OP CURACAO" door Zr.Ma.lereóa. p -1NINKLIJKE BIBLIOTHEEK UIT 'T DAGBOEK VAN HENK EN LOU „OP CURACAO" 02b UIT HET DAGBOEK VAN HENK EN LOU „OP CURAgAO" DOOR ZUSTER MA TERESA VAN DE CONGREGATIE DER LIEFDEZUSTERS VAN SCHIJNDEL UITGEGEVEN ONDER GOEDKEURING VAN DEN KEURRAAD VOOR ROOMSCHE JEUGDLECTUUR L. C. G. MALMBERG UITGEVER VAN DEN APOSTOLISCHEN STOEL 'SsHERTOGENBOSCH . ANTWERPEN Santa Rosa (Curacao) 23 Dec. '24. My dearest Stanie, WrIL Je nou wel gelooven, dat 'k 't zou hebben uitgeschreeuwd van pret, (maar gelukkig was Moeder erbij, om 't familiefatsoen te bewaren !) toen 'k op 't postkantoor te Willemstad op m'n vraag, of er geen posteTestante brief was uit Holland voor Jo Koorenaar, van 'n zwarten employé Jou handschrift in ontvangst nam ? Lou (die heeft ocharm ! nog niets van d'r „compie" !) Lou, die erbij stond, schoot dadelijk los, toen we buiten waren : „Tot-Uw-dienst-dame !-Ik-zal-even-zien !.... Asjeblief-dame ! Hier-is-hij !" deed ze op die eigenaardigafgemeten manier, waarop de negers hier hun van buiten geleerd Hollandsch voor den dag brengen, 't Doet je telkens denken aan de afgepaste zinnetjes, die wij vroeger op school onder een engelsche of fransche conversatieles te verwerken kregen. En.... ook zoo verwerkten ongeveer ! 'k Had er nu, in al m'n blijdschap, niets van gemerkt!.... Je kan 't Je mogelijk niet voorstellen, dat al m'n bedaarde een-entwintig-jarige-jongedame-deftigheid er in 'n moment van doorging en 'k midden in de stad wel de horlepijp had kunnen dansen. 5 'k Had liefst ook maar dadelijk met lezen begonnen, maar Moeder vond 't ,,niet staan" en 'k moest tevreden zijn met de enveloppe even open te snijden en me 'n minuutje te vergasten aan 't bekijken van Je twee velletjes, zoo dicht beschreven met Je accurate sierlijke lettertjes ! 'k Heb nooit geweten, lieve Stanie, hoe dierbaar die zwarte „Cadmus-dochterkens" *) (waar las 'k, dat de oude Bilderdijk ze zóó noemde ?) je zijn kunnen ! 't Ligt er maar aan, van wie ze komen !.... 'k Vond Moeder bewonderenswaardig. D'r was ook 'n dikke enveloppe voor haar. Van onze lieve Grootma, weet je ! 'k Hoorde, dat Moeder's stem trilde bij 'r ,,Dank u !" tot den beambte,.... 'k zag, hoe haar hand beefde en 'n licht blosje van innerlijke blijdschap op haar anders bleek gezicht kwam,.... maar 'k zag ook, hoe de kostbare brief kalm werd opgeborgen in haar taschje. — Maar, Moeder, kijk U toch even ! — hielden we met drieën aan, want Henk was er ook bij. — Van Grootma nog wel! —- zei Lou op 'n toon van „hoe houdt U 't uit ?'1 — Ja, kind, van Grootma ! Maar vooreerst vind 'k, dat 't niet past, allerminst voor dames, om z'n correspondentie op straat te lezen en tweedens geniet 'k al die lieve intimiteitjes veel liever rustig binnenshuis, waar 'k ze op m'n gemak kan overdenken, dan te midden van 'n pubhek, dat er toch niets van begrijpt, wat ons zoo blij of weemoedig maakt. — x) Volgens de overlevering, heeft Cadmus een alphabet van 16 letters uit Phoenicië naar Griekenland overgebracht. 6 Henk keek Moeder aan met dien eigenaardigen blik van stille bewondering, dien 'k wel 's meer zie op z'n open jongensgezicht. — Daar nou ! Geen haar van m'n stoppeligen kop zou aan zóóiets gedacht hebben ! — verklaarde hij eerlijk. — U is toch maar 'n eenige Moeder ! — en hij schoof z'n rechterarm door Moeders linker. Meteen gaf ie Moeder 'n wenk in Lou's richting. Die liep er maar stil bij ! De arme zus was de eenige, voor wie nog niets was aangekomen. Ik begrijp die Compie maar niet. En 'k dacht aan 't woord van 'kweet niet meer welk Fransch schrijver : „Le silence est parfois un acte d' énergie !" x) Wel warempel, daar betrap 'k mezelf op 't idee Je te verzoeken, dat Je die Jrinders even aan 't schrijven zoudt zetten : Amsterdamsche manier van denken nog ! 'k Vergeet, dat Jij op z'n vroegst over 3 weken dit epistel onder oogen krijgt en zoo zou Lou zes weken moeten wachten ! 'k Hoop, dat de vriendinnen zich lang vóór dien tijd zullen melden, 't Is zoo zielig voor Lou ! Henk zelfs heeft 'n brief van Gee met natuurlijk allerlei ,,reusachtig-interessant" en „enorm-gezellig" nieuws over 't gym, over de stuipen, die er in de laatste weken zijn uitgehaald, over korfbal en voetbalmatches van de 3e tegen de 4e, over den „inktpot", die hoe langer hoe „gezelliger" (lees : onhebbelijker) wordt en meer van zulke gewichtige j ongensaangelegenheden. Om Lou's wil ben 'k bij thuiskomst in Santa Rosa heel stilletjes verdwenen naar 'n leuk zitje onder eenige klapper- !) ,,Zwijgen is soms 'n daad van wilskracht." 7 boomen achter in den kloostertuin. Je weet immers al, dat we bij de Zusters logeeren voorloopig. De Zusters zelf hebben door de week zoo goed als nooit tijd, om ervan te profiteeren en 's Zondags alleen bij uitzondering en dan nog bij half uurtjes. Stel Je voor, Stanie : 600 levendige nikkertjes op school, meisjes èn jongens !.... Dan nog + 30 voogdijkinderen als internen en binnenkort komen er nog 'n 20 weesmeisjes bij ook, die van de Roosendaalsche Zusters te Willemstad zullen overgaan naar de Schijndel- sche nonnetjes te Sta. Rosa. Pak aan, die meedoet ! Maar nu je brief, lieve Stan !.... Wat heb 'k ervan genoten ! Natuurlijk van Je intiem velletje 't meest, maar daar praten we hier niet over ! Dat blijft dus afgesproken tusschen ons beidjes, hé ! Bij eiken brief 'n ,,van-hart-tot-hart-velletj e'' zullen we 't maar noemen.... En — dit zetten we hoog als 'n fabrieksschoorsteen boven alles uit! — dat is enkel en alleen en UITSLUITEND voor Jou en mij !.... Onze „brief" van 't Henk-en-Lou-genre is gemeengoed, zooals déze. 'k Vind Je beschrijving van Je terugreis van de boot naar Je „home" zoo natuurlijk, zoo echt Zie Je, Stanielief, 't gaat zóó met iederen brief, die uit Holland komt: Eerst mag de gelukkige bevoorrechte, die als „geadresseerde" fungeert, bij wijze van voorproef het stuk in halve of volstrekte eenzaamheid genieten en 't lezen en herlezen naar hartelust. Maar dan moet hij of zij er mee „op de proppen komen" ('t is 'n woord van Henk natuurlijk), als 't tenminste geen „harte-velletjes" (da's weer Henk !) betreft. „Die maken 8 'n uitzondering!.... Natüüüürlijk !".... zegt ie heel ernstig tegen Lou. Maar zus heeft er op 't oogenblik weinig last van ! 'k Vind 't zoo sneu voor haar ! Die brieven worden dan „en familie" gelezen en.... besproken ook. Truusje en Joopie ontbreken op die vergaderingen. Je vindt dat van Amsterdam uit bezien, misschien 'n beetje gek, lieve Stan, maar o, Je kan Je niet indenken, hoe hier in 't vreemde land, alles, alles wat uit Holland komt, 'n ongekend-groote beteekenis voor ons heeft. Henk, die vóór 'n week of zes z'n neus optrok voor alles wat maar aan damescorrespondentie deed dénken en 't op z'n zachtst „kletspraat", „meisjesgedaas" of „vrouwengezwam" noemde, Henk is tot familievoorlezer gepromoveerd !.... Dan zit 'k soms zoo stiekum te genieten, als 'k zie en hoor, hoe hij „erin" is en de minste bijzonderheden waardeert. 't Is grappig, hem dan te hooren los komen : „Zeg, Vader, da's die en die,.... och, U kent ze wel!".... 't Is of ie bij intuïtie weet, dat Vader nou inlichtingen noodig heeft omtrent dit of dat, wat 'm „thuis" (da's te A'dam) zoo goed als niet interesseerde. Heel dikwijls verzenden Moeder en Lou en ondergeteekende dan oogenradio-telegrammen en we genieten dubbel. - Zoo was er ook gisterennamiddag, toen we van 'n autoritje thuis waren, weer 'n „familie-leesavond". ('t Woord is nu 's van Lou). Henk las jou brief, helder en duidelijk,.... tot aan de passage, waar Je vertelt van Grootma's diepgevoeld en toch zoo stil, zoo opgewekt-moedig gedragen scheidingsleed. 9 Henk haperde,.... schraapte z'n keel,.... las of ie boos werd,.... slikte eens,.... toen met 'n ruk draaide ie zich naar 't licht —Verduiveld, wat pieterige letters! — Maar z'n stem klonk dik, wat te mèèr opviel, omdat we allen zoo stil waren, zoo ongewoon, zoo benauwend-stil. Ergens in de klooster-spreekkamer — we zaten hier bij de Zusters — klonk 'n onderdrukte snik !.... Uit de richting, waar Moeder zat.... 'k Durfde niet kijken !.... — Daar ! — wierp Henk je brief vóór mij neer, — 'k word duizelig van dat gekriebel! — Terwijl ie eerst, nota bene ! Je schrift sierlijk en duidelijk en secuur had genoemd !.... ,,'t Kan verkeeren !" dacht 'k met Breeroo. Maar toen 'k hoorde, hoe eerst z'n keel en daarna z'n neus 'n flinke beurt kreeg, wist 'k wel, dat we voor die „duizeligheid" nog geen dokter noodig hadden en dat 't met Jou „gekriebel" er best dóórkon. Ja, zóó is ie nou ! Ik zelf heb toen van m'n „duizeligen" broer de lezing overgenomen, 'k Had nl. Je brief al tweemaal voor me zelf genoten en was dus over de eerste aandoening heen, maar.. eerlijk gezegd !.... had 'k aan de derde óók nog genoeg ! We zijn Je allen zoo echt dankbaar, lieve Stanie, dat Je dien eersten namiddag bij Grootma bleef, om 'r gedachten af. te leiden van en toch ook weer voortdurend met 'r te praten over de dierbaren, die van dat ouwe trouwliefhebbende hart waren losgescheurd, ja.... maar diep binnenin hun eigen heilige plaats behielden. Moeder is gisterenavond dadelijk begonnen aan 'n langen brief, waarvoor we allen 'n „bijdrage" zullen leveren. We willen de lieve ziel 's extra gelukkig maken in 'r eenzaamheid. Zelfs „kabouter" Joopie en „Sneeuwwitje" mogen TO meedoen en.... hun belangrijk zegsel zeggen, terwijl hun nog onbekwame hand door de zeer bekwame dito van 'n zelfopofferenden broer of zus zal bestuurd worden. (Ik citeer Henk, dat snap Je !) - Ik zal schrijven, dat Joopie altijd zoet is en dat ikke veel van Grootma houd en dat 'k d'r wel 's met m'n pistool zal doodschieten, as 'k weer in Amsterdam ben ! - - Prachtig ! — zei Henk, — dan weet Grootma meteen, wat 'n moordlustig jongmensch we in de familie hebben !... - Hè nee ! — deed Truusje, die blijkbaar menschelijker voelt, — niet doodschieten, die lieve Grootma !.... Lou, ik wil schrijven, dat Grootma bij mij op visite mag komen, met 't nieuwe serviesje en dat ze Chichita wel 'n uur lang dragen mag ! — - En dat Grootma — komt de kabouter weer, — 'n heele noot van mij mag liplappen. — Henk vindt dat 'n wereldschokkende edelmoedigheid van Joopie. Versta Je't woord,, liplappen", Stanie? Och, 'k moest Je eigenhjk alles ineens kunnen vertellen. Geduld ! 't Komt wel! Met die heerlijke beloften kan Je Grootma al vast wat opmonteren, voor 't geval, dat deze brief 't eerst arriveert. Maar ik denk 't niet, want voor vandaag moet ik 'n punt zetten en morgen.... Je raadt 't in geen uur, Stanielief, wat Lou en Je dearest morgen te doen hebben !.... Je moet weten, dat de Zusters hier in 'r overbevolkte scholen geholpen worden door 'n paar vrij goed ontwikkelde negermeisjes, 4e rangers noemen ze die van wege't examen, TT dat ze deden (maar dat leg 'k Je op 'n anderen tijd wel 's beter uit!). De Zusters hier hebben er twee. De eene luistert naar den benijdenswaardigen naam „Florence," de andere heet Nènè (afkorting van Antoinette). 't Zijn beslist heel aardige meisjes en ze spreken vrij goed Hollandsch. Gewillige exemplaartjes, als ze zijn, worden ze buiten d'r schooluren zoo'n beetje als ,,fait-tout"*) gebruikt. Als zoodanig werden ze dan ook door den Pater-Pastoor van Sta. Rosa belast met de versiering van de kerk bij plechtige gelegenheden. En nu — schrik niet ! —• hadden die twee me zoo waar aan de Waarde Moeder gevraagd, of de Hollandsche jongedames d'r niet wilden helpen.... die zouden 't stellig wel heel mooi kunnen !.... Kan Je net denken, zeg!.... Stel Je voor, Stanielief !.... Jo Koorenaar en.... de kerkversiering !.... Toch voel 'k er wel iets voor !.... Niet zooals Lou !.... O, die is enthousiast!.... En praat van ,,de armelijke woning van 't Kerstkindje klaar maken in dit vreemde land" Ze vindt 't overheerlijk, dat dit juist d'r eerste eigenlijke „werk" zal zijn hier ! Geloof me,.. ik kan Lou soms benijden om d'r echt kinderlijke vroomheid. Zoo gauw als Truusje en Joopie er lucht van kregen, wat er morgen te doen zal zijn, wilden ze natuurlijk ook „helpen". Maar gelukkig zal Vader wel zorgen, dat broer van avond op tijd naar Willemstad eclipseert en Truusje is bestemd om morgen te fungeeren als Zusters Alisa's hulp bij 't versieren der kloosterkapel. Maar de eer om 't Kerstkindje in z'n Kribje te leggen in de kerk, blijft haar voorbehouden. x) Fait-tout = doe-al of duvelstoejaag. 12 Joopie is blij in 't vooruitzicht, dat ie morgenavond mee de schaapjes in de wei mag brengen. En ook den hond ! - Zou ie heusch niet bijten, Henk ? — vroeg ie toch nog even. Je kan nooit te secuur zijn, hè ? — Wel nee ! — zei Henk in bloedigen ernst. —Honden, die in 'n kerk mogen komen, zijn van 'n bijzonder soort, die doen immers geen mensch wat ! — — Oja ! — kwam Joopie opgelucht — da's waar ! op 'n toon, of ie best wist, dat er honden-kerkbezoekers en honden-niet-kerkbezoekers bestonden !.... En nu is 't werkelijk uit voor van avond. Wat 't morgen zijn zal, weet ik niet en den Kerstdag vind 'k te heilig, om te correspondeeren. Dan gebruiken we enkel onze „correspondance d'ames", hé ? Vooral op Curacao, zeggen de Zusters, is Kerstmis meer nog dan elders het feest, 'k Vertel 't Je nog wel 's! De eerw. Moeder wil beslist, dat ook Vader en Henk en Joopie hier in de kerk naar de nachtmis komen, om dan gezamenlijk hier op 't klooster te ontbijten en verder den dag samen door te brengen. —Op Kerstdag—zegt Ze—moet 'tgezin voltallig zijn en 't feest laat zich ook veel beter in Roomsche omgeving vieren! — We willen probeeren 'n soort kerstboompje te maken voor Truusje en Joopie. De Zusters zullen ons morgenavond helpen. Moeder zal met Mevrouw van Geulem op inkoopjes uitgaan, terwijl Lou en ik sieren En 'nu : dag Stanielief ! Tot.... 26 Dec. op z'n minst!.... Maar aan de'kribbe vind ik Je wel terug, hé? Gebed en oprechte toegenegenheid kennen immers geen afstanden ? (Wordt voortgezet). 13 26 Dec. '23. ZIEZOO, nou kan 'k er weer 's bij gaan zitten. Vóór 'k 't nu vergeet, stop 'k alvast een kiekje „St. Josephgcsticht te Sta. Rosa" in de enveloppe. Dan kan Je Je tenminste eenigidee maken van onze omgeving. Dat dank je aan Henk, zie Je ! Die droomt op 't oogenblik van foto's. Vader heeft 'm een camera beloofd, weet Je, en meneer van Geulem zal 't 'm leeren !.... Als we nou maar niet van 't beste te veel krijgen !.... Van Henk gesproken : ik copieer even 'n brokje dagboek van 'm, eergisteren — dus daags na onze aankomst — neergepend, 't Gaat juist over die aankomst! Niet die in de haven van Willemstad, die Lou aan d'r Compie al beschreef, maar hier, aan 't klooster te Sta. Rosa. 22 Dec. '23. We zijn er ! Ja we zijn wezenlijk en werkelijk op Curacao, dat 'n boel meevalt bij nader bekijken. Gisteren morgen voet aan wal! 'k Werd bijna benauwd van al de geestelijke costuums, die we ineens zagen : Wit-zwarte Pastoors ('t zijn allen Paters Dominicanen), zwart-witte Nonnetjes, heelemaal witte Fraters ! Maar allemaal zulke Roomsch-gemoedelijke menschen !.... Per auto met z'n J4 allen naar meneer van Geulem's huis. Fijn gedineerd. Al Indische kost. Toen 'n ritje door Willemstad! Ietwat Europeesch van aanleg, maar echt Indisch van aanblik met al die zwarte kroeskoppen. Joopie was onder 'n hoedje te vangen, juist als in de straten van Barbados en Trini- ii f 11». lilt St. Josephsgesticht van Sta. Rosa. dad. Hij heeft 't er niet erg op begrepen, 't Is voor hem één groote familie van Zwarte Pieten ! En z'n gewetentje is niet zoo bar in orde ! Na den middag de vrouwelijke Koorenaars afgeleverd bij de Nonnetjes van Sta. Rosa. Ook per auto erheen. Maar die ontvangst daar ! 't Leek wel, of we de koningin in ons midden hadden ! Stel je voor : De heele voorzijde van 't huis versierd met draperieën, vlaggetjes en groen ! Daar tusschen, in groote letters : „Welkom!" Dat was natuurlijk niet voor ons bedoeld, de nonnetjes wisten niet eens, dat er Koorenaars op de wereld bestonden, laat staan haar te Sta. Rosa zouden bezoeken. Maar voor de twee zusters, die met ons de reis hadden gemaakt. Die waren in den morgen al begroet door de zwarte voogdijkinderen der Zusters en door de fanfare van de zwarte voogdij jongens van Scherpenheuvel. Ook nu stonden ze in twee groepen vóór 't huis. Sneeuwwitje en onze kabouter kregen er bijna 'n stuip van : Truusje van pret, Joopie van schrik. En meneer van Geulem was niet bij 'm ! En diep in z'n ondeugende rakkersziel was ie overtuigd, dat vader en ik z'n heele zondenregister kenden. Faute de mieux, zocht ie z'n troost bij mij !.... — Henkie ! —kwam ie lief, toen ie de jongens in de gaten kreeg, — Henkie, wat doen al die zwarte jongens daar ? — — Wel, die leeren allemaal om zwarte Piet te worden bij Sinterklaas !. . .. — Zwarte Piet ? — vroeg ie met trillend stemmetje. — Zóóveel ? — — Welja ! — zei ik met stalen snuit, — de wereld is groot, zie je, en d'r zijn zoo'n massa kindertjes, daarom heeft Sinterklaas ook 'n boel knechts noodig ! — — Oooo ! — Joopie zuchtte diep. Hij keek benauwd de heele groep langs. — D'r zijn al heel groote jongens bij ! — fluisterde hij nog onder 't uitstappen. — Ja ! — fluisterde ik terug, want ik vond 't maar veiliger, dat Moeder niet hoorde, wat ik broer wijs maakte, — ja, d'r zijn er bij, die heel binnenkort al zwarte Piet worden. — Bij dat ontstellende nieuws greep Joopie met z'n klammig rechterhandje mijn stevigen linkerpoot vast!.... Je kon immers nooit weten !.... 16 Truusje genoot. - Allemaal kleine én groote Chichita's, hé Moeder ? — Zij bezag alles uit 'n heel andervoogpunt, bleek wel. 't Was 'n éénig gezicht: De jongens, in hun lichte sport costuums, zwaaiden met hun witte petten.... De meisjes, in 't wit, wuifden met kleine vlaggetjes in de vaderlandsche kleuren en op 'n teeken van één der zusters klonk 't krachtig in goed Hollandsch : „Welkom op Curacao !.... Leve Holland ! hoera !".... Nou ben 'k niet zoo'n dweperig Nederlander-door-diken-dun dat m'n vaderlandsliefde maar dadelijk overkookt! .... Maar als je zoo in den vreemde 't rood-wit-blauw ziet wapperen, dan wordt 't je toch even week om t hart en je begint van zelf te neuriën : „Hollands vlag, je bent m'n glorie, Hollands vlag, je bent m'n lust! 'k Roep van louter vreugd victorie, Als 'k je zie aan vreemde kust! Op de zee en aan den wal Hollands vlag gaat bovenal!" 'k Heb dan ook dat „hoera !" niet mee geroepen, maar mee gebruld ! Vader niet minder en Joopie, die nota bene ! veilig tusschen ons in stond, begon te springen van den weeromstuit. Wat de negerjongens hartelijk deed lachen. — Ze lachen, Henk, Henkie, ze lachen !.... riep Joopie blij. 't Leek 'm een hoopvol verschijnsel ! ! Toen 't geroep stilviel, hoorde je duidelijk 't ,,0 ki boenita !.... ki boenita !.... x) van de meisjes, die onze.... „dames", zal 'k ze maar alle vier samen noemen (wel *) O hoe mooi ! hoe mooi! 17 komen Lou en kleine zus er nog niet voor in aanmerking.. Nee, Lou, jij ook niet, al kijk je me nog zoo dreigend aan !).. die onze „dames" dan, met de oogen verslonden." (Heet 't zoo niet in de boeken ?) We begrepen 't maar niet. 't Costuum — lichtgrijs voor Moeder en wit voor de anderen, behalve Truusjes rose haarlint — kon 't 'm niet doen. Later werd 't ons door de Overste duidelijk gemaakt. Voor de Curacaoërs is 'n blanke met 'n hoogroode kleur altijd je schoonheid. Je mag voor de rest op 'n orangoetang lijken of 'n bavianensnuit hebben, dat komt zoo nauw niet.... En onze „dames" zijn nog wel 'n tikje beter uitgevallen ! (Wat zeg jij, Lou ?) En ze hadden toevallig 'n kleur, of ze 'n uur lang als stokers bij 'n hoogoven hadden gefungeerd. Van de vermoeiende reis en de ongewone warmte, weet je ! Nou, over den smaak valt niet te twisten, zei.... ja wie zei 't ook weer ?.... N'importe !.... Truusje vooral had veel bekijks van de zwarte meisjes. Een zwartje zag 'k stiekem over zusjes lange witte haren strijken.... Een teeken van één der Fraters (d'r stonden er twee bij de jongens) en jawel, hoor! 't Eerste stukje muziek, dat we hoorden op Curacao, klonk ons ter eere !.... Gelukkig dat we geen van allen aanleg hebben voor hoogmoedswaanzin !.'... Toch had 'k gewild, dat 'n paar jongens van 't gym, Harks b.v. erbij geweest waren ! 't Was ook onze eerste nadere kennismaking met de zwarte jongens ! — Oenda bo ta bat ? *) klampte 'n nege- l) Waar gaat ge heen ? 18 rinnetje nu Sneeuwwitje aan. 't Was ook hier: „Les extrêmes se touchent," x) maar dan in letterlijken zin. - Wat zegt ze, Moeder ? — kwam zusje verlegen. — Ja, wat zegt ze ?. . . . - 'k Weet 't ook niet, kind ! — zei Moeder hulpeloos. — 't Kleintje vraagt, waar' U heen gaat, Mevrouw ! — vertaalde één der Zusters. — U hoort wel, dat ze heelemaal niet verlegen zijn en van de Hollandsche bescheidenheid hebben ze absoluut geen idéé, weet U. — Moeder moest er hartelijk om lachen. — Combai, senjorita? 2) - schoot 'n ander zwartje toe. Truusje lachte vriendelijk en keek maar met verwonderde vraagoogen. — U moet Hollandsch praten ! — zei de zuster heel langzaam. — Anders verstaan de dames je niet ! - Maar 't zwarte heksje sprong lachend weg. In 'n rij trokken de meisjes den hoek van 't huis om. — U hoort 't ! — zei Zuster. — In school moeten we 't onderwijs in 't Hollandsch geven. Voorschrift van 't gouvernement ! Maar buiten de school hebben ze maling aan de gouvernementeele wetten. Alleen als ze 's heel geleerd doen en met 'r eerste Hollandsche woordjes geuren willen, zullen ze Hollandsch praten. Maar dan ocharm, onze lastige moedertaal! — Vader gaf 'n flinke fooi aan één der Fraters, om de jongens te onthalen. Moeder informeerde bij de Overste, waar de meisjes blij mee te maken waren. *) Uitersten raken elkaar. 2) Hoe maakt u 't, jongejuffrouw ? 19 De Zusters lieten koekjes aanrukken (en goeie, hoor) met fleschjes limonade. Daar zijn de zwarten dol op. 'n Uur of wat later : „voedering der dieren" zouden ze op 't A'damsche gym zeggen. Maar we hebben dat schouwspel niet mee genoten, waren toen al weer in Willemstad. Kabouter Joopie had direct al z'n moed terug, toen ie 't huis van z'n beschermer in 't oog kreeg. Henk. Wat dunkt Je, Stanielief ? Kan Jij uit dat tamme zakelijke brokje dagboek in bedaagde-heeren-stijl onzen pittigen, guitigen ex-gymnasiast terug kennen ? Arme jongen ! Hij houdt zich dapper, maar 'k merk zoo duidelijk, dat ie nog niet op dreef is. Hoe kan 't ook, in twee dagen !.... Eigenlijk zijn we 't geen van allen, al houden we samen 'n stillen étalage-wedstrijd in moed en.... comediekunst. Juist als in onze laatste dagen te Amsterdam ! Ik hoop — laat 'k maar gerust schrijven : wij hopen — op beter, als we eerst maar 's weer „en familie" zijn. Gisteren zijn we voor 't eerst weer 's den heelen dag bij elkaar geweest. Te kwart voor vijven in den morgen stond meneer van Geulems auto al voor 't huis, (Te vijf uur begon hier in de parochiekerk de „nachtmis") om 't mannelijk deel der familie af te leveren. Joopie slaapdronken als 'n matroos boven z'n biertje, werd als 'n pakje slap goed door Vader aan Moeder overgeleverd, die 'm handig van z'n bovenpakje ontdeed en 'm toen vlug in d'r eigen bed stopte. Henk had den kabouter al bij aankomst „nog ontoerekenbaar" verklaard. 20 Ook Truusje sliep nog haar vasten kinderslaap en Zuster Alisa, die thuis bleef onder de nachtmis, om zoo'n beetje op de jongste voogdij kindertjes te passen, zou meteen ook 'n oogje op ons blanke stelletje houden. Zoo togen we dan met z'n vijven uit. Lou en ik hadden natuurlijk de andere drie er op voorbereid, dat ze onze versiering niet met critische Amsterdamsche oogen moesten bezien, maar zich liever de uitdrukking „roeien met de riemen die men heeft" moesten herinneren. Van ruikers is geen sprake. Je weet al, wat Lou van uit Barbados, meen ik, schreef: Afgesneden, bezwijken ze na 'n paar uur. Ook in water.... En óók bij 'n Kerstmistemperatuur !.... Want ja, Je kan niet gelooven, lieve Stanie, hoe vreemd 't ons, menschen uit 't „kliemerig klimaat" aandeed, toen we in plaats van 'n huiverkoude kerk met pas ontstoken centrale verwarming binnen te treden, ons al bij den ingang 'n broeiïgzwoele atmosfeer voelden tegenstaan. Maar om op de versiering terug te komen : Hier en daar hadden we 'n sierplant-in-pot staan, gekweekt door de Zusters, voor de rest alles kunstbloemen. Je begrijpt van Hollandsche soort en van Hollandsch fabrikaat. Die hebben altijd succes op 't bloemenarme Curacao. En de negers, die bijna geen bloemen kennen, staan opgetogen voor de witte seringen en chrysanten, meer nog voor de rozen in allerlei kleuren. Toch zagen ze die nu maar nauwelijks. Je moet weten, Stanielief, dat de Zusters kort te voren uit één harer succursaalhuizeri in 't vaderland een heel pak papieren guirlandes hadden gekregen, die mogelijk 21 dienst konden doen bij een of ander feestje van de kinderen. Nu kreeg me Lou onder 't sieren 't origineele idee, om die bonte dingen in bochten langs de muren van 't priesterkoor en ook rond 't kerststalletje te hangen. Ik durfde er niet aan, vond 't bijna zoo iets als 'n profanatie. — Kom —■ z^i Lou, — O. L. Heer weet wel, wat wij bedoelen. En als we nu toch de zielen der negers meer tot devotie kunnen stemmen en beter tot Hem kunnen brengen door die bonte slingers, zouden we 't dan laten, omdat onze verwende oogen ze liever niet zien ? Als Mr. Pastoor 't goedvindt, komen ze er hangen, wat ik je vertel i — Lou op hooge beenen naar de pastorie !.... Even later kwam ze terug met meneer Pastoor, die haar volkomen gelijk gaf. Aan Florence en Nènè zag ik ai dadelijk, dat Lou de negers goed had begrepen. De kostelijke verbazing van die twee, toen de platte pakjes langs de touwtjes los vielen in rolronde kleurige slierten !.... 'k Geloof dat ze dachten 'n heusch mirakel mee te maken. Maar o die gezichten en gebaren van stomme verwondering gisteren morgen, 't Duurde voor de meesten minstens 'n heel kwartier, eer ze over dat nieuwe ,,moois" heer waren. Je las 't ,,0 ki boenita !" in de blij-verwonderd opflikkerende oogen, in den voldanen lach om den breeden mond, maar vooral in de kinderlijke gebaren, waarmee ze elkaar wezen : „zie, zie dan toch !" Maar de vijf Hollanders — ik laat de Zusters buiten rekening, want die zijn er al eenigszins aan gewoon, behalve natuurlijk de twee met ons aangekomenen — de vijf Hol- 22 landers, zeg ik, hadden een niet minder verstrooid kwartiertje te doorworstelen. En dat wel, om — Je raadt 't nooit, üefste Stan, — om de kleeding der negers, der negerinnen vooral! Want ook hier slaan de dames in ij delheid 't record ! Ik zei Je boven al, dat Kerstmis het feest is op Curacao ! En nu mag dat waar zijn van de vrome gezindheid in hun zielen en harten — daar kan 'k nog niet over oordeelen ! Maar 't is vooral waar van den opschik, 't uiterlijk vertoon !.... Heusch ! Nooit zou 'k geloofd hebben, wat de negers op dit gebied presteeren kunnen, als'k't niet had gezien. Je zoekt natuurlijk bij dit volkje naar geen smaakvolle toiletten volgens onze A'damsche begrippen. En toch, ja.... hébben de negers wel wat smaak. En is 't ook wel zoo zeker, dat juist de Europeesche beschaving daarvan 't monopolie heeft ? Als 't maar bont en zwierig, maar vooral druk en ,,in de mode", is, dan is 't succes verzekerd. Gelukkig is wit de meest geliefkoosde kleur. Ik zeg „gelukkig," want dat kleedt de zwarten nog 't best. Zelfs de „heeren" doen 't in hun wit of hchtkleurig flanellen pak beter dan in 'n bruin of donkerblauw costuum, dat 'k hier "en daar bij uitzondering zag. Maar Je kan je niets uitbundiger-leehjk voorstellen dan een negerin, liggend onder haar beste tuigage, met veel kant — of wat er voor dóór moet gaan, — waar de zwarte huid van hals, schouders of armen doorheen kijkt. Om van te gruwen. Schrikkelijk is er niets bij ! Juist was 'k druk doende, om m'n Kerststemming zooveel mogehjk te redden, m'n geest te verheffen boven al die 23 groene en roode en blauwe en gele en witte jurken, en hem los te maken van al die kwikken en strikken en linten vóór en óm ons — want de „dames" groepten bij tientallen voor en naast onze bank op den kerkvloer, — toen 'k van weerskanten 'n elleboogstoot kreeg, 'k Zat tusschen Henk en Lou, die me allebei telegrafeerden : „Nee maar, nóu moet je kijken !" En ja, in de bank vóór ons knielt met veel beweging van ,,zie je me wel ?", onder drukke bereddering met haar blinkend-nieuw handtaschje — zilveren sluiting asjeblief! — een negerin neer.... 't Schepsel droeg zoo waar meters en meters gouden franje — heusch, Je leest goed, lieve Stanie, gouden franje, — zooals Je ze in A'dam ziet aan 't onder kleedje op de Communiebank, aan een tombekleed van 't altaar, aan 'n koorkap, enz. Ze hingen als een ceintuur om haar taille, aan den onderzoom van 't bovenkleed, ze vielen neer langs haar zwarte ellebogen, om haar zwarten hals. 'n Werkelijk kostbaar gezicht. 'n Twintig-, dertigvoudige zucht van verwondering volgde haar !.. .. Ik zelf stond verslagen over de vindingrijke ij delheid der Curacaosche „schoone". Want tot die keurbende zal de opgetuigde negerin hier stellig behooren, al kunnen onze Europeesche oogen in haar nu juist geen „beauty" zien !.... Over smaak valt niet te twisten !.... Dat moest 'k maar telkens weer denken in de kerk, dat schreef ook Henk in z'n dagboek van middag. Ik copieer straks dat brokje nog wel. Maar wat je te midden van zoo'n vreemde»xtnhollandsche omgeving weer zoo echt huiselijk aandoet, wat je je kind doet voelen van de ééne groote, liefhebbende Moeder, de 24 ééne roomsche Kerk, dat zijn de heerlijke plechtigheden van de H. Mis, 't groote Liefdegeheim, altijd en overal 't zelfde: hier...., in Holland...., over geheel de wereld.... En toen 't me helder bewust werd, dat God ook ontfermend neerdaalde onder deze arme zwarten en ook voor hun heil — zoowel als voor 't onze — Zijn kostbaar Bloed plengde, toen gaf 't me een vredig gevoel, dat 'k hen met ons één wist in geloof, hoop en liefde. Ik bad, bad.... inniger en hartelijker dan 'k 't misschien ooit deed.... Er was zooveel te zeggen,.... te vragen.... voor de dierbaren hier en ginds in 't verre, lieve landje aan de Noordzee. Ook Jij hebt goed je beurt gehad, Stanielief ! De plechtigheid verliep statig en ernstig, zang en muziek klonken vrij goed voor onze verwende A'damsche ooren, 't negervolkje, vooral 't vrouwelijk deel, dat ook 't best vertegenwoordigd was, leek ons vroom en ingetogen.... Zelfs de kinderen, onder 't waakzaam oog der Zusters, gedroegen zich stichtend. - Wat 'n troost en wat 'n geluk is 't toch roomsch te zijn, — dacht ik toen 'k bij thuiskomst de familiegezichten even monsterde. De groote diepe vrede van 't Kerstkindje had 'n blijde glans gebracht in al die lieve oogen. Die arme, lieve Lou zelfs zag er opgewekt uit, al had 'k er ook 'n eed op kunnen doen, dat 'k haar in de kerk zacht, heel zacht had hooren snikken. De eerw. Moeder had ons bij thuiskomst dadelijk naar de groote spreekkamer gebracht, waar de feestelijk voorziene ontbijttafel al wachtte onder de groote lamp beige : 't Klooster hier heeft enkel petroleumverlichting. 25 Toen we goed en wel begonnen waren — Henk had al met veel pathos verklaard, dat z'n kerststemming van een geweldig appetijtelijk soort was — kwamen, frisch en monter en keurig in de puntjes, Truusje en Joopie binnen aan de hand van één der Zusters. Truusje lief als altijd, Joopie met z'n cherubijnengezichtje, alsof de kleine schelm wist, dat dit 't meest geëigende was voor zóó'n dag. Een oogenblik stonden ze in de deur als twee allerliefste levende vraagteekens : zij omdat ze stond voor 't onbegrijpelijke feit, dat ook 't mannelijk deel der familie aanwezig was.... hij omdat ie maar niet snapte, waar 't vrouwelijk element vandaan kwam en waar wel z'n groote vriend, meneer van Geulem, was gebleven. Maar nog ingewikkelder was voor hem de puzzle, dat ie gisteren avond door mevrouw van Geulem was uitgekleed en te bed gebracht en zoo juist door 'n zuster was gewekt en gekleed. — Hoe kan dat nou, Moeder ? — bleef ie maar zeuren. Totdat Moeder 't hem voor de zooveelste maal met moederüjk geduld had uitgelegd. Ongemerkt was Lou opgestaan en verdwenen achter 't scherm, dat 'n hoek van de kamer moest afsluiten. Daar stond ons kerstboompje, weet Je ! Arme kale cactusplant met 'r spichtige vertakkingen, die ons sierlijk Hollandsch denneboompje vervangen moest!.... Ze lèèk er niet op !.... Maar we hadden ze zóó vol kaarsjes gezet, zoo druk omslingerd met goud en zilverpapier, zóó van alle kanten behangen met allerlei pakjes, dat de kleintjes er geen oogen- 26 blik erg in hadden, dat 't geen „heusche kerstboom" was. Ze waren in de wolken met hun cadeautjes en wij niet minder, want die lieve Moeder had stilletjes gezorgd, dat we allen een klein souveniertje hadden van ons eerste Curacaosch kerstfeest. Gelukkig dat Vader voor Moeder wat had gekocht, anders had die lieve zelfverloochenende ziel er alleen met leege handen bij gestaan. Want — schande genoeg! — Lou noch ik hadden er aan gedacht ! Zeg, lieve Stanie, wanneer zullen wij, jongere menschen, toch eens de zelfvergetende liefde en zorg der ouderen leeren ?.... Komt dat zoo van z^lf met de jaren en.... de omstandigheden ?.... 't Was te wenschen, want 'k ben en blijf zoo wanhopigegoïstisch !.... Nu nog even 't beloofde stukje ,,dagboek" van Henk. Willemstad, 26 Dec. 1923. Zalig Kerstfeest aan elk, die zich verwaardigt dit blaadje te begrazen !.... Wij hebben onzen eersten Kerstmis op Curacao achter den rug. Zalig en.... gezellig ! Twintig graden boven mijn verwachting, die zoo wat bij 't nulpunt stond. 't Begon met de réveille 's nachts om half drie door van Geulem's zwarten bediende, die me kordaat en eerlijk bij m'n vlerken pakte (wat 'k hem had verzocht, want 'k slaap als 'n vleermuis in den winter) en me in 't volle electrisch licht rechtstandig voor den spiegel plantte, (wat 'k hem niet had verzocht). Toen ie dat kunststuk had geleverd, 27 verdween ie met 'n,, A merry Christmas, master Koorenaar!'' en 'n breeden lach op z'n negersnoet, van de vlakte.... „Rakker!" gooide ik 'm na. Maar 'k moest toch ook lachen. Dan had 'k al dadelijk 'n aandoenlijken uitkijk op 'n jongmensch in lichtblauwe pyjama, waarboven een landerig lui gezicht, dat aan 't oppereinde schuil ging in 'n woesten haardos.... „Verheffend" is eenigszins anders. Nauw had 'k de identiteit van dat jongmensch in de smiezen 1), of 'k verdween in de badkamer naastaan voor een vijfminuutsche plons-en-plas-beweging — véél tijd was er niet ! — Toen nog 'n koude hoofddouche en 'n kwartier later stond op dezelfde plaats de dagwakkere Henk Koorenaar, zooals 'k 'm al jaren ken. Uitgezonderd dan 't roze flanellen pak, dat tot z'n Indische uitrusting schijnt te behooren en dat ie dien morgen voor 't eerst droeg. Z'n spiegelconterfeitsel leek me niet erg ingenomen met de kleur, 'k denk, dat ie 't „te damesachtig "staan vond. — Zal wel wennen ! — zegt men. Volgde 'n heerlijke autorit door den zoelen nacht onder een betooverend-prachtigen Indischen sterrenhemel. 'k Was blij, dat Joopie sliep en onze stemming niet storen kon. Want ook Vader was stil en onder den indruk, geloof ik. Nooit heb 'k me beter 't „Gloria in Excelsis !" der Engelen op de Bethlehemsche velden kunnen voorstellen. Of beter de beteekenis begrepen van dit woord : ,,De hemelen verkondigen Gods glorie en 't'uitspansel verkondigt de werken Zijner Handen." V) In de smiezen — in de gaten. 28 Je gelooft misschien niet aan zoo'n meditatie van 'n gymnasiast h.... Mijn zorg, hoor !.... Maar 'n vierdeklasser hèèft wel 's sèrieuse óogenblikken. Om eerlijk te zijn, beken ik, dat in de kerk — schande dat 'k 't zeg ! — al m'n ernst op de vlucht ging. Good gracious, die negerinnen in gala !.... Om er op één slag doofstom bij te worden, 'k Denk er gewoon niet over, om al die énormiteiten te gaan beschrijven : 'k Heb nog geen ambitie om me onsterfelijk belachelijk te maken. En 'k weet voor geen honderdste part, hoe 'k al die spullen zou moeten noemen. Da's wel iets voor Jo of Lou. Alleen wil 'k maar zeggen, dat 'k de zwarte „dames" onuitsprekelijk leelijk vind, als ze zich „mooi" hebben gemaakt, zooals dat nu 't geval was. En dan moet je weten, dat ze liefst 't heele jaar krcm liggen, om zich die weelde te kunnen permitteeren. Gelukkig voor de arme schepsels, dat ze bewondering genoeg binnenhaalden, allereerst van d'r soortgenooten en dan beslist ook van de zwarte heeren, zoodat 'k er een vaag idee van heb, dat ze om de mijne niet zoo heel erg verlegen gezeten hebben. Jammer genoeg heeft die tentoonstelling me meer dan 'n half uur moeite gekost, om weer eenigszins in m'n autoritkerststemming te komen. De plechtigheden waren mooi en vol stemming, zooals altijd, wanneer ze met roomschen eenvoud en roomsche vroomheid gestempeld zijn. Voor de „versiering" (de pretentie, die er in 't woord ligt, komt niet van mij, beste menschen !) voor de „versiering" van Jo en Lou kneep 'k stevig m'n oogen dicht 29 en 'k heb me getroost met 'n spreekwoord, waar van „roeien" en „riemen" in komt, zooals Jo verzocht had. 't Was vol en benauwd in de kerk. De Curacaosche negers zijn iets minder dan van een doorsneevroomheid. De negerinnen hebben me bepaald gesticht. Sommige mannen komen alleen bij hooge feesten in de kerk : Kerstmis, Paschen en ook wel op 't laatst van de vasten, omdat de paaschbiecht in aantocht is !.... Gelukkig zijn de niet-kerksche negers ver in de minderheid, zooals ons verzekerd werd door iemand, die 't weten kan. In de nachtmis zag je „de heeren" bij tientallen staan of knielen : de zwarte nekken vastgeschroefd in manchethooge boorden, (de gemakkelijke slappe boord gaat er hier nog niet in) en dan vooral schoenen !.... Gloednieuwe, blinkend-gepoetste, nauwsluitende schoenen : het negerideaal ! Na de nachtmis 'n allergezelligste koffie-ontbijttafel en 'n kerstboom^/e voor Truusje en Joopie !.... Och arm ! 'k Weet nog niet, wat voor 'n mispunt van 'n plant er voor door moest gaan. Maar ze genoten en daar ging 't toch om.... En heel eerbiedig zongen we onze kerstliedjes voor 't bordpapieren stalletje-met-toebehooren. Joopie's humeurtje was wattig en met veel bravour kwam ie me vertellen : „Ik ga straks misschien wel spelen bij de kleine zwarte Pieten !" (Van dat idee kan ie maar niet los !) En toen heel genadig : „Jij mag ook wel mee, Henkie !" „Gedeelde vreugd is dubbele vreugd", denkt de kabouter, „en gedeelde schrik.... Een prettige verrassing : Van Geulems car komt vóór, 30 Joopie resideert al op de kussens. Adieu !.... We gaan uit rijden!. Henk. 28 Dec. '23. Je neemt 't wel niet kwalijk, Stanielief, dat 'k gisteren mijn schrijf uurtje besteedde om m'n bijdrage voor den familiebrief aan Grootma te leveren. Da's een heele plechtigheid geweest. Gisteren avond heeft Vader de manuscripten in Willemstad gepost. We hopen nu maar, dat de lieve ziel ervan zal genieten. Zoo juist komt Henk per fiets binnenvallen, met twee nieuwtjes tegelijk : Vader heeft 'n huis gehuurd in Willemstad en Lou heeft 'n brief van de „Compie". Dus na zonsondergang : 'n Hollandsch leesavondje ! „Benieuwd, wat die kinders zullen opdisschen !" zegt Henk groote-menschachtig, fluisterend achter m'n stoel. 'n Goeie lobbes toch ! Hij is me warempel vijf keer op z'n eentje naar 't postkantoor geweest, om naar een brief voor Lou te informeeren Er mocht eens 'n boot met de mail aan boord gearriveerd zijn ! Je hadt z'n gelukkigen jongenslach moeten zien, toen ie de hjviguitziende enveloppe aan Lou gaf. - Van de Compie ? — schrok zus op. — Ja gerust ! 't is Dikkie's hand! O Henk, dankjewel!—en spontaan sloeg Lou d'r armen om z'n hals en gaf 'm 'n klinkenden zoen. - Loop met die malle meisjesfratsen! —zei-die verlegen, zich onbeholpen van d'r losmakend. Lou gaat naar 't klapperboomen-zitje in den tuin. Om 3i eerst alleen te genieten Moeder en ik vertrekken met Henk naar Willemstad om 't huis te gaan.„keuren", Vader vraagt ons. Dag Stanielief! Tot 'n volgenden keer. Gelukkig, dat 'k m'n hart-tot-hart-vellet je vol heb. Nu kan 'k alles meteen posten. Een zeer zalig Nieuwjaar in de gezegendste beteekenis, hoor! Voor Je zeil en allen, die Je lief zijn. Daag! Yours truly. Jo- Uit Henks' Dagboek : Willemstad 29 Dec. "23. Gisteren heeft Vader een huis gehuurd met bedienden erbij. Een mannelijke zwartsnoet en een zwart vrouwelijk exemplaar. Wat zal Joopie 't benauwd krijgen ! Vandaag heeft er 'n grondige schoonmaak plaats, volgens Hollandsche zindelijkheidsbegrippen, asjeblief ! en dat zegt wat! Alles geschiedt onder 't waakzaam-spiedend oog van Jo.Ook Lou neemt zoowaar een air aan, of ze er iets van weet»!./-... en er beslist aan te pas komen moet. Och arm !.... Ik voor mij beschouw 't bij Lou als 'n uitvloeisel van vergeeflijken ijver voor 't heil der gemeenschap. Vader en Moeder zijn op meubels uit naar 'n magazijn 't Jonge geslacht Koorenaar. probeert-jn de achtergalerij onvermoeid, of 't zich niet in 't zweet kan draven, wat na eenige flinke pogingen onder de indisch-fel brandende zon vrij zeker gelukken zal. Wel bekome 't hun !.... Soms doen ze kleine inspectietochten in den tuin. Zoodat 32 Koorenaar Junior ongestoord kan genieten van de eenzaamheid zijner kamer en van zijn dagboek. 'k Heb ongelukkig genoeg bitter weinig te vertellen vandaag. Als 't eenigszins kan, zullen we morgenavond, en anders toch zeker overmorgen overnachten in 't nieuw tehuis. 'k Heb nu pas 't genot en de waarde van een eigen „home" leeren beseffen. Heel graag ging 'k even 'n kijkje nemen, maar 'k ben bang van m'n zussen, die bij zulke gelegenheden nog al 'n heerschzuchtig temperament over zich hebben. (Ja Jo! Echt waar, Lou !) En zoo blijf'k maar buiten haar gezichteinder, 'k Ga m'n „Merry-Christmas-"wekker eens opzoeken. Die is soms met z'n Engelsch-Hollandsch-Papiamentsch taaltje heel goed te genieten. Henk. Op Curacao. 33 3 Uit Lou's Dagboek. Santa Rosa 30 Dec. '23. Eindelijk, eindelijk, eindelijk ! 'k Had 't wel willen uitbazuinen, toen Henk — die goeierd! — me 'n brief van de Compie uit Willemstad meebracht. Niemand wist hier, hoe intens ik er naar verlangde ! . . . . Nu mogen ze 't voor mijn part allemaal weten. Op de boot, met Elly Drawers bij me, moest ik me heusch ooit schamen bij mezelf, omdat 'k de Compie zoo weinig miste. Hier werd 't op één slag anders. Inwendig was 'k werkelijk half ziek van narigheid om die drie, vooral om de leuke Dikkie, die zoo echt hartelijk zijn kon, ook in haar dolste oogenblikken. En nu drie heerlijke, leuke, schattige brieven ineens, 'k Heb ze gelezen en herlezen, er bij gehuild en gelachen, en kostelijk van genoten ook !.... Morgen als we zoo'n beetje op dreef zijn of hopen te zijn aan „onzen eigen haard" (och wanneer zullen we weer eens bij 'n gezellig-warme Hollandsche kachel zitten ?) morgen houdt de Hollandsche familie Koorenaar een „Hollandschen Leesavond," waarbij natuurlijk de Compie met 'r hartsgeheimen voor 't voetlicht komt !.... 34 Benieuwd hoe Henk vooral over ze denken zal. En ook hoe hij als voorlezer ze ons te genieten zal geven. Arme Leo, wat zal je d'r an moeten!.... Tot morgen dus ! Lou. Willemstad 31 Dec. '23. D'r is niets van 't brieven voorlezen gekomen. Te veel drukte te St. Rosa en hier !.... Goddank de familie weer vereenigd ! Nog wel vreemd in 't nieuwe huis. Truusje en Joopie schijnen echte cosmopolieten,.... zijn al volkomen in hun schik en leggen zich van ganscher harte óp allerlei ondeugende streken toe. Lou. 1 Jan. '23. Eerste dag van 'n nieuw jaar op Curacao !.... 'k Hoop, dat O. L. Heer 't tot 'n gezegend en gelukkig jaar zal maken voor allen, die me lief zijn, hier en in 't vaderland Ook voor mezelf !.... Lou. 2 Jan. '23 Zoo juist de leesavond beëindigd. Ik moet er iets van toevertrouwen aan mijn dagboek, 't Was zoo eenig, zoo ,,bi" ! En die Henk onder 't lezen ! Toen ie 'n paar regels van Leonie had laten hooren, vroeg ie om 'n stijven hoogen boord en 'n wit dasje. „Zoo'n brief lees je niet voor in 'n daagsch grijsflanellen pak !" zeid-ie of ie 't meende. Vader zat soms te schudden, als Henk op hoogdravenden 35 déclamatie-toon al die malle woorden stond uit te galmen met 'n gezicht als 'n Amsterdamsche huilebalk. Van Ria's brief hebben we met z'n allen genoten, bij die van Jet in koor gewoonweg gebruld. Er werden tranen gelachen en Henk stond te stampvoeten van pret. „Da's 'n eenig-leuke, die Dikkie !" bewonderde hij bij 't teruggeven. Ik plak nu de drie brieven in m'n dagboek, om ze des te zekerder te bewaren. Maar 'k hoop, dat Jo dit stukje dagboek niet naar Stanie zal schrijven, 't Zou me echt spijten, als Leonie er door gehinderd zou zijn. Ze bedoelde 't te goed om uitgelachen te worden. Maar dat ze toch niet inziet, dat ze met 'r oudbakken, beschimmelde stijl buiten onze. tegenwoordige frissche taal staat !.... Hier komen ze : Amsterdam i Dec. 1823. De Compie aan haar zeer geëerd en ver verwijderd Lid, Mejuffrouw Louise Koorenaar. Lieve, lieve Lou, Met zware harten, nog vochtige oogen en bedauwde aangezichten zitten we hier in 't „vergaderlokaal", om Je in den geest te volgen op „de uitgestrekte en wellicht ook woeste baren der zee." (Zijn ze heusch woest, Lou ? We hopen 't niet!) Dat tragische begin is nu van Leo, die altijd nogal zwaar opdehand is, weet Je wel! Dikkie en ik hebben er om gelachen, maar Leonie vindt 't prachtig en — zegt ze — we hebben immers vrijheid van drukpers hier in Nederland 36 en ,,ieder vogeltje schrijft zooals 't gebekt is", ('k Wou, dat ik 't eens zag !) Ja Lou —Je moet aan 't schrift maar zien, wie de woordvoerdster is, want we hebben 'n herrie gehad van je welste — een vergadering van S.D.A.P.'ers is er niets bij ! — Ik vond 't wat eng, om maar dadelijk over die huilerige oogen te beginnen. We hadden ze wel, o meer dan mooi genoeg, maar 't gevaar, zie je, om dan opnieuw te gaan grienen. Daar waag 'k me niet aan ! 't Is zóó al erg genoeg, want, Lou, we missen Je vreesehjk! Als drie saaie Pieten zitten we bij elkaar! En de vergadering wordt onveranderlijk geopend met : „Waar zou Lou nu zijn ?" We meenden je denzelfden avond al te schrijven, maar jawel! Bij thuiskomst van de boot (— en bij wijze van troost-in-droefheid om je heengaan, waren we extra laat bij elkaar gebleven —) bij thuiskomst dan, vonden we elk een briefje met 't opgegeven huiswerk voor twee avonden : 2 stel sommen, elk van vier, een opstel in 't Nederlandsch te kiezen uit 3 titels,.... een fransche, een duitsche en een engelsche thema. Goeie morgen !.... Torn daar maar eens tegen op !.... Dan ging je eerste halve vrije dag er ook nog aan !.... En die wilden we juist eens heerlijk voor Jou besteden, Loutjelief Die Ria blijft aan den gang, maar 'k heb ze de pen ontgrist en toen hebben we nagels met koppen gemaakt. Ik, arme Dikkie, zou anders nooit 's een beurt krijgen. Ziehier de nagels, lieve Lou : Elk Compielid schrijft thuis een brief zoolang en zoo dramatisch of zoo knus, als ze zelf wil. Nou nog de koppen : We hebben 't nieuws onder elkaar verdeeld, jij dit, jij dat !.... En daar moeten de 37 anderen dan afblijven, anders kreeg jij, Lou, misschien een eerste en dan nog een tweede „verbeterde" uitgaaf. Daar gaan we ! We zullen elk vrij oogenblikje benutten, maar we komen stellig niet klaar, voor Zaterdagnamiddag 8 Dec. En intusschen vertrekt de mail en zal Jij in de eerste dagen op Curacao vergeefs op ons wachten. Maar we zullen je schadeloos stellen met propvolle velletjes. Léonie, Ria, Dikkie. BRIEF I. Léonie Helink aan Lou Koorenaar. Lieve Vriendin, Eindelijk zijn we na veel discussies en beraadslagingen (Ria schreef „herrie", maar dat vind ik niet „staan" zoo'n woord in een heuschen brief !) tot 't besluit gekomen, dat 't ongetwijfeld beter zijn zal, om elk voor zich te zorgen en haar eigen stijlproduct te leveren. Ik verheug me daar oprecht om, want Je weet, lieve Vriendin, dat ik inderdaad niet sympathiseer met die losse en slordige schrijf-zooalsje-spreekt-methode, om zijn gedachten te vertolken, noch ook met dien holderdebolder stijl, dien sommige meisjes er op na houden. Ik kan maar niet begrijpen, hoe Zuster Frumentia aan zulke wanstaltige geesteskinderen een 8 of 9 of 10 soms kan wegwerpen! U weet, lieve Lou, dat ik bij de goede oude Zuster Stéphanie steeds tot de beste stijlisten der klas werd gerekend, om wille van mijn prachtig-gebouwde volzinnen en mijn aldus genoemde „parlementaire uitdrukkingen." 38 Ik vraag U dan thans ook in gemoede, waarom bezit onze mooie Nederlandsche taal zulk een rijken woordenschat, als de eigen kinderen des vaderlands dien taalschat niet met hun handen beroeren mogen ? Openhartig gesproken vind ik het zoo onuitsprekelijk jammer, dat wij b.v. woorden als „evenwel, nochtans, desniettemin, nademaal, weshalve, deszelfs en dergelijke" niet meer gebruiken mogen. Ze schenken zoo een bij uitstek deftig cachet aan onzen stijl, dat ik in hooge mate geneigd ben, om dezelve in mijn privé correspondentie naar hartelust aan te wenden, teneinde daardoor — helaas slechts volgens mijn zwakke krachten — mee te helpen, om onze woordenrijke, deftige Nederlandsche taal te handhaven op de plaats, waar zij eertijds zetelde en vanwaar men haar poogt weg te sleuren naar de slopjes en steegjes onzer Amsterdamsche achterbuurten. Zuster Frumentia beweert wel, dat er een midden is tusschen die twee uitersten,.... maar och, .... enfin, laten we er hier 't zwijgen toe doen ! Gisteren, lieve Vriendin, is het ongewone feit voorgevallen, dat mijn inderdaad weldoordacht en ook weldoorwrocht opstel betaald werd met een vijf, terwijl het stuk, hetwelk door „our mutual friend," Jet, was samengeflanst, bekroond werd met 'n negen !.... Toen wij daarover in 't vergaderlokaal van gedachten wisselden, vroeg Jet mij in ernst, of ik nu heusch iederen dag met een dominee dineerde. Jet is een goed kind, maar desalniettemin kan ze vaak zeer vreemde uitdrukkingen bezigen. Want toen 'k haar vroeg, hoe ze toch aan dat onmogelijke idee was gekomen, 39 ontving ik ten antwoord : „Wel, je opstel lijkt me net zoo zalvend als de preek van dien dominee, dien 'k soms door 't radiotoestel hoor, als de Hilversumsche Omroep gaande is." Ik verklaar U, dat ik gevleid was met de vergelijking. Daarom hernam ik dan ook : „Ik dank je, Jet, voor dien hoogen lof." Volgens haar zeggen vond ze dit „om te brullen", weshalve ik dan ook een eind maakte aan het twistgeding. Ook heeft zij dezer dagen een vers ,,gezegd" van iemand, met wien ze scheen te dweepen, indien ik haar althans goed heb begrepen, Maar die stof is contrabande voor mij, het is Ria beschoren U dit uitvoerig mede te deelen. Maar gaan wij nu met onze gedachten terug naar het treurig oogenblik van Uw afvaart naar de West!.... Toen wij U daar voor 't laatst aanschouwden, lieve vriendin, aan boord van het majestueuze zeekasteel, en het zilte nat in stroomen langs Uw gelaat zagen biggelen, toen konden ook wij onze tranenbeken niet langer tegenhouden, zoodat zij weldra buiten hare oevers traden. Sinds dat droevig oogenblik toeven wij met onze gedachten vaak op den grooten wijden waterplas, om U met Uw dierbare naastbestaanden in den geest te vergezellen over de deinende golven. Zoolang als U daar rondzwalkt, lieve Lou, zullen wij, d. i. Uw trouwe Compagnie (ik vond „compie" nooit een mooie afkorting !) eiken dag voor U tot de H. Tafel naderen en dan telkenmale het „Ave Maris Stella" voor U ten hemel zenden, opdat U in veilige haven moget aangeland zijn, als Uw dierbare blikken op deze onze brieven zullen rusten. Wees derhalve zoo vriendelijk, lieve Lou, ons onmiddel- 40 lijk van Uw behouden aankomst in kennis te stellen. Totdat deze heugelijke tijding ons bereikt, zullen onze verlangende oogen steeds westwaarts over de Noordzee schouwen. Van ondergeteekende en derzelver ouders, broeders en zusters kan ik U — Gode zij dank — de meest geruststellende berichten geven. Ook Uw lieve Grootma verkeert in blakenden welstand, ondanks de lasten des ouderdoms. Steeds ontvangt zij de compagnie met groote vreugde en wij bewonderen om het zeerst haar vredige opgewektheid en hare tegemoetkomende vriendelijkheid voor jongedochters, zooals wij. Van school of stad heb ik U weinig belangrijks te vertellen. Wel hebben zich sinds Uw vertrek een paar incidenten voorgedaan onder klastij d, één van tragischen, één van comischen aard. 't Eerste zal ik U meedeelen, terwijl Jet het andere ter Uwer kennis zal brengen. U herinnert zich nog, dat de goede Zuster Amalia vaak in de school verscheen met een gelaat, waarop de duidelijke sporen van een gunstiglijk doorgestane ongesteldheid en verregaande zwakte zichtbaar waren. Zoo was 't ook eergisteren morgen. Tegen Rosi Scheurland, die nu naast mij is gezeten, reciteerde ik half luid uit De Genestet's „Haantje": „Maar 's morgens van dat bleek gelaat „Ontstelde wie haar zag." De rekenles nam een aanvang. Maar nauwelijks waren we in 'n 2e-machtsworteltrekking verdiept, .of plotseling slaat Zuster Amalia de armen in de lucht, 't krijt beschreef een parabool door 't lokaal en langs 't bord wegzakkend, viel de Zuster met een akeligen plof ter aarde. 4i Wel kwamen drie of vier der grootsten ijlings toegesneld, maar 't was te laat. Zuster Amalia lag daar voor ons uitgestrekt, als ware het 'n doode. O, lieve Vriendin, U kan zich onmogelijk de plotselinge ontsteltenis en verwarring in de klas voorst ellen. Hartroerende uitroepen van ,,o, o, zuster valt dood !" en meer dergelijke kreten klonken door de lucht, sommigen slaakten hartverscheurende gillen, maar de zeer verstandige Mien van Handelen begaf zich in allerijl naar de tweede klas om derzei ver onderwijzeres te waarschuwen. Deze kwam spoedig opdagen en met behulp van eenigeleerlingen en Zuster Emerentia, die inmiddels was komen zien, wat er mocht hebben plaats gegrepen, werd de arme zieke op een stoel getild en weggedragen. Sommigen onzer waren door dit droeve voorval tot tranen geroerd, want Zuster Amalia was ten zeerste onder ons geliefd. Nietwaar, Lou, U zelve droeg haar een warm hart toe. Sinds dat noodlottig tijdstip hebben wij 't heuglijke nieuws vernomen, dat de arme Zuster herstellende is en wellicht na eenige dagen rust wederom hare lessen zal hervatten. Nimmer nog hoop ik getuige van een dergelijk tooneel te moeten zijn ! En nu, lieve Vriendin, is helaas ! mijn beschikbare tijd ongeveer verstreken. De avond van onzen vrijen Woensdagnamiddag begint te dalen en morgenochtend negen uur — zegt Vader — sluit de mail voor West-Indië. Dit eene nog : Mogelijk zal mijn brief aanmerkelijk korter zijn dan die der twee anderen, maar, naar ik met zekerheid mag hopen, ook aanmerkelijk beter, wijl ik met de uiterste zorg de mooiste en welsprekendste woorden heb 42 mm—niiiiiiiiii tui 1 Uil «MBiCMraMEaHaai uitgezocht en mijne zinnen zorgvol heb gevormd, om U, lieve Lou, nog eens van een stukje goed Nederlandsch te doen genieten. Dit is dan ook de reden, om welke mijn schrijven minder lang is dan dat onzer twee vriendinnen. Ik troost mij met de gedachte, dat 't U ongetwijfeld even aangenaam zijn zal, want „Niet het vele is goed, maar het goede is veel." Volgens onze beloften bevelen wij U en Uwe dierbaren, zooals ik U al schreef, dagelijks aan de Sterre der Zee, de H. Maagd! Moge Zij U beveiligen gedurende den gevaarvollen tocht over den zwalpenden oceaan en U spoedig behouden terugvoeren in onze armen. Och, lieve Lou, met een treurend hart groet ik U en Uwe hooggeachte familie en roep U een welgemeend „Tot weerziens toe !" Ik omhels U innig. Uwe U eeuwig toegenegene Léonie. P. S. Ria en Jet zijn gekomen met haar brieven, om ze samen te verzenden, hetwelk voordeeliger is. Gelukkig had ik den mijnen geëindigd, want met Jet bij me, zou ik onmogelijk zoo prachtig hebben kunnen stellen. Haar brief is een echt misbaksel van samengeflanste onmogelijke en vooral onverdraaglijke taaibuitensporigheden. Ze vraagt, of ze aan mijn brief 'n paar regels mag toevoegen, wat ik haar welwillend toesta, al is 't maar alleen uit nieuwsgierigheid naar hetgeen er komen zal. Léonie. „Ach, lieve Lou," hoe bitter beklaag ik Je simpel taal- 43 maagje, „hetwelk" zulk een zwarckeiensoep te verorberen krijgt. Wel bekome 't je ! Gunst, gunst, en dat 'k nou pas weet, wat 'n geleerd lid we in de „compagnie" hebben. Ik voel me als een pieterig bewaarschooljochie naast een geleerden professor.... als een heel kleine erwt naast een dikke groote boon. Daaag, daaag ! Je Jet. BRIEF II. Maria v. Heusd aan Lou Koorenaar. M'n lieve Lou, Hè, nou heb 'k Je 's heelemaal voor mij zelf! Ik denk, dat Je hier gezellig bij me zit in den hoek van de vensterbank daar.... je gewone zitje, als je in mijn hokje kwam! Geloof Je, Lou, dat ik er iets héél, héél liefs voor over zou hebben, als Je er nog 's zitten kon ?.... Zooals we al schreven : we missen Je vreeselijk! Heel den dag dóór zijn we met onze gedachten bij Je (Jij ook bij ons ? .... of neemt 't nieuwe Je al totaal in beslag ?....) We zitten al met elastieke halzen uit te zien naar Je kaart uit Dover. Die van IJmuiden hadden we 's anderendaagsmorgens al. Dank, hoor Loutje! Maar 'k vergeet, dat Je misschien al vreeselijk zeeziek te bed lag toen Je bij de Engelsche kust aankwam. Zie je, dat vind 'k nou juist 't akeligst van alles, dat we nu voortaan zoo drie- of eigenlijk zes- weken in 't verleden moeten gaan bij 't lezen en even zooveel in de toekomst bij 't schrijven van 'n brief. 44 Hoe 't gaat met ons drietjes ?.... Ja, eerlijk gezegd maar zoo-zoo. De fut is er zoo wat uit. De compie bestaat op 't oogenblik uit 3 flauwerds, die niet juist weten, waar ze 't hebben. Alleen op school, geloof ik, dat ze ons interessant vinden, als drie vriendinnen van 'n meisje, die een groote zeereis doet. En dikwijls komen ze af met de vraag : ,,Nog niets van Lou gehoord ?" of : „Waar is Lou zoo ongeveer op den grooten plas ?".... Dikkie is onvermoeid om dan op 't kaartje de reisroute uit te duiden en ze heeft ongemeene belangstelling van rondom. Dan moest Je eens kunnen zien, Lou, hoe beslist ze aanwijst: „Gisteren, den ien Dec. waren ze te Dover, vandaag passeert de boot Boulogne, en morgen is hijbijQuessant." Alles met 'n hoogwijzen snuit en pas op, als er iemand tegenop komt. Van morgen had Je de poppen aan 't dansen. Jet schrijlings op een bank in den hoek van de speelplaats, met 't onafscheidelijke kaartje, waaraan Je heel duidelijk zien kunt, wie er over baast, vóór haar uitgespreid. Vijf, zes 3e-klassers om 'r heen. Opeens krijgt Jenny Terhulst 't in de gaten. Zij erop af. Eventjes geneusd, wat er te doen was, toen.... „Phoe !.... alwèèr Curacao ! Curacao, Lou Koorenaar und kein Ende!.... ,,Je kan wel zien, dat die compie niets gewoon is. Toen ik m'n vacantie in Noorwegen heb gehouden, heb ik er absoluut geen drukte over gemaakt .... Niet eens aan gedacht !.... Da's héél gewoon tegenwoordig !".... En Jenny trekt 'r preutsch mondje in 'n ,,'t-zou-ookwat" vorm. Dikkie krijgt bijna een stuip van drift : „O zoo, heel gewoon ?.... Ook voor jou ? En waarom heb je 45 er dan vandaag voor den twintigsten keer mee gegeurd ? Tegen mij alleen wel twintig keer, zegge.... twintig.... keer!" stampt Dikkie eruit, heesch van kwaadheid, 'k Heb haar toen weggetrokken en met Leo geprobeerd, om haar wat neer te zetten, want ze stond waarachtig op 't punt om die Jenny aan te vliegen. Nou, Je weet, Lou, 't is een bazig nest en jaloersch erbij. Daarom kan ze ons gesol met de kaartjes niet uitstaan en daarom hebben wij — heel braaf — besloten om ieder plaatje of kiekje, dat Je ons sturen zult, behoorhjk'onder Jenny's deftig neusje te steken en hoe meer ze zich dan ergert, hoe liever wij 't hebben. Leelijk hè ?.... Och ja, Je weet wel, dat we nu juist geen heiligjes zijn en er ook .niet voor poseeren willen. En „absoluut geen drukte gemaakt over dievacantie-in-Noorwegen" \ ! Wel allemenschen, daar kan Je nog van meepraten, Lou ! — Hoe dikwijls hebben we 't ijdele nest van ons wèggezwegen en wèggelachen!.... Je herinnert je toch nog, hoe geduldig we eerst hebben geluisterd,.. hoe belangstellend we toen hebben geïnformeerd naar dit en dat, al kon 't ons per slot geen twintigste part van een snippertje schelen (we hadden immers toch geen van vieren 'n rijken peetoom, die ons zbo'n reisje cadeau zou doen).... en hoe stevig we ten laatste zaten te zwijgen, kwartieren lang, om 't schaap maar te doen begrijpen, dat we meer dan genoeg hadden van d'r „lieve, prachtige, onvergetelijke Noorwegen." En nu zouden wij niet 's mogen geuren met jou Curacao ! .... We zijn niet van plan om daar Jenny verlof voor te vragen. Dikkie allerminst. Tegen Jou gezegd, Lou, is Dikkie mij soms een groot raadsel. Ze kan 't eene uur diep neer- 46 slachtig zijn en 't volgend uur ook weer zóó uitgelaten-dol, dat't Je boven depetgaat. Zoob.v. eergisteren. In den voormiddag was zij erg stil, benauwend-stil. 's Namiddags haalt ze me de stuip uit, die ze Je zelf zal vertellen en die aan menig meisje van de 3e bijna 't leven koste. Of door den schrik óf door 't lachen. We hebben genoten !.... Na die gezellige scène en de behoorlijke napret, komt ze ons verrassen met 't nieuws, dat ze zich zoo iets begint te voelen als.... „dichteres bij de gratie Gods." Ze heeft eenige afleveringen van 'n nieuw tijdschrift te pakken gekregen. „Nieuw" is eigenlijk te veel gezegd, maar 'k geloof, dat 't toch eenige maanden voor Je vertrek uit „das liebe Vaterland" pas geboren werd. 'n Vreeselijk gewichtig-doend en .... natuurlijk ook zoo uitziend tijdschrift. Maar Je begrijpt, dat wij al die geleerde en hoogwijze dingen aan onze laarzen lappen !.... Zullen redactie en auteurs benauwd om zijn, zeg ! Maar Je weet, Lou, Jet krijgt wel 's meer 'n onmogelijke bevlieging. Zoo heeft ze zich dan ook eergisterenavond aan dat tijdschrift vergaloppeerd. En liefst nog wel aan de „verzen" van.... Tja, hoe heet ie ook weer ?.... Never mind,*) We hadden 'n niet-zeer-geanimeerde-vergadering" (zeg 'k zóó goed, Lou?....) van de compie. Toen kwam Jet er mee voor den dag. Ze zou iets eenigmoois déclameeren. Daar begon ze.... Breed gebarend.... Met rollende oogen.... En holle grafstem.... Enfin, Dikkie op z'n best. *) Never mind beteekent ,,'t komt er niet op aan !" 47 Straatmuzikanten. „air mélancolique" „De straat is mijn wrang verdriet! O, die onbetaalbare knauw van d'r gezicht, om dat wrang te onderstrepen ! „Mijn grijze pijn in den wentelenden dag." D'r armen rolden 'n paar keer over elkaar bij 't „wentelen" en toen ging ze zitten.... Armen gekruist.... doodkalm.... in onverstoorbaar zwijgen .... of ze d'r leven lang niet meer roeren of spreken zou. — Vooruit, Dikkie, toe nou, ga door ! — riepen we. Jet zat als 'n overeind gezette mummie in 'n Egyptisch graf. Wij weer : „Hè da's flauw ! 't Is toch niet uit ?" — Wel nee — barstte ze los, — 't is zeker niet uit Y' Maar zulke domme blagen als jullie ook zijt !.... Die rust illustreert 'n blanco regel, 'n rust in de gedachte van den dichter ! — — Ooo !.... As we 't maar weten, zie je ! Waarom er dan ook geen ledikant bijgehaald en erin gaan liggen ? — — zei ik. — Had ie zich buiten asem gewenteld met dien wentelenden dag ? — vroeg Leo zoo onnoozel, of ze 't meende. Jet gaf 'r 'n vernietigenden blik en bleef onvermurwd. Weer rees ze op. aan den straathoek schuilt het ijl harmonica en de zoete heimwee der mandoline vervult de menschen met een kleine fijn : 48 Ik had genoeg te doen, om 't ijl harmonica te benaderen, dat Jet ons met uitgesperde, dopr-de-lucht-bevende vingers probeerde bij te brengen. En „grijzepijn kleine pijn," telde ik. Hoeveel soorten zouen er nog wezen ? Groene, roode, blauwe, gele Groote Ook dikke en dunne pijn ! En korte en lange toch zeker ! .... Gunst, wat zoo'n dichter je toch aan 'n boel gedachten hielp, die anders beslist nooit m'n armelijk-gemeubileerde bovenkamer hadden betreden. Maar die Léonie ! Prozaïsch en taalvast, zooals altijd, kwam ze waarachtig in verzet tegen „het ijl harmonica" en „de zoete heimwee." Nou.... 't klinkt gek, al moet ik eerlijk bekennen, dat ik er eerst geen laars van gemerkt had. 'k Had veel te veel met al m'n „pijnen" te beredderen. — Och, kind! — zei Dikkie in moederlijk vermaan,— och kind, wat weet jij daar nou van ?.... Als de dichter die dingen nou toch als het en de en niet als de en het voelt! ? — Léonie trok 'r onderlip en 'r schouders op met 't onwillige rukje, dat je wel kent, Lou ! „Mijn zorg, wat die voélt, als 't toch niet zoo is".... Jet deed „subliem-negeerend", zooals zij dat noemt. ,, Schuifelend m uziekje ,,aan de grijze steen van het huis, ,,aan de grijze steen „grijze steen ,, — spoorloos." Bij 't „schuifelend muziekje" schoof Dikkie's proppig Op Curacao. 49 4 lijfje 'n paar maal op en neer ter illustratie, maar bij al die grijze steen bleef ze in strakken ernst vóór zich kijken. Ze wist er blijkbaar geen raad mee ! Drie portie's ook !.... Geen kleinigheid, om die te verwerken. Verbeeld je, Lou : Dikkie, rolrond en meer dan rozig, als voorsteUing van die toch zeker platte, grijze steen !.... 't Was om te brullen ! Toen kwam de tweede helft. Maar laat ik eerst heel 't „vers" voor Je opschrijven. Straatmuzikanten. air mélancolique. De straat is mijn wrang verdriet, mijn grijze pijn in den wentelenden dag : aan den straathoek schuilt het ijl harmonika, en de zoete heimwee der mandoline vervult de menschen met een kleine pijn : Schuifelend muziekje aan de grijze steen van het huis, aan de grijze steen grijze steen, — spoorloos. Grijze steen aan de grijze steen aan de grijze steen van het huis schuilt het ijl harmonika, 50 en de zoete heimwee der mandoline : grijze pijn in den wentelenden dag. De straat is mijn wrang verdriet. Ziezoo, nou kan Je 't beter volgen, denk ik. „Grijze steen (Och arm, alweer !) „aan de grijze steen „aan de grijze steen van het huis „Schuilt het ijl harmonika „en de zoete heimwee der mandoline : „grijze pijn in den wentelenden dag." Jet ging weer zitten, natuurlijk na eerst behoorlijk „gewenteld" te hebben : Armen gekruist. Met strakstarende oogen „Op de plaats rust!" commandeerde Léonie,...Drama : De mummie van Toetankhamen, 2e bedrijf." En juist greep ze mij bij de vlerken voor 'n rondedans, wat bij Leo 'n heel bijzondere opwinding verraadt, toen Dikkie met 'n stem als 'n oordeelsbazuin déclameerde : „De straaaaat is mijn wrrrrang ver drieiet!" We stonden werkelijk 'n oogenblik versuft.... Onder den invloed van 't wrang verdriet ?.... Maar die „straat", dat ging er bij mij niet in !.... Hoeveel lolletjes hebben we er niet meegemaakt van en naar school. Ze was heusch ons verdriet niet, wat Jij, Lou? Met 'n plof sprong Jet van „de planken" en begon met 5i onelegante olifantsprongen d'r „wrang verdriet" te verhossebossen. — Nee, in ernst, Dik — hijgde Leo, — wat wou dat heer nou eigenlijk zeggen ? — — Dat heer ?.... Wat heer ? — deed ze verontwaardigd. — Wel de samenflanser van dien onzin ! — Dikkie's oogen begonnen woest te rollen. — Onzin ?.... Kind, je blasfemeert !.... Onzin, omdat jij met je klein propje hersens er niet bij kunt ?.... Omdat eigenlijk niemand weet, wat 't zeggen wil ?.... — Da's poëzie ! Je reinste !... * Echte, onvervalschte, tegenwoordige poëzie !.... O maar ze is gemakkelijk ! 'k Ben 'n aardappel, als 'k 't ook niet kan !.... — Heusch ? Méén je 't, Jet ? — vroeg Leo, die nog niet goed wist, hoe ze 't met Dikkie had. — Zeker meen'k't! Wat dachje ?.... Morgen declameer 'k mijn eigen product. Wat willen Jullie? In 'n hoekje van de speelplaats in 't vrije kwartier, of in 't vergaderlokaal ?— — Eerst alleen voor ons ! — zei 'k. — Wij moeten de primeur hebben. We zijn toch niet voor niets je hartsvriendinnen ! — — Je hebt gelijk, Rie ! Dus morgen vroeg om half negen hier ? — Je begrijpt, Lou, dat we vroeg present waren. Jet natuurlijk 't laatst. We werden al ongeduldig, toen ze eindelijk full speed kwam aanzetten. Laarzen half geregen, één drukknopje van 'r jurk dicht, de andere zeven ,,buiten betrekking".... de mantel totaal los.... d'r haren zoo'n beetje gebundeld .... strik onder den arm.... 'n grenadine-kleur van opgewondenheid. 52 —Verslapen!.... hijgde ze,.... met z'n allen.... wekker defect.... geen Mis gehad ook.... 'k Ben uitgebroken. . . droog broodje in m'n zak!.... Mag 'k eerst wel opeten, zeg ?.... Ik rammel, zie Je .... We knikten zonder spreken, overbluft door Dikkie's haast. Ze sloeg 'n ferm kruis, ging toen achter den dikken goudconifère staan. In vijf happen was 't broodje verdwenen . . . Weer een kruis, 't ontbijt was afgeloopen.... Haar toilet vergat ze.... Om zoo'n kleinigheid kon de dichterlijke Dikkie niet denken. 'k Geef Je eerst haar „vers" in z'n geheel. Ben 's benieuwd, hoe Jij erover denkt. Eerlijk schrijven.... zal Je ?.... Wij vinden 't prachtig en tienmaal beter dan de „Straatmuzikanten". Zie zelf maar. School-Idylle. air joyeux. De school is mijn hoogst geluk, mijn blauwe vreugd in den hobbelenden dag : in mijn voorbank hangt het luie schoolleerling en het weeïg crème van de daagsche jurkje kleurt slap bij 't vlecht je van het rossig haar : recht vaardig-stijf vlecht je met het reuzestrik aan het eind, met het reuzestrik, reuzestrik, — vlamrood! 53 Reuzestrik, vlamrood reuzestrik, vlamrood reuzestrik aan het eind vangt het simpeldoend vlecht je op het weeïg crème van de daagsche jurkje : blauwe vreugd in den hobbelenden dag : De school is mijn hoogst geluk ! Tjoep ! Jet stond op de bank, öp 't vergaderlokaal dus ! Wij ervóór in prettige afwachting. „School-Idylle air joyeux" jubelde Dikkie met de kruimels van 't broodje nog in d'r mondhoeken, 't Klonk, of er een vink sloeg in de lente. Haar juichtoon steeg hooger : „De school is mijn hoooogst geluk !" en ze keek de lucht in, of ze den hemel open zag „Ze lijkt wel verheerlijkt !" zei Léonie, als Je d'r openhangende jurk en d'r ongeregen laarzen wegdenkt. — Zoo'n prozamensch, die Léonie ! Ik had er al geen erg meer in ! Gelukkig ging Dikkie onverstoorbaar voort.... „mijn blauwe vreugd (met een engelenlachje) in den hobbelenden dag !" en meteen zien we haar met kleine sprongetjes in d'r losse laarzen, door of liever over 't vergaderlokaal „hobbelen", dat 't heele plantsoen met ons schaterlachte, 'n Bezienswaardigheid van minstens twee kwartjes ! Ineens hield 't hobbelpaard stil en plof 54 daar zit ze! Roerloos als bij de „Straatmuzikanten".... Wij tweeën stonden eveneens als palen, van den weeromstuit. Leo keek op 'r armband, ze dacht aan de ,,kwink." Jet begreep 't. „in mijn voorbank hangt het luie schoolleerling" en zóó juist deed ze de vadsige houding na, dat we dadelijk wisten, wie er bedoeld was. Maar 't werd nog duidelijker: „en het weeïg crème van de daagsche jurkje," O die zuur-zoete snuit bij weeïg !.... De daagsche jurkje werd langs twee zijden van 'r zwaargebouwd figuur aangestreken, terwijl Leo koppig repeteerde : „en het weeïg crème van het daagsche jurkje" De dichteres stond ver boven dat kleinzielig gedoe en ging met duidelijken weemoed door : „kleurt slap bij 't vlechtje van het rossig haar : „rechtvaardig-stijf vlechtje" en Jet stak 'r wijsvinger recht vooruit, aan 't eind ietwat omhoog, om dat vlechtje te laten zien." „met het reuzestrik aan het ind" riep ze met dikke stem, om ons te imponeeren en meteen boorde ze d'r broodjespapier als een reuzestrik aan het eind van het rechtvaardig-stijf vingervlechtje 't Schroefblad van een stoomboot in miniatuur !.... „reuzestrik, ,,— vlamrood !" riep ze triomphantelijk, terwijl ze aldoor 't broodjespapier aan haar stijf vinger-vlecht je liet wiebelen, 't „Vlamrood" hebben we er maar heel gewillig bij gedacht, want het papieren reuzestrik was van 'n twijfelachtig witte kleur. 55 Gelukkig hield Leonie zich stil bij 't nieuwe taalmisdrijf met het reuzestrik. ,, Reuzestrik" begon ze moedig aan 'r tweede couplet, terwijl ons 't papier als 'n vleermuis met uitgespreide vlerken, werd voorgehouden „vlamrood reuzestrik" en met 'n knipoogje naar 't vuile, absoluut niet vlamroode surrogaat, beduidde Jet ons : „Jullie gelooft de kleur er wel bij, hè ?" „vlamrood reuzestrik aan het eind „vangt" ze deed, of ze in de lucht naar 'n vlieg greep. „vangt het simpeldoend vlechtje"... Met 't onbenulligst gezicht, dat zij maar bij mogelijkheid zetten kon, werd „simpeldoend" voorgesteld. „op het weeïg crème van de daagsche jurkje,.... „blauwe vreugd in den hobbelenden dag." en juist was Jet met 't gehobbel over 't vergaderlocaal begonnen en hingen Leo en ik tegen 'n boom te lachen, of daar ging me het schoolklokje aan 't luiden. — O, och de „kwink" ! — riepen we met z'n drieën te gelijk. We vlogen op, renden naar de schoolpoort, .Leo en ik met telkens hernieuwde stik-lachbuitjes om „het vlamroode reuzestrik", dat (of die) nog trouw aan Jet's vinger mee naar school bengelde. „De school is mijn hoooogst geluk \" klonk 'r hooge s*em nog onder 't loopen jubelend door 't park ; achter ons hoorde ik 'n ekster schetteren, of ie zeggen wou : „Geloove wie wil, maar ik niet !" 56 Dikkie zelf kon niet goed vooruit in d'r ongeregen laarzen, en onderdoor sjorde ze, wat ze kon, om d'r jurk dicht te krijgen, 'k Had meelij met 'r, want 't was toch alles om ons. — Laat maar — zei ik — tot in de rij. Ga vóór me staan, dan krijg 'k Je wel op orde — Dat gelukte, Goddank ook! Met 'r laarzen wist ze zelf wel raad.. Die schopte ze in de gang heel energiek van zich af, ver den hoek in. Toen stapte ze doodkalm in 'n paar eerzame overschoenen, die daar vergeten stonden van den laatsten regendag. In 't vrije kwartier zocht Jet met roerende zorg d'r laarzen weer op en ging ze geduldig zitten rijgen, waarbij Léonie en ik om beurt assistentie verleenden. — Nou, hoe vond je m'n „vers" ! — sprong ze recht, met de ondeugende tinteling nog in d'r oogen. — Kostelijk, prachtig ! — zei 'k oprecht en ik meende 't, Lou! Wat zou Jij ervan genoten hebben, vooral van Dikkie's typische voordracht, maar ik hoop, dat je die bij 't lezen Je nog wel voorstellen kunt. Leo was minder enthousiast. „Heel mooi!" deed ze op dien echten, aarzelenden Léonie-toon, „heel mooi! maar dat verwisselen van de geslachten, zie je, dat kan 'k toch niet hebben." — Kom nou —, riep ik, — doe nou niet of je minister van onderwijs bent of voorzitter van een taalkundig genootschap — „Nee", zei Leo met hardsteenen ernst, „dat niet, maar 'k heb m'n moedertaal te lief, om ze zoo te verfomfaaien. Straks begin 'k aan m'n brief voor Lou en 'k hoop er een waar letterkundig stuk van te maken." Dus, beste Lou, nou ben je gewaarschuwd ! Zorg, dat je 57 een flacon „Boldoot" bij Je hebt, als Je Leo's product gaat verwerken, om op alles voorbereid te zijn. Direct gaan Dikkie en ik er saam op af, dan mogen we (volgens afspraak) eikaars brieven lezen. Nu eindig ik gauw. Duizend hartelijke groeten van huis tot huis, lieve Lou ! In de hoop nu gauw iets van Jou te zien en te „hooren", eindig ik met een stevigen zoen van Je oprecht toegen. Ria. P.S. We hebben Leo's „brouwsel" (noemt Dikkie het) gelezen en ons „derhalve" (of moet 't „weshalve"1 zijn ?) met „hetzelve" en met al die andere betovergrootvaderlijke woorden een stuip gelachen.. Jet lag zoowaar languit op 't vloerkleed, het „letterkundig stuk" in telkens hernieuwde pret woest boven d'r hoofd zwaaiend. ,,'t Zilte nat" stroomde langs d'r dikke wangen en op 'n gegeven moment was ze zoozeer de kluts kwijt, dat ze Leo's kostbaar „letterkundig stuk" voor 'n zakdoek hield en er ,,'t zilte nat" mee af ging vegen. Maar toen had Je Leo moeten zien !.... Daag !.... daag ! De enveloppe moet dicht!.... zegt Leo. Maar 'k geloof, dat 't morgen vroeg ook nog wel kon !.... Enfin. Ria. — Dus da's 'n dubbele relikwie, Lou ! — zei Henk, mij Leonie's brief, die nog voor hem lag, toeschuivend. — Nou, schrijven ze niet leuk ? — vroeg ik stralend. Ik genoot!.... - Ssst, ssst, zwijgen ! Straks gaan we napraten !.... Lees maar door, Henk ! — klonk 't dooreen. Henk bekeek lachend Dikkie's brief, met oogen vol ver- 58 wachting : — Daar ben ik nog 't meest benieuwd naar ! — zei hij, de velletjes uit elkaar schuivend. — Bewaar me ! da's nog 's pootig schrift ! — Toen schraapte de voorlezer met extra zorg zijn keel en begon : Dikkie aan Lou Amsterdam 4 Dec. 1923 M'n lieve, lieve Lou, Als 'k Je op 't oogenblik bij me had, geloof ik, dat Je een harden dobber zou hebben om levend van me vandaan te komen. Kind, Lou, ik vind 't zoo lam-ellendig, dat Je weg bent!.... En nou zeg 'k vooraf, dat Je me twee dingen vandaag vérgeven moet : primo, dat ik van den hak op den tak spring bij 't vertellen. Je weet, ik heb nooit veel last van overdreven orde öm of aan of in me, maar vandaag allerminst : Alles ligt in m'n bovenkamer overhoop. En tweedens moet Je me permitteeren, Lou, om — al is 't in een brief — zoo hier en daar 's een straatwoord of jongensuitdrukking te gebruiken. Dat lucht je zoo op soms, zie je, en opluchting heb ik broodnoodig op 't oogenblik 'k Voel me opgewonden van kwaadaardigheid of van een akelig gevoel om Je wègzijn 'k Kan niet uitmaken, wat 't juist is,.... kan me niet bommen ook !(da's 't eerste schot, Lou !). Ich weiss nicht, was soll es bedeuten Dass ich so traurig bin ? Ein Marchen aus alten Zeiten, Das kommt mir nicht aus dem Sinn. 'k Ben kribbig als 'n paling, die twee dagen buiten 't 59 slijk in de zon heeft gelegen en 'k zou met alle Nederlandsche genoegens iemand af willen ranselen.... Die Jenny Terhulst b.v. !.... Da's me eerst 'n onmogehjk naar spook in de laatste dagen !.... Als 'k die 's om 'n dragelijke reden in christelijke liefde afrossen mocht, ik beloof Je, Lou, dat ik 't niet laten zou. Maar hoe gaat 't Je toch, lieve Lou, in 't nikkerland ? Want daar ben Je toch zeker gearriveerd, als Je dit leest!... Honderdmaal op èèn dag moet 'k aan Je denken en stel ik me diezelfde vraag !.... Moeder moet me telkens beknorren, dat ik in den laatsten tijd zooveel ellende heb met mijn kleeren. Ik kan 't heusch niet helpen, maar als ik bij 't uit- of aantuigen aan Jou denk, is 't of banden en veters van zelf in 'n knoop schieten .... Ga dan maar 's op zoek naar geduld, om ze los te peuteren.... Rrts !.... met m'n zakmes, en 'k kan er tenminste uit!.... Soms is 't of m'n jurken en kousen, enz.—net als in't Oude Testament bij die geniepigerds van Farizeeërs — van droefheid scheuren. Da's meestal te doen, als 'k probeer om m'n gevoel te verstarren of te verstrakken of hoe heet 't ook ?.... Mijn beste jurk van cyclaamrose toile de laine met jabot en mouwplissées weet er van. Vooral die onmogelijke tulen aanhangsels. Wie gaat nou ook zoo iets bedenken !.... En dan m'n wit serge sport japon, Je weet wel, met die horizonblauwe plooien bij 't hoekig vestje ! Die heeft zoowel als m'n deftige kazak van zijden bleekblauwen crêpe de chine 't welgemeende van die poging moeten ondervinden. Zoo ligt 'n voornaam deel van m'n garde-robe ongeveer op sterven. 60 Moeder was er absoluut niet over te spreken en vroeg, of ik nou nooit 's zal leeren, om bedaard en zonder ongelukken m'n toilet te maken. Geloof Je wel, Lou, dat 'k er zelf aan twijfel!.... Maar Moeder heeft stellig ook nimmer een lieve vriendin aan Curacao moeten afstaan ! M'n broer Hans meent, dat 'k op een goeien dag nog 's heelemaal aan flarden zal thuiskomen. Lumineus idéé van 't jongmensch en voor mij nog wel te verwezenlijken, vin Je niet ?.... Schilderachtig zou 't in elk geval zijn !.... 'k Hoop, dat ik in turkschleer of bombazijn ben, als Je eerste brief komt ! Zoo niet, dan kan 'k voor niets instaan, voor 't geval, dat 'k me in 't eerste uur met eenig kleedingstuk te bemoeien heb.... M'n heele uitrusting loopt gevaar! Maar laat 'k Je nou wat van school vertellen : 'k Dacht werkelijk, dat Zr. Albertina een ietsje bleek zag op den eersten voormiddag na Je vertrek. We hadden juist Fransche conversatieles en nu was zuster zoo onmenschelijk-lief aan de driekwart compie te verzoeken, om haar wedervaren op de boot te vertellen „et surtout 1'adieu et le départ de notre chère Lou".... Geloof Je, dat 'k de goede ziel voor dat ééne woord wel om den hals had willen vallen ?.... Leo bracht 't er schitterend af. Je weet, da's zoo'n taaibonk !.... Ook Ria praatte heel aardig.... Maar jawel! Net toen 't op ,,1'adieu" begon aan te komen, zei zuster ineens : „Henriette, continuez s'il vous plait !" ,,Moi ?".... schrok ik op. „O ma Soeur, je ne me rap- 61 pelle plus !" Lou, als 'k ooit heb gelogen — O. L. Heer moge 't me vergeven ! — dan was 't toén !.... Overduidelijk zag 'k Je weer bleek en huilend vóór me of zooals toen we al op de kade stonden, met 't hoofd op Je Moeders schouder zielsbedroefd. Maar wat ik zelf eigenlijk gedaan of gezegd heb, geen joot weet 'k er meer van !.. Zoo kon 'k ook weer gerust in alle eerlijkheid zeggen : ,, Je ne me rappelle plus !".... Maar dat 'k zoo idioot was, 't na dat antwoord weer op 'n huilen te zetten, dat vond 'k lam De heele klas werd er stil van.... Gelukkig redde Zr. Albertina de stemming, door met 'n paar keurige fransche zinnetjes aan de meisjes te zeggen, dat we — bij algemeene goedkeuring der klas — eiken dag gezamenlijk een weesgegroetje voor Je zouden bidden tot de Sterre der Zee, zoolang Je verondersteld wordt nog op zee te zijn.... „en daar ronddobbert op de woeste baren", zooals Leo het zoo vreeselijk poëtisch uitdrukte. En nu : Eergisteren ! Da 's 'n glorierijke dag in ons taaie schoolleven geworden ! Heusch, Lou, 'k had gedacht, dat ik nooit meer zóó kon hebben genoten, nu Jij weg was. We hebben 'n bult plezier gehad. Tegen Jou zal 'k 't zoo eerlijk vertellen, als 't gebeurd is, maar pas op, dat Zuster Hermine 't nooit te weten komt, dan was m'n schoolleven in gevaar: ik werd bepaald „gesjeesdV (da's 't tweede schot!) 's Morgens had 'k heel den voormiddag zoo'n drukkend gevoel over me, of een van m'n naaste familieleden wel op sterven lag. Soms dacht ik, dat Jij misschien Je doodsuur voor oogen zaagt en dan werd 't me zóó benauwd, dat 'k 't hardop 62 had kunnen uitschreeuwen. Gelukkig kon 'k me inhouden, want stel Je voor : Dikkie ,jn tranen smeltende". De school had zich wel 't binnenste buiten gekeerd. Maar ik voelde, dat ik iets doen moest, om uit die beklemming te raken. Zöö hield ik 't niet uit! In vollen ernst zat ik thuis in m'n gezellig-rommelig „hokje", dat Je zoo goed kent, op een grap te smiezen, toen 'k beneden een bloedstollenden gil hoorde. Ik rol van de trappen,.... loop naar de keuken, waar de noodkreet vandaan was gekomen.... terwijl 'k onderdoor met m'n gedachten 't huis doorzoek naar Vaders revolver.... en me afvraag, hoeveel dooden er op z'n minst zullen vallen. Woest gooi 'k de keukendeur open.... maar.. . . „dicht, Jet ! gauw de deur dicht! Gauw of ie ontsnapt !".... roepen zus Els en Lina, 't dienstmeisje, ongeveer tegelijk. Lina stond boven op het aanrecht, Els trippelde tusschen 't groentemandje en 'n aardappelschaal op tafel rond. Hans liep met 'n dapper uiterlijk, gewapend met de kachelpook, dreigend van den eenen hoek naar den andere. — Maar in 's hemels naam ! — riep 'k, — wat is hier gaande ? — En 'n enkel oogenblik dacht 'k met angstigen ernst, dat ze met z'n drieën in comité gek waren geworden. — Een muis, een muis ! — gilde Els op tragischen toon. — Ginds achter de kachel, jongeheer ! —- riep Lina bemoedigend. Hans keek vreeselijk moedig en zwaaide krijgshaftig met de pook. — Pas op, als 'k 'm zie !.... deed ie dreigend, 'k Sla hem morsdood ! — 63 — Wat 'n eer voor zoo'n beest! — zei 'k plagend. Maar Hans keek me toen zóó woest aan en ie leek zóó strijdlustig met die ijzeren pook, dat 'k me niet verder waagde. Ineens kreeg 'k een schitterend idéé ! Als dat 's kon; zouden we nog 's een echt ouderwetsch pretje hebben ! Op 't zelfde moment lag 'k al plat voorover op den vloer, om ook mee naar den vluchteling te zoeken, maar zonder eenige moorddadige bedoeling. — Arm schepsel! — zei 'k. — daar zit ie te hijgen, plat tegen den muur. — Kom maar, muisje, kom maar ! — lag ik in m'n volle lengte en dikte te fleemen. — Kom, wees maar niet bang, arm ding, we zullen je heusch niks doen ! — — Jet, Dikkie, pas op ! geen flauwe grap aanvangen, dat heb 'k je te verzoeken ! — riep Els, die altijd en eeuwig onraad vermoedt, als ik me welwillend met zoo iets ga bemoeien. 't Muisje bleef ongevoelig voor m'n tegemoetkomende vriendelijkheid, daarom strekte ik die, tegelijk met m'n arm, nog wat verder uit, zoodat m'n beide beenen met oprechte eerlijkheid onder een hoek van 450 graden ongeveer, als stevige hypotenusa's, op den keukenvloer stonden. Maar met de voeten in de lucht — Pak, ik héb je! — -zei 'k triomphantelijk ! En ja, ik bracht 'm mee, hoor! Weer een gil om rotsen te doen splijten, nog een !.... één, twee keer een bons, voet- getrappel een haastig dichtgesmakte deur kalmte. Els en Lina gevlucht, Hans en ik alleen met den kleinen indringer, die kwaadaardig van angst, zich uit mijn hand begon los te bijten, 'k Zocht een stevig papieren zakje, 64 tjoep !.... 't beestje erin, een sterk touwtje erom, toen m'n zakdoek nog ! — Ziezoo, klaar voor de consumptie ! — zei 'k. Maar mèèr ook niet, want Hans is niet erg zwijgzaam van natuur en je kunt altijd nog bijpraten ! — Wat ben je er mee van plan, Jet ? — vroeg ie geheimzinnig. — 'm Op te voeden tot 'n nuttig lid der maatschappij ! — zei 'k ernstig. — Je grootje 1.... Laat naar je kijken !.... Voed eerst, je zelf maar op, zie 's daar ! — en ie wees naar 'n groote steenkoolvlek op m'n licht beige-jurk. Gek dat 'k nou zoo iets er nooit zonder pech af kan brengen. — Zeg maar tegen Els dat de baan veilig is ! — stoof 'k Hans voorbij. Ik met m'n muis en m'n vlek naar boven. Aan dat laatste nare ding heb 'k 'n halve lampet water vermorst met het averechtsche resultaat, dat ie wel eenigszins lichter, maar ook veel groot er werd. Toen heb ik 't opgegeven. Ja, d'r zijn moeilijke dingen in ons leven, maar 't in orde houden van onze ingewikkelde meisjes-garderobe vind ik toch één der moeilijkste !.... Je beleeft er eiken dag wat anders mee !.... 'k Heb tot nu toe zoo goed met die vlek gemanoeuvreerd, dat Moeder nog niets heeft gezien. Met de muis in mijn taschje én dan nog in een zakdoek én den stevigen kruidenierszak toog ik schoolwaarts, overtuigd, dat 't beestje niet uitbreken kon. Toen we ons lokaal binnenstapten, greep ik m'n zakdoek (den levenden schat 65 Op Curacao. 5 natuurlijk erin :) uit mijn taschje en stak 'm bij me. Even 'n onderzoekend kneepje.... jawel, 't beestje zat er nog !.. Onbewust van de rol, dien ' k 'm wou laten spelen onder de voor mij bijna niet te doorworstelen grieksche les. Van twee tot drie hadden we Aardrijkskunde, m'n lievelingsvak !.... En jawel!.... Nog al gauw was de „jongedame Henriëtte van Gelder", aan de beurt. Maar nauw wandelt de draagster van dien naam in den geest langs den Missisippistroom van Noord-Amerika, zoo fier als 'n Indianen-opperhoofd uit die buurt daar, of daar voel 'k warempel iets tegen me opkriebelen en.... shiver my timbers !x) zou de kleine Lord Fauntleroy zeggen, — daar zit me 'n fluweel-zacht iets tegen m'n hals. Natuurlijk was 't m'n muis, die 'k heelemaal had vergeten ! Je kan me gelooven, als Je wil, Lou, maar 'k schrok me werkelijk haast 'n gat in m'n kous. — Oeoe ! — sloeg ik gillend naar het beest, dat m'n overmatig-teedere zorg van dien middag verkeerd scheen uit te leggen. Zulk 'n vertrouwelijkheid had 'k absoluut niet bedoeld, 'k Had alleen gedacht om 'm bij wijze van pret! ige afleiding, ongemerkt los te laten onder de grieksche les. En nu stuurde me dat stomme dier den heelen boel in de war. Maar één ding deed ie goed : Bij m'n eersten slag al sprong ie heel resoluut van m'n hals op den grond.... en liefst wel in de gang tusschen de bankenrijen en vlak bij Mila Heyers d'r voet!.... Kon niet mooier !.... 'k Dacht werkelijk, dat ze 'n beroerte kreeg. ... Ik was natuurlijk *) Ruwe zeemansterm, die de kleine Lord soms door de matrozen hoorde gebruiken. Voor Jet 't 3e „schot". 66 dadelijk over m'n eersten schrik heen en vormde in 't diepste geheimlaadje van m'n ziel vliegensvlug 't besluit om van de grap nog te maken, wat er van te maken was. —....! —Die puntjes stellen Mila's kreet voor, want ik ken geen enkelen klank, die 'm wèèr kan geven. — Een muis, o zuster, een muis ! — riepen er drie, vier tegelijk. Die hadden 't beest gezien !.... Vijf, zes anderen gilden als jonge speen varkentjes op de Amsterdamsche veemarkt, al hadden ze 'm niet gezien. Ik gilde natuurlijk mee, wat ik kon. Uit sohdariteit, dat spreekt ! Zuster Hermine stond wit als 'n geest (maar 'k moet Je eerlijk zeggen, dat 'k nooit 'n geest heb gezien) en bevend als 'n juffershondje-in-de-kou.... op de zitbank van den lessenaar. - O, o, vang 'm toch ! vang 'm toch ! — riep zuster klagelijk. De halve klas stond in 'n moment ook boven op de bank, maar ik sprong met nagemaakten angst op en neer tusschen de banken als een jonge hond voor'teerst in een drukke straat. M'n kleine opvoedeling schoot als een voetzoeker dóór 't lokaal zoodat nu aan dezen dan aan genen hoek de meisjes uiteen stoven. 't Werd 'n verrukkelijk helsch kabaal, vooral toen we met liniaals en griffeldoosjes gingen slaan en gooien. M'n heele hebben en houen had 'k al besteed. En juist begon 'k in ernst over de inktkokers te denken, toen Em ter Veer me op 'n kostelijk idee bracht. - Ik houd 't niet uit, ik blijf niet hier ! — riep ze huilend. En met 'r toch al strakke kleeren bij elkaar gesjord, (d'r okergele shantung jurk reikt maar juist tot aan 'r 67 knieën !) hipte zij rond, of ze op eieren danste. - Ik ook niet!.... O, dat akelig beest, daar heb je 'm weer ! — gilde ik huichelachtig. Met 'n vaartje stoof 'k op de deur aan.... wip eruit!.... en flap ! sloeg 'k ze dicht. In de gang moest 'k brullen van 't lachen, om de herrie achter me. Ver weg hoorde ik 'n deur van één der klassen opendoen. Sjonges, dat kon gevaarlijk worden!.... 't Kon best Zuster Directrice zijn !.... Stel je voor, Lou ! En ik stond me daar gewoon te gieren !.... Zonder bedenken maak 'k 'n kwart draai links en schiet recht.... 't kolenhok in. 'k Trek voorzichtigheidshalve de deur dicht en.... val plof verloren plat voorover in 't kolengruis !.... Heb Jij ooit geweten, Lou, dat het hokje een soort catacombe was van twee trapjes diep ?.... Ik weet 't nou dan wel, bij kostelijke ondervinding. Toen 'k tot bezinning kwam, was m'n eerste zorg, om zoo min mogelijk gruis te verliezen van m'n gezicht en uit m'n haren. Daar zat immers 'n nieuw lolletje aan. Ook m'n jurk moest 'n welsprekende getuigenis kunnen afleggen van m'n grooten schrik, die mij dat onderaardsche verblijf boven 't gezellige (?) schoollokaal deed verkiezen. 'k Rolde me tweemaal om en om.... dat leek me wel voldoende. Toen kreeg 'k weer al m'n belangstelling voor de zaken der bovenwereld terug. Ik luisterde !.... Niets meer te hooren van 't lawaai, dat mogelijk niet tot m'n eenzaamheid kon doordringen. Even door de deurspleet gekeken !.... en geluisterd.... 't Was nog roezemoezig in onze klas.... - Jet, Jet, Dikkie, waar zit je ? — hoorde ik roepen. 68 't Was Ans van Brugge. — Kom maar gerust, Mies van Oord hêt 'm gevangen en buiten geslingerd. - Ik sprong uit m'n schuilhoek, recht naar de deur van onze klas. — Is ie heusch weg ?.... Waar is ie dan ? —.... vroeg 'k zöö gehuicheld benauwd en met zöö'n angstgezicht, of 't me vreeselijke ernst was. Een twintigvoudige lach sloeg klaterend door de school en de ,,0 Jet!" 's en „Och-Dikkie-dan" 's klonken er gierend tusschendoor. Ook Zuster Hermine stond met 'r zakdoek voor d'r mond te proesten. - 't Sein staat op veilig ! — dacht ik. En zoo waardiggewoon, als 'k maar kon, stapte ik — vrouwelijke zwarte Piet — naar m'n plaats. 'kMoet,,'nprettigen aanblik hebben opgeleverd," want wie me ook bekeek, die begon te lachen.... als de gramofoonplaat van „drie boomen rechts en één man gaat over 't tooneel." — Wel, wat bezielt jullie, dat je zoo mirakel gezellig bent ? — deed ik boos. Maar ik meende er geen lijntje van. - Weet je zeker, dat 't beest weg is ? — .... vroeg ik nagemaakt-angstig. - Ja, ja ! — lachhikten er drie tegelijk. — Maar, o Dikkie, je ziet er zoo kostelijk uit. — - Kind, kind, waar ben je toch geweest ? Wat is er toch gebeurd ? — vroeg Zuster Hermine met onvaste stem. - In 't kolenhok, zuster ! 'k Ben voorover in 't gruis gevallen ! — zei 'k huilerig. — Dat akelig beest ook ! — En 'k was 't diertje nog wel zoo dankbaar, Lou ! 69 — ;t Is nu weg, wees dus maar gerust ! — zei de goede ziel, of ze 'n bang kindje moest kalmeeren. — Spijtig genoeg ! — dacht ik. — Ja zuster ! — zei 'k gedwee-aannemelijk, terwijl 'k nog onderzoekend öm-en-rondkeek. Maar 't was enkel, om die achter me zaten, ook nog 's een gezicht op m'n zwarte snoet te gunnen. 'n Nieuw gierend gelach !.... Je begrijpt, dat 'k genoot, Lou !.... Toen kwam 't overheerlijk bevel: „Ga je wat opknappen aan 't kraantje in de gang, Jet! Je bént werkelijk ontoonbaar !".... • Ria hield me d'r zakspiegeltje vóór. 'k Zag er onbetaalbaar uit, dat moest 'k zelf bekennen, in de diepe eerlijkheid van m'n ondeugende ziel. En ongedwongen kon 'k al m'n opgekropte pret nu ook 's luchten in 'n smakelijken lach. Aan de kraan had 'k nog heel wat te doen, om me weer zoo eenigszins tot de gedaante van 'n gewoon sterfelijk mensch te doen terugkeeren.' Na schooltijd ging m'n vuile jurk veilig schuil onder m'n mantel, maar thuis kreeg 'k toch 'n ferm standje van moeder. Welverdiend, moest 'k zelf bekennen. Gelukkig dat m'n lieve broer Hans 't niet gehoord heeft, anders had die brave jongeling misschien nog gedacht, dat ie verplicht was eenige nadere inlichtingen te verschaffen. Morgen krijgt m'n arme jurk 'n flink lux-bad. Dat zal 'm goed doen, zooals de muis-in-school-scène mij goed heeft gedaan. 'kBti er heelemaal van opgeknapt. Dat down-zijn van de laatste dagen is weg. 70 Drommels jammer, dat je niet eiken dag zoo iets kunt verzinnen. Maar dan hadden ze je natuurlijk dadelijk in 't motje en 't eind zou zijn, dat je secuur de laan uitging. Nu, lieve Lou, eindig ik met 'n fermen pakkert.... 'k Moet op 'n holletje naar Léonie, waar Rie ook komt en we eikaars „ontboezemingen" mogen lezen. Ik krijg natuurlijk 'n vriendinnelijk preekje over al die doorhalingen.... over die tweeling-vlak ('k zal zeggen, dat 'k je 'n foto zend van 't sterrebeeld „Castor en Pollux"!....) over m'n taalfouten.... (hoeveel zijn er in, Lou ?), over m'n „gekkenhuisstijl" ('t woord is van Leo en 'k vind 't erg oneerbiedig !) en over de hemel-weet-wat-nog ! Raakt m'n kouwe kleeren niet, hoor !.... Maar o Lou, als 'k toch maar 's 'n half uurtje met Je „praten" kon ! Geloof me, dat 'k er graag één van m'n vlechten voor over had en een heele-weeksche portie Wrigley's gom erbij. ! Hartelijke groeten voor Je heele Familie. Daag !.... Lou, altijd Je Dikkie. P.S • Nee maar, die Leo is me toch 'n eenig exemplaar ! En 'r brief !.. .. Je zoudt er 't roodvonk bij krijgen ! Toen ze met 'r prettige frissche stem dat muffe stijlproduct voorlas, dacht ik aan onze verkleedpartij van verleden jaar, toen Rie voor den dag kwam in 't costuum van 'r overgrootmoeder. Weet Je nog, dat we ons toen 'n stuip hebben gelachen ?.... Na de lezing rook 't me zoo duf in d'r kamertje, dat 'k 'n 7i raam wou openzetten. Maar 't vroor te hard. 'k Heb toen d'r Boldoot-flesch van 'r toilettafel gegrist en 's flink gesproeid. Leo was zoo nijdig als 'n spin, dat spreekt !.... Ze onthoudt 't gelukkig niet lang ! Dag liefste Lou ! Je trouwe Jet. 72 Willemstad 3 Jan. 1924. M'n overdierbare Corrtpie, Vóór alles en boven alles wensch 'k Je 'n zalig Nieuwjaar voor Je zelf, alle drie te zamen en voor elk heel bijzonder. Niet minder voor al Je lieve Familieleden. En dan wel in de mooie, echt roomsche beteekenis van 't woord en zooals 'k 't heel extra voor Je heb afgebeden na m'n H. Communie op Nieuwjaarsdag en dezen morgen. We hebben hier ons eerste Nieuwjaarsfeest achter den rug ! Maar och, och, dat is me iets geweest ! Dat hadden we ons zóó niet voorgesteld !.... 'k Hoop, dat Jo 't aan Stanie beschrijven zal, anders wordt m'n brief 'n boekdeel. En dan wil Dikkie 'm niet eens lezen !.... Hm !.... - Kon 'k nu maar 's bij benadering vertellen, hoe echt en oprecht gelukkig ik was met Je heerlijke, dol-gezellige brieven, die toch zoo óver, överwelkom waren. Je hebt Jo's laatsten brief aan Stanie wel gelezen al, zoodat Je weet, hoe ik alleen naar tijding moest blijven uitzien !.... 'k Kan Je verzekeren, dat 'k hartelijk 't land had en ja ! .... 'k zal 't Je maar heel eerlijk zeggen — we zijn immers maar onder ons ? — 'k heb er 'n paar keer om gehuild ook !.... Zoo maar op m'n eentje, hoor !.... 't Was zoo 73 zielig, hier in't vreemde land, zonder 'n enkel meisje, waar Je 's mee praten kon !.... Met de zwartjes, Florentine en Nènè, waar Jo over schreef, dat ging natuurlijk niet !... 'k Ben volstrekt niet van plan me te gaan inbeelden, dat 'k als blanke tot 'n andere kaste behoor, maar je merkt en voelt toch direct, hoe onze Hollandsche begrippen en ideeën en al die dingen meer, zoo heel, heel anders zijn ! Moeder ?.... Och, die moet 't zelf al zwaar genoeg hebben gehad en zoo hield 'k me maar dapper.... Gelukkig hadden we 't allemaal nog al druk, de een met dit, de ander met dat, (zie Jo's brief). Weet je, wie heelemaal geen last van heimwee of zoo iets hebben ? Truusje en Joopie !.... De „babies" vallen van de eene verwondering in de andere en genieten heerlijk van al 't vreemde en nieuwe, zonder dat hun hartje ook maar 'n oogenblik protesteert. Vooral broer, sinds hij door Moeder verlost is van 't idee, dat elke neger een zwarte Piet of 'n zwarte Piet-inden-dop is. Henk's uitvindsel, weet Je !.... In deze acht dagen heeft ie met z'n cherubijnengezicht 't al zoover gebracht, dat de negerbedienden van meneer van Geulem voor 'm vliegen en z'n minste grilletjes voldoen. Gelukkig dat Moeder nu zelf weer een oogje op „Master Joopie" houden kan. De heele van Geulem's huishouding, meneer en mevrouw aan 't hoofd, deed flink 'r best om voorgoed te bederven, wat er aan den kabouter nog te bederven viel. En we merken al heel goed, dat ze vrij aardig geslaagd zijn, zoodat „master Joopie" 'n extra behandeling broodnoodig heeft. Maar dat zal Jullie niet zoo bar interesseeren, denk ik. 74 Wat heb 'k van Je brieven genoten.... Ieder woord is voor mij 'n bewijs van je aller trouwe vriendschap en 't deed me zoo echt goed, dat elk op haar manier zooveel heeft gedaan, om me Je gezellig compie- en schoolleven nog te laten meemaken. Kon 't nog maar in werkelijkheid gebeuren !.... Maar 'k troost me met 't idee, dat 'n jaar nog al gauw om is. Geloof Je wel, dat 'k soms met weemoed naar 't gym verlang ? Aanhoudend betrap 'k me op de vraag : „Wat zouen ze nu doen ?" Dan haal 'k den rooster voor me en zoek.... maar kom tot de ontdekking, dat 'k me 'n uur of 5 vergis en je mogelijk alledrie in den vorm van 'n vraagteeken op één oor ligt. Je weet, we hebben 'n tijdsverschil van 4 u. 56 min. 'k Heb meer dan eens bij je brieven op m'n eentje zitten schateren. Allereerst bij Ria's brief om Dikkie's koddige voordracht van „Straatmuzikanten". Ik kon 't me — door Je beschrijving, Rie —, allemaal zoo goed verbeelden. Zeg, beste Jet, als Je 't nog wat verder gebracht hebt in 't verzen „zeggen", en „illustreeren", maak dan asjeblief 'n tournée door Amerika.... Koop 'n paar heel rare en heel dramatische costuums, waarin Je voor 't pubhek optreedt, — maar pas op voor 'n nieuwe muizenscène of voor Farizeesche scheurmanieren — en kom dan allereerst naar Willemstad !.... Wat zou 'k Je feestelijk onthalen !.... En je brengt Rie mee als verslaggeefster in de kranten.... en ook om op Je garde-robe te passen, tegen dat je geestdrift op kookhitte komt. Leo zal Je vergezellen, om Je fatsoen te bewaren en Je wat deftiger taal te leeren. Zeg Leo, méén Je 't heusch, dat 'k Je eerlijk m'n oordeel 75 zal zeggen over Je „letterkundig stuk" ?.... Nou dan : Wat Je schrijft, is heerlijk, maar 't hoe ! Zr. Frumentia heeft gelijk, Jij kan 't zoo mooi vinden, als Je wilt, maar „hetzelve" is duf en muf en „derhalve" voor ons ongenietbaar ! Maar „desniettegenstaande" moet ik „evenwel nochtans" bekennen, dat de schrijfster „des letterkundigen froducts" mij heel lief is en dat „dezelve" heel wat anders leveren kan. „Weshalve" ik haar vriendelijk verzoek bij 'n volgende gelegenheid de dagelij ksche spreektaal van de gewone kortgerokte, hooggehakte, kleuriggekouste, kazakbekleede, langbevlechte en breedbestrikte of polkabehaarde, misschien al bobbed of shingled-gekapte stervelingen, die men „schoolmeisjes" noemt, te willen gebruiken. Toe, Dikkie en Rie, pak Je medecompielid bij d'r sjerp en tol er 's 'n paar keer mee rond. Maar doe 't zóó degelijk, dat ze de Compietaal weer kan spreken, lezen en.... schrijven. Da's eerlijk, hé Leo ?.... We kennen elkaar, is niet ?.... Dank, Ria, dat Je ook Dikkie's eigen vers en d'r „illustraties" erbij gaf „Het luie schoolleerling" in Jet's „voorJ bank hangende" is zeker Ans van Helfteren ?.... 'k Zag en zie ze vóór me in „het weeïg crème van de daagsche jurkje" , met het „rechtvaardig-stijf vlechtje" en „het vlamrood reuzenstrik".... Kostehjk, eenig-mooi beschreven, Jet ! Jo zei dadelijk: ,,Is dat lange meisje uit de juwelierszaak in de K.-straat niet bedoeld ?" 'n Prachtig vers !.... Als men tenminste de maat- en rijmlooze dingen als „Straatmuzikanten" tegenwoordig zoo noemt. 76 Henk verklaarde, dat ie er z'n pet voor af nam !.... En da's hooge lof in 'n gymnasiastenmond, die toevallig niet veel eerbiedige of bewonderende uitdrukkingen in gebruik heeft. En wanneer zal 'k nog 's 't geluk hebben, om zoo'n eenige schoolgrap als met die muis mee te maken ?.... Om van te watertanden !.. .. Al ben ik voor mij ook doodsbenauwd voor die griezelige grijsrokjes !.... En was Je in bombazijn, toen m'n brief kwam ?.... Stuur me 'n foto dan ! — Je kent nou alle drie Elly Drawers.... Ze schreef me uit Port of Spain al 'n langen brief. In 't Engelsch natuurlijk !.. .. 't Ergste was, dat ik in 't Engelsch antwoorden moest. Wat had 'k jou, Léonie, toen graag bij me gehad, speciaalgraag bedoel ik, want 't is zooals Jet zegt : Jij bent zoo'n taalbonk ! Met alle respect gesproken, hoor ! Elly moet maar zien, dat ze er wijs uit wordt. Ze vraagt me al te logeeren !.... Stel Je voor, dat 'k opnieuw in zee steek !.... Ik denk er niet aan en Vader en Moeder evenmin. Vader meent, dat er nu aUereerst werk van gemaakt moet worden, om Henk en ondergeteekende op een of andere school ingelijfd te krijgen, 'k Heb nog bitter weinig trek, al zie 'k best in, dat 't moet. Tot overmorgen, lieve Compie ! 't Is al laat en voor morgen staat er 'n uitstapje op 't program. (Wordt voortgezet). Uit Henk's dagboek : Otrabanda (Willemstad) 5 Jan. '24 (Van morgen zag 'k m'n voorbeeldigen broer al vroeg zitten te pennen. Ik profiteer er gauw van en copiëer :) 77 Wel, nog zoo'n dag als gisteren en.... 'k ben met Curacao verzoend ! Bezoek gebracht aan 't struisvogelpark ,,Albertina", zoowat 2 uren van Willemstad. Natuurlijk met 't heele regiment en, evengoed natuurlijk, in auto's : Die van meneer van Geulem en 'n huurcar erbij. Een auto is hier je voertuig. D'r zijn er ruim 600 op Curacao en dat op 'n bevolking van 35.000 zielen, voor 't grootste deel negers !.. .. En 'n negerbeurs komt zoo goed als nooit voor 'n autobezit in aanmerking. (Sinds gisteren ben 'k de drager van 't heerlijke geheim, dat ook Vader loopt te denken over den eerstdaagschen aankoop van 'n grooteren of kleineren Fordwagen, met 't oog op den verren afstand der Isla, Vaders arbeidsveld, dat ook wel Asiento heet, van de stad. Ik ben 't kinderlijk met vader eens, dat zoo'n Ford bepaald onontbeerlijk voor ons is en als oudste zoon heb 'k daarom ook met voorbeeldigen ijver de lessen gevolgd, die meneer van Geulem onderweg aan Vader in 't chauffeeren gaf. Heelemaal geen kunst als je 't zoo hoort ! 'k Hoop al die aanwijzingen 's gauw in praktijk te kunnen brengen met onze eigen auto !!.... Henkie, joch, dat heb je op de banken van 't A'damsche gym nooit gedroomd — zelfs niet in je vruchtbaarste oogenblikken — dat Je nog ooit 'n eigen auto zoudt besturen! .... Als Harks me zoo ooit ziet, zullen z'n groote ooren van nijd openscheuren !.... Kabouter Joopie was geïnstalleerd tusschen van Geulems knieën — je moet maar dol zijn met zoo'n puk ! - 78 en hield met bei z'n knuistjes 't stuurrad. Gelukkig onder beproefde leiding !.... Tegen half drie arriveerden we bij 't struis vogelpark, ,,Albertina". 't Is'n N.V., waarvan de heer Lens, 'nHollander, met z'n Hollandsch pratende vrouw de directie heeft. De nationaliteit van mevrouw Lens kwamen we niet te Struisvogels in 't Albertinapark op Curacao. weten. Interesseerde ons — mij tenminste — ook maar heel, heel matig. Later hoorden we, dat 't 'n Hongaarsche was. Mij wel goed! Lou vond 't mevrouwtje „snoezig", vooral haar zachte omgang met de vogels werd als „allerliefst" geprezen. Sjonges, sjonges, dat zijn me kerels ! Eigenlijk hooren ze in de woestijn thuis, vertelde meneer Lens ons. Maar aan 't droge, woestijnachtige klimaat van Curacao hebben ze zich heel gemakkelijk aangepast. 79 De eigenaar leidde ons door 't heele park, dat in verschillende kralen verdeeld is en in 1912 pas werd geopend. ,,We zullen eerst de broedkamers bezoeken," ging hij ons vooruit. „Kolossaal toch zoo'n ei!" zei vader. - Ja, meneer, — legde onze geleider uit, — die wegen maar eventjes 3 a 3! pond. En als je soms 'n twintig of dertig personen op omelette wilt onthalen, dan is u met één eitje klaar en royaal ook, want 't heeft de voedingswaarde van niet minder dan 86 kippeneieren. — Daar stonden we aUen 'n beetje verbluft van, al waren de eieren dan ook zóó groot, dat de kabouter om.... „ook zoo'n gele voetbal" aan 't zeuren sloeg. Gelukkig kon 't 'm bijgebracht worden, dat ie er vooreerst z'n teentjes niet pijnlijk aan schoppen zou. - Ja — zei meneer Lens, — de wijfjes zijn dan ook wat zuiniger met haai" eieren dan de gewone kippen. Daarvan kun je in den legtijd nagenoeg eiken dag 'n ei rapen. De struisvogelwijfjes leggen er maar 10 tot 14 per jaar. Je merkt gauw, wanneer ze met legplannen rondloopen. Dan maken ze zelf, heel primitief, een gat in den grond, dat is 't nest. Juist om de 48 uren wordt er nu een ei gelegd, totdat haar getal vól is. — „Broedt ze die ook zelf uit ?" vroeg Jo vreeselijk verstandig. — Ahem ! — deed 'k met 'n schuinen blik naar Lou. „Nou ja!" troefde die terug, „ben jij laatst zelf niet,met 'n heele vracht geleerdheid over broedmachines van 't gym thuis gekomen ?.... Nou dan !".... — Zeker, dame ! — verklaarde meneer Lens beleefd. 80 — En ze heeft liefst maar zes weken te zitten. En dan mag ze voor al die inspanning, —'"want die gedwongen houding is inderdaad een inspanning, — nog niet.gens .de genoegens van 't moederschap genieten. Dadelijk zonderen we de jonge vogels af, om ze zelf op te voeden. — - Ja, werkelijk waar, — zei hij als antwoord op vaders vragenden blik, — hier ziet u onze kinderkamers, — en meteen schoof meneer Lens 'n paar deuren open. 't Waren ruime, zindelijke hokken, waar we kuikens zagen van allerlei leeftijden, maar onderling weer gescheiden in groepjes. Juist werden de voederbakken opnieuw voorzien door 'n bediende, die gras, maïs en zemelen aanbracht. Ook 't drinkwater werd ververscht. Daar is de struis nog al kieskeurig op, al leeft ie dan graag in 'n droog klimaat. Jo en Lou waren 't meest nieuwsgierig naar de prachtige struisvogelveeren, waar, geloof 'k, wel alle dames zot op zijn. Moeder werd er vóór gespannen, om de vraag te doen. — Ja ziet u, mevrouw, dat zit zoo — lei meneer Lens gewillig uit, — ieder jaar worden de groote veeren of slagpennen van staart en vleugels geknipt, tot dicht bij de huid. 't Kleine pennetje, dat blijft zitten, verschrompelt en verdort en kan na 'n paar maanden zonder pijn worden uitgetrokken. Dat knippen gebeurt den eersten keer, als de struis 9 maanden oud is, maar die veeren hebben dan nog geen waarde. We doen dat enkel, om den oogsttijd vast te stellen. — Hé !.... — deed Lou verwonderd, 'k Geloof, dat ze dacht : „Had 'k die maar vast!" Want ze zijn peperduur, hoor ! En 'k ben blij, dat ze op geen jongenspet passen ! Zoo had meneer Lens op één dag wel 's voor f 850 veeren 81 Op Curacao. 6 verkocht. En ze waren nog niet eens „geprepareerd", zooals ze dat noemen, meen ik. Alleen maar in zeepwater gewasschen. Dan worden ze gesorteerd volgens grootte en kwaliteit, want er is groot verschil in. In den leeftijd van 5 tot 15 jaren levert de struis de beste veeren. Dat heer wordt maar eventjes 30 tot 35 jaar oud, maar met z'n 10e is ie pas volwassen. Maar de veeren zijn niet gekruld, zooals ik dacht. Dat gebeurt kunstmatig. Ze kunnen geverfd worden ook. Die van 't mannetje zijn zwart en wit, die van 't wijfje bruinachtig-grijs, als de bodem. 'k Vind den struis absoluut niet mooi. 't Plompe lichaam staat kort en dik boven de stevige pooten van 1 of i| Mlengte. De erg kleine kop heeft 'n paar heel domme oogen en is door 'n langen dunnen nek aan den romp verbonden. Maar 't is 'n gevaarlijk sinjeur ! Dat ondervonden we. Truusje en Joopie waren al dadelijk dikke vrienden met mevrouw Lens, die zelf ook 3 kinderen heeft. Maar die waren toen juist naar Willemstad. Zóó was haar die voorliefde te vergeven, al wist ze mogelijk wel, hoe onuitstaanbaar-onhebbelijk de mannelijke exemplaartjes van broers kaliber soms zijn kunnen. (De vrouwelijke krijgen die eigenschap meestal pas op lateren leeftijd ! ! Raak Lou ?..) Die twee stonden al met voorbeeldigen ijver koekjes te eten en dadels te verslinden, terwijl ze daarbij heel dankbaar hun gewichtige mededeelingen ten beste gaven. Tot Joopie er in letterlijken zin genoeg van had. Toen werd de bandiet in hem wakker. Vóór iemand er erg in had, begint me de strop steentjes naar de vogels te gooien en raakt één der beesten. Nog wel op 'n gevoelige plek, scheen 't, want de vogel gaat regel- 82 recht op z'n kleinen plaaggeest af. (Je moet weten, dat meneer Lens ons juist even binnen één van de kralen gebracht had). „Gaat" is eigenlijk 't woord niet, 't was 'n soort van zwevend loopen, waarbij hij eenigszins door de vleugels gedragen wordt. Vliegen is voor den struis absoluut onmogelijk, omdat ie de aanhechtingsspieren der vleugels mist. Gelukkig dat mevrouw zag, wat er te doen was. En nog gelukkiger, dat ze dicht bij Joopie stond. Want er is voor 'n mensch geen sprake van om den struis in te halen. Hij loopt vlugger dan 'n auto in volle vaart. Dadelijk schoot mevrouw toe en hield 't beest 'n stok voor, zoodat ie rechtsomkeer maakte. Maar meteen bracht ze Joopie en Truusje buiten z'n bereik. De eerste keek weer zoo echt bandieterig uit z'n ondeugende oogen. — Nou, dat was op 't kantje af ! — zei mevrouw. — U kan niet gelooven, hoe gevaarlijk de beesten zijn kunnen. Ze slaan met hun poot en raken altijd. Den mensch slaan ze recht in 't gezicht. En de meesten kunnen er dan weinig meer van voortvertellen. Dus onze kleine man — zei ze Joopie streelend — had er op 't oogenblik leelijk aan toe kunnen zijn. — Moeder liet den kleinen bengel z'n redster bedanken en hij deed 't heel lief, maar met 'n gezicht, alsof ie toch niet recht wist waarvoor. Onder de koele veranda begon het heele gezelschap te „liplappen", wat ons heerlijk verfrischte. Alles te zamen : 'n gezellig en zeer leerrijk uitstapje. . 'k Hoop er zoo nog meer te maken. Binnenkort gaan we op zoek naar 'n school voor ondergeteekende ! En morgen krijg ik 'n camera ! Henk. 83 Ziezoo, liefste Compie, dat weet je alweer ! Is die Henk niet 'n doortrapt goed exemplaar van 'n broer ?.... En is ie niet serieus op weg, om tot 'n degelijk jonkman op te groeien ?.... Al 'n paar keer heb 'k 'm geraden, om in de journalistiek te gaan.... aanleg is onbetwistbaar !.... maar ie dreigde er de vulpen bij te zullen neerleggen, als 'k niet ophield met dat „gedaas" ! ('t woord is van hèm !) Dat zou 'n bankroet zijn voor ons, en om 't te voorkomen, heb ik stevige voornemens van zwijgzaamheid op dat punt. Z'n beschrijving van den struis, enz. is werkelijk zeer goed. 't Was 'n fijn uitstapje. Maar geloof Je wel, lieve luidjes, dat 'k me telkens en telkens weer betrap op 't stille verlangen : „Waren zij nu ook maar hier !".... „Zij", dat ben jullie, snap Je ?.... 'k Ben zoo blij, dat 'k ook nog voortleef in jullie gedachten en gesprekken. Zal je heusch m'n plaats in de compie openhouden ? 'n Jaartje is zoo gauw om, zegt men, en dan kom 'k ze weer innemen. Jullie hebben dan 't 3e gym.-jaar al lang af.... Maar ijk r.... 't Woord „liplappen" versta Je misschien niet. Dat is 't drinken van 't vocht der cocosnoot rechtstreeks uit de opengemaakte vrucht. Kostelijk en frisch, dat verzeker ik Je!.... Daar komt Jo boven, om te vertellen, dat 'k over een uur klaar moet zijn, om met Moeder en Jo naar Habaai of „Welgelegen" te gaan! 't Pensionaat der Zusters Franciscanessen. 'k Werd ineens koud bij die tijding en heb 't voorgevoel van iets heel akeligs. Want Je begrijpt, 't zal dezen keer gaan over mijn gewichtige persoonlijkheid !.... 84 Dag, liefste, liefste Compie! Alle liefs voor Je drietjes en hartelijkste groeten voor de 3e klas, zelfs voor „Het luie schoolleerhng" en Jenny Terhulst. M'n brief moét dicht ! Daag ! Daag ! Je 5 Januari '24. Lou. Willemstad 26 Januari 1924. M'n lieve Stanie, Nu zou 'k drie dagen noodig hehüen, om Je alles te schrijven en m'n vrije oogenblikjes zijn heusch erg beperkt ! Je gelooft 't niet ?.... Luister : Vooreerst m'n gewone huishoudplichten, dan Truusje en Joopie, die nu school gaan bij de Zusters hier, bewaarschool nota bene en die ik meestal zelf haal en breng. Derdens : de uitstapjes, die we gezamenlijk per auto maken, om Curacao te verkennen- Je begrijpt, daar kan 'k niet bij gemist worden ! ! Vierdens : Onze bezoeken aan Welgelegen en die van Lou thuis, 'k Voeg hier 'n kiekje bij van de binnenplaats van 't pensionaat „Welgelegen" en van 't Weeshuis. Later zal, hoop ik, Henk ook wel 's 'n foto van 't front nemen. Straks meer daarover. Ten vijfde: Godsdienstige en maatschappelijke plichten ! ! 'k Zie je wenkbrauwen al vragend omhoog gaan Ja hoor ! Maat-schap-pe-üj-ke plich-ten ! Waar 'k toe reken : nu en dan 'n bezoek bij de goede Zusterkens te Santa Rosa, idem aan denJieer en mevrouw van Geulem en nog 's idem aan 'n roomsche Hollandsche familie, waar we hier kennis mee maakten. In 't afzonderlijke velletje vin Je Je laatsten brief be- 85 antwoord, 'k Was er alweer zoo overgelukkig mee ! Je hebt dus van onze epistels genoten, vooral van Henk's dagboekfragmenten ? Ja, hij kan zoo echt origineel uit den hoek komen. Goddank, dat ie weer ongeveer de oude jolige plaaggeest wordt, 't beste bewijs, dat ie begint te acclimatiseeren. Binnenplaats van 't Pensionaat „Welgelegen". Nou, z'n leventje hier was tot nu nog niet al te moeihjk ; 't vreemde van de omgeving en 't lieve veraffe Holland natuurlijk er buiten gelaten, 't Heengaan van Lou heeft 'm anders al menig zwaar uurtje bezorgd. Maar laat 'k Je eerst van Lou vertellen en van d'r vertrek. — Van d'r vertrek ? ? ? — zie 'k en hoor 'k Je in mijn verbeelding vragen als één stuk onbegrijpelijkheid en met 'n langen nadruk op 't laatste woord. 86 Ja, Stanie, onze lieve Lou is weg van huis, op pensionaat ! 't Kon bijna niet anders hier, waar 't al te bezwaarlijk was om haar eiken dag eenige keeren den weg op en neer te laten maken. Voor Je Hollandsche idee's van fietsende jonge dames en drukbevolkte wegen is dat na- Achterzijde Weeshuis, bij Pensionaat „Welgelegen". tuurlijk 'n puzzle. Zoo moest Lou wel intern worden, maar o Je kan niet gelooven, wat 't voor ons geweest is, vooral in de eerste dagen, (Zus is al bijna 3 weken daar) en nog . . Tegen Jou durf 'k wel bekennen en ook Grootma mag 't wel weten, (maar och, 'k vergeet, dat Moeder de lieve ziel al haarfijn heeft ingelicht) dat ik, Jo Koorenaar, Je flinken kordaatgenoemde vriendin, nog telkens, terwijl 'k Je schrijf, 'n traan moet wegvegen of wegslikken Nu pas 87 weten we, wat 'n lieve, hartelijke, trouwe, gedienstige zus onze goede Lou was, of liever is. Vader en moeder kunnen er nog niet over, Henk is brommerig en bij buiën kwaadaardig. Of soms ook weer uitgelaten, maar z'n grappen en z'n lach zijn niet echt. Zelfs de „babies", Kabouter en Sneeuwwitje, doen soms vragen, waar hun hartje uit spreekt. Zoo Joopie gisteren nog : „Zeg, Moeder, .heeft Lou nou nog niet genoeg geleerd ? Ikke wil naar Lou !".... — Gunst ja, — brak Henk los, — dat was 'n gezellige afleiding voor die Zusters, zoo'n zeurpiet !.... En wat 'n bof voor Lou !.... „Moeder, blijft Lou nou heusch altijd bij die Zusters ?" kwam Truusje benepen. — Wel nee, kindje ! Overmorgen is 't Zondag en dan komt Lou weer thuis, hè ? — ■ „Ja maar ze blijft zoo kort en ze gaat weer altijd weg !" — Zondag gaan we weer heerlijk uit rijden met Lou, — leidde Moeder Truusjes gedachten af. Lou zelf schreef al aan de compie, dat ze met Moeder en ondergeteekende even naar 't pensionaat ging. Dat was op 5 Jan. Direct werd zus aangenomen. En op 7 Jan. ging ze al thuis weg. 't Was 'n zielige dag ! 'k Beschrijf 'm Je maar He ver niet. Per auto brachten we haar weg.... met z'n allen.... we wilden aUen zien, of Lou 't er goed en gezellig hebben zou. Nu Moeder en ik hadden er al genoeg van gezien, om op dat punt volkomen gerust te zijn. De Zusters zijn alleraardigst, 't pensionaat heeft 'M&eer gezonde ligging en 'n bijzonder goeden naam, 't onderwijs enz. moeten voor- 88 treffelijk zijn. Een ding is jammer : de meisjes spreken hoofdzakelijk Spaansch, want de meesten zijn van Venezuela of de omliggende eilanden en allen blanken. Ze ontvingen Lou allerhartelijkst en velen deden haar best, om'r in slecht Fransch of Engelsch iets liefs te zeggen. Ze wisten blijkbaar, dat Lou van die talen iets verstond. („Tant soit peu !" zullen we maar zeggen). Op 't oogenblik is zus er al heel goed thuis,_dat Bierk-je aan alles, maar in 't begin heeft ze 'n harden dobber gehad, al deed ze onmenschelijke pogingen om zich voor ons goed te houden. Bij 't afscheid was ze gewoon kranig, maar o zoo bleek. Als 'k haar zag glimlachen, dacht 'k aan 't gezegde van 'n Fransch schrijver : „Certains rires ressemblent a des sanglots." *) Henk alleen was thuis gebleven, om — zoo heette 't — „op 't huis te passen en 'n oogje op onze bedienden te houden. Dat zwarte goedje kon je immers nooit vertrouwen," zei broer. Vin Je zoo'n zestienjarige zorg voor onze tijdelijke belangen niet roerend ? En dan vond ie 't „zoo onmenschelijk beroerd, als er zoo'n dozijn of wat nonnen en bakvisschen om je heen zweefden, om je bloedeigen zuster met vlag en wimpel in te halen, nadat je haar zelf onder 'n zielroerend afscheid aan ze had uitgeleverd.... Kan je net denken, zeg !.... Moet 'k niks van, hoor !".... Moeder en ik keken elkaar 's aan, toen die verklaring werd afgelegd. Wij begrepen wel, waar 'm de schoen wrong. Zie je, Stan, Lou en Henk zijn zulke echte kameraden. Nou was broer natuurlijk bang, dat ie bij 't weggaan op „Welgelegen" en de eventuëele huilpartij, die daarbij heel ') Sommige lachjes gelijken op snikken. 89 waarschijnlijk zou gegeven worden, min of meer onder den indruk zou komen of — wie weet — mee zou gaan huilen ! ! Wat ie 'n onsterfelijke schande zou vinden. Hij houdt zich graag, alsof ie van die dingen geen last heeft! Maar toen we thujs kwamen ! Moeder vroeg dadelijk, of ie ziek was, zoo stil en benepen zat ie te kijken.. — O neen, Moeder ! zoo lekker als kip ! — flikkerde hij even op. En 'k had inwendig pret voor zes, maar 'k liet er niets van zien, toen 'k hoorde, wat al poütiek hij gebruikte, om zonder rechtstreeksche vragen, toch haarfijn te vernemen, hoe 't allemaal gegaan was. Uit meelij werd 'k 't mededeelzaamst lid der heele familie, die één voor één wegzakte in zwijgzaamheid en eigen gedachten. Ook zelfs de babies !... . 'k Had 'n aandachtig toehoorder, die zoo nu en dan heftig met de oogen knipperde. Toen 'k 't kritieke afscheidsmoment zou beschrijven, begon ie zich ineens ijverig met de kleintjes te bemoeien. Joopie — toch al kribbig van wege de ongewoonte, dat Lou niet naast 'm zat bij 't avondeten — zeurde huilerig : „Henkie niet mag plagen, hé Moeder ?".... — Henk, toe ! — zei Moeder goedig. — Nou ja — kwam ie los, — die kabouter zit me daar te smiezen als 'n ziekehjke spreeuw en Truusje kijkt als 'n musch, die misselijk wordt. — Vader schaterde: „Wel, jongen, waar haal je 't ?" en Moeder en ik lachten, dat we schudden. Henk zelf en ook de „spreeuw" en de „musch" van den weeromstuit De stemming was gered ! Gelukkig mag Lou eiken Zondag thuis komen. Dat 's 'n 90 afzonderlijk bedongen privilege, omdat ze nog niets van Curacao kent. We laten daar onze uitstapjes of liever onze autoritjes op staan. Want ja, we hebben 'n eigen auto, al is 't dan ook maar 'n doodgewone Fordwagen, waar we maar nauwelijks met z'n allen 'n plaatsje in kunnen vinden. 'k Wou voor heel wat, Stanielief, dat Je Henk 's aan 't stuurrad zag zitten. Veiligheidshalve met Vader naast 'm. Vader chauffeerde van 't begin af meesterhjk, maar aan onzen gymnasiast alleen zou 'k me niet graag toevertrouwen. Dit onder ons natuurhjk ! Als onze aspirant-chauffeur 't las, kreeg ie 'n stuip van verontwaardiging. Vóór Lou weg was, hebben we 't struisvogelpark bezocht. Lou beschreef 't (uit Henk's dagboek) aan de compie. Dus dat las Je. 't Tweede ritje was naar 't terrein van de petroleumtanks, wat ons natuurlijk allen interesseert, 't Is Vaders arbeidsveld. De Isla (spreek uit: Iesla) noemen ze 't hier. Er moeten er zoowat 120 gebouwd worden. Straks meer daarvan. Eerst onze curieuse ontmoeting. Joopie en Truusje waren, zoo goed als wij vieren, overgelukkig, dat „Lou d'r weer was." Lou niet minder, dat snap je ! Vóór 't vertrek hadden ze al 'n kibbelpartijtje afgewerkt over de vraag, wie van hun tweetjes naast Lou mocht zitten, wat door Henk op dictatoriale wijze werd beslist met 'n : „Wie ruzie maakt, blijft thuis." Joopie, die van kleinen Ned op de boot de beginselen van 't boksen schijnt geleerd te hebben, wordt bij zulke gelegenheden altijd ietwat gevaarlijk, ten minste voor Truusje. Meestal worden beide babies gedeponeerd op den bodem, waar ze zitten op 'n laag bankje, zoodat Moeder en ik elk 91 zoo'n woelwater aan de voeten hebben. Drie vierden van den tijd staan ze voor 't raampje te springen en geven hun gewichtige opmerkingen ten beste : ,,0 kijk 's, Moeder, da's pas 'n zwarte !.... Wat 'n luiërd, die daar !.... Die jongens vechten ook !.... Moeder, ze loopen mee !".... En naar buiten roept de kabouter met verontwaardigd gezicht: „Mag nie !..',-• mag nie!.... pas op, ikke 'n agent roepen !" En boos zet ie 'n vuistje tegen de kleine zwarte rakkers, die heel gemoedereerd de tong tegen 'm uitsteken. (Tout comme chez nous !) „Moeder, asjeblief drinken ! Ikke dorst!".... komt de kabouter, als we goed en wel buiten de stad zijn. „Moeder, ik ook dorst !" echoot Sneeuwwitje. 't Was of 't aanstekelijk werkte : 't Werd 'n familiedorsjt. Er werd in ernst uitgezien naar iets wat op 'n café leek. — Jawel! —- zei Henk, die altijd op dreef is, als Lou bij ons is en hij chauffeeren mag, — jawel, je kunt hier even goed naar 'n restaurant zoeken als naar 'n kokospalm in de A'damsche Kalverstraat. — — Stoppen ! — zei Vader. Chauffeur Henk keek verwonderd, maar deed 't. We stonden voor de negerhut, de tweede van links op 't kiekje dat ik hierbij insluit: 't Eerste product van broer-amateur-fotograaf. Wat dunkt Je ? Voor onze Europeesche begrippen 'n onbewoonbaar krot. Hier zie Je ze nog vaak buiten de stad, al behooren ze ook tot de verdwijnende soort. En uit die krotten komen niet zelden de dames en heeren, die we in de Kerstnachtmis „bewonderden". Vader stapt erheen, alsof ie er vijftig keer geweest was. Dadelijk schieten een troep nikkertjes, allemaal zoo onge- 92 veer van 2 tot 12 jaar, den hoek van de hut om en kijken met groote zwarte glinsteroogen ons en de auto aan. — Wie kan Hollandsch praten ? — vraagt Vader langzaam aan het „belangstellend publiek." — Hij! — wijst 'n meisje op 'r broer. — Zij-! — wijst -de broer al even welsprekend op z'n Negerhutten. zusje. Hij heeft blijkbaar meer vertrouwen op haar kennis dan op de zijne. Eigenlijk kennen alle schoolgaande kinderen er zoo wat van. Vooral die van de hoogste klassen van Fraters- en Zustersscholen verstaan 't best en spreken 't heel goed, maar eenigszins afgemeten en hier en daar 'n scheeve uitdrukking er tusschen. De aangeduide „zij" kwam dapper vooruit met 'n half vragenden lach op 'r zwart snoetje ! 93 — Kan 'k van vader vruchten koopen ? — vroeg vader en het 'n paar kwartjes zien. Nu lachte d'r heele gezichtje en je zag aan den heelen troep — ik telde er elf! — de kleinste puk uitgezonderd, dat ze die taal allen verstonden. — Plakka, hoopi plakka! — (geld, veel geld !) begonnen ze onder elkaar te smoezen. — Ikke vragen ! — knikte 't meisje. Ze stoof vader voorbij, de hut in. Dadelijk kwam ze terug met 'n langen mageren neger, die beleefd tegen z'n pet tikte, eerst voor vader, toen voor ons. — Sjon kier coempra pat ia oe mango?— (Wil meneer patia koopen of mango ?) vroeg ie. Vader haalde met 'n hopeloos gebaar van „niet-verstaan" de schouders op en keek vragend naar 't kleine meisje. Die vertaalde toen 't zinnetje. De neger ging de hut weer in en kwam terug met 'n mandje, waarin vruchten lagen. Ze zagen er bepaald verleidelijk uit. Hij nam er één, zoo groot als 'n dikke peer, stak één vinger omhoog en zei toen : „plak". Dat verstonden we allemaal. Die vrucht kostte één plak, of z\ ct. Je moet weten, dat ze hier alles in „plakken" berekenen, zooals wij dat vaak in stuivers doen. Zoo ging hij door met al 't fruit in z'n mandje te prijzen, 't Was alles te zamen nog geen dertig cent. — Hier ! — zei vader de twee kwartjes aan den neger gevend, en meteen schudde hij al de vruchten in 'n valies, dat Henk al openhield. — Danki, mi sjon, danki!— (dank u, dank u, meneer!) — 94 lachte de neger en twee rijen witte tanden glitterden tusschen zijn breede roode lippen. Toen zei hij iets tegen den oudsten jongen, die nu als tolk dienst moest doen. — Wil u wachten, meneer ! — zei die, — u kan ze zóó niet eten ! Vader haalt een mes ! — En jawel, de neger kwam uit de hut, 'n mes in de hand, maar nu kwam er 'n heele optocht mee : 'n groot meisje met 'n baby in d'r armen, 'n oudere vrouw, een heel oude, nog 'n man en twee „dames". — Wel goeie genade ! — zei Henk half hardop en meteen sprong ie uit den auto, — 't lijkt 'n geslachtsboom in levenden hjve. Die ouwe is zeker de Oma van 't heele zoodje ! — — Henk ! — deed Moeder vermanend, — pas toch op, dat die menschen Je niet verstaan ! — — Geen nood, moeder ! Die kleine rakkers alleen verstaan wat school-Hollandsch, maar kijk 's ! — We waren allemaal vol attentie. Handig greep de neger 'n lange smalle vrucht en sneed ze open. 't Sap dreef over z'n zwarte vingers, 'n Klein nikkertje kroop zonder complimenten tusschen de knieën van den grooten neger en ving 't vocht op tusschen z'n roode lippen, die hij als 'n busje eronder hield, 't Was 'n grappig gezicht, waar we allemaal om lachen moesten. Vooral Joopie genoot. Lachen is 'n wereldtaal, zoo goed als schreien en de negers verstaan ze best. De vrouwen knikten ons lachend toe met 'n gezicht van „Hoe vin je 'm ?" — Patia, patia — zei de man met 'n klemtoon op de tweede lettergreep. We begrepen, dat 't de naam van de vrucht was. D'r inhoud was 'n breiachtig vruchtvleesch vol pitten. Vlug, als iemand, die 't kende, wipte hij de 95 pitten eruit, greep 'n portie van de sappige brei met z'n mes en hield ze vader voor. — Comé, mi sjon! — (eten, meneer !) zei hij. Vader wees naar Henk, of die geen zin had. Met 'n gezicht, alsof ie zich voor 't welzijn der familie minstens aan den vergiftigingsdood over gaf, hapte broer toe. Die dood scheen nog al dragelijk, want dadelijk kreeg ie 'n verheerlijkte uitdrukking over zich. Joopie begreep ze direct. — Lekker, Henk ? — informeerde hij. — Nou ! — zei de proever met veel overtuiging. — Kostelijk, hoor ! — en meteen begon ie den inhoud van 't valies onder ons te verdeelen. — Zie je — verklaarde hij half binnensmonds. — 'k Vind dien levenden negerstamboom ontzaglijk interessant, maar nou is 't lang genoeg en we moeten foetsie. Vindt u ook niet, vader ? — — Weet je wat, Henk, neem d'r gauw 'n kiekje van met hut en al, da's goed voor de Hollandsche vrienden ! Ik zal intusschen de dames bedienen en de babies er bij. — — Best vader ! — Zoo kregen ook wij de patia te proeven, 'n Overheerlijke vrucht, waarvan 't sappige binnenvleesch wordt gebruikt, 't Is kostelijk zoet. Ze groeit, als de meloen aan ranken, maar in verschillende grootte. Je kan ze soms. aantreffen van 'n 20 kilo zwaar en die koop Je voor èèn a tweeTswart- jes ! D'r zijn ook wel patia's met 'n eenigszins zuren smaak ! En sappig ! Vreemd hé, bij 'n vrucht, die bij voorkeur op drogen grond groeit. 96 Maar toen we onze vruchten wilden verorberen, kregen we er erg in, dat Truusje en Joopie al heel familiair tusschen de kleine nikkertjes stonden. 'n Zwart meisje, zoowat van haar leeftijd, streek met 'r zwart handje liefkoozend over Truusje's lange witte haren. — Ki jama bo nomber ? — (hoe heet u, jongejuffrouw ?) vroeg 't kleine ding. Lachend schudde zus d'r kopje met den breeduitstaanden blauwen strik, dat ze 't niet verstond. — Naam ? — kwam nu 'n ander meisje en meteen plantte ze d'r vingertje op zusjes schouder. — Truusje ! — zeid-ie, even kortaf. — Truusje ! Truuusje, Truuusje ! — ging 't nu als 'n lachroep van 't eene zwarte mondje naar 't andere, met 'n langgerekten klem op de uu. Joopie schaterde en trappelde van pret. Die hield alles voor 'n leuk spelletje. „Meneer van Geulem, meneer van Geulem" wees ie ineens den weg op. En warempel, daar kwam de van Geulemsche auto aanstuiven. We waren er allemaal blij om, want eerstens vinden we meneer en mevrouw bepaald gezellige menschen en ten tweede hadden we al ondervonden, hoe lastig 't was, dat we met z'n allen geen woord papiamentsch verstonden. (Tusschen haakjes : we zijn op 't oogenblik druk met de studie ervan. Moeder incluis, hoor ! We moeten wel). Henk begon intusschen ,,de schapen van de bokken te scheiden", (blanken van zwarten) volgens z'n eigen liefelijke uitdrukking !.... Gelukkig dat de negers 't toch niet verstonden.. Op Curacao. 97 7 Truusje werd in moeders en Joopie in vaders hoede bevolen : we stonden nu allen buiten de auto. Henk, de fotograaf, deed 't onmogelijke om de lui te beduiden, dat ie ze op 'n plaatje wou zetten. Lou begon 'm uit meelij te helpen, zoodat 't ten laatste erdoor kon, al stonden ze nog te veel op 'n rijtje. — Dat zwarte goed is niet te regeeren ! — bromde hij achter z'n codac, met 'n gezicht, of ie aanlei om erop te schieten. Vooral de negerin met 't kleintje op den arm was lastig. Telkens schoot ze vooruit naar den eenen neger — haar man, dachten we, — en stond dan te redeneeren en te gebaren naar ons en haar baby. We begrepen er niets van... Was ze bang, dat we voor 't kleintje gevaarlijk waren ?.. Graag hadden we 't eens van dichtbij gezien. Vooral omdat 't ons niet zoo zwart leek als de andere kinderen. Veel meer 'n kleurlingetje. We wisten al, dat die gevallen zich niet zelden voordoen hier. Ook 't omgekeerde zie je soms. Zoo komt in 'n blanke familie niet zelden een kind vóór dat veel donkerder is. Ze noemen dat 'n negrito. Onder de zwartjes van één gezin treft men vaak een lichter gekleurde aan, die zich dan verbeeldt 'n blanke te zijn. Die kleurling zelf is daar meestal heel trotsch op. En bij 'n kibbelpartijtje —zoo vertelden ons de Zusters, — hoor je zoo'n exemplaar de anderen niet zelden uitschelden voor.... „negroe pretoe (zwarte neger) !.... In 't land der blinden.... hé ? Maar 't was geen negrito, zei meneer van Geulem ons later. De babies zijn in d'r eerste levensweken of maanden alle- maal lichter van kleur. Ze worden langzamerhand zwart als de rest. Henk verloor er bijna z'n geduld onder, wat 'm geen ziertje verder bracht. De lui hier zijn meesters in de kunst om je geduld te laten oefenen. Dat weten we allang bij ondervinding. —- Wel, wat staan Jullie hier de wegen onveilig te maken ? — sprong meneer van Geulem uit z'n auto. — Ben je aan 't kieken, Henk ? — — Zooals u ziet, meneer ! Maar 't is heksenwerk en vooral dat eene vrouwelijke exemplaar met 'r baby is 'n onhandelbaar merk. Zou u 't haar niet 's kunnen beduiden ? Waarachtig, daar loopt ze weer weg !.... En dan dat geratel, waar je geen wijs uit wordt!.... Broer keek, of ie alle negers op z'n minst levend wou verbranden. Van Geulem begon zich met de zaak te bemoeien. Hij verstaat de negertaal, 't Werd 'n druk gesprek, waarbij de baby telkens als bewijsstuk dienst scheen te moeten doen Van Geulem lachte smakelijk en zei maar : — Unbez...., unbez.... (dadelijk, dadelijk!) Promer haci portret! — (Eerst een portret maken) — Direct schoot 'n kleine jongen naar Henk : — Sea asina bon di saca mi portret! — (Zet mij asjeblief ook opeen plaatje !) — Ja, ja ! — knikte Henk met 'n gezicht als een menscheneter. Van Geulem greep den zwarten kroeskop en plantte hem tusschen z'n broertjes. — Nu gauw, Henk ! — riep ie, toen 't kleine grut op 99 'n troep bij elkaar zat. De grooten stonden op 'n rij vóór de hut. —- Klik ! — deed 't kodacje en — all right! — zei broer. Thuis zagen we, dat de kiek prachtig gelukt was. 'k Zend er Je wel 's 'n afdruk van. — Ziezoo ! — zei Henk, — nou heb 'k er genoeg van. We gaan verder, niet Vader ? — en meteen zette hij den motor aan. We stapten allemaal in. Maar toen !.... — Wat zullen we nu beleven ? — zei Lou. — Zie dan toch 's, moeder ! — .... De oude vrouw ging recht voor den motor op den weg staan en spreidde haar zwarte handen uit, of ze daarmee den wagen wou tegenhouden. De twee groote negers stonden elk aan één kant, maar de vrouw (of 't meisje, wat was 't ?) met de baby viel zoowaar op Henk aan. Ze praatten zoo wat alle zeven tegelijk en 't was 'n kabaal van je welste, waar je telkens 't woord „fiadrino" tusschen hoorde. — Wel! — zei moeder, — nou was 't me heel wat waard, als 'k wist, wat die goeie menschen toch willen. Ze denken zeker, dat Henk met z'n toestel 't kleintje kwaad wou doen. Want om Henk gaat 't, da's duidelijk ! — — Maar ik moet er 't mijne van hebben ! — sprong Lou d'r weer uit, midden tusschen de kleine nikkers, die joelend om de auto dansten. Die beschouwden de zaak in elk geval niet al te tragisch. — Nee maar, — kwam Lou — nou moest u toch even zien/rnoeder, hoe hulpeloos Henk d'r bij zit. En toch kan je merken, dat ie woest is inwendig. Hij kijkt, of ie 't wurm den hals om wil draaien. — ioo — Zeg 's, meneer van Geulem, — riep de amateur-fotograaf in wanhoop, — wat wil dat canaille toch ? 'k Rijd ze zoo dadelijk waarachtig allemaal tegen de wereld ! — Van Geulem deed 't onmogelijke, om aan 't woord te komen. Wat 'm ten laatste gelukte, 't Scheen 'n heele uiteenzetting te zijn, waarvan we geen jota snapten. Maar duidelijk hoorde je weer telkens 't woord ,,padrino" en ook 'n paar keer „Hollanda". Door 't glas kreeg 'k Vader en Henk in 't vizier. Gunst, Stanie, 'k wou voor heel wat, dat je vooral den laatste 's had zien zitten, met norsch afgewend gezicht, bleek van ergernis, z'n hoogen linkerschouder schrap tegen de babydraagster, die 'm nog altijd dreigend nabij bleef. Je kon wel raden, wat er door z'n a-la-brosse-kop voor liefelijkheden rondspookten, 't Was om Je 'n ongeluk te lachen en toch om meelij met 'm te krijgen. Maar 'k zal Je even 'n brok uit z'n dagboek copiëeren. 'k Sla natuurlijk over, wat 'k Je zelf al heb verteld : Uit Henk's dagboek : Willemstad 23 Jan. 1924. Maar nu van Geulems verjtaling van dat helsch geratel ('k vind 't beslist noodig m'n beide Zussen te waarschuwen, dat 't hier volgende absoluut niet gecopiëerd en allerminst naar Holland verzonden mag worden, op straffen, door schrijver dezes zelf te bepalen). Die baby wordt morgen (dus eigenlijk vandaag) acht dagen oud en moet gedoopt worden. 101 Maar ze hebben geen geschikten peter voor 't wurm kunnen vinden, geen Padrino heet 't hier (op z'n Spaansch !) want dat heerschap moet rijk zijn en liefst niet te oud. Rijk, want de padrino moet de auto betalen, waarin ie met de Madrina (meter) en de Jaja (dat is de vrouw, die den doopeling draagt) en natuurlijk 't negertje zelf op den achtsten dag naar de kerk rijdt. Rijk ook, omdat ie z'n protégée of petekind (igar) bij ieder bezoek (en de igar komt liefst zoo wat tweemaal per week bij zijn Padrino en Madrina) met geschenken moet overladen, zoowel als bij iedere feestelijke gelegenheid in igar's jonge leven, b.v. verjaardagen en vooral bij z'n eerste H. Communie. Dan moet de Padrino zoowat den heelen uitzet betalen en de heele feestelijkheid erbij soms. En dan zijn ze hier nog geweldig happig op 't baantje. —Maar nou móeten Jullie hooren —zei van Geulem,— nou hadden me de luidjes uit die hut onzen Henk hier tot Padrino gekozen ! — — Mij ? ? ? — zei 'k, zóó stom-verbaasd, dat 'k met auto en al de lucht in dacht te vliegen. En 'k werd woest bovendien, om 't gelach van m'n heele familie. Jo en Lou gierden als van 'n sterke noordoostenwind door 'n slechtsluitend venster. Ja m'n bloedeigen vader stond gewoon te brullen, dat 'm de tranen over 't gezicht liepen. Truusje en Joopie, die er natuurlijk geen joot van snapten, maar enkel begrepen, dat mijn gewichtig personage voor dezen keer het lollige middelpunt vormde, riepen maar aldoor: „Och Henk dan !.... Maar Henkie toch !"... — Hou op, jongen, of 'k sla je tot pap! — riep 'k woedend. 102 — Henk ! — lachte moeder, — maak Je niet zoo kwaad. Je kijkt als 'n dierentemmer in 'n circus. — Toen begreep 'k, waarom dat vrouwentuig zoo met de baby rond had gesold en waarom ze mij ten laatste met 't mormel aan boord kwam : Gelukkig, dat 'k 't niet geweten had, toen 't schaap zoo dicht bij me was : Z'n leven was beslist in gevaar geweest! Ik, Henk Koorenaar, hier op Curacao tot Padrino van 'n negerspruit gepromoveerd !.... Dat ontbrak er nog maar aan !.. .. — Nou, dat zal je gebeuren ! — zei 'k tot van Geulem. — Ik levenslang met zoo'n kleinen zwarten bandiet opgescheept zitten !.... 't Idéé !.... Je vraagt toch, hoe komen de lui er toe ! — — O doodeenvoudig !.... Je hebt i°. : patia gekocht, .... 2°. : royaal betaald,.... 3°. : komt af in 'n auto,.... 40. Je hebt 'n toestel om ze te kieken,.... dus Je bent rijk. — — Aha, zit dat zoo ?!.... — — Ja en nou dachten de menschen Je 'n enorm plezier te doen, want zooals 'k Je zei: 't baantje is gewild hier ! — — Wel allemachies, laat ze dan 'n Padrino kiezen uit hun eigen ras ! — riep 'k. 'k Voelde me opnieuw kriebel worden. — Maar Je zag toch, hoeveel klein grut er al rondliep, want er wonen, meen 'k, drie familie's heel patriarchaal bijeen. D'r zijn dus al heel wat Padrino's noodig geweest en de rest, die nog in aanmerking komt, heeft stellig niet genoeg placca. — Mijn zorg, hoor !.... Maar 'k zal 'n advertentie 103 plaatsen in de „Amigoe di Curacao" : „Gevraagd voor 'n zevendagig zwart mormel een Padrino, die bulkt van 't placca. Te adresseeren onder 't motto „Padrino" aan 't bureau van dit blad." Maar dit weet 'k wel, dat ik voortaan geen negerhut of Een merkwaardige Negerhut. negerfamilie nog met m'n hooge tegenwoordigheid vereer, vóórdat 'k met doodehjke zekerheid weet, dat geen dergelijk veeleischend wezen den omtrek voor heeren-Europeanen onveilig maakt. Henk. Hij heeft gelijk ! Toch hebben we kostelijk genoten van 't geval.... Stel Je voor, Stanie !.... Henk peter ! 104 Soms lachen Moeder en ik ons nog krom, om de vermakelijke grap. Maar natuurlijk altijd, als Henk er niet bij is !... . Hierbij 'n kiek van 'n merkwaardige negerhut, die hij in „de knoek" kiekte. Dat woord leg 'k Je morgen wel uit. Voor vandaag is 't welletjes ! Daag ! (Wordt voortgezet.) 27 Jan. '25. Nou maar eerst de „knoek". Verkorting van „Coenoecoe" wat je vertalen kan door „buiten, veld, tuin en dorp" ook al. Enfin 't wordt hier gebruikt als tegenstelling met „stad". Je woont in de „punda" (stad) of in de „knoek) (buiten). Zoo wonen wij in de punda, niet in „Punda" 't oudste deel van Pietermaai, maar Lou is te Habaai al 'n knoekmensch. Je moet 't maar weten, hé ? In plaats van per motorboot door de St. Annabaai en 't Schottegat (zie afstandskaartje) te stoomen, zooals Vader tot nu eiken dag deed, om de Isla te bereiken, hadden wij er dezen keer, 'n autoritje van gemaakt. Van Otrabanda (Overzijde) waar we wonen, uit, ging 't door de „Breede Straat". Dan naar Habaai, waar we rechts 't mooie pensionaat tegen de berghelling zagen liggen. Even later buigt de weg naar rechts en al heel gauw komen we op Asiento, 't eigenlijke petroleumterrein. Van Otrabanda af is 't ongeveer 6J'K.M., maar in rechte lijn te water is 't veel korter. Je begrijpt, dat we alles met veel belangstelling bekeken hebben. — Nou, vader! — zei Henk met 'n serieus-verstandig gezicht, — u hebt er niet bij stil gezeten. — En ja, al verschillende tanks waren in aanbouw, zoowel als 'n fabriek voor 105 blikken bussen, tot vervoer van de petroleum. Later meer daarover. Want, zie je, Stanie, 'k heb zoo'n idee, dat heel die petroleum-bijzonderheden Je maar matig interesseeren en tweedens wacht ik liever, tot 'k daarover 'n flink brok vind in Henk's dagboek. 'k Weet zeker, dat die 't naadje van de kous zal moeten hebben van Asiento en de Isla, enz. enz. 'k Zag 'm Zondag 1.1. al vaak iets noteeren. En, te slikken krijg Je 't, Stan, al was 't maar alleen om Grootma, die er heel zeker belang in stelt. Hou je dus voorbereid !.... Tot slot nog 'n stukje dagboek van Henk : 'n Tweede aUeraardigste ontmoeting op dien gedenkwaardigen Zondag. Uit Henk's Dagboek. Op de terugreis van Asiento. Nee maar ! De verrassingen zijn niet van de lucht ! We hebben Asiento heel zakelijk-nuchter bekeken en besproken, ('k zal 't later aanteekenen en den boel kieken, als er wat meer te kieken valt!) en natuurhjk ook kennis gemaakt met den inhoud van Moeders broodjestrommel — zoo'n broodje of dompie kost i plak of, wil je 'n grooter, 3 plak, dus "]\ ct. Met de rest van de patia schoven ze kostelijk. ('k Moet bij die sappige vrucht altijd opnieuw aan Harks denken en hoe die op 't gym met 'n smadelijke snuit „Maar Curacao !".... zei, toen Gee 'm 't nieuws vertelde, 'k Wou voor heel wat, dat 'k 'm voor zijn zwartgalligheid 'n paar patias als geneesmiddel kon sturen. Hij zou er 106 I! bepaald lieftalliger van worden!) Toen instappen en naar huis, want 't is hier vroeg avond. Van Geulem zat bij ons, om eenige bijzonderheden aan te duiden. Moeder en Jo bij Mevrouw in de tweede auto, bestuurd door van Geulems chauffeur. In de buurt van „Welgelegen" zien we in de verte 'n troepje vrouwen, 't Stelletje komt dichter, ik tel er een, twee, drie.... negen ! — Dat treffen we prachtig ! — zegt meneer van Geulem. — Nog platen disponibel, Henk ? — — Voor dat stelletje zeker ? Is 't iets bijzonders ? - — Zou 'k denken ! 't Zijn bruiloftsgasten ! Morgen is er hier in de buurt stellig 'n trouwpartij of 'n ander feest ! Zie je niet, dat al de dames voorzien zijn van 'n geschenk. 107 Ik tel al een, twee, drie, vier taarten ! En 't zijn flinke, zooals Je ziet! Daar hebben ze hier aardig slag van. Gauw Je kodac, Henk, dan laat ik ze even halt houden en poseeren ! — Van Geulem erop af. Eerst wat verlegen gegichel. — Dat spreekt! — Toen wat getrek en gepluk aan d'r plunje — vrouwelijke ij delheid heeft nu eenmaal 'n cos- mopolitisch karakter, en — ja! daar gingen ze ! Of liever daar stonden ze ! 't Kiekje lukte prachtig !... Alleen die ééne negerin ging liever schuil achter de andere. — 't Was wel zoo ! — vertelde van Geulem. — Morgen 'n huwelijk in de buurt! Als je soms zin hebt, om mee te gaan feesten? — deed ie half vragend naar Vader. Maar die moest op de Isla zijn, op z'n arbeidsterrein, waar juist twee nieuwe tanks worden begonnen. Zoo gauw mogehjk wordt er ook 'n fabriek voor blikken bussen gebouwd, om de ruwe en gezuiverde petroleum enz. te kunnen verzenden. Nu wordt ie nog veel in bulk uitgevoerd,.... zegt vader. — Voor Jou, Henk, is 't er gevaarlijk, op zoo'n feest. Want meestal wordt dan al 'n padrino gekozen voor 't eerste kind. — — Zoo ! — zei 'k droog. — Maar u kan gerust zijn, ze zullen m'n eerbiedwaardige snuit niet aanschouwen. — — 'k Had nog liever, dat ze allemaal! —dacht'k. 'k Zal m'n volledigen wensch hier maar niet neerschrijven. Bij 'n volgende excursie hoop 'k dat we weer'n avontuur beleven, maar één, waarin mij geen hoofdrol wordt toegedacht. Henk. 108 Ja eigenlijk Stanie, zou 'k Je nog heel wat van die bruiloften en andere feestelijkheden kunnen vertellen, maar dan kom 'k nooit uitgepraat. Alleen nog dit : Gisteren vóór 14 dagen, (we schrijven vandaag al 28 Jan.) heeft Henk z'n intrede gedaan in 't St. Thomascollege hier. 't Is 'n mulo van de Fraters uit Tilburg, 'n Allerbeste jongensschool, zegt men. Maar natuurlijk voor Henk als gymnasiast van 't 3e toch te laag. Nu haalt ie privaatles üi 't Spaansch. (Je weet, da's zoo'n beetje de modetaal ook in Holland en 't is zoo makkelijk mee te nemen) en de andere gymnasiumvakken. Behalve Latijn en Grieksch, dat leert ie bij één der Heeren Kapelaans hier. 'n Heele gerustheid, dat we dus ook hier kunnen voortgaan met onzen oudsten stamhouder te vormen tot 'n 109 „nuttig lid der maatschappij". Zoo juist verrast hij mij met 'n photo van 't St. Thomascollege en een van z'n Frater-Leeraar-in-'t-Spaansch en diens klas. (Henk meent 't aan z'n waardigheid als amateur-photograaf verplicht te zijn, om zoo ongeveer drie kwart van Curacao in beeld te brengen). 'D'r zijn wel pientere jongens bij, zooals Je ziet, ook onder de zwarten. Ze hebben 'n voetbalclub onder elkaar, waarbij ook Henk zich heeft opgegeven. Hij is al vol van den wedstrijd, dien ze binnenkort zullen spelen tegen de jongens van de Fraterschool te Scherpené. Afleiding en bezigheid genoeg dus voor 'n beweeglijk jongmensch. Voor Joopie hebben we 'n blank (van de roomsche Hollandsche Familie Zegeveld) en twee zwarte kameraadjes opgezocht. De rassen zijn dus in evenwicht. Doel is vooral IIO om 't oppermachtig gewaande willetje van den jongs ten zoon des huizes, die maar praat van „Ikke dit en ikke dat", te leeren buigen en -zich naar anderen te leeren schikken. Maar nu : basta ! Ik moet eindigen, al zou 'k ook nog zoo graag wat langer met Je praten. Zie Je, liefste Stanie, als 'k Je zoo schrijf, stel 'k me altijd voor, dat 'k Je bij me heb, of dat we samen op 'n bank zitten in 't heerhjke Vondelpark Maar och, ik vergeet dat 't in HoUand misschien nog stevig wintert.... Nu, dan maar bij de warme kachel ! O wanneer ? wanneer ? Dag Stannetje ! Je trouwe Jo. P.S. 'k Sluit Je brief in bij 'n afzonderlijk schrijven aan Grootma. Die laat 'm Je wel gauw bezorgen. Daag ! * * Uit Lou's dagboek : Henriette v. Gelder aan Lou Koorenaar. Amsterdam 30 Jan. '24. M'n lieve Lou, Arm slachtoffer van wetenschap en beschaving en weet ik wat nog ! Op kostschool! 't Is 't eenige, wat 'k me op 't oogenblik van heel Je brief herinner. „Lou op kostschool!" zeg 'k twee- driemaal per uur. 'k Vind 't reuze-eng, reuze-ellendig voor Je !.... Denk Je heusch, Lou, dat Je 't er kunt uithouden ? Ik voor mij krijg al kippevel, als 'k aan al de orde en regelmaat denk !.... Stel Je voor, lieve Lou, dat ik, Dikkie Robbedoes, er tusschen gevangen zat!.... Moeder dreigt er me wel 's mee, in b.v. eergisteren nog, toen 'k met 'n flinke scheur in mijn parelgrijzen waterproofmantel thuis kwam En nooit maak ik steviger voornemens en doe ik hartroerender beloften ! Lou, Lou, schrijf toch gauw, hoe 't Je gaat,.. of de meisjes snoezen of draken zijn, hoe Je Je dag klein slaat, en ja, natuurhjk ook wat Je er leert ! Ik denk minstens vijf keer per uur aan Je. Veel groeten van de twee andere compieleden, al weten ze niet, dat 'k even per kaart dit zeereisje maak Ellendig, dat we nu pas over 6 weken — 'n eeuwigheid ! — wat van Je hooren kunnen. 'kHeb gelezen, dat er al draadlooze telefonie is.1) Zou dat gaan naar Cura?ao ? Dan begin 'k direct te sparen voor 'n installatie, 'k Heb al één heelen stuiver, die zich eenzaam zit te vervelen in m'n beurs als de eenigst overlevende van 't zakgeld van deze week ! Maar vele kleintjes Dag, liefste Lou ! Schrijf toch dadelijk! Je ongeruste Dikkie. Habaai, Pensionaat „Welgelegen" 25, 2, '24 Mijn liefste Compie, Nou moog Je eerst al Je standjes en verwijten, omdat 'k sinds zoo lang niet schreef, op me loslaten en dan gaan we, als 't Hollandsche voorjaarszonnetje tenminste 'n beetje vriendelijk is, er 's rustig bij zitten in ons „vergaderlokaal". En anders maar in één van Je drie eigen „dens" *) * M Dikkie kon in 't begin van 1924 nog niet vermoeden, dat Koningin, Prinsjes en Minister in Mei 1927 langs den kortegolf zender van Philips te Eindhoven, werkelijk verstaanbaar spreken zouden met Curacao zoowel als met Oost-Indië, , 2) „Den" is 't Eng. woord voor hol. Hier bedoeld als hokje, kamertje. I J2 Je hebt me natuurlijk alledrie beschuldigd van „verflauwing- in de vriendschap" of gedacht, dat 'k na m'n vertrek van huis — Je weet nu, dat dit voor mij zoo gewichtige feit al gebeurde, nadat 'k twee* dagen m'n laatsten brief aan Jullie had verzonden, —zóó down was of zóó heimweeïg, dat 'k er niet toe komen kon. Niets van dat alles, m'n beste menschen ! Maar zie Je, primo had 'k Je pas op 5 Jan. 1.1. 'n reuzebrief geschreven.... Secundo zond Jo einde-Jan. 'n dito aan Stanie, waarin Je ook een tamelijk deel van mijn biographie kon lezen (Zeg, hoe vonden Jullie die ontmoetingen op onzen autorit ? Wat zouën Jullie gesmuld hebben in letterlijken zin van de kostelijke vruchten, in figuurlijken van de even kostelijke grappen ! ) Tertio heb 'k niet veel tijd voor correspondentie, omdat de pensionnairen die vooral Zondagsnamiddag afdoen en dan zit ik — zooals Je weet — heerlijk thuis of we zijn „en familie" op route. Op 't oogenblik heeft mijn klas — 'k ben ingedeeld bij de hoogste, zeg ! — les in Fransche taal. Da's mijn „dagboek-uurtje", omdat 'k al zoo'n bolleboos in't fransch ben. En nou kan 'k Je wel al die brokjes uit de eerste dagen hier gaan copiëeren, maar ze vormen nu juist geen verkwikkelijke lectuur ; ik at toen nog mijn „tranenbrood" en alles was zoo akelig vreemd. Gelukkig zijn die eerste moeilijke dagen voorbij !.... Dus, beste Compie, nou behoef Je daarover geen gezichten te trekken, als de joden bij den klaagmuur te Jeruzalem of geen jeremiaden aan te heffen over „die arme Lou." 113 8 Op Curacao. 't Is heusch niet noodig !.... Ik ben er al lang doorgegroeid !.... De Zusters of de „Soeurs", ('t zijn Franciscanessen uit Roosendaal) en ook de meisjes waren en zijn allerliefst van het eerste oogenblik af. 't Gebeurt natuurlijk heel vaak, dat er ,,'n nieuwetje" d'r intree doet in 't pensionnaat en iedereen hier weet bij ondervinding, hoe vreemd en zielig je je die eerste dagen voelt. Daarom wordt ook al 't mogelijke gedaan, om 't je prettig en gezellig te maken. En ons pensionnairen-leven is nog wel om vol te houden. Maar Je begrijpt, dat 'k toch met duizend verlangens naar huis verlangde en de uren aftelde tot 's Zondagsmorgens 8 uur !.... — Toet.... toeteretoe ! —.... hoorde ik. Wat 'k later vernam te moeten vertalen door.... ,,Lou,.... hier zijn we al!".... Je moet 't maar weten, hè ? — Da's autotaai! — zei Henk, die zoo trotsch, als 'n romeinsch triumphator op z'n zegekar, aan 't stuurrad zat. Vader gelukkig naast 'm. Anders had 'k 'm mijn kostbaar vijftienjarig bestaan niet durven toevertrouwen ! ! Zoo zachtjesaan word 'k er geruster op, en Vader zegt, dat Henk meesterhjk chauffeert, 'k Heb er geen verstand van, maar in elk geval doet ie 't ernstig en met 'n voorzichtige kalmte, die 'k niet bij 'm gezocht zou hebben. Maar laat 'k Je eerst ons laatste bezoek aan Sa. Rosa vertellen. We zouden afscheid gaan nemen van de twee Zusters, die met ons gereisd hadden en die op 7 Febr. weer naar 't lieve vaderland zouden terugkeeren. 'k Kan Je niet zeggen, hoe 'k haar benijdde, want — al begin 'k me 114 hoe langer hoe meer met Curacao te verzoenen — dierbaar Holland gaat toch boven al. De zusters waren zoo vriendelijk zich met eenige pakjes, brieven enz. voor Grootma en anderen te belasten. (Als Je niet nieuwsgierig wordt, wil 'k Je wel vertellen, dat Jullie drietjes ook elk 'n klein, klein souvenirtje van ondergeteekende krijgt. Pas op voor St. Eli=abethshospitaal. Achterzijde. Gezien vanaf het Rif. Je jurk, Dikkie, of heb Je geen last meer van de scheurmanie ?) Maar jawel, op 4 Feb. Zondag, den dag van ons bezoek werd Zr. Assistante — eigenlijk heette ze Zr. Casimira — ernstig ziek, zoodat ze direct overgebracht moest worden naar 't St. Elisabethshospitaal, bediend door Zusters Franciscanessen' uit Breda en de reis werd uitgesteld. En juist op 7 Febr. bedoeld als dag van afvaart voor de beide Bezoeksters, overleed de goede zuster. Lijken blijven ii5 hier niet lang boven aarde, zoodat de begrafenis den 2en dag daarop al plaats had. 'k Was terug te Habaai en zag er dus niets van. Daarom copiëer 'k van broer, die met beminnelijke toewijding z'n dagboek bijhoudt. Uit Henk's dagboek : Willemstad 9 Febr. 1924. Gisteren met z'n allen ter begrafenis geweest, da's te zeggen : Vader, Moeder, Jo en je dienaar. De „babies" konden nu 's gemist worden, 't Was 'n heele plechtigheid ! 'n Zuster van Santa Rosa ! Veel droefheid en toch — schande dat 'k 't zeg, maar 'k wil eerlijk zijn ! 'k heb me aldoor moeten verbijten, om 't niet telkens uit te gieren. Van „huilen" gesproken !.... Nee maar, als 'k ook maar 'n speldeknopgroot vermoeden had gehad van wat negers je op dat gebied leveren kunnen, ze hadden er naast Mr. Koorenaar, geen master Koorenaar gezien, dat kan 'k heilig verzekeren. 't Was 'n „plechtige begrafenis", dus.... de heele bevolking mobiel. Onderweg zagen we 't al; overal negers en negerinnen in gala, maar nu geen schreeuwende kleuren ; allemaal ter kerk. In de kerk 'n gewone deftige uitvaart. De lijkstoet: voorop 't kruis, dan de geestelijkheid met 'n staf van zwarte misdienaars, toen 't lijk, gedragen door Fraters in hun witte togen, daarachter de Zusters, een rij Fraters van Willemstad en Scherpenè, (parochie Sa. Rosa) de familie Koorenaar, achter ons „Mamaatje en Tante Fooi", (twee bekende figuren hier, maar die 'k aan Jo of Lou ter „behandeling" overlaat) en ten laatste de school- 116 jeugd — mannelijke en vrouwelijke — gevolgd door.... ja.... 'k geloof zeker 3 kwart van 't heele dorp. En Sa. Rosa telt ± 6000 inwoners, al begrijp je niet, waar ze huizen allemaal, want hier en daar zie je maar enkele hutten. Toen de stoet uittrok, begint me zoowaar al dat negervolk te ,.huilen" en te lamenteeren, dat de lucht er heet van werd. Wat heusch niet noodig was ; de Curacaosche zon scheen toch al onbarmhartig genoeg op m'n nog ongewenden en nu natuurlijk ongedekten Hollandschen kop. Gelukkig lag 't kerkhof niet ver af. Vreemd ! Betrekkelijk weinig gewone graven, maar heel wat gebouwtjes, die me 'n soort kapelletjes leken, maar grafkelders waren. Wie 't hier maar even doen kan, heeft zoo'n grafkelder.... en dan liefst voor de heele familie. Ik hoop, dat wij 'm op Curacao niet noodig zullen hebben !.... De Zusters hadden 117 er ook nog geen (die zijn pas van Aug. 1920 af hier) en natuurlijk heb je zoo'n ding er niet in èèn of twee dagen staan. Want negerwerklui zijn bij uitstek langzaam, langzaam in 't beginnen en nog langzamer, langzamer in de uitvoering. 'n Bevriende familie zou 't overleden nonnetje zoolang in haar grafkelder opnemen en zoo werd de Doode daar bijgezet. Bij de liturgische plechtigheden en gebeden was 't negerkabaai gelukkig gaan liggen. Een Pater Dominicaan hield 'n lijkrede ; kort, maar mooi, in vloeiend hollandsch natuurlijk, zoodat vooral de volwassen lui er geen woord van verstonden. Toch luisterden ze allemaal voorbeeldig en letterlijk met open mond. 'k Begreep er geen snars van waarom Maar jawel! Daar hooren ze, dat de Predikant Curacao vernoemt, ze begrijpen, dat zij er op een of andere manier mee gemoeid zijn en 'n nieuw klagelijk geschrei breekt los de Pater wordt overstemd, maar die kent z'n pappenheimers en spreekt onverstoorbaar voort. Wat ik 'n kranig stuk werk vond. Ik durfde niet eens opkijken, 'k had 't zonder dat al hard genoeg te verantwoorden, om m'n facie in 'n ietwat ernstige plooi te houden. „En met edelmoedige zelfopoffering haar zorgen wijdde aan de arme negerkinderen van Sta. Rosa, die".... de rest van den zin ging verloren in zoo'n onbeschrijfelijk rumoerig-droef gejammer en gegil, dat 'k dacht alle graf. kelders te zullen zien opensplijten. En telkens klonk 'n zelfde klagelijke uitroep : ,,Nos tabata stima zuster masha".. Weer 'n andere groep bulkte als 'n versterkte echo : „Nos tabata stima zuster masha!" In 't Hollandsch, zooals we 118 II later vernamen, te vertalen door : „Wij hielden zooveel van de zuster!" En minstens de helft van de bulkende menigte had 't nonnetje nooit gekend ! Vandaar 't woord oprechte droefheid ! Ik zat met m'n zakdoek als 'n prop tusschen m'n lippen, om op aUe gebeurlijkheden voorbereid te zijn ! Goddank dat Lou d'r niet was, dan had ik, of liever hadden we 't zeker niet gebolwerkt. Stel je voor, wat 'n schandaal zoo'n brullende blanke HoUander tusschen al die huilebalken van zwarten. Maar toen we weer „en familie" waren, hebben we onze scha ingehaald, 'k Hoorde, dat ze 't er allemaal kwaad mee hadden gehad. De droefheid van negers lijkt me hier nog al van 'n vermakelijk soort. Nee, dan vond ik de stil-droeve berusting op de bleeke gezichten onder den wit-zwarten hoofdtooi der zusters meer echt en meer Hollandsch en daarom — dat spreekt — van beter kwaliteit. Henk, jongen, zorg, dat je er hier op Curacao 't hachje niet bij in schiet: 'k zou voor heel Amsterdam zóó niet be-rouwklaagd willen worden. Henk. Nou, hoe Vin Je 't Ria, Leo en Dikkie ? Maar 't is zoo echt zielig, dat de missie hier zoo'n beste kracht—want dat was de goede zuster — moest verliezen, om ons zoo'n buitengewone begrafenis te laten meemaken. Je begrijpt immers, dat de doorsnee-negers met hun dooden niet zooveel omslag gebruiken, al is de droefheid der familie ook even druk en lawaaierig ! En nou genoeg over begrafenis en dood. 'k Zou er anders nog heel wat van kunnen vertellen, want de negers brengen er hun bijgeloof bij te pas. 119 mm Voor 'k verder vertel, eerst nog wat vragen. In je volgende brieven alles beantwoorden en.... eerlijk ! i°. Hoe de compie en hoe elk afzonderhjk compielid 't maakt ? Heb Je nog dichterlijke bevliegingen, Dikkie ? Dan houd 'k me aanbevolen ! Nog gekibbeld met Jenny Terhulst ? Leeft 't „rechtvaardig-stijf vlechtje" van „het luie schoolleerling" nog of heeft 't moeten ruimen voor „bobbed hair" ? Hier in Willemstad ontmoet je 't nog al onder de Europeesche dames, vooral in Scharloo, 't rijkejodenkwartier, zie je ze vaak rondom de prachtige villa's. Zeg, hoe vin Je 't, dat voor één van de mooiste jodenvilla's 'n Frater van Scherpenè, 'n echt bouwkundige, de teekening maakte ? Henk kiekte ze, zoowel als de mooie kerk van de H. Familie (hier in Otrabanda), waarvan ook Frater A. (een rasecht Noordbrabander) de architect is. 'k zal de kiekjes wel 's van Henk zien te krijgen, dan kan Je er nog 's mee geuren bij de lieve Jenny. Zeg, 'k heb Je schoolgrap met die griezelige muis, (ik neem m'n petje af voor je moed ! Heusch, ik méén 't !) zoo goed en zoo kwaad als 'k kon, aan eenige klasgenooten verteld in slecht Fransch, nog slechter Engelsch en allerslechtst Spaansch (maar daar ben 'k nog hèèèèl zuinig mee ! ) Ze schenen me best te snappen, want soms zaten ze te stampvoeten van 't lachen. En Dolores Madoura, die me ook zoo'n grapjas lijkt riep maar : „j Qué gracioso ! \ Qué gracioso !" (Hoe gezellig ! Hoe prettig !)" Zie Je 't omgekeerde uitroep- teeken vóór den zin ? Moét zoo, hoor ! 'k Zit al weer met élastieken hals uit te zien naar Jullie brieven. Alles, alles vertellen, zal Je ? Dan kan 'knog zoo 120 echt met Je meeleven. Zondag zei Vader, dat 't werk op de Isla zoo goed op schoot. Als 't zoo doorgaat, kunnen we zeker over 'n klein halfjaar terug naar Holland. Teure Heimat, sei gegrüszt! 'k Blok uit alle macht Spaansch, 't is zoo'n eenige gelegenheid hier ! En 'k vind 't niet moeilijk, als Je 'n mondvol Latijn en Fransch kent. Adios, (vaarwel,) beste menschen ! M'n tijd is alweer om ! Met duizend hartelijkste groeten. Habaai 2 Maart '24. Je trouwe Lou. 121 Jo aan Stanie. Willemstad 23 Maart 1924. M'n beste Stanie, HEEL veel en oprechten dank voor Je lieven brief, waaruit we zoo duidelijk hoor en, hoe Je met ons allen meeleeft en ons doet meeleven met zooveel dierbaren en zooveel dierbaars in Holland. Nog eens : We genieten zoo van de minste bijzonderheden ! In de overtuiging, dat ook onze onstandigheden, onze ondeiVmdingen en ondei*vm(linkjes Je evenzeer interesseeren, ga 'k Je weer een en ander vertellen. Over die begrafenis las Je al in den brief aan de Compie. Gerust, 't was zoo, hoor ! Henk heeft roerend eerlijk alles verteld. Ook heeft ie 't graf van de Zuster gekiekt. Je ziet er bidden : 'n Frater, twee zusters en twee weeskinderen. Gisteren, Zondag, zijn we d'r weer op uit geweest. We hadden den Frater-Leeraar van Henk's klas op St. ThomasCollege tot „geleider", als 'k 't zoo noemen mag. 't Scheelde geen haar, of kabouter Joopie's figuur had erbij ontbroken en alleen de zorg van Moeder, waar ze t kleine heerschap zoo lang veilig kon opbergen, heeft hèm voor de rit en de rit voor hèm gered. Stel Je voor, lieve Stan : Vrijdag hadden we flensjes bij 't middageten, Joopie's Hevelingsgerecht, zoodat Henk aan tafel van Joopie's verheerlijkt gezicht zei: „De kabouter kijkt, of ie zoo pas zalig verklaard is." 't Leuke snuitje van ons flensjesverslindend familielid 122 stond 'n oogenblik op „Wat je zegt !" , maar liep dadelijk weer terug naar den vredigen ernst, passend bij z'n gewichtig verorberingswerk. Nu had Joopie die flensjes al dadehjk in 't neusje gehad, toen ie uit school thuis was gekomen. Gevolg : Joopie meende de keuken, waar zulk 'n veel belovend werk werd 123 gedaan, ook met 'n bezoek van z'n veelverwachtend persoontje te moeten vereeren. Hij schijnt er heel wat wetenschap opgedaan te hebben. Dat ondervonden we later : Ik schreef Je al, dat Joopie 3 kameraadjes heeft, een blanke (Wim Zegeveld) en twee zwarten : Alfredo en Hosé Cochen, zoontjes van den chauffeur van 't St. Thomas-college. Nou waren die vier jongeheeren rondom vier uur bij elkaar in de achtergalerij, (hier noemt men 't gaanderij, wat door de negers als „haderij" wordt uitgesproken) hun gewone speelplaats. We hebben 'n heel aardigen kleinen tuin, maar daar kan Je die snaken niet vertrouwen. Gewoonlijk gaat 't er rumoerig naar toe, daarom vonden Moeder en ik 't wel wat verdacht, dat 't zoo erg stil bleef. Wel hoorden we 't geschetter van Joopie's hoog stemmetje, maar 't klonk zoo heel ver af. — 'k Ga 's even op verkenning ! — zei 'k. 'k Was niet öp van m'n stoel, of daar hooren we ze aanstormen in de gang. — Wacht even, daar zijn ze ! — — Boem ! — wordt de deur verder opengestooten.... En toen.... — Moeder, moeder, 'k ben neger geworden en Wim ook !-giert onze kabouter. —- En Fredo en Sé zijn blanken ! — en broer trappelt van pret. Maar nou gaf 'k 'n lief ding, Stanie, dat 'k Je die vier beschrijven kon, zooals ze daar voor ons stonden : Joopie en Wim met gezichten en handen zoo zwart als 'n donkere nacht, besmeerd met roet of houtskool, in elk geval met iets dat wonderlijk ,,pakte" op hun bezweete snoetjes. En de 124 bewerking was" grondig geweest, dat getuigden ook hun rose- kleurige flanellen pakjes door zwarte vlekken in allerlei vorm*!.... En Joopie-droeg 't zijne gisteren voor 't eerst !.. 't Was werkelijk om erbij te huilen. De twee negertjes waren met meel gegrimeerd, ('k Zei je immers, dat Joopie bij zijn keukenbezoek heel wat wetenschap had opgedaan, De kameraadjes van Joopie, Alfredo links, tlosé op den achtergrond. o.a. ook, waar onze kokkie 't meel voor de flensjes haalde). Hun witkatoenen pakjes waren er nog 't best afgekomen, al zag je toch wel, dat ook de negertjes bij de metamorphose van de blanke vriendjes hadden geholpen. Ze stonden daar alle vier voor ons met 'n gezicht zoo onnoozel als de onschuld-op-visite en in hun ondeugende oogen de vraag : „Wat zeggen jullie nou van zoo'n kunststuk ?" Begin daar nou maar 's bij te knorren ! Moeder en ik 125 hadden genoeg te doen, om ernstig te blijven. Fredo en Sé waren juist twee vuile oude mannetjes. Joopie en Wim leken op 'n paar moortjes, die van 'n reclameplaatje weggeloopen waren, vooral als ze schuin naar je opkeken met 'n paar oogen, die overliepen van ondeugd. Toen alle vier 't bad in, op de beurt af. Ook Wimpie, die maar huilde : ,,'k Moet er straks thuis toch in !" Maar we konden 'm zoo niet afleveren. Je snapt nou, waarom Joopie z'n rit bijna verspeelde. Toen 'k met Sé voor de kuip stond, zeid-ie weemoedig : ,,Marrami tabata blancoe tambe." (,,Ik wou, dat ik ook 'n blanke was.") Er lag iets van 'n verwijt in z'n toon, dat ik 'm nu juist dat geluk weer ging ontnemen. Joopie heeft beloften gedaan bij dozijnen, waarin „meel, roet, afblijven en zoet zijn" de hoofdartikelen vormden. Maar met de zalige zorgeloosheid van z'n 5 jaren zaten dié goede voornemens 'm gisteren al volstrekt niet meer in den weg : Hij levert met den beminnelijkst en eenvoud in elke onbewaakte minuut 'n ongedacht stukje van averechtsche deugd. Maar 'k vergeet ons uitstapje : We zijn naar Scherpenheuvel of Scherpenè geweest. Henk had daar nou eenmaal z'n zinnen op staan . 't Is 't Fraterhuis met de scholen voor de wees- en voogdij jongens, zooals de zusters van Sa Rosa wees- en voogdij meisjes hebben. Soms hebben de Fraters ook veroordeelde boefjes erbij, want 't huis is 'n rij ksop voedingsgesticht. Nou moet 'k Je eerlijk zeggen, Stanie, dat 't bezoek aan zoo'n inrichting me maar matig bekoorde. Lou was ook niet erg enthousiast in 't vooruitzicht. Van Vader en Moeder 126 weet Je nooit recht, wat ze er voor voelen. Die geven je maar telkens weer die zelfverloochenende zwijgzame ouderliefde te bewonderen, die geniet, als wij genieten, al bleven ze zelf misschien veel liever 's rustig thuis in onze heerlijke veranda. Joopie en Truusje zijn allergewilligste uitgaansnummers, n' importe waarheen. Front van 't Fratersgesticht te Scherpenè. Maar dat is meegevallen ! Wat 'n hartelijke, beste joviale gastheeren die Fraters voor ons waren! Ik copiëer Henk's brokje dagboek. Die heeft pas genoten ! r... Hij en vooral ook de kabouter, hadden in 'n ommezien alle Fraters voor zich veroverd ! En 'k geloof, alle jongens ook ! Uit Henk's dagboek : Willemstad 16 Maart 1924. Scherpenè ! Dat zou 'k met gulden letters in m'n dagboek willen zetten. Zal Lou 's vragen, of ze geen fleschje 127 goudinkt voor me heeft. Nee, in ernst, 't was 'n glorieusgezellige dag. Eerst ter H. Mis, 't was Zondag, dus dat spreekt !.... Allen te Communie, dat spreekt ook. Toen ontbeten, om q uur naar 'n tweede Mis in 't St. Thomascollege, omdat we daar 'n Hollandsche preek krijgen. En Frater C, m'n Leeraar in 't Spaansch, 'n flink stuk mensch en reuze-gezellig, zou met ons meegaan. Toen aan 't sjouen met allerlei „reisbenoodigdheden", waaronder twee kanjers van trommels-met-mondvoorraad (de Kooren ars hebben allen 'n gezond-Hollandschen appetijt !) Joopie was onverdraaglijk van behulpzaamheid met „Henkie dit" . -. en ... „Henkie dat nog !" Tusschen haakjes : als de kabouter aan 't „Henkieën" slaat, is er altoos 'n vuiltje aan de lucht of geweest, 'k Wist er trouwens alles van. Maar toen ie eenmaal te Scherpenè was, had ie heel geen last meer van wroeging. Je moest 'm maar hooren babbelen met die Fraters !.... 'n Gezicht, zoo lief als 'n wit konijntje...., maniertjes aan de lunch op z'n paaschbest onder Moeders waakzaam oog, you know !.... En dan 'n lieftallige aannemelijkheid tegenover al 't heerlijks, waarmee ie werd volgestopt!.... Ze houden er te Scherpenè uitstekende bakkers op na, onder de Fraters of onder de jongens...., en wij hebben ervan geprofiteerd !.... En wat 'n echt Brabantsche gulle hartelijkheid ! Nee. daar moeten wij, stijf-deftige Amsterdammers, 't tegen afleggen. Onze eerst nog eenigszins vastgevroren deftigheid smolt weg als sneeuw, voor de zon van hun gemoedelijke goedheid. Ook kennis gemaakt met de jongens natuurlijk! Al heele 128 kerels ertusschen, die allerlei ambachten leeren. Maar .. Zondag !.... Dus niemand aan 't werk. Kunnen er anders heel wat ambachten leeren : timmeren, smeden, verven, leerlooien, schoenmaken, kleermaken, drukken, boekbinden, 't maken van betonsteen, enz. En voor ieder vak de nieuwste en prachtigste machinerieën !.... Ik zou ze niet graag betalen !.... Er zijn duizenden pop mee gemoeid geweest. En 'k moest er maar telkens aan denken, dat we toch feitelijk in 'n echt missiegesticht waren !.... Pet af, hoor, voor die kranige Tilburgsche Fraters van Scherpenè !.... En ja, ook voor de voetballers van de school! Sjonges, daar waren me trappers bij !.... En heelemaal geen Mumpitz 1), zooals je dat vaak hoort bij 'n elftal, dat er wezen mag ! Zelfs onze kabouter genoot ! We hadden 'm al tusschen de kleintjes geloodst, maar jawel.... morgen brengen !.... „Ikke bij Henkie blijven,.... ikke mee naar den voetbal!" zeurde 't brokje mensch-in-Norfolk- pakje. 'k Zag, dat Moeder 't land had en niet goed raad met 'm wist. Daarom : een, twee, drie !.... En met 'n energieken zwaai zat sinjeur zeurpiet op m'n nek. Van af dat podium kon ie de heele vertoöning volgen en gaf ie me dankbaar z'n hoogst gewichtige opmerkingen : „Dat was 'n prachtschot, hé Henkie ? Zie nou,zie dien zwarte !.... Dat 's pas 'n lange, zeg !".... Dat laatste was waar : D'r hep 'n onbehoorlijk eind mensch onder ! Een waar Enaks kind, maar 'n first- class-speler ! 't Was er spannend, totdat 't fluitje van den scheidsrechter er tusschen kwam. l) Mumpitz is kale bluf. 129 Op Curacao. 9 't Tweede elftal haalde den triomf binnen met 3—2. Toen gingen de negerkelen open !.... Bewaar me, wat 'n geluiden! .... Nee 't gebrul van 't Amsterdamsche gym in z'n dolste oogenblikken leek me 'n babystemmetje, bij dat negerlijk overwinningsgeloei. Me dacht, dat de lucht ervan begon te trillen. — Ze schreeuwen nog al hard, is 't niej; ? — zei Joopie neuswijs, met 't gezicht van 'n hardhoorig grootvadertje. - Ja, nog al hard, kabouter ! — Maar kom, we gaan ze feliciteeren ! — — O ja, feliciteeren ! — wipte m'n schouderruiter, die stellig aan Grootma dacht. — Geef ze elk 'n hand en zeg : — Misjon, mi ta felicita bo coe bo qanasji ! — (Ik feliciteer u, meneer, met de overwinning !) Broer deed z'n zaakjes onnavolgbaar verrukkelijk. Die korte speech in papiamentsch roerde hun Curacaosch binnenland en jawel!.... Een paar voetballers keken eerst elkaar aan, toen naar Joopie en tjoep, daar slingerden z'n kousebeentjes in de lucht,.... 't volgend oogenblik droegen twee kroeskoppen 'm op hun schouders over 't terrein. Broer gierde als 'n Noord-Oostewind op 'n A'damschen straathoek.. .. - Henk, Henkie, ikke kampioen ! — — Ja, in 't gillen ! — dacht 'k, maar 'k knikte alleen, 'k Haalde m'n kodac voor den dag en 'k weet niet, hoeveel paar zwarte oogen begonnen te schitteren. — Zal 'k jullie 's op 'n portret zetten ? — vroeg ik. — Ja, ja, meneer, asjeblief ! — — Maar dan niks te „meneeren", ik heet Henk, hoor, Henk Koorenaar ! — 130 - Henk Koo-re-naar ! — echooden eenigen zóó eerbiedig, of ze 't Weesgegroet nabaden. 'n Frater hielp me de jongens opstellen. - Klaar ? — Alle jongens keken, of zoo dadelijk 't laatste oordeel zou beginnen. - All right ! — Toen zei de Frater iets, dat 'k niet Voetballers van Scherpenè. verstond, 't Was 'n grap, want 'n bulderend gelach sloeg dreunend tegen den muur, waar ze vóór zaten.— Nu gauw ,,klik" — dacht ik, want 'k begreep, dat 't den Frater om vroolijke gezichten te doen was. - Wat lachen ze hard ! — zei Joopie, die uit z'n hooge sfeer weer op aarde was neergedaald. Ik keek 'm 's aan, maar 't grootvadersgezicht was ie kwijt. - Klaar jongens ! Dank je wel! — Maar och, och, wat keken ze weer serieus. De grootsten smoesden wat samen 131 en ja, hoor ! Daar kom me zoowaar weer die onmeetlijklange vooruit en met de hand aan z'n pet zegt-ie in imitatie Hollandsch: „Mijnheer Henk, wij be-dan-ken u zeer, zeer !" — Nee, nee! — weerde 'k 'm af. 'k Liep naar den rumoerigen troep en al gauw waren we kameraden. We redeneerden in 't Hollandsch, dat de stukken eraf vlogen. Op Scherpenheuvel mogen de jongens uitsluitend Hollandsch praten. Natuurlijk over de match ! Joopie had nuttiger bezigheid gevonden, zag 'k, toen ie smullend aan 'n kostelijke groene banaan buiten kwam. — Henk, Moeder vraagt, of je komt! — — Waarheen en waarvoor ? — — Eten ! — Nou, 'k had 'n reuzenhonger en nog veel meer reuzendorst. En de tafel stond geladen met reuzeheerlijkheden, drie dingen, die je niet altijd bij elkaar vindt. Maar 'k waag me aan geen beschrijving. Die kan Jo of Lou aan d'r vriendinnen leveren, als ze willen. Ik heb voor me zelf onsterfelijke herinneringen aan de bacoba, de guayaba., den schopappel (klemtoon op de 2e lettergreep asjeblief !) de zoete dadels, de cachoux en hoe ze verder allemaal heeten. Daarbij 'n eerlijke Hollandsche boterham van brood, dat ze te Scherpenè zelf bakken uit echt „harinja di Holanda". (Hollandsch meel). Joopie en Sneeuwwitje moesten op Moeders verzoek hun Engelsch kunststuk, 't liedje van „Three mice went into a barn to spin" voor onze gastheeren ten gehoore brengen. Gelukkig dat Jo nog al 's repetitie met ze houdt. 132 Ze heeft er hun ook enkele gestes bij geleerd, 't Succes was enorm en de Fraters hadden reuzig veel schik in 't verkreukte taaltje en de hoogdunne stemmetjes, waarmee de kleine tragedie werd gezongen. Vooral toen ze bij 't eind vertelden „And soon Pussy laid them all dead on the floot" 1). en hun kopjes met hoogwijzen snuit en gesloten oogen op den rechterschouder neersnokten, waren ze onbetaalbaar vermakelijk. Een van de Fraters hupte Joopie op z'n nek, riep : „Kom, Sneeuwwitje", en stoof er mee naar de jongens, waar' hij ze vroeg, om de vertooning nog 's te geven. Wat j00pie __ grenzeloos-gewillig ! — dadelijk deed. Truusje is altijd 'n gehoorzaam exemplaartje. De belooning was 'n lach, als 't gebrul van 'n olifantskudde, en 'n daverend handgeklap. Sneeuwwitje kwam hard teruggeloopen, met bang gezichtje ! 't Was voor haar letterlijk „te veel eer". De kabouter begon den smaak van den roem beet te krijgen, maar ie verklaarde toch eerlijk : „Van Ned geleerd." — Van Ned ! Wie is Ned ? — — Engelsch jochie op 't water. — Met die duidelijke verklaring kneep ook hij uit. Juist had 'k m'n departement van binnenlandsche zaken zoo wat verzorgd, toen we de harmonie van Scherpenè zagen aantreden. (Ja waarachtig, Harks, ons ter eere ! ) En fijne muziek, hoor ! Vader dankte met 'n kort woordje, in heel langzaam Hollandsch. 't Was aardig om te zien, hoe ze met hun glunder-gezichten wilden beduiden, dat ze 't verstonden. i) Vertaald : En spoedig had Poes ze allemaal dood op den vloer liggen. 133 Vader vertelde, dat 'k alle jongens, groot en klein, tegelijk zou fotografeeren en dat ze elk 'n portret zouden krijgen. Ik schrok me bij dat bericht bijna 'n hartverlamming, maar 'k weet nou, dat al die conterfeitsels gelukkig niet bij den amateur-fotograaf, H. Koorenaar, zullen besteld worden. De negers zijn del op 'n portret, vandaar 'n nieuwe uit- m Jongens van Scherpenè. barsting van den Vesusius-hunner-geestdrift, vergezeld van donderende geluiden. Vader en drie Fraters stelden ,,öp", ik stelde ,,in", de dames keken toe, m'n luchtdrukapparaat ,,klikte" en.... negers, kleurlingen en blanken (want die zijn er öök onder de jongens) behoorden tot de „verduurzaamde levensmiddelen" !.... — Je krijgt er allemaal één ! — sjielpte Joopie met 'n grootmoedigen armzwaai langs 't heele front. 134 Nieuwe donderende lachsalvo's. — Mi kier bira bo amigo ! — (Ik wil je vriendje zijn !) — schoot 'n klein joch vooruit naar broer. Zoo zwart, of ie met „Erdal" gepoetst was. — Ja, ja ! — zei de kabouter gewichtig, alsof ie 't verstaan had. — No ami, abo no, negrito pretoe mahos ! (Nee ik, jij niet leelijke neger !) stiet 'n jaloersch kleurlingetje den eerste op zij. Maar toen had je dat zwartje moeten zien !.... Z'n groote negeroogen fonkelden, hij stiet 'n halve litanie benamingen uit, waar je geen enkel van verstond, maar 'k geloof niet, dat ze van 't lieftalligste soort waren en opeens.... daar springt ie op den ander toe, die al even druk stond te ratelen en al even boos keek. 'k Geloof, dat 't van „kloptem" zou geworden hebben, als geen frater was toegeschoten en de twee kemphanen van elkaar had gerukt. — Daar hadt U nu 'n echt staaltje van negerhartstochtelijkheid, —zeihij tot ons. — Iederenegeris 'n soort ,,Leidsche flesch", waar bij de minste beleediging de vonken.af vliegen. En dan, wil 'n negerkind ook volstrekt niet als de mindere beschouwd worden. — 't Werd tijd van gaan. Vader groette de jongens met 'n zwaai van z'n hoed. Alle petten vlogen af. Maar Koorenaar junior kwam er niet zoo goedkoop langs. Groote en kleine, blanke, bruine en zwarte handen werden uitgestoken. Joopie stapte gentlemanlike tusschen de kleineren rond. Ik had 'n paar minuten lang aan de grooteren letterlijk m'n beide handen vol. - Wel. zijn me dat pootige kerels ! 'k Dacht, dat ze 135 m'n vingers tot marmelade zouden knijpen, — zei 'k tot Frater C. — Ja, jongen, — lachte die, — dat heb je ervan, als je je van zooveel negerharten te gelijk meester maakt. — Toen 'n hartelijk afscheid van de vriendelijke Fraters, St. Annakerk. Intérieur. een van weerszijden echt gemeend „tot weerziens",.... motorgeronk,.... toet.... toeteretoe, als laatste groet.... en daar stoven we heen.... Nog eens : 'n glorieus-gezellige dag ! Vandaar ook m'n extra-lange beschrijving. Henk. Zeg dat wel! Is me dat 'n brokje ! Ik stenografeer nou de rest, Stanielief. Van Scherpenè reden we in 'n grooten 136 boog om 't Schottegat, lieten links Asiento, vader arbeidsveld, liggen reden Lou's pensionaat voorbij en kwamen zoo door de Breede Straat weer Otrabanda binnen. Juist op tijd, om in de St. Annakerk 't sluitingslof van de maandelijksche aanbidding bij te wonen. Zie Je, da's altijd zoo'n heerlijk iets : een roomsche kerk op onzen weg ! En heerlijker nog : de Heer des huizes, onze beste Vriend, geeft altijd audiëntie. De versiering was heel goed, maar bekijk zelf de foto, die Henk even maakte, juist toen de Pastoor met 't volk begon te bidden. Je ziet: er zijn enkel dames, behalve de Kapelaan in één der laatste banken. Dat komt, omdat die maandelijksche aanbidding gehouden wordt door 'n dames-vereen i- ging. Onderweg menige villa gepasseerd ! Villa ? Ja, ja, Je leest goed : V-i-l-l-a ! Overal verspreid tusschen de negerhutten en 'n ideetje beter van voorkomen dan deze ! Heusch, ik maak je niets wijs ! En toch villa ? ? En toch villa ! ! We lazen: „Villa Parijs", „Villa Monte Carlo", „Villa Maria", enz. Henk's opmerkingen bij die „buitenverblijven"waren minstens 'n kwartje per stuk waard. De lach van den Frater sloeg telkens klaterend over den anders nog al stillen weg. Maar nou is 't genoeg, ik krijg schrijfkramp in m'n vingers. Wanneer komt er weer 'n eUenlang epistel vol A'damsch nieuws ? Denk aan Je immer trouwe 137 Uit Lou's dagboek. Pensionaat Welgelegen. Arme, geduldige, witte bladzijden van mijn dierbaar dagboek ! 't Is heusch niet mijn schuld, dat 'k Je zoo weinig minuutjes wijden kan ! In de morgenuren, na de H. Mis, studeeren we de boeken aan stukken, dan is 't nog frisch, zie je en zijn we zelf ook nog dag wakker. Volgen de lessen tot 'n uur of twee. Daarna 'n heerlijk frisch bad, gevolgd door 't diner, récréatie, handwerken, teeken- of schilderlessen, enz. 't Is avond, voor je 't weet en met weemoed kijk 'k naar je bladen, die.... alweer 'n dag verder moeten tellen. Gisteren — 'n onvergetelijke dag in de annalen mijner geschiedenis (heet 't zóó niet ?....) of liever in de geschiedenis der compie !.... Al werd m'n hart voor 'n oogenblik ook zoo klein als 'n suikerboontje. Van schrik, begrijp je, dat de compie uit elkaar ging vallen. Als reuze-verrassing drie brieven tegelijk, van Leo, Ria en Dikkie natuurlijk ! 'k Plak ze op rij af weer in m'n dagboek, „teneinde dezelve voor 't nageslacht te vereeuwigen", zou Leo 't noemen. Hier komen ze als : goed, beter, BEST, tenminste voor mij ! Ik laat ieder vrij in z'n oordeel : BRIEF I. Leonie Helink aan Mejuffrouw Lou Koorenaar. A'dam i April '24. Waarde Vriendin, Met huivering nam ik de pen op, om nogmaals met U van gedachten te wisselen. Ik zal echter trachten mij daarbij 138 tot 't noodzakelijke te beperken, eerstens wijl ik slechts over weinig tijd kan beschikken en tweedens wijl 'k mijn letterkundig gevoel geen geweld kan aandoen, zelfs niet terwille van 'n vriendin, die 'k hoogacht en liefheb Deze inleiding verontschuldige voor u de uitdrukkingen, die u „parlementair" gelieft te noemen, 'n benaming, waardoor 'k me hoogelijk vereerd acht. We waren alle drie ten zeerste verheugd bij 't ontvangen van Uw laatste schrijven, waaruit we vernamen, dat U en Uwe hooggeachte Familie nog steeds een bloeiende gezondheid geniet en dat U al eenigermate geacclimatiseerd zijt, zoowel op 't Pensionaat, als op Curacao in 't algemeen. Allen namen we levendig deel in Uwe droefheid toen we de mededeeling ontvingen, dat U Uw „home, sweet home" x) had moeten vaarwel zeggen. Wij dachten ons te kunnen verbeelden, hoe 't zilte nat U in stroomen langs 't gelaat biggelde !.... Ja, onze aarde is werkelijk een dal van tranen, want ook Jet Vergeef me, 't is een vergissing, Jet wil U dit zelf berichten. Op school is 't nog immer zeer rustig, sinds de muizen-tragi-comedie hebben zich geen bijzondere incidenten meer voorgedaan. Bij deze betuig ik U, waarde Lou, mijn diepgevoelden dank voor het inderdaad keurig geschenkje, dat ik van U mocht ontvangen, 't Heeft een eereplaats in mijn kamer, juist onder Uw portret, 't Zal mij immer met weemoed aan de dierbare geefster doen denken ! 'k Heb het beeldig bewerkte nécessairtje ook in onze klas vertoond en al derzelver leerlingen slaakten kreten van bewondering, zelfs Jenny Terhulst deed 'n verrukt „oooo !" hooren. Vaarwel, waarde 1)~it Zoet tehuis. • 139 Lou ! Mogen wij elkander spoedig wederzien. Ik blijf «euwig Uwe U toegèn. Léonie Helink. Arme, lieve Leo, dat Je Je gouden hart en Je gulle vroolijkheid toch zoo wegmoffelt achter.... ja, hoe zal 'k 't noemen ?.. .. achter die strakke deftigheid van weet-ik-wat-voor stijl. Als 'k je brief lees, is 't juist of 'k bedorven busgroenten in den neus krijg. Nee, dan is No. 2 beter : Maria v. Heusd aan Lou Koorenaar. A'dam 9 April 1924. M'n lieve Lou, Vacantie, Loutjelief ! Gisteren avond zijn we met die heerlijke boodschap thuis gekomen. Leo, Dikkie en ik zouden van pure opgewondenheid als dronken over straat zijn gezwierd, als we niet bijtijds aan ons jongedamesfatsoen en aan de Goede-Week-stemming gedacht hadden. Maar laat 't eerst maar 's Paschen worden, dan zal 't Vondelpark van ons vernemen, hoor ! Leo heeft Je zeker wel weer getracteerd op 'n brief a la Van der Palm, in vóór-historisch Hollandsch ? We doen geen moeite meer, om 'r te ,,bekeeren". En 'k betwijfel ook, of jou „eerlijk oordeel" wel iets heeft geholpen. Let er 's op, Lou, dat Zr. Frumentia's voorspelling nog 's uit zal komen en dat Leo er misschien nog 's voor zakt op 't eind. Maar kom, geen ellende vóór den tijd, hé ? Gelukkig is Leo 'n heel bruikbaar exemplaar als vriendin en compielid. 140 Straks komen we bij elkaar, om onze vacantieplannen in elkaar te zetten. Wat zullen we Je nu vooral missen, Lou ! 't Meest bij de fietstochtjes Jij wist zoo reuze goed den weg overal, Jij hadt altijd zoo'n zoo'n hoe zei Leo 't ook weer ? oja, zoo'n verbazend oriën- teervermogen, zoodat we bij 'n verdwaalpartij toch altijd weer netjes op onze pootjes terecht kwamen en altijd of bijna(!) altijd op 't gestelde uur thuis waren. Wel foei, nou vergeet 'k toch warempel 't voornaamste : Je uit de diepste diepte van m'n trouw vriendinnelijk hart te danken, lieve Lou, voor de prachtige „keep-sake" x) met 't keurige „In Remembrance" 2) erop. Weet Je, wie me nu uit 't mooie portretlijstje toelacht ? Je eigen vriendelijk, lief gezicht, beste Lou ! Wat hebben we alle drie met onzen schat gegeurd, vooral op 't gym, dat snap Je"! En Dikkie niet 't minst, dat snap Je óók ! Ze was toen nog niet in zak en asch, zooals nu ! O, pas op ! Da's verboden terrein voor me ! Lees Jet zelf daarover ! Maar 'k moet Je zeggen, lieve Lou, dat 'k 't óók sneu vind ! Jenny was natuurlijk zoo nijdig als 'n spin en deed „subliem-negeerend". Toen we haar dwongen om te kijken, was 't: — Van Lou ? Tiens Heel aardig, maar de negers daar maken die dingen voor 'n prikje ! — Dat was de lof op Léonie's nécessairtje. Ik kreeg: „Wel, 'n portretlijstje zonder foto ! Heb je nou toch ooit!" Toen ben 'k er mee wegge!oopen, want ik had 't nare spook met alle Amsterdamsch pleizier in d'r bits-spitse facie kunnen *) Souvenir. 2) Ter herinnering.. 141 slaan. Is me dat 'n engerling !.... Die zou 'n engel op kookhitte kunnen brengen !.... Gelukkig waren de anderen één stuk bewondering. — Nee — zei Ans van Helfteren (Je weet wel: „Het luie schoolleerling"!!! En 't „rechtvaardig-stijf vlechtje" wipte kwaadaardig mee op en neer !) - Nee, daar moet Ria jou afgunstig gezicht in zetten, als je 't vandaag even laat kieken ! — Jenny's club gilde van 't lachen om die kostelijke afstraffing, op dien teemenden lijzigen toon, dien Je nog wel kent van „het luie schoolleerling". Daar kwam Dikkie aanzeilen met 'r kostbaar vruchtenmandje. (Je hoort, zij trok, 't beste lot, maar we gunden 't haar van harte). Ze was in gala-humeur en streek dadelijk bij Jenny neer, op de verandabanken. Maar de Noorweegsche touriste vloog op, of 'r 'n wesp had gestoken !.... — Nou, hou gerust je gemak, 'k heb geen cholera ! — zei Jet ijzig. Meteen greep ze Jenny bij „d'r vlerk" of liever bij den gelukkig stevigen ceintuur van d'r schooljurk. Want Dikkie is hardhandig in oogenblikken van overborrelende blijdschap. — Hier !.... Van Lou !.... Nou kan je 't allemaal 's goed bekijken ! — zei ze bijna gebiedend. En ze duwde Jenny je geschenkje in de hand, maar bleef toch met waaksche oogen toekijken, bang dat 't nest er soms 'n valschen streek mee uithalen zou. — Zie je, Jenny, — zei Dikkie moederlijk, — daar heb Je nou enkele Curacaosche vruchten. Natuurgetrouw nagemaakt, schrijft Lou. Da's 'n dadel, die aan struiken 142 groeit. Die witte puntjes, daar hebben de dorens gezeten. Die trek je eerst uit en dan wordt de vrucht geschild. Ze smaakt heel zoet. — — Deze ook ? — vroeg Jenny spottend en ze wees op t mandje. —■ Wat 'n vraag ! — prikte Mien v. Oord. — Kind ! — deed Jet bezorgd, — 'k Wist heusch niet, dat je zóó dom was ! Natuurlijk deze niet. 't Is namaak, zei 'k je al. Uit balata, schrijft Lou ; da's 'n vloeistof, die ze door inkerving uit 'n boom halen. Ze stolt gauw en dan maken ze er al die dingen van. Prachtig, hé Jenny ? Zie je, da's 'n reuzemispel! En dit — ze wees op 'n soort bruine banaan, maar 't ding was dikker, — is 'n bacoba. D'r zijn gele, bruine en groene. De groene komt voor 't grootste deel van Saba. Die heeten bananen op Curacao. — Alle meisjes zaten te luisteren met schitterende oogen en lachende gezichten, maar 'k geloof niet, dat ze er veel van zouden kunnen voort vertellen, 't Was dan ook 'n vermakelijk gezicht: Jet, druk gebarend, in al 'r breede dikheid geplant vóór Jenny, balanceerend van den eenen voet op den andere, om 'r 't uitknijpen te beletten. Jenny zelf met 't vruchtenmandje tusschen d'r handen, alsof ze 'n mormel van 'n hondje vasthield, 'k Geloof, dat ze 't met heel wat plezier aan gruizels had laten vallen. Je kon zien, dat ze fatsoenlijk 't land had. Jet goot onvermurwbaar al d'r wetenschap omttent de mango, de patia, de maccapruim, de cachoux met de harde pit eraan, de granaatappel, enz. over Jenny's stug-afgewend, tegenwoordig met polkahaar „versierd"(?) kopje uit ! En heel minutieus wees ze de mooie schelp- *43 bloempjes, en schelptakjes rondom 't mandje aan. Daar ging de kwartierbel. — Hier, pak aan ! — zei Jenny woest. Dikkie nam 't mandje terug, of 't 'n porceleinen poppetje was. Stralend gaf ze 't aan Zr. Albertina, die 't voor haar bewaren moest, tot 't in z'n doos-vol-watten na schooltijd met Jet weer naar d'r hokje verhuisde. Even later zag 'k haar heel gewillig d'r schrift en penhouder uit den rommel van d'r kastje opdelven. We hadden sommen, waaraan ze gelaten begon, 'n glimlach van roerende zelfvoldaanheid op d'r lippen. Jenny deed, of wij niet meer bestonden, ze leek me geweldig in d'r wiek geschoten. Lieve Lou, 'k moet eindigen, 't Uur voor de „plannenvergadering" is op komst, 't Is bij Jet dezen keer. Je hebt 'n vrachtauto vol groeten van de heele klas en ook van Zr. Albertina. Zuster heeft er ons alle drie heel speciaal mee belast!.... Zeg, denk Je in die pensionaatskapel ook wel 's aan Je trouwe driemanschap ? Wij vergeten Je niet, hoor, allerminst in ons gebed. Dag, lieve Lou, daaaag ! Auf baldiges Wiedersehn ! Je Ria. En nu dien van Jet, de arme Dikkie, die zoo diep in den put zit. Dikkie aan Lou. A'dam Witte Donderdag 1924. M'n lieve Lou, Kon 'k nu maar 's m'n groot, écht groot leed tegen Je uitfoeteren. Och ja, 'k weet wel, dat alle fatsoenlijke menschen d'r braaf gezicht al in 'n plooi van „ontsticht-zijn" 144 trekken, als ze 't woord „foeteren" hooren. Jij weet, wat 'k er mee bedoel, hé Lou ? En bij Jou'-durf 'k tenminste zoo'n beetje uitrazen. Ik moet wel, of ik-krijg er 'n ongeluk van. Laat 'k Je maar alles ineens zeggen, Lou : 'k Moet naar 'n kostschool. Dat ééne woord bevat al m'n gecondenseerde ellende. 'k Ga 't Je allemaal geregeld vertellen ! 'k Geloof, dat 't me verlichten zal. 't Is zoo wat half Maart begonnen. Op 'n goeden middag komt Zr. Albertina onder 't vrije kwartier op de schoolplaats met 'n briefkaart, geadresseerd : „Aan de „compie"-jongedames L. Helink, M. v. Heusd en H. v. Gelder, R. K. Gymnasium voor meisjes, X.-straat, A'dam." — Zal 'k 'm maar even voorlezen ? — vroeg zuster. — Ja, ja ! — riep de heele klas, wij drieën 't hardst. „Lieve Jongedames, graag zou 'k Je drietjes in Je eerste vrij uurtje even bij me zien. Door bemiddeling van de Zusters uit Sch. ontving 'k 'n pakket van de familie uit Curacao. Daarin vond 'k ook 'n klein pakje van onze lieve Lou voor haar dierbare „compie". Verder zeg 'k niets. Kom nu maar gauw, Je zal welkom zijn bij de Wed. J. v. Heugten." — Heb je nou ooit zulk 'n bovenaards-lieve oude dame gezien ? — riep 'k, terwijl 'k Leo stevig beetpakte en 'n paar keer met 'r rondtolde, al deed dan ook Jenny's nijdig pruimemondje nog zoo minachtend,.... tot 'k.... me achter vast gegrepen voel. Door één van de meisjes dacht ik, en 'k ruk me woest los. 145 Op Curacao. 10 Maar..., rets rats 'k Had vastgezeten aan 'n spijker, die 'n afvoerbuis tegen den muur hield. Nou vraag 'k Je, Lou : Wie garneert ook 'n speelplaats met zulk onmogelijk-valsche dingen als spijkers ! Van m'n schouders tot m'n knie-oksels hing ik gewoon in reepen ! En 'k droeg toevallig nog wel m'n kazak van helgroene zijde van wege de plechtigheid, dat Moeder dien namiddag d'r ontvangdag had. Nou mag die heele damesclub voor mijn part gestolen worden, (Je weet, Lou, ik moét foeteren ! ) behalve dan Moeder en Tante Jet, want dat zijn snoezen, zie je ! Maar 'k begreep toch, dat 't 'n ergerlijke vertooning zijn zou, om me in 't costuum van 'n treurend Farizeeër aan 't deftige gezelschap te presenteeren ! 'k Zat leelijk in de rats ! — Hou Je mantel aan en Je hoed op en vraag, of Je naar Lou's Grootma mag! — raadde Leo. Dat was 'n idéé! Die Leo is „niettegenstaande derzelver onmogelijke middeleeuwsche penproducten, evenwel nochtans" 'n echte goeierd. Haar „slanke vingeren" hadden me aan school dadelijk in bewerking genomen, met 't verblijdend gevolg, dat er bij 't naar huis gaan geen enkele ongerechtigheid onder m'n mantel mthing, al bleef m'n rug ook nog zeer „doorluchtig." Thuis trof 'k 't: M'n voorbeeldige broer Hans stond in de gang aan den kapstok te morrelen. Met 'n vaartje schoot 'k langs 'm en recht op 't salon aan. — Kind, — deed ie zorgvol, — denk er om, d'r is bezoek. Moeder heeft haar jour ! — — Weet 'k wel! — 'n Kort bescheid was 't beste, want Hans heeft scherpe oogen en 'n vragerige natuur 'n 146 Bescheiden tikje,.... toen sloeg 'k kordaat m'n hand aan den deurknop en.... hield m'n „joyeuse entrée" in 't salon. — Mag 'k zóó even, Moeder ? 'k Zou nog graag uit naar Lou's Grootma ! — en met breed gebaar sloeg 'k royaal m'n mantel open, zoodat ze m'n sjieken helgroenen goed zagen. Moeder knikte met 'n goedkeurend glimlachje> onbewust van de misdaad, die m'n demi-saisonnetje op dat oogenblik verborg. Dapper begon 'k m'n rondreis door 't salon. Bij elk handdrukje en ieder „Dag Mevrouw A., dag Mevrouw B... Hoe .gaat 't U ?" hamerde het onrustig in m'n schuldig gemoed: „U moest 's weten, hoeveel ellende 'k op m'n rug draag." Ten laatste : afgeloopen ! vrij !.... Of ik de deur uit kon !.... Bij Je Grootma, toen we 't pakje opensneden en vooral bij m'n gelukkig lotje, liepen ook de vóórpanden van m'n jurk heel even groot gevaar. Duizend, duizendmaal dank, liefste Lou, voor 't heerlijke geschenk ! 't Verzoette al m'n narigheid om die akelige jurk. 'k Spaar Je de ontdekkingsscène thuis !.... Moeder zei niet veel, schudde bedenkelijk 't hoofd en toen : ,,'t Zou je nog wel 's heel erg kunnen berouwen, kind, dat je toch die straatjongensmanieren maar niet af kunt leeren." En toch, Lou, had 'k in m'n hart zoo echt en oprecht veel spijt, niet om de jurk, maar om Moeder, die al die dure spullen maar telkens weer. betalen moet. — Moeder, — vroeg 'k nederig, — is er dan niets te krijgen, dat niet scheuren kan ? — Vader schaterlachte en zei: „Wel ja ! Zoo iets als bombazijn b.v. !" *) Blijde intocht. 147 — Juist, Vader ! — stemde ik in. — Dat had 'k zelf ook al gedacht! — Toen vond m'n welmeenende broer Hans 't oogenblik gekomen om ook 'n duit in 't zakje te gooien. — Of 'n pantser, vader, 'n pantser! Dat zou „je" wezen !.... Volgde natuurlijk een brullende jongenslach om z'n eigen fameuze aardigheid. Els keek me alleen maar meelijdend aan en zei niets. Wat ik voorbeeldig en bewonderenswaardig vond in 'n oudste zus, want die zijn gewoonhjk nog al van 'n bemoeizieke natuur. Els heeft toen bepaald al geweten, wat me boven- 't hoofd hing !.... Enfin ! Een dag of tien later — 't was koud en Hans en ik moesten blokken als trekpaarden, voor 't paaschconcours, snap Je ! — zit 'k met m'n toonbeeld van 'n broer in *t salon, omdat daar de haardkachel brandde, 'k Repeteer jaartallen, —ouder gewoonte, zooals Je weet, in 'n zeker rhythme.— 'k Sla de maat met m'n liniaal, wat Hans niet kon uitstaan, scheen wel. — Kind, schei uit ! — zegt ie met z'n baard-in-de-keelstem, waarmee hij nu en dan indruk op me denkt te maken. — 1672—1674 Derde Engelsche oorlog ! .... Waarmee ? — — Met dat nare getik !.... Je zou er zenuwziek van worden ! — — Wat je zegt!.. En ben Jij zoo'n gevoelerig ventje ? — — Ik? — brult ie woest, vliegt op, smakt z'n stoel terug en.... 'k Begreep natuurlijk dadelijk z'n vrome intentie en vloog óók op. Gejukkig dat de breede salontafel tusschen 148 ons stond ! — 1676 Dood van De Ruyter ! — riep ik. Over alles heen hengel ik naar m'n bedreigde liniaal, die 'k in den eersten schrik had weg gekieperd. Toen vooruit, de liniaal triomfantelijk boven m'n hoofd zwaaiend.... Hans achter me aan , terwijl ie Indiaansche oorlogsgeluiden uitstiet !.... — 1673 Pachtersoproer, — gilde ik ertusschen. Ineens 'k Dacht zoowaar, dat 'k al gewond was en m'n bloed vergoot ! Was 't maar waar geweest ! Maar stel Je voor, lieve Lou, — je moet maar 'n pechvogel zijn, zooals ik ! — Hans had bij z'n teekening rooden inkt gebruikt, en nou was me dat verraderlijk fleschje in m'n armbandkettinkje blijven hangen, toen 'k naar m'n liniaal griste. De rest begrijp je! M'n jabot van crème.voile droop, m'n koraalroode kasha japon zat vol natte plensen, en — iast not leastx) ook de bleekblauwe dwarsbanden over den rok. En daar waren ze verrukkend duidelijk. Toen 't fïeschje mij genoeg bewerkt had, viel 't geniepige ding op 't mooie karpet, waar Moeder zoo trotsch en zoo zuinig op is, en plengde daar z'n laatste druppels. Zelfs Hans stond er paf van en was tot onder nul gekalmeerd. — Schaapskop ! — zei ie wellevend en ging zitten, of ie part noch deel had aan 't ongeluk. Later — dat moet 'k 'm nageven, — was ie eerlijk genoeg, om z'n schuld te bekennen, maar 't baatte me niet meer : M'n vonnis werd nog dienzelfden avond geveld : Jet van Gelder zal eerstdaags vertrekken naar 'n kostschool, om er — zoo mogelijk — degelijk van orde, netheid en bedaard- J) 't Laatste, maar niet 't minste. . 149 heid te worden doorsijpeld. 't „Waar" en 't „wanneer" nog nader te bepalen. Begrijp Je nu, Lou, in wat humeur ik ben? Was Jij nou maar hier, om me 'n beetje moed in te praten. Leo en Ria meenen 't vreeselijk goed, ze doen genoeg d'r best, om me wat op te monteren, maar och, 't is niet „dat", zie Je ! Denk Je heusch, Lou, dat 'k er zal kunnen wennen ? Jij kan nu van ondervinding spreken. Alle tantes en nichtjes — en 'k heb er 'n schep ! — zijn in d'r jeugd op kostschool geweest, beweren ze. En nou ik in dat rampzalig geval zal gaan verkeeren, beginnen ze zich allemaal ineens te herinneren, hoe „heerlijk" en „reuzegezelhg" en „reuzedol" en hoe „gezond" 't was, vooral op zoo'n pensionaat buiten ! — Ja! — zei 'k droog, — vooral dat gezond-zijn lijkt me wel! Dat heb 'k zoo noodig ! Zie je wel aan m'n vollemaanswangen ! — Toen werd er natuurlijk gegierd. Maar och, Lou, al die machtige vertroostingen kunnen mij niet opbeuren. Die geachte familieleden van me zijn stellig voorbeeldig-brave pieten geweest, maar zoo'n ongetemd veulen als ik !.... Gisteren zei me Tante Jet: „Hoor 's Dikkie, ik was met m'n 15 net zoo'n wilde rakker als jij. 'k Moest ook naar 'n kostschool, om getraind te worden in netheid en alle mogelijke andere „heidten." 'k Had nog meer 't land dan jij en 'k was er geen week, of 'k was ergraag. En 'k bleef er graag 4 jaar lang!".;.. Sindsheb'k'n snuifjehoop, want Tante Jet is eerlijk, zie je, die maakt je niks wijs. 'k Heb al gedacht, Lou, om 'n noveen te beginnen ter eere van de H. Thérèse van Lisieux, om uitkomst in m'n ellende. Wat denk Je, zou dat bedaarde, ingetogen heiligje 150 zich met zoo'n wanordelijk pechmensen willen bemoeien ? 'k Geloof, dat 'k toch de proef 's neem. Misschien laat zé voor mij ook wel 'n rozeblaadje vallen. En zal 'k Je nog wel mogen schrijven, lieve Lou ? Als 't niet mag, zet 'k er beslist de tering. Voor 'k eraan sterf, zal 'k Leo vragen 'n dramatisch stukje voor de krant te schrijven met 't opschrift: „Tragisch mager einde van 'n blozende dikkerd".... Schrijf Jij, Lou, me in elk geval 's gauw 'n troostbrief, 'k heb er zoo echt behoefte aan ! Als Je dit leest, zal ik al afscheid hebben genomen van alles en allen, en ergens — misschien in de binnenlanden van Afrika— treurig zingen: „Weemoedigblikt debleeke maan Door grauwe wolken heen. Zij ziet mij vast met deernis aan: Ik ben alleen, alleeeeeen !".... Maar nee, in ernst: Bid 's goed voor me, Lou, ik heb 't noodig. Ik zie er zoo vreeselijk tegen op ! !.... Je immer trouwe Jet. Arme lieve wildzang, die zoo bang zijt van de kooi, omdat Je ze niet goed kent ! Kon 'k maar 's even met je praten. In elk geval ga 'k Je zoo gauw mogelijk schrijven. Lou aan Dikkie. Willemstad, Otrabanda 8 April '24. M'n beste Jet, Wij hebben vacantie en ik profiteer nu gauw. Zooals Je ziet, zond 'k m'n brief maar aan Je A'damsch adres met verzoek om 'm direct aan Je door te zenden, wat Je lieve Moeder wel dadelijk doen zal. Op Je nieuw adres wachten duurde me te lang. Dan zou m'n vacantie al lang om zijn 151 en Je weet, dan blijft me niet zooveel tijd. Je begrijpt, dat er nog uitstapjes op 't program staan, want ook Henk en de babies zijn de heele paaschweek „los", zooals Jo 't erg waardeerend uitdrukt. Waar zit Je nou ergens, liefste Dikkie ? In welk hoekje van Gods wijde wereld moet 'k Je zoeken ? Stellig niet in Afrika's binnenlanden. Maar nou eerst: Hoe gaat 't Je toch, beste Jet ? Is alles Je niet reusachtig veel meegevallen ? En moet Je niet, juist als ik bekennen, dat wij op 't gym toch heel scheeve voorstellingen van 'n kostschool, hadden ? 'k Wed, dat Je er nu al lang gewend zijt, Jij met Je prettig humeur en Je elastische natuur ! En wat zal Je gauw 'n boel vriendinnen hebben. Maar niet tè „bi", hoor ! Anders word ik op mijn beurt jaloersch. Zal Je 't eerlijk vertellen ? 'n Troostbrief schrijf 'k Je niet, want 'k weet beslist, dat Je 'm niet meer noodig hebt. Wel heb 'k goed voor Je gebeden en 'k blijf dit doen Maar is 't niet vreemd, dat ik juist in die weken, dat Jij zoo bedroefd waart, me eiken morgen bijzonder gedrongen voelde, om heel extra voor Je te bidden na de H. Communie ? Was 't Je Engelbewaarder, dien Je me zondt of hebben we — onbewust — 'n zielen-radio-omroep ? Dat zou pas heerlijk zijn ! Maar dan zonder löud-speaker ; iedereen behoeft onze geheimpjes niet te vernemen, hé ? Onder de vacantie — ze is nog al kort, omdat de groote vierweeksche vacantie hier altijd met Kerstmis begint — zal 'k zoo wat stenografisch aanteekenen in m'n dagboek en dan krijgt de „compie" over eenige weken 'n reuzebrief. Beloof dat al vast aan Leo en Ria, hoor ! 'k Zend dien dan aan Jou, beste Dikkie en Jij transporteert 'm wel verder. 152 Je schrijft intusschen wel 's aan de gehalveerde compie. Vertel ze dan, dat Jullie brieven zoo echt welkom waren. Alleen die van Leo is me te kort. 'k Meen tusschen de regels te lezen, dat ze 'n tikje gepikeerd is om mijn „eerlijk oordeel" over haar eerste letterkundig product. Waarom vroeg ze er dan om ? Wil jij 't me 's ronduit schrijven, Dikkie ? Leo's gevoelens gaan in zoo gekke zinnen en zoo groote woorden schuil, dat ik „dezelve niet vermag te ontdekken." Je zou zeggen, waar ze toch dien pruikentijdstijl vandaan haalt !.... Maar wat 'k Je wou vragen, lieve Jet : Vertel me 's alles van Je heengaan thuis, hebt Je ook iets als 'n afscheidsfuifje met de compie gehad ? Of was Je te veel down *) ervoor ? En Je aankomst in 't pensionaat ? Nog geen stuipen uitgehaald ? Hoe bevalt 't Je op de klas ? Heb Je veel congé-dagen ? Zal Je me 's gauw alles vertellen, Dikkie, in bijzonderheden, hoor ! Dan hebben we weer 's 'n leuken leesavond. 'k Zit al uit te rekenen, hoe lang 't nog duren moet. Ik eindig, beste Dikkie : Henk is al driemaal komen vragen, of 'k „dat heele plakkaat nog vol moet jassen." Je hoort, hij heeft de taal van 't gym nog niet verleerd, 'k Moet me nog even öm gaan kleeden, want dadelijk snorren we uit. 'k Geloof naar Vaders arbeidsterrein. Je verneemt er nog wel nader van. Jullie doen zeker ook wel leuke wandelingen, zeg ? Daar roept Moeder me ook al. Nou moet 't uit zijn. Streep. Punt. Dag, beste Dikkie ! Altijd en immer graag Yours truly Lou. ') Down is terneergeslagen, ontmoedigd. 153 Willemstad n Mei 1924. Mijn beste Stan, Met 'n zucht van verlichting zet 'k me voor m'n bureautje. Je gelooft me niet, als 'k zeg, dat 'k in de laatste weken aan geen schrijven kon dénken, laat staan er aan beginnen. Daar had Je b.v. eerst de paaschvacantie. Henk, Lou en de babies den ganschen dag thuis. Beter gezegd ; Alle oudere en jongere Koorenaars eiken dag ,,en route". Niet dat we in 'n nomadenfamilie of 'n stelletje fuifnummers zijn veranderd, maar zie Je, beste Stanie, we willen zoowat de voornaamste punten van Curacao gezien hebben en 's Zondags is de dag zoo kort, als we tenminste aan O. L. Heer fatsoenlijk 't zijne willen geven. En Je begrijpt, dat staat voorop bij Vader en Moeder. M'n verdere drukten zullen Je maar matig interesseeren, denk ik, al waren er ook 'n paar interessante dagjes bij. Maar daar wil Lou d'r compie van vertellen, daarom hg ik onder de belofte er niet over te schrijven. Je leest 't dan toch wel, want Jullie leven — wat 't nieuws van Curacao betreft — immers in gemeenschap van goederen ?.... En die leuke Dikkie op kostschool!.... 'k Wed, dat Je d'r allemaal missen zult! 'k Hoop, dat ze terug is, als wij repatriëeren 1), wat misschien.... Nee, 'k wil me zelf niet vooruitloopen. 's Dinsdags na Paschen zijn we weer met z'n allen naar Asiento (Vaders terrein) geweest. D'r was nu heel wat meer te zien dan in Januari. Dat interesseerde ons allemaal, ook Moeder vooral. Henk heeft dat uitstapje op z'n eigen *) Terugkeeren naar 't vaderland. 154 jongensmanier gedagboekt. Ik copiëer 'm even, 'k beloofde Je immers indertijd, dat Je alle wetenswaardigheden te verorberen zou krijgen. Lees dus met behoorhjke attentie : Uit Henks dagboek. Willemstad 14 April 1924. Naar Asiento. „In exitu Israël!" dacht 'k, toen Cristobal, onze negerbediende, den Fordwagen vóór had gereden en de uittocht begon. Koorenaar senior, Koorenaar junior en de kabouter, alle drie vóór, de laatste in 't zalige idee, dat ie chauffeeren leert !.... Heeft den tijd nog anders ! Toen Jo en Lou, beiden beladen met de onvermijdelijke trommels — (inhoud gedeeltelijk bekend en deels van verrasselijk soort) — ten laatste Moeder, die nog duizend en een bevelen heeft te geven, eer ze als zorgzame huisvrouw vertrekken kan ! — Klaar, Moeder ? — — Ja, jongen, vooruit maar ! — Getril, geronk, gesputter daar gaan we ! Joopie schettert nog een of andere boodschap aan Cristo, die goed moedig lacht en knikt, al verstaat ie er geen syllabe van. In de „Breede Straat" mag 'n chauffeur'opletten. Joopie lijkt wel 'n vlieg met 'r 600 oogen. Niets ontgaat 'm : — O vader, zie 's, wat 'n prachtige hond ! Henk, daar komt m'n vrindje van op school! Hé, lekker die jongens mogen wel op bloote voeten loopen ! Zouën ze naar school moeten ? Maar da's pas 'n zwarte neger, zeg !... Honderd van die wereldwijze bemerkingen in de minuut. 156 'k Heb geen oogen voor die dingen en letterlijk de handen vol aan 't stuurrad, om geen van die lui tegen de wereld te leggen. 't"Lijkt waarachtig, of ze allemaal levensmoe zijn, zoo weinig haast maken ze, om voor de car weg te komen. Met 't doodgemoedereerde flegma van den waschechten Curacaoschen neger wandelen ze even kalm tusschen auto's Gezicht op Asiënlo en de petroleumtanks van uit 't Schottegat. van allerlei kaliber, hand- en ezelwagens, trams en bussen, of ze alleen in de Sahara liepen. In de lugubere „Kerkhofbuurt" (benaming van mij H. K.! D'r liggen maar eventjes 3 begraafplaatsen op 'n rij : de protestantsche, de maconnieke en de militaire....) wordt' 't rustiger. Er hangt 'n onuitgesproken „memento mori" in de lucht. We buigen rechts af : Habaai! •157 — Lou, 't pensionaat! — telefoneert de kabouter zorgvol naar binnen. — Weten we wel! — gilt Truusje terug. We laten 't rechts liggen, buigen in breeden boog om 't Schottegat op Asiento aan. Nog 'n zwaai naar rechts we zijn er. Moeder, Jo, Lou kijken rond met schitterende verrassing in de oogen. — Wel, vader, Je hebt er niet bij stil gezeten ! — Blije, bewondering in Moeders stem. — Nou ! — zegt Jo op denzelfden toon. Lou zwijgt, springt met 'r oogen 't heele terrein rond. — Jij bent hier al vaak geweest, Henk ? — — En öf ! — doe 'k nonchalant, om indruk te maken. Maar je bloedeigen zus, van maar 'n jaar jonger, imponeer je zoo gauw niet. — Wat 's dat dan, daar ginds ? — Ze wijst naar 't eind van de Isla, bij 't water: Heeft waarachtig niet eens geluisterd of doet tenminste alsof. — De Juliana-werf bedoel je ? — — Kan wel! En die bouw daar ? — — Een in aanbouw zijnde fabriek voor blikken bussen, waarin ze de petroleum uitvoeren. Maar kom, Vader gaat ons zelf rondleiden. — Toen kreeg 'k gelegenheid, om de belangstelling — en echte, hoor ! — van onze dames in Vaders werk te bewonderen, als vader haar van de eene tank naar de andere bracht, vertelde van wat k' hier zoo'n beetje stenografisch aanteeken : Olie ingevoerd uit Venezuela, per dag geeft één bron 80.000 L. ruwe olie, ('n aardig plasje !) al 60 tanks 158 " gereed, komen er zoowat tweemaal zooveel; (en dan gaan wij foetsie hoor !), een van de pas gebouwde tanks (dat zijn 'n soort opslagplaatsen van de gezuiverde olie) is 'n tonnetje van 33 M. middellijn. Sommige zijn 40 M. lang, 30 breed en 10 hoog, dus 12 Mülioen Liter inhoud ! Ruwe Onderricht in 't Hoeden vlechten. olie bevat: Benzine, gasolie en petroleum of lichtolie. De Venezuelaansche heeft ± 27 % petroleum, die van Sumatra 63 a 64 percent. Petroleum en hoeden vlechten (zie foto Onderricht in 't hoeden vlechten enz ) de voorname bronnen van bestaan op Curacao. Na 't zuiveren van de olie blijft 't residu over, afval, die als brandstof aan boord wordt gebruikt. Veel goedkooper dan steenkool. Petroleum 159 ook in bulk uitgevoerd, men laat 't ruim van 'n schip eenvoudig vol loopen. _ Vindt Moeder niet, dat 't hier maar leelijk ruikt ? — kwam de kabouter serieus, met 'n vies opgetrokken bovenlip en dito neus. Een brullende lach schalde over 't terrein. — Dat zal waar weizen, jongeheer ! We benne hier niet in 'n Amsterdamsen coiffeursalon asjeblief scheren voor 'n vaifie en 'n odeurtje d'r bai! — 't Was een van de opperlui. — Amsterdam ? — keek 'k 'm vragend aan. — Present meneer ! — deed ie grappig-mihtair, met de hand aan z'n gore panama en correct in de houding, 'k Maakte even 'n praatje met 'm. Van Vader wist 'k, dat er nog al Hollanders waren, maar dat ze geen van allen last hadden van overdreven deugdzaamheid en evenmin voor modellen van matigheid konden doorgaan. Sommigen waren zelfs „lid van de roeivereeniging" *) en moesten terdeeg gecontroleerd worden. Maar wat doe je er aan ? 'n Mensch heeft in den vreemde nou eenmaal 'n zwak voor z'n landgenoot. Joopie had gelijk. De lucht was zwoel en zwaar van petroleumdamp. En Vader moet 't heele uren per dag doorstaan en zei er nooit 'n woord over ! Gewoon prachtig!.... Daar-kwam ons gezelschap weer. — 'k Zal toch blij zijn voor vader, als 't werk hier af is. — Ook Moeder begreep dus, wat 't zijn moest om dag in, dag „Lid van de roeivereeniging zijn" beteekent: lange vingers hebben, diefachtig zijn. 160 uit in die petroleum-atmosfeer te zijn en dat onder de tropische zon. — En die arme drommels dan ? — wees Vader naar de zwoegende, zweetende werklui. — Heb 'k óók mee te doen.! — zei Moeder meewarig. — Toe Henk, geef ze dit! — Ik kreeg 'n muntje. — Voor iets verfrisschends, maar 't mag geen sterke drank zijn, hoor! Ik ermee naar 'n troep, waarbij 'k 'n opzichter zag staan. 'n Daverend „Leve mevrouw Koorenaar, hoera !" rolde over de vlakte, de negers loeiden met wijdopen mond 't laatste woord mee. Moeder knikte lachend als dank. In de verte kwam 'n stofwolk : Van Geulems auto ! Die zou met ons naar de grot van Hato gaan, was de afspraak. Vader moest 'n paar uur op 't terrein blijven. Geen vijf minuten later, of daar stoven we, allemaal 'n beetje opgelucht, dacht me, omdat we „'m smeren konden" in gymtaal. Maar ook, da's zeker, allemaal met 'n meewarige gedachte voor Vader, die blijven moest, eiken dag, uren lang ! 't Ging nu recht vooruit op „Groot Kwartier" aan, maar we bogen, voor we d'r waren, links af naar Sa. Maria. Morgen wordt de grot van Hato geboekt, voor vandaag vind 'k 't welletjes, dus : Basta ! Henk. De slimmerd ! Zoo kan ie netjes de ontmoeting doodzwijgen, die we hadden. Je verneemt wel, Stanie, waarom. De kerk van Sa. Maria dook al in de verte óp en hier en daar zag je enkele verspreide negerhutten tusschen de hoogopschietende maïs. Dit jaar tenminste is ze hoog, omdat 't nog al regent. Ineens toet toetteretoet! 161 Op Curacao. 11 Maar 't klonk als namaak. En ja, 'n kleine, zwarte deugniet springt bijna vlak voor ons en met z'n uitgevingerde handen zet ie ons 'n langen neus. Henk was bhjkbaar geschrokken en wat ie vermijden wilde, zou juist gebeurd zijn, als meneer van Geulem niet mee aan 't stuur had gezeten. Ons Ford je was op Asiënto gebleven, voor vader. Gelukkig draaide van Geulem 't stuurrad en we scheerden rakelings langs 'n maisveld, waarin de langenneuszetter was verdwenen. „Zsssst!" — hoorden we. — Daar gaat 'n band ! — waarschuwde Joopie oplettend, z'n wijsvingertje omhoog. Ja, 't was zoo !.... Stop ! Wij allemaal eruit natuurlij k. 'n Kort scherp mes stak in den band. — Zoo'n rakker ! — zei van Geulem, boos om 't schadepostje. ,,Rts, rts, rts",.... en twee, drie.... zes zwartsnoeten kwamen uit 't maïsveld. Mama sloot de rij. Ze keek ons aan, of ze wou zeggen: ,,Wat dunkt je van m'n troepje?" — Daar heb je den vlegel van daar juist ook ! — wees Henk. — Nou heeft ie lef, nou z'n moe d'r bij is. 'k Zou 'm wel 's 1.... — Kalm aan, Henk ! — suste Moeder. — Ze verstaan Je toch niet ! — — 'n Verstandig woord ! — zuchtte meneer van Geulem, die al aan den band zat te morrelen. — Toe jongen, help me liever 'n handje, dan zal ik den kleinen zwarte dadelijk wel 'n papiamentsche schrobbeering geven. — Gedienstig schoot Henk bij. — Ki jama bo ? (Hoe heet je ?) — vroeg 'k aan 't kleinste meisje, 'k Wou ook 's met m'n taalschat pronken. - Nou ! — knipoogde Henk over den nieuwen band heen, in mijn richting, tegen van Geulem. 162 — Assumptiona ! — zei 't kind plechtig, maar verlegen. Moeder gaf 'r 'n koekje. Toen was 't ijs gebroken (o verfrisschend idee bij de puffende warmte, die we hier hebben !) en durfde 't kleintje Truusje aanklampen. Moeder zette de bedeeling voort, want er stonden nog 5 paar begeerige oogen te schitteren. — Bo ta keda semper aki ? (Blijft u altijd hier wonen ?) vroeg ze lief. — No, no ! — deed Joopie, om te beduiden, dat zusje 't niet verstond. — Bo tera ta leuw ? (Ligt uw land ver ?) — kwam nu 't oudste meisje dichterbij. Ze had nu ook'r koekje te pakken. — Si masjar leuw ! (Ja heel ver) — antwoordde Lou en allebei keken we om naar de reparateurs, want onze vocabulaire raakte uitgeput, öf was hier onbruikbaar. — Klaar ! — sprongen ze samen recht. — En nou voor dien rakker ! — zei van Geulem. Hij greep den zwarten arm van den bengel en joeg 'n massa papiamentsch over den kroeskop, 't Klonk nog al straf en brommerig en daarom hielden we 't voor 'n boetepreek, maar als 't 'n heiligverklaring was geweest, hadden we dat ook geloofd. Bij zoo'n gelegenheid merk j e pas, dat j e er nog niet in thuis bent. — 'n Los donderbuitje ! — zei Henk waardeerend en de schuldige scheen er ook zoo over te denken. Zelfs 't geflikker van de zon op 't maïsmes, waarmee van Geulem dreigende bewegingen maakte, deed aan den bliksem denken. — En nou vlug je camera, Henk ! 'k Heb gezegd, dat 'k den bandvernieler voor straf op 'n plaatje zal zetten. De anderen — met mama incluis — mogen er voor belooning op. — 163 Direct stonden ze in positie, drie van de zes met gekruiste armen, wat hier „je" houding schijnt voor n portret, 'k Zend Je hierbij n afdrukje. Zie Je den kleinen bandiet, (No. 2 van links) met de schuldbewustheid nog op z'n donkere facie en de grootere zus — Florita heet ze — met Voor 't m ais veld. troostende deelneming naast 'm ? De kleine Assumptiona kijkt 'm hulpeloos aan. Wel 'n leuk stelletje, zeg ? — In orde ! — zei Jienk na 't klikje, maakte 'n handbeweging tegen de zwartjes. Maar toen ! — Padrino ! — schoot de kleine schurk op Henk los. — Padrino, padrino ! — en lachend wees ie naar broer. — Wel, weergasche vlegel! Ik zal je even ! — keerde Henk zich woest om, terwijl 'k z'n oogen over 't veld zag 164 vliegen. Misschien wel, om te zien, of er geen verraderlijke baby in huisde, waarvoor Henk Koorenaar alweer tot peter was bestemd. En 'k geloof, dat de kleine zwarte 'n echt oud-Hollandsch pak slaag had gekregen, als Moeder niet tusschenbeide was gekomen. — Geen gevaar, Henk ! — suste van Geulem. — 'k Meen, dat de zwarte jonker in zakformaat onder 't elftal zat, dat je vóór de negerhut bij gelegenheid van die padrinohistorie gekiekt hebt. Hij denkt, dat je 't baantje aangenomen hebt en met je titel vereerd zult zijn. — — Kan je denken, zeg !.... Voor mijn part mogen alle padrino's naar de Mookerhei verhuizen en de babies erbij. — Henk dan ! — deed Moeder vermanend. — Wel ja, Moeder, waarom kunnen die kleine zwarte duivels geen fatsoenlijk christenmensen met vrede laten? — Lou en ik hadden genoeg te doen, om 't niet uit te gieren bij Henk's rampzalig gezicht. — Vooruit, 't is nou lang genoeg ! — Hij sprong in de car en zette den motor aan. — Sneeuwwitje en de kabouter blijven graag hier, denk ik ! — zei van Geulem. — Nee, nee, ikke nie ! — riep Joopie, terwijl ie z'n laatste stukje chocola voor de negertjes te grabbel gooide. Van Sa Maria naar de grot van Hato is maar 3 K.M. We waren er in 'n ommezientje en stonden voor één van de mooiste bezienswaardigheden van Curacao. 't Is 'n druipsteengrot. Henk en Lou begonnen al dadelijk uit te pakken met hun kennis van stalaktieten en stalagmieten. Ik heb maar eerbiedig geluisterd, om te contróleeren, hoeveel 'k van die geleerdheid vergeten had. 165 Joopie was al bij den ingang onder 'n hoedje te vangen en zocht als gewoonlijk bescherming bij z'n grooten vriend, die 'm ter bemoediging het liplappen uit een versche cocosnoot. Truusje drong zich tusschen Moeder en mij, ook al veiligheidshalve, want binnen in de grot is 't vrij donker. De grot op zich zelf is gauw „bezien." Men vindt daar ook den katoenboom, waarvan de wortels zoo breed zijn uitgegroeid, nog wel boven den grond, dat ze 'n muur vormen van dikke planken. Henk stiet met z'n voet heimelijk 'n brokje van een der stalagmieten los, of probeerde 't ten minste, maar 't zat 'm niet zoo glad, zooals ie dat zelf uitdrukte later. De neger die ons rondleidde, deed, geloof ik vrijwillig, 'n oogje dicht. Ten laatste had broer 'n aardig stukje te pakken, dat ie tot 'n presse-papier wil omslijpen en dan als curiositeit mee naar Holland wil nemen. Holland !.... „Als wij repatriëeren !" schreef 'k al in 't begin van m'n brief. Ja, Stanielief, d'r is hoop groote, welgegronde hoop, dat als 't werk op de Isla zóó blijft vorderen, en als er niets tusschenkomt,.... wij al in Sept. of Oct. de terugreis naar 't vaderland kunnen ondernemen . < Wat zeg Je daarvan ? M'n hart gaat open, als 'k erop denk ! En toch bevalt 't me hier volstrekt niet slecht maar toch altijd maar voor zoolang !.,-.. In m'n volgenden brief is 't dus : Tot weerziens ! 'k Denk aan 't heerlijke Amsterdamsche meilof eiken avond ! Hier hebben we 't toch 'n paar keer in de week. Beveel ons allen aan de H. Maagd. Voor Grootma schrijf 'k 'n brokje onder Moeders langen brief. Daag ! Je dearest Jo. 166 Lou Kgorenaar aan de jonge Dames Henriette v. Gelder, Léonie Helink en Maria van Heusd. Habaai, Pensionaat Welgelegen, 18 Juni '25 M'n liefste Compie, JE ziet, ik houd m'n belofte, al duurt 't wat lang, eer 'k ze uitvoeren kan. Nou aller, allereerst: Hoe gaat 't Je drietjes ? No. 1 onze lieve Dikkie ? 'k Zit nu al 'n paar weken met elastieken hals uit te zien naar tijding van 'n zekere kostschool. Ik vrees en toch hoop ik, dat we elkaar zullen kruisen, anders wordt 't me té lang. Dan verneem 'k toch zeker, hoe Je samen de vacantie hebt doorgemaakt, hoe 't op 't gym gaat, (werkehjk, ik kan me onze klas zonder Dikkie niet voorstellen !) of er geen andere meisjes zijn weggebleven na de vacantie, of er geen zusters verwisseld zijn, enz. Je weet, 't interesseert me allemaal, al zijn 't nog zulke nietigheden. Niks bijzonders beleefd op Je vacantietochten ? Onzen tweeden tocht naar de Isla ken Je al uit Jo's brief van 11 Mei. En ook ons bezoek aan de grot van Hato. Dat was op 14 April, Dinsdags in de Paaschweek. Donderdags waren we bij de Zusters van Sa. Rosa te gast, dat wil zeggen: Moeder, Jo, Truusje, onze kabouter en meine Wenigkeit. Vader moest op Asiento zijn en Henk wilde liever als huisbewaarder fungeeren, maar we merkten 167 later wel, dat ook hij was uitgeknepen naar 't St. Thomascollege, waar de twee elftallen 'n match hadden. Nou moet 'k Je eerst vertellen, dat de interne voogdijen weesmeisjes van Sa. Rosa, 'n 50 in getal, daags te voren met 5 zusters in 2 groote vrachtauto's naar de Zusters van Habaai op visite waren geweest. Dat was natuurlijk het feest voor de zwartjes, die behalve de gewone wandelingen en 't bezoek aan de parochiekerk, zoowat nergens komen. Je begrijpt, dat er onder zoo'n troepje ook wel 'n paar loopen,wie de deugd niet in den weg zit. Ongehoorzaam en ietwat brutaal zijn ze allemaal, dat ligt aan de verwaarloosde opvoeding thuis, waar de nikkertjes zoo ongeveer doen, wat ze zelf willen. — Maar als ze d'r best maar doen, om wat gezeglijker te worden, dan zijn we al heel tevreden, — zei zuster Athanasia. Zoo waren ze natuurlijk al weken lang zoet gehouden met 't verschrikkelijke vooruitzicht, dat „wie stout was, niet meeging naar Habaai onder de vacantie". Resultaat: heldhaftige pogingen om 't tot 'n redelijke deugdzaamheid te brengen, nu en dan 'n herval — ondanks de prachtige voornemens — (wij kennen dat, hé ?) en 't eind van de geschiedenis was, dat de goede Waarde Moeder nog'algemeene annestie afkondigde voor de 10 schuldigen, die eigenlijk in de termen vielen om thuis te blij ven, mits... ze rouwmoedig beterschap beloofden voor 't vervolg. — Wat ze natuurlijk allemaal gereedelijk deden, — zul Je denken. Mis, hoor! Een brutale kleine feeks — ze luistert naar den eigenaardigen naam van „Gloria Letlet"—weigerde pertinent. Wat zeg je daarvan ? Weigerde nog, toen de auto's 168 voorkwamen en de kleintjes in d'r Zondagsche pakjes al „ingeladen" werden. Kras hé ! Met 'n smadelijk vooruitsteken van d'r dikke negerlippen zag ze de vroolijke partij vertrekken. — Heb je nou nog geen spijt ? — vroeg 'n zuster. — Kiko mi ten coe nes ! — (Kan me niks schelen !) — was 't ondeugende antwoord. Maar Gloria maakte 'n eenzaam, zuur dagje door, naar... eigen verkiezing. Je weet, we zijn te Habaai met 'n kleine 100 meisjes, bijna allen van Venezuela of de omliggende eilanden, 'n Paar zijn er van Curacao, uit Willemstad. Alleen die laatsten gingen, als ik, naar huis. Voor de andere loont 't den tijd en de onkosten niet, omdat de vacantie zoo kort is. Die houden 'r vacantie op 't pensionaat zelf. En 't uitstapje voor de weesmeisjes is meteen 'n gezellig dagje voor de pensionnairen, die zich graag voor enkele uren met de zwartjes bemoeien, 'k Zeg „zwartjes" bij wijze van spreken, want Je ziet op de foto wel, dat er heel wat negrito's en zelfs 'n aardig getal blanken onder zijn. Echte blanken zijn 't niet. De kleur is geel. 't Zijn nakomelingen van de Indianen, die vroeger op Aruba, waar deze kinderen vandaan komen, woonden. Sommigen kijken heel Europeesch „uit 'r gezicht", zou Dikkie zeggen. Zie Je de beruchte Gloria in de 2e rij van boven, de 3e van links, met 'n kruisje boven d'r hoofd ? 't Kleintje met 'n X op d'r witte jurkje is intusschen al naar den hemel gegaan. Te Habaai werden de kinderen goed onthaald, met zang en spel werd de dag vol gemaakt, maar de clou was toch 169 'n soort van loterij. We hadden er allen toe bijgedragen al vóór de vacantie en ook elkaar geholpen met 't maken der pakjes, die elk 'n nummer kregen. Boekjes, 'n pak prentbriefkaarten, 'n paar potlooden en gekleurde griffels, 'n doosje gekleurd krijt, rozenkransjes, 'n pakketje luxe Wees- en voogdijmeisjes van 't St. Josephgesticht te Sa Rosa. postpapier met enveloppen, keurige bonbondoozen (natuurlijk nog iets erin !), half of heel leege odeurfleschjes, oorbelletjes, armbandjes enz. enz. en vooral (want dat is voor de zwarten ,,je" !) doosjes met wit poeder !!.... Toen wij 's Woensdags op Sa. Rosa kwamen, zagen we heel wat kleintjes, met 'n gepoederd gezichtje rondloopen. Een paar kwamen heel naïef op ons af : Senórita. mi tambe a bira blancoe ! — (Juffrouw, ik ben ook 'n blanke geworden!) 170 Ja, 't leek er nog al op ! Sé, Sé ! — riep onze kabouter, als ie er één in 't vizier kreeg, gedachtig aan z'n grimeerpartij in onze achter-galerij. De kinderen hebben toen — ons ter eer — ook 'n paar stukjes voorgedragen en eenige liedjes gezongen, 'n enkel versje opgezegd, enfin d'r heele répertoire, dat ze te Habaai hadden afgewerkt. Bij 't kikkerlied vooral hebben we schik gehad. De Zusters hebben 'n heel aardig kinderkoortje onder de weesjes, al zingen alle negers — dus ook de negerinnetjes — met tè veel neusklank voor onze europeesche ooren. Met glunderende gezichten en de schalksche oogen alle in onze richting, zetten ze in : Als de zomer is gekomen En de avond weder valt, Als niet meer in struik en boomen 't Vroolijk vogellied weerschalt, Dan begint eerst 't rechte leven Van de kikkers in de sloot. — Ooooo ! — riepen Truusje en Joopie te gelijk. Bij 't woord „kikkers" komen ineens vier reusachtige exemplaren in d'r geelgroene rokjes op de verhooging gesprongen, die, terwijl de zangeresjes onverstoorbaar bleven en de andere weesjes gierden, hup-hup-hoepla rondtoerden, öm en dóór de rijen, dat 't aardigheid was. Hun gekwaak dringt door de dreven, Alles zingt dan klein en groot. En bij 't „Kwak, kwak, kwak Oerekkekkek," hupten ze keurig in de maat mee. 't Was 'n koddig gezicht, 171 maar voor de kleine negerinnetjes 'n vermoeiend karweitje, dacht me zoo. Stel Je voor : In 'n Curacaosche atmosfeer en met 't hoofd in 'n echt kikkermasker, op handen en voeten rond te springen op de maat bij 't „Kwak, kwak, enz." en nu en dan 'n sprong bij de overige regels,.... Ik had 't ze niet graag nagedaan. Maar de zwartjes zelf — Je begrijpt, dat de vier groenrokjes 4 kleine meisjes waren, — schenen er veel schik in te hebben en hupten van je welste. Trouwens, zij lijden veel minder van de warmte dan wij. Truusje had pret voor zes, maar aan Joopie te zien, vond ie de vertooning n groote puzzle. — Moeder, zeg, zijn dat nou kikkers ? — vroeg ie telkens opnieuw, 'k Had spijt, dat Henk met z'n toestel niet bij ons was, om 't heele gevalletje te kieken. De kabouter was 'n tikje huiverig, geloof ik, en telkens als 'n groenrokje wat gevaarlijk dicht in z'n nabijheid kwam, schoof ie onrustig tegen Moeder aan. Kleine zus doorzag 't grapje beter. En toen één van de kikkers even naast haar zat te rusten, streek ze d'r handje liefkoozend over z'n blinkenden kikkerkop. Dat bewijs van vriendschap was zeker te veel voor z'n kikkerhartje, dat nog niet alle menschelijkheid scheen afgelegd te hebben. En z'n rol vergetend vroeg ie met de stem van 'n gewoon menschenkind : „Bo tambe ta bai school di Soeurman ?" (Ga jij ook naar de school van de zusters ?) — O Moeder, die kikker kan praten — kwam Joopie opgelucht. — En zie 's ! — wees ie, toen de pratende kikker met z'n rechterpoot (echte zwemvliezen tusschen de teenen, hoor!) op zijn beurt Truusje's jurkje van okergeel shanting streelde : — Esta netsje ! — (Wat ben je mooi) — 172 zei 't groenrokje bewonderend. Toen zat ie met 'n vervaarlijken sprong weer bij z'n kikkercollega's en hupte bij 't laatste : „Kwak, kwak, kwak ! Oerekkekkek !" opnieuw plichtgetrouw met ze rond. Wij grooteren moesten tranen lachen om den leukerd. Nog 'n paar aardige kleine voordrachtj es in 't Hollandsch volgden en tot slot 't mooie Marialiedje : ,,'k Heb een Moeder mij zoo dierbaar, — 'h Heb een Moeder, o zoo schoon! enz." dat innig-eerbiedig en met veel gevoel werd gezongen. De tafel in de spreekkamer was al even goed voorzien als te Scherpenè, waar Jo over schreef aan Stanie, meen ik. Moeder had 'n trommel vol koekjes en snoepgoed meegebracht, om de weesjes te tracteeren. We hebben 't zelf uitgedeeld, waarbij ook de babies druk hielpen, maar Joopie kon 't niet zonder nu en dan zelf 'n koekje te verschalken. De 4 kikkers kregen 'n extra portie ter belooning van hun moeilijke toeren, wat hun misschien 't idee gaf, dat wij die heerlijkheden maar voor 't commandeeren hadden. De eene, die zusje al onder 't springen had aangeklampt, — ze was nu kikker-af en 'n gewone Nita (verkorting van Anita) geworden — kwam weer naar Truusje : ,,Mi por bai coe bo ?" (Mag ik met u meegaan ?), Gewoonlijk komt bij zulk 'n gelegenheid Joopie tusschenbeide. Elk wcord, dat ie niet verstaat, houdt ie voor Engelsch, zoodat ie elke vraag, elk verzoek of wat 't ook zijn mag, eenvoudig coupeert met 'n onvriendelijk „no, no," 'daarbij ie dan heel welsprekend 't hoofd schudt. Zoo ook nu. Bij die bedeeling hebben we ook kennis gemaakt met de koppige Gloria. Met 'n zure tronie (en die telt op 'n negergezicht voor twee, hoor !) stond ze in 'n hoek van 173 de zaal, ver van de anderen ; de barometer op storm. — Esta tnala mucha ! — (Da's 'n ondeugend meisje !) lei Anita ons uit. Zonder complimenten had die zich bij Truusje en Joopie aangesloten. Zuster Alisa vertelde 't ons wat duidehjker : Toen Gloria Dinsdagsavonds de kinderen met schatten beladen uit Habaai zag terugkomen, schoten 'r donkere oogen al vonken, 't bewijs, dat 'n extra toezicht noodig zijn zou. Maar ze hield zich verwonderhjk goed bij de avondfoentsjie.1) Die wordt opgediend in groote bollen met „soppie" (saus) erover. Zijn ze erg ondeugend geweest, dan krijgt de schuldige haar foentsjiebollen droog, wat ze gewoon verschrikkelijk vinden. Nou was Gloria Letlet wel zóó wegwijs, in d'r eigen gewetentje, dat ze met vast vertrouwen haar foentsjie droog verwachtte. — Maar och, — zei zuster,—wevonden.dat ze zich zelf al genoeg gestraft had met thuis te blijven. — Blij verrast keek ze op, toen ze ook „soppie" op d'r bollen kreeg. Maar toen ze merkte, dat de andere kleintjes niet zooveel trek hadden als gewoonlijk, begreep ze wel, dat die van betere dingen verzadigd waren. En dadelijk teekende 't zwarte stugge gezicht weer drie dagen onweer. Na 't avondgebed brak 't los. Toen de meisjes netjes in rang naar de slaapzaal trokken, viel ze halfweg op de trap onverwacht d'r boezemvriendin aan, die doodbedaard naast r liep. Nog voor zuster de kleine furie kon bereiken, had ze met 'r tanden 't mooie jurkje van de andere, (want alle meisjes hadden natuurhjk bij d'r uitstapje onder 't beste tuig gelegen) van den hals af tot flarden gereten en 't kostte heel wat, om de twee vechtenden te scheiden. Straf: *) Foentsjie is gekookte mals, de hoofdspijs der negers. 174 Gloria's mooie Zondagsche kleedje werd 't eigendom van de mishandelde Aurora, (Hoe vin Je die namen, zeg ?) en de eerste wist, dat ze voor drie dagen vastzat aan de droge foentsjie en géén speeltijd, 't Was wél verdiend, vonden we. Daarom ook werd haar gedeelte van 't snoepgoed door de zuster bewaard, totdat ze weer tot 'r normalen toestand van deugdzaamheid zal teruggekeerd zijn. En die staat dan altijd nog 2 a 3 beneden Amsterdamsch Peil! De gewone straf bij de negers zelf is 't slaan met de cabuja (touw). Met 'n stok geslagen worden, vinden ze iets verschrikkelijks, iets onteerends. 't Herinnert misschien tc veelaan den vroeger en-slaventijd. ,,Mï' no ta bestia,' (ik ben geen dier !) zeggen ze dan. — Maar u begrijpt, — zei zuster, — dat wij 't toch met andere straffen beproeven en de droge foentsjie speelt daar 'n groote rol bij. Henk kwam ons halen met de „family-car", zooals hij onze auto gedoopt heeft. We merkten wel, dat ie 'n omwegje maakte en begrepen al gauw waarom. Op 'n gegeven moment: stop ! Daar stonden we !.... — Toch geen malheuren, Henk ? — — Wees gerust, Moeder, 'k neem maar even 'n kiekje ! — 'n Kiekje ! Dan was er ook iets bijzonders. Even uitstappen dus ! En ja, hoor ! 'n Troepje vrouwen en kinderen schepte met volle handen van 'n zwarte korrelige massa, 't Leken wel reuze-erwten. — Wat rapen ze toch ? — vroeg 'k. — Sikkepitten, zie Je dat niet ? — deed Henk serieus- — Sikkepitten ? Zijn 't vruchtjes ? — Ik stelde de vraag 175 zonder nadenken, maar wat heb 'k er later spijt van gehad. — Zie je ! — zei Henk, die aan z'n Camera prutste, terwijl ie recht ging staan, met 't gezicht van 'n oud professor : — ziet u, waarde dames, pitten zijn pitten en „sik" is 'n huiselijke naam voor „geit", misschien kan uw vernuftig brein nu wel de beteekenis van 't woord „sikkepitten' achterhalen. En Jij, Lou, (met 'n spottende buiging in mijn richting) moogt er bij onthouden, dat sikkepitten bij uitstek Curacaosche „vruchtjes" zijn, omdat Curacao z'n. geiten niet bij honderd- maar bij duizendtallen telt. — Weer 'n buiging, toen 'n schaterlach, die alle verzamelende negerinnen deed opkijken. Wij gierden evengoed : hij had ons fijntjes bij den neus gehad. — Mi kier saca portret di e mosa ! — (Ik wil 'n portret van de dames maken). — Met dat van buitengeleerd zinnetje viel Henk op de raapsters aan. Ze sprongen op, of ze geëlectriseerd waren. — Si, si ariba un portret, ariba un portret! — (Ja, ja, op 'n portret, op 'n portret !) — schetterden ze door elkaar. Dadelijk stonden ze in 'n rijtje, de bussen op 't hoofd. 't Waren versleten petroleumblikken. 'k Doe er 'n kiekje bij, dan kan Je 's zien, hoe gemakkelijk de negers alles cp 't hoofd dragen, zelfs met 'n baby op den arm. Anderen heelemaal zonder steun en nog met 'n zekere élégance. Let op den kleinen rakker op den hoek rechts, die juist op 't gewichtig oogenblik twee vuisten voor z'n mond hield. — 'n Vechtlustig exemplaar, veronderstel ik ! — zei Henk binnensmonds. Die met z'n schop — op den linkerhoek — lijkt van 'n 176 vroolijker natuur. Toen Henk z'n kodac dichtklapte, en wij weer instapten, zag je duidelijk de teleurstelling op al die gezichten. Ze hadden zeker gedacht, dat ze onmiddellijk allemaal 'n plaatje kregen. Verzamelen van „Sikkepitten". — Despues, despues ! — (Later, later !) — wist Henk haar te beduiden. — Waar laten ze die „vruchtjes", Henk? — vroeg Jo met 'r linkeroog op mij. — Zal je dadelijk wel zien ! — En jawel! Dicht bij 't Schottegat werd 't ons duidehjk. Daar lag 'n berg van de „kostbare meststof", (Ik praat Henk na, hoor !) die met ezels verder naar de haven vervoerd wordt. Daar gingen ook de negerinnen haar last verkoopen. 177 Op Curacao. 13 — Gelukkig, — zei Henk, — verliezen de pitten bij 't verdrogen ook heel wat van hun aroma. Anders zou de buurt hier al te geurig worden. Concurrent van Boldoot. — — O Henk, Henk ! — lachte Moeder. Van de verdere terugreis „geen bijzondere merkwaardigheden te vermelden". Dus lieve Compie, sluit ik voor vandaag. M'n vingers tintelen. Morgen Zondag, die met groote letters „Home, sweet home" op z'n voorhoofd draagt. Voor Je alle drie samen en elk afzonderlijk veel hartelijke groeten van alle Koorenaars en veel liefs van Je dearest Lou. Zondagmorgen. Otrabanda 22 Juni 1924. P.S. M'n lieve beste menschen, 'k heb 't letterlijk uitgeschreeuwd van overgroot geluk, toen 'k zoo juist Je drie kostelijke brieven vond. 'k Ga er dadelijk op m'n eentje van genieten en na onzen autorit in den namiddag houden we weer ,,'n Hollandsehen leesavond", Je weet wel. Heerlijk ! Duizendmaal dank voor Je alle drie ! En morgen gaat alles mee naar „Welgelegen", waar 'k ze eerst voor m'n clubje zoowat in 't Spaansch verhaspel en dan krijgen ze heel officieel 'n plaats in „Lou's Dagboek". En nu, lieve Compie, daag, daag !.... M'n „liefhebbende broer Henk", (zooals Master Koorenaar zich zelf noemt op de zeer weinige kaarten, die 'k — o zoo sporadisch ! — op „Welgelegen" van 'm ontvang) staat me aldoor aan m'n vlecht te trekken, maar leest meteen — erg bescheiden ! wóver m'n schouder heen.... Nu 'n ruk, die me bijna van m'iï stoel doet tuimelen en : — Lou — zegt broerlief woest, — je bent, met alle respect gesproken 'n nest in 't kubiek, zoo goed als alle meisjes! — Met dat hoogelijk waar- deerend compliment snijdt ie uit en kan ik wel eindigen. Je Lou. Uit Lou's Dagboek. Ben van opinie veranderd. Leonie's epistel is weer zóó middeleeuwsch, dat m'n heele dagboek van de duffe lucht Sikkepitten-vervoer naar de haven. zou doortrokken worden. Komt er niet in dus ! Over Dikkie's brief en d'r kostschool-lief-en-leed, vooral ook over d'r uitgehaalde stuipen, heb 'k 'n serieuzen familieraad belegd, met vader als Voorzitter. — Niet doen ! — vond Moeder. — Zulke intimiteiten houdt men in portefeuille, Jet zelf zou 't niet aardig vinden, 2e in Je dagboek aan te treffen. — — ja> — besloot de president ernstig, — zoo'n dagboek 179 is altijd eenigszins gemeengoed, tenminste dat van Jou en Henk, is 't niet, Lou ? — — Van mijn vrinden heb ik tenminste geen enkel lettertje opgenomen ! — zei Henk met 'n gezicht van 'n Tweede-Kamerlid, dat 'n wets-amendement voorstelt. — 'k Geloof niet, dat ie ooit meer gehad heeft dan 'n paar kaarten, — zei ik tot Jo, maar fluisterend, om den huiselijken vrede niet te storen, You know !.... Dus (volgens besluit der vergadering) zal alleen worden opgenomen : 2e BRIEF. Ria van Heusd aan Lou. M'n lieve, beste Lou, Nee maar, dat had Je mee moeten maken, zoo'n eenige leuke vacantie, als we toch gehad hebben ! 'k Ga maar dadelijk aan 't vertellen, anders kom 'k er niet dóór !.... Op Paaschzaterdag komt Dikkie bij ons binnenvallen, hijgend als 'n stoommachine bij 't proefrijden, d'r haren voor driekwart en d'r mantel heelemaal los.... ,,'t Mag Rie !.... 't mag !.... Zalig, dol!.... O 'k ben zoo blij !.. 'k Wist 't al lang, maar 'k moest zwijgen, tot 't er dóór was!" Zoo ratelde Jet aan éénen door, en toen 'k 'r vuurroode kleur en d'r opgewonden oogen zag, dacht 'k 'n oogenblik, — echt ! — dat ze 't in d'r bovenkamer gekregen had. Gelukkig niet !.... Maar 't had toch heel wat in, voor ze me aan 't verstand kon brengen, dat Leonie en ik en natuurlijk Jet zelf, alle drie 'n dag of tien te logeeren gevraagd waren bij Jet's tante — 'n reuze-goeie tante, volgens Dikkie, — op 't dorp K., in Noord-Brabant. 180 — Kan je nou iets verrukkelijker bedenken ? — vroeg ze met oogen, die straalden als twee electrische lampjes. — 'k Had 't gevraagd als 'n afscheidsgunst, zie je !.... Moeder voelde er wel wat vóór, omdat jullie met z'n tweeën me zoo'n beetje in de bedaardheid en netheid en nog 'n dozijn deugden kunt houden. Moeder meent, dat Jij en Leo modellen zijt!.... Nou, ik gun je die reputatie, al ben je geen haar beter dan ik. Maar dat je mee mag, o Rie, dat vind 'k zoo eenig, zoo dol! — En Jet sloeg 'r arm om me heen en draaide met me rond als 'n wervelwind, tot wij allebei gierend en hijgend op de canapée belandden. Dat was op Paaschzaterdag, 's namiddags vier uur. Op tweeden Paaschdag om twee uur stonden drie van ongeduld trappelende en van pret glunderende jongedames — natuurlijk vergezeld van evenveel bezorgde familieleden ! — en alweer natuurlijk ! voorzien van dubbel zooveel handkoffers, city-bags, of hoe die rompslomp allemaal heet — aan 't station Weesperpoort, om onze reis naar 't „buitenland" te beginnen. Da's Leo's uitvinding, weet Je. — We gaan toch naar „buiten", naar 't „land", nou dan ! —.... zei ze. Dikkie en ik lieten die wijsheid maar over ons heen „ruischen". Want och, Leo is in de dagen, dat ze geen last heeft van 'r „letterkundige" (! ?) bevliegingen, toch 'n heel bruikbaar eindje mensch. We hadden 'n dol-gezellige reis, wel niet zonder 'n paar benauwde kwartiertjes, toen Dikkie eerst 'r kaartje verloren was, maar 't later weer terugvond in 't étui van 'r zakspiegeltje, en dan te Rotterdam, waar we over moesten stappen en Jet zoo wat driekwart van d'r bagage in 't net liet liggen. Dat gaf me nog heel wat getelefoneer, 181 eer we alles bij en voor mekaar hadden, 't Was avond, toen we met de keurige autobus ,,Cito" van uit Tilburg te K. aankwamen. Dadelijk waren we alle drie thuis bij „Oom en Tante'', de eerste 'n bedaagd heertje, van 't beweeglijke, joviale en dus goedlachsche type echt 'n „oompje" om mee te dwepen. Tante, 'n allergezelligste en allergemoedelijkste dame van rondom de vijftig. Wat hebben die twee goeie heerlijke menschen toch d'r uiterste best gedaan, om maar zoo grondig mogelijk in ons te bederven, wat er nog aan goeds in ons was. Jet draait die twee met 't onnoozelste gezicht gewoon.. . . om 'r vinger, zou 'k zeggen als de vergelijking niet wat gek stond bij „Oom en Tante"'s nog al corpulente figuren. Je verwacht natuurlijk geen beschrijving van K. 't Volgend jaar — want ja, we zijn nü al uitgenoodigd, de „Indische vriendin" (dat ben Jij, Lou !) inbegrepen ! — 't volgend jaar zal Je, als 't God belieft, zelf kennis kunnen maken met 't dorp, dat — vooral in de Hoofdstraat heusch 't air van 'n stadje aanneemt. Maar Je begrijpt, dat 't op rasechte Amsterdammers, zooals wij, niet veel indruk maakt. Toch doen we soms wel alsof. Vooral Dikkie heeft er slag van, om zoo bij 't een of ander stom-verwonderd te zeggen : „Maar wie zou dat nou in K. verwachten!".. Tot allerinnigst genoegen van Oom en Tante, die eenvoudig dwepen met hun dorp. De plaats is echt vermakelijk van gemoedelijkheid. We hebben 't tien, twintig keer ondervonden bij onze diverse uitstapjes, wandelingen en vooral bij onze visites. Dat woord wordt in K. gebruikt voor een of ander „feestje", 182 voor iets wat wij 'n grootere of kleinere „partij" ofwel 'n „fuif" zouden noemen. Later zullen we Je alles wel 's mondeling vertellen, 'k Kan anders wel 'n boekdeel vullen met de beschrijving van de verschillende gelegenheden, waarbij Leo bijna doorloopend heel deftig probeerde te doen en Jet vaak allerlei stuipen uithaalde, zoodat mijn klein Zoutpannen te San Willibrordo. beetje jongedamesfatsoen gewoonlijk al heel gauw onder 'n gierend gelach op de vlucht sloeg. Maar èèn namiddag moet 'k Je vertellen. „Tante" moest naar 'n vergadering, — 'k meen van de St.-Elisabethsvereeniging of zoo iets — die wel 'n uur of drie duren kon. „Oom" had 'n boel boodschappen in 't dichtbijgelegen T. waar wij ook al 's samen waren geweest. Maar dien dag werden we niet uitgenoodigd om mee te gaan. Waardoor de „noodzakelijke inkoopen", zooals Oom ze gewichtig noemde, voor ons met 'n geheimzinnig waasje werden overtogen. 183 Om ons te ,.troosten"(?!) over onze verlatenheid, stelde „Tante" 'n fietstocht voor. We vonden dat direct „verrukkelijk" en Dikkie was zöö thuis op de wegen rondom K., dat we 't onder haar hoede (!) gerust konden wagen, beweerde Jet zelf. Ja, dat vond „Tante" ook !.... „Oom" ging direct naar 'n fietsenwinkel, om drie stevige dameskarretjes te huren. Onder honderd aanbevelingen van „voorzichtig zijn en goed uitkijken, als we soms 'n auto ontmoetten", togen we uit. De Hoofdstraat door, de Kruisstraat in.... 't Naburige B. stond op ons program, 't Was overheerlijk lenteweer, de weg uitstekend, alles ging op rolletjes. „Halt!.... stoppen!".... riep Jet, toen we met 'n vaartje een bocht ömpeddelden. — Wat ?.... waarom ! — — 'n Kerk ! 'n Roomsche, even groeten ! — commandeerde ze kortaf. — Kan immers niet! Is toch op slot! — protesteerden we. — Nooit, behalve 's nacht ! Juist zoo'n heerlijk iets op de Brabantsche dorpen ! — Jet had gelijk, de kerk was open en Je weet nog wel, Lou, hoe ze bij die „vriendschapsbezoeken", zooals zij ze noemt, altijd ons ten voorbeeld was door haar zoo echt eenvoudige en oprechte godsvrucht. Ook nou weer. — Wel, 'k had er 'n gulden voor over, als 'k wist, wat Dikkie nou allemaal zegt ! — dacht 'k, toen 'k 'r bidden zag met 'r oogemstrak naar 't tabernakel. Buiten zei 'k 't. — O, Je krijgt m'n gedachten heelemaal voor niets ! — ontweek ze me zoo behendig dat 'k er pas later erg in had. — We trappen eerst deze straat uit, dan komen we tusschen 184 bouw- en weilanden, waar we zullen picnicken en dan !.... Maar da's nog 'n geheim ! — deed ze mysterieus. — Je neemt er ons toch niet tusschen, Jet ? — wantrouwde Leo. — Kind ! — deed Dikkie verontwaardigd, — waar dénk Je aan ? — — 't Zou anders de eerste keer niet zijn ! Heb je soms weer zoo'n onmogelijk in elkaar gesmeed vers als van „het luie schoolleerling" ? — Helaas nee ! — zei Jet tragisch. — Alle poëzie is op de vlucht bij me, sinds 'k rondloop met 't vreesehjke vooruitzicht van Je weet wel! — En voor 'n oogenblik keek Dikkie werkelijk weer erg rampzalig en wierp d'r lange haren over d'r schouders terug. Al gauw stapten we af aan den ingang van 'n prachtig weiland, met laag akkermaalshout rondom, waartusschen overal wilde primula's en bosch-anemonen groeiden. Leo was natuurhjk dadelijk in wat zijzelf „dichterlijke stemming" gelieft te noemen. — Wat is 't hier mooi! — zuchtte ze al met smachtende dweepoogen. Jet gaf me 'n por. — 'k Haal d'r maar direct omlaag uit 'r dichterhjke sfeer ! — zei ze fluisterend, — anders is 't gedaas over ,,'t zoele lentezuchtje en de pas ontloken kindertj'es-van-Flora niet meer van de lucht. — Toen hardop : — Kom zitten, Leo, en haal. Je kwijnende blikken binnen, 'k Heb 'n honger als een paard en voel me ietwat geneigd tot vechten. Hou Je dus kalm ! — Dan sloeg Dikkie 'n ferm kruis en bad devoot 'n Onzevader ; we volgden d'r voorbeeld. 185 — Nee maar ! versche worstebroodjes ! En sinaasappelen ! Wat 'n engel van 'n Tante ! Zeg, Leo, als Je daar nou niet prozaïsch van wordt ! — Met die begroeting sloeg ze 't provisiemandje open, waar zes zakjes van vetvrij papier en evenveel goudgele sinaasappelen ons tegenlachten. Om te watertanden, al vond 'k 't wat gek : Worstebröodjes in plaats van namiddag-thee. Bij nadere kennismaking bleken de worstebroodjes zoo dik als pistolees en heel wat voedzamer dan hun Amsterdamsche broertjes. Tante's eigen werk, zooals we later hoorden. Ze smaakten er niet te minder om. Juist was No. i zoo ongeveer in onze wolvenmagen gearriveerd en hield Dikkie haar nummer 2 voor de afvaart gereed, toen ze opeens met 'n : „Zeg, maar nou zie 's !" naar rechts wees. Een groezelig kinderkopje gluurde door 't hout. — Wat n leuke zwarte snuit, zeg ! — sprong Dikkie op. Onmiddellijk verdwenen de glurende'flikkeroogjes. — Hier, dan krijg je wat! — fleemde Jet. En toen half luid tot ons : —Wie zei ook weer, dat de weg naar 't hart door de maag loopt ? — — Kom 's, da's voor jou ! — hield ze 'n sinaasappel vooruit. Vlug als 'n kat sprong 't kleine ding uit 't hout op de wei. Verlegen maar met. begeerige oogjes keek ze naar Jet's hand. 'n Klein meisje van 4. of 5 jaar volgens d'r postuurtje, maar met 'n ouwehjk gezichtje. Armelijk plunje hing vodderig om d'r mager lijfje. — Wat 'n arm kind ! — zei Dikkie, heel d'r goede hart lag in 'r toon. Toen tot 't kleintje: — Hier, da's voor jou ! — De donkere flikkeroogjes keken dankbaar op, toen ze den 186 sinaasappel aannam, maar de mond bleef vastbesloten dicht. — Hoe heet je ? — vroeg 'k. Geen antwoord. — Je kan zeker niet praten ? — informeerde Leo. 'n Knikje ! Met iets brutaals in de oogen van „zoo goed als jullie, hoor!" — Toe, zeg 't mij maar ! — deed Jet moederlijk, op één knie voor de „leuke zwarte snuit". — Marietje, — op fluistertoon. Marietje ? O, da 's prachtig ! — 't Kleintje lachte verrast in Jet's blozend dikke gezicht, dat ze zoo vertrouwelijk dicht bij zich zag. — En hoe heet je nog meer ? — Marietje van moeders ! — Leo en ik draaiden ons om, maar Dikkie bleef onverstoorbaar. O zoo ! Marietje van moeders ! Nou weten wij 't wel, hoor ! Waar woont je moeder ? — — Ginder! —wees 'n groezelig vingertje over den sinaasappel in d'r knuistje heen naar 'n hutje, dat we voorbij waren. — Moeder is ziek — volgde bedrukt. — Is moeder ziek ? — kwam Jet deelnemend. — En wie is er nu bij ? —.... — Niemes ! — — Waar is je vader ? — _ Uit ! — Met de kar ! — — Zijn er nog meer kinderen thuis r — — Ja, ikke en Kees. — — Hoe oud is Kees ? —.... Zoo, — wees ze, — van m'nne knie tot aan m'nne klomp.— — Ben jij dus de grootste, Marietje ? — - Ja, ik kan ook al hout rapen en 'n „bekske" zetten. - 187 (Gelukkig hadden we 't alledrie al zóóver in het dialect van K. gebracht, dat we wisten, wat er met 'n „bekske" bedoeld werd : n.1. 'n kop koffie.) Je hoort, Lou, dat Jet Marietje's vertrouwen had gewonnen, in ruil voor Dikkie's goede hart, dat geheel naar 't vuile kleintje uitging. — Hier, Marietje ! — deed ze met 'n royaal gebaar. — Dat 's voor Moeder ! — Haar eigen tweede worstebroodje verdween in 't fietsmandje. — En ja, die van jullie tweetjes ook, hè ? — greep ze, met 'r oogen naar ons, de twee nog ongedeerde zakjes, die 't eerste volgden. Drie sinaasappelen verdwenen eveneens. — Hier Marietje, nu gauw naar moeder en zeef, dat wij 't mandje dadehjk wel terughalen. — 't Kleintje knikte wijs en vloog den weg op, de straat af. Jet stond gewoon te glanzen van inwendig geluk. — Wat 'n stumperds ! — zei ze met de nabetrachting op d'r gezicht. Toen, zich bedenkend, — zeg, jullie neemt 't toch niet kwalijk, dat 'k ons picnicmaal half heb opgeofferd ? — — Maar Dikkie, — zei 'k echt verontwaardigd, — hoe kom Je d'r bij ? Zeker, omdat wij ons niet met de zaak bemoeid hebben ? Jij kon zooveel beter met 't kleintje opschieten —.... — Wel ja ! — viel Leo bij. — Zoo hebben we er immers dubbel genot van. Maar 'k zit maar aldoor op Je verrassing te wachten, waar Je 't straks over had. — — 's W aar ook !.... Dat komt door die kleine zwart - snoet, hier is ze. — En Jet haalde 'n paar schrik niet, Lou ! 'n paar sigarettendoosjes voor den dag. — Echte ,,Pirate Magnums", hoor ! 'n Fijn merk. dat zal Je gewaarworden ! — 188 — Kostelijk, Dikkie ! Hoe kom Je d'r op en 'r aan?— zei 'k. Je weet, Lou, 'k heb 'n waren rookhartstocht, al ben 'k nog niet vooruitstrevend genoeg, om er veel aan te doen, omdat 'k 't toch altijd erg onvrouwelijk vind. Maar in 'n negerijtje als B. en dan nog zoogenaamd „achteraf" en ten derde in 'n omsloten weiland.... met 'n ideetje fantasie konden we ons verbeelden in de binnenlanden van Afrika te zijn !.... zelfs de zwarten ontbraken niet !.... Ik keek Leo 's aan, die nog niets gezegd had. Ze hemde in b-mol. „Mij goed !" zei ze gelaten. — Toe Leo, zet nou geen gezicht, of Je dadelijk naar 't schavot moet !.... Hier, pak aan en hier heb Je vuur meteen ! — zei Jet gebiedend. Ze dampte zelf al als 'n stoomboot-bij-afvaart, met korte krachtige stooten. Onwillig, met 'n dikken rimpel van zelfverloochening op d'r voorhoofd, stak Leo d'r sigaret aan. — Wacht even ! — sprong Dikkie op, — dat 'k Je gauw van dat slachtofferachtig gezicht afhelp !.... Flink trekken, niet zoo pufferig !.... Je blaast te veel!.. Zoo !— En Jet dampte en trok, dat de rookwolken om d'r ooren kringelden. Leo trok al hoestend mee aan. — Prachtig, flink,.... fijn, hoor ! — prees 't rookend voorbeeld. — Je rookt als 'n zigeunerin ! — riep ze opgewonden en meteen grijpt ze Leo om d'r midden en begint met 'r over de wei te dansen. — O wee, als dat maar goed afloopt! — dacht 'k bij dat gehossebos. 'k Bleef kalm op 'n afstandje en rookte heel, heel matigjes. Daar kwamen ze aanhollen, Dikkie liet los en.... als 'n blok viel ze voor m'n voeten neer. Lijkbleek en met 189 wijduitgeslagen armen, 't Was, of me 't hart stilstond : 'k Dacht 'n oogenblik werkelijk, dat Jet dood was gevallen. — Jet !.... Dikkie ! riepen Leo en ik samen. We lagen al op de knieën naast 'r. — Ziek ! ontzettend ziek ! — zei ze zacht. En Goddank, ze deed 'r oogen open ! — Wat heb Je ? Wat is er ? — informeerden we met stemmen, die huilerig klonken van angst. — Die smerige sigaret heeft gevochten met 't worstebrood en — Jet bleef toch Jet, zelfs in zulke kritieke oogenblikken. En meteen begon ze te kokhalzen, ('k weet heusch geen beter woord, Lou, om 't geval duidehjk te maken) dat 'k er zelf wee van werd. 'k Had trouwens ook al zoo'n draaierig gevoel in m'n maag. Toch had 'k m'n sigaret al lang weggegooid. — O, o ! — kreunde Jet, tusschen de minder beschrijfclijke geluiden door, — wat voel 'k me ellendig ! Ik rook nooit, nooit meer ! — — Zeg, die Juf hêt gerookt en kek ze d'r nou 's miserabel van zèn ! — Je hoorde duidelijk 'n innig leedvermaak in de schelle jongensstem. Alle drie keken we den kant van den weg op. En jawel! Daar stonden al vier straatbengels, die door't hout keken. Nog drie andere kwamen aanrennen, 't hjkt wel, of die vlegels er 'n radio-omroep op na houden, zoo vlug komen ze opdagen bij 't minste gebeurtenisje.-— Kom — zei 'k, — laat ons gaan, de belangstelling wordt té groot. — — Waarheen ? — klaagde Jet. — Ik kan niet op de fiets ! — Naar 't hutje van Marietje's Moeder ! — stelde Leo 190 voor —, dan raken we tenminste die jongens kwijt. Hier Dikkie., steun maar op mij ! — Ik trok 'r linkerarm door m'n rechter en daar gingen we ! Maar o wee, de fietsen, die in kalme rust lagen te wachten !.. .. Wat er mee aan te vangen ?.... — Wil 'k de fietsen voor oew wegbrengen, juf !.... Ik en m'nne kameraad ? We kanne goewd fietsen ! — We hielden 'n korte oogenraadsvergadering. De toestand was kritiek. Jet hing zwaar in onze armen, met 'n loodkleurig gezicht, waarop dikke zweetdruppels stonden, 'k Had zoo echt met 'r te doen. — Komaan — dacht 'k — d'r zit niets anders op. „Hier" — met 'n royaal gebaar tot den jongen, — „dit dubbeltje kan je met je kameraad deelen, als je samen de fietsen naar dat huisje brengt." — Dank oe, juf ! Mar we willen ze veul wijer *) brengen veur 't zelfde geld. — — Nee, da's ver genoeg ! Vooruit maar ! — Want 'k dacht met schrik, hoe „ik-en m'nne kameraad" in staat waren, om heel K. door te trappen, voor de karretjes aan d'r adres gebracht werden.... Daar begon de reis ! Voorop de twee fietsleiders met vuile gezichten onder de diep neergetrokken petten,... dan Leo en ik met Jet als 'n „beeld van jammerlijke ellende" tusschen ons in, gevolgd en omstuwd door 'n ware bende van groezelige, meestal blootgebeende jochies, die ons ter eere kuitenflikkers sloegen op de maat van 't hartroerende : „Mijn neefje woont in Canada. In 't harretje van Amerika".... Wijer is hier gebruikt voor verder. 191 —'k Wou, dat 'k er op 't oogenblik öök zat — zei Jet zuchtend. — Plechtige ^optocht van krakepitten en zieke pepernoten ! — verkondigde èèn der jongens aan 't gierend pubhek. 't Had er werkelijk iets van ! Je moet weten, dat ze in K. en B. de h weglaten, waar ze wèl en ze uitspreken, waar ze niet moet staan. Eindelijk belandden we bij 't hutje. — Moeder, daar zèn nau de juuffrauwen ! — rapporteerde Marietje onmiddellijk, 'n Bedgordijn werd weggeslagen en we zagen 'n schriel, bleek vrouwtje te bed liggen. Jaheusch, Lou, zagen'r liggen van uit de voordeur ! Later.hoorden we, dat je hier bij de meeste arme of oude huizen letterlijk met de deur in huis valt en dan gewoonhjk ook al een of meer slaapplaatsen te zien krijgt. 'k Spaar Je nu verder de beschrijving van ons bezoek, van de dankbetuigingen van 't zieke vrouwtje voor de „kustelijke dingen", die Marietje had meegebracht, van 'r meewarige zorg voor onze zieke Dikkie Met alle geweld wou ze Marietje ,,'n goei bekske" — lees : 'n sterke kop koffie — laten zetten, waarvoor wij natuurhjk stevig ■bedankten. — Doeget geruust, juuffrauwke ! — zei ze met iets moederlijks tot Jet, — ge zuult er ielemaol van bekwikkelen. — De arme Dikkie maakte zoo wanhopige afweergebaren, of ze d'r leven bedreigd meende. Wat misschien ook niet veel scheelde, want 'k zag, hoe 't idee alleen al, 'r opnieuw draaierig maakte. — Maar nu 's gevraagd, hoe komen we thuis ? — zei • 192 Leo practisch. Ja hoe ?.... We wisten 't geen van drieën. De fiets werd als in deze omstandigheden onbruikbaar veroordeeld, wat ik heel erg beaamde, omdat er in m'n eigen binnenland ook al geen volmaakte rust heerschte. Loopen was al even onmogelijk : we waren zoo wat drie kwartier van K. af en Dikkie verklaarde, dat ze even stevig te been was als 'n natte handdoek. Dus ! — Witte wa, juuffrauwen; waacht'n hoogenblikske, dan kumt m'nne man thuis mit den ondenwagen, die brengt oe mè plezier naor uis. — 'k Had moeite om 't niet uit te gieren, toen 'k de bedwongen verontwaardiging in Leo's en 'n moment-korte schittering van verholen pret in Jet's oogen zag. Zoo ziek was ze niet, of ze zou nog van 't avontuur genoten hebben •: De compie op 'n hondenkar !.... Was 't niet, om onsterfehjk-beroemd te worden ? — Toetoeteretoeoet !. . .. motorgeronk,. . .. 'n auto, die aan de deur stopte.... Wat ging ons nu overkomen ?.... Leo en ik vlogen naar 't kleine venster. De dokter ! — zei 't zieke vrouwtje kalm. 't Was dokter X., 'n huisvriend van „Oom en Tante". De dokter kwam werkelijk opdagen als de traditioneele „reddende engel". Natuurlijk moest er nu eerlijk worden opgebiecht: Tien minuten later zat onze zieke Dikkie, met 'rtwee verpleegsters en 'rhuisarts als chauffeur, veilig geborgen in de doktersauto, die ons netjes thuisbracht. Juist toen dokter X. den motor aanzette, kwam de man van 't zieke vrouwtje thuis. Met 'n „eel gerre, meneer dokter" en 'n beleefden tik aan z'n pet, nam de man, — die eigenlijk V. heet, maar evengoed luistert naar den 193 Op Curacao. beteekenisvollen naam van „Bolhen" — de opdracht aan, om onze drie fietsen per honden-equipage nog dien zelfden avond te bezorgen aan Nummer zooveel, Hoofdstraat te K. Je begrijpt Tante's consternatie bij onze thuiskomst !. ... Maar met de hem eigen kalme vriendelijkheid en'n blik van verstandhouding naar ons, verklaarde dokter X. dat 't niets te beteekenen had. Voorschrift : rustig naar bed en 'n korte vastkuur tot morgen vroeg. Jet was bewonderenswaardig gedwee, maar Tante was niet zoo gemakkelijk te overtuigen, dat 't genezingsproces zoo maar zonder pillen of poeders of drankje kon plaats hebben, en vooral met 'n leege maag !.... 's Avonds — onze drie ledikanten staan op dezelfde slaapkamer, omdat we dat zooveel gezelliger vonden — 's avonds, na ons avondgebed ('t rozenhoedje bidden we volgens prachtig Brabantsch roomsch gebruik met Oom en Tante en de dienstmeisjes gezamenlijk in de huiskamer) maakte Jet nog eens berouwvol 't onherroepelijk besluit: „Nooit of nimmer rook 'k nog 'n sigaret." Aan welk edelmoedig voornemen Leo en ondergeteekende onze volle goedkeuring verleenden. Den volgenden morgen om 6 uur meldde Dikkie zich „lekker als kip" en, als gevolg van de sigaret-historie en het vasten-voorschrift van den dokter, „bedeeld met 'n reuzehonger." — Weet je wat ? — oreerde Jet van uit 'r bed naar haar slaperig-luisterend gehoor, — als 'k niet ontbijten kan voor 8 uur, word ik 'n kannibaal en 'k begin met èèn van je tweeën, 'k Zal naar de halfzevenuursche Mis gaan, want 194 'k heb m'n beurt van eerherstellende communie van den Bond x) en die mag er niet bij inschieten. Zoo ratelde Dikkie als 'n wekker, terwijl ze zich kleeddeEen twintig minuten later verdween ze met 'n „Wel te rusten, marmotten ! 'k Zal tegen O. L. Heer zeggen, dat Jullie om half acht komt. En pas op Je tijd, hoor !".... Bons !.... Dat was de kamerdeur.... en nog 's bons !.... dat was de voordeur. Toen wij beneden kwamen, zat Jet al aan 'n hartig ontbijt : D'r kannibaalsche neigingen waren van richting veranderd, beweerde ze. Drie dagen later moesten we vertrekken, 's Avonds te voren verrasten „Oom en Tante" ons met 'n alleraardigst cadeautje, als souvenir aan ons verblijf te K. — O, daar hebben we 't ! — zei Jet. — Daarom is U zoo stiekum uitgesneden naar T. ! — De goeie menschen hadden 'n kinderlijk genot in onze pret. Vooral „Oom" genoot, omdat Dikkie zoo echt gelukkig-verrast keek, toen er 'n dure prachtige „Hurwitz Secuur"-vulpenhouder uit haar pakje kwam, met.... 'n doosje sigaretten ! !..... Jet kreeg — heusch! — 'n kleur als vermiljoen en ze keek ons allebei onderzoekend aan, of wij soms verraad hadden gepleegdMaar onze dood-onnoozele gezichten stelden haar gerust. — 't Doosje sigaretten is 'n blijde herinnering aan Jullie gezellig uitstapje naar B.... zei „Oom" met 't gezicht van 'n straatjongen, die z'n kameraad „verlakt" heeft. Dikkie bedankte hem met 'n zoen op haar eigen onstuimige manier : „U is de beste en toch weer de slechtste van alle ooms ter wereld !" En toen fluisterend : „Maar dien dokter X., !) De Bond van 't H. Hart. 195 dien zal ik" Wat oom bijna 'n stuip van 't lachen bezorgde, hij rolde letterlijk in z'n moquette-bekleeden fauteuil. Leo en ik kregen elk 'n prachtig achthoekig postzegeldoosje van oud-zilver en 'n flacon Irismelk, Je weet Zoutpannen te San Willibrordo. wel, Lou, dat dure parfum, dat voor onze beurzen doorloopend onbereikbaar was. — 't Is 'n probaat middel, — zei „Tante" argeloosgoedmoedig, — als iemand van z'n stokje valt. —Leo, Oom en ondergeteekende brulden gewoon, maar Jet vloog op, naar de piano en begon 'n romance van Moskowski te stenografeeren. Tante wilde ons goedig beduiden, dat Jet 't land had, omdat 't d'r laatste avond te K. was, en wij, die beter 196 wisten, hielden ons, of we 't ons lieten aanleunen, 'n Oogenblik hakte ze op de toetsen los, of die 't helpen konden, toen sloot ze met 'n schrillen dissonant. —- Zielig, dat we nou morgen weg moeten, hè tante ? — — Ja kind, ik zal jullie ook missen ! — Drie dagen later zaten drie lui van ,,Sweet seventeen" zooals „Oom" ons altijd noemde, al komen we pas over 'n groot jaar voor dien naam in aanmerking, in den trein naar Amsterdam, waar 'n week lang Leo en ik nog nabetrachtingen hielden in 't „vergaderlokaal" en we nog altijd op 't gym bluffen — vooral tegen de lieve Jenny Terhulst — over 't prachtige natuurschoon van Brabant.. . .bijzonder van K. en 't naburige B !.... Dag, beste, lieve Lou ! 'k Hoop, dat Je maar gauw terugkomt uit dat nikkerland. Leo en ik hebben 't bepaald sneu^ sinds Dikkie weg is. 'n Derde erbij nemen, doen we niet, omdat we 't Jou en Jet beiden heilig beloofd hebben. Au revoir, dus, Lou, hoe eer hoe hever ! Met veel liefs voor Jou en hartelijke groeten voor Je familie Je oprecht toegenegene Ria. Willemstad, .18 Augs. 1924. M'n liefste .Stanie, We komen naar huis ! We komen naar Holland, naar Amsterdam !.... Ik durf 't haast niet gelooven en toch is 't zoo !.... Gisterenavond heeft Vader ons 't heuglijke nieuws verteld. Vader en Moeder wisten 't al 'n paar dagen, maar hadden met opzet gewacht, tot Lou er ook bij was en.. 197 tot na den autorit, omdat anders onze chauffeur Henk te zenuwachtig zijn zou, om 'm onze kostbare levens toe te vertrouwen. (Tusschen haakjes : We bezochten de zoutpannen van San Willibrordo, waarvan Henk 'n paar kiekjes nam. Zie bladz. 183 en 196). Meer vertel 'k er hier niet van. Als ' t Je interesseert, kun Je over 'n maand of 2 om mondelinge inhchtingen komen aan 't Je van ouds bekende adres. . O Stanie, als 'k daaraan denk !.... Maar laat 'k Je vertellen Bij 't souper gisterenavond vonden we 'n feestelijk uitziende tafel en de geheimzinniglachende gezichten van Vader en Moeder, die genoten van onze verwondering. Ditmaal waren we geen van allen in 't geheim. — Hoera, feest van avond. Nou mogen wij opblijven, hé Moeder ? — Dat waren Truusje en Joopie, die 's levens zoet en zuur even gemoedelijk aannemen en zonder navraag naar 't waarom : 'n Benijdenswaardige wijsheid, die 't leven zooveel eenvoudiger zou maken. — Hé, krijgen we gasten ? — Dat was ik met in m'n toon 'n nuance van 't verwijt: „En daar hebt U, Moeder, mij niets van gezegd!".'... Ja, ja, zoo zachtjes-aan blazen we ons zelf op met 't idee, dat niets goed kan gaan, als wij' er niet eerst onze oudste neus in gestoken hebben !.... Wat 'n onzin. — 'n Extra bof gehad, Vader ? — informeerde Henk als toekomstig zakenman. — — En ik dacht, dat we 't één van allen in 't hoofd hadden gehaald, om op 'n verkeerden dag te verjaren. — — Wel, Lou, daar beginnen we toch 's morgens al mee !— lachte Moeder. — Kom, nou maar 's eerst aan tafel, Truusje 198 bidt heel eerbiedig voor en dan — .. Moeder maakte 'n geheimzinnig gebaar. Truusje bad met nachtegaalsstemmetje. — Joopie gluurde met begeerige oogen van de marmelade-vla en de taartjes naar de heerlijke vruchten vice-versa —, beweerde Henk na 't bidden. — Maar dan bidt Henkie öök oogjes-open, — kaatste de kabouter terug. — Zal 'k nou maar, Moeder ? — — Hè ja, Vader !.... Gauw maar, we tintelen ! — riepen Henk en Lou. — Nou — en vader zette 'n gewichtig gelegenheidsgezicht, —- als er geen bijzondere tegenspoed tusschenkomt, hoop ik, dat we einde-September of begin October kunnen repatriëeren !.... — Ooo !.. O wat heerlijk !....— 't Eerste was 'n vreugdeschreeuw van Henk, 't tweede 'n blijde uitroep van Lou. Ik zei kalm, maar met 'n stormige blijdschap in m'n binnenste : „Goddank !".... Broer en Zus zijn opgevlogen en op de maat van 't hartverheffende deuntje „Jan, ga eens weg, dak dans.... 'n Flikkertje, 'n flikkertje !.... Jan, ga eens weg, dak dans.... 'n flikkertje op z'n fransch!" hossebossen ze saam rondom de tafel, dat de kopjes op d'r schoteltjes staan te rinkelen. De kabouter en sneeuwwitje gieren en juichen toe met schitterende oogjes en klappende handen. Maar Joopie, die altijd heel stil moet zijn aan tafel, vroeg met 'n nuchter practisch gezicht: „Mogen ze dansen, Moeder ?".... Toen pas kregen we er erg in, dat de babies niet 199 wisten, waar 't over ging, omdat 't woord repatriëeren Spaansch voor hen was. Geen wonder, dat ze er zoo onbewogen bij zaten !.... — Hier, kabouter, tjoep ! — heesch Henk Joopie op z'n schouder, toen Lou hijgend op d'r stoel terugviel, — voor jou ook 'n extra rit, we gaan naar Holland, kerel, naar Amsterdam ! — Broer op z'n hooge zitplaats gilde als 'n stoomfluit, maar van pret om z'n geliefkoosde sport, 't Gewichtige nieuws scheen maar nauwelijks tot 'm door te dringen. Toen alles weer rustig was, begon Moeder 't aan die twee uit te leggen. Amsterdam, Grootma, Ooms, Tantes en de heele rest scheen al deerlijk vervaagd in hun geheugentje. Alleen 't ongewone leven op de boot was hun bijgebleven. — Gaan Sé en Wim en Fredo ook mee ? — informeerde broer. — En Ned moet ook komen, ook op de boot om te spelen. — — Gaan we weer op de boot, Moeder ? — vroeg Truusje. En toen moederlijk bezorgd : — O, als Chichita maar weer niet ziek wordt !.... Zul jij dan weer dokter zijn, Henk ? — — Beslist, hoor ! Maak Je maar geen zorg, Mevrouwtje — zei Henk met den ernst van 'n hjkredenaar. Den ganschen avond werd er over niets anders gesproken en Lou wou onmiddellijk beginnen, om 't nieuws aan de compie te melden. Moeder kwam er — van wege 't late uur — wijselijk niet meer van in. Maar van morgen, voor Lou vertrok, heb 'k op handslag moeten beloven, dat 'k vandaag nog aan Jou zou schrijven met 't dringend verzoek, om even de gehalveerde compie op te bellen bij ontvangst van m'n brief. Maar ze mogen 't bepaald niet aan Dikkie laten weten. 200 Dat wil zus in den loop van de week zelf doen. (Ze is naar Welgelegen, om 't nieuws te vertellen en ,,'r zaken te regelen"). — Want zie je, — zei Lou vreeselijk bedachtzaam, — 'k weet niet, wat 't op die kostschool hjden kan. En als Dikkie totaal onvoorbereid zoo'n tijding verneemt, is ze Kinderoptocht op Koninginnedag. tot levensgevaarlijke dingen in staat en 't eerste halfuur is ze bepaald ontoerekenbaar. — Dus, Stanie, nou weet Je d'r alles van !.... Och, och, ik kan me zoo verkneuteren in 't idee, dat 'k over 8 of 9 weken weer gezellig bij Je zal zitten, als 't O. L. Heer belieft ! Ja, 'k hou 't met vrind De Génestet: „Nee, 't leven ziet niet steeds zoo zuur, Als sombre wijzen U vertellen." Van vertellen gesproken ! Heusch, Sta- 201 nie, 'k heb 'n afzonderlijke week noodig eer 'k 'n beetje bijgepraat ben, want brieven zijn en blijven toch maar brieven, niewaar? Om nog te zwijgen van Jou spreek- voorraad ! Van nu af zet 'k mijn correspondentie stop, hoor ! Natuurlijk 'n paar gestenografeerde briefjes of 'n enkele kaart-in-telegramstijl uitgezonderd. Maar 'k ontsla Jou daarom nog niet van 'n antwoord, Stannetjelief ! Stel me niet te leur, dat heb 'k Je te bevelen want geloof maar, dat 'k er Je voor zou laten boeten. Adieu en tot ziens ! (M'n hart komt al vast mee naar Amsterdam !) Moeder en ik krijgen 't nu weer druk, dat snap je ! Bid met ons tot de Sterre der Zee om 'n voorspoedige reis en 'n behouden aankomst van 't heele stelletje, dat Je allerhartelijkst laat groeten. Moeder en ik schrijven vandaag ook nog naar Grootma. Je altoos trouwe Jo. P.S. Hierbij nog 'n paar kiekjes : Twee foto's van Koninginnedag '23, die Henk van z'n Leeraar kreeg. Vooral de maskerade-kiek spreekt voor zich zelf. Lou aan Dikkie en de tweede helft der Compie. Habaai Pensionaat „Welgelegen" 20 Aug. '24. M'n lieve Dikkie, Leo en Ria, Je ziet, beste Jet, ik kom 't eerst op audiëntie bij Uwe Genade ! Nou 'k Je adres maar weet!.... En raap nou 's al Je ernst en bedaardheid en pensionnairenfatsoen bij elkander, om te luisteren naar wat 'k Je te vertellen heb. Hou Je er nog scheurmanieren op na ?.... Ga Je dan eerst omkleeden in 'n stevige jurk, die bestand is tegen 'n 202 aanval!.... Ben Je gepantserd ?.... „Kom, Lou, doe nou niet zoo onuitstaanbaar-bazig en bedillerig !" zul Je zeggen. „Kom voor den draad asjeblief !" Je hebt gelijk, Dikkie, maar zie Je, 'k zou Je niet graag 'n portie straf bezorgen, al weet 'k, dat Jij er tientallen Maskerade te Willemstad op Koninginnedag. voor over hebt.... Luister !.... Over 8 of 9 weken zullen we, als O. L. Heer 't wil, terug zijn in Amsterdam !.... Hoe vin Je 't ?.... We weten 't sinds Zondagavond en van af 't oogenblik, dat Vader 't ons vertelde, is 't me, of ik leef in 't voorportaal van den hemel. Ik kan gewoon aan niets anders meer denken !.... Den ganschen dag ben 'k in verbeelding te Amsterdam : In ons gezellig huis op de Keizersgracht, in 't „Vergaderlokaal", op 't gym, of in één van onze „hokjes".... 's Nachts droom 'k ervan en onder 't bidden moet 'k 203 vaak zeggen : „Neem 't me niet kwalijk, lieve Heer, maar daar was 'k alweer in Amsterdam met mijn gedachten !" Zelfs heb ik Jou, lieve Dikkie, al 'n bezoek gebracht op de kostschool. Dit staat vast : Dat 'k in de eerste dagen kom overwaaien. Bij Vader en Moeder heb ik 't er al door! En natuurlijk breng 'k de twee andere Compieleden mee, — hoor Je dat, Leo en Ria ? Begin maar vast de ouderlijke harten te bewerken ! — en zoo kan dan de legende, die we voor m'n vertrek in 't „Vergaderlokaal" in elkaar sponnen.. Je weet wel, van de stemmige kloosterspfeekkamer, die 't bij ons rumoerig bezoek aan zuster Léonie-HenriëtteLouisa (of hoe was 't ook weer ?) op de stuipen zou krijgen, nog wel 's waarheid worden. O, Leo en Ria en Dikkie, dat 'k Je over 'n week of 9 zal terugzien! Bij dat perspectief weet 'k pas, hoe 'k naar Je verlangd heb. Je drie laatste brieven, waarin 't verslag van de kostelijke tien vacantiedagen, die Je samen te K. doorbracht, bezorgden me bijna 't heimwee. Och, och, wat had 'k die sigaretten-historie en „al den aankleve van dien" dolgraag meegemaakt in dat voorjaarlijke weiland van 't naburige B ! Op dien bewusten leesavond hebben we zitten gieren over 't prachtvoorstel van den dankbaren man van 't zieke vrouwtje, die Je in alle Brabantsche gemoedelijkheid met z'n hondewagen wou thuisbrengen, 't Spijt me maar, dat de auto van dokter X. zoo te rechter tijd arriveerde en de équipage van de „Bolhen" (wat 'n welsprekende bijnaam !) Je niet voorgoed onsterfelijk maakte ! Maar dit is m'n deugdzaam voornemen, dat 'k bij m'n eerste bezoek aan K. (ik ben immers ook mee gevraagd 204 bij de volgende logeerpartij ?) ook persoonlijk wil gaan zien : i°. 't Mooie B'sche kerkje, waar Jullie even hebt gebeden ; 2°. de weide, beroemd door Je picnic en Dikkie's edelmoedig worstebrood-en-sinaasappel-offer aan 't arme groezelige Marietje, door Ria zoo hartroerend beschreven ; maar berucht door de rookpartij met 'r heillooze gevolgen. Geen wonder, dat-de ,,lieve kindertjes van Flora, de schuchtere boschanemonen en de aanvallige primulas", zooals Leo me schrijft, „meewarig haar bloemenkopjes hebben geschud", bij zulk 'n tooneel!".... 30. Den triomfweg (?), dien Jet doodziek in Jullie arm hangend, heeft bewandeld, voorafgegaan, geëscorteerd en gevolgd door 'n blootbeenige bende vuilgezichten. Jammer, dat 't al onder de Kerstvacantie niet kan gebeuren. Toch weer niet erg, want luister verder : Je herinnert Je Elly Drawers nog wel ? Nou, al deze maanden op Curacao bleef 'k zoo'n beetje met 'r correspondeeren, ik in slecht Engelsch, Elly in nog slechter dictionnaire-Hollandsch, maar we begrepen elkaar. Tien, twintigmaal heeft ze me naar Trinidad verzocht. Henk kreeg dezelfde uitnoodiging van Dick. D'r is nu — in den familieraad alweer ! — grondig gedélibéreerd over de vraag, of de twee gewichtige personages, Henk en Lou Koorenaar, die ('t zij met alle respect vermeld) door hun eigen Moeder en zuster beschouwd worden als twee ,,sta-of- loop-in-den-weg's" bij al den „to do" der laatste weken, niet wijselijk en veüiglijk konden ondergebracht worden in 't gastvrije huis der degelijke familie Drawers te Port of Spain op Trinidad. Mevrouw Drawers was zoo lief ook de babies mee te vragen, 't Is op 't oogenblik nog 'n open -vraag, of ze al dan 205 niet zullen meegaan : Ik durf de verantwoording voor Truusje wel aan, als Henk die voor den kabouter op zich. neemt. — Waar 'k degelijk voor bedank, — zegt Henk, — want als de bandiet in Joopie wakker wordt (waar zoover van 't wakend moederoog en onder Ned's kameraadschappelijken invloed wel kans op is !), dan heb je aan èèn van z'n bravour-stukjes soms dagen lang genoeg ! — Moeder zal 't wel niet durven wagen, denk ik. En nu nog eens, luister : Elly maakt dan van Trinidad af, waar wij ons te gelegener tijd weer bij Vader, Moeder, enz. aansluiten, de reis naar Engeland met ons mee. 't Klimaat van Trinidad deugt niet voor d'r gezondheid. Nu gaat ze naar d'r peettante en Oom, die ergens in Yorkshire wonen en en ze komt de Kerstvacantie bij ons te Amsterdam doorbrengen, waar wij dan weer — o heerlijk idee ! — goed en wel hopen gehuisvest te zijn. Is 't niet om 10 luchtsprongen te maken van plezier? Dan wordt 't met Je aller goedvinden, waaraan 'k niet twijfel, van 'n 4-ledige 'n 5-ledige compie. En, Dikkie, we gaan ook eens 'n visite maken bij Jenny Terhulst, om te geuren met de „echt-Engelsche Vriendin" en de cadeautjes, die 'k voor Jullie meebreng. Maar daar vertel 'k nou 's lekkertjes niets, niets, niets van !.... 'kGa voor deze enkele weken niet meer terug naar kostschool, dan alleen 'n paar dagen bij wijze van af scheidsvisite. Met die laatste plechtigheid krijgen Henk en ondergeteekende 't nu druk. Oja, gisteren Maandag, vandaar dat 'k Je vandaag pas kan schrijven, hebben we 'n langen autorit gemaakt naar.... „Savonette", een plantage, waar Je 206 verschillende geitenkralen vindt. Dat is zooveel als n omheinde of laag-ommuurde stal, waar de geiten naar toe gedreven worden met 't oog op de kostbare sikkepitten, snap Je ? Henk heeft 't heele zaakje „geknipt", zooals Je ziet en 't daarna herdoopt, „ter herinnering aan 'n zekere Plantage „Savonette". Lou Koorenaar", zooals ie beweert, in „Villa der Sikkepitten" !.... Je begrijpt nu wel waarom. En nu sluit 'k, lieve Compie, m'n Curacaosche correspondentie. Van Trinidad stuur 'k Je wel 'n paar kaarten of misschien ook 'n brief — Elly en ik samen, maar dan in 't Engelsch, hoor ! Dus : Hou Je gereed !.... Daag daag ! Tot weerziens, tot weerziens ! Wat 'n verrukkelijk idee !.... Je trouwe Compielid Lou. 207 Uit Henk's Dagboek : Willemstad 5 Sept. 1924. Proclamatie DEZE dient om den zwarten, halfzwarten en blanken volke van Curacao te verkondigen, dat Hendrik Koorenaar Junior en hoogstdeszelfs zuster, Louisa Koorenaar, na den dag van heden hun zeer gewichtige dagboekberichten zullen staken, wijl genoemde personen morgen het Curacaosche traditioneele stof van hun voeten schudden en per stoomboot „Crynssen" vertrekken naar Port of Spain op Trinidad, om na 3 a 4 weken aldaar door de „Stuyvesant" te worden opgepikt, en dan, onder veilige ouderhoede, en de nog al draaglijke zorgen eener oudste zus, en in de vereerende tegenwoordigheid onzer twee babies, de reis naar „La chère Patrie" te ondernemen. Onze vriendelijkste groet en grondigste dank aan Curacao ! . . . . Zegt het voort! . . . . Henk en Lou. Bij 't vertrek van Henk en Lou uit de haven van Willemstad. Of er ook belangstelling was! 208 0