ZEGELWET 1917 Wet van 22 Maart 1917, Stbl. n°. 244, gewijzigd door de wetten van 23 Mei 1917, Stbl. n°. 437, 27 Juni 1919, Stbl. n°. 432, 24 December 1921, Stbl. n°. 1409 en 29 Juni 1925, Stbl. n°. 308, voorzien van korte aanteekeningen, het Koninklijk besluit ter uitvoeringsei er wet en een alphabetisch register P. J. A. ADRIANI Inspecteur der Registratie en Domeinen te Amsterdam ACHTSTE DRUK »VOIXE - W.E.J. TJEENK WILLINK -1927 — 3 — INHOUD. Zegelwet 1917 Blz. Hoofdstuk I. Algemeene Bepalingen. Artt. 1—22 . . 5 Hoofdstuk II. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier. Artt. 23—33. 19 Hoofdstuk III. Van het zegelrecht van bewijzen van ontvangst van gelden, rekeningen, declaratiên, diploma's van lid, maatsclmp en toegangsbewijzen. iif'flAïSh? 34—40 . . 38 Hoofdstuk 1114. Van het zegelrecht van pakhuisceelen en volgbriefjes. Artt. 40a—40e . . 46 Hoofdstuk JIIB. Van het zegelrecht van cognossementen, vrachtbrieven en vracht- .. lijsten en bewijzen van ontvang van vervoerde goederen. Artt. 40/—40j ... 48 Hoofdstuk IV. Van het zegelrecht van paspoorten, jachtakten, verzoekschriften om goedkeuring van statuten of gewijzigde statuten eener vereeniging, en besluiten, houdende verlof tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verleening van adeldom. Artt. 41—43 . . 51 Hoofdstuk V. Van het zegelrecht van polissen van verzekering en van bewijzen van verwaarborging. Artt. 44—50 . . 55 Hoofdstuk VI. Van het zegelrecht van wissels, orderbriefjes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonder, assignatiën eng. Artt. 51—55 63 Hoofdstuk VII. Van het zegelrecht van de bewijzen van huur en verhuur. Artt. 56—59 . . 68 Hoofdstuk VIII. Van het zegelrecht van effecten. Artt. 60—74 74 Hoofdstuk IX. Van het zegelrecht van nota's van makelaars en commissionairs in effecten, enz. Artt. 75—81 .... 84 Hoofdstuk X. Van de vervolgingen, verjaringen, enz. Artt. 82—89 89 Hoofdstuk XI. Slot- en overgangsbepalingen. Artt. 90—100 94 Art. 2 6 — de in deze wet genoemde stukken,1 overeenkomstig de daarbij gestelde regelen. 2 Art. 2. De belasting wordt voldaan : door gebruik van gezegeld papier of van plakzegels van wege het Rijk uitgegeven ; door gebruik van buitengewoon gezegeld papier', of door betaling van het verschuldigde recht aan 's Rijks ambtenaar, een en ander volgens de regelen bij deze wet gesteld. Deze wet verstaat: onder het Rijk, het Rijk in Europa ; » onder papier, tevens perkament en iedere andere stof, waarop de aan zegelrecht onderworpen stukken zijn gesteld ; onder buitengewoon gezegeld papier, papier, dat op verzoek van belanghebbenden van Rijkswege gestempeld is ;4 onder 's Rijks ambtenaar, de ontvan-, ger van de registratie of van het zegel met de ontvangst van zegelrechten belast. Art. 3. Het papier van wege het Rijk uitgegeven zal, behalve van een of meer bijzondere merkteekens, voorzien zijn van een afdruk van den zegelstempel aan de bovenzijde. Departement van Financiën te beperken tot die gevallen, waarin daartoe eene bijzoDdere aanleiding bestaat. ... BS brief van den Minister van Financien d.a. 15 Juni 1917, n°. 193, aan de directeuren der registratie en domeinen, werd hetzelfde te kennen gegeven omtrent inlichtingen, door particulieren en instellingen gewensoht. i Alleen de uitdrukkebjk in de wet genoemde stukken zijn belast. Verg. echter art. 23, U ■ «Opcenten worden alleen geheven van het zegelrecht van buitenlandsche effecten. Zie de noot onder art. 60, al. 2. »De in de koloniën opgemaakte stukken worden dus als buitenlandsche stukken beschouwd. Verg. eohter art. 22 al. 3. ' Zie voor de stempeling artt. 10 en 11 Kon. besluit van 4 April 1817, S. 273. (Bijl. B.) — 7 — Art. 5 De afdruk van den zegelstempel en de plakzegels wijzen het bedrag van het zegelrecht aan. De bijzondere merkteekens, de afmetingen van het papier, voor zoover deze niet bij artikel 27 zijn vastgesteld, de vorm der plakzegels en die der stempels, welke voor de zegeling van papier worden gebruikt, worden door Ons bepaald.1 Art. 4. Het is een ieder, die niet door of van wege het Departement van Financiën daartoe aangesteld of gemachtigd is, verboden gezegeld papier of plakzegels te verkoöpen of uit te geven. 2 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van honderd gulden verbeurd. 8 Aft. 5. Alle stukken, gesteld op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven, moeten zijn aangevangen aan den voorkant, naast of onmiddellijk onder 1 Het merkteeken is een watermerk, bestaande in het woord „Nederlanden". Zie voor een en ander artt. 2—9 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 2 Volgens Kon. besluit 17 December 1882, n°. 18, gewijzigd bij de besluiten van 11 April 1905, n°. 30 en 26 October 1922, n°. 56 wordt het in art. 2 der wet bedoelde plakzegel, dat der Deursbelasting inbegrepen, voor zoover zulks door den Minister van Financiën in overleg met zjjn ambtgenoot van Waterstaat wenschelijk wordt geacht, verkrijgbaar gesteld bij alle kantoren der posterijen. Volgens aanschr. Min. v. Financiën 29 Maart 1921, n°. 55 zijn plakzegels (ook beursbelastingzegels) — echter van geen hooger bedrag dan f 10.50 —' verkrijgbaar aan de postkantoren en wel: die tot en met dat bedrag aan de postkantoren te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Nijmegen, 't-Oravenhage, Leiden, Rotterdam, Scheveningen, Vlaardingen, Groningen, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Leeuwarden, Vlissingen, Utrecht, Enschede en Hengelo (O.); die tot en met f4.75 aan 196 postkantoren in kleinere plaatsen en die van hoogstens f 1.— aan de kleinste postkantoren. * Zie ook de strafbepaling van art. 89.' Art. 6 - 8 den afdruk van den zegelstempel, en regelmatig vervolgd worden. De afdruk van den zegelstempel mag zoo min op de vóór- als op de keerzijde door letters of cijfers bedekt, noch op eenige wijze onkenbaar gemaakt of beschadigd worden. De plakzegels mogen op geenerlei wijze onkenbaar gemaakt of beschadigófywwfrden en moeten worden gebruikt op de wijze door Ons te bepalen.1 Indien in strijd met een dezer voorschriften is gehandeld, wordt het stuk als ongezegeld beschouwd. Art. 6. Indien een stuk, onderworpen aan eenig ander zegelrecht dan dat naar de oppervlakte van het papier, te omvangrijk is om in zijn geheel op het in gebruik genomen gezegeld papier te worden gesteld, kan voor het overblijvende gedeelte ongezegeld papier gebezigd worden, mits het recht, voor het geheele stuk verschuldigd, is voldaan.2 Art. 7. De wijze Waarop 's Rijks ambtenaar doet blijken van de voldoening der zegelrechten van de stukker, die hem ter zegeling worden aangeboden, wordt door Ons bepaald.3 De Staat is aansprakelijk voor de schade, welke ontstaat door het teloorgaan of de verminking van een stuk, terwijl dit zich aan een kantoor van 1 Zie artt. 12 en 13 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bol. B.). Het gebruik van plakzegels, door middel van een perforeermachine van initialen voorzien, is niet in strijd met dit artikel en met art. 12 van bovengenoemd besluit. (Aanschr. Min. v. Financiën 28 November 1917, n.°. 111.) 2 Dit geldt b.v. voor notarieele huurakten (art. 56). 3 Zie art. 14 Kon. besluit van 4 April 1917. S. 273 (Bijl. B ). Art. 11 10 - aan een afzonderlijk zegelrecht onderworpen en kan een gezegeld of van plakzegel voorzien papier, dat reeds voor een stuk is gebruikt, niet voor een ander aan zegelrecht onderworpen stuk worden gebezigd, zelfs al ware het eerste doorgehaald of op eenige andere wijze vernietigd.1 Ingeval van overtreding wordt hetgeen na het eerste stuk op het gezegeld ot van plakzegel voorzien papier voorkomt beschouwd als op ongezegeld papier te zijn gesteld. Art. 11. Behoudens de uitzonderingen bij deze wet gemaakt, zijn de verschillende exemplaren van een stuk alle aan hetzelfde zegelrecht onderworpen. 2 Afschriften en uittreksels van onderhandsche stukken door een of meer der partijen onderteekend, * zijn aan hetzelfde zegelrecht onderworpen als de oorspronkelijke stukken. * Afschriften en uittreksels, door ambtenaren als zoodanig opgemaakt en onderteekend, worden, voor de toepassing dezer wet, met akten van die ambtenaren gelijkgesteld.6 Afschriften en uittreksels, uitsluitend ter voldoening aan administratieve voorschriften van openbare besturen en instellingen vervaardigd, Q*ijn vrij van zegelrecht. Art. 12. Alle hier te lande wonende personen, die eenig aan zegelrecht onder- i Zie de artt. 31, 36, 406, 40?, 45 al. 3, 52 en 66. , «Zie de artt. 40A 2", 41 al. 3, 45, 51 al. 7, 57 la. 6 en 79 n°. 3. »Zie art. 13. ta * Verg. echter de artt. 23 n°. 2 en 6, 45 en 51 al. 7. 'Verg. echter art. 57 Ir. o. — 11 — Ark 15 worpen stuk opmaken of afgeven, of op zoodanig stuk hun handteekemng stellen, worden geacht het stuk hier te lande te hebben opgemaakt of afgegeven, of daarop hier te lande hunne handteekening te hebben gesteld, zoolang het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt. De vermelding op het stuk, dat deze handelingen in het buitenland plaats hadden, is daartoe niet voldoende. Art. 13. Voor de toepassing dezer wet worden stukken, welke voorzien zijn van een paraaf, het facsimilé van een handteekening of paraaf, of den afdruk van een naam- of paraafstempel,1 als onderteekende stukken beschouwd. Art. 14. Iedere vermelding in of op eenig niet behoorlijk gezegeld stuk, waarbij de onderteekenaar of de uitgever van dat stuk zich verbindt het door een behoorlijk gezegeld te vervangen en iedere aanduiding, vermelding of overeenkomst, welke ten doel heeft eene overtreding van deze wet aan de kennisneming van 's Rijks ambtenaar te onttrekken, alsmede iedere overeenkomst, welke de niet-vervulling van eenige bij deze wet opgelegde verplichting of de verkorting van eenige bij deze wet toegekende bevoegdheid ten doel heeft, is nietig. a Art. 15. Het is aan rechters, scheidsmannen, departementen van algemeen bestuur, besturen van provinciën, ge- 1 Als afdruk van een naamstempel te beschouwen een afdruk van den stempel van een gemeentebestuur. (Aanschr. Min. v. Financiën 27 September 1917, n°. 105.) Als onderteekend te beschouwen een stuk, waaronder een naam is gedrukt. (Aanschr. Min. v. Financiën 25 Juni 1917, n°. 107.) * Verg. over de uitdrukking „zonder kosten", art, 1856 Wetb. v. Kooph. Art. IS 12 - meenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke üchamen en instellingen, en aan daartoe behoorende ambtenaren verboden bij hunne beslissing of beschikking rekening te houden1 met den inhoud van eenig stuk dat, hoewel aan zegelrecht onderworpen, ongezegeld of niet voldoende gezegeld te hunner kennis wordt gebracht. 2 Voor iedere overtreding is verbeurd eene boete van honderd gulden. De overtreders zijn bovendien gehouden tot betaling van de rechten, verschuldigd wegens de stukken, waarvan het recht niet is voldaan, behoudens verhaal op wien het behoort. De bepaling van het eerste lid is niet toepasselijk op de stukken overgelegd : 1°. ingevolge artikel 147 — of, als bescheiden tot staving der rekening, ingevolge de artikelen 775, 777 en 787 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ;8 2°. als stukken van vergelijking in geschillen over de echtheid of onechtheid van geschriften ; 3°. als bescheiden tot staving van de eigen aaugifte van faillissement en van het verzoek tot bekoming van surséance van betaling, bedoeld bij de artikelen 1 en 213 van de Faillissementswet; 4°. in strafzaken. Indien zich onder de hiervoor uitge- 1 De Rechtbank mag geen rekening houden met een van valschheid beticht stuk, dat, hoewel zeeelplichtie, ongezegeld wordt overgelegd. Hof Arnhem 6 Dec. 1922, N. J. 1923, p. 793, H. R. 20 Maart 1924, N. J. 1924, p. 516. 2 Verg. art. 20. Zie ook art. 22. • Deze bepaling geldt niet voor zaken voor . het Kantongerecht. (Res. Min. v. Fin. 1 Oct. 1920.) Art. 17 14 ■ rieele akte, gelijktijdig ter zegeling over te leggen.1 Deze verplichtingen vervallen echter, indien het bedoelde stuk zich niet in de macht bevindt van hen, die partij zijn bij de notarieele akte, en zij dit in deze akte verklaren. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op het in bewaring nemen van olographische en geheime testamenten, benevens de omslagen daarvan 2 en op de vermelding van stukken in akten van boedelbeschrijving en in processen-verbaal van vergadering, van verzending, van uitloting of van vernietiging van stukken. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijftig gulden verbeurd. Art. 17. Het is aan rechters en andere ambtenaren8 verboden om een register, aan zegelrecht onderworpen, te kantteekenen of te waarmerken, indien niet alle bladen van het register gezegeld zijn;4 Het is aan ambtenaren verboden handteekeningen te legaliseeren op aan zegel-. recht onderworpen stukken, 6 voordat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet is voldaan. 1 Verg. art. 21. Zie ook art. 22. 2 Verg. art. 26 lr. o. 8 Hieronder valt ook een door ambtenaren vertegenwoordigd college, b.v. dat van Burgemeester en Wethouders. 4 Onder de hier bedoelde registers vallen de in art. 23. 5°. bedoelde, die volgens art. 31 van het Kon. Besluit van 1 Augustus 1828, S. 52, door den Kantonrechter moeten worden gekantteekend en gewaarmerkt. Verg. de overgangsbepaling van art. 96. 6 Buitenlandsche ptukken kunnen gelegaliseerd worden, al zijn ze ongezegeld. (Miss. Min. v. Fin. 10 Aug. 1917, 10 Oct. 1917.) — 27 — Art. 3r a. boedelbeschrijvingen, processen-verbaal en andere akten en geschriften, diede onderscheidene gedeelten van eene handeling constateeren, welke niet in ééne zitting is voltooid ;. 6. de akten, welke, overeenkomstig de wet, in registers1 of achter of naastelkander geschreven worden.a Voorts kunnen worden gesteld : 1°. de legalisatiën en erkenningen van handteekeningen3 en bekrachtigingen of goedkeuringen van akten, op de stukken waartoe zij betrekking hebben, en in het algemeen de vermelding van de verrichting van formaliteiten op de stukken of op de afschriften of uittreksels derstukken, welke die formaliteiten hebben ondergaan ; 2°. de akten van beteekening, op het beteekende stuk, onverschillig of de beteekening al dan niet tevens inhoudt aanmaning, bevel of dagvaarding ; 3°. in geval van aanbesteding, verkooping of verhuring : de akten van voorloopige toewijzing, van ophouding en van toewijzing, op de bestekken of memoriën van voorwaarden ; de akten van afslag, opbieding of verhooging, de akten van ophouding en van eindelijke toewijzing, op de akten van voorloopige toewijzing ; de akten van herbesteding of herveiling, op de akten van toewijzing en de ver- 1 Verg. art. 23 n°. 5. ^.*Verg. artt. 979, 987 en 1231 Burgerl. Wetboek ; art. 467 Wetb. v. Burgerl. Rechtsv. ; de artt. 13 al. 3, 36, 50, 64 en 73 der Registratiewet 1917 ; de artt. 34 en 52 der wetten van 29 December 1843, 8, 66 en 6T en art. 12 wet 31 Maart 1847, S.'Ifc' -j 3 Verg. echter art. 17. ■■■■■ Art. 82 — 28 - klaringen van lastgeving of opgaven van meester, op de akten, waartoe zij betrekking hebben ; 4°. de akten van indeplaatsstelling van lasthebbers, op de akten van lastgeving ; 5°. de akten van herroeping van volmacht of van uiterste wilsbeschikking, op de akten, welke worden herroepen. Art. 32.1 Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier zijn vrijgesteld :2 1 Gewijzigd bij de wetten van 1917,1919 en 1921.. 2 Zie ook art. 11 al. 4. Van zegel zijn verder vrijgesteld bij : a. art. 12 der Huurcommissiewet van 26 Maart 1917, S. 257, alle stukken, krachtens die wet opgemaakt, met uitzondering van huurovereenkomsten; 6. art. 8 der Koloniale invorderingswet van 4 Augustus 1917, S. 507, de stukken, noodig voor de beteekening en tenuitvoerlegging van de in die wet bedoelde dwangbevelen ; c. art. 17 der Leeningwet 1917 van 15 December 1917, S. 710, alle akten, krachtens die wet op te maken en uit te vaardigen stukken, de af te geven kwitantiën, de nota's van toewijzing op inschrijvingen op de, in de eerste afdeeling dier wet bedoelde leening, de opdrachten aan de Nederl. Bank tot storting op die leening en de in verband met de storting afgegeven volgbriefjes, zoomede de processtukken, vonnissen en afschriften van vonnissen betreffende de toepassing dier wet; d. art. 43 der Landarbeiderswet van 20 April 1918, S. 259, alle stukken, uit die wet voortvloeiende, zoomede die, welke betrekking hebben op hare uitvoering; e. art. 53 der Nijverheidsonderwijswet van 4 October 1919, S. 593, alle akten en geschriften, betreffende het aangaan, wijzigen of beëindigen van leerovereenkomsten, benevens alle stukken, die ter uitvoering der leerovereenkomst worden opgemaakt; ƒ. art. 8 der Ouderdomswet 1919 van 4 November 1919, S. 628, alle stukken, opgemaakt ter uitvoering van de bepalingen bij of krachtens die wet gegeven; g. art. 19 der Leeningwet 1919 van 30 Januari 1920, S. 46, alle krachtens die wet af te geven stukken en alle stukken uitsluitend betrekking hebbende op de beleening bij de Nederl. Bank van de schuldbekentenissen en recepissen krachtens die wet af te geven; h. art. 2 der wet van 26 Maart 1920, S. 138, — 29 — Art. 32 1°. de aan de belanghebbenden uit te reiken minuten, afschriften of uittreksels van besluiten, akten en beschikkingen, houdende : a. benoeming van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, aan wie geen bezoldiging of een bezoldiging van niet meer dan duizend gulden 's jaars is toegekend ; 6. verhooging van bezoldiging van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, als de bezoldiging met de verhooging niet meer dan duizend gulden s jaars bedraagt/; c. benoeming tot een ambt van gelijken of minderen rang dan dat, hetwelk de benoemde reeds bekleedde, voor zoo- de plaatsbewijzen en verdere schrifturen, waarop of waarmede het vervoer van personen over de spoorwegen plaats heeft, óf welke ten dienste van dit vervoer gebezigd worden ; i. art. 22 der Postwet, S. 543, van 1919, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1921, S. 66, alle stukken, welke in den Postcheque- en Girodienst worden gebezigd; j. art. 373r B. W. alle verzoekschriften, vorderingen, beschikkingen, exploiten en andere stukken, opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van de tweede afdeeling A. van den loden titel van het eerste boek van het Burgerl. Wetb.. ingelascht bij de wet van 5 Juli 1921, S. 834; k. art. 6 der Nederl. Indische dollarleeningwet 1922 van 30 December 1921, S. 1455, de overeenkomsten, gesloten voor de tegeldemaking van de in art. 1 dier wet bedoelde schuldbewijzen ten laste van Nederlandsch-Iaijfifc,,^ l. art. 6 der Nederl. Indische leeningwet 1923 van 6 Juni 1923, 8.348, de overeenkomsten, gesloten voor de tegeldemaking van de in art. 1 dier wet bedoelde schuldbewijzen; m. art. 124uïer Jachtwet 1923, S. 331, alle stukken uit titel VII dier wet voortvloeiende ; n. art. 89 der Ruilverkavelingswet (1924, S. 481), alle stukken, opgemaakt ingevolge die wet; o. artt. 11,13 en 30 der wet op de Coöperatieve Vereenigingen 1925, S. 204, de stukken betrekkelijk het worden van lid, het bedanken als lid en de rekening en verantwoording van het bestuur. . Zie verder de vrijstellingen, vermeld bij art.91. Art. sa - 30 - ver aan het nieuwe ambt geen hoogere bezoldiging is verbonden dan aan het oude. Indien het jaarlijksch bedrag der bezoldiging niet in het besluit, de akte of de beschikking is uitgedrukt of niet bekend is, kan de vrijstelling slechts worden ingeroepen, als door of namens de openbare macht, van wie de benoeming is uitgegaan, op het uit te reiken stuk verklaard is, dat de bezoldiging niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt of op niet meer dan die som wordt begroot; 2°. de aan den belanghebbende uit te reiken beschikkingen van administratieven aard, waarbij vergunning wordt verleend tot handelingen, waarvoor, krachtens de wet of krachtens reglementen of verordeningen van politie, vergunning moet worden gevraagd,1 en die waarbij de bijdragen worden geregeld, welke gevraagd worden op grond van bepalingen, voorkomende in Rijkswetten, rakende de staatszorg voor minderjarigen, armen en krankzinnigen ; 3°. verzoekschriften en verdere stukken, benoodigd tot het bekomen van de hiervoor onder 1°. en 2°. bedoelde beschikkingen ; 4°. alle stukken, welke volgens hun aard aan dit zegelrecht zouden zijn onderworpen, doch worden opgemaakt tot regeling van belastingen 2 of ter vol- i Deye bepaling geldt ook indien de vergunning moet worden gevraagd kraohtens eenig Kon. besluit, eenige verordening of resolutie, b. v. machtiging tot verkoop van gezegeld papier (art. 4 der wet), vergunning om een belastingaangifte voor een ander in te dienen, een successiememorie voor een ander te beëedigen. •Hieronder vallen aangiften, bezwaar- en verzoekschriften, betreffende belastingen, ook van waterschappen, polderbesturen enz., voorts opgaven van verkeerde tenaamstellingen bij het — 31 — Art. 82 doening aan- of uitvoering van wetten en algemeene maatregelen van bestuur, houdende voorschriften van staatszorg en staatstoezicht1 en van wetten, regelende onderwerpen van publiek recht;1 5°. de aan in het buitenland wonende belanghebbenden uit te reiken besluiten, houdende toekenning van ridderorden ; 6°. de afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand en van- en uit stukken aan die akten gehecht, welke ingevolge eenig wettelijk voorschrifttttf voor de regeling van belastingen moeten worden overgelegd, 3 en die, welke «iet bestemd zijn om aan bijzóndere personen of andere dan door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen in hun belang te worden uitgereikt, mits van een en kadaster ; geboorte-extracten, over te leggen bij een successiememorie ; rekesten houdende verzoek tot uitstel voor de indiening eener successiememorie, voor betaling of tot beëediging door een gemachtigde ; volmachten om te reclameeren. . * Verg. aant. 1 op blz. 22. 1 Verg. o. a. art. \ibis wet, regelende de toelating van schipper op koopvaardijschepen, van 28 Mei 1901, S. 139, gewijzigd bij die van 14 Juli 1904, 8. 156; art. 28 Motor- en Rijwielwet van 10 Februari 1905, S. 69; art. 34 Rivierenwet van 9 November 1908, S. 339; art. 72 wet, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, van 1 Juli 1908, S. 219, en art. 27 Steenhouwerswet van 7 October 1911, S. 315 ; verder vallen hieronder o. a.: de Armenwet, de Begrafeniswet, Drankwet, Visscherijwet, enz. 2 Hieronder vallen o. a. het strafrecht; de enquêtewet van 5 Augustus 1850, S. 45, en de verklaringen, bedoeld in de artt. 66, 68, 686 er 71 der wet op het Notarisambt. 3 B.v. krachtens de wetten, regelende het kiesrecht, de militie, de scheepvaart en het successierecht enz. of ingevolge art. 126 nos. 1, 4 en 5 Burgerlijk Wetboek. Onder de bepaling vallen ook die welke worden afgegeven met het oog op de artt. 136 en 138 van dat wetboek, of wel aan het Departement van Buitenlandsche Zaken, ingevolge aanvragen van vreemde regeeringen of gezantschappen. Art. 32 —'82 — ander in de onder die afschriften of uittreksels voorkomende deugdelijkverklaring door den ambtenaar, die ze afgeeft, melding gemaakt zij ;1 7°. akten van bekendheid, opgemaakt ter vervanging van de onder 6° bedoelde afschriften en uittreksels ; 8°. de door bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewij zen af te geven uittreksels uit de kadastrale plans, leggers en aanwijzende tafels ;. 9°. de stukken, benoodigd tot het aangaan''v*n huwelijken, die betreffende de voorziening in voogdij en toeziende voogdij, curateele en toeziende curateele, betreffende opheffing van curateele, meerderjarigverklaring en toekenning van bepaalde rechten van meerderjarigheid, erkenning en wettiging van natuurlijke kinderen en betreffende verbetering van akten van den burgerlijken stand, de stukken benoodigd om uit de gijzeling ontslagen te worden, verzoekschriften aan openbare autoriteiten, voor zoover volgens artikel 23 onder 3° aan zegelrecht onderworpen en de minuten, afschriften en uittreksels van daarop te nemen beschikkingen, alles voor zoover de personen onvermogend zijn en dat onvermogen blijkt uit een verklaring, afgegeven, indien zij binnen het Rijk wonen, door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats, en indien zij buiten het Rijk wonen, door de bevoegde openbare macht, en van het onvermogen op de stukken melding is gemaakt. 1 Verg. o. a. de artt. 38, 50 en 56 Burgerl. Wetboek. — 33 - Art. 32 De personen; wier onvermogen moet blijken, zijn : a. bij akten van toestemming tot het aangaan van een huwelijk, zij die toestemming geven ; b. bij stukken betreffende de voorziening in voogdij of toeziende voogdij, curateele, of toeziende curateele, de onder voogdij of curateele te stellen of gestelde personen; c. bij stukken betreffende de erkenning of wettiging van natuurlijke kinderen, hij die erkent of die de wettiging vraagt ; d. bij andere stukken, zij ten bate van wie de stukken strekken ; 10°. de akten door notarissen, ingevolge het tweede „lid van artikel 6 der wet van 9 Juli 1842 (Staatsblad n°. 20) voor onvermogenden kosteloos opgemaakt, mits de door den voorzitter der rechtbank verstrekte last tot kostelooze opmaking behoorlijk in de akte is vermeld, en de afschriften van- en uittreksels uit die akter ; 11°. alle akten en vonnissen opgemaakt door rechterlijke ambtenaren en collegiën, alsmede door scheidsmannen; 12°. de akten van procureurs ;1 13°. de stukken, opgemaakt ter gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen en beschikkingen, gewezen in rechtsgedingen, welke van een of van beide zijden kosteloos worden gevoerd ;2 14°. de stukken betreffende invor- 1 Vrij zijn ook hunne verzoekschriften en akten, al znn die door de partij zelve medeonderteekend. Arrest H. R. 16 Nov. 1923, N. 3. '1924, p. 139, A. B. 1925, p. 244, V. W. 11954. Zie n°. 3. 8 Verg. Ir. b na n° 29. S. &. J. n°. 18, 8e dr. 2 Art 82 - 34 - dering van sommen aan het Rijk1 verschuldigd, welke het bedrag van dertig gulden niet te boven gaan; 15°. de stukken door ambtenaren van den Staat, van provinciën, gemeenten en waterschappen en door onderwijzers benoodigd tot het bekomen van pensioenen, voor zoover hunne bezoldiging of belooning niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt en daarvan uit de stukken blijkt; de stukken, benoodigd tot het bekomen van weduwen- en weezenpensioen uit tot dat doel ingestelde fondsen, ingeval de belanghebbende personen onvermogend zijn, blijkens een verklaring, afgegeven door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats en daarvan op de stukken melding gemaakt is, en de stukken, benoodigd voor de deelneming in- en tot het verkrijgen Van uitkeeringen wegens de in artikel 46 onder a bedoelde verzekeringen, mits van deze bestemming uit die stukken blijkt;2 16°. de akten van beschrijving en de processen-verbaal van verkoop van verstane panden in banken van leening, gehouden wordende ingevolge verordeningen, welke door het openbaar gezag zijn vastgesteld; 17°. de akten van vergunning tot het plaatsen van brievenbussen ten dienste van de administratie der posterijen; ' 18°. de machtigingen tot het in ontvangst nemen van aangeteekende brieven of pakketten, gesteld op de kennis- 1 Hieronder vallen dus niet stukken, betreffende aan gemeenten en waterschappen verschuldigde sommen, die geen belastingen zijn. Zie aant. 4 op blz. 19. 2 De stukken voor de uitbetaling van pensioen zijn altijd vrij, omdat de Pensioenwetten onder de in art. 32, 4°, genoemde vallen. — 41 — Art. 8? lang hebben, worden voor één persoon gerekend. Art. 36.1 Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd : 1°. voor voldaanteekeningen op postwissels, postbewijzen, kassierspapier, cheques, assignatiën en ander handelspapier;1 2°. voor kwitantiën wegens inlage of premie en andere kosten op de polissen van assurantie of bewijzen van verzekering ; * 3°. voor kwitantiën wegens ontvangen sommen, welke voorkomen op hetzelfde papier, waarop reeds een gezegelde kwitantie voor een in niindering van dezelfde schuldvordering ontvangen som voorkomt, mits uit den inhoud der latere kwitantie duidelijk blijkt, dat de betaling betrekking heeft op dezelfde vordering; elke termijn van huren en renten wordt als een afzonderlijke vordering aangemerkt; 4°. voor kwitantiën van betaalde rechten op de jachtakten gesteld ; 5°. voor aanteekeningen van verlenging der prolongatie of beleening op behoorlijk gezegelde akten van prolongatie en van beleening. * Art. 37.5 Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor:8 1 Gewijzigd bij de wetten van 1917 en 1919. 8 Verg. ook art. 62 al. 1. 8 Verg. ook art. 45 al. 3. 4 Zie art. 37 n°. 17. 5 Zie voor de wijzigingen bijlage D. • Zie ook art. 32 laatste al. en de vrijstellingen, vermeld bij art. 91, op blz. 95. Voorts zijn van zegel vrijgesteld bij : a. wet 26 Maart 1920, S. 138 : spoorkaartjes en abonnementen ; 6. Postwet, S. 543, van 1919 : alle stukken, welke in den postcheque en girodienst gebezigd worden; c. Leeningwet 1919, S. 46, van 1920 : Krachtens die wet af te geven stukken. Art. 37 - 42 1°. de in artikel 34 vermelde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; 2°. de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden en inhoudende dat daarbij voor die ontvangst, eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering, opgemaakt door hem, die de gelden heeft ontvangen, is uitgereikt of toegezonden ;1 3°. de stukken, vermeldende de overneming van vreemde muntspeciën, bankpapier, cheques en ander handelspapier 2 tegen gelijktijdige betaling of overmaking van de daarvoor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken blijke; 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van coupons, cheques of ander handelspapier, mits uit de stukken blijkt, dat de toezending niet de strékking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen;3 1 De bedoeling is om de heffing van meer dan een zegelrecht te voorkomen, ingeval iemand voor een ander een betaling of storting doet. (M. v. T. wet 1921.) 2 Hieronder worden ook coupons gebracht. Een couponnota vermeldende de overneming van coupons tegen „gelijktijdige betaling" of „overmaking" van het uitgetrokken bedrag, is vrij van zegel; de vrijstelling geldt echter niet, indien de gelden op een rekening-courant worden geboekt, of indien de nota inhoudt; dat de gelden per giro of in contanten „zullen worden toegezonden". (Bes, Min. v. Fin. 24 Nov. 1924, P. W. 12013.) Verg. aant. 3 op blz. 38 en aant. 2 op blz. 40. 8 B. v. bij ontvangst ter acceptatie of ter jncasseering. - 43 - Art. 37 5°. de artikel 34 vermelde stukken, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die administratie betrekking hebben, mits van een en ander uit de stukken M$ke f-1 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekeningcourant in het credit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening;1 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder e, afgegeven tengevolge van herstelde öhjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken hlijke ;8 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehoudeD worden overeenkomstig verordeningen dóór het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan inrichtingen, welke zieh 'uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen der haar door de inleggers toevertrouwde gelden ten doel stellen ; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen verschuldigd' zijn; 10°. kwitantiën voor alle belastingen 1 Onder deze vrijstelling valt niet het stuk, waarbij degeen op wiens rekening werd bijgeschreven, de ontvangst bericht aan dengene, van wiens rekening werd afgeschreven. (Rechtb. Arnhem' 14 Febr. 1924, P. W. 11910, Adm. besl. 1924, p. 359. Zie aant. 4 op blz. 38. 2 Deze bepaling betreft de z.g. stornoposten. Art. 40a — 4« — HOOFDSTUK UIA. (Art. 40a—40/ zifii toegevoegd bij de wet van 1921.) Van het zegelrecht van 'pahhuisceelen en volgbriefjes. Alt. 40a. 1 Aan een vast recht van vijftig cent zijn onderworpen: 1°. de bewijzen van opslag, pakhuisen ontvangceelen; 2*. de volgbriefjes, opdrachten, machtigingen en beloften tot afgifte van goederen, afgegeven door hem, die het recht heeft om over die goederen te beschikken. * De stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, 3 al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken, wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. Art. 40b. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen van ontvang der goederen, gesteld op 1 Zie voor de endossementen op deze stukken, art. 32, 22°. * Bij Kon. besluit van 21 Februari 1922, S. 73, is vrijstelling van zegelrecht verleend voor: a. de in artikel 40a onder 2° bedoelde stukken, indien deze gedagteekend zijn en de geldigheid, blijkens eene .daarin opgenomen en door den afgever onder ieekende verklaring is beperkt tot den dag der afgifte en twee daarop volgende dageni De dagteekening van het stuk wordt als dag fan afgifte aangemerkt. De Zondag en de daarmede in artikel 92, laatste lid, der Zegelwet 1917 gelijkgestelde dagen, in voormelden termijn vallende, worden niet medegerekend; b. de in artikel 40/ onder 1° genoemde stukken, als de aan de vervoerders of expediteurs verschuldigde vracht minder dan tien gulden bedraagt en daarvan uit het stuk blijkt. 3 Ook wanneer zij buiten 's lands zijn opgemaakt. Zie art. 403. — 47 — Art. iOd de in het vorig artikel vermelde stukken. Aft. 40c. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor de in artikel 40a onder 2J. bedoelde stukken, als zij bij verkoop van dadelijk af te leveren goederen op den dag van den verkoop door of vanwege den verkooper worden afgegeven,1 of als zij worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van eene zelfde administratie en zij op die administratie betrekking hebben, onder voorwaarde, dat uit die stukken van een en ander voldoende blijkt. Art. 40a\ Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voor zoo ver zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend en zoo het niet is onderteekend, door hem, die het stuk heeft afgegeven. Indien de stukken buitenslands zijn opgemaakt moet het zegelrecht daarvan worden voldaan, vóór dat zij hier te lande verhandeld, in beleening gegeven of genomen, geëndosseerd of gekwiteerd worden. De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling 1 Hieronder vallen kassabons, niets anders bevattend dan de opdracht aan de afdeeling expeditie om daarop aangeduide goederen af te geven. Art. 40e 48 — aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van plakzegel. Eene boete van honderd gulden wordt verbeurd door ieder, die eenig in dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig öf iét binnen- of buitenslands is opgemaakt hier te lande heeft verhandeld,' in beleening gegeven of genomen, geëndosseerd of gekwiteerd, zonder vooraf het zegelrecht te voldoen. Deze voldoening kan door hem, vóór het verrichten van een dier handelingen, zonder betaling van boete, geschieden op de wijze in het vierde lid van dit artikel aangeduid, indien zijne handteekening niet op het stuk voorkomt, waarna dat stuk ten aanzien van hem en van latere houders als behoorlijk gezegeld wordt aangemerkt. Hij is tot deze voldoening verplicht op straffe van aansprakelijkheid jegens den Staat voor boeten ter zake van dat stuk vroeger door anderen beloopen. Art. 40e. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken, komt, indien niet anders is overeengekomen, ten laste van hem, aan wien de stukken worden uitgereikt, of, indien zij' buitenslands zijn opgemaakt, ten laste van den eersten houder- hier te lande. HOOFDSTUK IILB. Van het zegelrecht van cognossementen, vrachtbrieven en vrachtlijsten en bewijzen van ontvang van vervoerde goederen. Art. 40/. Aan een vast recht van vijf en twintig cent zijn onderworpen : 1°. de hier te lande opgemaakte cog- - 49 - Art. 40? nossementen,1 vrachtbrieven * en vrachtlijsten, alsmede andere stukken, opgemaakt ten einde over een gedeelte van de in een cognossement, vrachtbrief of vrachtlijst vermelde goederen te kunnen beschikken ; * 2°. de hier te lande opgemaakte, afzonderlijke of in registers gestelde bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, afgegeven door of voor hem, aan wien die goederen verzonden of afgeleverd zijn, * daaronder begrepen alle andere stukken, welke bestemd zijn om de ontvangst van het vervoerde te staven. De onder 1°. en 2°. genoemde stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht oi brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. Art. 40gr. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen van ontvang der goederen, op de in het 1 Een ongeteekend afschrift van een cognossement is niet aan zegel onderworpen. Een duplicaat en een geteekend afschrift wèl, zie art. 11, verg. art. 40h, 2°. * Onder dit nommer vallen niet de z.g. beurtvaartadressen, d. z. de vervoerdooumenten bij de binnenscheepvaart in gebruik volgens de Binnenscheepvaartregeling, Staatscourant 1919 n°. 29 ; de stukken waarbij aan den geadresseerde wordt medegedeeld, dat goederen voor hem zijn aangekomen, zoomede de vrachtbrieven, in gebruik bij de Nederl. Spoorwegen, locaalspoor- en tramwegen. (Aanschr. Min. v. Financiën 4 Maart 1922 n°. 88 en 16 Juni 1922 n°. 101.) 3 Zie over de endossementen op deze stukken, art. 32, 22°. Verg. voor een vrijstelling aant. 2 op blz. 46. * Bewijzen van ontvangst, afgegeven door een opvolgenden vervoerder aan zijn voorganger, vallen hieronder dus niet. Zie voor de vrijstelling aant. 2 op bladzijde 46. Art. 40A 50 - vorig artikel onder 1°. bedoelde, behoorlijk gezegelde stukken gesteld. Art. 407L Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, als de aan de vervoerders of expediteurs verschuldigde vracht1 minder dan tien gulden bedraagt en daarvan uit het stuk blijkt; 2°. de afschriften en uittreksels van de onder artikel 40/ 1°. genoemde stuk ken, welke uitsluitend worden opgemaakt ter voldoening aan binnen- of buitenlandsche wettelijke voorschriften, mits van deze bestemming uit die afschriften en uittreksels blijkt en voorts de exemplaren van een cognossement, welke onder den schipper en onder den scheepseigenaar of den reeder blijven berusten, onder voorwaarde dat deze bestemming uit de stukken blijkt; 3°. de stukken, gebruikt voor het vervoer met de Rijkspakketpost en de daarop gestelde ontvangbewijzen; 4°. de bewijzen van ontvang van goederen met opdracht tot verder vervoer door den eenen vervoerder of expediteur aan den anderen afgegeven, mits van de afgifte der goederen met opdracht tot verder vervoer uit de stukken behoorlijk blijkt. Art. 40z'. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet worden voldaan door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Bijk uitgegeven* of op buitengewoon gezegeld 1 Vracht is datgene, dat de expediteur voor het geheele vervoer krijgt; niet: terugbetaalde voorschotten. . «Hiervoor wordt van het papier, genoemd in art. 27 n°. 3, een gedeelte voorzien van een stempel in de linker bovenhoek van f 0.25. — 51 — Art. 41 papier of door gebruik van plakzegel. In geval van overtreding wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend en, zoo het niet is onderteekend, door den uitgever. Art. 40j. Indien niet anders is overeengekomen, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd : wegens de in artikel 40/ 1°. bedoelde stukken, door den bevrachter of inlader ; wegens de in artikel 40/ 2°. bedoelde stukken door hem, aan wien de goederen verzonden of afgeleverd zijn. HOOFDSTUK IV. Van het zegelrecht van paspoorten, jachtakten, verzoekschriften om goedkeuring van statuten of gewijzigde statuten eener vereeniging, en besluiten, houdende verlot tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verleening, mn adeldom. Ait. 41.1 Aan een vast recht van twee gulden vijftig cent zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor één persoon.2 Aan een vast recht van vijf gulden zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor twee of meer personen. De jachtakten zijn onderworpen aan 1 Gewijzigd bij de wet van 1921. Zie voor de in dit artikel bedoelde stukken, die zijn vrijgesteld, art. 42. 2 D. z. die welke hier te lande worden afgegeven. Verg. art. 43 lid fi. Art. 41 62 een recht van vijftig cent van iederen gulden, een gedeelte voor een geheel gerekend, van het bedrag, dat als recognitie verschuldigd is;1 dit recht is slechts verschuldigd voor het eerste exemplaar ; alle verdere exemplaren van dezelfde akte zijn onderworpen aan een vast recht van eer gulden. Aan een vast recht van vijftig gu'den zijn onderworpen de verzoekschriften om goedkeuring van de statuten of reglementen eener vereeniging. Dit recht wordt verminderd tot vijfentwintig gulden, ingeval wordt verzocht goedkeuring van eene verandering of bijvoeging in vroeger goedgekeurde statuten of reglementen. Het recht wordt teruggegeven aan de onderteekenaren, indien de goedkeuring niet wordt verleend. De aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van de hierna te noemen Koninkhjke besluiten zijn onderworpen aan de volgende rechten, te weten: 1°. die, houdende verlof aan hier te lande wonende Nederlanders8 tot het aannemen van vreemde ordeteekenen — medailles of penningen niet daaronder begrepen — vreemde titels, rang of waardigheid, aan een recht van vijftig gulden voor ieder ordeteeken, iederen titel of rang of iedere waardigheid, waarvoor het verlof strekt; 2°. die, houdende vergunning tot verandering van geslachtsnaam — toe- 1 Volgens art. 15 der Jachtwet 1923 bedraagt de recognitie der verschillende soorten jachtakten f 30, f 15, f 10 of f 5. 1 Zie voor buiten 's lands wonenden art. 32 — 61 Art. 48 bedrag — vo'daan, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door den verzekeraar of door den assurantiebezorger door of namens wien het stuk onderteekend is.1 Deze bepa'ing is niet toepasselijk op certificaten door assurantiebezorgers afgegeven en op sluitnota's, waarvan een zegelrecht van tien cent voldaan is, mits deze stukken binnen zes maanden na het sluiten der verzekering door behoorlijk gezegelde polissen zijn vervangen. Indien deze vervanging niet tijdig heeft plaats gehad, is de assurantiebezorger, door wiens tusschenkomst de verzekering is gesloten, mede aansprakelijk voor de boete, verschuldigd wegens de door den verzekeraar onderteekende sluitnota. Wordt eene verzekering door meer dan één verzekeraar, ieder voor een afzonderlijk bedrag, doch bij één polis gesloten, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door eiken verzekeraar, door of namens wien de polis wordt onderteekend, voor dat het zegelrecht 'is voldaan, dat tijdens die onderteekening verschuldigd is. Art. 48. Indien de in artikel 44 bedoelde stukken, de in het eerste lid van artikel 45 bedoelde meerdere exemplaren, afschriften of uittreksels, of de bij dat artikel uitgezonderde aanteekeningen buiten het Rijk worden opgemaakt,2 moet daarvan het zegelrecht worden voldaan vóórdat zij hier te lande aan den verzekerde of andere belanghebbenden of aan anderen ten behoeve van dezen worden toegezonden of uitgereikt, vóór- 1 Verg. ook art. 14. 2 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3. ö3 - Art. 51 HOOFDSTUK VI. Van het zegelrecht van wissels, orderbrieljes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonder, assignatiën enz. Aft. 51.1 Alle wissels,2 orderbrieT]^,'* kassierspapier, cheques,bankpapier of ander papier aan toonder* en ander handelspapier, niet elders in deze wet genoemd, alle assignatiën, ook als zij niet tot het handelspapier behooren6 en alle dubbelen of afschriften van al deze stukken zijn, met uitzondering van het zoogenaamde kort papier, onderworpen aan een recht van vijf cent van iedere honderd gulden, indien zij 'binnen het Rijk 8 betaalbaar zijn.7 Het recht bedraagt ten minste tien cent en wordt berekend over de som in het stuk uitgedrukt, over ronde sommen van f 100 tot en met een bedrag van f 500, boven de f 500, over ronde 1 Gewijzigd bij de wet van 1919. >,W 2 Art. 100 W. v. K.: „een geschrift, uit eene plaats gedagteekend, waarbij de ondèrteekenaar iemand last geeft om eene daarin uitgedrukte geldsom in eene aangewezen plaats, op of na zicht, of op eenen bepaalden tijd, aan eenen aangewezen persoon of aan deszelfs order te betalen. Indien eene andere plaats niet is aangewezen, geldt als plaats van betaling de plaats, welke bij den naam van den betrokkene staat aangegeven". 3 Art. 208 W. v, K.: „een gedagteekend en onderteekend geschrift, bij hetwelk iemand zich verbindt om, ter zijner woonplaatse of ter woonplaatse van een ander binnen dezelfde gemeente of elders, en met of zonder tijdsbepaling, de daarbij uitgedrukte geldsom aan de order van den nemer te voldoen". ♦Zie artt. 281,W. v. K. volg. 5 Het Wetboek van Koophandel spreekt na de wet van 5 Juni 1925, S. 224, niet meer van assignatiën ; thans valt. alleen handelspapier onder hoofdstuk VI. 8 In Europa. Zie art. 2 al. 2, lid 1. 7 Zie voor de vrijstellingen art. 53. Alt. 58 — 66 ~ stuk stelt, voldaan worden door gebruik van plakzegel bij het stellen dier aanteekening, of door bet stuk vooraf ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Ingeval papier, dat uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening betaalbaar is gesteld, tengevolge van niet-betaling bij de aanbieding ter betaling, langer dan acht dagen in omloop blijft, moet op dezelfde wijze het meerdere zegelrecht worden voldaan.1 Art. 53. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd :2 a. voor postbewijzen en postwissels ;3 6. voor assignatiën of aanwijzingen tot betaling, welke door departementen van algemeen bestuur en door rijksambtenaren worden afgegeven op rijksambtenaren en op de Nederlandsche Bank naar aanleiding van ten behoeve van 's Rijks dienst geopende credieten ; c. voor de bankbiljetten door de Nederlandsche Bank gedurende den loop van het octrooi afgegeven wordende; d. voor wissels, welke uitsluitend worden opgemaakt en strekken tot overmaking van de saldo's der rekeningen, die tusschen de Nederlandsche en buitenlandsche postadministratie worden aangehouden, mits van die bestemming op den wissel blijk**'iv Art. 54. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voor zoover zij binnen het Rijk worden opgemaakt, door den trekker of uitgever worden voldaan door deze te stellen op 1 Verg. art. 51 al. 5 en 6. 2 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91. 3 Zie voor postchèque's bij art. 32 Ir. n. — 67 — Art. 54 gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier, 2 of door gebruik van plakzegel. Ingeval van overtreding, wordt eene boete verbeurd van honderdmaal het niet betaalde récht, doch ten minste honderd gulden. 8 Indien de stukken buitensland* ' aijn opgemaakt,4 moet het zegelrecht daarvan worden voldaan, vóórdat zij hier te lande verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd, of voor aval geteekend worden, of eindelijk vóórdat wegens non-acceptatie of non-betaling protest wordt opgemaakt. 6 De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van een of meer plakzegels bij het stellen van het accept, endossement, aval of van de kwijting. Eene boete van honderdmaal het niet overeenkomstig de wet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden, wordt verbeurd door ieder, die eenig in dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig of het binnen- of buitenslands is opgemaakt, hier te lande heeft verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd of voor aval geteekend, of wegens non-acceptatie of non-betaling van zoodanig stuk 1 Verg. de artt. 6 en 9. 2 Verg. art. 2 al. 2 lid 3. 8 Verg. ook art. 14. 4 Verg. art. 12 en 22 al. 3. 5 Zie aant. 1 op blz. 19 over in Indië onvoldoende gezegelde wissels. Art. 56 — 70 — In geval van openbare verhuring bedraagt liet recht ten minste vijftig cent.1 Voor de berekening van het recht wordt de duur van een voor het leven2 of tot wederopzegging aangegane huur gesteld op tien jaren en die van eenige andere huur voor onbepaalden tijd op twintig jaren. Is een huur gesloten voor het leven en verder voor een zeker aantal jaren of eerst voor een zeker aantal jaren en verder tot wederopzeggirg, dan wordt het aantal jaren, waarvoor de huur is aangegaan, met tien verhoogd. Indien de akte of het stuk niet de noodige gegevens bevat voor de berekening van het recht, moeten deze aan den voet door den openbaren ambtenaar, die de akte opmaakte, of door of namens partijen bij onderteekende verklaring worden opgegeven. Ontbreekt deze opgave, dan is een recht van twintig gulden verschuldigd, tenzij wegens de in de akte of het stuk voorkomende gegevens een hooger recht verschuldigd is, in welk geval dit recht verhoogd met twintig gulden, verschuldigd is. Het recht wordt berekend over ronde sommen van f 250 tot en met een bedrag van f 5000 en boven de f 5000, over ronde sommen van f 500. Voor de toepassing dezer wet worden : a. huur en verhuur onder opschortende voorwaarde gelijkgesteld met zuivere huur en verhuur; b. onderhuur en verhuur, vernieuwing 1 Altijd, dus ook al zijn de- prijzen niet hooger dan die in art. 57 bedoeld. 2 Hieronder valt de huur die afhangt van het leven van één of van meer personen. NEDS fFJU DSCHE STAATSWETTEN Editie Schuurman & Jordens N°. 18 ZEGELWET1917 Wet van 22 Maart 1917, Stbl. n°. 244, zooals deze wet nader is gewijzigd voorzien van korte aanteekeningen, het Koninklijk besluit ter uitvoering der wet en een alphabetisch register P. J. A. ADRIANI ecteur der Registratie en Domeinen te Amsterdam ACHTSTE DRUK s 32 6Ur 0.60. ;WOU,E — W. E. J. TJEENK WILLINK Voor «wpelUke aanvullingen en wijzig ineen «Se ;-.{-.awr achter het register. — 4 — BIJLAGEN. Blz. A. Considerans en op zich zelf staande bepalingen van de verschillende wetten 101 B. Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273, ter uitvoering van de Zegelwet 1917. 103 C. Resolutie van den Minister van Financiën van 21 April 1917, n°. 121. ter uitvoering van dat besluit . . . 112 D. Vroegere redactie van eenige bepalingen der zegelwet 115 VERKLARING DER GEBEZIGDE VERKORTINGEN: 3 P. W.: Periodiek Woordenboek van adm. en gerecht, beslissingen in zake Zegel, enz. N. J.: Nederlandsche Jurisprudentie. Adm. besl. : Administratieve en Rechterl. beslissingen betr. het openbaar bestuur in Nederland. - 5 - Art. 1 WET van 22 Maart 1917, S. n°. 244, tot heffing van het recht van zegel,* gewijzigd door de wetten van 23 Mei 1917, S. n°. 437, 27 Juni 1919, S. n». 432, 24 December 1921, S. n°. 1409 en 29 Juni 1925, S. n°. 308. Wij WILHELMINA, bij de gbatie Gods, Koningin deb Nedeblanden, Pbinses van Obanje-Nassau, enz.. enz., enz. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het tot aanvulling der Rijksmiddelen noodig is, de belasting, welke onder den naam van recht van zepel geheven wordt, nader te regelen en andere bepalingen vast te stellen ter verzekering van de heffing dier belasting; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : HOOFDSTUK I. Algemeene bepalingen. Art. 1. Onder den naam van zegelrecht wordt eene belasting geheven van Bij missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken en van Waterstaat, Handel en Nijverheid aan de Gedeputeerde Staten der provinciën van 3/6 Maart 1906, n°. 1819, afd. B. B., zijn, naar aanleiding van een verzoek van den Minister van Financiën, de provinciale-, gemeente- en waterschapsbesturen uitgenoodigd, zich met vragen, betreffende o. a. de toepassing der Zegelwet, te wenden tot de ambtenaren in den dienst, de inspecteurs en de ontvangers en dus het vragen van inlichtingen rechtstreeks aan het - 9 - Art. 10 registratie of van het zegel bevindt.1 Art. 8. Door notarissen mag voor hunne aan zegelrecht onderworpen akten alleen gebruikt worden perkament of het van wege het Rijk uitgegeven papier.a Het plakzegel mag alleen gebruikt worden voor de stukken, waarvoor zulks uitdrukkelijk is bepaald.3 Bij overtreding wordt het stuk als ongezegeld beschouwd. Art. 9. Er bestaat geen overtreding, indien eenig stuk niet op het daarvoor bestemde, maar op een ander van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier is gesteld, indien de belasting ten volle is voldaan. 4 Art. 10. Wegens één stuk is slechts één zegelrecht verschuldigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 35, 56 en 75. Het recht wordt bepaald door de hoogst belaste beschikking of verklaring. 5 Behoudens de in deze wet vermelde uitzonderingen, is elk afzonderlijk stuk 1 Volgens art. 11 der Registratiewet 1917 is de Staat aansprakelijk voor de schade, ontstaan door het teloorgaan of de verminking eener akte, terwijl zij zich aan een kantoor van registratie bevindt, of ingevolge art. 18 dier wet aan een inspecteur der registratie is afgegeven. * Zie echter art. 6. 3 Zie de artt. 39, 40(2, 40», 43, 47, 52, 54. 58 en 75. Voor effectennota's (art. 75) kan geen gewone plakzegel worden gebruikt. 4 Een formaatzegel mag dus worden gebruikt voor eene huurakte, voor handelspapier enz., mits slechts de verschuldigde belasting is voldaan. Een plakzegel kan niet in mindering strekken van het zegelrecht, naar de oppervlakte van het papier verschuldigd. 6 De bepaling van het eerste en tweede lid ziet uitsluitend op stukken, waarin meerdere beschikkingen of verklaringen voorkomen, die onafhankelijk van elkander zijn. H. R. 16 Nov 1923, P. W. 11954. Verg. art. 44 al. 6. - 13 - Art. 16 zonderde en ter griffie overgelegde stukken niet behoorlijk gezegelde bevinden, is de griffier verplicht die stukken vóór de teruggave ter hand te stellen aan 's Rijks ambtenaar1 ter constateering van de begane overtredingen. Wordt door den griffier niet; tijdig aan deze verplichting voldaan, dan verbeurt hij eene boete van honderd gulden. Art. 16. Indien in eene notarieele akte een aan zegelreoht onderworpen stuk (uitgezonderd authentieke akten, afschriften en uittreksels daarvan,2 akten, welke overeenkomstig artikel 6 der Registratièwet 1917 worden overgelegd 8 en effecten^ wordt vermeld, en indien een zoodanig stuk, met of zonder aanhechting, als bijlage van eene notarieele akte wordt bewaard, is de notaris verplicht in die akte op te geven : * a. indien het stuk ongeregistreerd is, het bedrag van het zegelrecht voor het vermelde of bijgevoegde stuk betaald ; b. indien het stuk geregistreerd is, kantoor en dagteekening der registratie. Als volgens die opgave het vermelde of bijgevoegde stuk niet van behoorlijk zegel volgens de wet is voorzien, zal de notaris verplicht, zijn dit stuk, bij de aanbieding ter registratie van de nota- 1 Dit kan gebeuren nadat van de stukken is gebruik gemaakt. 3 B. v. een borderel van hypothecaire inschrijving. ' D. z. de niet aan een termijn van registratie onderworpen akten, die in eene notarieele akte worden vermeld. * De Staat heeft bij de naleving van dit art. geen belang wanneer in eene notarieele akte wordt verklaard, dat een daarin vermeld stuk is gehecht aan eene vroegere voor denzelfden notaris verleden akte (Aanschr. Min v. Financiën 9 Augustus 1917, n°. 24.) 16 - Art. IS Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 18. Alle personen, die in eenige openbare betrekking registers, akten of stukken houden of in bewaring hebben, zijn verplicht om daarvan, zonder verplaatsing, inzage te geven aan de ambtenaren van de registratie of van het zegel, of aan zoodanige andere ambtenaren,'die van eenen door Onzen Minister van Financiën afgegeven schriftelijken last voorzien zijn, zoo dikwerf die ambtenaren zulks vosderen en te gedoogen, dat deze daarvan afschriften of uittreksels nemen. Gelijke verplichting rust op kooplieden 1 ten aanzien van de door hen aangehouden boeken en registers en van de aan zegelrecht onderworpen akten en stukken, welke zij onder zich hebben. ■ ijk fcehoeft echter geen inzage verleend te worden : 1°. van akten van uitersten wil voor notarissen verleden, of bij hen in bewaring gegeven, zoolang de beschikkers inileven zijn en van akten van inbewaargeving, superscriptie, herroeping ei terugneming van uitersten wil, gedurende het leven van hen, te wier verzoeke die akten zijn* opgemaakt; 2°. van den inhoud van pakketten verzegeld in bewaring gegeven. !J Geen inzage kan gevorderd worden : 1°. op Zondag en de daarmede in het 1 Hieronder vallen o. a. ook assuradeuren en handelaars in effecten. Verg. art. 77. In art. 2» Wetb. v. Koophandel is omschreven wie „koopman" is. Art. 2 der wet van 28 Mei 1926, Stol. 204, verklaart elke coöperatieve vereeniging tot koopman. Art. 19 — 16 — tweede lid van artikel 154 van het Wetboek van Koophandel gelijkgestelde dagen ;1 2°. op andere dagen vóór 9 uur des voormiddags en na 4 uur des namiddags. Wegens iedere door de in het eerste lid genoemde ambtenaren bij proces-verbaal geconstateerde weigering of belemmering van inzage is eene boete verschuldigd van vijftig gulden. Hij die geen gelegenheid geeft inzage te nemen2 wordt geacht de inzage te weigeren. Wordt aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien desnoods met behulp van den sterken arm. Zijn de plaatsen, waar de stukken, waarvan inzage gegeven moet worden, zich bevinden, of redelijkerwijze vermoed worden zich te bevinden, tevens woningen of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden de ambtenaren die plaatsen niet binnen dan op vertoon van een schriftelijken bij zonderen last van den burgemeester of van den kantonrechter. Van het binnentreden wordt door den ambtenaar proces-verbaal opgemaakt; een afschrift hiervan wordt binnen tweemaal vier en twintig uren uitgereikt aan dengene, in wiens Woning is binnen getreden. Art. 19. Het is verboden aan griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten om een aan zegelrecht onder- 1 Deze zijn: 's Konings verjaardag en de in art. 92 lid 3 genoemde dagen. 2 Wanneer een persoon, die van den handel in effecten zijn gewoon beroep maakt, den stok van het door hem ingevolge art. 77 aan te hou den register gedeeltelijk beplakt, is er weigering van inzage. (Miss. Min. v. Fin. 13 Juni 1921.) 17 - Art. 20 worpen stuk in de ter griffie gehouden wordende registers over te schrijven, en aan ambtenaren der registratie om zoodanig stuk te registreeren, vóórdat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet1 voldaan is. 2 Laatstgenoemde ambtenaren mogen akten van protest van handelspapier niet registreeren, zonder zich het geprotesteerde stuk te doen vertoonen.3 De bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen zijn verplicht de stukken, waarvan het zegelrecht niet overeenkomstig de wet is voldaan en welke hun ter inschrijving of overschrijving, of tot het stellen van aanteekeningen worden aangeboden, na verrichting dier formaliteiten, terug te houden voor de invordering van de wegens die stukken verschuldigde rechten en boeten. 4 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 20. Behoudens het geen hierna omtrent sommige stukken is bepaald,6 zal elke houder van eenig zegelplichtig stuk, dat niet of niet behoorlijk gezegeld is, dit tegen voldoening van het verschuldigde recht door 's Rijks ambtenaar kunnen doen zegelen, mits hij tegelijkertijd de boete voldoet, wegens het stuk verschuldigd of dit in handen van gemelden ambtenaar late voor het constateeren der overtreding. 6 1 Dus ook met inachtneming van art. 30. '- Zie art. 22. 8 Zie art. 182 Wetb. v. Kooph. 4 Zie voor buitenlandsche stukken art. 22 al. 2. 5 Verg. de artt. 39, 50, 54, 58, 72 en 78. 6 Zie art. 83 al. 5 ; verg. voorts art. 14 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B.). Art. 21 — 18 - Art. 21. Het is aan 's Rijks ambtenaar verboden om eenig ten onrechte niet of niet bekoorlijk gezegeld stuk van zegel te voorzien, zonder de overtreding bij proces-verbaal te constateeren, indien de boete niét gelijktijdig wordt voldaan. 1 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete vattivijfentwintig gulden verbeurd. Art. 22. Voor stukken, buitenslands opgemaakt,2 moet, behoudens het hierna omtrent sommige stukken bepaalde, 3 het zegelrecht aan 's Rijk ambtenaar worden voldaan, vóórdat daarvan gebruik gemaakt wordt op een^ der wijzen bij de artikelen 15 of 16 vermeld of vóórdat daarmede gehandeld wordt overeenkomstig het eerste lid vaa artikel 19. Het zegelrecht van stukken, buitenslands opgemaakt, welke aan de bewaarders van de hypotheken,'het kadaster en de scheepsbewijzen ter inschrijving of overschrijving, of tot het stellen van aanteekeningén worden aangeboden, wordt, zoo dit recht niet vóóraf is voldaan, na verrichting dier formaliteiten ingevorderd. Stukken, voor welke in de Overzeesche bezittingen van het Rijk 4 het aldaar verschuldigde zegelrecht5 is voldaan, zijn 'Verg. art. 83. 2 Verg. art. 12. , , „ 3 Verg. de artt. 25 al. 2, 39 al 4, 40d al. 3. 48, 54, 58 al. 5 en 63 al. 3. * Zie art. 2 al 2. ... s Dit is geregeld voor: Nederl.-IndwS bij de Zegelverordening 1921 van 30 Augustus 1921 (Indisch Staatsblad n°. 498), meermalen gewijzigd ; voor Suriname bij ordonnantie van 5 Maart 1872 (Gouvernementsblad n°. 13) en voor Curaoao bij verordening van 16 Juli 1908 (Publicatieblad n°. 52). — 19 — Art. 23 hier te lande niet aan zegelrecht onderworpen. 1 HOOFDSTUK II. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier.,,,:. Art. 23. Aan een zegelrecht naar de oppervlakte van het papier2 zijn, behoudens na te melden uitzonderingen, 2 onderworpen :4 1°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van Koninklijke besluiten en van akten van de beide Kamers der Staten-Generaal, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhooging van bezol- 1 In Indië onvoldoende gezegelde ■wissels kunnen door den eersten houder hier te lande zonder boete voor het ontbrekend ïeeht worden Dij gezegeld. Aans. Min. v. Fin. 9 Maart 1925. Indische aandeelen in daar gevestigde N. V., als bedoeld in art. 686, waarvoor in Indië zegelrecht voor het geplaatste kapitaal is betaald, en die daar vrij zijn van evenredig effectenzegel, zijn in Nederland aan zegelrecht onderworpen. Met toepassing van art. 91'wordt hier te lande in dergelijke gevallen kwijtschelding van zegelrecht verleend. (Aans. Min. v. Fin. 16 Maart 1925.) 3 Zie voor de hoegrootheid de artt. 24, 27 en 28. 3 Zie hiervoor artt 32 en 91. 4 Verg. aant. 1 op art. 1. Onbelast zijn de stukken van piMiefrrechtelijken aard, die binnen de administratie Drijven, behalve de onder n°. 5 genoemde, en de door openbare ambtenaren en collegiën als zoodanig opgemaakte, aan bijzondere personen uitgereikte stukken, die niet in de nos. 1, 2, 4 en 6 of elders (verg. art. 41) zijn belast. Vrii zijn dus o. a. volmachten tot vertegenwoordiging van stemgerechtigde ingelanden op vergaderingen van waterschappen, mandaten door openbare besturen opgemaakt, akten van den burgerlijken stand, registers van ontvang van gemeente- en polderlasten, akten van bekwaamheid in zake hooger-, middelbaar- en lager onderwijs, verklaringen van inordebevinding van stukken van goed gedrag en dergelijke, door het openbaar gezag als zoodanig uitgereikt, verklaringen van oorsprong, door ambtenaren uitgereikt, en alle stukken in zake belastingheffing, van de administratie uitgaande. Art. 23 — 20 — diging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt;1 2°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van beschikkingen van collegiën, commissiën en ambtenaren, behoorende tot het bestuur van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhooging van bezoldiging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt;1 3°. de verzoekschriften — zelfs in den vorm van brieven — tot het bekomen van de hiervoor bedoelde beschikkingen;2 4°. afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand ; 5°. de dagregisters en registers van in- en overschrijving aan de kantoren van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen;1 6°. de staten van hypothecaire inschrijvingen, verklaringen dat inschrijvingen zijn doorgehaald, getuigschriften van onbezwaardheid en andere verklaringen door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen afgegeven anders dan in 's Rijks belang;1 1 Zie art. 28a. • Alleen de hier en in art. 41 al. 4 genoemde verzoekschriften zijn, behoudens de vrijgestelde, aan zegelrecht onderworpen. Vrij van zegel zijn o. a. verzoekschriften tot inschrijving van een handelsmerk, verstrekken van een nationaliteitsbewijs, ontslag als ambtenaar, toelating tot een examen, studieverlof voor een dienstpliohtige. Daarentegen moeten o. a: op zegel worden gesteld verzoekschriften houdende subsidieaanvraag (tenzij art. 32 n°. 4 toepasselijk is), verzoek tot teruggaaf van successierecht, teveel geheven tengevolge van een onjuistheid in de aangifte. — 21 — Art. 23 70.1 akten2 van notarissen, voor zoover zij niet vallen onder de bepalingen van Hoofdstuk V of van Hoofdstuk VII; 8°. akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten betreffende handelingen, waartoe zij gelijkelijk met notarissen en deurwaarders bevoegd zijn 3 en akten en exploiten2 van deurwaarders, voor zoover zij betrekking hebben op het privaatrecht; 9°. borderellen van inschrijving in de registers der hypotheken en scheepsbe wij zen ; * 10°. bestekken, voorwaarden,5 kaarten en teekeningen, 6 voor zoover zij bestemd zijn om met de akten, welke de overeenkomst constateeren, waarop zij betrekking hebben, den titel dier overeenkomst uit te maken ; ' 11°. verklaringen, opgemaakt naar aanleiding van artikel 297 van het WetT)oek van Koophandel, ten behoeveMT»n een hypothecairen schuldeischer ook als de verzekeraar zich daarbij verbindt den hypotheekhouder schade wegens brand aan het verzekerde te vergoeden, waarvoor door den verzekerde zelf geene vergoeding kan worden gevorderd, mits tot geen hooger bedrag dan dat der oorspronkelijke verzekering en mits voor 1 Gewijzigd bij de wet van 1917. 2 Vrij zijn dus de repertoires. Verg. art. 11 al. 3. 3 Verg. art. 182 Wetb. van Koophandel. 4 Een verzoek om een aanteekening te stellen naast een inschrijving moet gesteld worden op een zegel van minstens f 0.60. (Aans. Min. v. Pin. 6 Maart 1923. Zie art. 28, 6°) 5 Hieronder zijn gebracht de ontwerpstatuten eener naamlooze vennootschap, waarop de koninkl. bewilliging is verleend,' die aan de akte van oprichting worden gehecht. (Aans. Min. v. Pin. 25 Juni 1917.) 6 Onderteekend of niet. 7 Zie art. 266. Art. 24 - 22 — •zulk eene verklaring behalve het verschuldigde zegelrecht niet meer dan eenmaal vijftig cent aan den verzekeraar wordt betaald; 12°. alle andere niet elders in deze wet genoemde stukken, opgemaakt tot bewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en "verklaringen.1 Art. 24. Het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier bedraagt dertig cent voor elk papier, waarvan de oppervlakte niet grooter is dan 426 cM2. | vijftig cent voor elk papier met eene oppervlakte boven de 425 tot en met 644 cM2.; een gulden voor elk papier met eene oppervlakte boven de 644 tot en met 1288 cM'., en voor elk papier, waarvan de oppervlakte grooter is dan 1288 cM2., vijftig cent voor iedere reeks van 644 cM2., gedeelten eener reeks voor eene geheele gerekend. Art. 25. Het zegelrecht naar de op- 1 Onder! Terklaringen vallen de niet reeds onder de voorafgaande woorden van dit n°. vallende verklaringen, welke zijn opgemaakt 1 met de bedoeling om in een geschil over privaatrechtelijke verhoudingen te strekken tot bewijs van eenige handeling of van eenig feit. Hieronder vallen b.v. de rekening en verant- 1 woording door een voogd, curator, of executeurtestamentair, een hypotheekaanvraag met de I clausule: voor deze leening zal een hypotheek 1 worden gegeven op het onroerend goed, hierna j omschreven. (Miss. Min. v. Fin. 15 Jan. 1923.) Niet echter o. a. verklaringen van erfrecht, j de verklaringen en aangiften, bedoeld in de artt: 52—54 en 57 der Begistratiewet 1917, geneeskundige verklaringen, schattings-rap- • porten enz., die dus niet aan zegelrecht zijn '1 onderworpen. Brieven zijn vrij van formaatzegel, behalve ; die genoemd in art. 23, 3. Verg. artt. 34 I laatste lid: 40a lid 2, 40/ lid 2 en 56 al. 1. — 23 - Art. 27 pervlakte van het papier, verschuldigd van hier te lande op te maken stukken, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 8, voldaan door de stukken te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier.1 Voor buitenslands opgemaakte stukken 2 wordt het zegelrecht voldaan bij de aanbieding ter zegeling aan 's Rijks ambtenaar. Art. 26. In afwijking van het voorschrift, vervat in het eerste lid van het vorige artikel, wordt bepaald : o. dat het zegelrecht van olographische en van geheime testamenten en van de daarop gestelde aanteekeningen en akten, zoomede dat van beschikkingen, als bedoeld in artikel 982 van het Burgerlijk Wetboek, eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die stukken geregistreerd worden3 of daarvan op eenigerlei wijze gebruik wordt gemaakt, welke voldoening geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar; b. dat het zegelrecht van de in artikel 23, ondêr 10°, bedoelde bestekken, voorwaarden, kaarten en teekeningen eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die stukken de daarbedoelde bestemming krijgen, welke voldoening eveneens geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Art. 27. Het papier, dat naar de oppervlakte gezegeld vanwege het Rijk wordt uitgegeven, is van de volgende soorten : 4 1 Verg. art. 2 al. 2. 1 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3. 8 Verg. de artt. 7, 100 litt. e en 101 litt, m der Registratiewet 1917. 4 Verg. art. 3 al. 3. Art. 28 — 24 — J HoogteBreedtej ^PPer-1 BENAMING. .. , ,. :f? i • I SS 38 vierk. £ o -g 8 ■§ oenti- w ! o f « 9 meter. 1. Groot register papier .| 46.20 | 57.00 j 2576 f2.— j 2. Klein register papier . 38.57 50.10 | 1932 1.50 3. Gewoon papier. . . . - 32.20 40.00 I 1288 1.—* 4. Half vel gewoon papier! 32.20 20.00 644 I 0.60* 2 5. Klein papier . . . .! 25.00 I 17.00 425 0.30 Art. 28. Behoudens de vrijstellingen, moet van een zegel van niet minder dan een gulden voorzien zijn het papier, dat gebruikt wordt voor :1 a. de stukken in artikel 23 onder 1°, 2°, 4°, 5°2 en 6° genoemd; 6. de akten door notarissen opgemaakt, met uitzondering van die, welke door hen in originali worden uitgereikt; * c. de aan zegelrecht onderworpen akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten, 4 met uitzondering van de protesten van non-acceptatie en van non-betaling van handelspapier.5 Het gebruik van papier, voorzien van een zegel van dertig cent, wordt slechts voor de volgende stukken toegelaten : 1°. verzoekschriften; 6 * Van deze soort worden van Rijkswege zoowel gelinieerde als ongeliniëerde uitgegeven. 1 Verg. voor afschriften en uittreksels van akten art. 11 al. 2 en 3. 2 Verg. de overgangsbepaling van art. 96. 3 Zie voor deze laatste art. 38 der wet op het Notarisambt. Zie echter al. 2 n°. 4. Hieronder vallen niet de z.g. copies collationnées. Daarvoor geldt art. 11 al. 3, dus zegel van minstens f 1.— 4 Zie art. 23 n°. 8. 5 Verg. al. 2 n°. 4. 6 Zie echter art. 41 al. 4. — 25 — Art. 29 2°. volmachten en machtigingen niet ten overstaan van notarissen verleden ;1 3°. door eigenaars of rechthebbenden verleende vergunningen om op eens anders grond of water te jagen ; 4°. akten van protest van non-acceptatie en van non-betaling van handelspapier ; 5°. akten van deurwaarders, met uit-, zondering van die tot welker opmaking, behalve de deurwaarders, ook andere ambtenaren bevoegd zijn, voor welke akten door de deurwaarders geen minder gezegeld papier mag worden gebruikt dan aan die andere ambtenaren is toegestaan ;2 6°. borderellen tot inschrijving in de registers der hypotheken en der scheepsbe wij zen. 8 Voor alle andere in dit hoofdstuk genoemde niet van het recht vrijgestelde stukken moet gezegeld papier gebruikt worden van ten minste vijftig cent. Bij overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. * Art. 29. Voor de buiten het Rijk opgemaakte stukken5 zal, als zij hier te lande ter zegeling worden aangeboden, ten minste betaald worden een recht gelijk aan dat, hetwelk verschuldigd zou zijn geweest, indien zij binnen het Rijk waren opgemaakt, ook al zou het recht naar de oppervlakte van het papier minder bedragen. 1 Verg. aant. 4 op bladz. 19. 2 Verg. de artt. 1268, 1441 n°. 7, 1442 n°. 3 Burgerl. Wetboek en art. 57 j°. art. 103 al. 2 der Begistratiewet 1917. 8 Verg. aant. 4 op blz. 21. 4 Verg. ook art. 14. 5 Verg. de artt. ;J2 en 22 al. 3. Art. 80 — 26 - Art. 30. De hier te lande door eenig ambtenaar opgemaakte stukken in dit hoofdstuk bedoeld,1 welke niet van zegelrecht zijn vrijgesteld, en de daarvan gemaakte afschriften en uittreksels mogen niet meer bevatten per bladzijde, de lettergrepen door elkander gerekend, dan: 24 regels van 12 lettergrepen, indien het gebruikte papier niet grooter is dan 425 cM2. ; 30 regels van 15 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 425 en niet grooter dan 1288 cM *.; 36 regels van 18 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1288 en niet grooter dan 1932 cM*.; 42 regels van 20 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1932 cM2. Bij de berekening der lettergrepen worden drie cijfers voor een lettergreep gerekend. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op processen-verbaal van: openbaren verkoop van roerende goederen en op in kolommen afgedeelde registers.2 Voor iedere overtreding van dit artikel is verbeurd eene boete van vijfentwintig gulden voor ieder stuk. . Art. 31. Op hetzelfde gezegelde papier 3 mogen worden gesteld : 4 1 Dus de aan formaatzegel onderworpen stukken. • Hiertoe behooren de in art. 23 n°. 5 genoemde. 3 Als zoodanig, blijkens art. 10 al. 3, ook te beschouwen een van plakzegel voorzien papier. Verg. art. 2 al. 2. 4 Wordt het in de gevallen, vermeld onder a en b, vergund om een zegelplichtig stuk te stellen op een gezegeld papier, dat reeds voor een ander stuk is gebruikt, voor de stokken, genoemd onder n°. 1—5, wordt toegestaan, dat zij worden gesteld op papier, waarop reeds een ander stuk voorkomt, zelfs al is dit geschreven op ongezegeld papier. — 35 — Art. 32 gevingen van de aanwezigheid van die brieyen of pakketten, de machtigingen gesteld op de adreskaarten bij de pakketpost in gebruik en de machtigingen tot inning bij de Rijksbetaalmeesters van bedragen van niet meer dan honderd gulden, gesteld op de betalingsstukken; 19°. de verklaringen van gerechtigdheid en van dienstverrichting, afgegeven ten behoeve van schuldeischers van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instelHngen ; 20°. de monsterrollen ; 21°. de koopmansbrieven,1 de koopmansboeken en de balansen ; 22°. de endossementen, gesteld op de in artikel 40a en op de in artikel 40/ onder 1°. genoemde stukken ; 23°. de niet elders in deze wet2 aan recht onderworpen bewijzen van ontvangst van goederen;3 24°. de akten, waarvoor op grond van artikel 101 letter a der Registratiewet 1917,4 algeheele vrijstelling van registratierecht wordt genoten en de afschriften van- en uittreksels uit die akten ; 25°. de opdrachten aan assurantiebezorgers en de aanvragen tot het sluiten en wijzigen van verzekeringen ; 26°. de stukken opgemaakt voor de regeling der vergoeding van de schade aan verzekerde goederen, indien de door 1 Zie echter de artt. 34, I a, 40a, al. 2, 40/ al. 2 en de laatste twee leden en art. 56 al. 1. Verg. aant. 1 op blz. 22. 2 Zie art. 40a. 8 B.v. van effecten; zie echter art. 62. Zie ook de artt. 40/—h. 4 Deze bepaling verviel door de wet van 11 Mei 1923, S. 200. Art. 32 - 38 - den verzekerde gevorderde vergoeding niet meer dan honderd gulden bedraagt; 27°. de stukken opgemaakt ingevolge de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7); 28°. de overschrij vingsbilj etten (giro)1; 29°. inteekenlijsten en inteekenbiljetten voor liefdadige doeleinden. Voorts blijven van kracht de vrijstellingen verleend bij: o. de artikelen 374*, 374Z, 389, 429, 440d, 506, 521, 1121 en 163Tt>' van het Burgerlijk Wetboek ;! 6. de artikelen 860, 867, 872 en 874 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ; c. artikel 16 van de wet van 26 Mei 1841 (Staatsblad n°. 14), houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van effecten aan toonder, welke aan minderjarige of onder curateele gestelde personen toebehooren; d. de artikelen 11 en 14 der wet van 17 November 1876 (Staatsblad n°. 227), tot regeling der coöperatieve vereenigingen, en artikel 1 der wet van 7 Mei 1878 (Staatsblad n°. 41) |3 e. artikel 22 der wet tot instelling eener Rijkspostspaarbank (Staatsblad 1910 n°. 368) ; ƒ. artikel 6 der wet van 5 December 1881 (Staatsblad n°. 185), houdende bepalingen omtrent de uitgifte van schatkistpromessen ; g. de artikelen 17 en 118 der Faillissementswet; h. artikel 82 der wet van 16 Juli 1907 1 Verg. Ir. n van dit art. en art. 37, 6°. * Zie ook aant. j op blz. 29. 3 Zie thans aant. o blz. 29. - 37 — Art. 88 {Staatsblad n°. 222), tot afschaffing der tienden; i. de artikelen 18 en 32 der wet van 12 Juli 1909 (Staatsblad n°. 141), tot uitvoering van het op 17 Juli 1905 te 's Oravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering ; k. artikel 19 der wet van 7 November 1910 (Staatsblad n°. 313), tot regeling van het octrooirecht voor uitvindingen ; l. de artikelen 50i« der Leeningwet 1914, van 23 December 1914, S. 612, gewijzigd door de wet van 20 Januari 1917, S. 192, worden op het zegelrecht van buitenlandsche effecten (waaronder in dat art. worden verstaan de hierboven onder 1° en 2° genoemde stukken), geheven of verschuldigd geworden in het tijdperk van 1 Januari 1917—31 December 1933, een zoodanig aantal opcenten geheven, als gelijk staat met eene heffing van twintig cent van iedere honderd gulden van het kapitaal in het stuk uitgedrukt, d. i., waar het recht bedraagt f 0.80 en f 1.—, respectievelijk 26 en 20. 4 In Europa. Zie art. 2 al. 2 lid L Verg. ook art. 12. te bewijzen van schuld uit geldleeningen en rente-schuldbewijzen ten laste van buitenlandsche lichamen en personen en bewijzen van aandeel of deelgerechtigdheid in vennootschappen, maatschappijen of vereenigingen, waarvan de zetel buiten het Rijk gevestigd is, en 2°. de certificaten, welke ter zake van de onder 1° bedoelde effecten door administratiekantoren hier te lande zijn opgemaakt. Het recht bedraagt, ten minste tien cent; het klimt op met tien cent tot een guldenen boven de gulden met vijftig cent. Voor pandbrieven, welke met vijf en twintig cent van iedere honderd gulden worden belast, bedraagt de opklimming vijf cent tot vijf en twintig cent, vijf en twintig cent tot twee gulden vijftig cent en boven twee gu'den vijftig cent, vijftig cent. Het recht wordt berekend over het kapitaal in het stuk uitgedrukt of daarin aangewezen door de verme'ding van den rentevoet of op andere wijze. Is in het stuk geen kapitaa' uitgedrukt of aangewezen, dan wordt het vijfentwintigvoud der nitge'oofde jaarUjksche rente daarvoor genomen. Is kapitaa' of rente alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt naar den maatstaf, welke daarvooi wordt aangenomen bij het verhandelen ter beurze te Amsteidam. 1 1 Naar dien maatstaf wordt berekend : r de gouden roebel op f 2.— het rjond sterlins , „ 12.— de zilveren- en credietroebel „ Oostenrijkscbe goudflorijn „ frank ., Rijksmark „ Deensche kroon .... 1.28 1.20 0.50 0.60 0.662/3 _ 77 — Art. 61 Ligt het bedrag van het naar deze grondslagen berekend recht tusschen twee der door het derde lid van dit artikel bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd. Is noch kapitaal noch rente uitgedrukt, en is niet na te gaan hoe groot hét kapitaal of de rente is, dan is «en vaBt recht van een gulden vijftig cent verschuldigd. Art. 61.1 De voorloopige bewijzen van stortinga zijn onderworpen aan dezelfde rechten als de definitieve stukken.* Behoudens het bepaalde bij; de artikelen 60 en 67, zijn de stukken, welke ter vervanging van andere worden uitgegeven, aan de hiervoor bepaalde zegelrechten onderworpen, om het even of de oorspronkelijke «tukken vóér of na de invoering van deze wet zij» opgemaakt of uitgegeven. 4 Stukken, welke bij convers;e worden gewijzigd door afstempeling of op andere wijze, worden als nieuwe stukken beschouwd en zijn mitsdien — ongeacht het daarvan reeds betaalde zegelrecht — opnieuw aan zegelrecht onderworpen.5 de lire °P f „ dollar „ „ 2.50 „ peseta „ „ "-50 „ Oostenrijksch-Hongaarsche kroon „ » 0.50 » papieren roebel „ », O.oo „ Oofltenrnksche florijn ... „ 1 ■— gouden Lev „ „ 0.50 „ Argentijnsche pap. peso . . „ „ 1.10 „ yen „ „ 1-^5 '^Gewijzigd bij de wet van 1917. 2 Hieronder valt een bewijs van gedeeltelijke storting van den kostprijs eener premie-obligatie, opgemaakt in den vorm eener kwitantie. Rechtbf Amsterdam 10 Maart 1924, P. W. 11906, Adm. besl. 1924, p. 355. Zie ook Rechtb. Amsterdam 24 Dec. 1926, P. W. 12045. * Verg. echter art. 65. 4 Verg. echter art. 64. • Verg. echter art. 64. Art. 62 — 78 — Van de betaling van het zegelrecht na de wijziging moet blijken door zegeling met een bijzondoren stempel.1 Art. 62.2 Van oprichtersaandeelen en aandeelen in de winst zonder deelgerechtigdheid in het kapitaal, 3 andere. dan die in letter a hierna genoemd, is een vast recht van tien gulden verschuldigd. Een vast recht van vijftig cent is verschuldigd van : 4 a. alle stukken, welke, na aflossing der oorspronkelijke aandeelen, aan de houders verblijven of uitgereikt worden, zooals bewijzen van deelgerechtigdheid, restantbewijzen en dergelijke ; 5 6. bewijzen van overnemirg,van effecten, afgegeven door hen, die zich met het behartigen van de belangen van fondsenhouders belasten, of door vereenigingen van houders van fondsen, die ten doel hebben de belangen van hare leden bij die fondsen te behartigen en de certificaten van aandeel, door administratiekantoren uitgegeven ter zake van effecten, welke niet aan vast zegelrecht zijn onderworpen, indien, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen,6 wordt aangetoond, dat de effecten, ter zake waarvan de bewijzen 1 Zie art. 7 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). a:Gewijzigd bij de wdt van 1921. 3 Ka de wet van 192L zijn alle aandeelen in de winst, waartegenover biet staat een deelname in het kapitaal met f 10 belast. 4 Zie ook art. 60 laatste al. ° Daaronder vallen winstbewijzen, welke worden uitgereikt aan aandeelhouders, die oorspronkelijk kapitaal in de vennootschap hebben gestort en op wier aandeelen wordt afgeschreven. P. W. 11799, Adm. bef. 1924, p. 333. •Zie resolutie dd. 21 April 1917, n°. 121 (Bijl. C). Art. 63 van overneming of certificaten zijn wüAgegeven, behoorlijk gezegeld zijn. De onder letter b vermelde stukken moeten, ten blijke dat aan de daarvoor gestelde voorwaarde is voldaan, met den in het vorige artikel bedoelden bijzonderen stempel gezegeld worden.1 Art. 63. Het zegelrecht moet, voor zoover de stukken hiebite lande worden opgemaakt, 2 worden voldaan door betaling aan 's Rijks ambtenaar, indien zegeling met een bij zonderen stempel wordt vereischt, en in alle -andere gevallen door de stukken te Stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven2 of op buitengewoon gezegeld papier.4 Ingeval van overtreding wordt eene boete verbeurd van honderd maal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden voor ieder stuk: 5 ■ Niet hier te lande opgemaakte stukken moeten van den zegelstempel worden voorzien binnen acht dagen,8 nadat zij hier te lande in ontvangst zijn genomen 7 eh vóórdat zij hier te lande uitgegeven, in omloop gebracht, overgedragen, verpand of in beleening gegeven, afgelost of geconverteerd worden, of vóórdat daarvoor binnen het Rijk door administratiekantoren certificaten worden uitgegeven. Als inontvangstneming wordt 'Zie art. 7 Kon. besluit van 4 April 1917, S..273 (Bijl. B). 2 Zie' art. 12. 3 Verg. de artt. 6 en 9. , 4 Verg. art. 2 al. 2 lid 3. Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de Ontvanger, desverlangd, een recu af. 6 Verg. ook art. 14. «Verg. art. 92. 7 Worden effecten in het buitenland gekocht met de bedoeling ze in het buitenland te verkoopen, dan moeten die effecten worden gezegeld, ook al worden ze door een bankier voor den cliënt in bewaring genomen. P. W. 11801. Art. 64 — 80 — niet aangemerkt eene bewaarneming, indien volgens de overeenkomst van partijen de teruggave uitsluitend mag geschieden aan den bewaargever in persoon, zijne rechtverkrijgenden onder algemeenen titel of zijn of hun algemeenen rechtsvertegenwoordiger. Art. 64. Ingeval van conversie van met nier te lande opgemaakte stukken kunnen de oude stukken ongezegeld blijven, wanneer de nieuwe, die daarvoor in de plaats worden uitgegeven, van behoorlijk zegel zijn voorzien. Art. 65. Het zegelrecht, dat betaald is voor behoorlijk gezegelde voorloopige bewijzen van storting, wordt teruggegeven of verrekend voor zoover het zegel op die bewijzen van storting door 's Rijks ambtenaar is vernietigd en zij door behoorlijk gezegelde stukken zijn vervangen. De teruggaaf moet worden gevraagd en de verrekening moet plaats hebben binnen tien jaren1 na de zegeling der voorloopige bewijzen van storting. Art. 66. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd van akten van overdracht of volmachten tot overdracht, welke gesteld worden op de behoorlijk gezegelde effecten, waartoe zij betrekking hebben. Art. 67. Nieuwe stukken, uitgegeven ter vervanging van andere, zonder eenige verandering in de rechtsbetrekkingen, 2 kunnen zonder betaling worden 1 Verg. art. 92. 2 Er is geen verandering in de rechtsbetrekking: indien stukken op naam worden vervangen door stukken aan toonder of omgekeerd ; er is wel verandering in de rechtsbetrekking : indien tengevolge eener statutenwijziging aandeelen in een N. V. aan toonder worden vervangen door aandeelen op naam, welker overdraagbaarheid is beperkt, indien gewone aandeelen door afstempeling worden veranderd in cumulatief preferente. — 81 — Art. 68 gezegeld, indien, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen,1 wordt aangetoond, dat de oude stukken behoorlijk zijn gezegeld. 2 ■Deze bepaling geldt niet bij splitsing of samenvoeging van stukken, tenzij ten genoegen van Onzen Minister van Financiën wordt aangetoond, dat de oude stukken nimmer hier te lande in omloop zijn geweest. In dit geval kunnen nieuwe stukken, tot het bedrag van het zegelrecht voor de oude betaald, kosteloos gezegeld worden. Art. 68.* Geenerlei zegelrecht is verschuldigd van :4 a. de ten laste van het Rijk of van zijne koloniën uitgegeven effecten ; b. de bewijzen van aandeel in binnen het Rijk gevestigde naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen en andere vennootschappen en vereenigingen,6 welker kapitaal geheel of ten deele in aandeelen is verdeeld, voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, ,dat volgens de Registratiewet 1917 met evenredig registratierecht is belast ;8 'Zie resolutie d.d. 21 April 1917, n°. 121 (Bijl. C). 2 Verg. art. 61. 8 Gewijzigd bij de Wet van IWVf. >' 4 In art. 5 der Nederl.-Indische DollarJeeningwet 1922, van 30 December 1921, S. 1455, zijn vrijgesteld de schuldbewijzen, ingevolge die wet uit te geven. Zie verder de vrijstellingen, vermeld op blz. 28 in aant. 2 lr. c., g., k. en li Zie ook art. 91. 6 Het meerendeel der coöperatieve vereenigingen valt volgens arrest H. R. 6 Mei 1925, P. W. 11978, N. J. 192oY>p. 728, niet onder art. 46 Registratiewet 1917. De bewijzen van aandeel dezer coöperatieve vereenigingen zijn dus aan evenredig zegel onderworpen. 8 Zie aant. 1 op blz. 19 over aandeelen in N. V.en in Indië gevestigd, dje werden opgemaakt en uitgegeven in Indië. Art. 69 c. de coupons, dividendbewijzen en talons, behoorende bij de in de artikelen 60, 61 en 62 bedoelde effecten en voorloopige bewijzen van storting. Aft. 69. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd : van de hier te lande opgemaakte stukken, door hem die ze uitgeeft, en van de niet hier te lande opgemaakte stukken, door hem die ze hier te lande uitgeeft, in omloop brengt, overdraagt, verpandt, of in beleening geeft of ter aflossing of conversie aanbiedt. Art. 70. Niet van zegelrecht vrijgestelde stukken ■ zijn niet leverbaar, vóórdat zij behoorlijk gezegeld zijn. Art. 71. De Directie van het Grootboek zal geene certificaten Nationale Werkelijke Schuld viseeren, welke niet van behoorlijk zegel zijn voorzien. •■■ Art. 72. Hij die niet behoorlijk gezegelde effecten in ontvangst neemt is verplicht die stukken, onder opgaaf aan 's Rijks ambtenaar van naam en woonplaats van hem, van wien zij zijn ontvangen, binnen acht dagen1 na de ontvangst te doen zegelen, en is bevoegd het daarvoor betaalde van hem, van wien hij de stukken ontving, terug te vorderen. Zij die eenig volgens dit hoofdstuk met zegelrecht belast effect hebben uit te geven, in omloop te brengen, over te dragen, te verpanden, in beleening te geven, ter aflossing of ter conversie aan te bieden, af te lossen of te converteeren, of daarvoor certificaten van een administra- 1 Verg. art. 92. — 83 Art. 74 tiekantoor hebben uit te geven, zijn verplicht de niet behoorlijk gezegelde stukken vóór het verrichten van een dier handelingen te doen zegelen, en zijn bevoegd het daarvoor betaalde aan hunne lastgevers of meesters in rekening te brengen. Art. 73. Iedere overtreding van het vorige artikel wordt gestraft met eene boete van honderdmaal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden, voor ieder stuk, ten opzichte waarvan de overtreding is begaan. Zij die alleen of met anderen zijn belast met het bewaren van effecten, ter zake waarvan door administratiekantoren certificaten zijn uitgegeven, en zij die de certificaten mede onderteekend hebben zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de boeten, welke wegens het niet behoorlijk zegelen van die effecten certificaten zijn verbeurd. Art. 74. Aan het bij dit hoofdstuk vastgestelde zegelrecht zijn niet onderworpen: a. de effecten, vóór het in werking treden dezer wet hier te lande opgemaakt. Deze effecten blijven onderworpen aan het zegelrecht, dat daarvan verschuldigd was volgens de wetten, welke op het tijdstip van de opmaking in werking waren; b. de effecten elders dan hier te lande opgemaakt en hier te lande reeds van behoorlijk zegel voorzien. De door kantoren van administratie vóór de invoering der wet van 3 October 1843 (Staatsblad n°. 47),1 uitgegeven certificaten Nationale Werkelijke Schuld, welke ongezegeld zijn, worden beschouwd van zegelrecht te zijn vrijgesteld. 1 D. i. vóór 1 April 1844, volgens Kon. besluit van 13 Maart. 1844, S. 18. Art. 75 — 84 — HOOFDSTUK IX. Van het zegelrecht van nota's van makelaars en commissionairs in effecten, enz. Art. 75.1 De nota — al dan niet onderteekend — waarbij een makelaar, commissionair of ander persoon, die van den handel in- of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt, 2 opgaaf doet van het bedrag, dat is te betalen of te ontvangen door hem, voor wiens rekening de in de nota vermelde verrichting p'aats had, ter zake van een aankoop of verkoop van eenig effect, 8 onverschillig of al dan niet levering plaats heeft, is onderworpen aan een recht van vijf cent van iedere vijftig gulden. Aan hetzelfde recht is onderworpen de nota, houdende opgaaf van het toegewezen bedrag ter zake van inschrijving bij gelegenheid van eene uitgifte van effecten.4 Is het bedrag waarover het recht moet worden berekend alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt volgens den op den dag der zegeling laatstbekenden wisselkoers van Amsterdam. Het recht is verschuldigd over het bedrag van iederen aankoop, verkoop en toewijzing;5 het bedraagt ten minste tien cent en kümt op met vijf cent tot vijf en 1 Gewijzigd bij de wetten van 1919 en 1921. 2 Hiertoe behooren o. a. ook hypotheekbanken en seheepsverbandbanken, doch niet personen, die niet als handelaar in effecten zijn ingeschreven in het Handelsregister. P. W. 11797, Adm. besl. 1924, p. 333. •Niet van coupons, dividendbewijzen en claims. Ruiling (zonder toegift) valt hier niet onder. 4 Bij uitgifte van effecten is het onverschillig, of de nota wordt afgegeven door iemand die van den handel in- of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt. •Verg. art. 10. — 85 — Art. 76 twintig cent, boven d#)vgf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent.1 Het recht wordt voldaan door gebruik van plakzegel. 2 Onder effecten worden in dit hoofdstuk verstaan mscbigvingen-grootboek en alle stukken, die onder welke benaming ook, gerangschikt kunnen worden onder de effecten of publieke fondsen. Art. 76s. De in het vorige artikel genoemde personen ajjn VerpBcht, binnen drie dagen 4 na den aankoop of verkoop van eenig efiect, een befctÉÉriijk gezegelde nota daarvan af te geven of te zenden aan hem, ten behoeve van wien een dier handelingen plaats had. Indien deze weigert de nota in ontvangst te nemen of indien de afgifte of toezending niet aan hem kan plaats hebben, wordt de nota door de in het vorige artikel genoemde personen, binnen eene maand na den aankoop of verkoop, afgegeven of gezonden aan 's Rijks ambtenaar, die haar gedu rende zes maanden bewaart ter beschikking van den belanghebbende. Gelijke verpachting tot afgifte of toezending rust, ingeval van toewijzing van effecten, op ieder, die de gelegenheid tot verkrijging daarvan bij inschrijving of op andere wijze heeft opengesteld. Vóór iedere overtreding van dit artikel wordt verbeurd eene boete van honderdmaal het niet betaalde recht doch ten minste vijfhonderd gulden.6 1 Zie voor de vrijgestelde nota's art. 79. 2 Zie voor1 den vorm van dit zegel art. 5 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 3 Gewijzigd bg de wet van 1917. «Verg. art. 92. «Zie ook art. 80. Art. 77 — 86 — Art. 77. De nota vermeldt den naam van hem, die haar afgeeft of verzendt en van hem, ten behoeve van wien de aankoop of verkoop plaats had of aan wien de toewijzing geschiedde, den aard der verrichting en het bedrag van iederen aankoop, verkoop of toewijzing. ■• Indien de nota wordt afgegeven door een makelaar, commissionair of ander persoon, die van den handel in — of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt, wordt zij van een doorloopend volgnummer1 voorzien en getrokken uit een register met stok, waarvan al de bladen genummerd zijn. Vóór het in gebruik nemen van het register wordt dit op den stok door een door Ons aan te wijzen ambtenaar* gewaarmerkt. Op den stok wordt een afschrift van de nota overgenomen; daarop wordt tevens het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht aangeduid op door Ons aan te geven wijze. 3 Indien volgens die vermelding te weinig zegelrecht in rekening is gebracht, wordt het te weinig betaalde recht van den houder van het register ingevorderd, behoudens diens verhaal op den schuldenaar. Het register in dit artikel bedoeld moet gedurende drie jaren,4 ingaande met de laatste boeking op den stok, bewaard blijven, ten einde daarvan overeenkomstig artikel 18 inzage te geven. 1 Voor elk nieuw register kan met nummer 1 worden begonnen. 2 Zie art. 16 Kon. besluit van 4 April 1917. S. 273 (Bijl. B). 3 Zie art. 13 van het in aant. 2 genoemde besluit. 4 Verg. art. 92. — 87 — Art. 79 Eene boete van vijftig gulden wordt verbeurd : indien de nota niet voldoet aan de bij dit artikel gestelde eisehen ; indien niet voldaan is aan het voorschrift van het derde lid van dit artikel. 1 Art. 78.2 Hij die een aan zegelrecht onderworpen nota ontvangt, welke idetof niet behoorlijk gezegeld is, is verplicht deze binnen veertien dagen3 na de ontvangst uit te reiken aan 's Rijks, ambtenaar. Hij die geen nota ontvangt is eveneens verplicht daarvan^binnen veertien dagen* nadat de aankoop, verkoop of toewijzing hem bekend is geworden, kennis te geven aan 's Rijks ambtenaar. : Hij. die aan een dezer verplichtingen niet voldoet is aansprakelijk voor de boete ingevolge artikel 76 verbeurd. Art. 79. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor :4 1 Zie ook art. 89 al. 2 en aant. 2 blz. 16. ,*-Qewijzigd bij de wet van 1917. 3 Verg. art . 92. 4 Van zegel zijn verder vrijgesteld bij : a. art. 8 der Nederl.-Indische Leeningwet 1919 van 6 Juni 1919, S. 280, de biljetten van inschrijving en de bewijzen van toewijzing van deze leening ; b. art. 6 der Nederl.-Indische Leeningwet 1921 van 11 Juni 1921, S. 798, de biljetten van inschrijving voor- en de nota's van toe? wijzing van de krachtens die wet uitgegeven schuldbewijzen ; c. in art. 5 der Leeningwet 1922 van 17 Februari 1922, S. 64 de krachtens deze Wét uitgegeven stukken, genoemd onder lr. b hierboven ; d. in art. 5 der Leeningwet 1923 van 22 December 1922, S. 705 de krachtens deze wet uitgegeven stukken genoemd onder lr. 6 hierboven ; e. art. 6 der N.-Indisehe Leeningwet van 2 Juni 1923, 8. 248, de krachtens deze wet uitgegeven stukken, bedoeld onder lr. 6 hierboven. Art. 80 — 88 — 1°. de nota betreffende een aankoop of verkoop van eenig effect, afgegeven of gezonden aan een der in artikel 77, tweede lid, genoemde personen, indien deze hier te lande gevestigd is, mits uit de nota blijkt, dat zij niet bestemd is om aan een ander te worden uitgereikt';1 2°. de nota betreffende eene toe wij zii g van effecten, indien te zelfder zake reeds een behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden door hem, die de gelegenheid tot verkrijging der effecten bij inschrijving of op andere wijze heeft opengesteld, mits van deze afgifte of versending en van het gebezigde zegel in de eerstbedoelde nota melding wordt gemaakt; en i 3°. een duplicaat-nota, indien te zelfder zake reeds eene behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden, mits van déze afgifte of verzending en van het gebezigde zegel in de duplicaat-nota melding wordt gemaakt. Art. 80. Onverminderd de straf, gesteld op het niet afgeven van een nota en op de afgifte van een niet behoorlijk gezegelde nota, verliest hij die een dezer overtredingen begaat alle recht op loon of vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Indien het loon of de vergoeding betaald mocht zijn, kan het bedrag daarvan, als onverschuldigd betaald, worden teruggevorderd, mits die terugvordering in rechten gevraagd wordt binnen vijf jaren2 na de betaling.3 Deze bepalingen zijn niet toepasselijk, indien geheele of gedeeltelijke kwijtschel- 1 Vrij is de nota, gezonden aan een firmant eener vennootschap onder firma, die in effecten handelt. 3 Verg. art. 92. •Verg. ook art. 14. — 89 Art. 82 ding of teruggave is verleend van de boete, welke volgens artikel 76 is verbeurd.1 Art. 81. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde nota's is verschuldigd door hem, te wiens behoeve de in de nota vermelde verrichting plaats had. HOOFDSTUK X. Van de vervolgingen, verjaringen, enz. Art. 82. Behalve zij die volgens de voorgaande artikelen de zegelrechten en boeten moeten dragen of voor de betaling daarvan kunnen worden aangesproken, * zijn tegenover den Staat voor de zegelrechten en boeten hoofdelijk aansprakelijk: a. de onderteekenaren van onderhandsche akten ;8 b. zij die de aan zegelrecht onderworpen registers houden of door anderen doen houden. De naamlooze vennootschappen, de wederkeerige verzekering- of waarborgmaatschappijen, de coöperatieve- of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen en de stichtingen zijn aansprakelijk voor de boeten, welke door hare bestuurders of vertegenwoordigers in deze hoedanigheid zijn verbeurd. Indien eene overtreding dezer wet is begaan door een lid eener burgerlijke rnaatschap of eener vennootschap onder firma als zoodanig, is ieder der leden van de maat- of vennootschap hoofdelijk 1 Verg. ook art. 91. 2 Verg. de artt. 15, 16, 20, 33, 40, 43, 54, 55, 58, öwyfl»} fl?V78, 77, 78 en 81. 8 De gemachtigde van den acceptant die den in het buitenland betaalbare wissel, ook bier te lande betaalbaar stelde (verg. aant. 1 op blz. 64) is aansprakelijk voor het recht en de boete, die het gevolg zijn van het niet van evenredig zegel voorzien van den wissel. (H. R. 28 Deo. 1921, N. J. 1922, p. 229, P. W. 11685.) Art. 83 — 90 — aansprakelijk voor de betaling van de rechten en boeten. Al de beheerende vennooten eener commanditaire vennootschap zijn hoofddelijk aansprakelijk voor de betaling van de rechten en boeten, verschuldigd ten gevolge van eene overtreding dezer wet, door een hunner als zoodanig begaan. De werkgever is aansprakelijk voor de rechten en boeten verschuldigd ten gevolge van handelingen door personen in zijn dienst als zoodanig verricht. Art.83.1 Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij deze wet, zijn belast de ambtenaren van de registratie en van het zegel. 2 Zij maken van hunne bevinding procesverbaal op, tenzij het niet- of te weinig betaalde recht en de boete onmiddellijk worden betaald. 3 De processen-verbaal van overtreding ten aanzien van de in artikel 51 vermelde stukken bevatten den letterlijken inhoud van die stukken met al de daarop gestelde verklaringen en handteekeningen ; die van de stukken, in de artikeler 60, 61 en 62 vermeld, en van de stukken, welke overeenkomstig artikel 20 ter zegeling zijn aangeboden, bevatten den letterlijken inhoud van die stukken, voorzooveel zulks ter beoordeeling van 1 Gewijzigd bij de wet van 1917. 3 Verg. art. 84. Volgens aanschr. van den Min. v. Fin. 7 Mei 1924, n°. 36, wordt geen overtreding geconstateerd, indien aan ambtenaren inlichtingen worden gevraagd omtrent de toepassing der Zegelwet en daarbij aan hen een stuk wordt vertoond, dat ten onrechte niet van het vereisehte zegel is voorzien, indien althans de ambtenaar van de goede trouw van partijen overtuigd is. 8 Verg. art. 21. Zie , echter de overgangsbepaling van art. 98. 't Art. moet niet worden beperkt tot overtredingen, door de ambtenaren bij de uitoefening hunner bediening ontdekt. — 91 — Art. 84 het gevorderde recht en de boete noodig is, eveneens met al de daarop gestelde handteekeningen ; de processen-verbaal verdienen, behoudens tegenbewijs, .ook te dien aanzien volledig geloof. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn verplicht alle stukken, waarin eene overtreding dezer wet is begaan, voor zoover die niet onder ambtenaren in hunne betrekking blijven berusten, aan te houden voor het constateeren der overtreding. De in het derde lid bedoelde stukken worden binnen vier en twintig uren teruggegeven ; de overige stukken worden teruggegeven, indien de bekeurden door mede-onderteekening van het procesverbaal de daarin vermelde daadzaak erkennen of het recht, tot vervolging door betaling of op andere wijze is vervallen. Ingeval van vervolging wordt het proces-verbaal met het dwangschrift1 beteekend. Art. 84. -Met het opsporen van overtredingen dezer wet ten aanzien van de in de hoofdstukken III, V en VII genoemde stukken zijn ook2 belast alle andere ambtenaren van 's Rijks belastingen en de in artikel 141 nos. 1 en 3 tot en met 6, van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen. 3 1 Verg. art. 85. 2 Pus behalve de in art. 83 al. 1 genoemde ambtenaren. 3 De in dit; artikel genoemde personen zijn : 1°. de officieren van justitie; ■ 2°. 3°. de commissarissen van politie en de waterschouten ; 4°. de burgemeesters in. gemeenten waar geen commissaris van politie is ; 5°. de officieren en , 6°. de rijksveldwachters, de gemeente-veldwachters en de door den Minister van Justitie aangewezen militairen der marechaussee beneden den rang van onderofficier. Art 85 — 92 Zij zijn verplicht de stukken, waarin de overtreding is begaan, aan te houden en van die aanhouding een procesverbaal op te maken, dat binnen twee dagen1 met die stukken wordt toegezonden aan een 'ontvanger der registratie, die daarmede handelt overeenkomstig het' vorige artikel. Alt. 85. Voor de beslissing van alle geschillen over invordering en terugvordering van rechten 3 en boeten, voor de vervolging tot betaling van rechten en boeten en voor de terugvordering van betaalde rechten en boeten gelden de daaromtrent in de Registratiewet 1917 voorkomende bepalingen. 3 Art. 86. Het bewijs door getuigen is toegelaten ten aanzien van alle overtredingen dezer wet. Art. 87. Door verloop van twee jaren4 verjaren : 1°. de vordering van recht, verschuldigd wegens jachtakten, te rekenen van het verstrijken van den termijn waarvoor die stukken geldig waren ; 2°. de vordering van alle andere rechten en van de boeten, volgens deze wet verschuldigd, te rekenen van den dag, waarop akten of stukken, waaruit de schuldplichtigheid'blijkt, ter kennis gekomen zijn van 's Rijks ambtenaar. Het recht tot terugvordering van onverschuldigd aan 's Rijks ambtenaar betaalde zegelrechten en boeten vervalt door verjaring na twee jaren,1 ingaande met den dag der betaling. 4 1 Verg. art. 92. * Verg. art. 43 lid 2. 'Zie hiervoor de artt. 94—97 dier wet. 4 Verg. ook art. 65 al. 2. — 93 — Art. 89 Art. 88. De verjaring wordt gestuit door rechtsvorderingen, beteekend aan hem, wien men de verjaring wil beletten, vóór het verstrijken van den termijn; als echter de aangevangen rechtsvordering gedurende een jaar1 niét -iwördt voortgezet, is de vordering vervallen. Art. 89. Met dezelfde straf, als in artikel 222 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft hij die opzettelijk een plakzegel, dat gebruikt is, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft, binnen het Eijk in Europa invoert of andermaal gebruikt, als ware het nog niet gebruikt.1 Met dezelfde straf, als in artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft: 1°. hij die opzettelijk het afschrift, bedoeld in het derde lid van artikel 77 dezer wet, valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan; 2°. hij die opzettelijk op dit afschrift eene met de waarheid strijdige vermelding doet omtrent het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht, indien uit die vermelding eenig nadeel kan ontstaan. De in dit artikel genoemde feiten worden als misdrijf beschouwd en ter terechtzitting aanhangig gemaakt op de wijze, bedoeld in artikel 258, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. * 1 Verg. art. 92. 2 Zie ook art. 220 van het Wetboek van Strafrecht. 3 D. i. door eene dagvaarding, van wege den officier van justitie aan den verdachte beteekend. Art. 90 — 94 — HOOFDSTUK XI. Slot- en overgangsbepalingen. Art. 90. Het recht, betaald voor het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voor het stempelen van buitengewoon gezegeld papier en voor gekochte plakzegels wordt, behoudens de uitzondering in artikel 651 vermeld, niet teruggegeven, al is het papier en al zijn de plakzegels ook onnoodig gebruikt of verklad. Onze Minister van Financiën is echter bevoegd om, in door hem aan te wijzen gevallen, en onder door hem vast te stellen voorwaarden, machtiging te verleenen tot inwisseling of overstempeling van gezegeld papier en tot inwisseling van plakzegels. 2 ■■: Art. 91. Wij behouden Ons voor: lu in bijzondere gevallen kwijtschelding, vermindering of teruggave te verleenen van recht en boeten ;3 den Raad van State gehoord, in het algemeen belang, vrijstelling van recht te verleenen voor bepaalde soorten var» niét 1 Zie ook de artt. 95 en 96 al. 3. 2 Zie ook art. 94. 3 Bij Koninkl. Kabinetsrescript van 4 Oct. 1831 n°. 76 werd de Minister van Financiën gemachtigd om de kwijtschelding of vermindering van boeten te verleenen. Krachtens Koninklijke rrachtiging, verleend bij Kabinetsschrijven van 18 November 1918, n°. 11, zijn de directeuren der registratie en domeinen gemachtigd tot het nemen van beschikkingen op verzoekschriften om kwijtschelding van boeten, verbeurd ingevolge de artt. 15, 16, 17, 18, 28, 30 en 77 en art. 19, dit laatste voor zoover betreft de door griffiers der rechterlijke collegiën en kantongerechten beloopen boeten. Zie een voorbeeld in aant. 1, op blz. 19. — 95 _ Art. 92 aan evenredig recht onderworpenstukken.1 Art. 92. In de termijnen, bij deze wet 1 Vrijstelling is verleend bij : A. Kon, besluit van 13 Angustus 1917,8. <64, voor: 1°. de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de toepassing van art. 6B § J1,' 2 en 3 der wet op de personeele belasting en de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de ontheffing van andere directe belastingen wegens onvermogen en 2°. kwitantiën voor schoolgelden. B. Kon. besluit van 15 December 1917, S. 696, voor de volgende niet aan evenredig zegelrecht onderworpen stukken: 1°. de stukken, van de zijde van hem, die toegelaten is om kosteloos te procedeeMn. .tói het geding opgemaakt; 2°. de bewijzen van door instellingen of commissiën, welke fassh. daartoe hebben gevormd, aan behoeftigen verstrekten onderstand of schadeloosstelling, alsmede de bewijzen van ontvangst voor bijdragen, aan die instellingen of commissiën tot dat doel verstrekt; 3°. de stukken, door spaarbanken gevorderd ter zake van inleg in de spaarbank of terugbetaling' der inlagen aan de inleggers, alsmede de niet verhandelbare renteboekjes, waarbij een inlegger als deelgerechtigde wordt erkend in aan de spaarbank toekomende effecten of inschrijvingen op een Grootboek, waarvan de vervallen rente wordt bijgeschreven op het ten name van den inlegger staande spaarbankboekje; 4°. de onderhandsche akten van schuldbekentenis en van borgtocht, alsmede de kwitanties wegens teruggave betreffende voorschotten van ten hoogste vijfhonderd gulden, verstrekt door eene vereeniging of instelling, die blijkens hare statuten of reglementen zich ten doel stelt on- of minvermogenden door het verstrekken van geldelijke voorschotten bij te staan, mits op de stukken melding worde gemaakt van de resolutie van Onzen Minister van Financiën, waarbij deze verklaart, dat aan de volgende voorwaarden is voldaan : a. dat een door het bestuur der vereeniging of instelling gewaarmerkt exemplaar van hare statuten of reglementen aan Onzen Minister [ van Financiën is toegezonden ; b. dat aan de deelnemers in het kapitaal der vereeniging of instelling of aan hun erfgenamen of rechtverkrijgenden niet meer dan ten hoogste vijf ten honderd van het bedrag der deelneming wegens rentegemis, wordt vergoed ; c. dat de vereeniging of instelling zich jegens Onzen Minister van Financiën schriftelijk beeft verbonden, hem van alle in hare statuten of reglementen aangebrachte wijzigingen binnen ééne maand nadat deze tot stand zijn gekomen, in kennis te stellen, door overlegging van een Art. 93 — 96 — vastgesteld,1 is niet begrepen de dag van welken zij beginnen te loopen, doch wel die waarop zij eindigen. Indien de laatste dag van een termijn valt op een Zondag of op een daarmede gelijkgestelden dag, wordt de termijn verlengd tot den eersten daarop volgenden dag, welke geen Zondag noch een daarmede gelijkgestelde dag is. Met den Zondag worden ten deze gelijkgesteld : de Nieuwjaarsdag, de Christelijke Tweede Paasch- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de Hemelvaartsdag. Art. 93. Van wege het Departement van Financiën wordt een afdruk van eiken nieuwen zegelstempel, op het midden van een vel papier geschroefd of geslagen, nedergelegd ter griffie van den Hoogen Raad, van de gerechtshoven en arrondissements-reohtbanken, door het bestuur gewaarmerkt exemplaar daarvan. Indien het bestuur van eene vereeniging of instelling handelt in strijd met de voorwaarde onder 6 vermeld, vervalt de vrijstelling. Zij vervalt eveneens, indien niet binnen den termijn onder e gesteld van de in de statuten of reglementen aangebrachte wijzigingen aan Onzen Minister van Financiën is kennis gegeven, doch herleeft, zoodra die kennisgeving alsnog heeft plaats gehad. Indien aan Onzen Minister van Financien blijkt, dat voor eene vereeniging of instelling eene vroeger bestaande vrijstelling vervallen is, maakt hij zulks openbaar door middel van eene mededeeling in de Staatscourant. C. Kon. besluit van 21 Februari 1922, S. 73, vermeld in aant. 2 op blz. 46. D. Kon. besluit van 10 September 1925, S. 377 voor 1°. de incassonota's, welke aan personen, die hier te lande van het incasseeren van handelspapier hun gewoon beroep maken, ten behoeve van hun bedrijf worden afgegeven ; 2°. de aan formaatzegel onderworpen akten, met medewerking van vreemde consuls hier te lande opgemaakt. Zie ook de vrijstellingen, vermeld in aant. 1 op blz. 28. 1 Verg. de artt. 39, 57, 58, 63, 65, 72. 76, 77, 78, 80, 84, 87, 88, 94—96, 97, 98. ■ Art. 96 en wordt een gelijke afdruk toegezonden aan de Algemeene Rekenkamer. Art. 94. Gedurende negen maanden1 na de invoering dezer wet kan het nog ongebruikte van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, bedoeld in artikel 11 der wet van 3 October 18A3(Staatsbladn°. 47), alsmede het nog niet gebruikte van wege het Rijk uitgegeven papier, bedoeld in artikel 20 dier wet, bij de met zegeldebiet belaste ontvangers worden ingewisseld tegen ander gezegeld papier van gelijke of van hoogere waarde, met bijbetaling van het suppletoire recht, zoo dat verschuldigd is. Art. 95. Belanghebbenden kunnen gedurende negen maanden 1 na de invoering dezer wet het in het vorig artikel vermelde nog ongebruikte gezegelde papier, alsmede ongebruikt papier, dat vóór die invoering buitengewoon gezegeld is, aan de kantoren van het buitengewoon zegel, tegen betaling van het suppletoir verschuldigde recht, doen bijstempelen, of voor dat papier, tegen vernietiging van den afdruk van den zegelstempel, ander papier buitengewoon doen zegelen, in welk geval het vroeger betaalde recht in niindering wordt gebracht. De vorm van den voormelden bijstempel wordt door Ons2 bepaald. Art. 96. Het gezegeld papier, dat bij de invoering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen gehouden wordende dagregisters en registers van 'Verg. art. 92. 2 Zie art. 17 Kon. Besluit van 4 April 1917. S, 273 (Bijl. B). S. & J. d° 18, 8e dr. 4 Art. 97 — 98 - in- en overschrijving, wordt in rekening gebracht, alsof het volgens deze wet gestempeld ware. Deze niet bijgestempelde registers kunnen zonder verbeurte van boete door de kantonrechters geteekend en gewaarmerkt worden. Het recht, betaald voor gezegeld papier, dat bij de invoering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de registers van den burgerlijken stand wordt teruggegeven, indien die teruggave wordt gevraagd binnen negen maanden1 na die invoering. Art. 97. Van de nog onbeschreven gedeelten van andere registers dan de in het vorige artikel bedoelde, kan het suppletoire zegelrecht gedurende twee maanden na de invoering dezer wet worden voldaan, tegen eene door 's Rijks ambtenaar op elk register te stellen kwitantie. Gedeeltelijk onbeschreven bladen worden als geheel onbeschreven beschouwd. Art. 98. Alle vroegere wetten, wetsbepalingen en wettelijke verordeningen betreffende het recht van zegel worden bij het in werking treden dezer wet afgeschaft. Behoudens de hierna volgende bepalingen, blijven zij echter van kracht ten aanzien van alle vroeger opgemaakte nog van kracht zijnde stukken, waarvan het zegelrecht vóór dat tijdstip verschuldigd was. Indien dat zegelrecht niet is voldaan, 1 Verg. art. 92. De omstandigheid, dat op het bij de invoering dezer wet nog onbeschreven gezegeld papier der registers daarna nog akten worden geschreven, belet de teruggaaf natuurlijk met. — 99 — Alt. 98 kunnen die stukken, binnen zes maanden 1 na het in werking treden dezer wet, zonder betaling van boete gezegeld worden tegen voldoening van het verschuldigde recht aan 's Rijks ambtenaar. Na het in werking treden dezer wet. worden geen rechten en boeten van zegel gevorderd wegens vóór dat tijdstip opgemaakte stukken betreffende verzekeringen, indien die stukken volgens deze wet van zegelrecht zouden zijn vrijgesteld. , Iedere verzekeraar wordt ontheven van zijne verplichting tot voldoening van rechten en boeten van zege' verschuldigd wegens door hem vóór het in werking treden dezer wet onderteekende, niet in het vorig lid genoemde stukken betreffende verzekeringen, door binnen zes maanden1 na dat tijdstip aan 's Rijks ambtenaar te voldoen een bedrag van drie duizend gulden of een bedrag, berekend naar vijf en twintig cent per polis voor alle vóór het in werking treden dezer wet door hem onderteekende, nog van kracht zijnde, niet behoorlijk gezegelde polissen, waarbij eene uitkeering van meer dan vijftienhonderd gulden aan kapitaal of twee gulden per week aan renten verzekerd wordt, en waarvan het aantal bij eene door hem onderteekende verklaring aan 's Rijks ambtenaar wordt opgegeven. Indien dit aantal te laag wordt opgegeven, heeft geenerlei ontheffing plaats en kan het betaalde bedrag niet worden teruggevorderd. Overigens zal de tijdige voldoening van een der genoemde aan 's Rijks ambtenaar te betalen bedragen tengevolge hebben, dat alle in den aanhef van het 1 Verg. art. 92. Art. 99 — 100 — vorig lid bedoelde stukken geacht worden behoorlijk gezegeld te zijn. Voor de toepassing dezer bepalingen worden bewijzen van aandeel en akten van deelneming in onderlinge verzekeringen met polissen gelijk gesteld. Art. 99. Notarieele akter, als in artikel 56 bedoeld, na het m werking treden dezer wet verleden, worden gratis geregistreerd. Op de vóór het in werking treden dezer wet opgemaakte akten en stukken van den hierbedoelden aard blijven de bestaande bepalingen van toepassing. Alt. 100. Deze wet zal kunnen worden aangehaald als: „Zegelwet 1917". Zij treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag.1 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 22sten Maart 1917. WTLHELMINA. De Minister van Financiën, Trbüb. (Uitgeg. 7 April 1917.) 1 Volgens art. 1 Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B), op 1 Juni 1917. - 101 — B IJ L A G E N. A. Considerans en op zich zelfstaande bepalingen van de verschillende wijzigingswetten : I. Wet van 23 Mei 1917, S. n°. 437 : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917; Art. I. enz. Art. U. Deze wet treedt in werking den eersten Juni 1917. Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 23sten Mei 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Treub. (Uitgeg. 26 Mei 1917.) II. Wet van 27 Juni 1919, 8. n«. 432 : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917 ; Art. I. enz. Art. II. Deze wet treedt in werking met ingang van den eersten Augustus 1919. Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 27sten Juni 1919. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Vries. {Uitgeg. 16 Juli 1919.) III. Wet van 24 December 1921, S. n°. 1409 : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wensohelijk is de zegelbelasting uit te breiden en voorts om enkele wijzigingen te brengen in de wetten op het recht van zegel; — 102 as Art. I. enz. Art. II. Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag.1 Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 24sten December 1921. WILHELMINA. De Minister van Financiën, db Geer. (Uitgeg. 9 Jan. 1922.) IV. Wet van 29 Juni 1925, S. n°. 308 : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat volgens de slotbepaling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering het in werking treden van dat Wetboek nader bij de wet wordt geregeld ; INVOERINGSWET STRAFVORDERING. TITEL li Enz. TITEL ITI. Afschafing of wijziging van bestaande wetten. Art. 116. Enz. 183. In de Zegelwet 1917 (wet van 22 Maart 1917, Staatsblad n°. 244, geüjk die laatstehjk gewijzigd is bij de wet van 24 December 1921, Staatsblad n°. 1409) worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1°. enz. 184. Enz. TITEL V. Overgangs- en slotbepalingen. 226. Enz. 227. Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, enz.2 Lasten en bevelen, enz. Gegeven te Zermatt, den 29sten Juni 1925. WILHELMINA. De Minister van Justitie, Heemskerk. (Uitgeg. 29 Juli 1925.) 'Volgens Kon. besluit van 21 Februari 1922, S. 74, op 1 Maart 1922. Wolgens Kon. besluit van 4 December 1925, S. 465, op 1 Januari 1926. —: 103 — B. BESLUIT van 4 April 1917, S. n°. 273, houdende bepaling van het tijdstip van het in werking treden der wet op het recht van zegel van 22 Maart 1917, S. n°. 244 en bepalingen ter uitvoering van deze wet, gewijzigd bij die van 11 April lyi8, S. n°. 237, 10 Juli 1919, S. n°. 473, 26 Augustus 1926, S. n°. 315, 2y November 1926', S. n°. 388 en 16 Februari iv»ü7, S. n°. 32. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Obanje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 31 Maart 1917, n°. 116, afdeeling Zegel; Gelet op de artikelen 3, 5, 7, 47, 60, 61, 62. 77, 95 en 100 der wet op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917 (Staatsblad n°. 244); Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen hetgeen volgt: Tijdstip van in werking treden. Art. 1. De wet op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917 (Staatsblad n\ 244), Zegelwet 1917, treedt in werking met ingang van den 1 Juni 1917. Bijzonder merkteeken van het gezegeld papier. 2. Het gezegelde papier, van wege het Rijk uitgegeven, is voorzien van een watermerk bestaande in het woord : „Nederlanden". Afmetingen van het papier. 3. Behalve het in artikel 27 der Zegelwet 1917 vermelde papier, zal van wege het Rjjk gezegeld papier in groot en in klein formaat worden uitgegeven; het groot formaat zal hebben eene hoogte van 32,20 centimeter en eene breedte van 40 centimeter, en het klein formaat eene hoogte van 8,84 centimeter en eene breedte van 25 centimeter. — 104 — Vorm der plakzegels. 4. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 29 millimeter bij eene breedte van 22 nujlimeter. De kleur is paars voor het zegel van vijf cent en rood voor de zegels van hoogere bedragen. Het draagt aan het hoofd 's Rijks wapen, vastgehouden door twee gekroonde leeuwen boven een lint met de spreuk: „Je Maintiendrai", alles op een gebloemden achtergrond. Een ongekleurd rechthoekig vak onder het lint behelst de aanwijzing van het bedrag van het recht, welk bedrag aan den voet van het zegel nog eens vermeld staat. Daartusschen komen, op acht regels, veertien malen voor de woorden: „Nederlandsen plakzegel". Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid, is er een zegel van tien cent, paars van kleur en vooizien van een opdruk „Tien cent" in roode kleur. 5. Het plakzegel voor de zegeling van de in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 28l/4 millimeter bij eene breedte van 57% millimeter. De kleur is groen voor de zegels van vijf cent en'tien cent, rood voor de zegels van vijftien cent tot en met één gulden, blauw voor de zegels van hooger dan één gulden, doch niet hooger dan vijf gulden, bruin voor de zegels van hooger dan vijf gulden, doch niet hooger dan tien gulden en paars voor de zegels van hoogere bedragen. De omranding bevat op gearceerden grond aan de bovenzijde het woord: „Beursbelasting" en aan de benedenzijde de woorden : „Koninkrijk der Nederlanden". Het zegel is door een snijlijn verdeeld in twee gedeelten, een rechtergedeelte, breed ongeveer 29 millimeter en een linkergedeelte, breed ongeveer 21% millimeter, beide gedeelten gemeten tot de binnenzijde van der rand. Het rechtergedeelte vertoont het Rijkswapen boven een rechthoekig vak, waarin vier en twintig malen het woord: „Beursbelasting" is vermeld; het linkergedeelte bevat eene af- 105 beelding van Mereurius met staf in een Gothisch raam. Op beide gedeelten is onder den bovenrand en boven den onderrand door een opdruk in zwarte kleur het bedrag van het recht éénmaal in letters en éénmaal in cijfers aangewezen. 1 Stempels. 6. Voor de zegeling van het van wege het Rijk uit te geven papier eD van het buitengewoon te zegelen papier wordt gebruikt: een stempel, waarmede machinaal een indruk in het papier droog wordt geschroefd op een rond oranjekleurig vlak, hierna aangeduid als „Droge stempel" of een stempel, welke in blauwen inkt wordt afgedrukt, hierna aangeduid als „Natte stempel". De stempels bevatten 's Rijks wapen en het bedrag van het recht ter zijde van het wapen uitgedrukt. Aan het kantoor van het buitengewoon zegel te Amsterdam worden ook stempels gebruikt, die het bedrag van het recht niet bevatten; het bedrag van het recht wordt bjj gebruik van deze stempels afzonderlijk vermeld rechts naast den stempelafdruk, terwijl tusschen den stempelafdruk en het bedrag van het recht een volgnummer wordt gesteld. De stempels, bestemd voor de zegeling van stukken, onderworpen aan zegelrecht, met opcenten, zijn voorzien van de woorden: „Zegelrecht met opcenten". De droge stempel bevat bovendien eene verkorte aanduiding van het kantoor, waar- en eene aanwijzing van het jaar, waarin- de stempeling plaats heeft; de natte stempel wijst bovendien aan: te Rotterdam den naam der gemeente en in de overige plaatsen den naam der provincie, alwaar — en voor zoover betreft de stempel met de woorden : „Zegelrecht met opcenten", tevens het jaar, waarin — de stempeling plaats heeft. Tot nadere voorziening kunnen voor de 1 Vóór het (dadelijk in werking getreden) K. B. 29 November 1926, S. 388, luidde de laatste zin : „Op beide gedeelten is boven den onderrand door een opdruk in zwarte kleur het bedrag van het recht aangewezen". In art. 2 van genoemd K. B. is bepaald : „De volgens de vroegere voorschriften aangemaakte zegels blijven geldig". — 106 — zegeling ook worden gebruikt de stempels, welke thans aan de kantoren van het buitengewoon zegel in gebruik zijn voor de stempeling met blauwen inkt van stukken, welke aan zegelrecht zonder opcenten zijn onderworpen. Onze Minister van Financiën is gemachtigd te bepalen in welke gevallen uitsluitend stempeling met den drogen stempel of uitsluitend stempeling met den natten stempel zal plaats hebben. Stempeling met den drogen stempel heeft alleen plaats aan het Algemeen Zegelkantoor en aan de kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam. Bijzondere stempel. 7. De zegeling met den bijzonderen stempel, bedoeld in het eerste lid, onder o, van artikel 60, in het laatste lid van artikel 61 en in het laatste lid van artikel 62 der Zegelwet 1917, geschiedt uitsluitend aan de kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam. Voor die zegeling wordt gebezigd een stempel, voorzien van een rand, vermeldende : „Bijzondere stempel Zegelwet 1917", en overigens gelijk aan de stempels, welke worden gebruikt voor de zegeling van effecten. Stempeling. 8. Op het papier van wege het Rijk uit te geven, wordt de stempel gesteld bovenaan ter linkerzijde van het blad, het vel toegeslagen zijnde : op al bet andere papier kan de stempel worden gesteld op de daarvoor meest geschikte plaats. 9. Voor stukken, aan evenredig zegelrecht onderworpen, worden van wege het Rijk uitgegeven : papier, voorzien van een stempel van ten minste tien cent en ten hoogste twintig gulden, plakzegels tot bedragen van ten minste vijf cent en ten hoogste vijfhonderd gulden. Het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voorzien van een stempel van twintig gulden, wordt door den ontvanger van het zegel desverlangd bijgezegeld tegen betaling van het meerdere recht; hij doet van die betaling blijken door kwitantie of bijstempel naast den gewonen stempel te stellen. Ten aanzien van deze kwitantie geldt het bepaalde in artikel 14. Stempeling van buitengewoon te zegelen papier. 10. Het ■ buitengewoon te zegelen papier wordt met betaling der daarvoor verschuldigde rechten aangeboden aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te Arnhem, te Assen, te 's-Gravenhage, te Groningen, te VHertogenbosch, te Leeuwarden, te Maastricht, te Middelburg, te Rotterdam, te U-hrecht of te Zwolle. Aan de kantoren te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam wordt het papier onmiddellijk van den vereischten zegelstempel voorzien. Aan de overige kantoren wordt het papier gestempeld met de woorden : „te zegelen" waarna het met een bewjjs van de betaling der rechten wordt overgebracht: te Arnhem, te Assen, te 's-Hertogenbosch, te Leeuwarden en te Zwolle : ten kantore van de hypotheken en het kadaster; te Groningen : ten kantore der registratie en domeinen; te Middelburg en te Maastricht: ten kantore der registratie n°. 1 en successie; te Utrecht: ten kantore der successierechten. Van de stempeling met de woorden : „te zegelen" is uitgezonderd: o. het papier, waarvoor een stempel wordt vereischt, welke niet voorhanden is aan het kantoor, waar de zegeling zou plaats hebben, als de zegeling niet kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel; b. het papier, waarvoor de droge stempel wordt verlangd of vereischt. Dit papier wordt door tusschenkomst van den ambtenaar aan wiens kantoor de zegeling zou plaats hebben, opgezonden naar een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage of te Rotterdam en aldaar van den drogen stempel voorzien, indien de vereischte stempel aan dat kantoor voorhanden is of de zegeüng kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel. 11. Onze Minister van Financiën is ge- — 108 — machtigd om, naar gelang van de behoeften, te bepalen welke zegelstempels aan de kantoren van het buitengewoon zegel zullen worden verstrekt. Papier, dat met betaling van he* verschuldigde recht ter buitengewone zegeling wordt aangeboden, doch niet op die wijze gezegeld kan worden, omdat de vereischte stempel aan geen der kantoren van het buitengewoon zegel voorhanden is en zegeling tot het bedrag van bet verschuldigde recht door het stellen van meer dan één stempel niet kan plaats hebben, wordt door den ontvanger, aan wiens kantoor de aanbieding plaats heeft, op de wijze bepaald bjj artikel 14, voorzien van eene kwitantie voor het betaalde recht. Wijze van gebruik van plakzegels. 12. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, wordt op het aan zegelrecht onderworpen stuk geheel er al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden,1 zooals het van wege he' Rijk wordt uitgegeven en zonder dat papier of eenige andere stof tusschen het stuk en het zegel aanwezig zjj. Het wordt vastgeplakt daar, waar het stuk moet worden onderteekend door hem, die het zegel gebruikt. Deze schrijft zjjne onderteekening met inkt over het zegel en vermeldt tevens op het zegel en mede met inkt het tijdstip, waarop het wordt gebruikt, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar. * Worden twee of meer zegels gebezigd, dan moet de handteekening over al de zegels zijn gesteld. Wordt een stuk met plakzegels gezegeld, door meerdere personen onderteekend, dan moet alleen hg, die het eerst zg'ne handteekening zet, het zegel gebruiken. 8 1Zie aant. 1 op blz. 8. 2 Met inkt staat gelijk inktpotlood. Het is geoorloofd over een plakzegel den afdruk van een naam- of handteekening en van een dagteekeningstempel te stellen, mits de dagteekening niet over maar op elk gebezigd plakzegel wordt gesteld. (Aanschr. Min. v. Financiën 4 Juli 1921, n°. 134.) 8 Er is geen overtreding indien ook de latere onderteekenaren over het zegel teekenen. (Aanschr. Min. van Financiën 28 Juni 1921, n». 91.) — 109 — De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op de plakzegels, welke overeenkomstig art. 14 worden gebruikt. 13. Het plakzegel voor de zegeling der in art. 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken wordt, vóórdat de nota uit het in art. 77 dier wet bedoelde register wordt getrokken, in dier voege opgeplakt, dat na het uitscheuren der nota, het van het Rijkswapen voorziene gedeelte vaD het zegel voorkomt op de nota en het aDdere, langs de snijlijn af te scheiden gedeelte van het zegel voorkomt op het op den stok van het register overgenomen afschrift van de nota. Behoudens die afscheiding, welke voor de opplakking mag plaats hebben, geschiedt deze op gelijke wijze, als in het eerste lid van het vorige artikel is voorgeschreven. Op elk der deelen van het zegel wordt het tijdstip waarop het wordt gebruikt, met inkt vermeld, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar ; hiervoor kan gebruik wordengemaakt van een stempel met stempelinkt. Het aldus opgeplakte zegel geldt als aanduiding op het afschrift der nota van het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht. Wordt het zegel gebruikt voor eene nota, Welke niet getrokken wordt uit een register, als bedoeld in art. 77 der Zegelwet 1917, dan wordt het zegel in zijn geheel op de nota geplakt en wordt het tijdstip, waarop het wordt gébruikt, aangeduid op het van het Rijkswapen voorziene gedeelte van het zegel. Het bezigen van twee of meer zegels voor een nota is toegelaten. Kwitantie voor de rechten van ter zegeling aangeboden stukken. 14. Wanneer reeds gebruikt papier, zonder betaling van boete, van zegel kan worden voorzien, doet de ontvanger van het recht van zegel van de voldoening van het zegelrecht blijken door opplakking van een plakzegel. Op dit zegel wordt de dag van opplakking aangewezer en over het zegel wordt eene beknopte vermelding van kwaliteit en standplaats van den ontvanger gesteld; hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een van wege het Rgk verstrekten stempel. Het aldus opgeplakte zegel strekt tot kwitantie van het betaalde zegelrecht. — 110 — Indien plakzegels tot het vereischte bedrag niet voorhanden zijn en indien op de ter zegeling aangeboden stukken boeten verschuldigd zijn, welke met het zegelreoht worden voldaan, doet de ontvanger van de betaling blijken door de volgende kwitantie op de stukken te stellen : „N°. Ontvangen voor zegelrecht „(voor boete ) „te , den „De Ontvanger". (Onderteekening). De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op niet hier te lande opgemaakte effecten. Zegeling van oontractboekj es. 15. Het zegelrecht van de in het laatste lid van art. 44 der Zegelwet 1917 bedoelde contractboekjes moet worden voldaan door gebruik van plakzegel. Bij elke ver- of afrekening tusschen verzekeraar en verzekerde, hetzij direct of door tusschenkomst van een makelaar of assurantiebezorger, wegens de onder dekking van de polis vervoerde goederen, wordt op het contractboekje eene verklaring gesteld, welke de gezamenlijke waarde aanwijst van de vervoerde goederen, waarop de ver- of. afrekening betrekking heeft. Deze verklaring wordt door den verzekeraar of door den makelaar of door den assurantiebezorger namens hem, onderteekend en vóór die onderteekening voorzien van een of meer plakzegels tot het bedrag van het verschuldigde zegelreoht, berekend over de voormelde gezamenlijke waarde der vervoerde goederen. Ten aanzien van het gebruik var het plakzegel geldt het bepaalde in artikel 12. Waarmerking van het register voor beursnota's. 16. De waarmerking van het register, bedoeld in het tweede lid van art. 77 der Zegelwet 1917, zal geschieden door de ontvangers van de registratie of van het zegel, met de ontvangst van zegelrechten belast ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent, zoo op die plaats geen kantoor van de registratie of van het zegel gevestigd is, door den ontvanger inden kring van — 111 - wiens kantoor de persoon, voor wien het regis ter bestemd is, zijn bedrijf uitoefent. Met afwijking van het bepaalde in het vorig lid kan de waarmerking der registers, welke bij de invoering der Zegelwet 1917 in gebruik worden genomen, ook geschieden door andere ambtenaren der registratie, met uitzondering van Rijksklerken, ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrgf uitoefent. Bjj stempeling. 17. Papier, dat overeenkomstig artikel 95 der Zegelwet 1917 aan de kantoren van het buitengewoon zegel met betaling van het suppletoir verschuldigde recht ter hijstempeling wordt aangeboden, wordt aldaar voorzien van een stempel, welke bet totaal aanwijst van het vroeger aan recht (en opcenten) betaalde bedrag en het suppletoir verschuldigde recht. Deze stempel wordt in oranje-kleurigen inkt afgedrukt naast of onder den aanwezigen stempel in dier voege, dat de randen der stempels elkander raken. Voor deze bijstempeling worden uitsluitend gebezigd de stempels, in gebruik voor de stempeling met blauwen inkt van stukken, welke aan zegelrecht zonder opcenten zijn onderworpen. 18. Het van wege het Rijk uit te geven gezegeld papier, dat bij de invoering der Zegelwet 1917 nog aan het Algemeen Zegelkantoor en aan kantoren van het zegel voorhanden is en voorzien is van de thans bestaande zegelstempels, alsmede het gezegeld papier, dat overeenkomstig artikel 94 dier wet wordt ingewisseld, zal worden bijgestempeld op gelijke wijze, als in het vorige artikel is voorgeschreven. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. 's-Gravenhage, den 4den April 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Teeüb. (Uitgeg. 24 April 1917.) G. RESOLUTIE van den Minister van Financiën, d.d. 21 April 1»! 1, n°. 121, af deeling Zegel, ter uitvoering van de artikelen *»0, lid 1, lett. c, 62, lid 2, lett. 6 en 67, lid 1 der Zegelwet it*17, luidende: De Minister van Financiën, Gelet op de wet van den 22 Maart 1917, Staatsblad n°. 244 (Zegelwet 1917) en op het Koninklijk besluit van den 4 April 1917 (Staatsblad n». 273); Heeft goedgevonden en verstaan : Vast te stellen de navolgende Regelen ter uitvoering van de artikelen 60, lid 1 lett. c, 62, lid 2, lett. 6 en 67, lid 1 der Zegelwet 1917. Ad artikel 60, lid 1, letter c. I. Indien pandbrieven, als bedoeld in artikel 60, lid 1, letter c ter zegeling tegen verminderd recht worden aangeboden en daarbij ingetrokken pandbrieven, ter vernietiging van den zegelstempel worden overgelegd, moet op na te melden wijze worden aangetoond, dat de intrekking van laatstgemelde pandbrieven niet meer dan drie maanden vóór de overlegging heeft plaats gehad : Als de intrekking het gevolg is van uitloting, wordt aan 's Rijks ambtenaar overgelegd eene lijst, waarop de nommers der uitgelote pandbrieven naar volgorde zijn vermeld met aanwijzing van het tijdstip, waarop deze losbaar zijn ; in alle andere gevallen wordt öf aan 's Rijks ambtenaar overgelegd een door het bestuur van de bank deugdelijk verklaard extract uit de boeken, waaruit blijkt' op welk tijdstip de intrekking der overgelegde pandbrieven heeft plaats gehad, öf aan dien ambtenaar te zijnen kantore inzage verleend van die boeken. Ad artikel 62, lid 2, letter b. II. De effecten, waarvoor de in artikel 62, lid 2, letter b bedoelde bewijzen van overneming of certificaten van aandeel worden uitgegeven, moeten aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te m — 's-Gravenhage of te Rotterdam worden vertoond. 1 TH. Wanneer blijkt, dat de effecten behoorlijk gezegeld zijn, stelt de ontvanger daarop een merkteeken, aanwijzende : „Vertoond aan het kantoor van het buitengewoon zegel te Amsterdam. 's-Gravenhage (Zegelwet 1917)." Rotterdam. Dit merkteeken wordt echter door den ontvanger van het buitengewoon zegel n°. 1 te Amsterdam vervangen door het navolgende merkteeken : „Vertoond aan het kantoor van het buiteng. zegel n°. 1 te Amsterdam. Zegelwet 1917 (voor afgifte depötcertificaten)", indien he* effecten betreft, waarvoor bewijzen van overneming worden uitgegeven. Deze m»rkteekens worden droog ingeschroefd op eene in het oog loopende plaats, zooveel mogelijk onder het op de effecten voorkomende zegel. Eerst daarna man de zegeling plaats hebben van de bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel met den daarvoor bestemden bijzonderen stempel, bedoeld in artikel 7 van het Koninkujk besluit van den 4den April 1917 {Staatsblad n°. 273). IV. Wanneer het vertoonen der effecten aan het kantoor van het buitengewoon zegel, naar de meening van den daarbij betrokken directeur der registratie en domeinen, bezwaarlijk is, kan door hem een ambtenaar worden aangewezen voor het stellen van het onder III bedoelde merkteeken, ter plaatse waar de effecten berusten. V. Worden de gezegelde effecten vóóraf vertoond, zonder dat gelijktijdige zegeling van de bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel plaats heeft, dan worden de effecten voorzien van het onder III bedoelde merkteeken en wordt aan den belanghebbende door den ontvanger een bewijs der vertooDing afgegeven ; daaibij wordt een termijn gesteld, binnen welken de zegeling der bewijzen van overneming of van de cerificaten van aandeel 1 Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de ontvanger, des verlangd, een reou af. — 114 — te zijnen kantore moet plaats bebben. Bij die zegeling wordt dit bewijs ingetrokken. Ad artikel 67, lid 1. VI. 1-e in dit artikel bedoelde kostelooze overstempeling kan aan alle kantoren van het buitengewoon zegel, zonder bijzondere machtiging van den Minister, plaats hebben in de volgende gevallen, mits aan de hierna vermelde vereischten is voldaan: a. indien stukken worden uitgegeven ter vervanging van gelijke stukken, die versleten of beschadigd zijn, of die de uitgever aan den omloop wil onttrekken, mits de nieuwe stukken dezelfde nommers dragen als de oude, of den ontvanger overtuigend is gebleken, dat de oude stukken aan den omloop worden onttrokken ; b. indien stukken op naam worden verwisseld tegen stukken op een anderen naam, mits de nieuwe stukken zijn gesteld: ten name van een administratiekantoor, dat certificaten van aandeel uitgeeft: ten name van een kantoor, waarvan bekend is, dat het ontvangen van renten of dividenden voor anderen tot deszelfs bedrijf behoort, of ten name van hen, die door huwelijksge-neenschap of erfopvolging zijn getreden in de rechten van dengene, te wiens name de oude stukken zijn gesteld. De machtiging van den Minister wordt evenwel vereischt, indien de oude stukken staan ten name van zoodanig administratiekantoor en voorzien zijn van het onder III bedoelde merkteeken. De nieuwe stukken mogen niet kosteloos worden gezegeld, vóórdat de zegels op de oude stukken op de gebruikelijke wijze zijn vernietigd. , VII. Worden de nieuwe stukken niet gelijktijdig ter zegeling aangeboden, dan wordt bij de vertooning der oude stukken eene dooiden houder dier stukken onderteekende verklaring ingediend, waaruit blijkt om welke reden de kostelooze overstempeling wordt verlangd en welke, behalve eene vermelding van den aard der stukken, bevat : in het geval, onder Vla bedoeld, eene opgave van de nommers dier stukken en in het geval, — 116 — onder VI6 bedoeld, eene aanwijzing van het kantoor of van den persoon, te wiens name de nieuwe stukken zullen worden gesteld. Aan den belanghebbende wordt door den ontvanger een bewijs van de vertooning der stukken afgegeven, waarbij een termijn wordt gesteld van ten hoogste één maand, binnen welken de zegeling der nieuwe stukken te zijnen kantore, tegen intrekking vanhet bewijs, moet plaats hebben; die termijn kan zoo noodig door den ontvanger worden verlengd. VUL De ontvangers zijn bevoegd om, zonder opgaaf van redenen, kostelooze overstempeling, afgifte van het onder VII bedoelde bewijs of verlenging van den daarvermelden termijn voor de zegeling der rieuwe stukken te weigeren en de belanghebbenden naar den Minister te verwijzen. IX. Znn de oude stukken voorzien van het onder III bedoelde merkteeken, dan kan de aanbieding dier stukken alleen plaats hebben aan het kantoor, waar dat merkteeken is gesteld; de nieuwe stukken worden alsdan daarvan eveneens voorzien. Voor gelijkluidend afsohrift, De Secretaris-Generaal, du Jonge. D. Vroegere redactie van eenige bepalingen der Zegelwet. Art. 34 luidde oorspronkelijk : Behoudens de hierna vermelde uitzonderingen, zijn onderworpen: L aan een vast recht van vijf cent: a. kwitantiën voor geldsommen en andere eenzijdig opgemaakte stukken, waarbij de ontvangst of overneming van gelden wordt erkend of vermeld door of vanwege den schuldeiscbër. Verklaringen, dat niets te vorderen is, worden met kwitantiën gelijkgesteld. De stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij overigens zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken in rechten niet kunnen dienon tot schriftelijk — 116 — bewijs. Deze bepaling is niet van toepassing op berichten of brieven, waarbij eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden ; 6. depositobewijzen en saldobiljetten ; e. onderteekende declaratiën en rekeningen ; d. diploma's van lidmaatschap van- en toegangsbewijzen voor leden tot sociëteiten en vereenigingen. II. aan een vast recht van dertig cent ': a. akten van schuldbekentenis, mits niet tot de effecten behoorende, en akten van borgtocht voor geldsommen; b. akten van prolongatie en akten van beleening van effecten en koopmansgoederen. § 2 van art. I der wet van 27 Juni 1919, S. 432 bepaalde: Artikel 34, T wordt gelezen als volgt: aan een vast recht van tien cent : a. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van gelden ; 6. de eenzijdig opgemaakte stukken, bevattende de erkenning door of namens den schuldeischer, dat een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend, alsmede die, bevattende de verklarirg, dat niets te vorderen is; c. de onderteekende verklaring of blancohandteekering, gesteld op de onder 6 vermelde stukken, ter aanwijzing van een derde, als bevoegd om de som, waarvoor kwijting wordt gegeven, in ontvangst te nemen; d. de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — depositorekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder; «. de stukken, houdende opgave van het saldo eener afgesloten rekening-courant of de verklaring, dat het opgegeven saldo eener rekening-courant juist bevonden is. Een afschrift der rekening-courant wordt met de opgave van het saldo gelijk gesteld ; f. diploma's van lidmaatschap van sociëteiten en vereenigingen en toegangs- en abonnementsbewijzen, welke den houder daarin aangeduide rechten verleenen en welke uitgereikt worden tegen voldoening of verplichting tot voldoening van het terzake daarvan verschuldigde bedrag. — 117 — Onder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, postwissels, chèques en ander handelspapier. De stukken, met uitzondering van die onder c genoemd, zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. § 2 van art. I der wet van 24 December 1921, S. 1409, luidde : In artikel 341. : wordt onmiddellijk na hetgeen onder letter 6. voorkomt, ingevoegd : ,,c. de stukken, welke bestemd zijn om in geval van betaling te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die betaling geschiedt;" ; worden de bestaande letters c, d., e. en /. onderscheidenlijk d., e., /. en g. ; wordt hetgeen onder letter d. (nieuw e.) voorkomt, gelezen als volgt: „de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — depositorekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder en de stukken, welke bestemd zijn om ingeval van eene storting van gelden te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die storting geschiedt;" ; wordt het voorlaatste lid vervangen door: „Ouder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, coupons, postwissels, chèques en ander handelspapier." en wordt de letter „c", in het laatste lid vervangen door „VF. .4r(. 37 luidde oorspronkelijk: Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de in artikel 34 genoemde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hie' van uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen ; 2°. de stukken, constateerende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke ge- — 118 — houden wordjn overeenkomstig verordeningen door het openbaar gezag vastgesteld; 3°. rekeningen of declaratiën en kwitantiën betreffende sommen, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen verschuldigd zijn ; 4°. kwitantiën voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën, gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd ; 5°. bewijzen van consignatie; 6°. bewijzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand; 7°. kwitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend in geval van brand, overstrooming of andere onheilen; 8°. inteekenlijsten voor liefdadige doeleinden ; 9°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewijzen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitantiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier; 10°. de stukken, als bedoeld in artikel 32 onder 4°.; § 4 van art. I der wet van 23 Mei 1917, S. 437, luidde : § 4. Aan het slot van artikel 37 wordt, met vervanging van de punt door eene kommapunt, toegevoegd : „11°. de stukken, constateerende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening." § o van art. I der wet van 27 Juni 1919, S. 432, luidde : ■ Artikel 37 wordt gelezen als volgt: „Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de in artikel 34 vermelde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; — 119 — 2°. de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden, waarbij eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering is uitgereikt of toegezonden ; 3°. de stukken, vermeldende de overneming van vreemde muntspeciën, bankpapier, chèques en ander handelspapier tegen gelijktijdige betaling of overmaking van de daarvoor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken blijke ; 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van cheques of ander handelspapier, indien de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen ; 5°. de in artikel 34 vermelde stukken, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die administratie betrekking hebben; 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekeningcourant in het credit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening ; 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder d, afgegeven tengevolge van herstelde onjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken blijke ; 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehouden worden overeenkomstig verordeningen door het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan inrichtingen, welke zich uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen der haar door de inleggers toevertrouwde gelden ten doel stellen; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen verschuldigd zijn ; 10°. kwitantiën voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën, gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd; — 1» — 11°. bewijzen van consignatie; 12°. bewjjzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand; 13°. kwitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of andere onheilen; 14°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwillige bijdragen voor liefdadige doeleinden aan instellingen of commissiën toegezegd; 15°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewijzen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitantiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier; 16°. de stukken, als bedoeld in artikel 32, onder 4°.; 17°. de stukken, vermeldende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening." § 3 van art. I der wet van 24 December 1921, S. 1409, luidde : In artikel 37 : wordt hetgeen onder 2°., voorkomt, gelezen als volgt: „de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden en inhoudende dat daarbij voor die ontvangst, eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangs of crediteering, opgemaakt door hem, die de gelden heeft ontvangen, is uitgereikt of toegezonden" ; wordt hetgeen onder 4°. voorkomt, vervangen door: „de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van coupons, chèques of ander handelspapier, mits uit de stukken blijkt, dat de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen j" wordt aan het slot van 5°., met vervanging van de komma-punt door een komma, toegevoegd . „mits van een en ander uit de stukken blijke ;" en wordt in 7°. de letter „d." vervangen door — 121 — ALPHABETISCH REGISTER. De getallen wijzen de artikelen der wet aan. Aanhechting van ongezegeld papier aan gezegeld papier, ander dan formaatzegel. 6. „ van ongezegelde stukken aan notarieele akten. 16. Aansprakelijkheid van den Staat voor stukken. 7. „ voor rechten en boeten. 15. 39. iOd. 60. 54. 73. 77. Ambtenaren, belast met opsporing van overtredingen. 83. 84. Acceptatiën. 02. Adeldom. 41—43. Afschriften zegelreoht. 11. 23. 41. Vrijstellingen. 32. 42. Akten enz. die op hetzelfde formaatzegel of op ongezegeld papier gesteld kunnen worden. 31. „ aan het zegelrecht onderworpen. 23. „ door notarissen in brevet uitgegeven. 28. Algemeene bepalingen. 1—22. Ambtenaren van de registratie en het zegel. Verphohtingen der — 21. 48. 52. 83. Assignatiën. 51—55. Auteurswet. 32 litt. I. Avals. 52. Balansen. 32 n°. 21. Bank- en ander papier aan toonder. 51—55. Banken van leening. Beschrijvingen en processen-verbaal van verkooping van panden. 32 n°. 16. Belastingen. Stukken ter regeling van — 32 n°. 4. Benoemingen van ambtenaren. 23. 32. Beleening. Akten van — Zie : Schuldbekentenis. Bestekken. 23 n°. 10. 26 litt. 6. Betaling. Bewijzen van — 341. Beteekening van stukken. 31 n°. 2. Bewaring van ongezegelde stukken als bijlagen van notarieele akten. 16. Boedelbeschrijving. 16. 31 litt. a. Boeten wegens verkoop van gezegeld papier of plakzegels zonder machtiging. 4. „ wegens het gebruik maken door rechters, scheidsmannen enz. van eenig stuk niet van behoorlijk zegel voorzien en wegens niet naleving van voorl. lid van art. 16 door griffiers. 15. „ wegens onvoldoende vermelding in notarieele akten van ongezegelde stukken. 16. — 182 — Boeten wegens weigering van inzage van openbare registers enz. van ambtenaren en kooplieden aan registratie- en zegelambtenaren. 18. „ wegens overschrijving door griffiers van onvoldoend gezegelde stukken en inof overschrijving, registratie van protesten zonder vertooning van de geprotesteerde stukken, in- en overschrijving van hypotheekkantoren van ongezegelde stukken, zonder invordering der rechten en boeten. 20. 22. ,, wegens zegeling aan stukken zonder betaling van boete of opmaking van proces-verbaal. 21. ,, id. van het zegelrecht voor kwitantiën, depositobewijzen enz., schuldbekentenissen enz. 39. „ id. van het zegelrecht van polissen van verzekering enz. 45—49. id. van het zegelrecht van handelspapier. 51. 54. ,, id. van akten van verhuring. 58. „ id. van effecten. 73. ,, id. van nota's van aan- en verkoop van effecten. 76. 77. Verlies van loon. 80. ,, wegens het verkoopen enz. van gebruikte plakzegels. 89. ,, wegens het kantteekenen en waarmerken van onbehoorlijk gezegelde registers, en legaliseeren van handteekeningen op ongezegelde stukken. 17. ,, wegens het niet gebruiken van vereischt gezegeld papier. 28. wegens het plaatsen van te veel regels en lettergrepen op eene bladzijde van authentieke akten, afschriften en uittreksels daarvan. 30. ,, wegens niet voldoening van bet zegelrecht van pakhuisceelen en volgbriefjes. 40a'. „ id. van cognossementen, vrachtbrieven, vrachtlijsten en ontvangbewijzen van vervoerde goederen. 40». ' „ Behalve de boeten moet gelijktijdig het niet of te min betaalde recht worden voldaan. 20. 21. „ Aansprakelijkheid voor boeten. 82. „ door betaling der verbeurde boeten en verschuldigde rechten wordt het opmaken van proces-verbaal voorkomen. 20. 83. „ Verjaring der boeten. 87. „ Kwijtschelding of vermindering of teruggaaf van boeten. 91. Borderellen. 23 n°. 9. 28 n°. 6. aant. 2 blz. 13. Borgtocht. Akten van — Zie: Schuldbekentenis. Brevetten. Zegelrecht van — 28. Brieven. 23 n°. 3. 34 I. 56. Koopmans — 32 n°. 21. Buitenslands opgemaakte akten. 12. 22. 29. 39. 49. 54. 123 — Burgerlijke stand. Afschriften en uittreksels uit akten. 23 n°. 4. „ Onvermogen. 32 n°. 9. Burgerlijke Rechtsvordering. Wetboek van ■— 32 litt. 6. Tractaat betreffende Burgerlijke Rechtsvordering. 32 litt. i. Burgerlijk Wetboek. 32 litt. o. Bijbetaling van zegelreoht van registers en bijstempeling van gezegeld of buitengewoon gezegeld papier, bij invoering dezer wet. 94. 97. 98. Bijstempeling van bij de invoering der wet ongebruikte zegels. 95. Certificaten van oorsprong van inlandsche fabrikaten. 23 (aant. 4 op blz. 19). „ Nationale Schuld. 71. 74. „ van goed gedrag. 23 (aant. 4 op blz. 19). Chèques. 51—55. Cognossementen. 32 n°. 22. 40/.—h. Commissionairs. Zie : Nota's. Consignatie. Bewijzen van •— 37 n°. 5. Van effecten van minderjarigen enz. 32 litt. c. Coóperatiewet. 32 litt. d. Coöperatieve ver.-aandeelen. aant. 5 blz. 81. Coupons. 341. 37. 68. Coupon-nota. aant. 3 blz. 38, 2 op blz. 40 en 2 op blz. 42. Curateele. Onvermogen. 32 n°. 9. Declaratiën deposito-rekeningen,. rekeningen en diploma's 34. 37. 39. 40. Departementen van algemeen bestuur, gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Vrijstelling- 32. Depositorekening. 341. Depositobewijs. aant. 3 blz. 39. Deurwaarders. 28. Diploma's van lidmaatschap. 34 I17. Dividendbewijzen. 68. Dwangschrift. 83. 85. Effecten. 60—74. Endossementen. 52. Erkenning. Onvermogen. 92 n°. 9. Evenredig zegelrecht. 44. 61. 56. 60. 75. Faillissementswet. 32 litt. g. Formaat. (Grootte van het gezegeld papier.) 3. 27. Formaatzegelrecht. Stukken daaraan onderworpen. 23. 32. „ Verschuldigd bedrag. 23. 28. 29. „ Wijze van betaling. 25. 26. „ Schuldenaren. 33.' „ Wijze van beschrijving van openbare stukken. 30. Gebruikt (gezegeld) papier. Verbod tot beziging voor eenig ander geschrift of drukwerk. 10. Geheime testamenten. 16. 26. Gelden. 34 1. Gemeente-besturen. Verbod tot het gebruik maken van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Geslachtsnaam. Verandering van — 41—43. Giro. 32 n°. 28. aant. 1 op blz. 37 en 4 op blz. 38. Zie ook Postcheque en girodienst. — 124 — Griffiers. Verplichting van — 15. „ Verbod aan — om ongezegelde akten over te schrijven. 19. Akten van — 23 n°. 8. „ Overschrijving van ongezegelde stukken. 19. Grootboeken der nationale schuld. 32 litt. m. 71. 75. Handelspapier. 51—65. Handlichting. Onvermogen. 32 n°. 9. Huurakten. Authentieke en onderhandsche 56—59. Huwelijk. Onvermogen. 32 n°. 9. Hypotheek-aanvraag, aant. 1 blz. 22. Hypotheekbewaarders. In- en overschrijving en aanteekening van ongezegelde stukken. 19. 22. Staten van inschrijvingen. 23 n°. 6. Uittreksels uit plans enz. 32 n°. 8. Verzoek om aanteekening te stellen, aant. 4 blz. 21. Inteekenlijsten. 32 n°. 29. Invordering der rechten en boeten. 83. 85. Inwisseling of overstempeling van zegels. 90. 94. Inzage van akten enz. van openbare ambtenaren en kooplieden aan de ambtenaren van de registratie en van het zegel. 18. Jachtakten. 41—43. Jachtwet, aant. m blz. 29. Kaarten. 23 n°. 10. 26 litt. b. Kantteekenen van ongezegelde registers verboden. 17. Kassierspapier. 61—55. Koninklijke besluiten. 23. 41. Vrijstellingen. 23. 42. Koopman, aant. 1 blz. 15. Koopmansboeken en brieven. 18. 32 n°. 21. 77. Kostelooze procedures. 32 n°. 13. 91. Krankzinnigenwet. 32 n°. 2 en 3. Kwitantiën. 34—36. 37. 39. 40. 91. „ op polissen enz. 45. Handelspapier. 52. „ wegens aan Staat, provinciën, gemeenten en waterschappen verschuldigde belastingen en boeten. 37 n°. 4. „ voor sohoolgelden. 91. Kwijtschelding van recht en boeten door de Konmg. 91. LandarbeHderswet. aant. d blz. 28. LegalisatiSn van handteekeningen. 17. Machtigingen. 28 n°. 2. Makelaars. Zie : Nota's. Mandaten van betaling. 23 lid 1 (aant. 4 op blz. 19). Merkteeken in het gezegeld papier. 3. Minuten aan zegelrecht onderworpen. 23. Naamsverandering. 41—43. Nietigheid. 14. j • Nota's van makelaars, commissionairs e. a., wegens aan- of verkoop van effecten. 75—81. Notarissen. 8.16. 23 n°. 7. Vrijstellingen. 32 nos. 4 en 10. Octrooiwet. 32 lr. k. — 125 — Olographische testamenten. 16. 26. Omslagen daarvan. 26. Onderpand. Akten van verandering van — 36 n°. 6. Onderteekening. Beteekenis. 13. Ontvangbewijzen dergoederen. 32 n°. 23.40/—h, Ontvangceelen. 40a—-e. Oppervlakte van het papier. Recht naar de — 24. 27. Opslag. Bewijzen van — 40a—e. Ordeteekenen (vreemde), titels, enz. 41—43. Orderbriefjes. 51—66. Ordonnantiën van betaling. 23 lid 1 (aant. 4 op blz. 19). i Overgangsbepalingen. 90—100. Overschrijvingsbiljetten (giro). 32 n°. 28. Overstempeling. Zie : Inwisseling. [' Overzeescne bezittingen. Akten opgemaakt in de — 22. Pakhuisceelen. 40a—e. Paspoorten. Buitenlandsche — 41—43 ; aan onvermogenden. 42. Perkament. Zegeling van — 1. 8. 25. Plakzegel. Vorm. 3. Gebruik. Beschadiging. 5. 8. 10. Verkoop. 4. 89. Polissen. Zie: Verzekering. Postbewijzen en postwissels. 53. Post-chèque en girodienst. 32. Ir. %. Aant. 66 blz. *l. Postspaarbankwet. 32 lr. e. Postwet. aant. i blz. 29. Proces-verbaal van zegelovertredingen. 18. 21. 83. Processen-verbaal, achter elkander te stellen. 31 lr. a. Procureursakten. 32. n°. 12. Prolongatie. Akten van — Zie: Schuldbekentenis. Protest. Akten van — 19. 28 n°. 4. Provinciale besturen. Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 16. Rang (vreemde). 41—43. Rechters, enz. Akten enz. van — 32 n°. 11. „ Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Regels en lettergrepen op elke bladzijde van afschriften enz. te plaatsen. 30. Registers aan zegelrecht onderworpen. 23. Waarmerking 17. „ van ambtenaren en kooplieden. Inzage van — 18. 77. Registratie. 57. 58. 99. Reglementen van vereenigingen. 41—43. Rekeningen. Zie : Declaratiën. Rekening-courant. 34 Ie. 91. Repertoires.'23 n°. 7 en 8. Ruilverkavelingswet. aant. n blz. 29. Rijksambtenaar. 2. Aanbieding van stukken ter constateering overtreding aan —15. 39. 50. 78. Schatkistpromessen. 32 lr. /. Scheidsmannen. Akten van — 32 n°. 11. Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. — 126 — Schuldbekentenis. Akten van — van borgtochten, prolongatiën en beleeningen. 34. 36. 38. 39. 40. 91. Schuldenaren van het recht van: formaatzegel. 33; kwitantiën, depositobewijzen, saldobiljetten, diploma's, akten van schuldbekentenis, prolongatie en beleening. 40 ; pakhuisceelen en volgbriefjes. 40e; cognossementen, vrachtbrieven, vrachtlijsten en ontvangbewijzen van vervoerde goederen. 40j ; polissen van verzekering enz. 46 ; handelspapier. 66; huurakten. 59; effecten. 69; nota's van aan- en verkoop van effecten. 81. Slot- en overgangsbepalingen. 90—100. Spaarbanken. 37 n°. 2. 32 litt. e. 91. Spoorkaartjes, aant. 6a blz. 41. Staten-Generaal. Akten en besluiten der — 23. 32. Statuten van vereenigingen. 41-rA8«'v'i ontwerp N. V. aant. 5 blz. 21. Stempeling van ander dan van wege het Rijk uitgegeven papier. 25. Strafzaken. 15 n°. 4. 32 n°. 4. Stuiting der verjaring van rechten en boeten. 88. Talons. 68. Telegraaf- en Telefoonwet. 32 n°. 27. Teruggaaf. 41 lid 4. 66. 90. 96. DoordenKoning. 91. Termijnen. Berekening 92. Testamenten. 26. Herroepingen. 31 n°. 5. Inzage. 18. Tiendwet. 32 slot, lr. h. Titels (vreemde). 41—43. Uittreksels. Zegelrecht. 11. Vast zegelrecht. 41. 44. 46. 51. 56 al. 6. 60 al. 9. 62. Verbod om van gebruikt gezegeld papier andermaal gebruik te maken. 10. Verjaring. 87. 88. Verklaring van lastgeving op de akten van verkoop. 31 n°. 3. van gerechtigdheid ten behoeve van schuldeischers van den Staat, provinciën, gemeenten, waterschappen, enz. 32 n°. 19. Verkoop van gezegeld papier en plakzegels zonder machtiging verboden. 4. Vermelding van ongezegelde stukken in notarieele akten. 16. Vermindering van recht en boeten aan de Koning voorbehouden. 91. Vervolgingen. 82—89. Verzekering en verwaarborging. Polissen van — en alle andere stukken, bewijzend de — 23 n°. 11. 44—50. Andere stukken betrekkelijk — vrij van formaatzegelrecht. 32 n°. 15, 25 en 26. Verzoekschriften. 23 n°. 3. 28 n°. 1. 32 n°. 3 en 4. 41. Volgbriefjes. 40a—e. Volmachten. 28 n°. 2. Herroepingen. 31 n°. 6. — 127 — Vonnissen niet aan zegelrecht onderworpen. 32 n°. 11. Voogdij. Onvermogen. 32 n°. 9. Vrachtbrieven. Vrachtlijsten. 40/ h. Vrijstelling van recht door den Koning. 91. „ van formaatzegelrecht. 32. „ van kwitantiën, depositobewijzen, enz. 37. „ schuldbekentenissen, enz. J7« „ pakhuisceelen en volgbriefjes. 40a n°. 2 en c. „ cognossementen, vrachtbrieven, vracht lijsten en ontvangbewijzen van vervoerde goederen. 40/ n°. 1 en h. „ paspoorten, jachtakten, enz. 42. „ polissen van verzekering, enz. 46. „ handelspapier. 61. 53. „ huurakten. 57. „ effecten. 64. 67. 68. 74. „ nota's van aan- en verkoop van effecten. 79. Waardigheid (vreemde). 41—43. Waarmerken van ongezegelde registers verboden. 17. Wettiging. Onvermogen. 32 n°. 9. Wissels. 51—55. „ zonder kosten, aant. 2 blz. 11. „ In Indië onvoldoende gezegeld, aant. 1 blz. 19. Zegel. Gebruik van ander — dan 't bestemde. 9. „ Gebruik van reeds gebruikt papier verboden. 10. „ Uitzonderingen daarop. 31. 36. 45. 52. 56. 66. Zegelrecht. Eén recht voor elk stuk zegel. 10. „ Voor elk exemplaar van een stuk hetzelfde recht. 11. „ Betaling aan 's Rijks ambtenaar. 2. 7. 20. 21. 25. 39. 43. 48. 49. „ naar de oppervlakte van het papier. 23—33. Zegelstempel. Afdruk van den — 3. „ mag noch op de voor- noch op de keerzijde onkenbaar gemaakt of beschadigd worden. 5. „ Alle stukken aan te vangen aan den voorkant naast of onmiddellijk onder den — en regelmatig te vervolgen. 5. S. & J. N°. 18, 8« dr. EERSTE AANVULLING DEK ZEGELWET 1917. Wet van den 23sten Juni 1927, S. 187, houdende wijziging van de Zegelwet 1917 en van de Wet op de Kanselarijrechten. Zie omtrent deze wet: Bijl. Hand. 2e Kamer 1926—1927, n°. 302, 1—5; Hand. id. 1926—1927, blz. 2075—2077. Hand. le Kamer 1926-^lWrtj blz. 853, 860— 861. Wü WILHELMINA, enz. . . doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenscht is de kosten der Nederlandsche buitenlandsche paspoorten te verlagen ; Zoo is het, dat Wjj, den Baad van State, enz.; Art. 1. In het opschrift van hoofdstuk IV der Zegelwet 1917, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 29 Juni 1925 (Staatsblad n°. 308), vervallen het woord „paspoorten" en de daarop volgende komma. De eerste twee alinea's van artikel 41, alsmede de eerste alinea, sub 1°., en de uitdrukking „lc." in de tweede alinea van artikel 42 dier wet vervallen. In de eerste alinea van artikel 42, sub 3°., worden de woorden „vierde lid" vervangen door: „derde lid". Het slot van artikel 42, luidende: „ , voor zoover be+reft de onder 2°. en 3°. genoemde stukken, van het onvermogen daarop melding is gemaakt", wordt vervangen door: „van het onvermogen op de stukken melding is gemaakt". 2. Uit de tweede alinea van artikel 43 der in artikel 1 hiervoren genoemde Wet vervallen de woorden: „van de buitenlandsche paspoorten en". 3. enz. ; 4. Deze wet treedt in werking op een nader door Ons vast te stellen tijdstip.1 Lasten en bevelen, enz.; Gegeven ten Paleize het Loo, den 23sten Juni 1927. WILHELMINA. De Minister van Buitenlandsche Zaken, Beelaerts van Blokland. De Minister van Financiën, de Geer. (Uitgeg. 24 Juni 1927). 1 Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is besluit van 25 Juni 1927,1$. 203 bepaald op 1 Juli 1927. 130 — Besluit van den I3den Juli 1927, 8. 247, houdende wijziging van het Koninklijk besluit van 4April 1917 (Staatsblad n°. 273), houdende bepalingen ter uitvoering van de Zegelwet 1917. Wu WILHELMINA, enz. Op de voordracht van, Onzen Minister van Financiën van den 8 Juli 1927, n°. 265, Indirecte Belastingen: Hebben goedgevonden en verstaan te be- Artfl! Ons besluit van 4 April 1917 (Staatsblad n°. 273), zooals het luidt na de wijzigingen daarin gebracht bij Onze besluiten van 11 April 1918 (Staatsblad n°. 237), van 10 Juli 1919 (Staatsblad n°. 473), van 5 December 1922 (Staatsblad n°. 662), van 26 Augustus 1926 (Staatsblad n°. 315), van 29 November 1926 (Staatsblad n°. 388) en van 16 Februari 1927 (Staatsblad n°. 32), wordt als volgt gewijzigd: o Het tweede lid van artikel 4 en het tweede lid van artikel 6 komen te luiden : De kleur is rood voor de zegels van tien cent, geel voor de zegels van vijftien oent tot en met één gulden, paars voor de zegels van hooger dan één gulden, doch niet hooger dan tien gulden en groen voor de zegels, van hooger dan tien gulden. ., 6. Het eerste lid van artikel 9 komt te luiden : Voor stukken, aan evenredig zegelrecht onderworpen, worden vanwege het Bijk uitgegeven : papier van het in artikel 3 vermelde groot formaat, voorzien van een stempel van viiftig oent, papier van het in artikel 3 vermelde klein formaat, voorzien van een stempel van tien oent, en plakzegels tot bedragen van tenminste tien oent en ten hoogste vijf honderd gulden. ., l „ , c In het tweede lid van artikel 9 worden de woorden „twintig, gulden" vervangen door „viiftig cent". . 2. De volgens de vroegere bepalingen aangemaakte zegels blijven geldig. . . Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst. Het Loo, den 13den Juli 1927. * WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Geer. (Uitgeg. 27 Juli 1927.) Bekendmaking van den Minister van Financiën betreffende Plak- en beursbelastmgzegels (Ned. Ski. 1927, n°. 147). De Minister van Financiën maakt bekend, dat ingevolge het Koninklijk besluit van 16 Juli 1927 (Staatsblad n°. 247) de in het vervolg aan te maken plakzegels en beursbelastingzegels de navolgende kleuren zullen hebben : rood voor de zegels van 10 cent, geel voor de zegels van 15 cent tot en met f 1, paars voor 131 — de zegels van hooger dan f 1, doch niet hooger dan f 10, en groen voor de zegels van hooger dan f 10, en voorts, dat ingevolge zijne resolutie van 1 Augustus 1927, n°. 49, met ingang van 1 Januari 1928 niet meer zullen worden verkrijgbaar gesteld de huurzegels van andere waarden dan 50 cent, de plakzegels van f 10.50, ƒ 11, f 11.50, f 12, f 12.50, f 13, f13.50, f 14, f 14.50, f 15, f 15.50, f 16, f 16.50, f 17, f 17 50, f 18, f 18.50, f 19, f 19.50 en de beursbelastingzegels van fö.50, f6, f6.50, f7, f7.50, f8, f8.50, f9, f9.50, f 10.50, f 11, f 11.50, f 12, f 12.50, f 13, f 13.50, f 14, f 14.50, f 15, f 15.50, f 16, f 16.50, f 17, f 17.50, f 18. f 18.50, f 19, f 19.50, f 20, f 20.50, f 21, f 21.50, f 22, f 22.50, f23, f23.50, f24, f24.50, en dat verkrijgbaar zullen worden gesteld plakzegels en beursbelastingzegels van f 40 en van f 60. De volgens vroegere bepalingen uitgegeven zegels blijven geldig. Wet van den 2lsten Juli 1927, S. 258, tot wijziging der Zegelwet 1917 en der Wet van 3 April 1922 {Staatsblad n°. 166) tot herziening van de tarieven voor verrichtingen aan de bewaringen van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen. Zie omtrent deze wet: Bijl. Hand. 2e Kamer 1926—1927, n°. 256, 1—4 ; Hand. 2« Kamer 1926—1927, blz. 1968. Hand. 1" Kamer 1926—1927, blz. 848—849, 919. WlJ WTT.TTB!T.TVfrNA enz. Alzoo Wjj in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de berekening van de rechten, verschuldigd big in- en overschrijving van stukken aan de bewaringen van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen, te vereenvoudigen; Zoo is het, dat Wij, den Baad van State, enz. Art. I. In de Zegelwet 1917 worden de navolgende veranderingen aangebracht: a. In artikel 23 vervalt hetgeen onder 5°. is vermeld. 6. Artikel 23, 6°., wordt gelezen: de staten van hypothecaire inschrijvingen, afschriften van en uittreksels uit de registers van in- en oversohrjjving, verklaringen dat inschrijvingen znn doorgehaald, getuigschriften van onbezwaardheid en andere verklaringen door de bewaarders van de hypothekenThet kadaster en de scheepsbewijzen afgegeven anders dan in 's Rijks belang. c. In artikel 28, eerste lid, letter a, vervalt de vermelding „5°.". Art. II. Enz. Lasten en bevelen, enz. Gegeven ten Paleize het Loo, den 21sten JuU 1927. WILHELMINA. De Minister van Financiën, De Geee. {Uitgeg. 1 Aug. 1927.) S. & J. N°. 18, 8e dr. TWEEDE AANVULLING DEK ZEGELWET 1917. Besluit van den IGden Juni 1928, S. 212, houdende wijziging van het Koninklijk Besluit van 4 April 1917 (Staatsblad n°. 273), houdende bepalingen ter uitvoering van de Zegelwet 1917. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordraoht van Onzen Minister van Financiën van den 12 Juni 1928, n°. 31, Indirecte Belastingen; Hebben goedgevonden en verstaan : Artikel 6 van Ons besluit van den 4 April 19H (Staatsblad n°. 273), zooals dat luidt na de wijzigingen daarin gebracht bij Onze besluiten van den 11 April 1918 (Staatsblad n°. 237), van den 10 Juli 1919 (Staatsblad n°. 473), van den 5 December 1922 (Staatsblad n°. 662), van den 26 Augustus 1926 (Staatsblad n°. 315), van den 29 November 1926 (Staatsblad n° 388), van den 16 Februari 1927 (Staatsblad n°. 32) en van den 13 Juli 1927 (Staatsblad n°. 247), wordt als volgt gewijzigd : Het woord „blauwen" in het eerste lid vervalt. Het tweede lid wordt gelezen : De droge stempels, alsmede de natte stempels die met de hand worden afgedrukt, bevatten 's Rijks wapen en het bedrag van het recht, terzijde van het wapen uitgedrukt.,De stempels die bij het stellen van den natten stempel door middel van een stempelmachine worden gebruikt, bevatten een klimmenden leeuw, zooals die op 's Rijks wapen voorkomt, geplaatst onder het bedrag van het recht, alsmede een zeilschip ter weerszijden daarvan. De stempels, bestemd voor de zegeling van stukken, onderworpen aan zegelrecht, met opcenten, zijn voorzien van de woorden „Zegelrecht met opcenten". Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering; van dit besluit, dat in het Staatsblad en m de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den 16den Juni 1928. WILHELMINA. De Minister van Financiën, De Geeb. (Uitgeg. 27 Juni 1928.) — 134 - Bestuit van den 21«fen Juli 1928, S.299, houdende vrijstelling van zegelrecht voor sommige verzoekschriften om goedkeuring van wijziging van statuten van vereenigingen, alsmede voor sommige bij den postdienst in gebruik zijnde stukken. . Wij wnflaiiolllA, rjLli Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën, van den 11 Juni 1928, n°. 64, afdeeling Indirecte Belastingen; Gelet op artikel 91 derZegelwet 1917; Den Raad van State gehoord (advies van 26 Juni 1928, n°. 24); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 11 Juli 1928, n°. 120, afdeeling Indirecte Belastingen; Hebben goedgevonden en verstaan: Vrijstelling van zegelrecht te verleenen voor: I. verzoekschriften om goedkeuring van wijziging van statuten van vereenigingen, ingediend vóór 1 September 1930, ten einde de statuten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de met ingang van 1 September 1928 in werking tredende Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst ; II. de navolgende door den postdienst uit te reiken stukken : a. de nota's welke worden afgegeven bij de storting van bedragen verschuldigd voor frankeering van briefpostzendingen, drukwerkzendingen en postpakketten welke niet van frankeerzegels voorzien ter verzending worden aangenomen; 6. de kaarten welke bij frankeering door middel van frankeermachines ter zake van voor frankeering gestorte bedragen worden afgegeven ; e. de nota's welke bij de afgifte van uit het buitenland toegezonden postpakketten worden uitgereikt voor bij die afgifte te betalen verrekenbedragen en door den postdienst voorgeschoten rechten en kosten ; d. de tegen betaling van het verschuldigd recht uitgereikt wordende bewijzen van bevoegdheid voor het afhalen van Stukken. Onze Minister voornoemd is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Finse, den 21sten Juli 1928. WILHELMINA. De Minister van Financiën, De Geer. {Uitgeg. 20 Ang. 1928.)