistoeld.(llS9-mi). I l Mohamjnedaemsche rijken/ (oohap c j. BeEanxa/apVUIC. Het Indische rijk onder de. Bohenstau,- VtaJctcteiir : i in. Dnitscldand sf/iii/en, tarnen J JlonJcerbrmn/= wat Hendrik de Zeeuw overhield na. 1181. c.Het Latgnsche keizerrijk i vim-1261) en uei nenieeLano na denKruistoclïtvan Keizer Frederik II. De. laatste Kruistochten. 1 ■ 16 000000. I I (en e t i anjisctv, ook. op tl.. TJitgavevanPNoordhoff te Groningen. Offsfitdr. JVR. Casjtarie Afislulte tochten v Keizer Suiismnnd tegen ae Hussieten ( 1096 - i 1500 ). pe 4 kwartieren der Jfame: Cd WtttfaaLuh. k.w.\ WVcial/.ieh kir. I I Sok.ii.irh kw. CZUï'aix Lijft kir. JJoot'dpl. der- kwart, rood tmderstr. t: 16 000 000 IJit^avevaaPNooi'dhoff te Groningen. O/Tsetdr WR. Caspsa-ie dZii-Qron DE 10 KREITSEN. d Oostenrgksóhekr. 6. Opperrünsche hr. 3 „ s. Öppersdksische , f ErankiscTte. „ ff. JVedersaksische * ö. Jiezirrynsch» „ 10. BoiirgontUsche. „ WcOüdewr -. de±0 of Boivrgond. kreit*. JtandfOeur- de- overige, krettsen ----—Duitsche rijksgrens. Frankfort. Spiers en Wêt-Uar. ^ IX. Tijdperk der Godsdienstoorlogen, 1492—1648 (1660). Neéeude druk. TIJDPERK DER GODSDIENSTOORLOGEN, 1492 1648 (1660). Al.de'Bont, GeschiedkAÜas.IX' a. EUROPA -win 14924648 (DmtgcRmPrarikr-tot11600) Grenzen.-van 154-6. Schaal 1:16000000. 5°'75geogr. mijlen -100 imr qacuis Handels[tlualsen rond onderstreept. in 'Frankrijk './>>/ de be JIIiiK/ni run 'het luns Hem hor ouisttppcld. Oren', en non lietl/uitsdie riik . I I nenlti/iqen nan/wtSpminsch aan.innr/isehei tme'w.) BS. Hertoi/dmn Saksen vóór154/'. I ~l Geesieh,!: qeliied. .Noord-Frankrijk lot 1598. tl tirceinrieh UitócrvrevanPNoordhoff' te Groningen. O/Yfotdr. WJi. ttt&jmiicc'.Z/i tt-o/i. X. Tijdperk van 1648—1789. Pruisen onder Frederik den Grooten. J> MudOblanfv--door J^edIT(tZ4\0-'S6)vi^m>Tvvn,. \ II \ Zhatscjie ryjisgrenzeri. ^/L^ l: 8000000. *>P 2QOJCK. ^ _ ^ ( ff*"" éfèlfi \c-,) ^X. ... .^$7 '•■ West f" » //v V """"'••••xs'"" f 'jt **** ('"jC^^'"'' v P o 1 e ^ri Negende druk TIJDPERK VAN 1648- 1789. A.L .de "Bont, GeschiedkAÜas. X. a. EUROPA Tim 1648(1660)-1715(1721). Se 9 J&nj'rorstendonunen xwmi ongestreept, Itajide/splaotseq rood. H:l t„„r,e«l den Itlieiiishdfq _ƒ 1 > „orlooen tnssetiee ré. J^WtfA' V I Frederik! en i# tsertun. Kiijgtta^j^i--.—^ ^ > Aian;i i neresia P J}j^^-rsy^-~^-radm't, \ i- fiooüooo ^ SJ w — : dmrtHitmMm 17*0. Tlit^av/eTvrnPNoordhoff te Groningen. Qffsetxlr: Hf/?. C,t,vj>aiie (i.Zn.Groji. DE BHITSCHE en de FRANSCHE BEZITTINGEN TOT 1789 De Britsche bezittingen tot het einde der lö- eeuw (1789). Schaal I: 48000000. AMERIKA. r\ si.fr" pup Voor hj>l verforen (/ehiecl. yJc boven uu.il. XI. Het Revolutie-tijdperk (1789—1815). XII. Tijdperk van 1815 -1866. XIII. 1866—1914. Noord-Amerika. DE IERSCHE QUAEST1E. Keêende druk 1866 -1914. NOORD-AMERIKA. AI de "Bont, GeschiedkAÜas. XIH. O Greeravzch a.BÜROPA 1808-1014. (Het Balkan schierefL tot1878) Schaal l:looooooo ó°-75 geogr.ni.-100 uren. gaans. TTitöavevanPNoordhoff te Groningen -v A^saadj>tèer Nigeria /' \ L (Britsch) i heimenstiavel | i \ ~ V\ / I I .«r /'Kameroen j ^ J , 1884. | '\ ' f~\ Qhutuh) \ -JfT W. w Fransch - Duitsche grensveraiidering" m AFRIKA fin vcrbondinctMcm&kc) vólgens hef verdrag van i,9U. Oudegrenzen. Nieuwe grens. 1:36000000. < XIIIbis. De Wereldoorlog. Het we slelijk front. frontlijn, van, 18 Juli, '18 fieffirv vans Foetus offensief J. frontijjn. van, HJVov. '18 fWapenstiZsttoid./. KiLoTTletcrs. H O IV GA R jj ÏTeóeuüe rlriik. DE WERELDOORLOG. AL.deBont,GeschiedlcAtias. XTTI bls Uit ó/iveviu, PNooïdlioff te. Groningen. Om-r/dj- JI.V/. C-tsjm-ie d/n.Oi-wi. DUITSCHERS, POLEN en MAGYAREN in verband met de nieuwe grenzen. Het hongersnood-gebied in ïtusland (1922). TOG O De verdeelin^ van: KAMEROEN I D.OOST-AFRIKA W V r > L I «He c*ve 1: :!fiono(tO()l Z. West Afr. geJttel Eng., de D.Aastral. lezit.grootendeels ]>k am:hel])handj;l. Oeoei van den Wereldhandel sedert 1800. 1800: ^| tnilliard (/tilden KtöO: A7 | „ülltard //nla 1000: tnilliard y u( den nxiUiard (/tilden tnilliard (/tilden 1010: ,ntlUard (in Iden 25 Jaren Wereldhandel 9q tiülliar^ \ lOO.) en 1JI1U V X \ Brilsche ^/ \ beril / \ ti ii (/en / Groot Hi'il \ I la nje en \ lei-Idilcl lel.7 \ XV. Ons land gedurende de Oudheid en de Middeleeuwen. Negende druk. ONS LAND GEDURENDE DE OUDHEID EN DE MIDDELEEUWEN. Al. de~Bont, GeschiedkAÜas. XV. a Unaland dcRnhi.ein.sche heerschappij xórja&rtelftng ff" 1:6000000 UitgavevanPNoorftt10^ te Groningen XVI. De Nederlanden van 1515—1648. Negende druk DE NEDERLANDEN TIJDENS KAREL V FILIPS D en de* 80 JARIGEN OORLOG (1515-1648) Al.deT3ont,XVI. Frederütffendrïk mgaraWRNoardhaÖ' te Groningen. CARTONS VOOR DEN 80 JARIGEN OORLOG. a. Haarleirt ( 11 Deo. 1372 - 12 JvJd 1573). e. 's Hertotfenboscïi (lpfei - SepMmiei' 1629). b. Leiden. f Tweed» beZeg, 16 Mei - 3 Oct.1574). f. Maastri clvt (Juni, -A.uffu#tus 1632/ c. Antwerp en (Juli ISSé, - Aug. 15S5). D ui ris 21 Oct7' 1639). „ ffc verede. 1:600000. , ±OJ£jyr. , 4r ± Schepen v: Tromp 's vloot. oordForclcuiü StPietersb, XVII. De Republiek en Omgeving van 1648—1795. Neêende druk DE REPUBLIEK EN HARE OMGEVING NADEN VREDE VAN MINSTER (1648 1795). ai^bo^vil XVIII. De Fransche tijd. Negende druk. ONS LAND IN DEN FRANSCHEN TIJD. (1795 1814.). AL .de"Bont, GeschiedkAÜas JCVUI. 21'Oortel.Ferro \Ó3 a. DeBataafecherep* f1705 1806) Vej'deolingvaii 1798-1801 Schaal HZ4UUUUU '/i °~7'/2 gevgr.myl* AOurertg. Tersehelli^^fci--^ 23° Oostel JFerrc 'gg Moskou*, LTitgavevanP^oordhoff te Groningen. XIX. Het Koninkrijk der Nederlanden na 1815. 2 zaken, die alle met elkander min of meer in verband staan: 1°. de Bondgenootenoorlog, 2°. de eerste Burgeroorlog (Marius en Sulla, 88 v. C.) met behulp der hoofdkaart, waarop hetrijk van Mithradatesv. Pontus en zijne bondgenooten is aangegeven vóór en na zijne verovering v. Klein-Azië (Romeinenmoord 88 v. C.) en een deel v. Griekenland (hoofdsteden Sinope en Pergamum), 3°. de eerste oorlog tegen Mirthradates (88—84), 4°. Sulla's terugkeer uit dien oorlog en zijn vernietiging van het overschot der Marianen en Bondgenooten (83- 72); op c wordt voorgesteld, hoe Pompejus, die zich reeds herhaaldelijk onderscheiden had (Sertorius, Slavenopstand, Zeeroovers; zie de hoofdkaart) de toestanden regelt in het Oosten na zijn gelukkige beëindiging van een nieuwen Mithradatischen oorlog (63 v. C); d brengt de verdere Burgeroorlogen in herinnering: Caesar tegen Pompejus (Pharsalus 48 v. C), het 2e driemanschap tegen Brutus en Cassius (Philippi 42 v. C), Octavianus tegen Antonius (Actium 31 v. C). Dan volgt op de hoofdkaart een voorstelling van den aanvang van het Christendom en zijn uitbreiding over het oostelijk deel van het Rom. rijk gedurende het eerste drietal eeuwen onzer jaartelling (Palestina, twee reizen van den Apostel Paulus, de zetels der eerste bisschoppen). De laatste bijkaart (ƒ) geeft de indeeling van het Rom. rijk aan door keizer Diocletianus, ± 300 (4 prefecturen enz.) en de splitsing (Oost- en Westrom. rijk) in 395; hoofdzakelijk dient zij echter ter veraanschouwelijking van de Groote Volksverhuizing in het laatst der 4e eeuw. Als inleiding het bijkaartje, aangevende de woonplaatsen van Kelten en Germanen vóór de Gr. Volksverh.; zuidwestelijk van Rijn en Donau de grootendeels geromaniseerde Kelten, noordoostelijk van die rivieren de Germanen, op de kaart zelf (ƒ) is dan voorgesteld de eigenl. Gr. Volksverh. d. i. de groote trek van de meeste Germaansche stammen (Gothen, Vandalen, Franken, enz.) binnen het gebied van het Romeinsche rijk, waarvan zij een groot gedeelte blijvend in bezit nemen. V. Tijdperk van ± 425—+ 750. Met dit blad begint voor de Algemeene Geschiedenis de vervanging van de ethnographische door de chronologische methode: bijna zonder uitzondering krijgen we dus nu per blad een afzonderlijk tijdperk. De kaarten a—c dienen voor het politiek overzicht: a vertoont het Westromeinsche keizerrijk ingekrompen tot Italië en een deel der Alpenlanden benevens het in Gallië overgebleven stadhouderschap van Soissons; de rest van het vroegere rijk is ingenomen door tal van Germaansche staten (onderstreept). In het midden der 5e eeuw wordt hun bestaan bedreigd door den vreeselijken Hunnenkoning Atilla, die een onmetelijk gebied beheerscht, dat zich in het westen uitstrek tot den Rijn doch na zijn nederlaag op de Catalaunische velden (451) is hij niet meer te vreezen en na zijn dood (453) spat het rijk der Hunnen uiteen. Eenige jaren later gaat het Westrom. keizerrijk te gronde (476, einde der Oude Geschiedenis, begin der Middeleeuwen) en wordt vervangen door het Germaansche koninkrijk van Odoacer. Te vermelden is nog, dat de Germaansche stammen, hoewel overheerschers der oude Rom. bevolking, toch bijna alle na korter of langer tijd worden geromaniseerd, b echter geeft ook in de grenzen reeds groote veranderingen te aanschouwen en wel tengevolge der veroveringen van twee vorsten: Clovis, koning der Franken (bijna geheel Gallië) en Justinianus, keizer van het Byzantijnsche rijk (het Oostgothische rijk in Italië en de Vandalen in Afrika), e doet zien, hoe het rijk der Franken in Zuidoostelijke richting alweder vergroot is, benevens zijne splitsing (hoogstens vier deelen); de Byzantijnen hebben het grootste deel van Italië moeten afstaan aan de Longobarden, die zich daar gedurende twee eeuwen handhaven. Op d is het groote gebied van het Christendom onder Gregorius den Groote (± 600) voorgesteld; van het oosten uit steeds verder westwaarts voortdringende, besloeg het eindelijk het gansche vroegere Rom. rijk. Daarbij was het een eenheid: het Arianisme der Germaansche volken {zwart onderstreept) was zoogoed als geheel vervangen door de Katholieke leer onder den Paus te Rome, vooral ten gevolge der veroveringen van Clovis en Justinianus. (Alles wat betrekking heeft op den tijd van 600—800 staat tusschen haakjes). Daarnaast [geeft e een beeld van het nog reusachtiger gebied „van den Indus tot den Taag", door de Mohammedanen binnen een eeuw veroverd en wel voor een groot deel op de Christelijke kerk. Aangegeven is hun rijk: le bij den dood van Mohammed (632); 2e na de eerste 4 Khaliefen d. i. het begin Omayaden (654), 3e bij het begin der Abassiden (750), de beide eerste door grenslijnen, het laatste door de roode vlakkleur: zoodoende wordt de kijk op het geheel niet geschaad door de verdeelingen. Residentiën achtereenvolgens: Mekka, Damascus, Bagdad. VI. Tijdperk van ± 750—± 1100. Kaart a kon niet alleen het rijk van Karei den Groote en diens veroveringen, maar ook de verdeeling bij het verdrag van Verdun (843) en de splitsing van het rijk v. Lotharius in zijne drie deelen, Lotharingen, Bour- 4 Frankrijk (1337—1453) herinnert vooreerst de Engelsche bezitting in Frankrijk bij het uitbreken van den oorlog (1337,) en na den vrede van Brétigny (1360), vervolgens de zuidgrens der Engelsch-Bourgondische veroveringen bij het optreden der Maagd van Orleans (1429); ook wegens het verband met den lOOj. oorlog hier de bijkaart van het gebied der Bourgondiërs (c). De zaken, die verder in dit tijdperk onze aandacht vragen, zijn: de vereeniging van Denemarken, Noorwegen en Zweden bij de Unie van Kalmar in 1397, die van Litauwen met Polen omstreeks 1400; verder de hachelijke toestand van het Byzantijnsche rijk, inééngekrompen tot een drietal geïsoleerde stukjes, die alle in de 15e eeuw door de Turken worden veroverd (Konstantinopel in 1453,), maar vooral de vergrooting van Aragon met de eilanden Sardinië en Sicilië, het laatste na de verdrijving van het huis Anjou in 1282 (Siciliaansche vesper) en met Napels tegen het einde der 15e eeuw. Op de achterzijde de verdeeling van Duitschland in 10 kreitsen, op het einde van dit tijdvak ingesteld o.a. voor de uitvoering der vonnissen van het Rijkskamergericht. IX. Tijdperk der Godsdienstoorlogen 1492—1648 (1660). Dit tijdperk is het eerste der Nieuwe Geschiedenis, die men gewoonlijk rekent te beginnen met de ontdekking van Amerika (1492). Frankrijk en Duitschland konden niet met één kaart volstaan; op de hoofdkaart zijn die landen slechts opgenomen tot ± 1600 (het bijkaartje Noord-Frankrijk voor uitgebreider studie). In dien tijd vallen dus de vele oorlogen van Frankrijk tegen het Habsburgsche huis (o.a. het 4-tal van Frans I en Karei V) en de godsdienstoorlogen in Frankrijk (1562—'98); Duitschland heeft tijdens de regeering van Karei V telkens onlusten als gevolg der Hervorming (Boerenkrijg, Wederdoopers te Munster, Schmalkaldische oorlog). Wat Maurits v. Saksen verkregen heeft voor zijn verraad aan de zaak der Protestanten in den Schmalkaldischen oorlog, blijkt uit de vergelijking van de hoofdkaart, waarop Saksen vóór 1547, met het bijkaartje: Saksen na 1547. Tevens wordt door de verschillende kleuren de splitsing van het Habsburgsche huis in een Spaanschen en een Oostenrijkschen tak aangeduid, welke laatste na Karei V bijna voortdurend in het bezit blijft van de Duitsche keizerskroon, b, de Hervorming na de ContraReformatie (± 1600), sluit zich gevoeglijk bij de voorafgaande periode aan. Frankrijk en Duitschland worden nu voortgezet door c en d: op c Frankrijk tijdens Hendrik IV, Richelieu en Mazarin (tot den vrede v.d. Pyrenaeën, 1659), op ddegelijktijdige30jarige oorlog. Bijzondere attentie verdient Zweden, dat zich in 1523 van de Unie van Kalmar heeft losgerukt en nu in dit tijdperk aangroeit tot groote mogendheid. Terwijl het Pruisische deel der Duitsche orde reeds in 1525 geseculariseerd en tot een erfelijk, maar aan Polen leenplichtig hertogdom gemaakt was (in 1618 met Brandenburg vereenigd), duurde dit met het Lijflandsche deel (roode streeplijntjes) tot 1561, dan komen Lijfland en Koerland aan Polen, Esthland aan Zweden (daarom duidt de vlakkleur den toestand aan na 1561); kort voor zijn tocht naar Duitschland (1630) verovert Gustaaf Adolf Ingermannland en Karelië op Rusland en Lijfland op Polen (zie bijkaartje); bij den vrede van Brömsebro (1645) verkrijgt Zweden van Denemarken verschillende gebieden o.a. het eiland Gotland, de Munstersche vrede vergroot het met Voor-Pommeren, Bremen en Verden en tenslotte krijgt het in 1660 van Denemarken het land oostwaarts van de Sont. De Turken hebben hun gebied alweer noordwaarts uitgebreid met het grootste deel v. Hongarije (slag bij Mohacz, 1526); in het overige deel en Bohemen wordt dan tot koning gekozen Ferdinand van Oostenrijk (Habsburg), broeder van Karei V. Jacobus I van Schotland wordt in 1603 (Dood van Elisabeth) tevens koning v. Engeland en zoodoende worden beide landen door een personeele Unie verbonden. X. Tijdperk van 1648—1789. Deze periode is voorgesteld op twee hoofdkaarten; de eerste (a) loopt tot den vrede van Utrecht, 1713, (voor het noord-oosten tot den vrede van Nystadt, 1721) en brengt dus voornamelijk in herinnering de 4 oorlogen van Lodewijk XIV, waardoor Frankrijk in 't bezit komt van Franche-Comté en gedeelten van de Spaansche Nederlanden (1668 en 1678), wat vooral door de eerste kaart der voorzijde op grooter schaal en tot in bijzonderheden wordt aangegeven, terwijl de met de Fransche verwante Spaansche Bourbons een groot deel der Spaansche monarchie (1713) erlangen. Oostenrijk verkrijgt van de Turken (1699) Hongarije en Zevenburgen en uit de Spaansche erfenis (1713) de Zuidelijke Nederlanden, Milaan en Napels, Engeland Gibraltar. In het noordoosten van Europa voert Karei XII strijd tegen verschillende vijanden, vooral tegen Augustus II van Saksen en Peter den Groote. (Groote Noordsche oorlog, 1700—1721); Zweden verliest daarbij al zijn overzeesche landen behalve Finland. Het keurvorstendom Brandenburg wordt in 1701 veranderd in het koninkrijk Pruisen, het afzonderlijk parlement van Schotland opgeheven (Konink- 5 rijk Groot-Brittanië, 1707). De tweede hoofdkaart (e) heeft weder belangrijke grensveranderingen aan te wijzen: Oostenrijk heeft op de Turken het Banaat en deelen v. Servië en Walachije veroverd (1718), doch moet de laatste twee landen in 1739 weer afstaan; tengevolge van den Poolschen successie-oorlog en in verband met de Pragmatieke Sanctie verliest het Napels aan een Spaanschen prins (1735); de Oostenrijksche successie-oorlog (1740—1748) laat den toestand bij het oude (want ook de Oostenrijksche Nederlanden, door Mauritsv. Saksen voor Lodewijk XV veroverd, worden aan Maria Theresia teruggegeven), maar Frederik II, die zich in 1740 meester gemaakt heeft van Silezië (d en de tweede kaart der voorzijde), behoudt dit ook na den 7-jarigen oorlog (1756—1763). De landen, waar Bourbons regeeren (zwart onderstreept) sluiten in 1761 het Bourbonsch familieverdrag. Ten slotte trekken vooral onze aandacht de 3 Poolsche deelingen (1773, 1793 en 1795) en de uitbreiding van Rusland aan de Zwarte Zee ten koste van Turkije. De drie bijkaartjes (b, c en d) zijn voornamelijk geplaatst met het oog op de veldslagen in de Spaansche Nederlanden, de barrière in de Oostenrijksche Ned. en de veldslagen in de oorlogen van Frederik II. Op de achterzijde een overzicht van de Engelsche en Fransche koloniën op het einde van dit tijdvak (aangevuld door XlIIrf en e, benevens XNd). XI. Het Revolutietijdperk (1789—1815). Voor de eerste hoofdkaart (a) is gekozen de toestand van 1803: dan zijn uitgevoerd de vredesverdragen van Bazel (1795), Campo Formio (1797) en Luneville (1801) na het uiteengaan der Reichsdeputation (1801—'03); zij loopt tot 1804, stelt dus Frankrijk voor als republiek (donkergeel) en toont al dadelijk welk een overheerschende plaats dit land zich heeft veroverd. Daar de grenzen van 1789 door sprekende lijnen zijn aangegeven, springen de gebiedsuitbreidingen tot 1803 vanzelf in het oog. De vazallanden hebben dezelfde kleur (lichtgeel), al is ook hun verhouding tot Frankrijk zeer verschillend en aan veranderingen onderhevig. In het aan de westzijde zeer afgeknotte Duitsche rijk zijn de vorsten, die links van den Rijn gebied verloren (Pruisen bijv. Opper-Gelder en de helft van Kleef, Beieren de Paltz) schadeloos gesteld, meestal door secularisatiën (zie voor Pruisen de bovenste, voor Beieren de benedenste kaart op de achterzijde). Oostenrijk kreeg voor het verlies zijner Nederlanden en van Milaan Venetië tot de Etsch. Het paars op Hannover brengt in herinnering, dat het nog steeds in naam door een personeele unie met Engeland verbonden was, maar reeds in 1803 wordt het door Napoleon blijvend bezet. Ierland heeft in 1800 zijn afzonderlijke vertegenwoordiging te Dublin verloren en is bij Engeland ingelijfd (Het Vereenigd Koninkrijk). Bij a behooren de bijkaartjes met den tocht naar Egypte en Suworoff's gelijktijdigen tocht over de Alpen (2e coalitie-oorlog). De tweede hoofdkaart (d) geeft een beeld van het reusachtige Fransche keizerrijk en de daarvan in meerdere of mindere mate afhankelijke staten in den tijd van zijn grootste uiterlijke macht. Opmerking verdienen daarbij 1*, dat het Duitsche rijk verdwenen is en plaatsgemaakt heeft voor het van Frankrijk afhankelijke Rijnverbond, 2e, de groote gebiedsinkrimping, die Pruisen in 1807 (Tilsit) en Oostenrijk na verschillende oorlogen, vooral na den 5en coalitieoorlog (1809) hebben ondergaan en 3e, de betrekkelijke eenheid van Italië, dat behalve uit het bij Frankrijk ingelijfde gedeelte, slechts uit twee koninkrijken bestaat (Italië en Napels). Rusland heeft in 1809 Finland aan Zweden, in 1812 Bessarabië aan Turkije ontrukt. Op de achterzijde de herhaalde gebiedsuitbreidingen der Zuidduitsche staten als belooning voor hun trouwe hulp aan Napoleon. De roode lijnen op de beide hoofdkaarten, maar vooral op c geven een volledig overzicht van Napoleon's vele krijgstochten gedurende dit merkwaardige tijdperk, waarvan het nieuwe bijkaartje (de le en de 2e vrede van Parijs) het voor Frankrijk zoo treurige slot in herinnering brengt. XII. Tijdperk van 1815—1866. Het opschrift van Xlla is niet geheel juist: deze kaart loopt nl. alleen tot 1866 voorzoover ze binnen het raam valt van XHIa; daarbuiten gaat ze tot 1914. De grenzen zijn die van het Weener congres (1815); de Duitsche bond heeft groene randkleur met het oog op Oostenrijks voorzitterschap van den bondsdag te Frankfort; Hannover en Engeland dezelfde kleur (personeele unie tot 1837). De zwart onderstreepte congresplaatsen zijn die der Heilige (juister der „Groote") Alliantie: Aken (1818), Troppau (1820), Laibach (1821) en Verona (1822). Door den veldtocht van Ibrahim Pasja (1824—'27) kon voldoende het verband worden aangetoond tusschen den Griekschen Vrijheidsoorlog en het optreden van Mehemed Ali van Egypte. Op bijkaartje b niet alleen de afscheiding van België, maar ook de veranderde Duitschebondsgrens in 1839. c (Noord-Italië) is voor de gebeurtenissen van 1848—'49 en 1859—'60, aangevuld en voortgezet op de hoofdkaart (De „Eenheid van Italië"). De Krim en Sebastopol (1854—'55) op een apart bijkaartje, om de hoofdkaart niet te overladen met plaatsnamen; om dezelfde reden Midden- Duitschland (1815—'66). d heeft voornamelijk betrekking op den Deenschen oorlog van 1864. Overigens worden de voornaamste gebeurtenissen van dit tijdperk door de roode lijnen (tochten) in herinnering gebracht, terwijl rood onderstreept zijn de gebieden (Sleeswijk—Holstein, Hannover, Keur—Hessen, Nassau, Frankfort a. M.), in 1866 door Pruisen ingelijfd. XIII. 1866—1914. Noord-Amerika. De overige resultaten, in 1866 door Pruisen bij den vrede van Praag verkregen, worden voorgesteld op a: de Duitsche bond vervangen door den beperkter, maar veel krachtiger Noordduitschen bond onder leiding van Pruisen (zwarte streeplijntjes); Oostenrijk beroofd van allen invloed op de Duitsche zaken (Venetië aan Pruisens bondgenoot Italië). Verder herinnert de kaart aan de splitsing van de Donau-monarchie (1867): het Keizerrijk Oostenrijk of Cisleithanië en het Koninkrijk Hongarije of Transleithanië, door personeele unie en een drietal gemeenschappelijke ministeries verbonden. Dan volgt de Fransch-Duitsche oorlog (1870—71). Behalve de uitvoerige speciaalkaart (b) met het eerste deel van den strijd (na Sedan in plaats van het Fransche keizerrijk de republiek) en den vrede van Frankfort, is hiervan op a aangegeven het nieuwe Duitsche rijk (1871) en het door de Duitschers bezette deel van Frankrijk (roode rand en roode streeplijntjes). Op dezelfde kaart het overschot van den Kerkdijken staat, dat in 1870 bij Italië wordt ingelijfd; hiermee in verband het bijkaartje, waarop het souverein gebied v. d. Paus volgens de Garantie(Waarborgen)-wet van 1871. Eindelijk bevat kaart a nog den oorlog van 1877 op het Balkan-Schiereiland, waarbij zich c met het verdrag van San Stefano en de grenzen volgens het Congres van Berlijn (1878) geheel aansluit. De veranderingen, ook hierin weer door de beide laatste Balkan-oorlogen van 1912 en '13 gebracht, zijn op de volgende kaart voorgesteld. Tot goed begrip der verhoudingen in de nimmer rustende, steeds verergerende Iersche quaestie het bijkaartje op de voorzijde (zie ookXIIIbfs). De benedenste 4 kaarten van dit blad behandelen achtereenvolgens de heele geschiedenis van Noord-Amerika. Bij het begin der 18e eeuw was de oostkust grootendeels in handen der Engelschen; zij hadden die verkregen door er zelf koloniën te stichten: Virginië, Massachusetts (de Pilgrimfathers), Maryland en Pennsylvanië of de Nederlanders te verdrijven (Nieuw-Nederland tot 1664); de rest, het reusachtige gebied der St. Laurensriyier en der Mississippi behoorde aan Frankrijk. Ook dit komt weldra aan Engeland: op d ziet men, wat het eerste land moest afstaan na den Spaanschen successie-oorlog (1713) nl. de Hudsonsbaai-landen, NieuwBrunswijk en New-Foundland en na den Zevenjarigen Zeeoorlog (1763) nl. Canada en Louisiana; e is voor den Amerikaanschen Vrijheidsoorlog en den vrede van Versailles (1783). Dan volgt met ƒ een overzichtskaart aan den geweldigen aanwas der V. St. over den heelen duur van hun bestaan, terwijl g meer uitgebreid den Burgeroorlog (1861—'65) voorstelt. Jaartallen en roode lijnen trachten zoowel op e als op g den loop der gebeurtenissen te veraanschouwelijken. XIHbis. De Wereldoorlog. De bladen, onder dit opschrift vallende, geven een gedetailleerd overzicht van den Wereldoorlog en zijn gevolgen tot op heden. Op de achterzijde van blad XIII en de voorzijde van XIIIWs achtereenvolgens 1°. als inleiding de Fransch-Duitsche grensverandering in Afrika (1911), naar de opvatting van vele Duitschers een onvoldoende compensatie voor Marokko (D's „plaats in de zon"), 2°. een overzichtskaart der oorlogvoerenden met de bijzonderheden, die op de volgende kaarten geen plaats konden vinden, 3°. het westelijk front met den slag a. d. Marne, de Yser en Verdun, 4°. het oostelijk front en eindelijk Saloniki.Gallipoli enhetltaliaansche front. De hoofdkaart XIIIMs geeft Europa vóór en na den oorlog, zooals het geworden is voornamelijk door de vredes (zie het bijkaartje: Vredesplaatsen) van Versailles (Duitschland), St. Germain (Oostenrijk), Trianon (Hongarije), Neuilly (Boelgarije) en Sèvres (Turkije). Enkele hunner bepalingen konden in kaart gebracht worden: de bezetting der Rijnstreken (ook de nieuwe bezetting van Roer en Rijn in 1923) en de verschillende Volksstemmingen; bij die in Karinthië was bepaald, dat, wanneer de le zóne stemde voor aansluiting bij Oostenrijk, ook den 2e zóne (Klagenfurt en omstreken) automatisch bij dat land werd gevoegd en zoo is het geschied; bij die in Opper-Silezië zijn onderstreept de drie steden, door den raad van den Volkenbond bij Polen gevoegd, hoewel zij in overgroote meerderheid voor Duitschland gestemd hadden. De zóne der Zeeëngten, op de hoofdkaart aangegeven, is het gebied, onder toezicht gesteld van een intergealliëerde commissie; het verdrag betreffende Noord-Syrië is gesloten tusschen Frankrijk en de Kemalisten van Angora (de roode streeplijn is de oude grens). „Unie van socialistische sovjet-republieken" (bij verkorting „De Unie") is de naam die thans officiéél is vastgesteld voor de nieuwe federatie van de Russische sovjet-republieken; een bijkaart heeft nog de socialistische Republiek van het Verre Oosten, die zich in 1922 vrijwillig met Rusland heeft vereenigd; vaak had zij conflicten met Japan. 6 -3 Op het tweede kaartje der achterzijde het ergste Russische hongergebied in het voorjaar van 1922 (Nansen). Het ethnographisch kaartje op de achterzijde zal wellicht aanleiding geven tot interessante vergelijkingen, bijv. getoetst aan dit principe van Wilson: „Elke territoriale regeling, die van dezen oorlog het gevolg is, moet gemaakt worden in het belang en ten behoeve van de betrokken bevolkingen." Ten slotte de opmerking, dat de uitdrukking „na den Wereldoorlog" in den titel der hoofdkaart wil zeggen: „bijgewerkt ook van 1918—heden, al is er geen verband met den Wereldoorlog (bijv. het nieuwe Ierland). XIV. Ontdekkingsreizen en koloniën. De groote ontdekkingsreizen en koloniën der Portugeezen en Spanjaarden bij het begin der Nieuwe Geschiedenis (b) en de overzeesche bezittingen der voornaamste mogendheden vóór den Wereldoorlog (c) zijn op dit blad weergegeven. Zij worden hierachter, voor zoover noodig, behandeld onder de rubriek: Handel en Verkeer. Wegens de mogelijkheid van grooter schaal kregen de drie bijkaarten: De Engelschen en Franschen in Indië, de voormalige Boeren-republieken in Zuid-Afrika en de Russisch-Japansche oorlog hier een plaats, hoewel zij, strikt genomen, niet geheel onder den titel van dit blad vallen. XV. Ons land gedurende de Oudheid en de Middeleeuwen. Voor het gemak bij het onderwijs hebben de zes bladen der Vaderl. Geschiedenis ook overzichtskaartjes Alg. Gesch.; al het bijeenbehoorende staat zoodoende op één blad; a geeft bijv. ons land tijdens de Romeinsche heerschappij en tegelijkertijd een overzichtskaartje van het Rom. rijk, b ons land van Clovis tot Karei den Groote en tevens overzichtskaartjes van Clovis en Karei d. Gr. enz. Met „Germanië" (a), ook wel Groot-Germanië" genoemd, bedoelen onze leerboeken het land ten oosten van den Rijn, niet de twee Rom. provinciën Opper- en Neder-Germanië in Gallië. b bevat al de gouwen der Friezen (groen) d. i. die van de Schelde—Wezer en gedeeltelijk die der Franken (geel) en der Saksen (rood). Op c natuurlijk slechts enkele der door de Noormannen verwoeste plaatsen en streken. Lotharingen (d), oorspronkelijk het noordelijkste der drie deelen van MiddenFrankenland, wordt later een twistappel tusschen Duitschland en Frankrijk, zooals de herhaalde grensveranderingen op het bijkaartje: Loth. v. 855—925 aangeven; op de volgende bijkaart is het hertogdom Lotharingen voorgoed een deel van het Duitsche rijk en zien we reeds de verbrokkeling van Neder-Lotharingen in verschillende staatjes beginnen. In het land der Friezen hebben de bisschoppen van Utrecht omstreeks 1000 een rijkje verworven, dat zich bijna zoover uitstrekt als hun geestelijk gebied (vergelijk d met g). De hoofdkaart (e) bevat de verschillende staatjes, gelegen in wat men later noemde: de Nederlanden; die, welke gewoonlijk door een personeele unie verbonden waren, hebben dezelfde kleur. Uit ƒ blijkt, hoe deze samenvoeging in één hand vooral aan Filips van Bourgondië (bruin) bijzonder gelukt is. XVI. De Nederlanden van 1515—1648. Op de hoofdkaart a is het gebied, dat Karei V bij de aanvaarding zijner regeering in de Nederlanden bezat, donkerbruin, wat hij tot 1543 daaraan toevoegt, lichter gekleurd. Uit deze eenheid van kleur mag niet worden afgeleid, dat de pogingen tot centralisatie van de Bourgondische en Oostenrijksche (Habsburgsche) vorsten geslaagd waren: de staatjes hadden hunne zelfstandigheid grootendeels behouden; alleen was bij het verdrag van Augsburg (1548) de verhouding tot het Rijk geregeld en bij de Pragmatieke Sanctie van 1549 de eenheid in de opvolging vastgesteld. Verder heeft dit blad cartographisch het verloop van den 80-jarigen oorlog. (De bijkaartjes met de Stadhouderschappen en de kerkelijke indeeling hebben betrekking op het Voorspel). Op a de eerste jaren; de verschillende tochten (rood: de opstandelingen en hun helpers, groen: de Spanjaarden en Spaanschgezinden) herinneren aan even zoovele overbekende gebeurtenissen uit onze Vaderl. Gesch., de rood onderstreepte namen geven een blik op het groot aantal plaatsen, in 1572 van Spanje afgevallen. Verder toont b (de 80-jarige oorlog na 1576) in drie kaartjes op dezelfde schaal, hoe „met vallen en opstaan" uit de zeventien vereenigde Nederlanden van a de Republiek der vereenigde Nederlanden van c (gewoonlijk kortaf „de Republiek" genoemd) ontstaan is: het eerste duidt de hopelooze inkrimping van het terrein van den opstand aan in 1576; de dood van Requesens of liever het niet-benoemen van een opvolger door Filips II (en wanbetaling der troepen) brengt voor het Noorden uitkomst: daardoor wordt veroorzaakt het vertrek der Spaansche garnizoenen naar de Zuidelijke gewesten (de Spaansche furie, 1576) en dit heeft weder tot gevolg het sluiten der Pacificatie van Gent, die aangegeven is op het tweede (zwarte streeplijn). Dat zelfde kaartje duidt aan, hoe na een drietal jaren (van verwarring) de definitieve scheiding volgt tusschen Zuid en Noord (Unie's van Atrecht en van Utrecht); tevens zien we, hoe het Noorden opnieuw in het nauw wordt gebracht, nu 7 8 door het verraad van Rennenberg en Parma's veroveringen, waardoor de geheele ooststreek weder in de Spaansche macht komt (roode streeplijn). Nogmaals daagt redding, voorgesteld door het derde kaartje, op krijgskundig gebied de laatste 60 jaren van de 80 omvademend; dit lange tijdperk is verbonden aan de namen Maurits en Frederik Hendrik, van wier succesvolle ondernemingen hier een schets gegeven wordt. Wat daarvan aan Maurits (vooral gedurende de „Tien jaren" van 1588—'98) te danken is, blijkt eveneens, want de grenzen zijn aangegeven voor 1588 (roode streeplijn) en voor 1609 (vlakkleur), d. i. volgens het eerste verdrag, dat wij met de Aartshertogen (Albertus en Isabella) en den Spaanschen koning sloten n.1. het 12jarig Bestand. De vergelijking van c, de Republiek bij den Munsterschen vrede (d.i. de tweede overeenkomst met Spanje, waar de grenzen bepaald werden) en het derde kaartje van b toont het gebied, door Frederik Hendrik veroverd. Dit laatste geeft tevens de verdeeling in gewesten aan, terwijl c, behalve voor de politieke geschiedenis in de laatste jaren van den oorlog, vooral voor het «Bestuur der Republiek" door het aangeven der stemhebbende steden en landstreken dient. Een gepaste aanvulling vormen hier Amsterdams Vergrootingen, typisch beeld van den weergaloozen bloei der Republiek in deze „Gouden eeuw van Frederik Hendrik." Op de achterzijde 7 cartons met gedetailleerde schets der belangrijkste krijgsbedrijven uit den 80jarigen oorlog. XVII. De Republiek en omgeving na den vrede van Munster (1648—1795). In dit tijdperk speelt een groot gedeelte onzer Geschiedenis buiten de grenzen af — „het is de tijd, dat de weegschaal der volkeren van Europa niet wordt ter hand genomen, of de Nederlandsche maagd werpt er mede haar oorlogszwaard of haren olijftak in" (Potgieter). Vandaar de noodzakelijkheid, om ook de Omgeving op te nemen: a stelt onze Republiek voor met haar naaste omgeving tot den vrede van Utrecht (1713)" en heeft daarbij vooral op het oog gehad de oorlogen met Lodewijk XIV, waarvan de Spaansche Nederlanden gewoonlijk hethoofdtooneel waren (opdringen der Franschen naar het noorden); voor ons land veraanschouwelijkt zij speciaal den toestand in het Rampjaar 1672 (zie ook het bijkaartje: „De overtocht enz."), b is dan verder voor de 18e eeuw (Staatsch Opper-Gelder, 1713; Barrière, 1715; Dumouriez, 1793, roode stippellijn; Pichegru, 1794—'95, roode lijn), c bevat de meer verwijderde omgeving en wel gedurende de geheele periode 1648—1795. Zoodoende vullen deze kaarten elkander aan, ook voor de Engelsche oorlogen. Het bijkaartje met het Binnenhof enz. veraanschouwelijkt de historische plek in de „Hofstad" gedurende het vorige en dit tijdperk, het tooneel van zoovele belangrijke gebeurtenissen uit onze Vaderlandsche Geschiedenis. XVIII. Ons land in den Franschen tijd. (1795—1813). De drie bovenste kaarten, de Bataafsche republiek en het Koninkrijk Holland voorstellende, hebben nog hun afzonderlijk bruin, om de schaduw van zelfstandigheid aan te duiden, die ons land van 1795—1810 behouden heeft. Daar de vroegere bondsstaat nu vervangen is door een eenheidsstaat, mochten de departementen (provinciën) onderling niet langer verschillende kleuren hebben, a is de verdeeling in departementen volgens de eerste constitutie der Bat. rep. (1798), de bijkaart volgens de tweede (1801). Het Kon. Holland (b) heeft de grenzen van 1807, toen na den vrede van Tilsit ons land vergroot was met Oost-Friesland (aan Pruisen ontnomen); op het bij kaartje de inval der Engelschen in Zeeland (1809), op de hoofdkaart de grens van Maart 1810, voorspel der geheele inlijving. De twee benedenste kaarten hebben betrekking op den tijd der inlijving van ons land bij het Fransche keizerrijk (1810—13). XIX. Het Koninkrijk der Nederlanden. Als inleiding bevat dit blad het kaartje a, het Souvereine Vorstendom der Vereenigde Nederlanden volgens de grondwet van 1814, die slechts één jaar van kracht geweest is. Dan volgt b met het Koninkrijk der Nederlanden, opgericht in 1815 volgens de bepalingen van het Weener Congres, waarop in het zuiden van den nieuwen staat Napoleons inval, zijn nederlaag bij Waterloo en Frankrijks gebiedsafstand bij den 2en vrede van Parijs (1815). Met betrekking tot den Belgischen opstand zijn aangegeven de aanval van Prins Frederik op Brussel in 1830, de Tiendaagsche veldtocht (2—12 Aug. 1831) en de tocht van de Fransche troepen onder Gérard ter belegering van de Citadel van Antwerpen (1832), terwijl daartoe ook kan gerekend worden d, ons land na de Eindregeling (1839). Op het overzichtskaartje c de 5 Groote mogendheden, door wier „conferenties" verschillende zaken, o.a. de Belgische afscheiding, geregeld werden. Tevens maken de beide hoofdkaarten (b en d) de verhouding van ons land tot den Duitschen bond vóór en na 1839 aanschouwelijk. Als herinnering aan de Aprilbeweging (1853) de 9 verdeeling der R. K. bisdommen. Grens der territoriale zee volgens het Noordzee-verdrag (1882). De kaart op de achterzijde van dit blad geeft een kijk op onze moeilijke positie tijdens den Wereldoorlog zoowel ter zee als te land. XX. De Nederlanders In vreemde werelddeelen. a is de kaart van het algemeen overzicht onzer voormalige en tegenwoordige Overzeesche bezittingen en de bekende tochten, daarmede verband houdende. Als zoodanig zijn aangegeven de tocht van Heemskerk naar Nova Zembla, om een noordelijke doorvaart naar Indië te zoeken, verder de gelijktijdige eerste reis naar Indië „om de Zuid" van Houtman en Keizer, de tocht van Olivier van Noord om de aarde en de hoogst merkwaardige ontdekkingsreis van Abel Tasman in 1642. De namen Oost- en Westindische Compagnie zijn aangebracht op de terreinen, waarover zich hare monopolies uitstrekken. Verder is Oost-Indië op kaart b met haar verschillende speciaalkaarten (o.a. Java le bij de komst der Hollanders, 2e tijdens de V. O. C. en 3e onder staatsbeheer) meer in bijzonderheden voorgesteld. Op dezelfde wijze dient c met de bij kaartjes voor de bezittingen der Westindische Compagnie. Handel en Verkeer. De Oudheid (d. i. de tijd tot 476) bevat drie handelsperioden. Gedurende de le of Oud-Oostersche periode (tot 500 v. C.) zijn twee uitgestrekte handelsgebieden te onderscheiden, die met elkander in verbinding staan: le, het Oostelijk of continentaal (vastland)-handelsgebied, waarop van oudsher over het plateau van Iran (li) karavaanhandel gedreven werd tusschen de vruchtbare vlakte van Hindostan in het oosten en de laagvlakten van Mesopotamië en Nijl in het westen, ten 2e het westelijk of maritiem (zee)-handelsgebied, dat geheel beheerscht werd door de Phoeniciërs, het eerste groote handelsvolk (le). De Phoeniciërs (vooral Sidon) hadden op tal van eilanden en kusten van het Oostelijk bekken der Middellandsche Zee factorijen en koloniën gesticht, waarmee zij een levendig handelsverkeer onderhielden. Omstreeks 1100 v. C. werden zij uit deze streken door de Grieken verjaagd en nu richtten zij (vooral Tyrus) hunne tochten naar het westelijk bekken der Middell. Zee, totdat zij door verschillende oorzaken (voornamelijk binnenlandsche twisten) ook hier verdrongen werden en wel door hunne stamverwanten, de Carthagers. De 2e of Qrieksch-Carthaagsche periode (500—146) is voorgesteld op Ha (A) en de linkerbijkaartjes van \c (op de hoofdkaart de karavaanwegen der Carthagers), een overzicht bevattende van de handelsbeweging der beide volken, die hun naam aan dit tijdperk gegeven hebben. Tijdens en na de Dorische volksverhuizing (1400—1000) waren de Phoeniciërs uit de Grieksche wateren verdreven: „omstreeks 1000 v. C. was de Aegaeïsche Zee een Grieksche zee geworden." Daarna (9e en 8e eeuw v. C.) ontstaat een drang tot kolonisatie en het aanknoopen van handelsbetrekkingen buiten dit gebied bij de Ionische Grieken op de kust van Klein-Azië (Milete, de Pontische koloniën), later tot ± 500 v. C.) volgen de Europeesche Grieken (Groot-Griekenland enz.). Van dit uitgestrekte handelsgebied vormen vooral na de Perzische oorlogen twee steden, Athene en Corinthe, het middelpunt (Ha), wier handelsbloei echter door den Peloponnesischen oorlog een gevoeligen knak krijgt. Hun plaats wordt ingenomen door „de gewichtige Alexanderstad" Alexandrië, die zoowel gedurende den Hellenistischen tijd als de Romeinsche heerschappij een handelscentrum is van belang (HA) en dat blijft, tot Byzantium in 330 keizerlijke residentie en middelpunt van het Oosten wordt, waaraan Alexandrië een groot deel van zijn handel moet afstaan. Carthago, in 850 v. C. gesticht, beheerscht na het wegblijven der Phoeniciërs en het sluiten van een handelsen scheepvaartverdrag met de Romeinen (509 v. C.) niet alleen een groot deel van het westelijk bekken der Middellandsche Zee, doch het sticht zelfs koloniën langs de kusten van den Atlantischen Oceaan (Hanno), terwijl zijn karavaanwegen loopen tot Egypte en den Soedan (Ie). De Punische oorlogen vernietigen dezen handelsbloei en bij den laatsten wordt Carthago door de Romeinen zelfs geheel verwoest (146 v. C), een lot, in hetzelfde jaar ook aan Corinthe beschoren. De 3e of Romeinsche handelsperiode (146 v. C.—476) is de laatste der Oude Geschiedenis. De oudste handelsvolken van Italië waren de Etrusken en de Grieksche koloniesteden in het zuiden (Hfc). De eigenlijke Romeinen voelden zich tot den handel niet aangetrokken, hoewel later, na de onderwerping van Italië, over de heerwegen (Ma) wel eenig handelsverkeer ontstond. De verovering der Carthaagsche en Grieksche handelsgebieden had een grooten aanvoer (vooral van koren) naar Rome ten gevolge, doch het was grootendeels schatting, geen handel. Deze toestand bleef zoo tijdens den geheelen duur der Republiek. In den Keizerstijd komt hierin een groote verbetering door verschillende oorzaken (rust en veiligheid, nieuwe verkeerswegen, geen of weinig afpersingen meer door de ambtenaren); er ontstaat met sommige provinciën zelfs een 10 levendig handelsverkeer, waarvan Rome het middelpunt blijft vormen. Ng toont voldoende aan, op welke plaatsen de handel voornamelijk gericht was en welke deelen van het groote rijk (rood onderstreept) daaraan deel nemen. De Middeleeuwen (476—± 1500) worden slechts verdeeld in twee handelsperioden: de eerste, de Byzantijnsch-Islamietische (476—1096) wordt voorgesteld op blad VI. In den woeligen tijd gedurende en na de Groote Volksverhuizing kon op het gebied van het vroegere Westromeinsche rijk van handel geen sprake zijn; eerst als langzamerhand de Germaansche stammen aldaar tot rust komen, begint het verkeer te herleven. De hoofdkaart (a) heeft rood onderstreept de plaatsen, die tijdens Karei den Groote een meer of minder levendig handelsverkeer met elkander of met buitenlandsche volken onderhielden; dan volgt d met het overzicht van den handel van Byzantijnen (roode streeplijnen) en Arabieren (roode lijnen). De plattegrond van Byzantium dient, om in verband met d de gunstige ligging van die stad in het licht te stellen en de kwartieren der Venetianen en Genueezen aan te geven; tijdens de Kruistochten hield het op, uitsluitend de stapelplaats te zijn voor de Indische waren: andere steden van Levant en Zwarte Zee verkregen elk een gedeelte van den handel in die streken. De roode vlakkleur op d stelt de nieuwe Mohammedaansche wereld voor, die als het ware in deze periode „Indië van Europa afsluit". Na de Kruistochten is dat niet meer zoo het geval, wijl dan de verhouding tusschen Christenen enMuzelmannen beter geworden is. De tweede en laatste handelsperiode der Middeleeuwen heet de Italiaansch-Hanzeatische (1096—± 1500); zij wordt voorgesteld op blad VIII, waar e zich zoodanig bij de hoofdkaart aansluit, dat het geheel een volledige voorstelling vormt van de drie Europeesche handelsgebieden, die we tijdens en na de Kruistochten kunnen onderscheiden. Deze handelsgebieden zijn: 1°. het ZuidEuropeesch handelsgebied (de noordrand der Middell. Zee, dus Italië, Zuid-Frankrijk en Catalonië), 2°. hetNoord-Europeesch handelsgebied (de randen van Noord- en Oostzee, na de 13e eeuw onder heerschappij der Hanze) en 3°. het tusschen de beide vorige gebieden gelegen Midden-Europeesch handelsgebied (Boven-Duitschland, de Rijnlanden en NoordFrankrijk), e heeft hiervan opgenomen den Italiaanschen handel, de voornaamste landhandelswegen en de vier kwartieren der Hanze (onder Lübeck's leiding), a de voornaamste zeehandelswegen benevens de buitenlandsche kantoren der Hanze (roode streeplijntjes) — dit alles voorgesteld naar de uiteenzetting in Hoefman, waar ook de oorzaken voor den achteruitgang van den eenmaal zoo machtigen en bloeienden Hanzebondworden aangegeven. Voor ons land veraanschouwelijkt blad XV de handelsbeweging van Oudheid en Middeleeuwen. De eerste pogingen, om het verkeer te vergemakkelijken, vinden we hier reeds in de heerwegen en rivierdijken der Romeinen (XVa). Deze wegen waren tijdens en na de Groote Volksverhuizing in verval geraakt, doch Karei de Groote herstelde alles weer. Daarbij kwamen de vele waterwegen, die in deze streken eeuwen lang van de allergrootste beteekenis geweest zijn voor handel en verkeer. Zoo kon zich tijdens K. d. Gr. die merkwaardige Friesche handel ontwikkelen langs den Rijn met Engeland, Frankrijk, tot in Oost-Europa toe (b). Maar inzonderheid e toont, hoe de bewoners dezer landen in de laatste helft der Middeleeuwen uitstekend partij wisten te trekken van de gunstige ligging hunner woonplaats. Groot is het aantal handelswegen, legio de hanzesteden (rood onderstreept; de zwart onderstreepte ondersteunden vaak 't optreden der Hanze zonder lid te zijn). Vooral in Vlaanderen en Antwerpen, eveneens in Holland (Amsterdam) en Zeeland nam de handel een hooge vlucht. Ook de Nieuwe tijd (1500—1815) is slechts in twee handelsperioden verdeeld: de eerste, de Portugeesch-Spaansche periode (1500— 1600) is voorgesteld op twee kaarten, nl. XWb voor de groote ontdekkingsreizen en de bezittingen der Portugeezen en Spanjaarden in de vreemde werelddeelen, IX voor de daarmee in verband staande handelsbeweging in Europa. Als inleiding geeft het bijkaartje op de voorzijde XIVa een overzicht van het bekende gedeelte der aarde, vóór de groote ontdekkingsreizen, a de kaart van Toscanelli, de eerste kaart, gebaseerd op den bolvorm der aarde; zij werd door den Italiaanschen geleerde naar Columbus gezonden en hare kustlijnen hebben gediend voor de beroemde globe van Behaim uit Neurenberg. (Het gestippelde Amerika, om aan te geven, dat toen de afstand tusschen West-Europa en Oost-Azië te klein gedacht werd) en zijn op b de drie voornaamste Europeesch-Indische handelswegen der Middeleeuwen aangegeven (roode streeplijntjes). De hoofdkaart (b) schetst dan tevens met verschillende kleuren voor Portugeezen (groen) en Spanjaarden (rood) de groote ontdekkingsreizen zelf, de reusachtige overzeesche bezittingen en de daarmee gepaard gaande nieuwe handelsterreinen, door beide natiën verworven; de Portugeezen hadden daartoe de Arabieren na zwaren strijd uit de Indische wateren verdreven. Spaansche avonturiers (Cortez, Pizarro) Midden- en het grootste gedeelte van Zuid-Amerika veroverd. Op het bijkaartje: „De Spaansche handel" de halfjaarlijksche 11 vaart der Spaansche „zilvervloten," zooals die handel tusschen Spanje en zijn koloniën meer dan 2 eeuwen gedreven is; daarnaast toont het bijkaartje: „ De Portugeesche handel" dat de Portugeezen hun handel met Indië dreven op dezelfde wijze (Goa middelpunt en verzamelplaats). Kaart IX toont aan, hoe de weerslag van dit alles zich in Europa doet gevoelen en de handelsbeweging zich van de Middellandsche Zee naar den Atlantischen Oceaan, van het zuiden van Europa naar het westen verplaatst heeft; middelpunten zijn aldaar Lissabon en Sevilla (Cadix) als stapelplaatsen voor de overzeesche producten van Indië en Amerika. Doch, al wordt in 1580 Portugal met Spanje vereenigd en kan er dus toen van een wereldrijk gesproken worden, het einde van dien handelsbloei nadert ras. De vernietiging der Armada (1588) heeft de vrees voor de SpaanschPortugeesche zeemacht verminderd en de oceanen feitelijk vrij gemaakt. De staatkunde van Philips II drijft Hollanders en Engelschen naar Indië, waaruit de Portugeezen binnen een halve eeuw verdreven worden. Amerika blijkt voortdurend voor de Spanjaarden een minder waardevol bezit: tengevolge van de grove fouten, zoowel op het gebied van de politiek als den handel gemaakt, gaan moederland en koloniën beide aldoor achteruit (mede tengevolge der zeerooverijen vanuit de Westindische eilanden bijv. door onze W.I. Comp., zoodat zelfs de „zilvervloten" niet meer zeker zijn van behouden overkomst). Met de tot Spanje behoorende Nederlandsche gewesten gaat het evenzoo: steeds verhoogde bloei tijdens het eerste gedeelte dezer periode onder Karei V, vooral van Antwerpen, toenmaals de drukste haven der gansche wereld, — daarna snel verval van het geheele Zuiden. In het bijzonder voor de rijke en prachtige Scheldestad zijn de eerste jaren van den 80-jarigen oorlog noodlottig: de Spaansche furie (1576) vooral vernietigt veel en Parma's inneming van Antwerpen (1585) met de daarmee in verband staande sluiting der Schelde door de Zeeuwen brengt deze stad den genadeslag toe: haar plaats wordt ingenomen door Amsterdam en Londen. In het Noorden is daarentegen de beteekenis van handel, visscherij en industrie steeds toegenomen; tegen het einde der 16e eeuw bezitten wij niet alleen een bloeienden eigen handel, maar onze schepen onderhouden zelfs het verkeer tusschen verschillende andere volken onderling : zonder veel overdrijving kan men zeggen, dat wij zijn geworden de vrachtvaarders van Europa. De tweede handelsperiode van den Niewen tijd, de Nederlandsch-Engelsche periode (1600—1815) wordt terecht in de eerste plaats naar ons land genoemd: immers, in den aanvang van dit tijdperk beheerscht de Republiek niet alleen den Europeeschen handel, maar ook het wereldverkeer. Van 1595—97 ondernemen de Hollanders hunne eerste reis naar Indië: „onze handel heeft den moed, de boeien te verbreken, hem door den beheerscher der beide Indiën (Philip II) aangelegd en nu volgt de tijd, dat „de Hollandsche vlag werd begroet als de meesteresse ter zee, waar ook ochtend-, of middag- of avondzon de oceanen der beide wereldhalfronden vergulde" (Potgieter, het Rijksmuseum), voorgesteld op XVlc, XVIIc en d, met blad XX een overzicht gevende van onze geheele handelsbeweging uit die dagen. Door middel van roode lijnen schetst XVlc den handel, uitgaande van ons land (ook door het aangeven van de kamers der Oosten Westindische Compagnie), de twee benedenste kaarten van blad XVII onderstrepen het overgroote aantal buitenlandsche havens, waarmee wij handelsrelaties onderhielden; daarbij springen vooral (op d) onze Oostzeeen Levanthandel in het oog. Blad XX vergezelt de Nederlanders in de vreemde werelddeelen en heeft dus voornamelijk betrekking op Oost- en West-Indië. Vóór Elizabeth (1558—1603) waren de Engelschen een landvolk geweest, doch tijdens hare regeering kwam hierin verandering en „zwierven de Britten weldra op alle zeeën als handelaars en vrijbuiters." Tegenover Philips II waren ze aanvankelijk bondgenooten van de Nederlandsche opstandelingen (Leicester, de Armada), doch binnen enkele jaren worden ze elkanders onverzoenlijke concurrenten. In denzelfden tijd als de Hollanders, zijn namelijk de Engelschen begonnen, handelsbetrekkingen aan te knoopen met de bewoners van OostIndië; in 1600, dus 2 jaar vóór ons, hebben zij reeds een O.I. Compagnie opgericht en weldra begint men bij den handel met de inboorlingen tegen elkander op te bieden. De herhaalde pogingen der beide compagnieën, om tot overeenstemming te geraken, mislukken en vooral door het energiek optreden van onzen Gouverneur-Generaal Koen (± 1625) slagen wij erin, „de onverdraechlijke natie den smaeck van den Indischen handel te doen vergaen," zoodat zij zich later geheel terugtrekt. Dat ook in Europa door dit alles de goede verstandhouding verstoord werd, is geen wonder en toen Cromwell den Engelschen handel zoo krachtig mogelijk wilde bevorderen, was het natuurlijk, dat zijne maatregelen vooral gericht waren tegen de Hollanders, die zelfs de Engelsche kustvaart grootendeels in handen hadden. De Acte van Navigatie (1651—1849), weldra gevolgd door gelijksoortige protectionistische maatregelen (het Colbertisme) van Frankrijk (Ka) is inderdaad noodlottig voor onzen 12 handel en verdringt ons van de eerste plaats; de drie Engelsche zeeoorlogen (1652—'54, 1665—'67 en 1672—74) brengen hierin geen noemenswaardige verbetering ondanks den moed, daarbij door onze Trompen en De Ruyter aan den dag gelegd. Wel wordt in de volgende jaren de verhouding beter, doch door verschillende omstandigheden (Jansaliegeest der 18e eeuw) worden wij langzaam maar zeker geheel door de Engelschen overvleugeld; de 4e Engelsche oorlog (1780—'84) brengt ons ten slotte den doodsteek toe. Ook met den anderen concurent, Frankrijk, hoe geducht ook, was toen reeds door Engeland afgerekend; dit land moest na den zevenjarigen zeeoorlog (1756—'63) zijn veelbelovende bezittingen in Noord-Amerika (Louisiana en Canada) afstaan (XIII) en den Engelschen in Bengalen de vrije hand laten (XWd). Wel verloren de laatsten door den Amerikaanschen vrijheidsoorlog (1774—'83) het voornaamste deel hunner bezittingen in Amerika, doch tegelijkertijd werd bijna gegeheel Voor-Indië onder Engelschen invloed gebracht en met de inbezitneming van Australië begonnen. Maar vooral in het Revolutie-tijdperk bleek Engelands overwicht ter zee zonneklaar; na Aboekir (1798) en Trafalgar (1805) was meer dan ooit het fiere woord bewaarheid: „Brittannia rules the waves" (Engeland beheerscht de zeeën), al bracht ook Napoleon door zijn Continentaal stelsel (XI) aan den Britschen handel enorme schade toe. De Nieuwste Geschiedenis bevat slechts ééne handelsperiode, n.1. de Engelsch-Amerikaansche periode (1815—heden). In dezen tijd nemen handel en verkeer, vergeleken bij vroeger, een verbazingwekkende vlucht; enorme hoeveelheden reizigers en handelsartikelen worden vervoerd in treinen, die langs een net van spoorwegen snellen, dat het millioen kilometers reeds overschreden heeft en de verwijderdste streken in het verkeer opneemt en met stoom- en zeilschepen, soms van kolossale afmetingen, die alle oceanen doorploegen; de telegraaf brengt orders over of beursnoteeringen, kortom — „Een nieuwe loopkring is voor heel deez' aard begonnen" (Da Costa). Engeland is bij dit wereldverkeer de eerste plaats blijven innemen; het onderhoudt met zijn onmetelijke koloniën, die 1j5 der aarde omvatten: het Oosten van Afrika, geheel Vóór- en een groot deel van Achter-Indië, Australië („waardoor de Indische Oceaan van de Kaap tot Australië een Engelsch meer schijnt") en het bloeiende Canada, evenals met de overige wereld een levendig handelsverkeer. Dientengevolge hebben zijn reeders, kooplieden, industriëelen en grondeigenaars vaak groote fortuinen verworven. De Vereenigde Staten, de andere Angelsaksische „Groszmacht", is mede een handelsmogendheid van beteekenis, al streeft zij ook het vroegere moederland nog niet op zijde; de voornaamste oorzaken van dien verrassend snellen opbloei zijn: de vrijzinnige constitutie, de vruchtbaarheid en rijkdom van den bodem, de gebiedsuitbreiding tot den Stillen Oceaan, het goud van Californië, de aanzienlijke immigratie, de energie der bevolking, die misschien wel wat al te veel op het verkrijgen van den „almachtigen Dollar" gericht is. Dit alles heeft tot groote resultaten en bij sommigen tot fabelachtige rijkdommen geleid. Behalve in deze beide landen namen ook in het nieuwe Duitsche rijk industrie en handel een hooge vlucht. Pruisen is daarbij voorgegaan door het volgen eener meer vrijzinnige handelspolitiek, het aanleggen van verkeerswegen en het vormen van het Duitsche Tolverbond (XII), welk laatste te beschouwen is als de voorbereiding voor de Duitsche eenheid. Toen deze na 70/71 bereikt was, werd er als het ware een nieuwe geest vaardig over het Duitsche volk: behalve zijn ontzaglijk leger schiep het een sterke marine, het verwierf aanzienlijke koloniën in Afrika en Australië, het concurreerde met zoodanig succes op de wereldmarkt, dat zijn handelsvloot reeds gelijk was aan die der Vereenigde Staten, dat Engeland niet zonder bezorgdheid den nieuwen mededinger gadesloeg (Londen, New-York en Hamburg de drie grootste havens der wereld). Nog moet genoemd worden Frankrijk, dat als koloniale mogendheid op Engeland volgt en wat sommige industrieën en producten betreft, op grooten uitvoer naar den vreemde bogen kon, terwijl ook enkele kleinere landen, bijv. Noorwegen, Nederland, Denemarken en België als handelsstaten geen slecht figuur maakten (zie de graphische voorstellingen van den Wereldhandel op de achterzijde van blad XIV, die haar bijzondere beteekenis ontleenen aan het feit, dat de Wereldoorlog de hier voorgestelde periode geheel heeft afgesloten, zoodat veel opnieuw zal zijn op te bouwen onder totaal veranderde omstandigheden en verhoudingen). De cartographische veraanschouwelijking van het wereldverkeer der laatste jaren moet natuurlijk overgelaten worden aan den Handelsatlas; voor de verkeerswegen, die ons land vooral in de laatste eeuw verkregen heeft, is een uitzondering gemaakt: XlXb bevat de kanalen, d de voornaamste straat- en de spoorwegen (deze laatste voorgesteld op twee kaarten, den toestand aanduidende vóór 1890, het jaar der tegenwoordige regeling). SCHOOLATLAS der Algemeene en Vaderlandsche Geschiedenis, (Ook voor het Handelsonderwijs), door A. L. DE BONT. NEGENDE DRUK. Prijs ƒ3.90, geb. ƒ5.—. KLEINE SCHOOLATLAS der Algemeene en Vaderlandsche Geschiedenis, (Ook voor Handelsonderwijs), door A. L. DE BONT. VIERDE DRUK TER PERSE. KLEINE ATLAS der Vaderlandsche Geschiedenis (met Overzicht der Algemeene), door A. L. DE BONT. ZESDE DRUK. Prijs ƒ 1.50, geb. ƒ 1.90. BEOORDEELINGEN. De geschiedkundige atlassen van den heer De Bont verdienen, dat ze eens met bijzondere zorg worden beschouwd. Dan zal in het oog vallen, dat de kaarten veel meer geven dan alleen de ligging van landen, steden, bergen, enz., die in de geschiedkundige werken genoemd worden. Zulk een atlas is in den waren zin des woords een historische atlas, men leest er een stuk geschiedenis van af. Eene deugd van dit kaartwerk bestaat hierin, dat telkens op één blad zijn vereenigd kaarten en kartons, die op eene zelfde groote periode der historie betrekking hebben. Eene enkele lijn brengt op duidelijke wijze de een of andere bekende expeditie weer te binnen. De prijs van zulk uitmuntend werk is onbegrijpelijk laag. (Vacature). Een degelijk werk. (j. A. Br. in het Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs). Uit alles blijkt, dat nog meer de ervaren schoolman dan de historiekenner aan het werk is geweest. (A. J. Schreuder in het Vakschrift voor Onderwijzers). Werkelijk, hier is iemand, die begrijpt hoe een kaart moet wezen. Overal graden, overal een maatstaf, overal een opgaaf der schaal. En wat meer zegt: dit is, voor zoover we weten, de eenige Nederlandsche atlas, alle niet historische incluis, waarin zorg is gedragen, dat de verhoudingen der schalen van alle op een blad vereenigde kaarten geheele getallen zijn. Zoo eerst is 't mogelijk, dat er eenig begrip van grootte ontstaat. (Prof. Dr. J. F. Niermeuer in het Schoolblad). Steeds aanschouweliker! Ziedaar, waarin het „Uebersichtliche" van deze mooie atlassen bestaat: sprekend tot de leerling en niet van deze vragend een afmattend zoeken, dat de gedachtegang stoort en het tegendeel van het verwerven van het noodige eenheidsbeeld bewerkt. Vooropgezette principes en praktiese toepassing dekken elkaar in De Bont's arbeid merkwaardig, zoodat ik niet kan nalaten, deze atlassen brieven van warme aanbeveling mede te geven. (Kl. de Vries Sz. in het Tijdschrift voor Onderwijs en Handenarbeid). De Bont's atlas der Algem. en Vaderl. Geschiedenis is de beste en fraaiste, dien we tot heden onder de oogen kregen. Bij de studie der geschiedenis is deze atlas het hulpmiddel bij uitnemendheid. (De Christelijke Onderwijzer). Liever dan in den breede de consequentie te roemen, waarmee in deze atlassen de beginselen van eenvoud en eenheid zijn doorgevoerd, wil ik eenig reliëf geven aan wat mij persoonlijk in De Bont's werk zoo bijzonder aantrekt: de fraaie uitvoering. 't Moet een genot zijn, om geschiedenis te bestudeeren met behulp van kaarten als deze, welker tinten, onderling in juiste harmonie, zacht en toch frisch, vroolijk en toch rustig, het oog bekoren. (Chr. L. W. in de Katholieke onderwijzer). Beknoptheid en duidelijkheid zijn zoodoende op een wijze vereenigd, die dezen atlas op het predikaat uitmuntend het volle recht geven. (De Katholieke School). Ik heb den atlas met groot genoegen bestudeerd: ik vind de keuze der kaarten zeer gelukkig, ook de samenvoeging van verschillende bijéénbehoorende kaarten op één blad. Dat alleen de werkelijk noodige plaatsnamen zijn opgenomen, lijkt mij voor een Schoolatlas een bijzondere verdienste. (Prof. Dr. H. van Gelder). Dis 'n genot om die atlas te bestudeer. Dis 'n groter genot nog om die atlas in die klaskamer te gebruik. (Die Skoolblad v. d. Oranje-Vrijstaat). UITGAVEN VAN P. NOORDHOFF TE GRONINGEN.