HET ZEVENDE BOEK. 414 — 413. 1. Toen Guhppos en Puthen de schepen hadden uitgerust, voeren zij van Taras uit langs de kust de haven van Lokroi Epizephurioi binnen. Hier kregen zij juister bericht, en wel, dat Surakousai nog niet volkomen was ingesloten en dat het mogelijk was om met een leger over de Epipolai te komen en de stad binnen te trekken ; daarop beraadslaagden zij of zij, Sikelia aan de rechterhand nemend, een kans zullen wagen om tusschen de vijanden door de haven binnen te varen, of dat zij, Sikelia aan de linkerhand houdend, eerst naar Himera zullen varen, de mannen van daar en nog meer manschappen, zooveel als zij maar kunnen overhalen, aanwerven, en over land opmarcheeren. Zij besloten koers te zetten naar Himera, vooral omdat de vier Attische schepen, die Nikias op het vernemen van de aankomst der Lakedaimoniërs te Lokroi eindelijk toch had uitgezonden, nog niet te Rhegion waren. Dezen schepen zijn ze vóór en ze steken de zeeëngte over, doen Rhegion en Messana aan en vallen Himera binnen. Daar aangekomen, halen zij de Himeraiërs over deel te nemen aan den oorlog en niet alleen zelf mee te gaan, maar ook wapenen te verschaffen aan de bemanning van hun eigen schepen, voor zoo ver die er geen hadden [de schepen hadden ze te Himera aan land getrokken] en aan de Selinountiërs zenden ze bevel om met 1—3 julippos op Sikelia. 7 af. Hij kwam aan op een spannend tijdstip. De Atheners hadden den dubbelen muur naar de groote haven al klaar gekregen over zeven of acht stadia en alleen een klein stuk pal aan zee ontbrak er nog aan ; hieraan waren ze nog bezig te bouwen ; voor den anderen muur van het cirkelfort naar het Trogilon aan de andere zeegolf, waren steenen over de grootste helft neergeworpen; sommige deelen waren half voltooid, andere geheel voltooid, achtergelaten. Zoo hachelijk stonden reeds de kansen voor Surakousai. 3, Bij het plotseling naderen van Gulippos en de Surakosiërs werden de Atheners eerst onthutst, maar toch stelden zij zich in slagorde. Gulippos laat halt houden op korten afstand en zendt een heraut tot hen, om te zeggen dat, als zij binnen vijf dagen met al hun hebben en houden uit Sikelia willen weg-trekken, hij bereid is hiertoe een verdrag te maken. Zij sloegen dezen voorslag in den wind en zonden den heraut zonder antwoord terug en intusschen stelden zij zich tegenover elkander op als voor een slag. Maar toen Gulippos zag dat de Surakosiërs in verwarring waren en niet licht in het gelid te krijgen, verplaatste hij het leger naar het ruimere terrein. Nikias van zijn kant liet de Atheners niet aanrukken, maar hield zich rustig dicht bij zijn eigen muur; toen nu Gulippos begreep dat zij niet op hem aankwamen, voerde hij zijn leger op den top, die Temenitis heet, en ze brachten daar den nacht door ; den volgenden dag voerde hij het grootste deel van het leger naar buiten en bracht het in stelling tegen jfle belegeringswerken der_Alhfiners, om hun te^BëTétten anderen bedreigden punten te hulp te komen; hij zond vervolgens een deel van. zijn leger naar het fort Labdalon en neemt het in, en allen, die hij daarin vond, doodde hij ; deze plaats was niet 8 4. Kal fxETa tavxa ètsiy^ov ol Zvgaxóoioi xal ol £vfiHayoi dia t&v 'EnmoX&v dnb rijs nóleats dg^djuevot &va) nóót ró êyxdgoiov xéi%os dnXovv, öncog ol 'A'&Tjvaïoi, et fiij dvvaivxo xayivoai, firjxéxi oïol xe óoiv &7ioxei%iaat. xal oï xe 'Av\]vaïot dvefieprjxeoav ijdtj &va> xó inl öakdoofl xelypg imxeléoavtes, xal 6 nXatnoe (%v ydg xi xolg 'Aihjvalotg xov tetyovs doiïevêg) vvxtbs ivalafidtv tt]v axgaxidv Infjei ngbs avró. ol 6' 'A{h\vavoi (ttv%ov ydg Ifco avkiCó/uevoi) ós jjo&ovxo, Avxenjjoav' 6 dè yvobs xaxd xdyps dmqyaye xovs ox Soneg vvv êx /j,v%ov xov Xi/tévos xds inavaycoyds noirjaea&ai, ijv xi vavxixq) xiv&vxat. ngooeïXé xe ïjót] fxakkov x

Xeïv, ontoe abtov ixpiBdoavtee tobs vavtas ev&bs nagd tde vave dgioxonoifjotovtat xal di öXiyov abdis xal abdrjuegöv dngooöoxrjtoie toïe 'Adrjvatoie inixeig&oiv. 67 en lieten door niets blijken wat zij van plan waren te doen. Maar Nikias had gezien dat de zeemachten gelijk stonden en in de verwachting dat de vijand weer zou aanvallen, gebood hij den scheepsbevelhebbers de schepen, die averij hadden bekomen, te kalefateren en hij liet vrachtschepen ankeren vóór hun eigen palissade, die in zee was gebouwd vóór hun schepen en als 't ware een gesloten haven vormde. Hij posteerde de vrachtschepen op afstanden van elkaar van twee plethra*) om een veilige schuilplaats te maken, als een schip kans liep overweldigd te worden en opdat het dan weer op zijn gemak kon uitvaren ; den heelen dag tot den nacht toe waren de Atheners bezig met dit in orde te maken. 39. Den volgenden dag bonden de Surakosiërs het weer aan met de Atheners en wel vroeger op den dag, maar op dezelfde manier van aanvallen met land- en zeemacht; ze schaarden zich weer op dezelfde manier met hun schepen tegenover elkander en gingen tot ver op den dag door met te trachten elkander afbreuk te doen. Maar toen bedenkt Aristos, de zoon van Purrhichos, een Korinthiër, de beste stuurman, die er bij de Surakosiërs was, de volgende manoeuvre: hij bepraat de gezagvoerders van zijn vloot om iemand te zenden naar degenen, die in de stad het toezicht hadden op de koop-waren, en dezen te bevelen zoo snel mogelijk de markt over te plaatsen en naar zee te laten brengen en allen te dwingen om al de eetwaar, die elk had, daar te venten. De bedoeling was. dat zij. hunne - mannen - daar - konden ontschepen -en terstond bij de schepen -een maaltijd laten -gebruiken en dan dadelijk na korten tijd nog op denzelfden dag de Atheners onverhoeds aanvallen. 1) Een plethron is ongeveer 31 Meter. 68 40. xal ol uèv neio&êvxes kneuyjav dyyelov, xai r) dyogd nageoxevdoih), xal ol 2vgaxóoioi i^aixpvrjs ngvuvav xgovoduevoi ndhv ngós tt)v nóXiv inlevoav, xai ebdbs ixfidvxes abxov doitnov inoiovvxo' ol ö' 'Adrjvaïoi vouloavxes avxovs és rjoorjuévovs ocpév ngós xrjv ndhv dvaxgovoao&ai, xad' rjovxlav Ixpdvxes xd xe &Ua diengdooovxo xal xd ducpi xö Sgioxov, és xrjs ye rjuégas xavxr/s obxexi olóuevoi b\v vavuarrjoai. i$atr)v ovdèv rjooov oxgaxbv ïoov xal naganXrjoiov xcp ngoxégcp ineXrjXv&óxa xrjv xe x&v 'Ab\jvaicov óvvauiv navxaxóoe noXXrjv waivouivrjv xcp dè ngoxégcp oxgaxebuaxi x&v 'Athjvalcov ós ix xax&v gcó/ut] xts iyeyévrjxo. dè Arjuooêévrjs Idcbv ós «f^e xd ngdyuaxa xal voutoag obX olóv xe elvai óiaxgifieiv obdè naêeïv 8neg 6 Nixïag èna&ev 7i overwonnen eindelijk de Surakosiërs, en de Atheners maakten réchTTomkeerd en bewerkstelligden hun vlucht tusschen de vrachtschepen door naar hun eigen ankerplaats. De Surakosische schepen vervolgden hen tot aan de vrachtschepen; maar daar werden ze belet verder te varen door kranen met dolphyn-vormige ijzeren platen eraan, die van de vrachtschepen boven de doorvaarten waren omhooggetrokken. Twee schepen der Surakosiërs kwamen in hun overwinnings koorts te dichtebij en werden vernield en het eene werd met man en al buit gemaakt. De Surakosiërs hadden zeven schepen der Atheners in den grond geboord en vele gehavend, de meeste mannen krijgsgevangen gemaakt en enkelen gedood. Zij trokken terug en richtten een zegeteeken op voor de beide zeeslagen en zij hadden reeds de stellige verwachting dat ze met de schepen verreweg de baas zouden zijn en ze meenden dat ze ook het landleger wel klein zouden krijgen.'fïïet gevolg was dat zij zich gingen uitrusten om weer met zee en landmacht beide een aanval te doen. 42. Bij dezen stand van zaken komen Dejnosthenes en Eurumedoon aan met de versterkingen, die uit Athene werden verwacht, namelijk ten naastebij drie-en-zeventig oorlogschepen, die van de vreemden meegerekend en om en bij vijf-duizend hopliten van henzelven en van de bondgenooten ; niet weinig barbaarsche en Helleensche speerwerpers en slingeraars, boogschutters en mannen van elke andere bewapening in voldoend aantal. Bij de Surakosiërs en hun bondgenooten was er voor het oogenblik geen geringe verslagenheid, of er dan nooit eenig einde of afkomen van de gevaren voor hen was, nu ze zagen dat zelfs ondanks het aanleggen van het fort Dekeleia, toch een even talrijk en gelijkwaardig leger was gekomen als het vorige en dat de macht der Atheners naar alle 42-43 Aankomst v. Demosthenes en Eurumedoon.Aanval op Epipolai. 72 (dcpixóuevoe ydg xó ng&xov 6 Nixiae tpopegóe, óe ovx ev&vg ngooêxeixo xaïe Svgaxovoaie, dXX' êv Kaxdvrj öiev,eipia£ev, vnegtocp&t) ze xal ëtp&aoev avxóv êx xrje IleXonovvfjoov oxgaxiq, ó riXuiTtog dtpixóutvog, rjv ovö' &v uexêneutpav ol 2vgaxéoioi, el êxeïvog ev&vg ênixeixo' Ixavot ydg avxol olófievoi elvai aua x* &v ëua&ov rjooove övzeg xal dnoxexeiviouêvoi &v fjoav, cboxe iirjö' el fiezéne/uxpav hi ó/ioUog &v avxove cbcpeXéïv), xavxa ofiv dvaoxon&v 6 Arjuoo&évrje xal yiyv&oxarv ozi xal avzög êv xcp nagóvxi zfj ng&xrj rjufégu udXioxa deivóxaxóg êozi zoïg êvavxloig, èpoikexo 8 xi xd%og dnoxgrjoaoêai xfj nagovorj xov oxgaxevuaxog èxnXrj^ei. xal óg&v xó nagaxetvioua x&v Svgaxoolcov, q5 ixdbXvoav negixei%ioai ocpag xove 'Aihjvaiove, anXovv xe ov xal, el xgaxrjoeié xig x&v xe 'EnmoX&v xrje dvafidaecog xal avv^ie xov iv avxaïe oxgaxonêöov, óqilcoe av avxö Xrjcp&év (ovóè yag vnoiieïvai 8v ocpag ovöéva), fjneiyexo êmééoüat xfj netgq, xal ol £vvxoiicoxdxr]V fjyeïxo öianoXéurjOtv' fj ydg xazoqdtóoag Ifetr Svgaxovoae fj dndl-eiv zr)v oxgaxidv xal ov xglyjeo&ai dXXcoe 'Athjvaiovg xe xoig Svoxgaxevouivove xal xijv ftiunaoav nóXiv. ng&xov uiv ovv xrjv xe yrjv ifeXêóvxeg x&v Svgaxoolcov ïxeuov ol 'Aiïrjvaïoi negl xöv "Avanov xal xcp oxgaxeiuaxi inexgdxovv, &oneg xó ng&xov, xcp xe ne£cp xal xaïe vavolv (ovöi ydg xatY ê'zega ol Zvgaxóoioi dvxene^fjoav óxi ufj toïe Innevoi xal dxovxioxaïe dnó xov ' OXvfmielov). 73 kanten zich zoo groot vertoonde ; bij het reeds aanwezig leger der Atheners daar-en-tegen gaf het als een verademing uit benauwdheid. ■"* Toen Demosthenes zich op de hoogte had gesteld van den stand van zaken, bevond hij dat het niet mogelijk was te talmen, zonder dat het hem zou vergaan zooals het Nikias was vergaan. Immers bij zijn eerste aankomst had Nikias den Surakosiërs vrees ingeboezemd; door dat hij echter niet terstond had aangevallen, maar in Katana overwinterde, was men hem gaan minachten en was Gulippos hem te gauw af geweest met zijn leger uit de Peloponnesos, dat de Surakosiërs niet eens hadden kunnen laten komen,* indien Nikias terstond had aangevallen, want, hadaen ze zich voor sterk genoeg geliuuwJuY-cbBr zouden ze niet eerder hun minderheid hebben erkend, vóór ze ingesloten waren geweest, zoodat, ook al hadden ze toen nog om hulp gezonden, men hen niet meer te hulp had kunnen komen. Behalve deze overweging begreep Demosthenes ook dat hij terstond hij zijn aankomst den meesten indruk zou maken op zijn jyjjanden en daarom besloot hij zoo snëT~hi^gëIrjk van jie_te-weeg gebrachte ontsteltenis gebruik te_naaken. Nu zag hij dat de tegenmuur der Surakosiërs, waardoor zij de Atheners hadden verhinderd hen in te sluiten, enkelvoudig was en gemakkelijk kon worden genomen als men maar meester werd van den toegang tot de Epipolai en dus ook van het kamp daarop, (want dat niet eens iemand hem zou afwachten). Daarom haastte hij zich om die kans te wagen, vooral daar hij meende dat dit voor hem de kortste weg was om een eind aan den oorlog te maken; want zoo zou hij of, in 't geval dat het lukte, Surakousai in zijn macht hebben, of het leger weer thuis brengen en niet meer vergeefs de Atheners, zoowel de uitgetrokkenen als den geheelen staat, uitputten. 74 43. inexta ui]%avaïe edo£e tcp Atjuoo&évei ngótegov dnoneigaoai tov naoazmyiouaxog. cbg ók avxcp ngooayayóvxi xaxexav&rjodv te vnb xcov ivavxicov dnb xov xelvpve duvvouévcov al u*]%aval xal xfj 8XXj] oxgaxiq. noXXav.fi npoofidXXovxeg dnexgobovxo, obxexi êdóxei diaxgipeiv, dXXd neloag xév xe Nixiav xal xobe dXXove g'vvdgxpvxag, cbg inevóei, xal xrjv int%elgr]Oiv xcov 'EnatoX&v ênoieïxo. xal fjuégag uèv dövvaxa èdóxei eïvai Xaöeïv ngooeX&óvtae xe xal dvafidvxag, nagayyeiXae dk nevte rjutg&v oitla xal tobe Xï9oXóyove xal têxtovag ndvtag Xaftcov xal SXXrjv nagaoxevfjv tofevudxcov xe xal boa ëdei, rjv xgatcóoi, xeivl£ovxag ï%eiv, avxbg fikv dnb ng&xov vnvov xal Ebgvuêöcov xal Mévavdgog dvaXaficov xrjv naoav oxgaxidv êycbgei ngbg tdg 'EntnoXdg, Nixiag dk iv toïg xeiysotv vneXeinexo. xal êneidrj iyèvovxo ngbg abxaïg xaxd xbv EvgvrjXov, flneg xal fj ngoxiga, oxgaxtd xb ngcoxov Avêpr], Xav&dvovol xe xobe wbXaxae x&v 2vgaxooicov xal ngoofidvxeg xb xeiyiaua 8 fjv abxódi x&v 2vgaxooicov algovoi xal avdgag xivdg t&v tpvXdxcov dnoxtelvovoiv ol dk nXelove diatpvyóvxee eb&vg ngbe td otgatóneda, & fjv ênl x&v 'EnmoX&v xgla iv ngoxtijia uaaiv, êv fikv t&v 2vgaxooicov, êv dk x&v aXXcov SxxeXicot&v, êv dè x&v £vuud%cov, dyyéXXovoi xrjv ètpodov xal xoïe êl-axooloie x&v Zvgaxooiaw, oï xal ng&xoi xaxd xovxo xb uégog x&v 'EnmoX&v cpvXaxee tjaav, ïtpga£ov. ol <)' ëpofj'&ovv xe ebfróe, xal avxoïe ó Arjuoo&evrje xal ol 'A&rjvaïoi êvxv%6vxee duvvoicevovg ngofró/uoe ëtgetpav. xal abtol ukv ebrJbe ixoigovv ie tb ngóo'&ev, Sncoe tfj nagobofj ógujj tov negatveo&ai cov ëvexa fjXftov ufj Pgadeïg 79 weten de ooggetuigen nauwlijks meer dan wat in hun onmiddelijke nabijheid is gebeurd; een nachtgevecht echter, en dit is het eenige van groote legermachten, dat althans in dezen oorlog heeft plaats gehad — hoe zou iemand daarvan een duidelijke voorspelling hebben ? Nu was het wel is waar heldere maneschijn, maar ze zagen elkaar, zoo als dat bij maneschijn natuurlijk is, dat men namelijk wel de gestalten der personen op eenigen afstand ziet, maar over het herkennen van vriend of vijand in het onzekere is. Van beide zijden waren er een groot aantal hopliten, die zich op beperkt terrein bewogen, en van de Atheners werd het ééhe deel reeds overwonnen en anderen hepen nog in de eerste vaart onoverwonnen door. Ook van het overige leger had een deel zoo even de hoogte beklommen, maar het andere rukte nog aan, zonder te weten waarheen ze zich moesten richten, want daar de vlucht reeds was begonnen, waren de voorste troepen reeds in verwarring gebracht en door het geschreeuw was het moeilijk hen als vrienden te herkennen. Immers de Surakosiërs en hun bondgenooten moedigden elkaar als overwinnaars met luid geschreeuw aan, want in den nacht was het niet mogelijk op een andere manier de commando's aan elkaar over te brengen, en tevens stonden ze pal tegen de op hen aandringenden. De Atheners daar-en-tegen moesten elkaar zoeken en hielden al wat van tegengestelde richting kwam, dus ook hun eigen vrienden, die terug-vluchtten, voor vijand; en daar ze nu, het eenig middel om elkaar te herkennen gebruikend, elkaar maar telkens weer naar het wachtwoord vroegen, veroorzaakten ze voor zichzelf de grootste verbijstering door allen tegelijk te vragen en maakten zij het wachtwoord den vijanden bekend; maar het wachtwoord van genen kenden zij niet, omdat die overwinnend, en niet van elkaar losgeraakt, goed wisten wien ze vóór hadden ; het gevolg 8o x&v ngotêgcov oxgaucoz&v èuneigiq uaXXov xrjs jfcóga? ès xo oxgaxóneóov öiecpvyyavov, ol ók voxegov ijxovxes etolv oï óiauagxóvxes x&v óö&v xaxci xr)v %&qav ènlavrjbhjoav ovs, biadt) fjuéoa èyévsxo, ol bxnrjs x&v 2vgaxoolcov negieXdoavxes öiétpfteigav. 45. Tfj ó' vozepaiq ol ukv 2voax6oioi dvo xgonaïa ïoxr\oav, Ini xe xaïs 'Enmoixüs fl rj npóopaois xai xaxd xó xcogiov jj ol Boicoxoi dvxioxrjoav, ol ó' 'Ab^vaïoi xovs vexgobs vnoonóvöovs Ixouioavxo. dnéêavov ók ovx óllyoi avx&v xe xal x&v k~vLiudxarv, SnXa uévxoi ëxi nXeia» ij xaxd xobs vexgobs Htjcpv^rj- ol ydg xaxd x&v xgrjuv&v ptao&ivxes akXeoêai yjilol ol fikv dncblovxo, ol ó' êocó&rjoav. 82 46. Meid dk xovxo ol /tkv Svgaxóaioi cbe inl dngoaöoxfjxcp ebngayla ndliv av dvaggcoa&évxee, cboneg xal ngóxegov, ie ukv 'Axgdyavxa oxaoidCovxa névxe xal déxa vavol Sixavóv dnêoxeiXav, öncoe inaydyoixo Trjv nóXiv, el dvvaixo' róXmnoe dk xaxa yrjv ie xr)v aXXrjv 2ixsXlav cp%exo av'&ie, d^cov oxgaxidv tri, óe iv IXnldi cov xal xd xelvri xcov 'Afhjvalcov algtjoeiv plq,, ineidt) xd iv xaïe 'EmnoXaïe ovx co évvépx). 47. 01 dk xcov 'A{h)valcov oxgaxrjyol iv xovxcp ipovleóovxo ngóe xe xrjv yeyevrjfiévrjv tvfupogdv xal ngóe xfjv nagovoav iv xcp oxgaxonéöco xaxd ndvxa Aggcooxiav. xoïe xe ydg èmxetgfjuaoiv lógcov ov xazog&ovvxee xal xobe oxgaxióxae dy&ouévoiie^ xfj uovfj. vóocp xe ydg iniê£ovxo xax' ducpóxega, xrje xe cogae xov êviavxov xavrrje oborje iv fj do{re\fivoiv av&gconoi udXtoxa, xal xó %coglov Afta kv c5 ioxgaxoneóebovxo IX&dte xal vaktnóv t)v xd xe AXXa 8xt dvthxioxóxaxa avxoïe icpalvexo. xcp ovv Arjiiooêévei obx iöóxei ëxi xgfjvai fievetv, dXX' aneg xal óiavorj&els le xde 'Emnoi.de diextvdvvevosv, ineidr) lotpaXro, dmévai bprjcplCexo xal fit) diaxgipeiv, Icoe kxt xó néXayoe olóv xe negaiovodai xal tov oxgaxevuaxoe xaïe yovv eneXêovoate vavol xgaxeïv. xal xjj nóiet cbcpekiuwxeoov Icprj elvai ngóe xove tv xjj Xcógct acpStv tmxuxl£ovTae xóv nóXefiov noieïo&ai fj Zvgaxoolove> ode obxéxi g^óiov elvai x^Q^oaoéac ovd' av &XXcoe Xgrj/iaxa noXXd danavcovxae elxöe elvat ngooxa&rjo&ai. bij het aantal dooden verwachten kon, buit gemaakt, want degenen, die gedwongen werden zonder wapenrusting van de steilten af te springen, kwamen niet allen om, maar sommigen brachten er het leven af. 46. Toen hierna de Surakosiërs begrijpelijker-wijs door het onverwacht welslagen even als ook reeds een vorige keer waren opgeleefd, zonden zij Sikanos met vijftien schepen uit om Akragas, dat in burger-oorlog was, zoo mogelijk voor hen te winnen; Gulippos ging weer over land naar het overig Sikelia om nog meer troepen te krijgen, want, daar het op de Epipolai zoo goed was afgeloopen, koesterde hij de hoop dat hij ook de muren der Atheners stormenderhand zou kunnen innemen. 47. Op dat pas beraadslaagden de Atheensche bevelhebbers wat te doen na de geleden nederlaag en bij de bestaande algemeene verslagenheid in het kamp. Immers ze zagen dat ze met hun ondernemingen geen voorspoed hadden en dat de soldaten neergedrukt waren door het langer verblijf. Want niet alleen werden ze door ziekte gekweld, die voortkwam uit twee oorzaken: de tijd van het jaar was die, waarin de menschen het meest ziek zijn en de plaats, waar ze kampeerden, was moerassig en ongezond, maar de geheele toestand kwam hun voor zoo hopeloos mogelijk te zijn. TXemosthenes vond dus dat men niet meer moest blijven, maar hij gat zijn stem overeenlSmistig zijn voornemen, waarmee hij den aanval op de Epipolai gewaagd had, namelijk om, als die mislukt was, weg^te gaan en den tijd niet te laten verstrijken, waarin het nog mogelijk was om de zee over te steken en althans met het versche gedeelte van de strijdmacht, de pas-aangekomen schepen, de overwinning te behalen. Ook zeide hij dat het voor de stad nuttiger was te vechten Troepenwervingen. 47—49 Beraadslagingender Ath. strategen. 83 84 xal 6 ukv Arjuoo&évrji; xoiavxa iylyvcooxev' ó ók Ntxlas êvóutCe ukv xal aixös nóvtjga ocp&v td ngdyuaxa eïvat, xcp dk Xóycp ovx êfiovXexo avxd dodivrj inodetxvvvai, oid' êucpav&s otpae ynjtpttofiêvovs uexd noXX&v tijv iva%d>Qr}0iv toïe noXeuiois xatayyiXtove yiyveoêac la&etv ydg av, ónóte fiovXotvxo, xovxo notovvtee noXXcp t)oaov. td dé ti xal td xwv nóXtuüov, dep' wv inl nXéov r) ol SXXoi jjo&dveto avxcov, iXnldoe ti txi nageïxe novtjgóxega t&v ocpexêgwv ëoeoiïai, ijv xagxeg&oi ngooxad^iuevoi' igrjpAxwv ydg dnogiq aixois ixtgvx&oetv, aXXws xs xal bti nXéov r)dtj toie vnagypvaais vavol daXaoooxgaxovvrcov. xal i)v ydg ti xal iv tale Zvgaxovoais (iovXóuevov toïe'Adrjvalote td ngdyuaxa ivdovvai, inexrjgvxevexo cbe aixóv xal ovx eta dnavioxaoiïai. & êmoxdfievos tcp ukv Igycp kxi in' ducpóxega ixmv diaoxon&v dveïXe, tcp d' iutpaveï tóte Xóycp oix lept) dndljeiv ti)v axgatidv. ev ydg eidévai óxi 'Aih)vaïoi ocp&v xavxa oix AnoóêSovxai cóoxs ur) avx&v iprjcpioauévwv AneXdeïv. xal ydg oi toie aitois yjrjcpieïo'&al xe negl ocp&v avx&v xal xd ngdyuaxa dtoneg xal avxol óg&vxas xal oix dXXwv èmxturjoei Axovoavxae yv&oeo&ai, óXX' 1$ wv &v xie ei Xéyoov diapdXXoi, ix xovxwv avxovs neioeoêai. x&v xe . nagóvxwv oxgatiwx&v noXXovs xal xove nXelove ëcptj, oï vvv ' Bo&oiv cbe iv óeivoïs bvtee, ixeïoe dcpixouêvove t&vavtla fiot]oeodai cbe inö xQf]udxwv xaxangoöóvxee ol oxgaxrjyol dnfjX&ov. ovxovv (iovXeo&ai avxós ye èmoxduevos xde 'A&rjvaltov cpioeie inl aloxgq xe alxUf xal döixws in' 'Athjvalcov dnoXèo&ax uaXXov ij vnó x&v noXeuiwv, el del, xivdvvevoas xovxo navéïv Idtq. td te Svgaxooicw ëept) Suate ëxi ijoaw t&v ocpexêgwv elvac xal XQt)uaoi ydg aixois ^evoxgotpovvxae xal kv negl- 88 &vev 'Aftrjvalcov xprjcptouaxoe, dUA tgifieiv avxov, ëtpri XQVvai t) ie xrjv Qdxpov 6\vaaxó\vxae xovxo noieïv t) êe xr\v Kaxdvriv, o&ev xcp te ne£a~ inl nokkd xrje #e&oas intóvxee ftgêipovxai nogiïovvxee td x&v nokeuicov xal èxeivove fildyjovoi, taïe te. vavolv iv neldyei xal ovx tv oiEvo%tog'ui, fj ngög t&v noXefiiaiv fiailóv ioti, xove dy&vae noirjoovxai, dik' tv evgvvtogiq, tv td te trje iuneigtae %gr)oiua ocp&v êotai xal dvaxcogfjoete xal ênbiXove ovx ix j}ga%Éoe xal nsgiygdnxov óqucóuevo'i te xal xaxaigovxee ëlfovoiv. tó te ivunav ebteïv, ovóevl xgóncp ol ëcprj dgioxeiv iv tcp avxcp hi uéveiv, dXX' oxi td%iota rjdrj êEavioxaoftai %al ufj uéXXeiv. xal ó Evgvuêöcov avxcp xavxa ^vvrjyógevev. dvxikiyovxoe óè xov Nixlov oxvoe xie xal uêlXrjote iveyivexo xal aua inóvota iirj xi xal nkéov elöcoe ó Nixiae loxvglCrjxai. xal ol uèv 'Afhjvaïoi xoéxcp xcp xgójicp óieuêXXrjodv xe xal xaxd %cógav luevov. 50. 'O óè rvhnnoe xal ó 2ixavöe iv xovxcp nagrjaav ie xde Svgaxovoag, ó uèv Sixavöe diiagx&v xov Axgdyavxoe (iv IèXq ydg óvxoe avxov ëxi fj xoïe Zvgaxoótoie oxdoie tpiMa i£enenxóxei)' ó óè Tvhnnoe dlkrjv xe oxgaxidv noXlf/v ï%cov tjk&ev dnó xrje Zixeltae xal xove êx xrje nsXonovvrjoov xov fjgog iv xaïe óXxdotv ónXixae dnooxaXévxae, dtptxouivove dnó xrje Atfivrje ie Zekivovvta. dnevtvftévtee ydg ie Aiftórjv, xal 89 hij zich liet meesleepen door zijn nog grooter geworden vertrouwen op de vloot. Demosthenes daarentegen wilde van het voortzetten van het beleg gansch niets weten. Indien ze echter bepaald vonden dat zij het leger niet zonder volksbesluit van de Atheners mochten laten wegtrekken, maar dat zij de vijanden moesten uitputten, dan, zei hij, dat men toch moest opbreken joaar Thapsos of Katana en dit van daar uit doen, van waar ze met het leger voor hun mondkost het land tot op verren afstand konden afloopen, have en goed der vijanden plunderen en hun schade toebrengen en met de schepen gevechten konden leveren in volle zee en niet in nauw vaarwater, wat in het voordeel der vijanden zou zijn, maar in ruim vaarwater, waar zij nut zouden trekken van hun eigen bedrevenheid en gelegenheid hebben om zich terug te trekken en weer aan te vallen, en het uitvaren en landen niet tot een klein terrein beperkt zou zijn.'Alles samengenomen, zeide hij, dat hij er op geen manier vrede mee had langer op dezelfde plaats te blijven, ma.a£ dat zij tem spoedigste moesten opbreken en niet talmen. Eurumedoon ondersteunde deze.woorden. Maar toen Nikias zich toch bleef verzetten, kwam er een aarzeling en besluiteloosheid over hen en tevens een vermoeden dat Nikias zich zoo warm maakte omdat hij er wel wat meer van wist. Op deze manier kwamen de Atheners niet tot een besluit en bleven ze op de plaats. 50. Op dat pas verschenen Gulippos en Sikanos. te Surakousai, Sikanos zonder dat het hem gelukt was Akragas te winnen [want terwijl hij zich nog in Gela ophield, was de Surakousisch-gezinde partij uit de stad verbannen], Gulippos daarentegen kwam niet alleen met een talrijk leger uit Sikeha, maar ook met de hophten, die in het voorjaar op vrachtschepen uit de Peloponnesos waren uitgezonden 9 Maart Aftocht uitgesteld 98 «ai tó axófia avxov öievoovvxo xXijoeiv, oncos fitjxéxi, firjd' el povXoivxo, Xd&oiev abxobs ol 'Abhjvaïoi ixnXevoavres. ov ydg negl tov avxol oco&fjvai iióvov ëxi xrjv êmuéXeiav ênoiovvxo, dXXd xal Sncoe ixelvove xcoXvoovoi, voui£ovxes, 8neg t)v, dnó xe xcbv nagóvxcov noXv ocp&v xa&vnégiega td ngdyuaxa elvai xal, el övvaivxo xgaxfjoai 'AfhjvatxDV te xal t&v Evfiii&xarv xal xatd yrjv xal xatd êdXaooav, xaXöv ocploiv ès xobs "EXXtjvas tÖ dyóvtojua tpaveur&ac tovs tb ydg dXXovs"EXXrjvag eb'dvs toiiff fikv iiev&egovo'&ai, tovs dè cpópov dnoXvBO&ai (ov ydg ixi övvaxrjv èoeo&ai xfjv bnóXomov 'A9t]va(a)v dvvapuv xöv vaxegov êneveyêtjoóuevov nóXeuov èveyxeïv), xal avxol óófavtss abx&v aïxioi eïvat vnó xe x&v dXXcov dv&gcóncov xal vnó t&v ënetxa noXv davfiaovyjoBodai. xal fjv dè aljios ó dy&v xatd tb tavta xal 8xi ovyl 'Aiïrjvaicov uóvcov negteylyvovxo, dXXd xal t&v aXXcov noXX&v §v fiudywv, xal obd' avxol ab ptóvot, dXXd xal uexd t&v £vfiPor]d,t]odvttov otplotv, fjyBUÓvBS te yevóuevoi uexd Kogtv&lcov xal Aaxeöaijuovlcov, xal xr)v ocpexégav nóltv êunagaovóvtes ngoxivövvevaat Te xal tov vavtixov uéya ngoxóxpavxes. I&vr} ydg nieïoxa öt) ênl fiiav nóXiv tavttjv evvrjlftB, nlfjv ye öt) xov £vunavxos 8%\ov tov èv xcpde tcp noXéuco ngós xfjv A&r/vaicov te nóXiv xal Aaxedaiuovlarv. 57. Toooide ydg êxdxegoi ênl StxeXla xe xal negl ZixeXlas, xoïs fikv svyxirjoófievoi irjv %&gav iX&óvxes, xoïs óè fvvdta» oóoovtbs, ênl Svgaxovaais ènoXéutjoav, ob xaxd dlxrjv xi uaXXov ovdè xaxd £vyyivstav fier' dXXrjXcov oxdvxes, dXX' cbg ixdaxois Ttjs èvvivxlas t) xaxd xó g~vutpégov ij dvdyxfl Sovev. 'Afrrjvatot fikv avxol "Icovbs inl Acogtas Zvgaxoolovs ixóvxBS fjX&ov, xal 99 vrees de haven rond en maakten het plan den mond van de haven te versperren, opdat de Atheners in het geheel niet meer onbemerkt de haven uit konden varen, als zij dat soms van plan waren. Want het was hun niet meer alleen te doen om zichzelf te behouden, maar ook om genen tegen te houden, in de meening, wat ook een feit was, dat na deze gebeurtenissen hun partij bepaald de winnende was, en dat, als zij in staat waren de Atheners en hun bondgenooten te land en ter zee te overwinnen, zij een schoonen eereprijs bij alle Hellenen zouden winnen, want dan werden de overige Hellenen deels dadelijk bevrijd, deels van hun vrees verlost, [immers de overgebleven macht der Atheners zou niet in staat zijn een daarna hun aangedanen oorlog te doorstaan] en inderdaad verdiende de strijd dien roem ook om de reeds opgenoemde redenen en omdat ze op het punt stonden niet de Atheners alleen te overwinnen, maar ook hun vele bondgenooten, en ook trokken ze weer niet alleen ten strijde, maar verzelschapt van degenen die hun te hulp waren gekomen; ook hadden zij met Korinthiërs en Lakedaimóniërs nu de hegemonie gekregen, hun eigen stad in de waagschaal gesteld en krachtig baan gebroken voor de ontwikkeling van hun zeewezen. Inderdaad nooit had één stad zooveel volken om zich vereenigd, afgezien van het heele tal van degenen, die zich in dezen oorlog bij de Atheners en Lakedaimóniërs hadden aangesloten. 57. Hier volgen de namen van de volken, die tegen of vóór Surakousai gevochten hebben. Aan-' den eenen kant om gezamentlijk meester te worden van Sikelia, aan den anderen kant om het samen te redden, vereenigd niet zoozeer wegens eenig beginsel van recht of door stamverwantschap, maar naar mate iedere staat in nauwere zelfvertrouwender Surakosiërs. 57—58. Opnoening der bondgenooten van weerszijden 100 avxoïe tfj aiifj cpcovfj xal vouifioie ëxi %Qcoiievoi Afjfivioi xal "I/ifioioi xal Alyivrjxai, oï xóxe Aïyivav elvpv, xal èxi 'Eoxiairje ol iv Evfioiq 'Eoxlatav oïxovvtee, anoixoi bvtee, £vveoxgdtevoav. x&v dè aXXcov ol fièv vnrjxooi, ol d' èaib ^vLifiaviag aitóvofuoi, eUtl dè xal oï fiw&ocpópoi evveoxgaxevov. xal t&v uèv inrjxócov xal cpópov inoxeX&v 'Egexpirje xal XaXxiörje xal Sxvgrje xal Kaqvaxiai dn' Evfioiae fjoav, duid dè vfjocov Keïoi xal "Avdgiot xal Tfjvioi, ix d' 'Icoviae MiXrjoioi xal 2duioi xal Xïoi. xovxcov Xtot ovx vnoxeXeïe 8vtse cpópov, vave dè naqiXovtee aitóvofioi (vvelnovto. xal tó nXeïaxov "Iarvee bvtee ovtoi n&vtee xal dat' 'A&r/valcov nXtjv Kagvoxltov (ovxoi ó' stol Aqvonee), vnrjxooi di1 bvxee xal dvdyxfl óucoe "Icovêe ye inl Acoqide fjxoXov&ovv. ngóe d avxoïe AloXrje, Mrj&v fivaiot uèv vavol xal ov cpÓQCp vnrjxooi, Tevédiot dè xal Aïvioi inoxeXeïe. ovxoi dèAloXrje AloXevoi toïe xxloaoi Boicotoïe xoïe fiexd Svgaxooiiov xax' dvdyxrjv ipidxovxo, ïlXaxairje ik xal avxixgve Boicoxol Boitoxoïe fióvot eïxóxcoe xaxd xó f^of. 'Pódioi dè xal Kv&rjgioi AcoQirje djucpóxeQOi, ol ukv Aaxedaiuov'icov dnotxoi, Kvêrjqiot, inl Aaxedaiuoviove xove &ua PoXhincp uexd 'Av^valcóv 8nXa icpegov, 'Pódioi dè, 'Agyeïoi yévoe, Svgaxooloie fikv Acogievoi, ïeXcpoie dè xal dno'ixoie iavx&v oioi, uexd 2vgaxoalcov oxpaxevofiêvotg, r)vayxd£ovxo noXefieïv. x&v xe neql üeXonóvvrjoov vrjoicox&v KecpaXXrjvee uèv xal Zaxvv&ioi avxóvouoi uèv, xaxd dè tó vrjoicoxixöv fiaXXov xaxetgyóuevot, 8ti ftaXdootje ixgdxovv 'A'&rjvaïoi, £vve(novxo' Kegxvgaïoi óè ov fióvov Acogirje dXXd xal Kogivftioi oatp&e inl KogivMove xe xal 2vgaxoalove, x&v fikv 83101x01 dvtee, t&v óè Ijvyyeveïe, dvdyxfl fikv ix tov eingenove, PovXtjaei dè xatd l^oc tó Kogiv<ov oix i)ooov evnovxo. xal ol Meoorjvioi vvv xaXoi/ievoi ix Navndxxov xal ix HvXov tóte in 'A&rjvaiwv ixouivrje ie xöv nóXefiov napeXrjcp&rjoav. xal èxi Meyapécov cpvyddee oi noXXol Meyagevoi SeXtvovvxloie oiai xaxd ^vpupogdv ifiAxovxo. x&v dè dXXcov ixoioioe udXXov rj oxgaxela iylyvexo fjórp 'Agyeïoi uèv ydg oi trje ivuuaXïae èvexa uaXXov fj trje Aaxedaifiovtoiv te l^ga? xal trje nagav- 101 verbinding met anderen raakte, hetzij op eigen voordeel uit, of door anderen gedwongen. De Atheners, die zeiven Joniërs zijn, richtten zich uit zich-zelf tegen de Dorische Surakosiërs en voor dezen tocht voegden zich bij hen deze volken met dezelfde taal en gebruiken als zij zeiven: de Lemniërs, Imbriërs en Aigineten, namelijk de toenmalige bewoners van Aigina, en ook nog de Hestiaiërs, die Hestiaia op Euboia bewonen en kolonisten van hen zijn. Van de andere volken waren er sommige hun onderhoorig en andere waren onafhankelijke bondgenooten; en ook waren er huurlingen bij het leger. Van de afhankelijke en schatplichtige waren de Eretriërs, Chalkidiërs, Sturiërs en Karustiërs uit Euboia afkomstig; van de Eilanden: de mannen van Keos, Andros en Tenos en uit Jonië die van Miletos, Samos en Chios. Van dezen waren de Chiërs. niet eigenlijk schatphchtig, maar zij verschaften schepen en gingen mee als onafhankelijke bondgenooten. Deze allen waren grootendeels Joniërs en afstammelingen van de Atheners^ behalve de Karus'tiërs [dezen zijn Druópen] en ofschoon ze afhankelijk waren en gedwongen mee-deden, waren het toch nog Joniërs, die mee op Doriërs afgingen. Behalve dezen waren er Aioliërs, namelijk de mannen van Methumna, die wel schepen maar geen schatting opbrengen, en die van Tenedos en Ainos, die wel schatplichtig zijn. Dit waren AióTïèrs, die gedwongen vochten tegen Aioliërs, hun stichters, namelijk de Boiotiërs, die aan den kant van Surakousai waren, maar van de Plataiërs, die zeer zeker ook Boiotiërs zijn, was het wegens hmTTrJandschap natuurlijk dat ze tegen Boiotiërs vochten. De Rodiërs en Kutheriërs waren beiden Doriërs en van hen droegen de eenen, kolonisten van de Lakedaimóniërs, de Kutheriërs, de wapenen aan de zij der Atheners tegen de Lakedaimóniërs, die onder Gulhppos streden, en de Rodiërs, afkomstig uit Argos, vochten gedwongen niet 102 xlxa exaoTot Idlas cbcpeiiag Amgtijg inl Aatgtae fiexd A&qvalcov 'Icóvcov f)xokoéb\yov, Mavxivrje dk xal aXXot 'Agxddoov uio&otpOQOi, inl xobe alel noXeuiovg otptoiv dnoöeixvvuévovg iévm dco&óxeg, xal tóte xobg uexd Kogivêicov êXêóvxag 'Agxddag obdkv rjoaov did xégóog f)yobfievoi noXemove, Kgijxee dk xal AhaiXol fuo&tp xal obxoi neio&èvxee' gwêftt] dk xoïs Kgrjol xt)v TtXav 'Podloig $~vyxxUiavxag ut) fir xoïe dnolxoig, dXX' inl xobe dnolxovg ixdvxae uexd uio&ov IXêeïv. xal 'Axagvdvtov xivke aua ukv xègdei, xd dk nXéov Ar/juooêévove tptXiq xal 'A&rjvalcov ebvola g~vuuaypi bvxee inexobgrjoav. xal otde /ih> xcp 'Iovlcp xóXncp ÓQiljóuEvoi' 'IxaXtcoxcdv dk Qovgioi xal Mexanóvxioi, iv xoiavxatg dvdyxate xóxe oxaoicoxtx&v xaigtov xaxeiXrj uuévoi, ivveoxgdxevov xal SixeXitoxtov Ndgioi xal Kaxavaïoi, pagpdgcov ók 'Eyeaxaïol xe, o'üieg intjydyovxo, xal ZixeXcov xó nXeov, xal xcov ll-co SvxeUag Tvgotjv&v xê xiveg xaxd diacpogdv 2vgaxooUov xal 'Idnvyeg [ua&otpógoi.. xoodóe ukv uexd 'A&rjvalcov f&vrj ioxgdxevov. 103 alleen tegen de Surakosiërs, die Doriërs zijn, maar ook tegen die van Gela, hun eigen kolonisten, die aan de zijde der Surakosiërs dienden. Van de bewoners der eilanden rondom de Peloponnesos volgden mede de Kephalleniërs en Zakunthiërs, die wel in naam onafhankelijk zijn, maar door het feit van eilanden te bewonen zich toch onder de macht der Atheners bevinden, omdat die meester op zee zijn; de Kerkuraigjjs waren niet alleen Doriërs maar zelfs Korinthiërs, die openlijk tegen Korinthiërs, van wie zij kolonisten en tegen de Surakosiërs, van wie zij verwanten waren, oorloogden, wel den schijn aannemend van daartoe gedwongen te zijn, maar inderdaad wegens hun vijandschap tegen de Korinthiërs zeer zeker volgens hun eigen verlangen. De nu zoogenaamde Mjjsseniërs uit Naupaktos en Pulos, dat toen onder de Atheners was, werden in den oorlog meegenomen. Ook nog waren er van de Megariërs eenige hoewel niet vele ballingen, die overeenkomstig het lot, dat hun getroffen had, meevochten tegen de Selinountiërs, die Megariërs waren. Van de anderen was het deelnemen aan den tocht eigenlijk al meer vrijwillig. Want de Argeiërs, zelf Doriërs, trokken met de Atheners, die Joniërs zijn, mede tegen Doriërs, ^niet zoo zeer wegens hun bondgenootschap als wegens hun vijandschap tegen de Lakedaimóniërs en het onmiddelijk voordeel voor ieder persoonlijk; de Mantineeërs en anderen van de Arkadiërs zooals zij altijd gewoon zijn, ook nu weer voor soldij tegen degenen, die hun als vijanden werden aangewezen en dus ook tegen de toen aan de zijde der Korinthiërs meestrijdende Arkadiërs, die zij nu, daar het om geld-verdienen ging, ook evenzeer als vijanden beschouwden; en dan Kretensers en Aitoliërs, die ook gingen, waar ze betaald werdenTDe Kretensers kwamen te staan voor het geval dat ze, hoewel ze met de Rodiërs deel hadden genomen aan de stichting van Gela, toch 104 58. 2vpaxooiotg dè dvtef}orjvxt]oav Kauapivaïoi uèv ouogoi bvtee xal rektpoi otxovvxee fier' avxove, ènuxa 'Axgayavxlvcov fiovva^óvxcov iv xcp In' ixetva löpvuévoi SeXivovvxioi. xai otde uèv xrje SixeUae xb ngbe Acfiinjv uégoe xexgaufiivov ve/tófievoi, 'Ifiegaïoi óè dnb xov ngbe xbv Tvgorjvatbv nóvxov fioglov, iv ol xai uivoi 'EXXrjveg olxovoiv ovxoi óè xal avxov uóvoi ipoff&tjoav. xal 'EXXtjnxd uèv ë&vtj xcov iv 2txeXlq xoodde, Acogirje xe xal avxóvouoi navxeg, £vvEfj,a%ovv, (iagfidgcov dè Jkxelol uóvoi oooi fit) dcpêoxaoav ngbe toie ' Aêrjvaiove' xcov d' è?to SixeXiae 'EXXrjvwv Aaxedaiuóvioi uèv f)yeu6va 2nagxidxrjv nagevóftevot, veodafiódsie dè xove SXXov? xal EïXtoxae, Kogiv&ioi dè, xal vavol xal ne£cp uóvoi nagayevé/tevot, xal Aevxddioi xal 'Aungaxicoxat xaxd tb l-vyyevte, ix dè'Agxadiae uto&ocpógoi inb KogivMcov dnooxaXevtte, Xa^ Sixvcbviot dvayxaatol oxgaxevovtee, xal xcov i£to UeXonovvfjoov Botcotol. ngbe óè toie IneXêóvxae xovxove ol ZixeXicoxai avxol nXrjêoe nXéov xatd ndvxa nagiovovto, axe ueydXae nóltie olxovvxee' xal ydg i°5 niet aan de zij van hun kolonisten, maar vrijwillig voor loon tegen hun kolonisten vochten. Ook gingen eenige Akarnanen als bondgenooten mee, wel-is-waar om geld te verdienen maar toch nog meer uit vriendschap voor Demosthenes en uit goede gezindheid jegens de Atheners. Deze allen kwamen uit landen aan de Jonische zee gelegen. Van de Italianen waren het de Thpuriërs en de Metapontiërs, die mede streden, daartoe gedwongen door den stand van hun politieke partijen en van de Sikelioten streden aan hun zijde die van Naxos en Katana, van de barbaren die van Egesta, die hen hadden ingeroepen, van de Sikehërs het meerendeel en van de volken buiten Sikeha somrnige.__Ejtrusken ten gevolge van een geschil met de Surakosiërs en ten slotte als huurlingen de Japugiërs. Hiermee zijn de volken, die aan de zijde der Atheners streden, opgenoemd. 58. Aan de andere zijde waren den Surakosiërs te hulp gekomen de mannen van Kamarina, hun ' riaDuren, die van Gela, die daar achter woflên, vervolgens voorbij het onzijdig gebleven gebied van Akragas, de daar gevestigde Sehnountiè/s. Dit zijn de volken, die het naar Afrika gekeerde deel van Sikelia bewonen. Maar van het aan de Turrheensche zee gelegen deel waren het alleen de mannen van Himera, die te hulp kwamen ; zij zijn trouwens de eenige Hellenen, die daar wonen. Dit waren de Helleensche volken uit Sikelia, die mee-deden, .allen Doriërs en onafhankelijk, maar van de barbaren alleen die Sikeliërs, die niet waren overgeloopen naar de Atheners. Van de Hellenen buiten Sikelia vooreerst de Lakedaimóniërs [zij hadden den opper-bevelhebber een Spartiaat uitgezonden] ; de overigen waren Neo-damoden en Hgjoien ; in de tweede plaats de Korinthiërs, de eenigen die zoowel met een vloot als metTeen landleger meededen; voorts ónkïzai noXXol xal vfjes xal ïhnoi xal dXXos SuiXos ftcp&ovos ^vveXèyr}. xal ngós anavxas av&is &s ebxéïv xove aXXovs Zvgaxóaioi aixol nXela> inogloavxo öid uiye&ós xe nóXeats xal tni iv ueylaxcp xivövvcp tjoav. 59. xal al uèv êxaxigtov imxovglai xooalóe SvveXéyrjoav, xal xóxe rjórj naoai dutpoxégois nagijaav xal ovxéxi ovöèv ovöexigois ènrjX&ev. 01 ö' ovv Zvgaxóoioi xal ol ^iuuavoi elxóxcot ivóutoav xaXöv dyóvioua otploiv eïvai ênl xfj yeyevrjuévrj vlxf] xrjs vavuaylas iXeïv te tó oxgaxónedov &nav t&v 'Aörjvalwv, xooovxov ov, xal uijöè xatV ëtega avtovs, urjte ötd êaXdoorjs ufjte tcf neCqJ, óiatpvyeïv. èxXflov ovv tóv te Xiuéva evêvs xöv uéyav, k"xovta tó otóua oxxw oxaöicov uahoxa, xgifjgeai nXayims xal nXolois xal dxdxois In' &yxvg&v igui£ovtes, xal tdXXa, fjv êti vavuaXeïv ol 'A&r]vdioi toXufjoooot, nageoxevd&vto, xal öMyov ovdèv ie obóèv inevóovv. 60. toïs óè 'Athjvalois trjv te dnóxXrjOw ég&oi xal xt)v aXXrjv öidvoiav avx&v aloftouivois povlevxêa ióóxei. xal £vveXiróvtee of te atgatfjyol xal ol xa^tagxot ngós tijv nagovoav dnoglav x&v xe &XXcov xal Sxi td inatjöeia ovxe aitlxa foi Io6 107 Leukadiërs en Amprakioten, krachtens hun stamverwantschap ; uit Arkadia huurlingen door de Korinthiërs uitgezonden ; Sikuoniërs1), die gedwongen werden mee te gaan en ten slotte van de volken buiten de Peloponnesos de Boioüërs. Vergeleken met dezen, die er van buiten bij waren gekomen, verschaften de Sikelioten2) zelf het grootste aandeel van alles, immers zij bewoonden groote steden en een onbekrompen aantal hopliten en schepen en paarden en wat er verder bij hoort was dan ook door hen bij eengebracht. In vergelijking van allen hadden de Surakosiërs zelf het meeste opgebracht. Want zij hadden de grootste stad en waren het meest in gevaar. 59. Zoo groote legers waren van weerszijde samengebracht en nu waren reeds allen aan beide zijden aanwezig, en bij geen van beide is iets meer bij gekomen. Terecht meenden de Surakosiërs en hun bondgenooten dat het een schoone kampprijs voor hen zou zijn na de reeds behaalde overwinning in den zeeslag, als ze de gansche legermacht der Atheners, die zoo groot was, konden meester worden en als dezen op geen van beide manieren noch over zee noch met hun landmacht zouden ontsnappen. Zij gingen dus terstond den mond van de groote haven, ten naasten bij acht stadiën a) breed, sluiten door triëren, vrachtschepen en kleinere vaartuigen dwars er voor te laten ankeren en ze troffen alle mogelijke andere maatregelen voor het geval dat de Atheners het nog eens zouden wagen een zeeslag te leveren, en niets was klein van al wat ze beraamden. 60. Op het zien van deze insluiting en bij het 1) Zie V. 81. 2) Algemeene naam voor de Hellenen op Sikelia. 3) 8 stadiën = ongeveer 1200 Meter. 59-60. Voorbereidingenroor den beslissenden slag. io8 etyov (ngonê/iyjavxes ydg is Kaxdvrjv ós ixnXevoó/ievoi dneïnov [lij indyeiv) ovxe xó Xomóv euelXov Ifetr, el fitj vavxgattjoovoiv, IpovXevoavto xd fikv xelvt] xd avco ixXmeïv, ngós ók avxaïg xaïs vavolv ónokapóvxes Siaxeiyjouaxi baov olóv xe i\d%ioxov xoïs xe oxeveoi xal xoïs do&evêotv ixavóv yevéo&ai, xovxo fikv xpgovgeèv, dnó dk xov dllov neCov tds vavs dndoas, ooai fjoav xal ówaxal xal dnloóxegai, ndvxa xtvd lopifidtovies nXrfg&oai, xal ótavav/iaxfjoavxes, fjv fikv vix&aiv, is Kaxdvrjv xofüCeoöat, fjv ók ut), ifingrjoavxes xds vaVs ne£fj fvvtafd/wvo* dnoxcogeïv f) b\v tdxioxa fiéXXcoai xivos ^coofow fj PagPagixov fj 'EXXyvutov cpMov dvttXfjvjeo&ai. xal ol ukv, ós ióogev aitoïs tavta, xal inoltjoav ix te ydg t&v dvco tetx&v vnoxatiprjoav xal tds vavs inXtjgcooav ndoag, dvayxdoavtes iopalveiv Soxis xal Sncooovv iöóxei tjXixlas uetêxcov èmxrjöeiog elvai. xal ^vvenXrjgcódrjoav vrjee al naoat óêxa (i&Xiota xal ixaxóv' xo^óxas xe in' avxds noXXobs xal dxovxioxds t&v te 'Axagvdvaw xal t&v &XXcov ioepipa^ov xal tiXXa ós olóv x' fjv lf dvayxalov te xal toiavxtjs diavolas inogioavxo. ó ók Nixlas, inetótj xd noXXd êxoïua fjv, óg&v xal xoiis otgauótas tcp te nagd tó elar&ös noXb taïs vavol xgaxrj&rjvai d&vuovvxae xal öid xrjv x&v inixrjöelcov ondvtv ós xd%uria povXo/têvovs öiaxtvóvveóeiv, l-vyxaXeoas anavxas nagtxeXetioaxó te ng&tov xal e"Xe(e toidöe. xog ontwaren van die andere plannen oordeelden de Atheners een krijgsraad dringend noodig. De opper- en onderbevelhebbers kwamen bijeen en dezen besloten de hooger-op gelegen muren te verlaten met het oog op den ganschen ontredderden toestand en inzonderheid om het gebrek aan levensmiddelen, dat niet alleen oogenblikkelijk was, [in het voornemen om weg te varen hadden ze naar Katana de boodschap gestuurd om den verderen toevoer te staken] maar ook in het vervolg zou aanhouden, tenzij ze meester van de zee werden ; vervolgens dicht bij de schepen zeiven een zoo klein mogelijke ruimte voldoende voor bagage en zieken met een tusschen-muur af te sluiten; ih die ruimte een bezetting te leggen, maar de manschappen van het overige landleger allen in te schepen, en zóó al de schepen zoowel de goede als de minder-zee-waardige te bemannen. Dan wilden ze een zeeslag leveren; in het geval dat ze het wonnen, Katana zien te bereiken en in het tegenovergestelde geval hun schepen in brand steken en in, slag-orde over land .af trekken langs den kortst mogelijken weg, waarop ze het een of ander bevriende punt het zij barbaarsch of Helleensch zouden kunnen bereiken. Zij besloten hiertoe en gingen tot de uitvoering over. Zij trokken zich terug uit de hooger-gelegen belegerings-werken en bemanden al de schepen, iedereen dwingend aan boord te gaan, die er maar eenigszins den geschikten leeftijd voor had. In het geheel werden er ongeveer honderd en tien schepen bemand. Er waren op de schepen ook vele boogschutters van de Akarnanen en de andere vreemdelingen en voor het overige waren zij van alles voorzien, voor zoo ver dit mogelijk was bij een dergelijk wanhopig besluit. Toen alles klaar was en Nikias zag dat de soldaten wel-is-waar moedeloos waren, door dat ze heel anders dan ze tot nog toe gewoon waren zulk een zwaren nederlaag geleden hadden, IIO 61. "Avdgee otQaxi&xai 'Athjvalcov xe xal xcov &XXa>v fviiiiaycav, ó pèv dycov ó uéXXcov óuolcoe xoivöe anaoiv ioxai negl xe ocoxrjglae xal naxglöoe êxdoxoie ovy rjooov ij xoïs noXepdoie' fjv ydg xpaxrjotouEv vvv xaïe vavolv, ïoxi xcp xrjv vndgypvodv nov olxeiav nóXiv imöeïv. d&vfteïv dè ov %grj oidè ndoxeiv öjteq ol dneigóxaxoi xcov dviïg&ncov, oï xoïe ng&xoie dy&oi ocpaXévxee ëneixa dtd navxóe xt)v iXniöa xov tpóflov ó/uolav xaïe £v/j.cpopaïe k"%ovoiv. dXX1 dooi xe 'Avhjvalcov ndgeoxe, noXX&v rjdt] noXéucov tpmeiQOi Svxee, xal dooi xcov fvuuaycov, £voxgaXEvóuevoi vist, fxvf)o'&rjXE xcov èv xoïe noXépoie nagaXóycov, xal xd xrje xvvrje x&v peiï' rjucov IXnloavxee oxrjvai xal cbe dvauayovuEvoi a£tcoe xovöe xov nXrj&ove, Soov avxol ipt&v avxcov ëcpogaxe, nagaoxevd^eo'&e. 62. S dè dgcoyd ivelöouev inl xfj xov Xiptvoe oxsvóxrjxi node xöv uéXXovxa SyXov x&v ve&v iosoiïai xal ngóe xrjv ixelvcav inl t&v xaxaoxgcoudxcov nagaoxevrjv, oïe ngóxegov IfiXanxóuEvxa, ndvxa xal rjuïv vvv ix x&v nagóvxcov fiexd x&v xv^Egvr]x&v ÈoxEfiiiÉva fjxoiuaoxai. xal ydg xo£óiai noXXol xal dxovttoxal impfjoovtai xal óvXoe co vavp.ayi.av uèv uoiovuevoi iv neXdyei ovx av i%gópie&a öid xó fJXdnxeiv dv xó xrje imoxrjurje xfj (ragvxrjxi x&v ve&v, iv óè xfj Iv&dós tjvayxaouivrj dnó x&v ve&v Jietouayiq ngóocpoga ioxai. rjëgrjxai ö' rjuïv 8oa ■ Xdh dvxivavnrjyeïa&ai, xal ngóe xde x&v incoxldcov aixoïe navy- III maar toch wegens de schaarschte aan levensmiddelen zoo snel mogelijk de kans wilden wagen, riep hij allen te zamen en sprak hun eerst moed in met de volgende redevoering: 61. „Krijgers der Atheners en der bondgenooten, de strijd, die vóór ons ligt, voor ons allen van even groot belang, geldt voor ieder onzer even goed als voor de vijanden het eigen leven en het vaderland; want als wij nu met de schepen overwinnen, zal nog menigeen het geluk hebben zijn vaderstad, waar die dan ook zijn moge, terug te zien. Maar moedeloos moet ge niet zijn en niet in een toestand geraken van onervaren menschen, die als zij de eerste slagen verloren hebben, niets beters meer kunnen verwachten dan de rampen, die ze al geleden hebben. Maar gij, Atheners, die hier zijt en die reeds ervaring van vele oorlogen hebt, en gij bondgenooten, die al telkens met ons medegestreden hebt, denkt aan al de onverwachte kansen van den oorlog en maakt uw toebereidselen in de hoop dat het geluk nu ook eens aan onzen kant zal komen te staan en in het vertrouwen dat gij de krijgskans nog wel eens zult doen keeren op een manier dit groote aantal, dat gij hier vóór u ziet, waardig. 62. ,,Nu is door ons in overleg met de stuurlieden en met de ons ten dienste staande middelen alles in gereedheid gebracht, wat we maar konden denken dat ons nuttig zou zijn bij de engte van de haven tegen het gedrang der schepen, dat verwacht kan worden, en tegen hun inrichting op de dekken, allebei oorzaken van zoo groote schade voor ons. Ook zullen er veel boogschutters en speerwerpers aan boord gaan en zulk een troepen-macht, waarvan we bij een slag in volle zee geen nut zouden hebben, daar ze door de zware belasting der schepen de juiste 61—64. Redevoering van Nikias. 112 trjtas, o5neg dr) uAXwxa IpXanxóue&a, xeig&v oiötjq&v imfioXai, ciï ayJ]oovai xijv ndXiv dvdxgovoiv xrjs ngooneoovorjs vetos, ijv xd bil xovxois ol èmfidzai vnovgy&oiv. ês xovxo yag dij rjvayxdoue&a cboxe ne£oua%eiv dnb xcov ve&v, xal xb firjxe avxovs dvaxgoveö'&ai firjx' ixelvovs iav tbtpêXtuov tpalvetai, aXXcos xe xal xrjs yrjs nXijv ëoov av ó ne£ös rjfx&v biivfl noXepdas ovorjs- 63. tov XQ^I ueuvrj/uévovs diaudxeoftai ooov &v dvvrjods, xal ur) i^to&eïoiJai is avxfjv, dXXd gvuneoovorjs vrjl veto; ur) ngótegov iftovv dnoXveo&ai ij xovs dnb xov noXeuiov xaxaoxgópaxos ónXlxas dnag&Stfte. xal xavxa xoïs ónXixais ov% rjooov x&v vavx&v nagaxeXevouai, ooco x&v &var&ev uaXXov tb ëgyov xovxo' vndgxei d' rjuïv èti vvv ye té nXeico xcp net,cp imxgaxeïv. xols dè vavxais nagaiv& xal iv xtö avxcp xtpde xal dkofiai ui) ixnenXrjx&ai xe xaïs ivutpogats Syav, trjv te nagaoxevijv dnb x&v xaxaoxgcoudxcov fieXxico vvv ëyovzas xal tds vavs nXelove, ixeivrjv te xr)v fjöovr)v iv&vjueïoêai ós dfia ioxl óiaocóoaofiai, oï xécos 'Aêrjvaïoi voui^óuevoi, xal ur) övxes, rju&v xrjs xe tptovrjs xfj êmoxrjur] xal t&v xgóntov tfj uiurjoei i&avud^eo&e xatd tijv 'EXXdöa, xal trjs dgxrjs trjs fjuexégas obx IXaooov xatd tb ótpeXeïo&ai, is xe xb tpofSegöv toïs bntjxóois xal tb pit) döixeïo'&ai, pexeiXexe. cooxe xoivtovol uóvot êXev&égcos tfpiïv trjs dgxijs ovtes dixaióoax' abxr)v vvv pij xaxangoöiöóvai, xaxacpgovrjoavxes dè Kogiv<ov te, o&s noXXdxts vevixrjxaxe, xal 2ixeXttox&v, cov obd' dvttotrjvai ovóels uitoefening van onze bedrevenheid in den weg zou'staan, maar die bij het landgevecht op de schepen, waartoe we hier gedwongen zijn, in ons belang zal wezen. Door ons zijn tegen hunne maatregelen allerlei handgrepen van scheepsbouw bedacht; ook tegen de dikte van hun stormrammen, waardoor wij allermeest geschaad werden, hebben we ijzeren enterhaken uitgevonden, die het op ons geloopen schip verhinderen zullen zich weer terug te trekken, indien ten minste de schepelingen de daartoe noodige hulp geven. Want daartoe zijn we gedwongen namelijk, tot het leveren van een landslag op drischepeT'ên het" schijnt evenmin nuttig dat wij zelf ons weer los trekken' als dat wij hen zich weer laten los-trekken, vooral daar de kust overal behalve daar, waar ons landleger haar in beslag heeft genomen, ons vijandig is. 63. „Vergeet dit geen oogenblik en vecht uit alle macht tot het uiterste en laat u niet aan land dringen, maar als uw schip aan een ander is vast geraakt, stelt er dan uw eer in er niet van los te komen al-eer gij de hopliten van het vijandig dek hebt af gebeukt. Dit is een raad, dien ik vooral aan de hopliten geef, meer dan aan de roeiers, want dit is een taak, die vooral neerkomt op de menschen aan dek. Ook nu bestaat voor ons groote kans om het te winnen, vooral met het landleger. Mijn raad en tegelijk mijn verzoek aan de zeelieden is om zich niet te zeer door de tegenslagen van hun stuk te laten brengen, daar ge toch nu een betere inrichting op de dekken en grooter. aantal schepen hebt, en in het oog te houden, hoezeer het de moeite waard is dat gevoel van trots te bewaren van mannen die tot dusver, hoewel gij het niet waart, voor Atheners gehouden werdt, en door het gebruik van onze taal en het nabootsen van onze manieren door gansch Hellas bewonderd werdt, en evenzeer als wij zelf dit genot 8 113 Itoc rjxuafc id vavtixov fjuïv fjl-iwoev, duvvao&e avtove xai deif-ate ou xal uet' dofteveiag xai £vucpogcov fj vuetêga imoxrjurj xgeioooiv latlv êtégag evtvxovorjg gófxrjg. 64. tovs te 'A&rjvalovg vu&v ndXiv ai xal tdde inouifjvfioxoj, ou oite vavg èv toïg vsooooixoig dXXag óitotas taïoie ovte ónXii&v rjXtxiav ineXbteze, eï te $vupt]oeiai u &XXo f) td xqaieïv vuiv, tovg te iv&dde. noXeuiovg evévg in' èxeïva nXevoovuévovg xal tovg ixeï inoXoktovs fjucov ddvvdtovg loouèvove tovg te aitov xal tovg ineX&óvtag duvvao&ai. xal oi fièv &v inö Svoaxooioig ei&vg yiyvoto&e, olg abtol ïote oïq yvmuyj infjX&exe, ol dè ixeï vnó Aaxedoiuovloig. diote iv èvl tcöde vttèq dutpotégtov dycdvi xadeottoteg xagtegr)oate, eateg noté, xal êv&vueïoêe xaff1 êxdotovg te xal (vunavteg du ol iv taïg vavolv iutov vvv ioóuevoi xal ne£ol toïs 'Avhjvaloig elol xal vijeg xal vnóXomog nóXig xal tó uéya övoua tarv 'Av^rjvtov, negl chv, eï tig ti êtegog ixêgov ngocpégei f) imoirjfj.fi f) evyjvxta, oix &v iv &XXq> uaUov xaigqJ dnoósiSduevog aitóg te aitq~ tbtpêk/Aog yévoito xal toïg lêvftnaoi oomjgiog. 65. 'O uèv Nixiag tooavta nagaxtXevoduevog ei&ig ixêXeve nXrjgovv tdg vavg. tcp dè TvXlnncp xal toïg 2vgaxooloig nagrjv uèv alo&dveo&ai, ógioot xal aiiijv tijv nagaoxevf)v, Su vavua- 114 "5 hadt van onze heerschappij dat ge door onze onderHoorigen ontzien en niet verongelijkt werdt. Het komt dus hierop neer dat gij, die de eenige vrije deelhebbers aan onze heerschappij zijt, van uzelf moet vergen dat ge haar nu niet prijs geeft maar, de Korinthiërs minachtend, die ge dikwijls overwonnen hebt en ook de Sikeliërs, van wie niemand tegen u dorst optreden zoo lang uw zeemacht bloeide, u tegen hen weert en toont dat ook te midden van ziekte en rampen uw ervaring het wint van de kracht van anderen, die in goeden doen zijn. 64. De Atheners onder u echter herinner ik hieraan: gij hebt niet nog weer eens zulke schepen in de dokken en geen hopliten in de kracht van hun jaren thuis gelaten en mocht u hier iets anders gebeuren als overwinnen, dan zouden de vijanden van hier onmiddellijk ginds heen varen en degenen van ons, die thuis zijn gebleven, zullen niet in staat zijn zich te verweren tegen de vijanden, die er al zijn en die er nog zullen komen; gij hier komt terstond onder Surakosiërs — en ge weet met welke plannen gij hen hebt aangevallen — en zij daar onder Lakedaimóniërs Zoo ooit, houdt dus nu stand in dezen éénen strijd, waarin over hen en over u wordt beslist. Weest man voor man en allen tezamen er van doordrongen dat gij, die nu op de schepen zult zijn, te zamen uitmaakt landleger, vloot, de overige stad en den grooten naam van Athene en dat nooit weer een oogenblik zal komen, waarop ieder door wedijver in bekwaamheid en geestkracht zichzelf zoo zeer kan baten en het gansche vaderland redden". 65. Dit is de redevoering, welke Nikias hield om zijn troepen moed in te spreken. Terstond na het houden er van liet hij zijn troepen aan boord gaan. Gulippos n6 rfioovoiv oi 'Afrrivaïoi, ngorjyyélv\] 6 avtoïe xal fj èmfSohj xcov oiöijqcov veig&v, xai ngóe te xóXXa i^rjgxvoavxo cbg êxaoxa xal ngbg xovxo' xdg ydg ngcpgae xal xfjg vecog avco inl noXv xaxefivgocooav, óncoe av anoXioddvoi xal fit) ïypi dvxiXafSr)v fj %elg êmpaXXouévtj. xal êneidt) ndvxa éxoïua rjv, nagexekevoavxo ixeivoie oï xe oxgaxrjyoi xal FvXinnoe xal iXe^av xoidde. 66. ,70xi uèv xaXd xb ngoeigyaouiva xal vnèg xaltöv t&v ueXXóvxcov 6 dycbv è'oxai, co Zvgaxóotoi xal £v/uuayoi, oï xe noXXol öoxeïxe rjuïv eldevai (ovdè ydg av ovxcoe avx&v ngo&vfitoe avxeXdfSeo&e), Jfcal eï tie ui] ênl 8oov bét fjo&i]xai, otjuavovuev. 'A&rjvatove ydg êg ti)v ycbgav xfjvóe iX&óvxae ng&xov uèv inl xfjg SixeXtae xaxaóovXcboet, énen', el xaxogdcóoeiav, xal xrje üeXonovvijoov xal xijg aXkrje 'EXXdóog, xal agyi]v tijv fjèt] ueylotriv x&v xe nglv 'EXXfjvcov xal x&v vvv xexxrjuèvove, ng&toi dv&gcbncov vnooxdvxeg tcp vavxixcp, cpneg ndvxa xatèayov, xdg /uèv vevixfjxate vavuayiag, xfjv ó' ix tov eixóxog vvv vixfjoexe. uvögeg ydg èneiódv co d£iovoi ngovyeiv xoXovo&&oi, xó yr vnóiomov aix&v trje óórtje dodevéoxegov avxb iavxov êoxiv ij el pwjcV córj&rjaav xó ng&xov, xal xcp nag iXniöa xov avyrjiiaxog otpaXXó/xevoi xal naga loyjbv xrjg óvvduecog ivöióóaoiv' o vvv 'Afrr/vaiove elxbg nenov&évai. ii7 en de Surakosiërs hadden zelf de toebereirhrlrn kiinnm zien en daaruit opgemaakt dat de Atheners plan hadden een zeeslag te leveren. Ook was hun het voornemen verklapt om met de enterhaken te manoeuvreeren ; daarom hadden ze vooral hiertegen hun maatregelen genomen. Ze hadden namelijk hun voorstevens en ook een groot stuk van het schip van de voorsteven hoogerop met huiden belegd opdat, als de enterhaak er op geworpen werd, hij geen vat zou krijgen maar uitglijden. Toen alles klaar was hielden ook bij dezen Gulippos en de siiajegen redevoeringen ter bemoediging en spraken het volgende. 66. „Schoon waren onze laatste wapenfeiten en schoon 66—68zullen de gevolgen zijn van dezen strijd, o Surakosiërs en ringe van bondgenooten, en de meesten van u zullen dit wel weten, Oulippos. naar het mij voorkomt, [want anders hadt gij hem niet met zoo veel vuur weer aangepakt] en mocht er iemand zijn, die het niet voldoende doorgrond heeft, voor hem zullen wij het aantoonen. Die Atheners, naar dit land gekomen, vooreerst om Sikelia en, bij welslagen, ook de Peloponnesos en het overige Hellas in slavernij te brengen, reeds nu in het bezit van eene grootere heerschappij dan ooit door Hellenen van voorheen of thans bezeten werd, hebt gij, het eerst van alle menschen hün weerstaan^ ter zee, w^aro^ijij^J^rschten, juist in de zee-slagen overwonnen en dus is er alle kans dat gij ze ook nu zult overwinnen. Want als mannen geknot worden in dat, wat ze hielden voor hun grootste kracht dan wordt het zelfvertrouwen in hun overige krachten ook zwakker dan het was en dit te meer naar mate zij er vroeger een grooteren dunk van hadden, en als ze dan in strijd met hun schitterendste verwachtingen tegenslag hebben, laten ze den moed zinken zelfs beneden het werkelijk peil van hun krachten. n8 67. fjutov ók xó xe indgxov ngóxegov, epneg xai dventoxfjpioves hi ovxe? dnexoXurjoapiev, fiefiaióxegov vvv, xai xrjs öoxfjoems ngooysyevrj/uévrjs avxcp xov xgaxioxovs elvai, ei xovs xgaxioxovs èvixrjoapiev, dmXaoia êxóoxov fj èXnis. xd dk noXXd ngós xds ênixeigijoeig fj fieyiaxri èXnis ueyioxrjv xai xfjv ngoïïvuiav nagéxexai. xd xe xfjs dvxi[Ufifjoecos avxcov xfjs nagaoxevfjs fjfi&v xcp ukv fjuexégco xgóncp ivvrj^thj té loxi xal ovx avdguooxoi ngós xfjv ixdoxrjv avxcov êoófie&a' oi ö', ènetddv noXXol ukv ónXïxai ênl x&v xaxaoxgeottdxcov nagd xó xa&eoxrjxós coat, noXXol dk xal éxovxioxal, %egoaïoi ós etneïv 'Axagvavês xe xal &XX01 Inl vavs dvafidvxes, oï oid' Sncos xa&eCoftévovs XQV tó (tiXos dtpeïvai eiqrjoovoi, n&s oi oepaXovoi xe xds vavs xal êv otpioiv avxoïs ndvxes oix èv xcp êavx&v xgóncp xtvovuevoi xagd£ovxai; ênel xal iep nXrj&ei x&v ve&v oix cbtpeXrjoovxai, eï xis xal xóde iu&v, oxi oix ïaais vavuaxrjoei, neepófirnac êv öXiycp ydg noXXal dgyóxegai ukv ès xó ögav xi cbv fiovXovxai ïoovxai, gqoxai dk is xó pXdnxeoöat dep' tov rjuïv nageoxeiaoxai. xó ö' dXrj&éoxaxov yv&xe, è£ chv fjueïs olóueüa oaep&s nenia&ai' inegfiaXXervxcov ydg avxoïs x&v xax&v xai fiia£óuevol vnó xrjs nagovorjs dnoglas is dnóvoiav xa&eoxrjxaoiv oi nagaoxevrje niaxei uaXXov ij xvxrjs dnoxivóvvevoai ovxtos Sncos óvvavxai, ïv' ij ftiaoduevoi ixnXeiocooiv ij xaxd yfjv uexd xovxo xfjv dnoXógrjOiv noi&vxai, ós x&v ye nagóvxcov oix av nqai-avxes X^Q0V- En ge kunt er wel op rekenen dat dit nu met de Atheners het geval is. J 67. „Wat vroeger reeds in ons was, waardoor wij, hoezeer ook nog zonder zelfbewustzijn, toch zoo stoutmoedig waren, is thans versterkt en nu daar nog bij is gekomen de verwachting dat wij de machtigsten zijn, zoo waarlijk als wij de machtigsten hebben overwonnen, is voor ieder onzer de hoop verdubbeld .En in de meeste gevallen geeft de krachtigste hoop de vereischte geestkracht voor ondernemingen. De door hen van ons nagevolgde verandering van hun krijgstuig is ons door onze eigen manier gansch gewoon en wij zullen tegen ieder van die niet zonder passende tegenweer zijn. Maar zij, wanneer veel meer hophten op de dekken zijn dan waarvoor plaats bestemd is, vele speerwerpers, landrotten om zoo te zeggen, Akarnanen en anderen, nu in zeedienst, die omdat ze moeten blijven zitten geen manier zullen vinden om hun schichten te werpen, hoe zullen ze dan, waar ze zich geen van allen op hun gewone manier kunnen bewegen een algemeene onderlinge verwarring en den ondergang der schepen kunnen vermijden ? Ook zullen zij niet gebaat worden door de talrijkheid van hun schepen, wat misschien de een of ander van u zou vreezen, omdat hij tegen een grooter aantal schepen zal hebben te vechtenjin een kleine ruimteV^ immers zal een groot aantal schepen minder geschikt zijn om iets uit te werken van wat ze wilden ; maar vatbaarder om geschaad te worden door de inrichting van onze schepen. En als ge de waarheid weten wilt, waarvan wij meenen goed op de hoogte te zijn; overweldigd door hun rampen heeft de ellende van hun toestand hen tot een wanhopig besluit gebracht en zij doen dit waagstuk niet uit vertrouwen op hun uitrusting, maar op de oorlogskans, om, 120 68. ngós ofiv dtaglav te toiaétrjv xal ivyi]v dvógcov êavtt)v naqaöeöcoxvïav noXejuicoidtcov ógyfj ngoouel£couev, xal vouiocouev Sua ukv vouiuótaxov elvai ngós tovs èvavtlovs oï av cos ênl nucogiq tov ngooneoóvtos öixaiöbotooiv dnonXrjoai trjs yvóur/s tó êvpovuevov, aua óè èx&govs duvvao&ai èyyevrjoóuevov rjuïv, xal tó Xeyóuevóv nov Ijóioxov eïvai. tbs óè lX&Qol xal è^vWroe, ndvtes ïote, oï ye Inl tr)v rjuetègav fjX&ov óovXoioóuevoi, èv c5, el xattóg&cooav, dvögdoi uèv &v td dXyiota ngooè&eoav, ncuol óè xal yvvaigl td dngenêatata, nóXti óè tfj ndor) ttjv aioxlotrjv ènlxXrjOiv. dvtV chv ur\ uaXaxio&rjvaï xiva noénei, urjöè tó dxivóvvcos dneXêeïv avtovs xêgóos vouioai. tovto ukv ydg, xal èdv xgatrjocooiv, óuoicos ögdoovoiv tó óè ngafdvtcov rjficöv êx tov eïxótos S fiovlóue&a tovoóe te xoXao&rjvai xal tfj ndof] 2ixeXia xagnovuévrj xal nglv êXev&egiav pefiaiotégav nagaóovvat, xaXós ó dyarv. xal xivóvvcov ovtoi onavubtatoi oï b\v èXdXiata èx tov otpaXrjvai fiXdmovtes nXeïota óid tó evivyrjoai cbcpeXcootv.'' 69. Kal ol uèv tcöv Hvgaxoolcov otgatrjyol xal rvXtnnos toiavta xal aitol toïs owetigois atgatiótais nagaxeXevoduevoi. dvtenXrjgovv tds vavs evMs ineiót) xal tovs 'A&rjvalovs fjo&dvovto. ó óè Ntxlas tinö tcov nagóvtcov IxnenXr/yuévos xal 121 als laatste redmiddel, hetzij een uittocht af te dwingen of na een zeegevecht, over land een goede heenkohist te zoeken, omdat hun toestand niet ellendiger kan worden dan hij al is. 68. „Laten wij, nu onze ergste vijanden in zulk een toestand van radeloosheid en wanhoop zijn, den strijd tegen hen aanbinden met allen hartstocht, overtuigd dat het tegenover tegenstanders niet alleen gewettigd is om tot bestraffing van aanvallers zijn wraak te koelen, daarbij tevens zich zijn vijanden van den hals te schuiven, wat ons zeker zal lukken, maar dat ook, zooals men zegt, de wraak zoet is. Want dat zij vijanden en de ergste vijanden zijn, weet gij, zij, die naar ons land zijn gekomen om ons in slavernij te brengen, waarin, als het hun gelukt was, zij den mannen de ergste straffen hadden bereid en de grootste schande aan kinderen en vrouwen en voor de gansche stad de smadelijkste betiteling. Daartegenover mogen wij niet teerhartig zijn en het niet toch al voor winst houden hen zonder slag of stoot te zien weg trekken. Want als zij ooit~-weéTr eemsjnacht krijgen, zullen zij weer op dezelfde wijze handelen. Maarals het ons vergaat zooals het zich nu laat aanzien, en we dus krijgen wat we wenschen, namelijk dat zij gestraft worden en dat wij voor gansch Sikelia de reeds genoten vrijheid bevestigen, dan zal dit een schoone kampprijs zijn. En van alle waagstukken zijn deze de zeldzaamste, die in geval van mislukken de minste schade en in geval van gelukken het grootste voordeel geven." 69. Hiermede spoorden ook de strategen'der Surakosiërs en Gulippos hun soldaten aan, vervolgens bemanden zij dadehjk de schepen, toen zij bemerkten dat de Atheners dit ook deden. 69-72. Laatste :eeslag. 122 ógcbv olos ó xlvövvos xai és êyyis fjörj, ineiór) xai ooov ovx ïueXXov dvdyeo&ai, xal vouloas, Sneg ndoypvoiv èv xoïs ueydXois dyéoi, ndvxa xs êgycp ïxi otplaiv ivöed eïvat xai Xóycp avxoïs ovnco Ixavd elgijoiïat, aifas x&v iqirjgÓLgxcov ^a êxaotov dvexdXei, natgódev xe ênovouóCcov xal avxovs óvouaoxl xai cpvXf)v, d£i&v xó xe xad' êavxóv, cp infjgxe Xaungóxtjxós xi, ut) ngoöiöóvai xiva xai xds naxgixds dgexds, chv êmtpaveïs fjoav ol ngóyovoi, ur) d der gemoederen : dat der ingezetenen in zijn overwinningskoorts dorstend naar nog grooter roem, dat der indringers beducht om in nog slechter toestand te geraken dan zij reeds waren. De Atheners immers hadden alles ingezet op hun schepen en zoo was hun vrees voor wat er gebeuren mocht met geen andere te vergelijken en door de ongelijkheid van hun standplaats hadden ze noodzakelijk ook een ongelijke kijk van het land op den zeeslag. Want doordat het schouwspel zoo nabij was en niet allen tegelijk naar hetzelfde punt keken, als dan sommigen gezien hadden dat de hunnen ergens wonnen, vatten zij moed en begaven zij zich tot het aanroepen der goden om hun niet de redding te onthouden ; degenen echter, die den blik gevest hadden op een deel, dat overwonnen werd, sloegen aan het weenen en schreeuwen en ze werden door den aanblik van wat geschiedde meer dan degenen, die zelf in den strijd waren, door wanhoop overmeesterd. Anderen weer, die naar een punt van het gevecht keken, waar de strijd in evenwicht stond, verkeerden in den erbarmelijksten toestand, daar ze door het lang onbeslist blijven van den kamp ook in overgroote bezorgdheid met hun lichamen zelf de wisselingen van hun stemming weergaven, want telkens voelden ze zich of bijna net ontsnapt, of omgekomen. In datzelfde leger der Atheners kon men zoolang de slag onbeslist was alles tegelijk hooren : geween en geschreeuw, overwinnaars en overwonnenen en alle veelsoortige kreten tot het slaken waarvan een groot leger in een groot gevaar kan worden geprest., 9 130 óteoxónovv. fjv te iv roJ nagavtlxa oióepuag ót) t&v £vunao&v IXdootov fxnXrj^ig. naganlfjoia te ènenóvfteaav xal ëögaoav avxol tv IIvXcp' óiaep'&ageia&v ydg t&v ve&v toïe Aaxeöaiuovioig ngooan&lXvvxo avtoïe xal ol iv tf) vfjoep eivógeg öiafiefitjxóxEg, xal tóte toïg 'A&tjvaioig dvéXmotov fjv tó xatd yfjv oa){rrjoeov\xi, ijv /lij ti naga ióyov yiyvrjtai. 72. revofiévr/e ó' lovpgag tijg vavuaviag xal noXk&v ve&v dfiipotigoig xal dv&g&na>v dnoXopuveov ol Zvgaxóatoi xal ol £v/iuavpt intxgatfjoavteg td te vavdyia xal tovg vexgove dvetXovto xal dnonXeéoavteg ngög tijv nóhv tgonaïov foxr/oav. ol ö' 'Athjvaïoi vnó ueyè&ovg t&v nagóvtmv xax&v vexg&v uèv nègi ij vavayieov ovóè inevóovv alxijoai dvalgeoiv, tijg óè vvxtög ifiovievovto eiïfivg dvavrngeïv. Atjuoo'&èvrjg óè Nixiq. ngooeX&cov yvóutjv inoieïxo nhjgóoavxag fti tdg Xomdg t&v ve&v f3idoaovxai, ijv óvveovxai, aua fep tóv fxnXovv, Xéycov oxi nXelovg fti al Gelijke aandoening ondergingen ook degenen, die op de schepen waren, totdat, toen de strijd lang geduurd had, de Surakosiërs en hun bon^gejaaoten de ^Atheners op de vlucht dreven en hen niet loslatend onder luid geschreeuw en onderlinge aanmoediging op schitterende manier aan land joegen. Toen dan zijn de mannen van de vlooi namelijk al"degenen, die niet op zee in 's vijands hand waren gevallen, de één hier, de ander daar aan land geraakt en naar het kamp gesneld, de mannen van het landleger, die toen niet meer in verschillende stemmingen waren, maar allen als uit één mond met gejammer en geweeklaag hun leed over het gebeurde uitten, zijn deels den schepen te hulp gekomen, anderdeels het overschot van den muur gaan bewaken; anderen echter en wel de meesten nog slechts op eigen lijfsbehoud bedacht, keken uit hoe voor zichzelf een goed heenkomen te vinden ; nooit was er grooter ontzetting geweest dan deze. Wel was wat de Lakedaimóniërs op Pulos ondervonden en gedaan hadden iets dergelijks, want toen de schepen der Lakedaimóniërs vernield waren, beteekende dat ook den ondergang voor de mannen, die naar het eiland waren overgestoken ; zóó was ook nu voor de Atheners alle kans verkeken om over land te ontkomen of er moest een wonder gebeuren. 72. Toen dan de Surakosiërs na dezen feilen zeeslag, waarbij veel schepen en mènschen aan beide zijcRa* waren verloren gegaan, het gewonnen hadden, haalden zij de wrakken en lijken op, voeren terug naar de stad en richtten een zegeteeken op. De Atheners echter dachten door den omvang van hun eigen ellende er niet aan verlof te vragen voor het ophalen van hun lijken en wrakken, maar zij wilden terstond bij nacht wegtrekken. Wel stelde Demosthenes) tot Nikias gegaan, dezen nog voor, de over- 131 132 Xovnat elot vijeg xorjoifiai otpioiv fj toïg noXeuioig' fjoav ydg xok fièv 'Afhjvalotg negiXotnot cbg èSrjxovxa, rok ö' Ivavrloig èXdooovg fj nevxrjxovxa. xal ivyxcogovvtog Ntxiov rfj yvcbfir/ xal PovXofievcov nXrjgovv avxcov ol vavtat oix rj&eXov iofiaiveiv ótd xb xatanenXfjx'&at xfj rjoorj xal fit) fiV èxi oïeo&at xgaxfjoai. xal ol ukv cbg xaxd yrjv avaxcogrjoovxeg fjótj Svfinavteg xfjv yvd>fir\v elxov. 73. 'Eguoxgdxtjg bè 6 Svgaxóotog inovofjoag avxcov xfjv ótdvotav xal vouloag ósivbv tlvai el xooavrrj oxgaxid xaxd yrjv anoycogyjoaaa xal xa&e£ouévr] noi xfjg ZtxeXïag PovXfjottat av&tg acpiai xbv nóXefiov noteïoftai, èorjyeïxat èXdcov rok êv xêXei ovoiv cbg oi XQeav dnoxcogfjoat xfjg vvxxög avxovg neguöeiv, Xêycov xavxa & xal avxcp êöóxei, dXXd ê^eh&óvxag fjórj ndvxa; 2vqaxootovg xal xoig £vjuudyovg xdg xe óóoig dnoixoóofifjoai xal td oxevónoga xcov x(oQ^(0v ngocp&doavxag cpvXdoaeiv. ol óè l-vveylyvcooxov ukv xal aixol oiX ffooov xavxa êxeivov xal êöóxei notrjxéa, eïvat, xoig óè dv&gcónovg &gxt aofiévovg dnó vavuaxtag xe fieydXrjg dvanenavfikvovg xal aua êogxrjg ovotjg (ërvxe ydg aixok 'HgaxXëï xavxrjv xfjv fjfiêgav iïvo'ia ovoa) oi öoxecv av óqdicog êêebjoat inaxovaaf vnó ydg xov negtyagovg xfjg vlxrjg ngög nóotv xexgdcf&ai xoig noXXovg êv xfj êogxfj, xal ndvxa fiaXXov èXniCetv av ocpcöv netöco'dat avxovg fj onXa Xapóvxag èv xcp nagóvxt IgeXdeïv. cbg óè tok ctgxovot xavxa Xoyt£ofiévotg icpalveto dnoga xal oixèxt ènev&ev avxovg ó 'Eguoxgatr/g, aitög ênl xovxotg xdös ut]%avdxai, óeóttbg fifj ol'Adtjvaïot xa&' fjovXlav ngocp&docoöiv êv xfj wxxl öieX&óvxeg xd xoxEvdoaivzo cbg ix z&v óvvax&v ol ozgaxi&zai Sxi ygrjoifi&xaxa, xal xd fikv SXXa ndvxa xataXméïv, ivaXaf3óvtes öi aixd Soa negl xó o&fia is öiaaav inrjg%ev inixrjótia atpogfiaod,ai. 2vgaxóoiot ók xal IiXmnos xtö fikv ne£cp ngoe(eXvxóvxEs xds xe óöovs xds xaxd tijv xóqav jj elxós ijv xovs 'Adtjvaiovs lévai dnetpagywoav xal x&v gü>ov xal noxau&v xds öiafidoEis IcpvXaaoov xal is vnoöoyijv xov oxgaxevfiaxos tos xcoXvoovxes f] iöóxEi Ixdooovxo' xaïs ók vavol ngoonXevoavxes xds vavs x&v 'Aêrjvaitov dnó xov alyiaXov dtpeïkxov ivtngtjoav öi tivas öiiyas, SoneQ dievot){hjoav, aixol ol 'Adtjvaïoi, xds cV aXXas xa& tjov%lav ovötvös xcoXvovxos cos êxdoxtjv noi ixnemcoxvïav dvaörjoduEvoi £xóiu£ov is xiiv nóXtv. 135 voerbaar voorkwam en Hermokrates ze niet meer er voor kon winnen, bedacht hij, uit vrees dat de Atheners hun gemakkelijk zouden kunnen vóór zijn om in den nacht de moeilijke punten voorbij te trekken, in de gegeven omstandigheden het volgende middeltje „er op. Hij zond, toen het donker werd, eenige van zijn eigen vertrouwden met ruiters naar het kamp der Atheners. Dezen reden tot zoo dicht bij dat men ze kon verstaan en riepen toen sommigen naar zich toe, onder voorgeven dat zij bevrienden der Atheners waren [want Nikias had eenige verklikkers, die hem op de hoogte hielden van de zaken in de stad] en ze verzochten aan Nikias te zeggen het leger 's nachts niet te laten wegtrekken, daar de Surakosiërs de wegen bewaakten, maar dat ze na de noodige voorbereidselen bij dag op hun gemak moesten wegtrekken. Na dit gezegd te hebben gingen ze weg en de anderen, die het gehoord hadden, brachten het aan de strategen over. 74. Ingevolge van die boodschap toefden dezen gedurende dien nacht, want ze meenden dat het geen bedrog was. Vervolgens daar ze nu eenmaal niet terstond waren opgebroken, besloten ze opdat de soldaten zoo goed als het ging de nuttigste dingen zouden kunnen inpakken ook den volgenden dag te blijven en dan met achterlaten van al het overige zich op weg te begeven met niets anders dan wat er nog voorradig was voor hun eigen eerste levensbehoeften. Maar de Surakosiërs onder Gulippos waren te land al te voren uitgetrokken. Zij versperden de wegen van de streek, waarlangs het waarschijnlijk was dat de Atheners zouden trekken, bewaakten de punten waar men de stroomen en rivieren kon overtrekken, en stelden zich op, om het leger af te wachten en tegen te houden, waar zij dat dienstig oordeelden. Te^jseewaren ze op de schepen der Atheners toggezeild en trokken die 74—81. □ezamen lijke terugtocht. 136 75. Mexd óè xovxo, èneióf) iöóxei xcp Nixlq xal xcp Arjuoo&évei Ixav&g nageoxevdodai, xal rj dvdoxaoig fjórj xov oxgaxevpiaxog xglxrj tjuégq dnó xfjg vavuaxtag Iyiyvexo. óeivóv ovv rjv ov xa&' êv uóvov xwv ngayuaxcov, Sxi xdg xe vavg dnoXcoXexóxeg ndoag dnevobgovv xal dvxl ueydXrjg êXniöog xal avxol xal aixol xal rj nóXtg xtvóvvevóvxeg, dXXd xal èv xfj dnoXetipet xov oxgaxonkóov £vvêf3aive xjj xe Srpei êxdoxcp dXyeivd xal xfj yv&utj aïo&Éoïïat. x&v xe ydg vexg&v dxdcpcov dvxcov, ónóxe xig ïóoi xivd x&v êntxrjóelcov xeiiievov, êg Xvnrjv uexd cpópov xa&loxaxo, xal ol Ccövxeg xaxaXemóptevoi xgavftaxiai xe xal dofteveïg noXv x&v xe&ve&xcov xoïg C&ot Xvnrjgóxegoi fjoav xal x&v dnoXcoXóxcov d&Xicóxegoi. ngóg ydg dvxiPoXiav xal óXocpvgfióv xganóuevoc èg anogiav xa&toxaoav, dyetv xe ocpag dg'iovvxes xal eva ëxaoxov èmpo&juevoi, eï xivd nov xig löoi ij ixalgcov ij olxeUov, x&v xe £voxfjvcov fjórj dnióvxcov ixxgeuavvvuevoi xal ênaxoXov&ovvxeg ig ooov óvvatvxo, eï xcp óè ngoXinoi fj Qtóuij xal xó o&ua, oix &vev óXlycov ênt&eiao/u&v xal oljucoyfjg dnoXemóuevoi, cooze ödxgvoi nav xó oxgdxevfta nXrjo&èv xal dnogla xoiavxrj ut) gqöicog dtpogudo&at, xabxeg èx noXeuiag re xal fielCco fj xaxd ódxgva xd /uèv nenov&óxag fjórj, xd óè negl x&v èv dcpaveï óeötótag ur) ndftatoiv. xaxfjcpeid xê xig aua xal xaxdjLieutpig ocp&v avx&v noXXf) fjv. oiöèv ydg ciXXo fj nóXei 'èxnenoXiogxrjLiivfj ècpxeoav inocpevyovojj, xal xavxrj oi o/Mxgtji' uvgidöeg ydg xov £bpaiavxog 8%Xov ovx iXdooovg xeoodgcov aua ènogevovxo. xal xovxcov oï xe aXXot ndvxeg Itpegov 8 xi xig ióvvaxo xal xó vgfjmpiov, xal ol ónXïxai xal ol Innrjg nagd xó elar&ög aixol xd ocpèxega avz&v otxta, ol uèv dnogiq. dxoXovvxcov, ol óè dnuftUf intjvxouoXfjxeaav ydg ndXai xe xal ol nXetoxoi 142 xw&êvxee oco&eïxe, xal fjv vvv biacpvyrjxe xovs noXeuiove, oï xe aXXoi xev£ófievoi cov èm&vueïté nov Imdeïv, xal ol 'Afhjvaïoi xrjv iieydXrjv bvvauiv xrje nóXewe xabxeg ntnxatxvïav inavog■9óoovxee' avdgeg ydg nóXig, xal oi xeirr] oióè vrjee dvög&v xevat." 78. 'O uèv Nixlae xoidöe napaxeXevójievo? af ja Intfei xb oxgdxevua xal, eï njj ógcórj bieonaauévov xal ur) êv xdl-ei ytoQovv, ëwdyarv xal xa&ioxde, xal ó Arjfioaftivrje oidèv rjooov xoïe xa&' êavxbv xoiavxd xe xal naganXfjOia kéyarv. xb öè èxarpei iv nXaioico xexayuévov, ng&xov (uèv fjyoifievov xb Nixiov, ëtpenó/uevov dè xb Arjftoo#évove' xove bè oxevotpógove xal xbv nXeïoxov 8%Xov ivxbe elvpv ol ónlïtai. xal êneibr) iyévovxo inl xfj biafJdoei xov 'Avdnov noxafiov, rjvgov in' aixcö nagaxexayitévove x&v 2vgaxooimv xal l-vuudxarv, xal xgexpdfievoi aixove xal xgaxfjoavxee xov nógov êx&gow êe xb ngóo&ev ol óè Zvgaxóoioi nagtnnevovxée xe ngooixetvxo xal loaxovxiCovxee ol xpiXoi. xal xavxr] uèv xfj rj/iêgq ngoeX'&óvxee oxadiove c&ff xeoaagdxovxa rjvXioavxo ngbe Xócpco xtvl ol 'Adtjvaïoc xfj ö' iaxegalq ngcb inogeiovxo xal ngorjX'&ov d>e 144 eïxooi oxaöiovs, xal xaxéBrjoav is %a)Qun> aneióv tt xal avxov loxgaxoneóevoavxo, (iovXóiievot êx xe xcov olxtcöv XafSeïv xt êócóöiuov (cpxeïxo ydg ó x^QOs) xal vöcog fiexa ocp&v avxcov tpégeo&ai avxó&ev' iv yag xcp ngóo&ev inl noXXd oxdöia, rj êiieXXov ièvai, ovx acp&ovov fjv. oi dè Zvoaxóoioi èv xovxcp ngoeX&óvxes xt)v öioöov xfjv èv xcp ngóa&ev dnexelxi£ov ijv dè lótpos xagxegös xal ixaxègco&ev avxov ^agddga xgrjuv&örjs, ixaXeïxo óè 'Axgaïav Xênas. xfj <5' voxegatq ol 'Athjvaïoi ngofjoav, xal ol x&v JSvgaxooiarv xal gvuuaxtov avxovs Innrjs xal ócxovxiaxal övxes noXXol ixaxêgco&ev ix&Xvov xal iarjxóvxiCóv xe xal naginntvov. xal xgóvov /uèv noXvv i/xdxovxo ol 'Aihjvalot, èneixa dvextógrjoav ndXiv is xó aixó oxgaxóneöov. xal xd êntxfjöeia oixéxi ópioicos elxov ov ydg èxi dnoxtogeïv olóv t' fjv vnó x&v Innitov. 79. ngq. óè dgavxes inogevovxo axr&is, xal ifiidoavxo ngós xöv Xótpov iX&eïv tóv dnox ex ei%ia uévov, xal rjigov ngó iavx&v vnèg xov dnoxetXtoiuixos xfjv ne£ijv oxgaxidv nagaxexayfievrjv ovx ên' öXlycov donlöcov oxevóv ydg fjv xo xC0QMV- Ha* ngooBaXóvxes ol *A{hjvaïoi èxeixoudxovv xal fiaXXóuevoi vnó noXX&v dnó xov Xótpov indvxovs óvxos (óuxvovvxo ydg (>qov ol dvay&ev) xal ov ówdttevot fiidoaoêai dvextógovv ndXiv xal dvenavovxo. èxvxov óè xal figovxai xives aua yevóftevat xal ijöcog, oïa xov ixovs ngós tiexóncogov fjórj ovxos tpiXeï yiyveo&ai' dep' cbv ol 'A&rjvaïoi /udXXov ëti ijdvjuovv xal èvó/uCov inl xcp otpexégtp öXê&gcp xal xavxa ndvxa yiyveo&ai. dvanavouévcov ö' aix&v ö PvXmftos xal ol Zvgaxóoioi néunovoi fiigos xi xrjs oxgaxias 145 de üchtgewapenden beschoten hen. Dien dag kwamen de Atheners 40 stadiën verder en zij overnachtten bij een heuvel. Vroeg den volgenden dag gingen ze weer op weg en vorderden 20 stadiën en ze daalden neer op een effen vlakte en kampeerden daar, want zij wilden uit de huizen wat eetwaren meenemen [want de plaats was bewoond] en van daar water meedragen, want op den weg, dien ze nu wilden volgen, was over vele stadiën het water niet overvloedig. Maar de> Surakosiërs waren hun intnsschen vóórgekomen en gingen" hun den pas afsnijden door een mgnr, want er was een plotseling oploopende heuvel, genaamd de rots Akraion met aan beide zijden een steile kloof. Den volgehdeh~dag rukten de Atheners voort en de ruiterij en de lichtgewapende troepen der Surakosiërs en hun bondgenooten, velen in aantal, probeerden hen tegen te houden aan beide kanten; weer beschoten ze hen, weer bleven de ruiters langs ze rijden. Langen tijd hielden de Atheners den strijd vol, maar eindelijk keerden zij terug naar hetzelfde kamp; en de levensmiddelen begonnen te ontbreken ,want het was niet meer mogelijk zich van het kamp te verwijderen wegens de ruiterij. 79. Den volgenden morgen vroeg begaven zij zich weer op marsch, bereikten al vechtend den veeaterkten heuvel^en vonden vóór zich ter verdediging van de versterking het voetleger opgesteld, niet weinig schilden diep, want het terrein was nauw. De Atheners trachtten de versterking te bestormen, maar, beschoten door de talrijke scharen op den heuvel, die zeer steöt was, [de vijanden konden van boven af te gemakkelijker treffen], en zich geen doortocht met geweld kunnende banen, keerden ze weer terug en gingen uitrusten. Ook vielen er ondertusschen eenige donderslagen en regen, zooals wanneer het jaargetij al naar den hërïsTTölSptT vaak pleegt te gebeuren. 10 146 dnoiuxtovvtag ix xov Bmofrev avxovg jj nqoektjkv&eoav dvtinéuwavteg dè xdxeïvot ocp&v avxcov xivag öiexékvoav. xal ueta xavxa ndor) xfj oxgaxtq dvaxcogfjoavteg ngóg xó neölov uakkov ol 'Afh)vaioi tjikloavto. xjj ö' boregaiq ngovxégovv, xal ol Svgaxóoiot nQOoêpakkóv xe navta%fj aixoïg xvxkcp xal nokkovg xateXQavudxiCov, xal el uèv inloiev ol Afhjvaïoi, inevégovv, el ó' dvaXcogoïev, inéxeivto, xal uakiox navxsX&e nm anoxezei%io fiêvai al Svgdxovoai eloiv, dXX' ïxi oióv re y.axd xdg 'EmnoXdg ozganq &(pixo/uévovg ioelêeiv, ifiovlev'ovxo eït iv defiq Xafióvzeg xtjv ZixeXiav öiay.ivdvvevacoaiv lanlevoai, eïx' iv dgiozegq ie 'Ifxéoav ng&xov nXevoavxee xal avxovg ze ixsivove xal azgaztdv aXXtjv TigooXafióvzeg, ode &v neiêaiai, xaxd yrjv ëX&aioiv. xal k"dog~ev aizoïe inl tfje 'Ifiêgae nXeïv, aXXiog xe xal zmv 'Aiux&v zeoodgmv ve&v ovjzco nagovo&v Iv xo} 'Ptjyla), Sc 6 Nixtae öfuoe, nvvdavó/tevoe avxove iv Aoxgoïe «va», êmèoxeikev. qp&doavxee dk zrjv tpvlaxijv xwóxtjv stegaiovvxai dia xov nogdfiov, xal oyóvxee 'P*iyup xal Meootjvfl dtpixvovvxat ie 'Ifiègav. ixeï ók ovxee xove xe 'I/iegaiove ïntiaav Sv/moXefuïv, xal avxove xe kneo&ai xal xoïe ix x&v ve&v x&v av vavxaie oaoi jut) el%ov dnXa nagaoxeïv (xae ydg vave èvelXxvaav iv 'Ifiégq), xal xove Sehvovvxlove ixé/iipavxee ixilevov èmavxav oxgaxiq k*e xi ywgiov. ni/xxpeiv dé xiv' avxoïe iniaypvxo axgandv o$ noXXrjv xal ol rekopoi xal xwv 2utek&v xivee, oï noXv jxQo&vfJ.óxegov 7iqoo%wgèiv hoï/xot fjoav xov te Ag%a>vlóov veaioxl XB&vtjxóxoe, de xwv xatixfl ZtxeXwv fiaoiXevojv xiv&v xal &v oix ddvvaxog tofe 'A&tjvatoie (plXoe %v, xal xov Fvlbtnov ix Aaxeiaipovoe ngo&v/icoe doxovvxoe rjxeiv. xal ó /üv rvXamoe avaXaflwv x&v xe ae eïXov xdXovg ifi^ovv xal ToyyiXog, ele x&vKoqivMwv 6.QX6vxa>v, fuq. vtjl xehvxalog ÓQm&elg no&iog ftèv èfpacveaai ic xdg SvQOMoiaag, iXlyov óè txq6 FoXbrnov xal xaxaXa^div aixoie ntQ* dnaXXayije xov jxoU/uov ftéXXovxag ixxXyoidoetv ótexéAvoê xe xal nageMgowe, Xèyaw on vrjég xe dXXat (u ngoonUovoi xal Ivkratoe 6 KXeavóoidov Aaxeóat/uovicov dnooxeiidvxcov &qxow. xal ol /*b Ivoaxóoioi èneoodaodrjodv xe xal x(p IvUnmp ev&vg navaxgaxiq dtg anavxrjodfievoi è^fjkêov rjdfl ydo xal iyytie Svxa fioddvovxo aixóv. 6 óè 'Iexdg xóxe xeïXog iv xfj nagóócp x&v SuttX&v IXmv xal ëvvxaEd/*evoe ég k f*dXt)v &QEi fiexd xwv ZvQaxooiayv inl xó xdXwfia x&v 'A&ijvaiwv. hvXe dè xaxd xovxo xaiQov iXéibv êv q5 imd füv ij óxxoo pxaólwv tjótj inexexiXeoxo xoïg 'A&jvaloie ie xóv fdyav kpèva ómXovv xeïXoe, nXtjv xaxd pQaXv xi xö ngóe xijv MXaooav xovxo <5' hi oixoóóuovv. xcp di ëXXcp xov xvxXov noög xov To&yiXov inl xijv 5 hun geheele legermacht op een bepaalde plaats te verschijnen. Ook de bevolking van Gela en sommige Sikeliërs beloofden hun eenige hoewel niet vele troepen te zenden ; zij waren daartoe veel meer geneigd door dat Archonides, een vriend der Atheners, een koning over eenige Sikelische stammen, die daar niet weinig invloed had gehad, kortelings was gestorven, en ook om den ijver, waarmee zij vonden dat Guüppos uit Lakedaimoon was gekomen. Gulippos nam van zijn eigen schepelingen en opvarenden de gewapende, hoogstens zeven honderd mee, maar van Himera wel duizend hopliten en lichtgewapenden bij elkaar en honderd ruiters en van de Selinountiërs eenige lichtgewapenden en ruiters en een stuk of wat mannen van Gela, allen samen ongeveer duizend__Sikeliërs; en met al dezen trok hij op naar Surakousai. 2. De Korinthiërs uit Leukas kwamen met de overige schepen in aller ijl aanzetten en Gongalos, een van de Korinthische bevelhebbers, die met één schip het laatst van wal was gestoken, kwam het eerst aan te Surakousai, even vóór Gulippos. Hij trof hen aan, terwijl ze juist op het punt stonden een vergadering te beleggen over het °Pgev?S_y_&n den-oorlog ; hij hield dit tegen en TnJ~sprak hun moed in door te zeggen dat er nog meer schepen op weg waren en dat Gulippos, de zoon van Kleandridas, als bevelhebber door dèTJakëdaimoniërs was uitgezonden. De Surakosiërs vatten weer moed en trokken dadelijk uit met het geheele leger om Gulippos te ontmoeten, want ze hadden vernomen dat hij'aTpal bij was. In het voorbijgaan had deze toen al Iétai, een fort van de Sikeliërs, genomen, en in slagorde kwam hij aan de Epipolai aan ; deze beklimt hij langs.dejLJEjirualos, op dezelfde plaats als te voren de Atheners en nu trok hij met de Surakosiërs op den belegeringsmuur der Atheners èxégav êdkaooav Mdoi xe nagafSeftXrjuévoi xcp nXéovi tjórj qoav xal laxiv & xal r\(iiegya, xd óè xal èl-eigyaofiêva xaxeXéXelnto. naga xooovzov fièv üvgdxovoat fjXftov xivóvvov. 3. Ol dè 'A&qvaun ahpvtólwe xov xe FoXhaiov xal x&v Zvgaxooicov ocpioiv inióvxcov idogvfiri&qoav fièv xb ng&xov, nagexd£avxo dé. 6 óè êê/ievoe xd 8nXa iyybe xr\gvxa ngoonêfinei aixoïs Xéyovxa, el fioiXovxai igifaai ix xije 2ixeXtae nêvxs fjfieg&v Xafióvxee xè aq>éxega aix&v, hoïftoe eïvai onèvóeo&ai. ol óè iv ohycogiq te ènoiovvxo xal oióèv dnoxgivdpevoi inéns/iy>av. xal fietd tovto dvxatageoxevd^ovto AXX^Xoie ós i( fidxVv- ° rtilutnos Sg&v tobe Svgaxooiove xagaooo- fiévove xal ov Qqó'uoe fvvxaooofiêvove, inavrjye xb oxgatóneóov ie xrjv eigvxmglav fiaXXov. xal 6 Nixlae oix inijye tobe 'Aêtjvaiove, &XX' fjovxa^e ngbe tcp êavtov telXet. d>e ó' è"yva> ó nXamoe oi ngomóvtae avtove, dnrjyaxe trjv axgaxidv inl xi]v axgav xijv Tefievïxiv xaXovfièvijv xal avxov tjvXloavxo. xfj ó' bategalq &ycov tr\v fièv nXelattjv tije oxgatiae nagixa^e ngbe xd xelXtj x&v 'Ajhjvaiwv, Snme pi) ini$or\$ouy hXXoae, fiêgoe óè xi nèfiyjae ngbe xb ie tb Xa)glov. xal tgi^grje tfj avxjj fjfiég avrag. r&v Kogir&loiv vavs nooonXeov'awiaxijv abx&v eïxoot vavs, aïs 'Prjyiov xal xr)v ngoof}oli)v rijs 5. 'O dè nXmnos ajm fièv êtelXiCe ró dia rmv 'Enutok&v reï%os, roïs Mftois XQÓ/ievos oiïs ol 'A&tjvaloi ngonagefidlovxo otpiaiv, a/ua dè nagixaaoev l^dyoiv alel Ttqb rov reiylofiaxos xove 2vgaxoohvs xal xovs £vfif*dxovs' °^ 'AbSjvaloi dvxinagexdaoovxo. èneidij dè ldo£e xqj FvUnnoi xaiqbs eïvai, %gxe xtjs itpódov xal èv xeQ°l ytvb/ievoi èpdxovxo pexatf) x&v xeiXiofidxmv, fj xrjs ïhnov x&v 2voaxooian> ovde/xla xgrjois *lvxal vtxtjftévxcov x&v 2vgaxoolwv xal x&v gv/i/idxcov Ma^ vt~ xoobe vnoonóvdovs dveXo/uévcov xal x&v 'Afhjvaiojv xgonaïov oxrjodvxoiv, 6 Tihnnos Svyxaléoae xó oxqdxevfw. ovx Sq»] xö dft&qxrifia èxelvmv, dlV êavxov yevéa&ai' rijs ydg atnov xal x&v dxovxiox&v xrjv &v ix xe JTeXonowfjoov xal dnó xcov êv SixsXiq nóXeaJv eoxiv cbv. xal (idxfl xfj fièv jiqcóxi] vixaxai iep1 f]ixcov, xjj cY voxeoaia Innevai xe noXXoïg xal dxovxunate fitao&èvtee éveXo>g^aajLiev ie td telxfl- vvv o$v "rjpmg fièv navadfnevoi xov tieqixei%ioliov dia nXfj'&og xcov êvavxtcov f]ovXd£o//,ev (obóè ydg ëvpmdofl xjj oxgaxiq dvvaifAEtV &v XQ^aaa<^ai dnavtjXcoxvtag xrje cpviaxrje xcov xetxarv fiégoe u tov ónhxixov), ol dè nagcpxodofifjxaaiv tffüv xétXos dnXovv, cooxe jutj elvai ëxt negixeixioat avxovg, fjv firj xie xó nagaxEiyiaiia xovxo noXXjj 17 zouden begrijpen en dan over de ware toedracht beraadslagen. Zoo vertrokken ze dus met den brief en de mondelinge opdrachten, die hij hun meegaf; en in het leger bepaalde hij de werkzaamheden van de troepen meer tot het wacht houden dan tot het zoeken van gevaar. 9. Op het einde van dezen zelfden zomer deed ook Euetioon, een strateeg der Atheners, in verbond met Perdikkas een tocht tegen Amphipolis met veel Thrakiërs, maar hij kon de stad niet nemen; daarop bracht hij triëren in de rivier, den Strumoon, en van daar uit ging hij de stad belegeren met Himeraion als basis van operatiën. En deze zomer liep ten einde. 10. In den volgenden winter kwamen de gezanten van Nikias te Athene en zeiden al wat hun mondeling opgedragen was, beantwoordden ieder, die hun een vraag deed, en gaven den brief over. De schrijver van de stad Amphipolis. traa op en las den brief voor, van den volgenden inhoud : 11. „Wat wij te voren hadden bereikt, o Atheners, is u bekend uit vele andere brieven ; nu echter is meer dan ooit het oogenblik gekomen, waarop gij moet weten wat u te doen staat na vernomen te hebben hoe de staat van zaken hier is. Nadat wij in de meeste veldslagen de Surakosiërs, tegen wie wij waren uitgezonden, overwonnen en de belegerings-werken gebouwd hebben, waarbinnen wij ons nu bevinden, is Gulippos, een Lakedaimoniër, gekomen met een leger uit de Peloponnesos en uit sommige steden op Sikelia. In den eersten slag wordt hij door ons overwonnen, maar den volgenden dag zijn wij, daartoe gedwongen door vele ruiters en speerwerpers, teruggetrokken binnen onze muren. Nu dan hebben wij opgehouden den insluitingsmuur te voltooien en houden 2 11—15 Nikias' Brief. oxgaxiq IneX&cbv iXrj. fv/i/iêfltjMé xe noXiogxeiv óoxovvxas rjfias HXXovs aöiovg fiaXXov, Soa ye xaxd yrjv, xovxo néxtynuv oiók ydg xrjs x&gas inl noXv óid xovs Uméas êfegjxó/us&a. 12. nenófjupaai ók xal is IleXonóvvrjOOv ngêofieis in' aXXrjv oxgaxidv, xal is xds iv 2ixeXiq nóXeis Ivhnnos oiyexai, xds fikv xal nelacov ivtuioXefieïv Saai vvv ^ovXdCovoiv, dnó dk xcov fit xal oxgaxidv netrjv xal vavxixov nagaoxevrjv, f)v óvvrjxai, 5£cov. diavoovvxai ydg, dbs êytb nvv&dvoiiai, xcp te ne£cp Spa xcov xeiX&v rj/i&v neigav xal xaïg vavol xaxd ddXaooav. xal deivöv jurjdevl v/xcov ió£f] eïvai öxi xal xaxd êdXaooav. xó ydg vavxixov fjfi&v, flJieg xdxeïvoi nvv&dvovxai, tó fikv ngcbxov fjxiia£e xal x&v ve&v xjj ^rjgóxtjxt xal x&v nXiqgcoiidxcov xjj aanrjgUf vvv ók at xe vrjes óid/ügoxot, xooovxov xgdvov fjórj iïaXaoatvovoai, xal xd jiXrjgtó/iaxa êcp'&agxai; xds ftkv ydg vavs ovx i'oxiv dvtXxvoavxag diaxpv^ai did xó dvxtndXovs xal xcp nXrj&u xal i'xi nXelovs xds x&v noXefjdcov ovoag atel ngoodoxlav nagêxeiv cos ënuiXeöoovxai. cpavegal ói elatv dvaneigófuvai, xal al inixtigrjoeis eVt' ixeivots xal dno^rjgdvai xds ocpexégas fidXXov i£ovoia' ov ydg icpogfiovotv SXXois. 18 19 ons rustig wegens het groojb aantal onzer tegenstanders ; immers wij zouden niet eens ons geheele leger kunnen gebruiken voor het gevecht omdat de bewaking der muren een gedeelte der hopliten opslikt, maar zij hebben een enkelen muur gebouwd tot voorbij den onze, zoodat het niet meer mogelijk is hen in te sluiten, of iemand moest met een talrijk leger dien dwarsmuur aanvallen en nemen. Nu ligt het er toe dat wij, die schijnen anderen te belegeren, veeleer zelf de bekgerden-..7.ijn, althans te land, want wij kunnen niet eens ver het land in komen wegens hun ruiterij. 12. „Ze hebben ook naar de Peloponnesos gezanten gezonden om nog meer manschappen; en Gulippos reist de steden op Sikelia rond met het plan om al.de steden, die zich nu rustig houden, over te halen om ook mee te doen aan den oorlog en om van de andere, zoo mogelijk, nog meer troepen en schepen mee te brengen. Immers, naar ik verneem, denken zij er over om te gelijk een aanval te doen met het landleger op onze muren en ook ter zee met de schepen. Laat het nu niemand uwer ongeloofelijk dunken dat ik zeg „ook ter zee". Want onze vloot was, zooals de vijand ook wel weet, in 't begin in haar kracht, zoowel door de dichtheid der schepen als door de voltalligheid der bemanningen. Nu echter zijn de schepen Jek, doordat ze al zoo lang op zee zijn, en de bemanningen zijn gedund. De schepen echter aan land te halen en te breeuwen is niet mogelijk, omdat de schepen der vijanden, in aantal gelijk staande met de onze, ja ze nog overtreffend, altijd een aanval doen duchten. Blijkbaar halen zij de oefeningen weer op en het aanvallen staat aan hen en zij hebben veel meer de gelegenheid om schepen te breeuwen, want zij zijn niet aan het blokkeeren van anderen. ( 22 ylyveodar al ydg vvv oboai nóXeie gvfiftaxoi dövvaxoi, Nd£oe xal Kaxdvt). el ók ngooyevtfoexai Sv êti xoïe noXepdoie, Soxe td xgétpovxa fj/uas xcogla xfje 'IxaXlae, ógcovxa iv q} xe iopkv xal 6/icbv (xr\ imfiotjêovvxcov, ngbe ixelvove Xcogijaai, öianenoie/*r)aexai avxoïe diia%el IxnoXiogxrj&êvxcov fjii&v. „Tovxcov iyco r)ölco fikv av elXov {>(üv ixega imaxiUeiv, ov ftévxot xQrjoiiicóxtgd ye, el del oacp&e eldóxae xd ivddóe fiovXevoaaêai. xal &jua xde cpvoeie êmoxdiievoe vpuöv, fJovXofUvaw fiev xd tjdioxa dxovetv, alxicopiivcov ók voxegov, ijv xi é/üv An' avxcov pi) ólioïov ix/3jj, AocpaXéoxegov fiyrtodpaiv xb Alr/dèe drjlwaat. 15. xal vvv cbe iep' & fikv i)k9opiev xb ngcoxov xal xcov oxgaxicoxcov xal xcov r)ye/ióvcov fipüv iifj juefinxcöv yeyevrj/iévcov, ovxco xrjv yvc&pnjv lXexe- inetófj Si r) HtxeXla xe Anaoa £vvloxaxai xal ix Ilelonowtjoov &XXt] oxgaxiA ngoodóxtfwe avxoïe, PovXevoao&e ijdt] ée xcov y' ivddde jutjöè xoïe nagovoiv Avxagxoivxcov, AH' r) xovxove fuxanépmeiv diov ij aXXr/v oxgaxidv /tt) iXdooco inmipmeiv xal neCfjv xal vavxtxtfv, xal XQrjfiaxa pifj öXtya, têfiol dk óidóoxóv xiva, cbe Aóvvaxóg elpu óid vóoov vetpgïxiv nagajuéveiv. A£i& d' vjucov ^vyyvéfirje xvyxdveiv xal ydg Sx' iggéfirjv noXXd iv rjyeitovlaie iitae eb inoltjoa. 6 xi ik LiéXXexe, Spta xcp ijgi eHH>e xal fii) ie dvafioXde ngdooexe, cbe xcov noXeiilcov xd ptkv êv ZixeMq ói' oXlyov nogtovptévcov, xd d ix Ilelonovm/joov axokxixegov piév, Sjucoe d', i)v iitj ngoa- 23 staat, waaruit wij de schepen kunnen bemannen, wat de vijanden overal kunnen doen, terwijl wij wel gedwongen zijn om uit de mannen, die wij uit Athene hebben meegebracht, zoowel de aanwezige schepen te bemannen als de opengevallen plaatsen aan te vullen. Want de steden, die nu onze bondgenooten zijn, Naxos en Katana, zijn daartoe niet in staat. Als de vijanden nu nog één punt winnen, namelijk dat de plaatsen van Italië, die ons leeftocht verschaffen, ziende in welken toestand we zijn en dat gij ons niet te hulp komt, tot hen overgaan, dan zal voor hen de oorlog uit zijn, daar wij dan zonder slag of stoot ingesloten zijn. Nu had ik wel andere aangenamere dingen kunnen schrijven, maar niet dingen, die u meer te stade komen, aangezien ge goed op de hoogte van de toestanden hier moet zijn om te beraadslagen. Ook kende ik wel uw aard, die wel graag het aangenaamste wil hooren, maar later den menschen de schuld geeft, als het anders afloopt; en daarom heb ik het voor veiliger gehouden u de waarheid te openbaren. 15. „Ik hoop dat gij nu overtuigd zijt dat soldaten noch aanvoerders te gispen zijn in het volbrengen van de oorspronkelijke opdracht, maar nu geheel Sikelia zich vereenigt en uit de Peloponnesos nog een leger door hen wordt verwacht, bedenkt, vóór ge beraadslaagt, dat onze macht hier niet eens is opgewassen tegen de reeds aanwezige vijanden en dat ge of ons moet "terug roepen, of nog een nieuwe land- en zeemacht zenden, minstens even groot, en niet weinig geld en een plaatsvervanger voor mij, daar een nierziekte mij ongeschikt maakt mijn post te blijven waarnemen. Ook meen ik wel aanspraak te mogen maken op uw toegevendheid, want toen ik gezond was, heb ik veel goeds voor u gedaan in mijn oppercommando's. Maar wat gij vóór hebt, doet het 24 êxqte trjv yvófirjv, td ftèv Xr)oovoiv v/iae, cboneg xal ngótegov, td dk cpfHjoovtai." 16. 'H fikv tov Nixlov iniatoXr) tooavta IcrfjXov. ol dk 'A&rjvaïot dxovoavxf.g avtrjg tov fikv Nix'tav ov nagêXvoav tr)e &Qxfjs, dXi' avrcö, êcos av ètegoi gvvdgxovtes alge&évtes dtpixcovxai, t&v avtov Ixeï dvo ngooeiXovto, Mêvavdgov xal Evfrvótj/iov, Sncos fi*l ftóvos iv aoêeveiq taXaincogoiy otgatidv dk aXXrjv êyjtjtploavto nê/meiv xal vavzixfjv xal ne£ixr)v 'Afrnvaicov te ix xataXóyov xal t&v fvfifiaytov. xal ivvdgxovtas avtqJ eïXovto ArjLiooêhrj te tóv 'AXxioêévovg xal Evgvfiéóovta tov SovxXéovg. xal tóv fikv Ebgv/iéóovta ev&vs negl fjXiov zgonag tdg xeifiegivdg dnonéfmovoiv ig tr/v JStxeXlav fietd óéxa ve&v, Syovta eïxooi xal ixatóv tdXavta dgyvglov, xal &fia dyyeXovvza toïs ixeï Su rjg~£i fioirj&eta xal intfiéXeia avt&v ïotai. 17. ó ók Arjfioo&évris vnofiêvcov nageoxevdCezo tóv êxnXovv cbe dfia tcp t)gi noirjoó/ievoe, otoatidv te inayyêXXcov ie tobe S~vfi/idxove xal XQVftata abtó&ev xal vavs xal ónXitae hoifid£a>v. nifmovoi dè xal negl tr/v IleXojióvvrjoov ol 'Adrjvaïoi eïxooi vavs, Sncos cpvXdoooiev ftrjdéva dnó KogWov xal tije TleXonovvrjOov ie tr)v 2uteXiav neqaiovoftai. ol ydg Kogivêioi, cbe avtoïe ol ngéofieis ffxov xal td iv tjj ZixeXiq fieXzito ijy- 25 zoodra het voorjaar begint en stelt niet uit, daar de vijanden zich hun versterking uit Sikelia binnen kort zullen weten te verschaffen en die uit de Peloponnesos wel wat later, maar toch zeker; en als ge niet oppast, zullen ze hun plannen uitvoeren deels zonder dat ge het merkt, zooals ook vroeger, deels voor ge er wat tegen doet." 16. Dit was de inhoud van den brief van Nikias. Nadat de Atheners dien hadden hooren voorlezen, hebben zij Nikias toch niet ontheven van het bevel, maar, tot dat andere medebevelhebbers, die nog gekozen moesten worden, zouden zijn aangekomen, er twee bij benoemd van zijn eigen mannen op Sikelia, Menander en Euthudemos, opdat hij niet in zijn ziekte alleen voor die moeilijkheden zou behoeven te staan. Wel besloten ze versterking te sturen bestaande uit zee- en landmacht van de dienstplichtigen der Atheners en van de bondgenooten. Als medebevelhebbers kozen zij Demosthenes, den zoon van Alkisthenes en Eurumedoon, den zoon van Theokles. Eurumedoon zenden zij dadelijk omtrent den tijd van de winterkentering naar Sikelia met tien schepen en voorzien van honderd en tien talenten zilver; tevens moest hij bericht brengen aan de troepen daar, dat hulptroepen op weg waren en dat er voor hen gezorgd zou worden. 17. Demosthenses bleef intusschen achter om de expeditie uiT te rusten en bij den aanvang van de lente te kunnen uitzeilen; hij het den bondgenooten aanzeggen hun heirplicht gestand te doen, en van geld, schepen en hopliten verzekerde hij zich in de stad zelf. Ook zenden de Atheners twintig schepen de Peloponnesos om, die er voor moesten waken dat niemand overstak van Korin- Nieuwe Expeditie naar S. Dec. 414 26 yeXXov, vopiloavtee obx axatgov xal xr}v ngoxigav nêptxptv xcov ve&v notrjoao&ai, noXXcö iiaXXov êjiéggcovxo, xal iv óXxdoi naqeoxevd£ovto avxol te dnooxeXovvxee ónXixae ie xfjv 2uteXlav xal lx xrje iXXrie IleXonovvrjoov ol Aaxedatptóvtoi xcp aixcp XQÓncp nlfixpovxte. vave xe ol Koglvêtoi névte xal eïxooi lnXrjgovv, öncog vavftaxtae xe dnoneigdacooi ngbo xi)v Iv xjj Navndxxcp tpvXaxrjv, xal xde ÓXxddag avxmv fjooov ol èv xjj Navndxxcp 'Adrjvaïoi xcoXvoiev dnalgeiv, ngbe tijv otpexégav dvxlxa£iv t&v tgirjgtov xrjv cpvXaxrjv noiov tievoi. 18. üageoxevdCovto dl xal tijv le trjv 'Axxtxijv lofioXrjv ol Aaxedaifióvioi, cooneg te ngovóédoxxo avxolg xal t&v 2vgaxoolcov xal KogivMcov Ivayóvtcov, ênetdrj invv&dvovxo xrjv dnó 'A&ijvalcov f3orj&eiav ie xrjv 2txeXlav, dncoe dij loftoXrje yevofiêvrje dtaxcoXv&jj. xal ê 'AXxif3tddrje ngooxelptevoe Idldaoxe xijv Aexêieiav xei%l£eiv xal f*i) dviivai xbv nóXepiov. fidXioxa dk xoïe Aaxedaijuovlote lyeyévr/xó xie gcbfirj, dtóxt xobe 'A&rjvatove ivó/u£ov dtnXovv xbv nóXefiov l%ovxae, ngbe xe oepae xal 2txeXióxae, Evxaiïaigexcoxégove loto&at, xal bxt xde onovdde ngotégove XeXvxivai rjyovvxo abtoée" Iv ydg xcp ngoxêgcp noXtiico otpixegov xb nagavófirjfia iiaXXov yevêo&at, Sxi te le ÜXdxaiav fjX&ov 0rjf3aïot Iv onovdaïe xal, etgrjpiévov êv taïe ngótegov e'vv&rjxaie onXa [ii] ênitpêgeiv, fjv dbtae êïïéXcoot didóvat, avxol ov% bnrjxovov le dbtae ngoxaXovfiévcov t&v 'A&rivalcov. xal dtd xovxo elxótcoe dvoxv%eïv te lvópu£ov xal Ive&vpwvvxo xtfv xe negl HvXov l-vpupogdv xal eï tte aXXrj abxoïe lyeyivrjto. ênetdij dk ol 'Athfjvaïbt taïe xgtdxovxa vavolv ê£ "Agyove ógpióvepiot 'Emdavgov xl xt xal ügaoi&v xal aXXa èórjcooav xal lx JJvXov 27 thos en de overige Peloponnesos naar Sikelia. Want toen de Korinthiërs van de aangekomen gezanten de betere berichten uit Sikelia hadden vernomen, begrepen zij dat zij die vorige zending van schepen niet te onpas hadden gedaan en zij werden er nog veel vuriger op; zeiven maakten zij zich gereed om op vrachtschepen hopliten naar Sikelia over te brengen; ook de Lakedaimóniërs maakten toebereidselen om uit de overige Pelopennesos op dezelfde manier troepen te zenden. Daarenboven bemanden de Korinthiërs vijf en twintig schepen om een zeeslag te wagen tegen de "vloot, e 'A'thjvalove xó axixó negieoxdvai, noódvfioi ijoav le tóv nóXefiov. xal êv xcp ytificovi xovxcp oiörjgóv te nsqtrjyyeXXov xaxd xobe £vfiixd%ove xal xd &XXa IgyaXeïa r)xoifiatov le xbv êmxEiyioiióv. xal xoïe êv xjj StxeXlq. a/na cbe dnonsfitpovxee êv taïe éXxdoiv Imxovgiav avxol te ênógi^ov xal xove SXXove UeXonovvr/olovg ngoorjvdyxa£ov. xal 6 fetfubv ixeXe&ta, xal öyóoov xal óéxaxov ïxoe xcf noXéiicp heXevxa xcpós 8v ©ovxvóiórje Swêyoatpev. 19. Tov d' êmyiyvo/uévov ijgoe eböbe dg%oiiévov ngcpxaxa dij ol Aaxedai/Jióvioi xal ol $vfiiia%oi le xrjv 'Axxtxijv ioéf3aXov rjyecto dè *Ayie ó Ag%tdd[iov, Aaxedaijuovlarv fiaoiXsve. xal ngtoxov fikv xrje %ógae xd ntgl xó nedlov lójjtooav, knetxa AexêXeiav èxelyiCov, xaxd nóXeig dieXófievoi xó kgyov. dnije». óè ij AexêXeta oxaóiove Lidhoxa xrjg xcov 'AbhjvaUov nóXecoe eïxooi xal Ixaxóv, naganXrjovov dè xal dnó xrje Botcoxtae. Inl dè xcf nsdlcp xal xije %cógag xoïe xgaxioxoig le xó xaxovgyEÏv qxodo- 20 nemen, als de andere partij de beslissing aan een scheidsgerecht wilde opdragen, er geen gehoor aan hadden gegeven, toen de Atheners hen tot een scheidsgerecht opriepen. Daardoor meenden ze hun verdiende loon te hebben gehad en dachten hierbij aan den ramp van £ulos en al die andere rampen, die ze hadden ondervonden. Toen dan de Atheners met hun dertig schepen van Argos uitzeilden en verschillende punten van Epidauros en Prasiai verwoestten; toen ze tevens van Pulos uit strooptochten hielden; toen, telkens wanneer er een geschil was gerezen over een betwist punt in het verdrag, de Atheners het niet aan een scheidsgerecht wilden onderwerpen, hoewel de Lakedaimóniërs hen daartoe opriepen, toen dan meenden de Lakedaimóniërs dat, wat er ook te voren door henzelf was misdreven, de schending der verdragen nu aan den kant der Atheners was gekomen en daarom hadden zij nu goeden moed in den oorlog. In dien winter commandeerden ze ijzer en gereedschappen op bij de bondgenooten en de overige benoodigdheden voor het bouwen van een fort brachten ze in gereedheid; tevens gingen ze zelf manschappen lichten en dwongen de overige Peloponnesiërs dat ook te doen, om die allen te zenden als versterking aan het leger in Sikelia; en de winter liep ten einde en het achttiende jaar van den oorlog, dien Thoukudides heeft beschreven. 19. Bij den aanvang der volgende lente deden de1 Lakedaimóniërs en hun bondgenooten heel vroeg een inval in Attika ; het bevel voerde Agis, de zocuiJÖUi-AridiidaniQs, de koning der Lakedaimóniërs. Het deel van het land, dat zij het eerst afstroopten, was de vlakte met haar omgeving; vervolgens gingen zjj Dekeleia tot een fort maken en aan de troepen van elke stad droegen zij een gedeelte van het werk op. Dekeleia ligt op een afstand .ente413. bezetting van Dekeleia 30 fieïto xó xeïxos, initpavks fityoi xrjs xcov 'Afhjvattov nóXecos. xal ol ftèv iv xjj 'Axxixjj JtleXonowfjoioi xal ol £v iifiaypi èxeï%iCov ol d iv xjj üeXonovvrjocp dnêoxeXXov negl tóv aixóv %qóvov xaïg óXxdoi xoi>e ónUtae is trjv 2ixeUav, Aaxeóaifióvioi fikv xwv xe EiXcbxcov êmXeljd/ievoi tobe (lelxloxovs xal xcov veoóajucóócov, gwaiicpoxégtov ifaxoolove ónilias xal'Exxgixov Znagxidxrjv &gXovxa, Boicoxoi ók xgiaxoolovs ênXixas, tov %lQ%ov Sévtov xe xal Nbttov Qrj^aïoi xal 'Hyrjoavdqos ©eonieés. ovxot fikv ovv iv toïs ngcoxoi óq/irjoavxes dnó xov Taivdgov Xrje Aaxcovixrje is xó nélayos dtpéwav fiexd dk xovxovs KoqLv&ioi ov noXXcö voxegov nevtaxoolovs ónUtae, xobe fikv i£ avxrjs Kogiv&ov, tobe dk ngoo fiioêcoodfievoi 'Agxddcov, xal aqXovxa 'AXé^agxov Koqlv&iov ngooxdgavxes dnénefirpav. dnêoxeiXav ók xal Stxvóvioi diaxoolove ónUtae ófiov xoïe Kogivdiois, tov ï]gx& 2agyebs 2ixvdtvios. al ók nivte xal eïxooi vrjee ttöv Kogiv&iojv al tov xtllicvv°s nlrjgto&eïoai dv&tógiiovv taïe iv xjj Navndxttp eïxooi 'Axxtxaïs, icooneg avxoïs ol ónlttai xaïg óXxdoiv dnó xrjs HeXonowrjoov dnrjgav (ovntg ëvexa xal xó ngtöxov inXrjgcb{h]oav,) öncos /lij ol A&tjvatoi ngis xds óXxdóas /idXXov fj ngós xde xgirjgete tóv vovv ïxtoaiv. 20. 'Ev dk xovxco xal ol 'A&rjvaïoi Sfia AexeXelas xcf xeixtoficö xal xov ijgos eb&bs dgxofiévov negl xe Helonówrjoov vavs xgtdxovta êoxeiXav xal XagixXêa xóv 'AnoXXobcbqov ag%ovta, tp eïgtjxo xal is 'Agyos dtpixo/iévq) xaxd tó fvfifiaxixóv van hoogstens honderd en twintig stadia van de stad der Atheners en even ver van Boiotia. Het .far± werd aangelegd, gericht tegen de vlakte en de rijkste plekken van het land om die kwaad te doen, en het was te zien tot aan de stad der Atheners. "In AfïikiTwaren dus de Peloponnesiërs en hun bondgenooten bezig aan dat bouwen ; maar in de Peloponnesos zelf waren zij omtrent denzelfden tijd bezig op vrachtschepen hun hopliten naar Sikelia te sturen en wel de Lakedaimóniërs, die daartoe de besten van de Heloten en de Neodamoden, hadden uitgekozen, van beiden tezamen zeshonderd hopliten en Ekkritos, een Spartiaat, als bevelhebber; de B oioten driehonderd hopliten, over wie bevel voerden Xenoon en Nikoon uit Thebe en Hegesander, een Thespier. Dezen nu lichtten het eerst anker van Tainaron in Lakonika en kozen volle zee. Niet lang hierna stuurden de Korinthiërs vijf honderd hopliten, deels uit Korinthos zelf, deels Arkadigrs, die zij er bijgehuurd hadden, en als bevelhebber stelden zij Alexarchps, een Korinthiër, aan. Ook de Süoiojiiërs zonden tweehonderd hopliten tegelijk met de Korinthiërs, over wie bevel voerde Sargeus, een Sikuoniër. De vijf-en-twintig schepen der Korinthiërs, die dien winter waren bemand, bleven voor anker liggen in de haven van Naupaktos tegenover de twintig Attische, zoolang totdat de vrachtschepen, waarop deze hopliten zich bevonden, van de Peloponnesos waren vertrokken; [juist hiervoor waren ze eerst bemand, namelijk om de aandacht van de Atheners van die wachtschepen af te leiden op de triëren.] 20. In denzelfden tijd terwijl Dekeleia werd versterkt en dadelijk bij den aanvang der lente zonden de Atheners dertig schepen onder bevel van Charikjes, den zoon van Apollodoros, de Peloponnesos om. Hem was ook op- Demosthenesrondom de Peloponnesos. 31 32 nagaxaXeiv 'Agyelmv ónXlxas bil xde vavs, xal tdv Arjiioaêévrj is tijv ZixeXiav, cboneg ëiieXXov, dnêoxeXXov i£tjxovta fikv vavalv 'Afh/valcov xal nivxs Xlais, ónXixais ók ix xataXóyov 'A&vvaicov óiaxootoig xal yiliois, xal vrjacmxcov ooots Ixaoxard&ev olóv f' r)v nXdoxois %Qt)oao&ai, xal ix xcov aXXcov gvfifidxcov xaw vnrjxówv, tl no&év xi tl%ov Inixrjóeiov le xóv nóXefiov, fvfinogloavxes- etgr/xo d' aixcö ng&xov fiexd xov XagtxXéovs a/ia negtnXiovxa $voxgaxeveo&ai negl tijv Aaxcovixfjv. xal 6 fikv ArjfiooMvrjs is tt/v Aïyivav ngoonXtvoas xov oxgaxevfiaxós xe et xi ineXiXeaixo negiéfieve xal xbv XagixXéa xovs 'Aoyeiovs nagaXafiéïv. 21. 'Ev dk xjj EixeXiq vnb xove avxovs xqóvovs xovxov xov ffooe xal 6 nXutnoe tjxev le xde 2vgaxovoae, aytov dnó xcov nóXecov cbv ènetae oxgaxidv ootjv ixaoxaxód-ev nXetoxijv idvvaxo. xal gvyxaXêoas xovs 2vgaxoolovs lept] xgfjvai nXtjgovv vave d>e óévavxai nXelaxae xal vav/iaxlae dnóneigav XafifJdvetv IXntCav ydg dn' avxov xi ëgyov a^iov xov xivóvvov ie xbv nóXefiov xaxegydoaoêai. £vvavéneï&£ dk xal ó 'Egftoxgdxrje ovx fjxioxa tak vaval /tij dêvfieïv èmxeigrjoai ngbe xove 'Adtjvalove, Xiycov ovdi Ixetvove ndxgiov xrjv ifineigiav oióè ildtov xrje ■&aXdoor]s l%tiv, dXX' rjneigcbxas fiaXXov xwv Zvgaxooitov ovxas xal dvayxao&ivxas vnb Mfjócov vavxixobe yevéoêac. xal ngbs avbgas x&Kfajgovs, dtove xal 'Aihfvalovs, xove dvxixoXfuövxae XaXencoxdxove avtoTe cpalveo&ac o5 ydg ixeïvoi xove niXae, ov dvvdfiei loxiv 8xs ngovxovxes, xcp dk êgdoei Inixeigovvxee, xaxatpoftovot, xal otpas &v xb axsxb ó/iolcos xoïe êvavxlots inoo%üv. xal 2vgaxoaiovs ei eldévcu lept] xcp xoXfirjoat dgnoodoxrjxcoe ngbe tb 'Adtjvalcov vavxtxbv dvxioxrjvai nXéov xi, dtd tb xoiovxov IxnXayévtcov aixmv, ntgieoofiivovs Ij 'A&tivalovs 33 gedragen om, als nfj in Argos was aangekomen, krachtens het bondgenootschap de Argeiërs op te roepen om hopliten te leveren voor de schepen. Demosthenes zonden ze naar Sikejia, zoo als ze van plan waren, met zestig schepen der Atheners en vijf van Chios, twaalf-honderd hopliten van dienstplichtige Atheners der drie hoogste klassen en zooveel eilandbewoners als maar van elk eiland te krijgen waren en van de overige bondgenooten, de onderhoorigen, verschaften ze zich al wat ze er bruikbaars voor den oorlog konden halen. Aan Demosthenes was opgedragen eerst met Charikles samen om de Peloponnesos heen te varen en deel te nemen aan den tocht om Lakonika, en Demosthenes bereikte Aigina en wachtte daar op de rest van de expeditie en totdat Charikles er de Argeiërs had bij gehaald. 21. Op Sikelia kwam omstreeks denzelfden tijd van deze lente Gulippos te Surakousai met een leger zoo tabrijk, als hij het maar had kunnen krijgen van al de steden, die hij had overgehaald. Hij riep de Surakosiërs bijeen en zeide dat het noodig was zooveel mogelijk schepen te bemannön en een zeeslag te_wagen; want hij hoopte hiermee een voordeel m den oorlog te behalen wel evenredig aan het gevaar. Vooral Hermokrates steunde hem om hen aan te sporen niet te schroomen met de schepen een aanval op de Atheners te doen, zeggende dat genen ook van huis uit geen zeevaarders waren en dat ze de zee niet voor alle eeuwigheid in bezit hadden, maar dat ze feitelijk nog meer vasteland-bewoners waren dan de Surakosiërs en dat ze, alleen door de Meden gedwongen, zeevaarders waren geworden; dat op zulke vermetele menschen als de Atheners nog vermeteler tegenstanders den geweldigsten indruk maken; want datzelfde, waarmede dezen'hun evenmensehen1 bang maken, namelijk niet de macht, Waarin 3 Gulippos terug te Surakousai. 34 xjj êmoxrj/ifi xrjv 2vgaxooUov dneigiav pldyjovxae' lévai ovv êxéXevev êe xrjv neïgav xov vavxixov xal /ut] dnoxvéïv. xal ol fièv 2vgaxóoioi, xov xe FvXinnov xal xov 'Egpu>xgdxove xal el xov &XXov nei&óvxwv, Sgpujvxó xe êe xrjv vavf*a%lav xal xdg vavs ênlrjgovv. 22. 6 óè IvXtnnoe, ineiórj nageoxevaoaxo xb vavxixóv, dyayaSv finó vvxxa ndoav xr]v oxgaxidv xr)v ne£r)v avxóe iiiv xoïe êv xcp nXrj/u/uvglcp xel%eoi xaxd yrjv ë/ieXXe ngoapaXeïv, al dk xgirjgeie xcov 2vgaxoaicov apM xal dnó (vvth^piaxoe névxe fiiv xal xgidxovxa ix xov pieydiov Xi/uévoe InênXeov, al dk névxe xal xeooagdxovxa êx xov êXdooovoe, ov t)v xal xó vecügiov avxoïe negiénleov, poviópievoi ngóe xde ivxóe ngoo/ueï^ai xal a/ia inmieïv xcp IIXtjfi/uvgicp, Sncoe ol 'A&rjvaïoi dpupoxègcoftev dogvficovxai. ol ó' 'Afhjvaïoi dtd xd%ove dvxtnXrjgcóoavxee ik~r)xovxa vave xaïe juèv névxe xal eïxooi ngóe xde névxe xal xgidxovxa xcov 2vgaxoolcov xde iv xcf pieydXcp Xi/iévi êvavpA%ovv, xaïe d' êniXotnoie drnjvxcov inl xde ix xov vecoglov negtnleov'oae. xal eir&vs ngó xov axó/Aaxoe xov /ueydXov Xi/uévoe ivavpijdxovv, xal dvxeï%ov dXXtjXoi; inl noXv, ol /uèv (ii&oao&ai fioyXó/uevot xov ïonXovv, ol dk xcoXveiv. 23. êv xovxco dk ó róXmnoe, xcov iv rep IJXrjii/uvglcp 'A{h]valcov ngóe xr/v &dXaooav imxaxa/idvxtov xal xjj vaviMayiq xrjv 35 ze wel eens hun meerderen zijn, maar de stoutmoedigheid, waarmee ze hen overvallen, daarop konden zij evenzeer hun vijanden onthalen. Ook zeide hij overtuigd te zijn dat de Surakosiërs grooter voordeel zouden behalen door de ontsteltenis der Atheners op het onverwacht aangrijpen van hun vloot, dan zij schade konden lijden in hun onervarenheid door de grootere bedrevenheid der Atheners. Hij ried hun dus dringend de proef te nemen met een zeeslag en niet te versagen. Op raad dus van Gulippos. Hermokrates en eenige anderen, begonnen de Surakosiërs alle toebereidselen voor een zeeslag en ze bemanden de schepen. 22. Toen Gulippos de vloot had uitgerust, liet hij tegen den nacht de gansche strijdmacht opbreken en zelf ' stond hij gereed om met het landleger een aanval te i doen op de forten van het Plemmurion. Van de triëren der Surakosiërs voeren er tegelijk vijf-en-dertig volgens afspraak uit de groote haven aan en vijf-en-veertig uit de kleinere, waar hun dok was, voeren om met het plan om zich aan te sluiten bij die van binnen en dan gezamentlijk op het Plemmurion aan te vallen om de Atheners van beide kanten te verschrikken. Maar de Atheners bemanden onmiddellijk daartegen zestig schepen en leverden zeeslag met vijf-en-twintig schepen tegen de vijf-en-dertig der Surakosiërs in de groote haven en met de overige voeren ze den uit-het-dok-aankomenden te-gemoet. Pal voor den ingang der groote haven leverden zij slag en zij hielden het lang tegen elkander uit, terwijl de eene partij den toegang tot de haven wilde afdwingen en de andere dit beletten. 23. Intusschen terwijl de Atheners in het Plemmurion naar zee waren geloopen en al hun aandacht hadden geves- 22-23. julippos neemt ï forten. Nederlaag der Surak. vloot. yvó/irjv ngootydvxtov, cpêóvei ngooneotov a/xa tfj iep alcpviólme toïe xeifeai, xal algeï xó /xéyioxov ng&xov, iheixa óè xal xd èXdooco övo, ov% vnofieivdvxcov T&v epvXdxcov, cbe èlöov xó juéyiaxov gqöïcos Xrjcp&év. xal lx fièv tov ngcoxov dlóvxog yaXen&s ol iv&gconoi, óooi xal ie td nXoïa xal óXxdóa xivd xaxécpvyov, i£exoiii£ovxo ie xó oxgaxóneöov x&v ydg Zvgaxooicov xaïe iv xcp fisydXcp Xi/uévi vavol xgaxovvxwv xjj vavfiayiq vnb xgvftgove puae xal tv nXeovorje ineöióxovxo' èneiórj óè xd övo xuyiOLiaxa f/Xioxexo, iv xovxcp xal ol Svgaxóaxoi ixvyyravov rjórj vixófievoi, xal ol l£ avx&v cpevyovxee gqov nagenXevoav, al ydg x&v 2vgaxooUov al ngó xov oxójuaxoe vfjee vavpbayovoai fiiaodiievai xde t&v 'A&rjvaicov vave ovóevl xóojuco ioénXeov xal xagayj&EÏaai negl dXXrjkae nagêöooav xrjv vlxr/v xoïe 'A9ijvaioig. xavxae xe ydg ïxgexpav xal iep' cov xó ngcoxov ivix&vxo iv xcp Xtiiévi. xal kvóexa iièv vave t&v 2vgaxoolaw xaxéövoav xal xove noXXovs t&v dv&gónmv dnéxxeivav, nXfjv ooov ix xgi&v ve&v, ode i^ebygriaav' t&v iè ocpexégcov xgeïe vïjee óiecp&dgrjoav. xd óè* vavdyxa dvsXxvoavxes x&v Svgaxooicov xal tgonaïov iv xcp vijoiólcp oxr)oavtee xcp ngó xov ÜXrjiiiivgtov, dve%cógrjoav is xó êavx&v oxgaxóneóov. 24. 01 óè Svgaxóaioi xaxd pièv xrjv vavtiaxtav ovtcoe inengdyeaav, td ó' iv xcp HXrjpipivglcp xel%i\ elyov xal tgonaïa ëattjoav avx&v xgia. xal xó fièv è'xegov xoïv dvoïv xei%oïv xoïv voxegov Xrjepêévxoiv xaxéfiaXov, xd óè övo imaxevdoavxes êtpgov tigd op den zeeslag, neemt Gulippos de gelegenheid waar en overvalt bij het krieken van den dag plotseling de forten en neemt het grootste het eerst, vervolgens ook de kleinere, waar de bezettingen niet op haar post waren gebleven, toen zij hadden gezien dat het grootste zoo gemakkelijk was genomen. Uit het eerst genomen fort ontsnapten, ternauwernood de mannen naar het kamp, ten minste zij, die hun toevlucht hadden kunnen nemen in eenige transport- en vrachtschepen; immers ze werden achtervolgd door een triëre en nog wel een goede zeilster van de Surakosiërs, daar dezen met hun schepen in de groote haven nog de overhand hadden in den zeeslag. Maar toen de twee andere forten waren genomen, waren de Surakosiërs reeds aan het verhezen en de vluchtelingen uit de forten konden gemakkelijk naar het kamp overvaren. Want de schepen der Surakosiërs, die voor den havenmond slag hadden geleverd, hadden de schepen der Athehers op zij gedrongen en voeren zonder eenige orde de haven binnen en, met elkaar in botsing gekomen, lieten ze de overwinning nnn de Atheners over; want niet alleen zij werden door de Atheners op de vlucht gedreven, maar ook die, welke eerst de Atheners hadden overwonnen in de groote haven. Elf schepen der Surakosiërs boorden ze in den grond en het grootste deel van de mannén doodden ze behalve/ die uit drie schepen, die ze hebben gevangen genomenV De wrakken der Surakdsiërs haalden ze aan wal; ze stelden een zegeteeken op op het eilandje voor het Plemmurion en daarna trokken ze naar hun eigen kamp terug. 24. Zóó was het den Surakosiërs gegaan bii den zee- verliezen slag; maar de fortenjjpjièt PJetnjmurion hadden ze en Ath«f rs ze richtten er drie zegeteekens voor op en een van de twee later genomen forten sloopten ze, maar de twee 37 38 govv. &v&gconoi (5' êv x&v xeix&v xjj dXcóoei dnéftavov xal ê£toyQr){h]Oav noXXoi, xal xgtjfiaxa noXXd xd ^v/mavxa idXco' cooxe ydg xapueUp %QtoiiÉv &gXovxa. xal avx&v pJa yuèr ie IleXonóvvrjoov oJ^ero, ngÉofieig ayovoa, o'üieg xd xe otpèxega cpgdoovotv oxi iv IXnioiv elal xal tóv ixeï nóXefiov tti fiaXXov inoxgvvovoi ylyvEoêaï al dè ëvdexa vrjee ngóe tijv 'IxaXiav biXevoav, nvv&avópxvoi nXoïa xoïe 'Adrjvaloie ytuovxa %or)puitcov ngoonXeïv. xal t&v te nXolcov êntxvxovoat td noXXd diêtp&Eigav xal k"vXa vavnrjyrjotpia iv tjj KavXtovtdxidi xatéxavoav, & xoïe 'A9rjvalote éxoï/ia fjv. Ie xe Aoxgoie petd xavxa fjXêov, xal ógfiovo&v ait&v xaxknXevat iiia t&v éXxddcov t&v dnó üeXonowrjoov Syovoa &£oni&v ónXlxae' xal dvaXafióvtee avxove ol Zvgaxóoioi inl xde vave nagènXeov in oïxov. tpvXdSavxse d' avxove ol 'A&r)vaïoi eïxooi vavol ngóe xoïe Meydgoie, pUav nèv vavv Xapfidvovoiv avxoïg dvógdoi, tde d' aXXag ovx idvvfj'thjoav, dXX' dnotpeiyovaiv ie tde 2vgaxovoae- 'Eyévtxo dè xal negl t&v atavg&v dxgofioXiofióe iv tcp Xiiiévi, 39 andere herstelden ze en ze plaatsten er een bezetting. Vele mannen in de forten werden bij de inneming gedood of levend gevangen genomen en een groote voorraad werd in zijn geheel buit gemaakt, want, daar de Atheners de forten gebruikten als magazijn, was er een groote hoeveelheidgoederen en koopwaren van de kooplieden en ook veel have van de bevelhebbers der triëren,want er werden zeilen voor veertig triëren en verdere tuigage en drie aan wal getrokken triëren buitgemaakt. De grootste en belangrijkste schade echter voor het leger der Atheners was de inneming van het Plemmurion. Want nu was het binnenvaren voor den toevoer van levensmiddelen niet meer~veilig [want de Suraicosiërs beletten heT~mët~schepen, die ze daar lieten ankeren en het binnen varen ging niet meer zonder gevecht] en in ' het algemeen bracht de inneming verslagenheid en moedeloosheid bij het leger. 25. Hierna zenden de Surakosiërs twaalf schepen uit onder bevel van Agatharchos, een Surakosiër. Een van deze vertrok naar de Peloponnesos met gezanten aan boord om mee te deelen dat hun eigen toestand alle hoop gaf en er op aan te dringen dat de oorlog daar met nog meer kracht werd gevoerd ; de overige elf schepen, voeren naar Italië op het vernemen dat transportschepen—voor de Atheners beladen met goederen kwamen aan varen. Zij ontmoetten de transport-schepen, vemield£iLde-meeste, en scheepstimmerhout, dat klaar lag voor de Atheners in het land Kaulonia, verbrandden ze ; hierna kwamen ze te Lokroi en, terwijl ze daar voor anker lagen, kwam een van de koopvaardijschepen uit de Peloponnesos, dat Thespische hopliten overbracht, binnenvallen. De Surakosiërs namen de mannen aan boord en zetten koers langs de kust naar huis. De Atheners echter, die bij Megara op hen hadden geloerd, namen één schip met de bemanning, 4o ovs ol Zvoaxóoioi ngó xcov naXai&v vccooolxtov xaiênrj^av êv xjj daXdoorj, Sncos avxol? al vijes êvxós óg/iolev xal ol 'Adrjvaïoi immXéovxee fit) filanxoiev èfifSdXXovxes- ngooaynyóvtee ydg vavv pvgiocpógov avxoïs ol 'Avhjvaibi, nvgyove xe £vXlvov( M%Qvaav xal nagatpgdy/MXta, êx xe t&v dxdxtov tovevov dvaöovfievoi xov; oxavgovs xal avéxXtov xal xaxaxolvftp&vtee ê£éngiov. ol dk Svgaxóaioi dnó xcov vetoooixtov cfiaXXov ol jd' êx tfje óXxdóoe dvxtfiaXXov xal xéXog xovs noXXovs t&v ozavgcdv dvetXov ol 'Adrjvaïoi. yaXentoxdxr] öJ i)v tijs Otavgóoeais r\ xgvtpios' i)oav ydg xcov tnavg&v ovs oèX vnegê%ovxas ffis ■&aXdoot]s xaxènrjs~av, cboxt óeivóv i)v ngoonXevoat, tiij ov nko'iócbv xls dtaneg negl êgfta negifiaXr) xrjv vavv. dXXd xal xoviovs xoXvfifirjxal övófievoi è^éngiov /uio&ov. oticog ó' av&ts ol 2igaxóotot êoxavgcooav. noXXd ók xal aXXa ngóe dXXrjXovs, olov elxós x&v oxgaxonéötov êyybe övztov xal dvxixexay fiévtov, jêf/U)Xav&vto xal dxgoftoXiofioïe xal nelgxuc navxolaig êxg&vxo. "Enetirpav ók xal ês tde nóXets ngèofieie ol 2vgaxóoioi Eogivdltov xal 'Aimgaxicot&v xal AaxeöaifiovUoVj dyyéXXovxas tr)v xe xov nXtjLifivQiov Xfjyiv xal xfjs vavfiaxiae nêgi tbs ov xjj x&v noXeitimv ioyvi juaXXov fj xjj otpexéga xagaxfj fjooyjfieïev, xd te aXXa drjXcóoovxas óxi êv iXniaiv elol xal d£itóoovxas £viiporj'&eïv In' avxovs xal vavol xal ne£cp, tbs xal t&v 'Airjvaltov ngooöoxifitov övxtov dXXrj oxgaxiq xai, fjv tp&dotooiv avxol ngóxegov ötatp'&eigavtee tó nagóv oxgdxev/ia avx&v, iianenoXe/irjoófievov. xal ol fikv êv xjj ZweXiq xavxa êngaoo^v. 4i maar zij konden de andere niet krijgen ; deze ontkwamen naar Surakousai. Ook had een schermutseling plaats om de palissadeering in de hayen. die de Surakosiërs vóór de oude schuitenhuizen in zee hadden ingeslagen om hun schepen gelegenheid te geven daar binnen te ankeren, zoodat de Atheners als zij op hen afkwamen, hun geen schade konden toebrengen door met hun schepen in de hunne te boren. De Atheners nu voeren er op af met een schip van tien-duizend talenten *) inhoud voorzien van houten torens en borstweringen en, staande in de sloepen, bonden ze touw om de palen en trokken die er uit door met een windas te winden, of braken ze af; en ze doken onder water en zaagden ze er uit. De Surakosiërs schoten onderwijl op hen van de schuitenhuizen en de anderen beantwoordden dat van het groote vrachtschip; ten slotte haalden de Atheners de meeste palen er uit. Het lastigste was het onzichtbare gedeelte van de palissadeering; er waren namelijk palen in geslagen, die niet boven water uitstaken, zoodat bij nadering er gevaar was, dat, daar men ze niet kon zien, men er met zijn schip op vast liep als op een klip. Maar ook deze worden er door duikers onder water uitgezaagd voor een premie. Toch maakten de Surakosiërs weer een palissade. Ook vele andere weermiddelen tegen elkander pasten ze toe, zooals vanzelf spreekt wanneer twee vijandige strijdmachten zoo dicht bij tegenover elkaar staan, en op alle mogehjkè^manieren trachtten zij elkander afbreuk te doen. Ook zonden de Surakosiërs eenige Korinthiërs, Amprakioten en Lakedaimóniërs als gezanten om bericht te brengen van de inneming van het Plemmurion en over den *zeeslag te melden dat zij een nederlaag hadden geleden niet zoo zeer door de kracht der vijanden als wel door hun eigen 1) 10.000 talenten is ongeveer 250 ton. 42 26. 'O dk Arjftoa&évrjs, inel tvveXiyr) avxcp lö axgdxevfia 8 Idei fyovxa is xrjv ZixeMav (Soiy&eïv, &gas êx xfjs Aiytvrjs xal nXevoas ngbg xrjv üeXonówrjoov xcp xe Xagixleï xal xaïs xoiaxovza vaval xcov 'Adrjvalcov t-v fifrioyei, xal nagalapóvxes t&v 'Agyelcov ónkltae inl xds vavs knXeov is tr)v Aaxcovixrjv' xal ng&tov fikv trjs 'Enidavpov ti trjs Aifirjgds lófjcoaav, ineiza OX&vtes ie td xaxavxixgv Kvêrjgtov xrjs Aaxwvixrjs, iv&a tb iegbv tov 'AnólXcovós ion, trjs te yrjs ïotiv S êdfjcooav xal êxdyioav la&fi&dés xi %cogiov, ïva ör) oï xe Etlcoxes x&v Aaxedatfiovlcov aixóoe avxo/ioX&oi xal a/na Xrjoxal If avxov, cooneg ix xrjs HóXov, dgnaytjv noi&vxai. xal 6 fikv Arjfioo'&évr/s tv{H>s ênetdij £vyxaxèkafle tb %cogiov, nagenXei ênl trjs Kegxv"gas, öncos xal t&v êxet&ev £vfifidxcov nagaXaficov tbv ês tr/v 2ixeUav nkovv 8ti xdxioxa noirjxai' 6 öè Xagtxlrjs negi/ielvas ëcos tb x(0Q^0V l£ttrfxiae xal xataimdiv cpvkaxr)v aitov dnexo/il£exo xal ai/tbs Sotegov tais tgidxovta vavolv in' oïxov xal ol 'Agyeïoi atia. 27. 'Acplxovto dk xal t&v Qgqx&v t&v fiaxaigotpógcov tov Aiaxov yevovs is tds 'ADrjvas neitaotal iv tcp avxcp &êgei tovtcp tgiaxóoioi xal %£itot, ov>s ^a X

v iaXcoxóe. dcptxveïxai ók xal Kóvtov nag' avxove, 8e $lgxe Navndxxov, AyyéXXcov oxi al névxe xal eïxooi vrjee t&v Kogivêicov al otploiv Avdog/uovocu ovte xataXóovot vavuaXetv te uiXXovoiv nèuneiv ovv ixiXtvev avtove vave, dbg oiX Ixavde ovoae övotv óeaóoae eïxooi tae êavx&v ngóe tde ixtlvcov névxe xal eïxooi vavfiaxeïv. tcp ukv ovv Kóvcovi óêxa vave ó Arjuoo'&évrje xal ó Evgvuéötov xde agioxa otpiai nXeovoag £viiné/unovoi ngóe xde iv tfj Navndxxcp' avxol óè td negl xrje oxgaztde tóv $~vXXoyov rjxoiudCovxo, Evgvuéöcov ukv ie xrjv Këgxvgav nXeéaae xal nevxexatöexd xe vave nXrjgovv xeXevoag avtove xal ónUtae xataXeyóuevoe (Svvrjgxe ydg ijórj At)uoo&évei Anotganóuevoe, cooneg xal fjgé&t)), Arj/xoodévrje i' ix t&v negl xijv 'Axagvaviav xcogtcov ocpeviovrjtae te xal Axovtiatde evvayeigcov. 32. 01 8' lx t&v 2vgaxovo&v tóte uexd trjv tov ÜXrjiijuvgiov AXtooiv ngéofieie olxóuevoi ie tde nóXeie, ineiórj èneiodv te xal £vvayelgavxeg êueXXov Atjeiv xov oxgaxóv, ó Nixiae ngonv&óuevoe nèptnei ie x&v 2ixeXmv tobe tijv óloóov i'xovxae 53 namen daarna een ander schip, waarmee ze later den tocht hebben gedaan. Daarna komt Demosthenes op Zakunthos en Kephallenia en neemt vandaar hopliten mee en hij liet uit Naupaktos hopliten van de Messeniërs komen. Daarna stak hij over naar het daartegenover liggend vaste land van Akarnania en wel naar Alizeia en Anaktorion, plaatsen, die van de Atheners waren 1). Terwijl hij hiermee bezig was, komt Eurumedoon hem te-gemoet op zijn terugvaart van Sikelia, die toen in den winter met geld voor het leger vooruitgezonden was, en deze brengt als voornaamste bericht de tijding mee, onderweg vernomen, dat het Plemmurion door de Surakosiërs was ingenomen. Ook komt Konoon bij hem, die Commandant te Naupaktos was, met het bericht dat de vijf-en-twintig schepen der Korinthiërs, die tegenover hen geankerd waren, het maar niet opgaven, en op het punt stonden slag te leveren. Hij verzocht hun dus om schepen te sturen, daar zijn achttien schepen niet in staat waren om slag te leveren tegen de vijf-en-twintig der vijanden. Demosthenes en Eurumedoon geven dus tien van hun snelste schepen mede aan Konoon om die te voegen bij die van Naupaktos ; zelf gingen ze over tot het verzamelen van hun strijdkrachten en wel Eurumedoon door naar Kerkura te varen en daar bevel te geven om vijftien schepen te bemannen en door hopliten te lichten; [immers hij had de thuisreis opgegeven en voerde nu samen met Demosthenes het bevel, waartoe hij was gekozen] en Demosthenes door overal in Akarnania slingeraars en speerwerpers aan te werven. . 32. Toen de gezanten uit Surakousai, die destijds na de inneming van het Plemmurion op weg waren gegaan naar de steden, geslaagd waren in hun opdracht, de troepen 1) Zie 4- 49, 54 xal ocpïoi ^vuudyovg, Kevxógindg te xal 'AXixvalove xal aXXovg, bnwe ut) óiacpgrjocooi tobe noXetilove, dXXd ^votgacpévxee xwXvacoac dieX&eïv aXXt] ydg abxobe ovdè neigdaeiv" 'Axgayavxïvoi ydg ovx lóidooav dia xfjg êavztov ódóv. nogevouévwv <5' rjdrj xwv Zixeluox&v ol ZixeXoi, xa&dneg êdéovto ol 'A&rjvaïov, èvédgav tivd nottjod/ievoi dtpvldxtote te xal Ifaltpvrje tniyevóiievoi öiécp&eigav Is öxxaxoaiovg udXioxa xal xovs ngéofieig nXt)v hbs tov KogwMov ndvxae' ovxoe óè toi>s öiacpvyóvxae, ès nevtaxoolove xal yiXiovg, 'ixó/uoev Is tde 2vgaxovoag. 33. xai negl xds abxde tjuégas xal ol Kauagivaïoi dcpixvovvxai avxoïg fSorj&ovvxse, nevxaxóowt uèv ónXïxai, xgiaxóouu dè dxovxtoxal xal xot-óxai xgtaxóoioi. bituxpav dè xal ol reXwoi vavttxóv te, le névxe vave, xal dxovxioxds tetgaxooiovg xal Innéae diaxoolove- o%tdbv ydg xi rjórj naoa fj ZixeXia nXt)v 'Axgayavtlvaw (ovxot d' ovdè utö' ixégwv rjaav), ol d' &XX01 Inl tobe 'Athjvalove uexd xwv Zvgaxooiwv ol ngótegov negiogófievoi £voxdvxeg Ifiofi&ovv. Kal ol ukv Zvgaxóoioi, wg avxoïg tó Iv toïe ZixeXoïg nadoe èyévexo, inêoypv tó evêéwg toïe 'Athjvaioie imxstgeïv ó ói Arjuoo&êvrje xal Evgvuédwv, éxoiurjg fjdtj trje oxgaxiag ovorje lx ft xrje Kegxvgag xal dnó xfjg rjnelgov, Inegaiwêrjoav £vundoji tfj oxgaxiq tóv 'Ióvun> In' axgav 'Ianvylav xal ógiitj&évxeg aitó&ev xaxloyovoiv le tde Xocgdóae vrjoove 'Ianvylae, xal dxovxioxdg ti uvae t&v 'Ianvywv nevxrjxovxa xal êxatóv tov Meooanlov Idvove dva/Si/ldCovxai Inl tde vave, xal tcp "Agtq, 56 ootieq xal xoiie dxovxioxds dvvdoxrjs tov nagêoXexo avxoïg, dvavetoodiievol ztva nakaidv tpiUav dtpixvovvxai Is Metanóvuov xrjs 'hallas, xai xobs Mexanovxiovs neiaavxes xaxd xb £vuuaXixbv èxovttozds ze £vunêuneiv xgiaxoolovs xai zpifjpeig dvo xai dvalafióvxes xavxa nagénXevoav ès Govglav. xai xaxaiauPdvovoi vscooxi ozóoei xovg ztdv 'Adrjvalcov êvavzlove txnenxcoxózas' xai Povlóuevoi zr)v oxgaxidv avzóêi naoav a&goloavxes el xig vneXéXemxo ègexdoai xai xovs ©ovq'lovs neïoai otploi fvoxgaxeéeiv xe tos ngo&vfióxaxa xal, Inetdrjneg Iv xovxcp xixys elol, xobs avxovs lX&gobs xai tplXovs xoïs 'Adrivaiois voui£eiv, negiiuevov iv xfj Oovqlq xai ëngaooov xavxa. 34. 01 di üeXonovvrjoioi negl xbv avxbv XQ^vov xovtov ol iv taïs névxe xai eïxooi vavolv, oïneg x&v êXxdötov èvexa xrjs is 2ixeXlav xouidrjs dv&óguovv ngbs xds iv Navndxtto vavs, nagaoxevaoduevoi ós ini vavuaxla xai ngoonXrjgtboavxts èxi vavs, tooxe óXlycp iXdooovs elvai abxoïs xcov 'Axxixcov ve&v, óguttovxai xaxd 'Egivebv xrjs 'Axatas iv tg 'Pvrnxjj. xai abxoïs xov X(oglov urjvoeiöovs Svxos itp' q5 óguovv, 6 ukv neCbs êxaxêgar&ev nqoope(3or]{hixtos x&v xe Kogiv<ov xal x&v abxóêev s~vuudXwv inl xaïs ngoaveXovoais dxgais nagexéxaxxo, al dè vrjes xb uexa£b elxov liupdgSaoar rjgxe dè xob vavxixov IIoXvdvêrjs Koglvêios. ol d' 'Athfvaïot lx xrjs Navndxxov xgidxovxa vavol xal xgiolv (rjgxe dè avx&v AUpiXos) InénXevoav abxoïs. xal ol Koglvbhoi xb uèv ng&xov rjovva^ov, èneixa dgêévtos abxoïs xov orjuelov, Inel xaigbs Idóxei eïvat, cogutjoav Inl xobs 'Afojvalovs xal Ivavuaxovv. xal xgóvov dvxsïxov noXbv dXXrj- 57 hooren tot Japugia, en eenige speerwerpers van de Japugiërs, namelijk honderd-en-vijf tig van den Messapischen stam, nemen zij aan boord, vernieuwen een oude vriendschap met Artas, een stamhoofd, die hun ook die speerwerpers had verschaft, en komen te Metapontion, eene stad van Italië. De Metapontiërs haalden ze over om hun volgens het verbond drie-honderd speerwerpers en twee triëren mee te geven. Ze namen die mee en zoo voeren ze gezamentlijk langs de kust naar Thouria. Wanneer ze daar aankomen, zijn juist de tegenstanders der Atheners ten gevolge van partijtwisten verbannen. Aldaar nu wilden ze het gansche leger verzamelen en nagaan of er ook iemand achtergebleven mocht zijn, en de Thouriërs overhalen om met alle toewijding deel te nemen aan den tocht en om, daar de zaken bij hen nu zóó geschapen stonden, dezelfden voor vrienden en vijanden te houden als de Atheners; daarom bleven zij wat in Thouria en voerden deze dingen uit. 34. Omstreeks dezen zelfden tijd hebben de Peloponnesiërs van de vijf-en-twintig schepen, die post 'hadden gevat tegenover de schepen te Naupaktos om den uittocht der transportschepen naar Sikelia te dekken, zich klaar gemaakt voor een zeeslag en er nog meer schepen bij bemand, zoodait zij er nu niet veel min^derTiaddèn dan de Attische schepen ; zij ankeren op de hoogte van Erineos, in het gebied van Rupai in Achaia. De kust, waar zij ankerden, had den vorm van een maansikkel, en het landleger van de Korinthiërs en van de bondgenooten uit de plaats zelf posteerde zich op de voorgebergten ter weerszijden, terwijl de schepen de tusschenruimte versperden. Het bevel over de vloot voerde Ëoluanthes. een Korinthiër. De Atheners voeren uit Naupaktos op hen af met drie-en-deftig""schepen onder bevel van Diphilos. Zeeslag bij Erineos. 58 XoiS. xal x&v ukv KoqivMcov tqeïs vfjss diacpêsigovxai, t&v dk 'A&rjvaitov xaxéöv ukv ovdeuia ónX&s, ênnd dk Tiveg dnXoi êyévovto, dvxinptpqoi èuf}aXXójUEvai xai dvaggayéiaai xdg nageg~etpEoiag vnb x&v Kogiv&itov ve&v in' abxb tovto naxvTêgas idf entoxidas i%ovo&v. vavua%r)oavTeg dk dvxinaXa ukv xai tbs abxobs êxaxêgovs d(tovv vixav, ouxos dk t&v vavayltov xgaxtjadvxtov x&v 'Afrrjvaitov dcd xe xt)v xov avéuov fimaioxv avx&v is xb nêXayos xai did xrjv x&v Kogivftlaw obxéxi inavaycoyfjv, biexgMhyoav in' dXXrjXtov, xai öito^ig ovdeuia iyêvexo, obd' avdgss obderêgtov êdXtooav ol ukv ydg Kogtv&ioi xal üeXonovvrjoiot ngbg xfj yfj vavuavpvvxes gaiditos dieocóCovro, x&v dk 'A&wvaitov ovdeuia xattdv vavs- dnonlevodvrcov dk t&v 'Athqvaliov is Tijv Navnaxxov ol Kogiv&ioi ebfrvs xgonalov HoTrjoav cbg vix&vxes, ou nXeiovs x&v ivavritov vavs anXovg inotrjoav xal voutoavreg öi abxb ob% fjoodoiïai di' oneg obd' ol ïxeqol vixav óf xe ydg Kogiv&ioi qyrjoavxo xgaxeiv, et uf\ noXb ixgaxovvxo, of t' 'A&rjvaToi èvóui£ov rjooaoftai, el ut) noXb ivixcov. dnonXevodvrtov dk x&v IleXonovvrjotcov xal xov ne£ov diaXv#ivxos ol 'AfhqvauH (oxrjoav xgonalov xal avxol iv xfj 'Axatq ós vixrjoavxts, dnkxov xov 'Egiveov, iv tp ol Koglv&ioi toguovv, ós eïxooi oiadiovg. xal r) ukv vavuayja ovxtog kxeXevxa. 59 De Korinthiërs hielden zich eerst rustig, vervolgens, toen hun het oogenblik gunstig leek, heschen zij het signaal op, drongen aan op de Atheners en wikkelden zich in den zeeslag. Een langen tijd stonden zij elkander; van de Korinthiërs werden drie schepen vernield, van de Atheners zonk er geen geheel, maar wel werden zeven onzeewaardig, die van voren met de voorstevens werden ingeloopen en de voorplecht opengescheurd door de Korinthische schepen, welke juist met dit doel van zwaardere oorkleppen *) waren voorzien. De strijd bleef wel is waar onbeslist en beide partijen kenden zich de overwinning toe; toch werden de Atheners meester van de wrakken, doordat de wind die in volle zee dreef en de Korinthiërs niet weer zee kozen; zoo geraakten ze uit elkander en er werd geen vervolging gehouden en van geen van beide kanten werden gevangenen gemaakt; immers de Korinthiërs en Peloponnesiërs konden gemakkelijk ontkomen, daar zij dicht bij land hadden gestreden en van de Atheners was er geen enkel schip gezonken. Maar toen de Atheners naar Naupaktos waren teruggevaren, richtten de Korinthiërs dadelijk een zegeteeken op, alsof zij overwinnaars waren, omdat zij meer schepen van de tegenpartij onklaar hadden gemaakt en ze meenden niet overwonnen te zijn om dezelfde reden, waarom de anderen meenden dat zij het niet hadden gewonnen: want de Korinthiërs beschouwden zich als overwinnaars als ze het niet beslist hadden verloren eri de Atheners vonden dat zij het verloren hadden, wanneer ze het niet beslist hadden gewonnen. Toen evenwel ook de Peloponnesiërs waren weggevaren en het landleger was ontbonden, richtten de Atheners als overwinnaars ook een zegeteeken op in Achaja op twintig stadia afstand 1) Balken vooraan op zij om stooten te geven en op te vangen. 6o 35. ' O ók Arjuoo&èrrjs xal Eigvuidcov, Inetdr) ^voxgattietv abxóïg ol ©ovgioi nageoxevdoêrjoav ènxaxooioig ukv ênXixaig, tgtaxooloie dk dxovxtoxaïe, xde ukv vave naganXeïv txtXevov Inl xrje Kgoxcovtdxidoe, aixol dk xóv ns£bv ndvxa t(exdoavxte ngcoxov inl xcp Svfiagu noxaucp fyyov dtd xrje ©ovgtddoe yfje. xal cbe lyévovxo inl xcp 'Ykla noxaucp xal avxoïe ol Kgoxcovtaxat ngoonifitpavxee ebtov ovx &v ocplot PovXojuévoig elvat dtd xrje yfje oepcov xöv oxgaxóv tévat, Intxaxapdvxee rjvXloavxo ngbe xrjv êdXaooav xal trjv êxpoXrjv xov 'YXlov xal al vfjeg avxoïe ie xb aixb dnrjvxaw. xfj d' voxegalq dvaPtPaaduevot nagénkeov, ïoxovxee ngóe xaïe nóXeoi nXrjv Aoxgcdv, ecog dtplxovxo Inl UéxQav xrje 'Ptjylrtie. 36. 01 dk Svgaxóatot iv xovxcp nvvêavóiievoi avxcov xbv InlnXovv avi^te xaïe vavolv Anoneigaoat ipovXovxo xal xfj HXln nagaoxevfj xov ne£ov, rjvneg in' abxó xovxo, nglv IX&éïv avxove cp&doat PovXóuxvot, g~vvéXeyov. nageoxevdoavxo óè xó xs &XXo vavxtxóv cbe lx xrje ngoxégag vavuavtag xt nXêov iveïöov oxfjoovxee, xal xde ngcóqae xcov vecdv fvvxeuóvxeg le ëXaooov oxegttpeoxégae Inohjoav, xal xde tnanldae knè&eoav xaïe ngcógaig naveiae, xal dvxrjgldae dn' avxcov vnéxeivav ngóe xove xolvove cbe Inl f£ nfjxete ivxóg xe xal t'^codev cpneg xgóncp xal ol Kogtv&iot ngóe xde iv xfj Navndxxcp vave kneoxevaouévot ngcögaêev evavuixovv. Ivóutoav ydg ol 2vgax6oiot ngóe xde xcov 'A&qvalcov vave ovX óuoitoe dvxtvevavnr/yripévae, dXXd lenxd xd ngcpgaftev Ivpioae dtd xó ur) avxmgcógoig uaXXov avxove fj lx neglnXov xaïe IpiPolaïe xQfja^ai, ovx ïXaoaov oyrjoeiv, xal 6i van Erineos, waar de Korinthiërs geankerd waren geweest. Zoo liep deze zeeslag af. 35. Zoodra Demosthenes en Eurumedoon de Thouriërs er toe hadden gebracht deel te nemen aan den tocht met zeven-honderd hopliten en drie-honderd speerwerpers, gaven zij bevel dat de schepen langs de kust naar Kroton moesten varen en zelf hielden ze eerst een wapenschouw van het geheele landleger bij de rivier, de Subaris, en marcheerden dan door het land van Thouria. Toen zij aan de rivier, den Hulias, waren gekomen en de Krotoniaten hun gezanten zonden om hun aan te zeggen dat het niet met hun goedvinden was, dat het leger door hun land ging, trokken ze ook meer naar beneden en overnachtten bij de zee en den mond van den Hulias, en de schepen troffen daar met hen samen. Op den volgenden dag scheepten ze het leger in en voeren de kust langs, al de steden behalve Lokroi aandoende, totdat ze kwamen bij Petra (een voorgebergte) in het gebied van Region. 36. Toen de Surakosiërs hun nadering vernamen, wilden ze weer met de schepen een kans wagen en ook met de landmacht, die ze juist daartoe7 met het plan om ze vóór te zijn, hadden verzameld. Onder de verbeteringen, die ze aan de vloot aanbrachten, geleerd door de ondervinding van den vorigen zeeslag, was deze de voornaamste : ze hadden de voorstevens van hun schepen verkort en daardoor steviger gemaakt en aan de voorstevens zware oorkleppen bevestigd en ze heten deze ophouden door stutten, die daarvan af liepen naar de zijden, wel bij de zes el aan den binnenkant en aan den buitenkant; deze inrichting van den voorsteven hadden de Korinthiërs ook al in praktijk gebracht bij den zeeslag van Naupaktos. Immers de Surakosiërs meenden dat hun schepen het Overwegingend. Surak. over de vlooten. Voortzetting v. d. tocht van Demos thenes tot Region. 62 xr)v Iv xcp ueydXco Xiuévt vavuayiav, ovx iv noXXcp noXXaïe vavolv ovoav, ngós éavxcov eoeodaï dvxmgcpgois ydg taïe lufioXaïe xgcbuevoi dvaggrjj-eiv td Jigtóga&sv abxoïs, oxegltpots xai nayioi ngós xoïXa xal do&evij natovtes toïs ipiflóXois. toïs ók 'Adrjvalois ovx ïoeoftai ocpcöv iv oxeyovmglq. ovxe neglnXovv ovxe óiêxnlovv, a.neg xfjs tivyrjs udXtoxa inloxsvov' avxol ydg xaxd xó óvvaxóv xó ukv 06 öwoeiv óiexnXéïv, tó ók xr)v oxevoymglav xcoXvoeiv cbote ut) negmXéïv. xfj xe ngótegov dua&tq xcov xvfiegvrjx&v öoxovot] elvai, xcp dvxingcpgov (vyxgovoat, uaXiox' Sv avxol xgrjoao&ai' nXeïoxov ydg iv avxcp o%rjoetv' xt)v ydg dvdxgovoiv obx ïaeoftai xoïs 'Avhjvalois l£ar&ovuivois aXXoae fj is xr)v yrjv, xal ta{nr\v ÓC ÓXlyov xal Is óXlyov, xax' abtö xó oxgaxóneóov xó éavxcov' xov ó' aXXov Xtuivos avxol xgaxrjaeiv. xal £vucpegouévove avxovs, rjv nrj fiid£a)vxai, Is ÓXlyov xe xal ndvxas is xó abtó, ngoonbnovtae dXXrjXois xagdfeo&ai (oneg xal IfiXante udXioza xovs 'Adiqvalovs kv andoais xaïs vavuayiais, ovx ovorjs abxoïs is ndvxa xöv Xiuéva xrjs dvaxgovoecos, cooneg xoïe 2vgaxooU>ie)' negmXevaai dk is xrjv ebgv%cogtav, otpcov ifóvzcov tr)v ininXevoiv dnó xov neXdyove xe xal dvdxgovoiv, ob övvrjaeodai avxovs, SXXcos xe xal xov ÜXrjuuvglov noXeuiov xe abxoïs ioouévov xal tov oxóuaxos ob ueydXov övxos xov Xtuivos. 64 37. Toiavta ol 2vgaxóoiot ngóe tijv éavxcov Iniottjuttv xe xal övvauiv êmvorjoavxeg xal aua xeüagorjxóxtg uaXXov fjötj énd xrjs ngoxégae vavuaxlae ênexelgovv tcp xe ne£cp aua xal xaïe vavolv. xal xöv uèv neCöv öXiycp ngótegov xöv lx tije fiólecoe TvXainoe ngoe^ayaycbv ngoofjye xcp xetysi xcov 'A&rjvaia>v, xaê' Soov ngbe xt)v nóXiv avtov êóga' xal ol dnó xov ' OXvunieiov, oï xe ónXïxat 8001 Ixeï tjoav xal ol bintje xal t) yv/ivtjxeia xcov üvgaxooicov lx xov Inl êdxega ngootjei xcp xetxer al óè vijee iiexd xovxo ev&ve Inel-ênXeov xcov Svgaxooicov xal e~vuud%cov. xal ol 'A&tjvaioi xó ngcoxov avxove oió/uevot xcp ne£cp uóvco neigdoeiv, ógcbvxee óè xal xde vave Intcpegojuévae Scpvco, t&ogvpovvxo, xal ol uèv Inl xd xeiXt] xal ngó x&v xeix&v xoïe ngooiovoiv dvxmagexdooovxo, ol óè ngóe xoi>e dnó tov ' OXvunieiov xal x&v l(co xaxd xdype %cogovvxae binéae xe noXXove xal dxovxioxde dvtene^fjoav, &XX01 óè xde vave InXtjgovv, xal aua Inl xöv alytaXbv nagefioijdovv, xal tnetdtj nXrjgeie fjoav, dvtavtjyov nétte xal êfidourjxovxa vave xal al x&v Svgaxooicüv t)aav öyóotjxovxa udXiota. 38. tije óè ijuêgae Inl noXv ngoonXéovxee xal dvaxgovó- 75 Allereerst dan trokken de Atheners uit hun kamp en verwoestten de omstreken van Surakousai in de buurt van den Anapos en hadden er de overhand, evenals in het begin, met land- en zeemacht; [want op geen van beide manieren kwamen de Surakosiërs meer buiten hun kamp, alleen nog maar met hun ruiters en speerwerpers uit het Olumpieion]. 43. Vervolgens besloot Demosthenes eerst met werktuigen een aanval op den tegenmuur te doen. Maar toen de werktuigen, zoodra hij ze nad aangebracht, door de vijanden op den muur werden verbrand en toen ook de overige legermacht, op vele punten aanvallend, overal werd afgeslagen, vond hij het beter niet meer tijd te verslijten ; hij won voor zijn meening Nikias en zijn andere medebevelhebbers en zoo ondernam hij den aanval op de Epipolai' Hij zag in dat het onmogelijk was bij dag ongemerkt te naderen en de hoogte te beklimmen ; daarom gaf hij bevel rantsoen voor vijf dagen, en, daar hij de steenlezers en timmerlieden meenam, pijlen en al wat zij in geval van welslagen noodig zouden hebben voor het aanleggen van de nieuwe belegeringslinie, in te pakken, en zelf ging hij na de eerstt nachtwaak vergezeld van Eurumedoon en Menander met het geheele*) leger op de Epipolai aan, terwijl Nikias binnen de versterking achterbleef. Toen ze dan dicht er bij waren aan den kant van den Eurualos, waar het vorige leger ook het eerst de beklimming had gedaan, blijven ze onopgemerkt door de schildwachten der Surakosiërs ; ze klimmen naar boven, nemen het daargelegen fort der Surakosiërs en ze dooden eenige der schildwachten ; het meerendeel echter ontkwam 1) Hier is de text twijfelachtig, maar uit het vervolg blijkt dat Nikias geheel alleen achterbleef. 76 yèvtovxac aXXoi dè dnó xijg ng&xrjg tö jiaQaxei%iaua xcov 2vpaxooiarv, ovx vnouevóvxojv x&v tpvXdxojv, fjgovv xe xal xas èndX^eig ónéovQOV. ol dè 2voaxóoioi xal ol ^vfiuaxoi xal 6 róXainos xal ol itex' avxov if}or)d'Ovv êx x&v nooxtixiouóiaw, xal ddoxrjxov xov xoXurjuaxo; iv vvxxl otpioi yevofiivov nqooéöaXóv xe xoïs 'Afhjvaioig ixnenhyy'iiévoi xal piao&évxee vti' avx&v xó jiq&xov vnex&qx]oav. nooïóvxwv dè x&v 'Adrjvalwv iv uxaijiq uaXXov rjót] c&c xexpaxiyxóxoiv xal PovXojuévmv dia navxög xov urjnw usua%t]uévov x&v èvavxiaiv d>g xdxioxa dieXdeïv, eva ur) dvévxwv otp&v xfjg êtpódov ax>&ig g"voxpacp&oiv, ol Boimxol itQ&xoi aèxoïs èvxioxov xal nqoopaXóvxeg ëxgeyidv xe xal ic tpvyrjv xaxéoxrjoav. 44. xal ivxavöa ijörj iv jioXXfj xapaxfj xal dnoqiq. iyiyvovxo ol 'A&t)vau>i, i)v ovdè Jiv&èo&ai ódóiov f)v oió' dep' éxégcov oxcp xpóntp Ixaoxa £vvi)véx&r}. iv uèv ydg rjuêgq oatpêoxega uèv, 8iio)g óè ovóè xavxa ol Txapayevóiuvoi ndvxa nXr)v xo xaty éavxöv exaoxog uóXig óldev iv dè vvxxouaxiq, rj uóvt) 77 terstond naar de drie kampen, die achter verschansingen op de Epipolai waren, één van de Surakosiërs, één van de overige Sikeliërs, en een van de bondgenooten ; ze boodschappen daar den aanval; ook deelden ze het mee aan de zes-honxj] itpódcp drjoorjxoi 1%óqovv. noXb dè xal xov aXXov oxgaxevpaxoe avxoïe xó uèv olqxl dvepeptjxei, xó ö' ïxi ngooavrjei, óox' ovx fjnioxavxo ngbe 8 xi XQ^I XOOQtjoai. fjdr\ ydg xd ngóodev xrje xgonrje yeyevrjuévrje ixexdgaxxo ndvxa xal xaXend rjv bnó xrje Porje öiayv&vai. oï xe ydg 2vgaxóoioi xal ol ^bppaxoi óe xgaxovvxee nagexeXevovzó xe xgavyjj obx óXtyj] XQÓpevot, ddvvaxov ov iv wxxl aXXco xcp orjprjvai, xal aua xobe ngoocpegouivove idêxovxo' oï xe 'Adrjvaïoi l£rjxovv xe atpae abxobe xal nav xb ef ivavxlae, xal el cptXiov eït] x&v rjdrj ndXiv tpevyóvtcov, noXéptov ivópc£ov, xal xoïe igcoxfjpaoi xov ^vv&rjpaxoe nvxvoïe xgóuevoi did xó ut) elvai &XXcp xcp yvcogivai, ocpixsi xe avxoïe ftógvPov noXbv nageïxov aua ndvxee igtoxcovxee, xal xoïg noXeploie oacpèe abxö xaxêoxrjoav xó ó' ixelvcov obx dpoicoe fjnioxavxo, did xó xgaxovvxae abxobe xal pi) óieonaopévove rjaoov dyvoeïo&ai, óox', ei uèv ivxbxoiev xioi xgelooove ovxee x&v noXtuimv, óiêcpevyov abxobe axe ixelvcov êmaxduevoi xb £vv&r]ua, el ó' avxol ut) vnoxgivoivxo, dtecp&eigovxo. péyioxov óè xal obX ijxioxa ëftXaipe xal ó naiavwpóe' dnó ydg dpcpoxègtov naganXfjoioe &v anogiav nageïXev. oï xe ydg 'Agyéïoi xal ol Kegxvgaïoc xal ooov Acogixbv pex1 'A'thjvalcov r)v ónóxe nawtvioeiav, cpópov nageïxe xoïe 'Adyvaioie, oixe noXémoi ópokoecboxe xéXoe ivpneoóvtee avxoïe xaxd noXXd xov oxgaxonéóov, inel SnaS exagdx&rjoav, tplXoi te tpiXoie xal nolïxai noXixaie, ob póvov ie cpópov xaxtaxrjoav, dXXd xal ie jretga; dXXrjXoie èXüóvxee pólie dneXvovxo. xal dicoxópevoi xaxd xe x&v xgr/pv&v noXXol ginxovxee êavtobe dnóXXvvxo, oxevrje ovorje xrje dnb x&v 'EnmoX&v ndXiv xaxapdoecoe, xal ineiöi] ie xó ópaXóv ol ocpCópevoi dvarDev xaxaPaïev, ol pèv noXXol abx&v xal 8001 ijoav 8i biervan was, dat ook als de Atheners op de punten, waar zij het wonnen, vijanden tegenkwamen, dezen hun ontsnapten door hun kennis van het wachtwoord, zij zelf daar-en-tegen telkens als zij in gebreke bleven te antwoorden, in den val hepen. Allermeest schaadde hen ook het aanheffen van den paian. Want daar deze voor beide partijen dezelfde was, stichtte hij niet weinig verwarring. Immers telkens wanneer de Argeiërs en Kerkuraiërs en al wat er Dorisch aan de zijde der Atheners stond, den paian hadden aangeheven, en ook wanneer de vijanden dat hadden gedaan, in beide gevallen, joeg het den Atheners schrik aan. Ten slotte kwam het, toen ze éénmaal in verwarring geraakt waren, tot botsingen in het kamp van vriend tegen vriend en burger tegen burger, zoodat ze niet alleen elkaar verschrikten maar ook handgemeen werden en slechts met moeite uit elkaar geraakten. Van de achtervolgden wierpen velen zich van de steilten en kwamen aldus om, daar de terugweg van de Epipolai naar beneden smal was ; van degenen, die, veilig afgedaald, weer op de vlakte waren gekomen, ontsnapten velen naar het kamp en onder anderen al de vroeger-aangekomen soldaten, die meer ondervinding van het terrein hadden. Van de later aangekomenen raakten sommigen den weg kwijt en gingen dwalen over het land; dezen hebben de ruiters der Surakosiërs, toen het dag geworden was, den pas afgesneden en gedood. 45. Den volgenden dag hebben de Surakosiërs twee I zegeteekenen opgericht één op de Epipolai aan den kant, waar de beklimming was geweest, en een op de plaats waar de Boiotiërs stand hadden gehouden ; de Atheners 1 echter haalden de lijken onder verdrag weg. Niet weinigen van hen en van de bondgenooten waren omgekomen, maar toch waren er nog meer wapenrustingen, dan men 6 De Surak richten twee zegeteekenen op 85 tegen diegenen, die hen in hun eigen land van uit een fort bestookten, dan tegen de Surakosiërs, die ze toch niet licht meer zouden onderwerpen ; — en dat het ook niet aanging om maar vergeefs met verspilling yan znnvppl geld het beleg voort-te-zetten. 48. Dit was de meening van Demosthenes ; Nikias daar-en-tegen vond wel zelf ook dat hun toestand hachelijk was, maar hij wilde niet in zooveel woorden er voor uit komen dat de zaken zwak stonden en ook niet dat het aan de vijanden verklikt zou worden, wanneer ze ten aanhoore van zoo velen tot wegtrekken besloten ; want dan zouden ze ook het wegtrekken, indien zij er toe mochten besluiten, niet in het geheim kunnen volvoeren. Hier kwam nog bij dat de toestand der tegenstanders, naar de inlichtingen, die hij meer dan de anderen van henzelf ontving, de verwachting rechtvaardigde dat hij ongunstiger zou worden dan hun eigen toestand, als zij maar het beleg vol-hielden; immers door geldgebrek zouden zij hen kunnen uitputten, vooral daar ze met al de aanwezige schepen weer meer meester van de zee waren. Nu was er ook in Surakousai een partij, die den Atheners de zaken in handen wilde spelen en van dezen werd hem bericht dat zij hem afrieden het beleg op te breken. Met deze wetenschap wilde hij, terwijl hij inderdaad in tweestrijd was en de zaak nog overwoog, met de eigenlijke beshssing nog wachten, maar openlijk zei hij dat hij zijn stem niet gaf voor het vertrek van het leger. Want hij zei wel te weten dat de Atheners dat niet goed van hen zouden vinden, als ze zoo maar weg-trokken zonder hun besluit. Want te Athene zouden heel andere menschen over hen oordeelen, die bovendien niet, zooals hij zelf, de zaken met eigen oogen zagen en een oordeel vormden zonder naar dat van een ander te luisteren, 86 noXiois Sua dvalloxovxas xal vavxixbv noXb kxi èviavxbv t)órj Bóoxovxas td ukv anogeïv, td d' sxi dut]%avrjoeiv biayiXia tt ydg tdlavta ijdrj dvrjXtoxévai xal ëxi noXXd ngoootpeiXeiv, ijv te xal óxiovv ixXbttoai trjs vvv nagaoxevrjs tcp ut) öióóvai xgotpfjv, cpêegeïo&at avx&v td ngdy/iaxa, êmxovgixd iidXXov fj di' dvdyxrjs cooneg td otpexega ovxa. xgifieiv tvbv itprj %grjvai jigooxaêrjuévovs xal ut] tbs XQ^f*aat:y> noXb xgeUtaovs elol, vixrj&evxas dmévai. 49. 6 fikv Nixlas xooavxa Xéyarv loxvgl£exo, aioftófievos xd iv xaïs Svgaxtvöoais dxgifi&s, xal xrjv xcov xQrfftdxayv dnogiav xal bxi ijv avxó&i noXb xb povXófievov toïe 'Adrjvalois yiyvetr&ai xd ngdy/iaxa xal imxrjgvxevó/ievov ngbs aixbv Saxe ur) dnavlaxao&at, xal aua xaïs yovv vavalv ij ngóxegov iïagorjoei xgaxrj&els. ó dk Ar\uoo$for\s negl fikv xov ngooxav^rjo&tu ovd' ónojoovv ivedêxexo' el dk deï ur) dndyeiv xijv oxgaxidv 87 maar die zich zouden laten bepraten door de lastertaal, die de een of ander welsprekend zou doen hooren. Van de soldaten hier zouden velen, ja de meesten, die nu schreeuwen dat ze in gevaar verkeeren, eenmaal ginds aangekomen, het tegenovergestelde schreeuwen, namelijk dat de strategen zich hadden laten omkoopen om de zaak prijs te geven en terug te gaan. Hij voor zich wilde ten minste met de kennis, die hij van den aard der Atheners had, liever, indien het er toe lag, met de wapenen in de hand als vrij man op het slag-veld vallen dan op een schandelijke beschuldiging en onverdiend door de Atheners worden terecht gesteld. En de zaken der Surakosiërs stonden toch nog slechter dan de hunne, want dóór het houden van huurtroepen en het besteden van hun geld aan verdedigings-werken en door nu al een jaar een groote vloot de kost te geven waren ze reeds in geld-gebrek en zouden ze in nog grooter verlegenheid geraken. Immers ze hadden al twee duizend talenten uitgegeven en ook nog een groote schuld gemaakt en als ze maar weinig verminderden in het onderhoud van hun troepen, dan zou hun macht weg-smelten, die meer op hulp-troepen dan op verplichten krijgsdienst van burgers berustte. Hij vond dus dat ze door het beleg hen moesten uitputten en niet maar weg-gaan, alsof ze om geldelijke redenen, waarin ze juist verreweg de overhand hadden, de zaak gewonnen gaven. 49. Terwijl Nikias deze zijne zienswijze uit-een-zette, maakte hij zich warm, ten eerste omdat hij goed op de hoogte was van den toestand binnen Surakousai — hij wist dat er geld-gebrek was en dat er een talrijke partij was, die wenschte dat de zaken in handen der Atheners kwamen, die hem ook in heimelijke onderhandelingen ried om het beleg niet op te breken — en tevens door dat go dóvtcov Kvgt]vaimv tgitjgeie dbo xal tov nkov ijyeuóvae, xal Iv tcp nagdnXcp Ebeonegltaie noXiogxov uévoig bnö AifMaw Èvpiuaxrjoavtee xal vixfjoavteg tobe Atfive, xal abtó&ev naganXeboavtee le Néav nóXiv, Kagxrjdoviaxöv lunógiov, 8&evneg Etxelia Ik&xiotov dbo tjueg&v xal wxtós nXovv dnèxei, xal dn' abtov ntgaicoftêvtee dcplxovto le ZeXivovvta. xal ol ukv Zvgaxóoioi ebêbe abt&v ll&óvtcov nageaxevd£ovto d>e Imöi)oóuevoi xat' ducpótega abdie toïe 'Aihjvaloie, xal vavol xal ne£cp' ol dl t&v 'AJhjvalcov otgattjyol óg&vtee otoatidv te aXXrjv ngooyeyevt]ukvt]v avtoïe, xal td tavtcóv aua ovx Inl to Bêitiov jfCOoowVra, dXkd xaft' rjuégav toïe naai x^Xenóteoov Toxpvta, uóXwia dl tfj do&evetq t&v dv&g&noiv metóueva, ueteuêlovtó te ngótegov ovx dvaotdvtee, xal me avtoïe ovdè 6 Nixlae èti óu/tfcoe fjvavttovto aXX' ij ur) tpaveg&e ye d^i&v wricpl^eo'&ai, ngoéïnov cbe tdvvavto ddrjXótata ëxnlovv lx tov otgatonéöov naai xal nageoxevdo&ai otav tie orjurjvf], xal ueXXóvzcov abt&v, Ineidf) êtoïua fjv, dnonXeïv ij oelfjvt] Ixlelnei' Itvyxave ydg navoêXrjvoe ovoa. xal ol 'A&tjvaïoi oï te nXelove imoXeïv Ixilevov tobe otgairjyove {Iv&vfuov noiobfievot, xal ó Nixlae (ijv ydg n xal ayav êeiaoucö te xal tcp toiovtcp ngooxeiuevog) obd' &v diafiovXevoaoêai êti lept], nglv, &e ol uavzete ê£r]yovvio, tgle êvvéa rjuégag fieïvai, Sncoe &v ngótegov xivt]'9eb]\' xal toïe ukv 'A&r]valoie uelXrjoaoi did tovto rj uovi] lyeyévrjto. 9i en nu van Libué *) te Selinous waren aangekomen. Ze waren door een storm uit hun koers geslagen naar Libué, hadden daar van de Kureneeërs twee triëren en loodsen voor de vaart gekregen, hadden bij het langs-varen de Euësperiten, die door de Libuërs belegerd werden, ondersteund en de Libuërs overwonnen, en waren langs de kust varende gekomen tot Neapolis, een havenplaats der Karthagers, die op slechts twee dagen en één nacht varens afstand van Sikelia ligt; van daar waren zij overgestoken naar Selinous. Dadelijk na hun aankomst maakten de Surakosiërs zich klaar om met vloot en leger beide weer een aanval op de Atheners te beginnen. Toen de Atheensche strategen zagen dat er voor den vijand weer een nieuw leger bij was gekomen en tevens dat hun toestand er niet op verbeterde, maar bij den dag in alle opzichten slechter werd, en dat ze het meest door de ziekte der manschappen werden geschaad, kregen zij berouw dat zij niet vroeger waren opgebroken ; en toen niet eens Nikias zijn verzet meer even sterk volhield, behalve dat hij niet goed vond dat men er openlijk toe besloot, lieten zij zoo heimelijk mogelijk aan allen aanzeggen, dat besloten was tot het vertrek uit het kamp en dat men zich moest klaar houden voor het oogenbhk dat het teeken zou worden gegeven. Toen alles klaar was en zij op het punt stonden te vertrekken, was er een maansverduistering ; het was namelijk juist volle maan. En de meeste Atheners, sterk onder den indruk van dit teeken verzochten den strategen den terugtocht uit te stellen en Nikias, die wel wat al te bijgeloovig en vatbaar, voor dergelijke voorteekenen was, wildé van geen beraadslaging over het vertrek meer hooren, voor zij naar uitspraak van de priesters driemaal negen dagen hadden gewacht. En doordat de Atheners 1) Afrika. 92 51. 01 dè Svgaxóotot xal avxol xovxo nvêóuevoi noXXcp uaXXov êytjyeguévoi fjoav fit) aviévat xd x&v 'Aêr/vaicov, cbg xal avx&v xaxeyvcoxóxcov ijdt] urjxéxi xgetooóvcov dvai ocp&v pir)xe vavol ptrjxe ne£tp (ov ydg &v xóv êxnXovv ImpovXevoat), xal aua ov fiovkóuevoi avxove SXXooé not xrje StxeXiag xa&eCouévovg raXencoxtgove eïvat ngoonoXeueïv, dlX' avxov cbe xdvtoxa xal êv cp ocpfoi £vugovv. ol d' ' Ad-rivaïot dvxavrjyov vavolv ?f xal óyöofjxovxa xal ngoojueig'avxeg èvavudxovv. xal xbv Evgvuéöovxa, fjjovra tb öe^ibv xégag t&v ° A{h}vaiayv xal PovXóuevov negixXrjoaodat xdg vavg x&v êvavxlcov xal ène^dyovxa xcp nXcp ngbg tijv yijv /tiaXXov, vixrjaavxeg ol Svgaxóotot xal ol £vuuaxot xb uéoov ng&xov t&v 'Afrrjvaltov dnoXaitpdvovot xdxeïvov èv xcp xolXcp tov Xtfievog xal avxóv te dtacp&eigovot xal tde piet' avxov vavg èntano- 9.5 om deze reden hun vertrek hebben uitgesteld, zijn zij niet meer weg gekomen. 51. Door het vernemen hiervan werden nu ook de Surakosiërs nog meer er op gespitst den Atheners niet hun gang te laten gaan, daar dezen zelf nu ook erkenden dat zij hun niet meer de baas waren noch met de schepen noch met het leger [want anders hadden zij geen plannen gemaakt voor hun vertrek] en ook vonden ze heelemaal niet goed dat ze zich op een andere plaats van Sikelia neerzetten, daar ze dan moeilijker te bekampen zouden zijn ; maar ze wilden hen noodzaken tot een zeegevecht op de plaats zelf en in voor henzelf gunstige omstandigheden. Zij bemanden dus de schepen en oefenden zich zooveel dagen als hun voldoende leek. Toen het zoo ver was, deden zij den eenen dag een aanval op de muren der Atheners, en van een niet talrijke afdeeling hophten en ruiters, die naar buiten waren gekomen uit sommige poorten', snijden zij eenige hopliten van de anderen af, jagen die op de vlucht en vervolgen ze terug tot aan de poort. Daar de toegang nauw was, verhezen de Atheners zeventig paarden en eenige weinige hophten. 52. Voor dien dag trok toen het leger der Surakosijgg. zich terug; maar den volgenden dag varen zij uit met de schepen, zijnde zes en zeventig in aantaT7^n~tëgelijk rukken zij met het leger op tegen de muren. De _ Atheners varen hun tegemoet met zes-en-tachtig schepen. Zij raken slaags en de zeeslag vangt aan. .Kurumedoon werd verslagen ; hij wilde met den rechter-vleugel der "Atheners de schepen tegenover hem omvangen en daarom was hij te ver van de anderen af en te dicht bij land gekomen; nu overwonnen de Surakosiërs en hup bondgenooten eerst het centrum der Atheners'en sluiten 51—55. Nederlaag en ontmoediging der Ath. 94 uivae' ineaa ók xal xde ndoae vave ijdrj xcov 'A&rjvaiarv xaxeöLcoxóv te xal ig'ecó&ovv êe xr)v yrjv. 53- 6 dk nXmnoe óqmv tde vave xcov noXeuicov vixcofiévae xal e"fco xcov oxavqcouaxcov xal xov éavxcov oxqaxonèóov xaxacpeqouêvae, PovXóuevoe dtacp&eipeiv xove êxflalvovxae xal xde vave qüov tobe 2-vqaxoalove dcpékxeiv xrje yfje tpiMae ovorje, naqeporj&et inl xrjv %r}Xt)v uéqoe xi êvcov xrje oxqaxiae- xal abxobe ol TvQOrjvot (obzoi ydg êtpbXaooov xoïe 'A&r/vaioie xavxri) ógcbvxee dxdxxcoe nqoecpeqouévove, inexporj&rjoavxee xal nqoojieoóvxeg toïe nqcbxoie xqénovoi xal iopdXXovaiv ie xrjv XlLivrjv xrjv AvotuêXeiav xaXovuêvrjv. voxeqov dk nletovoe fjdr\ xov oxqaxsvuaxoe naqóvxoe xcov SvqaxooUav xal £vuud%cov, xal ol 'A&tjvaïoi IniPorjéfjoavtee xal delaavxee neql xaïe vavolv ie uavrjv xe xaxèoxrjoav nqöe avxove xal vtxrjoavxee ênedico£av xal ónkixae xe ob nolXobe djiéxxeivav xal xde vave xde fikv noXXae öiéotoodv xe xal Evvrjyayov xaxd xd oxqaxónedov, dvoïv dè deovoae eïxooi ol 2vqaxóoioi xal ol (bfiuaxoi i'Xafiov avxcov, xal xobe avdga; ndvxae dnéxxeivav. xal inl xae Xomae êunqrjaai povXóuevoi êkxdda nalaidv xlrjuaxtdcov xal dqdöe yeuioavxee (rjv ydq inl xobe 'Afrtjvaiove d aveuoe ovqtoe) dcpeïoav nvq lupaiovxee. xal ol 'A&tjvaïot deloavxee neql xaïe vavolv avxeurjxavf/oavxó xe oPeoxfjqia xcoXvuaxa xal naboavxee xr)v cpXóya xal xó ur) nqooeX&eïv êyybg xfjv óXxdöa xov xivövvov dnrjXXdyrjoav. 95 hem in de holte *) van de haven op, hemzelven doodden ze en zijn smaldeel vernielden ze; daarna vervolgden zij al de schepen der Atheners en drongen die aan land. 53. Maar toen Gulippos zag dat de schepen der vijanden werden overwonnen en buiten de palissaden en hun eigen kamp aan strand hepen, wilde hij de manningen terwijl ze aan land stapten, dooden en het den Surakosiërs gemakkelijk maken de schepen weg te sleepen, doordat het land door hun vrienden bezet zou zijn; daarom trok hij met een deel van het leger naar den dam *). Toen evenwel de Etrusken [dezen hielden daar de wacht voor de Atheners] zagen dat zij zonder orde kwamen aanrennen, zijn zij voor den dag gekomen en op hen aangerukt. Zij stuiten op de voorsten, drijven die op de vlucht en jagen hen in het moeras Lusimeleia. Later toen een grooter deel van het leger der Surakosiërs en hun bondgenooten op de plaats waren gekomen en ook de Atheners waren komen toesnellen, begonnen dezen uit bezorgdheid voor de schepen den slag tegen hen. Zij overwonnen en vervolgden ze en doodden eenige niet vele hopliten, maar zij redden de meeste schepen en begeleidden die tot op de hoogte van hun kamp Achttien schepen echter hebben de Surakosiërs en hun bondgenooten op hen buit gemaakt en al de mannen ervan gedood. Daarna hebben zij met het doel om de vloot der Atheners in brand te steken een oud vrachtschip vol gestopt met rijs en hars-hout, [de wind-richting was namelijk naar de Atheners], dat aangestoken en het schip op hen af gestuurd. De Atheners hebben, bezorgd voor hun schepen, be- 1) Namelijk die ten oosten van Daskoon. 2) Den golfbreker tusschen het moeras Lusimeleia en de zee. g6 54. field, óè xovxo 2vgaxóoioi fikv xrjs xe vavfia%iag xgonalov loxrjoav xal xrjs &vco xrjs ngós xcp xel%ei dnoXrjxpecos xcov ónXitcov, ö&ev xal xovs ftmovs IXaftov, ' Afhfvaïoi dk ijs xe ol Tvgorjvol xgonrjs inoifjoavxo xcov. neC&v es xrjv Xl/ivrjv xal ijs avxol xcp aXXto oxgaxonédcp. 55. reyevrifiévrjs dk xrjs vlxrjs xoïs 2vgaxoolois Xa/mgcos tjdr) xal xov vavxixov (ngóxegov fikv ydg êcpofïovvxo xds fiexd xov Ar/ftooêévovs vavs èneX&ovoas), ol fikv 'Afhrfvaïoi èv navxl dij a-dvuias f)oav xal ó nagdXoyos avxoïs fiéyas rjv, noXv dk fietCcov ëii xrjs oxgaxeias 6 fiexdfieXos. nóXeoi ydg xavxais uóvais f)drj ó/ioioxgónois èneX&óvxes, drjfioxgaxovfiévais xe, cooneg xal avxol, xal vavol xal tnnois xal fieyè&ei lovvoioais, ov dvvdfievoi èneveyxew ovx' èx noXixelas xi fiexafioXrjs avxoïs, cp ngoorjyovxo av, oix' èx nagaoxevrjs noXXcp xgeloaovos, otpaXXó/ievoi dè xd nXeico, xd xe ngó avxcov tjnógovv xal èneidf) ye xal xaïs vavolv Ixgaxrj&rjoav, 5 ovx av cpovxo, noXXcp dij fiaXXov Sxi. 56. ol dè 2vgaxóoioi xov xe Xifièva evdvs nagènXeov dde&s 97 letselen met bluschmiddelen te water gelaten en zoo is het hun gelukt de vlam te blusschen en het schip te beletten dichter bij te komen zoodat zij aan het gevaar zijn ontkomen. 54. Hierna hebben de Surakosiërs een zegeteeken opgesteld voor den zeeslag en het terugwerpen der hopliten boven bij den muur, waar zij ook de paarden buit maakten. De Atheners richtten een zegeteeken op voor de overwinning der Etrusken, waarbij dezen den vijand in het moeras dreven en voor hun eigen overwinning met het overige leger. 55. Nu de Surakosiërs ook met de vloot zoo klaarblijkelijk de overwinning hadden behaald, [te voren immers waren ze nog bang geweest voor de met Demosthenes nieuw aangekomen schepen] vervielen de Atheners in volkomen moedeloosheid en hun teleurstelling was groot, maar nog grooter de spijt dat zij den tocht begonnen hadden. Dit immers waren onder alle steden, die ze beoorloogd hadden, de eenige, welke in nagenoeg alle opzichten met hen gelijk stonden ; het waren evenals zijzelf demokratieën en ze hadden vlooten, ruiterij en uitgebreid grondgebied. Dus haddefTzij geenTat op hen noch door het omverwerpen van hun staatsregeling, waardoor ze de onderhggende partij voor hen zouden hebben gewonnen, noch door de overmacht, verschaft door een veel grootere krijgstoerusting; zoo waren ze reeds voor deze laatste gebeurtenissen door den tegenslag met de meeste pogingen in groote moeilijkheden en nu, nadat ze ook ter zee geheel tegen hun verwachting waren verslagen, was het nog veel erger met hen gesteld. 56. De Surakosiërs van hun kant voeren dadelijk zonder < 7 jroeiend 127 ruim gebruik van hun speeren, pijlen en steenen om het te bestoken ; maar wanneer de schepen aan elkaar vast waren geraakt, werden de opvarenden handgemeen en beproefden op elkanders schepen te stappen. Door het gebrek aan ruimte kwam het op vele punten vóór dat ze aan den eenen kant op andere schepen ingeloopen waren, maar aan den anderen kant zelf waren vastgeklampt en dat twee of soms meer schepen aan een waren vastgeraakt, zoodat de stuurlieden zich in de noodzakelijkheid bevonden tegelijk zich te hoeden voor dezen en tegen anderen aan te sturen en dit niet op één punt alleen maar op vele punten en van alle kanten, en dat door het luid geraas, veroorzaakt door de botsing van zoovele schepen de menschen niet alleen in ontzetting geraakten, maar ook de bevelen van de bootslieden niet konden verstaan. Toch waren aan beide zijden de bootslieden vol vuur en kracht in het aansporen en toeroepen van de bevelen, zoowel volgens de gewone regelen van hun kunst als naar de oogenblikkelijke ingevingen van hun overwinningskoorts : immers bij de Atheners riepen ze hun mannen toe zich den uitweg af te dwingen en zoo ooit vroeger nu nog éénmaal met alle vuur zich de behouden terugkomst in het vaderland te verzekeren; bij de Surakosiërs en hun bondgenooten hielden ze hun voor hoe schoon het was den vijanden te beletten te ontsnappen en elks vaderstad door de overwinning te verheerlijken. Bij beide partijen bij elk schip dat ze zonder noodzaak zagen achteruit roeien riepen de strategen den gezagvoerder bij name op en vroegen hem, bij de Atheners of ze nu al het land van hun ergste vijanden voor veiliger hielden dan de toch waarlijk niet met geringe moeite vermeesterde zee en of ze daarom deinsden ; maar bij de Surakosiërs of ze voor die vluchtende Atheners, van wie ze zoo zeker wisten dat 137 van het strand af; eenige hadden de Atheners zelf al in brand gestoken zooals met alle het plan was geweest, maar de andere sleepten zij zonder dat iemand het verhinderde zeiven van de plek zelf, waar ieder schip aan strand was gezet, op hun gemak stedewaarts. 75. Hierna, toen Nikias en Demosthenes meenden dat er voldoende voorbereidselen gemaakt waren, had het opbreken van het leger eindelijk plaats, op den tweeden dag na den zeeslag. Rampzalig was het dan ook onder meer dan één opzicht dat zij wegtrokken met verlies van al hun schepen en met voor zich zelf en hun_stad de dreigendstejjevaren in ruil voor de hooggespannen verwachtingen, maar ook bij het verlaten van het kamp kreeg ieder in 't bijzonder voor oog en gemoed de smartelijkste dingen te aanschouwen. Want daar de lijken onbegraven waren, beving ieder, die daar een van zijn betrekkingen zag liggen, een mengeling van angst en smart en degenen, die, gewond of jisk, levend. Wfirden achtergelaten, waren voor de andere levenden veel bedroevender dan de dooden en rampzaliger dan de omgekomenen. Want, uitbarstend in smeekend gejammer maakten ze de anderen ten einde raad, hen bezwerend hen mee te nemen en eiken bekende of verwant, dien ze zagen, één voor één aanroepend ; en als hun tentgenooten ten slotte toch weggingen, hingen ze zich aan hen vast en gingen mee tot zoo ver ze konden, maar als hun lichaamskracht hun begaf, bleven ze achter onder verwenschingen en gejammer; zoo kon het geheele leger, radeloos en vol geween niet gemakkelijk weg" komen, al was het ook van vijandelijk terrein en al hadden ze ook achter den rug ondervindingen te rampzalig voor tranen en in de onzekere en gevreesde toekomst niet minder rampzalige voor oogen. Tevens was er een zekere beschaamdheid en sterk besef van eigen schuld. Zij leken 13» nagaygrjua. stpegov ók oiók xavxa Ixavd' aïxos ydg oixéxi f/v iv xcp oxgaxonêöcp. xal ufjv fj akbj alxia, xal xjj loouoiglq xcov xaxcov èvpvod xiva öutos tó uexd nokkcöv xovcpiotv, ovd' cos Qqöia iv xcp nagóvxi eóofdfeto, dkkcos xe xal dnb oias kaungóxfjxos xal avx*juaxos xov ngcoxov is oïav xekevxfjv xal xanetvóxrjxa dcpixaxo. uéyioxov ydg öt) xb bidcpogov xovxo 'Ekkrjvixcp oxgaxeóuaxi iyevexo, oig dvxl ukv xov akkovs öovkcoooiiévovs fjxeiv avxovs xovxo uakkov dedtóxas ur) nd&coot Evviftrj dniévai, dvxl ó' evvijs xe xal naidvcov, ue^ cbv l£ênkeov, ndkiv xovxcov xoïs ivavxiois inicprjuiouaoiv dcpog/MO&at, ne£ovs xe dvxl vavjSaxcov nogevouévovs xal ónkixtxcp ngoosypvxas uakkov fj vavxixcp. 5/xcos ók vnb pieyè&ovs xov intxgeuauévov ëxt xivövvov ndvxa xavxa avxoïs oloxd Icpalvexo. 76. ógcöv ók ó Nixias xó oxgdxevua dfrvuovv xal iv ueydkj] ptexafiokjj ov, intnagtcov cbs ix xcov vnagyóvtcov i&dgovvé xe xal nageuv&eïxo, ftojj xe ygcóuevos ëxt uakkov ixdoxois xa§' ovs yiyvoixo vnó ngaêv/uas xal fiovkóuevos cbs ItxI nkeïoxov yeycovlQxcQv cbcpekeïv. 139 op niets anders dan op de uitgedreven bevolking van een na lange belegering ingenomen stad en dan nog een niet kleine, want het gansche aantal, dat op weg trok, bedroeg niet minder dan w^rtig Hni'^nH En van dezen droegen niet alleen de minderen ieder zoo veel hij kon van het onmisbaarste, maar ook zelfs de hopliten en ruiters .droegen tegen hun gewoonte behalve hun wapenen, ieder zijn eigen proviand, dezen omdat ze geen bedienden hadden, anderen omdat zij ze niet vertrouwden; want velen waren al vroeger weggeloopen en de overigen juist nu. En nog was wat ze droegen niet eens voldoende ; want er was geen proviand meer in het kamp. Ook werd de overige schande, hoezeer verlicht doordat het kwaad voor allen zoo gelijk was, toch daarom in deze omstandigheden niet licht geacht, vooral (wanneer ze nagingen) van welk een luister en overmoed bij den aanvang zij tot dit vernederend slot waren gekomen. Want dit was de groote±e»-önAeer-Tïïé ooit met een Helleensch leger had "-plaats gevonden. Dezelfde menschen, die waren gekomen met het plan om anderen in slavernij te brengen, gingen nu heen juist met de vrees dat dit lot hunzelf zou overkomen en in plaats van de geloften en zegezangen, waarmee zij waren uitgevaren, waren het nu integendeel verwenschingen, waaronder zij opbraken ; gekomen te scheep, vertrokken zij te voet en met meer vertrouwen op hun hopliten dan op hun schepen. Toch ten aanzien van de hun boven het hoofd hangende gevaren leek dit alles hun nog dragelijk. 76. Bij den aanblik van de wanhoop van het leger en den grooten omkeer van hun lot beproefde Nikias hun zoo goed als het ging moed in te spreken en fiéri' te 'troosten. Hij ging daarom al de gelederen zonder onderscheid langs, in zijn ijver zijn stem al meer verheffend bij iedere 140 77. ,'Exi xal ix xcbv nagóvxcov, cb 'A&qvaïoi xal gviifiaxoi, iXnióa XQT) ëxeiv ('fjórj xivès xal ix öeivoxégcov fj xotcovóe iocbfhjoav), ptrjóè y.azauéfis öidxeiuai vnó xrjs vóoov) ovx' evxvxia öoxcov jxov voxegós xov eïvat xaxd xe xov ïdiov piov xal is xd &XXa, vvv iv xcp avxcp xivövvcp xoïs tpavXoxdxois atcogov/iaf xaixoi noXXd fiiv Is fteovs vóiuua öeöirjxt] uai, noXXd de is dv&gcbnovs dixaia xal dvenitp&ova. avê' cbv fj uèv ihxls S/ucos dgaoéia xov uêXXovxos, al dè (vficpogcü ov xax' dl-iav dfj cpofiovaiv. lajja dè av xal Xcotprjoetav' Ixavd ydg xols xe noXeuiois rjvxvxrjxai, xal eï xcp ffecoy Initp&ovoi ioxgaxevoafiev, dnoxgcbvxcos fjórj xexificogrjfied,a. rjX&ov ydg nov xal dXXoi xivès fjórj iep' éxégovs, xal dv&gcdneta dqdoavT.es dvexxd ëna{fov. xal fjftas eixbs vvv xd xe dno xov deiov IXnl^eiv fjmebxega e^eiv (oïxxov ydg dn' avxcov d£icbxegoi fjórj èo/ièv fj tp&óvov), xal ógcbvxeg v/nas avxovs oloi ónlixai aua xal dooi £"vvxexayuévoi ^eogette ufj xaxanénXrjx^e &yav, Xoyifco&e dè öxi avxol xe nóXis ev&ós ioxe ónoi &v xaftétZrjo&e, xal SXXrj ovdeuia éuds xcov iv SixeXla ovx' &v imóvxas óé^aixo gadicos ovx' &v Idgv&évxas nov iSavaoxfjoeiev. xfjv dè noqeiav cbox' dotpaXfj xal evxaxxov eïvat avxol cpvXdiaxe, ufj aXXo xi fjyrjaduevos ëxaoxos tj iv co av dvayxao&fj ^o>o«V uaxeoêai, xovxo xal naxqida xal xéïxos xqaxfjoas l£etv. onovdr) dè óuoicos xal vvxxa xal fjidqav ioxai xfjs óöov' xd ydq intxrjdeta Pgaxéa ëxoLiev, xal rjv dvxiXapdóueêd xov tpiXiov ^coohw *cbv SixeXcbv (ovxoi ydg rjuïv did xd 2vgaxooicov dêos ixi péfiaiol eloiv), fjdt] vo uitere iv xcp ixvgcp elvcu. ngonéneunxat d cbs abrovs, xal dnavxav eigrjuévov xal oixia diia xoui£etv. xó xe £vunav yvmxe, cb' avögeg oxgaxtcoxai, dvayxaïóv rt ÓV vuiv dvögdoiv dyafroïe yiyveoêai, cbs ufj Svxos jrcoo/ov iyyvs Snot av uaXa- 141 groep, waar hij langs kwam, om door zoo vpr mnpplijk te galmen zoo veel mogelijk ten goede te werken. 77. „Ook nog in dezen toestand, Atheners en bondgenooten, moeten wij de hoop niet opgeven ; er zijn er onder ons, die al door erger gevaren heen gekomen zijn, en gij moet niet te zeer uzelf verwijten doen, noch wegens de tegenspoeden, noch wegens de onverdiende ellenden ; ook ik, die in gezondheid op geen van u iets voor heb [gij ziet immers hoe naar, ik het heb door mijn ziekte] en die in aller oogen bij niemand achter sta in welvaart en voorspoed, zweef nu in hetzelfde gevaar als de allergeringste van u; toch heb ik jegens de goden mijn verplichtingen altijd stipt waargenomen en zijn mijn gedragingen jegens de menschen rechtvaardig geweest en niemand heb ik ooit aanstoot gegeven. Dank des is mijn hoop op de toekomst nog vol moed en jagen de rampen mij naar evenredigheid minder vrees aan. Ook zullen zij weldVa luwen. Lang genoeg heeft het geluk den vijanden gediend en als wij door dezen tocht bij een der goden nijd hebben gewekt dan zijn wij er reeds voldoende voor gestraft. Ook anderen vóór ons vielen wel hun medemenschen aan en menschelijke dingen deden ze en dragelijke leden ze. Ook is het billijk dat wij nu verwachten dat de goden jegens ons lankmoediger worden [immers wij verdienen nu toch al meer hun medelijden dan hun nijdjen als ge ziet welke voortreffelijke hopliten gij zeiven zijt en als welk een talrijke en geordende troepenmacht gij oprukt, moogt gij u niet zoo zeer laten ter neder slaan, maar moet gij bedenken dat, waar gij u ook zult nederzetten, gij zonder meer zeiven al een stad vormt en dat geen andere stad in Sikelia licht uw aanval zal weerstaan of, als ge u hebt gevestigd, u weer verdrijven. Maar waakt er zelf voor dat uw marsch veilig en ordelijk Toespraak van Nikias. 143 zij en laat ieders eenige gedachte zijn dat, op welke plaats ook hij gedwongen wordt te vechten, hij na de overwinning die plaats tot zijn vaderland en vesting zal hebben. Ook moet ge bij nacht en dag den marsch met even groote inspanning voortzetten; want de levensmiddelen zijn krap aan en eerst als we een bevriend punt der Sikeliërs bereikt hebben [op dezen kunnen wij nog rekenen door hun vrees voor de Surakosiërs) dan kunt gij vertrouwen in zekerheid te zijn. Zij zijn vooruit in kennis gesteld en er is hun geboden ons tegemoet te komen en levensmiddelen mee te brengen. Kortom, soldaten, houdt dit voor oogen, dat voor u de eenige uitkomst is om u moedige' mannen te betoonen, daar er geen toevluchtsoord in de nabijheid is, dat ge door een lafhartige vlucht kondt bereiken, en dat, als ge nu aan de vijanden ontkomt, gij alles zult weerzien, waar ge zoo zeer naar verlangt, en gij Atheners de groote macht van uw stad, al is die nu ook ingestort, weer zult opbouwen; want mannen maken een stad, niet wallen of onbemande schepen." 76. Onder het spreken van deze woorden ging Nikias langs de gelederen en overal waar hij zag dat daar een opening in was en dat ze niet in gelid liepen, liet hij ze weer aansluiten en ieder zijn plaats innemen. Demosthenes deed niet voor hem onder in het toespreken van zijn manschappen in ongeveer dezelfde bewoordingen. Het leger zette zich in beweging in carré opgesteld, voorop het gedeelte van Nikias endaarna üat van Demosthenes ; de hopliten omsloten de bagage en de eigenlijke tros. Toen zij kwamen bij een vor4<^an de rivier den Anapos, vonden ze daar een afdeeling Surakosiërs en bondgenooten in stelling ^ zij dreven die op de vlucht, en meester van devorii geworden, trokken ze verder. Maar de Surakosiërs zaten hun op 't lijf; de ruiters bleven langs hen rijden, 147 Hierdoor werden de Atheners nog meer ontmoedigd en ze meenden dat dit alles zoo beschoren was tot hun ondergang. Terwijl zij rusten, sturen Gulippos en de Surakosiërs een deel van het leger om achtexJifin den-Jweg, waarlangs zij zijn opgekomen, te versperren, maar zij zenden daar tegen ook sommigen van de hunnen en hebben dat belet. Hierna trekken de Atheners met het geheele leger wat meer naar de vlakte terug en brengen daar den nacht door. Den volgenden dag trekken zij weer vooruit en de Surakosiërs bestoken hen rondom van alle kanten en stellen er velen buiten gevecht en, telkens als de Atheners op hen aanrukten, deinsden zij, maar als dezen zelf achterwaarts gingen, drongen zij op hen aan, het meest de achterhoede teisterend of 't hun soms lukte, door een klein deel aan den haal te krijgen een paniek in het gansche leger te doen slaan. Over een groot stuk weegs boden de Atheners op deze wijze weerstand, vervolgens toen zij vijf of zes stadiën hadden afgelegd, hielden zij halt op de vlakte. Ook de Surakosiërs trokken zich van hen terug naar hun eigen kamp. 80. Dien nacht besloten Nikias en Demosthenes, daar hun leger er zoo slecht aan toe was door dat er al gebrek aan alle levensmiddelen was en er vele manschappen in de talrijke ontmoetingen met de vijanden buiten gevecht gesteld waren, zoo veel mogelijk vuren aan te leggen en dan met het leger weg te trekken niet langs den weg, waar langs ze eerst van plan waren geweest, maar in de richting tegenover gesteld _aan die, waar de Surakosiërs op den loer lappn mi wol n^gr ypo Deze weg in zijn geheel leidde het leger niet naar Katana maar naar het andere deel van Sikelia, waar Kamarina en Gela en de Helleensche en barbaarsche steden van dien kant liggen. Zij legden dus vele vuren aan en togen in den nacht weg. En zooals het 148 zagaXtj' xal xó fièv Nixiov axgdxevua, cóoneg rjyeïxo, ivvéuevé xe xal ngovXa^e noXXcp, xó iè Arjuoolrévovg, tó rjutov fidXioza xal nXéov, dneondodrj xe xal dxaxtótegov êxcóget. aua ók xfj tw dtptxvovvxai oucog ngög xi)v ddXaoaav, xal iofidvxeg ic tip èióv xt)v 'EXcoglvtjv xaXovfiévijv inogevovxo, öncog, èneiór) yévotvzo ênl xcp noiaficp xcp Kaxvndgei, naga xöv notauöv Xotev dvco dié ueooyeiag' r)Xni£ov ydg xal xoit ZixeXovg xavxjj ovg fiexéneiiipav énavxrjoeoöat. êneiöi) ö' êyévovxo ènl xcp noxaucp, rfigov xal êvxav&a cpvXaxfjv xiva xcov Zvgaxooicov dnoxet%i£ovodv te xal dnooxavgovoav xöv nógov. xal fhaodiievoi avxrjv öiéprjodv xs xöv norafiöv xal è%LÖgovv avd-ig ngög aXXov noiauóv, xöv 'Egivèov' xavxtj ydg ol fjye/ioveg êxéXevov. 81. êv xovxcp ó" ol Zvgaxóoioi xal ol gvuuaxoi, cbg ij xs r)fit ga êyévexo xal lyvtooav xoig 'Afrrjvaiovs dneXrjXv'&exag, Sv alx'ia xe ol noXXol xöv riXmnov sJyov êxóvxa dep eïvat toie 'Athjvaiovg, xal xaxd tdXog dtcbxovxeg, fj oi yaXenwg fjaftdvovxo xexcogrjxótac, xaxaXauf3dvovai negl dgioxov ujgav. xal aaneg ngooéfieig'av xoïg uexd xov Arjfioo&tvwe, voxégoig x' ofioi xal oyoXatxegov xai ixaxxóxegov xC0Q°^at1'' ms wxzög zó te bvvexagdx&rioav, ei&vg ngooneoóvxeg luavovto, xal ol tnnfjg xcov Svgaxooicov ixvxXovvtó xe gaov avxovg SiXa 6% ovxag xal Svvfjyov kg xavió. xö dè Nixiov ozgdzevua aneïxev iv xcp ngóowW xal nertf)xovza ozaötovg' êaooóv tt ydg ó Nixiag fjye, voftttcov oi tó vno-iiiveiv êv iep totovtcp êxóvxag ehcu xal udxeo&ai acott]giav, dXXd xö cbg lóxuna faoxcooeiv, xoaavia uayouérovs do* &v dvayxdCcovzai. ó ik Ar/uoo&évt]s itvyyave 15» te Td nXeico iv nóvcp te £vve%eoiêgtp tov óid tó votégcp dvaXcogovvtt airco ngcbtcp imxeïod-at toie noXeuiovs, xal tóte yvobs toie Zvgaxooiovs öióxovtac oi ngovxcógei uaXXov ij is fMXtjv Svvezdooero, êcos ivöiazqificov xvxlovtal te in' avrcöv xdv noXXcp ftogyfitp aitóe te xal ol piet' avrov fjoav' dveiXijïïévres ydg le ti X(0Q^0V °? xvxXcp juèv reiyiov negirjv, óöóe óè kv-frev xal Iv&ev, IXdas óè oix oXiyas elxev, ipdXXovro negiotaöóv. toiavtais óè ngooftoXaïg xal oi £voraöóv uaxaie ol Zvgaxóoioi elxóttos ixgtovto' tó ydg dnoxivövveveiv ngós dv>bnovs dnovevot]fiévovg oi ngós ixeivayv udXXov fjv eu fj ngóe tcov 'AfrtjvaUov, xal aua tpetöó té tic Iyiyvexo In' eingayia fjórj oatpeï /tij ngoavaictr&rjvai tcp xal èvóuiCov xal tos laviji tfj lóéct xaraöauaod/uevoi Xrjtpeo&ai aixovs- 82. ènetör) (5' ovv öi' fjftègas (idXXovies navraxóffev tovs 'Aihjvaiovs xal (vu/uaxovs êcógcov fjórj xexaXamtogrjuévovs toïs te tgavftaoi xal tfj dXXtj xaxcóoei, xfjgvyua noiovvtai rbitnnos xal Zvgaxóoioi xal ol i-vjiuaXoi ngcoxov uèv xcov vrjotcotcdv eï ris fiovXerai in' iXev&egiq cbs ocpas dniévai' xal dnexcbgtjodv lives nóXeis oi noXXai. èneita ö' Coregov xal ngos dXXovs dnavras tobs iietd Arjuoo&évovs óuoXoyia yiyvetai Sote ónXa te nagaöovvai xal /ur) dnodavétv itrjóéva ufjte (ttaicos ufjre óeopioïs urjre trjs dvayxaioidtrje svöelq óialtrjs- xal nagéóooav 152 ol navteg oy>ag avtove tijaxtaytXtoi, xal tó égyvgtov 8 eiyov anav xazé&eaav loflaXóvtee ie aamdag intlae, xal tvinlrioav domdag zéooagag. xal tovtove uèv evdhs dnexóut£ov ig tt)v nohv Nixias óè xal ol (iet aitov Atptxvovvtat zfj avzfj rjuégq int tóv Jioxauöv tóv 'Egtvéov, xal óta/Sdg ngóe uezémgóv tt xa&ioe ti}v otgattdv. 83. 01 óè Svgaxóotot tjj votegaiq xataXafJóvteg aitov IXeyov 8ti ol uetd Aijuoodévovg nagaöeócbxotev ocpag awcovg, xeXevovzeg xdxiivov tó avtó ögav ó ó' amaztov onévóetat btnéa nèuxpat oxetpiuevov. cbg ö' ol%6uevoe dni'jyyetXe ndltv nagaóeöcoxótae, intxtjgvxevezut FvXtnnco xal Svgaxooiotg eïvat étoïuog vnkg 'Athjvalcov evufSfjvcu boa dvrjXcooav zgrjptaia Svgaxóotot le tóv nóXeuov, tavta dnoöovvat, date ttiv piet' aitov ozgaztdv dcpeïvat avtove' uêygt ov ó' av td ygr)uaza dnoóo&jj, Svógag ócóottv 'A&rjvaicov óurjgovg, iva xatd zdXavzov. ol dè Svgaxóotot xal FvXmnog oi ngooedéyovzo tobs Xóyovg, dXXd ngoaneoóvtee xal negtozdvzse navta%6{hv ëf3aXXov xal tovtove uéygt órpè. elypv óè xal ovtot novfjgcog aitov te xal t&v êmttjdetcov dnogiq. Sucog dè trje vvxiig cpvXdSavteg tó f)ov%dtov eueXXov nogevoea&at. xal ivaXaujidvovoi te td 8nXa xal ol Svgaxóotot aio&dvovtat xal ènatdvioav. yvóvtee iè oi 'Ai\]vaiot 8tt oi Xavddvovot, xatè&evto ndXtv niijv zgtaxooimv udXtoza dvögcov ovtot iè dtd t&v cpvXdxcov (kaoduevot êycógovv tbc vvxzbg fi lóvvavto. -53 eenkomst gesloten, waarbij bepaald werd dat zij de wapenen moesten, overgeven, maar dat niemand zou omkomen noen gewelddadig, noch door gevangenschap noch door gebrek aan de noodigste levensbehoeften. In het geheel gaven er zich zes-duizend over. en al het geld, dat ze bij zich hadden, gaven ze af en moesten ze storten in omgekeerde schilden, en zoo vulden zij er vier. Deze mannen brachten zij terstond naar de stad. Nikias en de zijnen echter bereiken dien dag de rivier den Erineos. Hij steekt dien over en op een hoogte daarbij laat hij zijn troepen zich legeren. 83. Den volgenden dag halen de Surakosiërs,hem in en zeggen dat de mannen onder Demosthenes zich hebben overgegeven en raden hem aan dat ook te doen, maar hij gelooft het niet en bedingt zich het recht eerst een ruiter te zenden om er zich van te vergewissen. Toen deze terug komt met de boodschap dat zij zich inderdaad hebben overgegeven, laat hij aan Gulippos en de Surakosiërs door een heraut verklaren dat hij bexeid is tot een verdrag te komen uit naam van het Atheensche volk: dat zij al de kosten, die de Surakosiërs voor den oorlog gemaakt hadden, zouden vergoeden onder beding dat dezen dan zijn leger vrij zouden laten trekken; totdat het geld betaald was, zou hij Atheensche mannen als gijzelaars geven, één man per talent. De Siiraknciprc gn a,,Hpp»0 nemen (Kt voorstel njpt aan, maar dringen op hen toe, omsingelen hen en beschieten ook hen tot laat op den dag en ook met dezen was het treurig gesteld door gebrek aan mondkost en al het noodige. Toch maakten de Atheners het plan het holste van den nacht waar te nemen en weg te trekken. Zij nemen dan ook de wapenen op, maar de Surakosiërs bemerken het en hieven den paian aan. De Atheners, ziende dat idj op- 83—85. Einde van Nikias' leger bij den Assi- naros. Nikias en Demosth. ter dood gebracht. 154 84. Nixias <5' èneidt) r)usga èyêveto f)ys xr)v oxgaxidv ol dè Zvgaxóaioi xal ol £vuiiaxoi ngooèxsivxo xbv avxov xgonov navxaxd&sv pdXXovxés xs xal xaxaxovxi^ovxss. xal ol 'A&tjvaïoi fjnsiyovxo ngbg xbv 'Aooivagov noxauiv, aua uèv pia£óftsvot vnb xrjs navxavóftev iigooPoXijs Innscov xs noXXcov xal xov &h\ov dxXov, olójuevot cjcjóv xi ocpioiv ïoso&ai, fjv diaPcooi xbv noxaiióv, Sua dè vnb xfjs xaXaincogiag xal xov ntsïv ênt{h)fiiex. cbg dè yiyvovxai in' abxcp, êoninxovoiv obdsvl xóo/icp èxi, dXXd nas xè xig diapfjvai avxbg ng&xos ftovkóuevog xal ol noképuoi Inixüiisvoi xa^sn*iv tf^V zr)v didpaaiv inoiovv' d&góoi ydg dvayxal-ófiEvoi jftöoe»' inênmxóv xs dXlfjXoig xal xaxsndxovv, negl xs xoïg iogaxloig xal oxsvsoiv ol pèv sii'&vg distp&sigovxo, ol dè è/unaXaooóuevoi xaxtggsov. èg xd ènl ftdxsgd xs xov noxauov nagaoxdvxss ol Zvgaxóaioi (ijv dè xgfjuvcödsg) ëpakiov avco&ev xobs 'Adxjvaiovg, nlvovxds xs xobs noXXobg dopiévovg xal èv xoiXcp 8vxi xcp noxaucp èv ocpioiv abxoïs xagaaoo/xsvovsoï xs IJeXonovvrjoioi èntxaxapdvxss xovs èv xcp noxapup fidXwxa ïocpa^ov. xal xb vdcog ev&bg diicp&agxo, dXX' ovdèv rjooov ènivsxo óuov xcp mjicp fjuaxcofiévov xal nsgiii6.xf]xov fiv xoïs noXXoïs- 85, xélos dè vsxgcdv xs noXXcov In' AXXfjXois ijdtj xsiuivcov 155 gemerkt zijn, legden de wapenen weer neer behalve hoogstens driehonderd man. Dezen braken met geweld door de «chüdwachten heen en gingen in den nacht op goed geluk verder. 84. Maar toen het dag was geworden, liet Nikias het leger weer voortrukken. De Surakosiërs en hun bondgenooten zaten hun weer op dezelfde manier op het lijf door hen van alle kanten te beschieten met pijlen en,speeren. De Atheners werden naar de rivierdejn^Assinajos voortgejaagd zoowel door de meening dat, als ze maar eerst de rivier over waren, er eenige verlichting zou zijn van het onophoudelijk van rondom bestookt worden door zooveel ruiters en overige horden, als door hun erbarmelijken toestand en begeerte om te drinken. Als zij daarbij aankomen, werpen ze zich erin zonder eenige orde meer, want het verlangen van een ieder om zelf het eerst aan den overkant te komen en het op hen aandringen van de vijanden maakte hun den overtocht moeilijk. Immers genoodzaakt dichtopeengepakt voort te gaan vielen ze over elkander en vertrapten elkander zoodat, doorboord door de speeren en andere wapenen, sommigen dadelijk omkwamen, anderen, beklemd geraakt tusschen al wat ze droegen, door den stroom werden meegesleurd. De Surakosiërs, die langs den overkanLyan de rivier stonden [want de oever was steil] beschoten van boven de Atheners, die voor het meerendeel met gulzigheid drinkend, in die holle bedding van de rivier een verwarde kluit vormden. En de Peloponnesiërs overvielen de troepen in de rivier en slachtten de meesten; dadelijk was het water bezoedeld ; niet-te-min werd gedronken van de bloedige modder en de meesten vochten er nog om. 85. Toen eindelijk al vele lijken over elkander in de 157 rivier lagen en het leger geheel vernietigd was, deels in de rivier, andereny" die "nog gevlucht waren, door de ruiters, heeft Nikias zich overgegeven aan Gulippos, omdat hij in hem meer vertrouwen had dan in de Surakosiërs en hij stelde de voorwaarde dat de Lakedaimóniërs met hem zelf mochten doen wat ze wilden, maar dat zij moesten ophouden de andere soldaten neer te houwen; hierop gaf Gulippos dadelijk bevel gevangenen te maken. De aldus gespaarden hebben ze, voor zoover zij ze niet ieder voor zich achterhielden [en dit waren er velen] levend bij elkaar gebracht en den drie-honderd, die 's nachts door de wacht waren heengeslopen, hebben ze vervolgers achterna gezonden en hen zoo in handen gekregen. Zoo was dit deel van het Atheensche leger, dat aan den staat toeviel, niet groot, maar zeer talrijk waren degenen, die achtergehouden werden, en geheel Sikelia raakte er vol mee, daar zij niet zooals de mannen onder Demosthenes bij verdrag gevangen genomen waren. Niet klein was het deel, dat was omgekomen. Wan.t....dit was een algemeene doodslag, kleiner dan geen van die in dezen oorlog zijn voorgekomen; want ook bij de andere aanhoudende beschietingen gedurende den terugtocht waren er niet weinig gesneuveld. Toch zijn er noj*j£ekm_ ^njtkomen, sommigen onmiddelijk, anderen nadat ze eerst slaaf waren geweest en /Tater waren weggeloopen ; voor dezen was de plaats van toevlucht Katana. 86. De Surakosiërs en hun bondgenooten verzamelden zich nu, namen de krijgsgevangenen, zoovelen zij konden, en de wapenrustingen mee en keerden naar de stad terug. Zij wierpen de Atheners en de overige krijgsgevangenen in de steengroeven, omdat ze die voor een zekere gevangenis hielden, maar Nikias en Demosthenes doodden ze tegen den wil van Gulippos. Want Gulippos rekende dat het Lot der manschappen. 159 voor hem den schoonsten kampprijs uitmaakte om boven al het bereikte ook nog de beide strategen der tegenpartij voor de Lakedaimóniërs mee te brengen. Want het geviel dat de ééne, Demosthenes, hun ergste vijand was door de gebeurtenissen op het eiland en op Pulos «.en dat de ander door deze zelfde voorvallen hun het meest bevriend was. Want dat de Lakedaimonische mannen op het eiland vrijgelaten waren, dit was Nikias' werk, daar hij de Atheners overgehaald had een verdrag te sluiten. Om den wille hiervan waren de Lakedaimóniërs hem zeer genegen en het was in niet geringe mate uit vertrouwen op deze gezindheid dat hij zich aan Gulippos overgaf. Toch hebben Surakosiërs de bondgenooten weten over te halen er in te bewilligen dat hij ter dood gebracht werd. Er waren er namelijk, naar men zei, die met hem onderhandeld hadden en daarom nu vreesden dat hij, in scherp verhoor genomen, voor hen het genot van de overwinning zou bederven; anderen en vooral de Korinthiërs vreesden dat hij, daar hij zoo rijk was, menschen zou omkoopen en zoo zou kunnen ontkomen en dat er dan weer nieuw kwaad tegen hen door hem zou worden gebrouwen. Om deze of ten naastebij deze reden werd Nikias gedood, de man, die van,alle. Hellenen in mijn tijd het minst verdiende tot zulk - een uiterste van ongeluk te geraken, hij, wiens geheele leven den stempel van braafheid en vroomheid gedragen had. 87. Den gevangenen in de steengroeven hebben de Surakosiërs gedurende de eerste tijden een hard lot gegeven. Het groot aantal menschen in een diepe holte bijeen werden bij gemis van dak in het eerst iederen dag door de zon en de nog verstikkende hitte gekweld; de er op volgende nachten, die herfstelijk en koud waren, brachten door de groote tegenstelling ziekten ; en daar zij wegens Slotbeschouwing. i6o oï ex re xcov xqav fiaxcov xal dia xrjv iiexapokryv xai rb xotovrov èné{h>r]oxov, xai boital f)oav ovx dvexxoi, xai huw aua xai öiyjf) ènié£ovxo (ibiöooav ydg avxcov éxaoxcp ènl èxxcb urjvae xoxvkrjv vöaxog xai övo xoxvkag ocxov), &kka x-e boa eïxbe èv xcp xotovxcg xtooicp iftnenxcoxóxae xaxonadijoai, ovdèv o xi ovx ineyiveto avxoïe. xai fjiiégae uèv ipdotitfxovxd rtvae ovxco dii]xrj%9r]oav d&góoi' ïneixa nkryv 'AbSyvaicov xai eï xrvee 2ixehcoxcov fj 'Ixahuyxcbv £vveoigdxEvoar, xove Skkove dnêbovxo. ê/.rj(pvxr]oav di ol fvunavxee, axgtpelq uèv vakenbv è£emeïv, auto; dè ovx ikdooove ênxaxto%tkóa>v. Swépr/ xe è'gyov xovxo xcov xaxd xbv nókeuov xóvde ixéyioxov yevéofiai, öoxetv b' ëuoiye xal cbv dxofj 'Ekkrjvixcov ïouev, xai xoïe xe xgaxrjoaot kaungóxaxov xal xoïe diacpftageïai dvoxvyéoxaxov xaxd ndvxa ydg ndvxcoe vixiföévxee xai ovdèv öhyov ie ovdèv xaxonaiïr)oavxeg, navcokeftgiq ör) xb keyófievov xai ne£bs xai vfjeg xal ovdèv 5 xi oix dntbkexo, xal öhycn dnb nokXcov in' otxov anevóortjaav. xavxa uèv xd negl Zixekiav yevófieva. het eng bestek alles op dezelfde plaats deden en bovendien de dooden, die aan wonden of door het temperatuur-verschil en dergelijks stierven, op elkaar gestapeld waren, ontstonden ondragelijke stanken ; tegelijk werden zij nog genepen door honger en dorst [want ze gaven daaglijks aan elk van hen een derde pint water en een derde kop graan] en van al wat men verwachten kan dat menschen, in zoo'n klein bestek bijeengeworpen, zullen lijden, bleef hun niets gespaard. Omtrent zeventig dagen hebben zoo opeengehoopt allen samen doorgebracht. Vervolgens hebben zij behalve de Atheners en de enkele Sikelioten en Italioten, die deel hadden genomen aan den veldtocht, allen verkocht. Er waren in het geheel, al is het moeilijk dit met nauwkeurigheid te vermelden, zeker niet minder dan zevenduizend gevangenen gemaakt. Dit is het grootste wapenfeit van dezen oorlog geweest mijns bedunkens ook van de geheele Helleensche geschiedenis, het luisterrijkst voor de overwinnaars, het jammerlijkst voor de slachtoffers : immers op alle wapenen en < op alle gevechtwjj zen zijn ze volkomen overwonnen en/ geen enkele geleden ramp was klein ; het was een volkomen ondergang voor landleger, vloot en wat men maar bedenken kan en van het groote aantal zijn maar enkelen ooit weer thuis gekomen. Zoo verging het der Sikelische onderneming. 11 c6i ONVERTAALDE WOORDEN. Heloten, de oorspronkelijke bewoners van Lakonika, onvrijen toebehoorend aan den Lakedaimonischen staat, vooral vormend de boerenbevolking. Neodamoden, pas vrij geworden Heloten, juist in het leger ingelijfd. INHOUD. BOEK VII. 414-413. Hoofdstuk. Bladzijde, i—3. Gulippos op Sikelia. 3— 7 4—6. Voltooiing der belegeringswerken door Gulippos en de Surakosiërs onmogelijk gemaakt. 9—13 7. Aankomst van hulptroepen te Surakousai en uitrusting van de vloot. 13 8. Uitvoerig schrijven van Nikias aan de Atheners. 15 9. Amphipolis. 17 10—15. Brief van Nikias. 17—23 16. Nieuwe expeditie naar Sikelia. Verkiezing van Demosthenes en andere strategen. Dec. 414. 25 17. Oorlogschepen in de Korinthische golf 25 18. Voorbereidselen der Lakedaimóniërs tegen Attika. 27 19. Lente 413. Bezetting van Dekeleia. 29 20. Demosthenes rondom de Peloponnesos. 31 21. Terugkomst van Gulippos te Surakousai. 35 22—23. Guhppos neemt drie forten. Nederlaag der Surakosische vloot. 35 164 Hoofdstuk. Bltdzyde. 24. Verliezen der Atheners. 37 25. Nieuwe krachtsinspanning der Surakosiërs. 30, 26. Demosthenes op weg naar Sikelia. 43 27—28. Toestand te Athene tengevolge van de bezetting van Dekeleia. 43— 45 29—30. Terugtocht der Thrakische krijgslieden. Bloedbad te Mukalessos. 49— 51 31. Verrichtingen van Demosthenes in de Atheensche wateren. 51 32—33- Beide partijen werven bondgenooten. 53_ 54 34. Zeeslag bij Erineos. 57 35. Voortzetting van Demosthenes' tocht tot Region. 61 36. Surakosische overwegingen. 61 37—41- Tweede zeeslag bij Surakousai. 65— 69 42—43- Demosthenes' en Eurumedoons aankomst. Aanval op de Epipolai. 71— 75 44. Verwarring en vlucht der Atheners. 77 45. De Surakosiërs richten twee zegeteekenen op. 81 46. Gulippos en de Surakosiërs gaan weer troepen werven. 83 47—49- Beraadslagingen der Atheensche bevelhebbers. 83— 87 50. Aftocht uitgesteld. 89 51—55- Nederlagen en ontmoediging der Atheners. 53 ny 56. Groeiend zelfvertrouwen der Surakosiërs. 0,7 57—58. Opnoeming der bondgenooten van beide partijen. 99—105 Hoofdstuk. 165 Bladzijde. 59—60. Voorbereiding van weerszijden voor den beslissenden slag. 107 61—64. Redevoering van Nikias. rn~n« 65. Maatregelen voor den slag door de Surakosiërs. XIe 66—68. Redevoering van Gulippos. 117—121 69—72. Laatste zeeslag. I2I I3I 73- List van Hermokrates. 7^3 74— 81. Gezamentlijke terugtocht. i35_I4Q 82. Demosthenes geeft zich over. Nikias trekt verder. j^j 83—85. Einde van het leger van Nikias bij den Assinaros. Nikias en Demosthenes ter dood gebracht. j^—ieg 86. Lot van de manschappen. 157 87, Slotbeschouwing. j^p Voor de kaarten van Sikelia en Surakousai zie boek VI.