i . 511 BESTUUR El PERSONEEL = DOOR = G. MEIMA DIRECTEUR VAN DE KWEEKSCHOOL MET DEN BIJBEL TE GRONINGEN G TE 's-GRAVENHAGE — BIJ Js. BÖOTSMA 36 I BESTUUR IS PERSONEEL ssa DOOR = G. MEIMA DIRECTEUR VAN DE KWEEKSCHOOL MET DEN BIJBEL TE ORONINGEN TE 'S-ORAVENHAQE — BIJ Js. BOOTSMA L. S. Wat achtereenvolgens verscheen in het Correspondentieblad van de Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en de Overzeesche Bezittingen onder den titel „Bestuur en Personeel", is hier bijeengevoegd, als een vervolg op „Gezin en Schoor. Kome ook dit werkje onzen Scholen ten goede. G. MEI MA. Groningen, 15 December '23. INLEIDING. Op een van de vele goede dorpen in ons vaderland, waar de dingen gewoonlijk een erg rustig verloop hadden, liep het op een heel gewonen dag zoo maar eens mis. Wat was er gebeurd ? Och, men had op dat dorp een Christelijke School, die de liefde van de ouders had, waar het personeel met voorbeeldigen ijver werkte. Met het Schoolbestuur had men wel eens getob! 't Was zoo moeilijk, om goede bestuursleden te vinden en men was zoo dom geweest, om te bepalen, dat de dominé geen lid van het Schoolbestuur mocht worden. En nu had dat Schoolbestuur op dien goeden dag, of beter op dien slechten dag, eens vergaderd, zonder het Hoofd der School en hem eenvoudig kennis gegeven, van wat ze besloten hadden. Dat was daar nog nooit gebeurd en de beleedigde meester gaf er vrij luidruchtig zijn afkeuring over te kennen, 't Spreekt van zelf, dat er dadelijk menschen waren, die dat ook van harte met den meester eens waren; zoon eigenwijs schoolbestuur, om zoo'n man te passeeren, dat leek nergens naar. Anderen vonden weer, dat tegen de handelwijze 6 INLEIDING van het Bestuur niets viel in te brengen. Die mochten best vergaderen, als ze dat noodig vonden in het belang van de school, en ze vonden, dat de meester er wel een beetje veel drukte over maakte. Het goede dorp was dus in twee partijen verdeeld, heel wat tongen kwamen in beweging, heel wat scherpe woorden werden gezegd, alleen, omdat er geen juist begrip was omtrent de verhouding tusschen Bestuur en Personeel. Een ander voorbeeld. Men heeft op een dorp een school gebouwd, een hoofd benoemd en is zoo gelukkig, dat de school binnenkort kan worden geopend. Het benoemde hoofd komt eens een dagje kijken, beziet het nieuwe huis, beziet de nieuwe school, praat eens over de leermiddelen, die zullen moeten worden aangeschaft, en nu brengt men hem bij de kast, waar heel wat van de leermiddelen reeds netjes en wel gerangschikt staan. Daar had de voorzitter maar voor gezorgd, zonder ook maar in het minst gevraagd te hebben naar het oordeel van den man, die er mee zou moeten werken. Ik weet niet, of deze geschiedenis ook nog een vervolg heeft, maar wel weet ik, dat ook hier een fataal gemis van een juist inzicht in de verhouding van Bestuur en Personeel aan den dag komt. Men zou zoo zeggen, wanneer Bestuur en Personeel beiden vervult zijn van de begeerte, om het goede voor de school te zoeken, dan gaat het altijd goed. Ja, dat zou men zeggen; maar dan vergeet men, dat hier ook weer menschen met zonden en gebreken hebben samen te werken en dat het daarom wel de moeite loont, gedurig eens stil te staan bij de vraag, INLEIDING 7 hoe de goede samenwerking kan worden verkregen tusschen het Schoolbestuur en het Hoofd met de overige onderwijzers. De onderwijzers moeten verstaan, dat ze geen lid van het Schoolbestuur zijn en daarom niet rechtens op de Bestuursvergaderingen aanwezig moeten zijn, en de Bestuursleden moeten allen overtuigd zijn, dat ze in de zaken, die de techniek van het onderwijs raken, niet zonder het advies van het Personeel kunnen handelen. Daarom liepen de zaken in bovenaangehaalde gevallen fout. Dat hoofd had eenvoudig zijn mond moeten houden en langs den weg van vriendschappelijke raadgeving moeten probeeren, de zaak weer te regelen, zooals hij meende, dat het behoorde. En die eigenwijze voorzitter had moeten voelen, dat hij de zaak van de goede verhouding nu juist in het begin grondig bedierf. HET VERKIEZEN VAN HET BESTUUR. Willen we een juist idee hebben van de verhouding, waarin Bestuur en Personeel behooren te staan, dan komt, dunkt mij, eerst de vraag aan de orde, hoe in normale omstandigheden een Bestuur gevormd wordt. In normale omstandigheden! Er zijn scholen gesticht door de kerk, waar oorspronkelijk de kerkeraad de leden van het Bestuur aanwees. Er waren ook scholen eigendom van den onderwijzer, waar later voor den vorm ook een Bestuur aanwezig was, maar langzamerhand zijn die scholen, door de subsidievoorwaarden bemoeilijkt, omgezet in scholen van den gewonen vorm. Als regel kunnen we wel stellen, dat bij onze Scholen met den Bijbel het Bestuur gekozen wordt uit en door de leden van de Schoolvereeniging. Ik zeg met opzet niet: uit en door de ouders. Er zijn in ieder dorp en in iedere stad voorstanders van Christelijk onderwijs, die niet meer of nog niet tot den kring der ouders van schoolgaande kinderen behooren. Toch hebben ze belang bij een School met den Bijbel. Hun kinderen hebben er gegaan en levendig gevoelen ze het groote belang van de aanwezigheid HET VERKIEZEN VAN HET BESTUUR. 9 van zoo'n school. Daarom blijven ze lid van de schoolvereeniging en ik zie niet in, waarom ook zulke oude strijders niet in het schoolbestuur zouden kunnen zitten. Kennen we ze niet bijna in eiken schoolkring in stad en dorp, van die pilaren, waarop altijd heel wat gesteund heeft? Ze hebben het volle vertrouwen van de medestanders en kunnen dan ook heel wat goede diensten bewijzen. En ook hebben we in eiken kring de nog jonge voorstanders, nog niet of pas getrouwd. Ze hebben de school nog niet noodig, maar stellen het toch zeer op prijs, dat op de plaats hunner inwoning Christelijk onderwijs wordt gegeven. In het Bestuur zetten we ze nog niet, maar we laten ze wel meeleven en meekiezen. Of er vaste aftreding moet wezen? Ik geloof wel, dat dit in het algemeen het best is. Zeker, 't is wel jammer, dat dan soms zeer verdienstelijke bestuursleden moeten heengaan, maar ze blijven toch lid van de vereeniging en bij een volgende gelegenheid komen ze er wel weer in. Daar staat als voordeel dan tegenover, dat men minder gewenschte elementen op tijd kwijt wordt en in het Bestuur den polsslag blijft voelen van het leven der vereeniging. Een vast zittend Bestuur van telkens weer gekozen leden, wordt zoo gemakkelijk wat conservatief. Men kan de menschen, als ze weer op de nominatie staan, toch eigenlijk niet wippen en zoo blijven ze dan maar aan, niet altijd tot voordeel van de school. Laat men jaarlijks een niet te groot deel van het Bestuur aftreden, dan houdt men de zaak wat frisscher en laat ook een 10 HET VERKIEZEN VAN HET BËSTUUR. grooter aantal van de leden daadwerkelijk meeleven met de schoolzaken. M i is men ook nog geen lid der schoolvereeniging en mag men dus het Bestuur meekiezen, omdat men kinderen op de school heeft, 't Geval is denkbaar, dat men van een school gebruik maakt bij gebrek aan een ander, die op een grondslag staat, meer in overeenstemming met eigen levensopvatting. Misschien zal zooiets in de toekomst nog wel meer voorkomen. Het recht om lid te zijn en dus ook het Bestuur mee te kiezen moet worden verbonden aan de verklaring, dat men met den grondslag der Schoolvereeniging instemming betuigt. Op deze manier gekozen, treedt het Bestuur als vertegenwoordiging van de vereeniging op, in't algemeen in de plaats der ouders van de schoolgaande kinderen. Hierop moet de nadruk vallen. Want, al worden ook anderen toegelaten en al worden sommige ouders uitgesloten, de school behoort aan de ouders, die hun mandaat overgeven aan 't Bestuur en hoe langer hoe meer zal blijken, dat dan de school welvaart, wanneer ze in nauw contact met de ouders leeft. i ( . Langs deze lijn geredeneerd wordt het duidelijk, dat de hoofdonderwijzer, die straks door het Bestuur benoemd wordt, evenmin als de andere onderwijzers, tot dat Bestuur behoort. Het Bestuur zal wijs doen, met in alle schoolzaken het advies van het Personeel in te winnen. Maar het is daaraan niet gebonden, 't kan zelfs plicht zijn, daartegen in te gaan. Immers, de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat een der onder- HET VERKIEZEN VAN HET BESTUUR. 11 wijzers straks komt in staat van beschuldiging. Het Bestuur moet dan vrij zijn in zijn oordeel. Op sommige plaatsen noemt men het hoofd adviseerend lid van het Bestuur. Ook dat wil mij niet bevallen. Een onderwijzer moet niet, om dat zoo eens uit te drukken, „werkgever en werknemer" zijn; dat brengt hem in een scheeve positie. Adviseeren mag hij en moet hij, maar men noeme hem geen lid van het Bestuur. WIE IN HET BESTUUR? Een vorige maal zagen we, dat uit en door de leden van de vereeniging het Bestuur moet worden gekozen. Niet bij uitsluiting uit de ouders der schoolgaande kinderen, omdat ook buiten dien kring personen kunnen voorkomen, die zich levendig interesseeren voor de zaak van de Christelijke school. We dienen nu te vragen, wie van deze mannen bij voorkeur in aanmerking komen. En dan blijkt, vooral op vele dorpen, dat het nog zoo gemakkefijk niet is, een voldoend aantal mannen te vinden. Met de liefde voor het Christelijk onderwijs alleen is men niet voldoende toegerust, 'tls natuurlijk wel noodzakelijk, dat men van harte die school en degenen, die er in arbeiden, liefheeft, maar er behoort ook nog wat kennis van onderwijszaken, een helder oordeel, een flink karakter bij. Immers, een school te besturen, waar de kinderen des Verbonds worden onderwezen naar den eisch van dat Verbond, vraagt veel verantwoordelijkheidsgevoel, kennis en wijsheid. Wie wel wat eerzucht heeft en zich daarom voor menig baantje laat kiezen, o.a. ook voor dat van WIE IN HET BESTUUR? schoolbestuurlid, zal al spoedig tegenvallen en de ware broeder niet blijken te zijn. Ook hier blijken vaak zij, die zich zelf inderdaad 't minst geschikt achten, het best op hun plaats. Die willen vaak nog leeren. En het behoeft toch niet te verwonderen, dat men ook in schoolzaken langzamerhand inkomt. Daarom moet men de krachten kweeken en het is voor een schooHcring een zaak van het hoogste belang, dat op de vergaderingen van de schoolvereeniging de leden trouw aanwezig zijn. Dan kan men zich op den duur niet verontschuldigen met het argument van onbekendheid. In dit verband moet ik ook nog wijzen op een fout, die men m.i. in menigen schoolkring begaat. Daar heeft men bij afspraak, soms zelfs bij reglement bepaald, dat de predikant geen lid van het Bestuur mag zijn. Ja, zie je, 'tis beter: de dominé niet in het Bestuur, de meester niet in den Kerkeraad. Dat is voor den lieven vrede het best. Maar onder de hand moesten we ons toch eens gaan schamen. Hebben we hier nu niet Holland op zijn smalst? Zonder blikken of blozen schakelen we zoo maar een van de beste krachten uit. Maar al te veel vergeet de school, hoeveel zij aan de predikanten te danken heeft. Wie daarvan op de hoogte wil komen, neme maar eens notitie van ons schoolwezen voor 1800. En ook nog in onzen tijd mag en moet de school profiteeren van de studie en de ervaring van onze geestelijke leidslieden. Prof. Woltjer geeft dan ook den raad, dat de studenten in de theologie bij de voorbereiding voor hun ambt zich zullen toeleggen 13 14 WIE IN HET BESTUUR? op het verwerven van paedagogische kennis, die hun zou te stade komen bij het catechetisch onderwijs en wanneer zij mochten worden geroepen, om zitting te nemen in het Bestuur van een Christelijke school. Een predikant moet er op rekenen, dat hij daartoe kan worden geroepen. Daarom zou ik het zeer jammer vinden, wanneer onder * ons de gedachte meer en meer post vatte, dat de meester en de dominé zoo ver mogelijk van elkaar moesten blijven in den arbeid, omdat ze anders ruzie krijgen. Laten we ons liever de verplichting opleggen, in goeden vrede en vruchtbare samenwerking elkander te zoeken. Het wil mij voorkomen, dat het peil van het Christelijk leven laag staat in den kring, waar men tot zulke noodsprongen de toevlucht neemt. Laat men toch wijzer wezen en voor de keuze van bestuursleden alleen de vraag laten doorwegen, of de betrokken personen gaven bezitten en ook tijd beschikbaar hebben, om de belangen van de school te behartigen, vooral daar, waar de kring van geschikte personen uiteraard reeds klein is. BENOEMING. De eerste handeling, waardoor de band tusschen Bestuur en Personeel ontstaat, is wel de benoeming. Daar treden ze met elkaar in een bepaald verband. Daarom is het zeer noodig, dat in het werk der benoeming het geheele Bestuur zijn verantwoordelijkheid gevoelt. Dat moeten maar niet een paar leden van het bestuur doen. Misschien worden die wel afgevaardigd, om de sollicitanten te gaan hooren en te gaan zien, maar daarna komen ze met het resultaat van hun onderzoek voor het geheele bestuur en dat neemt de verantwoordelijkheid over. Sommige Besturen nemen in zulke gevallen een deskundige in den arm, die meer verstand van de technische zijde van het onderwijs heeft en daar is veel voor, maar, alweer: de volle verantwoordelijkheid blijft voor rekening van het Bestuur. Immers zij moeten straks ook met den benoemde samenwerken. De raadsman woont elders en hoort alleen uit de verte, hoe het gaat, wanneer de man straks gekomen is, maar het Bestuur doorworstelt niet zelden de gevolgen van een onberaden keuze. 16 BENOEMING- Geldt het de benoeming van een onderwijzer van bijstand, dan heeft men in het hoofd der school den aangewezen deskundige bij de hand. Zoo af en toe hoort men van gevallen, dat buiten den hoofdonderwijzer om gehandeld wordt, maar dat is niet te verdedigen, 't Spreekt vanzelf, dat men niet altijd naar het advies van het hoofd in dezen kan handelen, dat men beslist daar tegen in moet gaan. Hij is ook een mensch en 'tis toch mogelijk, dat vriendschap of bloedverwantschap zijn advies in dezen beïnvloedt. Welnu, hij geeft advies, hij stemt niet mee. Het Bestuur moet vrij blijven. In dit opzicht heeft de zoogenaamde „technische herziening van de L. O.-wet 1920" ons weer teruggegeven een stukje onmisbare vrijheid, dat de wet van 1920 ons had ontnomen. Dat verplichte advies van den inspecteur was gevaarlijk. Het maakte het Bestuur onvrij, want niet ieder Bestuur durfde tegen een nadrukkelijk advies van den inspecteur in te gaan. Toch kon dat noodig zijn, omdat voor het welslagen van het werk van den onderwijzer op menig dorp ook nog andere factoren dan technische bekwaamheid in aanmerking komen. En als men dan iemand genomen had, die allerminst door den inspecteur was aangeraden, dan vreesde men moeilijkheden. Ook de onderwijzers raakten een deel van hun vrijheid van beweging kwijt. Een school, die naar een eigen beginsel leeft, past niet altijd in de eenvormigheid, die altijd in het streven van een algemeen toezicht uitkomt. En ook weer niet ieder onderwijzer, die straks bij eventueele promotie afhangt van het advies van BENOEMING. 17 den inspecteur, durft te staan op de plaats, die hem toekomt. Daarom geloof ik, dat het voor onze vrijheid goed is, dat het verplichte advies van den inspecteur vervallen is. Door onze personeel-schaarschte was het, om zoo te zeggen, een kwestie van vorm, maar zoodra we straks weer genoeg liefhebbers voor de betrekkingen krijgen, zouden de bezwaren niet uitgebleven zijn. Wel geloof ik, dat in menige inspectie het bestuur van een bijzondere school verstandig zal doen, in bepaalde gevallen het advies van het schooltoezicht te vragen, zooals trouwens ook vroeger menigmaal geschiedde. Daarbij behoeft de vrijheid niet in de klem te geraken en kan men niet zelden hoogst belangrijke inlichtingen ontvangen. Ziezoo, de adviezen zijn er, de inlichtingen zijn ingewonnen, nu moet er benoemd worden. Door wie? Door het Bestuur natuurlijk* Ja, dat is niet overal zoo natuurlijk. Er zijn plaatsen, waar men de benoeming van een hoofd der school van zooveel belang acht, dat men de Schoolvereeniging oproept en uit het voorgestelde tal de leden laat kiezen. 't Spreekt vanzelf, dat de benoeming van het hoofd voor de school van het hoogste gewicht moet worden geacht. Maar daarom is de benoeming door al de leden van de Vereeniging nog niet de beste vorm, waarin men dat belang kan laten uitkomen. Men heeft immers in het bestuur zijn vertrouwensmannen, die hebben zich op alle manier laten' inlichten, die voelen in zoo'n geval in 't bijzonder hun verantwoordelijkheid en zullen daarom niet over één nacht ijs gaan. Zullen de leden met eenige kennis van zaken 18 BENOEMINO. kiezen, dan moeten ze toch door het Bestuur worden ingelicht. Ook vind ik de bekomen inlichtingen niet veilig, wanneer ze ter kennis van al de leden moeten worden gebracht. Neen, het Bestuur benoemt. Dat is ook beter, wanneer er iemand niet met alle stemmen wordt benoemd. Dan zijn er maar een paar bestuursleden, die zich tot de hoogte moeten opwerken, dat ze den benoemde toch onbevooroordeeld in zijn werk gadeslaan. De benoeming van de onderwijzers van bijstand loopt gewoonlijk gemakkelijker, omdat men daarbij het advies heeft van het hoofd der school. TOEZICHT. Ja, in theorie moet het Bestuur toezicht houden op onderwijzers en onderwijs. In heel wat reglementen is zelfs bepaald, hoe vaak de bestuursleden de school moeten bezoeken en ik geloof, dat er wel schoolbesturen zijn, die in dezen hun plicht nakomen; maar ik weet heel zeker, dat er nog meer schoolbesturen zijn, die hier in gebreke blijven. Och, zoo redeneeren ze zelf, wat doen we er eigenlijk! Wij hebben van het onderwijs toch geen verstand! Ik ben tegen die bewering altijd in verzet gekomen en ik doe het bij deze gelegenheid weer. Eenvoudige, onbevangen menschen voelen, wanneer ze in een klas komen, zeer goed, of er een goede geest heerscht of niet. Ze weten heel vaak het echte goud te keuren, 't Spreekt vanzelf, zij kunnen niet oordeelen over de te gebruiken leesmethode; zij weten niet, welke leerstof bij aardrijkskunde, geschiedenis en kennis der natuur moet worden aangebracht, maar zij voelen best, waar de toon natuurlijk is en waar de verhoudingen de gewenschte zijn. Ook zijn er heel wat dingen, die zonder twijfel 20 TOEZICHT. best door het Bestuur te beoordeelen zijn. Ik noem, in navolging van prof. Woltjer, allereerst het op tijd beginnen en eindigen van de lessen. Laten we het maar eerlijk bekennen: er zijn ook onder ons menschen, die hun praatje nooit uit hebben. Die de school te laat aanvangen, omdat ze nog een gezellig babbeltje hebben. Zoo iets raakt wel bekend in de buurt en het Bestuur heeft hier tot taak, het kromme recht te maken. Zonder krenterig te wezen, moet men fouten durven aanwijzen. Een school, waar de zaken punctueel op tijd loopen, kweekt bij de leerlingen goede gewoonten. Zou b.v. ook de netheid van het gebouw en van de leermiddelen niet een voorwerp wezen voor het toezicht van het Bestuur ? Laat men speciaal één van de bestuursleden aanwijzen, die in overleg met het hoofd deze zaken nagaat. Heusch, dat is op vele scholen geen weelde! Zonder dat het veel behoeft te kosten, kan men de zaken netjes houden. Slordige onderwijzers, die in hun lokaal de boel vuil laten worden, verdienen een standje van het Bestuur. Men zal ervaren, dat, waar de bestuursleden goed zorgen voor het onderhoud van het gebouw en voor het aanschaffen van de benoodigde leermiddelen, er ook van de zijde der onderwijzers een prikkel is, om alles in goeden staat te houden. Een slordig mensch kan het er niet onder uithouden. Daar zorgt het Bestuur voor. Prof. Woltjer wees er indertijd op, dat het Bestuur ook toe te zien had, of de onderwijzers wel een goed voorbeeld gaven van netheid en goede manieren TOEZICHT. 21 voor de klas. De toen door hem genoemde pantoffels zijn natuurlijk geheel uit de school verbannen, niemand spuwt meer op den grond, handen en haar zijn goed verzorgd. Eén vraag: Is het rooken voor de klas sinds ook geheel verdwenen? Ook over de richting van het onderwijs heeft het Bestuur te oordeelen. Wanneer het in voldoende contact met de ouders leeft, weet het wel spoedig, of de onderwijzers hun onderwijs geven in de lijn, door de ouders gewenscht. Een onderwijzer, die zijn taak ernstig opvat, die zijn verantwoordelijkheid tegenover de ouders gevoelt, zal er prijs op stellen, dat het Bestuur ook in dezen handhaaft de beginselen, waarvan de school uitgaat. Waar het toezicht van de Overheid zich uiteraard meer richt op de technische zijde van het onderwijs, zal de taak van het Bestuur meer liggen op het terrein van hetgeen ons nog meer waard is, n.1. de eeuwige beginselen, door God in Zijn Woord ons geopenbaard. Meer dan men menigmaal vermoedt, is het ook voor den onderwijzer van belang, dat het Bestuur zijn aandacht geeft aan wat op school gebeurt en dat de onderwijzers zich ook vergewissen van de steun van het bestuur. Ter illustratie een voorbeeld: Een hoofd der school gedoogde niet langer, dat de kinderen met de klompen aan de school binnenkwamen. Evenwel hij voerde dezen maatregel niet tactisch uit en de ouders verzetten er zich tegen, dat de kinderen bij de deur de klompen uittrokken. Gevolg: klachten bij het Bestuur. Nu was al weer ontactisch van dien onderwijzer, 22 TOEZICHT. dat hij zich niet eerst vergewist had van de steun van 't Bestuur. En zoo moest hij het beleven, dat de ouders in het gelijk werden gesteld en hij de jongens met de klompen aan de school moest binnenlaten. Ja, 't is een kleinigheid, maar heusch, wie weet, hoe teer het gezag is, begrijpt dat zoo'n onderwijzer daar ter plaatse zijn plezier wel op kon. Laat er daarom een goede samenwerking zijn, die vrucht is hiervan, dat de onderwijzer al zijn kracht aan de school geeft en dat het Bestuur door nauwkeurig toezicht weet, al wat er in en om de school gebeurt. Dat zal menig conflict voorkomen en aan den goeden gang van zaken ten zeerste bevorderlijk zijn. DE ZORG VOOR DEN ONDERWIJZER. Naast de zorg voor het onderwijs rust op de schouders van het Bestuur ook de zorg voor den onderwijzer. Daar zit de mooie ideëele kant van de verhouding tusschen Bestuur en Personeel. De onderwijzer is onvermoeid bezig in het belang van de kinderen; in de zorg voor het onderwijs gaat hij geheel op; en van den anderen kant is dan weer het Bestuur even onvermoeid bezig met te zorgen voor de belangen van den onderwijzer. Hoe heerlijk zou dit alles den bloei van het onderwijs bevorderd hebben, wanneer het overal gelukt was, dat ideaal nabij te komen, 't Is wel jammer, maar het moet worden geconstateerd: beiderzijds zijn hier fouten begaan. Menig onderwijzer heeft den indruk gemaakt, dat er nog heel wat tijd beschikbaar was, om voor eigen belangen te ijveren en helaas, ook menig Bestuur heeft bewezen, dat de belangen van de menschen, die hun krachten aan de school gaven, niet werden behartigd. Ik geloof, dat we daardoor rijp zijn geworden voor den toestand, waarin wij thans verkeeren en die toch nooit ons ideaal is geweest. 24 DE ZORG VOOR DEN ONDERWIJZER Heel wat Schoolbesturen vinden het maar eens wat fijn, dat ze de knellende zorgen over de financiëele zaken kwijt zijn. Daar zorgen rijk en gemeente voor. 't Is nu een kwestie van administreeren en dat leert wel mettertijd. En ook heel wat onderwijzers lachen in hun vuistje, dat hun tractementen maar van hoogerhand zijn vastgesteld, van hun besturen zouden ze zulke bedragen nooit hebben losgekregen. Maar op die manier is er van de goede zorg, die het Bestuur heeft te dragen voor het Personeel niet veel overgebleven. Die is buiten hen om geregeld, 't Zit zelfs zoo, dat er afzonderlijke fondsen moeten worden gesticht, wanneer men een geliefd onderwijzer eens extra wil beloonen. Het Bestuur mag dat niet in een salarisverhooging uitdrukken. De menschen, die zoo ongeveer levenslang voor de vrije school gestreden hebben, kijken toch wel een beetje vreemd op, wanneer ze voor zulke resultaten komen te staan. Bij een volgende herziening (liever nog bij de volgende nieuwe wet) zal ook die rem weer moeten worden losgelaten. Aan het gebouw mag men nu weer wat extra's doen, straks natuurlijk ook aan de menschen, wanneer namelijk de thans verheerlijkte „eenheid" weer wat gaat verbleeken en de verjaagde „vrijheid" weer bescheiden haar plaatsje zal mogen innemen. Ik kan niet nalaten, hier met instemming over te nemen, wat Dr. Woltjer indertijd schreef: „Wanneer de bijdrage van het Rijk den band tusschen de ouders en de onderwijzers verzwakt, DE ZORG VOOR DEN ONDERWIJZER 25 doet zij kwaad. Aan de Christelijke school moet de regel blijven gelden: draagt elkanders lasten: de onderwijzers die der ouders in de opvoeding hunner kinderen, de ouders die der onderwijzers, ook wat het maatschappelijk leven en zijn behoeften betreft. De bijzondere school heeft ook daarin veel voor boven de openbare, dat zij met bijzondere behoeften rekenen kan. Heeft de onderwijzer een groot gezin, heeft hij door ziekte en tegenspoed bijzondere zorgen, dan acht ik het de plicht van de ouders, hem bijzonderen steun te verleenen, wat bij het openbaar onderwijs zeer moeilijk gaat. Die steun moet echter door het Bestuur worden bepaald in de verhooging van het tractement of in een bijzondere bijdrage; steun van de ouders individueel en van enkelen in tegenstelling met anderen en dat rechtstreeks, buiten het Bestuur om, is niet gewenscht; daardoor zou een gevoel van bijzondere verplichting ontstaan, die voor de school schadelijk kan zijn." Het verloop van onze schoolstrijd heeft van bovenaangehaalde woorden een al te droeve illustratie geleverd. Het is ons niet gelukt, onze tegenstanders lot meerdere belangstelling in onderwijszaken te prikkelen en wij hebben hun niet geleerd, dat die school het best vaart, waar de ouders de belangen van onderwijs en onderwijzers dragen, maar wij loopen gevaar, dat ook de voorstanders van Christelijk onderwijs alles op den Staat laten aankomen en dat de onderwijzers zich hoe langer hoe meer onafhankelijk gevoelen van de belangstelling der ouders in 't onderwijs. 26 DE ZORG VOOR DEN ONDERWIJZER De onderwijzer verambtenaard, het Bestuur niet anders tot taak dan het geld, dat het voor de onderwijzers ontvangt, eventjes aan deze door te geven. Laten we elkaar toch wakker houden in dezen! Ik vrees, dat er al ooren doof zijn voor deze klanken, maar dan moeten we maar eens wat harder roepen. In den onderwijzer der vrije school moet het besef levendig blijven, dat hij is de plaatsvervanger der ouders in het werk van het onderwijs, daarvoor leeft hij en die ouders, gerepresenteerd in het bestuur, nemen de zorg voor het levensonderhoud van den onderwijzer op zich. Dus de onderwijzer heelemaal afhankelijk van het Bestuur? Ja heelemaal: natuurlijk binnen de grenzen, daarvoor gesteld of te stellen door de wet. Wie onder dat voorbehoud de afhankelijkheid van den onderwijzer niet aandurft, mist het rechte inzicht in de plaats, die den onderwijzer toekomt. Hij behoeft niet lager te staan dan noodig is, maar hij mag ook niet hooger willen staan. BESTUURSVERGADERING. De plaats, waar de samenwerking tusschen Bestuur en Personeel het duidelijkst tot haar recht komt, is wel de Bestuursvergadering. Het Bestuur vergadert op regelmatige tijden. Als het de school regelmatig bezoekt, zijn er altijd wel dingen te bespreken en te regelen. In sommige perioden moeten er extra-vergaderingen worden gehouden bij bouw of benoemingen, maar ook geregeld valt er wel wat te behandelen. Het gebrachte schoolbezoek kan aanleiding geven tot een aanmerking. Deze moet niet door één der bestuursleden persoonlijk gemaakt worden, 't Kan best gebeuren, dat een ander lid van het Bestuur over het onderhavige geval geheel anders denkt en zoo zouden die twee elkaar inzake de waardeering van het werk van den onderwijzer kunnen tegenspreken. Neen, men brengt op de vergadering rapport uit en zoekt tot overeenstemming te komen. Dan kan de meening van het geheele Bestuur aan den onderwijzer kenbaar gemaakt worden. Vooral in die dingen moet het uitkomen dat van weerszijden ernst met de zaken wordt gemaakt en 28 BESTUURSVERGADERING wie maar iets gevoelt van de hooge waarde van een goede school in onze samenleving, zal het werk van het Bestuur niet geringschatten in dezen. Evenwel, niet alleen het Bestuur maakt zijn wenschen kenbaar, ook aan het Personeel moet gelegenheid worden geboden, zijn meening omtrent het schoolleven in zijn ruimsten omvang uit te spreken. Het doet dat bij monde van het hoofd in de bestuursvergadering. Hem wordt gelegenheid gegeven, de belangen van de school te bepleiten. Vooral waar het geldt de technische zijde van 'twerk, daar komt zijn advies in de eerste plaats. Hij spreekt daar mede namens de andere leden van het Personeel. 't Is daarvoor noodig, dat hoofd en onderwijzers, vooral aan eenigszins grootere scholen, veelvuldig samenkomen, om ook weer met elkaar met een eenparig advies voor den dag te komen. Indien daar een goede toon heerscht, kunnen deze personeelvergaderingen in het leven van de school van de hoogste waarde worden. Als ieder een ander uitnemender acht dan zich zeiven, zal het bestuur uit dezen kring waardevolle adviezen bekomen. Het behoeft dan niet heen en weer te slingeren tusschen de maatregelen, die bijv. het hoofd voorstelt, en die, waar sommigen van de onderwijzers vóór zijn. In zulk een tweedrachtig leven houdt niemand het lang uit en de school lijdt per slot van rekening de schade. Bestuur en Personeel behooren alzoo te vormen twee eensgezinde kringen, die ieder voor zich een geheel behooren te vormen. De school ondervindt daarvan de gezegende uitwerking. Het roer rust van BESTUURSVERGADERING 29 zoo'n schip in vaste hand. Reeders, kapitein, stuurman, matrozen, allen werken samen, om de regelmatige vaart van het schip te bevorderen. Wie wel eens andere toestanden beleefd heeft, zal het bovenstaande gaarne toestemmen. Waar bijv. een deel van het bestuur inzake een benoeming een geheel andere meening is toegedaan, dan een ander deel van het bestuur, loopt men groot gevaar, verkeerde stappen te doen. Menige benoeming geeft hiervan een droeve illustratie. En ook waar het Personeel een verdeeld leger is, het hoofd tegen de de onderwijzers of deze onderling weer in twee vijandige machten verdeeld, daar waagt men de school, waarvoor men behoorde te leven, eenvoudig aan persoonlijke gevoeligheden, 't Is mijn vaste overtuiging, dat waar men ernstig poogt elkander te vinden in broederlijke samenwerking, daar moet dat onder Christenen ook gelukken. Men moet er dan niet tegen op zien, het ook eens een enkelen keer te verliezen; eigen meening prijs leeren geven, om de hoogere eenheid te vinden. En waarlijk, bij veel gebrek, dat wij ook in den arbeid in onze „Scholen met den Bijbel" waarnemen, mag met dank aan den Heere worden uitgesproken, dat de zegen, die onze scholen reeds mochten verspreiden, voor een niet gering deel de vrucht zijn van de heerlijke harmonie tusschen Bestuur en Personeel in den arbeid van het Christelijk onderwijs. Laat men vooral niet vergeten, dat de eventuëele oneenigheden niet blijven binnen den kring van Bestuur en Personeel. Neen, binnen den ruimeren kring 30 BESTUURSVERGADERING. van de geheele schoolgemeente gaat men partij kiezen en de gevolgen zijn niet zelden maar al te droevig. Binde de Heere ons daarom samen door een geest van liefde en eendracht, door een geest van ijver en toewijding door een geest van overgegevenheid en verdraagzaamheid. CONFLICTEN. Wanneer wij letten op het groot aantal menschen, dat in onze scholen moet samenwerken: bestuursleden en onderwijzers, dan mogen we inderdaad dankbaar gestemd zijn, dat in den grooten kring van Christelijke Scholen niet meer ernstige conflicten voorkomen. Natuurlijk zijn er wel ruzietjes, maar over 't geheel mag met dank aan God worden geconstateerd, dat de geest van samenwerking en onderlinge waardeering aanwezig is. We zijn toch ook maar menschen, kleine menschen en ook in onze schoolgemeente moeten die menschen met hun gebreken samenwerken. Hoe gemakkelijk zou toch de goede geest kunnen worden bedorven, 'tls dan ook aan te merken als een bijzondere gunst van onzen God, dat betrekkelijk maar zelden ingrijpen noodig werd. Want ja, heelemaal zijn de ernstige conflicten ons niet gespaard. En 't is natuurlijk in het belang van beide partijen, dat maatregelen worden getroffen voor't geval de oplossing in eigen kring niet kan worden gevonden. Zoo heeft onze Schoolraad zijn Commissie voor kerkelijke en ook voor andere geschillen en zoo 32 CONFLICTEN. bracht de Wet-Kuyper ons de Commissie van Beroep in gevallen van ongevraagd ontslag. Zoo kunnen dan toch de zaken in eigen kring worden berecht en al meenen velen, dat hiermede de rechtspositie van den onderwijzer aan de Scholen met den Bijbel niet voldoende is verzekerd, ik vrees, dat men dezelfde klachten zou hooren, wanneer onze zaken voor den rechter werden gebracht. Er moet eenvoudig gelegenheid blijven voor het Bestuur van een school, om een onderwijzer, die zijn plicht verzuimt, tot rede te brengen en ten slotte te ontslaan. In 't belang van de school, van de kinderen mag dat nooit anders geduld worden. En aan den anderen kant moet ook even onverkort het recht worden gehandhaafd van den onderwijzer, die om redenen, buiten zijn werk gelegen, op zij zou worden gezet. Hij moet zich kunnen beroepen op een college van hoogstaande, onpartijdige mannen. Of het niet jammer is, dat wij zulke maatregelen voor onze Scholen met den Bijbel noodig hebben? Ja, 't is zeker jammer, maar deze dingen zullen onder de bedeeling der zonde noodig blijven. 'tWas een ideale toestand, wanneer èn bestuurders èn onderwijzers zoo hoog stonden, dat van een schijn van een conflict ook maar geen sprake was. Maar dat is niet zoo. Er zijn onderwijzers, die de school beschouwen als het middel, dat hen aan brood helpt en daardoor gemakkelijk in de verleiding komen, de schooltaak zoo kort mogelijk af te doen. Schoolwerk wordt bijzaak. Daar mag een Bestuur niet in berusten. Daar moet kort en goed tegen in gegaan worden. In CONFLICTEN. 33 onze dagen moet, wie van de school leeft ook voor haar leven. Ik spreek nu nog niet eens van de onderwijzers, die uit luiheid hun werk verwaarloozen, of ook, die door ontactisch optreden ouders en kinderen van zich verwijderen, 't Spreekt vanzelf, dat het Bestuur ook tegenover zulken een taak heeft Over het geheel maakt het op mij den indruk, dat onze Besturen te weinig op deze dingen letten. Zij weten vaak te weinig van de school af. Practisch is dikwijls de school het instituut van den meester. Maar daarmee zijn de Besturen niet verantwoord. Zij moeten weten, wat er gebeurt en moeten durven optreden en kunnen optreden met kennis van zaken, wanneer het niet goed gaat. En dan moeten ze optreden zonder aanzien des persoons. Daar schuilt voor menig schoolbestuurder de zwakke plek. Wie een onderwijzer wil treffen, och, die kan wel wat vinden. Wie in de school werkt timmert aan den weg. Honderd geruchten loopen van hem iederen dag het dorp in. Nu moet de onderwijzer weer beschermd worden tegen boos opzet. Wie als schoolbestuurslid beleedigd is, omdat de meester zijn ondeugenden jongen durfde terechtzetten, moet daarom, al wordt die reden alleen diep in het hart bewaard, toch geen actie tegen een onderwijzer op touw zetten. En al kan het zoo iemand gelukken, een partijtje menschen in het harnas te jagen tegen een onderwijzer, die misschien wel meermalen niet al te tactisch is opgetreden, dan is het toch wel goed, dat zoo'n geval eens wordt bekeken door menschen, die op wat hooger standpunt staan. 3 34 CONFLICTEN. Conflicten zullen er zijn en blijven. Laten we probeeren, ze tot de kleinste proportiën beperkt te houden en laat het Christelijk onderwijs ook in deze dingen, vooral in het fijn oplossen van gevallen, waarin de belangen tegen elkaar botsen, het aan den tegenstander op de lippen brengen: „Ziet, hoe lief zij elkander hebben." • ANDERE CONFLICTEN. Naast de conflicten, die we een vorigen keer bespraken, n.1. die tusschen het Bestuur en het Personeel, komen in het schoolleven ook nog andere conflicten voor, waarbij Bestuur en Personeel beide kunnen worden betrokken. Ik bedoel hiermee in de eerste plaats de conflicten tusschen het Hoofd en de Onderwijzers en ook die tusschen de Onderwijzers onderling. 'tls hier nu niet de plaats, om precies uit te stippelen, hoe de verhouding moet wezen tusschen het Hoofd en de Onderwijzers; daarover is al heel wat ruzie geweest en de waarheid ligt gewoonlijk in het midden. Wel komt hier de vraag naar voren, of het Bestuur bij eventueele oneenigheden ook een taak heeft en dan zou ik niet graag onder de arbeiders in en de voorstanders van de Christelijke school één vinden, die niet volmondig het recht en de plicht van het Bestuur erkende, om in dezen op te treden. Kan de zaak worden geschikt, des te beter, maar ongetwijfeld moet er voor het Hoofd de gelegenheid bestaan, zich tot zijn Bestuur te wenflen, wanneer hij 36 ANDERE CONFLICTEN te doen heeft met een onwillig onderwijzer. Zoo iemand moet dan tot rede gebracht worden. Ook aan den anderen kant moet de onderwijzer, die tegenover onbillijke eischen van zijn patroon komt te staan, een plaats van beklag hebben. En ook hier weer is het Bestuur het aangewezen lichaam, om in dezen recht te doen. Van zelf spreekt het nu, dat onze Schoolbestuurders hoogstaande mannen moeten zijn, die met tact moeten weten recht te zetten, wat menschelijke kleinheid scheef trok. Dat geldt ook van de verhouding van de onderwijzers onderling. Er behoort een hartelijke samenwerking te zijn tusschen de leden van het Personeel. Laten we ons maar niet wijs maken, dat kleinekinderoogen niets ontdekken, als er aan die verhoudingen iets ontbreekt. Flink en royaal behoort men in gevallen van meeningsverschil met elkaar te spreken. Niets doet meer scha dan het laten zitten van oud zeer, Wie samen onder een verstandig Hoofd werken, vinden in hem misschien hun scheidsrechter en de buitenwereld behoeft er verder niet van te weten. Kan evenwel het geschil niet worden bijgelegd en bestaat het gevaar, dat de eenheid van de school er onder lijdt, dan behoort ook hier het Bestuur de school liever te hebben dan de personen. Niet zelden zal het 't best zijn, dat een der twistenden een wenk krijgt, te beproeven elders tot betere samenwerking te komen. Er zijn van die lastpakken, die dan op die wijze moeten leeren, zich zelf te herzien, maar daar mag geen school, zelfs geen kind onder lijden. Moeilijk ifc vaak de taak van het Bestuur, om- ANDERE CONFLICTEN. 37 dat in zulke gevallen maar zelden de schuld bij één alleen is. Een ander soort van conflicten doet zich voor tusschen de Ouders en het Personeel. Ik meen, dat ook hier het Personeel niet eigen zaak mag berechten en ik wil gelooven, dat dit ook nergens voorkomt. Zoo mag, om maar iets te noemen, het Hoofd maarniet een kind van de school sturen. Hij moet het misschien als tuchtmaatregel den toegang tot de school tijdelijk ontzeggen, maar het Bestuur behoort te beslissen, of zoo'n kind voorgoed behoort te worden verwijderd. Het veiligst zal men doen, met als regel te handhaven, dat de ouders niet dadelijk bij eventueele ontevredenheid op hooge beenen naar het Bestuur gaan. Neen, eerst vervoegen zij zich bij den betrokken onderwijzer. Kan de zaak niet bijgelegd worden, dan kan het Hoofd beproeven, de zaak in der minne te schikken. Gewoonlijk verdwijnt er dan al heel wat van de scherpte van het geschil. Moet het Bestuur er in gemengd worden, dan wordt de zaak in den regel niet gemakkelijker, maar 't geval is denkbaar en dan mag ook het Bestuur niet aarzelen in dezen zijn plicht te doen. Veel wordt gewoonlijk bedorven, wanneer zoo'n conflict nog in z'n beginstadium is. Men spreekt er met anderen over en niet met de personen, die er in gemoeid zijn. Wat hebben de ooren van buurvrouwen al wat moeten hooren over „die school" en „die meesters". Gelukkig, dat al die dingen niet tot het Bestuur behoeven door te dringen. Ook kan een enkel bezoek van den onderwijzer bij de ouders de zaak heel wat ten goede wenden. Het 38 ANDERE CONFLICTEN. Bestuur doet verstandig, de zaken zoo lang mogelijk buiten zijn bemoeiing te houden. Mogen onze scholen in het gansche land zich kenmerken door een aangename verhouding tusschen Bestuur en Personeel. Dit zal bevorderlijk zijn aan den bloei der scholen, aan de vreugde in dien arbeid en tot eere van 's Heeren Naam. INHOUD. Blz. 1. Inleiding 5 2. Het verkiezen van het Bestuur ... 8 3. Wie in het Bestuur? 12 4. De benoeming 15 5. Toezicht : . .19 6. De zorg voor den onderwijzer . .23 7. De Bestuursvergadering . . .27 8. Conflicten 31 9. Andere conflicten 35