WLADIMIR ZENZINOF De ^ Russische j^voiuHe Uxtgevers-Comp. „De Branding' Utreckt I DE RUSSISCHE REVOLUTIE DE RUSSISCHE REVOLUTIE ONTHULLINGEN VAN EEN REVOLUTIONNAIR DOOR WLADIMIR ZENZINOF NAAR HET RUSSISCH BEWERKT DOOR JOS VAN VEEN UTRECHT UITGEVERS COMP. „DE BRANDING" MCMXXVI EEN WOORD VOORAF. Nu de toestanden in Oud-Rusland vorm hebben gekregen en in de „Unie der Socialistische Sowjet-Republieken" — de U. S. S. R.— een zékere orde heerscht, is de tijd aangebroken, om zich, buiten de min of meer aan bijbedoelingen krank zijnde berichtgeving om, eenige geschiedkundige kennis van de verschrikkelijke gebeurtenissen, die daaraan zijn voorafgegaan, te verwerven. Zenzinofs pikant boek moge deze kennis aan velen verstrekken. Jos van Veen. *) In het Russisch heet het: Sajoes Sotsialistietsjeskich Sowjetskich RespoeblikSSÊ, met achtereenvolgens den klemtoon op de lettergrepen: joes, tie, jet, poe. Daar de „s" in het Russisch als „c" geschreven wordt en de „r" als een „p", kan men op alle officieele stukken, oa. op de postzegels, lezen het merk: C C C P. De naam „Rusland" is uit de geschiedenis verdwenen. Om bij het voormalige Europeesche Rusland te blijven, dit bestaat heden uit 24 zichzelfbesturende republieken, op den grondslag van de zg. ,,21 Punten" aangesloten bij den nog meer republieken (in Azië een stuk of 7) in zich bevattenden „Sajoes." Een paar jaar geleden hebben de Ministeries van Buitenlandsche Zaken van alle staten het verzoek ontvangen, om niet meer van Rusland te spreken, maar zich te adresseeren tot de „Union des Républiques Socialistes et Soviétiques." De „Russische Socialistische Sowjet-Republiek" beslaat daaronder ± l/8 van oud-Europeesch-Rusland' L STUDENTENTIJD, In het oude Rusland, onder den zwaren druk van het politie bewind, ontwikkelde zich het jonge geslacht snel. Maatschappelijke arbeid werd versmoord, de pers door censuur gekortwiekt, zich met staatkunde te bemoeien was verboden; — maar juist daardoor ving de staatkundige opvoeding vroeg aan. Immers, daarin lag de grond, waarom men zich in Rusland onder de allenheerschappij vanaf de gymnasium- en studentenjaren aan staatkundigen arbeid wijdde; — een omstandigheid, waarover men zich in West-Europa te zijner tijd niet weinig heeft verbaasd. Dat echter was niet zonder gevaar, want voor het lezen van reyolutionnaire lectuur werd men zonder vorm van proces naar Siberië gestuurd en voor het drukken en het verspreiden ervan zond het tsarenbewind de menschen naar strafarbeiderskoloniën. Maar wij sloegen daar geen acht op, met de aan de jeugd eigene onbezorgdheid. Jonge lui vormden clubjes voor zelfontwikkeling, lazen daarin verboden boeken en maakten kennis met dien heldhaftigen strijd, welken eenige geslachten Russische revolutionnairen reeds tegen de dwinglandij vanaf 1825 gevoerd hadden. Ik had mijn gymnasium afgeloopen in Moskau en zou de Moskausche universiteit bezoeken. Maar ik besloot wat anders fe doen» ü wist, dat het mij met gegeven zou zijn, even gelukkig van de universiteit te komen als ik mijn gymnasium bad beëindigd. In de jaren 1895—1905 herhaalden zich de zoogenaamde „Studenten-woelingen" in alle groote Russische steden met sterrekundige regelmatigheid. Er werd altijd wel een aanleiding voor gevonden: de arrestatie door de politie van een of anderen kameraad wegens staatkundige activiteit, een protest tegen een of anderen onsympathieken professor, die er met tegen op had gezien, zijn leeraarswerk met politiewerk 6 te vermengen, en zoo voort en zoo voort. Deze protesten leidden onvermijdelijk tot botsingen met de politie, die in dergelijke gevallen dikwijls het gebouw der universiteit en de gehoorzaal bezette. De werkzaamheden op de universiteit werden dan geschorst en men zond de gearresteerden naar buiten de stad, soms zelfs naar Oost-Siberië. In 1899 vond het goevernement van Nicolaas II zelfs uit, de studenten, die in de beroeringen verwikkeld waren geweest, soldaat te maken, waarna men hen in de kazernes hield onder bizonder drukkende omstandigheden. Dat alles leidde ertoe, dat het buitengewoon moeilijk was, vooral voor hen, die belang stelden in het staatkundige leven en zich niet het recht toekenden ter zijde te blijven staan, om met succes hun universiteit af te maken, jazelfs eenvoudig daar te studeeren. Daarom, na de beëindiging van mijn gymnasium te Moskou in het jaar 1899, ging ik naar Duitschland en bezocht de universiteit; waaraan ik vijf jaar gaf. Ook had ik het geluk buiten Duitschland eenigen tijd in Frankrijk, Zwitserland en Italië te verblijven, alwaar ik kennismaakte, met het staatkundige en maatschappelijke leven dier landen. De Russische politie kon mij met verhinderen, buitenlands alles te studeeren wat ik wilde, hoe scheel zij mij ook nakeek, wanneer ik voor vacantie naar mijn familie in Moskau ging. Telkens op de grens wroetten Russische gendarmen met veel zorg in mijn koffers rond, snuffelend naar verboden boeken en mijn doen en laten in Rusland werd voortdurend aandachtig gevolgd door als koetsiers en huisportiers*) gekleedde rechercheurs en spionnen. In het buitenland kon ik vrij kennismaken met de rijke Russische revolutionnaire lectuur en mij uitvoerig op de hoogte brengen van de heldhaftige beweging in Rusland in de zestigen zeventiger jaren, en dat alles versterkte in mij mijne revolutionnaire inzichten. Nog meer invloed hadden op mij mijn kennismakingen met de revolutionnairen, die uit Rusland gekomen waren. Parijs en Genève waren toen het Mekka en het Medina der Russische revolutionnaire jeugd, waalt daarheen x) Men moet hier denken aan portiers van groote huizen, waarin vele families hun „kwartyr" hebben. Zij stonden in den regel in verbinding met de politie. 7 kwamen de revolutie-makers uit Rusland, daar leefden de uitgewekenen, daar werden Russische revolutionnaire dagbladen uitgegeven, die dan door middel van smokkelaars werden doorgezonden ter verspreiding in Rusland. Met name aldaar, — te Parijs en te Genève — had ik het geluk in kennis te komen met zulke ervaren Russische revolutionnairen en patriotten als Bresjkofskaja, Michael Gotz, Gersjoeni, Sjisjko, Wolkofski en anderen. Toen heb ik mij bij eene fan de Russische revolutionnaire partijen aangesloten, bij de Partij der Sociaal-Revolutionnaiien, welker stichters de door mij hierboven genoemde Russische revolutionnairen waren. Daar ook, in het buitenland, leerde ik op de universiteitsbanken in 1900 Afksentjef, Abram Gotz ('n broer van Michael Gotz) en Fondaminski (Boenakof) kennen, die toen net zulke knapen waren als ik, doordrongen van dezelfde idealen als ik en evenals ik zich hadden aangesloten bij de Partij der Sociaal-Revolutionnairen *)• !) De waarde dezer partij en hare verhouding tot andere patijen zal den lezer van dit boek vanzelf duidelijker worden. II. HET BEGIN VAN MIJN REVOLUTIONNAIRE LOOPBAAN IN RUSLAND. In het begin van 1904 beëindigde ik mijn universiteit in Duitschland en al spoedig na afloop daarvan reisde ik naar Rusland voor revolutionnaire werkzaamheid. Maar ik was nu niet meer zoo'n geelbekkig nestvogeltje, als ik vijf jaar geleden was. In de jaren van ingespannen arbeid en zelfstandig leven was ik reeds veel te weten gekomen, had ik veel gezien, veel ervaren. Men had er al geen bezwaar meer tegen, mij voor Rusland een verantwoordelijke revolutionnaire opdracht te geven, waartoe ik voor een geheime bijeenkomst (immers ook in het buitenland bespiedde de Russische politie de revolutionnairen) naar Michael Gotz te Nizza reisde; hij leefde daar, door zijn ziekte, die hij in gevangenissen en in zijn ballingschap in Siberië had opgeloopen, aan zijn leunstoel gekluisterd. Na twee jaar stierf hij m het buitenland. Mij werd een brief gegeven, welken ik moest overhandigen aan de Strijd-organisatie van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen, die toen na den moord op den minister van Binnenlandsche Zaken, Sinjagin, een nieuwen aanslag op den minister van Binnenlandsche Zaken, Plewe, voorbereidde. Die brief was met scheikundige inkt over de bladzijden van een der onschuldige Russische boeken geschreven, waarvan de vellen met opzet onopengesneden waren gelaten. De Partij der Sociaal-Revolutionnairen was in 1900 gesticht en tegen 1904 verkreeg zij in Rusland reeds een groote verbreiding. Als grondleggende politieke taak had zij zich gesteld: de staatkundige vrijmaking van het land, de omverwerping der alleenheerschappij en de samenroeping van een Al-russische Constitueerende Vergadering op den grondslag van het algemeen kiesrecht, in welke het Volk-zelf over zijn lot zou moeten beslissen, dat is, zijn staatkundige orde vaststellen en 9 de noodzakelijke maatschappelijke hervormingen doorvoeren. Als strijdmiddel had de Partij der Sociaal-Revolutionnairen niét alleen agitatie en propaganda onder de breede volkslagen, de arbeiders en de boeren, aanvaard, doch ook de terreur, dat is, de doodslag, te plegen op afzonderlijke, bij het volk bizonder gehate en schadelijke vertegenwoordigers van het tsarenbewind. ») Met dit doel had de partij in alle steden, in kleinere plaatsen en zelfs in de groote dorpen organisaties in het leven geroepen, die „comité's" werden genoemd en al deze comités waren met elkaar in eene algemeene organisatie verbonden, aan welker hoofd het Centrale Comité stond, de eigenlijke gids en leider der geheele partij. Het spreekt vanzelf, dat al die organisaties een geheim karakter droegen en dat het lidmaatschap daarvan werd omgeven met de grootste geheimhouding. De openbare en geheime politie van het oude bewind was zeer sterk en • daarom waren de leden van deze revolutionnaire organisatie verplicht, buitengewone voorzichtigheidsmaatregelen te nemen. Dikwijls moesten zij, zich verschuilend voor de achtervolging der politie, andere kleeren aandoen, hun uiterlijk veranderen, onder vreemden naam leven en met vreemde of valsche passen, wijl er onder de revolutionnairen veelzoogenaamden „onwettigen", ,,illegalen", waren, vluchtelingen uit de Siberische ballingschap of uit de gevangenissen; de politie zond in den regel naar alle zijden aan hare agenten en de gendarmen bijzondere opgaven van de gezochten met portretten erbij en daardoor dwong zij de revolutionnairen onder een anderen naam en een ander uiterlijk te leven. In Moskau was ook zoo'n geheime revolutionnaire organisatie. Men nam voor zulke geheime organisaties gewoonlijk slechts met de grootste kieskeurigheid nieuwe leden aan en het was zeer moeilijk tot het getal der leden van een Comité gerekend te worden. Maar ik had goede aanbevelingen van bekende revolutionnairen in het buitenland, ik was al eens met een gewichtige revolutionnaire opdracht vanuit Rusland afgezonden en daarom nam men mij na mijn aankomst in Moskau met pleizier op onder het ledental van het Moskausche Comité der Sotiaal-Revolutionnaire-Partij. Dat was Februari 1904. Van dat oogenblik begon mijn werkdadige staatkundige en revolution- *) Over „terreur" zal men in het Naschrift het een en ander vinden. 10 naire arbeid, die tot op het huidige moment*) slechts onderbroken is geworden door gevangenis, ballingschap of uitwijzing. Wij gaven blaadjes uit, die op alle politieke gebeurtenissen van dien tijd reageerden en die blaadjes verspreidden wij heimelijk onder de boeren en de arbeiders, onder wie wij geheime clubjes voor staatkundige zelfontwikkeling stichtten. We konden ze niet in een drukkerij laten drukken (want niet één drukkerij zou erin toegestemd hebben, bevreesd voor harde straffen) en daarom maakten wij ze op een huiselijke manier: op hectografen en mimeografen. Dikwijls gingen wij 's nachts de stad door, de zakken volgestopt met die blaadjes en een heele bezending ervan in de borst van onze kleeding bergend. We brachten ze rond in de arbeidersbuurten langs de woningen der arbeiders, die wij kenden of plakten ze eenvoudig stiekum op een in het oog vallende plaats tegen de muren. De politie, die deze blaadjes vreesde als het vuur, maakte jacht op ons en wanneer zij verspreiders snapte, dan sloeg ze er gewoonlijk vreeselijk op los, arresteerde ons, en de overheid wierp ons in de gevangenis, waar zij ons dikwijls eenige jaren hield en vervolgens voor drie, vijf, jazelfs voor zeven jaren in ballingschap zond. Doch wij beperkten ons niet bij de blaadjes. Wij wisten, dat de oude orde haar posities niet vrijwillig zou verlaten en dat vooreerst een verschrikkelijke strijd ermee op het programma stond, misschien nog wel voor vele jaren. En wij predikten de noodzakelijkheid, op dwang met geweld te antwoorden. In dien tijd was bij de Russische wet iedere staking der arbeiders verboden en vergaderingen van arbeiders werden met de wapens uiteengedreven. Onder den angst eener allerverschrikkelijkste verantwoordelijkheid waren zelfs alle vakverbonden van arbeiders verboden. En daarom zeiden wij, dat het voor de arbeiders en het geheele Volk noodzakelijk was, zich voor te bereiden op een gewapenden strijd met de regeering. Wij wisten, dat volgens de Russische wetten ons daarvoor niet alleen dwangarbeid, maar zelfs een doodvonnis wachtte; maar toch gingen wij ertoe over, daar wij overtuigd waren, dat *) De lezer verlieze niet uit het oog, dat Zenzinof dit boek gedateerd heeft met: 6 Februari 1919. 11 het onmogelijk was, zonder offers de vrijheid te veroveren. Toentertijd rook het in het binnenlandsche leven van Rusland reeds naar kruit. De zaak bleef reeds niet meer alleen beperkt bij onschuldige studentenwoelingen, waarbij de politie in een gevecht van man-tegen-man de studenten afranselde. In 1904 voerde Rusland den bij het volk onpopulairen en voor het geheele land-zelf onnoodigen oorlog met Japan, die alleen op verlangen der hofkringen begonnen was. De algemeene politieke ontevredenheid deed zich overal gevoelen. In industrieele omgeving, te Sint Petersburg, Moskau, in het Zuiden van Rusland en in den Oeral, kwamen arbeiderswoelingen voor, waarbij de arbeiders politieke eischen stelden. De boerenstand kwam in beweging. De regeering antwoordde hierop met de nagajka *) en executies door het geweer. Den 15en Juli 1904 werd de minister van Binnenlandsche Zaken, Plewe, op klaarlichten dag door een bom gedood. De moord werd volbracht door de Strijd-organisatie van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen. Dat was voor onze partij een groote zegepraal en het vergrootte machtig hare beteekenis en haar kracht. In December 1904 werden door onze Moskausche organisatie in de straten van het centrum van Moskau de groote tweedaagsche betoogingen georganiseerd, waaraan arbeiders en studenten deelnamen. Te Sint-Petersburg begonnen de bekende arbeiders-woelingen, die zeer groote afmetingen aannamen en eindigden met den beruchten „Bloedigen Zondag", den 9en Januari 1905, toen de massa's arbeiders, onder leiding van den priester Gapon, het Winterpaleis8) naderend, zonder erbarmen door het goevernement uit elkaar werden geschoten. Ik werd tegelijk met andere kameraden te Moskau gearresteerd juist in den nacht van 9 Januari, nauwelijks teruggekomen zijnde van een algemeene arbeidersvergadering, waarop alle Moskausche arbeiders besloten hadden, óók te staken, tot ondersteuning van Sint-Petersburg. *) Naam der kozakken-zweep. ) Het zoogenaamde Winterpaleis werd door den italiaan graaf Rastrelli onder Keizerin Elizabeth,dochter van Peter den Groote, gebouwd en na een brand in 1837 herbouwd. Het werd hoofdzakelijk gebruikt voor hoffeesten en het herbergen van buitenlandsche koninklijke gasten. De kroonjuweelen werden er bewaard en het is met gaanderijen verbonden met het beroemde museum, de „Hermitage", gesticht door Katharina II (1762-1796). III. VOOR HET EERST GEARRESTEERD. Midden in het werk werd ik gevangen genomen, maar de arbeid werd niet gestaakt, want wij hadden plaatsvervangers in voorraad. En in korten tijd kreeg ik daar de bevestiging van op een allersterkst in het oog springende wijze. De laatste twee maanden voor mijn arrestatie was ik in opdracht van het Comité bezig met een zeer gewichtige bezigheid, namelijk het inrichten van een geheime drukkerij. Dat was een heel moeilijke zaak: er moesten kameraden gevonden worden, die op de hoogte waren van het typografen-vak, ik moest hen van goede paspoorten voorzien, de noodzakelijke drukkers-techniek bezitten met het raam, de wals en de letters, ten slotte in een stil stadsgedeelte een afgezonderde ruimte huren, opdat de buren het werken van de drukpers niet zouden hooren en dat alles zoo voorzichtig doen, dat de geheime en openbare politie niets op het spoor kon komen. Op deelname aan een revolutionnaire drukkerij had het goevernement een groote straf gesteld, van acht tot twaalf jaar dwangarbeid, en iedere groote revolutionnaire organisatie rekende het zich tot een bizondere glorie eh eer, zoo'n drukkerij te bezitten. Nu was ik gevangen genomen juist toen dit werk om zoon' drukkerij te organiseeren in vollen gang was en ik verontrustte mij erg over deszelfs lot. Na eenige weken vernam ik uit een brief der kameraden, die mij uit de vrijheid in het geheim was toegezonden, dat de drukkerij klaar was en na twee maanden kreeg ik zelfs het eerste nummer van dat blad, „de Arbeiders-courant", aan het opmaken van welks inhoud ik deel had gehad, toen ik nog in vrijheid was. Bovendien slaagde ik erin, aan de kameraden in de vrijheid een oproep toe te zenden, dien ik in de gevangenis had opgesteld en na eenige dagen ontving ik er een gedrukt exemplaar van, gedrukt op onze revolutionnaire drukkerij. Hier, in de Moskausche gevangenis, mocht ik nog een andere sterke emotie beleven. 13 Na den moord op den minister van Binnenlandsche Zaken, Plewe, staakte de Strijd-organisatie van de Partij der SociaalRevolutionnairen haar werk niet; zij stelde zich een nieuw doel: den moord te Moskau van den groot-vorst Sergej Alexanderzoon, een oom van den tsaar, een der bezielers van de reactionnaire hofpartij. Ik was op de hoogte van alle voorbereidende maatregelen, die door de Strijd-organisatie genomen waren en die streng geheim werden gehouden, zelfs voor de overige leden van de partij, daar ik op den vooravond van mijn gevangenneming een geheime bijeenkomst had gehad met een der leiders der Strijd-organisatie, Boris Sawinkof.*) En nu in de gevangenis te Moskau zittend, wachtte ik met beklemd hart, wanneer die slag los zou komen, ik verwachtte hem iederen dag. En, eindelijk, had ik hem lang genoeg afgewacht. Den 4den Februari, ongeveer twee uur in den namiddag, toen ik bij mijn geopend venster stond en probeerde met kameraden, die niet ver van mijn cel zaten, te spreken, hoorde ik duidelijk het gedaver van een verwijderde ontploffing, als van een kanonschot. Mijn hart beefde. Wat had dit onverwachtte geluid te beteekenen? Een nieuwe zegepraal van de Strijd-organisatie, of misschien was de bom door een ongelukkig toéval in de handen des werpers ontploft en had hij zonder nut een offer met zich meegenomen, zooals dit reeds meer gebeurd was bij het werk der terroristen ? Of, wees die ontploffing naar een of ander ongeluk op een fabriek (een ketelontploffing of zoo iets) en hield zij niet het minste verband met den strijd der revolutionnairen voor de vrijmaking van Rusland ? De kameraden, die in de gevangenis zaten, hoorden de ontploffing ook, maar schonken er geen bizondere aandacht aan en ik vond het niet noodig hun mijne overwegingen mee te deelen. Maar eerst 's avonds werd alles verklaard; een kleine jongen, die tot dicht bij de gevangenis was komen aanloopen, riep van de straat door de omheining: „Ze hebben den grootvorst met een bom in de „lucht laten vliegen." En zoo was het: Iwan Kaljajef, lid van *) Boris — of liever Baries, met klemtoon op „ies", want zoo wordt dit woord uitgesproken — Sawinkof bracht na dé revolutie van Ljenin ongeregelde troepen vanuit het poolsche gebied tegen de Bolsjewuri in het veld, verzoende zich daarna met het Sowjet-bestuur, dat hem gratie verleende en stierf in 1925 door een val uit de vierde verdieping van een Moskausch hötel. Hoe dit ongeluk ontstond, is niet opgehelderd. 14 de Strijd-organisatie onzer partij, had op het Kremlin *) een bom naar den grootvorst geworpen, die den grootvorst op de plaats-zelf doodde en bijna Kaljajef erbij had genomen. Enkele minuten later na het geroep van den jongen was onze geheele gevangenis reeds van deze gebeurtenis op de hoogte; de grootvorst was in geheel Moskau zóó gehaat, hij was het voorwerp van zulk een algemeenen afkeer, dat zelfs onze gevangenisopzichters niet hun glimlach konden verbergen en stiekum, om zich heen kijkende en met groote omzichtigheid, deelden zij ons het nieuws mede. Na enkele minuten weerklonk de gansche gevangenis van de kreten: „Lang leve de Partij der SociaalRevolutionnairen 1" en de opgesloten menschen zongen te samen in koor de Marseillaise. A *) Kremlin, in het Russisch „Kremli", beteekent niets anders dan „citadel", de versterkte burcht binnen de muren eener versterkte stad. Iedere groote stad kon een „krernlj" hebben en vele hadden er een, zoo onder andere ook Pskof. Door den loop der omstandigheden, — Napoleons nederlaag enz. — is ons alleen en uitsluitend het Krernlj van Moskau bekend geworden. IV. DE EERSTE VERBANNING EN MIJN VLUCHT NAAR HET BUITENLAND. Iets meer dan een half jaar zat ik in de gevangenis van Moskau in een cel. Eindelijk maakten de gendarmen mij het vonnis bekend: verbanning naar Oost-Siberië voor vijf jaren wegens lidmaatschap van de Sociaal-Revolutionnaire partij. Dit vonnis deelden de gendarmen mij mede bij wijze van bestuursmaatregel, zonder eenig rechtsgeding, nadat ik niet eens aan een verhoor onderworpen was geweest en men mij niet eens van eenig misdrijf had aangeklaagd, noch iemand als getuige ondervraagd, louter en alleen op grondslag van de rapporten van hunne geheime spionnen en rechercheurs, die zijzelf in hun loondienst hielden. Zoo was in het algemeen de rechtsbedeehng der gendarmen van de oude orde. Ik was veroordeeld tot verbanning naar Oost-Siberië, op een afstand van eenige duizende wersten *) van Moskau; doch daar toen de russisch-japansche krijg nog voortduurde en de Siberische spoor ingenomen werd door het troepenvervoer, was de etapen-beweging *) naar Siberië onderbroken en inplaats van naar Siberië zonden ze mij naar het uiterste Noorden van Rusland, naar Archangelsk. Uit Archangelsk ontsnapte ik op denzelfden dag, dat ze mij er afleverden en mij zorgvuldig voor de Moskausche politie, die mij zeer goed kende, verborgen houdend, keerde ik naar Moskau terug. Aldaar kreeg ik van de Partij-organisatie een paspoort op een vreemden naam en adressen van smokkelaars op de Duitsche grens, voor een doorreis naar Zwitserland. Van dat oogenblik werd ik «en „illegale", dat is, een mensch, die geen eigen naam heeft, — een toestand, *) Een werst is 1066,77 meter. 2) Hoe het etapen-gewijs transporteeren in zijn werk ging wordt den lezer later duidelijk. 16 waarin ik mij zoo dikwijls later bevonden heb en waarin ik zelfs jarenlang leefde in het laatste van mijn revolutionnairen loopbaan. Zonder ongevallen bereikte ik de grens, alwaar ik inderdaad overeenkomstig het mij aangegeven adres de noodige smokkelaars vond, die mij inderdaad voor 25 roebell) onder het uiterlijk van een plaatselijken Poolschen inwoner over de Duitsche grens brachten. Daarbij was ik bijna door den mand gevallen; reeds in Duitschland, maar niet ver van de Russisch-Duitsche grens kwam mij in een zeker Duitsch stationnetje een Duitsche gendarm tegemoet, maakte halt en vroeg streng, wie ik was en waarheen de reis ging. De noemde den eersten den besten familienaam, die mij te binnenschoot, vertelde hem, dat ik een Russische student was en naar Königsbergen reisde, om de universiteit te bezoeken; daarbij deed ik alsof ik uit mijn zijzak een buitenlandschen reispas tevoorschijn haalde. De Duitsche gendarm maakte met de hand een goedgunstige beweging en ik kwam gelukkig uit deze toevallige hindernis. Uit Königsbergen kwam ik zonder eenig verder avontuur over Berlijn en Bazel te Genève aan, waar ik reeds vrienden had ontmoet, die mij met open armen ontvingen. Dit was in Augustus 1905. Het is noodig in herinnering te brengen, hoe in dien tijd de toestand van het binnenlandsche leven in Rusland was. De „Bloedige Zondag", 9 Januari 1905, had het land wakker geschud. Al die levende krachten, die geen vrede konden hebben met de doodsrust van de despotische orde, poogden zich nu naar buiten los te werken. In alle lagen der bevolking was maar ééne erkenning: „Zóó verder te leven, is onmogelijk." De zomer van 1905 was vol van allerlei woelingen, in de steden woelden de arbeiders, de boeren in de dorpen. Iedereen voelde, dat zich al te veel electriciteit in de lucht had opgehoopt. Hier, in Genève, kwamen uit Rusland berichten binnen, het eene nog meer verbazingwekkend dan het andere. De Russische kolonie kwam in beroering. Ik kon met moeite op mijn plaats blijven zitten en zou terug naar Rusland, naar mijn werk; de kameraden echter, die meer inzicht hadden dan ik, gaven den raad nog eenigen tijd af te wachten. Voor mij was een ding duidelijk: de revolutionnaire strijd in *) Een roebel was ± 1.20 gulden. 17 Rusland spitste zich toe en hij zou spoedig de deelname van alle revolutionnaire krachten en van alle middelen der revolutie eischen. Ik begon te droomen van terreur en met dat doel bezocht ik een kleine scheikundige school van de Strijd-organisatie te Genève, alwaar ik uit scheikundige grondstoffen dynamieten nitroglycerinebommen leerde vervaardigen, ontploffingsapparaatjes ervoor te maken, laden en wegslingeren. Met het doel, om het slingeren te leeren, reisde ik eenige malen in de omgeving van Genève, de bergen in, waar ik de bommen van mijn eigen fabrikaat probeerde en mijn handigheid en koelbloedigheid beproefde. Tegelijk leerde ik het drukkers-vak, de behandeling van eenvoudige kleine persen en de techniek van het zetten; — een revolutionnair moet het verstaan, alles zelf te doen en anderen daarin te onderrichten. In September ontving ik uit Moskau een telegram, dat mijn beste vrienden gearresteerd waren en het kwam mij nog moeilijker voor in het buitenland te blijven. De gebeurtenissen in Rusland werden in de kringen der Russische uitgewekenen met brandende belangstelling besproken. Allen zaten steeds met ongeduld te wachten op de „Tribune de Genève", die toen viermaal daags verscheen. Steeds was ik in den menschenhoop, die vóór de redactie op het nieuwe blad van de courant stond te wachten. Het Manifest van 17 October, waarin Nicolaas II aan het Volk alle Burgelijke Rechten gaf en de verzekering, dat „niet ééne wet van kracht zou zijn zonder de bevestiging ervan „door een Rijks-doema"was in mijne handen als van een der eersten. Ik rende ermee naar Michael Gotz, een der meest geziene leiders van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen, toen aan zijn bed gekluisterd door zijn vreeselijke ziekte; bij dat bed kwamen gewoonlijk veel geziene uitgewekenen te samen en bespraken de berichten uit Rusland. De lezing van het Manifest maakte een diepen indruk op de aanwezigen; maar de stemming was verdeeld: eem'gen geloofden in de oprechtheid ervan en meenden, dat voor het Russische Volk nu een nieuw en vrij leven een aanvang nam; anderen daarentegen zagen in dit stuk ) Doema, dat oorspronkelijk „gedachte" en „raad" beteekent, was zooals men weet den ütel van bedoeld Russisch parlement. Het woord komt ook voor in verband met „stad", als „stadsdoema", hetgeen dan gemeenteraad of raadhuis beteekenen kan. 2 18 slechts een staatkundigen kunstgreep, slechts den wensch, om door nieuwe beloften het bestaan van het oude bewind te rekken. Onder dit dispuut riep ik onverwachts: „Nu, eindelijk, „zullen ze in Rusland beginnen, barricaden op te werpen." En ik zie het weer vóór me, hoe Michael Gotz uit de diepte van zijn kussens star naar mij opkeek en fluisterend zeide: „Wolodja1), later zal je eens denken aan wat je nu hebt gezegd." ») Wolodja is een verkleinwoord van Wladirnir (klemtoon op 2en lettergreep!); door verkleinwoorden drukken de Russen veelal iets intiems, iets vriendschappelijks uit. Echter ook, door een omzetting in de begrippen, die ons geheel en al vreemd is, iets eerbiedwaardigs en zoo was het een vergissing, dat men het woord „batoesjka" bij „tsaar", steeds met „vadertje" vertaalde; het beteekent veeleer „verhevene vader." — „Mijn groeten aan uw moedertje" is een vereischte beleefdheids vorm; „moedertje" beteekent dan: „geëerde moeder." TERUGKEER NAAR RUSLAND. HET JAAR 1905. Den dag na dit bericht vertrok ik uit Genève naar Rusland. Maar ik kon slechts tot Berlijn komen, want in Rusland hepen de sporen niet, daar was een algemeene werkstaking en op dien datum ook een staking van alle spoorwegen. Dat was een ondragelijke toestand; enkele telegrammen kwamen te Berlijn uit Rusland aan, zij spraken inderdaad van de opwekking van het Russische Volk uit den eeuwenouden slaap en dat alles had plaats, daar.... in de verte... ♦; ik kon dat met met eigen oogen aanschouwen, ik kon nu echter niet aan het vrije leven van een vrij volk deel nemen. Vijf dagen duurde deze foltering, totdat ten langen leste van het station der Friedrichstrasse de eerste trein over Eydtkuhnen werd afgezonden naar Sint-Petersburg. Met moeite kreeg ik een kaartje voor dezen eersten trein naar Rusland; maar ik had er toch een! Den 29sten October was ik al in Sint-Petersburg. Hoe deze dagen te beschrijven! Hoe te verhalen van dat gevoel, dat men ondervindt, wanneer alle beste en heilige droomen zich verwezenlijken? De drukkende nachtmerrie der dwinglandij viel in het verleden weg: Rusland was vrij l Vervuld was datgene, waarover de beste menschen van eenige geslachten hadden gedroomd, de mogelijkheid stond open, om te verkondigen dat, waarover te spreken vroeger als de grootste misdaad werd gerekend. Niet noodig, zich nog te verschuilen; niet noodig, iets te verbergen; niet noodig, iemand om den tuin te leiden. Vrije couranten, vrije volksmeetings, vrije staatkundige arbeid.... En dat alles voor menschen, die aan het geheimdoen gewoon waren; gewend, achtervolgd te worden als het zwarte beest, gewend, zich klaar te houden voor het offer èn van hun vrijheid, èn van hun leven. Hoe daarvan niet dronken te worden, hoe daarvan niet te duizelen ? En de ziel opende zich voor al het goede en alle licht; alle menschen schenen broeders en het booze op aarde als het ware uitgedoofd. 20 Maar deze toestand duurde niet lang. De reactie was niet dood, zij verborg zich in donkere hoeken, zij hief reeds weder haar hoofd op. Reeds had zij haar vuilnis en haar giftigen haat gemengd in de eerste dagen van Ruslands vrijheid. In veel steden ging de openbaarmaking van het Manifest van 17 October vergezeld van pogromsJ) tegen de Joden *) en de intelligentie *), waarin de politie den voorn aamsten rol speelde, die de duistere massa ophitste en haar een lichte kans gaf. Reeds de eerste vreugde van de volksbevrijding werd vergiftigd. In de „Dagen der Vrijheid", gelijk men dezen korten tijd noemde, l) Het woord „pogrom" beteekent: „een-beetje-donder", Wij zeggen „ketelmuziek", die voor de huizen van hen, wien men schrik wilde aanjagen werd gehouden. Dikwijls wond men zich daar zóó bij op, dat moord en doodslag voorkwamen. ') De Joden, minstens 57a miljoen sterk, mochten in Rusland slechts wonen in Polen en 15 westelijke en zuid-westelijke gouvernementen, bovendien aldaar alleen in de steden, en soms in die steden alleen in een jodenkwartier, 'n ghetto, zooals men het elders pleegt te noemen. Grond konden ze niet bezitten. Voor eenige Joden, die dan overal mochten wonen, was een uitzondering gemaakt, namelijk voor kooplui van de eerste gilde — in Rusland werden namelijk de handelslui in drie groepen, „gilden", officieel ingedeeld — en hun bedienden, ook voor lui, die met goed gevolg een of andere hoogeschool hadden afgeloopen, ook voor handwerkers van een vastgestelde vakkennis en ten slotte voor apothekers en ziekenverplegers en die daarvoor studeerden. Het spreekt van zelf, dat de drang tot ontwikkeling daardoor versterkt werd; als tegenmaatregel gold dan weer, dat slechts een beperkt aantal joden op de Russische gymnasia en universiteiten werden toegelaten. Dat dus vele Joden in het buitenland hun graad gingen halen en overigens bij de Russische Revolutie gelntereseerd waren spreekt óók vanzelf. *) „Intelligentie" is een der eigenaardige woorden der russische omwentelingsperiode. Van huis uit beteekent het natuurlijk de gezamenlijke ontwikkelde menschen. Zooals Zenzinof het hier echter gebruikt kan het niet anders beduiden dan den groep der ontwikkelden, die zich bijzonder aan de omwenteling hadden gewijd, waaronder dan vanzelf ook Joden te vinden waren, overigens academisch gevormde Russen en dat wat men noemt het intellectueele proletariaat. Afgezien van het gebruik, dat Zenzinof hier van het woord maakt, eischt iedere goedgestelde Russische burger voor zich het recht op, tot de „intelligentie" te behooren; en, liep vroeger de scheiding tusschen de menschen en het „zwarte volk", zij zouden graag de grens getrokken zien tusschen de intelligentie en het „domme volk", zonder de grens zelf te verplaatsen. Een questie van woorden dus. Een vriend van mij kocht in Berlijn in een Russischen winkel voor zijn vrouw een even chique als intiem kleedingstuk en op de vraag of hij van de qualiteit kon verzekerd zijn, kreeg hij ten antwoord: „Wees U gerust, Mijnheer, de heele intelügentia koopt hier." 21 bleken allen de handen vrij te hebben en alle politieke partijen stonden voor een vrije staatkundige werkzaamheid. De uiterste revolutionnaire partijen waren gelukkig, dat zij afstand konden doen van hare verschrikkelijke strijdmethoden en overgaan tot een vreedzame actie; zij stonden immers alle op de tesamenroeping van een Alrussische Constitueerende Vergadering, opdat het Volk op vredelievende wijze zijn lot zou bepalen. Maar zwarte onweerswolken verzamelden zich opnieuw boven ons land. Het was aan Rusland niet beschoren zich vrij te ontwikkelen, zonder bloed en gewelddaad. De duistere reactionnaire machten sluimerden niet: de hoogere bestuurskringen, de adel, de officierskringen, de groote grondbezitters en de geestelijkheid vereenigden zich in den éénen wensch, de ontloken vrijheid eronder te brengen. In het Manifest van 17 October zagen zij niet een stuk, dat door alle gebeurtenissen van het binnenlandsche Russische leven met historische onafwendbaarheid was gedicteerd, maar zij zagen er slechts in: een blijk van zwakte van het bewind, slechts angst der machthebbers. Noodig zijn, zoo redeneerden deze reactionnaire kringen, opnieuw ruwe maatregelen, om het volk weer tot gehoorzaamheid te brengen. En die kringen zegevierden. Zij dwongen het bewind, weer tot zijn oude staatkundige praktijk terug te keeren, zij dwongen het, alle beloften terug te nemen, zij zetten inderdaad het Manifest van 17 October om in een stukje nietswaardig papier, want alle vrijheden, die daarin zoo pas waren afgekondigd, werden nu door het goevernement met iederen stap overtreden: de persvrijheid verdween, daar het goevernement de dagbladen confisqueerde en te verschijnen verbood, de vrijheid van vergaderen bestond niet meer, want volksbijeenkomsten werden door politie en kozakken uiteengejaagd, de staatkundige partijen werden opnieuw als voorheen vervolgd, hun actieve lui stonden opnieuw aan arrestaties bloot. De eersten, die zich te Moskau een arrestatie moesten laten welgevallen, waren leden van den Boerenbond, daarna werd de staat van beleg in Polen afgekondigd en een campagne tegen de arbeidersorganisaties geopend. De „Vrijheden" van October bleken een strik en zij hadden gelijk, die van-meet-afaan geen vertrouwen hadden gehad in de beloften van het goevernement. Wat stond aan de revolutionnaire organisaties te doen;ywat stond aan het Volk te doen ? Zich aan het goevernement onder- 22 werpen beteekende, in één slag alle veroveringen prijs geven en terugkeeren tot het gehate verleden. Noodzakelijk was,den door het goevernement toegeworpen handschoen op te nemen; want een andere uitweg was er niet. En de revolutionnaire organisaties namen de uitdaging aan. In December had de taktiek van het goevernement zich reeds geheel bepaald en de verhouding tusschen hetzelve en de volksmassa's had haar hoogste spanning bereikt. En voor den 6den December was door alle revolutionnaire partijen en organisaties opnieuw de algemeene werkstaking vastgesteld, die in October reeds aan het goevernement zijn leugenachtig Manifest ontwrongen had. Maar dit keer was het treffen niet zoo succesvol; het goevernement vond zichzelf besloten met de uiterste middelen den strijd met de beweging aan te binden. In Sint-Petersburg werd de staking door buitengewone maatregelen van de regeering gebroken; maar te Moskau begon zij voorspoedig. VI. TE MOSKAU. DAGEN VAN OPSTAND. Tegen dien tijd was ik reeds lid van het Centrale Comité van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen, waartoe ik in October van dat jaar na mijn terugkeer uit Genève gekozen was. In December bevond ik mij te Moskau, waar ik het werk van de Moskausche organisatie leidde en spoedig in het Stakingscomité werd opgenomen. Van-meet-afaan was het te zien, dat de staking dit keer geen vreedzaam karakter zou dragen. In de korte Dagen der Vrijheid hadden de revolutionnaire organisaties niet weinig wapens en springstoffen opgestapeld. Nu moest zoowel het eene als het andere dienst doen. En toen de kozakken met de gendarmen op de menigte gingen vuren, antwoordde deze op hun schoten óók met schoten; hierover hadden leden van onze revolutionnaire organisaties met de politie gesproken. In een der huizen (het gymnasium van Fiedler) was onze strijd-droezjina') door de politie omsingeld, zij antwoordde op het vuren met schoten en bommen; men beschoot het huis met geschut; aan beide zijden vielen dooden en gewonden. Onze kameraden werden gevangen genomen. Het Moskausche comité van onze partij antwoordde op dien slag met een slag; — het besloot in dienzelfden nacht het bureau der Ochrana *) op te blazen, het centrum der politie-werkzaamheden te Moskau. Men gaf mij daarvan de opdracht. Te samen met twee kameraden werkte ik een aanvalsplan uit *) Het oude woord „droezjina", dat van „droek"(= vriend) komt, is met het ontstaan van Rusland verbonden. De eerste organisateurs van het Russische land, de Warjagi (hoogs twaarsch. Noormannen), waren omringd van hun „droezjina", een soort strijdbaren adel. In de revolutie was dit woord zeer geliefd bij de geïmproviseerde strijdmacht der omwenteling. *) Ochrana beteekent „bescherming", „bewaking"; aldus heette de beruchte bewakingspolitie onder het tsaren-bewind. 24 en ik voorzag hen van twee springbommen van geweldige kracht.'Met brandende cigaretten en met de bommen in de hand kwamen zij zonder gehinderd te worden tot dicht bij de vensters van het gebouw; onmerkbaar raakten zij met hunne cigaretten aan de lonten en wierpen prachtig de bommen naar binnen. De politie-agenten, die het gebouw bewaakten, begonnen op hen te schieten met revolvers, maar twee overdonderende ontploffingen, die op hetzelfde oogenblik binnen in het gebouw zelf losbarstten velden de agenten ter plaatse. Het gebouw van de Ochrana werd tot op zijn grondslag verwoest en de beide kameraden konden erin slagen, zich goed te verbergen. De brand, die uitbrak vernietigde de papieren van het bureau der bewakingspolitie. De ontploffingen hadden om ongeveer vier uur 's morgens plaats en ik was op dat uur niet ver van de plaats des aanslags. Ik snelde erheen en met voldoening zag ik, dat het geheele gebouw van de Ochrana in lichte laaie stond. Maar op hetzelfde oogenblik zag ik mij omringd van tien tot twaalf lui in burgerkleeding. Ik raadde dadelijk, dat het verkleede politieagenten waren en mij voordoende alsof ik een toevallige voorbijganger was, begon ik hen te ondervragen over de oorzaak der ontploffingen. Tot mijn geluk kende geen dezer speurders mij van gezicht, anders zou ik op de plaats-zelf neergeschoten zijn. Het lukte mij, al pratende van hen los te komen. Het opblazen van dit gebouw was een goed antwoord op de gevangenneming van onze strijd-droezjina en maakte een diepen indruk in revolutionnaire kringen. Voor het eerst begon Moskau in deze dagen zich met barricaden te bedekken. Aldus werd mijn voorgevoel en mijn voorspelling van Genève bewaarheid en wel spoediger dan iemand van ons had gedacht. Moskau bleek in enkele deelen verdeeld te zijn. Een deel was in handen van de goevernementeele troepen, die door de straten schoten met mitrailleurs en licht geschut, andere deelen waren in de macht der revolutionnairen, die barricaden hadden opgeworpen van omvergeworpen telegraafpalen, stukgeslagen schuttingen en deuren en de straten oversponnen met de draden van den tram en den telegraaf. In de straten van Moskau begon een echte burgerkrijg met al zijn bloedige verschrikkelijkheden. In Moskau waren veel troepen, maar de troepen weifelden en in hoofdzaak schoten op de menigte politie-agenten, gen- 25 darmen en kozakken. Bijna twee weken duurde deze strijd op de Moskausche barricaden zonder zichtbaar overwicht naar de eene of andere zijde. Sint-Petersburg zweeg; de staking was daar gebroken en des te meer waren wij beangst, dat SintPetersburg zijn garde op ons af zou sturen. De Nikolajef-spoor tusschen Moskau en Sint-Petersburg bleef rijden onder bewaking der troepen en al onze pogingen om de bruggen van deze spoorlinie op te blazen, kwamen zonder succes uit. En, ten slotte, kwam inderdaad te Moskau uit Sint-Petersburg het Semenof-garderegiment aan, hetwelk bekend was om zijn trouw aan de oude orde. Te Moskau aangekomen zijnde begon het met een gruwzame wreedheid op te treden, het schoot met artillerievuur de barricaden uit elkaar en stak het arbeiderskwartier, Presnja, in brand, alwaar grooten tegenstand ondervonden was. Bij de onderdrukking der Moskausche staking onderscheidden zich door eene bizondere wreedheid de commandant van het Semenof-regiment, generaal Min, en zijn colonel Riemann. Deze twee namen bleven bij Moskau goed in het geheugen, op één lijn met den naam van den militairen generaal-goeverneur van Moskau, admiraal Doebasof. Gedurende die dagen nam ik levendig deel aan al die gebeurtenissen en stond in het middelpunt der beweging; ik was immers lid van het Uitvoerend Comité, dat de heele beweging leidde. Maar daarna, wijl het Semenof-regiment Moskau onderworpen had, was voor ons daar niets meer te doen en was het noodig ons uit Moskau weg te pakken, des te meer daar vóór Kerstmis het eerste Algemeene Congres van onze partij in Finland, bij de Imatra1), was vastgesteld. Mijn familie deed mij weten, dat zij al bezoek hadden gehad in hun huis van gendarmen met revolvers in de hand, die mij zochten; het was voor mij dus zaak, mij te haasten. Maar hoe uit Moskau weg te komen? Moskau was aan alle zijden van troepen omringd, speurders en spionnen glipten overal heen door de straten en zochten de leiders der beweging. Ze wisten zeer goed van mij af en kenden mijn rol bij de ge- 1) De Imatra is de beroemde waterval van Zuid-Finland. Men kan zich een voorstelling van zijn capaciteit geven, wanneer men bedenkt, dat zijn waterkracht in staat is een hoeveelheid electrischen stroom op te wekken, waarvan alle Finsche Spoorwegen kunnen rijden. Tot deze benutting is een paar jaar geleden beslóten. 26 beurtenissen; eindelijk ook had ik de duidelijke en onwederlegbare bewijzen, dat ze het op mij gemunt hadden. En ik kwam tot het besluit, dat de ware weg, de rechte weg was. Zonder mij, hoe ook, te verbergen, ging ik regelrecht op het Nikolajefstation af, vanwaar de treinen naar Sint Petersburg vertrekken, zelf kocht ik mijn kaartje aan het loket en door het cordon soldaten gaande, nam ik onder aller oogen plaats in de coupé. Mijn berekening kwam goed uit; niemand kon zich voorstellen, dat revolutionnairen het zouden wagen, geen acht slaande op het geweldige gevaar, dat voor hen daarmede verbonden was, recht op den muil van den vijand af te loopen. Op deze eenvoudige manier echter kwamen ook de kameraden zonder ongelukken eruit. Ik herinner mij nog, dat mij te Wiborg in Finland bekenden in de wachtkamer ontmoetten en mij daar aan een zekeren gladgeschoren mijnheer, gehuld in een weeldengen berenpels, voorstelden. Ik boog zeer beleefd voor hem, maar na een seconde proestten we het in eikaars gezicht uit van het lachen: in mijn nieuwe relatie had ik een kameraad van het Uitvoerend Comité herkend, met wien ik al eenige dagen te Moskau had samengewerkt en die één dag eerder dan ik vandaar was weggereisd. Maar ik had hem niet ineens herkend, zonder snor of baard en in een nuj onbekenden pels. Het Partij-Congres bij de Imatra duurde ongeveer een week. Op hetzelve werden staatkundige beginselvragen vastgesteld. Het land bevond zich plotseling onder de oude toestanden van het politieke leven, als het was tot den 17en October 1905. Onafhankelijke staatkundige arbeid was, als voorheen, verboden, en als voorheen waren de pohtieke partijen naar de ondergrondsche gewesten gejaagd. De ongelukkige afloop echter van de December-revolutie in Moskau en Sint-Petersburg ontmoedigde de revolutioruiairen niet. De revolutionnaire partijen waren verplicht, als vroeger, naar de oude strijdwijzen terug te grijpen en de Partij der Sociaal-Revolutionnairen besloot op haar Congres eenstemmig, het beproefde wapen der terreur ter hand te nemen. Opnieuw besloot het op het Congres gekozen Centrale Comité weer met schrikaanjagende aanslagen te beginnen in de breedst mogelijke afmetingen. VII. IN DE STRIJD-ORGANISATIE. In December had ik te Moskau reeds kruit geroken en ik kon niet tot een vreedzaam werk te^ugkeeren. Vreedzaam werk van een revolutionnair noemden wij den arbeid voor de schepping van organisaties onder de boeren en de arbeiders, het drukken en het verspreiden van litteratuur. Mij dreef alles naar de terreur. Ik bood mijne diensten de Strijd-oi^anisatie aan en werd onder het getal harer leden opgenomen, hetgeen voor mij een zeer groote eer was. Lid van de Strijd-organisatie konden alleen worden zij, die uit eigen beweging hunne diensten hadden aangeboden, niemand werd tot die organisatie uitgenoodigd, niemand gekozen, er konden daar alléén vrijwilligers zqn. Ondertusschen kende niemand de menschen, die de Strijd-organisatie samenstelden, zelfs de hoofdleiding der geheele partij, het Centrale Comité in zijn geheel, niet; doch slechts één uit zijn leden, die het strijdwerk van de partij leidde, wel. De arbeid van de Strijd-organisatie was geheel en al zelfstandig, zij kreeg wel bepaalde opdrachten van het Centrak Comité, doch werkte haar plan uit en bracht het tot vervulling onafhankelijk van wien ook. In de eerste maanden van 1906 stelde de Strijd-organisatie zichzelf eenige dingen tot taak: den aanslag op den admiraal van de Zwarte-Zee-vloot, die kort geleden een opstand der matrozen op de Zwarte Zee had onderdrukt; op den minister van Binnenlandsche Zaken Doernof, den leider van de geheele binnenlandsche politiek van het goevernement; op admiraal Doebasof, generaal Min en colonel Riemann, de helden der bloedige onderdrukking van den Moskauschen opstand. Toentertijd telde de Strijd-organisatie van 25 tot 30 leden en al die opdrachten werden ordentelijk onder hen verdeeld. Vóór alles werd mij opgedragen, naar de Zwarte Zee te gaan, naar Sewastopol en de levensomstandigheden van admiraal 28 Tsjoegnin en de mogelijkheid van een aanslag op hem uit te visschen. Rechtuit van Helsingfors, zonder van den weg af te wijken, reisde ik naar Se wastopol, waar ik onder een valschen pas domicilie koos in een der beste hotels der stad, mijzelf tot een rijken toerist omtooverend. Ik had geen bekenden te Sewastopol en de instructies, die mij door de Strijd-organisatie gegeven waren, verboden mij, mij met wien ook te laten zien, om door ontmoetingen met lui, die zich al in de oogen der politie zouden gecompromitteerd hebben, niet den argwaan van rondsluipende spionnen en rechercheurs op mij te trekken. Mij was voorgesteld, de levenswijs en de gewoonten van den admiraal te bestudeeren om, op den grondslag van de ingewonnen inlichtingen het allergunstigste moment en de plaats voor een aanslag op hem vast te stellen. Met dit doel ging ik op verschillende uren van den dag uit mijn hötel weg en liep rondom het paleis, waar de bevelhebber der Zwarte-Zee-vloot woonde; ook speurde ik aandachtig de in de nabijheid van mijn hötel zich bevindende landingsplaats af. Nu was ik zelf van het zwarte beest, dat de jagers achtervolgden, een jager geworden, die zijn buit op het spoor tracht te Komen. Bij een van zulke uitstapjes ontmoette ik op straat een kameraad, dien ik kende van de Moskausche revolutionnaire organisatie. Wij keken elkaar scherp in de oogen, maar groetten niet. Ik wilde mijn vriendschap met hem niet tentoonspreiden, daar men hem misschien volgde en dan zou ik mij aan de politie verraden. Maar het verwonderde mij en ik erken het, het verwarde mij eenigzins, dat hij ook geen zin scheen te hebben, mij de hand te drukken. Wat doet hij hier in Sewastopol ? vroeg ik mijzelf af en ik kon er geen antwoord op vinden. Zoo ging bijna een week van mijn leven in Sewastopol voorbij en gedurende dien tijd kwam ik goed achter de plaatselijke ligging, hoe het paleis van den admiraal geconstrueerd was en maakte reeds eenig plan van actie. Op zekeren dag, toen ik met een ingezeept gezicht bij den kapper zat, kwam een opgewonden zee-officier den kapperswinkel binnenstormen en maakte bekend, dat iedereen het hooren kon: „Zoo juist heeft een aanslag op admiraal Tsjoegnin „plaats gehad; een zekere vrouw heeft op hem geschoten en hem „gevaarlijk gewond, misschien wel gedood".... Hoe de emotie te beschrijven, die ik onderging, toen ik dat 29 hoorde? Met alle kracht moest ik mij inspannen, om koelbloedig te blijven, om rustig mijn tijd bij den kapper uit te zitten, tot mijn ingezeept gezicht geschoren was. Dadelijk van den kapper snelde ik naar het paleis van den admiraal, waar zich reeds bij de poort een kleine troep volk verzameld had. Uit de verhalen werd duidelijk, dat een onbekende jonge dame zich ten bezoek bij den admiraal had aangemeld, die vier kogels uit een browning op den admiraal had afgeschoten. De admiraal was onder tafel gevallen. Op het schieten waren de vrouw en de dochter des admiraals aan komen stormen en de wacht uit de voorkamer overmande de schietende vrouw. Op den eisch van de echtgenoote des admiraals was het onbekende meisje op staanden voet door de wacht op de plaats van het admiraliteitspaleis doodgeschoten *). Van de poort uit kon men inderdaad het lijk met het een en ander bedekt, zien liggen; de wacht stond erbij. De admiraal bleef leven, ofschoon hij zwaar gewond was; alle vier de kogels hadden hem geraakt. In Sewastopol was voor mij verder mets meer te doen en op denzelfden dag ging ik met den trein naar Moskau. Inden coupé ontmoette ik reeds vóór het vertrek van den trein mijn Moskausche kennis, dien ik eerder al in de straten van Sewastopol had ontmoet. Nu maakte hij mij alles duidelijk. Het bleek, dat de Moskausche Strijd-droezjina (een strijdend-détachement van het centrale district), óók tot onze partij behoorend, terzelfder tijd als de Strijd-organisatie een aanslag op admiraal Tsjoegnin in elkaar had gezet, waarvan we niets wisten, dank zij de groote geheimhouding, waarmede wij ons werk omgaven. En hij, mijn Moskausche kennis, (Wladimir W.) werkte voor die aangelegenheid te samen met dat meisje, dat op Tsjoegnin geschoten had. De overledene was eene Ismaïlowitsj, dochter van een generaal, bekend was zij in onze partijkringen als een 1) Ofschoon deze eisch van de echtgenoote des admiraals menschkundig te begrijpen is, zou een dergelijke rechtspleging in West-Europa niet aanvaard worden, te meer daar men een doode niet kan laten spreken. In de volgzaamheid van den soldaat is ook een typische aanduiding te zien van het overwicht van de heerschende klasse over het „zwarte volk". Hoe treurig het geval ook voor haar was, zij had niets te kommandeeren ; toch gehoorzaamde de soldaat. Het systeemlooze, dat hierin zit, zou ons niet bevredigen en eigenlijk, te oordeelen naar de gebeurtenissen, waren ook de Russen niet allen met een zulke mogelijkheden biedend „regime" ingenomen. 30 stoutmoedige en vol zelfopoffering zijnde revolutionnaire, die pas kort geleden met behulp der kameraden uit de gevangenis was ontsnapt. Te Moskau scheidde ik mij van Whdimir W. en ik reisde verder naar Finland, waar ik aan de Strijd-organisatie een uitvoerig rapport uitbracht van hetgeen voorgevallen was. In Helsingfors bleef ik slechts één nacht over. Den volgenden dag werd ik naar Sint-Petersburg gezonden voor een nieuw geval, — de voorbereiding van den aanslag op den commandant van het Semenof-regiment, generaal Min en den colonel Riemann. Dit was mij, tesamen met een Moskauschen kameraad van mij, met wien ik den geheelen Moskauschen opstand in December had meegemaakt, namelijk Alexander Jacoflef, door de Strijd-organisatie opgedragen. Met een nieuw paspoort reisde ik naar Sint-Petersburg en stapte daar in een hótel af. Jacoflef vertrok ook tegelijk met mij en stapte in een ander hótel af. Wij waren overeengekomen elkaar slechts in cafés en restaurants te ontmoeten, om onze vriendschap niet te verraden. Heel spoedig brachten wij aan het licht, dat generaal Min bij de kazerne van het Semenof-regiment woonde en zeer streng bewaakt werd, colonel Riemann echter een privé-woning had. Wij wisten hun portretten machtig te worden, maar ondanks alle inspanning gelukte het ons niet, hen persoonlijk te ontmoeten. Een of twee keeren in de week zagen wij elkaar in een restaurant met de leiders der Strijd-organisatie, die naar SintPetersburg kwamen op dagen, die afgesproken werden, wanneer wij zelf met rapporten naar Heisin gfors kwamen. Wij moesten dikwijls de plaats der ontmoeting wijzigen, om niet door de politie bespied te worden en gedurig, iedere minuut, erop letten, of wij niet onder de aandacht van rechercheurs vielen. Wij begrepen prachtig, dat wij door een onvoorzichtigheid niet alleen onszelf eraan waagden, maar ook anderen, die met ons in verbinding stonden, aan gevaar konden blootstellen en, wat nog erger is, de zaak bederven, die hun te dienen was opgelegd. Daarom was het gewenscht met groote slimheid voort te gaan. Zoo herinner ik mij een conferentie, die wij in elkaar zetten in een Turksch Bad, waar wij als gewone bezoekers naartoe gingen; wie zou dan wel in die twee heeren, die op naast elkaar staande banken lagen en bedekt waren met schuimende zeep, terroristen 31 hebben kunnen vermoeden, die een van hun verschrikkelijke plannen bespraken. Tegelijkertijd met ons was de Strijd-organisatie te SintPetersburg ook met een ander plan bezig; zij maakte namelijk voorbereidingen voor den aanslag op den minister van Buitenlandsche Zaken, Doernof. Deze taak was een beetje gewichtiger dan de onze en daarom een beetje anders op touw gezet. Tien of twaalf man waren daaraan bezig en deze allen waren in twee groepen ingedeeld; iedere groep niet alleen geheel en al op zichzelf staande, doch de eene zelfs niets wetend van den andere. De eene groep leefde als huurkoetsiers. Zij hadden boerenpassen, ze waren gekleed als vreemde lui uit een dorp, die, om wat te verdienen, naar Sint-Petersburg waren gekomen. Paard en wagen kochten zij te Sint-Petersburg, lieten zich neer in verschillende woongelegenheden voor koetsiers en in hunne levenswijs poogden zij uitdrukkelijk in niets zich van de gewone huurkoetsiers te onderscheiden. Zoo uitgedoscht reden zij door de stad en trachtten zich op te houden bij den oprit van het huis, waar de minister woonde. Hun opdracht bestond daarin, de dagen en de uren te weten te komen, waarop de minister met zijn stukken naar den tsaar of ter vergadering ging; bovendien zoo aandachtig mogelijk het uiterlijk van de equipage te bestudeeren, waarmee de minster gewoon was te rijden. Dat alles was noodzakelijk te weten, om zich van te voren op den aanslag voor te bereiden en om bij den aanslag zelf te voorkomen, dat een af andere noodlottige vergissing plaats zou grijpen (zooals dat soms gebeurd was, als men per vergissing in plaats van dien ééne iemand anders beschoot). De andere afdeeling bestond uit couranten- en sigarettenverkoopers, hetgeen hun óók veroorloofde den geheelen tijd op straat te blijven en noodige wetenswaardigheden na te speuren. Het bestaan van deze twee afdeelingen maakte de studie licht, daar het gelegenheid gaf, de inkomende berichten met elkaar te vergelijken en aan elkaar te toetsen. De leiders der Strijd-organisatie verkleedden zich in daarbij passende kleeren en bezochten de huurkoetsiers en de venters in derderangs cafés en gaarkeukens, waar de huurkoetsiers de gewoonte hadden wat te eten en thee te drinken. Bij een van die afdeelingen, die den aanslag op den minister van Binnenlandsche Zaken, Doernof, voorbereidden, bevond 32 zich mijn beste vriend Abram Gotz, met wien ik te samen op de buitenlandsche universiteit had gestudeerd. Reeds voordat wij beiden ons aan het werk in de Strijd-organisatie gewijd hadden, waren wij overeengekomen, elkaar van tijd tot tijd te ontmoeten. Maar hoe dat nu te doen? Ik leefde als een rijk heer in een goed hotel en hij was een nuchtere huurkoetsier. Eens op afgesproken dag en uur ging ik de straat op als om een wandelingetje te maken en op den hoek van het door ons aangegeven kruispunt van twee straten zag ik een huurkoetsier. De huurkoetsier was een doodgewone, zooals er heel wat zijn in Sint-Petersburg. De liep er voorbij; het nummer was goed; maar in mijn hart was er twijfel, zóó als deze huurkoetsier heelemaal niet op mijn vriend geleek. Dt keerde om en nep hem aan: Vrij?" Alleen aan zijn lachende oogen erkende ik hem. Waar was zijn uiterlijk van student gebleven? De zag een slechtgeschorengezicht,'nsmerigen kaftan,logge vuisthandschoenen. „Naar den Njewski!" *) - „Goed, Heer!" - Inplaats van naar den Njewski reden wij tesamen naar buiten de stad en daar alleen konden wij vrij over alles spreken. Hij vertelde mij veel belangrijks. Het was hem, intelligent mensen, die zoo pas met mij in Duitschland zijn universiteit had afgemaakt, zwaar en moeilijk, dat spreekt vanzelf, in die omgeving van huurkoetsiers met hun somber leven, in drukkenden arbeid en modder Het werk zelf van den huurkoetsier, die eeuwige rit van den ochtend tot den avond in de koude vorst, het walgelijke eten, dat alles was voor een man, die aan anderen levensomstandigheden gewoon was, uiterst zwaar. Maar hij versaagde niet, moedig werkte hij door, daar hij in mets wenschte achter te staan bij zijn vakgenooten en in die voor hem ongewone omgeving vond hij veel belangrijke stof ter overweging. Grappig n De Niewski is afkorting voor den Njewski Prospjekt (doorzicht), een boukvaid van 5 kilometer lang, die de Admirahteit met het klooster Atexander Njewski verbindt. Njewski is het bi voegehjke naamwoord van Njew?(Newa) Alexander van de Njewa, de groote, als hemge vereerde, ndd^ Rusland, versloeg de Zweden aan ^ N,ew^ werd^a Nièwski" genoemd. Dit was omstreeks de tweede helft der dertienae eeuw Sn ka™ als heilige ontleent hij aan het feit dat pausGregonus rX ^en oorlog der Zweden tot een kruistocht had gemaakt, om »de Waarheid" verder Rusland in te dragen; waartegenover dan Alexander „dTortodl^" had gered. Zoo men weet, beschouwt het Oosten des Christendoms het Romeinsche Christendom als ketteruv 33 vertelde bij, dat de keukenprinses van het huurkoetsiershötel, waar hij woonde, op hem gecharmeerd was geraakt en dat hij niet den moed had, haar avances af te wijzen, daar hij bang was daardoor verdenking tegen zich te wekken. Gedurende den tijd van onze werkzaamheid te Sint-Petersburg hadden tusschen ons eenige van dergelijke ontmoetingen plaats en telkens waren ze voor ons een feest en een herademing, daar zij gelegenheid gaven, wat met elkaar te praten, terwijl in den overigen tijd, wij, ieder voor zich met zijn werk bezig, in een groote eenzaamheid leefden, als op onbewoonde eilanden, gedwongen als wij waren, ons voor allen te verbergen en op al onze passen te letten. Tegelijk hiermede had de Strijd-organisatie ook in Moskau het werk begonnen, zij maakte toebereidselen voor den aanslag op admiraal Doebasof. In die sectie arbeidden ook mijn kameraden, die ik van Moskau en Sint-Petersburg kende en onder hen Baries Vnorofski, wien het beschoren was, bij deze taak om te komen. Soms togen de Moskauërs naar Finland, met documenten betreffende den loop van hun werk in de Strijd-organisatie en dan ontmoetten wij hen. Het werk ter voorbereiding van al deze aanslagen was onmiddehjk na het partij-congres bij de Imatra, in Januari begonnen; maar het ging slecht vooruit. Bij iederen stap vervolgden ons om de een of andere reden tegenslagen. Generaal Min en colonel Riemann gelukte het ons niet op straat óp spoor te komen, minister Doernof hebben onze huurkoetsiers, noch onze venters of dagbladverkoopers ook maar één keer ontmoet; en eindelijk was te Moskau admiraal Doebasof op den dag, die aan den dag, welke voor den aanslag bepaald was, voorafging, telkens ergens heen verdwenen. Drie maanden van vruchtelooze achtervolging gingen voorbij; de zaak schoot niet op. Het Centrale Comité zette ons tot spoed aan en ten slotte werden de laatste pogingen gedaan. Mijn kameraad Alexander Jacoflef, in de uniform van gardeofficier gekleed, meldde zich voor een bezoek bij colonel Riemann aan, doch trof hem niet thuis en werd in zijn vertrekken gearresteerd; (later kreeg hij van het gerecht acht jaar dwangarbeid, werd naar Siberië gezonden, ontsnapte vandaar en week naar Frankrijk uit; in 1914, toen de oorlog begon, nam hij als vrijwilliger dienst in het Fransche leger en is gesneuveld). Baries Vnorofski had ten lagen leste toch nog admiraal 3 34 Doebasof afgeloerd. Eerst speurde hij, gekleed als huurkoetsier, naar hem; daarna trok hij de ™*°™™?a™£?£Z aan Onder een dergelijke vermomming namelijk liep hij dicht bf heTpaleis van den admiraal met een bouquet bloement » de eene en een groote doos bonbons in de andere hand, toen admiraal Doebasof in een calèche uit het Kremlin van een feestparade naar huis keerde. Toen de calèche gelijk met den zeeofficier was gekomen, wierp hij Zijn doos met bonbons, die de verpakking was van een dynatmetbom van groote kracht onder het rijtuig? De bom barstte met donderenden slag; de adjudant, die in de calèche naast admiraal Doebasof zat, werd op de p aats gedood; Doebasof zelf werd uit de calèche op het pkveilsel gedineerd, maar hij bleef in het leven en had slechts lichte kwetsu en in degenen; en wat verder Baries Vnorofski aangaat, de ■ ontploffende bom nam de bovenste helft van zijn schedel mee en doodde hem opslag. , ' .'.'1 . • j. De aanslag op Doernof kon met plaats hebben, daar beide afdeelingen, die den minister op het spoor trachtten te komen, bTmeSn/dat zij zelf onder de controle Pohue-spionnen vielen en allen verpacht waren zich schud te houden, aldus de taak niet ten einde brengend. „ Later werden veel van deze tegenslagen opgehelderd. Het bleek, dat onder ons zwart verraad geleefd had en dat een der leden der Strijd-organisatie door het goevernement bezoldigd werd, hetzelve waarschuwend omtrent alle voorbereide aanslagen. Deze verrader was de beruchte Azef, van wiens verraad het verhaal té zijner tijd de heele wereld over verbreid is gewordlTMaar hij werd door ons pas in 1909 ontmaskerd en m 1906 rekenden wij hem nog onder onze ^k^ke^^-\ Het was reeds de tweede helft van April en den 28sten Apri moest voor het eerst de Rijks-Doema geopend worden. Bq haar opening rekende de Sociaal-Revdutionnaire Partij het i„ overeenstemming met haar doel1 de^erreurte staken en daarom werd de werkzaamheid van de Strijd-organisatie tijdelijk geschorscht. VIII. DE ZOMER VAN HET JAAR 1906. Wij hadden niets meer te doen en bovendien deed zich een geweldige behoefte gevoelen, uit te rusten van den arbeid, die foTveel van de lichaamskracht en van de zenuwen vorderde. Daarom besloten mijn vriend Abram.Gotz en ik, voor een korten tijd naar Genève te gaan; naar zijn groote broeder Mchad Gotz. En wij reisden over Finland en Stockholm. Hier in Stockholm overkwam ons iets, dat onaangename gevolgen zou kunnen gehad hebben. Wij reisden vanzelf y WJ» met andere namen en toen op de boot tusschen Abo en Stock holm men ons vroeg om onzen naam op te schrijven, gavenwij voor den grap den naam op van een comestibel-winkel in Bfldelbere, waar wij geregeld eetbare waar kochten, toen wij nog student waren. De grap kwam verkeerd uit, daar men ons onder d£naam op de lfjst der passagiers had ingeschreven «j. den oever te Stockholm men van iedereen de papieren ging contröleeren. Daar wij passen hadden, &'™?™h>k namen vermeldden, werden wij onder verdenking genomen, gearresteerd en weggevoerd naar het pohtte-bureau De. zaak had slecht kunnen afloopen; men had ons, onder bewaking, als verdachte lui, naar Rusland kunnen terugzenden en de Russische politie ter hand stellen. Maar wij verklaarden onze dubbele namen door het grapje en men het ons vrij, na den raad gegeven te hebben, in de toekomst met meer zulke grapjes mt\Jit Stockholm kwamen wij zonder ongelukken over Berlijn te Genève aan. Daar verbleven wij kort; m Mei waren we beiden weer in Sint-Petersburg terug. He besloot naar net Zuiden te gaan, om onder de boeren te werken. Met dit doel enm de hoedanigheid van vertegenwoordiger van het Centrale Comité van onze partij vertrok ik naar de Oekrajna, waar toen onze boeren-organisaties zeer sterk waren. Ik werkte daar ge- 36 durende den zomer, heel de Oekrajna afreizend en korten tijd in vijf gouvernementen verblijvend: Charkof, Kiejef, Poltawa, Tsjernigof en Podolsk. In Juli werd de eerste Rijks-Doema door de regeering naar huis gestuurd en wij verwachtten groote beroeringen bij het volk; de Partij riep haar voornaamste krachten naar SintPetersburg op. Snel reisde ik daarheen en nam deel aan een reeks verschillende staatkundige vergaderingen. De toestand was toen zóó, dat zelfs de gematigde burgerpartijen zich in de richting van de revolutionnairen stelden, want de ontbonden Rijks-Doema in haar geheele samenstelling gaf een oproep uit, waarin zij het Volk opriep aan het goevernement geen belastingen te betalen en het geen soldaten te leveren. Dat was die zoogenaamde „Wiborgsche Oproep", waarvoor daarna de regeering alle deelnemers voor het gerecht bracht, hen veroordeelde tot opsluiting in de gevangenis en tot verlies van elk kiesrecht. De toestand was zeer verhit. Met versterkte kracht werd er te Sint-Petersburg gewerkt onder de arbeiders en de soldaten aan de voorbereiding van den opstand tegen het bewind. Ik werkte aan de organisatie van de Sint-Petersburgsche arbeiders en had een kleine kamer in het centrum der stad gehuurd onder een vreemden naam. Maar het bleek, dat de wolken zich toen reeds rondom mijn hoofd samenpakten. IX. WEER GEARRESTEERD. Eens overdag, (het was den 4en September 1906) toen ik op straat liep, grepen mij plotseling van achteren eenige mannen onder de armen vast en trokken mij in een opzij staand huurrijtuig. Mij stevig aan de handen houdend en mij geen gelegenheid gevend mij te bewegen, reden ze met mij door eenige straten en leverden mij af aan een pohtiebureau. Spoedig verscheen een gendarmerie-officier, die mij aan den lijve onderzocht en niet alleen mijn zakken zorgvuldig binnenste buiten keerde, maar ook iedere vouw, iederen naad van mijn costuum betaste en de zolen en de hakken van nrijn laarzen beklopte. Wat men daar zocht, weet de hemel! Van het politiebureau brachten ze mij onder strenge bewaking weg naar de cellulaire Kresti-gevangenis.l) Daar zat ik weer opgesloten. Wat weten ze van mijn revolutionnair werk ? Daarvan zullen ze mij beschuldigen en wat met me doen ? Deze vragen drongen zich aan mij op. Ongeveer na een maand het mij een toenmaals beruchte gendarmerie-generaal, Iwanof, bij zich komen voor een verhoor. — Gij wordt beschuldigd, zeide de generaal angstwekkend, van lidmaatschap van de Strijd-organisatie van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen en van voorbereiding van eenige terroristische aanslagen. Erkent gij u hieraan schuldig? — Ik weiger niet alleen U te antwoorden op deze vraag, maar ik weiger in het algemeen met U van gedachten te wisselen. Zoo zal mijn handelswijze tegenover U zijn gedurende den geheelen tijd van mijn opsluiting. Ik ontken uw recht, mij te verheoren. Doe met mij wat gij wilt, maar op uwe vragen een antwoord geven, zal ik niet. J) Beteekent: Kruis-gevangenis. 38 Zóó was toen in het algemeen de taktiek der revolutionnairen bij een verhoor in de gendarmerie en generaal Iwanof keek van mijn antwoord geenszins verbaasd op. Ze vielen mij daarna in het geheel maar één keer lastig en wel toen zij mij aan den portier van het hötel, waar ik te Sint-Petersburg tijdens mijn werk voor de Strijd-organisatie gewoond had, lieten zien. Ik herkende hem terstond. — Herkent gij, vroeg Generaal Iwanof den portier, dezen man? Hij woonde bij U in het hótel in Februari en Maart van dit jaar. Ik hoorde tot mijn verbazing een ontkennend antwoord. Het is mogelijk, inderdaad, dat hij mij niet herkende, in het hótel was ik steeds goed geschoren en hier in de gevangenis was mij baard en snor gegroeid; maar misschien wilde hij mij ook wel niet ten gronde richten. Generaal Iwanof bleef zeer onvoldaan door deze confrontatie; zooals later bleek kon de vervolging tegen mij geen gerechtsmateriaal verkrijgen. Volgens de toen in Rusland bestaande wetten kon men alleen dwangarbeid geven na een uitspraak van den rechter, en bij wijze van bestuursmaatregel mocht men slechts voor een tijd van hoogstens vijf jaar naar Siberië zenden. In dezelfde aangelegenheid van de Strijd-organisatie werden toen eenige lui voor het gerecht gebracht, onder wie Abram Gotz en Alexander Jacoflef. Zooals ik reeds zeide, veroordeelden ze Jacoflef, die met de wapens in de vuist in de vertrekken van colonel Riemann was gearresteerd, tot acht jaar dwangarbeid, evenzoo Abram Gotz. Met deze gebeurde bij de rechtszitting het volgende vermakelijke voorval. Hij ontkende hardnekkig, als zou hij, met de bedoeling een terroristischen aanslag te helpen voorbereiden, als huurkoetsier Sint-Petersburg hebben doorreden; maar nu was als getuige voor het gerecht gedagvaard de keukenprinses van het hótel-met-uitspanning, waar hij gewoond had; zij, namelijk, in wier gemoed hij teedere gevoelens had gewekt. Hem voor de rechtbank ziende, sloeg zij de handen in elkaar en noemde hem bij den naam, onder welken hij geleefd had, toen hij den rol van huurkoetsier speelde; — aldus werd de schuld van Gotz bewezen. ▲ X. DE EERSTE SIBERISCHE BALLINGSCHAP. In de Sint-Petersburgsche gevangenis bleef ik van September 1906 tot April 1907. In April maakten ze mij bekend, dat ik etapen-gewijs naar Oost-Siberië zou worden gezonden, voor vijfjaar. Ze namen mij op in een grooten troep arrestanten, misdadigers en politieke gevangenen, die naar Siberië werden gezonden en laadden ons in een specialen gevangenen-wagen met ijzeren tralies en een gewapend convooi; in onze afdeehng waren veel dwangarbeiders. Na twee weken van een vermoeiende reis per spoor, brachten zij ons in de gevangenis van Alexandrofsk, in de nabijheid van de Siberische stad Irkoetsk. t In de gevangenis van Alexandrofsk moesten wij bijna een maand op verder vervoer wachten. Daar maakten wij een groep politieke gevangenen uit alle hoeken van Rusland en Siberië van ongeveer tachtig man uit. Allen werden wij naar het gebied van Jakoetsk verwezen, het verschrikkelijkste, het slechtst bevolkte, het verste en het koudste oord van Siberië. Wij hadden er geen zin in, met de handen over elkaar in de gevangenis te zitten en besloten te vluchten. We wisten een tafelmes machtig te worden, waarvan we een zaag maakten, waarmede we eenige planken uit den vloer en het plafond zaagden. De gevangenis stond in een bosch en was van een omheining omgeven. Ons plan kwam hierop neer, onder den grond een gang te graven, deze onder de omheining door te leiden en uit te laten komen, daar waar geen bewaking meer was; de uitgegraven aarde stortten wij met de kussenslopen, die wij voor zakken gebruikten, op zolder uit. Ons werk ging vlot van de hand, na drie weken was onze mijn reeds totaan de omheining genaderd, maar door een ongelukkig toeval werd hij ontdekt door de directie der gevangenis. Al de zeveja lui, uit wier kamer deze mijngang liep, werden opgeschreven en hun werd medegedeeld, dat zij voor 40 poging tot ontsnapping te Jakoetsk zouden worden berecht. Onder die zeven was ook ik. Eindelijk brak de tijd aan voor onze opzending naar het Noorden. Gedeeltelijk op paarden, gedeeltelijk te voet bracht men ons tot den geweldigen noordelijken stroom, de Ljena, die in de IJszee uitloopt en hier haar bronnen heeft, ongeveer drie honderd mijlen van Irkpetsk. Hier zetten ze ons op houten vrachtschepen en zonden ons onder strenge bewaking weg, stroomafwaarts. Dat was wel het interessantste en het aangenaamste gedeelte van onze reis. Na die verschrikkelijke vuiligheid en hef op-elkaar-gepakt-zijn, waarvan we overal, in de wagons en in de gevangenissen, waar wij doorgetrokken waren, geleden hadden, was varen op den stroom aangenaam en rustig, want het was bijna den heelen tijd mogelijk op het dek onder den blooten hemel te blijven. Het was het einde van Mei; de lente was in vollen bloei en onze schuit was steeds versierd met bloeiende twijgen vogelkers, die wij op den oever plukten. Hoe verder we kwamen, hoe breeder werd de stroom en rustig droeg hij zijn koude wateren tusschen de rotsen en de geweldige wouden van edeldennen, lariksboomen en ceders door. De oevers waren onbewoond en alles sprak van de rust der wildernis. Lange uren bewonderden wij zwijgend de omgeving; na de koude muren der gevangenis-cel, na de benauwde en smerige gevangenen-wagons en na de stoffige wegen, scheen ons deze vaart op de Ljena een verrukking toe. Zij duurde bijna een maand, waarin wij 3000 mijl op den stroom aflegden. In Juli kwamen wij eindelijk op de plaats der bestemming aan, de stad Jakoetsk. Vol gens de toen bestaande gewoonte werden wij allen van de boot dadelijk de stad in gestuurd, voor „vrije kamers" zooals dat heette, met de verplichting zich den volgenden dag bij de politie aan te melden en het uiteindelijke lot van ieder te vernemen. Iedereen zou een bizondere aanwijzing krijgen voor zijn verblijf, wien zij verplicht waren in de stad te laten en wien op te zenden naar de omliggende dorpen. Ver van de stad heten ze toen niemand verblijven, want de Jakoetsksche directie was ervan overtuigd, dat niemand uit die verre streken zou wegvluchten. Aan ons met z'n zevenen maakte men bekend, dat wij, als verdacht van het graven van een mijngang in de gevangenis 41 van Alexandrofsk, den volgenden dag ons moesten melden bij den rechter van instructie voor het geven van inlichtingen, waarna over ons recht zou gesproken worden. Dat vooruitzicht lokte ons heel niet aan en ik stelde mijn kameraden voor, onmiddelijk te probeeren uit het ballingsoord te ontsnappen. Als de lezer een blik op de kaart werpt, dan zal hij zien, dat Jakoetsk zich ver ten Noorden van den spoorbaan bevindt (ongeveer 600 werst) en dat de eenige verbinding met het Zuiden de Ljena-stroom is. Naar het Noorden kon men alleen in de IJszee uitkomen. Naar het Oosten en naar het%Noorden te vluchten was onmogelijk, wijl daar geen bewoonde streken zijn en Jakoetsk zelfvan ondoordringbare wouden en moerassen omgeven is. Maar nog eens naar een rechter van instructie te gaan, voor een rechtbank te verschijnen en wellicht weer eens in de gevangenis terecht te komen, daar hadden wij onder de gegeven omstandigheden geen lust in. Daarom werd mijn voorslag aangenomen. XL DE VLUCHT UIT SIBERIË. In de stad Jakoetsk woonden reeds vele politieke bannelingen en onder hen veel leden van onze partij. Met vreugde maakten zij zich op, om ons te helpen. Ons plan kwam op het volgende neer: onmiddellijk moesten wij ons verschuilen buiten de stad en eenigen tijd blijven wachten in de omgeving ervan, totdat men zou ophouden naar ons te zoeken. En zoodra het bestuur van Jakoetsk zich verzekerd zou hebben, dat wij ons buiten de stad verstopt hadden, zouden wij naar de stad terugkomen en met de stoomboot op de Ljena wegvaren, naar den spoorweg, om naar Rusland weder te keeren. Ons plan werd vergemakkelijkt doordat op de stoombooten veel ballingen in dienst waren en de commandant van de boot sympathie voor de ballingen had en ze graag hielp zich uit de ballingschap te bevrijden. Zoo deden wij dan ook. De kameraden verschaften ons een zomertent, voorzagen ons van brood en provisie en in den morgen van den volgenden dag waren we reeds buiten de stad en sloegen op ongeveer tien werst ervan in een dicht woud ons lager op, waarin wij ons met z'n zevenen nederlieten. Hier brachten wij onder een buitengewoon goed gesternte tien dagen door en in dien tijd bezochten ons eenige malen kameraden uit de stad. Zij vertelden ons van de verwarring, die zich van het bestuur van Jakoetsk meester had gemaakt en ook omtrent de nasporingen, die het op touw had gezet. Vooral de gouverneur van Jakoetsk, Kraft, onder wien voor het eerst zoo'n ontsnapping plaats greep, voelde zich erg onbehagelijk; hij was overtuigd, dat hij toch één der zeven mannen, wien ook, te pakken moest krijgen en zond heele afdeelingen politie in verschillende richtingen uit. Vooral was hij boos op mij, daar hij mij, en zulks niet zonder grond, voor den leider der geheele vlucht hield. Na tien dagen gaf men ons te kennen, dat wij naar de stad 43 terug konden komen en dat op de stoomboot, die stroomopwaarts zou vertrekken, alles klaar was, om ons te ontvangen. In den nacht verheten wij ons lager en vonden een schuilplaats in een der woningen in de stad. De boot ging overdag weg. Dank zij onze vlucht werden bij de vertrekkenden bizonder streng de passen gecontroleerd en met groote aandacht werd het oog gehouden op alles wat op de boot kwam. Wat te doen ? Hoe onder de oogen der politie de landingskade oversteken en op de stoomboot plaats nemen ? We moesten onze rechercheurs in slimheid overtroeven; en we overtroefden hen! We vonden drie groote manden, daarin stopten we drie der vluchtelingen, waarna we de sloten aan de manderi deden en zooals het gewoonte was, ze met touwen omwonden. Drie kleedden wij als arbeiders aan, smeerden hun handen en gezicht met slijk en kool in, opdat ze destemeer op sjouwerlui zouden lijken, en lieten ze te samen met de matrozen vaten met gezouten visch laden. De manden met levende waar werden zonder ongelukken in het ruim van het schip ingeladen, onze bootwerkers kwamen veilig aan boord zonder de aandacht der politie te wekken, die bij het laden aanwezig was. Ik bleef het laatste over, omdat dit zoo de voorwaarde was, die ik mijn makkers had gesteld; ik wilde mij vergewissen, dat allen goed slaagden met zich in te schepen. Nu moést ik nog in een vierden mand aan boord zien te komen, maar hier deed zich een onverwachte hindernis voor: men kon geen mand meer vinden, die groot genoeg was voor mij en tevergeefs trachtte ik mij samen te kluwen, om mij te bergen in een der manden, die ons nog ter beschikking stonden. En ondertusschen vertrok de boot reeds na een half uur en kon niet langer wachten. Mij als arbeider verkleeden was ook moeilijk, daar ik er uiterlijk niet op gelijken kon en bovendien kon ik, vanwege mijn sterke bijziendheid, mijn bril niet missen. De zes vertrokken allen zonder mij, en zooals ik later hoorde, zijn zij gelukkig uit Siberië weggekomen. Wat nu te doen ? Een besluit was spoedig gerijpt; ik ga naar Ochotsk aan de zee van Ochotsk en vandaar naar Amerika en naar Japan. Mijn onvoorzien plan leek eenen balling, die reeds een jaar te Jakoetsk leefde en nu blij was met mij naar Rusland terug te gaan. XII. DOOR DE SIBERISCHE TAJGA x) NAAR OCHOTSK. Voor de reis was het noodig voorbereidingen te maken, want Zij was ver van een eenvoudige zaak. Tot Ochotsk moest men onbewoonde streken door zien te komen, door wouden, stroomen en moerassen. Wegen waren er niet, en er was zelfs geen onderdak te vinden, men kon er slechts op rekenen, nu en dan samen te treffen met Toengoesen, die met hunne rendieren zwerven en leven van de jacht op wilde dieren. De afstand van Jakoetsk naar Ochotsk was bij de 1500 werst. Met andere woorden: het was 'n heele expeditie. Maar nu ook stonden de kameraden mij bij. Met hunne medewerking kocht ik al het noodige voor den tocht, waaronder pakzadels voor paarden, — want men kan Ochotsk alleen te paard bereiken, — beschuiten, conserven, geweren, kruit, theekannen en dergelijke zaken. Maar buitendien was het noodig, een of ander officieel doel uit te denken en de onmisbare papieren te hebben, die in geval van noodzakelijkheid konden vertoond worden. Voor dat alles werd gezorgd. Ik reisde als goudwinner *), die naar het Kustgebied zich begaf voor navorsching en het opsporen van vindplaatsen van goud. Niet slechts een pas werd voor mij gemaakt, maar ook werd een document vervaardigd van een niet-bestaande goud- *) De „tajga" is de woudgordel, waar, door het klimaat, uitsluitend boomen groeien. Eerst heeft men in het Noorden het gebied van eeuwige sneeuw en ijs; zuidelijk daarvan komen de „toendra's", dat zijn moerassen, waar s zomers lage struiken bloeien en verder vlakten zonder boomgroei; zuidelijk daarvan komt de „tajga"; zuidelijk van de tajga de „stjeep", de steppe, waar, als er neerslag genoeg is, fijnere planten in grooten rijkdom groeien, daar is turn- en landbouw en veeteelt; zuidelijk daarvan komt de subtropische gordel en eindelijk de tropische. 2) In den Oeral en ook elders op het Russische gebied wordt veel goud gevonden en de uitgestrekte goudvelden aan de Ljena zijn beroemd. De rol van Zenzinof, als goud-industrieel, was daar dus zeer ter plaatse. 45 ontginnings -maatschappij te Moskau, waardoor mij de opdracht werd toevertrouwd voor deze opsporingen. Maar daar bleef het niet bij; ze voorzagen mij van eenige inlichtingen op het gebied der goud-industrie en zeer van pas kwam mij de kennis, die ik uit het groote boek van Neumayer over de geologie geput had, toen ik het las in de gevangenis van Sint-Petersburg op den dag voor mijn verzending naar Siberië, alsof ik wist, dat die wetenschap der geologie mij van nut zou zijn. Wij vertrokken op deze gewaagde expeditie met z'n tweeën, mijn persoon en mijn kameraad, die erin toe had gestemd, mij te vergezellen. Daarbij reisde ik als leider der expeditie, mijzelf den titel van berg-ingenieur gegeven hebbend, terwijl mijn kameraad mijn assistent was in den rang van mijnbaas. Gidsen moesten we maar onderweg zien te krijgen. Onze tocht werd vergemakkelijkt, doordat de kapitein van een zeker schip, die sympathie voor de revolutionnairen had, het goed vond ons aan boord van zijn schip te nemen, dat stroomafwaarts de Ljena volgen zou en vervolgens in de rivier Aldan stevenen tot aan de nederzetting aan den Aldan; hetgeen onze reis met 500 werst verkortte. Het bijeenbrengen van alle benoodigdheden, waarmee we haast moesten maken, want het liep al op het eind van den zomer, was ten slotte volbracht en in de eerste helft van Augustus vertrokken wij uit Jakoetsk. Na tien dagen van een voorspoedige reis kwamen wij bij de nederzetting op den Aldan aan, waar wij dan van onzen gastvrijen kapitein afscheid namen. Vandaar begon onze expeditie. Wij vonden er een gids, een oude Jakoet, die zijn „tajga" wel kende en op zich nam ons voor den gewonen prijs naar Ochotsk te leiden. Vóór ons lag het onbekende. Wij gaven onszelf rekenschap van de gewaagdheid van onze onderneming, maar dat prikkelde ons juist en wij vingen den tocht monter en met een licht hart aan. Onze karavaan bewoog zich in de volgende orde: voorop reed te paard de gids en voerde nog twee paarden met pakzadels aan den teugel mee, achter hem reed mijn makker met één paard bij den teugel, dat ook belast was en ik besloot van achteren den tocht. De expeditie bleek moeilijker en gevaarlijker, dan wij ons hadden voorgesteld. Onze reis duurde ongeveer een maand, 46 van half-Augustus tot half-September. Het grootste deel van den tijd viel regen; 's nachts echter werd het al zóó koud, dat het water in onze ketels bevroor. Overdag beten ons zonder erbarmen muggen en vliegjes. Gedurende de geheele reis ontmoetten we maar ééns trekkende Toengoesen en altijd overnachtten we onder den blooten hemel bij een houtvuur, ons voor de warmte dicht tegen elkaar drukkend, en ons met rendiervellen en gummi regenmantels bedekkend. Er was heelemaal geen weg; zeer zelden kwamen wij een of ander paadje tegen en wij staken veel rivieren over, van welke er eenige sterk gezwollen waren van wege de regens. Wij moesten met zwemmende paarden er maar over zien te komen, hetgeen zeer gevaarlijk was, want de stroom was op deze rivieren zeer onstuimig. Eens heeft het inderdaad maar weinig gescheeld of wij waren omgekomen, daar wij door de golven onder steenen werden gewenteld. De route was afgrijselijk; dan ging het weer door een bosch, dat door den storm was neergeslagen, en dikwijlder nog door eindelooze moerassen, waarin de poten der paarden tot aan den buik wegzakten; eenige keeren vielen we met paard en al. Halverweegs trokken wij over een hoogen bergketen, den Dzjoekdzjoer. *) Maar buiten dat alles hadden we een uitnemenden disch. Het bosch wemelde van auwerhanen en hazelhoenen, op de open plekken werden patrijzen gezien, in de moerassen 'n massa eenden. Bizonder fijn ware de jonge auwerhaantjes en de hazelhoenen. Het was mijn taak, onze tafel van wild te voorzien en onze tafel was er altijd van overladen. Er was zooveel wild, dat het voor de jacht bijna niet voorkwam, op zij van den weg te moeten gaan; ik schoot wat zich op onzen weg vertoonde, ik zou kunnen Zeggen, in het voorbijgaan, soms zelfs zonder uit het zadel te stijgen. Eens ontmoetten wij op onzen weg een wild rendier met een kalf en zeer dikwijls werd onze weg overkruist J) 1 Deze mededeeling moeten wij aanvaarden, als de mededeeling van den inlandschen gids, en er blijkt dan uit, dat een noordelijker kam van het Jablonoi-gebergte (Appelboomgebergte), evenals drie meer Zuidelijk gelegene, „Dzjoekdzjoer"genoemd wordt. Maar dan wordt het ook waarschijnlijk, dat het in de taal der autochthonen (oorspronkelijke bewoners) niets anders dan „kam", of zoo iets, beteekent. (Vergelijk Flemmings Generalkarte n°. 54).,Overigens zijn de geleerden het niet eens over de uitgestrektheid van het Appelboom gebergte in onderling verband met het Stanowoi- (Ruggegraat-) gebergte. 47 door versche sporen van een beer. Maar beren zelf, deze „heeren van het woud", zooals de Jakoeten ze hier noemen, zagen we niet eenmaal. *) Onze gids, zooals ook alle Jakoeten, had er een bijgeloovige vrees voor en hij had aan den hals onzer paarden groote bellen gebonden, om de wilde beesten bang te maken. Onze tocht was zwaar, zeer zwaar; maar later heb ik er steeds met genoegen aan teruggedacht, als aan een van de grootste en interessantste avonturen, die ik in mijn leven heb meegemaakt. Een heele maand in den schoot der natuur te leven, in een dagelijksche worsteling met haar; iederen dag niéuwe lotgevallen en hindernissen tegemoet te gaan, in deze overwinnaar te blijven; op iederen dag, dien men doorleefd heeft, met groote tevredenheid terug te zien en met hoopvolle verwachting den volgenden te zien komen, in dat alles was veel onverklaarbaar genot, alleen te begrijpen door hem, die de natuur innig liefheeft. Toen wij den Dzjoekdzjoer overtrokken, veranderde het karakter van den streek. De grond werd meer steenachtig, en sparreboomen verschenen. De rivieren stroomden reeds in een andere richting, naar de zee. Eindelijk zagen wij, van een top, in de verte de zeevlakte. Ik kan het niet tot uiting brengen, hoe het zien van de zee mijn gemoed in beweging bracht. De Vrije Zee! Immers, daar lag de mogelijkheid, om uit die woeste en onherbergzame oorden weg te komen; de mogelijkheid, om terug te keeren naar een gecultiveerde omgeving, naar de makkers, de vrienden en het geliefde werk. En het was, alsof zelfs de paarden nieuwe krachten putten uit het zien van het vrije element; met verdubbelde energie draafden ze verder. Maar de zee was nog ver. Niet minder dan vijf dagen moesten we er nog aan geven, om haar te bereiken. Eerst half-September, als hier reeds het koude jaargetijde begint, kwamen wij te Ochotsk aan. *) In het Russisch beteekent beer: mjeedweetj, dat is „de honingweter". Afgezien van den observatiegeest, dien dit woord vertoont, is het interessant, omdat er allerduidelijkst de verwantschap onzer taal, natuurlijk over het Sanskrit heen, met de Russische uit blijkt. Immers „weetj" hoort bij he tzelf de'grondwoord als ons „weten"en mjeed, verbuigingsvorm van mjod = honing, vinden wij terug in ons „mede", duitsch „Meth," den drank uit honing bereid. XIII. TE OCHOTSK. Onze aankomst maakte te Ochotsk groote opschudding. In deze kleine nederzetting aan de kust komt in den regel 's zomers memand aan. De weg naar Jakoetsk wordt hier alleen 's winters bruikbaar en in dat geval reizen kooplui tusschen Jakoetsk en Ochotsk met honden-sleden. Ochotsk zelf vertoonde zich toen, in 1907, als een ellendig dorpje van menschen, die op de vischindustrie leefden. Waarschijnlijk waren er niet meer dan twee honderd inwoners; ja, maar zeker minder dan honden, waarmee ze hier 's winters eropuit gaan en die iederen avond hun afgrijselijke concerten ten beste gaven. Ik denk niet, dat het leven daar nu ten goede is veranderd. De bedrukking en de eenzaamheid waren afschuwwekkend in dit plaatsje, 's Zomers is Ochotsk totaal afgesneden van het Westen en slechts twee of driemaal in een zomer deden het stoombooten aan, die tusschen Kamtsjatka en Wladiwostokop en neer voeren. Met Jakoetsk was toen, in 1907, nog geen telegrafische verbinding en |wij hadden in onze plannen zeer goed rekening gehouden met deze omstandigheid, die ons zeer gunstig was. Het is daarom geheel te begrijpen hoeveel lawaai en gepraat wij door onze onvoorziene verschijning veroorzaakten. Eenige keeren hielden ons de plaatselijke bewoners op straat staande en vroegen met nieuwsgierigheid, wie wij waren, waartoe en waarvandaan wij gekomen waren. *) In dergelijke omstandigheden moesten wij zeer voorzichtig l) Wladi-wostok = Beheersch-het Oosten. *) Deze ondervraging is algemeen in zwang bij de heel- en halfnomadiseerende volken van Azië en behoort blijkbaar tot de onderlinge beveiliging van weg en land, daar de verkregen inlichtingen op dezelfde wijze worden doorgezonden, als ze ontvangen zijn. Had Zenzinof onderweg meer nomaden ontmoet, dan zou hij hiermede reeds vertrouwd zijn geweest, voordat hij in Ochotsk aankwam. 49 zün en goed onzen rol van goud-industrieelen spelen, om door mets bij de lui, die van nieuwsgierigheid brandden, argwaan tC Het hoofd van de stad Ochotsk was de plaatselijke politiechef, die tegelijkertijd den rol speelde van bezitter der hoogste bestuursmacht, van rechter, postdirecteur en, naar het schijnt, zelfs ook van geneesheer. Het was 'n zekere Popof, omtrent wien ik te weten kwam, dat hij vroeger eens student was geweest op de universiteit van Moskau, voor een of andere leelijke geschiedenis door het gerecht der kameraden van de universiteit was gejaagd en boven een wetenschappehjken loopbaan den voorkeur had gegeven aan een carrière bij de politie, waarvoor hij dan uit Moskau naar het eind van de wereld getrokken was. Ik vernam ook, dat hij er prat op ging, dat hij eens op de universiteit was geweest en ervan hield hiermede zand in de oogen te strooien bij de Ochotsksche inwonerschap. Te Ochotsk was hij almachtig en het leven van alle plaatselijke burgers was geheel en al van hem afhankelijk. Ik besloot, dat het noodig was, recht op mijn doel af te gaan, en daarom begon ik bij hem. Nadat ik, na onze vermoeiende expeditie van een maand, ongeveer vijftien uur geslapen had en een bad genomen, ging ik den volgenden dag rechtuit naar den pohtie-chef van het district en diende mij bij hem aan als berg-ingenieur, die naar dezen streek gekomen was om navorschingen in het werk te stellen naar vindplaatsen van goud. „Ik rekende het mijn plicht, ,vóór alles mij naar den machts-vertegenwoordiger te begeven jen met denzelve kennis te maken, destemeer naarmate ik ^,wist, dat ik in hem een alzijdig ontwikkeld man zou ont- ''^jnwoorden maakten zichtbaar den besten indruk op den oohtie-chef. ... . . , • , Verder maakte ik hem duidelijk, dat ik door onjuiste berichten, welke ze mij daar gaven, te Jakoetsk als het ware in de war gebracht was, mij veel te lang onderweg had opgehouden en ik reeds nu niet meer, in September, wanneer de winter nadert, erop rekenen kon, mijne exploraties te beginnen. Naar de zaak zich het aanzien had ik dóór te reizen naar Wladiwostok met de eerste gelegenheid, die zich zou voordoen, misschien zells wel over Japan, om in het volgende jaar naar Ochotsk terug te 4 50 komen, in het begin van de lente, en dan met het eigenlijke werk eerst een aanvang te maken. Met deze woorden wilde ik den politie-chef voorbereiden op mijn spoedig vertrek uit Ochotsk. De politie-chef ontving mij zóó goed, als beter met mogelijk is. Hij geloofde mij blijkbaar geheel en al en hij was blij met zijn nieuw-aangekomen gezelschap en met een intelligent man, met wien hij niet alleen kaart zou spelen en drinken, — het gewone tijdverdrijf van de inwoners der stad Ochotsk — maar ook over velschillende onderwerpen spreken. Hij noodigde mij uit, bij hem als gastvriend op te loopen en zoo was ik inderdaad verplicht, hem eenige keeren te bezoeken, waarbij bij mij dan op thee en vruchten-in-gelei onthaalde.1) Tijdens deze bezoeken, wanneer wij over verschillende zaken van gedachten wisselden, zat ik soms in een komischen toestand en soms ook in een tragische. — Ik ben zeer blij, zeide bij mij eens, dat ik een specialist heb ontmoet. Gedurende mijn verblijf alhier heb ik een tamelijk groote verzameling delfstoffen bijeengebracht en ik zou U zeer erkentelijk wezen, wanneer U die verschillende stoffen voor mij Zoudt willen determineeren. Juist heb ik hier ook brokken goud, zoudt U niet de moeite willen nemen, vast te stellen, welke waarde zij opzichzelf vertegenwoordigen? Vooruit! Niet verlegen zijn! — En ik begon in zijn kistje met mineralen te roeren. En toen bleek het, hoe nuttig mij het onlangs door mij doorgelezen leerboek over de geologie van Neumayer was;.... en dapper gaf ik dien steentjes de mineralogische benamingen, die mij maar te binnen wilden schieten. Alles ging heel mooi. Maar nu kwam de beurt aan de brokken natuur-goud. Ik ging naar het licht, nam ieder stukje in de hand en met een gewichtig gezicht woog ik ze op mijn hand; enkele keeren toetste ik ze op mijn tanden. Ik weet niet of de berg-ingenieurs de waarde van stukken natuur-goud bepalen op een dusdanige wijze, maar mocht iemand soms mijn procédé l) Zulks overeenkomstig het russische gebruik; ook worden er biscuits en rum of andere dranken bij geserveerd en een gewichtig onderscheid gemaakt, of men zijn suikerklontjes in het glas wil hebben („fnakladkoe") of er naast, om onder het drinken in den mond te nemen („fprikoeskoe"). 51 verouderd voorkomen, ik had een verklaring bij de hand: ik zou zeggen, dat ik de berg-academie in Duitschland te Freiburg had af geloopen; maar de hemel weet, welke oude methoden die Duitschers er soms nog opna houden. Maar een anderen keer kwam ik in een moeilijker parket. Toen ik voor de tweede maal bij den politie-chef kwam, vroeg hij mij, of ik ook papieren had voor het exploratie-recht, daarbij excuseerde hij zich voor de vraag en verklaarde, dat het maar een bloote formaliteit was. Met een onverschillig gezicht haalde ik mijn valsche volmacht uit den zak en reikte hem deze over. Hij verdiepte zich in de studie ervan. — Bij welken notaris in Moskau heeft U die laten opmaken? — Bij notaris Ljebedjef op de Iljinka; antwoordde ik hem. — Bij Ljebedjef ? Op de Iljinka ?.... Gij vergist U; een dergelijk notaris bestaat op de Iljinka niet; ik ken Moskau heel goed. Mijn hart zonk weg. Al onze plannen konden op dit oogenblik in elkaar storten;.... dadelijk zou worden vastgesteld, dat onze documenten valsch waren, men zou ons arresteeren en weer terugvoeren naar Jakoetsk; vaarwel vrijheid.... Maar ik behield mijn tegenwoordigheid van geest. — Pardon, Heer Politie-chef, maar wanneer bent U wel voor het laatst in Moskau geweest ? vroeg ik hem op sportenden toon. Nu was het de beurt aan het politie-hoofd, om in de war te raken. — Ja, 't is waar, dat is al acht jaar geleden. — Wat zegt U, maakt U grapjes? In acht jaar! Welk een veranderingen kunnen er al niet in Moskau hebben plaats gehad! Nu triumpheerde ik! Een andéren keer was het een dergelijk geval. Ik was op een feestmaaltijd bij een koopman uit de plaats genoodigd. Ongeveer tien gasten waren gevraagd en daaronder was een oude Kozak, een gedegen en ervaren goudwinner. Ik had al van hem gehoord en juist omdat hij zooveel van de goud-industries afwist, had ik, om heel begrijpelijke redenen, altijd gepoogd, uit zijn buurt te blijven. En plotseling vroeg hij mij onder het eten, hoe het goud-dit jaar stond. Op deze eenvoudige vraag was ik heelemaal met 52 voorbereid en ik wist totaal niets te antwoorden. Ik kende niet alleen den prijs van het goud niet, maar wist zelfs niet hoe hij werd vastgesteld. Dat goud, ja, de hemel weet, of de prijs ervan wordt vastgesteld, per poed, per zolotnik of per pond x). 't Was me allemaal totaal precies hetzelfde en ik was door en door onverschillig omtrent den prijs van dat vervloekte goud; maar ik voelde nu slechts een ding, dat ik door die domme vraag bijna op het punt stond in tegenwoordigheid van allen door den mand te vallen; en het koude zweet bedekte me. Ik trok echter een gezicht alsof ik mijn geheugen raadpleegde. — De prijs van het goud de prijs van het goud.... is van 't jaar wat gezakt Gij herinnert U wel, aldus richtte ik mij tot den Kozak , het vorige jaar stond-ie op en ik keek hem even ondervragend aan. — Ja, zeer zeker, ah jaja,.... viel hij nu in, toen stond-ie op 78 roebel. — Juist, juist, bevestigde ik, en van 't jaar is hu met hooger gekomen dan 76 roebel en 55 kopeken, ja hij daalde zelfs tot 74 roebel. Den hemel zij gedankt! Zoo ademde ik weer met verlichting omtrent mijzelf ruimer op! Dat was alweer zonder ongelukken gepasseerd.... Maar tot op heden weet ik niet, welke hoeveelheid van dat vervloekte goud in het jaar 1907 op 74 roebel werd geprijsd. Ons verblijf in Ochotsk bleef zich maar rekken. Reeds Hen dagen waren voorbij; van een zoozeer begeerde stoomboot was niets te zien en een nauwkeurige lijst van stoombootvaarten was daar niet voorhanden. Maar wij moesten ons toch haasten. Wie weet, of de goeverneur van Jakoetsk niet plotseling een goeden inval heeft gehad en een kozak naar Ochotsk had gestuurd, om bij het politie-hoofd na te vragen, of er soms niet te Ochotsk verdacht uitziende lui zijn aangekomen. Onze ge heele berekening was daarop gebouwd, dat het niemand ook maar in het hoofd zou kunnen opkomen, dat wij ontsnapte politieke ballingen waren. En wij dachten een nieuw plan uit. Gedurende een reeks zomers waren er uit Japan schoeners aangekomen, die op het strand 'n soort zalmvisch opkochten, *) 'n Russisch pond is 409,512 gram, 'n zolotnik is V* russisch pond, 'n poed is 40 russische ponden. 53 deze inzoutten en ze in den herfst naar Japan transporteerden. Er lagen ook dit keer bij Ochotsk eenige van die schoeners van Japansche visschers en zij maakten zich juist klaar, om weg te varen. Moesten wij ons geluk niet eens met hen beproeven? Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik ging naar den politie-chef, zoogenaamd om raad te halen. — Wat wilt ge? Kan men zich wel eens aan deze schoeners toevertrouwen? Ze zijn zoo betrouwbaar! Iederen herfst komen er ongelukken mee voor, één of twee schoeners gaan Zeker naar den kelder, als zij zich van het strand losmaken en dan is het nu juist den tijd der typhoons. Doch ik deed me lichtzinnig voor. — Wiens lot het is te hangen, Heer Politie-chef, die zal met verdrinken, zooals het spreekwoord zegt. En ik houd van sterke emoties en geef er den voorkeur aan, mij op de Japansche schoeners aan gevaar bloot te stellen, liever dan onbewegelijk te zitten in uw Ochotsk, te verzuren en bij de zee het weer af te wachten. En ik bleef bij mijn opinie. Uithoofde daarvan zou ik niet alleen met de Japanners reizen, maar hield er zelfs op aan, dat het politiehoofd mij en mijnen kameraad een officieele verklaring mee zou geven, dat „van de zijde van het Ochotsksche „bestuur er geen bezwaar bestond tegen onze afreis naar „Japan." Hij verzekerde, dat een dergelijk stuk voor ons in het algemeen in Japan geen vereischte was; maar ik stond erop. Ik moet bekennen, dat ik slechts een jongensachtig verlangen had, om de Russische politie te kunnen uitlachen. Met een der kapiteins van 'n Japansche schoener werden we het makkelijk eens en hij nam mij en mijn makker gaarne als passagiers op Zijn schip. Zijn schoener ging van Ochotsk naar het noordelijke eiland van Japan, Hokkaido, naar de stad Otara. A XIV. OP ZEE. Dat was den 20sten September. Bij helder zonweer en met den wind mee lichtte onze schoener het anker en verliet rustig de reede. Bekenden, Waarvan wij ons gedurende dien tijd in Ochotsk hadden omgeven, deden ons uitgeleide, jazelfs de Heer Politie-chef deed ons uitgeleide. Hij stond op de kust en nam het moment van onze afvaart met zijn kodak. Mijn makker en ik poogden op dat oogenblik achter den mast te zijn, om met op een plaat van de politie terecht te komen. Spoedig zagen we het beklagenswaardige Ochotsk op een afstand, de kust ging immer verder en verder van ons weg en de zee vóór ons ontvouwde zich immer breeder. 'n Gevoel van warme blijdschap vervulde de borst. Als bij zwijgende afspraak grepen mijn maker en ik elkaar in de handen en schreeuwden „hoera", voor de zee en voor de vrijheid, die twee dingen waren voor ons op 't moment synoniem. En daarbij konden we ons niet weerhouden tot afscheid potsierlijk te buigen voor den politie-chef, die zoo voor den mal gehouden was. Vóór ons lagen wellicht weer nieuwe beproevingen, maar het is beter, het met welk element gij maar wenscht aan den stok te hebben, dan met de Russische politie. Zoo dachten wij er toen over. Onze schoener was een kleine zeilschuit van 60 ton, van den boeg tot het hek was het heelemaal 50 pas, zooals ik dadelijk constateerde. De gansche bemanning bestond uit 20 Japaneezen, zoodat de heele bevolking van den schoener, met ons erbij, uit 22 zielen bestond. De schoener was geladen met gezouten visch. Zoo'n schoener met zeilen is vermoedellijk een prachtig ding, als je geen haast hebt. Van het oogenblik, dat wij uit Jakoetsk waren weggetrokken, was iets meer dan anderhalve maand heengegaan, maar wij hadden in dien tijd zooveel avonturen beleefd, dat het ons leek, of het een eeuwigheid had geduurd. 55 In het eerst schoten wij enkele dagen goed op. De wind woei met ons mee en wij genoten, heele dagen liggend op het door de zon verwarmde dek en wij droomden ervan, dat wij nu gauw weer in beschaafde streken zouden komen, waar stoombooten varen en op die stoombooten kan je naar elk einde van de aarde reizen. Maar daarna kwam een plek waar geen wind was. Een windstille plek op zee, dat is voor een zeilschuit een akelig ding. Alle zeilen waren bijgezet, maar ze hingen als vaatdoeken; onze schoener hobbelde hulpeloos en als het ware doelloos op één en dezelfde plaats, zich met den neus achtereenvolgens naar alle windstreken draaiend. De matrozen zaten lui kaart te spelen en alleen de kapitein stond aan het roer; volgens het oude bijgeloovige gebruik van zeelui floot hij om wind en bezorgd was zijn blik op den horizont gericht. Ons geduld werd bizonder lang op den proef gesteld op de breedte van Sachalin, toen aan den westelijken horizont heel eventjes de lijn der rotsen zichtbaar werd; zoowat drie dagen bleven wij daar dobberen op één en dezelfde plaats. Toen kwamen sterke winden opzetten, maar tot ons ongeluk hadden we ze tegen en ze dreven ons een groot stuk naar het Oosten. Toen kwam de zóne dér typhoons. Veel verschrikkelijks heb ik in mijn leven gezien, maar erger dan typhoons heb ik niet ondergaan. Het was alsof een schrikwekkende ongeziene macht ons ongelukkig huikje in de hand had genomen en ermee deed wat zij wilde. Op onze schoener waren maar twee kluivers geheschen en des-ondanks schoot zij als een pijl voort. Aan alle zijden zogen geweldige zwarte golven op, die bij tijden hernieuwd over het dek heensloegen en op zij waren slechts twee sneeuwwitte streken te zien van het schuim van het door de schoener doorsneden water. Al mijne krachten inspannend en allen moed te hulp roepend, kwam ik toch nog uit het ruim en bereikte den achtersteven, waar ik mij aan de gespannen touwen vastklampte. In één oogenblik hadden de golven mij van top tot teen overgoten. Maar het gezicht, dat ik had vanaf het achterschip, zal ik nooit in mijn leven vergeten. Het was het meest majestueuze, het meest verschrikkelijke en het allerschoonste van al wat mijn oog ooit ergens heeft getroffen. Driemaal geeselde ons de typhoon. Enkele keeren zag ik, hoe onze kapitein in zijn kajuit op de knieën tot de Japaneesche 56 goden bad, hij boog zich diep ter neer, deed bellen klinken en klapte in de handen. Later bekende hij ons, dat het zeer gevaarlijk was geweest. De laatste typhoon vond ons reeds in de Straat van La Péreuse, tusschen het eiland Sachalin en het noord-eiland van Japan. Wij vlogen als gekken op het zwarte water voort en ik huiverde bij de gedachte, dat wij ons tegen de kust te pletter konden slaan. Alleen de pret en de luide kreten der matrozen, wanneer ze door een golf overgoten werden, kalmeerden mij. Onder dezen laatsten storm beving mij de slaap en 's morgens werd ik wakker in een gansch andere wereld. De rust en het zonlicht wekten mij; zacht en lieflijk klapten de wateren tegen het schip en een felle zonnestraal doorsneed de kajuit. Ik werkte het luikje weg, dat van buiten mijn venster afsloot en slaakte een kreet van verrukking. Recht voor mij uit, boven de wazig-blauwe oever verhief zich de zon. Dat was al de Japansche kust en Japan was zoo inderdaad voor mij „het Land van de Rijzende Zon." Slechts in m'n hemd, zooals ik geslapen had, sprong ik eruit naar het dek, en duizelde van het tafereel, dat zich daar voor mij ontrolde. Wij voeren in de lieflijke, blauwe, Japansche Zee; links ging de zon op uit de ijle kustlijn van het noordelijke eiland van Japan en rechts, als een wonder, verhief zich, recht uit de wateren op, het in een spits omhoog eindigende eiland Risjiri, of, zooals de Japanners het noemen, „Foedzji-Jama Hokkaido." Hel belichtte de zon de sneeuw, die tijdens den typhoon op den berg gevallen was en alle dingen kwamen in den heiblauwen hemelglans voor, als van regenboogkleuren omluisterd; een verschijnsel, dat ik nooit en nergens meer heb waargenomen. Langs de kusten waren Japansche dzjonken in grooten getale te zien en op de zee deinden de schoeners onder hun zeilen. Dat betooverende schouwspel was als de belooning voor alle weleer doorleefde wreede beproevingen. XV. ALS BALLING IN FRANKRIJK. Na een dag kwamen wij bij de stad Otara aan» het eindpunt van de reis van onze schoener. Na een etmaal in den trein arriveerden wij te Tokio. Waar nu heen te gaan ? Mijn kameraad had een eenvoudig besluit; hij nam een kaartje naar Wladiwostok, installeerde zich op de stoomboot en kwam er voorspoedig aan; vandaar reisde hij met den Siberischen spoor kalm naar Rusland verder. Mijn toestand was wat moeilijker. Toen men mij uit Sint-Petersburg wegzond, ondokte mijn vader mij bij het vertrek de belofte, dat ik, in geval van een geslaagde vlucht uit de ballingschap, naar het buitenland zou gaan en daar eenigen tijd rustig verblijven, om mijn moeder op haar verhaal te laten komen, die zich doorloopend over mij ongerust maakte en zich opwond en toen bovendien ziek geworden was. Gebonden door die belofte, was ik verplicht naar Europa te reizen. Een heele maand bracht ik in Japan door, daar ik dat land eens wilde zien; daarna ging ik van Nagasaki over Sjanghai, Honkong, Singapoer, Colombo en Suez naar Marseille. Zoo viel het mij te beurt, een stuk van China te zien, en tropische landen, de evenaars-hitte te ondergaan en de wonderen van Ceylon te aanschouwen; — landen, die ons in het verre Rusland steeds geheimzinnig en wonderbaar toeschenen. En moet ik nu de waarheid zeggen? Ik was het Russische goevernement innig dankbaar, dat het mij in de gelegenheid heeft gesteld, dit alles in oogenschouw te nemen. Het lot beschikt over Russische revolutionnairen soms op een allerwispelturigste wijze. Naar ik mij herinner, kwam ik in Marseille 17 December 1907 aan en den 19den December was ik reeds te Parijs. Daar ontmoette ik veel van mijn vrienden en makkers, die ook gedwongen waren geweest uit te wijken uit Rusland, dank zij de reactie, welke in die dagen bij ons in het vaderland den scepter zwaaide. 58 Een heel jaar doorleefde ik in Parijs en dit jaar reken ik het zwaarste van al mijn revolutionnaire beproevingen. Er is niets pijnlijker, dan uitgewezen te zijn. Daarmede kan ik zelfs niet de Siberische ballingschap vergelijken, die ik later heb ondergaan en die door haar omstandigheden buitengemeen zwaar was. Met heimwee naar het vaderland te verlangen, ervan te droomen al zijn krachten ervoor te offeren, en te verkwijnen in werkeloosheid, niet in de gelegenheid zijnde het in iets bij te staan en te zijner nutte te kunnen werken.... En alle berichten uit Rusland waren zoo drukkend, de reactie hing toen als een Zwarte wolk over ons land. Dat was zwaar te beleven, dat waren ernstige beproevingen. En daarbij voegde zich nog een zware slag, die over onze partij loskwam, het verraad van Azef, die juist in dien tijd ontmaskerd werd. Het bleek, dat het verraad zich tot in het hart van onze partij een nest gebouwd had, daar Azef in de oogen der partij wegens zijn terroristisch werk groote verdiensten had, over grooten invloed beschikte en boven alle verdenking verheven was. En nu kwam die mensen voor den dag als een verrader, die voor geld de hoofden van zijn allerintiemste vrienden aan het goevernement verkocht. Het verraad van Azef1) maakte op velen een verbluffenden indruk; velen zagen zich bedrogen door het leven, de menschen, de partij; er kwamen zelfs eenige gevallen van zelfmoord voor, juist in verband met deze gebeurtenis. Maar niet op allen had het verraad een dergelijke werking; bij anderen, daartegenover, riep het een nieuwen vloed van energie op. Wij zagen in het gebeurde een slag voor den partij, een slag voor de revolutie, het was dus noodzakelijk de revolutionnaire beweging sterker te maken. Voor mijzelf besloot ik opnieuw naar Rusland te gaan voor revolutionnairen arbeid, hoe het er ook mee stond. Mijne ouders woonden toen in Moskau; per brief hen van de rechtmatigheid van mijn besluit overtuigen, dat was moeilijk; ik verzocht hun, mij te Parijs te komen bezoeken. — Vader, ik wil naar Rusland gaan voor mijn werk, ik kan niet langer in het buitenland zitten met de handen over elkaar. l) Den lezer zal zich daaromtrent nog wel de dagbladberichten herinneren en Zenzinof dank weten, dat hij er een duidelijk verhaal van doet. 59 — Denk aan je moeder, je deed de belofte.... — Dat weet ik en ik herinner het mij. Maar zeg me de waarheid: U ziet zelf, wat heden bij ons in Rusland voorvalt; zelf weet U, dat het op heden onmogelijk is zonder strijd en offers ten nutte van het vaderland te werken.... Zeg mij, als ik nu eens aan U het oor leende en ik bleef rustig in het buitenland leven, terwijl mijn kameraden gearresteerd worden, in ballingschap gezonden en opgehangen, — zoudt U waarachtig dan zelf niet minder achting voor mij gaan gevoelen? Mijn vader keek mij strak in de oogen. — Ja, minder.... Het vraagstuk was opgelost; na twee weken vertrok ik reeds naar Rusland. XVI. WEER IN RUSLAND. De revolutionnaire beweging maakte in die jaren een diepe crisis door en de toestand van onze partij was bizonder gedrukt. In ruil voor het revolutie-jaar, 1905, waren jaren van reactie gekomen. De volksmassas waren moe en gingen weg opzij van het politieke leven, het goevernement viel met alle krachten op de revolutionnairen aan. Gedurende de drie jaren 1906, 1907, 1908 werden vele duizende revolutionnairen bij vonnis van krijgsraden ter dood gebracht, opgezonden naar dwanarbeiders-kolonies, naar Siberië verwezen. Velen heten zelf den moed zinken en voelden zich in hun politieke werkzaamheid bedrogen. Revolutionnaire organisaties en partijen werden uit elkaar geslagen of ontbonden zichzelf. Het verraad van Azef was als een vergif tot in het diepste organisme van de partij doorgedrongen; veel eerlijke lui ging men onschuldig verdenken en anderen hielden er eenvoudig mee op, elkaar vertrouwen te geven. Onder zulke omstandigheden in Rusland weer te werken, de revolutionnaire organisaties te herscheppen, dat was een buitengewoon lastige zaak. Maar wij heten den moed niet zakken. Wij waren overtuigd, dat de revolutiorinaire beweging van het jaar 1905 onmogelijk een toevalligheid kon wezen, dat zij zich in de nabijë toekomst moest herhalen, daar de Russische revolutie diepe staatkundige en maatschappelijke onderlagen heeft. We moesten gewoon dit ontij moedig doorleven; het vuur dat vroeger brandde zoo hel, zou opnieuw ontvlammen en onze plicht lag slechts hierin besloten, ervoor te waken, dat het in dezen overgangstijd niet geheel en al zou uitdooven. Maar nu te werken, was oneindig moeilijker geworden. Vooreerst had Azef veel te veel aan het goevernement verraden en daarom was het voor hem, die reeds sinds langen tijd aan de revolutie deel had genomen en dien Azef goed gekend had, bizonder moeilijk werken. Vervolgens hadden allen, die sym- 61 pathiseerden met en die vroeger zooveel hulp aan de revolutionnairen hadden verleend, zich in hunne hoeken teruggetrokken, want in den regel helpt men alleen hen, op wier zijde het succes is. Gedurende dit tijdperk mocht ik in Rusland werken van Januari 1909 tot Mei 1910. Wij beijverden ons slechts, dat te onderschragen wat in de partij uit de vorige jaren nog in stand was gebleven. En er was nog het een en ander, zij het ook weinig, behouden gebleven te Sint-Petersburg, Moskau, Odessa, Bakoe, in het Zuiden en in den Oeral. De partij was verstoord en wij, een hoopje verraden revolutie-mannen, deden eene bovenmenschelijke krachtinspanm'ng, om het weinige te behouden in afwachting van een nieuwe revolutie-golf. ïn die anderhalf jaar moest ik zeer veel door Rusland heen en weer reizen en bemoedigende indrukken kreeg ik weinig, maar met de koppigheid van een middeneeuwschen dweeper zei ik tot mijzelf: „Credo quia absurdum" »). Ik geloofde vastiglijk, dat de Russische revolutie zou herrijzen. Voor mij was het werken in Rusland al bizonder lastig, daar de Russische politie door hare Parijsche spionnen op de hoogte was van mijn vertrek naar Rusland. Ik wist, dat een bizondere jacht in Rusland op mij georganiseerd was, daar het departement van politie inlichtingen had, dat ik lid was van het Centrale Comité der Partij en ik mij een groote bekendheid had verworven. Op dit oogenblik kan ik mij moeilijk herinneren, hoe dikwijls ik in die 18 maanden levens in Rusland van naam en passen verwisseld heb en hoeveel avonturen ik doormaakte. Het schiet mij te binnen, dat ik op zekeren dag in het spoorwegstation te Wilna van vermoeienis in onmacht was gevallen en de eerste, die mij hulp betoonde, was een gendarm; in Bakoe werd ik ernstig ziek en lag een week in het gemeenteziekenhuis; te Moskau kwam ik in eert woning, waarvan de verhuurder den vorigen dag was gearresteerd en omtrent mij uitgehoord; ik kwam echter juist een half uur, nadat de politie bij hem weg was. Bij mijn familie te Moskau deed men eenige malen huiszoeking en trachtte men mijn adres te weten te komen.... Maar het noodlot strekte zijn beschermende hand langen tijd over mij uit. Eenige keeren heb ik het zelfs klaar ge- *) Dit beteekent: „Ik geloof, want het is ongerijmd". 62 kregen, mijn vader en moeder te Moskau te ontmoeten, nadat ik 2e per telefoon voor een ontmoeting in 'n restaurant had uitgenoodigd. Maar aan alles komt een eind; ten slotte zocht het noodlot ook een prooi in mij. Eens ging ik voor zaken van Sint-Petersburg naar Helsingfors. Dat was in Mei 1910. Wijl ik daar per spoor was aangekomen, besloot ik na afloop van mijn zaken te Helsingfors met de stoomboot naar Sint-Peterburg terug te gaan. Nog onderweg bemerkte ik op de boot een zekeren man, die mij verdacht voorkwam. Wanneer men lang leeft in den toestand van een stuk wild, dat de j ijh i PMKIfljfiMii p tiJlMtiilllUMt zitten, dan scherpen zich de opmerkingsgave en de ontvankelijkheid voor indrukken tot het uiterste. Ik kreeg mijn verdacht sujet voorbij Wiborg in het oog en zou zeker van de boot gegaan zijn, wanneer hij tusschen Wiborg en Sint-Petersburg hier-en-daar had moeten aanleggen. Jammer genoeg waren er op deze route geen aanlegplaatsen. Te Sint-Petersburg aangekomen, trachtte ik mij langen tijd ervan te vergewissen, of mij soms speurders op de hielen zaten. Ik kreeg ze niet in het vizier en maakte de gevolgtrekking, dat mijn rechercheur van de boot eenvoudig het voortbrengsel van overbodige achterdochtigheid was geweest. En daar ik een huurkamer had in een zeker armzalig hötel, die ik al genomen had nog vóór mijn vertrek uit Sint-Petersburg naar Finland, zoo besloot ik, daar even aan te gaan, om mij te verkleeden en mij daarna aan mijn zaken te wijden. In het hótel merkte ik ook mets verdachts. Op dien dag had ik een conferentie af te handelen, die nog twee weken geleden was afgesproken met een kameraad, die daarvoor van het andere eind van Rusland kwam. Toen ik met de tram in de richting van het bekende huis reed, kwam mij een bepaalde huurkoetsier, die ons achterop reed, verdacht voor. Daar ik den in mij opgekomen argwaan wilde toetsen, sprong ik, inplaats van het huis binnen te gaan, op zij uit, op een in vollen vaart mij tegemoet komende tram. De huurkoetsier keerde ook om en rende de tram achterna. Plotseling traden twee als burger gekleede menschen van den troittoir af en wipten onder het rijden in het rijtuig van den huurkoetsier. Alles werd mij duidelijk: de huurkoetsier en zijn twee vrachtjes waren verkleede politie-spionnen, die nu de tram poogden in te halen en mij gevangen te nemen. Ik wachtte tot de tram om een hoek ging, sprong eruit en, op 63 niemand lettend, begon ik uit alle macht den boulevard over te rennen, eerst de eerste dwarsstraat in, toen een tweede, ik vloog een poort in, langs een personeeltrap schoot ik naar een bovenste verdieping en hield op het bordes halt. Ik werd niet nagezeten. Tien minuten gingen voorbij. Uit een der deuren kwam een klein meisje met 'n pop en bleef voor mij staan. Ik wachtte tot de tram den hoek om draaide. Verder hier te blijven was gevaarlijk. Langzaam kwam ik uit de plaats van het huis te voorschijn en ging met afgemeten tred verder, m'n hart bonsde als 'n gek. Rondom was alles bedaard. Ik liep zoowat een uur en in een verre stadswijk ging ik de Njewa op. Daar nam ik toen plaats op een van de kleine stoombootjes, die er 's zomers zooveel op de Njewa en haar zij-kanalen varen. Eenige keeren nam ik een ander bootje, telkens als laatste erop en eraf gaande, om mij te vergewissen of iemand mij soms volgde. Het werd al donker. Met de tram ging ik naar het drukste gedeelte van den Njewski en verstopte mij in een druk-bezochte cinema, waar ik tot in het holle van den nacht bleef zitten. Maar wat verder te doen? Deze vraag stond voor mij in den vorm van een logisch probleem: klaarblijkelijk zijn de speurders mijn spoor kwijt, anders zouden ze me gauw gearresteerd hebben. Kan ik nu naar mijn hötel terugkeeren? Als mijn bezorgdheid ten opzichte van den verdachten man op de stoomboot tusschen Wiborg en Sint-Petersburg grond had gehad, dan zouden ze mij ook tot mijn hótel gevolgd en mij daarin gevangen genomen hebben, want ik ben daar niet minder dan een uur gebleven. Dat wil dus zeggen, de speurders weten mijn hótel niet en ik kan er gerust naar terugkeeren en niet op straat overnachten. Aldus was de oplossing van mijn logisch probleem; — maar de logica heeft mij naar de maan geholpen. Ik kwam dan in mijn hötel terug en ging rustig te bed. Maar al om vier uur in den morgen klopte de huiskecht aan mijn deur; hij zei: dat er voor mij een telegram was gekomen en vroeg de deur voor hem open te maken. Ik wist heel goed, wat dat inheeft, wanneer men 's nachts voor „een telegram" wakker gemaakt wordt; maar daar tegen in te gaan, had geen zin en ik opende de deur. Snel drongen ongeveer tien in burger gekleede politie-agenten mijn kamer binnen met op mij gerichte revolvers. Aan mijn handen deden ze vlug de stalen handboeien en brachten mij onder bewaking naar het politie-bureau. 64 Evenals vroeger weigerde ik met de gendarmen te spreken en werd zonder verwijl in een afgesloten wagen naar de Peter- enPauwels-vesting weggevoerd. Het toeval heeft het zóó doen uitkomen, dat ik na eenige jaren de volledige oplossing van het raadsel mijner arrestatie heb gekregen. Een van de politie-rechercheurs, die toentertijd te Smt-Petersburg m dienst was, begon aan de revolutionnairen eenige geheime ïnhchtingen mede te deelen. Hij werd daarbij gesnapt en het goevernement zond hem in de Siberische ballingschap. Onder andere vertelde hij daar aan politieke ballingen met wien het lot hem deed samentreffen, de bizonderheden van mijn gevangenneming, die onder zijne oogen had plaats gegrepen. Het blijkt, dat heel toevallig een rechercheur van politie, die mu, nog in 1906 was het, in Finland in het oog gehouden had, toen ik in de Strijdorganisatie werkzaam was, mij op straat te Helsingfors ontmoette en mij herkende. Gelijk met mij nam hij plaats op de stoomboot, — ik had hem daar ook opgemerkt — en zond over mij een telegram naar Sint-Petersburg. Aan imjn arrestatie werd groot gewicht gehecht en een heele sectie der Ochrana, ongeveer 50—70 rechercheurs, werd op den been gebracht. Zij ontmoetten my op de aanlegplaats, volgden mij naar het hótel, maar daarna was het mij inderdaad toch nog gelukt, mij aan hun oog te onttrekken. En als ik toen maar op een ander wijze mijn „logisch probleem" had opgelost dan zou mijn lot en wellicht het heele volgende leven zich anders gecombineerd hebben. Het is belangrijk te noteeren, dat het goevernement aan de voornaamste deelnemers van mijn gevangeneming toen 12,000 roebel bij wijze van belooning ten geschenke heeft gegeven en een paar ervan werden zelfs een rang verhoogd. XVII. IN DE PETER- EN PAUWELS-VHSTTNG. In de geschiedenis der Russische revolutie neemt de Peteren-Pauwels-vesting een geheel bizondere plaats in. Voor eenige geslachten van Russische revolutionnairen was zij een voortdurende bedreiging, een voortdurende herinnering, dat de loopbaan van een Russischen revolutionnair kort was en niet zelden op tragische wijze werd afgebroken. In het jaar 1825 werden in haar opgehangen, de eerste Russische revolutionnairen, het vijftal leiders van den bekenden soldatenopstand van 12 December 1825 te Sint-Petersburg. Het was geen gevangenis, maar een graf en niet weinig revolutionnairen gingen daar binnen, om er nooit meer uit te komen. Eenigen gingen daar onbekend ten gronde, terwijl het ook onbekend was, onder welke omstandigheden. Het was de ware Russische pastille". En nu nog worden de meeste ernstige en gevaarlijke revolutionnairen haar toegezonden. Zij bevond zich in het centrum der stad op een eiland, dat de Njewa omstroomt. De voornaamste bijzonderheid van de Peter-en-Pauwek-vesting was de volmaakte eenzaamheid van den opgeslotene en de doodsche stilte. Het eene zoowel als het andere ondervond ik vanaf het eerste oogenblik, dat ik er aankwam. Vóór alles werd ik naakt uitgekleed en na mij van alle kanten geïnspecteerd te hebben, staken ze me heelemaal in rijks-goed. Niets mag men van zichzelf hebben, zelfs geen zakdoekf Om mijn schouders wierpen ze den blauwen arrestanten-mantel en brachten mij naar een cel, waar het mij beschoren was, voor een onbekenden tijd te zitten. Een half-donkere kamer met dikke steenen muren en in het venster drie ijzeren trahes. Ze brengen het eten steeds met tweeën, waarbij de eene achter den andere aankomt, daar het niet geoorloofd is ook maar eenig gesprek met de opgeslotenen te voeren. Op vragen antwoorden 5 66 ze nooit, maar in geval van nood roepen zij den opzichter der gevangenisvertrekken der vesting, kolonel Iwanisjin, dien ik gedurende de zes heele maanden, die ik er doorbracht, dan ook eenmaal in de vesting heb gezien. De stilte was volmaakt; zóó, dat je zou willen schreeuwen. Van buiten klonken geen geluiden door en het eenige, dat gehoord werd, was het slaan van de vestingklok. De omgeving was duister, in staat op zenuwachtige menschen een schrikwekkenden indruk te maken. Maar mij viel de Peter- en Pauwelsvesting licht. Ik heb er precies een halfjaar gezeten, legde mij met energie op gymnastiek systeemMuller toe en las heel veel; in de vesting hadden eenige geslachten revolutionnairen een goede bibliotheek verzameld. Daar ik volgens mijn oude methode aan gendarmen eenige uitlegging weigerde te geven, zoo hebben ze mij in al die zes maanden niet één keer in verhoor genomen en ik had er heelemaal geen voorstelling van, wat ze wel met me konden uitrichten. De opsluiting in een cel is, uithoofde van de volmaakte isolatie, waardoor de Peter-en-Pauwels-vesting zich onderscheidde, een eigenaardige zaak. In een doodende eentonigheid leeft ge van den eenen dag op den andere en een buitenwereld bestaat er als het ware niet voor je. Zwijg, zink weg, en uw geheimen, uw gedachten en droomen Laat vrij in de diepte van uw ziel ze gaan. Als heldere sterren In den nacht gaan ze op en wederom onder, Luister naar hun gezang — en zwijg.. Dit gedicht van Tjoettsjef drukt allerbest den zieletoestand uit, die den opgeslotene in de Peters-en-Pauwels-vesting bevangen houdt. Maar voor hem, die er met aan gewend raakt en die niet leven kan op zijn ziele-leven, moet deze stilte van het graf dood end zijn. Èn het is dan ook niet voor niets, dat de muren van deze gevangenis van zooveel gevallen van krankzinnigheid en zelfmoord kunnen verhalen. De dagen gingen voorbij, de eene gelijkend op den andere als twee droppels water, als de eeuwig een en dezelfde, onveranderlijk zich herhalende slag van de vestingklok. Ik was 20 Mei gearresteerd en tot 14 November van hetzelfde jaar 1910 wist ik precies niets aangaande mijn lotsbestemming, toen men mij kwam berichten, dat ik den volgenden dag, 15 November, bij wijze van be- 67 stuursmaatregel naar het gebied van Jakoetsk iï rtW zou worden gezonden voor cfa^ïï^jÊ^81*0») HeSffdeTïwe^dt 3 ft' alwéér maakt.... ' Wat 4 al bl,na tweemaal heb doorge- ^^ur^t^'n^^^ ** konden «Tm*Tondanks Z fe^ kum,cn ™* een «waardere sttafbdeiZ ï^2"'6 ?«?0evBn' m'« ** ^ aere strat beleggen, dan met ballingschap, voor de kokTnef iÏÏSSfift £ ™ wegst?PPe°> dacht ik, toen stemming naarTet^ ^oot «t be- ee^beSuuiSfed «SSS^Jto* der Russen resideerde, aan te geven Zcofc^f hoofdPlaats, waarde bestuurder Jakoetsk, genaamdgnaVarde^ud de^^W3**0*' 5n een S gstte Toengoezen, Tsjoektsjen enz ïü!? ' dle, "«andere stammen Siberië uitmaken. CTer verffiin^ A^i.^?n^ke bevolking van engel; Jenisseesk, stad a^ de &^efe)!* = Stad Van den ^ XVIII. WEER IN BALLINGSCHAP. Voor den derden keer werd ik in ballingschap gezonden, maar nu was de toestand veranderd, dat voelde ik onmiddellijk. Vroeger hadden ze mij met van de anderen afgezonderd en gedroeg men zich tegenover mij als tegenover allen. Dat was nu zoo niet. Ik werd met bizondere aandacht omgeven, omdat op de papieren, die mij begeleidden, de aanmerking stond „heeft neiging om te vluchten". In den spoorwagen zetten ze me naast het convooi, veroorloofden me met van mijn plaats weg te gaan en volgden attent mijn gesprekken. Toen wij aan de gevangenis halt maakten, borgen ze mij met in de gemeenschappelijke kamer met mijn lotgenooten, doch zetten mij alleen. Al mijn bagage doorwoelden ze met bijzonderen zorg en dikwijls deden ze bij mij alleen onverwachte inspecties. Te Irkoetsk kwamen wij op Kerstmis aan; daar brachten wij de feestdagen door en beleefden het Nieuwe Jaar. Den 2den Januari (1911), dat is in den koudsten tijd van het jaar, werden wij te voet naar de mij reeds van vroeger bekende gevangenis van Alexandrofsk, op 60 werst van Irkoetsk, gezonden. Het vroor ongeveer 40° Celsius. Overeenkomstig de marcheroute moesten wij dien afstand in twee dagen afleggen, dat beteekent, per dag ongeveer 30 werst maken. Onze bagage werd op sleden vervoerd, maar wij hadden het recht niet, zelf daarop te gaan zitten. Loopen in zoo'n vorst was zeer moeilijk, maar achterblijven was niet mogelijk, daar de soldaten ons van achteren met de kolven van hun geweren opdreven en niet toelieten stil te blijven staan. Onder al de 30 werst mochten wij slechts een halte van vijf minuten maken. Wij sleepten ons hongerig en afgemat voort, van tijd tot tijd een stuk bevroren brood, waarvan we onderweg voorzien waren, uit onze zakken te voorschijn halend. Onder ons waren veel dwang-arbeiders (politieke en crimineele) met zware kettingen (van 6 tot 8 pond) aan de beenen.... 69 Om 's nachts te slapen maakten we halt aan een etapenhuis, waar, hoewel men wist, dat er een partij gevangenen in aantocht was, niet de minste voorbereidingen gemaakt waren. In de kamer was het doodehjk koud, daar was niet alleen geen warm eten klaar gemaakt, maar men kon er niet eens brood krijgen. Daarentegen kon men wodka koopen zooveel men begeerde. Den volgenden dag, weer zoo'n vermoeiende en smartelijke tocht.... wéér dertig werst. Kan men zich er dan over verwonderen, dat wij, in de gevangenis van Alexandrofsk, de plaats van onze bestemming, aankomend, allen van vermoeienis op den grond neervielen en eenige uren zoo bleven liggen, zonder zich van de plaats te bewegen, niet alleen niet bij machte zijnde ons om te keeren, maar zelfs niet te spreken.... De begeerte kwam met eens op, over wat ook te spreken, over wat ook te denken. Den heelen winter moesten wij onder drukkende omstandigheden in de gevangenis van Alexandrofsk blijven zitten, want naar het gebied van Jakoetsk zond men alleen 's zomers uit. Eerst tegen het einde van Mei vormde men een groep en opnieuw ging een zending langs den mij reeds bekenden weg te paard naar den Ljena-stroom en daarna stroomafwaarts op de Ljena met vrachtbooten en een stoomboot naar Jakoetsk. In juli waren wij in Jakoetsk; in datzelfde Jakoetsk, waaruit ik, precies vier jaar geleden, zoo gelukkig ontsnapt was over Ochotsk naar Japan.... Ik deed informaties. In Jakoetsk was altijd nog dezelfde Kraft goeverneur, die toen nog zijn tanden tegen mij geslepen had. Ik rekende nu op alle soorten van narigheden voor mij en die kwamen eerder dan ik had vermoed. De gevangenisregel was nu in Jakoetsk zwaarder, dan de vroegere. Er was nu geen denken aan, dat ze, wien ook, de stad in zouden laten gaan, om, vóór zijn verzending naar een of ander dorp, „vrije kamers" te zoeken. Mijn tegenslagen te Jakoetsk begonnen al van het eerste bezoek van den gevangens-goeverneur afaan. Wij, politieke ballingen, stonden in een groep op de gevangenisplaats, toen de goeverneur ons naderde en ten teeken van groet even aan den klep van zijn uniformpet kwam. Wij beantwoordden beleefd zijn groet, de hoofddeksels afnemend en die weer opzettend. Plotseling weerklinkt de ruwe schreeuw van het gevangenis- 70 hoofd: „Mutsen af!" Eenigen namen instinctief hunne mutsen af, anderen, in het geval een verlangen ziende, om ons te vernederen en te krenken, hielden hun hoofddeksels op. Ik had beleefd voor den goeverneur gebogen als antwoord op zijn begroeting, maar bleef gedekt, daar ook hij gedekt bleef. — Uw naam? zoo richtte zich de goeverneur tot mij. Ik noemde hem. Het bleek, dat hij mij zich wel herinnerde, daar toen ik hem nauwelijks gezegd had, zijn gezicht zich verwrong, alsof Ze 'n electrischen stroom door hem heten gaan, en hij werd vuurrood. — Waarom neemt U uw muts niet af. — Omdat U ook gedekt zijt, antwoordde ik rustig. Een krampachtige trek ging over zijn gezicht. — Arresteer hem! En breng hem in de straf cel voor vijf etmalen! riep hij uit en met zijn stok stampend ging hij verder, begeleid door den groep ambtenaren. Ik werd aan de handen vastgenomen en gebracht naar een smerigen stinkenden kelder, zonder venster en van vier passen in het vierkant. Gedurende al die vijf dagen lieten ze mij niet één enkelen keer eruit, om frissche lucht te happen en inplaats van elke andere spijs gaven ze mij een stuk zwart brood en een kruik koud water. Toen ze mij na vijf etmalen naar buiten op het gevangenisplein brachten, kon ik nauwelijks op de beenen blijven staan; vroeger had ik nooit gedacht, dat het zonlicht te zien en frissche lucht in te ademen, zoo'n groot geluk was. De straf, die mij was toebedacht, bleek ver van toevallig te zijn. De zaak zat 'm met alleen daarin, dat goeverneur Kraft persoonlijk op mij gebeten was, maar hij had ook uit SintPetersburg bizondere instructies, mij aangaande; er moesten tegenover mij bij uitstek straffe maatregelen genomen worden en daartoe was iedere willekeurige aanleiding dienstig. Na den kerker werd ik in speciale afzondering gehouden en aan een bizonder streng toezicht onderworpen. Een keer of drie in de week werd in mijn kamer huiszoeking gedaan, telkens mijn hebben en houden op den grond uitgestrooid. Mijn correspondentie werd doorgezien, iedere brief driemaal. Al mijn lotgenooten, die terzelfder tijd met mij te Jakoetsk waren aangekomen, hadden reeds hunne bestemming gekregen en hun plaatsen van verblijf, ik alleen was in de gevangenis 71 achtergelaten en ik wist niet, wat er met mij zou gebeuren. Ten slotte werd mij bekend gemaakt, dat ik naar „Roeskoje Oestje" gezonden zou worden. In den beginne kon niemand mij duidelijk maken, waar dat ligt. En tóen men ten slotte deze plaats op de kaarten had opgezocht, strekten allen, die zich voor mijn lot interesseerden hun hand naar de verte uit. „Roeskoje Oestje" bevond zich op 3000 werst ten Noorden van Jakoetsk, bij de uitmonding van de Indigierka-rivier in de Noordelijke IJszee. De plaats ervan aangeven kan men slechts door middel van geografische bepaling; het was 71° 1' Noorderbreedte en 149° 26' Oosterlengte Dit plaatsje ligt noordelijker dan alle bewoonde plaatsen, niet alleen van het gebied der Jakoeten, maar van de geheele wereld. Om den afstand van deze plaats van de overige wereld vast te stellen, moet de lezer zelf maar een blik op de landkaart werpen, deze zal hem met grootere welsprekendheid daarvan vertellen, dan de meest gedetailleerde beschrijving. Vóór mij was er nooit een balling naar deze plaats verwezen. Toen mijn ouders de plaats van mijn ballingschap vernamen, zonden zij uit Moskau een telegram met een beroep op den goeverneur, waarin zij hem smeekten, mij niet zoo'n afgelegen oord aan te wijzen. De goeverneur antwoordde op dienzelfden dag nog, dat hij toestemde dit te doen op één voorwaarde: ik zou mijzelf met een dergelijk verzoek tot hem moeten richten. Maar mijn vijanden om het een en ander verzoeken was mijn gewoonte niet en „Roeskoje Oestje" bleef de plaats van mijn bestemming. Maar nu kwam ik weer in een nieuwe verwikkeling, want het bleek, dat ik de winterreis moest afwachten, daar er 's zomers geen wegen zijn naar het uiterste Noorden, wanneer de stroomen openbreken en de eindelooze en tallooze moerassen ontdooien. De aardrijkskunde was uitdrukkelijk tegen mij: in de gevangenis van Alexandrofsk moest ik de zomerreis afwachten van Januari tot Mei, daar op de Ljena 's winters geen verkeer is, en omgekeerd, in de gevangenis van Jakoetsk wachtte ik van Juli tot November, omdat men naar het uiterste Noorden des zomers niet doorreizen kan. l) Van Greenwich. XLX. DE WEG NAAR HET VERRE NOORDEN. Den 2den December 1911 vertrok ik van Jakoetsk naar het Noorden. De koudste tijd van het jaar was aangebroken. Zooals bekend, wordt het gewest van Jakoetsk, speciaal een deel ervan, namelijk het district van Werchojansk, voor de koudste streek van de wereld gerekend; met betrekking tot de weerkunde worden Werchojansk*) en zijn omgeving de „Koude-pool"2) genoemd. De sterkste vorst, die ik in Werchojausk moest doormaken was: 71° Celsius. Zoo'n koude is inderdaad afschuwwekkend. Onze gewone pelsen beschutten er met tegen; men moest een beenbekleeding hebben van pels, een korte jas van pels en een lang dubbel hemd bij wijze van mantel, dat men over zijn hoofd heen aantrok en dat alles moest zijn van rendierenpels. Het was voldoende een minuut zijn neus uit den capuchon te steken, of een hand uit den handschoen te nemen, om deze hchaamsdeelen reddeloos te laten afvriezen. Alles bevriest erbij; hout, dat zoo wordt alsof het steen is, brood, vleesch, zelfs rum. Het kwik blijft hier bevroren gedurende 109 dagen in het jaar. Met mij reisde ter bewaking een gewapende kozak, wien zeer strenge voorschriften waren gegeven, hij het zijn oogen geen oogenblik van mij los en ging geen stap van mij weg gedurende den geheelen tijd van de reis. De eerste tweehonderd werst deden wij met paarden af, daarna spanden wij rendieren voor onze sleden en bijna de geheele rest van de reis legden wij daarin af. Alleen zeer dicht bij de zee, op 120 werst van „Roeskoje Oestje", werden de rendieren door 67° 30' N.B., 133° OX. v. Gr; aan de Jana. *) Beter: de „Siberische Koude-Pool", daar er ook nog een „NoorAmerikaansche Koude-Pool" is, westelijk van Groenland, op ongeveer 78° N.B., 100° VI. v. Gr. De Siberische ligt dus 'n tien graden Zuidelijker. 73 honden vervangen, omdat die streken zelfs voor rendieren te noordelijk waren. Deze drie duizend werst deed ik in anderhalve maand en, vertrokken zijnde uit Jakoetsk den 2den December, kwam ik pas 16 Januari te Roeskoje Oestje *) aan. Het zou te lang duren deze lange en vermoeiende reis te beschrijven. We hebben kou geleden, zijn verdwaald geraakt, zijn in een sneeuwstorm terecht gekomen. Voor het grootste gedeelte konden wij de nachten doorbrengen in schuren, die speciaal voor reizigers gemaakt waren, en welke men „keukens" noemde; onbewoonde plaatsruimten, waar wij zelf vuur moesten aanleggen, eerst ons zelf erbij moesten verwarmen en daarna een of ander eenvoudig eten erop koken. De plaatsen waren onbewoond en over het algemeen kwam deze verschrikkelijke streek voor, eenvoudig een geweldig groote woestijn te wezen. Genoeg te vermelden, dat het gebied van Jakoetsk van gelijke afmeting is als geheel Europa2) (3% millioen vierkante werst), doch alles te samen 275XXX) inwoners van beider kunne heeft. Het district van Werchojansk, waar in het Noorden Roeskoje Oestje ligt, is een der vijf districten van het gebied van Jakoetsk, het is grooter in afmeting dan Frankrijk, maar de bevolking bestaat alles te samen uit 15.000 zielen van beiderlei kunne. Om den lezer een vooretelling van mijn reis te geven, zal ik verhalen op welk een origineele wijze ik het Nieuwjaar van 1912 heb gevierd. Met Kerstmis verheten wij, dat is: mijn persoon, de mij begeleidende en bewakende kozak en twee Jakoeten-gidsen, Werchojansk. Wij hoopten met Nieuwjaar aan te komen bij de groote noordelijke nederzetting Oestj-Jansk (200 inwoners), die zich op een afstand van 900 werst van Werchojansk *) bevindt. Maar onze berekeningen kwamen niet uit. Ongeveer *) Oestje beteekent „monding" dus Roeskoje Oestje = Russische Monding. 2) Dit is niet juist. Zenzinof moet hier Europa zonder Rusland bedoelen, het door de Russen zoo dikwijls genoemde werelddeel „WestEuropa", en dan is het nog overdreven, daar Europa 9,9 millioen vierkante kilometer beslaat en Europeesch Rusland 5,1. *) Wanneer de aandachtige lezer wéét, dat „werch" „boven" beteekent, dan zal hij wel begrijpen, dat Werchojansk zoo iets als „Stad aan de boven-Jana" beteekent en Oestj-Jansk „Stad aan de monding van de Jana." Dat men het woord „Stad ruim nemen moet, is duidelijk. 74 60 werst van Oestj-Jansk trof ons een sneeuwstorm. De wind te samen met de sneeuw woedde met een dolle kracht over de toendra, waarop niet één boom te zien was. Een weg was er allang niet meer. De storm was zoo hevig en de sneeuw viel zoo dicht, dat, van de slede uit, zelfs het gewei der rendieren onzichtbaar was. Ik het het den Jakoeten over, ons daarheen te voeren, waarheen het hun goed zou schijnen. Er gingen eenige uren voorbij, het werd donker, eindelijk maakten onze sleden halt. Vóór mij dook de ingepakte gestalte van den kozak op: — We zijn er. — Waar zijn we dan? vroeg ik met verbazing. — Kijk, hier is de keuken. En hij wees naar een kleine, een paar voet hooge sneeuwheuvel, die zich op zij van ons verhief. De Jakoeten graafden al sneeuw en naar beneden een holte gemaakt hebbend van ongeveer een sazjeen *) diepte vonden zij den schoorsteen van de keuken. Langzamerhand maakten zij de deur vrij en openden haar met groote krachtsinspanning; de binnenruimte van de keuken was dik met sneeuw bedekt, die door den wind stijf was aangedrukt. Maar, jammer, er was geen brandhout. We moesten een deel van de slaap-bank eraan geven inplaats daarvan. Ten slotte brandde de kachel (eerst hadden we ook haar van sneeuw moeten bevrijden) en de keuken begon een levendig aanzien te krijgen, langs de muren hepen beekjes van ontdooiende sneeuw en ten laatste waren de muren droog. Kan de lezer zich wel voorstellen, hoe heerlijk mij onder die omstandigheden het avondmaal smaakte en de heete thee ? Het was 30 December; ook den Nieuwjaars-nacht bracht ik in dzzc keuken door, daar de storm niet liggen ging. Hoe staat mij nu die nacht voor den geest. Al mijn reisgezellen, zoowel de Jakoeten als de kozak, hadden zich reeds te ruste gelegd; van buiten beukt de storm tegen de muren. Ik heb het warm in de keuken. Ik had mij nog in een pelsdeken gewikkeld en voor iedere gebeurtenis mijn pelskap opgezet en aan de handen handschoenen gedaan. Op een armzalig tafeltje brandt een kaars; in mijn handen heb ik ,,La Vie errante" van de Maupassant, in mijn verbeelding ben ik op reis op de warme en onder de zuiderzon l) Een sazjeen is drie Russische el, of arsjien, van 0,71 meter. De zoo dikwijls voorkomende maat, 'n went, is 500 sazjeen. 75 lachende Middellandsche Zee. Zou mijn familie, zouden mijne vrienden, zich nu in dezen Nieuwjaarsnacht mijner gedenken? Zou deze of gene hunner nu op mijn gezondheid opheffen een bokaal champagnewijn? — Geluk in het Nieuwe Jaar!.... Veel heil en zegen!1) ') Zenzinof gebruikt hier den gewonen Russischen wensen: (ik feliciteer U) „met het Nieuwe Jaar, met het nieuwe geluk." XX. VIER JAAR IN HET VERRE NOORDEN. Roeskoje Oestje is een kleine nederzetting van 7 huizen of zooals ze hier in het Noorden zeggen, van 7 „huzen" *). En zij werd al voor groot gehouden. Andere nederzettingen hier en daar langs de rivieren uitgestrooid bestonden uit 2 tot 3 ,Jiuzen". Zij lag buiten elk verkeer; slechts tweemaal 's jaars kwamen Jakoeten-kooplui daarheen, in de lente en met Kerstmis. Ze brachten enkele onmisbare handelsartikelen mede en in ruil daarvoor kregen ze witte poolvossen. De bewoners voeden zich uitsluitend met vïsch. Men kan zich een oordeel vormen over de afgelegenheid van de nederzetting, wanneer men bedenkt, dat men van Roeskoje Oestje tot aan den Noordpool niet meer dan 2.000 werst moet rekenen, terwijl totaan Jakoetsk, dat wij ons geregeld voorstellen als in het uiterste Noorden te liggen, het al 3.000 werst is. Er was niet de minste postverbinding en ik ontving slechts twee maal per jaar brieven van huis en dan nog wel dank zij de vriendelijkheid der kooplui, die ze voor mij meebrachten. De brieven van huis kwamen na negen tot tien maanden bij mij aan. Een post kan daarom alleen al niet met Roeskoje Oestje bestaan, wijl in deze buurt er niet een is, die lezen of schrijven kan. In het algemeen gesproken, kan men zich moeilijk een meer afgelegen en meer van alle menschelijk leven afgekeerde plaats voorstellen. Van de inwoners zelf van Roeskoje Oestje was er niemand verder dan 500 werst van weggereisd, niemand was x) Aldus is wellicht de woordspeling van „domof" met „dümof" het best weer te geven. In het Russisch beteekent „dümof echter „van rooken". Of we het hier slechts met een verbastering te doen hebben of met het gebruik van een ander woord, zoodat de Roeskoje Oestiërs dat, wat wij een huis noemen, 'n „rook" heeten, hetgeen niet onlogisch zou zijn, moet de vertaler in het midden laten. Overigens is het jammer dat Zenzinof niet over de taal der „bevolking" uitweidt. 77 zelfs in Jakoetsk geweest en over Rusland hadden zij slechts gehoord als van een zeker raadselachtig land. Roeskoje Oestje ligt van Sint-Petersburg 11.000 en van de spoorlijnx) 6.000 werst. Dank zij deze afgelegenheid had de bevolking van deze plaatsen geheel en al haar oorspronkelijk karakter bewaard. Ik was bier niet alleen de eerste politieke balling, maar zelfs in het algemeen de eerste ontwikkelde mensen'). Daarom is het niet te verwonderen, dat men mij soms bekeek als een wezen van een of andere verre planeet. Ik had ook zooveel onbegrijpelijke dingen bij me, zooals boeken, het foto-toestel en eindelijk de lamp, die hen, naar het schijnt, nog het meest met verbazing vervulde, 't Was 'n doodgewone petroleumlamp (ik kad ook ongeveer 20 pond petroleum), maar zij scheen hun een wonder toe. Om haar te bewonderen kwam men van 50 werst afstand. Ook mijn geweren, waarmee ik uit de verte wilde rendieren en vogels kon schieten, brachten hen in verrukking. Bij hen was boog en speer bewaard gebleven. Het scheen in het algemeen, dat ik onder menschen leefde, die in hun oorspronkelijke ontluiking waren blijven steken en eenige honderde jaren van ons af stonden. Honden alleen waren hun vervoermiddel. Bosch was er heelemaal niet, en niet één van de bewoners van Roeskoje Oestje had in zijn leven een boom zien groeien. Brood en melk was er niet en voor zoover ze zich herinneren konden hadden ze nooit vleesch geproefd. Hun aarden hutten verwarmen zij met hout, dat de stroom uit het Zuiden in overvloed aanbrengt en op den oever werpt. Veel wonderbare dingen mocht ik in die vier jaren, die ik in het verre Noorden doorbracht aanschouwen, doch veel beproevingen ook had ik te doorstaan. Ik zag den dag, die drie maanden duurt, daar op deze breedte de zon drie heele maanden lang niet onder den horizont gaat; en ik onderging den nacht van twee maanden, wanneer de zon machteloos is, om zich boven den horizont te verheffen en een zwakke schemering zich niet langer dan 1 tot 1 % uur voortzet. l) Bedoeld is hier natuurlijk de Transsiberische Spoor, die ter hoogte van het noordelijkste punt van Mandsjoerije het dichtst bij Roeskoje Oestje komt. *) Zenzinof gebruikt weer het woord „intelligentny", dat het bijvoegelijke naamwoord is van „intelligentia". 78 In den overigen tijd flikkeren de heldere brillante sterren, die mij nergens zoo dichtbij schenen en bijna iederen nacht schijnt het fantastische noorderlicht, dat de helft van den hemel beslaat. Ik doorstond verschrikkelijke sneeuwstormen, die mijn hut tot boven het dak met sneeuw overdekten en ik moest mij uit den sneeuw opwerken, als een mol van onder de aarde. Ik leerde honden en rendierenspannen sturen, en een tocht met hen lag me zoo gewoon als een rit met paarden. Des winters leefde ik te midden van een witte stilte, afgezonderd, veel duizende mijlen ver, van alles wat mij dierbaar was en mij na aan het hart lag. In de lente daarentegen was ik toehoorder, een heele maand lang, van het veelstemmige koor der ontelbare vogels, die naar het Zuiden trokken. Eindelooze zwermen zwanen, ganzen, eenden en snippen vlogen in een ononderbroken stroom in ééne richting langs de rivieren en hun vroohjk lawaai scheen na de stomheid van den winter een waarlijk levensbachanaal. Ik zag een tak van industrie, die weinige Europeërs gezien hebben en die in staat is eenige voorstelling te geven van de rijkdommen van deze woeste streek; ik heb op het oog de jacht op de ruiende scharen wilde ganzen, op de kusten van de IJszee. Hij', die zelf deze onmetelijke scharen wilde ganzen, die ach verzamelen in de rui-periode, niet gezien heeft, wanneer *ij voor tien dagen de macht verliezen om te vliegen, kan zich geen voorstelling ervan maken, welk eene hoeveelheid gevleugeld volk daar leeft en gedijt1). In den zomer van 1912 was ik voor deze nijverheid op zee, waarop wij ons hadden begeven in onze nietige scheepjes. Wij bestonden uit vier groepen, alles te samen 35 a 40 man en onze gemeenschappelijke buit bereikte 15,000 stuks ganzen. Men omsingelt daarbij de hulpelooze ganzen, drijft ze in de netten en maakt ze dood; ik was «elf bij een drijven, waarbij in een keer 2,500 ganzen werden buitgemaakt. Die ganzen worden in den grond begraven en in bevroeren toestand dienen ze later voor de voedering der trekhonden. ]> De Nieuw-Sibensche Eilanden ten Noord-Westen van Roeskoje Oestje zijn een bekende broedkolonie. Het bestaan van deze broedkolonie is een der aanduidingen voor het feit, dat vroeger op het gebied, dat nu de Noordpool is, een gansch ander leven heeft bestaan, en een geheel ander klimaat is geweest dan nu. 79 Ik leerde hier met het sleepnet visschen en netten uitzetten. Wanneer ik dit vak niet verstaan had, zou ik van honger hebben kunnen omkomen, daar het eenige voedsel voor de bevolking visch is. Brood ontwendde ik geheel en al, daar ik het in anderhalf jaar niet zag. Aan veel dingen moest men gewoon raken; zoo kan ik mij nu bijvoorbeeld niet begrijpen, hoe ik in 'n huis kon leven, dat in den winternacht zóó bevroor, dat er 's morgens, voordat ik de kachel had aangelegd, in mijn kamer 10° Celsius vorst was en tijdens de sneeuwstormen tot 20 graden. Het drukkendste in mijn leven was het van Rusland verwijderd-zijn. Die algeheele onbekendheid, de algeheele onmogelijkheid iets van zijn familie en vrienden te vernemen. In het gunstigste geval kon een telegram van huis mij in anderhalve maand bereiken; dat is de tijd, die noodig is voor de reis van Jakoetsk naar Roeskoje Oestje. Men zou zoo denken, dat ik mij onder dergelijke omstandigheden zeer zou hebben moeten vervelen, maar dat was in werkelijkheid niet. zoo, daarvoor had ik niet genoeg vrijen rijd. Ja, ik was daar in het Noorden steeds druk bezet en ik had gewoonweg geen tijd genoeg. Mijn heele huishouden moest ik zelf doen; ik was kok, waterdrager, visscher, jager. Dit nam alleen al een massa rijd weg. Maar bovendien deed ik aan fotografeeren, weerkunde, vogelkunde en geneeskunde. In de lenteen-zomer-maanden werd ik door de vogels ingenomen en later heb ik aan het Zoölogisch Museum van de Universiteit van Moskau eenige kisten vogelhuidjes geleverd. De bevolking kwam tot mij voor geneeskundige hulp, omdat ik in hunne oogen verplicht was alles te weten en te kunnen en zoo werd ik dokter, zonder de speciale dokters-kennis te bezitten. Ik moet wel uitdrukkelijk verklaren, dat ik, voor die streken daar, geen slechte dokter was; ik had boekjes over de geneeskunde om na te slaan en huismiddelen. Moeilijk is het, zich voor te stellen, wat een intelligent mensch, die voor al wat hem omringt belangstelling gevoelt, in die woeste streek wel uit kan richten! Tijdens de vier jaren, die ik in het Noorden doorbracht, heb ik veel gereisd, met rendieren en honden, in verschillende richtingen. Ik heb alles te samen ongeveer 10,000 werst gedaan. Ook maakte ik veel honderden kiekjes en verzamelde veel weerkundige, volkenkundige en tot de natuurlijke historie behoorende observaties. 80 Na mijn terugkomst in Rusland, gaf ik over deze streek twee boeken uit, het eene was een beschrijving van het algemeene karakter van dit verre grensgebied en in het andere gaf ik een schets van den roofhandel in het Noorden. Beide boeken gaven den Russischen lezer veel nieuwe ink'chtingen, die tot dusverre bij ons niet bekend waren. Men vraagt me mogelijk, waarom ik dit keer niet uit de ballingschap ben gevlucht. Daarop antwoord ik, dat een poging daartoe door mij in het eerste jaar van mijn verblijf in het Noorden werd gedaan, maar zij mislukte. Ik had mijzelf tot taak gesteld door de nomadiseerende Tsjoektsjen naar het Oosten te trekken, totaan het Tsjoektsjen-Schiereiland te gaan en vandaar naar Alaska of Amerika over te steken. Maar dat bleek voor de lichaamskrachten onmogelijk. Buiten die geweldige afstanden, door onherbergzame oorden, die mij van Amerika scheidden, was er nog een andere hindernis. In het Noorden Zim zoo weinig menschen, dat men elkaar als het ware op z'n duimpje kent. Ik leefde onder aller oogen; de roep, die van mij uitging, was over duizend werst in de trekkende stammen doorgedrongen en toen ik in den winter van 1912-1913 incognito bij den eersten Tsjoektsje, over wien ik mij verder naar het Oosten moest voortbewegen, aankwam, noemde hij mij bij mijn naam: „O, dat ben jij, die knappe Rus, die in het Noorden „de menschen geneest en al velen heeft geholpen!" Daar hield mijn poging, om te ontsnappen, op. Je kan je beter in de menschenmenigte, dan in de woestijn verbergen. XXI DE TERUGKEER NAAR RUSLAND. De tijd mijner ballingschap was in 1914 afgeloopen; ik werd in al mijn rechten hersteld en kon naar Rusland terugkeeren. Maar voordat ik naar huis ging, nam ik in den zomer van 1914 in gezelschap van een bekenden ingenieur deel aan een kleine expeditie, die zich tot doel had gesteld, de eigenlijke stroombedding op te zoeken, waardoor de Ljena in de IJszee valt. Hoe vreemd het ook klinke, tot op deze dagen is nog niet vastgesteld en nog niet uitgevonden, waar de Ljena in de zee uitstroomt. Dit wordt vooreerst verklaard, door de afmetingen van den stroom. De Ljena is de grootste, de sterkste en de meest waterrijke stroom van Siberië, hij behoort onder de grootste rivieren der aarde. Zijn lengte was tot op deze tijden niet vastgesteld (van 8 tot 11 duizend werst), maar zijn breedte is van 10 tot 60 (met de eilanden mee) werst. Zijn kolossale delta heeft een breedte van ongeveer 500 werst. Juist door dien overvloed van water en de stroomsterkte woelt hij bij zijn uittreden in de zee massa's zand en slip op en verdeelt zich in een eindelooze hoeveelheid armen, die in de zee uitvloeien. En tot op onzen tijd kon men geen arm vinden, die diep genoeg was, om met een groote zeeboot uit de zee de rivier op te varen. Met een kleine stoomboot gaven wij ons welgemoed opreis; we drongen tot in de delta door, passeerden de graven van den Amerikaanschen poolvorscher De Longa en zijn kameraden, die daar in 1878 waren omgekomen, kwamen reeds in een zóne van zee-mist en stormen, het water in de rivier had al een zouten smaak, maar het was ons niet beschoren, onze namen door een aardrijkskundige ontdekking onsterfelijk te maken; de arm, waar wij op voeren, werd hoe langer hoe ondieper en ten slotte kwamen we op een zandbank terecht. Al onze pogingen, om een. dieperen arm te vinden, kwamen zonder succes uit; en wij maakten rechtsomkeert. 6 82 Ik kwam in den herfst van 1914 te Jakoetsk aan. Daar hoorde ik pas van het begin van den europeeschen oorlog en dat Rusland deel eraan nam.... Toen was, inplaats van Kraft, die mij naar Roeskoje Oestje gestuurd had, een ander persoon goeverneur van Jakoetsk, een zekere von Bitte, die wegens den oorlog met Duitschland in dien tijd reeds het lid „von" van zijn naam had weggeknipt, om zijn duitsche afkomst te verbergen. Ik plaatste in het plaatselijke blad eenige artikelen, die in scherpe bewoordingen den roofhandel van het Noorden schetsten, welke handel tot op een belangrijke hoogte gebaseerd was op bedrog en bedwelming door drank van de vertrouwende en naïve inboorlingen1). De artikelen maakten leven. Men sloeg mij voor, over dit onderwerp voordrachten te houden, bovendien had zelfs goeverneur Bitte het verlangen geuit, bij de voordracht aanwezig te zijn. Ik noodigde hem uit, eveneens alle kooplui, die handelszaken in het Noorden deden, wie ik ervan beschuldigde de inboorlingen uit te zuigen, en hield in hunne tegenwoordigheid mijn voordracht, die in hoofdzaak berustte op feiten en cijfers, die door mij persoonlijk in het Noorden langs den weg van persoonlijke ondervraging waren verkregen. Daarna vroeg ik den aanwezigen kooplieden, mij te weerleggen. Maar zij waren gedwongen, zich geweld aandoende, al mijn feiten voor waarachtig te erkennen. De winter was gekomen, toen ik naar Rusland terugkeerde, tesamen met mi jn besten vriend, den hond, dien ik als een jong dier bij de Toengoezen, die de kuststrook van de IJszee bewonen, had aangetroffen en met wien ik in ballingschap onafscheidelijk had geleefd, al die jaren. Tien volle jaren had ik in Rusland niet onder mijn eigen naam gewoond. Steeds moest ik mij verbergen of onder een vreemd paspoort leven en daarom kwam mijn huidig bestaan in mijn vaderstad Moskau in gezelschap van mijn familie mij vreemd en ongewoon voor. Het was mij vreemd, dat ik een vast adres had, dat ik aan iedereen kon geven, een telefoon bezat en dat ik op mijn eigen naam brieven kreeg. Het was vreemd, dat ik niets meer te verbergen had. Ik was er zoo gewend aan, dat men op ieder van mijn schreden lette en dat ik *) Ook Fridtjof Nansen klaagt daarover in zijn boek „Siberiën, ein Zukunftsland". Brockhaus, Leipzig. 1914. Vierde oplaag, 1922. 83 Zéker iets voor allen verborgen moest houden, 't Is waar, ik wist, dat mij ook nu de politie gedurig volgde, dikwijls heb ik zelf wel de spionnen bemerkt, die achter mij aan hepen, maar ze hadden nu niets meer met mij te maken. De revolutionnaire partijen waren zeer verzwakt door de vorige vervolgingen en tijdens den oorlog was het politieke leven in Rusland, zooals overigens ook in andere landen, dood. Onder de Russische socialisten vormden zich tijdens den oorlog twee stroomingen. De eene ging van het standpunt uit van de noodzakelijkheid van een actieve deelname aan de verdediging van Rusland tegen het Duitsche imperialisme, de andere wees op de noodzakelijkheid, de internationale belangen boven de nationale te stellen en vóór alles den oorlog te beëindigen, hoe duur dit Rusland ook te staan zou komen. Ik hing de eerste richting aan; wij waren overtuigd, dat, deelnemende aan den oorlog met Duitschland, wij juist in het verloop van den oorlog tegelijkertijd zouden werken in de richting van Ruslands bevrijding van het tsarisme. Gedurende die jaren, 1915,1916, maakte ik van nabij kennis en sloot ook daarna vriendschap met Kjeerjenski1), die toen ') De lezer zal hiwm hopelijk Kerensky erkennen. Over het algemeen is de weergave van Russische woorden zonder systeem; meestal worden ae Zóó uit buitenlandsche bladen, die met een ander alfabet werken dan wij, overgeschreven. In het onderhavige geval zit de zaak zoo: de Russen hebben twee e s; een die „zacht" heet en als „ie" wordt uitgesproken en een andere die „hard" heet en als „e", zonder j, wordt uitgesproken. Hier staan twee zachte e's, ergo! Gaarne geef ik toe, dat behoudensachter J, n, d, t, de „j dikwijls nauwelijks gehoord wordt, maar er zijn Russen genoeg die ze steeds geducht doen hooren. De eerste „e", moet wel dubbel worden geschreven, daar in ons hollandsch door de tweede ..i" de eerste lettergreep gesloten raakt, terwijl de opeenvolging van mee zachte e s maakt, dat de eerste als een open „e" moet worden gehoord. Het « duidelijk, dat b.v. een franschman de i's niet zetten kan, daar deze letter bij hem een geheel andere waarde heeft; denk eens aan „jeune" = jong. En een „i is meestal te sterk. Toch zal ik den lezer niet meer met Kjeerjenski vervelen en Kerensky - het woordbeeld waaraan hij gewend is geraakt - schrijven. Te makkelijker doe ik dat, naarmate toevalligerwijze de „j hier bij yelen zeer zwak of in het geheel niet hoorbaar is. maar m woorden als Ljenin, Ljena, Patjomkin (= Potemkin!) enz. kan zn met anders dan gehandhaafd blijven. Wat Potemkin betreft: de ie" waarop het accent valt wordt meestal als „jó** uitgesproken en iedere .jo". ™ MemtP°a voorafgaat als een korte „a", dus „Patjomkin"! Men had dit woord nooit anders mogen schrijven. Overigens ziet vertaler geen kans, om in een slag algeheele orde te stichten. 84 leider van de uiterste oppositie in de Rijksdoema was en die, door zijn op den voorgrond treden in de meest uiteenloopende vraagstukken, in de Doema en in het land aandacht en achting had verworven. Dikwijls maakte hij vanuit Petrograd reizen in Rusland en op zijn doorreis naar Moskau kwam hij altijd even bij mij aan en dan bespraken wij ijverig den pohtieken toestand in Rusland; onze inzichten stemden overeen. In den winter van 1915 op 1916 mocht ik in Moskau de uitgave van het dagblad „Het Volksblad" beginnen, in hetwelk ik mijn gezichtspunt trachtte te ontwikkelen; ik hield de noodzakelijkheid voor de Russische democratie vol, van deel te nemen aan de verdediging van het land tegen Duitschland en juist langs dien weg de politieke vrijheid van het inwendige staatkundige leven van Rusland voor te bereiden. Zooals wel te verwachten was, werd de courant na een maand door het goevernement verboden te verschijnen. Spoedig werd ik opgeroepen voor den militairen dienst (in 1916, ik was toen 36 jaar) maar ik hoefde maar twee maanden soldaat te zijn, daar ik dank zij mijn slechte gezicht uit den krijgsdienst werd ontslagen. In Januari 1917 verhuisde ik naar Sint-Petersburg, waar ik dacht te werken voor een tijdschrift. Daar trof mij de Februarirevolutie van 1917, waaraan ik vanaf den eersten dag heb deelgenomen en die mij later geheel en al heeft vastgegrepen. XXII. HET BEGIN DER REVOLUTIE VAN HET JAAR 1917. Men kan zeggen, dat de revolutie van 1917 voor allen een volmaakte verrassing was. Maar met hetzelfde recht kan men beweren, dat zij door allen werd aanvaard en geheel en al een logisch gevolg was van alle vroegere binnenlandsche ontwikkeling van Rusland. Zoo begrepen, hadden alle revolutionnaire partijen gelijk door te beweren, dat wij op den vooravond van een revolutie leefden en dat men zich niet moest laten misleiden door de uiterlijke rustigheid van het volk, in welks binnenste inderdaad een brand woedde. Toevallige en plaatselijke woelingen van arbeiders te Petrograd bleken de vonk te zijn, waardoor het heele vat met kruit en het heele land in de lucht vloog. Ik was levendig getuige van al die gebeurtenissen en hun ontstaan. Den 20sten Februari 1917 begonnen woelingen onder de arbeiders van Petrograd. Zij hielden verband met de broodnood in de stad eenerzijds en met de inkrimping van den arbeid in de fabrieken, anderzijds. Ik herinner mij, dat eens op een avond, het was 23 of 24 Februari, twee arbeiders bij ons kwamen op de redactie; zij waren gekomen als vertegenwoordigers van de stakende arbeiders van een der machtigste fabrieken van Petrograd, het Poetilof-fabriek. Zij vroegen, dat zij de gelegenheid zouden krijgen, een conferentie met Kerensky te hebben. Ik ging onmiddellijk naar Kerensky, bracht hem mee op de redactie en was verder tegenwoordig bij het gesprek van Kerensky en de arbeiders. De arbeiders rekenden het zich ten plicht de oorzaken, die hen tot staking gedwongen hadden, uiteen te zetten. Het bleek, dat na verschillende oneenigheden in een der werkplaatsen der fabriek tusschen de arbeiders van die werkplaats en de directie, de heele fabriek gesloten werd, waar het gebrek aan kolen zich voelen deed en waar dus het sluiten slechts voordeel bracht, daar de werkzaamheden door gebrek 86 aan kolen zeer slecht marcheerden. Eenige duizende arbeiders werden op straat gezet en hunne huisgezinnen waren door de duurte der producten en door het broodgebrek in de stad, aan hongersnood prijs gegeven. Daarover rekenden de arbeiders het noodig te spreken met den populairen afgevaardigde, de verantwoordelijkheid voor de gevolgen, die zich mogelijk konden voordoen, van zich schuivend. Neen, noch bij mij en Kerensky, die deze berichten aanhoorden, noch bij de arbeiders zelf was toen eenig idee, van al wat eruit zou kunnen voortkomen. De gebeurtenissen namen op het onverwachts breede verhoudingen aan. Bij de stakingl) van de Poetilof-fabriek voegden zich andere arbeiders en spoedig heel het arbeidende Petrograd. De arbeiders gingen de straat op, werk en brood eischend. Het tsaren-bewind zond soldaten tegen hen af; maar de soldaten, die kort geleden nog arbeider en boer waren, gemobiliseerd slechts tijdens den oorlog, weigerden te schieten op het volk. Alleen de politie schoot, zelfs de kozakken gingen op de zijde van het volk over. De politie-agenten werden door de menigte uit elkaar gedreven. Zoo brak de grootste revolutie op aarde uit, zij ontstond oprecht, met verschrikkelijke kracht. Zij was een der minst bloedvergietende revoluties der wereld, daar enkele dagen na het begin van de staking de macht in handen van het nieuwe bewind, de Voorloopige Alrussische Regeering, die zich na den troonsafstand van Nicolaas II in de plaats van het oude bestuur had gesteld, overging. Ut herinner mij nog goed die dagen. Vanaf den eersten dag der staking bracht ik bijna al den tijd op straat door. In de ontstane beweging mengden zich zeer .gauw de revolutionnaire partijen. Ik nam deel aan de eerste demonstraties op den Njewski, die reeds onder roode vlaggen plaats hadden. Onder mijn oogen had het eerste doodsgeval plaats. Dat was dicht bij het station van den Nikolajef -spoorweg op het MariaVerscm'jning-plein. Op het midden daarvan, bij het standbeeld van Alexander III, hield, in een geweldige menigte, een redenaar een toespraak, openlijk tot den strijd met het goevernement opwekkend. Opzij staat een detachement kozakken te paard, x) Die blijkbaar meer het karakter van een „uitsluiting" had, waardoor de houding der andere arbeiders nog begrijpelijker wordt. 87 dat zich niet bemoeit met wat er voorvalt. Maar daar duikt een kleine sectie politie-agenten op, met aan het hoofd een officier; de officier geeft bevel om op de menigte te gaan schieten. Waarschuwingssignalen weerklinken, die aangeven, dat de strijd dadelijk begint. De massa komt in beweging; na het derde signaal zie ik duidelijk, dat een der kozakken met zijn geweer aanlegt en schiet; de politie-officier valt dood neer. Dat werd voor sein genomen; de politie-agenten werden door de massa ontwapend en vloden heen. Ik zie weer in mijn geest in al de straten de geweldige volksmassa's; de keten politie-agenten, dwars over den Njewski liggend en den boulevard over zijn geheele lengte beschietend, ik hoor het daveren der geweer-salvo's en het ratelen der mitrailleurs, het gekletter van stukgeslagen vensterruiten en ten slotte zie ik weer voor me die jonge vrouw, Zuster van Barmhartigheid, met het lint van het Roode Kruis op de borst, wien een kogel der politie het been doorboorde.... Ook herinner ik mij de kozakken, die met omhooggestoken geweren door de massa zich bewegen en schreeuwen, dat zij niet op het volk zullen schieten, dat zij zelf op de zijde des volks zijn. En de straatmenigte begroet hen stormachtig met den kreet: „Hoera, lang leven de kozakken 1" en op veel plaatsen klonk de Marseillaise. Ik snelde naar het Taurische Paleis *), waar de Rijksdoema haar zetel had, en waar alle leiders van de revolutionnaire beweging samengekomen waren. De eerste, dien ik in het gebouw der Rijksdoema zag, was Kerensky. Met een jubelend gelaat deelde hij mij mede, dat zooeven, naar zijn beschikking, de voorzitter van den Rijks-raad Sjtsjeklowitof was gearresteerd en in een der kamers van het Taurische Paleis opgesloten, dat eenige leden van de Rijksdoema uit de partij der Konstitutioneele Democraten1) 1) Tauris is het zuidelijkste gedeelte van Rusland met den Krim. Katharina de Groote liet door den architect Starof in 1783 het Taurische Paleis bouwen, om het ten geschenke te geven aan haar gunsteling, vorst Patjomkin, den „Held van Tauris", die dit gebied voor Rusland veroverd had. a) Dezen worden doorgaans „Cadetten" genoemd, naar de beginletters Ka en Dê, die een „Franschman hoort als „Cadet". Les,, Cadets", wordt dan de „Cadetten" (!) in het Hollandsch; de „Kadeëers" ware duidelijker geweest. 88 tegen deze arrestatie in verzet waren gekomen, doch dat hij haar gehandhaafd had. Dat was de eerste gevangenneming van een vertegenwoordiger van het oude bewind, de eerste verschijning ten tooneele van de revolutiemacht. Het is moeilijk te beschrijven, hoe in die dagen het gebouw der Rijksdoema, waar inderdaad toen het hart der Russische revolutie klopte, eruit zag. Daar werden de eerste revolutionnaire organisaties geschapen, daar werd het eerste revolutionnaire bewind samengesteld. Detachementen soldaten en matrozen, op de zijde des Volks gekomen zijnde, waren regelrecht op het gebouw afgegaan en omgaven het aan alle zijden met donkere massa's. In het gebouw-zelf woelde een stormachtig leven, zooals zeer zeker de oude muren van het paleis, dat al onder Katharina de Groote was gebouwd, gedurende hun geheele bestaan niet hadden waargenomen. Hier bewoog zich de menigte heen en weer, kletterden de soldaten met hunne geweren en in afgezonderde vertrekken vond de ononderbroken zitting van de revolutionnaire organisaties en van de Voorloopige Regeering plaats. Over den grond waren hoopen geweren neer geworpen en kisten met patronen, een massa mitrailleurs met banden en zelfs een hoop dyamietpatronen en handgranaten, waaraan niemand eenige aandacht schonk. Nu en dan worden onder bewaking door de menigte heen arrestanten opgebracht. Zij vulden in het paleis al een apart tuinhuis. De ziel der beweging in die dagen was Kerensky; dat moet, zonder vrees voor overdrijving, erkend worden. Allen richtten zich tot hem voor maatregelen, allen zochten hem en hij was overal, eten en slapen vergetend. Na eenige dagen was er bij niemand twijfel meer over: de revolutie had gezegevierd. De tsaar had zijn troonsafstand geteekend, alle ministers van het tsarenbewind waren gearresteerd, de orde in de stad was hersteld, de Voorloopige Regeering had zijn werkzaamheden begonnen. Kerensky was toen minister van Justitie van de nieuwe regeering en sloeg mij en een lid der Rijksdoema, Wolkof, voor, alle gearresteerde ministers uit het gebouw der Rijksdoema naar de Peter-en-Pauwelsvesting te transporteeren. Met genoegen maakte ik mij op, om dit zaakje in orde te brengen; het was mij zeer interessant nu eens in mijn nieuwen rol een kijkje te nemen 89 in dienzelfde vesting, waar ik een half jaar opgesloten gezeten had. Eerst laat in den avond waren de automobielen in orde en het transport der gevangenen had in het holle van den nacht plaats. Ih vijf automobielen vervoerden we twaalf ministers. Tot mijn portie behoorden, de gewezen minister van Binnenlandsche Zaken, Makarof en de gewezen minister van Justitie Chwostof, onder wien ik eenige jaren geleden in de Peter-en-Pauwelsvesting zat en bij wiens beschikking ik naar Siberië werd gezonden; nu hadden wij de rollen omgekeerd en ik kon niet nalaten op ditoogenblik hier even aan te denken. In de .automobiel zaten we met z'n vieren: twee gearresteerde ministers, een soldaat met een op hen gerichten revolver en ik. De ministers zaten onbewegelijk, als verpletterd door wat gebeurd was. Op de straten was een luidruchtige menigte, ondanks het late uur; en de signaalhoorn van onze automobiel toeterde voortdurend. De gordijntjes waren voor onze vensters neergelaten en de menigte ging gaarne opzij, als de chauffeur haar toeriep dat de auto's reden „op last van het Voorloopige Revolutionnaire Goevernement". We reden de Njewa over, toen een poort door, toen twee, toen drie.... Hier kon men al niet meer het geruisen der menigte hooren; overal lag zachte en dikke sneeuw, de vestingklok sloeg met den mij zoo goed bekenden slag. Een heele zwerm herinneringen steeg voor mij op Was dat alles wel werkelijkheid?.... Was dat alles geen droom? De auto's maakten voor de hoofdwacht der soldaten halt, — alles precies Zooals vroeger.... Om de gearresteerden van ons over te nemen kwam naar buiten — ik geloofde mijn eigen oogen niet — colonel Iwanisjin, dezelfde colonel, die zeven jaar geleden, ook over mij de wacht gehouden had.... Hij betoonde ons een groote voorkomendheid en maakte een reeks beschikkingen, om de gevangenen over te nemen. Wij bevonden ons plotseling in het cabinet van den commandant, waar ik al eens een keer was geweest, toen de gendarmen probeerden mij een verhoor af te nemen. Wij gaan naar boven langs den duisteren trap, die mij zoo goed bekend was, waarlangs ik eiken dag, een half jaar lang, ging, om mijn luchtje te scheppen. En, daar is de gang der cellen! Hier is zeker niets veranderd; in mijn ooren krijg ik het gewone geluid van sleutels en opengaande deuren. 90 Maar als dat alles eens een droom was ? Als nu eens die deur achter mij dicht viel ? Neen, de deuren gaan niet dicht en de cellen slikken de gehate vertegenwoordigers van het oude bewind op, door wier genadigheid hier binnen die steenen muren gemarteld werden en ten gronde gingen zooveel van de beste menschen van Rusland En colonel Iwanisjin laat mij in de gang beleefd vóórgaan, mij, den buitengewonen gelastigde van het Revolutionnaire Bewind. Opmerkzaam bestudeer ik hem. Zou hij mij herkennen, zijn vroegeren gevangene? Hij spreekt niet met me; ook ik zwijg. Maar het was onmogelijk, dat hij mij niet herkende, op de acte van overdracht der arrestanten had ik in zijn tegenwoordigheid met mijn vollen naam onderteekend. Dit stuk met mijn handteekening ligt nu") nog ergens onder de paperassen der Peteren-Pauwels-vesting. Wij keeren terug en brengen Kerensky omtrent de volbrachte taak verslag uit. Daarbij deed ik hem weten, dat ik uiterst verwonderd was, als commandant der vesting te hebben ontmoet denzelfden colonel Iwanisjin, die zoo'n echte slaaf van het oude bewind was geweest en die zooveel jaren binnen de muren der vesting de wacht had gehouden over revolutionnairen; ik stond erop, dat Iwanisjin onmiddellijk ontslagen werd en vervangen door een betrouwbaar mensch.... Kerensky was het ermee eens en gaf dadelijk telefonisch zijn aanwijzing aan de vesting. Iwanisjin was ontslagen uit zijn ambt en vervangen door een andere, door dien officier namelijk, die in de dagen der revolutie het eerst de vesting had bezet. Welk heerlijker gevoel kan er zijn, dan dat van zegepraal ? De vijand, met wien wij zoo lang een verbitterden Moedigen stnjd hadden gevoerd, lag nu aan onze voeten, ontwapend en verpletterd. Het land, zeer achterlijk en met een despotische staatkundige orde, plaatste zich met één slag vóór allen en was nu plotseling het meest democratische rijk van de wereld geworden. Alle burgerlijke vrijheden werden verwezenlijkt; voor alle partijen opende zich het vrije werkveld voor hunne staatkundige werkzaamheid; een vrije en onafhankelijke pers was ten leven gekomen en vrije volksbijeenkomsten hadden plaats. *) De lezer zij eraan herinnerd, dat Zenzinof dit werk dateerde: 6 «w; 1919. Dit raag ook vooral niet vergeten worden, wanneer hij uitdrukkingen gebruikt als: „tot op dezen tijd", etc. 91 Alle gevangenissen openden zich, de Siberische toendra's heten de ballingen uit hunne omarming los. Europa opende zijn grenzen voor de uitgewezenen, die naar hun vaderland wederkeerden. Wat een blijde ontmoetingen, welk een onverwacht wederzien! Uit Siberië kwam ook uit zijn dwangarbeiderskolonie terug mijn vriend Abram Gotz, uit Frankrijk kwamen mijn vrienden Afksentjef en Fondaminski, die in den laatsten tijd daar als uitgewezenen moesten verblijven. Daar waren wij weer, na lange jaren van scheiding, allen te samen, zooals vijftien jaar geleden, toen wij met elkaar op een en dezelfde universiteit studeerden. Maar nu hadden wij ons niet verzameld om wille van de wetenschap, maar omwille van den arbeid voor het heil van het bevrijde vaderland. Onze beste droomen waren in vervulling gegaan.... Wien Zou het daarvan niet duizelen in het hoofd ? XXIII. DE ONTBINDING DEK REVOLUTIE. Ik zal niet verhalen van de verdere ontwikkeling der russische revolutie, dat is een veel te groot onderwerp en bovendien zijn de revolutionnaire gebeurtenissen van 1917 bij allen nog frisch in het geheugen1). Ik zal slechts enkele momenten noteeren, die keerpunten geweest zijn in de ontwikkeling der gebeurtenissen en voor de toekomst van het Russische Volk een noodlottigen rol hebben gespeelt. In de eerste dagen dan der revolutie werd ik door een besluit van de regeering tot lid van een Buitengewone Onderzoekingscommissie benoemd, die de misdadige handelswijzen van de allerhoogste vertegenwoordigers van het oude bewind onderzocht. Stipt kwam ik op al haar zittingen, nam deel aan het verhoor van eenige ministers en hoogere rijkswaardighedendragers, waaronder de gewezen ministers van Binnenlandsche Zaken, Protopopof en Chwostof (een deel dezer verhooren had in de Peter-en-Pauwels-gevangenis plaats), maar ik trad daarna uit eigen wil uit dit lichaam. Het werk der Commissie kwam mij al te bureau-achtig voor, een levendiger bestaan trok mij aan en ik wijdde mij met energie aan de redactie van een der grootste en invloedrijkste bladen van dien rijd „De Zaak des Volks", dat het centrale orgaan was van de Partij der Sociaalrevolutionnairen. In dien tijd groeide de Partij der Sociaal-revolutionnairen snel en zij drong zich steeds meer op den voorgrond van het politieke leven. 1) Zenzinof richt zich hier uitteraard tot zijn landgenooten. Wij „West-Europeërs" hebben weinig van een „frissche" voorstelling der feiten genoten, daar al spoedig, nadat Zenzinof's richting het onderspit had gedolven een stuk of acht buiten Rusland gelegen Russische Persagentschappen, door de overwonnenen in het leven gehouden, Europa van „nieuws" voorzag. Het Agentschap-Riga „werkt" nog tot op heden (1926) en wordt blijkbaar door de „Times' gepatroneerd. 93 In de tweede helft van Maart kwam Ljenin over Duitschland uit het buitenland in Rusland aan, hij de leider der Partij der Meerderheidsmannen ') en den volgenden dag publiceerde hij reeds zijn program, dat daarna de noodlottige roeping had de Russische revolutie ten gronde te richten; hij verkondigde van de daken, dat het noodzakelijk Was, de geheele bestuursmacht over te dragen op de Raden van Arbeiders-afgevaardigden, de Diktatuur van het Proletariaat af te kondigen en tot eiken prijs den oorlog te beindigen. Zijn program werd met zoozeer met ontsteltenis als meer nog met spot ontvangen, zoo ongerijmd en uitgedacht het allen toescheen. Zelfs zijn partijgenooten, de Meerderheidsmannen, keerden zich toen ontsteld van hem af. En desniettemin zegevierde zijn program ten langen leste; dit wordt alleen hierdoor verklaard, dat den dommen soldaten-massa's, die al genoeg hadden van den driejarigen oorlog, vóór alles de mogelijkheid van den oorlog te beëindigen toelachte. Het program van Ljenin omtrent de beëindiging van den oorlog beantwoordde in den allerhoogsten graad aan de begeerten van die massa's; men had hun immers ingeprent, dat zij, de geweren wegwerpend en weigerend het vaderland te verdedigen, de geheele menschheid van den oorlog zouden verlossen. Vanaf Ljenin's eerste verschijning in Rusland begon de Pattij der Sociaal-Revolutionnairen een open strijd met hem en wij voerden met „De Zaak des Volks" een verbitterde campagne tegen Ljenin en de Meerderheidsmannen. Maar het gif der ontbinding, door de Meerderheidsmannen in de Russische revolutie gebracht, sijpelde voortdurend dieper door en vergiftigde het geheele gezonde organisme des Volks. Het Bolsjewisme groeide in de massa en bizonder bij de soldatenmassa's ongebonden door. Daarvan getuigde reeds de demonstratie van 5—6 Juli, die door de Meerderheidmannen was georganiseerd onder de leuze: „Weg met de Voorloopige Regeering, Alle macht aan de Raden."2) ') Dit beteekent „bolsjewiki", van „bolsje" = meer of meest en de achtervoeging „ik", dat een aanduiding voor „mensen" of „man" is. J) De lezer noteere dit keerpunt in de geschiedenis. Na het „feodalisme" en het „parlementarisme" doet het „sowjetisme" zijn intrede, als bestuursstelsel. „Sowjet" beteekent „raad". 94 Ja, wel zegevierde toen de regeering van Kerensky, de demonstreerende Meerderheidsmannen werden verstrooid en de aanvoerders der Meerderheidsmannen gevangengenomen, maar dat was een Pyrrhus-overwinning. Een krachtigen stoot gaf daarna aan het Bolsjewisme de opmarsch van generaal Karnielof (Kofnilof)J) van 26 Augustus tegen de Voorloopige Regeering. Daar maakten de Bolsjewiki «eer handig gebruik van, de massa's overtuigend, dat de Voorloopige Regeering veel te zwak was tegen dergelijke aanvallen van Rechts en dat onder de Voorloopige Regeering de revolutie in gevaar was, wijl de macht zich in veel te zwakke handen bevond. „De revolutie zal zich sterker maken, zoo verkondigden „de bolsjewiki, wanneer alle macht overgaat in de handen van „het proletariaat, wanneer al de regeeringsmacht aan de Raden „van Arbeiders-afgevaardigden toekomt." Onder die leuze namelijk werd ook te Petrograd en in een serie andere steden door de Partij der Meerderheidsmannen de omwenteling van 25 October 1917 tot stand gebracht. De macht der Voorloopige Regeering werd omvergeworpen en bleek in de handen der Partij der Meerderheidsmannen, daar alle andere staatkundige partijen, vertegenwoordigd in de Raden van Arbeiders-afgevaardigden, weigerden, de door de Meerderheidsmannen gegrepen macht te versplinteren. Zoo kwam inplaats van de Coalitie van de macht der Voorloopige Regeering, waarin vertegenwoordigers van alle politieke partijen en stroomingen hun aandeel hadden, aan het hoofd van het Rijk een partijmacht, de macht der Partij der Meerderheidsmannen. 9-, De opmarsen van Karnielof waarover Zenzinof spreekt wordt uitvoerig behandeld in „The prelude to Bolshevism, The Kornilov lebellion" van Kerensky. (London Fisher Unwin 1919). Genoemde generaal wilde Petrograd veroveren en een militaire dictatuur ten gunste van den Tsaar instellen. De zwakheid van Kerensky, die overigens een wel-meenend man was, blijkt uit zijn boek en voornamelijk uit het feit, dat hij Vorst Lwofj(4- 1925) herhaaldelijk bij zich ontving met voorstellen van de zijde yan Karnielof, zonder hem onmiddelijk te laten arresteeren. Daarom kan Trotsky wel gelijk hebben, wanneer hij hem en Sawinkof beschuldigt, als in het complot te hebben gezeten, totdat zij begrepen, dat Karnielof ook hen zou onttronen, wanneer hij tot macht kwam (Trotsky, The history of the Russian Revolution to Brest-Litovsk, Londen Aller Unwin 1919). Karnielofs troepen bereikten niets en vermoordden hem. Hij had aan Kerensky de portefeuille van Justitie aangeboden, in een door Karnielof te benoemen cabinet. 95 Daardoor sloegen de Bolsjewiki de grondbeginselen der democratie, waardoor de Russische revolutie zich steeds had laten leiden, in duizend stukken. Het anti-democratische karakter van de bolsjewistische revolutie kwam steeds meer aan het licht, dank zij de politieke omstandigheden, waarin het te voorschijn gekomen was. De omwenteling had plaats, 25 October1); en tusschen den lsten en den 14den November moesten in het geheele land de verkiezingen voor de Alrussische Constitueerende Vergadering plaats vinden; eindelijk moest de droom van alle revolutionnaire geslachten van Rusland vervuld worden. De opening zelfvan de Constitueerende Vergadering moest den 27sten November geschieden, daarbij was de wet over de verkiezingen voor de Constitueerende vergadering de meest democratische, die de wereld tot toen gekend had. En inderdaad gaven de te zijner tijd plaats gevonden hebbende verkiezingen resultaten, die nog nooit bereikt waren; 36 millioen kiezers namen aan de verkiezingen deel, uit de 703 afgevaardigden behoorden er 639 tot de socialistische partijen en bijgevolg zou de Constitueerende Vergadering het meest democratische parlement zijn, dat ooit in de wereldhistorie was aanschouwd. En de Meerderheidsmannen Zetten hun misdadige omwenteling door, die uiteindelijk de Russische revolutie ten gronde richtte, een week vóór de verkiezingen door het geheele volk, een maand vóór de opening van de Constitueerende Vergadering zelf.... Van het oogenblik der October-omwentehng begint in de Russische revolutie een verbitterde burgerkrijg tusschen de partijen, ten slotte tot ontbinding der Russische revolutie voerend, en die tot op deze dagen •) nog niet geëindigd is. De Partij der Sociaal-Revolutionnairen stond in het eerste gelid in dezen strijd tegen de Meerderheidsmannen. ) Naar Russische tijdrekening of zoogenaamden „ouden stijl", voor ons is dat 13 dagen later of 7 November. a) 6 Februari 1919. XXIV. DE STRIJD MET DE MEERDERHEIDSMANNEN. In Rusland waren steeds eenige socialistische en revolutionaire partijen geweest; de sterkste daarvan waren de Partij der Sociaal-Revolutionnairen en de Partij der Sociaal-Democraten. De Sociaal-Democratische Partij, splitste zich vanaf 1906 in twee richtingen, de meerderheid (van daar de naam „meerderheidsmannen") en de minderheid („minderheidsmannen"l) ), die onder elkaar verschillen hadden, in hoofdzaak omtrent vraagstukken van taktiek. De Bolsjewiki waren meer op den kant van revolutionnaire daden en geloofden, dat het socialisme kon slagen door een directe vernietiging van de bestaande maatschappelijke orde. In tegenstelling met hen waren de Mensjewiki aanhangers van de evolutie-theorie en zagen in het werken der massa onder het industrièele proletariaat de steun voor hun socialistische leer. De aanhangers dezer beide richtingen behoorden tot de school van Karl Marx. Gedurende de revolutie van 1917 gingen deze beide stroomingen binnen de sociaal-democratie ten slotte geheel en al uiteen en Vormden twee zelfstandige partijen; daarbij lieten de Bolsjewiki hun vroegere benaming van Sociaal-Democraten varen en gingen zich „Communisten" noemen. Aldra bestonden er tijdens de revolutie van 1917 in Rusland drie sterke socialistische partijen: le. de Bolsjewiki of Communisten, 2e. de Meensjewiki of de Sociaal-Democraten en 3e. de Sociaal-Revolutionnairen. De Partij der Sociaal-Revolutionnairen onderscheidde zich van de twee socialistische partijen vóór alles hierdoor, dat zij, geen leerling van Marx zijnde, haar arbeid niet beperkte tot het industrièele proletariaat alleen *), maar alle arbeiders en boeren j) Meensje" is „minder", meensjewik = minderheidsman. TDie „beperking" kan bij de andere partijen niet anders dan een tijdelijke omstandigheid geweest zijn en is niet principieel; ook het plattelands-proletariaat valt immers onder de leuze: „Proletariërs van alle „landen vereenigt U P* 97 inj*ne kksse yan arbeidenden vereenigde; de sotiafctiscfae ideeën verbreidde a, met alleen onder de arbeiders, maa rook bij den boerenstand, die in Rusland 80 % der geheele bevolking uitmaakt. Boyendien had de Partij der Sociaal-Revolutionnairen haar agrarisch program, dat gebaseerd was op de gedachte van nationahseenng van den grond1). Zij onderscheidde zich ook van de twee revolutionnaire partijen door haar taktiek in den strijd met het tsarenbewind, zij had ook onder het getal harer werkwijzen de stelselmatige terreur tegen de vertegenwoordigers van de macht der Alleenheerschappij opgenomen; de Meerderheidsmannen en de Minderheidsmannen waren tegen net stelsel van terreur. Aldus waren in algemeene trekken de verschillen tusschen de socialistische partijen, maar dat verhinderde niet, dat zij in den strijd met de Russische Aueenheerschappij zich eikaars bondgenooten voelden. Alle drie partijen waren sociahstisch. Alle drie partijen waren revolutionnair en daar de voornaamste taak van de Russische revolutie gedurende den geheelen tijd ?\7r geschiedenis de vrijmaking van Rusland was, en daar de Alleenheerschappij m haar bloedigen strijd niemand ontzag, was het natuurlijk, dat de leden der drie partijen elkaar tot kameraden, bondgenooten en strijders voor een en dezelfde algemeene zaak rekenden. Op de barricaden der Russische revolutie stonden zij altijd aan de eene zijde ervan en hunne meningsverschillen kwamen nooit verder dan het theoretisch twistgesprek. to^nTt06,^ ^n,dc ^ewistttche revolutie, dat is tot 25 October 1917. De bolsjewistische omwenteling wijzigde alles zij wierp tusschen de socialistische partijen den fakkel van strijd en burgerkrijg, zij wierp de Voorloopige Regeering omver, in welker corporatie leden waren van de Sociaal-Democraten en van de Sociaal-Revolutionnairen; de Bolsjewiki scheidden Zich met barricaden van de andere socialistische partijen af; voor het eerst in de geschiedenis van de Russische revolutie begon den broedermoordenden oorlog, voor het eerst vloeide er moed onder Socialisten. Ik herinner mij heel goed de noodlottige zitting van het prcUmettdfde WM 6611 n3tUUrlijk bestanddeel van het communistisch 7 98 Alrussische Congres van Arbeiders-afgevaardigden in den nacht van 25 October, waar vertegenwoordigers van alle revolutionnaire partijen aanwezig waren. Tijdens deze zitting kwam de verschrikkehjke mare binnen, dat de Bolsjewiki het bombardement van het Winterpaleis begonnen hadden, alwaar volgens den regel een zitting van de Voorloopige Regeering plaats had. Dat bericht bracht alle aanwezigen in beroering. De Bolsjewiki spraken dit bericht officieel tegen; er werden echter nieuwe tragische bizonderheden over dat bombardement vernomen. De eene revolutionnaire partij na de andere brachten op het Congres een scherp protest uit tegen de handelswijze der Bolsjewiki, tegen hun dubbelzinnige taktiek. Het was niet alleen een protest tegen de Bolsjewiki, het was een protest tegen de omwenteling der Meerderheidsmannen in het algemeen. De vertegenwoordigers van de revolutionnaire en socialistische partijen bestegen de een na den andere het spreekgestoelte, maakten in snijdende bewoordingen hun protest bekend en verheten het Congres, niets gemeen wenschend te hebben met de Bolsjewiki *). De Meerderheidsmannen bleven alleen over en van dat oogenblik begonnen zij alleen te steunen op ruw lichamelijk geweld. Wij allen, deelnemers aan het Congres, na geprotesteerd te hebben tegen de handelswijze der Bolsjewiki, kwamen in het gebouw der Petrogradsche Doema bijeen en allen te samen met de leden van den Gemeenteraad stelden een optocht in elkaar en gingen in het holle van den nacht langs den Njewski naar het Winterpaleis, waar zich de Voorloopige Regeering bevond, belegerd als zij was door de Bolsjewiki. Het was een donkere nacht en de lantaarns brandden op den Njewski niet. In een ordelijken optocht gingen wij en alleen ons gezang der Marseillaise werd gehoord. In de verte bulderde l) Tot mijn spijt moet ik hier den lezer erop attent maken, dat vanaf dit oogenblik Zenzinof het contact met de handelingen der revolutionnaire Meerderheidsmannen verliest. Hij treedt nu een poos op als een echte partijman, die de onaangenaamheden van zijn groep niet, en die van zijn tegenstanders wel ziet en overigens dingen, die hij slechts uit geruchten weet, als geschiedenis meedeelt. Zijn dubbele taxatie komt eigenaardig uit, wanneer men den volgenden zin wil vergelijken met wat hij in hoofdstuk XXIII zegt over het uiteenslaan der demonstratie der Meerderheidsmannen op 5 en 6 Juli. 99 geschutvuur; de Bolsjewiki zetten de beschieting van het Winterpaleis voort. Door ons optreden wilden wij onze soh'dariteit met het Goevernement betoonen en protesteeren tegen de Bolsjewiki Maar wij bereikten het Winterpaleis niet. Op den Njewski werd ons door een detachement bolsjewistische matrozen den weg versperd met op ons gerichte geweren en nutrailléltfs. En het kanongebulder duurde voort.... Met ieder schot werd de klove door de Bolsjewiki tusschen zichzelf en de Russische revolutie gespleten, dieper en dieper; tot op heden *) is zij nog met overbrugd. Wat moest de Democratie doen, in het aangezicht der zich voltrekkende omwenteling? Wat moesten de revolutionnaire partijen uitrichten ? Natuurlijk één ding: zich tegen het geweld met de wapenen in de vuist verzetten. En dat deden wij. Aki antwoord op de bolsjewistische omwenteling vereemeden wij ons in het „Comité tot Redding van het Vaderland en de „Kevolutie. Voorzitter werd gekozen Afksentjef, die in de zomermaanden reeds minister van Binnenlandsche Zaken in bet Kabinet-Kerensky was geweest; wij allen, vertegenwoordigers van de Sociaal-Revohitionnaire Partij, van de bociaal-Democraten en van de andere socialistische en revolutionnaire partijen, traden tot dat Comité toe. Tegenover geweld poogden wij geweld te zetten; tegenover de gewapende troepen der bolsjewiki onze eigen gewapende troepen. Ntt stonden wij met de Bolsjewiki aan verschillende kanten der barricaden en dat gebeurde niet door onze schuld. Noodig, te gedenken, hoe tot op dat moment onze verhouding tot de M^rderheidsmannen was, om te begrijpen, wat dat beteekende. leder onzer had gedurende zijn geheele revolutionnaire loopbaan, m de jaren van strijd met de AUenheerschappij, in de ££•re ïf d?° tSaaf en m ballingschap kennis gemaakt met Bolsjewiki velen waren met hen door de banden van innige persoonlijke vriendschap gebonden. Bt, bijvoorbeeld, was in een reeks van jaren bevriend met een gezien Bolsjewiek, met ZïïirJ? nabij kennis had gemaakt en vriendschap gesloten inden tijd van mijn laatste Siberische ballingschap. Wie onzer *) 6 Februari 1919. 100 zou toen in het Noorden van Siberië geloofd hebben, dat wij in de toekomst vijanden zouden worden, die zouden trachten elkaar te arresteeren, de hand tegen elkaar opheffen, wellicht op elkaar aanleggen, ieder staande achter zijn barricade?.... En onderhand was de zaak er precies zóó voor komen te staan; tusschen de Russische revolutionnairen was de bloedige broedermoordende strijd begonnen. Wij, Sociaal-Revolutionnairen, moesten weer de wapens opnemen, maar dit keer met tegen vertegenwoordigers van des tsaren alleenheerschappij, doch tegen de autocratie der Bolsjewieken. Maar zooals toen, zoo ook nu, wij streden voor hetzelfde: voor de Idealen der Democratie, voor de Vrijmaking van ons Vaderland. Weer waren wij in het ons zoo bekende element van den directen revolutionnairen strijd, maar daarmee verbonden, mengden zich weer opnieuw alle mogelijke soorten van onverwachte avonturen in ons leven. Mijn vriend Abram Gotz en ik, maakten een dier avonturen door, die men geheel zijn leven niet vergeet. Het gebeurde te Petrograd in de gedenkwaardige dagen van October, eenige dagen na de eigenlijke omwenteling, toen wij de wapens al tegen de Bolsjewiki hadden opgenomen. In dien tijd was Kerensky reeds buiten het gebied van Petrograd; met de aan de Voorloopige Regeering trouw gebleven troepen bood hij nog weerstand aan de Bolsjewiki te Gattsjina, bij Petrograd. Gotz en ik besloten ons met hem te vereenigen, maar op het Baltische Station, dat reeds in de handen der Bolsjewiki bleek te zijn, werden we tegengehouden. Gewapende mannen omringden ons en onderwierpen ons aan een streng verhoor. Blijkbaar herkenden zij ons niet en heten ons vrij. We gingen weg en waren op den langen Ismaïlof-boulevard al ongeveer een halven werst van het station af, toen plotseling achter ons in de stilte van den nacht het geruisch van een auto zich hooren deed en ongeveer tien gewapende matrozen sprongen vooruit met op ons gerichte geweren. — „Niet van de plaats! Handen „omhoog!" — In een oogwenk hadden zij ons onze revolvers afgenomen en wij waren gearresteerd. Het blijkt, dat een der matrozen, die ons in het station gezien hadden, eerst later zich herinnerde, wie wij waren en toen waren ons haastig vervolgers achterna gezonden. Nu brachten ze ons terug naar het station. 101 Gotz had pameren op zak, die hij den Bolsjewiki niet gaarne wenschte te laten zien en hij probeerde zich onderweg ervan te ontdoen. Men liet ons midden op de straat loopen, door een troep matrozen omkringd. Gotz poogde zijn papieren weg te gooien in den modder op het straatpleister, maar ongelukkigerwijze werd zijn beweging door een der matrozen bemerkt; hij sprong op Gotz toe en den mond van zijn geweer vóór hem houdend, trok hij den trekker af. Tweemaal wilde de matroos op hem vuren en tweemaal weigerde het geweer. Het is duidelijk, Gotz is onder een gelukkige Ster geboren. Onmiddellijk omringden de matrozen ons met een dichten wand en mikten op ons. Nooit, vermoedelijk, waren wij zóó dicht bij den dood.. Maar een der matrozen riep op hetzelfde oogenblik: , jïiet schieten, jongens, je zou zoo je eigen lui dood maken!" En, inderdaad, als ze het in hun hoofd hadden gehaald, ons neer te schieten, toen wij midden in hun kring stonden, dan zouden zij elkaar, over en weer verwond hebben. Die uitroep heeft ons toen gered. Van het station brachten zij ons weg naar den General en Staf aer Bolsjewiki en daar onderwierp ons Krilenko-zelf, die later den dood van den oppercommandant Doechonin op zijn geweten nam, om diens plaats daarna in te nemen, aan een verhoor. Knlenko, die de revolutionnaire loopbaan van Gotz en de mijne zeer goed kende, kon toen niet besluiten zich van ons te ontdoen en, in ons optreden niets verdachts vindend, zond hij ons weg. Zooals bekend, kwamen de Bolsjewiki toen zegevierend uit den strijd, de oorlogsmoede soldaten hadden zien bij hen aangesloten, de lichaamskracht was aan hunne zijde. Het „Comité „tot Redding van het Vaderland en de Revolutie" werd uiteengeslagen, de voorzitter ervan, Afksentjef, door de Bolsjewiki gearresteerd en m de Peter-en-Pauwels-vesting gevangen gezet. Ondertusschen kregen de verkiezingen voor de Constitueerende Vergadering hun beslag; de verkiezingscampagne was lang nog vóór de bolsjewistische omwenteling begonnen. De verkiezingen hadden onverwachte en voor de bolsjewiki verpletterende resultaten >). Dat kwam, doordat ze plaats hadden „ 12-J2onder partii te trekken' «oet men toch bedenken, dat hun aoart optreden eerst een paar weken oud was en nog slechts plaatselijk" zoodat 102 toen de massa's in het land beslist op de zijde van de SociaalRevolutionnairen waren. En daarom werden op de 703 afgevaardigden voor de Constitueerende Vergadering in het land 338 Sociaal-Revolutionnairen gekozen en slechts 168 Bolsjewiki. Zoo bleek in de Constitueerende Vergadering de volstrekte meerderheid op den kant van de Sociaal-Revolutionnairen in verbinding met de andere socialistische partijen, die tegen de Bolsjewiki streden. Zoo was er een absurde toestand ontstaan: de uitvoerende macht was in werkelijkheid in handen van de partij der Bolsjewiki; terwijl de hoogste uitdrukking van den volkswil, de Constitueerende Vergadering, welke tot dan toe óók de Bolsjewiki als het hoogste gezag, om de vraagstukken, die het Rijk betreffen, op te lossen, erkenden, in de handen van een partij was, den Bolsjewiki vijandig gezind. Daarom stelden de Bolsjewiki onder de meest uiteenloopende voorwendsels de opening van de Constitueerende Vergadering, die volgens een voorafgaand besluit der Voorloopige Regeering nog den 27sten November moest plaats hebben, uit. Zij slaagden erin de opening van de Constitueerende Vergadering tot 6 Januari 1918 uit te stellen. Iedereen, die aan die eenige zitting van de Constitueerende Vergadering deel heeft genomen, welke 12% uur duurde, zal zich vanzelf deze zitting geheel zijn leven herinneren. Dat moest ik ook hooren uit den mond van een reeks buitenlanders, Franschen en Amerikanen, die bij deze zitting, welke eenig in de geschiedenis is1), tegenwoordig zijn geweest. Om te beginnen zag de stad er op dien dag uit als een gewapende legerplaats; de troepen der Bolsjewiki omringden het door die verkiezingen niet door heel Rusland, waar de aard van hun ingrijpen zeer zeker nog niet overal bekend kan geweest zijn, een oordeel over de Bolsjewiki werd uitgesproken. De verhoudingen der stemmen drukt in hoofdzaak de sympathieën uit van vóór dit ingrijpen. Zooals ook Zenzinof in den volgende zin erkent. Hierbij dient nog te worden bericht, dat van de 1.800.000 soldaten-stemmen en 1.200.000 op de Meerderheidsmannen werden uitgebracht. l) Hoewel we de bizonderheid van de lotgevallen der Constitueerende Vergadering tegenover de geschiedenis niet willen bestrijden, zij toch vermeld, dat Napoleon óók met z'n soldaten de Volksvertegenwoordiging heeft geforceerd. Ofschoon Zenzinof's taxaties nu niet direct misplaatst zijn, dient men ze toch min of meer te verstaan als het „the biggest of the world" der Amerikanen. 103 gebouw van het Taurische Paleis, dat voor de zitting der Constitueerende Vergadering ingericht was, als met een dichten muur. üi> Maar voor ons, uitverkorenen des Volks, gingen die muren open. De duistere blikken der matrozen en soldaten, die hier in volle wapenrusting stonden met handgranaten in hun gordel en in hun borsthangers, vergezelden ons. En die bewapening was ver van een loos dreigement, want, nauwelijks waren wij in het gebouw van het Taurische Paleis aangekomen of men berichtte ons reeds, dat een demonstratie van de bevolking en der arbeiders, ter eere van de opening van de Constitueerende Vergadering, door de Bolsjewiki met de gewapende macht uit elkaar geslagen was en dat er onder de demonstranten dooden waren. Met opgeheven hoofd waren wij het gebouw binnengetreden, ten offer bereid. Allen waren wij overtuigd, dat de Bolsjewiki druk zouden uitoefenen op de Constitueerende Vergadering; velen van ons hadden de overtuiging, dat rij niet levend naar huis zouden gaan. Ik kan deze nachtelijke zitting niet tot in kleinigheden beschrijven. Zij vond plaats in een onmogelijke omgeving, zooals, het spreekt, niet één parlement op aarde heeft aanschouwd. Wij, afgevaardigden, waren omgeven van een woedende menigte, iedere minuut bereid, zich op ons te werpen en ons te verscheuren. ... Eenige keeren legde men het geweer aan van de ballustrade en de doorgangen op de sprekers. Met beklemming des harten wachtten wij het eerste schot, waarna, natuurlijk, een neerschieten van ons allen tegelijk zou gevolgd zijn. De Bolsjewiki eischten van de Constitueerende Vergadering de erkenning van alle door hen uitgevaardigde wetten, eischten de erkenning van de macht der Raden, met andere woorden, de erkenning van de regeeringsmacht van de Partij der Bolsjewiki. De geheele zwaarte van den strijd kwam op onze partij neer, daar de Partij der Sociaal-Revolutionnairen in de Constitueerende Vergadering de meerderheid had. Voor de Bolsjewiki wijken, beteekende de beteekenis-zelf der Constitueerende Vergadering vernietigen. Totop heden denk ik met trots eraan, dat de Partij der Sociaal-Revolutionnairen alstoen den Bolsjewiki niet toegaf, niet afvallig werd van haar standaard, niet de Democratie verraden heeft. Zij verkondigde plechtig: recht boven 104 macht; en eischte van de Partij der Bolsjewiki zich aan de Constitueerende Vergadering te onderwerpen. Onder het razend geloei van de menigte, die de ruimte bezet had, hielden wij onze koelbloedigheid en rust, geen oogenblik onze waardigheid als volksvertegenwoordigers prijs gevend. Later hebben buitenlandsche correspondenten, die bij de zitting tegenwoordig waren, deze voorbeeldeloozel) houding van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen aangestipt. Zooals bekend, redde dit de Constitueerende Vergadering met. Vanaf het oogenblik, toen vaststond, dat de Constitueerende Vergadering geheel en al zelfstandig wilde blijven en onafhankelijk van de Partij der Bolsjewiki, was haar lot beslist. De Bolsjewiki sloten met geweld de zitting van de Constitueerende Vergadering en daarna noemden zij de Constitueerende Vergadering-zelf een verouderde instelling; rij sloegen brutaal de verwachting en het vertrouwen van revolutionnair Rusland neer. *) Ook de Romeinsche Senatoren zijn beroemd om hun „waardige" houding, toen de Galliërs Rome ingenomen hadden. XXV. OPNTKüW IS DEN TOESTAND VAN VERVOLGDEN. r JÏÏS1 de ^H6?^ met dcr gewapende macht de Consütueerende Vergadering uiteengedreven hadden, bleef voor hen nog maar alleen de weg van geweld over. En zij gingen verder op dien weg. Zij gingen al hunne politieke tegenstanders vervolgen. Eerst vielen zij op de burgerpartijen aan, nadat zij arrestaties onder hen hadden doen plaats vinden en hun couranten gesloten hadden. Daarna begonnen zij de socialistische partijen te vervolgen en daarbij kwamen de allerzwaarste slagen neer op de Partij der Sociaal-Revolutionnairen, daar deze sterker was dan de andere en voor de macht der Bolsjewiki een zeer groot gevaar beteekende. Te Petrograd werden onze bladen, het eene na het andere gesloten: onze sprekers heten ze met aan het woord op volksbijeenkomsten7 In verband met het naderen van het Duitsche front, werd in die dagen het staatkundige centrum van Petrograd naar ïog* sterke? uhrikbe^ Bolsjewiki Den lOden Februari 1918 onderteekende de Bolsjewistische Regeenng den smadelijke» vrede van Brest-Litofsk met ïïriuïïï?' V°IgT Wdkf; RuS!fnd feitcli* DuiKcnS %JuJg Wefd overgelate» *)• De Bolsjewiki werden officieel bondgenooten van Duitschland*). Onze Partij en de ko^"^"10"^6 ü"1* ProtesteerdeTwaaTi"aar konden tegen den vrede van Brest en verkondigden, dat de vroegere afspraak van Rusland met de Geallieerden van volkskracht bleef. Wij zeiden, dat de Constitueerende Ve?Neen maart!! is ZenSSof i?nld/£ ?6Val nitt »•"».<*- "> defensief verbond. Overigens 106 gadering de macht der Bolsjewiki met erkend had en daarom hadden de Bolsjewiki het recht niet met wien ook verdragen te sluiten in naam van Rusland. De Russische Democratie, verklaarden wij, erkent den vrede van Brest niet. Daarna werden de onderdrukkingen nog krachtiger. Al onze bladen werden gesloten. Ik was achtereenvolgens redacteur van vier bladen te Moskau, ze werden alle met geweld door de Bolsjewiki gesloten en ik voor het gerecht gedaagd. Ze stonden ons niet toe, volksvergaderingen uit te schrijven, onze redenaars werden gearresteerd, onze organisaties werden door de bolsjewistische politie uitelkaar gedreven. Al hunne politieke tegenstanders telden de bolsjewiki bij het kamp der „contra-reyolutionnairen." Ik en mijn vrienden werden, zonder dat wij er zelfs eenig vermoeden van hadden, tot „contra-revolutionnairen" herschapen. Massa-arrestaties hadden plaats, en, wat erger was, er begonnen massa-executies in de gevangenissen. Zoo was de toestand in de lente en den zomer van 1918. *) De terreur woedde over de geheele linie. Onze partij werd afgekondigd als te zijn „buiten de Wet." Dat beteekende, dat alle leden van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen gearresteerd en eenigen zelfs gefusilleerd konden worden. We moesten weer aan den ouden tijd denken en ons verbergen achter valsche paspoorten. Voor ons, leden van het Centrale Comité der Partij, was het leven bizonder gevaarlijk, daar zij ons overal met groote l) Het bestuur der Meerderheidsmannen dateerde reeds vanaf 7 November 1917. Zenzinof vergeet hier echter te vermelden de ingrijpende gebeurtenis van den moord op Oeritski, voorzitter van de Buitengewone Commissie te Petrograd, van den aanslag op Ljenin door een dame te Moskau, Ljenin kreeg een schot in de long en is sindsdien nooit meer geheel gezond geworden, en van den moord op den duitschen gezant von Mirbach. Voor wie Zenzinof s boek leest, is het geen raadsel meer, uit welken hoek de wind woei. Na deze aanslagen klonk de leuze der Meerderheidsmannen: „Een van ons, tienduizend van jelui!' en begon de ware terreur. Daar de bezittende klasse vanzelf de Soaaal-Revolutionnatren steunde, heeft ook zij daar schrikbarend onder geleden. Overigens kan men uit de vorige bladzijden ervaren, dat de Meerderheidsmannen, die steeds tegen de terreur der Sociaal-Revolutionnairen geweest waren, met bekrompen in hun optreden waren. Zenzinof laten ze lang loopen en na gearresteerd te zijn komt hij weer vrij, evenals Afksentjef, - beiden voormannen der „contra-revolutionnairen." Dat overigens in een revoluüe wat kranten verboden worden, is een feit, waarover alleen een hartstochtelijk journalist als Zenzinof zich opwinden kan. Dat heeft met terreur mets te maken. 107 zorg opspoorden. We moesten met veel omzichtigheid over straat gaan en iederen keer op een andere plaats overnachten, Volstrekt alle bladen waren gesloten en alleen kwamen nu ornaeele bolsjewistische bladen uit, vol van alle mogelijke leugens en laster. Veel van onze makkers zaten in de gevangenissen, eenigen waren reeds gefusilleerd. De communistische politie bleek veel grimmiger dan de tsaristische gendarmen. Wij, revolutionnairen, bevonden ons nu in den toestand van vervolgden, zooals het met ons tijdens het tsarisme was geweest, maar dit keer, hoe vreemd het ook moge zijn, werden we niet vervolgd door monarchisten, maar door „communisten." Maar wij legden onze handen niet over elkaar, wij begonnen geheimen arbeid, met in staat zijnde aan de bolsjewiki openlijk weerstand te bieden. De Bolsjewiki beschikten over voldoende krachten, tegen groote soldijen Letten en Chineesche koehes l) aanwervend voor hun dienst. De bolsjewistische tyrannie kreeg ook protesten uit de arbeidersmassa s, daar de bolsjewiki ongegeneerd met de arbeiders deden als met de anderen. Van verschillende zijden van Rusland kwamen berichten over opstanden van arbeiders en boeren tegen de Bolsjewiki. Wij brachten die ontevreden elementen bij elkaar en stichtten daarmee organisaties, met welker hulp riet mogelijk zpu zijn, het bewind der Bolsjewiki omver te werpen. Nu is de tijd nog niet gekomen, om te spreken over hetgeen in die richting door ons gedaan werd. Tot op heden is Moskau nog met van de Bolsjewiki bevrijd. Het werk, om onze krachten voor den strijd met de Bolsjewiki te vereenigen, was zeer moeilijk, het was met geweldig gevaar rkLJ?e£ Lett?1 gcen btt011^ compliment in één adem met Chineesche koehes te worden genoemd. De Letten waren inderdaad zeer cornmunistisch en het eerste regiment, dat op Ljenin oveS, was een Lettisch. Overigens neem ik deze „Chineesche koelies", die dofr delieele Europeesche pers hun rondreis hebben gemaakt, niet ab historisch aan Snoten uit^t ^ zuivere Mongolen, ol SI m" °?s£Slb?,rle,>. ^ *°° sPreekt Kerensky ook van 'the Asiauc Soldiere of Kornilov" fPrelude blz. 93), die hcK^stwaarschijnWk identiek zi,n met de „koelies" van Zenzinof. OverigenV«ondTTranssp°°r mej ter beschikking der Meerderheidsmannen wat noodig zou geweest znn voor koelie-import. Wat de soldij betreft heTis as uraróes10"31' hoC gr°°ter PremieTnefi bfl 108 voor iederen deelnemer verbonden en dikwijls wierpen arrestaties weer door elkaar wat in het verloop van eenige maanden tot stand was gebracht. % In den zomer van 1918 begon een krachtige beweging tegen de Bolsjewiki op de Wolga en in Siberië. De Tsjechen, die bezig waren, hunne troepen over Siberië naar Frankrijk te zenden, sloten zich bij de beweging aan. Overeenkomstig het bevel van Duitschland, wilden de Bolsjewiki in Siberië de Tsjechische troepen ontwapenen en dat gaf den stoot tot hun opstandl). Bij de Wolga en in Siberië werden groote gebieden van Bolsjewiki gezuiverd en daar verzamelden zich sterke krachten tegen de Bolsjewiki. Het was toen zeer gevaarlijk voor ons in Moskau te bhjven, want de Bolsjewiki hadden allang een bevel tot onze in hechtenisneming uitgevaardigd. Daarbij droeg het werk voor de organisatie van de anti-bolsjewistische krachten weinig vrucht te Moskau en het Centrale Comité van onze partij besloot naar Samara op de Wolga, dat reeds van de Bolsjewiki verlost was, te verhuizen. *) De» „opstand" bezorgde den Russischen admiraal Koltsjak een goed gewapenden kern voor zijn anti-revolutionnair leger. Wat die Tsjechen betreft, dit is hun geschiedenis: Tijdens den oorlog bereidde Masaryk den opstand van Tsjecho-Slowakije tegen de regeering der Habsburgers voor. Vele Tsjechen werden goed- of kwaadschiks door de Russen krijgsgevangen gemaakt, of hepen over met detachementen tegelijk. Toen er duizenden waren, werden zij in Rusland weer uitmuntend uitgerust en van alles voorzien, om als een slagvaardig leger naar Frankrijk te worden gezonden ten strijde tegen het Duitsche front. Zij waren klaar, toen Ljenin de bovenhand kreeg en wilden de reis aanvaarden. Dat Duitschland een „bevel" zou gegeven hebben ter hunner ontwapening is totaal overbodig, want 1° geen goevernement duldt gewapende troepen van een andere natie op zijn gebied, tenzij het dit uitdrukkelijk wenscht en 2° geen goevernement kan toestaan, dat lieden zich wapenen op zijn gebied, om tegen een natie, waarmee het in vrede leeft, op te marcheeren. Het tegendeel is een diplomatieke ongerijmdheid. — Zonder twijfel zouden de Tsjechen zich in allen vrede hebben laten ontwapenen, als er geen Russen geweest waren, die ofwel uit eigen, ofwel uit buitenlandsche fondsen hun soldij hadden verstrekt. Deze gentlemen moeten een edel contrast met de Chineesche koelies van hierboven vormen. XXVI. OP HET ANTI-BOLSJEWISTISCHE FRONT. Om toen uit Moskau weg te komen was niet zoo eenvoudig. De Bolsjewiki letten streng op alle vertrekkenden en controleerden hun papieren. Allen, die maar eenigzins verdacht waren, namen zij dadelijk gevangen en dezen werden naar de beruchte „Buitengewone Commissie voor den Strijd tegen de „Contra-revohtóe"») gestuurd, waar men met alleen een verhoor afnam, zulks onder smartelijke folteringen, maar ook dikwijlsi fusilleerde. De recherche- en spionnendienst waren bü de Bolsjewiki goed ingericht. Hoe vreemd het ook is, maar het is door ons aangetoond geworden, dat zij, die al hun tegenstanders voor contra-revolurionnairen uitmaakten, spionnen en rechercheurs van het oude tsarenbewind in hun dienst hadden. De Bokjewih waren nooit kieskeurig in hunne middelen »). Ik besloot uit Moskau naar Kazanj op de Wolga te vertrekken, f) De eigenlijke titel van deze Commissie was: „Buitengewone Commissie voorden Stnjd tegen Contra-Revolutie en Speculatie". Onder „speculatie werd toen iedere vorm van privaten handel verstaan. - De woorden „Buitengewone Qanmissie" beteekenen in het Russisch: is/ereswytsjajnaja ifammissia; door vereeniging der afkortingen dezer woorden ontstond het woord „Tsjeka". Bepaalde omstandigheden in aanmerking genomen, nam nu de Tsjeka de plaats der Ochrana in. Bovendien had zij de macht over leven en dood; dit werd haar echter ontnomen bij decreet van 17 Januari 1920. Bij decreet van 21 Juni 1921 werd het Opperste Gerechtshof ingesteld en de werking der Tsjeka verder besnoeid. Op heden bestaat zij niet meer; hoewel een paar Transhouden RepuWlcken «r a« een Tsjeka op eigen gelegenheid op na *) Dat is men in Rusland nooit geweest: spionnen, rechercheurs, agente provocateurs, agents perturbateurs, betaalde verraders, galgen, Siberië, dwangarbeid, bommen, Ochrana.... Bij al dat fraais was onW net 1 sansme het volk „opgevoed", en men neemt al gauw iets uit zijn opvoeding mee. Zeker, eenige van dergelijke zaken bestaan ook onder ons, maar laten we hopen, dat de leiders van ons Volk ze tot een minimum beperkt houden. 110 niet ver vanwaar het anti-bolsjewistische front dwars over de Wolga liep. Te Moskau fabriceerde mij onze partij-organisatie, die toen reeds gedwongen was, zich te verbergen en geheimen arbeid te doen, een paspoort en alle onmisbare documenten, opgrond van welke ik vertrok in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een.... der bolsjewistische organisaties met een bizondere opdracht. Deze stukken, zooals ik mij spoedig overtuigde, openden mij overal den weg en redden mij zelfs later te Kazanj het leven. Uit Moskau vertrok ik den 31sten Juli en den 2den Augustus 's avonds kwam ik goed en wel te Kazanj aan. Te Kazanj aan het station zag de bolsjewistische politie met zorg mijn papieren door en het mij de stad in gaan. Van dit oogenblik af begonnen mijn tegenslagen. Om te beginnen waren de beide adressen, die men mij te Moskau opgegeven had, niet bruikbaar. Een van de geadresseerden was gearresteerd en de andere hield zich schuil. Het was al laat in den avond en ik wist niet waarheen mij te wenden. Ik moest probeeren in een hötel te komen, maar het bleek, dat de Bolsjewiki alle hotels hadden „genationaliseerd" l) en men had met het recht, wien ook een kamer te geven, zonder besluit van een bizondere bolsjewistische woning-commissie. Ik moest daarheen, te meer daar Kazanj al tot front-gebied verklaard was en het slechts tot elf uur geoorloofd was over straat te gaan. Zeker, het bezoek was gewaagd, want in Kazanj waren nu veel Bolsjewiki uit Moskau en ik zou kennissen onder hen kunnen ontmoeten; — maar, wat te doen? Ik ging dan. Bij de woningcommissie werden ze het met elkaar eens, na lang gedisputeer, waarbij ik op grond van mijn overgelegde papieren, waarin ik Bolsjewiek werd genoemd, mijn rechten bewees, mij in een kamer te laten logeeren te samen met.... een lid van de „Buitengewone Commissie voor den Strijd tegen de Contra-revolutie," die zoo even uit Moskau aangekomen was.... Maar daarna veranderde de toestand. Toen wij uitgedisputeerd waren, was het al elf uur en mocht ik mij met meer op straat vertoonen; ik moest in het gebouw blijven, waarin ik mij nu bevond. De huisbewaker sloeg mij *) Evenals iedere andere woonruimte, den grond en zooveel andere zaken meer. 111 voor, op den grond in de algemeene taal, waar overdag zittingen werden gehouden.... van den Genenden Staf van het Oosterfront, te overnachten; zoo huisde de woning-commissie met den staf onder één dak en mijn eersten nacht te Kazanj moest ik in het nest-zelf der bolsjewistische strijdkrachten doorbrengen. Dit, mijn eerste rare avontuur te Kazanj, was een goed voorteeken van mijn geheele verblijf in die stad. Den volgenden morgen vond ik reeds parrijgenooten, die mij vertelden, dat in Kazanj een waar schrikbewind heerschte en dat de Bolsjewiki iederen nacht eenige tientallen menschen fusilleerden. Zouden ze mij per toeval arresteeren en herkennen, dan zouden ze mij, als lid van het Centrale Comité der Partij der Sociaal-Revolutionnairen, onmiddellijk doodschieten. Het was noodig, zoo spoedig mogelijk zich door het front te Samara te zien door te werken. De kameraden beloofden, over een of twee dagen paarden in gereedheid te hebben en mij verder door te zenden. Een hunner bracht mij in den avond naar de woning van een zijner bekenden, opdat ik daar kon overnachten. Hij bracht mij naar de woning en na mij aan mijn gastheer voorgesteld te hebben, ging hij dadelijk weer weg. Later bleek, dat de Bolsjewiki ons gevolgd hadden. Zij kenden nujn medewandelaar zeer goed en zochten hem reeds lang; nu hadden zij hem in mijn gezelschap achtervolgd en besloten, beiden s nachts in de woning te arresteeren, terwijl zij niet bemerkt hadden, dat mijn gezel mij slechts naar de woning gebracht had en daarna weer was weggegaan. Niets geen achterdocht hebbend, bracht ik den ganschen avond door m gesprek met den heer des huizes en om 12 uur des nachts lagen wij al te bed. We waren nog niet ingeslapen, toen zich op de plaats van het huis een gedruisch deed vernemen, alsof iemand van de straat over de afsluiting sprong, en daarna alsof iemand zich tegen de vensterbank aandrukte, om m de kamer te probeeren te kijken. — „Hoor je 't?" — vroeg mij met angstig gefluister mijn gastheer. — Ja, mond „houdenI Als ze schellen, moet je opendoen." — Nauwelijks au ■ deff woorden geuit, of er kwam een bezeten gelui van de huisbel los. De heer des huizes ging, slechts met *n hemd aan, de deur opendoen. Vier mannen met electrische zaklantaarns en met op ons gerichte revolvers, — twee hunner hadden ook nog geweren — drongen de kamer binnen. Ik bleef te bed 112 liggen. — „Waar zijn die twee, die van avond bij U gekomen „zijn? Ze moeten gearresteerd worden." — „Hier slaapt „alleen maar een kennis van me en verder niemand." De lantaarns richtten zich op mij en ik zag voor mijn neus den donkeren loop van een revolver. — „Dat is hem met, riep de man met de revolver, hij had geen haar op z'n gezicht en was „zwart.... Uw papieren!" richtte hij zich tot mij. Ik haalde uit den zak van mijn colbert mijn documenten. Ze zagen ze aandachtig door en zichtbaar stelden hen mijne bolsjewistische papieren gerust. — „Van avond — zoo richtte zich dan de man met de revolver tot mijn gastheer, — zijn hier twee lui bij U gekomen, de eene geschoren en zwart en de andere...." en toen gaf hij een tot in kleinigheden juiste beschrijving van mijn overjas en hoed.... De heer des huizes begon hen te overtuigen, dat er een misverstand in het spel moet zijn en dat er buiten mij niemand bij hem was. Klaarblijkelijk was de geheele aandacht der bezoekers gericht op mijn medewandelaar, die mij 's avonds hierheen had gebracht, te meer daar mijn documenten in orde waren. De bezoekers gingen tweemaal de heele woning door, snuffelden alles na onder de bedden en de kasten en bedreigden eenige malen mijn gastheer, dat zij hem op staanden voet zouden doodschieten, wanneer zou blijken, dat hij hen bedrogen had. Ze zetten het heele perceel op stelten, dat van gewapende mannen omsingeld was en onderwierpen alle inwonenden aan een verhoor; maar allen verklaarden eenstemmig, dat zij niemand hadden gezien. Eenigen hadden inderdaad niets gezien, maar twee dames, die toevallig op de buitentrap hadden gestaan, toen mijn gezel en ik de woning binnen waren gegaan, verklaarden, dat twee onbekenden, die echter naar het signalement met hen, die men nu zocht, overeenkwamen, inderdaad de plaats waren opgeloopen, maar daarna, nergens binnengaande, weer de straat waren opgegaan. Ik zal deze twee onbekende dames nooit vergeten, die op deze manier ons leven hebben gered. Zij deden dit louter uit menschenhefde, hun eigen leven op het spel zettend. Als hun leugen ontdekt was, zouden zij op de plaats zelf neergeschoten zijn. Hun daad was des te mooier, omdat zij zelf met wisten, wie zij redden.... Eindelijk verheten de Bolsjewiki onder luid gescheld en gedreig het huis. Toen zij weg waren, staken we elkaar in- 113 sünctxef de hand toe en omhelsden elkaar. De dood gine langs ons voorbij en had ons bijna met zijn hand aangeraakt Latex erkenden wij m den man met de revolver, naar eene beschnnong van hem, den voorzitter-zelfvan de buitengewone „Commissie voor den Strijd tegen de Contra-revolutie," Latsis te Moskau bekend om zijn hardheid en bloeddorst. Onder andere werden door zijn besluit onze couranten in Moskau gesloten en daarom moest hij mijn naam wel goed kennen Natuurlijk zou hij mij met onder de levenden gelaten hebben wanneer hi, geweten had, op wien hij in dien nacht met z'n revolver had aangelegd, maar tot mijn geluk had ik hem nooit bekend 3U perS00nll,k ontmoet en ^ gezicht was hem niet Na een dag waren de paarden voor mij klaar en ik had reeds alle noodzakelijke mkoopen voor de reis gedaan; ik had een rit te paard van eenige honderden wersten in het vooruitzicht. Maar een onvoorziene omstandigheid bracht verandering in mijn reis. Den 5den Augustus, dat is juist op den vooravond van mijn vertrek, hoorde men plotseling uit de richting van de Wolga, kanonschoten. Eerst lette niemand daarop, want men veronderstelde, dat het oefeningsschoten waren buiten de stad van bolsjewistische troepen, die te Kazanj in een groote hoeveelheid samengetrokken waren. Maar plotseling verbreidde Zich in de stad, men weet niet van waar, het gerucht, dat antibolsjewistische troepen onverwacht op stoombooten uit Samara waren opgerukt en dat de Tsjechen voor Kazanj stonden. Uit gerucht bracht een buitengewone beroering in de stad teweeg. Hartstochteh,k verlangde de bevolking, die de bolsjewiki moe was, naar de bevrijding van hun schrikbewind. De donde d W3ren diCn onvcrwachtcn overval overTegen den avond twijfelde niemand er meer aan, omdat de eerste shrapnels boven de stad begonnen te barsten. In de Sin3"50 drlg^^vo'sjil hoorbaar en het knetteren der mitrailleurs. Be was m een belegerde stad du«rü w1Cn 038 T den vijfdc.n en ^ *csdcn Augustus duurde het vuur van kanonnen, mitrailleurs en geweren voortde mwoners verborgen zich in de huizen en de kelders. In den bfi trf ^ 6t*lVOCgdc Zich het donderen va° «n onweer bij het kanongebulder, maar des morgens van den 7den was 8 114 alles stil en scheen de zon. De straten waren rustig en blonken, van regen bevochtigd. Ik ging uit en op den hoek kwam ik eenige Tsjechen tegen; verder trok de troep, die, wat zijn gedisciplineerd uiterlijk betrof, niet op het „roede leger" der Bolsjewiki geleek. Kazanj was bevrijd. In den nacht van den volgenden dag vertrok ik per stoomboot naar Samara te samen met een gedeelte van den rijksgoudvoorraad *), dien men aan de handen der Bolsjewiki had kunnen ontwringen. Den lOden Augustus was ik reeds in Samara. *) Daar ging het goud, waarmee de Tsjechen en andere soldaten werden betaald, de Russische officieele personen in Europa werden gesteund, alsmede de persbureaux werden bekostigd; totdat Koltsjak eindelijk bij Irkoetsk verslagen en door zijn soldaten vermoord werd. Ben klein overschot kwam toen weer in handen der Meerderheidsmannen. XXVII. SAMENTREKKING VAN ALLE DEMOCRATISCHE KRACHTEN TEGEN DE BOLSJEWIKI EN STICHTING OP EEN RIJKS-CONFERENTIE TE OEFA ») VAN EEN ALRUSSISCHE VOORLOOPIGE REGEERING. In Augustus 1918 waren geweldige gebieden van Rusland van de Bolsjewiki gezuiverd: de heele nüddenloop van de Wolga met de steden Samara en Kazanj, de Oeral, de gebieden der Kozakken, en bijna geheel Siberië. Overal in de plaatsen kwam een nieuwe macht op, die het door de Bolsjewiki ontbonden zelfbestuur weer herstelde en in de steden nieuwe verkiezingen voor de stedenraden uitschreef op den grondslag van het algemeen kiesrecht. In de gebieden, die van de Bolsjewiki waren bevrijd, kwamen plaatselijke besturen aan het roer, die hun invloed deden gelden binnen de grenzen van een omschreven gebied. Zoo ontstonden het Siberische Goevernement, het Goevernement van Samara (het Comité van leden der Constitueerende Vergadering), het Goevernement van den Oeral, de verschillende Kozakken-Besturen, de Nationale Besturen der Kirgissen, der Basjkieren en anderen. Uit al die besturen was aat van Samara het meest democratische, dit was het Comité van leden der Constitueerende Vergadering, dat in hoofdzaak bestond uit afgevaardigden van de door de Bolsjewiki uiteengejaagde Constitueerende Vergadering, die leden van de Partij der Sociaal-Revolutionnairen waren. Dadelijk na mijn aankomst te Samara trad ik tot dit bewind toe. Het meest rechtsche en m politiek opzicht het meest gematigde was het Siberische Goevernement, waarin de offiriere-kringen uit het leger grooten invloed hadden, en onder deze laatsten waren ook lui, die m het geheim de monarchie aanhingen. Maar al dezen werden door één program gemeenschappelijk verbonden: de bevrijding van heel Rusland van het Bolsjex) Bij den Zuidelijken Oeral. 116 wisme, de eenheid van het Rijk, de voortzetting van den oorlog met Duitschland *) te samen met de Geallieerden, de vernietiging van den schandelijken vrede van Brest, die door de Bolsjewiki met Duitschland gesloten was, het herstel in Rusland van de burgerlijke orde en op oprichting van een sterk, gedisciplineerd leger. In de maanden Augustus en September hadden tusschen al die regeeringen besprekingen plaats over het vraagstuk der vereeniging van deze besturen bij elkaar met het oog op het stichten van een Alrussische Regeering. Allen waren overtuigd, dat, dank zij deze vrijwillige samentrekking van alle plaatselijke besturen, spoedig ook het gemeenschappelijke doel: de opgroei van een eenig, groot en vrij Rusland, zou worden bereikt. Met dit doel nu had in September 1918 in een van de steden in den Oeral, in Oefa, een Rijksconferentie plaats, waar vertegenwoordigers van alle Russische partijen (met uitzondering der bolsjewiki en der openlijke monarchisten) en van alle plaatselijke en gewestelijke besturen: het Siberische, het Samarasche, het Oeralsche, acht Kozakken-Besturen, het Basjkiersche, het Kirgische en andere, bijeen kwamen. Aldus was te Oefa op de Rijksconferentie heel anti-bolsjewistisch Rusland tegenwoordig, alle staatkundige stroomingen en groepen, alle volkslagen en klassen. Twee weken lang duurden onafgebroken de werkzaamheden van de Rijksconferentie voort, tijdens welken tijd alle stroomingen en alle partijen elkaar concessies deden met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel. De werkzaamheden werden den 23sten September besloten met een eenstemmige keuze van een Voorloopige Regeering, waartoe de volgende personen behoorden: Afksentjef, generaal Boldiref, Zenzinof, Winogradof en Wologodski. Onder hen waren Afksentjef en ik leden van de SociaalRevolutionnaire Partij, Winogradof behoorde tot de Partij der Konstitutioneele-Democraten, generaal Boldiref en Wologodski (lid van het Siberische Goevernement) waren partijloozen, met zeer gematigde staatkundige opvattingen. De ge- l) Het is duidelijk, dat men den Tsjechen had geleerd, dat strijd tegen de Bolsjewiki, strijd vóór de Geallieerden was. Hierdoor zijn zij wel eenigzins geëxcuseerd, dat zij in dienst van Koltsjak bleven en hoopten de Russische boeren nog eens tegen de Duitschers te kunnen opdrijven. 117 kozenen waren allen van verschillende politieke inzichten, opdat de Coalitie het verlangen zou uitdrukken en de bereidvaardigheid van allen, om dit nieuwe bewind te ondersteunen. (Afksentjef, die in December 1917 te Petrograd door de Bolsjewiki was gearresteerd, had twee maanden in de Peter-enPauwels-vesting gezeten, was nadien vrijgelaten, had zich eenige maanden in Moskau verborgen gehouden en was daarna naar Siberië overgekomen, waar wij elkaar dan ook ontmoetten). Alle partijen, alle gewestelijke besturen verplichtten zich, zich aan de door hen opgerichte Alrussische Voorloopige Regeering te onderwerpen en haar te ondersteunen en alle deelnemers van de Rijksconferentie te Oefa legden plechtig den eed van trouw af aan de totstandgekomen overeenstemming en onder de acte van bezwering plaatsten allen eensgezind hunne handteekening. lf nct1fePijnigde en gemartelde Rusland ging als het ware het heldere morgenlicht óp. De hoop was ten leven gekomen, dat het aan de Regeering, die met aller inspanning tot stand was gebracht, beschoren zou zijn, Rusland van de tyranme van het Bolsjewisme te bevrijden en aan de Russische democratie de mogelijkheid te geven zich te ontwikkelen. Maar het noodlot had anders beschikt; onder de deelnemers aan de Rijksconferentie te Oefa, die hun handteekening met den eed van trouw aan de Alrussische Regeering hadden gegeven, waren lui, die haar gemeen verraadden, een samenzwering ertegen op touw zetten en haar omverwierpen. XXVIII DE RIJKS-OMWENTELING TE OMSK. Reeds tijdens de Rijks-conferentie te Oefa begonnen de tegenslagen op het front. De Bolsjewiki slaagden erin Kazanj te hernemen en zelfs Samara, het middelpunt der meest democratische krachten, te bezetten. Dat verzwakte deze democratische krachten erg, waarop de gecoallieerde Voorloopige Regeering steunde. Van de andere zijde verlegde de beheersching van de Wolga door de Bolsjewiki het front, waarop de strijd met de Bolsjewiki gevoerd werd, naar het Oosten en dat dwong de Alrussische Voorloopige Regeering de stad Omsk tot verblijfplaats te kiezen in Zuid-Siberië, waar de reactionnaire invloeden van het Siberische Goevernement bizonder sterk waren. Wij, democratische leden van de Alrussische Regeering, begrepen goed het geheele gevaar van deze omstandigheden. De Bolsjewiki immers noemden al hunne tegenstanders contrarevolutionnairen en beweerden, dat zij een reactionnair program in het leven brachten. Iedere afwijking van ons naar rechts van de waarlijk democratische ideëen af, bevestigde als het ware de beschuldigingen tier Bolsjewiki en wettigde hun optreden. Daarom vreesden wij bizonder de versterking der Siberische invloeden en ondertusschen plooiden zich de omstandigheden zóó, dat wij onontwijkbaar in het zog van deze invloeden terecht kwamen. En daarom gingen wij met groote ongerustheid naar Omsk. Onze angsten werden door de feiten bevestigd. Vreemde emoties doorleefde ik op mijn tocht naar Siberië. Overal op de stations werd onze trein, waarin de Regeering reisde, feestelijk ontvangen, in twee groote steden maakten wij oponthoud. Feestelijk daverde de muziek, op de pleinen hielden de troepen voor ons parade, ons alle militaire eer bewijzend. De gemeenteraden hadden feestelijkheden voor ons 119 georganiseerd en maaltijden. Wij waren de Hoogste Macht van heel Rusland en ik was een van Haar leden. En daarom juist dacht ik er gedurende den geheelen tijd van de reis aan, hoe ik voor den eersten keer, elf jaar terug, en daarna 7 jaar geleden, dienzelfden spoorweg bereisd had, maar dan in de hoedanigheid van gevangene, over wien iedere soldaat van het convooi zijn macht kon doen gelden.... Het lot is wispelturig. Maar geen vreugde was in mijn hart, slechts erkenning van de verantwoordelijkheid voor den zwaren last, die voor mijn deel mij was opgelegd. En later herinnerden mij de omstandigheden niet zelden aan deze veranderlijkheid van het lot. Speciaal één geval kwam mij in het geheugen terug. Eens op de gewone audiëntie bij mij, als lid van de Alrussische Regeering, verscheen een zeker bejaard man, wiens gezicht mij bekend voorkwam, maar ik kon hem niet thuis brengen. Hij had zijn naam wel gezegd, maar ik had hem niet duidelijk verstaan. Hij kwam tot mij met een verzoek om pensioen, hetwelk, naar hij meende, hem als ouden ambtenaar toekwam. Ondertusschen sprak hij met mij, als met iemand, dien hij, scheen het, wel kende. Toen hij weg was, wierp ik een blik op het visitekaartje, dat hij achter gelaten had en onwillekeurig begon ik te lachen; er stond op, de naam: „Bitte." Dat was die goeverneur van Jakoetsk, onder wien ik den laatsten keer in ballingschap geweest was. Toen stond ik tot zijne beschikking en hij kon met mij doen, wat hij wilde; en nu kwam hij met een verzoek tot mij, als vertegenwoordiger van de Hoogste Macht.... Wij kwamen den 9den October te Omsk aan. Ondanks de allergrootste moeilijkheden, die voor ons oprezen van wege de politieke en economische anarchie, door de Bolsjewiki veroorzaakt, liep het werk van het Alrussische Goevernement met succes van stapel. Er werden ministeries ingericht voor alle bestuursonderdeelen, waartoe vele ministers van het gewezen Siberische Goevernement toetraden. Voor den post van Minister van Oorlog noodigde de Alrussische Regeering admiraal Koksjak uit. Van de troepen, die vroeger ter beschikking stonden van de afzonderlijke besturen, werd een eenig Alrussisch leger van 300.000 man opgericht. Twee maanden zette zich het werk van de Voorloopige 120 Alrussische Regeering voor de wedergeboorte van Rusland voort en dat werk werd van zulk een innerlijk en uiterlijk welslagen begeleid, dat de Regeering aan den vooravond gekomen was van haar erkenning door de Geallieerden als Alrussisch Goevernement. Zooals wij later te weten kwamen, had deze erkenning in plechtigen vorm te Omsk op den 22sten November plaats moeten hebben, waarheen reeds de officieele vertegenwoordiger van Frankrijk, generaal Janin, met dit doel uit Wladiwostok vertrokken was. Wanneer deze erkenning zou hebben plaats gehad, zou daardoor de positie van de Reggering Zich over de geheele linie versterkt hebben en zou Rusland als gelijkwaardige van andere machten zijn officieelen vertegenwoordiger gehad hebben op de Vredes-conferentie van Parijs. Maar, jammer, zoo gebeurde het niet. Vier dagen voor de erkenning van de Alrussische Regeering door de Geallieerden werd zij dwazehjk en misdadig omver geworpen door een hoopje politieke avonturiers en meineedigen. Vanaf den eersten dag van den overgang der Regeering naar Omsk voelden wij op ons den reactionnairen invloed van het gewezen Siberische Goevernement. Wij leefden als het ware in een woud van politieke kuiperijen en kletserijen. De Siberische militaire kringen waren bepaald anti-democratisch en eenigen kwamen zelfs met hun monarchistische sympathieën voor den dag. Vooral hepen daarbij in het oog de Siberische Kozakken-gemeensenap en een van hun aanvoerders, hetman Krasilnikof, een vlegelachtig en onstuimig mensch. Wij hadden reeds eenige incidenten met hen gehad; eenige keeren waren zij, na zich aan tafel bedronken te hebben, begonnen te zingen „God, bescherm den Tsaar!" Den laatsten keer had zoo'n voorval plaats gehad bij den gala-maaltijd, waaraan alle Geallieerden deelnamen, die ons later schriftelijk vroegen, hoe de Regeering zulke monarchistische demonstraties dulden kon. De schuldige was weer geweest hetman Krasilnikof, die zich aan tafel bedronken had. Buitendien veroorloofden zich deze monarchistische kringen, ook in het binnenlandsche politieke leven, excessen, die in een Rijk, waarin alle burgers vrij van hun reebten moesten gebruik kunnen maken, niet geduld konden worden. De Regeering besloot ten slotte deze reactionnaire kringen te beteugelen. Een bevel tot arrestatie tegen hetman Krasilnikof 121 werd uitgevaardigd en zijn troep zou naar het front worden gedirigeerd. Dit heeft waarschijnlijk de ontknooping bespoedigd. Op den avond van den 17en November bevond ik mij met den Voorzitter van de Alrussische Regeering Afksentjef bij onzen vriend en collega, den minister van Binnenlandsche Zaken, Rogofski, een der weinige socialisten, die door ons tot den ministerraad waren uitgenoodigd. Wij hadden in vreê bij de thee zitten babbelen en maakten ons al op om naar huis te gaan, toen plotseling om half een in den nacht in de voorkamer der woning van Rogofski onverwachts het gestampt van veel voelen gehoord werd en eenige tientallen officieren bij ons de kamer binnen stormden met den kreet „handen omhoog!" en met op ieder onzer gerichte revolvers en geweren. Onder bedreiging, ons onmiddellijk neer te schieten, verboden zij ons, ons van de plaats te bewegen en maakten ons drieën bekend, dat wij gearresteerd waren. Op onze vraag, wie den moed had, hun een bevel tot arrestatie van de Wettige Regeering te geven, weigerden zij te antwoorden. De meesten hunner waren dronken en zeer opgewonden. In zoo'n geval gaan de revolvers vanzelf af en men kan er zich slechts over verbazen, dat dit toen niet gebeurde; het spreekt vanzelf, dat na het eerste schot wij allen ter plaatse zouden zijn geveld. Ruw, niet de minste tegenstribbeling toelatend, wierpen zij ons onze pelzen om en voerden ons naar buiten. Al de overige kamers bleken vol soldaten te zijn en het heele huis van Rogofski was omsingeld door soldaten te paard en te voet en kozakken, alles te samen ongeveer driehonderd man. Bij den buitentrap stond een vracht-auto klaar. Ze gelastten ons, daarin plaats te nemen en met ons klommen ongeveer tien officieren erin, die geen oogenblik de op ons gerichte revolvers heten zinken. De auto werd omgeven met een kring van eenige rijen kozakken te paard, het geweer in den aanslag, en de auto bewoog zich voort door de leege straten van de reeds slapende stad. Toen wij voorbij het gebouw reden, waar de zittingen van de Regeering pleegden plaats te hebben, zagen wij, dat het door groote détachementen kozakken omsingeld was; daar had klaarblijkelijk een huiszoeking plaats. Zooals later bleek had in dienzelfden tijd in onze privé-woningen huiszoeking plaats gehad, waarop men overal de kisten opende, de sloten verbrak, 122 alle papieren confisqueerde en de gelden, die men er vond, die ons persoonlijk eigendom waren, roofde. Deze heer en werkten precies eender als vroeger de tsaristische gendarmen gewerkt hadden. Zooals later bleek, werd onze arrestatie uitgevoerd door een detachement van hetman Krasilnikof en op zijn persoonlijk bevel. In het diepste stilzwijgen trok onze duistere optocht door de onverlichte straten der stad. Eenige voorbijgangers, die ons tegen kwamen* weken verschrikt opzij. Spoedig hield de auto stil en ze heten ons bij een leege schuur uitstappen, waarin we nog een arrestant aantroffen, Argoenof, dten de samenzweerders in zijn huis gearresteerd hadden. (Argoenof was de plaatsvervanger van Afksentjef in de Regeering voor het geval van ziekte en dood). Nu maakten zij van ons vieren een groep en heten ons op nieuw in den auto stijgen en in dezelfde orde voerden zij ons verder. Maar daar hield de stad op en begon de met sneeuw bedekte woud-eenzaamheid, hetzelfde woud, waarin twee maanden voorheen de minister van de Siberische Regeering, Nowoselof, van zijn overtuiging socialist, door kozakken gefusilleerd was, omtrent welken moord de nu met ons rijdende Argoenof, in opdracht van het Alrussische Goevernement de onderzoekingen geleid had. We wierpen elkaar blikken toe; het was duidelijk, ons einde was nabij; wij wachtten tot de auto eindehjk stil zou staan en men ons het woud in zou brengen en daar zou fusilleeren. In deze minuten nam waarschijnlijk ieder onzer in gedachten van al, wat hem op aarde het dierbaarst was, afscheid In dien toestand reden we nog eenige wersten, maar commando's voor een executie deden zich nog steeds niet hooren. Vóór ons doemde een groot donker gebouw op; wij reden daarop aan. Het gebouw was een landbouwschool, die voor het détachement kozakken van Krasilnikof, onzen arresteerder, tot kazerne was ingericht. Men bracht ons in het gebouw en zette ons allen te samen m een kamer, die van binnen en van buiten werd bewaakt. Aan de wacht werd luid het bevel gegeven, bij de minste verdachte beweging van ons, op ons te schieten. Het was een uur of drie in den nacht. Wij wachtten den morgenstond af, want wij waren overtuigd, dat wij bij zonsopgang gefusilleerd zouden worden. Telkens wanneer de wacht bij de deuren werd afgelost, dachten wij, dat onze laatste minuut was aangebroken. 123 Niemand vertoonde zich aan ons, niemand nam ons een verhoor af en vrij waren in volslagen onwetendheid over wat er in de stad voorviel. Alleen den tweeden dag, dat is den 19den, 's morgens, kwam een onbekende tot ons, die later bleek een in burger gekleede officier van Krasilnutofs detachement te zijn en hij toonde ons een courant. Daarin lazen wij over het verraad van een der leden van de Alrussische Regeering, Wologofski, het vroegere lid van het Siberische Goevernement, die ook te zijner tijd den eed van trouw aan het Volk gezworen had en aan het te Oefa gekozen Alrussische Bewind.*) De courant berichtte ook het verraad aan hun eed van den geheelen door ons geschapen ministerraad, die zijn allerhoogste bestuursmacht aan den minister van Oorlog, admiraal Koltsjak, had overgedragen. Deze ministerraad bestond haast geheel uit gewezen leden van het Siberische Goevernement en op die manier kwam uit, dat de daadwerkelijke bewerker van de revolutie van Omsk het reactionnaire Siberische Goevernement was, welks vertegenwoordigers op één lijn met allen hadden deelgenomen aan de vestiging van een Regeering te Oefa en haar den eed van trouw gezworen hadden. Den volgenden dag, 20 November, werden wij onder versterkte bewaking en de tonen van het „God, bescherm den Tsaar" uit de kazerne gevoerd, in een buitengewonen trein gezet en onder strenge bewaking overhaast naar de Chineesche grens gebracht, terwijl er stipt op gelet werd, dat wij onderweg met memand in verbinding traden. De heele reis begeleidde ons een detachement van 80 officieren en soldaten uit den troep van hetman Krasilnikof, wien door Koltsjak bevel gegeven was, x) De lezer moet zich door woorden als „Alrussische Regeering" en dergelijke niet van de wijs laten brengen. Het college, waartoe Zenzinof behoorde, was immers niets anders dan een zich opgeworpen hebbende trAlrussische (minus heel wat!) Voorloopige Regeering". De taak daarvan was, een „Constitueerende Vergadering' bijeen te roepen. De taak daarvan weer, een Grondwet te maken en overeenkomstig haar bepalingen Verkiezingen voor een „Volksvertegenwoordiging" uit te schrijven. De uitslag dier verkiezingen eerst zou kunnen vertoonen, hoeveel van Zenzinof's idealen overgebleven zou zijn, na zooveelmaal gezeefd te zijn geworden. In ieder geval zouden slechts algemeene verkiezingen iets tot stand hebben kunnen brengen, dat zich een regeering van heel Rusland had mogen noemen, zulks volgens het „democratische beginsel" en afgezien van de gezindheid dier eventueele regeering. De heele onderneming liep echter jammerlijk op de militaire dictatuur van admiraal Koltsjak uit. 124 ons op de plaats neer te schieten ingeval van een poging tot ontvluchting of bij een poging, ons van buitenaf te bevrijden. Aldus waren de omstandigheden van onze gevangenneming en van de oplossing van de Alrussische Regeering, die gepoogd had, met inspanning aller partijen, het land te redden en met gemeenschappelijke krachten den weg voor zijn wedergeboorte te vinden. Een hoopje verblinde gekken en verraders had de hand tegen het Wettige Gezag opgeheven, ontevreden over zijn onpartijdigheid en partijloosheid. Zij dachten, dat het enorme land met een democratie, welke tijdens de revolutie tot een nieuw leven was ontwaakt, weer tot de oude orde van zaken kon terugkeeren, terug naar de reactie, terug naar de monarchie. De democratische evolutie-macht omverwerpend en den weg der reactie betredend, heeft het bewind van Koltsjak — of het dit gewild heeft of niet — in den hoogsten graad de politieke positie der Meerderheidsmannen in Rusland versterkt, daar na deze omwenteling niemand meer tegen de Bolsjewiki zal durven inbrengen, dat zij tegenover het bewind van Koltsjak niet de contra-revolutionnairen bestrijden. De gebeurtenissen toonen dit reeds aan. Het bewind van Koltsjak ondervindt in Siberië veel meer moeilijkheden, dan de Alrussische Regeering ondervond; inplaats van een verdere eenmaking, vallen de van de bolsjewiki bevrijde gebieden van Rusland opnieuw uit elkaar; de macht, die met ons geruild heeft, richtte in de plaats van een gevestigde orde, nog een grooteren chaos aan. De Rijks-omwenteling van Omsk belemmerde de zaak van de wedergeboorte van een groot en vrij Rusland en stelde het uur van zijn opstanding uit. Maar ik geloof vastelijk, dat dit uur toch eenmaal zal slaan. 6 FEBRUARI 1919. Stille Zuidzee. op weg van Japan naar America. NASCHRIFT. Tot aanvulling van Zenzinof s werk en tot beter inzicht in de politieke zaken aangaande Rusland volgen hier nog enkele schetjes: 1. DE PARTIJ DER SOQIAAL-REVOLUTIONNAIREN. De beginselen dezer partij worden door Zenzinof in Hoofdstuk XXIV gegeven. Hoe die beginselen toepassing moesten vinden en met welke middelen, daarvan is het heele boek de uiteenzetting. Men kan echter met partijen, evenmin als met menschen en boeken, alleen op den titel afgaan en daarom dient gezegd, dat haar titel meer de waarde van een vlag schijnt te hebben gehad, dan de uitdrukking van een Ideaal te geven. — De Sociaal-Revolutionnairen waren zonder twijfel ,,revolutionnair", dit zal men bij het lezen van dit boek wel willen beamen. De revolutie, met de vernietiging van het Tsarisme als doel, stond eerlijk op hun program. Of zij echter één voor één „sociaal" waren, is aan twijfel onderhevig. Zeker, zij wilden het proletariaat, het „zwarte volk" der Russen, wel mobiliseeren, maar vóór alles voor eigen inzichten en niet vóór alles tot welzijn van het „zwarte volk" hetgeen in een „socialen" vooruitgang nummer één betrokken dient te zijn, omdat het dien vooruitgang het meest behoeft. Een typische aanduiding voor deze taxatie is te vinden in Hoofdstuk VII, waar Zenzinof teeder spreekt over zijn medewerker Abram Gotz, die, als huurkoetsier vermomd, spionneerde en in kou en modder het leven dier menschen meemaakte, zonder dat Zenzinof één oogenblik verbolgen wordt, dat er in het algemeen menschen zijn, die in zoo'n kou en vuiligheid en stompzinnigheid hun mensenonwaardig leven moeten dóórzieken. Zulks zou het eerste woord van een sociaal mensen geweest zijn. Hij vindt dat bhjkbaar, evenals iedere Rus van het oude bewind, héél gewoon. — De Partij der Sociaal-Revolutionnairen, — de „Streber" niet meegerekend, — was praktisch de groote vergaderbak van allen, die opgingen in afkeer van het Tsarisme. Zoowel vorsten als boeren, advocaten als „zwart volk" en zoo voort, waren er leden van. In hun geestdrift zagen zij voorbij, hoezeer hun 126 wederzijdsche belangen uit elkaar liepen en hun ijveren voor het iéne, nog wel negatieve doel, — namelijk, de vernietiging van het Tsarisme, waarin ze hun eenheid vonden — moest zich noodzakelijk wreken. Want dat doel eenmaal bereikt zijnde, zou de vraag: „Wat nu?" door allen verschillend worden beantwoord. Zij zouden niet homogeen, niet uit één stof, blijken te zijn en uitelkaar vallen. Men kan dit zóó uit de geschiedenis aflezen, die dit duidelijk heeft waar gemaakt. Zenzinof hoopte dit te ondervangen door zijn idee van een Coalitie aller partijen, die er zouden blijken te zijn, in één Regeering. Dit zou natuurlijk voor rustige tijden niet onaardig geprakizeerd wezen, maar in een tijd, waarin diepere natuurkrachten in de massa menschen werkten en de neiging om eens anders politieken zin te doen tot een minimum was terug gebracht, was dit idee nogal dilettant-achtig en getuigde het noch van vakkennis, noch van roeping.*) De coalitie-idee werd echter, zooals uit de laatste hoofdstukken van het boek blijkt, door sommigen gretig aanvaard; niet echter om mee te werken, maar om de kans te benutten in een Regeering te komen, waar ze zonder dat idee buiten zouden gebleven zijn, en om in, met en door die Regeering naar de verwezenlijking van hun eigen doeleinden te streven, zonder inachtname van anderer belangen. Dezen namen Zenzinof en de zijnen danig bij den neus en wisten uit de Coalitie Koltsjak's Dictatuur te brouwen! (Hoofdstuk XXVIII). Men staat ervan verbaasd, dat een man, die de vernietiging van het „Manifest van 17 October" (Hoofdstuk V) heeft meegemaakt en daarna de rebellie van Karnielof (Hoofdstuk XXIII), nóg een keer de dupe wordt der kuiperijen uit kringen, die hij zelf goed heeft beschreven, en zich als een pakje door Koltsjak's aanhang over de Chineesche grens laat zetten. Dat alles bewijst, dat hij en zijn vrienden, niet in staat waren de leiders, van welk volk op aarde ook, te zijn. Met goeden wil alleen leidt men geen volk. Toch kunnen dergelijke naïviteiten Zeer goed worden verklaard door het feit, dat men zich onder het Tsarisme geen staatkundige opvoeding kon verschaffen !) Fridtjof Nansen zegt in zijn „Russland und der Friede" (Brockhaus, Leipzig, 1923) op blz- 50: „Hoe meer ik over den toestand in „Rusland bij het begin der Revolutie nadenk, des te meer kom ik tot de „overtuiging, dat de oprichting eener gematigde constitutioneele Macht „een psychologische onmogelijkheid was." (Cursief van vertaler). 127 (Hoofdstuk I), zoodat zij, die goed wilden, meer op den tast te werk moesten gaan. Eenige tientallen jaren democratie zou hun meer kennis van den „demos" en vooral van zijn „vertegenwoordigers" bezorgd hebben. Na Ljenin's dood, 22 Januari 1924, heeft de wereldpers hem met „genie" betiteld, er waren zelfs bladen, die van het „genie der genieën" spraken — excusez du peul — maar zeker is, dat hij alléén heeft ingezien, hoe er een nieuwe macht te bouwen was, terwijl zij hem allen uitlachten met zijn debuut (Hoofdstuk XXIII). Dat die macht met anders dan exclusivistisch en extremistisch kon zijn lag aan het Tsarisme en deszelfs nawerking. Zulks was haar „to be or not to be". 2. SOWJETS. Wanneer een land het oorlogspad gaat betreden, mobiliseert het. Wanneer een revolutionnaire beweging tot de daad zal overgaan, mobiliseert zij eveneens, ook zij heeft haar legermacht, al is dat ook een heel eigenaardige. De mobilisatie der Kerensky-revolutie bracht de „sowjets" of raden (van Arbeiders, Boeren en Soldaten) te voorschijn. — Daar men in dit boek, Hoofdstuk XXIV lezen kan, dat vóór de Ljeninrevolutie, de verschillende revolutionnaire partijen broederlijk samenwerkten, waren die Sowjets niet de macht van een of andere partij, zij waren veeleer een grondige dooreenmenging van alle partijen, juist als in een nationaal leger. Alles, wat revolutionnair was, stak de koppen bij elkaar, koos ter plaatse een, bestuur — plaatselijke en districts-sowjets — en zond ook afgevaardigden naar een centralen-sowjet, die leiding gaf aan de aldus met elkaar verbonden sowjets; bovendien zonderden die centrale sowjets, zoowel van de boeren als van de arbeiders en de soldaten, weer heden af, die tot een alles te samen verbindenden raad, tot een in den vols ten zin'des woords „centrale sowjet" van alle revolutionnairen, zich constitueerde. Zoo moet men zich ongeveer de revolutionnaire gemobiliseerde macht voorstellen, Eenerzijds kon zij een zeer sterken invloed op een bepaald punt uitoefenen en anderzijds was haar invloed wijd en zijd vertakt. — Toen de revolutie van Kerensky had gezegevierd, kwam de reeds meer genoemde zeer penibele vraag: „Wat nu?" iederen dag met meer aandrang naar voren. Volgens de gewone orde van zaken was het nu het moment geweest, met de eenmaal veroverde staatsmacht de demobilisatie te gelasten en de ij veraars af te danken. Maar het Russische proletariaat was 128 door Ljenin en zijn vrienden eigenaardig opgevoed. Zij hadden het geleerd, dat na iedere revolutie, die het „grauw" mobiliseert, om te overwinnen, hetzelve weer ten gerieve der nette menschen naar hunne achterbuurten wordt teruggezonden — der Mohr hat seine Schuldigkeit getan! — en dat zij daarvoor dit keer zouden moeten passen, daar zij vóór alles ter revolutie togen, om hun eigen lot en niet de positie van anderen te verbeteren, te meer daar hiermee het lot van het wereldproletariaat verbonden zou zijn. Dat was hun geducht catechetisch ingeprent. En toen dan probeersels werden gedaan, die in de sowjets niet overal goedkeuring vonden, ontstonden daar sterk linksche stroomingen, tegen den naar de „bourgoisie" overhellende Kerensky. In het begin waren die hnkschen in de minderheid, maar Ljenin bracht hoe langer hoe meer spirit in de lui en dat maakte, dat de Bolsjewiki hun aanhang in de Sowjets sterk zagen toenemen. Na verloop van tijd waren de Sowjets zóó overwegend op zijn hand, dat de leuze: ,Alle macht aan de Raden" het einde van het Kerensky-bewind inluidde. Wij staan hiermee nog midden in de revolutie en het zou weinig belang hebben te zien, dat op die manier de macht van Kerensky op Ljenin overgaat, want wie het „leger" op z'n hand heeft, is nu eenmaal de baas. Het origineele van Ljenin echter komt hierin uit, dat hij het gezien heeft, dat met die raden, niet alleen een macht, maar ook een bestuurs-stelsel in te richten was. Daarom het hij met gerust geweten en met de vakkennis eens geroepenen de Constitueerende Vergadering fiasco slaan. (Hoofdstuk XXIII). Toen had hij de eigenaardige taak, den Sowjets te leeren, dat zij verder te bestaren hadden. Een allerhoogste Centrale Sowjet richtte zich in uit de vertrouwensmannen der Bolsjewiki en de afgevaardigden naar centrale raden werden teruggestuurd om in hunne territoiren het bestuur in te richten, alsmede den lui in hunne dorpen en fabrieken mede te deelen, dat ze van rewflutionnaire macht tot civiel-bestuurders waren overgegaan en zich daarna hadden te gedragen. Dat het eenen ander niet zoo schematisch ging als het hier verteld wordt, spreekt van zelf. ») — Daarna werd een nieuwe wet gemaakt, M Hoe dat allemaal precies in z'n werk ging en gaat, kan men het beste lezen uit het Rapport van de Engelsche Vakvereerugings-Delegatie naar Rusland, hetwelk een geschiedenis-bron van allereerste orde blijkt te zijn. 129 waarin bepaald wordt, dat wie kiesrecht wil hebben tot plaatselijke of centrale Sowjets, zich op een of andere wijze als arbeider (hand-arbeider, kop-arbeider enz.) zal hebben in te laten schrijven, want er was een , Arbeidersgemeenschap" gesticht en géén andere. — Een „parlement" heeft die arbeidersgemeenschap niet. De positie van parlementariër is daar niet te bereiken *). Zij kiezen hunne eigen sowjets in fabrieken, dorpen (boeren) en districten en overigens bestuurt de Raad van Volkscommissarissen het geheele land. Wanneer die Raad een of anderen maatregel wil nemen, waarvoor zij eerst het Volk willen raadplegen, of hunne genomen maatregelen willen laten bekrachtigen, wordt een „Congres" samen geroepen. Dan worden er ter plaatse (in fabrieken, dorpen enz.) afgevaardigden voor dat congres uit eigen menschen gekozen. Mocht het soms wezen, dat zoo'n congres wat lang zou willen duren, dan is bij de wet bepaald, dat ze op z'n laatst na drie maanden weer op hun werk moeten zijn. — Een koning of keizer is er met, maar alleen een Voorzitter van den Raad van Volkscommissarissen; aangezien die Raad wel vergadert, moet er iemand zijn, die zoo'n bijeenkomst leidt, dat spreekt. Soms doet de voorzitter openbare mededeelingen, maar nooit spreekt hij als bestuurder van het Volk, want dat bestuurt zichzelf, wanneer men ten minste voor Volk „Arbeidersgemeenschap" lezen wil, door middel van zijn vertrouwensmannen, de commissarissen, en het Congres; hij spreekt dus nooit als keizer of als president van de republiek, want dat is hij op géén manier. Zoo is ongeveer de vorm van bestuur, die het uitvloeisel is geworden van de „Diktatuur van het Proletariaat", *) door middel van de macht der Raden destijds l) Daarom zal men het goed kunnen plaatsen, dat wie elders in het parlement zijn, ze mogen nóg zoo socialistisch wezen, het woord „Sowjet" schuwen, als de Satan het Kruis. *) Het woord „dictator" is het best te vertalen door: „iemand, die het voor het zeggen (= dicere) heeft" of Zéér populair: „iemand, die de lakens uitdeelt." De „dictatuur" is dus het vermogen, dat zoo iemand, of een groep heeft tien opzichte zijner wenschen. Wanneer dus de „bourgeoisie" de lakens uit kan deelen, dan noemt men dat: „de Dictatuur der Bourgeoisie", wanneer het „proletariaat" dat kan, dan heeft men de „Dictatuur van het Proletariaat". Daar echter de omstandigheden machtiger zijn dan de menschen, moet men niet denken, dat die wijken en dat men 9 130 mogelijk gemaakt. Ofschoon nu het ftesfmir over de Russen een heel ander iets is dan de partij der Bolsjewiki, toch heeft deze het recht, den geest van het bestuur te contróleeren, want de inrichting van het nieuwe Rusland is in eersten aanleg haar werk geweest. Een andere stichting, die zij maakte, is die der zoogenaamde derde, communistische, Internationale. Het bestuur daarvan zetelt in Moskau, omdat geen ander land het herbergen wil of zijn werkzaamheid vrij laten. Dat resideeren in Moskau is echter louter toeval. En daarom, als men in de couranten leest, dat „Moskau" dit of dat aan de Communisten „beveelt", moet men met denken, dat dit de Centrale Regeering der Russen is. Toch zijn er wel lui, die zoowel in het Staatsbestuur als in dat der 3e Internationale zitten. — Met dat al aanschouwt de menschheid weer een nieuw bestuursstelsel, dat de uitdrukking is van een nieuwen vorm van menschehjke samenleving: na de romeinsche „rechtsorde" het feodalisme (leenstelsel), na het feodalisme het parlementarisme (constitutioneele stelsel), na het parlementarisme het sowjetisme (radenstelsel). Hoewel het sowjetisme een mtvinding is, tijdens de communistisch bezielde revolutie gedaan, is het met met het „Communisme" te vereenzelvigen; wel echter met de „Dictatuur van hét Proletariaat", waarvan het het eigen organisme is. Diedictatuurisechter het Communisme nog met en werd steeds door Ljenin gepreekt als het bereikbare doel, dat een overgang zou kunnen vormen naar het Communisme. (Ljenin, Staat und Revolution, blz. 79vlg., Berlin, Die Aktion,1918. Hiervan is door Gorter een Nederlandsche vertaling geleverd). Wanneer men denkt, dat Ljenin het Communisme heeft gesticht, dwaalt men; wel echter de Dictatuur van het Proletariaat, hij heelt dat het in den vollen zin des woords „maar voor het zeggen" heeft. De vertrouwensmannen zijn in beide gevallen slechts verplicht, „to make the best of it".... Maar dat in ieder geval iedere klasse liever door haar eigen vertrouwensmannen wordt geleid, dan door Merkwaardig is wat ons daaromtrent wordt verhaald door Fndtjof Nansen in zijn „Russland und der Friede" (Brockhaus 1923). Op Zijn vraag of ze al zoo goed leefden als vroeger, werd hem te kennen gegeven: „Neen, maar we voelen ons toch beter onder leiding van onze eigen mannen. Eenzelfde gemoedstoestand is bij iederen „bourgeois te constateeren, laat de „eilen mannen" oorlog verklaren, belasting heffen, met naar den zin van anderen doen, dat alles is niets bij de gedacht* door een andere klasse te worden geregeerd. Alle menschen »jn dus in den grond hetzelfde. Welk een mooie basis voor gemeenschap! 131 bereikbare gewild en bereikt; bovendien heeft hij het organisme uitgevonden, dat haar in stand houdt en dat door haar wederkeerig wordt bezield: het Sowjet-stelsel. Zooals de Dictatuur der Bourgoisie haar behoud vindt in het Parlement, zoo de Dictatuur van het Proletariaat in de Sowjets. Aldus verhouden zich de zaken, philosophisch, dat is, zonder afkeer of begeerte bekeken. — Ljenin, als voorzitter der door hem en zijn vrienden gestichte 3e, communistische, Internationale, predikte het economisch communisme*) als een betere en wel noodzakelijke basis der wereldhuishouding en, om dit te bereiken, de wereldrevolutie, zonder dewelke deze huishouding nergens zou kunnen worden ingericht; Ljenin, als staatsman, was tevreden met de Dictatuur van het Proletariaat, gedragen, bevestigd en beschut door het Sowjet-systeem. Van den anderen kant gezien, hebben de communistisch gezinde arbeiders op de wereld in den „CCCP" zoo iets gekregen als de Roomschen vóór het jaar 1870 hadden in hun Kerkelijke Staten; en door zich te uiten zooals ze zijn, steunen ze de Russische diplomatie, zooals de Roomschen de al of niet over grondgebied beschikkende pauselijke diplomatie steunen. Men kan het een en ander aangenaam of onaangenaam vinden, maar dat de machts-creaties van Ljenin ten gunste van het proletariaat enorm zijn valt wel niet te ontkennen. Daaruit is het wellicht te begrijpen, dat zoo'n eenvoudige West-Europeesche dagbladschrijver stamelde van „het genie der genieën", hoe belachelijk deze woorden ook waren bij de lijkbaar van iemand, ten opzichte van wien men een uur te voren nog geen woorden genoeg kon vinden, om hem af te kammen. 3. DEMOCRATIE. Dikwijls zegt Zenzinof, dat de Meerderheidsmannen de „democratie" hebben vernietigd. Ziethier, wat „Rusland, Het Officieele Rapport van de Britsche Vak„vereenigings-Delegatie s naar Rusland" (Hollandsche uitgave van de Internationale Arbeiders-Hulp afdeeling Holland, 182 Vrolikstraat, Amsterdam, 1925) ervan zegt: *) Dit is heel iets anders dan het religieus-charitatieve communisme der „eerste Christenen." Ljenin beweert, dat de omstandigheden ertoe dwingen, en dat het natuurlijkerwijze onafwendbaar is. Het is een orde, die zich uit de menschheid kristaliseert. 2) Deze Delegatie, bestaande uit 7 leden en 3 deskundigen, allen in het Engelsche openbare leven bekend, maakte een Russische reis van 7 November tot 19 December 1924, 132 „Rapport over den Algemeenen Toestand", deel I, hoofdstuk I, No. 7: „Het Stemrecht. Stemgerechtigd is ieder, die „ouder dan achttien jaar is, zonder onderscheid van sexe of „godsdienst of zelfs nationaliteit. Het is theoretisch beperkt „tot hen, die arbeiden, soldaten en huisvrouwen inbegrepen. ,Jn de praktijk bestaat het algemeen kiesrecht, behoudens „enkele uitzonderingen, zooals zij, die werk in loondienst laten „verrichten, van een arbeidloos inkomen leven, particuhere „handelaars en hun agenten, priesters en monnikken, krankzinnigen, misdadigers en andere gewoonlijk uitgeslotenen. „Het stemrecht en het kiesstelsel in Rusland kunnen beter „begrepen worden vanuit de inrichting der Britsche vakvereniging dan vanuit het parlementairestelsel." En verder No. 17: „Algemeene Conclusie. Ten slotte is de Delegatie van mee„ning, dat het Sowjetstelsel van vertegenwoordiging en zijn „schema van grondwettelijke en Staatsburgerlijke Rechten, „wel verre van ondemocratisch te zijn in den ruimsten zin des „woords, in menig opzicht aan het individu een meer reëele en „redelijker mogelijkheid geeft, om deel te nemen aan de openbare „zaak, dan het parlementaire en partijen-stelsel. In andere opdichten, is die deelname nog streng beperkt, want het stelsel is „tot nog toe onder strenge controle van zijn scheppers gehouden, met stilzwijgend goedvinden van een overweldigende „meerderheid der hun goedgezinde kiezers. Deze goedkeuring is „te danken eensdeels aan het doorzettingsvermogen en het „succes, waarmee deze leiders het land door de eene crisis na „de andere hebben heengeholpen x)> anderdeels aan gevoelens „van trouw jegens de pioniers der Revolutie. Maar dit aan-de- l) Wat dit zeggen wil, blijke uit het volgende. Het reorganisatie-werk is in de eerste vijf jaren, onder andere, belemmerd geworden: a) door de Fransch-Engelsche bloccade door middel van het cordon der Randstaten, Engelschevlootbloccade van de Finsche Golf (Petrograd),bezetüng van Noord-Rusland (Moerman-spoorweg) door Engelsche troepen, de Fransche vloot voor Odessa en operaties der Engelschen in den Kaukasus; deze bloccade, die Rusland van West-Europa isoleerde, was effectief tot in 1921; b) door den lang gerekten Siberischen veldtocht tegen den mihtairen dictator Koltsjak met zijn 300,000 man (Hoofdstuk XXVIII) en een naspel daarvan onder Semenof, Ungern von Sternberg en andere mindere, maar toch lastige, grootheden; c) door den strijd tegen de door het buitenland (de Bolsjewiki beschuldigen hier in het bijzonder Frankrijk) goed gesteunde en geëquipeerde legers van Djeenikin en Wrangelj in Zuid-Rusland, tegen Joedjeenitsj en Bermondt-Awalof, 133 „macht-blijven is het resultaat van voorbijé omstandigheden, „niet van de tegenwoordige constitutie. Onder die constitutie ,jijn er stellig.even groote — en mogelijk grootere — mogelijkheden dan elders, met betrekking tot een volksregeering, poligieken vrede en socialen vooruitgang." (Cursiveering van v. V.) Dat Zenzinof dit alles niet komen zag, is niet erg; maar hij had geduld moeten hebben. Ljenin vroeg voor het werk der reorganisatie tien jaar1). Daar zijn er nu 9 van om. Hij stierf, toen het 6e nauwelijks voorbij was. 4. TERREUR. Het zal den lezer wellicht verwonderd hebben, in Hoofdstuk XXIV te lezen, dat de Bolsjewieken principieele tegenstanders van de terreur der Sociaal-Revolutionnairen waren, daar zij juist door hun „Terreur", mitsgaders oprukkend uit het Baltenland, tegen de uit de richting van Polen opereerende benden van Petljoera { + 1926) en Sawinkof en ernstige opstandigheden in Georgië, de Oekrajna en KareliS; d) door een nederlaag tegen Polen, waar de Fransche generaal Weygand officieel adviseur was, en de bezetting van Oost-Siberië door Japan. Al deze moeilijkheden, die paarsgewijs of met drie tegelijk optraden, werden voor de voeten geworpen van hen, die zich ten doel hadden gesteld, het door een uitputtenden oorlog (1914—1918) en twee revoluties verstoorde Rijk op een geheel nieuwe basis te reorganiseeren. En nauwelijks was, na de opheffing der bloccade, het Volkscommissariaat van Buitenlandschen Handel in relatie met West-Europa getreden, de laatste ernstige tegenstander, Wrangelj, op den Krim verslagen en met het overschot der Zwarte-Zeevloot naar Bizerta (Tunis) gevlucht (waar de Franschen er de hand op hebben gelegd, als pand in de questie der „Russische Schulden") en had Ljenin het gewaagd het oorlogs-communisme te vervangen door zijn „Nieuwe Economische Politiek" (N.E.P.), waardoor in het land, waar eindelijk vrede was, de onderneminsgeest werd bevorderd, of de bekende natuurramp, de hongersnood (1921 — 1922) in het vruchtbaarste gedeelte des lands, deed een laatsten allerernstigen aanval op de energie van den Raad van Volkscommissarissen, waarvan Ljenin toen nog voorzitter was. Maar ook dat zijn zij te boven gekomen, zij het ook met groote, onbaatzuchtige hulp van het buitenland (Amerikaansch Roode Kruis, Nansen-missie, enz.). En het land leeft nu op. Er is vrede in de U.S.S.R., tevredenheid bij de zichzelfbesttuende Naties, die niet meer „gerussifieerd" worden, en naar buiten begint men respect af te dwingen. Hun positie bekleeden de oorspronkelijke leiders „pour le mérite", hetgeen met dictatorschap niet vergeleken mag worden. Dat bedoelt het „Rapport" te zeggen. J) Gesprek in 1920 met H. G. Wells, den schrijver van „Russia in the Shadows" (Hodder and Stoughton Ltd. London), aldaar op blz. 137. Ljenin: „Kom eens terug, om te zien wat we in 10 jaren tijds in Rusland zullen gedaan hebben". 134 door het niet betalen der „Tsaristische Schulden", alsmede door de stichting van de „Dictatuur van het Proletariaat", zooveel antipathie in West-Europa hebben gewekt. Tot goed verstaan der zaak dienen we dus een beetje over „Terreur" te philosopheeren. — Als theoreticus der typisch Russische terreur wordt genoemd Sergeej Netsjaajef, onderwijzer van beroep, gestorven in 1883. Hij schreef zijn „Katechismus van een Revolutionnair" en betoogt daarin, „dat een aantal personen, die voor de revolutionnairen bizonder schadelijk zijn „en wier plotselinge geweldadige dood den grootsten druk „op de regeering uitoefent en haar van verstandige en krachtige „persoonlijkheden berooft, gedood moeten worden" (Schlesinger, Land und Leute in Russland, blz. 470; Berlin Langenscheidt 1909). Deze vriendelijke katechisant heeft succes van zijn werk gehad en, zoo men weet, had de heele Strijdorganisatie der Sociaal-Revolutionnaire Partij zich daarop geïnspireerd. Men dient deze terreur te noemen: de individueele terreur. Hoe deze werkte is uit dit boek bekend. Met velen zoekt men een slachtoffer uit, het wordt van spionnen omgeven en eindelijk stelt men met groote precisie vast, waar het te vellen is; een of meer menschen belasten zich met de taak!.... Nu, dat is ignobel op zichzelf, die organisatie voor en dat langdurig mediteeren op den dood van een mensen. En welk een gevaar, dat lui met slechte inborst zich erin uit kunnen leven! Bovendien is het naar verhouding nutteloos, want door den geweldenaar met gelijke munt te betalen, geeft men hem absolutie, de zaak is „kiet", terwijl zijn geweldenarij juist moest blijven bestaan, onverschoond, om de massa's meer en meer afkeerig te maken van het régime, dat hij schraagt. Geen mooier propagandamiddel voor de vrijheid dan tyrannie! Zoo begrepen het blijkbaar de Meerderheidsmannen, die juist de tyrannie niet zuinig hebben uitgebuit. Een andere soort terreur heet de massa-terrear en deze hebben de Bolsjewieken beoefend. Zij is afgrijselijk, maar minder laag. De massa-terreur is in de geschiedenis der menschheid een aanvaard ordemiddel. Wanneer een regiment gemuit had, werd de tiende (= decimus) man gedood, afgezien van zijn persoon en persoonlijke wrok was er niet in; men noemde dat decimeeren, een technisch woord, dat wijd en zijd bekend is. Massaterreur! Aarzelde tijdens den laatsten oorlog een regiment, 135 dan werd het bedreigd in den rug beschoten te worden door eigen leger. Massa-terreur l Zijn er opstootjes, die gevaarlijk worden, de politie schiet op de menigte. Massa-terreur 1 Is er oproer, dan wordt het uitstekend Van moordtuig voorziene leger erbij gehaald, om de straten daarmee „schoon te vegen". Massaterreur I Iedere sabel van iederen politieagent, alsmede iedere soldaat voor binnenlandsch gebruik, getuigen, dat massaterreur een geaccepteerd orde-middel is en dat de orde feitelijk slechts blijft gehandhaafd onder de voortdurende bedreiging ermee. Dit alles is slechts het bewijs, hoe onvolmaakt onze samenleving is, meer niet, en wij kunnen het ook niet helpen, ten minste dit is met den besten wil niet bij tooverslag te veranderen. En zoo, toen de aanslagen op Oeritski, Ljenin en von Mirbach parallellen» bleken te zijn van de aanslagen op Doebasof, von Plehwe, Tsjoegnin en zoovele anderen en er nog een serie van die individueel terroristische moorden kon verwacht worden, kwam dat verschrikkeUjke los, dat Europa heeft doen beven; maar zeker is, dat die beweging in Rusland met uit liefhebberij werd veroorzaakt, 's Nachts werden troepen gevangenen uit hun slaap gewekt, op de binnenplaats gebracht en dan werd op goed geluk af een cijfer genoemd en de zooveelste man telkens gedood. En zoo andere executies meer. Het ging niet om individuën, het ging, om de massa, waartoe zij behoorden, de z.g. „contra-revolutionnairen", wie het dan ook waren, door schrikaanjaging (= terreur) tot orde te brengen. Verschrikkelijk was het, en ook hier was het mogelijk, dat gemeene lui hun bloeddorst verzadigden, doch daartegenover staan berichten, dat eenigen der executanten het daarom met den dood hebben bekocht. Het is mijn bedoeling niet, iets goed te praten, doch ik wensch alleen in beginsel vast te stellen het zedelijk qualitatieve verschil tusschen de individueele terreur en de massa-terreur; daar hebben we ons verstand voor. — De menschen zijn zoo van inborst, dat iedere gewelddaad afkeer wekt, iedere onderdrukking tegendruk; en dat wel ver, zoover als de geruchten reiken. De meeste gewelddaden blijven onbemerkt, maar vloeit er bloed — dat zien de menschen en dan is het geweld betrapt, bovendien roept het bloed om demping van geweld uit eigenbelang. Iedere daad van geweld is per se nadeel voor dengene, die haar stelt en daarom redeneert Zenzinof ons voor, dat het individueele geweld noodig was, ja het eenig 136 mogelijke middel. Hij verontschuldigde zich van te voren, hij berekende de som van voor- en nadeel. Zoo was het ook met de Bolsjewieken, iedere gewelddaad was verhes, óók daar de wereld grooter is dan het land en het land noch de groep, die regeerde, de sympathie der wereld kan missen. Maar de bekende schranderheid der leiders verbiedt ons te meenen, dat zij meer schrik hebben aangejaagd dan noodig was op hun inlichtingen afgaande; want voor iederen druppel bloed, die teveel gestort is, moeten zij meer verhes lijden, hoe dan ook, waar geen voordeel tegenover staat, dat wisten zij wel. Zij hebben geaccepteerd hun zaak veel afbreuk te doen, dat is de prijs, waarmee zij hun orde hebben betaald. Wij moeten aannemen, dat zij niet anders kónden. Niemand, die regeeren moet, doodt graag zijn Volk; zooiets kan men aan kinderen wijs maken bij tendentieus onderwijs, maar aan rijpe menschen niet. Maar hoe dit ook zij, massa-terreur is een tot nu toe internationaal erkend middel tot handhaving eener orde. Terwijl de aanwending daarvan naar omstandigheden moet worden beoordeeld. Het eerste dus, waar men naar te informeeren heeft, zijn de omstandigheden, niet het getal schuldelooze, wijl niet uitgezochte en niet gevonnisde, slachtoffers. 5. DÊ TSARISTISCHE SCHULDEN. Aan het eind van Hoofdstuk XXVI geeft Zenzinof ons een kijk op een geweldigen tegenslag der Meerderheidsmannen, door te vermelden, dat Koltsjak met zijn Tsjechen den rijks-goudvoorraad hadden bemachtigd. Hoewel dit mets te maken heeft met het al of met betalen der „tsaristische schulden", ligt daarin toch een gereede aanleiding, deze te bespreken. — Zooals men weet, hebben de Bolsjewiki de tsaren-schulden geschrapt en zulks bij besluit van 21 Januari 1918. Dit besluit werd niet willekeurig genomen, maar krachtens een beginsel, dat een onderdeel is van het stelsel van sociale hervormingen, die het program der Meerderheidsmannen uitmaakt. Dit beginsel luidt, dat alle socialistische gemeenschappen eikaars staatsschulden moeten schrappen, daar het opbrengen van rente-en-aflossing ten gunste der geldbeleggers-over-en-weer in druk op de arbeidende klasse, die zelf niet belegt en den druk op haar niet op een ander af kan schuiven, wordt omgezet. Het is dus een vorm van onteigening der „kapitalisten"-beleggers, ten doel hebbende een bevrijding van druk voor de arbeidende be- 137 volking. Dit beginsel zou overal doorgevoerd wezen, wanneer andere en het liefst alle staten zich in sociale gemeenschappen hadden omgezet door de door Ljenin zoo sterk geeischte en door anderen even sterk gevreesde „wereldrevolutie", die een conditio sine qua non voor de houdbaarheid van dergelijke maatregelen is. Met zou wel niet aangenaam zijn geweest voor de beleggers, maar er zou inderdaad iets gebeurd zijn, waar systeem in zat. De Bolsjewiki, die hoopvol in de toepassing der beginselen voorgingen, deden, wat gedaan moest worden. Zij zijn echter door niet veel lui nagevolgd en nu zitten ze met de narigheid. Want het spreekt vanzelf, dat wie zijn schulden niet betaalt, zijn crediet kwijt is en het Russische volk, voor wien het geld vroeger verstrekt heet te zijn, heeft nu juist behoefte aan crediet. Vervolgens zijnhun eigen menschen zóó van het zegevierend karakter van dezen maatregel doordrongen —„socialisme" tegen „kapitalisme" — dat de leiders er zoo maar niet op kunnen terugkomen zonder bij de hunnen een gevoel van nederlaag te wekken en wantrouwen te krijgen daar, waar vertrouwen alles redt. Hierbij komt, dat, al zouden ze ook betalen, niemand meer bij hen geld zou uitzetten, op dezen enkelen grond, dat men antipathie heeft tegen het sowjet-stelsel, dat het liefst zoo gauw mogelijk verdwijnen moet. In hun eigen belang zijn zij dus wel verplicht, aan een eventueele betaling de voorwaarde te verbinden, dat krachtens theoretisch hersteld crediet ook een practische deelname van het kapitaal in hunne ondernemingen volgen zal. De zaak wordt dus minder eenvoudig. Toch zou zij bijlangena niet zoo ingewikkeld zijn, wanneer zich niet van buitenaf complicaties hadden voorgedaan. Voor het eerst beleefden we, dat de Regeeringen zich met de geldbelegging van hare onderdanen gingen bemoeien, wat geheel buiten haar gebied valt. Wanneer de Bolsjewiki niet betaalden, hetzij uit faillissement, hetzij uit princiep, dan zou niemand hun een kopeek meer zenden. En daarmede uit! Maar nu de regeeringen met rekeningen aankomen van schuld aan hare onderdanen, nu komen ook de Bolskjewiki met rekeningen bij de regeeringen aan, die zij in mindering willen brengen van de verschuldigde bedragen. Nu zeggen zij tot de Franschen en de Engelschen: „U heeft bij ons zooveel boerde„rijen, oogsten en menschen vernietigd en/of laten vernietigen 138 „en met man en macht ons leven tegengehouden, uw Tsjechen „zijn er met onzen goudvoorraad vandoor gegaan, enz. enz. x) „zoodat, als gij goed telt, wij nog geld van U tegoed hebben; „de schadevergoeding, die wij van U ontvangen, kan gebruikt „worden om uw beleggers het hunne te geven." Zoo is de zaak door de bemoeiing der regeeringen, die het anders niet kan schelen of men in Steels, Oostenrijkers of franken speculeert, inderdaad vertroebeld. Edoch zulks ten voordeele der.... Russen, die niet ophouden zich aan de regeeringen, die zich eenmaal hebben laten grijpen, vast te klampen, in de stellige verwachting, haar, als het „best denkende deel der naties", tot het verkenen van credieten te brengen, waartoe de voorzichtige beleggers op eigen gelegenheid niet spoedig zouden overgaan. Zij stellen nu aan de Regeeringen van Frankrijk, Engeland en Nederland, de drie slachtoff erlanden der „Russische Papieren" voor: „Wij zullen aan allen, die redelijk kunnen „aantoonen, dat rij op 21 Jan. 1918 houders van Russische „papieren waren (opkoopers verachten wij diep!) een schappelijke betaling doen, in aanmerking genomen de daling der „geldswaarde enz. enz.8) Daartegen over beschouwt gij, „staten, ons crediet als hersteld en verleent ons credieten, „om onze welvaart te bevorderen. De door ons, zoowel voor „het een als voor het andere, op te brengen gelden worden „getrokken uit winstgevende ondernemingen, waartoe wij de „concessies inbrengen en die U met ons gezamelijk in ex„ploitatie zult nemen." Een dergehjke regeling, — 'n zéér ingewikkelde nieuwigheid! — waarbij de schuldendruk niet op het Russische volk komt^ou zeer zeker vruchten kannen afwerpen; en wel voor heide partijen*). Maar nu staan we !) Den Nederlanden, die zich aan zulke dingen te Berlijn onschuldig noemden, werd een zeven jaar lange ,Jaaghartige perscampagne voor de voeten geworpen. ..... . „« *) In verband met de Fransche onderhandelingen werd er reeds van gesproken, dat 15% van de vdór-oorlogsche schulden wel gehonoreerd zou kunnen worden. *) Voor het geval, dat alles goed marcheert, zou het zelfs niet overdreven zijn, te denken aan door den Staat gegarandeerde binnenlandsche leeningen tot dekking dezer uit te geven credieten, waarbij vanzelf de crediet-nemer tot aankoopen in het crediet-gevende land wordt verplicht. Wie overigens, zonder in de gelegenheid te zijn de Russische Jaarboeken te raadplegen, een voorstelling wil krijgen van wat er ut Rusland in 1917 in exploitatie was en nog op exploitatie wachtte, wat dus het land opbrengen 139 weer voor de moeilijkheid, dat de regeeringen vreezen, door een gedeelte van hun volk, en wel de geldbeleggers, te worden uitgelachen, wanneer ze zich „zóó door de Russen laten beetnemen". En vóór allen roept men om „garanties'die vanzelf noodzakelijk zijn. Maar in dit geval heeft men de garanties in eigen hand. Immers de Russen blijken de drie genoemde landen gezamelijk behandeld te willen zien, om een uniforme oplossing te wekken; men heeft die taktiek eenvoudig in een beginsel om te zetten en zich ten opzichte dier profijtelijke ondernemingen solidair te verklaren, om te samen genoeg pressiemiddelen te bezitten, dat de contracten worden nagekomen. In dit systeem treden er voor het eerst ware „garanties" op, waarover een belegger nooit heeft beschikt. Wenscht men er geen gebruik van te maken, dan is de fout niet aan het systeem te wijten. — Hoe komt het nu, dat steeds de landen Frankrijk, Engeland en Holland worden genoemd? Dat komt, omdat in deze landen bij uitstek de groote groepen van gedupeerden wonen. Er is, en jaar of zes geleden te Parijs een studie verschenen, „Le Debacle des Fonds Russes" (uitverkocht), en daarin rekende de schrijver, een advocaat, uit, dat de Fransche beleggers voor 4,5, de Engelsche voor 2,5 en de Nederlandsche voor 1,25 miljard guldens aan Russische papieren hadden gekocht. De berekening voor Holland klopt, bepaalde zaken in aanmerking genomen, met de gegevens, waarover een te Amsterdam gevestigde commissie voor de behartiging der belangen van houders van Russische papieren, beschikt. Naar verhouding onzer inwonerschap is Nederland dus het zwaarst getroffen, en het was daarom verstandig, dat onze onderhandelaars, die een paar jaar geleden met de Russen te Berlijn spraken, — wanneer men ons goed heeft ingelicht — weigerden, in verhouding tot die belegde bedragen een portie van de verplichtingen, die ook Frankrijk en Engeland zouden aanvaarden, op ons te nemen. De idee van verhouding in de credieten, maar dan voorgesteld door de solidair optredende staten onderling, als iets, dan den Russen niet aangaat, is logisch, doch dan dient kan, hem zij aanbevolen: „How to do Bussiness with Russia" door Petersson and Steveni (London, Sir Isaac Pitman aud Sons, Ltd.), een boek, dat onder de auspiciën van de Londensche Kamer van Koophandel in Februari 1917 is uitgekomen. 140 de verhouding te worden genomen ten opzichte van het inwonerstal, het nationaal vermogen, of iéts anders. Het feit, dat men, de meest gedupeerde zijnde, in gelijke verhouding het meest zou moeten schuiven, zou toch al te miserabel wezen. Want, inderdaad, we zijn bij den neus genomen! Bovengenoemde auteur immers laat met cijfers en namen zien, dat een bankiersgroep onder leiding van het Crédit Lyonnais, schrikbarende winsten maakte met de emissies der Russische leeningen, die ten slotte werden gedaan, om de rente van de rest te kunnen betalen. Die groep kocht kranten zooals een ander cigaren en bewerkte daarmee de „publieke opinie" tot het bewustzijn, dat Rusland,, een land is, dat altijd betalen „zal, want het is een land van onuitputtelijke rijkdommen". Dat was wel waar; maar Caillaux waarschuwde — de stem des roependen in de woestijn! — voor de innerlijke voosheid van het Tsaren-regiem en wat daar achter zou komen, wist hij óók niet. Veel van zijn moeilijke lotgevallen in zijn vaderland moeten daardoor verklaard worden. Alles te samen mag men, ook al kwam een zeker percentage van het geleende geld het Russische volk ten goede, van een grandiose zwendelpartij spreken en ook daarom is iedere niet precies gemeten tegemoetkoming aan West-Europa, voor de Russische onderhandelaars, met het oog op hun volk, moeilijk. — Er is ook meeningsverschil gaande omtrent de schulden, van Staat tot Staat, tijdens den oorlog-1914 gemaakt. Deze weigeren de Bolsjewiki vlakaf te betalen. Het Russische Volk heeft met een schrikbarend aantal dooden en gewonden rente en aflossing daarvoor gegeven en is bij het deelen der oorlogsprofijten buiten de deur gehouden. Dat moet maar kiet zijn. — Nog meer zit er aan „de schuldenregeling" vast; want er zijn buitenlanders, die schadevergoeding vragen voor waarden, die zij in Rusland bezaten en die „genationaliseerd" zijn geworden; hiermede verbindt zich zelfs de questie van de al-of-met-erkenning de jure. De erkenning de jure van een regeering houdt in, dat officieel wordt aangenomen, dat die regeering vanaf het eerste oogenblik van haar bestaan met volle recht is opgetreden en dus nooit anders dan de wettige regeering is geweest. Nu is het het recht van iedere wettige regeering, ten nadeele van haar onderdanen individueel, bij de Wet confiscaties te doen in het algemeen belang. In de periode 141 van nood en strijd, waarin de Meerderheidsmannen, die Van huis-uit geen middelen hadden, en voor wie iedereen zijn „middelen" verborg, als regeering optraden, confisqueerden zij voor de Natie — nationaliseerden zij — alle bezit, om zich te kunnen roeren, om te ondervangen, dat eenig bezit straffeloos tegen hen kon worden aangewend en om hen, die meewerkten, van het noodzakelijke te voorzien. Zij staken dus van wal met een oorlogs-communisme, dat in iederen modernen staat, die in oorlog gewikkeld is, min of meer gevonden wordt, maar bij hen radicaal was; alles en allen werden dienstbaar gemaakt aan den toekomstigen zegepraal. Iets anders lieten de tijden niet toe. Economische stelsels en de psychologische toepassing daarvan waren voor lateren datum; zij kwamen eerst na den zegepraal (1921) aan de orde en wel voor het eerst in den vorm van Ljenin's N.E.P. van 1921. Onder de nationalisaties betroffen er veel het bezit van buitenlanders en hun belangen in ondernemingen op Russisch gebied. Natuurlijk willen de buitenlanders daarvoor schadevergoeding, want hun bezit valt niet onder het nationalisatie-recht en de leiders van Rusland zullen ook hiervoor onder een of anderen vorm over den brug moeten komen, of een aannemelijken titel aanhalen te hunner gunste, willen ze Rusland weer mee laten doen. Hier moet echter een duidelijk onderscheid worden gemaakt tusschen twee soorten van gevallen. Er kunnen bezittingen van buitenlanders in Rusland zijn, direct op den bezitter verbonden, b.v. een villa, en er kunnen er zijn in den vorm van aandeelen in een maatschappij. Zijn die zedelijke lichamen buitenlandsche maatschappijen, dan geldt voor hen hetzelfde recht als voor de personae naturales en het recht der aandeelhouders bestaat. Doch wat deden de buitenlandsche groot-ondernemers, in den regel? In den regel maakten zij van hun onderneming een Russische maatschappij. Dat gaf hun méér kans, méér faciliteiten, en in die Russische maatschappij belegden zij hun en hunner aandeelhouders buitenlandsch geld. Nu vraagt men bij een maatschappij niet, waar wel ter wereld iemand woont, die een aandeel heeft, doch zij wordt als zedelijk lichaam onverdeeld behandeld in het land, onder welks Recht zij zich heeft geconstitueerd. En zoo is het wel heel treurig, dat de beleggers, hun kans op winst zoo duur moeten bekoopen en in hun 142 beperktheid van blik het risico niet hebben gezien, dat zij in ieder geval op zich namen, maar ook die Russische lichamen vallen met hun aanwezige bezit onder het recht van nationaliseering ten algemeenen nutte en er is geen mogelijkheid, na de erkenning de jure, vanuit het buitenland daartegen op te komen. Daarom trachten dergelijke gedupeerden de erkenning de jure zoolang mogelijk op te houden, om tegen Rusland als tegen een roof-onderneming iedere actie op touw te kunnen zetten, die hoop op uitkomst geeft; aan welke kuiperijen in dit voorjaar den pas is afgesneden door de verklaring van Litwinof, dat het Volks-commissariaat van Buitenlandsche Zaken der U. S. S. R. in onderhandeling weigert te treden, vóórdat een erkenning de jure door de betrokken staatsgemeenschap heeft plaats gehad. — Laten we nu aan het slot van dit schetsje, dat de hoofdlijnen van het probleem der „Russische Schulden" heeft trachten te geven, eens de vraag stellen: Wat gebeurt er, als de besprekingen niet tot een resultaat komen en Rusland, al of niet de jure erkend, door WestEuropa in een financieel isolement wordt gebracht? Wat dan? Wel, dan zal in langeren tijd gebeuren, want anders minder tijd zou nemen. (Het Russische Volk is aan isolement gewoon; eerst Peter de Groote doorbrak het cordon!) En tot zoolang zullen de West-Europeêrs moeten wachten op den stroom van concureerende producten, die hun het leven vrijer van zorgen zouden maken. De Gulden is op de wisselmarkt „veilig gesteld"; het wachten is nu op maatregelen, die maken dat we er óók wat voor krijgen. 6. HET LOT VAN DEN TSAAR. Nu en dan duikt er in de pers een bericht op, dat deze of gene der familie Romanof, meestal is het een der jeugdige prinsessen, nog leeft. De meest zekere geschiedenis ontkent dit vlakaf. Eerst hebben we de mededeeling gekregen van den onderwijzer des kroonprinsen, den Heer Gillard, die zoowel in een aparte te Reval uitgegeven brochure als in de Hlustration het verhaal van de algeheele uitroeiing van dat huisgezin in den breede is komen bevestigen. En nu staat in de officieele Russische Volkskalender voor 1926 de zaak aldus beschreven, hetgeen klopt op de berichten en op die van Gillard het eerst: „Nicolaas en zijn gezin werden door „de tijdelijke regeering [van Kerensky] gearresteerd en te „Tsarskoje Selo in huisarrest gezet. Later werden zij diep in 143 ,het land naar de geboorteplaats van hun ouden vriend Ras,poetin gebracht. Op 4 Augustus 1917 [steeds onder Kerensky] „bracht een extratrein het gezin van den Tsaar en zijn gezelschap naar Tjoemen, waar een stoomschip hen naar Tobolsk „[West-Siberië] voerde. In den herfst begonnen zich rond „den Tsaar contra-revolutionnaire élementen te verzamelen. „Er kwamen berichten over een samenzwering, aan het hoofd „waarvan de bekende reactionnaire bisschop Hermogeen stond. „De districts-sowjet van Oeralsk [aan de Oeral-rivier] besloot „in Februari 1918 [sedert 7 November 1917 was Ljenin aan „het roer] de Romanofs naar Jekaterienburg [aan het Oostelijk „Oeral-gebergte] te brengen, waarvoor het Al-Russische „Uitvoerende Comité toestemming verleende. Door het „groeien der contra-revolutionnaire beweging, vreesde men, „dat Jekaterienburg door de contra-revolutionnairen zou „worden ingenomen. Ook bemerkte men, dat van alle kanten „leidende personen in de contra-revolutionnaire beweging naar „de stad kwamen. Men wilde den Tsaar reeds bevrijden, „voordat de stad zou zijn veroverd door de Witten. Zoo oordeelde de districts-sowjet van Oeralsk het noodig, de geheele „familie Romanof door den kogel te dooden. In den nacht van „16 op 17 Juli 1918 werd dit vonnis voltrokken. Keizer, „Keizerin en kinderen werden doodgeschoten." Hiermede is dus tegelijk met de verantwoordelijkheid ook de geschiedenis vastgesteld. Dat er zich lui uitgeven voor een of anderen niet-gedoode uit dit beklagenswaardige gezin, is in zooverre echt Russisch, dat na Iwan den Verschrikkelijke (1533—1584) diens zoon uit zijn zevende echtgenoote, Dmitri, die ook ordentelijk was gedood, weer een keer te voorschijn kwam. Omstreeks 1603 nam een jong man dienst bij den poolschen panj Adam Wisjnewetski. Daar werd hij ziek of deed zoo en het een roomschen priester roepen, aan wien hij „onder biechtgeheim" *) toevertrouwde, dat hij was de tsarenzoon Dmitri, aan de moordenaars van Oeghtsj ontsnapt. De toenmalige heerscher en de patriarch zeiden, dat hij een zekere Gregorius Otrepiejef was, een wandelende monnik,2) die eenigen *J Zoo iets kan echter nooit onder het biechtgeheim vallen, daar het niets met zondenbelijdenis te maken heeft. Het is dan ook ordentelijk uitgelekt! *) Dat was Raspoetin óók. 144 tijd secretaris van patriarch Job was geweest en zoo achter staatsgeheimen was gekomen. Deze Dmitri of Demetrius kreeg een machtigen aanhang en roeide, vooraleer zelf vermoord te worden, de dynastie van Baries Gadoenóf uit. (Alfred Rambaud, Histoire de la Russie blz. 280—285, Paris, Hachette 1918). Er zijn nu ook nog bhjkbaar Russen en Russinnen te vinden, die zich op dezen avonturier, die een der helden hunner geschiedenis is, inspireeren. INHOUDSOPGAVE blz. En woord vooraf 3 I. Studententijd ».««.«!.! 5 II. Begin van mijn revolutionnaire loopbaan in Rusland 8 III. Voor het eerst gearresteerd 12 IV. De eerste verbanning en mijn vlucht naar het buitenland 15 V. Terugkeer naar Rusland. Het jaar 1905 19 VI. Te Moskou. Dagen van opstand 23 VII. In de Strijd-organisatie 27 VIII. De zomer van het jaar 1906 35 IX. Weer gearresteerd — 1,,. n ,,,, 37 X. De eerste Siberische ballingschap.. 39 XI. De vlucht uit Siberië 42 XII. Door de Siberische tajga naar Ochotsk 44 XIII. Te Ochotsk 43 XIV. Op zee 4, 54 XV. Als balling in Frankrijk . 57 XVI. Weer in Rusland gó XVII. In de Peter- en Pauwels-vesting 65 XVIII. Weer in Ballingschap 68 XIX. De weg naar het verre Noorden 72 XX. Vier jaar in het verre Noorden 76 XXI. De terugkeer naar Rusland 81 XXII. Het begin der Revolutie van het jaar 1917 85 XXIII. De ontbinding der Revolutie 92 XXIV. De strijd met de Meerderheidsmannen 96 XXV. Opnieuw in den toestand van vervolgden ., 105 XXVI. Op het anti-bolsjewistische front 107 XXVII. Samentrekking van alle democratische krachten tegen de Bolsjewiki en stichting op een Rijks-Conferentie te Oefa van een Alrussische Voorloopige Regeering 115 XXVIII. De Rijks-Omwenteling te Omsk 118 Naschrift: 1. De Partij der Sociaal-Revolutionnairen 125 2. Sowjets , 127 3. Democratie 131 4. Terreur 133 5. De Tsaristische Schulden 136 6. Het lot van den Tsaar 142 m i