IXBB 179 J I : ' § I De Keuze van een Dienstbode. 1 é' 0 mm" 1 f b AMEN SP RAAKL § TUSSCHEN ▼ É Wijf personei! Ê * ■ -|l ;:'t 'iv •J4 / '. TEN DIENSTE VAN . }4 I ' m • 1 Christelijke Jongedochtersvereenigingen % l - 1 É $p.v. d. Rlji| ^ i ■ . - . I No. 121. .■'/... t eï. ƒ0.45; 5 ex. ƒ2.00. H^. De leuze van een Dienstbode. ^Samenspraak tüsschen VIJF PERSONEN ten dienste van Christelijke Jongedochtersvereenigingen door J. v. d. R IJ N. OOSTWOLDE (Oldambt). —• Z. J. KONING Gzn. Be Keuze van een Dienstbode. (De jeugdige Mevrouw Bakker zit alleen aan de tafel en wacht bezoek.) Mevrouw. Had ik ooit kunnen denken, dat het huishouden zóóveel beslommeringen zou meebrengen ? Daar is eerst alles een maand of wat goed gegaan en daar begint nu het lieve leven. Daar is me de vorige week Sientje, de meid, zoo maar op eens weggeloopen. En waarom eigenlijk ? Omdat ik zei, dat ze 't vleesch had laten aanbranden. Dat was toch ook zoo. Ik had wel gezegd : „Sientje, nu laat je de pan stil staan hoor", maar ik kon 't later in de kamer ruiken, dat het aanbrandde en toen bad ze er toch wel wat water bij kunnen doen. Jawel, toen ik er wat van zei kreeg ik een langen mond en durfde ze nog te zeggen • „ Wel Mevrouw, u hebt toch zelf gezegd, dat ik er niet aan mocht komen." Welzeker, ik had haar op 'r teentjes getrapt en toen ik zei, dat het toch haar schuld was, toen is ze weggeloopen. En daar zit ik nu. Op mijn advertentie heb ik brieven genoeg gekregen; maar ik moet eerlijk zeggen, dat'k er wel wat tegenop zie om een keus te doen. Ik ben maar blij, dat tante Lize vanavond hier wil komen om me te helpen uitzoeken. Ik ben erg benieuwd, wat voor meisjes we hier zullen krijgen. (Er wordt gescheld.) O, daar zal tante zijn, ik ga vlug opendoen. Lastig toch, ais je geen meid hebt; nu kun je den heelen dag zelf aan de deur staan. (Mevrouw af, ze komt na «enige oogenblikken met Mina binnen.) Mevrouw. Je bent vroeg meisje. Vóór zeven uur had ik je niet verwacht ; ik meende eigenlijk, dat mfln tante daar zijn zou. Mina. O, ik was al een beetje vroegachtig in de stad, ziet u, want ik was met Janus den melkboer meegereden. Die zjjn knecht is nog een neef van me en nou had moeder vanmorgen wezen vragen of ik mee kon rijden en dat kon nou net. Nou was ik om halfzes al aan de brug en toen dacht ik, komaan dacht ik, ik zal de juffer maar opzoeken, want ik had er niet veel zin in om daar een uur of anderhalf over de straat te loopen dweilen. - 4 - Mevrouw. Zoo, zoo. Nu, van op straat slenteren houd ik óók niet. 't Spijt me anders wel, dat je zoo vroeg bent, want ik had gaarne eerst mijn tante hier gezien. Daar komt bij, dat we om zes uur ook nog eten moeten, dus Mina. O, maar dat is heelemaal niet erg. Wij boerenmenschen eten allemaal om twaalf uur en dat is nou al zóó lang geleden dat het al weer bij me gezakt is hoor! Ik lust al best weer een hapje mee. Mevrouw (lachend). Wel, wel. Heb je na twaalf uur niet meer gegeten ? Mina. Nou, van beteekenis niet. Moeder had me vier sneeën weitebrood met goed spek er op in een papier meegedaan, maar de hond van Janus den melkboer is d'r met zijn moei bijgeweest en die heeft haast alles opgevreten. Mevrouw. Erg genoeg! Maar dan weet ik het goed gemaakt: ga dan hu nog een uurtje wandelen en koop onderweg voor een dubbeltje krentenbollen. Om zeven uur wacht ik je hier weer. Mina. Als 't niet anders kan, vooruit dan maar. (Ze staat op en gaat naar de deur.) Mevrouw. Zeg eens, hoe kom je nu straks weer naar huis? Hoe ver moet je wel loopen ? Mina. Dikke anderhalf uur, maar dat is niks, want Gijs zou me wel weerom brengen heeft - ie gezeid. Mevrouw. Gijs ? Wie is dat ? Mina. Dat is een kennis van me. Hij is soldaat voor zijn nommer. Hfl ligtf'hrer in de stad bij 't paardenvolk. Mevrouw mag hem wel eens gezien hebben; hij is nog al lang, met een groote knevel en links wat scheel, maar anders een goeie vent. Mevrouw. Neen, ik heb niet de eer, maar ik wil wel eens opletten. Nu, goed, je hebt dus gezelschap vanavond. Tot straks dan. Wacht, ik zal je.even uitlaten. (Beiden af.) Mevrouw (alleen terugkomend). Zoo eentje, daar is wat aan te ontbolsteren. De meid ziet er anders wel goedig uit. 't Zal me benieuwen, wat tante straks van haar zeggen zal. (Men hoort in den gang iemand aankomen.) Ah, daar zal tante aankomen, 't Wordt ook tijd. Tante (binnenkomend). Ja, kind, ik ben wel een beetje laat, maar ik had nog zóóveel te doen eer ik weg kon. {Ze steekt haar nicht de hand toe.) Wel, hoe gaat het met je ? Kun je je nog zoowat redden met de drukte ? Mevrouw. O, dat schikt al vrij goed, tante. Maar ik ben toch blij, dat u komt, want ik hoop vanavond op uw voorlichting. Ik heb daareven al bezoek gehad van een van die meisjes. Tante. Komaan, dat is vroeg genoeg. En ? Mevrouw. Ja, wat zal ik zeggen, 't Was een erg groen schepseltje, maar ik vond, dat ze er nog al aardig uitzag. Ze begon al, met zich hier op 't eten te inviteeren. %}■': Tante. C Ei, hoe kwam dat zoo ? Mevrouw. Wel, ik zei, dat we nog eten moesten en toen zei ze, dat zij al om twaalf uur had gegeten en dat ze al best weer een hapje mee lustte. Tante. Zoo, zoo. Heb je ze toen een boterham gepresenteerd ? - 5 - - 6 - Mevrouw. Hoe komt u er bij, tante ? Ik heb ze tot zeven uur weggestuurd en haar den raad gegeven voor een dubbeltje krentenbollen te koopen. Tante (hoofdschuddend). Dat zou ik nu weer anders hebben aangelegd. Ik had haar een boterhammetje voorgezet. Mevrouw. Och heden, daar heb ik heel niet aan gedacht. Maar dat is toch ook eigenlijk heel niet noodig. Ik kan toch ai die meisjes niet op 't eten vragen ! Tante. Dat behoefde ook niet. Je had nu maar één meisje hier. Die mag nu wat wonderlijk uit den hoek zijn gekomen, maar ze meende het goed, en had je haar nu een stukje brood voorgezet, dan zou dat toch heel wat aardiger indruk op zoo'n meisje hebben gemaakt, dan je raad om maar krentenbollen te gaan koopen. Zou dat nu zoo'n opoffering voor je geweest zijn ? Mevrouw. Gerust, ik heb er niet bij nagedacht. Het spijt me nu toch ook. 't Is ook niet om het brood, maar werkelijk, ik deed het zonder erg. Tante (haar vinger vermanend opheffend). Kind, kind, je bent nog zoo joag en ik mag het daarom wel zeggen : je moet nog veel leeren. Met een beetje vriendelijkheid kun je de menschen zoo gauw vóór je innemen. En zoo is het nu ook, als je een dienstbode hebt. Als je de menschen goed en bilhjk behandelt en je niet altijd zoo boven ze plaatst, dan kom je veel verder dan wanneer je altijd zoo afgemeten bent. Een goed woord vindt een goede plaats. Mevrouw. Ja, ik geloof het ook wel. Maar gaat u nu even mede naar de keuken ? Ik moet noodig eens bg mijn eten zien. We zullen nu wel gauw aan tafel kunnen gaan en dat is maar goed ook, want ik verwacht de meisjes, die vanavond hier komen nog al vroeg. Komen ze onder etenstijd, dan zal ik ze maar zoolang bier in de kamer laten. Tante. Ja, dat is 't beste. Ik ga met je mee. (Beiden af.) Tante. Gys? Wie' is dat nu weer? Mevrouw (ongeduldig). Och, dat is een soldaat hier in de stad, die dit meisje vanavond weer naar huis moet brengen. Tante. ->';>- Zoo! Ik houd er anders niet zoo erg van als de dienstboden relatie's hebben onder de soldaten. Maartje. Een soldaat zou ik van m'n leven niet willen hebben 1 Mina. Als je d'r maar een krijgen kon, hé ? Maartje. Poeh! Krijgen? Aan iedére vinger één hoor, en ook nog wel korporaals en een sergeant. Mina. Kouwe drukte hoor! Mevrouw. Maar nu is het uit. {Tot Mina en Trui:) Komt mee, we zullen jelui dadelijk te woord staan. Mina. Ik lap het 'm niet hoor. Ik eerst of heel niet. Tante. Dan maar heel niet. Hoe eerder je vertrekt, hoe liever het ons zijn zal. Mina. 't Is schandalig. Eerst laten ze een mensch zoo'n eind komen en dan moet je de straat weer op. Trui. Maar dat is nou toch je eigen schuld. Ga nou even mee hier naast zitten! Mina. Nee hoor, mijn vader zei altoos: als je wat wilt dan moet je doorzetten; en ik wil nou doorzetten, dat ik 't eerste hier mag - 13 - blijven. En als jelui met mekaar dat niet willen dan zeg ik maarliever: „Ajuus allemaal!" (Opstaande.) Nou, ik ga weg hoor! .(^jfe1 Mevrouw. Dat zal ons bijzonder aangenaam zijn.' Mina. En bedankt voor de krentenbroodjes! Tante. Ga je nu haast ? Mina (vertrekkende). Dat zie je ! 'I Beste hoor ! (Af.) Trui. Zal ik nu zoolang weggaan ? Tante. Neen, blijf maar, want jy schijnt je nog al kalm te kunnen houden. /Tot Maartje.) We hoorden daar straks toevallig, dat je al in eenige diensten geweest ztjt; waren het er niet negen? Maartje. Jawel juffrouw. Tante. Dat is nog al veel. Hoe lang ben je nu in je laatsten dienst ? Maartje. Zoo om en de bij drie maanden. Mevrouw. Hé, dat is erg kort. En waarom ga je daar nu al weer weg? Maartje. 'k Heb er geen schik. De lui hebben vier lastige jankers van kinderen en daar heb ik al lang genoeg van. Tante. Kun je uit die vorige diensten getuigen overleggen ? Maartje. Dat kan best gebeuren, maar ik heb er niet veel mee op, met dat getuigen vragen. - 14 - Mevrouw. Dat is wel mogelijk, maar ik zou ze toch graag willen hebben. Maartje. Mevrouw moet dan maar eens zien, ze te krijgen, maar ik ga d'r niet om vragen, hoor. Tante. Kom je nog wel eens bij de menschen daar je vroeger was? Maartje. O heden, neen. Ik weet niet wat ik nog liever deed. Tante. Hoeveel loon heb je nu ? Maartje. Honderd en dertig gulden en een mooi beetje verval. Maar dat zeg ik er bij, ik wou hier een beetje meer hebben. En dan ook, ik ben daar maar 's Zondags om de veertien dagen vrij, maar daar verhuur ik me nooit weer op. Ik moet iederen Zondag vrij hebben en 's Woensdagsavonds van zeven uur tot een uur of tien. Mevrouw. Meer niet ? Maartje. O, Mevrouw mag me natuurlijk wel meer vrijaf geven ook. Mevrouw. Jawel, dat begrijp ik. 't Beste is nu maar, geloof ik, dat je voorloopig heen gaat. We kunnen dan nog eens naar je informeeren als we dat noodig vinden. Als we er nog nader op ingaan, dan zullen we je heel gauw wel even schrijven. Wat had je voor reiskosten ? Maartje. Vijftig centen. Mevrouw (haar beurs nemende). Die zal ik je dan al vast vergoeden. (Ze telt wat geld neer.) - 15 - Maartje. Dank u wel. Nu, dag dames, en dan houd ik me dus gerecommandeerd. (Maartje af.) Mevrouw. Daar kan natuurlijk niets van komen. Vindt u ook niet? Tante. Weineen, laten we er geen enkel woord meer over verspillen. Mevrouw \tot Trui). Hoe oud is u, meisje ? Trui. Ik ben in Maart negentien geweest, Mevrouw, en ik heet Trui Stapman. Tante. Heb je al eerder gediend ? Trui. Nee, nog nooit, maar nou onze Geertje van de school af is, nou zeggen vader en moeder, dat ik er maar uit moet, want ze hebben een zwaar huishouden. Tante. Dus, Trui, je zult nog heel wat moeten leeren, dat begrijp je zelf zeker ook wel ? Trui. Dat zei mijn moeder ook al. Moeder heeft vroeger bij den boer gediend, maar als je in de stad bij de groote lui komt, zei moeder, dan komt er heel wat anders te kijken. „Maar dat is allemaal niets," zei moeder, „je bent nog jong en je kunt nog genoeg leeren." Mevrouw. Koken kun je dus ook niet? Trui. Nou, een boerenpot wel, want dat komt bij ons maar eens gedurig voor, dat ik moeder helpen moet, maar of ik nou alles kan koken wat de stadsche menschen alle dagen eten, dat weet ik nog zoo niet. Maar ik wil het wel ^raag leeren. - 16 - - 17 - Mevrouw. Nu, dat acht ik dan ook niet zoo'n groot bezwaar. Als je maar leeren wilt, dan zal zich dat wel schikken. Al doende leert men. En welk loon dacht je nu hier te verdienen ? Trui. Daar kan ik zoo niets van zeggen, Mevrouw. Vader en moeder zeiden, dat ik maar eens hooren moest en dan konden we er thuis nog eens over praten. En dan moest ik ook vragen of ik 's Zondags naar de kerk kan gaan ? Mevrouw. Zeker! Eén keer kun je 's Zondags altijd gaan. Met de vorige meid wisselde ik dat altijd om. We gingen om de beurt, als ze dat tenminste wilde, maar die gaf niet veel om de kerk. Trui. Vader en moeder zeiden, dat ifcKiaar vooral naar vragen moest, want ik moet in de stad ook geregeld naar de kerk gaan. Tante. Ik ben bl&i.dat ik dat van je ouders hoor. Maar zeg eens, dorsten ze het wel aan, je zoo alleen naar de stad te laten gaan om je te verhuren 7 Trui. Moeder wou eerst mee, maar vader vond het jammer van 't geld. Maar eer dat er vastigheid van komt zal vader eerst nog wel eens komen kijken. Vader komt hier omtrent iederen Vrijdag toch in de stad, met de markt, ziet u. Mevrouw. Nu, dat is heel goed. Zou je vader dan aanstaande Vrijdag niet eens kunnen komen ? Trui. Dat zal wel gaan denk ik. En wat kan ik dan thuis zeggen van 't loon 7 Mevrouw. Ik had gedacht vijf en zeventig gulden om te beginnen en als het dan goed gaat kunnen we later eens verder zien. Om de veertien dagen kun je naar huis gaan van Zaterdagavond tot Maandagmorgen. Trui. Ik zal het thuis vertellen en dan komt vader Vrijdag bij leven en gezondheid wel, om 't verder af te praten. Mevrouw. Dat is goed, dan kun je nu wel gaan. Hoe laat gaat je trein ? Trui. Vijf minuten vóór negenen. Mevrouw (op haar horloge ziende). Dan heb je nog tjjd in overvloed. Ga maar eens even mee, dan zal ik je de keuken en 't dienstbodenkamertje eens laten zien. Tante. En misschien heeft Trui ook wel trek in een boterham vóór ze weer op reis gaat? Trui. Nou, een beetje wel, ik zou best een stukje lusten. Mevrouw. Kom dan maar mee. iAllen af.) - 18 - Bij den Uitgever Z. j. KONING Gzn. te OOSTWOLDE (Oldambt), zijn mede verkrijgbaar^de navolgende' samenspraken Mvspr Jongedóchters-Vereepigingen: 89. R. H. v. OTTERLOO. Tante's'Ver-' I 83? jaardag. 5e druk. 1 ex. ƒ0.40 ; 5 ex. f 1.75. 90. P.TOXOPËÜS. De ingebeelde kwaal. 2e druk. i'~,//-0.4O; 4^-1.40. " 91.» v \ | Een moderp; gezin, 'ft? -0.40; 4 „ -1.40. 92. » r Juffrouw Knijphuizéti. >44*f^#^^<< 2e-druk. *m:r/»\ < 1 ,, -0.40; 4^-.,. -1.40. 93. TV BOKMA. Tweeërlei vermaak.' . JrfÉg j \ -2e druk.fiï, '1 | -0.40N;4 „ -1.40. ?C • „ Een Pleizierreisje. ' . '• v 2< ;, 1 tg -0.40; 4 m -1.40.' 95. Eene Worst-collecte'. '1 ,» - 0.40 ; 8~ „ -1.05. 96. u .„> De Zigeuners.. ' 1 , . - 0.40; 3 ,, -1.05. ; 97. P. STEGENGA Azn. Van de kost-' .Jg',_ fg&f school terug. L"f-Q.40 ; 4 .,,. "-1.40. 98. M. Do-O. >,. Vrouwenkiesrecht;- 1-A, -0.40; 5- „• -1.75. 99. J. KEUNING. De Hervormster.- jJ|É i. 2e druk. ■ Wm 1 i 0^40 ; 4 „ - 1.40. 101. . I 'l^p^' De Snapsters. ' ,1 „' -.0.40 ; 5® -1.75. 102. „• 11 Een ontevredene. VI „ -0.40; .4 „ - 1.40. 103. F. N. Stadsgevaren. •■' '.1 '„ -0.40; 4'„ -1.40. 104. KOENRAAD. Van kleine dingen, y ÈJ„ -0.40; 4 „ -1.40. 105: J. v. CADZAND. Een Theevisite. 1 „ -0.40; 4 „ -1-40. 106. G. N.. ëF: ' Onze vereeniging. . 1 „ -0.40; 8 „> -2.80. 107. J. van GELDERLAND. De stich- ' &>%*i - ting mislukt. 1 -0.40; 5 •'„•'.--1.7&V 110. P.TOXOPËÜS. Asschepoetster. t/f«| 3e druk.^'-MmÊ 1 , „ -Q.4Ö; 4 % - 1.40. 112. CORN. PIETERSZ. Twee Schoon- WW> ,43f' \ moeders'. 1 - 0.40 ; 6 l'r - 2.10. 114. S. J.' VOLWERK. Het vrouwelnk jtt| Raadslid " , 1'4;, -0.40; 4 '„~ -1.40. ,115.' P^OXOPÈUS. Waar liefde woont, '& • 3§Mm& gebiedt de, Heer "den zegen. ' 1 „ -0.40 ; 4 „ ,-1.40. 116. „ De Anti-Babbelver- eenling.- i 1 „ -0.40; 4,-- -1.40. 117. W-BRUSSE. De Kleuren. 1 „ -0.40; 7 „ -2.40. 118. CORN. PIETERSZ. Het oog moet .../$"<•' ook wat hebben. ■ 1- ■„ -0.45; 3 „ - 1.2Ö. 119. -J. v. d. RIJN. Burehtwist. 1 „ -0.40; 4 „ -1.40. 120. WILLEM BLANK. Schuldige Pret.^ 1 „ - 0.35 ; '4 „ » ï.20. PERSONEN: 1. MEVROUW BAKKER. 2. HAAR TANTE. 8. MINA. 4. MAARTJE. 5. TRUI. - 7 - II. (Maartje en Trui komen samen binnen en gaan zitten.) Trui. Dat is nou toevallig, dat we daar precies gelijk aan de deur waren. Nu moeten we zeker nog wel een poos wachten, want de Mevroüw zei, alsdat ze nog maar pas begonnen waren te eten. Heb je ver gereisd om hier te komen ? Maartje. Neen, zoo heel ver niet, een half uurtje moest ik sporen. Vanavond kan ik nog weef weg met den trein van halfnegen. Ik hoop maar, dat Mevrouw ons niet al te lang laat wachten. Trui. Zoo, heb jij ook in 't spoor gereisd? Heb je d'r al eens meer in gezeten ? Maartje (lachend). Wel ja, iedere veertien dagen ga ik naar huis en dan moet ik altijd met het spoor. Trui. O, dat is wat anders.. Wij wonen bij ons wel een uur van 't spoor af en ik ben nog bij mijn vader en mijn moeder thuis. Ik had er nog nooit van m'n leven in gezeten. Maar 't ging best hoor, en hard genoeg. Vader bracht me met den wagen aan 't station. Moeder wou eerst nog met me mee gaan, maar vader zei: „ge hoeft de zeven stuivers niet weg te smijten, het komt oe ook maar niet op den rug drijven", zei vader. Maartje. En durfde je moeder je alleen te laten gaan? Tru i. Nou, ze had er eerst niet veul zinnigheid in, maar vader zei: „zij-de gek," zei vader, „ze zal in de stad den weg wel vinden, als ze maar vraagt waar mijnheer Bakker, den avvekaat woont." En zoo is 't ook net precies uitgekomen. Maartje. En ga je nu vanavond ook nog weer weg ? Trui. Nou, wat dacht je dan ? Vijf minuten vóór negenen, zei vader, gaat het spoor hier weer weg, en dan moet ik weer meekomen. Vader haalt me dan bij ons aan 't station weer af. Maartje. Je hebt dus nog geen betrekking gehad? Trui. Hoe zeg je dat? Maartje. Of je al in betrekking bent geweest. Heb je al een dienst gehad hier of daar? Trui. Nee, ik was altijd thuis, maar onze Geertje is nou ook van 't school af gekomen, en nou zei vader alsdat ik er wel uit kon, want ik kon nou in de stad licht een goed loon maken, zei vader. Heb jij al gediend ? Maartje. Ik ben al een jaar of zeven ouder de menschen. Ik heb nu al mijn negende dienst. Trui. Je negende? Nou, nou, dat wil wat zeggen. Mijn moeder heeft vroeger óók gediend, maar die is negen jaar bij één en denzelfden boer geweest, en toen getrouwd. Maartje. Bij een boer dienen, bah, dat zou me niet lijken, hoor. Daar is het werken van den morgen tot den avond, en nooit heb je rust. Trui. Hoe lang ben je nou in je laatste dienst geweest ? Maartje. Nog maar drie maanden, maar ik heb er al lang genoeg van. Trui. Drie maanden maar ? - 8 - Maartje. 't Is meer als lang geuoeg. De menschen hebben vier kinderen : daar is wat mee te corveeën, dat beloof ik je. Ik heb gehoord, dat ze d'r hier nog heel geen hebben. Dat lijkt me beter. Trui. Dan houd je zeker niet van kinderen. Maartje. Nee, hoor, ik moet niemendal van dat schreeuwerige goed hebben en nooit heb je gedaan. Ze loopen de boel den heelen dag weer vuil. Tru i. Nou, ik houd wel van kinderen. Mijn broer Japik is nou vier jaar getrouwd en die heeft er twee, maar ik houd er veel van, hoor! Maartje. Ik gun je de pret. (Men hoort in den gang praten en Mina komt binnen.) Mina. Goeien avond. Daar ben ik ook, zooals de rietdekker zei, die bij den boer op tafel viel. Komen jelui ook om je eigen te verhuren ? Maartje. We komen tenminste eens kijken. Mina. Jelui zijn dus óók te vroeg. Mevrouw heeft mij voor een groot uur geleden de straat al op gestuurd. Ik was te vroeg, zei ze. Maartje. Heb je van z'n leven! Wat een kale beweging. Nu, als ze mij dat gelapt had, dan was ik al vast niet teruggekomen. Mina. Ik was er nou toch voor in de stad, hè? Maar anders kan ik je wel zeggen, dat het me niet best aanstond. Ze moesten nog eten, zei ze, en toen zei ik, dat ik óók wel weer wat lustte. - 9 - Maartje (lachend). Hoe is 't mogehjk. Ja, dat kun je begrijpen. Zulke lui vragen je niet op 't eten. Trui. Kreeg je nog wat van ze ? Mina. Nee, ik moest maar de stad ingaan en krentenbroodjes koopen, zei ze. Dat heb ik toen ook maar gedaan. Trui. Dat vind ik toch eigenlijk niet aardig van die Mevrouw. Ze had je toch wel een boterham of zoo kunnen geven. Maartje. Jelui weten er nog niets van, wat zulk volk is, zie je. Denk je, dat zulke lui wat om je geven? Ze laten je gerust met een leege maag een halven dag rondloopen. 't Kan ze niemendal schelen. Trui. Zouden ze zoo allemaal zijn, denk je? Mina. Daar geloof ik niks van. D'r zullen ook wel goeie en slechte onder wezen. Maartje. Ze deugen geen van alle. Ik heb nou dan mijn negende, maar ik kan je voor vaste waarheid vertellen, dat je door alle Mevrouwen gekoeioneerd wordt dat het een schande is. Tru i. Ja, maar als je overal ook maar een maand of wat blijft, zooals jij gedaan hebt, dan moeten de menschen wel lak aan je krijgen. Mina. Heb jij al je negende dienst ? Maartje. Wel ja! Is dat zoo gek ? Mina. 't Is meer als genoeg zou Ik zeggen, want zoo oud ben je toch ook nog niet. - in - - 11 - Maartje. Hoe oud dan wel, denk je. Mina. Niet veel over de twintig. Maartje. Je hebt het niet zoo ver mis: twee-en-twintig. Trui. Twee-en-twintig zeg je, en dan al je negende dienst. Nou, maar ik zou me schamen, geloof' ik. Maartje (lachend). Schamen ? Waarvoor ? Heb ik geen geljjk, dat ik wegloop als 't me ergens niet aanstaat? Mina. Je zult wel niet overal weggeloopen zijn, zeker; ze zullen je misschien ook wel eens hebben weggejaagd. Maartje (driftig opspringend). Hoe durf je dat te zeggen ? Wat weet jij daar nu van ? Je bent een brutaal schepsel, en een mooie juffer om in de stad een betrekking te zoeken. (Lachend.) Ha, ha, zulke lompe meiden meenen maar, dat ze één, twee, drie een dienst in de stad kunnen krygen. Je bent een raar meubelstuk, hoor! Mina. Nou, maak je maar niet zoo dik, madam ; dun is de mode, zeggen ze bij ons. Je hebt immers niks aan al die drukte. Jij meent zeker, dat je meer bent als wij, omdat je al negen diensten hebt gehad. Ik denk er dan net zoo over als zij daar, (ze wigst op Truii en ik zou me wezenlijk schamen als ik 't zeggen moest, dat ik al in negen diensten was- geweest. (Mevrouw Bakker en haar tante komen binnen). Tante. 't Is hier erg levendig! Hadden jelui verschil van meening? Mina. Nou, zoo erg was het niet, juffrouw, maar die floddermadam daar wou ons eens eventjes uitmaken voor lompe meiden, en ze moet nou niet denken dat ik alles maar voor zoete koek wil opslikken. Ik zou je lekker bedanken. 12 - Mevrouw (tot Maartje). Wat was de aanleiding tot die scheldpartij ? Maartje. Wel, Mevrouw, dat brutale schepsel dorst me in mijn gezicht te zeggen, dat ik uit mijn dienst was gejaagd. Mina. Dat zou ook niks geen wonder wezen, Mevrouw, als je nou hoort dat ze al negen diensten heeft gehad en nog maar twee en twintig jaar is. Maartje. Dat gaat jou immers niet aan. Tante. Zouden jelui nu je mond eens willen houden. We wilden heel graag met jelui alle drie een woordje praten maar op deze manier gaat het niet. (Tot Maartje.) Als u eerst even hiér blijft dan kunnen de andere meisjes wel zoolang even in de kamer hiernaast gaan, nietwaar nicht ? Mevrouw. Welzeker, tante, dat vind ik heel goed. Ik zal de meisjes even hiernaast brengen. (Opstaande.) Komt maar mee! Trui (haar volgend). Goed, Mevrouw. Mina. Ho, ho eens eventjes. Zijn jelui niet wijjaBr? Ik ben nou al omtrent twee uur in de stad en ik ben hier 't eerste gekomen. En moet nou die andere nog voorgaan ? Dat vind ik niet eerlijk. Maartje. Heb je ooit zoo'n brutaaltje! Mina 'nijdig). Pr ■ Hou jij je d'r maar buiten. Ik zeg dan nog eens, dat ik eerst met de juffers praten wil. Ik weet zeker, dat Gijs, die hier bij 't paardenvolk is, al meer als een half uur loopt te wachten. De jongen moet vanavond nog heelemaal weerom, dat moet je niet vergeten. Bij den Uitgever Z. .1. KONING Gzn. te OOSTWOLDE (Oldambt) zijn mede verkrijgbaar de navolgende Dichtbundels: P. TOXOPËUS. Een offer aan't Vaderland, 'n Schetsje uit den wereldkrijg. Voordracht in dichtmaat, ƒ0.15. Z. J. KONING. De geboorte van den Heere Jezus met de voorzeggingen, die daarop betrekking hebben. In dichtmaat. -0.15. KO. PH. EVERTSE. Leuke zetten. Twintig anecdoten. -0.35. C. J. DESTREE. Kinderversjes. Voor verjaardagen, bruiloften en andere gelegenheden. -0.40. EDWARD WRITER. Van Groen tot Goud. Bundel Christ. Feest-, Bruilofts- en Welkomstzangen. - 0.45. J. BEHA. Nieuwe tableaux vivants. -0.50. Z. J. KONING. Ernst en Luim. Christelijke Voordrachten. (96 bladz.t 4e druk. -0.60. „ Jasmijnen. Ernstige en luimige gedichten. (96 bladzJ -0.60. „ Korenbloemen. Ernstige en luimige gedichten. (96 bladzJ -0.60. „ Luim en Scherts. Luimige gedichten. (96 bladz.) 2e druk. -0.60. „ Mosroosjes. Ernstige en luimige gedichten. (96 bladz.) - 0.60. „ Narcissen. Keur van meest nieuwe ernstige en luimige voordrachten. (96 bladz.) -0.60. P. J. KLOPPERS. Levensbloesem en Harteknoppen. - 0.60. W. METS Tzn. Bonte Vlinders. Luimige rijmen en versjes. 2e druk. - 0.60. „ Luimige kijkjes in 't leven. Vroolijke rijmen en dichtstukjes. 2e druk. -0.60. J. P. v. d. HUCHT. Van Hemel en Aarde. Proza en Poëzie. 33 ernstige voordrachten. - 0.75. J. de BREET. De Tafel-ceremoniemeester of volledige verzameling toasten, enz. 3e druk. -0.90. J. den BOER. Nieuwe Keurgarve. Christ. Gedichten. 4e dr. - 0.90. ANONYMUS. Verspreide Gedichten. Christ. Voordrachten 5e druk. -0.90. „ Verzamelde Gedichten. Christ. Voordrachten. 2e druk. -0.90. A. de JONG. Elck wat wils. Bloemlezing uit Nederland- sche dichters. -0.90. „ Bloemen van Nederlandsche Barden. -0.90. H. KARSSEN. Erica. Christelijke Gedichten. /0.90. C. KIJNE. Gedichten. Met een aanbevelend woord van A. J. Hoogenbibk. /0.90; geb. -1.40. M. MOLENAAR. Nederland en Afrika. Een verzameling van 45 Afrikaansche gedichten. Met een woord vooraf van L. Penning. - 0.90. Z. J. KONING. Madeliefjes en Meidoorns. Bloemlezing uit de werken van Nederlandsche dichters. 3e druk. (160 bladzj ƒ0.90; geb. -1.40. „ Asters en Seringen. Ernstige en luimige gedichten. (160 bladz.) -0.90. PRACTICUS. De Declamator. Christelijke Gedichten. -0.90. J. HEERINGA Gzn. Gedichten van vroegeren en lateren tijd. Eerste bundel. (112 bladz.) -0.90. M. MOLENAAR. Velerlei wijsheid. Christen-harptonen. (159 bladz.) -0.90. L. Th. ZEEGÈRS. Nederlandsche Chrestomathie. (Tiende vermeerderde en verbeterde druk.) 232 bladz. (Proza en Poëzie.) - 0.90. G. v. SANDWIJK. Van vroeger en later. Dichterlijke bijdragen. 2e druk. (126 bladz.) -1.00. n Boertige Dichtstukjes. 2e druk. el39 bladz.; -1.00. „ Uien en Knollen. Boertige rijmelarij. -1.00. „ Kraaien en Kieften. Boertige rijmelarij. -1.00. „ Bijen en Wespen. Boertige rijmelarij. -1.00. „ Meikevers. Boertige rijmelarij. (131 bladz.> -1.00. „ Boert en Ernst. Tweede zestal voorlezingen. -1.00. M. MOLENAAR. Rust een weinig. Dicht en ondicht. (256 bladz.) -1.00. J. J. L. ten KATE. Poëzie. Nieuwe Bloemlezing uit zijn dichtwerken. 8 deelen. (Vroeger 4.00 nu - 2.00. Afzonderlijke deeltjes (120 bladz.) a-0.35. HOOFDONDERWIJZER. Voordrachten. (Tien verschillende bundels..) a - 0.55. D. JUNIOR. De Gouden Ster. Keurverzameling van ern¬ stige en luimige voordrachten. (96 bladz.) -1.00. „ De Lelie. Bloemlezing van ernstige en luimige voordrachten. (176 bladz.) -1.50. J. H. TEXTOR. Een zonnetje in huis. Een bundel gedichten, in ernst en luim. (192 bladz.) -1.50. D. JUNIOR. De Kroon. Ernstige en luimige dichten prozastukken. '253 bladzJ - 2.00. ., Gedichtenschat. Nieuwe bloemlezing van ernstige en luimige gedichten. (301 bladz.) -2.50.