3731 ONTHULLINGEN? OMTRENT HET DOEL EN STREVEN DER SOCIAAL-DEMOCRATIE EEN WAARSCHUWEND WOORD door A. W. IJZERMAN. „...tegen de sociaal-demokratie, die, zich stellende op het standpunt van den klassenstrijd, tot bereiking van een hersenschimmig einddoel, de grondslagen van de hedenaaagsche maatschappij ondermijnt. (Het Vrijzinnig Koncentratie-Program van 1912), DERDE BELANGRIJK HERZIENE DRUK KEIZERSGRACHT 376 _ AMSTERDAM _ TELEFOON 31233 KOOPT GEEN KAT IN DEN ZAKI Voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast Het is altijd verstandig op te passen dat je Sonder n automobiel raakt of een vliegmachine op je hoofd SfgT Men kan echter de vrees voor onge ukken oS te ver drijven. Wanneer iemand, om auto'7 en vhea! v.» a„ machines te ontwijken, zich in een gevangeniscel*" ÖelS: 2°U ^ Diet VCrStandi9' tam^kCdwa2 Dat Üjkt een waarheid als 'n koe. Toch zijn er heden, d,e dit blijkbaar niet inzien. Hun afschuw van de groote mensenslachting, hun vrees voor nieuwe oorlogen, hun verlangen naar een werkelijken wede doen hun vergeten, dat er nog andere gev Jen dreToen Ze redeneren: „Als de socialisten de mSS hadden hadden bezeten, dan was de ellende van den wereldoor og en van den tegenwoordigen „vrede" ons besnaard ï!^iJreT* h°Pen ^ ^ ^ deÏÏTraten J? ^ geh°°rd' dat de sociaal-u« * ™>«. p maatschappij in een dwangbuis willen ï— "*klld stoppen En we mogen toch om de kans op een nieuwen oorlog te ontloopen onze vrijheid niet opofferen J Dan deden we even mal als de man. die zich tegen on?evaUeï wilde vrijwaren en daarom een cel in hoteT^e Houten M» -~« Lepel betrok. Laten we dus vooral niet me de socïïS 22 Sïïff meed°e? e" WC Precics weSn wat Jte^ roode kornuiten in hun schild voeren. Er zijn andere brave menschen, die niets van A> sociaal-demokratie moeten hebben en die haar besSen maar . zonder haar te kennen. Zij zeggen S - n ' socialen willen al het geld op een noop"gooien en'dan gelijk op deelen. Allemaal onzin!" Of wel De rooïn San'als aUe^ *t all-n -u kunnen n£staeLtmle!"menSChen en9e,en W£rden- Daar k» soStel" Z°° SpEelt in de kaart der — 4 — Eer»tweten,dan Want als een van de S. D. A. P. hem vraagt: „Vriend, oordeeien. waar hebben wij ooit zulken onzin beweerd?" dan staat hij met den mond vol tanden. En de sociaaldemokraat is in zijn knollentuin over zoo'n gemakkelijke overwinning. Ook zijn er maar al te veel lichtzinnige lieden, die denken: „Ochtover de beginselen der sociaal-demokratie maak ik mij niet bezorgd. Al weet ik daar weinig of niets van, ik stem toch rood. Immers het zijn toch maar de socialen, die het altijd voor den werkman opnemen. Hun partij is de eenige die werkelijk opkomt voor de rechten en de lotsverbetering van de kleine luyden." Zulke roode kiezers zijn wel wat erg onvoorzichtig! Desociaai-demo- Zeker, zij hebben niet heelemaal ongeüjk. Ik moet eenTteu^oedl toegeven, dat de sociaal-demokraten krachtig voor lotsverbetering der arbeiders opkomen. Ik wil zelfs erkennen, dat er nog geen sprake van algemeen kiesrecht zou wezen, wanneer de sociaal-demokraten niet de arbeidersklasse daarvoor in beweging hadden gebracht. Het is ook waar, dat in Kamer en gemeenteraden de mannen der S. D. A. P. de ijverigste voorvechters van sociale hervormingen zijp. Toch noem ik het onvoorzichtig hen daarom te steunen. Want zij strijden niet alleen voor hervormingen, Zij streven ook naar een ander, een grooter doel, Ja, zij hebben vaak genoeg zelf erkend, dat zij juist zoo bijzonder op die hervormingen gebrand zijn, omdat die hen helpen op den weg naar hun eigenlijk doel. Beiint «er gij Vergissen zij zich hierin niet, dan speelt gij; argelooze be«i*t' meeloopers, een gevaarlijk spel. Misschien hebt gij een macht versterkt die ten verderve leidt. Gij zet uw schreden op een pad zonder te weten waarheen het voert. Gij waant wellicht, dat dit zoo erg niet is, omdat gij geen stap verder gaat dan ge zelf wilt. Gij loopt maar een eindje mee om de door u gewenschte hervormingen te bereiken. Past op, vrienden, neemt u in acht. Denkt aan het spreekwoord: Wie den duivel een vinger geeft, dien neemt hij de heele hand ... Ten nutte onzer medeburgers in het algemeen en ter waarschuwing van de niet-socialistische roode kiezers — 5 — in het bijzonder, zal getracht worden op de volgende bladzijden te onthullen het eigenlijke doel der sociaal-demokratie. Zijn deze onthullingen noodig? Wu™ deze Deze vraag kan inderdaad worden gesteld. In 1912noodI^T toch verschenen de bekentenissen van mr. Troelstra omtrent doel en streven der sociaal-demokratie. Zij zijn uitgegeven onder den titel: „De S. D. A. P., wat zij is en wat zij wil" en vele malen herdrukt. De openhartige verklaringen van mr. Troelstra schijnen B«k*«*«^«« niet zooveel afgrijzen verwekt te hebben, als menvanMrTro*1,t"' mocht verwachten: sedert de verschijning van deze bekentenissen hebben nog duizenden arbeiders zich door de S. D. A. P. laten lijmen. Ook aan waarschuwingen in beknopter vorm heeft het niet ontbroken. In October 1912 hebben de kopstukken van de Nederlandsche vrijzinnigheid, die thans in Vrijheidsbonders, Vrijzinnig-Demokraten, Van Dorpianen, enz: verdeeld is, in broederüjke eendracht tezamen een program gemaakt. Dit z.g. concentratie-program was dus het werk van heel „het denkend deel der natie." Vandaar dat het zoo helder en bondig uiteenzet waarom 'n verstandig mensch niets van de sociaal-demokratie moet hebben. Het wekt op tot den strijd tegen D«,p«k«oPd«» „de sociaal-demokratie, die, zich stellende"1""^ op het standpunt van den klassenstrijd, tot bereiking van een hersenschimmig einddoel, de grondslagen van de hedendaagsche maatschappij ondermijnt." Met enkele rake worden zijn hier doel en streven der sociaal-demokratie geteekent en geoordeeld. Haar einddoel is hersenschimmig. Het is een droombeeld, een dwaasheid. Geen verstandig mensch mag er zich mee ophouden. Een doel van niks, welbeschouwd. Zij ondermijnt de grondslagen der hedendaagsche maatschappij. Jawel, de heele boel moet maar ineen storten. En dat ter wille van een hersenschim. Een °« s.d.a.p, in dubbel misdadig bedrijf, waar het om een doel van ha"T btmó' niks begonnen wordt. En dan stelt zij zich nog op een standpunt. Je moet maar durven! Afijn, het is me er dan ook een standpunt 6 naar. De klassenstrijd: de tweedracht tusschen de kinderen van één volk. Dat is kort en krachtig gezegd, waar het op staat. Daar kon de S. D. A. P. het mee doen! Eén ding is echter jammer. De heeren hadden zich iets te beknopt uitgedrukt. Niet iedereen begreep uit hun woorden direkt, wat de sociaal-demokratie op haar kerfstok heeft. Anders hadden in 1922 zeker geen 567.769 kiezers rood gestemd! Het is daarom wenschelijk het zondenregister der sociaal-demokratie even nader toe te lichten. Beginnen wij met: DE KLASSENSTRIJD. Ad 8 leven niet in Luilekkerland. De gebraden duiven arbefden ' ' vhegen ons niet in den mond. Wat de mensch voor zijn levensonderhoud noodig heeft, wordt hem niet op een presenteerblaadje door de natuur kant en klaar aangeboden. Hij moet arbeiden om in zijn behoeften te voorzien. Zoo was het vroeger, zoo is het thans en zoo zal het voorloopig wel büjven. Maar wat niet hetzelfde blijft, dat is de wijze, waarop gewerkt wordt; dat zijn de werktuigen, waarmee de arbeid wordt verricht. Hoe volmaakter die zijn, des te meer zal de arbeid voortbrengen. En des te beter en aangenamer zal de mensch door zijn arbeid kunnen leven. Nu leven wij in dit opzicht in een goeden tijd. Nooit te voren heeft de mensch op zoon 'doeltreffende wijze en met zulke uitstekende werktuigen gearbeid. Door de samenwerking van honderden en duizenden arbeiders in groote bedrijven, door machines, die steeds talrijker en beter worden, is de opbrengst van den arbeid veel grooter dan voorheen. Zoo brengt bijv. de arbeid van een werkman, die 10 uur daags in een spinnerij werkt, in drie dagen evenveel voort als de arbeid van een spinner in 1840, die 14 uur per dag werkte, in een heel jaar. wsworfemrMk! De opbrengst van den arbeid stijgt voortdurend. Zij neemt sneller toe dan de bevolking. Het gevolg hiervan is, dat de mensch hoe langer hoe meer in beteren doen komt. 't Is waar, het gaat niet onafgebroken excelsior. Na een tijd van groote vooruitgang volgt — 7 — in de tegenwoordige maatschappij steêvast een tijd van crisis en malaise. Maar, al gaat het met vallen en opstaan, op den duur gaat het toch steeds omhoog/ Althans in stoffelijk opzicht. Gij merkt daar tot uw spijt niets van? Dat is best mogelijk. Maar ik schreef niet dat alle menschen in beteren doen komen, Ik had het over den mensch in het algemeen. Er is wel eens gezegd, dat als in Nederland iedereen evenveel verdiende, we allemaal armoedzaaiers zouden zijn, Maar dit is heel erg overdreven! Het totale inkomen van het Nederlandsche volk was in 1919 zoo groot, dat het voor elk gezin gemiddeld op ongeveer 72 gulden per week wordt geschat. Op -dit oogenblik is het zeker minder, maar toch heel wat meer dan 'n armoedzaaiers-inkomen. We leven in een maatschappij, waarin niemand meer op n houtje behoeft te bijten. Zelfs niet in de magere jaren. Nu is het waar, dat niet iedereen daar evenveel van GeM al9«««« merkt. Ja, we weten, dat er rijken zijn, die in weelde.w' en overvloed leven. Maar we weten ook. dat een dee van de menschheid de bitterste armoe lijdt. Een ander* nog grooter, gedeelte bestaat uit menschen, die zoowat net genoeg verdienen om geen honger te lijden en die levenslang in bekrompen en kommervolle omstandigheden verkeeren. En zelfs van dit armelijk bestaan zijn ze niet verzekerd. Bij ziekte, ouderdom of werkloosheid dreigt hun het gevaar tot volstrekte armoede te vervallen. Beschikt de mensch dan niet over de middelen om zooveel voort te brengen, dat algemeene welvaart mogelijk is? Jawel, maar niet ieder mensch heeft over die voort- °« w«« brengings-middelen te beschikken. Zij behooren aan een "let TOOr ieder betrekkelijk klein aantal personen. Zeker, er zijn nog tal van menschen, die enkele gereedschappen, een werkplaats, een lapje grond bezitten. Maar de fabrieken, de machines, de werven, de mijnen, de plantages, juist al de belangrijke voortbrengingsmiddelen in de hedendaagsche maatschappij, zij zijn in het bezit van de kapitalisten. En tegelijk zien wij in deze maatschappij millioenen arbeiders, die in het geheel geen voortbrengingsmiddelen bezitten. Zij Kapitaiut «a vormen de klasse der loonarbeiders, het proletariaat. Prolet,,rier- Fabrikant c Handwerke — 8 — Hoe moeten deze arbeiders aan den kost komen? Door te arbeiden. Doch waarmee? Zullen ze zich een fabriek, machines, grondstoffen enz. aanschaffen? Morgen brengen, daar hebben ze geen duiten voor. Enkele gereedschappen en wat grondstoffen koopen en een werkplaats huren? De meesten missen ook de daarvoor noodige dubbeltjes. En zoo ze die al hadden, wat dan nog ? Zou een arbeider bijv. met een weefstoel en n paar kilo garen tegen Van Heek kunnen konkurreeren? Och, al werkte de man zich een ongeluk, hij zou er geen droog brood mee verdienen. Voor het handwerk is de konkurrentie met de groot-industrie, die veel meer, vlugger en met minder kosten kan voortbrengen en dus tegen lagere prijzen kan leveren, onbegonnen werk. Dat hebben de handwerkers, wanneer de machinale nijverheid zich in hun bedrijf ontwikkelde en zij den konkurrentiestrijd daarmede moesten aanvaarden, wel aan den lijve gevoeld. Wat dan te doen? De arbeider bezit het vermogen om te arbeiden, zijn arbeidskracht. Hij heeft geen eigen bedrijf, waarin hij haar kan aanwenden, Zij is voor hem geen middel om aan den kost te komen, tenzij hij haar verkoopt Wie zal er geld voor bieden? Ik, zegt de kapitalist. r Want de kapitalist mag over nog zooveel voortbrenainosmiddelen hesrhilck-f»n mnAe-r- Aar, =~U*tA den mensch kan er niets mede tot stand worden gebracht. De kapitalist is dus genoodzaakt arbeidskracht te koopen, Hoeveel zal hij voor haar betalen? Liefst zoo weinig mogelijk. Wat in zijn bedrijf gemaakt wordt, is bestemd om verkocht te worden. Hoe minder hem de vervaardiging kost, des te meer Het arbeiddoo»Winst kan oelialen- Kan niï de arbeidskracht van is een de'd d™ een arbeider voor een daalder per dag koopen, dan bedrijfaonkosten. zou hij zich zelf benadeelen als hij haar met twee gulden betaalde. Hoe lang zal hij den arbeider dagelijks laten werken? Liefst zoo lang mogelijk. Hoe langer de arbeider voor hetzelfde dagloon werkt, des te grooter is de hoeveelheid goederen, die de kapitalist met dezelfde Verkooper en kooper van d arbeidskracht. — 9 - onkosten aan arbeidsloon krijgt. Des te minder zullen dus den kapitalist de goederen, die hij voor den verkoop laat maken, kosten en des te hooger zal zijn winst stijgen. Zelfs wanneer hij niet alleen den arbeidsdag verlengt, maar ook het dagloon in dezelfde mate Hoe langer, hoe verhoogt of wanneer hij tegen stukloon laat werken, Ueïeris het voordeelig den arbeider zoo lang mogelijk aan het werk te houden. Per stuk, per artikel blijft de winst dan even groot. Maar de hoeveelheid goederen, die wordt voortgebracht, is grooter en de totale winst dus ook. Om dezelfde redenen is het in zijn voordeel de arbeiders door een of ander afjakkerings-stelsel tot de hoogst mogelijke inspanning aan te drijven. Het allermooist was het voor hem. indien hij zijn Een onbereikarbeiders tegen een loon van twee dubbele nieten 24 baar iden,,L uur per dag aan het werk kon zetten. Maar dat gaat niet. De arbeider moet zooveel verdienen, dat hij er met zijn gezin van leven kan en hij moet vrijen tijd hebben om te eten en te slapen. Anders zou zijn arbeidskracht weldra verloren gaan en zou de arbeidersklasse op den duur uitsterven. Zijn er echter werkzoekende arbeiders in overvloed voorhanden, kan de arbeider gemakkelijk door een anderen vervangen worden, dan schaadt het niet wanneer zijn arbeidskracht spoedig verloren gaat. Dan kunnen dus hongerloonen en langdurige, afmattende arbeid het lichaam van den arbeider sloopen, zonder de winstmakerij in gevaar te brengen. Zijn ook vrouw en kinderen van den arbeider in het bedrijf bruikbaar, dan is het voldoende, zoo ze met elkaar genoeg verdienen om in het onderhoud van het gezin te voorzien. Dit is het standpunt van den kapitalist. Zijn alle kapitalisten dan hartelooze, hebzuchtige Er ,«„ b«v. menschen? Volstrekt niet. Maar we moeten in het OOQ menschen onder houden, dat de kapitalist zijn bedrijf niet uit mensch- de kaiAt^tn lievendheid is begonnnen. Het doel was winst te maken. En hoe meer, hoe liever. Van de grootte van de winst hangt af, hoeveel de kapitalist kan genieten van het vette der aarde. Er hangt ook van af en dit is voor den rechtgeaarden kapitalist nog veel gewichtiger — öf en in welke mate hij zijn wmat baart zaken kan uitbreiden en in de volgende jaren grootere -winsten zal kunnen behalen. Bovendien leeft hij, als — 10 — kapitalist, niet alleen op de wereld. Hij heeft soortgenooten: konkurrenten. Wat zal er gebeuren als hij, b.v. uit naastenliefde, de arbeidskracht duurder betaalt dan zij ? Wel, zij zullen met minder kosten fabriceeren, door hoogere winsten hun bedrijven meer uitbreiden, en dus voor lagere prijzen leveren dan hij. Op die Niet eikc deugd manier zou hij groote kans loopen het slachtoffer te brengt gewin. , f . . 1 worden van zijn misschien zeer christelijke, maar zeker allerminst kapitalistisch-maatschappelijke deugden. Zooveel mogelijk arbeidskracht voor zoo weinig mogelijk geld, is het streven van de kapitalisten. Hun belang schrijft hun dit gebiedend voor. Nu behoeven we ons maar even de positie van de arbeiders voor te stellen om in te zien, dat hun belangen lijnrecht staan tegenover die der kapitalisten. De arbeider verkoopt zijn arbeidskracht. Hij gaat werken in dienst van den kapitalist. Niet voor zijn gee"1teifcy»ti pkizier. Hij doet het omdat hij wil leven en voor hem geen andere weg openstaat om te kunnen leven. Maar verdient hij net genoeg om niet van honger te sterven, dan lijdt hij een bestaan om er een op toe te geven. En wanneer hij zoo lang en zoo ingespannen voor den kapitalist moet werken, dat hij verder niets kan doen dan eten en onder de wol kruipen, wat heeft hij dan aan zijn leven? Is zoo'n bestaan op zichzelf al ellendig, het wordt ondragelijk, omdat hij naast zijn armoede de weelde der bezittende klasse ziet; te ondragelijker, waar die weelde toeneemt en zich tergender aan hem vertoont. En de arbeider leeft in een maatschappij, waarin de arbeid steeds meer voortbrengt. Niet slechts een grootere hoeveelheid van goederen, maar ook een grootere verscheidenheid. Er is van allerlei te koop, waar men vroeger niet aan dacht, en het wordt in winkels eh ©e arbeider be. magazijnen aanlokkelijk uitgestald. Nieuwe behoeften, geert beter te * leven. nieuwe verlangens worden in hem verwekt. En niet alleen begeerte naar stoffelijke goederen. Heeft de arbeider zich wat hooger loon, wat meer vrijen tijd1 verworven, dan gevoelt hij eerst recht hoeveel hij ook geestelijk ontbeert. Hoe hij is uitgesloten van de vreugde van kunst en wetenschap, hoe hij geen deel heeft aan de vruchten der beschaving, die door zijn arbeid mogelijk wordt gemaakt. ~ 11 — Maar hetzij hij zich verzet tegen toenemende ellende, hetzij hij tracht naar een beter bestaan, steeds komt zijn streven in botsing met den winsthonger van het kapitaal. De tegenstrijdigheid der belangen van bezitters en arbeidersklasse leidt tot den klassenstrijd. De strijd loopt allereerst tusschen den kapitalistwerkgever en de arbeiders, die in zijn bedrijf werkzaam dtnk,asMMtn"1 zijn. Doch ten opzichte van de arbeiders hebben de werkgevers gelijke belangen en omgekeerd. De arbeider ondervindt, dat hij alleen tegenover den kapitalist machteloos staat. Slechts in vereeniging met zijn medearbeiders kan hij den strijd met kans op succes aanbinden. Ook de werkgevers begrijpen hoe organisatie Oro.nia.ti. tehun macht vergroot. De strijd tusschen arbeider en orsan,!"",ïpatroon wordt een strijd tusschen vakvereenigingen, vakverbonden en werkgeversbonden. De arbeidersklasse heeft in haar strijd tegenover zich staan de werkgevers en allen, die zonder zelf een bedrijf te exploiteeren, mee profiteeren van de winst. Aan het bezit der voortbrengingsmiddelen ontleenen haar tegenstanders een geduchte macht, en daarnaast beschikken dezen nog over een buitengewoon krachtig hulpmiddel: de algemeene organisatie, wier taak het is de bestaande maatschappelijke orde te handhaven en te bevestigen, de Staat. Schijnbaar diende de Staat steeds om de algemeene d. st..t « a. belangen van het geheele volk te behartigen. Maar »rkeidOT"«««de arbeiders ervoeren, dat de werkelijkheid anders was. Bij stakingen en uitsluitingen zagen zij en kunnen zij ook thans nog vaak zien hoe de machtsmiddelen van den Staat ~ politie, marechaussee, soldaten en rechters — het patronaat steunen. Toen de arbeiders zich begonnen te vereenigen om Ongei»*. ««u voor hun belangen op te komen, verbood de Staatnike»'°"9«*fl«* hun dit. De wet gold ook voor de patroons, maar die schaadde zij niet. Met onvereenigde arbeiders kon de werkgever het wel op z'n eentje klaar spelen. Bij overtreding van de wet werd de arbeider in de gevangenis geworpen. De patroon die hetzelfde deed werd niet eens vervolgd. De arbeiders werden dus wel gedwongen om zich ook te verzetten tegen de politieke macht der bezittende klasse, tegen de heerschappij over de staatsmacht. — 12 — Wat die heerschappij over de staatsmacht beteekent, merkt de arbeider niet alleen bij zijn strijd tegen de werkgevers. De Staat dwingt hem als soldaat te dienen, op kommando te moorden en het leven te wagen. En waarom? Om de belangen der kapitalisten van zijn land tegen hun konkurrenten van andere landen te beschermen, ja, om ten bate van de kapitalisten de Waar de macht wapens tegen zijn eigen klassegenooten te richten. Voor u, !• et t. yjjggygjj jn net belang der bezittende klasse weet de Staat altijd geld te vinden. Betreft het hervormingen ten bate der arbeiders, dan wordt elk dubbeltje drie keer omgekeerd. Of erger nog: het dubbeltje wordt zelfs niet uit de portemonnaie genomen, indien de arbeiders zich niet met de politiek bemoeien en kalmpjes Eetopowsaecki toezien, wanneer in de wetten-keuken, het parlement, het kostje wordt gekookt, dat zij als onderdanen van den Staat te slikken krijgen. Wanneer de kapitalisten in de rats zitten en vreezen, dat de macht hun gaat ontvallen, ja, dan mag de Staat wel eens flink in den buidel tasten. Maar is het gevaar of de vrees voorbij, dan komt het berouw en eischen ze, dat de Staat weer terugneemt wat hij gegeven had. Daar weten we alles van! Wil de arbeidersklasse de koks op de vingers kijken — om ze zoo noodig op de vingers te kunnen tikken — dan stuit zij vaak op een gesloten deur. Zij kon geen strijders voor haar belangen naar Kamer of Gemeenteraad zenden, zoolang zij geheel of voor een groot deel Voor het kies- van net kiesrecht verstoken was. Langen tijd werd rech^aient ge- kaar zej£s ^ kiesrecnt( net eerste burgerrecht, onthouden. Ook dit kon alleen door strijd verkregen worden. En als het verkregen is, dan is de strijd nog niet afgeloopen. Want dan heeft de arbeidersklasse zich vaak te verdedigen tegen pogingen van de bezittende klasse om den invloed van de volksvertegenwoordiging te verminderen of deze heelemaal op zij te zetten. De arbeidersklasse heeft dus den klassenstrijd op tweeërlei wijze te voeren: Ekonomisckeen f? fc zagen toenemen. Hoe is dit mogelijk? In de eerste k°™ 'Ihtld plaats zijn de' kapitalisten meestal machtig genoeg om «««Jm. te beletten dat de loonen te veel en te snel stijgen. In de tweede plaats wordt de wijze van voortbrengen voortdurend verbeterd, zoodat de arbeid steeds meer oplevert. Kan bijv. door de invoering van nieuwe machines de arbeider tweemaal zooveel voortbrengen dan te voren en wordt tegelijk zijn loon met de helft verhoogd, dan wordt de winst van den kapitalist niet kleiner maar grooter. En hoewel het loon gestegen is, krijgt de arbeider van de opbrengst van zijn arbeid een geringer deel dan voorheen. Loopt de maatschappij dus in het geheel geen gevaar. Wees daar niet te gerust op. Als Jan en Piet samen werken en in een week 10 gulden verdienen, zal Piet niet bar kontent zijn, wanneer Jan hem 4 gulden geeft en 6 in z'n zak steekt. Verdienen ze de volgende week 20 gulden, dan wordt Piet nietS Meer geld ca tevredener, zoo Jan hem 6 gulden geeft. Vraagt Jan: T^^^T*" Waarom mopper je toch, krijg je niet 2 heele guldens * meer dan' de vorige week ?, dan antwoordt Piet: Je bent 'n lieve jongen. Ja, verleden week kreeg ik minder dan nu, maar er is dezen keer veel meer te deelen. Ik * wordt ditmaal nog veel erger door mijn neus geboord. Ik moet van die samenwerking met jou niks meer hebben! Het feit, dat de arbeidersklasse er niet duurzaam in slaagt in de hedendaagsche maatschappij een grooter deel van de vruchten van den arbeid te verwerven, stemt den arbeider vijandig tegenover die maatschappij Deugden de zelve. Veranderen haar grondslagen niet, dan blijf ik w^*ta9" altijd het bedrogen haasje, gaat hij denken. En er is veel wat dit denkbeeld bij hem versterkt. Daar is o.a. de onzekerheid van zijn bestaan. Krijgt zijn werkgever in den konkurrentiestrijd een klap. dan krijgt de arbeider vaak een trap. Want gaat de patroon od de flesch of moet hij zijn zaken inkrimpen, dan - 16 — raakt de arbeider zonder werk. Zonder werk beteekent zonder brood . . . tenminste voor den arbeider. Wordt een machine uitgevonden, waarmee meer voortgebracht of de arbeid gemakkelijker kan worden, dan lijkt dit 'n buitenkansje voor de menschheid. Maar zoo'n machine maakt een aantal arbeiders overbodig. Die mooie uitvinding kan tal van arbeiders hun werk, hun brood kosten. Raar: menschen die armoe lijden, omdat de mensch over betere werktuigen beschikt! Dikwijls is het nog gekker. Het gebeurt, dat van sommige goederen te veel is voortgebracht. Niet: meer dan de menschen noodig hebben, maar: meer dan de kapitalisten met winst kunnen verkoopen. Zij blijven met hun waren zitten of moeten ze met verlies van de hand doen. ° rxa»k7geb«k! ^aken flaan failliet, fabrieken worden stopgezet, arbeiders ontslagen. Waarom lijden wij gebrek? vragen de werkloozen zich af. Omdat onze arbeid te weinig voortbrengt? Neen, juist omdat onze arbeid zooveel heeft voortgebracht. Vervloekte maatschappij, waarin dit mogelijk is ... . Hoort nu de stem der sociaal-demokratie: w»t de aociaai- Arbeiders, gij hebt gelijk, het kapitalisme deugt niet. deTrbeUencctt Gij zijt gedwongen in de hedendaagsche maatschappij den klassenstrijd te voeren. Door den strijd uwer vakvereenigingen hebt gij betere arbeidsvoorwaarden veroverd. Door uw koöperaties hebt ge — voor zoover uw loon het toeliet ■— deugdelijker levensmiddelen verkregen en uw krijgskassen versterkt. Door uw politieke aktie verwierft gij meer vrijheid en meer rechten, wist gij hervormingen tot lotsverbetering uwer klasse af te dwingen. Zwaar is uw strijd. Slechts stap voor stap zijt gij opgestegen uit de diepten van ellende. En hoevelen zijn niet achtergebleven of weer teruggezonken in de nijpendste armoede? En zijn zij, die zich een beter — een minder armelijk •— bestaan veroverden, verzekerd, dat dit blijvend zal wezen? Moet gij, ook om het verworvene te behouden, niet steeds bedacht zijn op nieuwen strijd? Is er reden tot tevredenheid ? Uw met zooveel offers Ontberen bisft verkregen vooruitgang, heeft zelfs niet eens gelijken tred kunnen houden met de toeneming van den rijkdom. Gij blijft in deze maatschappij altijd een klasse van — 17 — misdeelden. Gij weet nooit wat de dag van morgen u kan brengen. Gij hebt, ook waar gij over den Staat medezeggenschap veroverde, bitter weinig teGBen mtdeieo- j I i i ..r genschap. zeggen over den gang van net bedrijr, waarvan uw bestaan afhangt. Het deel uwer klasse dat zich het verst omhoog geworsteld heeft, gevoelt het diepst hoeveel de arbeider zelfs in de gunstigste omstandigheden moet ontberen. Ontberen ook, en vooral, op Ontbere» «aft geestelijk gebied. 9lj' Acht daarom de vruchten van den strijd niet gering. Zonder dien strijd waart gij in wanhoop en ellende ondergegaan. En \ strijdende hebt gij meer gewonnen dan de daardoor verkregen kostbare voordeden. Uit een doffe massa van geknechte en rampzalige loonslaven zijt gij geworden tot een weerbare legerschaar. Uw klasse is gegroeid in strijdvaardigheid, in kennis, in solidariteit, in organisatie, in macht. De arbeiden. In en door den klassenstrijd is uw macht gevormd, "achtgeworde^ Die macht kan ook het blijde einde van den strijd brengen. Zij kan de menschheid van het kapitalisme verlossen. Kapitalisme beteekent scheiding van arbeider en arbeidsmiddel. De groote middelen van voortbrenging, van transport en verkeer: de belangrijkste bedrijfsmiddelen, zijn in het bezit der kapitalisten. Zij behooren aan een klein deel der menschheid, dat zich daardoor ten koste van het geheel rijkdom en macht verwerft. Dit moet veranderen. Maar hoe? Moet het weer worden als in den tijd van het Niëttërng, maar handwerk, toen de werker zijn eigen bedrijfsmiddelen vooruttbezat? Dan zouden fabrieken, machines, stoomschepen, de groote bedrijven moeten verdwijnen. Doch dan verloren wij meteen de middelen, die thans wel geen algemeene welvaart verschaffen, maar haar toch mogelijk maken. Dat ware het paard achter den wagen spannen. Neen, het goede van deze maatschijppij moet behouden blijven. Niet ieder moet in het bezit van bedrijfsmiddelen De bëdrjjfamid. worden gesteld, maar deze moeten in gemeenschappelijk de^en in maatbezit van allen worden gebracht. Eerst dan zullen zij ÏTC*"* werkelijk de menschheid ten goede komen. Zijn zij uit particulier in maatschappelijk bezit overgebracht, dan zal de arbeid dienen om in de behoeften — 18 — van allen te voorzien en kan hij in overeenstemming met dit doel geregeld worden, Ook in de kapitalistische maatschappij werkt de mensch om in zijn behoeften te voorzien; Maar hij doet het langs een kostbaren omweg. Er wordt niet gevraagd: Wat en hoeveel is noodig?, maar: Wat en hoeveel kan met winst worden verkocht? Massa's goederen worden vervaardigd, die niet noodig, die zelfs schadelijk zijn. Bijv. al de vervalschte waren, die ^ÜrSl vo°ral de arbeiders te slikken krijgen. En hoeveel ter van goed en arbeid wordt er niet verricht, die niets bijdraagt tot arbeid. verhooging der welvaart, doch slechts dient om den eenen mensch ten koste van den anderen te verrijken ? In de socialistische maatschappij zal niet alleen algemeene welvaart heerschen, maar deze zal ook grooter wezen dan thans — al kreeg ieder evenveel — mogelijk zou zijn. Maar al toont men duizendmaal aan, dat het socialisme een zegen voor het menschdom zou wezen, daarmee komt het socialisme er niet. Men kan de bedrijfsmiddelen niet aan de gemeenschap brengen zonder de bezitters ervan te onteigenen. Het zal een onteigening ten algemeenen nutte zijn. Dat wil evenwel niet zeggen, dat zij met algemeen goedvinden zal geschieden. Gij weet hoe de kapitalisten elk stukje van hun winst met hand en tand verdedigen. Gij gewo'onUjkngeen begrijpt dus met hoeveel geestdrift zij een voorstel tot vorige sodalis- afschaffing der heele winstmakerij zouden begroeten. En al werden ze door een ruim en premie-vrij staatspensioen (van meer dan 3 gulden 's weeks natuurlijk!) schadeloos gesteld, ze zouden toch verliezen wat hun wellicht nog dierbaarder is dan hun eigendommetjes: hun macht. Trouwens reeds de gedachte aan het socialisme doet hen en hun trawanten vuur en vlam spuwen. Gij kunt hun verzet alleen breken door de staatsmacht te veroveren. In het bezit ven die macht kunt gij de onteigeningswet maken en uitvoeren. Zoolang Het einddoel der die macht niet de uwe is, blijft zij aan uw tegens tande' "'verovering ders, behouden zij het wapen om het kapitalisme te van de staats- handhaven. Het grootsche einddoel van uw strijd *Mcht* kan slechts bereikt worden door de vermeestering van / *» 19 ~ van het bolwerk van hét kapitalisme, den Staat. Arbeiders, op!— — — — — ~- — — — ,— —■ .— — Houd nu maar op! roepen wij uit. Het is al genoeg. De misdadiger is op heeterdaad betrapt. Ondermijnen .. dat was nog te zacht uitgedrukt., omwentelingsbeluste en tênt^^^S. D. A. P.! En die socialistische maatschappij... jawel najaBers9esnapt! dat is 'n heel aardig bedenksel, mooi om van te droomen. 'n Verstandig mensch noemt zooiets 'n hersenschim. Maar nu zegt de beschuldigde iets wat ons perplex doet staan. En wel: Kijk eens naar uw eigen beminde hedendaagsche maatschappij. Dan zult ge zien hoe zij zich zelve onder- Het KaPilal!sn,e mijnt en de grondslagen legt voor wat gij 'n hersenschim doodgraver, noemt.... En wanneer wij dat doen, dan ontdekken wij: Wie de maatschappij ondermijnt en het hersenschimmig einddoel bereikbaar maakt. DE GROOTE ONDERMIJNER EN SCHIMMENVANGER. In onze maatschappij bezit ieder de vrijheid zoo rijk te worden als zijn hartje begeert. Geen wet verbiedt iemand het bedrijf te kiezen dat hem de meeste winst belooft. Wil hij fopspenen maken of snelvuurkanonnen, hij kan gerust zijn gang gaan. De keus is vrij. We hebben echter al gezien, dat lang niet ieder van ,™' ?|"oleet ma9 die vrijheid kan profiteeren. Wie niet over bedrijfs- °' ' middelen beschikt en evenmin over de dubbeltjes om ze aan te schaffen, die heeft bij de winstmakerij het toekijken. Feitelijk is dus de vrijheid beperkt tot de bezitters der bedrijfsmiddelen. Wat evenwel niet beteekent, dat zoo'n gelukkige bezitter steeds winst maakt. Is in zijn fabriek een groote voorraad goederen vervaardigd, dan is de fabrikant nog niet waar hij wezen wil. (Een margarine-fabrikant smeert geen 1000 kilo margarine op z'n boterham. Vermoedelijk gebruikt hij uitsluitend onvervalschte natuurboter.) Hij moet zijn waren ook kunnen verkoopen. Hij heeft zoo goed koopers als kapitaal en arbeidskrachten noodig. Zonder klanten geen verdienste. Er moeten dus menschen zijn, die zijn waren kunnen — 20 — gebruiken. Anders blijft hij er natuurlijk mee zitten. Maar hij is zijn zaak niet begonnen om in de behoeften van zijn medemenschen te voorzien. Zijn doel is winst. Hij heeft menschen noodig, die ook den prijs, dien hij voor zijn waren vraagt, kunnen betalen. Bovendien moeten zij niet alleen waren, als dobr hem geleverd o die konkur- wor{kn, willen koopen, ze moeten dit ook bij hèm rentie! doen. En dat dit gebeuren zal, staat allesbehalve vast. Er zijn kapers op de kust. Konkurrenten, die dezelfde goederen te koop bieden. Hoe zoeter winst een bedrijf belooft, hoe meer kapitalisten liefhebberij in dat bedrijf krijgen. Tusschen hen die gelijksoortige waren aan de markt brengen ontstaat een strijd om de koopers, de klanten: de konkurrentie-strijd. Die strijd wordt niet met de wapenen der barbaren uitgevochten, maar lijkt toch drommels veel op een strijd om leven of dood. Klanten verloren is winst verloren. Wie zijn konkurrent een groot deel van diens .. afnemers aftroggelt, helpt hem mogelijk naar de haaien, klanten™' rooft! Vandaar dat de strijd vaak met felle verbittering en neemt mij het op zeer weinig edele wijze wordt gevoerd. Een kweekschool voor naastenliefde en eerlijkheid is de konkurrentiestrijd niet precies. En geen wonder, want den een zijn dood is den ander zijn brood. In dezen strijd zijn niet alle kampvechters even goed gewapend. Wij weten reeds hoe de handwerker met zijn gereedschap het onderspit delft tegen den fabrikant met zijn machines. Maar hiermee is de slag nog niet afgeloopen. siinden dkaar' De overwinnaars gaan elkaar met verdubbelde kracht te lijf. De fabrikant, die in staat is zijn bedrijf uit te breiden, zoodat hij meer kan fabriceeren dan zijn konkurrenten, verkrijgt een voorsprong op hen. Doordat hij een grootere massa artikelen aan de markt brengt, kan hij per stuk met een kleinere winst genoegen nemen en zijn waren dus tegen lagere prijzen leveren dan zijn mededingers. Grooter nog wordt die voorsprong, als hij tevens in zijn bedrijf betere machines aanwendt en een voordeeHger wijze van werken toepast. Hij kan dan niet alleen grootere hoeveelheden fabriceeren, maar ook arbeidsloon en andere onkosten besparen. Zijn mededingers, die niet over de noodige kopstukken beschikken om zijn voorbeeld te volgen, — 21 — moeten het veld ruimen. Hij zegepraalt totdat hij op zijn beurt een grooter roofdier ontmoet. Wat is dus het gevolg van dezen strijd? Dat voortdurend grootere en beter ingerichte bedrijven ontstaan en dat de voortbrenging steeds meer in handen ^J^di^ZTót komt van de groote bedrijven. Zij wordt als het ware koncentraüe. samengetrokken in de groote bedrijven. Men noemt dit verschijnsel daarom de bedrijfs-koncentratie. d. i. bedrijfs-samentrekking. Die koncentratie vertoont zich niet alleen in de industrie, maar ook bij de bedrijven van handel en verkeer. De groote geldbanken slikken de kleine op. Warenhuizen en bazaars nemen honderden winkeliers het brood uit de mond. Spooren tramwegmaatschappijen verdringen vrachtwagen en diligence, de stoomvaartlijnen verdringen vrachtschippers en kleine reeders. Dat wil niet zeggen, dat de kleine bedrijven van den aardbodem verdwijnen. In den landbouw houdt het kleinbedrijf zich staande, al gaat dit dan ook vaak ten koste van de grootste ontberingen van den eigenaar en zijn gezin en al is de kleine boer dikwijls meer dc slaaf dan de heer van zijn bezit en arbeidt hij feitelijk voor den geldschieter-kapitalist, den hypotheekhouder. Een zeer groot deel van de landbouwers is bovendien niet eigenaar, maar pachter van den grond. Ook in industrie, handel en verkeer bestaan nog heel veel Scn9n ""^st. kleine bedrijven. Doch ze zijn lang niet zoo talrijk als het schijnt. Tal van kleine „patroons" werken voor groote zaken, zijn niet anders dan gewone huis-arbeiders. En kijk eens naar de winkelruiten. Om den haverklap leest ge daar; depót, filiaal, succursale. Dit zijn allemaal onderdeelen van groote ondernemingen en geen zelfstandige bedrijven. Maar er zijn toch ook een groot aantal kleine be- Het Meinbedriif drijven ? Zeker, maar dit feit doet niets af aan het maJX'betee'' andere feit, dat een steeds grooter deel van den arbeid K«dB vermindert in de grootbedrijven wordt verricht en de beteekenis van het kleinbedrijf voor de maatschappij aanhoudend geringer wordt. Let nu op, zegt de sociaaldemokratie, wat die bedrijfskoncentratie voor ons doet. Geschiedt de voortbrenging en verplaatsing der goederen meerendeels in tallooze kleine bedrijven, dan — 22 » gaat het bezwaarlijk de bedrijfsmiddelen in maatschap* pelik bezit en beheer te brengen. Verbazend veel , onteigeningen zouden daarvoor noodig zijn* Duizenden langrijke' 'deel kleine bedrijfjes vanwege de maatschappij te regelen van de bedrijven en te besturen zou moeilijk en kostbaar wezen. De Tvernemin dw bedrijfs-koncentratie neemt de bezwaren tegen het de maatschappij, socialistisch stelsel hoe langer hoe meer weg. In onze kapitalistische maatschappij is het reeds iets gewoons geworden, dat groote ondernemingen niet door de eigenaars persoonlijk worden Igeleid. We behoeven niet te wijzen op de gemeentelijke gasfabrieken of op de spoorwegen, die in verscheidene landen staatseigendom zijn. Maar denk eens aan al de fabrieken en andere bedrijven, die aan naamlooze vennootschappen behooren. De eigenaars, de aandeelhouders benoemen de bedrijfsleiders. Zelf bemoeien zij zich niet met het bedrijf. Zij hebben er meestal niet het minste verstand van. Lijkt het iemand onmogelijk, dat zoo'n bedrijf aan het gansche volk in plaats van aan aandeelhouders behoort en niet ten bate van dezen maar ten algemeene nutte wordt geëxploiteerd ? De bedrijfs-koncentratie doet echter meer, dan de mogelijkheid van het socialisme vergrooten. Zij maakt, dat velen die een eigen bedrijf bezaten, den konkurM t d k rentie-strijd moeten opgeven en als arbeider, deportatie \aaTg!!- houder, employé, in loondienst bij de overwinnende paard een toene- grootbedrijven een bestaan zien te vinden. Zij maakt r'getaiXterkte °°k dat de jonge menschen, die naar een bestaansbij het proieta- middel zoeken, er niet licht toe overgaan een eigen riaat. zaak te beginnen. In het kleinbedrijf zit veelaal geen toekomst meer en voor een grootbedrijf is een veel grooter kapitaal noodig, dan zij bijzitten. Ook zij zijn op loondienst aangewezen. Het gevolg hiervan is, dat een toenemend deel der bevolking in loondienst, een afnemend deel in eigen bedrijf werkzaam is. Wat hebben de personen, die in loondienst zijn, van het socialisme te vreezen? Uitgezonderd enkele bevoorrechten, die, als vriend of verwant van den kapitalist, of om eenige andere reden, ver boven hun verdiensten beloond worden, niets. Wat hebben zij er bij te winnen? Het mede-bezit der bedrijfsmiddelen, een zeker en ruimer bestaan. — 23 — En de bezitters der bedrijfsmiddelen? In de socialistische maatschappij zouden zij niet langer eigenaars, Onafhankeiijkmaar slechts, als leden der gemeenschap, mede-eigenaars ™™*d. 'ea van hun bedrijven zijn. Menig patroontje, menig winkelier, onder bestaanszorgen gebukt en nog afhankelijker van zijn klanten dan de arbeider van zijn patroon, zou door die verandering verbeteren. Doch behalve de groote kapitalisten, die hun bevoorrechte positie en vooral hun macht willen behouden, zullen ook vele kleine bezitters van het socialisme niets willen weten, omdat de schijn van het eigen-baas zijn hen verblindt. Er zijn dus twee groepen: een van personen, die bijna allen belang hebben bij de komst van het socialisme, en een, waarvan een groot gedeelte die komst vreest. Door de bedrijfskoncentratie neemt de eerste snel toe. De tweede groeit öf veel langzamer aan, öf als 'n koeienstaart Ziet ge nu hoe de bedrijfskoncentratie de socialistische propaganda te hulp komt? Ja, beamen wij, we zijn niet blind. Doch wij laten ons gezond verstand niet door u bekoncentreeren. Dit Het s^ond ververstand zegt ons; een socialistische maatschappij isstan !,preekt* ónmogelijk. In zoo'n samenleving zou de konkurrentie ontbreken. Zeker, de vrede op aarde zou daardoor slechts winnen. Maar het zou de vrede des grafs worden. Want de konkurrentie is de gist der maat- *triid dim schappij, de moeder van allen vooruitgang. En nog iets; De winstmakerij der kapitalisten schijnt u erg dwars te zitten. Gij vergeet, dat die winst het 01 wiMt is het loon voor hun arbeid is. Een hoog loon ? Ja, maar die uSuMati arbeid is even gewichtig als onmisbaar. Er zal wat van het werken terecht komen, als de kapitalisten, de leiders der bedrijven, op stal gezet zijn! Doch zie. ook deze mooie troeven worden ons uit de handen geslagen. En het is alweer de hedendaagsche maatschappij zelve, die ons dit lapt. * * * Voor de kapitalisten was de konkurrentiestrijd nooit meer dan een noodzakelijk kwaad. Zijn uitkomst bleef Niet om de konongewis en hij was geen loterij zonder nieten. Ook de bezat hij nog een leelijke eigenschap. Lage prijzen doen. waren het wapen, waarmee men den konkurrent eronder — 24 — kreeg. De konkurrentie leidde dus tot daling der prijzen. En prijsdaling bevordert op zich zelf het tegendeel van hooge winst. Zoo begonnen de kapitalisten te denken: 's Jonge wat zou het 'n mooi ding zijn als we die konkurrentie kwijt raakten. Konden wij het eens worden over de verdeeling van den buit, dan was het gedonderjaag van die lage prijzen uit. In plaats van als vrijbuiters om de afnemers te vechten, zouden we dan als een goed geordend leger tegen de portemonnaies der verbruikers optreden. Nu was dit plan niet makkelijk uitvoerbaar. De heeren, gewoon elkaar in den konkurrentiestrijd te won^enT**' belatafelen, vertrouwden elkaar als de eene dief den anderen. Het eens worden over elks aandeel in den buit ging ook niet zoo grif. Maar liefde overwint alles, vooral liefde voor de winst. Er ontstonden kartels, vereenigingen van bedrijven, waarbij de kapitalisten in dezelfde bedrijfstakken zich Waar blijft de aansloten. Wie niet meedeed, was natuurlik 'n spelertje^ ^ konkur- oreker( 'n onderkruiper. Hij werd gedwongen tot aansluiting of zonder pardon doodgekonkurreerd. Hoe sterker de kartels worden, des te meer verdwijnt de konkurrentie, des te beter kunnen de prijzen „op peil" gehouden worden. De winst gedijt hierbij uitstekend. Maar het is ook een van de redenen, waarom moeder Aiie» wordt (je vrouw zoo vaak heeft gezucht: alles wordt duur. De hooge prijzen zijn niet het eenige voordeel der kartels ... voor de kapitalisten. Het kartel maakt het mogelijk de winst ook te vergrooten, door de onkosten £n°rainderPk^sten van het bedrijf te verminderen. Konkurrentie brengt uitgaven mee voor reclame, voor advertenties, voor handelsreizigers. Mèt de konkurrentie, kunnen tevens die uitgaven worden beperkt. De kartels staan tegenover hun afnemers veel sterker dan de enkele, door konkurrenten bedreigde ondernemer. Zij kunnen daardoor probeeren de tusschenhandelaars, grossiers, enz. uit te schakelen ot tot hun zetbaasjes te maken. Dan verdwijnt de winst van die tusschenpersonen. D. w. z. zij verdwijnt in de zakken van de leden van het kartel. Met nog meer succes wordt in dezelfde richting gewerkt, wanneer de bedrijven worden vereenigd tot één reuzenonderneming, de trust. Deze is niet als het — 25 - kartel een verbond van ondernemers, die ieder hun eigen zaak, hun eigen belangen, houden. Zij vormt een VoordeeU9e or. enkel bedrijf en daardoor kan dit bedrijf op de meest »anl»atie ™>« doeltreffende wijze georganiseerd worden, door dehet btrSf' voortbrenging samen te trekken in de best ingerichte en gunstigst gelegen fabrieken en de andere stop te zetten. Zoo sloot de wishkey-trust 68 van de 80 in haar vereenigde branderijen en zette met de 12 overige het bedrijf voort. Zijn de konkurrenten van de markt verdrongen en heeft de trust (als bijv. de Amerikaansche petroleumtrust) zich zoover uitgebreid, dat zij de heele bedrijfstak, van het winnen der grondstoffen tot den verkoop in het klein, omvat — dan kan zij nog iets merkwaardigs doen. Zij kan nagaan hoeveel er van haar produkt H«* *» -iet noödig zal zijn en in overeenstemming hiermede de Ï!!",et:"maar voortbrenging regelen. gebeurt. Ja, dan gaat zij gemoedereerd de voortbrenging in verband met de behoefte regelen, net alsof dat niet zoo'n onmogelijk uitvoerbaar denkbeeld van de socialisten was. En ze doet het onder moeilijker omstadigheden dan in een socialistische maatschappij zouden bestaan, omdat het verbruik niet enkel afhankelijk is van de behoefte, maar ook van de portemonnaies der kooplustigen. Wat een socialistisch droombeeld scheen, wordt kapitalistische werkelijkheid. Let wel: kapitalistische werkelijkheid. Al wordt m worden geen de konkurrentie in een museum van oudheden opge- m!Jlionairs>maa'borgen, al wordt de voortbrenging georganiseerd enZL."'''*" in verband met de behoefte geregeld, het geschiedt uitsluitend met een kapitalistisch doel. Rockefeller, On,ep.troi.nm. Carnegie, Morgan, Stinnes en andere roemruchtige centenllïI»,«nde multi-millionairs bewijzen, dat dit doel: de vermeerdering ZZ^iïZZ*. van de winst, volkomen wordt bereikt. Zoolang de voortbrengingsmiddelen niet in maatschappelijk bezit zijn, zoolang zal de voortbrenging niet voorziening M de behoeften van allen, maar het maken van winst voor enkelen ten doel hebben. Het samengaan en samensmelten der bedrijven, wordt in xde laatste jaren ijverig bevorderd door een steeds in macht groeiende kapitalistische grootmogendheid; het bankkapitaal. Een bank is voor het kapitaal, wat — 26 — een arbeidsbeurs voor den arbeid is. De kapitalist, die zijn geld niet in eigen bedrijf winstgevend kan maken, leent het aan de bank en krijgt daarvoor rente. De tegenwoordig kapitalist, die — bijv. om zijn bedrijf uit te breiden — niet meer in oude aardsch slijk noodig heeft, leent het van de bank en kousen bewaard betaalt daarvoor rente. De bank is zoo snugger voor het uitgeleende geld een hoogere rente te bedingen, dan zij voor het aan haar geleende geld betaalt. Hierin zit haar winst. Heeft een bank geld geleend aan kapitalisten die tegen elkaar konkurreeren, dan raakt zij in de benauwenis. Want als dan een der konkurrenten het loodje legt, loopt de bank kans het in diens onderneming gestoken geld te verspelen. Daarom zal de bank al haar invloed — den machtigen invloed van den geldschieter — aanwenden om de konkurrenten tot samenwerking te brengen. Of wel, zij zal vóór zij haar geld aan verschillende ondernemingen leent, bedingen dat ze een kartel vormen. ™™T^*££ Het belang van de bank is uiteraard ten nauwste betrokken bij den bloei van de zaken, waarin haar geld is gestoken. Zij tracht daarom invloed op de leiding van die ondernemingen te krijgen. En waar voor de oprichting en uitbreiding der groote bedrijven telkens bij de banken moet worden aangeklopt, daar Het souden kalf WC{en deze zich hoe langer hoe meer van het bezit en Hm. e beheer der groote ondernemingen meester te maken. Naast de macht der trust- en kartelvorsten en der groote bankiers, de koningen bij de gratie Mammons, zinkt de macht der nog overgebleven gekroonde regeerders bij de gratie Gods, in het niet. Zoo de laatsten nog scepter en kroon dragen, en zich voor de heerschers der wereld houden, dan is het wijl die schijn door de groot-kapitalisten- voordeelig wordt geacht, omdat poppenkasterij een middel is om het volk niet de werkelijkheid te doen zien. Geen loon naar Waarom zwelgt de kapitalistenklasse in rijkdom en klon "ar berit macht? Zijn die het loon voor het werk, dat zij als leiders van den arbeid verrichten? Och, dit kon men de goegemeente wijsmaken, toen de kapitalist nog in den regel zelf zijn bedrijf bestuurde. Doch in den tijd van de heerschappij van het bankkapitaal, een tijd waarin de kapitalisten meer en meer aandeelhouders in ondernemingen worden, en de leiding overlaten aan — 27 - in hun loondienst staande personen, kan men zelfs Joris Goedbloed dien leugen niet meer op de mouw spelden. Zoo een zondvloed duizenden kapitalisten verzwolg, de voortbrenging van den rijkdom zou geen sekonde stil behoeven te staan. Het zou blijken, dat de van den aardbodem weggevaagden, niet een enkel wieltje vormden van het groote raderwerk van den Dek»pitaü»*knn arbeid. En toch zijn zij zoo machtig, toch groeit hun ""fik wf" rijkdom gestadig aan, omdat ,zij de bezitters zijn der bedrijfsmiddelen. Voor de maatschappij zijn zij overbodig geworden. Zij hebben zich ontwikkeld tot parasieten op de welvaart van het volk. Zal de groote massa blijven zwoegen en ontberen om een overtollige klasse weelde en aanzien te verschaffen? NIKS AAN TE DOEN!.. Er helpt geen lieve-moederen aan, wij moeten erkennen, dat de sociaal-demokratie gelijk heeft, wanneer zij zegt: De hedendaagsche, de kapitalistische maatschappij Niet» bestendig» verandert voortdurend. Dit is niet aan ons te wijten Wer of aan ons te danken. Wij zijn er zoo onschuldig aan als aan de geboorte van onze grootmoeders. Wij wijzen slechts op het feit, dat door die veranderingen, door den gang der maatschappelijke ontwikkeling, de grondslagen worden gelegd voor een andere, een socialistische maatschappij. Wil dit zeggen, dat wij de armen over elkaar kunnen slaan en een pijpje opsteken, om geduldig te wachten op den grooten dag, die ons een betere en Wijdere wereld brengt? Het kapitalisme Indien wij dat doen, komt dien dag nooit. i'ocuu.ti.'ch. Zelfs al zouden de groot-kapitalisten de geheele «■""•chappij voortbrenging organiseeren en regelen (de trusts gaan kadrau' dien weg reeds op), dan zou hierdoor geen socialistische maatschappij geboren worden. Dan zouden wel de grondslagen zijn gelegd en de muren opgetrokken, maar het gebouw zou een dwangburcht zijn, van waaruit almachtige geldvorsten over een onderworpen en schatplichtige menschheid heerschten. De kapitalistische maatschappij geeft aan de menschheid niets minder, maar ook niets meer dan de mogelijkheid vanhetsocialisme.Ofdiemogelijkheid werkelijkheid — 28 - zal worden, hangt van den mensch af. Zonder den wil en de daad van den mensch komen de bedrijfsmiddelen niet in maatschappelijk bezit en beheer. uïkiZmmk&£ï, Op den goeden wil der kapitalisten hebben wij niet van hen die te rekenen. Nooit heeft een klasse vrijwillig van haar machtig zijn op bevoorrechte positie afstand gedaan, Wat zij willen is: de handhaving van het kapitalistisch stelsel. En zoolang zij over de machtsmiddelen van den Staat beschikken, kunnen zij dat metterdaad doen. Maar de wil om het socialisme te brengen leeft wel in het proletariaat. De arbeidersklasse is door geen enkel belang — zelfs door geen schijn van belang — Het geid den aan het kapitalisme verbonden. Het socialisme beteekent arbeid te bevrij- voor de arbeidersklasse de verlossing uit de loonIttdcabve^9! slaveri"j- het einde van knechtschap en ontbering en onzekerheid van bestaan. Haar wil wordt versterkt door het weten, dat haar belang één is mei het belang der menschheid, omdat de strijd voos het socialisme een strijd is voor den wereldvrede en algemeene welvaart en beschaving. En haar wil moet sterker worden, waar, bij den toenemenden rijkdom der maatschappij, het verschil tusschen wat is en wat kon zijn gestadig grooter wordt. En tegelijk groeit in de arbeidersklasse de kracht tot de daad. Het proletariaat neemt toe in aantal, in ontwikkeling, in organisatie. Zijn wassende macht werpt reeds een schaduw over de harten van hen, die hun heerschappij voor eeuwig gegrondvest waanden. Want Aan u, o volk, je uitkomst van den strijd is niet twijfelachtig. Wij de zegepraa. over(ireven, toen wij zeiden, dat de ontwikkelingsgang van de maatschappij alleen de mogelijkheid van het socialisme schept. Hij vermeerdert tevens den afkeer van het kapitalisme. Hij brengt het overwicht in getalsterkte steeds meer aan de zijde van hen, wier belangen met het behoud van het kapitalisme onvereenigbaar zijn. Arbeiders, mannen en vrouwen, gij die tot heden u verre hield van den strijd uwer klasse, het is thans aan u haar kracht te vergrooten, haar zegepraal te verhaasten. Bedenkt: de macht van den tegenstander is geducht en hij weet wat op het spel staat. Begeert gij den naam van verrader of klaplooper, blijft dan gedweeë - 29 — werkslaven en futlooze mopperaars. Wellicht kunnen dan uwe kinderen nog genieten van de zegeningen, die j^^f" ea'; het kapitalisme over de arbeiders uitstort. Maar hebt eeniB;t ui gij te veel eergevoel voor die treurige rol, hebt gij moed om te strijden, vereenigt u dan met uw kameraden, u aan bij de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij. * * * Het kan in deze wereld soms raar loopen. Het ging ons als wijlen Saul, den zoon van Kis. Saul trok uit om zijns vaders ezel te zoeken en hij vond een koninkrijk. Wij trokken aan de hand van de Wijsheid, — de wijsheid van wijlen het vrijzinnige koncentratieprogram — er op uit om de misdadige dwaasheid van de sociaaldemokratie te ontdekken. En wat wij vonden was DE ZEKERHEID VAN HET SOCIALISME.