ACR 934 DE VOETBALWERELD IN KARIKATUUR DOOR CH. A. COCHERET MET BIJSCHRIFTJES VAN H. A. MEERUM TERWOGT UITGEGEVEN DOOR THE VITTORIA EGYPTIAN CIQARETTE COMPANY PRIJS 25 CENT V.H. DE VOETBALWERELD IN KARIKATUUR DOOR CH. A. COCHERET MET BIJSCHRIFTJES VAN H. A. MEERUM TERWOGT UITGEGEVEN DOOR THE VITTORIA EGYPTIAN CIGARETTE COMPANY PRIJS 25 CENT V.H. VOORWOORD. L. S. Wie belangstelt in sport en wie aandacht schenkt aan de punten van overeenstemming of wel van toenadering op het gebied van sport en kunst zal met erkentelijkheid den naam Cocheret uitspreken. Hij toch is de man, de kunstenaar, die met zijn fijn-ontwikkeld oogde sportwereld bespiedt en dan, met de gave van zijn pen, in rake lijnen neerzet, wat hij door den bril der karikatuur heeft waargenomen. De sport-karikaturen van Cocheret, in den loop der jaren verschenen in de Revue der Sporten, Sport in Beeld en De Sportkroniek, zijn zóó goed en hebben een zóó groot succes gehad, dat ik op de gedachte gekomen ben om ze — met goedvinden van den teekenaar en begrijpelijkerwijze ook met instemming van de leiders der periodieken, in welke ze gepubliceerd zijn, — te bundelen tot de keurverzameling, die hierachter volgt. Ik heb gemeend hiermede de Sportwereld een kleinen dienst te bewijzen. Met mijn dank aan den talentvollen teekenaar en aan den heer H. A. Meerum Terwogt, die bereid was de geestige bijschriftjes te schrijven, zend ik dit boekje de wereld in, met de overtuiging dat het zijn weg er wel zal vinden. Rotterdam, Maart 1927. 3 EEN WOORD VOORAF. Ik ontkom er niet aan: ik moet een voorrede houden bij mijn bloedeigen teekeningetjes. Ik voel me als een clown, die z'n gedresseerde hondjes laat optreden en er een „boniment" bij verzint. Ziehier dan de teekeningen van eenige jareri Verzameld, teekeningen, die mij tot mijn verbazing een zekere reputatie als caricaturist hebben opgeleverd. Voetballerscaricaturistenroem, — ik vraag verschooning voor het woord — zal echter wel zijn als voetbalroem : kort en vergankelijk. Maar mij heeft dit werk plezier verschaft, als ik stilletjes-grinnekend, met inkt en krijt en kleur heb zitten zoeken naar wat malligheid. En laten de slachtoffers, die me, zoover ik weet, allemaal goeiig welgezind zijn gebleven, vooral bedenken, dat voor mij de caricatuur slechts de oprechtste vorm van vleierij beduidt. Dit zou geen voorrede zijn als ik ook niet dank bracht: The Vittoria Egyptian Cigarette Co. voor haar initiatief, den heer H. A. Meerum Terwogt voor de vriendelijkheid, waarmede hij zijn talenten aanwendde ter illustreering mijner illustraties. Ch. A. C. 4 VOORBERICHT We hebben nu al gehad een „Voorwoord" en „Een woord vooraf". Nu moet ik nog wat „vóors" zeggen. Welnu, „voorrede" is tè gewichtig. Ik noem het dus maar een simpel „voorbericht". Als de telefoon gaat en als de heer Hiel opbelt, krijgt ge meestal iets interessants te hooren. Hij, de man van groote zaken, die zijn oude liefhebberij, de sport, toch maar nooit vaarwel kan zeggen, is altijd maar weer bezig om iets uit te denken, wat der sport ten goede kan komen. Nu deze uitgave weer. Wat een aardig idéé om het beste werk van Cocheret te bundelen. Hoe gaat 't met periodieken? Ze slingeren wat rond, men bewaart er één of twee, maar de rest raakt zoek. Hier vinden liefhebbers van de sport en van den spot, datgene, wat van hun gading is, bijeen; ze kunnen het gemakkelijk bewaren en telkens weer smullen van de groote gave van den auteur. Mij, was 't een voorrecht en een eer nog wat lettertjes — deze vluchtige krabbeltjes hebben vooral niet de pretentie van ernstige biographieën — te mogen krabbelen naast de geestige lijnen van den kranigen teekenaar. M. T. 5 6 W. HIEL W. HIEL Hij wilde er niet bij; hij vond dat hij er niet bij hoorde- Dat hebben Cocheret en ik hem niet uit het hoofd kunnen praten; maar we hebben z'n caricatuur tóch maar opgenomen. Hiel is de bescheiden man, die een heeleboel van sport weet; een heeleboel voor sport voelt. Een sportman, die ook maatschappelijk slaagde, waarin dus altijd nog propagandamateriaal zit. Hiel was een voortreffelijk zwemmer, een brutaal polo-speler; hij schreef 'n kleine twintig jaar geleden in de N. R. C. over die takken van sport en over voetbal, welk spel altijd zijn sympathie heeft gehad. Hij speelt golf, hij jaagt en hij is altijd bereid, om, vooral minder wel gesitueerde clubs, met een Miss Blanche-prijs te steunen. 7 8 CHARLES A. COCHERET CHARLES A. COCHERET, De geestelijke vader van dit boekje, de geestige ontwerper van al die caricaturen, hier bijeen gegaard; de scherpe kijker, de guitige spotter; de man, die met één lijntje meer kan doen, meer kan zeggen, meer kan hoonen en laken, dan wij in vele kolommen. Cocheret is geen teekenaar van beroep; hij heeft 'n baantje, gelijk U en ik; zijn teekenen is z'n liefhebberij. Iemand, die het met z'n liefhebberij zóóver brengt, mag zich gelukkig prijzen. De sportwereld mag er trotsch op zijn, dat zij hem heeft en ze mag wenschen, dat hij haar nog lang de moeite waard zal blijven vinden, om er zijn talent en z'n vrijen tijd aan te geven. 9 xo BOK DE KORVER BOK DE KORVER. Iets nieuws over Bok? Niet mogelijk! We [zijn allemaal uitgeschreven over Bok. Als ik ] voor eiken regel, dien ik over hem geschreven heb, één cent zou krijgen, was ik een rijk man. Bok is nog niet vergeten, al speelt hij al eenige jaren niet meer. Dat is jammer. Voor het Nederlandsche voetbal n.1. Als we nu een dragelijken spil zien, een goeden, een heel goeden, dan prijzen we dien. En als hij dan nog 'n stukje beter wordt, dan zeggen we: ,,'t Lijkt toch eigenlijk nog niet op Bok!" Bok bestuurt Sparta, met andere groote mannen natuurlijk. Dat is nog z'n eenige relatie met voetbal. Hij is eerelid van den N. V. B. en we zijn niemand onaangenaam, als we zeggen, dat hij 't eerelid is, hetwelk het meest voor het Nederlandsche voetbal gedaan heeft. u 12 DÉ KESSLER DÉ. Dé, ja eigenlijk gewoon Dé, veel liever dan Mr. J. A. H. of Mr. J. H. A. of de hemel wete hoe die variaties nog meer mogen luiden in dat roemrijke geslacht der goed voetballende, goed crickettende, goed tennissende Kesslers. Dé Kessler dan is van die sportfamilie de fortuinlijkste geweest èn de bekwaamste. Hij heeft het sportief 't verst gebracht. Een intelligent voetballer, die altijd doordacht spel leverde en wiens denken de spontaniteit en het élan niet schaadde. Hij heeft H.V.V. en het Nederlandsch elftal onschatbare diensten bewezen en hij zal nog lang blijven een figuur, die we missen in de oranje-ploeg. Hij heeft indertijd ook schrifturen en krantenartikelen begaan. Met de pen leek hij minder gelukkig en vandaar Cocheret's hoon: Saint Dé! Jammer is, dat de voetbalwereld voor spelers als Dé nog steeds geen gelijkwaardige opvolgers heeft; de capriolen op 't glibberig pad der journalistiek zouden we er dan gaarne op den koop toe bijnemen. 13 14 VANj DER MEULEN VAN DER MEULEN. Als er geen Göbel zou geweest zijn in de historie van het Nederlandsche voetbal, ware hij de eerste. En dat zegt wat; want we hebben altijd eminente doelmannen gehad. Mag ik, vlug uit m'n geheugen puttend, wat namen noemen: Schuld, Bill Immink, Coops, Paul de Groot, Koopman, Rincker, Vening Meinesz, la Chapelle, Beeuwkes, Harm Snellen, Schier- beek, van HeMERT. Ze waren, allen in hun tijd, helden op den dorpel van het doel; ze hadden allen talent. Maar Göbel was meer dan één hunner, Göbel bereikte 't geniale. Göbel stopte ballen, die theoretisch beschouwd, niet te stoppen waren. En daarom is 't de grootste hulde voor van der Meulen, dat we hem in deze fiere rij van sterren, dadelijk na den onvergetelijken „Just" plaatsen. Van der Meulen is H- F. C.'er, de eenige die in dit boekje voorkomt. We begrijpen zoo, dat we hem 't meest huldigen in zijn club. Moge hij persoonlijk nog vele malen met succes^j het doel van het Nederlandsch elftal verdedigen, maar moge het vooral ook zijn oude, sympathieke club goed gaan. 15 16 MANNUS VAN THIEL MANNUS VAN THIEL. Een type club-speler, een type club-man. Een van de ouderwetsche goede soort. Staat op met H. B. S. en gaat met haar te bedde. Geen internationaal, geen ster van eerste grootte, maar een clubman van geweldige capaciteit. Z'n gewicht in goud waard voor de ploeg, die z'n liefde heeft, voor de club, die hij aanvoert, voor de kleuren, die hij verdedigt. En hoe? Met vuur, met energie, met hartstocht, maar altijd geremd door die fairheid, den gentleman eigen. 17 18 JAN DE NATRIS JAN DE NATRIS. Querido had 'm moeten kennen. Vóór de geniale auteur aan z'n Epos van Amsterdam begon. Jan de Natris, thans in Vitesse spelend, is en blijft Amsterdammer. Men is nu eenmaal Amsterdammer of men is 't niet. Jan was 't en is 't nog, al woont hij elders, al speelt hij voor niet-Amsterdamsche kleuren. Een voetballer, die een type op zichzelf vormt. Een, dien de geschiedschrijver niet zal kunnen rubriceeren. Een voor een heel afzonderlijk hoofdstuk. Heel veel goeds erbij, heel veel lof, heel veel voortreffelijke deugden, maar toch ook een enkele bemerking: z'n humeur?! Als Jan 't op de heupen heeft doet hij wonderen, is hij hel en duivel voor de tegenpartij, bestormt hij doelen in ongenaakbare overrompeling als resultante van snelheid, tact, durf en kracht. Maar, zit 't tegen, vlot 't niet, dan zakt hij ineen als een slappe pudding. Cocheret beeldt hem hier uit aan de top van zijn roem, met niets dan bewonderaars aan zijn voeten. Hij, rustig, zelfbewust en onbewogen daarboven. 19 20 JAAP BULDER JAAP BULDER. Een loot van Groningschen stam; een tactisch middenvoor in zijn tijd, een vroolijke jongen, die meer van voetbal hield dan van trainen, wat niet wegneemt, dat hij voor BeQuick en voor het Nederlandsch elftal goede dingen gedaan heeft. 21 22 PUCK VAN HEEL PUCK VAN HEEL. Goede elftallen hebben we niet meer, goede spelers nog wèl gelukkig. Dat zijn meestal oudere spelers. Behalve Puck van Heel, die is goed en jong. Hij is er nog niet, moet dat begrijpen en begrijpt dat ook; maar hij zal er komen en hij zal voor Feijenoord, z'n club, die hij nooit moet verlaten, een kracht van groote waarde blijven; ook voor het Nederlandsch elftal. Zou al lang over het paardje gelicht zijn, als hij er aanleg voor had. Geen nood echter. Hij blijft bescheiden en beseft, dat er voor hem nog veel te leeren is. 23 24 CAS RUFFELSE CAS RUFFELSE. Een man met een record; want, vergissen we ons niet, dan is hij de speler, die het meeste aantal seizoenen in de competities van den N.V.B. heeft gespeeld en hij is tevens de man, die het langst internationaal geweest is. Niet, dat hij de meeste keeren in de oranje trui gespeeld heeft, maar tusschen zijn eerste optreden als internationaal en zijn laatste ligt de langste periode. Na Celeritas als fröbelschool te hebben gehad, doorliep hij bij Sparta lager-, middelbaaren hooger onderwijs. Volgens de beste backs was hij de gevaarlijkste voorwaarts, die ooit op Nederlandsche velden heeft rondgeloopen. 25 26 PETTKRSON PETTERSON. De Feijenoorder van voren en van achteren bezien, maar hoe men hem ook bekijkt of beschouwt, hij blijft een typisch mannetje. Maar.... een mannetjesputter, die stevig in mekaar zit en tot heel wat in staat is. Men moet hem zien dartelen en huppelen op den rechtervleugel van zijn club, een lust voor 't oog. En altijd even fair en correct in al zijn daden. Laat Petterson maar schuiven! 27 28 P. H. STEENHAUER P. H. STEENHAUER. Een doelverdediger van V. O. C. van enkele jaren terug; een man, die móóie wedstrijden gespeeld heeft en ook de aandacht trok van de Nederlandsch-elftal-commissie. Luitenant van beroep, een goed militair, een dappere kerel. Een doelman moét dapper zijn. Dat was Steenhauer zeker. Thans doet hij in Leiden nog nuttig werk voor de voetbalsport. 29 30 H. G. J. DE MONCHY H. G. J. DE MONCHY. Hans de Monchy, zooals men hem in Rotterdam — wat in dit opzicht toch zoo'n erg klein dorp is — noemt ; heet officieel H. G. J. de Monchy en is de opvolger van den heer P. R. Mees als voorzitter van de Onafhankelijkheidsbeker-commissie. In die commissie heeft de voetbalsport een trait d' union met de Rotterdamsche zakenwereld en de heer de Monchy, met warme belangstelling voor de publieke zaak, is daar zeer op zijn plaats. Moge hij nog lang den voorzitterszetel bekleeden. 31 32 JOH. J. MEYER JOH. J. MEYER. Elk mensch van eenig belang heeft zijn reputatie. Joh. J. is de geestige. Men loopt op straat, op de Blaak b.v. en men ontdekt in de menigte Joh. J. Hij merkt ook U op en glundert. Z'n guitige oogjes glinsteren; z'n blos gaat aangloeien. Hij schuift door de menschen op U af, houdt U staande, ge drukt hem de hand. Hij zegt iets, vertelt iets, maar hoe of wat ook.... gij lacht, gij lacht om z'n kwinkslag, om z'n bonmot, om den genialen zwier, die hem eigen is om een mop te plaatsen. Joh. J. is voorzitter van de Zilveren VoetbalCommissie, sedert den dood van den nog steeds betreurden Musly. Met Kees van Hasselt is hij nog de eenige van de oprichters dier nuttige instelling. Zoolang hij leeft zal hij voorzitter van de Z. V.-C blijven, zal hij goed voor 't weer zorgen op de feestdagen in September en zal hij allen die hem kennen en dagelijks spreken opbeuren met zijn genoegelijke bonhommie. 33 34 C A. W. HIRSCHMAN C A. W. HIRSCHMAN. Een administratieve reus, een sportieve diplomaat. Onze voetbalminister, belast met de portefeuille van buitenlandsche zaken. Hirschman gaf den stoot tot de oprichting van de F.I.F.A., den Wereldbond voor Voetbal, en leidt dat lichaam nog steeds als secretarispenningmeester. Schrijver dezer regelen heeft hem menigmaal bij groote congressen aan 't werk gezien. Dan is hij op z'n best; dan dwingt zijn tactisch beleid bewondering af. In den Nederlandschen Voetbalbond heeft hij bergen werk verzet. Te veel om op te noemen. Wij wijzen alleen op zijn werk voor het Nederlandsch elftal. Dat is zijn troetelkind, hetwelk hij met liefde omfleurt. Hirschman doet in 't dagelijksch leven in effecten, heel nuchter in doodgewone of niet doodgewone effecten. Maar het duffe van het zaken-sleur-leven heeft hem nog niet omlaag kunnen halen. Hij is gebleven een man met ruime belangstelling voor dingen, die boven zijn zaken, boven zijn sport uitgaan. 35 36 LOU BOELJON LOU BOELJON. Een ambtenaar van den Bond, een hoofdambtenaar. Ik weet van ambtelijke titels weinig af, maar in het ambtelijke zou Boeljon zoo'n beetje referendaris of nog hooger zijn. De rechterhand van Kips en de rechterhand van den leider van buitenlandsche toeren. In die kwaliteit ken ik hem het best en zoover ik z'n werk kan beoordeelen, verdient het lof, niets dan lof. Een toegewijd en offervaardig ambtenaar, die zijn functie verricht uit liefde voor de sport, gesterkt door het besef, dat zijn werk van groot nut is. 37 38 JAC LAM EI J JAC. LAMEIJ. Een kopstuk van de algemeene vergadering, een vechter voor de rechten van de eersteklassers, een H. B. S 'er door dik en dun. Lameij slaat spoedig aan, blaft dan, maar is weer gauw tot bedaren gebracht. Een, die wel eens lastig is geweest voor Kips en vroeger voor Warner, maar het tenslotte met den N. V. B. en het voetbal goed meent. De rooie lap voor tweede- en derdeklassers. Vergrijpt zich ook aan journalistiek. Is dan fel, gelijk in de vergaderzaal. Maar oprecht en niet haatdragend. Een pracht-vent om ruzie mee te hebben en 't weer af te drinken! 39 40 HERMAN J. KRIJGSMAN HERMAN J. KRIJGSMAN. Nadat Professor Martin in argelooze blijmoedigheid gezegd had, dat voetbalreisjes zoo nuttig waren voor de jongelui, omdat zij dan buitenlandsche musea konden bezichtigen, is er opgemerkt, dat de eenige schilder, van welken voetballers wel eens gehoord hadden, Herman J. Krijgsman is, huis- en decoratieschilder te Rotterdam. Hij bestiert den Rotterdamschen Voetbalbond, is daar een onmisbare figuur op dien voorzittersstoel; hij heeft getracht te scheidsrechteren, wat nooit bijster gelukt is; doet nu in duiven en rijdt auto. Een trouwhartige en nuttige leider van het lagere voetbal. 41 42 HERMAN A. TROMP HERMAN A. TROMP. Herman A., de nestor, „Huim", gelijk de intimi hem noemen. Hij scheidsrechtert — met een onderbreking van enkele jaren — zoolang er in Nederland gescheidsrechterd is; hij deed het altijd perfect, met een bijzonderen stijl. Leidt nog steeds de finale van den Zilveren bal en regeert Zondag aan Zondag op Zuidelijke velden. Was als secretaris van H.V.V., als lid van diverse commissies van den N. V. B. en nog in tal van andere functies immer een goede kracht. Voor het internationale voetbal heeft hij mooi werk gedaan; thans leidt hij nog de Nederlandsche Corinthians als voorzitter. 43 44 JOB MUTTERS JOB MUTTERS. ■ Een goed scheidsrechter; als hij wil een voortreffelijk scheidsrechter. Hij is nog bezig aan een mooie loopbaan. Internationaal heeft hij schoone lauweren geplukt. Ook net 't type om als scheidsrechter te slagen. Toen ik hem 't eerst zag fungeeren, een jaar of achttien geleden — Mutters had nog de baard in de keel en 't eerste dons op de bovenlip — begreep ik dadelijk, dat hij iets zou worden; hij is niet tegengevallen en heeft aan de verwachtingen beantwoord. Moge hij zoo doorgaan en nog veel nuttigs voor het Nederlandsch voetbal tot stand brengen. 45 46 BEP WILLING BEP WILLING. Herbert James Willing heet hij officieel; maar iedereen noemt hem Bep. Bep is Zilveren-Voetbal-God, Bep vertaalt spelregels uit goed Engelsch in slecht Nederlandsch; Bep spreekt recht in protesten en zit dan, als eenig arbiter van de daad, met enkele lieden, die de rechtspraak slechts uit 't boekje kennen, recht te praten wat krom is. Arbiter van de daad. Dat is hij geweest. En één van de beste, met een prachtige loopbaan, zoowel nationaal als internationaal. En een scheidsrechter van een apart type. Niet een heftige, met een feilen snauwenden mond, niet een met haar op tanden en kiezen, maar een, die de baas bleef, die 't vertrouwen had van spelers en publiek door zijn rustig optreden, die een wedstrijd, twee en twintig spelers en tienduizenden toeschouwers beheerschte door elk persoonlijk 't besef bij te brengen van zijn kennis van zaken en van zijn trouwhartige eerlijkheid. 47 48 Mr. E. G. VAN BISSELICK Mr. E. G. VAN BISSELICK. Een arbiter van bescheidener allure dan de voorgaanden. Behoort al ruim twintig jaar tot de eerste vijf, wat toch ook 'n prestatie is. Heeft nu en dan een vreeselijke ofF-day, wordt dan geschrapt van de Nederlandsche internationale lijst, met het gevolg, dat hij binnen enkele maanden een internationalen wedstrijd te leiden krijgt. Helpt al vele jaren den Haagschen Voetbalbond besturen en is in totaal een verdienstelijk official van het tweede plan. 49 50 J. HAZEU J. HAZEU. Een van de vele Rotterdamsche scheidsrechters, die het al een stuk op den goeden weg gebracht heeft en die op arbitraal gebied tot de helaas te kleine zóne behoort van hen, die — goed of slecht — het onkreukbaar vertrouwen genieten van elk weldenkend beoordeelaar- Ijverig secretaris van de Rotterdamsche sub-commissie van den N.V. B., oud-bestuurder van den R.V. B., en in zijn vrijen tijd „opperklabak", gelijk wij, als kwajongens, heel oneerbiedig, een inspecteur van politie noemden. 51 52 Scheidsrechter VUIJK Scheidsrechter VUIJK. Een athletieker, een voetbalscheidsrechter, een Amsterdammer. In alle drie deze kwaliteiten is hij goed. Hij loopt hard, verzorgt Olympische athletiekploegen, bestuurt bonden en doet alles met veel ambitie en met liefde voor de sport. Een echte amateur, en zóó een, die te vinden is ook voor de onpleizierige baantjes. Dat zijn de waren, die moeten we hoog houden. 53 DOE HANS 54 DOE HANS. Sparta, Doe Hans is journalist, sport-journalist, algemeen journalist, Sparta, voorzitter van den Nederlandschen Journalistenkring, strijder voor de rechten van den verdrukten journalist, officieel feestredenaar bij plechtige gelegenheden, Sparta, voorzitter van congressen, eigenaar van een kanarievogel, Sparta, spreker ter algemeene vergadering van den N. V. B., oud hoofdredacteur van De Sport, van Het Sportblad, Sparta, oud-medewerker van De Sportkroniek, schrijver van ettelijke politieke en sportieve geschriften, Sparta. Een eerlijke kerel, een kloek kameraad, een brave sportmakker. Sparta. ss 56 LEO LAUER LEO LAUER. Daar staat hij met z'n hond, z'n boeken en z'n pen op z'n Zandvoortsche duin. Hij staat op de loer of er wat te schrijven, te critiseeren valt. Schrijven en critiseeren zijn dikwijls één voor hem. Hij waakt, gelijk z'n hond, en als hij wat bespeurt, vliegt, springt hij er op aan. Hij bijt, dikwijls raak, maar raak of niet: hij bijt. Een ijverig en hard werker; een vroolijke, opgewekte kameraad, met in z'n wisselende en onbegrepen stemmingen de up-and-downs van den onevenwichtigen mensch, uit welken de goede journalist, de schrijver met een hart, naar voren treedt. 57 C. A. MULLER 58 C. A. MÜLLER. De sportredacteur — of eigenlijk is hij veel meer dan dat — van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Een zeer bekende figuur in de sportwereld, trekt overal heen, waar er wat belangrijks voor zijn blad te verslaan is. Een kalme, rustige werker, een sieraad voor de pers en voor de sport. 59 60 H. A. MEERUM TERWOGT H. A. MEERUM TERWOGT. De gewaardeerde bijschriften-leverancier weigert hier hardnekkig iets over zichzelf te schrijven. Er schiet mij dus niets anders over dan 't zelf te doen. Dit is Meerum Terwogt. Dit is het standbeeld dat ik voor 'm zou willen stichten. Dit is de onbereikbaar boven de partijen verheven journalist en, als zoodanig, een waardig lid van onze onverdorven Nederlandsche Pers. Dit is de strijdvaardige man, die geestige kernspreuken weet te plaatsen boven z'n goed gestyleerde artikelen, die onafhankelijk is en de dash en de durf heeft, die uit welbewaarde onafhankelijkheid voortvloeien. De groote lijn van zijn arbeid is onzichtbaar voor vele keffende hooi-en-te-gras-journalistjes, eidoch deze zijn als knarsend grind onder z'n voet. Zijn zin voor humor, zijn fonkelende spot hebben mij in z'n werk altijd tegengelachen, en met nevensgaande teekening heb ik hem, in een periode, waarin ik hem persoonlijk nog niet kende, den tol mijner hommages willen brengen. Ch. A. C. 61 De sigaret en de man. Als vrouw kan iJc ket weten, moet ik het weten. Immers, het staat toch aan ons om den man te beoordelen, gelijk de Heer der Schepping iet de vrouw pleegt te doen* Welaan dan, een man, die niet rookt, is onuitstaanbaar, is geen man. Een gebrekkige onvolkomenheid, die storend werkt lij elite admlraüO Hoe kostelijk, koe ckarmant Is ket niet om een man goed, leuk te zien rooken met een élégant gehaar, met gratie, met die onnavolgbare onverschüllgkeld, die den ckarmeur teekenUj En dan als vraagstuk: de sigaar of de sigaret? Ik kies de laatste. Ze doet ket toch heter In den mannenmond, ze staat tock bekoorlijker tusscken zyn sterke vingers, ze geeft hem een ^ucnthartlgheld, die ik niet missen kan bij mijn flirt. Bij den stoeienden jool van de sportsfeer, van de plc-nlc, van de after-dlnner past de sigaret, is ze onmisbaar! Laten wij kaar dus vooral In eere houden. 62 INHOUD. Bladz. VOORWOORD (W. HIEL) 3 EEN WOORD VOORAF (Ch. A. C.) . . . . 4 VOORBERICHT (M. T.) [ s FOTO'S MET BIJSCHRIFTEN. W. HIEL 6_? Ch. A. COCHERET 8—9 BOK DE KORVER 10-11 Mr. J. H. H. KESSLER ' 12—13 VAN DER MEULEN ' i4_15 MANNUS VAN TI EL ' . . 16-17 JAN DE NATRIS . . . 18—19 JAAP BULDER . . 20—21 PUCK VAN HEEL '..lil. 22-23 CAS RUFFELSE ' 24-25 PETTERSON . . . 26—27 STEENHAUER 28—29 H. G. J. DE MONCHY 30—31 JOHAN J. MEYER . 32—33 C. A. W. HIRSCHMAN . 34—35 LOU BOELJON. [ 36—37 JAC. LAMEIJ . . 38—39 H. J. KRIJGSMAN . . 40—41 H. A. TROMP ' 42_43 JOB MUTTERS 44_45 BEP WILLING . . . 46-47 Mr. E. G. VAN BISSELICK 48—49 J. HAZEU ' 5o_51 Scheidsrechter VUIJK 52—53 DOE HANS ... 54-55 LEO LAUER 56-57 C. A. MULLER 58-59 H. A. MEERUM TERWOGT. . [ 60-61 63 üüiBIANCHE VIRGINIA CIGARETTES VIRGINIA CIGARETTES