GEVOLGDE REISROUTE: (Begin* en eindpunt: N.*York.) De Nieuwe Wereld Amerika 1923 Reisbrieven van N. A. de Vries I have seen much, Cities and men. Bij J. B. Wolters' U. M. — Groningen, Den Haag, 1924 BOEKDRUKKERIJ VAN J. B. WOLTERS. 9ïan my'n trouwen en standvastigen reisgenoot SP. van der SHeulen, Voorzitter der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken. EEN WOORD TER INLEIDING. Als lid van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken deed ik aan dit Hoofdbestuur het voorstel, namens onze vereeniging eene afvaardiging te sturen naar De Vereenigde Staten, ten einde daar op objectieve wijze de werking van het drankverbod te bestudeeren. Dit voorstel werd aangenomen en zoo gingen de Voorzitter der Vereeniging, de heer P. van der Meulen, oud-inspecteur der directe belastingen te Utrecht en de heer N. A. de Vries, toenmaals lid der Gedeputeerde Staten, thans Wethouder van Groningen, op reis. Van hun bevindingen en indrukken geeft de heer de Vries verslag in reisbrieven, die hier achter gevonden worden. In deze brieven is de drankbestrijder, maar meer dan de drankbestrijder aan het woord. Men voelt, dat hier de man schrijft, die in Nederland zijn leven besteedt aan maatschappelijk en staatkundig werk en voor wie de verheffing van het geheele volk levenstaak is. Zoo zijn de brieven niet alleen voor ons, drankbestrijders, belangwekkende lectuur geworden, maar voor ieder, die leering voor eigen land wil putten uit vergelijking met vreemde toestanden. De gevoeligheid en de levendigheid, waarmee ze zijn geschreven, de vlotte stijl en het korte schetsen, dat nimmer verveelt, maken dit boekje niet slechts tot een leerzame, maar ook tot een aangename lectuur. Als eerste ontwerper van het plan der reis, vroeg de schrijver mij een woord ter inleiding. Daaraan voldoende spreek ik de wensch uit, dat het moge bijdragen, om bij onze voor- en tegenstanders een klaarder oordeel te vestigen over het vraagstuk van. het verbod en dat het door vermeerdering van belangstelling in het leven van andere naties, een vezel moge worden in den band, die de volkeren tot eenheid aaneensnoert. R. CASIMIR, Hoogleeraar aan de Universiteit te Leiden. VOORWOORD. Men heeft mij van verschillende kanten verzocht, mijne in de couranten verschenen Amerikaansche Reisbrieven uit te geven. Ik voldoe bij dezen aan die verzoeken en gebruik meteen de gelegenheid, een en ander te herzien en van zinstorende drukfouten te ontdoen. De brieven zijn aangevuld met vele andere, welke wel opgezet waren, maar door gebrek aan tijd niet konden worden voltooid. Ook de foto's mogen medewerken tot een minder onvolkomen beeld. Ik hoop, dat dit boek de belangstelling in het leven van het groote Amerikaansche volk mag verhoogen en dat de lezing ervan er toe mag bijdragen, dat zijn streven, om zich te ontdoen van het alcoholisme, een der kwalen van dezen tijd, meer waardeering ondervinde. Ten slotte zou het mij zeer verheugen, als het boek de lezers iets zou kunnen geven van het groote genot, dat mijn reis mij heeft verschaft. Groningen, Maart 1924. N. A. DE VRIES. DE REIS. In de rustige rust van mijn huis, komt het ook nu nog telkens en telkens over mij: het was geweidigi Het was zoo plotseling, zoo enerveerend, zoo intens! Zich los te rukken van alles om je heen: het knusse „home", het mechanisme van je woonstad, de weinige vrienden en de vele vergaderingen, dan alléén met je sterke wil te gaan over verre zeeën, opgenomen te worden in een vreemd land door een onbekend volk, als een vriend, de idealen zijner leiders uit hun eigen mond te hooren, met hen te beraadslagen, in hun harten te lezen, te trekken van Oost naar West, door woestijnen en vruchtbare landouwen, primitieve volken te ontmoeten, het leven van miljoenen gade te slaan, hun verstand, hunne dwaasheden en hun cultuur te aanschouwen, de samengesteldheid hunner problemen te peilen, een nieuwe wereld te zien met een grootsche natuur en vele wonderen, zich dagen en nachten voor één doel te geven; uit te vorschen, wat waar is en wat leugen; te willen leeren en begrijpen verleden en heden en toekomst, vermoeienis als genot te voelen, duizenden indrukken te ondergaan, te trillen van emotie, maar zich aan te passen, zich te beheerschen, over niets zich verbaasd te toonen, kennis te vermeerderen, uitzicht te verruimen, waarheid mee te nemen voor de ge noot en in het oude land... Mijn reis is in en om mij en laat mij niet los en zelfs nu nog lokt mij hare herinnering, als ik werken moet .... LIJST DER AFBEELDINGEN. Tegenover pag. Gevolgde reisroute titelblad Op het dek van de „Nieuw Amsterdam" 13 Hotel Mc. Alpin in New-York 18 Ds. Robert E. Corradini 23 In winkels veranderde „saloon" 27 De politiemannen Merrick, Einstein en Philips ... 33 Het Kapitool te Washington 40 De geleidelijke droog-wording van Amerika 46 Volstead, wiens naam de drankwet draagt 54 Dr. Cherrington en Dr. Wheeler 62 Saloon-metamorphose in Pittsburgh 70 De Grand Canyon van den Colorado 76 Een Indianen-vrouw met kindje 82 Point-Loma 88 Pasaden o 04 Reizen in Amerika 100 De Amerikaansche „humor" in de kranten 106 Foster, de leider der Ultra-reds 114 De zwervers en hun leven 120 De Moederkerk der Christian-Scientists 126 Spotplaat van de tegenpartij 132 „Tammany-Hall" in New-York 139 Gevangenis-leven 145 „Safety-week" in Detroit 151 De „Athletic Club" in Detroit 158 Het „geluksrad" der dieren 164 Oostelijk-Canada 170 De openbare leeszaal in Detroit 176 Het S.S. „Rotterdam" verlaat de haven van New-York 182 INHOUDSOPGAVE. Bladz. Voorwoord van professor Casimir 6 Voorwoord 7 De Reis 9 I. A/b S.S. „Nieuw Amsterdam" 13 II. De aankomst en het hotel 18 III. New York, I 23 IV. New York, II 27 V. Een nachtelijke inval 33 VI. Wettelijke drankbestrijding 40 VII. Plaatselijke keuze 46 VIII. Het i8e Amendement en de Volstead-wet . 54 IX. De organisatie der drankbestrijding .... 62 X. Pittsburgh, de Staalstad 70 XI. Naar het verre Westen 76 XII. Een Indianendorp . 82 XIII. Bij de Theosofen a/d Stillen Oceaan ... 88 XIV. Californië 94 XV. Reizen in Amerika 100 XVI. De Amerikaansche menschheid 106 XVII. Arbeidersbeweging 114 XVIII. De diepe lagen 120 XIX. Vrouwen 126 XX. Het Amerikaansche alcoholkapitaal .... 132 XXI. De Politiek . 139 XXII. Misdaad en straf. De gevangenissen.... 145 XXIII. Automobielen. Bij Ford 151 XXIV. Clubs .158 XXV. Groote fabrieken 164 XXVI. Emigratie naar Canada 170 XXVII. Openbare leeszalen 176 XXVIII. Op den terugweg . 182 N. A. DE VRIES. P. VAN DER MEULEN. HEENREIS. (Op het dek van de „N. Amsterdam"). (Eigen opname). L AAN BOORD S.S. „NIEUW-AM STERDAM". Atlantische Oceaan, 15 Maart 1923. et schip holt voort, bij dag en nacht; pitching, rolling en rocking. En of de zon schijnt of dat het stormt, het verstaat zijn vak: duikend en schuddend en krakend doorklieft het de geweldige watermassa's en brengt het ons veilig naar het doel der reis: Amerika. Een maatschappij in 't klein, die boot, ver van de groote. Beneden in de diepe machinekamers, waar ik het hart der boot zag kloppen, staan de mannen voor de heetste vuren. Boven is het al muziek en zang, dans en spel, lucht en ruimte. Daartusschen zijn de middenlagen: naar boven groeit de ruimte, de wijdte; naar beneden schikt men zich in de omstandigheden, die weinig speling laten. Ernstige lieden en oppervlakkige wereldlingen: ze zijn bij elkaar opgesloten in een beperkte ruimte; ze gaan naast elkaar; ze trekken soms den neus op voor malkander en ieder zoekt zijn soort. Naar Amerika gaat het! Dat groote land gaan we zien, belast met een belangrijke en interessante zending. Is het waar, dat het alcoholverbod in Amerika een wassen neus, een mislukking is en dat de wet in 1924 zal worden gewijzigd? Is de openbare dronkenschap toegenomen, de misdaad en het gebruik van andere bedwelmende middelen vermeerderd P Is het smokkelen een sport, de liefhebberij van den gezeten burger geworden ? 14 DE NIEUWE WERELD Deze en tientallen van zulke vragen zullen wij moeten stellen aan lieden van allerlei richting, aan „natten" en „drogen"; vele verkenningstochten zullen wij moeten maken, om te trachten de waarheid te benaderen, die blijkbaar zoo, zonder meer, niet tot ons volk zal doordringen. Er is belangstelling voor dit vraagstuk; duizenden in ons land zullen gaarne voorlichting willen hebben omtrent den hedendaagschen stand van zaken, omtrent de beteekenis van die groote daad, het geweldige voorbeeld, dat door een arbeidzaam, machtig volk is gegeven aan het overige deel der wereld. Een deel gelooft in het welslagen der proef, een ander groot deel heeft een zee van bezwaren. Men wacht en ziet de ontwikkeling kalmpjes aan; is het niet makkelijk, anderen de kastanjes uit het vuur te laten halen en zelf, contemplatief, 't geval te aanschouwen, hoogstens gereed te staan met wat critiek? De beste stuurlui staan aan den Europeeschen wal. Naar Amerika gaan we als echte ontdekkingsreizigers, zonder vooroordeel, met den oprechten wensch om waar te zijn. Er zal veel te zien zijn op 't gebied van organisatie van mensch en arbeidsmiddelen. Ook daarnaar zullen wij kijken. Laten we eerst trachten een veelverbreid misverstand uit den weg te ruimen. Het is zoo algemeen, dat men er zich niet ééns voor behoeft te schamen. De meening, dat het alcoholverbod in Amerika niet gegroeid is mét de denkbeelden omtrent het alcoholverbruik, doch plotseling, van boven af is uitgevaardigd, is geheel onjuist. Er is méér dan 100 jaren aan de voorbereiding gewerkt. A/B S.S. „NIEUW AMSTERDAM" 15 Vijftig jaar geleden trokken de vrouwen, godsdienstige liederen zingend, de kroegen langs, om de drankverkoopers te bewegen, hun schadelijk beroep te staken. Twintig jaar geleden werd de alcohol reeds gebannen uit leger en vloot, uit de buffetten van Volksvertegenwoordiging en Senaat. Spoedig daarop verdween hij uit de groote cantines der immigranten, dan uit alle stations. Toen de oorlog uitbrak (in 1914) waren de meeste Staten al droog, óf door plaatselijk öf door algemeen verbod. Eerst na den oorlog is het algemeene Staatsverbod gekomen. Als een normaal groeiend organisme is het . verbod uitgedijd tot ziin volledigheid Van schokken of revoluties, van ondoordacht drijven kan dus onmogelijk sprake zijn. Weet men dat wel allen? Wij twijfelen er aan. Doelbewust is op het verbod aangestevend, en de Amerikaan, trotsch op zijn vrijheid, heeft zich deze wet zelf opgelegd, in het bewustzijn, dat dit besluit de beste waarborg voor zijn vrijheidsbeginselen in zich sloot. De geachte, doch ongeloovige lezer roept direct: „Waarom smokkelt hij dan, die vrije Amerikaan? Men wil wel even geduld hebben. We zien het Amerikaansche vasteland nog niet, en wachten nog wat met het geven van een antwoord op deze vraag. Toch twijfelen wij er niet aan: Er zal gesmokkeld worden. Niet allen hebben vóór het verbod gestemd. Verbod prikkelt tot verzet. Ieder mensch is een uit de kluiten gegroeid kind. Misschien doet het hem de Zonde wel. Maar is een wet verkeerd, als ze reactie wekt? Is de Hollandsche strafwet verkeerd, ómdat er gestolen, geheeld, gemoord, ontdoken wordt in Nederland? Ook de vries, De Nieuwe Wereld. 2 i6 DE NIEUWE WERELD in Nederland wordt alcohol gesmokkeld, in hooge mate zelfs thans aan de Duitsche grenzen. Overal, waar wat te verdienen is, probeert de menschelijke geest zijn slag te slaan. Als de whiskey 12 dollar kost in Scotland en 120 in New York, wie zou dan niet zijn leven wagen voor het verschot, dat daarin zit ? Wij willen wel gelooven, dat er gesmokkeld wordt. Het komt echter op de verhoudingen aan. Die moeten we zien te benaderen: een der moeilijkste opgaven van de zending. Het Amerikaansche verbod mag zich in een bijzonder groote belangstelling van de Europeesche pers, dus ook de Nederlandsche, verheugen. Men denkt er misschien zoo niet bij, doch let er eens op! Elke dag bijna worden verbodsmislukkingen vermeld. Er zit climax in. Stierven gisteren slechts 5 menschen een smadelijken dood door het gebruik van methylalcohol, dat de „arme" arbeiders immers moeten slikken, omdat ze de whiskey niet kunnen betalen, daarna waren het er 17 mannen en vrouwen op één avond in één stad. In 14 dagen had de vóórheen eenvoudig bewapende smokkelvloot reeds vérdragende kanonnen aan boord gekregen. Dan werd — een ongeluk komt nooit alleen — de droge secretaris Anderson gevangen gezet! Verduistering, meneer! Het heele droge samenstel dreigde daardoor ineen te storten, vooral wijl Rockefeller nu zijn financieelen steun opzegde .... Als het niet waar is, het is in elk geval goed gevonden. Misschien is het ook wel waar. Laten we allen ons geduld een oogenblik bewaren. Wij zullen zien en eerlijk berichten. Zonder ander doel dan de waarheid A/B S.S. „NIEUW AMSTERDAM" 17 gaan wij het oordeel vragen van het Amerikaansche volk, van leiders en massa. Ook in Nederland behoort men een inzicht in dit ingewikkeld vraagstuk te hebben. Men krijgt dat niet uit courant, brochure of boek. Zelf gaan en alle vijf zintuigen open: hooren, zien, voelen, ruiken proeven 1 Wie weet? Kalm aan, lieve lezer 1 „Wees nuchter en waakt"! is ons devies. IL DE AANKOMST EN HET HOTEL. 19 Maart 1923. et is Zondagochtend, als we aankomen. De ijsbergen en -velden hebben bijna twee dagen vertraging gebracht. Om 6 uur in den vroegen morgen is er appèl voor den doktor en den immigratie¬ agent der Yankees. Eerst om 7 uur komen deze aanzetten. Ze moeten het maar zelf weten! Het medisch onderzoek is een wassen neus; ze kijken even in je oogen! Daarin is blijkbaar alles te lezen. Ze zijn zoo mak als lammeren. Al die papieren rompslomp, waaraan we ons moesten onderwerpen, had dus niets te beteekenen! Mijn lichamelijke en geestelijke gebreken zijn onontdekt, de Amerikaansche natie derhalve onvoldoende beschermd tegen mij, den immigrant. Ik heb zelfs niet verklaard, dat ik geen aanslag zal doen op de regeering der Vereenigde Staten en het leven zijner ambtenaren! Ik heb me niet eens tegen veelwijverij uitgesproken; ik mag er blijkbaar in blijven gelooven! Dat begint dus tamelijk goed! Of zou dat alles slechts gelden voor de 3e klas-passagiers, die dikwijls dagen en nachten in slechte verblijven moeten wachten op toelating? Wij worden geroepen; er zijn reporters, die komen praten en kieken. Het zij zoo: morgen staan we in de krant, en profil! HET HOTEL Mc. ALPIN TE NEW-YORK. DE AANKOMST EN HET HOTEL 19 Ik ben het mooiste en face en tref het dus niet. Daar zullen toch ook vrouwen in Amerika zijn. Hoe zullen ze staan tegenover het portret van dezen hollandschen prohibitionist ? Wij trekken bij de fotografen een beroemd, doch vriendelijk gezicht en stoomen kalm en waardig de haven binnen van de grootste stad der wereld. Daar is het ,,Vrijheids"-beeld. Het „beeld" is niet nieuw! De wolkenkrabbers dagen op. Ze lijken op de prentjes, ze maken geen indruk; ik althans blijf onbewogen 1 Dan ankert de boot. Hoboken is bereikt.... Twaalf dagen van huis, en nog geen „droogheid" gezien. Alles nat, kletsnat, aan en vooral buiten boord. Eindelijk dus het droge land .... Is het het beloofde land der drankbestrijders? We weten het niet. We zullen zien; we willen eerlijk en open de kwestie bekijken, de moeilijkheden niet ontwijken. Aan boord heeft men ons reeds het noodige verteld. Vóór- en tegenstander doorkliefden de baren. De één zei, dat het drinken afneemt; de ander het tegendeel. Elk met een aplomb, waarvan wij versteld stonden. Het is merkwaardig; men is fél pro of fél contra. Een middenweg kent men blijkbaar niet. * * * Wij landen. Een groote, wijde visitatie-hal. Men sleept zelf zijn kommies aan. Hij doet zijn plicht. De booze wereld zegt, dat hij omkoopbaar is, „gelijk elk ambtenaar in Amerika". Best mogelijk! 20 DE NIEUWE WERELD We zijn klaar en staan daar nu met onze gebakken peren. De Hollandsche boot en de Hollandsche atmosfeer zijn weg: nu eerst zijn we in de nieuwe wereld. Dan pakken we onze koffers en onzen moed bijeen en komen er uit. Hoboken is door de Hudson-rivier van het eigenlijke New York gescheiden. Wij moeten over het breede water. Daar komen al auto's aanstuiven! Een cheffie smeert er ons een aan; we stappen in; we vragen de prijs; we stappen uit. 15 gulden moeten we betalen voor een eindje, dat bij ons een daalder kost! Waar moet dat met ons heen? We zien den kerel in zijn onvergeetlijk-gemeene gezicht; we zien elkaar in de trouwe oogen. Dan stappen we gemoedereerd weer in en rijden weg zonder om te kijken. We willen den lach van dien „crook" niet zien.... We liggen achterover in de kussens voor denzelfden prijs. Dan gaan wij deelen, aftrekken en vermenigvuldigen! Enfin, na ons de zondvloed! We staan voor ons hotel. Het is geweldig! We dolen er in rond: het is een wereld op zich zelf. Ge kunt er geboren worden, indien gij tenminste origineele denkbeelden hebt; er zijn verpleegsters, een hospitaal en een dokter. Uw moeder meenemen, s.v.p.! Ge kunt er als kind spelen, in het huis en daarbuiten; ge kunt er verliefd raken op een of meer der vele dames en heeren, die in- en uitgaan; er trouwen zelfs. Er is een kerk! Ge kunt er sterven, zoo gij daarin heil ziet: een notaris zorgt voor uw testament en bloemen zijn er vele, om u er onder te begraven. DE AANKOMST EN HET HOTEL 21 Uw heele leven zoudt ge er kunnen doorbrengen: op het dak de frissche lucht; in het huis de zwoele atmosfeer der menschen. Uw uiterlijk schoon kunt gij in de beauty-parlors nog doen vermeerderen. Wat wilt gij meer? Op hetzelfde oogenblik, dat ge wordt geschoren, poetst een zwarte knecht uw schoenen en worden uw nagels in stijl gehouden. Dr. Ehrlich behandelt uw voeten: elke minuut heeft haar waarde, ziet u! Vóór ge uitgaat post ge op uwe verdieping uwe brieven en ziet ge aan de weervoorspelling, of ge uw parapluie moet meenemen. Voor alle verdiepingen boven de I2e (er zijn er 24) neemt ge een snellift, die u vlug boven brengt, alleen op die verdiepingen, waar restauraties zijn, stoppend. Zaken zijn zaken. Er is een groene en een roode (zonder bijbedoeling), een blauwe (dito) en een terra-cottazaal, een post- en een telegraafkantoor, geld- en reisbureaux en zooveel winkeltjes als ge behoeft. Op de zesde verdieping huizen de damesgasten, die zeer voorkomend behandeld worden in dit land. Men houdt er op sommige punten, vooral in de liften, bepaald beschaving op na. Op de 4e verdieping en op de 9e vinden de vele Spaanschsprekende bezoekers uit de Centraal- en ZuidAmerikaansche republieken, hunne Spaansche bediening. Op de 24e verdieping is een dak-restaurant, een balzaal, zijn gymnastieklokalen en zweminrichtingen. Voor een dag, een week, of een jaar kunt gij er lijfeigenen huren. Men kan van alles in het hotel: „Mc. Alpin" met zijn 1800 bedienden en bijna evenveel kamers. Het is geweldig. Ik zal die gemeenplaats nog wel eens meer gebruiken. Het is enorm. 22 DE NIEUWE WERELD Ge behoeft een heele tijd, om in uw kamer geheel op streek te raken; zooveel nieuwigheden en comfort kent men in Europa niet. Het groote hotel met zijn lobby is een schakel in het Amerikaansche maatschappelijke leven geworden: men maakt er afspraken, ontmoet elkaar, ziet het gewemel aan. * * * Het is Zondag; dat is geen geschikte dag om New York te zien. Op straat is het leven grootendeels verdwenen. We gaan kijken, maar komen spoedig terug, gedesillusioneerd. Dit kan New York niet zijn. Onze NewsYorksche gids: Ds. ROBERT CORRADINI QL NEW YORK. I. 23 Maart 1923. u hebben we New York gezien, goed gezien. Bij dag en bij nacht. Er is niet zoo heel veel verschil! De vervoermiddelen loopen door, de eetgelegenheden blijven deels open, de verblindende lichtreclame in de hoofd¬ straten maakt van den nacht een dag. Het vervoer blijft intact. Het vervoer van menschen is geweldig, of enormous, als ge wilt. Dat zegt nog niets. In het laatste jaar zijn in New York te samen in trams, omnibussen, en onderen bovengrondsche sporen ongeveer 2650 miljoen betalende passagiers vervoerd. Buiten den geweldigen personen-auto-vervoerdienst om. Die getallen vonden we niet. Boven en onder en op den grond, te water en daaronderdoor wordt al dat vreemde en eigen volk vervoerd. Waarheen ? Waarvoor ? Men snapt het niet. Een snelheid onder gr ondsch, die U versteld doet staan. Men went eraan; twee, drie dagen en 't is al weer gewoon. Men wordt zelfs overmoedig, ziet het gevaar niet meer. Relatief is dat ook klein. In New York worden maar 3 menschen per dag door overrijding gedood. Dat is bespottelijk weinig en met alle middelen tracht men dat getal nog te drukken. Toch zit de dood een ieder telkens op de hielen; een seconde is voldoende om den aftocht te blazen. Merkwaardig, men denkt meer aan zijn teenen dan aan zijn 24 DE NIEUWE WERELD na te laten weduwe en bloedjes van kinderen. Doe er maar eens wat aan. Eiken dag groeit onze belangstelling in deze wereldstad, de grootste aller steden, eiken dag groeit ons werk en we kunnen maar niet weg. Nu wordt geen tijd meer verloren: de Amerikanen hebben ons geleerd, wat organisatie is. Dat moet men zien! Dat kan alleen, als men ervoor gedrild wördt. De scholen maken het kind voor het Amerikaansche leven klaar. Vhig, niet diep! Organisatie is het geheim. Alleen daardoor brengt men orde in den chaos. Wij passen ons aan, willen we niet verloren raken. Kort en precies vragen, klaarheid is het parool! Hoe rustig en kalm vliet het leven van ons, Nederlandsche landslieden, daar in het geboorteland, heen! New York is niet mooi; ook nu die impressie geheel is overschaduwd door een andere, dat zij de meest belangwekkende der wereld is, vinden wij dat. New York is geen Amerikaansche stad; men leert er Amerika niet kennen. Hier zijn de vreemdelingen de baas. Men vindt er de ware Amerikanen moeilijk terug. De „ware Amerikaan" is trotsch op dien titel, gelooft zich eenvoudiger, echter, onbaatzuchtiger dan de vreemde fortuinzoekers, die in de tijden der onbeperkte immigratie de groote steden hebben vervuld. Ik kan daar iets voor voelen. Onze Nederlandsche emigranten — meest landbouwers — hebben zich in hoofdzaak gewend naar • het Westen, deze metropolis den rug gekeerd; zij zouden C^t^^^^zich hier niet thuis voelen; zij gingen naar de vruchtbare gronden van Michigan en elders. In deze stad der steden zijn blijven hangen de vervolgde, bedreigde, gevluchte Joden uit het Czarenrijk NEW YORK. I 25 en Roemenië, zijn komen aanwaaien de Zuid-Europeesche landverhuizers en de Polen. Ook enkele tienduizenden Chineezen en Japanners kwamen via het Westen binnen en uit het Zuiden trokken negers naar hier. Eén doel hadden allen: geld winnen, om te leven 1 Geld maken, dat is 't New Yorksche leven! In de benedenstad, dicht bij de haven viert het groot-kapitaal zijn triomphen. Daar hebben het Bank- en Scheepskapitaal, de industrie en handel hunne ten hemel schreiende wolkenkrabbers opgericht. Daar heeft de' liftendienst het toppunt van organisatie bereikt en ontwricht een staking der liftboys het heele zakenleven. In de mooie deelen der bovenstad wonen de rijken en wordt tot ƒ 75.000 huur per jaar voor één flat be- lt taald. In Brooklyn (eertijds Breukelen) leven de beambten van het kapitaal; dat is een woonstad geworden. In het Oosten huizen de armeren. Daar is een ongekende dichtheid van bevolking bereikt. D/i/ New York is de stad der vreemdelingen. 35 a 40 pet. KJÜirt 4fa+> van zijn bewoners is in den vreemde geboren, meer dan 76 pet. uit vreemde ouders (totaal). Van zijn pl.m. 6 miljoen inwoners (behalve de 2 miljoen die buitendien in het gebied der gemeente wonen) zijn 1 tot ij miljoen Joden, 10 maal zooveel als in Palestina wonen. Zij hebben er hun Joodsche kranten, ook socialistische. Er wonen 800.000 Italianen, méér dan de grootste stad van Italië herbergt. Meer dan 220 miljoen vreemdelingen trekken jaarlijks in en uit en verwijlen er een korte poos, slaan er wat geld stuk. Het vreemde element overheerscht. In zulk een stad, in zulk een atmosfeer is voor idealen weinig ruimte. 26 DE NIEUWE WERELD Een mensch telt er niet. Hij is een nummer. Geld is het wachtwoord. Is het wonder, dat men kansen waagt om geld! Die kans is er onder het drank-verbod, dat wij bestudeeren. Een gallon (pl.m. 3.8 liter) whisky kost in Schotland 12 dollar, in New York 120 dollar. Daar is op elke gallon 108 dollars te winnen! Is het wonder dat ook deze kans wórdt gewaagd; dat men tracht zijn slag te slaan, waar de mogelijkheid zich voordoet? New York is misschien de natste stad van Amerika. Hier wordt veel alcohol gebruikt, in huis, in twijfelachtige café's. Wij hebben het gezien met eigen oogen; er is geen twijfel mogelijk. Een handbeweging, de wijze, waarop men „koude thee" bestelt: de kellner weet het en brengt het in 't geheim verlangde. Maar de saloons zijn verdwenen, de verhoudingen zijn veranderd. Wij hebben meer gezien en gehoord; daarover later. NEW*YORK. (8te Avenue and Central Park). Typisch voorbeeld van de veranderde saloons. Beven: De oude „saloon". Beneden: 3 winkelhuizen in hetzelfde perceel. IV. NEW YORK. II. 25 Maart 1923. ew York is nat, kletsnat, zei ik in mijn vorigen brief. Dat wil zeggen: voor een drooggelegde stad! Relatief, geen vergelijking bij vroeger! Want als men, na 4 uur in den avond in de ellendigste buurten te hebben geloopen en daar zeker 2—300.000 menschen té hebben ontmoet, hoogstens 4 of 5 dronken personen heeft gezien, dan zal ieder moeten toegeven, dat er geen droger wereldstad op onze aarde te vinden is. Vier tot vijfhonderd dronken menschen zouden we vóór het verbod (van kracht géworden 16 Januari iQ2o)_ op een dergelijke wandeling hebben ontmoet, zei onze levendige en deskundige gids, de Italiaansche Methodisten-predikant Corradini. Dat zeggen ook de tegenstanders van het verbod. Dat de saloons, de kroegen verdwenen zijn, vindt eigenlijk ieder een zegen; ook zij, die daar nooit een hand voor uitgestoken hebben. De „Vereeniging tegen het drankverbod" met wier leiders we goede vrienden zijn, al zijn het dan ook tegenstanders (hier in Amerika mag men graag „ruim" zijn) heeft zelfs boven haar briefhoofden staan: „Nooit meer saloons!" Inderdaad, men moet ook ziende blind zijn, om deze lokalen terug te verlangen. De verdwijning heeft groote economische voordeden gebracht. Spoedig zal er een boek uitkomen met foto'-s \ der oude saloons van New York en wat er van geworden is. 28 DE NIEUWE WERELD Daarin zal de geschatte waarde der pèrceelen voor en na het verbod (door officieele schatters getaxeerd) benevens de huuropbrengsten nu en vroeger worden verzameld. De stijging der opbrengsten is bijzonder groot en het aantal van het in die zaken werkzaam personeel verbazend geklommen na het verbod. Uit een saloon zijn n.1. meestal 3—5 winkelzaken of. eethuizen gegroeid. De emblemen der brouwerijen of distilleerderijen, die veel van die saloons bezaten, zijn nog niet alle verwijderd. Men vindt op verschillende plaatsen de herinnering aan de oude saloons. Maar de inhoud klopt niet meer met het uithangbord. De donkere, obscure omgeving is verdwenen en licht en fleur is er voor in de plaats getreden. Een malaise als in Europa kent men hier niet. De huren van winkels en eethuizen zijn voor onze begrippen geweldig hoog. Menig saloonhouder, eigenaar van het perceel, heeft het duur verkocht of verhuurd. Enkelen zijn op dezelfde plaats een eethuis of winkel begonnen. De meesten misten echter daarvoor de noodige handelskennis. Waar ze gebleven zijn, weet niemand. Er wordt niet op gelet. Toch waren er meen ik 15000. saloons voor het verbod. ..Elk voor zich zelf" is een voor New' Yörk "uiterst passende leus. Men went eraan. De saloons nu schijnen voor goed van de baan. In enkele overgeblevene worden naast alcoholvrije (zachte) waarschijnlijk nog wel clandestien wat „harde" dranken verkocht, maar dat speelt geen rol. Vroeger waren zij de kweekplaatsen van dronkaards en misdadigers. Daar huurde men de moordenaars, die men voor zijn doel behoefde. Voor een paar dollar waren die te krijgen. Het is de onsterflijke verdienste der Amerikaansche drankbestrijders, dat zij door hun ijverig werken deze holen finaal hebben uitgeroeid. Dit is een beschavings- NEW YORK. II 29 arbeid, waarvoor het nageslacht hun dank zal weten. Ook in ons land is gestreden over de vraag, of het verbod in Amerika evolutie of revolutie was. Ik zou zeggen; beide. Voor de 33 Staten,_ die vóór het nationaal verbod reeds droog^waren, gedeeltelijk door het snel om zich heen grijpend plaatselijk verbod, beteekende het algemeen verbod slechts een schrede verder in den ontwikkelingsgang der anti-alcoholbeweging. Voor de groote steden, meestal in het Oosten, vooral de havenplaatsen, beteekende het echter een revolutie. Daar is het door de tegenstanders van het verbod gevoeld als een dwang, een aanranding der persoonlijke vrijheid: een der heiligste goederen der menschheid! Daar is het verstaan als een moeten bukken voor den wil van een parlementsmeerderheid, die haar basis vindt op het platteland. Met al die puriteinsche begrippen, wèTof niet echt — met die kleine horizonten blijve men de steden van het lijf, was hun leus. Het afmattende leven in de groote steden, zeggen zij, eischt een stimulans, een „kick", een „schop", om over de vermoeid heen te komen. Dat een boer uit Kansas zijn intern personeel liefst niet dronken ziet, dat hij „droge" parlementsleden afvaardigt, is zijn zaak. Maar dat de New Yorksche inwoners zich moeten schikken, dat het 2/3 deel van het parlement kan beslissen over het 1/3, daartegen komt men in verzet. En mannen van stand en positie, die overigens eerbied voor de wetten des lands hebben, lappen het alcoholverbod aan hun laars. De drinkgewoonte opgeven, komt hun voor, een niet te overkomen offer te zijn. Zij wenschen niet verder te verdragen het ingrijpen 36 DE NIEUWE WERELD van overheidswege in de zeden en gewoonten, het eten en drinken van het volkl In Kansas en andere Staten is het rooken in 't publiek verboden. Men heeft ons zelfs verteld, dat er al wetten zijn op de lengte ep de breedte der beddelakens in de hotels, hier of daar. Men vreest met groote vreeze, als dat zoo doorgaat, dat men z'n meisje (zoo'n juffrouw heet hier: sweetheart), zijn eigen of andermans vrouwen niet meer mag zoenen vanwege de wet Ik wil wel direct erkennen, dat ook ik dit onoverkomelijk zou vinden. Maar zoover is het, gelukkig, nog niet. In New York is de toestand het moeilijkst; de massa's vreemdelingen vragen prikkels: drank en andere. Italianen en Polen, Russische Joden, Chineezen en Japanners, negers, kleurlingen trachten hun slag te slaan. De „bootleggers" verdienen er kapitalen. In de particuliere huizen, in de nachtcafé's wordt veel vuurwater door de dorstige kelen gejaagd. De arme, oude alcoholminnaar kan den prijs van echte whisky niet betalen en moet zich tevreden stellen met op nieuw gedistilleerde gedenatureerde alcohol, die hem zijn ingewanden verscheurt en voor zijn tijd doet sterven. Voor grof geld worden de alcoholica, die van de Bermuda-eilanden, uit Schotland en van elders worden binnengesmokkeld, gesleten. Hoe dieper landwaarts, hoe duurder het wordt. Deze dranken kan alleen de rijke koopen. De rijke en zijn kinderen! Inderdaad schijnt het whisky-gebruik ook een deel der kinderen van welgestelde ouders te bereiken; de kranten vertellen daarvan af en toe schandalen. Het is verboden, daarom is het zoo interessant! NEW YORK. II 3i Het drinken is een, men meent tijdelijk verschijnsel geworden in vele kringetjes van burgerscholieren, jongens en meisjes, en jonge studenten. Voor grof geld wordt menig Staats-beambte omgekocht, hoog en laag, wordt er beweerd. Wij zijn geneigd, dat te gelooven. Actie kweekt reactie. Zij, die belast zijn met de verantwoordelijke taak deze vrij nieuwe wet tegen den wil van een deel der bevolking in, door te voeren, hebben geduld en getuigen daarvan. Zij hebben volledig vertrouwen, dat zij de baas zullen worden, dat deze tijd slechts een overgangstoestand is. Het is nog"niet perfect. Wat honderden jaren gewoonte was, roeit men niet in 3 jaar uit. Zij vragen nog wat jaren van rustigen gestagen arbeid, om hun plicht te doen, de wet toe te passen en het volk den tijd te geven, over de dingen na te denken. Dag na dag komt nieuwe hulp: de jonge arbeidersleiders (en wat fijne kerels hebben wij gesproken), de intellectueelen, de fabrikanten, waaronder zelfs die vroeger alcoholische dranken, nu andere dingen fabriceeren, zij komen steeds meer aan den kant van het verbod te staan. Het gaat langzaam, maar het gaat. Hoeveel eeuwen is het geleden, dat het verboden werd, te moorden, te stelen, dat het geboden werd Uw naaste lief te hebben als U zelve? Het is nog niet geheel in orde met deze aangelegenheden! Nergens! De Amerikaansche grondwet, die het i8e amendement— het verbod van bedwelmende dranken — bevat, zal op dit punt nooit meer veranderd worden, zeggen zij, die het kunnen beoordeelen. De pro's en de contra's. De Volstead-act. die slechts de helft en 1 behoefde, en die het toelaatbare percentage alcohol op minder 32 DE NIEUWE WERELD | dan £ pet. bepaalt, achten zij, die het Congres en den Senaat kennen, in het eerste tiental jaren niet voor wijziging vatbaar, tenzij in een verscherpte richting. Men zal derhalve op doorvoering der drankwetten zijn aangewezen. Ik hoop gelegenheid te hebben, daar nader op terug te komen. MERRICK, Chef der New*Yorksche drankpolitie. „ISSIË" EINSTEIN, detective, „MIKE" PHILIPS, knap die de kunst van vermomming detective, in dienst van de bij uitstek verstaat. drankpolitie. EEN NACHTELIJKE INVAL. New York, 30 Maart 1923. e Rijkspolitie, speciaal belast met de controle op het nationaal drankverbod, heeft een administratieven en een actieven dienst. Er is n.1. een zee van administratie, aan het hoofd waarvan directeuren staan. De ver¬ gunningen (permits), die aan dokters, apotheken en aan de industrie worden verleend, eischen voortdurend controle en groote waakzaamheid. In meerdere centra zijn de administratieve directeuren tevens hoofd van den actieven dienst, den z.g. veld-dienst._ Men werkt daar met betrekkelijk weinig personeel. Niet in een stad als New York, hoewel daar ook nog veel te weinig menschen zijn. In New York zijn de diensten gescheiden, al is dit om vele redenen natuurlijk niet geheel door te voeren. In de organisatie zelve is van het begin af aan, veel en telkens verandering gebracht; het was een voortdurend voelen en tasten. Beide diensten controleeren elkaar nu min of meer, om corruptie en omkooping zooveel mogelijk te voorkomen. De New Yorksche velddienst is misschien het meest interessant van alles. Hier in New York vindt de onwettige drankhandel telkens nieuwe foefjes uit. Naar New York worden ook de beste detectives gedirigeerd: mannen met groote ervaring en moed. Knappe politiemannen werken hier onder de leiding van den algemeenen leider van den actieven dienst Yellowley en den New Yorkschen chef Merrick. Een van die detectives is de beroemde Issie Einstein, die 34 DE NIEUWE WERELD in zijn onuitputtelijke vermommingen de bootleggers en de andere onwettige drankverkoopers voortdurend weet te verschalken. Kort geleden heeft zijn vak hem nog bijna het leven gekost, toen men hem plotseling; herkende en op zijn lok-vraag naar drank den vergiftigen methyl-alcohol schonk. Met Yellowley en Merrick hebben wij herhaaldelijk geconfereerd en de ups and downs van den strijd tegen de bootleggers besproken. Beide zijn ze al jaren persoonlijke voorstanders van het verbod en onthouders. Alle omkooperij stuit af op hun wil, om de wet door te voeren. Op een der hoogste „floors" van een wolkenkrabber aan Broadway heeft de New Yorksche dienst een heele verdieping met vele kantoren. Daar zoemt het als in een bijenkorf; het is er roezemoezig en druk en in het eerst onzer dagen zagen wij veel vreemde gezichten. Uren en uren heb ik er met anderen, steeds wachtend, doorgebracht. Het schijnt een vak te zijn hier in N. York: wachten, om je doel te bereiken. Een wonderbaarlijk sterke kop moet Merrick hebben. Dat gaat maar door; alles doorelkaar: orders geven, eindeloos telefoneeren, handteekeningen zetten, met anderen en mij confereeren, daar tusschenin een verhoor afnemen, een advocaat aanhooren, die voor zijn cliënt krom recht gaat praten, een stenografe iets dicteeren en daartusschenin voor mij — de vriendelijkaard — nog even zelf de heele organisatie van zijn dienst typen 'ALeague. Dr. WHEELER, de Juridisch*Staat. kundige adviseurJ van de Anti; Saloon«League. DE ORGANISATIE DER DRANKBESTRIJDING 63 Dat het Parlement met een overweldigende meerderheid besloot, de Amerikaansche burgers te doen breken met het alcoholdrinken, dat 46 van de 48 verschillende Amerikaansche Staten dit besluit bekrachtigden, in de Senaten dier Staten met 86 pet., in de 2e kamers met 80 pet. van de uitgebrachte stemmen, moet ons toch iets zeggen. Slechts 37 van de 48 Staten hebben het ioe amendement goedgekeurd (het vrouwenkiesrecht). De eerste 10 amendementen op de grondwet kregen destijds slechts de goedkeuring van 11 van de 16 Staten van toen. Met den grootst denkbaren wil van de afgevaardigden van het heele volk is deze wet er gekomen. Bij elke volgende verkiezing heeft het volk meer droge leden in Kamer en Senaat gebracht. Droog of nat was telkens één der voorname verkiezings-cries; het was geen geheime actie, open en eerlijk is gestreden. Dat helder inzicht der meerderheid is niet verkregen zonder opvoeding en strijd. Amerika is een der eerste en oudste landen in den drankstrijd. Knappe mannen en vrouwen hebben het Amerikaansche volk een wapen in handen gegeven, om een der gevaarlijke vijanden van de menschheid te vellen. Het is nog niet zoo ver, maar men is op den goeden weg. En heel de bewuste wereld ziet met vreugde of misnoegen, maar allen met belangstelling op naar wat hier gebeurt. Voorhands heeft het alcoholkapitaal het pleit verloren; het kan niet op zulke toegewijde krachten bogen als de drankweer. H oe is de Amerikaansche drankstrijd toch zoo sterk geworden, dat het deze dingen kon beleven? Ik, ongeloovige Thomas, moet het erkennen: het_ is in hoofdzaak de Kerk geweest en hare beste dienaren, de vries, De Nieuwe Wereld. 6 64 DE NIEUWE WERELD die dit hebben gewrocht. De drankstrijd in dit land is in hoofdzaak deel van den maatschappelijken arbeid der kerken en der kerkelijke menschen. Over drankbestrijding wordt gepreekt en gesproken, herhaaldelijk, telkens weer. Honderdduizenden zijn bereikt, in de kerk, in het huis. Het drankkapitaal mag geld spendeeren zooveel het wil, het klopt niet aan bij het geweten der menschen. Dat is een der geheimen van het slagen der drankbestrijders. Zij hebben hier innerlijk contact met al die vele, goedwillende, geloovige, kinderlijke zielen, die zoo'n groot deel uitmaken van het Amerikaansche geheel. De grootste kerken in Amerika — ik zei het reeds eerder — hebben hun socialen arbeid georganiseerd. Ze hebben groote bureaux, „boards" voor maatschappelijk werk, met vrijgemaakte leiders — de beste die ze krijgen kunnen — en personeel. Van het Methodisten-bureau — de rijke kerk — is Dr. Wilson uit Washington de leider. Van het Presbyteriaansche Dr. Scanion uit Pittsburgh. Beiden knappe, invloedrijke mannen. Ik heb mijn socialisme niet onder stoelen of banken geschoven, maar zij waren mild en breed en zij behandelden ons als geziene gasten. Veel hebben wij aan hen en hunne ambtenaren gehad. Maar ook de „natten" hebben ons, neen, niet onder de olie, maar onder de papieren gezet, ons vriendschappelijk bejegend, zooals het ruim denkenden menschen betaamt. Deze bureaux der kerken met hunne leiders doen allerlei werk van opvoedenden en beschermenden aard. Zij hebben vele af deelingen: hulp aan weduwen en weezen, prostitutiebestrijding, jeugdwerk, enz. enz. Wat de afdeeling drankbestrijding betreft, zij geven couranten en brochures uit, verzamelen feiten en cijfers, gaan spreken en debatteeren. Zij zijn in dienst der kerk. DE ORGANISATIE DER DRANKBESTRIJDING 65 De leden der kerk contribueeren aan haar: het geld wordt over verschillende afdeelingen van philantropischen, socialen of godsdienstigen aard door het kerkbestuur verdeeld. De politieke en wettelijke drankbestrijding is hoofdzakelijk in handen eener groote organisatie gekomen, die op zich zelf staat, doch die de benoodigde sommen in hoofdzaak van de leden der kerk verkrijgt. Die organisatie heet: Anti-Saloon-League van Amerika (anti-vergunning-bond). Dertig jaar geleden ongeveer is zij gesticht. De kerken beseften, dat de in Amerika bestaande saloons de moreele verbetering van de menschen en de zuivering der politieke en maatschappelijke zeden geweldig in den weg stonden. Men had jaren ervoor gevochten om de mannen van den drank af te houden, doch schoot zoo weinig op. Daaróm moest de drank van de mannen af worden gehouden. Alcohol is voor geen enkelen godsdienst goed, zei Dr. Russell, die op het denkbeeld kwam: één vereeniging te stichten: zaakwaarnemer der kerken in den politieken en. wettelijken drankstrijd. De Anti-Saloon-League kwam er, is er en mag er zijn. Zij heeft geen individueele leden, alleen donateurs. Alle mogelijke kerken staan open voor hare ambteharen, meestal predikanten, die daar 's Zondags over drankbestrijding spraken en spreken. Na afloop van de preek volgde het handige inteekenbiljet, en duizenden dollars (voor 5-jarige inschrijving thans) zijn gevloeid naar de kas der vereeniging. Kapitalen zijn er op deze wijze vergaard, op tijdschrift en krant massa's abonné's verkregen. Millioenen vlugschriftjes en brochures zijn onder de menschen gebracht. Elke Staat bijna heeft zijn Anti-Saloon-League met een directeur aan het hoofd. In New York werkt een staf van tientallen 66 DE NIEUWE WERELD mannen en vrouwen op een groot bureau met vele afdeelingen. Daar is de veel genoemde Anderson de leider; hij die beschuldigd werd geld te hebben verduisterd. Rustig zat hij ons te vertellen van zijn werk en de vooruitzichten. 't Is mogelijk, dat aan zijn administratie iets mankeert, maar er is nog niets van bewezen. Zijn bestuur heeft pas nog volledig vertrouwen in hem uitgesproken: van zijn zaak hoort men hier oogenblikkelijk niets meer en het zou geen verwondering baren als hij straks van allen blaam gezuiverd, wordt gerehabiliteerd en de heele manoeuvre als een streek van het drankkapitaal wordt gebrandmerkt. En mocht hij schuldig zijn, dan zal hij heen gaan, als zoovelen in Amerika, die het geld boven de deugd kozen1). Men let daar zoo niet op, vooral niet bij de tegenpartij, doch gebruikt het, als 't te pas komt, als politiek strijdmiddel. De Anti-Saloon-League is een schitterende organisatie. Daar zijn de afdeelingen voor de statistiek, de pers, de literatuur, de administratie, de informatie, de sprekers; ook juridische en politieke secties. De vereeniging is politiek, maar niet in dien zin, dat zij candidaten stelt, of één bepaalde partij aanhangt. Niet in 't minst! Men heeft slechts één politiek: de kurkdroge. Zij stelt geen candidaten. Men mag republikein of democraat zijn: wie het meeste wil op het gebied van de radicale drankbestrijding krijgt de beste aanbevelingen mee naar huis. En die zijn niet van gisteren. Bij millioenen kiezers komen die aanbevelingen in de woningen, goed geargumenteerd, krachtig. Het heele politieke leven van de *) Volgens courantenberichten zou hij thans veroordeeld zijn. Jammer voor hem, maar het raakt den drankstrijd niet! DE ORGANISATIE DER DRANKBESTRIJDING 67 candidaten wordt blootgelegd en daden met beloften vergeleken. Zoo'n individueele politiek voeren wij in Holland niet. 's Lands wijs, 's lands eer. Zij hebben er hun redenen voor! Zij hebben er heel wat mee bereikt. De Anti-Saloon-League wil dus de vergunningen weg hebben. Theoretisch is zij aan het eind van haar taak, maar practisch zijn er nog wel onwettige saloons en dus blijft de vereeniging werken, op dezelfde wijs en onder denzelfden naam. Zij zal nog wel een geruimen tijd haar werk moeten verrichten, vóór de theorie werkelijkheid is geworden. Maar in haar doen en laten en in haar leiders is een sterke wil en een groot vertrouwen. Het toppunt van drankbestrijders-organisatie is bereikt in Westerville, een klein, mooi buitendorp bij Columbus, in den Staat Ohio. Daar woont de algemeene secretaris van de Anti-Saloon-League en zijn staf. Daar zijn wij de gasten geweest van dien strijdbaren, knappen man: Dr. Cherrington. Daar in Westerville is een geestelijk en industrieel drankweercentrum. Daar is veel wetenschappelijke arbeid gecentraliseerd, wordt steeds verder gewerkt aan het gebouw van een alcoholvrij Amerika, een alcoholvrije wereld zelfs. Daar schrijft Dr. Porter zijn groote lexicon over het alcoholvraagstuk, waarvan de eerste band nu pas gaat verschijnen. Het zal het werk worden van zijn leven. Daar leidt J. H. Larimore het perswerk voor de vele kranten der Anti-Saloon-League in de verschillende Staten van Amerika: „The American Issue". Een weekblad voor heel Amerika, een maandblad verschillend voor eiken Staat. „De Amerikaansche Uitgeversmaatschappij" is de naam van de commercieele 68 DE NIEUWE WERELD organisatie, die een groote drukkerij en uitgeverij exploiteert. Men duizelt van de cijfers. Het kleine postkantoor van Westerville staat thans in dezelfde klasse als het kantoor van New York. Sinds 1910, het begin, zijn 245 millioen brochures en boeken en 157 millioen periodieken de deur uit gegaan. In 1922 alleen bijna 15 millioen periodieken, behalve de brochures of boeken. Wat sinds de oprichting verscheen, zou op elkaar gelegd een zuil vormen, één millioen kilometer hoog; 29 maal de omtrek der aarde zou kunnen worden belegd. Het zijn groote cijfers, misschien zeggen ze niet veel. Dit is eenvoudiger: in 1922 is aan porto betaald . . . ƒ 130.000. (De porto's zijn hier veel goedkooper dan in Nederland, dat komt er dus nog bij). Per dag komen 5000 brieven in en gaan er evenveel uit. Alleen in Westerville werken 150 personen op bureaux en werkplaatsen. Daar gebeurt dus wel iets in Amerika in één plaats. Er zijn meerdere centra van drankbestrijding. Bijna alle Amerikanen hebben wel eens een van al deze drukwerken thuis gekregen, meestal tientallen. Van al die Amerikanen hebben velen ze gelezen, ze zijn aan het denken geraakt en aan het stemmen gegaan. Amerika heeft bewust stelling genomen, wist, wat het deed. En het alcoholkapitaal,dat nu een felle anti-propaganda voert, zich geweldig gaat reorganiseeren, een groote reactie en wetsbespotting in 't leven roept, zal zijn hoofd te pletter loopen. De Amerikaansche drankbestrijding is wakker: ze ziet de gevaren al geruimen tijd; zij rust zich opnieuw ten strijde, zij zal de overwinnaar zijn. DE ORGANISATIE DER DRANKBESTRIJDING 69 Naast de Kerk en de machtige organisatie der AntiSaloon-League, met zijn geweldige energie, strijdlust en methodischen arbeid, werken de vrouwen apart in de Nat. Christ. Vrouwen-Onthoudersvereeniging. Zij ontwikkelen een groote propaganda onder de vrouwen en hopen spoedig 1 millioen leden te tellen. De kleinere Tempelierenloges, de Zonen der Onthouding (plm. 15000 leden) de wetenschappelijke, de studentenonthouders en andere, voor Amerikaansche verhoudingen kleine vereenigingen, waaronder ook de gereformeerden en de katholieken, voltooien, wat nog aan organisatie ontbreekt. Vooral de vrouwen moet men in het oog houden: zij werken hard en bewerken de mannen. En nu Amerika het geluk heeft, dat de vrouwen van sommige zijner leidende mannen — b.v. President Harding, gouverneur Pinchot van Pennsylvanië, chief prohibition-director Yellowley van Washington — werkzame leden zijn van bovengenoemde vrouwenorganisatie, nu zien we ook deze mannen verder en verder gaan in hun wil tot eerbiediging van de wetten van het land. Van de Amerikaansche vrouwen is veel te verwachten, ook voor de drankbestrijding. Zij zijn meer idealistisch, verafgoden den dollar niet zoo, zijn niet zoo corrupt te maken. Althans nu nog niet. De drankbestrijders in Amerika hebben een groote wet doen aannemen; zij zullen haar op den duur doen eerbiedigen ook. PITTSBURGH, DE STAALSTAD. Pittsburgh, April 1923. feBC<^ÉittsbUrgh is da Stad van CarneSie- Da»r ffiBffijJ begon hij slechte loonen te geven, miÜiSBiög^) oenen te vergaren en eindigde met een S^AiStBiPI kle'n deel daarvan weer voor publieke >~-*cl doeleinden weg te geven. Een beroemd man. Hier, gelijk een profeet, weinig geëerd. Nederland heeft in Den Haag nog altijd een gebouw van hem onverhuurd staan. Zijn meeste geld heeft hij laat verdiend met den verkoop zijner fabrieken aan de groote nationale staaltrust. Ze hebben allemaal wat eigenaardigs, die grootkapitalisten. Carnegie heeft van zijn winsten een deel voor algemeene ontwikkeling (openbare leeszalen) en ook voor de vredesidee wat afgestaan; Ford geeft een deeltje van zijn enorme winst terug aan zijn eigen arbeiders in den vorm van hooge rente van aan zijn zaak geleend kapitaal (maximaal het van hun loon); Sockefeller sticht Zondagsscholen en geeft geld voor godsdienstige dingen. Bijna allemaal hebben ze een geweten, dat schijnt te kloppen. Leuk is, dat Rockefeller op de Zondagsscholen de kinderen vooral laat leeren: „hoe men geld spaart". En dat op Zondag! Geld is hier de ziel van de negotie. Men vergeve mij de algemeenheid. In deze staalstad maakt men het bij hoopen. Er zetelt een geweldig bankkapitaal, gevolg van de enorme zaken, die hier tot stand komen. De Amerikaansche steden trachten elkaar de loef af te steken, elkaar de baas te worden in kracht en grootheid. Er zijn (Eigen opname). PITTSBURGH, DE STAALSTAD 7i ■er in al deze jaren van voorspoed en bloei — men begrijpt hier niets van Europa's verarming —, steden, die zoo reusachtig groeien, dat de openbare gebouwen ~te klein zijn geworden om de diensten te verrichten. Los Angelos en Detroit zijn in een tiental jaren van enkele honderdduizend inwoners tot op meer dan een millioen geklommen. Pittsburgh is een stad van ouderen datum; toch groeit ook deze stad en het zal niet lang duren, of ook zij zal ■een millioen inwoners tellen. Een centrum van industrie en handel, maar een leelijke stad vol rook en smook. „Zoo helder als Pittsburgh" zegt men, als men uit wil drukken wat wij bedoelen met „zoo helder als koffiedik". Toch is de oprechte Pittsburgher — gelijk zijn landgenooten in andere steden — trotsch op z'n, immers rijke stad met zijn kapitaalconcentratie, zijn Carnegie-bibliotheek, zijn Universiteit. In Pittsburgh zetelt het sociaal bureau der Presbyteriaansche kerk. Haar leden lijken iets op onze Calvinisten, maar zij zijn niet zoo zuiver in de leer. Wèl hebben zij den strijd tegen de ijdele dingen der wereld aangebonden. Zij strijden tegen dans en bioscoop, tegen jeugdig-rooken, prostitutie en meer van zulke dingen van het leven aan deze zijde. Maar ze doen wat meer -water in den wijn en persoonlijk zijn ze meer comfortabel ■en smeuig tegen andersdenkenden. In dat sociaal bureau is dus ook de Calvinistische kerkelijke drankbestrijding ondergebracht. De Hollandsche calvinistische emigranten hebben hun eigen kerken in meerdere plaatsen in Amerika; die hebben hunne Hollandsche opvattingen grootendeels behouden. Zij voelen niet zoo sterk als de Amerikanen de noodzakelijkheid der onthouding, al staat het grootste deel harer predikanten er sympathiek tegenover. 12 DE NIEUWE WERELD In Pittsburgh zijn de staalmagnaten heer en meester; men buigt voor hen. Ook de kerk. Ver buiten de rook hunner fabrieken hebben zij hunne paleizen; in slechte woningen leeft een deel der relatief slecht betaalde arbeiders, die hunne fabrieken bevolken. Er is weinig fleur in de arbeidersbuurten van Pittsburgh. De fabrieken slorpen een bonte massa op; ze kunnen nog veel meer gebruiken. Vooral uit Zuid-Europa komen ze daar binnenvallen. Grieken en Tsjecho-Slowaken, Polen en Russen zijn er in grooten getale. Geschoolde arbeid is er niet veel. Kracht en spieren worden gevraagd in de staalfabrieken; men heeft er niet gauw teveel. De Rijkswet heeft het aantal immigranten zeer beperkt; het is een strijd tusschen twee belangen. De vakbeweging, bang voor loondruk, oefent invloed uit op de Regeering, om den stroom der Europeesche werkzoekenden nog meer te keeren. De groote fabrikanten (voor wat de staalindustrie betreft, onder leiding van den bekenden rechter Gary, den voorzitter van de staaltrust) vragen een mildere wet, toelating van meer arbeidskrachten. Het is onzeker, wie den strijd zal winnen; de zaak is nog steeds hangende. Het was onze wensch een der grootste staalfabrieken te zien. Fabrieken zien is in Amerika makkelijker dan bij ons. De Amerikanen zijn gastvrij, ook de fabrikanten. Sommigen openen hunne fabrieken wijd, stellen gidsen beschikbaar, hebben een specialen dienst daarvoor. Zij zien in die bezichtiging door het publiek reclame en voordeel voor zich zelve. Maar het is niet erg leerzaam met groote horden door de fabrieken te worden gesleept; men heeft geen tijd, ziet de dingen niet behoorlijk, komt meermalen te ver af te staan van de belangwekkendste machines. PITTSBURGH, DE STAALSTAD 73 Dank zij onze introductie, kregen we hier en elders betere kansen. Met groote voorkomendheid — zelfs de treinreis naar Bessemer, waar de grootste fabriek van spoorwegrails is, werd betaald — werden wij apart rondgeleid door deskundige leiders. Van te voren moesten we een verklaring teekenen, dat alle ongelukken, die ons eventueel zouden overkomen, voor eigen rekening waren. We namen die last op ons. „Safety first": „veiligheid voorop" is een leus, die men overal hoort, ziet, leest. Overal is er zorg voor veiligheid, voor goede maatregelen, die ongelukken voorkomen. Toch zijn in een zoo geweldige staalfabriek ongelukken moeilijk geheel te vermijden. In een hospitaal op het terrein worden de eerste verbanden gelegd. In vele talen: Russisch, Poolsch, Roemeensch, Italiaansch, Tschechisch en wat al niet meer wordt den vreemden arbeiders door plakkaat en geschrift gewezen op de plicht, voorzichtig te zijn, veiligheidsmaatregelen te nemen. Dat gebeurt trouwens ook in de straten der groote steden. Op de Washingtonsche trottoirs staan groote, ronde ijzeren borden: „De man, die niet om zich kijkt, als hij een straat oversteekt, neemt den kortsten weg naar het hospitaal". In Pittsburgh verft men op de straten met witte verf: „Dont go thru": „Loop niet als een dwaas door"! Het laatste woord in de fonetische spelling, ook al een Amerikaansch stukje beweging. „Now then", zou men hier heel breed zeggen, maar weer op het onderwerp terug. Wie nooit een geweldig staalwerk heeft gezien, mist elk idee van de grootschheid van dezen arbeid. Wie het ziet in een der grootste fabrieken der wereld, moet onder den indruk komen van dit geweldig gebeuren. 74 DE NIEUWE WERELD Uit ijzererts met een paar andere hulpgrondstoffen wordt bij ontzettend hooge temperatuur het vloeibaar ijzer verkregen, dat als een stroompje van gouden vuur naar groote kelken wordt gevoerd. Wij volgen de volle kelken op een afstand; zij gaan met conveyers (kettingen zonder eind) naar de Bessemerovens, waar de structuur verfijnd en vloeibaar staal wordt gevormd. Het overgieten dier groote massa's is een aangrijpend schouwspel, huizenhoog vuurwerk en vonkenregen, die door hun echtheid ontzag inboezemen. Het is er om te stikken, maar de arbeiders werken er, dag in, dag uit. Slechts een deel 8 uur; de ongeschoolden maken daar nog dagen van 10 tot 12 uren. In de staalindustrie is een achturige werkdag onmogelijk, las ik deze dagen in de kranten: het staal zou er te duur van worden. Wat weinig nieuws is er toch in de wereld; bij ons heeft men al weinig andere argumenten. De vuurzee wordt in vormen gegoten, om af te koelen en zoo het transport mogelijk te maken. Dan gaat het van een leien dakje. In andere gebouwen, onafzienbare complexen wordt de afgekoelde massa weer roodgloeiend gemaakt. Wals na wals pakt de heete blokken en vervormt ze als was. Er is veel gesis en lawaai, maar er is geen keus. De zware walsblokken zijn meester van den toestand. Het weeke staal gehoorzaamt, laat zich buigen en rekken; men begint de komende vormen te herkennen, volgt de blokken, die spoorwegrails wordend, langs groote glijbanen automatisch naar de plaats der afkoeling worden gevoerd. Zware grijpers verrichten den arbeid; menschelijke krachten zouden hierbij te kort schieten. Men neemt een diepen indruk mee, als men eindelijk na uren bekijkens den terugtocht door de geweldige fabrieksgebouwen aanvaardt. PITTSBURGH, DE STAALSTAD 75 In zijn wezen — gelijk alles bijna in de wereld —• is het proces eenvoudig: smelten, harden, vormen. Maar het product qp te voeren tot volmaaktheid is het geheim. Spoorwegrails en menschen moeten zoo volmaakt mogelijk zijn; men moet er aan werken. In Amerika is men het verst met de spoorwegrails gekomen. Dat is makkelijker en toch een kunst op zich zelf en een noodzakelijkheid in deze wereld van trans po rtatie. De directeur was met zijn heele ziel bij het werk! Dat was niet onaardig. Toch was hij maar een der vele dienaren der heeren van de trust. Hoe prees hij het fabrikaat, dat naar alle deelen der wereld werd gestuurd, Europa's maaksels verre overtreffend. Een man, van arbeider opgeklommen zooals zoovelen ongeletterd, maar vol energie. Ieder kan aan de „top" komen, zegt men hier. Hij had wat teveel met zijn zaak op misschien, maar hij was vrij van de Europeesche branie onzer bevoorrechten. De leiders der Amerikaansche wereld — hoevelen hebben we nu al niet ontmoet — zij mogen wat bluf hebben, van branie en zelfingenomenheid, van standsgevoel zijn zij vrij. De opgekomenen worden in den regel geen parvenu's. Ik geloof nog maar weinig van al die Amerikaansche „democracy", maar in die gemoedelijkheid, in die natuurlijkheid der leidende figuren zit toch wel iets, dat tot nadenken stemt. XL NAAR HET VERRE WESTEN! Los Angelos, Mei 1923. n het „verre Westen" zijn wij thans. Ook de Amerikanen in het Oosten noemen dat nog zoo en maar een heel klein percentage van hen is zoo ver gekomen. Ruim vijf dagen en vijf nachten sporen is het van New York naar Los Angelos. We zijn hier even ver van New York verwijderd als gij daar in de lage landen aan de zee. Het vraagt wel even onze aandacht! 10 Miljoen Meter van huis en 10 Miljoen Meter terug, voor je weer bij Moeder de Vrouw bent. Maar veel tijd voor sombere overwegingen is er niet. Als in een bioscoop zijn de beelden der laatste dagen mijn oog voorbijgegaan: was het werkelijkheid of droom ? Wat hebben we niet beleefd al dien tijd sinds we Pittsburgh verlieten. Columbus, St. Louis en Kansas City; autotochten, rechtzittingen, verhooren, gesprekken, dan door de schier eindelooze prairiën, dagen en nachten reizend, naar Santa Fé: „the city different", de stad die van alle andere verschilt, de hoofdstad van New Mexico. Stad vol oude herinneringen en kunst. Daar ontmoette de oude Mexicaansche wereld de Indianenstammen, die de bergen over kwamen en waren ruilden. Daar was „the end of the trail", daar eindigden de voetsporen der menschen. Thans hebben de meer kunstzinnige Amerikanen het op nieuw ontdekt; het intellectueele deel gaat er DE GRAND CANYON VAN DE COLORADO. NAAR HET VERRE WESTEN 77 heen en mooie, artistieke hotels verrijzen. Van daaruit zijn nog de oude, de echte Indianenstammen, te bereiken. Ik zal in een volgenden brief iets schrijven over onzen tocht dwars door het hooge bergland. Hoe vriendelijk lag het oude Indianendorpje onder de hooge sneeuwtoppen 1 Hoe zacht en goed waren zij, die zullen uitsterven gelijk de bison van het land, zoo niet meer, veel meer jongeren de hand aanvaarden, hun door het gouvernement toegestoken! Kennis van de eerste beginselen van de gezondheidsleer, vakkennis moeten zij zich verwerven; het wreekt zich, dat zij leven als in de grijze oudheid. En dan, verder op onze reis, die onvergetelijke Grand Canyon van de Colorado! Wat weten wij van al deze dingen in Nederland 1 Wat geeft het ons ook, of we die weten! Onbereikbaar, ook door der talen spraakverwarring, zijn de schoonheden van Europa, van de ons omringende landen, voor de groote meerderheid van het volk, onbereikbaar zijn de schoonheden van dit grootsche land voor bijna ieder onzer. Ook de duizenden emigranten in Amerika zien hiervan zoo goed als niets. Wij zijn nu het land doorgekomen van Oost naar West, gaan nog Zuidelijker naar Mexico, dan naar San Francisco en zoo langs meer noordelijke wegen dan we gingen, over Canada naar het Oosten terug. Amerika heeft alles: groote wouden en snelle stroomen, woestijnen en vruchtbare landouwen, vuurspuwende bergen en groote meren, koude streken en warme. Zijn bodem is voor een groot deel nog onontgonnen. Alleen de staat Colorado bergt nog zooveel kolen in zijn bodem, dat daarvan de heele wereld nog iooo jaar kan worden bediend. Er zijn geen menschen genoeg, en er is nog geen economische ontwikkeling genoeg, 7» DE NIEUWE WERELD om alle schatten der aarde op te delyen. Amerika's nationale parken, thans door landswetten beschermd, grpotendeels van geweldige uitgestrektheid, zullen nu bewaard blijven als natuurmonumenten van onschatbare waarde. Geen schennende hand zal de boomen doen veranderen in sensationeel krantenpapier, geen gelukzoeker of winstmaker zal in staat zijn daar de oude schoonheid des lands te bederven. Steeds meer deelen van Amerika's prachtige natuur zijn toegevoegd aan de bestaande: een wijze Regeeringsdaad. Binnenlandsche zaken heeft ze onder zich: die „parken": Yellowstone, Yosemite, Glacier, Grand Canyon, en vele, vele meer. Zij liggen meest in de bergstreken van het Westen. De Rockie-Mountains, de Siërra Nevada, waar de grizzly-beer, de wilde katten, de jaguars en de lynxen nog ongestoord kunnen leven, diep in de wildernis. Het is een groot, geweldig land; voor wie in het verre Westen is geweest is dat nog duidelijker dan voor hen, dat zijn de meesten, die het niet verder dan Chicago konden brengen. * * * Hoe westelijker wij trokken, hoe meer wij de gebieden betraden, waar jaren en jaren reeds de alcohol als dagelijksche volksdrank was gebannen. In de groote steden was er wetsovertreding, ongeoorloofd gebruik, maar lang niet in die mate, als in het Oosten. De landsbevolking verlangt niets anders dan nationaal verbod. Jaren van plaatselijk of Staats-(provinciaal) verbod is daar aan dezen tijd voorafgegaan. In Kansas, een middenstaat, zijn reeds een paar geslachten in verbodstijd opgegroeid. In St. Louis, Missouri's grootste stad (een miljoen inwoners ongeveer) bestaat wetsontduiking, ook in Kansas City aan het Westelijk eind van den Staat NAAR HET VERRE WESTEN 79 Missouri. Eerste verhoor en in drankzaken, die we bijwoonden, konden ons daarvan overtuigen. Maar relatief, vergeleken bij vroeger, is er groote Verbetering. En daarop komt het aan. Nog eens en andermaal: een volk, dat honderd jaren vrij was in de keuze van zijn dranken, voegt zich niet als een kudde makke schapen naar een wet, die in vele Staten nog maar drie luttele jar*en werkt. Men verwondert zich er zelfs over, dat het nog zoo goed gaat. De indruk, dat het goed gaat, is sterker in de middenstaten dan in het Oosten van het land. Hoe verder westwaarts, hoe meer de eigenlijke Amerikaansche bevolking de meerderheid vormt in stad en dorp. Amerika is nog niet droog, dat is de waarheid. Maar het is op den goeden weg. Dat is de conclusie, die wij thans wel durven trekken. Tusschen Kansas-City en Santé Fé hebben wij 36 uren van onzen kostbaren tijd liggen, die slapend en wakend in den trein is doorgebracht. Het is nog een uur langer; hoe verder we naar het Westen komen, hoe vroeger het wordt. Het is in Nederland 8£ uür later dan in Los Angelos; van boord af aan hebben we evenals aan boord herhaaldelijk ons horloge bij moeten zetten, om op de hoogte van onzen tijd te komen. We gingen door vele Staten. Kansas is een vruchtbaar landbouwland; de groote meelfabrieken aan den spoorweg getuigen ervan. In New-Mexico houden hooge uitloopers der Rockie's, de „Spanish peaks" ons lang gezelschap. Wij komen in de prairiën; een wolf vlucht voor den trein. We vliegen door kleine, havelooze gehuchten, waar cowboys op magere paarden galoppeeren. Verlaten rancho's gaan ons oog voorbij: hoe armoedig en vervallen ziet dat 8o DE NIEUWE WERELD alles er uit. Maar de woestijn is mooi en ligt daar in voorname rust en eenzaamheid. De bizarre plantengroei brengt ons de sensatie van het heel verre van den afstand tusschen hier en ginds: de eigen vertrouwde omgeving in het nu, o, zoo ver verwijderde land. Bij Las Vegas komen de eerste roodhuiden kijken: twee montere jongens, die wat snuisterijen trachten te verkoopen. In Lamy gaat de zijlijn naar Santa Fé. Daar zal het nieuwe hotel La Fonda ons een paar dagen bergen: een ideaal hotel, nieuw, artistiek. We willen een paar dagen rust hebben, wat anders zien, wat op verhaal komen. Dat was me werken en reizen! Nu eens een ander geluid! Vanaf New York was het jachten, leefden we te midden van het materialisme, het commercialisme. Geweldig interessant, maar zonder schoonheid, zonder idee. In de opgepropte musea daar in het Oosten waren wel mooie dingen, maar zonder systematiek, zonder lijn, zonder artistiek aanvoelen. Groot en ongeacheveerd als de massa. O, we hebben genoten van dien strijdlust, het verstand en het karakter van vele der besten van het volk, die we in zoo grooten getale mochten spreken. Open waren zij en toegankelijk, ruim en gastvrij. Maar er was geen rust, geen tijd tot nadenken. Hoe deed de rust in Santa Fé weldadig aan. Van oude kunst der primitieve bewoners is het gansche stadje vervuld. De oude Mexicaansche architectuur, de Indiaansche handenarbeid voor de ramen der winkels, de sierlijke cowboys en vlugge Mexicanen, maar vooral de kleurrijke Indianen, maken het stadje zoo bekoorlijk. Men snuift er een spoor van de Gooische luchten op. Men zou er lang willen blijven, met de Indianen veel NAAR HET VERRE WESTEN 81 spreken over hun toekomst en lot. Ze zijn zoo ,,harmiess", zoo kinderlijk. Hun oude eigenschappen: speurzin en moed zijn nog aanwezig, maar zij gaan deels onder door hun familiehuwelijken, door gebrek aan hygiënisch inzicht. De romantiek van het Wilde Westen gaat leelijk verdwijnen; er komen onderwijs en beschaving en daarmee vervaging en vervlakking. De cow-boys verdwijnen met de wildheid zelve. Ik heb niet veel meer dan hun namaak gezien in de filmstad Holywood, waar gehuurde burgerlieden in Cowboy-pakken hun kost verdienen als figuranten in de ateliers der cinema-ondernemers. Wij waren aan den Grand-Canyon. De Colorado rivier heeft eeuwenlang de rotsmassa uitgebeukt en stroomt nu iooo Meter diep door het zelf gevormde dal. Het is alsof honderden Oostersche tempels en torens, die wij kennen uit de Aziatische etsen van Bauer, oprijzen. Met elke wijziging in de belichting een ander aspect, nieuwe kleurvorming. Soms sluit een breede wolkenlaag diep iti het dal het gezicht naar beneden af. Dan steken de punten der granietrotsen slechts even boven de wolken uit. Het is het mooiste wat wij ooit hebben gezien. Het was als een sprookje, met niets te vergelijken Na twintig uren onafgebroken sporens komt men in Los Angelos. Lang spoorden we door woestenijen, maar de palmen om elk spoorwegstation kondigden al spoedig de komende schoonheid aan. Dan kwamen de bloeiende acacia's, de eucalytusboomen getuigen dat we in subtropisch Californië waren. Daarna de duizenden sinaasappelboomen vol groote geurige rijpe vruchten, die we al ruiken vanaf het uitzichtbalcon van den mooien trein, die ons een zitje geeft in de open lucht. Pasadeno komt: een hof van Eden. Dan stoomen wij Los Angelos binnen. XII. EEN INDIANENDORP. Los Angelos, Mei 1923. Rn Santa Fé was het, Waar we gelegenheid hadden voor het eerst te spreken met de afstammelingen der oudste bewoners van Amerika, te gelegener tijd door Columbus ontdekt. De echte Amerikaan vindt deze ontdekking niet zoo'n groot mirakel. Hij meent, dat ieder eenmaal tegen zoo'n geweldig land moest aanloopen. Wij hebben thuis een grappig verhaaltje, waarin de Indianen, na uit zijn eigen mond te hebben vernomen, dat hij Columbus was, met ontzetting uitriepen: „Dan zijn we ontdekt!" Ik kan me die ontsteltenis thans levendig voorstellen. Bij de gratie der bleekgezichten leven nu de Indianen, de oude heerschers, meest in voor hen gereserveerde deelen van het land. Die „reservations" zijn hun door het Gouvernement verstrekt; daar leven zij veilig buiten het bereik van grondspeculanten, waartegen zij lang niet opgewassen zouden zijn. Daar voelen zij zich thuis, al komen zij herhaaldelijk in de aangrenzende steden en dorpen. Er zijn vele stammen, over 't heele land verspreid, ook in Canada nog. Elk met eigen spreektaal. Zij verstaan elkaar niet. Ook niet in vroegere tijden, toen zij malkandér bevochten, in elkaar vijanden zagen. Niemand weet hoeveel van hun er vroeger waren, in welke mate hun aantal is gedund. Zij waren en zijn slechte statistici. Daarnaar staat de bol geenszins. Een geschreven taal is niet bekend. Op dierenhuiden teekenden zij zinne- Blz. 86 liet zich voor 35 Am. cent (25 voor haar, 10 cent voor het kindje, omdat het „veel kleiner" is!) kieken . . . IN EEN INDIANENDORP. (Eigen opname). EEN INDIANENDORP 83 beeldige voorstellingen waarin zij min of meer hunne gedachten en gevoelens vastlegden. Nog vele mooie exemplaren van die huiden ziet men in de musea van Santa Fé. Rondom deze stad, in wijden kring, vindt men hun dorpjes en hun huizenblokken, pueblo's genaamd. In de staten Nieuw Mexico en Arizona zijn nog zeer vele stammen, de Tesuque's, de Apachen, de groote stam der Navajo's, het vredesvolk der Hopis, de bewoners van het San Domingo pueblo en o, zoo vele meer. Daar leven zij in de bergen als voor honderden jaren, sommigen in uit de rotsen gehouwen holen, waarin zij met primitieve ladders opstijgen, andere in groote huizenblokken, die zij zelf uit aarde en hout vervaardigen. Primitieve woningen zijn het; maar enkelen weten er iets meer van te maken, hebben meubelen en ledikanten als wij. Dat zijn de jongeren, die op de gouvernementsscholen zijn geweest, wat kennis hebben opgedaan. De vrouwen zijn de heeren des huizes; de mannen zijn thuis aan den getemden kant. De vrouwen malen het graan tüsschen zware steenen fijn, een moeilijk werk. Op oude weefgetouwen weven zij dekens en kleeden. De prachtige Navajodekens, uit de krachtige wol van eigen schapen vervaardigd, zijn bizonder gezocht. Zij hebben nog oude, mooie patronen, primitieve voorstellingen van bliksem en donder, van jacht en strijd, van geluk en vrede. Zij hebben veel minder kleuren dan wij, maar de oude recepten worden gevolgd en geven fraaie, echte tinten, warm en diep. Hun werk mag primitief zijn, maar wij vonden het mooier dan veel van al dat kunst-namaaksel in deze Vereenigde Staten. Hoe langer hoe meer beginnen de kenners hun arbeid te ontdekken en te waardeeren. 84 DE NIEUWE WERELD Hoe kleurrijk en fijn is nog hun kleederdracht, ook die der mannen, al zijn de contrasten ook scherp; de goedgekozen combinaties doen het. De Indianen zijn niet modern als die andere groep primitieven, de negers, die in hun Europeeschen opschik vaak tot lachen prikkelen. Zij blijven zich gelijk. Toch is veel van hun geestkracht gebroken; zij tijgen niet meer ten strijde, hebben geen gelegenheid hun ouden moed te toonen. Zij voelen zich gecontroleerd, leven deels als vreemdelingen in eigen land. Enkelen maar hebben zich fortuin weten te verwerven; de meesten leven bij den dag. Als de oogst mislukt, zijn ze overgeleverd aan de genade der blanken. Dan sterven velen in de dorpen; de tuberculose komt het pueblo binnen. Er komt nu eenig reveil, eenig ontwaken. De leerlingen der gouvernement sscholen lijken al niet meer op degenen, die zonder ontwikkeling zijn gebleven. In Santa Fé wérken reeds een paar Indiaansche jongens als monteurs; een enkel gemengd huwelijk met een exemplaar van het Mexicaansche ras komt voor. Het is nog in het begin, maar opleving is er. Toen wij ons opmaakten om een bezoek te brengen aan het pueblo der Tesuque's, in het Noorden, diep in de bergen, aan den voet van hooge sneeuwtoppen gelegen, wisten wij al iets van hunne zeden en gewoonten. In Santa Fé hadden we de vrouwen reeds op haar kleine ezelkarretjes gezien, brandhout verkoopend. Zelfgesprokkeld brandhout; het is een der bronnen van inkomst. Ook hadden we met enkele bontgekleede Indianen gesproken, wat van hen gekocht. Tegen betaling laten zij zich photografeeren; 25 Amerikaansche centen is de doorsnee-eisch. Zij weten wel, wat geld is, maar in tegenstelling met de Ameri- EEN INDIANENDORP 85 kaansche blanken kunnen ze er niet mee omgaan, hechten er niet al te veel waarde aan. Ze zijn nog zoo aardig, zoo primitief; ik houd van dat soort volk, ik kan het niet helpen. In het museum te Santa Fé waren teekeningen van jonge Indianen te koop, goed van opvatting, wat kinderachtig in uitvoering. De prijzen hangen samen met het motief: 2 poppetjes op 1 teekening kosten tweemaal zooveel als één. Is het niet kostelijk P Het pueblo Tesuque bestaat uit een blok huizen, uit klei gemaakt, in hoefijzervorm met 2 verdiepingen. Op de bovenste komt men van buiten af langs een ruw houten laddertje. Om het huis zijn palissaden: hokken voor dieren en een kleine begraafplaats vlak bij het katholieke kerkje. Op het binnenplein ontsiert een windmotor min of meer het complex; het past niet bij het geheel. Niets aan te doen: de motor is noodig voor het drinkwater. We gingen in de huizen, waar vriendelijke vrouwen ons ontvingen. Zij ontvangen en spreken met de bezoekers; de mannen voelen hun minderwaardigheid; ze houden zich bescheiden achteraf. Men tracht kleinigheden te verkoopen; zelf gemaakt aardewerk, halskettingen, matjes en doosjes. Van opdringen is geen sprake: bescheidenheid en vriendelijkheid domineeren. Het is alsof men even graag niet verkoopt als wel. Er is iets gelatens, berustends, iets nobels en waardigs in veler wezen. Voor het Amerikaansche leven van heden zijn ze Wel heel weinig geschikt. De stam der Tesuque's is niet een der vlijtigste, daarom weven zij niet; de mannen lagen deels voor de deuren te luieren. We spraken een ouden man — de oudste van het dorp — maar niemand weet, hoe oud de Indianen zijn. Hij had nog meegevochten tegen de bleekgezichten 86 DE NIEUWE WERELD in de jaren van strijd. Nu leefde hij, verlaten (zijn vrouw was dood) eenzaam en verwaaid in zijn kamer. Hij maakte wat goedkoope bimbams van dierenhuidjes. Een bed wilde hij niet hebben; aan al die moderniteiten zou hij niet doen; zijn matje was een goede rustplaats, tot zijn dag was gekomen . . . Een moedertje met een guitig kindje in een doek op haar rug liet zich voor 35 Am. cent (25 voor haar, 10 cent voor het kindje, omdat het „veel kleiner" is!) kieken; het is zoo'n aardige foto geworden! Men is aan deze bezoeken gewend, neemt er niet al te veel notitie meer van. Vele Amerikaansche toeristen maken deze tochten, weten den weg. Kunstenaars, schilders, beeldhouwers, schrijvers leven jaren onder de Indianen, leeren hen kennen en waardeeren. In het mooie museum van Santa Fé hangen zulke goede schilderijen, die spreken van ruim inzicht in en liefde voor dit natuurvolk. Dat zijn zij nog altijd: scherper dan die der bleekgezichten zijn vele hunner zintuigen. Zij kunnen nog ruiken! Zij weten nog altijd een visch in het water, een vogel in de lucht te snappen, een spoor te vinden, een dier te vangen, als anderen nog geen notie hebben. Nog hebben zij de gaven der ouden. Ook de fouten. Zij passen zich zoo weinig aan; zij leven nog in zooveel bijgeloof. Bij de nieuwe goden die het Christendom hun bracht, houden zij fijn al hun oude, vertrouwde eigen huisgoden aan. Of ze gelijk hebben! Een waarzegster met een felle krijsch-stem passeerde ons op den weg naar 't pueblo; zij leeft nog van het bijgeloof der dorpelingen; aan haar staat men nog iets af van het schamele deel. Hoe knollebollig zijn de kinderen. En slim! Als ze het kiektoestel op zich gericht zien, vluchten zij gauw de huizen in. Zich gratis laten photografeeren EEN INDIANENDORP 87 is wel een groote schande en derhalve niet des Indianen. Die bron van inkomsten laat men zich niet uit handen nemen. Van een revolutionaire beweging onder hen, zooals bij de Indische menschen in Azië, is geen sprake. Zij hebben geen groote leiders. Maar betere inzichten zijn hier en daar merkbaar en mannen als de chef der Hopis, met wien wij een poosje over Indiaansche levensverhoudingen spraken, een jong en krachtig, een ontwikkeld Indiaan, beloven voor de toekomst wel iets goeds. XIIL BIJ DE THEOSOFEN AAN DEN STILLEN OCEAAN. Los Angelos, Mei 1923. p onzen weg naar het minder fraaie, maar voor ons doel interessante Ti-Juana in Oud-Mexico wilden wij trachten, een bezoek te brengen aan Mrs. Tingley, de bekende leidster der theosofen, te Point Lorna bij San Diego. Bijna ieder heeft van haar en haar school wel eens gehoord, heeft afbeeldingen gezien van de mooie omgeving, waarin haar hoofdkwartier is gevestigd, haar leerlingen worden gevormd. Wij weten, zoo dooreen genomen, niet zoo heel veel van de theosofische leerstellingen af, al hebben we wel onze voorstellingen van wat men verstaat onder reïncarnatie, internationale broederschap en vrede. Velen onzer voelen in de theosofie iets sympathieks maar komen er niet toe, er ons in te verdiepen, te trachten in deze mystiek ons geluk te zoeken. Het lijkt alles zoo ingewikkeld, zoo Oostersch, zoo vér-weg. We worden geheel ingenomen door onzen eigen strijd, leven daarvóór, vinden daarin ons zelf en de werkelijkheid terug. Nu wij zoo dicht bij dit middelpunt eener ideëele wereldbeschouwing waren, wilden we echter probeeren, er iets van te zien en te hooren. We hoopten te mogen binnenkomen. Welnu we zijn binnengekomen en ontvangen op een manier, die onze verwachtingen verre heeft overtroffen. We hebben een gastvrijheid genoten, ver bovén onzen lof verheven. POINTsLOMA. Hoofdkwartier der Theosofen. (Tempelkoepels). BIJ DE THEOSOFEN 89 De reis begon met een uren-langen autotocht langs de kust van de Stille Zuidzee, door het sub-tropische Californië. Zij ging langs prachtige palmen, pijn-, olijfen citroen-boomen, door sinaasappelvelden, die geurden van weelde. Cypressen, eucalyptus- en vijgeboomen voltooiden het wondere beeld der natuur en bloemen waren op alle wegen. Hoe - wonderbaarlijk mooi liggen daar die juweelen van badplaatsen: La Jolla (waar Jack London leefde) en Coronada. Welk een intimiteit heerscht in die oeroude kloostertuinen vol cactaceëen en vreemde planten van Mission San Francisquito. Langs dezen weg brachten de Spaansche priesters het Christendom tot Noord-Amerika. Een sterke overtuiging en veel moed waren daarvoor noodig; herhaaldelijk werden de kloosters vernield. In Point Lorna werd aan den voet van den heuvel, waarop we in de verte de tempels van het Theosofisch Genootschap zagen verrijzen, gepauseerd. Vóór ons de blauwe Pacific, vlak boven onze hoofden een zwerm groote pelikanen. Dat geeft even een gek gevoel: we zijn wel ver van Nederland. Hoe zouden onze kikkers schrikken van zulke breede snavels. Aan de ooievaars hebben ze al meer dan genoeg! Dan rijden wij den hoogen heuvel op. We zijn voor de groote poort; een bord wijst den weg. We loopen de inrijlaan op; wonderbaarlijk mooie palmen rijen zich aan beide zijden. Dan komen eenige heeren in khaki ons tegemoet. Het zijn vooraanstaanden; we zien het direct, al zegt men ons, dat allen gelijk zijn. Eén is een kunstenaar, een schilder. Hij teekende het zinnebeeldige omslag voor „Het Theosofische Pad". Hij sneed figuren in de deuren van den vredestempel. 90 DE NIEUWE WERELD Hij is vol echte eenvoud, zachtheid, bescheidenheid. Eén is de secretaris, die verder onze leidsman is. Wij zijn welkom, we zien het aan de vriendelijke wijze, waarop men ons ontvangt. Eén is een Nederlander; het is wel aardig, eens weer een behoorlijk Nederlander te ontmoeten. Wij zien de omgeving en de gebouwen, waaronder den vredestempel en het Grieksche openluchttheater met den Stillen Oceaan op den achtergrond. Het is veel mooier dan platen kunnen vertolken: het is van groote schoonheid. Vóór de komst van Mrs. Tingley was dat alles een woestijn, het is bijna ondenkbaar! Maar energie en organiseerend talent hebben er een paradijs van gemaakt. Wij gaan naar haar huis, waar kunstwerken uit heel de wereld zijn verzameld. Van hare wereldreizen nam zij ze mede; vooral de kunst der oude Boedhistische en Bramaansche volken is rijk vertegenwoordigd. Zullen wij haar zelf ontmoeten? Er is nog niets, wat er op lijkt. Dan komt er bericht: zij kan direct niet komen, maar als wij willen blijven, zal het haar aangenaam zijn, ons aan haar tafel te zien. Na den eten zal een muziekuitvoering worden gegeven door de studenten der RajaYoga school. Wij aanvaardden de uitnoodiging met beide handen; men verzekerde ons, dat zoo'n uitnoodiging alleen maar bij hooge uitzondering geschiedde. Een klein uitgelezen gezelschap verzamelde zich in het salon van het woonhuis. Dan kwam zij binnen. Het was een moment. Allen stonden op. Het was duidelijk: met groote en echte eerbied voor haar was ieder vervuld. Met kinderlijk gemoed ziet men tot haar op; zij beheerscht haar omgeving volkomen. BIJ DE THEOSOFEN 91 Een merkwaardige vrouw! 70 jaar, maar uiterlijk een goede vijftiger en innerlijk de energie eener jonge vrouw. Er is iets gedistingeerds in haar, maar sterker nog is de indruk van ongedwongenheid, van wezenlijke beschaving. Haar oogen zijn pienter en beweeglijk, over haar is iets goeds en zachts. Toch schijnt zij mij streng, zich van haar superioriteit bewust: zij is een Koningin in haar staat en wil het zijn. Zij is een der weinige groote en beteekenisvolle vrouwen, die aan het openbare leven deelnemen in Amerika, of liever in de wereld. Want zij is allerminst nationaal. In den moeilijken hyper-nationalen tijd van Amerika's meedoen aan den wereldoorlog is zij zichzelf gebleven: internationaal en vóór den vrede! Zij heeft moeite genoeg gehad haar organisatie te beschermen tegen de aanmatigingen van dien tijd! Over Holland sprak zij veel vriendelijke woorden. Aan onze nationaliteit en ons werk hadden wij die gastvrije ontvangst te danken, bleek al spoedig. Zij en haar omgeving hebben een goeden kijk op het alcoholisme; zij waardeeren de onthouding en het verbod. Er was een aardig, opgewekt tafelgesprek: een kriskras debat met een pienteren, Zwitserschen professor gaf mede fleur aan de conversatie. Mrs. Tingley vertelt van haar leven, haar tot werkelijkheid geworden droomen. Zij geniet mede van haar eigen gastvrijheid; een voorbeeldige gastvrouw. Dan gaan we naar buiten. Een ongewoon heerlijke avond, zooals men in de boeken leest. Diep beneden in de verte, de duizenden lichten van de stad San Diego. Boven ons de fonkelende sterren. Wij loopen door de palmenlanen naar den Tempel der )2 DE NIEUWE WERELD muziek. Een groote rust, een zuivere atmosfeer is om ons. Als wij binnenkomen, is de zaal reeds vol, de mannen in khaki, de vrouwen in de witte uniformen gekleed. Allen verrijzen van hunne zetels. Wij zitten dan op de voorste rij, naast haar, de eere-plaatsen. ■ Een jonge student staat op en vertelt van de Leer der Wijsheid, van het werk der leidster. Hij is vol devotie, overtuigd van de overwinning der Theosofische Gedachte. Dan vangt het concert aan: een harmonisch geheel. Goede gezichten hebben die jongeren. Na afloop wil men dat wij spreken; we hebben geen tijd om na te denken. We staan voor de volle zaal en hooren ons zelve enkele woorden zeggen, die uitdrukking geven aan ons gevoel: Dit is een zuivere omgeving, hier is atmosfeer! We zijn te vriendelijk gestemd om hier woorden van twijfel te uiten. De wereld is zooveel anders dan deze ideale omgeving. Zal men vandaar uit die booze wereld kunnen hervormen? Individu voor individu? Stuk voor stuk? Zij die gelooven, haasten niet. Maar miljoenen moeten worden geholpen; zij kunnen zoolang niet wachten! De strijd is een sneller wapen dan de overreding. Naast elkaar werken, elkaar begrijpen; zoo zal het gaan, de toekomst tegemoet. Na ons spreekt de leidster ons toe. Knap spreekster als zij is, weet ze de juiste woorden te vinden, vriendelijkheden te zeggen voor ons land en de sociale werkers en opvoeders daarin. Er is veel sympathie en warm gevoel in de zaal gekomen; er worden handdrukken gewisseld en kennissen gemaakt. Dat is een best soort menschenvolk, daar boven op dien berg in Point Lorna, aan den Stillen Oceaan. BIJ DE THEOSOFEN 93 Een auto staat klaar, om ons veilig naar de stad en ons hotel te brengen. Wij nemen afscheid van al die vriendelijke menschen. De algemeene secretaris gaat mede met boekgeschenken; vóór het hotel drukken we elkaar hartelijk en lang de hand. Dat was een goede dagl Zoo af en toe kan men toch iets opsnuiven van algemeene menschelijkheid in deze wereld, zelfs in het land van den dollar 1 XIV. CALIFORNIË. San Francisco, Mei 1923. n ons land heeft men geen volkomen voorstelling van Californië. Wij hebben wel vernomen dat het een mooi land is met reuzen-boomen, wij weten van San Francisco en de Gouden Poort en laten, dikwijls zonder resultaat, af en toe het water over onze lippen komen als we denken aan al die heerlijke sinaasappelen, perziken en druiven, die er vandaan komen. Maar hebben we — de wijzen niet te na gesproken — eigenlijk wel eenige voorstelling van haar groote druivencultuur, sinaasappelenproductie, hare olievelden, van haar natuur en haar menschen? Het is alles „zon" en „goud" hier. Propaganda van overheid en particulier is er op gericht, dat gij deze begrippen in dit verband niet vergeet. Komt dat nog van het goud, dat hier gevonden werd? De Gouden Staat, de Gouden Poort, de Gouden Baai! Goudgeel is de poppy, de Escholzia, de bloem van het land, goudgeel de „Orange", de sinaasappel, de roem van dit land. Het Zonneëmbleem vindt men op uithangborden en wegwijzers, op stadswapenen en in de literatuur. „Door de zon gekust" is het fruit, zijn de andere voortbrengselen van den bodem. Drie redenen dreven ons naar Californië: ie. de vraag, hoe de wijndruifindustrie zich aanpaste aan het drankverbod van Amerika. 2e. de smokkelhandel van uit Mexico. 3e. De natuur. PASADENO. Palmenlanen in Californië. (Auto»bergtocht). (Eigen opname). CALIFORNIË 95 Booze menschen mogen deze volgorde omkeeren. Het krijgen van inzicht in de wijndruifindustrie werd vergemakkelijkt door de groote en bereidwillige hulp, vooral door de tegenstanders van het verbod verstrekt. Zondert men een deel van N.-Californië uit, dan kan men zeggen dat verder bijna overal druiven worden geteeld. Het bebouwde oppervlak wordt op 550.000 Acres of pl.m. 230.000 H.A. gerekend. Men onderscheidt drie soorten: de tafel-, rozijn- en wijndruiven. De opbrengst over 1921 was ongeveer als volgt: Tafeldruiven 41 millioen gulden; Rozijndruiven 66 millioen gulden; Wijndruiven 66 millioen gulden; Totaal 173 millioen gulden. Het zijn drie verschillende producten, wier gebieden streng gescheiden zijn. Dat was een openbaring voor ons. In ons land had de meening past gevat, dat de propaganda voor het gebruik van rozijnen, die thans zoo intens ook bij ons wordt gevoerd, te danken zou zijn aan het drankverbod. De redeneering was, dat men er geen wijn meer van maakte in Amerika en dat men nu andere uitwegen zocht. Dat is niet zoo. Rozijndruiven worden als regel niet voor wijnfabricage op de markt gebracht. Gebrek aan afzetgebied, mede een gevolg van de te snelle nieuwe aanplant heeft een geweldige actie voor den verkoop van rozijnen in het leven geroepen. Men geeft zich inderdaad arm uit aan reclame, waarzonder het niet gaat. Er zijn te veel „Sun-maid-raisins" (al weer het zonnebeeld). Daarom vernemen wij nu in ons land, dat wij sterk en krachtig zullen worden als wij rozijnen gaan eten. Men wil zelf ook sterker worden hier in Cali- 96 DE NIEUWE WERELD fornië, financieel sterker. Zoo is het, dat men ons het beste wenscht. In het district Fresno, in midden-Californië groeit meer dan 80 pet. van de heele rozijnenoogst hier; daar heeft men van de overproductie het meest geleden. De tafeldruiven worden voor ongeveer het % deel gebruikt voor de z.g. grapejuice^ een voor onze smaak nog niet geheel volmaakt druivensap, dat hier echter vrij veel wordt gedronken. Het schijnt, dat ook andere druivensoorten, wèl of niet voorgewend, voor dit doel worden verscheept. Men schat het totaal der druiven, die voor grape-juice worden gebruikt op ruim 217 millioen Amerikaansche ponden. (1921). Een deel hiervan wordt met een groot deel der wijndruiven in Amerika verbruikt voor eigen-gemaakten wijn. Sinds de verbodswet van kracht werd, ontstond een gansch andere druivenhandel. Fruit- en groentekooplieden, makelaars, particulieren en druivenverbouwers handelen met elkaar over en weer. Men noemt nu druivensap, wat vroeger druivenwijn heette. En deze handel breidt zich uit. Inplaats van vernietiging heeft het Amerikaansche drankverbod voordeel gebracht aan den druivenhandel. Bracht 1 Kilo druiven vóór het verbod ruim 2 cent op, over 1921 steeg die prijs tot 20 cent en is er zelfs 40 cent betaald. De echte wijngaard-bezitters zijn echter op dezen vooruitgang niet gesteld. Zij wenschen den wijn officieel terug en zeggen dat de winsten gemaakt zijn, ondanks 't verbod. In tegenstelling dus met de verwachtingen, is door de groote prijsstijging tijdens het verbod, in Californië's wijngaarden veel verdiend. Moord en brand hebben de wijn-belanghebbenden geschreeuwd tegen het verbod en dit zijn de resultaten! CALIFORNIË 97 De geïnteresseerde wijnhandel vreest echter, dat die huisfabricage op den duur zal verdwijnen, en dat derhalve dan ook hun bestaan bedreigd zal zijn. In dit land nu, waar men voor een groot deel bestaat van de druiventeelt, de verbodsgevaren voor den wijnbouw al zoolang heeft zien aankomen, heeft het overgroote deel van het volk zich al jaren vóór verbod uitgesproken en plaatselijk verbod gehad. Alleen de groote steden hebben, precies als in het Oosten, van deze beweging niets willen weten. In Fresno, het hart der rozijndruiventeelt, stemde een groote meerderheid vóór het alcoholverbod. De kleine wijnverbouwers hadden van den wijndruivenbouw al lang geen voordeel: zij waren gedwongen hunne productie aan de groote combinaties van belanghebbenden te verkoopen. De concentratie was al zoover gevorderd, dat een vijf of zestal combinaties het geheele gebied beheerschten en de winst opslorpten. De veranderingen in den verkoop hebben de verhoudingen gewijzigd: de thans in eene coöperatie vereenigde verbouwers, ook de kleinere, genieten mee van de voordeelen. Voor de wijn is de groote massa niet meer geïnteresseerd, zij weet dat het wijnkapitaal de eenige winstmakende macht is. Daarom ook stemde zij met liefde droog. We zijn in het zuiden over de grens gegaan en hebben een blik geslagen in het leven van het oude Mexico, een bijna onontgonnen Staat nog. Daar, dieper in het land, dan wij waren, moet het schitterend zijn. Nog weinigen zijn in de oerwouden van het binnenland doorgedrongen. Daar zijn die wondermooie hooge bergen met die onuitsprekelijke namen. 08 DE NIEUWE WERELD Wij waren in Ti-Juana (tante Johanna), waar dans en dobbelspel en vrouwtjes domineeren. Daar rijt zich kroeg aan kroeg; daar leert men, hoe te handelen, om drank te smokkelen naar de „Staten". Het was bizonder interessant, een kijk te nemen in die dwaze wereld. Dat is de zelfkant van Oud-Mexico, daar komt de dorstige Amerikaan zich even laven, daar paradeert de Mexicaansche officier en zwieren de Spaansche senora's over de wegen. Daar is de plaats, waar op bepaalde tijden de dorpsstier zich leent voor de oeroude gevechten. Dan vloeit er Spaansch bloed op de groene weide. Dat smokkelen vanuit Mexico beteekent niet veel: het zijn kleine hoeveelheden, die over de grens gaan. De groote hoop wordt per schip vervoerd en gaat naar Noorderlijker havens. De natuur is zoo mooi in zonnig Californië. Men raakt niet uitgezien aan al die palmenpracht. Men realiseert zich niet, dat de palm voor den inwoner van ZuidCalifornië even gewoon is, als de linde en eik bij ons. Alle vreemdelingen blijven er verrukt van. Daar groeien verder de vijg en de sinaasappel, de olijf en de citroen, daar zijn de cypressen, de peperboomen en de eucalyptus. In Midden Californië zijn de reuzen-boomen, de redwoods, de roode wouden. In het Oosten van den Staat de hooge bergen, het prachtige Yosemite-dal, dat voor de Zwitsersche bergstreken niet onder hoeft te doen. In het Noorden groeien de reuzenvruchten, waarvan ook in ons land het een en ander is vernomen. De olievelden zijn interessant, maar bederven de schoonheid des lands, waar zij zijn. Honderden masten staan op den bodem, die gewillig uit zich laat zuigen, CALIFORNIË 99" de rijkvloeiende olie, ongekende bron van kapitaalvorming. De schoonheid vindt men terug in het Westen, waar de blauwe Pacific, de Stille Zuidzee leunt tegen de Californische rotsen. Daar zijn de schoonst denkbare badplaatsen: La Jolla en Coronado, Palm Beach en Long Beach, het prachtige, eiland Catalina; iets noordelijker Santa Barbara en vele, vele meer. De millionairs uit het Oosten van de Vereenigde Staten hebben daar hunne winterhuizen. Zij ontvluchten de barre winters en zoeken de gouden zon op van dit heerlijke land. Wij hebben te weinig tijd, om Californië goed te zien. Wij trekken van Zuid naar Noord en hebben te werken voor den kost. Dit is een land voor toeristen; dat zijn wij deze keer niet. Maar we nemen mee, wat we kunnen. Als een mooie herinnering zal ons bijblijven een autotocht naar de water- en electriciteitswerken van Los Angelos, ons door 't gemeentebestuur aangeboden. Met een schitterende Cadillac, koen bergbeklimmer, stegen we bijna loodrecht de bergen in, diep en hoog, tot bijna waar de sneeuw lag, die smeltend, zich tot water vormt, dat, vallend, goedkoope electrische kracht geeft, om dan zich zelf te offeren voor den dorst der menschen en de eischen der industrie. De zwaartekracht maakt licht en water billijk in Los Angelos. Daar kunnen wij niet tegen concurreeren. XV. REIZEN IN AMERIKA. San Francisco, Mei 1923. Kusschen den Atlantischen en den Stillen Oceaan liggen ongeveer 5000 K.M. Wie zeggen durft, dat er geen reisgelegenheid v is in Amerika, is een zwartkijker. Behalve •° in de woestijn- en bergstreken is er een dicht net van spoorwegen, dat de duizenden Amerikaansche steden en dorpen verbindt. Nog maar kleine gedeelten zijn geëlectrificeerd; voor eiken trein zet men nog een potje water op het vuur, precies als bij ons. In de bergstreken trekken geweldige locomotieven de zware goederen- en personentreinen naar boven. Gebrek aan waterwegen houdt een nog snellere ontwikkeling van het land en zijn bodemschatten tegen. De sporen zijn in de drukste tijden bijna niet bij machte de groote hoeveelheden handelswaren, die Amerika thans reeds produceert, te vervoeren. De particuliere spoorwegmaatschappijen leven naast elkaar voort; zij hebben meermalen, vooral in het Oosten bijna parallelloopende lijnen. Men heeft eerst eenige moeite, wijs te worden uit dien wirwar. Het gaat ze niet alle naar den vleeze, die sporen hier; menig Nederlandsen spaarder weet daarvan mee te praten. Er is nogal speculatie bij den bouw geweest, men heeft hier en daar wel wat te veel verwachting gehad. Nieuwe, snellere verbindingslijnen hebben oudere maatschappijen wel eens den nek gebroken. Soms zijn de sporen royaal boven over de bergen gelegd in plaats van, zooals in Zwitserland, er door. 3. REIZEN IN AMERIKA. 1. Het achterbalcon van de „California Limited". 2. The Cardenas, station» hotel, te Trinidad. (Calif.). 3. Readyslunches in 't station La Junta. (Colorado). REIZEN IN AMERIKA IOI Men reist dan, 10.000 voet of méér hoog, dwars door de sneeuw. Het is bijzonder mooi, maar de weg is lang, veel langer, dan wanneer tunnels worden gebruikt. Men begint dat op sommige plaatsen in te zien; nieuwe plannen zijn in de maak en weer zal dat een bedreiging t zijn voor oude-spoorweg-aandeel-bezitters. Soms gaat de weg door uitgestrekte, bijna onbewoonde prairiën. Dat kan geen beste resultaten geven, zou men oppervlakkig zeggen. Een groot interlocaal goederenvervoer moet daar de zaak dan ook redden. Amerika is het land van het particulier initiatief; het vraagstuk van de socialisatie zijner spoorwegen, dat in de geïnteresseerde vakbewegingskringen belangstelling heeft, zal de gemoederen hier wel zeer bewegen op den duur. Het reizen in Amerika is gemakkelijk en ongevaarlijk. Wel is, een paar dagen vóór we daar passeerden, in een prairie in Arizona een trein geplunderd door roovers, maar het was slechts een goederentrein en daar zat slechts.... alcohol in, intusschen het meest begeerenswaardig object voor dieven hier, op dit oogenblik. Wel zijn we later met moeite en groot oponthoud langs de plek gekomen, waar eenige dagen te voren een groot spoorwegongeluk plaats vond — vele dooden en gewonden en een groote materieele schade — maar wat beteekent dat voor je kans, om dat mee te maken? Het reizen is hier niet zooveel gevaarlijker, dunkt me, dan in ons land. Intusschen hebben de conducteurs en de treinbeambten op de eenzame routes wel heel zware , revolvers om zich hangen. In de bergstreken heeft men bij het bouwen der sporen rekening gehouden met het mooie uitzicht, zooals in Zwitserland. De gewone spoorweggidsen zijn in deze buurt mede algemeene gidsjes, die op velerlei merkwaardigs in de 102 DE NIEUWE WERELD route wijzen, inlichtingen geven over land en producten. Dat zou men bij ons voor 't zelfde geld ook kunnen doen. Hier kosten de spoorweggidsen bovendien nog niets. Dubbel spoor is er lang niet overal; door de eenzame buurten en de nauwe dalen heeft men slechts één lijn. Op de Amerikaansche spoorwegen bestaat maar één klasse: de „coach" (koets), een meermalen pl.m. 30 Meter lange wagen. De Pullman-maatschappij zorgt intusschen tegen extra betaling voor nog behaaglijker vervoermiddelen: wagens met groote, draaibare clubfauteuils, die de rijkeren bezetten: een gezellige, behaaglijke reizerij. Op de langere trajecten heeft dezelfde maatschappij slaapwagens loopen. Soms in twee kwaliteiten, de goedkoopere „tourist-" en de duurdere „standard"wagens. Sommige treinen, b.v. de „California Express", die van Chicago door Zuidelijker staten naar San Francisco en Californië loopt, en b.v. de „20e eeuw Limited" van Chicago naar New-York en Washington, zijn schitterend ingericht. Daarin kan men aparte hutten huren als op een stoomboot, daar vindt men eet- en conversatiekamers en een scheersalon met een heusche kapper. Daarin is een leeszaal en een schrijfkamer. Vanaf het achterbalcon, dat open is en 's nachts verlicht, heeft men een prachtig uitzicht. Zoo zijn wij buiten zittend, Californië binnengestoomd: zoo is het reizen een groot genot. De slaperij in de treinen is wat eigenaardig, maar men went aan alles. Ruim en geriefelijk zijn de kooien, maar het is er wel eens warm en benauwd, men moet zich maar zien te redden met den slaap. Buiten loeit de locomotief als een wilde stier, de wagons schudden en rammelen je, bij die snelle vaart, af en toe geweldig dooreen. Maar binnen wordt de schijn gered: daar noodigen REIZEN IN AMERIKA 103 plakkaten u uit tot stilte, opdat de rustenden niet gestoord worden. Daar wordt gefluisterd. Zo wiegt men zichzelf in een zoeten slaap. Dames en heeren slapen onder of boven elkaar, dat wil zeggen, voorzoover ik weet, alles in het fatsoenlijke. Men kruipt achter de gordijntjes en tracht zich met hangen en wurgen van zijn bovenkleeren te ontdoen. Af en toe ziet men iets van een diep negligé. Maar na korten tijd is dat zoo gewoon, dat men meent, dat dit nu precies zoo hoort. Het bedienend personeel waakt voor alles; het bestaat meestal uit een paar gewillige, handige negers, die je goed verzorgen voor een fooi. In de treinen, ook in de gewone coaches, waarin men zonder bijbetaling op de kortere trajecten heel goed kan reizen — de rugleuningen zijn meestal verplaatsbaar — is heerlijk ijswater aanwezig en zijn papieren drinkbekertjes gratis in een automaatje beschikbaar. Dat moest men bij ons ook invoeren, daaraan is in den zomer zeker behoefte. Leuk is de controle. Men krijgt een contrölekaartje op z'n hoed. Ieder blijft daarmeê loopen. Zoo vrijwaart men zich voor last en de conducteurs voor noodeloos vragen. In de gewone coaches reist op langere afstanden de „newsagent" mee, die behalve kranten, een zee van aangenaamheden heeft aan te bieden: broodjes en chocolade, vruchten en koude limonade, ansichten en albums, speelkaarten en roomijs, boeken en tijdschriften en meer. Hij dringt zijn waar niet op, gaat telkens op en neer en dreunt wat op van al z'n variëteiten. Elk heeft daar ten slotte wel iets van zijn gading bij. Op groote afstanden in het Zuidwesten bevatten sléchts enkele speciale treinen eetwagens. Drie maal per dag stoppen de treinen op bepaalde DE NIEUWE WERELD plaatsen een half uur of langer voor ontbijt, lunch en avondeten. Dan spoedt ieder zich naar het station, waar alles klaar staat voor de ontvangst. Men neemt zijn plaats om tafeltjes of om de groote ronde toonbanken, waarvoor kleine ronde stoeltjes zijn geplaatst. Vlug laat men daar een en ander naar binnen glijden. Op den Santa Fé-spoorweg — een groote maatschappij — is na het station Kansas-City de heele lichamelijke en geestelijke verzorging der reizigers in handen van Fred Harvey, een kostelijk kastelein, die smaakvolle stations-hotels in Mexicaanschen stijl deed verrijzen. Ik denk aan „The Cardenas" in Trinidad, aan Las Vegas, aan Lamy en vele meer. Daar is het een genoegen te zijn. Ook de uitstekend verzorgde lectuur- en plaatvoorziening is in zijn handen. Alleen tusschen de groote steden in het Oosten loopen vele treinen per dag; New York, Boston, Chicago, Philadelphia, Washington, enz. Elders heeft men op de groote afstanden in den regel maar 2 goede verbindingen per dag. Dat lijkt een oogenblik vreemd maar men vergete niet, dat vele Amerikaansche Staten geen dichte bevolking hebben. Het gaat er meermalen echt gemoedelijk toe bij dat reizen, heel anders dan men zou verwachten in dit land, waarvan men zegt, dat elke minuut geld waard is. De hurrie bestaat feitelijk alleen in de geweldige steden, het felst in New York. In het Midden en het Westen heeft men zoo'n haast-niet. De conducteurs ook maken graag praatjes, vooral als ze vreemdelingen meenen te herkennen en dat doen ze scherp. De reizigers daar zien niet zooveel Europeanen en zijn verzot op praten; ze vinden het zoo interessant. Vooral de dames, die, net andersom als bij ons, het recht hebben, heeren het 104 REIZEN IN AMERIKA 105 eerst toe te spreken. Zij openen de conversatie als ze lust hebben. Ze hebben heelemaal een streepje voor in dit land; wie denkt bij ons aan aparte wachtkamers voor dames in de spoorwegstations ? Er is in het algemeen respect voor vrouwen, zoo in- als buitenshuis. De doorgaande treinen hebben veelal namen: „de Schutter", „De Padvinder", „De Kloostervader", en vele meer. De Pullmanwagens ook: „Victoria", „Fort Liscum", enz. Dat is niet zoo gek als het lijkt; men vindt zijn trein, z'n wagen makkelijk uit, op deze wijze. Er zijn veel dingen in Amerika, die het navolgen waard zijn, niet alleen het drankverbod. Men kan veel leeren van deze practische lieden en ik zou wel willen, dat ik in ons land gelegenheid kreeg, daarvan nog eens iets toé te passen. Het reizen in Amerika, het hotelwezen ook, dat alles is puik in orde, een voorbeeld voor vele landen. Natuurlijk zijn de verhoudingen ongelijk. In ons land is het niet mogelijk te doen, wat mij morgen te wachten staat. Dan stap ik — Zaterdagavond — in San Francisco in den trein, om Donderdagmorgen in Chicago aan te komen. Dat is, in korte woorden: „Reizen in Amerika." XVL DE AMERIKAANSCHE MENSCHHEID. Chicago, Mei 1923. et is inderdaad een merkwaardige, hoogst interessante wereld, waarin wij zoo plotseling geworpen zijn, deze „Nieuwe Wereld". We hooren het de vele leiders dezer menschen nog zeggen r „Ge moet een beetje geduld met ons hebben, onze beschaving en ons volk zijn nog zoo jong. Wij doen altijd nog maar pionierswerk." Is het niet vreemd en bijna onbegrijpelijk voor den vreemdeling? In zaken de pienterste geldmakers, die men zich denken kan, in hun vak de beste deskundigen. Maar als ze hun bureaux en werk verlaten hebben, veranderen zij. Ik ken geen z.g. beschaafd land ter wereld, waar een^zoo naïeve, kinderlijke massa woont als deze hier. Bijna zou ik durven zeggen: over de heele lijn. Wij hebben honderdtallen menschen van allerlei slag gesproken; zij waren bijna allen eerlijk en open en tot in hun binnenste te doorzien. Er is geen vergissing mogelijk: het zijn groot geworden kinderen met een groot vertrouwen in hunne medemenschen. Zie ze in hunne vele conventiöns: bijeenkomsten en feesten. Zij tooien zich, zelfs oude, eerbiedwaardige lieden, met wonderbaarlijke mutsen, soms met de Turksche fez. Zij behangen zich met strikken en linten of met kermis-ordeteekens, blazen op kinderfluitjes en varkensblaasjes, in huis.en op straat. Niet de „werkman", zooals wij er op de kermissen zien. Neen, de tienduizenden gezeten burgers en ambtenaren. Op de vele liefdadigheids-bedel-dagen hangt men een DE AMERIKAANSCHE „HUMOR" IN DE KRANTEN. I Mutt and Jeff: Jeff ontdekt een onfeilbaar middel tegen het slijten van hakken en teenen der sokken. (Direct afknippen!). DE AMERIKAANSCHE MENSCHHEID 107 groote papieren label — adreskaartje — aan hen, inplaats van een bloem. Zoo zijn ze klaar, om te voet gratis verder te worden geëxpedieerd. En als men rondkijkt, ziet men, dat dit per se zoo hoort; niemand lacht er om, behalve wij in ons binnenste. Hun smarten zijn gauw vergeten, ik heb er treffende staaltjes van gezien. Op vele bureaux en kantoren ziet men zwaar-hoornbebrilde exemplaren van het menschelijke ras zitten onder bordjes: „Smile". Dat is „Glimlach". Elders zag ik: „Heb je verdriet, niets om geven, het gaat weer over." Ik heb eerst gedacht, dat dit een verdacht teeken van innerlijke onrust was. Maar zoo is het niet. Men wil het leven, de pret als een kind. Zang en muziek, en vooral dans! Men dwingt zich als het ware tot een vroolijke levensopvatting. Ze lachen o zoo vlug, hier in Amerika. „Ze zijn zoo . . . flaa . . . uw", zei een Hollander mij van de Amerikanen. En hij rekte de au-klank zoo lang mogelijk uit. En inderdaad, er is iets van aan. In elk dagblad bijna is er een „komische" pagina. Een enkele keer wat geest, maar gewoonlijk ontzaglijk flauw. En toch wordt dat verlangd en gelezen. Daar vindt men de oneindige, geïllustreerde geschiedenis van Mutt en Jeff, die steeds weer nieuwe flauwigheden uithalen. Hoe houdt men 't vol met deze nationale helden. De kranten zijn hyper-sensationeel. Als er op de voorpagina geen vermoorde dame te zien is, is de dag bedorven en de krant waardeloos voor een groot deel van dit, naar groote daden hunkerend publiek. Alleen onbedorven idealisten, dus kinderen, kunnen die kost verdragen. De echte Amerikaan houdt van zijn land als het kind van een dierbaar speelgoed. Hij is een goedmoedige, io8 DE NIEUWE WERELD nationaal, heel vaak een provinciaal, zelfs in de grootste steden. Iedere stad, waarin men toevallig woont, is de beste der wereld, waarin men het liefste wil wonen. Dat begint in New York en eindigt in San Francisco. Zij zijn in den regel goed en edelmoedig, staan moreel eerder hooger, dan lager dan de Europeanen. Een groot vertrouwen hebben zij in anderen, wel een bewijs, dat ze zelf vertrouwd zijn. Daar is op dit punt een groot verschil tusschen Europa en Amerika. Een geestig man vergeleek de fasen van de erkenning van het bedrog tusschen een Europeaan en een Amerikaan aldus: De Europeaan:' ie fase Hij is niet te vertrouwen. 2e ,, Hij is gek. 3e ,, Hij is gek of eerlijk, één van de twee. 4e ,, Hij is misschien toch eerlijk. 5e ,, Hij is eerlijk. De Amerikaan: ie fase Hij is eerlijk. 2e ,, Dat is een vergissing. 3e ,, Nee maar, dat is grappig. 4e ,, Zou hij oneerlijk zijn? 5e ,, Hij is oneerlijk. En na de laatste fase is de Amerikaan niet mak, doch laat den ander flink .... betalen! Inderdaad er is hier grooter vertrouwen in de menschen, een dieper karakter, veel meer practisch christendom dan bij ons. Waar ter wereld is het mogelijk, behalve hier, dat de koopman kranten zonder toezicht buiten legt met het verzoek, er een te nemen en het bedrag er naast te leggen? Niemand houdt toezicht. Er staat soms op het stalletje: „Dit is voor uw gemak, opdat ge steeds een krant kunt krijgen." Er liggen DE AMERIKAANSCHE MENSCHHEID 109 kranten en er ligt krantengeld, soms eenige dollars, open en bloot. Niemand zal dit stelen. Als men hier steelt, doet men het eerlijk en meest in 't groot. Dit is een geweldig groot land, moet ge weten .... Waar ter wereld legt men brieven en pakken naast de brievenbus, als die, zooals zoo vaak plaats vindt, te vol is om alles te bergen ? Hier doet men het en niemand raakt er aan. Is daar niet iets moois, onbedorvens in hun ontvangst, hunne gastvrijheid? Men ziet hier niet eerst de kat uit den boom. Neen, men vertrouwt u, gij moet eerst hebben bewezen, dat ge slecht zijt, voor men u in den steek laat. Jong is men als het land, als de beschaving. Zou er in één land meer verfmiddelen en poeder worden gebruikt? Men ziet bijna geen mensch, of hij en zij doet zijn of haar best, jong te schijnen. Men moet erg voorzichtig zijn, als men een onbekende „jonge" dame het hof zou willen maken. Jong en kinderlijk zijn ze, daarin kan men zich niet vergissen. Dat is de eigen indruk; die is versterkt door gesprekken met Amerikanen en vreemdelingen. Men weet het zelf, men geeft het toe met blijdschap, want van jonge geslachten is nog wat goeds te maken. „Education", opvoeding is het wachtwoord thans van vele leiders. Men kan zwemmen in het aantal vereenigingen voor opvoeding van het volk. Men wil beschaven! Die arme kerels en de vrouwen: ze weten nog niet eens, wat hun allemaal boven het hoofd hangt. Ik hoop er maar het beste van. Er zal later wel meteen veel zijn verdwenen, wat nu zoo echt en zoo zuiver is. Daar zijn veel beste menschen hier, zacht en week als kinderen. Ze mogen graag van Holland hooren, houden onbewust van ons land; ze weten zelf niet allen, waarom. HO DE NIEUWE WERELD Vooral in het verre Westen vinden ze het interessant, Hollanders te spreken. Men moet hen vertellen van het kleine land, dat den Kaiser en den Kronprinz bergt, en sommigen vertellen mij, dat ze een portret hebben van Koningin Wilhelmina. Ik zeg maar niets in zoo'n geval. Ze zijn gul, willen graag geven, vertellen alles, hebben weinig geheimen; hun familieleven en hunne winsten, hunne begeerten en hunne fouten liggen spoedig open voor U. Zij hebben geen trots en ze trekken geen Staatsmanssnuiten, zooals bij ons. De hooggeplaatsten zijn bereikbaar voor iedereen. Ze zijn niet „van adel" en ze zitten niet vast aan hun zetel. Onze ambtenarij kan er een punt aan zuigen; men moest eens overkomen, om dat te zien. De hoogeren blijven „John" of „Jimmie", ook voor hen, waarboven zij zijn geklommen door toeval, verstand of vooral door politiek. De politiecommissaris van een miljoenenstad, vertelt zoo en passant van zijn vroeger patroll-work, zijn gewone agentenbaanje. Men vergeet hier niet, dat men van niets opkwam. Wij hebben weinig Amerikaansche parvenuën ontmoet. Ge moet de gouverneurs der provinciën zien: gewone burgers, makkelijk bereikbaar. Ge moet de advocaten en notarissen, de burgemeesters en doktors zien. Ge ziet er niets aan, ge mist, als echte Hollanders er iets aan: slobkousen en witte zoompjes om het vestl Hier schrijden rechters niet langzaam voorwaarts, noch zetten proffen wijze gezichten 1 Gewone zakelijke menschen zijn het, zonder poeha, gelegenheidsgezichten of andere deftighedens. Ze hebben er geen tijd voor. Komisch is het wel eens in dit verband aan ons dierbaar Holland te denken. Ik hoop het gauw terug te zien, om weer eens behoorlijk mijn hoed af te DE AMERIKAANSCHE MENSCHHEID in kunnen nemen voor een hooggeplaatst individu. Dat hoed-afnemen doet men hier niet veel, eigenlijk alleen voor dames en dan vooral in de liften. Daar beleeft men de deftigste en plechtigste momenten zijns levens. Men staat, zonder bijgedachten in de lift. Daar komt een dame aan. Er is roering in de vingertoppen. Zij is in de lift. Daar gaan de hoeden van de hoofden. Gaat dat zien, gij, die maar steeds ten onrechte in Holland blijft hangen! De Amerikanen vergeten hun beloften als kinderen. Ze beloven veel; maar rekenen er vast op, dat gij ze nog wel eens weer zult vragen. Men vindt dat heel gewoon en bedoelt het beslist goed. Aan persoonlijke afspraken voor ontmoetingen houdt men zich beter. Is het ook niet onbedorven, dat zij gelooven in het meest democratische land der wereld te wonen! Zij noemen van alles maar ijskoud: democratie. Echte.. democratie heb. ik e£ weinig gezien, wel veel ware eenvoud. De politieke „democraten" gelooven gelukkig zelf niet, dat men hen voor Europeesch-democratisch aanziet. Daar' heeft het een andere beteekenis. In de politiek heerscht een naïveteit als ik zelden heb gezien. Enkele looze guiten slaan daar hun slag. Zij beloven veel en de groote kinderen laten zich getrouw het een en ander wijs maken in verkiezingstijd. Men heeft hier ook bijna geen tijd, na te denken over de ontzaglijke problemen van dit land. Enkelen zijn het maar, die ze beheerschen; enkele duizendtallen steken maar uit boven heel die breede laag. Economisch is er eigenlijk geen verdrukte klasse op dit oogenblik. Er is een bloeitijd, als nooit te voren. Paupers zijn er verhoudingsgewijs veel minder dan in Europa. Bijna ieder krijgt een lik uit de pan vol dollars. Het heeft een 112 DE NIEUWE WERELD groote nivelleering over het land gebracht, die men boven alles ziet uitgaan. De groote groep denkt aan geld verdienen, weinigen denken zelfstandig. Ook in de vakbeweging is er veel meer oppervlakkigheid en bhndelings-volgen dan bij ons, O, er is wel een begin van rijpwording bij de massa, maar er zijn weinig factoren, die dat in de hand werken. Nog is er volop werk, zijn er geen zorgen. Maar dat zal ook hier veranderen, denkt men. Nu smijt men met het geld, bijna ieder. Men heeft elkaar niet dringend noodig, kan zich de weelde van het individualisme nog veroorloven. * * * Zeker, er is wel standsverschil. Vooral in de steden, meer in het Oosten dan in het Westen. Maar heel anders dan bij ons. Telde Multatuli niet in zijn tijd reeds meer dan 10 standen in elke stad? En kreeg de hoogste niet de wasch toegeslagen en gemangeld thuis? Zooveel standen zijn er hier bij mogelijkheid niet te vinden. Alleen „blank" zijn, niet „gekleurd", is hier een reuzenverdienste. Op negers ziet men neer, men laat ze 't grove werk doen, wil niet met ze aan één tafel zitten. Ze zijn anders zoo goedaardig, die gekleurden, zoo gewillig, om der blanken vuile wasch te redderen. Maar ze worden met den nek aangezien. Ze doen anders zoo hun best op blanken te lijken! Daarom kauwen ze ook op gom, net als Yankees. Er zijn er die evengoed als de echte Amerikanen op een halve Meter sikuur in een snippermand spuwen! Ik heb het meermalen gezien. Het is knap werk! Ze kleeden zich precies als blanken, vaak verduiveld chique, vooral die dames. Die zijn overigens niet erg appetietelijk! Als ze straks in DE AMERIKAANSCHE MENSCH HEID "3 de politiek gaan, en speeches afsteken, is er een fijne gelegenheid en ook voldoende ruimte, om aan hare lippen te blijven hangen. De Yankee is onverbiddelijk, ze zijn beneden zijn stand. Men moet beslist wit, althans vleeschkleurig zijn, vindt hij. Is er ook niet iets kinderlijks, iets liefs in deze gedachte? Dat is niet de heele Amerikaansche menschheid, zult ge zeggen. En ge vraagt Uw geld terug. Ik kan dat niet ontkennen. De zaken-wereld toont een ander beeld. Daar zijn de duizendtallen uitzonderingen op den gegeven regel en de miljoenen vreemdelingen. Daar in de zee van omkooperij en snoodheid voor geld! Ik heb alleen getracht, licht te doen vallen op iets, dat het meest mijn aandacht trok, de onbedorvenheid. de heerlijke naïveteit van dit, overigens uitgeslapen volk. de vries, De Nieuwe Wereld. 10 XVII. ARBEIDERSBEWEGING. Chicago, Mei 1923. oe lang zal het nog duren, vóór in Amerika het socialisme zal hebben gezegevierd", vroeg ik Johannsen. Hij is een stevige Schleswig-Holsteiner, een van het krachtige, Noordduitsche ras, die nu in Amerika zijn brood verdient. Hij was jarenlang organisator, propagandist der timmerlieden, maar moest den strijd opgeven. Hij kon het niet bolwerken tegen allen tegenstand, tegen verraad en pmkooperij. Misschien heeft zijn individualisme — hij is een Stirner-volgeling — hem in den weg gestaan. Hard heeft hij gewerkt voor zijne klasse; hij was een goed revolutionair, die nu echter in den ruststand is getreden! Nu schudt hij nog slechts zijn wijze bol over deze allerdolste wereld en heeft hij zijn oude vak weer opgenomen, schaaft planken en timmert houtgevaarten in elkaar. En in zijn vrije tijd is hij cynisch, ziet niet het minste licht. „Wèll", zei hij met een guitig snuit, „dat vroeg mij ook prof. X. van de Chicago University. Ik zei hem | eerlijk mijn meening: ongeveer één miljoen jaar!" • ,,Now, now", zei de prof., „zoo'n reuzen optimist heb ik m'n levensdagen niet gezien!" * * * Ik kan heelemaal niet beoordeelen, of het zoolang zal duren; misschien is er maar 100.000 of 10.000 of 1000 of 100 jaar noodig, om hier een redelijke maat- WILLIAM Z. FOSTER. (Radicale arbeiders4eider). ARBEIDERSBEWEGING "5 schappij te scheppen maar zooveel heb ik al we) gemerkt, dat Amerika thans nog weinig van de rooden hebben moet. Dat is, oppervlakkig gezién, wel heel merkwaardig voor een land, waar de industrieele ontwikkeling zulke geweldige proporties heeft aangenomen. De vakbeweging heeft veel bereikt, maar zeker geen socialistisch voelende arbeiders gekweekt, veeleer gezeten kleine burgers. Zij heeft zich niet gedrongen gevoeld, zich met politiek in te laten. Er zijn redenen te over, waarom niet. De arbeiders waren hier niet, gelijk in Europa, politiek geknecht; er was geen bevoorrechte kaste, die de politiek voor haar doel tegen de arbeidersklasse misbruikte. Voor de kinderen der arbeiders zoo goed als voor die der rijken waren ontwikkelingsmogelijkheden, die elkaar zoo dicht mogelijk naderden. Niet, gelijk in Europa, was ieder arbeider een slaaf zonder toekomst of uitzicht op geluk, niet gelijk daar had elk arbeiderskind dezelfde erfelijke jammer te doorstaan. De Amerikaansche arbeiders voelden geen politieke druk gelijk hunne Europeesche lotgenooten. Zij hadden in hoofdzaak te schaffen met de werkgevers, die zelf genoeg verdienden, om ook een deel van den buit aan de werknemers af te staan. Daarmee werd rust en vrede gekocht, zij het dan ook dikwijls na harden strijd. Velen, die nog altijd behoefte gevoelden aan den strijd voor idealen, werden opgezogen in den maalstroom der „moneymakers" en verdronken daarin. Ik heb ze gesproken, goede Hollandsche socialistische oud-strijders die hier zijn aangeland en al hunne idealen nu hebben verloren. Achterover in een pluchen leunstoel wijzen zij op het verkregene. „Daar hebben wij immers", zeggen ze me, als ik durf verwijten, „altijd voor geleden en „gestreden: een goed huis, een auto, de gelegenheid u6 DE NIEUWE WERELD „om wat van de wereld te zien, de kinderen beter op „te voeden". Kan men hen persoonlijk eigenlijk iets verwijten? Alles van deze wereld, wat hun mooi scheen, hebben zij gewonnen. Dat ééne verre, blauwe ideaal slechts verloren! De balans slaat in hun voordeel door Wèl heb ik dat alles mij even moeten realiseeren, wèl brengt dat toch tot nadenken, heb ik onze eigen Nederlandsche wereld mij voor den geest moeten halen. Wat zou bij ons gebeuren, was mijn gedachte, als ook daar vele materieele verlangens zouden zijn verwezenlijkt ? Intusschen, zoover is het nog niet in het oude land en ik heb hier geen tijd, dat verder te befilosofeeren. De atmosfeer is hier zoo heel anders. Als ooit de bevolkingsdichtheid hier Europeesche verhoudingen aan gaat nemen, zal ook met het verminderen der materieele ruimte aaneensluiting komen en collectivistische denkbeelden tot uiting moeten geraken. * * * De American Federation of Labour onder den conservatieven Samuel Gompers heeft het meerendeel der vakarbeiders georganiseerd en na jarenlange economische vechtpartijen een goede materieele positie verschaft. De leiders ên de volgelingen doen weinig of niet aan politiek. Hunne stemmen verdeelen zich over alle partijen. Aan theoretische beschouwingen bezondigde men zich niet: de gedachten waren gericht op het direct bereikbare. Soms stelden zij eischen, die wij socialistisch zouden noemen, maar zij hadden daarvoor een andere titulatuur en bepleitten de wenschen op louter practische gronden. Wat de socialistische partij zelf betreft, zij heeft haar werfkracht in den oorlog verloren en nog niet weer ARBEIDERS BEWEGING 117 hersteld; zij is een dwergpartijtje voor Amerikaansche en zelfs vöor Europeesche verhoudingen. In de jaren van den nationalistischen krijgsroes, waaruit Amerika pas is ontwaakt, hebben vele socialistische voorgangers — Debs en anderen — aan den lijve ondervonden wat het beteekent, op te tornen tegen den geest van den tijd. Behoefte aan een Arbeiderspartij is er en telkens worden hier pogingen gedaan, om eene nieuwe politieke arbeidersgroep te vormen. De radicalen zijn de gangmakers en ondanks den tegenstand van Gompers, winnen zij wel eenig veld. Hij is een der voormannen, die een hoogst onwelwillende houding aanneemt tegen de „rooden", gelijk de meeste Amerikanen doen, die communisten en socialisten over één kam scheren. De groote pers vuurt deze hetze stelselmatig aan, is er deels meê de oorzaak van. Maar de Europeesche revoluties hebben hier in Amerika een geweldige indruk gemaakt. Veel meer dan ooit^ gist en kookt het hier in de rijen der Amerikjaansche vakarbeiders. Men tracht zich te ontrukken aan het "leiderschap van Gompers. Groote vakbonden, b.v. de vereenigde kleermakers, hebben zich reeds eenige jaren geleden van hem geëmancipeerd. Voorai in Chicago komen de radicale denkbeelden tot uiting en broeit een geweldig onweer, waarvan men niet weet, wanneer het zich zal ontlasten. Het zijn de communisten en hunne geestverwanten, die bezig zijn, langzaam maar zeker, de oude vakbewegingen uit te hollen en nieuwe te stichten, op heel andere grondslagen. „The Trade Union Educational League." bereidt de actie schriftelijk voor met boek en geschrift. Wm. Z- Foster is de groote leider. Hij, thans door de bourgeoisie gehaat en gevreesd, zal mogelijk eens een rol van beteekenis in Amerika spelen. Misschien ook niet! Politie en justitie n8 de Nieuwe wereld maken ijverig jacht op allen, die denken als hij. Zij sturen hunne spionnen deze beweging in, die de leiders verraden en verkoopen. Wee, als zij zich tot onvoorzichtige dingen laten verleiden. De gevangenismuren staan wagenwijd voor hen open en voor doodvonnissen deinst men niet terug. Niemand kan zeggen, hoe lang mannen als Foster, die dürven, het zullen maken. Ik heb lang met hem zitten praten, véél van hem opgestoken over de wezenlijke verhoudingen in den onderlingen strijd der arbeidersvereenigingen. Hij is een dweeper, een leider van beteekenis; daarom juist is hij zijn leven niet zeker._Is dat niet merkwaardig in zoo'n vrijgevochten land i als Amerika, dat men de Foster's heden nog durft behandelen gelijk Duitschland 30 jaar geleden onder de socialistenwet zijn socialisten maltraiteerde? Gelijk destijds in Duitschland, gaat men intusschen vastberaden door. Men is hoopvol aan die zijde, gelooft wonderen van den invloed van het blad „The Worker", dat spoedig naar men meent, een dagblad zal kunnen worden . . . .1) * * * Men heeft hier te strijden tegen de alles overheerschende en alomverspreide meening, dat de beste maatschappijvorm deze is, waarin „ieder zich zelf kan helpen". Het is geen nieuwe gedachte, doch zij staat de politieke organisatie der arbeiders geweldig in den weg. Bovendien hebben de arbeiders aparte organisaties naar de herkomst der leden noodig: Grieksche, Italiaansche, Russische, Joodsche, enz. De taalverwarring in dit land belemmert in sterke mate de eenheidsgedachte. Welk een opgave, de juiste opzet te vinden, om ééne alles omvattende grootsche politieke organisatie te stichten! Men heeft *) Het is thans reeds als dagblad verschenen, Maart 1924. ARBEIDERSBEWEGING 119 al zooveel gezocht, geprobeerd en alles is tot dusverre in de politiek nog op niets uitgeloopen. Alleen de vakbeweging is geslaagd in de opvoering der klasse. Wat in Nederland ondenkbaar is, is hier reeds lang bereikt. De geschoolde vakarbeider verkoopt zijn arbeid zoo duur, dat hii maatschappelijk een middenstander is geworden. Het is zoo vergeeflijk, dat hij is gaan houden van het eigen huis, het goede eten, het pak van 100 dollar, dat hij prijs stelt op een goede opvoeding der kinderen. Het is begrijpelijk, dat hij zich afzijdig houdt van den politieken strijd met al zijn risico. Na den arbeid gaat hij leven in zijn gezin. Gelijk Johannsen hebben heel veel krachtige figuren zich begeven, den openbaren strijd vaarwel gezegd, den moed, dat in Amerika iets bereikt kan worden, verloren. De Amerikaan, vóór alles practisch, heeft getoond, weinig puf in toekomsttheoriën te hebben. Een Titanenstrijd is het, die de roode strijders van heden hier in Amerika aanbinden tegen de op politiek gebied behoudende machten: kapitaal, pers en kerk. Deze dulden de neutrale vakbeweging, doch veroordeelen de socialistische arbeiderspolitiek ten zeerste. Het zou te hopeloos zijn, om te meenen, dat het hier nog een miljoen jaren zou moeten duren. Amerika heeft met het voorbeeld van het drankverbod getoond, snel en krachtig te kunnen besluiten. Dat ook zoo maklijk de collectivistische gedachte tot werkelijkheid zal komen, is niet aan te nemen. Wel worden enkele groote, zich voor monopolistische bedrijven leenende particuliere ondernemingen aan de gemeenschap gebracht, maar daarin is Europa al lang voorgegaan. Vóór Amerika het socialisme omhelst, zal nog veel water door den Mississippi moeten vloeien! XVIIL DE DIEPE LAGEN. Chicago, Mei 1923. et gaat alle menschen in Amerika niet goed; ook hier zijn er, die armer dan arm zijn. In de groote steden blijven een massa lieden hangen; zij vinden niet altijd werk. Er zijn en blijven in een land als dit veel on- evenwichtigen en pechvogels, die voorbestemd zijn, altijd van de hand in de tand te leven. Hier in Chicago alleen huizen afwisselend 30.000 tot 75.000 zwervers, die als kerkratten leven. Het zijn de „homelessmen", de dakloozen, die in allerlei slaapsteden, liefdadige inrichtingenen „missions" een onderkomen vinden tegen den nacht. In den zomer erbarmt de natuur-zelve zich over velen hunner, sparen zij de logieskosten. Men noemt ze met één woord hier „hobo's" en de buurten, waar zij gemeenlijk verblijven, met een aardige woordspeling: „Hobohemia". Pas heeft Nels Anderson een breede studie over deze stervelingen gepubliceerd: „The Hobo", bizonder interessant en vol menschelijkheid geschreven. Ook wij zijn met deze zwervers in aanraking geweest: Dr. Ben L. Reitman, de gevangenisdokter, was de middellaar. Wij hebben o.a. hun oordeel over het Amerikaansche drankverbod gevraagd. Een meetinguit-de-losse-hand met hun gehouden op een achternamiddag— Zondags — aan de open straat. Zij wenschten met een groote meerderheid hun oude dierbare verdwenen, voor hen gezellige kroegen, de saloons terug. Een allermerkwaardigste aanraking was dat met de diepste lagen van het Amerikaansche volk .... 1 I DE DIEPE LAGEN 121 Dr. Reitman zelf, de „Koning der Hobo's", is een ' zwerver geweest in zijn jonge, anarchistische jaren, toen hij als secretaris van Emma Goldmann van Oost naar West het land doortrok. Nu is hij een helper dezer armen en gezonkenen geworden, vertrouwensman van dieven en moordenaars. Zichzelf beschrijft hij te zijn, een: „Amerikaan door „geboorte, Jood door afkomst, Baptist door aanneming, „geneeskundige en docent van' beroep, wereldburger „door eigen keuze, socialist door overtuiging, beroemd„heid bij ongeluk, zwerver door een ondervinding van „20 jaar en hervormer bij inspiratie." Nu is hij rustiger geworden en leeft met vrouw en kind in een intieme woning aan den buitenkant der stad. Geen zwervend leven leidt hij meer: wel voelt hij zich des zwervers vriend, geeft hij hen lessen, bedelt hij geld bijeen voor hunne boetes en schulden en geeft hij hun zijn overjas, als ze kou lijden .... * * * West Madisonstreet in Chicago is de hoofdstraat voor de hobo's. Daar vinden zij een dak boven hun hoofd, daar huizen ook vele dranksmokkelaars, daar hebben ook de handelaars in „narcotics", de zakkenrollers en de dobbelaars hun „home". Daar vinden de marskramers en de bedelaars, de blinden en de kreupelen een onderkomen. West Madisonstreet is een straat voor mannen; % practisch gesproken ziet men vrouw noch kind in deze verblijfplaats der diepst gezonkenen. In aangrenzende straten huizen de „intellectueele" zwervers, de denkers, dichters en droomers, de revolutionaire agitatoren ook. Men noemt ze veelal „cuspedor- | philosophers", een moeilijk precies te vertalen, maar makkelijk te begrijpen Engelsch. Boven op zeepkistj es 122 DE NIEUWE WERELD (men noemt ze daarom ook wel ,,soap-boxers/') geven zij in parken en aan straathoeken hunne godsdienstige of anti-religieuze, politieke of anti-politieke wetenschap ten beste voor grootendeels een zwerverspubliek, dat het luisteren naar deze welsprekende lieden meer als _tijdpasseering dan als lust tot weten opvat. Chicago is een der grootste arbeidsmarkten der wereld. Daarom trekken naar hier zooveel arbeidsloozen, daarom treft men de onderste lagen van het volk zoo in veel grooter massa hier aan dan waar ook. Nergens schijnt het leven voor deze menschen goedkooper te zijn, met als gevolg, dat ook nergens goedkooper arbeid wordt geleverd. In de slaapsteden hier vinden zij een onderdak op een zolder van af een kwartje. Groote omzet, kleine winsten is ook het motto der slaapsteehouders. Van December tot Mei is alles eivol. In den zomer is, ondanks het feit, dat velen buiten in de bosschen logeeren, toch nog • dooreen het 2/3 van alle slaapplaatsen bezet. In Chicago onderscheidde men vroeger drie soorten logeergelegenheden voor deze zwervers: de z.g. ,,barrel-houses", de slaapplaatsen van liefdadige instellingen en de gewone inrichtingen van slaapsteehouders. De eerste groep is nu verdwenen: het waren combinaties van kroeg, speelhol, bordeel en slaapstee.' Er zijn iets moderne inrichtingen voor in de plaats gekomen, deels geëxploiteerd door philantropische instellingen, anderdeels door beroepsmenschen. De oude slaapsteden laten het meest te wenschen over. Er heerscht een vreeselijke atmosfeer en men moet goed kunnen slapen, om gesnork en veelvuldig gespuw niet geven, aan Koning Luis maling hebben en aanleg vertoonen, zich geheel in kranten te kunnen wikkelen. Dekens zijn er niet. De slaapgelegenheden van DE DIEPE LAGEN 123 „missions" en philantrophische vereenigingen zijn het zuiverst. Maar, en dit wilde ik zeggen, overal is het goedkoop. Ook de eethuizen, waar men voor één tot twee kwartjes reeds een maal kan krijgen. Zij zijn er bij hoopjes in West Madisonstreet en omgeving. In de drukke uren vliegen de derdehands kellners als gekken van tafel naar tafel. Het is er niet kraakzindelijk; een zoogenaamd geciviliseerd mensch kan er niet eten. Nog is er ook een deel der oude kroegen van voor het verbod, maar er komen weinig menschen, al kan men er stiekum nog wel wat slechte alkohol bekomen. Vroeger bleven de dronken-gevoerde stakkers binnen en 'mochten zij daar hun roes uitslapen; nu is dat te gevaarlijk en bonjourt men ze op straat, waar de politie ze oppikt van wege 't „openbaar schandaal". De aardigheid is voor hen zóó wel wat van die oude saloons afgeraakt. Het zou ons niet beter gaan .... * * * Naast bedelaars, zakkenrollers en ernstige misdadigers zijn er veel hobo's, die hun brood eerlijk verdienen. Ieder restaurant heeft schoonmakers, bordenwasschers, bedienden, aardappelschillers noodig. Ook zijn er honderden gebrekkigén, die met potlooden en schoenveters venten, op het gevoelige hart der Amerikanen werken en slagen. Er zijn er velen, die even als onze marktkooplieden stalletjes huren en manchet- en boordknoopen goedkoope ringen en horloges aanprijzen. Natuurlijk gebruiken anderen weer trucs om er te komen: ze wenden doofheid en blindheid voor, loopen in cafe's of winkels en wachten tot ze wat geld krijgen; een gewoon handigheidje. Ook worden kinderen uitgebuit, om medelijden op te wekken. Hebben ze schuld? 24 DE NIEUWE WERELD Al hun tijd leven ze tusschen hangen en wurgen, deze slachtoffers van de Amerikaansche maatschappij, die veel meer dan de Europeesche op het initiatief van het individu is opgebouwd. Deze zwervende arbeidersgroepen vormen de ongeorganiseerde arbeidsreserve VQor ongeschoold werk, waaraan voortdurend, soms plotseling, groote behoefte is. Het is blijkbaar gemakkelijker voor deze maatschappij, hen te laten in hun vuil en hunne misère, dan ze op te voeden tot werkers, die hun land met energieken arbeid zouden kunnen dienen. * * * Waar komt deze bevolking van tienduizenden vandaan, die zelfs in dit land, waar werk volop is, niet aan geregelden arbeid kan komen? Velen van hen hebben in seizoenarbeid of b.v., wat veel voorkomt, bij een spoorwegaanleg gewerkt en komen ter plaatse niet weer aan den slag. Elders zijn mijnen of fabrieken tijdelijk gesloten en honderden arbeiders op straat gesmeten. In 1908 gebruikten b.v. de spoorwegmaatschappijen 236.000 man minder dan in 1907. In 1908 dus begonnen hoopen menschen hun „hobo"-bestaan, een ongeregeld leven. Californië heeft jaren van rijke en arme fruitoogsten. Het eene jaar hebben 10 maal zooveel menschen werk gevonden als het volgende. Dat is voorgekomen. Waar blijven die werkeloozen? Men ziet er hier in Amerika niet naar om. Redde zich, wie kan! Honderdduizenden ongeschoolde arbeiders komen plotseling op straat. Zoo vormt men „hobo's", zwervers, zoo vangt de demoralisatie aan! Gebruik van alcoholica en narcotica, de oude dag zonder bestaansmogelijkheid vermeerderen het aantal. Om arbeidswetgeving heeft Amerika zich nog niet al te veel bekommerd. Ziekten DE DIEPE LAGEN 125 en ongelukken in de fabrieken richten ook vele arbeiders te gronde. Geestelijke defecten, huiselijke misère en verder ook „Wanderlust", lust tot zwerven doen de rest, vullen het leger der dakloozen verder aan. Door de Amerikaansche Staten zwerven zij. Drie klassen heeft men er nog in kunnen onderkennen, die door den graad van inzinking worden gedefinieerd: de „hobo's", die zwerven en werken, de „tramp's", die zwerven en droomen, de „bum's", die zwerven en drinken. Daarbeneden is er niets .... * * * Deze dakloozen zijn niet zonder gevaar voor de maatschappij. Naar schatting van het departement voor de volksgezondheid is 10 °/0 van hen, die in Chicago leven, geslachtsziek. Bijna allen drinken alcohol, waar zij de drank maar machtig kunnen worden. Deze lieden te helpen, de maatschappij vooral tegen hen te beschermen is het doel van vele liefdadige en godsdienstige genootschappen. Maar zij lossen niet makkelijk het probleem Op, leggen alleen nog maar pleisters op wonden, die steeds weer op nieuw worden geslagen. Daarom dringt men thans aan op inmenging der landsregeering, wil men stedelijke instellingen in het leven roepen, om voor de hobo's te zorgen. Maar bovenal wil men nu de jongeren, die zwervers dreigen te worden, beschermen, de val dezer jongeren voorkomen. Dat lijkt beter dan genezen! Amerika is zoo vol énergie en dadendrang. Ik geloof, dat het land ook dit vraagstuk tot eene oplossing zal brengen. de vries, De Nieuwe Wereld. 11 XIX. VROUWEN. Chicago, Mei 1923. e vrouw speelt hier in Amerika een beduidend grootere rol in het openbare leven dan in ons land, al moet ten aanzien van de politiek daarop ook een uitzondering worden gemaakt. Maar dat heeft zijn goede redenen. Er is immers hier geen politiek leven, dat met het onze ook maar eenigszins te vergelijken is. Eén heele vrouw hebben ze hier —> maar in het Parlement, nog niet het éénvierde deel van een procent, terwijl 7 % der Nederlandsche kamerleden i meisjes of vrouwen zijn. Naar verhouding dus dertig maal zooveel als in Amerika. Ik ben daar trotsch op, bluf er op, tegen elke Amerikaansche, die mij er over spreekt, blij, dat ik iets heb, om meê te concurreeren .... Toch is de Amerikaansche vrouw meer geëmancipeerd, meer gelijkgesteld met haar' sterkeren collega dan de onze. Zij gelooft véél, maar dat hij haar heer zal zijn, gelijk in den Bijbel staat, wil er bij de tegenwoordige vrouw hier blijkbaar niet recht meer in. Zij is veel meer zichzelf dan onze vrouwen en meisjes zijn. Dit heeft natuurlijk een maatschappelijken ondergrond. Bijna overal bestaat al jaren coëducatie^ de kinderen van beide geslachten groeien als gelijken op; leeren, turnen en spelen samen, leven als kameraden, zelfs later als studenten nog. Alle door mij geraadpleegde bronnen wijzen uit, dat de onderlinge omgang der jeugd gezonder en natuurlijker is dan in Europa. Beide geslachten leeren vroeg op zich zelf te staan, worden gelijkelijk getraind, om voor den strijd om het bestaan DE MOEDERKERK.'DER CHRISTIAN*SCIENTISTS TE BOSTON. Deze Wereldbeweging is door eene vrouw, Mrs. .Eddy—Baker, gesticht. VROUWEN 127 gereed te komen. De scholen leveren practische Amerikanen af, mannen en vrouwen. Zij leeren zooveel, dat ze hun kost kunnen verdienen op kantoren, winkels en fabrieken .... in Amerika. Zij worden voor „business" klaar gestoomd; de opleiding is breed, maar zeer ondiep. Zoo echter ontstaat een groot onafhankelijkheidsgevoel, basis voor een economische emancipatie, gelijk men in Europa niet kent. Mede daaraan is het toe te schrijven dat de vrouw hier minder „speelgoed" voor den man is, object voor zijn „lusten en luimen". Mede hieraan schrijft men toe — hoe belangrijk is deze maatschappelijke factor — dat zoo weinig Amerikaansche vrouwen in Amerika tot prostitutie vervallen. De opvoeding maakt de vrouwen misschien iets minder lief en sentimenteel; dat kan ook hare schaduwzijden hebben, zou men zoo zeggen. Toch heb ik Hollanders veel goeds en liefs van de Amerikaansche vrouwen hooren zeggen. Zelf heb ik er — gelijk vanzelf spreekt — geen ervaring van. Wel heb ik gemerkt, dat zij hier zeer worden gerespecteerd. De vrouwen bewegen zich ongedwongen; zij weten zich door de publieke opinie beschermd. Vroege huwelijken zijn regel; ook daarin houdt de vrouw veelal haar onafhankelijkheid en zelfbestemmingsrecht hoog. Zij blijft in de meeste gevallen haar vóórhuwelijksch beroep uitoefenen, ook als de man genoeg voor beide kan verdienen. Dat gaat natuurlijk wel min of meer ten koste van de huiselijke gezelligheid, maar daar staan weer andere voordeelen tegenover. Ik heb veel getrouwde vrouwen ontmoet, werkzaam in hotels, winkels, bureaux, kantoren. Dit gevoel van onafhankelijkheid bevordert natuurlijk het aantal echtscheidingen. (In 1916 112.000 tegen 1 miljoen huwelijken, d. i. meer dan 11 °/0.) 128 DE NIEUWE WERELD Zoo oppervlakkig zou men dus zeggen, dat de verhouding der sexen niet veel ruimte voor romantiek biedt. Maar in de praktijk valt het wat meê. Ook de maan schijnt in dit dollarland en het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. De schepping zal er wel een bedoeling meê gehad hebben, hier zooveel mooie Amerikaansche vrouwen neer te planten. En tevergeefs kijken ze je soms niet kilometers-diep in de oogen. Ik zou althans niet graag voor mijn rekening willen nemen, wat hier wordt omgezet in het artikel: conjugale en extral conjugale minnekozerijen. Het is al een zaak van belang, dat daarbij, relatief minder dan Europa, de afhankelijkheid en dus het geld een belangrijke rol vervult. * * * Er zijn vele Amerikaansche vrouwen die in het leven hier een rol van beteekenis spelen of hebben gespeeld. Vooral op het gebied van den godsdienst, de moraal, de liefdadigheid. Op het ontvankelijke gemoed der Amerikanen hebben vooral vrouwen grooten invloed. Ik denk daarbij aan de leidster der Christian-Science' beweging, Mrs. Mary Eddy Baker, die tijdens haar leven reeds miljoenen tot haar leer wist over te halen. Ik denk aan Catherine Tingley, die de internationale leidster I werd van de theosophen. Ik denk aan Jane Addams, die in Chicago haar Huil-house tot bloei bracht, een voorbeeld voor vele inrichtingen van dien aard: basis voor een opheffing van al wat uit den vreemde komt en in de groote steden dreigt onder te gaan. Ik denk aan de groote vrouwen der Christen-vrouwenI onthoudsters, waarvan Anna Gordon thans de presidente is. Behalve Mrs. Eddy- Baker leven deze alle nog in dezen VROUWEN 129 tijd en noemen zij zich „pioneers" in deze nog vroege periode van beschaving en ontwikkeling van Amerika. In het aardige boekje „Women of 1923" door de vrouwen zelf uitgegeven, worden alle in het openbare leven werkzame leidsters der menschheid genoemd. Ik noem daarvan de bekende: Grace Abbott van het kinderenbureau, Evangeline Booth van het „Leger", Mrs. Chapman-Catt van de vrouwenkiesrechtbeweging, Mrs. Mabel Willebrandt, de directrice-generaal van Justitie, Mrs. Mathes van de Chicagosche drankbestrijding. Wij hebben met meerdere dezer vooraanstaande vrouwen gesproken. Het was veelal een genot haar enthousiasme en geloof in het welslagen der zaak, waarvoor zij streden, van nabij te leeren kennen. Inderdaad, de vrouwen hier hebben een grooten invloed. Ontelbare organisaties hebben zij, bijna op elk gebied gesticht en behoudens dan in de politiek, hebben zij haar eigen, zelfstandige plaats in de maatschappij bijna volledig veroverd. Vooral op opvoedkundig terrein hebben zij zich groot gemaakt. Aan de lagere scholen is het vrouwelijk element zoo overwegend, dat men op elke zes onderwijzeressen maar een onderwijzer aantreft. Maar bijna alle vakken staan thans voor haar open. Amerika heeft 15 vrouwelijke burgemeesters en vele vrouwelijke rechters, vooral kinderrechters. Waren wij in Nederland maar reeds zoo ver. Volgens eene telling van 1920 waren er o. a.: (alles vrouwelijk.) 639.241 onderwijzeressen. 564.744 stenografen. 72.980 muziekonderwijzeressen. 33.246 kapsters en manicuristen. 13.378 accountants. 130 DE NIEUWE WERELD io.iii dokters en tandartsen. 7.119 fotografen. 2.806 handelsreizigsters. 1.787 geestelijken. 1.738 advocaten. 1.127 begrafenisonderneemsters. 137 architecten. Uit deze bonte rij blijkt, en deze lijst is zeer onvolledig, dat bijna alle beroepen van den man ook haar deel zijn geworden: gevolg van gelijksoortige opvoeding en beïnvloed door maatschappelijke omstandigheden. Natuurlijk is ook in Amerika voor deze gelijkstelling gestreden, alles maar niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Vóór 1769 werden nog geen meisjes op de lagere scholen in Boston toegelaten. In 1852 kwamen daar de hoogere burgerscholen eerst voor ze open. In Philadelphia konden vóór 1893 geen meisjes opleiding voor de universiteit erlangen. Maar ook in Amerika heeft de emancipatie der vrouw, gelijk overal, een overwinning over de geheele linie te boeken. Ook hier in Amerika dus laten zich de dames de kaas niet van het brood eten. Men kan dat betreuren of gelukkig vinden, het is een feit en Amerika berust niet alleen met een zucht, het heeft er zich snel en geheel bij aangepast. Men kan van de hedendaagsche vaders en moeders, die beide reeds grootendeels dezelfde rechten hebben gehad, ook moeilijk anders verwachten. Ondanks al deze gelijkheid in zake de kansen op zelfstandigheid en onafhankelijkheid blijft de Ameri- VROUWEN kaansche eene vrouw, gelijk de vrouwen in Europa: een bemind verschijnsel voor den man, die zich levendig voor dit scheppingsmirakel zal blijven interesseeren. En al neemt ze hem steeds meer het brood voor den neus weg, hij doet zijn best haar te blijven aanschouwen met den blik van den kunstbeschouwer en den wijsgeer. Voor den vreemdeling lijkt de Amerikaansche eerst wat eigenaardig. Zij flirt minder dan haar Europeesche zuster, lijkt veel zakelijker in den omgang. Haar drukke leven heeft haar optreden zeer beïnvloed. In de groote steden komt zij in zulke groote kudden voor, dat men niet weet, waar men beginnen en eindigen zal, als men — wat bij de netste lieden voorkomt — zich ooit zou voornemen, den Don-Juan uit te hangen. Daarom ook zijn de Amerikaansche groote steden zoo veilig voor beide geslachten. Stuur er Uw mannen gerust maar heen, mijn waarde lezeressen. 131 XX. HET AMERIKAANSCHE ALCOHOLKAPITAAL. Chicago, Mei 1923. n haar pas verschenen boek: „Vrouwenkiesrecht en politiek" beschrijven Carrie Chapman Catt en Netty Rogers Shuler, twee Amerikaansche feministen, de innerlijke geschiedenis van de kiesrechtbeweging der Amerikaansche vrouwen. Het iode hoofdstuk heet: ,,De onzichtbare vijand". Daarin wordt geschreven over de actie van het alcoholkapitaal, dat het kiesrecht der vrouwen als. de dood heeft gevreesd en alles heeft gedaan om het tegen te houden. In 1862 werd de Amerikaansche Brouwersvereeniging gesticht, met geen ander doel dan er voor te zorgen, dat haar bedrijf politiek werd beschermd. In 1867 waarschuwde zij alle partijen er goede nota van te nemen, dat zij den oorlog zou verklaren aan alle candidaten, van welke partij ook, die voor de geheelonthouding van alcoholhoudende dranken waren. In 1873—'74 organiseerden Christelijke vrouwen een Kruistocht tegen de saloons (ik zei dat reeds, meen ik, in m'n eersten brief). Vooral in Ohio ontwikkelden zij een sterke actie, gingen zij de kroegen in, lazen er passages uit de Schrift, zongen er psalmen en baden er voor de afschaffing van alle rhum-winkels. Uit dien kruistocht werd de Christelijke Vrouwenonthouders-Unie geboren. Dat was in 1874. De Unie groeide tot een groote macht: de grootste vrouwenorganisatie, die ooit in Amerika heeft bestaan. ZAL AMERIKA OOIT DROOG WORDEN? Spotplaat uit het jaarboek 1920—21 van de Amerikaansche Brouwersvereeniging. (De verbodsmachten hebben „Amerika" te drogen gehangen in de zon der Volsteadswet, maar de wolken van het natte sentiment ....). HET AMERIKAANSCHE ALCOHOLKAPITAAL 133 Gelijk in andere landen werd in de tachtiger jaren ook in Amerika over vrouwenkiesrecht gedacht en geschreven. De Amerikaansche vrouwen hoopten dit kiesrecht o. a. te gebruiken, om Amerika van zijn kroegen te bevrijden. Gevolg daarvan was, dat de congressen der brouwers, in 1881 gehouden, moties tegen het vrouwenkiesrecht aannamen. Sinds dien hebben zij bij elke verkiezing kapitalen uitgegeven, om natte en antifeministische afgevaardigden in de openbare lichamen verkozen te krijgen. Zij handelden later daarbij zelfs in strijd met de nieuwe wet, die deze kapitaal-fourneering voor politieke doeleinden van soortgelijke vereenigingen verbood. In 1916 betaalde de vereeniging van brouwers dan ook een millioen dollar boete, om het tegen haar aanhangige proces geen voortgang te doen hebben. In 1918 werd door den Amerikaanschen Senaat (de ie Kamer) besloten, een onderzoek te doen instellen naar de propaganda, door Duitsche en Amerikaansche brouwersvereenigingen gevoerd. De rechtskundige commissie uit den Senaat leidde deze enquête. Het zou mij te ver voeren, daarop in te gaan. De conclusie was, dat de Amerikaansche brouwersvereeniging in de laatste jaren een politieke propaganda had gevoerd, die zonder weerga in de geschiedenis was, dat zij beloften had ontvangen van door haar omgekochte candidaten, dat zij, op het oogenblik, dat zij met de groote pers advertentiecontracten sloot, tevens voor zich een deel van het redactioneele nieuws reserveerde, voor welkerfourneering zijzelf zorgde, dat zij aan burgers der Vereenigde Staten groote sommen gelds had betaald, om haar belangen te bepleiten, van welke burgers er meerdere in overheidsdienst waren. Hoeveel geld de brouwers voor de politieke „veilig- 134 DE NIEUWE WERELD stelling" hunner belangen offerden, is slechts weinigen bekend; er waren vele centrale kassen. Maar een matige berekening wees uit, dat per jaar dooreen een 10 a 25 millioen gulden voor het doel werd besteed. Men vond deze sommen op de volgende wijze: Elk lid der vereeniging verbond zich bij contract, van elk vat bier, dat hij afleverde, een bepaalde som in de algemeene, nationale politieke kas te storten, benevens een som in de kas der politieke drank-organisatie van den afzonderlijken Staat, waarin hij woonde. Deze laatste kassen kregen het meeste; men voelt in Amerika over het algemeen het meest voor de dingen, die dicht bij huis gebeuren. Dat is een algemeen verschijnsel. De leider der natte campagne in Texas, Adolph Busch, brouwer uit St. Louis, schreef in 1913, dat voor dien eenen staat, Texas, de verkiezingsactie gereed was. Er zou 5^ millioen dollar of pl.m. 14 millioen gulden beschikbaar zijn en „dat moest, men diende dat goed te weten, maar genoeg zijn." Tegen dat reuzenkapitaal met zijn vernietigende werking moesten de verbodsvrienden optornen. Zij en met hun de vrouwen. En Mrs. Chapman Catt gewaagt van het aardige arbeidersvrouwtje op de New-Yorksche kiesrechtmeeting, die na de opwekking tot steun, geestdriftig uitriep: „Ik geef mijn tramgeld, ik kan wel naar en van het werk loopen." In 1893 werd de „Nationale Vereeniging van kleinhandelaars in dranken" gesticht Ze vonden een niet onaardige methode uit, om aan geld te komen. Ze kortten n.1. eenige procenten op alles, wat ze van glasfabrikanten, kruideniers en andere leveranciers kochten, want, schreven ze hun: „als het drankverbod zou komen, konden ze niets meer aan hun verkoopen." Het was HET AMERIKAANSCHE ALCOHOLKAPITAAL 135 dus in het belang dier leveranciers ,,hun wat geld voor den strijd te fourneeren." Vervolgens werd een vereeniging gesticht van hotelhouders, een van drogist-apothekers en andere handelaars in dranken, benevens een aparte van tabaksfabrikanten en kooplieden. Zij allen schreven den strijd tegen het drankverbod en vrouwenkiesrecht in hun vaandel. Bij verschillende gelegenheden werd op de vergaderingen der brouwers met trots gewezen op het feit, dat het de brouwers en hunne organisatie waren geweest, die er voor hadden gezorgd, dat de telkens opnieuw opduikende wetsvoorstellen voor drankverbod en vrouwenkiesrecht werden afgestemd. In 1913 bereikte de strijd tusschen den drankhandel èn de drankweer zijn hoogtepunt. De verbodsidee had voortgang gemaakt, meerdere Staten waren drooggelegd. De beslissingen der rechters, veelal door hun eigen subjectief inzicht beïnvloed — hoe is 't mogelijk, 't komt in ons land niet voor! — tegen het verbod, begonnen hoe langer, hoe vriendelijker daarvoor uit te vallen. Arbeidswetten waren er gekomen en de spaarsche statistiek wees uit, dat in de verbodsstaten de Maandagsmorgens- ongelukken in de fabrieken begonnen te verdwijnen. Fabrikanten gingen zoo waar vriendelijke gezichten tegen het verbod trekken. Het alcoholkapitaal ging toen inzien, dat er meer intensieve arbeid, en vooral ook meer geld noodig waren voor zijn strijd. De brouwers vonden een sterken leider in den weledelen heer Percy Andreae. Hij kreeg de vrije hand en het volle vertrouwen. Twee belangrijke wijzigingen bracht hij aan in de strijdmethode van het drankkapitaal: i°. Door aan de vereenigingen der brouwers te binden een groot blok contribueerende leden, kiezers, die voor den vrijen drankhandel waren; 36 DE NIEUWE WERELD 2°. door organisaties op te bouwen, in hoofdzaak uit vreemdelingen bestaand. Deze moesten niet alleen de algemeene propaganda meeleiden, maar ook een heirleger van vreemde kiezers aanvoeren, die tegen elk verbodsvoorstel zouden stemmen. Men had met dit laatste systeem al vrij goede resultaten gehad. In de beide Dakota-Staten had men de Russen reeds met succes tegen het vrouwenkiesrecht gebruikt, in de Staten Nebraska, Missouri en Iowa de Duitschers, in Kansas en Oklahama de negers, in Californië de Chineezen. De grootsche stichting van Percy Andreae kreeg een fatsoenlijken naam: ,,De Nationale Vereeniging van Handel en Arbeid". Kan het netter? Hij zelf werd president. Het leek — wijl veel van de details geheim bleven — een nationale zaken-vereeniging, die achting verdiende. In eiken Staat bijna verrezen vereenigingen, die zich bij de „Nationale" aansloten! „De Vereeniging van de Persoonlijke Vrijheid," de „Baas-in-eigen-huis-vereeniging" (letterlijk, al te letterlijk mischien door mij vertaald), enz. enz. Naast al deze vereenigingen werkte nog de groote Duitsch-Amerikaansche vereeniging, in 1901 reeds gesticht. In 1911 telde zij alleen circa 2,\ millioen leden, verdeeld over 10.000 afdeelingen. Om eenig denkbeeld te krijgen van de Duitsche beweging in Amerika, zii nog vermeld, dat er in dat jaar 700 verschillende Duitsche kranten uitkwamen. De vereenigingskrant werd in hoofdzaak betaald (foor de Duitsche brouwers, meest millionnairs. In eiken Staat was een centrale afdeeling dier Duitsche vereeniging die bij elke verkiezing de .Duitschers optrommelde, te gaan stemmen. Het bierkapitaal was in die krant en daarbuiten volmaakt meester HET AMERIKAANSCHE ALCOHOLKAPITAAL 137 van den toestand. Om stemmen te winnen werd de naturalisatie in de hand gewerkt; de kosten werden door de brouwers betaald. Die heele drank-politiek kende geen partijen, doch trachtte in alle partijen zijn slag te slaan. Het Andreaesysteem had groote bewonderaars. Men schreef elkaar enthousiaste brieven: „In hoogstens twee verkiezingen zou men de wetgeving ten aanzien der drankkwestie in handen hebben . . . ." Wel, men kreeg zijn mannetjes en zij stemden, zooals de lastgevers, die hun betaalden, het verlangden. Maar andere krachten in het volk werden sterker en sterker. De verbodsidee en het vrouwenkiesrecht wonnen meer en meer veld. Men ontmaskerde de lieden, die met hun speciale belangenpolitiek heel het politieke leven tot in den grond bedierven. Het was geen kleine taak, orde in dien chaos te brengen. De pers was bijna geheel in handen der geïnterresseerden bij den drankhandel; elke dag werd de openbare meening vergiftigd. Niemand kan het den drankhandel euvel duiden, dat hij voor zijn belangen opkwam. Maar hij streed niet met open vizier en zijn methodes waren niet fraai. Het waren geheime manoeuvres, zonder moraal en zonder erkenning van de rechten der meerderheid. Lange jaren heeft dat drankkapitaal de verkiezingen in Amerika beheërscnT; weinigen bonden in den eersten tijd den strijd tegen hem aan. Het vormde een geweldige politieke macht, in sommige Staten de Democraten, in andere de Republikeinen, in weer andere beide partijen de wetten voorschrijvend. De Anti-Saloon-League richtte haar politiek daarop in; zij vormde zich een soortgelijke basis, maar openlijk. Het kon haar niet schelen, wie en welke partij het won: de droogste candidaat werd het warmst aanbevolen. de vries, De Nieuwe Wereld. 12 138 DE NIEUWE WERELD Maar ook zij, die in matig drinken geloofden, konden ten slotte geen vrede met den toestand hebben. Persoonlijke onthouders, vóór dien tegen het „onopvoedkundige" verbod, sloten zich daarbij aan; de vrouwen werden wakker en wakkerder. De verbodsmachten kregen duizenden, tienduizenden, honderdduizenden aanhangers! Men was ziek van den corrupten invloed der „saloons" in de politiek. De strijdmiddelen der natten hadden de uitwerking van den boomerang: de slag kwam terug en velde den aanvaller. Het alcoholkapitaal kreeg een geweldigen stoot: het nationale verbod. Nog leeft het drankkapitaal, al ligt het in stuiptrekkingen. Velen staan om den beminden Lijder te weenen, geven middelen aan de hand, hem nog, zij het niet in z'n volle fleur, in leven te houden. Dit weet ik nu: het is een onbegonnen zaak. Het Amerikaansche volk kan hem niet meer verdragen. Het zal hem niet meer dulden ook. TAMMANYsHALL IN" NEW»YORK. (De politieke centrale der NewsYorksche „Democraten"). XXL DE POLITIEK. Chicago, Mei 1923. Is ik, — wat herhaaldelijk moest gebeuren — op de vraag, wat ik „deed", wel moest antwoorden, dat ik „in de politiek" was, zag ik hier en daar de gezichten betrekken. In de politiek zijn, dat is hier — niet heele- . maal, maar toch wel half — synoniem met: „voor geld » te koop." Deze Amerikaansche politiek is wonderbaarlijk en met de onze geenszins te vergelijken. Aan theorieën en programma's bezondigt men zich niet al te zeer. Men zoekt het in concrete dingen: geld en belangen. Het zou te naïef zijn, om te beweren, dat de kreet: „nat of droog" de politiek in de laatste jaren heeft beheerscht. Toch heeft het er hier en daar wel wat op geleken; de strijd der partijen heeft er zeker invloed van ondervonden. En weer heet het nu, dat dit onderwerp één der ernstige punten van strijd voor de aanstaande verkiezingen zal uitmaken. Er zijn twee groote partijen in Amerika: de Democraten en de Republikeinen. Zwartkijkers zeggen, dat ze hetzelfde willen: macht en geld. 't Grootste verschil — in de praktijk — schijnt te zijn, dat de Democraten iets I betere „beginselen", de Republikeinen betere mannen hebben. Naast deze partijen is er het landbouwblok en de thans nog weinig beteekenende sociaal-democratie, die maar één man, Viotor Berger, in de Kamer heeft. De theoretische verschillen tusschen de Republikeinen en Democraten liggen in de opvattingen over de éénheid 140 DE NIEUWE WERELD der natie en de grootere of algeheele zelfstandigheid der deelen. Maar deze theorie-verschillen worden verre overtroffen door de practische, die voor een belangrijk deel over de vraag van vrijhandel en protectie loopen. Men moet zich door de woorden Republikein en Democraat niet in de war laten brengen. Ze beteekenen niets van datgene, wat wij er onder verstaan. De demo-^ craten van New-York b.v. zijn altijd de meest corrupte politici van Amerika geweest. Men denke aan Tammany "Hall. Er is tusschen de Amerikaansche Staten onderling weinig samenwerking, veel jalouzie. Het land is zoo geweldig groot, dat elke staat aan zich zelf genoeg heeft. Nederland is een kleine jongen, bij enkele staten vergeleken. De staten hebben veelal verschillende belangen. Daar zijn de belangen der industrie- en die der landbouwstaten. De Alleghanybergen verdeelen het land economisch in een Oost- en Middelwest deel. In het westen ligt de basis van de Amerikaansche welvaart. Daar is landbouw en veeteelt hoofdbezigheid. In het oosten leeft het 1/a deel der bevolking. Daar zwaaien handel en industrie den scepter. Uit het verre Westen wordt het koper, de petroleum, het hout aangevoerd. Daarvandaan komen ook de vruchten. Uit het Zuiden in hoofdzaak de katoen. In het land zelf wordt verbruikt pl.m. 85 pet. der fabriekmatige producten; pl.m. 75 pet. der tarwe; pl.m. 50 pet. der katoen (totaal pl.m. 12 millioen balen a 500 11). Maïs wordt betrekkelijk weinig uitgevoerd: men „veredelt" het in het land zelf tot varkens; varkens en maïsprijzen gaan samen op en neer. Het tweederde van de producten, die in het Oosten DE POLITIEK 141 voor het binnenlandsch verbruik worden gefabriceerd, wordt in het Westen gekocht. In het Oosten zetelt het grootkapitaal. Dat kreeg het eerst in het Westen en Zuiden de „claims" in bezit en daarmee de macht. De meerwaarde stapelde zich op in het Oosten, dat de credietmarkt in de hand had en in New-York een ongekende opeenhooping van geld tot stand bracht. Groot misbruik is daarvan gemaakt, en niet zelden liet men 't Westen 'n woekerrente betalen tot 20 pet. toe. Dat is thans wel alles veranderd door een nationaal geld-reserve-systeem, dat in alle deelen des lands nu goudvoorraden brengt, maar de tegenstellingen zijn gebleven. In het Oosten belang bij hooge prijzen voor fabriekmatige producten. Dat beteekent: protectie. In het Westen belang bij de mogelijkheid van uitvoer der landbouwproducten; dat beteekent: geen protectie. Het Oosten geïnteresseerd bij de internationale politiek. Het Westen en Zuiden jaloersch op de geldmacht van het Oosten, het dichtst bevolkte deel van Amerika, dat mede door zijn dichte bevolking veel vertegenwoordigers naar het Parlement zendt, veel invloed heeft dus, dat voor 't grootste deel de spoorwegen in zijn hand heeft en de tarieven regelt. In die belangentegenstellingen is de politiek van Amerika opgegroeid. In het Oosten zijn de Republikeinen in de meerderheid, in het Westen en Zuiden de Democraten. Tusschen deze machten zit de verbruiker geknepen, die af en toe eens een „koopersstaking" probeert, maar zoo goed als niets te zeggen heeft. Er heeft zich in het congres een nieuwe macht gevormd, het z.g. „landbouwblok"; het zelfde, wat onder Rooseveldt het „progressieve blok" werd genoemd. Het bestaat uit Republikeinen en Democraten beide. 142 DE NIEUWE WERELD Het doel is tweeledig: 1. de prijzen der fabriekmatige producten te doen dalen; 2. de landbouwproducten duurder te verkoopen (graanrechten tegen Canada, enz.). - Deze groep heeft grooten invloed en beteekenis en zal dien invloed lang en veel laten gelden. * * * Op dezen belangen-ondergrond bouwt men 'n actueelen politieken bovenbouw, die den onderbouw deels dekt, doch die deels ernaast staat. Zoo was er bij de laatste verkiezingen een soort „cry", of de thuiskomende soldaten een dotatie van 500 dollars zouden krijgen of niet, zoo zijn er de belastingkwesties, en vele, vele meer. De sociaal-democratie doet in den verkiezingstijd ook wanhopige, succeslooze pogingen, veel stemmen te verzamelen op haar program. Maar de kinderen lusten dat niet. Het moet niet zoo ver-weg wezen. In den verkiezingsmallemolen draaien de Republikeinen en de Democraten de pompeuze valsche orgels en de groote Amerikaansche kinderen vergapen zich aan de schittering dier klanken. Ook die geweldige vakbeweging, met Samuel Gompers aan het hoofd, staat nog te kijken aan den kant van den weg. Nog! Ik heb andere, toffere jongens gesproken, die dat zaakje langzaam aan zullen „clear-en". De aparte politiek der verschillende Staten zelve kent nog veel minder lijn. Daar is een schoone gelegenheid, kleine particuliere belangen en begeerten te bevorderen. De politiek in de stedelijke gemeenten — voorzoover er tenminste nog gemeenteraden zijn — (die sterven hier en daar uit door het stelsel van het commission-goverri; ment — delegatie der uitvoerende macht aan een kleine DE POLITIEK 143 commissie —), wordt meermalen door propaganda van geheel persoonlijken aard beheerscht. Wat de president niet benoemt — hij kiest, meen ik, J bij zijn benoeming 50.000 ambtenaren, en nieuwe als hij van een andere politieke kleur is dan zijn voorganger — wordt door het volk gekozen: gouverneurs, burgemeesters, rechters, juryleden, gemeenteraad, Staten- en Kamerleden, enz. De zittingsduur der gekozenen is kort, soms twee jaar. Veel te kort lijkt het mij, om zich in de zaken in te werken. Er zijn dus veel verkiezingen in Amerika. Men zegt, dat men hier in een democratisch land leeft en is er ook nog trotsch op. Geen nepotisme, geen aan-zetels-vast-zittende ambtenaren. Wisseling en vrijheid! Maar zei Emerson niet: „De prijs voor de vrijheid is eeuwige waakzaamheid?" Eeuwig waakzaam, dat moet men hier zijn. De telkens voorkomende kans, er te komen, iets te worden, hooger te klimmen, heeft een zee van omkooperij en gekonkel ontketend. Beloften en geld spelen bij elke verkiezing een groote rol. De saloon, de kroeg, was vroeger het brandpunt van politiek leveh. Daar werden de baantjes gekocht, verkocht, toegewezen. Men zegt in kringen, die ik vertrouw, dat er, nu de kroegen zijn verdwenen, reeds verbetering in de poli- 1 tieke zeden is gekomen. Men hoopt, dat de vrouwen met hare stemmen de rest zullen schoonmaken. Maar het zal lang duren, voor er hier vertrouwen in politieke menschen komt. De politiek is corrupt, is al wat men hoort: „Grafting" (omkoopen), een woord van Hollandschen oörspTong^ schijnt regel te zijn. "Het woord is min of meer van beteekenis veranderd. Van „zwaar werken, (graven) ging het „makkelijk l werken", daarna „geld verdienen, zonder te werken" 144 DE NIEUWE WERELD beteekenen. Het schijnt door te dringen tot in de officieele verkiezingsbureaux: vervalsching van de cijfers der candidaten schijnt niet zelden voor te komen. De verkiezingen-zelve zijn voor onze begrippen zeer eigenaardig. De candidaten, wier portretten en levensloop, wier schitterende eigenschappen den volke worden verkondigd, beloven tien maal meer, dan ze ooit kunnen volbrengen. Men kan naar keuze worden bediend: ze zijn vol liefde en mak in alle tuigen. Hun „platform" heeft veel „planken", een middel om in te gaan, gelijk grappenmakers beweren. In Denver (Colorado) hoorde ik enkele candidaten — er was een gemeenteraadsverkiezing — vanuit een auto de kiezers toespreken op een hoek van een straat. Alles opportunisme, wat de klok sloeg 1 Geen enkele lijn, geen groote gedachte. Alles practische en grove demagogie. De kiezers verdienen niet beter. Men laat ze lachen. Dit is voor kinderlijke zielen misschien ook het beste. Voor de politiek zijn zij geenszins rijp. Ze malen er ook niet om. 't Is immers toch alles één pot nat.... Totdat eindelijk de sociaal-democratie of het socialisme of een arbeiderspartij zijn kop toch eens zal opsteken ? Wanneer zal dat zijn ? Ik weet het niet. 1. Mr. LYONS, Chef der zedenpolitie te Los«Angelos. I. STADSGEVANGENIS TE LOS*ANGELOS. 2. MUZIEKCORPS VAN GEVANGENEN. (Moderne gevangenis der stad New*York op Hart's Island). XXIL MISDAAD EN STRAF. DE GEVANGENISSEN. Chicago, Mei 1923. iet licht zal ik vergeten, wat ik in de gevangenissen van Amerika en Canada zag. Ik denk aan die droevige city-jail (stadsgevangenis) van Los Angelos, aan die grootere van San Francisco, aan die ge¬ weldige strafgevangenis van St. Quentin, die aan den Staat Californië behoort. Pas zag ik nog de county-jail van Chicago, even vóór mij door Conan Doyle, den bekenden Engelschen schrijver der Sherlock Holmes- . verhalen bezocht, die door zijn slechte bevindingen de Amerikaansche wereld in opschudding bracht. Is men hier in Amerika nu veel verder dan wij op dat gebied? Nog kan ik er geen bevredigend antwoord voor vinden. Van uit Amerika zijn anders vóór honderd jaar reeds — op initiatief der Quakers — mildere opvattingen over gevangenbewaring over de wereld verspreid! En van uit Amerika is ook in de latere jaren die geweldige propaganda voor gevangenishervorming — men denke aan Elmira — uitgegaan. Men * is hier ook thans van zoo goeden wil!' Ja, ik heb bloemen zien bloeien te midden der menschenkooien, ik heb voor onze begrippen ongekende vrijheid gezien achter en buiten de gegrendelde poorten, maar ik kan nog maar geen onverdeeld gunstige eind- | druk meê naar huis nemen. Onvoorwaardelijk veel beter dan wat ik elders zag leek me intusschen die boerderij gevangenis van de 146 DE NIEUWE WERELD stad Toronto (Canada), al heeft haar menschelijkvoelende directeur ook nog te weinig armslag. Daar is men, dunkt me, veel verder. Daar zijn meerdere moderne begrippen over misdaad en boete heengewaaid. De natuur helpt mede, om meer sociaalvoelende menschen te vormen van hen, die in den doolhof dezer wereld den juisten weg niet konden vinden. Het vraagstuk van de straf is wel een zeer gecompliceerde geworden in dit groote land, uit alle hoeken der wereld met gelukzoekers overstroomd. Hoe velen, die zich aan de wetten der geboortelanden vergrepen, zijn niet naar hier gevlucht. Amerika, de smeltkroes der natiën, had zijne gastvrije armen wel wat al te wijd ten ontvangst gespreid. Ieder voor zich en God voor ons allen is meer dan elders hier het wachtwoord geworden. Is het wonder, dat waar men vervuld is van de wil, om eigen levenskansen te verbeteren, de sociale instincten op den achtergrond raken? Eerbied voor de wetten des lands kan men moeilijk verwachten van hen, die van verre kwamen met slechts één groote drang, hier een laatste kans te wagen. De opdrijving van het leven in de overpropte steden bevordert het aantal der overtredingen. Zoo bergen de gevangenissen van Amerika thans een totaal van meer f dan 150.000 mannelijke en 10.000 vrouwelijke gedetineerden. Van de 6400 gevangenissen en inrichtingen I staan er echter thans 2000 ledig, een gunstig verschijnsel. Ik ben niet blind voor vele lichtpunten in het Amerikaansche gevangeniswezen. Ik zag de opvoedende kracht i van het „parool", dat velen groote vrijheden biedt. Gaan in ons land gevangenen op eerewoord dagen naar huis? Ik waardeer de vrij groote kans op tusschentijdsche vrijlating bij goed gedrag. Dat is hier regel, MISDAAD EN STRAF. DE GEVANGENISSEN 147 geen uitzondering als bij ons. Hoe goed werkt ook het systeem der medeleiding van geschikte gevangenen bij het werk van de anderen. Hoe goed zijn vele bibliotheken I Ik apprecieerde zoo het toelaten van zon en licht en lucht en bloemen, de vergedreven beoefening van spel en sport. Zoo ver is het in ons land nog niet! Maar hoe weinig geavanceerd is men overigens op velerlei gebied, hier in Amerika's gevangenissen. Ik kan maar niet vergeten die ééne groote cel in Los Angelos, waar 15 jonge mannen — homosexueelen — saam waren gepakt en dag en nacht moesten verblijven. Hoe jammerlijk was de aanblik van deze groep zieken, hoe fijnbesneden, dichterlijk soms, meisjesachtig ook Waren veler gezichten. Zij toonden ons mooi borduurwerk, eigen handwerk, de trots van den bewaker! Hooren deze menschen in een kerker? Ik zie ook nog dikwijls voor mij die groote groep „narcotics" (aan verdoovingsmiddelen verslaafden). Als honden worden ze behandeld. Amerika maakt een geweldige jacht op hen. Over dezen was de gevangenisdirectie slecht te spreken. Zij hebben „slechte karakters", worden „nooit meer te vertrouwen", „vermoorden voor een kwartje hun heele familie", wordt er gezegd. Feller dan tegen de drinkers gaat men in Amerika te keer tegen deze slachtoffers van cocaïne en opium en morphine en heroïne of hoe die stoffen meer mogen heeten. Voor hen kent de gevangenisdirectie geen pardon: zij blijven in hunne cellen en zien het daglicht niet. Maar de geweldigste indruk nam ik mede van die reusachtige penitentiary, de staats-strafgevangenis voor zware misdrijven van Californië. Daar huizen 2600 ongelukkigen, voor een deel levenslang. Daar bergt 148 DE NIEUWE WERELD ook de rustige burgerij van Californië, die geen sociale herrie wil, die ongestoord wil rentenieren in dat heerlijkste aller klimaten, zijn opstandige socialen, de I.W.W.'ers en de andere rooden en mengt zij ze dooreen met de grootste boeven dézer aarde. Daar ondergaat de jonge, onbesuisde, veelal idealistische opstandeling tegen het staatsgeweld de verderfelijke invloed van zijn medegevangenen: deels moordenaars en gedegenereerden. Zij werken naast elkaar, deze gevangenis is een fabriek. Er is geen verschil: politieke gevangenen hebben geen voorrechten. Men zondert slechts de bestiale krankzinnigen af en de ter dood veroordeelden. Hier is de menschelijkheid nog zoek. Ik zag er den jongen Mc. Namarm, een nobel anarchist, ter dood veroordeeld, wijl hij eene zijne beweging vijandelijke krantendrukkerij opblies. Hij begoot zijn bloemen en was rustig en zeker in zijn geloof. Men solt al een jaar met hem om, durft hem nog niet hangen, vreest het volk te veel. Ik zag er zijn kameraad, die voor hem het dynamiet over de bergen bracht, den stoeren metaalbewerker Bül Smith, die levenslang kreeg, maar goed oppast en eerlang de vrijheid weer zal kennen. Daar was ook TomMooney, dien bijna ieder onschuldig acht, waarvoor de arbeidersmassa zoo veel vereering heeft. Naast en om deze en meer nobele figuren een zee van maatschappelijk uitvaagsel: Chineezen en negers en Mexicanen en verder menschen van allerlei slag. Veel goede, veel slechte gezichten. Die 2600 gasten geven zorg en oppas: de snelvuurkanonnen op alle uitkijk- en wachttorens getuigden er van. Duizend van de zwaarste misdadigers werken in de jutezakkenfabriek, een gebouw van groote afmetingen. In die hel vol stof ratelen de MISDAAD EN STRAF. DE GEVANGENISSEN 149 machines. Bewakers werden er in den laatsten tijd gedood: hun kreten werden overstemd door het oorverdoovend lawaai der machines. Thans loopen dan ook boven in de gepantserde galerijen extra-wachters met repeteergeweren rond, om in een oogwenk een kogelregen op deze misdadigers neer te laten dalen. Ik zal de tocht door die fabriek niet licht vergeten: voor vreesachtige naturen is zij niet aan te raden. Meer vertrouwen is er in de andere werkinrichtingen: de kleermakerijen, de vlaggeweverijen, de schoenfabrieken en looierijen, de meubel- en timmerwerkplaatsen, de smederijen, de bakkerijen en keukens. Op 200 gevangenen" vindt men daar soms slechts een suppoost t In de Bertillonage-afdeeling was een kleine zachte Engelschman chef. Een gevangene, die voor 7 jaren een kroeghouder vermoorde. Hij had niet alleen schuld, daarom zijn zijn kansen voor vrijlating goed. Dan zal hij ook zijn Moeder weerzien, voor wier overkomst hij spaart. Zijn handdruk ging me door de ziel. Ik laat al die Amerikaansche gevangenistafereelen nog eens voor mijn oog voorbijgaan en tracht me een oordeel te vormen. Ik weet van onze eigen gevangenissen weinig, ze zijn zoo ontoegankelijk. Dat is heel anders in dit land. Maar, geeft men bij ons bioscoopvoorstellingen en goede lezingen aan gevangenen, zonder, dat deze achter tralies zitten? Ik heb er nooit van gehoord. Hier in Amerika is, geloof ik, veel meer vrijheid en vooruit zicht, zelfs voor dengene, die zich aan een groot vergrijp heeft schuldig gemaakt, dan bij ons. Maar aan dat bij elkaar brengen van ongelijksoortigen kleeft toch een geweldig kwaad. Men werpt in Amerika alles dooreen in 't cachot met alle funeste gevolgen van de vries, De Nieuwe Wereld. 13 i5o DE NIEUWE WERELD dien, zoodat het goede wordt verstikt onder 't kwaad. Wanneer zal daar een eind aan komen? Daar is wel eenige gegronde hoop. Hoe heeft zich de „probation" ontwikkeld tot een geweldig instituut. Vooral de jongeren profiteeren van de voorwaardelijke veroordeeling en het patronaat. Velen houden zich hier met het vraagstuk bezig: het land zit vol philantropen. Maar ook andere nieuwe vormen en gedachten breken zich baan. In Chicago, stad van actie en geestelijk leven, méér dan één stad in Amerika misschien, spraken we de onverdroten werkers Dr. Hickson en zijn vrouw. In hun psychiatrisch laboratorium sorteeren zij al de geestelijke defecten uit de misdadigers en brengen ze in de ziekenhuizen onder. Elders werken anderen in den zelfden geest. In de methodes der zielkundigen komt vertrouwen en zij krijgen navolging. Amerika zal op den duur zijn strafstelsel herzien en op ruimere grondslagen vestigen. Misschien zal het land ook weer hier eerder klaar zijn dan Europa en dit ook op dit gebied een klaar en duidelijk voorbeeld geven. Nog lijkt mij het systeem van boete en straf in Amerika niet perfect. Nog is de methode oog-om-oog en tandom-tand te veel in de voorhand. Maar als de teekenen niet bedriegen, dan is de tijd op komst, waarin weten, begrijpen en verzoenen, waarin opvoeden en verbeteren zullen overheerschen ten zegen van alle sociaal-verdoolden. „SAFETYsWEEK" IN DETROIT. (Eigen opname). XXIII. AUTOMOBIELEN. BIJ FORD. Detroit, Mei 1923. merika is het land van de auto's. In 1922 waren er ruim 10 miljoen in gebruik, dus op elke elf menschen (grijsaards en kinderen meêgerekend) was er één, die zoo'n vanzelfgaand voertuig bezat. Van die 10 miljoen had de staat N.-York (één van de 48 staten) er bijna één miljoen I De jaarlijksche productie van gewone auto's, vrachtauto's en omnibussen niet meegerekend, steeg van 3700 in het jaar 1899 tot het geweldige aantal van 1.514.000 in 1921. Dat is dus in de laatste 20 jaren . bereikt. Voor welke wonderen kan de wereld niet nog komen te staan 1 Dat heele aantal blijft natuurlijk niet in Amerika zelf; naar alle werelddeelen wordt geëxporteerd. Toch blijft de groote hoop hier en maakt zoo het werktuig populair als bij ons de fiets. Zelfs dominees —> overigens ook hier min of meer slecht betaalde dienaren,— houden er „machines" op na. In Chicago had ik gelegenheid, oude Groninger kennissen te bezoeken — geschoolde vakarbeiders. Zij doen nog het zelfde werk als bij ons, maar velen gaan per auto naar hun werk. Ja, een jonge man uit Stadskanaal, pas drie maand hier, zat al dagelijks in zijn kleine kranige Ford, zijn „tinnen Lizzy" en hing als-maar-door daarin het heer uit. Hij had gebruik gemaakt van de nieuwe afbetalingsmethode \ — 5 dollars per week — en behoefde derhalve niet te wachten tot hij tot de kapitalistische klasse behoorde. 152 DE NIEUWE WERELD Desnoods een hypotheek op de keukenkachel, redeneert men, maar zonder auto gaat het bijna niet. En wie er nog geen heeft, zal er spoedig een koopen; hij rijdt de lange afstanden naar het werk thans nog op schobberdebonk bij een collega in. Rijp en groen zit in een motorcar; er is geen instrument, dat meer nivelleert in dit wonderbaarlijke land. In de groote steden is van fietsen geen sprake: die komen op het land weer opdagen, maar relatief weinig. Ook de motorfiets is betrekkelijk inpopulair. Er zijn er in heel Amerika ongeveer 250.000. De auto is het, die men wil. Zij is vooral populair gemaakt door den grootsten aller auto-industrieelen, door Henry Ford. Hij heeft het ding in groote massa's op de markt gebracht en tracht het nog goedkooper te maken. Hij heeft de „car" gebracht in het bezit van miljoenen nijveren, die er groote voordeelen van plukken, die er de moeilijkheden aan hun werk verbonden, belangrijk door zien verzacht. Hij heeft in wezen, zonder het waarschijnlijk bedoeld te hebben, veler levensomstandigheden verbeterd en vermooid. Andere autofabrikanten hebben een product gemaakt voor de bezittende klasse, het zoo lang mogelijk duur gehouden, zich om de massa niet bekommerd. Al heeft Ford ook alleen voor zich willen werken, de heele markt willen beheerschen, steeds meer winst willen maken, de resultaten voor de Amerikaansche en straks de heele wereld zijn niet slecht. Hier in Detroit hebben wij een dag doorgebracht in zijn grootste fabriek. Niet als diegenen, die er als deel van groote groepen doorgejaagd worden, maar rustig, met een aparte gids! Wij hebben het wonder product zich zien ontwikkelen van ruw ijzer tot geheel gereed gekomen en tot verzending klare automobiel. AUTOMOBIELEN. BIJ FORD 153 Die ééne fabriek! Het is een stad op zich zelf. In de zes verdieping hooge complexen werken 50 tot 70.000 arbeiders. Het overdekt oppervlak is 60 H.A. groot. Zevenhonderd man zijn dag aan dag bezig, de fabriek, die aan onderhoud alleen 15000 gulden per dag kost, schoon te houden. Electriciteit is het wachtwoord. Deze kracht drijft de meer dan 10000 machines, die in dit geweldige gebouwengeheel zijn ondergebracht. De elektrische centrale is groot genoeg om een stad als Amsterdam van gas, electriciteit, water en ijs te voorzien; de machines hebben een vermogen van 60.000 H.P. Er zijn zalen van 300 meter lengte. Vier rijen spoorwegrails liggen naast elkaar en 100 waggons kunnen tegelijk worden gelost of geladen. Aan loon wordt dagelijks een miljoen gulden uitbetaald. Honderd machines zijn er, die tegelijk in één slag, elk 44 gaten in ijzeren platen boren of in één slag 16 schroeven tegelijk maken. Men schudt zijn bol over zoo iets geweldigs; niemand doorloopt dit ingenieuze fabriekswonder zonder diepe bewogenheid. Een wonder is het van organisatie: elk arbeider doet een paar handgrepen aan het — door middel van een conveyer (Jacobsladder) — naar hem toekomend autoonderdeel, steeds maar dóór de zelfde manipulaties. Het werkstuk blijft slechts zoo lang bij hem, als zijn stukje arbeid moet duren, goed berekend. Dan gaat het weer verder naar den volgenden man, die er iets nieuws aan toevoegt en elk volgende werker volmaakt steeds meer het geheel. Alles beweegt: er is bijna geen»stilstand. Niemand maakt een auto: allen te samen komen eraan te pas. De volgende is gebonden aan zijn voorganger: een vergissing of vergeten handgreep van dezen maakt genen het verder werken onmogelijk. Zoo controleert het werk zich zelf en komt er zekerheid voor een volmaakt product. 154 DE NIEUWE WERELD Het rolt steeds voort: de zuigers, cranks, cylinders; een moer er op, een gat er in, daar is de motor klaar. Dan begint het chassis zich te vormen: de veeren en de assen, de cranks en het drijfwerk, het achterstel, de raderen. Dan komt de motor aanzweven en het kastje van de batterij, de benzinehouder en de spatborden, het stuurrad en de lantaarns. De mannen blijven rustig op hun post, het werk komt naar hun toe. En alles schuift en rolt en vraagt een ietsje arbeid van een ieder. Naast het chassis beginnen de carosseriën zich voort te bewegen in de verschillende variëteiten. Dicht bij het eind worden beide vereenigd: de kroon op het werk. Een aanzetten van de motor, een stellen nog van dé lantaarns en de machine stuift geheel gereed naar buiten. Daar bij het eindpunt hebben wij een heele tijd vertoefd. In één uur waren 65 nieuwe machines de fabriek uitgevlogen, één per minuut. Dat is mogelijk, doordat meerdere ploegen werken: elke auto vordert 2^2 uur arbeid. , Dit is één van de 30 fabrieken, door de Ford-maatschappij bestuurd. 6000 auto's kunnen per dag worden afgeleverd. Hij is wel een zeer bijzonder man, dat kan niemand ontkennen, deze Henry Ford. Begonnen met een inkomen van ƒ 100.— per maand, nu misschien de rijkste man der wereld. Groote energie heeft hij tentoongespreid. Ziehier eenige cijfers van den groei der productie van Ford-cars: 1903 — 1.708 stuks. 1907 — 8.423 „ 1911 — 34-528 „ 1913 — 168.220 „ 1917 — 785.000 „ 1921 — 1.250.000 „ + 200,000 Fordson tractors (v. d. landbouw). AUTOMOBIELEN. BIJ FORD 155 Men moet er niet licht over denken. Ook voor zijn arbeiders heeft hij goede dingen gedaan: zij genieten zonder twijfel voordeel van zijn goedkoope winkels, van zijn medisch en sociologisch departement, van zijn technische, taal- en handelsscholen, van zijn terreinen voor lichamelijke oefening. Hij geeft de beste loonen van heel de industrie; een minimum voor ongeschoolden van ƒ 15.— per dag. Men mag over een en ander denken als men wil (over zijn spaarsysteem en het aandeelnemen in zijn fabriek zijn de meeningen verdeeld), maar men kan hem niet verwijten, dat hij zonder zorg voor zijn personeel is. Dat is een feit, ook al zou hij het alleen voor eigen voordeel doen. Hoe goedkoop heeft hij zijn fabrikaat niet gemaakt! De auto's zijn in ons land door de vracht en de rechten en de winst van den tusschenhandel nog veel te duur. Alle chassis zijn dezelfde, 't verschil zit alleen in de carosserie. Welnu de goedkoopste auto, die in Nederland zeker ƒ 1200 a ƒ 1300.— zal kosten, kost hier van de fabriek gehaald ƒ 750.—. Precies dezelfde onderdeelen als de duurste 4 portiers —, die ƒ 1800.— kost en in Nederland wel ƒ 2300.— of ƒ 2500.— zal doen. De arbeiders profiteeren dus ook nog hier van den beduidend lageren prijs. In een goed jaar kunnen ze de auto op afbetaling vrij hebben. Dat is toch wel een zeer bijzonder feit. Detroit is trotsch op zijn autofabrieken. Men moet niet denken, dat Ford de eenige man is. Hier ontstaan de Andersons, de beroemde Cadillacs, de Chalmers en Columbia's, de Dodges, Hudsons en Lincolns, de Maxwells, Packards en Studebakers en vele meer. Van alle auto's, die in de V. S. gemaakt worden,' maakt Detroit 156 DE NIEUWE WERELD en de onmiddellijke omgeving ... 85 °/0. Is dat niet geweldig? Is dat niet een bewijs van kracht en leven voor deze plaats? Niet zonder reden noemt Detroit zich de stad van kracht: „the Dynamic". In 15 jaren wist zij zich te ontwikkelen van de 16e tot de 4e stad des lands en tot de derde koopstad der geheele Unie.. Men is hier ook trotsch op het aantal auto's dat er loopt en nog meer op het kleine aantal ongelukken, dat gebeurt en dat men nog wil terugdringen in edelen concurrentiestrijd met andere geweldige steden. De „veiligste" stad wil men zijn, immers de stad der auto's! Daarom organiseert men ook „safety-week's". Juist, terwijl wij er zijn is er een dergelijke week, aan de veiligheid gewijd. Meer dan levensgroote houten poppen, meest doodbidders-figuren staan in de stad op de drukke punten, waar pas een auto-ongeluk geschiedde, tot waarschuwend voorbeeld. En aan de hospitalen zijn groote borden aangebracht, die het aantal behandelde patiënten — slachtoffers van ongelukken — aangeven. Men vindt overal de waarschuwing: „Wees voorzichtig!" Een groote ijver en geweldige vindingrijkheid worden bij een en ander ten toon gespreid. Men bereikt met deze propaganda zonder twijfel iets in de goede richting, al is de puzzle van het geweldige autoverkeer voor politie en gemeentebestuur nog lang niet opgelost. Detroit is de stad der auto's. Ook is er veel productie van andere voorwerpen uit ijzer, staal en koper. Deze metalen hebben de stad groot gemaakt. De electriciteit op haar beurt heeft koper en staal en ijzer vervormd en er leven in geblazen. Mengsels van gas en lucht worden door haar ontstoken. Miljoenen zuigertjes bewegen zich thans in kleine cilinders en gaan op en neer. Dan veranderen stangen de opgaande in een voorwaartsche beweging. AUTOMOBIELEN. BIJ FORD 157 De vindingrijke mensch zet zich in zachte kussens en laat zich met een effen gezicht op luchtveerende wielbanden de wereld inrijden. Hij is een heel heer op deze planeet 1 Uit Detroit komen ze aanrollen, bij duizendtallen, die wonderbare machines, die mogelijk in de toekomst onder het bereik zullen komen van ieder mensch. XXIV. CLUBS. Detroit, Mei 1923. mij k zou niet graag de opvoeding en zorg op mij willen nemen van alle Nederlanders, die nog nooit van Detroit hebben gehoord. Ik vind het heelemaal niet erg. Hier in Detroit, gelijk in andere Amerikaansche steden vraagt men Holland hetzelfde is als België, of België niet in Nederland ligt of Holland in Nederland of iets van dien aard. De aardrijkskunde van het eigen land is den menschen hier beter bekend. Weet dan nu, dat Detroit een stad is in Amerika. En wat voor één! Ziehier een staaltje van den groei van enkele Amerikaansche steden: 1860. New-York Chicago Philadelphia Detroit Los Angelos .100.000 100.000 600.000 45.000 4.000 1890. 2.500.000 1.000.000 1.000.000 200.000 50.000 1910. 4.700.000 2.200.000 1.500.000 460.000 300.000 1920. 5.600.000 2.700.000 1.800.000 1.000.000 800.000 De cijfers van 1920 dienen nog verhoogd te worden met die der voorsteden. Zonderen we nu Los Angelos uit, waar de groei — in 60 jaar vertweehonderdvoudigd — buiten alle verhoudingen is, dan blijkt, dat verhoudingsgewijs de grootste groei in de stad Detroit heeft plaats gevonden. In de laatste 10 jaar heeft het aantal inwoners zich nog verdubbeld. Waar moet dat heen? In deze stad van handel en industrie zijn geweldige. .DETROIT ATHLETIC CLUB", DETROIT (Midi.). CLUBS 159 winsten gemaakt en de miljonairs van Detroit, zoo heet het in Amerika, „weten met hun geld geen raad". M en sticht er thans musea en kunstinstellingen en tracht zoo de stad nog wat meer te doen zijn dan een centrum van industrialisme en commercialisme. Haar nieuwe gemeentelijke openbare leeszaal is een vorstelijk paleis vol marmer en mozaïek. Er was voorheen geen tijd zich aan te passen bij dien menschengroei, maar nu verrijzen veel nieuwe openbare gebouwen, die getuigenis afleggen van de grootte der stad en de talrijkheid harer rijke inwoners. Hier hadden wij toevallig een goede gelegenheid te zien, hoe voor rijke lieden het clubleven in Amerika zich heeft ontwikkeld. Velen in Amerika zijn uithuizig, brengen een deel van hun tijd in café, restaurant en club door. Mannen zoowel als vrouwen. In een restaurant eten is — men denke aan de groote afstanden tusschen huis en werk — een alom ingeburgerde gewoonte. Clubs zijn er heel veel in Amerika en in de groote steden heeft men er geweldige gebouwen voor opgetrokken. Om een denkbeeld daarvan te geven, volgen hieronder enkele cijfers, louter van de waarde van gebouwen, waarin sommige der New-Yorksche clubs zijn ondergebracht: University-club 9 miljoen gulden. 1/ 12 Metropolitan-club 5 Union League-club 5 Union-club 4% Racquet en Tennis „ 4 Yale-club 3% Harvardclub 3^4 Knickerbocker club 21/, enz. ióo DE NIEUWE WERELD Men heeft er, gelijk men ziet, allerlei namen voor bedacht, die lang niet altijd het karakter aangeven. Zoo zijn in de verschillende „Athleticclubs" lang niet altijd athleten en gymnasten de voornaamste gasten. Het kind moest echter een naam hebben. Hier in Detroit werden wij geïntroduceerd in „the Athletic Club", die 3500 leden telt, waarvan 2700 in Detroit, 800 in de omringende plaatsen, tot zelfs in Cleveland toe, Wonen. Het is bij uitstek de club der rijken. Voor deze is de jaarlijksche contributie, — ƒ 2500.—, een peulschil. Het bedrag is voor vele Amerikanen toch rijkelijk hoog, want men krijgt er niet zooveel voor in de plaats: ook de leden moeten alles apart betalen. Men kan er inwonen en logeeren; ook geïntroduceerde vreemdelingen. Hadden we dat maar eerder bedacht! Er zijn alleen 150 modern ingerichte slaapkamers, die men voor den hier schappelijken prijs van af ƒ 6.25 per nacht kan huren. Een aparte vleugel — aan openbare zedelijkheid mangelt het hier niet — herbergt de vrouwen. Het geheel is een combinatie van woonhuis en hotel, maar zóó geraffineerd luxueus en alles omvattend, dat men er van staat te kijken. Er is alles; men heeft zich bijna vrij gemaakt van de buitenwereld. In de eigen electrische centrale maakt men het benoodigde electrisch licht. Men pompt er zijn eigen bronwater op en maakt het benoodigde ijs voor de eigen koellokalen, waar spijs en drank worden bewaard. Machines zorgen voor verwarming in het koude jaargetijde, voor afkoelende ventilatie in den zomer. Er is CLUBS 161 een eigen wasch- en strijkinrichting. Wat is er niet? Eten, slapen, lezen, spelen, sport, gezondheidszorg; het wordt er en gros en en detail beoefend. Veel sport: misschien houdt dat verband met den naam. In de vele vorstelijke eetzalen eet men trouwens zooveel, dat als van zelf behoefte geschapen wordt aan sport en massage. Het is een vicieuze cirkel: van at dat sportieve gedoe krijgt men weer een geweldige honger. Zou hier niet het systeem: „groote omzet, kleine winsten" gelden? De menu's, die leiding gevën bij den gastronomischen arbeid, worden in eigen drukkerij gedrukt. Het is werkelijk een grootsche inrichting, zoo als ze reilt en zeilt. Ja, voor sport is misschien het meest nog gezorgd in dit geweldige clubgebouw. Een turn- en gymnastieklokaal van 100 Meter lengte bij 40 Meter breedte biedt ruimte voor allerlei anti-fatbewegingen. Boven aan de wanden rondom in de zaal is een renbaan van totaal 300 M. lengte aangebracht. Daar loopt men in 't zweet zijns aanschijris. In een schitterende zweminrichting;, eveneens 100 M. lang en op meerdere plaatsen 8 M. diep, voltrekken zich andere ontvettingskuren. Het water wordt door ultra-violette stralen geheel bacteriënvrij gemaakt. Voor wie dat alles nog niet genoeg helpt, heeft men andere middelen voorradig. Een der eerste Zweedsche heilgymnastiekleeraars, een der beste masseurs is uit het geboorteland gehaald en hier opgesteld. Voor geld is alles te koop! Die beschikt over eene installatie, zoo grootsch, als in geen enkel ziekenhuis of sanatorium ter wereld aanwezig is, naar men zeide. Electrische baden, Turksche baden, Zweedsche massage, enfin, alles wat op dit gebied bestaat, kan hier worden verstrekt. Er wordt een druk gebruik van gemaakt. de vries, De Nieuwe Wereld. 14 IÓ2 DE NIEUWE WERELD Maar meer nog dan dit alles is, aanwezig. Voor kaatsen, turnen, boksen, schermen, worstelen, enz. is volop gelegenheid in aparte zalen en kamers. Naast de sport wordt het spel beoefend in kegel-, speel- en biljartzalen. In één biljartzaal telden we 14 van de allermooiste biljarten. In fraaie koele kelderlokalen hoog van bouw, noodigen spiegelgladde vloeren tot dansen uit: daar komen de dames en heeren te samen, zooals ook in sommige eetzalen. Andere zalen zijn echter streng gescheiden naar de verschillende sexen. In de leeszalen vindt men een uitgebreide keus aan kranten, tijdschriften, boeken en kaarten. Mooie schilderijen sieren de wanden, zachte tapijten geven aan alles een intiem karakter. Er was rust en distinctie in „the Athletic Club" van Detroit. Ook eenvoudige menschen zouden er lid van kunnen zijn, als de contributie maar wat lager was . . . * * * Twee uren hadden wij noodig om alles te zien van den top tot den bodem, met den directeur als deskundig gids. Wonderbaarlijk toch, deze uitwerking van de gedachte van den geest der saamhoorigheid., die immers ook tot het stichten van deze club zal hebben geleid. Men durft het wel wagen in dit land, vraagt zich niet af, of anderen, voor wie de contributie te hoog is, ook met schele oogen naar een en ander kijken, ontevreden worden en daarna „red" (rood.) Hier is blijkbaar nog wel vrijheid, ondanks het drankverbod! * * * Als ik met eenige weken weer in het vaderland terug ben, zal ik toch nog wel eens aan de overdreven weelde van deze rijke clubgenooten terugdenken. CLUBS 163 Dag aan dag draaien wij, aardbewoners in het zelfde tempo om die groote warme zonnebol; eok deze millionairs. Als zij vertraging van den omlooptijd voor geld zouden kunnen koopen, zouden ze 't misschien niet laten. Ze kennen niet de hedendaagsche zorgen van de oude wereld. Alsof er niets te doen is, leven ze er maar op los. In hunne clubs mogen zij beteekenis hebben. Dat is alles. Ik houd het met die roode „workers", die geldelooze idealisten, die ik in Chicago sprak, meer dan eens. Zij zullen Amerika veroveren en ook deze rijke heerschers den wil des volks voorschrijven. Méér dan een menschenleven zal dat toch niet duren? XXV. GROOTE FABRIEKEN. Detroit, Mei 1923. eerdere fabrieken heb ik gezien, waarvan er drie—geweldige uitgestrektheden—me niet makkelijk uit het geheugen zullen gaan. Daar heeft het menschelijk vernuft wonderen van organisatie en werkverdeeling gewrocht. Ik bedoel de industrieele complexen van Ford in Detroit, de groote slachterijen van Armour en de verzendzaak van Sears—Roebuck, beide in Chicago. Bij Ford begint men met stukjes en beetjes: een crank, een as, een cylinder, een wiel, totdat het geheel is ontstaan: dat klare wonderding van het menschelijk vernuft: de Ford-car. Bij Armoud begint men met het heele ding, wonder der natuur: het gierende varken, de goede koe, het zachte kalf, het arme schaap. Aan de eene kant gaan ze in en aan de andere komen ze met stukjes en beetjes ër uit: een worst, een ham, een blikje, een stuk leer. Precies de omgekeerde volgorde van hetgeen Ford te aanschouwen geeft. En bij Sears—Roebuck is het weer wat anders: daar koopt men een spijker of een landhuis, een bijbel of een repeteergeweer, een stoomploeg of een muizeval. Daar geldt het handelswoord: „niet goed, geld terug." * * * Die slachterijen vergeet men wel het minst vlug. Ze zijn zoo knap geteekend in Sinclair's „Jungle"! Her- DE GROOTE CHICAGOSCHE SLACHTERIJEN. Het begin van het einde. Het groote rad trekt de dieren bij een der achterpooten naar boven. Conveyers nemen ze over voor hun laatsten gang .... GROOTE FABRIEKEN innert gij U niet die eene zin: „alles gebruikt men van het varken, maar voor zijn laatste gil heeft men nog geen bestemming gevonden" ? Het wonderbaarlijke van al deze fabrieken is wel, dat de arbeid bij den man komt: de arbeider blijft op zijn plaats staan. Het werk passeert en op het juiste moment heeft de werker slechts zijn paar handgrepen te verrichten, opdat de volgende arbeider niet verlegen raakt. Conveyers, Jacobsladders, banden en kettingen zonder eind voeren het werkstuk, of het een stuk ijzer of een varken is, — daarnaar wordt eenvoudig de vorm van het vervoermiddel ingericht — naar den' arbeider. Kunstig beschrijven de conveyers cirkelgangen in de fabrieken, opdat alle ruimte gebruikt kan worden. Vernuftig wordt de snelheid bepaald naar den tijd van elke deel-handeling. In de verzendplaatsen van Sears—Roebuck wordt bovendien gebruik gemaakt van de zwaartekracht. Is er goedkooper drijfkracht en vervoer-middel denkbaar? De aarde zelve in dienst der industrie! Bij Ford dus is het een samenvoegen steeds meer en inniger van tientallen onderdeden die in elkaar passen en het product tot een verkoopbaar geheel maken. In de slachterijen van Chicago, (= Porcopolis = varkensstad) gaat het niet zoo synthetisch toe. Daar is ontbinding, vernietiging van het leven, afbreken van wat is opgebouwd, doel en streven. Daar moet men zijn hart vasthouden, zijn meêgevoel buiten aan de poort laten wachten. Anders is de tocht door deze moordholen een hel. In een kooi zitten de schapen. Plotseling worden ze aan een ketting, die aan een der pooten is geslagen, door een groot rad naar boven getrokken. Vóór ze zich kunnen 105 DE NIEUWE WERELD bedenken of verzetten, zijn ze reeds in béweging en ee seconde later heeft een groote neger hen met een vlijm scherp mes een gat in de keel gestoken, spuit hun bloe reeds ver in 't rond. Een kort gespartel, maar hunn onmogelijke positie, het verslappende bloedverlies geel geen kans tot langdurig verzet. Zij gaan verder . . . De neger stoot slechts toe en wet zijn mes: een schaaf een stoot. Hij ziet het niet meer; automatisch, zonde nadenken, zijn voorschoot rood van bloed, steekt h: maar, altijd op dezelfde plek. Het lukt altijd.... De schapen gaan verder .... Tien, twintig 'menschen passeeren ze, vóór ze hui vel geheel kwijt zijn. Elk één villetje, één stootje tusschei vleesch en vel. De schapen gaan verder ... nu dan maar zonder huid Ze worden geopend, gekloofd. De ingewanden gaai er uit. Twee conveyers zijn nu naast elkaar in beweging vleesch en ingewanden gaan verder, elk apart, hui eigen weg. Cirkelzaagjes, roteerende messen snijden en zagen: d arbeider duwt het vleesch alleen maar op de juist plaats, waar de handeling moet geschieden. Het zijn geei slagers, slechts handlangers; geschoolde krachten ziji bijna overbodig. In korte oogenblikken is er van he kunstig samenstel, dat schaap heette, niets wezenlijk meer over. Schaap na schaap, varken na varken, koe na koe Hét is alles hetzelfde. De eene dag van ons bezoek warei er in deze fabriek no.ooo varkens, 40.000 koeien 35.000 schapen binnengekomen. Ze komen er vóór heel in en achter komt er uit: vleesch, vet, worst, geneesmiddelen, kammen, zeep odeur, snaren, beenderenmeel, blóedvoedsel, leer, wol trommelvel, ingemaakte producten, enz. enz. Niet: 166 GROOTE FABRIEKEN 167 wordt weggeworpen, alles wordt te gelde gemaakt. Welk een voorrecht, dat men daar niet daaglijks behoeft te verkeerenl * * * De groote complexen van Sears—Roeback zijn allermerkwaardigst. Stap voor stap is ook deze inrichting tot een reuzenbedrijf uitgegroeid. Een zaak ,die„ op catalogus" verkoopt, bij vooruitbetaling, en alleen aan Amerikanen. Maar Amerika is groot: het bedrijf heeft 7 tot 8.000.000 klanten. De groote moeilijkheid, die hier is op te lossen is wel, hoe de 180.000 orders, die per dag inkomen, kunnen worden geëffectueerd. Die orders bestaan uit meerdere onderdeelen, want Sears—Roebuck verkoopt duizenden en nog eens duizenden artikelen. De zaak verkoopt eigenlijk alles, wat er voor menschen en dieren en planten noodig is om te leven of wenschelijk is om luxe en sier en gezelligheid aan het leven te geven. Men kan er zoowel van de toepassingen der electriciteit als van die van den stoom profiteeren, benoodigdheden voor het toilet, het onderwijs en het eten koopen, en schoenen en kleeren, al wat van hout of ijzer wordt gemaakt, al wat in winkels in een groote stad te koop is. Het kind, de man en de vrouw kunnen er alles van hunne gading vinden: huizen om in te wonen en alles wat er in behoort; men kan het zoo raar niet bedenken, of het is te krijgen in deze zaak. Men bestelt dus b.v. te gelijk een brandkast, een hoed en een hobbelpaard. Hoe dat alles te combineeren en te verzenden? Elk uur moeten ± 20.000 orders worden uitgevoerd, dus bij dooreen 6-voudige saamgesteldheid der orders 120.000 pakken of pakjes worden gemaakt, dat is 2000 per minuut of 30 per seconde. i68 DE NIEUWE WERELD Als hier één man telkens elke order geheel moest klaar maken, en zóó dus honderden mannen honderden orders, zou men elkaar in den.weg loopen en massa's tijd verloren gaan. Stap voor stap is toen een stelsel van decentralisatie uitgedacht, die daarna weer uitloopt op volkomen samenvoeging der onderdeelen van elke order apart. Eerst worden de orders dus uit elkaar gehaald, op kaart gebracht, steeds verder gedecentraliseerd. Dit werk geschiedt door jonge meisjes en vrouwen. In elk kantoor zitten 300 a 400 van deze order-sorteersters. De gesorteerde kaartjes vliegen door een stelsel van pneumatische buizen naar de afdeelingen, waar ze thuis behooren. Vernuftige letter- en nummerregelingen sluiten vergissingen zoo goed als geheel uit. Elke afdeeling in de magazijnen werkt, onafhankelijk van de samenstelling der geheele order, haar deel-order uit, pakt in en werpt het pakje .... weg. Waarin? In een zak, in een mand, of los komt het pakje in een der vele glijbanen, die in alle magazijnen in groote hoeveelheden van boven naar beneden loopen, met de zwaartekracht als eenige motor. Conveyers halen daarna de onderdeelen der orders bijeen en zorgen er voor, dat de order compleet wordt. Het toegepaste stelsel weet deze samenvoeging zeer kunstig te bewerkstellingen. Het is een eigenaardige beweging: ontelbare pakken en pakjes en manden en zakken zijn in voortdurende actie, wringen zich door de bochten naar de plaatsen, waar ze hooren, alsof ze alle bestuurd worden door een vaste hand, die ze leidt naar een vaststaand doel. Langs tubes en glijbanen, conveyers en liften gaat het: alles beweegt met een ontzettende snelheid en alles komt terecht. Beneden staan de waggons klaar en de Expressedienst en de postbeambten, die hun werk aanhoudend en enkel en alleen in deze zaak verrichten, zonder dat GROOTE FABRIEKEN 169 dit door de firma wordt vergoed. Zoo groot is het voordeel, dat zij den Staat en deze maatschappijen oplevert door haar enorm vervoer, dat Sears-—Roebuck gratis over het personeel van anderen kan beschikken. Jaren is er gewerkt aan het perfect ioneeren van het systeem, dat in deze magazijnen geldt en dat natuurlijk alleen waarde heeft voor zulke groote verzend-zaken, zooals er geen enkel meer in Amerika of elders is. Zóó kon op arbeidersloonen enorm bespaard worden, ook overigens, naar ik vernam, een sport dezer firma, waarvan de eigenaar echter veel aan „liefdadigheid" doet .... Wondere dingen, die saamges tel de Amerikaansche werkplaatsen. Tienduizenden arbeiders werken naast elkaar. Elke handgreep is bestudeerd en gewaardeerd door den employer. Arbeidssplitsing en organisatie hebben véél voordeel voor hem gebracht. De tijd zal leeren, of deze vorm van arbeid blijvend zal zijn, of ze ook den arbeider ten goede zal komen. Deze is hier dikwijls alleen een aanhangsel van de machine, een levend-dood element zonder vakkennis. Belangstelling voor de resultaten van zijn werk kan hij niet hebben: hij ziet er niets van terug, kan zijn werk niet meer herkennen. Ik wil me er nu niet in verdiepen, op dit oogenblik. Wel weet ik, dat het knappe koppen zijn, die deze arbeidsdeeling hebben uitgevonden en zoo kunstig hebben toegepast. XXVI. EMIGRATIE NAAR CANADA. Montreal, Juni 1923. Is ik van hieruit een enkel woord ten gunste van emigratie naar Canada neerschrijf, ben ik mij er van bewust, dat het met weinig warmte zal worden gelezen. Ieder onzer, hoe internationaal hij zich voelt, weet in het lieve vaderland een plekje waar het hem goed en huiselijk schijnt. Wie niet het voorrecht had, vreemde talen te leeren, voelt dit het sterkst. Het vreemde en het onbekende moge zijn bekoring hebben, men neemt in 't algemeen het zekere voor het onbestemde. De geschiedenis der menschheid leert ons, dat men het „trekken" niet voor zijn genoegen deed. De „trek" was steeds gericht op het verkrijgen van economische zekerheid, die op de plaats, waar men zich bevond, ontbrak. Er behoort moed toe, de plek, die men kent te verlaten, om in den vreemde met hard werken een bestaan te zoeken. De vraag is nu, of thans in onzen tijd er voldoende bestaanszekerheid voor allen is, om den „trek" te kunnen vermijden. Het is de vraag, of de verschrikkingen van het héden en de toekomst vele arbeiders in Nederland niet dwingen zullen, hun heil in de „trek" te zoeken, of zij niet moeten pogen, leven en mensch-zijn op deze wijs te redden voor zich zelf en voor hen, die achter blijven. Wie zal de duur van deze crisis peilen, wie overziet nieuwe arbeidsmogelijkheden in ons land en daarbuiten? Wat we wèl weten, is, dat het daaglijks slechter wordt. De bezuiniging en het economiseeren der bedrijven vergrooten mede meer en meer het leger LANDSCHAP IN OOST»CANADA. EMIGRATIE NAAR CANADA der werkloozen. Wie weet er uitkomst voor de naaste toekomst? Is het dan wonder, dat de vraag, of er goede gelegenheid tot landverhuizing is, en óf ze kan worden aangegrepen in het belang van de arbeiders en hunne klasse, zich bij mij opdringt, nu ik hier in een land ben, waarheen emigratie mogelijk is? * * * Er zijn niet veel landen in de wereld, waar plaats is voor vreemde arbeidskrachten. Er blijft in hoofdzaak slechts het Amerikaansche werelddeel over. Daarbij doet zich het eigenaardige feit voor, dat Noord-Amerika en Canada beide plaats en werk hebben voor honderdduizenden Europeesche werkzoekenden, maar dat Amerika er weinig hebben wil en Canada er, althans betrekkelijk, weinig hebben kan. Het immigratie vraagstuk is juist nu in Amerika een onderwerp, dat in het midden der belangstelling staat. De grootindustrie vraagt ruime toelating, de vakbeweging verzet zich daartegen met alle kracht. Sociologen vragen strenge keuring en schifting ter wille van de volkskracht van het toekomstige Amerika: zij vragen meer Noord-Europeanen, minder Zuidelijke immigranten. Mag men de laatste berichten gelooven, dan is Voorshands van een ruimere toelating van landverhuizers in Amerika geen sprake. De Gompersche vakbeweging — die loondruk wil tegenhouden — schijnt op de leden der Immigratie-Commissie uit het Huis meer invloed te hebben gehad dan de staalkoning Gary, de leider der grootindustrie, die als een leeuw voor grootere immigratie vecht. Er blijft dus enkel Canada over, dat nog niet heel veel immigranten kan herbergen. Welke zijn de emigratie-mogelijkheden naar dit land? Ik heb gelegenheid gehad met den leider van het 171 172 DE NIEUWE WERELD Departement van Immigratie en Kolonisatie, F. C. Blair, te Ottawa, met een der beide sociaaldemocratische kamerleden Woodsworth, met den heer Farmer, burgemeester van Winnipeg en met anderen over deze aangelegenheid van gedachten te wisselen. Ik heb daarna met den Nederl. Consul-Generaal te Montreal, die met de behartiging der belangen onzer emigranten is belast, mijn gesprekken en indrukken nader geverifieerd. Ik zeg dit, om de overtuiging te geven, dat ik over deze aangelegenheid iets meer kan weten, dan wie niet persoonlijk onderzocht. Ik meen er een — zeker niet volledig — maar toch wel voldoende gefundeerd oordeel over te kunnen hebben en ik zal dat geven ten bate van optimisten en pessimisten. Ook in Canada zijn soortgelijke — veel zwakkere — tendenzen aanwezig als in Amerika: de grondbezitters, de spoorwegmaatschappijen zijn er fel vóór immigratie, de niet zooveel beteekenende vakbeweging en ook de arbeiderspartij is er tegen. Men begeert geen nieuwe arbeidskrachten, die in den winter het werkloozenaantal in de steden hier en daar — b.v. in Winnipeg — nog vergrooten. Maar beperkende wetten — dit in tegenstelling met Amerika — zijn er niet. Het land staat vrij en open voor allen, die willen komen en die aan de eischen van toelating voldoen. In de laatste 10 jaar zijn van elke 1000 landverhuizers hoogstens 6 of 7 weer naar huis gestuurd. Canada is grooter dan de Vereenigde Staten van Amerika, bijna zoo groot als heel Europa, 18 maal zoo groot als Duitschland. Duitschland is 140 tot 150 maal zoo dicht bevolkt. Amerika heeft 110 miljoen inwoners, het grootere Canada slechts 8,8, dus nog geen 9 miljoen. Van zijn oppervlakte aan land is nog niet het derde deel voor cultuur geschikt. Toch bedraagt dit derde EMIGRATIE NAAR CANADA 173 deel het geweldig volumen van 180 miljoen Hectare. Op dit oogenblik is nog niet het 1j7 deel, of ongeveer 24 miljoen Hectare in cultuur; 85 °/o *s ongecultiveerd. Ik geef deze cijfers enkel en alleen, om een denkbeeld te geven van de geweldige grootte van het land en de mogelijkheden van zijn ontwikkeling. De cijfers der immigratie vertoonen dit beeld: In I9i2/'i3 kwamen meer dan 400.000 landverhuizers binnen. ,, i9i9/'20 „ ,, ,, 117.000 ,, „ „ i92o/'2i „ ,, 148.000 „ „ ,, I92l/'22 „ „ ,, 9O.OOO . „ Engeland en Amerika leverden ongeveer het */4 deel van het geheel; het andere 1/i deel werd door 49 andere landen te samen gefourneerd. Er moet een reden zijn voor de betrekkelijk geringe omvang dezer immigratie. Die is te zoeken in het klimaat, de ongebreideldheid der natuur, de eenzaamheid der geweldige uitgestrektheden. Inderdaad: het is niet alles „bier met suiker" in de Canadeesche velden. Alleen jonge, geestelijk en lichamelijk krachtige naturen zullen de moeilijkheden, die den mensch in Canada omringen, kunnen trotseeren. Groepsgewijze kolonisatie zal n^dig_zjjn, zoodat landgenooten contact met elkaar hebben, met elkaar de moeilijkheden kunnen overwinnen. Tegenover de overstroomingen en andere natuurrampen staat de mogelijkheid der tweevoudige oogst. Er is voor menschen, die in Nederland niets te verliezen hebben dan hunne misère, in Canada althans kans op voorspoed, in elk geval eenig verschiet. Tegenover de eerste, slechts tijdelijke taalmoeilijkheden, tegenover, de eenzaamheid en de koude van Canada de vries, De Nieuwe Wereld* . 15 174 DE NIEUWE WERELD staan de jammerlijke vooruitzichten in ons land, staat het dreigende spook der vale werkeloosheid met al haar demoraliseerende gevolgen. Er is durf en vastberadenheid noodig voor de kans, die men heeft. Maar een kans heeft men hier, niet bij ons in Nederland. Dus er maar op losgetrokken en in massa erheen? Neen, zeker niet. Het zal langzaam moeten, maar toch geloof ik dat Canada meer aspecten biedt dan menig onzer gelooft. Ik denk aan de mogelijkheid van emigratie van enkele duizenden in een paar jaar, om een getal te noemen. Dat geeft — ik weet het — geen algeheele oplossing voor het werkloozenvraagstuk in ons land. Daar komt nog bij, dat landbouwarbeiders in de eerste plaats in aanmerking komen. Maar mocht het mogelijk zijn, enkele duizenden te doen emigreeren, dan is dat toch de moeite waard. Dan moet toch ook de arbeidersbeweging de zaak ernstig onder oogen zien. Welke ook de bedoeling mocht zijn van anderen, de Nederlandsche arbeidersbeweging kan toch op haar eigen motieven de zaak, als ze goed is, bevorderen. Er wordt van uit Canada veel propaganda voor landverhuizing gemaakt. Men zij daarvoor op zijn hoede en onderscheide wel! Daar zijn de agenten der spoorwegen stoomvaartmaatschappijen, die ook met de beste bedoelingen, als belanghebbend moeten worden beschouwd: het menschelijke vrachtje nu en de meerdere productie-vrachten later interesseeren zonder twijfel de maatschappijen het meest. Maar aan den anderen kant werkte in Nederland zeer traag — veel te traag — de Vereeniging voor Land- EMIGRATIE NAAR CANADA 175 verhuizing. Ook van de zeer voorzichtige Canadeesche Regeering heb ik de stellige indruk gekregen, dat het zoo langzaam, als het tot dusverre in Nederland ging, niet behoeft te gaan. De arbeidersbeweging zoeke haar weg tusschen deze beide uitersten in. Zij zou hare schouders onder dit werk kunnen zetten in vakbeweging en politieke partij en zoo bij de Regeering aandringen tot ingrijpen. Geld en doelmatige plaatsing zijn noodig. Wat de Regeering tot dusverre deed, was geheel onvoldoende. Waar de beste tijd van emigreeren het voorjaar is, dient daarmee rekening te worden gehouden. * * * Ik voel de moeilijkheden zoo goed als wie ook: de materieele en de geestelijke. Ik weet ook, dat de moeilijkheden van het werkeloosheids-vraagstuk in zijn geheel er slechts voor een gering deel door kunnen worden verzacht. Maar grijpt de arbeidersbeweging niet alles aan, wat ze kan om iets van al die troosteloosheid in ons vaderland te doen verminderen? Probeert zij dat niet op elk gebied, stelselmatig, doelbewust ? Waarom zou men dan nog langer dan noodig is, blijven toezien ? Ik geloof, dat de Nederlandsche arbeidersbeweging ook hier een taak kan vervullen. 15* XXVII. OPENBARE LEESZALEN. Boston, Juni 1923. nerika's openbare leeszalen overtreffen de stoutste verwachtingen. Ik bezocht ze o. a. in New York, Washington, Pittsburgh, St. Louis, Kansas City, Los Angelos, S. Fran- risr.n. C.hiraan Tiftmit dranA RaniHc Boston en vele meer. Het zijn voor een deel paleizen, waar geen geld is gespaard, om aan de hoogste eischen van kunstzin en geriefelijkheid te voldoen. Onze leeszalen, de beste, kunnen slechts vergeleken worden met de branches der moederleeszalen hier, met de wijkgebouwen dus, die voor een deel ook mooi en rijk zijn ingericht. Zij vallen echter geheel uit het kader van leeszalen, als die in New York, S. Francisco, Chicago, Detroit of Boston zijn verrezen. Toen men in 1895 de leeszaal in Boston bouwde, droeg men den beroemden Franschen schilder Pwis de Chavannes het vervaardigen der muurschilderingen op. Hij voldeed aan de opdracht, schilderde ze in zijn Fransch atelier en de acht paneelen werden zorgvuldig naar Amerika verscheept. De bekwame kunstenaar Sargent voltooide met meesterhand het geheel der wanddecoraties. „De triomf van den godsdienst" behoort wel tot zijne mooiste allegorische scheppingen. Men mag van de Amerikaansche miljonairs veel kwaad vertellen, maar dat zij een stuk van hun vermogen aan openbare leeszalen hebben besteed, kan ik, nu ik alles gezien heb, toch hoogelijk waardeeren. In 1901 gaf Andrew Carnegie b.v. 13 miljoen gulden aan de stad New York in één som voor leeszaalgebouwen, DE OPENBARE LEESZAAL IN DETROIT. OPENBARE LEESZALEN 177 op conditie, dat de stad de grond voor den bouw leverde en de leeszalen zelf zou exploiteeren. Hoe heeft hij de zaak daarmee — vooral ook door deze voorwaarden — bevorderd! Er werden 37 branches — wijkgebouwen — gesticht. In 1909 liet John S. Kennedy de leeszaal van New-York 71/2 miljoen gulden na. De stad zelf bouwde het schitterende centrale gebouw aan de 5e Avenue, hartader van het verkeer. In 1911 werd het voor het publiek opengesteld. Het kostte de kapitale som van 221/2 miljoen gulden. Bijna 3 miljoen boeken zijn er opgestapeld, waarvan de helft wordt uitgeleend. Dagelijks gaan er 10.000 menschen in en uit. De jaarlijksche uitleening bedraagt 10 miljoen exemplaren. Meer dan 5 miljoen gulden bedraagt de exploitatierekening, waarvan de stad ongeveer de helft betaalt. De leeszaal heeft 1200 employees in haar dienst. Men herleze deze cijfers, om een beeld te krijgen van wat thans reeds bereikt is. Van al de gebouwen, die ik zag, schijnt mij de NewYorksche leeszaal de mooiste toe. Zuiver van lijn, zoo binnen als buiten. Van marmer opgetrokken in moderne renaissancebouw, lijkt zij eer een vorstelijk paleis dan een gastvrije woning voor het gewone volk, den man van de straat. Er is rust en zuivere schoonheid in haar, naar Whittier's gedicht: „Schaduw en licht", waarvan de volgende strophe in haar front is gebeiteld: „Schoonheid, „oud, altijd nieuw, „eeuwig geluid, „diep-innerlijk woord." Maar ook in Detroit's nieuwe marmerpaleis met zijn schoone wandfresco's, zijn mozaïek en beeldhouwwerken; ook in Boston's en San Francisco's public libraries is de goede smaak overheerschend. t78 DE NIEUWE WERELD Op een warme dag heb ik zitten lezen in den binnenhof van de Bostonsche leeszaal, een nauwkeurige copie van den beroemden binnenhof van het Palazzo della Cancelleria te Rome. Koel was het onder de arkaden; een fontein in het midden spoot verf risschend het water op, dat terugviel in een bassin van mozaïek. Het was als een oase in de woestijn van het drukke leven der stad. Nergens is geld gespaard; bijna overal hebben particulieren geholpen, maar op ruime schaal hebben de gemeenten voltooid, wat ontbrak. Wat hier dan ook is gepresteerd op het gebied van openbare leeszalen, grenst aan het ongelooflijke. Ik geef daartoe enkele cijfers, die een geheel onvolledig, maar toch wel een denkbeeld geven van de grootschheid dezer inrichtingen: Stichtingskosten van enkele gebouwen: N. York 22V2 miljoen gulden. Detroit 8 „ „ San Francisco 7x/2 „ „ Jaarlijksche uitgaven: N. York 3 miljoen gulden. Chicago 3 ,, „ St. Louis 1.7 ri » Boston iV4 „ „ (96% be¬ taalt hiervan de stad.) Personeelsterkte: N. York 1227 personen. Chicago 700 ,, Detroit 700 „ Boston 500 ,, St. Louis 276 ,, OPENBARE LEESZALEN 179 Aantal boeken: N. York 2.7 miljoen. Chicago 1% ,, Boston 1^4 ,, St. Louis 7/10 ,, Aantal uitleeningen p. jaar: N. York 10 miljoen (30.000 per dag!!) Chicago 8.8 ,, Boston 2.2 „ Detroit 2.7 „ Chicago heeft b.v. 44 aparte bijgebouwen in alle hoeken der stad, 86 depóts, 70 wissel-bibliotheken in fabrieken, banken, werkplaatsen, 90 speciale wisselboekerijen in hospitalen, kerken, scholen. In totaal heeft Chicago zelfs 2215 agentschappen. De bibliothecaris van N. York alléén reeds heeft een inkomen van ƒ 30.000, en zoo is alles naar dezen maatstaf. Dit zijn slechts cijfers, maar zij geven althans een blik in de geweldige beteekenis van het leeszaalwezen van Amerika. Elke plaats van eènige beteekenis heeft een centraal gebouw en meerdere branches. Ja, ik heb in Californië plaatsen in opkomst gezien, waar nog slechts weinig huizen stonden, maar een kerk en een openbare leeszaal stonden gereed, de menschen te ontvangen, om geestelijk voedsel toe te dienen. Het is de gewoonste zaak der wereld geworden; men zorgt voor een leeszaal gelijk bij ons voor gas, electriciteit en waterleiding. Daarzonder kan geen menschelijke samenleving het hier meer stellen. De openbare leeszaal is een onmisbare factor geworden in het leven 'van het Amerikaansche volk. In de woorden, die boven haar ingangen gebeiteld i8o DE NIEUWE WERELD zijn vindt men de diepe grond van haar bestaan en behoefte onthuld. „Vrije toegang voor heel het volk" leest men bijna overal boven de ingangspoort. In Boston staat het aan den voorgevel. In zij- en achtergevels is gegrift, dat het gebouw is „gewijd aan het volk ter wille van vooruitgang en leering". „De gemeenschap heeft de ontwikkeling van het „volk noodig tot verzekering der wereldorde en van „de vrijheid". Dat zijn de diepe gronden, die Amerika hier tot deze groote daden brachten. Men is zoover mogelijk gegaan in de richting van de ontwikkeling van hart en geest. Inderdaad hierin is Amerika heel de oude wereld tientallen jaren vooruit. Waarschijnlijk zal geen enkel land ooit Amerika achterhalen. * * * Hoe past men zich ook aan aan de behoefte der bevolking. Geen stad bergt meer vreemdelingen dan N. York. Zie nu de lijst van de aantallen vreemd-talige boeken der N. Yorksche leeszaal: 10.000 Italiaansche 12.000 Yiddish'e 1.500 Hebreeuwsche 3.700 Poolsche 9.000 Russische, enz. Zoo komt ook de vreemde bevolking tot haar recht, kan haar eigen literatuur raadplegen, van de beschaving in het moederland op de hoogte blijven. Zit daarin niet een grootsche gedachte? In een stad als Grand-Rapids, waar veel Nederlanders OPENBARE LEESZALEN 181 wonen is een vrij goede Nederlandsche boekencollectie, al is ze niet up-to-date en al heeft de gereformeerde predikant-adviseur er ook te veel zoetelijke kost aangeraden. In elk geval, men past zich aan; dat kan niet anders dan goed werken. Grand-Rapids is een stad als Utrecht, daarom zooveel beter te vergelijken met onze steden. De jaarlijksche uitgaven beloopen er 3 ton en men ontvangt er ongeveer evenveel.aan boeten (wegens te laat terugbrengen van boeken, etc.) als in mijn woonplaats Groningen jaarlijks door de leeszaal aan boeken worden gekocht. Groningen is iets kleiner dan Grand-Rapids. Maar het scheelt niet veel en de vergelijking is te sprekend om ze niet te laten zien. Hoe ver staat men bij ons nog af van hetgeen hier is bereikt! Hoe ver ook staat Nederland nog van de gedachte af, dat een bepaald deel der belasting voor leeszalen wordt besteed, iets wat niet alleen in Amerika, maar ook in Engeland al jaren als de meest gewone zaak der wereld wordt beschouwd. Nooit zullen wij in Holland daartegen kunnen concurreeren, het gaat boven ons vermogen. Wat men hier in Amerika doet maakt intusschen voor mij véél goed en doet veel van de vervlakking hier vergeten. Miljoenen laven zich aan de bron der kennis: schatten van kunst en wetenschap staan open voor ieder, dié kan en wil. Hier in de leeszalen wordt door menigeen de eerste basis gelegd voor den gang naar boven, die misschien nergens ter wereld zoo weinig kunstmatige belemmering ontmoet voor den onbemiddelde, dan hier, in deze nieuwe wereld! xxvnL OP DEN TERUGWEG. Atl. Oceaan, a/b S.S. „Rotterdam", 20 Juni 1923. k wil nu trachten, een slotindruk te geven | van wat ik hoorde en zag, van wat ik las | en onderzocht met betrekking tot het doel 1 van mijn reis: de bestudeering van het Amerikaansche drankverbod. Meer dan drie maanden heb ik gelegenheid gehad, dag aan dag, soms dag en nacht, intensief het verbod en zijne werking gade te slaan. Ik kan en moet er nu een oordeel over hebben. Ik heb er meen ik een eerlijk oordeel over, ben niet blind voor de tekortkomingen en misbruiken, die het verbod nog steeds aankleven. Het is hoogst ongepast van de drankbelanghebbenden, dit oordeel van te voren als partijdig voor te stellen, gelijk thans rëeds, naar ik hoor, in de kranten der drankverkoopers geschiedt. Maar het verwondert noch hindert mij. Wij gaan door op den beproefden, ouden weg, tot het einde! Na alles, wat we gezien en gehoord hebben, nog vastberadener dan ooit. Zij die hun oordeel bouwen op de Amerikaansche verbodsberichten in de groote en locale pers, zijn op den verkeerden weg. Men heeft aan deze, meestal tegenstrijdige berichten, niets. Ze worden door een correspondentiebureau der anti-verbodsmenschen en door de New-Yorksche correspondenten der groote bladen naar de diverse Europeesche landen gezonden. Alle HET S.S. „ROTTERDAM" VERLAAT DE HAVEN VAN NEW-YORK. OP DEN TERUGWEG 183 landen worden met een soortgelijk sopje overgoten. Deze correspondenten zijn brave, meestal zelfs aangename en gezellige lieden. Zij weten van het drankvraagstuk echter niets, maken er geen studie van, uit gebrek aan tijd of ambitie. Meestal nemen ze klakkeloos over, wat de „natte" of „vochtige" New Yorksche bladen aan nieuws bevatten. In hunne persoonlijke sympathieën staan zij meestal aan de zijde van het vrije alcoholverbruik. Zij maken zich wel wat heel gemakkelijk van de zaak af. Daarbij kijkt men naar de stad, hoogstens naar den Staat New-York. Dit is een soort: „Americanisatie". Het meerendeel der Amerikanen ziet niet verder, dan zijn staat groot is. Dit is trouwens vergeeflijk, daar de meeste staten grooter zijn dan Nederland. Ook in Nederland komt het voor, dat men niet verder dan de landsgrenzen ziet. Daar nu in den Staat New-York natte sympathieën bovendrijven, vertrouwen de New-Yorksche correspondenten wel, dat dit overal het geval is. Zoo krijgt men echter een heel verkeerd beeld van het Amerikaansche standpunt. Daarom is het zoo goed geweest, dat wij het heele geweldige land doorkruist hebben, overal poolshoogte namen, daardoor meer algemeene indrukken konden verzamelen. Alleen de deskundigen in Amerika weten iets van het drankvraagstuk, van den waren toestand; alleen zij, die studie van het verbod maken, kunnen er over oordeelen. De Regeeringsambtenaren, de leiders der drankbestrijding en aan den anderen kant de ambtenaren der drankbelanghebbenden, waarvan met name genoemd kan worden de secretaris der Amerikaansche brouwersvereeniging, Hugh Fox: zij weten er wat van. DE NIEUWE WERELD Het vraagstuk is ingewikkeld geworden, mede door het feit, dat een ongekende economische opbloei het verbod in de laatste drie jaar vergezelde. De „fanatieke" drankbestrijders schrijven die gunstige economische toestanden m. i. wel wat te veel toe aan de werking van het verbod. Dit lijkt mij onverstandig en dit moet teleurstelling wekken in tijden van economische malaise, die zelfs in Amerika kunnen komen. Maar om nog meer redenen is een scherp en critisch oordeel gewenscht. Het alcoholkapitaal en de ongeoorloofde drankhandel hebben met grof geld veel lieden omgekocht, ook ambtenaren, met de zorg voor de naleving der drankwet belast. Men heeft niet altijd de meest geschikten, integendeel dikwijls ongeschikten, die alleen maar „politieke vriendjes" waren, aangesteld. Deze vrij veel voorkomende misbruiken hebben onzekerheid, wantrouwen en aanleiding tot verdere overtredingen gegeven. Een andere groote moeilijkheid is de uitgestrektheid van het land en de vele nationaliteiten, die er vertegenwoordigd zijn. Millioenen vreemdelingen, niet alle met opofferingsgezindheid bezield, vele zonder verantwoordelijksgevoel, de meesten met slechts één doel voor oogen: geld maken, bemoeilijken de wetstoepassing in hooge mate. De rijkeren koopen voor grof geld hunne leegrakende kelders weer vol. Het eerste jaar van het verbod ging alles goed. Men was gewoonweg paf van het prompte. Maar men herstelt zich nu weer en een sterke reactie is gegroeid. De laatste uiting daarvan is de herroeping van de verbodswet in den staat New-York. Die reactie is niet onnatuurlijk; elke radicale beweging lokt die uit. Laten we maar eens in ons land om ons heen kijken in dezen tijd. 184 OP DEN TERUGWEG 185 De „vrije" Amerikaan begint te ontdekken, dat hij minder vrij is dan hij wel zou meenen. Men ziet de „bootleggers" schatrijk worden. Eveneens vele dokters, die maar raak alcohol aan hun patiënten voorschrijven tegen 5 dollars of meer per recept. Zij hebben lak aan hun „stand en waardigheid" en worden liever slapend rijk. Wat nog van het alcoholkapitaal over is doet de rest: de onlust aanwakkeren en de wet belachelijk maken. Zoo is er inderdaad een beweging ontstaan, die georganiseerd wordt en zich tegen het verbod gaat kanten. De regeeringsambtenaren hebben tot voor kort deze reactie wel wat te luchthartig en van uit de hoogte aangekeken; ook vele drankbestrijders hebben gemeend, dat het zoo'n vaart niet zou loopen. De herroeping van de verbodswet in New-York heeft nu hunne oogen geopend: misschien de grootste zegen, die den drankbestrijders deelachtig kon worden. Vele slapenden zijn wakker geschud en een geweldige nieuwe actie is ingezet. Men ziet in, dat het nog niet geheel is gewonnen, dat er opnieuw moet worden gestreden. Vóór wij uit Amerika gingen, hebben wij in een open brief in de voornaamste kranten de drankweer op de noodzakelijkheid van waakzaamheid gewezen. Ten overvloede misschien. De drankweer ziet het wel in. En na de New-Yorksche wetsherroeping gaan ook anderen het begrijpen. Uit kringen, die tot dusverre het verbod slecht gezind waren, komen merkwaardige klanken. Zoo schreef pas onlangs de voornaamste Amerikaansche krant, de „vochtige" New-York-Times: „Men kan niet ontkennen dat het verbod groote verbeteringen in New York heeft tot stand gebracht". De Regeering neemt hoe langer hoe meer krasse maatregelen. Heele gebouwen, waar drank werd verkocht, worden reeds voor tijden gesloten: geweldige i86 DE NIEUWE WERELD risico's voor wetsovertreders. President Harding en gouverneurs van Staten komen zich meer en meer aan den kant van het verbod scharen. De samenstelling van Senaat en 2e Kamer waarborgt het wettelijk verbód voor lange jaren. Er is geen keus. Het verbod zal zich handhaven. Dat is mijn vaste overtuiging. Tien millioen vrouwen — Amerika's hoop — hebben zich in de laatste maanden georganiseerd vóór het verbod, vóór wetstoepassing. De jongere arbeidersleiders worden meer en meer het verbod goedgezind. Er is geen zweem van twijfel, voor wie heeft rondgezien op onbevangen en eerlijke wijze. Het Amerikaansche volk zal de moeilijkheden overwinnen en den alcohol uit zijn leven bannen. Het alcoholkapitaal ligt in zijn laatste stuiptrekkingen. Men lette op wat in de eerstvolgende jaren, die mij voorkomen hoogst interessant te zullen zijn, zal geschieden. O, men weet daar, wat men wil; men laat zich niet van de wijs brengen. In 5, 10, 15 jaren — wie zal dat precies zeggen — zal Amerika droog zijn, bone dry, kurk droog. Het zal gaan, zooals kort geleden de „natte" Jack O'Donnell rapporteerde in Colliers' tijdschrift, waarvoor hij uitgezonden was, om verslag uit te brengen nopens het volkssentiment ten aanzien van het verbod. Hij schreef: „Ik ben en blijf een natte. Daarom is het voor mij zoo moeilijk, te bekennen, dat er een groote droge golf vanuit het Westen komt aanrollen, die alle oppositie tegen het verbod neerslaat. Vooraan rijden zuivere, zelfstandige Amerikanen (de John Smiths en de Tom Browns) en hun vrouwen en zusters en moeders rijden aan hunne zijde.... Op een goeden dag zullen wij natten ontwaken en een geweldige meerderheid van het Amerikaansche volk zien, die de bootleggers en de wetsontduikers zal OP DEN TERUGWEG 187 uitwerpen, gelijk dat geschiedde in de Californische mijnkampen met de spelers en de moordenaars en de prostituees " * * * Helder is het voor mij nu en klaar als de dag: Amerika zal eens een voorbeeld zijn en blijven voor alle landen, ons en anderen wenkend om te volgen. EINDE. UITGAVE VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG Ter perse: RAPPORT VAN DE STUDIEREIS IN 1923 ONDERNOMEN INZAKE DE WERKING VAN HET VERBOD IN AMERIKA, IN OPDRACHT VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING TOT AFSCHAFFING VAN ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN DOOR P. VAN DER MEULEN EN N. A. DE VRIES UITGAVE VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG 43* N. A. de Vries, De Nieuwe Wereld. J. B. Wolters, Groningen, Den Haag 1924. Dit boekje is blijkens „Een Woord ter Inleiding" in de eerste plaats voor de drankbestrijders bestemd. De algemeene ontwikkeling dezer bestrijders wordt door den schrijver blijkbaar niet hoog aangeslagen: want het boekje is wel zeer oppervlakkig, zelfs waar het handelt over het drankverbod. Dat reeds in 1920, nog vóór het nationaal verbod „95 % van het Vereenigde grondgebied" was drooggelegd, kan alleen grooten indruk maken op degenen die met het deels vrijwel onbewoonbare Westen niet bekend zijn. Meer zegt ons het feit, dat toen reeds twee derde deel van het volk „zelf den alcohol uit zijn omgeving (had) weggestemd". Stands- en rasverschillen worden door den schrijver verward. Eigenlijke standsverschillen heeft de schrijver niet opgemerkt tot onze groote bevreemding : want de „society" en de „college opvoeding" spelen in Amerika reeds eene belangrijker rol dan wij gewoonlijk aannemen. — Ook het vrouwenvraagstuk wordt zeer oppervlakkig behandeld, hier is alleen aan coëducatie gedacht. Het „koloniale" karakter der bevolking blijft daarbij onbesproken. Toch hebben deze brieven wel eenige waarde. Het jeugdige en daardoor ook dikwijls moeilijk te begrijpen karakter van den Amerikaan komt er scherp in tot uiting. De opmerking „dat men de Fosters heden nog durft te behandelen gelijk Duitschland 30 jaar geleden onder de socialistenwet zijn socialisten maltraiteerde" stemt tot nadenken. Natuurlijk ontbreekt in een Werkje als dit eene beschrijving der slachterijen te Chicago niet. Daartegenover wordt het „Eén-klasse systeem" op de Amerikaansche spoorwegen niet meer als eene uiting van democratie aangehaald. Voor en doof iemand, die met de verschillende soorten van Pullman cars gereisd heeft, zou dat trouwens ook moeilijk zijn vol te houden! J. v. H.