PRIJS f 0.20 898 [ ÜE GENADESTROOM DOOR G. STEINBERGER. BOEKHANDEL NEDERLANDSCHE TENTZENDING — ERMELO KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK GESCHENK VAN DE GENADESTROOM door G. STEINBERGER. • Ezech. 47 : 1 — 12. Er is hier sprake van een stroom, die aan de rechterzijde van den Tempel ontspringt, midden door het land vloeit, terwijl dat water alles gezond maakt wat daarmede in aanraking komt. In vers 9 wordt over dezen stroom als van een dubbele beek gesproken. In deze beek nu werd de profeet door den Engel ingebracht om in de eerste plaats zelf de genezende en levenwekkende kracht te ervaren en voorts om het volk met den rijkdom van de levenskracht van dat water bekend te maken. Allicht denkt menigeen bij 't lezen dezer verzen: Och, hadden wij toch ook zulk een stroom, hoe gaarne zou ik mij er in willen dompelen om naar geest, ziel en lichaam gezond te worden! God zij geprezen! wij hebben zulk een stroom! Die ontspringt uit den Troon Gods en des Lams (Openbaringen 22 : 1). Uit den troon des Lams vliet als een stroom de genezende kracht Zijns Bloeds en uit den Troon Gods ontspringt als een" stroom — de Heilige Geest — de belofte des Vaders. En vloeit deze dubbele beek, die wij eenvoudigheidshalve „genadestroom" willen noemen, niet midden door het land? Worden ook niet nu nog, en juist *nu honderden en duizenden gezond door zich te dompelen in dezen stroom? En klinkt niet thans het lied luider dan voorheen 'k Hoor hemelstemmen rüischen, Des heilsstroomsgolven bruisen; -.- Ik werp mij in dien heilsstroom, Hallelujah! Prijs den Heer! Om duidelijk te zijn, willen wij eerst zien wat van den stroom zelve wordt gezegd, om daarna de vier stations (de vier maal duizend ellen) wat nader te beschouwen. Allereerst wijs ik u op het woord „stroom". Wanneer de Bijbel van 2 de genade als van een stroom spreekt, zoo wil hij ons daarmede zeggen, dat de genade onze behoeften ver overtreft. Er zijn sommige ontmoedigde kinderen Gods, die steeds meenen, dat God voor hen ontoereikend is. Ik wijs u er uitdrukkelijk op, dat God van Zijne genade spreekt als van een stroom! Kunt ge een stroom leegscheppen? Neen! en al zoudt ge 't kunnen, dan zoudt ge toch nooit den stroom der genade kunnen droogmaken. Neem genade voor genade uit dien stroom en 't zou zijn als een enkele druppel uit den Rijn! Wij eenvoudige menschen doen trouwens goed als wij ons houden aan de eenvoudige uitdrukkingen van den Bijbel, in plaats van ons met dogmatische leerstellingen klaarheid en zekerheid te willen verschaffen. Niets wat ik over genade en begenadiging las, heeft mij zoo getroffen, als het woord in 1 Petrus 1 : 13'j, waar over „aangeboden genade" gesproken wordt. Evenzoo lezen wij in Hebr. 6 : 18, waar van de hoop, als van de „aangeboden hoop"2) sprake is. Onlangs zocht ik in het N. Testament de namen van den Heer Jezus op en schreef die in een boekje en vond — ik had 't niet kunnen denken — ongeveer honderd namen van den Heer Jezus. Hoe groot werd mij toen mijn Heiland! Toen bespeurde ik iets van de waarheid van Koloss. 1:19 „Het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem alle volheid Gods wonen zou". De Heer geve ons een eenvoudig oog om de wonderen in Zijn Evangelie te zien, en een eenvoudig hart, waaraan Hij de verborgenheden Zijns Koninkrijks kan openbaren. Hij geve ons handen, die geschikt zijn, uit Zijne volheid te ontvangen genade voor genade, opdat wij niet als Hagar door kortzichtigheid bij.de waterfontein bijna van dorst omkomen. De Vader geve ons naar den rijkdom Zijner Genade ver boven bidden en denken; uit Zijne volheid geve Hij ons alles wat tot het leven en tot een godzaligen wandel noodig is. Het tweede punt, waarop ik u wil wijzen, zijn. de woorden: alles wat met dezen stroom in aanraking kwam, werd gezond! Alles gezond. Hoe menigeen zucht bij dit heerlijk woord en denkt misschien: Ach ja, gezond worden, hoe lang wensch en zoek ik dat! O ziel, ik bid u, werp u in 't geloof in dien genadestroom, ga er zoo diep in, dat 't water u geheel omringt; duik gelijk Naaman zevenmaal in dezen genezenden stroom en 't zal ook van u evenals van Naaman heetep: (2 Kon. 5) „En zijn vleesch kwam weder als van een kleinen jongen en hij werd rein." Het dierbare bloed des Lams is het eenige redmiddel tegen onze zonden-melaatschheid. Het is de balsem uit Gilead, ') Staten vert.: „de genade, die u toegebracht wordt". 2) Staten vert.: „de voorgestelde hoop". 3 die ook de zwaarste wonden der ziel geneest (Jer. 8 : 22). Het is de fontein, die alle zonde en onreinheid afwascht (Openb. 7 : 13—17) en het is de bron, die ons geweten reinigt van de doode werken (Hebr. 9 : 14). Wanneer een mensch verzoend is door het Bloed des Lams, dan is door den Heiligen Geest ruimte gemaakt in zijn hart. Nu begiat de geestelijke opvoeding. De Heilige Geest moet iedere cel van ons wezen doordringen, elk gebied onzes levens reinigen en heiligen en volkomen gezond maken. Van natuur zijn wij modderige vijvers en poelen vol slijk. Eerst wanneer deze stroom ons doorstroomt, wordt dit moeras weggespoeld. Inplaats van onreinheid ziet men reinheid en inplaats van onheiligheid, heiligheid tevoorschijn komen. Waar wij vroeger de zonde dienden, dienen wij nu den Heer, waar wij vroeger een vloek waren, zijn wij nu een zegen. Waren wij vroeger een reuke des doods, thans zijn wij een reuke ten leven. Maar niet „alleen geest en ziel, voorzeker geniet ook ons lichaam van dien zegen! Het lichaam, dat een tempel des geestes is geworden, zal "ook weldra de goddelijke kracht ervaren, die het in zich heeft opgenomen. Een punt onzer verdere beschouwing zijn voorts de woorden in vers 12, waar van de boomen aan den oever van den stroom gezegd wordt: „zij brengen elke maand nieuwe vruchten, want hun water vloeit uit het heiligdom." Ze zijn vruchtbaar! En waarom? Hun water ontspringt uit het heiligdom. O, hoe buitengewoon belangrijk zijn deze woorden! Welk een wenk geven zij ons voor een vruchtbaar leven! Vruchten, nieuwe vruchten brengen slechts zij, die hun water, d. w. z. hunne kracht uit het heiligdom ontvangen, die hun oorsprong in Jezus hebben, zij die in Jezus zijn, die met den Psalmist kunnen zeggen: „Al mijne fonteinen zijn in U." Vrucht is meer dan wasdom. In de vrucht is leven, dat zich voortplant. Nieuwe vrucht brengen, wiï zeggen: in ons moeten steeds nieuwe voortreffelijkheden van Jezus' persoon te zien zijn, steeds hoogere graden iri de genade moeten in ons openbaar worden; steeds grootere eenvoud, reiniging en heiliging moeten in ons merkbaar zijn. Dat kan echter dan alleen gebeuren, wanneer Jezus ieder uur, ieder oogenblik de arbeider in onze ziel is; want wij worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd als van des Heeren Geest. (2 Kor. 3:18) Jezus in ons, de hoop der Heerlijkheid! Jezus in ons, het geheim van de overwinning en de vruchtbaarheid! ZullerTwij, die aan de ziel van anderen arbeiden, niet even bij dit vers blijven stilstaan. Waar verzamelen wij, als wij ledig zijn ? Waar zijn de bronnen, waaruit wij putten ? Waar bereiden wij geneesmiddelen voor de geestelijke zieken ? Waar zoeken wij brood voor de hongerigen, die tot ons komen? In het Heiligdom? Maar het geheim der vruchtbaarheid is volgens dit vers geen verzamelen voor anderen, maar voor ons zelf om uit te reiken van datgene, wat wij voor ons zelf uit het Heiligdom ontvangen hebben en dat bij ons, om zoo te zeggen tot rijpheid is gekomen. Brenge de Heer ons in zulk eene innige verbinding met Hem, dat van uur<|ot uur Zijn kracht door ons kan stroomen en Christus in ons de Gevende wordt. Het laatste, wat ik van dezen stroom zou willen zeggen — en dat ons eigenlijk tot ons thema voert — is dit, dat de Profeet den stroom wordt ingedreven. Hij mocht niet scheppen uit den stroom, noch proeven van dat water, maar hij moest er in gaan en wel steeds dieper, zoo zelfs, dat de stroom hem medenam en hij als 't ware gedragen werd. Wat wil dat zeggen? Dat wil zeggen, dat de genade ons element moet worden, dat de genade voor ons, achter ons, over ons, onder ons moet zijn, dat we in de genade ons moeten bewegen, gelijk een visch in het water! Natuurlijk heeft dit verscheidene trappen. Er zijn in de genade vele graden. Er is in het geestelijk leven zeer veel wasdom en een allengs rijp worden. Wat tot wasdom is gekomen, is daarom nog niet rijp geworden. Er zijn zooals we in ons hoofdstuk zien, stations; van 1000 ellen tot 1000 ellen werd de profeet in den stroom geleid. Wij lezen: „en de man ging uit naar het Oosten en had een meetsnoer in zijne hand en hij mat 1000 ellen en voerde mij door het water en het water raakte tot aan de enkelen". Wat beteekent dat voor ons, tot aan de enkelen in den genadestroom gaan? Ik zou denken: vergeving der zonden ontvangen. Door vergeving zijn onze voeten op den weg des vredes geplaatst; zijn wij op den bodem der genade getreden. Vergeving der zonde zou derhalve het eerste station zijn op den weg der genade, de eerste knoop in den snel opwassenden halm. Wanneer%ij een korenhalm nauwkeurig beschouwen ontdekken wij, dat op bepaalde lengten steeds een knoop zich bevindt, die den halm en de daarop rustende aar steun geeft. Evenzoo is het met den weg van den Christen. Er zijn om zoo te zeggen knooppunten, waar deze of gene heilswaarheid ons duidelijk wordt, zich bij ons vastzet en tegelijk de bodem wordt, waarop nieuwe waarheden en ervaringen worden opgebouwd. Zulk een knoop — en ik zou zeggen de eerste in den halm, is de vergeving der zonden en wel van alle zonden, het geloovig aanvaarden der verzoening door Christus offer. Het oogenblik, waarop het door Christus aan het kruis volbrachte zoenwerk door ons persoonlijk wordt ervaren. Het moet voor ons een onomstootelijk feit worden, zoodat men met diepe persoonlijke overtuiging en zekerheid met den dichter kan zingen: 4 5 „Zoo waar ginds de zon als Gods werk staat te pronken. Zoo waar is mij zondaar vergeving geschonken. 'k Weet door de liefde mijnes Heeren, Dat geen vloek mij ooit kan deeren.", Dat is de eerste besliste ervaring, die wij op den geloofsweg moeten maken. Ontbreekt ons die, zijn wij hierover in onzekerheid, dan ligt al het verdere voor ons in een nevel gehuld. God kan ons niet verder brengen en probeeren wij het, of willen anderen ons helpen, dan zullen wij spoedig ervaren, dat ons geheele Christendom geen ruggegraat heeft. Wij zijn geen uit water en geest geboren menschen, doch menschen, die door anderen zijn overreed. Gods Geest kon aan ons Zijn eersten arbeid niet doen. Zijn eerste arbeid is volgens Joh. 16 ! 8 ons van onze zonden te overtuigen. •Heeft Hij Zijnen eersten arbeid aan ons kunnen doen, dan doet Hij ook den tweeden, namelijk dien der Gerechtigheid in Jezus of beter ons ervan overtuigen, dat Jezus onze Gerechtigheid is. Zoo ontvangt men een steun, eene goddelijke zekerheid, omdat men niet door menschen, maar door den Heiligen Geest overtuigd en verzegeld is. En als vrucht dezer rechtvaardigmaking genieten wij volgens Rom. 5 : 1 den vrede met God of volgens Hebr. 9 : 14 den vrede des gewetens. Maar de vergeving der zonden is slechts de poort, die toegang geeft in het land des heils. Veel land is er nog in te nemen. Door de vergeving der zonden is de scheidsmuur tusschen onzen God en ons weggenomen. Jezus, de groote Hoogepriester, heeft ons door Zijn Bloed niet slechts verzoend met God, maa