BROCHURES ■»»• 6142 MOEDERSCHAPSZORG - DOOR W. WIJNAENDTS FRANCKEN—DYSERINCK UITGAVE VAN DE NEDERLANDSCHE UNIE VOOR VROUWENBELANGEN H. D. TJEENK WILLINK & ZOON - HAARLEM MOEDERSCHAPSZORG DOOR W. WIJNAENDTS FRANCKEN-DYSERINCK UITGAVE VAN DE NEDERLANDSCHE UNIE VOOR VROUWENBELANGEN H. D. TJEENK WILLINK & ZOON - HAARLEM MOEDERSCHAPSZORG „Tot voor kort ontving het Moederschap poovere erkenning, uitgezonderd dan in ledige phrases." Herbert. Toen de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht op den 27sten April 1919 in de Louis Quinzezaal van Pulchri Studio voor het laatst in jaarvergadering bijeen kwam, werd ernstig overwogen welk werk ter hand zou moeten worden genomen, als binnen enkele weken het algemeen actief en passief vrouwenkiesrecht tot een voldongen feit zou zijn geworden. Onder de programpunten werd toen de moederschapszorg naar voren gebracht en aangenomen. Ieder toch wist en voelde, dat hier zoowel in de zeden als in de wet leemten waren, dat zoowel de maatschappelijke als de rechtstoestand der moeder nog op menig punt herziening behoefde. Want wèl was door de eeuwen heen, althans sinds de Katholieke Kerk in de Maagd Maria ook een vrouwenfiguur in het midden der geloofsvereering bracht, het moederschap tot voorwerp van poëtische en goedbedoelde ontboezemingen gemaakt, maar de harde en bittere werkelijkheid leerde hoe weinig vaste grond hieronder lag, hoe het moederschap ook tot hoon worden kan en zeker onder de tegenwoordige wet op de ouderlijke macht nog een keten kan zijn, die de gehuwde vrouw tot droevige berusting, tot machteloozen opstand ook binnen 4 het huwelijk brengen kan. Maar ook de economische ontbering, die in de financiëel minst bevoorrechte kringen vaak onafwijsbaar met het moederschap hand in hand gaat, het gebrek aan de noodige zorg voor de aanstaande en jonge moeder, de onvoldoende voeding zoowel als het te snel herhaalde gedwongen moederschap, waren kwesties die de geesten bezig hielden, niet minder dan de weinige voorbereiding tot dit belangrijk deel van der vrouwen levenstaak. Moederschapszorg, — het woord dekte al die begrippen en vage plannen en maatschappelijke idealen- en geen enkele stem heeft er zich destijds tegen verheven, al hebben misschien geen tien der aanwezigen'zich een heldere voorstelling gemaakt van datgene, waartoe men eigenlijk komen moest; al liep men in concreto wellicht belangrijk uiteen in zijn wenschen. Sindsdien is er heel wat gedacht en heel wat gesproken en geschreven, heeft menigeen geleerd zich beter rekenschap te geven van wat hem ot haar toenmaals voor den geest zweefde. Het wordt nu ook tijd, dat de Nederlandsche Unie "voor Vrouwenbelangen, wil zij een vaste lijn in deze materie gaan volgen, zich op haar jaarvergadering uitspreke over dat, wat de meerderheid der leden in daden wil zien omgezet. Verba valent usu, kan — gelukkig! —- hier nog niet gelden. Want al hebben eenerzijds de bociaalDemocraten zich van den verlokkenden term Moederschapszorg" meester gemaakt om een staatsuitkeering aan alle moeders, wier inkomen beneden een bepaald maximum blijft aan te duiden, anderzijds ziet men m de Katholieke, pers meermalen eenvoudig particulier liefdewerk voor kraamvrouw en kind met dat woord bestempeld. Zelfs draagt de vroedvrouwenschool te Heerlen, 5 en een door haar uitgegeven maandblad, den naam „Moederschapszorg"! Noch het een, noch het ander ten onrechte. Wat te Zetten wordt gedaan, is evengoed moederschapszorg, als wat het comité voor het geneeskundig onderzoek vóór het huwelijk tracht te bereiken. Het request, door onze Unie destijds aan Minister de Visser gericht om ook de lichamelijke opvoeding van de vrouwelijke jeugd ter hand te nemen, kan evenzeer daaronder gerangschikt worden, als de moedercursussen door Groene en Witte Kruis en vrouwenclubs der S.D.A.P. gegeven, of de enquête onlangs door de Staatsburgeressen m Bunschoten en omstreken ingesteld. Heeft niet mevrouw Boissevain de lichamelijke opvoeding onder bijval onzer jaarvergadering van 24 IV '22 aldus besproken: „Wanneerin later jaren het Nederlandsche meisje slappe spieren heeft en daardoor met met opgewektheid de moedertaak op zich neemt, dan zal zij met recht een verwijt richten tot iedere vrouw, die nu niet trachtte ook voor de meisjes verplichte lichamelijke oefening te verkrijgen!" Moederschapszorg — het woord duidt het immers duidelijk aan — omvat het geheele uitgestrekte gebied van de bij de wet van 1889 tot stand gekomen vrouwenbescherming af, tot het in zeer verre toekomst door sommigen onzer gewenschte moedertoon toe, dat men' nog vrij algemeen als een met verwezenlijkbaar en niet eens schoon ideaal beschouwt. * * * Het gaat dus hierom: welke, verschillende vormen van moeder- 6 schapszorg, men voorde naaste toekomst propageerenwil. Wellicht dat eenige grepen uit de geschiedenis der moederschapszorg er toe kunnen bijdragen, dat ieder voor zich zijne of hare meening makkelijker kan vaststellen. ■ - j Het begin van de geestelijke beweging voor het groote beginsel meen ik te mogen zoeken in het jaar 1863, toen een werkgever in Dornach in de Elzas zijn textielarbeidsters gedurende 6 weken, (gedeeltelijk voor, gedeeltelijk na de bevalling), loon uitkeerde en daarmede het sterftecijfer der zuigelingen van 40 per honderd tot 25 per honderd terugdrukte. Drie jaar later voerde de bekende filantroop Jean Dolfuss in Mulhouse een maatregel in, dat alle arbeidsters van 18 tot 45 jaar 30 centimes in de veertien dagen zouden betalen, waarvoor ze bij de bevalling vrije hulp van een vroedvrouw en zoo noodig van een arts, en zes weken lang 9 francs per week ontvingen. Het eerste dus een zuivere moeder schapsuitkeering, het tweede een soort moederschapsverzekering, waaruit later het geheele Duitsche stelsel van de wettelijke moederschapsverzekering is voortgevloeid. Ten onrechte schrijft Henriëtte van der Mey in de Verzekeringsgids van Augustus 1920 het ontstaan op rekening van de burgerlijke vrouwenbeweging en van de socialistische kringen. Juist is slechts, dat de latere propaganda voor de hoogere waardeering en de geestelijke ondersteuning van het moederschap in die centra is gevoerd. In 1878 krijgt Duitschland dan het eerste 7 arbeidsverbod voor kraamvrouwen gedurende drie weken en in 1889 komt ten onzent de bekende beschermingswet tot stand. In 1897 schrijft Louis Frank in België zijn brochure, ,,1'Assürance Maternelle" terwijl in Parijs een bond Mutualité Maternelle l). ontstaat, welk voorbeeld de veelzijdige feministe mevrouw Versluys—Poelman in Nederland tracht te doen navolgen. De tijden waren daarvoor geenszins rijp; dat het kind onder de vigeerende wetten, de zwakte der gehuwde vrouw kan zijn, wilde men liever niet hooren; dat vrouwen elkander solidair terzijde staan in alle levensomstandigheden, en elkander onderling moeten verzekeren, zoodat moederschap, financieel gesproken, mogelijk wordt, bleek ook nog een fantasmagorie; maar toch kwam uit den smeltkroes een zeer waardevolle instelling, de Onderlinge Vrouwenbescherming, te voorschijn, die heel wat moederschapszorg op haar creditzijde mag boeken. In 1903 schrijft Italië wettelijke rust voor de jonge moeder, zooggelegenheid, en verbod van loonaftrek in zijn wetgeving voor. In datzelfde jaar wordt in Duitschland de Bund für Mutterschutz opgericht, die zooveel voor sexueele hervorming en saneering gedaan heeft; en vijf jaar later geeft Alice Salomon haar boek „Mutterschutz und Mutterschaftversicherung" in het licht. Dan vindt in datzelfde jaar 1908 het groote internationale congres voor sociale verzekering in Rome 1) Deze heeft, terwijl dit geschriftje ter perse is, een congres in voorbereiding, waaruit men zou opmaken dat het karakter van deze stichting geheel gewijzigd is, n.1. van Mei—Oct. a.s. internationale tentoonstelling van huiselijk welzijn, in de localiteit der Fransche nationale LandbouwMaatschappij. 8 plaats, dat een belangrijken duw in de richting der moederschapsverzekering geeft. In 1910 werden door een wet in Italië aldaar alle arbeidsters van 15 tot 50 jaar verzekerd. Voor de arbeidsters onder de twintig jaar bedroeg de premie één lire, voor die daarboven twee, waarvan de helft door dén werkgever de helft door de werkneemster werd betaald. Of en in hoeverre Mussolini hierin verandering heeft gebracht, heb ik niet kunnen nagaan. In het jaar 1911 trekt de S.D.A.P. ten onzent voor de moederschapsverzekering op en pas later maakt men volte face en verklaart zich voor een totaal verschillend stelsel, n.1. de premievrije moederschapsuitkeering. Aan de motie hierover, die nimmer in behandeling is genomen, blijft de naam van de eerste vrouw in de Tweede Kamer, Suze Groeneweg, verbonden. Wonderlijk is het, dat het door de S.D.A.P. verlaten standpunt thans in het program der Christelijk-Historische partij te vinden is, met dien verstande dat men de moederschapsverzekering slechts voor de gehuwde vrouw wenscht. Ook de Vrijz. Dem. zinnen op moederschapsverzekering. Althans in het rapport van de commissie, benoemd door het hoofdbestuur van den Vrijzinnig-Democratischen Bond tot onderzoek van het vraagstuk der sociale verzekering, leest men: „De commissie is van oordeel, dat het vraagstuk der moederschapsverzorging het best is op te lossen door zwangerschap en bevalling met ziekte gelijk te stellen. Wanneer de ziekenverzorging dan aanstonds wordt uitgestrekt tot het gezin van den arbeider, is, voorzoover de arbeidster en de arbeidersvrouw betreft, tegelijk in de moederschapsverzorging voorzien, en zal die verzorging tot 9 andere groepen worden uitgebreid, naarmate die groepen in de ziekteverzekering worden opgeno■ men." ° De Duitsche wetgeving dateert van 1911- na de revolutie werden de bepalingen verruimd, 'iedere onbemiddelde moeder, ook de niet verzekerde kreeg toen in den regel recht op kraamgeld' gedurende tenminste 10 en ten hoogste 13 weken' Verder werd ook zooggeld uitgekeerd. Cijfers lijken me na de „valuta"-jaren minder op hun plaats; terwijl mij op het oogenblik niet bekend is, hoe na de stabilisatie de uitkeering-in goudmark geregeld is. In Engeland werd bij de National Insurance Act van 1911 „maternity benefit" ingevoerd. Vrouwen en weduwen van verzekerden zoowel als de verzekerde arbeidsters zelf, hadden recht op uitkeering, mits bij gedwongen verzekering 2b, bij vrijwillige verzekering 52 weken waren verloopen sinds het aangaan der verzekering Bij achterstand in het betalen van de premie gedurende meer dan 26 weken vervalt het recht op uitkeering. De maternity benefit is opzettelijk los gehouden van de „sickness" en „disablement" benefit en uitdrukkelijk vindt men in Everybody's Guide to the National Insurance Act nog eens vermeld: „in fact medical benefit does not include any nght to attendance or treatment in respect to a confinement." De sh. 30, waarop allen dus recht hadden, ook de ongehuwde moeder, waren uitdrukkelijk bestemd „to cover the expense of doctor, nurse or midwife, as the case may be and comforts during her confinement." De gehuwde vrouw of weduwe had dan daarenboven recht op ziekengeld, alles samen tot £ 3 toe- de ongehuwde was daarvan gedurende een maand na de bevalling uitgesloten, tenzij haar ziekte met de 10 bevalling in geenerlei verband stond. Na den oorlog is dit onderscheid vervallen. Dat men in Engeland intusschen nog lang niet voldaan is, blijkt uit de feministische brochures, oa van de bekende predikante Maud Roydon, en uit de actie door Miss Rathbone, vrederechter en gemeenteraadslid in Liverpool, ook tijdens het congres te Genève in 1920 ingezet: een actie, die aanvankelijk aan moedertoon deed denken, maar thans bedenkelijk in de gezinsloonnchting schijnt te gaan. Krasser nog lijkt me dat in Februari j.1. opnieuw in het Lagerhuis de aandacht gevestigd werd op de wenschelijkheid van pensioenen *) voor 1) Ook de internationale terminologie laat te wenschen over Waar Versicherung of Insurance of assurance gebruikt wordt, is de zaak eenvoudig genoeg. Maar moeten we motherwage, motherpensions, en endowment of motherhood, alle drie met moederloon vertalen? ün is dit woord niet in elk geval verkieselijk boven het dwaze moederpensioen dat nu ook het Volk van 22 Maart weer overneemt en op die wijze burgerrecht gaat verschaffen ? Immers het zwaartepunt ligt in den arbeid, dien de moeder te verrichten heeft in huis. Zoo is dit moederloon geenszins, gelijk mr. Frida Katz beweert „een belooning voor den dienst door haar aan den Staat bewezen door het feit van haar moederschap." (Prae-advies congres voor Sociale Verzekering). Het is niet moeilijk om op die wijze een — psychologisch begrijpelijken — weerzin tegen het moederloon-beginsel te kweeken of aan te wakkeren, maar het is niet juist. Niet minder betreurenswaardig is dat mevr. Wibaut in het bovenbedoeld Volk-artikel de zaak bederft door de opmerking dat door het moederloon de kinderen in zekeren zin Staatskinderen zullen worden. — Hoe ter wereld wordt 'men wijs uit de Fransche voorstellen waarin lustig dooreen gebruikt worden „matermte alimentée, allocation aux mêres, subvention aux mères Kan niet „Mutterschutz", „Unterstützung der Mutterschaft Mutter und Kinderbeihilfe" alles beduiden? Al die' termen, in de debatten van de Internationale 11 moeders : te geven aan alle weduwen met kinderen of moeders, wier kostwinners invalide zijn geworden, tot een bedrag dat hoog genoeg is voor de opvoeding en het onderhoud der kinderen. Zulke pensioenen moeten door den Staat worden verleend en bestuurd door commissie's, die met de armenwet niets hebben uit te staan. Snowden, de kanselier van de schatkist, verklaarde dat de regeering een onderzoek naar het vraagstuk had ingesteld, en als resultaat hoopt ■de regeering in staat te zijn, te geschikter tijd en zonder onnoodige vertraging. de bijzonderheden van een practisch systeem te harer beschikking te hebben. Snowden verklaarde verder dat hij zeer teleurgesteld zou zijn, wanneer — zelfs indien der regeering geen lang leven beschoren bleef, — zij niet in staat zou blijken aan de beste van haar maatregelen ook dezen maatregel van rechtvaardigheid toe te voegen, zooals die thans wordt voorgesteld. Als kanselier van de schatkist moest hij echter aandacht schenken aan de financiëele zijde van het voorstel; en men moest niet vergeten dat zóóveel dingen van hem werden verwacht, dat het wonder van de brooden en de visschen er eenvoudig bij was! Hij wees er op, dat men niet te doen had met een concreet voorstel, belichaamd rn een ontwerp voor het Parlement, maar met een bijeenkomst van den I. C. W. te Kristiania kalm door elkaar geward, geven alleen houvast, als ergens reeds een duidelijk omschreven wetgeving bestaat. Wat dit laatste betreft, weten we dat hst moederloon of, zooals het ten onrechte betiteld wordt, moederpensioen in enkele verafgelegen staten is ingevoerd, zonder dat opgaven werden verstrekt; en voorts dat een zeer duidelijk uitgewerkt en verdedigd maar ook al weer bestreden stelsel in de gemeente Kristiania is ingevoerd. Zie blz, 51 e.v. 12 motie die het principe aangeeft en deneisch stelt. Daarmee gaat de regeering volkomen accoord. — Voor de motie hebben, volgens het Volk van 14 Maart 1924 zoowel de conservatieve lady Astor als de liberale Mrs. Wintringham gestemd. * Een deel van the Empire bracht het reeds tot een wetsontwerp in dien geest, n.1.: Nieuw ZuidWales, waar men aan moeders-weduwen 10 sh. per week voor ieder kind tot het veertiende jaar wenschte uit te keeren. Voorts 6 sh. per week vanaf het derde kind tot het veertiende jaar, aan vrouwen wier mannen minder dan 182 sh. in de week verdienen. Deze toelagen zouden aan moeders persoonlijk uitbetaald en alleen verleend worden aan personen, die meer dan twee jaar in Nieuw Zuid Wales wonen. Het ontwerp heeft een storm van kritiek uitgelokt. De kosten van den maatregel staan de aanneming in den weg. Eerst wilde men een staatsloterij invoeren om in de gelden te voorzien; maar dit plan is losgemaakt van het ontwerp. De vrouwenvereenigingen zijn verdeeld in haar oordeel omtrent het wetsontwerp. De kosten worden berekend op £ SL000.000, waarvan £ 500.000 op andere uitgaven voor steun kunnen worden bespaard. Toch zit men er niet stil, en sindsdien heeft het ministerie van Arbeid de instelling van een ministerie van moederschapszorg overwogen. Of niet in elk land als onderdeel van de afdeeling volksgezondheid iets dergelijks noodig ware, lijkt me nauwelijks de vraag; en dat dan de leiding in de handen van een vrouw behoorde te wezen, staat voor me vast: organisatorisch hebben de vrouwen waarlijk wel bewezen voor de mannen niet te hoeven onder- 13 doen. In tijden van economischen opbloei zou dan vóór alles een zeer krachtdadige indirecte moederschapszorg door Moederschapsconsulenten provinciaal zijn in te voeren, iets wat waarlijk niet van minder algemeene beteekenis ware dan Zuivelconsulenten of Rijksmiddenstandsadviseurs en waarvoor de beste krachten van de Rotterdamsche school .voor leeraressen in kinderverzorging en opvoeding uit den aard der zaak in aanmerking zouden komen. Doch laten we ons niet in schoone toekomstdroomen verdiepen en liever nuchter vermelden, dat het overige Australië sinds 1912 aan alle moeders bij bevalling £ 5 uitkeert en dat Saskatsjewan, een district in Canada, dezer dagen dezelfde bepaling heeft aangenomen. Alles berichten, die we aan Jus Suffragii of via de N. Ct. aan het nieuwsbureau van de Intern. Suffr. Alliance ontleenen. In 1913 kent een wet in Frankrijk de arbeidster-kraamvrouw 1.65 frs per dag toe. De stad Parijs voert terzelfdertijd een zoogpremie in, die aan den man wordt uitgekeerd. Thans is een nieuwe beweging in dat land ontstaan, en in het bekende republikeinsche dagblad Le Quotidien kan men bij herhaling met vette letters de volgende uitspraak lezen: „Toute femme en état de gestation a le droit de viyre la vie spéciale — la vie sans privation, sans fatigue et sans sursaut — qui est indispensable a elle-même et a 1'enfant qu'elle porte. La société doit donc — s'il en est besoin — pourvoir a 1'entretien convenable de cette femme. Et cela sans attente, sans vexations, sans formalités inutiles." In 1914 wordt in Noorwegen een wet aangenomen, die met 1 Jan. 1915 in werking treedt, 14 waarbij verzekering wordt ingevoerd met een uitkeering van 40 kr. en geneeskundige behandeling bij bevalling, benevens 60 cents per dag, twee weken vóór en vier weken na de bevalling. In een ontwerp Ziekteverzekeringswet van 14 October 1919 werd in Zweden omtrent de moederschapsverzekering voorgesteld: „Gratis hulp bij bevalling gedurende 56 dagen, waarvan 14 dagen vóór de bevalling volledig ziekengeld, minimum 1 kr. per dag. Als de vrouw blijft doorwerken voor werkgever, wordt niet uitbetaald. Voor vrouwen, die haar kind voeden: ziekengeld (als bijdrage voor zoogende moeders), vanaf den 42sten dag na de bevalling tot hoogstens gedurende 50 dagen. Getrouwde vrouwen, die niet buitenshuis werken: vrije hulp bij bevalling, ondersteuning gedurende 56 dagen a 1 kr. per dag. Inderdaad 1'idée marche! * * Ook tal van andere landen hebben in hun wetten het een en ander tot stand gebracht, dat zeker tot moederschapszorg gerekend mag worden, al zijn ze nauwkeuriger omschreven door het woord moederschapsbescherming, — welk woord, naar ik meen, een vaste en door niemand meer aangevochten beteekenis heeft verkregen, en — dat de maatregelen omvat, die moeder en ongeboren kind, zoowel als jonge kraamvrouw, tegen lichamelijk letsel in den ruimsten zin des woords beschermen. Wetgevingen betreffende rusttijden dus, die veelal voor en na de bevalling zijn voorgeschreven. Hiertoe behooren Bulgarije, Argentinië, Japan, Oostenrijk, Roemenië, Griekenland, Natal, Tunis, Spanje, Zwitserland (geen overwerk toegelaten een jaar na 15 de bevalling), Servië, Ned. Indië (rusttijd voor de geboorte aan het oordeel der vrouw overgelaten), Coahula de Zaragozza (Mexico), waar• gedurende de voorgeschreven 40 dagen rust na de bevalling behoud van vol loon is gewaarborgd. Sinds de laatste wijziging in de Arbeidswet 1919 luiden de tegenwoordige bepalingen ten onzent aldus: ,,le. Een vrouwelijke arbeider mag geen arbeid verrichten binnen acht weken na haar bevalling. De tijd gedurende welken vóór haar bevalling geen arbeid is verricht, komt tot ten hoogste twee weken in mindering van den in den vorigen volzin gestelden termijn. Indien de vrouwelijke arbeider gehuwd is, mag zij na haar bevalling geen arbeid venrichten, voordat overeenkomstig het bepaalde in art. 67 de datum dier bevalling is aangeteekend. 2e. Het hoofd of de bestuurder eener onderneming is verplicht te zorgen, dat aan een vrouwelijke arbeider die een borstkind heeft en hiervan aan hem kennis geeft, behoorlijk gelegenheid gegeven wordt, haar kind te zoogen." Men lette op de cursiveering. Overigens blijkt dus dat van geldelijke vergoeding geen sprake is. Welnu juist dat niet doorgaan van het loon en het niet bestaan van een wettelijk geldelijk stelsel, heeft de drie systemen doen ontstaan, die ongetwijfeld ook onder moederschapszorg gerangschikt kunnen worden, maar die toch an und für sich veel beter met een anderen, concreter term worden aangeduid. Waarover straks nader. Het droevige is natuurlijk dat de loonarbeidster, die uit haar verdienste raakt op het oogenblik dat er méér geld noodig is, zich toch geen rust gunt, veel te vroeg opstaat om tenminste te zorgen dat het huishouden niet verwaarloosd wordt, en dat zij tot het laatste moment voor de bevalling aan de waschtobbe staat of ander zwaar werk verricht. 16 Men verheze evenwel niet uit het oog, dat datzelfde ontoelaatbare sjouwen ook geschiedt, waar de vrouw hetzij geldelijk betaalden .huisarbeid verricht, hetzij alleen maar ploeterende huisvrouw is Nu heeft als eerste poging tot een internationale regeling de bekende Washingtonsche Conferentie tot resultaat gehad, dat men vraagt: h verbod van arbeid binnen zes weken na de bevalling. 2. recht om den arbeid neer te leggen zes weken voor den vermoedelijken datum van bevalling 3. recht op uitkeering van ziekengeld over den onder sub 1 en 2 genoemden tijd. 4. recht op kostelooze medische hulp. 5. recht op gelegenheid om het.kind gedurende den werktijd te zoogen. 6. verbod om de vrouw den dienst op te zeggen gedure-nde zekeren tijd voor en na de bevalling Op 20 Mei 1923 verklaart de intern, soc dem vrouwenconferentie te Hamburg gehouden dit de eerste stap" (Zie pag. 28.) Dit alles, het is duidelijk, omvat uitsluitend de loonarbeidster buitenshuis. En nu is naar de meening van tal van ethische feministen en ook van het Uniebestuur het groote gevaar hierbij t' jdat het den indruk vestigt alsof vrouwenarbeid buiten het gezin van grooter maatschappelijke beteekenis en moeilijker is, dan de arbeid binnen het gezin. Dat is nu geenszins het geval. Voortdurend echter ontstaat er misverstand omdat men de maatschappelijke lagen niet uiteen houdt. Omdat wij eenerzijds zeggen: recht voor de vrouw op arbeid buitenshuis, aangezien ze binnenshuis in bepaalde groepen een economisch onnut leven leidt; recht voor de vrouw van het intellectueele type op arbeid buitenshuis, opdat zij met het door dien arbeid verdiende geld zich een andere 17 werkkracht zal kunnen verschaffen, die het eenvoudiger maar fysiek zwaardere huiswerk van haar afneemt (èn zij zelf èn de kwaliteit van wat zij praesteert zullen uitwijzen of zij tot dat type behoort, en de Staat mag haar niet beletten zich als zoodanig in volle kracht te ontwikkelen), maar omdat we andererzij ds evenzeer erkennen, dat vooral in den boerenstand, op het platteland waar de vrouw uit de burgerkringen wellicht haar groenten tuin en pluimvee te verzorgen heeft, ja, overal waar de huisvrouw zelf alles naait en verstelt en wascht en kookt, het huiswerk van eminent belang is en niet lager mag worden aangeslagen dan de praestatie van de officieele „arbeidster"-. Krijgt nu de „arbeidster" vergoeding, opdat zij zich rustig kan houden en voor dat loon hulp in huis kan nemen, de „niet-arbeidster" heeft daarop evenzeer recht. Het scheppen van onderscheid zou ten nadeele van de positie der waarlijk goede, d.w.z. ook-economisch-beteekenisvolle huisvrouw leiden. Daarom wenscht menigeen die Washingtonsche bepalingen geenszins. Gaan dezulken daarom zóóver als eenmaal de vrouwenbeweging in Denemarken, die zich tegen alle kraamvrouwbescherming verzette, omdat daardoor de vrouw een dure arbeidskracht zou worden? Ik voor mij zeker niet. Dwang acht ik dan, maar ook alléén dan toelaatbaar indien de volksgezondheid bedreigd wordt. Dan moet de Staat wijzer zijn dan de individueele kortzichtige medeburgers. Maar voor het overige dient óf het versterkt verantwoordelijkheidsbesef óf de philantropische gezindheid verbetering te brengen, indien misère ontstaat die het gevolg is van vrije wils- 18 handeling. De moederschapsuitkeering, die zeker 1 de bezwaren van scherpe onderscheiding tusschen ! arbeidster en huisvrouw ondervangt, is m.i. niet j te aanvaarden om deze overwegende reden: dat ze den één laat opkomen voor de onnadenkendheid of ' zorgeloosheid van den ander, voor wien moral checks, zoomin als andere remmen bestaan. In dit opzicht is zeker meer te verwachtèn van een betere huwehjkswetgeving; van de algemeene gelijkstelling van man en vrouw, zoodat het begrip bezitsrecht er eindelijk uitraakt; van de ernstige opvoeding van den man voor zijn gezinstaak. Vier vadercursusseh, uitgaande van de afdeeling der Vereeniging voor Onderwijs in Kinderverzorging en Opvoeding, vinden dezen winter in Amsterdam plaats. Daar moeten wij heen. En het is dan ook met vreemd, dat bij de groote Engelsche enquête, door eene coöperatieve vrouwenvereeniging over de toestanden bij bevalling en kraambed onder zeker met de minst ontwikkelden onder de arbeidersvrouwen gehouden, onder de leden n.1. van coöperatieve vereenigingen, — welke enquête verscheen onder den simpelen titel „Maternity letters of working women",- glashelder bleek, dat die vrouwen er het best aan toe waren, wier mannen persoonlijk goed voor haar zorgden. „Geen pleegzuster kon mijn bed heerlijker opmaken dan mijn man het deed"; „al weken voor mijn bevalling hielp mijn man mij aan de wasch, wrong alle zware stukken en hing alles op", getuigden enkele bevoorrechten onder haar. Alles samen 10% van de ondervraagde vrouwen! En wanneer dan anderen, zonder een enkele klacht overigens, vertellen hoé zij zoo spoedig mogelijk na haar bevalling weer naar de fabriek gingen, omdat de man werkeloos was; hoe vroeg ze moesten opstaan om eerst het kindje te kleeden, het eten gedeeltelijk klaar te 19 rm laken en het kleintie kwartier naar grootmoeder te brengen en het na fabriekstijd weer terug te halen , dan bruist het in ons op bij de gedachte wat een lammeling zoo'n vader is, die tenminste die anderhalf uur loopen aan zijn vrouw-kostwinster had kunnen besparen! Maar door de heele inrichting van de maatschappij wordt hij immers in den waan gehouden, dat de vrouw er is, „om hem onderdanig te zijn": en uit vrouwenmond zelf hooren we het: de verstandige vrouw stelt zich achter en onder den man". (N. Ct. 24 III '24). Wie een dergelijke levenshouding propageert, is mede oorzaak van het ontzettend vrouwenleed dat, in de armste standen wellicht meer tastbaar, doch — zorgvuldig verborgen — ook wel degelijk in meer gefortuneerde , kringen te vinden is. Daarom is verbeterde huwelijkswetgeving en de gelijkstelling van man en vrouw op ieder gebied een der beste maatregelen om het moederschap te beschermen. Conclusie, waartoe de enquête commissie, die bovenstaand boek uitgaf, eveneens kwam1). 1) Ter bevestiging hiervan ontleen ik aan een schrijven, dat ik niet lang geleden ontving van een ongehuwd man, die uitsluitend voor zijn zaak en voor zijn sport leeft en als jager de provincie Brabant in alle hoeken leerde kennen, het volgende, dat mij wer,1 meegedeeld naar aanleiding van een artikel over moederschapszorg: ,,Op een Brabantsche boerderij wordt in het algemeen een vrouw minder geacht dan een koe: Gaat de vrouw dood, zegt de boer, dat is erg, vooral als zij een goede werkkracht was, maar ge kunt nog wel een andere krijgen en voordeelig 20 Bekijken wij thans de moederschapsverzekering. Terzelfdertij d dat in Washington de regeeringsafgevaardigden bijeen waren, vond een congres van arbeidsters plaats, dat tien besluiten aannam, waaronder nu weer in eens die wensch opduikt: moederschapsverzekering voor alle industriearbeiders. Indien dit onderlinge verzekering zou beduiden, ware over de zaak te praten. Wordt het echter weer Staatswerk, dan zullen ongetwijfeld velen, die in de laatste j aren zoo hartgrondig genoeg kregen van noodelooze ambtenarij, zich daartegen verzetten. Te meer, waar we in Holland met twee wetten te doen krijgen: de ziektewet-Talma (waaraan de Raden van Arbeid onverbrekelijk vastzitten!) waardoor de vrouw-arbeidster van den eersten dag af 100% van het gemiddelde der loonklasse waartoe ze behoort als uitkeering zal ontvangen; en het ziekteverzorgingswetsontwerp, dat voor verloskundige hulp zal zorgen. Anna Polak stelde, in een belangwekkend artikel in Sociale - Voorzorg van Febr. '21, den eisch, die beide wetten in één soms ook. Maar gaat de koe dood, dan kost het ,,oe zak". Betere bescherming van de boerenvrouw na een bevalling of een georganiseerde hulpverleening zou een zegen zijn voor vele moeders, welke thans door schrielheid en onwetendheid ontijdig aan hun kinderen ontrukt worden. De meeste boerenvrouwen doen slechts enkele dagen na haar bevalling weer zwaar werk. Hierop moest een zware geldboete staan, het eenige waarvoor een boer gevoelig is." Van een ruim verbreide kennis omtrent Eerste Hulp bij Ongelukken verwacht de schrijver reeds verbetering; hij zelf heeft daarmede, onder de hand vechtende tegen den dwaasten buurvrouwenraad, een vrouw met een bloeding tengevolge van zwaar werk bij een kraambeen, nog tijdig kunnen redden. 21 verzekeringswet samen te smelten, en ziekte- en kraamverzekering gescheiden te houden. ' M.i. volkomen terecht merkt ze verder op: „ten opzichte der kraamverzekering mag er nooit van iets anders sprake zijn dan van een vrijwillige verzekering. Want het komt ons uitermate onbillijk voor, dat de ongehuwde en onvrijwillig kinderloos blijvende vrouw een hoogere premie zou moeten betalen (want het spreekt van zelf, dat de premie voor ziekte- en kraam-verzekering hooger loopt dan voor een dier beide alleen), terwille eener kans, die zich voor haar persoonlijk nimmer kan voordoen." Me dunkt, dat ditzelfde even sterk geldt voor de vrijwillig kinderloos-blijvende vrouw, die men ook wel degelijk onder de volksklasse begint te vinden. „Wij zouden," aldus nader de schrijfster, „ten slotte wat hare verhouding tot de toekomstige ziektewet betreft, het corps der potentiëele kraamvrouwen in drieën willen verdeelen: loonarbeidsters, die onder de arbeidswet vallen, loonarbeidsters, die niet onder de "arbe:dswet vallen en niet om loon arbeidende onbemiddelden. En behalve dat wij ziekte en kraam verzeker ng (binnen het kader derzelfde wet) gescheiden wenschen, zouden wij die laatste wederom in tweeën willen zien verdeeld: eenerzijds voor verloskund'ge hulp, benevens een vast bedrag van b.v. / 50.— ter bestrijding van de bijzondere u;tgaven, voor iedere vrouw aan bevalling en lactatie-per'ode verbonden; andererzijds, voor geldelijke uitkeering wegens derving der gewone verdienste. Alles zou door een en hetzelfde — erkende en van overheidswege gecontroleerde — fonds verstrekt moeten worden; evenals de verschillende premiën tegelijkertijd en op een en dezelfde quitantie zouden moeten worden geind". 22 Onder die quitantie-formulieren noemt Anna Polak dan als derde: voor ziekenverzorging ziektegeld en kraamvrouwverzorging ten behoeve van alle arbeidsters, die onder de arbeidswet vallen met uitzondering van die, welke geen belang hebben bij verzekering voor kraamvrouwen-verzorging, en als vierde: voor ziekenverzorgingen kraamvrouwverzorging ten behoeve van alle vrouwen, die moeder hopen te worden doch geen bezoldigden arbeid verrichten, als vijfde: voor ziekenverzorging, ziektegeld, kraamvrouwverzorging en kraamgelden ten behoeve van alle vrouwenlijke'arbeidskrachten, die, ofschoon bezoldigd werk verrichtend, niet onder de arbeidswet vallen en voor wie het moederschap niet tot de onmogelijkheden behoort. „Wij zouden dus wenschen, dat de onbemiddelde getrouwde vrouwen, die niet in loondienst werkzaam zijn: de overgroote meerderheid in ons land, zich vrijwillig zouden verzekeren voor zieken- en kraamvrouwverzorging, in welke laatste dan begrepen moet zijn de uitkeering van een vast bedrag, van / 50.— bijv., in 't bijzonder ter bestrijding der kosten voor tijdelijke vervanging der rust-behoevende huisvrouw, en voor extra-voeding der jonge, zéker de zoogende, moeder. Gezien de tastbare voordeden, vermoeden wij, dat binnen korten tijd een groot deel der vrouwelijke bevolking tot die vrijwillige verzekering zou zijn toegetreden. *Voor de geheel onvermogende zou de premie door anderen: philanthropische vereeniging, kerkelijk of burgerlijk armbestuur, kunnen worden betaald. Dat laatste lichaam zou, tenzij op andere bevredigende wijze (door armendoktoren, gemeentelijke vroedvrouwen, voldoende ziekenhuisruimte, voldoende kraamvrouwenklinieken, ge- 23 meentelijke wijkverpleging, van de gemeente uitgaand maatschappelijk ziekenhuiswerk.. ..) in zieken- en kraamvrouwverzorging is voorzien, tot die premiebetaling zelfs kunnen — o.i. moeten — worden verplicht. De arbeidsters, die onder de Arbeidswet vallen, zouden, met uitzondering van degenen, die in dienst zijn van een publiekrechtelijk lichaam, en uitteraard tevens van degenen, wier inkomen het wettelijk vast te stellen maximum te boven gaat, gedwongen zijn zich te verzekeren voor ziekenverzorging en ziektegeld; doch bevoegd, zich daarnevens te verzekeren voor kraamvrouwverzorging (waar dan steeds die uitkeering van het vaste bedrag, dat wij onder de tegenwoordige omstandigheden op / 50.— -zouden willen bepalen, aan verbonden is). Voor kva.3muitkeering zouden deze vrouwen zich niet behoeven te verzekeren; omdat, volgens ónze opvatting van deze zaak, de Staat — die gedurende een tijdvak van 8 weken het werken, dus (althans in de meeste gevallen) ook het geldverdienen, verbiedt — zedelijk verplicht moet worden geacht, om zonder premie-betaling, uit de Staatskas, gedurende dien tijd volledige schadeloosstelling wegens loonderving te verstrekken. Deze questie zou geregeld moeten worden, niet in de Ziekte-, maar in de Arbeidswet. Een nieuwe titel zou moeten werden ingevoegd: „Van de Schadeloosstelling"; en in één enkel artikel, luidende: „De Staat verleent schadeloosstelling, tot de hoogte van hét werkelijke loon, voor de verdienste, die een vrouw derft in de 8 weken vóór en na bevalling, gedurende welke haar krachtens het bepaalde in art. 11 het verrichten van arbeid in den zin der wet is verboden. In natura genoten loon zal op zijn geldswaarde worden geschat," — ware 24 deze zaak rechtvaardig en afdoende te regelen " lot zoover Anna Polak. Laat ik hieraan toevoegen, dat ik ten eenenmaïe niet kan inzien, waarom .een dergelijke verzekering met ook voor met-onbemiddelden zou gelden die toch ook in steeds meerdere mate in ziekte- en ongevallenverzekering zich doen opnemen. Mocht dus de Staat er zich mee bemoeien, dan zou ik een inkomensgrens, zooals nu ook bij de ouderdomsyerzekenng bestaat, ontoelaatbaar achten. Maar tevens is het. mij als niet-verzekeringsspecialiteit aUerminst duidelijk, hoe een dergelijke „verzekegefinancierd zou moeten worden. Geenszins S?^*,1"* ^ler een "risico" verzekering, waarbij de kans, dat niet zal behoeven te worden uitgekeerd, toch een niet-onbelangrijk percentage uitmaak . Want de meeste getrouwde vrouwfn krijgen kinderen. En wanneer zij dan bij het sluiten van het huwelijk ■) gaat betalen, wordt er immers zelden een meer dan tien, twaalf maanden durende reserve gevormd. Terwijl bovendien de verzekerde het zelf vrijwel in de hand heeft hoe vaak ze van de uitkeeringen gebruik zal wenschen te maken! We mogen en kunnen het biologisch feit nimmer uit het oog verliezen dat de vrouw het kind wil De „toenemende weerzin tegen het moederschap in bepaalde kringen, de anti maternelle neiging, waartegen Ellen Key in haar boek ,,ue Vrouwenbeweging" waarschuwt, doet aan dit^eenvoudig feit niets af; noch ook de inderdaad ') Niet ondenkbaar scheen een paar H. B. leden, dat alle th»« V°9v ™eisJ'es zo° j°ng mogelijk een „moederUP *r?™ V ^Unt Z°Uden aanSaan> ^arvan de uitie;7 kij ^valling zon plaats hebben óf tot een vaste '™ na het 50ste levensjaar, aan de kinderloozen, die op dn™ ?gr? St6U" v^n kinderen missen. In den trant dus van studiebeurs of „spaarkas" uitkeering . 25 eigenaardige ervaringen in Frankrijk. Want in verreweg de meeste landen is niets van dit alles bemerkbaar, ook al schakel ik de zeer belangrijke cijfers van abortus provocatus niet uit. Drijft nu een verzekering op eigen krachten, en zijn particuliere maatschappijen in staat, in de zaak te vocrzien (waarbij ik, gezien wat heeft plaatsgehad, de noodzaak van scherpe Staatscontrole allerminst ontken), dan zou het er op te wagen zijn. Zoodra echter met Staatstoeslag gewerkt wordt, lijkt me ook zelfs het voorstel Polak, gezien de dichtheid onzer bevolking, niet zonder bedenken. Nog daargelaten of niet zoowel verzekering als premie-vrije uitkeering de ramp van het gedwongen moederschap, juist in de minst beschaafde gezinnen, wier toename uit het gezichtspunt van den Staat zeker niet zoo gewenscht is, in de hand zal werken. En zonder eenigen twijfel zal dit geschieden, indien het verzekeringsgeld aan den man werd uitbetaald. Wel is b.v. in Engeland de man verplicht het geld ten behoeve zijner echtgenoote te besteden en kan hij bij in gebreke blijven daarvan tot gevangenisstraf van ten hoogste een maand, hetzij met, hetzij zonder dwangarbeid worden veroordeeld, maar er schijnt desniettegenstaande heel wat misbruik van gemaakt te worden. „Er is dan ook," aldus Anna Polak, „aan de overzijde van het Kanaal een beweging gaande, ten einde dit geld in ieder geval aan de vrouw zelve of hare gemachtigde, niet langer vanzelfsprekend den man te doen uitkeeren." Vergissen we ons, wanneer we bij een dergelijke „beweging" hier te lande een storm van verontwaardiging voorzien, van hen die een dergelijk uitschakelen van het hoofd des gezins in strijd zullen beschouwen met den door God zelf den man aangewezen positie? 26 Na deze uitvoerige beschouwingen over wat moederschapsverzekering kan zijn, mogen hier voorts worden ingevoegd de Internationale Sociaal Democratische eischen, zooals ze in het jaar 1910 door de vrouwenconferentie te Kopenhagen zijn geformuleerd: a. De wettelijke 8-urendag voor alle arbeidsters boven de 18 jaar, een korter werkdag voor jeugdige arbeidsters en verbod van maatschappelijken arbeid voor kinderen onder 14 jaar; b. Het verbod van vrouwenarbeid voor dien arbeid, welke bijzonder schadelijk is voor de gezondheid van moeder en kind; c. Het verbod van alle arbeidsmethoden, die voor het vrouwelijk organisme bijzonder schadelijk zijn, en daardoor niet alleen de vrouw, maar ook het kind benadeelen; d. Voor zwangeren het recht zonder opzeggingstermijn het werk neer te leggen 8 weken vóór de bevalling; é. Voor kraamvrouwen verbod .van arbeid gedurende 8 weken, als het kind leeft, gedurende 6 weken bij miskraam of doodgeboorte; /. Voor zoogenden de oprichting van vertrekken, waarin ze hun kinderen kunnen zoogen. Inzake de verzekeringswetgeving wenschten de internationaal sociaal democratische vrouwen: a. Een verplichte zwangerschapsondersteuning in geval van door zwangerschap veroorzaakte ongeschiktheid tot arbeiden gedurende8weken. b. Een verplichte kraamvrouwenondersteuning gedurende 8 weken als het kind leeft; gedurende 13 weken als de moeder geneigd1) en in staat is het kind zelf te voeden; gedurende 6 2) Sic! Woorden die de noodzakelijkheid van opvoeding tot het moederschap wel zeer onderstrepen. 27 weken als het kind binnen dien tijd sterft, o) bij miskraam of doodgeboorte. c. Vaststelling van ondersteuning voor zwangeren, kraamvrouwen en zoogenden tegen het volle doorsneeloon. d. Het ontvangen van geneeskundige hulp bij zwangeren en kraamvrouwen en van huishoudelijke verpleging voor de laatsten. verzekering A/^mieV/lje Moedermet over Moederschaps- loon: i) heidssteun uitkeering: („pensioen") alleen gehuw- alleen gehuw- a- Weduwen, den den verlaten en ■—I . gescheiden vrouwen alle vrouwen alle vrouwen b" °d^UW" c. alle vrouwen beneden be- beneden be- beneden bepaalde in- paalde in- paalde inkomens komens komens a. allen a. allen a. auen b mits gehuwd b. mits gehuwd b. mits gehuwd ») Moederloon alleen voor gehuwden is nimmer voorgesteld of ingevoerd. s) Nog ware zeer wel onderscheid te maken tusschen ongehuwden met een of twee en met meer kinderen (onzedelijk gedrag). 58 Ik herhaal, ik noem dit drie wel te onderscheiden financiëele „stelsels". Daarnaast staat dan die moederschapszorg, waar het geld de moeder indirect ten goede komt, die we maar met den naam moederschapsverzorging moesten doopen, terwijl daarentegen bij de: Moederschapsverzekering, Moederschapsuitkeering en Moederloon (pensioen) het geld haar direct ten goede komt. Zou het niet gewenscht en zeer goed moger lijk zijn, dat de politieke partijen op dit gebied nu eens alle vliegen-afvangerij lieten varen? Dat men niet trachtte zich voor een bepaald stelsel van het woord moederschapszorg meester te maken en anderen den term als het ware te ontzeggen? Immers in vele partijen voelt men dat er meer voor de vrouwen in dit opzicht moet worden gedaan, dat de rechten der vrouw moeten worden uitgebreid. Alleen over de wijze waarop, is men het niet eens en zal men het ook binnen afzienbaren tijd niet eens worden. Waarom zien de politieke programma's er niel ongeveer aldus uit: Inzake moederschapszorg wenscht de R.K. Staatspartij moederschapsbescherming en verzekering; wenscht de Gereformeerde Staatspartij ; wenscht de Anti-Revolutionaire Partij moederschapsbescherming en wenscht de Christelijk Historische Unie moederschapsbescherming en verzekering voor de gehuwde vrouwen; wenscht de groep van Houten... ^.... wenscht de Plattelandersbond •; 59 wenscht de Vrijheidsbond moederschapsbescherming en moederschapsverzorging; wenscht de V. D. B. moederschapsbescherming en verzekering; wenscht de Democratische Partij j wenscht de S.D.A.P. moederschapsbescherming en premie-vrije moederschapsuitkeering; wenscht de C. P • Waaruit blijkt, dat de meesten althans voor eenige moederschapszorg natuurlijk op 'de bres zullen komen. Zouden nu de vrouwelijke Kamerleden, die hiervoor toch wel het meest aangewezen zijn, niet den weg kunnen banen? Dan zal toch niemand, die voelt voor de kwestie en die niet totaal verpolitiekt is, langer aan de begripsverwarring meewerken en hen of haar, die over een bepaald stelsel anders denken, verwijten, dat ze voor moederschapszorg niet willen werken of wel, dat ze — de klacht is gedrukt in een artikel' van Professor Aengenent — het woord moederschapszorg „een kwaden klank" bezorgen. De zaak is te ernstig en te ingrijpend om er anders dan goedwillend tegenover te gaan staan. * * * Voor mij zelve staat vast, dat een goede moederschapszorg slechts denkbaar is bij meer eerbied voor de vrouw in zeden en wetten en volkomen gelijkstelling met den man. Terwijl ik aldus zou willen defineeren: „Moederschapszorg is het complex van alle maatregelen, welke rechtstreeks en indirect aan de moeders en aanstaande moeders ten goedekomen. 60 Zij omvat dus verschillende stelsels met directe gelduitkeering: premievrije moederschapsuitkeering, moederschapsverzekering en moederloon, zoowel als de m o e d e r s c h a p s b e s c he r mi n g doo r beperkende wetten en de moederschapsverzorging; (de zorg voor kraamvrouw en kind op verschillende w ij zen) en de opvoeding tot het moederschap." Wil men het zeer kort, dan ware te zeggen: moederschapszorg is de behartiging van de belangen der vrouw als moeder en a.s. moeder. * * Naar de meening van ons hoofdbestuur zullen nu de leden de volgende vragen te beantwoorden hebben, opdat daaruit de opinie van de Unie voor Vrouwenbelangen blijke: A. Bestaat er aanleiding om te bevorderen, dat zwangerschap, kraambed en zoogperiode een voor moeder en kind zoo gunstig mogelijk verloop hebben? B. Bestaat er aanleiding inzake moederschapszorg nog verder te gaan door te bevorderen dat aan moeders rechtstreeksche geldelijke uitkeering, ook na afloop van het sub A bedoelde tijdvak geschiede? (Moederloon.) Zoo ja, welke moeders behooren hieronder te vallen? (alle vrouwen? weduwen en met haar gelijk te stellen vrouwen? ongehuwden met een of twee kinderen? of ongeacht het aantal kinderen?) Bij bevestigend beantwoorden van A rijzen de volgende vragen: 61 1. Dient bevorderd te worden de voorbereidende moederschapszorg? waaronder o.m. valt: de lichamelijke opvoeding der meisjes; het geven van onderwijs in kinderverzorging aan: meisjes, aanstaande en jonge moeders; het inrichten van moedercursussen. Heeft de overheid daarbij een taak en zoo ja, welke? (subsidies, eigen organisatie?) 2. Dient bevorderd te worden de directe moederschapszorg, voor zoover die zich uit in maatregelen, die niet beoogen een geldelijke uitkeering, waaronder o.m. vallen: Wettelijke verbodsbepalingen tot arbeiden. (Moederschapsbescherming.) Verloskundige hulp. Kraamvrouwklinieken. Wijkverpleging voor kraamvrouwen. Huisverzorging voor kraamvrouwen. Consultatiebureaux voor zuigelingen. (Moederschaps verzorging.) 3. Dient bevorderd te worden de directe moederschapszorg, voor zoover zich die uit in maatregelen, die beoogen waar zulks noodig is aan de moeder een geldelijke uitkeering te verschaffen ? Bij bevestigend beantwoorden van 3 rijzen de volgende vragen: a. Is het gerechtvaardigd dat deze uitkeering in welken vorm dan ook, geheel of ten deele worde gebracht ten laste van derden? (Overheid of werkgever?) — Of mag zij alleen voortvloeien uit eigen of onderlinge verzekering? b. Bij beantwoording van vraag a in eerstgenoemden zin, moet dan als ideale regeling wor- 62 den beschouwd dat ook de niet-loonarbeidster deze voordeden deelachtig wordt? c. Moet, voorzoover een regeling als in de vorige vraag bedoeld, hetzij ongewenscht, hetzij voorhands onuitvoerbaar worden geacht, al dan niet het beginsel worden aanvaard dat vrouwen, vallende onder artikel 11 van de Arbeidswet, uitkeering ontvangen? (Washingtonsche Conventie.) d. Moet het verstrekken van een dergelijke uitkeering langzamerhand worden uitgebreid tot andere categorieën van vrouwen en zoo ja tot welke? e. Moet bij het nemen van maatregelen als bedoeld sub b, c en d al dan niet onderscheid worden gemaakt tusschen gehuwde en ongehuwde moeders? /. Moet de uitkeering als bedoeld sub b, c én d zijn: . i;M een kostelooze uitkeering van staatswege? (Premievrije moederschapsuitkeering.) Of uitkeering krachtens gedwongen verzekering. (Moederschapsverzekering.) en zoo ja, hoe en door wie moet in dat laatste geval de premie worden betaald? Moge de poging van ons Hoofdbestuur en de ernstige medewerking van zeer vele.leden bij de beantwoording dezer vragen, kunnen bijdragen om wat meer verheldering over het vraagstuk te brengen, dat reeds zoo lange jaren de geesten van vele vrouwen bezig hield. Dan kan de Unie ook krachtdadig de propaganda ter hand nemen van wat de meerderheid onzer wenschelijk acht. 1924. W. WIJNAENDTS FRANCKEN— DYSERINCK.