MAWI 602 I PRIJS 5 CENT J De Sociaaldemocratische Gemeentepolitiek Radio-rede, gehouden op Zaterdag 7 Mei 1927 door E. BOEKMAN 1927 N.V. „Ontwikkeling" - Keizersgracht 380, Amsterdam Geachte, doch onzichtbare toehoorders. Over een ige weken zult gij, mannen en vrouwen, die den daartoe door de wet geëischten leeftijd hebt bereikt, worden opgeroepen om door middel van het stembiljet uitdrukking te geven aan Uw wensch hoe in de eerstkomende vier jaren de plaats Uwer inwoning zal worden bestuurd. Reeds ziet gij hier en daar, op schuttingen en muren, en soms zelfs ook op de straten, de eerste nog slechts bescheiden teekenen van den naderenden strijd om Uw stem en weldra zult gij ervaren, dat, met het naderen van den verkiezingsdag, de aandrang van de verschillende politieke partijen op U steeds sterker wordt. Gij moet U dus, voorzoover gij dit niet reeds gedaan hebt, terdege rekenschap geven van de vraag op welke wijze en in welke richting het beheer onzer gemeenten in de eerstvolgende vierjarige periode naar Uw meening zal dienen te worden gevoerd. Mijn voornemen is nu U hierbij tegemoet te komen. De beteekenis der sociaaldemocratie in het Nederlandsche politieke leven, en niet het minst in onze gemeenten, is steeds groeiende. Gij hebt er recht op te weten wat deze beweging toch eigenlijk nastreeft. Vanavond zal ik dit slechts doen voorzoover dit het bestuur onzer gemeenten aangaat. Mijn taak is dus bescheiden. Ik wil U slechts een uiteenzetting geven van wat wij sociaaldemocraten verstaan onder sociaaldemocratische gemeentepolitiek en richt mij daarbij in het bijzonder tot die luisteraars in sommige streken van ons land, die van die politiek dikwijls de verkeerdste voorstellingen ontvangen. Mijne Hoorders! De strijd voor een andere, een betere maatschappelijke órde dan de tegenwoordige, wenschen de sociaaldemocraten op elk terrein des levens te voeren. Het socialisme immers beperkt zich niet tot een enkel gebied, is niet alleen van economischen of politieken aard, maar is het van geestelijken en cultureelen niet minder. Ook de strijd in de parlementaire lichamen verwaarloozen wij niet. Dus ook niet dien in de gemeenteraden. Wij voeren dien daar als onderdeel van onzen algemeenen strijd en meer in het bijzonder om die openbare lichamen te doordringen van de sociaaldemocratische gedachte. Staatkundig zijn de gemeenten niet de vo@rnaamste organen van 3 ons publieke leven. Zij vinden rechtstreeks boven zich de Provinciale Staten en vooral de colleges van Gedeputeerde Staten, dié de besluiten der gemeenteraden soms leelijk kunnen dwarsboömen en daarboven vinden zij dan nog de Kamers der Staten-Generaal. En hoewel in ons land aan de gemeenten een betrekkelijk ruime vrijheid van handelen is gelaten, behoef ik toch niet uitvoerig te betoogen, dat de land&politiek ook voor haar van de grootste beteekenis is. Een conservatieve meerderheid der Kamers zal bijvoorbeeld veel eerder geneigd zijn die vrijheid aan banden te leggen dan eene welke in de gemeenten organen ziet, wier zelfstandigheid zoo groot mogelijk moet zijn. Zoo wordt dan ook de uitoefening van het goedkeuringsrecht door Gedeputeerde Staten of van het vernietigingsrecht door de Kroon voor een niet gering deel bepaald door de vraag wie de meerderheid vormen in de Provinciale Staten of in de Tweede Kamer. Het is dan ook wel duidelijk, dat niet alleen door de bepalingen der wetgeving, maar ook en nog sterker wellicht door de overige feitelijke verhoudingen een nauw verband bestaat tusschen de wijze van regeeren van ons land en van het besturen der gemeenten. Maar ook bestaat er een innig verband Uisschen de sociaaldemocratische opvattingen omtrent de taak van den Staat en die van de gemeenten, neen, eigenlijk zijn zij dezelfde. De sociaaldemocratische beginselen van politiek optreden laten zich niet splitsen naar den aard of de beteekenis van het lichaam waarin zij tot uiting moeten worden gebracht. Zij zijn voor alle publieke lichamen juist of zij zijn het voor geen. Daarom ook zou het getuigen van weinig politiek inzicht, indien iemand bij de stemming voor de Kamer aan de S. D. A. P. zijn voorkeur zou geven, maar dit niet zou doen bij de stemming voor den gemeenteraad. Of omgekeerd. Maar van U, mijne hoorders, verwacht ik beter. Denken wij, sociaaldemocraten, nu door het voeren van onze gemeentepolitiek het socialisme te bereiken? Neen, M. H., deze illusie bezitten wij niet. Voor ons is de gemeentepolitiek een der vormen en een onderdeel van onzen strijd. Of verwachten wij door het verkrijgen van een meerderheid in de gemeenteraden gemeenten socialistisch te kunnen maken en in het kapitalisme aldus socialistische oasen te scheppen? Neen, M. H., ook dat verwachten wij niet. Het socialisme kan niet door en in een gemeente tot stand worden gebracht; dit kan slechts internationaal plaats vinden. De idealen van het socialisme overschrijden zoozeer gemeentelijke en nationale grenzen, dat wij hierover niet verder behoeven te spreken. ' • Toch, zooals ik reeds zei, kan de sociaaldemocratische gemeentepolitiek ter verwezenlijking dier idealen reeds nuttig werk doen. In het bijzonder natuurlijk op sociaal en economisch gebied. Want in de eerste plaats is onze gemeentepolitiek gericht op het inschakelen van 4 de gemeente in de reeks der organen, welke zich richten op de voorziening in de behoeften der bevolking. Zij wil de gemeenten dus actiever doen optreden dan tot voor betrekkélijk korten tijd zelfs in de groote steden het geval was. Er is een tijd geweest, waarin men de gemeenten beschouwde als louter administratieve organen, wier taak uiterst beperkt was. De gemeenten hadden in deze opvatting voornamelijk tbt taak te zorgen, dat de bestrating goed was, de verlichting goed functioneerde, de burgers beschermd werden door de politie, dat ouders die dit wenschten hun kinderen naar een school konden sturen, dat er gelegenheden bestonden, waar men armlastige weezen en ouden van dagen kon opbergen, kortom, dat zij alleen dat zouden doen, wat voor een" overheidsorgaan strict noodzakelijk moest worden geacht. En overigens moest alles overgelaten worden aan de zoogenaamde nijvere burgerij. En de arbeiders moesten natuurlijk niets te zeggen hebben. In den loop der laatste vijftig jaren is hierin wel veel veranderd. Met het opkomen der arbeidersbeweging, welke een einde maakte aan de politieke onmondigheid van de arbeidersklasse, is ook een wijziging ingetreden in de opvattingen omtrent de taak der gemeenten. Sterk spreekt dit vooral bij de gemeentebedrijven. Deze werden vroeger eenvoudig uit den booze geacht. En thans is er eigenlijk geen gemeente meer in ons land, welke op grond van principieele bezwaren de voorziening in de behoeften der gemeentenaren aan water, gas of electnciteit nog aan particulieren zou willen overlaten. En toch, M. H., wij, U en ik, wij vinden deze gemeentelijke voorziening zoo heel gewoon, zoo iets vanzelfsprekends, dat we bijna zouden vergeten, dat het nog maar dertig, veertig jaren geleden is, dat deze opvatting eerst na zwaren strijd tot gemeengoed kon worden gemaakt. Een half jaar geleden heeft Amsterdam de herdenking gevierd van het feit, dat voor vijftig jaren het Noordzeekanaal werd geopend, de kortste 'verbinding van de hoofdstad met de zee en voor haar economisch leven en daardoor voor de welvaart van de geheele burgerij dus van de grootste beteekenis. Klinkt het ons thans niet als iets bijna ongeloofelijks in de ooren, dat het graven van dit kanaal en zijn exploitatie oorspronkelijk niet in handen was van de gemeente of van het Rijk, doch dat dit werd overgelaten aan een particuliere onderneming, aan de Kanaalmaatschappij ? En dat vooral omdat volgens de toen heerschende meening de leiding van zulk werk beter aan particulieren dan aan de Overheid was toe te vertrouwen! Ge ziet uit dit voorbeeld wel duidelijk, welke opvattingen toen in de leidende kringen van ons publieke leven heerschten. Toch waren er ook toen natuurlijk wel personen, die reeds verder zagen, maar is het niet teekenend, dat toen in 1875'een lid van den Amsterdamschen 5 Gemeenteraad in een vergadering van dat college verklaarde, dat als het algemeen belang het vorderde, hij ook voorstander zou zijn van voorz.ening door de gemeente van voedsel en drinkwater, ik herhaalvan drinkwater, dat zoo iemand toen voor zeer vooruitstrevend werd gehouden ? M. H., gij heht als argument tegen de sociaaldemocratische gemeentepol.tiek natuurlijk dikwijls hooren aanvoeren, en misschien heeft een enkele Uwer 't zelf ook wel gebruikt, dat wanneer deze politiek de heerschende zou worden, de gemeente zooveel mo-elijk bedrijven zou monopoliseeren en daardoor het bestaan van een deel der burgerij en in het bijzonder van den middenstand onmogelijk zou maken. Dit argument, M. H., is onjuist, maakt een karikatuur van onze bedoelingen. Wij sociaaldemocraten wenschen alleen die voorzieningen in de behoeften der burgerij door de gemeente te doen plaatsvinden, welke inderdaad beter door de gemeente dan door particulieren kunnen geschieden. Dit is dus allerminst een zucht tot monopoliseering. doch een consequent doorgedachte opvatting van de sociale taak dèr gemeente. Ik riep zooeven in Uw herinnering terug den tijd waarin men van gemeentebedrijven niets wilde weten. Was toen de voorziening in de behoeften der burgerij aan water, aan gas, aan electriciteit, aan telefoon, aan tramvervoer, in den tijd dus van levering door particulieren, beter dan thans? Was de kwaliteit van het geleverde hooger of de prijs lager? Ieder weet, dat juist het tegenovergestelde het geval was. M. H., vrijwel alle steden van eenige beteekenis in ons land (en ook in het buitenland) hebben ten aanzien van de levering van deze artikelen en diensten dezelfde ervaring opgedaan, namelijk dat gemeentelijke bemoeiing beter is dan particuliere. Maar toch moet ge niet denken, dat de gemeentebesturen in de dagen, dat overneming door de gemeenten zich opdrong, principieele voorstanders waren van gemeentebedrijven. In den regel was juist het tegendeel het geval. Maar aan de noodzakelijkheid dier overneming viel niet te ontkomen, omdat de nadeelen voor de gemeente en voorde burgerij te groot bleken. Eerst toen de gemeenten zeiven al deze artikelen en diensten aan de burgerij gingen leveren, eerst toen daalden de prijzen, eerst toen verbeterde de kwaliteit, eerst toen kwamen de winsten uit de bedrijven niet aan enkele aandeelhouders, maar aan de geheele burgerij ten goede, eerst toen — en dit is waarlijk niet het geringste resultaat — eerst toen ook werd het mogelijk de voordeden van het gebruik van gas en electriciteit te brengen binnen het bereik van de geheele bevolking en een eind te maken aan den dwazen toestand, dat slechts een betrekkelijk 6 klein deel der burgerij van den vooruitgang der techniek profiteerde. Het is dan ook onbetwistbaar, dat de gemeentelijke levering van al de genoemde artikelen en diensten in letterlijk alle opzichten voor de bevolking ëen enorme verbetering beteekent. Maar stellig zal menigeen Uwer denken of tot zijn medeluisteraar zeggen : dat is alles goed en wel en daar ben ik 't ook mede eens, maar gas en water en electriciteit en telefoon en tram, ja die zijn door hun aard uitstekend geschikt voor monopolistische gemeentebedrijven, maar verder ook eigenlijk weinig of niets. Geachte luisteraar, ik zou U voor zulk een opvatting ernstig willen waarschuwen. Weet gij wel, dat Uw doctrinaire voorvaderen dit uitgangspunt heelemaal niet zouden deelen, zoo zij U konden hooren ? Zij toch vonden reeds deze gemeentelijke bemoeiing, welke gij zoo goed en vanzelfsprekend acht, geheel uit den booze. Ik vraag U dan ook: waarom zou de gemeente in haar voorziening in algemeene behoeften niet verder dienen te gaan? Is de particuliere behoeftebevrediging op andere gebieden zoo voortreffelijk dat hier voor de gemeenten werkelijk geen taak meer te vervullen zou zijn? M. H., groote mogelijkheden staan hier voor een modern gemeentebeheer nog open. Hoe groot, behoef ik allerminst uitdrukkelijk te verklaren voor die luisteraars, die in Den Haag door bemiddeling van de gemeente tot dit luisteren in staat worden gesteld en door dezë gemeentelijke bemiddeling dus zelfs met den aether in verbinding staan. Maar zoo ver en zoo hoog behoeven wij 't niet eens te zoeken. Een dogma van uitbreiding van gemeentebemoeiing door willekeurig ingrijpen in het economisch leven, wenscht geen sociaaldemocraat. Doch zoo fraai zijn de resultaten van voortbrenging en verdeeling onder particuliere leiding niet, dat men verdere inbreuk daarop van de zijde van eenig lichaam ongewenscht of verkeerd zou moeten achten. Voor de sociaaldemocraten geldt als richtsnoer van hun gemeentepolitiek, dat alles wat de gemeente in het algemeen belang beter kan verrichten dan geschiedt door het particulier initiatief, door haar ter hand dient te worden genomen. Wanneer de gemeente de belangen der bevolking als consumenten wenscht te behartigen, behoeft zij trouwens niet altijd zelf bedrijven te stichten of bestaande over te nemen. Zij kan dit ook op andere wijzen. Het zou bijvoorbeeld weinig gewenscht zijn, dat de gemeente de geheele levensmiddelenvoorziening in eigen hand nam. Hier dient zij, waar dit noodig en mogelijk is, meer organisatie te brengen en prijsregelend op te treden. Dit moet niet aldus gebeuren, dat zij hen, die zich met de distributie van levensmiddelen bezig houden, zooals de winkeliers, uitschakelt, doch integendeel, dat zij dezen in haar 7 optreden betrekt en het sociale karakter dat hun' arbeid in wezen bezit, ook sterker tot uitdrukking brengt. Eerst wanneer het zou blijken, dat op deze wijze het gestelde doel niet bereikt zou worden, eerst dan zou zij krachtiger, en zoo noodig zelfstandig, kunnen optreden. Ten slotte is ook eigenlijk de vraag in welken vorm de gemeente een bepaalde zaak aanpakt, niet van de grootste beteekenis. Hoofdzaak is dat zij haar taak als beschermster van de belangen harer bevolking zoo goed en uitgebreid mogelijk vervult. En ook is er dan geen enkele reden om te meenen, dat de gemeente wel gas en electriciteit zou mogen leveren en ook wel water, doch dat haar bemoeiing zich niet zou mogen uitstrekken over de melk bijvoorbeeld. Maar zoolang dat nog niet het geval is, dient de gemeente toch stellig een streng toezicht te oefenen op de kwaliteit en den prijs van de melk. En niet van de melk alleen. Maar van alle levensmiddelen. Want hier is nu een gebied, waar door krachtig optreden van de overheid zoowel onhygiënische behandeling der levensmiddeleen als prijsopdrijving bestreden kunnen worden. Wij verlangen niet, dat de gemeente zelve alle levensmiddelen zal verkoopen, doch wel dat zij zorge, dat haar bevolking niet overgeleverd zij aan hen, die de levensmiddelenvoorziening alleen als een middel tot winstmaken beschouwen. Er zijn ook nog andere wijzen van optreden van de gemeente op het gebied van productie en distributie mogelijk, doch deze kan ik niet alle hier bespreken. In hoofdzaak wilde ik U slechts duidelijk maken, dat de gemeente naar onze opvattingen niet, zooals het wel eens wordt voorgesteld, het gemeentelijk economisch leven moet monopoliseeren, doch dat zij, altijd voor oogen houdende, het algemeen belang, en daaraan ondergeschikt makende particuliere belangen en belangetjes, moet worden een actief orgaan op elk gebied waar zij de belangen der bevolking kan behartigen. Wanneer men 't leidende beginsel van de sociaaldemocratische gemeente-politiek in een paar woorden zou moeten formuleeren, zou men kunnen zeggen, dat dit bestaat in het op elk gebied doen overheerschen van het algemeen belang boven groeps- of persoonlijke belangen. Welk punt van ons gemeenteprogram gij ook neemt, gij zult dit leidende beginsel steeds weder ontmoeten. Ik schetste U zooeven eenigszins uitvoerig de taak der gemeente op economisch gebied als leverancierster van bepaalde goederen aan de burgerij. Ik moet in dit verband ook nog spreken over een voorziening, waartoe, noodgedrongen, de laatste jaren zeer vele gemeenten, in het bijzonder onder socialistischen invloed, zijn overgegaan en waarvan zij vroeger niets wilden weten, namelijk de woningvoorziening 8 voor de arbeidersklasse en den kleinen middenstand. Bedenkt eens, in welke schamele woningen de massa der arbeiders in ons land hun leven moeten slijten en welke verbetering hierin reeds is gebracht door het werken van woningvéreenigingen gesteund door de Overheid en in enkele gemeenten ook door den gemeentelijken woningbouw. Welk een strijd moet ook hier niet worden gevoerd om de belangen van de groote massa, welke gebaat is bij een zoo goed mogelijke woning tegen een zoo laag mogelijken prijs, te doen domineeren boven die van de groep huiseigenaren wier belang integendeel gebaat is bij een zoo hoog mogelijke opbrengst van hun huizen 1 Het woningvraagstuk is een hygiënisch belang van de eerste orde en alleen uit dit oogpunt reeds zou een sterk ingrijpen van de gemeentebesturen volkomen gerechtvaardigd zijn. Doch alleen daar, waar de arbeidersklasse door een flink aantal sociaaldemocraten in de gemeenteraden haar belangen verdedigd ziet, alleen daar ziet men dat de gemeentebesturen hun plicht in deze vervullen en krotten opruimt en goede woningen bouwt of doet bouwen en de stijging der huren drukt. En we denken in dit verband ook aan het sociaaldemocratisch initiatief in onze hoofdstad, waar men door een gemeentelijke huurverordening de slechte gevolgen van de opheffing der Huurwetten voor de kleine huurders wil te niet doen. M. H., ik sprak tot nu toe over hetgeen de gemeente voor haar burgers kan doen op stoffelijk gebied. En dat is op zich zelve waarlijk niet weinig. Maar toch lang niet genoeg om te meenen, dat daarmede haar taak zou zijn geëindigd. Ook op geestelijk gebied kan de gemeente veel, heel veel doen voor de burgerij en in 't bijzonder weder voor hen, die deze zorg het meest behoeven. Natuurlijk denken wij dan in de eerste plaats aan het onderwijs. Want wie meenen, dat wij het kapitalisme aanklagen en bestrijden alleen omdat het de groote massa in stoffelijke ellende laat leven, die heeft van onzen strijd toch nog maar een deel begrepen. Is het soms minder erg, dat de groote massa een tekort heeft aan kennis, aan ontwikkeling, aan beschaving ? Deze geestelijke ellende dient evenzeer opgeruimd als de stoffelijke. Wij, sociaaldemocraten, willen ook op dit punt de gemeente zooveel mogelijk laten doen, omdat de achterstand welke valt in te halen, zoo ontzaggelijk groot is. Op het gebied van het onderwijs gold tot voor korten tijd nog het beginsel, dat wie geld had, maar geen hersens, het beste onderwijs kon krijgen, dat zijn ouders voor hem wenschten, maar dat wie hersens had en geen geld, slechts het onderwijs ontving, dat de lagere school hem gaf, om, gewapend met dat beetje onderwijs het groote leven in te treden. S^llll In de eerste plaats nu verlangen wij, dat het onderwijs zoo goed mogelijk zij, dat ook de kwaliteit niet beheerscht worde door de finan- 9 tieele draagkracht der ouders, dat alle kinderen zonder uitzondering in de gelegenheid zullen zijn goed onderwijs te genieten, gegeven door onderwijzers en onderwijzeressen met een behoorlijke opleiding en in klassen met kleine aantallen leerlingen. En tevens dient de gemeente juist in dezen tijd, nu door den druk der regeeringsbemoeiïng het onderwijs van het volkskind zoozeer verslechterd is, ook gelegenheid te geven tot het volgen van een zevende en achtste leerjaar. Maar niet alleen dient de gemeente te zorgen voor goed openbaar lager onderwijs, hetzelfde geldt voor het voorbereidend-, voor het herhalings-, voor het middelbaar- en niet in de laatste plaats voor het vakonderwijs. Maar niet minder dient de gemeente haar zorg te wijden aan kinderen, die niet in staat zijn het gewone lager onderwijs te volgen. Niet alleen geldt dit voor schipperskinderen, die een geheel aparte groep vormen, maar meer in het bijzonder voor de achterlijken, voor de spraakgebrekkigen, voor de slechthoorenden en blinden. Voor deze kinderen zal de strijd om het bestaan in hun later leven toch reeds zwaar zijn en de gemeenschap heeft te zorgen, dat zij niet reeds bij voorbaat veroordeeld zijn in dien strijd het onderspit te delven. Met het doen geven van goed onderwijs tegen een schoolgeld waarvan de hoogte bepaald wordt door de draagkracht der ouders, en waarbij natuurlijk de on- en minvermogenden van betaling geheel zijn vrijgesteld, is de gemeente echter nog niet gereed ten aanzien van haar onderwijstaak. Zij heeft niet alleen te zorgen voor den geest der kinderen, maar ook voor hun lichamelijk welzijn. Want de resultaten van het onderwijs worden ook bepaald door de lichamelijke gesteldheid der leerlingen. Daarom is het noodig, dat de gemeente ook de lichamelijke onderwijszorg ter hand neemt. Zij kan dit op velerlei manieren doen. In de eerste plaats natuurlijk door aan kinderen die hieraan behoefte hebben schoolvoeding en -kleeding te verstrekken, maar daarnaast ook door het stichten van vacantiekolonies, openluchtscholen en schoolbaden en niet minder door het aanstellen van schoolartsen, schooltandartsen en schoolverpleegsters. • Wij weten zeer wel, M. H., dat al deze dingen, die voor het bereiken van goede onderwijsresultaten noodzakelijk zijn, vooral in de groote gemeenten tot stand kunnen worden gebracht, maar dit beteekent niet, dat kleine gemeenten op dit gebied werkloos zouden moeten blijven. Zij kunnen voor de verwezenlijking van deze punten uitstekend samenwerken met elkaar, mits slechts de wil hiertoe aanwezig is. En deze wil kan haar worden bijgebracht door U, M. H., die spoedig ter stembus zult gaan. Bovendien mag een gemeentebestuur 't niet laten bij het geven van goed onderwijs aan het kind. Het dient meer te doen. Want men brengt een volk inderdaad slechts op een hoogeren trap van beschaving, wanneer men het de gelegenheid schenkt de op school vergaarde 10 kennis te gebruiken en verder te ontwikkelen. Voor de volwassenen dus moet de gemeente ook iets doen. Zij kan de volksontwikkeling in de eerste plaats bevorderen door de stichting of subsidieering van openbare boekerijen en leeszalen, aan welke in vrijwel alle plaatsen behoefte bestaat. Daarnaast ook kan zij de volksontwikkeling bevorderen door de stichting van sport- en speelterreinen en daar waar het grondwettelijk gewaarborgde recht van vrijheid van vergaderen door dorpsautoriteiten practisch onmogelijk wordt gemaakt, door de oprichting van openbare vergaderzalen, dorps- en volkshuizen. Hoezeer noodig dit werk ook moge wezen om het algemeene beschavingspeil van ons volk op te voeren en het deel te doen krijgen aan de geestelijke goederen van onzen tijd, wij weten dat slechts in betrekkelijk weinig gemeenten hieraan iets gedaan wordt. Maar nog sterker is het feit, dat zoovele gemeenten in ons land haar nog meer voor de hand liggende plicht verwaarloozen ten aanzien van de openbare gezondheid. Dit immers is een gebied waar het belang der gemeenschap voor ieder duidelijker nog spreekt dan op dat der geestelijke ontwikkeling. Een uitgebreide zorg voor de openbare gezondheid is natuurlijk weder in de eerste plaats van belang voor de groote massa, welke tegenover ziekten weerloozer staat dan de welgestelden en niet de middelen bezit om zich een zoo goed mogelijke verzorging te verschaffen. Het is niet waar, dat tegenover ziekten en dood alle menschen gelijk zijn; de ervaring heeft reeds lang geleerd, dat ook hier de grootst mogelijke ongelijkheid bestaat. Een sociaal orgaan als de gemeente heeft hierin dan ook zooveel als binnen haar bereik ligt corrigeerend op te treden. Wij verlangen in de eerste plaats dat onvermogende zieken geneeskundige verzorging zullen ontvangen en dat daarnaast tot stand zullen komen goed ingerichte openbare ziekenhuizen, waar ook de armen van een goede medische verzorging verzekerd zullen zijn. Om dit ook op kleine plaatsen te bereiken is weder samenwerking van kleine gemeenten gewenscht en soms noodzakelijk. De openbare gezondheid moet echter niet alleen bevorderd worden door te zorgen voor de zieken; minstens zoo goed nog gebeurt dit door ziekten te voorkomen. En gebeurt dit reeds door de bevordering van goede woningen, door strenge warenkeuring en dergelijke maatregelen, rechtstreeks kan dit nog beter plaatsvinden door de oprichting van zweminrichtingen en badhuizen, welke bij de huidige woningverhoudingen voor de massa der bevolking van zoo groote beteekenis zijn. Daarnaast kan vooral in de steden door het halen van de wasch uit het huis, dus door stichting van wasscherijen nog een stap verder worden gegaan, en bovendien de taak van de huisvrouw worden verlicht. Voor de vrouwen, in het bijzonder voor de moeders, en ook voor de n jonge kinderen kan de gemeente nog veel doen op andere wijze. Dag in dag uit gaan nog duizende kinderlevens verloren, zoowel door slechte sociale omstandigheden als door onvoldoende scholing der moeders voor haar taak. Overal, maar stellig het meest in die streken van ons land, waar de kindersterfte het hoogst is, dus in de zuidelijke provinciën, bestaat behoefte aan moeder- en kinderzorg. Wij wenschen, dat overal cursussen in kinderverzorging tot stand komen, dat er gelegenheid zij tot opneming in kraamvrouwenklinieken, dat de gemeente waar dit noodig is zoowel kraamverzorging als huishoudenverzorging verschaffe, dat zij bureaux stichte waar jonge moeders alle gewenschte voorlichting verkrijgen, dat zij, kortom, alle maatregelen neme welke dienen om moeder en kind te beschermen. En, M. H., gelooft gij niet, dat door zulk handelen actiever wordt opgetreden voor versterking der volkskracht dan door alle redevoeringen over de schoonheid van het kinderrijke gezin, waaraan geen kracht wordt "bijgezet door daden ? Hier bevinden wij ons op een terrein waarop door onze tegenstanders graag gemoraliseerd wordt en gesproken over onze slechtheid omdat wij ons veroorloven over het huwelijk en het gezin onze eigen opvattingen te hebben, die niet gelijk zijn aan die van hen. Doch tegenover deze beweerde slechtheid staat het feit, dat daar waar de sociaaldemocraten invloed hebben, voor de verlichting van de taak der huisvrouw, voor haar taak als moeder, voor de ontwikkeling, voor de menschwording van het kind, voor de zorg voor jonge kinderlevens, alles tezamen dus voor de versterking van het gezin, meer is bereikt dan in die groote stukken van ons land waar die invloed helaas nog in het geheel niet bestaat of nog te zwak is. Om al haar plichten te vervullen, heeft de gemeente personeel noodig. Dit personeel behoort naar onze meening niet in een uitzonderingspositie te worden geplaatst, doch wel dienen zijn arbeidsvoorwaarden zoodanig te zijn, dat zij een voorbeeld vormen voor het particuliere bedrijf. Ook zijn rechtspositie dient voorbeeldig geregeld te zijn. Doch het voornaamste element van hetgeen wij sociaaldemocraten verlangen ten aanzien van de regeling der arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel is, dat deze zal geschieden in georganiseerd overleg met zijn vakvereenigingen. Hierdoor toch doen wij haar medebeslissen over haar eigen positie. Daardoor ook krijgt zij medeverantwoordelijkheid en voedt zij zich zelve op tot draagster der gemeenschapsgedachte. Maar voorwaarde hiertoe, als voor alle arbeiders, is versterking der vakorganisatie. Ik moet nu nog een enkel woord spreken in het bijzonder tot mijn hoorders op het platte land. Veel van wat ik noemde, kan — ik weet het — niet in alle plaatsen even gemakkelijk worden doorgevoerd. Maar toch kan bijvoorbeeld door samenwerking van gemeenten heel veel hiervan ook op het platteland worden verwezenlijkt. 12 Trouwens, het platteland kan ook nog op zijn eigen wijze, welke niet wat het doel, maar alleen wat de middelen betreft afwijkt van het algemeene schema, de welvaart bevorderen. Veel te weinig drijven de plattelandsgemeeenten thans nog een actieve welvaartspólitiek, terwijl deze hier zeker niet minder noodig is dan in de steden. Het gemeenteprogram van de S. D. A. P., dat voor een paar weken is vastgesteld, noemt als maatregelen, die hiervoor in aanmerking komen bijv. het cultiveeren van woeste, daartoe geschikt te maken gronden, drooglegging van moerassen en ontwatering van lagere landen; het stichten van gemeentelijke landbouwbedrijven of boerderijen op deze daartoe geschikt gemaakte gronden. Wanneer deze bedrijven gereedgekomen zijn en de huur of pachtsom door een onpartijdig-deskundige commissie is bepaald, dient de gemeente zoo noodig kapitaal te verstrekken tegen een matige rente, ter aanschaffing van het noodige vee en gereedschappen. Ook tuinbouwbedrijven heeft de plattelandsgemeente te bevorderen en waar mogelijk ook de stichting van conserveeringsfabrieken en drogerijen. Naast deze beperkter taak heeft zij dan bovendien een van ruimeren aard, namelijk het verleenen van krachtigen steun aan het vakonderwijs'ten plattelande. Waar dit noodig is, dient zij dit ook te doen op deze wijze, dat zij een subsidie uit de gemeentekas verleent voor reisen verblijfkosten naar inrichtingen waar dit onderwijs gegeven wordt. Door deze maatregelen, tezamen met die welke ik reeds eerder noemde, kan ook op het platteland door de gemeenten een groot en een goed stuk werk worden verricht in het belang harer bevolking, in het belang ook van een ontplooiing van het gemeentelijk leven. M.H., Een oud spreekwoord zegt, dat men onder in den zak de rekening vindt. Zoo wil ik thans, nu ik van onze wenschen op gemeentelijk gebied U de voornaamste heb uiteengezet, ook nog de . vraag bespreken op welke wijze de kosten van vervulling dier wenschen moeten worden gedekt. Want wij weten zeer goed, dat deze wenschen geld kosten, dikwijls veel geld. Maar groote dingen krijgt men nu eenmaal nimmer op een koopje. Dat beteekent nu anderzijds weder niet, dat de sociaaldemocraten zoo belust zijn op hooge belastingen. Integendeel, wanneer wij ons sociaal program kunnen uitvoeren en door doelmatige besteding van het gemeentegeld tegelijkertijd de belastingen kunnen verlagen of laag houden, dan is ons niets liever dan dit. De belastingpractijk van Amsterdam bijvoorbeeld, welke mij uiteraard het beste bekend is, is er het levende bewijs van, hoe er voortdurend naar gestreefd wordt het eene te bereiken, zonder het andere te verwaarloozen. Wanneer men aan een gemeentepolitiek als hoogste eisch zou stellen, dat zij de belastingen laag moet houden, dan zou men daarmede zoowel bekrompen als kortzichtig handelen. Belangrijker toch dan de vraag of de belastingen wel het laagst mogelijke punt hebben bereikt, is de vraag wat de Overheid met de gelden der belastingplichtigen doet. Wanneer in ons land nog jaarlijks meer dan honderd millioen gulden wordt uitgegeven voor leger en vloot, dan achten wij de belasting te hoog. Maar wanneer de gemeenten de taak op zich nemen, welke wij haar willen.opdragen, dan ontvangt de burgerij in ruil voor haar belastingpenningen een stuk socialen, geestelijken en cultureelen vooruitgang. . -~\y Ook de belastingen willen wij, voorzoover onze weinig soepele wetgeving op dit punt dit toelaat, zoo billijk en rechtvaardig mogelijk verdeelen. Daarbij kunnen wij de progressie niet missen. Bovendien moet dan bij de vaststelling van het onbelastbaar inkomen met de samenstelling van het gezin rekening worden gehouden, wat dus neerkomt op behoorlijken aftrek voor kinderen, voor inwonende onvermogende ouders en voor onvermogende verwanten. De gemeentewet maakt het echter mogelijk, dat gemeentebesturen zich van billijkheid in de belastingheffing niets aantrekken. Zulke gemeentebesturen laten dan ieder belastingplichtige een naar verhouding gelijk deel van zijn inkomen betalen. De man die door zijn arbeid duizend gulden inkomen heeft, betaalt hiervan dan een even hoog percentage als degene die een inkomen heeft van. honderdduizend gulden uit zijn effecten- of grondbezit. De groote onbillijkheid van dit stelsel, dat met draagkracht geen rekening houdt, springt voor ieder, ook voor niet- sociaaldemocraten in het oog. Toch, M. H., zijn er 77 gemeenten in ons land, die dit stelsel, dat door elk die zin heeft voor billijkheid veroordeeld wordt, nog handhaven. En is het niet merkwaardig, dat in de Noordelijke provinciën, in Friesland, Groningen en Drente, geen enkele dier gemeenten voorkomt, maar dat van deze 77 gemeenten er 48 liggen in de zuidelijke provinciën, in Limburg, Noordbrabant en Zeeland, in gemeenten, waar de sociaaldemocraten nog niets hebben in te brengen ? Voor den luisterenden arbeider in deze provinciën behoef ik de beteekenis en de consequentie van een feit als dit, gevoegd bij het feit, dat in deze provinciën het minste wordt gedaan aan een sociale gemeentepolitiek, niet uiteen te zetten. Dat hij het in zij.n kamer zelf overdenke! Mijne Hoorders! Ik heb getracht U in een kort tijdsbestek uiteen te zetten wat onder sociaaldemocratische gemeentepolitiek moet worden verstaan. Volledig kon ik daarbij natuurlijk niet zijn, doch niettemin hoop ik dat bij enkelen Uwer misverstanden zullen zijn verdwenen, bij velen belangstelling zal zijn gewekt en gij allen U goed rekenschap zult geven van de vraag of de sociaaldemocratische gemeentepolitiek niet die is welke een sociaal rechtvaardigheidsbeginsel konsekwent 14 nastreeft, het gemeentelijk leven tot ongekenden bloei brengt en voor de toekomst nog de grootste mogelijkheden biedt. En tot mijn luisterende kameraden, tot mijn partijgenooten zeg ik: Kent Uw plicht, het is nog vroeg in den avond; gij kunt U nu nog aanmelden bij Uw afdeelingsbestuur om vannacht te schilderen en te plakken en al het overige werk te doen, dat Uw hand te ;n vindt. Want groot zijn onze beginselen en hoog onze ideale .naar hun verwezenlijking zal slechts het resultaat zijn van gestage naarstigen arbeid, ook van den geringsten. Die taak te vervullen, door ieder naar zijn aard en zijn vermogen, is het schoonste werk dat door ons te verrichten valt. Want wij weten, daardoor, ieder voor ons deel, te arbeiden aan de totstandkoming van een nieuwe, een betere maatschappij. Makkers, aan den arbeid! Ik heb gezegd. 15 >CENTRALE! 55 MlLLIOEN VERZEKERD KAPITAAL 300 DUIZEND VERZEKERDEN. PL.M. 100 DUIZEND GULDEN UITKEERING SS 1920-1925 AAN DE ARBEIDERSBEWE- H GIMG. 600.0OO GULDEN BELEGD TEN fff NUTTE DER ARBEIDERSBEWEGING ARBEIDERS-VERZEKERINGS- EN H DEPOSITODANK — 'S-GRAVENHAGE Gedrukt ter Drukkerij „Vooruitgang", Keizersgracht 378, Amsterdam