DE NAAM VAN DEN MAMMOUTH DOOR R. VAN DER MEULEN De reiziger die Sint-Peters burg bezoekt, zal niet verzuimen het Zoölogisch Museum van de Academie van Wetenschappen te bezichtigen, waarin nog altijd een der grootste bezienswaardigheden is het zoogenaamde mammouthskelet van Adams d. i. het skelet van den mammouth die in 1799 aan den mond der Lena door een hoofdman der Toengoezen ontdekt, in 1806, reeds grootendeels van de vleeschdeelen beroofd, door den zoöloog Adams naar Sint-Petersburg is overgebracht. Ongeveer •en eeuw later, in 1902, werd het museum verrijkt met een tweede mammouthskelet, afkomstig van den mammouth die onder leiding van de professoren Herz en Pfizenmayer aan den oever van de Berezowka, een rechterzij rivier van de Kolyma, werd uitgegraven, terwijl in 1908 de belangrijke overblijfselen van een mammouth uit de bedding van de Sanga-jurach door de zorg van Pfizenmayer en Wolosowitsj hun weg naar het museum vonden. Deze beide mammouthexpedities uit de XXste eeuw, door de Russische Academie van Wetenschappen uitgerust, zijn door prof. E. W. Pfizenmayer, die er zulk een belangrijk aandeel aan heeft genomen, op een boeiende wijze beschreven in zijn boek Matntnutleichen und Urwaldmenschen in Nordost-Sibirien, dat het vorig jaar (1926) bij Brockhaus te Leipzig is verschenen. Kort te voren, in 1925, had de anthropoloog Berthold Laufer van het Field Museum of Natural History te Chicago in zijn werkje Ivory in China') een belangwekkend hoofdstuk aan den mammouth gewijd, getiteld: „Folk-lore of the mammoth and trade in mammoth ivory". In deze beide jongste geschriften over den mammouth wordt ') Field Museum of Natural History, Chicago. Anthropology, Leaflet 21. 349 2 op de vraag naar den oorsprong van den naam echter evenmin een bevredigend antwoord gegeven als in de verschillende etymologische woordenboeken die ik raadpleegde. Een nieuwe poging om dien oorsprong op te sporen mag derhalve niet overbodig worden genoemd. In het Deutsches Wörterbuch van Weigand in den 5den druk uitgegeven door Hirt leest men s. v. het volgende: „Mammut . . . urweltlicher Elephant .... Aus russ. mamont, wie der Russe Ludloff das Riesentier 1696 zuerst benannt hat nachdereinheimischen Bezeichnungder Jakuten undTungusen." Een kleine onnauwkeurigheid moet hier al dadelijk even verbeterd worden: een Rus Ludlofl heeft nooit bestaan, blijkbaar wordt hier de Duitscher Ludolf bedoeld, over wien beneden nader. Minder zeker drukt zich de groote Oxford English Dictionary van Murray e. a. uit s. v. Mammoth: „a. Russian obs. mammot, whence mammotovoi kost, mammoth's bones (Ludolf, Gram. Russ. 1696, p. 92); now mamant .... The word is of obscure origin; the alleged Tartar word mama 'earth' (usually cited as the etymon) is not known to exist." Ook hier kan men op een kleine onjuistheid wijzen: de tegenwoordige Russische woordenboeken kennen den vorm mamant, die wel in oudere lexica voorkomt, niet, maar vermelden uitsluitend den vorm mamont. Murray zal dit in de Etymological Dictionary van Skeat hebben gevonden, die zelfs een geheel uit de lucht gegrepen onderscheiding maakt tusschen een Russ. mamant en een Siber. mammont: immers men heeft hier te doen met twee verschillende schrijfwijzen van een en hetzelfde woord, het algemeen gebruikelijke mamont'is door den Russischen taalgeleerde Grot in zijn boek over de Russische orthographie gesanctionneerd. Bij Skeat vindt men ook de afleiding van het Russische woord uit het Tataarsch terug: „from the word mama, which signifies earth in Tartar idioms." Skeat had dit weder uit Webster, die er ook een nadere verklaring aan toevoegt: 350 3 „from Tartar mamma, the earth, because the Tungooses and Yakoots believed that this animal worked its way in the earth like a mole." Inderdaad is deze meening, dat de naam uit het Tataarsch afkomstig zou zijn (de Tataren waren de heerschers in het oude rijk Siberië), in de woordenboeken wel zeer verbreid, hetzij in 't algemeen zonder dat een bepaald Tataarsch woord wordt genoemd, zooals b.v. in den 3den druk van het Woordenboek der levende Groot-Russische taal van Dal', bewerkt door Baudouin de Courtenay, hetzij bepaaldelijk van een woord mama „aarde", zooals b. v. in het Warschauer Woordenboek der Poolsche Taal van Karlowicz e. a. Aan een Siberisch woord voor „aarde" denkt Alexander Brückner in zijn Etymologisch Woordenboek der Poolsche Taal, dat hij evenwel niet nader aangeeft. Als „von den sibirischen Eingeborenen übernommen" beschouwt ook Pfizenmayer in het lste hoofdstuk .van zijn bovengenoemd werk Mammutleichen und Urwaldmenschen in Nordost-Sibirien den naam, hij preciseert echter nog iets nader: „Die Stammsilbe „ma" bedeutet nach Olfers in der Sprache der Finnvölker und Samojeden Erde; Mamont, wie das Wort im Russischen lautet, heiszt also soviel wie Erdtier, eine Benennung, die . . . auf dem vermeintlichen unterirdischen Leben des Dickbauters fuszt". Het voornaamste der Finnvölker in Siberië is het volk der Ostjaken, als een „mot de la langue des Ostiaques (Sibérie)" beschouwen Hatzfeld-Darmesteter het woord dan ook, terwijl men in § 23 van hun Traité de la fortnation de la langue francaise leest: „le finnois ne nous a donné que trois mots mammouth, morse et ranger (r«««e)",waarbij dan volgens de woorden in § 20 „le slave semble avoir servi de véhicule." Daarentegen heeft Littré s. v. Mammouth, waar hij de etymologie moet vermelden, kortweg: „Origine inconnue". „Origine inconnue" of, om met de New English Dictionary te spreken „of obscure origin", deze woorden getuigen zeker van een grootere voorzichtigheid dan de zooeven vermelde etymo- 351 4 logieën. Naar ik meen, kunnen deze den toets der critiek niet doorstaan, hetgeen ik thans zal moeten aantoonen of althans aannemelijk maken, voordat ik met een andere meening voor den dag kom. Dit negatieve gedeelte van mijn betoog, op zich zelf al niet zeer dankbaar, is het nog des te minder, omdat ik uitsluitend mijn gevolgtrekkingen zal moeten maken uit hetgeen kenners van talen, waarin ik zelf niet thuis ben, in casu talen van Siberië, mij aan gegevens verschaffen. De tot dusverre vermelde etymologieën van het woord stemmen hierin overeen, dat zij de benaming van den Elephas primigenius uit een der inheemsche talen van Siberië, hetzij der Jakoeten of Toengoezen, hetzij der Tataren, hetzij der Samojeden bf van een der Finsche stammen als de Ostjaken, willen verklaren. Laat ons deze afleidingen thans eens afzonderlijk beschouwen. Allereerst de meening, in het Deutsches Wörterbuch van Weigand-Hirt verkondigd, dat de mammouth, resp. russ. mamont, zou zijn genoemd „nach der einheimischen Bezeichnung der Jakuten und Tungusen". Pfizenmayer, die op zijn beide expedities voortdurend met Jakoeten in aanraking is geweest en naar zijn eigen mededeeling') ook wat Jakoetisch geleerd heeft van een vroegeren Jakoetischen dorpsschoolmeester, die op den eersten tocht als tolk, kok en praeparator der mammouthoverblijfselen rangeerde, vermeldt op meer dan één plaats*) van zijn werk den naam dien de Jakoeten aan den mammouth geven, het uitvoerigst in zijn 1ste hoofdstuk, getiteld: „Das Mammut in Bildern und Sagen". „In den Sagen der Jakuten spielt das Mammut eine grosze Rolle. Diese Naturmenschen sahen mit Staunen, wie an den Uferabhangen ihrer Flüsse und Seen immer wieder diese ihnen fremde Riesentierleichen zum Vorschein kamen. Sie wuszten sich das nicht anders zu erklaren, als dasz es sich um Ungeheuer handle, die in der Erdtiefe hausen und sterben mussen, •obald sie das Tageslicbt trifft. Nach andern alten jakutischen ') Blz. 106. *) Blz. 20, 188, 221. 352 5 Überlieferungen sollte das Mammut ein unter dem Wasser lebendes Tier sein, worauf schon sein jakutischer Name hindeutet, der „Ukyla" (d. i. Wassertier) lautet." Pfizenmayer moet deze benaming meermalen hebben gehoord. Ten overvloede heb ik het woord willen controleeren aan Böhtlingk's bekende werk Ueber die Sprache der Jakuten. In het JakütischDeutsckes Wörterbuch aan het slot van dit werk zocht ik den mammouth tevergeefs, maar wel vond ik de bestanddeelen, waaruit het door Pfizenmayer gegeven woord bestaat, t.w. ü„Wasser" en kyl: „ein in der Wildniss lebendes Thier" vgl. nog taba kyl of kyl taba: „ein wildes Renntier" en het van kyl afgeleide werkwoord kylla: „dem Wilde nachgehen". Een op mammouth of russ. mamont ook maar eenigszins gelijkend woord, dat van deze benaming de oorsprong zou kunnen zijn, heb ik verder in de geheele woordenlijst niet kunnen ontdekken Behalve met Jakoeten is Pfizenmayer op zijn beide expedities ook met Toengoezen herhaaldelijk in aanraking geweest en ook van hen leerde hij de inheemsche benaming kennen: „Auch in der Sprache der Tungusen, dieses alten sibirischenNomadenund Jagervolkes, hat der fossile Elefant ein en eigenen Namen und spielt in ihren Sagen und aberglaubischen Vorstellungen eine bedeutende Rolle. Das „Agdjan-KSmi" (groszes Tier) ist für sie ein sehr unheimliches Wesen, weil sie sich seine Herkunft nicht erklaren können" enz.») Ook deze benaming heb ik trachten te controleeren aan Castrén's Grundzügen einer Tungusischen Sprachlehre nebst kurzem Wörterverzeichniss uitgegeven door Schiefner, waarin ik echter evenmin al. bij Böhthngk een woord voor den mammouth vond opgegeven wel trof ,k het eerste bestanddeel der door Pfizenmayer vermelde benammg aan: „gross, h&gdi, hagdinja" (met vele diriiétische vananten in de bijgegeven Tungusische Wörtersammlungen van M.ddendorf, Spasskij en Gerstfeld). Een op mammouth of russ ^cm/gelijkend Toengoezisch woord vond ik hier al evenmin.' ') Blz. 20. 353 6 Na dit alles is het wel niet zeer waarschijnlijk, dat, pm nog eens de woorden van Weigand-Biftaan te halen, die ook in ander opzicht onjuist zullen blijken te zijn, „der Russe Ludloff (lees: der Deutsche Ludolf) das Rieseptier 1696 zuerst benannt hat nach der einheimischen Bezeiehnung der Jakuten und Tungusen". Zeer verbreid is, zooals men in het voorgaande heeft kunnen zien, de meening in de woordenboeken, dat het woord uit het Tataarsch afkomstig zou zijn, en wel van mama, dat „aarde" zou moeten beteekenen. Het Tataarsche woord voor „aarde" luidt echter geheel anders. In een Tataar«ch), terwijl daar als benaming van den mammouth wordt gegeven: tél. Wat nu ten- ') Jenisiei-Ottj. bar,; Kottisch pa*. 355 8 slotte het Samojeedsch betreft, in de door Schiefner bewerkte Wörterverzeichnisse aus den Santojedischen Spracken van Castrén vindt men in vier of vijf Samojeedsche talen de woorden opgeteekend zoowel voor „aarde", als voor „mammouth". In geen enkele daarvan wordt voor „aarde" ma gegeven1), terwijl de namen van den mammouth niet de minste overeenkomst met dit woord vertoonen *). Wel wordt in het Joerak-Samojeedsch het woord voor „mammouth" uitgedrukt door een samenstelling, waarvan het eerste lid „aarde" beteekent en het tweede lid „rendier", t.w. jarfira uit ja : „Erde" en hora : „Renntierochse"*). Over den oorsprong van deze en dergelijke benamingen bij de WestSiberische volken vindt men een en ander in het geschrift van Laufer Ivory in China, waarin men in het hoofdstuk „Folklore of the Mammoth" leest: „According to the conception of the Samoyeds» the mammoth is a gigantic beast which lives in the depth of the earth, where it digs for itself dark pathways and feeds on earth. They call it „stallion of the earth" or „the master of the earth"4). „Some of the Ostyaks look upon them as water-sprites, others regard them as sacred animals living under ground and call them „earthoxen"5). „The Samoyeds designate the mammoth „earth-bull" or „earth-stag". The former epithet is applied to it also by the Wogul, a Finno-Ugrian tribe"6). Men ziet, het zijn dezelfde beschouwingen die wij reeds boven door Pfizenmayer met betrekking tot de Jakoeten hoorden vermelden en die reeds in het volksgeloof der oude Chineezen voorkomen, men leze wat Laufer dienaangaande in het genoemde hoofdstuk „Folklore of the mammoth" meedeelt en Pfizenmayer in zijn eerste hoofdstuk „Das Mammut in Bildern und Sagen". •) Joerak-Sam. ja, jea; Tawgy-Sam. mou, mamaru; Jeni.sei-Sam. ia, jd; 0»tjak.-Sam. tu, cu. sül c'ue'c, sösü; Kamassinsch tu. *) Joe.akSam. jarfira; Tawgy-Sam. kalaja; Jeniswi-Sam. kali, iario; Ostjak-Sam. koiar, kosar, kossar, kossari. ') Vgl. nog janamd „Mammuthsknochen (eig. Erdhom)". 4) Blz. 29. ') BI». 30. ') Blz. 31. 356 9 Maar al laat het volksgeloof der Siberische volken den mammouth onder de aarde (of onder het water) leven en al wordt het in sommige dier talen daarom ook met den naam van aarde-dier (-rendier enz.) (of water-dier) genoemd, daaruit behoeft volstrekt nog niet voort te vloeien, dat ons woord mammouth, resp. russ. mamont, daarom ook in zijn oorsprong „aarde-dier" zou moeten beteekenen. In het voorgaande meen ik te hebben aangetoond, dat men met het Finsche woord maa „aarde", dat waarschijnlijk de oorzaak is geworden van het woordenboekspook Tataarsch mama, hier niets kan beginnen. Ook vertoonen de Jakoetische, Toengoezische, Ostjakische en Samojeedsche namen van den mammouth, die ik heb kunnen vinden en die ik in het bovenstaande heb medegedeeld, niet ook maar de minste overeenkomst met onze benaming. En dit zijn toch de talen die in de woordenboeken worden genoemd, en die, wanneer men het woord uit het Siberisch wil afleiden, ook zeer zeker het eerst in aanmerking komen. Er zijn nog andere Siberische talen, maar daar het mijn overtuiging is, dat wij voor de oplossing van het vraagstuk in een andere richting moeten zoeken, meen ik, dat ik mij thans wel uit dit wespennest van mij onbekende talen mag terugtrekken. De vraag, wanneer het woord tot nog toe het eerst is aangetroffen, wordt in de Oxford English Dictionary beantwoord door te wijzen op Ludolfs Grammatica Russica van 1696. Ook het Deutsches Wörterbuch van Weigand-Hirt gaat terug tot dit jaartal en bedoelt Ludolf als oudsten zegsman. Waar dit woordenboek hem evenwel verkeerdelijk „der Russe Ludloff" noemt, is het misschien niet geheel overbodig, hier iets nadérs omtrent zijn persoon mede te deelen I). Heinrich Wilhelm Ludolf, Duitsch philoloog en neef van den beroemden Oriëntalist (Aethiopicus) Job Ludolf werd in ') Nouvelle Bibliographie Générale, XXXII, p. 201—202. 357 10 1655 to Erfttft geboren. Onder leiding van zijn oorti opgevoed, werd hij eerst als secretaris aan het Dèensche gezantschap te Londen verbonden. Sedert 1680 bekleedde hij gedurende verscheidene jaren de functie van secretaris bij prins George van Denemarken, den gemaal van prinses Anna van Engeland. Door dezen prins met een jaargeld bedacht, ging hij reizen. Hij begaf zich naar Rusland, waar de tsaar hem te Moskou, ook vanwege zijn muzikale talenten, zeer Welwillend ontving. In 1694 in Engeland teruggekeerd, vertrok hij vier jaren later naar Klein-Aziê, Palestina en Egypte, op welke reis hij zeer onder den indruk kwam van den treurigen staat der Grieksche kerk in het Oosten. In Engeland terug, liet hij een groot aantal exemplaren van het Nieuwe Testament in het Nieuw-Grieksch drukken, die hij deed Verspreiden Onder de Levantijnen. Hij overleed te Londen den 25sten Januari 1710. Behalve eenige geschriften over de Christelijke Kerk in het Oosten» bezit men van hem een Russische grammatica, de eerste in West-Europa. Deze verscheen in 1696, dus twee jaar na zijn terugkeer uit Rusland, in Engeland, te Oxford, onder den titel: Henriet Wilhelnti Ludolfi Grammatica Russica quae continet Non tantum praecipua fundamenta Russicae Linguae, Verum eiiam Manuductionem quandam ad Grammaticam Slavonicam. Van dit zeldzame werkje bezit de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden een exemplaar, en wel het exemplaar dat, blijkens een Latijnsche aanteekening tegenover het titelblad, door den auteur zelve in Mei van het jubeljaar 1700 te Rome is geschonken aan zekeren S. H. Schmid. Later is dit exemplaar in handen gekomen van Willem Bilderdijk, die er zijn eerste Russisch uit heeft geleerd: eenige blaadjes Russische woorden met Nederlandsche vertaling van fijn hand zijn thans voorin bijgebonden. Aan het slot van het werk bevindt zich een aanhangsel over de natuurlijke historie van Rusland: „Appendicis loco subjungemus pauca ad historiam naturalem Russiae spec- 358 11 tantia", onderverdeeld in Mineralia, Vegetabilia, Animalia, en Homines. Onder de Mineralia leest men (p, 92): „Magnae vero curiositatis res est Mammotovoi kost, quod in Siberia è terra effoditur. Miras de illo fabulas plebs narrat, dicunt enim esse ossa animalis, sub terra degentis & omnia animalia super terram viventia magnitudine superantis. In medicina adhibent illud ad eosdem usus, ut istud, quod cornu monocerotis vocatur. Frustrum mini datum fuit ab aliquo amico, qui se id accepisse dicebat a Primate quodatn Russico è Siberia reverso, quod genuinum ebur mihi videtur. Peritioresque mini dixerunt illud mammotovoi kost esse dentes Elephantinos. Ita ut in Deluvio universali eo delatos atque longo temporis tractu terra magis magisque tectos fuisse necesse sit". In 1698 verscheen van Ludolf's Appendix een Hoogduitsche vertaling onder den titel: Curieuse Beschreibung der natürlichen Dinge Ruszlandes... neulich in Lateint'Scher Sprache ausgefertiget von Heinr. Wilh. Ludolff, die als aanhangsel werd gevoegd bij Adam Brand's Beschreibung der Chinesischen Reise, welche vermittelst einer Zaaris. Gesandschaft durch Dero Ambassadeur, Herrn Isbrand... von Moskou über... Siberien verrichtet worden; het begin van ons fragment luidt daar: „Gar curieuse aber ist das MammotovoiKost, welches man in Siberien aus der Erden grabet". De Nederlandsche vertaling, die in het volgende jaar zoowel van Brand's reisJ) als van het aanhangsel het licht zag, wijkt in geen enkel opzicht af: „Een ongemeene curieusheyd is 't Mammotovoi-kott, 't welck in Siberien uyt d'aerde werd gegraven"; daarentegen heeft de Engelsche vertaling van 1698 volgens de Oxford English Dictionary, die deze plaats als zijn oudste citaat s. v. Mammoth geeft r „The Mammotovoy, which is dug out of the Earth in Siberia". Hier ontbreekt ') Van de reis reeds in 2den druk, de 1ste druk van de Nederlandsche vertaling was in 1698 verschenen zonder het aanhangsel. Zie P. A. Tiele, Nederlandsche Bibliographie van Land- en Volkenkunde, n°. 186 359 12 het woord kost, dat er toch noodzakelijk bij moet, immers Ludolf s mammotovoi kost is in het Russisch mamontovaja kost', waarin kost'; „been" het znw. en mamontovaja het bijbehoorende, van mamont afgeleide, bnw. is: dus: „mamtnouthsbeen" d. i. mammouthstand, mammouthivoor. Op den vorm van Ludolf's mammotovoi kost kom ik beneden nog terug. Ludolf is evenwel niet de eenige in zijn tijd in WestEuropa, die ons berichten aangaande den Elephas primigenius heeft nagelaten. „Einer der altesten Berichte" zegt Pfizenmayer in de historische inleiding in het eerste hoofdstuk van zijn boek»), „in der Deutschen Literatur Ober sibirische Mammutfunde ist in der Reisebeschreibung des Isbrand Ides enthalten, der als Gesaridter des Zaren Peters I eine Reise durch Sibirien an den chinesischen Kaiserhof unternahm". Hij deelt ons dan in Duitsche vertaling een gedeelte der desbetreffende passage mede, die ik zoo aanstonds in haar geheel uit de Hollandsche editie van 1704 zal geven, en vervolgt: „Ides gebraucht in seinem Reisetagebuch auch zuerst den Namen „Mammut". Diese Benennung bürgerte sich schon früh auch in der wissenschaftlichen Literatur ein, wahrend 1799 der Göttinger Professor Joh. Friedr. Blumenbach die wissenschaftliche Bezeichnung „Elephas primigenius" hinzufügte". Eberhard Isbrand, Ides, of Evert IJsbrands Ides, want hij was van Nederlandsche afkomst, omstreeks 1660 te Glflckstadt geboren, vestigde zich als koopman in Rusland, waar hij het vertrouwen van Peter den Groote genoot. Hij maakte bovengenoemde reis als afgezant van den tsaar aan den keizer van China in de jaren 1692—1695, op welken tocht Nicolaas Witsen's groote kaart van Tartarije, die hij in Moskou voor het eerst had gezien, hem van het grootste nut is geweest, zooals blijkt uit een na de reis geschreven brief van Ides aan Witsen, gedagteekend 24 Mei 1695, die is opgenomen l) Blz. 21. 360 13 door den Amsterdamschen uitgever F. Halma in diens voorbericht voor de uitgave van Ides' Driejaarige Reize. Aan Witsen, die door zijn studiën het levendigste belang in rijn reis stelde, zond Ides dan ook zijn in het Nederduitsch geschreven aanteekeningen, die door den Amsterdamschen burgemeester in het Nederlandsch zijn overgebracht. Wij weten dit uit een vele jaren later door Witsen aan den Deventerschen burgemeester Gijsbert Cuper geschreven brief in dato 24 September 1709, waarin, blijkbaar als antwoord op een door den laatste gedane vraag, men leest: „De vorige (beschrijvinge) van Ysbrants, is door mij gestelt, so als sij is uytgegeven uyt papieren die hij mij had toegesonden, die op sijn Hamburghs of Nedersax seer confuus geschreven waeren, hij was myn vrint en is nu overleden"1). Naar het schijnt, heeft de uitgever Halma, na het werk uit Witsen's handen te hebben ontvangen, er ook nog aan geschaafd: immers men leest in zijn Voorberegt: „Ook behoeve ik u niet verder te ontvouwen, door welk eenen weg my 't afschrift dezer Reize ter hand gekomen is, waardoor haar aanzien en geloofwaardigheit zekerlyk, boven veele andere, gestyft word. Hier en daar heb ik den styl wat moeten beschaaven, en zomwyl eenige verandering in de uitdrukkingen en t' zamenvoegingen der woorden, doch geenzins in de zaaken, gemaakt". Zoo zag dan in 1704 te Amsterdam de Driejaarige Reize naar China, te lande gedaan door den Moscovischen afgezant E. Ysbrands Ides het licht. Drie jaar later, in 1707 verscheen te Frankfort een Hoogduitsche uitgave, nadat het werk reeds in 1706 in het Engelsen was vertaald. In 1710 volgde een tweede druk van de Hollandsche, in 1716 van de Engelsche uitgave, terwijl in 1727 een Fransche vertaling het licht zag. Als een verder bewijs van de groote belangstelling waarmede men in de toenmalige geleerde wereld Ides'reisverhaal sinds ') Bij J. F. Gebbard Jr., Het Leven van Mr. Nicolaas Cornelisz. Witsen, II, blz. 322. 361 14 lang verbeidde, moge nog dienen, dat er reeds in 1696 een kort uittreksel van de reis in het Hoogduitsch was verschenen achter Chr. Mentzel's Chinesische Chronologie, dat door Leibniz werd vertaald in zijn Novissima Sinica van 1697'). In dat uittreksel komt de passage van den mammouth niet voor, evenmin als in het reisverhaal, dat Adam Brand, die een der leden van het gezantschap is geweest, reeds in 1698, zooals men boven heeft gezien, van den tocht deed verschijnen. Men vindt het fragment over den mammouth bij Ides in zijn 6de hoofdstuk, chronologisch geplaatst tusschen zijn verblijf te Makofskoi, waar het gezantschap den 7den October 1692 aankwam en vanwaar het, volgens Brand, den lOden October vertrok, en zijn aankomst te Jenizeskoi (Jeniseisk) twee dagen later. „Die im 6. Capitel sich befindende Angabe über im Eis steckende und durch die Kalte erhaltene Mammuths ist als die erste ihrer Art mit gebührender Anerkehnung von den Zooiogen verwerthet worden", aldus leest men in de Allgemeine Deutsche Biographie s. v. Ides !). Het is dan ook om het belang, dat men van oudsher aan deze passage heeft toegekend, dat ik de plaats hier in haar geheel doe volgen. „Niet verre van hier (t. w. van Makofskoi) in het gebergte ten Noord-Oosten vind men de Mammuts tanden en beenen; zy worden ook in 't byzonder aan de vloeden Jenize, Trugan, Mongamsea, op den vloed Lena, en by Jakutskoi, tot aan de Ys-zee gevonden; zoo dat, als in 't voor-jaar 't Ys in deezen vloed openbreekt, door zulk eenen sterken ysgang, wegens het hoog opgezwollen water, de zeer hooge oevers afgespoelt, en geheele stukken aarde van de bergen afbrooken (sic) worden, die naar beneden vallen; en alsdan openbaaren zich in d' aarde, byna tot den grond bevroren, als ze langzaam ontdooit, zodanige geheele dieren, ook bloote tanden. Ik heb een persoon met my gehad naar China, die jaarlyks uit ge- ') Tiele, n°. 519. 2) XIII, 748. 362 15 weest was om deeze beenen op te zoeken; deeze heeft my, voor de zekere waarheit, verhaalt, hoe hy eens met zyne metgezellen een kop van zodanig een dier gevonden had, dat uit zulk eene afgevallene bevrorene aarde te voorschyn was gekomen. Zoo haast zy dien open deden, bevonden zy het vleesch meestendeels verrot; zy hadden de tanden, die recht, gelyk de Elephants tanden, voor uit den muil stonden, niet zonder moeiten uitgebroken, als ook eenige beenen van den kop, en zyn eindelyk tot eenen voorsten voet gekomen, dien zy afgehouwen hadden, en een lid daarvan in de Stad Trugan gebragt, 't welk zoo dik was, als een taamlyk dik manspersoon van middel. In den hals was aan de beenen noch eenig rood, als van bloed, te zien geweest. „Van dit dier word verscheidentlyk gesproken. De Heidenen, als de Jakuti, Tungusi en Ostiakky, zeggen, dat deze dieren zich in de aarde, of 't schoon, wegens den harden winter, noch zoo sterk vriest, zich gedurig ophouden, en heen en weêr gaan; vernaaien ook dikwils gezien te hebben, dat, wanneer zoo een dier gegaan had, de aarde boven het zelve zich opwelde, en dan wederom inviel, en eenen diepen kuil maakte. Zy meenen ook verder, dat by aldien dit dier zoo hoog komt, dat het de lucht ruikt of ziet, het zelve aanstonds sterft, en dat 'er daarom, aan de hooge oeveren van den vloed, alwaar zy onvoorziens uitkomen, veele dood gevonden worden. Dat is het gevoelen van de ongelovige Heidenen wegens deeze dieren, die nooit gezien zyn. „Maar d'oude Siberische Russen zeggen en gelooven, dat de Mammuth even zoo een dier is als d'Elephant, uitgezeit dat de tanden wat krommer zyn, en wat meer sluiten als die van d'Elephanten; meinen overzulks, dat d'Elephanten voor den Zondvloed zich in deze landen opgehouden hebben, alwaar toen een warmer lucht moet zyn geweest, en dat met den Zondvloed hunne verdronkene lichamen, met door en over het water te zwemmen, onder d'aarde gespoelt en gewelt zyn: maar na den Zondvloed was de luchtstreek, die 363 16 van te vooren warm was geweest, in eene kouder verandert, zoo dat ze van dien tyd af in de aarde zouden bevroren gelegen hebben, en dieswegen voor de verrottinge zyn bewaart, tot datze ontdooyen en voor den dag komen; dat geen onverstandige meening is, om 'er eenig geloof aan te slaan. Echter heeft voor den Zondvloed aldaar geen warmer klimaat behoeven te zyn, overmids de lichaamen van de verdronkene Elephanten zeer wel eenige honderd mylen verre, van eene andere plaatze, daar henen, in den vloed, die den gehelen aardbodem bedekte, konnen overgedreven zyn. „Eenige van deze tanden, die buiten twyfel den geheelen zomer aan strand gelegen hebbeilfjjarn geheel zwart en geborsten, en konnen nergens toe te stade komen; maar die schoon gevonden worden, zyn even zoo goed als elpenbeen, en worden in Moskovien rontomme in 't lant vervoert, alwaar zy, in plaats van elpenbeen, tot kammen en allerhande dingen gebruikt en verkocht worden. De voorgemelde persoon verhaalde my ook, dat hy eens twee tanden in een hoofd hadde gevonden, omtrent van twaalf ponden Russisch gewigt die 400 Duitsche ponden uitmaaken, zoo dat dit zeer groote dieren moeten zyn geweest, al hoewel men ook zeer veele kleinder tanden vind. Zoo veel ik by de Heidenen heb konnen verneemen, heb ik niemant konnen vinden, die ooit zodanig een beest levendig gezien heeft, of kan zeggen, van wat gestalte het is; zoo dat het meeste hier van maar op gissingen steunt". Bij Ides vindt men den naam in den vorm mammut naast mammuth, deze beide vormen komen ook voor in de inhoudsopgave boven het 6de hoofdstuk alsmede daarmee geheel overeenkomende in margine, waar men leest: „Mammuts tanden en beenen, hoe aan den oever gevonden" en „Zeer zwaare Mammuths tanden". Blijkens de spelling Jahuti, Tungusi, in de aanhaling, moet ook de u van mammut(h) als oe worden beschouwd. Men bedenke dat Ides' oorspronkelijke aanteekeningen in het Nederduitsch waren geschreven 364 17 en dat zoowel Witsen als Halma bij het vertalen en beschaven van den tekst de namen onveranderd zullen hebben gelaten. Men zoude hier de vraag willen stellen, wat Ides kan bewogen hebben in zijn reisjournaal de passage over den mammouth in te lasschen. Hij zelf heeft op zijn reis geen vindplaatsen van het dier bezocht (reden waarom zijn reisgenoot Brand er dan ook nergens melding van maakt), het is het verhaal van een ander of van anderen, dat hij weergeeft. Hij valt daarbij min of meer met de deur in huis, het maakt eenigszins den indruk of hij bij den lezer den naam als niet onbekend veronderstelt. Hij begint niet te spreken over de tanden en beenen vaneen dier dat door de inwoners, Heidenen of Russen, „mammut" wordt genoemd, maar hij heeft het al terstond over „de Mammuts tanden en beenen". Zoude hier de veronderstelling al te gewaagd zijn, dat het de Amsterdamsche burgemeester Nicolaas Witsen is geweest, aan wien, zooals men aanstonds zien zal, zoowel het dier als de naam reeds la'ng bekend waren, die Ides tot nasporing in het land zelve heeft aangezet ten behoeve van zijn groote werk Noorden Oost Tartarye? „Gelyk men dan den Gezant Evert IJsbrants Ides, onzen Reisbeschryver, ook voor een van deze hebbe te houden, die door den Heere Burgemeester tot dit werk gebruikt zyn" zegt de uitgever Halma in zijn Voorberegt tot Ides' reis. Met „dit werk" bedoelt Halma bepaaldelijk den 2den druk van Witsen's Noord en Oost Tartarye, die bij hem in 1705, dus een jaar na Ides' werk, uitkwam. „Dit gaat vooruit, gevolgt van Witsen's werk" kon hij dan ook in een der lofdichten vóór de Driejaarige Reize naar China zeggen. Maar boven dit uitgeversstandpunt zweefde de dichter Johannes Vollenhove, die in een ander lofdicht zong: 'k Verhef Heer Witsen, die zo êel Een licht van Amstels burgervaderen, Stadts liefde, ontzag en hooftjuweel, Een spoor aan 't schrift gaf van dees bladeren. 365 18 Witsen, die over het handschrift van Ides beschikte, heeft reeds veel eerder dan de verschijning der Driejaarige Reize in 1704 en dan de verschijning van den 2den druk van zijn Noord en Oost Tartarye in 1705 van Ides' mededeelingen over den mammouth gebruik kunnen maken en hij heeft dat ook gedaan, zooals blijkt uit een schrijven van hem aan zijn vriend Cuper in dato 24 Juli 1698, waar men leest'): „Onlanghs niet verre van het stedeken Trugau in Siberië is so als ik door ooggetuijgen ben berigt, het geraemte van het dier Mammot of Elefant ontdekt" en dan volgen verder nog eenige mededeelingen aan Ides ontleend. Hij heeft in dezen brief ook een aardrijkskundige verbetering in het begin van Ides' tekst aangebracht: „Men vint dese verstorvene dieren aen de rivier Ket, ook aen de jenissa bij Mongaseja en aen de vliet lena, bij jakutsko, en tot aen de ijs-zee". Deze verandering treft men niet aan in den 2den druk van Noord en Oost Tartarye, maar daar8) drukt hij zich weer nauwkeuriger uit omtrent zijn zegsman: „Uit de tweede mond, is my van een geloofwaerdige oog-getuige verhaelt, hoe onlangs ontdekt js, niet verre van Trugan, door dees oog-getuige zelve, wiens handel het was, dit Mammouttekoos op te zoeken, een geheel Mammout Dier". Krijgt men uit de wijze van mededeeling van Witsen, zooals die blijkt uit de gegeven aanhalingen, niet den indruk, dat deze Ides als een. persoonlijk berichtgever, in casu over den mammouth, waarvoor hij,zich zoo interesseerde, beschouwde? Want Witsen stelde in hooge mate belang in den Elephas primigenius. Reeds gedurende zijn verblijf te Moskou in 1665 had hij er van gehoord. „Ik selve hebbe in Mosco so kiesen tanden als andere gedeelten van dese uit de aerde opgedolven gedierten gesien, de meeste beenderen van dese olifanten werden gevonden aen de oever van de Oby noort- l) Bij Gebhard, II, blz. 297. 2) Blz. 744. 366 19 waerts die ontdecken als de vloet het lant aen de sijden van de rivier wegneemt en daer instorten", zoo schrijft hij in den reeds geciteerden brief van 24 Juli 1698 aan Cuper1); en in een noot ergens!) in den 2den druk van zijn Noord en Oost Tartarye leest men: „Men bedeelde my op den Jare 1665 in Moskou een aftekening van het Dier Mammout". Wanneer Peter de Groote in de jaren 1697—1698 in ons land verblijft, spreekt Witsen hem ook over den mammouth: „Ik hebbe van dese onder de aerde gevonden elefanten met den Zaar selve gesproken, en Syn Majesteyt heeft mij met seer veel omstandigheden verhaelt dat hij met eygen oogen het gebeente van so een elefant heeft ontdekt omtrent de oorspronk van de rivier de Tanais die gants in syn geheel en al bijeengekrompen lag. Insgelijx heeft mij dat geconfirmeert den twede Hr. Ambassadeur Fedor Alexewits Golowin, te weten dat men digt aen de ijszee meermalen het gebeente van olifanten onder aerde ontdekt, die hij oordeelt aldaer gestroomt of gedreven te sijn ter tijt van de sundvloet, hij heeft gevonden ribben, wervelbeenen, ja hoofden, daer toe Syn Ed : occasie heeft gehadt omdat hij governeur van Tobol de hoofdstat van Siberien is geweest" schrijft hij verder aan Cuper. Wat ons hier echter het meest moet interesseeren, is de .beantwoording der vraag: Waar en wanneer noemt Witsen den naam van den mammouth het eerst en in welken vorm? Het antwoord luidt: in den eersten druk van zijn Noord en Oost Tartarye van 1692 in den vorm mammout en daarnaast in nog een anderen vorm die in 't vervolg ter sprake zal komen. Dat de ou hier als oe moet worden uitgesproken, blijkt uit andere plaatsen van zijn werk waar deze schrijfwijze voorkomt. Ides' mammut(h) zal dus slechts een andere (Duitsche) schrijfwijze zijn voor Witsen's mammout. De voorrede van dien eersten druk is gedagteekend 15 Juni 1692. Hierdoor alleen al komt aan Witsen ontwijfelbaar de ') Bij Gebhard, II, blz. 296. *) Blz. 746. 367 20 prioriteit toe boven Ides en boven Ludolf. Bedenkt men daarbij, dat Witsen sedert zijn verblijf te Moskou in 1665 aan dit boek heeft gewerkt en dat hij bovendien reeds in de hoofdstad van Moskovië met den naam bekend moet zijn geweest, dan wordt zijn voorsprong voor de beide anderèn nog grootér. „Het ontwerpen en bewerken van die kaart en van dat boek hebben hem ruim 25 jaar beziggehouden", zegt zijn levensbeschrijver Gebhard, „en nagenoeg al de tijd, dien hij van zijne staatsbemoeiingen kon afzonderen, werd besteed aan dat groote en omvangrijke werk" 1). Witsen heeft dit werk moeilijk uit handen kunnen geven, en al zijn er bij zijn lange leven twee drukken van verschenen, voltooid is het eigenlijk nooit. In een ongedateerden brief, die, omdat daarin sprake is van de aanstaande uitgave van zijn Architectura navalis, den tweeden druk van zijn Aeloude Scheepsbouw, welke in 1690 is verschenen, ook tegen dien tijd moet zijn geschreven, leest men: „Tot den uytgeef van Tartarije sal ik nog wel een jaer van noden hebben"*), en toen dan in 1692 de eerste uitgave het licht zag, kwam het boek niet in den handel. Daarom is het ook zoo uiterst zeldzaam. „L'édition de 1692 est trés rare, et vu sa rareté il me semble qu'elle aura été envoyée en partie a 1'étranger" schreef Frederik Muller in 1859 in zijn Essai d'une Bibliographie Neerlando-Russe*). Maar zeldzaam is ook de tweede, zeer vermeerderde en geheel gewijzigde druk, die in 1705 bij F. Halma te Amsterdam verscheen4). Van dezen tweeden druk gaf in 1785 M. Schalekamp te Amsterdam een nieuwe ongewijzigde uitgaaf, in oorsprong niet anders dan het restant in losse vellen der exemplaren van 1705, vermeerderd met een aantal kaarten en platen, en waaraan een inleiding is toegevoegd van Pieter Boddaert, die daarvoor aanteekeningen in handschrift van Witsen heeft gebruikt s). Deze uitgave kan men op verschillende bibliotheken ') Gebhard, I, blz. 417. 2) Bij Gebhard, II, blz. 286. *) BI*. 58. Hele, n«. 1223. 4) Muller, U.: „Celle de 1705 est encore assez rare, même en Hollande". Tiele n«. 1224. 5) Mullet, l.c; Tiele, n». 122S. 368 21 raadplegen; zij komt ook nog wel eens een enkele maal op aucties voor. Zijn levensbeschrijver Gebhard zegt het zoo jnisl1): „Ofschoon een stellig bewijs ontbreekt, acht ik het toch niet onwaarschijnlijk;'dat de beide uitgaven van 1692 en 1705 slechts voor een beperkt aantal lezers zijn bestemd geweest en nog niet aanstonds ter kennis van het algemeen zijn gekomen. Witsen heeft blijkbaar de voltooiing van zijn werk steeds verder uitgesteld, om zoo volledig mogelijk te kunnen zijn. Meer dan eens drukt Cuper in zijne brieven den wensch uit, dat Witsen toch eindelijk moge besluiten zijn werk aan de geleerde wereld over te geven, die (volgens zijne verzekering) met verlangen daarnaar uitziet. Steeds echter had Witsen allerlei bezwaren, die zulks beletten. Nu eens was het de drukker, dan weder de plaatsnijder, die hem ophield, en een ander maal had hij weder de een of andere onnauwkeurigheid ontdekt, die hij nog wilde verbeteren; en zoo schijnt het, dat van die derde uitgave tijdens zijn leven niets is gekomen. Intusschen gebeurde het enkele malen, dat buitenland sche schrijvers reeds bij voorbaat van zijne ontdekkingen gebruik maakten, zonder zijn naam te noemen, waartegen hij natuurlijk niets kon uitlichten, doch waarover hij zich bij Cuper bitter beklaagt". Wat in 't bijzonder het laatste betreft, over dit plagiaat drukt Gebhard zich elders *) nog iets sterker uit, wanneer hij het heeft over „de talrijke malen, dat hij zich beklaagt over binnen- en buitenlandsche schrijvers, die zijne onuitgegeven studiën reeds bij voorbaat hadden overgenomen, zonder vermelding van zijn naam". Pfizenmayer en Laufer hebben natuurlijk van Witsen's beroemde werk, het eerste groote geschrift over de land- en volkenkunde en ook de taalkunde van Siberië, gehoord, en beiden noemen het ook met betrekking tot de Siberische mammouthvondsten, terwijl de laatste naar aanleiding daarvan er zelfs een aanhaling uit geeft in Engelsche vertaling. Dat ') I, blz. 426. 2) I, blz. 495. 369 22 echter de Duitscher Pfizenmayer en de Duitsch-Amerikaan Laufer hier niet volkomen nauwkeurig op de hoogte zijn, geen Nederlander die het hun euvel zal duiden. „Seitdem der alte Amsterdamer Bürgermeister Witsen", leest men bij Pfizenmayer ') „in der 1692 veröffentlichten Schilderung seiner „merkwfirdigen und abenteuerlichen Reise nach Noord en Oost Tartarye" (Nordostsibirien) seinen Zeitgenossen von ganzen Mammutkadavern berichtete, die dort im gefrorenen Boden gefunden würden, drangen immer wieder Nachrichten von Funden diluvialer Tierleichen aus dem fernen Sibirien nach Europa". Pfizenmayer schijnt te meenen, dat Witsen, die trouwens in 1692 nog zoo oud niet was (hij was toen 51 jaar), zelf een „abenteuerliche Reise" naar Siberië heeft ondernomen, terwijl men weet, dat Witsen zich de meeste berichten door anderen heeft laten toekomen, tot welke betrekkingen hij den grondslag had gelegd gedurende zijn verblijf te Moskou in 1665 *). Ook schijnt hij zich niet de vraag te hebben gesteld, of men dan in die berichten van Witsen „von ganzen Mammutkadavern" niet nog een oudere bewijsplaats voor den naam van den mammouth zoa kunnen vinden dan bij Ides, die volgens Pfizenmayer, gelijk men boven heeft gezien, „zuerst den Namen „Mammut" in seinem Reisetagebuch gebraucht". Laufer tehier beter op de hoogte; hij laat Witsen in dit opzicht alle eer wedervaren: „In 1666 the learned Hollander Nkolaus Witsen, who subsequently became mayor of Amsterdam, paid a visit to Moscow, where he collected the materials for his work „Noord en Oost Tartarye", whicb appeared in 1694. This work introduced for the first time the name mammoth to western Europe"'). Men moet hier evenwel het jaar 1666 veranderen in het jaar 1665 als het jaar van Witsen's verblijf te Moskou en het jaar 1694 in 1692 als het jaar der verschijning van Witsen's werk. Het oudste tot nu toe bekende bericht waarin de naam van den mammouth wordt genoemd, vindt ') Blz. 22. 2) Zie Gebhard, I, 417 vlgg. ") Blz. 28. 370 23 men dan in den eersten druk van Witsen's Noord en Oost Tartarye in het hoofdstuk Siberia, 2de deel, blz. 472—473. Het luidt als volgt *): „Men vint in Siberien, aen de oevers van de groote rivieren, daer de vloet het lant afgespoelt heeft, of daer de bergen door wolk-barsten, en groote regen gespleten zyn, zomtyts elpen-beene-tanden, zo groot als klein, by de inlanders») Mammouttekoos geheten, of been van het dier Mammout. Dit elpenbeen wert weinigh grover en rosser bevonden als de versche oliphants-tanden, die uit Indien herwaerts over komen. Op wat wyze deze tanden in t gemeen dus diep onder de aerde gedolven zyn gewerden, is beswaerlyk te zeggen, te meer, alzo in die gewesten geene elephanten werden gevonden: het waerschynlykste is, dat het ten tyde van de algemeine zuntvloet zy geschiet. Eenige der Moscoviten zyn van gevoelen, dat door lankheit van tyden de aertkloot of werelt verdrait is, en dat daer het nu kout is, het wel eer heet is geweest, zo dat de elephanten in deze nu koude gewesten zich oulings opgehouden zoude hebben. „Daer ter plaetze wert mede gebeuzelt, dat deze tanden hoornen zyn van het dier Behemoth, by de Russen Mammout, anders Mammona genaemt, daer van men by Job leest: zy zeggen, dat het leeft, onder d'aerde, en zoude het zyn hoornen, dat deze tanden zoude wezen, onder de aerde afstooten: de wateren, als het daer deur gaet, zouden splyten: van verw zeggen zy het te zyn donker bruin, gevende van zich een grooten stank: wert zelden gezien, en als 't gezien wert, bediet veel onheils: heeft een staert, den paerde-staert ') Naar het exemplaar van de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Alle andere aanhalingen uit N. en O. Tartarye zijn uit de heruitgave van den 2den druk. 2) D.w z. de ingezetenen, zie de bet. van Inlander in Ndl. Wdb.. VI, kol. 1758. Terecht verklaart Laufer, blz. 29, het woord hier door: „the Russian settleri in Siberia", d. z. „d'oudeSiberi. sche Russen" van Ides. 371 24 gelyk: korte voeten, en diergelyke beuzelingen meer werden 'er daer van gelooft. Aen de Oby en zee-kusten werden ze 't meest gevonden, wel tot de swaerte van hondert pont, en meer. De Samojeden maken daer van pyl-punten, en de Moscoviten allerhande dingen, die men elders van elpen-been gewoon is te maken. Daer wert gezeght, dat 'er hooft, ribben en ander gebeente van gemelte dieren uit gedolven werden. Een diergelyke seer sware tantis onder my berustende; beneffens een klein tantje, lang negen duim; als mede drie kiezen, een bovenkies en twee onder-kiezen: de kiezen zyn onlangs gevonden, diep onder de aerde, in de graft van Kiof; de tanden aen een arm van de vliet Oby, insgelyks onder aerde: zo deze tanden als kiezen zyn door my aen kenders van oliphanten, en oliphants-tanden en kiezen vertoont, en wert geoordeelt, de zelve gelyk te zyn aen tanden of kiezen van oliphanten, die zich aen de vaste Asiatische kust ophouden, en niet aen die van Ceilon, wezende kenlyk onderscheit aen de zelve. Het verdient zyne meerdere aenmerkinge en verwondering, hoe de jonge tanden of kiezen, want eene der kiezen is van een zeer jong beest, gelyk ook den eenen tant klein, als gezeght, en van een oliphants veulen is, in deze noorder gewesten dus onder aerde zyn geraekt, wezende zeker, dat noch deze kiezen noch zo jonge tanden tot gebruik als koopmanschap zyn vervoert, want daer toe onnut zyn". Het zij mij geoorloofd, naar aanleiding van dit oudste bericht, er hier in 't voorbijgaan even op te wijzen, hoe goed Witsen ingelicht blijkt te zijn, al gelieft hij zelf een deel dier inlichtingen maar „beuzelingen" te noemen. Hij is op de hoogte, niet alleen van het bijgeloof der bevolking, waarin men het aarde-dier der Samojeden, het water-dier der Jakoeten, het „Unheilstier" (naar de woorden van Pfizenmayer) van alle Siberische volken en der Russische Kozakken terugvindt, niet alleen van de beschouwingen der Russische Schriftkenners, die er den zondvloed en den Behemoth bijhalen, waarin zij door de Europeesche geleerden, ook door Witsen zelf, zijn 372 25 gevolgd, zooals men in 't vervolg zal zien, maar ook van den werkelijken toestand waarin de overblijfselen van den mammouth zijn gevonden, den aard der vindplaatsen, de kleur van het dier, de lucht die de blootliggende deelen van het kadaver verspreiden. „Van verw zeggen zy het te zyn donker bruin" dat is de donkere roestbruine kleur der dichte lichaamsbeharing, welke haarmantel, zooals Pfizenmayer het noemt1), een uitstekende beschutting tegen de koude voor het dier is geweest; deze vraag der lichaamsbeharing is eigenlijk pas definitief opgelost door de beide expedities in het begin der XXste eeuw. „Gevende van zich een grooten stank" d. i. „der keineswegs liebliche Duft..., vergleichbar den Dünsten eines schlechtgehaltenen Pferdestalls, stark gemischt mit Aasgeruch" die den neus van Pfizenmayer trof „schon eine geraume Weile bevor der Mammutkadaver in Sicht kam"!) en die de keizerin van Rusland naar haar zakdoek deed grijpen bij de bezichtiging van het dier acht dagen na de aankomst in het Zoölogisch Museum, waarom Pfizenmayer haar dan ook voorsloeg liever in den tegenoverliggenden vleugel het oude mammouthskelet van Adams met een bezoek te vereeren, „den zweiten fossilen Sibirier, der geruchslos war" *). In den tweeden, zeer vermeerderden en gewijzigden druk van 1705 vindt men de uit den eersten druk aangehaalde episode met eenige kleine wijzigingen terug, hier en daar zijn er eenige woorden aan toegevoegd, soms ook heeft Witsen iets geschrapt (b. v. den zin over den zondvloed). En verderop in zijn hoofdstuk over Siberië komt hij in dezen tweeden, veel uitgebreideren druk nog meermalen over den mammout en vooral over het mammouitekoos te spreken4). Dit woord mammouitekoos is bij Witsen een samenstelling uit mammout en koos, een verbastering van Russ. kost': „been". Witsen's mammouttekoos staat dus verder af van Russ. mamontovaja kost' dan Ludolf s mammotovoi kost. Eenmaal5) ') Blz. 235, vgl. ook blz. 151. 2) Blz. 126. 3) Blz. 206. ") Blz. 744—746. *) Blz. 746. 373 26 spreekt Witsen in plaats van het mamntouttekoos van „het Mammoutte Elpen-been ", vgl. met deze vorming het onderschrift bij een afbeelding1) „Het Mammonte onderste Kakebeen van agteren te Sien", waarboven „Het onderste Kakebeen van het Dier Mammout van vooren te Sien". Met dit „Dier Mammout" was hij, zooals men boven heeft gezien, al in 1665 te Moskou niet onbekend, waar men hem „een aftekening van het Dier Mammout" bedeelde1). De eerste wetenschappelijk vaststaande mammouthvondst in 1692 bij Turuchansk aan de Jenissei hebben wij hem boven hooren verhalen in de woorden: „hoe onlangs.ontdekt is, niet verre van Trugan... een geheel Mammout Dier"8). Elders') spreekt hij zoowel van „het Mammout" als van „de zoo genaemde Mammout". Naast mammout en mammouitekoos bezigt Witsen elders mammot en mammottekoos. Het laatste wordt aangetroffen in zijn hoofdstuk over Samojedia5): „Den Heer Andreas Artemonides Matveof, Moskovisch Gezant by haer Hoog. Moog. heeft my verhaeld, dat omtrent Poestoser mede veel Mammottekoos word gevonden" waarbij dan in margine staat aangeteekend: „Van dit Mammottekoos, ziet boven breder". Vgl. nog als onderschriften bij afbeeldingen*): „Een jonge Mammotte Tant" en „Mammotte Kiesen". Mammot vonden wij boven, in een brief van Witsen aan den Deventerschen burgemeester GijsbertCuper.gedateerd 24 Juli 16987): „Onlanghs niet verre van het stedeken Trugau in Siberië is so als ik door ooggetuijgen ben berigt, het geraemte van het dier Mammot of Elefant ontdekt" en in een Latijnschen brief aan denzelfde uit het jaar 1708 schrijft hij8): „De fossilibus jam non loquar, Hoe unicum tantum dicam, quod mihi missaest maxilla inferior cum magno dente animalis Mammot, quod elephantem dico, e terra in Siberia eruta". >) Tegenover blz. 746. *) Blz. 746, noot. •) Blz. 744. *) Blz. 746. s) Blz. 950. •) Tegenover blz. 796. 'JBij Gebhard, II, blz. 297. 8) Bij Gebhard, II, blz. 319. 374 27 Mag men uit dezen vorm mammot, die door Witsen wordt gebruikt naast mammout (vgl. Ides: mammut(h)), en waarop ook het door Ludolf gebezigde mammotovoi teruggaat, de gevolgtrekking maken, dat er in de XVIIde eeuw een thans verouderde Russische vorm mammot voor het tegenwoordig gebruikelijke mamont heeft bestaan, zooals de Oxford English Dictionary doet? Ik meen deze vraag zeer stellig ontkennend te moeten beantwoorden. Weliswaar heb ik geen enkele Russische bewijsplaats uit het eind der XVIIde en het begin der XVIIIde eeuw tot mijn beschikking, maar afgezien van andere overwegingen, kan ik bij gebrek aan een Russische aanhaling uit dien tijd wijzen op een Chineesch bericht, dat men in Laufer's werkje Ivory in China aantreft. In de jaren 1712—171Strok een Chineesch gezantschap door Siberië op zijn weg naar de Wolga met het doel om de Torgut, een Kalmuksche volksstam die zich daar onder Russische protectie had neergezet, te bewegen weder naar hun oude woonplaatsen op de Chineesche grens terug te keeren. De Mantsjoe Tulishen, de gezant, schrijft nu in zijn Mémoires met betrekking tot Jeniseisk het volgende, dat ik hier in de Engelsche vertaling van LauferJ) aanhaal: „In the coldest parts of this northern country is found a species of animal which burrows under the ground, and which dies when exposed to the sun and the air. It is of enormous size and weighs ten thousand pounds. lts bones are very white and bright like ivory It generally occurs on the banks of rivers. The Russians collect the bones of this animal, in order to make cups, saucers, combs, and other small articles. The flesh of the animal is of a very cooling quality, and is eaten as a remedy in fevers. The foreign name of this animal is momen-to-wa; we call it k'i sku". De heer Duyvendak, lector in de Chineesche taal aan de universiteit te Leiden, heeft de goedheid gehad deze benaming ') Blz. 27. 375 28 voor mij te controleeren in de Chineesche encyclopaedie, waaruit Laufer deze passage heeft vertaald. Er staat ook volgens hem inderdaad mo-men-to-wa en terecht zegt Laufer: „The transcription is based on Russian mamontowa (scil. kost, „bone")". Zooals men in de Engelsche vertaling van Ludolf's Appendix achterin de Engelsche vertaling van Adam Brand's reisbeschrijving leest van the mammotovoy, zoo is in dit Chineesche bericht sprake van de momentowa; bij beide mist men het woord kost'. Mamont was dus . ook reeds in Witsen's tijd de Russische benaming van het dier — wie zoude er ook aan twijfelen? Dezen zuiver Russischen vorm van het woord treft men in de XVIIIde en XIXde eeuw ook wel in West-Europeesche teksten aan. „On a dit aussi mammont" zegt Littré s.v. Mammouth; .Murray vermeldt mamont als een der vormen voor de XVIIIde eeuw; bij Weigand vindt men een plaats uit 1838, waarbij het noodig wordt gevonden nog eens te onderstrepen: „Mammont, nicht Mammuth, Aus Russ. mamont". De toonlooze klinker na het accent werd in de tweede lettergreep ook wel als a geschreven. Vandaar naast mamont de schrijfwijze mamant, die thans geheel ongebruikelijk is geworden en die men dan ook alleen in de oudere woordenboeken, al of niet naast mamont, aantreft: Heym (1800) heeft b.v. mamant, Schmidt (1844) mamont, Oldecop (1854—'55) in het Fransch-Russische gedeelte mamant, in het Russisch-Fransche mamont. Sedert de Russische orthographie van Grot vindt men in de woordenboeken slechts mamont. De schrijfwijze mamant kan de etymologie met het onbewezen Tataarsche mama in de hand hebben gewerkt. Dit mamant was ook reeds in de XVIIIde eeuw in W.-Europa verschenen; Murray vermeldt het en Hatzfeld-Darmesteter geven een aanhaling uit 1727: „En Sibérie ce que les habitants appelleht mamant", ontleend aan een Frahsche verzameling grootendeels vertaalde reizen Recuetl de Voyages au Nord, te Amsterdam uitgegeven, waarin ook de Fransche vertaling van Ides zich bevindt. Het 376 29 origineel dezer Fransche aanhaling vindt men in het werk over Siberië van den Zweedschen in den Noordschen oorlog krijgsgevangen officier J. B. Muller van 1716. Maar mamont en mamant zijn in het Fransch overvleugeld door mammouth, dat volgens Hatzfeld-Darmesteter in 1835 door de Académie werd toegelaten. Dat deze laatste vorm op Witsen's mammout teruggaat, kan, dunkt mij, nauwelijks aan twijfel onderhevig zijn. Wij hebben reeds boven gezien, dat Witsen zich meer dan eens moest beklagen over plagiaat uit zijn werken door buitenlandsche schrijvers ; dat de Franschen hierbij niet achteraan kwamen, moge uit enkele aanhalingen uit Witsen's briefwisseling met zijn vriend Cuper blijken, Den 4den November 1705 schrijft hij hem1): „ik hebbe reets dese dingen in myn commentarien gebracht... wesende sulx reets gedruckt, dog kan het selve, om recht uyt te spreken, omdat in geen jaer met de kaerten nog kan gereet sijn, nu nog niet gemeen maeken, sorgende dat so sulx dede, dat de geleerden in Duytsland, tot Londen en Parijs, het selve aenstonts in haere journaelen op hun eygen naem aent licht souden geven, gelijk mij diergelijk is gebeurt omtrent het uytgeven van een journael tot Parijs, uyt Mosco na Sina, daer ik eygenhandig explicatien onder hadde gemaekt, die de Hr Thevenot op syn eygen naem uytgaf, want hij se van mij had versogt". En in een brief die op het eind van 1715 of in het begin van 1716 moet geschreven zijn, leest men 2): „Het is eerst onlanghs, dat ik geweten hebbe, hoe men hier voor enige tijt buyten mijn kennis heeft weten te bekomen, of door den drucker of door imant anders, aan wien 'k om te lesen het geleent hadde, en mij niet gerestitueert, vermits overlijden, een exemplaer van de comentarien die ik over de kaert van tartarije hebbe gemaekt, en doen drucken, hoewel nog niet compleet, in meyninge om te sijner tijt hetselve onder den titel van Noort ') Bij Gebhard, II, bis. 309. 2) Bij Gebhard II, blz. 443, 377 30 en Oost Tartarije aen den dag te geven, dese geschriften so ik na hoore, heeft men tot Parijs doen vertaelen". Het postscriptum van dezen brief luidt: „Ik hebbe boven vergeten te seggen, hoe ik voor een maent of twe, een seer beleefde brief van Parijs ontfangen hebbe, door sekeren Hr de lisle geschreven, die aldaer een vermaert geographus is, dese segt mij, hoe hij mijne schriften is magtig geworden, en versoekt mij dat ik aen hem mijne memorien wilde senden ... Ik hebbe geen ongenoegen doen blijken, dat men mijne gedrukte geschriften, sonder mijn weten, die nog niet uytgegeven sijn, mij hadde ontvoert, want sulx soude dan nog slimmer sijn, en gesegt blijde te wesen, dat die in so goede hant gevallen waeren als de sijnen. Hij sont bij mij een seker jongman van Groningen, die ik niet kenne, dese Jongman hadde mijne papieren in het frans vertaelt, en is na huis verreyst bij sijne ouders. So ik mijn ongenoegen hadde betuygt, het soude nog slimmer sijn, want aldus soude hij gewislijk mijn naem geheel verduystert hebben, en van mij gants geen gewag maeken". En zoo is Witsen's mammout, al of niet via Ides' mammuth), in de meeste talen van Europa de internationale geijkte term geworden voor den Elephas primigenius, niet alleen in het Nederlandsch, Duitsch, Deensch, Noorsch en Zweedsch1), niet alleen in het Fransch, Spaansch, Portugeesch, Italiaansch enz.1), maar ook in Slavische talen als b.v. het Poolsch en Tsjechisch s), ja zelfs in het Russisch heeft mamut zich een plaats veroverd naast het toch nog altijd gebruikelijkere inheemsche mamont. Alleen het Engelsch schijnt terug te gaan op den vorm mammot, dien het dan spelt mammoth met th, zooals in het Fransch mammouth, in het Nederlandsch mammouth, en in het Duitsch mammuth de spellingwijze is van oudsher. ') Ndl. mammouth, mammoet; Hd. mammut(h); De. mammut; No. mammut; Zwe. mammut. mammutdjur (vgl. Witsen's mammout dltr). Fr. mammouth; Sp. mammout; Port. mamute; Ital. mammut. ^ Po. mamut; Tsjech, mamut. 378 31 Vanwaar deze spelling met tk? Is zij afkomstig van Ides' mammut(h) of zoude men haar misschien veeleer mogen verklaren door invloed van de oude XVIIde- en XVIHdeeeuwsche geleerde etymologie die den mammouth met den bijbelschen Behemoth in' verband bracht? „The Russian Mammoth certainly came from the word Behemoth" leest men in de in 1738 verschenen Engelsche vertaling van de beschrijving van Rusland door Strahlenberg, aangehaald in de Oxford English Dictionary. „The learned Philipp Johann von Strahlenberg", zooals Laufer hem noemt1), was een Zweed sch officier in dienst van Karei XII, die gevangen genomen door de Russen in den slag bij Poltawa, dertien jaren in Siberië doorbracht. En wij hebben immers reeds boven gezien, dat Witsen, „the learned Hollander Nicolaus Witsen'', den mammouth al dadelijk met den Behemoth samennoemt: „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammout... genaemt, daer van men by Job leest", al spelt hij zelf het woord nog niet met th. In den tweeden druk van Noord en Oost Tartarye vindt men de bewering*): „Bochartus spreekt wytloopig van den Behemoth, of Mammout, en bewyst vry klaer, dat de Heilige Schrift door dit Dier geen ander heeft willen verstaen, als de Hippopotamus... passende hy alle de eigenschappen dezes Diers op gemelte Behemoth". De toevoeging bij Behemoth: „of Mammout" is van Witsen, Boehartius noemt in zijn Hierozoicon sive bipertitum opus de animalibus s. scripturae in het hoofdstuk*) waarin hij wil bewijzen „behemoth non esse elephantem, ut volunt, sed hippopotamum" nergens het woord mammout. Wel komt hij te spreken over den walrus, russ. mort; „Mors Moscovitae nominant", waarvan hij dan zegt dat zij „hippopotamis esse quam simillimos" *). Nog één stap verder en de Jezuiet Avril, die in 1685 het Russische rijk doortrok, past den naam Behemoth op ') Blz. 34. *) Blz. 746. ') II, Lib. V, cap. XV. 4) II, blz. 763. 379 32 den walrus toe, naar een verhaal „uit zeker Waiwoda verstaen, welke nette kennis hadde der gewesten aen de over zyde [van de Oby gelegen". Witsen geeft dezen passus uitvoerig in vertaling weder'), waarin sprake is van „het vangen van 't Dier Behemoth, dat een Beest is, zoo wel te Water als te Lande levende, welkers Tanden hoog zijn geacht. De Inwoonders gaen dikmael langs de Oever van de Ys-zee op de jacht van dit Monster-dier uit" enz. Maar Witsen is het op dit punt met Avril heelemaal niet eens, hij eischt deze hoog geachte tanden van het monsterdier Behemoth voor zijn onderaardschen olifant of mammout op; hij wil niet gelooven aan een daar voorkomend levend dier, terwijl aan den anderen kant Avril het bestaan van olifanten in het koude Siberië ontkent. „UEd. believe te sien", schrijft Witsen in zijn reeds meermalen genoemden brief van 24 Juli 1698 aan Cuper2) „in de reijsbeschrijvinge van den Jesuit Avrie hoe belachelyk en leugenagtig dat hij spreekt van de beenderen deser elefanten die in Siberien gevonden werden, seggende het tanden van seker dier te syn dat aldaer leeft, maer ik versekere UEd. dat al hetgene hij daer van segt is een versierde leugen". En in den tweeden druk van zijn Noord en Oost Tartarye leest men3): „Wat misverstandelijk en verdicht van dit Been, of deze onderaerdsche Olyphants Tanden, by de Jezuit Avril in zijne beschryvinge van Tartarye word gezegt, uit het volgende kan worden gezien, sprekende hy in dezen zin:... het en zijn geen Olyphanten daer zy dit Been van bekomen, wezende dat 'Noorder gewest al te koud (sprekende van Siberië voor alzulk een Dier, 'tgeen de warmte bemint) doch het zijn andere Dieren, die dit geven, te weten zoodanige, die te Water en te Lande leven, genaemt Behemoth, welke men gemeenlijk vind in de Vliet Lena, of aen de Oevers van de Tartarische Zee; men heeft my in Moskou vertoont, verscheide Tanden van dit Monster-dier" enz. ') Blz. 747. 2) Bij Gebhard, II, blz. 297. 3) Blz. 747. 380 33 De verwarring tusschen mammouths- en walrustand, welke men hier op wetenschappelijk 'gebied bij Witsen en Avril aantreft, is in den handel maar al te zeer bekend. Daarom is het zoo moeilijk, zegt Laufer1), een betrouwbare geschiedenis van den handel in mammouthivoor te schrijven. „The accounts we have are confused, and in many of them the tusks of mammoth, walrus and narwhal, and even fossil rhinoceros-horn are hopelessly mixed up.... The Yakut, for instance, indiscriminately designate mammoth and walrus ivory as „horn" (muos)". Behoeft ons na dit alles de identificatie van Behemoth en mammouth nog te verwonderen ? Immers te minder, wanneer wij Witsen's eigen opvatting leeren kennen, die ook reeds in den eersten druk van zijn werk bij de mammouthpassage in margine voorkomt: „Behemoth" zegt Witsen daar „betekent allerlei groote schrikkelyke dieren, gelyk het woord Leviathan allerlei schrikkelyke visschen betekent". Deze oudste bijbelsche etymologie die het woord met den Behemoth in verband brengt, blijft de eeuwen door haar invloed uitoefenen. Men nam een tusschenvorm mehemoth aan tusschen behemoth en mammo(u)th. Ook Laufer maakt daar melding van1): „The etymology of the word mammoth is obscure. The Russian form is mamont or mamut. It has been suggested by Strahlenberg that the word is derived from behemoth through the medium of an Arabic mehemoth. Howorth has accepted this theory, but it is by no means convincing." Blijft Laufer hier nog ernstig, Skeat drijft den spot met dezen tusschenvorm: „We cannot credit Siberian peasants with a knowledge of Arabic!" Thans zal wel geen etymoloog eenig verband willen leggen tusschen den Behemoth en den mammouth, maar vroeger is dit, naar ouden etymologischen trant, wel geschied en deze beschouwingswijze kan haar sporen hebben achtergelaten. ') Blz. 36. 2) Blz. 29, zie ook blz. 63. 381 34 Zulk een spoor zou de oude spelling met th kunnen zijn. Mag men ook het verlies van den nasaal in het Europeesche woord tegenover russ. mamont aan de geleerdenetymologie Behemoth toeschrijven, door welk verlies Byron in zijn gedicht The Deformed Transformed1) mammoth op behemoth kon laten rijmen ? Weliswaar noemt Ludolf den Behemoth niet in zijn passage over de mammotovoi kost en kan dit laatste daar dus eenvoudig een niet geheel en al juiste overname zijn van russ. mamontovaja kost' zonder meer. Dat Ludolf hier niet nauwkeurig op de hoogte was van de Russische benaming, al schreef hij een Grammatica Russica, die trouwens ook niet feilloos is, blijkt ten duidelijkste uit zijn mannelijken vorm van het adjectief op -oi, terwijl bij het vr. znw. kost' natuurlijk de vrouwelijke vorm van het bnw. op -a(ja) vereischt is. Maar ook bij Witsen, die er den Behemoth wel bij haalt, treft men mammot aan en nasaalloos is ook de bij hem meest gebruikelijke vorm mammout. Die ou, gesproken oe, bij Ides op sijn Duitsch als u geschreven, is vreemd; zij vereischt in ieder geval een verklaring. „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammout, anders Mammona genaemt". Als die mammout, welks ou ik nog even laat rusten, hier bij „the learned Hollander Nicolaus Witsen" nu eens min of meer onder invloed van den Behemoth was geraakt, evenals de mammoth bij „the learned Philipp Johann von Strahlenberg", en wij in dien anderen vorm mammona een onbelnvloeden en dus onbedorven, zuiveren vorm van den naam van den Elephas primigenius in de XVIIde eeuw in Siberië mochten zien, dien Witsen ons, ondanks dat idéé fixe van den Behemoth „daer van men by Job leest", toch niet heeft willen verzwijgen, al noemt hij hem slechts één enkele maal? Zou die vorm mammona niet tevens onbedorvener, ') III, 1 (aangehaald door Laufer, blz. 29). 382 35 zuiverder, en bijgevolg oorspronkelijker, ouder kunnen zijn dan dat raadselachtige Russische mamont, waarop de Westeuropeesche vormen ma(m)mout(h), ma(m)mut(h) en ma(m)mot(h), hoe dan ook, al of niet onder invloed van het woord behemoth, zonder eenigen twijfel teruggaan ? Bij mijn weten heeft tot nog toe niemand aan dien vorm mammona eenige aandacht geschonken en toch geeft hij ons, naar mijn overtuiging, den draad in handen, die ons uit dit etymologische labyrinth zal voeren. Met dit mammona bij Witsen zal men allicht op één lijn willen stellen het door den Schotschen reiziger John Bell of Antermony vermelde mammon als een gebruikelijke naam voor den mammouth in Siberië in het eerste kwart der XVIIIde eeuw. Hij had dezen naam gehoord op een gezantschapsreis van St.-Petersburg via Siberië naar Peking in de jaren 1719—1722. In 1691 in Schotland geboren'), vertrok hij als doctor in de medicijnen in 1714 uit Londen naar St.Petersburg met aanbevelingsbrieven voor Dr. Areskin, lijfarts en staatsraad van Peter den Groote. Van 1715—1718 maakte hij een reis met een gezantschap van St.-Petersburg naar Ispahan, dan volgt zijn Chineesche reis, terwijl hij in 1722 ook nog een reis naar Derbent deed. Sedert 1737 was hij, eerst als Russisch diplomaat, daarna als koopman, te Constantinopel gevestigd, in 1746 huwde hij een Russin, in 1780 overleed hij hoogbejaard op zijn vaderlijk erfgoed Antermony in Schotland. Zijn reiservaringen zijn verzameld in zijn werk Travels from Saint Petersborough in Russia to various parts of Asia, te Glasgow in 1763 uitgekomen, waarvan een 2de druk in 1764, een 3de druk in 1788 en een 4de druk in 1806 verscheen. In 1766 zag een Fransche vertaling het licht; de Leidsche Universiteitsbibliotheek bezit ook den 2den druk van een Nederlandsche vertaling uit 1786. In het Engelsche origineel*) nu leest men: „Tartars... have ') Dictionary of National Biography, IV, p. 166—167. *) II, p. 148 (volgens de New English Dictionary s. v. Mammoth). 383 36 seen this creature, called mammon, at the dawn of day, near lakes and rivers." Laufer maakt melding van Bell in de volgende bewoordingen, waarbij hij hem blijkbaar citeert') : „The Scotch traveller, Bell of Antermony, observed in most of the towns which he passed between Tobolsk and Yenisseisk many mammons horns, so called by the natives"*). Wordt men bij het laatste niet onmiddellijk herinnerd aan Witsen's woorden: „Daer ter plaetze wert mede gebeuzelt, dat dese tanden hoornen zyn van het dier Behemoth, by de Russchen Mammout, anders Mammona genaemt" ? In de Nederlandsche vertaling trof ik de volgende woorden aan: „Mammons Hoorn", „Dat Mammon een Dier is" en „dat Dier Mammon", welk laatste een pendant vormt bij Witsen's „het dier Mammout". In de FranSche vertaling luidt het opschrift boven het 14de hoofdstuk1) : „Détail curieux au sujet de 1'animal appelé Mammon", men leest er ook verder: „corne de mammon", „le Mammon est un animal" en bij de Fransche pluralis „les mammons" teekent de vertaler in een noot aan: „des mammons ou mammuts", welke laatste vorm afkomstig blijkt van M. Isbrantides (d. i. IJsbrand Ides) *). Men zal misschien de opmerking willen maken, dat dit mammon van John Bell en zijn vertalers wel een minder nauwkeurig overgebracht russ. mamont zou kunnen zijn. Volstrekt onmogelijk is dit natuurlijk niet, maar, in aanmerking genomen Bell's langjarige verblijf in Rusland en verkeer met Russen, zijn huwelijk met een Russin, en vooral ook in verband met Witsen's mammona, komt het mij voor, dat er geen dwingende reden is om aan de juistheid van den vorm mammon te twijfelen. Die vorm mammon wordt trouwens ook elders In XVHIde-eeuwsche werken gevonden. In een der vele bladwijzers op het veeldeelige groote Nederlandsche werk over ') Blz. 31. 2) „Natives"' heeft hier dezelfde beteekenis als „inlanders" bij Witsen d.w.z; de ingezetenen (zie boven, blz. 23, noot 2). 3) I, p. 93. 4) II, p. 95. 384 37 de Natuurlijke Historie volgens het samenstel van Linnaeus van den Hoornschen geneesheer Martinus Houttuyn, te Amsterdam 1761 — 1785 verschenen, treft men: „Mammons-Beenderen" aan. Slaat men de desbetreffende plaats op, dan leest men daar') van: „Gegraven Elpebeen ... dat by ... de Russen genoemd wordt Mammotowa-Kost of Mammons-Beenderen". Hoe komt Houttuyn aan dezen vorm Mammotowa-Kost1), wat den uitgang van het eerste woord betreft zuiverder dan Ludolf's Mammotovoi kost, maar bovenal hoe komt hij aan het equivalent „Mammons-Beenderen", synoniem met Bell's „Mammons Hoorn" d.i. mammouthstanden, mammouthivoor? Den mammouth behandelt hij nergens, laat staan dat hij den naam noemt, wel wordt eenige bladzijden tevoren 3) gesproken van beenderen „der Olijphanten ... dikwijls voor Reuzen-beenderen gehouden", waarmede natuurlijk mammouthsbeenderen zijn bedoeld. Wat hiervan ook moge zijn, het door Witsen vermelde mammona en het in de XVIIIde eeuw aangetroffen mammon kunnen volgens hun oorsprong bezwaarlijk iets anders wezen dan de ook in de Slavische talen verbreide naam van... den Mammon. Maar welk verband in beteekenis kan er bestaan tusschen den Nieuw-Testamentischen Mammon en den voorwereldlijken olifant? Het antwoord op deze vraag geeft de bijzondere beteekenisontwikkeling die de woorden mamona, mamon in sommige Slavische talen hebben gehad. Niet in de taal der Groot-Russen of Moskovieten, die het woord daarom ook als min of meer vreemd hebben gevoeld en het dientengevolge tenslotte ook hebben verbasterd tot mamont door een r-paragoge, een in de XVIIde en XVIIIde eeuw, toen er zooveel vreemde woorden in het Russisch drongen, niet ongewone wijze van verbastering, zooals ik in 't vervolg ') III, 1, blz. 212. *) Vgl. M. Noël Chomel, Alg. Woordenb., 2de dr. (*». 1778), bis. 475: Momotovakost. *) III, 1, blz. 206. 385 38 door voorbeelden zal aantoonen. Maar in de taal der KleinRussen, waartoe de Klein-Russische Kozakken behoorden, van wie er deel uitgemaakt kunnen hebben van de Kozaksche bezetting van Siberië sedert het einde der XVIde eeuw; en bovenal in de taal der Polen, die een niet onbelangrijk contingent, vooral als ballingen, der Siberische bevolking in de XVIIde eeuw vormden, hetgeen ik beneden met bewijs* plaatsen zal staven. In het Klein-Russisch, Poolsch, en ook in het aangrenzende Slowaaksch is het in oorsprong vreemde, bijbelsche, kerkelijke matnona, mamon onder invloed gekomen van het zuiver Slavische werkwoord matniti, dat „misleiden, bedriegen" beteekent en o.a. gebezigd wordt me't betrekking tot booze geesten, bovennatuurlijke schrikaanjagende verschijningen, die den mensch onheil berokkenen. Miklosich brengt in zijn Etymologisches Wörterbuch der Slavischen Sprachen matnona in deze beteekenissen zelfs bij mamiti onder; juister, althans nauwkeuriger, lijkt mij de opvatting van Brückner in zijn Etymologisch Woordenboek der Poolsche Taal, die slechts bemiddeling van het inheemsche mamic bij deze beteekenisovergang van het Nieuw-Testamentische matnona aanneemt, Naast mamona heeft het Poolsch (en Slowaaksch) mamuna, dat ook het Klein-Russisch kent naast mamttn, maar mamona en mamon zijn natuurlijk de oude oorspronkelijke vormen. „Booze geest (zloj duch)", geeft het Oekraiensche Woordenboek van Grincenko als beteekenis van mamün; dezelfde beteekenis heeft het Woordenboek der Poolsche dialecten van Karlowicz voor mamuna; zoo'n booze geest voert den mensch ten kwade of op een dwaalweg (Karlowicz), misleidt de menscben, voert vrouwen weg (Grincenko). Doordien de a waarop het woord eindigt als vrouwelijke uitgang werd opgevat, kreeg mamonalmamuna in het Poolsch bepaaldelijk de beteekenis van „booze geest in vrouwelijke gedaante (zty duch w postaci niewieéciej)", zooals het Warschauer Woordenboek der Pool- 386 39 sche Taal van Karlowicz e.a. heelt, „waterniksen, feeën (boginki, feje)" is de beteekenis die Brückner in zijn Etymologisch Woordenboek geeft; zoo'n „wonderlijke verschijning in vrouwelijke gedaante (dziwozona)" verwisselt en steelt kinderen (Miklosich, Karlowicz). Miklosich geeft bij Slowaaksch mamona waaraan hij de beteekenis toekent van: „übernatürliche Erscheinung", ter illustratie de volgende aanhaling: „nejednomu nahodila se mamona, a mamonila ho celu noc" (aan meer dan een verscheen de mamona en kwelde hem den ganschen nacht), vgl. hierbij de door Karlowicz in zijn Dialectwoordenboek vermelde beteekenis van: „spookverschijning (widmo, ■mara)" voor Poolsch mamona. Maar nog treffender in dit verband zijn de beteekenissen „poezwara" en „dziwotwór", die men in de woordenboeken van Karlowicz vindt en waarvoor als Duitsche vertaling gewoonlijk wordt gegeven: „die Schreckgestalt, das Schreckbild" en „das TJngeheuer, das Monstrum". • Zoo'n booze geest, zoo'n onheilbrengende bovennatuurlijke verschijning, zoo'n schrikaanjagende gestalte, zoo'n Ungeheuer, -zoo'n monstrum was en is nog tot op den huidigen dag de mammouth in zijn ijsgraf, niet alleen voor de Siberische volken als Samojeden, Ostjaken, Tataren, Jakoeten, Toengoezen, Lamoeten, Joekagieren, Tsjoektsjen en hoe zij verder mogen heeten, maar ook voor de Slavische kolonisten, de Siberische Kozakken enz. „En als 't gezien wert, bediet veel onheils" deelt Witsen ons mede onder de „beuzelingen" die er daar |a Siberië van den mammouth worden geloofd, en als hij zelf den mammouth samennoemt met den Behemoth, dan is dat, omdat „Behemoth betekent allerlei groote schrikkelyke dieren". Voor den tegenwoordigen tijd mogen hier eenige getuigenissen volgen uit Pfizenmayer's werk Mammutleichen und Urwaldmenschen in Nordost-Siberien. Volgens dezen zoöloog, die op de plaats zelve zijn waarnemingen heeft gedaan, is de mammouth een wezen „dessen bloszer Anblick die Naturkinder 387 40 der Walder und Tundren tnit aberglaubischem Grauen erfüllt" '). De Jakoeten meenen, „dasz es sich um Ungeheuer handle, die in der Erdtiefe hausen und sterben mussen, sobald sie das Tageslicht trifft" 2). Van de Toengoezen heet het: „Schon der Anblick eines Mammutkadavers bringt nach ihrem Glauben Unglück, und diese aberglaubische Furcht vor dem Unheilstier geht so weit, dasz sie beim Anblick von zufallig aufgefundenen Mammutkadavern tatsachlich krank wurden, wie mehrere Sibirienforscher berichten" 8). Van den Lamoet Tarabykin die den mammouth aan de Berezowka het eerst had ontdekt, vertelt Pfizenmayer: „Tarabykin scheint nachtraglich eine tiefe Scheu vor seinem Fund erfaszt zu haben... Er habe in steter Angst gelebt, das Mammut könnte ihm, seinen Angehörigen nnd seinen Renntieren noch nachtraglich Unheil bringen"*). En wanneer hij het afscheid verhaalt van den schranderen Lamoet Amuksan met wien hij op de vindplaats vriendschap had gesloten, zegt hij: „Selbst in dem hellen Kopf von Freund Amuksan spukten die finstern Sagen vom Unheil bringen den Mammut offenbar unausrottbar, denn noch beim Abschiednehmen, als er schon auf seinem gehörnten Reittier sasz und mir nochmals die Hand drflckte, war sein letzter Wunsch fflr mich, das Untier, das wir nach Ruszland bringen wollten, moge mir kein Unheil bringen" °). Dezelfde gevoelens met betrekking tot den mammouth — en dit is voor ons van nog meer belang —kon Pfizenmayer bij de Siberische Kozakken opmerken. De Kozak Jawlowski te Sredne-Kolymsk, die de vondst van den mammouth aan de Akademie te St.-Petersburg had gemeld, ontving daarvoor als belooning de som van 1000 goudroebel, die hem in de kanselarij van den isprawnik in tegenwoordigheid van de professoren Herz en Pfizenmayer, de leiders der expeditie, werd ter hand gesteld. Denzelfden avond aan een feestmaal van kooplieden en ambtenaren genoodigd, had hij den volgenden >) Blz. 126. 2) Bis. 20. ') Bis. 21. 4) Blz. 157. *) Bis. 164. 388 41 morgen niet alleen zijn 1000 roebel verloren, maar stond hij bij een der handige medespelers nog bovendien behoorlijk in de schuld. „War an diesem Pech der Spielteufel allein schuld, oder war das gar ein Unheil, das vom ominösen „Ukyla" kam ? Als der Kosak mir am folgenden Tag sein Leid klagte, war er Uberzeugt, dasz nur das Unheilstier ihn ins Unglück gestürzt habe, und er verschwor sich, sein Lebtag nichts mehr mit einem Mammutkadaver zu tun zu haben". „Ich riet ihm", besluit Pfizenmayer, „keine Karten mehr anzurühren."') Zeven jaar later ontmoette hij op zijn tweede expeditie op de heenreis naar den mammouth aan de Sanga-jurach in het Noorden van Siberië in een blokhuis aan de Jana een ouden Kozak, die allerlei onheil wist te verhalen, dat de deelnemers aan de eerste expeditie, van wie ook het meerendeel reeds gestorven was, had getroffen, en van wien hij onder meer deze uitspraak hoorde: „Krankheit oder Tod ist nicht das einzige Unheil, das vom unheimlichen FJkyla kommt. Es ist alte sibirische Überlieferung, dasz jedes Auge weinen musz, das dieses Urweltwesen schaut. Keiner bleibt vom Unglück verschont, dessen Hand es berflhrt".2) Meer nog dan de definities in de woordenboeken brengen deze levende getuigenissen ons in de sfeer van de mamona of mamon der Siberische Polen en Kozakken van de XVIIde eeuw, uit welken tijd Ons Nicolaas Witsen en iets later vermoedelijk ook John Bell den naam hebben bewaard. De Polen maakten een niet onbelangrijk deel der Siberische kolonisten uit, en van cultureel standpunt beschouwd, was hun belangrijkheid nog grooter. In de stad Tobolsk, de hoofdstad van Siberië, wonen, volgens Witsens) „een menigte vrye Russen, en andere, wiens Ouders of Voorouders aldaer in ongenade zijn gekomen, en omgedoopte Poolen, wel Sterk zes of zeven duizend Man". Van de stad Tomsk zegt hij4): ') Blz. 188. 2) Blz 221. s) Blz. 753. 4) Blz. 773. 389 42 „De Binnen- en Voor-ètad is bevolkt met omtrent zes duizend Man, zoo Russen, vervoerde, en omgedoopte Poolen, als andere vrye inlandsche Luyden, 't zy Tarters, of Kalmakken". In een „Bericht op Siberien, zoo als zulks voor ruim twintig Jaer, by zekere perzoonen aldaer ter neder is gesteld" en waarbij in margine het jaar 1680 staat, heet het van de stad Epansin aan de rivier de Toera1): „De Stad Pansin .. . . is wel bebouwt, en gesterkt met Storm-palen, en houte Bolwerken .... Daer is mede een brave wei-bewoonde Voorstad, zoo van Russen als Polakken, die daer vervoerd en geplant zijn". Zelfs in het Noordelijke ballingsoord Mangazeja, bijna aan de IJszee, vindt men onder de uiteraard schaarsche bevolking ook Polen *): „Weinig Russen en Poolen, die in groote ongenade derwaerts gezonden zijn, houden daer bezetting. Dit is maer een Sterkte van Storm-palen, heeft een houte Bolwerk, en eenige ronde houte Toorens. Het is daer des Winters afgryzelijk kout. Daer wast niet als weinig Kool, Rapen, en Wortels, en word hun de leeftocht van Tobol, Jaerlijks toegebragt". Het is in zulk een omgeving dat aan de oevers der rivieren de overblijfselen van den mammouth worden gevonden. Noemde niet Ides juist Mongamsea als een der vindplaatsen? Reeds sedert het einde der XVIde eeuw, na de inbezitneming van Siberië door de Kozakken, vormden de Polen een deel der bevolking. Isaac Massa van Haarlem, die zijn Beschryvinge der Landen Siberia, Samoieda ende Tingoesa in 1609 opstelde, na zijn terugkeer uit Moskovië, deelt ons omtrent den eersten tijd na die inbezitneming mede: „Ook word 'er dagelijks veel Volks heenen gezonden, zoo dat 'er op zommige plaetzen met'er tyd heele gemeenten geworden zijn van Russen, vermengelt met Poolen, Tarters, en andere Volkeren". Aldus vindt men deze plaats in zijn Noord en Oost Tartarye aangehaald") door Witsen, die echter een kleine verandering >) Blz. 822. 2) Blz. 762. *) Blz. 828. 390 43 heeft aangebracht in de hier ietwat onklare tekst van het oorspronkelijkewaar de Polen zelfs in de eerste plaats worden genoemd evenals in de definitieve Latijnsche uitgave, die in 1613 verscheer; onder den titel Descriptio Regionum Siberiae, Samojediae, Ttngoè'siae, waar men leests): „Tantaque in dies eo mittitur hominum multitudo, ut nonnullis locis jam collectae sint civitates, e Polonie, Tartaria, Rusais aliisque nationibus inter se mixtis". Op cultureel gebied stonden die Polen hooger dan de Russen. Niemand minder dan de geleerde Katholieke geestelijke Jurij Krizanicz, een der eerste panslavisten, bracht zestien jaar van zijn leven van 1660 tot 1676 te Tobolsk in Siberië als balling door. Ik weet wel, dat Krizanicz eigenlijk van geboorte een Kroaat was, die aan de universiteiten van Weenen, Bologna en Rome studeerde, die te Konstantinopel en Florence heeft gewoond, maar voor hij in 1660 te Moskou kwam, vertoefde hij drie jaren in Polen en Klein-Rusland en zijn werken schreef hij voor een deel in het Poolsch. Het is dan ook zeer begrijpelijk, dat Witsen hem op meer dan een plaats in zijn werk „de Poolsche monnik" noemt. „Fredericus Krizanicz, Poolsch Monnik, welke zich lange jaren tot Tobol, in Siberien, hadde opgehouden, verhaeld in zeker geschrift, dat hy aen zijn Poolsche Majesteit, in 't Jaer zestien hondert tachentig, heeft aengeboden, hoe dat hy de Man gekent heeft in Tobol, die de eerste was, welke de Vliet Lena overspatte, aldaer bezit nam, en vastigheit bouwde, ten dienste van hunne Tzaersche Majesteiten" *). En de Slavische wereld zou thans niet meer weten, waar, wanneer en hoe deze voor het Slavendom zoo belangrijke figuur zijn leven heeft geëindigd, indien Nicolaas Witsen niet ergens in zijn werk4) terloops de mededeeling had gedaan van „deze Monnik Krizanicz, die onder ') Bd. Linschoten-Vereeniging (Werken XXIII), blz. 18. 2) Bij Obolensky et v. d. Linde, Histoire des guerres de la Moscovte par Isaac Massa de Haarlem, I, p. 274. 3) Blz. 686; zie verder nog blz. 735. *) Blz. 115. 391 * 44 de Poolsche benden, in het beleg voor Weenen, onlangs is gesneuvelt". Zoo schijnen dan de Polen, de cultureel hoogststaande laag der bevolking van Siberië in de XVIIde eeuw, zijn naam aan den mammouth te hebben gegeven. Niet de Siberische volken, of, om met Ides te spreken, „de Heidenen, als de Jakuti, Tungusi en Ostiakky", noch de Tataren, de overheerschers van'het oude rijk Siberië, zelfs niet, om nogmaals de woorden van Ides te gebruiken, „d'oude Siberische Russen", de definitieve veroveraars en bezitters van Siberië, maar de daarheen in ballingschap gezonden Polen. Tusschen Poolsch mamona en Russisch mamont ligt als overgangsvorm mamon, dat ons vermoedelijk door John Bell is bewaard. Dit mamon kan in het Russisch naast het uit het Poolsch overgenomen mamona zijn ontstaan naar analogie van den bekenden naam van den Nieuw-Testamentischen Mammon, die in het Russisch zoowel mamon of mamón') als mamona luidt. Een tweede mogelijkheid is, dat de Russen het Poolsche mamona als een gen.-ace. kunnen hebben opgevat, waarbij zij een nom. mamón!mamon vormden. Maar men zoude ook de vraag kunnen stellen, of misschien de Klein-Russische, Oekraiensche mamün uit ouder mamón hier niet van invloed kan zijn geweest. Onder de ballingen in het ballingsoord Siberië hebben zich vermoedelijk ook wel KleinRussen bevonden, wier cultuur dichter bij die der Polen dan bij die der Moskovieten stond, en onder de Kozaksche bezetting kunnen ook Klein-Russische Kozakken zijn geweest. Ik weet wel, dat de Siberische Kozakken in 't algemeen gesproken niet uit Klein-Rusland, maar uit het rijk van den tsaar van Moskovië afkomstig waren, maar tusschen de DonKozakken van den tsaar, waartoe b.v. de eerste veroveraars van Siberië behoorden, en de Klein-Russische Dnjepr- ') Beide accentuaties bij Dal'. 592 9 45 Kozakken heeft ten allen tijde een voortdurende wisseling bestaan1), hetgeen ons bij het weinig zetelvaste van deze bevolking geenszins behoeft te verwonderen. Het verschil van accent in mamünlmamón en mamont behoeft hier geen bezwaar te zijn, men kan b.v. wijzen op het Hollandsche woord leguaan dat op volkomen dezelfde wijze met verspringing van accent en l-paragoge in het Russisch tot légvant werd. De door Ides aldus genoemde oude Siberische Russen moeten dus het woord mamona (waarnaast dan weldra mamon voorkomt) in de genoemde beteekenissen van: „booze geest, onheilsdier, ungeheuer, monstrum" van de Siberische Polen (en daarnaast vervolgens misschien ook van de Klein-Russen onder de Siberische Kozakken) hebben overgenomen, want in deze beteekenissen kenden zij het woord niet in hun eigen taal. Het was hun als zoodanig vreemd en zij hebben er mede gedaan, wat met meer vreemde woorden in het Russisch is geschied, zij hebben er alras een eigen stempel op gedrukt door het te voorzien van een f-paragoge, het aldus verbasterend tot den thans geijkten vorm mamont, die blijkbaar reeds in de XVIIde eeuw gewoon was naast de oorspronkelijke vormen mamona en mamon, ons door Witsen en John Bell bewaard. Over deze vervorming thans een enkel woord. In de XVIIde en XVIIIde eeuw, in het bijzonder in het tijdvak van Peter den Groote, toen er zooveel vreemde woorden in het Russisch werden opgenomen, sommige slechts tijdelijk, andere voorgoed, is de vervorming door middel van een f-paragoge een eigenaardig verschijnsel. Verschillende Hollandsche zee- en scheepstermen *) hebben in Rus- l) Zie Enciklopediceskij Slovar' s. v. Kozacestvo (Dl. XXX, blz. 583). *) De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch (Verhand, der Kon. Akad. v. Wetensch. te Amsterdam, Afd. Lett., N. Reeks, Dl. X, no. 2). 393 46 sischen mond b.v. snik een achtergevoegde t gekregen, en niet zelden juist na een n. Voorbeelden zijn: Russ. legvant uit Holl. leguaan; Russ. brezent uit Holl. presenning; Russ. Spont naast spunt uit Holl. spong of sponning. Voorbeelden na andere consonanten zijn: Russ. fordupel't uit Holl. verdubbeling; Russ. svart uit Holl. zwaar (anker); Russ. bucht uit Holl. boeg (anker). Ned. kluis leeft voort in Russ. kljuz, in Archangel geworden tot chljus, waarnaast ook voorkomt chljust. In een studie, getiteld: „De Westersche invloed op de Russische taal in het tijdvak van Peter"1) heeft de heer N. A. Smirnow een aantal vreemde woorden verzameld uit Russische geschriften van dien tijd. Men treft daar b.v. nog aan: anseft naast ansef uit fr. en chef; een raar verbasterd kambol't, dat wel met Holl. kombof of kombuis in verband zal staan; schergant naast ëckergan, Slergan en iergen uit Holl. scheergang enz. Gelijk nog thans in Archangel de vormen, chljus en chljust naast elkander worden gebezigd, gelijk in de geschriften van Peters tijd vBrmen als ansef en anseft, schergan en ichergant naast elkaar worden aangetroffen, zoo moeten ook in Witsen's en John Bell's tijd d.w. z. in de XVIIde en in het begin der XVIIIde eeuw de vormen mamona, mamon naast mamont hebben geleefd, totdat ten slotte mamont de geijkte vorm is geworden. De geijkte vorm dan in het Russisch, gelijk Witsen's mammout de geijkte vorm in nagenoeg alle Europeesche talen is geworden. Hoe nu dezen vorm bij Witsen te verklaren ? Hij kan m. i. niet anders dan op een onjuiste schrijfwijze berusten, die misschien bovendien in de hand kan zijn gewerkt door die geleerde Behemoth-etymologie, die haar invloed hoogstwaarschijnlijk ook op den nasaalloozen ') Zapadnoe vlijanic na russkjj jazyk V Petrovskuju epochu, in: Sbornit otdêlenija russkago jazyka i slovesnosti Imperatorskoj Akademii-ümè% T. LXXXVIII (1910). 394 47 Engelschen vorm mammoth heeft laten gelden, welken vorm mammot Witsen, gelijk men boven heeft kunnen zien, ook meer dan eens heeft gebezigd. In mammout zou de nasaal n dan echter in u zijn veranderd, zoodat on tot ou d.i. oe is geworden. „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammout, anders Mammona genaemt". Indien wij hier lezen: „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammont, anders Mammona genaemt" dan is deze plaats vlekkeloos. En ik meen alle vrijheid te hebben, deze plaats zoo te mogen emendeeren, daar Witsen meer dan eens uit gebrekkige kennis van het vreemde woord of den vreemden naam den lezer voor de keus stelt tusschen een u en een n, en wel bepaaldelijk na een voorafgaande a of o, dus tusschen de verbinding au en an of ou en on, zooals dat toch eigenlijk, afgezien van verder verschil, ook het geval is bij de vormen mammout en mamt mona. Eenige voorbeelden mogen hier volgen. De stad Turuchansk, waar in 1692 mammouthoverblijfselen werden gevonden, noemt hij in zijn brief van 24 Juli 1698 aan Cuper: „het stedeken Trugau", terwijl men in den tweeden druk van Noord en Oost Tartarye, waar deze zelfde mededeeling wordt teruggevonden, leest1): „Trugan". In het eerste deel van zijn werk komt hij uitvoerig te spreken over den beroemden Chineeschen muur; na te voren de Chineesche en Mongoolsche namen te hebben medegedeeld, zegt hij in 't vervolg'): „Het woord Muur, betekent in de Tael der Lands-volkeren, dicht Onder de groote Muur woonachtig, Stinan of Stinau, gelijk by uitnementheit die groote Muur aldaer werd genaemt, welke Sina van Tartarye scheit". Het eerste wat men bij deze benaming „Stinan of Stinau" denkt, is dat men hier met het gewone Russische woord voor muur: stëna te doen heeft, waarin noch de n noch de u aan het slot thuishooren; maar voor ons doel is hier alleen van belang het feit dat Witsen den lezer de keus laat tus- ') Bis. 744. 2) Blz. 127. 395 48 schen an en au of tusschen ti en u. Voor zulk een keus stelt Witsen ons ook, wanneer hij in zijn hoofdstuk over de Krim het bekende nomadenvolk der Polowtsen moet vermelden, dat in de Xllde eeuw Zuid-Rusland overheerschte. Hij doet dat in de volgende bewoordingen l): „Voor omtrent vier honderd en zestig Jaren begonnen de Tartaren dit hangent Eiland eerst te bezitten ; als wanneer zy een Volk, dat nu vernietigt of t'onder is gebragt, en genaemt was Poloniktzen, of Poloutzen, hebben verdreven". Wordt men hier door Witsen niet voor een dergelijk alternatief geplaatst als bij mammona: mammout t. w. voor de keus tusschen de verbinding on + vocaal en out? Alleen zal de deskundige lezér in het eerste geval den vorm met out in Poloutzen d.i. Polovtzen als den juisten erkennen; in het tweede geval geloof ik nu wel te mogen zeggen, dat mammona de juiste vorm is en mammout onjuist voor mammont. Niemand die meer overtuigd zal zijn geweest van het veelvuldig voorkomen van dergelijke onjuistheden in de tallooze vreemde namen in zijn levenswerk dan Witsen zelf. Bij het vermelden van aardrijkskundige en andere namen op bijna iedere bladzijde van zijn boek laat hij den lezer veelal de keus tusschen twee, drie, vier, ja soms nog meer verschillende vormen van dien naam, die hij bij andere schrijvers heeft gevonden of van zijn schriftelijke of mondelinge berichtgevers heeft gekregen en waarvan de onjuiste meestal op foutieve schrijfwijzen berusten. Uit honderde voorbeelden slechts enkele weinige. De Ket, een zijrivier van de Ob, noemt Witsen ergens8): „Keek, Ket of Kes". Het reeds meermalen genoemde plaatsje Turuchansk *): „het Stedeken Trugania, Prugania, of Trugan". Van een berg in Siberië, die genoemd naar den Kozakkenveroveraar Jermak in het Russisch Jermakova gora moet heeten, zegt hij4): „en noemen de Russen deze Berg noch Jermackovagora, of ') Blz. 567—568. *) Blz. 775. ') Blz. 762. 4) Blz. 736. 396 49 Jarmacoragora, dat is Jermaks-berg", waarbij de r in den tweeden naam natuurlijk op een foutieve overname berust van de v in de eerste. Elders vermeldt hij1): „een Klooster genaemt Dantatova wert insgelyks geheeten Damatoff ", waarbij de nt in het eerste woord allicht zijn ontstaan te danken heeft aan een wat hoog uitgeschoten derde been van de nt in het tweede; maar ook dit tweede kan niet juist zijn,want op een andere plaats van zijn werk*) leest men van „het Klooster Dolmatof, of Dalmatowa". Zou het laatste niet nog het dichtst bij de waarheid komen en de naam in verband staan met Dalmatië b.v. indien het klooster genoemd was naar den H. Isaac van Dalmatië, naar wien de grootste kathedraal van St.-Petersburg later zou heeten? Ten slotte heeft hij het ergenss) over „een Rivier, genaemt Sersoe, of Sarsa; en in deze Rivier Sersoe, valt de Rivier Funderlick, of Kenderlieck". Is dat niet wonderlijk? Moet men zich dan nog verwonderen over de simpele verwisseling van een n en «, waarbij in het geval van den mammout(h) de Behemoth nog invloed kan hebben uitgeoefend? Wanneer men de plaats bij Witsen dus eigenlijk zou moeten lezen: „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammont, anders Mammona genaemt", dan schijnt Witsen blijkbaar beide benamingen, zoowel de verbasterde als de oorspronkelijke, nog naast elkaar te hebben aangetroffen in het Russisch. Maar het onverbasterde mammona is in oorsprong Poolsch, en wanneer iemand de plaats aldus zou willen lezen: „Het dier Behemoth, by de Russchen Mammont, anders (d.w.z. op zijn Poolsch) Mammona genaemt" dan zou hij daarvoor misschien eenigen steun kunnen vinden aan een andere plaats in Witsen's werk, waar deze eveneens naast elkaar en blijkbaar eveneens zonder het zelf te weten een Russischen en Poolschen naam noemt als synoniemen. De bedoelde plaats vindt men in zijn beschrijving van de Krim, ') Blz. 766. 2) Blz. 844. 3) Blz. 778. 397 50 waar hij de landengte van Perekop behandelt, waarbij men leest1): „Perecop of Przekop, is gezegt, een doorsnyding". Het in Witsen's Noord en Oost Tartarye op zulk een eigenaardige wijze uit Russ. mamont ontstane mammout werd door de geleerde wereld van Europa overgenomen en is, zooals men reeds boven heeft gezien, thans in nagenoeg alle Europeesche talen de geijkte benaming voor den Elephas primigenius. Zelfs in het Russisch is het doorgedrongen en mamut staat daar naast het origineele mamont. Alleen het Engelsche mammoth kan op Ludolf's te Oxford verschenen Grammatica Russica teruggaan, ofschoon het daar slechts in den afgeleiden vorm van het bnw. mammotovoi voorkomt, terwijl men mammot meer dan eens ook bij Witsen, zoowel in zijn briefwisseling als in zijn werk, aantreft en deze onder zijn letterdieven niet alleen „de geleerden in Duytsland... en (tot) Parijs" maar ook „de geleerden tot Londen" rekende. Hebben Ludolf en Witsen in eenigerlei betrekking tot elkaar gestaan ? Ik acht dit niet onwaarschijnlijk, daar Witsen een uitgebreide correspondentie over allerlei wetenschappelijke onderwerpen heeft gevoerd met Ludolf s beroemden oom Job Ludolf, die hoogbejaard op tachtigjarigen leeftijd in 1704, slechts zes jaar vóór zijn neef, te Frankfort overleed. Verschillende plaatsen in zijn briefwisseling met Gijsbert Cuper bewijzen dit *) en in zijn korte autobiographie, die Witsen in 1711 op zeventigjarigen leeftijd heeft geschreven, noemt hij onder zijn voornaamste correspondenten ook Ludolf8): „Wegens zijne menigvuldige correspondentiën kan blijken uit de nog overig zijnde brieven, waaronder van den Czaar van Moskovien, koning van Engeland, hertogen van Florencen en Coerland, landgraaf van Hessen, bisschop van Munster, spreker van het Parlement Mr. Harley, Ludolfi en anderen". •) Blz. 567. *) Bij Gebhard, II, blz. 292. 329,348,395. *) Bij Gebhard, I, blz. 501, naar P. Scheltema, in AemsUls Oudheid, VI, 41 vlgg. 398 51 Daarmede bedoelt Witsen ongetwijfeld: „Jobus Ludolfus die onse gemene vrint was", zooats hij in een brief van 14 November 1717 aan Cuper schrijft, of „De Hr Ludolfus die mede mijn correspondent is geweest" in een brief van 30 Juli 1714. De neef Heinrich Wilhelm Ludolf heeft gedurende zijn verblijf in Rusland Russisch geleerd en na zijn terugkeer in Engeland schreef hij zijn Grammatica Russica. Aan Nicolaas Witsen was het gedurende zijn verblijf te Moskou 30 jaar vroeger niet beschoren, in die taal onderricht te ontvangen, zooals wij uit zijn eigen reisjournaal weten. Het werd hem door de ambtenaren van den tsaar uit argwaan tegen de vreemdelingen verboden iemand bij zich te ontvangen die hem Russisch zou leeren. „Siet" zegt hij in zijn boosheid hierover, „dese beesten, self bot zijnde, laeten een ander niet toe jet te beneerstigen". ') Des te grooter de verdienste van den burgemeester van Amsterdam> wiens mammout door de geleerde en ongeleerde wereld is overgenomen en die ons daarnaast de oorspronkelijke benaming mamona heeft bewaard. En niemand zou van deze oorspronkelijke benaming de eigenlijke beteekenis juister kunnen weergeven dan Nicolaas Witsen dit onbewust heeft gedaan in de sobere bewoordingen: „En als 't gezien wert, bediet veel onheils." ') Bij A. Kluyver, Over het verblijf van Nicolaas Witsen te Moskou (1664—'65), in Versl. en Meded. der Kon. Ahad. v. Wetensch., 3de reeks, XI, blz. 15. 399 NASCHRIFT Bij het ter perse gaan van deze mededeeling kwam mij het verleden jaar (1926) te Londen verschenen werk in handen van Bassett Dugby, getiteld: The Mammoth and Mammoth-hunting in North-East Siberia. De lezing van dit boek heeft mijn inzichten op geen enkel punt kunnen wijzigen. Maar ter aanvulling moge daaruit het volgende hier nog een plaats vinden. Voor de etymologie brengt het boek niets nieuws. De Schrijver haalt de woorden aan') van Nordenskjöld: „The same mammoth, which is probably of Tartar origin, Witsen appears to wish to derive from Behemoth, spoken of in the fortieth chapter of the Book of Job". Wat de vormen van het woord aangaat, vindt men uit de reis van L. Lange (1715—1716) een fragment aangehaald*), waarin het dier ntaman wordt genoemd, een vorm die ook door Murray voor de XVIIIde eeuw (evenwel zonder bewijsplaatsen) is opgeteekend. Dit ntaman staat m. i. tot mamon als mamant tot mamont. Wat tenslotte de oorspronkelijke beteekenis betreft, meen ik voor mijn betoog nog een steun te mogen vinden in de Appendix I van dit werk, waar men een paragraaf aantreft*) getiteld „The Mammoth as an Evil Spirit", die aldus begint: „The mammoth is one of the prominent evil spirits in the religious beliefs of the Tchuktchee, the native race living in the north-east tip of Siberia". Ook elders in dit boek *) vindt men getuigenissen van de bijgeloovige vrees der Siberische inboorlingen voor den mammouth, met name der Samojeden, Ostjaken, Jakoeten, Toengoezen en Lamoeten. ') Blz. 74. 2) Blz. 75—76. *) Blz. 207. *) Blz. 83,96 vlg., 104 114. 400 53 Ons medelid Van Wijk maakte mij nog opmerkzaam op een plaats in een Oudkerkslavische tekst1), waar Mammon(skinderen) en Duivel(skinderen) als synoniemen naast elkaar voorkomen. Deze gelijkstelling in een kerkelijk geschrift behoeft ons niet te verwonderen, wanneer men bedenkt, dat in het Nieuwe Testament2) de Mammon bepaaldelijk genoemd of bedoeld wordt in tegenstelling tot God. Maar de boven gegeven beteekenisontwikkeling, die het woord uitsluitend in het Klein-Russisch, Poolsch en Slowaaksch heeft gekregen, wortelt in het oude, heidensche volksgeloof, waarbij als aanknoopingspunt hoogstwaarschijnlijk het in dezelfde sfeer thuisbehoorende matniti heeft gediend. En juist hierdoor was het, dat Slavische kolonisten en Siberische inboorlingen in hun bijgeloovige vrees voor den mammouth elkander konden ontmoeten. ') Kozma's Tractaat tegen de ketters (zie Zeilschr. f. Slavische Philologie, III, 312). 2) Matth. VI, 24; Luc. XVI, 9, 11, 13. 401 The origin of the name of the „Elephas primigenius" has up to now remained unknown. Attempts to tracé the word from the Siberian languages have been made, but a convincing etymology therefrom has never been given. Nicolaas Witsen, who visited Moscow in 1665, was the first to mention in his work Noord en Oost Tartarye, which appeared in Amsterdam in 1692, the name mammout and from this has it become current in ali the languages of Europe, even gaining a place in Russian (mamut) next to the customary native form of the word: mamont, from which Witsen's ma(m)mout must have been derived by a wrong calligraphy. Apart from this form Witsen in his' letters and in his work gives the form mammot'), to which the English mammoth goes back. For very soon in Europe mammouth, mammuth and mammoth were written, presumably because the learned world of that day — also Witsen himself — in its old etymological manner, connected the name of the prehistorie elephant with the Biblical Behemoth. But Witsen in one place in his work, besides the form mammout or mammot brought into vogue by him, has preserved for us yet another form of the name i. e. mammona. This word in origin can be no other than that which is also current in the Slavonic tongues for the name of the New Testament Mammon. This name in the common belief of some Slavonic peoples through popular etymology (under the influence of the verb mamiti: to deceive, to mislead) has developed a special and peculiar meaning. Particularly in Polish mamona took on the meaning of: evil spirit, supernatural, ominous apparition, and finally: monster. AU these meanings fit perfectly into the atmosphere of the ') Cf. Ludolf, Grammatica Russica (Oxford 1696), p. 92: Mammotovoi kost. 402 55 superstitious ideas, which the mammoth carcases awakened not only among the Siberian natives, but also among the Slavonic colonists, to whom in the XVII"1 century the Cossacks and Polish exiles belonged. Already Witsen was able to teil of the mammout or mammona: „And if seen, it betokens much calamity". Purther one should read what Professor E. W. Pfizenmayer, who in the XX"1 century led both the mammoth expeditions organised by the Russian Academy of Sciences, tells of that superstition in his work Mammutleichen und Urwaldmenschen in Nordost-Sibirien (Leipzig, Brockhaus, 1926), cf. also Bassett Dugby's book The Mammoth and Mammoth-hunting in North-East Siberia (London, Witherby, 1926). The Poles formed in the XVII,h century an important contingent of the Siberian population and in the realm of culture stood higher than the Russians. They seem to have given the mammoth its name. The Polish word mamona must then through the medium of a form mamon (which e.g. yet occurs in the Scottish travelier John Bell of Antermony, 1719-'22), also written maman (in the work of L. Lange, 1715-'16), have been corrupted by the Russians into mamont (formerly also written mamant), very much in the same way as in the Russian of the XVII,h and XVIII,n centuries other foreign words have become corrupt. 403