I DE STATISTIEK VAKSTUDIE ONDER REDACTIE VAN J. H. A. M. VAN BOSVELD HEINSIUS OUD-ONTVANGER DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN TE ARNHEM DEEL XIII DE STATISTIEK DEVENTER — JE. E. KLUWER DE STATISTIEK DE BEPALINGEN, BETREFFENDE DE STATISTIEK VAN DEN IN-, UIT- EN DOORVOER, ALSMEDE DIE. BETREFFENDE DE HEFFING VAN STATISTIEKRECHT TWEEDE DRUK BEWERKT DOOR M. RINKES REFERENDARIS BI) HET CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK TE VGRAVENHAGE DEVENTER — 1923 — JE. E. KLUWER VERKORTINGEN. Alg. wet beteekent: Algemeene wet van 26 Augustus 1822, Staatsblad no. 38, over de heffing der invoerrechten en accijnzen. Kon. besluit „ Koninklijk besluit. K. B. „ Het Koninklijk besluit van 26 Maart 1872, S. no. 19, V. v. V. no. 281 III. Res. .. „ Resolutie van den Minister van Financiën. Stbl. of S. „ Staatsblad van het Koninkrijk der Neder¬ landen. Verz. of V. „ Verzameling der wetten, besluiten en aanschrijvingen, betreffende de directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. V. v. V. „ Verzameling van voorschriften voor de ambte¬ naren der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. Mem. v. T. „ Memorie van Toeüchting. Voorl. V. „ Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. Mem. v. A. „ Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer. Weekblad „ Weekblad voor de Administratie der directe „ belastingen} invoerrechten en accijnzen. B. „ Beslissingen in belastingzaken. Verzameling van rechterlijke en administratieve beslissingen onder hoofdredactie van Mr. J. P. A. LAMAN DE VRIES, Hoofddirecteur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. GESCHIEDENIS. Bij res. van 23 Mei 1817, no. 9 (zie V. 1824, no. 126) werd voorgeschreven het opmaken en inzenden van tabellen nopens den in-, uit- en doorvoer van goederen, alsmede nopens de in- en uitgeklaarde zee- en rivierschepen, ten einde daaruit te kunnen opmaken de balans van handel en navigatie. Bij res. van 1 April 1825, no. 137, V. no. 30, werd met intrekking van alle vroegere instructiën en voorschriften, een Algemeene instructie vastgesteld voor het opmaken der staten voor de balans van handel en navigatie. Deze bleef van kracht tot 1 Januari 1846, toen in werking trad een nieuwe Algemeene instructie betreffende het opmaken der Statistiek voor handel en scheepvaart, vastgesteld bij res. van 12 Nov. 1845, no. 45 V. no. 215. Deze nieuwe instructie werd gewijzigd en aangevuld bij resolutiën van 23 Febr. 1864, no. 9, V. no. 25 en van 24 Januari 1865, no. 38, V. no. 11. In verband met het tot stand komen van het K. B. werden bij res. van 30 April 1872, no. 87, V. no. 41, nadere voorschriften gegeven en werden tevens ingesteld staten van den algemeenen invoer, en van den doorvoer zonder overlading met vrachtlijst. Bij de opmaking van deze staten werd voor alle goederen zonder onderscheid de bij die resolutie gevoegde naamlijst gevolgd, met vermelding der hoeveelheid fa» bruto-gewicht. Bij de res. van 13 Dec. 1873, no. 48, V. no. 139, werden de bestaande voorschriften opnieuw gewijzigd en werden bovendien ingesteld afzonderlijke staten van den uitvoer met betrekking tot de goederen, vermeld in de bij die resolutie gevoegde lijst. De uit de onderscheidene ingekomen staten saamgestelde maand- en jaarstatistiek van den in-, uit- en doorvoer werd echter, zoowel wat volledigheid als betrouwbaarheid betrof, zeer ongunstig beoordeeld. Een gezaghebbend statisticus noemde ze een voorwerp van spot voor de ingewijden en van misleiding voor hen, die haar te goeder trouw raadpleegden. In de Mem. v. T. bij het hierna te noemen Ontwerp der Statistiekwet werden als de voornaamste gebreken de volgende opgenoemd : 1°. de gebrekkige nomenclatuur (naamlijst), waarnaar de meeste der statistieke opgaven werden bewerkt; 2°. de onbetrouwbaarheid der cijfers, inzonderheid die betreffende den in- en uitvoer van onbelaste goederen en de daarmede samenhangende onjuistheid der opgaven omtrent den doorvoer; 3°. de onjuiste waardebepaling van de meeste goederensoorten; 8 4°. de gebrekkige aanwijzing der landen van herkomst en bestemming der goederen; en 5°. de te late verschijning der opgaven. Een der voornaamste gebreken was wel het onder 2°. bedoelde, bekend als „vermomde doorvoer". Dit gebrek vond zijn oorzaak in het volgende. De expeditiehandel had ter wille van meerdere vrijheid van beweging als regel aangenomen om onbelaste goederen, die doorgevoerd moesten worden, eerst vrij te maken door ze ten invoer aan te geven en ze later bij het uitgaan, ten uitvoer te declareeren. Door deze handelwijze werden in de laatste jaren vóór den oorlog de invoer en de uitvoer naar schatting elk 23 milliard kgr. te hoog, de doorvoer evenveel te laag genoteerd. Ten aanzien van het onder 3°. vermelde kan worden medegedeeld, dat vele goederen in de statistiek werden vermeld met den maatstaf „waarde", berekend naar den in 1847 vastgestelden officieelen prijs, welke uit den aard der zaak in latere jaren soms aanzienlijk van den werkelijken afweek. De landen van herkomst en bestemming waren bij in- en uitvoer aan de landzijde (spoorwegen, rivieren en kanalen, landwegen) steeds Pruisen of België. Ons handelsverkeer met Zwitserland, Oostenrijk, Rusland en Frankrijk en andere landen, was, voor zoover het niet ter zee plaats had, alzoo niet na te gaan. In het tijdvak van 1847 tot 1914 is slechts een enkele poging gedaan om de statistiek te verbeteren. In 1885 trachtte Minister BLOEM de statistiek te zuiveren van den z.g. „vermomden doorvoer" door de heffing van een statistiekrecht; het wetsontwerp werd, gelijk hierna is medegedeeld, weder ingetrokken. Eerst ruim 30 jaar later zou het streven in dit opzicht succes hebben door de vereenvoudiging van de doorvoerformaliteiten en vooral door het invoeren van een statistiekrecht, thans niet naar het gewicht, maar naar de waarde. Een Staatscommissie in 1896 ingesteld om de Regeering te adviseeren over de naamlijst der goederen, de waardebepaling en de inrichting van de statistiek, bracht twee belangrijke rapporten uit, maar nog steeds traineerde de reorganisatie ; dit vond zijn oorzaak o.a. hierin, dat men steeds van het beginsel uitging, dat de vaststelling van een nieuwe naamlijst moest worden voorafgegaan door een herziening van het tarief van invoerrechten. En deze herziening liet zich nog wachten. Eerst toen dit denkbeeld werd losgelaten, kon een stap in de goede richting worden gedaan. Een doeltreffende verbetering der statistiek en tegemoetkoming aan rechtmatige klachten werd voorts geacht niet bereikbaar te zijn zonder het bestaan van, in een wet vastgelegde, dwingende bepalingen omtrent het verstrekken van opgaven ten behoeve van de statistieke publicatiën. Dit leidde tot het indienen op 9 Febr. 1914 door Minister BERTLING van het ontwerp eener statistiekwet bij de samenstelling waarvan gestreefd was naar beknoptheid en eenvoudigheid, terwijl het in de bedoeling lag den handel in geen geval meer verplichtingen op te leggen dan tot het bereiken van het beoogde doel noodzakelijk voorkwam. De benoodigde gegevens zouden, evenals tot dusver, ontleend worden 9 aan de aangiften en documenten, die voor de vervulling der douaneformaliteiten gevorderd worden. Deze stukken moesten echter, om voor de statistiek bruikbaar te zijn, meer gegevens bevatten dan volgens de toen geldende wettelijke bepalingen betreffende den in-, uit- en doorvoer noodig was. De beteekenis van uitdrukkingen als hoeveelheid en waarde, land van herkomst en bestemming dienden nauwkeurig te worden omschreven. De daarvoor vereischte bepalingen zouden bij algemeenen maatregel van bestuur vastgesteld worden, ten einde bij eventueele verandering van omstandigheden de noodig geoordeelde wijzigingen binnen korten tijd op eenvoudige wijze te kunnen aanbrengen. Aldus kwam tot stand de wet van 28 April 1916, die aangehaald kan worden onder de benaming „Statistiekwet, S. 1916, no. 175" en 1 Sept. 1916 in werking is getreden. Nieuwe naamlijsten naar geheel nieuwe beginselen werden vastgesteld, terwijl uitvoeringsvoorschriften (Kon. besluit en resolutie) tot stand kwamen. De controle van het grondmateriaal en de verdere bewerking der gegevens werden, evenals de samenstelling der statistiek, geheel centraal geregeld. Van de nieuwste vindingen der techniek (electrische sorteer- en optelmachines) werd gebruik gemaakt. Hierdoor is de belangrijke reorganisatie tot stand gekomen, die ons land in plaats van de meest gebrekkige, de beste statistiek van den in-, uit- en doorvoer kan geven. Door de Zegelwet 1917 en de Registratiewet 1917 onderging de wet in zooverre wijziging, dat het bepaalde in art. 10 werd vervangen door de desbetreffende bepalingen in die wetten. Zie aant. 1 op dat artikel. Bij de wet van 31 Dec. 1920, S. no. 977, V. v. V. no. 1564, is de Statistiekwet aangevuld met een strafbedreiging tegen onjuiste aangifte der waarde van in of uit te voeren goederen, voor zoover hierin niet reeds op andere wijze (nl. door de Waardewet en de Wet op het Statistiekrecht) was voorzien. Gelijk hierboven reeds werd medegedeeld, diende Minister BLOEM in 1885 een ontwerp in tot het heffen van een statistiekrecht naar het gewicht bij den invoer tot verbruik van vrije goederen en bij den uitvoer van goederen uit het vrije verkeer. Daarmede werd beoogd, behalve versterking van inkomsten, het verkrijgen van een juist beeld van den in- en uitvoer, in onderscheiding van den doorvoer. Wat deze laatste betreft, was de gedachtengang, die tot vrijlating van de heffing van statistiekrecht leidde, dezelfde als die, welke wordt medegedeeld ih aant. 21 op art. 1 der Wet op het Statistiekrecht in onderdeel V van dit deel. Het ontwerp van 1885 werd niet gunstig ontvangen en in 1886 ingetrokken. Den 23 Oct. 1915 werd door Minister TREUB wederom een wetsontwerp ingediend tot heffing van een statistiekrecht, thans naar de waarde van alle ingevoerde goederen, die terstond of na opslag in entrepot tot verblijf binnenslands worden aangegeven en van de goederen, die ten uitvoer worden aangegeven, met uitzondering van de van buitens- 10 lands ingevoerde goederen, die terstond of na opslag in entrepot tot wederuitvoer worden aangegeven. Door de voorgestelde heffing werd beoogd : 1°. het verkrijgen van zoo juist mogelijke statistische gegevens; 2°. het dekken van de kosten, aan de samenstelling der statistiek verbonden; en 3°. het verkrijgen bovendien van een bate voor de schatkist op een voor den handel zeer weinig bezwarende wijze. In de Mem. v. T. wordt voorts het volgende opgemerkt: „Een statistiekrecht zal ongetwijfeld de juistheid der statistische gegevens ten goede komen, wijl een fiscaal belang verbonden wordt aan de juistheid ook van die aangiften, welke alleen als grondmateriaal voor de statistiek waarde hebben. Ook mag worden verwacht, dat de belangstelling van belanghebbenden grooter zal zijn voor een statistiek, waarvoor een bijdrage gevorderd wordt dan voor eene, waarmede dit niet het geval is". Tengevolge der indiening van bovenbedoeld ontwerp kwam tot stand de wet van 14 Dec. 1916, na de hierna vermelde wijziging in 1921, aan te duiden onder de benaming Wet op het Statistiekrecht, S. 1921, no. 55. De wet trad in werking 1 Febr. 1917. Ze werd gewijzigd door de Zegelwet 1917 en door de Registratiewet 1917 — zie dienaangaande aant. 2 op het Opschrift der Wet op het Statistiekrecht in onderdeel V van dit wérk — en aangevuld bij de wet van 26 Maart 1917, S. no. 254, V.v.V. no. 805, met de vrijstelling, voorkomende in art. 3, lett. i. Eenige belangrijke wijzigingen kwamen tot stand bij de wet van 31 Dec. 1920, S. no. 977, V. v. V. no. 1564, in werking getreden met ingang van 16 Mei 1921. Deze wijzigingen en aanvullingen betreffen voornamelijk: a. berekening van het recht bij vermenging in entrepot van binnenen buitenlandsche goederen; b. uitbreiding der vrijstellingen ; c. een betere omschrijving van de bij in- en uitvoer aan te geven waarde der goederen ; d. het scheppen van de gelegenheid om het recht ook anders dan in den vorm van zegels te voldoen ; e. verruiming van termijnen en een meer uitgewerkte regeling voor de procedure bij te laag geoordeelde waardeaangifte. De opbrengst van het statistiekrecht bedroeg : in 1917 : f 1.744.992 ; in 1920 : f 5.154.474 ; in 1918 : - 1.058.741 ; in 1921 : - 3.687.523 ; in 1919 : - 3.927.523 ; in 1922 : - 3.348.119 ; Bij de indiening van het ontwerp werd de vermoedelijke opbrengst naar den in- en uitvoer in 1913 geraamd op f 3.000.000. I. Statistiekwet (S. 1916 no. 175) (1). Wet van 28 April 1916, S. no. 175, V. v. V. no. 689, gewijzigd bij de wet van 31 Dec. 1920, S. no. 977, V. v. V. no. 1564. Yoorzieningen ten behoeve der statistiek van den in-, uit- en doorroer. 1. Zie nopens deze verkorte aanduiding art. 12, 2e lid. Wij WILHELMINA, enz. Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is ten behoeve der statistiek van den in-, uit- en doorvoer eenige wettelijke voorzieningen te treffen; Zoo is het, enz. Art. 1. Wij behouden Ons voor, bij algemeenen maatregel van bestuur, nadere bepalingen vast te stellen omtrent de aangiften die, volgens de wetten en internationale regelingen, onder eenigen naam, vereischt worden bij den in-, uit- of doorvoer van goederen, rechtstreeks of over entrepot (1). De nadere bepalingen betreffen de aangifte van soort, hoeveelheid, waarde, land van herkomst en land van bestemming der goederen, alsmede den vorm waarin de aangifte moet worden gedaan (2). 1. Aangiften (a) worden o. m. vereischt volgens de reglementen tot uitvoering van art. IX van het tusschen België en Nederland gesloten tractaat van 19 April 1839, S. no. 26, en van Hoofdstuk II, afd. 3 en 4, van het tractaat van 5 Nov. 1842, betreffende de vaart op de binnenwateren tusschen de Schelde en den Rijn en de scheepvaart op de Maas (zie Stbl. 1843, no. 45) en in de op 17 Oct. 1868 te Mannheim gesloten internationale overeenkomst betreffende de Rijnvaart (zie Stbl. 1869, no. 75). Mem. v. T. (a) In de in deze aanteekening bedoelde internationale regelingen worden de aangiften manifesten en (vlot) verklaringen genoemd. Zie o. a. de artt. 9 en 25 van de bij Kon. besluit V. 1869, no. 100 gepubliceerde Rijnvaart-akte, alsmede art. 22 van het in V. 1843, no. 148 als bijl. III opgenomen Reglement en art. 19 van het aldaar als bijl. IV geplaatste Reglement. 2. Deze nadere bepalingen zijn vastgesteld bij Kon. besluit van 30 Juni 1916, S. no. 316, V. v. V. no. 690 ; zie onderdeel II van dit deel. Bij res. van 26 Oct. 1921, no. 153, V. v. V. no. 1666, zijn voorschriften betreffende de statistiek gegeven ; zie onderdeel III van dit deel. 12 I. — STATISTIEKWET. — Artt. 2—3. Art. 2. De bij den uitvoer van goederen vereischte aangiften worden gedaan door den afzender der goederen, met dien verstande, dat zij worden ingeleverd door dengene die zich met den uitvoer belast (1—4). 1. Ten einde voor uit te voeren goederen zooveel mogelijk juiste gegevens te verkrijgen, zoowel omtrent hoeveelheid en waarde als nopens land van bestemming, schijnt het noodig de verplichting tot het doen der aangifte — wel te onderscheiden van de inlevering van het stuk — op te leggen aan den afzender der goederen, daar deze met de gewenschte bijzonderheden bekend is. Mem. v. T. De afzender, dat is de binnenlandsche afleveraar, niet de expediteur. De afleveraar kent steeds de waarde der door hem naar het buitenland verzonden goederen — een geval als levering op ter bestemmingsplaats vast te stellen gehalte uitgesloten — en zelfs dan zal hij de waarde bij de verzending zoo nauwkeurig kunnen schatten, dat de opgaaf uit statistisch oogpunt voldoende nauwkeurig is. Mem. v. A. 2. Zie hierbij de §§ 61—65 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit deel. Volgens § 64 wordt bij uitvoer met afschrijving of teruggaaf van den accijns de aangifte ingeleverd tegelijk met de aanvraag om consent tot Uitvoer. 3. Verg. ook aant. 14 op art. 1 der Wet op het Statistiekrecht in onderdeel V van dit deel. 4. Aangeven is het doen eener verklaring aan een ander, in het onderhavige geval (aangifte van goederen ten uitvoer) aan een ambtenaar der belastingadministratie. Wordt de verklaring schriftelijk gedaan, dan komt dus dé aangifte niet tot stand door het opmaken van het geschrift, doch eerst door de inlevering hiervan bij dengene, voor wien het bestemd is. Hiermede is in overeenstemming de redactie van art. 2 der Statistiekwet, bepalende, dat bij uitvoer de aangifte gedaan wordt door den afzender, met dien verstande, dat zij wordt ingeleverd door dengene, die zich met den uitvoer belast. De woorden „met dien verstande" duiden een beperking aan van hetgeen daaraan voorafgaat; ook de wetgever beschouwt dus de inlevering der aangifte als een deel van datgene, wat verricht moet worden om de aangifte te doen. Res. 5 Oct. 1918, no. 157 ; zie B. no. 2149. Art. 3. De ambtenaar, bij wien eene aangifte wordt ingeleverd betreffende den in-, uit- of doorvoer van goederen, rechtstreeks of over entrepot, onverschillig of zij is voorgeschreven bij wet of internationale regeling (1) dan wel bij algemeenen maatregel van bestuur, is bevoegd inzage te vorderen van de bij de goederen behoorende vrachtbrieven, cognossementen of andere ladingspapieren (2—4). Zoolang de gevorderde inzage niet is verleend, wordt de aangifte als niet gedaan beschouwd (5). 1. Zie aant. 1 op art. 1 hiervoor. 2. Verg. § 26, lid 3 en 4, en § 27 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit deel. I. — STATISTIEKWET. — Artt. 3—4. 13 3. Art. 3 bevat een bepaling, die den ambtenaren een algemeene bevoegdheid verzekert tot het vorderen van inzage der ladingspapieren. Hierdoor zal men steeds over een doeltreffend middel van controle beschikken en er bestaat grond voor de veronderstelling, dat met die contróle in verreweg de meeste gevallen zal kunnen worden volstaan, zoodat onderzoek en opneming van goederen, bedoeld in art. 4 tot de uitzonderingen zal behooren en mitsdien slechts als een bijkomend middel van controle is aan te merken. Mem. v. T. 4. Verg. art. 3 van het K. B., opgenomen in bijl. H van de Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 5. Met het oog op de moeilijkheid om voor ieder geval met juistheid vast te stellen wie verantwoordelijk is te achten voor het eventueel niet vertoonen van de ladingspapieren, is het wenschelijk voorgekomen dit feit niet te straffen door oplegging van een boete, doch daaraan enkel het gevolg te verbinden, dat de aangifte als niet gedaan wordt beschouwd zoolang de gevorderde inzage niet is verleend. Mem. v. T. Art. 4. De ambtenaren der invoerrechten zijn bevoegd alle goederen, die ten in-, uit- of doorvoer zijn aangegeven of waarvoor de volgens de wettelijke bepalingen vereischte aangifte (1) tot in-, uit- of doorvoer niet is gedaan,te onderzoeken en de hoeveelheid op te nemen, ook wanneer het onderzoek of de opneming niet in het belang van 's Rijks schatkist noodig is (2—3). Indien de volgens de wettelijke bepalingen vereischte aangifte niet is ingeleverd, komen de kosten, op het onderzoek en de opneming vallende (4), ten laste van den ondernemer van het Vervoer. De kosten van het onderzoek komen ten laste van den aangever, indien de soort der goederen onjuist is aangegeven (4—5). De kosten van opneming der hoeveelheid komen ten laste van den aangever, indien de hoeveelheid meer dan tien ten honderd te hoog of te laag is aangegeven (4—6). 1. Dat is dus een aangifte met al de gevorderde gegevens. Mem. v. T, Verg. art. 3. 2. Zie aant. 3 op art. 3. 3. Zie § 26 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit deel. 4. Onder kosten zijn hier de werkelijke uitgaven te verstaan. Mem. v. T. 5. In dat geval wordt tevens een boete beloopen ; zie art. 6 hierna. 6. Wanneer een ten uitvoer aangegeven scheepslading zand, in verband met de handhaving van de uitvoerverboden, ter uiterste wacht wordt onderzocht en daarin niet aangegeven, ten uitvoer verboden goederen worden gevonden, zijn de op het onderzoek vallende kosten niet gemaakt voor het onderzoeken en het opnemen der hoeveelheid van de in het zand verborgen goederen. Res. 17 Nov. 1916, no. 92. 14 I. — STATISTIEKWET. — Artt. 5—6. Art. 5. De volgens het vorige artikel verschuldigde kosten worden voldaan aan den Ontvanger der invoerrechten, of bij gebreke van dien aan den Ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor zij zijn gemaakt. Heeft de betaling niet plaats binnen den daartoe te stellen termijn, dan worden zij ingevorderd bij parate executie. De bepalingen van art. 291, eerste tot en met zesde lid, der Alg. wet van 26 Aug. 1822, S. no. 38 (1) zijn ten deze van toepassing. 1. Zie V. v. V. no. 70 en deel VII der Vakstudie. Art. 6 (1—3). Hij die, voor zich zeiven of voor een ander, eene aangifte doet als bedoeld bij art. 3,wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden (4) : 1°. indien de soort, het land van herkomst of het land van bestemming der goederen onjuist is aangegeven (5—7) ; 2°. indien de hoeveelheid of de waarde der goederen meer dan tien ten honderd te hoog of te laag is aangegeven en wegens dit feit geene verhooging van invoerrecht of statistiekrecht verschuldigd is (7—12). Het, enz. (1). 1. Dit artikel is opgenomen, zooals het luidt krachtens art. XVII der wet van 31 Dec. 1920, S. no. 977, V. v. V. no. 1564 waarbij : 1°. in het eerste lid, onderdeel 2 werd gewijzigd (zie hierover aant. 11 hierna); 2°. het tweede lid, luidende: „Het eerste lid is ook van toepassing op vennootschappen van koophandel en op vereenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten", verviel; 3°. de aanhef van art. 6, luidende : „Hij die een aangifte doet, enz.", werd gewijzigd in de tegenwoordige redactie. De beide laatste wijzigingen werden in de Mem. v. T. als volgt toegelicht : Het tweede lid van art. 6 der Statistiekwet is in die wet misplaatst. In een voorontwerp is indertijd de bepaling opgenomen, dat de geldboeten bij wanbetaling, evenals in zake invoerrechten en accijnzen, op het vermogen van den veroordeelde verhaalbaar zouden zijn. Hiermede stond het tweede lid van art. 6 in verband; het had moeten .vervallen toen later de zooeven bedoelde bepaling geschrapt werd. Het verzuimde zou thans nog kunnen gebeuren. Tevens zal dan echter de aanhef van het artikel zijn te wijzigen. Uit het tweede lid volgt, dat indien iemand voor een ander (bijv. voor een naamlooze vennootschap) een aangifte onderteekent, niet hij zelf, doch de ander als de aangever is te beschouwen. Ook dit stond in verband met de in het definitieve wetsontwerp niet behouden bepaling. Nu executie op het vermogen niet kan plaats hebben, zal de onderteekenaar eener aangifte zelf strafrechtelijk aansprakelijk moeten zijn. 2. Bij de strafbepalingen is uitgegaan van het denkbeeld, die bepalingen, welke de overtredingen der wetten op den in-, uit- en doorvoer betreffen, aan te vullen, daar, waar deze, met het oog op de bepalingen der tegenwoordige wet, te kort schieten. Mem. v. T. Zie ook art. 7 hierna. 3. Verg. art. 7 hierna, alsmede §§ 16 en 27 der res. V.v.V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit deel. I. — STATISTIEKWET. — Art. 6. 15 4. Het bedrag der geldboete is ten minste ƒ0,50. Bij gebreke van betaling wordt de boete vervangen door hechtenis. De duur der vervangende hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste zes maanden. Die duur wordt in de rechtelijke uitspraak in dier voege bepaald, dat niet meer dan een dag voor eiken halven gulden der opgelegde boete in de plaats treedt. Zie art. 23 van het Wetboek van Strafrecht, opgenomen in aant. 2 op het Opschrift van Hoofdstuk XX der Alg. wet (deel VII der Vakstudie). 6. Zie art. 2, lett. a en d, van het in onderdeel II hierna opgenomen Kon. besluit nopens de eischen, waaraan de aangiften o. a. moeten voldoen, wat aangaat de soort der goederen, het Tand van herkomst en het land van bestemming. 6. Voor goederen, blijkens de ladingspapieren ten doorvoer bestemd, doch ten invoer aangegeven, omdat nader van den wederuitvoer wordt afgezien, is de bestemming niet onjuist aangegeven, zoodat de wet niet is overtreden. Res. 19 Oct. 1916, no. 109. Bekeuring tot toepassing van art. 6, punt 1, der Statistiekwet, wegens onjuiste aangifte van het land van bestemming van ten doorvoer aangegeven goederen, kan slechts dan worden ingesteld, wanneer is te bewijzen, dat de goederen reeds bij de aangifte niet ten doorvoer naar het hiervoor opgegeven land bestemd waren. Waar bij de aanzuivering van door de pakketpost aangevraagde transito-paspoorten voor vrije goederen (model C) geen enkel fiscaal of statistisch belang gemoeid is, kan in de niet-aanzuivering van deze door dien dienst gelichte documenten in het algemeen worden berust, behalve wanneer bijzondere wetten, zooals bijv. de Opiumwet, worden overtreden. Res. 12 Oct. 1920, no. 119. 7. De wet stelt alleen onjuiste aangifte strafbaar, niet onvolledige aangifte. Onvolledigheid van aangiften is echter, door ze zonder voldoende aanvulling niet aan te nemen, afdoende tegen te gaan. Res. 4 Mei 1917, no. 151. 8. Zie art. 2, lett. b en c, en art. 3 van het in onderdeel II hierna opgenomen Kon. besluit nopens de eischen, waaraan de aangiften o. a. moeten voldoen, wat aangaat de hoeveelheid en de waarde der goederen. 9. Bij bevinding van meer dan 10 pet. verschil bij verificatie van ruw zout op consent tot lossing kan het instellen van bekeuring tot toepassing van de straf van art. 6 achterwege blijven, wijl er geen reden bestaat die straf op te leggen in de gevallen, dat volgens art. 122 der Alg. wet de opname der hoeveelheid door de ambtenaren moet geschieden. Res. li Oct. 1916, no. 101. 10. Krachtens art. 2, lett. b, van het Kon. besluit V. v. V. no. 690 (o) moet in de aangiften de hoeveelheid worden opgegeven in bruto-gewicht en verder naar zoodanigen maatstaf als blijkens de naamlijsten voor de statistiek noodig is. Naamlijst A vordert voor gedistilleerd o. a. het aantal liters, herleid tot de sterkte van 50 pet. 16 I. — STATISTIEKWET. — Artt. 6—7. Deze hoeveelheid zal dus in de aangifte moeten worden vermeld. Is deze hoeveelheid meer dan 10 pet. te hoog of te laag aangegeven, dan kan worden bekeurd op grond van art. 6 der Statistiekwet. Weekblad no. 2493. (o) Opgenomen in onderdeel II van dit werk. 11. Oorspronkelijk was in punt 2 alleen strafbaar gesteld het onjuist aangeven van de hoeveelheid der goederen. De aanvulling van dit onderdeel (zie aant. 1 hiervoor), waardoor foutieve waarde-aangifte strafbaar kan zijn, werd in de Mem. v. T. aldus toegelicht: De heffing van statistiekrecht heeft soms tot gevolg, dat belanghebbenden om geschil met den fiscus te vermijden, de waarde der goederen veel te hoog aangeven. In de tweede plaats kunnen de aangevers, indien geen statistiekrecht verschuldigd is, de voor de statistiek benoodigde waarde-opgaven tot nu toe straffeloos zoowel veel te hoog als te laag doen. Dit laatste bezwaar klemt te meer, nu de vrijstelling van statistiekrecht volgens het voorgestelde art. II (a) nog een belangrijke uitbreiding zal ondergaan. Het spreekt van zelf, dat ook door het onjuist aangeven der waarde van deze goederen de statistiek geen betrouwbare cijfers kan geven. Vandaar dat een strafbedreiging hier niet gemist kan worden, waarbij, evenals reeds Voor de aan te geven hoeveelheid was bepaald, een toegelaten speling van tien pet. de aangevers tegen onnoodige bemoeilijking bij onwillekeurige kleine verschillen zal vrijwaren. De Minister zal bovendien order geven om slechts dan bekeurine in te stellen, wanneer de onjuiste waarde-aangifte kennelijk aan onwil, onverschilligheid of verregaande nalatigheid of slordigheid is te wijten (b). (a) NI. art. II der wet V. v. V. no. 1564, houdende aanvulling van art. 3 der Wet op het Statistiekrecht, opgenomen in onderdeel V hierna. (b) Zie § 27, lid 2, lett. c, der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III hierna. 12. Verg. de artt. 1, 5—7 der Waardewet en de artt. 3, 9 en 13 der Wet op het Statistiekrecht. Art. 7. De bepalingen van art. 6 zijn niet van toepassing, wanneer het feit valt onder eene strafbepaling der wetten betreffende de invoerrechten en accijnzen (1—3). 1. Art. 55 van het Wetboek van Strafrecht vindt hier dus geen toepassing; zie nopens dit artikel, aant. 2 op het Opschrift van Hoofdstuk XX der Alg. wet (deel VII der Vakstudie). 2. Verg. aant. 2 op art. 6. 3. Wanneer na aanhouding van naar de waarde belaste goederen ingevolge de Waardewet 1906, S. no. 216, blijkt, dat de hoeveelheid gedeeltelijk is verzwegen, blijven de artt. 214 en 215 der Alg. wet buiten toepassing (art. 9 der Waardewet). Er is alsdan geen strafbepaling, want de verschuldigdheid van tweemaal het invoerrecht over de waardeverhooging is niet als zoodanig te beschouwen, zoodat daarnevens, bijaldien het verschil meer dan 10 pet. bedraagt, bekeuring zou kunnen worden ingesteld wegens overtreding van art. 6, 2 der Statistiekwet. I. — STATISTIEKWET. — Artt. 7—10. 17 Dit kan intusschen niet de bedoeling zijn, daar art. 6 volgens de Mem. v. T. (zie aant. 2 aldaar) slechts bedoeld is als aanvulling der wetten op den in-, uit- en doorvoer, waar deze te kort schieten. Statistiekwet en Wet op het Statistiekrecht, Bijgewerkte Verzameling VAN DILLEN en MIDDELKOOP, uitgaaf 1917, blz. 11. Art. 8. De feiten, strafbaar volgens deze wet, worden beschouwd als overtredingen en vanwege Onzen Minister van Financiën voor de arrondissements-rechtbanken vervolgd op de wijze, bedoeld bij art. 141, 2°., van het Wetboek van Strafvordering (1). Met het opsporen van die overtredingen zijn belast de ambtenaren der invoerrechten. Zij maken van hunne bevinding proces-verbaal op, hetwelk den bekeurde in afschrift wordt medegedeeld (2). 1. Zie hierbij aant. 1, noot n, op het Opschrift van Hoofdstuk XX der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 2. Verg. § 27 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit deel. De processen-verbaal worden opgemaakt op den eed bij den aanvang van de bediening van den verbalisant afgelegd (a). De mededeeling van het proces-verbaal aan den bekeurde geschiedt door den verbalisant in opdracht van den Inspecteur, nadat deze zich overtuigd heeft, dat het op de wet gegrond is. In geval van twijfel wordt de beslissing van den Directeur en, desverlangd, die van het Hoofdbestuur gevraagd. Zie § 89 der Instructie Inkomstenbelasting, volgens ovengenoemde § 27 in casu van toepassing. (a) Verg. aant. 3 op het Opschrift van bijl. V der Alg. wet (deel VII der Vakstudie) ; zie mede aant. 2 aldaar. Art. 9. De bekeurde kan, zoolang hij niet is gedagvaard, door of vanwege Onzen Minister van Financiën tot transactie worden toegelaten (1—2). 1. Zie de aantt. 7 en 9—13 op art. 229 der Alg. wet in deel VII der Vakstudie, alsmede de res. V. v. V. no. 1904. 2. Dit artikel geeft gelegenheid om de meeste bekeuringen snel en op eenvoudige wijze af te doen en onwillig verzuim of vergissing zoo licht mogelijk te straffen. Mem. v. T. Art. 10 (1). 1. Bij dit artikel werden de stukken, betreffende de toepassing dezer wet of daaruit voortvloeiende, vrijgesteld van zegel en, voor zoover aan de formaliteit van registratie onderworpen, vrijgesteld van registratierecht. Bij art. 98 der Zegelwet 1917 (wet van 22 Maart 1917, S. no. 244, V. v. V. no. 820) en art. 103 der Registratiewet 1917 (wet van 22 Maart 1917, S. no. 243) werden alle vroegere wetsbepalingen, betreffende het recht van zegel en de formaliteit en de rechten van registratie, afgeschaft. Zie thans, wat de vrijstelling van zegelrecht betreft, de bepalingen der genoemde Zegelwet, inzonderheid art. 32, sub 4, en wat de vrijstelling van de formaliteit van registratie aangaat, de bepalingen der genoemde Registratiewet, in het bijzonder art. 100. De Statistiek. 2 18 $ — STATISTIEKWET. — Artt. 11—12. Art. 11. In art. 143 der Alg. wet van 26 Aug. 1822, S. no. 38 (1) vervallen aan het slot van het eerste lid de woorden: „te wiens koste mede, bij zichtbaar verkeerde opgave, de hoeveelheid zal worden opgenomen" (2). 1. Zie V. v. V. no. 70 en deel VII der Vakstudie. 2. De opneming van goederen, ook die, welke vrij zijn van invoerrecht en accijns, is thans geregeld in art. 4 hiervoor. Art. 12. Deze wet treedt in werking op den door Ons te bepalen dag (1). Zij kan worden aangehaald onder de benaming „Statistiekwet", mits met bijvoeging van jaargang en nummer van het Staatsblad, waarin zij is opgenomen (2). 1. Krachtens art. 6 van het Kon. besluit van 30 Juni 1916, S. no. 316, is de wet in werking getreden op 1 Sept. 1916. 2. Dus: „Statistiekwet {Staatsblad 1916, no. 175)". II. Kon. besluit van 30 Juni 1916, 8. no. 316 V. v. V. no. 690, gewijzigd bq besluit van 21 April 1921, S. no. 686, V. v. V. no. 1566. Voorzieningen ten behoeve der statistiek van den in-, uit- en doorvoer. Wij, WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën, van 10 Juni 1916 no. 86, afdeeling Invoerrechten; Gezien de Statistiekwet (S. no. 1916, 175) (1); Den Raad van State gehoord (advies van 20 Juni 1916, no. 24); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 26 Juni 1916, no. 182, afdeeling Invoerrechten; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : 1. Zie V. v. V. no. 689 en onderdeel I van dit werk. Art. L De aangiften die, onder welken naam ook, worden vereischt bij den in-, uit- en doorvoer van goederen, rechtstreeks of over entrepot, worden, voor zoover zij dienen als gegevens tot samenstelling der Statistiek van den in-, uit- en doorvoer, geschreven op formulieren, welke van Rijkswege (1) worden verkrijgbaar gesteld tegen betaling van een door Onzen Minister van Financiën vast te stellen prijs, welke den kostenden prijs zoo nabij mogelijk zal komen (2). Onze voornoemde Minister stelt, de Centrale Commissie voor de Statistiek gehoord, de verschillende formulieren vast en geeft voorschriften omtrent de invulhng en het aantal exemplaren, waarin zij moeten worden ingeleverd (3). Het vorenstaande is niet van toepassing op de manifesten en vlotverklaringen, waarmede goederen worden doorgevoerd op den voet van de artt. 9 en 25 der Herziene Rijnvaartactè(Kon. besluit van 3 Mei 1869, S. no. 75) en andere internationale regelingen (4). 1. Voor de hierbedoelde aangiften mogen uitsluitend de Rijksformuheren worden gebruikt; het gebruik van nadrukken is verboden. In de Staatscourant van 25 Sept. 1916 is in verband hiermee een bekendmaking opgenomen, waarin tegen het bezigen van nadrukken wordt gewaarschuwd. 2. Zie nopens de verkrijgbaarstelling en den prijs, de §§ 80 en 81 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III hierna. 3. Nopens de vaststelling en het gebruik der formulieren wordt verwezen naar de §§ 1—75 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III. ■ *' ,Zie dienaangaande aant. 1 op art. 1 der StaHitiekwet, opgenomen m onderdeel I van dit deel en de §§ 76 en 77 der res. V. v. V. no. 1666. 20 II. — Kon. besluit V. v. V. no. 690. — Art. 2. Art. 2 (1). Onverminderd de verdere wettelijke vereiscbten wordt in de aangiften (2): a. de soort der goederen zoodanig omschreven, dat rangschikking voor de Statistiek, volgens de daarvoor vast te stellen naamlijsten, mogelijk is (3); b. de hoeveelheid steeds opgegeven in bruto-gewicht en verder naar zoodanigen maatstaf als blijkens die naamlijsten voor de Statistiek noodig is (4); c. de waarde aangegeven voor alle goederen, die bestemd zijn tot verblijf binnenslands of tot uitvoer (wederuitvoer van buitenlandsche goederen terstond of na opslag in entrepot daaronder niet begrepen) (5); d. als land van herkomst vermeld het land, uit welks handel de goederen afkomstig zijn en als land van bestemming dat, in welks handel de goederen zullen overgaan (6—7). 1. Dit artikel is opgenomen, zooals het luidt krachtens art. 7 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1566. 2. Onjuiste aangiften zijn strafbaar volgens art. 6 der Statistiekwet, opgenomen in onderdeel I van dit werk; zie ook art. 7 dier wet. 3. Zie omtrent de soort der goederen de §§ 9—11 en nopens de naamlijsten de §§ 6—8 en de §§ 78 en 79 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III hierna. 4. Zie omtrent de hoeveelheid de §§ 12—17 der res. V. v. V. no. 1666. Het bruto-gewicht behoeft blijkens § 15 dezer resolutie en volgens de in aant. 3 hiervoor bedoelde naamlijsten niet te worden opgegeven voor paarden, rundvee, varkens en wolvee. 6. Zie omtrent waarde art. 3 hierna, alsmede de artt. 5 en 6 der Wet op het Statistiekrecht, opgenomen in onderdeel V hierna. 6. Zie omtrent landen van herkomst en bestemming art. 4 hierna en de §§ 18—21 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III. 7. Hel land van herkomst is dus niet het land van voortbrenging, maar dat van aankoop ; het land van bestemming niet het land, waar de goederen zullen worden verbruikt, maar het land van verkoop. Nopens de motieven, welke tot deze beslissing hebben geleid, vermeldt de Mem. v. A. o. a. het volgende. Het zal den handel moeilijk vallen na te gaan, waar iets oorspronkelijk werd voortgebracht, bereid of bewerkt, terwijl het meestal niet mogelijk zal zijn het land te kennen, waar de goederen ten slotte in consumptie komen. In elk geval is een en ander door de douane-ambtenaren niet te controleeren, tenzij dan alleen bij invoer, wanneer de aard der goederen omtrent het land van oorsprong geen twijfel laat. Deze laatste overweging heeft er toe geleid om voor verschillende massa-artikelen: tabak, koffie, thee, tin, e. d. in de naamlijst voor de statistiek, door de omschrijving van het goed, het land van productie te doen kennen: Sumatratabak, Braziliaansche koffie, Javathee, Banka- en Billitontin, enz. Voor deze is het vragen naar het land van productie, van oorsprong dus niet meer noodig. II. — Kon. besluit V. v. V. no. 690. — Artt. 2—5. 21 Voor het overige is men de meening toegedaan, dat het voor den Nederlandschen handel en nijverheid, voor den Nederlandschen landbouw en veeteelt van meer nut is de buitenlandsche markten van aankoop en verkoop te kennen, dat zijn de landen, waar de goederen gekocht werden en waarheen zij verkocht werden» ook omschreven als „de landen, uit welker handel de goederen afkomstig zijn", „de landen, in welker handel de goederen zullen overgaan". In de ladingspapieren zouden de douane-ambtenaren voor een dergelijke statistiek een bruikbaar middel van controle bezitten. Voor doorvoer zou zonder eenig bezwaar gevraagd kunnen worden naar de landen van herkomst en bestemming, in de ladingspapieren aangewezen (a). Men zou daardoor wellicht gewichtige gegevens kunnen verkrijgen over de landen, die aan de Nederlandsche havens voor hun transitoverkeer de voorkeur geven en ook over het achterland, hetwelk door onze havens wordt bestreken. Bovendien zou zoo doende meer uniformiteit ontstaan, wat de begrippen betreft, iets wat zoowel in het belang van den handel als in dat van de douane-administratie gewenscht is. Wanneer verder gedacht wordt aan de omstandigheid, dat bij, den invoer zeer dikwijls niet bekend is of de goederen ingevoerd dan wel doorgevoerd zullen worden, zal nog meer in het oog springen, dat het geen aanbeveling verdient voor in- en uitvoer en voor doorvoer een verschillende beteekenis aan de begrippen „herkomst" en „bestemming" te geven. In verband met hetgeen omtrent de beteekenis, aan het begrip „waarde" te hechten in deze Memorie werd gezegd (b), zou de statistiek derhalve kunnen aanwijzen, hoeveel en aan welke landen Nederland wegens ontboden goederen schuldig is geworden, alsmede hoeveel Nederland van andere landen wegens geleverde goederen te vorderen heeft. («) Verg- § 19, Kd 4, der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III hierna. (4) In de Mem. v. A. werd nl. opgemerkt: „Dexe omschrijving van het begrip waarde, ten behoeve van het statistiekrecht, nadert zoo dicht mogelijk tot de factuurwaarde". Art. 3 (1). Onder waarde wordt bij invoer verstaan die, bedoeld bj art. 5 der Wet op het Statistiekrecht (Staatsblad 1921, no. 55), en bij uitvoer die, bedoeld bij art. 6 dier wet (2). 1. Dit artikel is opgenomen, zooals het luidt krachtens art. 7 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1566. 2. Deze wet is opgenomen in onderdeel V hierna. Art. 4. Onze voornoemde Minister geeft voorschriften ter voorziening in de gevallen, waarin de toepassing van het bepaalde bij art. 2, lett. d, bezwaar ontmoet (1). 1. Zie hierbij § 21 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III van dit werk. 6' In 4 van het Kon* besluit van 7 Nov. 1876, S. no. 193 (1—2) vervallen de woorden „zonder nadere aangifte en". 22 Hf — Kon. besluit V. v. V. no. 690. — Artt. 5—6. In art. 37A van het Kon. besluit van 26 Maart 1872, S. no. 19 (2—3), zooals dat luidt volgens art. 1, § ij van het Kon. besluit van 12 Maart 1876, S. no. 53, vervallen de woorden „zonder nadere aangifte". 1. Opgenomen als bijl. K der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 2. De verklaring tot definitieve entreposeering, bedoeld in de aangehaalde artt. 4 en 37 A moest volgens den opzet der statistiek leiden tot verwerking der goederen voor het entrepotverkeer. Dit bracht mede, dat de verklaring als aangifte in den zin der Statistiekwet beschouwd en dus schriftelijk gedaan moest worden. In verband daarmee zijn de woorden „zonder nadere aangifte" ingetrokken. 3. Opgenomen als bijl. H der Alg. wet. Art. 6. De Statistiekwet (Staatsblad 1916, no. 175) (1) treedt in werking met ingang van den lsten September 1916. 1. Opgenomen in V. v. V. no. 689 ; zie onderdeel I van dit werk. III. Res. yan 26 Oct 1921, no. 153, V. t.V. no. 1666, gewijzigd en aangevuld bij de resolutiën van 22 Dec. 1921, no. 202, V. v.V. no. 1699, van 6 Febr. 1922 no. 129, V. v.V. no. 1728, 25 Maart 1922, no. 21, V.v.V. no. 1744, van 5 Mei 1922, no. 62, V. V. v. no. 1785. De Minister van Financiën, Overwegende dat het wenschelijk is gebleken de bestaande voorschriften nopens de statistiek van den in-, uit- en doorvoer en de scheepvaartstatistiek opnieuw samen te vatten en op enkele punten te herzien ; Heeft goedgevonden en verstaan vast te stellen de navolgende: Voorschriften betreffende de Statistiek (1). I. STATISTIEK VAN DEN IN-, UIT- EN DOORVOER. 1. Zie nopens de suikerstatistiek § 109, lid 3, hierna en de res. V. v. V. no. 1481, opgenomen in onderdeel IV van dit werk. Met betrekking tot de statistiek van het plaatselijk verbruik van gedistilleerd zij verwezen naar § 109, lid 3, hierna. Vaststelling der formulieren A—OB. § 1. 1. De gegevens voor de statistiek worden geput uit de navolgende aangiften en documenten, weshalve daarvoor de bij deze beschikking gevoegde formulieren worden vastgesteld (1), te weten: Model A, voor de aangifte ten invoer van vrije goederen, ingevoerd op den voet der Alg. wet van 26 Aug. 1822, S. no. 38 (2). Model B, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende tot vrij-paspoort voor goederen, ingeklaard op den voet van het Kon besluit van 26 Maart 1872, S. no. 19 (3). Model C, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende tot transito-paspoort voor vrije goéderen. Model D, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende tot inkomend-paspoort. Model E, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende als consent tot netto- of bruto-opneming, grondige verificatie, voorloopige bezichtiging of lossing. Model F, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende als gewonen volgbrief (4). Model G, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende als ,,vrijen-volgbrief" (5). 24 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 1—3. Model H, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende als consent (volgbrief) tot entreposeering ter losplaats. Model I, voor de aangifte ten uitvoer van goederen uit het vrije verkeer (4). Model K, voor de uitvoer-doorvoeraangifte van vrije goederen. Model L, voor de vrachtlijst bij inklaring ten rechtstreekschen doorvoer. Model M, voor de verklaring tot definitieve entreposeering van goederen. Model N, voor de doorvoerlgst. Modellen O en 0R, voor de aangifte ter bekoming van, tevens dienende tot transito-paspoort voor belaste goederen (4) (6—7). 2. De manifesten en vlotverklaringen, welke worden ingeleverd bij doorvoer van goederen op den voet der tractaten, dienen mede tot samenstelling der statistiek, doch daarvoor blijven de bestaande modellen in gebruik (8). 1. Zie nopens de verkrijgbaarstelling, het aanvragen enz. de §§ 80—86 hierna. 2. V. v. V. no. 70 I. 3. Dit besluit wordt verder in deze voorschriften aangeduid als „K. B.". Noot, voorkomende in de officieele Verzameling van Voorschriften no. 1666. Het besluit is opgenomen in V. v. V. onder no. 281III en als bijl. H in de Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 4. Van dit materiaal kunnen ook vervolglijsten worden ingevuld; zie de §§ 58, 63, lid 2, 73 lid 9 en 10 hierna. 6. Zie art. 3 der wet van 4 April 1870, S. no. 61, V. v. V. no. 70 III, opgenomen als bql. A in de Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 6. Verg. de §§ 2 en 73, lid 8 hierna. 7. Voorts werd een model OT ingesteld bij res. van 7 Januari 1922, no. 119, houdende een regeling met betrekking tot de internationale jaarbeurzen te Utrecht. 8. Voor deze modellen wordt verwezen naar de formulieren A en B (V. 1869, no. 100) en formulier A (V. 1843, no. 148); zie voorts aant. 1 op art. 1 der Statistiekwet in onderdeel I van dit werk. § 2. 1. Waar hierna van modellen O gesproken wordt, zijn hieronder ook de modellen O* begrepen. 1. Zie § 73, lid 8, hierna. § 3. 1. De Postadministratie kan voor de aangiften van postpakketten desverkiezende formulieren C, F, H, M, N en O bezigen, die III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 3—5. 25 zij voor eigen rekening heeft doen drukken en aan het hoofd het woord „Posterijen" dragen, terwijl voorts de tekst daarvan eenigszins afwijkt van dien van de modellen, welke bij de Ontvangers verkrijgbaar zijn (1). 1. Daar de op deze formulieren vermelde goederen volgens § 39, punt 16, hierna niet voor de statistiek verwerkt worden, is het afwijkend ■ model geen bezwaar. Haven. § 4. 1. In alle formulieren wordt, voor zooveel de in- of de uitvoer geschiedt per schip, de Nederlandsche haven vermeld, alwaar de goederen uit het vaartuig van binnenkomst worden gelost of in dat, waarmede zij uitgaan, ingeladen ; bij doorvoer met overlading (1), de Nederlandsche haven of havens, alwaar de goederen worden gelost uit het vaartuig van binnenkomst en alwaar zij worden geladen in dat, waarmede de uitvoer plaats vindt (2). 2. In de aangiften tot uitslag uit entrepot, na definitieve entreposeering, hetzij met bestemming tot verblijf binnenslands, hetzij ten wederuitvoer, kunnen de vakken betreffende de haven van lossing bij invoer en de wijze van invoer oningevuld blijven. 1. Bij doorvoer zonder overlading komt vermelding van een Nederlandsche haven uit den aard der zaak niet te pas. 2. De statistische nummers der havens zijn vermeld in § 32 hierna. Verkeers wijze. § 5. 1. De wijze, waarop de in- en uitvoer plaats heeft, wordt opgegeven naar de volgende onderscheidingen: 1. ter zee (Z); 2. langs rivieren en kanalen over de Duitsche grens (R D); 3. idem over de Belgische grens (R B); 4. langs spoorwegen over de Duitsche grens (S D); 5. idem over de Belgische grens (S B); 6. langs tramwegen en landwegen over de Duitsche grens (LD); 7. idem over de Belgische grens (L B); 8. door de lucht (V). 2. Voor strandgoederen is de wijze van invoer : ter zee (Z). Entrepotverkeer. 3. Aan de Handelsstatistiek (1) in te zenden formulieren, die grondmateriaal voor de statistiek vormen en betrekking hebben op goederen, welke in entrepot opgeslagen worden dan wel uit entrepot uitgeslagen zijn of worden met bestemming tot verblijf binnenslands of tot wederuitvoer, dienen aan de voorzijde in den rechterbovenhoek onderscheidenlijk voorzien te worden van de aanwijzingen „Entrepot-opslag", „Entrepot-uitslag" en „Entrepot-uitvoer" ; een en ander voor zoover die woorden niet reeds gedrukt op de formulieren voorkomen (2). 1. Zie § 113 hierna. 26 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 5—6. 2. Als „entrepot" zijn niet aan te merken de entrepots voor binnenlandsche goederen (zie§ 6, lid 5) en de z.g. fabrieks- entrepots(zie aant. 3 op § 31). Ook worden voor de toepassing der Statistiekwet niet als geëntreposeerd beschouwd de overeenkomstig art. 38 der Tabakswet S. 1921, no. 712 zonder betaling van accijns ingeslagen sigaren en sigaretten (zie res. V. v. V. no. 1749, § 39, laatste lid) en de met vrijdom van invoerrecht en statistiekrecht in musea opgeslagen goederen (zie aant. 3, laatste lid, op art. 3 der Wet op het Statistiekrecht in onderdeel V hierna). Daarentegen is het Koloniaal Etablissement te Amsterdam volgens de res. van 22 Oct. 1917, no. 123 voor de toepassing van de Statistiekwet, met betrekking tot de daarin op den voet der missives van 7 Dec. 1908, no. 5 en van 4 Sept. 1909, no. 37 opgeslagen wordende goederen, als een entrepot te beschouwen. Naamlijsten. § 6. 1. De wijze, waarop de goederen in de statistiek worden onderscheiden naar de soort, wordt aangewezen in de daarvoor door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde naamlijsten A, B en C (1-2). 2. Naamlijst A wijst aan de onderscheiding der goederen bij invoer en bij uitvoer, naamlijst B die bij doorvoer, naamlijst C die voor het entrepotverkeer (opslag en wederuitvoer). 3. Onder invoer wordt mede begrepen uitslag uit entrepot tot verblijf binnenslands, zoodat voor de invulling van de soort der goederen in aangiften en documenten, die betrekking hebben op dezen uitslag, steeds de naamlijst A dient te worden geraadpleegd. Tijdelijke opslag. 4. Tijdelijke opslag wordt niet als entreposeering beschouwd; documenten, verkregen tot aanzuivering van vracht- en volglijsten na tijdelijken opslag, worden derhalve niet voorzien van de woorden „Entrepot-uitslag" of „Entrepot-uitvoer" ; uit deze documenten moet echter door vermelding van de woorden „tijdelijke opslag" boven aan de voorzijde blijken, dat de goederen niet definitief waren geëntreposeerd, indien de aangever in zijne verklaring vermeldt, dat de goederen in entrepot waren opgeslagen. Begrip entrepot. 5. Met entrepot wordt in deze voorschriften zonder nadere aanduiding alleen een entrepot bedoeld van buitenlandsche of daarmede gelijkgestelde goederen en dus niet een entrepot van binnenlandsche of daarmede gelijkgestelde goederen. Opslag van buitenlandsch gedistilleerd met betaling van het invoerrecht in een entrepot voor binnenlandsch gedistilleerd is dus als invoer en eventueel als „Entrepot-uitslag", doch nimmer als „Entrepot-opslag" te behandelen, terwijl alle uitvoer uit een entrepot van binnenlandsche en daarmede gelijkgestelde goederen als gewone uitvoer en niet als „Entrepot-uitvoer" is te beschouwen. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 6—8. 27 Begrip binnenlandsche en buitenlandsche goederen. 6. Met binnenlandsche goederen worden gelijkgesteld alle tot verblijf binnenslands ingevoerde goederen, alle onder krediet voor het invoerrecht, bijv. in een distilleerderij, opgeslagen goederen, alle met vrijdom, zij het ook met bestemming tot wederuitvoer, ingevoerde goederen en alle na betaling van het invoerrecht geëntreposeerde goederen. Daarentegen worden met buitenlandsche goederen gelijkgesteld alle na uitvoer weder binnenkomende goederen en alle zonder de gevorderde afscheiding in entrepot voor buitenlandsche goederen opgeslagen goederen. 7. Bij de vermelding der goederensoorten in de aangiften voor postpakketten zal, bij in- en uitvoer, bij doorvoer en bij opslag in- en wederuitvoer uit entrepot, de Postadministratie niet de naamlijsten voor de statistiek behoeven te volgen. 1. Krachtens art. 2, lett. a, van het Kon. besluit V. v. V. no. 690 (zie onderdeel II hiervoor) moet de soort van de goederen zoodanig omschreven zijn, dat rangschikking volgens de vastgestelde naamlijsten mogelijk is. 2. Zie nopens de verkrijgbaarstelling van de naamlijsten de §§ 78 en 79 hierna. Ramschgoederen. § 7. 1. Goederen, die tot verschillende posten der naamlijst behooren, doch in één massa zijn gekocht, zonder dat de beschikbare bescheiden (facturen e. d.) voldoende gegevens bevatten om de soort behoorlijk gesplitst aan te geven, kunnen op fiat van den Inspecteur in de aangifte in één post worden vermeld, als wanneer zij worden vercijferd (1) als „Onvolledig omschreven goederen" (no. 1122). Ten deze is voornamelijk gedacht aan de zoogenaamde „ramschgoederen", doch ook voor andere partijen kan een fiat als hier bedoeld onvermijdelijk zijn. De Inspecteurs moeten echter zulk een fiat niet dan bij hooge uitzondering afgeven en voor partijen ter waarde van 1000 gulden of meer alleen onder voorwaarde, dat aan het exemplaar S der aangifte eene lijst worde gehecht, waarin de goederen op dezelfde wijze als in de overgelegde bescheiden worden gespecificeerd. 1. Zie nopens vercijferen § 31 hierna. Alphabetisch register. § 8. 1. Ter vergemakkelijking van het opzoeken van de goederen, die in de naamlijsten met name zijn genoemd, is achter de naamlijsten opgenomen een alphabetisch register. Woordenboek. 2. Bovendien is een statistisch woordenboek (1) uitgegeven, bevattende een groot aantal goederensoorten in lexicografische volgorde, 28 III. — Res. V.v.V. no. 1666. — §§ 8—10. met aanduiding van het nummer der naamlijsten A, B en C, waaronder zij behooren. 1. Zie nopens de verkrijgbaarstelling van het woordenboek de §§ 78 en 79 hierna. Omschrijving van de soort der goederen. § 9. 1. Indien de aangifte van de soort naar de ware of eigen benaming volgens art. 120 der Alg. wet of naar de algemeene handelsbenaming volgens art. 2 van het „K. B." niet voldoende aanwijst onder welk nummer van de te bezigen naamlijst de goederen behooren, moeten daaraan zoodanige bijzonderheden worden toegevoegd — omtrent de samenstelling, de bewerking, de gebruikswijze en dergelijke — als noodig zijn om de rangschikking mogelijk te maken (1—3). Aangiften als „Kramerij n. a. g.", „Hout n. a. g.", „Groenten n. a. g.", „andere fabrikaten van caoutchouc", enz. zijn niet voldoende; de goederensoort moet met name worden genoemd. 1. Verg. art. 2, lett. a, van het Kon. besluit V. v. V. no. 690, opgenomen in onderdeel II van dit deel. 2. Dit voorschrift mag niet leiden tot het vorderen van specificaties, die verder gaan dan noodig is. Vooral ten opzichte van zendingen chemicaliën, verfstoffen, geneesmiddelen e. d., welke zendingen dikwijls zijn samengesteld uit kleine hoeveelheden van een groote verscheidenheid van artikelen, staat het nut van een uitvoerige omschrijving in geen behoorlijke verhouding tot den daaraan te besteden arbeid en tijd. Met een groepsgewijze omschrijving kan genoegen worden genomen, mits die omschrijving voldoende is voor de toepassing van het tarief van invoerrechten, alsmede voor de statistische indeeling. Deze laatste eisch behoeft natuurlijk niet gesteld te worden voor die posten of geheele aangiften, die om een of andere reden niet vercijferd nehoeven te worden (verg. §§ 39 en 40 hierna). Evenmin heeft een splitsing van posten ten behoeve van de statistiek zin, wanneer het te voorzien is, dat de af te splitsen gedeelten in hoeveelheid of waarde beneden de voor vercijfering gestelde grenzen vallen (zie § 39, punten 1 en 8). Res. 5 Mei 1922, no. 302. 3. Moeilijk vertaalbare technische buitenlandsche benamingen voor machinedeelen e. d. behoeven niet geweerd te worden, indien de benaming maar voldoende duidelijk is of zoo noodig door een nadere omschrijving in de aangifte is' toegelicht. Res. 5 Mei 1922, no. 302. § 10. 1. Het ligt echter niet in de bedoeling, dat in aangiften ten in-, uit- of doorvoer eene zoo minutieuze omschrijving van de soort der goederen wordt gevorderd, dat bijv. voor eene zending planten opgave van de verschillende daaronder aanwezige variëteiten noodig zou zijn. Soortaanwijzingen als „rozen", stamrozen", coniferen" zijn voor de toepassing van art. 2, lett. a, van het Kon. besluit van 30 Juni 1916, S. no. 316, V. v. V. no. 690 (1) voldoende. 2. Niettemin zal bij uitvoer van planten, geneesmiddelen en andere artikelen, waarvan veelal verschillende soorten te zamen gepakt worden, III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 10—14. 29 de vereischte specificatie van den 'inhoud der colli in de aangifte I dikwijls toch nog bezwaren opleveren. 3. Aan exporteurs, die zulks wenschen, wordt daarom tot wederopzeggens_ toegestaan dergelijke zendingen in die aangiften zelf enkel te omschrijven en te splitsen volgens de posten der naamlijst, mits aan beide exemplaren der aangiften eene gespecificeerde lijst worde gehecht, waarin voor elke soort afzonderlijk de juiste benamfctg, de netto hoeveelheid volgens den maatstaf, waarnaar zij wordt verhandeld, en de waarde wordt opgegeven. Belanghebbenden dienen in dezen geest voorgelicht te worden. 4. Bij onnauwkeurige omschrijving en splitsing der goederen in de aangifte zal dan voorts gehandeld kunnen worden zooals bij § 16 ten aanzien van de verdeeling van het bruto-gewicht is bepaald. 1. Dit Kon. besluit is opgenomen in onderdeel II van dit werk. § 11. 1. Eene omschrijving als „wollenkleedingstof, zijnde geen laken, buckskin of flanel", kan ook voor de waarde-beoordeeling als een voldoende aanduiding der soort worden aangemerkt, zoodat nadere toevoeging van den naam, dien de fabrikant der stof daaraan geeft (bijv. tweeds, gloria, rayonné, viyella, komeet, enz.), niet noodig is. Bruto-gewicht. § 12. 1. Het werkelijke bruto-gewicht moet worden ingevuld, ook indien de vracht naar een anderen maatstaf bijv. een halven wason (5000 K.G.) wordt berekend (1—2). 2. Voor goederen zonder emballage zijn het bruto en het nettogewicht natuurlijk gelijk ; bij het gewicht van goederen in tankwagens mag het gewicht van deze laatste niet worden gevoegd. Deze zijn geen emballage, maar vervoermiddel. 1. Aangifte van het bruto-gewicht is voorgeschreven bij art. 2, lett. b, van het Kon. besluit V. v. V. no. 690, opgenomen in onderdeel II van dit werk. 2. Het aan te geven bruto-gewicht der goederen behoort ook steeds het gewicht der emballage te omvatten. Res. 1 Maart 1923, no. 185. Litermaat, stuks e. d. § 13. 1. Wanneer naamlijst A of G moet worden gebezigd, moet somwijlen de hoeveelheid, behalve in bruto-gewicht, ook naar een anderen maatstaf — litermaat, aantal stuks, e. d. — worden aangegeven. De naamlijsten bevatten dienaangaande de noodige aanwijzingen. § % Bij invoer en bij uitslag uit entrepot van bier op fust, wordt op model D, behalve de aangegeven volle inhoudsruimte der fusten, door den Ontvanger ambtshalve de litermaat vermeld, waarnaar de belasting is te heffen, hetzij die hoeveelheid gevonden wordt door toepassing van de korting, bedoeld in art. 14 der Tariefwet, hetzij door be- 30 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 14—15. paling van de netto litermaat op den voet van de artt. 15 en 16 dier wet. 2. Op de aangiften I voor bier op fust wordt de zuivere litermaat vermeld. 3. De zuivere litermaat wordt bij het gebruik van naamlijsten A en C voor gedistilleerd en wijn en bij het gebruik van naamlijst A voor bier op flesschen op alle documenten vermeld ; voor gedistilleerd moet bovendien voor beide naamlijsten de werkelijke sterkte en de tot 50 pet. herleide hoeveelheid worden aangegeven (1). De Ontvanger verifieert deze herleiding; bij uitvoer zonder afschrijving of teruggaaf van den accijns geschiedt dit door de ambtenaren van den actieven dienst. 4. Indien bij verificatie van gedistilleerd verschillen in hoeveelheid of sterkte worden bevonden, moet de herleiding door den Ontvanger of, bij uitvoer op aangifte I, door de ambtenaren van den actieven dienst opnieuw gedaan en op het document aangeteekend worden. 5. Indien bij uitvoer van gedistilleerd met teruggaaf van den accijns, de aangever gebruik maakt van de hem in art. 5, eerste lid, van het Kon. besluit van 15 Maart 1910, S. no. 86, V. v. V. no. 612 (2) verleende bevoegdheid tot het ambtelijk doen bepalen van het gehalte, behoeft de aangifte ten uitvoer, model I, geen opgaaf van de stérkte en van de tot 50 pet. herleide hoeveelheid van het gedistilleerd te bevatten. 6. De Ontvanger, die het consent tot uitvoer afgeeft, deelt de uitkomst van het onderzoek, zoodra het resultaat vaststaat, mede aan de Handelsstatistiek (3), bij eene lijst, die een voldoende omschrijving van het document en alle statistische gegevens moet bevatten in zoodanigen vorm, dat de sterkte en de tot 50 pet. herleide hoeveelheid in de laatste kolom worden vermeld. 7. Op gelijke wijze wordt mededeeling gedaan door den Ontvanger, die het consent tot lossing afgeeft, indien bij invoer ambtelijke opneming van de sterkte is gevraagd. 8. Bovenbedoelde vermeldingen van litermaat en sterkte, de herleidingen en de mededeelingen op de lijst zijn niet noodig, indien het gedistilleerd voor de statistiek niet onder nos. 1001—1009 en 1203 van naamlijst A of onder no. 374 van naamlijst C, maar onder andere nos. valt, bijv. 485, 519 of 521 van naamlijst A of 169, 199 of 200 van naamlijst C. 1. De aangevers moeten zelf de sterkte vermelden, ook bij invoer van het gedistilleerd, bedoeld in art. 2, § 1, der wet van 1 Mei 1863, S. no. 47 (a). De juistheid van deze aangifte dient op den voet van art. 4 der Statistiekwet voor zendingen van voldoende beteekenis nu en dan gecontroleerd te worden. Res. 10 Januari 1918, no. 114. (a) Zie bijl. A. der Oedistilleerdwet. 2. Opgenomen in bijl. T der Gedistilleerdwet, deel V der Vakstudie. 3. Hieronder is blijkens § 113 hierna te verstaan het Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeeling Handelsstatistiek, Oostduinlaan no. 2 te 's-Gravenhage. § 16. 1. Ten aanzien van paarden, rundvee, varkens en wolvee moet de hoeveelheid uitsluitend in aantal stuks worden opgegeven, waarvoor op de modellen C, L en N de kolom „bruto gewicht" wordt gebruikt. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 16—19. 31 Gemengde verpakking. § 16. 2. Blijkens art. 2, lett. b, van het Kon. besluit van 30 Juni 1916, S. no. 316, V. v. V. no. 690 (1) moet van alle goederen het brutogewicht worden aangegeven. Hieruit vloeit voort, dat bij splitsing van de goederen, die in hetzelfde collo zijn verpakt, doch tot verschillende nummers der naamlijst voor de statistiek behooren, ook voor iederen post afzonderlijk het bruto-gewicht moet worden vermeld. Alleen voor doorvoergoederen is hierop in § 17 hierna eene uitzondering toegelaten, maar bij in- en uitvoer geldt deze uitzondering niet. 2. Uit den aard der zaak kan echter bij goederen in gemengde verpakking het bruto-gewicht van iedere soort nimmer nauwkeurig worden opgegeven. Daarom zal er bij in- en uitvoer genoegen mede zijn te nemen, dat de aangever de verdeeling van het totale bruto-gewicht over de verschillende posten der aangifte, te goeder trouw maakt. Zijn de visiteerende ambtenaren van oordeel, dat de verdeeling, hoewel te goeder trouw, onjuist is geschied, dan behooren zij de aangifte te verbeteren, doch bekeuring tot toepassing van art. 6 der Statistiekwet, S. 1916^ no. 175 (2) zal achterwege moeten blijven. 3. Aangevers, die het met de splitsing van het bruto-gewicht niet nauw nemen, kunnen tot rede worden gebracht, door de visitatie hunner goederen te verschuiven, totdat alle andere goederen zijn behandeld. 1. Zie onderdeel II van dit deel. 2. Alsvoren onderdeel I. § 17. 2. Voor doorvoergoederen wordt bij gemengde verpakking ten behoeve van de statistiek alleen het totale brwto-gewicht van het collo genomen en de soort van het goed, hetwelk in het collo het grootste gewicht heeft. Landen van herkomst en bestemming. § 18. 2. In de uitgave der naamlijsten is tevens opgenomen eene lijst — zoowel volgens de aardrijkskundige ligging als in lexicografische volgorde — van de landen van herkomst en bestemming, zooals deze voor de statistiek worden onderscheiden. 2. Met het noemen van de haven in plaats van het land kan genoegen worden genomen, indien de ligging der haven bekend mag worden geacht en geen tweede haven met gelijkluidenden naam bestaat. § 19. 2. Het land van herkomst is het land, uit welks handel de goederen afkomstig zijn en zal in den regel dat zijn, van waar de goederen door den buitenlandschen verkooper zijn verzonden ; met het land van bestemming wordt bedoeld het land, in welks handel de goederen zullen overgaan, dus het land, waarheen zij door den exporteur zijn verkocht (1—2). 2. In ieder geval blijven buiten aanmerking de landen, waarover de goederen gedurende het vervoer alleen worden doorgevoerd; eveneens 32 III. — Res. V.v.V. no. 1666. — § 19. blijft buiten aanmerking het land, waar een tusschenpersoon (agent, makelaar of derg.) gevestigd is, die alleen zijne bemiddeling verleent om in een ander land dan waar hij gevestigd is, te koopen of daarheen te verkoopen. 3. Voor zoover betreft goederen, voor rekening van in Nederland gevestigden, elders voortgebracht en van daar rechtstreeks naai* Nederland verzonden, geldt als land van herkomst het land van voortbrenging. 4. Voor ten doorvoer aangegeven goederen gelden dezelfde regels ; wanneer het land Van aankoop en van verkoop niet bekend is, kan worden volstaan met vermelding van het land, in de ladingspapieren genoemd. 5. Voor onverkocht teruggekomen goederen wordt als land van herkomst aangemerkt het land, dat bij den uitvoer als bestemming is opgegeven. 6. Wanneer een schip, na uitgeklaard te zijn, uit zee terugkeert en weder wordt ingeklaard, wordt in de documenten, die alsdan ter aanzuivering van de generale verklaring, en c. q. van de vrachtlijsten, worden afgegeven, als land van herkomst vermeld het land, dat in de oorspronkelijke uitvoer- of doorvoerdocumenten als land van bestemming was opgegeven. 7. Op gelijke wijze wordt gehandeld, indien langs de landzijde uitof doorgevoerde goederen uit het buitenland terugkeeren zonder hunne bestemming te hebben bereikt. 8. Bij uitslag of uitvoer uit entrepot geldt als land van herkomst het land, uit welks handel de goederen vóór den opslag afkomstig waren. Waren het toen, in den zin van § 6, lid 6, binnenlandsche goederen, dan wordt als land van herkomst Nederland vermeld. 1. Verg. hierbij art. 2, lett. d, van het Kon. besluit V. v. V. no. 690, opgenomen in onderdeel II van dit werk met aant. 7. 2. Het is gebleken, dat de aangiften ten in-, uit- en doorvoer herhaaldelijk onjuiste gegevens bevatten nopens de landen van herkomst en bestemming der goederen, waardoor ook de statistiek een verkeerd beeld van den handel met de verschillende landen geeft. Dit is bijv. het geval met eenige met name genoemde goederen, waarvan kennelijk gToote hoeveelheden, herkomstig uit Tsjecho-Slowakije, Zwitserland, Frankrijk, Spanje, enz. ten onrechte als ingevoerd uit Duitschland en België vermeld zijn. Ter verbetering in dezen toestand zijn een aantal gedrukte kennisgevingen (a) toegezonden, bestemd om in kantoren en wachtposten opgehangen en onder expediteurs en bekende importeurs en exporteurs verspreid te worden. De visiteerende ambtenaren zullen voorts door raadpleging der ladingspapieren en door vergelijking met in hun handen komende facturen en andere bescheiden zooveel mogelijk moeten nagaan of de opgegeven herkomst en bestemming, evenals de verstrekte overige statistische gegevens juist zijn. Zij zuflen belanghebbenden op gemaakte fouten opmerkzaam moeten maken en deze op den voet van § 29 van V. v. V. no. 1666 dienen te herstellen. Bij herhaling zal zoo noodig bekeuring moeten volgen. Res. 2 Mei 1922, no. 57. la) Deze kennisgevingen luidden aldus : Wat is land van herkomst en bestemming voor de aangiften ten in-, uit- en doorvoer } III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 19—21. 33 Het land van herkomst is : Niet het land, waar de goederen enkel zijn overgeladen ten verder vervoer naar Nederland. Niet het land, waar de tusschenpersoon (agent, makelaar e. d.) gevestigd is, die alleen zijn bemiddeling heeft verleend om te koopen, Niet het land van voortbrenging, Maar het land, uit welks handelde goederen afkomstig zijn, dus waar de ontbieder der goederen deze heeft gekocht, kortweg: Hel land van aankoop door den Nederlander. Het land van bestemming is : Niet het land, waar de goederen enkel zullen worden overgeladen ten verder vervoer, Niet het land, waar de tusschenpersoon (agent, makelaar e. d.) gevestigd ia, die alleen zijn bemiddeling heeft verleend om te verkoopen, Niet het land van verbruik, Maar het land, in welks handel de goederen zullen overgaan, dus het land, waarheen de afzender der goederen deze heeft verkocht, kortweg: Het land van verkoop door den Nederlander. Bij doorvoer dezelfde beginselen toe te passen. Centraal Bureau voor de Statistiek, afd. Handelsstatistiek. 's-Gravenhage, April 1922. Scheepsprovisiën, bunkerkolen en bunkerolie. § 20. 1. Uit § 19 volgt, dat bij uit- of doorvoer van scheepsprovisie en andere scheepsbenoódigdheden als land van bestemming in beginsel is aan te merken voor zeeschepen het land, onder welks vlag het schip vaart, en voor rivierschepen het land, waar de schipper woont of gevestigd is. Dit brengt mede, dat bij uit- of doorvoer van bunkerkolen of bunkerolie voor Nederlandsche schepen het land van bestemming niet behoeft te worden vercijferd, daar dit dan steeds „Nederland" is (1). 2. Op de aangiften moet in deze gevallen de nationaliteit van het schip resp. het land, waar de schipper woont of gevestigd is, worden vermeld. 1. Zie nopens het verwerken van aangiften betreffende scheepsbenoódigdheden, § 39, punten 13 en 14, en de §§ 40 en 41 hierna. Verzwijgen van bestemmingsland. § 21. 1. Ingeval een afzender van uit te voeren goederen het in zijn belang acht om voor een bepaald artikel het land van bestemming in de uitvoeraangifte te verzwijgen, moet het verzoek hiertoe worden gericht aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (1—2). 1. Zie hierbij art. 2, lett. d, en art. 4 van het Kon. besluit V. v. V. no. 690, in onderdeel II van dit deel. 2. Omtrent het gevolg, dat aan het verzoek wordt gegeven, is blijkens het aangeteekende op blz. 33 van de uitgaaf „Statistiekwet en Wet op het Statistiekrecht, Bngewerkte Verzameling VAN DILLEN en MIDDELKOOP uitgaaf 1917" het navolgende bepaald: „De Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek kan toestaan, dat de aangifte zonder vermelding van het land van bestemming wordt aangenomen, onder voorwaarde, dat het bestemmingsland rechtstreeks aan het Centraal Bureau wordt medegedeeld. Er zal dan voor worden gewaakt, dat van de opgaaf slechts zoodanig gebruik wordt gemaakt, dat het handelsgeheim bewaard blijft". De Statistiek. o 34 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 22. Invulling der formulieren. § 22. 1. De formulieren behooren in goed leesbaar schrift ingevuld te worden en met inkt, tenzij het model aangeeft dat een der exemplaren door carbondoordruk kan worden verkregen (1). Goede carbondoordrukken verkrijgt men o.a. door het gebruik van een stylo-pen en blauw of paars carbonpapier en van een zinken blad als onderlaag. 2. Voor de met inkt in te vullen formulieren mag de schrijfmachine gebezigd worden; ter verkrijging der verdere exemplaren behoeft niet van carbondoordruk, maar mag, met inachtneming der voorschriften van V. v. V. no. 162 (2), van eene andere vermenigvuldigingsmethode gebruik worden gemaakt. 3. In afwijking van de op die formulieren nog voorkomende aanwijzing zullen voortaan onder gelijke voorwaarden ook de triplicaataangiften D en de dubbel-aangiften F en G door middel van carbonpapier of op een der andere vermenigvuldigingswij zen ingevuld mogen worden. 4. De aangifte en de triplicaat-aangifte D zullen dan echter niet van elkander gescheiden mogen worden vóór de goederen in het vrije verkeer komen. Bij visitatie en wegvoering der goederen zal steeds met de tot inkomend paspoort dienende aangifte vergeleken moeten worden. 5. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Ontvanger of van den Inspecteur — bijv. wanneer de triplicaat-aangiften D ingevolge eene op grond van art. 6, lett. h, der Tariefwet verleende vergunning (3) moeten dienen om daarop bij wederuitvoer teruggaaf van rechten te bekomen— kan de aanneming van carbondoordrukken geweigerd worden. 6. Ten slotte wordt nog opgemerkt, dat bij het gebruik van eene schrijfmachine zeer goed twee duidelijke carbondoordrukken verkregen kunnen worden. Bij het gebruik van een stylo-pen levert dit weihcht bezwaar op. Onduidelijke doordrukken behooren echter, behoudens het bepaalde bij § 24, lid 2, onverbiddelijk geweigerd te worden. 7. Ook indien alle exemplaren der aangiften met inkt worden geschreven, moet worden gezorgd, dat zij eensluidend zijn. 8. Het invullen van de aangiften met potlood, zelfs anilinepotlood, kan niet worden toegelaten. De onderteekening mag echter met anilinepotlood in plaats van met inkt geschieden (4). 1. Nopens het bijdrukken met firma- en plaatsnamen, goederensoorten, enz., zie men § 80, lid 2, hierna. 2. Volgens deze resolutie, welke opgenomen is in aant. 2 op art. 81 van het K. B. (bijl. H der Alg. wet, deel VII der Vakstudie) kan, bij het invullen van één der formulieren met goeden kopieerinkt of met de schrijfmachine, voor de andere exemplaren gebruik worden gemaakt van een kopieerpers, hectograaf of soortgelijk vermenigvuldigingstoestel. De vereischte handteekenmgen zullen echter steeds geschreven moeten worden. 3. Hier zijn bedoeld de vergunningen, houdende vrijstelling van invoerrecht voor goederen, ingevoerd om hier te lande eenige bewerking te ondergaan en weder te worden uitgevoerd. 4. De aangiften ten uitvoer moeten door de afzenders worden onderteekend. Een handteekeningsstempel is hiervoor niet voldoende. Res. 6 Juli 1921, no. 217. III. — Res. V.v. V, no. 1666 — §§ 23—24. 35 § 23. 1. Schriftdelging is verboden. Doorhalingen moeten bij onderteekend renvooi worden goedgekeurd. Bij renvooien stelt de ambtenaar, bij wien het document wordt ingeleverd, zijne paraaf onder de handteèkening van den aangever. 2. De bijzonderheden omtrent documenten, welke door de aangifte gezuiverd worden, behooren zooveel mogelijk door den handel en anders door de administratie te worden ingevuld. 3. Omtrent verkortingen in namen van plaatsen, maanden e. d. blijven de bestaande voorschriften van kracht (1). Hieronder vallen de verleende vergunningen om in aangiften of documenten, waarvoor thans nieuwe formulieren zijn vastgesteld, de hoeveelheden in duidelijke cijfers in plaats van in letters te vermelden. 4. Samenvoeging in één vak van goederen, welke niet gelijksoortig zijn voor de rangschikking in de statistische naamlijst, is verboden. 5. Zoo noodig kan voor de inschrijving van ééne partij goederen van twee of meer vakken gebruik worden gemaakt. 6. De bijzonderheden omtrent verschillende posten, betrekking hebbende op eenzelfde collo, kunnen door accoladen vereenigd worden ; omgekeerd die voor verschillende colli, bevattend eenzelfde soort van goederen. 7. Ongebruikte vakken moeten worden gestreept. 8. Voor het geval voor gedistilleerd, suiker, drop, zoutwater e. d. de sterkte, het gehalte, enz. moet worden aangegeven, wordt dit gegeven opgenomen in de kolom „Soort der goederen". 1. Zie de res. V. 1874, no. 63 in aant. 24 op art. 127 der Alg. wet. Omtrent de invulling van de hoeveelheid der goederen in model L en de andere modellen van de vrachtlijst en de volglijsten in cijfers in plaats van in letters, vergelijke men aant. 2 op § 69 hierna. § 24. 1. Stukken (waaronder ten deze behalve de aangiften ook de dubbel- en triphcaat-aangiften, de verklaringen, enz. worden verstaan), welke niet voldoen aan de voorschriften, behooren te worden geweigerd (1). Evenzeer stukken, die niet alle gegevens bevatten, en stukken, waarvan de verschillende exemplaren niet volkomen overeenstemmen, zullende hierop vóór de afteekening ten ontvangkantore in het bijzonder moeten worden gelet. 2. Voor het geval, dat eene onduidelijke aangifte niet wordt ingeleverd op de plaats, waar de aangever woont of gevestigd is, en het bezwaar oplevert de aangifte te weigeren, zullen de ambtenaren, die het document aannemen, letterschrift of cijfers hebben te verduidelijken door eene aanteekening in potlood of rooden inkt, zoodat omtrent de bedoeling geen twijfel meer kan bestaan (2). 1. Voor de aangifte van een zending goederen waren 6 vakken noodig. Daar model B slechts 3 vakken bevat, was een aangifte ingeleverd, die bestond uit deelen van twee formulieren B, zóó aan elkaar gehecht, dat de benoodigde 6 vakken verkregen werden. Tegen deze handelwijze werd als bezwaar aangevoerd, dat bij eventueele bekeuring of geschil over de waarde de aangever, om zich te vrijwaren, de verantwoordelijkheid voor hetgeen op het bovenste stuk was 36 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 24—26. aangegeven (de handteekening bevond zich nl. op het onderste gedeelte) met succes zou kunnen afwijzen. Bij res. van 31 Dec. 1917, no. 171 is hieromtrent voorgeschreven ongeschonden, uit één stuk bestaande formulieren te bezigen. 2. Verg. hierbij § 48, laatste lid, der res. V. v. V. no. 1567, opgenomen in onderdeel VI hierna met aant. 4. § 25. 1. De invulling der aangiften kan geschieden door of vanwege den Ontvanger, indien de aangever daartoe niet in staat wordt geacht. Aangiften, door belanghebbenden ingevuld, worden evenwel steeds vóór andere behandeld. Toezicht op het statistisch materiaal. § 26. 1. Met het toezicht op dé bruikbaarheid, de volledigheid en de juistheid van de aangiften en documenten uit statistisch oogpunt zijn de Ontvangers en de verdere ambtenaren der invoerrechten en accijnzen belast (1). 2. Inzonderheid moet met alle wettelijke middelen worden tegengegaan, dat ten doorvoer bestemde onbelaste goederen eerst ten invoer en daarna ten uitvoer worden aangegeven. (Verg. hetgeen hierna, §§ 44 en 66—68 is gezegd omtrent het gebruik der modellen C en K). 3. Van de bevoegdheid tot het nemen van inzage der ladingspapieren moet gebruik worden gemaakt, wanneer dit ter verkrijging van juiste statistische gegevens nuttig geoordeeld wordt (2—3). Overlegging van facturen. 4. Opgemerkt wordt, dat, wanneer de visiteerende ambtenaren aan de juistheid der aangegeven waarde twijfelen, zij aan de aangevers wel overlegging van facturen en andere niet tot de ladingspapieren behoorende bescheiden tot staving dier waarde kunnen vragen, maar dat dier overlegging niet geëischt kan worden (2). De goederen zullen dus bij gebreke van facturen, enz. niet langer opgehouden mogen worden dan voor de visitatie noodig is. Dat die visitatie, om eene behoorlijke contróle mogelijk te maken, dan wel eens meer tijd zal vorderen dan anders, spreekt van zelf. 5. Bij vermoeden van verkeerde opgave kunnen de goederen op den voet van art. 4 der Statistiekwet (3—4) worden opgenomen. 1. De Inspecteurs moeten er volgens § 112 hierna op letten, dat aan de voorschriften streng de hand wordt gehouden. 2. De bevoegdheid tot het nemen van de in lid 3 bedoelde inzage is gegrond op art. 3 der Statistiekwet, opgenomen in onderdeel I hiervoor. Aangezien in dit artikel alleen gesproken wordt van vrachtbrieven, cognossementen of andere ladingspapieren, vallen de in lid 4 genoemde stukken niet onder dit art. 3 en kan inzage daarvan niet gevorderd worden. 3. Zie § 27 hierna. 4. V. v. V. no. 689 ; zie onderdeel I hiervoor. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 27—29. Instellen van bekeuring. 37 § 27. 1. Wanneer bij inzage of opneming als in § 26 bedoeld van overtreding der Statistiekwet blijkt, behoort te dezer zake proces-verbaal van bekeuring opgemaakt te worden. 2. Zoodanige bekeuring kan echter achterwege blijven: a. wanneer het bevonden verschil kennelijk aan eene onwillekeurige vergissing is te wijten ; b. indien het feit samenhangt met eene strafbare overtreding van eene andere wet of een daarop gegrond besluit (uitvoerverboden, „K. B.", enz.), ook al is voor die overtreding niet dezelfde persoon strafrechterlijk' aansprakelijk; c. indien het eene onjuiste waardeaangifte betreft, die niet kennelijk aan onwil, onverechilligheid of verregaande nalatig- of slordigheid is te wijten; d. in geval het een verschil op de hoeveelheid betreft, hetwelk bij eene verplichte verificatie volgens art. 122 der Alg. wet of een ander wetsartikel' is geconstateerd. 3. Hoofdstuk XXI der Alg. wet is in zake overtredingen der Statistiekwet niet van toepassing. De voorschriften van Hoofdstuk X der gewijzigde Instructie Inkomstenbelasting kunnen ten deze worden gevolgd (1). kt1' Dej In*tructie Inkomstenbelasting is opgenomen als bijl. A der Wet op de Inkomstenbelasting, deel X der Vakstudie. Datum uitvoer. § 28. 1. Op de in te zenden documenten modellen C, I, K en L, de manifesten en de vlotverklaringen wordt door de ambtenaren aan de uiterste wacht of het laatste kantoor aangeteekend de dag, waarop de goederen zijn uitgevoerd. 2. Die aanteekening kan echter, wat de modellen I betreft, achterwege blijven, wanneer deze aangiften te zelfder plaatse uiterlijk acht dagen te voren reeds voor inlading zijn afgeteekend. Aanteekeningen omtrent verschillen. § 29< * Verschillen tusschen de aangiften en de bevinding der ambtenaren in waarde, gewicht, litermaat, stuks, soort van goed, land van herkomst of bestemming, enz., zullen steeds dadelijk aangeteekend en verwerkt moeten worden. •2j °~der dit voorschrift vallen zoowel verschillen in meer als in minder. Of al dan niet bekeuring wordt ingesteld, is evenmin van invloed. Zoo noodig worden de gegevens door de ambtenaren bepaald naar beste weten. Ook bij vermoeden van te lage aangifte der waarde moeten de visiteerende ambtenaren, indien de waarde op het oogenblik, dat de goederen hunne bestemming volgen, nog niet vaststaat, de door hen hegroote waarde vermelden. 3' Wanneer de visitatie op meer dan één plaats geschiedt (dit komt o.a. bij uitvoeraangifte voor, omdat de waarde veelal niet op dezelfde plaats wordt beoordeeld als de andere gegevens), zal op elke plaats 38 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 29—30. het onderwerpelijk voorschrift moeten worden opgevolgd met betrekking tot aldaar gecontroleerde gegevens. 4. De in dezen bedoelde aanteekeningen worden door de visiteerende ambtenaren aangebracht door vermelding, met inachtneming van V. v. V. no. 395 (1), voor zoover de formulieren A, B, D, E, F, G, H, M, N en O aangaat, in het certificaat van visitatie of verificatie, en voor de modellen C, I, K en L in de kolom en in het vakje, waar het onjuiste gegeven is vermeld. De vermelding der begroote waarde heeft voor de formulieren D alleen plaats in de tot inkomend paspoort dienende aangifte of, zoo deze aangifte weder in handen van belanghebbende komt, in eene afzonderlijke kennisgeving aan den Ontvanger, en voor de formulieren F en G alleen in de als extract-volgbrief dienende dubbel-aangifte. 5. De aanteekeningen worden,voor zooveel noodig, door den Ontvanger met rooden inkt op de exemplaren S, welke grondmateriaal voor de Statistiek vormen, overgenomen in de kolom en in het vakje, waar het onjuiste gegeven staat vermeld. Indien de ruimte in de kolommen hiervoor niet voldoende is, zal in die kolommen naar de gestelde aanteekeningen verwezen moeten worden. 6. Het is van belang, dat de bovenbedoelde aanteekeningen zorgvuldig worden aangebracht en niet worden verzuimd, terwijl op nauwkeurige overneming van de gegevens ten ontvangkantore wordt aangedrongen; op geen andere wijze toch komen de soms belangrijke wijzigingen ter kennis van de Handelsstatistiek. 7. Op bovenomschreven wijze moet ook worden gehandeld met betrekking tot feiten, die voor de beoordeeling der waarde of der andere statistische gegevens van belang zijn ; bijv. ter verklaring eener abnormaal lage waarde worde c. q. de aanteekening „zwaar beschadigd of „slechte kwaliteit" gesteld. Dergelijke aanteekeningen voorkomen het veelvuldig ter verkrijging van inlichtingen uitzenden van aangiften door de Handelsstatistiek. 8. De aangiften, waarop aanteekeningen voorkomen, die door den Ontvanger moeten worden overgenomen, behooren afzonderlijk te worden gehouden bij het overbrengen naar het ontvangkantoor. 1. Aan ambtenaren, die een document voor uitslag, inslag, inlading, overlading of uitvoer afteekenen, waarbij schending van verzegeling, een tekort op de hoeveelheid of eenig ander dergelijk feit is geconstateerd, ten aanzien waarvan het wenschelijk is te achten, dat daarop in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd, wordt aanbevolen dat te doen door nevens hun afteekening op het document een duidelijk in het oog vallend staand kruis (+) te plaatsen. Het bovenstaande ontheft den Ontvanger te wiens kantore de documenten terugkomen, intusschen niet van de verplichting, hem opgelegd bij art. 9, eerste lid, der res. V. 1908, no. 38, zoodat hij zich te dien aanzien nimmer zal kunnen beroepen op het eventueel ontbreken van vorenbedoeld kenmerk. Res. V. v. V. no. 395. Fiatten. § 30. 1. In de fiatten tot verandering van de uiterste wacht of het laatste kantoor moet, indien bekend, uitdrukkelijk worden vermeld of het land van bestemming al dan niet verandert. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 31. Vercijfering der formulieren. 39 § 31. 1. Eén exemplaar der ingeleverde formulieren, behoudens eene enkele uitzondering (1) gemerkt met de letter S en overigens in § 42 e. v. nader aangeduid, moet worden vercijferd, dat wil zeggen dat in den daarvoor bestemden dwarsbalk boven ieder vak met duidelijke leesbare cijfers moet worden ingevuld het statistische nummer, waarmede blijkens de naamlijsten de soort der goederen en de landen van herkomst en bestemming worden aangeduid, terwijl daarin tevens de hoeveelheid en de waarde in cijfers moet worden ingevuld, indien de aangever deze met onderdeden van kilogrammen, guldens, enz., of slechts in letters vermeldde (2—3). 2. De hoeveelheid en de waarde worden bij de vercijfering steeds vermeld in volle kilogrammen, liters, enz., en guldens; onderdeden worden verwaarloosd (4). 3. Indien het bruto-gewicht in vreemde eenheid is aangegeven (art. 4, derde lid, van het „K. B.") (5), moet het gewicht eerst tot kilogrammen herleid worden. 4. De haven van lossing en/of van lading en de wijze, waarop de inen uitvoer plaats hebben, worden eveneens vercijferd. De statistische nummers zijn aangegeven resp. in de §§ 32 en 5. 5. Opgemerkt wordt dat bij de vercijfering van de soort der goederen de rangschikking voor het Tarief niet van invloed is, zoodat bijv. bij invoer van geneesmiddelen in kleine verpakking niet het nummer voor Kramerij n. a. g. (1111) wordt ingevuld, doch een der nummers 516—519. 6. De vercijfering van het land van herkomst of bestemming kan in verband met de inrichting van het model niet altijd op den dwarsbalk geschieden. Alsdan moet het statistisch nummer in het desbetreffende vak worden vermeld. Dit laatste geldt ook voor de vercijfering van de haven van lossing of lading en de vercijfering van de wijze, waarop de in- en uitvoer plaats heeft. 7. De versiering wordt dagelijks bijgehouden (6). 1. Met uitzondering nl. van model L. 2. De bewerking der statistiek van den in-, uit- en doorvoer geschiedt namelijk aan het Centraal Bureau voor de Statistiek en wel met toepassing van de Hollerith-methode. Herhaald onderzoek te Berlijn, alwaar het Hollerith-systeem, bij de bewerking der handelsstatistiek in toepassing wordt gebracht, leidde tot de overtuiging, dat dit systeem ook voor de Nederlandsche statistiek van den in-, uit- en doorvoer ten zeerste is aan te bevelen. Naast voorkoming van abuizen wordt met dit systeem groote tijdsbesparing verkregen. De Hollerith-methode veronderstelt het aanleggen eener kaart voor elke partij ingevoerde, uitgevoerde of doorgevoerde goederen, in welke kaart met een doorslagmachine ter plaatse waar zich cijfers bevinden, die met de statistische gegevens correspondeeren, gaten geslagen worden. Het aanleggen dezer kaarten kan door vrouwelijk personeel geschieden, evenals het collationneeren van de doorgeslagen kaarten tegen de duplicaat-aangiften. Het sorteeren dezer kaarten naar goederensoort, land van herkomst of van bestemming, voor het havenverkeer of de 40 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 31. verkeerswijze geschiedt met een electrische sorteermachine, het optellen van de in de kaarten geslagen bedragen voor hoeveelheden en waarden geschiedt met een electrische optelmachine. Mem. v. A., Ontwerp der Statistiekwet. Deze hier zeer in het kort geschetste methode maakt het noodig, dat alle te verwerken gegevens in cijfers worden uitgedrukt, d. w. z. dat ze worden „vercijferd". 3. Krachtens art. 1 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1538 kan de Minister van Financiën in hoofdzaak voor export werkende fabrieken, welke voldoen aan door hem te stellen eischen betreffende de afsluiting, ligging, inrichting en afscheiding van andere perceelen, behalve voor de toepassing van de Statistiekwet en de Wet op het Statistiekrecht, als algemeen entrepot toelaten (a). Voor de toepassing van de Statistiekwet en de Wet op het Statistiekrecht worden de in het entrepot opgeslagen goederen geacht zich in het vrije verkeer te bevinden. Hieruit vloeit het volgende voort: Bij uitslag zal in de documenten als land van herkomst Nederland vermeld moeten worden. Aan het statistiekrecht zijn onderworpen, behalve bij in- of uitslag als postpakket: a. alle goederen die rechtstreeks van buitenslands worden ingeslagen (model F, H en M), b. alle uit een ander niet gelijksoortig entrepot van buitenslands ingeslagen goederen (model F, H en M), c. alle naar buitenslands uitgeslagen goederen (model C, N en O). De verschillende formulieren (niet alleen de 8 exemplaren) voor de documenten dezer goederen ter plaatse van vestiging van het entrepot en elders ingeleverd, worden dadelijk bovenaan van de volgende duidelijk gestelde statistieke aanwijzingen voorzien: voor a. Invoer Verzameling no. 1539. b. Entrepot-uitslag Verzameling no. 1539. c. Uitvoer Verzameling no. 1539. De S exemplaren, (die dus van de noodige statistiekzegels voorzien moeten zijn) (b), worden overeenkomstig deze aanwijzingen vercijferd, gerangschikt en aan het Bureau Statistiek (c) ingezonden. De Ontvanger der invoerrechten en accijnzen onder wiens kantoor het entrepot behoort, zal hebben na te gaan of ook de elders afgegeven volgbrieven F voor goederen sub a en b bedoeld, van de hier voorgeschreven aanwijzingen voorzien zjjn. Is dit niet het geval, dan geeft hij hiervan aan zijn betrokken ambtgenoot kennis, opdat deze, met eventueele navordering van het statistiekrecht, de fout zal kunnen herstellen. Voor goederen, waarvoor het laatste lid van art. 4 der wet van 7 Juni 1919, S. no. 318, V. v. V. no. 1116 (d) toepassing vindt, heeft bij uitvoer op model I de behandeling voor de statistiek en het statistiekrecht op dezelfde wijze plaats als bij uitvoer uit het vrije verkeer. Geen statistiekrecht is verschuldigd en geen vercijfering (en opzending aan het Bureau Statistiek) (c, e) heeft plaats: a. bij inslag van binnenlandsche goederen, zoowel uit een ander entrepot als uit het vrije verkeer (krediet hieronder begrepen); b. bij uitslag naar een ander gelijksoortig entrepot, naar een entrepot voor binnenlandsche goederen of in het vrije verkeer (al of niet met betaling, krediet of vrijdom). III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 31—32. 41 Bij dezen uitslag (sub b) zullen de S exemplaren, model B, D, E en F, wanneer anders wel statistiekrecht verschuldigd zou zijn, van een aanwijzing voorzien moeten worden, dat heffing op grond van deze instructie niet noodig is. Bij uitslag naar een niet gelijksoortig entrepot voor buitenlandsche goederen zijn de goederen voor de statistiek en het statistiekrecht eveneens te behandelen als komende uit het vrije verkeer (/). De verschillende formulieren en documenten en zoo noodig ook de ter bestemmingsplaats gehouden entrepotrekeningen zullen hieromtrent een duidelijke aanwijzing moeten bevatten. Res. V. v.'V. no. 1539, § 3. (a) De volgende fabrieken zijn krachtens de daarbij vermelde resulotiën als algemeen entrepot als hier bedoeld toegelaten: 1. de Chemische fabrieken van de N.V. Polak's Frntal Works te Amersfoort (res. V. v. V. no. 1289 in verband met art. 8 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1538); 2. een gebouw, in gebruik bij de N.V. Chemische Fabriek „Naarden" te Naarden (res. V. v. V. no. 1327 in verband als boven); 3. de fabriek en terreinen te Hilversum in gebruik bij de N.V. Polak en Schwarz's Essence-fabrieken te Zaandam (res. V. v. V. no. 1521 in verband als boven); i. de bij de N.V. Polak en Schwarz's Essence-fabrieken te Zaandam in gebruik zijnde fabriek aldaar met het daartoe behoorend ommuurde erf en de daarop geplaatste gebouwen (res. V. v. V. no. 1593) ; 5. de fabrieken te Oss van de N. V. Ant. Jurgens' Margarinefabrieken te Nijmegen (res. V. v. V. no. 1598) ; 6. de fabrieken te Rotterdam van de N.V. van den Bergh's fabrieken aldaar (res. V. v. V. no. 1646); 7. de fabrieken van de N.V. „H. Hartog's Fabrieken" te Oss (res. V. v. V. no. 1795). (6) In verband met de bepalingen der res. V. v. V. no. 1600, opgenomen in onderdeel VII, zal voor de tusschen haakjes geplaatste, gecursiveerde woorden te lezen zijn: „waarop dus van de verantwoording van het statistiekrecht melding is gemaakt". (e) Onder „Bureau Statistiek" is volgens § 12, eerste lid, der thans vervallen res. V. v. V. no. 691 te verstaan : het Centraal Bureau voor de Statistiek, afd. Handelsstatistiek. (d) Dit zijn de goederen, waarvan de binnenlandsche herkomst afdoende blijkt. (e) De tusschen haakjes geplaatste, gecursiveerde woorden zijn vervallen te achten in verband met § 40, lid 2. (/) In dit geval vindt § 71, lid 2 en 3 hierna toepassing. 4. Deze forceering geldt alleen voor de statistiek, niet voor de berekening van de belasting (invoerrecht, statistiekrecht, accijns). 5. Deze bepaling luidt aldus: De hoeveelheid der goederen kan ook in vreemd gewicht of in vreemde maat worden uitgedrukt. 6. In de §§ 42 e. v. is aangegeven, wie de vercijfering moet verrichten. Stat.nummers der havens. §32. 1. De statistische nummers der havens zijn : 1. Amsterdam. 2. Rotterdam. 3. Vlissingen. 4. Vlaardingen. 5. Hoek van Holland. 6. Terneuzen. 7. Zaandam. 42 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 32—34. 8. Delfzijl. 9. Harlingem 19. Maassluis. 29. Dordrecht. 39. IJmuiden. 49. Niet afzonderlijk genoemde (1). 1. De van de gewone volgorde afwijkende nummers zijn aldus gekozen in verband met de technische bewerking der gegevens aan de H andelsstatistiek. Verzameling en verzending der vercijferde formulieren. § 33. 1. De vercijferde aangiften worden aan de kantoren verzameld naar de soort der documenten; die van den doorvoer worden gesplitst in „doorvoer met overlading" en „doorvoer zonder overlading" ; die voorzien van de woorden „Entrepot-opslag", „Entrepot-uitslag" en „Entrepot-uitvoer" worden van de overige gescheiden en verder afzonderlijk behandeld (1). 2. De documenten worden vervolgens gerangschikt naar de 15 groepen der naamlijst volgens den eersten post op het document voorkomende. Deze rangschikking behoeft voor de doorvoerdocumenten niet plaats te hebben. 3. Een paspoort (een z.g. suppletie-paspoort), dat strekt tot wijziging of tot aanvulling van een reeds ingeleverde aangifte of van een reeds afgegeven document, wordt, aan dit laatste gehecht, aan de Handelsstatistiek ingezonden. 1. Zie voor de behandeling der aangiften voor goederen, die in- en uitgeslagen worden in en uit de als algemeen entrepot toegelaten fabrieken, aant. 3 op § 31 hiervoor. Tijdstip en wijze van verzending der formulieren. § 34. 1. De aldus vercijferde en gerangschikte aangiften worden met geleidebrief U.- en Dv. no. 27a,waarin het kantoor van afzending, het aantal in lid 3 bedoelde omslagen en een jaarlijks te vernieuwen volgnummer vermeld dienen te worden, ingezonden aan de Handelsstatistiek (l),ongevouwen en goed verpakt, zoo spoedig mogelijk, op de volgende tijdstippen of, zoo deze niet op een werkdag vallen, op den laatsten werkdag daaraan voorafgaande : a. voor de kantoren der invoerrechten te Amsterdam en te Rotterdam en door den Entreposeur te Rotterdam dagelijks ; b. voor de overige kantoren, waar wekelijks in den regel 100 documenten of meer zijn in te zenden, iederen Woensdag en Zaterdag, behalve de laatste zending van iedere maand, welke op den avond van den voorvoorlaatsten dag der maand moet plaats hebben ; c. voor de kantoren, waar in den regel wekelijks minder dan 100 documenten zouden zijn in te zenden, driemalen 's maands, nl. op den lOden en den 20sten der maand en op den voorvoorlaatsten dag der maand. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 34—35. 43 2. Valt de voorvoorlaatste dag der maand op een Zaterdag, dan hebben de in lett. b en c voorgeschreven inzendingen op dien dag plaats vóór 12 uur 's middags of op den voorafgaanden werkdag. 3. Naargelang de behoefte daaraan blijkt te bestaan, worden voor de inzending stevige omslagen verstrekt, die door de Handelsstatistiek telkens worden teruggezonden. 1. Zienopens de adresseering § 108, lid 2 en § 113, het toezicht van de Inspecteurs § 112 en het opvragen van ingezonden documenten § 87 hierna. Behandeling bij aanhouding, inbeslagneming, e. d. § 35. 1. In sommige gevallen, zooals bij aanhouding der goederen wegens geschil over de waarde — wel te onderscheiden van geschillen over de waarde, waarbij de goederen zelf niet worden opgehouden, maar ter beschikking van den belanghebbende blijven —, bij inbeslagneming tengevolge bekeuring e. d. moeten de documenten niet terstond worden ingezonden. Als algemeene regel geldt, dat de documenten betreffende goederen, die onder beheer van den Ontvanger of de ambtenaren, of, wat strandgoederen betreft, van den strandvonder blijven, worden achtergehouden en dat ze worden ingezonden, zoodra de goederen ter beschikking van den aangever of ander rechthebbende worden gesteld, worden uitgevoerd of in het algemeen hunne bestemming volgen. Bij ontslag overeenkomstig art. 242 der Alg. wet of verkoop volgens art. 243 dier wet mogen de documenten dus niet tot na afdoening der bekeuringszaak worden achtergehouden; evenmin mag dit geschieden in geval de aangehouden goederen overeenkomstig art. 10 der Waardewet 1906, S. no. 216, of art. 9 der Wet op het Statistiekrecht, S. 1921, no. 55 (1) worden afgegeven,onverachillig in welken stand van het geschil dit geschiedt. 2. Van dezen regel mag niet worden afgeweken, tenzij de Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek uitdrukkelijk machtiging tot afwijking heeft gegeven. 3. Indien de Ontvanger zich voor de toepassing van art. 8 der Waardewet door een gemachtigde laat vertegenwoordigen, draagt hij zorg, dat hij terstond kennis krijgt van de afgifte van aangehouden goederen. 4. Heeft geen ontslag, verkoop of afgifte als bovenbedoeld plaats, dan geschiedt de inzending, zoodra de goederen hunne bestemming volgen na afdoening der zaak, waaromtrent nauwkeurig en duidelijk met rooden inkt eene aanteekening op het document wordt gesteld. 5. Zoolang het document nog niet is ingezonden, worden alle verschillen in waarde als anderszins, zoodra de Ontvanger daarvan kennis krijgt, op het exemplaar S bijgewerkt. Indien de ruimte in de kolommen biervoor niet voldoende is, zal in die kolommen naar de gestelde aanteekeningen verwezen moeten worden. 6. In alle gevallen, waarin een document voor goederen, die inmiddels hunne bestemming volgen, niet tijdig naar het ontvangkantoor overgebracht kan worden (wat o. a. bij bekeuringen zal plaats hebben, als het document als bewijsstuk moet worden overgelegd), moet daarvan onverwijld aan dat kantoor worden kennis gegeven. Kan ook 44 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 35—37. het in te zenden exemplaar S niet gemist worden, dan moet ter vervanging hiervan een (2) ambtshalve te vervaardigen duplicaat ingezonden worden, waarvan op het origineel aanteekening wordt gesteld. Komt dit origineel later ten ontvangkantore terug, dan wordt het, na met rooden inkt te zijn gekruist, alsnog op de wijze, aangegeven in § 40, aan de Handelsstatistiek nagezonden. 1. De Waardewet is opgenomen als bijl. D der Alg. wet, deel VII der Vakstudie, de Wet op het Statistiekrecht in onderdeel V hierna. 2. Het woord „een" is hier in de officieele Verzameling blijkbaar ten onrechte uitgevallen. § 36. 2. Indien aanhouding wegens een geschil over de waarde of om andere redenen heeft plaats gehad van goederen, vermeld op eenzelfde document met goederen, waarvan geen aanhouding is geschied, worden eerstgenoemde goederen op een ambtshalve in te vullen formulier gebracht, terwijl op de oorspronkelijke aangifte van een en ander eene aanteekening wordt gesteld. Elk dezer beide documenten wordt met inachtneming der vorenstaande voorschriften (1) te zijner tijd ingezonden. 2. Op gelijke wijze wordt gehandeld, wanneer de in een document vermelde aangehouden goederen niet gelijktijdig hunne bestemming volgen. 3. Het in de eerste zinsnede bepaalde is niet van toepassing, indien de aangehouden goederen gelijktijdig met de andere of althans zóó spoedig daarna ter beschikking worden gesteld, dat inzending van het document voor alle daarop vermelde goederen op normale wijze kan geschieden op den voet van de §§ 34 en 35. 1. Zie de §§ 34 en 35 hiervoor. § 37. 1. Bij bekeuringen, gepaard gaande met inbeslagneming, moet het exemplaar S worden ingezonden door den Ontvanger, te wiens overstaan de inventarisatie der goederen plaats heeft. Deze vermeldt zoo noodig op het document de nog ontbrekende gegevens nopens goederensoort, hoeveelheid, waarde, enz., die voor de statistiek noodig zijn. Heeft de inbeslagneming plaats naar aanleiding van de visitatie op een document, dat is afgegeven op een ander kantoor, dan vraagt bovenbedoelde ontvanger het exemplaar S van zijn ambtgenoot op. Is geen document aangevraagd, dan maakt de Ontvanger ambtshalve een exemplaar S op. 2. Ook bij het instellen van bekeuring wegens onregelmatigen in-, uit- of doorvoer van goederen, die niet zijn in beslag genomen, kan het voorkomen, dat de Ontvanger, door of onder wiens kantoor het procesverbaal wordt opgemaakt, een, eventueel ambtshalve op te maken, exemplaar S heeft in te zenden. De vereischte gegevens worden dan zoo noodig en mogelijk door of vanwege den Inspecteur verstrekt. 3. Hierbij is o.a. gedacht aan de volgende gevallen : a. Een op den voet van het „K. B." ingevoerde lading goederen wordt ter opgegeven losplaats of elders geheel of gedeeltelijk gelost zonder aangifte. Alsdan wordt overeenkomstig V. v. V. no. 350 (1) bekeuring III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 37—38. 45 ingesteld ter plaatse van lossing of op het kantoor van inklaring. De Ontvanger ter plaatse, alwaar bekeuring is ingesteld, moet nu volgens het bovenstaande het exemplaar S ambtshalve opmaken en inzenden. b. Op den voet van het „K. B." ingeklaarde goederen worden ter losplaats aangegeven ten invoer en vervolgens weggevoerd, zonder dat de documenten in handen van de visiteerende ambtenaren zijn gesteld. Zoodra de Ontvanger hiervan kennis krijgt, zendt hij het exemplaar S in. 1. Opgenomen in aant. 9 op art. 85, bijl. H der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. Verantwoordelijkheid voor en controle op de tijdige inzending en aanzuivering van documenten. § 38. 1. De Ontvanger is verantwoordelijk voor de tijdige inzending der documenten aan de Handelsstatistiek ; hij behoort, voor zoover hem dat mogelijk is, er op toe te zien, dat de exemplaren S of de documenten waarop de inzending der exemplaren S wacht, alsmede de manifesten' de vlotverklaringen en de vrachtlijsten model L intijds bij hem worden ingeleverd (1). 2. Een document, manifest, enz. is als niet tijdig ingekomen aan te merken: voor de modellen B, D, E en H, wanneer hun geldigheidsduur met 3 dagen is overschreden ; voor de modellen A, F en G, zoodra 3 dagen na de aangifte zijn verloopen; voor de modellen N en O, zoodra de termijn voor de gezuiverde terugkomst verstreken is; voor het model L, zoodra de tijd voor den uitvoer met meer dan 14 dagen is overschreden; voor de manifesten en vlotverklaringen, indien na een redelijken termijn van hoogstens 14 dagen na den invoer de uitvoer nog niet blijkt te hebben plaats gehad. 3. In bovenomschreven gevallen maakt de Ontvanger, tenzij de vertragingen voldoende zijn te verklaren uit havenstaking, ijsgang of dergelijke omstandigheden, een lijst op, vermeldende soort, dagteekening en nummer der documenten A, B, D, E, F, G en H, en voorts een zoodanige" omschrijving van de goederen (soort, hoeveelheid, schip, waarmee aangebracht, enz.), als de Inspecteur noodig acht. De lijst wordt tweemaal per maand opgemaakt en wel op den 15en (of, indien die niet op een werkdag valt, op den eerstvolgenden werkdag) en op den laatsten werkdag der maand ; zij bevat die documenten, waaromtrent de vertragingen met reeds zijn opgehelderd. 4. De Ontvanger vermeldt op de lijst, die in het midden der maand wordt opgemaakt, de documenten, die in de tweede helft der vorige maand hadden moeten inkomen, en op die, welke aan het einde der maand wordt opgemaakt, de documenten, die in de eerste helft der loopende maand hadden moeten worden ingeleverd. 5. De Ontvanger zendt de lijst zonder de exemplaren S aan den Inspecteur, die onverwijld een onderzoek naar de vertraging instelt Indien bij toepassing van Hoofdstuk VII A van het „K. B." (2) de be- 46 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 38. stemmingsplaats der goederen in een andere inspectie is gelegen dan het kantoor, waar de documenten zijn afgegeven, maakt de Ontvanger daarvoor (zoo noodig voor iedere inspectie) een afzonderlijke lijst op en zendt die aan den Inspecteur over de bestemmingsplaats der goederen. 6. Betreft de vertraging de modellen L, N of O, dan wordt naar de oorzaak hiervan op de thans gebruikelijke wijze een onderzoek ingesteld. 7. Omtrent manifesten en vlotverklaringen behoort het onderzoek uit te gaan van den Ontvanger van het kantoor, waarlangs de uitvoer volgens het manifest zal geschieden. Daarbij zal het in het algemeen wenschelijk zijn, dat het eerst navraag wordt gedaan ten kantore van inlevering van het manifest (3). Levert zulks geen resultaat op, dan verdient het aanbeveling het onderzoek uit te strekken tot belangrijke plaatsen, waar het schip moest passeeren. Leidt ook dit onderzoek niet tot het gewenschte resultaat, dan wordt daarvan mededeeling gedaan aan de Handelsstatistiek, onder opgaaf van plaats van afgifte, dagteekening en nummer van het manifest en bijzonderheden omtrent de voornaamste goederensoorten in het document vermeld. Onverminderd de toepassing van art. 14 der Wet op het Statistiekrecht, S. 1921, no. 55, V. v. V. no. 1565 (4) wordt in zoodanig geval bij vermoeden van misbruik der tractaatsvoorrechten tevens langs den hiërarchischen weg eene mededeeling nopens alle bekende bijzonderheden aan het Departement, afdeeling Invoerrechten, gedaan. 8. Wat de documenten C, I, K en M aangaat, zijn de ambtenaren van den actieven dienst verantwoordelijk voor de tijdige inlevering bij den Ontvanger of Entreposeur, afgezien van hunne algemeene verplichting om voor de tijdige behandeling, enz. van alle documenten zorg te dragen (1, 5). 9. De Inspecteur zorgt, dat de Ontvanger kennis bekomt van de verlengingen in zijne inspectie verleend. Overigens wordt herinnerd aan de opvolging der resolutie van 24 April 1865, no. 15, V. 1865, no. 36 (6). 1. Verg. hierbij § 112 hierna. 2. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de lossing van schepen buiten de aangewezen losplaatsen ; het K. B. is opgenomen als bijl. H. der Alg. wet. 3. Verg. § 77, lid 1, hierna. 4. Opgenomen in onderdeel V hierna. 5. Dit voorschrift is, gelijk vanzelf spreekt, niet van toepassing, als de inlevering door iemand anders moet plaats hebben, zooals in het geval van § 60, zevende lid, door den entrepositaris. 6. Wanneer documenten, waarop bij gezuiverde terugkomst ten kantore van afgifte afschrijving of teruggaaf van accijns of opheffing van borgtocht moet plaats hebben, wegens oponthoud in het vervoer bij de ambtenaren in bewaring worden gegeven, moeten deze daarvan dadelijk aan het kantoor van afgifte kennis geven, wanneer de tijd, voor het vervoer toegestaan, tijdens de bewaring komt te verstrijken, terwijl later, bij de teruggaaf der documenten aan de belanghebbenden, gelijke kennisgeving moet geschieden, met opgaaf van den tijd, waarvoor de verlenging heeft plaats gehad. Res. V. 1865, no. 36. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 39. Goederen, niet in de statistiek opgenomen. 47 § 39. 1. De navolgende goederen worden niet in de statistiek opgenomen, te weten (1—3) : 1°. goederen, ingevoerd tot verblijf binnenslands (rechtstreeks of na uitslag uit entrepot) of uitgevoerd uit het vrije verkeer, mits de totale waarde der goederen, die in ééne aangifte begrepen zijn, niet meer bedraagt dan vijf en twintig gulden; bedraagt de totale waarde dezer goederen meer dan vijf en twintig gulden, dan worden niet in de statistiek opgenomen de op de aangifte voorkomende, afzonderlijk aangegeven partijen, waarvan de waarde niet meer is dan tien gulden; 2°. aan de landzijde ingevoerde of uitgevoerde boom- en veldVTuehten en gewassen, gewonnen op gronden, binnen 5500 M. ter weerszode van de grenslijn des Rijks gelegen en, voor zoover den invoer betreft, bij Nederlandsche ingezetenen en, voor zooveel den uitvoer betreft bij bewoners van het vreemd grondgebied in gebruik; 3°. aan de landzijde ingevoerde of uitgevoerde zaaigranen, pootaardappelen, meststoffen, gereedschappen, enz. door Nederlandsche gebruikers van buitenlandsche grenslanderijen of door buitenlandsche gebruikers van hier te lande gelegen landerijen gebezigd voor de bebouwing en bewerking van deze landerijen, voor zoover aan de bestaande tractaatsbepalingen het recht kan worden ontleend tot vrijen invoer der geteelde producten door de Nederlandsche en tot vrijen uitvoer door de buitenlandsche gebruikers. In de exemplaren S der aangiften ten in- en uitvoer voor de hierbedoelde zaaigranen, enz. moet vermeld worden : „§ 39, punt 3" ; 4°. vee, dat tijdelijk wordt in- of uitgevoerd ter beakkerine, beweiding of opstalüng; 5°. vrije goederen, aangebracht aan grenskantoren aan de landzijde, voor zoover zij betreffen voortbrengselen van kleine takken van nijverheid der^grensbewoners in den omtrek dier kantoren ; 6°. goederen, welke reizende personen tot hun lijfsgebruik met zich voeren, alsmede vooraf- of nagezonden reisbagage (4); 7°. goederen, waarvan bij invoer de belasting verantwoord wordt m het register ƒ.-, U.- en Do. no. 17 (5); 8°. in entrepot opgeslagen, uit entrepot weder uitgevoerde, benevens doorgevoerde partijen goederen, waarvan het gewicht niet meer bedraagt dan vijf en twintig kilogram; 9°. in-, uit- of doorgevoerde verhuisboedels (art. 6, lett. e, Tariefwet) met uitzondering van het daartoe behoorende vee ; 10°. in-, uit- of doorgevoerde vlotgereedschappen (art. 6, lett. a Tariefwet) (6); 11°. in- of uitgevoerde ledige, mits gebruikte zakken, fusten, kaasstelüngen en dergelijke voorwerpen, voor het vervoer van goederen opzettelijk vervaardigd en ingericht (art. 6, lett. g, Tariefwet); w j°"i 2?ederen» hehoorende aan gezanten van vreemde Staten in Nederland en aan Nederlandsche gezanten in den vreemde ; 13°- mgevoerde of uitgevoerde victualie, provisie en scheepsbehoeften, kennelijk dienende tot verbruik aan boord van binnenkomende schepen en van uitgaande Nederlandsche schepen en van schepen, die zijn vrij- 48 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 39. gesteld van in- en uitklaring (houtvlotten worden ten deze met schepen gelijkgesteld), terwijl van de hierbedoelde scheepsbehoeften zijn uitgezonderd met Nederlandsche schepen uitgevoerde bunkerkolen en bunkerolie (7—8); 14°. goederen, in- of uitgevoerd met Nederlandsche oorlogsschepen, met uitzondering van uitgevoerde bunkerkolen en bunkerolie (8—9); 15°. ter zee aangebrachte goederen, die zonder lossing met hetzelfde schip ook weder ter zee uitgevoerd worden (10); 16°. postpakketten, tenzij de aangiften door anderen dan de Nederlandsche Postadministratie worden gedaan (11); 17°. goederen, van de eene Nederlandsche plaats naar de andere vervoerd over vreemd grondgebied (12); 18°. baggermolens, tonmolens, hijschbokken, draagbaar spoor en het rollend materieel daarvoor; in het algemeen : goederen, die tijdelijk worden in- of uitgevoerd,in verband met aanleg of onderhoud van werken; 19°. tentoonstellingsgoederen, voor zoover zij niet bestemd worden om hier te lande of in het buitenland te blijven (13); 20°. stalen of monsters, tot het opnemen van bestellingen dienende, waarvoor een transito-paspoort wordt aangevraagd (14), alsmede die, waarvoor door de Directeurs der directe belastingen, enz. krachtens § 1, laatste lid, der res. van 16 Febr. 1905, no. 26, V. 1905, no. 18 vergunning tot vrijen wederinvoer is verleend (15); 21°. reisrijtuigen en reisvüegtuigen (6); 22°. het onder den naam „wisselstukken" bekende spoorwegmaterieel, dat in - of uitgevoerd wordt (16); 23°. locomobielen, dorschmachines, stroobinders en dergelijke werktuigen en goederen, die voor tijdelijk gebruik hier te lande worden ingevoerd en daarna weder worden uitgevoerd of voor tijdelijk gebruik naar het buitenland worden uitgevoerd en daarna weder worden ingevoerd ; 24°. in-, uit- of doorgevoerde lijken met inbegrip van de kisten; 25°. zand, water, ijzer, e. d., die als ballast worden meegenomen, alsmede drinkwater in tanks en vaten. 1. Zie nopens de behandeling van de documenten, waarop de in deze paragraaf bedoelde goederen voorkomen, § 40 hierna. 2. Effecten en andere waardepapieren zijn geen goederen en worden dus voor de statistiek van den in-, uit- en doorvoer niet verwerkt; zie aant. 6 op art. 1 der Wet op het Statistiekrecht, opgenomen in onderdeel V hierna. 3. Verg. nopens het verwerken voor de statistiek van vaartuigen en andere vervoermiddelen § 45 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 4. Blijkens res. 24 Aug. 1920, no. 260 kunnen voorloopig alle per vliegdienst Engeland—Hofland aangebrachte handelsgoederen als reisbagage worden aangemerkt, waardoor schriftelijke aangiften achterwege kunnen blijven en geen statistiekrecht verschuldigd is. 5. Het register I., U.- en Dv. no. 17 is vervangen door blocnotes ƒ.-, U.- en Dv. no. 7, die in een journaal Comptb. no. 2a worden in- III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 39—40. 49 geschreven met vermelding van het ontvangen bedrag. De blocnotes worden gebruikt voor het innen van invoerrechten en accijnzen bij invoer van belaste, kennelijk niet voor handel bestemde goederen, zich bevindende onder de bagage van reizigers, alsmede van kleine hoeveelheden handelsgoed (hoogstens f 25 waarde en ƒ 2 rechten en accijns); verg. de res. V. 1872, no. 38 en de res. V. v. V. no. 1490, opgenomen resp. in aant. 1 op art. 8 K.B., bijl. H der Alg. wet en in art. 44, aant. 3 der Alg. wet, alsmede de res. V. v. V. no. 1731. 6. Indien het recht voor de hierbedoelde voorwerpen overeenkomstig § 46, laatste lid, der res. V. v. V. no. 1567 (zie onderdeel VI van dit werk) wordt ingevorderd of betaald, moet het exemplaar S van formulier D vercijferd worden ingezonden. 7. Vrijgesteld van in- en uitklaring zijn o. a.: vreemde oorlogsschepen en onder bepaalde voorwaarden sleepbooten, vreemde en Nederlandsche jachten en pleiziervaartuigen, visschersvaartuigen; verg. art. 8 der Alg. wet (deel VII der Vakstudie) met aanteekeningen. 8. Verg. § 41 hierna. 9. Bunkerkolen, die voor korte oefentochten door Nederlandsche oorlogsschepen buitengaats verbruikt worden, hehoeven niet in de uitvoerstatistiek te worden opgenomen. Bij dergelijke Oefentochten kan dus het inleveren van een aangifte (model I) voor de bunkerkolen achterwege blijven. Res. 7 Aprü 1920, no. 137. 10. Heeft lossing plaats, dan is de onderhavige bepaling niet van toepassing, ook al zouden de goederen met hetzelfde schip weder uitgaan ; hiermede staat in verband het bepaalde bij § 72, lid 5, hierna. 11. Zie nopens in-, uit- en doorgevoerde postpakketten de onder bijl. P der Alg. wet, deel VII der Vakstudie, opgenomen voorschriften. 12. Omtrent de bepalingen betreffende het vervoer van deze goederen wordt verwezen naar Hoofdstuk XVII der Alg. wet. 13. Verg. nopens tentoonstellingsgoederen de res. V. 1906, no. 32, opgenomen in de Tariefwet, bijl. I, aant. 4, en de res. V. v. V. no. 1728, § 2 opgenomen in aant. 3 op § 63 hierna. 14. De voorschriften dienaangaande zijn opgenomen in aant. 7 op art. 77 der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 15. Het aangehaalde voorschrift is vervallen ; zie thans S 1, lett. a der res. V. v. V. no. 1698. 16. Hieronder worden verstaan afzonderlijke onderdeelen van spoorwegvoertuigen, die door vreemde maatschappijen worden ingevoerd ter verwisseling met aan haar toebehoorend materiaal hier te lande, of wel, die door Nederlandsche maatschappijen worden teruggevoerd na verwisseling met door haar uitgezonden materiaal. Inzending van formulieren, die geen grondmateriaal voor de statistiek vormen. § 40. 1. De exemplaren S, de triplicaat-vrachtlijsten voor rechtstreekschen doorvoer en de dubbel-manifesten der goederen, in § 39 genoemd, worden, tenzij ze op ééne aangifte voorkomen met goederen, die wel voor de statistiek verwerkt moeten worden, afgezonderd van de De Statistiek. . . 4 50 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 40. andere documenten en onvercijferd tegelijk met deze, in een band ingezonden aan de Handelsstatistiek (1). Ze worden niet vermeld op den geleidebrief U.- en Dv. no. 27a, bedoeld in § 34 hiervoor. Op den band wordt vermeld „Documenten § 40" en het kantoor van inzending. De door de Nederlandsche Postadministratie gedane aangiften voor de in § 39, punt 16, genoemde pakketten, die niet met de letter S gemerkt zijn, vallen daardoor niet onder deze bepalingen en behoeven dus niet te worden ingezonden. 2. Onder de inzending volgens lid 1 worden voortaan mede alle exemplaren S begrepen, die overeenkomstig het bepaalde bij een der volgende paragrafen of volgens V. v. V. no. 1539 (2) geen grondmateriaal voor de statistiek vormen en daarom niet vercijferd behoeven te worden(3). 3. Van deze inzending blijven echter uitgezonderd de exemplaren S, die wegens niet-aanzuivering der betreffende documenten of om eenige andere reden als comptabel stuk, bewijsmateriaal in rechte of voor andere niet statistische doeleinden moeten dienen. 4. Behalve de in de leden 1 en 2 bedoelde, mogen geen andere documenten op de voet van deze paragraaf worden ingezonden, ook al zijn de Ontvanger of de visiteerende ambtenaren van meening, dat het in het betrokken geval geen handelsgoederen zijn en de goederen dus niet in de statistiek behooren te worden opgenomen. De omstandigheid, dat voor de goederen vrijstelling van statistiekrecht wordt genoten, doet ze niet onder lid 1 dezer paragraaf vallen. Evenmin mogen onder deze paragraaf goederen gebracht worden, die wegens onvolledige omschrijving niet vercijferd kunnen worden. In geval van twijfel vrage men inlichtingen aan de Handelsstatistiek of zende de documenten met een aangehechte nota in. 1. Bij de res.van 5 Dec. 1914, no. 125, is bepaald, dat de vrijstelling van belasting, bedoeld bij res. van 26 Mei 1913, no. 63,V. v. V. no. 217 (a) mede behoort te worden toegepast ten aanzien van giften en ondersteuningen in natura, bestemd voor hier te lande geïnterneerde militairen. Onder deze militairen behooren ook te worden begrepen de ter interneering naar hier overgebracht wordende krijgsgevangenen. De vrijstelling strekt zich mede uit tot accijns, waarborgbelasting en statistiekrecht. Gouden en zilveren werken, onder deze vrijstelling vallende, behoeven niet naar een waarborgkantoor overgebracht te worden. De aangiften behoeven voortaan evenmin als die voor de goederen, bedoeld in de circulaire van 10 Oct. 1917, no. 79 [b), voor de statistiek vercijferd te worden en zijn wat de opzending aan het Bureau Statistiek betreft gelijk te stellen met die bedoeld in § 14 van V. v. V. no. 691 (c). Res. 17 Dec. 1917, no. 168. (o) Dit voorschrift deelt de regelen mede, volgens welke giften en ondersteuningen in natura, bestemd voor krijgsgevangenen, hier te lande vrij van alle invoerrechten en andere rechten kunnen worden toegelaten. (b) Bij deze missive is bepaald, dat de vanwege de Britsche en Duitsche regeeringen in te voeren goederen, noodig voor de huisvesting en verzorging van de hier te lande te interneeren krijgsgevangenen, vrij van alle belasting (ook van statistiekrecht), op vrijpaspoort, waarin van deze bestemming blijkt, ten invoer worden toegelaten. (c) Thans te lezen : § 39 van V. v. V. no. 1666. 3. § 3 der res. V. v. V. no. 1539 is opgenomen onder aant. 3 op § 31 hiervoor. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 40—42. 51 • r t Vfermi8 door.indrogingi lekkage, monsterneming, rattenvraat enz mlt '»SL ^ag?-Ian to^.OFto bevonden of aangegeven gewicht is met altijd mogelijk en ook met jufst. De Statistiekwet toch eischt aangifte van het gewicht dat de goederen bij den uüslag hebbtnenSl boete, zoowel op te hooge als op te lage aangifte. Te hooge aanSfte Alg wet ïP°0rt iS troüwe°s reeds strafbaar voIgenTarllöder v^fiJSE?^*^ daiar°m &emachtigd om aan alle bona fide houders int«ri™ ™? f^repots *e vergunnen, dat op. gezette tijden hun doo? intemg. ontstane vernussen worden aangezuiverd tegen betaling van Rrw liïecht Tarra-berekening komt hierbij nL te pas. g Blijkt hij opvolgenden aanpeil nog een tekort op de hoeveelheid ™ZlZXe ZT' danj>ehoort d™ ë^Bt Un aanzien van den Sigen entrepositans te worden ingetrokken. Res. 6 Nov. 1917, no. 79T g (a) Overeenkomstig de res. v.an 23 Aue l * leverd voor de betaling van het invoerrecht dit ' ° CMU 18 model (c) Model D vormt dus grondmateriaal. ' 64 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 52—54. 6. Wordt wijn met dadelijke betaling van gedistilleerdaccijns onder krediet voor den wijnaccijns opgeslagen, dan is niet E, maar F grondmateriaal. 7. Zie ten aanzien van de goederen, uitgeslagen uit een z.g. fabrieksentrepot, aant. 3 op § 31 hiervoor. 8. De res. V. 1841, no. 177, sub 3, is opgenomen in art. 80, aant. 6, der Alg. wet, deel VII der Vakstudie; de res. V. v. V. no. 251 is door het hier bepaalde feitelijk vervallen. 9. Dit woord is vervallen door § 7 der res. V. v. V. no. 1785, luidende : „Het houden van afzonderlijke registers voor formulieren E en F, die grondmateriaal voor de statistiek vormen (verg. V. v. V. no. 1666, § 52, negende lid en § 54, tweede lid), is niet meer noodig." Model E voor strandgoederen. § 53. Model E. (Vervolg). 1. Bij aangifte ten invoer van strandgoederen dienen, wat de opneming van het netto-gewicht en de behandeling voor de statistiek betreft, de bestaande voorschriften opgevolgd te worden. Indien de Burgemeester-strandvonder de invoerrechten dus wenscht te betalen naar het door de ambtenaren te zijnen koste op te nemen netto-gewicht en niet naar het met de wettelijke tarra te verminderen bruto-gewicht, zal hij eene aangifte E moeten inleveren. L Deze paragraaf is opgenomen, zooals ze tengevolge § 7 der res. V. v. V. no. 1785, opgenomen in aant. 9 op § 52 hiervoor, gewijzigd is. Model F (volgbrief). § 54. Model F. Aangifte ter bekoming van, tevens dienende als gewonen volgbrief (1). 1. Voor gouden en zilveren werken blijft in gebruik het model „inventaris-volgbrief", ingesteld bij de res. van 20 Nov. 1905, no. 7, V. 1905, no. 134 (2). Als „vrijen-volgbrief", bedoeld in art. 3 der wet van 4 April 1870, S. no. 61, V. v. V. no. 70, III, dient model 6 en als consent of volgbrief tot entreposeering ter losplaats model H (3). In alle overige gevallen wordt model F gebezigd, ook dan, wanneer de volgbrief geen grondmateriaal voor de statistiek vormt (3). 2. De aangifte wordt ten ontvangkantore ingeleverd in triplo (4), aldaar ingeschreven in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 5 (5—6), en voorzien van het nummer van inschrijving. 3. Na verdere invulling en onderteekening door den Ontvanger dient de aangifte als volgbrief en het dubbel als extract-volgbrief.Beide stukken worden teruggegeven aan den aangever, die ze ter hand stelt aan de ambtenaren, belast met de visitatie of verificatie bij de lossing of den uitslag (7). 4. Model F vormt alleen grondmateriaal voor de statistiek, indien het betreft: III. — Res. V.v. V. no. 1666. — § 54. 65 a. opslag in entrepot rechtstreeks van buitenslands; b. inslag onder krediet (zonder betaling van invoerrecht) of met volledigen vrijdom, rechtstreeks van buitenslands (8); c. uitslag uit entrepot, met bestemming om onder krediet (zonder betahng van invoerrecht) of met volledigen vrijdom te worden ingeslagen (8); d. ingevoerde accijnsgoederen, die met volgbrief op den voet van artt. 40 en 48 der Alg. wet naar de naastbijzijnde losplaats worden vervoerd om aldaar te worden veraccijnsd. 5. Zie echter § 6, lid 5, waaruit blijkt, dat entreposeering van gedistilleerd met betahng van het invoerrecht niet als opslag in entrepot is aan te merken. 6. Als niet volledigen vrijdom is aan te merken inslag van gedistilleerd met vrijdom van accijns, doch met betahng van het invoerrecht en van geraffineerd zout met vrijdom van 3/4 van het invoerrecht, in welke gevallen model D reeds grondmateriaal voor de statistiek vormt. 7. Ingevolge lett. b van lid 4 vormt de volgbrief voor goederen die met vrijdom van invoerrecht in veredelingsverkeer binnenkomen, grondmateriaal voor den invoer. Wordt de volgbrief bij den uitvoer gezuiverd, op den voet van art. 10 van het Kon. besluit van 6 Oct. 1862, no. 42, S. no. 182, V. 1862, no. 104, gewijzigd bij dat van 31 Juli 1902, S. no. 161, V. 1902, no. 79 (9), dan moet door den afzender bij den uitvoer eene aangifte I worden ingeleverd, gehecht aan den volgbrief, welke aangifte I, na den uitvoer, op de gewone wijze moet worden vercijferd en ingezonden. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens res. V. v. V. no. 1699 en V. v. V. no. 1785, §§ 2 en 7. 2. Deze resolutie is opgenomen in aant. 5 op art. 74, bijl. F der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 3. De opslag van buitenlandsche tabaksfabrikaten in particulier entrepot geschiedt op model F of model H, naar de onderscheiding dienaangaande gemaakt in V. v. V. no. 1666 (a). Res. V. v. V. no. 1749 § 36, laatste lid. De uitslag van buitenlandsche tabaksfabrikaten naar een ander entrepot van buitenlandsche tabaksfabrikaten geschiedt op model F {b), die van buitenlandsche tabaksfabrikaten naar een entrepot van binnenlandsche tabaksfabrikaten op modellen F en D (c), die van binnenlandsche tabaksfabrikaten naar een entrepot voor binnenlandsche of buitenlandsche tabaksfabrikaten op een vervoerbiljet Ace. no. 9 en casu quo model M (d), met inachtneming van hetgeen nopens de modellen D, F en M is voorgeschreven in V. v. V. no. 1666. Res. V. v. V. no. 1749 § 38, laatste lid. (?) J oi H vormen in dit geval grondmateriaal voor de Statistiek. (b) F is nier geen grondmateriaal. (c) T) is hier grondmateriaal, F niet. , id\ M yormt alleen grondmateriaal, indien de opslag van de binnenlandsche tabaksfabrikaten plaats heeft in een entrepot voor buitenlandsche tabaksfabrikaten ; zie §71, lid 2 hierna. 4. Verg. § 22, lid 3 hiervoor. De Statistiek. 5 66 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 54—55. 5. Zoolang de voorraad strekt, moet het materieel 11.- en Dv. no. 8 opgebruikt worden. Res. V. v. V. no. 1785, § 3. 6. Nopens de verantwoording van statistiekrecht zie men § 2 der res. V. v. V. no. 1600 in onderdeel VII van dit werk. 7. Verg. § 60, zesde en zevende lid hierna en § 8 der res. V. v. V. no. 1600, opgenomen in onderdeel VII van dit werk. 8. De woorden „(zonder betaling van invoerrecht)" zijn hier ingevoegd, omdat bij inslag onder krediet, gepaard gaande met betaling van invoerrecht, model D reeds grondmateriaal voor de statistiek vormt. Res. V. v. V. no. 1699. 9. Deze Kon. besluiten zijn opgenomen in bijl. I der Tariefwet, deel IX der Vakstudie. § 55. Model F. (Vervolg) (1). 1. De ambtenaren, belast met de visitatie of verificatie bij de lossing of den uitslag, deelen den afloop hiervan mede aan den Ontvanger door inlevering van den door hen afgeteekenden extract-volgbrief, waarop, evenals op den volgbrief, bevonden verschillen en de eventueel toegepaste verzegeling worden aangeteekend (2). Deze inlevering geschiedt zoo spoedig mogelijk en uiterlijk op den dag, volgende op dien, waarop de visitatie of de verificatie heeft plaats gehad. 2. De Ontvangers, die volgbrieven model F afgeven, dienen, ten behoeve van de crediteering van te hunnen kantore gehouden rekeningen en voor de eventueele invordering van zekerheid bij niet-aanzuivering der documenten, te weten, of door de ambtenaren, die de eerste visitatie of verificatie verrichten, al dan niet verschillen zijn bevonden. Ook voor die volgbrieven, welke geen grondmateriaal voor de statistiek vormen, moeten daarom door deze ambtenaren de bevonden verschillen op het extract zorgvuldig worden aangeteekend. 3. Na de ontvangst van den extract-volgbrief wordt het triplicaat (S) van den volgbrief op de voorgeschreven wijze behandeld en opgezonden aan de Handelsstatistiek; de extract-volgbrief wordt daarna gezonden naar het kantoor van bestemming der goederen (3). Alleen na de eerste visitatie of verificatie geconstateerde verschillen, die dus niet door de visiteerende ambtenaren op de extracten aangeteekend zijn, behooren door de Ontvangers ter bestemmingsplaats op de achterzijde dezer extract-volgbrieven overgenomen te worden. Bij toepassing van art. 86 van het „K. B." vermelden deze Ontvangers tevens in de extracten, of de verzegeling al dan niet is geschonden. 4. De Ontvangers zenden de extracten van de gezuiverde volgbrieven (2—3) op de gebruikelijke wijze bij staat Ace. no. 34 door tusschenkomst van den Inspecteur naar het kantoor van afgifte terug, alwaar de betreffende volgnummers in het register U.- en Dv. no. 5 vervolgens met rood worden onderstreept. 5. Bij opslag in en bij uitslag uit entrepot wordt overeenkomstig § 5, lid 3, boven aan de voorzijde van het triplicaat (S) geschreven het woord „Entrepot-opslag" of „Entrepot-uitslag" (4). III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 55—56. 67 1. Deze paragraaf is bier opgenomen, zooals ze luidt volgens S 2 der res. V. v. V. no. 1785. 2. Verg. § 8 der res. V. v. V. no. 1600 in onderdeel VII hierna en, ten aanzien van bevonden verschillen, enz., § 29 hiervoor. 3. In alle gevallen, waarin voor op volgbrieven verzonden goederen debiteering op een rekening plaats heeft, moet de volgbrief daarbij bewaard blijven en wordt als bewijs der zuivering van dit document de extract-volgbrief naar het kantoor van afgifte teruggezonden. Zijn de goederen echter bestemd tot inslag onder vrijdom zonder dat deswege inschrijving in een rekening plaats heeft, dan kan toezending (a) van een extract-volgbrief achterwege blijven en wordt de volgbrief zelf, na zuivering, teruggezonden naar het kantoor van afgifte. Res. 13 Sept. 1917, no. 41. (a) Het woord „afgifte", dat hier oorspronkelijk voorkwam, is in „toezending" veranderd, omdat het extract voor de toepassing van § 54, lid 3, en f 55 lid 1 thans steeds moet worden afgegeven. 4. Ten aanzien van de in of uit een z.g. fabrieks-entrepot in- of uitgeslagen goederen wordt verwezen naar aant. 3 op § 31 hiervoor. § 56. Model F. (Vervolg). 1. Wanneer een volgbrief, die grondmateriaal vormt voor de statistiek, op andere wijze of voor een andere hoeveelheid (zie hierbij bijv. art. 86 van het „K. B.") gezuiverd wordt dan in de oorspronkelijke aangifte werd vermeld, resp. niet wordt gezuiverd, deelt de Ontvanger, die den volgbrief zuivert, resp. de Ontvanger, die het document heeft afgegeven, dit onder opgaaf van bijzonderheden (o.a. soort, gewicht en waarde^ zooals die oorspronkelijk waren aangegeven) of onder overlegging van één der aangiften mede aan de Handelsstatistiek. In geval van splitsing wordt daarmede gewacht tot het origineele document ten kantore van afgifte is terugontvangen. De bij de splitsing afgegeven nieuwe documenten vormen geen grondmateriaal voor de statistiek (verg. de res van 4 Dec. 1912, no. 195, V. v. V. no. 138 (1). 2. Voor het geval de volgbrief moet worden afgegeven na aangifte ter verkrijging van een consent model E, wordt model F in triplo ambtshalve ingevuld door den Ontvanger of Entreposeur, voor zoover de belanghebbende ter bevordering van spoed niet zelf de formulieren wenscht in te leveren (2). In gevallen als bedoeld in de artt. 12 en 13 der wet van 27 Sept. 1892, S. no. 227, V. v. V. no. 620, IV) (3), kan worden volstaan met het opmaken van één exemplaar S voor de geheele partij, mits de lossing en wegvoering binnen een redelijken tijd afloopen. Bij onderbreking der lossing voor langer dan een dag wordt een exemplaar S opgemaakt voor het gedeelte, dat gelost en weggevoerd is. Het exemplaar S wordt ingezonden, zoodra de lossing en wegvoering van het geheel of, bij onderbreking, van het gedeelte heeft plaats gehad. 1. Opgenomen in aant. 9 op art. 131 der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 2. Verg. hierbij aant. 4 op § 52 hiervoor. 3. NI. de artt. 12 en 13 der Zoutwet, opgenomen in deel I der Vakstudie. 68 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 57—59. § 57. Model F. (Vervolg). 1. Indien een volgbrief, die oorspronkelijk geen grondmateriaal voor de statistiek vormde, op andere wijze wordt gezuiverd dan in de aangifte was vermeld, zoodat die volgbrief hierdoor wèl grondmateriaal voor de statistiek wordt, moet ten kantore van afgifte na terugontvangst van den (extract-) volgbrief een — zoo noodig ambtshalve op te maken — exemplaar S alsnog worden vercijferd en ingezonden. Dit document behoort dan eene korte toelichting te bevatten. Ten einde de aandacht van den Ontvanger van het kantoor van afgifte daarop te vestigen, moet van de veranderde bestemming met rooden inkt bij het certificaat van zuivering melding worden gemaakt. 2. Nopens den uitslag uit- en den inslag in fictief entrepot buiten toezicht en geleide van de ambtenaren vergelijke men § 60, lid 6. Volgbrief-vervolglijsten. § 58. Model F. (Vervolg) (1). 1. Indien de volgbrief niet voldoende ruimte biedt voor de inschrijving der daarop te vervoeren goederen, kan de aangever desgewenscht gebruik maken van afzonderlijk verkrijgbaar gestelde vervolglijsten, die in evenveel exemplaren als de volgbrief behooren te worden ingeleverd. In den volgbrief wordt alsdan het totale aantal posten vermeld, in volgbrief en vervolglijsten voorkomende. De vervolglijsten worden door den aangever met een kleefmiddel zoodanig aan de aangiften gehecht, dat de exemplaren S van die aangiften en van de bijbehoorende vervolglijsten aaneengehecht worden. 2. Indien hieraan niet ten genoegen van de betrokken ambtenaren is voldaan, alsmede wanneer het aantal bijbehoorende vervolglijsten niet in de aangiften is vermeld, zal de aanneming daarvan worden geweigerd. 3. Zoowel op de drie exemplaren van den volgbrief, als op de drie exemplaren der vervolglijsten wordt melding gemaakt van het nummer van inschrijving in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 5. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens § 2 der res. V. v. V. no. 1785. Model 6 (vrije-volgbrief). § 59. Model G. Aangifte ter bekoming van, tevens dienende als „vrijen-volgbrief" (1). 1. De aangifte, alleen bestemd tot den invoer van vrije goederen op den voet van art. 3 der wet van 4 April 1870, S. no. 61, V. v. V. no. 70, III (2), wordt ten ontvangkantore in triplo ingeleverd (3), aldaar ingeschreven in het register ƒ.-, V'.- en Dv. no. 5 (4—5) en voorzien van het nummer van inschrijving. Na verdere invulling en onderteekening door den Ontvanger dient de aangifte als zoogenaamden „vrijen-volgbrief" en het dubbel als extract-volgbrief. Beide documenten worden aan den aangever teruggegeven ter uitreiking aan de ambtenaren. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 59. 69 2. Bij de afteekening van den volgbrief op het grenskantoor zal steeds vertooning van de ladingspapieren moeten worden gevraagd ter vergelijking met de aangifte (6—7). Van de bevonden verschillen en de eventueel toegepaste verzegeling wordt voorts op beide documenten melding gemaakt, de volgbrief wordt aan den vervoerder ter hand gesteld, de extract-volgbrief zoo spoedig mogelijk door de ambtenaren ten ontvangkantore overgebracht (8). 3. De Ontvanger zendt dit laatste document, na overneming van de bevonden verschillen op het triplicaat (S), naar het kantoor van bestemming en het exemplaar S, na vercijfering, naar de Handelsstatistiek (7). 4. De Ontvangers ten kantore van bestemming moeten de extracten der gezuiverde volgbrieven voortaan niet meer bij het register ƒ.-, U.-, en Dv. no. 20 bewaren, doch deze bij staat Ace. no. 34 door tusschenkomst van hun Inspecteur naar het kantoor van afgifte terugzenden (7). 5. Indien de goederen na de inlevering van de aangifte model G geheel of gedeeltelijk ten doorvoer bestemd worden, kan de wederuitvoer plaats hebben op aangifte K, die behandeld wordt op den voet van § 67. 1. Deze paragraaf is opgenomen, zooals ze werd gewijzigd bij § 2 der res. V. v. V. no. 1785. 2. Opgenomen in bijl. A der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 3. Verg. § 22, derde lid, hiervoor. 4. Zoolang de voorraad strekt, moet het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. 8a opgebruikt worden. Res. V. v. V. no. 1786, § 3. 5. In het inschrijvingsregister wordt zoo mogelijk aanteekening gesteld van het adres, waarheen voor den schipper bestemde stukken kunnen worden gezonden. Res. V. v. V. no. 236, § 7, II. Voor de vermelding der bijzonderheden, bedoeld in V. v. V. no. 236, § 7, onder II, kunnen voortaan de extracten der vrije volgbrieven in plaats van de inschrijvingsregisters gebezigd worden. Res. V. v. V. no. 1785, § 8. Ter vergemakkelijking van de opsporing van schippers behooren voortaan op de extracten der vrije volgbrieven, model G, voor per schip ingevoerde goederen, behalve het adres van den schipper (V. v. V. no. 236 en 1785), ook zooveel mogelijk te worden vermeld naam en adres van den ontbieder der goederen. Bij het toestaan van verandering van losplaats, zullen voor zooveel noodig, ook naam en adres van den nieuwen ontbieder op den extractvolgbrief worden aangeteekend, waartoe deze gegevens met de kennisgeving van verandering van losplaats moeten worden verstrekt aan den Ontvanger, bij wien de extract-volgbrief berust. Bij een nieuwe oplaag van het materieel model G zal onder het adres van den: schipper een gedrukte aanwijzing betreffende voormelde gegevens worden opgenomen. Res. V. v. V. no. 1852. 6. Verg. art. 3 der Statistiekwet, opgenomen in onderdeel I van dit werk. 7. Zie hierbij § 51 der res. V. v. V. no. 1567 en § 8 der res. V. v. V. no. 1600, opgenomen resp. in onderdeel VI en VII hierna. 70 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 59—60. 8. Nopens aanteekening van bevonden verschillen, enz. en de overbrenging naar het ontvangkantoor wordt verwezen naar § 29 hiervoor. Model H ^y^g^jgj *°* entreposeering). § 60. Model H. Aangifte ter bekoming van, tevens dienende als consen ^ entreposeering ter losplaats (1—2). volgbrief 1. De aangifte wordt in duplo ingeleverd ten ontvangkantore, aldaar ingeschreven in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 5 (3) en voorzien van het nummer van inschrijving. Na verdere invulling en onderteekening door den Ontvanger dient de aangifte tot consent of volgbrief, naar zulks te pas komt, en wordt aan den aanvrager teruggegeven om aan de ambtenaren, belast met de visitatie, te worden overhandigd. 2. Het consent WQr(u na dén opslag in entrepot en onderteekening De volgbrief der verklaringen omtrent den opslag, door de ambtenaren zoo spoedig mogelijk ingeleverd ten kantore van den Ontvanger der invoerrechten (4). Deze houdt van de terugontvangst, door onderstreping van het volgnummer, aanteekening in het register en wijzigt eventueel het dubbel (S) met rooden inkt, naar aanleiding van verschillen blijkens het slotcertificaat bevonden. 3. Daarna verricht hij op het dubbel de vercijfering en zendt dit naar de Handelsstatistiek. 4. In afwijking van het vorenstaande leveren de visiteerende ambtenaren, indien een afzonderlijk Entreposeur met het houden der entrepotrekening is belast, het door hen bij den opslag afgeteekende exemplaar in bij dien Entreposeur, die dit c. q. na debiteering der rekening ten spoedigste ter verdere behandeling doorzendt aan den Ontvanger, te wiens kantore het dubbel (S) berust (5). Deze zendt de aangiften, na vercijfering en opzending van de dubbelen S, met een geleidebriefje, vermeldende datum en nummer der consent-volgbrieven, aan den Entreposeur terug, ter bewaring bq de rekening. 5. In verband met het bepaalde bij § 6, lid 5, heeft geen vercijfering van model H plaats bij entreposeering van accijnsgoed met betaling van het invoerrecht. In dit geval vormt model D grondmateriaal voor de statistiek. 6. Zoolang zulks niet tot moeilijkheden of misbruik aanleiding geeft, bestaat er geen bezwaar tegen uitslag uit, vervoer naar en inslag in fictief entrepot, al of niet in dezelfde gemeente, voor zoover zulks ook vóór het in werking treden der Statistiekwet gebruikelijk was, in afwijking van de aanwijzingen der modellen F en H, buiten toezicht en geleide van ambtenaren te doen plaats hebben. 7. Zoowel de volgbrieven als de consenten zullen bij opslag in fictief entrepot slechts als gezuiverd aangemerkt kunnen worden, nadat de entrepositaris eene onderteekende verklaring op het document heeft gesteld, waaruit blijkt, dat die opslag met zijn medeweten geschiedt en hij daarvoor dus wenscht te worden gedebiteerd. 8. Indien zoodanige verklaring niet reeds bij inlevering der aan- III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 60—61. 71 gifte ter verkrijging van een consent of volgbrief (model H) bij voorbaat op bet af te geven document is ingevuld, zal die aangifte, ook al geschiedt de overbrenging onder ambtelijk geleide, slechts onder borgstelling aangenomen mogen worden. 9. Ook wanneer overbrenging van goederen naar een ander dan fictief entrepot niet onder ambtelijk geleide geschiedt, zal bij de afgifte van een consent of volgbrief (model H) steeds borgstelling moeten worden gevorderd. 1. Deze paragraaf is opgenomen, zooals ze luidt volgens § 2 der res. V. v. V. no. 1785. 2. Verg. aant. 3 ,eerste lid, op § 54 en ten aanzien van de goederen, opgeslagen in een z.g. fabrieks-entrepot, aant. 3 op § 31 hiervoor. 3. Zoolang de voorraad strekt, moet het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. 5a opgebruikt worden. Res. V. v. V. no. 1785, § 3. 4. Nopens het aanteekenen van bevonden verschillen, enz. en het overbrengen naar het ontvangkantoor wordt verwezen naar § 29 hiervoor. 5. Deze doorzending moet steeds zoo spoedig mogelijk en rechtstreeks plaats hebben. Terugzending door tusschenkomst van den Inspecteur met een staat Ace. no. 34 is onnoodig. Res. 16 Maart 1922, no. 77. Model I (aangifte ten uitvoer). § 61. Model I. Aangifte ten uitvoer van goederen uit het vrije verkeer. A. Algemeen. 1. Volgens art. 2 der Statistiekwet (1) behooren de aangiften (model I) tot uitvoer van goederen uit het vrije verkeer te worden gedaan door den afzender, d. i. de binnenlandsche afleveraar. Als zoodanig is in het algemeen aan te merken de hier te lande gevestigde producent, handelaar of particulier, die de goederen exporteert. Art. 118 der Alg. wet is hier niet van toepassing. De afzenders zullen hunne verplichting tot aangifte dan ook niet mogen overdragen aan expediteurs, cargadoors of andere tusschenpersonen, zelfs niet bij volmacht (2—4). 2. Het komt echter voor, dat goederen voor buitenlandsche rekening hier te lande aan veemen, expediteurs, enz. afgeleverd moeten worden, terwijl dan door de betreffende buitenlanders aan de genoemde tusschenpersonen de opdracht gegeven wordt die goederen aan een of meer nader aangewezen binnen- of buitenlandsche adressen door te zenden. In een dergelijk geval zijn deze tusschenpersonen inderdaad als de binnenlandsche afzenders der te exporteeren goederen aan te merken, en dus wél tot aangifte bevoegd. 3. Voor goederen, door koopheden, winkeliers e. a., geleverd aan schepelingen voor privé-rekening, kunnen, voor zoover ze niet als lading, victualie, provisie of scheepsbenoodigdheden zijn aan te merken, de schepelingen zelf geacht worden, zoowel de afzenders als de uitvoerders te zijn, zoodat hiervoor door de leveranciers geen aangifte behoeft te worden gedaan. 72 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 61. 4. De inlevering der aangiften (model I) behoort te geschieden door den ondernemer van het vervoermiddel, waarin de goederen ten uitvoer worden ingeladen of, indien deze elders dan ter plaatse van inlading gevestigd is, door zijn agent, vertegenwoordiger of cargadoor (3). Het formulier van inlevering in den rechterbenedenhoek der aangiften zal dus nimmer door een niet tot deze categorie behoorenden expediteur of convooilooper onderteekend behooren te worden, hetgeen natuurlijk niet wegneemt, dat er geen bezwaar tegen bestaat, dat bedoelde tusschenpersonen de aangiften met de goederen bij de betreffende ondernemers bezorgen en de goederen op de door of vanwege die ondernemers voor inlevering onderteekende (of gestempelde) aangiften ter visitatie aanbieden. 5. Wanneer goederen buiten de bemoeiing van een vertegenwoordiger van den uitvoerder op model I onder ambtelijk toezicht worden geladen in een vervoermiddel, waaruit zij nader in het uitgaand vervoermiddel overgeladen moeten worden, zullen de aangiften uit den aard der zaak nog niet door of vanwege den uitvoerder voor inlevering afgeteekend (of afgestempeld) kunnen worden. De aangiften zullen dan overeenkomstig § 48 van V. v. V. no. 1567 (5) behandeld moeten worden. 1. Opgenomen in onderdeel I van dit werk. 2. De afzenders der uit te voeren goederen moeten de aangiften (model I) onderteekenen. Het staat hun overigens vrij de verdere invulling zelf te verrichten of deze onder hun verantwoordelijkheid aan derden op te dragen. Intusschen zal de invulling der aangiften uit den aard der zaak slechts behoorlijk kunnen geschieden door personen, die over de volledige gegevens daarvoor beschikken. Tegen onjuiste invulling zal dan ook met alle wettige middelen gewaakt worden. Ter voorkoming van onaangenaamheden is daarom aan een expediteur in overweging gegeven zich niet met de invulling te belasten, indien hem door den afzender niet schriftelijk daartoe alle vereischte gegevens verstrekt worden, welke dan zijnentwege aan de visiteerende ambtenaren vertoond zouden kunnen worden. Het meest aanbevelenswaardig werd het geacht, dat de afzenders zooveel mogelijk zelf voor de invulling der aangiften zorgen. Res. 29 Sept. 1916, no. 169. Overeenkomstig art. 2 der Statistiekwet moeten de aangiften tot uitvoer, model I, door de afzenders der goederen onderteekend worden. Er bestaat echter geen bezwaar tegen, dat de afzenders de onderteekening overlaten aan hun procuratiehouders, magazijnmeesters of andere speciaal aangewezen bedienden, die geacht kunnen worden de volledige beschikking te hebben over de voor een juiste invulling der aangiften benoodigde gegevens. Deponeering van een schriftelijke machtiging ten ontvangkantore is hiervoor in het algemeen niet noodig. Niettemin hebben de ambtenaren het recht zich desverkiezende te overtuigen, dat de onderteekening niet door onbevoegden geschiedt, terwijl zij, zoo hun die bevoegdheid niet aannemelijk voorkomt, de aangiften, die niet door de afzenders zelf zijn onderteekend, kunnen afwijzen. Res. 26 Mei 1917, no. Jij. 3. Ingevolge art. 2 der Statistiekwet moeten bij den uitvoer van goederen vereischte aangiften worden gedaan door den afzender der goederen, terwijl zij moeten worden ingeleverd door dengene, die zich met den uitvoer belast. III. — Res. V.v.V. no. 1666. — §§ 61—62. 73 Deze bepaling brengt dus mede, dat de spoorwegmaatschappijen zorg moeten dragen, dat bij aanneming van ten uitvoer bestemde goederen uit het vrije verkeer, deze steeds vergezeld zijn van door den binnenlandschen afzender (afleveraar) opgemaakte aangiften, geschreven op daartoe van Rijkswege bij de Ontvangers der invoerrechten, enz. en bij de Ontvangers der directe belastingen en der accijnzen (a) tegen kostenden prijs verkrijgbaar te stellen formulieren. Res. 24 Juli 1916, no. 163. (a) Bij de laatstgenoemden alleen de formulieren I, blijkens § 80 hierna. 4. Zie bierbij § 54, zevende lid, hiervoor. 5. Opgenomen in onderdeel VI hierna. § 62. Model I (vervolg). A. Algemeen (vervolg). 1. Aan de spoorwegmaatschappijen is toegestaan: 1. dat de invulling van de verklaring, voorkomende aan den rechterbenedenhoek van de aangifte van goederen uit te voeren uit het vrije verkeer (model I), achterwege wordt gelaten — met uitzondering van de vermelding van de niet op dezelfde plaats als het station gevestigde uiterste wacht of visitatiepost — en dat die invulling wordt vervangen door het plaatsen onder die verklaring van een stempel, aangevende den naam van het station, de spoorwegmaatschappij en den datum, waarop door dat station de aangifte ingeleverd wordt (1) ; 2. dat voormeld stempel ook aan de keerzijde van de aangifte onder de woorden „De uitvoerder" geplaatst wordt, ter vervanging van eene handteekening; 3. dat de invulling aan de keerzijde van voormeld model I van de nummers der wagons, waarin de goederen geladen zijn, achterwege wordt gelaten voor stukgoederen, waarvoor de aangifte eerst aan de grenskantoren wordt ingeleverd, zoodat die invulling alleen behoeft te geschieden: a. voor wagenladingsgoederen; b. voor wagens, waarin stukgoederen zijn geladen, die op de stations van afzending met uitklaringslijst U.- en Dv. no. 23, naar het laatste kantoor worden gezonden; wordende hierbij verstaan : . onder wagenladingsgoederen hoeveelheden van minstens 5000 K.G. of daarvoor vracht betalende per vrachtbrief van één afzender aan één geadresseerde ; onder stukgoederen, hoeveelheden beneden 5000 K.G. per vrachtbrief, waarvan somwijlen 30 a 40 vrachtbriefzendingen in één wagen samengeladen worden. 2. Aan stoomvaartmaatschappijen is toegestaan de invulling en de onderteekening van de verklaringen, voorkomende in den rechterbenedenhoek der aangiften I, behalve wat de vermelding van uiterste wacht of visitatiepost betreft, te vervangen door een onder die verklaring te plaatsen stempel, vermeldende den naam der maatschappij en den datum, waarop de aangifte wordt ingeleverd. 74 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 62—63. 3. Blijkt aan een grenskantoor dat aangiften ten uitvoer (model I) op de plaats van afzending der goederen niet geheel volgens de voorschriften zijn behandeld, doordat bijv. in den rechterbenedenhoek van het formulier het stationsstempel van de plaats van afzending ten onrechte is geplaatst of wel dat stempel niet is aangebracht, wanneer het wel had moeten geschieden, dan bestaat er geen bezwaar tegen, dat dergelijke fouten door den douane-agent op het grensstation hersteld worden, zoodat de dooumenten daarvoor niet behoeven te worden teruggezonden. 1. Bij de toepassing van dit voorschrift moet onderscheiden worden of voor de in de aangiften vermelde goederen de spoorwegmaatschappij als uitvoerder optreedt. Afstempeling aan een harer stations komt nl. alleen te pas, indien de uitvoer ook per spoor en langs een harer lijnen plaats heeft en dus niet langs de lijn eener andere maatschappij, dan wel per boot of anderszins. Bij uitvoer langs haar eigen lijnen moet de afstempeling dan voorts geschieden op het station ter plaatse, waar de aangifte voor het eerst op haar lijnen ter afteekening aan de visiteerende ambtenaren wordt overhandigd, dat is dus in alle gevallen, waarin geen in- of overlading onder ambtelijk toezicht plaats heeft, aan het grensstation. Res. 7 Januari 1922, no. 58. % 63. Model I (vervolg) (1). B. Goederen, uit te voeren ZONDER afschrijving of teruggaaf van den accijns. 1. De aangifte wordt steeds onderteekend door den afzender, d. i. de binnenlandsche afleveraar der goederen en ingeleverd : in het geval, bedoeld bij art. 87 F van het „K. B." bij de ambtenaren van den post van visitatie, waaronder de goederen worden ingeladen; in andere gevallen bij die ter laatste wacht of van het laatste kantoor (2—7). 2. Indien de aangifte niet voldoende ruimte biedt voor opgaaf van al de gelijktijdig uit te voeren goederen, kan de aangever desgewenscht, nevens de aangifte, gebruik maken van vervolglijsten. In de aangifte wordt het totale aantal posten vermeld, op de aangifte en vervolglijsten) voorkomende. Deze lijsten worden door den aangever met een kleefmiddel aan de aangiften gehecht. 3. Indien hieraan niet ten genoegen van de betrokken ambtenaren is voldaan, alsmede, wanneer het aantal bijbehoorende vervolglijsten niet in de aangiften is vermeld, zal de aanneming daarvan worden geweigerd. 4. De ambtenaren, bij wie de aangifte wordt ingeleverd, moeten toezien op hare volledigheid en juistheid. 5. De aangifte wordt vercijferd door de ambtenaren bij wie zij werd ingeleverd, behoudens het bepaalde bij § 48 van V. v. V. no. 1567 (8). 6. De aangifte wordt ingeschreven in het register U.- en Dv. no. 18; zoowel op de aangifte als op de bijbehoorende lijst(en) wordt melding gemaakt van het nummer van inschrijving (9). 7. Wanneer de aangifte niet aan eene laatste wacht of laatste kantoor III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 63. 75 wordt ingeleverd, wordt zij gehecht aan eene uitklaringslijst U.en Dv. no. 23 (10). 8. Aangifte en uitUaxingslijst worden ingetrokken aan de laatste wacht of aan het laatste kantoor (3—4, 11—12). 9. De aangiften, vallende onder § 39, behooren afgezonderd te worden van de andere (12); deze splitsing geschiedt voor alle aangiften zonder onderscheid door de ambtenaren van den actieven dienst aan het laatste kantoor of de laatste wacht, waar de documenten worden ingetrokken. Alle aangiften worden uiterlijk op den dag, volgende op dien van den uitvoer, overgebracht naar het kantoor van den Ontvanger der invoerrechten; eerstbedoelde aangiften worden daarbij afgezonderd gehouden. De Ontvanger beslist of deze laatste documenten terecht zijn afgescheiden van de andere en stuurt alle documenten vervolgens overeenkomstig de voorschriften aan de Handelsstatistiek. 10. Voor goederen, ten invoer aangegeven op vrij-paspoort, vrije aangifte of vrjjen-volgbrief, maar feitelijk bestemd om te worden doorgevoerd, behoort voor den wederuitvoer niet model I, maar model K te worden gebezigd. 11. Het bepaalde in § 42, lid 5, geldt ook voor het doen van mondelinge aangiften ten uitvoer (9). 12. Indien na de inlevering der aangifte blijkt, dat de goederen langs verschillende uiterste wachten of niet gelijktijdig uitgaan, of wel een gedeelte eene binnenlandsche bestemming verkrijgt, moeten voor de uit te voeren goederen ter vervanging van de oorspronkelijke aangifte, nieuwe aangiften I worden ingeleverd, die na volbrachten uitvoer op bovenomschreven wijze aan de Handelsstatistiek worden ingezonden. De oorspronkelijke aangifte wordt niet ingezonden. In spoedeischende gevallen, ter beoordeeling van den eersten ambtenaar van den visitatiepost, kan, onder de noodige voorwaarden, worden vergund de nieuwe aangiften eerst later in te dienen of uitvoer van een gedeelte der op een aangifte vermelde goederen toe te staan, nadat de visiteerende ambtenaren daarop hoeveelheid en waarde hebben vermeld. 13. De Inspecteur kan, onder door hem te stellen voorwaarden, aan belanghebbenden vergunnen, de aangiften I betrekking hebbende op victualie, provisie en scheepsbenoodigdheden voor vreemde schepen eerst in te leveren, nadat de goederen aan boord zijn gebracht, doch uiterlijk op den dag, volgende op dien der inlading en voorts de inlading en visitatie te doen geschieden op provisiehjsten, waarin ook de waarde der goederen moet zijn vermeld. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt na wijziging bij § 5 der res. V. v. V. no. 1728. 2. Door de wijziging van § 63 bij de res. V. v. V. no. 1728 kan bij de uitvoeraangiften in het algemeen worden volstaan met inlevering in simplo. In enkele gevallen moet de aangifte in duplo worden gedaan, o. a. indien de belanghebbende ten einde den wederinvoer vrij van invoerrecht en (of) statistiekrecht te doen plaats hebben, de voorafgaande uitvoer van dezelfde goederen moet aantoonen; zie aant. 3 hierna en res. V. v. V. no. 2069, § 4. Voor andere gevallen, waarin de aangifte in duplo moet worden ingeleverd zie men aant. 4 hierna, alsmede § 25 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI van dit werk. 76 III. — Res. V.v.V. no. 1666. — § 63. 3. Bij uitvoer van tentoonstellingsgoederen op den voet van V. v. V. 1906, no. 32, van met vrijdom van invoerrecht weder in te voeren in het buitenland te bezigen materiaal, enz. (a) zal inlevering van aangiften in duplo in plaats van in triplo voldoende zijn, terwijl ook in alle andere gevallen, waarin belanghebbenden nader een afschrift van de aangiften kunnen noodig hebben, hun is aan te raden die aangiften in duplo in te leveren, omdat het weervinden van aangiften aan het Centraal Bureau voor de Statistiek zonder volledige gegevens zeer bezwaarlijk en dikwijls onmogelijk is (b). De aldus ingeleverde duplicaten, waarop vóór de inlevering in het hoofd de aanduiding 3 is door te halen, zullen aan het laatste kantoor of de uiterste wacht mede voor uitvoer afgeteekend en daarna aan belanghebbenden teruggegeven moeten worden. Res. V. v. V. no. 1728, § 2. la) Zie o. a. § 33 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. (b) Zie § 87 hierna. 4. Bij aflevering van tabak (a) met bestemming tot uitvoer naa buitenslands, maakt de handelaar de aangifte tot uitvoer uit het vrije verkeer (model I) in duplo op, na in het hoofd van het voor dubbel dienend exemplaar de aanduiding 3 te hebben doorgehaald en draagt hij zorg, dat het duplicaat voor uitvoer afgeteekend hem wordt teruggezonden. Hij bewaart dit bij zijn in art. 21 bedoelde boekhouding (b). Res. V. v. V. no. 1749, § 23, vijfde lid. (a) Blijkens art. 20 der Tabakswet, S. 1921 no. 712, waaraan de onderwerpelijke paragraaf uitvoering geeft, moet, hier in verband met art. 18 dier wet onder „tabak" worden begrepen: ruwe tabak, halffabrikaten van tabak en tabakssurrogaten.' (b) Hier is bedoeld art. 21 der Tabakswet, S. 1921 no. 712. 5. Voor tot overpakking van doorvoergoederen gebezigde oude of nieuwe emballage behoeft geen aangifte tot uitvoer gevorderd te worden. Res. 15 Sept. 1920, no. 108. 6. Zie nopens de goederèn, uitgeslagen uit een z.g. fabrieks-entrepot, aant. 3, achtste lid, op § 31 hiervoor, voor goederen in veredelingsverkeër § 54, zevende lid, hiervoor, voor den opslag van binnenlandsche goederen in een entrepot voor buitenlandsche goederen § 71, tweede lid, hierna, en voor het bezigen van de oude formulieren model I, bestaande uit aangifte en dubbel, aant. 4 op § 81 hierna. 7. Verg. § 10, tweede en derde lid, hiervoor. 8. Opgenomen in onderdeel VI hierna. 9. Verg. § 9 der res. V. v. V. no. 1785 in aant. 7 op § 42 hiervoor. 10. Daar het niet altijd zeker is, dat de aanvankelijk in eenzelfden uitgaanden goederentrein geplaatste wagens gezamenlijk het grensstation bereiken, verdient het aanbeveling aan één uitklaringslijst, als het kan, geen documenten te hechten, die op verschillende wagens betrekking hebben. Aan belanghebbenden dient in hun eigen belang geraden te worden per wagon ook afzonderlijke aangiften, consenten, enz. in te leveren. Res. 20 Aug. 1917, no. 116. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 63—64. 77 11. De ambtenaren aan de grenskantoren hebben zich niet in te laten met de verbetering van fouten, welke mochten voorkomen in de vercijfering van aangiften I, die, overeenkomstig het bepaalde bij het eerste lid dezer paragraaf, elders zijn ingeleverd (a). Red. (o) Zie § 47 der res. V. t. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 12. Zie nopens de afteekening bij uitvoer §28, het aanteekenen van verschillen met de aangifte § 29 en het tijdig inleveren van de aangiften bij den Ontvanger § 38 hiervoor. § 64. Model I. (Vervolg) (1). C. Goederen, uit te voeren MET afschrijving of teruggaaf van den accijns (2—4). 1. Voor goederen, uit te voeren met afschrijving of teruggaaf van den accijns, wordt, tegelijk met de aanvraag om consent, eene aangifte I ingeleverd, waarin de posten, op het consent voorkomende, kunnen worden samengevoegd tot posten der naamlijst A (5—7). Samenvoeging tot één post van goederen met verschillend te vercijferen landen van bestemming is uit den aard der zaak niet geoorloofd» 2. De Ontvanger onderzoekt of overeenstemming bestaat tusschen de aangifte I en de aanvraag om consent en doet eventueele verschillen wijzigen. Hij stelt den aangever vervolgens de aangifte tegelijk met het consent weder ter hand, ter overreiking aan de ambtenaren, belast met de grondige verificatie, nadat zij ten kantore aan het consent tot uitvoer is gehecht, op zoodanige wijze, dat, bij scheiding van het consent, beschadiging van de beide stukken is uitgesloten. 3. De ambtenaren teekenen bij de verificatie bevonden verschillen ook op de aangifte I aan en hechten haar, na zoo noodig door hen te zijn vercijferdj met het consent aan de uitklaringslijst ƒ.-, U.- en Dv. no. 23, voor zoover deze wordt opgemaakt (8). Aan de uiterste wacht of het laatste kantoor wordt zij door de ambtenaren, die het consent afteekenen, ingetrokken, ingeschreven in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 18 en na afteekening door de ambtenaren, uiterlijk op den dag, op dien van den uitvoer volgende, ingeleverd ten kantore van den Ontvanger der invoerrechten (9). Deze zorgt voor opzending naar de Handelsstatistiek. Het consent wordt door de ambtenaren op de gewone wijze teruggezonden naar het kantoor van afgifte. De aangiften I worden overigens door de ambtenaren en den Ontvanger behandeld als is voorgeschreven in § 63, lid 9 (10). 4. Bij het doen eener aangifte tot slachting van vee, waarvan het vleesch met genot van afschrijving van den accijns naar buitenslands zal worden uitgevoerd, wordt het gewicht door den aangever niet in de aangifte I opgegeven. Eerst na de weging van het vleesch wordt de uitkomst door de ambtenaren, belast met het toezicht bij de weging in kolom „bruto-gewicht" opgenomen. De aangever vermeldt in de aangifte als „soort der goederen" de soort van het vleesch, omschreven volgens naamlijst A (versch rund- en/of kalfsvleesch). Deze bepalingen 78 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 64. zijn alleen van toepassing ten aanzien van bet vleesch, dat krachtens art. 4 der wet van 27 April 1884, S. no. 103, V. v. V. no. 319 (11) ter aanzuivering van het consent moet worden uitgevoerd ; indien tevens uitvoer plaats heeft van de huid, den kop, de pooten, den staart, de ingewanden of het losse vet behooren ten aanzien daarvan de voorschriften vermeld in § 63 te worden nagekomen. 5. Bij splitsing van een consent in twee of meer, op den voet van de res. van 4 Dec. 1912, no. 19, V.v.V. no. 138 (12), worden ten kantore van afgifte van de nieuwe documenten, ter vervanging van de oorspronkelijke aangifte, nieuwe aangiften I voor de uit te voeren goederen ingeleverd De oorspronkelijke aangifte I wordt niet ingezonden. In spoedeischende gevallen, ter beoordeeling van den Inspecteur, kan, onder de noodige voorwaarden, worden vergund de nieuwe aangiften eerst later in te dienen of uitvoer van een gedeelte der op één aangifte vermelde goederen toe te staan, nadat de visiteerende ambtenaren daarop hoeveelheid en waarde hebben vermeld. 6. De aandacht wordt er op gevestigd, dat alleen aangiften, die betrekking hebben op consenten, gezuiverd door uitvoer, grondmateriaal zijn voor de statistiek, zoodat aangiften betreffende consenten, die bijv. aangezuiverd worden door opslag in entrepot, buiten aanmerking blijven en niet moeten worden ingezonden, omdat zij in vele gevallen als comptabel stuk zullen moeten dienen bij de teruggaaf van het statistiekrecht. 7. Inleggers van garnalen, die op den voet der res.van 31 Januari 1911, no. 63, V. 1911, no. 30 (13), consenten tot uitvoer afgeven, vullen tevens bij afgifte van elk consent eene aangifte I in voor de uit te voeren ingelegde gepelde garnalen. 8. De ambtenaren, belast met het toezicht bij de inlading van deze garnalen, beoordeelen de waarde, zien toe dat de aangifte aan alle vereischten voldoet en vercijferen deze zoo noodig. 9. De aangifte wordt voorts aan het consent gehecht, vergezelt de goederen en wordt ingetrokken door de ambtenaren van den actieven dienst ter uiterste wacht of aan het laatste kantoor, die voor afteekening, inschrijving in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 18 en inlevering bij den Ontvanger der invoerrechten zorg dragen. Deze zendt de aangifte naar de Handelsstatistiek. 10. De aangifte wordt in dit geval niet gehecht aan eene uitklaringslijst. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt na wijziging bij § 5 der res. V. v. V. no. 1728. 2. Uitslag van tot verbruik bereide tabak volgens lett. b van art. 29, eerste lid, der Tabakswet, S. 1921 no. 712 (a) geschiedt op consent tot uitvoer naar het model, dat als bijlage bij deze instructie is gevoegd. Voor de uit te voeren goederen moet ten behoeve van de handelsstatistiek tevens een aangifte model I worden ingeleverd, die behandeld wordt als in § 64 der res. V. v. V. no. 1666 voor de aldaar bedoelde aangiften is voorgeschreven. Res. V. v. V. no. 1749, § 32, eerste lid (verkort) en tweede lid. (a) Hier is bedoeld de uitslag door den fabrikant uit zijn fabriek met bestemming tot uitvoer naar het buitenland. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 64—65. 79 3. Uitvoer van tot verbruik bereide tabak onder teruggaaf van den accijns geschiedt volgens art. 10 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1747 op consent tot uitvoer. De uitvoer mag volgens art. 11, laatste lid, van dat besluit alleen plaats hebben met de pakketpost. Daar de op deze wijze uitgevoerde goederen volgens § 39, punt 16° hiervoor niet in de statistiek worden opgenomen en daarvoor evenmin statistiekrecht is verschuldigd (zie art. 3, lett. ƒ der Wet op het Statistiekrecht), is waarschijnlijk niet uitdrukkelijk voorgeschreven tegelijk met de aanvraag om consent een aangifte I in te leveren en zal de niet- inlevering van een dergelijke aangifte wel geen bezwaar ontmoeten; verg de §§ 17 e. v. der res. V. v. V. no. 1748. 4. Verg. § 65 hierna. 5. Consenten tot uitvoer voor na vulling weder uitgevoerde emballage behoeven slechts vergezeld te zijn van een aangifte, model I, voor de emballage en haar inhoud te zamen. De inlevering van aangiften voor de emballage afzonderlijk kan dus achterwege blijven. Bes. 23 Januari 1922, no. 85. 6. Zie nopens den uitvoer van bier en gedistilleerd § 14 hiervoor en nopens het bezigen van de oude formulieren, model I, bestaande uit aangifte en dubbel, aant. 4 op § 81 hierna. 7. Opslag van goederen met teruggaaf van accijns op den voet van art. 3 der voormelde wet van 7 Juni 1919 (a) geschiedt met consent tot uitvoer. Bepalingen betreffende de uitvoerverboden blijven daarbij buiten toepassing. Ook behoort aan zoodanig consent geen aangifte I gehecht te worden. Bes. V. v. V. no. 1539, § 5. (a) Volgens dit artikel is inslag uit het binnenland in een entrepot als daar bedoeld (d. i. een entrepot, waarin de aangebrachte goederen tot andere goederen verwerkt worden) yóör de afschrijving of teruggaaf van belasting met uitvoer naar het buitenland gelijk te stellen. 8. Verg. art. 70 van het K. B., aant. 10 op § 63 hiervoor, alsmede § 49 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 9. Zie nopens de afteekening bij uitvoer § 28 hiervoor. 10. Voor uitvoer van binnenlandsche accijnsgoederen als provisie met Nederlandsche schepen wordt verwezen naar § 41, tweede lid hiervoor. 11. Deze wet is opgenomen in § 8 der Geslachtwetten, deel VI der Vakstudie. 12. Opgenomen onder de aanteekeningen op art. 131 der Alg wet deel VII der Vakstudie. 13. Zie bijl. F der Zoutwet, deel I der Vakstudie. % 65. Model I. (Vervolg) (1). 1. Het algemeen gedeelte van § 64 is ook van toepassing, wanneer krachtens bijzondere vergunning accijnsvrije goederen worden uitgevoerd op consent tot uitvoer, wijl daarop teruggaaf van invoerrecht 80 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 65—66. wordt verleend. Aan deze consenten moet dus eveneens eene aangifte (model I) worden gehecht, die na den uitvoer wordt opgezonden aan de Handelsstatistiek (2). 2. Zie voorts § 71, leden 2 en 3, voor de in plaats van model I te bezigen formulieren M bij, voor het statistiekrecht, met uitvoer gelijk te stellen opslag van binnenlandsche goederen in een entrepot voor buitenlandsche goederen. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt na wijziging bij § 5 der res. V. v. V. no. 1728. 2. Zie ook aant. 5 op § 64 hiervoor. Model K (uitvoer-doorvoeraangifte). § 66. Model K. Uitvoer-doorvoeraangifte voor vrije goederen. 1. Voor goederen, ten invoer aangegeven op vrij-paspoort, vrije aangifte of vrijen-volgbrief, maar daarna bestemd om te worden doorgevoerd, zonder in dien tusschentijd anders dan aan den wal of op het terrein eener onderneming van vervoer te zijn opgeslagen, moet voor de aangifte ten wederuitvoer een uitvoer-doorvoeraangifte (K) worden ingeleverd (1—2). 2. De tot verblijf binnenslands aangegeven goederen, die zich nog in schepen en lichters bevinden en nog niet aan den wal zijn gebracht, evenals de zich nog in spoorwagens en andere vervoermiddelen bevindende goederen vallen, als zijnde nog niet „opgeslagen", onder de toepassing van lid 1 (1—2). 3. Onverschillig of die goederen vóór of na de aangifte ten invoer van het eene vervoermiddel in het andere zijn overgeladen, kan daarvoor eene aangifte K worden aangenomen en zulks ook dan, wanneer de lichters of andere vervoermiddelen, voordat eene aangifte tot wederuitvoer wordt ingeleverd, ter plaatse van invoer of elders nog geruimen tijd als bergruimte voor de goederen dienen. 4. Het vorenstaande geldt dus ook voor het geval de goederen per lichter worden overgebracht van de eene Nederlandsche haven naar de andere, bijv. van Rotterdam naar Amsterdam of omgekeerd, terwijl dit tusschenvervoer slechts een schakel is in den doorvoer met overlading, tot bereiking van geschikter scheepsgelegenheid. 5. Wanneer den ambtenaren ter plaatse van inlading ten wederuitvoer bekend is, dat men feitelijk te doen heeft met doorvoer, als in het eerste lid dezer paragraaf bedoeld, moeten zij de inlevering eener uitvoer-doorvoeraangifte vorderen. 1. De gevallen, waarin formulier K moet worden gebezigd, sluiten zich geheel aan bij die, waarin art. 2 der Wet op het Statistiekrecht (zie onderdeel V hierna) toepassing kan vinden. 2. Van overzee ingevoerde en hier te lande niet anders dan in lichters opgeslagen bunkerkolen kunnen overeenkomstig V. v. V. no. 1148 (a) op model K weder worden uitgevoerd. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 66—67. 81 Indien de kolen bij invoer op den voet van het K. B. in de lichters tijdelijk opgeslagen worden (b), kan de wederuitvoer ook in doorvoer geschieden op model C of N. Het is voorts bij een en ander onverschillig of deze uit- of doorvoer geschiedt met Nederlandsche of vreemde schepen. Alleen zal bij bunkering met deze kolen van Nederlandsche schepen volgens V. v. V. no. 1264 (c) het land van bestemming „Nederland" niet vercijferd behoeven te worden. Dit laatste voorschrift is echter uitsluitend van statistisch belang. Uit douane-oogpunt heeft hier ook met Nederlandsche schepen uit- of doorvoer plaats. Res. 31 Maart 1921, no. 153. (a) Dit voorschrift is vervallen ; zie thans § 23 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. (4)_ In het hier gestelde geval zijn de goederen dus nog niet op vrij-paspoort ten invoer aangegeven. (c) Dit voorschrift is vervallen; zie thans § 20 hiervoor. § 67. Model K. (Vervolg). li De inlevering geschiedt in duplo door hem, die zich met den weder-uitvoer der goederen belast, bij de ambtenaren van den visitatiepost, waaronder de goederen ten uitvoer worden in- of overgeladen. 2. Het is noodzakelijk, dat tusschen de uitvoer-doorvoeraangifte en de eerder voor dezelfde goederen ingediende aangifte ten invoer (model A, B of G) overeenstemming bestaat wat het land van herkomst, de omschrijving der goederen en de verhouding tusschen gewicht en waarde betreft, terwijl niet voor meer stuks, gewicht of waarde, dan op A, B of 6 vermeld, aangiften E mogen worden ingeleverd. Inzage van ladingspapieren ter overtuiging, dat men niet met eene gefingeerde doorvoeraangifte te doen heeft, is eveneens noodzakelijk (1). Het derde exemplaar der voornoemde invoeraangiften (zie § 42, lid 4), resp. de volgbrief, model G, zal bij de inlevering der uitvoer-doorvoeraangiften moeten worden vertoond; hierop worden de partijen, waarvoor aangiften K werden ingeleverd, afgeschreven. 3. Door of namens den Inspecteur kan onder de noodige voorzieningen tegen misbruik (c. q. na zekerheidsstelling voor het eventueel verschuldigd statistiekrecht) worden toegestaan, dat de triplicaatinvoeraangiften of volgbrieven eerst later ter afschrijving worden vertoond of — zoo zij in het ongereede zijn geraakt — dat van de vertooning wordt afgezien. 4. De aangifte wordt ingeschreven in het register U.- en Dv. no. 19a (2), terwijl het nummer van inschrijving op beide exemplaren wordt aangeteekend. 5. Het dubbel wordt, bij de inlevering der aangifte elders dan ter uiterste wacht of aan het laatste kantoor, gehecht aan eene uitklaringslijst U.- en Dv. no. 23, waarop alleen modellen K worden ingeschreven; deze vergezelt de goederen, wordt bij den uitvoer ingetrokken en daarna ter kennisneming gezonden aan de ambtenaren, door wie de lijst werd opgemaakt. Dezen onderstrepen met rooden inkt het volgnummer van het register van uitvoer-doorvoeraangiften (3). 6. De vercijfering van het dubbel (S) volgens naamlijst A (niet B) geschiedt door de ambtenaren, bij wie het werd ingeleverd, tenzij daartoe de gelegenheid ontbreekt; alsdan geschiedt zij door de ambtenaren ter uiterste wacht of van het laatste kantoor. De ambtenaren, bij wie de De Statistiek. g 82 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 67—69. aangifte met het dubbel werd ingeleverd, moeten toezien op hare volledigheid en juistheid. 7. De ingetrokken dubbelen worden uiterlijk den volgenden dag overgebracht naar het kantoor van den Ontvanger der invoerrechten, alwaar voor opzending aan de Handelsstatistiek wordt zorg gedragen (4). 1. De bevoegdheid tot het vorderen van inzage der ladingspapieren is gegeven bij art. 3 der Statistiekwet (onderdeel I van dit werk). 2. Zoodra het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. 19a niet meer in voorraad is, wordt het vervangen door het nieuwe model ƒ.-, U.- en Dv. no. 5. Res. V. v. V. no. 1785, § 10. 3. Dit rood onderstrepen blijft ook bij gebruik van het nieuwe materieel bestaan. Res. V. v. V. no. 1785, § 10. 4. Zie de §§ 28 en 29 hiervoor. § 68. Model K. (Vervolg). 1. Wanneer de in eene uitvoer-doorvoeraangifte begrepen goederen geheel of ten deele weder eene binnenlandsche bestemming verkrijgen, stelt belanghebbende de dubbelaangifte E ter hand aan de naastbijzijnde ambtenaren der invoerrechten. 2. Dezen stellen op dit dubbel zoowel als op de uitklaringslijst eene onderteekende verklaring nopens hoeveelheid en waarde der hier verbleven goederen en zenden bij het volledig afzien van den doorvoer voor alle goederen, waarop de uitklaringslijst betrekking heeft, deze lijst tevens aan de ambtenaren, die haar opmaakten, terug. 3. De ambtenaren ter uiterste wacht of aan het laatste kantoor herzien de vercijfering. 4. De dubbelen, waarop geen uitvoer plaats heeft, zijn ter beschikking van belanghebbenden. Model L (vrachtlijst). § 69. Model L. VrachtUjst, uitsluitend voor rechtstreekschen doorvoer. 1. Bij rechtstreekschen doorvoer op den voet van hoofdstuk V van het „K. B." (1) vormen de vrachtlijsten, behoudens het bepaalde bij § 39, punt 15, grondmateriaal voor de statistiek. In dit geval wordt gebruik gemaakt van model L. 2. Het bruto-gewicht der goederen moet in de vrachtlijst worden opgegeven (2). 3. De vrachtlijsten worden ingeleverd in het bij art. 6 van het „K.B." genoemde aantal exemplaren (3). Het duplicaat wordt gezonden naar het kantoor van uitvoer, het triplicaat begeleidt de goederen en wordt, na volbrachten doorvoer, door de ambtenaren bij den Ontvanger van het laatste kantoor bezorgd, uiterlijk op den dag na dien, waarop de uitvoer plaats had (4). Na vercijfering door den Ontvanger wordt de triplicaat-vrachtlijst -door dezen opgezonden aan de Handelsstatistiek, terwijl de triplicaat-generale verklaring zonder vrachtlijsten aan dit kantoor blijft berusten. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 69. 83 4. Wanneer van carbondoordruk wordt gebruik gemaakt, behoort als triplicaat het met inkt ingevulde exemplaar gebezigd te worden. 5. Wordt van den doorvoer afgezien (art. 64, laatste lid, van het „K. B. ) (5), dan wordt de génerale verklaring niet door uitvoer der goederen gezuiverd en worden dus de triplicaten der vrachtlijsten door het laatste kantoor niet opgezonden. De aangiften en documenten waarmede de generale verklaring wordt aangezuiverd, vormen alsdan het grondmateriaal voor de statistiek. 6. Indien de goederen worden uitgevoerd langs een ander kantoor dan oorspronkelijk was aangegeven, wordt de duplicaat generale verklaring met vrachtlijst door den Ontvanger van het kantoor van uitvoer aan zijn betrokken ambtgenoot opgevraagd en, na den uitvoer, op de voorgeschreven wijze gezonden naar het kantoor van inlevering. 7. Bij inklaring aan de zeezijde, met generale verklaring tot rechtstreekschen doorvoer met overlading, op den voet van Hoofdstuk V van het „K. B.", kan te Amsterdam en Rotterdam en op verder daartoe aan te wijzen losplaatsen, voor zoover het vrije goederen betreft, waarvan de hoeveelheid bij de overlading nog niet bekend is, worden toegestaan dat deze na de overlading wordt aangegeven bij de ambtenaren van den actieven dienst en door dezen in beide exemplaren der vrachtlijst overgenomen. 1. Opgenomen als bijl. H der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 2. Aan allen die vracht- of volglijsten hebben in te leveren, wordt tot wederopzeggens vergund de hoeveelheid der goederen, in kolom 8 van model L (a) en in kolom 6 van de andere modellen, met duidelijke cijfers in plaats van in letterschrift in te vullen. Indien mocht blijken dat deze invulling met cijfers tot misbruik aanleiding geeft, behoort daarvan mededeeling te worden gedaan aan het Departement van financiën. In afwachting van nader tegen de betrokkenen te nemen maatregelen, kan van hen het inleveren van in letterschrift ingevulde formulieren worden geëischt. Belanghebbenden dienen voor zooveel noodig overeenkomstig het vorenstaande ingelicht te worden. Voorts wordt nog opgemerkt, dat, waar de voor de vracht-, volgen doorvoerhj sten vastgestelde modellen geen aanwijzing bevatten, dat net aantal colli of losse voorwerpen in letterschrift vermeld moet worden dit aantal daarin ook steeds in cijfers ingevuld mag worden Res V e V no. 784. ' ' ' ' kolom 7'* 'S ^ k°l0m : bruto"Sew»cht der goederen, in de latere modellen is dit 3. Dit artikel luidt aldus : „De vrachtlijsten worden in triplo ingeleverd. „Aan maatschappijen en andere ondernemers van een geregelden dienst kan echter door den Directeur, of, indien de inklaringskantoren en de losplaatsen niet in dezelfde directie zijn gelegen, door Onzen Minister van Financiën worden toegestaan om de vrachtlijsten slechts m duplo in te leveren. „De vrachtlijsten behoeven in elk geval slechts in duplo te worden ingeleverd, wanneer de inklaring geschiedt bij den Ontvanger van het icantoor, waaronder de goederen zullen worden gelost." 84 III. — Res. V.v.V. no. 1666. — §§ 69—70. 4. Zie de §§ 28 en 29 hiervoor. 5. Art. 64, laatste lid, van het K. B. luidt aldus: „Wanneer het vervoermiddel zich op een der volgens art. 1 aangewezen losplaatsen bevindt, kan de Inspecteur wijziging van de generale verklaring ten doorvoer in een generale verklaring ten invoer toestaan." Model M (verklaring tot entreposeering). § 70. Model M. Verklaring tot definitieve entreposeering van goederen (1). 1. Indien een belanghebbende de vrachtlijst of volglijst wenscht te zien aangezuiverd door definitieve entreposeering der goederen, overeenkomstig de artt. 37A of 47 van het „K. B." (2), of de artt. 4 of 6 van het Kon. besluit van 7 Nov. 1876, S. no. 193, V. v. V. no. 281 V (3) of wel voor een gedeelte volgens art. 7 van het „K. B. Entrepots", behoort voor de desbetreffende schriftelijke verklaring of het uittreksel te worden ingeleverd eene verklaring volgens model M. 2. De verklaring wordt door den belanghebbende bij de goederen ingeleverd in duplo bij den Ontvanger, onder wien de vrachtlijst of de volglijst berust. Deze schrijft ze in in een register ƒ.-, U.- en Dv. no. 5 (4) en vermeldt het nummer van inschrijving op beide exemplaren. Hij stelt het in inkt geschreven exemplaar in handen van de ambtenaren van den visitatiepost ter afteekening, door wier tusschenkomst het zoo spoedig mogelijk, uiterlijk den dag na dien der afteekening, wordt terugbezorgd aan het kantoor, alwaar van de terugontvangst door onderstreeping in rood van het volgnummer in het register aanteekening wordt gehouden (5). 3. De Ontvanger draagt zorg voor de vercijfering van het ten kantore verbleven exemplaar (S). Na vercijfering wordt dit exemplaar gezonden naar de Handelsstatistiek (6). Is de Ontvanger der invoerrechten tevens Entreposeur, dan zorgt deze voor debiteering der entrepotrekening, bij welke de verklaringen worden bewaard. 4. In afwijking van lid 2 bezorgen de visiteerende ambtenaren, indien een afzonderlijk Entreposeur met het houden der entrepotrekening is belast, de door hen afgeteekende verklaring bij dien Entreposeur, die haar c.q. na debiteering der rekening ten spoedigste ter verdere behandeling doorzendt aan den Ontvanger te wiens kantore het exemplaar S berust (7). Deze zendt de verklaringen, na vercijfering en opzending van het exemplaar S, met een geleidebriefje, vermeldende datum en nummer dier verklaringen, aan den Entreposeur terug, ter bewaring bij de rekening. 5. Bij entreposeering van accijnsgoed met betaling van het invoerrecht wordt model M niet vercijferd, doch vormt model D grondmateriaal voor de statistiek (verg. § 6, lid 5). 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens § 2 der res. V. v. V. no. 1785. 2. Zie bijl. H der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 70—71. 85 3. Dit besluit wordt verder in deze voorschriften aangeduid als „K. B. Entrepots". Noot, voorkomende in de officiëele Verzameling van Voorschriften no. 1666. Het besluit is opgenomen als bijl. K der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 4. Zoolang de voorraad strekt, moet het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. bb opgebruikt worden. Res. V. v. V. no. 1785, § 3. 6. Nopens het aanteekenen van verschillen, enz. en het overbrengen naar het ontvangkantoor wordt verwezen naar § 29 hiervoor. 6. Verg. ten aanzien van de goederen, opgeslagen in een z.g. fabrieksentrepot, aant. 3 op § 31 hiervoor. 7. Deze doorzending moet steeds zoo spoedig mogelijk en rechtstreeks plaats hebben. Terugzending door tusschenkomst van den Inspecteur met een staat Ace. no. 34 is onnoodig. Res. 16 Maart 1922, no. 77. § 71. Model M. (Vervolg). ï. Evenmin als een volgbrief bij verwisseling van entrepot in het algemeen grondmateriaal voor de statistiek vormt, is dit het geval met de volglijst, die krachtens art. 17, tweede lid, van het „K. B. Entrepots" (1), wordt afgegeven ten geleide van goederen van het eene entrepot naar het andere, noch met de verklaring M, die wordt ingeleverd tot aanzuivering van die volglijst. Vercijfering van laatstgenoemd document moet dus in dergelijk geval achterwege blijven. 2. Voor den opslag van al dan niet geëntreposeerde binnenlandsche goederen in een entrepot voor buitenlandsche goederen, zonder voldoende afscheiding, wordt, hoezeer deze opslag volgens art. 1, tweede lid, der Wet op het Statistiekrecht (2) voor de toepassing dier wet met aangifte ten uitvoer is gelijk te stellen, in plaats van model I model M gebezigd en vercijferd. Als land van herkomst wordt dan steeds Nederland vermeld (3—4). 3. Overeenkomstig het bepaalde bij § 6, lid 6, is dus onder meer inlevering van een formulier M noodig bij opslag in entrepot van: a. uit eene zoogenaamde buitenlandsche distilleerderij uitgeslagen gedistilleerd, b. uit een zoogenaamd fabrieksentrepot (V. v. V. no. 1539) uitgeslagen goederen, en c. van met vrijdom van invoerrecht ter bewerking en wederuitvoer ingevoerde goederen (art. 6, lett. h, der Tariefwet) (5—7). 1. Zie bijl. K der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 2. Opgenomen in onderdeel V van dit werk. 3. Indien bij uitslag volgens .art. 29, lett. c, der Tabakswet, S. 1921 no. 712 (a) de goederen bestemd zijn tot opslag in een entrepot voor buitenlandsche tabaksfabrikaten, behooren ten behoeve van de handelsstatistiek bij den opslag volgens § 71, tweede lid, van V. v. V. no. 1666 de noodige formulieren M te worden ingeleverd. Res. V. v. V. no. 1749 § 32, vijfde lid. (o) Hier is bedoeld de uitslag van tot verbruik bereide tabak door den fabrikant uit zijn fabriek met bestemming tot opslag in entrepot. 86 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 71—72. 4. Verg. § 38, laatste lid der res. V. v. V. no. 1749 in aant. 3 op § 54 biervoor. 5. Toepassing van deze bepaling komt ook voor bij opslag van benzine uit het vrije verkeer bij fictief geëntreposeerde benzine overeenkomstig de res. van 17 Mei 1921, no. 130. 6. Bij overbrenging van goederen uit een z.g. fabrieks-entrepot (a) naar een gewoon entrepot van buitenlandsche goederen vormt niet de volgbrief, model F, maar het nader in te leveren formulier M grondmateriaal voor de statistiek en komt dit laatste voor de heffing van statistiekrecht in aanmerking: verg. thans V. v. V. no. 1666, § 71, tweede en derde lid. Res. 23 Nov. 1921, no. 226. [a] Zie aant. 3 op § 31 hiervoor. 7. Verg. nopens buitenlandsche distilleerderijen aant. 2 op § 49 hiervoor. Model N (doorvoerlijst). § 72. Model N. Doorvoerlijst. 1. Voor de doorvoerlijsten wordt model N gebezigd. De behandeling geschiedt, behoudens het hierna volgende, overeenkomstig de bestaande voorschriften (1—2). 2. Wanneer de goederen, na definitieve entreposeering op vrachtlijst of op volglijst in een algemeen of in een particulier entrepot, ingevolge art. 17 van het „K. B. Entrepots" (3) op doorvoerlijst worden uitgevoerd, vormt dit document grondmateriaal voor de statistiek van het entrepotverkeer; voor de omschrijving der goederen behoort in dit geval naamlijst C te worden geraadpleegd, terwijl bij de vercijfering op het exemplaar S het woord „Entrepot-uitvoer" moet worden gesteld (4). 3. Voor de overige doorvoerlijsten, dus ook bij doorvoer na tijdelijken opslag, moet voor de omschrijving der goederen naamlijst B worden geraadpleegd. 4. Het eerste exemplaar vergezelt de uit te voeren goederen, het tweede (S), waarvoor van carbondoordruk kan worden gebruik gemaakt, wordt ten kantore van inlevering vercijferd, nadat het eerste na zuivering door uitvoer is terugontvangen, en daarna opgezonden aan de Handelsstatistiek (5). 5. Daar een doorvoerlijst volgens § 39, punt 15, geen grondmateriaal voor de statistiek vormt en dus niet vercijferd moet worden, indien zij betrekking heeft op goederen, die, ter zee aangebracht, ook weder ter zee met hetzelfde schip en zonder lossing worden uitgevoerd, zal dit laatste uit de afteekening door de in art. 53, tweede lid, j°. art. 43, tweede lid, van het „K. B." bedoelde ambtenaren (6—7) uitdrukkelijk moeten blijken. 6. De vercyfering van doorvoerlijsten, die zijn gesplitst of op den voet van art. 58 van het „K. B." (7) worden aangezuiverd, blijft eveneens achterwege. 7. De nadere documenten, die in deze gevallen worden afgegeven, worden op de gewone wijze aan de Handelsstatistiek opgezonden, nadat III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 72—73. 87 ze in het geval, bedoeld in lid 2 hierboven, van het woord „Entrepot-uitslag" of „Entrepot-uitvoer" zijn voorzien, tenzij in dit laatste geval de goederen weder definitief worden geëntreposeerd, als wanneer het hiervoor te bezigen formulier P, H of M niet wordt vèroijferd. 8. Doorvoerlijsten kunnen op den bestaanden voet te Rotterdam en te Amsterdam worden ingeleverd bij de verificateurs in de sectiën (8). 1. Voor de inschrijving van de doorvoerlijsten in de registers I.-, U.- en Dv. no. 22, resp. no. 5 wordt verwezen naar aant. 1 op § 3 der res. V. v. V. no. 1600 m onderdeel VII hierna. 2. Zie hierbij hoofdstuk IV van het Kon. besluit van 26 Maart 1872, S. no. 19, V. v. V. no. 281III, opgenomen als bijl. H der Alg. wet, alsmede aant. 2 op § 69 hiervoor en nopens de doorvoerlijsten voor scheepsprovisie, enz. § 41, eerste lid hiervoor. 3. Het hier bedoelde Kon. besluit van 7 Nov. 1876, S. no. 193, V. v. V. no. 281 V, is opgenomen als bijl. K der Alg. wet, deel VII der Vakstudie. 4. De uit een z.g. fabrieks-entrepot naar buitenslands uitgeslagen goederen moeten, aangezien ze voor de statistiek geacht worden uit het vrije verkeer te komen, vercqferd worden naar naamlijst A; zie verder aant. 3 op § 31 hiervoor. 5. Nopens het aanteekenen van verschillen, enz. wordt verwezen naar § 29 hiervoor. 6. Dit zijn de ambtenaren ter „losplaats" ; de goederen behoeven aldaar niet te Worden gelost, indien de verzending zal geschieden met het vervoermiddel, waarmee ze zijn aangebracht en de ambtenaren de lossing voor de visitatie niet noodig achten. 7. Het K. B. is als bijl. H der Alg. wet opgenomen. 8. Zie daaromtrent aant. 2 op art. 55 van het K. B. Modellen 0 en O» (transito-paspoort belaste goederen). § 73. Modellen O en 0«. Aangifte ter bekoming van, tevens dienende tot transito-paspoort voor belaste goederen (1—3). 1. De aangifte wordt in duplo ingeleverd ten ontvangkantore. 2. Betreft zij goederen, die definitief in entrepot zijn opgeslagen, dan moet voor de omschrijving der soort naamlijst C worden geraadpleegd en moet de waarde worden vermeld, voor goederen, die naar dezen maatstaf belast zijn, terwijl bij de vercijfering op het exemplaar S het woord „Entrepot-uitvoer" wordt geplaatst (4). 3. Voor de goederen, die zonder definitieven opslag in entrepot worden doorgevoerd, moet voor de statistiek de omschrijving volgens naamlijst B worden gevolgd. 88 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 73. 4. De aangifte wordt ingeschreven in het register ƒ.-, U.- en Dv. no. 5 (5). Het nummer van inschrijving wordt op de beide exemplaren vermeld. 5. De aangifte dient, na verder door den Ontvanger te zijn ingevuld en onderteekend, als transito-paspoort en wordt aan den aangever teruggegeven om aan de ambtenaren, belast met de visitatie, te worden overhandigd. Na terugontvangst van het door uitvoer der goederen gezuiverde transito-paspoort wordt de dubbel-aangifte (S), welke voorloopig ten kantore van inlevering blijft berusten, in rooden inkt aangevuld met de verschillen, bij de visitatie of verificatie op het transitopaspoort geconstateerd, of gewijzigd in verband met gedeeltelijk gezuiverd terugontvangen transito-paspoorten, daarna vercijferd en opgezonden aan de Handelsstatistiek (6). 6. De vercijfering blijft achterwege, indien van den doorvoer geheel wordt afgezien of wanneer het transito-paspoort wordt gesplitst (7) In deze gevallen alsmede bij gedeeltelijke zuivering van het transitopaspoort worden de exemplaren S van de documenten, die ter aanzuivering daarvan worden afgegeven, na zoo noodig van het woord „Entrepot-uitslag" of „Entrepot-uitvoer" te zijn voorzien, door den Ontvanger bij wien deze documenten worden aangevraagd, aan de Handelsstatistiek opgezonden. Worden de goederen na entrepot-uitslag weder definitief geëntreposeerd, dan wordt het voor den wederopslag te bezigen document niet vercijferd. 7. Voor het geval een transito-paspoort moet worden afgegeven na aangifte ter verkrijging van een consent, model E, worden het paspoort en het dubbel zoo noodig ambtshalve ingevuld door den Ontvanger. Hetzelfde geschiedt in het geval van art. 48 der Alg. wet (8). 8. Het model OR kan in plaats van model O voor alle accijnsvrije goederen gebezigd worden. Het biedt ruimte voor 4 posten en zal vooral van nut zijn voor partijen goederen, bijv. thee, waarvoor in kolom 2 voor de omschrijving van merken, nummers, enz. de vereischte ruimte ontbreekt. Model O (handelsmonsters) (9). 9. Voor stalen of monsters, bestemd om daarmede hier te lande bestellingen op te nemen (10), kan belanghebbende, indien de ruimte op het transito-paspoort onvoldoende is, de goederen inschrijven op in duplo in te leveren lijsten, waarvan een der exemplaren met inkt en het tweede desgewenscht door carbondoordruk is in te vullen. Het met inkt geschreven exemplaar wordt ten kantore met Rijks-cachet gehecht aan het transito-paspoort,hetwelk aan den aangever wordt teruggegeven. Het andere wordt gehecht aan het ten kantore berustende exemplaar. In de desbetreffende kolommen van het transito-paspoort wordt door den aangever geschreven : „zie aangehechte lijst". De lijsten worden van de dagteekening voorzien en onmiddellijk onder de laatste inschrijving door den aangever onderteekend. Dagteekening en nummer van het transito-paspoort worden ten kantore op de lijsten vermeld. De lijsten behoeven geene gegevens te bevatten ten behoeve van de statistiek (10). 10. Blijkt in andere gevallen dan het bovengenoemde de ruimte HL — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 73—74. 89 onvoldoende te zijn, dan kan eveneens op de hier aangegeven wijze van losse lijsten worden gebruik gemaakt. Dan echter behoort, ook wat de indeeling van kolommen betreft, nauwkeurig rekening te worden gehouden met het model. De aanhechting geschiedt als in § 58 voor de daar genoemde vervolglijsten is bepaald. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens § 2 der res. V. v. V. no. 1785. 2. Zie hierbij § 2, voorts aant. 2 op § 44 en aant. 2 op § 45 hiervoor. 3. Wederuitvoer uit entrepot van buitenlandsche, tot verbruik bereide tabak, waarvan het invoerrecht niet is betaald, geschiedt op transito-paspoort (model O). Res. V. v. V. no. 1749, § 38, derde lid. Zie, nopens de instelling van een model O ten behoeve van de internationale jaarbeurzen te Utrecht, aant. 7 op § 1 hiervoor. 4. Verg. nopens de transito- paspoorten voor scheepsprovisie § 41, eerste lid hiervoor en ten aanzien van goederen, uitgeslagen uit een z.g. fabrieks-entrepot aant. 4 op § 72 hiervoor. 5. Zoolang de voorraad strekt, moet het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. 16 opgebruikt worden. Res. V. v. V. no. 1785, § 3. 6. Nopens het aanteekenen van bevonden verschillen, enz. wordt verwezen naar § 29 hiervoor. 7. Verg. hierbij § 74, derde lid hierna. 8. Volgens dit artikel moet de invoerder, voor door te voeren goederen, den op het eerste kantoor verkregen volgbrief, ter losplaats, ten ontvangkantore bezorgen om de vereischte transito-paspoorten te verkrijgen. 9. In overeenstemming gebracht met de Verbetering, voorkomende in de officieele V. v. V. na no. 1670. 10. Zie § 39, punt 20, hiervoor. Model O (emballage). § 74. Model O. (Vervolg). 1. Emballage, die met toepassing van het Kon. besluit van 26 Oct. 1883, S. no. 148, V. 1883, no. 101 (1) op transito-paspoort wordt aangegeven om zonder betahng van rechten na vulling weder uitgevoerd te worden, wordt voor de statistiek — niet voor de heffing van statistiekrecht — beschouwd als te zijn ingevoerd tot verblijf binnenslands. 2. Met de vercijfering en de inzending aan de Handelsstatistiek van de exemplaren S dezer transito-paspoorten behoort daarom niet op de geheele of gedeeltelijke aanzuivering dier documenten gewacht te worden. Voor de vercijfering dient steeds naamlijst A gevolgd te worden, terwijl de waarde steeds moet worden aangegeven. Naarmate de goederen rechtstreeks van buitenslands zijn aangebracht of in entrepot waren 90 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 74—76. opgeslagen, worden voorts bij de vercijfering deze exemplaren S bovenaan van de aanwijzing voorzien „Invoer Verzameling 1883, no. 101" of „Entrepot-uitslag Verzameling 1883, no. 101". 3. De transito-paspoorten voor de hier bedoelde emballage worden in afwijking in zoover van § 73, lid 6, vercijferd ingezonden, ook al wordt van den doorvoer afgezien of het document gesplitst; in dit geval worden de bij de aanzuivering of splitsing afgegeven nieuwe documenten niet vercijferd. 1. Opgenomen in aant. 7 op art. 81 der Alg. wet. Model O (bewerkingsverkeer). § 76. Model O. (Vervolg). Voor buitenlandsche katoenen stoffen, die na hier te lande te zijn gebleekt, weder worden uitgevoerd, wordt het transito-paspoort, bedoeld in art. 10 der res. van 8 Januari 1868, no. 20, V. 1868, no. 1, voor de statistiek van den uitvoer verwerkt (1); alsdan moet bovenaan het in te zenden exemplaar S van het transito-paspoort worden geschreven „Uitvoer Verzameling 1868, no. 1". 1. De vercijfering moet dus volgens naamlijst A geschieden. Manifesten, vlotverklaringen. § 76. Manifesten en vlotverklaringen. 1. De manifesten en vlotverklaringen, bedoeld bij § 1, worden ten ontvangkantore in duplo ingeleverd. Bij de omschrijving der goederen zal naamlijst B dienen te worden geraadpleegd, welke eene zeer globale omschrijving voor deze goederen toelaat; te Lobith tevens het „Verzeichniss zur Aufstellung der Statistik des Verkehrs auf den deutschen Binnenwasserstraszen" (1). 2. Het gegeven omtrent havenverkeer komt niet te pas, w\jl geene lossing zal plaats hebben. Omtrent het land van herkomst en bestemming dient het manifest gegevens te bevatten. 3. Na inschrijving in een register teekent de Ontvanger het eerste exemplaar voor „gezien" en stelt dit weder ter hand aan belanghebbende. Het tweede exemplaar reikt de Ontvanger uit aan de ambtenaren van den actieven dienst. Nadat die ambtenaren op dit exemplaar eene aanteekening hebben gesteld, nopens toegepaste verzegeling, enz., bezorgen zij het ten kantore terug, vanwaar het wordt opgezonden aan den Ontvanger van het kantoor van uitvoer. 4. Het eerste exemplaar, ter plaatse van inlevering door de ambtenaren, onder vermelding van de toegepaste maatregelen van verzegeling of bewaking, afgeteekend, wordt door den schipper bij den uitvoer aan de betrokken ambtenaren ter hand gesteld en door dezen na afteekening weder aan den schipper uitgereikt (2). 5. De Ontvanger van het kantoor van uitvoer zendt het tweede exemplaar van het gezuiverde manifest op aan de Handelsstatistiek, III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 76—77. 91 na vercijfering der noodige statistische gegevens. Daarbij wordt de verkeerswijze (Z, R j g j (3) zoowel voor in- als voor uitvoer, zoo noodig, ambtshalve ingevuld. De goederensoort behoort ter linkerzijde der betrekkelijke posten in rooden inkt te worden vercijferd, volgens naamlijst B. 6. Van de zuivering van manifesten door weder-uitvoer, geeft de Ontvanger van het kantoor van uitvoer eens per week bij staat kennis aan zijn ambtgenoot van het kantoor van inlevering, door wien de manifesten door onderstreping van het volgnummer in het register worden afgeschreven. 1. Dit „Verzeichniss" is ingaande 1 Januari 1923 vervangen door een „Manuel contenant la Nomenclature des marchandises avec notes explicatives pour 1'établissement des statistiques du trafic rhénan" („Leitfaden zur Zusammenstellung der Statistik des Verkehrs auf dem Rhein, enthaltend namentliches Güterverzeichnis nebst erlauternden Anmerkungen''). 2. Zie nopens afteekening van de manifesten en vlotverklaringen, die opgezonden moeten worden § 28 hiervoor. 3. Opgenomen in overeenstemming met de Verbetering, voorkomende in de officieele V. v. V. na no. 1670. § 77. Manifesten en vlotverklaringen. (Vervolg). 1. Wanneer een redelijke termijn verstreken is zonder dat van den uitvoer der goederen is gebleken, doet de Ontvanger van het kantoor van inlevering, indien hij hieromtrent van zijn ambtgenoot van het voor uitvoer aangewezen kantoor overeenkomstig § 38, lid 7, niets verneemt, daarnaar onderzoek. 2. Indien de goederen worden uitgevoerd langs een ander kantoor dan volgens de aangifte zou geschieden, vraagt de Ontvanger van het kantoor van uitvoer het tweede exemplaar onverwijld op aan zijn betrokken ambtgenoot; na ontvangst van het document draagt eerstgenoemde Ontvanger zorg voor de verdere behandeling. 3. Worden voor een gedeelte der goederen nader andere documenten afgegeven, dan moet dit in het manifest of de vlotverklaring met duidelijke aanwijzing dier goederen aangeteekend worden; deze aanteekening neemt de Ontvanger van het kantoor van uitvoer op het bij hem berustende tweede exemplaar over. Bij aanzuivering op deze wijze van het geheele manifest of de geheele vlotverklaring doet de Ontvanger ter plaatse van aanzuivering hiervan mededeeling zoowel aan den Ontvanger van het kantoor van inlevering als aan dien van het kantoor van uitvoer; deze laatste zendt daarna het tweede exemplaar, voorzien van eene aanteekening nopens de aanzuivering, op den voet van § 40, aan de Handelsstatistiek in. In beide gevallen behoort uit de nadere, aan de Handelsstatistiek in te zenden documenten te blijken, dat de goederen aanvankelijk bestemd waren om op manifest of op vlotverklaring te worden doorgevoerd, onder vermelding van het kantoor van inlevering van het manifest en het nummer van inschrijving. 92 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 78—80. Verkrijgbaarstelling naamlijsten en woordenboek. § 78. 2. De uitgave, bevattende de naamlijsten A en B van goederen, zoomede de lijst der landen van berkomst en bestemming, is toegezonden aan de directies, de inspecties (behalve die der directe belastingen) en alle ontvangkantoren der invoerrechten en vele visitatieposten. Naamlijst C is, behoudens een enkele uitzondering, aan dezelfde adressen gezonden (1). 2. Voor ontvangkantoren en visitatieposten, waar aan deze boekwerken nog behoefte bestaat om dadelijk te kunnen worden geraadpleegd, kunnen deze worden aangevraagd aan de Handelsstatistiek door tusschenkomst van den Inspecteur. 3. Het statistisch woordenboek (1) is toegezonden aan de directies, de inspecties en de meeste kantoren der invoerrechten en vele visitatieposten, doch kan bij gebleken behoefte voor de andere kantoren en visitatieposten aan de Handelsstatistiek worden aangevraagd door tusschenkomst van den Inspecteur, die omtrent de aanvraag adviseert. 4. Zoo noodig worden meerdere exemplaren dezer boekwerken verstrekt. 5. De ontvangen exemplaren behooren tot het archief en worden zindelijk bewaard. Ze worden bijgewerkt met de door het Centraal Bureau voor de Statistiek toegezonden wijzigingen en aanvullingen. 6. Versleten, ambtshalve verstrekte naamlijsten of woordenboeken worden op aanvrage aan de Handelsstatistiek tegen nieuwe verwisseld. 1. Zie de §§ 6, 8, 13 en 18 hiervoor. § 79. 2. Zoowel de naamlijsten als het woordenboek worden voor het publiek tegen betaling verkrijgbaar gesteld bij de N.V. Boekhandel Gebr. Belinfante, Kneuterdijk no. 3, te 's Gravenhage. 2. De prijs bedraagt voor naamlijsten A en B (2e druk) f 1, voor naamlijst C (le druk) f 0,75 en voor het woordenboek (2e druk) f 3,25. 3. De aanvullingen op deze werken worden gratis toegezonden aan allen, wien het woordenboek en de naamlijsten ambtelijk werden verstrekt, alsmede aan de bekende koopers van deze uitgaven. Voor zoover bij de aanschaffing reeds verschenen, worden ze bij de toezending der boekwerken bijgevoegd. Zij, die de volgende supplementen geregeld wenschen te ontvangen, geven hun naam en adres op aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, afd. Handelsstatistiek, Oostduinlaan no. 2, 's Gravenhage, dat voor toezending zorg zal dragen. Verkrijgbaarstelling der formulieren. § 80. 2. De formulieren A tot en met O worden van Rijkswege gedrukt en bij de Ontvangers der invoerrechten, model I tevens bij de Ontvangers der directe belastingen en accijnzen,verkrijgbaar gesteld (1-2). 2. Het staat belanghebbenden vrij de van Rijkswege verstrekte aangifteformulieren voor eigen rekening te doen bijdrukken met firmaen plaatsnamen, meest voorkomende goederensoorten, enz. De Ontvangers zullen hen, desgevraagd, hierin zooveel mogelijk met hun raad terzijde behooren te staan. III. — Res. V.v.V. no. 1666. — §§ 80—81. 93 1. Zie nopens de formulieren, door de Postadministratie te bezigen, § 3 hiervoor. 2. Het is aan particuliere drukkers verboden de formulieren na te drukken; zie aant. 1 op art. 1 van het Kon. besluit V. v. V. no. 690 in onderdeel II van dit werk. § 81 (1). 1. De prijs voor de formulieren van aangiften betreffende den in-, uit- en doorvoer wordt vastgesteld als volgt (2): Formulier: A per stel (aangifte en dubbel) l1/, cent » „ „ id. I1/. „ C „ „ [ id. IV, „ v „ „ (aangifte, dubbel en triplicaat) 21/, D* » „ id. 2V, „ 1)7 » » id. 21/, „ (3) E ,, ,, (aangifte en dubbel) l1/, » F (volgbrief) „ „ (aangifte, dubbel en triplicaat) 21/, ,, F (vervolglijst) „ „ id. 21/, „ G » „ id. 2V2 „ H „ „ (aangifte en dubbel) 21/, „ I (aangifte) per stuk 1 „ (4) I (vervolglijst) „ „ 1 „ (4) K per stel (aangifte en dubbel) l1/, „ L (titel) per stuk 21/, „ L (inlegvel) „ „ 2Va „ M per stel (aangifte en dubbel) 21/, ,, £ lï . id- 2V, „ o „ „ id. 27, „ °R Ti .. id. 21/, „ 2. De verlaging in prijs der formulieren D8 en D7 van 31/, cent tot 21/, cent gaat eerst in op 1 Januari 1922. 3. Op alle kantoren, behalve die, uitsluitend voor directe belastingen, wordt in het voor het publiek toegankelijke gedeelte opgehangen de bekendmaking nopens de prijzen der formulieren, die in 1916 vanwege het Departement van Financiën rechtstreeks is toegezonden en die geregeld moet worden bijgehouden. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt na wijziging bij § 5 der res. V. v. V. no. 1728. 2. Verg. art. 1 van het Kon. besluit V. v. V. no. 690 (onderdeel II van dit deel), alsmede aant. 1 op § 83 hierna. 3. Zie nopens den prijs van de formulieren D10, § 119 hierna. 4. Zoolang de voorraad strekt worden nog de oude formulieren model I uitgegeven tegen de voor aangiften en vervolglijsten ook thans geldende prijzen van l1/, cent per stel. 94 III. — Res. V.v.V. no. 1666. — §§ 81—«3. Belanghebbenden kunnen van deze formulieren aangifte en dubbel van elkander scheiden en beide aldus gescheiden helften afzonderlijk als aangifte en vervolglijst bezigen voor verschillende goederen, mits zij die aangiften en vervolglijsten dan nog voor zooveel noodig in het hoofd van de letter S voorzien, op dezelfde plaatsen waar deze aanduiding thans in de S-exemplaren voorkomt. Res. V. v. V. no. 1728, § 6. Aanvragen en verantwoording der formulieren. § 82. 1. De formuüeren worden op de gewone wijze aangevraagd, in- en afgeschreven in het register Versch. Stukken no. 1 en verantwoord, behoudens de navolgende Verschillen (1). 2. Zij worden niet aangeduid met serie en nummer, doch als „formulier A", „formulier B", enz. 3. De aanvraag geschiedt eenmaal per jaar, bij den vóór 1 April in te zenden staat Versch. Stukken no. la, voor formulieren, waarvan op het kantoor jaarlijks niet meer dan 100 stuks noodig zijn. 4. Overigens geschiedt de aanvraag per kwartaal bij staten Versch. Stukken no. la, die één maand vóór den aanvang van ieder kwartaal worden gezonden aan den Inspecteur en door dezen dadelijk worden doorgezonden aan het Departement van Financiën, afd. Verificatie en Materieel. In deze kwartaalstaten worden van elk benoodigd formulier steeds 100 stuks of veelvouden daarvan tegelijk aangevraagd. 5. Ook tusschentijdsche aanvragen betreffen in den regel slechts veelvouden van 100. 1. Zie daaromtrent de res. V. 1869 no. 126, opgenomen in § 100 van het deel Comptabiliteit en Kantoorbeheer, deel XII der Vakstudie, tweede druk. § 83. 1. De formulieren worden uit het magazijn van het Departement van Financiën verzonden in pakken, bevattende 100 stuks, en in deze pakken bewaard, op eene droge plaats en zoo, dat zij voor aflevering geschikt blijven. 2. De aflevering aan belanghebbenden geschiedt tegen den prijs, die per stuk is vastgesteld. 3. De tegelijk af te nemen hoeveelheid is niet aan een minimum gebonden; desgevraagd zal zelfs één formulier moeten worden verstrekt (1). Dit geldt niet ten aanzien van personen, die geacht worden min of meer geregeld formulieren van eene of meerdere soorten te moeten gebruiken. Van dezen kan de Ontvanger vorderen, behoudens beroep op den Inspecteur, dat zij eene bepaalde hoeveelheid van die soorten in eens afnemen. Bovendien behoeven hoeveelheden boven 100 stuks slechts in veelvouden van 100 te worden geleverd. 4. De formulieren moeten worden geweigerd aan personen, die deze enkel aanschaffen ten wederverkoop tegen hoogeren prijs. 5. De oudste oplaag wordt het eerst afgeleverd. Indien voor de bestaande formulieren nieuwe modellen worden vastgesteld, worden deze eerst aan de belanghebbenden afgeleverd, wanneer de voorraad van de oude formuheren is uitgeput. Noodige veranderingen moeten met de pen worden aangebracht. Hl. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 83—87. 95 1. Verkoop van modellen, waarvan de prijs een halven cent of een oneven veelvoud van een halven cent bedraagt, geschiedt alleen in even aantallen. Bes. V. v. V. no. 1965, § 1, tweede lid. ** 8f' De ontvangsten wegens de afgeleverde formuheren worden afzonderlijk aangeteekend en eenmaal 'smaands, vóór het opmaken van het maandwerk, overgebracht in het register van buitengewone ontvangsten, Comptb. no. 8. In den staat Comptb. no. 10 worden zii vermeld als: Opbrengst van voor het publiek verkrijgbare stukken. 2. Van de gedane betalingen worden geen quitantiën afgegeven. § 85. 1. De Ontvangers zijn bevoegd aan de ambtenaren op hunne aanvraag de blanco formulieren te verstrekken, die zij noodig hebben voor het maken van afschriften van de aangiften. * De verantwoording van deze formulieren geschiedt op dezelfde wijze als van die, welke in § 86, lid 1, zijn bedoeld. 1- f -86\ De a™0*8031™ te bezigen formuheren — zie o.a. de toelichting bij de modellen D, F en O — worden van den voorraad afgenomen &. Bij den verantwoordingsstaat Versch. Stukken no. 2 wordt eene nota overgelegd, vermeldende voor ieder formulier afzonderlijk: fl. het aantal ambtshalve gebezigd ; b. het aantal tegen betaling afgeleverd ; c. het totaal van a en b; d. het wegens de aflevering ontvangen bedrag. 3. In eene kolom aanmerkingen worden de bedragen, te dezer zake iedere maand in het register Comptb. no. 8 verantwoord, verzameld zoodat de som met het totaal der onder d genoemde bedragen moet overeenstemmen. 4 De Inspecteur overtuigt zich van de juistheid der getallen en van het bestaan dier overeenstemming. Opvragen van ingezonden documenten. § 87. 2. Ambtenaren, die reeds ingezonden documenten aan de Handelsstatistiek terug verzoeken, zullen in hunne aanvragen behalve de soort, de dagteekening en het nummer van het document, moeten opgeven de soort, het bruto-gewicht en de waarde der goederen en zooveel doenlijk tevens de datum van inzending en het land van herkomst en bestemming. 2. Het verdient aanbeveling deze gegevens te verstrekken door overlegging van de aangifte of een duplicaat, dan wel van een verbeterd exemplaar, indien de nadere gegevens mochten afwijken van de oorspronkelijke aangifte, mits in dit laatste geval de eerst vermelde gegevens tevens m rooden inkt in het verbeterde exemplaar zijn opgenomen .rw-i e<£ge aanvragen maken het opzoeken der documenten ttJcwnls zoo tydroovend, dat, tenzij meerdere gegevens klaarblijkelijk met verstrekt kunnen worden, aan die aanvragen niet voldaan zal worden 96 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 88—91. II. SCHEEPVAARTSTATISTIEK. § 88. 1. De scheepvaartstatistiek omvat: A. . statistiek van de schepen, aan de zeezijde in- of uitgeklaard; B. statistiek van de schepen, die binnenkomen of uitgaan langs de rivieren of kanalen. A. Schepen, aan de zeezijde in- of uitgeklaard. Inschrijving. § 89. 1. De schepen, die aan de zeezijde worden in- of uitgeklaard, worden door de ambtenaren van de eerste of uiterste wacht ingeschreven op een staat: /.-, U.- en Dv. no. 28 voor de ingeklaarde schepen; ƒ.-, U.- en Dv. no. 30 voor de uitgeklaarde schepen. 2. De inschrijving geschiedt van dag tot dag, naar de volgorde, waarin de in- of uitklaringen plaats hebben, met vermelding van de bijzonderheden, die volgens het model van den staat worden gevraagd. Soort der schepen. § 90. 1. Als soort van het schip wordt vermeld „zeilschip" of „stoomschip". Schepen, welke door andere mechanische kracht dan stoom worden voortbewogen, worden als stoomschip beschouwd. Zeilschepen met hulpmotorkracht, alsmede sleepschepen en lichters zonder eigen beweegkracht worden als zeilschip aangemerkt. 't&#tt Grootte. § 91. 1. De grootte der schepen wordt aangewezen door den nettoinhoud in kubieke meters. 2. Heeft een schip een vreemden meetbrief, dan wordt de nettoinhoud zoo noodig gevonden door herleiding op de gebruikelijke wijze (1). 3. Breuken van 0,5 M3. en daar beneden worden verwaarloosd, daarboven voor een geheelen M8. genomen. 4. De kolom betreffende den netto-inhoud wordt doorloopend opgeteld en aan het eind van het jaar met een dubbele streep afgesloten. 1. De inhoud van vreemde schepen moet worden opgegeven volgens het bepaalde bij § 45 der instr. V. 1875, no. 115, en dus volgens de vreemde meetbrieven, daar met nieuwe Nederlandsche gelijkgesteld, of wel na herleiding door middel van de tabel, opgenomen in bijl. no. 3 dier instructie. De juiste inhoud in M8 van vreemde schepen, behoorende tot natiën, niet in die tabel genoemd, en welke schepen dientengevolge ter losplaats worden gemeten, wordt door den scheepsmeter, die deze meting verricht, zoo spoedig mogelijk door tusschenkomst der betrokken Ontvangers medegedeeld aan de ambtenaren, die deze schepen in de statistieke staten moeten opnemen. Breuken van 0,500 M8 en daarbeneden worden voor de Scheepvaartstatistiek verwaarloosd, breuken daarboven voor een geheelen M8 genomen. Res. V. 1876, no. 25. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 92—94. Herkomst, bestemming. 97 § 92. 1. Voor ingeklaarde schepen wordt onder plaats van herkomst verstaan de haven, waar het schip de laatste reis heeft aangevangen; voor uitgeklaarde schepen onder plaats van bestemming de haven] die het einddoel der reis vormt. Havens, die onderweg worden aangedaan' Wijven dus buiten aanmerking. 2. Voor vischschepen, die over boord geslagen goederen of goederen afkomstig van vergane schepen in zee opvisschen en door den invoer dezer goederen aan inklaring zijn onderworpen, moet als plaats van herkomst worden ingevuld „Zee". 3. Indien schepen zijn uitgeklaard, maar wegens stormweer, defect aan de machines, enz., weder terugkomen in dezelfde of een andere haven en aldaar weder inklaren, is als herkomst „Zee" op te geven; klaren ze daarna weer uit, dan wordt bij deze uitklaring als bestemming ook „Zee" vermeld. Bij in- en uitklaring van sleepbooten, die den gewonen sleepdienst verrichten, is als herkomst en bestemming „Zee" in te vullen. a 5\ £even deze regelen in bepaalde gevallen aanleiding tot twijfel, dan behoort door tusschenkomst van den Inspecteur inlichting te worden gevraagd aan de Handelsstatistiek. De haven wordt zoodanig aangeduid, dat geen twijfel bestaat in welk land zij gelegen is. Behoudens voor de algemeen bekende havens, wordt naast de haven het land vermeld, naar de onderscheidingen van § 99. Lading. § 93. 1. De aard der lading wordt slechts met een enkel woord aangeduid, zooals: granen, hout, koffie, stukgoederen, enz. 2 Voor ongeladen schepen wordt in de laatste kolom ingevuld „ledig" of „in ballast". 3. Schepen, welke alleen passagiers vervoeren, worden niet als ledige schepen aangemerkt. Rechtstreeksche doorvaart. § 94- Voor schepen, die Nederland doorvaren of aandoen zonder in een,Nederlandsche haven te lossen of te laden of aldaar passagiers op te nemen of te ontschepen, wordt bij inklaring in de kolom „losplaats of losplaatsen" vermeld : Rechtstreeksche doorvaart naar • • (haven, groep van havens of land van bestemming naar de onderscheidingen van § 99); bij uitklaring in de kolom, „laadplaats of laadplaatsen" : Rechtstreeksche doorvaart van (haven,groep van havens of land van herkomst naar de onderscheidingen van § 99). 8 2. Mocht na de inklaring blijken, dat wel goederen zijn gelost of geladen of passagiers opgenomen of ontscheept,dan moet de inschrijving op den staat ƒ.-, U.- en Do. no. 28 en op de na te noemen verzameloladen gewijzigd worden. Zijn de staten en bladen reeds overeenkomstig De Statistiek. 98 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 94—96. § 107 opgezonden, dan wordt kennis gegeven aan de Handelsstatistiek. Heeft een en ander elders plaats gevonden, dan geven de ambtenaren op deze plaats daarvan kennis aan de ambtenaren van den post of de sectie van inklaring. Bijleggers. § 95. 1. Bijleggers worden alle ingeschreven. Op duidelijke wijze wordt in kolom 3 van de staten /.-, U.- en Dv. nos. 28 en 30 de aard van het vaartuig („bijlegger") vermeld. 2. Zoolang niet de zekerheid bestaat, dat een als bijlegger ingeschreven vaartuig hier te lande zal lossen of laden, wordt ten opzichte daarvan bij het inklaren § 94 nageleefd; het wordt dus geacht te behooren tot de bijleggers, in § 97, lid 4, sub 2 bedoeld. 3. Zoodra een als bijlegger ingeschreven vaartuig hier te lande lost of laadt, wordt kolom 7 van den staat ƒ.-, U.- en Dv. no. 28 zoo noodig gewijzigd en ingevuld met den naam van de los- of laadplaats. Heeft de lading of lossing niet plaats onder den post of de sectie, waar de inklaring geschiedde, dan geven de ambtenaren van de post of de sectie, waar de lading of lossing plaats heeft, daarvan kennis aan de ambtenaren van den post of de sectie van inklaring. Dezen wijzigen den staat U.en Dv. no. 28, zooals hiervoor is aangegeven en brengen mede de noodige wijziging in de hierna te noemen verzamelbladen aan. Zijn de staten en bladen reeds overeenkomstig § 107 opgezonden, dan wordt door hen kennis gegeven aan de Handelsstatistiek. 4. Bij de uitklaring van bijleggers is steeds bekend, of ze geladen of gelost hebben. Nopens die, welke hier te lande noch gelost noch geladen hebben, wordt § 94 nageleefd ; voor de anderen wordt kolom 6 van den staat U. en Dv. no. 30 ingevuld met den naam van de laad- of losplaats. Kustvaart'. § 96. 2. Schepen, die ter kustvaart uitgaan of daarna binnenkomen, worden ook dan ingeschreven wanneer ingevolge art. 87 G van het K.B." (1) ontheffing is verleend van de formaliteit van uit- en inklaring. " 2. Bij deze schepen wordt boven de plaats van herkomst of bestemming geschreven: „Kustvaart". 3. Binnenkomst van schepen, die nader over zee naar eene andere Nederlandsche haven zullen varen, wordt (worden) alleen de los- en/of laadplaats(en) aan het vaarwater van binnenkomst vermeld en bij het uitgaan, na kustvaart, alleen de los- en/of laadplaats(en) aan het vaarwater van uitvaart. Heeft dus bijv. een schip, komende van Frankrijk en bestemd naar Zweden, Rotterdam en vervolgens Amsterdam aangedaan en aldaar gelost en geladen, dan wordt bij de inklaring te Rotterdam deze plaats als losplaats (en niet tevens Amsterdam) vermeld en bij het vertrek uit Rotterdam deze plaats als laadplaats vermeld met bijvoeging „Kustvaart" ; bij het binnenkomen te IJmuiden, Amsterdam als losplaats met bijvoeging „Kustvaart" en bij het uitklaren te IJmuiden, alleen Amsterdam als laadplaats ingeschreven. 1. Het K. B. is als bijl. H der Alg. wet, deel VII der Vakstudie opgenomen. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 97—99. 99 Verzamelbladen. § 97. 1. Naast de staten ƒ.-, U.- en Dv. nos. 28 en 30 worden aangelegd en geregeld bijgehouden verzamelbladen U.- en Dv. nos. 37 en 38, onderscheidenlijk voor de ingeklaarde en uitgeklaarde schepen, die daarin post voor post worden ingeschreven. 2. Overeenkomstig het model wordt voor iedere vlag een afzonderlijk verzamelblad opgemaakt van de schepen, die van eenzelfde haven, groep van havens of land van herkomst zijn ingeklaard op eenzelfde losplaats en van de schepen, welke van eenzelfde laadplaats zijn uitgeklaard naar eenzelfde haven,groep van havens of land van bestemming, een en ander naar de onderscheidingen van § 99. 3. Heeft een schip meer dan één los- of laadplaats, dan wordt alleen rekening gehouden met de eerste, die op den staat ƒ.-, U.- en Dv. nos. 28 of 30 is vermeld. 4. Afzonderlijke verzamelbladen worden aangelegd voor: t. schepen in rechtstreeksche doorvaart; 2- bijleggers, die hier te lande noch gelost, noch geladen hebben; 3. bijleggers, die hier te lande gelost en/of geladen hebben; 4. kustvaarders. 5. De in het vorige lid genoemde bladen worden in het hoofd van eene duidelijke aanwijzing voorzien ; op die onder 1 en 2 bedoeld wordt bovendien bij inklaring in plaats van de losplaats de bestemming en bij uitklaring in plaats van de laadplaats de herkomst naar de in lid 2 dezer paragraaf bedoelde onderscheidingen vermeld (zie ook de §§ 94 en 95). 6. Aan het eind van iedere maand worden de verzamelbladen opgeteld, met vermelding van het aantal schepen in iedere kolom. Daaronder wordt het totaal der vorige maanden geplaatst, zoodat na samenvoeging per kolom het totaal-generaal van het geheele jaar wordt verkregen, zoowel van het aantal schepen als van den gezamenlijken inhoud. 7. De verzamelbladen worden in een stevigen omslag bewaard. Landen en havens van herkomst en bestemming. § 98. 1. Uit een vergelijking van § 92 met § 19 volgt, dat voor de scheepvaartstatistiek niet hetzelfde land van herkomst en bestemming wordt genomen als voor de statistiek van den in-, uit- en doorvoer (goederenstatistiek). 2. Is echter eenmaal overeenkomstig het beginsel van § 92 de plaats van herkomst of bestemming vastgesteld, dan moet de omschrijving en onderverdeeling gevolgd worden, die in § 99 is vermeld. § 99. 1. Als landen van herkomst en bestemming Worden dezelfde genomen als voor de statistiek van den in-, uit- en doorvoer. 2. Voor de volgende havens, groepen van havens of landen worden afzonderlijke verzamelbladen aangelegd : 1. Duitschland : Hamburg, Bremen, Duitsche Oostzeehavens, overige Duitsche havens. 100 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 99. 2. België: .Antwerpen, Gent, overige Belgische havens. 3. Groot-Brittannië : Londen, Huil, New-Castle, andere oostkust¬ havens van Engeland, Southampton, andere zuidkusthavens van Engeland, havens aan het Kanaal van Bristol, Liverpool, andere westkusthavens van Engeland, Schotsche havens, overige havens van Engeland. 4. Frankrijk: Duinkerken, Hèvre, Bordeaux, andere ha¬ vens aan den Atlantischen Oceaan, Marseille, andere havens aan de Middellandsche Zee, overige havens van Frankrijk (1). 5. Vereenigde Staten van Boston, New-York, Philadelphia, Baltimore, Amerika : Savannah, andere havens aan den Atlantischen Oceaan, New-Orleans, andere havens aan de Golf van Mexico, San Francisco, andere westkusthavens van de Vereenigde Staten van Amerika, havens van Portorico, overige havens van de Vereenigde Staten van Amerika. 6. Nederlandsen Oost-Indië: Padang, Batavia, Semarang, Soerabaia, Tjilatjap, Macassar, Balik-Pappan, Belawan, overige havens van Nederlandsen Oost-Indië. 7. Europeesch Rusland: Archangel, andere havens aan de Witte Zee, Petrograd, andere havens aan de Oostzee, Odessa, Poti, Batoem, andere havens aan de Zwarte Zee, overige havens van Europeesch Rusland. 8. Noorwegen en Spits- Christiania, Bergen, Narvik, Kirkenaes, bergen : overige havens van Noorwegen, havens van Spitsbergen. 9. Zweden: Gothenburg, Stockholm, Oxelösund, Lulea, andere havens aan de Bothnische Golf, overige havens van Zweden. 10. Polen met Dantzig: 11. Britsche bezittingen aan Gibraltar, eilandengroep Malta, Cyprus. en in de Middellandsche Zee: 12. Boelgarije : Varna, overige havens van Boelgarije. 13. Denemarken en IJsland: Kopenhagen, overige havens van Dene¬ marken en IJsland. 14. Griekenland: Piraeus, Smyrna, overige havens van Grie¬ kenland. 15. Ierland: — 16. Italië en Fiume: Genua, Triëst, overige havens van Italië, Fiume. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 99. 101 19. PoHügal: Lissabon, overige bavens van Portugal. 20. Roemenië: Constanza, Donauhavens, overige bavens van Roemenië. 21. Aziatisch Rusland: Wladiwostok, overige havens van Aziatisch Rusland. 22. Servië: 23. Spanje : Bilbao, Santander, Huelva, andere havens aan den Atlantischen Oceaan, Barcelona, Valencia, Malaga, andere havens aan de Middellandsche Zee, overige havens van Spanje. 24. Europeesch Turkije: Constantinopel, overige havens van Euro¬ peesch Turkije. 25. Aziatisch Turkije : — '■ * 28. Algiers en Tunis : — 29. Angola, enz.: — 30. Marokko: _ 31. Belgisch Kongo : 32. Tripolis : 33. Brüsche bezittingen aan en op de Oost-Afrikaan- sche kust: 34. Amiranten, Mauritius en en Seychellen: — 35. Britsch West-Afrika : — 36. Finland: 38. Egypte: Alexandrië, overige havens van Egypte. 39. Fransch Oost-Afrika, n. a.g.: _ 40. Fransch Kongo : 41. Fransch West-Afrika : 42. Erythrea en Fransch So- malüand: 44. Liberia: _ 45. Portugeesch Oost-Afrika : — 46. Portugeesch West-Afrika, n. a.g.: _ 47. Spaansch West-Afrika : — 48. Unie van Zuid-Afrika : — 49. Aden, Perim, Britsch en Italiaansch Somaliland, Sokotra, Koeria-, Moeria- en Bahreineüanden: 50. Arabië, Hedsjas, Mesopo- tamië en Azië, re. a. g. : 51. Brüsche bezittingen in Azië, re. a. g.: 52. Brüsche nederzettingen Singapoor, overige havens van deze Britsche aan de Straat van Malak- nederzettingen. ka en in Noord-Borneo : 102 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — § 99. 53. Ceylon: Colombo, overige havens van Ceylon. 54. China : Shanghai, overige havens van China. 55. Het niet genoemde deel van het Balkan-Schiereiland: — 56. Formosa: — 57. Fransche bezittingen en protectoraten in Voor- en Achter-Indië: — 58. Hongkong: — 59. Japan met Korea: Kobe, Yokohama, Dalny, overige havens van Japan met Korea. 60. Keizerrijk Indië: Karachi,Bombay,Madras,Calcutta,Rangoon, overige havens van het Keizerrijk Indië. 61. Perzië en Afghanistan: 62. Philippijnen: — 63. Siam: — 64. Argentinië: Buenos Ayres, Rosario, overige havens van Argentinië. 66. Brazilië: Rio de Janeiro, Santos, overige havens van Brazilië. 67. Canada : Havens aan den Atlantischen Oceaan, idém aan den Stillen Oceaan, overige havens van Canada. 68. Chili: 69. Columbia: — 70. Federatie Centraal-Ame- Havens der republieken Costarica, Guaterika : mala, Honduras en Salvador. 71. Cuba: — 72. Dominicaansche républiek — 73. Ecuador: — 74. Fransche bezittingen in Amerika: 75. Syrië: — 76. Haïti {de republiek): — 78. Mexico: — 79. Curacao en onderhoorig- heden: — 80. Palestina: — 81. Nicaragua: — 82. Brüsche bezittingen in Amerika, n. a. g. : — 83. Panama: — 85. Peru: 87. Suriname: — 88. Uruguay: — 89. Venezuela: — 90. Australisch gemeenebest Fremantle, Adelaïde, Melbourne, Sydney, (met Tasmanië en Brüsch Brisbane, overige havens van het Auen voormalig Duüsch stralisch gemeenebest. Nieuw-Guinea): III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 99—100. 103 91. Nieuw-Zeeland, enz.: 92. Polynesië: — 93. Zee: — 94. Letland: Riga, overige havens van Letland (2). 95. Estland: Reval, overige havens van Estland. 96. Littauen: Memel, Libau (2), overige havens van Lit- tauen. 3. Indien de indeeling van zeehavens moeilijkheden mocht opleveren, kunnen de ambtenaren zich door tusschenkomst van den Inspecteur tot de Handelsstatistiek wenden om beslissing (3). 1. Naar men vermeent, moeten onder de „overige havens van Frankrijk" worden begrepen de havens aan het Kanaal (behalve Hftvre) en aan de Noordzee (behalve Duinkerken). 2. Libau behoort tot Letland en moest dus onder 94 zijn vermeld. 3. Verg. § 109, eerste lid en § 113 hierna. B. Schepen, die binnenkomen of uitgaan langs de rivieren en kanalen. Inschrijving. § 100. 1. De schepen, die binnenkomen of uitgaan langs de rivieren en kanalen, worden dagelijks ingeschreven op een staat: ƒ.-, U.- en Dv. no. 29 voor de binnengekomen schepen; ƒ.-, U.- en Dv. no. 31 voor de uitgegane schepen. 2. Afzonderlijke staten worden aangelegd voor de schepen, die behandeld worden op den voet der tractaten. In het hoofd der staten wordt alsdan bijgeschreven: „in rechtstreeksche doorvaart op den voet der tractaten" (1). 3. Vaartuigen in geregelden dienst worden telkens, wanneer zij binnenkomen of uitgaan, opnieuw ingeschreven. 4. Met uitzondering van de in het volgende lid genoemde schepen worden alle passeerende vaartuigen bij het binnenkomen of uitgaan ingeschreven ; voor de kantoren de Kempen en Smeermaas dus ook de binnenkomende schepen, die elders zijn ingeklaard of van andere plaatsen in Nederland komen, en de uitgaande schepen, die elders moeten uitklaren of naar andere plaatsen in Nederland bestemd zijn. 5. In de staten worden niet begrepen: a. de schepen met een laadvermogen van vijf ton of daar beneden ; b. de Rijks- en andere vaartuigen en sloepen voor den pubheken dienst gebruikt wordende, die van het loodswezen en der water-en rivierwerken daaronder begrepen; c. de yischschepen, welke overeenkomstig bestaande tractaten gerechtigd zijn tot het op den voet van wederkeerigheid uitoefenen der visscherij op de rivieren en kanalen, wanneer zij geene andere voorwerpen dan van hunne vangst in- of uitvoeren (2); d. de pleiziervaartuigen, mits geen handelsgoederen vervoerende. 6. Houtvlotten worden onder de schepen begrepen ; daarvoor wordt in de derde kolom (namen der schepen) ingevuld : „Houtvlot". 104 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 100—104. 1. Zie nopens deze doorvaart, V. 1843, no. 148, mjl. III en IV, alsmede V. 1869, no. 100. 2. Zie hiervoor de artt. 18 e. v. van het Reglement, opgenomen in Verz. 1843, no. 148, bijl. II. § 101. 1. De inschrijving geschiedt door den verificateur of kommies-verificateur, chef van dienst, op het eerste of laatste kantoor. 2. Wanneer aan het kantoor geen verificateur of kommies-verificateur geplaatst is, geschiedt zij door den Ontvanger. Soort der schepen. § 102. 1. Als soort van het schip wordt vermeld : stoomschip, zeilschip, motorschip, sleepschip, enz. Passagiersschepen worden bovendien aangeduid met de letters „Sp.", sleepbooten met de letters „Ssl.". 2. Zeilschepen met hulpmotorkracht worden als zeilschepen aangemerkt. Laadvermogen. § 103. 1. Het laadvermogen wordt uitgedrukt in tonnen van 1000 K.G. 2. Onderdeden van een ton, niet grooter dan 0,5, worden verwaarloosd, daarboven voor een geheel genomen. 3. Is van een schip het laadvermogen niet bekend, dan wordt dit door de ambtenaren begroot. 4. Voor houtvlotten wordt het totale gewicht, eveneens in tonnen, opgegeven. 5. De kolom betreffende het laadvermogen wordt doorloopend opgeteld en aan het eind van het jaar met een dubbele streep afgesloten. Herkomst en bestemming. § 104. 1. In de kolommen „Gekomen van" en „Restemd naar" wordt ingevuld : Nederland, België, Duitschland, Frankrijk, enz., of, bij rechtstreeksche doorvaart van of naar zee : Zee. 2. Als land van herkomst, resp. bestemming moet voor schepen in vasten dienst genomen worden het land, waarin het begin-, resp. het eindpunt der lijn gelegen is; voor andere schepen het land, waarin is gelegen de plaats, waar de lading of het eerste deel der lading is ingenomen, resp. de lading of het laatste deel der lading zal worden gelost. 3. Voor ledige schepen en sleepbooten wordt als land van herkomst of bestemming alleen België of Duitschland opgegeven. 4. Indien de indeeling van rivierhavens moeilijkheden mocht opleveren, kunnen de Ontvanger en de ambtenaren, de laatsten door tusschenkomst van den Inspecteur, zich tot de Handelsstatistiek wenden om beslissing (1). 1. Verg. § 109, eerste lid en § 113 hierna. III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 105—108. 105 Lading. § 105. 1. Het bepaalde in § 93 omtrent den aard der lading geldt mede voor de invulling der kolom betreffende den hoofdinhoud der lading. Verzamelbladen. § 106. 1; Naast de staten ƒ.-, U.- en Dv. nos. 29 en 31 worden aangelegd en geregeld bijgehouden verzamelbladen ƒ.-, U.- en Dv. no. 39, afzonderlijk voor de binnengekomen en voor de uitgegane schepen. 2. Elk verzamelblad heeft slechts betrekking op schepen, die in hetzelfde land thuis behooren en die eenzelfde land van herkomst of bestemming hebben. Een schip wordt geacht thuis te behooren in het land, waar de eigenaar woont of gevestigd is. 3. De schepen in rechtstreeksche doorvaart op den voet der tractaten (1), de sleepbooten en de houtvlotten worden afzonderlijk verzameld. 4. De leden 6 en 7 van § 97 zijn van toepassing. L Zie nopens deze doorvaart V. 1843, no. 148, bijl. III en IV, alsmede V. 1869, no. 100. C. Algemeen. § 107. 1. De staten U.- en Dv. nos. 28, 29, 30 en 31 en de en de verzamelbladen U.- en Dv. nos. 37,38 en 39 worden per kalenderjaar gehouden. Inzending. 2. Uiterlijk op den lOen Januari van het volgende jaar worden de staten met de bijbehoorende verzamelbladen door de ambtenaren, die met bijhouding belast zijn geweest, opgezonden aan de Handelsstatistiek (!)• 3. Indien geen stukken zijn in te zenden, wordt uiterlijk 10 Januari negatief bericht ingezonden. Rijnvaartstatistiek. 4. De voor het kantoor Lobith gegeven speciale voorschriften voor de Rijnvaartstatistiek blijven van kracht. 1. . Zie nopens de adresseering § 108, tweede lid en § 113 hierna. III. ALGEMEENE BEPALINGEN. Portvrijdom. § 108. 1. Voor de briefwisseling over dienstzaken met den Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek is vrijdom van briefport 106 III. — Res. V. v. V. no. 1666. — §§ 108—110. verleend. De bepalingen van het Kon. besluit van 18 Sept. 1919, S. no. 573, V. v. V. no. 1168 (1) zijn daarbij in acht te nemen. Adresseering. 2. De adresseering van stukken, betreffende onderwerpen in de onderwerpelijke instructie genoemd, geschiedt steeds als volgt: Den Heer Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, afd. Handelsstatistiek, 's Gravenhage, Oostduinlaan no. 2. 1. Opgenomen in § 108 van het deel Comptabiliteit en Kantoorbeheer, deel XII der Vakstudie, tweede druk. Briefwisseling. § 109. 1. In zaken, betreffende de invulling en behandeling van documenten, staten en andere stukken voor de statistiek zullen de Inspecteurs en Ontvangers zich rechtstreeks in verbinding kunnen stellen met het Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeeling Handelsstatistiek. 2. Omgekeerd zal het Centraal Bureau voor de Statistiek rechtstreeks inlichtingen kunnen vragen aan de Inspecteurs en Ontvangers. Deze inlichtingen worden steeds zonder uitstel, voor zoover zij betreffen in behandeling zijnde documenten en opgaven zooveel mogelijk per omgaande, gegeven. Suiker- en gedistilleerdstatistiek. 3. De beide vorige leden zijn ook van toepassing op de suikerstatistiek (zie V. v. V. no. 1481) (1) en op de statistiek van het plaatselijk verbruik van gedistilleerd (2), waaromtrent de thans bestaande voorschriften van kracht blijven. 1. Opgenomen in onderdeel IV van dit werk. 2. Krachtens res. van 10 Febr. 1922, no. 175 is het verzamelen van de voor de gedistilleerdstatistiek benoodigde gegevens gestaakt, te beginnen met het jaar 1922, zoodat opneming van de desbetreffende voorschriften niet noodig voorkwam. Inzage van documenten, enz. § 110. 1. Wanneer de Directeur en de adjunct-directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, de chef of de sous-chef der afdeeling Handelsstatistiek daartoe het verlangen te kennen geven, worden zij op de kantoren der invoerrechten en visitatieposten toegelaten om inzage te nemen van de documenten en de registers nopens den in-, uit- en door- III. — Res. V. v.V. no. 1666. — §§ 110—115. 107 voer en de accijnzen. Voornoemde ambtenaren zijn voorzien van een aanstelling als ambtenaar der invoerrechten en accijnzen buiten bezwaar van den lande, waardoor zij bevoegd zijn tot die inzage en om aan de visitatiën deel te nemen. Geheimhouding. § 111. 1. Ambtenaren mogen geen mededeeling doen aan derden van de te hunner kennis gekomen gegevens ten behoeve van de statistiek; art. 86 van het Kon. besluit van 16 Sept. 1920, no. 51, V. v. V. no. 1401 (1) is ten deze van toepassing. 1. Dit artikel luidt aldus : De ambtenaren mogen hetgeen zij als zoodanig te weten komen, niet verder bekend maken dan voor de uitoefemng van hun ambt noodig is, tenzij hun verklaring als getuige of deskundige volgens de wet mocht worden gevorderd. Verg. art. 317 der Alg. wet (deel VII der Vakstudie). Opvolging der voorschriften. Tijdige inzending van het materiaal. § 112. 1. De Inspecteurs moeten er op letten, dat aan de omtrent de opmaking en inzending van het statistisch materiaal gegeven voorschriften streng de hand gehouden wordt, dat het werk met nauwgezetheid wordt verricht en dat alles, wat eene vlugge en tijdige inzending in den weg zou staan, ter zijde wordt gesteld. Verkorte benaming. § 113. 1. Waar in deze voorschriften gesproken wordt van „Handelsstatistiek" is daaronder te verstaan het Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeeling Handelsstatistiek, Oostduinlaan no. 2 te 's Gravenhage. IV. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN. Inwerkingtreding. § 114. 1. Deze voorschriften treden in werking op 20 Dec. 1921, met dien verstande, dat de gewijzigde bepalingen inzake de scheepvaartstatistiek, voor zoover deze niet slechts als eene verduidelijking van de bestaande zijn aan te merken, eerst op 1 Januari 1922 van kracht worden. Wgziging V. v. V. no. 1667. § 115. 1. In de res. van 2 Mei 1921, no. 158, V. v. V. no. 1567 (1), worden de volgende wijzigingen gebracht: 2. Het tweede lid van § 37 wordt gelezen: „In verband daarmede is in de aangiften ten uitvoer (model I) een plaats voor het opplakken der zegels aangewezen op het exemplaar gemerkt S". 108 III. — Res. V. v.V. no. 1666. — §§ 115—120. 3. In § 42, tweede lid, wordt voor „§ 23, onderdeel B van Verzameling no. 691" gelezen „§ 64 van Verzameling no. 1666". 4. In § 49, tweede lid, wordt voor „Verzameling no. 691, § 23, onderdeel B" gelezen „§ 64 van Verzameling no. 1666". 5. In § 61, tweede lid, worden in den aanhef de woorden „De goederen zullen" vervangen door „Behalve in een geval als voozien in § 68 van Verzameling no. 1666, zullen de goederen". 1. Opgenomen in onderdeel VI van dit werk; de hier vermelde wijzigingen zijn bereids aangebracht. Wijziging V. v. V. no. 1600. §116. 1. In de res. van 13 Juni 1921, no. 105, V. v. V. no. 1600 (1), worden de volgende wijzigingen gebracht: 2. In § 8, tweede lid, wordt voor „extract-volgbrieven G" gelezen „extract-volgbrieven F en G". 3. In § 18, eerste lid, wordt voor „punt B der resolutie Verzameling no. 822" gelezen „§ 87 van Verzameling no. 1666". 1. Opgenomen in onderdeel VII van dit werk; de hier vermelde wijzigingen zijn bereids aangebracht. Vervallen materieel. § 117. 1. Het materieel ƒ.-, U.- en Dv. no. 27 vervalt. Overgangsbepalingen. § 118. 1. Zoolang nog oude modellen C in gebruik zijn, waarvan de tot transito-paspoort dienende aangiften met de letter S zijn bedrukt, worden de aldus bedrukte aangiften zelf en niet de dubbelen hiervan op den voet van § 44, lid 9, vercijferd en ingezonden, nadat de wijze van aanzuivering op de dubbelen is overgenomen. 2. Gelijke overneming heeft ook plaats op de dubbelen van onvercijferd in te zenden exemplaren. 3. De, enz. (1). 4. Blijkt, enz. (1). 1. Het derde en vierde lid zijn, als van tijdelijk belang, niet opgenomen. § 119. 1. Het materieel D7 wordt niet verstrekt, indien er nog formulieren D10 ten kantore aanwezig zijn. 2. De prijs van deze laatste modellen is gelijk aan die van model D7. § 120 (1). 1. Vervallen, als zijnde van tijdelijk belang. HE — Res. V.v.V. no. 1666. — § 121. Vervallen voorschriften. 109 § 121. 1. Vervallen zijn de volgende voorschriften: Res. van 8 Juli 1916, no. 137, V. v. V. no. 691, behalve de toepasselijkheid van § 59 voor die posten en kantoren, alwaar het oude materieel nog voorhandenïjis (zie ook § 109, lid 3); Res. van 4 Aug. 1916, no. 106, V. v. V. no. 697; „ 7 Aug. 1916, „ 143, „ „ 703; „ „ 23 Sept. 1916, „ 65, „ „ 724- „ 28 Sept. 1916, „ 141, „ 725; „ 20 Oct. 1916, „ 130, „ „ 732; „ „ 8 Nov. 1916, „ 97, „ „ 737- „ 27 Nov. 1916, „ 169, „ „ 742- „ „ 16 Dec. 1916, „ 117, „ 746- n 2 Mei 1917, „ 154, „ 822;' „ „ 15 Juni 1917, „ 220, „ „ 846 • „ 6 Dec. 1917, „ 179, „ „ 889; „ „ 24 Dec. 1917, „ 158, „ „ 907, punten A—C en punt K ; „ „ 4 Febr. 1918, no. 57, V. v. V. no. 921 ; „ „ 24 Juni 1918, „ 176, „ „ 962- n h 25 Juni 1918, „ 157, „ „ 964; „ „ 19 Nov. 1918, „ 71, „ „ 1020; „ „ 26 Febr. 1919, „ 160, „ „ 1070 ■ „ „ 8 April 1919, „ 159, „ „ 1085; „ 11 Oct. 1919, „ 102, „ , 1167 ■ „ „ 15 Oct. 1919, „ 216, „ „ 1172 \ „ „ 22 Januari 1920, „ 130, „ „ 1239 • „ „ 18 Febr, 1920, „ 103, „ „ 1264 • „ „ 28 April 1920, „ 163, „ „ 1317 • „ „ 30 April 1920, „ 13, „ „ 1321 ; „ „ 11 Sept. 1920, „ 53, „ „ 1400- met dien verstande, dat de bij bovenvermelde voorschriften ingetrokken resolutiën vervallen blijven. IV. Res. van 4 Januari 1921, no. 143, V. v.V. no. 1481, gewijzigd en aangevuld bij de resolutiën van 16 April 1921, no. 89, V. v. V. no. 1558, van 5 Sept. 1921, no. 97, V. v.V. no. 1643, van 22 Febr. 1922, no. 46, V. v.V. no. 1745 en van 3 Nov. 1922, no. 83, V. v. V. no. 1917. Instructie betreffende de Suikerstatistiek (1). 1. § 109, eerste en tweede lid der res. V. v. V. no. 1666 zijn ook van toepassing op de Suikerstatistiek ; zie § 109, derde lid dier resolutie, opgenomen in onderdeel III van dit werk. § 1. De bestaande modellen Ace. nos. 68, 68a en 69 zijn vervallen en worden vervangen door een nieuw model Ace. no. 68 (zie bijl. I) (1). 1. Het model is opgenomen op blz. 115 hierna. § 2. De Ontvangers onder wier kantoren beetwortelsuikerfabrieken, raffinaderijen of fabriek-raffinaderijen zijn gevestigd, zenden vóór den 6en van iedere maand, voor elke inrichting afzonderlijk, eene opgaaf Ace. no. 68 in, van de vervaardigde, de ingeslagen en de uitgeslagen suiker en van de ingeslagen melado, melasse, stroop en andere suikerhoudende vloeistoffen (1—2). 1. Suiker, die opgeslagen is in particuliere entrepots, gelegen op de terreinen van enkele beetwortelsuikerfabrieken en bestemd voor opslag van in de fabriek, waarbij zij behooren, vervaardigde suiker, wordt bij uitslag uit het entrepot met betaling van accijns, overeenkomstig de res. van 15 Nov. 1921, no. 168, voor de toepassing der Suikerwet, aangemerkt als te zijn ingeslagen uit het entrepot in de fabriek en vervolgens hieruit te zijn uitgeslagen met betahng van accijns. Ten aanzien van de statistiek worden volgens de aangehaalde resolutie de aldus uitgeslagen partijen suiker daarentegen beschouwd met betaling van accijns uit entrepot te zijn uitgeslagen en worden zij derhalve niet opgenomen onder de ingeslagen suiker, bedoeld onder II van het model Ace. no. 68. De (fictieve) inslag in de fabriek wordt derhalve voor de statistiek buiten aanmerking gelaten. 2. Verg. § 11, laatste lid, hierna. § 3 (1). Bij de invulling der opgaaf is er op te letten dat voorshands onderstaande inrichtingen als fabriek-raffinaderij zijn aan te merken: Fabriek-raffinaderij „fabriek Wittouck" te Princenhage ; Fabriek-raffinaderij „Hollandia" te Gorinchem; IV. — Suikerstatistiek. — §§ 3—5. 111 Friesch-Groningsche Coöperatieve beetwortelsuikerfabriek-raffinaderij te Groningen; Coöperatieve beetwortelsuikerfabriek-raffinaderij „Dinteloord" te Stampersgat; Fabriek-raffinaderij „de Gastelsche Beetwortelsuikerfabriek" te Stampersgat. Van wijziging in dezen zal in de Verzameling van Voorschriften mededeeling worden gedaan. Het geheele product dezer inrichtingen behoort te worden vermeld in rubriek IB der opgaaf, ook derhalve de ruwe beetwortelsuiker beneden 98 pet. gehalte, als vervaardigd ingeschreven in de betrekkelijke registers, doch bestemd om in de inrichting te verblijven, ter verwerking tot witsuiker, tijdens of na afloop der beetwortelcampagne of in een volgend werkjaar. Het uit die ruwe suiker verkregen product wordt nader op gewone wijze in rubriek IB vermeld, terwijl de hiervoor versmolten ruwe suiker in kolom 5 der rubriek wordt afgetrokken. Indien de in de laatste twee zinsneden bedoelde ruwe beetwortelsuiker niet onder die benaming mocht worden ingeschreven in het register Ace. no. 58 en de rekening Ace. no. 64, doch onder de benaming basterd in het register Ace. no. 61 en de rekening Ace. no. 65, behoort zij voor de statistische opgaven niettemin te worden aangemerkt als ruwe beetwortelsuiker beneden 98 pet. gehalte. Ter zake het vorenstaande is toepasselijk, het bepaalde bij § 7, 5°., vijfde lid (2). 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens de res. V. v. V. no. 1558. 2. Zie ook aant. 5 aldaar. § 4. Voor een juiste invulling van rubriek IA der opgaaf is het noodig, dat door de ambtenaren in het register Ace. no. 58 in kolom 3 achter het netto-gewicht der verkregen suiker de soort, n.1. „ruwe suiker" of „witsuiker" worden vermeld en in kolom 7, achter het netto-gewicht, de soort van versmolten suiker. De ambtenaren, met het toezicht in de fabrieken belast, zullen van deze bijzondere aanteekeningen melding moeten maken in de aan de Ontvangers toe te zenden uittreksels Ace. no. 66. § 5. Voor eene uniforme behandeling geeft het bij deze instructie gevoegde model Ace. no. 68 in de rubrieken IA en IB aan, op welke wijze invulling moet plaats vinden, indien in de fabrieken of fabriekraffinaderijen voorradige ruwe beetwortelsuiker, te voren als vervaardigd in de opgaaf vermeld, naderhand wordt versmolten, ter vervaardiging van witsuiker. Indien in raffinaderijen en fabriek-raffinaderijen ter verwerking ingeslagen consumptiesuiker (witsuiker en basterd) nader onverwerkt mocht worden uitgeslagen, wordt de hoeveelheid met een desbetreffende aanteekening opgenomen in rubriek III (Uitgeslagen suiker) der opgaaf Ace. no. 68. 112 IV. — Suikerstatistiek. — §§ 6—7. § 6. Van eiken inslag van suiker of suikerhoudende vloeistof van elders in een beetwortelsuikerfabriek (raffinaderijen en fabriek-raffinaderij en blijven ten dezen buiten beschouwing), wordt door den Inspecteur der accijnzen, in wiens ressort de fabriek is gelegen, zoo spoedig mogelijk rechtstreeks kennis gegeven aan het adres, vermeld in § 11. § 7 (1). Voorts behooren te worden ingezonden : 1°. door de Ontvangers onder wier kantoren beetwortelsuikerfabrieken, suikerraffinaderijen of fabriek-raffinaderijen in werking zijn, eene opgaaf .Ace. no. 69a (2—3) ; 2°. door de Ontvangers en Entreposeurs, onder wier kantoren binnenlandsche beetwortelsuiker wordt geëntreposeerd, eene opgaaf Ace. no. 70 (2—3). Naar beetwortelsuikerfabrieken met vergunning uit entrepot uitgeslagen partijen, worden in de opgaaf vermeld in de kolom „Totale uitgeslagen hoeveelheid". Als plaats van bestemming wordt opgegeven „Beetwortelsuikerfabriek te " In gelijken zin wordt gehandeld bij mogelijken uitslag met bedoelde bestemming van suikersoorten vermeld in de opgaaf Ace. no. 70a (zie 3°). Uitslag naar de in § 3 dezer instructie genoemde fabriek-raffinaderijen wordt aangemerkt als uitslag naar raffinaderijen. 3°. door de Ontvangers en Entreposeurs, onder wier kantoren binnenlandsche geraffineerde suiker en basterd, buitenlandsche suikers, melado, melasse, stroop en andere suikerhoudende vloeistoffen, bedoeld bij lett. e van art. 1 § 1 der Suikerwet, of melasse en andere suikersappen, bedoeld bij Besluit van 9 Januari 1911, S. no. 27 (4) — onderdeel XXXI der Verzameling van Voorschriften no. 515 — worden geëntreposeerd, eene opgaaf Ace. no. 70a (2—3); 4°. door de Ontvangers, belast met de inzending van de betrekkelijke documenten voor de Statistiek, eene opgaaf ƒ.-, U.- en Dv. no. 32a (3). Voor het geval van uit het buitenland suiker of suikerhoudende vloeistof onder krediet wordt ingeslagen in beetwortelsuikerfabrieken of fabriek-raffinaderijen, behoort de hoeveelheid te worden opgenomen onder het hoofd „gewone raffinadeurs" in kolom 5 der opgaaf ƒ.-, U. en Dv. no. 32a. In de kolom „Opmerkingen" behoort eventueel de resolutie te worden aangehaald, krachtens welke de inslag heeft plaats gehad, onder ver- ... . , , beetwortelsuikerfabriek melding : „m te slaan in de —, . . , jp—j—~-— ° fabnek-raffinadenj te " ; 5°. door, enz. (5). Indien de Ontvanger zulks wenschelijk mocht achten, behoort door de ambtenaren in de te nemen uittreksels Ace. nos. 66 en 67 bij de betrekkelijke hoeveelheden te worden vermeld : „Nader te versmelten". 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens de res. V. v. V. no. 1917. 2. Verg. § 11, laatste lid, en § 12, laatste lid, hierna. IV. — Suikerstatistiek. — §§ 7—11. 113 3. Volgens § 8 hierna in te zenden vóór den 6en der maand volgende op die, waarover de opgaven loopen. 4. Opgenomen als bijl. F der Suikerwet, deel IV der Vakstudie. 5. Volgens res. V. v. V. no. 1917 is punt 5 van § 7 vervallen met uitzondering van het vijfde lid, dat van kracht blijft voor de toepassing § 8 (1). De staten Ace. nos. 69a, 70, 70a en ƒ.-, U.- en Dv. no. 32a, loopende over het tijdvak van een maand, worden ingezonden vóór den 6en der maand, volgende op die, waarover zij loopen. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens de res. V. v. V. no. 1745, terwijl de woorden „evenals de opgaven bedoeld sub 5° der vorige paragraaf" zijn weggelaten, omdat de hier bedoelde opgaven door het vervallen van punt 5 van § 7 niet meer worden opgemaakt; § 9. De Ontvangers, aan wier kantoren in den loop eener maand aftrek op den ontvangen suikeraccijns heeft plaats gehad wegens teruggaaf ter zake van uitvoer van suikerhoudende goederen, volgens het Kon. besluit van 5 Aug. 1897, S. no. 186 (1) en van met suiker samengestelde dranken volgens het Kon. besluit van 15 Maart 1910, S. no.86 (1), zenden daarvan vóór den 6en van de volgende maand in eene opgaaf Ace. no. 71. 1. Deze besluiten zijn opgenomen resp. als bijl. A en als bijl. T der Suikerwet, deel IV der Vakstudie. § 10 (1). Kandij van mindere hoedanigheid dan het standmonster, waarvan de accijns wordt geheven als van geraffineerde suiker of basterd, behoort in de statistische opgaven onder kandij te worden opgenomen.' Met nadruk wordt er op gewezen, dat witsuiker niet als ruwe suiker in vorenbedoelde opgaven moet worden vermeld. Onder witsuiker behoort te worden opgenomen beetwortelsuiker en rietsuiker van een gehalte van 98 pet. en daarboven. Beetwortelsuiker en rietsuiker van lager gehalte moeten in de opgaven worden vermeld nnAe.T.a^nA™}- ! i ruwe beetwortelsuiker j , onderscheidenhjk als—ruWe rjet8 ^ r van een gehalte van minder dan 98 pet. De visiteerende ambtenaren behooren voor zooveel noodig onvolledigheden, te dezen aanzien in de documenten voorkomende, door middel eener aanteekening te herstellen. In verband met het vorenstaande zullen dejbestaande modellen voor zooveel noodig met de pen moeten worden aangevuld of gewijzigd. 1. Deze paragraaf is hier opgenomen, zooals ze luidt volgens de res. V. v. V. no. 1643. § 11. De in deze resolutie bedoelde opgaven behooren rechtstreeks te worden ingezonden aan Den Heer Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Afdeeling Handelsstatistiek, Oostduinlaan no. 2 te 's Gravenhage. De Statistiek. „ 114 IV. — Suikerstatistiek. — §§ 11—13. De opgaven bedoeld bij §§ 2 en 7 sub 1 tot 3, worden steeds ingezonden, ook al zouden deze negatief moeten luiden. § 12. Van verandering van bestemming van partijen uitgeslagen suiker, zullen de ambtenaren die de desbetreffende fiatten verleenen, twee malen 's maands, uiterlijk den 6en en den 21en, telkens over het jongstverloopen halfmaandelijksch tijdvak, eene opgaaf hebben in te zenden, bevattende soort en netto-hoeveelheid, het gehalte voor zooveel noodig, de aanvankelijke en de nadere bestemming en beknopte omschrijving der documenten, waarop het fiat betrekking heeft. Deze opgaaf behoort te worden ingezonden: a. voor binnenlandsche suiker slechts indien : 1°. een consent tot uitvoer of een vervoerbiljet ingevolge fiat wordt aangezuiverd door betahng van den accijns; 2°. de bestemming van uit entrepot uitgeslagen partijen, andere dan begrepen onder 1°., wordt gewijzigd ; b. voor buitenlandsche suiker in alle voorkomende gevallen. Na terugontvangst ten kantore van afgifte van de betrekkelijke documenten, wordt door dit kantoor op gelijke tijdstippen van de gewijzigde bestemming opgaaf gedaan, als boven is aangegeven. De Entreposeurs deelen daarbij mede, over welke tijdvakken de partijen volgens de oorspronkelijke bestemming werden vermeld in de opgaven Ace. nos. 70 en 70a. De partijen suiker, vermeld in documenten, welke bij fiat zijn aangezuiverd door betahng van den accijns, worden niet opgenomen in de opgaaf Ace. no. 69a bij uitslag uit fabrieken, fabriek-raffinaderijen en raffinaderijen en evenmin in de kolom „Uitslag met betaling van den accijns" der opgaven Ace. nos. 70 en 70a, bij uitslag uit entrepot. § 13. Alle tot dusver geldende bepalingen, betrekking hebbende op de statistische opgaven omtrent suiker, zijn door het vorenstaande als vervallen te beschouwen, met uitzondering van de, voor enkele kantoren geldende, niet in de Verzameling van Voorschriften opgenomen bepalingen betreffende uitvoer van uit onveraccijnsde suiker vervaardigde kunsthonig en invertsuikerstroop. De daarbij gevraagde staat Ace. no. 69 behoeft niet meer te worden ingezonden. In plaats daarvan worden de gewenschte gegevens bij afzonderlijk schrijven medegedeeld. Negatief bericht kan achterwege blijven. BIJLAGE I DIRECTIE KANTOOR IV. — Suikerstatistiek. Beetwortelsuikerfabriek Beetwortelsuikerfabriekraffinaderij Suikerraffinaderij 115 te Opgaaf van de vervaardigde en de in- en uitgeslagen suiker en van de ingeslagen melado, melasse, stroop en andere suikerhoudende vloeistoffen over de maand 192 I Vervaardigde suiker. A. In beetwortelsuikerfabrieken Eenheid = K.G. (aetto-gewicht). | (rechtstreeks uit verwerkte beetwortelen). . „. . . in de maand Sedert den aanvang van Saldo der vorige rekening: t92.... het werkjaar 192... /192. Witsuiker K.G. D „ .. ,„., .t Ruwe snikw Ruwe suiker Kuwe Suiker Witsuiker. beneden Witsuiker. beneden 98 pct.gehalte. . 98 pct.gehalte. beneden 98 pet. gehalte.. K.G. *_ Kolommen 2 min 13 der rekening Ace. no. 64. h 2. 3. 1 Z 7. o. Gewogen suiker volgens de uittreksels Aec. no. 66 500 000 4. Na weging versmolten : Witsuiker Ruwe suiker ben. 98 pet. gehalte 800 000 Verkregen suiker (o min b) 500 000 min 800 000 — ~Z B. In raffinaderijen en beetwortelsuikerfabriek-raffinaderijen. Andere geraf- Ruwe beet- Kandii fineerde suiker . wortelsuiker Tijdvak. waaronder Basterd. beneden witsuiker. j 98 pct.genajte. Kolommen 2 en 6 tot 8 min 24 lot 26 der rekening Ace. no. 65 en, voor fabriek-raffinaderijen, 200 noodig tevens kolom 2 min 13 der rekening Ace. no. 64. k ^ 2- | 3. 4. 5. Maand 199 vorige maandenz z z m8ooooo000 Tot.vanaf 1 Sept. 192. .tot 192.. - - _~~ 600 000 (Accijnzen no. 681. 192.... 116 IV. — Suikerstatistiek. II. Ingeslagen suiker. (Rechtstreeks en over entrepot). j Eenheid = K.G. (bruto-gewicht). ; ~ b t Melado, melas- ^rfc»nf.r Witsuiker. Tpnirtpn" Basterd. a^ra'^mkeV.; rietsuiker. Deneaeu rmnHpnrtp 98 pet gehalte iiuuuonw Tijdyak , Ti ' 1 vioeistorfen. Aanteekeningen. § gl 1 Ij li Ij ij gj Ij 1 li Sj T. 1 2! 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. U. Maand 192.. Bij inslag in beetivortelsuiker- Vorige maanden fabrieken uit het binnenland of uit entrepot, op te geven, naam Totaal vanaf en ligging dêr inrichting van- tot *fT^. m.: I waa/fnsiag plaats had.8 III. Uitgeslagen suiker. Eenheid = K.G. (netto-gewicht). Uit beetvvortelsuiker- Uit raffinaderijen en beetwortelsuikerfabriek: fabrieken. raffinaderijen. TT " Andere geraf- Ruwe beet- Ruwe suiker fineerde sui- wortelsuiker : Tijdvak. Me%8Shalte. W KTSSn BaSte osgeh-alte. AM*™^ , . Kolommen 13—17, 19 en 20 der rekening Ace. Kolom 8 der rekening n0. 65, en voor fabriek-raffinaderijen, zoo noo« I . Acc- n0- dig tevens kolom 8 der rekening Ace, no. 64. T. 2! | 3~ ï! I ^ I 6. I £ 8. Maand 192.. Vorige maanden , Totaal vanaf 1 September 192.. tot 192.. J | I | 1 No ...den 192.... V. Wet op het Statistiekrecht (S. 1921, no. 55) (1). Wet van 14 Dec. 1916, S. no. 530, V. v.V. no. 759, aangevuld door de wetten van 26 Maart 1917, S. no. 254, V. v.V. no. 805 en van 31 Dec. 1920, S. no. 977, V. v. V. no. 1564 (1—3). Heffing van Statistiekrecht. 1. Krachtens art. XVIII der wet van 31 Dec. 1920, S. no. 977 V. v. V. no. 1564 is de wet van 14 Dec. 1916, S. no. 530, zooals ze luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen, in het Staatsblad geplaatst en kan de gewijzigde wet worden aangehaald onder de benaming „Wet op het Statistiekrecht", mits met bijvoeging van jaargang en nummer van het Staatsblad, waarin zij is opgenomen. De gewijzigde wet is bij Kon. besluit van 10 Febr. 1921 bekend gemaakt door plaatsing in Staatsblad no. 55 van 1921 en opgenomen in de V. v. V. onder no. 1565; ze kan dus worden aangehaald als „Wet op het Statistiekrecht Stbl' 1921 no. 55". 2. Art. 20 der wet, zooals het oorspronkehjk luidde, bevatte een vrijstelling van het zegelrecht en van de formaliteit van registratie van de stukken betreffende de toepassing der wet of daaruit voortvloeiende ; ook de quitantiën van invoerrecht werden daarin vrij van zegel gesteld. Het artikel is vervallen door art. 98 der Zegelwet 1917 (wet van 22 Maart 1917, S. no. 244, V. v. V. no. 820) en art. 103 der Registratiewet 1917 (wet van 22 Maart 1917, S. no. 243). Bovenbedoelde stukken zijn thans, naar vermeend wordt, óf niet aan zegelrecht onderworpen, óf daarvan vrijgesteld, o. a. op grond van art. 32, punt 4, der Zegelwet 1917. Art. 37, punt 4 dezer wet bevat de vrijstelling voor de quitantiën van invoerrecht en statistiekrecht. Zie aant. 6, laatste lid, op art. 13 hierna voor de daarbedoelde verzoekschriften en beschikkingen. Verg. voor de vrijstelling van de formaliteit der registratie, de artt. 5, eerste hd, en 100 der Registratiewet 1917, alsmede voor het geval ingevolge art. 17 der Wet op het Statistiekrecht tot openbare verkooping van roerende zaken moet worden overgegaan, de artt. 55—60 der Registratiewet 1917. 3. Gegevens nopens den opbrengst van het statistiekrecht vindt men m de Geschiedenis op blz. 8 hiervoor. Wij Wilhelmina, enz. Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenscheliik is een statistiekrecht te heffen; Zoo is het, enz. 118 V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 1. Art. 1 (1). Er wordt een statistiekrecht naar de waarde geheven (2—5): a. van de ingevoerde goederen, die terstond of na opslag in entrepot tot verblijf binnenslands worden aangegeven (6—20, 24); b. van de goederen, die ten uitvoer worden aangegeven, met uitzondering van de van buitenslands ingevoerde goederen,die terstond of na opslag in entrepot tot wederuitvoer worden aangegeven (6—16,21,24). Tenzij de goederen overeenkomstig de voorschriften van Onzen Minister van Financiën van elkander afgescheiden worden gehouden, staat voor de toepassing dezer wet aangifte tot opslag van buitenlandsche goederen in een entrepot voor binnenlandsche goederen en aangifte tot opslag van binnenlandsche goederen in een entrepot voor buitenlandsche goederen onderscheidenlijk gelijk met aangifte tot verblijf binnenslands of met aangifte ten uitvoer, en worden de opgeslagen goederen onderscheidenlijk als goederen van binnenlandsche of van buitenlandsche herkomst beschouwd (22—24). 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het luidt na wijziging bij art. I der wet V. v. V. no. 1564. 2. Zie, nopens het bedrag van het statistiekrecht, art. 4. 3. Omtrent hetgeen onder waarde is te verstaan zie men de artt. 5 en 6. 4. Van in veredelingsverkeer uit- en ingevoerde goederen zal het statistiekrecht zoowel bij uitvoer als bij invoer over de volle waarde, die de goederen op dat oogenblik hebben, berekend moeten worden. Bij uit- en invoer zal dan ook, althans wanneer de waarde der partijen meer dan ƒ 25 (a) bedraagt, op de gèwone wijze, met vermelding der waarde, aangifte gedaan moeten worden. Res. 6 Maart 1917, no. 120. Verg. hierbij art. 3, lett. k, hierna, alsmede de §§ 46, tweede lid, en 50 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. (a) Zie art. 3, lett. h, hierna. 5. Bij invoer van goederen voor de Marine behoeft het verschuldigde statistiekrecht niet dadehjk bij de aangifte te worden voldaan, doch kan dit per declaratie verrekend worden op dezelfde wijze als dit voor de invoerrechten is geregeld (a). Res. 18 Mei 1917, no. 79. (a) Zie de res. van 29 Nov. 1862, no. 35, opgenomen ondïr de aantt. op art. 127 der Algemeene wet (deel VII der Vakstudie). 6. Bij de openbare behandeling van het ontwerp der wet tot heffing van statistiekrecht in de EersteKamer werd door denHeerVAN NIEROP gevraagd of onder goederen, in art. 1 genoemd, ook zouden vallen effecten, of dus indien bijv. bij een nieuwe leening of bij reorganisatie van een maatschappij stukken op andere wijze dan per pakketpost worden ingevoerd, statistiekrecht verschuldigd zou zijn, en zoo ja, of dit recht dan geheven zou worden naar de waarde van het papier dan wel naar de daarop vermelde nominale waarde ? Minister VAN GIJN antwoordde daarop : Tot nog toe zijn bij de statistiek effecten nooit beschouwd geworden als goederen en ik meen dat dit terecht is geschied. Er bestaan geen plannen om dit systeem te verlaten. Wij zullen dus effecten evenmin belasten naar de waarde van papier, als naar eenige andere waarde. Wij zullen ze beschouwen als vorderingen, welke niet tot de goederen zijn te rekenen." V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 1. 119 7. Effecten, wissels, bank- en ander geldswaardig papier zjjn voor de toepassing der Wet op het Statistiekrecht evenmin als voor de toepassing der Tariefwet als „goederen" aan te merken. Bij in- en uitvoer is er dus ook geen statistiekrecht voor verschuldigd. Res. 25 Sept. 1919, no. 151. 8. Met betrekking tot de statistiek van den in-, uit- en doorvoer bhjft entreposeering van binnenlandsche goederen buiten aanmerking en wordt entreposeering van buitenlandsche goederen, waarvoor het invoerrecht is betaald, evenals opslag onder krediet voor den accijns, als opslag in het vrije verkeer aangemerkt. In dit licht beschouwd is het duidelijk, dat in de Wet op het Statistiekrecht met opslag in entrepot alleen opslag in entrepot voor onverimposte buitenlandsche goederen wordt bedoeld. Bij opslag van dergelijke goederen in binnenlandsch entrepot is dus, naast het invoerrecht, volgens art. la der wet ook statistiekrecht verschuldigd. Res. 23 Maart 1918, no. 49; zie B. no. 1990. 9. De in hoofdzaak voor export werkende fabrieken, krachtens art. 1 van het Kon. besluit V. v. V. no. 1538 als entrepot toegelaten, zijn echter voor de toepassing der Statistiekwet en der Wet op het Statistiekrecht met als entrepot aan te merken ; verg. aant. 3 op § 31 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III van dit werk. 10. Voor de toepassing van de Statistiekwet en de Wet op het Statistiekrecht worden de overeenkomstig art. 38 der Tabakswet, S. 1921 no. 712 zonder betaling van accijns ingeslagen sigaren en sigaretten niet als geëntreposeerd beschouwd. Res. V. v. V. no. 1749, § 39, laatste lid. 11' Zje. .voor °Pslag yan goederen in musea, aant. 3, laatste lid, op art. 3 hierna. 1 o'o ^et Koloniaal Etablissement te Amsterdam is volgens de res. van 22 Oct. 1917, no. 123 voor de toepassing van de Wet op het Statistiekreent, met betrekking tot de daarin op den voet der missives van 7 Dec. 1908, no. 5 en van 4 Sept. 1909, no. 37 opgeslagen wordende goederen, ais een entrepot te beschouwen. 13. De Wet op het Statistiekrecht geeft geen bevoegdheid dit recht voor met aangegeven goederen na te vorderen. In dit verband is aangifte onder verkeerde benaming met niet-aangeven gelijk te stellen. In deze gevallen komt heffing van statistiekrecht bij transactie minder juist voor; echter zal bij het bepalen der boete met het ontdoken statistiekrecht rekening gehouden moeten worden. Res. 19 Nov 1917 no. 203. ' 14. Zoowel van goederen, aangegeven tot verbijf binnenslands als van goederen uitgevoerd uit het vrije verkeer, kan het recht worden geheven, zonder dat noemenswaardige belemmering voor het verkeer is te vreezen. Van ingevoerde goederen moet aangifte gedaan worden aan een ontvangkantoor der invoerrechten. Voor niet met invoerrecht belaste goederen bestaat de gelegenheid tot heffing bij de inlevering der vrijaangifte of van de aangifte ter bekoming van een vry-paspoort, voor belaste goederen bij de aangifte tot betahng van recht ~ accijns, tot inslag onder krediet of met vrijdom. 120 V. — STATISTIEKRECHT. — Art. t. Van uit te voeren goederen geschiedt aangifte ten kantore van een Ontvanger alleen bij uitvoer met afschrijving of met teruggaaf van accijns. Voor de overige wordt de uitvoeraangifte ingeleverd bij de douane-ambtenaren, hetzij ter plaatse van inlading (art. 87 F van het Kon. besluit van 26 Maart 1872, S. no. 19 (a), gewijzigd bij Kon. besluit van 12 Maart 1876, S. no. 53), hetzij ter laatste wacht (art. 143 der Alg. wet van 1822). De aangifte tot verbhjf binnenslands wordt gedaan door den beheerder der goederen of zijn vertegenwoordiger (art. 118 der Alg. wet van 1822); de aangifte ten uitvoer zal, ingevolge art. 2 der „Statistiekwet" (b), worden gedaan door den afzender (exporteur), doch ingeleverd door dengene, die zich met den uitvoer belast. Niettegenstaande bij uitvoer art. 87 F voornoemd facultatief is gesteld, wordt in de practijk de aangifte ten uitvoer per spoor en te water meestal ingeleverd ter plaatse van inlading, indien aldaar ambtenaren gestationneerd zijn. De visitatie der goederen en de controle voor het statistiekrecht zal derhalve als regel bij invoer plaats hebben ter losplaats, bij uitvoer ter plaatse van inlading, zoodat voor belemmering van het verkeer zeer weinig vrees behoeft te bestaan. Mem. v. T. (a) V. v. V. no. 281 III, opgenomen als bijl. H. der Alg. wet (deel VII der Vakstudie). (6) Zie onderdeel I van dit deel. 15. Statistiekrecht wordt alleen geheven van goederen, waarvoor een aangifte tot invoer of uitvoer bestaat en in de gevallen, bedoeld in de artt. 13 en 15 der wet (a). De bedoeling om nimmer statistiekrecht te heffen zonder het bestaan van een aangifte is ook af te leiden uit de res. V. v. V. no. 815 (b) en V. v.V. no. 926 (b). Bij invoer zonder aangifte of document kan dus bij transactie geen ontdoken statistiekrecht worden gevorderd (c). Weekblad no. 2391. (o) Thans ook in het geval, bedoeld in art. 14. (b) Zie thans de §§ 44, 45 en 46 der res. V. v. V. no. 1567, opgenomen m onderdeel VI hierna. (c) Zie aant. 13 hiervoor. 16. Voor reisbagage, waarvoor volgens de bestaande voorschriften geen schriftehjke aangifte wordt vereischt, kan deze ook voortaan achterwege blijven en kan, ook al is de waarde meer dan / 25 (a), van de heffing van statistiekrecht worden afgezien. Voor handelsgoederen, welke zich onder de reisbagage mochten bevinden, moet echter, zoo de waarde hooger is dan / 25 (a), het indienen van een schriftelijke aangifte en, voor zoover die goederen niet vallen onder den vrijdom, bedoeld in art, 3, lett. I, der wet, voldoening van het statistiekrecht worden gevorderd. Res. V. v. V. no. 1567, § 44. (a) Verg. art. 3, lett. h, hierna. Bij het binnenkomen of uitgaan van vaartuigen en andere vervoermiddelen, onverschillig of zij oud of nieuw, ledig of geladen zijn, behoeft voor de vervoermiddelen als zoodanig slechts dan een aangifte ten inof uitvoer gedaan te worden, wanneer dit voor de heffing van invoerrecht of ter bekoming van geheele of gedeeltelijke vrijstelling daarvan noodig is. Alleen in die gevallen kan derhalve van die vervoermiddelen zelf ook statistiekrecht geheven worden, waarbij echter in aanmerking te nemen is het bepaalde in art. 3, lett. jf, der wet. V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 1. 121 Bij aanbouw of aankoop van schepen, hetzij hier te lande voor buitenlandsche rekening, hetzij in den vreemde voor Nederlandsche rekening, behoort hiervoor enkel ten behoeve der statistiek of om er statistiekrecht van te kunnen heffen geen aangifte gevorderd te worden. Het vorenstaande heeft geen betrekking op als lading van andere vervoermiddelen uitof ingevoerde vaar- en. voertuigen, die uit den aard der zaak, wanneer zij niet onder een vrijstelling vallen, evenals de verder geladen goederen steeds op van de vereischte statistiekzegels voorziene formuheren ten uit- of invoer aangegeven moeten worden. Alsvoren, § 45. Indien voor ingevoerde goederen wel op vrijdom van invoerrecht of accijns, doch niet op vrijstelling van statistiekrecht aanspraak gemaakt kan worden, zal daarvoor, in andere gevallen dan bedoeld in art. 6, letters a, c en d der Tariefwet (a), steeds een schriftelijke aangifte gevorderd moeten worden. Voor goederen, bedoeld in art. 6, letters h en i, der Tariefwet {b), zal zoowel bij in- als bij uitvoer aangifte gedaan en, zoo noodig, statistiekrecht geheven moeten worden. Indien voor met vrijdom van invoerrecht ingevoerde vlotgereedschappen of reisrijtuigen dat recht nader wordt ingevorderd of betaald, behoort, wanneer alsdan slechts ambtshalve formulieren D worden ingevuld, geen statistiekrecht te worden gevorderd. Alsvoren, § 46. (a) Dit zijn de vrijstellingen voor vlotgereedschappen (lett. o), reisrijtuigen (lett. c) en de goederen, die reizende personen tot hun lijfseebruik met zich voeren (lett. d). "ÜSï'v (b) Hier zijn bedoeld de goederen, ingevoerd om hier te lande eenige bewerking te ondergaan en weder te worden uitgevoerd (lett. h) en de góederen, die buitenslands een herstelling moeten ondergaan en daarvoor worden uit- en vervolgens ingevoerd (lett. i). Het statistiekrecht is over de volle waarde te heffen ; zie aant. 4 hiervoor. Evenwel zal voor de onder lett. h vallende goederen, de vrijstelling van statistiekrecht, bedoeld in art. 3, lett. *, hierna, van toepassing zijn ; zie § 34, eerste lid der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 17. Het op den voet der res. V. 1868, no. 1 met vrijdom van invoerrecht ter bleeking ingeslagen katoen kan na of in plaats van de bleeking worden geverfd of bedrukt en vervolgens weder uitgevoerd op transitopaspoort of tot verblijf binnenslands worden bestemd. De aanzuivering der rekening zal in het laatste geval ook kunnen geschieden op den voet van art. 6 van het Kon. besluit V. 1877, no. 55. Bij aangifte tot verblijf binnenslands moet voor die stukken alsnog het statistiekrecht betaald worden in evenredigheid van de waarde bij den invoer van de partijen, waarop de afschrijving in de rekening plaats heeft. Voor de verantwoording van dit recht is hetregister-j ournaalSfatistiekrecht no. 6 te bezigen, waaruit belanghebbende dan ook quitantie kan ontvangen, met vermelding van datum en nummer der quitantie in de rekening. Res. 24 Mei 1922, no. 216. 18. Een in een distilleerderij van buitenlandsch gedistilleerd opgeslagen partij binnenlandsch gedistilleerd, die daarna over publiek entrepot, tegen betaling van het invoerrecht weder in een distilleerderij, eerste klasse, voor binnenlandsch gedistilleerd wordt ingeslagen, moet als uit het buitenland herkomstig worden aangemerkt, zoodat ze bij de latere betaling van het invoerrecht mede aan statistiekrecht onderworpen dient te worden. Res. 19 Dec. 1917, no. 125. 19. Verg. aant. 3 op § 40 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III van dit werk. 122 V. — STATISTIEKRECHT. — Art. I 20. Bij de aangifte ten invoer van strandgoederen dienen, wat de behandeling voor het Btatistiekrecht betreft, de bestaande voorschriften opgevolgd te worden. Res. 27 Febr. 1918, no. 181. Verg. § 53 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III hiervoor. 21. Ten doorvoer aangegeven goederen kunnen met het oog op onze internationale verplichtingen (verg. art. 26 van het tractaat van handel en scheepvaart met de Staten van het Tolverbond van 31 Dec. 1851, S. 1852, no. 104 (a), en art. 7 van de herziene Rijnvaartakte van 17 Oct. 1868, S. 1869, no. 75) (b) en op het groote belang van een zoo min mogelijk belemmerden doorvoerhandel, met met een statistiekrecht worden getroffen (c). Intusschen wörden thans ten doorvoer bestemde onbelaste goederen in buitengewoon groote hoeveelheid (naar vrij betrouwbare raming ± 23 miluard K.G.) aangegeven tot verblijf binnenslands en later ten uitvoer, ten einde de doorvoerformaliteiten te ontgaan. Bij de reorganisatie der statistiek zijn deze formaliteiten zoodanig vereenvoudigd, dat geen ernstig bezwaar meer kan bestaan tegen het aangeven ten doorvoer van met die bestemming ingevoerde goederen. Wanneer nu bovendien een finantieel belang bij aangifte ten doorvoer ontstaat, zal de kans des te grooter worden, dat de statistiek van dien z.g. „vermomden" doorvoer wordt gezuiverd. Mem. v. T. (o) V. 1852, no. 73. • (4) V. 1869, no. 100. (c) Verg. art. 2, met aant, 1 hierna. 22. Bij vermenging van in een entrepotlokaal opgeslagen binnenen buitenlandsche accijnsgoederen, bijv. gedistilleerd, is het bij uitslag niet meer mogelijk het verschil in herkomst vast te stellen. De geheele voorraad wordt dan ook volgens de accijnswetgeving als buitenlandsch of — na betahng van het invoerrecht — als binnenlandsch fabrikaat aangemerkt. Dezelfde gedragslijn dient ook met betrekking tot het statistiekrecht gevolgd te worden. Het is dan echter noodig voor de goederen, die geacht worden in het entrepot van Nederlandsche en vreemde herkomst te verwisselen, reeds bij den opslag statistiekrecht te vorderen en wel voor de Nederlandsche goederen op denzelfden voet als bij uitvoer, en voor de buitenlandsche goederen op denzelfden voet als bij invoer. Volgen de goederen later werkelijk deze bij den opslag veronderstelde bestemming dan is er niet opnieuw statistiekrecht van verschuldigd. Wil een entrepositaris Nederlandsche goederen, die na den opslag met buitenlandsch fabrikaat zijn gelijkgesteld, toch later hier te lande in consumptie brengen, dan moet hij wèl opnieuw statistiekrecht betalen. Hetzelfde geldt voor buitenlandsche goederen, die door opslag tezamen met Nederlandsche goederen zijn genationaliseerd en daarna toch weder naar het buitenland teruggaan. Dit risico zullen belanghebbenden bij zoodanige vermenging dienen te dragen. Mem. v. T., wet V. v. V. no. 1564. 23. Alle ingevoerde, terstond of na opslag in entrepot tot verblijf binnenslands aangegeven goederen moeten na die aangifte voor de toepassing der Wet op het Statistiekrecht als binnenlandsche goederen worden aangemerkt. Dit geldt dan mede voor, zij het ook met krediet voor het invoerrecht in een distilleerderij ingeslagen gedistilleerd. Bij nadere overbrenging van dit gedistilleerd naar een entrepot voor buitenlandsche goederen is dus art. 1, tweede lid, van voornoemde V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 1. 123 wet van toepassing, zoodat deze opslag, alsbij uitvoer, met betaling van statistiekrecht gepaard moet gaan. Inlevering van een formulier M met vermelding der waarde is voor dien opslag noodig. Res. 14 Nov. 1921, no. 68. 24. Verschuldigdheid van statistiekrecht. In het hierna volgende overzicht zijn onder „vrije verkeer" en „verblijf binnenslands" ook begrepen: a. de panden van krediet voor den accijns en wat gedistilleerd aangaat, ook voor het invoerrecht (z.g. buitenlandsche distilleerderyen); b. de entrepots voor binnenlandsche goederen ; c. de z.g. fabrieks-entrepots (aant. 3 op § 31 der res. V. v. V. no. 1666 in onderdeel III hiervoor). Deze beide soorten van entrepots zijn dus in deze aanteekening niet als entrepot aangemerkt. Ook worden de volgens art. 38 der Tabakswet opgeslagen goederen overeenkomstig § 39, laatste lid der res. V. v. V. no. 1749 voor de Wet op het Statistiekrecht niet als geëntreposeerd beschouwd. Aangenomen is voorts, dat niet voor voldoende afscheiding tusschen binnen- en buitenlandsche goederen in hetzelfde entrepot overeenkomstig art, 1, laatste lid der Wet op het Statistiekrecht is zorg gedragen. iP I ~ , .. . Wpt on hpt *8 statistiek- o| Omschrijving. St^krecht ^cht 5 verschuldigd ? 1 Rechtstreeksche invoer tot verbhjf Art. 1, lett. a. Ja. binnenslands. Uitzondering: Goederen na aan- Art. 2. Restitutie van gifte tot verbhjf binnenslands, het bij invoer niet anders opgeslagen dan aan betaalde sta- den wal of op het terrein eener tistiekrecht. onderneming van vervoer en daarna weder uitgevoerd. 2 Uitslag uit entrepot (voor buiten- Art. 1, lett. a. Ja. landsche goederen) tot verblijf binnenslands (entrepot-uitslag). Uitzondering: Als onder no. 1. Art. 2. Restitutie van het bij invoer betaalde statistiekrecht. 3 Uitvoer uit het vrije verkeer (waar- Art. 1, lett. b. Ja. onder het onder 4, lett. b, hierna Art. 1, laatste bedoelde geval is begrepen). bd. Uitzondering: Goederen, na aan- Art. 2. Neen. gifte tot verblijf binnenslands, niet anders opgeslagen dan aan den wal of op het terrein eener onderneming van vervoer en daarna weder uitgevoerd. 124 V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 1—2. iel 'A ... Wet op het Is statifek- ^| Omschrijving. Statistiekrecht a9 j> g verschuldigd i aarde der goederen aan te merken, wanneer de koop geheel of ten deele als een verkapte schenking is te beschouwen, met ruiling van andere goederen gepaard gaat of, in het algemeen gesproken, wanneer op den bedongen prijs omstandigheden hebben ingewerkt, die buiten verband staan tot de werkelijk door partijen aan de goederen toegekende waarde. Is de koopsom,hijv. voor consignatiegoederen, niet of nog met bekend, dan zal belanghebbende haar zoo goed mogelijk moeten begrooten. Wat de levering ter losplaats betreft, zal bij overlading onderweg zoowel de plaats van overlading als die van eindlossing als losplaats kunnen gelden. Hetzelfde geldt min of meer voor de plaats van aankomst van niet gelost wordende goederen, zooals over de grens gedreven vee en andere zich te water, te lande of door de lucht bewegende goederen, die aan de grens en meer binnenslands kunnen aan- of neerkomen. De opzet is eenvoudig deze, dat de volle internationale transportkosten in de waarde zijn te begrijpen, zonder dat het daarom noodig is m ieder bijzonder geval angstvallig na te gaan, waar het buitenlandsch transport ophoudt en het binnenlandsch transport begint. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. 3. Nopens de toepassing van art. 5, lett. a, wordt verwezen naar art, 32 der Waardewet 1906, S. no. 216, bijl. D der Alg. wet. 4. Indien de prijs van ingevoerd zout berekend wordt naar de in het'cognossement vermelde en niet naar de bij weging hier te lande bevonden hoeveelheid, ontmoet de heffing van statistiekrecht overeenkomstig de in het consent, model E, te vermelden waarde geen bezwaar. De na weging in de volgbrieven, model F, vermelde hoeveelheid oefent dan immers op die waarde geen invloed. Bijbetaling van statistiekrecht over de meer bevonden hoeveelheid is dus in dergelijke gevallen niet noodig. Res. 14 Mei 1918, no. 187. 6. Behalve wat de geregeld heen en weer gaande, niet definitief in rekening gebrachte emballage betreft, behoort de waarde der verpakking in de waarde der in en uit te voeren goederen begrepen te worden. Het doet hierbij niet ter zake of de emballage ter vulling en wederuitvoer is ingevoerd met toepassing van het Kon. besluit V. ISiSó, no. 101. Res. 1 Maart 1923, no. 185. Indien het bedrag, waarvoor in bruikleen verstrekte emballage ja) in rekening wordt gesteld, na terugontvangst door den afzender, weder wordt gerestitueerd, moet dit bedrag bij de vaststelling der waarde buiten aanmerking worden gelaten, omdat de voorloopige inrekemngstelling -bij wijze van zekerheid tegenover eventueel verlies — met de eigenlijke verkoopwaarde geenerlei verband houdt. Uitspraak Raad van beroep voor de invoerrechten 22 Juni 1922, no.l482S; zie B. no. 2994. (o) In casu waren garens ingevoerd, opgemaakt op speciaal daarvoor bestemde cartonnen hulzen (welke laatste voorloopig tegen den garenprys in rekening werden gesteld) en verzonden in kisten (met initialen en nummer van de fabrikanten) die voorloopig tegen .. francs per stuk berekend werden. Hulzen en kisten werden geregeld teruggezonden. V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 5. 135 6. Uit de artt. 5 en 6 der wet volgens de thans vervallen redactie (V. v. V. no. 759) (a) volgde, dat in het algemeen de kosten van emballage onder de te declareeren waarde van ingevoerde of uit te voeren goederen moesten worden begrepen. De nieuwe redactie van genoemde artikelen laat hieromtrent geen twijfel ten aanzien van ingevoerde, met een invoerrecht naar de waarde belaste goederen. Ook bij invoer van andere goederen en bij uitvoer van alle goederen moet ongetwijfeld naar hetzelfde beginsel worden gehandeld. Immers, indien bij de wet V. v. V. no. 1564 in dit opzicht een wijziging beoogd ware, zou daarvan in de Mem. v. T. zeker melding zijn gemaakt. Uit het zwijgen van dit stuk mag men opmaken, dat de wet V. v. V. no. 1564 geen verandering bracht wat aangaat het al of met meerekenen van de kosten der emballage in de te declareeren waarde. Het is daarom, dat van onderstaande beslissingen alsnog melding wordt gemaakt. Bij invoer van koolzuur in stalen flesschen heeft zich de vraag voorgedaan of de waarde van die emballage (welke bijna zonder uitzondering telkens wordt teruggezonden om weder gevuld te worden) moest worden opgenomen m de aan te geven waarde van het koolzuur. De levering, waaromtrent de beslissing van den Raad van beroep werd ingeroepen! geschiedde deels in eigen flesschen (eigendom van geadresseerde zijnde) tegen 10 cents per K.G., deels in z.g. Leihflaschen voor 14 cents per K.G.; in het laatste geval voor hoogeren eenheidsprijs als vergoeding voor het tijdelijk gebruik der stalen cylinders. De Raad van beroep nu overwoog in zijn beslissing van 19 Juli 1917, no. 61 S., B. no. 2407, dat met de omschrijving van art. 5 der Wet op het Statistiekrecht 1916, S. no. 530, j°. art. 32 der Waardewet 1906, S. no. 216, beoogd is om bij de waardebeoordeeling alleen rekening te' houden met het bedrag, waarop het goed den importeur komt te staan, zonder inbegrip van het invoerrecht hier te lande en dat dit bedrag' m casu op 14 cents per K.G. moest worden gesteld. Blijkbaar werd dus de waarde der emballage zelve niet in aanmerking genomen, maar alleen de prijs, die voor het gebruik daarvan moest worden betaald. Een beslissing in gelijken zin werd door genoemden Raad genomen bij beschikking van 9 Sept. 1913, no. 14997, B. no. 1248, met betrekking tot de speciale zakken (z.g. Hessians), waarin rijwielbanden bij invoer waren geëmballeerd. Deze beslissing, gegrond op art. 32 der Waardewet, is meer uitvoerig vermeld in aant. 16, N, no. 4, q op genoemd artikel. j ?Kï«en8 uit8Praak van den Raad van Beroep voor de invoerrechten d.d. 28 Oct. 1919, no. 1008 S (è) zal geregeld heen en weer gaande niet gefactureerde emballage, zooals meubelbakken, pianokisten, kabeltrommels of -haspels, bananenvans e. d., voor de berekening van het invoerrecht en van het statistiekrecht niet meer in de aan te geven waarde der ingevoerde, daarin verpakte goederen begrepen behoeven te worden. Res. 14 Januari 1920, no. 106. (o) Deze artikelen luidden aldus: Art 5. Onder waarde wordt bij invoer verstaan de waarde volgens art 120 wet v& ^iffi 18^oV^M' <Üt " geWijZig<1 b^art" 32 dM Art. 6. Onder waarde wordt bij uitvoer verstaan de som, die gerekend wordt voor levering hier te lande door de eerste hand te kunnen worden bedongen. Voor goederen waarop deze bepaling niet kan worden toegepast, daaronder begrepen die, welke door aard, bestemming of opschriften voor anderen dan voor 136 V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 5—6. wie zij bestemd' zijn, een mindere waarde hebben, wordt onder waarde verstaan de prijs bij aanschaffing uit de eerste hand hier te lande, vermeerderd met de kosten van emballage en commissie. Voor afgescheiden gedeelten van een geheel, geen zelfstandige handelsartikelen zijnde, wordt de waarde bepaald in verhouding tot den prüs van het geheel, waartoe zij gerekend worden te behooren. (6) Zie B. no. 2431. De overwegingen dezer uitspraak zijn vermeld in aant. 16, N, op art. 32 der Waardewet, bijl. D der Alg. wet. 7. Als plaats van lossing bij invoer en plaats van inlading bij uitvoer is aan te merken de plaats, waar de goederen worden vrijgemaakt, resp. waar de aangifte ten uitvoer wordt ingeleverd. In het algemeen gesproken kan worden gezegd, dat op de losplaats (plaats van vrijmaking), resp. op de laadplaats de overgifte plaats heeft van den buitenlander aan den Nederlander en omgekeerd. De Wet op het Statistiekrecht wijkt in de waardebepaling af van de Waardewet, vermoedelijk, omdat de berekening, in verband met het gering bedrag van het statistiekrecht, niet zoo scherp behoeft te geschieden als volgens de Waardewet voor de heffing van het invoerrecht. Weekblad nos. 2593 en 2634. 8. Zie nopens in veredelingsverkeer uit- en ingevoerde goederen aant. 4 op art. 1 hiervoor. Art. 6 (1). Onder waarde wordt bij uitvoer verstaan de met inachtneming der bestemming te bepalen verkoopwaarde bij levering, tegen contante betaling, ter plaatse van inlading hier te lande, met inbegrip van anders dan voor het verder vervoer, op den uitvoer drukkende rechten en kosten (2—6). Voor goederen, die niet geladen worden, en bij de toepassing van art. 1, tweede lid, treden onderscheidenlijk het vertrek naar buitenslands en de opslag in het entrepot voor de inlading in de plaats. 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het moet worden gelezen volgens art. IV der wet V. v. V. no. 1564. 2. Het vroegere art. 6 vorderde bij uitvoer aangifte van de som, die gerekend werd voor levering hier te lande door de eerste hand te kunnen worden bedongen. Als gevolg hiervan vertoonde de statistiek van den uitvoer een aanmerkelijk lager waardetotaal dan het bedrag waarvoor de goederen inderdaad naar het buitenland werden verkocht. De oorzaken van het groote verschil tusschen de prijzen voor binnenen buitenland behoeven hier niet te worden opgesomd. Of dergelijke prijsverschillen zich weer zuilen voordoen, is niet te voorspellen. Niettemin komt het geraden voor een meer nauwkeurige waardedefinitie te kiezen, die met de thans verkregen ervaring rekening houdt. Hetgeen bij het vorig artikel (a) nopens de begrippen inkoopwaarde, herkomst, lossing en aankomst is gezegd, geldt hier voor de verkoopwaarde, bestemming, inlading en vertrek. In tegenstelling met den invoer behooren echter bij den uitvoer de internationale transportkosten juist geheel buiten de aan te geven waarde te blijven. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. (a) Zie art. 5 hiervoor met aant. 2. 3. De waarde bij uitvoer is de werkelijk van den buitenlandschen afnemer bedongen prijs zonder inbegrip van de vracht- en assurantiekosten, gerekend van de inlading ten uitvoer. Res. 9 Febr. 1921, no. 161. V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 6—7. 137 4. In de voor de statistiek en het statistiekrecht aan te geven waarde bij uitvoer van bier op fust behoeft de waarde der aan de afnemers niet in rekening gebrachte, telkens heen en weer gaande vaten niet te worden begrepen. Res. 20 April 1921, no. 117. Verg. aant. 6 op art. 5 hiervoor. 5. De woorden „de met inachtneming der bestemming te bepalen verkoopwaarde" hebben de strekking aan te duiden, dat men bij het vaststellen der verkoopwaarde rekening moet houden met den prijs, die bedongen kan worden voor levering naar het land, waarheen de goederen gaan. Een bepaald artikel kan bijv. in Engeland meer gewild zijn dan in Frankrijk ; wordt het uitgevoerd naar Frankrijk, dan moet men de waarde niet vaststellen in verband met de prijzen, die voor levering naar Engeland kunnen worden gemaakt. De geldende prijzen in het binnenland vormen geen basis ; men moet hebben export-prijzen. Indien iemand hier te lande goederen koopt, vrije levering Londen, moet de vracht van de plaats van inlading tot Londen op den verkoopprijs in mindering worden gebracht. Men moet hebben de waarde bij levering ter plaatse van inlading hier te lande, zoodat strikt genomen ook mladmgskosten buiten aanmerking blijven. Weekblad no. 2619. 6. Verg. aant. 4 op art. 1 en de aantt. 6 en 7 op art. 5 hiervoor. Art. 7 (1). Het statistiekrecht wordt, voor zoover door Onzen Minister van Financiën niet anders is bepaald, voldaan door opplakken van statistiekzegels op de aangiften (2—4). De statistiekzegels worden vanwege het Rijk uitgegeven ; de vorm daarvan wordt door Ons bepaald (5—7). De wijze, waarop de zegels behooren te worden gebruikt, wordt bij algemeenen maatregel van bestuur vastgesteld (8—9). 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het luidt volgens art. V der wet V. v. V. no. 1564. 2. Het is wenschehjk, vooral wanneer het groote waardebedragen betreft, de gelegenheid te openen het recht ook anders dan in den vorm van zegels te voldoen. Het gebruik van zegels is in dergelijke gevallen niet economisch en niet overzichtelijk. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. 3. Krachtens § 1 der res. V. v. V. no. 1600, opgenomen in onderj T V Van werk' wordt in ^ aadere gevallen dan bij uitvoer op model i het verschuldigde statistiekrecht niet meer voldaan door opplakking van statistiekzegels op de aangiften, doch door betaling ten kantore van den Ontvanger; zie verder § 2 e. v. van het aangehaalde vporschnft. De inning van het recht door opplakking is voorts beperkt tot het recht, berekend over de „aangegeven" waarde; het recht en het tienof twmtigvoud daarvan, verschuldigd volgens de artt. 13 14 en 15 moeten volgens de §§ 59 en 66 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel Vl' worden voldaan door betaling. ^„T*- 6 op § 71 der res. V. v. V. no. 1666, opgenomen in onderdeel III hiervoor. 138 V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 7. 5. Het statistiekzegel is van rechthoekigen vorm en heeft een grootste hoogte van 22 m.M. bij een grootste breedte van 28 m.M. Het zegel vertoont aan de benedenzijde het woord „Statistiekrecht" op witten band. Daarboven bevindt zich een rechthoekig vlak in wit, waarin twaalfmaal gedrukt is het woord „Statistiekrechtzegel". Hierover is de waardeaanduiding in opdruk aangebracht. Boven voormeld vierkant vak loopt weder een witte band met de woorden „Koninkrijk der Nederlanden" bekroond door het Rijkswapen, waarvan het schild gedekt wordt door de Koninklijke kroon. Ter weerszijden van het wapen bevinden zich twee cirkelvormige witte ruimten waarin de letters „S. R." als monogram voorkomen. De kleur der zegels is rood met rooden waardeopdruk voor zegels beneden een waarde van één gulden, en blauw met zwarten waardeopdruk voor zegels van één gulden en hooger. Kon. besluit 9 Januari 1917, S. no. 169, V. v. V. no. 761. 6. Zie nopens de verkrijgbaarstelling van statistiekzegels § 1 e. v. der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 7. Door verschillende expediteurs, cargadoors en andere groote afnemers van statistiekzegels is vergunning gevraagd de door hen ingeslagen zegels ter voorkoming van ontvreemding te mogen perforeeren met hun initialen of ander particulier merkteeken. Er bestaat geen bezwaar die vergunningen tot wederopzeggens te verleenen, mits de perforeering van dien aard is dat de onderscheiding van de waarde en de beoordeeling van de echtheid der zegels daardoor niet wordt bemoeilijkt. Aan belanghebbenden die een dergelijke vergunning wenschen, zal in overweging gegeven kunnen worden met hun adres een of meer monsters van de met hun speciaal merk geperforeerde zegels aan het Departement van Financiën in te zenden. Bij inwilliging van het verzoek zullen de goedgekeurde monsters worden toegezonden aan den Inspecteur der invoerrechten over de woon- of vestigingsplaats van den betrokkene. Res. V. v. V. no. 907, lett. D. 8. De statistiekzegels, bedoeld bij art. 7 worden op de daarvoor op de aangiften (ten invoer en) (a) ten uitvoer aangewezen plaats geheel en al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden, zooals zij van Rijkswege worden uitgegeven, en zonder dat papier of eenige andere stof tusschen de aangiften en de zegels aanwezig zij. De op de aangiften geplakte statistiekzegels worden onbruikbaar gemaakt door ambtenaren der invoerrechten en accijnzen op de wijze, voorgeschreven door Onzen voornoemden Minister.Kon. besluit 5 Januari 1917, S. no. 165, V. v. V. no. 763, art. 1. De zegels moeten steeds op de S-exemplaren der aangiften worden geplakt en dienen daarbij ter voorkoming van beschadiging niet te nat gemaakt en te sterk gewreven te worden. Belanghebbenden, waarvan ondersteld kan worden, dat zij met een en ander niet voldoende bekend zijn, zullen ambtelijk zooveel noodig voorgelicht en gewaarschuwd moeten worden. Res. V. v. V. no. 1567, § 40, eerste lid. V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 7—9. 139 Zie nopens de uitvoering verder § 37, tweede en derde lid, en de §§ 38—40, 42 en 43 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. (o) De gecursiveerde woorden zijn tengevolge het in aant. 3 hiervoor aangehaalde voorschrift als vervallen aan te merken. 9. Over de inwisseling van statistiekzegels zijn voorschriften gegeven bij de res. V. v. V. no. 1600 ; zie onderdeel VII hierna. Art. 8 (1). Behoudens de uitzondering in het eerste hd van het vorig artikel bedoeld, wordt de aangifte, waarop niet tot een bedrag, voldoende voor de aangegeven waarde, aan statistiekzegels is geplakt, geweigerd (2). Eveneens kan het aannemen geweigerd worden van eene aangifte, gedaan of ingeleverd door of namens iemand, die reeds vroeger verschuldigd statistiekrecht of eene verhooging daarvan, als bedoeld in art. 13, 14 of 15, niet of niet ten volle heeft voldaan (3—4). 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het luidt volgens art. VI der wet V. v. V. no. 1564. 2. Zie hierbij de §§ 38—40, 42 en 43 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 3. Het tweede hd van art. 8 maakt het mogehjk om aan bekende aangevers inlevering van aangiften toe te staan in afwachting van de latere voldoening van het statistiekrecht. Het geeft voorts aan de ambtenaren een wapen om aangevers, die, al dan niet in den vorm van zegels, te weinig statistiekrecht of verhooging daarvan hebben betaald, zoo mogehjk zonder executie tot nakoming hunner verphchting te noodzaken. Door het hier toegekende recht om ieder, die zijn verphchting in deze niet vrijwillig nakomt van verdere aangifte uit te sluiten, zullen de ambtenaren de aangegeven goederen, ook bij vermoedelijk te lage waarde-opgave, bijna steeds zonder aanhouding of zekerheidsstelling kunnen laten volgen. De toepassing van art. 9, voorlaatste en laatste lid, en van art. 16 zal zich dus kunnen beperken tot als aangever geheel onbekende personen. Verder zij nog verwezen naar het laatste hd der toehchting op de artt. IX en X (a). Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. (a) Zie aant. 4, laatste lid, op art. 16 hierna. 4. Weigering van aangiften op grond van art. 8, tweede lid, der wet zal in het algemeen slechts moeten plaats hebben, indien het niet of niet ten volle voldoen van het vroeger verschuldigde aan onwil of verregaande nalatigheid te wijten is. In den regel zal het ook wel voldoende zijn, dat de maatregel slechts plaatselijk wordt toegepast. Res. V. v. V. no. 1567, § 41. 6 F Art. 9 (1). Bij aangifte tot verblijf binnenslands van niet met een invoerrecht naar de waarde belaste goederen of van goederen, waarvoor geheele of gedeeltelijke vrijstelling van dat recht wordt verleend, zoomede bij aangifte ten uitvoer, roepen de visiteerende ambtenaren, die de 14o V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 9. aangifte der waarde van aan het statistiekrecht onderworpen goederen te laag oordeelen,de beslissing van den Inspecteur der invoerrechten in (2—8). Zij geven hiervan kennis, desverlangd schriftelijk, aan den persoon, die de goederen ter visitatie aanbiedt, en zijn bevoegd van die goederen monsters te nemen (3, 8—9). Voornoemde persoon is bevoegd het nemen van monsters door de visiteerende ambtenaren te vragen (8). Indien aan die ambtenaren niet blijkt, dat de aangever voldoende gegoed is en binnen het Rijk woont of gevestigd is,kunnen zij de goederen aanhouden en onder bewaring van den Ontvanger stellen (10—11). Over de aangehouden goederen kan worden beschikt na zekerheidsstelling voor de som, die de aangever aan meerder recht en verhooging kan blijken verschuldigd te zijn. De Ontvanger kan de goederen ook zonder zekerheidsstelling afgeven (11—12). 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het moet worden gelezen volgens art. VII der wet V. v. V. no. 1564. 2. Bij het ontwerpen der bepalingen tot verzekering eener juiste aangifte van niet onder de Waardewet 1906, S. no. 216 vallende goederen, schijnt het niet raadzaam deze wet op den voet te volgen, zoowel wegens het geringer fiscaal belang, aan het statistiekrecht m vergelijking met het invoerrecht verbonden, als wegens de eigenaardige moeilijkheden, waarin men tegenover uit te voeren goederen staat. Een eenvoudige behandeling van zaken wordt door het ontwerp mogehjk gemaakt. Wijl het gevaar voor een te lage aangifte der waarde groot is, wordt bij art. 13 met een zware straf gedreigd. Mem. v. T. 3. De nieuwe artt. 9 tot 12 geven een eenigszins afwijkende en meer uitgewerkte regeling van den loop van zaken bij vermoeden van te lage aangifte der waarde. De voorschriften van het oude art. 14 zijn hierbij, daar zij reeds op het eerste stadium der zaak betrekking hebben, naar art. 9 overgebracht. In dit artikel is voorts de bevoegdheid tot monsterneming opgenomen, waardoor bij het niet aanhouden der goederen een betere waardebeoordeeling mogelijk zal zijn. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. 4. Voor goederen met een invoerrecht naar de waarde belast is bij te laag geoordeelde aangifte der waarde de Waardewet van toepassing; voor goederen, waarvoor geheele vrijstelling van invoerrecht wordt verleend, kan de Waardewet niet worden toegepast en zal daarom de Wet op het Statistiekrecht moeten gelden; voor de goederen, waarvoor gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht wordt genoten, wordt volgens de wet V. 1907, no. 75, opgenomen in bijl. E der Alg. wet, de toegevoegde waarde, niet de totale waarde vastgesteld, zoodat ook daarvoor de Wet op het Statistiekrecht toepasselijk moet zijn. 5. Het komt herhaaldelijk voor, dat de visiteerende ambtenaren bij vergelijking van de waardebedragen, in de aangiften ten in- of uitvoer V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 9. 141 vermeld, met de tegelijk met die aangiften ter vergemakkelijking der visitatie overgelegde facturen en andere bescheiden onmiddellijk ontdekken, dat belanghebbenden door een bloote, kennelijk te goeder trouw gemaakte vergissing de waarde te laag hebben aangegeven. In die gevallen is er geen bezwaar tegen, dat de Inspecteur of zijn plaatsvervanger fiat verleent tot het indienen en aannemen van een suppletieaangifte, wanneer het invoer betreft, en tot het ambtshalve verbeteren der aangifte na bijplakking en onbruikbaarmaking van de noodige, door belanghebbenden te verstrekken statistiekzegels, wanneer het uitvoer betreft. Voor het verleenen van het fiat doet het niet ter zake of de goederen al dan niet naar de waarde belast of vrij zijn, maar wel, dat de aangever niet als onbetrouwbaar of slordig bekend staat. Res. 21 Febr. 1922, no.136. 6. Zie nopens de behandeling van aangiften van materiaal voor den Rijkstelegraaf en -telefoondienst de res. van 10 Juli 1920, no. 66, opgenomen in aant. 9A op art. 1 der Waardewet, bijl. D der Alg. wet. 7. Bij bevinding van een verschil in meer ten aanzien van ter visitatie aangeboden goederen is het meerder bevondene niet als „niet aangegeven" te beschouwen. De aangifte heeft betrekking op al het bevondene. Art. 214 der Alg. wet spreekt dan ook van de „wel onder hun ware of eigen benaming aangegeven goederen". Er is in dat geval een overtreding, strafbaar naar art. 215 der Alg. wet (a). De te lage aangifte ter waarde moet op den voet van art. 9 der Wet op het Statistiekrecht worden afgewikkeld. Zoo de te lage opgaaf van de waarde enkel het gevolg is van te lage gewichtsopgaaf en met mede haar oorzaak vindt in de omstandigheid, dat aan de berekening een te lage eenheidsprijs ten grondslag ligt, kan in het algemeen bij Eet bepalen der boete in de bekeuringszaak ook rekening gehouden worden met de verhooging, die volgens art. 13 der Wet op het Statistiekrecht verschuldigd is. Res. 9 Juni 1922, no. 121. (a) In casu was aangegeven bevroren rundvleesch 106 balen wegende 1625 K.G. en bevonden 106 balen wegende 3100 K.G. 8. Zie nopens de uitvoering van art. 9, de §§ 52, 53 en 67, alsmede voor de visitatiën ter beoordeeling der waarde in het algemeen de §§ 47—51 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna en § 26, vierde hd, der res. V. v.V. no. 1666 in onderdeel III hiervoor. 9. Van de bevoegdheid tot het nemen van monsters, als bedoeld in art. 9, tweede lid, der wet wordt soms een te spaarzaam gebruik gemaakt. Die monsterneming is gewenscht in alle gevallen, waarin zulks ter betere beoordeeling van soort en kwaliteit der goederen en dus tot vaststelling van een juiste waarde dienstig kan zijn en waarin dit zonder veel bezwaar kan geschieden. Res. 21 Febr. 1922, no. 136. 10. De bevoegdheid tot aanhouding der goederen is uitgebreid tot gevallen, waarin als aangever der goederen iemand mocht optreden, op wien, ook al is hij hier te lande gevestigd (a), verhaal vermoedelijk uitgesloten is. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. (o) Oorspronkelijk was in art. 14 bepaald, dat aanhouding der goederen alleen mocht plaats hebben ten aanzien van aangevers, die in het buitenland wonen. Deze bepaling werd in de Mem. v. T. als volgt toegelicht: 142 V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 9—10. „Art. 14, eerste lid, zal alleen gelden voor aangevers, die in het buitenland „wonen en goederen zelf ten uitvoer aangeven of wel goederen.niet aan een invoer,,recht naar de waarde onderworpen, zelf ten invoer aangeven. Op deze personen „bestaat geen verhaal krachtens art. 17. Tot verzekering van hetgeen kan blijken „verschuldigd te zijn, moeten de goederen zelf kunnen worden aangehouden, die "intusschen tegen zekerheidsstelling kunnen worden afgegeven. Dat de invoerder „of uitvoerder niet door een in Nederland gevestigde, maar in persoon aangeeft, „wijst er op, dat het partijen goederen van geringe beteekenis betreft. Art. 14 „zal daarom in de practijk weinig toepassing vinden." De betreffende bepaling nopens de aanhouding is van art. 14 naar art. 9 overgebracht en uitgebreid, zooals in de aanteekening is aangegeven. 11. Zie aant. 3 op art. 8 biervoor. 12. Een ontslag na zekerheidsstelling van aangehouden goederen kent ook de Waardewet in art. 10. Administratieve bepalingen, opgenomen in aant. 4 op art. 10 dezer wet, bepalen het bedrag, dat alsdan als zekerheid te vorderen is. Deze voorschriften zouden ook als leiddraad voor de toepassing van art. 9, laatste lid, kunnen dienen. Art. 10 (1). Komt ook den Inspecteur de aangegeven waarde te laag voor, dan geeft hij hiervan binnen acht dagen na de visitatie aan den aangever kennis, met gelijktijdige uitnoodiging om binnen een redelijken termijn, die op aanvraag kan worden verlengd, stukken over te leggen, waarvan de kennisneming bevorderlijk kan zijn aan eene juiste beoordeehng van de waarde der goederen (2—6). De tijdig overgelegde stukken worden door hem gewaarmerkt. Hij stelt de waarde vast en geeft hiervan binnen eene maand na het verstrijken van den voor het overleggen der stukken gestelden termijn aan den aangever kennis (7—8). De kennisgevingen in dit artikel bedoeld, worden gedaan bij aangeteekenden brief of tegen gedagteekend ontvangbewijs. Overschrijding van een termijn door den Inspecteur maakt zijne beslissing nietig. 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het moet worden gelezen volgens art. VII der wet V. v. V. no. 1564 ; zie hierbij aant. 3 op art. 9 hiervoor. 2. Art. 10 geeft den Inspecteur de noodige tijdruimte en de middelen om tot een juiste waardebepaling te geraken. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. 3. De lange termijn, den Inspecteur voor het onderzoek gegeven (a), wijst er reeds op, dat de goederen hun bestemming volgen, ook wanneer de visiteerende ambtenaren de aangifte te laag oordeelen; ter wille van de beoordeeling der waarde voor het statistiekrecht worden de goederen dan ook niet opgehouden, behoudens toepassing van art. 14 (b). Put de Inspecteur zijn gegevens voor de beoordeeling der waarde uit mededeelingen en beschouwingen van de visiteerende ambtenaren, uit beurs-, markt- en dergelijke berichten en uit de toelichting van belanghebbende, zoodat hij slechts bij uitzondering de goederen zelf ziet (c), de aangever, die niet berust in de verhooging der waarde door den Inspecteur, kan elk bewijs voor de juistheid zijner aangifte aan den Raad van beroep overleggen, hoewel de bewijzen zich in den regel zullen bepalen tot rekeningen, facturen, boeken en dergelijke. Dit wordt in- V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 10. 143 tusschen voldoende geacht om den Raad van beroep te kunnen overtuigen, dat de waarde door den Inspecteur onjuist was vastgesteld. Wijl het gevaar voor een te lage aangifte der waarde groot is, wordt bij art. 13 met een zware straf gedreigd. Mem. v. T. (a) Voorheen een maand, thans onbepaald, behoudens het in het derde hd bepaalde. ib) Thans te lezen art. 9, vierde lid. (c) Nu monsterneming is toegestaan, zal de Inspecteur vaker in de gelegenheid zijn de goederen zelf te zien. 4. Wanneer een Inspecteur der invoerrechten voor de vaststelling der waarde van aan statistiekrecht onderworpen goederen overeenkomstig art. 10, art. 14 of art. 15 der voormelde wet de voorlichting van een deskundige noodig acht, kan hij die voorlichting inroepen. Kon besluit 9 Mei 1921, no. 72, V. v. V. no. 1568, art. 1. Aan de in art. 1 bedoelde deskundigen kent, voor zoover zij geen bezoldigde betrekking bij 's Rijks belastingen bekleeden, de Inspecteur der invoerrechten een vacatiegeld toe overeenkomstig de artt. 61 en 63 van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken, met dien verstande dat de beoordeeling van den Inspecteur in de plaats treedt van die van den rechter (a). Het vacatiegeld schat de Inspecteur toe aan den voet der declaratie yan den deskundige, welke de opdracht van den Inspecteur, den aard der verrichte werkzaamheden en den daaraan besteden tijd vermeldt Het alzoo toegeschatte bedrag betaalt de Ontvanger der invoerrechten onder wiens kantoor de woonplaats van den deskundige behoort aan dezen uit op zijn onder de beschikking te stellen quitantie. ' Bij gebreke van zoodanigen Ontvanger geschiedt de uitbetaling door den Ontvanger der accijnzen. Alsvoren, art. 2. De voormelde deskundigen, voor zooverre niet reeds hun rang of betrekking is opgenoemd onder een der klassen van art. 2 van het Reisbesluit 1916, genieten vergoeding wegens reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van dat besluit (b). Zij worden gerangschikt in de derde klasse, B, van evengemeld art. 2. Alsvoren, art. 3. (o) Art. 61 luidt: „Aan deskundigen wordt toegelegd een vacatiegeld eeeyenredigd aan hun maatschappelijken stand, beroep en het belang der'verrichting, ter beoordeeling van den rechter, welke het onderzoek heeft bevolen aocn niet hooger dan ƒ6,— voor iedere vacatie van een uur, tot de aan hem opgedragene werkzaamheden besteed. Het gedeelte van een uur wordt voor een geheel gerekend." Art. 63 luid t: „Indien deskundigen zich tot het verrichten hunner werkzaamheden van hun woonplaats moeten verwijderen, wordt hun een gelijk vacatiegeld toegestaan, voor den tijd tot de heen- en terugreis benoodigdJ' Zie de wetten van 28 Aug. 1843, S. nos. 40 en 41, gewijzigd bij art. II der wet van 5 Mei 1922, S. nöT245. (b) NI. het Kon. besluit van 29 Oct. 1915, S. no. 451, V. v. V. no. 586, opgenomen in f 88 van deel Comptabiliteit en Kantoorbeheer, deel XII der Vakstudie tweede druk. ' a *'a ^.^en de Inspecteur de meening der visiteerende ambtenaren, dat de waarde te laag was aangegeven, niet deelt, moet daarvan mededeelmg aan den betrokken Ontvanger worden gedaan. Res. V.v V no. 1567, § 56, laatste lid. k tl ^e re?eIin? nopens het overleggen van stukken en de voor belanghebbenden uit nalatigheid in deze volgens art. 12, vijfde hd, voortvloeiende gevolgen, komen in wezen en strekking overeen met die, vervat !n art. 23 der Waardewet 1906, S. no. 216, met dien verstande, dat de Inspecteur voor de niet met een invoerrecht naar de waarde 144 V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 10—12. belaste goederen de taak der Commissie van beoordeeling vervult. Inroeping van de beslissing dezer Commissie blijft, wanneer het enkel het statistiekrecht betreft, uitgesloten. Naar de Minister vertrouwt, zal de prijsbepaling der goederen door het herstel van een meer normaal handelsverkeer veel minder bezwaren opleveren dan tijdens de oorlogsjaren. Ook door de verruiming der hulpmiddelen voor een juiste waar debeoordeeling door den Inspecteur zullen de aangevers veel minder de uitspraak van den Raad van beroep behoeven in te roepen. Mem. v. T. wet V. v. V. no. 1564. 7. Zie nopens de uitvoering § 54 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. 8. Deze beschikkingen zijn vrij van zegel. Res. 4 Aug. 1917, no. 95. Art. 11 (1). De aangever kan binnen eene maand, nadat de beslissing van den Inspecteur is ter post bezorgd of tegen ontvangbewijs uitgereikt, in beroep komen bij den Raad van beroep bedoeld in de Waardewet 1906, S. no. 216 (2—3). Het beroep wordt op straffe van nietigheid ingesteld door indiening binnen voorschreven termijn van een met redenen omkleed beroepschrift bij den voorzitter van den Raad, waarbij de beschikking van den Inspecteur of een afschrift daarvan wordt overgelegd (3—5). L Dit artikel is hier opgenomen, zooals het moet worden gelezen volgens art. VII der wet V. v. V. no. 1564 ; zie hierbij aant. 3 op art. 9 hiervoor. 2. Opgenomen in bijl. D der Alg. wet; zie art. 20 aldaar. 3. Art. 11 is ook toepasselijk bij de waardebepaling overeenkomstig art. 14 hierna. 4. Dit beroepschrift is vrij van zegel. Res. 4 Aug. 1917, no. 95. 5. Zie § 56 der res. V. v. V. no. 1567, in onderdeel VI hierna, voor het geval geen beroep bij den Raad meer te wachten is. Art. 12 (1—3). De voorzitter van den Raad van beroep stelt het beroepschrift in handen van den Inspecteur, die het na bijvoeging van de noodige stukken met zijne opmerkingen aan hem terugzendt (4). Op de behandeling voor den Raad zijn de voorschriften van de artt. 21, eerste en tweede lid, 22, eerste en tweede hd, en 25 van voormelde Waardewet van toepassing (5). Ook geldt voor de uitvoering van deze wet voor de ambtenaren der invoerrechten en de leden van den Raad van beroep, zoomede voor het personeel van dien Raad, de bepaling van art. 33 van genoemde Waardewet (6). De Raad stelt den aangever in de gelegenheid zijne bezwaren in persoon of bij gemachtigde mondeling toe te lichten. De Raad kan zich door deskundigen doen voorhchten. V. — STATISTIEKRECHT. — Art. 12. 145 Indien den Raad blijkt, dat de waardebepaling van den Inspecteur onjuist is, stelt hij, met vernietiging van diens beschikking, de waarde der goederen opnieuw vast. Op stukken, die niet tijdig aan den Inspecteur zijn overgelegd, slaat de Raad echter bij zijne beslissing geen acht, tenzij hem overtuigend mocht blijken, dat het den aangever niet mogelijk is geweest die stukken intijds over te leggen (7). Tenzij het tegendeel is gebleken, neemt de Raad aan, dat de soort en de hoeveelheid der goederen juist zijn aangegeven. De uitspraak van den Raad is met redenen omkleed. Zij wordt door den voorzitter bij afschrift aan den aangever en aan den Inspecteur medegedeeld (8—11). 1. Dit artikel is hier opgenomen, zooals het moet worden gelezen volgens art. VII der wet V. v. V. no. 1564 ; zie hierbij aant. 3 op art. 9 hiervoor. 2. De behandeling van zaken door den Raad is door de verdere voorschriften van het nieuwe art. 12 ook nog iets meer omlijnd. Mem. v.T. wet V. v. V. no. 1564. 3. Art. 12 is ook toepasselijk bij de waardebepaling overeenkomstig art. 14 hierna. 4. De terugzending van een op grond van art. 12, eerste hd, in handen van den Inspecteur gesteld beroepschrift aan den Voorzitter van den Raad van beroep geschiedt steeds zoo spoedig mogelijk. Res. V. v. V. no. 1567, § 55. 5. Zie deze wet in bijl. D der Alg. wet. 6. Dit artikel luidt aldus: „De ambtenaren der invoerrechten en de leden der Commissiën van beoordeeling en van den Raad van beroep bewaren het geheim omtrent bijzonderheden, welke zij bij de uitvoering dezer wet leeren kennen, zoolang de mededeehng daarvan aan belanghebbenden nadeel zou kunnen toebrengen, tenware zoodanige mededeehng voor die uitvoering gevorderd wordt." 7. Zie aant. 6 op art. 10 hiervoor. 8. De uitspraak van den Raad is niet aan zegelrecht onderworpen. Res. 4 Aug. 1917, no. 95. 9. De Directeurs moeten steeds ten spoedigste aan het Departement van Financiën een afschrift zenden van alle, hun directie betreffende uitspraken, van den Raad van beroep voor de invoerrechten voor zoover daarin een eerste of veranderde beslissing in een of andere beginselkwestie gegeven wordt, dan wel een beslissing, die wegens de wijze van motiveering, berekening of anderszins van belang is. Hetzelfde geldt voor de ter kennis van de Inspecteurs komende nieuwe beslissingen van genoemden Raad in zake statistiekrecht. Res. 11 Januari 1923, no. 79. 10. Ter bevordering eener gelijke wëtstoepassing is het wenschelijk, dat de ambtenaren zich aan de beslissingen van den Raad van beroep houden, zoolang hun niet op een of andere wijze blijkt, dat de om- D* Statistiek. jq 146 V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 12—13. standigheden, waarop een zoodanige beslissing is gegrond, zijn veranderd of wel dat de Raad zelf inmiddels van opinie is veranderd. Van welke zijde de ambtenaren tot die wetenschap geraken, doet niet ter zake. Het is hierbij dus geheel onverschillig of de beslissingen door het Hoofdbestuur ter algemeene kennis zijn gebracht. Mocht echter een Inspecteur van den Raad een beslissing ontvangen, welke van een vroegere gepubliceerde beslissing in beginsel afwijkt, dan wordt een spoedige mededeeling hiervan, door tusschenkomst van den Directeur, aanbevolen. Res. 11 Juni 1918, no. 217. 11. Zie nopens de verdere uitvoering door den Inspecteur § 56 der res. V. v. V. no. 1567 in onderdeel VI hierna. Art. 13. Voor de goederen, waarvan de waarde, hetzij krachtens deze wet, hetzij krachtens de Waardewet 1906, S. no. 216 (1), met afwijking van de aangifte is vastgesteld, is de aangever, behalve het bedrag van het statistiekrecht dat niet reeds bij de aangifte is voldaan, eene verhooging van twintigmaal dat bedrag verschuldigd (2—7). i Opgenomen in V. 1906, no. 113 en in bijl. D der Alg. wet. 2. Het meerder statistiekrecht en de verhooging daarvan, verschuldigd ingevolge art. 13 der Wet op het Statistiekrecht, moeten steeds berekend worden door het verschil in statistiekrecht te bepalen over de nader vastgestelde en de oorspronkelijk aangegeven waarde van alle in eenzelfde beslissing begrepen in één aangifte vermelde goederen tC ZCLIÏlCTt» Hét is hierbij onverschilhg, of zoodanige beslissing betrekking heeft op alle posten eener aangifte of slechts op een gedeelte daarvan en of het een waardeverhooging ingevolge de Waardewet of ingevolge de Wet op het Statistiekrecht geldt. De waarde van wel in dezelfde aangifte, doch niet in dezelfde beslissing begrepen goederen blijft echter in ieder geval bij de berekening buiten aanmerking. Met beslissing wordt hier ook bedoeld een aangenomen aanbod tot verhooging, als voorzien in het voorlaatste lid van art. 1 der Waardewet. Res. V. v. V.no.1676. ' . Waar de totale, bij één en dezelfde beslissing vastgestelde waarde op een niet hooger totaal bedrag dan het aangegevene is bepaald, hgt de heffing van meerder statistiekrecht en verhooging hiervan, hoezeer in overeenstemming met de letter van V. v. V. no. 907, sub F (o), niet in de bedoeling. Res. 29 Sept. 1920, no. 195. (a) Dit voorschrift is vervallen en vervangen door de in deze aanteekening opgenomen res. V. v. V. no. 1676. 3. Bij wanbetaling kan de invordering plaats hebben door middel van parate executie met toepassing van art. 291 der Alg. wet en kunnen verdere aangiften van dezelfden aangever geweigerd worden. Zie art. 8, tweede hd, en art. 17. 4. De verhooging kan ingeval van wederuitvoer niet worden teruggegeven. Zie art. 2 niervoor met aant. 6. 6. Indien bij in- of uitvoer van goederen de waarde, hetzij door een Commissie van beoordeeling, in wier beslissing is berust, hetzij door den Raad van beroep op een lager bedrag dan het aangegevene V. — STATISTIEKRECHT. — Artt. 13—14. 147 is vastgesteld, zal ook het te veel betaalde statistiekrecht op den voet van het bepaalde bij res. van 22 Aug. 1913, no. 133, V. v. V. no. 273 (a) aan den aangever teruggegeven moeten worden. De aftrek moet geschieden in het register Statistiekrecht no. 6. Res V. v. V. no. 896. Kii!?'-* Volgeils,dit voorschrift opgenomen» aant. 46 op §66 van het deel Comptabiliteit en Kantoorbeheer, deel XII der. Vahtadie, tweede druk, moet de teruSaaf V. 1892eno°P15 ^ P J' de reS' V' 1871, n°'110, f* "-14 en df^1 6. De Directeurs der directe belastingen, enz. zijn gemachtigd met inachtneming van de voorschriften omtrent het verleenen van teruggaaf van verhooging van invoerrecht (a) op verzoek van belanghebbenden ook verhoogingen van statistiekrecht, verschuldigd krachtens art 13 der wet te doen teruggeven of kwijtschelden. Wanneer zoowel verhoogine van statistiekrecht als van invoerrecht verschuldigd is, zal echter de verhooging van statistiekrecht in de laatste plaats voor teruggaaf in aanmerking komen zoodat deze verhooging in die gevallen, dat een kleine straf toch wel aanbeveling zou verdienen, bij wijze van ordeboete gehandhaald dient te worden. De aan verhooging van statistiekrecht tegen quitantie aan de aangevers teruggegeven bedragen zulten door de betrokken Ontvangers afgetrokken moeten worden van de loopende ontvangsten wegens zoodanige verhoogingen in het register Statistiekrecht no. 6 (b) leruggaaf of kwijtschelding van de verhooging van statistiekrecht kan ook worden verleend, wanneer die verhooging enkel een gevolg is van een principieel verschil van opvatting nopens hetgeen voor de toepassing der wet als waarde der goederen is aan te merken en aangenomen kan worden, dat belanghebbende op het tijdstip der aangifte met hekend was met een eventueel reeds in een gelijksoortig geval door den Raad van beroep genomen, van zijn opvatting afwijkende beslissing. Voor zooveel noodig wordt opgemerkt, dat zoowel desbetreffende lifr°Res VTv node^n^e/bescüikkingen °P ™gd gesteld moeten (?) Zie hieromtrent § 1, lett. h, der res. V. v. V. no 1698 ..(*) Ingeval de ontvangsten in het register Statistiekrecht no. 6 niet toereikend Ztifi««ki2rtP ,T 16 PVen ^dr^ aan statistiekrecht o^rnoogingvan £ a- h,- ■* te t -?kkên'„kan de DWfrtrtur Vóór dien aftrek een ander kantoor m znn directie aanwuien. Res. 14 Juni 1919, no. SI. . * 5' •> 273 V, art. 13, „ 5 .. „ 395 UI, § 29 1 wetn^.""5^:::::::::::::::::::::::::::;:::;;: 7 4>™>t6 192 Kon. besluit no. 690 . j. . 121 Res. no. 691, § 59 v' 8 Wet no. 759 J . - „nt * , , .. ....... V, art. 7, aant. o Kon. besluit no. 761 i y' 7' 8 Res. no.'784 " f 6 ITT g O-J Q Wet no. 1116, art. 4 V art 14* " 11 Kon. besluit no. 1242, art. 4 lil' § li', " 4 Res. no. 1243, § 5 Ui', § 3l! „ 3, noot o 11 „ 1289 III* § 31, „ 3, noot a Kon. besluit no.' 1401, art. 86 ™> § *«• •• 1 R68- n°- m, § 39, aant. 5 „ „ 1490 Tjtj | 52) (> 5 ,, ,, 1495 " " jjij | 31, ,, 3, noot a ,, ,, 1521 rn' s 31 3 Kon. besluit no. 1538, art. 1 *.**£!"! III,' § 31,' ,',' 3, noot o M TTI O OJ Q Res. no. 1539, § 3 • • • j* ? •; •; | 64; || , § IV § 3, ,, 1 Res. no. 1558 .....i----^ v artt. 1, 3, 5—12 enl4—21 Wet no. 1564, ar t. I-XIV ■ ■ ■ ■ ■ v j XVIlï V- Opschrift, aant. 1 Wet no. 1565 ....... v "aV, art. 3, aantt. 9,11,15,16 Kon. besluit no. 1566, artt. 1—6 v' tUI" • 26 en 29 . - II, art. 2, aant. 1 ar*- 7 II, „ 3, „ 1 VI Res. no. 1567 ..... • • v art. 10, aant. 4 Kon. besluit no. 1568 jjj' . 31> ^ 3, n00t a Res. no. 1593 • •- fi„' 4 Wet no. 1594 (Tabakswet), artt. 18, 20 en 21 III, ! 63, - * art. 29 }}{■ f $*; ;; 3 „t ,0 iii, § 5, „ 2 art- 38 V, art. t, „ 10 III. $ 31, aant. 3, noot a Res. no. 1598 VII' 8 11 ,, l600 IV, § 10, aant. 1 ,, ,, l643 III s 31. ,, 3, noot a „ „ 1646 1ï1 8 „ l666 V art. 13, aant. 2 „ „ 1676 ui § 39, „ 15 ,, 1698, § 1 y ^ i3, 6, noot o V* „ 14, ,1 8 III S 54, „ 8 Res. no. 1699 XVI I 2 , 1 „ ii "24 Hl' f 63', „ 2 .. .. i?28 ••• ::::::: m § 63, ;: 3 f 1 VI, §§ 33, 37 en 47—49 | ° . VII, §f 17 on 18 | 4 •• III, §§ 63—65 en 81 \°. III, § 81, aant. 4 Res. no. 1731 fff* | 46' „ 4 III § 45, ,, 1 Res. no. 1744, § 9 Iy' . g aant 4 Res. no. 1745 • • • „•tit' I 64 .. 3 Kon. besluit no. 1747, artt. 10 en 11 "i> | 3 Res. no. 1748, §§ 17 e.v s ' 193 Res. no. 1749, | 23 m , 63 aant S 32 III, § 64, „ 2 Hl JU, J 54, , 3 8 38 III, § 47, „ 1 I", § 54, „ 3 5 39 III, § 5, „ 2 Kon. besluit no. 1780 yi' \' " *9 Res. no. 1785 "T"t;**yfft f £ •• J I 3 : Hl! §§ 44, 54, 59, 60, 70 en 73 I l III, § 52, aaoL 9 L? IH, f 59, „ 5 r«s. no.1795 . ..:::::::::::: }• | «• - \ t »»» ::::::::::::::::::::::::: §» f £ ; f^0*" E ::i9«,rr:::::::::::::::::::;:;;;;;;;;;;;;;;: ffi j irN'"5 «e o o V> •**• 4, _ 3, _ . , . §§ 3 en 8 vil. 5 13 Kon. besluit no. 2028 v «ït \' *% »««-n<»'2029 :::::::::::::: in;" si; ;; \ •• 2064 VI, { 2, 1 1 111, § V, art. VI, § INHOUD. Geschiedenis blz. 7 I. Statistiekwet, S. no. 1916, no. 175 „ 11 II. Kon. besluit 30 Juni 1916, S. no. 316, V.v. V.no. 690 „ 19 (Voorzieningen ten behoeve der Statistiek). m. Res. 26 Oct. 1921, no. 163, V.v.V. no. 1666 „ 23 (Voorschriften betreffende de Statistiek). IV. Res. 4 Januari 1921, no. 143, V.v.V. no. 1481 „ 110 (Instructie betreffende de Suikerstatistiek). V. Wet op het Statistiekrecht, S. 1921, no. 55 „ 117 TL Res. 2 Mei 1921, no. 158, V. v. V. no. 1567 „ 153 (Voorschriften betreffende heffing van statistiekrecht). VII. Res. 13 Juni 1921, no. 105, V. v. V. no. 1600 „ 175 (Betaling en teruggaaf van statistiekrecht en inwisseling van statistiekzcgels). Alphabetisch Register „ 182 Chronologische Tafel „ 189